Sentera Controls FI-E13153E6-19 Mounting Instruction

Type
Mounting Instruction
Bedienungsanleitung
www.sentera.eu
Gebruiksaanwijzing
allround
frequentieregelaar
IP66 (NEMA 4X)
0,37 kW – 22 kW/0,5 HP – 30 HP 110 – 480 V 1-fase ingang en
3-fasen ingang
2 | Optidrive ODE-3 IP66 Outdoor handleiding | Versie 1.23 www.invertekdrives.com
1. Veiligheidswaarschuwingen ....................4
1.1. Belangrijke veiligheidsinformatie .....................4
2. Algemene informatie en classificaties ............5
2.1. De frequentieregelaar identificeren aan de hand van het
modelnummer ........................................5
2.2. IP66 uitvoeringen .................................5
2.3. Uitleg typeplaatje .................................5
2.4. Modelnummers van de frequentieregelaars ...........6
3. Mechanische installatie ........................7
3.1. Algemeen ........................................7
3.2. Installatie volgens UL-richtlijnen ......................7
3.3. Mechanische afmetingen – IP66 (NEMA 4X) ingesloten
apparaten ...........................................7
3.4. Richtlijnen voor montage (IP66-apparaten) ............8
3.5. Wartelplaat en vergrendeling .......................8
3.6. De klemmendeksel verwijderen ......................9
3.7. Onderhoud. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
4. Elektrische installatie .........................10
4.1. Aansluitingen ....................................10
4.2. Aansluitschema .................................. 11
4.3. Aardverbinding ..................................12
4.4. Aansluiten op de voeding .........................13
4.5. Motoraansluiting .................................14
4.6. Aansluiting motorklemmenbox ......................14
4.7. Bedrading stuurstroomklemmen .....................14
4.8.
Instellen functionaliteit “REV/0/FWD” selectieschakelaar
..15
4.9. De interne potentiometer gebruiken (modellen met
schakelaar) .........................................16
4.10. Aansluitingen stuurstroomklemmen ..................16
4.11. Thermische beveiliging van de motor ................18
4.12. Installatie conform EMC richtlijnen ..................18
4.13. Optionele remweerstand .........................19
5. Bediening ...................................20
5.1. Bediening van het toetsenbord ......................20
5.2. Statusmeldingen van het display ....................20
5.3. Parameters veranderen ............................20
5.4. Alleen-lezen-parameters openen ...................21
5.5. Parameters resetten ...............................21
5.6. Een fout herstellen ................................21
5.7. Leddisplay ......................................22
6. Parameters ............................... 23
6.1. Standaard parameters .......................... 23
6.2. Parameterlijst .................................. 23
6.3. Parameterfuncties .............................. 25
6.4. Inbedrijfstelling van verschillende type motoren .....36
6.5. P-00 Alleen-lezen-parameters (weergave) .........39
7. Macroconfiguratie van analoge en digitale
ingangen
................................... 40
7.1. Algemeen .....................................40
7.2. Voorbeelden aansluitschema's ....................40
7.3. Uitleg gebruikte afkortingen .......................41
7.4. Macrofuncties - Klemmen mode (P-12 = 0) ......... 42
7.5. Macrofuncties - Toetsenbord mode (P-12 = 1 of 2) .. 43
7.6.
Macrofuncties - Veldbus mode (P-12 = 3, 4, 7, 8 of 9)
..43
7. 7.
Macrofuncties - Interne PI-aansturing (P-12 = 5 of 6)
....44
8. Modbus RTU-communicatie .................. 45
8.1. Inleiding .......................................45
8.2. Modbus RTU-specificaties ........................45
8.3. Pin lay‐out RJ45 connector .......................45
8.4. Modbus registerindeling .........................45
9. CAN-communicatie .......................48
9.1. CAN-communicatie .............................48
9.2. Aanvullende informatie met betrekking tot CAN,
Modbus of beide ...................................51
10. Technische gegevens ....................... 52
10.1. Omgevingseisen .............................. 52
10.2. Technische gegevens .......................... 52
10.3. 3-fasen-frequentieregelaar met 1-fase-voeding .... 52
10.4. Aanvullende informatie voor UL-conformiteit .......53
10.5. EMC-filter loskoppelen ........................ 53
11. Storing zoeken ............................ 54
11.1. Foutmeldingen .................................54
11.2 Een fout herstellen ..............................55
12. Energie-efficiëntie classificaties .............. 56
Beoogde doelgroep
Deze gebruikershandleiding is bedoeld om te worden gebruikt in combinatie met de Snel van start handleiding die bij de
frequentieregelaar wordt geleverd en is bedoeld om aanvullende informatie te geven voor geavanceerdere applicaties. De lezer
moet bekend zijn met de inhoud van de Snel van start handleiding en moet alle veiligheidswaarschuwingen en installatierichtlijnen die
zich daarin bevinden in acht nemen.
Versie 1.23 | Optidrive ODE-3 IP66 Outdoor handleiding | 3www.invertekdrives.com
Conformiteitsverklaring
Invertek Drives Ltd verklaart hierbij dat alle producten van het Optidrive ODE-3 productassortiment voldoen aan de relevante
veiligheidsvoorschriften van de volgende richtlijnen van de Raad:
2014/30/EU (EMC) en 2014/35/EU (LVD)
Het ontwerp en de productie is in overeenstemming met de volgende geharmoniseerde Europese normen:
EN 61800-5-1: 2007 Regelbare elektrische aandrijfsystemen. Veiligheidseisen. Elektrisch, thermisch en energie.
EN 61800-3: 2004 /A1 2012 Regelbare elektrische aandrijfsystemen. EMC-eisen en specifieke beproevingsmethoden
EN 55011: 2007 Grenswaarden en meetmethoden voor radiostoringskenmerken van HF-apparatuur
voor industriële, wetenschappelijke en medische doeleinden (zgn. ISM-apparatuur)
radiofrequentieapparatuur (EMC)
EN60529: 1992 Beschermingsgraden van behuizingen
Elektromagnetische compatibiliteit
Alle Optidrive frequentieregelaars zijn ontworpen met inachtneming van strenge EMC-richtlijnen. Alle versies zijn geschikt voor
gebruik bij een ingangsspanning van 230 V met 1 fase en een ingangsspanning 400 V met 3 fasen en zijn voorzien van een intern
EMC-filter voor het gebruik in de Europese Unie. Dit EMC-filter is ontworpen om emissies door geleiding via de voedingskabels
terug te dringen naar het elektriciteitsnet om te voldoen aan de bovengenoemde geharmoniseerde Europese normen.
Het is de verantwoordelijkheid van de installateur om ervoor te zorgen dat de apparatuur of het systeem waarin het product is
geïntegreerd, voldoet aan de EMC-wetgeving van het land waar het product wordt gebruikt en aan de geldende richtlijnen. Binnen
de Europese Unie moet de apparatuur waarin dit product is geïntegreerd, voldoen aan de EMC-richtlijn 2004/108/EG. Deze
gebruikershandleiding biedt instructies om ervoor te zorgen dat aan de geldende normen kan worden voldaan.
Copyright Invertek Drives Ltd © 2021
Alle rechten voorbehouden. Geen enkel deel van deze gebruikershandleiding mag worden gereproduceerd of verveelvoudigd in
enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of door middel van een systeem voor het
opslaan of ophalen van informatie zonder schriftelijke toestemming van de uitgever.
2 jaar garantie
Alle Invertek Optidrive frequentieregelaars hebben 2 jaar garantie op fabricagefouten vanaf de productiedatum. De fabrikant
aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade die tijdens of als gevolg van het transport, de ontvangst van de levering, de installatie
of de inbedrijfstelling wordt veroorzaakt. De fabrikant aanvaardt evenmin aansprakelijkheid voor schade die het gevolg is van een
ondeskundige, onzorgvuldige of foutieve installatie, een onjuiste instelling van de bedrijfsparameters van de frequentieregelaar, een
onjuiste combinatie van regelaar en motor, een onjuiste installatie, onaanvaardbare stof, vocht, bijtende stoffen, overmatige trilling of
gebruik bij omgevingstemperaturen die buiten de specificaties van het apparaat vallen.
De lokale distributeur kan naar eigen goeddunken andere voorwaarden opleggen. In alle gevallen met betrekking tot de garantie
moet eerst contact worden opgenomen met de lokale distributeur.
Deze gebruikershandleiding is niet de "originele gebruikershandleiding". Alle niet-Engelstalige versies zijn
vertalingen van de "originele gebruikershandleiding".
De inhoud van deze gebruikershandleiding wordt geacht correct te zijn op het moment dat deze wordt afgedrukt. In het belang van
voortdurende verbetering behoudt de fabrikant zich het recht voor om de specificaties van het product of de prestaties ervan of de
inhoud van de gebruikershandleiding zonder voorafgaande kennisgeving te wijzigen.
Deze gebruikershandleiding is bedoeld voor gebruik met firmwareversie 3.10
Gebruikershandleiding herziening 1.23
Bij Invertek Drives Ltd wordt naar voortdurende verbetering gestreefd en hoewel alles in het werk is gesteld om nauwkeurige en
actuele informatie te verstrekken, dient de informatie in deze gebruikershandleiding uitsluitend te worden gebruikt als leidraad en
vormt deze geen contract.
Bij de installatie van de frequentieregelaar op een voedingsspanning waar de fase-aardespanning de fase-fasespanning
kan overschrijden (meestal IT-netwerken of marine-vaartuigen), is het van essentieel belang dat de aarding van het interne
EMC-filter en van de overspanningsbeveiliging (indien aanwezig) wordt losgekoppeld. Raadpleeg bij twijfel uw retailer
voor meer informatie.
Deze handleiding is bedoeld als leidraad voor een correcte installatie. Invertek Drives Ltd kan niet aansprakelijk worden
gesteld voor de naleving of niet-naleving van nationale, lokale of andere voorschriften voor de juiste installatie van deze
frequentieregelaar of bijbehorende apparatuur. Er bestaat gevaar voor persoonlijk letsel en/of schade aan de apparatuur
bij het niet-naleven van de voorschriften tijdens de installatie.
Deze Optidrive bevat hoogspanningscondensatoren. Na het verwijderen van de hoofdvoeding duurt het enige tijd tot deze
zijn ontladen. Voordat u aan de frequentieregelaar begint te werken, dient u zich ervan te verzekeren dat de hoofdtoevoer van
de netingangen is losgekoppeld. Wacht tien (10) minuten tot de condensatoren zijn ontladen tot een veilig spanningsniveau.
Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan ernstig lichamelijk letsel of de dood tot gevolg hebben.
Alleen gekwalificeerd elektrisch personeel dat vertrouwd is met de constructie en werking van dit apparaat en de
gevaren die ermee gepaard gaan, mag dit apparaat installeren, afstellen, bedienen of onderhouden. Lees en begrijp
deze handleiding en andere toepasselijke handleidingen in hun geheel voordat u verder gaat. Het niet in acht nemen van
deze voorzorgsmaatregel kan ernstig lichamelijk letsel of de dood tot gevolg hebben.
4 | Optidrive ODE-3 IP66 Outdoor handleiding | Versie 1.23 www.invertekdrives.com
Veiligheidswaarschuwingen
1
1. Veiligheidswaarschuwingen
1.1. Belangrijke veiligheidsinformatie
Gelieve de onderstaande BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINFORMATIE en alle waarschuwingen en opmerkingen in het overige deel
van de gebruikershandleiding door te lezen.
Gevaar: Geeft de kans op een elektrische schok
aan die, indien deze niet vermeden wordt, kan
leiden tot schade aan het apparaat en mogelijk
letsel of de dood.
Deze frequentieregelaar (Optidrive) is bedoeld voor
professionele inbouw in complete apparatuur of systemen als
onderdeel van een vaste installatie. Een onjuiste installatie kan
een veiligheidsrisico vormen. De Optidrive maakt gebruik van
hoge spanningen en stroom, slaat een hoog niveau elektrische
energie op en wordt gebruikt om mechanische apparaten
aan te drijven die verwondingen kunnen veroorzaken. Bij het
ontwerp en het in bedrijf stellen en de elektrische installatie van
het apparaat dient hier rekening mee te worden gehouden om
risico's te vermijden, zowel bij normaal gebruik als bij storingen
aan de apparatuur. Installatie en het onderhoud van dit product
mogen alleen worden uitgevoerd door gekwalificeerde
elektriciens.
Het ontwerp, de installatie, de inbedrijfstelling en het onderhoud
van het apparaat dienen alleen te worden uitgevoerd door
personeel dat over de nodige opleiding en ervaring beschikt.
Zij moeten deze veiligheidsinformatie en de instructies in
deze handleiding zorgvuldig lezen en alle informatie met
betrekking tot het transport, de opslag, de installatie en het
gebruik van de Optidrive, met inbegrip van de aangegeven
omgevingsbeperkingen, opvolgen.
Voer geen isolatietest of spanningstest uit op de Optidrive. Voer
eventueel vereiste elektrische metingen uit wanneer de Optidrive
is losgekoppeld.
Gevaar voor elektrische schokken! Koppel de Optidrive
los en ISOLEER de Optidrive alvorens werkzaamheden
aan de Optidrive uit te voeren. Op de klemmen en de
frequentieregelaar staan tot 10 minuten na het uitschakelen
van de elektrische voeding hoge spanningen. Controleer
altijd met een geschikte multimeter of er geen spanning op de
aansluitklemmen van de frequentieregelaar staat voordat u met
de werkzaamheden begint.
Als de frequentieregelaar via een stekker en contactdoos wordt
gevoed, mag deze pas na 10 minuten na het uitschakelen van
de voeding worden losgekoppeld.
Zorg voor de juiste aardverbinding. De aardleiding moet
sterk genoeg zijn om de maximale foutstroom te geleiden die
normaal gesproken door de zekeringen of installatieautomaten
wordt begrensd. Zekeringen of installatieautomaten moeten in
de netvoeding van de frequentieregelaar worden gemonteerd,
volgens de plaatselijke wetgeving en voorschriften.
Zorg voor een correcte aarding en kabelkeuze volgens de
plaatselijke wetgeving en voorschriften. De frequentieregelaar
kan een lekstroom van meer dan 3,5 mA hebben; bovendien
moet de aardleiding sterk genoeg zijn om de maximale
foutstroom te geleiden die normaal gesproken door de
zekeringen of installatieautomaten wordt begrensd. Zekeringen
of installatieautomaten moeten in de netvoeding van de
frequentieregelaar worden gemonteerd, volgens de plaatselijke
wetgeving en voorschriften.
Voer geen werkzaamheden aan de stuurstroomkabels van de
frequentieregelaar uit terwijl de frequentieregelaar of de externe
besturingscircuits onder spanning staan.
Gevaar: Geeft een mogelijk gevaarlijke situatie
aan die niet elektrisch is en die, indien deze niet
wordt vermeden, tot materiële schade kan leiden.
Binnen de Europese Unie moeten alle machines waarin dit
product wordt gebruikt, voldoen aan de Richtlijn 2006/42/EG,
veiligheid van machines. De machinefabrikant is in het bijzonder
verantwoordelijk voor het leveren van een hoofdschakelaar en het
verzekeren dat de elektrische apparatuur voldoet aan EN60204-1.
Het veiligheidsniveau van de besturingsingangsfuncties van
de Optidrive – bijvoorbeeld stop/start, vooruit/achteruit
en maximumsnelheid – is niet voldoende voor gebruik in
veiligheidskritische toepassingen zonder onafhankelijke
beschermingskanalen. Bij alle toepassingen waarbij een storing
letsel of de dood kan veroorzaken, moet een risicobeoordeling
worden uitgevoerd. Waar nodig moeten verdere
veiligheidsmaatregelen worden genomen.
De aangedreven motor kan bij het inschakelen starten als het
vrijgavesignaal is gegeven.
De STOP-functie ontlaadt de eventueel dodelijke hoge spanningen
niet. ISOLEER de frequentieregelaar en wacht 10 minuten voordat u
er werkzaamheden aan uitvoert. Voer nooit werkzaamheden aan de
frequentieregelaar, motor of motorkabel uit als er nog spanning op staat.
