AUMA PF-M25(X) – PF-M100(X)/PF-Q80(X) – PF-Q600(X) Handleiding

Type
Handleiding
Aandrijvingen PROFOX
PF-M25(X) – PF-M100(X)
PF-Q80(X) – PF-Q600(X)
Modbus RTU
Gebruik de verkorte handleiding uitsluitend samen met de bedieningsinstructies!
Deze verkorte handleiding is alleen volledig in combinatie met de bijbehorende
bedieningsinstructies van de aandrijving. De veiligheidsinstructies en de waarschuwingen uit
de bedieningsinstructies moeten tijdens elke werkzaamheid aan de aandrijving worden
nageleefd!
BusaansluitingVerkorte bedieningsinstructies
Inhoudsopgave Pagina
31. Basisinstructies voor de veldbusaansluiting......................................................................
42. Kabels aansluiten...................................................................................................................
73. Veldbuskabels aansluiten......................................................................................................
94. Parameters (Modbus RTU).....................................................................................................
105. Technische gegevens.............................................................................................................
105.1. Modbus interface
2
Inhoudsopgave
1. Basisinstructies voor de veldbusaansluiting
Elektrische aansluiting Voor het aansluiten van de veldbuskabels moet het deksel op de aandrijving worden
geopend.
Zie hiervoor de bedieningsinstructies van de aandrijving, hoofdstuk „Elektrische
aansluiting“.
Het hoofdstuk „Elektrische aansluiting“ van de bedieningsinstructies geldt
ook volledig voor het aansluiten van de veldbuskabels. Met name de daar
vermelde veiligheidsinstructies en waarschuwingen moeten in alle gevallen
worden nageleefd.
Veldbuskabel Tabel 1:
Aanbevolen kabel
Er dienen uitsluitend kabels voor de Modbus-bekabeling te worden gebruikt die met de aanbevelingen
van de EIA-485 richtlijnen overeenkomen.
135 tot 165 Ω, bij een meetfrequentie van 3 tot 20 MHzKarakteristieke impedantie
< 30 pF per meterKabelcapaciteit
> 0,64 mmAderdiameter
> 0,34 mm², komt overeen met AWG 22Aderdoorsnede
< 110 ohm per kmLusweerstand
koperen gevlochten afscherming of gevlochten afscherming i.c.m.
folie-afscherming
Afscherming
Vóór het leggen in acht nemen:
maximaal 32 toestellen op één segment aansluiten.
Indien meer toestellen moeten worden aangesloten:
- meerdere segmenten met behulp van repeater koppelen.
Veldbuskabels op een afstand van ten minste 20 cm ten opzichte van andere
kabels leggen.
Veldbuskabels, indien mogelijk, in afgescheiden, geleidende en geaarde
kabelkanalen leggen.
Let erop, dat er geen potentiaalverschillen tussen de afzonderlijke toestellen
op de veldbus aanwezig zijn (potentiaalvereffening uitvoeren).
Tabel 2: Overdrachtssnelheid/kabellengte bij lijntopologie
Mogelijke kabellengte met repeater
(totale netwerk-kabellengte)
Max. kabellengte (segmentlengte)
zonder repeater
Baud rate (kBit/s)
ca. 10 km1 200 m9,6 – 115,2
Tabel 3: Overdrachtssnelheid/kabellengte bij ringtopologie
Max. mogelijke kabellengte van de
redundante ring
Max. kabellengte tussen aandrijvingen
(zonder repeater)
Baud rate (kBit/s)
ca. 290 km1 200 m9,6 – 115,2
3
Basisinstructies voor de veldbusaansluiting
2. Kabels aansluiten
Kabelgeleiding
Bij de kabelgeleiding hangt het ervan af hoeveel kabels er naast de netkabel worden
aangesloten. Er zijn twee mogelijkheden:
Afbeelding 1: Kabelgeleiding
[1] Kabelgeleiding bij een netkabel en een veldbuskabel
[2] Kabelgeleiding bij een netkabel, een veldbuskabel en een signaalkabel
Vanwege de toegankelijkheid is het aan te bevelen de volgende volgorde aan
te houden.
1. Als er naast de veldbuskabel een signaalkabel wordt aangesloten: Signaalkabel
in rechter kabelwartel voeren en naar boven schuiven tot de kabel zichtbaar is.
2. Veldbuskabel in middelste kabelgeleiding voeren en naar boven schuiven tot
de kabel zichtbaar is.
3. Netkabel in linker kabelwartel voeren en eveneens naar boven schuiven tot de
kabel zichtbaar is.
4. Kabelmantels verwijderen.
5. Aders afstrippen.
Besturing ca. 6 mm, netkabel ca. 10 mm
6. Bij flexibele kabels: adereindhulzen conform DIN 46228 gebruiken.
4
Kabels aansluiten
Aansluitpunt aardingskabel
In geval van een fout, stroomschok door gevaarlijke spanning bij NIET
aangesloten aardingskabel!
