Documenttranscriptie
Inhoudsopgave
1. Vooraf
2. Algemene beschrijving
3. Voorbereiding vóór inbedrijfstelling
4. Gebruik van het aggregaat
5. Veiligheden (indien aanwezig, zie tabel met
karakteristieken)
6. Onderhoudsprogramma
7. Onderhoudsmethode
8. Opslag van het aggregaat
9. Opsporen van kleine storingen
10. Karakteristieken
11. Sectie van de kabels
12. Garantiebepalingen
13. EG- conformiteitsverklaring
1. Vooraf
1.1. Aanbevelingen
Wij danken u voor uw aankoop van een van onze stroomaggregaten. Wij raden u aan deze handleiding
aandachtig te lezen en de veiligheids-, gebruiks- en onderhoudsvoorschriften van uw stroomaggregaat nauwgezet
in acht te nemen.
De informatie van deze handleiding is gebaseerd op de technische gegevens die beschikbaar waren bij het ter
perse gaan. Met het oog op de permanente verbetering van de kwaliteit van onze producten, kunnen deze
gegevens zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
Zend ons uw opmerkingen!
Deze handleiding wordt geregeld bijgewerkt. Uw opmerkingen en suggesties interesseren ons en zijn een hulp
om dit document nog gebruiksvriendelijker te maken.
Voor al uw opmerkingen of suggesties, kunt u contact met ons opnemen als volgt:
- per fax: technische documentatiedienst, nummer +33 (0)2 98 41 16 12
- per e-mail:
[email protected]
1.2. Pictogrammen en plaatjes op de aggregaten met hun betekenis
Gevaar
Gevaar voor elektrische
spanning
Aarding
Opgelet, gevaar voor
brandwonden
1
2
3
1 - Opgelet, zie de bij het stroomaggregaat geleverde documentatie
2 - Opgelet, uitstoot van toxische uitlaatgassen. Niet gebruiken in een gesloten of slecht verluchte ruimte.
3 - Leg de motor stil alvorens brandstof bij te vullen
Opgelet, het stroomaggregaat wordt geleverd zonder olie. Controleer in elk geval het oliepeil alvorens het
aggregaat te starten.
1/12
Ref. GPAO : 33522111601
Ref. Const. 5490 326 4000
A = Model van het aggregaat
A = Vermogen van het
aggregaat
E = Stroomspanning
G = Amperage
E = Stroomfrequentie
F = Arbeidsfactor
G = Beschermingsniveau
H = Geluidsvermogen van het
aggregaat
I = Gewicht van het aggregaat
J = Referentienorm
K = Serienummer
Voorbeeld van identificatieplaat
1.3. Instructies en veiligheidsvoorschriften
1.3.1 Waarschuwingen
In deze handleiding staan heel wat waarschuwingstekens afgebeeld.
Gevaar
Waarschuwing
OPGELET
Dit symbool wijst op dreigend levensgevaar en gevaar voor de gezondheid van de
blootgestelde personen. Niet-naleving van deze instructie kan ernstige gevolgen hebben voor
de gezondheid en het leven van de blootgestelde personen.
Dit symbool trekt de aandacht op de risico's voor het leven en de gezondheid van de
blootgestelde personen. Niet-naleving van deze instructie kan ernstige gevolgen hebben voor
de gezondheid en het leven van de blootgestelde personen.
Dit symbool wijst op een desgevallend gevaarlijke situatie.
De risico's bij niet-naleving van de overeenkomstige instructie kunnen bestaan uit lichte
letsels voor de blootgestelde personen of beschadiging van andere zaken.
1.3.2 Algemene tips
Een van de essentiële veiligheidsaspecten bestaat in het uitvoeren van periodieke onderhoudsbeurten (zie
onderhoudstabel). Probeer nooit reparaties of onderhoudswerkzaamheden zelf uit te voeren indien u niet over de
nodige ervaring en/of gereedschap beschikt.
Controleer bij ontvangst van uw aggregaat of het materiaal zich in goede staat bevindt en of alle elementen van
uw bestelling aanwezig zijn. Behandel het aggregaat voorzichtig en zonder schokken en zorg ervoor dat de plaats
waar het aggregaat zal worden opgeslagen of gebruikt op voorhand is klaargemaakt.
Alvorens het apparaat te gebruiken moet men weten hoe het onmiddellijk kan worden
stopgezet en moet men alle bedieningen en handelingen onder de knie hebben.
