AUMA Part-Turn actuators SQ 05.2 Handleiding

Type
Handleiding
Aansturing
parallel
Profibus DP
Profinet
Modbus RTU
Modbus TCP/IP
ethernet/IP
Foundation Fieldbus
HART
Zwenkaandrijvingen
SQ 05.2 – SQ 14.2
SQR 05.2 – SQR 14.2
meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
met besturingseenheid voor de aandrijving
AC 01.2 Non-Intrusive
Montage en inbedrijfstellingBedieningsinstructies
Eerst de bedieningsinstructies lezen!
Veiligheidsinstructies in acht nemen.
Deze bedieningsinstructies zijn als onderdeel van het product te beschouwen.
Bedieningsinstructies bewaren tijdens de levensduur van het product.
Bedieningsinstructies aan iedere volgende gebruiker of eigenaar van het product overhandigen.
Doelgroep:
Dit document bevat informatie voor montage-, inbedrijfstellings- en onderhoudspersoneel.
Referentiedocumentatie
Handboek (Bedrijf en instelling) besturingseenheid voor de aandrijving AC 01.2 Modbus
Handboek (Apparatuurintegratie veldbus) besturingseenheid voor de aandrijving AC 01.2 Modbus
Referentiedocumentatie is verkrijgbaar op het internet op http://www.auma.com.
Inhoudsopgave Pagina
51. Veiligheidsinstructies.............................................................................................................
51.1. Voorwaarden voor de veilige omgang met het product
51.2. Toepassingsgebied
61.3. Waarschuwingen/aanwijzingen
61.4. Aanwijzingen en symbolen
82. Beknopte beschrijving...........................................................................................................
103. Typeplaatje..............................................................................................................................
144. Transport en opslag...............................................................................................................
144.1. Transport
154.2. Opslag
175. Montage...................................................................................................................................
175.1. Montagepositie
175.2. Handwiel monteren
175.3. Aandrijving op afsluiter monteren
185.3.1. Overzicht koppelbusvarianten
185.3.2. Aandrijving (met koppelbus) monteren
215.4. Montageposities van de lokale bedieningseenheid
215.4.1. Montageposities wijzigen
226. Elektrische aansluiting...........................................................................................................
226.1. Essentiële aanwijzingen
256.2. Elektrische aansluiting SD (AUMA rondstekker)
266.2.1. Aansluitruimte (voor netaansluiting) openen
276.2.2. Kabels aansluiten
286.2.3. Aansluitruimte (voor netaansluiting) sluiten
296.2.4. Veldbusaansluitruimte openen
306.2.5. Veldbuskabels aansluiten
316.2.6. Veldbusaansluitruimte sluiten
326.3. Toebehoren voor de elektrische aansluiting
326.3.1. Besturingseenheid voor de aandrijving op wandbeugel
336.3.2. Parkeerstekker
336.3.3. Tussenstuk DS ten behoeve van een dubbele afdichting
2
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
Inhoudsopgave AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU
346.3.4. Externe aansluiting voor aarding
357. Bediening................................................................................................................................
357.1. Handmatige bediening
357.1.1. Afsluiter in de handmatige modus bedienen
357.2. Motorbedrijf
357.2.1. Lokale bediening van de aandrijving
367.2.2. Het op afstand bedienen van de aandrijving
377.3. Menubediening via de drukknoppen (voor instellingen en weergaven)
387.3.1. Gestructureerde opbouw en navigatie
397.4. Gebruikersniveau, password
407.4.1. Password invoeren
407.4.2. Passwords wijzigen
417.4.3. Blokkeertijd bij verkeerde invoer van het password
417.5. Taal in het display
417.5.1. Taal wijzigen
438. Indicatoren..............................................................................................................................
438.1. Weergaven bij inbedrijfstelling
438.2. Weergaven in het display
448.2.1. Terugmeldingen van aandrijving en afsluiter
468.2.2. Statusweergaven overeenkomstig AUMA-categorie
478.2.3. Statusweergaven overeenkomstig NAMUR-aanbeveling
498.3. Signaallampen van de lokale bedieningseenheid
498.4. Mechanische standaanwijzing (zelfinstellend)
508.5. Mechanische standaanwijzing via pijlmarkering op deksel (niet zelfinstellend)
519. Meldingen (uitgangssignalen)...............................................................................................
519.1. Meldingen over Modbus RTU
519.2. Statusmeldingen via signaleringsrelais (digitale uitgangen)
519.2.1. Bezetting van de uitgangen
519.2.2. Codering van de uitgangen
519.3. Analoge meldingen (analoge uitgangen)
5310. Inbedrijfstelling (basisinstellingen)......................................................................................
5310.1. Eindaanslagen in de zwenkaandrijving
5410.1.1. Eindaanslag DICHT instellen
5410.1.2. Eindaanslag OPEN instellen
5510.2. Wijze van uitschakelen instellen
5610.3. Draaimomentmechanisme instellen
5810.4. Wegschakelmechanisme instellen
6010.5. Veldbusadres (slaveadres), baud rate, pariteit en bewakingstijd instellen
6010.6. Proefdraaien
6010.6.1. Draairichting aan standaanwijzing controleren
6110.6.2. Wegschakelmechanisme controleren
6311. Inbedrijfstelling (instellingen in de aandrijving)..................................................................
6411.1. Schakelruimte openen/sluiten
6411.2. Mechanische standaanwijzing (zelfinstellend)
6411.2.1. Mechanische standaanwijzing instellen
6511.2.2. Overbrengingsverhouding van het tandwielkastje controleren/instellen
6611.3. Mechanische standaanwijzing via pijlmarkering op deksel (niet zelfinstellend)
6711.3.1. Mechanische standaanwijzing instellen
3
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU Inhoudsopgave
6711.3.2. Overbrengingsverhouding van het tandwielkastje controleren/instellen
6912. Verhelpen van storingen........................................................................................................
6912.1. Fouten bij de inbedrijfstelling
6912.2. Foutmeldingen en waarschuwingen
7312.3. Zekeringen
7312.3.1. Zekeringen in de besturingseenheid van de aandrijving
7412.3.2. Zekeringen vervangen
7412.3.2.1. Zekeringen F1/F2 vervangen
7512.3.2.2. Zekeringen F3/F4 controleren/vervangen
7512.3.3. Motorbeveiliging (thermische bewaking)
7713. Reparatie en onderhoud........................................................................................................
7713.1. Preventieve maatregelen voor het onderhoud en een veilig gebruik
7713.2. Onderhoud
7813.3. Afvoeren en recycling
7914. Technische gegevens.............................................................................................................
7914.1. Technische gegevens zwenkaandrijving
8114.2. Technische gegevens besturingseenheid voor de aandrijving
8714.3. Aandraaimomenten voor bouten
8915. Reserveonderdelenlijst..........................................................................................................
8915.1. Zwenkaandrijving SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2
9115.2. Besturingseenheid voor de aandrijving AC 01.2 voorzien van elektrische aansluiting SD
93Trefwoordenregister...............................................................................................................
4
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
Inhoudsopgave AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU
1. Veiligheidsinstructies
1.1. Voorwaarden voor de veilige omgang met het product
Normen/richtlijnen De gebruiker van de installatie en de contractor dienen erop te letten, dat met
betrekking tot de montage, elektrische aansluiting, inbedrijfstelling en het gebruik op
de plaats van de installatie alle wettelijke eisen, richtlijnen, voorschriften, nationale
regelgevingen en aanbevelingen in acht worden genomen.
Hiertoe behoren o.a.:
van toepassing zijnde montagerichtlijnen voor veldbustoepassingen.
Veiligheidsinstructies/
waarschuwingen Personen die aan dit toestel werkzaamheden verrichten, dienen volledig op de hoogte
te zijn van alle veiligheidsinstructies en waarschuwingen in deze bedieningsinstructies
en moeten de betreffende instructies strikt naleven. Veiligheidsinstructies en
waarschuwingsstickers of -borden op het product dienen in acht te worden genomen
teneinde persoonlijk letsel en/of materiële schade te voorkomen.
Kwalificatie van
personeel
De montage, elektrische aansluiting, inbedrijfstelling alsmede het bedienen en de
onderhoudswerkzaamheden mogen uitsluitend door gekwalificeerd personeel worden
uitgevoerd. Dit personeel dient daartoe door de gebruiker van de installatie of door
de contractor geautoriseerd te zijn.
Voordat met werkzaamheden aan dit product wordt begonnen moet dit personeel
deze bedieningsinstructies gelezen en begrepen hebben, alsmede op de hoogte zijn
van de geldende veiligheidsvoorschriften inzake arbeidsomstandigheden en deze
in acht nemen.
Inbedrijfstelling Vóór de inbedrijfstelling moet voor alle instellingen worden gecontroleerd of zij met
de eisen van de desbetreffende toepassing overeenkomen. Een verkeerde instelling
kan leiden tot gevaren tijdens gebruik, bijv. de beschadiging van de afsluiter of de
installatie. De fabrikant is niet aansprakelijk voor hieruit voortvloeiende eventuele
schade. Het risico berust volledig bij de gebruiker.
Gebruik en werking Voorwaarden voor een probleemloze en goede werking van de apparatuur:
Een juiste wijze van transport, opslag, montage en installeren, alsook een
zorgvuldige inbedrijfstelling.
De apparatuur uitsluitend in een goede staat, met inachtneming van deze
bedieningsinstructies, gebruiken.
Storingen en beschadigingen dienen direct te worden gemeld en verholpen.
Neem de geldende veiligheidsvoorschriften met betrekking tot de
arbeidsomstandigheden in acht.
Neem de nationale voorschriften in acht.
Tijdens bedrijf wordt de behuizing warm en kunnen oppervlaktetemperaturen
> 60 °C ontstaan. Ter voorkoming van mogelijke brandwonden adviseren wij
om voor aanvang van de werkzaamheden de oppervlaktetemperatuur met een
geschikte thermometer te meten en veiligheidshandschoenen te dragen.
Veiligheidsmaatregelen De gebruiker van de installatie of de contractor is verantwoordelijk voor de op locatie
noodzakelijke veiligheidsmaatregelen, zoals afdekkingen, afsluitingen of persoonlijke
beschermingsmiddelen voor het personeel.
Onderhoud Onderhoudsvoorschriften moeten worden nageleefd, omdat anders de veilige werking
van de apparatuur niet meer is gewaarborgd.
Wijzigingen aan de apparatuur zijn uitsluitend met schriftelijke toestemming van de
fabrikant toegestaan.
1.2. Toepassingsgebied
AUMA-zwenkaandrijvingen SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 zijn bestemd
voor het bedienen van industriële afsluiters zoals vlinderkleppen en kogelkranen.
5
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU Veiligheidsinstructies
Andere toepassingen zijn uitsluitend met uitdrukkelijke en schriftelijke toestemming
van de fabrikant toegestaan.
Niet toegestaan is toepassing voor bijvoorbeeld:
Vloertransportmiddelen volgens EN ISO 3691
Hijs- en hefmateriaal volgens EN 14502
Personenliften volgens DIN 15306 en 15309
Goederenliften volgens EN 81-1/A1
Roltrappen
Continu bedrijf
Onderaardse inbouw
Langdurige onderdompeling in water (beschermingsgraad in acht nemen)
Explosiegevaarlijke omgevingen
Met straling belaste zones binnen nucleaire installaties
De fabrikant is niet aansprakelijk voor schade, die voortvloeit uit ondeskundig gebruik
van de aandrijvingen en/of gebruik voor andere doeleinden dan waarvoor de
aandrijvingen bestemd zijn.
Tot een juist gebruik van het product behoort ook de inachtneming van deze
bedieningsinstructies.
Informatie Deze bedieningsinstructies gelden voor de standaarduitvoering “rechtsdraaiend
sluiten”. Dit betekent, dat de aangedreven as met de wijzers van de klok mee
(rechtsom) draait om de afsluiter te sluiten.
1.3. Waarschuwingen/aanwijzingen
De hieronder weergegeven aanwijzingen met betrekking tot de veiligheid zijn bedoeld
om de aandacht te vestigen op de in deze bedieningsinstructies opgenomen
veiligheidsprocedures en -aanwijzingen. Elk van deze aanwijzingen wordt aangeduid
met een trefwoord (GEVAAR, WAARSCHUWING, VOORZICHTIG, LET OP), dat
met het doel van de desbetreffende aanwijzing overeenstemt.
Een direct gevaarlijke situatie met zeer hoog risico. Indien de waarschuwing
wordt genegeerd, zijn overlijden of zware gezondheidsschade het gevolg.
Een mogelijk gevaarlijke situatie met middelhoog risico. Indien de
waarschuwing wordt genegeerd, kan overlijden of zwaar lichamelijk letsel het
gevolg zijn.
Een mogelijk gevaarlijke situatie met een klein risico. Indien de waarschuwing
wordt genegeerd, kan licht of middelzwaar letsel het gevolg zijn. Kan ook met
betrekking tot materiële schade worden gebruikt.
Een mogelijk gevaarlijke situatie. Indien de waarschuwing wordt genegeerd,
kan materiële schade het gevolg zijn. Wordt niet bij gevaar voor persoonlijk
letsel gebruikt.
Het veiligheidssymbool waarschuwt voor gevaar voor letsel.
Het signaalwoord (hier GEVAAR) geeft de mate van gevaar aan.
1.4. Aanwijzingen en symbolen
De hieronder vermelde aanwijzingen en symbolen worden in deze
bedieningsinstructies gebruikt:
Informatie Het begrip Informatie vóór de tekst duidt op belangrijke opmerkingen en informatie.
6
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
Veiligheidsinstructies AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU
Symbool voor DICHT (afsluiter gesloten)
Symbool voor OPEN (afsluiter geopend)
Via het menu naar de parameter
Beschrijft het pad in het menu naar de parameter. Met behulp van de drukknoppen
op de lokale bediening kan daarmee de gewenste parameter in de display snel
worden gevonden. Displayteksten worden met een grijze achtergrond weergegeven:
Display.
Resultaat van een handeling
Beschrijft het resultaat van de voorafgaande handeling.
7
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU Veiligheidsinstructies
2. Beknopte beschrijving
Zwenkaandrijving Definitie volgens EN 15714-2/EN ISO 5211:
Een zwenkaandrijving is een aandrijving, die een draaimoment d.m.v. minder dan
één volledige omwenteling op de afsluiter overbrengt. Deze hoeft geen stangkrachten
op te kunnen nemen.
AUMA zwenkaandrijving Afbeelding 1: AUMA zwenkaandrijving SQ 10.2
[1] Zwenkaandrijving met motor en handwiel
[2] Besturingseenheid voor de aandrijving
[3] Lokale bedieningseenheid met display, (a) keuzeschakelaar en (b) drukknop
[4] Aansluiten van de afsluiter
AUMA zwenkaandrijvingen SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 worden
aangedreven door een elektromotor. Voor de handmatige bediening is de aandrijving
voorzien van een handwiel. De uitschakeling in de eindstanden kan weg- of
draaimomentafhankelijk plaatsvinden. Voor de aansturing of de verwerking van de
aandrijfsignalen is een besturingseenheid voor de aandrijving noodzakelijk.
In uitvoering Intrusive (besturingseenheid: elektromechanisch): worden de weg- en
draaimomentinstelling via schakelaars in de aandrijving uitgevoerd.
In uitvoering Non-Intrusive (besturingseenheid: elektronisch) worden de weg- en
draaimomentinstelling via de besturingseenheid voor de aandrijving uitgevoerd,
behuizingen van aandrijving resp. besturing hoeven daarvoor niet geopend te worden.
Hiervoor is in de aandrijving een MWG (magnetische weg- en draaimomentsensor)
ingebouwd, die tevens een analoge draaimomentmelding/weergave en een analoge
standmelding/weergave op een uitgang van de besturingseenheid voor de aandrijving
ter beschikking kan stellen.
Besturingseenheid voor
aandrijvingen
De besturingseenheid voor de aandrijving AC 01.2 kan direct op de aandrijving of
los op een wandbeugel worden gemonteerd.
Via de lokale bedieningseenheid kan de aandrijving door middel van drukknoppen
worden bediend en kunnen tevens instellingen in het menu van de besturingseenheid
voor de aandrijving worden uitgevoerd. Het display toont informatie over de aandrijving
en de menu-instellingen.
De functies van de besturingseenheid voor de aandrijving variëren van de
gebruikelijke OPEN-DICHT aansturing van de afsluiter door middel van positioners,
procesregelingen, het registreren van de bedrijfsgegevens, complete diagnosefuncties
tot en met het aansturen via verschillende interfaces (zoals bijv. veldbus, Ethernet
en HART).
App en software
Via de software AUMA CDT voor Windows computers (notebook of tablet) en via
de AUMA Assistant App kunnen vanaf de aandrijving gegevens worden in- resp.
uitgelezen en instellingen worden gewijzigd en opgeslagen. De verbinding tussen
computer en AUMA-aandrijving is draadloos via een Bluetooth-interface. Met de
8
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
Beknopte beschrijving AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU
AUMA Cloud bieden wij een interactief platform, waarmee bijv. gedetailleerde
gegevens van alle aandrijvingen in een installatie kunnen worden verzameld en
geëvalueerd.
Afbeelding 2: Communicatie via Bluetooth
AUMA CDT AUMA CDT is een gebruiksvriendelijk instel- en bedieningsprogramma voor AUMA
aandrijvingen.
De software AUMA CDT is via onze website in het internet onder www.auma.com
kosteloos te verkrijgen.
AUMA Cloud
De AUMA Cloud is het hart van de digitale AUMA-wereld. Het vormt het interactieve
platform om de instandhouding van AUMA-aandrijvingen efficiënt en
kostengeoriënteerd te organiseren. In de AUMA Cloud kunnen apparatuurgegevens
van alle aandrijvingen in één installatie verzameld en overzichtelijk weergegeven
worden. Gedetailleerde analyses geven aanwijzingen over eventueel uit te voeren
onderhoud. Extra functies vergemakkelijken het Asset Management.
AUMA Assistant App
Met de AUMA Assistant App is de instelling en diagnose op afstand mogelijk van
AUMA aandrijvingen per Bluetooth met een smartphone of een tablet.
De AUMA Assistant App vindt u in de Play Store (Android) of in de App Store (iOS)
en kan gratis gedownload worden.
Afbeelding 3: Link naar de AUMA Assistant App
9
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU Beknopte beschrijving
3. Typeplaatje
Ieder component van het toestel (aandrijving, besturingseenheid voor de aandrijving,
motor) is van een typeplaatje voorzien.
Afbeelding 4: Hier bevinden zich de typeplaatjes
[1] Typeplaatje aandrijving
[2] Typeplaatje besturingseenheid voor de aandrijving
[3] Typeplaatje motor
[4] Extra plaatje, bijv. KKS-plaatje
Typeplaatje aandrijving
Afbeelding 5: Typeplaatje aandrijving (voorbeeld)
(= logo fabrikant); (= CE-markering)
[1] Naam van de fabrikant
[2] Adres van de fabrikant
[3] Typebenaming
[4] Ordernummer
[5] Serienummer aandrijving
[6] Steltijd in [s] voor een zwenkbeweging van 90°
[7] Draaimomentbereik in de richting DICHT
[8] Draaimomentbereik in de richting OPEN
[9] Soort smeermiddel
[10] toelaatbare omgevingstemperatuur
[11] naar keuze door de klant als optie te gebruiken
[12] Beschermingsgraad
[13] DataMatrix-code
10
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
Typeplaatje AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU
Typeplaatje besturingseenheid voor de aandrijving
Afbeelding 6: Typeplaatje besturingseenheid voor de aandrijving (voorbeeld)
[1] Typebenaming
[2] Ordernummer
[3] Serienummer
[4] Aansluitschema aandrijving
[5] Schakelschema besturingseenheid voor de aandrijving
[6] Netspanning
[7] AUMA vermogensklasse schakelapparatuur
[8] Toel. omgevingstemperatuur
[9] Beschermingsgraad
[10] Aansturing
[11] DataMatrix-code
Typeplaatje motor
Afbeelding 7: Typeplaatje motor (voorbeeld)
(= logo fabrikant); (= CE-markering)
[1] Motortype
[2] Artikelnummer motor
[3] Serienummer
[4] Stroomsoort, netspanning
[5] Nominaal vermogen
[6] Nominale stroom
[7] Bedrijfsmodus
[8] Beschermingsgraad
[9] Motorbeveiliging (thermische beveiliging)
[10] Isolatieklasse
[11] Toerental
[12] Vermogensfactor cos phi
[13] Netfrequentie
[14] DataMatrix-code
11
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU Typeplaatje
Omschrijvingen met betrekking tot de gegevens op het typeplaatje
Typebenaming
Tabel 1:
Beschrijving typebenaming (bijvoorbeeld SQ 07.2-F10)
-F1007.2SQ
Type SQ = zwenkaandrijvingen voor open-dicht bedrijf
Type SQR = zwenkaandrijvingen voor regelbedrijf
SQ
Bouwgrootte
Deze handleiding geldt voor de bouwgrootten 05.2, 07.2, 10.2, 12.2, 14.2
07.2
FlensafmetingenF10
Tabel 2:
Beschrijving typebenaming besturingseenheid voor de aandrijving (bijvoorbeeld AC 01.2)
01.2AC
Type AC = besturingseenheid voor de aandrijving AUMATICAC
Bouwgrootte 01.201.2
Ordernummer Aan de hand van dit nummer kan het product worden geïdentificeerd en kunnen de
technisch- en orderrelevante gegevens van het toestel worden vastgesteld.
Bij vragen over het product verzoeken wij u vriendelijk dit nummer steeds te
vermelden.
Op internet onder http://www.auma.com > Service & Support > myAUMA bieden
wij een service aan, waarmee een bevoegde gebruiker door het invoeren van het
ordernummer onder meer orderrelevante documenten zoals schakelschema’s en
technische gegevens (in het Duits en het Engels), het keuringsprotocol van de
afname, de bedieningsinstructies en overige informatie met betrekking tot de order
kan downloaden.
Serienummer
aandrijving Tabel 3:
Beschrijving van het serienummer (als voorbeeld 0520NS12345)
NS123452005
Positie 1+2: montageweek = kalenderweek 0505
Positie 3+4: productiejaar = 202020
Intern nummer voor het volkomen duidelijk identificeren van het productNS12345
Aansluitschema
aandrijving
9e positie na TPA: uitvoering standmelder
I, Q = MWG (magnetische weg- en draaimomentschakelaar)
AUMA vermogensklasse
schakelapparatuur
De in de besturingseenheid voor aandrijvingen toegepaste schakelapparatuur
(magneetschakelaars/thyristors) zijn in AUMA vermogensklassen (bijv. A1, B1, ...)
ingedeeld. De vermogensklasse geeft aan tot welk max. toelaatbaar nominaal
vermogen (van de motor) het schakeltoestel is berekend. Het nominaal vermogen
van de motor van de aandrijving is op het motortypeplaatje in kW aangegeven. De
indeling van de AUMA vermogensklassen in relatie tot de nominale vermogens van
de motortypen kan in separate bladen met elektrische gegevens worden gevonden.
Bij schakelapparatuur die niet in een vermogensklasse is ingedeeld staat op het
typeplaatje van de besturingseenheid voor aandrijvingen niet de vermogensklasse
maar het max. toelaatbaar nominaal vermogen in kW vermeld.
Aansturing Tabel 4:
Voorbeelden aansturing (gegevens op typeplaatje besturingseenheid voor de aandrijving)
BeschrijvingIngangssignaal
Aansturing via Modbus RTU-interfaceModbus RTU
Aansturing via Modbus RTU interface en stuurspanning voor OPEN - DICHT
aansturing via digitale ingangen (OPEN, STOP, DICHT)
Modbus RTU/24 V DC
12
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
Typeplaatje AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU
DataMatrix-code Met onze AUMA Assistant App kunt u de DataMatrix-code inscannen en krijgt u
daarmee als geautoriseerde gebruiker direct toegang tot orderrelevante documenten
van het product zonder dat u het order- of serienummer hoeft in te voeren.
