Dell B1160w Wireless Mono Laser Printer de handleiding

Categorie
Kopieerapparaten
Type
de handleiding
BASIS
Gebruikershandleiding
Dell B1160
Dell B1160w
BASIS
Gebruikershandleiding
Deze handleiding geeft informatie met betrekking tot de installatie,
normaal gebruik en het oplossen van problemen in Windows.
GEAVANCEERD
Deze handleiding geeft informatie over de installatie, geavanceerde instelling, gebruik en
het oplossen van problemen in verschillende besturingssystemen.
Afhankelijk van het model of land zijn enkele functies mogelijk niet beschikbaar.
2
BASIS
1. Inleiding
Belangrijkste voordelen
4
Functies per model
6
Nuttig om te weten
7
Informatie over deze gebruikershandleiding
8
Veiligheidsinformatie
9
Apparaatoverzicht
14
Overzicht van het bedieningspaneel
16
Het apparaat inschakelen
18
Lokaal installeren van het stuurprogramma
19
Het stuurprogramma opnieuw installeren
21
2. De basisfuncties leren kennen
Een testpagina afdrukken 23
Afdrukmateriaal en lade 24
Eenvoudige afdruktaken 33
3. Onderhoud
Verbruiksartikelen en toebehoren bestellen
37
Beschikbare verbruiksartikelen
38
De tonercassette bewaren
39
Toner herverdelen
41
De tonercassette vervangen
42
Het apparaat reinigen
44
Tips voor het verplaatsen en opbergen van
uw apparaat
48
4. Problemen oplossen
Tips om papierstoringen te voorkomen
50
Oplossing voor foutmelding Papier is op
51
Papierstoringen verhelpen
52
Informatie over de status-LED
55
5. Bijlage
Specificaties
58
Beleid technische dienst Dell
67
Contact opnemen met Dell
68
Garantie en teruggavebeleid
69
Copyright
70
1. Inleiding
In dit hoofdstuk staat informatie die u nodig heeft om het apparaat te gebruiken.
Belangrijkste voordelen 4
Functies per model 6
Nuttig om te weten 7
Informatie over deze gebruikershandleiding 8
Veiligheidsinformatie 9
Apparaatoverzicht 14
Overzicht van het bedieningspaneel 16
Het apparaat inschakelen 18
Lokaal installeren van het stuurprogramma 19
Het stuurprogramma opnieuw installeren 21
Belangrijkste voordelen
Milieuvriendelijk
U kunt meerdere pagina’s op één vel afdrukken om papier te besparen
(zie "Geavanceerde afdrukfuncties gebruiken" op pagina 117).
Om papier te besparen kunt u op beide zijden van het papier afdrukken
(handmatig dubbelzijdig afdrukken) (zie "Geavanceerde afdrukfuncties
gebruiken" op pagina 117).
Dit apparaat bespaart automatisch elektriciteit door het stroomverbruik
aanzienlijk te beperken wanneer het apparaat niet wordt gebruikt.
Afdrukken met hoge snelheid en uitstekende
kwaliteit
U kunt afdrukken met een resolutie tot 1.200 x 1.200 dpi effectieve
uitvoer.
Snel on-demand afdrukken.
- Voor enkelzijdig afdrukken, 20 ppm (A4) of 21 ppm (Letter).
Gemak
Dell Printer Manager en Dell Printer Status zijn programma's die de
status van het apparaat controleren en u deze doorgeven, en waarmee
u de instellingen van het apparaat kunt aanpassen (zie "Dell Printer
Manager gebruiken" op pagina 133).
U kunt contact opnemen met Dell Support (Dell Ondersteuning) via
www.dell.com of support.dell.com. Selecteer uw regio op de pagina
WELCOME TO DELL SUPPORT en voer de gevraagde gegevens in
om toegang te krijgen tot ondersteuningshulpmiddelen en informatie.
Grote functionaliteit en brede ondersteuning van
toepassingen.
Ondersteuning voor verschillende papierformaten (zie "Specificaties
van de afdrukmedia" op pagina 60).
Watermerken afdrukken: U kunt uw documenten aanpassen met
woorden zoals "Vertrouwelijk" (zie "Geavanceerde afdrukfuncties
gebruiken" op pagina 117).
Belangrijkste voordelen
Posters afdrukken: De tekst en afbeeldingen op elke pagina van uw
document worden vergroot en afgedrukt over verschillende vellen
papier die u kunt samenvoegen tot een poster (zie "Geavanceerde
afdrukfuncties gebruiken" op pagina 117).
U kunt in verschillende besturingssystemen afdrukken (zie
"Systeemvereisten" op pagina 63).
Uw apparaat is uitgerust met een USB-interface.
Ondersteund verschillende instellingsmethoden
voor draadloze netwerken.
De WPS (Wi-Fi Protected Setup™)-knop gebruiken
- U kunt gemakkelijk verbinding maken met een draadloos netwerk
door de WPS-knop op het apparaat en op het toegangspunt (een
draadloze router) te gebruiken.
De USB-kabel gebruiken
- U kunt verbinding maken en verschillende instellingen voor het
draadloze netwerk configureren met behulp van een USB-kabel.
Wi-Fi Direct gebruiken
- U kunt eenvoudig vanaf uw mobiele apparaat afdrukken met Wi-Fi of
Wi-Fi Direct.
Zie "Methoden voor het instellen van een draadloos netwerk" op
pagina 89.
Functies per model
Sommige functies en optionele onderdelen zijn mogelijk niet
beschikbaar afhankelijk van model of land.
Besturingssysteem
(: beschikbaar. Leeg: Niet beschikbaar)
Software
(: beschikbaar. Leeg: Niet beschikbaar)
Verschillende functies
(: beschikbaar. Leeg: Niet beschikbaar)
Besturingssysteem B1160 B1160w
Windows
Macintosh
Linux
Software B1160 B1160w
SPL-printerstuurprogramma
XPS-printerstuurprogramma
Dell Printer Manager
Embedded Web Service
Hulpprogramma voor het
bestellen van Dell-
printerbenodigdheden
Dell Printer Status
Hulpprogramma Firmware
Update
functies B1160 B1160w
Hi-Speed USB 2.0
Netwerkinterface 802.11b/g/n
draadloos LAN
IPv6
WPS (Wi-Fi Protected Setup™)
Handmatig dubbelzijdig
afdrukken
Software B1160 B1160w
Nuttig om te weten
Waar kan ik het stuurprogramma van de
printer downloaden?
Ga naar www.support.dell.com om het laatste
printerstuurprogramma te downloaden, en dit te installeren
op uw systeem.
Waar kan ik accessoires of verbruiksartikelen
kopen?
Raadpleeg een Dell-distributeur of uw detailhandelaar.
Ga naar www.support.dell.com. Kies uw land of regio
voor productinformatie.
De status-LED knippert of blijft branden.
Schakel het apparaat uit en weer in.
Zoek de betekenis van de LED-indicatorlampjes in deze
handleiding en los het probleem op (zie "Informatie over de
status-LED" op pagina 55).
Er is papier vastgelopen.
Open en sluit de bovenklep (zie "Voorkant" op pagina 15).
Zoek de instructies voor het verwijderen van vastgelopen
papier in deze handleiding en los het probleem op (zie
"Papierstoringen verhelpen" op pagina 52).
De afdrukken zijn vaag.
Het toner is mogelijk op of ongelijk verdeeld. Schud de
tonercassette heen en weer.
Probeer een andere instelling voor de resolutie.
Vervang de tonercassette.
Het apparaat drukt niet af.
Open de afdruklijst en verwijder het document uit de lijst
(zie "Een afdruktaak annuleren" op pagina 34).
Verwijder het stuurprogramma en installeer deze opnieuw
(zie "Lokaal installeren van het stuurprogramma" op pagina
19).
Selecteer uw printer als de standaardprinter in Windows.
8
1. Inleiding
Informatie over deze gebruikershandleiding
Deze gebruikershandleiding bevat basisinformatie over het apparaat en
biedt tevens gedetailleerde informatie over de verschillende procedures die
doorlopen moeten worden bij het gebruik van het apparaat.
Lees de veiligheidsinformatie voor u het apparaat in gebruik neemt.
Raadpleeg het hoofdstuk over probleemoplossing als u problemen
ondervindt bij gebruik van het apparaat.
De termen die in deze gebruikershandleiding worden gebruikt, worden
uitgelegd in het hoofdstuk met de woordenlijst.
De afbeeldingen in deze gebruikershandleiding zijn afhankelijk van de
opties en het model, en komen mogelijk niet helemaal overeen met het
door u gekochte apparaat.
De schermafbeeldingen in deze gebruikershandleiding kunnen afwijken
van de schermweergave van uw apparaat afhankelijk van de firmware-
/stuurprogrammaversie.
De procedures in deze gebruikershandleiding zijn voornamelijk
gebaseerd op Windows 7.
1
Afspraken
Sommige in deze gebruikershandleiding gebruikte termen zijn
verwisselbaar:
Document is synoniem met origineel.
Papier is synoniem met materiaal of afdrukmateriaal.
Apparaat verwijst naar printer of multifunctionele printer.
2
Algemene pictogrammen
Pictogram Tekst Omschrijving
Opgepast
Biedt gebruikers informatie om het apparaat te
beschermen tegen mogelijke mechanische
schade of defecten.
Opmerking
Biedt aanvullende informatie of gedetailleerde
uitleg over een functie of voorziening van het
apparaat.
9
1. Inleiding
Veiligheidsinformatie
Deze waarschuwingen en voorzorgen moeten eventuele beschadigingen
aan uw apparaat en verwondingen aan uzelf of anderen voorkomen. Lees
deze instructies aandachtig voor u het apparaat in gebruik neemt. Bewaar
dit document goed nadat u het hebt gelezen.
3
Belangrijke veiligheidssymbolen
Verklaring van alle pictogrammen en symbolen in
dit hoofdstuk
4
Bedrijfsomgeving
Waarschuwing
Waarsch
uwing
Gevaren of onveilige praktijken die ernstig letsel of
de dood kunnen veroorzaken.
Opgepas
t
Gevaren of onveilige praktijken die een klein letsel of
eigendomsschade kunnen veroorzaken.
NIET proberen.
Niet gebruiken als de stekker beschadigd is of als het
stopcontact niet geaard is.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Plaats niets op het apparaat (water, kleine metalen of zware
voorwerpen, kaarsen, brandende sigaretten, enzovoort).
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Als het apparaat oververhit raakt, komt er rook uit, maakt het
vreemde geluiden of verspreidt het vreemde geuren.
Schakel onmiddellijk de stroomschakelaar uit en koppel het
apparaat los.
De gebruiker moet bij het stopcontact kunnen om in geval
van nood de stekker uit het stopcontact te kunnen trekken.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Buig het netsnoer niet en plaats er geen zware voorwerpen op.
Het trappen op of beknellen van het netsnoer door een zwaar
voorwerp kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Haal de stekker niet uit het stopcontact door aan het netsnoer
te trekken; trek de stekker er niet uit met natte handen.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Veiligheidsinformatie
10
1. Inleiding
Opgepast
5
Bedieningswijze
Opgepast
Haal de stekker uit het stopcontact tijdens onweer of als u het
apparaat niet gebruikt.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Opgelet, het papieruitvoergebied is heet.
U kunt brandwonden oplopen.
Als het apparaat is gevallen of als de behuizing beschadigd
lijkt, koppelt u het apparaat volledig los en roept u de hulp in
van een gekwalificeerd technicus.
Zo niet kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken.
Als het apparaat niet goed werkt nadat u deze instructies hebt
uitgevoerd, koppelt u het apparaat volledig los en roept u de
hulp in van een gekwalificeerd technicus.
Zo niet kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken.
Probeer de stekker niet in het stopcontact te forceren als hij er
moeilijk ingaat.
U riskeert een elektrische schok. Neem contact op met een
elektricien om het stopcontact te vervangen.
Voorkom dat huisdieren op het netsnoer, de telefoonkabel of
de kabel naar de computer bijten.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken en/of uw
huisdier verwonden.
Trek het papier niet uit de printer tijdens het afdrukken.
Dit kan het apparaat beschadigen.
Houd uw hand niet tussen het apparaat en de papierlade.
U kunt letsel oplopen.
Het apparaat wordt gevoed via het netsnoer.
Om de stroom uit te schakelen, trekt u het netsnoer uit het
stopcontact.
Wees voorzichtig wanneer u papier vervangt of vastgelopen
papier verwijdert.
Nieuw papier heeft scherpe randen die snijwonden kunnen
veroorzaken.
Bij het afdrukken van grote hoeveelheden kan de onderzijde
van het uitvoergebied heet worden. Houd kinderen uit de buurt.
Zij kunnen brandwonden oplopen.
Veiligheidsinformatie
11
1. Inleiding
6
Installatie/verplaatsen
Waarschuwing
Opgepast
Gebruik geen tang of scherpe metalen voorwerpen om
vastgelopen papier te verwijderen.
Dit kan het apparaat beschadigen.
Vermijd het stapelen van te veel papier in de papieruitvoerlade.
Dit kan het apparaat beschadigen.
Blokkeer de ventilatieopening niet of duw er geen voorwerpen
in.
Hierdoor kunnen onderdelen warm worden en kan er brand
ontstaan of kan het apparaat beschadigd raken.
Het gebruik van sturingen of instellingen of het uitvoeren van
procedures die afwijken van deze hier vermeld kan resulteren
in gevaarlijke blootstelling aan straling.
Plaats het apparaat niet in een stoffige of vochtige ruimte of op
een plek waar water lekt.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Schakel de stroom uit en maak alle kabels los voordat u het
apparaat verplaatst. De onderstaande informatie bevat slechts
aanbevelingen gebaseerd op het apparaatgewicht. Wanneer
u vanwege uw medische conditie niet kunt tillen, til het
apparaat dan niet op. Voor veilig tillen moet u anderen vragen
om u te helpen en het apparaat altijd met het juiste aantal
personen optillen.
Til vervolgens het apparaat op deze wijze op:
Een apparaat dat minder dan 20 kg weegt, mag door één
persoon worden opgetild.
een apparaat dat 20 - 40 kg weegt, moet door twee
personen worden opgetild.
een apparaat dat meer dan 40 kg weegt, moet door vier of
meer personen worden opgetild.
Het apparaat zou kunnen vallen en verwondingen of schade
veroorzaken.
Plaats het apparaat niet op een onstabiel of schuin oppervlak.
Het apparaat zou kunnen vallen en verwondingen of schade
veroorzaken.
Gebruik alleen telefoondraad van Nr. 26 AWG
a
of, indien
nodig, een grotere telefoondraad.
Zo niet kan het apparaat beschadigd raken.
Veiligheidsinformatie
12
1. Inleiding
7
Onderhoud/controle
Opgepast
Gebruik voor een veilige bediening het netsnoer dat met uw
apparaat werd meegeleverd. Als u een snoer gebruikt dat
langer is dan 2 meter voor een apparaat van 110 V, moet het
snoer minstens 16 AWG dik zijn.
Zo niet kan het apparaat beschadigd raken en een elektrische
schok of brand veroorzaken.
Sluit het netsnoer aan op een geaard stopcontact.
Zo niet kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken.
Sluit niet te veel apparaten op hetzelfde stopcontact of
verlengsnoer aan.
Dit kan de prestaties verminderen en een elektrische schok of
brand veroorzaken.
Dek het apparaat niet af en plaats het niet in een slecht
geventileerde ruimte, zoals een kast.
Als het apparaat niet voldoende wordt geventileerd, kan er
brand ontstaan.
Het apparaat moet aangesloten worden op een
spanningsbron met hetzelfde energieniveau als op het label.
Als u niet zeker bent en het spanningsniveau wilt controleren,
neemt u contact op met de elektriciteitsmaatschappij.
a. AWG: American Wire Gauge
Trek het netsnoer van het apparaat uit het stopcontact als u
de binnenkant van het apparaat wilt reinigen. Reinig uw
apparaat niet met benzeen, verdunningsmiddel of alcohol, en
spuit geen water in het apparaat.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Zorg ervoor dat het apparaat niet werkt als u
verbruiksartikelen in het apparaat vervangt of de binnenkant
schoonmaakt.
U kunt letsel oplopen.
Houd reinigingsproducten uit de buurt van kinderen.
Kinderen kunnen letsel oplopen.
U mag het apparaat niet zelf demonteren, herstellen of weer
in elkaar steken.
Dit kan het apparaat beschadigen. Neem contact op met een
professioneel technicus als het apparaat gerepareerd moet
worden.
Veiligheidsinformatie
13
1. Inleiding
8
Gebruik van verbruiksartikelen
Opgepast
Verwijder geen kleppen of beveiligingselementen die
vastgeschroefd zijn.
Fixeereenheden mogen alleen worden hersteld door een
gekwalificeerde servicemedewerker. Reparatie door niet-
gekwalificeerde technici kan brand of elektrische
schokken veroorzaken.
Laat het apparaat alleen repareren door een
servicemedewerker van Dell.
Volg de richtlijnen uit de gebruikershandleiding die met het
apparaat werd meegeleverd om het apparaat te reinigen en
te bedienen.
Zo niet, dan kunt u het apparaat beschadigen.
Houd het netsnoer en het contactoppervlak van de stekker
stof- en watervrij.
Zo niet kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken.
Haal de tonercassette niet uit elkaar.
Tonerstof kan gevaarlijk zijn bij inademing of opname.
Verbrand geen verbruiksartikelen zoals een tonercassette of
fixeereenheid.
Dit kan een explosie of onbeheersbare brand veroorzaken.
Houd kinderen uit de buurt van de plaats waar u
verbruiksartikelen (bijvoorbeeld tonercassettes) bewaart.
Tonerstof kan gevaarlijk zijn bij inademing of opname.
Zorg ervoor dat er geen tonerstof op uw lichaam of kledij
terechtkomt bij het vervangen van de tonercassette of het
verwijderen van vastgelopen papier.
Tonerstof kan gevaarlijk zijn bij inademing of opname.
Als er tonerstof op uw kleding terechtkomt, moet u geen
warm water gebruiken.
Door warm water hecht de toner zich aan de stof. Gebruik
altijd koud water.
Het gebruik van gerecycleerde verbruiksartikelen, zoals
toner, kan het apparaat beschadigen.
Bij schade als gevolg van het gebruik van gerecyclede
verbruiksartikelen zullen reparatiekosten in rekening worden
gebracht.
14
1. Inleiding
Apparaatoverzicht
9
Toebehoren
Netsnoer Beknopte
installatiehandleiding
Uitvoerstapelaar
a
a. Raadpleeg de Beknopte installatiehandleiding voor het bevestigen van de uitvoerstapelaar aan het
apparaat.
Software-cd
b
b. De software-cd bevat de stuurprogramma's van de printer, softwaretoepassingen en de
gebruikershandleiding.
USB-kabel (alleen B1160w)
Div. accessoires
c
c. Diverse, bij uw printer geleverde accessoires kunnen verschillen per land van aankoop en specifiek
model.
Apparaatoverzicht
15
1. Inleiding
10
Voorkant
Deze afbeelding kan afhankelijk van het model afwijken van uw
apparaat.
Sommige functies en optionele onderdelen zijn mogelijk niet
beschikbaar afhankelijk van model of land (zie "Functies per model"
op pagina 6).
11
Achterkant
Deze afbeelding kan afhankelijk van het model afwijken van uw
apparaat.
Sommige functies en optionele onderdelen zijn mogelijk niet
beschikbaar afhankelijk van model of land (zie "Functies per model"
op pagina 6).
1 Bedieningspaneel 5 Papieruitvoersteun
2 Ladegreep 6 Bovenklep
3 Lade 7 Tonercassette
4Uitvoerlade
2
4
3
5
1 USB-poort
2 Aansluiting netsnoer
1
2
16
1. Inleiding
Overzicht van het bedieningspaneel
Dit bedieningspaneel kan afhankelijk van het model afwijken van uw
apparaat. Er zijn verschillende types bedieningspanelen.
1 Toner-LED Toont de status van de toner (zie "Status LED" op
pagina 55).
2 Status-
LED
Toont de status van uw printer (zie "Status LED"
op pagina 55).
3
WPS
(alleen
B1160w)
Hiermee kunt u de draadloze netwerkverbinding
gemakkelijk configureren zonder computer (zie
"Draadloos netwerk instellen" op pagina 88).
Drukt configuratiepagina’s af
- Houd deze knop ongeveer tien seconden
ingedrukt tot de groene LED langzaam gaat
knipperen en laat de knop los.
Drukt een informatierapport/foutrapport af
met gegevens over de verbruiksartikelen
- Houd deze knop ongeveer vijftien
seconden ingedrukt tot de groene LED
aangaat en laat de knop los.
Drukt de handleiding af
- Druk deze knop in iedere keer wanneer u
een vel papier in de lade plaatst, wanneer u
Handmatige invoer als Invoer hebt
geselecteerd in uw printerstuurprogramma.
Overzicht van het bedieningspaneel
17
1. Inleiding
3
Info (alleen
B1160)
Drukt configuratiepagina’s af
- Houd deze knop ongeveer tien seconden
ingedrukt tot de groene LED langzaam gaat
knipperen en laat de knop los.
Drukt een informatierapport/foutrapport af
met gegevens over de verbruiksartikelen
- Houd deze knop ongeveer vijftien
seconden ingedrukt tot de groene LED
aangaat en laat de knop los.
Drukt de handleiding af
- Druk deze knop in iedere keer wanneer u
een vel papier in de lade plaatst, wanneer u
Handmatige invoer als Invoer hebt
geselecteerd in uw printerstuurprogramma.
4 Aan/uit/
Annuleren
Met deze knop kunt u de stroom uitschakelen
of het apparaat uit de slaapstand halen.
Hiermee kunt u op elk moment een taak
onderbreken
18
1. Inleiding
Het apparaat inschakelen
1
Sluit de printer eerst op de netvoeding aan.
2
Druk op (de knop Aan/uit/Annuleren) op het bedieningspaneel.
Als u de stroom wilt uitschakelen, drukt u op (Aan/uit/Annuleren) op het bedieningspaneel.
1
2
19
1. Inleiding
Lokaal installeren van het stuurprogramma
Een lokale printer is een printer die via een kabel rechtstreeks op uw
computer is aangesloten.
Wanneer u gebruikmaakt van Macintosh of Linux, raadpleegt u
"Installatie van de software" op pagina 73.
Het installatievenster in deze Gebruikershandleiding kan verschillen
afhankelijk van het apparaat en de gebruikte interface.
•Door Aangepaste installatie te selecteren kunt u kiezen welke
programma's u wilt installeren.
Gebruik alleen een USB-kabel die korter is dan 3 meter.
12
Windows
1
Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
Als tijdens de installatie het venster "Wizard Nieuwe hardware
gevonden" verschijnt, klikt u op Annuleren om het venster te sluiten.
2
Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation.
De cd-rom start automatisch op en er verschijnt een
installatievenster.
Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op Start > Alle
programma's > Toebehoren > Uitvoeren.
Typ X:\Setup.exe, waarbij u "X" vervangt door de letter van uw cd-
rom-station en klik op OK.
3
Selecteer Volgende.
Het installatievenster voor het printerstuurprogramma dat in de
gebruikershandleiding wordt weergegeven, verschilt mogelijk van de
gebruikte printer.
Lokaal installeren van het stuurprogramma
20
1. Inleiding
4
Selecteer Op de computer aansluiten met een USB-kabel. Klik op
Volgende.
Het installatievenster voor het printerstuurprogramma dat in de
gebruikershandleiding wordt weergegeven, verschilt mogelijk van de
gebruikte printer.
5
Volg de instructies in het installatiescherm om de installatie te
voltooien.
21
1. Inleiding
Het stuurprogramma opnieuw installeren
Als het printerstuurprogramma niet naar behoren werkt, volg dan de
onderstaande stappen om het stuurprogramma opnieuw te installeren.
13
Windows
1
Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2
Kies in het menu Start Programma's of Alle programma's > Dell
> Dell Printers > naam van uw printerstuurprogramma >
Onderhoud.
3
Selecteer Herstellen en klik op Volgende.
4
Volg de instructies in het reparatievenster.
5
Plaats de software-cd in uw cd-rom-station en installeer het
stuurprogramma opnieuw (zie "Lokaal installeren van het
stuurprogramma" op pagina 19).
2. De basisfuncties leren
kennen
Nadat de installatie is voltooid, kunt u de standaardinstellingen van het apparaat opgeven. Raadpleeg het
volgende hoofdstuk om waarden in te stellen of te wijzigen. Dit hoofdstuk levert informatie over de algemene
menustructuur en de opties voor de basisinstellingen.
Een testpagina afdrukken 23
Afdrukmateriaal en lade 24
Eenvoudige afdruktaken 33
23
2. De basisfuncties leren kennen
Een testpagina afdrukken
Druk een testpagina af om te controleren of het apparaat correct werkt.
Alleen beschikbaar voor gebruikers met Windows-besturingssystemen.
Een testpagina afdrukken:
1
Open het document dat u wilt afdrukken.
2
Kies Afdrukken in het menu Bestand.
3
Selecteer uw printer in de lijst Printer selecteren.
4
Klik op Eigenschappen of op Voorkeuren.
5
Klik op het tabblad Dell > Testpagina.
24
2. De basisfuncties leren kennen
Afdrukmateriaal en lade
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u afdrukmedia in uw apparaat plaatst.
Wanneer u afdrukmateriaal gebruikt dat niet voldoet aan deze
specificaties, kan dit problemen veroorzaken waarvoor reparatie
vereist is. Dergelijke reparaties worden niet gedekt door de garantie
of serviceovereenkomst van Dell.
Zorg ervoor dat u geen fotopapier voor inkjetprinters gebruikt. Dit
kan uw apparaat beschadigen.
Gebruik van ontvlambaar afdrukmateriaal kan brand veroorzaken.
Gebruik aangegeven afdrukmateriaal (zie "Specificaties van de
afdrukmedia" op pagina 60).
Het gebruik van ontvlambaar materiaal of het achterblijven van
vreemde materialen in de printen kan oververhitting veroorzaken en in
zeldzame gevallen brand.
1
Lade overzicht
Om het formaat te wijzigen, moet u de papiergeleiders aanpassen.
1 Papierbreedtegeleider
2 Lade
Als u de geleiders niet aanpast, kan dit tot gevolg hebben dat de afdruk
scheef of op de verkeerde plaats afgedrukt wordt, of dat het papier
vastloopt.
2
1
Afdrukmateriaal en lade
25
2. De basisfuncties leren kennen
2
Papier in de lade plaatsen
Wanneer papier is vastgelopen in de papierlade, verwijdert u het
vastgelopen papier en opent en sluit u de bovenklep om door te gaan
met afdrukken. (zie "Oplossing voor foutmelding Papier is op" op
pagina 51 of "Papierstoringen verhelpen" op pagina 52).
1
Open de lade. Pas het formaat van de lade aan, aan het formaat van
de te plaatsen afdrukmaterialen (zie "Lade overzicht" op pagina 24).
2
Buig de papierstapel of waaier het papier uit, om de pagina’s van
elkaar te scheiden voor u het papier in het apparaat plaatst.
3
Plaats het papier in de lade met de te bedrukken zijde naar boven
en open de uitvoerlade.
2
1
1
2
Afdrukmateriaal en lade
26
2. De basisfuncties leren kennen
4
Houd de breedtegeleider ingedrukt en schuif deze tegen de stapel
papier, zonder het papier te buigen.
Druk de papierbreedtegeleider niet te hard tegen de rand van het
papier, omdat het papier daardoor kan buigen.
Gebruik geen papier waarvan de voorste rand opgekruld is. Hierdoor
kan het papier vastlopen of kreukelen.
Als u de breedtegeleider niet aanpast, kan het papier vastlopen.
5
Stel het papiertype en -formaat voor de lade in als u een document
wilt afdrukken (zie "Papierformaat en papiertype instellen" op pagina
32).
De in het printerstuurprogramma opgegeven instellingen krijgen
voorrang op de instellingen op het bedieningspaneel.
a Om vanuit een toepassing af te drukken, opent u de toepassing en
start u het afdrukmenu.
b Open Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 34).
c Klik op het tabblad Papier in Voorkeursinstellingen voor
afdrukken en selecteer het juiste papiertype.
Als u bijvoorbeeld op een etiket wilt afdrukken, stelt u het papiertype
in op Etiketten.
d Selecteer Automatisch selecteren (of Handmatige invoer) bij
papierbron en druk vervolgens op OK.
e Start het afdrukken vanuit de toepassing.
Afdrukmateriaal en lade
27
2. De basisfuncties leren kennen
3
Handmatige invoer in de lade
In de lade kunnen speciale soorten en formaten afdrukmateriaal worden
geplaatst, zoals briefkaarten, notitiekaarten en enveloppen (zie
"Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 60).
Tips voor het gebruik van de handmatige invoer
Plaats slechts één soort, formaat en gewicht van afdrukmedia
tegelijk in de handmatige invoer.
•Als u Papier > Invoer > Handmatige invoer selecteert als
papierbron in uw softwaretoepassing, moet u op de de knop
(Info) of (WPS) drukken wanneer u een pagina wilt afdrukken, en
slechts één soort, formaat en gewicht van afdrukmedia tegelijk in de
handmatige invoer plaatsen.
Voeg tijdens het afdrukken geen papier toe als de handmatige invoer
nog papier bevat. Dit zou papierstoringen kunnen veroorzaken.
Plaats afdrukmaterialen in de handmatige invoer met de te
bedrukken zijde naar boven en met de bovenrand eerst en zorg
ervoor dat het materiaal in het midden van de lade ligt.
Let voor optimale adrukkwaliteit en ter voorkoming van vastlopend
papier (zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 60) op de
volgende aanwijzingen.