De Optidrive kan worden geprogrammeerd om de motor te
laten draaien met snelheden boven of onder het toerental dat
wordt bereikt wanneer de motor direct op het elektriciteitsnet is
aangesloten. Vóór de inbedrijfstelling van de machine dient u
van de fabrikanten van de motor en de aangedreven machine
bevestiging te krijgen dat deze geschikt zijn voor gebruik buiten
het beoogde toerentalbereik.
Activeer de automatische resetfunctie niet op apparaten waarbij
dit een potentieel gevaarlijke situatie kan veroorzaken.
Bij de montage moet er rekening mee worden gehouden dat er
voldoende koeling is voor de frequentieregelaar. Boor niet in de
buurt van de frequentieregelaar, stof en spanen die bij het boren
ontstaan, kunnen tot schade leiden.
Het binnendringen van geleidende of ontvlambare vreemde
voorwerpen moet worden voorkomen. Brandbaar materiaal
mag niet in de buurt van de frequentieregelaar worden
geplaatst
De relatieve luchtvochtigheid moet lager zijn dan 95% (geen
condensvorming).
Zorg ervoor dat de voedingsspanning, frequentie en het aantal
fasen (1-fase of 3-fase) overeenkomen met de specificaties van
de geleverde Optidrive.
Sluit nooit de voedingsspanning aan op de uitgangsklemmen U,
V, W.
Er mag niet geschakeld worden in de motorleiding.
Houd een minimale afstand aan van 100 mm tussen de
stuurstroombekabeling en de hoofdstroombekabeling en zorg
dat de bekabeling elkaar kruist in een hoek van 90 graden.
Zorg ervoor dat de klemmen met het juiste draaimoment worden
aangedraaid.
Probeer niet zelf reparaties uit te voeren aan de Optidrive.
Neem bij vermoedelijke fouten of storingen contact op met uw
lokale Invertek distribiteur voor verdere hulp.
Versie 1.23 | Optidrive ODE-3 IP66 Outdoor handleiding | 5www.invertekdrives.com
2. Algemene informatie en classificaties
Dit hoofdstuk bevat informatie over de Optidrive E3 inclusief de manier waarop de technische gegevens van de frequentieregelaar
kunnen worden geïdentificeerd.
2.1. De frequentieregelaar identificeren aan de hand van het modelnummer
Elke frequentieregelaar kan worden geïdentificeerd aan de hand van het modelnummer, zoals afgebeeld in de onderstaande
tabel. Het modelnummer staat op het verzendetiket en op het typeplaatje van de frequentieregelaar. In het modelnummer staan de
frequentieregelaar en eventuele opties vermeld.
ODE - 3 - 1 2 0021 - 1 F 1 A
Productfamilie IP-klasse
A = IP66 zonder schakelaars
B = IP66 met schakelaars
C = IP66 met lokale bediening
E = IP66 met hoofdschakelaar
Generatie Interne
remchopper
1 = Niet aanwezig
4 = Interne remchopper
Bouwgrootte Filtertype 0 = Niet aanwezig
F = Intern EMC-filter
Ingangsspanning 1 = 110 – 115 Aantal ingangsfasen
2 = 200 – 240
4 = 380 – 480 Uitgangsstroom x 10
2.2. IP66 uitvoeringen
A = IP66 zonder schakelaars
B = IP66 met schakelaars
C = IP66 met lokale bediening E = IP66 met hoofdschakelaar
2.3. Uitleg typeplaatje
Het typeplaatje geeft de volgende informatie.
www.invertekdrives.com
Further information
available from
ODE-3-120023-1F1A
11111111111
07/08/2019
918070
ODE-3 G266, S1, 200-240,
3ph, 0.37kW/0.5HP, 2.3A
200-240V +/-10%
ODE-3 G266, S1, 200-240,
3ph, 0.37kW/0.5HP, 2.3A
11111111111
S1 IGBT PCB Part No. -
200-240 1 10V, ph IP, A
45-E311P- xx-xx10
S1 IGBT PCB -
Input
Output
Serial No.:
www.invertekdrives.com
Made in the UK
CAUTION
ODE-3-120023-1F1A
918070
200-240 1 3.7
0-250 2.3 0.37
3 0-500
11111111111
OPTIDRIVE E3
50/60 0.5
S/Ware
:
kW
3.08
Read User Guide Before
installation
Power down for
5min before
or servicing
removing
cover
Ø F(Hz) I (A)
HP
protection refer to User Guide
6 6I P
SCCR:
Listed 2AD0
E226 333
Ind.Cont.Eq.
For rating and
V
/ NEMA 4X
Omschrijving
Aan de
rechterkant
gezien vanaf
de voorkant.
1 Modelnummer
2 Behuizingstype en IP-
classificatie
3 Firmwareversie
4 Serienummer
5 Technische gegevens –
voedingsspanning
6
Technische gegevens
– maximale continue
uitgangsstroom
Algemene informatie en classificaties
2
2
5
1
6
34
6 | Optidrive ODE-3 IP66 Outdoor handleiding | Versie 1.23 www.invertekdrives.com
2.4. Modelnummers van de frequentieregelaars
110 – 115V ± 10% – 1-fase-ingang – 230 V 3-fasen-uitgang (spanningsverdubbelaar)
Modelnummer kW HP Uitgangsstroom
(A) Bouwgrootte
Met filter Zonder filter
N.v.t. ODE-3-110023-101# 0.5 2.3 1
N.v.t. ODE-3-110043-101# 1 4.3 1
N.v.t. ODE-3-210058-104# 1.5 5.8 2
200 – 240 V ± 10% – 1-fase-ingang – 3-fasen-uitgang
Modelnummer kW HP Uitgangsstroom
(A) Bouwgrootte
Met filter Zonder filter
ODE-3-120023-1F1# ODE-3-120023-101# 0.37 0.5 2.3 1
ODE-3-120043-1F1# ODE-3-120043-101# 0.75 1 4.3 1
ODE-3-120070-1F1# ODE-3-120070-101# 1.5 271
ODE-3-220070-1F4# ODE-3-220070-104# 1.5 272
ODE-3-220105-1F4# ODE-3-220105-104# 2.2 3 10.5 2
ODE-3-320153-1F4# ODE-3-320153-104# 4.0 5 15 . 3 3
200 – 240 V ± 10% – 3-fase-ingang – 3-fasen-uitgang
Modelnummer kW HP Uitgangsstroom
(A) Bouwgrootte
Met filter Zonder filter
ODE-3-120023-3F1# ODE-3-120023-301# 0.37 0.5 2.3 1
ODE-3-120043-3F1# ODE-3-120043-301# 0.75 1 4.3 1
ODE-3-120070-3F1# ODE-3-120070-301# 1.5 271
ODE-3-220070-3F4# ODE-3-220070-304# 1.5 272
ODE-3-220105-3F4# ODE-3-220105-304# 2.2 3 10.5 2
ODE-3-320180-3F4# ODE-3-320180-304# 4.0 5 18 3
ODE-3-320240-3F4# ODE-3-320240-304# 5.5 7. 5 24 3
ODE-3-420300-3F4# ODE-3-420300-304# 7. 5 10 30 4
ODE-3-420460-3F4# ODE-3-420460-304# 11 15 46 4
380 – 480 V ± 10% – 3-fase-ingang – 3-fasen-uitgang
Modelnummer kW HP Uitgangsstroom
(A) Bouwgrootte
Met filter Zonder filter
ODE-3-140022-3F1# ODE-3-140022-301# 0. 75 1 2.2 1
ODE-3-140041-3F1# ODE-3-140041-301# 1.5 24 .1 1
ODE-3-240041-3F4# ODE-3-240041-304# 1.5 24.1 2
ODE-3-240058-3F4# ODE-3-240058-304# 2.2 3 5.8 2
ODE-3-240095-3F4# ODE-3-240095-304# 4 5 9.5 2
ODE-3-340140-3F4# ODE-3-340140-304# 5.5 7. 5 14 3
ODE-3-340180-3F4# ODE-3-340180-304# 7. 5 10 18 3
ODE-3-340240-3F4# ODE-3-340240-3042 11 15 24 3
ODE-3-440300-3F4# ODE-3-440300-3042 15 20 30 4
ODE-3-440390-3F4# ODE-3-440390-3042 18.5 25 39 4
ODE-3-440460-3F4# ODE-3-440460-3042 22 30 46 4
LET OP
Vervang bij IP66 regelaars "#" door:
IP66 Vooruit/
achteruit Potmeter Hoofdschakelaar
A 
B  
C  
E 
Algemene informatie en classificaties
2
Versie 1.23 | Optidrive ODE-3 IP66 Outdoor handleiding | 7www.invertekdrives.com
Mechanische installatie
3
3. Mechanische installatie
3.1. Algemeen
 De Optidrive mag alleen in de verticale positie worden gemonteerd, op een vlakke, vlambestendige, trillingsvrije basis. Gebruik
hiervoor de geïntegreerde bevestigingsgaten.
 Monteer geen brandbaar materiaal in de buurt van de Optidrive.
 Zorg voor voldoende ruimte voor koellucht rondom de frequentieregelaar, zoals beschreven in hoofdstuk 3.4. Richtlijnen voor
montage (IP66-apparaten).
 Zorg ervoor dat het temperatuurbereik van de omgeving binnen de toelaatbare grenzen voor de Optidrive valt. Zie hoofdstuk
10.1. Omgevingseisen.
3.2. Installatie volgens UL-richtlijnen
Zie hoofdstuk 10.4. Aanvullende informatie voor UL-conformiteit op blz. 53 .
3.3. Mechanische afmetingen – IP66 (NEMA 4X) ingesloten apparaten
C
Grootte
frequentieregelaar
A B C D E Gewicht
mm inch mm inch mm inch mm inch mm inch kg Ib
1232 9 .13 161 6.34 162 6.37 18 9 7.44 148.5 5.85 2.3 5
2257 10 .12 18 8 7. 4 182 7.16 200 7. 87 178 7.00 3.5 7. 7
3310 12.2 211 8.3 235 9.25 252 9.92 197 7. 75 6.6 14.5
4 360 14 .17 240 9.44 271 10.67 300 11 . 81 227 8.94 9.5 20.9
Montagebouten Draaimomenten
Bouwgrootte Bouwgrootte Stuurklemmen Stroomklemmen
All Frame Sizes 4 x M4 (#8) 1, 2, 3 0.5 Nm (4.4 lb-in) 0.8 Nm (7 lb-in)
4 0.5 Nm (4.4 lb-in) 2 Nm (19 lb-in)
8 | Optidrive ODE-3 IP66 Outdoor handleiding | Versie 1.23 www.invertekdrives.com
3.4. Richtlijnen voor montage (IP66-apparaten)
 Voordat u de frequentieregelaar monteert, moet u
ervoor zorgen dat de gekozen locatie voldoet aan
de omgevingseisen voor de frequentieregelaar zoals
weergegeven in hoofdstuk 10.1. Omgevingseisen.
 De frequentieregelaar moet verticaal worden
gemonteerd, op een geschikte vlakke ondergrond.
De minimale montageafstanden zoals weergegeven
in de onderstaande tabel moeten worden
aangehouden.
 De montagelocatie en gekozen bevestigingen
moeten stabiel genoeg zijn om het gewicht van de
frequentieregelaars te dragen.
 Gebruik de frequentieregelaar als sjabloon of gebruik
de afmetingen hierboven om te bepalen waar
geboord moet worden.
 Het gebruik van geschikte kabelwartels ter bescherming tegen indringen in de frequentieregelaar is vereist. In de behuizing van
de frequentieregelaar zijn wartelgaten voor stroom- en motorkabels voorgevormd, aanbevolen wartelgroottes worden hieronder
weergegeven. U kunt indien nodig kabelopeningen voor besturingskabels zelf maken.
 De montagelocatie moet vrij zijn van trillingen.
 Monteer de frequentieregelaar niet in een ruimte met een hoge luchtvochtigheid, bijtende chemicaliën in de lucht of mogelijk
gevaarlijke stofdeeltjes.
 Vermijd montage in de buurt van warmtebronnen.
 De frequentieregelaar mag niet in direct zonlicht worden gemonteerd. Installeer indien nodig een geschikte kap voor schaduw.
 De montagelocatie moet vorstvrij zijn.
 Zorg dat de lucht vrij door het koellichaam van de frequentieregelaar kan stromen. De frequentieregelaar genereert warmte die
op natuurlijke wijze moet worden afgevoerd. De juiste luchtspeling rond de frequentieregelaar moet worden aangehouden.
 Bij grote temperatuur- en luchtdrukverschillen moet een geschikte drukcompensatieklep in de wartelplaat worden ingebouwd.
LET OP Als de frequentieregelaar langer dan 2 jaar in opslag is geweest, moeten de condensatoren worden hervormd.
Grootte
frequentieregelaar
X onder & boven Y zijkanten
mm in mm in
1 200 7. 87 10 0.39
2 200 7. 87 10 0.39
3 200 7. 87 10 0.39
4 200 7. 87 10 0.39
LET OP
Bovenstaande gegevens zijn richtlijnen. Zorg ervoor dat de omgevingstemperatuur
rondom de frequentieregelaar NOOIT boven de toelaatbare temperatuur komt en
ALTIJD binnen de in hoofdstuk 10.1. Omgevingseisen vermelde grenzen blijft
3.5. Wartelplaat en vergrendeling
Het gebruik van de juiste wartels is vereist om de gewenste IP-/NEMA-classificatie te waarborgen. De wartelplaat heeft
voorgevormde kabelinvoergaten voor stroom- en motorverbindingen die geschikt zijn voor gebruik met wartels zoals weergegeven
in de volgende tabel. Indien extra gaten nodig zijn, kunnen deze op geschikte grootte worden geboord. Wees voorzichtig tijdens het
boren om te voorkomen dat er deeltjes in het product achterblijven.
Aanbevolen gatgroottes en warteltypen: IP66/NEMA 4X wartelplaat
Stroom- en motorkabels
Grootte
frequentieregelaar Gatdiameter Aanbevolen PG
wartel
Aanbevolen
metrische wartel
Bouwgrootte 1 22 PG16 M20
Bouwgrootte 2 & 3 27 PG21 M25
Bouwgrootte 4 37 PG29 -
 Er wordt alleen voldaan aan de UL-classificatie voor indringbeveiliging ("type")
wanneer kabels worden geïnstalleerd met een door UL erkende bus of fitting voor
een flexibel leidingsysteem dat aan het vereiste beschermingsniveau voldoet ("type").
 De leidingingangsopeningen vereisen voor de installatie van leidingsystemen een
standaard opening tot de vereiste afmetingen gespecificeerd volgens de NEC.
 Niet bedoeld voor installatie met een star leidingsysteem.
Mechanische installatie
3
Versie 1.23 | Optidrive ODE-3 IP66 Outdoor handleiding | 9www.invertekdrives.com
Vergrendeling hoofdstroomschakelaar
Op de modellen met schakelaar kan de hoofdstroomschakelaar worden vergrendeld in de "Uit"-positie met behulp van een
standaard 20 mm hangslot (niet meegeleverd).
IP66/NEMA 4X vergrendeling
3.6. De klemmendeksel verwijderen
Om bij de klemmen te kunnen komen, moet eerst zoals afgebeeld de klemmendeksel van de frequentieregelaar worden verwijderd.
IP66/NEMA 4X-apparaten
Draai zoals hieronder afgebeeld de schroeven aan de voorkant van het product los voor toegang tot de aansluitklemmen.
3.7. Onderhoud
Voer volgens een onderhoudsplanning onderhoud uit aan de frequentieregelaar om de goede staat van het apparaat te
waarborgen. Controleer de volgende punten:
 De omgevingstemperatuur valt binnen de opgeven specificaties zoals beschreven in hoofdstuk 10.1. Omgevingseisen.
 Koellichaamventilatoren (indien aanwezig) kunnen vrij roteren en zijn vrij van stof.
 De ruimte/schakelkast waarin de frequentieregelaar is geïnstalleerd, moet vrij van stof en condens zijn; bovendien moet bij
ventilatoren en luchtfilters worden gecontroleerd of de lucht juist kan stromen.
Er moeten ook controles worden uitgevoerd op alle elektrische verbindingen. Controleer of de schroefaansluitingen correct zijn
aangedraaid en dat voedingskabels geen tekenen van hitteschade vertonen.
