4 020108.01
4 Vullen en ontluchten
Het vullen van het hydraulisch systeem dient te gebeuren bij het
hoogste punt van het systeem, d.w.z. bij de (bovenste) stuurpomp.
Verwijder de vuldop van de (bovenste) stuurpomp of de olie expan-
sie tank.
Plaats op de vulaansluiting eventueel een slangpilaar* met een
trechter of sluit het door Vetus leverbare ‘snelvulsysteem’ aan.
*) MTP89 : G3/8
MTP151 en MTP191 : G1/2
Vul de stuurkop of de expansietank met hydraulische olie.
Neem bij een dubbele bediening tijdelijk de vuldop uit de onderste
stuurkop weg en monteer deze weer zodra er olie uit de vulopening
komt.
Voor oliespecicatie zie ‘Technische gegevens’.
Zorg er voor dat tijdens het vullen steeds voldoende olie in de stuur-
kop of de expansie tank aanwezig is; indien de stuurpomp lucht aan-
zuigt dient opnieuw te worden ontlucht.
Om te vermijden dat de olie lucht opneemt dient het vullen van de
stuurkop of de expansie tank ‘rustig’ te gebeuren.
1 Plaats op de ontluchtingsnippels een stukje slang 8 mm dia-
meter; open de ontluchtingsnippel door deze een slag linksom
te draaien.
4.1 Besturing met 1 stuurpomp
2-1 Open ontluchtingsnippel ‘A’. Beweeg de zuigerstang totdat de
zuiger tegen het einddeksel ‘A’ aanligt.
Draai nu langzaam, in de aangegeven richting, aan het stuur-
wiel op de stuurpomp. Stop met draaien zodra de uit de ont-
luchtingsnippel ‘A’ stromende olie geen lucht meer bevat en
sluit de ontluchtingsnippel. Draai hierna het stuurwiel niet in
de tegenovergestelde richting.
2-2 Open ontluchtingsnippel ‘B’. Draai aan het stuurwiel totdat de
zuiger tegen het einddeksel ‘B’ aanligt.
2-3 Draai nu langzaam, in de aangegeven richting, aan het stuur-
wiel. Stop met draaien zodra de uit de ontluchtingsnippel ‘B’
stromende olie geen lucht meer bevat en sluit de ontluchting-
snippel.
Vul de stuurpomp of de olie expansie tank tot het aangegeven
niveau.
4.2 Besturing met 2 stuurpompen
3-1 Open ontluchtingsnippel ‘A’. Beweeg de zuigerstang totdat de
zuiger tegen het einddeksel ‘A’ aanligt.
Draai eerst langzaam, in de aangegeven richting, aan het
stuurwiel op de onderste stuurpomp. Stop met draaien zo-
dra de uit de ontluchtingsnippel ‘A’ stromende olie geen lucht
meer bevat. Draai nu langzaam, in de aangegeven richting,
op het stuurwiel van de bovenste stuurpomp. Stop hiermee
zodra opnieuw de uit de ontluchtingsnippel ‘A’ stromende olie
geen lucht meer bevat. Sluit nu de ontluchtingsnippel. Draai
hierna beide stuurwielen niet in de tegenovergestelde rich-
ting.
3-2 Open ontluchtingsnippel ‘B’. Draai aan het stuurwiel op de
onderste stuurpomp totdat de zuiger tegen het einddeksel ‘B’
aanligt.
3-3 Draai eerst langzaam, in de aangegeven richting, aan het
stuurwiel op de onderste stuurpomp. Stop met draaien zo-
dra de uit de ontluchtingsnippel ‘B’ stromende olie geen lucht
meer bevat. Draai nu langzaam, in de aangegeven richting,
aan het stuurwielop de bovenste stuurpomp. Stop hiermee
zodra opnieuw de uit de ontluchtingsnippel ‘B’ stromende olie
geen lucht meer bevat. Sluit nu de ontluchtingsnippel.
Vul de bovenste stuurpomp of de olie expansie tank tot het
aangegeven niveau.
De eerste dagen na het vullen dient het olieniveau enkele malen te
worden gecontroleerd en indien noodzakelijk dient olie te worden
bijgevuld.
Het olieniveau kan eerst nog dalen doordat jn verdeelde lucht uit
de olie ontwijkt.
Lucht in de stuurpomp is herkenbaar door een klokkend geluid, tij-
dens draaien van het stuurwiel.
Hydraulische besturingen 230 - 1200 kgm