Maak omgekrulde kaarten, enveloppen en etiketten vlak, voor u ze
in de lade voor handmatige invoer plaatst.
Volg bij het afdrukken op speciaal afdrukmedia de richtlijnen voor het
plaatsen van afdrukmateriaal (zie "Afdrukken op speciale
afdrukmedia" op pagina 28).
Wanneer de machine zich in de energiebesparende modus bevindt,
voert het apparaat geen papier in van de handmatige invoer. Haal
het apparaat uit de slaapstand door op de aan/uit-knop te drukken
voordat u de handmatige invoer gebruikt.
Afdrukmateriaal en lade
28
2. De basisfuncties leren kennen
4
Afdrukken op speciale afdrukmedia
De onderstaande tabel toont de te gebruiken speciale afdrukmedia in elke
lade.
De mediatypes worden getoond in de Voorkeursinstellingen voor
afdrukken. Voor de beste afdrukkwaliteit selecteert u het juiste mediatype
in het venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken > tabblad Papier >
Type papier (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 34).
Als u bijvoorbeeld op etiketten wilt afdrukken, selecteert u Etiketten als
Type papier.
Voor het gebruik van speciale afdrukmedia raden wij u aan om telkens
een vel per keer in te voeren (zie "Specificaties van de afdrukmedia" op
pagina 60).
Zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 60 voor papiergewicht per
vel.
(: ondersteund)
Envelop
Of enveloppen goed worden bedrukt, is afhankelijk van de kwaliteit.
Types
Lade
a
Normaal papier
Dik papier
Dun papier
Bankpost
Gekleurd papier
Kartonpapier
Etiketten
Envelop
Voorbedrukt
Katoen
Kringlooppapier
Archiefpapier
a. De beschikbare papiersoorten voor handmatige invoer in de lade:
Types
Lade
a
Afdrukmateriaal en lade
29
2. De basisfuncties leren kennen
Plaats een envelop op de volgende manier om deze te bedrukken.
Als u Envelop selecteert in het venster Voorkeursinstellingen voor
afdrukken, maar de afgedrukte afbeeldingen worden snel uitgewist,
selecteert u Dikke envelop en drukt u nogmaals af. Dit kan echter lawaai
veroorzaken bij het afdrukken.
Houd bij de keuze van enveloppen rekening met de volgende factoren:
- Gewicht: niet zwaarder dan 90 g/m
2
, anders kunnen de
enveloppen vastlopen.
- Samenstelling: plat liggend met minder dan 6 mm opkrullende
rand, zonder lucht.
- Toestand: geen gekrulde, verkreukelde of beschadigde
enveloppen.
- Temperatuur: dienen tegen de warmte en druk van het apparaat in
werking te kunnen.
Gebruik alleen goed gevormde enveloppen met scherpe vouwen.
Gebruik geen afgestempelde enveloppen.
Gebruik geen enveloppen met sluithaakjes, knipsluitingen, vensters,
gecoate binnenbekleding, zelfklevende sluitingen of andere
synthetische materialen.
Gebruik geen beschadigde enveloppen of enveloppen van slechte
kwaliteit.
Controleer of de naad aan beide uiteinden van de envelop helemaal
doorloopt tot in de hoek.
1 Aanvaardbaar
2 Onaanvaardbaar
Enveloppen met een verwijderbare strip of met meer dan één
zelfklevende vouwbare klep moeten van een kleefmiddel zijn voorzien
dat gedurende 0,1 seconde bestand is tegen de fixeertemperatuur van
het apparaat (ongeveer 170 C). De extra kleppen en strips kunnen
kreuken, scheuren en papierstoringen veroorzaken, en kunnen zelfs de
fixeereenheid beschadigen.
Voor de beste afdrukkwaliteit plaatst u de marges best niet dichter dan
15 mm van de rand van de envelop.
Druk niet af op de plaats waar de naden van de envelop samenkomen.
1
2
Afdrukmateriaal en lade
30
2. De basisfuncties leren kennen
Etiketten
Om beschadigingen aan het apparaat te voorkomen, gebruikt u uitsluitend
etiketten die speciaal zijn ontworpen voor laserprinters.
Bij de keuze van etiketten dient u rekening te houden met de volgende
factoren:
- Kleefstoffen: Bestand tegen de fixeertemperatuur van het
apparaat. Controleer de specificaties van uw apparaat voor
informatie over de fixeertemperatuur (ongeveer 170 °C).
- Schikking: gebruik uitsluitend etiketvellen waarvan het rugvel
tussen de etiketten niet blootligt. Bij etiketvellen met ruimte tussen
de etiketten kunnen de etiketten loskomen van het rugvel. Dit kan
ernstige papierstoringen tot gevolg hebben.
- Krullen: Moet plat liggen en in geen enkele richting meer dan 13
mm omkrullen.
- Toestand: gebruik geen etiketten die gekreukt zijn, blaasjes
vertonen of loskomen van het rugvel.
Let op dat er tussen de etiketten geen zelfklevend materiaal blootligt.
Blootliggende delen kunnen ervoor zorgen dat etiketten tijdens het
afdrukken loskomen, waardoor het papier kan vastlopen. Ook kunnen
hierdoor onderdelen van het apparaat beschadigd raken.
Plaats geen gebruikte etiketvellen in het apparaat. De klevende
achterzijde mag slechts een keer door het apparaat worden gevoerd.
Gebruik geen etiketten die loskomen van het rugvel, blaasjes vertonen,
gekreukt of anderszins beschadigd zijn.
Afdrukmateriaal en lade
31
2. De basisfuncties leren kennen
Kartonpapier/papier van een aangepast formaat
Stel de marges in de softwaretoepassing in op ten minste 6,4 mm van
de zijkanten van het afdrukmedia.
Voorbedrukt papier
Bij het plaatsen van voorbedrukt papier moet de bedrukte zijde bovenaan
liggen en mag de voorzijde niet gekruld zijn. Bij invoerproblemen draait u
het papier om. Er zijn geen garanties wat de afdrukkwaliteit betreft.
Briefhoofden moeten afgedrukt worden met hittebestendige inkt die niet
smelt, verdampt of schadelijke gassen uitstoot als ze gedurende 0,1
seconde worden blootgesteld aan de fixeertemperatuur (ongeveer 170
°C) van het apparaat.
De inkt op het voorbedrukt papier mag niet ontvlambaar zijn en mag de
printerrollen niet beschadigen.
Voor u voorbedrukt papier in de lade plaatst, controleert u of de inkt op
het papier droog is. Natte inkt kan tijdens het fixeerproces loskomen van
het voorbedrukt papier, waardoor de afdrukkwaliteit afneemt.
Afdrukmateriaal en lade
32
2. De basisfuncties leren kennen
5
Papierformaat en papiertype instellen
Nadat u papier in de papierlade hebt geplaatst, stelt u het papierformaat en
de papiersoort in.
Open Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie"Voorkeursinstellingen
openen" op pagina 34) en stel het papierformaat en de papiersoort in op het
tabblad Papier.
Als u een speciaal papierformaat wilt gebruiken, zoals factuurpapier,
selecteert u Aangepast op het tabblad Papier in
Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie "Voorkeursinstellingen
openen" op pagina 34).
33
2. De basisfuncties leren kennen
Eenvoudige afdruktaken
Raadpleeg de handleiding Handleiding Geavanceerd (zie
"Geavanceerde afdrukfuncties gebruiken" op pagina 117) voor speciale
afdrukfuncties.
6
Tijdens het afdrukken
Wanneer u gebruik maakt van Macintosh of Linux, raadpleegt u
"Afdrukken in Macintosh" op pagina 123 of "Afdrukken in Linux" op
pagina 125.
Het volgende venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken is voor
Notepad in Windows 7.
1
Open het document dat u wilt afdrukken.
2
Selecteer Afdrukken in het menu Bestand.
3
Selecteer uw printer in de lijst Printer selecteren.
4
De basisafdrukinstellingen, inclusief het aantal kopieën en het
afdrukbereik, worden geselecteerd in het venster Afdrukken.
Klik op Eigenschappen of Voorkeuren in het venster Afdrukken om
gebruik te maken van de geavanceerde afdrukopties. (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 34).
5
Klik in het venster Afdrukken op OK of Afdrukken om de
afdruktaak te starten.
Eenvoudige afdruktaken
34
2. De basisfuncties leren kennen
7
Een afdruktaak annuleren
Een afdruktaak die in een afdrukrij of afdrukspooler wacht om afgedrukt te
worden, annuleert u op de volgende manier:
U kunt toegang krijgen tot dit venster door te dubbelklikken op het
pictogram van het apparaat ( ) in de taakbalk van Windows.
U kunt de huidige taak ook annuleren door te drukken op (de knop
aan/uit/annuleren) op het bedieningspaneel.
8
Voorkeursinstellingen openen
Het venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken in deze
gebruikshandleiding verschilt mogelijk van het venster dat u ziet
omdat dit afhankelijk is van de gebruikte printer. Het venster
Voorkeursinstellingen voor afdrukken bevat echter vrijwel
dezelfde eigenschappen.
Als u een optie selecteert in Voorkeursinstellingen voor
afdrukken verschijnt er mogelijk een waarschuwingsteken, of
. Een uitroepteken ( ) wil zeggen dat u deze optie wel kunt
selecteren maar dat dit niet wordt aanbevolen. Het teken wil
zeggen dat u deze optie niet kunt selecteren vanwege de
instellingen of omgeving van het apparaat.
1
Open het document dat u wilt afdrukken.
2
Kies Afdrukken in het menu Bestand.
3
Selecteer uw printer in de lijst Printer selecteren.
4
Klik op Eigenschappen of op Voorkeuren.
U kunt de huidige status van het apparaat controleren door op de knop
Printerstatus te drukken (zie "Dell-printerstatus gebruiken" op pagina
136).
Eenvoudige afdruktaken
35
2. De basisfuncties leren kennen
Voorkeursinstellingen gebruiken
Met de optie Favorieten die op elk tabblad behalve het tabblad Dell
verschijnt, kunt u de huidige voorkeursinstellingen opslaan voor toekomstig
gebruik.
Volg deze stappen om een Favorieten-item op te slaan.
1
Stel op elk tabblad de gewenste instellingen in.
2
Typ in het invoervak Favorieten een naam voor deze instellingen.
3
Klik op (Toevoegen). Als u instellingen opslaat onder
Favorieten worden alle huidige stuurprogramma-instellingen
opgeslagen.
Selecteer meer opties en klik op (Wijzigen). De instellingen worden
toegevoegd aan de voorinstellingen die u hebt opgegeven. Om de
bewaarde instelling te gebruiken kiest u deze in de vervolgkeuzelijst
Favorieten. Het apparaat is nu ingesteld om afdrukken te maken met
de geselecteerde instellingen. U kunt de opgeslagen instellingen
verwijderen door deze te selecteren in de vervolgkeuzelijst Vooraf
ingest. en te klikken op (Wissen).
U kunt de standaardinstellingen van het printerstuurprogramma ook
herstellen door Vooraf ingest. stand. te selecteren in de
vervolgkeuzelijst Favorieten.
9
Help gebruiken
Klik op de optie waarover u meer wilt weten op het venster
Voorkeursinstellingen voor afdrukken en druk op F1 op uw toetsenbord.
3. Onderhoud
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u verbruiksartikelen, accessoires en onderdelen voor het onderhoud van
uw apparaat kunt aankopen.
Verbruiksartikelen en toebehoren bestellen 37
Beschikbare verbruiksartikelen 38
De tonercassette bewaren 39
Toner herverdelen 41
De tonercassette vervangen 42
Het apparaat reinigen 44
Tips voor het verplaatsen en opbergen van uw
apparaat 48
37
3. Onderhoud
Verbruiksartikelen en toebehoren bestellen
De verkrijgbare accessoires kunnen verschillen van land tot land. Neem contact op met uw verkoper voor de lijst met beschikbare verbruiksartikelen en
onderdelen.
Als u door Dell goedgekeurde verbruiksartikelen en accessoires wilt bestellen, gaat u naar www.dell.com/supplies, of neemt u contact op met uw lokale
Dell-dealer of de detailhandelaar waar u uw apparaat hebt gekocht. U kunt ook surfen naar www.dell.com of support.dell.com en uw land/regio
selecteren voor informatie over het aanvragen van technische ondersteuning.
38
3. Onderhoud
Beschikbare verbruiksartikelen
Als de verbruiksartikelen het einde van hun gebruiksduur naderen, kunt u de volgende verbruiksartikelen voor uw apparaat bestellen:
De levensduur van de tonercassette kan variëren afhankelijk van de opties, het percentage afbeeldingen en de taakmodus.
Als u nieuwe tonercassettes of verbruiksartikelen aanschaft, doet u dit best in het land waar u het apparaat hebt gekocht. Nieuwe tonercassettes of andere
verbruiksartikelen zijn mogelijk niet compatibel met het apparaat omdat de configuratie van tonercassettes en andere verbruiksartikelen per land kunnen
verschillen.
Dell raadt gebruik van niet-originele Dell-tonercassettes (zoals opnieuw gevulde of gereviseerde tonercassettes) af. Dell kan de kwaliteit van niet-originele
Dell-tonercassettes niet garanderen. Onderhoud en herstel als gevolg van het gebruik van andere tonercassettes dan die van Dell vallen niet onder de
garantie van het apparaat.
Type
Gemiddeld aantal afdrukken
a
a. Opgegeven gebruiksduur overeenkomstig ISO/IEC 19752. Het aantal pagina's kan worden beïnvloed door de gebruiksomstandigheden,
de tijd tussen afdruktaken, afbeeldingen en het type en formaat van het afdrukmateriaal.
Benaming van onderdeel
Tonercassette
Ong. 1.500 pagina's YK1PM (Alle landen behalve China)
15RRN (Alleen voor China)
39
3. Onderhoud
De tonercassette bewaren
Tonercassettes bevatten componenten die gevoelig zijn voor licht,
temperatuur en vochtigheid. Dell raadt u aan deze aanbevelingen te volgen
met het oog op optimale prestaties, de hoogste kwaliteit en de langste
gebruiksduur van uw nieuwe Dell-tonercassette.
Bewaar deze cassette op de plaats waar de printer wordt gebruikt. Idealiter
in een omgeving met gecontroleerde temperatuur en vochtigheid. Haal de
tonercassette pas uit haar originele, ongeopende verpakking op het
moment dat u de cassette gaat installeren. Als de originele verpakking
ontbreekt, moet u de bovenste opening van de cassette bedekken met
papier en moet u de cassette in een donkere kast bewaren.
Door de verpakking van de cassette te openen voor u de cassette in gebruik
neemt, zal de levensduur en bewaartijd van de cassette aanzienlijk
verkorten. Bewaar tonercassetten niet op de grond. Volg de onderstaande
procedures om een tonercassette die u uit de printer hebt verwijderd, te
bewaren.
Bewaar de cassette in de beschermhoes van de originele verpakking.
Bewaar de tonercassette liggend (niet staand) met dezelfde kant boven
als bij de installatie.
Bewaar geen verbruiksartikelen onder de volgende omstandigheden:
- Temperaturen boven 40°C (104°F).
- Luchtvochtigheid van minder dan 20% of meer dan 80%.
- In een omgeving met extreme temperatuur- of
vochtigheidsschommelingen.
- In direct zon- of kunstlicht.
- Op stoffige plaatsen.
- In een auto gedurende een lange periode.
- In een omgeving met corrosieve dampen.
- In een omgeving met zilte lucht.
1
Behandelingsinstructies
Raak het oppervlak van de fotogeleidende drum in de cassette niet aan.
Stel de cassette niet bloot aan onnodige trillingen of schokken.
Roteer de drum niet handmatig, vooral in de tegengestelde richting. Dit
kan interne schade en een tonerlek veroorzaken.
2
Gebruik tonercassette
Het gebruik van tonercassettes van een ander merk dan Dell in uw printer
wordt door Dell Inc. niet aangeraden noch goedgekeurd. Hetzelfde geldt
voor generieke, opnieuw gevulde of gereviseerde tonercassettes, en
tonercassettes van een bepaald winkelmerk.
De printergarantie van Dell dekt geen schade aan het apparaat die is
ontstaan door het gebruik van een opnieuw gevulde cassette,
gerecyclede cassette of een tonercassette van een ander merk dan van
Dell.
De tonercassette bewaren
40
3. Onderhoud
3
Geschatte levensduur van tonercassette
De geschatte levensduur van een cassette (of de beeldeenheid) is
afhankelijk van de hoeveelheid toner die afdruktaken vereisen. De
eigenlijke capaciteit kan variëren afhankelijk van de afdrukdichtheid van de
pagina’s waarop u afdrukt, de omgeving, percentage afbeeldingen, de tijd
tussen de afdruktaken, het type media en het mediaformaat. Als u
bijvoorbeeld veel afbeeldingen afdrukt, wordt er meer toner verbruikt en
moet de cassette waarschijnlijk vaker worden vervangen.
41
3. Onderhoud
Toner herverdelen
Als de tonercassette bijna leeg is:
Witte strepen, onduidelijke afdruk en/of verschillende dichtheid aan beide kanten.
•De Toner-LED knippert oranje.
In dat geval kunt u de afdrukkwaliteit tijdelijk verbeteren door de resterende toner in de tonercassette opnieuw te verdelen. Soms blijven die witte strepen
of lichtere gebieden voorkomen, ook nadat de toner opnieuw is verdeeld.
Voordat u de voorklep opent, moet u eerst de uitvoersteun sluiten.
Krijgt u per ongeluk toner op uw kleding, veeg de toner dan af met een droge doek en was de kleding in koud water. Door warm water hecht de toner
zich aan de stof.
1
2
42
3. Onderhoud
De tonercassette vervangen
Voordat u de voorklep opent, moet u eerst de uitvoersteun sluiten.
Gebruik geen scherpe voorwerpen zoals een mes of een schaar om de verpakking van de tonercassette te openen. Scherpe voorwerpen veroorzaken
mogelijk krassen op het oppervlak van de cassette.
Krijgt u per ongeluk toner op uw kleding, veeg de toner dan af met een droge doek en was de kleding in koud water. Door warm water hecht de toner
zich aan de stof.
Schud de tonercassette grondig. Dit verhoogt de afdrukkwaliteit in het begin.
Raak de groene zijde van de tonercassette niet aan. Neem de cassette vast bij de handgreep om te vermijden dat u de onderkant aanraakt.
Als een tonercassette het eind van de levensduur bereikt heeft, stopt de printer met afdrukken.
De tonercassette vervangen
43
3. Onderhoud
44
3. Onderhoud
Het apparaat reinigen
Als er zich problemen voordoen met de afdrukkwaliteit of als u uw apparaat in een stofrijke omgeving gebruikt, moet u uw apparaat regelmatig
schoonmaken om de beste afdrukkwaliteit te blijven garanderen en de gebruiksduur van uw apparaat te verlengen.
Als u de behuizing van het apparaat reinigt met reinigingsmiddelen die veel alcohol, oplosmiddelen of andere agressieve substanties bevatten, kan de
behuizing verkleuren of vervormen.
Als er toner in het apparaat of in de directe omgeving ervan is terecht gekomen, raden wij u aan om de toner te verwijderen met een zachte, met water
bevochtigde doek of tissue. Als u een stofzuiger gebruikt, wordt de toner in de lucht geblazen. Dit kan schadelijk voor u zijn.
Tijdens het afdrukken kunnen zich in het apparaat papierresten, toner en stof verzamelen. Dit kan op een gegeven moment problemen met de
afdrukkwaliteit veroorzaken, zoals tonervlekken of vegen. Deze problemen kunnen worden gereduceerd en verholpen door de binnenkant van het
apparaat te reinigen.
4
De buitenkant reinigen
Maak het apparaat aan de buitenkant schoon met een zachte, pluisvrije doek. U kunt de doek enigszins bevochtigen met water, maar let erop dat er geen
water op of in het apparaat terechtkomt.
Het apparaat reinigen
45
3. Onderhoud
5
De binnenkant reinigen
Tijdens het afdrukken kunnen zich in het apparaat papierresten, toner en stof verzamelen. Dit kan op een gegeven moment problemen met de
afdrukkwaliteit veroorzaken, zoals tonervlekken of vegen. Deze problemen kunnen worden gereduceerd en verholpen door de binnenkant van het apparaat
te reinigen.
Gebruik een niet-pluizende doek om het apparaat te reinigen.
Als uw apparaat een aan/uit-schakelaar heeft, zet u de aan/uit-schakelaar uit voordat u het apparaat reinigt.
Voordat u de voorklep opent, moet u eerst de uitvoersteun sluiten.
1
2
Het apparaat reinigen
46
3. Onderhoud
Het apparaat reinigen
47
3. Onderhoud
6
Reinigen van de opneemrol
Gebruik een niet-pluizende doek om het apparaat te reinigen.
Als uw apparaat een aan/uit-schakelaar heeft, zet u de aan/uit-schakelaar uit voordat u het apparaat reinigt.
Voordat u de bovenklep opent, moet u eerst de uitvoersteun sluiten.
48
3. Onderhoud
Tips voor het verplaatsen en opbergen van uw apparaat
U mag het apparaat bij het verplaatsen niet ondersteboven of op zijn kant houden. Er kan immers toner vrijkomen binnenin het apparaat waardoor er
schade aan het apparaat kan ontstaan of de afdrukkwaliteit kan verslechteren.
Als u het apparaat verplaatst, moet u ervoor zorgen dat ten minste twee mensen het apparaat goed vasthouden.
4. Problemen oplossen
In dit hoofdstuk vindt u nuttige informatie over wat u moet doen als er een probleem optreedt.
Tips om papierstoringen te voorkomen 50
Oplossing voor foutmelding Papier is op 51
Papierstoringen verhelpen 52
Informatie over de status-LED 55
In dit hoofdstuk vindt u nuttige informatie over wat u moet doen als er een probleem
optreedt. Als u in dit hoofdstuk geen oplossing voor uw probleem kunt vinden, raadpleegt
u het hoofdstuk Problemen oplossen in de Gebruikershandleiding Geavanceerd (zie
"Problemen oplossen" op pagina 142). Als u geen oplossing kunt vinden in de
Gebruikershandleiding of als het probleem blijft optreden, kunt u contact opnemen met de
klantenservice.
50
4. Problemen oplossen
Tips om papierstoringen te voorkomen
U kunt de meeste papierstoringen voorkomen door het juiste type afdrukmedia te gebruiken. Zie de volgende tips om storingen met vastzittend papier te
voorkomen:
Zorg ervoor dat de verstelbare geleiders correct zijn ingesteld (zie "Lade overzicht" op pagina 24).
Plaats niet te veel papier in de lade. Zorg dat de papierstapel niet boven de maximummarkering aan de binnenzijde van de lade uitkomt.
Verwijder geen papier uit de papierlade tijdens het afdrukken.
Buig het papier, waaier het uit en maak er een rechte stapel van voordat u het in de lade plaatst.
Gebruik geen gekreukt, vochtig of sterk gekruld papier.
Plaats geen verschillende soorten papier in een lade.
Gebruik alleen aanbevolen afdrukmateriaal (zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 60).
51
4. Problemen oplossen
Oplossing voor foutmelding Papier is op
Als er geen papier in de lade zit of het LED-lampje voor de status rood is. Om dit probleem op te lossen, plaatst u papier in de lade en opent en sluit u de
bovenklep.
1
2
52
4. Problemen oplossen
Papierstoringen verhelpen
Wanneer papier is vastgelopen in de papierlade, verwijdert u het vastgelopen papier en opent en sluit u de bovenklep om door te gaan met afdrukken.
Trek het vastgelopen papier voorzichtig en langzaam naar buiten om te voorkomen dat het scheurt.
1
In de papierlade
2
1
Papierstoringen verhelpen
53
4. Problemen oplossen
2
Binnenin het apparaat
Het gebied rond de fixeereenheid is heet. Wees voorzichtig wanneer u papier uit het apparaat verwijdert.
Voordat u de voorklep opent, moet u eerst de uitvoersteun sluiten.
Papierstoringen verhelpen
54
4. Problemen oplossen
Ga naar de volgende stap als u geen papier ziet in dit gebied:
55
4. Problemen oplossen
Informatie over de status-LED
De kleur van de LED geeft de huidige status van het apparaat aan.
Afhankelijk van het model of land zijn enkele LED´s mogelijk niet beschikbaar.
Zie de foutmelding en de bijbehorende instructies om de fout op te lossen.
U kunt de fout ook oplossen aan de hand van de richtlijnen in het programmavenster van de Dell Printer Status.
Neem contact op met een medewerker van de klantenservice als het probleem zich blijft voordoen.
3
Status LED
Status Omschrijving
(Status-LED)
Off Het apparaat is offline of in energiebesparende modus.
Groen
Knippert
Als het lampje langzaam knippert, ontvangt het apparaat gegevens van de computer.
Als het lampje snel knippert, is het apparaat bezig met afdrukken.
Aan Het apparaat is online en klaar voor gebruik.
Rood
Knippert
In afwachting van het indrukken van de knop (Info) of (WPS) voor handmatig afdrukken.
Aan
De klep is geopend. Sluit de klep.
De papierlade is leeg tijdens het ontvangen of afdrukken van gegevens. Plaats papier in de lade.
Open en sluit de bovenklep om door te gaan met afdrukken (zie "Oplossing voor foutmelding
Papier is op" op pagina 51).
Het apparaat is gestopt als gevolg van een ernstige fout.
Oranje
Knippert De firmware wordt bijgewerkt.
Aan Er is een papierstoring opgetreden (zie "Papierstoringen verhelpen" op pagina 52).
Informatie over de status-LED
56
4. Problemen oplossen
4
Toner-LED/WPS-LED
Status Omschrijving
(Toner-LED)
Oranje
Knippert
De tonercassette is bijna leeg. Het einde van de geschatte levensduur van de cassette is bijna
bereikt. Bereid een nieuwe cassette voor ter vervanging van de oude. U kunt de afdrukkwaliteit
tijdelijk verhogen door de toner te herverdelen (zie "Toner herverdelen" op pagina 41).
Aan
De tonercassette heeft de geschatte levensduur bijna bereikt.
a
Het verdient aanbeveling de
tonercassette te vervangen (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 42).
a. De geschatte levensduur verwijst naar de verwachte of geschatte gebruiksduur van een tonercassette. Het geeft aan hoeveel afdrukken er gemiddeld kunnen worden gemaakt
met de cassette volgens ISO/IEC 19752. Het aantal pagina’s kan worden beïnvloed door de omgevingsomstandigheden, de tijd tussen afdruktaken en het type en formaat van
het afdrukmateriaal. Er kan wat toner achterblijven in de cassette, ook als de rode LED brandt en de printer stopt met afdrukken.
Off Alle tonercassettes hebben een normale capaciteit.
(WPS-LED)
b
b. Alleen voor draadloos model (zie "Functies per model" op pagina 6).
Blauw
Knippert Het apparaat maakt verbinding met een draadloos netwerk.
Aan
Het apparaat heeft verbinding met een draadloos netwerk (zie "De knop WPS gebruiken" op
pagina 90).
Off De verbinding tussen het apparaat en het draadloze netwerk is verbroken.
(Aan/uit-LED)
Blauw
Aan Het apparaat bevindt zich in energiebesparende modus.
Off
Het apparaat staat in de gereedmodus of het apparaat is uitgeschakeld.
5. Bijlage
In dit hoofdstuk staan productspecificaties en informatie met betrekking tot toepasbare regelgeving.
Specificaties 58
Beleid technische dienst Dell 67
Contact opnemen met Dell 68
Garantie en teruggavebeleid 69
Copyright 70
58
5. Bijlage
Specificaties
1
Algemene specificaties
De specificaties hieronder kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Zie www.dell.com of support.dell.com voor eventuele
wijzigingen.
Items Omschrijving
Afmetingen Breedte x Lengte x Hoogte 331 x 215 x 178 mm (14,96 x 8,46 x 7,01 inch)
Gewicht
Apparaat inclusief
verbruiksartikelen
4,0 kg (8,82 lbs)
Geluidsniveau
a
Stand-bymodus Minder dan 26 dB(A)
Afdrukmodus Minder dan 50 dB(A)
Temperatuur
Gebruik 10 tot 32°C
Opslag (in verpakking) -20 tot 40°C
Relatieve luchtvochtigheid
Gebruik 10 tot 80% RV
Opslag (in verpakking) 20 tot 95% RV
Nominaal vermogen
b
Modellen op 110 volt AC 110 – 127 V
Modellen op 220 volt AC 220 – 240 V
Specificaties
59
5. Bijlage
Stroomverbruik
Gemiddeld vermogen Minder dan 310 W
Stand-bymodus Minder dan 30 W
Energiebesparende modus Minder dan 0,9 Watt (B1160), minder dan 1,3 Watt (B1160w)
Uitgeschakelde toestand Minder dan 0,3 Watt
Network Standby-modus
(Activering alle poorten)
Minder dan 0,9 Watt (B1160), minder dan 1,3 Watt (B1160w)
Draadloos
c
Module
SPW-B4319S
a. Geluidsdrukniveau, ISO 7779. Geteste configuratie: basisinstallatie apparaat, A4-papierformaat, enkelzijdig afdrukken.
b. Zie het typeplaatje op het apparaat voor het juiste voltage (V), de frequentie (Hertz) en de stroomsterkte (A) voor uw apparaat.
c. Alleen voor draadloos model (zie "Functies per model" op pagina 6).