Waarschuwing
Laat nooit anderen het aggregaat gebruiken zonder dat zij vooraf de nodige instructies hebben gekregen.
Laat nooit een kind het aggregaat aanraken, zelfs niet in stilstand. Vermijd het gebruik van het stroomaggregaat
in aanwezigheid van dieren (zenuwachtigheid, schrik etc.).
Start de motor nooit zonder luchtfilter of zonder uitlaat.
Wissel de positieve en negatieve klemmen van de accu's (indien aanwezig) nooit om bij het aansluiten. Een
omwisseling kan ernstige schade aan de elektrische uitrusting teweegbrengen.
Dek een stroomaggregaat nooit af met welk materiaal dan ook terwijl het in werking is of onmiddellijk nadat het
is uitgeschakeld (wacht totdat de motor is afgekoeld).
Bedek het stroomaggregaat nooit met een dunne laag olie als bescherming tegen roest. Sommige
conserveringsoliën zijn ontvlambaar. Bovendien is het inademen van sommige oliën gevaarlijk.
Neem in ieder geval de plaatselijke geldende reglementen op het gebruik van stroomaggregaten in acht.
2/12
Ref. GPAO : 33522111601
Ref. Const. 5490 326 4000
1.3.3 Voorzorgsmaatregelen tegen elektrocutie
Stroomaggregaten worden gebruikt voor het produceren van elektrische stroom.
Het aggregaat moet tijdens het gebruik altijd geaard zijn om u te beschermen tegen
elektrocutie.
Gevaar
Raak geen losgekoppelde aansluitingen aan of kabels waarvan de isolatie is verwijderd.
Neem nooit een stroomaggregaat vast met vochtige handen of voeten.
Stel het materieel nooit bloot aan vloeistofspatten of aan weer en wind, of plaats het niet op een natte vloer.
Houd de elektrische kabels en aansluitingen altijd in goede staat.
Gebruik geen materieel in slechte staat dat tot elektrocutie of beschadiging van de uitrusting kan leiden.
Zorg voor een differentiaalbeveiliging tussen het aggregaat en de apparatuur indien de gebruikte kabel/kabels
langer is/zijn dan 1 meter.
Gebruik soepele en stevige kabels, met een rubber mantel, conform IEC 60245-4 of gelijkwaardige kabels.
Sluit het stroomaggregaat niet aan op andere spanningsbronnen, zoals het openbare stroomverdeelnet. In de
bijzondere gevallen waar een reserveaansluiting op bestaande elektrische netwerken is voorzien, mag deze
uitsluitend door een bekwaam elektricien worden uitgevoerd, rekening houdend met de verschillende werking
van de uitrusting naargelang gebruik wordt gemaakt van het openbare stroomverdeelnet of het stroomaggregaat.
De beveiliging tegen elektrische schokken wordt verzorgd door speciaal voor het aggregaat voorziene
vermogensschakelaars. Indien deze moeten worden vervangen, moeten elementen met identieke nominale
waarden en karakteristieken worden gebruikt.
1.3.4 Voorzorgsmaatregelen tegen brand
Verwijder alle ontvlambare of explosieve producten (benzine, olie, doeken etc.) terwijl het
aggregaat in werking is.
De motor mag niet draaien in omgevingen die explosieve stoffen bevatten, want aangezien niet
alle elektrische en mechanische onderdelen afgeschermd zijn, kunnen vonken ontstaan.
Gevaar
1.3.5 Voorzorgsmaatregelen tegen uitlaatgassen
Uitlaatgassen bevatten een zeer toxische stof: koolmonoxide. Deze stof kan dodelijk zijn
wanneer ze in hoge concentraties wordt ingeademd.
Gebruik daarom uw aggregaat altijd in een goed verluchte ruimte waar de gassen niet kunnen
blijven hangen.
Gevaar
Een goede ventilatie is noodzakelijk voor de goede werking van uw stroomaggregaat. Zonder ventilatie zou de
motor snel oververhitten met ongevallen of beschadiging van het materieel en goederen in de omgeving tot
gevolg. Indien echter het aggregaat binnenin een gebouw moet worden gebruikt, is een aangepaste verluchting
noodzakelijk om koolmonoxidevergiftiging van mens of dier te voorkomen. De uitlaatgassen moeten naar buiten
worden afgevoerd.
1.3.6 Tanken
Brandstof
is
uitermate
ontvlambaar
en
verspreidt
explosieve
dampen.