Afbeelding 8: Link naar de AUMA Assistant App:
Zie voor meer Service & Support, Software/Apps/... www.auma.com.
13
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU Typeplaatje
4. Transport en opslag
4.1. Transport
Aandrijving Transporteer het materiaal in een stevige verpakking naar de plaats van bestemming.
Hangende last!
Overlijden of ernstig lichamelijk letsel.
NIET onder hangende last verblijven.
Bevestig hef- en hijswerktuigen aan de behuizing en NIET aan het handwiel.
Aandrijvingen, die op een afsluiter zijn gemonteerd: bevestig hef- en hijswerktuig
aan de afsluiter en NIET aan de aandrijving.
Aandrijvingen, die met een tandwielkast zijn samengebouwd: bevestig hef- en
hijswerktuig met hijsogen aan de tandwielkast en NIET aan de aandrijving.
Aandrijvingen, die met een besturingseenheid zijn samengebouwd: bevestig
hef- en hijswerktuig aan de aandrijving en NIET aan de besturingseenheid.
Houd rekening met het totale gewicht van de samenstelling (aandrijving,
besturingseenheid voor de aandrijving, tandwielkast/reductorkast, afsluiter).
De last tegen eruit vallen, wegglijden of kantelen beveiligen.
Voer een hijstest op geringe hoogte uit, voorkom voorspelbare gevaren zoals
bijv. kantelen.
Afbeelding 9: Voorbeeld: Hijsen van de aandrijving
Gewichten Tabel 5:
Gewicht besturingseenheid voor de aandrijving AC 01.2
Gewicht ca. [kg]met elektrische aansluiting van het type:
7AUMA-rondstekkers met schroefaansluiting
14
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
Transport en opslag AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU
Tabel 6:
Gewichten zwenkaandrijvingen SQ 05.2 – SQ 14.2 / SQR 05.2 – SQR 14.2
met draaistroommotoren
Gewicht met voet en hefboom2)
Gewicht1)
Typebenaming
aandrijving ca. [kg]ca. [kg]
2721SQ 05.2/
SQR 05.2
2721SQ 07.2/
SQR 07.2
3126SQ 10.2/
SQR 10.2
4335SQ 12.2/
SQR 12.2
5544SQ 14.2/
SQR 14.2
Vermelde gewicht omvat zwenkaandrijving AUMA NORM, met draaistroommotor, elektrische
aansluiting in standaarduitvoering, ongeboorde koppelbus en handwiel. Houd bij andere
aandrijfvormen rekening met extra gewichten.
1)
Vermelde gewicht omvat zwenkaandrijving AUMA NORM, met draaistroommotor, elektrische
aansluiting in standaarduitvoering en handwiel, inclusief voet en hefboom. Bij andere aandrijfvormen
extra gewichten in acht nemen.
2)
Tabel 7:
Gewichten zwenkaandrijvingen SQ 05.2 – SQ 14.2 / SQR 05.2 – SQR 14.2
met wisselstroommotoren
Gewicht met voet en hefboom2)
Gewicht1)
Typebenaming
aandrijving ca. [kg]ca. [kg]
2923SQ 05.2/
SQR 05.2
2923SQ 07.2/
SQR 07.2
3228SQ 10.2/
SQR 10.2
4537SQ 12.2/
SQR 12.2
5746SQ 14.2/
SQR 14.2
Vermelde gewicht omvat zwenkaandrijving AUMA NORM, met wisselstroommotor, elektrische
aansluiting in standaarduitvoering, ongeboorde koppelbus en handwiel. Houd bij andere
aandrijfvormen rekening met extra gewichten.
1)
Vermelde gewicht omvat zwenkaandrijving AUMA NORM, met wisselstroommotor, elektrische
aansluiting in standaarduitvoering en handwiel, inclusief voet en hefboom. Houd bij andere
aandrijfvormen rekening met extra gewichten.
2)
4.2. Opslag
Corrosie door verkeerde opslag!
Materiaal opslaan in een goed geventileerde en droge ruimte.
Materiaal beschermen tegen vocht uit de bodem door het in stellingen of op
houten pallets op te slaan.
Materiaal afdekken ter bescherming tegen stof en vuil.
Niet-gespoten oppervlakken met geschikt anti-roestmiddel behandelen.
15
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU Transport en opslag
Mogelijke schade door te lage temperaturen!
De besturingseenheid voor de aandrijving mag uitsluitend tot een temperatuur
van –30 °C langdurig worden opgeslagen.
Op verzoek mag de besturingseenheid voor de aandrijving in speciale gevallen
ook bij temperaturen tot –60 °C gedurende korte tijd worden getransporteerd.
Opslag voor langere tijd In geval van een langdurige opslagperiode (langer dan 6 maanden), de hieronder
vermelde punten in acht nemen:
1. Vóór opslag:
Ongespoten delen, in het bijzonder die van de aandrijfvormen en
montageflenzen, tegen roest beschermen met behulp van een langdurig werkend
anti-roestmiddel.
2. Om de 6 maanden:
Materiaal op roestvorming controleren. Wederom anti-roestmiddel aanbrengen,
zodra de eerste tekenen van corrosie zichtbaar zijn.
16
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
Transport en opslag AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU
5. Montage
5.1. Montagepositie
Bij gebruik van vet als smeermiddel kan het hier beschreven product in een
willekeurige montagepositie worden gebruikt.
Bij de gebruikmaking van olie in plaats van vet in de schakelruimte van de aandrijving
is een verticale montagepositie, met de flens naar beneden, verplicht. Het gebruikte
soort smeermiddel is op het typeplaatje van de aandrijving vermeld (afkorting F...=
vet; O...= olie).
5.2. Handwiel monteren
Afbeelding 10: Handwiel
[1] Vulring
[2] Ingaande as
[3] Handwiel
[4] Circlip
Hoe te werk te gaan 1. Indien noodzakelijk tussenring [1] op ingaande as [2] steken.
2. Handwiel [3] op ingaande as steken.
3. Handwiel [3] met circlip [4] borgen.
Informatie: de circlip [4] bevindt zich bij uitlevering (samen met deze
bedieningsinstructies) in een weerbestendige tas die aan het toestel is bevestigd.
5.3. Aandrijving op afsluiter monteren
Corrosie door beschadiging verflaag en vorming van condenswater!
Na werkzaamheden aan het toestel eventuele lakbeschadigingen herstellen.
Na de montage het toestel direct elektrisch aansluiten zodat het
verwarmingselement de vorming van condenswater kan verminderen.
De montage van de aandrijving op de afsluiter wordt ofwel via een koppelbus
(standaard), ofwel via een hefboom uitgevoerd. Voor de montage op de afsluiter in
de uitvoering met voet en hefboom is er een afzonderlijke handleiding.
17
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU Montage
5.3.1. Overzicht koppelbusvarianten
Montage Afbeelding 11: Aansluiting afsluiter via koppelbus
[1] Boorgat met spiebaan
[2] Binnenvierkant
[3] DD
Toepassing Voor afsluiters met aansluitingen conform EN ISO 5211
Voor draaiende, niet stijgende spindel
5.3.2. Aandrijving (met koppelbus) monteren
Koppelbussen zonder boorgat resp. voorgeboorde koppelbussen moeten vóór de
montage van de aandrijving op de afsluiter passend voor de as van de afsluiter
gereed worden bewerkt (bijv. met boorgat en spiebaan, DD of binnenvierkant).
Afsluiter en aandrijving moeten in dezelfde eindstandpositie worden
samengebouwd. Standaard toestand bij uitlevering van de aandrijving is de
eindstand DICHT.
Aanbevolen montagepositie bij kleppen: eindstand DICHT.
Aanbevolen montagepositie bij kogelkranen: eindstand OPEN.
Montagestappen 1. Indien noodzakelijk de aandrijving met het handwiel in dezelfde eindstandpositie
als die van de afsluiter zetten.
2. Installatie- c.q. contactoppervlakken reinigen, blanke oppervlakken grondig
ontvetten.
3. De as van de afsluiter [2] licht invetten.
18
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
Montage AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU
4. Koppelbus [1] op de as van de afsluiter [2] plaatsen en met madeschroef [3]
resp. schotelveerring en bout met veerring [4] borgen tegen axiaal verschuiven.
Daarbij maten X, Y resp. L aanhouden (zie afbeelding en tabel <Montageposities
koppelbus>).
Afbeelding 12: Voorbeelden: koppelbus plaatsen
[1] Koppelbus
[2] As van de afsluiter
[3] Draadstift met binnenzeskant
[4] Schotelveerring en bout met veerring
Afbeelding 13: Montageposities koppelbus
Tabel 8:
Montagepositie van de koppelbus met inbouwmaten conform de definitie van AUMA
SQ 14.2SQ 12.2SQ 10.2SQ 07.2SQ 05.2Maten [mm]
F6F14F14F12F12F10F10F07F05F07F05EN ISO 5211
88554433333X max.
101010105522222Y max.
125751016182506640404040L max.
5. Vertanding op de koppelbus goed invetten met een zuurvrij vet (bijv. Gleitmo
van fa. Fuchs).
19
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU Montage
6. Aandrijving plaatsen. Indien nodig, de aandrijving iets verdraaien totdat de
vertanding van de koppelbus grijpt.
Afbeelding 14:
Informatie Let daarbij op de centrering (indien aanwezig) en zorg ervoor dat de flenzen geheel
aanliggen.
7. Indien de flensboringen niet met de schroefdraden overeenstemmen:
7.1 Handwiel iets draaien totdat de boorgaten in één lijn liggen.
7.2 Evt. aandrijving op de koppelbus met één tand verzetten.
8. Aandrijving met schroeven bevestigen.
Informatie: teneinde contactcorrosie te voorkomen adviseren wij de bouten
met vloeibare schroefdraadpakking te bevestigen.
9. Bouten met draaimoment volgens tabel kruisgewijs vastdraaien.
Tabel 9:
Aandraaimomenten voor bouten
Aandraaimoment [Nm]Schroefdraad
Sterkteklasse A2-80/A4–80
10M6
24M8
48M10
82M12
200M16
392M20
20
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
Montage AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU
5.4. Montageposities van de lokale bedieningseenheid
Afbeelding 15: Montageposities
De montagepositie van de lokale bedieningseenheid wordt conform de bestelling
uitgevoerd. Indien na de montage op de afsluiter of de tandwielkast blijkt dat de
lokale bedieningseenheid ongunstig is gepositioneerd, kan deze positie ook op een
later tijdstip worden gewijzigd. Hiervoor zijn vier steeds 90° gedraaide posities mogelijk
(maximaal 180° in een richting).
5.4.1. Montageposities wijzigen
Elektrische schok door gevaarlijke spanning!
Overlijden of ernstig lichamelijk letsel.
Vóór het openen spanningsvrij schakelen.
Elektrostatische ontlading ESD (electrostatic discharge)!
Beschadiging van elektronische onderdelen mogelijk.
Personen en apparatuur aarden.
1. De bouten verwijderen en de lokale bedieningseenheid losnemen.
2. Controleren of de O-ring in goede staat is, O-ring correct plaatsen.
3. De lokale bedieningseenheid in de nieuwe positie draaien en weer plaatsen.
Beschadiging van kabels door verdraaien of inklemmen!
Functionele storingen mogelijk.
De lokale bedieningseenheid max. 180° draaien.
De lokale bedieningseenheid voorzichtig monteren ter voorkoming van het
inklemmen van kabels.
4. De bouten gelijkmatig en kruisgewijs vastdraaien.
21
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU Montage
6. Elektrische aansluiting
6.1. Essentiële aanwijzingen
Elektrische schok door gevaarlijke spanning!
Zwaar lichamelijk letsel of zelfs overlijden mogelijk.
De elektrische aansluiting mag uitsluitend door gekwalificeerd personeel worden
uitgevoerd.
Neem vóór het aansluiten de essentiële aanwijzingen in dit hoofdstuk door.
Na het aansluiten, maar vóór het inschakelen van de voedingsspanning, eerst
de hoofdstukken <Inbedrijfstelling> en <Proefdraaien> lezen.
Schakelschema /
aansluitschema
Het bijbehorende schakelschema/aansluitschema (in de Duitse en Engelse taal)
wordt bij de uitlevering samen met deze bedieningsinstructies in een weerbestendige
tas aan het toestel bevestigd. Indien het schema niet meer beschikbaar is, kan het
onder vermelding van het ordernummer (zie typeplaatje) worden opgevraagd of
direct van het internet (http://www.auma.com) worden gedownload.
Toegestane netstelsels
(voedingsnetwerken)
De besturingseenheden (aandrijvingen) zijn geschikt voor de toepassing binnen TN-
en TT-netwerken met rechtstreeks geaard sterpunt voor nominale spanningen tot
maximaal 690 V AC. De toepassing binnen een IT-netwerk is toegestaan voor
nominale spanningen tot maximaal 600 V AC. In een IT-netwerk is een geschikte,
goedgekeurde isolatiebewaking, bijvoorbeeld een isolatiebewaking op basis van een
pulscode-meetprocedure (modulatie), noodzakelijk.
Stroomsoort,
netspanning,
netfrequentie
Stroomsoort, netspanning en de netfrequentie moeten met de gegevens op de
typeplaatjes van de besturingseenheid voor de aandrijving en de motor
overeenkomen. Zie tevens hoofdstuk <Identificatie>/<Typeplaatje>.
Afbeelding 16: Voorbeeld typeplaatje van de motor
[1] Stroomsoort
[2] Netspanning
[3] Netfrequentie
Externe voeding van de
elektronica
Bij externe voeding van de elektronica moet de spanningsvoorziening van de
besturingseenheid voor de aandrijving een versterkte isolatie tegen netspanning
conform IEC 61010-1 hebben en tot 150 VA uitgangsvermogen begrensd zijn.
Beveiliging en
ontwerp/berekening
door klant/contractor
Ter beveiliging tegen kortsluiting en voor het vrijschakelen van de aandrijving moet
de klant/contractor zorgen voor zekeringen en lastscheiders.
De stroomwaarden voor het berekenen van de beveiliging resulteren uit het
stroomverbruik van de motor (zie typeplaatje van de motor) plus het stroomverbruik
van de besturingseenheid.
Wij adviseren ontwerp en berekening van de schakelapparaten op basis van de max.
stroom (Imax) en de selectie en instelling van de beveiligingen tegen te hoge
stroomwaarden overeenkomstig de gegevens in het gegevensblad met de elektrische
gegevens uit te voeren.
22
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
Elektrische aansluiting AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU
Tabel 10:
Stroomverbruik besturingseenheid
Max. stroomverbruikNetspanning
±30 %±10 %Toelaatbare fluctuatie van de netspanning
1 200 mA750 mA100 tot 120 V AC
750 mA400 mA208 tot 240 V AC
400 mA250 mA380 tot 500 V AC
400 mA200 mA515 tot 690 V AC
Tabel 11:
Maximaal toelaatbare zekering
Max. zekeringNominaal vermogenVoedingseenheid
(schakeltoestel met vermogensklasse)1)
16 A (gL/gG)tot 1,5 kWMagneetschakelaar A1
16 A (g/R) I²t<1 500A²stot 1,5 kWThyristor B1
De AUMA vermogensklasse (A1, B1, ...) is op het typeplaatje van de besturingseenheid voor de
aandrijving vermeld
1)
Bij de gebruikmaking van installatieautomaten resp. zekeringautomaten dient rekening
te worden gehouden met de aanloopstroom (IA) van de motor (zie het blad met
elektrische gegevens). Wij adviseren voor installatieautomaten de karakteristiek D
of K voor het in werking stellen conform IEC 60947-2 te gebruiken. Voor de beveiliging
van besturingen met thyristors adviseren wij de gebruikmaking van smeltveiligheden
in plaats van installatieautomaten. Het gebruik van installatieautomaten is in principe
echter toegestaan.
Wij adviseren geen aardlekschakelaars (FI) toe te passen. Wordt aan de netzijde
toch een FI toegepast, dan is uitsluitend een aardlekschakelaar (FI) van het type B
toegestaan.
Bij de uitvoering met een verwarmingssysteem in de besturingseenheid voor de
aandrijving en een externe voeding van de elektronica, dient het verwarmingssysteem
door de klant/contractor te worden afgezekerd (zie schakelschema F4 ext.)
Tabel 12:
Afzekering verwarmingssysteem
Aanduiding in het schakelschema = F4 ext.
230 V AC115 V ACexterne spanningsvoorziening
1 A T2 A Tafzekering
Indien de besturingseenheid voor de aandrijving los van de aandrijving wordt
gemonteerd (besturingseenheid voor de aandrijving op wandbeugel): rekening houden
met de lengte en doorsnede van de aansluitkabel bij het bepalen van de beveiliging
(zekering).
Potentiaal van de
aansluitingen door de
klant
Voor de mogelijkheden van gescheiden potentialen, zie technische gegevens.
Veiligheidsstandaards
Veiligheidsmaatregelen en veiligheidsvoorzieningen dienen te voldoen aan de
geldende nationale voorschriften zoals deze van toepassing zijn op de plaats van
opstelling. Alle extern aangesloten apparatuur dient met de desbetreffende
veiligheidsstandaards zoals deze van toepassing zijn op de plaats van opstelling
overeen te komen.
Aansluitkabels,
kabelwartels,
verloopstukken,
blindstoppen
Wij adviseren de aansluitkabels en aansluitklemmen overeenkomstig de
nominale stroom (IN) te berekenen (zie typeplaatje van de motor of het blad
met de elektrische gegevens).
Teneinde de isolatie van de apparatuur te waarborgen geschikte
(spanningsvaste) kabels toepassen. De kabels ten minste voor de hoogst
voorkomende nominale spanning berekenen.
23
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU Elektrische aansluiting
Ter voorkoming van contactcorrosie adviseren wij bij kabelwartels en
blindstoppen van metaal, afdichtmiddelen voor de schroefdraad te gebruiken.
Aansluitkabels met een geschikte nominale minimumtemperatuur toepassen.
Bij aansluitkabels, die aan uv-straling worden blootgesteld (bijv. buiten), uv-
resistente kabels toepassen.
Voor het aansluiten van standmelders dienen afgeschermde kabels te worden
gebruikt.
Kabels installeren met
inachtneming van de
EMC
Signaal- en veldbuskabels zijn storingsgevoelig. Motorkabels kunnen storingen
veroorzaken.
Storingsgevoelige en storing veroorzakende kabels op een zo groot mogelijke
onderlinge afstand van elkaar installeren.
De resistentie tegen storingsinvloeden van signaal- en veldbuskabels is hoger
als de kabels dicht bij het massapotentiaal worden geïnstalleerd.
Indien mogelijk, lange kabels vermijden of erop letten dat zij in zones worden
geïnstalleerd waar storingsbronnen weinig invloed hebben.
Parallelle trajecten met een geringe onderlinge afstand van storingsgevoelige
en storing veroorzakende kabels voorkomen.
Veldbuskabel Tabel 13:
Aanbevolen kabel
Er dienen uitsluitend kabels voor de Modbus-bekabeling te worden gebruikt die met de aanbevelingen
van de EIA-485 richtlijnen overeenkomen.
135 tot 165 Ω, bij een meetfrequentie van 3 tot 20 MHzKarakteristieke impedantie
< 30 pF per meterKabelcapaciteit
> 0,64 mmAderdiameter
> 0,34 mm², komt overeen met AWG 22Aderdoorsnede
< 110 ohm per kmLusweerstand
koperen gevlochten afscherming of gevlochten afscherming i.c.m.
folie-afscherming
Afscherming
Vóór het leggen in acht nemen:
maximaal 32 toestellen op één segment aansluiten.
Indien meer toestellen moeten worden aangesloten:
- meerdere segmenten met behulp van repeater koppelen.
Veldbuskabels op een afstand van ten minste 20 cm ten opzichte van andere
kabels leggen.
Veldbuskabels, indien mogelijk, in afgescheiden, geleidende en geaarde
kabelkanalen leggen.
Let erop, dat er geen potentiaalverschillen tussen de afzonderlijke toestellen
op de veldbus aanwezig zijn (potentiaalvereffening uitvoeren).
Tabel 14: Overdrachtssnelheid/kabellengte bij lijntopologie
Mogelijke kabellengte met repeater
(totale netwerk-kabellengte)
Max. kabellengte (segmentlengte)
zonder repeater
Baud rate (kBit/s)
ca. 10 km1 200 m9,6 – 115,2
Tabel 15: Overdrachtssnelheid/kabellengte bij ringtopologie
Max. mogelijke kabellengte van de
redundante ring
Max. kabellengte tussen aandrijvingen
(zonder repeater)
Baud rate (kBit/s)
ca. 290 km1 200 m9,6 – 115,2
24
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
Elektrische aansluiting AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU
6.2. Elektrische aansluiting SD (AUMA rondstekker)
Afbeelding 17: Elektrische aansluiting SD
[1] Aansluitbehuizing (met deksel)
[1A] Kabelingangen netaansluiting (vermogens- en stuursignaalcontacten)
[1B] Kabelingangen veldbuskabels
[2] Rondstekker female met schroefklemmen
Korte omschrijving Plug-in elektrische aansluiting met schroefklemmen voor vermogens- en
signaalcontacten. Signaalcontacten als optie tevens als crimp-aansluiting.
Uitvoering SD. Ten behoeve van het aansluiten van de vermogens- en
stuursignaalcontacten wordt de AUMA rondstekker losgetrokken en de rondstekker
female uit de aansluitbehuizing weggenomen. Ten behoeve van het aansluiten van
de veldbuskabels hoeft alleen het deksel te worden weggenomen.
Technische gegevens Tabel 16:
Elektrische aansluiting met AUMA rondstekkers
SignaalcontactenVermogenscontacten
50 pins/bussen6 (3 bezet ) + aardingskabel
(PE)
Aantal contacten max.
1 tot 50U1, V1, W1, U2, V2, W2, PEBenamingen
250 V750 VAansluitspanning max.
16 A25 ANominale stroom max.
Schroefaansluiting, krimp (optie)SchroefaansluitingManier van aansluiten op de zijde
van de klant
2,5 mm2
(flexibel of massief)
6 mm2(flexibel)
10 mm2(massief)
Doorsnede aansluiting max.
25
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU Elektrische aansluiting
6.2.1. Aansluitruimte (voor netaansluiting) openen
Afbeelding 18: Aansluitruimte voor netaansluiting openen
[1] Aansluitbehuizing
[2] Bouten frame
[3] O-ring
[4] Bouten rondstekker female
[5] Rondstekker female
[6] Kabelingangen netaansluiting (vermogens- en stuursignaalcontacten)
[7] Blindstop
[8] Kabelwartel (niet bij de levering inbegrepen)
Informatie De werking via veldbus wordt door het lostrekken van de aansluitbehuizing [1] niet
onderbroken.
Elektrische schok door gevaarlijke spanning!
Overlijden of ernstig lichamelijk letsel.
Vóór het openen spanningsvrij schakelen.
1. Bouten [2] losdraaien en aansluitbehuizing [1] verwijderen.
2. Bouten [4] losdraaien en rondstekker (female) [5] uit de aansluitbehuizing [1]
nemen.
3. Kabelwartels [8] die geschikt zijn voor de aansluitkabels plaatsen.
De beschermingsgraad IP... die op het typeplaatje is vermeld, is alleen
gegarandeerd als er geschikte kabelwartels worden toegepast.
Afbeelding 19: voorbeeld typeplaatje beschermingsgraad IP68
4. Niet benodigde kabelingangen [6] met geschikte blindpluggen [7] afsluiten.
Informatie De veldbusaansluiting is separaat van de netaansluiting toegankelijk (zie
<Veldbusaansluitruimte openen>).
