Vetus Hydraulic Steering Systems MTC Handleiding

Type
Handleiding
020105.03 1
Hydraulic Steering Systems 30 - 175 kgm
Inleiding
Een hydraulisch besturingssysteem bestaat in basis uit één of
meer pompen en een cilinder. Zie schema ‘A’ *.
Indien het besturingssysteem slechts één pomp bevat kan
tussen de cilinder en de pomp een terugslagklep worden
geïnstalleerd. Door het installeren van een terugslagklep wordt
het gevoel van roerdruk op het stuurwiel voorkomen. Deze
terugslagklep kan separaat geïnstalleerd worden, of er kan een
pomp met opgebouwde terugslagklep worden geïnstalleerd.
N.B. Een pomp met opgebouwde terugslagklep is tevens voor-
zien van een overdrukventiel.
Zie schema’s ‘B1’ en ‘B2’ *.
Bij een separaat opgestelde terugslagklep moeten de niet
gebruikte aansluitingen van de terugslagklep, voor een tweede
pomp, worden afgeblind.
Bij een hydraulisch besturingssysteem met 2 pompen moet
een terugslagklep worden geïnstalleerd.
De terugslagklep moet worden geïnstalleerd om zowel auto-
matisch te kunnen ‘overnemen’ van de ene stuurpomp naar de
andere, alsmede om meedraaien van de niet gebruikte stuur-
pomp te voorkomen. Zie schema’s ‘C1’, ‘C2’, ‘D1’ en ‘D2’.
Als terugslagklep kan een separaat opgestelde dubbele terug-
slagklep worden geïnstalleerd, of beide pompen welke worden
geïnstalleerd zijn pompen met een opgebouwde terugslag-
klep.
Bij een hydraulisch besturingssysteem met 3 pompen moeten
om bovenvermelde redenen ook terugslagkleppen worden
geïnstalleerd.
In de schema’s ‘E1’ en ‘E2’ zijn voorbeelden gegeven van
installaties met een Elektro Hydraulische Pomp (EHP) (met
ingebouwde terugslagklep) en 2 handpompen.
De Vetus EHP type ‘R’ zijn reeds voorzien van een ingebouwde
terugslagklep.
In de schema’s ‘F1’ en ‘F2’ zijn voorbeelden gegeven van
installaties met een Elektro Hydraulische Pomp (EHP) (zonder
ingebouwde terugslagklep) en 2 handpompen.
De EHP (met omkeerbare motor) is in schema’s ‘F1’ en ‘F2’
aangesloten via een separaat opgestelde (dubbele) terugslag-
klep. Als terugslagklep voor de handpompen zijn in schema
‘E1’ en F1’ separaat opgestelde dubbele terugslagkleppen
afgebeeld; in schema ‘E2’ en ‘F2’ zijn pompen met een opge-
bouwde terugslagklep afgebeeld.
Installatie van een kortsluitkraan is noodzakelijk indien een
noodbesturing door middel van een helmstok vereist is.
Met een geopende kortsluitkraan kan de olie drukloos van de
ene zijde van de zuiger naar de ander stromen en vormt het
hydraulische systeem geen belemmering meer voor de nood-
(helmstok)-besturing. Zie schema ‘G’.
Het gevolg geven aan de hierna volgende aanbevelingen zal
resulteren in een langere levensduur en in betere prestaties van
uw hydraulische besturingssysteem.
• Pasuitsluitendeentypehydraulischeolietoezoalsgespeci-
ficeerd bij de technische gegevens.
• Voerregelmatighetaangegevenonderhouduit.
*) Voor de verschillende aansluitschema’s, zie ‘Hydraulische
schema’s’ blz 40, 41.
Montage
Voorkom tijdens de montage las-, verfspetters en beschadigin-
gen op de stuurpomp-as en op de zuigerstang van de cilinder.
Beschadigingen kunnen de oliekeerringen vernielen met als
resultaat olielekkage.
Stuurpomp
De vuldop en de aansluiting voor de vereffeningsleiding* die-
nen zich altijd aan de bovenzijde, op het hoogste punt, te
bevinden.
*) Indien er meerdere stuurpompen in de installatie zijn opge-
nomen, dienen alle oliereservoirs met elkaar verbonden te
worden door middel van een vereffeningsleiding.
De pomp mag in elke
stand, tussen horizon-
taal en verticaal, wor-
den opgesteld.
Monteer de meegeleverde draadeinden met behulp van Loctite
®
in de stuurpomp.
De stuurpomp is standaard voorzien van een vuldop zonder
beluchtingsgat.
Bij een enkele bediening (1 stuurpomp) dient in de stuurpomp
een vuldop met beluchtingsgat te worden gemonteerd.
Bij een dubbele bediening (2 stuurpompen) dient in de boven-
ste stuurpomp een vuldop met beluchtingsgat te worden
gemonteerd.
Een vuldop met beluchtingsgat wordt los meegeleverd.
Cilinder
Om doelmatig te kunnen ontluchten dienen de ontluchtingsnip-
pels van de cilinder naar boven te wijzen.
Om overbelasting van de cilinder, in de eindstanden van de zui-
ger, te voorkomen moeten roeraanslagen worden aangebracht.
Bevestig de voet van de cilinder op een voldoende stevige
fundatie; deze moet de (trek en druk) kracht van de cilinder ten
gevolge van het roermoment opnemen.
Stel de cilinder bij voorkeur in een droge, goed geventileerde
ruimte op.
Indien dit niet mogelijk is dienen voorzieningen te worden
getroffen om de cilinderstang tegen vocht, vuil en zeewater te
beschermen.
A Max. slag van de cilinder
B Roeraanslagen
Opstelling van de roeraanslagen
NEDERLANDS
2 020105.03
Hydraulic Steering Systems 30 - 175 kgm
Dubbele terugslagklep
Indien een separate terugslagklep wordt gemonteerd, monteer
deze dan zo dicht mogelijk bij de stuurcilinder. Maak de leiding-
stukken tussen de terugslagklep en de cilinder, welke onder
druk blijven staan, zo kort mogelijk.