Het is verboden te roken, dichtbij te komen of vonken te veroorzaken tijdens het vullen van de
brandstoftank.
Tijdens het tanken moet de motor stilliggen. Veeg alle sporen van brandstof weg met een
Gevaar
schone doek.
Plaats het aggregaat altijd op een effen ondergrond, vlak en horizontaal om te vermijden dat brandstof van de
tank op de motor terechtkomt. Olieproducten moeten worden opgeslagen en behandeld overeenkomstig de
bepalingen van de wet. Draai de brandstofkraan (indien aanwezig) na elke vulbeurt dicht. Vul de tank met
behulp van een trechter, zorg ervoor dat geen brandstof wordt gemorst en schroef de dop na de vulbeurt terug op
de brandstoftank. Vul nooit brandstof bij terwijl het aggregaat in werking of warm is.
3/12
Ref. GPAO : 33522111601
Ref. Const. 5490 326 4000
1.3.7 Voorzorgsmaatregelen tegen brandwonden
Raak de motor noch de uitlaatdemper nooit aan terwijl het aggregaat in werking is of
onmiddellijk na een stilstand.
Waarschuwing
Hete olie veroorzaakt brandwonden, en ook contact met de huid is te vermijden. Vergewis u ervan dat het
systeem niet meer onder druk staat alvorens er aan te werken. Start de motor nooit of laat hem nooit draaien
terwijl de olievuldop verwijderd is, wegens het risico op uitspattende olie.
1.3.8 Voorzorgsmaatregelen bij het gebruik van de accu's
plaats de accu nooit in de buurt van een vlam of vuur
gebruik alleen geïsoleerd gereedschap
gebruik nooit zwavelzuur of aangezuurd water om de elektrolyt bij te vullen.
Gevaar
1.3.9 Bescherming van het milieu
Laat de motorolie bij het aftappen nooit op de grond vloeien maar giet ze in een daartoe voorziene verzamelbak.
Vermijd indien mogelijk geluidsweerkaatsing door de muren of andere constructies, aangezien dat het
geluidsniveau zou verhogen. Indien de demper van uw aggregaat niet is uitgerust met een vonkenvanger en moet
worden gebruikt in beboste gebieden, tussen struikgewas of op onbewerkte met gras begroeide gronden, dient u
zeer voorzichtig te werk te gaan opdat de vonken geen brand zouden veroorzaken (struikgewas over een tamelijk
grote oppervlakte verwijderen op de plaats waar u uw aggregaat wilt opstellen).
1.3.10 Gevaar van draaiende onderdelen
Ga nooit dichtbij draaiende onderdelen in werking staan met losse kleren of lange haren zonder
beschermnet op het hoofd. Probeer geen draaiende onderdelen in werking tegen te houden, te
vertragen of te blokkeren.
Waarschuwing
1.3.11 Capaciteit van het stroomaggregaat (overbelasting)
Overschrijd nooit de capaciteit (ampère en/of watt) van het nominaal vermogen van het aggregaat tijdens
werking in continu bedrijf.
Bereken het vereiste elektrische vermogen van de elektrische apparaten (in watt of ampère) alvorens het
aggregaat aan te sluiten en in werking te stellen. Dit elektrische vermogen staat eveneens vermeld op de
identificatieplaat van de lampen, elektrische apparaten, motoren etc. De totale waarde van alle vermogens van de
gebruikte apparaten mag terzelfder tijd niet hoger liggen dan het nominale vermogen van het aggregaat.
1.3.12 Gebruiksvoorwaarden
De vermelde prestaties van de stroomaggregaten worden behaald onder de referentieomstandigheden volgens
ISO 3046-1:
+27° C, 100 m boven zeeniveau, vochtigheidsgraad 60%, of
+20° C, 300 m boven zeeniveau, vochtigheidsgraad 60%.
De prestaties van de aggregaten worden ongeveer 4% verminderd voor elke temperatuurstijging van 10°C en/of
ongeveer 1% voor elke toename van de hoogteligging met 100 m.
