48 49
Het volgende is alleen van toepassing voor
personen met actieve geïmplanteerde
medische apparaten (bijv. pacemakers,
debrillatoren, enz.):
• Houd het draadloze hoortoestel op minimaal
15 cm afstand van het actieve implantaat.
Als u enige interferentie ondervindt, dient
u het draadloze hoortoestel niet langer te
gebruiken en contact op te nemen met de
fabrikant van het actieve implantaatsysteem.
Houd er rekening mee dat interferentie
ook veroorzaakt kan worden door
stroomleidingen, elektrostatische ontlading,
metaaldetectoren op luchthavens, enz.
• Houd magneten op een afstand van
minstens 15 cm van het actieve implantaat.
• Raadpleeg de veiligheidsinformatie in de
gebruikershandleiding van het accessoire
indien u een draadloos accessoire gebruikt.
Het gebruik van deze apparatuur naast of
in combinatie met andere apparatuur moet
worden vermeden, aangezien het kan leiden
tot onjuiste werking. Als dergelijk gebruik toch
nodig is, moeten dit apparaat en de andere
apparatuur in de gaten worden gehouden om
te controleren of ze nog wel goed werken.
Het gebruik van accessoires, transducers
en kabels, anders dan degene die door
de fabrikant van deze apparatuur zijn
gespeciceerd of meegeleverd, kan leiden tot
verhoogde elektromagnetische emissies of
verlaagde elektromagnetische immuniteit van
deze apparatuur en leiden tot onjuiste werking.
Draagbare hoogfrequente
communicatieapparatuur (waaronder
randapparatuur zoals antennekabels en
externe antennes) mag niet dichter dan 30 cm
in de buurt van de hoortoestellen (inclusief
de door de fabrikant gespeciceerde draden)
worden gebruikt. Indien dit niet in acht wordt
genomen, kan dit leiden tot verslechtering van
de prestaties van deze apparatuur.
De USB-poort van de oplader dient uitsluitend
voor het omschreven doel te worden gebruikt.
Gebruik voor de oplader alleen apparatuur
met een EN60950-1 en/of EN60601-1-
certicatie met een outputkwalicatie van
5VDC. Min. 500 mA.