Monteer de (dubbele) terugslagklep op een absoluut vlakke
ondergrond.
Aansluitingen gemerkt met
‘P’ zijn de aansluitingen
voor de stuurPomp.
Aansluitingen gemerkt met
‘C’ zijn de aansluitingen
voor de Cilinder.
Olie-expansietank
Een deel van de handstuurpomp dient als olie-expansietank.
De benodigde expansieruimte is afhankelijk van de hoeveelheid
olie waarmee het besturingssysteem gevuld is én van de te ver-
wachten minimale en maximale omgevingstemperatuur.
Als de expansieruimte te klein is, zal tijdens expansie de olie via
het beluchtingsgat, in de vuldop van de (bovenste) stuurpomp,
ontwijken.
Installeer daarom een extra olie-expansietank indien:
- een besturingssysteem bestaat uit twee handstuurpompen
en een elektro-hydraulische pomp.
- de totale lengte van de leiding zeer groot is.
- tijdens bedrijf zeer sterke temperatuurschommelingen ver-
wacht worden.
- ook wanneer tijdens bedrijf heftig bewegen van het vaartuig
verwacht wordt dient het de aanbeveling een extra olie-
expansietank te installeren.
Bovendien vereenvoudigd een extra olie-expansietank het vul-
len van het systeem en het controleren van het olieniveau.
Monteer de olie-expansietank boven de (bovenste) stuur-
pomp.
Maak het beluchtingsgat in de vuldop van de (bovenste) stuur-
pomp dicht.
Sluit de olie-expansietank aan op de bovenste verbindingslei-
ding aansluiting van de stuurpopmp met behulp van een slang
en een slangpilaar.
N.B. Dit deel van het besturingssysteem is vrijwel drukloos (de
druk is afhankelijk van de hoogte van de vloeistofkolom tussen
expansietank en stuurpomp).
De dop van de Vetus olie-expansietank is voorzien van een
beluchting; zorg ervoor dat bij toepassing van een andere tank
deze beluchting ook aanwezig is.
Fittingen
Gebruik voor het afdichten van de schroefdraadverbindingen
nooit teflon tape; het gebruik van een vloeibaar afdichtmiddel
dient met grote zorg te gebeuren; indien afdichtmiddelen in het
hydraulische systeem komen kan dit storingen ver oorzaken.
Stuurpomp:
De aansluitingen voor de leidingen naar de cilinder zijn reeds
gemonteerd. Indien een vereffeningsleiding moet worden aan-
gesloten, dienen de fittingen (G 1/4) te worden gemonteerd met
aluminium of koperen afdichtringen.
Cilinder:
De aansluitingen voor de leidingen van de stuurpomp zijn reeds
gemonteerd; als afdichtmiddel is een vloeibaar afdichtmiddel
toegepast. Wanneer de aansluiting versteld wordt, dient het
oude afdichtmiddel verwijderd te worden en een nieuw vloei-
baar afdichtmiddel te worden aangebracht.
Terugslagklep:
Monteer de fittingen in
de terugslagklep met
aluminium of koperen
afdichtringen.
Installatie van de slangen resp. de leidingen
De afzonderlijke delen van de hydraulische besturing dienen
met elkaar te worden verbonden door middel van nylon leiding
(alleen MTC30) of nylon slang of door middel van (koperen of
stalen) leiding.
Hydraulische besturing met dubbele bediening, beide pompen
zonder een opgebouwde terugslagklep:
Verbind de leidingen van de beide pompen met de cilinder via
de separaat gemonteerde dubbele terugslagklep.
Raadpleeg de schema’s ‘C1’ en ‘D1’.
Houd de verbindingsleidingen altijd zo kort mogelijk om de
leidingweerstand te beperken.
Hydraulische besturing met dubbele bediening, beide pompen
voorzien van een opgebouwde terugslagklep:
Verbind de leidingen van de beide pompen met de cilinder via
T-stukken.
Raadpleeg de schema’s ‘C2’ en ‘D2’.
Houd de verbindingsleidingen altijd zo kort mogelijk omdat ze
onder druk blijven staan en om de leidingweerstand te beper-
ken.
In verband met het ontluchten van het systeem verdient het
aanbeveling de horizontale leidingstukken met een afschot van
ca. 3 cm per meter te monteren; de pompzijde hoger dan de
cilinderzijde.
Installeer de leidingen of de slangen zodanig dat het risico van
uitwendige beschadigingen en corrosie (bij metalen leiding)
of aantasting door chemicaliën en door hoge temperatuur (bij
nylon slang of nylon leiding) klein is.
Bescherm de leidingen of de slangen welke door een schot
moeten worden gevoerd met schotdoorvoeren of pas schot-
koppelingen toe.
020105.03 3
Hydraulic Steering Systems 30 - 175 kgm
Bochten dienen absoluut vrij van knikken te zijn; een knik in de
leiding vermindert de vrije doorgang voor de hydraulische olie.
Indien de installatie wordt uitgevoerd met koperen of stalen
leiding dient hiervoor ‘inwendig gereinigde’ leiding te worden
toegepast.
Bij de aanleg van de leiding dienen lange rechte stukken te
worden vermeden; de lengte van de leiding wordt beïnvloedt
door de omgevingstemperatuur.
In verband met de bewegingen die de cilinder moet kunnen
maken dient de cilinder te allen tijde met 2 stukken flexibele
nylon leiding of nylon slang te worden aangesloten.
Deze 2 stukken flexibele nylon leiding (of slang) dienen elk
een lengte van tenminste 50 cm te hebben en met een grote
buigradius te worden gemonteerd.
Blaas de leidingen, na installatie, door met b.v. stikstof of
(pers)lucht (nooit met water!) ter controle op eventuele verstop-
pingen en om mogelijke verontreinigingen te verwijderen.