Items Omschrijving
Specificaties
60
5. Bijlage
2
Specificaties van de afdrukmedia
Type Formaat Afmetingen
Gewicht/capaciteit afdrukmedia
a
Lade
Handmatige invoer in de lade
b
Normaal papier
Letter 216 x 279 mm
71 tot 85 g/m
2
(19 tot 23 lbs
bankpostpapier)
150 vellen van 80 g/m
2
(21
lbs bankpostpapier)
71 tot 85 g/m
2
(19 tot 23 lbs
bankpostpapier)
•1 vel
Legal 216 x 356 mm
US Folio 216 x 330 mm
A4 210 x 297 mm
Oficio 216 x 343 mm
JIS B5 182 x 257 mm
ISO B5 176 x 250 mm
Executive 184 x 267 mm
A5 148 x 210 mm
Enveloppen
Monarch-envelop 98 x 191 mm
75 tot 90 g/m
2
(20 tot 24 lbs
bankpostpapier)
10 vellen
75 tot 90 g/m
2
(20 tot 24 lbs
bankpostpapier)
•1 vel
Envelop Nr. 10 105 x 241 mm
Envelop DL 110 x 220 mm
Envelop C5 162 x 229 mm
Specificaties
61
5. Bijlage
Dik papier Zie Normaal papier
Zie Normaal papier
86 tot 120 g/m
2
(23 tot 32 lbs
bankpostpapier)
50 vellen van 120 g/m
2
(bankpostpapier)
86 tot 120 g/m
2
(23 tot 32 lbs
bankpostpapier)
•1 vel
Dun papier Zie Normaal papier
Zie Normaal papier
60 tot 70 g/m
2
(bankpostpapier)
160 vellen van 60 g/m
2
(16
lbs bankpostpapier)
60 tot 70 g/m
2
(bankpostpapier)
•1 vel
Katoen Zie Normaal papier
Zie Normaal papier
75 tot 90 g/m
2
(20 tot 24 lbs
bankpostpapier)
150 vellen van 80 g/m
2
(21
lbs bankpostpapier)
75 tot 90 g/m
2
(20 tot 24 lbs
bankpostpapier)
•1 vel
Gekleurd Zie Normaal papier
Zie Normaal papier
75 tot 90 g/m
2
(20 tot 24 lbs
bankpostpapier)
150 vellen van 80 g/m
2
(21
lbs bankpostpapier)
75 tot 90 g/m
2
(20 tot 24 lbs
bankpostpapier)
•1 vel
Voorbedrukt Zie Normaal papier
Zie Normaal papier
75 tot 90 g/m
2
(20 tot 24 lbs
bankpostpapier)
150 vellen van 80 g/m
2
(21
lbs bankpostpapier)
75 tot 90 g/m
2
(20 tot 24 lbs
bankpostpapier)
•1 vel
Type Formaat Afmetingen
Gewicht/capaciteit afdrukmedia
a
Lade
Handmatige invoer in de lade
b
Specificaties
62
5. Bijlage
Kringlooppapier Zie Normaal papier
Zie Normaal papier
60 tot 90 g/m
2
(16 tot 24 lbs
bankpostpapier)
150 vellen van 80 g/m
2
(21
lbs bankpostpapier)
60 tot 90 g/m
2
(16 tot 24 lbs
bankpostpapier)
•1 vel
Etiketten
c
Letter, Legal,
Oficio, US Folio,
A4, JIS B5, ISO B5,
Executive, A5
Zie Normaal papier
120 tot 150 g/m
2
(bankpostpapier)
10 vellen
120 tot 150 g/m
2
(bankpostpapier)
•1 vel
Kartonpapier
Letter, Legal,
Oficio, US Folio,
A4, JIS B5, ISO B5,
Executive, A5,
Briefkaart 4x6
Zie Normaal papier
121 tot 163 g/m
2
(bankpostpapier).
10 vellen
121 tot 163 g/m
2
(bankpostpapier).
•1 vel
bankpost; Zie Normaal papier Zie Normaal papier 10 vellen 1 vel
Archiefpapier Zie Normaal papier Zie Normaal papier 100 vellen 1 vel
Minimaal formaat (aangepast) 76 x 127 mm (3 x 5 inch)
60 tot 163 g/m
2
(bankpostpapier)
Maximaal formaat (aangepast) 216 x 356 mm
a. De maximumcapaciteit kan verschillen en is afhankelijk van het gewicht en de dikte van afdrukmedia en de omgevingsomstandigheden.
b. Voer één vel per keer in.
c. De zachtheid van de voor dit apparaat gebruikte etiketten moet tussen 100 tot 250 (sheffield) bedragen. Deze getallen verwijzen naar het gladheidsniveau.
Type Formaat Afmetingen
Gewicht/capaciteit afdrukmedia
a
Lade
Handmatige invoer in de lade
b
Specificaties
63
5. Bijlage
3
Systeemvereisten
Microsoft
®
Windows
®
Internet Explorer 6.0 of hoger is minimum vereist voor alle Windows-besturingssystemen.
Gebruikers kunnen de software installeren als ze beheerdersrechten hebben.
Windows Terminal Services is compatibel met uw apparaat.
•Voor Windows 2000 is Services Pack 4 of hoger vereist.
Besturingssysteem
Vereisten (aanbevolen)
Processor RAM Vrije schijfruimte
Windows
®
2000 Intel
®
Pentium
®
II 400 MHz (Pentium III 933 MHz)
64 MB (128 MB) 600 MB
Windows
®
XP Intel
®
Pentium
®
III 933 MHz (Pentium IV 1 GHz)
128 MB (256 MB) 1,5 GB
Windows Server
®
2003 Intel
®
Pentium
®
III 933 MHz (Pentium IV 1 GHz)
128 MB (512 MB) 1,25 GB tot 2 GB
Windows Server
®
2008 Intel
®
Pentium
®
IV 1 GHz (Pentium IV 2 GHz)
512 MB (2 GB) 10 GB
Windows Vista
®
Intel
®
Pentium
®
IV 3 GHz
512 MB (1 GB) 15 GB
Windows
®
7 Intel
®
Pentium
®
IV 1 GHz 32-bit of 64-bit-processor of hoger
1 GB (2 GB) 16 GB
Ondersteuning voor DirectX
®
9 graphics met 128 MB geheugen (om het Aero-thema in te schakelen).
DVD-R/W-station
Windows Server
®
2008 R2 Intel
®
Pentium
®
IV 1 GHz- (x86) of 1,4 GHz- (x64) processoren (2 GHz of sneller)
512 MB (2 GB) 10 GB
Specificaties
64
5. Bijlage
Macintosh
Besturingssysteem
Vereisten (aanbevolen)
Processor RAM Vrije schijfruimte
Mac OS X 10.4
•Intel
®
processoren
•PowerPC G4/G5
128 MB voor Mac met PowerPC (512 MB)
512 MB voor een Mac op basis van Intel (1 GB)
1 GB
Mac OS X 10.5
•Intel
®
processoren
867 MHz of sneller Power PC G4/G5
512 MB (1 GB) 1 GB
Mac OS X 10.6
•Intel
®
processoren
1 GB (2 GB) 1 GB
Mac OS X 10.7
•Intel
®
processoren
2 GB 4 GB
Specificaties
65
5. Bijlage
Linux
Items Vereisten
Besturingssysteem
RedHat
®
Enterprise Linux WS 4, 5 (32/64 bits)
Fedora 5 ~ 13 (32/64 bits)
SuSE Linux 10.1 (32 bits)
OpenSuSE
®
10.2, 10.3, 11.0, 11.1, 11.2 (32/64 bits)
Mandriva 2007, 2008, 2009, 2009.1, 2010 (32/64 bit)
Ubuntu 6.06, 6.10, 7.04, 7.10, 8.04, 8.10, 9.04, 9.10, 10.04 (32/64 bit)
SuSE Linux Enterprise Desktop 10, 11 (32/64 bit)
Debian 4.0, 5.0 (32/64 bit)
Processor Pentium IV 2,4GHz (Intel Core™2)
RAM 512 MB (1 GB)
Vrije schijfruimte 1 GB (2 GB)
Specificaties
66
5. Bijlage
4
Netwerkomgeving (alleen B1160w)
U moet de netwerkprotocollen installeren op het apparaat om het als netwerkprinter te kunnen gebruiken. In de volgende tabel worden de
netwerkomgevingen vermeld die door het apparaat worden ondersteund.
Items Specificaties
Netwerkinterface 802.11b/g/n draadloos LAN
Netwerkbesturingssysteem
Windows 2000/Server 2003/Server 2008/XP/Vista/7/Server 2008 R2
Diverse Linux-besturingssystemen
Mac OS X 10.4 ~ 10.7
Netwerkprotocollen
TCP/IPv4
DHCP, BOOTP
DNS, WINS, Bonjour, SLP, UPnP
Standard TCP/IP Printing(RAW), LPR, IPP, WSD
SNMPv 1/2/3, HTTP
TCP/IPv6 (DHCP, DNS, RAW, LPR, SNMPv 1/2/3, HTTP)
Draadloze netwerkbeveiliging
Verificatie: Open Syst., Ged. Sleutel, WPA Privé, WPA2 Privé (PSK)
Codering: WEP64, WEP128, TKIP, AES
67
5. Bijlage
Beleid technische dienst Dell
De door technici ondersteunde technische dienst heeft de medewerking van de klant nodig bij het oplossen van problemen en herstelt het
besturingssysteem, de software van de toepassing en de hardwarestuurprogramma's naar de oorspronkelijke standaardconfiguratie, die werd geleverd
door Dell. Ook wordt gecontroleerd of de printer en alle software van Dell correct werken. Ter aanvulling op deze door technici ondersteunde technische
dienst is online technische ondersteuning beschikbaar op Dell Support (Dell Ondersteuning). Mogelijk kan er aanvullende technische ondersteuning
worden aangeschaft.
Dell levert beperkte technische ondersteuning voor de printer en de software en randapparatuur van Dell. De oorspronkelijke fabrikant levert ondersteuning
voor software en randapparatuur van derden, inclusief software en randapparatuur die is aangeschaft en/of geïnstalleerd via Software & Peripherals
(DellWare), ReadyWare en Custom Factory Integration (CFI/DellPlus).
68
5. Bijlage
Contact opnemen met Dell
U kunt contact opnemen met Dell Support (Dell Ondersteuning) via
support.dell.com. Selecteer uw regio op de pagina WELCOME TO DELL
SUPPORT en voer de gevraagde gegevens in om toegang te krijgen tot
ondersteuningshulpmiddelen en informatie.
U kunt elektronisch contact opnemen met Dell via het volgende adres:
internet
- www.dell.com/
- www.dell.com/ap/ (alleen Azië-Pacific)
- www.dell.com/jp/ (alleen Japan)
- www.euro.dell.com (alleen Europa)
- www.dell.com/la/ (alleen Latijns-Amerikaanse en Caribische
landen)
- www.dell.ca (alleen Canada)
Protocol voor anonieme bestandsuitwisseling (FTP)
- ftp.dell.com
Meld u aan als gebruiker: anoniem, en gebruik uw e-mailadres als
wachtwoord.
Electronic Support Service (Elektronische ondersteuningsdienst)
- [email protected] (alleen Latijns-Amerika en Caribische
landen)
- [email protected] (alleen Azië-Pacific)
- support.jp.dell.com (alleen Japan)
- support.euro.dell.com (alleen Europa)
Electronic Quote Service (Elektronische offertedienst)
- [email protected] (alleen Azië-Pacific)
- sales_canad[email protected] (alleen Canada)
69
5. Bijlage
Garantie en teruggavebeleid
Dell Inc. ('Dell') stelt zijn hardwareproducten overeenkomstig standaard procedures samen uit onderdelen en componenten die nieuw zijn of niet van nieuw
te onderscheiden. Voor informatie over de Dell-garantie voor uw printer raadpleegt u de Product Information Guide (Producthandleiding).
70
5. Bijlage
Copyright
Informatie in dit document kan zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
©2012 Dell Inc. Alle rechten voorbehouden.
Reproductie van deze materialen in welke vorm dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Dell Inc. is uitdrukkelijk verboden.
Handelsmerken die in deze tekst worden gebruikt: Dell, het Dell-logo en Hulpprogramma voor het bestellen van Dell-printerbenodigdheden zijn
handelsmerken van Dell Inc.; Microsoft, Windows, Windows Vista en Windows Server zijn geregistreerde handelsmerken van Microsoft Corporation in de
Verenigde Staten en/of andere landen; Adobe en Acrobat Reader zijn geregistreerde handelsmerken of handelsmerken van Adobe Systems Incorporated
in de Verenigde Staten en/of andere landen.
Andere handelsmerken en handelsnamen kunnen in dit document worden gebruikt als verwijzing naar entiteiten die aanspraak maken op de merken en
namen van hun producten.
Dell Inc. wijst elke eigendomsaanspraak af betreffende handelsmerken en handelsnamen anders dan de eigen handelsmerken en handelsnamen.
Raadpleeg het bestand "LICENSE.txt" op de meegeleverde cd-rom voor open-sourcelicentiegegevens.
REV. 3.00
GEAVANCEERD
Gebruikershandleiding
Dell B1160
Dell B1160w
GEAVANCEERD
Gebruikershandleiding
Deze handleiding geeft informatie over de installatie, geavanceerde
instelling, gebruik en het oplossen van problemen in verschillende
besturingssystemen.
Afhankelijk van het model of land zijn enkele functies mogelijk niet
beschikbaar.
BASIS
Deze handleiding geeft informatie met betrekking tot de installatie, normaal gebruik en
het oplossen van problemen in Windows.
72
GEAVANCEERD
1. Installatie van de software
Installatie voor de Macintosh 74
Opnieuw installeren voor Macintosh 75
Installatie voor Linux 76
Opnieuw installeren voor Linux 77
2. Een apparaat gebruiken dat verbonden
is via het netwerk (alleen B1160w)
Nuttig netwerkprogramma 79
Een netwerkconfiguratierapport afdrukken 80
Installeren van een stuurprogramma
over het netwerk 81
IPv6-configuratie 86
Draadloos netwerk instellen 88
3. Speciale functies
Aanpassing aan luchtdruk of hoogte 114
De standaardafdrukinstellingen wijzigen 115
Uw apparaat instellen als standaardprinter 116
Geavanceerde afdrukfuncties gebruiken 117
Afdrukken in Macintosh 123
Afdrukken in Linux 125
4. Handige beheerprogramma's
Hulpprogramma Firmware Update gebruiken
129
Hulpprogramma voor het bestellen van
Dell-printerbenodigdheden gebruiken 130
Embedded Web Service gebruiken
(alleen B1160w) 131
Dell Printer Manager gebruiken 133
Dell-printerstatus gebruiken 136
De Linux Unified Driver Configurator
gebruiken 138
5. Problemen oplossen
Problemen met papierinvoer 143
Problemen met de voeding en het netsnoer
144
Afdrukproblemen 145
Problemen met de afdrukkwaliteit 149
Problemen met het besturingssysteem 157
1. Installatie van de
software
Dit hoofdstuk levert instructies voor het installeren van essentiële en nuttige software voor gebruik in een
opstelling waarbij het apparaat via een kabel aangesloten is. Een lokale printer is een printer die via een kabel
rechtstreeks op uw computer is aangesloten.
Installatie voor de Macintosh 74
Opnieuw installeren voor Macintosh 75
Installatie voor Linux 76
Opnieuw installeren voor Linux 77
Als u gebruik maakt van het besturingsysteem Windows, kijkt u in de "Lokaal
installeren van het stuurprogramma" op pagina 19 voor installatie van het
apparaatstuurprogramma.
Gebruik alleen een USB-kabel die korter is dan 3 meter.
74
1. Installatie van de software
Installatie voor de Macintosh
1
Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2
Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation.
3
Dubbelklik op het pictogram in de vorm van een cd-rom op het
bureaublad van uw Macintosh-computer.
4
Dubbelklik in de map MAC_Installer op het pictogram Installer OS
X.
5
Klik op Ga door.
6
Lees de gebruiksrechtovereenkomst en klik op Ga door.
7
Klik op Akkoord als u akkoord gaat met de
gebruiksrechtovereenkomst.
8
Op het computerscherm verschijnt een waarschuwing dat alle
toepassingen worden afgesloten. Klik op Ga door.
9
Klik op Ga door in het paneel Gebruikersopties.
10
Klik op Installeer. Alle onderdelen die noodzakelijk zijn voor
apparaatbewerkingen worden geïnstalleerd.
Als u klikt op Aanpassen, kunt u aangeven welke afzonderlijke
onderdelen u wilt installeren.
11
Voer het wachtwoord in en klik op OK.
12
Na het installeren van de software moet u uw computer opnieuw
opstarten. Klik op Ga door met installatie.
13
Nadat de installatie is voltooid klikt u op Sluiten.
14
Open de map Programma's > Hulpprogramma's >
Printerconfiguratie.
Voor Mac OS X 10.5-10.7 opent u de map Programma's >
Systeemvoorkeuren en klikt u op Afdrukken en faxen.
15
Klik op Voeg toe op de Printerlijst.
Voor Mac OS X 10.5-10.7 klikt u op het pictogram +, waarna een
venster verschijnt.
16
Klik op Standaardkiezer en zoek de USB-verbinding.
In Mac OS X 10.5-10.7 klikt u op Standaard en zoekt u de USB-
verbinding.
17
Als de automatische selectiefunctie niet goed werkt in Mac OS X
10.4, selecteert u Dell bij Druk af via en de naam van uw apparaat
in Model.
Voor Mac OS X 10.5-10.7: als Automatisch selecteren niet goed
werkt, selecteert u Selecteer besturingsbestand… en de
naam van uw apparaat in Druk af via.
Uw apparaat verschijnt in Printerlijst en wordt ingesteld als
standaardapparaat.
18
Klik op Voeg toe.
75
1. Installatie van de software
Opnieuw installeren voor Macintosh
Als het printerbesturingsbestand niet correct werkt, maakt u de installatie
van het besturingsbestand ongedaan en installeert u het opnieuw.
1
Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2
Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation.
3
Dubbelklik op het pictogram in de vorm van een cd-rom op het
bureaublad van uw Macintosh-computer.
4
Dubbelklik in de map MAC_Installer op het pictogram Uninstaller
OS X.
5
Voer het wachtwoord in en klik op OK.
6
Nadat de installatie ongedaan is gemaakt, klikt u op OK.
Als een apparaat al is toegevoegd, kunt u het verwijderen via
Printerconfiguratie of Afdrukken en faxen.
76
1. Installatie van de software
Installatie voor Linux
U moet Linux-softwarepakketten downloaden van de Dell-website om de
printersoftware te installeren (www.dell.com of support.dell.com >
selecteer uw product > Ondersteuning of Downloads).
1
Het Unified Linux-stuurprogramma installeren
1
Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2
Wanneer het venster Administrator Login verschijnt, typt u "root"
in het veld Login en voert u het systeemwachtwoord in.
U moet zich aanmelden als supergebruiker (root) om de printersoftware
te installeren. Als u geen supergebruiker bent, neemt u contact op met
uw systeembeheerder.
3
Download het pakket Unified Linux Driver van de Dell-website.
4
Klik met de rechtermuisknop op het Unified Linux Driver-pakket en
pak het uit.
5
Dubbelklik op cdroot > autorun.
6
Klik op Next zodra het welkomstscherm verschijnt.
7
Zodra de installatie is voltooid, klikt u op Finish.
Het installatieprogramma heeft het pictogram Unified Driver Configurator
op het bureaublad geplaatst en de groep Unified Driver aan het
systeemmenu toegevoegd. Als u problemen ondervindt, raadpleegt u de
schermhulp die u kunt openen via het systeemmenu of vanuit het
stuurprogrammapakket van Windows-toepassingen, zoals Unified Driver
Configurator of Image Manager.
77
1. Installatie van de software
Opnieuw installeren voor Linux
Als het printerstuurprogramma niet correct werkt, maakt u de installatie van
het stuurprogramma ongedaan en installeert u het opnieuw.
1
Controleer of de printer op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2
Wanneer het venster Administrator Login verschijnt, typt u "root"
in het veld Login en voert u het systeemwachtwoord in.
U moet zich aanmelden als supergebruiker (root) om de installatie
van het printerstuurprogramma ongedaan te maken. Als u geen
supergebruiker bent, neemt u contact op met uw systeembeheerder.
3
Klik op het pictogram onderaan op het bureaublad. Wanneer het
venster Terminal verschijnt, typt u het volgende:
[root@localhost root]#cd /opt/Dell/mfp/uninstall/[root@localhost
uninstall]#./uninstall.sh
4
Klik op Uninstall.
5
Klik op Next.
6
Klik op Finish.
2.
Een apparaat gebruiken dat verbonden is
via het netwerk (alleen B1160w)
In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u een apparaat instelt dat via het netwerk aangesloten is en
hoe u de software instelt.
Nuttig netwerkprogramma 79
Een netwerkconfiguratierapport afdrukken 80
Installeren van een stuurprogramma over het netwerk81
IPv6-configuratie 86
Draadloos netwerk instellen 88
De ondersteunde optionele apparaten en functies kunnen van model tot model verschillen
(zie "Functies per model" op pagina 6).
79
2. Een apparaat gebruiken dat verbonden is via het netwerk (alleen B1160w)
Nuttig netwerkprogramma
Er zijn verschillende programma’s voorhanden om in een netwerkomgeving de netwerkinstellingen op een eenvoudige manier in te voeren. Zo kan de
netwerkbeheerder diverse apparaten in het netwerk beheren.
Voordat u onderstaande programma’s gaat gebruiken moet u het IP-adres instellen.
1
Embedded Web Service
Met de in de netwerkapparaat geïntegreerde webserver kunt u het volgende doen (zie "Embedded Web Service gebruiken" op pagina 87):
Informatie over en status van verbruiksartikelen opvragen.
Apparaatinstellingen aanpassen.
E-mail-meldingsopties instellen. Als u deze optie instelt, wordt de apparaatstatus (als de tonercassette leeg is of als er een foutmelding is) automatisch
naar het e-mailadres van een bepaalde persoon gestuurd.
De noodzakelijke netwerkparameters voor het apparaat instellen, zodat u een verbinding kunt maken met diverse netwerkomgevingen.
80
2. Een apparaat gebruiken dat verbonden is via het netwerk (alleen B1160w)
Een netwerkconfiguratierapport afdrukken
U kunt een netwerkconfiguratierapport afdrukken vanaf het bedieningspaneel van het apparaat, waarin de huidige netwerkinstellingen van uw apparaat
worden weergegeven. Dit zal u helpen bij de installatie van een netwerk.
Houd de knop (WPS) op het bedieningspaneel meer dan tien seconden ingedrukt.
In dit netwerkconfiguratierapport kunt u het MAC-adres en IP-adres van uw apparaat vinden.
Voorbeeld:
MAC-adres: 00:15:99:41:A2:78
IP-adres: 169.254.192.192
81
2. Een apparaat gebruiken dat verbonden is via het netwerk (alleen B1160w)
Installeren van een stuurprogramma over het netwerk
2
Windows
1
Controleer of het apparaat met het netwerk is verbonden en
ingeschakeld is. Het IP-adres van uw apparaat moet bovendien zijn
ingesteld.
Als tijdens de installatie het venster "Wizard Nieuwe hardware
gevonden" verschijnt, klikt u op Annuleren om het venster te sluiten.
2
Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation.
De cd-rom start automatisch op en er verschijnt een
installatievenster.
Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op Start > Alle
programma's > Toebehoren > Uitvoeren.
Typ X:\Setup.exe, waarbij u "X" vervangt door de letter van uw cd-
rom-station en klik op OK.
3
Selecteer Volgende.
Installeren van een stuurprogramma over het
82
2. Een apparaat gebruiken dat verbonden is via het netwerk (alleen B1160w)
4
Selecteer Sluit een netwerkprinter aan op de computer. Klik op
Volgende.
Met de Aangepaste installatie kunt u de verbinding van het apparaat
selecteren en afzonderlijke onderdelen kiezen die u wilt installeren.
Volg de aanwijzingen op het scherm.
5
De gevonden apparaten worden op het scherm weergegeven.
Selecteer het gewenste apparaat en klik op Volgende.
Als u het apparaat niet kunt vinden in het netwerk, schakelt u de firewall
uit en klikt u op Bijwerken. Klik in Windows achtereenvolgens op Start
> Configuratiescherm en Windows-firewall inschakelen en schakel de
optie uit. Voor andere besturingssystemen raadpleegt u de
onlinehandleiding.
6
Volg de instructies in het installatiescherm om de installatie te
voltooien.
3
Macintosh
1
Controleer of het apparaat met uw netwerk is verbonden en
ingeschakeld is.
2
Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation.
3
Dubbelklik op het pictogram in de vorm van een cd-rom op het
bureaublad van uw Macintosh-computer.
4
Dubbelklik in de map MAC_Installer op het pictogram Installer OS
X.
5
Klik op Ga door.
6
Lees de gebruiksrechtovereenkomst en klik op Ga door.
Installeren van een stuurprogramma over het
83
2. Een apparaat gebruiken dat verbonden is via het netwerk (alleen B1160w)
7
Klik op Akkoord als u akkoord gaat met de
gebruiksrechtovereenkomst.
8
Op het computerscherm verschijnt een waarschuwing dat alle
programma´s worden afgesloten. Klik op Ga door.
9
Klik op Ga door in het paneel Gebruikersopties.
Als u de draadloze instelling wilt gebruiken, raadpleegt u "Instellen met
Macintosh" op pagina 100.
10
Klik op Installeer. Alle onderdelen die noodzakelijk zijn voor
apparaatbewerkingen worden geïnstalleerd.
Als u klikt op Aanpassen, kunt u aangeven welke afzonderlijke
onderdelen u wilt installeren.
11
Voer het wachtwoord in en klik op OK.
12
Na het installeren van de software moet u uw computer opnieuw
opstarten. Klik op Ga door met installatie.
13
Wanneer de installatie is voltooid, klikt u op Afsluiten of Herstart.
14
Open de map Toepassingen > Hulpprogramma’s >
Printerconfiguratie.
Voor Mac OS X 10.5-10.7 opent u de map Toepassingen >
Systeemvoorkeuren en klikt u op Afdrukken en faxen.
15
Klik op Voeg toe op de Printerlijst.
In Mac OS X 10.5 -10.7 klikt u op het pictogram "+". Er verschijnt
een weergavevenster.
16
In Mac OS X 10.4 klikt u op IP-printer.
In Mac OS X 10.5-10.7 klikt u op IP.
17
Selecteer HP Jetdirect - Socket in Protocol.
Als u een document van vele pagina’s afdrukt, kunt u de prestaties van
de printer verbeteren door Socket te kiezen in de opties bij
Printertype.
18
Typ het IP-adres van uw printer in het invoerveld Adres.
19
Typ de wachtrijnaam in het invoerveld Wachtrij. Als u de
wachtrijnaam voor uw apparaatserver niet kunt bepalen, probeert u
eerst de standaardwachtrij.
Installeren van een stuurprogramma over het
84
2. Een apparaat gebruiken dat verbonden is via het netwerk (alleen B1160w)
20
Als de automatische selectiefunctie niet goed werkt in Mac OS X
10.4, selecteert u Dell bij Druk af via en de naam van uw apparaat
in Model.
Als bij Mac OS X 10.5-10.7 Automatisch selecteren niet goed
werkt, kiest u Printersoftware selecteren en de naam van uw
apparaat in Druk af via.
21
Klik op Voeg toe.
Uw printer verschijnt op de Printerlijst en wordt ingesteld als
standaardprinter.
4
Linux
U moet Linux-softwarepakketten downloaden van de Dell-website om de
printersoftware te installeren (www.dell.com of support.dell.com >
selecteer uw product > Ondersteuning of Downloads).
Om andere software te installeren:
Zie "Het Unified Linux-stuurprogramma installeren" op pagina 76.
Het Linux-stuurprogramma installeren en een
netwerkprinter toevoegen
1
Controleer of het apparaat met uw netwerk is verbonden en
ingeschakeld is. Het IP-adres van uw apparaat moet bovendien zijn
ingesteld.
2
Download het pakket Unified Linux Driver van de Dell-website.
3
Extraheer het bestand UnifiedLinuxDriver.tar.gz en open de nieuwe
map.
4
Dubbelklik op de map Linux > het pictogram install.sh.
5
Het venster van de Dell-installer wordt geopend. Klik op Ga door.
6
Het venster "Add printer wizard" gaat open. Klik op Next.
7
Selecteer Netwerkprinter en klik op de knop Search.
8
Het IP-adres en het model van de printer verschijnen in de lijst.
9
Selecteer uw apparaat en klik op Next.
10
Voer de beschrijving van de printer in en klik op Next.
11
Nadat de software is toegevoegd klikt u op Finish.
12
Nadat de installatie is voltooid, klikt u op Finish.
Installeren van een stuurprogramma over het
85
2. Een apparaat gebruiken dat verbonden is via het netwerk (alleen B1160w)
Een netwerkprinter toevoegen
1
Dubbelklik op Unified Driver Configurator.
2
Klik op Add Printer.
3
Het venster Add printer wizard wordt geopend. Klik op Next.
4
Selecteer Network printer en klik op de knop Search.
5
Het IP-adres en de modelnaam van de printer worden in de lijst
weergegeven.
6
Selecteer uw apparaat en klik op Next.
7
Voer de beschrijving van de printer in en klik op Next.
8
Nadat de software is toegevoegd klikt u op Finish.
86
2. Een apparaat gebruiken dat verbonden is via het netwerk (alleen B1160w)
IPv6-configuratie
IPv6 wordt alleen juist ondersteund in Windows Vista of latere versies.
Als het IPv6-netwerk niet lijkt te werken, zet u alle netwerkinstellingen
terug op de fabrieksinstellingen en probeert u het opnieuw.
Volg in een IPv6-netwerkomgeving de volgende procedure om het IPv6-
adres te gebruiken.