26
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
Elektrische aansluiting AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU
6.2.2. Kabels aansluiten
Tabel 17:
Dwarsdoorsneden aansluitkabels en aandraaimomenten klemmen
AandraaimomentenDwarsdoorsneden aansluitkabelsOmschrijving
1,2 – 1,5 Nm1,0 – 6 mm2(flexibel)
1,5 – 10 mm2(massief)
Vermogenscontacten
(U1, V1, W1, U2, V2, W2)
1,2 – 2,2 Nm1,0 – 6 mm2(flexibel) met ringtongen
1,5 – 10 mm2(massief) met ogen
Aardebus (aansluiting) (PE)
0,5 – 0,7 Nm0,25 – 2,5 mm2(flexibel)
0,34 – 2,5 mm2(massief)
Signaalcontacten
(1 tot 50)
1. Kabelmantels verwijderen.
2. De aan te sluiten kabels door de kabelwartels invoeren.
3. Kabelwartels met het voorgeschreven draaimoment vastdraaien, zodat de
desbetreffende beschermingsgraad is gewaarborgd.
4. Aders afstrippen.
Besturing ca. 6 mm, motor ca. 10 mm
5. Bij flexibele kabels: eindhulzen (massakrimp) volgens DIN 46228 gebruiken.
6. Kabels volgens het schakelschema (conform opdracht) aansluiten.
In geval van een fout, stroomschok door gevaarlijke spanning bij NIET
aangesloten aardingskabel!
Zwaar lichamelijk letsel of zelfs overlijden mogelijk.
Alle aardingskabels aansluiten.
Aardebus op de externe aardingskabel van de aansluitkabel aansluiten.
Toestel uitsluitend met aangesloten aardingskabel in bedrijf stellen!
7. Aardingskabel met ringtongen (flexibele kabels), of ogen (massieve kabels)
stevig op de aardebus vastschroeven.
Afbeelding 20: Aansluiting aardingskabel
[1] Rondstekker female
[2] Bout
[3] Sluitring
[4] Veerring
[5] Aardingskabel met ringtongen/ogen
[6] Aansluitpunt aardingskabel, symbool:
8. Bij afgeschermde kabels: het einde van de kabelafscherming via de kabelwartel
met de behuizing verbinden (aarden).
27
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU Elektrische aansluiting
6.2.3. Aansluitruimte (voor netaansluiting) sluiten
Afbeelding 21: Aansluitruimte voor netaansluiting sluiten
[1] Aansluitbehuizing
[2] Bouten aansluitbehuizing
[3] O-ring
[4] Bouten rondstekker female
[5] Rondstekker female
[6] Kabelwartel (niet bij de levering inbegrepen)
[7] Blindstop
Kortsluiting en stroomschok door inklemmen van de kabels!
Zwaar lichamelijk letsel of zelfs overlijden mogelijk.
Rondstekker voorzichtig plaatsen ter voorkoming van het inklemmen van kabels.
1. Rondstekker (female) [5] in het stekkerdeksel [1] plaatsen en met bouten [4]
bevestigen.
2. Pasvlakken op de aansluitbehuizing [1] en de behuizing schoonmaken.
3. Controleren of de O-ring [3] in goede staat is.
4. O-ring met zuurvrij vet (bijv. vaseline) licht invetten en daarna correct plaatsen.
5. Aansluitbehuizing [1] plaatsen en bouten [2] gelijkmatig en kruisgewijs
vastdraaien.
6. Kabelwartels en blindstoppen met het voorgeschreven draaimoment vastdraaien,
zodat de desbetreffende beschermingsgraad is gegarandeerd.
28
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
Elektrische aansluiting AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU
6.2.4. Veldbusaansluitruimte openen
Afbeelding 22: Deksel van de veldbusaansluitruimte openen
[1] Deksel (veldbusaansluitruimte)
[2] Bouten deksel
[3] O-ring
[4] Kabelingangen veldbuskabels
[5] Blindstop
Voor het aansluiten van de veldbuskabels is in de AUMA rondstekker een
aansluitprintplaat gemonteerd. De aansluitprintplaat is na het wegnemen van het
deksel [1] goed bereikbaar.
Elektrische schok door gevaarlijke spanning!
Overlijden of ernstig lichamelijk letsel.
Vóór het openen spanningsvrij schakelen.
Elektrostatische ontlading ESD (electrostatic discharge)!
Beschadiging van elektronische onderdelen mogelijk.
Personen en apparatuur aarden.
1. Boutjes [2] losdraaien en het deksel [1] verwijderen.
2. Voor de aan te sluiten veldbuskabels geschikte kabelwartels plaatsen.
De beschermingsgraad IP... die op het typeplaatje is vermeld, is slechts dan
gegarandeerd indien geschikte kabelwartels worden toegepast.
Afbeelding 23: Voorbeeld: typeplaatje beschermingsgraad IP68
3. Niet benodigde kabelingangen met daarvoor geschikte blindstoppen afsluiten.
29
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU Elektrische aansluiting
6.2.5. Veldbuskabels aansluiten
RS-485
aansluitprintplaten Tabel 18:
AUMA art.nr.
op sticker1)
Overspannings-
beveiliging tot 4 kV
Variant
Z071.720/02nee1-kanaals (standaard)
Z071.720/04ja1-kanaals
Z071.720/03nee2-kanaals voor lijnredundantie
Z071.720/05ja2-kanaals voor lijnredundantie
Z102.613/01nee2-kanaals voor ringredundantie
Z102.613/02ja2-kanaals voor ringredundantie
Sticker met artikelnummer op aansluitprintplaat1)
Afbeelding 24: Varianten aansluitprintplaten
n-1 Veldbuskabel van het vorige toestel (ingang)
n+1 Veldbuskabel naar het volgende toestel (uitgang)
[X] Klem afscherming
[X...] Benaming klemmen (X1, X2, X3, X4) overeenkomstig schakelschema
[S1/2] Schakelaar “Termination” voor veldbusafsluiting
Tabel 19:
Functies schakelaars [S1] en [S2]1)2)
Veldbusafsluiting kanaal 1 ONON[S1]
Veldbusafsluiting kanaal 1 OFFOFF
Veldbusafsluiting kanaal 2 ON (optie)ON[S2]
Veldbusafsluiting kanaal 2 OFF (optie)OFF
De toestand bij uitlevering voor wat betreft de schakelaars [S1] en [S2] is de stand OFF.1)
Bij ringredundantie vindt een automatische termination plaats zodra de besturingseenheid voor de
aandrijving van spanning wordt voorzien. Bij onderbreking van de voedingsspanning resp. na het
2)
losnemen van de AUMA rondstekker worden de beide RS-485 ringsegmenten automatisch met
elkaar verbonden.
Kabels aansluiten 1. Aansluitingen A te allen tijde van de groene kabelader voorzien, aansluitingen
B te allen tijde van een rode kabelader voorzien.
30
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
Elektrische aansluiting AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU
2. Indien de aandrijving de laatste veldbusdeelnemer in het bus-segment is:
2.1 afsluitweerstand voor kanaal 1 met behulp van schakelaar [S1] (stand ON)
mee inschakelen.
2.2 Bij lijnredundantie: afsluitweerstand voor kanaal 2 met behulp van
schakelaar [S2] (stand ON) mee inschakelen.
Informatie: Zodra de afsluitweerstanden mee ingeschakeld zijn, wordt de
verbinding naar het volgende veldbus-toestel automatisch onderbroken
teneinde meerdere afsluitingen te voorkomen.
3. Kabelafscherming over een groot oppervlak met klem voor de afscherming [X]
verbinden.
6.2.6. Veldbusaansluitruimte sluiten
Afbeelding 25: Veldbusaansluitruimte sluiten
[1] Deksel (veldbusaansluitruimte)
[2] Bouten deksel
[3] O-ring
[4] Kabelingangen veldbuskabels
[5] Afdichtstop
1. Pasvlakken van het deksel [1] en de behuizing schoonmaken.
2. Pasvlakken met zuurvrij vet (bijv. vaseline) licht invetten.
3. Controleren of de O-ring [3] in goede staat is, O-ring correct plaatsen.
4. Deksel [1] plaatsen en boutjes [2] gelijkmatig en kruisgewijs vastdraaien.
5. Kabelwartels en blindstoppen met het voorgeschreven aandraaimoment
vastdraaien zodat de desbetreffende beschermingsgraad is gewaarborgd.
31
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU Elektrische aansluiting
6.3. Toebehoren voor de elektrische aansluiting
6.3.1. Besturingseenheid voor de aandrijving op wandbeugel
Montage Afbeelding 26: Montage met wandbeugel
[1] Wandbeugel
[2] Verbindingskabels
[3] Elektrische aansluiting wandbeugel (XM)
[4] Elektrische aansluiting aandrijving (XA)
[5] Elektrische aansluiting/veldbusaansluiting besturingseenheid voor de
aandrijving (XK) – klantstekker
Toepassing Met de wandbeugel kan de besturingseenheid voor de aandrijving los van de
aandrijving worden gemonteerd.
Bij een moeilijk bereikbare gemonteerde aandrijving.
Indien de aandrijving aan hoge temperaturen wordt blootgesteld.
Indien de afsluiter aan intensieve trillingen onderhevig is.
Informatie over het installeren met wandbeugel
De toegestane kabellengte tussen de besturingseenheid voor de aandrijving
op wandbeugel en de aandrijving bedraagt maximaal 100 m.
Wij adviseren u een originele AUMA kabelset "LSW" te gebruiken.
Indien er geen AUMA kabelset wordt toegepast:
- Geschikte, flexibele en afgeschermde aansluitkabels gebruiken.
- Voor MWG een aparte, CAN-geschikte datakabel met een karakteristieke
impedantie van 120 Ohm toepassen (bijv. UNITRONIC BUS-FD P CAN
UL/CSA - 2 x 2 0,5 mm², fa. Lapp Benelux, Waalre).
- Aansluiten van de datakabel: XM2-XA2 = CAN L, XM3-XA3 = CAN H.
- Spanningsvoorziening MWG: XM6-XA6 = GND, XM7-XA7 = + 24 V DC
(zie schakelschema).
Bij de elektrische aansluiting op de wandbeugel [3] zijn de aansluitingen in
crimptechniek uitgevoerd.
- Voor het crimpen dient een geschikte 4s-crimptang te worden gebruikt.
- Aansluitdoorsneden voor flexibele kabeladers:
- Signaalkabels: max. 0,75 tot 1,5 mm²
- Aansluiting op het net: max. 2,5 tot 4 mm²
32
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
Elektrische aansluiting AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU
Indien aansluitkabels, bijv. van verwarmingselement of schakelaars, aanwezig
zijn, die direct van de aandrijving naar de klantstekker XK zijn doorverbonden
(XA-XM-XK, zie schakelschema), dan moeten deze kabels aan een isolatietest
volgens EN 50178 worden onderworpen. Uitgezonderd zijn verbindingskabels
van standmelders (EWG, RWG, IWG, potentiometer). Deze mogen niet aan
een isolatietest worden onderworpen.
6.3.2. Parkeerstekker
Afbeelding 27: Houderframe, voorbeeld met AUMA-rondstekker en deksel
Toepassing Parkeerstekker voor het veilig ophangen van een losgekoppelde stekker of deksel.
Ter voorkoming van het aanraken van de contacten en ter bescherming tegen
omgevingsinvloeden bij een losgenomen elektrische aansluiting.
6.3.3. Tussenstuk DS ten behoeve van een dubbele afdichting
Afbeelding 28: Elektrische aansluiting met tussenstuk DS
[1] Elektrische aansluiting
[2] Tussenstuk DS
Toepassing Bij het losnemen van de elektrische aansluiting of door niet goed afsluitende
kabelwartels kunnen stof en vocht in de behuizing binnendringen. Dankzij de montage
van het tussenstuk DS (double sealed) [2] tussen de elektrische aansluiting [1] en
de behuizing van het toestel wordt dit doeltreffend voorkomen. De beschermingsgraad
van het toestel (IP68) is ook bij losgekoppelde elektrische aansluiting [1] gewaarborgd.
33
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU Elektrische aansluiting
6.3.4. Externe aansluiting voor aarding
Afbeelding 29: Aansluitpunt voor aarding zwenkaandrijving
Toepassing Een extern aangebracht aansluitpunt voor aarding (klembeugel) voor het verbinden
met de potentiaalvereffening.
Tabel 20:
Dwarsdoorsneden aansluitkabels en aandraaimomenten aansluiting voor aarding
AandraaimomentenDwarsdoorsneden aansluitkabelsSoort kabel
3 – 4 Nm2,5 mm² tot 6 mm²enkel- en meerdraads
3 – 4 Nm1,5 mm² tot 4 mm²fijndraads
Bij fijndraadse (flexibele) aders, aansluiting met kabelschoen/ringkabelschoen. Bij het aansluiten van
twee afzonderlijke aders onder de klembeugel dienen deze gelijk qua doorsnede te zijn.
34
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
Elektrische aansluiting AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU
7. Bediening
7.1. Handmatige bediening
De aandrijving kan handmatig worden bediend bij instellingen en inbedrijfstelling, in
geval van het uitvallen van de motor en bij stroomuitval. Via een ingebouwd
omschakelmechanisme wordt de handmatige bediening ingeschakeld.
De handmatige bediening wordt automatisch ontkoppeld zodra de motor wordt
ingeschakeld. Tijdens het motorbedrijf staat het handwiel stil.
7.1.1. Afsluiter in de handmatige modus bedienen
Beschadigingen aan de handomschakeling/motorkoppeling door verkeerde
bediening!
Handmatige bediening alleen bij stilstaande motor inschakelen.
Het is NIET toegestaan de omschakelhefboom, omwille van de bediening, te
verlengen.
1. Drukknop indrukken.
2. Handwiel in de gewenste richting draaien.
De sluitrichting is op het handwiel gemarkeerd:
Tabel 21: Handwielmarkering (voorbeelden)
Om de afsluiter te sluiten, het handwiel in de richting van de pijlpunt draaien.
linksdraaiend sluiten
rechtsdraaiend sluiten
De aan te drijven as (van de afsluiter) draait
tegen de wijzers van de klok in (linksom) in
de richting DICHT.
De aan te drijven as (van de afsluiter) draait
met de wijzers van de klok mee (rechtsom) in
de richting DICHT.
7.2. Motorbedrijf
Beschadigingen van de afsluiter door een verkeerde basisinstelling!
Vóór een elektrische bediening van de aandrijving, de basisinstellingen “Wijze
van uitschakelen” en “Draaimomentmechanisme” instellen.
7.2.1. Lokale bediening van de aandrijving
De aandrijving wordt lokaal bediend via de drukknop op de lokale bedieningseenheid
van de bediening.
35
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU Bediening
Afbeelding 30: Lokale bedieningseenheid
[1] Drukknop voor stuursignaal in de richting OPEN
[2] Drukknop STOP
[3] Drukknop voor stuursignaal in de richting DICHT
[4] Drukknop RESET
[5] Keuzeschakelaar
Hete oppervlakken bijv. door hoge omgevingstemperaturen of intensieve
zonnestralen mogelijk!
Verbrandingen mogelijk
Oppervlaktetemperatuur controleren en veiligheidshandschoenen dragen.
Keuzeschakelaar [5] in de stand Local control (LOKAAL) plaatsen.
De aandrijving kan nu met behulp van de drukknoppen [1 – 3] worden bediend:
-Aandrijving in de richting OPEN bewegen: Drukknop [1] indrukken.
- Aandrijving stopzetten: Drukknop [2] STOP indrukken.
-Aandrijving in de richting DICHT bewegen: Drukknop [3] indrukken.
Informatie De instelopdrachten OPEN en DICHT kunnen in de jog-modus of met overneemfunctie
worden aangestuurd. Bij de overneemfunctie wordt de aandrijving na het indrukken
van de knop tot in de desbetreffende eindstand gebracht, voor zover hij niet tevoren
een ander stuursignaal ontvangt. Voor meer informatie over dit thema: zie het
handboek (Bedrijf en instelling).
7.2.2. Het op afstand bedienen van de aandrijving
Aandrijving kan bij het inschakelen direct bewegen!
Persoonlijk letsel of beschadiging van de afsluiter mogelijk.
Als de aandrijving onverwachts in beweging komt: direct keuzeschakelaar in
stand 0(UIT) zetten.
Ingangssignalen en functies controleren.
36
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
Bediening AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU
Keuzeschakelaar in de stand Remote control (AFSTAND) plaatsen.
De aandrijving kan nu op afstand via de veldbus worden aangestuurd.
Informatie Bij aandrijvingen voorzien van een positioner is een omschakeling tussen OPEN -
DICHT aansturing (afstand OPEN-DICHT) en SETPOINT-aansturing (afstand
SETPOINT) mogelijk. Voor meer informatie over dit thema: zie het handboek (Bedrijf
en instelling).
7.3. Menubediening via de drukknoppen (voor instellingen en weergaven)
De menubediening voor de weergave en instelling vindt plaats met behulp van de
drukknoppen [1– 4] van de lokale bedieningseenheid.
Voor de menubediening moet de keuzeschakelaar [5] in de stand 0(OFF) staan.
De onderste regel in het display [6] dient als navigatiehulp en toont welke drukknoppen
[1– 4] voor de menubediening kunnen worden gebruikt.
Afbeelding 31:
[1–4] Drukknoppen resp. navigatiehulp
[5] Keuzeschakelaar
[6] Display
Tabel 22: Belangrijke drukknopfuncties voor de menubediening
FunctiesNavigatiehulp in
het display
Drukknop
Pagina/selectie wisselen
Omhoog▲
[1]
Waarden wijzigen
Cijfers 0 tot 9 invoeren
Pagina/selectie wisselen
Omlaag▼
[2]
Waarden wijzigen
Cijfers 0 tot 9 invoeren
Selectie bevestigen
Ok
[3]
Opslaan
Opslaan
Naar het menu Wijzigen omschakelen
Wijzig
Meer details weergeven
Details
37
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU Bediening
FunctiesNavigatiehulp in
het display
Drukknop
Naar het hoofdmenu omschakelen
Setup
[4] C
Procedure annuleren
Esc
Terug naar de vorige weergave
Achtergrondverlichting Tijdens normaal bedrijf is de verlichting wit. Bij een fout is zij rood.
Zodra een drukknop wordt bediend, wordt het display helderder verlicht. Indien
gedurende 60 seconden geen drukknop wordt bediend, wordt het display weer
donkerder.
7.3.1. Gestructureerde opbouw en navigatie
Groepen De weergaven in het display zijn onderverdeeld in 3 groepen:
Afbeelding 32: Groepen
[1] Startmenu
[2] Statusmenu
[3] Hoofdmenu
ID Statusmenu en hoofdmenu zijn met een ID gekenmerkt.
Afbeelding 33: Aanduiding met ID
SID begint met S= statusmenu
MID begint met M= hoofdmenu
Groepen omschakelen Tussen statusmenu Sen hoofdmenu Mkan worden omgeschakeld:
Daartoe, in keuzeschakelaarstand 0(OFF), drukknop Cca. 2 seconden ingedrukt
houden totdat een pagina met de ID M... verschijnt.
Afbeelding 34: Menugroepen omschakelen
De omschakeling terug naar het statusmenu vindt plaats indien:
gedurende 10 minuten geen drukknop op de lokale bedieningseenheid wordt
bediend
drukknop Ckort wordt ingedrukt
Direct oproepen met
behulp van ID
In het hoofdmenu kunnen pagina's door het invoeren van de ID tevens direct (zonder
doorklikken) worden opgeroepen.
38
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
Bediening AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU
Afbeelding 35: Direct oproepen (voorbeeld)
Display toont in de onderste regel: Ga naar
1. Drukknop Ga naar indrukken.
Display toont: Ga naar menu M0000
2. Met drukknop Omhoog▲ Omlaag▼ cijfers 0 t/m 9 selecteren.
3. Met drukknop Ok eerste positie bevestigen.
4. Stappen 2 en 3 voor alle overige posities herhalen.
5. Om de procedure te annuleren/terug te gaan: CEsc indrukken.
7.4. Gebruikersniveau, password
Gebruikersniveau Het gebruikersniveau bepaalt, welke menu-onderdelen resp. parameters aan de
aangemelde gebruiker worden getoond resp. door hem mogen worden gewijzigd.
Er zijn 6 verschillende gebruikers. Het gebruikersniveau wordt in de bovenste regel
weergegeven:
Afbeelding 36: Weergave gebruikersniveau (voorbeeld)
Password Opdat een parameter kan worden gewijzigd, moet een password worden ingevoerd.
In het display verschijnt dan de weergave: Password 0***
Iedere gebruiker heeft een eigen password en is geautoriseerd voor verschillende
handelingen.
Tabel 23:
Gebruikers en bevoegdheden
Bevoegdheden/passwordGebruiker (niveau)
Instellingen controleren
Geen password noodzakelijk
Observator (1)
Instellingen wijzigen
Password (fabrieksinstelling): 0000
Operator (2)
Voor uitbreidingen op een later tijdstip bedoeld
Onderhoud (3)
Apparatuurconfiguratie wijzigen
bijv. wijze van uitschakelen, toewijzing van het signaleringsrelais
Password (fabrieksinstelling): 0000
Specialist (4)
Servicemedewerkers
Configuratie-instellingen wijzigen
AUMA Service (5)
AUMA beheerder
AUMA (6)
Ongeoorloofde toegang wordt vergemakkelijkt door een onbetrouwbaar
password!
Het is dringend aan te bevelen het password bij de eerste inbedrijfstelling te
wijzigen.
39
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU Bediening
7.4.1. Password invoeren
1. Gewenst menu selecteren en drukknop ca. 3 seconden ingedrukt houden.
Display toont het gebruikersniveau, bijv. Observator (1)
2. Met Omhoog▲ hoger gebruikersniveau selecteren, en met Ok bevestigen.
Display toont: Password 0***
3. Met drukknop Omhoog▲ Omlaag▼ cijfers 0 tot 9 selecteren.
4. Met drukknop Ok eerste positie van het password bevestigen.
5. Stappen 1 en 2 voor alle overige posities herhalen.
Nadat de laatste positie met Ok is bevestigd, is bij een juiste invoer van het
password de toegang naar alle parameters binnen het gebruikersniveau
mogelijk.
7.4.2. Passwords wijzigen
Alleen die passwords kunnen worden gewijzigd, die hetzelfde of een lager
gebruikersniveau hebben.
Voorbeeld: de gebruiker is onder Specialist (4) aangemeld, dan kan hij de passwords
van gebruikersniveau (1) t/m (4) wijzigen.
Apparaat configuratie M0053
Servicefuncties M0222
Password wijzigen M0229
Het menu-onderdeel Servicefuncties M0222 is alleen zichtbaar, indien het
gebruikersniveau Specialist (4) of hoger is ingesteld.
Hoofdmenu selecteren 1. Keuzeschakelaar in de stand 0(UIT) plaatsen.
2. Druktoets CSetup ca. 3 seconden ingedrukt houden.
Display schakelt om naar het hoofdmenu en toont: ▶ Display...
Passwords wijzigen 3. Parameter Password wijzigen selecteren, ofwel:
via het menu naar de parameter klikken, ofwel
via direct oproepen: indrukken en ID M0229 invoeren
-Display toont: ▶ Password wijzigen
- In de bovenste regel wordt het gebruikersniveau (1 – 6) weergegeven, bijv.:
-Bij gebruikersniveau 1 (alleen weergaven) kan geen password worden gewijzigd.
Teneinde passwords te wijzigen moet naar een hoger gebruikersniveau worden
omgeschakeld. Daartoe moet via een parameter een password worden
ingevoerd.
4. Bij een gebruikersniveau van 2 – 6: drukknop Ok indrukken.
Display toont het hoogste gebruikersniveau, bijv.: voor gebruiker 4
5. Met drukknop Omhoog▲ Omlaag▼ gebruikersniveau selecteren en met
Ok bevestigen.