Mechanische installatie
3
10 | Optidrive ODE-3 IP66 Outdoor handleiding | Versie 1.23 www.invertekdrives.com
4. Elektrische installatie
4.1. Aansluitingen
4.1.1. Aansluitingen – Bouwgrootte 1
1-fase-voeding 3-fasen-voeding
L1 L3 EMCL2/N UVW
1 2 3 4 5 6 7 8 9
10
11
I0I0I I0I0I
AB
C
L1 L3 EMCL2/N UVW
1 2 3 4 5 6 7 8 9
10
11
I0I0I I0I0I
AB
C
4.1.2. Aansluitingen – Bouwgrootte 2, 3 en 4
1-fase-voeding 3-fasen-voeding
L1 L3
EMC
L2/N
U V W
1 2 3 4 5 6 7 8 9
10
11
I0I0I I0I0I
BR
+-
AB
C
D
L1 L3
EMC
L2/N
U V W
1 2 3 4 5 6 7 8 9
10
11
I0I0I I0I0I
+-
A
C
BR
DB
A – Inkomende stroomaansluitingen zie hoofdstuk 4.4. Aansluiten op de voeding voor meer informatie
B – Motoraansluitingen zie hoofdstuk 4.5. Motoraansluiting voor meer informatie
C – Aansluitingen stuurklemmen zie hoofdstuk 4.10. Aansluitingen stuurstroomklemmen voor meer informatie
D – Remweerstand zie hoofdstuk 4.13. Optionele remweerstand voor meer informatie
Elektrische installatie
4
Versie 1.23 | Optidrive ODE-3 IP66 Outdoor handleiding | 11www.invertekdrives.com
4.2. Aansluitschema
Alle locaties van de stroomaansluitingen zijn direct op het product gemarkeerd. Klemmen van het type DC+/BR/DC zijn niet
beschikbaar op modellen van bouwgrootte 1.
4.2.1. IP66 (NEMA 4X)-apparaten zonder schakelaar
L1/L L2/N L3
L1/L L2/N L3
Netvoeding (1-fase of 3-fase)
U V W
ODE -3 IP66 (NEMA 4X)
Zonder schakelaar
PE
BR
DC
+
PE
WI
VI
UI
M
DC
-
Aansluiten op de voeding
Aanvullende informatie in hoofdstuk 4.4. op pagina 13
Aardverbinding
Aanvullende informatie in hoofdstuk 4.3. op pagina 13
Isolator/loskoppelen
Zorg voor minstens 30 seconden wachttijd
tussen elke keer inschakelen!
Zekeringen/installatieautomaat
Aanvullende informatie in hoofdstuk 4.4.2. op pagina 13
Extern netsmoorspoel (optioneel)
Aanvullende informatie in hoofdstuk 4.3.4. op pagina 14
Mag niet worden gebruikt bij modellen met
bouwgrootte 4!
Externe EMC-filter (optioneel)
Aanvullende informatie in hoofdstuk 4.12. op pagina 18
Externe uitgangsfilter (optioneel)
Motorsmoorspoel
Sinusfilter
Dynamische remweerstand met thermische beveiliging
Aanvullende informatie in hoofdstuk 4.13. op pagina 19
Afgeschermde motorkabel met aardverbinding
Aanvullende informatie in hoofdstuk 4.5. op pagina 14
Elektrische installatie
4
12 | Optidrive ODE-3 IP66 Outdoor handleiding | Versie 1.23 www.invertekdrives.com
Elektrische installatie
4
4.2.2. Elektrische stroomaansluitingen – IP66 (NEMA 4X)-modellen met schakelaar
L1/L L2/N L3
L1/L L2/N L3
Netvoeding (1-fase of 3-fase)
U V W
ODE -3 IP66 (NEMA 4X) Met schakelaar
PE
BR
DC
+
PE
WI
VI
UI
M
DC
-
Aansluiten op de voeding
Aanvullende informatie in hoofdstuk 4.4. op pagina 13
Aardverbinding
Aanvullende informatie in hoofdstuk 4.3. op pagina 13
Zekeringen/installatieautomaat
Aanvullende informatie in hoofdstuk 4.4.2. op pagina 13
Externe netsmoorspoel (optioneel)
Aanvullende informatie in hoofdstuk 4.3.4. op pagina 14
Mag niet worden gebruikt bij modellen met
bouwgrootte 4!
Externe EMC-filter (optioneel)
Aanvullende informatie in hoofdstuk 4.12. op pagina 18
Ingebouwde netvoedingscheider
Zorg voor minstens 30 seconden wachttijd
tussen elke keer inschakelen!
Externe uitgangsfilter (optioneel)
Motorsmoorspoel
Sinusfilter
Dynamische remweerstand met thermische beveiliging
Aanvullende informatie in hoofdstuk 4.13. op pagina 19
Afgeschermde motorkabel met aardverbinding
Aanvullende informatie in hoofdstuk 4.5. op pagina 14
Versie 1.23 | Optidrive ODE-3 IP66 Outdoor handleiding | 13www.invertekdrives.com
4.3. Aardverbinding
Aardingsrichtlijnen
Iedere aardklem van elke Optidrive moet DIRECT op de aarde van de locatie worden aangesloten (via het filter, indien
geïnstalleerd). De aardverbindingen van de Optidrive mogen niet van de ene frequentieregelaar naar de andere, of naar, of vanaf
andere apparatuur worden doorgelust. De aardingsimpedantie moet voldoen aan de plaatselijke industriële veiligheidsvoorschriften.
Om aan UL-richtlijnen te voldoen, moeten speciale UL-aardklemmen worden gebruikt.
De veiligheidsaarding van de frequentieregelaar moet worden aangesloten op de aarding van het systeem. De aardingsimpedantie
moet voldoen aan de eisen van de nationale en lokale industriële veiligheidsvoorschriften en/of elektrische voorschriften. De
integriteit van alle aardverbindingen moet regelmatig worden gecontroleerd.
Geleider van de aardverbinding
De geleider van de aardverbinding moet een doorsnede hebben die ten minste gelijk is aan die van de binnenkomende
voedingsgeleider.
Veiligheidsaarde
Dit is de veiligheidsaarde voor de frequentieregelaar die volgens de voorschriften vereist is. Een van deze punten moet zijn
aangesloten op een aangrenzende staalconstructie (bijv. een balk), een aardelektrode of railsysteem. De aardingspunten moeten
voldoen aan de nationale en lokale industriële veiligheidsvoorschriften en/of elektrische voorschriften.
Aarding van de motor
De aarding van de motor moet worden aangesloten op de aardklemmen van de frequentieregelaar.
Aardfoutdetectie
Zoals bij alle frequentieregelaars is een lekstroom naar de aarde mogelijk. De Optidrive is ontworpen om zo min mogelijk
lekstroom te produceren met inachtneming van de wereldwijde normen. Het stroomniveau wordt beïnvloed door de lengte en het
type motorkabel, de effectieve schakelfrequentie, de gebruikte aardverbinding en het type RFI-filter dat is geïnstalleerd. Als een
aardlekschakelaar wordt gebruikt, geldt het volgende:
 Gebruik een aardlekschakelaar van het type B.
 De aardlekschakelaar moet geschikt zijn voor apparatuur die een gelijkstroomcomponent in de lekstroom heeft.
 Voor elke Optidrive moet een individuele aardlekschakelaar worden gebruikt.
De afgeschermde kabel
De afscherming van de motorkabel dient aangesloten te worden op een van de aardklemmen van de regelaar of moet geaard
worden via een EMC wartel. De afscherming van de motorkabel dient ook aan de motorzijde aan aarde te worden gelegd (EMC
wartel). De afscherming van de stuursignalen moet alleen worden geaard aan de bronzijde.
4.4. Aansluiten op de voeding
4.4.1. Geschikte kabel
 Bij een 1-fase-voeding moeten de voedingskabel op L1/L, L2/N worden aangesloten.
 Bij een 3-fasen-voeding moeten de voedingskabels op L1, L2, en L3 worden aangesloten. De fasevolgorde is niet van belang.
 Zie voor conformiteit met CE EMC hoofdstuk 4.12. Installatie conform EMC richtlijnen op blz. 18.
 Een vaste installatie is vereist om te voldoen aan IEC61800-5-1. Er dient gebruik te worden gemaakt van een geschikte beveiliging
tussen de Optidrive en de voedingsbron. De beveiliging moet voldoen aan de lokale veiligheidsvoorschriften/-richtlijnen (bijv.
binnen Europa: EN60204-1, veiligheid van machines).
 De doorsnede van de kabels moet conform de lokale voorschriften en richtlijnen worden gekozen. Zie voor de maximale
doorsnede hoofdstuk 10.2. Technische gegevens.
4.4.2. Zekering/installatieautomaat
 Voor de kabelbeveiliging van de voedingskabel moeten geschikte zekeringen geïnstalleerd worden in de inkomende
voedingsleiding. Zie voor meer informatie hoofdstuk 10.2. Technische gegevens. De zekeringen moeten voldoen aan de lokale
richtlijnen en voorschriften. Doorgaans zijn zekeringen van het type gG (IEC 60269) of UL type J geschikt, maar in sommige
gevallen dienen zekeringen van het type aR te worden gebruikt. De reactietijd van de zekeringen moet minder dan 0,5 seconden
bedragen.
 Indien de lokale richtlijnen dit toestaan, mogen er in plaats van zekeringen installatieautomaten van het type B met de juiste
afmetingen worden gebruikt, op voorwaarde dat de doorlaatcapaciteit voldoende is voor de installatie.
 De maximaal toegestane kortsluitstroom op de klemmen van de Optidrive is 100 kA (voldoet aan IEC60439-1).
Elektrische installatie
4
14 | Optidrive ODE-3 IP66 Outdoor handleiding | Versie 1.23 www.invertekdrives.com
4.4.3. Optionele netsmoorspoel
 Gebruik geen netsmoorspoel bij modellen van bouwgrootte 4!
 Het wordt aanbevolen om een optionele netsmoorspoel te installeren in de voedingsleiding voor frequentieregelaars met
bouwgrootte 1, 2 en 3 waar een van de volgende omstandigheden van toepassing is:
o De impedantie van de voedingsbron is laag of de kortsluitstroom is hoog.
o De voedingsspanning valt regelmatig af of compleet weg.
o De 3 fasen van de voeding zijn niet in balans.
o De voedingsspanning naar de frequentieregelaar is afkomstig van een railsysteem met koolborstels (zoals bij portaalkranen).
 In alle andere installaties wordt een ingangssmoorspoel aanbevolen om de frequentieregelaar te beschermen tegen storingen in
de voedingsspanning. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de smoorspoelen.
Voedingsspanning Bouwgrootte Type smoorspoel
230 V
1-fase
1 OPT-2-L1016-66
2 OPT-2-L1025-66
400 V
3-fasen
1 OPT-2-L3006-66
2 OPT-2-L3010-66
3 OPT-2-L3018-66
4.5. Motoraansluiting
 De frequentieregelaar stuurt een puls gemoduleerd spanningssignaal (PWM) uit. Voor motoren die niet geschikt zijn voor
frequentieregelaars zijn extra maatregelen noodzakelijk. Een sinusuitgangsfilter of en motorsmoorspoel moet dan worden
toegepast. Neem voor meer informatie contact op met uw motorleverancier.
 De motor moet worden aangesloten op de klemmen U, V en W van de Optidrive via een geschikte 3- of 4-aderige kabel.
Wanneer een 3-aderige kabel wordt gebruikt en de afscherming als aardgeleider functioneert, moet de afscherming een
doorsnede hebben die ten minste gelijk is aan die van de fasegeleiders wanneer deze van hetzelfde materiaal zijn gemaakt.
Wanneer een 4-aderige kabel wordt gebruikt, moet de aardgeleider een doorsnede hebben die ten minste gelijk is aan die van
de fasegeleiders en moet die kabel van hetzelfde materiaal als de fasegeleiders zijn.
 De aarding van de motor moet worden aangesloten op een van de aardklemmen van de Optidrive.
 Maximale lengte van de motorkabel voor alle modellen: 100 meter afgeschermd, 150 meter onafgeschermd.
 Als meerdere motoren via parallelle kabels op één frequentieregelaar worden aangesloten, moet afhankelijk van de
motorkabellengte een uitgangssmoorspoel of een sinusuitgangsfilter worden geïnstalleerd.
4.6. Aansluiting motorklemmenbox
Installeer nooit een mechanische of elektromechanische schakelaar tussen de frequentieregelaar en de motor. Wanneer een lokale
isolator dicht bij de motor is geïnstalleerd, moet deze worden vergrendeld met het besturingscircuit van de frequentieregelaar om
ervoor te zorgen dat de frequentieregelaar wordt uitgeschakeld wanneer de motor wordt geïsoleerd. Standaard kortsluitanker
motoren zijn gewikkeld voor een bepaalde spanning (spoelspanning). Dit wordt weergegeven op het typeplaatje van de motor
(laagste spanning van de twee). De spoelspanning tezamen met de voedingsspanning bepalen of de motor in ster of in driehoek moet
worden gezet. In ster moet altijd de hoogste voedingsspanning worden gekozen. Voorbeeld van een typeplaatje:
Inkomende voedingsspanning
Motorspanning volgens typeplaatje
Aansluiting
230 230 / 400
Driehoek
400 400 / 690
400 230 / 400 Ster
4.7. Bedrading stuurstroomklemmen
 De bekabeling van de analoge signalen moet afgeschermd zijn. Het gebruik van twisted pair wordt aanbevolen.
 Houd de kabels voor hoofdstroom en stuurstroom indien mogelijke gescheiden en laat deze niet parallel lopen.
 24V DC en 230V AC aders moeten niet in dezelfde kabel (multicore) worden opgenomen.
 Het maximale draaimoment van de stuurklemmen is 0,5 Nm.
 Doorsnede stuurstroomkabel: 0,05 – 2,5 mm2 / 30 – 12 AWG.
Elektrische installatie
4
Versie 1.23 | Optidrive ODE-3 IP66 Outdoor handleiding | 15www.invertekdrives.com
4.8. Instellen functionaliteit “REV/0/FWD” selectieschakelaar
Door de parameterinstellingen aan te passen kan de geïntegreerde selectieschakelaar voor meerdere toepassingen worden
geconfigureerd en niet alleen voor vooruit of achteruit. Voor veel pomp‐ of HVAC‐toepassingen is het handig om een hand/stop/
automaat-schakelaar (ook wel lokaal/extern genoemd) te hebben. De geïntegreerde schakelaar werkt parallel met klem 2 (T2) en klem
3 (T3) van de frequentieregelaar als digitale ingang 1 en digitale ingang 2. Standaard is de geïntegreerde schakelaar ingeschakeld.
4.8.1. Standaard instellingen REV/0/FWD schakelaar
Stand schakelaar Potmeter Opmerking
Fabrieksinstellingen:
Rechtsom of linksom
met schakelaar en
snelheidsopgave door
ingebouwde potmeter.
Start linksom
STOP
Start rechtsom
Instellen uitgangsfrequentie
4.8.2. Configuratie schakelaar
P-64 = 0 DI1
=
Klem 2
OF
Schakelaar VOORUIT
OF
Schakelaar ACHTERUIT
T1 T2
Extern
contact
Klemmen
regelaar
+24V DC
OF OF
Start Achteruit Start Vooruit
P-64 = 1 DI1
=Alleen klem 2
T1 T2
Extern
contact
Klemmen
regelaar
+24V DC
Schakelaar uitgeschakeld
P-64 = 2 DI1
=
Klem 2
OF
Schakelaar VOORUIT
T1 T2
Extern
contact
Klemmen
regelaar
+24V DC
OF
Start Vooruit
P-64 = 3 DI1
=
Klem 2
EN
Schakelaar VOORUIT
OF
Klem 2
EN
Schakelaar ACHTERUIT
T1 T2
Extern
contact
Klemmen
regelaar
+24V DC
EN
Start Vooruit
OF
T1 T2
Extern
contact
Klemmen
regelaar
+24V DC
EN
Start Achteruit
P-64 = 4 DI1
=
Klem 2
EN
Schakelaar VOORUIT
T1 T2
Extern
contact
Klemmen
regelaar
+24V DC
EN
Start Vooruit
P-65 = 0 DI2
=
Klem 3
OF
Schakelaar ACHTERUIT
T1 T3
Extern
contact
Klemmen
regelaar
+24V DC
OF
Start Achteruit
P-65 = 1 DI2
=Alleen klem 3
T1 T3
Extern
contact
Klemmen
regelaar
+24V DC
Schakelaar uitgeschakeld
P-65 = 2 DI2
=
Klem 3
EN
Schakelaar ACHTERUIT
T1 T3
Extern
contact
Klemmen
regelaar
+24V DC
EN
Start Achteruit
Elektrische installatie
4
16 | Optidrive ODE-3 IP66 Outdoor handleiding | Versie 1.23 www.invertekdrives.com
4.9. De interne potentiometer gebruiken (modellen met schakelaar)
Op frequentieregelaars met schakelaars kan de ingebouwde potentiometer worden gebruikt om het signaalniveau dat wordt
toegepast op analoge ingang 1 en dus de uitgangsfrequentie (motorsnelheid) direct te regelen.