5
Via de Embedded Web Service
U moet zich eerst aanmelden bij Embedded Web Service met het
IPv4-adres en de onderstaande procedure volgen om IPv6 te kunnen
gebruiken.
1
Open een webbrowser in Windows, zoals Internet Explorer. Typ het
IP-adres van het apparaat (http://xxx.xxx.xxx.xxx) in het adresveld
en druk op de Enter-toets of klik op Ga naar.
2
Als u zich voor het eerst aanmeldt bij Embedded Web Service,
moet u zich aanmelden als beheerder. Geef de standaard-ID en het
standaardwachtwoord op die hieronder worden weergegeven.
ID: admin
Wachtwoord: dell00000
3
Wanneer het venster Embedded Web Service wordt geopend,
plaatst u de muisaanwijzer op Settings bovenaan in de menubalk
en klikt u op Network Settings.
4
Klik op TCP/IPv6 in het linkerdeelvenster van de website.
5
Schakel het selectievakje IPv6 Protocol in om IPv6 te activeren.
6
Schakel het selectievakje Manual Address in. Vervolgens wordt het
tekstvak Address/Prefix geactiveerd.
7
Voer de rest van het adres in (bijv. 3FFE:10:88:194::AAAA. "A" is de
hexadecimaal 0 tot 9, A tot F).
8
Selecteer de DHCPv6-configuratie.
9
Klik op de knop Apply.
IPv6-configuratie
87
2. Een apparaat gebruiken dat verbonden is via het netwerk (alleen B1160w)
Embedded Web Service gebruiken
1
Start een webbrowser zoals Internet Explorer die IPv6-adressering
als URL ondersteunt.
2
Selecteer een van de IPv6-adressen (Link-local Address,
Stateless Address, Stateful Address, Manual Address) uit het
netwerkconfiguratierapport (zie "Een netwerkconfiguratierapport
afdrukken" op pagina 80).
3
Voer de IPv6-adressen in (bijv.,: http://
[FE80::215:99FF:FE66:7701]).
De adressen moeten tussen vierkante haakjes ("[ ]")worden geplaatst.
88
2. Een apparaat gebruiken dat verbonden is via het netwerk (alleen B1160w)
Draadloos netwerk instellen
Controleer of uw apparaat een draadloos netwerk ondersteunt.
Afhankelijk van het model is een draadloos netwerk mogelijk niet
beschikbaar (zie "Functies per model" op pagina 6).
Als het IPv6-netwerk niet lijkt te werken, zet u alle
netwerkinstellingen terug op de fabrieksinstellingen en probeert u
het opnieuw.
6
Aan de slag
Uitleg over het type netwerk
Normaal is er tussen uw computer en het apparaat maar één verbinding
tegelijk mogelijk.
Naam van draadloos netwerk en netwerksleutel
Draadloze netwerken vereisen een hoger beveiligingsniveau. Als u voor het
eerst een toegangspunt installeert, worden een netwerknaam (SSID), een
beveiligings-id en een netwerksleutel voor het netwerk gegenereerd. Vraag
uw netwerkbeheerder om deze informatie voordat u verder gaat met de
installatie van het apparaat.
Infrastructuurmodus
Deze modus wordt doorgaans gebruikt in woningen, kleine
kantoren en thuiskantoren. In deze modus verloopt de
communicatie met het draadloze apparaat via een
toegangspunt.
Ad-hocmodus
In deze modus wordt geen toegangspunt gebruikt. De
draadloze computer en het draadloze apparaat
communiceren rechtstreeks met elkaar.
Draadloos netwerk instellen
89
2. Een apparaat gebruiken dat verbonden is via het netwerk (alleen B1160w)
7
Methoden voor het instellen van een draadloos netwerk
U kunt de instellingen van uw draadloze netwerk configureren vanaf het apparaat of de computer. Kies de instellingsmethode uit de onderstaande tabel.
Sommige installatiemethoden voor het draadloze netwerk zijn mogelijk niet beschikbaar afhankelijk van het model of land.
Raadpleeg het probleemoplossingshoofdstuk (zie "Problemen oplossen voor draadloos netwerk" op pagina 109), wanneer er zich problemen voordoen
tijdens de instelling van het draadloze netwerk of de installatie van het stuurprogramma.
Installatiemethode Verbindingsmethode Beschrijving & Referentie
Vanaf het bedieningspaneel van
het apparaat
WPS gebruiken (aanbevolen)
()
Zie "De knop WPS gebruiken" op pagina 90.
Via de computer
Toegangspunt via USB-kabel
(aanbevolen)
()
Zie "Toegangspunt via USB-kabel in Windows" op pagina 92 als u Windows
gebruikt.
Zie "Toegangspunt via USB-kabel in Macintosh" op pagina 100 als u
Macintosh gebruikt.
Ad-hoc via USB-kabel
()
Zie "Ad-hoc via USB-kabel in Windows" op pagina 96 als u Windows gebruikt.
Zie "Ad-hoc via USB-kabel in Macintosh" op pagina 103 als u Macintosh
gebruikt.
Draadloos netwerk instellen
90
2. Een apparaat gebruiken dat verbonden is via het netwerk (alleen B1160w)
8
De knop WPS gebruiken
Als uw printer en een toegangspunt (of draadloze router) Wi-Fi Protected
Setup™ (WPS) ondersteunen, kunt u de instellingen voor het draadloze
netwerk eenvoudig en zonder computer configureren door op het
bedieningspaneel op de knop (WPS) te drukken.
Als u het draadloze netwerk wilt gebruiken in de
infrastructuurmodus, koppelt u de netwerkkabel los van het
apparaat. Of u de knop WPS (PBC) gebruikt of het PIN-nummer
invoert om verbinding te maken met het toegangspunt, hangt af van
het toegangspunt (of de draadloze router) die u gebruikt. Raadpleeg
de gebruikershandleiding bij het toegangspunt (of de draadloze
router) dat u gebruikt voor meer informatie.
Wanneer u de WPS-knop gebruikt om het draadloos netwerk in te
stellen, kunnen de beveiligingsinstellingen wijzigen. Vergrendel de
WPS-optie in de beveiligingsinstellingen van het huidige draadloze
netwerk om dit te voorkomen. De naam van de optie kan verschillen
afhankelijk van het toegangspunt (of draadloze router) dat/die u
gebruikt.
Wat u nodig hebt
Controleer of het toegangspunt (of de draadloze router) Wi-Fi Protected
Setup™ (WPS) ondersteunt.
Controleer of uw apparaat Wi-Fi Protected Setup™ (WPS) ondersteunt.
Netwerkcomputer (alleen in de PIN-modus)
Uw type kiezen
Met behulp van de knop (WPS) op het bedieningspaneel kunt u op twee
manieren een verbinding met een draadloos netwerk tot stand brengen
voor uw apparaat.
Met de PBC (Push Button Configuration)-methode kunt u uw apparaat
verbinding laten maken met een draadloos netwerk door te drukken op de
(WPS)-knop op het bedieningspaneel van uw apparaat en op de WPS-
knop (of WPC-knop) op een toegangspunt dat (of draadloze router die) Wi-
Fi Protected Setup™ (WPS) ondersteunt.
Bij de PIN (Personal Identification Number)-methode kunt u uw apparaat
verbinding laten maken met een draadloos netwerk door de meegeleverde
PIN-gegevens in te voeren op een toegangspunt dat (of draadloze router
die) WPS (Wi-Fi Protected Setup™) ondersteunt.
De fabrieksinstelling voor uw apparaat is de modus PBC. Deze wordt
aanbevolen voor een gewone draadloze netwerkomgeving.
Draadloos netwerk instellen
91
2. Een apparaat gebruiken dat verbonden is via het netwerk (alleen B1160w)
Aansluiten in PBC-modus
1
Houd de knop (WPS) op het configuratiescherm ingedrukt totdat
de status-LED snel begint te knipperen (na ongeveer 2 - 4
seconden).
Er wordt verbinding gemaakt met het draadloze netwerk. De LED
knippert maximaal twee minuten langzaam tot u op de PBC-knop op
een toegangspunt (of draadloze router) drukt.
2
Druk op de knop WPS (PBC) op het toegangspunt (of de draadloze
router).
a Het lampje van de WPS-LED knippert snel. Het apparaat is
bezig verbinding te maken met het toegangspunt (of de
draadloze router).
b Als het apparaat verbonden is met het draadloze netwerk, blijft
de WPS-LED branden.
Verbinding maken in PIN-modus
1
Het netwerkconfiguratierapport met het PIN-nummer moet worden
afgedrukt (zie "Een netwerkconfiguratierapport afdrukken" op
pagina 80).
Houd in de stand-bymodus de knop (WPS) op het
bedieningspaneel langer dan 10 seconden ingedrukt.
Het PIN-nummer van uw apparaat wordt weergegeven.
2
Houd de knop (WPS) op het configuratiescherm ingedrukt totdat
de status-LED snel gaat branden (na 4 seconden).
Het apparaat maakt verbinding met het toegangspunt (of draadloze
router).
3
U moet binnen twee minuten de achtcijferige PIN-code invoeren op
de computer die is aangesloten op het toegangspunt (of de
draadloze router).
De LED knippert maximaal twee minuten langzaam tot u de
achtcijferige PIN-code invoert.
De WPS-LED begint op de volgende manier te knipperen:
a Het lampje van de WPS-LED knippert snel. Het apparaat is
bezig verbinding te maken met het toegangspunt (of de
draadloze router).
b Als het apparaat verbonden is met het draadloze netwerk, blijft
de WPS-LED branden.
Draadloos netwerk instellen
92
2. Een apparaat gebruiken dat verbonden is via het netwerk (alleen B1160w)
Opnieuw verbinding maken met een netwerk
Wanneer de draadloze netwerkfunctie is uitgeschakeld, wordt automatisch
opnieuw geprobeerd een verbinding tot stand te brengen met het
toegangspunt (of de draadloze router) met behulp van de eerder gebruikte
instellingen voor de draadloze verbinding en het adres.
In de volgende gevallen wordt automatisch een nieuwe verbinding met
het draadloze netwerk tot stand gebracht:
Het apparaat wordt uit- en weer aangezet.
Het toegangspunt (of de draadloze router) wordt uit- en weer
ingeschakeld.
Annuleren van het maken van een verbinding
U kunt het tot stand brengen van een verbinding met het draadloze netwerk
annuleren door tijdens dit proces op de knop (Aan/uit/Annuleren) op
het bedieningspaneel te drukken en deze vervolgens los te laten. Wacht 2
minuten voordat u opnieuw verbinding met het draadloze netwerk
probeert te maken.
Verbinding met een netwerk verbreken
U kunt de draadloze netwerkverbinding verbreken door langer dan twee
seconden op de knop (WPS) op het configuratiescherm te drukken.
Als het Wi-Fi-netwerk zich in de niet-actieve modus bevindt: De
verbinding tussen het apparaat en het draadloze netwerk wordt
onmiddellijk verbroken en stopt de WPS-LED met branden.
Wanneer het Wi-Fi-netwerk in gebruik is: Zolang het apparaat wacht
tot de huidige taak is afgerond, knippert het lampje van de WPS-LED
snel. Vervolgens wordt de verbinding met het draadloze netwerk
automatisch verbroken en stopt de WPS-LED met branden.
9
Instellen met Windows
Toegangspunt via USB-kabel in Windows
Wat u nodig hebt
- Toegangspunt
- Netwerkcomputer
- Software-cd die bij het apparaat is geleverd
- Het apparaat met een daarop geïnstalleerd draadloos-
netwerkinterface
-USB-kabel
Draadloos netwerk instellen
93
2. Een apparaat gebruiken dat verbonden is via het netwerk (alleen B1160w)
1
Controleer of de USB-kabel op het apparaat is aangesloten.
2
Zet de computer, het toegangspunt en het apparaat aan.
Als tijdens de installatie het venster "Wizard Nieuwe hardware
gevonden" verschijnt, klikt u op Annuleren om het venster te sluiten.
3
Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation.
De cd-rom start automatisch op en er verschijnt een
installatievenster.
Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op Start > Alle
programma's > Toebehoren > Uitvoeren.
Typ X:\Setup.exe, waarbij u "X" vervangt door de letter van uw cd-
rom-station en klik op OK.
4
Selecteer Volgende.
5
Selecteer Draadloos met de computer verbinden. Klik op
Volgende.
Draadloos netwerk instellen
94
2. Een apparaat gebruiken dat verbonden is via het netwerk (alleen B1160w)
Sluit een netwerkprinter aan op de computer: Als u al een draadloos
netwerk hebt ingesteld, selecteert u dit om het printerstuurprogramma
te installeren, zodat u de draadloze netwerkprinter kunt gebruiken. Als
u geen draadloos netwerk hebt ingesteld, selecteert u Draadloos met
de computer verbinden om het draadloze netwerk in te stellen
voordat u dit selecteert.
6
De software zoekt het draadloos netwerk.
Als het draadloze netwerk niet wordt gevonden, controleert u of de
USB-kabel tussen de computer en de printer goed is aangesloten en
volgt u de instructies in het venster.
7
Na de zoekactie toont het venster de draadloze netwerkapparaten.
Selecteer de naam (SSID) van het toegangspunt dat u gebruikt en
klik op Volgende.
Als u de netwerknaam van uw keuze niet kunt vinden of als u de
draadloze configuratie handmatig wilt instellen, klikt u op
Geavanceerde instelling.
Voer de naam van het draadloze netwerk in: Typ de SSID van het
gewenste toegangspunt (de SSID is hoofdlettergevoelig).
Werkingsmodus: Selecteer Infrastructuur.
Verificatie: selecteer een verificatietype.
Open syst.: er wordt geen verificatie gebruikt en codering wordt
gebruikt als gegevensbeveiliging vereist is.
Ged. sleutel: verificatie wordt gebruikt. Een apparaat met de juiste
WEP-sleutel heeft toegang tot tot het netwerk.
WPA Privé of WPA2 Privé: selecteer deze optie als u wilt dat de
afdrukserver wordt geverifieerd op basis van een vooraf gedeelde
WPA-sleutel. Hierbij wordt een gedeelde geheime sleutel gebruikt
(de zogenaamde vooraf gedeelde wachtwoordzin), die handmatig
wordt geconfigureerd op het toegangspunt en elk van de
bijbehorende clients.
Codering: Selecteer de codering (Geen, WEP64, WEP128, TKIP,
AES, TKIP AES).
Netwerksleutel: geef de sleutelwaarde van de netwerkcodering in.
Netwerksleutel bevestigen:: bevestig de sleutelwaarde van de
netwerkcodering.
WEP-sleutelindex: Als u WEP-codering gebruikt, selecteert u de
juiste WEP-sleutelindex.
Draadloos netwerk instellen
95
2. Een apparaat gebruiken dat verbonden is via het netwerk (alleen B1160w)
Als het toegangspunt is beveiligd, verschijnt het beveiligingsvenster
voor het draadloos netwerk.
Het beveiligingsvenster voor het draadloos netwerk verschijnt. Het
venster kan verschillen naargelang de beveiligingsmodus: WEP of
WPA.
WEP
Selecteer Open syst. of Ged. Sleutel voor de verificatie en typ de
WEP-beveiligingssleutel. Klik op Volgende.
WEP (Wired Equivalent Privacy) is een beveiligingsprotocol dat
ervoor zorgt dat onbevoegden geen toegang kunnen krijgen tot uw
draadloze netwerk. Via WEP wordt het gegevensgedeelte van elk
pakket dat via een draadloos netwerk wordt verzonden met een 64-
bits of 128-bits WEP-coderingssleutel gecodeerd.
WPA
Voer de gedeelde WPA-sleutel in en klik op Volgende.
WPA machtigt en identificeert gebruikers op basis van een geheime
sleutel die op gezette tijden automatisch wordt gewijzigd. Bij WPA
worden tevens TKIP (Temporal Key Integrity Protocol) en AES
(Advanced Encryption Standard) voor gegevenscodering gebruikt.
8
Het venster bevat de instellingen voor het draadloze netwerk en
controleert of deze instellingen juist zijn. Klik op Volgende.
Voor de methode DHCP
Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres DHCP is,
controleert u of DHCP in het venster wordt vermeld. Indien
Statisch wordt vermeld, klikt u op TCP/IP wijzigen om de
toewijzingsmethode in DHCP te wijzigen.
Voor de methode Statisch
Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres Statisch is,
controleert u of Statisch in het venster wordt vermeld. Als DHCP
wordt vermeld, klikt u op de knop TCP/IP wijzigen om het IP-
adres en andere netwerkinstellingen van de printer in te voeren.
Voordat u het IP-adres van de printer invoert, moet u de
netwerkinstellingen van de computer weten. Als de computer is
ingesteld op DHCP, neemt u contact op met de
netwerkbeheerder voor het statische IP-adres.
Voorbeeld:
Als de netwerkgegevens van de computer als volgt zijn:
- IP-adres: 169.254.133.42
- Subnetmasker: 255.255.0.0
Dan zijn de netwerkgegevens van de printer als volgt:
- IP-adres: 169.254.133.43
- Subnetmasker: 255.255.0.0 (gebruik het subnetmasker van
de computer).
- Gateway: 169.254.133.1
Draadloos netwerk instellen
96
2. Een apparaat gebruiken dat verbonden is via het netwerk (alleen B1160w)
9
Wanneer het instellen van het draadloze netwerk is voltooid, koppelt
u de USB-kabel tussen de computer en de printer los. Klik op
Volgende.
10
Het venster Instelling van draadloos netwerk voltooid wordt
geopend.
Kies Ja als u de huidige instellingen aanvaardt en u wilt doorgaan.
Kies Nee als u naar het beginvenster wilt terugkeren.
Klik daarna op Volgende.
11
Klik op Volgende wanneer het venster Printeraansluiting
bevestigen verschijnt.
12
Selecteer de onderdelen die u wilt installeren. Klik op Volgende.
13
Nadat u de onderdelen hebt geselecteerd, kunt u ook de naam van
het apparaat wijzigen, het apparaat instellen om in het netwerk te
worden gedeeld, het apparaat instellen als standaardapparaat en de
poortnaam van elk apparaat wijzigen. Klik op Volgende.
14
Wanneer de installatie is voltooid, verschijnt er een venster met de
vraag of u een testpagina wilt afdrukken. Als u een testpagina wilt
afdrukken klikt u op Een testpagina afdrukken.
In het andere geval klikt u op Volgende en gaat u door met stap 16.
15
Als de testpagina op de juiste manier wordt afgedrukt, klikt u op Ja.
Zo niet, dan klikt u op Nee om deze opnieuw af te drukken.
16
Klik op Voltooien.
Ad-hoc via USB-kabel in Windows
Als u geen toegangspunt hebt, kunt u de printer alsnog draadloos met uw
computer verbinden door een draadloos ad-hocnetwerk in te stellen. Volg
hiervoor de volgende eenvoudige stappen.
Wat u nodig hebt
- Een computer die verbonden is met een netwerk
- Software-cd die bij het apparaat is geleverd
- Het apparaat met een daarop geïnstalleerde draadloos-
netwerkinterface
-USB-kabel
1
Controleer of de USB-kabel op het apparaat is aangesloten.
2
Zet de computer en het draadloos-netwerkapparaat aan.
3
Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation.
De cd-rom start automatisch op en er verschijnt een
installatievenster.
Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op Start > Alle
programma's > Toebehoren > Uitvoeren.
Typ X:\Setup.exe, waarbij u "X" vervangt door de letter van uw cd-
rom-station en klik op OK.
Draadloos netwerk instellen
97
2. Een apparaat gebruiken dat verbonden is via het netwerk (alleen B1160w)
4
Selecteer Volgende.
5
Selecteer Draadloos met de computer verbinden. Klik op
Volgende.
Sluit een netwerkprinter aan op de computer: Als u al een draadloos
netwerk hebt ingesteld, selecteert u dit om het printerstuurprogramma
te installeren, zodat u de draadloze netwerkprinter kunt gebruiken. Als
u geen draadloos netwerk hebt ingesteld, selecteert u Draadloos met
de computer verbinden om het draadloze netwerk in te stellen
voordat u dit selecteert.
6
De software zoekt het draadloos netwerk.
Draadloos netwerk instellen
98
2. Een apparaat gebruiken dat verbonden is via het netwerk (alleen B1160w)
Als het netwerk niet kan worden gevonden, controleert u of de USB-
kabel tussen de computer en de printer op de juiste manier is
aangesloten. Volg verder de instructies in het venster.
7
Er verschijnt een lijst met de draadloze netwerken die het apparaat
heeft gevonden.
Als u de standaardinstelling voor ad-hocnetwerken van Dell wilt
gebruiken, selecteert u het laatste draadloze netwerk in de lijst met
de Netwerknaam (SSID). Deze is Dell_device en het Signaal is
Printernetwerk.
Klik daarna op Volgende.
Als u andere ad-hocinstellingen wilt gebruiken, kiest u een ander
draadloos netwerk in de lijst.
Als u ad-hocinstellingen wilt wijzigen, klikt u op de knop Geavanceerde
instelling.
Voer de naam van het draadloze netwerk in: Voer de SSID in (de
SSID is hoofdlettergevoelig).
Werkingsmodus: Selecteer Ad-hoc.
Kanaal: selecteer het kanaal. (Auto-inst. of 2.412 tot 2.467 MHz).
Verificatie: selecteer een verificatietype.
Open syst.: er wordt geen verificatie gebruikt en codering wordt
gebruikt als gegevensbeveiliging vereist is.
Ged. Sleutel: verificatie wordt gebruikt. Een apparaat met de juiste
WEP-sleutel heeft toegang tot tot het netwerk.
Codering: Selecteer de codering (Geen, WEP64 of WEP128).
Netwerksleutel: geef de sleutelwaarde van de netwerkcodering in.
Netwerksleutel bevestigen:: bevestig de sleutelwaarde van de
netwerkcodering.
WEP-sleutelindex: Als u WEP-codering gebruikt, selecteert u de
juiste WEP-sleutelindex.
Het beveiligingsvenster voor het draadloze netwerk verschijnt als het
ad-hocnetwerk een beveiligingsinstelling heeft.
Het beveiligingsvenster voor het draadloos netwerk verschijnt.
Selecteer Open syst. of Ged. Sleutel voor de verificatie en klik op
Volgende.
WEP (Wired Equivalent Privacy) is een beveiligingsprotocol dat
ervoor zorgt dat onbevoegden geen toegang kunnen krijgen tot uw
draadloze netwerk. Via WEP wordt het gegevensgedeelte van elk
pakket dat via een draadloos netwerk wordt verzonden met een 64-
bits of 128-bits WEP-coderingssleutel gecodeerd.
8
Er verschijnt een venster met de instellingen van het draadloze
netwerk. Controleer de instellingen en klik op Volgende.
Draadloos netwerk instellen
99
2. Een apparaat gebruiken dat verbonden is via het netwerk (alleen B1160w)
Voordat u het IP-adres van de printer invoert, moet u de
netwerkinstellingen van de computer weten. Als de netwerkconfiguratie
van de computer is ingesteld op DHCP, moet de instelling voor het
draadloze netwerk ook DHCP zijn. Als de netwerkconfiguratie van de
computer is ingesteld op Statisch, moet de instelling voor het draadloze
netwerk ook Statisch zijn.
Als de computer is ingesteld op DHCP en u voor het draadloze netwerk
de instelling Statisch wilt gebruiken, neemt u contact op met de
netwerkbeheerder voor het statische IP-adres.
Voor de methode DHCP
Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres DHCP is, controleert u
of DHCP wordt vermeld in het venster Bevestiging van instelling
van draadloos netwerk. Indien Statisch wordt vermeld, klikt u op
TCP/IP wijzigen om de toewijzingsmethode te wijzigen in IP-adres
automatisch ontvangen (DHCP).
Voor de methode Statisch
Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres Statisch is, controleert
u of Statisch wordt vermeld in het venster Bevestiging van
instelling van draadloos netwerk. Als DHCP wordt vermeld, klikt u
op de knop TCP/IP wijzigen om het IP-adres en andere
netwerkinstellingen van de printer in te voeren.
Voorbeeld:
Als de netwerkgegevens van de computer als volgt zijn:
- IP-adres: 169.254.133.42
- Subnetmasker: 255.255.0.0
Dan zijn dit de netwerkgegevens van het apparaat:
- IP-adres: 169.254.133.43
- Subnetmasker: 255.255.0.0 (gebruik het subnetmasker van de
computer.)
- Gateway: 169.254.133.1
9
Als de instellingen van het draadloze netwerk voltooid zijn, koppelt u
de USB-kabel tussen de computer en de printer los. Klik op
Volgende.
Als het venster Computernetwerkinstelling wijzigen verschijnt, volgt
u de stappen op het venster.
Klik op Volgende als u klaar bent met de instellingen voor het
draadloze netwerk van de computer.
Als het draadloze netwerk van de computer is ingesteld op DHCP, duurt
het enkele minuten om het IP-adres te ontvangen.
10
Het venster Instelling van draadloos netwerk voltooid wordt
geopend. Om af te drukken vanaf een mobiel apparaat dat Wi-Fi
Direct ondersteund, moet u de Wi-Fi Direct-optie instellen (zie "Wi-
Fi Direct installeren" op pagina 107).
Optie Wi-Fi Direct:
De optie Wi-Fi Direct verschijnt alleen op het scherm als uw printer
deze functie ondersteunt.
•Met Dell Printer Manager kunt u Wi-Fi Direct opbouwen (zie "Wi-Fi
Direct installeren" op pagina 107).
Draadloos netwerk instellen
100
2. Een apparaat gebruiken dat verbonden is via het netwerk (alleen B1160w)
Netwerknaam (SSID): De standaard netwerknaam is de
modelnaam en is maximaal 22 tekens lang (exclusief "Direct-xx-").
Netwerksleutel is de numerieke reeks en tussen de 8 en 64 tekens
lang.
11
Klik op Volgende wanneer het venster Printeraansluiting
bevestigen verschijnt.
12
Selecteer de onderdelen die u wilt installeren. Klik op Volgende.
13
Wanneer u de onderdelen hebt geselecteerd, kunt u ook de
printernaam wijzigen, de printer instellen voor gedeeld gebruik in het
netwerk, de printer instellen als standaardprinter en de poortnaam
van elk apparaat wijzigen. Klik op Volgende.
14
Wanneer de installatie is voltooid, verschijnt er een venster met de
vraag of u een testpagina wilt afdrukken. Als u een testpagina wilt
afdrukken klikt u op Een testpagina afdrukken.
In het andere geval klikt u op Volgende en gaat u door met stap 16.
15
Als de testpagina op de juiste manier wordt afgedrukt, klikt u op Ja.
Zo niet, dan klikt u op Nee om deze opnieuw af te drukken.
16
Klik op Voltooien.
10
Instellen met Macintosh
Wat u nodig hebt
- Toegangspunt
- Netwerkcomputer
- Software-cd die bij het apparaat is geleverd
- Het apparaat met een daarop geïnstalleerd draadloos-
netwerkinterface
-USB-kabel
Toegangspunt via USB-kabel in Macintosh
1
Controleer of de USB-kabel op het apparaat is aangesloten.
2
Zet de computer, het toegangspunt en het apparaat aan.
3
Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation.
4
Dubbelklik op het pictogram in de vorm van een cd-rom op het
bureaublad van uw Macintosh-computer.
5
Dubbelklik in de map MAC_Installer op het pictogram Installer OS
X.
6
Klik op Ga door.
Draadloos netwerk instellen
101
2. Een apparaat gebruiken dat verbonden is via het netwerk (alleen B1160w)
7
Lees de gebruiksrechtovereenkomst en klik op Ga door.
8
Klik op Akkoord als u akkoord gaat met de
gebruiksrechtovereenkomst.
9
Op het computerscherm verschijnt een waarschuwing dat alle
toepassingen worden afgesloten. Klik op Ga door.
10
Klik op Instelling van draadloos netwerk in het paneel
Gebruikersopties.
11
De software zoekt het draadloos netwerk.
Als het draadloze netwerk niet wordt gevonden, controleert u of de
USB-kabel tussen de computer en de printer goed is aangesloten en
volgt u de instructies in het venster.
12
Na de zoekactie toont het venster de draadloze netwerkapparaten.
Selecteer de naam (SSID) van het toegangspunt dat u gebruikt en
klik op Volgende.
Als u de draadloze configuratie handmatig instelt, klikt u op
Geavanceerde instelling.
Voer de naam van het draadloze netwerk in: Typ de SSID van het
gewenste toegangspunt (de SSID is hoofdlettergevoelig).
Werkingsmodus: selecteer Infrastruct..
Verificatie: selecteer een verificatietype.
Open syst.: er wordt geen verificatie gebruikt en codering wordt
gebruikt als gegevensbeveiliging vereist is.
Ged. sleutel: verificatie wordt gebruikt. Een apparaat met de juiste
WEP-sleutel heeft toegang tot tot het netwerk.
WPA Privé of WPA2 Privé: selecteer deze optie als u wilt dat de
afdrukserver wordt geverifieerd op basis van een vooraf gedeelde
WPA-sleutel. Hierbij wordt een gedeelde geheime sleutel gebruikt
(de zogenaamde vooraf gedeelde wachtwoordzin), die handmatig
wordt geconfigureerd op het toegangspunt en elk van de
bijbehorende clients.
Codering: selecteer de codering. (Geen, WEP64, WEP128, TKIP,
AES, TKIP, AES.)
Netwerksleutel: geef de sleutelwaarde van de netwerkcodering in.
Netwerksleutel bevestigen: bevestig de sleutelwaarde van de
netwerkcodering.
WEP-sleutelindex:: Als u WEP-codering gebruikt, selecteert u de
juiste WEP-sleutelindex:.
Draadloos netwerk instellen
102
2. Een apparaat gebruiken dat verbonden is via het netwerk (alleen B1160w)
Als het toegangspunt is beveiligd, verschijnt het beveiligingsvenster
voor het draadloos netwerk.