Zwaar lichamelijk letsel of zelfs overlijden mogelijk.
Alle aardingskabels aansluiten.
Aardebus op de externe aardingskabel van de aansluitkabel aansluiten.
Toestel uitsluitend met aangesloten aardingskabel in bedrijf stellen!
7. Aardingskabel met vorkkabelschoen of adereindhuls op de aansluiting van de
aardingskabel ( ) stevig vastschroeven (zie afbeelding). Schroef er daarbij
niet volledig uitdraaien!
Afbeelding 2: Aansluitpunt aardingskabel (voorbeeld)
Tabel 4:
Dwarsdoorsneden aansluitkabels en aandraaimomenten aansluitpunt aardingskabel
AandraaimomentenDwarsdoorsneden aansluitkabelsOmschrijving
3 – 4 NmStandaarduitvoering: 1,0 – 6 mm2
(flexibel) via vorkkabelschoen of
adereindhuls
Explosieveilige uitvoering: 1,0 – 2,5 mm2
(flexibel) via vorkkabelschoen of
adereindhuls
1,5 – 2,5 mm2(flexibel) direct
Standaarduitvoering: 1,5 – 6 mm2
(massief) direct
Explosieveilige uitvoering: 1,5 – 2,5 mm2
(massief) direct
Aardebus (aansluiting) (PE)
Aansluiting van net- en signaalkabel
8. Kabel volgens schakelschema (conform order) aansluiten.
Tabel 5:
Dwarsdoorsneden aansluitkabels
Dwarsdoorsnede aansluitkabelType aderOmschrijving
max [mm²]min [mm²]
2,50,08massief/flexibelNetkabel
AWG 12AWG 28AWG
5
Kabels aansluiten
9. Signaalkabels met push-in techniek aansluiten volgens schakelschema (conform
order).
Informatie: Alleen nodig als er naast de veldbuskabel een signaalkabel moet
worden aangesloten.
Schade aan de push-in klemmen door kanteling van de adereindhulzen t.o.v.
de behuizing!
Vervanging van het complete onderdeel nodig.
Adereindhulzen met glad oppervlak gebruiken.
Push-in-klemmen altijd volledig omlaag drukken met een schroevendraaier en
signaalkabels altijd voorzichtig verwijderen.
De signaalkabel moet er bij omlaag gedrukte push-in-klem zonder weerstand
uit kunnen worden getrokken.
Informatie: AUMA adviseert als geschikte crimptang het model Crimpfox 6 van
Phoenix Contact om oneffenheden van de adereindhulzen te vermijden.
Afbeelding 3: Signaalkabels aansluiten
Tabel 6:
Dwarsdoorsneden aansluitkabels
Dwarsdoorsnede aansluitkabelType aderOmschrijving
max [mm²]min [mm²]
1,50,2massiefSignaalkabel I/O
1,50,2flexibel
1,50,2flexibel met adereindhuls
zonder kunststof huls
AWG 16AWG 24AWG
10. Veldbuskabels aansluiten.
Zie volgend hoofdstuk!
6
Kabels aansluiten
3. Veldbuskabels aansluiten
Als een PROFOX aandrijving deel van een volledige lijn- of ringtopologie is,
blijft de verbinding ook constant als de aandrijving stroomloos of defect is.
1. Bijzonderheden van de gebruikte topologie in acht nemen.
Afbeelding 4: Structuur bij lijntopologie
Verdere veldbusdeelnemers volgen
Laatste veldbusdeelnemer, termijnbepaling
moet geactiveerd worden
Van het vorige toestel
Naar het volgende toestel
In geval van een fout, stroomschok door gevaarlijke spanning bij NIET
aangesloten aardingskabel!
Zwaar lichamelijk letsel of zelfs overlijden mogelijk.
Alle aardingskabels aansluiten.
Aardebus op de externe aardingskabel van de aansluitkabel aansluiten.
Toestel uitsluitend met aangesloten aardingskabel in bedrijf stellen!
2. Veldbuskabels afstrippen.
7
Veldbuskabels aansluiten
Aansluiting afscherming 3. Een klein gedeelte van de ommanteling van de veldbuskabels verwijderen (zie
afbeelding) en op de afscherming aansluiten. Controleren of de afscherming
elektrisch contact maakt met de klem.
Informatie: Als de kabels te dun zijn om te worden vastgeklemd: afscherming
omslaan en eronder vastklemmen.
Informatie: De trekontlasting moet altijd via de kabelwartels worden uitgevoerd.
Hiervoor mag de afschermingsaansluiting niet worden gebruikt.