De minimale buigradius van nylon leiding is:
- 50-mm (nylon leiding 6 mm inwendig, 8 mm uitwendig)
De minimale buigradius van nylon slang is:
- 75-mm (nylon slang 6 mm inwendig, 10 mm uitwendig)
- 90-mm (nylon slang 8 mm inwendig, 12 mm uitwendig)
Bevestig de slang of de leiding altijd met beugels; beugelaf-
stand ca. 60 cm.
Het afkorten van leiding of
slang dient te gebeuren
door middel van snijden.
Kort de leiding of slang
nooit door middel van
zagen (zaagsel in het
hydraulische systeem
geeft onherroepelijk pro-
blemen) of door middel
van knippen (de slang
wordt te veel vervormd).
Bij koperen of stalen leiding dient na het afsnijden de braam te
worden verwijdert.
Montage van de nylon leiding/slang in de fitting
Nylon leiding (6 mm inwendig, 8 mm uitwendig)
Plaats na het het
afsnijden van de nylon
leiding de wartelmoer
en de snijring op de
leiding en plaats de
steunhuls in de lei-
ding.
Nylon slang (6 mm inwendig, 10 mm uitwendig)
Plaats na het afsnijden
van de nylon slang
de wartelmoer en de
snijring op de slang
(let hierbij op de juiste
afstand tot het uit-
einde van de slang) en
plaats de steunhuls
in de leiding.
Na handvaste mon-
tage van de wartel-
moer dient deze met
een sleutel te worden
aangehaald:
- De rechte inschroefkoppeling : 4 omwentelingen
- De T-inschroefkoppeling : 2 omwentelingen
- De tussenkoppeling : 3 omwentelingen
- Het T-stuk : 2 omwentelingen
- De haakse inschroefkoppeling : 2 omwentelingen
Nylon slang (8 mm inwendig, 12 mm uitwendig)
1 Schroef na het afsnijden de slangkoppelinghuls op de slang
(linkse draad); stop ca. 1,5 mm voor de stuit.
2 Voorzie de slangkoppeling van olie, en schroef deze in de
huls. Let er op dat de binnenmantel van de slang niet mee-
draait tijdens het inschroeven!
Let er tevens op dat de binnenmantel van de slang niet wordt
dichtgedrukt tijdens het inschroeven.
NEDERLANDS
4 020105.03
Hydraulic Steering Systems 30 - 175 kgm
Besturing met 1 stuurpomp
2-1
Open ontluchtingsnippel ‘A’. Beweeg de zuigerstang tot-
dat de zuiger tegen het einddeksel ‘A’ aanligt.
Draai nu langzaam, in de aangegeven richting, aan het
stuurwiel op de stuurpomp. Stop met draaien zodra de
uit de ontluchtingsnippel ‘A’ stromende olie geen lucht
meer bevat en sluit de ontluchtingsnippel. Draai hierna het
stuurwiel niet in de tegenovergestelde richting.
2-2 Open ontluchtingsnippel ‘B’. Draai aan het stuurwiel totdat
de zuiger tegen het einddeksel ‘B’ aanligt.
2-3 Draai nu langzaam, in de aangegeven richting, aan het
stuurwiel. Stop met draaien zodra de uit de ontluchtings-
nippel ‘B’ stromende olie geen lucht meer bevat en sluit
de ontluchtingsnippel.
Vul de stuurpomp of de olie expansie tank tot het aange-
geven niveau.
Besturing met 2 stuurpompen
3-1
Open ontluchtingsnippel ‘A’. Beweeg de zuigerstang tot-
dat de zuiger tegen het einddeksel ‘A’ aanligt.
Draai eerst langzaam, in de aangegeven richting, aan het
stuurwiel op de onderste stuurpomp. Stop met draaien
zodra de uit de ontluchtingsnippel ‘A’ stromende olie geen
lucht meer bevat. Draai nu langzaam, in de aangegeven
richting, op het stuurwiel van de bovenste stuurpomp.
Stop hiermee zodra opnieuw de uit de ontluchtingsnip-
pel ‘A’ stromende olie geen lucht meer bevat. Sluit nu de
ontluchtingsnippel. Draai hierna beide stuurwielen niet in
de tegenovergestelde richting.
3-2 Open ontluchtingsnippel ‘B’. Draai aan het stuurwiel op de
onderste stuurpomp totdat de zuiger tegen het einddek-
sel ‘B’ aanligt.
3-3 Draai eerst langzaam, in de aangegeven richting, aan het
stuurwiel op de onderste stuurpomp. Stop met draaien
zodra de uit de ontluchtingsnippel ‘B’ stromende olie geen
lucht meer bevat. Draai nu langzaam, in de aangegeven
richting, aan het stuurwiel op de bovenste stuurpomp.
Stop hiermee zodra opnieuw de uit de ontluchtingsnip-
pel ‘B’ stromende olie geen lucht meer bevat. Sluit nu de
ontluchtingsnippel.
Vul de bovenste stuurpomp of de olie-expansietank tot het
aangegeven niveau.
De eerste dagen na het vullen dient het olieniveau enkele malen
te worden gecontroleerd en indien noodzakelijk dient olie te
worden bijgevuld.
Het olieniveau kan eerst nog dalen doordat fijn verdeelde lucht
uit de olie ontwijkt.
Lucht in de stuurpomp is herkenbaar door een klokkend geluid,
tijdens draaien van het stuurwiel.
Vullen en ontluchten
N.B. De vetgedrukte nummers verwijzen naar de tekeningnum-
mers op pagina X-2 en X-3 in het midden van deze handleiding.
Gebruik de afbeeldingen op pag. X-2 voor een hydraulische
besturing met een separaat gemonteerde dubbele terugslag-
klep en een pomp, of pompen, zonder opgebouwde terugslag-
klep.