Display toont: ▶ Password wijzigen Password 0***
6. Actueel password invoeren (Password invoeren).
Display toont: ▶ Password wijzigen Password (nieuw) 0***
40
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
Bediening AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU
7. Nieuw password invoeren (Password invoeren).
Display toont: ▶ Password wijzigen voor gebruiker 4 (voorbeeld)
8. Met drukknop Omhoog▲ Omlaag▼ volgende gebruikersniveau selecteren
of met Esc procedure afbreken.
7.4.3. Blokkeertijd bij verkeerde invoer van het password
De besturingseenheid voor de aandrijving is uitgerust met een blokkeertijd bij
verkeerde invoer van het password. Daardoor wordt onbevoegd gebruik door
systematisch uitproberen verhinderd. De blokkeertijd wordt zowel bij verkeerde invoer
via de lokale bedieningseenheid als bij verkeerde invoer via software tools (AUMA,
CDT, AUMA Assistant App) geactiveerd. Na vijf opeenvolgende mislukte
inlogpogingen wordt verdere invoer gedurende één minuut geblokkeerd. Bij elke
verdere mislukte inlogpoging wordt deze blokkeertijd verdubbeld. Een actieve
blokkering wordt op de display weergegeven. Elk gebruikersniveau heeft een
individuele blokkeertijd. Dat betekent dat bij een geblokkeerd gebruikersniveau 4 er
wel kan worden ingelogd op gebruikersniveau 3.
De teller voor de mislukte inlogpogingen wordt op twee manieren gereset:
1. Door een succesvolle autorisatie met het correcte password.
2. Na afloop van acht uur, sinds de laatste mislukte inlogpoging.
7.5. Taal in het display
De taal in de display kan gewijzigd worden.
7.5.1. Taal wijzigen
Display... M0009
Taal M0049
Hoofdmenu selecteren 1. Keuzeschakelaar in de stand 0(UIT) plaatsen.
2. Druktoets CSetup ca. 3 seconden ingedrukt houden.
Display schakelt om naar het hoofdmenu en toont: ▶ Display...
Taal wijzigen 3. Ok indrukken.
Display toont: ▶ Taal
4. Ok indrukken.
Display toont de ingestelde taal, bijv.: ▶ Deutsch
5. Onderste regel van het display toont:
Opslaan → verder met stap 10
Wijzig → verder met stap 6
6. Wijzig indrukken.
Display toont: ▶ Observator (1)
7. Met Omhoog▲Omlaag▼ gebruikersniveau selecteren, daarbij betekent:
zwarte driehoek: = actuele instelling
witte driehoek: = selectie (nog niet opgeslagen)
8. Ok indrukken.
Display toont: Password 0***
9. Password invoeren (Password invoeren).
Display toont: ▶ Taal en Opslaan (onderste regel)
41
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU Bediening
Taalselectie 10. Met Omhoog▲ Omlaag▼ nieuwe taal selecteren, daarbij betekent:
zwarte driehoek: = actuele instelling
witte driehoek: = selectie (nog niet opgeslagen)
11. Met Opslaan selectie bevestigen.
Het display schakelt om naar de nieuwe taal. De nieuwe taal is opgeslagen.
42
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
Bediening AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU
8. Indicatoren
8.1. Weergaven bij inbedrijfstelling
LED test Nadat de spanningsvoorziening is ingeschakeld moeten alle LED's van de lokale
besturingseenheid gedurende ca. 1 seconde oplichten. Deze optische melding geeft
aan dat de besturing van spanning is voorzien en dat alle LED's functioneren.
Afbeelding 37: LED zelftest
Taalselectie Tijdens de zelftest kan de taalselectie worden geactiveerd, zodat direct na de
startprocedure de weergave in het display in de gewenste taal verschijnt. De
keuzeschakelaar moet daartoe in de stand 0(OFF) staan.
Taalselectie activeren:
1. Weergave toont in de onderste regel: Language selection menu? 'Reset'
2. Drukknop RESET indrukken en ingedrukt houden totdat in de onderste regel
de tekst: Language menu loading, please wait verschijnt.
Afbeelding 38: Zelftest
Het menu voor het selecteren van de taal verschijnt na het startup-menu
Startup-menu Tijdens de startprocedure wordt in het display de actuele firmware-versie
weergegeven.
Afbeelding 39: Startup-menu met firmware-versie: 05.00.00–xxxx
Indien tijdens de zelftest de taalselectie werd geactiveerd, verschijnt nu het menu
voor het selecteren van de displaytaal. Meer informatie over de taalinstelling: zie
hoofdstuk <Taal in het display>.
Afbeelding 40: Taalselectie
Indien gedurende langere tijd (ca. 1 minuut) geen invoer heeft plaatsgevonden,
schakelt het display automatisch om naar de eerste statusweergave.
8.2. Weergaven in het display
Menu’s en functies zijn afhankelijk van de firmware van de besturingseenheid
voor de aandrijving!
Als er menu’s of functies ontbreken, neem dan contact op met de AUMA Service.
43
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU Indicatoren
Statusregel De statusregel (bovenste regel in het display) toont de bedrijfsmodus [1], het eventueel
aanwezig zijn van een storing [2] en het ID-nummer [3] van de actuele weergave.
Afbeelding 41: Informatie in de statusregel (boven)
[1] Bedrijfsmodus
[2] Symbool storing (alleen bij fouten en waarschuwingen)
[3] ID-nummer: S = statuspagina
Navigatiehulp Indien er nadere details of meer informatie m.b.t. de weergave kunnen worden
opgeroepen, dan verschijnen in de navigatiehulp (onderste regel in het display) de
weergaven Details of Meer. Dan kan met behulp van de drukknoppen nadere
informatie worden weergegeven.
Afbeelding 42: Navigatiehulp (onderin)
[1] toont lijst met gedetailleerde meldingen
[2] toont nadere informatie
Na ca. 3 seconden zal de navigatiehulp (onderste regel) uitfaden. Voor het infaden
van de navigatiehulp (in keuzeschakelaarstand 0(OFF)) op een willekeurige drukknop
drukken.
8.2.1. Terugmeldingen van aandrijving en afsluiter
De weergaven in de display zijn afhankelijk van de uitvoering van de aandrijving.
Stand afsluiter (S0001)
De weergave S0001 toont de stand van de afsluiter in % van de stelweg.
Na ca. 3 seconden verschijnt de balkweergave.
Bij een instelopdracht geeft een pijl de richting (OPEN/DICHT) aan.
Afbeelding 43: Stand van de afsluiter en weergave bewegingsrichting
Het bereiken van de ingestelde eindstanden wordt bovendien met de symbolen
(DICHT) en (OPEN) weergegeven.
Afbeelding 44: Eindstand DICHT/OPEN bereikt
0 % Aandrijving is in eindstand DICHT
100 %Aandrijving is in eindstand OPEN
44
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
Indicatoren AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU
Draaimoment (S0002)
De weergave S0002 toont het op de as uitgeoefende draaimoment.
Na ca. 3 seconden verschijnt de balkweergave.
Afbeelding 45: Draaimoment
Eenheid wijzigen Met behulp van de drukknop kan de weergegeven eenheid (procent %,
newtonmeter Nm of in "foot-pound" ft-lb) worden gewijzigd.
Afbeelding 46: Draaimoment-eenheden
Weergave in
percentages
Een weergave van 100 % stemt overeen met het maximale draaimoment dat op het
typeplaatje van de aandrijving is aangegeven.
Voorbeeld: draaimomentbereik typeplaatje = 20 - 60 Nm.
100 % komt overeen met 60 Nm van het nominaal moment.
50 % komt overeen met 30 Nm van het nominaal moment.
Instelopdrachten (S0003)
De weergave S0003 toont:
actieve instelopdrachten zoals bijvoorbeeld: Beweeg in richting DICHT of
Beweeg in richting OPEN
de actuele waarde E2 als balkweergave en als waarde tussen 0 en 100 %.
bij setpoint-aansturing (positioner): de setpoint-waarde E1
bij taktmodus of bij tussenstanden met bewegingsprofiel: steunpunten en
bewegingsgedrag van de steunpunten
Na ca. 3 seconden zal de navigatiehulp (onderste regel) uitfaden en de as(sen) voor
het weergeven van de steunpunten wordt/worden zichtbaar.
OPEN - DICHT
aansturing
Actieve instelopdrachten (stuursignalen OPEN, DICHT, ...) zullen boven de
balkweergave infaden. Afbeelding toont stuursignaal in richting DICHT.
Afbeelding 47: Weergave bij OPEN - DICHT aansturing
E2 Actuele waarde stand
Setpoint-aansturing Indien de positioner is vrijgeschakeld en geactiveerd, wordt de balkweergave voor
E1 (nominale waarde positioneren) zichtbaar.
45
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU Indicatoren
De richting van de instelopdracht (stuursignaal) wordt door middel van een pijl boven
de balkweergave weergegeven. Afbeelding toont stuursignaal in richting DICHT.
Afbeelding 48: Weergave bij setpoint-aansturing (positioner)
E1 Nominale waarde stand
E2 Actuele waarde stand
Steunpunt-as Op de steunpunt-as worden de steunpunten en hun bewegingsgedrag
(bewegingsprofiel) door symbolen weergegeven.
De symbolen worden alleen weergegeven indien ten minste één van de volgende
functies is geactiveerd:
Bewegingsprofiel M0294
Timerfunctie DICHT M0156
Timerfunctie OPEN M0206
Afbeelding 49: Voorbeelden: links steunpunten (tussenstanden); rechts taktmodus
Tabel 24: Symbolen op de steunpunt-as
TaktmodusSteunpunt (tussenstand) met
bewegingsprofiel
Symbool
TakteindeSteunpunt zonder reactie|
Taktbegin in richting DICHTStop bij bewegen in richting DICHT
Taktbegin in richting OPENStop bij bewegen in richting OPEN
Stop bij bewegen in richting OPEN en
DICHT
Pauze bij bewegen in richting DICHT
Pauze bij bewegen in richting OPEN
Pauze bij bewegen in richting OPEN
en DICHT
8.2.2. Statusweergaven overeenkomstig AUMA-categorie
Deze weergaven zijn beschikbaar, indien de parameter Diagnose classificatie M0539
op de waarde AUMA is ingesteld.
Waarschuwingen (S0005)
Indien er een waarschuwing is uitgegeven, toont de weergave S0005:
het aantal uitgegeven waarschuwingen
na ca. 3 seconden een knipperend vraagteken
Afbeelding 50: Waarschuwingen
Voor meer informatie zie tevens <Verhelpen van storingen>.
46
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
Indicatoren AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU
Niet gereed AFSTAND (S0006)
De weergave S0006 toont de meldingen van de groep Niet gereed AFSTAND.
Indien er een dergelijke waarschuwing is uitgegeven, toont de weergave S0006:
het aantal uitgegeven meldingen
na ca. 3 seconden een knipperende dwarsbalk
Afbeelding 51: Meldingen Niet gereed AFSTAND
Voor meer informatie zie tevens <Verhelpen van storingen>.
Fouten (S0007)
Indien er een fout is opgetreden toont het display S0007:
het aantal opgetreden fouten
na ca. 3 seconden een knipperend uitroepteken
Afbeelding 52: Fouten
Voor meer informatie zie tevens <Verhelpen van storingen>.
8.2.3. Statusweergaven overeenkomstig NAMUR-aanbeveling
Deze weergaven zijn beschikbaar, indien de parameter Diagnose classificatie M0539
op de waarde NAMUR is ingesteld.
Buiten de specificatie (S0008)
De weergave S0008 toont de meldingen buiten de specificatie overeenkomstig de
NAMUR-aanbeveling NE 107.
Indien er een dergelijke melding is uitgegeven, toont de weergave S0008:
het aantal uitgegeven meldingen
na ca. 3 seconden een knipperende driehoek met vraagteken
Afbeelding 53: Buiten de specificatie
Voor meer informatie zie tevens <Verhelpen van storingen>.
Functiecontrole (S0009)
De weergave S0009 toont de meldingen van de functiecontrole overeenkomstig de
NAMUR-aanbeveling NE 107.
Indien via de functiecontrole een melding is uitgegeven, toont de weergave S0009:
het aantal uitgegeven meldingen
na ca. 3 seconden een knipperende driehoek met gereedschapssymbool
47
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU Indicatoren
Afbeelding 54: Functiecontrole
Voor meer informatie zie tevens <Verhelpen van storingen>.
Onderhoud vereist (S0010)
De weergave S0010 toont onderhoudsmeldingen overeenkomstig de
NAMUR-aanbeveling NE 107.
Indien er een dergelijke melding is uitgegeven, toont de weergave S0010:
het aantal uitgegeven meldingen
na ca. 3 seconden een knipperende vierhoek met oliekannetje
Afbeelding 55: Onderhoud vereist
Voor meer informatie zie tevens <Verhelpen van storingen>.
Uitval (S0011)
De weergave S0011 toont de oorzaken van de melding Uitval conform de
NAMUR-aanbeveling NE 107.
Indien er een dergelijke melding is uitgegeven, toont de weergave S0011:
het aantal uitgegeven meldingen
na ca. 3 seconden een knipperende cirkel met kruis
Afbeelding 56: Uitval
Voor meer informatie zie tevens <Verhelpen van storingen>.
48
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
Indicatoren AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU
8.3. Signaallampen van de lokale bedieningseenheid
Afbeelding 57: Rangschikking en betekenis van de signaallampen
[1] Opschrift met symbolen (standaard)
[2] Opschrift met cijfers 1 – 6 (optie)
1Eindstand DICHT bereikt, (knippert: beweeg in de richting DICHT)
2 Tc Draaimomentfout DICHT
3Motorbeveiliging in werking gesteld
4 To Draaimomentfout OPEN
5Eindstand OPEN bereikt, (knippert: beweeg in de richting OPEN)
6Bluetooth-verbinding actief
Signaallampen (weergaven) wijzigen
Aan de LED's 1 – 5 kunnen verschillende meldingen worden toegewezen.
Apparaat configuratie M0053
Lokale bediening M0159
Melding LED 1 (links) M0093
Melding LED 2 M0094
Melding LED 3 M0095
Melding LED 4 M0096
Melding LED 5 (rechts) M0097
Signaal tussenstand M0167
Standaardwaarden (Europa):
Melding LED 1 (links) = Eindstand DICHT, puls
Melding LED 2 = Momentstoring DICHT
Melding LED 3 = Thermische storing
Melding LED 4 = Momentstoring OPEN
Melding LED 5 (rechts) = Eindstand OPEN, puls
Signaal tussenstand = OPEN/DICHT = Uit
Overige instelwaarden:
Zie handboek (gebruik en instelling).
8.4. Mechanische standaanwijzing (zelfinstellend)
Afbeelding 58: Mechanische standaanwijzing
[1] eindstand OPEN bereikt
[2] eindstand DICHT bereikt
49
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU Indicatoren
Eigenschappen is onafhankelijk van de stroomvoorziening
dient als indicatie aandrijving in bedrijf: schijfje mechanische standaanwijzing
(met pijl ) draait zich, indien de aandrijving een beweging uitvoert en toont
bijgevolg continu de stand van de afsluiter
(Bij de uitvoering "rechtsdraaiend sluiten" draait de pijl bij een beweging in de
richting DICHT met de wijzers van de klok mee)
geeft het bereiken van de eindstanden aan (OPEN/DICHT)
pijl wijst naar symbool (OPEN) of (DICHT)
zelfinstellend bij het vergroten van de hoekverdraaiing
8.5. Mechanische standaanwijzing via pijlmarkering op deksel (niet zelfinstellend)
Afbeelding 59: Mechanische standaanwijzing
[1] eindstand OPEN bereikt
[2] eindstand DICHT bereikt
[3] pijlmarkering op het deksel
Eigenschappen is onafhankelijk van de stroomvoorziening
dient als indicatie aandrijving in bedrijf: schijfje mechanische standaanwijzing
draait zich, indien de aandrijving een beweging uitvoert en toont bijgevolg
continu de stand van de afsluiter
(Bij de uitvoering „rechtsom draaiend sluiten“ draaien de symbolen / bij een
beweging in de richting DICHT tegen de wijzers van de klok in)
geeft het bereiken van de eindstanden aan (OPEN/DICHT)
(symbolen (OPEN)/ (DICHT) wijzen daarbij naar pijlmarkering op het
deksel)
50
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
Indicatoren AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU
9. Meldingen (uitgangssignalen)
9.1. Meldingen over Modbus RTU
De meldingen over de Modbus RTU kunnen met behulp van de bijbehorende Modbus
functiecodes worden gelezen.
De functiecodes vindt u in het handboek (apparatuurintegratie veldbus) Modbus.
9.2. Statusmeldingen via signaleringsrelais (digitale uitgangen)
Voorwaarden Signaleringsrelais zijn alleen dan beschikbaar als aanvullend op de veldbus-interface
een parallelle interface aanwezig is.
Eigenschappen Via signaleringsrelais kunnen statusmeldingen (bijv. het bereiken van de eindstanden,
de stand van de keuzeschakelaar, storingen...) als binaire signalen aan het centraal
beheersysteem in de operatorruimte worden gemeld.
Statusmeldingen hebben slechts twee statussen: actief of niet actief. Actief betekent
dat aan de voorwaarden voor de melding is voldaan.
9.2.1. Bezetting van de uitgangen
De signaleringsrelais (uitgangen DOUT 1 – 6) kunnen met verschillende signalen
worden bezet.
Vereist gebruikersniveau: Specialist (4) of hoger.
Apparaat configuratie M0053
I/O interface M0139
Digitale uitgangen M0110
Signaal DOUT 1 M0109
Standaardwaarden:
Signaal DOUT 1 = Storing
Signaal DOUT 2 = Eindstand DICHT
Signaal DOUT 3 = Eindstand OPEN
Signaal DOUT 4 = Keuzesch. AFSTAND
Signaal DOUT 5 = Moment fout DICHT
Signaal DOUT 6 = Moment fout OPEN
9.2.2. Codering van de uitgangen
De uitgangssignalen Codering DOUT 1Codering DOUT 6 kunnen High Active of
Low Active worden geschakeld.
High Active = meldcontact gesloten = signaal actief
Low Active = meldcontact open = signaal actief
Signaal actief betekent dat aan de voorwaarden voor de melding is voldaan.
Vereist gebruikersniveau: Specialist (4) of hoger.
Apparaat configuratie M0053
I/O interface M0139
Digitale uitgangen M0110
Codering DOUT 1 M0102
Standaardwaarden:
Codering DOUT 1 = Low active
Codering DOUT 2Codering DOUT 6 = High active
9.3. Analoge meldingen (analoge uitgangen)
Voorwaarden Analoge meldingen zijn slechts dan ter beschikking indien er extra ingangssignalen
aanwezig zijn.
Stand afsluiter Signaal: E2 = 0/4 – 20 mA (potentiaalgescheiden)
Omschrijving in het schakelschema: AOUT1 (stand)
51
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU Meldingen (uitgangssignalen)
Draaimomentmelding Signaal: E6 = 0/4 – 20 mA (potentiaalgescheiden)
Omschrijving in het schakelschema: AOUT2 (draaimoment)
Voor meer informatie over dit thema: zie instructies (Bedrijf en instelling).
52
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
Meldingen (uitgangssignalen) AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU
10. Inbedrijfstelling (basisinstellingen)
1. Keuzeschakelaar in de stand 0(UIT) plaatsen.
Informatie: De keuzeschakelaar is geen netschakelaar. In de stand 0(UIT)
worden geen stuursignalen naar de aandrijving doorgegeven. De besturing zelf
staat nog onder spanning.
2. Spanningsvoorziening inschakelen.
Informatie: Bij temperaturen lager dan -30 °C de voorverwarmingstijd in acht
nemen.
3. Basisinstellingen uitvoeren.
10.1. Eindaanslagen in de zwenkaandrijving
De volgende beschrijving geldt voor de standaarduitvoering rechtsdraaiend
sluiten.
Voor de speciale uitvoering linksdraaiend sluiten is er een separate beschrijving.
De interne eindaanslagen begrenzen de hoekverdraaiing. Zij beschermen de afsluiter
bij weigering van het wegschakelmechanisme tijdens motorbedrijf en dienen als
begrenzing tijdens de handmatige bediening met het handwiel. Zij mogen niet voor
het uitschakelen op basis van draaimoment in de eindstanden tijdens de normale
werking worden gebruikt.
Het instellen van de eindaanslagen wordt normaliter door de afsluiterfabrikant
verzorgd, voordat de afsluiter in de leiding wordt gemonteerd.
Niet-afgeschermde, draaiende onderdelen (kleppen/kranen) op de afsluiter!
Beknellingen en beschadigingen door afsluiter resp. aandrijving.
Eindaanslagen mogen uitsluitend door gekwalificeerd personeel worden
ingesteld.
Instelbouten [2] en [4] nimmer compleet verwijderen, omdat er anders vet kan
uittreden.
Maat Tmin. in acht nemen.
Informatie De in de fabriek ingestelde zwenkhoek is op het typeplaatje weergegeven.
Afbeelding 60: Voorbeeld: Typeplaatje hoekverdraaiing
De volgorde van instellen is afhankelijk van het type afsluiter:
- advies bij kleppen: eerst de eindaanslag DICHT instellen.
- advies bij kogelkranen: eerst de eindaanslag OPEN instellen.
53
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU Inbedrijfstelling (basisinstellingen)
Afbeelding 61: Eindaanslag
[1] Schroefplug eindaanslag OPEN
[2] Stelbout eindaanslag OPEN
[3] Schroefplug eindaanslag DICHT
[4] Stelbout eindaanslag DICHT
14.212.210.207.205.2Maten/bouwgrootte
2323201717T (bij 90°)
1213121111Tmin.
10.1.1. Eindaanslag DICHT instellen
1. Afsluitstop [3] verwijderen.
2. Met het handwiel de afsluiter in eindstand DICHT brengen.
3. Indien de eindstand van de afsluiter niet wordt bereikt:
Instelbout [4] iets tegen de wijzers van de klok in (linksom) draaien totdat
eindstand DICHT van de afsluiter correct kan worden ingesteld.
Het met de wijzers van de klok mee draaien (rechtsom) van de stelbout
[4] heeft een kleinere hoekverdraaiing (zwenkhoek) tot gevolg.
Het tegen de wijzers van de klok in (linksom) draaien van de stelbout [4]
heeft een grotere hoekverdraaiing (zwenkhoek) tot gevolg.
4. De stelbout [4] met de wijzers van de klok mee (rechtsom) tot aan de aanslag
draaien.
Daarmee is de eindaanslag DICHT ingesteld.
5. O-ring van de sluitschroef controleren op goed vastzitten en toestand, vervangen
indien beschadigd.
6. De schroefplug [1] indraaien en vastdraaien.
Aansluitend op deze instelling kan direct de eindstandherkenning DICHT worden
ingesteld.
10.1.2. Eindaanslag OPEN instellen
Informatie De eindaanslag OPEN hoeft normaliter niet meer te worden ingesteld.
1. Schroefplug [1] verwijderen.
54
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
Inbedrijfstelling (basisinstellingen) AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU
2. Met het handwiel de afsluiter in de eindstand OPEN brengen.
3. Indien de eindstand van de afsluiter niet wordt bereikt:
Instelbout [2] iets tegen de wijzers van de klok in (linksom) draaien totdat
eindstand OPEN van de afsluiter correct kan worden ingesteld.
Het met de wijzers van de klok mee draaien (rechtsom) van de stelbout
[2] heeft een kleinere hoekverdraaiing (zwenkhoek) tot gevolg.
Het tegen de wijzers van de klok in (linksom) draaien van de stelbout [2]
heeft een grotere hoekverdraaiing (zwenkhoek) tot gevolg.
4. Instelbout [2] met de wijzers van de klok mee (rechtsom) tot aan de aanslag
draaien.