Stel P-16 = 8 in om de ingebouwde potentiometer als signaalbron voor analoge ingang 1 te selecteren.
4.10. Aansluitingen stuurstroomklemmen
2 (Dl 1)
1 (+24V DC/ 100mA)
5 (+10V DC/ 10mA)
6 (AI 1/ DI 4*)
(AO / DO*) 8
(0V/ COM) 9
AO mode:
0-10V
DO mode:
24V DC
0-10 V
0/4-20 mA
20-4 mA
0-10 V
10-0 V
0/4-20 mA
20-4 mA
10 (RL-COM)
11 (RL-NO)
LET OP
* Gestippelde lijnen tonen verbinding voor analoge ingangen in digitale modus
7 (0V/ COM)
3 (Dl 2)
4 (AI 2/ Dl 3*)
Omschrijving Standaardfunctie Sec.
Pag.
Open Gesloten
1+24V DC Interne +24 V DV voeding Interne +24 V DC voeding (100 mA)
2DI 1 Digitale ingang 1 (start/vrijgave) STOP START
3DI 2 Digitale ingang 2 VOORUIT ACHTERUIT
4AI 2 / DI 3 Analoge ingang 2/digitale ingang 3 AI1 Referentie Voorkeuzesnelheid 1
(P-20)
5+10V DC Interne +10 V DV voeding Interne +10 V DC voeding (10 mA)
6AI 1 / DI 4 Analoge ingang 1/digitale ingang 4 Snelheidsreferentie 1 (0-10 V)
70V / COM 0 V gemeenschappelijk 0V common AI/AO/DI/DO
8AO Analoge uitgang Motorsnelheid (0-10 V)
90V / COM 0 V (Common) 0V common AI/AO/DI/DO
10 RL-COM Relaisuitgang common Frequentieregelaar
fout Frequentieregelaar ok
11 RL-NO Relaisuitgang NO-contact
LET OP
Digitale ingangen: Logica hoog = 8-30 V DC (max. 30 V DC)
Analoge uitgang: 0 – 10 V/4-20 mA (max. 20 mA)
Relaisuitgang: 6 A/250 V AC, 5 A/30 V DC (weerstandsbelasting)
Elektrische installatie
4
Versie 1.23 | Optidrive ODE-3 IP66 Outdoor handleiding | 17www.invertekdrives.com
4.10.1. Analoge uitgang
De functie van de analoge uitgang kan worden geconfigureerd met de parameter P-25. Zie voor meer informatie hoofdstuk 6.2.
Parameterlijst op blz. 23.
De uitgang heeft twee bedrijfsmodi, afhankelijk van de parameterkeuze:
 Analoge modus
o De uitgang is 0 – 10 V DC, met een maximale belastingsstroom van 20 mA.
 Digitale modus
o De uitgang stuurt 24 V DC uit, met een maximale belastingsstroom van 20 mA.
4.10.2. Relaisuitgang
De functionaliteit van de relaisuitgang kan worden geconfigureerd met de parameter P-18. Zie voor meer informatie hoofdstuk 6.2.
Parameterlijst op blz. 23.
4.10.3. Analoge ingangen
Er zijn twee analoge ingangen aanwezig, die indien nodig ook als digitale ingangen kunnen worden gebruikt. De signaalformaten
kunnen met de volgende parameters worden ingesteld:
 Parameter P-16 : formaat van analoge ingang 1 (klem 6).
 Parameter P-47 : formaat van analoge ingang 2 (klem 4).
Deze parameters worden nader beschreven in hoofdstuk 6.3.3 In- en uitgangsfuncties op blz. 28.
Aansluiting lokale
potentiometer - AI1
2-draads analoog
spanning- of
stroomsignaal
+24V DC
DI 1
DI 2
DI 3
+10V DC
AI 1
0V / COM
+24V DC
DI 1
DI 2
DI 3
+10V DC
AI 1
0V / COM
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
0-10 V
10-0 V
0/4-20 mA
20-4 mA
+
V/A
-
2-draads meetopnemer
of loop powered
meetopnemer
3-draads meetopnemer
+24V DC
DI 1
DI 2
DI 3
+10V DC
AI 1
0V / COM
+24V DC
DI 1
DI 2
DI 3
+10V DC
AI 1
0V / COM
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
0/4-20 mA
+24V DC
sensor
-
0/4-20 mA
+24V DC
sensor
-
De functie van de analoge ingang, bijv. voor snelheidsreferentie of PID-terugkoppeling, wordt bepaald door parameter P-15. De
functies van deze parameters en de beschikbare opties worden beschreven in hoofdstuk 7. Macroconfiguratie van analoge en
digitale ingangen op blz. 40.
Elektrische installatie
4
18 | Optidrive ODE-3 IP66 Outdoor handleiding | Versie 1.23 www.invertekdrives.com
4.10.4. Digitale ingangen
Er zijn tot vier digitale ingangen beschikbaar. De functie van de ingangen wordt bepaald door de parameters P-12 en P-15. Zie voor
meer informatie hoofdstuk 7. Macroconfiguratie van analoge en digitale ingangen op blz. 40.
4.11. Thermische beveiliging van de motor
4.11.1. Interne thermische beveiliging
De frequentieregelaar heeft een interne thermische motorbeveiliging. Als de motorstroom (instelbaar via P-08) > 100% is gedurende
een bepaalde tijd, wordt de foutmelding "I.t-trP" weergegeven (bijv. bij 150% gedurende 60 sec.).
4.11.2. Aansluiting motorthermistor/PTC
Als een motorthermistor/PTC wordt gebruikt, moet deze als volgt worden aangesloten:
Aansluiting
motorthermistor/
PTC Aanvullende informatie
+24V DC
DI 1
DI 2
DI 3
Compatibele thermistor: PTC-type, 2,5 kΩ uitschakelniveau.
 Stel P-15 zodanig in dat ingang 3 fungeert als externe
fout, bijv. P-15 = 3. Zie hoofdstuk 7. Macroconfiguratie
van analoge en digitale ingangen op blz. 40 voor
meer informatie.
Stel P-47 in op = “"
1
2
3
4
Zie hoofdstuk 7. Macroconfiguratie van analoge en digitale ingangen voor meer informatie over de configuratie van de
ingangsfuncties.
4.12. Installatie conform EMC richtlijnen
Categorie Type voedingskabel Type motorkabel
Stuurstroomkabels
Maximaal toegestane
lengte motorkabel
C16Afgeschermd1Afgeschermd1,5
Afgeschermd4
1M / 5M7
C2 Afgeschermd2Afgeschermd1, 5 5M / 25M7
C3 Onafgeschermd3Afgeschermd225M / 100M7
1 Een afgeschermde kabel die geschikt is voor vaste installatie met de juiste spanningsspecificaties. Gevlochten afgeschermde kabel
waarbij de afscherming minstens 85% van het kabeloppervlak beslaat, ontworpen met een lage impedantie voor HF-signalen. De
installatie van een standaardkabel in een geschikte stalen of koperen buis is ook toegestaan.
2 Een kabel die geschikt is voor vaste installatie met de juiste spanningsspecificaties en een concentrische beschermingsdraad. De
installatie van een standaardkabel in een geschikte stalen of koperen buis is ook toegestaan.
3 Een kabel die geschikt is voor vaste installatie met de juiste spanningsspecificaties. Een afgeschermde kabel is niet vereist.
4 Een afgeschermde kabel met een lage impedantie-afscherming. Voor analoge signalen wordt een twisted pair kabel aanbevolen.
5 Gebruik een EMC wartel bij de motor aan het einde van de kabel. De EMC wartel zorgt voor de beste omsluiting van de
afgeschermde kabel en daardoor is impedantie naar aarde zo laag mogelijk. Bij de montage van frequentieregelaars in
een stalen schakelkast kan de kabelafscherming met behulp van een geschikte EMC-klem of -wartel zo dicht mogelijk bij de
frequentieregelaar worden aangesloten. Sluit bij IP66-frequentieregelaars het scherm van de motorkabel aan op de interne
aardklem of gebruik een EMC wartel die gemonteerd wordt in de afneembare wartelplaat.
6 Er wordt alleen aan de categorie C1 voldaan voor de geleidende vervuiling. Categorie C1 geldt niet voor de zendende
vervuiling. Om te voldoen aan categorie C1 emissies door straling kunnen aanvullende maatregelen nodig zijn. Neem contact op
met uw retailer voor verdere hulp. Bouwgrootte 3, 1-fase 230V, voldoet niet aan C1.
7 Geldt alleen bij gebruik van een extern EMC filter.
Elektrische installatie
4
Versie 1.23 | Optidrive ODE-3 IP66 Outdoor handleiding | 19www.invertekdrives.com
4.13. Optionele remweerstand
Vanaf bouwgrootte 2 hebben alle Optidrive ODE-3 frequentieregelaars een interne remchopper. Op de remchopper kan extern
een remweerstand worden aangesloten en d.m.v. deze remweerstand kan regeneratieve remenergie vernietigd worden. Door de
remweerstand kan de motor/aandrijving sneller stilgezet worden.
De remweerstand moet zoals afgebeeld worden aangesloten op de "+"-klem en "BR"-klem.
Het spanningsniveau op deze klemmen kan meer dan 800 V DC bedragen.
Opgeslagen lading kan aanwezig zijn na het uitschakelen van de voeding.
Laat minimaal 10 minuten ontladen na het uitschakelen van de stroom voordat u probeert een verbinding met deze
klemmen tot stand te brengen.
Neem voor geschikte weerstanden en ondersteuning bij de selectie contact op met uw Invertek-retailer. De remweerstand wordt hier
geactiveerd door P-34 > 0 in te stellen. Zie hoofdstuk 6. Parameters voor meer informatie.
Interne remchopper met thermische beveiliging
L1/L
K1
ODE-3
DC+
K1 - Hoofdstroomrelais
Thermische beveiliging / remweerstand met interne oververhittingsschakelaar
BR
L2/N L3
Dlx
+ 24 VDC ODE-3
Optionele bedrading
Het wordt ten zeerste aanbevolen om de frequentieregelaar uit te rusten
met een hoofdcontactor en om een extra thermische beveiliging voor de
remweerstand te plaatsen en te gebruiken.
De contactor moet zodanig zijn bedraad dat hij opent in geval van
oververhitting van de weerstand, anders kan de frequentieregelaar
de stroomtoevoer niet onderbreken als de remchopper gesloten blijft
(kortsluiting) in een storingssituatie.
Het is ook aan te bevelen om de thermische beveiliging te verbinden met
een digitale ingang van de frequentieregelaar als een extern fout signaal.
Het spanningsniveau op deze
klemmen kan meer dan 800 V DC
bedragen.
Opgeslagen lading kan aanwezig
zijn na het uitschakelen van de
voeding.
Laat minimaal 10 minuten ontladen
na het uitschakelen van de spanning
voordat u probeert een verbinding
met deze klemmen tot stand te
brengen.
Elektrische installatie
4
20 | Optidrive ODE-3 IP66 Outdoor handleiding | Versie 1.23 www.invertekdrives.com
5. Bediening
5.1. Bediening van het toetsenbord
De frequentieregelaar kan worden geconfigureerd en uitgelezen via het toetsenbord en het display.
NAVIGATIE
Met deze knop stap je door de verschillende meetwaarden:
freq., stroom, omw./min. Wanneer de knop 2 sec. wordt
ingedrukt ga je naar de parameter mode. Met deze knop sla
je ook de gewijzigde parameters op.
OMHOOG
Verhoogt de gewenste frequentie in toetsenbord mode. In
parameter mode wordt met deze knop de volgende parameter
gekozen en kun je een bepaalde waarde verhogen.
OMLAAG
Verlaagt de gewenste frequentie in toetsenbord mode. In
parameter mode wordt met deze knop de vorige parameter
gekozen en kun je een bepaalde waarde verlagen.
RESET /
STOP
Met deze knop reset je de regelaar wanneer deze een fout
heeft. In toetsenbord mode dient deze knop ook als stop
knop.
START
In toetsenbord mode wordt een regelaar die in stop
staatgestart. Wanneer de regelaar al draait zorgt deze knop
ervoor dat de regelaar van richting veranderd.
5.2. Statusmeldingen van het display
  

  Fire
Frequentieregelaar
gestopt/geen
vrijgave
Frequentieregelaar
is gestart/draait en
weergave van de
uitgangsfrequentie
(Hz)
Druk < 1 seconde op
de toets Navigatie.
De motorstroom
wordt weergegeven
(ampère)
Druk < 1 seconde op
de toets Navigatie.
Het motorvermogen
wordt weergegeven
(kW)
Als P-10 > 0, wordt
de motorsnelheid
(rpm) weergegeven
wanneer de toets
Navigatie < 1
seconde wordt
ingedrukt
De Fire mode van de
Frequentieregelaar
is geactiveerd en
kan niet worden
gereset totdat
de Fire mode is
gedeactiveerd
5.3. Parameters veranderen
     
Houd de toets
Navigatie > 2
seconden ingedrukt
Gebruik de
toetsen Omhoog
en Omlaag om
de gewenste
parameter te
selecteren
Druk < 1 seconde
op de toets
Navigatie
Pas de waarde
aan met de toetsen
Omhoog en
Omlaag
Druk gedurende
< 1 seconde op
deze toets om terug
te keren naar het
parametermenu
Druk gedurende
> 2 seconde op
deze toets om terug
te keren naar het
bedieningsdisplay
Bediening
5
Versie 1.23 | Optidrive ODE-3 IP66 Outdoor handleiding | 21www.invertekdrives.com
5.4. Alleen-lezen-parameters openen
     
Houd de toets
Navigatie > 2
seconden ingedrukt
Gebruik de toetsen
Omhoog en
Omlaag om P-00
te selecteren
Druk < 1 seconde
op de toets
Navigatie
Gebruik de toetsen
Omhoog en
Omlaag om de
benodigde alleen-
lezen-parameter te
selecteren
Druk < 1 seconde
op de toets
Navigatie om de
waarde weer te
geven
Houd de toets
Navigatie >
2 seconden
ingedrukt om terug
te keren naar het
bedieningsdisplay
5.5. Parameters resetten
e 
Druk op de toets Stop.
Op het display
staat “
Om de
parameterwaarden
te resetten naar de
fabrieksinstellingen,
houdt u de toetsen
Omhoog, Omlaag
en Stop > 2
seconden ingedrukt.
Op het display
staat “e
5.6. Een fout herstellen
 
Druk op de toets Stop.
Op het display
staat “
Bediening
5
22 | Optidrive ODE-3 IP66 Outdoor handleiding | Versie 1.23 www.invertekdrives.com
5.7. Leddisplay
De Optidrive E3 heeft een ingebouwd leddisplay met 6 cijfers en 7 segmenten. Om bepaalde waarschuwingen weer te geven,
worden de volgende methoden gebruikt:
5.7.1 LED Display Layout
.
.
.
.
.