Gebruik de afbeeldingen op pag. X-3 voor een hydraulische
besturing en een pomp, of pompen, voorzien van een opge-
bouwde terugslagklep.
Het vullen van het hydraulisch systeem dient te gebeuren bij het
hoogste punt van het systeem, d.w.z. bij de (bovenste) stuur-
pomp of bij de extra olie-expansietank.
Verwijder de vuldop van de (bovenste) stuurpomp of de olie-
expansietank.
Plaats op de vulaansluiting eventueel een slangpilaar (G 3/8)
met een trechter.
Vul de stuurkop of de olie-expansietank met hydraulische olie.
Neem bij een dubbele bediening tijdelijk de vuldop uit de
onderste stuurkop weg en monteer deze weer zodra er olie uit
de vulopening komt.
Voor oliespecificatie zie ‘Technische gegevens’.
Zorg er voor dat tijdens het vullen steeds voldoende olie in de
stuurkop of de olie-expansietank aanwezig is; indien de stuur-
pomp lucht aanzuigt dient opnieuw te worden ontlucht.
Om te vermijden dat de olie lucht opneemt, dient het vullen van
de stuurkop of de olie-expansietank ‘rustig’ te gebeuren.
1 Plaats op de ontluchtingsnippels een stukje slang 8 mm
diameter (MTC30: 6 mm); open de ontluchtingsnippel
door deze een slag linksom te draaien.
020105.03 5
Hydraulic Steering Systems 30 - 175 kgm
Technische gegevens
Stuurpomp HTP20(R) HTP30(R) HTP42(R)
Type Axiaal plunjer pomp
Aantal plunjers 5 5 7
Opbrengst 19,7 cm
3
/omw. 30,0 cm
3
/omw. 42,0 cm
3
/omw.
Werkdruk
max. 40 bar (40 kg/cm
2
, 3923 kPa), bij ø 8 mm leidingdiam.
max. 56 bar (56 kg/cm
2
, 5492 kPa), bij ø 10 mm leidingdiam.
Aansluitingen G 1/4 inwendige schroefdraad
Vuldop G 3/8 inwendige schroefdraad
Gewicht zonder opgebouwde terugslagklep 3,3 kg
Gewicht met opgebouwde terugslagklep 4,1 kg
Maximale stuurdiameter 38 cm 38 cm 53 cm
Instelling overdrukventiel, alleen bij
pompen met opgebouwde terugslagklep
40 bar (40 kg/cm
2
, 4000 kPa), bij ø 8 mm leidingdiam.
70 bar (70 kg/cm
2
, 7000 kPa), bij ø 10 mm leidingdiam.
Terugslagkleppen Separate dubbele terugslagklep Opgebouwde terugslagklep
Type Dubbel-gestuurde terugslagklep Enkel-gestuurde terugslagklep
Verhouding zuiger-terugslagklep 4 : 1 4 : 1
Aansluitingen G 1/4 inwendige draad G 1/4 inwendige draad
Gewicht, excl. aansluitingen 2,2 kg 0,6 kg
Cilinder MTC30 MTC52 MTC72 MTC125 MTC175
Type Gebalanceerde cilinder
Slag 150 mm 160 mm 225 mm 160 mm 225 mm
Volume 67 cm
3
104 cm
3
146 cm
3
253 cm
3
356 cm
3
Max. roermoment
294 Nm 510 Nm 706 Nm 1226 Nm 1717 Nm
30 kgm 52 kgm 72 kgm 125 kgm 175 kgm
Werkdruk
40 bar 56 bar
40 kg/cm
2
56 kg/cm
2
3923 kPa 5492 kPa
Roermomentbij35˚
235 Nm 412 Nm 589 Nm 981 Nm 1373 Nm
24 kgm 42 kgm 60 kgm 100 kgm 140 kgm
Aansluitingen G 1/4 inwendige schroefdraad
Gewicht 1,8 kg 3,4 kg 3,8 kg 7,1 kg 8 kg
NEDERLANDS
Stuurpomp
Cilinder
HTP20(R) HTP30(R) HTP42(R)
MTC30
MTC52
MTC72
MTC125
MTC175
* Maximale leidinglengte,
leiding 6 mm inwendig
41 meter 28 meter 20 meter
** Maximale leidinglengte,
leiding 8 mm inwendig
100 meter 67 meter 48 meter
nylon leiding
6 mm inwendig, 8 mm uitwendig *
nylon slang
6 mm inwendig, 10 mm uitwendig *
of
zachtgegloeid roodkoper/staal
8 mm inwendig, 10 mm uitwendig **
Leiding
6 020105.03
Hydraulic Steering Systems 30 - 175 kgm
Aantal omwentelingen stuurwiel, boord-boord
Hydraulische vloeistof
Hydraulische olie : volgens ISO VG 15
Viscositeit : 14 cSt bij 40°C
Viscositeitsindex : groter dan 380
Stolpunt : lager dan -60°C
De volgende hydraulische oliën voldoen aan bovengenoemde specificaties:
Vetus : Hydraulic oil HF15
Shell : Aeroshell Fluid 4
Chevron Texaco : Aircraft Hydraulic 5606G
Esso : Univis HVI 13
Exxon Mobil : Mobil Aero HFA
Stuurpomp
Cilinder
HTP20(R) HTP30(R) HTP42(R)
MTC30 3,4 2,3
MTC52 5,3 3,5 2,5
MTC72 7,5 4,9 3,5
MTC125 8,5 6,1
MTC175 8,5
Onderhoud
• Controleerregelmatighetolieniveauinde(bovenste)stuur-
pomp.
Indien de installatie ook een extra olie expansie tank bevat
dient het niveau halverwege deze tank te staan.
• Controleerregelmatigofdestuurpomp-asendezuigerstang
van de cilinder niet vervuilt zijn en reinig deze indien nood-
zakelijk; beschadiging van de oliekeerringen wordt hiermee
voorkomen.