Afbeelding 5: Aansluiting afscherming
Veldbuskabel 4. Veldbuskabels aansluiten: groene aders met groene klem en rode aders met
rode klem verbinden.
Tabel 7:
Dwarsdoorsneden aansluitkabels
Dwarsdoorsnede aansluitkabelType aderOmschrijving
max. [mm²]min. [mm²]
1,50,5massiefVeldbuskabels
1,50,5flexibel
1,00,5flexibel met adereindhuls
zonder kunststof huls
AWG 16AWG 20AWG
Busterminering 5. In het geval dat de aandrijving de laatste veldbusdeelnemer in het bussegment
is: Parameter resp. functie PRM_5559 Bustermijnbepaling kanaal 1 via AUMA
Assistant App of software AUMA CDT activeren.
Informatie: Zodra de busterminering actief is, wordt de verbinding naar het
volgende veldbus-toestel automatisch onderbroken om meerdere afsluitingen
te voorkomen. In de fabrieksinstellingen is de busterminering gedeactiveerd.
6. Als de aardingskabel van het deksel was verwijderd, moet deze vóór plaatsing
van het deksel met een aandraaimoment van 2,2 Nm weer worden aangesloten.
7. Kabelwartels met het door de fabrikant voorgeschreven draaimoment
vastdraaien, zodat de desbetreffende beschermingsgraad is gewaarborgd.
8. Spanningsvoorziening aansluiten.
Als op de aansluiting van de spanningsvoorziening het instellen van de
eindstanden met de interne bedieningstoetsen volgt: deksel geopend laten!
8
Veldbuskabels aansluiten
4. Parameters (Modbus RTU)
Meldingen
Terugmeldingen via de veldbus zijn gedefinieerd in het handboek „PROFOX
apparatuurintegratie Modbus RTU“.
Veldbusadres (slave-adres)
Via de AUMA Assistant App of software AUMA CDT:
DIS_53 Configuratie
DIS_799 Modbus
PRM_3592 MD1 slave adres
PRM_3593 MD2 slave adres
Standaardwaarde: 247
Mogelijke instellingen: 1 ... 247
Informatie De parameter PRM_3593 MD2 slave adres is alleen beschikbaar als de parameter
PRM_3596 Redundantie op de waarde AUMA redundantie 1 is ingesteld. Bij de
instellingen AUMA redundantie 2 en Ring redundantie wordt het adres van het tweede
kanaal automatisch toegewezen: MD1 slave adres =MD2 slave adres
Voor de terugmeldingen via de veldbus en de configuratie van de parameters via de
veldbusinterface raadpleegt u het handboek „PROFOX apparatuurintegratie Modbus
RTU“.
Informatie De baud rate, de pariteit en het Modbus-adres worden via parameters ingesteld
(software AUMA CDT of AUMA Assistant App).
Omschakeling tussen veldbusaansturing en OPEN-DICHT via I/O-signalen (bij
aandrijvingen met veldbusinterface)
De aandrijving wordt standaard met veldbus en de digitale signalen geleverd. Via
een digitale ingang wordt bepaald welke bron actief is, d.w.z. of de aandrijving via
de veldbus of via de I/O-signalen kan worden aangestuurd. Beide bronnen kunnen
niet tegelijkertijd actief zijn. Daarvoor is in de fabriek het signaal PRM_926 Signaal
DIN 3 op PZD_275 I/O interface ingesteld:
zonder stroom (= 0 V) betekent dat in AFSTAND via veldbus wordt aangestuurd.
met stroom (= 24 V) betekent dat in AFSTAND via digitale I/O-signalen wordt
aangestuurd.
Commando’s voor de bewegingsfunctie:
Via veldbus kunnen OPEN-DICHT-instelopdrachten of een instelwaarde voor een
willekeurige positie worden gestuurd. De omschakeling vindt plaats via het commando
PZD_332 Veldbus SETPOINT.
Setpoint-aansturing:
Commando-bit Veldbus SETPOINT = 1 = AFSTAND SETPOINT
De aandrijving reageert op de via de veldbus verzonden instelwaarde E1.
OPEN-DICHT-aansturing:
Commando-bit Veldbus SETPOINT = 0 = AFSTAND OPEN-DICHT
De aandrijving kan via de commando-bits Veldbus OPEN/Veldbus DICHT in
de richting OPEN of DICHT worden bewogen.
Meer informatie over deze parameters en over overige instellingen kunt u
vinden in het handboek PROFOX „Parameters en functies“.
9
Parameters (Modbus RTU)
5. Technische gegevens
Informatie In de hieronder vermelde tabellen zijn, naast de standaarduitvoering, tevens opties
vermeld. De exacte uitvoering staat op het specifieke technische gegevensblad van
de desbetreffende order vermeld. Het specifieke technische gegevensblad van de
desbetreffende order staat op internet onder http://www.auma.com als download
in de Duitse en Engelse taal ter beschikking (vermelding van het ordernummer
noodzakelijk).