.
a b c d e f
5.7.2 LED Display waarschuwingen
Ledsegmenten Gedrag Betekenis
a, b, c, d, e, f Knipperen allemaal Overbelasting, uitgangsstroom motor overschrijdt P-08
a en f Knipperen afwisselend Geen voeding (inkomende wisselstroom is verwijderd)
a Knippert Fire-mode geactiveerd
Bediening
5
Versie 1.23 | Optidrive ODE-3 IP66 Outdoor handleiding | 23www.invertekdrives.com
6. Parameters
6.1. Standaard parameters
De parameterset is in groepen gerangschikt volgens de volgende structuur:
Parametergroep Bereik Benodigde toegang Toegangstype
P00 P00-01 tot P00-20 Uitgebreid Alleen-lezen
P00-21 tot P00-50 Geavanceerd Alleen-lezen
Basisparameters P-01 tot P-14 Basis Lezen/schrijven
Uitgebreide parameters P-15 tot P-50 Uitgebreid Lezen/schrijven
Geavanceerde parameters P-51 tot P-60 Geavanceerd Lezen/schrijven
Toegang tot alle parametergroepen wordt geregeld door P-14 als volgt in te stellen:
P-14 = P-37 (fabrieksinstelling: 101) Biedt toegang tot uitgebreide parameters
P-14 = P-37 + 100 (fabrieksinstelling: 201) Biedt toegang tot geavanceerde parameters
Om mogelijke schade aan de frequentieregelaar en aangesloten machines te voorkomen, zijn bepaalde parameters tijdens de
werking van de aandrijving vergrendeld en kunnen ze niet worden veranderd. Wanneer de frequentieregelaar is ingeschakeld en de
gebruiker probeert de parameter te wijzigen, wordt links in het display een "L" weergegeven.
6.2. Parameterlijst
6.2.1. Standaard parameters
Par. Functie Blz.
P-01 Maximale frequentie/snelheid 26
P-02 Minimale frequentie/snelheid 26
P-03 Acceleratietijd 26
P-04 Deceleratietijd 26
P-05 Stopmodus/reactie op spanningsuitval 27
P-06 Energiebesparing 27
P-07 Nominale motorspanning / “Back EMF bij nominal toerental” (PM / BLDC) 25
P-08 Nominale motorstroom 25
P-09 Nominale motorfrequentie 25
P-10 Nominale motorsnelheid 25
P-11 Koppelboost bij lage frequenties (IxR compensatie) 25
P-12 Selectie aansturing van de regelaar 28
P-13 Applicatie selectie 27
P-14 Toegang tot uitgebreid menu 30
6.2.2. Uitgebreide parameters
Par. Functie Blz.
P-15 Functieselectie van de ingangen 30
P-16 Signaalformaat analoge ingang 1 (klem 6) 28
P-17 Effectieve schakelfrequentie 32
P-18 Functieselectie relaisuitgang 29
P- Schakelgrenzen uitgangsfuncties 29
P-20 Voorkeuzesnelheid 1 30
P-21 Voorkeuzesnelheid 2 30
P-22 Voorkeuzesnelheid 3 30
P-23 Voorkeuzesnelheid 4 30
P-24 Tweede acceleratie-/deceleratietijd (snelle stop) 27
Parameters
6
24 | Optidrive ODE-3 IP66 Outdoor handleiding | Versie 1.23 www.invertekdrives.com
Par. Functie Blz.
P-25 Functieselectie analoge uitgang 29
P-26 Frequentiesprong hysterese 32
P-27 Middelpunt frequentiesprong 32
P-28 V/F aanpassing spanning 32
P-29 V/F aanpassing frequentie 32
P-30 Start, herstart mode bij aansturing via de klemmen en de instellingen voor “Fire mode” 31
P-31 Start toetsenbordmode 31
P-32 Index 1: Tijdsduur gelijkstroomremmen 32
Index 2: Selectie gelijkstroomremmen 32
P-33 Activering vangfunctie 32
P-34 Activering remchopper (niet bij bouwgrootte 1) 33
P-35 Schaling analoge ingang 1/slave-snelheid 29
P-36 Configuratie seriële communicatie 34
P-37 Toegang tot uitgebreid menu (Definitie toegangscode) 30
P-38 Parametervergrendeling 30
P-39 Offset analoge ingang 1 29
P-40 Index 1: Weergave schaalfactor 33
Index 2: Bron van de schaalfactor 33
P-41 Versterking PI-regeling 33
P-42 Integratietijd PI-regeling 33
P-43 Werking PI-regeling 33
P-44 Bron gewenste waarde PI-regeling (setpoint) 33
P-45 Gewenste waarde PI‐regeling digitaal 33
P-46 Bron terugkoppeling PI‐regeling (gemeten waarde) 33
P-47 Signaalformaat analoge ingang 2 (klem 4) 28
P-48 Timer standby mode 34
P-49 "Wake up"-niveau PI-aansturing 34
P-50 Hysterese relaisuitgang 29
6.2.3. Geavanceerde parameters
Par. Functie Blz.
P-51 Motor control mode 35
P-52 Activering autotuning 35
P-53 Vector regeling versterking en integratietijd Maximale stroomgrens 35
P-54 Statorweerstand motor 34
P- Statorinductie motor (d) 35
P-56 Statorinductie motor (q) 35
P-57 Frequentie/snelheid gelijkstroomremmen 35
P-58 Stroomniveau gelijkstroomremmen 32
P-59 Instellingen thermische overbelasting 32
P-60 Instellingen thermische overbelasting 36
P-61 Ethernet Service optie 36
P-62 Ethernet Service time-out 36
P-63 Modbus Mode selectie 36
P-64 IP66 DI1 bron 36
P-65 IP66 DI2 bron 36
Parameters
6
Versie 1.23 | Optidrive ODE-3 IP66 Outdoor handleiding | 25www.invertekdrives.com
6.3. Parameterfuncties
In de volgende secties worden de parameters nader beschreven die relevant zijn voor bepaalde functies van de frequentieregelaar.
De parameters zijn aan de hand van functie gegroepeerd.
6.3.1. Basisfuncties
Typeplaatje motor (relevante parameters)
Par. Omschrijving Minimaal
Maximaal
Standaard Eenheid
P-07 Nominale motorspanning/ “back EMF” 0 250 / 500 230 / 400 V
Bij inductiemotoren moet deze parameter worden ingesteld op de nominale motorspanning (typeplaatje) van de motor.
Voor motoren met permanente magneten of borstelloze gelijkstroommotoren moet deze worden ingesteld op de opgewekte spanning
(back EMF) bij nominale snelheid.
P-08 Nominale motorstroom Vermogen afhankelijk A
Deze parameter moet worden ingesteld op de nominale motorstroom (typeplaatje) van de motor.
P-09 Nominale motorfrequentie 10 500 50 (60) Hz
Deze parameter moet worden ingesteld op de nominale motorfrequentie (typeplaatje) van de motor.
Bij het inbedrijfstellen van de frequentieregelaar is het noodzakelijk om bepaalde informatie over de motor in de frequentieregelaar
in te voeren om ervoor te zorgen dat de frequentieregelaar is geoptimaliseerd om de aangesloten motor aan te sturen en bovendien
om schade aan de motor te voorkomen.
Voor standaard inductiemotoren worden de parameters hieronder vermeld. Raadpleeg voor alternatieve motortypen de relevante
hoofdstukken voor elk motortype.
Weergave in rpm (relevante parameters)
Par. Omschrijving Minimaal
Maximaal
Standaard Eenheid
P-10 Nominale motorsnelheid 0 30000 0 RPM
Deze parameter moet worden ingesteld op de nominale motorsnelheid (typeplaatje) van de motor. Als de standaardwaarde nul is
ingesteld, worden alle toerentalgerelateerde parameters in Hz weergegeven en wordt de slipcompensatie (waarbij het motortoerental
ongeacht de belasting constant wordt gehouden) voor de motor uitgeschakeld. Door de waarde van het motortypeplaatje in te
voeren, wordt de slipcompensatiefunctie geactiveerd en is op het Optidrive-display het motortoerental nu in rpm af te lezen. Alle
snelheidsgerelateerde parameters, zoals minimum- en maximumsnelheid, voorkeuzesnelheden, enz. worden ook weergegeven in rpm.
LET OP Als de waarde van P-09 wordt gewijzigd, wordt de waarde van P-10 teruggezet naar 0.
De Optidrive E3 gebruikt normaal gesproken de frequentie voor alle snelheidsgerelateerde parameters, bijv. minimale en maximale
uitgangsfrequentie. Het is ook mogelijk om direct met rpm te werken door de bovenstaande parameter in te stellen op het relevante
nominale motorsnelheid dat op het typeplaatje van de aangesloten motor wordt vermeld.
Koppelboost bij lage frequentie (relevante parameters)
Par. Omschrijving Minimaal
Maximaal
Standaard Eenheid
P-11 Koppelboost bij lage frequentie 0.0
Afhankelijk van vermogen
%
Het koppel bij lage frequenties kan verhoogd worden met deze parameter. Een te hoge boost kan echter leiden tot een hoge
motorstroom en een verhoogd risico op uitschakeling door overbelasting van de motor (zie hoofdstuk 11.1. Foutmeldingen).
De werking van deze parameter is afhankelijk van parameter P-51 (motor control mode):
P-51 P-11
0 0
Boost wordt automatisch berekend aan de hand van de autotune-gegevens.
>0
Spanningsboost = P-11 x P-07. Deze spanning wordt toegepast bij 0,0 Hz en wordt lineair wordt verlaagd tot P-09/2.
1 Alle
Spanningsboost = P-11 x P-07. Deze spanning wordt toegepast bij 0,0 Hz en wordt lineair wordt verlaagd tot P-09/2.
2, 3, 4
Alle
Stroomboost = 4*P-11*P-08.
Voor inductiemotoren kan bij P-51 = 0 of 1 meestal een geschikte instelling worden gevonden door de motor met een zeer lage of zonder
belasting bij ca. 5 Hz te laten draaien en P-11 zo in te stellen tot de motorstroom ongeveer gelijk is aan de magnetisatiestroom (indien
bekend) of in het hieronder weergegeven bereik is.
Bouwgrootte 1: 60 – 80% van de nominale motorstroom.
Bouwgrootte 2: 50 – 60% van de nominale motorstroom.
Bouwgrootte 3: 40 – 50% van de nominale motorstroom.
Bouwgrootte 4: 35 – 45% van de nominale motorstroom.
Parameters
6
26 | Optidrive ODE-3 IP66 Outdoor handleiding | Versie 1.23 www.invertekdrives.com
De koppelboost bij lage frequentie wordt gebruikt om de toegepaste motorspanning en dus de stroom bij een lage uitgangsfrequentie
te verhogen. Dit kan bij lage snelheid het startkoppel verbeteren. Door het boostniveau te verhogen, word de motorstroom bij lage
snelheid verhoogd, wat kan resulteren in een stijgende motortemperatuur. In dat geval kan ventilatie of extra koeling van de motor
nodig zijn. Over het algemeen geldt: hoe lager het motorvermogen, hoe hoger de boostinstelling die veilig kan worden gebruikt.
Voor IM-motortypen (P-51 = 0 of 1) bepaalt de ingevoerde waarde de spanning die op de motor wordt toegepast bij 0,0 Hz ten
opzichte van de instelling P-07. Bijv.
 P-07 = 400 V
 P-11 = 2%
 Uitgangsspanning toegepast op de motor bij 0,0 Hz = 2% x 400 V = 8 V.
Deze boostspanning wordt vervolgens lineair verlaagd tot 50% van het nominale motortoerental (P-09).
Bij gebruik van alternatieve motortypen (P-51 = 2, 3 of 4) wordt deze parameter gebruikt om een extra stroomboost in te stellen die in
de motor wordt geïnjecteerd. Het werkelijke stroomniveau wordt gedefinieerd als 4*P-11*P-08.
Deze extra stroom wordt geïnjecteerd tussen 0,0 Hz en 10% van de nominale frequentie. Boven dit punt wordt de booststroom
gereduceerd volgens het onderstaande diagram.
A
P-11
0
010%* P-09
20%* P-09
Hz
Snelheidslimieten (relevante parameters)
Deze parameters bepalen het bereik van de uitgangsfrequentie en dus het snelheidsbereik van de frequentieregelaar. Zoals
hieronder wordt beschreven:
 Als P-10 = 0, dan zijn waarden Hz
 Als P-10 <> 0, dan zijn waarden rpm
Afhankelijk van de selectie van de snelheidsreferentie is de werking als volgt:
Voor analoge snelheidsreferentie: Het toepassen van 0% analoog signaal resulteert in de snelheidsreferentie van P-02. Het toepassen
van 100% signaal resulteert in de snelheidsreferentie van P-01. Schaling tussen deze punten is lineair.
Schaling kan alleen worden toegepast op analoge ingang 1 met behulp van de functie AI1 schaling & offset op pagina 29.
De waarden die wordt gebruikt voor de snelheidsreferentie:
Par. Omschrijving Minimaal
Maximaal
Standaard Eenheid
P-01 Maximale frequentie/snelheid P-02 500.0
50.0 (60.0)
Hz / RPM
Maximale snelheid in Hz of rpm. Bij P-10 > 0 wordt de snelheid in rpm ingegeven.
P-02 Minimale frequentie/snelheid 0.0 P-01 20.0 Hz / RPM
Minimale snelheid in Hz of rpm. Bij P-10 > 0 wordt de snelheid in rpm ingegeven.
Acceleratie- en deceleratietijd (relevante parameters)
Par. Omschrijving Minimaal
Maximaal
Standaard Eenheid
P-03 Acceleratietijd 0.00 600.0 5.0 s
Acceleratietijd van nul Hz/rpm tot de nominale motorsnelheid (P-09) in seconden.
P-04 Deceleratietijd 0.00 600.0 5.0 s
Deceleratietijd van de nominale frequentie (P-09) tot stilstand in seconden. Bij P-04 = 0 wordt de deceleratietijd ingesteld door parameter
P-24.
Parameters
6
Versie 1.23 | Optidrive ODE-3 IP66 Outdoor handleiding | 27www.invertekdrives.com
Tweede deceleratietijd
Par. Omschrijving Minimaal
Maximaal
Standaard Eenheid
P-24 Tweede deceleratietijd (snelle stop) 0.00 6000.0 0.0 s
Met deze parameter kan een alternatieve deceleratietijd in de Optidrive worden geprogrammeerd, die kan worden geselecteerd via
digitale ingangen (afhankelijk van de instelling van P-15) of die automatisch wordt geselecteerd in het geval van een stroomuitval als
P-05 = 2 of 3.
Als deze is ingesteld op 0,00, zal de frequentieregelaar vrij uitlopen en stoppen.
Stopmodus
Par. Omschrijving Minimaal
Maximaal
Standaard Eenheid
P-05 Stopmodus/reactie op spanningsuitval 0 4 0 -
Kiest de stopmodus van de frequentieregelaar en het gedrag bij uitval van de voedingsspanning tijdens het bedrijf.
Instelling Reactie op een stop commando Reactie op een spanningsuitval
0Gecontroleerd stoppen (P-04)
Doordraaien (energie terugwinnen uit de belasting om de
werking in stand te houden)
1Vrij uitlopen Vrij uitlopen
2Gecontroleerd stoppen (P-04)
Snel gecontroleerd stoppen (P-24), vrij uitlopen indien P-24 = 0
3
Gecontroleerd stoppen (P-04) met AC flux remmen
Snel gecontroleerd stoppen (P-24), vrij uitlopen indien P-24 = 0
4
Gecontroleerd stoppen (P-04)
Geen actie
Energiebesparing
D.m.v. deze parameter wordt de energiebesparingsfunctie als volgt configureert:
Motor energiebesparingsfunctie: Bij een lichte belasting zal de regelaar de motorspanning met maximaal 50% laten zakken
wat resulteert in een lagere stroom. Alleen gebruiken bij regelingen waar de snelheid niet veel of langzaam verandert.
Optidrive energiebesparingsfunctie: De interne verliezen in de regelaar worden door deze functie verlaagd. Bij een lichte
belastingen kan deze functie trillingen in de motor veroorzaken. Alleen bij Pompen en ventilatoren toepassen
Par. Omschrijving Minimaal
Maximaal
Standaard Eenheid
P-06 Energiebesparing 0 3 0 -
Instelling
Motor energiebesparingsfunctie
Optidrive energiebesparingsfunctie
0Uitgeschakeld Uitgeschakeld
1Ingeschakeld Uitgeschakeld
2Uitgeschakeld Ingeschakeld
3Ingeschakeld Ingeschakeld
Applicatie macro (geselecteerde parameters)
Par. Omschrijving Minimaal
Maximaal
Standaard Eenheid
P-13 Applicatie selectie 0 2 0 -
Zorgt voor een snellere inbedrijfname van de frequentieregelaar omdat een aantal parameters afhankelijk van de applicatie met een
standaard waarde worden ingesteld die goed past bij de applicatie. Er zijn 3 keuze mogelijkheden:
0: Industriële mode. Voor algemene industriële toepassingen.