4/12
Ref. GPAO : 33522111601
Ref. Const. 5490 326 4000
2. Algemene beschrijving
2.1. Beschrijving van het aggregaat (figuur A)
Choke (punt 1)
Aardingsaansluiting (punt 4)
Omkasting (punt 7)
Controlelamp ½ belasting (punt 10)
Controlelamp abnormale oliedruk
(punt 13)
Vermogensschakelaar gelijkstroom
(punt 16)
Trekstarter (punt 2)
Brandstofvuldop (punt 5)
Uitlaatdemper (punt 8)
Controlelamp 4/4 belasting
(punt 11)
Wisselstroomstopcontacten
(punt 14)
Brandstofkraan (punt 3)
Contactslot (punt 6)
Bedrijfscontrolelamp (punt 9)
Controlelamp overbelasting
(punt 12)
Gelijkstroomstopcontacten
(punt 15)
3. Voorbereiding vóór inbedrijfstelling
3.1. Controle van het oliepeil (figuren A en B)
Controleer het oliepeil van de motor vóór iedere start
OPGELET
Zoals voor het bijvullen van olie, moet het aggregaat voor het controleren van het oliepeil op een horizontaal
oppervlak staan.
❶ Open de omkasting (punt 7, fig. A) met een schroevendraaier
❷ De olievuldop (fig. B) losdraaien en verwijderen en de oliepeilstok afvegen en daarna in de vulpijp steken
zonder vastdraaien
❸ Trek de peilstok er opnieuw uit en controleer het oliepeil
❹ Indien olie moet worden bijgevuld, nieuwe en goedgekeurde olie ingieten tot bovenaan de vulbuis (fig. B).
Veeg gemorste olie weg met een schone doek.
❺ Plaats de olievuldop terug op de vulopening en schroef hem vast.
3.2. Controle van het brandstofpeil (figuur C)
Leg de motor stil alvorens brandstof bij te tanken en doe dit alleen op een verluchte plaats.
Rook niet of maak geen vuur of vonken nabij de plaats waar wordt getankt of nabij de
opslagplaats van de brandstof.
Gebruik alleen zuivere brandstof die geen water bevat
Gevaar
Overvul de tank niet (er mag geen brandstof in de vulpijp staan).
Controleer na het bijtanken of de tankdop degelijk is gesloten.
Mors geen brandstof tijdens het vullen van de tank.
Vergewis u ervan indien brandstof werd gemorst, dat deze is opgedroogd en de dampen zijn
verdreven alvorens het stroomaggregaat in werking te stellen.
Controleer het brandstofpeil en vul zo nodig bij tot het maximumpeil (fig. C).
3.3. Controle van het luchtfilter
❶ Controleer of het luchtfilter schoon en in goede staat is (paragraaf 7.1)
3.4. Aarding van het aggregaat
Om het aggregaat met de aarding te verbinden bevestigt u koperdraad van 10 mm2 aan de aardingsaansluiting
van het aggregaat en aan een gegalvaniseerde stalen aardingspaal die 1 meter diep in de grond zit.
Overigens zorgt deze aardingsaansluiting ervoor dat de statische elektriciteit opgewekt door de elektrische
machines wordt afgeleid.
5/12
Ref. GPAO : 33522111601
Ref. Const. 5490 326 4000
3.5. Plaats van gebruik
Plaats het aggregaat op een effen, horizontaal en voldoende stevig oppervlak zodat het niet in de grond zakt (het
aggregaat mag in geen geval meer dan 10° hellen).
Kies een schone en verluchte plaats met bescherming tegen weer en wind en zorg voor bevoorrading van olie en
benzine in de nabijheid van de plaats waar het aggregaat zal worden gebruikt, met inachtname van een zekere
afstand omwille van de veiligheid.
4. Gebruik van het aggregaat
Zet het stroomaggregaat nooit in werking als de omkasting niet is aangebracht.
Verwijder de omkasting nooit als het stroomaggregaat in werking is
Gevaar
4.1. Startprocedure (figuren A en D)
❶ Controleer of de aardingskabel goed aan de schroef (punt 4, fig. B) is bevestigd.
❷ Zet de start/stopschakelaar (punt 6 , fig. A) in contactstand "I".
❸ Zet de brandstofkraan op "ON" (punt 3, fig. A)
❹ Zet de choke (punt 1, fig. A) in de stand
❺ Neem de handgreep van de trekstarter (punt 2, fig. A) en trek langzaam totdat u een zekere weerstand voelt,
en laat de handgreep dan tegen de trekstarter terugkeren. Neem nogmaals de handgreep van de trekstarter
vast en trek er krachtig en snel aan (desnoods met beide handen). De motor start. Laat de handgreep van de
trekstarter langzaam met de hand tot tegen de trekstarter terugkeren.