Het beveiligingsvenster voor het draadloos netwerk verschijnt. Het
venster kan verschillen naargelang de beveiligingsmodus: WEP of
WPA.
WEP
Selecteer Open syst. of Ged. Sleutel voor de verificatie en typ de
WEP-beveiligingssleutel. Klik op Volgende.
WEP (Wired Equivalent Privacy) is een beveiligingsprotocol dat
ervoor zorgt dat onbevoegden geen toegang kunnen krijgen tot uw
draadloze netwerk. Via WEP wordt het gegevensgedeelte van elk
pakket dat via een draadloos netwerk wordt verzonden met een 64-
bits of 128-bits WEP-coderingssleutel gecodeerd.
WPA
Voer de gedeelde WPA-sleutel in en klik op Volgende.
WPA machtigt en identificeert gebruikers op basis van een geheime
sleutel die op gezette tijden automatisch wordt gewijzigd. Bij WPA
worden tevens TKIP (Temporal Key Integrity Protocol) en AES
(Advanced Encryption Standard) voor gegevenscodering gebruikt.
13
Het venster bevat de instellingen voor het draadloze netwerk en
controleert of deze instellingen juist zijn. Klik op Volgende.
Voor de methode DHCP
Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres DHCP is,
controleert u of DHCP in het venster wordt vermeld. Indien
Statisch wordt vermeld, klikt u op TCP/IP wijzigen om de
toewijzingsmethode in DHCP te wijzigen.
Voor de methode Statisch
Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres Statisch is,
controleert u of Statisch in het venster wordt vermeld. Als DHCP
wordt vermeld, klikt u op de knop TCP/IP wijzigen om het IP-
adres en andere netwerkinstellingen van de printer in te voeren.
Voordat u het IP-adres van de printer invoert, moet u de
netwerkinstellingen van de computer weten. Als de computer is
ingesteld op DHCP, neemt u contact op met de
netwerkbeheerder voor het statische IP-adres.
Voorbeeld:
Als de netwerkgegevens van de computer als volgt zijn:
- IP-adres: 169.254.133.42
- Subnetmasker: 255.255.0.0
Dan zijn de netwerkgegevens van de printer als volgt:
- IP-adres: 169.254.133.43
- Subnetmasker: 255.255.0.0 (gebruik het subnetmasker van
de computer).
- Gateway: 169.254.133.1
Draadloos netwerk instellen
103
2. Een apparaat gebruiken dat verbonden is via het netwerk (alleen B1160w)
14
Er wordt verbinding met het draadloze netwerk gemaakt volgens de
netwerkconfiguratie.
15
Het instellen van het draadloze netwerk is compleet. Om af te
drukken vanaf een mobiel apparaat dat Wi-Fi Direct ondersteund,
moet u de Wi-Fi Direct-optie instellen (zie "Wi-Fi Direct installeren"
op pagina 107).
Optie Wi-Fi Direct:
De optie Wi-Fi Direct verschijnt alleen op het scherm als uw printer
deze functie ondersteunt.
•Met Dell Printer Manager kunt u Wi-Fi Direct opbouwen (zie "Wi-Fi
Direct installeren" op pagina 107).
Netwerknaam (SSID): De standaard netwerknaam is de
modelnaam en is maximaal 22 tekens lang (exclusief "Direct-xx-").
Netwerksleutel is de numerieke reeks en tussen de 8 en 64 tekens
lang.
16
Volg de aanwijzingen op het scherm om de installatie te voltooien.
Wanneer de installatie is voltooid, klikt u op Afsluiten of Herstart.
Ad-hoc via USB-kabel in Macintosh
Als u geen toegangspunt hebt, kunt u de printer alsnog draadloos
verbinden met uw computer door een draadloos ad-hocnetwerk in te
stellen. Volg hiervoor de volgende eenvoudige stappen.
Wat u nodig hebt
- Netwerkcomputer
- Cd met software die bij uw apparaat is geleverd
- Het apparaat met een daarop geïnstalleerd draadloos-
netwerkinterface
-USB-kabel
1
Controleer of de USB-kabel op het apparaat is aangesloten.
2
Schakel de computer en de printer in.
3
Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation.
4
Dubbelklik op het pictogram in de vorm van een cd-rom op het
bureaublad van uw Macintosh-computer.
5
Dubbelklik op de map MAC_Installer.
6
Dubbelklik op het pictogram Installer OS X.
7
Voer het wachtwoord in en klik op OK.
8
Klik op Ga door.
Draadloos netwerk instellen
104
2. Een apparaat gebruiken dat verbonden is via het netwerk (alleen B1160w)
9
Lees de gebruiksrechtovereenkomst en klik op Ga door.
10
Klik op Akkoord als u akkoord gaat met de
gebruiksrechtovereenkomst.
11
Selecteer Eenvoudige installatie en klik op Installeer.
Eenvoudige installatie wordt aanbevolen voor de meeste
gebruikers. Alle onderdelen die noodzakelijk zijn voor
apparaatbewerkingen worden geïnstalleerd.
Als u Aangepaste installatie selecteert, kunt u aangeven welke
afzonderlijke onderdelen u wilt installeren.
12
Klik op Draadloze verbindingen instellen en installeren.
13
De software zoekt naar draadloze netwerkapparaten.
Als het draadloze netwerk niet wordt gevonden, controleert u of de
USB-kabel tussen de computer en de printer goed is aangesloten en
volgt u de instructies in het venster.
14
Er verschijnt een lijst met de draadloze netwerken die het apparaat
heeft gevonden.
Als u de standaardinstelling voor ad-hocnetwerken van Dell wilt
gebruiken, selecteert u het laatste draadloze netwerk in de lijst met
de Netwerknaam (SSID). Deze is Dell_device en het Signaal is
Printernetwerk.
Klik daarna op Volgende.
Als u andere ad-hocinstellingen wilt gebruiken, kiest u een ander
draadloos netwerk in de lijst.
Als u ad-hocinstellingen wilt wijzigen, klikt u op de knop Geavanceerde
instelling.
Voer de naam van het draadloze netwerk in: Voer de SSID in (de
SSID is hoofdlettergevoelig).
Werkingsmodus: Selecteer Ad-hoc.
Kanaal: Selecteer het kanaal (Auto-inst. of 2412 MHz tot 2467
MHz).
Verificatie: selecteer een verificatietype.
Open syst.: er wordt geen verificatie gebruikt en codering wordt
gebruikt als gegevensbeveiliging vereist is.
Ged. Sleutel: verificatie wordt gebruikt. Een apparaat met de juiste
WEP-sleutel heeft toegang tot tot het netwerk.
Codering: Selecteer de codering (Geen, WEP64 of WEP128).
Netwerksleutel: geef de sleutelwaarde van de netwerkcodering in.
Draadloos netwerk instellen
105
2. Een apparaat gebruiken dat verbonden is via het netwerk (alleen B1160w)
Netwerksleutel bevestigen: bevestig de sleutelwaarde van de
netwerkcodering.
WEP-sleutelindex:: Als u WEP-codering gebruikt, selecteert u de
juiste WEP-sleutelindex:.
Het beveiligingsvenster voor het draadloze netwerk verschijnt als het
ad-hocnetwerk een beveiligingsinstelling heeft.
Het beveiligingsvenster voor het draadloos netwerk verschijnt.
Selecteer Open syst. of Ged. Sleutel voor de verificatie en klik op
Volgende.
WEP (Wired Equivalent Privacy) is een beveiligingsprotocol dat
ervoor zorgt dat onbevoegden geen toegang kunnen krijgen tot uw
draadloze netwerk. Via WEP wordt het gegevensgedeelte van elk
pakket dat via een draadloos netwerk wordt verzonden met een 64-
bits of 128-bits WEP-coderingssleutel gecodeerd.
15
Er verschijnt een venster met de instellingen van het draadloze
netwerk. Controleer de instellingen en klik op Volgende.
Voordat u het IP-adres van de printer invoert, moet u de
netwerkinstellingen van de computer weten. Als de netwerkconfiguratie
van de computer is ingesteld op DHCP, moet de instelling voor het
draadloze netwerk ook DHCP zijn. Als de netwerkconfiguratie van de
computer is ingesteld op Statisch, moet de instelling voor het draadloze
netwerk ook Statisch zijn.
Als de computer is ingesteld op DHCP en u voor het draadloos netwerk
de instelling Statisch wilt gebruiken, neemt u contact op met de
netwerkbeheerder voor het statische IP-adres.
Voor de methode DHCP
Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres DHCP is, controleert u
of DHCP wordt vermeld in het venster Bevestiging van instelling
van draadloos netwerk. Indien Statisch wordt vermeld, klikt u op
TCP/IP wijzigen om de toewijzingsmethode te wijzigen in IP-adres
automatisch ontvangen (DHCP).
Voor de methode Statisch
Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres Statisch is, controleert
u of Statisch wordt vermeld in het venster Bevestiging van
instelling van draadloos netwerk. Als DHCP wordt vermeld, klikt u
op de knop TCP/IP wijzigen om het IP-adres en andere
netwerkinstellingen van de printer in te voeren.
Voorbeeld:
Als de netwerkgegevens van de computer als volgt zijn:
- IP-adres: 169.254.133.42
- Subnetmasker: 255.255.0.0
Dan zijn dit de netwerkgegevens van het apparaat:
- IP-adres: 169.254.133.43
Draadloos netwerk instellen
106
2. Een apparaat gebruiken dat verbonden is via het netwerk (alleen B1160w)
- Subnetmasker: 255.255.0.0 (gebruik het subnetmasker van de
computer).
- Gateway: 169.254.133.1
16
Er wordt verbinding met het draadloze netwerk gemaakt volgens de
netwerkconfiguratie.
17
Wanneer het instellen van het draadloze netwerk is voltooid, koppelt
u de USB-kabel tussen de computer en de printer los.
18
Volg de aanwijzingen op het scherm om de installatie te voltooien.
Wanneer de installatie is voltooid, klikt u op Afsluiten of Herstart.
11
Het Wi-Fi-netwerk in- of uitschakelen
1
Controleer of het apparaat met het netwerk is verbonden.
2
Start een webbrowser als Internet Explorer, Safari of Firefox, en voer
in het browservenster het nieuwe IP-adres van uw apparaat in.
Voorbeeld:
3
Klik op Login in de rechterbovenhoek van de website Embedded
Web Service.
4
Typ de juiste gegevens bij ID en Password en klik vervolgens op
Login.
ID: admin
Password: dell00000
5
Nadat het venster Embedded Web Service is geopend, klikt u op
Settings > Network Settings.
6
Klik op Wireless > Custom.
U kunt het Wi-Fi-netwerk ook in- of uitschakelen.
12
Wi-Fi Direct voor mobiel printen instellen
Wi-Fi Direct is een gemakkelijk te installeren, peer-to-
peerverbindingsmethode voor uw printer en een mobiel apparaat, dat
voorziet in een veilige verbinding en betere doorvoer dan de ad-hocmodus.
Met Wi-Fi Direct kunt u uw printer tegelijkertijd met een Wi-Fi Direct-netwerk
en een toegangspunt verbinden. Daarnaast kunt u tegelijkertijd gebruik
maken van een bekabeld netwerk en een Wi-Fi Direct-netwerk, zodat
meerdere gebruikers documenten kunnen openen en afdrukken via Wi-Fi
Direct en het bekabelde netwerk.
Draadloos netwerk instellen
107
2. Een apparaat gebruiken dat verbonden is via het netwerk (alleen B1160w)
U kunt geen verbinding maken met het internet via Wi-Fi Direct op
uw printer.
De lijst met ondersteunde protocollen kan verschillen per model. Wi-
Fi Direct-netwerken ondersteunen NIET IPv6-, netwerkfilterings-,
IPSec-, WINS- en SLP-diensten.
Wi-Fi Direct installeren
U kunt de Wi-Fi Direct-optie inschakelen volgens een van de volgende
methoden.
Via een computer die verbonden is met een USB-kabel
(aanbevolen)
Zie het toegangspunt via de USB-kabel wanneer u installeert vanaf de
bijgeleverde software-cd-rom.
- Windows-gebruiker
Zie "Toegangspunt via USB-kabel in Windows" op pagina 92.
Zie "Ad-hoc via USB-kabel in Windows" op pagina 96.
- Macintosh-gebruiker
Zie "Toegangspunt via USB-kabel in Macintosh" op pagina 100.
Zie "Ad-hoc via USB-kabel in Macintosh" op pagina 103.
Wanneer de installatie van het stuurprogramma compleet is, kan de
Dell Printer Manager gebruikt worden om de Wi-Fi Direct-modus in te
stellen en te configureren.
Installatie van Wi-fi Direct kan ook vanuit de ad-hocmodus worden
uitgevoerd als er geen netwerk beschikbaar is. Gebruikers moeten
deze inschakelen via Dell Printer Manager zoals hieronder is
aangegeven.
Dell Printer Manager is alleen beschikbaar voor gebruikers van
Windows en Macintosh.
- Selecteer in het menu Start Programma's of Alle Programma's >
Dell Printers > Dell Printer Manager > (Geavanceerde
modus activeren) > Apparaatinstellingen > Netwerk.
Wi-Fi Direct Aan/Uit: Kies Aan om in te schakelen.
Apparaatnaam: Voer de naam van de printer in om uw printer
te kunnen zoeken op een draadloos netwerk. De
standaardnaam van uw apparaat is de modelnaam.
IP-adres: Voer het IP-adres van de printer in. Dit IP-adres wordt
gebruikt op uw lokale netwerk en niet voor het bekabelde of
draadloze netwerk. Wij raden u aan om het standaard lokale IP-
adres te gebruiken (het standaard lokaal IP-adres van de printer
voor Wi-Fi Direct is 192.168.3.1)
Draadloos netwerk instellen
108
2. Een apparaat gebruiken dat verbonden is via het netwerk (alleen B1160w)
Eigenaar van groep: Schakel deze optie in om de printer toe te
wijzen aan de Wi-Fi Direct-groepsgebruiker. De Eigenaar van
groep functioneert op dezelfde manier als het draadloze
toegangspunt. Wij raden u aan deze optie in te schakelen.
Netwerksleutel: Wanneer uw printer een Eigenaar van groep
is, heeft u een Netwerksleutel nodig om andere mobiele
apparaten te verbinden met uw printer. U kunt zelf een
netwerksleutel instellen, of u kunt de netwerksleutel die
standaard gegenereerd wordt, laten onthouden.
Vanaf een computer met netwerkverbinding
Wanneer uw printer een netwerkkabel of een draadloos toegangspunt
gebruikt, kunt u Wi-Fi Direct inschakelen en configureren via SyncThru™
Web Service.
Ga naar SyncThru™ Web Service, kies Settings > Network Settings
> Wireless > Wi-Fi Direct.
Schakel Wi-Fi Direct in of uit en stel andere opties in.
Voor Linux OS-gebruikers,
- Druk een IP-netwerkconfiguratierapport af om het afdrukken te
controleren (zie"Een netwerkconfiguratierapport afdrukken" op
pagina 80).
- Ga naar SyncThru™ Web Service, kies Settings > Network
Settings > Wireless > Wi-Fi Direct.
- Schakel Wi-Fi Direct in of uit.
Het mobiele apparaat instellen
Raadpleeg de gebruikershandleiding voor het mobiele apparaat na het
instellen van Wi-Fi Direct op uw printer om Wi-Fi Direct in te stellen op
het mobiele apparaat.
Na het inschakelen van Wi-Fi Direct moet u de toepassing voor mobiel
afdrukken downloaden om af te drukken vanaf uw smartphone.
Wanneer u de printer heeft gevonden waar u verbinding mee wilt
leggen vanaf uw mobiele apparaat, selecteert u de printer en gaat
het LED-lampje op de printer branden. Wanneer u op de WPS-knop
van de printer drukt, wordt er verbinding gemaakt met uw mobiele
apparaat.
Wanneer uw mobiele apparaat WPS niet ondersteund, moet u de
netwerksleutel van een printer invoeren in plaats van te drukken op
de WPS-knop.
Draadloos netwerk instellen
109
2. Een apparaat gebruiken dat verbonden is via het netwerk (alleen B1160w)
13
Problemen oplossen voor draadloos netwerk
Problemen tijdens het instellen of de installatie
van het stuurprogramma
Printers niet gevonden
Mogelijk staat uw printer niet aan. Zet de computer en printer aan.
De USB-kabel tussen de computer en het apparaat is niet aangesloten.
Verbind de printer met uw computer door middel van de USB-kabel.
De printer ondersteunt geen draadloze netwerken. Raadpleeg de
gebruikershandleiding van de printer op de software-cd die bij het
apparaat is geleverd en zorg dat u beschikt over een draadloze
netwerkprinter.
Verbindingsprobleem - SSID niet gevonden
De printer kan de door u geselecteerde of ingevoerde netwerknaam
(SSID) niet vinden. Controleer de netwerknaam (SSID) op uw
toegangspunt en probeer opnieuw verbinding te maken.
Uw toegangspunt is uitgeschakeld. Zet het toegangspunt aan.
Verbindingsprobleem - Ongeldige beveiliging
De beveiliging is niet op de juiste manier geconfigureerd. Controleer de
beveiliging die op het toegangspunt en de printer is geconfigureerd.
Verbindingsprobleem - Algemene verbindingsfout
Uw computer ontvangt geen signaal van uw apparaat. Controleer de
USB-kabel en de stroomtoevoer van de printer.
Verbindingsprobleem - Verbonden bedraad netwerk
De printer is verbonden met een netwerkkabel. Koppel de netwerkkabel
los van uw apparaat.
Fout bij verbinding met pc
Het geconfigureerde netwerkadres kan geen verbinding maken tussen
uw computer en het apparaat.
- Voor een DHCP-netwerkomgeving
Het apparaat ontvangt automatisch het IP-adres (DHCP) als de
toewijzingsmethode voor het IP-adres is ingesteld op DHCP.
Als de afdruktaak niet werkt in de DHCP-modus, wordt het probleem
mogelijk veroorzaakt door het automatisch aangepaste IP-adres.
Vergelijk het IP-adres met het IP-adres van het product en de IP-
adressen van de printerpoorten.
Vergelijken:
Draadloos netwerk instellen
110
2. Een apparaat gebruiken dat verbonden is via het netwerk (alleen B1160w)
1 Druk het netwerkinformatierapport van uw printer af en controleer
het IP-adres (zie "Een netwerkconfiguratierapport afdrukken" op
pagina 80).
2 Controleer de IP-adressen van de printerpoorten van uw computer.
a Klik op het menu Start van Windows.
b In Windows Server 2000 selecteert u Instellingen > Printers.
Als u Windows XP/Server 2003 gebruikt, selecteert u Printers
en faxapparaten.
Als u Windows Server 2008/Vista gebruikt, selecteert u
Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Printers.
In Windows 7 selecteert u Configuratiescherm > Apparaten
en printers.
In Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm
> Hardware > Apparaten en printers.
c Klik met de rechtermuisknop op uw apparaat.
d In Windows XP/2003/2008/Vista selecteert u Eigenschappen.
In Windows 7 en Windows Server 2008 R2 selecteert u
Eigenschappen van printer in het snelmenu.
Als bij het item Eigenschappen van printer het teken staat,
kunt u andere printerstuurprogramma’s voor de geselecteerde
printer selecteren.
e Klik op het tabblad Port.
f Klik op de knop Configure Port...
g Controleer of de Printernaam of het IP-adres: hetzelfde zijn als
het IP-adres op het tabblad Netwerkconfiguratie.
3 Wijzig het IP-adres van de printerpoort als deze niet overeenkomt
met het netwerkinformatierapport.
Als u de software-installatie-cd wilt gebruiken of het IP-adres van de
poort te wijzigen, klikt u op Sluit een netwerkprinter aan op de
computer in de Installatiemethode selecteren. Verbind
vervolgens weer het IP-adres.
- Voor een statische netwerkomgeving
De printer gebruikt het statische adres als de toewijzingsmethode
voor het IP-adres op de computer is ingesteld op Statisch.
Voorbeeld:
Als de netwerkgegevens van de computer als volgt zijn:
IP-adres: 169.254.133.42
Subnetmasker: 255.255.0.0
Dan zijn dit de netwerkgegevens van het apparaat:
IP-adres: 169.254.133.43
Subnetmasker: 255.255.0.0 (gebruik het subnetmasker van de
computer).
Gateway: 169.254.133.1
Draadloos netwerk instellen
111
2. Een apparaat gebruiken dat verbonden is via het netwerk (alleen B1160w)
Andere problemen
Als zich tijdens het gebruik van de printer in een netwerk problemen
voordoen, controleert u de volgende punten:
Raadpleeg de gebruikershandleiding bij het toegangspunt (of de
draadloze router) voor specifieke informatie.
Mogelijk is uw computer, het toegangspunt (of de draadloze router) of
de printer niet ingeschakeld.
Controleer de draadloze ontvangst van het signaal rond het apparaat.
Als de router ver van de printer staat of als er een obstakel in de weg
staat, kan dat de ontvangst van het signaal bemoeilijken.
Schakel het toegangspunt (of de draadloze router), de printer en de
computer uit en weer aan. Soms kan dat helpen om de communicatie
met het netwerk te herstellen.
Controleer of firewallsoftware (V3 of Norton) de communicatie
blokkeert.
Als de computer en de printer op hetzelfde netwerk zijn aangesloten
maar niet kunnen worden gevonden, blokkeert de firewall-software
mogelijk de communicatie. Raadpleeg de gebruikershandleiding bij de
firewall-software voor informatie over het uitschakelen van de firewall.
Probeer vervolgens nogmaals of de printer kan worden gevonden.
Controleer of het IP-adres van het apparaat juist is toegewezen. U kunt
het IP-adres controleren door het netwerkconfiguratierapport af te
drukken.
Controleer of het toegangspunt (of de draadloze router) met een
wachtwoord beveiligd is. Als er een wachtwoord is ingesteld, neemt u
contact op met de beheerder van het toegangspunt (of de draadloze
router).
Controleer het IP-adres van de printer. Installeer het
printerstuurprogramma opnieuw en wijzig de instellingen om een
verbinding te maken met het apparaat op het netwerk. Bij DHCP is het
mogelijk dat het toegewezen IP-adres verandert als het apparaat lange
tijd niet wordt gebruikt of als het toegangspunt opnieuw is ingesteld.
Registreer het MAC-adres van het product als u de DHCP-server
configureert op het toegangspunt (of de draadloze router). Dan kunt u
altijd het ingestelde IP-adres gebruiken dat is ingesteld met behulp van
het MAC-adres. U kunt het MAC-adres van uw apparaat vinden door
een netwerkconfiguratierapport af te drukken (zie "Een
netwerkconfiguratierapport afdrukken" op pagina 80).
Controleer de draadloze omgeving. Mogelijk kunt u geen verbinding
maken met het netwerk in de infrastructuuromgeving waar u
gebruikersgegevens moet invoeren voordat u een verbinding hebt
gemaakt met een toegangspunt (of draadloze router).
Dit apparaat ondersteunt alleen IEEE 802.11b/g/n en Wi-Fi. Andere
draadloze communicatietypes (b.v. Bluetooth) worden niet
ondersteund.
In de ad-hocmodus onder besturingssystemen zoals Windows Vista is
het mogelijk dat u de draadloze verbinding bij elk gebruik van de
draadloze printer opnieuw moet instellen.
Bij draadloze netwerkprinters van Dell kunnen de infrastructuurmodus
en de ad-hocmodus niet tegelijkertijd worden gebruikt.
Draadloos netwerk instellen
112
2. Een apparaat gebruiken dat verbonden is via het netwerk (alleen B1160w)
Het apparaat moet zich binnen het bereik van het draadloos netwerk
bevinden.
De printer mag niet in de buurt staan van obstakels die het draadloze
signaal kunnen blokkeren.
Verwijder grote metalen voorwerpen die zich tussen het toegangspunt
(of de draadloze router) en het apparaat bevinden.
Controleer of er geen palen, muren of steunpilaren van metaal of beton
tussen de printer en het draadloze toegangspunt (of de draadloze
router) staan.
De printer mag niet in de buurt staan van andere elektronische
apparaten die het draadloze signaal kunnen verstoren.
Er zijn veel apparaten die het draadloze signaal kunnen verstoren,
waaronder magnetrons en bepaalde Bluetooth-apparaten.
Telkens als de configuratie van uw toegangspunt (of draadloze router)
verandert, moet u het draadloze netwerk van het product opnieuw
instellen.
3. Speciale functies
In dit hoofdstuk worden speciale afdrukfuncties verklaard.
Aanpassing aan luchtdruk of hoogte 114
De standaardafdrukinstellingen wijzigen 115
Uw apparaat instellen als standaardprinter 116
Geavanceerde afdrukfuncties gebruiken 117
Afdrukken in Macintosh 123
Afdrukken in Linux 125
De procedures in dit hoofdstuk zijn voornamelijk gebaseerd op Windows 7.
114
3. Speciale functies
Aanpassing aan luchtdruk of hoogte
De afdrukkwaliteit wordt beïnvloed door de atmosferische druk, die wordt bepaald
door de hoogte boven zeeniveau waar het apparaat staat. De volgende informatie
zal u helpen bij de instelling van uw apparaat voor de beste afdrukkwaliteit.
Ga na op welke hoogte u zich bevindt en stel de juiste luchtdruk in.
1 Hoog 3
2 Hoog 2
3 Hoog 1
4 Normaal
Als u Windows of Macintosh gebruikt, kunt u uw instellingen wijzigen via
Dell Printer Manager
>
(Geavanceerde modus activeren)
>
Apparaatinstellingen
(zie "Overzicht interface instellingen voor
gevorderde gebruikers" op pagina 134).
Als uw apparaat is verbonden met internet, kunt u de hoogte instellen
via Embedded Web Service (zie "Embedded Web Service gebruiken
(alleen B1160w)" op pagina 131).
0
4,000 m
(13,123 ft)
3,000 m
(9,842 ft)
2,000 m
(6,561 ft)
1,000 m
(3,280 ft)
4
3
2
1
115
3. Speciale functies
De standaardafdrukinstellingen wijzigen
1
Klik op het menu Start van Windows.
2
In Windows Server 2000 selecteert u Instellingen > Printers.
Als u Windows XP/Server 2003 gebruikt, selecteert u Printers
en faxapparaten.
Als u Windows Server 2008/Vista gebruikt, selecteert u
Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Printers.
In Windows 7 selecteert u Configuratiescherm > Apparaten
en printers.
In Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm >
Hardware > Apparaten en printers.
3
Klik met de rechtermuisknop op uw apparaat.
4
In Windows XP/Server 2003/Server 2008/Vista kiest u
Voorkeursinstellingen voor afdrukken.
In Windows 7 en Windows Server 2008 R2 selecteert u
Voorkeursinstellingen voor afdrukken in de contextmenu’s.
Als bij Voorkeursinstellingen voor afdrukken het symbool staat,
kunt u andere printerstuurprogramma’s voor de geselecteerde printer
selecteren.
5
Wijzig de instellingen op elk tabblad.
6
Klik op OK.
In Voorkeursinstellingen voor afdrukken kunt u de instellingen voor
elke afdruktaak wijzigen.
116
3. Speciale functies
Uw apparaat instellen als standaardprinter
1
Klik op het menu Start van Windows.
2
In Windows Server 2000 selecteert u Instellingen > Printers.
Als u Windows XP/Server 2003 gebruikt, selecteert u Printers
en faxapparaten.
Als u Windows Server 2008/Vista gebruikt, selecteert u
Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Printers.
In Windows 7 selecteert u Configuratiescherm > Apparaten
en printers.
In Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm >
Hardware > Apparaten en printers.
3
Selecteer uw apparaat.
4
Klik met uw rechtermuisknop op uw apparaat en selecteer Als
standaard instellen.
Als bij het item Als standaard instellen voor Windows 7 of Windows
Server 2008 R2 het teken staat, kunt u andere
printerstuurprogramma’s selecteren die met de geselecteerde printer
verbonden zijn.
117
3. Speciale functies
Geavanceerde afdrukfuncties gebruiken
XPS-printerstuurprogramma: wordt gebruikt om af te drukken in een
XPS-bestandsindeling
Het XPS-printerstuurprogramma kan alleen geïnstalleerd worden op
Windows Vista OS of een recentere versie.
U kunt het XPS-stuurprogramma installeren wanneer u de software-
cd in het cd-rom-station plaatst. Als u de Dell-software installeert,
wordt het XPS-stuurprogramma automatisch geïnstalleerd.
1
Afdrukken naar een bestand (PRN)
Het kan soms handig zijn om de af te drukken gegevens op te slaan als een
bestand.
1
Kruis het selectievak Afdrukken naar bestand in het venster
Afdrukken aan.
2
Klik op Afdrukken.
3
Voer het doelpad en de bestandsnaam in en klik vervolgens op OK.
Bijvoorbeeld c:\Temp\bestandsnaam.
Als u enkel de bestandsnaam invoert wordt het bestand automatisch
opgeslagen in Mijn documenten, Documents and Settings of
Gebruikers. De opslagmap kan verschillen, afhankelijk van uw
besturingssysteem of het gebruikte programma.
Geavanceerde afdrukfuncties gebruiken
118
3. Speciale functies
2
Speciale afdrukfuncties verklaard
U kunt geavanceerde afdrukfuncties gebruiken voor uw printer.
Om de printerfuncties van uw printerstuurprogramma te gebruiken, klikt u
op Eigenschappen of Voorkeuren in het venster Afdrukken van de
toepassing om de afdrukinstellingen te wijzigen. De apparaatnaam die in
het printereigenschappenvenster wordt weergegeven is afhankelijk van het
gebruikte apparaat.