1: Pompmode. Voor centrifugaal pompen.
2: Ventilatormode. Voor ventilatoren.
Instelling Applicatie
Stroomgrens
(P-54)
Koppelkarakteristiek
Vangfunctie
(P-33)
Reactie bij thermische
overbelasting (P-60
index 2)
0Algemeen 150% Constant
0: uitgeschakeld
0: uitschakeling
1Pomp 110 % Variabel
0: uitgeschakeld
1: stroombegrenzing
2Ventilator 110 % Variabel
2: ingeschakeld
1: stroombegrenzing
Parameters
6
28 | Optidrive ODE-3 IP66 Outdoor handleiding | Versie 1.23 www.invertekdrives.com
6.3.2 Aansturingsselectie
Par. Omschrijving Minimaal
Maximaal
Standaard Eenheid
P-12 Primary Command Source 0 9 0 -
0: Via de klemmen. Met de klemmen 1 t/m 11 kan de regelaar worden gestart en de snelheid worden opgegeven.
1: Via het toetsenbord (vooruit). De frequentieregelaar kan in de voorwaartse richting worden bediend met behulp van het
interne of een extern toetsenbord.
2: Via het toetsenbord (vooruit en achteruit). De frequentieregelaar kan in de voorwaartse en achterwaartse richting worden
bediend met behulp van het interne of een extern toetsenbord. Door op de toets START van het toetsenbord te drukken schakelt u tussen
vooruit en achteruit.
3: Via Modbus RTU- Aansturing via Modbus RTU (RS485). De acc/dec tijden zijn instelbaar via de parameters.
4: Via Modbus RTU- Aansturing via Modbus RTU (RS485). De acc/dec tijden zijn instelbaar via Modbus.
5: Via de PI-regeling. Interne PI-regeling met externe terugkoppeling.
6: Via PI-regeling (optelling analoge ingang 1). PI-regeling met externe terugkoppeling en optelling van analoge ingang 1.
7: Via CANopen (Acc/dec via parameters). Aansturing via CANopen (RS485). De acc/dec tijden zijn instelbaar via de
parameters.
8: Via CANopen (Acc/dec via CAN Open). Aansturing via CANopen (RS485). De acc/dec tijden zijn instelbaar via
CANopen.
9: De regelaar wordt door de Master regelaar via Optibus aangestuurd. Het slave adres (P-36) moet > 1.
LET OP Wanneer P-12 = 1, 2, 3, 4, 7, 8 of 9 moet er een vrijgave worden gegeven via digitale ingang 1 (klem 2).
6.3.3 In- en uitgangsfuncties
Analoge ingangen - Formaat (relevante parameters)
Par. Omschrijving Minimaal
Maximaal
Standaard Eenheid
P-16 Formaat analoge ingang 1 See Below In-pot -
  = 0 tot 10 V signaal (unipolair). Standaard komt 0 - 10V overeen met de minimale (P-02) tot de maximale (P-01) frequentie.
  = 0 tot 10 V signaal (unipolair), bediening vooruit en achteruit. Wanneer een 50% offset wordt ingesteld in P-39 en een 200%
scalering wordt ingesteld in P-35 is het mogelijk om met 0-10V vooruit en achteruit te draaien.
  = 0 tot 20 mA signaal.
  = 4 tot 20 mA signaal, de Optidrive schakelt uit en toont de foutcode F 500ms nadat het signaalniveau onder 3mA is
gezakt.
r  = 4 tot 20 mA signaal, de Optidrive gaat voorkeuzesnelheid 1 uitsturen wanneer het signaalniveau minder dan 3mA is.
  = 20 tot 4 mA signaal, de Optidrive schakelt uit en toont de foutcode F 5500ms nadat het signaalniveau onder 3mA is
gezakt.
r  = 20 tot 4 mA signaal, de Optidrive gaat voorkeuzesnelheid 1 uitsturen wanneer het signaalniveau minder dan 3mA is.
  = 10 tot 0 V signaal (unipolair). Standaard komt 10 - 0V overeen met de minimale (P-02) tot de maximale (P-01) frequentie.
n = Interne potentiometer.
P-47 Formaat analoge ingang 2 - - U0-10- -
  = 0 tot 10 V signaal.
  = 0 tot 20 mA signaal.
  = 4 tot 20 mA signaal, de Optidrive schakelt uit en toont de foutcode F 500ms nadat het signaalniveau onder 3mA is
gezakt.
r  = 4 tot 20 mA signaal, de Optidrive draait op de voorkeuzesnelheid 1 (P-20) als het signaalniveau minder dan 3 mA is.
  = 20 tot 4 mA signaal, de Optidrive schakelt uit en toont de foutcode F 500ms nadat het signaalniveau onder 3mA is
gezakt.
r  = 20 tot 4 mA signaal, de Optidrive draait op de voorkeuzesnelheid 1 (P-20) als het signaalniveau minder dan 3 mA is.
 =
voor motortemperatuurmeting, geldig bij elke instelling van P-15 die ingang 3 als E-trip instelling heeft. Uitschakelniveau: 2,5
kΩ, reset 1 kΩ.
Parameters
6
Versie 1.23 | Optidrive ODE-3 IP66 Outdoor handleiding | 29www.invertekdrives.com
Analoge ingangen - AI1 schaling & offset (relevante parameters)
Par. Omschrijving Minimaal
Maximaal
Standaard Eenheid
P-35 Schaling analoge ingang 1/slave-snelheid 0.0 2000.0 100.0 %
Schaling analoge ingang 1. Resolutie = 0.1%. Voorbeeld : P-16 staat ingesteld op een 0 - 10V signaal en de schaling staat
ingesteld op 200%. Bij een 5 V ingangsspanning zal de regelaar de maximale frequentie uitsturen(P-01).
Schaling slave snelheid. Wanneer de regelaar in “Slave mode” staat (P-12 = 9) kan met deze parameter de master snelheid
geschaald worden (snelheid slave = P-35 x snelheid master). De grenzen worden bepaald door de minimale en de maximale snelheid.
P-39 Offset analoge ingang 1 -500.0 500.0 0.0 %
Geeft een offset aan het niveau van de analoge ingang met een resolutie van 0.1%. V.b. 10% = 1V = 0Hz
Via P00-01 kan het resultaat van de offset bekeken worden. In formulevorm:
P00-01 = (signaalniveau van de analoge ingang (%) x P-35) - P-39.
Functies relaisuitgang (relevante parameters)
Par. Omschrijving Minimaal
Maximaal
Standaard Eenheid
P-18 Functie selectie relaisuitgang 0 12 1 -
Selectie van de functie van het uitgangsrelais. Het relais (klem 10 en 11) is gemaakt wanneer de voorwaarde waar is.
0: Regelaar in “Run”. Uitgang wordt hoog wanneer de regelaar is gestart.
1: Regelaar “OK”. Uitgang wordt hoog wanneer de voedingsspanning aanwezig is en er geen fout is.
2: Motor op snelheid. Uitgang wordt hoog wanneer de actuele snelheid gelijk is aan de gewenste snelheid.
3: Regelaar in fout. Uitgang wordt hoog wanneer de regelaar een fout geeft.
4:
Motor snelheid >= grens. Uitgang wordt hoog wanneer de actuele snelheid groter of gelijk is aan de ingestelde waarde van P-19.
5: Motor stroom >= grens. Uitgang wordt hoog wanneer de actuele stroom groter of gelijk is aan de ingestelde waarde van P-19.
6: Motor snelheid < grens. Uitgang wordt hoog wanneer de actuele snelheid kleiner is dan de ingestelde waarde van P-19.
7: Motor stroom < grens. Uitgang wordt hoog wanneer de actuele stroom kleiner is dan de ingestelde waarde van P-19.
8: Analoge ingang 2 > grens. Uitgang wordt hoog wanneer het signaal op analoge ingang 2 groter is dan de ingestelde waarde
van P-19.
9: Regelaar OK voor start. Uitgang wordt hoog wanneer er geen fout is en de regelaar gestart kan worden.
10: Fire mode is actief. Uitgang wordt hoog wanneer de Fire mode is geactiveerd.
11: Motor snelheid >= grens en geen Fire mode. Werking gelijk aan instelling 4 met het verschil dat de uitgang niet hoog
wordt tijdens Fire mode.
12: Veldbus. Uitgang wordt aangestuurd door bit 8 van het controlword. P-12 moet wel ingesteld staan op veldbusaansturing.
P- Schakelgrenzen uitgangsfuncties 0.0 200.0 100.0 %
Instelbare schakelgrenzen voor P-18 & P-25. 0.0 t/m 100% voor snelheid. 0,0 t/m 200% voor stroom.
P-50 Hysterese uitgangsrelais 0.0 100.0 0.0 %
Stelt het hystereseniveau voor P-19 in om te voorkomen dat de relaisuitgang gaat klapperen wanneer het dicht bij de drempelwaarde komt.
Functies analoge uitgang (relevante parameters)
Par. Omschrijving Minimaal
Maximaal
Standaard Eenheid
P-25 Functie selectie analoge uitgang 0
11 8
-
De uitgang stuurt +24V DC (max. 20 mA belasting) uit wanneer de voorwaarde waar is
0: Regelaar in “Run”. Uitgang wordt hoog wanneer de regelaar is gestart.
1: Regelaar “OK”. Uitgang wordt hoog wanneer de voedingsspanning aanwezig is en er geen fout is.
2: Motor op snelheid. Uitgang wordt hoog wanneer de actuele snelheid gelijk is aan de gewenste snelheid.
3: Regelaar in fout. Uitgang wordt hoog wanneer de regelaar een fout geeft.
4:
Motor snelheid >= grens. Uitgang wordt hoog wanneer de actuele snelheid groter of gelijk is aan de ingestelde waarde van P-19.
5: Motor stroom >= grens. Uitgang wordt hoog wanneer de actuele stroom groter of gelijk is aan de ingestelde waarde van P-19.
6: Motor snelheid < grens. Uitgang wordt hoog wanneer de actuele snelheid kleiner is dan de ingestelde waarde van P-19.
7: Motor stroom < grens. Uitgang wordt hoog wanneer de actuele stroom kleiner is dan de ingestelde waarde van P-19.
Functieselectie analoge uitgang
8: Uitgangsfrequentie (Motor snelheid). 0 - 10V = 0 tot P-01, resolutie = 0,1Hz.
9: Uitgangsstroom (Motor stroom). 0 tot 200% van P-08, resolutie = 0,1A.
10: Uitgangsvermogen. 0 - 200% van het vermogen van de regelaar.
11: Motorkoppel. 0 - 200% van P-08, Resolutie 0,1 A.
12:
Veldbus. Uitgang wordt digitaal aangestuurd door bit 9 van het controlword. P-12 moet wel ingesteld staan op veldbusaansturing.
P- Schakelgrenzen uitgangsfuncties 0.0 200.0 100.0 %
Instelbare schakelgrenzen voor P-18 & P-25. 0.0 t/m 100% voor snelheid. 0,0 t/m 200% voor stroom.
Parameters
6
30 | Optidrive ODE-3 IP66 Outdoor handleiding | Versie 1.23 www.invertekdrives.com
6.3.4. Algemene functies
Beheer parametertoegang en vergrendeling (relevante parameters)
Par. Omschrijving Minimaal
Maximaal
Standaard Eenheid
P-14 Toegang tot uitgebreid menu 0 65535 0 -
Geeft toegang tot uitgebreide en geavanceerde parametergroepen. Deze parameter moet worden ingesteld op de in P-37
geprogrammeerde waarde (standaard: 101) om de uitgebreide parameters te bekijken. Stel de parameter in op P-37 + 100 om de
geavanceerde parameters te bekijken en aan te passen. De code kan desgewenst door de gebruiker in P-37 worden gewijzigd.
P-37 Toegang tot uitgebreid menu 0 9999 101 -
De toegangscode die in P-14 moet worden ingevoerd om toegang te krijgen tot de parameters hoger dan P-14.
P-38 Parametervergrendeling 0 1 0 -
0: Niet beveiligd. Alle parameters kunnen worden weergegeven en gewijzigd.
1: Beveiligd. Parameterwaarden kunnen worden weergegeven, maar alleen P-38 kan worden gewijzigd.
Hand/auto (relevante parameters)
Par. Omschrijving Minimaal
Maximaal
Standaard Eenheid
P-15 Functie digitale ingangen 0 19 0 -
Definieert de functie van de digitale ingangen afhankelijk van de instelling van de besturingsmodus in P-12. Zie hoofdstuk 7.
Macroconfiguratie van analoge en digitale ingangen voor meer informatie.
Voorkeuzesnelheden (relevante parameters)
Par. Omschrijving Minimaal
Maximaal
Standaard Eenheid
P-15 Functieselectie digitale ingangen 0 19 0 -
Definieert de functie van de digitale ingangen afhankelijk van de instelling van de besturingsmodus in P-12. Zie hoofdstuk 7.
Macroconfiguratie van analoge en digitale ingangen voor meer informatie.
P-20 Voorkeuzefrequentie/snelheid 1 -P-01 P-01 5.0 Hz / RPM
P-21 Voorkeuzefrequentie/snelheid 2 -P-01 P-01 25.0 Hz / RPM
P-22 Voorkeuzefrequentie/snelheid 3 -P-01 P-01 40.0 Hz / RPM
P-23 Voorkeuzefrequentie/snelheid 4 -P-01 P-01 P-09 Hz / RPM
Voorkeuzesnelheden worden geselecteerd door de digitale ingangen. Dit is afhankelijk van de instelling van P-15.
Bij P-10 = 0 worden de snelheden ingegeven in Hz. Bij P-10 > 0 worden de snelheden ingegeven in rpm.
LET OP De waarde van parameters P-20 t/m P-23 wordt gereset naar 0 wanneer parameter P-09 wordt veranderd.
Start, herstart mode bij aansturing via de klemmen en de instellingen voor Fire mode (relevante
parameters)
Par. Omschrijving Minimaal
Maximaal
Standaard Eenheid
P-15 Functie digitale ingangen 0 19 0 -
Definieert de functie van de digitale ingangen afhankelijk van de instelling van de besturingsmodus in P-12. Zie hoofdstuk 7.
Macroconfiguratie van analoge en digitale ingangen voor meer informatie.
Parameters
6
Versie 1.23 | Optidrive ODE-3 IP66 Outdoor handleiding | 31www.invertekdrives.com
Par. Omschrijving Minimaal
Maximaal
Standaard Eenheid
P-30 Configuratie start/herstart/Fire mode
Index 1: Startmodus/automatisch herstarten N.v.t. N.v.t. Edge-r -
Selectie of de regelaar automatisch moet starten als de vrijgave/start ingang aanwezig is en de voedingsspanning wordt
ingeschakeld of dat de regelaar wordt vergrendeld tijdens het inschakelen van de voedingsspanning. Met deze parameter kun je
ook instellen of de regelaar bij een fout automatisch moet herstarten.
er: wanneer er spanning op de regelaar wordt gezet en de digitale ingang 1 is gemaakt (start commando) zal de regelaar
niet starten. Het start commando zal eerst weg moeten worden genomen om opnieuw een start commando te kunnen geven.
: De regelaar start altijd. Ook als er spanning op de regelaar wordt gezet en de digitale ingang 1 gemaakt is.
 tot : De regelaar zal 1 tot 5 maal proberen om automatisch te herstarten na een fout (20s tussen de pogingen).
Wanneer de fout weg is zal de regelaar herstarten. Om de herstart teller te resetten moet de regelaar spanningsloos worden gemaakt
of moet er op de resetknop van de regelaar worden gedrukt of moet de regelaar een nieuw start commando krijgen.
Index 2: Logica selectie Fire mode 0 1 0 -
Selecteert welk type logica er gebruikt wordt voor de “Fire mode” wanneer P15 = 15, 16, 17 of 18.