❻ Wacht wanneer de motor is gestart totdat hij begint warm te draaien en laat dan de chokehendel langzaam
terugkeren naar de beginpositie.
4.2. Werking
4.2.1 Wisselstroom (figuur E)
Wanneer de snelheid van het aggregaat is gestabiliseerd (circa 3 mn):
❶ Controleren of de bedrijfscontrolelamp brandt
❷ De mannelijke stekker(s) in de vrouwelijke stekker(s) van het aggregaat steken.
4.2.2 Gelijkstroom (figuur F)
De 12 V-gelijkstroom is alleen bestemd voor het laden van accu's van auto's.
Het stroomaggregaat moet stilstaan voordat de elektrische kabels worden aangesloten.
Probeer de automotor niet te starten als het stroomaggregaat op de accu is aangesloten.
OPGELET
❶ Sluit de kabels op de gelijkstroomstopcontacten van het stroomaggregaat aan met inachtneming van de
polariteiten (de + van het aggregaat op de + van de accu en de – van het aggregaat op de – van de accu)
❷ Start het stroomaggregaat om de accu op te laden.
4.3. Stilstand (figuur G)
Waarschuwing
Zelfs nadat het aggregaat is uitgeschakeld blijft de motor nog warmte afgeven.
Het aggregaat moet na stilstand degelijk worden geventileerd.
Zet de start/stopschakelaar op stop О om het stroomaggregaat dringend stil te leggen.
❶ Trek de stekkers uit om de motor gedurende 1 of 2 mn onbelast te laten draaien.
❷ Zet de start/stopschakelaar op stopО en het aggregaat valt stil.
❸ Sluit de brandstofkraan
6/12
Ref. GPAO : 33522111601
Ref. Const. 5490 326 4000
5. Veiligheden (indien aanwezig, zie tabel met karakteristieken)
5.1. Oliebeveiliging
Deze beveiliging is bedoeld om beschadiging van de motor te voorkomen door gebrek aan olie in het
motorcarter. Zij doet de motor automatisch stilvallen (in dat geval brandt de rode alarmlamp van het
oliepeil en kan de motor niet meer starten). Indien de motor stilvalt en niet meer start, dient u het
oliepeil van de motor te controleren alvorens op zoek te gaan naar andere oorzaken van storingen.
5.2. Vermogensschakelaar
Het elektrisch circuit van het aggregaat is beveiligd door middel van meerdere magnetothermische
uitschakelaars, differentiaaluitschakelaars of thermische uitschakelaars. Eventuele overbelasting en/of
kortsluiting doen de distributie van elektrische spanning stilvallen.
5.3. Overbelasting
Bij elektrische overbelasting begint de overbelastingsindicator te branden en valt de opwekking van elektrische
stroom binnen de 20 seconden stil
6. Onderhoudsprogramma
6.1. Nut van onderhoud
De frequentie van de onderhoudsbeurten wordt beschreven in het onderhoudsprogramma.
Het is echter de omgeving waarin het stroomaggregaat wordt gebruikt dat bepalend is voor dit programma. Als
het aggregaat in veeleisende omstandigheden wordt gebruikt, moeten de intervallen tussen onderhoudsbeurten
ook korter worden gehouden.
Deze onderhoudsperiodes gelden alleen voor aggregaten die werken met brandstof en olie conform de
specificaties in deze handleiding.
6.2. Onderhoudstabel
Voer de onderhoudsbeurten uit bij
de eerste van elke
vervaldag die
wordt bereikt
Bij elk
gebruik
Eerste
maand
of 20
uur
3
6
3 jaar of
maanden maanden 300 uur
of 50
of 100
uur
uur
Element
Motorolie
Het peil controleren
•
Verversen
•
Luchtfilter
Controleren
•
Reinigen
•
Ontstekingsbougie
Controleren –
Reinigen
Vervangen
Reinigen van het aggregaat
Kleppen *
Controleren –
Een keer per jaar
Afstellen
Brandstoffilter *
Reinigen
Een keer per jaar
Noot: * deze handelingen moeten door een van onze technici worden uitgevoerd
7/12
Ref. GPAO : 33522111601
•
•
•
•
Ref. Const. 5490 326 4000
7. Onderhoudsmethode
Leg de motor altijd stil alvorens een onderhoudsactiviteit uit te voeren.