Daarmee is de eindaanslag OPEN ingesteld.
5. O-ring van de sluitschroef controleren op goed vastzitten en toestand, vervangen
indien beschadigd.
6. De schroefplug [1] indraaien en vastdraaien.
Aansluitend op deze instelling kan direct de eindstandherkenning OPEN worden
ingesteld.
10.2. Wijze van uitschakelen instellen
Beschadigingen aan de afsluiter door een verkeerde instelling!
De instelling van de wijze van uitschakelen (weg- of draaimomentafhankelijk)
moet afgestemd zijn op de afsluiter.
Wijzigingen aan de instelling uitsluitend met toestemming van de
afsluiterfabrikant uitvoeren.
Instellingen M0041
Wijze van uitschakelen M0012
Eindstand DICHT M0086
Eindstand OPEN M0087
Standaardwaarde: Weg
Instelwaarden:
Weg Uitschakeling in de eindstanden via het wegschakelmechanisme.
Draaimoment Uitschakeling in de eindstanden via het draaimomentmechanisme.
Hoofdmenu selecteren 1. Keuzeschakelaar in de stand 0(UIT) plaatsen.
2. Druktoets CSetup ca. 3 seconden ingedrukt houden.
Display schakelt om naar het hoofdmenu en toont: ▶ Display...
Parameter selecteren 3. Parameter selecteren, ofwel:
via het menu naar de parameter klikken, ofwel
via direct oproepen: indrukken en ID M0086 resp. M0087 invoeren
Display toont: Eindstand DICHT
55
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU Inbedrijfstelling (basisinstellingen)
DICHT of OPEN 4. Met Omhoog▲ Omlaag▼ keuze maken:
▶ Eindstand DICHT
▶ Eindstand OPEN
De zwarte driehoek toont de actuele selectie.
5. Ok indrukken.
Display toont de actuele instelling: Weg of Draaimoment
De onderste regel van het display toont ofwel:
-Wijzig → verder met stap 6
-Opslaan → verder met stap 10
6. Wijzig indrukken.
Display toont: ▶ Specialist (4)
Gebruiker aanmelden 7. Met Omhoog▲ Omlaag▼ gebruiker selecteren:
Informatie: Vereist gebruikersniveau: Specialist (4) of hoger.
Daarbij betekent:
-zwarte driehoek: = actuele instelling
-witte driehoek: = selectie (nog niet opgeslagen)
8. Ok indrukken.
Display toont: Password 0***
9. Password invoeren (Password invoeren).
Display toont met een zwarte driehoek de ingestelde wijze van uitschakelen
(▶Weg of ▶Draaimoment).
Instelling wijzigen 10. Met Omhoog▲ Omlaag▼ nieuwe instelling selecteren.
Daarbij betekent:
-zwarte driehoek: = actuele instelling
-witte driehoek: = selectie (nog niet opgeslagen)
11. Met Opslaan selectie opslaan.
De wijze van uitschakelen is nu ingesteld.
12. Terug naar stap 4 (DICHT of OPEN): Esc indrukken.
10.3. Draaimomentmechanisme instellen
Het draaimomentmechanisme functioneert als een beveiliging tegen overbelasting
over de gehele stelweg, ook bij wegafhankelijke uitschakeling in de eindstanden.
Informatie Ook tijdens handmatige bediening kan het draaimomentmechanisme worden
aangesproken.
Beschadigingen aan de afsluiter bij een te hoge instelling van het
uitschakelmoment!
Het uitschakelmoment dient op de afsluiter te zijn afgestemd.
Wijzigingen aan de instelling uitsluitend met toestemming van de
afsluiterfabrikant uitvoeren.
Instellingen M0041
Dr.mom.schakelmech. M0013
Uitsch.mom. DICHT M0088
Uitsch.mom. OPEN M0089
Standaardwaarde: conform de opgave bij bestelling
Mogelijke instellingen: draaimomentbereik volgens typeplaatje van de aandrijving
56
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
Inbedrijfstelling (basisinstellingen) AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU
Hoofdmenu selecteren 1. Keuzeschakelaar in de stand 0(UIT) plaatsen.
2. Drukknop CSetup ca. 3 seconden ingedrukt houden.
Display schakelt om naar het hoofdmenu en toont: ▶ Display...
Parameter selecteren 3. Parameter selecteren, ofwel:
via het menu naar de parameter klikken, ofwel
via direct oproepen: indrukken en ID M0088 invoeren
Display toont: Uitsch.mom. DICHT
DICHT of OPEN 4. Met Omhoog▲ Omlaag▼ keuze maken:
▶ Uitsch.mom. DICHT
▶ Uitsch.mom. OPEN
De zwarte driehoek toont de actuele selectie.
5. Ok indrukken.
Display toont de ingestelde waarde.
De onderste regel toont: Wijzig Esc
6. Wijzig indrukken.
Display toont:
-Specialist (4) → verder met stap 7
-in de onderste regel Omhoog▲ Omlaag▼ Esc → verder met stap 11
Gebruiker aanmelden 7. Met Omhoog▲ Omlaag▼ gebruiker selecteren:
Informatie: Vereist gebruikersniveau: Specialist (4) of hoger
Daarbij betekent:
-zwarte driehoek: = actuele instelling
-witte driehoek: = selectie (nog niet opgeslagen)
8. Ok indrukken.
Display toont: Password 0***
9. Password invoeren (Password invoeren).
Display toont de ingestelde waarde.
De onderste regel toont: Wijzig Esc
10. Wijzig indrukken.
Waarde wijzigen 11. Met Omhoog▲ Omlaag▼ de nieuwe waarde voor het uitschakelmoment
invoeren.
Informatie: Het instelbare draaimomentbereik wordt in ronde haakjes
weergegeven
12. Met Opslaan de nieuwe waarde opslaan.
Het uitschakelmoment is nu ingesteld.
13. Terug naar stap 4 (DICHT of OPEN): Esc indrukken.
Informatie De hieronder vermelde foutmeldingen verschijnen indien het hier ingestelde
draaimoment voor de eindstand wordt bereikt:
In het display van de lokale bedieningseenheid: Statusweergave S0007Storing
=
Moment fout OPEN of Moment fout DICHT
Voordat de aandrijving weer geactiveerd kan worden moet eerst de foutmelding
worden bevestigd. Deze bevestiging kan worden uitgevoerd:
57
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU Inbedrijfstelling (basisinstellingen)
1. door een instelopdracht in de tegengestelde richting.
-Bij Moment fout OPEN: instelopdracht in richting DICHT
-Bij Moment fout DICHT: instelopdracht in richting OPEN
2. of, indien het desbetreffende draaimoment kleiner is dan het ingestelde
uitschakelmoment:
- in de keuzeschakelaarstand Local control (LOKAAL) via de drukknop
RESET.
- in de keuzeschakelaarstand Remote control (AFSTAND):
- via de veldbus, commando Reset, indien de veldbus de actieve
commandobron is.
- via een digitale ingang (I/O interface) met het commando Reset,
indien er een digitale ingang voor het signaal RESET is
geconfigureerd, en dat I/O interface de actieve commandobron is.
10.4. Wegschakelmechanisme instellen
Beschadigingen van de afsluiter/tandwielkast door een verkeerde instelling!
Bij instelling tijdens motorbedrijf: beweging tijdig voor de eindaanslag
onderbreken (drukknop STOP indrukken).
Bij wegafhankelijke uitschakeling van mogelijke naloop voor voldoende buffer
tussen eindstand en mechanische eindaanslag zorgen.
Instellingen M0041
Wegschakelmech. M0010
Eind DICHT instellen? M0084
Eind OPEN instellen? M0085
Hoofdmenu selecteren 1. Keuzeschakelaar in de stand 0(UIT) plaatsen.
2. Drukknop Cca. 3 seconden ingedrukt houden.
Display schakelt om naar het hoofdmenu en toont: ▶ Display...
Parameter selecteren 3. Parameter selecteren, ofwel:
via het menu naar de parameter klikken, ofwel
via direct oproepen: indrukken en ID M0084 invoeren
Display toont: Eind DICHT instellen?
DICHT of OPEN 4. Met Omhoog▲ Omlaag▼ keuze maken:
▶ Eind DICHT instellen? M0084
▶ Eind OPEN instellen? M0085
De zwarte driehoek toont de actuele selectie.
5. Ok indrukken.
Display toont ofwel:
-Inst. eindst. DICHT? CMD0009 → verder met stap 9
-Inst. eindst. OPEN? CMD0010 → verder met stap 12
-Specialist (4) → verder met stap 6
Gebruiker aanmelden 6. Met Omhoog▲ Omlaag▼ gebruiker selecteren:
Informatie: Vereist gebruikersniveau: Specialist (4) of hoger.
Daarbij betekent:
-zwarte driehoek: = actuele instelling
-witte driehoek: = selectie (nog niet opgeslagen)
58
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
Inbedrijfstelling (basisinstellingen) AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU
7. Ok indrukken om geselecteerde gebruiker te bevestigen.
Display toont: Password 0***
8. Password invoeren (Password invoeren).
Display toont ofwel:
-Inst. eindst. DICHT? CMD0009 → verder met stap 9
-Inst. eindst. OPEN? CMD0010 → verder met stap 12
Eindstand DICHT
instellen CMD0009
9. Positie eindstand DICHT opnieuw instellen:
9.1 Bij een grote slag: keuzeschakelaar in de stand Local control (LOKAAL)
plaatsen en de aandrijving tijdens motorbedrijf met behulp van de drukknop
(DICHT) in richting eindstand bewegen.
Informatie: Teneinde schade te voorkomen, de beweging tijdig voor de
eindaanslag onderbreken (drukknop STOP indrukken).
9.2 Handmatige bediening inschakelen.
9.3 Aan het handwiel draaien totdat de afsluiter is gesloten.
9.4 Keuzeschakelaar in de stand 0(UIT) plaatsen.
Display toont: Inst. eindst. DICHT? Ja Nee
Nieuwe eindstand
bevestigen
10. Ja indrukken teneinde nieuwe positie van de eindstand over te nemen.
Display toont: Eind DICHT ingesteld!
De linker LED brandt (standaarduitvoering) en geeft daarmee aan dat de
eindstand DICHT is ingesteld.
11. Selecteren:
Wijzig → terug naar stap 9: eindstand DICHT “opnieuw” instellen
Esc → terug naar stap 4 en eindstand OPEN instellen of menu verlaten
Eindstand OPEN
instellen CMD0010
12. Positie eindstand OPEN opnieuw instellen:
12.1 Bij een grote slag: keuzeschakelaar in de stand Local control (LOKAAL)
plaatsen en de aandrijving tijdens motorbedrijf met behulp van de drukknop
(OPEN) in richting eindstand bewegen.
Informatie: Teneinde schade te voorkomen, de beweging tijdig voor de
eindaanslag onderbreken (drukknop STOP indrukken).
12.2 Handmatige bediening inschakelen.
12.3 Aan het handwiel draaien totdat de afsluiter open is .
12.4 Keuzeschakelaar in de stand 0(UIT) plaatsen.
Display toont: Inst. eindst. OPEN? Ja Nee
Nieuwe eindstand
bevestigen
13. Ja indrukken teneinde nieuwe positie van de eindstand over te nemen.
Display toont: Eind OPEN ingesteld!
De rechter LED brandt (standaarduitvoering) en geeft daarmee aan dat de
eindstand OPEN is ingesteld.
59
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU Inbedrijfstelling (basisinstellingen)
14. Selecteren:
Wijzig → terug naar stap 12: eindstand OPEN “opnieuw” instellen
Esc → terug naar stap 4 en eindstand DICHT instellen of menu verlaten
Informatie Kan een eindstand niet worden ingesteld: type besturingseenheid in de aandrijving
controleren.
10.5. Veldbusadres (slaveadres), baud rate, pariteit en bewakingstijd instellen
Instellingen M0041
Modbus M0341
MD1 slave adres M0247
MD2 slave adres M0409
Baud rate M0343
Pariteit/stop bit M0782
Monitoring time M0781
Standaardwaarden:
MD1 slave adres = 247
MD2 slave adres = 247
Baud rate = Auto
Pariteit/stop Bit = Even, 1 stop bit
Monitoring time = 15 Sekunden
Informatie De parameter MD2 slave adres is alleen bij AUMA redundantie I (optie) beschikbaar.
Voor overige instellingen en informatie bijv. met betrekking tot redundantie: zie het
handboek (Apparatuurintegratie).
10.6. Proefdraaien
Pas als alle hiervoor beschreven instellingen zijn uitgevoerd mag met proefdraaien
worden begonnen.
10.6.1. Draairichting aan standaanwijzing controleren
Beschadigingen aan de afsluiter in geval van een verkeerde draairichting!
Bij een verkeerde draairichting direct uitschakelen (STOP indrukken).
De oorzaak wegnemen, bijv. door bij de kabelset (wandbeugel) de fasevolgorde
te corrigeren.
Het proefdraaien herhalen.
Informatie Voor het bereiken van de eindstand uitschakelen.
1. Aandrijving handmatig in de middenstand, resp. op voldoende afstand van de
eindstand bewegen.
60
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
Inbedrijfstelling (basisinstellingen) AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU
2. Aandrijving in de richting DICHT inschakelen en vervolgens de draairichting
aan de mechanische standaanwijzing observeren:
Bij een zelfinstellende mechanische standaanwijzing:
De draairichting is correct indien de aandrijving in de richting DICHT
beweegt en de pijl zich met de wijzers van de klok mee in de richting
DICHT (symbool ) beweegt.
Afbeelding 62: Draairichting (bij de uitvoering "rechtsdraaiend sluiten")
Bij mechanische standaanwijzing via pijlmarkering: (niet zelfinstellend)
De draairichting is correct indien de aandrijving in de richting DICHT
beweegt en de symbolen ( / ) zich tegen de wijzers van de klok in
bewegen:
Afbeelding 63: Draairichting / (bij de uitvoering "rechtsdraaiend sluiten")
10.6.2. Wegschakelmechanisme controleren
1. Keuzeschakelaar in de stand Local control (LOKAAL) plaatsen.
2. Aandrijving via de drukknoppen OPEN, STOP, DICHT bedienen.
Het wegschakelmechanisme is juist ingesteld als (standaard-signalering):
- de gele signaallamp/LED1 in de eindstand DICHT brandt
- de groene signaallamp/LED5 in de eindstand OPEN brandt
- de signaallampen na een beweging in de tegengestelde richting weer uitgaan
Het wegschakelmechanisme is verkeerd ingesteld als:
- de aandrijving vóór het bereiken van de eindstand blijft staan
- één van de rode signaallampen/LED's brandt (draaimomentfout)
-de statusweergave S0007 in het display een fout meldt.
61
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU Inbedrijfstelling (basisinstellingen)
3. Indien de eindstanden verkeerd zijn ingesteld: wegschakelmechanisme opnieuw
instellen.
62
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
Inbedrijfstelling (basisinstellingen) AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU
11. Inbedrijfstelling (instellingen in de aandrijving)
Afbeelding 64: Mechanische standaanwijzing (zelfinstellend)
De aandrijving wordt door de fabriek met de in de orderbevestiging vermelde
hoekverdraaiing uitgeleverd. De mechanische standaanwijzing is op deze
hoekverdraaiing ingesteld.
Indien de in de fabriek ingestelde hoekverdraaiing op een later tijdstip wordt gewijzigd,
dan moet de standaanwijzing op de nieuwe hoekverdraaiing worden aangepast.
Hoekverdraaiing wordt vergroot: De mechanische standaanwijzing stelt zich bij
de volgende beweging zelf in.
Hoekverdraaiing wordt verkleind: De mechanische standaanwijzing moet nieuw
worden ingesteld (zie het volgende hoofdstuk).
Afbeelding 65: Mechanische standaanwijzing via pijlmarkering op deksel (niet
zelfinstellend)
Indien er een NIET zelfinstellende mechanische standaanwijzing in de aandrijving
is ingebouwd, dan moet bij de inbedrijfstelling de schakelruimte worden geopend en
de standaanwijzing worden ingesteld.
63
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU Inbedrijfstelling (instellingen in de aandrijving)
11.1. Schakelruimte openen/sluiten
Afbeelding 66: Schakelruimte openen/sluiten
[A] Mechanische standaanwijzing (zelfinstellend)
[B] Mechanische standaanwijzing via pijlmarkering
Openen 1. Bouten [2] losdraaien en het deksel [1] van de schakelruimte wegnemen.
Sluiten 2. Pasvlakken van het deksel en de behuizing schoonmaken.
3. Controleer of de O-ring [3] in goede staat is. Indien beschadigd door een nieuw
exemplaar vervangen.
4. O-ring met zuurvrij vet (bijv. vaseline) licht invetten en juist plaatsen.
5. Deksel [1] op het huis van de aandrijving plaatsen.
6. Bouten [2] gelijkmatig en kruisgewijs vastdraaien.
11.2. Mechanische standaanwijzing (zelfinstellend)
Afbeelding 67: Mechanische standaanwijzing (zelfinstellend)
De zelfinstellende mechanische standaanwijzing toont de stand van de afsluiter door
middel van een pijl . Bij een correcte instelling wijst de pijl in de eindstanden naar
het symbool (OPEN) resp. (DICHT).
Informatie De standaanwijzing bevindt zich in de schakelruimte van de aandrijving. Het ten
behoeve van een handmatige instelling openen van de schakelruimte is alleen nodig
indien de ingestelde overbrengingsverhouding moet worden gewijzigd of indien bij
de inbedrijfstelling de in de fabriek ingestelde eindstand DICHT (of OPEN) wordt
gewijzigd.
11.2.1. Mechanische standaanwijzing instellen
1. Afsluiter in de eindstand DICHT bewegen.
64
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
Inbedrijfstelling (instellingen in de aandrijving) AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU
2. De beide onderste schijfjes met de symbolen (OPEN) en (DICHT) naar
elkaar duwen. Daarbij wordt het schijfje met de pijl meegenomen:
Afbeelding 68: Instelpositie in de stand DICHT
3. Aandrijving in de eindstand OPEN bewegen.
De pijl draait zich in de richting OPEN en neemt het schijfje met het symbool
(OPEN) mee totdat de aandrijving in de stand OPEN blijft staan.
Afbeelding 69: Beweegt in OPEN (links) en stand OPEN (rechts)
4. Instelling controleren:
De mechanische standaanwijzing is juist ingesteld indien de hoek tussen de
symbolen (OPEN) en (DICHT) tussen ca. 120° en 280° bedraagt.
Indien alle drie schijfjes samen worden verdraaid, dan kan de standaanwijzing
in stappen van 15° worden versteld. Afzonderlijk is 5° mogelijk.
Indien de standaanwijzing te ver wordt gedraaid (meer dan 280°) of de hoek
te klein is (minder dan 120°), dan moet de ingestelde overbrengingsverhouding
op de hoekverdraaiing van de aandrijving worden aangepast. Zie
<Overbrengingsverhouding van de reductor controleren/instellen>.
11.2.2. Overbrengingsverhouding van het tandwielkastje controleren/instellen
Deze controle/instelling is alleen noodzakelijk, indien de mechanische standaanwijzing
niet juist kan worden ingesteld of indien op een later tijdstip een ander bereik van
de hoekverdraaiing nodig is, bijv. in plaats van 90° ±15° tot 120° ±15° (uitsluitend
door AUMA Service).
65
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU Inbedrijfstelling (instellingen in de aandrijving)
1. Aan de hand van tabel controleren of de hoekverdraaiing met de instelling van
de reductor (trappen 1 – 9) overeenstemt.
Tabel 25:
Hoekverdraaiing van de aandrijving en de daarbij geschikte instelling van de reductor
SQ 14.2SQ 12.2SQ 10.2SQ 05.2 / SQ 07.2
432230° +/-15°
543360° +/-15°
643390° +/-15°
6543120° +/-15°
6544150° +/-15°
7544180° +/-15°
7654210° +/-15°
7655290° +/-70°
2. Ten behoeve van het wijzigen van de instelling, de hefboom op de reductor
lichten en op de geselecteerde trap weer sluiten.
Afbeelding 70: Tandwielkastje instellen
11.3. Mechanische standaanwijzing via pijlmarkering op deksel (niet zelfinstellend)
Afbeelding 71: Mechanische standaanwijzing via pijlmarkering
De mechanische standaanwijzing toont de stand van de afsluiter door middel van
twee schijfjes met de symbolen (OPEN) en (DICHT). Bij een correcte instelling
wijzen de symbolen OPEN/DICHT in de eindstanden naar de pijlmarkering op het
deksel.
Instelelementen De standaanwijzing bevindt zich in de schakelruimte van de aandrijving. Voor het
instellen dient de schakelruimte te worden geopend. Zie <Schakelruimte
openen/sluiten>.
66
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
Inbedrijfstelling (instellingen in de aandrijving) AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU
11.3.1. Mechanische standaanwijzing instellen
Indien er opties (zoals bijv. potentiometer, standmelder) aanwezig zijn:
Mechanische standaanwijzing pas instellen, nadat alle opties in de aandrijving
werden ingesteld.
1. Afsluiter in de eindstand DICHT brengen.
2. Onderste schijfje mechanische standaanwijzing verdraaien, totdat het symbool
(DICHT) met de pijlmarkering op het deksel in lijn staat.
3. Aandrijving in de eindstand OPEN brengen.
4. Onderste schijfje van de mechanische standaanwijzing vasthouden en bovenste
schijfje met symbool (OPEN) verdraaien, totdat het symbool met de
pijlmarkering op het deksel in lijn staat.
5. Afsluiter nog eenmaal in de eindstand DICHT brengen.
6. Instelling controleren:
Indien het symbool (DICHT) niet meer met de pijlmarkering op het deksel
in lijn staat:
Instelling herhalen.
11.3.2. Overbrengingsverhouding van het tandwielkastje controleren/instellen
Deze controle/instelling is alleen nodig indien op een later moment een ander bereik
van de hoekverdraaiing nodig is:
Informatie Het mogelijk in te stellen bereik van de hoekverdraaiing staat in het gegevensblad
bij de order (bijv. „90° +/-15°“).
1. Schijfje mechanische standaanwijzing verwijderen. Eventueel een steeksleutel
als hefboom gebruiken.
67
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU Inbedrijfstelling (instellingen in de aandrijving)
2. Aan de hand van de tabel controleren of de hoekverdraaiing van de aandrijving
met de instelling van het tandwielkastje (trappen 1 – 9) overeenkomt.
Klopt de instelling niet: verder met 4.
Klopt de instelling: verder met 7.
Tabel 26:
Hoekverdraaiing van de aandrijving en de daarbij geschikte instelling van de reductor
SQ 14.2SQ 12.2SQ 10.2SQ 05.2 / SQ 07.2
432230° +/-15°
543360° +/-15°
643390° +/-15°
6543120° +/-15°
6544150° +/-15°
7544180° +/-15°
7654210° +/-15°
7655290° +/-70°
3. Schroef [1] losdraaien.
4. Kroonwiel [2] volgens de tabel op de gewenste trap instellen.
5. Schroef [1] vastdraaien.
6. Schijfje mechanische standaanwijzing op de as plaatsen.
7. Mechanische standaanwijzing instellen.
Afbeelding 72: Meld- en stuureenheid met tandwielkastje
[1] Schroef
[2] Kroonwiel
68
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
Inbedrijfstelling (instellingen in de aandrijving) AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU
12. Verhelpen van storingen
12.1. Fouten bij de inbedrijfstelling
Tabel 27:
Fouten bij de bediening/inbedrijfstelling
OplossingOmschrijving/oorzaakFout
Overbrengingsverhouding van het tandwielkastje
instellen.
Eventueel moet de meld- en stuureenheid worden
vervangen.
De reductor past niet bij de hoekverdraaiing van
de aandrijving.
De mechanische standaanwijzing kan
niet worden ingesteld.