0: Normally Closed (NC) ingang. “Fire mode” is actief wanneer de ingang laag is.
1: n.O: Normally Open (NO) Input. Fire Mode active if input is closed.
2: Normally Closed (NC) ingang, vaste snelheid. “Fire mode” is actief wanneer de ingang laag is. De snelheid wordt bepaalt
door Voorkeuzesnelheid 4 (P-23).
3: Normally Opem (NO) ingang, vaste snelheid. “Fire mode” is actief wanneer de ingang hoog is. De snelheid wordt
bepaalt door Voorkeuzesnelheid 4 (P-23).
Index 3: selectie werking ingang Fire mode 0 1 0 -
Selecteert de werking van de “Fire mode” ingang wanneer P15 = 15, 16, 17 of 18.
0: Maintained Input. De “Fire mode” is alleen actief wanneer de ingang actief is (NO of NC afhankelijk van index 2).
1: Momentary Input. De “Fire mode” is actief wanneer de ingang kort geactiveerd wordt (NO of NC afhankelijk van index 2). De
regelaar blijft in “Fire mode” totdat de vrijgave of de voedingsspanning wegvalt.
P-31 Onthoudfunctie snelheid bij aansturing via het
toetsenbord/Modbus 0 7 1 -
Deze parameter is alleen actief in toetsenbord mode (P-12 = 1 of 2) of Modbus mode (P-12 = 3 of 4). Wanneer P-31 op 0 of 2 wordt
ingesteld zal de regelaar altijd starten met de minimale snelheid. Wanneer P-31 op 1 of 3 wordt ingesteld zal de regelaar met de vorige
snelheid starten waarmee de regelaar draaide op het moment dat het startcommando werd weggenomen. Wanneer P-31 op 2,3,6 of 7
wordt ingesteld bepaalt de status van digitale ingang 1 het start/stop commando. De start/stop knoppen worden hierdoor uitgeschakeld.
0: Minimale snelheid (P-02), start/stop via het toetsenbord
1: Vorige snelheid (onthoudfunctie), start/stop via het toetsenbord
2: Minimale snelheid (P-02), start/stop via de klemmen
3: Vorige snelheid (onthoudfunctie), start/stop via de klemmen
4: Huidige snelheid, start/stop via het toetsenbord
5: Voorkeuzesnelheid 4, start/stop via het toetsenbord
6: Huidige snelheid, start/stop via de klemmen
7: Voorkeuzesnelheid 4, start/stop via de klemmen
Fire Mode
De “Fire Mode” is ontwikkeld om de ODE-3 frequentieregelaar zo lang mogelijk te laten functioneren totdat de frequentieregelaar
niet meer in staat is de motor aan te sturen (einde levensduur) of totdat de digitale ingang met de functie activering “Fire mode”
wordt weggenomen. De “Fire mode” wordt gebruikt bij applicaties waarbij een digitale ingang van de ODE-3 frequentieregelaar is
gekoppeld aan een brand-beveiligingssysteem.
In het geval van branddetectie zal de digitale ingang met de functie “Fire mode” laag worden (wegvallen) en zal zo lang mogelijk
getracht worden de motor van de ventilator te laten draaien om zodoende de rook weg te blazen in bijv. trappenhuizen of om de
luchtkwaliteit binnen een gebouw zo goed mogelijk te houden.
De “Fire mode” wordt geactiveerd door P-15 = 15, 16, 17 of 18. Digitale ingang 3 = “Fire mode” ingang. Wanneer de “Fire mode”
actief is worden de volgende fouten genegeerd:
O-t (te hoge temperatuur koellichaam), U-t (te lage temperatuur frequentieregelaar), Th-F Lt (defecte thermistor op koellichaam),
E-trip (externe fout), 4-20 F (4-20 mA-fout), Ph-Ib (fase in onbalans), P- Loss (een van de ingangsfasen is weggevallen), SCtrp
(communicatiefout), I.t-trp (fout door overbelasting).
De volgende fouten zullen resulteren in een uitschakeling van de frequentieregelaar, automatische reset en herstart:
O- Volt (overspanning), U- Volt (onderspanning), h O-I (te hoge stroom), O-I (te hoge stroom op uitgang frequentieregelaar in korte
tijd), Out-F (uitgangsfout frequentieregelaar, fout uitgangstrap).
Parameters
6
32 | Optidrive ODE-3 IP66 Outdoor handleiding | Versie 1.23 www.invertekdrives.com
Selectie schakelfrequentie (relevante parameters)
Par. Omschrijving Minimaal
Maximaal
Standaard Eenheid
P-17 Effectieve schakelfrequentie 4 32 8 kHz
Met P-17 wordt de maximale schakelfrequentie ingesteld. Wanneer “rEd” wordt weergegeven in het display betekent dit dat
schakelfrequentie is gereduceerd (uitleesbaar via P00-32). De reden hiervoor is dat de temperatuur van de koelplaat te hoog is opgelopen.
Frequentiesprong (relevante parameters)
Par. Omschrijving Minimaal
Maximaal
Standaard Eenheid
P-26 Frequentiesprong hysterese 0.0 P-01 0.0 Hz/rpm
P-27 Middelpunt frequentiesprong 0.0 P-01 0.0 Hz/rpm
Stel eerst P-09 in voordat deze parameter wordt gewijzigd. De frequentie hysterese zal ervoor zorgen dat de regelaar de uitsturing
zodanig aanpast dat de regelaar altijd boven of onder de frequentie hysterese gaat draaien. De actuele uitsturing wordt pas aangepast
wanneer het setpoint de andere kant van de hysterese bereikt. De regelaar gaat met de normale acc. (P-03) en dec. (P-04) tijden door
de frequentieband heen.
Aanpassen U/Hz curve (relevante parameters)
Par. Omschrijving Minimaal
Maximaal
Standaard Eenheid
P-28 Aanpassen spanning U/Hz curve 0 P-07 0 V
P-29 Aanpassen spanning U/Hz curve 0.0 P-09 0.0 Hz
Deze parameter stelt in combinatie met P-28 een frequentiepunt in waarop de in P-29 ingestelde spanning op de motor wordt toegepast.
Verkeerd gebruik van deze parameters kan leiden tot oververhitting en beschadiging van de motor.
Gelijkstroomremmen (relevante parameters)
Par. Omschrijving Minimaal
Maximaal
Standaard Eenheid
P-32 Index 1: Tijdsduur gelijkstroomremmen 0.0 25.0 0.0 s
Index 2: Selectie gelijkstroomremmen 0 2 0 -
Wordt bepaald door de aututuning, aanpassing is normaal gesproken niet nodig.
P-58 Frequentie/snelheid gelijkstroomremmen 0.0 P-01 0.0 Hz/rpm
Met P-58 stel je in vanaf welke frequentie/snelheid de regelaar een gelijkstroom door de motor stuurt na een stop commando. Hiermee
kan de motor compleet tot stilstand komen indien gewenst.
P-59 Stroomniveau gelijkstroomremmen 0.0 100.0 20.0 %
Met P-59 stel je het stroomniveau van het gelijkstroomremmen in. Zie ook parameters P-58 en P-32. Let op dat de stroom niet te groot
wordt en de motor beschadigt.
Vangfunctie (relevante parameters)
Par. Omschrijving Minimaal
Maximaal
Standaard Eenheid
P-33 Activering vangfunctie 0 2 0 -
0: Uitgeschakeld
1: Ingeschakeld. Als deze functie actief is, zal de frequentieregelaar bij het opstarten proberen vast te stellen of de motor al draait
en zal de frequentieregelaar de motor vanaf zijn huidige toerental invangen. Bij het starten van motoren die niet draaien kan een korte
vertraging worden waargenomen.
2: Actief bij een storing, spanningswegval of na vrij uitlopen. De vangfunctie wordt alleen geactiveerd als een van de
genoemde situaties zich voordoet. Bij andere situaties is de functie uitgeschakeld.
Dynamisch remmen (relevante parameters)
Parameters
6
Versie 1.23 | Optidrive ODE-3 IP66 Outdoor handleiding | 33www.invertekdrives.com
Par. Omschrijving Minimaal
Maximaal
Standaard Eenheid
P-34 Activering remchopper (niet bij bouwgrootte 1) 0 4 0 -
0: Uitgeschakeld
1: Actief met softwarebeveiliging. Softwarematige beveiliging voor de standaard Invertek 200W weerstanden.
2: Actief zonder softwarebeveiliging. Activeert de interne remchopper zonder softwarematige beveiliging. De thermische
beveiliging dient extern opgelost te worden.
3: Actief met softwarebeveiliging. Gelijk aan instelling 1, met als verschil dat de interne remchopper alleen actief is wanneer de
gewenste frequentie/snelheid verandert. De remchopper is niet actief tijdens constante snelheid.
4: Actief zonder softwarebeveiliging. Gelijk aan instelling 2, met als verschil dat de interne remchopper alleen actief is
wanneer de gewenste frequentie/snelheid verandert. De remchopper is niet actief tijdens constante snelheid.
Weergave schaalfactor (relevante parameters)
Par. Omschrijving Minimaal
Maximaal
Standaard Eenheid
P-40 Index 1: Weergave schaalfactor 0.000 16.000 0.000 -
Index 2: Bron van de schaalfactor 0 3 0 -
Met behulp van deze parameter kan de motorsnelheid, motorstroom, het signaalniveau van de 2de analoge ingang of de gemeten
waarde van de PI-regeling geschaleerd worden weergegeven in het display.
Index 1: Voor het instellen van de schaalfactor. De gekozen bronwaarde wordt met deze factor vermenigvuldigd.
Index 2: Definieert de bron van de schaalfactor als volgt:
0: Motorsnelheid. Schaling wordt toegepast op de uitgangsfrequentie als P-10 = 0, of op het motortoerental als P-10 > 0.
1: Motorstroom. Schaling wordt toegepast op de motorstroomwaarde (ampère).
2: Signaalniveau analoge ingang 2. Schaling wordt toegepast op het signaalniveau van de analoge ingang 2, intern
weergegeven als 0 – 100,0%.
3: PI-terugkoppeling. Schaling wordt toegepast op de PI-terugkoppeling die via P-46 wordt geselecteerd, intern weergegeven als
0 – 100,0%.
PI-regeling (relevante parameters)
Par. Omschrijving Minimaal
Maximaal
Standaard Eenheid
P-41 Versterking PI-regeling 0.0 30.0 1.0 -
Versterking PI-regeling. Hogere waarden zorgen voor een grotere verandering in de uitgangsfrequentie van de frequentieregelaar als
reactie op kleine veranderingen in het terugkoppelingssignaal (gemeten waarde). Een te hoge waarde kan tot instabiliteit leiden.
P-42 Integratietijd PI-regeling 0.0 30.0 1.0 s
Integratietijd PI-regeling. Hogere waarden resulteren in een gedempte reactie bij systemen met over het algemeen langzame reactietijden.
P-43 Werking PI-regeling 0 3 0 -
0: Normale PI-regeling. Voor pompen en ventilatoren. Bij het sneller draaien van de motor neemt de druk/flow toe.
1: Geïnverteerde PI-regeling. Voor compressoren. Bij het sneller draaien van de motor neem de druk af.
2: Normale PI-regeling, “wake up” met max. snelheid. Werking gelijk aan instelling 0 met het verschil dat de PIregeling
100% uitstuurt wanneer de regelaar wakker wordt.
3: Geïnverteerde PI-regeling. “wake up” met max. snelheid. Werking gelijk aan instelling 1 met het verschil dat de PI-
regeling 100% uitstuurt wanneer de regelaar wakker wordt.
P-44 Bron gewenste waarde PI-regeling (setpoint) 0 1 0 -
Met deze parameter wordt de keuze gemaakt waar de gewenste waarde vandaan komt.
0: Digitaal. Zie parameter P-45 voor meer informatie.
1: Analoge ingang 1. Analoge ingang 1 wordt gebruikt voor het setpoint. Het niveau van analoge ingang 1 kan via P00-01
uitgelezen worden.
P-45 Gewenste waarde PIregeling digitaal 0.0 100.0 0.0 %
Opgave digitale setpoint wanneer P-44 = 0. 0 t/m 100% is gelijk aan het bereik van de meetsensor. V.b. meetsensor is 0-10 Bar en we
willen een druk van 4 bar bij een normale PI-regeling. P-45 moet dan op 40% worden ingesteld.
P-46 Bron terugkoppeling PIregeling 0 5 0 -
Met deze parameter wordt de bron van de terugkoppeling voor de PI-regeling gekozen.
0: 2de analoge ingang (klem 4) Niveau via P00-02 uitleesbaar..
1: Analog Input 1 (klem 6) Niveau via P00-01 uitleesbaar.
2: Meting motorstroom In % van P‐08.
3: Tussenkringspanning Scalering 0 ‐ 1000 V = 0 – 100%.
4: Analoge ingang 1  analoge ingang 2 De waarde van analoge ingang 2 wordt afgetrokken van analoge ingang 1 (verschil
meting). De waarde is gelimiteerd tot 0.
5: Hoogste waarde (Analoog 1, Analoog 2) De hoogste waarde van de 2 ingangen wordt gebruikt voor de terugkoppeling.
Parameters
6
34 | Optidrive ODE-3 IP66 Outdoor handleiding | Versie 1.23 www.invertekdrives.com
Standby mode & Wake-up (relevante parameters)
Par. Omschrijving Minimaal
Maximaal
Standaard Eenheid
P-48 Timer standby mode 0.0 25.0 0.0 s
De standby mode wordt ingeschakeld door P-48 > 0,0 in te stellen. In dat geval wordt de frequentieregelaar in standby geschakeld
nadat deze een bepaalde periode met minimale snelheid (P-02) heeft gedraaid. De periode wordt ingesteld d.m.v. P-48. In de
stand-bymodus geeft het display n, aan en stuurt de frequentieregelaar geen signaal meer naar de motor.
P-49 "Wake up"-niveau PI-aansturing 0.0 100.0 5.0 %
Wanneer de PI‐regeling is geactiveerd (P‐12 = 5 of 6) en de ODE‐3 frequentieregelaar in “Standby mode” is, bepaalt deze
parameter wanneer de regelaar weer wakker wordt. Parameter P‐49 bepaalt hoe groot het verschil tussen de gewenste waarde en
de teruggekoppelde waarde moet zijn om de frequentieregelaar weer wakker te laten worden. Deze parameter voorkomt dat de
frequentieregelaar continue uit‐ en inschakelt bij kleine verschillen in de terugkoppeling.
Configuratie seriële communicatie
Par. Omschrijving Minimaal
Maximaal
Standaard Eenheid
P-36 Configuratie seriële communicatie Zie onder
Index 1: Adres frequentieregelaar 1 63 1 -
Index 2: Baud Rate & selectie Modbus of CANopen 9.6 1000 115.2 kbps
Index 3: Time-out na communicatieverlies 0 60000 300 ms
Deze parameter heeft 3 sub-instellingen en wordt gebruikt om de Modbus RTU of de CANopen seriële communicatie in te stellen. Er
zijn de volgende sub-instellingen:
Index 1: Adres frequentieregelaar : Bereik: 0 – 63, standaard: 1
2e index: Baud Rate & selectie Modbus of CANopen : Selecteert de Baud Rate en het communicatie protocol voor de RS485 poort.
Modbus RTU : Baud rate 9.6, 19.2, 38.4, 57.6, 115.2 kbps.
CANopen : Baud rate 125, 250, 500 & 1000 kbps.
Index 3: Time-out na communicatieverlies: Index 3: Time-out na communicatieverlies: Bepaalt hoe lang de frequentieregelaar
blijft werken zonder een geldig commandobericht te ontvangen nadat de frequentieregelaar is geactiveerd. Dit is alleen van
toepassing op Modbus RTU-netwerken en Optibus-netwerken (bijv. toetsenbordbesturing of master/slave-bediening). De functie voor
CAN-communicatieverlies wordt ingeschakeld via CAN-objecten 100Ch en 100Dh. Met instelling 0 is de bewakingsonderbreking
gedeactiveerd. Met de waarden 30, 100, 1000, of 3000 wordt het aantal milliseconden weergegeven voordat de frequentieregelaar
een time-out geeft of stopt. "" geeft aan dat een storingsmelding wordt verstuurd als er geen communicatie is. "r" geeft aan dat de
frequentieregelaar vrij zal uitlopen (uitgang wordt onmiddellijk gedeactiveerd) maar geen storingsmelding wordt verstuurd.