• Maakdezuigerstangregelmatigschoon(metzoetwaterna
het varen op zout water) en vet deze met een corrosiewe-
rende olie (geen vet) in.
• Smeerregelmatigdescharnierpuntenvanvoetengaffelpen
van de cilinder.
• Verversdehydraulischeolieéénmaalperdriejaarofnaelke
300 bedrijfsuren.
020105.03 X-1
Hydraulic Steering Systems 30 - 175 kgm
Vullen en ontluchten
Filling and bleeding
Füllen und Entlüften
Remplissage et purge
Llenado y purga de aire
Riempimento e spurgo dell’aria

Documenttranscriptie

NEDERLANDS Inleiding Montage Een hydraulisch besturingssysteem bestaat in basis uit één of meer pompen en een cilinder. Zie schema ‘A’ *. Voorkom tijdens de montage las-, verfspetters en beschadigingen op de stuurpomp-as en op de zuigerstang van de cilinder. Beschadigingen kunnen de oliekeerringen vernielen met als resultaat olielekkage. Indien het besturingssysteem slechts één pomp bevat kan tussen de cilinder en de pomp een terugslagklep worden geïnstalleerd. Door het installeren van een terugslagklep wordt het gevoel van roerdruk op het stuurwiel voorkomen. Deze terugslagklep kan separaat geïnstalleerd worden, of er kan een pomp met opgebouwde terugslagklep worden geïnstalleerd. N.B. Een pomp met opgebouwde terugslagklep is tevens voorzien van een overdrukventiel. Zie schema’s ‘B1’ en ‘B2’ *. Bij een separaat opgestelde terugslagklep moeten de niet gebruikte aansluitingen van de terugslagklep, voor een tweede pomp, worden afgeblind. Bij een hydraulisch besturingssysteem met 2 pompen moet een terugslagklep worden geïnstalleerd. De terugslagklep moet worden geïnstalleerd om zowel automatisch te kunnen ‘overnemen’ van de ene stuurpomp naar de andere, alsmede om meedraaien van de niet gebruikte stuurpomp te voorkomen. Zie schema’s ‘C1’, ‘C2’, ‘D1’ en ‘D2’. Als terugslagklep kan een separaat opgestelde dubbele terugslagklep worden geïnstalleerd, of beide pompen welke worden geïnstalleerd zijn pompen met een opgebouwde terugslagklep. Bij een hydraulisch besturingssysteem met 3 pompen moeten om bovenvermelde redenen ook terugslagkleppen worden geïnstalleerd. In de schema’s ‘E1’ en ‘E2’ zijn voorbeelden gegeven van installaties met een Elektro Hydraulische Pomp (EHP) (met ingebouwde terugslagklep) en 2 handpompen. De Vetus EHP type ‘R’ zijn reeds voorzien van een ingebouwde terugslagklep. In de schema’s ‘F1’ en ‘F2’ zijn voorbeelden gegeven van installaties met een Elektro Hydraulische Pomp (EHP) (zonder ingebouwde terugslagklep) en 2 handpompen. De EHP (met omkeerbare motor) is in schema’s ‘F1’ en ‘F2’ aangesloten via een separaat opgestelde (dubbele) terugslagklep. Als terugslagklep voor de handpompen zijn in schema ‘E1’ en F1’ separaat opgestelde dubbele terugslagkleppen afgebeeld; in schema ‘E2’ en ‘F2’ zijn pompen met een opgebouwde terugslagklep afgebeeld. Stuurpomp De vuldop en de aansluiting voor de vereffeningsleiding* dienen zich altijd aan de bovenzijde, op het hoogste punt, te bevinden. *) Indien er meerdere stuurpompen in de installatie zijn opgenomen, dienen alle oliereservoirs met elkaar verbonden te worden door middel van een vereffeningsleiding. De pomp mag in elke stand, tussen horizontaal en verticaal, worden opgesteld. Monteer de meegeleverde draadeinden met behulp van Loctite® in de stuurpomp. De stuurpomp is standaard voorzien van een vuldop zonder beluchtingsgat. Bij een enkele bediening (1 stuurpomp) dient in de stuurpomp een vuldop met beluchtingsgat te worden gemonteerd. Bij een dubbele bediening (2 stuurpompen) dient in de bovenste stuurpomp een vuldop met beluchtingsgat te worden gemonteerd. Een vuldop met beluchtingsgat wordt los meegeleverd. Cilinder Om doelmatig te kunnen ontluchten dienen de ontluchtingsnippels van de cilinder naar boven te wijzen. A Max. slag van de cilinder B Roeraanslagen Installatie van een kortsluitkraan is noodzakelijk indien een noodbesturing door middel van een helmstok vereist is. Met een geopende kortsluitkraan kan de olie drukloos van de ene zijde van de zuiger naar de ander stromen en vormt het hydraulische systeem geen belemmering meer voor de nood(helmstok)-besturing. Zie schema ‘G’. Het gevolg geven aan de hierna volgende aanbevelingen zal resulteren in een langere levensduur en in betere prestaties van uw hydraulische besturingssysteem. • Pas uitsluitend een type hydraulische olie toe zoals gespecificeerd bij de technische gegevens. • Voer regelmatig het aangegeven onderhoud uit. *) Voor de verschillende aansluitschema’s, zie ‘Hydraulische schema’s’ blz 40, 41. Hydraulic Steering Systems 30 - 175 kgm Opstelling van de roeraanslagen Om overbelasting van de cilinder, in de eindstanden van de zuiger, te voorkomen moeten roeraanslagen worden aangebracht. Bevestig de voet van de cilinder op een voldoende stevige fundatie; deze moet de (trek en druk) kracht van de cilinder ten gevolge van het roermoment opnemen. Stel de cilinder bij voorkeur in een droge, goed geventileerde ruimte op. Indien dit niet mogelijk is dienen voorzieningen te worden getroffen om de cilinderstang tegen vocht, vuil en zeewater te beschermen. 