Afhankelijk van de opties of het model zullen sommige menu’s
mogelijk niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze
opties niet van toepassing op uw apparaat.
Selecteer het menu Help, of klik op de knop uit het venster, of
druk op F1 op uw toetsenbord, en klik op de optie waar u meer over
wilt weten (zie "Help gebruiken" op pagina 35).
Item Omschrijving
Meerdere pagina's
per zijde
U kunt het aantal pagina’s selecteren dat u op één vel
wilt afdrukken. Als u meer dan één pagina per vel
afdrukt worden de pagina’s verkleind en in de door u
opgegeven volgorde gerangschikt. U kunt op één vel
tot 16 pagina’s afdrukken.
Poster afdrukken
U kunt een document van één enkele pagina op 4 (poster
van 2x2), 9 (poster van 3x3) of 16 vellen (poster van 4x4)
papier drukken om ze aan elkaar te plakken en er een
poster van te maken.
Selecteer de waarde Posteroverlap. Geef de
Posteroverlap op in millimeters of inches door het
keuzerondje bovenaan rechts op het tabblad Basis te
selecteren om de vellen gemakkelijker aan elkaar te
kunnen plakken.
Boekje afdrukken
a
Met deze functie kunt u een document op beide zijden van
het papier afdrukken en worden de pagina’s zo
gerangschikt dat u het afgedrukte papier dubbel kunt
vouwen om een boekje te maken.
Als u een boekje wilt maken, moet u afdrukken op
afdrukmateriaal van het formaat Letter, Legal, A4, US
Folio of Oficio.
De optie
Boekje afdrukken
is niet beschikbaar voor
alle papierformaten. Kies de
Formaat
-optie onder het
tabblad
Papier
om te kijken welke papierformaten
beschikbaar zijn.
Als u een onbeschikbaar papierformaat selecteert,
wordt deze optie mogelijk automatisch geannuleerd.
Selecteer alleen beschikbaar papier (papier waarbij
geen of staat).
Item Omschrijving
8
9
Geavanceerde afdrukfuncties gebruiken
119
3. Speciale functies
Dubbelzijdig
afdrukken
(handmatig)
a
U kunt op beide zijden van een vel papier afdrukken
(handmatig). Voor u afdrukt, moet u de gewenste
afdrukstand van het document opgeven.
U kunt deze functie gebruiken met papier van
het formaat Letter, Legal, A4, US Folio of Oficio.
Als uw printer geen duplexeenheid heeft, moet
u de afdruktaak handmatig uitvoeren. De
printer drukt eerst elke andere pagina van het
document af. Hierna verschijnt er een bericht
op uw computer.
U wordt afgeraden dubbelzijdig af te drukken
op speciale afdrukmedia, zoals etiketten,
enveloppen of dik papier. Dit kan een
papierstoring veroorzaken of het apparaat
beschadigen.
Geen:
Hiermee schakelt u deze functie uit.
Lange zijde:
Deze optie is de conventionele lay-out die
bij boekbinden wordt gebruikt.
Korte zijde:
Deze optie is de conventionele lay-out die
voor kalenders wordt gebruikt.
Item Omschrijving
Papieropties Wijzigt de afmetingen van een document zodat deze
kleiner of groter op het vel afgedrukt wordt, door een
percentage in te voeren waarmee het document
vergroot of verkleind wordt.
Watermerk Met de optie Watermerk kunt u tekst afdrukken over
een bestaand document, U gebruikt het bijvoorbeeld
om in grote grijze letters DRAFT of CONFIDENTIAL
diagonaal op de eerste pagina of op alle pagina's
afdrukken.
Watermerk
(Een watermerk
maken)
a Als u de afdrukinstellingen vanuit de
softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u
Voorkeursinstellingen voor afdrukken.
b Klik op het tabblad Geavanceerd en selecteer
Bewerken in de vervolgkeuzelijst Watermerk. Het
venster Watermerken bewerken wordt geopend.
c Voer een tekst in het vak Tekst watermerk in.
U kunt maximaal 256 tekens invoeren. De tekst
wordt in het voorbeeldvenster weergegeven.
Item Omschrijving
Geavanceerde afdrukfuncties gebruiken
120
3. Speciale functies
Watermerk
(Een watermerk
bewerken)
a Als u de afdrukinstellingen vanuit de
softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u
Voorkeursinstellingen voor afdrukken.
b Klik op het tabblad Geavanceerd en selecteer
Bewerken in de vervolgkeuzelijst Watermerk. Het
venster Watermerken bewerken wordt geopend.
c Selecteer in het vak Huidige watermerken het
watermerk dat u wilt bewerken en wijzig de tekst van
het watermerk en de opties.
d Klik op Wijzigen als u de wijzigingen wilt opslaan.
e Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken
wordt afgesloten.
Watermerk
(Een watermerk
verwijderen)
a Als u de afdrukinstellingen vanuit de
softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u
Voorkeursinstellingen voor afdrukken.
b Klik op het tabblad Geavanceerd en selecteer
Bewerken in de vervolgkeuzelijst Watermerk. Het
venster Watermerken bewerken wordt geopend.
c Selecteer in het vak Huidige watermerken het
watermerk dat u wilt verwijderen en klik op de knop
Wissen.
d Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken
wordt afgesloten.
Item Omschrijving
Overlay
a
Deze optie is alleen beschikbaar als u het SPL-
printerstuurprogramma gebruikt (zie "Software" op
pagina 6).
Een overlay is tekst en/of een afbeelding die op de
harde schijf van de computer is opgeslagen in een
speciale bestandsindeling en die in een willekeurig
document kan worden afgedrukt. Overlays worden
vaak gebruikt in plaats van voorgedrukte formulieren
en papier met een briefhoofd. In plaats van een
voorgedrukt briefhoofd kunt u een overlay
samenstellen die precies dezelfde informatie bevat. Als
u een brief met het briefhoofd van uw bedrijf wilt
afdrukken, hoeft u geen voorbedrukt briefhoofdpapier
in het apparaat te plaatsen. U drukt het briefhoofd
gewoon als overlay op uw document af.
Als u een paginaoverlay wilt gebruiken, moet u een
nieuwe paginaoverlay maken met uw logo of
afbeelding.
Het formaat van het overlaydocument moet
hetzelfde zijn als dat van de documenten die
u met de overlay afdrukt. Maak geen overlay
met een watermerk.
De resolutie van het overlaydocument moet
dezelfde zijn als die van het document
waarop u de overlay wilt afdrukken.
Item Omschrijving
Geavanceerde afdrukfuncties gebruiken
121
3. Speciale functies
Overlay
(Een nieuwe
paginaoverlay
maken)
a Ga naar de Voorkeursinstellingen voor
afdrukken als u het document als een overlay wilt
opslaan.
b Klik op het tabblad Geavanceerd en selecteer
Bewerken in de vervolgkeuzelijst Tekst. Het
venster Overlay bewerken verschijnt.
c Klik in het venster Overlay bewerken op Maken.
d Typ een naam van maximaal acht tekens in het vak
Opslaan als in het venster Taaknaam. Selecteer
indien nodig de map waarin u het overlaybestand
wilt opslaan. Standaard is dit de map C:\Formover.
e Klik op opslaan. De naam verschijnt in Overzicht
overlays.
f Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken
wordt afgesloten.
Het bestand wordt niet afgedrukt. Het wordt
opgeslagen op de harde schijf van uw computer.
Item Omschrijving
Overlay
(Een paginaoverlay
gebruiken)
a Klik op het tabblad Geavanceerd.
b Selecteer de gewenste overlay in de
vervolgkeuzelijst Tekst.
c Als het overlaybestand dat u zoekt niet in de
vervolgkeuzelijst Tekst voorkomt, selecteert u
Bewerken... in de lijst en klikt u op Laden. Selecteer
het overlaybestand dat u wilt gebruiken.
Als u het gewenste overlaybestand op een externe
bron hebt opgeslagen, kunt u het bestand ook laden
vanuit het venster Openen.
Klik op Openen als u het bestand hebt geladen. Het
bestand verschijnt in het vak Overzicht overlays en
kan worden afgedrukt. Selecteer de overlay in de
vervolgkeuzelijst Overzicht overlays.
d Schakel indien nodig het selectievakje Overlay
bevestigen voor afdrukken in. Als dit selectievakje
is ingeschakeld, verschijnt telkens als u een
document naar de printer verzendt een
berichtvenster waarin u gevraagd wordt om te
bevestigen of u een overlay op uw document wilt
afdrukken.
Als dit selectievakje niet is ingeschakeld en er een
overlay is geselecteerd, wordt de overlay
automatisch op uw document afgedrukt.
e Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken
wordt afgesloten.
Item Omschrijving
Geavanceerde afdrukfuncties gebruiken
122
3. Speciale functies
Overlay
(Een paginaoverlay
verwijderen)
a Klik in het venster Voorkeursinstellingen voor
afdrukken op het tabblad Geavanceerd.
b Selecteer Bewerken in de vervolgkeuzelijst Tekst.
c Selecteer in het vak Overzicht overlays de overlay
die u wilt verwijderen.
d Klik op Wissen.
e Als er een venster verschijnt waarin u om
bevestiging wordt gevraagd, klikt u op Ja.
f Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken
wordt afgesloten. Paginaoverlays die u niet meer
gebruikt, kunt u verwijderen.
a. Deze optie is alleen beschikbaar als u het XPS-stuurprogramma gebruikt.
Item Omschrijving
123
3. Speciale functies
Afdrukken in Macintosh
Afhankelijk van het model of opties zijn enkele functies mogelijk niet
beschikbaar. Dit betekent dat de functies niet worden ondersteund.
3
Een document afdrukken
Als u afdrukt met een Macintosh-computer moet u in elke toepassing die u
gebruikt de instellingen van het printerstuurprogramma controleren. Volg
de onderstaande stappen om af te drukken vanaf een Macintosh-computer:
1
Open het af te drukken document.
2
Open het menu Bestand en klik op Pagina-instelling
(Documentinstellingen in enkele toepassingen).
3
Selecteer papierformaat, -oriëntatie, -schaal en andere opties, en
zorg ervoor dat uw apparaat is geselecteerd. Klik op OK.
4
Open het menu Bestand en klik op Druk af.
5
Kies het aantal exemplaren en geef aan welke pagina’s u wilt
afdrukken.
6
Klik op Druk af.
4
Printerinstellingen wijzigen
U kunt geavanceerde afdrukfuncties gebruiken voor uw printer.
Open een toepassing en selecteer Druk af in het menu Bestand. De
printernaam die in het printereigenschappenvenster wordt weergegeven is
afhankelijk van de gebruikte printer. Het printereigenschappenvenster is
afgezien van de naam vergelijkbaar met het onderstaande venster.
5
Afdrukken meerdere pagina's op één blad
U kunt meer dan één pagina afdrukken op één vel papier. Dit is een
goedkope manier om conceptpagina’s af te drukken.
1
Open een toepassing en selecteer Druk af uit het menu Bestand.
2
Selecteer Lay-out in de vervolgkeuzelijst Afdrukstand. Selecteer in
de vervolgkeuzelijst Pagina's per vel het aantal pagina’s dat u op
één vel papier wilt afdrukken.
3
Kies de andere te gebruiken opties.
4
Klik op Druk af.
Het apparaat drukt het gekozen aantal pagina´s op één vel papier af.
Afdrukken in Macintosh
124
3. Speciale functies
6
Help gebruiken
Klik op het vraagteken in de linkeronderhoek van het venster en klik op het
onderwerp waarover u meer wilt weten. Er verschijnt een pop-upvenster
met informatie over de functie van die optie waarover het stuurprogramma
beschikt.
125
3. Speciale functies
Afdrukken in Linux
Afhankelijk van het model of opties zijn enkele functies mogelijk niet
beschikbaar. Dit betekent dat de functies niet worden ondersteund.
7
Afdrukken vanuit een toepassing
Vanuit een groot aantal Linux-toepassingen kunt u afdrukken met Common
UNIX Printing System (CUPS). U kunt vanuit al deze toepassingen met uw
printer afdrukken.
1
Open een toepassing en selecteer Print in het menu File.
2
Selecteer rechtstreeks Print via lpr.
3
Selecteer uw model uit de lijst met printers in het venster LPR GUI
en klik op Properties.
4
Wijzig de eigenschappen van de afdruktaak met behulp van de
volgende vier tabbladen die bovenaan in het venster worden
weergegeven.
General: Wijzigt het papierformaat, papiertype en de
afdrukstand van de documenten. Hiermee kunt u de functie
dubbelzijdig afdrukken inschakelen, start- en eindvaandels
toevoegen en het aantal pagina’s per vel wijzigen.
Automatisch/handmatig dubbelzijdig afdrukken kan mogelijk niet
beschikbaar zijn, afhankelijk van het model. Als alternatief kunt u het
lpr-afdruksysteem of andere programma's gebruiken voor het
afdrukken van even en oneven pagina's.
Text: Stelt de paginamarges en tekstopties, zoals regelafstand
en kolommen in.
Graphics: Op dit tabblad kunt u afbeeldingsopties instellen voor
het afdrukken van afbeeldingsbestanden, zoals kleuropties en
grootte of positie van de afbeelding.
Advanced: Afdrukresolutie, papierbron en bestemming
instellen.
5
Klik op Apply om de wijzigingen toe te passen en sluit het venster
Properties.
6
Klik op OK in het venster LPR GUI om met afdrukken te beginnen.
Afdrukken in Linux
126
3. Speciale functies
7
Het venster Printing verschijnt. Hierin kunt u de status van de
afdruktaak controleren.
Klik op Cancel als u de huidige afdruktaak wilt annuleren.
8
Bestanden afdrukken
U kunt een groot aantal bestandstypen afdrukken op dit apparaat door de
standaard-CUPS-methode direct vanaf de opdrachtregel toe te passen.
Met het CUPS-lpr-hulpgramma kunt u dat doen, maar het programma uit
het besturingsbestand vervang het standaard lpr-hulpprogramma door een
veel gebruiksvriendelijker LPR GUI-programma.
Zo drukt u elk bestand af:
1
Typ lpr <bestandsnaam> op de commandoregel van de Linux-shell
en druk op Enter. Het venster LPR GUI wordt geopend.
Wanneer u enkel lpr typt en op Enter drukt, verschijnt eerst het
venster Select file(s) to print. Selecteer de bestanden die u wilt
afdrukken en klik op Open.
2
In het venster LPR GUI selecteert u uw apparaat uit de lijst en wijzigt
u de eigenschappen van de afdruktaak.
3
Klik op OK om met afdrukken te beginnen.
9
Printereigenschappen configureren
In Printer Properties dat u kunt openen in het venster Printers
configuration kunt u de verschillende eigenschappen van uw printer
wijzigen.
1
Open Unified Driver Configurator.
Schakel indien nodig over naar Printers configuration.
2
Selecteer uw apparaat in de lijst met beschikbare printers en klik op
Properties.
3
Het venster Printer Properties wordt geopend.
Dit venster bestaat uit de volgende vijf tabbladen:
General: locatie en naam van de printer wijzigen. De naam die
u op dit tabblad invoert, wordt weergegeven in de printerlijst in
Printers configuration.
Connection: een andere poort bekijken of selecteren. Als u de
poort van het apparaat van USB wijzigt in parallel of omgekeerd
terwijl de printer in gebruik is, moet u de poort van het apparaat
op dit tabblad opnieuw configureren.
Driver: Hiermee kunt u een ander printerstuurprogramma
bekijken of selecteren. Klik op Options als u de standaardopties
van het apparaat wilt instellen.
Afdrukken in Linux
127
3. Speciale functies
Jobs: de lijst met afdruktaken weergeven. Klik op Cancel job
om de geselecteerde taak te annuleren. Schakel het
selectievakje Show completed jobs in om een lijst met vorige
afdruktaken weer te geven.
Classes: Hier ziet u de klasse waartoe uw apparaat behoort.
Klik op Add to Class om uw apparaat toe te voegen aan een
bepaalde klasse of klik op Remove from Class als u het
apparaat wilt verwijderen uit een geselecteerde klasse.
4
Klik op OK om de wijzigingen toe te passen en sluit het venster
Printer Properties.
4. Handige
beheerprogramma's
Dit hoofdstuk introduceert beheerprogramma’s waarmee u de mogelijkheden van uw apparaat maximaal kunt
benutten.
Hulpprogramma Firmware Update gebruiken 129
Hulpprogramma voor het bestellen van Dell-
printerbenodigdheden gebruiken 130
Embedded Web Service gebruiken (alleen B1160w) 131
Dell Printer Manager gebruiken 133
Dell-printerstatus gebruiken 136
De Linux Unified Driver Configurator gebruiken 138
129
4. Handige beheerprogramma's
Hulpprogramma Firmware Update gebruiken
Met het Hulpprogramma Firmware Update kunt u uw apparaat
onderhouden door de firmware bij te werken.
Alleen beschikbaar voor gebruikers met Windows-besturingssystemen.
1
Selecteer in het menu Start Programma's of Alle programma's >
Dell > Dell Printers > naam van uw printerstuurprogramma >
Hulpprogramma Firmware Update.
2
Download de nieuwste firmware. Klik op http://
www.support.dell.com.
3
Als uw printer is aangesloten met een USB-kabel, klikt u op USB
Aangesloten printer of Netwerk Aangesloten printer (alleen
B1160w).
4
Klik op Bladeren en selecteer het gedownloade firmwarebestand.
5
Klik op Firmware updaten.
130
4. Handige beheerprogramma's
Hulpprogramma voor het bestellen van Dell-printerbenodigdheden gebruiken
Vervangende tonercassettes of verbruiksartikelen van Dell bestellen:
Alleen beschikbaar voor gebruikers met Windows- of Macintosh-
besturingssystemen.
1
Dubbelklik op het pictogram Hulpprogramma voor het bestellen
van Dell-printerbenodigdheden op uw bureaublad.
OF
Selecteer in het menu Start Programma's of Alle programma's >
Dell > Dell Printers > naam van uw printerstuurprogramma >
Hulpprogramma voor het bestellen van Dell-
printerbenodigdheden.
Voor Macintosh,
Open de map Programma's > map Dell > Hulpprogramma voor het
bestellen van Dell-printerbenodigdheden.
2
Het venster Hulpprogramma voor het bestellen van Dell-
printerbenodigdheden wordt geopend.
131
4. Handige beheerprogramma's
Embedded Web Service gebruiken (alleen B1160w)
•Voor Embedded Web Service is minimaal Internet Explorer 6.0 of
hoger vereist.
De uitleg over Embedded Web Service in deze
gebruikershandleiding kan afhankelijk zijn van de opties en het
model, en komt mogelijk niet helemaal overeen met uw apparaat.
Alleen voor netwerkmodel.
1
Embedded Web Service openen
1
Open een webbrowser in Windows, zoals Internet Explorer.
Typ het IP-adres van het apparaat (http://xxx.xxx.xxx.xxx) in het
adresveld en druk op de Enter-toets of klik op Ga naar.
2
De in het apparaat geïntegreerde website wordt geopend.
Aanmelden bij Embedded Web Service
Voor u de opties in Embedded Web Service kunt instellen, moet u zich
aanmelden als beheerder. U kunt Embedded Web Service ook gebruiken
zonder u aan te melden, maar u hebt dan geen toegang tot het tabblad
Settings en het tabblad Security.
1
Klik op Login in de rechterbovenhoek van de website Embedded
Web Service.
2
Typ de juiste gegevens bij ID en Password en klik vervolgens op
Login.
ID: admin
Password: dell00000
2
Overzicht van Embedded Web Service
Afhankelijk van uw model zullen sommige menu's mogelijk niet
verschijnen.
Embedded Web Service gebruiken (alleen B1160w)
132
4. Handige beheerprogramma's
Het tabblad Information
Op dit tabblad wordt algemene informatie over het apparaat weergegeven.
U kunt diverse gegevens controleren, waaronder de resterende
hoeveelheid toner. U kunt ook rapporten afdrukken, zoals een
foutenrapport.
Active Alerts: Toont de waarschuwingen die in het apparaat zijn
gegenereerd en hun ernst.
Supplies: Toont hoeveel pagina´s zijn afgedrukt en hoeveel toner er
nog in de cassette zit.
Usage Counters: Toont het tellers van het aantal vellen per type
afdruk: enkelzijdig en dubbelzijdig.
Current Settings: Toont informatie of het apparaat en het netwerk.
Print information: Drukt rapporten af zoals systeemgerelateerde
rapporten en lettertyperapporten.
Het tabblad Settings
Op dit tabblad kunt u de configuratie van uw apparaat en netwerk instellen.
U moet zich aanmelden als beheerder om dit tabblad weer te geven.
Het tabblad Machine Settings: Stelt de door uw machine geleverde
opties in.
Het tabblad Network Settings: Toont opties voor de netwerkomgeving.
Stelt opties in zoals TCP/IP en netwerkprotocollen.
Het tabblad Security
Op dit tabblad kunt u de beveiligingsgegevens van uw systeem en van het
netwerk instellen. U moet zich aanmelden als beheerder om dit tabblad
weer te geven.
System Security: Stelt de gegevens van de systeembeheerder in en
schakelt tevens de apparaatfuncties in- of uit.
Network Security: IPv4/IPv6-filtering.
Het tabblad Maintenance
Op dit tabblad kunt u uw apparaat onderhouden door de firmware te
upgraden en contactgegevens voor het versturen van e-mails in te stellen.
U kunt ook een verbinding maken met de website van Dell of
stuurprogramma’s downloaden door het menu Link te selecteren.
Firmware Upgrade: Bijwerken van de firmware van uw apparaat.
Contact Information: Contactgegevens tonen.
Link: Toont koppelingen naar nuttige sites waar u informatie kunt
downloaden of lezen.
133
4. Handige beheerprogramma's
Dell Printer Manager gebruiken
Dell Printer Manager bevat alle printerinstellingen voor uw Dell-apparaat.
Dell Printer Manager combineert printerinstellingen met
omgevingsfactoren, instellingen/taakopties en startopties. Met al deze
functies hebt u overzichtelijk toegang tot alle functies van uw Dell-printer.
Dell Printer Manager biedt twee verschillende interfaces waaruit de
gebruiker kan kiezen: een basisinterface en een interface voor gevorderde
gebruikers. Overschakelen tussen de twee interfaces is eenvoudig: klik op
de knop .
Alleen beschikbaar voor gebruikers met Windows- of Macintosh-
besturingssystemen.
•Voor Dell Printer Manager met Windows is minimaal Internet
Explorer 6.0 of hoger vereist.
3
Uitleg over Dell Printer Manager
Openen van het programma:
Voor Windows:
Kies Start > Programma's of Alle programma's > Dell > Dell Printers >
Dell Printer Manager > Dell Printer Manager.
Voor Macintosh:
Open de map Programma's > map Dell > Dell Printer Manager.
De interface Dell Printer Manager bestaat uit verschillende gedeelten die in
de volgende tabel worden beschreven:
De schermafbeelding kan verschillen, afhankelijk van het
besturingssysteem dat u gebruikt.
1
Printerlijst In de printerlijst worden pictogrammen weergegeven
van de printers die op uw computer zijn geïnstalleerd.
Dell Printer Manager gebruiken
134
4. Handige beheerprogramma's
Klik achtereenvolgens op de knop Help ( ) rechtsboven in het venster
en de optie waarover u meer wilt weten.
4
Overzicht interface instellingen voor gevorderde
gebruikers
De interface voor gevorderde gebruikers is bedoeld voor de beheerder van
het netwerk en de printers.
Apparaatinstellingen
U kunt verschillende apparaatinstellingen zoals papier, indeling, emulatie,
netwerk en afdrukinformatie instellen.
2
Printerinform
atie
In dit kader staat algemene informatie over uw
apparaat. U kunt deze informatie controleren, zoals de
naam van het printermodel, het IP-adres (of
poortnummer) en de printerstatus.
Knop Handleiding: De Gebruikershandleiding
weergeven.
3
Programma-
informatie
Bevat koppelingen voor overschakelen naar
geavanceerde instellingen, voorkeursinstellingen, hulp
en informatie over het programma.
Met de knop kunt u de interface wijzigen in
de interface voor gevorderde gebruikers.
4
Snelkoppelin
gen
Toont Snelkoppelingen naar printerspecifieke
functies. Dit gedeelte bevat ook koppelingen naar
toepassingen in de geavanceerde instellingen.
Als u op het apparaat verbinding maakt met een
netwerk, wordt het pictogram Embedded Web
Service geactiveerd.
5
Inhoud Toont informatie over de geselecteerde printer, het
niveau van de toner en het papier. De informatie wijzigt
naargelang de gekozen printer. Niet alle apparaten
beschikken over deze functie.
6
Benodigdhed
en bestellen
Klik op de knop Bestellen in het deelvenster om
verbruiksartikelen te bestellen. U kunt online
reservetonercassette(s) bestellen.
Dell Printer Manager gebruiken
135
4. Handige beheerprogramma's
Waarschuwingsinstellingen (alleen voor
Windows)
Dit menu bevat instellingen gerelateerd aan de waarschuwingen over
fouten en storingen.
Printerwaarschuwing: Levert instellingen met betrekking tot wanneer
waarschuwingen ontvangen worden.
E-mailwaarschuwing: Levert opties met betrekking tot het ontvangen
van waarschuwingen via e-mail.
Overzicht van waarschuwingen: Levert een geschiedenis met
betrekking tot waarschuwingen gerelateerd aan het apparaat en de
toner.
136
4. Handige beheerprogramma's
Dell-printerstatus gebruiken
De Dell-printerstatus geeft de status weer van de printer die met het lokale
netwerk is verbonden. Printer Ready, Printer Offline, Error-Check Printer en
het tonerniveau of Toner Low-waarschuwingen kunnen verschijnen voor
uw printer.
Beschikbaar voor Windows-gebruikers.
Het venster Dell-printerstatus en de inhoud die in deze
gebruikershandleiding zijn afgebeeld, kunnen verschillen afhankelijk
van de gebruikte printer of het gebruikte besturingssysteem.
Controleer welke besturingssystemen compatibel zijn met uw
apparaat (zie "Systeemvereisten" op pagina 63).
5
Overzicht van Dell-printerstatus
Als er een fout optreedt tijdens het gebruik van het apparaat, kunt u de fout
controleren in Dell-printerstatus. Dell-printerstatus wordt automatisch
geïnstalleerd wanneer u de apparaatsoftware installeert.
Voor Windows,
Selecteer in het menu Start Programma's of Alle programma's > Dell >
Dell Printers > naam van uw printerstuurprogramma > Dell-
printerstatus.
U kunt Dell-printerstatus ook handmatig starten. Ga naar
Voorkeursinstellingen voor afdrukken, klik op het tabblad Basis > de
knop Printerstatus.
Deze pictogrammen verschijnen op de Windows-taakbalk:
Picto
gram
betekent Omschrijving
Normaal
Het apparaat staat klaar voor gebruik en er zijn
geen fouten of waarschuwingen.
Waarschuwing
Het apparaat is in een toestand waarin er in de
toekomst een fout kan optreden. Dit is bijvoorbeeld
als het niveau van de toner laag is, wat kan leiden
tot de toner-leegstatus.
Fout
Er is minstens één fout in het apparaat.
Dell-printerstatus gebruiken
137
4. Handige beheerprogramma's
De instellingen van Dell-printerstatus wijzigen
Klik met de rechtermuisknop op het pictogram Dell-printerstatus en
selecteer Optie. Selecteer de gewenste instellingen in het venster Optie.
1
Tonerniveau Hier wordt het resterende tonerniveau in de
cassette(s) weergegeven. Het apparaat en het
aantal tonercassette(s) in het bovenstaande venster
kunnen verschillen afhankelijk van de gebruikte
printer. Niet alle apparaten beschikken over deze
functie.
2
Optie U kunt instellingen voor waarschuwingen gerelateerd
aan afdruktaken opgeven.
3
Benod.
bestellen
U kunt online reservetonercassette(s) bestellen.
4
Gebruikersha
ndleiding
U kunt de Gebruikershandleiding online bekijken.
5 Sluiten Sluit het venster.
138
4. Handige beheerprogramma's
De Linux Unified Driver Configurator gebruiken
Unified Linux Driver Configurator is een hulpprogramma dat hoofdzakelijk
bestemd is voor de configuratie van apparaten. U moet Unified Linux Driver
installeren om Unified Driver Configurator te kunnen gebruiken (zie
"Installatie voor Linux" op pagina 76).
Na de installatie van het stuurprogramma op uw Linux-systeem wordt
automatisch het pictogram voor Unified Driver Configurator op uw
bureaublad geplaatst.
6
Unified Driver Configurator openen
1
Dubbelklik op Unified Driver Configurator op het bureaublad.
U kunt ook op het pictogram Startup klikken en Dell Unified Driver
> Unified Driver Configurator selecteren.
2
Klik op de knoppen links om het overeenkomstige
configuratievenster te openen.
1 Printer Configuration
2 Port Configuration
De Linux Unified Driver Configurator gebruiken
139
4. Handige beheerprogramma's
Klik op Help voor schermhulp.
3
Breng de wijzigingen aan in de configuratie en klik op Exit om
Unified Driver Configurator te sluiten.
7
Printers configuration
Printers configuration bevat twee tabbladen: Printers en Classes.
Het tabblad Printers
Klik op het pictogram van het apparaat links in het venster Unified Driver
Configurator om de printerconfiguratie van het huidige systeem weer te
geven.
1 Schakelt naar Printers configuration.
2 Hier worden alle geïnstalleerde apparaten weergegeven.
3
Hiermee worden de status, modelnaam en URI van uw apparaat
weergegeven.
De Linux Unified Driver Configurator gebruiken
140
4. Handige beheerprogramma's
De bedieningsknoppen van de printer zijn:
Refresh: hiermee vernieuwt u de lijst met beschikbare apparaten.