5.1. Modbus interface
Instelling/programmering van de Modbus RTU interface
De baud rate, de pariteit en het Modbus-adres worden via parameters ingesteld met de AUMA software
CDT of de AUMA Assistant App.
Instelling van de Modbus RTU
interface
Opdrachten en meldingen van de Modbus RTU interface
OPEN, STOP, DICHT, instelwaarde stand, RESET, NOOD instelopdrachtProcess image uitgang
(stuursignalen)
Eindstand OPEN, DICHT
Actuele waarde stand
Schakelaar in stand LOCATIE/AFSTAND/UIT
Draaimomentschakelaar OPEN, DICHT
Wegschakelaar OPEN, DICHT
Process image ingang
(terugmeldingen)
Draaimomentschakelaar aangesproken vóór het bereiken van de eindstandProcess image ingang
(foutmelding)
De reactie van de aandrijving is parametreerbaar:
Bij actuele positie blijven staan
beweging naar eindstand OPEN en DICHT uitvoeren
beweging naar willekeurige tussenstand uitvoeren
als laatste ontvangen instelopdracht uitvoeren
Wat te doen bij
communicatie-uitval
Algemene gegevens van de Modbus RTU interface
Modbus RTU overeenkomstig IEC 61158 en IEC 61784Communicatieprotocol
Lijn-(veldbus-)structuur. Met behulp van repeaters kunnen ook boomstructuren worden gerealiseerd.
Bij uitval van een apparaat blijft de communicatie in lijn behouden.
Redundantie (optie)
Redundante ringtopologie in combinatie met het SIMA2Master Station:
Max. aantal aandrijvingen met besturing per redundante ring: 247 stuks
Max. mogelijke kabellengte tussen de aandrijvingen met besturing zonder extra externe repeater:
1 200 m
Max. mogelijke totale lengte per redundante ring: ca. 290 km
Automatische inbedrijfstelling van de redundante ring met behulp van het SIMA2Master Station
Netwerktopologie
Getwiste, afgeschermde koperen kabel overeenkomstig IEC 61158Overdrachtsmedium
EIA-485 (RS485)Veldbusinterface
Lijntopologie:
Mogelijke kabellengte met repeater
(totale netwerkkabellengte)
Max. kabellengte
(segmentlengte) zonder repeater
Baud rate (kBit/s)
ca. 10 km1 200 m9,6 – 38,4
Redundante ringtopologie:
Max. mogelijke kabellengte van de
redundante ring
Max. kabellengte
tussen aandrijvingen
(zonder repeater)
Baud rate (kBit/s)
ca. 290 km1 200 m9,6 – 38,4
Overdrachtssnelheid/kabellengte
Modbus-slave, bijv. apparaten met digitale en/of analoge in- en uitgangen zoals actoren, sensorenToesteltypen
32 toestellen in ieder segment zonder repeater, met repeaters uit te breiden tot 247Aantal toestellen
Polling-procedure tussen master en slaves (query-response)Veldbustoegang
10
Technische gegevens
Algemene gegevens van de Modbus RTU interface
Read Coil Status01Ondersteunde veldbusfuncties
(diensten) Read Input Status02
Read Holding Registers03
Read Input Registers04
Force Single Coil05
Force Multiple Coils15 (0FHex)
Preset Single Register06
Preset Multiple Registers16 (10Hex)
Report Slave ID17 (11Hex)
Diagnostics:
00 00 Loopback
00 10 (0AHex) Clear Counters and Diagnostic Register
00 11 (0BHex) Return Bus Message Count
00 12 (0CHex) Return Bus Communication Error Count
00 13 (0DHex) Return Bus Exception Error Count
00 14 (0EHex) Return Slave Message Count
00 15 (0FHex) Return Slave No Response Count
00 16 (10Hex) Return Slave NAK Count
00 17 (11Hex) Return Slave Busy Count
00 18 (12Hex) Return Character Overrun Count
08
11
Technische gegevens
AUMA Riester GmbH & Co. KG
P.O. Box 1362
DE 79373 Muellheim
Tel +49 7631 809 - 0
Fax +49 7631 809 - 1250
www.auma.com
AUMA BENELUX B.V.
NL 2314 XT Leiden
Tel +31 71 581 40 40
Fax +31 71 581 40 49
www.auma.nl
Y009.650/039/nl/1.22
Gedetailleerde informatie over de AUMA producten vindt u in het internet onder: www.auma.com
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12

AUMA PF-M25(X) – PF-M100(X)/PF-Q80(X) – PF-Q600(X) Handleiding

Type
Handleiding