Naloop bepalen: naloop = het traject dat
afgelegd wordt tussen het moment van
uitschakeling en stilstand.
Wegschakelmechanisme opnieuw instellen en
daarbij rekening houden met naloop. (Handwiel
zoveel als de naloop bedraagt terugdraaien)
Bij het instellen van het wegschakelmechanisme
werd geen rekening gehouden met de naloop.
De naloop ontstaat door het doorduwen van het
eigen gewicht van de aandrijving en de afsluiter en
de uitschakelvertraging van de besturingseenheid.
Aandrijving beweegt ondanks
ingesteld wegschakelmechanisme tot
tegen de eindaanslag van de afsluiter
of aandrijving.
12.2. Foutmeldingen en waarschuwingen
Fouten onderbreken resp. verhinderen de elektrische werking van de aandrijving.
Bij een fout brandt de achtergrondverlichting van het display in een rode kleur.
Waarschuwingen hebben geen invloed op de elektrische werking van de aandrijving.
Deze hebben slechts een informatief karakter. Het display blijft wit.
Verzamelmeldingen bevatten meerdere meldingen. Deze kunnen met behulp van
de drukknop Details worden weergegeven. Het display blijft wit.
Tabel 28:
Fouten en waarschuwingen via de statusweergaven in het display
OplossingOmschrijving/oorzaakWeergave in het display
Voor de beschrijving van de statusteksten: zie het
handboek (Gebruik en instelling).
Display toont een statustekst in plaats van de stand
van de afsluiter.
S0001
Bij weergegeven waarde > 0: Drukknop Details
indrukken.
Details: zie tabel <Waarschuwingen en Buiten de
specificatie>.
Verzamelmelding 02:
Toont het aantal actuele waarschuwingen.
S0005
Waarschuwingen
Bij weergegeven waarde > 0: Drukknop Details
indrukken.
Details: zie tabel <Niet gereed AFSTAND en
functiecontrole>.
Verzamelmelding 04:
Toont het aantal actuele meldingen.
S0006
Niet gereed AFSTAND
Bij weergegeven waarde > 0: Drukknop Details
indrukken om de lijst met gedetailleerde meldingen
te zien.
Details: zie tabel <Fouten en Uitval>.
Verzamelmelding 03:
Toont het aantal actuele fouten.
De aandrijving kan niet worden bediend.
S0007
Storing
Bij weergegeven waarde > 0: Drukknop Details
indrukken.
Details: zie tabel <Waarschuwingen en Buiten de
specificatie>.
Verzamelmelding 07:
Melding overeenkomstig NAMUR-aanbeveling NE
107
Aandrijving wordt buiten de normale
bedrijfsvoorwaarden gebruikt.
S0008
Buiten specificatie
69
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU Verhelpen van storingen
Fouten en waarschuwingen via de statusweergaven in het display
OplossingOmschrijving/oorzaakWeergave in het display
Bij weergegeven waarde > 0: Drukknop Details
indrukken.
Details: zie tabel <Niet gereed AFSTAND en
functiecontrole>.
Verzamelmelding 08:
Melding overeenkomstig NAMUR-aanbeveling NE
107
Er wordt aan de aandrijving gewerkt,
uitgangssignalen zijn voorlopig ongeldig.
S0009
Functie controle
Bij weergegeven waarde > 0: Drukknop Details
indrukken om de lijst met gedetailleerde meldingen
te zien.
Verzamelmelding 09:
Melding overeenkomstig NAMUR-aanbeveling NE
107
Onderhoudsadvies.
S0010
Onderhoud vereist
Bij weergegeven waarde > 0: Drukknop Details
indrukken om de lijst met gedetailleerde meldingen
te zien.
Details: zie tabel <Fouten en Uitval>.
Verzamelmelding 10:
Melding overeenkomstig NAMUR-aanbeveling NE
107
Functionele storing in de aandrijving,
uitgangssignalen zijn ongeldig
S0011
Uitval
Tabel 29:
Waarschuwingen en Buiten de specificatie
OplossingOmschrijving/oorzaakWeergave in het display
Drukknop Details indrukken om de afzonderlijke
meldingen te zien.
Voor de beschrijving van de afzonderlijke meldingen:
zie de instructies (Bedrijf en instelling).
Verzamelmelding 06:
Mogelijke oorzaak:
De ingestelde configuratie is niet correct.
Het toestel kan met beperkingen verder worden
gebruikt.
Configuratiewaarsch.
Drukknop Details indrukken om de afzonderlijke
meldingen te zien.
Voor de beschrijving van de afzonderlijke meldingen:
zie de instructies (Bedrijf en instelling).
Verzamelmelding 15:
Apparatuurwaarschuwingen
Het toestel kan met beperkingen verder worden
gebruikt.
Interne waarschuwing
24 V DC spanningsvoorziening controleren.De externe 24 V DC spanningsvoorziening van de
besturingseenheid voor de aandrijving ligt buiten
de voedingsspanningsgrenzen.
24 VDC extern
Regelgedrag van de aandrijving controleren.
Parameter Toelaatb. looptijd/h M0356
controleren, evt. opnieuw instellen.
Waarschuwing inschakelduur (ID) max. looptijd/uur
overschreden.
Wrs bedr.mod. looptijd
Regelgedrag van de aandrijving controleren.
Parameter Toelaatbare starts/h M0357
controleren, evt. opnieuw instellen.
Waarschuwing inschakelduur (ID) max. aantal motor
starts (schakelingen) overschreden.
Wrs bedr.mod. starts
Signalen controleren:
Nominale waarde E1
Werkelijke waarde E2
Proces werkelijke waarde E4
Verbinding met de Master controleren.
De safe mode is actief omdat de vereiste nominale
of werkelijke waarden foutief zijn.
Veiligheidsactie, actief
Bedrading controleren.Waarschuwing: Signaaluitval analoge ingang 1
Wrs Ingang AIN 1
Bedrading controleren.Waarschuwing: Signaaluitval analoge ingang 2
Wrs Ingang AIN 2
Nominale waarde signaal controleren.Waarschuwing: Signaaluitval nominale stand
(setpoint)
Mogelijke oorzaken:
Bij een ingesteld bereik van de setpoint-waarde van
bijv. 4 – 20 mA is het ingangssignaal = 0 (signaal
weggevallen).
Bij een ingesteld bereik van de setpoint-waarde van
bijv. 0 – 20 mA is er geen bewaking mogelijk).
Wrs Setp Std E1
De waarschuwing/melding wordt automatisch gewist
zodra een nieuwe instelopdracht wordt uitgevoerd.
Afsluiter controleren.
Parameter Tlb. looptijd, manueel M0570
controleren.
De ingestelde tijd (parameter Tlb. looptijd, manueel
M0570) is overschreden. De ingestelde insteltijd
wordt bij het afleggen van de complete stelweg
vanuit de eindstand OPEN in de eindstand DICHT
overschreden.
Wrs looptijd
Omgevingstemperatuur meten/verlagen.Temperatuur in de behuizing besturing te hoog.
Wrs temp. besturing
Tijd instellen.De real-timeklok (RTC) is nog niet ingesteld.
Tijd niet ingesteld
70
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
Verhelpen van storingen AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU
Waarschuwingen en Buiten de specificatie
OplossingOmschrijving/oorzaakWeergave in het display
Knoopbatterij (cel) vervangen.De spanning van de RTC-knoopbatterij is te gering.
RTC spanning
Aandrijving (PVST-instellingen) controleren.De Partial Valve Stroke Test (PVST) kon niet
succesvol worden uitgevoerd.
PVST fout
RESET uitvoeren of PVST opnieuw starten.De Partial Valve Stroke Test (PVST) werd
afgebroken resp. kon niet worden gestart.
PVST afgebroken
Beweging aan de uitgaande as controleren.
Parameter Reactietijd M0634 controleren.
Geen reactie van de aandrijving op stuursignalen
(instelopdrachten) binnen de ingestelde reactietijd.
Wrs, geen reactie
Glasvezelkabels controleren/repareren.Optisch ontvangstsignaal verkeerd (geen of
onvoldoende Rx ontvangstniveau of RS-485
formaatfout.
Wrs FO kabels1)
Glasvezelkabels controleren/repareren.Waarschuwing: Glasvezel systeemreserve bereikt
(kritisch maar nog acceptabel Rx ontvangstniveau).
Wrs FO kabel budget1)
Glasvezelkabel aansluiting monteren.Waarschuwing glasvezel aansluiting is niet
aanwezig.
Wrs FO aansluiting1)
Parameter Wrs moment OPEN M0768 controleren,
evt. opnieuw instellen.
Grenswaarde voor draaimomentwaarschuwing
OPEN overschreden.
Wrs moment OPEN
Parameter Wrs moment DICHT M0769 controleren,
evt. opnieuw instellen.
Grenswaarde voor draaimomentwaarschuwing
DICHT overschreden.
Wrs moment DICHT
Zie het separate handboek Functionele veiligheid.Er is een fout in de SIL-module opgetreden.
SIL-fout2)
Het is noodzakelijk de PVST (Partial Valve Stroke
Tests) uit te voeren.
PVST vereist
Er is onderhoud noodzakelijk.
Onderhoud vereist
Voor besturingseenheden voor de aandrijving met LWL aansluiting1)
Voor besturingseenheden voor de aandrijving in SIL uitvoering2)
Tabel 30:
Fouten en uitval
OplossingOmschrijving/oorzaakWeergave in het display
Drukknop Details indrukken om de afzonderlijke
meldingen te zien.
Voor de beschrijving van de afzonderlijke meldingen:
zie de instructies (Bedrijf en instelling).
Verzamelmelding 11:
Configuratiefout aanwezig
Configuratiefout
Drukknop Details indrukken om de afzonderlijke
meldingen te zien.
Voor de beschrijving van de afzonderlijke meldingen:
zie de instructies (Bedrijf en instelling).
Verzamelmelding 22:
Configuratiefout AFSTAND aanwezig
Config.fout AFSTAND
AUMA service
Drukknop Details indrukken om de afzonderlijke
meldingen te zien.
Voor de beschrijving van de afzonderlijke meldingen:
zie de instructies (Bedrijf en instelling).
Verzamelmelding 14:
Interne fout aanwezig
Interne fout
Eén van de hieronder vermelde maatregelen treffen:
Instelopdracht (stuursignaal) in richting OPEN
geven.
Keuzeschakelaar in de stand Local control
(LOKAAL) zetten en de foutmelding via de
drukknop RESET resetten.
Reset-commando via de veldbus uitvoeren.
Draaimomentfout in de richting DICHT
Moment fout DICHT
Eén van de hieronder vermelde maatregelen treffen:
Instelopdracht (stuursignaal) in richting DICHT
geven.
Keuzeschakelaar in de stand Local control
(LOKAAL) zetten en de foutmelding via de
drukknop RESET resetten.
Reset-commando via de veldbus uitvoeren.
Draaimomentfout in de richting OPEN
Moment fout OPEN
71
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU Verhelpen van storingen
Fouten en uitval
OplossingOmschrijving/oorzaakWeergave in het display
Fasen controleren/aansluiten.
Bij aansluiting op een draaistroomnet en interne
24 V DC voeding van de elektronica: De fase
2 is uitgevallen.
Bij aansluiting op een draaistroom- of
wisselstroomnet en externe 24 V DC voeding
van de elektronica: Eén van de fasen L1, L2 of
L3 is uitgevallen.
Fasen fout
Volgorde van de fase-aansluitingen L1, L2 en L3
door het verwisselen van twee fasen corrigeren.
De fase-aansluitingen L1, L2 en L3 zijn in de
verkeerde volgorde aangesloten.
Alleen van toepassing bij aansluiting op een
draaistroomnet.
Fasenvolgorde fout
Netspanning controleren.
De toelaatbare fluctuatie van de netspanning
bedraagt bij draai- /wisselstroom ±10 % (als
optie ±30 %) De toelaatbare fluctuatie van de
netfrequentie bedraagt ±5 %
Parameter Aanspreektijd fasebew M0172
controleren, evt. tijdsduur verlengen.
De besturingseenheid voor de aandrijving kan
wegens de slechte netkwaliteit de fasevolgorde
(volgorde van de fasen L1, L2 en L3) binnen de voor
de bewaking ingestelde tijdsduur niet herkennen.
Netvoeding kwaliteit
Afkoelen, afwachten
Als de foutmelding na het afkoelen nog steeds
wordt weergegeven:
-Keuzeschakelaar in de stand Local control
(LOKAAL) zetten en de foutmelding via de
drukknop RESET resetten.
-Reset-commando via de veldbus uitvoeren.
Zekeringen controleren
De motorbeveiliging is aangesproken.
Thermische fout
Beweging aan de uitgaande as controleren.Geen reactie van de aandrijving op stuursignalen
(instelopdrachten) binnen de ingestelde reactietijd.
Fout geen reactie
Configuratie van het toestel controleren:
parameter Low limit Uspan M0832 moet kleiner zijn
dan parameter Span.niv.verschil. poti. M0833.
Potentiometersignaal bevindt zich buiten het
toegestane bereik.
Poti buiten bereik
LPV: Lift Plug Valve functie
De hoofdaandrijving meldt een storing
LPV niet gereed1)
Bedrading controleren.Signaaluitval analoge ingang 1.
Wrs Ingang AIN 1
Bedrading controleren.Signaaluitval analoge ingang 2.
Wrs Ingang AIN 2
Stuursignalen van de instelopdrachten controleren.
Bij een draaistroomnet de fasebewaking (parameter
Wijzig fasenvolgorde M0171) inschakelen.
Instelling van de configuratie van het toestel
(parameter Sluitrichting M0176) controleren.
Teneinde de foutmelding te wissen:
besturingseenheid voor de aandrijving van het net
scheiden en opnieuw starten.
De motor draait tegen de geconfigureerde
draairichting en actieve instelopdracht in d.w.z. in
de verkeerde richting.
Draairichting verkeerd
Drukknop Details indrukken om de afzonderlijke
meldingen te zien.
Voor de beschrijving van de afzonderlijke meldingen:
zie de instructies (Bedrijf en instelling).
Verzamelmelding 25:
FQM verzamelfout2)
Voor productvariant Lift Plug Valve1)
Voor aandrijvingen met gemonteerde fail-safe eenheid2)
72
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
Verhelpen van storingen AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU
Tabel 31:
Niet gereed AFSTAND en functiecontrole (verzamelmelding 04)
OplossingOmschrijving/oorzaakWeergave in het display
Instelopdrachten controleren (alle
instelopdrachten resetten/wissen en slechts één
instelopdracht verzenden).
Parameter Adaptieve regelaar op Functie actief
instellen.
Nominale waarde controleren.
Drukknop Details indrukken om de afzonderlijke
meldingen te zien.
Voor de beschrijving van de afzonderlijke meldingen:
zie de instructies (Bedrijf en instelling).
Verzamelmelding 13:
Mogelijke oorzaken:
meerdere stuursignalen (bijv. tegelijkertijd
instelopdrachten OPEN en DICHT, of
tegelijkertijd OPEN en bewegen SETPOINT)
een actuele nominale waarde en de positioner
is niet actief
Fout stuurcommando
Keuzeschakelaar in de stand AFSTAND zetten.Keuzeschakelaar staat niet in de stand AFSTAND.
Keuze niet-Afstand
Service-software beëindigen.Bedrijf via de service-interface (Bluetooth) en
service-software AUMA CDT.
Service actief
Instelling en status van de functie <Vrijgave van de
lokale bedieningseenheid> controleren.
Aandrijving bevindt zich in de bedrijfsmodus
GEBLOKKEERD.
Geblokkeerd
NOOD UIT schakelaar ("paddenstoel")
ontgrendelen.
NOOD UIT status door reset-commando
resetten.
De NOOD UIT schakelaar is ingedrukt. De
stroomvoorziening van de motorbesturing
(beveiligingen of thyristoren) is onderbroken.
NOOD UIT actief
Oorzaak voor het NOOD-signaal vaststellen.
Veroorzakende bron controleren.
Op de ingang NOOD +24 V aanleggen.
Bedrijfsmodus NOOD is actief (signaal NOOD werd
gezonden).
Op de ingang NOOD staat 0 V.
NOOD actie actief
Ingang I/O interface controleren.De aandrijving wordt via de I/O interface (parallel)
aangestuurd
I/O interface
Motorbedrijf starten.De handmatige bediening is geactiveerd.
Handwiel actief
Configuratie van de Master controleren.De veldbus-verbinding is aanwezig, er vindt echter
geen data-overdacht door de Master plaats.
FailState veldbus
Drukknop STOP loslaten.Een lokale STOP is actief.
Drukknop STOP van de lokale bedieningseenheid
ingedrukt.
Lokaal STOP
Interlocksignaal controleren.Een interlock is actief.
Interlock OPEN+DICHT
Statussen van hoofd- en bypass-afsluiter
controleren.
De bypass-functie is vergrendeld.
Interlock bypass
Afwachten totdat de PVST-functie is afgesloten.De Partial Valve Stroke Test (PVST) is actief.
PVST actief
De SIL-functie is actief
SIL-functie actief1)
Voor besturingseenheden voor de aandrijving in SIL uitvoering1)
12.3. Zekeringen
12.3.1. Zekeringen in de besturingseenheid van de aandrijving
F1/F2 Tabel 32:
Primaire zekeringen F1/F2 (voor voedingsadapter)
AUMA art.nr.F1/F2G-zekering
6,3 x 32 mmAfmetingen
K002.2771 A T; 500 VMagneetschakelaars
Spanningsvoorziening 500 V
K002.6652 A FF; 690 VMagneetschakelaars
Spanningsvoorziening > 500 V
K002.2771 A T; 500 VThyristors voor een motorvermogen tot 1,5 kW
Thyristors voor een motorvermogen tot 3,0 kW
Thyristors voor een motorvermogen tot 5,5 kW
F3 Interne 24 V DC-voeding
73
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU Verhelpen van storingen
Tabel 33:
Secundaire zekering F3 (interne 24 V DC voeding)
AUMA art.nr.F3G-zekering overeenkomstig IEC 60127-2/III
5 x 20 mmAfmetingen
K006.1062,0 A T; 250 VUitgangsspanning (printplaat netvoeding) = 24 V
K006.1062,0 A T; 250 VUitgangsspanning (printplaat netvoeding) = 115 V
F4 Tabel 34:
Secundaire zekering F4 (interne AC voeding)1)
AUMA art.nr.F4G-zekering overeenkomstig IEC 60127-2/III
5 x 20 mmAfmetingen
K001.1841,25 A T; 250 VUitgangsspanning (printplaat netvoeding) = 24 V
Uitgangsspanning (printplaat netvoeding) = 115 V
Zekering voor: verwarming huis van de aandrijving, aansturing magneetschakelaars, PTC-tripping
device (alleen bij 24 V AC), bij 115 V AC tevens stuursignaalingangen OPEN, STOP, DICHT
1)
F5 Aardlekautomaat als bescherming tegen kortsluiting voor externe 24 V DC-voeding
voor de klant (zie schakelschema)
12.3.2. Zekeringen vervangen
12.3.2.1. Zekeringen F1/F2 vervangen
Elektrische schok door gevaarlijke spanning!
Overlijden of ernstig lichamelijk letsel.
Vóór het openen spanningsvrij schakelen.
1. Elektrische aansluiting van de besturingseenheid voor de aandrijving losnemen.
Afbeelding 73:
2. Zekeringhouder uit rondstekker trekken, zekeringdeksel openen en oude
zekeringen door nieuwe zekeringen vervangen.
74
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
Verhelpen van storingen AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU
12.3.2.2. Zekeringen F3/F4 controleren/vervangen
1. Inbusboutjes [1] losdraaien en deksel [2] op de achterzijde van de
besturingseenheid voor de aandrijving openen.
Afbeelding 74:
Zekeringen controleren 2. Op de printplaat van de voedingsadapter bevinden zich meetpunten
(soldeerpins) waarmee een weerstandsmeting (doorgangscontrole) kan worden
uitgevoerd:
Tabel 35:
meetpuntenControle van
MTP5 – MTP6F3
MTP7 – MTP8F4
3. Ga als volgt te werk om defecte zekeringen te vervangen: boutjes van de
printplaat van de voedingsadapter [3] losdraaien en deze voorzichtig eruit
trekken. (De zekeringen bevinden zich op de ingerichte zijde van de printplaat
van de voedingsadapter).
Beschadiging van kabels door inklemmen!
Functiestoringen mogelijk.
Voedingsadapter voorzichtig inbouwen teneinde geen kabels in te klemmen.
12.3.3. Motorbeveiliging (thermische bewaking)
Ter bescherming tegen oververhitting en ontoelaatbaar hoge oppervlaktetemperaturen
van de aandrijving zijn in de motorwikkelingen PTC-weerstanden of thermoknopen
geïntegreerd. De motorbeveiliging wordt aangesproken zodra de maximaal toegestane
temperatuur van de wikkelingen is bereikt.
De aandrijving wordt gestopt en de volgende foutmeldingen verschijnen:
LED 3 (motorbeveiliging in werking gesteld) op de lokale bedieningseenheid
brandt.
De statusweergave S0007 resp. S0011 Uitval toont een fout.
Onder Details wordt de fout Thermische fout weergegeven.
Voordat de aandrijving weer kan worden geactiveerd moet de motor afkoelen.
Daarna volgt, al naar gelang van de parameterinstelling (handelwijze na in werking
gestelde motorbeveiliging), ofwel een automatische reset van de foutmelding of de
foutmelding moet worden bevestigd.
Deze bevestiging kan worden uitgevoerd:
in de keuzeschakelaarstand Local control (LOKAAL) via de drukknop RESET.
in de stand van de keuzeschakelaar Remote control (AFSTAND) met het
Reset-commando via de veldbus.
Proof-test motorbeveiliging
De goede werking van de motorbeveiliging kan worden gecontroleerd.
75
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU Verhelpen van storingen
Informatie Bij tegen weersinvloeden beschermde besturingseenheden voor de aandrijving die
een explosieveilige aandrijving aansturen, moet de werking van de motorbeveiliging
uiterlijk bij de uitvoering van een onderhoud (zie hoofdstuk <Instandhouding en
onderhoud>) gecontroleerd worden.
De controle vindt plaats door middel van een simulatie van het
motorbeveiligingssignaal via de lokale bedieningseenheid van de besturingseenheid
voor de aandrijving:
Vereist toegangsniveau: Specialist (4) of hoger.
Diagnose M0022
TMS Proof Test M1950
Testverloop: 1. Keuzeschakelaar in de stand 0(UIT) plaatsen.
2. Naar het hoofdmenu wisselen en onder de parameter TMS Proof Test M1950
de simulatiewaarde: Thermo test selecteren.
3. Motorbeveiligingssimulatie activeren: Drukknop Ok indrukken.
De veiligheidsfunctie is correct indien er geen foutmelding volgt.
4. Simulatie resetten: Drukknop Ok indrukken resp. het simulatiemenu verlaten
en de keuzeschakelaar in de oorspronkelijke stand terugplaatsen.
76
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
Verhelpen van storingen AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU
13. Reparatie en onderhoud
Beschadigingen door ondeskundig onderhoud!
Reparatie- en onderhoudswerkzaamheden mogen uitsluitend door gekwalificeerd
personeel worden uitgevoerd. Dit personeel dient daartoe door de gebruiker
van de installatie of door de installatiebouwer geautoriseerd te zijn. Wij adviseren
u voor dergelijke werkzaamheden contact op te nemen met onze serviceafdeling.
Reparatie- en onderhoudswerkzaamheden mogen uitsluitend worden uitgevoerd
als de apparatuur niet in bedrijf is.
AUMA
Service & Support AUMA biedt een uitgebreid servicepakket aan zoals bijv. reparatie en onderhoud,
maar ook scholingen voor het personeel van de klant. Contactadressen vindt u op
internet (www.auma.com).