020105.03  1 Dubbele terugslagklep Fittingen Monteer de (dubbele) terugslagklep op een absoluut vlakke ondergrond. Stuurpomp: De aansluitingen voor de leidingen naar de cilinder zijn reeds gemonteerd. Indien een vereffeningsleiding moet worden aangesloten, dienen de fittingen (G 1/4) te worden gemonteerd met aluminium of koperen afdichtringen. Indien een separate terugslagklep wordt gemonteerd, monteer deze dan zo dicht mogelijk bij de stuurcilinder. Maak de leidingstukken tussen de terugslagklep en de cilinder, welke onder druk blijven staan, zo kort mogelijk. Aansluitingen gemerkt met ‘P’ zijn de aansluitingen voor de stuurPomp. Aansluitingen gemerkt met ‘C’ zijn de aansluitingen voor de Cilinder. Olie-expansietank Een deel van de handstuurpomp dient als olie-expansietank. De benodigde expansieruimte is afhankelijk van de hoeveelheid olie waarmee het besturingssysteem gevuld is én van de te verwachten minimale en maximale omgevingstemperatuur. Als de expansieruimte te klein is, zal tijdens expansie de olie via het beluchtingsgat, in de vuldop van de (bovenste) stuurpomp, ontwijken. Installeer daarom een extra olie-expansietank indien: - een besturingssysteem bestaat uit twee handstuurpompen en een elektro-hydraulische pomp. - de totale lengte van de leiding zeer groot is. - tijdens bedrijf zeer sterke temperatuurschommelingen verwacht worden. - ook wanneer tijdens bedrijf heftig bewegen van het vaartuig verwacht wordt dient het de aanbeveling een extra olieexpansietank te installeren. Bovendien vereenvoudigd een extra olie-expansietank het vullen van het systeem en het controleren van het olieniveau. Monteer de olie-expansietank boven de (bovenste) stuurpomp. Maak het beluchtingsgat in de vuldop van de (bovenste) stuurpomp dicht. Sluit de olie-expansietank aan op de bovenste verbindingsleiding aansluiting van de stuurpopmp met behulp van een slang en een slangpilaar. N.B. Dit deel van het besturingssysteem is vrijwel drukloos (de druk is afhankelijk van de hoogte van de vloeistofkolom tussen expansietank en stuurpomp). De dop van de Vetus olie-expansietank is voorzien van een beluchting; zorg ervoor dat bij toepassing van een andere tank deze beluchting ook aanwezig is. Gebruik voor het afdichten van de schroefdraadverbindingen nooit teflon tape; het gebruik van een vloeibaar afdichtmiddel dient met grote zorg te gebeuren; indien afdichtmiddelen in het hydraulische systeem komen kan dit storingen ver­oorzaken. Cilinder: De aansluitingen voor de leidingen van de stuurpomp zijn reeds gemonteerd; als afdichtmiddel is een vloeibaar afdichtmiddel toegepast. Wanneer de aansluiting versteld wordt, dient het oude afdichtmiddel verwijderd te worden en een nieuw vloeibaar afdichtmiddel te worden aangebracht. Terugslagklep: Monteer de fittingen in de terugslagklep met aluminium of koperen afdichtringen. Installatie van de slangen resp. de leidingen De afzonderlijke delen van de hydraulische besturing dienen met elkaar te worden verbonden door middel van nylon leiding (alleen MTC30) of nylon slang of door middel van (koperen of stalen) leiding. Hydraulische besturing met dubbele bediening, beide pompen zonder een opgebouwde terugslagklep: Verbind de leidingen van de beide pompen met de cilinder via de separaat gemonteerde dubbele terugslagklep. Raadpleeg de schema’s ‘C1’ en ‘D1’. Houd de verbindingsleidingen altijd zo kort mogelijk om de leidingweerstand te beperken. Hydraulische besturing met dubbele bediening, beide pompen voorzien van een opgebouwde terugslagklep: Verbind de leidingen van de beide pompen met de cilinder via T-stukken. Raadpleeg de schema’s ‘C2’ en ‘D2’. Houd de verbindingsleidingen altijd zo kort mogelijk omdat ze onder druk blijven staan en om de leidingweerstand te beperken. In verband met het ontluchten van het systeem verdient het aanbeveling de horizontale leidingstukken met een afschot van ca. 3 cm per meter te monteren; de pompzijde hoger dan de cilinderzijde. Installeer de leidingen of de slangen zodanig dat het risico van uitwendige beschadigingen en corrosie (bij metalen leiding) of aantasting door chemicaliën en door hoge temperatuur (bij nylon slang of nylon leiding) klein is. Bescherm de leidingen of de slangen welke door een schot moeten worden gevoerd met schotdoorvoeren of pas schotkoppelingen toe. 2  020105.03 Hydraulic Steering Systems 30 - 175 kgm NEDERLANDS Bochten dienen absoluut vrij van knikken te zijn; een knik in de leiding vermindert de vrije doorgang voor de hydraulische olie. Indien de installatie wordt uitgevoerd met koperen of stalen leiding dient hiervoor ‘inwendig gereinigde’ leiding te worden toegepast. Bij de aanleg van de leiding dienen lange rechte stukken te worden vermeden; de lengte van de leiding wordt