Schakel het contact van de motor uit en neem de bougiekap(pen) af om te voorkomen dat de
motor per ongeluk zou starten. Gebruik alleen originele of gelijkwaardige onderdelen. Het
gebruik van niet-gelijkwaardige vervangingsonderdelen kan tot beschadiging van het aggregaat
Waarschuwing leiden.
7.1. Reinigen van het luchtfilter (figuur H)
Gebruik nooit benzine of oplosmiddelen met een laag vlampunt voor het reinigen van het
luchtfilterelement, want dat kan resulteren in brand of explosie.
Gevaar
❶ Open de omkasting met behulp van een schroevendraaier
❷ Neem het deksel van het luchtfilter (1) af en haal de filterelementen er uit en van elkaar. Controleer
zorgvuldig of de twee elementen geen scheuren of gaten vertonen, en vervang ze indien ze beschadigd zijn.
❸ Was het schuimrubber element (2) met een afwasmiddel in lauw water. Laat grondig drogen.
❹ Tik met het papieren filterelement (3) meermaals en licht op een hard oppervlak om het teveel aan vuil eruit
te verwijderen. Probeer het vuil nooit met behulp van een borstel te verwijderen. De borstelbewerking doet
het vuil in de vezels dringen. Vervang het papieren filterelement indien het te vuil is.
❺ Monteer de luchtfilterelementen en het deksel nu terug in omgekeerde volgorde.
❻ Sluit de omkasting terug.
7.2. Verversen van de motorolie (figuur I)
Tap de olie af terwijl de motor nog warm is om het carter geheel en snel te laten leeglopen.
❶ Open de omkasting met behulp van een schroevendraaier
❷ Verwijder de olievuldop en de aftapplug, en laat de olie af in een geschikt recipiënt.
❸ Schroef daarna de aftapplug terug helemaal vast en vul het oliereservoir tot aan de bovenste maatstreep op de
oliepeilstok met de voorgeschreven olie (zie paragraaf 3.1).
❹ Controleer of er geen lekken zijn.
❺ Sluit de omkasting terug.
7.3. Controle van de ontstekingsbougie (figuur J)
❶ Haal de kap van de ontstekingsbougie en gebruik een bougiesleutel om de ontstekingsbougie uit te schroeven.
❷ Controleer de bougie visueel en gooi ze weg indien de elektrode versleten is of indien de isolator gebarsten of
afgeschilferd is. Reinig de bougie met een metaalborstel indien u ze opnieuw wilt gebruiken.
❸ Meet visueel de elektrodeafstand met behulp van een diktemal. De afstand moet 0,6 tot 0,7 mm bedragen.
Controleer of de onderlegring van de bougie in goede staat is en schroef de bougie met de hand in om
beschadiging van de schroefdraad te voorkomen.
❹ Nadat de bougie is ingeschroefd, ze aanspannen met behulp van een bougiesleutel om de onderlegring samen
te drukken.
Noot: om een nieuwe bougie te monteren, deze na het vastdraaien nog 1/2 draai aanspannen om de
onderlegring samen te drukken. Bij het monteren van een oude bougie, deze na het vastdraaien nog 1/8 –1/4
draai aanspannen om de onderlegring samen te drukken.
7.4. Controleren van bouten, moeren en schroeven
Dagelijkse nauwgezette controle van alle schroeven is noodzakelijk om incidenten of storingen te voorkomen.
❶ Controleer het hele aggregaat vóór iedere start en na elk gebruik.
❷ Span alle schroeven aan waarop speling zou kunnen zitten.
Noot: het aanspannen van de bouten van het motorblok moet door een specialist worden uitgevoerd. Informeer
bij uw regionaal agent.
8/12
Ref. GPAO : 33522111601
Ref. Const. 5490 326 4000
7.5. Reinigen van het aggregaat
❶ Verwijder alle stof en resten rond de uitlaatpot en reinig het aggregaat met behulp van een borstel (wassen
met waterstraal is af te raden).
❷ Reinig zorgvuldig de luchtin- en uitgangen naar de motor en alternator.
❸ Controleer de algemene toestand van het aggregaat en vervang eventueel defecte onderdelen.
8. Opslag van het aggregaat
Als stroomaggregaten voor een langere periode niet worden gebruikt, moeten bepaalde maatregelen worden
genomen om ze in goede staat te bewaren. Vergewis u ervan dat de opslagplaats niet stofferig of vochtig is.
Reinig de buitenkant van het stroomaggregaat en breng een roestbeschermend middel aan.