Add Printer: hiermee voegt u een nieuw apparaat toe.
Remove Printer: hiermee verwijdert u het geselecteerde apparaat.
Set as Default: hiermee stelt u het geselecteerde apparaat in als
standaardapparaat.
Stop/Start: hiermee kunt u het apparaat stoppen/starten.
Test: hiermee kunt u een testpagina afdrukken om te controleren of de
printer goed werkt.
Properties: Hiermee kunt u de eigenschappen van de printer
weergeven en wijzigen.
Het tabblad Classes
Op het tabblad Classes wordt een lijst met beschikbare apparaatklassen
weergegeven.
Refresh: vernieuwt de lijst met klassen.
Add Class: hiermee kunt u een nieuwe apparaatklasse toevoegen.
1 Hiermee geeft u alle apparaatklassen weer.
2
Hiermee geeft u de status van de klasse en het aantal apparaten in de
klasse aan.
1
2
De Linux Unified Driver Configurator gebruiken
141
4. Handige beheerprogramma's
Remove Class: hiermee verwijdert u de geselecteerde
apparaatklasse.
8
Ports configuration
In dit venster kunt u de lijst met beschikbare poorten weergeven, de status
van elke poort controleren en een poort vrijgeven die bezet wordt door een
afgebroken taak.
Refresh: hiermee vernieuwt u de lijst met beschikbare poorten.
Release port: hiermee kunt u de geselecteerde poort vrijgeven.
1
2
3
1 Schakelt naar Ports configuration.
2 Alle beschikbare poorten.
3
Hiermee geeft u het poorttype, het op de poort aangesloten apparaat
en de status weer.
5. Problemen oplossen
In dit hoofdstuk vindt u nuttige informatie over wat u moet doen als er een probleem optreedt.
Problemen met papierinvoer 143
Problemen met de voeding en het netsnoer 144
Afdrukproblemen 145
Problemen met de afdrukkwaliteit 149
Problemen met het besturingssysteem 157
Voor fouten die voorkomen tijdens het installeren en instellen van software voor draadloze
verbindingen, raadpleegt u het gedeelte voor problemen oplossen in het hoofdstuk over
draadloze instellingen (zie "Problemen oplossen voor draadloos netwerk" op pagina 109).
143
5. Problemen oplossen
Problemen met papierinvoer
Toestand Voorgestelde oplossing
Het papier loopt vast tijdens het
afdrukken.
Verwijder het vastgelopen papier.
Papier kleeft aan elkaar. Controleer de maximale papiercapaciteit van de lade.
Zorg dat u een geschikte papiersoort gebruikt.
Haal het papier uit de lade en buig het of waaier het uit.
In vochtige omstandigheden kunnen bepaalde papiersoorten aan elkaar blijven kleven.
Invoerprobleem met een aantal vellen
tegelijk.
Er kan niet meer dan één papiersoort tegelijk in de lade worden geplaatst. Plaats alleen papier van hetzelfde soort
en hetzelfde formaat en gewicht.
Afdrukpapier wordt niet ingevoerd. Verwijder vastgelopen papier in het apparaat.
Het papier werd niet goed in de lade gelegd. Verwijder het papier en plaats het op de juiste manier in de lade.
Er ligt te veel papier in de lade. Verwijder het teveel aan papier.
Het papier is te dik. Gebruik alleen papier dat voldoet aan de specificaties van het apparaat.
Het papier blijft vastlopen. Er ligt te veel papier in de lade. Verwijder het teveel aan papier. Als u op speciaal materiaal wilt afdrukken, moet
u deze handmatig invoeren in de lade.
U gebruikt een verkeerde papiersoort. Gebruik alleen papier dat voldoet aan de specificaties van het apparaat.
Misschien zitten er materiaalresten in het apparaat. Open de voorklep en verwijder de resten.
Enveloppen trekken scheef of worden
niet goed ingevoerd.
Zorg dat de papiergeleiders aan beide kanten van de envelop goed zijn ingesteld (ze moeten de envelop net
raken).
144
5. Problemen oplossen
Problemen met de voeding en het netsnoer
Toestand Voorgestelde oplossing
Het apparaat krijgt geen stroom,
of de verbindingskabel tussen de
computer en het apparaat is niet goed
aangesloten.
Sluit de machine eerst aan op het stopcontact en druk op de knop (Aan/uit/Annuleren) op het
bedieningspaneel.
Maak de kabel van het apparaat los en sluit deze opnieuw aan.
145
5. Problemen oplossen
Afdrukproblemen
Toestand Mogelijke oorzaak Voorgestelde oplossing
Het apparaat drukt niet
af.
Het apparaat krijgt geen stroom.
Sluit de machine eerst aan op het stopcontact en druk op de knop (Aan/uit/
Annuleren) op het bedieningspaneel.
Het apparaat is niet als standaardprinter
geselecteerd.
Selecteer uw printer als standaardprinter in Windows.
Controleer het volgende:
De bovenklep is niet gesloten. Sluit de bovenklep.
Er is een papierstoring opgetreden. Verwijder het vastgelopen papier (zie "Papierstoringen verhelpen" op pagina 52).
De papierlade is leeg. Plaats papier (zie "Papier in de lade plaatsen" op pagina 25).
Er is geen tonercassette geplaatst. Vervang de tonercassette (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 42).
Zorg dat het beschermingsmateriaal is verwijderd van de tonercassette (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 42).
Neem contact op met een medewerker van de klantenservice als er een systeemfout optreedt.
De verbindingskabel tussen de computer en
het apparaat is niet goed aangesloten.
Maak de kabel van het apparaat los en sluit hem opnieuw aan (zie "Achterkant" op
pagina 15).
De verbindingskabel tussen de computer en
het apparaat is mogelijk defect.
Sluit de kabel indien mogelijk aan op een andere computer die naar behoren werkt
en druk een document af. U kunt ook proberen om een andere kabel voor uw
apparaat te gebruiken.
De poortinstelling is niet juist. Controleer de printerinstellingen in Windows om vast te stellen of de afdruktaak
naar de juiste poort wordt gestuurd. Als uw computer meerdere poorten heeft,
controleert u of het apparaat op de juiste poort is aangesloten.
Het apparaat is mogelijk niet goed
geconfigureerd.
Controleer de Voorkeursinstellingen voor afdrukken om na te gaan of alle
afdrukinstellingen correct zijn.
Afdrukproblemen
146
5. Problemen oplossen
Het apparaat drukt niet
af.
Mogelijk is het printerstuurprogramma niet
goed geïnstalleerd.
Deïnstalleer het stuurprogramma van uw printer en installeer het programma
opnieuw.
Het apparaat werkt niet goed. Kijk of het display van het bedieningspaneel een systeemfout aangeeft. Neem
contact op met een medewerker van de klantenservice.
Het document is zo groot dat er niet voldoende
ruimte op de harde schijf van de computer is
om toegang te krijgen tot de afdruktaak.
Maak extra ruimte op de harde schijf vrij en druk het document opnieuw af.
De uitvoerlade is vol. Wanneer het papier uit de uitvoerlade is verwijderd, gaat het apparaat door met
afdrukken.
Het apparaat haalt
papier uit de verkeerde
invoer.
De papieroptie die in Voorkeursinstellingen
voor afdrukken is geselecteerd is mogelijk
onjuist.
In veel softwaretoepassingen kunt u de papierbron instellen op het tabblad Papier
in Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie "Voorkeursinstellingen openen" op
pagina 34). Selecteer de juiste papierbron. Raadpleeg Help bij het
printerstuurprogramma (zie "Help gebruiken" op pagina 35).
Een afdruktaak wordt
uiterst langzaam
afgedrukt.
Mogelijk is de afdruktaak zeer complex. Maak de pagina minder complex of wijzig de instellingen voor de afdrukkwaliteit.
De helft van de pagina is
blanco.
Mogelijk is de afdrukstand verkeerd ingesteld. Wijzig de afdrukstand in het desbetreffende programma (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 34). Raadpleeg Help bij het
printerstuurprogramma (zie "Help gebruiken" op pagina 35).
Het ingestelde papierformaat stemt niet
overeen met het formaat van het papier in de
lade.
Controleer of het papierformaat dat is ingesteld in het printerstuurprogramma
overeenstemt met het papier in de papierlade. Controleer of het papierformaat dat
is ingesteld in het printerstuurprogramma overeenstemt met het papier dat is
geselecteerd in het programma dat u gebruikt (zie "Voorkeursinstellingen openen"
op pagina 34).
Toestand Mogelijke oorzaak Voorgestelde oplossing
Afdrukproblemen
147
5. Problemen oplossen
Het apparaat drukt wel
af, maar de tekst is niet
correct, vervormd of
niet volledig.
De kabel van het apparaat zit los of is defect. Maak de kabel van het apparaat los en sluit hem opnieuw aan. Druk een document
af dat u eerder wel correct hebt kunnen afdrukken. Sluit de kabel en het apparaat
indien mogelijk aan op een andere computer en druk een document af dat u eerder
wel correct hebt kunnen afdrukken. Als dit alles niet helpt, probeert u een nieuwe
printerkabel.
Het verkeerde printerstuurprogramma is
geselecteerd.
Controleer in het afdrukmenu van de toepassing of u de juiste printer hebt
geselecteerd.
De softwaretoepassing werkt niet naar
behoren.
Probeer een document af te drukken vanuit een andere toepassing.
Het besturingssysteem werkt niet naar
behoren.
Sluit Windows af en start de computer opnieuw op. Schakel het apparaat uit en
weer in.
Er worden blanco
pagina’s afgedrukt.
De tonercassette is leeg of beschadigd. Herverdeel indien nodig het tonerpoeder. Vervang indien nodig de tonercassette.
Zie "Toner herverdelen" op pagina 41.
Zie "De tonercassette vervangen" op pagina 42.
Mogelijk bevat het bestand blanco pagina’s. Controleer of het bestand blanco pagina’s bevat.
Mogelijk is een onderdeel van het apparaat
defect (bijvoorbeeld de controller of het
moederbord).
Neem contact op met een medewerker van de klantenservice.
Het apparaat drukt het
PDF-bestand niet juist
af. Sommige delen van
afbeeldingen, tekst of
illustraties ontbreken.
Incompatibiliteit tussen het PDF-bestand en
de Acrobat-producten.
Het bestand kan worden afgedrukt door het PDF-bestand af te drukken als een
afbeelding. Schakel Afdrukken als afbeelding uit de afdrukopties van Acrobat in.
Een PDF-bestand als afbeelding afdrukken neemt meer tijd in beslag.
Toestand Mogelijke oorzaak Voorgestelde oplossing
Afdrukproblemen
148
5. Problemen oplossen
De afdrukkwaliteit van
foto’s is niet goed. De
afbeeldingen zijn niet
duidelijk.
De resolutie van de foto is zeer laag. Verklein de afmetingen van de foto. Als u de afmetingen van de foto in het
programma vergroot, wordt de resolutie verlaagd.
Er komt voor het
afdrukken ter hoogte
van de uitvoerlade
stoom uit het apparaat.
Het gebruik van geperforeerd papier kan damp
veroorzaken tijdens het afdrukken.
Dit is geen probleem. Ga gewoon door met afdrukken.
Het apparaat drukt geen
speciaal papier zoals
rekeningpapier af.
Het papierformaat en de
papierformaatinstelling komen niet overeen.
Stel het juiste papierformaat in onder Aangepast in het tabblad Papier in
Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie "Voorkeursinstellingen openen" op
pagina 34).
Het afgedrukte papier
krult op.
De instelling voor de papiersoort klopt niet. Wijzig de instelling van de printer en probeer het opnieuw. Ga naar de
Voorkeursinstellingen voor afdrukken, klik op het tabblad Papier en stel de
papiersoort in op Dik papier (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 34).
Toestand Mogelijke oorzaak Voorgestelde oplossing
149
5. Problemen oplossen
Problemen met de afdrukkwaliteit
Vuil aan de binnenkant van het apparaat of verkeerd geplaatst papier kan leiden tot een verminderde afdrukkwaliteit. Raadpleeg de onderstaande tabel
om het probleem te verhelpen.
Toestand Voorgestelde oplossing
Lichte of vage afdrukken Als u een verticale witte strook of vaag gedeelte op de afdruk ziet, is de toner bijna op. Plaats een nieuwe tonercassette
(zie "De tonercassette vervangen" op pagina 42).
Mogelijk voldoet het papier niet aan de papierspecificaties. Het papier kan bijvoorbeeld te vochtig of te ruw zijn.
Als de hele pagina te licht is, is de afdrukresolutie te laag ingesteld of is de tonerbespaarstand ingeschakeld. Wijzig de
afdrukresolutie en schakel de energiebesparende modus uit. Raadpleeg de Help bij het printerstuurprogramma.
Een combinatie van vage plekken en vegen kan erop wijzen dat de tonercassette moet worden gereinigd. Reinig de
binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat reinigen" op pagina 44).
Het oppervlak van het LSU-gedeelte in het apparaat kan vuil zijn. Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat
reinigen" op pagina 44). Als het probleem hiermee niet kan worden opgelost, neemt u contact op met een medewerker van
de klantenservice.
De bovenste helft van het
papier is lichter bedrukt
dan de rest van het papier.
De toner hecht mogelijk niet aan dit papiertype.
Wijzig de instelling van de printer en probeer het opnieuw. Ga naar Voorkeursinstellingen voor afdrukken, klik op het
tabblad Papier en stel het papiertype in op Kringlooppapier (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 34).
Problemen met de afdrukkwaliteit
150
5. Problemen oplossen
Tonervlekken Mogelijk voldoet het papier niet aan de specificaties. Het papier kan bijvoorbeeld te vochtig of te ruw zijn.
Mogelijk is de transportrol vuil. Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat reinigen" op pagina 44).
Het papierpad is mogelijk aan een reinigingsbeurt toe. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice (zie
"Het apparaat reinigen" op pagina 44).
Onregelmatigheden Als op willekeurige plaatsen vage, doorgaans ronde, plekken verschijnen:
Er zit mogelijk een slecht vel tussen het papier. Druk het document opnieuw af.
Het vochtgehalte van het papier is niet op alle plaatsen gelijk of het papier bevat vochtplekken. Probeer papier van een
ander merk.
Een hele partij papier is niet in orde. Problemen tijdens de productie kunnen ertoe leiden dat sommige delen toner afstoten.
Probeer een ander soort of merk papier.
Wijzig de instelling van de printer en probeer het opnieuw. Ga naar de Voorkeursinstellingen voor afdrukken, klik op het
tabblad Papier en stel de papiersoort in op Dik papier of Dikker (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 34).
Als het probleem hiermee niet kan worden opgelost, neemt u contact op met een medewerker van de klantenservice.
Witte vlekken Er verschijnen witte vlekken op de pagina:
Het papier is te ruw en er valt veel papierstof op de interne onderdelen van het apparaat, wat erop wijst dat de rol vuil kan
zijn. Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat reinigen" op pagina 44).
Het papierpad is mogelijk aan een reinigingsbeurt toe. Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat reinigen"
op pagina 44).
Als het probleem hiermee niet kan worden opgelost, neemt u contact op met een medewerker van de klantenservice.
Toestand Voorgestelde oplossing
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbC
AaBbC
AaBbC
AaBbC
AaBbC
Problemen met de afdrukkwaliteit
151
5. Problemen oplossen
Verticale strepen Als de pagina zwarte, verticale strepen vertoont:
Er zitten mogelijk krassen op het oppervlak (drumgedeelte) van de tonercassette in het apparaat. Verwijder de
tonercassette en plaats een nieuwe (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 42).
Als de pagina witte verticale strepen vertoont:
Het oppervlak van het LSU-gedeelte in het apparaat kan vuil zijn. Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat
reinigen" op pagina 44). Als het probleem hiermee niet kan worden opgelost, neemt u contact op met een medewerker van
de klantenservice.
Zwarte achtergrond Als er in lichte gedeelten te veel toner wordt gebruikt (grijze achtergrond):
Gebruik papier met een lager gewicht.
Controleer de omgevingsvoorwaarden: bijzonder droge omstandigheden of een hoge luchtvochtigheid (meer dan 80% RV)
kunnen aanleiding geven tot een grijzere achtergrond.
Verwijder de oude tonercassette en plaats een nieuwe (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 42).
Herverdeel de toner grondig (zie "Toner herverdelen" op pagina 41).
Tonervegen Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 42).
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier.
Verwijder de tonercassette en plaats een nieuwe (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 42).
Toestand Voorgestelde oplossing
Problemen met de afdrukkwaliteit
152
5. Problemen oplossen
Verticaal terugkerende
afwijkingen
Als de bedrukte zijde van de pagina met gelijke intervallen afwijkingen vertoont:
De tonercassette is mogelijk beschadigd. Als de problemen zich na het afdrukken blijven voordoen, vervangt u de oude
tonercassette door een nieuwe (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 42).
Er zit mogelijk toner op sommige onderdelen van het apparaat. Als de afwijkingen zich op de achterkant van de pagina
bevinden zal het probleem waarschijnlijk na enkele pagina’s vanzelf verdwijnen.
De fixeereenheid is mogelijk beschadigd. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice.
Schaduwvlekken Schaduwvlekken worden veroorzaakt door kleine hoeveelheden toner die willekeurig verspreid op de afdruk voorkomen.
Misschien is het papier te vochtig. Probeer af te drukken op papier van een andere partij. Maak een pak papier pas open
op het moment dat u het gaat gebruiken zodat het papier niet te veel vocht opneemt.
Wijzig de afdruklay-out als er schaduwvlekken verschijnen op een envelop om te voorkomen dat wordt afgedrukt op een
gebied met overlappende naden aan de rugzijde. Afdrukken op naden kan problemen veroorzaken.
Of selecteer Dikke envelop in het venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie "Voorkeursinstellingen openen"
op pagina 34).
Als het gehele oppervlak van een afgedrukte pagina wordt bedekt met schaduwvlekken, kiest u een andere afdrukresolutie
in het softwareprogramma of in de Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina
34). Controleer of u het juiste papiertype hebt geselecteerd. Voorbeeld: Als Dikker papier wordt geselecteerd, maar als er
momenteel Normaal papier gebruikt wordt, kan het papier verzadigen met inkt en dit probleem tot gevolg hebben.
Als u een nieuwe tonercassette gebruikt, moet u de toner eerst herverdelen (zie "Toner herverdelen" op pagina 41).
Toestand Voorgestelde oplossing
A
Problemen met de afdrukkwaliteit
153
5. Problemen oplossen
Er blijven tonerdeeltjes
hangen rond vetgedrukte
tekens of donkere foto’s.
De toner hecht mogelijk niet goed aan dit papiertype.
Wijzig de instelling van de printer en probeer het opnieuw. Ga naar Voorkeursinstellingen voor afdrukken, klik op het
tabblad Papier en stel het papiertype in op Kringlooppapier (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 34).
Controleer of u het juiste papiertype hebt geselecteerd. Voorbeeld: Als Dikker papier wordt geselecteerd, maar als er
momenteel Normaal papier gebruikt wordt, kan het papier verzadigen met inkt en dit probleem tot gevolg hebben.
Misvormde tekst Als tekst er vervormd uitziet ("uitgehold" effect) is het papier mogelijk te glad. Probeer een ander soort papier.
Papier schuin Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier.
Let erop dat de geleiders niet te dicht en niet te ver af staan van de stapel papier.
Toestand Voorgestelde oplossing
Problemen met de afdrukkwaliteit
154
5. Problemen oplossen
Gekruld of gegolfd Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier. Papier kan krullen als de temperatuur of de vochtigheid te hoog is.
Draai de stapel papier in de lade om. Probeer ook eens om het papier 180° te draaien in de lade.
Vouwen of kreuken Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier.
Draai de stapel papier in de lade om. Probeer ook eens om het papier 180° te draaien in de lade.
Achterkant van afdrukken
is vuil
Mogelijk lekt een tonercassette. Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat reinigen" op pagina 44).
Toestand Voorgestelde oplossing
Problemen met de afdrukkwaliteit
155
5. Problemen oplossen
Volledig gekleurde of
zwarte pagina’s
Mogelijk is de tonercassette niet goed geplaatst. Verwijder de cassette en plaats deze opnieuw.
Mogelijk is de tonercassette defect. Verwijder de tonercassette en plaats een nieuwe (zie "De tonercassette vervangen" op
pagina 42).
Het apparaat moet mogelijk worden gerepareerd. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice.
Losse toner Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "Het apparaat reinigen" op pagina 44).
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier.
Verwijder de tonercassette en plaats een nieuwe (zie "De tonercassette vervangen" op pagina 42).
Lost dit het probleem niet op, dan moet het apparaat mogelijk worden hersteld. Neem contact op met een medewerker van
de klantenservice.
Openingen in tekens Letters worden onvolledig afgedrukt omdat er witte plekken verschijnen op plaatsen die zwart zouden moeten zijn:
Misschien drukt u af op de verkeerde kant van het papier. Verwijder het papier en draai het om.
Mogelijk voldoet het papier niet aan de papierspecificaties.
Toestand Voorgestelde oplossing
A
A
Problemen met de afdrukkwaliteit
156
5. Problemen oplossen
Horizontale strepen Controleer bij horizontale zwarte strepen of vegen het volgende:
De tonercassette is mogelijk verkeerd geplaatst. Verwijder de cassette en plaats deze opnieuw.
Mogelijk is de tonercassette defect. Verwijder de tonercassette en plaats een nieuwe (zie "De tonercassette vervangen" op
pagina 42).
Lost dit het probleem niet op, dan moet het apparaat waarschijnlijk worden hersteld. Neem contact op met een medewerker
van de klantenservice.
Krullen Als het afgedrukte papier opkrult of als het papier niet wordt ingevoerd, doet u het volgende:
Draai de stapel papier in de lade om. Probeer ook eens om het papier 180° te draaien in de lade.
Wijzig de papierinstelling op de printer en probeer het opnieuw. Ga naar de Voorkeursinstellingen voor afdrukken, klik
op het tabblad Papier en stel de papiersoort in op Dun papier (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 34).
Op enkele vellen
verschijnt herhaaldelijk
een onbekende
afbeelding.
Losse toner
Vage afdruk of
vervuiling
Uw apparaat wordt mogelijk gebruikt op een hoogte van 1.000 m of hoger. Een dergelijke hoogte kan de afdrukkwaliteit
beïnvloeden (bijv. losse toner of een vage afdruk). Stel uw apparaat in op de juiste hoogte (zie "Aanpassing aan luchtdruk of
hoogte" op pagina 114).
Toestand Voorgestelde oplossing
157
5. Problemen oplossen
Problemen met het besturingssysteem
1
Algemene Windows-problemen
Raadpleeg de gebruikershandleiding van Microsoft Windows die met uw computer is meegeleverd voor meer informatie over foutmeldingen in Windows.
Toestand Voorgestelde oplossing
Tijdens de installatie
verschijnt het bericht
"Bestand in gebruik".
Sluit alle softwaretoepassingen af. Verwijder alle software uit de opstartgroep en start vervolgens Windows weer op. Installeer
het printerstuurprogramma opnieuw.
Het bericht "Algemene
beschermingsfout", "OE-
uitzondering", "Spool 32" of
"Ongeldige bewerking"
verschijnt.
Sluit alle andere toepassingen af, start Windows opnieuw op en probeer opnieuw af te drukken.
De berichten "Kan niet
afdrukken" of "Er is een time-
outfout in de printer
opgetreden" verschijnen.
Deze meldingen kunnen tijdens het afdrukken verschijnen. Wacht gewoon even tot het apparaat klaar is met afdrukken. Als
het bericht verschijnt als de printer klaar staat voor gebruik of nadat de afdruk is voltooid, controleert u de aansluiting en gaat
u na of er een fout is opgetreden.
Problemen met het besturingssysteem
158
5. Problemen oplossen
2
Algemene Macintosh-problemen
Raadpleeg de gebruikershandleiding van Macintosh die met uw computer is meegeleverd voor meer informatie over Macintosh-foutmeldingen.
Toestand Voorgestelde oplossing
Het apparaat drukt het PDF-bestand
niet juist af. Sommige delen van
afbeeldingen, tekst of illustraties
ontbreken.
Het bestand kan worden afgedrukt door het PDF-bestand af te drukken als een afbeelding. Schakel Afdrukken als
afbeelding uit de afdrukopties van Acrobat in.
Een PDF-bestand als afbeelding afdrukken neemt meer tijd in beslag.
Bepaalde letters worden niet normaal
weergegeven tijdens het afdrukken
van het voorblad.
Mac OS kan bij het afdrukken van het voorblad het gebruikte lettertype niet maken . Normale letters en cijfers worden
normaal weergegeven op het voorblad.
Als u op een Macintosh-computer een
document afdrukt met Acrobat
Reader 6.0 of hoger worden de
kleuren niet op de juiste wijze
afgedrukt.
Controleer of de resolutie-instelling in uw printerstuurprogramma overeenkomt met de resolutie-instelling in Acrobat
Reader.
Problemen met het besturingssysteem
159
5. Problemen oplossen
3
Algemene Linux-problemen
Raadpleeg de gebruikershandleiding van Linux die bij uw computer werd geleverd voor meer informatie over Linux-foutberichten.
Toestand Voorgestelde oplossing
Het apparaat drukt niet af. Controleer of het printerstuurprogramma is geïnstalleerd. Open Unified Driver Configurator en selecteer het tabblad
Printers in Printers configuration om de lijst met beschikbare printers weer te geven. Controleer of uw apparaat in de
lijst staat. Als dit niet zo is, opent u Add new printer wizard om uw apparaat in te stellen.
Controleer of het apparaat is ingeschakeld. Open Printers configuration en selecteer uw apparaat uit de lijst met printers.
Bekijk de omschrijving in het deelvenster Selected printer. Druk op de knop Start als tussen de status de tekenreeks
Stopped voorkomt. Hierna zou de printer weer normaal moeten werken. De status "stopped" is mogelijk geactiveerd
wanneer zich problemen met het afdrukken voordoen.
Controleer of er speciale afdrukopties zijn ingesteld voor de toepassing, zoals "-oraw". Als de parameter "-oraw" is
opgegeven in de opdrachtregel verwijdert u deze om het afdrukprobleem op te lossen. Voor Gimp front-end kiest u “print”
-> “Setup printer” en bewerkt u de opdrachtregelparameter in de menuoptie.
Het apparaat drukt geen
volledige pagina’s af. Slechts
de helft van de pagina wordt
afgedrukt.
Dit is een bekend probleem dat zich voordoet bij gebruik van een kleurenprinter met versie 8.51 of een oudere versie van
Ghostscript, 64-bits Linux OS. Dit probleem is bij bugs.ghostscript.com gemeld als Ghostscript Bug 688252. Het probleem
is opgelost in AFPL Ghostscript versie 8.52 en hoger. Download de meest recente versie van AFPL Ghostscript van http://
sourceforge.net/projects/ghostscript/ en installeer deze om dit probleem op te lossen.
Tijdens het afdrukken van
een document wordt de
foutmelding "Cannot open
port device file" getoond.
Wijzig nooit de parameters van een afdruktaak (bijvoorbeeld met LPR GUI) terwijl er een afdruktaak wordt uitgevoerd.
Diverse versies van CUPS-server breken de afdruktaak af als de afdrukopties worden gewijzigd en proberen vervolgens de
taak vanaf het begin opnieuw uit te voeren. Aangezien Unified Linux Driver de poort tijdens het afdrukken wordt vergrendelt,
blijft deze vergrendeld door het abrupte afbreken van het stuurprogramma zodat de poort niet beschikbaar is voor volgende
afdruktaken. Als deze situatie zich voordoet, probeert u de poort vrij te geven door Release port te selecteren in Port
configuration.
160
Verklarende woordenlijst
Verklarende woordenlijst
De onderstaande woordenlijst helpt u vertrouwd te raken met het
product en de terminologie die in deze gebruikershandleiding wordt
gebruikt en verband houdt met afdrukken.
802.11
802.11 bevat een reeks standaarden voor draadloze-netwerkcommunicatie
(WLAN) ontwikkeld door het IEEE LAN/MAN-Standards Committee (IEEE
802).
802.11b/g/n
802.11b/g/n kan dezelfde hardware delen over een bandbreedte van 2,4
GHz. 802.11b ondersteunt een bandbreedte tot maximaal 11 Mbps,
802.11n ondersteunt een bandbreedte tot 150 Mbps. 802.11b/g/n-
apparaten kunnen interferentie ondervinden van magnetrons, draadloze
telefoons en Bluetooth-apparaten.
Toegangspunt
Een toegangspunt of draadloos toegangspunt (AP of WAP) is een apparaat
dat draadlozecommunicatieapparaten verbindt in een draadloos netwerk
(WLAN) en dienst doet als een centrale zender en ontvanger van WLAN-
radiosignalen.
ADF
De automatische documentinvoer (ADF) is een mechanisme dat
automatisch een origineel vel papier invoert zodat het apparaat een
gedeelte van het papier in één keer kan scannen.
AppleTalk
AppleTalk is een octrooirechtelijk beschermde suite van door Apple Inc
ontwikkelde protocollen voor computernetwerken. Deze suite was
opgenomen in de oorspronkelijke Macintosh (1984) en wordt nu door Apple
ingezet voor TCP/IP-netwerken.
Bitdiepte
Een grafische computerterm die beschrijft hoeveel bits er nodig zijn om de
kleur van één pixel in een bitmapafbeelding te vertegenwoordigen. Een
hogere kleurdiepte geeft een breder scala van te onderscheiden kleuren.
Naarmate het aantal bits toeneemt, wordt het aantal mogelijke kleuren te
groot voor een kleurtabel. Een 1-bits kleur wordt doorgaans monochroom
of zwart-wit genoemd.