beïnvloedt door de omgevingstemperatuur. In verband met de bewegingen die de cilinder moet kunnen maken dient de cilinder te allen tijde met 2 stukken flexibele nylon leiding of nylon slang te worden aangesloten. Deze 2 stukken flexibele nylon leiding (of slang) dienen elk een lengte van tenminste 50 cm te hebben en met een grote ­buigradius te worden gemonteerd. Blaas de leidingen, na installatie, door met b.v. stikstof of (pers)lucht (nooit met water!) ter controle op eventuele verstoppingen en om mogelijke verontreinigingen te verwijderen. De minimale buigradius van nylon leiding is: - 50‑mm (nylon leiding 6 mm inwendig, 8 mm uitwendig) De minimale buigradius van nylon slang is: - 75‑mm (nylon slang 6 mm inwendig, 10 mm uitwendig) - 90‑mm (nylon slang 8 mm inwendig, 12 mm uitwendig) Bevestig de slang of de leiding altijd met beugels; beugelafstand ca. 60 cm. Het afkorten van leiding of slang dient te gebeuren door middel van snijden. Kort de leiding of slang nooit door middel van zagen (zaagsel in het hydraulische systeem geeft onherroepelijk problemen) of door middel van knippen (de slang wordt te veel vervormd). Montage van de nylon leiding/slang in de fitting • Nylon leiding (6 mm inwendig, 8 mm uitwendig) Plaats na het het afsnijden van de nylon leiding de wartelmoer en de snijring op de leiding en plaats de steunhuls in de leiding. • Nylon slang (6 mm inwendig, 10 mm uitwendig) Plaats na het afsnijden van de nylon slang de wartelmoer en de snijring op de slang (let hierbij op de juiste afstand  tot het uiteinde van de slang) en plaats de steunhuls  in de leiding. Na handvaste montage van de wartelmoer dient deze met een sleutel te worden aangehaald: - De rechte inschroefkoppeling - De T-inschroefkoppeling - De tussenkoppeling - Het T-stuk - De haakse inschroefkoppeling : : : : : 4 2 3 2 2 omwentelingen omwentelingen omwentelingen omwentelingen omwentelingen Bij koperen of stalen leiding dient na het afsnijden de braam te worden verwijdert. • Nylon slang (8 mm inwendig, 12 mm uitwendig) 1 Schroef na het afsnijden de slangkoppelinghuls op de slang (linkse draad); stop ca. 1,5 mm voor de stuit. 2 Voorzie de slangkoppeling van olie, en schroef deze in de huls. Let er op dat de binnenmantel van de slang niet meedraait tijdens het inschroeven! Let er tevens op dat de binnenmantel van de slang niet wordt dichtgedrukt tijdens het inschroeven. Hydraulic Steering Systems 30 - 175 kgm 020105.03  3 Vullen en ontluchten N.B. De vetgedrukte nummers verwijzen naar de tekeningnummers op pagina X-2 en X-3 in het midden van deze handleiding. Gebruik de afbeeldingen op pag. X-2 voor een hydraulische besturing met een separaat gemonteerde dubbele terugslagklep en een pomp, of pompen, zonder opgebouwde terugslagklep. Gebruik de afbeeldingen op pag. X-3 voor een hydraulische besturing en een pomp, of pompen, voorzien van een opgebouwde terugslagklep. Het vullen van het hydraulisch systeem dient te gebeuren bij het hoogste punt van het systeem, d.w.z. bij de (bovenste) stuurpomp of bij de extra olie-expansietank. Vul de stuurkop of de olie-expansietank met hydraulische olie. Neem bij een dubbele bediening tijdelijk de vuldop uit de onderste stuurkop weg en monteer deze weer zodra er olie uit de vulopening komt. Voor oliespecificatie zie ‘Technische gegevens’. Zorg er voor dat tijdens het vullen steeds voldoende olie in de stuurkop of de olie-expansietank aanwezig is; indien de stuurpomp lucht aanzuigt dient opnieuw te worden ontlucht. Om te vermijden dat de olie lucht opneemt, dient het vullen van de stuurkop of de olie-expansietank ‘rustig’ te gebeuren. 1 Plaats op de ontluchtingsnippels een stukje slang 8 mm diameter (MTC30: 6 mm); open de ontluchtingsnippel door deze een slag linksom te draaien. Verwijder de vuldop van de (bovenste) stuurpomp of de olieexpansietank. Plaats op de vulaansluiting eventueel een slangpilaar (G 3/8) met een trechter. Besturing met 1 stuurpomp Besturing met 2 stuurpompen 2-1 Open ontluchtingsnippel ‘A’. Beweeg de zuigerstang tot- 3-1 Open ontluchtingsnippel ‘A’. Beweeg de zuigerstang tot- Draai nu langzaam, in de aangegeven richting, aan het stuurwiel op de stuurpomp. Stop met draaien zodra de uit de ontluchtingsnippel ‘A’ stromende olie geen lucht meer bevat en sluit de ontluchtingsnippel. Draai hierna het stuurwiel niet in de tegenovergestelde richting. Draai eerst langzaam, in de aangegeven richting, aan het stuurwiel op de onderste stuurpomp. Stop met draaien zodra de uit de ontluchtingsnippel ‘A’ stromende olie geen lucht meer bevat. Draai nu langzaam, in de aangegeven richting, op het stuurwiel van de bovenste stuurpomp. Stop hiermee zodra opnieuw de uit de ontluchtingsnippel ‘A’ stromende olie geen lucht meer bevat. Sluit nu de ontluchtingsnippel. Draai hierna beide stuurwielen niet in de tegenovergestelde richting. dat de zuiger tegen het einddeksel ‘A’ aanligt. 