13.1. Preventieve maatregelen voor het onderhoud en een veilig gebruik
De hieronder vermelde maatregelen zijn noodzakelijk teneinde de veilige werking
van het product tijdens het gebruik te waarborgen:
Zes maanden na inbedrijfstelling en vervolgens jaarlijks
Visuele controle uitvoeren:
Kabelingangen, kabelwartels, blindstoppen enz. controleren of ze stevig
vastzitten en dicht zijn. Indien nodig de kabelwartels en blindstoppen met
draaimoment volgens de gegevens van de fabrikant vastdraaien.
Tandwielkast op beschadigingen en uittreden van vet of olie controleren.
Bij toepassing in zones waarbij wegens stofvorming explosiegevaar heerst,
dient regelmatig een visuele controle op stof of vuil te worden uitgevoerd. Indien
nodig de apparatuur reinigen.
Montagebouten tussen aandrijving en afsluiter/tandwielkast controleren. Indien
noodzakelijk met de in het hoofdstuk <Montage> aangegeven draaimomenten
voor bouten aandraaien.
Indien de aandrijving zelden wordt gebruikt: proefdraaien.
Bij beschermingsgraad IP68
Na een onderdompeling:
Aandrijving controleren.
Indien water is binnengedrongen, lekkages lokaliseren en verhelpen, het toestel
vakkundig drogen en op goed functioneren controleren.
13.2. Onderhoud
Handmatige bediening Bij onderhoud moeten de mechanische onderdelen van de handomschakeling, in
het bijzonder de motorkoppeling en borgveer gecontroleerd worden. Bij zichtbare
slijtage moeten de onderdelen vervangen worden.
Smering Het huis van de aandrijving is in de fabriek met vet gevuld.
Tijdens het gebruik is een extra smering van het huis van de aandrijving niet
nodig.
Het vervangen van vet gebeurt tijdens het onderhoud.
- Bij regelbedrijf normaliter na 4 - 6 jaar.
- Indien regelmatig gebruikt (open-dicht bedrijf) normaliter na 6 – 8 jaar.
- Indien zelden gebruikt (open-dicht bedrijf) normaliter na 10 – 12 jaar.
Wij adviseren dat tijdens het vervangen van vet tevens de afdichtingen worden
vervangen.
77
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU Reparatie en onderhoud
13.3. Afvoeren en recycling
AUMA producten zijn producten met een lange levensduur. Maar eens komt het
moment waarop zij moeten worden vervangen. De apparatuur is modulair opgebouwd
en kan daardoor gescheiden en gesorteerd worden naar:
Elektronica-afval
Verschillende soorten metaal
Kunststoffen
Vetten en oliën
In het algemeen geldt:
Vetten en oliën zijn gevaarlijk voor het aquatische milieu. Zij mogen dus niet in
het milieu terechtkomen.
Het gedemonteerde materiaal moet naar afvalstroom worden gescheiden en
vervolgens op de juiste wijze worden afgevoerd.
Nationale milieuvoorschriften in acht nemen.
78
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
Reparatie en onderhoud AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU
14. Technische gegevens
Informatie In de hieronder vermelde tabellen zijn, naast de standaarduitvoering, tevens opties
vermeld. De exacte uitvoering staat op het specifieke technische gegevensblad van
de desbetreffende order vermeld. Het specifieke technische gegevensblad van de
desbetreffende order staat op internet onder http://www.auma.com als download
in de Duitse en Engelse taal ter beschikking (vermelding van het ordernummer
noodzakelijk).
14.1. Technische gegevens zwenkaandrijving
Uitvoering en functies
met draaistroommotor:
Kortstondig bedrijf S2 - 15 min, klasse A en B conform EN 15714-2
met wisselstroommotor:
Kortstondig bedrijf S2 - 10 min, klasse A en B conform EN 15714-2
Bedrijfsklasse
(zwenkaandrijvingen voor open-
dicht bedrijf)
Bij een nominale spanning, een omgevingstemperatuur van +40 °C en bij belasting met 35 % van het
max. draaimoment
met draaistroommotor:
Intermitterend bedrijf S4 - 25 %, klasse C conform EN 15714-2
met wisselstroommotor:
Intermitterend bedrijf S4 - 20%, klasse C conform EN 15714-2
Standaard:Bedrijfsklasse
(zwenkaandrijvingen voor
regelbedrijf)
met draaistroommotor:
Intermitterend bedrijf S4 - 50 %, klasse C conform EN 15714-2
Optie:
Bij een nominale spanning, een omgevingstemperatuur van +40 °C en bij belasting met regelmoment
asynchroon-draaistroommotor, bouwvorm IM B9 conform IEC 60034-7, koelmethode
IC410 conform IEC 60034-6
Standaard:Motoren
Enkelfasige wisselstroommotor met permanent split-capacitor (PSC), bouwvorm IM B9
volgens IEC 60034-7,
koelmethode IC410 conform IEC 60034-6
Optie:
Zie typeplaatje op de motor
Toelaatbare fluctuatie in de voedingsspanning: ±10 %
Toelaatbare fluctuatie in de frequentie: ±5 %
Netspanning, frequentie
categorie III volgens IEC 60364-4-443Overspanningscategorie
F, tropenbestendigStandaard:Isolatieklasse
H, tropenbestendigOptie:
thermoknopen (NC)Standaard:Motorbeveiliging
PTC-weerstanden (PTC conform DIN 44082)Optie:
110 – 120 V AC, 220 – 240 V AC of 380 – 480 V AC bij draaistroommotorenSpanningen:Motorverwarming (optie)
12,5 WVermogen:
75° tot <105° traploos instelbaarStandaard:Hoekverdraaiing
15° tot <45°, 45° tot <75°, 105° tot <135°, 135° tot <165°, 165° tot <195°, 195° tot <
225°,
Optie:
Ja (zwenkaandrijvingen zijn zelfremmend als door de draaimomentwerking op de uitgaande as de stand
van de afsluiter vanuit stilstand niet kan worden veranderd.)
Zelfremmendheid
Handwiel voor het instellen en voor de noodbediening staat tijdens elektrisch bedrijf stil.Handmatige bediening
afsluitbaar handwiel
Handwielspindelverlenging
Noodmaatregel voor de monteur met vierkant 30 mm of 50 mm
Optie:
Melding handmatige bediening actief/ niet actief via enkelvoudige schakelaar (1 wisselcontact)Signalering handmatige bediening
(optie)
Koppelbus ongeboordStandaard:Koppelbus met kerfvertanding t.b.v.
de verbinding met de as van de
afsluiter Koppelbus op maat bewerkt, boring met spiebaan, binnenvierkant of DD volgens EN ISO
5211
Opties:
Afmetingen volgens EN ISO 5211, zonder centreringAansluiten van de afsluiter
79
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU Technische gegevens
Met voet en hefboom (optie)
Van nodulair gietijzer met twee of drie boorgaten voor het bevestigen van een stangenstelsel. De hefboom
kan via een kerfvertanding, rekening houdend met de externe omstandigheden, in elke gewenste positie
op de aan te drijven as worden gemonteerd.
Hefboom
Twee kogelgewrichten, geschikt voor de hefboom, inclusief de contramoeren en twee laseinden, passend
bij de buis volgens maatblad
Kogelgewrichten (optie)
Voet met vier boorgaten voor bevestigingsboutenBevestiging
Elektronische meld- en stuureenheid
Magnetische weg- en draaimomentsensor MWGNon-Intrusive instellingen
Via besturingseenheid aandrijvingStandterugmelding
Via besturingseenheid aandrijvingDraaimomentterugmelding
Continue, zelfinstellende weergave met symbolen OPEN en DICHTMechanische standaanwijzing
Knippersignaal via besturingseenheid aandrijvingIndicatie aandrijving in bedrijf
Weerstandsverwarming met 5 W, 24 V ACVerwarming in de schakelruimte
Toepassingsvoorwaarden
Toepassing zowel binnen als buiten toegestaanToepassing
WillekeurigMontagepositie
2 000 m boven N.A.P.
> 2 000 m boven N.A.P., op aanvraag
Opstellingshoogte
Zie typeplaatje op de aandrijvingOmgevingstemperatuur
Tot 100 % relatieve luchtvochtigheid over het totale toelaatbare temperatuurbereikLuchtvochtigheid
IP 68 met AUMA draaistroommotor/wisselstroommotor
Bij speciale motoren afwijkende beschermingsgraad mogelijk (zie typeplaatje op de motor)
Standaard:Beschermingsklasse volgens EN
60529
Aansluitruimte extra tegen de binnenzijde van de aandrijving afgedicht (double sealed)Optie:
De beschermingsgraad IP68 voldoet conform de definitie van AUMA aan de volgende eisen:
Waterdiepte: maximaal 8 m waterkolom
Duur van de onderdompeling in water: maximaal 96 uur
Tijdens de onderdompeling max. 10 schakelingen
Regelbedrijf is tijdens een onderdompeling niet mogelijk
Exacte uitvoering: zie typeplaatje op de aandrijving.
Vervuilingsgraad 4 (in gesloten toestand), vervuilingsgraad 2 (intern)Vervuilingsgraad conform IEC
60664-1
2 g, 10 tot 200 Hz (AUMA NORM), 1 g, 10 tot 200 Hz (voor aandrijvingen met geïntegreerde
besturingseenheid voor de aandrijving AM of AC)
Bestand tegen schokken en trillingen tijdens de start-up resp. bij storingen van de installatie. Een
ongelimiteerde bestendigheid kan daaruit niet worden afgeleid. Geldt voor zwenkaandrijvingen in de
uitvoering AUMA NORM en in de uitvoering met geïntegreerde besturingseenheid voor de aandrijving,
elk met AUMA rondstekker. Geldt niet in combinatie met reductiekasten.
Schokbestendigheid volgens IEC
60068-2-6
KS: geschikt voor de toepassing binnen zones met een hoge zoutbelasting, vrijwel
constante condensatie en sterke verontreiniging.
Standaard:Corrosiebescherming
KX: geschikt voor de toepassing binnen zones met een extreem hoge zoutbelasting,
constante condensatie en sterke verontreiniging.
Optie:
KX-G: zoals KX, echter uitvoering zonder aluminium (buitenliggende onderdelen)
Tweelaags poedercoating
Tweecomponentenverf met ijzeroxidebestanddeel
Coating
AUMA zilvergrijs (gelijkwaardig aan RAL 7037)Standaard:Kleur
Leverbare verfkleuren op aanvraagOptie:
AUMA zwenkaandrijvingen voldoen aan resp. overtreffen de eisen voor de technische levensduur van
de EN 15714-2. Gedetailleerde informatie is op aanvraag verkrijgbaar.
Levensduur
80
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
Technische gegevens AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU
Overig
Machinerichtlijn 2006/42/EG
Laagspanningsrichtlijn 2014/35/EU
EMC-richtlijn 2014/30/EU
RoHS-richtlijn 2011/65/EU
RED-richtlijn 2014/53/EU
EG-richtlijnen
Technische gegevens schakelaar inschakelen handwiel
106schakelbewegingenMechanische levensduur
Verzilverde contacten:
12 V DCU min.
250 V ACU max.
3 A bij 250 V (inductieve belasting, cos phi = 0,8)I max. wisselstroom
3 A bij 12 V (ohmse belasting)I max. gelijkstroom
14.2. Technische gegevens besturingseenheid voor de aandrijving
Uitvoering en functies
Zie typeplaatje
Toegestane fluctuatie van de netspanning: ±10 %
Toegestane fluctuatie van de netspanning: ±30 % (optioneel)
Toelaatbare fluctuatie van de netfrequentie: ±5 %
Voedingsspanning
24 V DC: +20 %/-15 %
Stroomverbruik: standaarduitvoering ca. 250 mA, met opties tot 500 mA
Bij externe voeding van de elektronica moet de spanningsvoorziening van de geïntegreerde besturing
een versterkte isolatie tegen netspanning conform IEC 61010-1 hebben en tot 150 VA uitgangsvermogen
begrensd zijn.
Externe voeding van de elektronica
(optie)
Stroomverbruik van de besturingseenheid voor de aandrijving in relatie tot de netspanning:
Bij toelaatbare fluctuatie in de netspanning van±10 %:
100 tot 120 V AC = max. 740 mA
208 tot 240 V AC = max. 400 mA
380 tot 500 V AC = max. 250 mA
515 V AC = max. 200 mA
Bij toelaatbare fluctuatie in de netspanning van±30 %:
100 tot 120 V AC = max. 1 200 mA
208 tot 240 V AC = max. 750 mA
380 tot 500 V AC = max. 400 mA
515 tot 690 V AC = max. 400 mA
Stroomverbruik
categorie III volgens IEC 60364-4-443Overspanningscategorie
De besturingseenheid voor de aandrijving is op het nominaal vermogen van de motor berekend, zie
typeplaatje motor
Nominaal vermogen
Magneetschakelaars (mechanisch en elektrisch vergrendeld) voor AUMA vermogensklasse
A1/A2
Standaard:Voedingseenheid
Magneetschakelaars (mechanisch en elektrisch vergrendeld) voor AUMA vermogensklasse
A3
Opties:
Tweerichtingsthyristor bidirectioneel voor netspanningen tot 500 V AC (aanbevolen voor
regelaandrijvingen) voor AUMA vermogensklassen B1, B2 en B3
De magneetschakelaars hebben een te verwachten technische levensduur van 2 miljoen schakelingen
Voor toepassingen met een hoge schakelfrequentie adviseren wij het gebruik van thyristors.
Indeling van de AUMA vermogensklassen: zie elektrische gegevens van de aandrijving
Via Modbus RTU interfaceAansturing en terugmeldingen
81
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU Technische gegevens
Uitvoering en functies
2 vrije analoge ingangen (0/4 – 20 mA), 4 vrije digitale ingangen
-Signaaloverdracht vindt plaats via de veldbus-interface
Ingangen OPEN, STOP, DICHT, NOOD, I/O interface, MODE (via opto-coupler, daarvan OPEN,
STOP, DICHT, MODE met een gemeenschappelijk referentiepotentiaal en NOOD, I/O interface elk
met een separaat referentiepotentiaal)
-Stuuringangen OPEN, STOP, DICHT, NOOD
-I/O-interface: Selectie van de wijze van aansturen (veldbusinterface of extra ingangssignalen)
-MODE: keuze uit open-dicht bedrijf (OPEN, STOP, DICHT) of regelbedrijf (0/4 – 20 mA setpoint-
waarde stand)
-Extra 1 analoge ingang (0/4 – 20 mA) voor instelwaarde stand
Ingangen OPEN, STOP, DICHT, NOOD, I/O interface, MODE (via opto-coupler, daarvan OPEN,
STOP, DICHT, MODE met een gemeenschappelijk referentiepotentiaal en NOOD, I/O interface elk
met een separaat referentiepotentiaal)
-Stuuringangen OPEN, STOP, DICHT, NOOD
-I/O-interface: Selectie van de wijze van aansturen (Veldbusinterface of extra ingangssignalen)
-MODE: keuze uit open-dicht bedrijf (OPEN, STOP, DICHT) of regelbedrijf (0/4 – 20 mA setpoint-
waarde stand)
-Extra 1 analoge ingang (0/4 – 20 mA) voor instelwaarde stand en 1 analoge ingang (0/4 – 20
mA) voor de actuele waarde van het proces
Veldbusinterface met extra
ingangssignalen (optie)
24 V DC, stroomverbruik: ca. 10 mA per ingangStandaard:Stuurspanning/stroomverbruik voor
stuursignaalingangen 48 V DC, stroomverbruik: ca. 7 mA per ingang
60 V DC, stroomverbruik: ca. 9 mA per ingang
100 – 125 V DC, stroomverbruik: ca. 15 mA per ingang
100 – 120 V AC, stroomverbruik: ca. 15 mA per ingang
Opties:
Alle ingangssignalen (statusmeldingen) moeten van dezelfde voedingsspanning (potentiaal) worden
voorzien.
Via Modbus RTU interfaceStatusmeldingen
Extra, binaire uitgangssignalen (als optie en alleen in combinatie met extra ingangssignalen beschikbaar)
Deze uitgangssignalen zijn niet beschikbaar via de DeviceNet interface.
6 programmeerbare signaleringsrelais:
-5 potentiaalvrije maakcontacten NO met gemeenschappelijk referentiepotentiaal, max. 250 V
AC, 1 A (ohmse belasting)
Standaard programmering: eindstand DICHT, eindstand OPEN, keuzeschakelaar AFSTAND,
draaimomentfout DICHT, draaimomentfout OPEN
-1 potentiaalvrij wisselcontact CO, max. 250 V AC, 5 A (ohmse belasting)
Standaard programmering: verzamelstoringsmelding (draaimomentfout, fasenuitval,
motorbeveiliging aangesproken)
6 programmeerbare signaleringsrelais:
-5 potentiaalvrije wisselcontacten NO met gemeenschappelijk referentiepotentiaal, max. 250 V
AC, 1 A (ohmse belasting)
-1 potentiaalvrij wisselcontact CO, max. 250 V AC, 5 A (ohmse belasting)
6 programmeerbare signaleringsrelais:
-6 potentiaalvrije wisselcontacten CO zonder gemeenschappelijk referentiepotentiaal, max. 250
V AC, 5 A (ohmse belasting)
6 programmeerbare signaleringsrelais:
-4 spanningsuitval-veilige potentiaalvrije maakcontacten NO met gemeenschappelijk
referentiepotentiaal, max. 250 V AC, 1 A (ohmse belasting), 1 potentiaalvrij maakcontact NO,
max. 250 V AC, 1 A (ohmse belasting), 1 potentiaalvrij wisselcontact CO, max. 250 V AC, 5 A
(ohmse belasting)
6 programmeerbare signaleringsrelais:
-4 spanningsuitval-veilige potentiaalvrije maakcontacten NO, max. 250 V AC, 5 A (ohmse
belasting), 2 potentiaalvrije wisselcontacten CO, max. 250 V AC, 5 A (ohmse belasting)
Alle binaire/digitale uitgangssignalen (statusmeldingen) moeten van dezelfde voedingsspanning
(potentiaal) worden voorzien.
Analoog uitgangssignaal voor de standmelding
-Potentiaalgescheiden standterugmelding 0/4 – 20 mA (weerstandsbelasting max. 500Ω)
Veldbusinterface Met extra
uitgangssignalen (optie)
Hulpspanning 24 V DC: max. 100 mA als voeding van de stuursignaalingangen,
potentiaalgescheiden ten opzichte van de interne spanningsvoorziening
Standaard:Uitgangsspanning
Hulpspanning 115 V AC: max. 30 mA als voeding van de stuursignaalingangen,
potentiaalgescheiden ten opzichte van de interne spanningsvoorziening
(Niet mogelijk in combinatie met een PTC-tripping device)
Optie:
82
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
Technische gegevens AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU
Uitvoering en functies
Redundante lijntopologie met universeel redundant gedrag overeenkomstig AUMA redundantie I resp.
II
Redundante ringtopologie in combinatie met het SIMA2Master Station
Max. aantal aandrijvingen met besturingseenheid per redundante ring: 247 aandrijvingen
Max. mogelijke kabellengte tussen de aandrijvingen met besturingseenheid zonder extra externe
repeater: 1 200 m
Max. mogelijke totale kabellengte per redundante ring: ca. 290 km
Automatische inbedrijfstelling van de redundante ring met behulp van het SIMA2Master Station
Redundantie (optie)
Stekkertypen: ST resp. SC stekker
Glasvezelkabels
-Multimode: 62,5(50)/125 µm, reikwijdte ca. 2,5 km (max. 2,0 dB/km)
-Singlemode: 9/125 µm, reikwijdte ca. 15 km (max. 0,4 dB/km)
Topologieën: lijn, ster en redundante ring (met 1-kanaals Modbus RTU interface)
Baud rate: tot 115,2 kbit/s
Optisch budget:
-Multimode: 13 dB
-Singlemode: 17 dB
Golflengte: 1 310 mm
Glasvezel couplers van EKS op de geleidertechniek vereist, te verkrijgen bij: AUMA resp. www.eks-
engel.com
Glasvezelkabel aansluiting (optie)
Keuzeschakelaar: Local control - Off - Remote control (LOKAAL - UIT - AFSTAND -
afsluitbaar in alle drie standen)
Drukknoppen OPEN, STOP, DICHT, RESET
-Lokaal STOP
De aandrijving kan, indien de keuzeschakelaar in de stand Remote control
(AFSTAND) staat, met behulp van de drukknop STOP van de lokale
bedieningseenheid worden gestopt. (Bij de fabrieksinstelling is deze functie niet
geactiveerd)
6 signaallampen:
-Eindstand DICHT (geel), draaimomentfout DICHT (rood), motorbeveiliging
aangesproken (rood), draaimomentfout OPEN (rood), eindstand en indicatie
aandrijving in bedrijf OPEN (groen), Bluetooth (blauw)
Grafisch LC-display: verlicht
Standaard:Lokale bedieningseenheid
Speciale kleuren voor de signaallampen:
-Eindstand DICHT (groen), draaimomentfout DICHT (blauw), draaimomentfout
OPEN (geel), motorbeveiliging aangesproken (violet), eindstand OPEN (rood)
Optie:
Bluetooth-klasse II chip, versie 2.1: Met een bereik van max. 10 m in een industriële omgeving ondersteunt
het Bluetooth-profiel SPP (Serial Port Profile).
Benodigde toebehoren:
AUMA CDT (tool ten behoeve van de inbedrijfstelling en diagnose voor een op Windows gebaseerde
pc)
AUMA Assistant App (inbedrijfstellings- en diagnosetool)
Bluetooth
communicatie-interface
83
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU Technische gegevens
Uitvoering en functies
Wijze van uitschakelen: instelbaar, weg- of draaimomentafhankelijk voor de eindstand
OPEN en de eindstand DICHT
Draaimomentoverbrugging start-up (actuator start monitor): duur instelbaar (met
instelbare begrenzing van het draaimoment (Peak Torque) tijdens de start-up tijd)
Taktbegin/takteinde/draai- en pauzetijd: instelbaar, 1 tot 1 800 seconden, onafhankelijk
voor de richting OPEN/DICHT
8 willekeurige tussenstanden: instelbaar tussen 0 en 100 %, reactie en meldgedrag
parametreerbaar
Indicaties aandrijving in bedrijf knipperend: instelbaar
Standmelder
-Instelwaarde stand via Modbus RTU-interface
-Parametreerbaar gedrag bij signaaluitval
-Automatische aanpassing van de dode band (adaptief gedrag mogelijk)
-Split-Range-toepassing
-Omschakeling tussen OPEN-DICHT aansturing en setpoint aansturing via de
Veldbusinterface
Standaard:Functionele toepassingen
Procesregelaar PID: met adaptieve positioner, via analoge ingangen 0/4 – 20 mA voor
de instelwaarde van het proces en de actuele waarde van het proces
Vrijspoelautomaat: max. 5 pogingen tot beweging, tijd in tegengestelde richting
instelbaar
Statische en dynamische registratie van het draaimoment in beide draairichtingen met
draaimoment-meetflens als toebehoren
Opties:
NOOD beweging: (gedrag is programmeerbaar)
-via extra ingang (optie, low active) of via de veldbusinterface
-Reactie kan worden geselecteerd: STOP, beweeg naar de eindstand DICHT,
beweeg naar de eindstand OPEN, beweeg naar tussenstand
-Draaimomentbewaking bij NOOD-beweging kan worden overbrugd
-Thermische motorbeveiliging tijdens NOOD-beweging kan worden overbrugd
(alleen in combinatie met thermoknopen in de aandrijving, niet met PTC-
weerstanden)
Standaard:Veiligheidsfuncties
Vrijgave van de lokale bedieningseenheid via veldbusinterface. Daarmee kan de
bediening van de aandrijving via de drukknoppen van de lokale bedieningseenheid
worden vrijgegeven of geblokkeerd.