8.1. Olie
Tap de olie van het carter af en vervang door nieuwe olie van geschikte kwaliteit terwijl de motor nog warm is.
8.2. Brandstof
❶ Sluit de omkasting met behulp van een schroevendraaier
❷ Koppel de kap van de ontstekingsbougie los
❸ Laat de brandstoftank af in een geschikt recipiënt
❹ Zet de brandstofkraan op "ON", schroef de aftapplug van de carburateur los en tap de carburateur af in een
geschikt recipiënt
❺ Neem de handgreep van de trekstarter en trek 3 à 4 keer aan de handgreep om de carburateur helemaal leeg te
maken
❻ Draai de brandstofkraan dicht, schroef de aftapplug van de carburateur terug in, koppel de kap van de
ontstekingsbougie terug aan en sluit terug de omkasting.
8.3. Bougie
❶ Verwijder de bougie, giet ongeveer een eetlepel zuivere motorolie in de bougieopening, start meermaals de
motor om de olie in de cilinder te verspreiden en plaats dan de bougie.
9. Opsporen van kleine storingen
De motor start niet
De motor valt stil
Geen elektrische
stroom
Uitschakeling
vermogensschakelaar
9/12
Vermoedelijke oorzaken
Aggregaat wordt belast tijdens het starten
Benzinepeil onvoldoende
Brandstofkraan gesloten
Brandstoftoevoer verstopt of lek
Luchtfilter verstopt
Knop op " О "
Vermoedelijke oorzaken
Ventilatieopeningen verstopt
Overbelasting waarschijnlijk (controlelamp
overbelasting brandt)
Vermoedelijke oorzaken
Vermogensschakelaar uitgeschakeld
(gelijkstroom)
Vermogensschakelaar defect (gelijkstroom)
Stopcontact defect
Voedingskabel van de apparaten defect
Alternator defect
Vermoedelijke oorzaken
Uitrusting of kabel defect
Ref. GPAO : 33522111601
Oplossingen
Verwijder de belasting
Vul benzine bij
Open de kraan
Laat het systeem repareren
Reinig het luchtfilter
Zet de knop op "I"
Oplossingen
Reinig de aanzuig- en persbeveiligingen
De belasting controleren, 30 seconden
wachten en opnieuw starten
Oplossingen
Schakel de vermogensschakelaar in
Laat controleren, repareren of vervangen
Laat controleren, repareren of vervangen
Vervang de kabel
Laat controleren, repareren of vervangen
Oplossingen
Laat controleren, repareren of vervangen
Ref. Const. 5490 326 4000
10. Karakteristieken
Model:
Motortype
Vermogen 50 Hz (W)
Maximumvermogen 50 Hz (KVA) cos j 0,8
Wisselstroom (spanning en amperage)
Gelijkstroom (spanning en amperage)
Vermogensschakelaar
Oliebeveiliging
Geluidsniveau EEG (Lwa)
Gewicht in kg (zonder brandstof)
Afmetingen l x b x h in cm
Aanbevolen olie
Inhoud van het oliecarter in liter
Aanbevolen brandstof
Inhoud van de brandstoftank in liter
Bougie
● : serie
○ : optie
X : onmogelijk
BOOSTER 2000
Honda GX 100
1700
2.1
230 V – 7.4 A
12 V – 8.3 A
● 12 V
●
92
22
56 x 34 x 41.5
SAE 10W-30
0.4
Loodvrije benzine
7.7
« NGK »CR5HSB – « DENSO »U16FSR-UB
11. Sectie van de kabels
Geleverde
stroomsterkte
(A)
6
8
10
12
16
18
24
26
28
10/12
0 - 50 meter
Lengte van de kabels
51 - 100 meter
101 - 150 meter
1,5 mm2
1,5 mm2
2,5 mm2
2,5 mm2
2,5 mm2
4,0 mm2
4,0 mm2
6,0 mm2
6,0 mm2
1,5 mm2
2,5 mm2
4,0 mm2
6,0 mm2
10,0 mm2
10,0 mm2
10,0 mm2
16,0 mm2
16,0 mm2
2,5 mm2
4,0 mm2
6,0 mm2
10,0 mm2
10,0 mm2
10,0 mm2
16,0 mm2
16,0 mm2
16,0 mm2
Ref. GPAO : 33522111601
Ref. Const. 5490 326 4000
12. Garantiebepalingen
Garanties - defecten die vallen onder de garantiebepalingen.