BMP
Een grafische bitmapindeling die intern wordt gebruikt door het grafische
subsysteem van Microsoft Windows (GDI) en algemeen wordt gebruikt als
een eenvoudige grafische bestandsindeling op dat platform.
Verklarende woordenlijst
161
Verklarende woordenlijst
BOOTP
Bootstrap-protocol. Een netwerkprotocol dat wordt gebruikt door een
netwerkclient om automatisch het IP-adres op te halen. Dit gebeurt
doorgaans in het bootstrapproces van computers of de daarop uitgevoerde
besturingssystemen. De BOOTP-servers wijzen aan iedere client een IP-
adres toe uit een pool van adressen. Met BOOTP kunnen computers met
een "schijfloos werkstation" een IP-adres ophalen voordat een
geavanceerd besturingssysteem wordt geladen.
CCD
CCD (Charge Coupled Device) is hardware die de scantaak mogelijk
maakt. Het CCD-vergrendelingsmechanisme wordt ook gebruikt om de
CCD-module te blokkeren en schade te voorkomen wanneer u het
apparaat verplaatst.
Sorteren
Sorteren is een proces waarbij een kopieertaak bestaande uit meerdere
exemplaren in sets wordt afgedrukt. Wanneer de optie Sorteren is
ingeschakeld, wordt eerst een volledige set afgedrukt voordat de overige
kopieën worden gemaakt.
Configuratiescherm
Een bedieningspaneel is het platte, doorgaans verticale, gedeelte waarop
de bedienings- of controle-instrumenten worden weergegeven. Deze
bevinden zich doorgaans aan de voorzijde van het apparaat.
Dekkingsgraad
Dit is de afdrukterm die wordt gebruikt om het tonergebruik bij het afdrukken
te meten. Een dekkingsgraad van 5% betekent bijvoorbeeld dat een vel A4-
papier 5% aan afbeeldingen of tekst bevat. Dus als het papier of origineel
ingewikkelde afbeeldingen of veel tekst bevat, is de dekkingsgraad en
daarmee het tonergebruik hoger.
CSV
Kommagescheiden waarden (CSV). CSV is een type bestandsindeling.
CSV wordt gebruikt om gegevens uit te wisselen tussen verschillende
toepassingen. Deze bestandsindeling wordt in Microsoft Excel gebruikt en
is min of meer de norm geworden in de IT-sector, ook op niet-
Microsoftplatformen.
DADF
De dubbelzijdige automatische documentinvoer (DADF) is een
scanmechanisme waarmee een origineel automatisch wordt ingevoerd en
omgedraaid, zodat het apparaat beide zijden van het papier kan inscannen.
Verklarende woordenlijst
162
Verklarende woordenlijst
Standaard
De waarde of instelling die van kracht is wanneer de printer uit de
verpakking wordt gehaald, opnieuw wordt ingesteld of wordt geïnitialiseerd.
DHCP
Een DHCP (Dynamic Host Configuration Protocol) is een client/
servernetwerkprotocol. Een DHCP-server stuurt configuratieparameters
naar de DHCP-clienthost die deze gegevens opvraagt om deel te kunnen
uitmaken van een IP-netwerk. DHCP biedt ook een mechanisme voor de
toewijzing van IP-adressen aan clienthosts.
DIMM
De DIMM (Dual In-line Memory Module) is een kleine printplaat met
geheugen. DIMM slaat alle gegevens in het apparaat op, zoals
afdrukgegevens of ontvangen faxgegevens.
DLNA
DLNA (Digital Living Network Alliance) is een standaard waarmee
apparaten in een thuisnetwerk gegevens met elkaar kunnen uitwisselen via
het netwerk.
DNS
DNS (Domain Name Server) is een systeem dat domeinnaaminformatie
opslaat in een gedistribueerde database op netwerken, zoals het internet.
Matrixprinter
Een matrixprinter is een printer met een printerkop die heen en weer loopt
over de pagina en afdrukt door middel van aanslagen, waarbij een van inkt
voorzien lint tegen het papier wordt geslagen, zoals bij een typemachine.
DPI
DPI (Dots Per Inch) is een maateenheid voor resolutie die wordt gebruikt
voor scannen en afdrukken. Over het algemeen leidt een hogere DPI tot
een hogere resolutie, meer zichtbare details in de afbeelding en een groter
bestandsformaat.
DRPD
Distinctieve belpatroondetectie. Distinctieve belpatroondetectie is een
dienst van de telefoonmaatschappij waarmee een gebruiker met een
enkele telefoonlijn oproepen naar verschillende telefoonnummers kan
ontvangen.
Verklarende woordenlijst
163
Verklarende woordenlijst
Duplex
Een mechanisme dat een vel papier automatisch omkeert zodat het
apparaat beide zijden van het vel kan bedrukken (of scannen). Een printer
met een duplexeenheid kan afdrukken op beide zijden van een vel papier
tijdens één printcyclus.
Afdrukvolume
Het afdrukvolume bestaat uit de hoeveelheid afgedrukte pagina’s per
maand die de printerprestaties niet beïnvloedt. Doorgaans heeft de printer
een beperkte levensduur, zoals een bepaald aantal pagina’s per jaar. De
levensduur duidt de gemiddelde afdrukcapaciteit aan, meestal binnen de
garantieperiode. Als het afdrukvolume bijvoorbeeld 48 000 pagina’s per
maand (20 werkdagen) bedraagt, beperkt de printer het aantal pagina’s tot
2 400 per dag.
ECM
Foutcorrectiemodus (ECM) is een optionele verzendmodus voor
foutcorrectie die is opgenomen in faxapparaten of faxmodems van Klasse
1. Hiermee worden fouten tijdens de verzending van faxen, die soms
worden veroorzaakt door ruis op de telefoonlijn, automatisch opgespoord
en gecorrigeerd.
Emulatie
Emulatie is een techniek waarbij met één apparaat dezelfde resultaten
worden behaald als met een ander.
Een emulator kopieert de functies van één systeem naar een ander
systeem, zodat het tweede systeem zich als het eerste gedraagt. Emulatie
is gericht op de exacte reproductie van extern gedrag, in tegenstelling tot
simulatie; dit houdt verband met een abstract model van het systeem dat
wordt gesimuleerd, vaak met betrekking tot de interne staat.
Ethernet
Ethernet is een op frames gebaseerde computernetwerktechnologie voor
LAN’s. Hiermee worden de bedrading en de signalen gedefinieerd voor de
fysieke laag en frameformaten en protocollen voor de MAC/
gegevenskoppelingslaag van het OSI-model. Ethernet wordt meestal
gestandaardiseerd als IEEE 802.3. Het is sedert de jaren ’90 van afgelopen
eeuw de meest gebruikte LAN-technologie.
EtherTalk
Een protocolsuite die Apple Computer ontwikkelde voor
computernetwerken. Deze suite was opgenomen in de oorspronkelijke
Macintosh (1984) en wordt nu door Apple ingezet voor TCP/IP-netwerken.
Verklarende woordenlijst
164
Verklarende woordenlijst
FDI
Interface extern apparaat (FDI) is een kaart die in het apparaat is
geïnstalleerd zodat andere apparaten van derden, bijvoorbeeld een
muntautomaat of een kaartlezer, kunnen worden aangesloten. Met deze
apparaten kunt u laten betalen voor afdrukservices die worden uitgevoerd
met uw apparaat.
FTP
Protocol voor bestandsuitwisseling (FTP) is een algemeen gebruikt
protocol voor de uitwisseling van bestanden via een willekeurig netwerk dat
het TCP/IP-protocol ondersteunt (zoals internet of een intranet).
Fixeereenheid
Het onderdeel van een laserprinter dat de toner op het afdrukmateriaal
fixeert. De eenheid bestaat uit een rol die het papier verwarmt en een rol
die druk uitoefent. Nadat toner op het papier is aangebracht, maakt de
fixeereenheid gebruik van hitte en druk om ervoor te zorgen dat de toner
aan het papier hecht. Dat verklaart ook waarom het papier warm is als het
uit een laserprinter komt.
Gateway
Een verbinding tussen computernetwerken of tussen computernetwerken
en een telefoonlijn. Gateways worden veel gebruikt omdat het computers of
netwerken zijn die toegang bieden tot andere computers of netwerken.
Grijswaarden
Grijstinten die de lichte en donkere delen van een afbeelding weergeven
worden omgezet in grijswaarden; kleuren worden door verschillende
grijstinten weergegeven.
Halftoon
Een type afbeelding dat grijswaarden simuleert door het aantal punten te
variëren. Kleurrijke gebieden bestaan uit een groot aantal punten, terwijl
lichtere gebieden uit een kleiner aantal punten bestaan.
HDD
De HDD (Hard Disk Drive), doorgaans een harde of vaste schijf genoemd,
is een niet-vluchtig opslagapparaat dat digitaal gecodeerde gegevens
opslaat op sneldraaiende platen met een magnetisch oppervlak.
IEEE
Het IEEE (Institute of Electrical and Electronics Engineers) is een
internationale professionele non-profitorganisatie voor de bevordering van
elektrische technologie.
Verklarende woordenlijst
165
Verklarende woordenlijst
IEEE 1284
De 1284-norm voor de parallelle poort is ontwikkeld door het IEEE (Institute
of Electrical and Electronics Engineers). De term "1284-B" verwijst naar
een bepaald type connector aan het uiteinde van de parallelle kabel die kan
worden aangesloten op het randapparaat (bijvoorbeeld een printer).
Intranet
Een besloten netwerk dat gebruikmaakt van internetprotocollen,
netwerkconnectiviteit en eventueel het openbaar
telecommunicatiesysteem om werknemers op een veilige manier
bedrijfsgegevens te laten uitwisselen of verrichtingen te laten uitvoeren. De
term kan nu en dan ook enkel verwijzen naar de meest zichtbare dienst, de
interne website.
IP-adres
Een Internet Protocol-adres (IP-adres) is een uniek nummer dat apparaten
gebruiken om elkaar te identificeren en informatie uit te wisselen in een
netwerk met behulp van de Internet Protocol-standaard.
IPM
IPM (Afbeeldingen per minuut) is een eenheid waarmee de snelheid van
een printer wordt gemeten. Het IPM-cijfer geeft het aantal vellen papier aan
dat een printer binnen één minuut eenzijdig kan bedrukken.
IPP
IPP (Internet Printing Protocol) is een standaardprotocol voor zowel
afdrukken als het beheren van afdruktaken, mediaformaat, resolutie,
enzovoort. IPP kan lokaal of via het internet voor honderden printers
worden gebruikt en ondersteunt tevens toegangsbeheer, verificatie en
codering, waardoor het een veel effectievere en veiligere afdrukoplossing
is dan eerdere oplossingen.
IPX/SPX
IPX/SPX staat voor Internet Packet Exchange/Sequenced Packet
Exchange. Het is een netwerkprotocol dat wordt gebruikt door de
besturingssystemen van Novell NetWare. IPX en SPX bieden beide
verbindingsservices aan die vergelijkbaar zijn met TCP/IP, waarbij het IPX-
protocol vergelijkbaar is met IP en SPX vergelijkbaar is met TCP. IPX/SPX
was in eerste instantie bedoeld voor LAN’s (lokale netwerken) en is een
bijzonder efficiënt protocol voor dit doel (doorgaans overtreffen de
prestaties die van TCP/IP in een LAN).
ISO
De Internationale organisatie voor standaardisatie (ISO) is een
internationale organisatie die normen vastlegt en samengesteld is uit
vertegenwoordigers van nationale standaardiseringsorganisaties. De ISO
produceert wereldwijd industriële en commerciële normen.
Verklarende woordenlijst
166
Verklarende woordenlijst
ITU-T
De Internationale Telecommunicatie Unie is een internationale organisatie
die is opgericht voor de standaardisering en regulering van internationale
radio- en telecommunicatie. De belangrijkste taken omvatten
standaardisering, de toewijzing van het radiospectrum en de organisatie
van onderlinge verbindingen tussen verschillende landen waarmee
internationale telefoongesprekken mogelijk worden gemaakt. De -T in ITU-
T duidt op telecommunicatie.
ITU-T No. 1 chart
Gestandaardiseerd testdiagram dat is gepubliceerd door ITU-T voor het
verzenden van faxdocumenten.
JBIG
JBIG (Joint Bi-level Image Experts Group) is een norm voor de compressie
van afbeeldingen zonder verlies van nauwkeurigheid of kwaliteit, die
ontworpen is voor de compressie van binaire afbeeldingen, in het bijzonder
voor faxen, maar ook voor andere afbeeldingen.
JPEG
JPEG (Joint Photographic Experts Group) is de meest gebruikte
standaardcompressiemethode voor foto’s. Deze indeling wordt gebruikt
voor het opslaan en verzenden van foto’s over het internet.
LDAP
LDAP (Lightweight Directory Access Protocol) is een netwerkprotocol voor
het zoeken in en aanpassen van directoryservices via TCP/IP.
LED
Een LED (Light-Emitting Diode) is een halfgeleider die de status van een
apparaat aangeeft.
MAC-adres
Het MAC-adres (Media Access Control) is een uniek adres dat aan een
netwerkadapter is gekoppeld. Het MAC-adres is een unieke naam van 48
bits die gewoonlijk wordt genoteerd als 12 hexadecimale tekens die telkens
per twee worden gegroepeerd (bijvoorbeeld 00-00-0c-34-11-4e). Dit adres
wordt doorgaans door de fabrikant in een netwerkinterfacekaart (NIC)
geprogrammeerd en gebruikt als een hulpmiddel aan de hand waarvan
routers apparaten kunnen vinden in grote netwerken.
MFP
Een MFP (Multi Function Peripheral) is een kantoorapparaat dat
verschillende functies in één fysieke behuizing combineert, bijvoorbeeld
een printer, kopieerapparaat, faxapparaat en scanner.
Verklarende woordenlijst
167
Verklarende woordenlijst
MH
MH (Modified Huffman) is een compressiemethode voor het beperken van
de hoeveelheid gegevens die tussen faxapparaten worden verzonden om
een afbeelding te versturen. MH wordt aanbevolen door ITU-T T.4. MH is
een op een codeboek gebaseerd lengtecoderingsschema dat
geoptimaliseerd werd om op een doeltreffende wijze witruimtes te
comprimeren. Aangezien de meeste faxen voornamelijk uit witruimte
bestaan, kan hiermee de verzendtijd van de meeste faxen tot een minimum
worden teruggebracht.
MMR
MMR (Modified Modified READ) is een compressiemethode die wordt
aanbevolen door ITU-T T.6.
Modem
Een apparaat dat een draaggolfsignaal moduleert om digitale informatie te
coderen en een dergelijk signaal demoduleert om de verzonden informatie
te decoderen.
MR
MR (Modified READ) is een compressiemethode die wordt aanbevolen
door ITU-T T.4. MR codeert de eerst gescande lijn met behulp van MH. De
volgende regel wordt vergeleken met de eerste, het verschil wordt
vastgesteld en vervolgens worden de verschillen gecodeerd en verzonden.
NetWare
Een netwerkbesturingssysteem dat is ontwikkeld door Novell, Inc.
Aanvankelijk maakte dit systeem gebruik van coöperatieve multi-tasking
om verschillende services op een pc te kunnen uitvoeren en waren de
netwerkprotocollen gebaseerd op de klassieke Xerox XNS-stack.
Tegenwoordig ondersteunt NetWare zowel TCP/IP als IPX/SPX.
OPC
Organische fotogeleider (OPC) is een mechanisme dat een virtuele
afbeelding maakt om af te drukken met behulp van een laserstraal uit een
laserprinter. Het is meestal groen of grijs en cilindervormig.
Indien een beeldeenheid een drum bevat, wordt het oppervlak van de drum
op den duur aangetast door het gebruik in de printer. De drum moet dan ook
regelmatig worden vervangen, omdat deze slijt door het contact met de
ontwikkelborstel van de cassette, het reinigingsmechanisme en het papier.
Originelen
Het eerste exemplaar van bijvoorbeeld een document, foto of tekst, dat
wordt gekopieerd, gereproduceerd of omgezet om volgende exemplaren te
verkrijgen, maar dat zelf niet van iets anders is gekopieerd of afgeleid.
Verklarende woordenlijst
168
Verklarende woordenlijst
OSI
OSI (Open Systems Interconnection) is een communicatiemodel dat is
ontwikkeld door de ISO (International Organization for Standardization).
OSI biedt een standaard modulaire benadering van netwerkontwerp
waarmee de vereiste set complexe functies wordt opgesplitst in
hanteerbare, op zichzelf staande, functionele lagen. De lagen zijn van
boven naar onder: applicatie, presentatie, sessie, transport, netwerk,
gegevenskoppeling en fysiek.
PABX
PABX (Private Automatic Branch Exchange) is een automatisch
telefoonschakelsysteem in een besloten onderneming.
PCL
Printeropdrachttaal (PCL) is een paginabeschrijvingstaal (PDL) die
ontwikkeld is door HP als printerprotocol en inmiddels is uitgegroeid tot een
norm in de branche. PCL werd aanvankelijk ontwikkeld voor de eerste
inkjetprinters en is in verschillende versies verschenen voor thermische
printers, matrix- en laserprinters.
PDF
PDF (Portable Document Format) is een door Adobe Systems ontwikkelde
bestandsindeling voor het weergeven van tweedimensionale documenten
in een apparaat- en resolutieonafhankelijke indeling.
PostScript
PS (PostScript) is een paginabeschrijvings- en programmeertaal die
voornamelijk gebruikt wordt voor e-publishing en desktop publishing. - die
in een interpreter wordt uitgevoerd om een afbeelding te produceren.
Printerstuurprogramma
Een programma dat wordt gebruikt om opdrachten te verzenden en
gegevens over te brengen van de computer naar de printer.
Afdrukmedia
Het materiaal, zoals papier, enveloppen, etiketten en transparanten, dat in
een printer, scanner, fax of kopieerapparaat kan worden gebruikt.
PPM
Pagina’s per minuut (PPM) is een methode voor het meten van de snelheid
van een printer en verwijst naar het aantal pagina’s dat een printer in één
minuut kan afdrukken.
PRN-bestand
Een interface voor een apparaatstuurprogramma waarlangs software kan
communiceren met het apparaatstuurprogramma via standaard invoer-/
uitvoeraanroepen, waardoor veel taken worden vereenvoudigd.
Verklarende woordenlijst
169
Verklarende woordenlijst
Protocol
Een conventie of standaard die de verbinding, communicatie en het
gegevensverkeer tussen twee computers inschakelt of controleert.
PS
Zie PostScript.
PSTN
Openbaar telefoonnet (PSTN) is het netwerk van openbare
circuitgeschakelde telefoonnetwerken wereldwijd dat in een
bedrijfsomgeving doorgaans via een schakelbord wordt gerouteerd.
RADIUS
RADIUS (Remote Authentication Dial In User Service) is een protocol voor
gebruikersidentificatie en accounting op afstand. RADIUS laat toe om
verificatiegegevens zoals gebruikersnamen en wachtwoorden met behulp
van een AAA-concept (authentication, authorization en accounting) voor
het beheer van de netwerktoegang.
Resolutie
De scherpte van een afbeelding, gemeten in dpi (punten per inch). Hoe
hoger de dpi, hoe hoger de resolutie.
SMB
SMB (Server Message Block) is een netwerkprotocol dat hoofdzakelijk
wordt toegepast op gedeelde bestanden, printers, seriële poorten en
diverse verbindingen tussen de knooppunten in een netwerk. Het biedt
tevens een geverifieerd communicatiemechanisme voor processen
onderling.
SMTP
SMTP (Simple Mail Transfer Protocol) is de standaard voor e-mailverkeer
over het internet. SMTP is een relatief eenvoudig op tekst gebaseerd
protocol waarbij één of meer ontvangers van een bericht worden
aangegeven, waarna de berichttekst wordt verzonden. Het is een client-
serverprotocol, waarbij de client een e-mailbericht verzendt naar de server.
SSID
SSID (Service Set Identifier) is een benaming van een draadloos netwerk
(WLAN). Alle draadloze apparaten in een draadloos netwerk gebruiken
dezelfde SSID om met elkaar te communiceren. De SSID’s zijn
hoofdlettergevoelig en kunnen tot 32 tekens lang zijn.
Subnetmasker
Het subnetmasker wordt gebruikt in samenhang met het netwerkadres om
te bepalen welk deel van het adres het netwerkadres is en welk deel het
hostadres.
Verklarende woordenlijst
170
Verklarende woordenlijst
TCP/IP
TCP (Transmission Control Protocol) en IP (Internet Protocol): de set
communicatieprotocollen die de protocolstack implementeren waarop het
internet en de meeste commerciële netwerken draaien.
TCR
Verzendrapport (TCR) geeft de details van elke verzending weer, zoals de
taakstatus, het verzendresultaat en het aantal verzonden pagina’s. Er kan
worden ingesteld dat dit rapport na elke taak of alleen na een mislukte
verzending wordt afgedrukt.
TIFF
TIFF (Tagged Image File Format) is een bestandsindeling voor
bitmapafbeeldingen met een variabele resolutie. TIFF beschrijft de
afbeeldingsgegevens die doorgaans afkomstig zijn van de scanner. TIFF-
afbeeldingen maken gebruik van tags: trefwoorden die de kenmerken
definiëren van de in het bestand opgenomen afbeelding. Deze flexibele en
platformonafhankelijke indeling kan worden gebruikt voor illustraties die
met diverse beeldverwerkingstoepassingen zijn gemaakt.
Tonercassette
Een soort fles of container die in apparaten zoals printers wordt gebruikt en
die toner bevat. Toner is een poeder dat in laserprinters en
kopieerapparaten wordt gebruikt voor het vormen van tekst en
afbeeldingen op afdrukpapier. Toner wordt gefixeerd door een combinatie
van hitte en druk vanuit de fixeereenheid, waardoor het zich aan de vezels
in het papier gaat hechten.
TWAIN
Een standaard voor scanners en software. Als een TWAIN-compatibele
scanner wordt gebruikt met een TWAIN-compatibel programma, kan een
scan worden gestart vanuit het programma; dit een API voor het vastleggen
van afbeeldingen voor de besturingssystemen van Microsoft Windows en
Apple Macintosh.
UNC-pad
UNC (Uniform Naming Convention) is een standaardmanier om gedeelde
netwerkbronnen te benaderen in Windows NT en andere Microsoft-
producten. De notatie van een UNC-pad is:
\\<servernaam>\<naam_gedeelde_bron>\<aanvullende map>
Verklarende woordenlijst
171
Verklarende woordenlijst
URL
URL (Uniform Resource Locator) is het internationale adres van
documenten en informatiebronnen op internet. Het eerste deel van het
adres geeft aan welk protocol moet worden gebruikt en het tweede deel
geeft het IP-adres of de domeinnaam aan waar de informatiebron zich
bevindt.
USB
USB (Universal Serial Bus) is een door het USB Implementers Forum, Inc.
ontwikkelde standaard om computers en randapparatuur met elkaar te
verbinden. In tegenstelling tot de parallelle poort is USB ontworpen om een
enkele computer-USB-poort tegelijkertijd met meerdere randapparaten te
verbinden.
Watermerk
Een watermerk is een herkenbare afbeelding of patroon dat helderder
oplicht wanneer het voor een lichtbron wordt gehouden. Watermerken
werden voor het eerst in 1282 in het Italiaanse Bologna gebruikt door
papiermakers om hun product te merken. Ze werden ook toegepast in
postzegels, papiergeld en andere officiële documenten om fraude te
voorkomen.
WEP
WEP (Wired Equivalent Privacy) is een beveiligingsprotocol dat
gespecificeerd wordt in IEEE 802.11 om eenzelfde beveiligingsniveau als
een bedraad LAN te garanderen. WEP beveiligt gegevens door deze via
radiogolven te coderen, zodat ze veilig van het ene punt naar het andere
kunnen worden verzonden.
WIA
WIA (Windows Imaging Architecture) is een beeldverwerkingsarchitectuur
die oorspronkelijk werd gebruikt in Windows Me en Windows XP. Een scan
kan vanuit deze besturingssystemen worden gestart door middel van een
WIA-compatibele scanner.
WPA
WPA (Wi-Fi Protected Access) is een klasse van systemen voor de
beveiliging van draadloze (Wi-Fi) computernetwerken die ontwikkeld werd
voor een betere beveiliging van WEP.
Verklarende woordenlijst
172
Verklarende woordenlijst
WPA-PSK
WPA-PSK (vooraf gedeelde WPA-sleutel) is een speciale WPA-modus
voor kleine ondernemingen en thuisgebruikers. Een gedeelde sleutel of een
gedeeld wachtwoord wordt geconfigureerd in het draadloze toegangspunt
(WAP) en draadloze laptop- of desktopapparaten. WPA-PSK genereert een
unieke sleutel voor elke sessie tussen een draadloze client en de daarmee
geassocieerde WAP voor een betere veiligheid.
WPS
WPS (Wi-Fi Protected Setup) is een standaard voor het tot stand brengen
van een draadloos thuisnetwerk. Als uw draadloze toegangspunt WPS
ondersteunt, kunt u de draadloze netwerkverbinding gemakkelijk
configureren zonder computer.
XPS
XML-papierspecificatie (XPS) is een specificatie voor een
paginabeschrijvingstaal (PDL) en een nieuw uitwisselbaar
documentformaat dat door Microsoft is ontwikkeld. Dit vectorgebaseerd
apparaatonafhankelijk documentformaat is gebaseerd op XML en op een
nieuw afdrukpad.
173
Index
Index
A
achterkant 15
afdrukken
afdrukken naar een bestand 117
de standaardafdrukinstellingen wijzigen
115
een document afdrukken
Windows
33
Linux
125
Macintosh
123
meerdere paginas afdrukken op één vel
papier
Macintosh
123
afdrukmedia
envelop 28
etiketten
30
kartonpapier
31
speciale media
28
uitvoersteun gebruiken
60
voorbedrukt papier
31
afdrukresolutie instellen
Linux 125
algemene pictogrammen 8
B
bedieningspaneel 16
bestellen van printerbenodigdheden
hulpprogramma voor
130
C
conventie 8
D
Dell-printerstatus 136
draadloos
adhocmodus 88
Infrastructuurmodus
88
USBkabel
92
WPS
PBC
91
PIN
91
E
een document afdrukken
Linux 125
Macintosh
123
embedded web service
algemene informatie 131
F
firmware update hulpprogramma 129
functies 4
eigenschappen van afdrukmateriaal
60
H
handmatige invoer in de lade
speciale afdrukmedia gebruiken 28
help gebruiken 35, 124
I
informatie over de statusLED 55
instellingen voor favorieten voor
afdrukken
35
L
lade
breedte en lengte instellen 24
de grootte van de lade aanpassen
24
handmatig invoeren in de lade
27
Linux
afdrukken 125
algemene Linuxproblemen
159
besturingsbestand opnieuw installeren
Index
174
Index
voor een via een USBkabel verbonden
apparaat
77
installatie van het stuurprogramma voor
het verbonden netwerk
84
printereigenschappen
126
stuurprogramma van een met een
USBkabel verbonden apparaat installeren
76
systeemvereisten
65
unified driver configurator
138
Lokaal
stuurprogramma opnieuw installeren 21
stuurprogrammainstallatie
19
M
Macintosh
afdrukken 123
besturingsbestand opnieuw installeren
voor een via een USBkabel verbonden
apparaat
75
installatie van het stuurprogramma voor
het verbonden netwerk
82
stuurprogramma van een met een
USBkabel verbonden apparaat installeren
74
systeemvereisten
64
veelvoorkomende problemen onder
Macintosh
158
Meerdere pagina's op één vel afdrukken
nup
Macintosh 123
N
netwerk
installatie van draadloos netwerk 88
installatieomgeving
66
introductie van netwerkprogrammas
79
IPv6configuratie
86
stuurprogrammainstallatie
Linux
84
Macintosh
82
Windows
81
O
oplossing
papierfout 51
overlay afdrukken
afdrukken 121
maken
121
verwijderen
122
P
papierstoring
papier verwijderen 52
tips om papierstoringen te voorkomen
50
plaatsen
handmatige invoer in lade 27
papier in de lade
25
speciale media
28
plaatsing van het apparaat
aanpassing aan de hoogte 114
printervoorkeursinstellingen
Linux 126
problemen
afdrukproblemen 145
problemen met betrekking tot netvoeding
144
problemen met de afdrukkwaliteit
149
problemen met papierinvoer
143
R
reinigen
binnenkant 45
buitenkant
44
opneemrol
47
Index
175
Index
S
speciale afdrukfuncties 113
specificaties 58
afdrukmedia
60
T
Tijdens 33
tonercassette
behandelingsinstructies 39
de cassette vervangen
42
geschatte levensduur
40
nietoriginele Dell en opnieuw gevulde
cassettes
39
opslaan
39
toner herverdelen
41
U
USBkabel
besturingsbestand opnieuw installeren
75, 77
stuurprogrammainstallatie
74, 76
uw apparaat reinigen 44
V
veiligheid
info 9
symbolen
9
verbruiksartikelen
beschikbare verbruiksartikelen 38
bestellen
38
geschatte levensduur van tonercassette
40
tonercassette vervangen
42
verklarende woordenlijst 160
voorkant 15
W
watermerk
bewerken 120
maken
119
verwijderen
120
Windows
installatie van het stuurprogramma voor
het verbonden netwerk
81
stuurprogramma van een met een
USBkabel verbonden apparaat installeren
19, 21
systeemvereisten
63
veelvoorkomende problemen onder
Windows
157
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175

Dell B1160w Wireless Mono Laser Printer de handleiding

Categorie
Kopieerapparaten
Type
de handleiding