2-2 Open ontluchtingsnippel ‘B’. Draai aan het stuurwiel totdat de zuiger tegen het einddeksel ‘B’ aanligt. 2-3 Draai nu langzaam, in de aangegeven richting, aan het dat de zuiger tegen het einddeksel ‘A’ aanligt. stuurwiel. Stop met draaien zodra de uit de ontluchtingsnippel ‘B’ stromende olie geen lucht meer bevat en sluit de ontluchtingsnippel. 3-2 Open ontluchtingsnippel ‘B’. Draai aan het stuurwiel op de Vul de stuurpomp of de olie expansie tank tot het aangegeven niveau. 3-3 Draai eerst langzaam, in de aangegeven richting, aan het onderste stuurpomp totdat de zuiger tegen het einddeksel ‘B’ aanligt. stuurwiel op de onderste stuurpomp. Stop met draaien zodra de uit de ontluchtingsnippel ‘B’ stromende olie geen lucht meer bevat. Draai nu langzaam, in de aangegeven richting, aan het stuurwiel op de bovenste stuurpomp. Stop hiermee zodra opnieuw de uit de ontluchtingsnippel ‘B’ stromende olie geen lucht meer bevat. Sluit nu de ontluchtingsnippel. Vul de bovenste stuurpomp of de olie-expansietank tot het aangegeven niveau. De eerste dagen na het vullen dient het olieniveau enkele malen te worden gecontroleerd en indien noodzakelijk dient olie te worden bijgevuld. Het olieniveau kan eerst nog dalen doordat fijn verdeelde lucht uit de olie ontwijkt. 4  020105.03 Lucht in de stuurpomp is herkenbaar door een klokkend geluid, tijdens draaien van het stuurwiel. Hydraulic Steering Systems 30 - 175 kgm NEDERLANDS Technische gegevens Cilinder Type Slag Volume Max. roermoment Werkdruk Roermoment bij 35˚ Aansluitingen Gewicht MTC30 MTC52 150 mm 67 cm3 294 Nm 30 kgm 40 bar 40 kg/cm2 3923 kPa 235 Nm 24 kgm 160 mm 104 cm3 510 Nm 52 kgm 1,8 kg Stuurpomp Type Aantal plunjers Opbrengst 412 Nm 42 kgm G 3,4 kg MTC72 MTC125 Gebalanceerde cilinder 225 mm 160 mm 3 146 cm 253 cm3 706 Nm 1226 Nm 72 kgm 125 kgm 56 bar 56 kg/cm2 5492 kPa 589 Nm 981 Nm 60 kgm 100 kgm 1/4 inwendige schroefdraad 3,8 kg 7,1 kg MTC175 225 mm 356 cm3 1717 Nm 175 kgm 1373 Nm 140 kgm 8 kg HTP20(R) HTP30(R) HTP42(R) Axiaal plunjer pomp 5 5 7 19,7 cm3/omw. 30,0 cm3/omw. 42,0 cm3/omw. max. 40 bar (40 kg/cm2, 3923 kPa), bij ø 8 mm leidingdiam. Werkdruk max. 56 bar (56 kg/cm2, 5492 kPa), bij ø 10 mm leidingdiam. Aansluitingen G 1/4 inwendige schroefdraad Vuldop G 3/8 inwendige schroefdraad Gewicht zonder opgebouwde terugslagklep 3,3 kg Gewicht met opgebouwde terugslagklep 4,1 kg Maximale stuurdiameter 38 cm 38 cm 53 cm 2 40 bar (40 kg/cm , 4000 kPa), bij ø 8 mm leidingdiam. Instelling overdrukventiel, alleen bij pompen met opgebouwde terugslagklep 70 bar (70 kg/cm2, 7000 kPa), bij ø 10 mm leidingdiam. Terugslagkleppen Type Verhouding zuiger-terugslagklep Aansluitingen Gewicht, excl. aansluitingen Separate dubbele terugslagklep Dubbel-gestuurde terugslagklep 4:1 G 1/4 inwendige draad 2,2 kg Opgebouwde terugslagklep Enkel-gestuurde terugslagklep 4:1 G 1/4 inwendige draad 0,6 kg Leiding Stuurpomp Cilinder MTC30 HTP20(R) HTP30(R) HTP42(R) nylon leiding 6 mm inwendig, 8 mm uitwendig * MTC52 nylon slang 6 mm inwendig, 10 mm uitwendig * of zachtgegloeid roodkoper/staal 8 mm inwendig, 10 mm uitwendig ** MTC72 MTC125 MTC175 * Maximale leidinglengte, leiding 6 mm inwendig 41 meter 28 meter 20 meter ** Maximale leidinglengte, leiding 8 mm inwendig 100 meter 67 meter 48 meter Hydraulic Steering Systems 30 - 175 kgm 020105.03  5 Aantal omwentelingen stuurwiel, boord-boord Stuurpomp HTP20(R) HTP30(R) HTP42(R) MTC30 3,4 2,3 – MTC52 5,3 3,5 2,5 MTC72 7,5 4,9 3,5 MTC125 – 8,5 6,1 MTC175 – – 8,5 Cilinder Hydraulische vloeistof Hydraulische olie Viscositeit Viscositeitsindex Stolpunt De volgende hydraulische Vetus Shell Chevron Texaco Esso Exxon Mobil : : : : volgens ISO VG 15 14 cSt bij 40°C groter dan 380 lager dan -60°C oliën voldoen aan bovengenoemde specificaties: : Hydraulic oil HF15 : Aeroshell Fluid 4 : Aircraft Hydraulic 5606G : Univis HVI 13 : Mobil Aero HFA Onderhoud • Controleer regelmatig het olieniveau in de (bovenste) stuurpomp. Indien de installatie ook een extra olie expansie tank bevat dient het niveau halverwege deze tank te staan. • Controleer regelmatig of de stuurpomp-as en de zuigerstang van de cilinder niet vervuilt zijn en reinig deze indien noodzakelijk; beschadiging van de oliekeerringen wordt hiermee voorkomen. • Maak de zuigerstang regelmatig schoon (met zoet water na het varen op zout water) en vet deze met een corrosiewerende olie (geen vet) in. • Smeer regelmatig de scharnierpunten van voet en gaffelpen van de cilinder. • Ververs de hydraulische olie éénmaal per drie jaar of na elke 300 bedrijfsuren. 6  020105.03 Hydraulic Steering Systems 30 - 175 kgm Vullen en ontluchten Filling and bleeding Füllen und Entlüften Remplissage et purge Llenado y purga de aire Riempimento e spurgo dell’aria Hydraulic Steering Systems 30 - 175 kgm 020105.03  X-1
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48

Vetus Hydraulic Steering Systems MTC Handleiding

Type
Handleiding