De verkoper verbindt zich ertoe elk functioneel gebrek dat voortvloeit uit het
ontwerp, materiaal of uitvoering te verhelpen. De verplichting van de verkoper
geldt niet in het geval van gebreken die voortvloeien uit materiaal geleverd door
de koper, ofwel uit een ontwerp door deze laatste opgelegd. Niet gedekt door
garantie zijn incidenten die te wijten zijn aan toeval of overmacht alsook aan
vervangingen of herstellingen die het gevolg zijn van normale slijtage van het
materiaal, beschadigingen of ongevallen door nalatigheid, ontoereikend toezicht
of onderhoud en verkeerd gebruik van dit materiaal.
De garantie is strikt beperkt tot gratis vervanging of herstelling in de werkplaatsen
af-fabriek, indien de onderdelen materiaal- of constructiefouten vertonen. De
leverancier is niet aansprakelijk voor directe of indirecte gevolgen die
voortvloeien uit het defect van een onderdeel.
Duur en aanvang van de garantie.
Behoudens bijzondere bepaling geldt deze verbintenis alleen voor gebreken die
aan het licht komen tijdens een periode:
- van 24 maanden of 150 bedrijfsuren (de periode die het eerst wordt
bereikt) voor particulier gebruik (assortimenten OPEN en SILENT).
- van 12 maanden of 1000 bedrijfsuren (de periode die het eerst wordt
bereikt) voor professioneel gebruik.
NOOT Particulier gebruik betekent occasioneel, persoonlijk gebruik door een
consument als doe-het-zelver.
De garantieperiode begint op de dag waarop de koper door schriftelijke
kennisgeving wordt verwittigd dat het materiaal te zijner beschikking wordt
gesteld. Bij uitstel van de verzending wordt de garantieperiode verlengd met de
duur van de vertraging.
Schadevergoeding.
De aansprakelijkheid is strikt beperkt tot de aldus bepaalde verplichtingen en er
wordt uitdrukkelijk overeengekomen dat de verkoper aan de koper geen enkele
schadevergoeding verschuldigd is wegens opgelopen schade zoals ongevallen van
personen, schade aan andere goederen dan die waarvan sprake in het contract of
winstderving. De garantiebepaling is slechts van toepassing op de koper uit eerste
hand en kan niet worden overgedragen op een tweede koper.
Verzekering van het personeel.
Bij ongevallen op welk moment en door welke oorzaak dan ook, is de
aansprakelijkheid van de verkoper strikt beperkt tot zijn eigen personeel en het
door hem geleverde materiaal.
NOOT Alle bestellingen die per brief of mondeling worden geplaatst, evenals de
aanvaarding van onze offertes, houden eveneens de formele aanvaarding van onze
verkoopvoorwaarden in. Bij toepassing van de garantie zijn vervoerkosten
heenreis voor rekening van de klant.
11/12
Ref. GPAO : 33522111601
GARANTIECERTIFICAAT
Het aggregaat waarvan de
gegevens hieronder vermeld
staan
Nr. van het aggregaat:
Nr. van de motor:
is gegarandeerd vanaf deze
datum.
AGENT:
Stempel en handtekening
Ref. Const. 5490 326 4000
13. EG- conformiteitsverklaring
Wij, SDMO, 12 bis rue de la Villeneuve, CS 92848, 29228 BREST CEDEX 2, verklaren voor eigen
verantwoordelijkheid dat de stroomaggregaten van het type "BOOSTER 2000" voldoen aan de bepalingen van
de richtlijnen van de Raad:
- Machinerichtlijn 98/37/EEG van 22 juni 1998.
- Laagspanningsrichtlijn 73/23/EEG van 19 juli 1973 gewijzigd door richtlijn 93/68/EEG van 22 juli
1993.
- Richtlijn 2000/14/EEG van 08/05/2000 betreffende de geluidsemissie in het milieu.
- EMC-richtlijn 89/336/EEG van 3 mei 1989 gewijzigd door richtlijn 92/31/EEG van 28 april 1992 en
door richtlijn 93/68/EEG van 22 juli 1993, en dat zij in overeenstemming zijn met de volgende normen
of andere normgevende documenten:
o EN12601/EN1679-1/EN 60204-1
o IEC 34.1/EN 60034-1
o EN 50081-2/EN 50082-2.
10-2003
G. Le Gall
12/12
Ref. GPAO : 33522111601
Ref. Const. 5490 326 4000