Lokaal STOP
-De aandrijving kan, indien de keuzeschakelaar in de stand Remote control
(AFSTAND) staat, met behulp van de drukknop STOP van de lokale
bedieningseenheid worden gestopt. (Bij de fabrieksinstelling is deze functie niet
geactiveerd.)
Interlock voor hoofd-/bypass-afsluiter: Vrijgave van de instelopdrachten OPEN of
DICHT via de Veldbusinterface
NOOD UIT slagknop (vergrendelend): onderbreekt onafhankelijk van de
keuzeschakelaarstand het elektrische bedrijf
PVST (Partial Valve Stroke Test): ter controle van de goede werking van de besturing
en aandrijving, parametreerbaar: richting, slag, (sluit-)tijd, reverse tijd
Als optie:
Beveiliging tegen overbelasting van de afsluiter: instelbaar, leidt tot uitschakeling en genereert een
foutmelding
Bewaking van de motortemperatuur (thermische bewaking): leidt tot uitschakeling en genereert een
foutmelding
Bewaking van het verwarmingselement in de aandrijving: genereert een waarschuwingsmelding
Bewaking van de toelaatbare inschakelduur en het aantal schakelingen: instelbaar, genereert een
waarschuwingsmelding
Insteltijdbewaking: instelbaar, genereert een waarschuwingsmelding
Bewaking fase-uitval: leidt tot uitschakeling en genereert een foutmelding
Automatische correctie van de draairichting bij verkeerde fasevolgorde (draaistroom)
Bewakingsfuncties
84
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
Technische gegevens AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU
Uitvoering en functies
Elektronische apparatuurpas met bestel- en productgegevens
Registratie bedrijfsgegevens: ieder adres heeft een te resetten teller en een levensduurteller voor:
-Bedrijfsuren motor, schakelbewegingen, draaimomentafhankelijke uitschakelingen in eindstand
DICHT, wegafhankelijke uitschakelingen in eindstand DICHT, draaimomentafhankelijke
uitschakelingen in eindstand OPEN, wegafhankelijke uitschakelingen in eindstand OPEN,
draaimomentfouten DICHT, draaimomentfouten OPEN, uitschakelingen door motorbeveiliging
Een met de tijd afgestempeld gebeurtenissen-protocol met instellings-, bedrijfs-, en foutenhistorie
Statussignalen overeenkomstig NAMUR-aanbeveling 107: "Uitval", "Functiecontrole", "Buiten de
specificatie", "Onderhoud vereist"
Draaimomentgrafieken (bij uitvoering met MWG in de aandrijving):
-3 draaimomentgrafieken (draaimoment-stelweg-grafiek) voor de open- en sluitrichting gescheiden
op te slaan.
-De opgeslagen draaimomentgrafieken kunnen op de display worden weergegeven.
Diagnosefuncties
Bewaking van de motortemperatuur in combinatie met thermoknopen in de motor van de
aandrijving
Standaard:Analyse motorbeveiliging
Thermisch overstroomrelais in de besturing in combinatie met thermoknopen in de
aandrijving
PTC-tripping device in combinatie met PTC-weerstanden in de motor van de aandrijving
Als optie:
Beveiliging van de elektronica van de aandrijving en de besturing tegen te hoge spanningen op de
veldbuskabels tot 4 kV.
Overspanningsbeveiliging (optie)
AUMA rondstekkers met schroefaansluitingStandaard:Elektrische aansluiting
Vergulde signaalstekkers (bussen en stekkers).Optie:
Metrische schroefdraadStandaard:Schroefdraad voor kabelingangen
Pg-schroefdraad, NPT-schroefdraad, G(as)-schroefdraad
Klemmen of crimpaansluiting
Opties:
Zie typeplaatjeSchakelschema
Extra bij uitvoering Non-Intrusive met MWG in de aandrijving
Instelling van het wegschakel- en draaimomentmechanisme via de lokale besturingseenheid.
Via Modbus RTU interface
Potentiaalgescheiden analoge uitgang 0/4 – 20 mA (weerstandsbelasting max. 500Ω). Als optie, alleen
in combinatie met signaleringsrelais mogelijk.
Draaimomentmelding
Instellingen/programmering van de Modbus RTU interface
De instelling van baud rate, pariteit en het Modbus adres vindt plaats via het display van de
besturingseenheid voor de aandrijving.
Instelling van de Modbus RTU
interface
Algemene gegevens van de Modbus RTU interface
Modbus RTU overeenkomstig IEC 61158 en IEC 61784Communicatieprotocol
Lijn-(veldbus-)structuur. Met behulp van repeaters zijn ook boomstructuren te realiseren.
Probleemloos aansluiten en loskoppelen van apparatuur tijdens bedrijf mogelijk.
Netwerktopologie
Getwiste, afgeschermde koperen kabel overeenkomstig IEC 61158Overdrachtsmedium
EIA-485 (RS-485)Interface veldbus
Redundante lijntopologie:
Mogelijke kabellengte met
repeater (totale netwerk-
kabellengte)
Max. kabellengte (segmentlengte)
zonder repeater
Baud rate (kBit/s)
ca. 10 km1 200 m9,6 – 115,2
Redundante ringtopologie:
Max. mogelijke kabellengte van
de redundante ring
Max. kabellengte tussen
aandrijvingen (zonder repeater)
Baud rate (kBit/s)
ca. 290 km1 200 m9,6 – 115,2
Overdrachtssnelheid/kabellengte
Modbus-slave, bijv. apparatuur met digitale en/of analoge in- en uitgangen zoals actoren, sensorenToesteltypen
85
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU Technische gegevens
Algemene gegevens van de Modbus RTU interface
32 toestellen in ieder segment zonder repeater, met repeaters uit te breiden tot 247Aantal toestellen
Polling-procedure tussen master en slaves (query-response)Veldbustoegang
01 Read Coil Status
02 Read Input Status
03 Read Holding Registers
04 Read Input Registers
05 Force Single Coil
15 (0FHex) Force Multiple Coils
06 Preset Single Register
16 (10Hex) Preset Multiple Registers
17 (11Hex) Report Slave ID
08 Diagnostics:
00 00 Loopback
00 10 (0AHex) Clear Counters and Diagnostic Register
00 11 (0BHex) Return Bus Message Count
00 12 (0CHex) Return Bus Communication Error Count
00 13 (0DHex) Return Bus Exception Error Count
00 14 (0EHex) Return Slave Message Count
00 15 (0FHex) Return Slave No Response Count
00 16 (10Hex) Return Slave NAK Count
00 17 (11Hex) Return Slave Busy Count
00 18 (12Hex) Return Character Overrun Count
Ondersteunde Modbus functies
(diensten)
Opdrachten en meldingen van de Modbus RTU interface
OPEN, STOP, DICHT, setpoint-waarde stand, RESET, NOOD instelopdracht, vrijgave van de lokale
bedieningseenheid, interlock OPEN/DICHT
Process image uitgang
(stuuropdrachten)
Eindstand OPEN, DICHT
Actuele waarde stand
Actuele waarde draaimoment, MWG in de aandrijving vereist
Keuzeschakelaar in stand Local control / Remote control (LOKAAL/AFSTAND)
Indicatie aandrijving in bedrijf (afhankelijk van de richting)
Draaimomentschakelaar OPEN, DICHT
Wegschakelaar OPEN, DICHT
Handmatige bediening door handwiel of lokale bedieningseenheid
Analoge (2) en digitale (4) ingangen voor de klant/contractor
Process image ingang
(terugmeldingen)
Motorbeveiliging aangesproken
Draaimomentschakelaar aangesproken vóór het bereiken van de eindstand
Uitval van een fase
Uitval van de analoge ingangen voor de klant/contractor
Proces image ingang
(foutmeldingen)
De reactie van de aandrijving is parametreerbaar:
bij de actuele stand blijven staan
beweging naar eindstand OPEN of DICHT uitvoeren
beweging naar willekeurige tussenstand uitvoeren
als laatste ontvangen instelopdracht uitvoeren
Gedrag bij communicatieuitval
Toepassingsvoorwaarden
Gebruikmaking zowel binnen als buiten toegestaanGebruikmaking
WillekeurigMontagepositie
2 000 m boven N.A.P.
> 2 000 m boven N.A.P., op aanvraag
Opstellingshoogte
Zie typeplaatje besturingseenheidOmgevingstemperatuur
Tot 100 % relatieve luchtvochtigheid over het totale toelaatbare temperatuurbereikLuchtvochtigheid
86
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
Technische gegevens AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU
Toepassingsvoorwaarden
IP68Standaard:Beschermingsgraad conform DIN
EN 60529 Aansluitruimte extra tegen de binnenzijde van de besturing afgedicht (double sealed)Optie:
De beschermingsgraad IP68 voldoet conform de definitie van AUMA aan de volgende eisen:
Waterdiepte: maximaal 8 m waterkolom
Permanent onderdompelen in water: maximaal 96 uur
Tijdens de onderdompeling: max. 10 keer bedienen
Regelbedrijf is tijdens het onderdompelen niet mogelijk.
Exacte uitvoering: zie typeplaatje op de besturingseenheid voor de aandrijving.
Vervuilingsgraad 4 (in een gesloten toestand), vervuilingsgraad 2 (intern)Vervuilingsgraad conform IEC
60664-1
1 g, voor 10 tot 200 Hz
Bestand tegen schokken en trillingen tijdens de start-up resp. bij storingen van de installatie. Een
ongelimiteerde bestendigheid kan daaruit niet worden afgeleid. (Geldt niet in combinatie met
tandwielkasten/reductorkasten)
Trillingsvastheid conform IEC
60068-2-6
KS: geschikt voor de toepassing binnen zones met een hoge zoutbelasting, vrijwel
constante condensatie en sterke verontreiniging.
Standaard:Corrosiebescherming
KX: geschikt voor de toepassing binnen zones met een extreem hoge zoutbelasting,
constante condensatie en sterke verontreiniging.
Optie:
Tweelaags poedercoating
Tweecomponentenverf met ijzeroxidebestanddeel
Coating
AUMA zilvergrijs (gelijkwaardig aan RAL 7037)Standaard:Kleur
Leverbare verfkleuren op aanvraagOptie:
Toebehoren
Voor het bevestigen van de besturingseenheid gescheiden van de aandrijving, inclusief stekkerverbinding.
Verbindingskabel op aanvraag.
Aanbevolen bij hoge omgevingstemperaturen, moeilijke bereikbaarheid of als tijdens bedrijf sterke
schokken optreden.
De kabellengte tussen de aandrijving en de besturingseenheid voor de aandrijving bedraagt max. 100
m. Voor de standterugmelding is in de aandrijving een MWG nodig.
Wandbeugel
AUMA CDT (tool ten behoeve van de inbedrijfstelling en diagnose voor een op Windows gebaseerde
pc)
AUMA Assistant App (inbedrijfstellings- en diagnosetool)
Parametreerprogramma
Toebehoren voor het meten van het draaimoment voor SA/SAR 07.2 – SA/SAR 16.2Draaimoment-meetflens DMF
Overig
ca. 7 kg (met AUMA-rondstekkers)Gewicht
Machinerichtlijn 2006/42/EG
Laagspanningsrichtlijn 2014/35/EU
EMC-richtlijn 2014/30/EU
RoHS-richtlijn 2011/65/EU
EG-richtlijnen
14.3. Aandraaimomenten voor bouten
Tabel 36:
Aandraaimomenten voor bouten
Aandraaimoment [Nm]Schroefdraad
Sterkteklasse
A2-80/A4-80A2-70/A4-70
107,4M6
2418M8
4836M10
8261M12
200150M16
87
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU Technische gegevens
Aandraaimomenten voor bouten
Aandraaimoment [Nm]Schroefdraad
Sterkteklasse
A2-80/A4-80A2-70/A4-70
392294M20
1 0571 015M30
2 1211 769M36
88
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
Technische gegevens AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU
15. Reserveonderdelenlijst
15.1. Zwenkaandrijving SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2
89
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU Reserveonderdelenlijst
Bij iedere bestelling van reserveonderdelen a.u.b. het type toestel en ons ordernummer vermelden (zie typeplaatje). Er mogen uitsluitend
originele AUMA reserveonderdelen worden gebruikt. Bij toepassing van andere fabricaten vervalt de garantie en is elke vorm van
aansprakelijkheid van AUMA uitgesloten. Het is mogelijk dat de afbeelding van de onderdelen afwijkt van de geleverde onderdelen.
SoortOmschrijvingRef.nr.SoortOmschrijvingRef.nr.
BouwgroepMechanische standaanwijzing553.0BouwgroepBehuizing001.0
BouwgroepRondstekker female motor met kabelboom554.0BouwgroepIngaande as005.0
BouwgroepPotentiometer als standmelder556.0BouwgroepMotorkoppeling005.1
BouwgroepPotentiometer zonder slipkoppeling556.1Tandwiel handbediening (compl.)005.3
BouwgroepVerwarmingselement557.0BouwgroepWormwiel006.0
BouwgroepSignaalgever inclusief stiften (zonder
impulsschijf en isoleerplaat)
558.0BouwgroepHandaandrijving009.0
BouwgroepElektromechanische meld- en stuureenheid
met schakelaars, incl. meetkoppen voor
draaimomentmechanisme
559.0–1Draaimomentvinger (compl.)017.0
BouwgroepElektronische meld- en stuureenheid met
magnetische weg- en draaimomentsensor
(MWG)
559.0–2BouwgroepTandwielsegment018.0
BouwgroepPakket schakelaars voor de richting OPEN560.0-1Kroonwiel019.0
BouwgroepPakket schakelaars voor de richting DICHT560.0-2BouwgroepAandrijftandwiel voor
draaimomentmechanisme
022.0
BouwgroepWeg-/draaimomentsensor560.1BouwgroepTandwiel wegschakelmechanisme023.0
Schakelaarscassette voor de richting
OPEN
560.2-1BouwgroepTandwiel wegschakelmechanisme024.0
Schakelaarscassette voor de richting
DICHT
560.2–2BouwgroepFixeerplaat025.0
BouwgroepStandmelder RWG566.0BouwgroepAardkabel058.0
BouwgroepPotentiometer voor RWG zonder
slipkoppeling
566.1BouwgroepMotor (incl. ref.nr. 079.0)070.0
BouwgroepPrintplaat voor RWG566.2BouwgroepPlanetair stelsel motorzijde079.0
BouwgroepKabelset voor RWG566.3BouwgroepTandwielkastje155.0
BouwgroepSlipkoppeling voor potentiometer567.1BouwgroepDeksel500.0
BouwgroepMotorkoppeling aan de kant van de motor583.0BouwgroepRondstekker female (compl.)501.0
BouwgroepStift voor motorkoppeling583.1BouwgroepRondstekker male zonder stiften502.0
Borgveer voor motorkoppeling584.0BouwgroepStekkerbus voor besturing503.0
BouwgroepAansluitflens met eindaanslag596.0Stekkerbus voor motor504.0
BouwgroepSchroefplug eindaanslag612.0BouwgroepStekkerstift voor besturing505.0
BouwgroepStandmelder EWG614.0BouwgroepStekkerstift voor motor506.0
Deksel MWG 05.3627.0BouwgroepDeksel voor elektrische aansluiting507.0
BouwgroepIngaande as planetair stelsel629.0BouwgroepKoppelbus525.0
SetSet O-ringen, kleinS1BouwgroepSchroefplug539.0
SetSet O-ringen, grootS2Handwiel met hendel542.0
90
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
Reserveonderdelenlijst AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU
15.2. Besturingseenheid voor de aandrijving AC 01.2 voorzien van elektrische aansluiting SD
91
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU Reserveonderdelenlijst
Bij iedere bestelling van reserveonderdelen a.u.b. het type toestel en ons ordernummer vermelden (zie typeplaatje). Er mogen uitsluitend
originele AUMA reserveonderdelen worden gebruikt. Bij toepassing van andere fabricaten vervalt de garantie en is elke vorm van
aansprakelijkheid van AUMA uitgesloten. Het is mogelijk dat de afbeelding van de onderdelen afwijkt van de geleverde onderdelen.
SoortOmschrijvingRef.nr.
BouwgroepBehuizing001.0
BouwgroepLokale bedieningseenheid002.0
BouwgroepPrintplaat lokale bedieningseenheid002.3
Afschermkap display002.4
BouwgroepPrintplaat netvoeding006.0
Veldbusprintplaat008.1
BouwgroepPrintplaat logica009.0
BouwgroepRelaisprintplaat011.1
Optie-printplaat012.0
BouwgroepAansluitprintplaat veldbus050.1
BouwgroepDeksel500.0
BouwgroepRondstekker female (compl.)501.0
BouwgroepRondstekker male zonder stiften502.0
BouwgroepStekkerbus voor besturing503.0
BouwgroepStekkerbus voor motor504.0
BouwgroepStekkerstift voor besturing505.0
BouwgroepStekkerstift voor motor506.0
BouwgroepElektrische aansluiting voor veldbus zonder aansluitprintplaat (050.1)507.0
BouwgroepFrame voor elektrische aansluiting507.1
BouwgroepMotorsturing508.0
BouwgroepHangslot509.1
SetSet zekeringen510.0
BouwgroepDeksel611.0
SetSet O-ringenS
92
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
Reserveonderdelenlijst AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU
Trefwoordenregister
A
Aansluitkabel 32
Aansluitkabels 23
Aansluitschema 22
Aansluitschema aandrijving 11, 12
Aansturing 11, 12
Aardlekschakelaar (FI) 23
Actuele waarde - weergave
in het display
45
Aderdiameter (veldbuskabel) 24
Aderdoorsnede
(veldbuskabel)
24
Afstandsbediening van de
aandrijving
36
Afvoeren 78
Analoge meldingen 51
Assistant App 13
AUMA Assistant App 9, 13
AUMA Cloud 9
B
Baud rate 60
Bediening 35
Bedieningseenheid, lokale 35
Bediening van de aandrijving
op afstand
36
Bedrijfsmodus 11
Beschermingsgraad 10, 11, 11, 87
Beschermingsklasse 80
Beveiliging door
klant/contractor
22
Beveiliging tegen kortsluiting 22
Bewakingstijd 60
Blindstoppen 23
Blokkeertijd 41
Bluetooth 9
Bouwgrootte 12
Buiten de specificatie -
weergave in het display
47
C
CDT 9
Coating 87
Corrosiebescherming 15, 80, 87
D
DataMatrix-code 13
Digitale uitgangen 51
Direct oproepen met behulp
van ID
38
Display (weergaven) 43
Double Sealed 33
Draaimomentmechanisme 56
Draaimoment - weergave in
het display
45
Draairichting 60
E
Eindaanslagen 53
Elektrische aansluiting 22
EMC 24
Externe aansluiting voor
aarding
34
F
Flensafmetingen 12, 12
Fout 69
Fouten - weergave in het
display
47
Frequentiebereik 22
Functiecontrole - weergave in
het display
47
G
Gebruik 5
Gebruikersniveau 39
H
Handmatige bediening 35
Handwiel 17
Hoofdmenu 38
I
Inbedrijfstellen (weergaven in
het display)
43
Inbedrijfstelling 5
Indicatie aandrijving in bedrijf 49, 50
Indicatoren 43
Ingangssignaal 12
Ingangssignalen (input)
potentiaal
23
Ingangsstroom 12
Instelopdrachten - weergave
in het display
45
Insteltijd 10
Intrusive 8
Isolatieklasse 11
J
Jaar van productie 12
Jog-modus 36
K
Kabels 23
Kabelset 32
Kabelwartels 23
Keuringsprotocol afname 12
Kleur 87
Koppelbereik 10
Koppelbus 18, 18
Kwalificatie van personeel 5
93
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU Trefwoordenregister
L
LED’s (signaallampen) 49
Lokale bedieningseenheid 35
Lokale bediening van de
aandrijving
35, 35
Lokale instelling 37
Luchtvochtigheid 80
M
Mechanische standaanwijzing 49, 50, 64, 67
Mechanische standaanwijzing
(zelfinstellend)
64
Meldingen 51
Meldingen (analoog) 51
Menubediening 37
Montage 17
Montagepositie 86
Motorbedrijf 35
Motorbeveiliging 11
Motortype 11
N
Netfrequentie 11, 11
Netspanning 11, 11, 22
Netstelsels 22
Niet gereed AFSTAND -
weergave in het display
47
Nominaal vermogen 11
Nominale stroom 11
Nominale waarde - weergave
in het display
45
Non-Intrusive 8
Normen 5
O
Omgevingstemperatuur 10, 11, 80, 86
Onderhoud 5, 77, 77
Onderhoud vereist -
weergave in het display
48
Opdrachtnummer 10, 11
Opslag 15
Opstellingshoogte 86
Ordernummer 12
Overneemfunctie 36
Overspanningscategorie 81
P
Pariteit 60
Parkeerstekker 33
Password 39
Password invoeren 40
Password wijzigen 40
Pijlmarkering 50
Positioner - weergave in het
display
45
Productiejaar 12
Proefdraaien 60
R
Recycling 78
Reparatie 77
Reserveonderdelenlijst 89
Richtlijnen 5
S
Schakelschema 12, 22
Schakelschema
besturingseenheid voor de
aandrijving
11
Schijfje mechanische
standaanwijzing
49, 64, 67
Serienummer 10, 11, 12
Service 77
Signaallampen 49
Signaleringsrelais 51
Slave-adress 60
Sluitschroeven 23
Smering 77
Soort smeermiddel 10
Spanningsbereik 22
Spanningsvoorziening
elektronica
22
Standaanwijzing 49, 50, 64, 67
Stand afsluiter - weergave in
het display
44
Standmelder 12
Statusmeldingen 51
Statusmeldingen potentiaal 23
Statusmenu 38
Storing - weergave in het
display
44
Stroomsoort 11, 22
Stroomverbruik 22
Stuursignaalingangen
potentiaal
23
Stuurspanning 12
Support 77
T
Taal in het display 41
Tandwielkastje 67
Technische gegevens 79
Temperatuurbeveiliging 11
Toebehoren (elektrische
aansluiting)
32
Toepassingsgebied 5, 6
Toerental 11
Transport 14
Trillingsvastheid 87
Tussenstandweergave met
behulp van LED’s
49
Tussenstuk 33
Type 12
Typebenaming 10, 11
Typeplaatje 10
94
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
Trefwoordenregister AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU
U
Uitgangssignalen 51
Uitgangssignalen (output)
potentiaal
23
Uitval - weergave in het
display
48
Uitvoering en functies 85
V
Veiligheidsinstructies 5
Veiligheidsinstructies/
waarschuwingen
5
Veiligheidsmaatregelen 5, 23
Veiligheidsstandaards 23
Veldbusadres 60
Veldbuskabel 24
Veldbuskabels 30
Verhelpen van storingen 69
Verkeerde invoer 41
Verloopstukken 23
Vermogensfactor 11
Vermogensklasse 11
Vermogensklasse
schakelapparatuur
12
Verwarmingssysteem 23
Voedingsnetwerken 22
W
Waarschuwingen - weergave
in het display
46
Wandbeugel 32
Weergaven in het display 43
Wegschakelmechanisme 61
Z
Zekeringen 73
95
SQ 05.2 – SQ 14.2/SQR 05.2 – SQR 14.2 meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG)
AC 01.2 Non-Intrusive Modbus RTU Trefwoordenregister
AUMA Riester GmbH & Co. KG
P.O. Box 1362
DE 79373 Muellheim
Tel +49 7631 809 - 0
Fax +49 7631 809 - 1250
www.auma.com
AUMA BENELUX B.V.
NL 2314 XT Leiden
Tel +31 71 581 40 40
Fax +31 71 581 40 49
www.auma.nl
Y005.959/039/nl/1.21
Gedetailleerde informatie over de AUMA producten vindt u in het internet onder: www.auma.com
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96

AUMA Part-Turn actuators SQ 05.2 Handleiding

Type
Handleiding