Stroombegrenzing (relevante parameters)
Par. Omschrijving Minimaal
Maximaal
Standaard Eenheid
P-54 Maximale stroomgrens 0.0 175.0 150.0 %
Bepaalt de maximale stroomgrens.
6.3.5. Geavanceerde functies
Autotuning (relevante parameters)
Par. Omschrijving Minimaal
Maximaal
Standaard Eenheid
P-52 Autotuning motor 0 1 0 -
0: Geen autotuning
1: Autotune uitvoeren. Wanneer parameter P-52 wordt ingesteld zal er direct een autotune worden uitgevoerd. Tijdens de
autotuning worden de motorparameters gemeten voor een optimale en efficiënte regeling. De autotuning kan enkele minuten duren.
Na de autotuning wordt P-52 automatisch teruggezet naar 0. Voordat de autotune wordt uitgevoerd moeten eerst de motorparameters
(P-07, P-08, P-09 en P-10) correct worden ingegeven.
Zonder correcte motorparameters zal de vector control niet goed werken. De autotune is niet noodzakelijk bij U/Hz sturing (P-51 = 1).
Bij P51 = 2 t/m 5 is een autotune altijd noodzakelijk.
Parameters
6
Versie 1.23 | Optidrive ODE-3 IP66 Outdoor handleiding | 35www.invertekdrives.com
Methoden motor control
De Optidrive E3 kan worden gebruikt met de volgende motortypen:
 Asynchrone inductiemotoren (IM)
 Synchrone wisselstroommotoren met permanente magneten (PM)
 Borstelloze gelijkstroommotoren (BLDC)
 Motoren met synchrone reluctantie (SynRM)
 Motor met lijnstart permanente magneten (LSPM)
Elk motortype vereist dat de juiste motor control wordt geselecteerd en de juiste inbedrijfstellingsprocedure wordt gevolgd zoals
beschreven in de volgende hoofdstukken.
LET OP Zie de volgende pagina's voor meer informatie over de verschillende motortypen.
Parameters
Par. Omschrijving Minimaal
Maximaal
Standaard Eenheid
P-07
Nominale motorspanning / “Back EMF” bij nominaal
toerental (PM / BLDC)
0 250 / 500 230 / 400 V
Bij inductiemotoren moet deze parameter worden ingesteld op de nominale spanning (typeplaatje) van de motor.
Voor motoren met permanente magneten of borstelloze gelijkstroommotoren moet deze worden ingesteld op de “Back EMF” die
opgewekt wordt bij het nominale toerental.
P-08 Nominale motorstroom Afhankelijk van het vermogen A
Deze parameter moet worden ingesteld op de nominale stroom (typeplaatje) van de motor. Deze parameter kan niet zodanig worden
ingesteld dat hij groter is dan de continue stroomsterkte van de frequentieregelaar.
Wanneer de waarde van het motortypeplaatje wordt ingevoerd, is de thermische beveiliging ingeschakeld.
P-09 Nominale frequentie motor 10 500 50 (60) Hz
Deze parameter moet worden ingesteld op de nominale frequentie (typeplaatje) van de motor.
P-51 Motor control mode 0 5 0 -
0 : Vector regeling voor standaard asynchrone motoren (IM)
1 : U/Hz sturing (IM)
2 : Vector regeling voor synchrone PM motoren
3 : Vector regeling voor synchrone BLDC motoren
4 : Vector regeling voor synchrone reluctantie motoren
5 : Vector regeling voor synchrone LSPM motoren
P-52 Uitvoeren autotuning motor 0 1 0 -
0: Geen autotuning
1: Autotune uitvoeren. Wanneer parameter P-52 wordt ingesteld zal er direct een autotune worden uitgevoerd.
Tijdens de autotuning worden de motorparameters gemeten voor een optimale en efficiënte regeling. De autotuning kan enkele
minuten duren. Na de autotuning wordt P-52 automatisch teruggezet naar 0. Voordat de autotune wordt uitgevoerd moeten eerst de
motorparameters (P-07, P-08, P-09 en P-10) correct worden ingegeven.
Zonder correcte motorparameters zal de vector control niet goed werken. De autotune is niet noodzakelijk bij U/Hz sturing (P-51 = 1).
Bij P51 = 2 t/m 5 is een autotune altijd noodzakelijk.
P-53 Vector regeling versterking en integratietijd 0.0 200.0 50.0 %
Eén parameter voor de versterking en de integratietijd van de vector regeling. Niet actief wanneer P-51 = 1.
P- Statorweerstand motor 0.00 655.35 -
Statorweerstand motor in ohm. Wordt bepaald door automatisch afstellen, aanpassing is normaal gesproken niet nodig.
P-56 Statorinductie motor (d) 0.00 655.35 - mH
Wordt bepaald door de autotuning, aanpassing is normaal gesproken niet nodig.
P-57 Statorinductie motor (q) 0.00 655.35 - mH
Wordt bepaald door de autotuning, aanpassing is normaal gesproken niet nodig.
Parameters
6
Instellingen thermische overbelasting (relevante parameters)
Par. Omschrijving Minimaal
Maximaal
Standaard Eenheid
P-60 Instellingen thermische overbelasting - - - -
Index 1: Thermische onthoudfunctie 0 1 0 1
0: Uitgeschakeld
1: Ingeschakeld. Wanneer P-60 is uitgeschakeld zal na het uit- en inschakelen van de voedingsspanning de waarde van de
overbelastings-accumulator worden gereset. Wanneer P-60 is ingeschakeld, wordt de waarde bewaard na het uit- en inschakelen.
Index 2: Reactie bij thermische overbelasting 0 1 0 1
0: Trip. Wanneer de thermische accumulator de maximale grens bereikt zal de regelaar een thermische fout (It.trp) geven om de motor
te beschermen.
1: Stroombegrenzing. Wanneer de overbelastingsaccumulator boven de 90% komt wordt de uitgangsstroom op 100% begrensd
van de motorstroom (P-08) om een foutmelding te voorkomen. De stroomgrens zal teruggezet worden naar de waarde van P-54
wanneer de thermische accumulator onder de 10% komt.
Ethernet Parameters
Par. Omschrijving Minimaal
Maximaal
Standaard Eenheid
P-61 Ethernet Service optie 0 1 0 -
0: Uitgeschakeld 1: Ingeschakeld
P-62 Ethernet Service Timeout 0 60 0 mins
0: Uitgeschakeld >0: Time-out in minuten
P-63 Modbus Mode Selection 0 1 0 -
0: Standaard11: Geavanceerd2
Parameters REV/0/FWD schakelaar
Par. Omschrijving Minimaal
Maximaal
Standaard Eenheid
P-64 IP66 DI1 bron 0 4 0 -
Alleen beschikbaar bij IP66 regelaars
0: Klem 2 OF schakelaar vooruit OF achteruit
1: Alleen klem 2
2: Klem 2 OF schakelaar vooruit
3: Klem 2 EN (schakelaar vooruit OF achteruit)
4: Klem 2 EN schakelaar vooruit
P-65 IP66 DI2 bron 0 2 0 -
Alleen beschikbaar bij IP66 regelaars
0: Klem 3 OF schakelaar achteruit
1: Alleen klem 3
2: Klem 3 EN schakelaar achteruit
6.4. Inbedrijfstelling van verschillende type motoren
Vector control voor asynchrone inductie motoren (IM)
De standaard fabrieksparameters van de Optidrive E3 zijn bedoeld voor gebruik met IM-motoren waarbij het vermogen van de
motor ongeveer hetzelfde of iets lager is dan het aangegeven vermogen van de frequentieregelaar. In dit geval zou het voor een
initiële test mogelijk moeten zijn om de motor zonder enige parameteraanpassing te laten draaien.
Voor optimale prestaties moeten de parameters van de frequentieregelaar worden aangepast aan de specificaties van de motor. Dit
zorgt ook voor een correcte bescherming van de motor tegen schade door overbelasting.
De basisparameters die moeten worden aangepast, zijn:
 P-07: Nominale motorspanning (V)
 P-08: Nominale motorstroom (A)
 P-09: Nominale frequentie motor (Hz)
Daarnaast is het ook mogelijk om volgende parameter in te stellen:
 P-10: Nominaal toerental motor (rpm)
Wanneer deze parameter wordt aangepast, wordt slipcompensatie geactiveerd. Slipcompensatie probeert de motorsnelheid te
compenseren ten opzichte van de toegepaste belasting, zodat bij een constante snelheid met verschillende belastingen de snelheid
van de motoras ongeveer hetzelfde blijft.
www.invertekdrives.com36 | Optidrive ODE-3 IP66 Outdoor handleiding | Versie 1.23
Parameters
6
Versie 1.23 | Optidrive ODE-3 IP66 Outdoor handleiding | 37www.invertekdrives.com
Om de prestaties van de motor verder te verbeteren, kunnen de volgende aanvullende stappen worden gevolgd:
 Voer een autotuning van de motor uit.
o Dit vereist toegang tot de geavanceerde parameters, P-14 = P-37 + 100 (standaard: 201).
o Nadat de juiste informatie van de motor is ingevoerd (zie typeplaatje), kan de frequentieregelaar bovendien enkele elektrische
kenmerken van de motor meten om de motorregeling verder te optimaliseren.
o Dit wordt gedaan door P-52 = 1 in te stellen.
De autotuning begint ONMIDDELLIJK nadat deze parameter is ingesteld!
o De uitgang van de frequentieregelaar wordt ingeschakeld en de motoras kan bewegen. Het is belangrijk om ervoor te zorgen
dat dit veilig kan gebeuren voordat u de autotuning uitvoert.
o Bij IM-motoren duurt de autotuning slechts enkele seconden en alleen de statorweerstand van de motor wordt gemeten.
Parameter P-55 wordt bijgewerkt met de nieuwe waarde.
 Pas de koppelboost bij lage frequentie aan
o IM-motoren vereisen extra spanning bij lage frequentie om de werking en het koppel bij lage snelheid te verbeteren.
o Door P-11 aan te passen, is het mogelijk om de werking op lage snelheid te optimaliseren.
o Als P-11 te ver wordt verhoogd, kan dit leiden tot overmatige motoropwarming of een thermische fout.
 
De snelheidsregeling en reactie op belastingsveranderingen kunnen worden verbeterd door P-53 (versterkingsfactor vector control)
aan te passen.
o Hogere waarden zorgen voor een dynamischer gedrag met het risico van instabiliteit.
Synchrone motoren met permanente magneten (PM-motoren), BLDC-motoren en LSPM-motoren
Geschikte motoren
Optidrive E3 biedt open loop control voor motoren met permanente magneten (PM), BLDC- en LSPM-motoren. De Optidrive ODE-
3 is bedoeld om het gebruik van zeer efficiënte PM motoren in eenvoudige toepassingen mogelijk te maken. Motoren met zowel
interne- als oppervlakkige rotormagneten worden ondersteund.
Gebruik is toegestaan met motoren die aan de volgende criteria voldoen:
 De opgewekte motorspanning (back EMF) van de motor is > = 1 V/Hz.
o
LET OP Aansturing van motoren met < 1 V/Hz opgewekte motorspanning kan mogelijk zijn met een gereduceerd snelheidsbereik.
 Maximale motorfrequentie 360 Hz.
 De RMS waarde van de opgewekte motorspanning mag niet de netvoeding tijdens motorbedrijf overschrijden.
o Waarschuwing! Wanneer de piek waarde van de opgewekte motorspanningt hoger is dan 800 V kan de
frequentieregelaar permanent worden beschadigd!
Inbedrijfstellingsprocedure
Bij gebruik van motoren met permanente magneten zijn de stappen voor inbedrijfstelling als volgt:
 Voer de opgewekte motorspanning (back EMF) van de motor bij nominale frequentie/snelheid in bij parameter P-07.
o Deze parameter moet niet worden ingesteld op de nominale motorspanning, maar op de werkelijke opgewekte spanning van
de motormagneten op de uitgangsklemmen van de frequentieregelaar.
o Het is soms nodig om deze informatie af te leiden van een spanningsconstante (Ke) i.c.m. de nominale motorsnelheid, bijv.
Een motor heeft een nominale snelheid van 2500 rpm. De opgewekte spanningsconstante Ke = 80 V/1000 rpm. P-07 =
(2500 * 80) / 1000 = 200 V.
U kunt de waarde ook bij de motorleverancier opvragen of door directe meting met een oscilloscoop.
 Voer de nominale motorstroom in bij P-08.
o Te hoge stromen kunnen de motor permanent beschadigen, daarom moet deze parameter correct worden ingesteld om dit te
voorkomen.
o Daarnaast wordt de nominale motorstroom door de autotuningsfunctie gebruikt om de juiste inductantiewaarden te bepalen.
 Voer de nominale motorfrequentie in bij P-09.
Voer optioneel het nominale motortoerental in bij P-10.
Activeer de toegang tot geavanceerde parameters door P-14 = P-37 + 100 (standaard: 201) in te stellen.
Selecteer het juiste motortype in P-51
o Voor PM-motoren P-51 = 2
o Voor BLDC-motoren P-51 = 3
o Voor LSPM-motoren P-51 = 5
Parameters
6
38 | Optidrive ODE-3 IP66 Outdoor handleiding | Versie 1.23 www.invertekdrives.com
Voer de autotuning uit.
o De autotuning MOET worden uitgevoerd.
o Dit wordt gedaan door P-52 = 1 in te stellen.
o De autotuning begint ONMIDDELLIJK nadat deze parameter is ingesteld! oDe uitgang van de frequentieregelaar wordt
ingeschakeld en de motoras kan bewegen. Het is belangrijk om ervoor te zorgen dat dit veilig kan gebeuren voordat u de
autotuning uitvoert.
o Bij PM-motoren wordt bij de autotuning de weerstand van de motorstator en de inductantiewaarden van zowel de Q- als de
D-as gemeten. De parameters P-55, P-56 en P-57 worden na de metingen automatisch bijgewerkt.
Het moet nu mogelijk zijn om de motor te laten draaien.
Motorgedrag bij lage snelheid en het starten van de motor kunnen verder worden geoptimaliseerd door P-11 aan te passen.
o In de PM-control mode past P-11 de stroom aan die bij een lage frequentie in de motor wordt geïnjecteerd om de rotoruitlijning
te behouden en een betrouwbare start te garanderen.
 De snelheidsregeling en reactie op belastingsveranderingen kunnen worden verbeterd door P-53 (versterkingsfactor vector
control) aan te passen aan de motor en aangesloten belasting.
o Hogere waarden zorgen voor een dynamischer gedrag met het risico van instabiliteit.
Synchrone reluctantie motoren (SynRM)
Geschikte motoren
Optidrive E3 biedt open loop control voor synchrone reluctantie motoren. De Optidrive ODE-3 is bedoeld om het gebruik van zeer
efficiënte PM motoren in eenvoudige toepassingen mogelijk te maken.
Inbedrijfstellingsprocedure
Bij gebruik van SynRM motoren zijn de stappen voor inbedrijfstelling als volgt:
 Voer de nominale motorspanning in bij parameter P-07.
Voer de nominale motorstroom in bij P-08.
Voer de nominale motorfrequentie in bij P-09.
Voer optioneel het nominale motortoerental in bij P-10.
Activeer de toegang tot geavanceerde parameters door P-14 = P-37 + 100 (standaard: 201) in te stellen.
Selecteer SynRM-motor control door P-51 = 4 in te stellen.
Voer een autotuning uit.
o Voor gebruik met SynRM-motoren MOET een autotuning worden uitgevoerd.
o Dit wordt gedaan door P-52 = 1 in te stellen.
o De autotuning begint ONMIDDELLIJK nadat deze parameter is ingesteld!
o De uitgang van de frequentieregelaar wordt ingeschakeld en de motoras kan bewegen. Het is belangrijk om ervoor te zorgen
dat dit veilig kan gebeuren voordat u de autotuning uitvoert.
o Bij SynRM-motoren worden tijdens de autotuning de motorgegevens gemeten die nodig zijn voor een correcte werking.
Het moet nu mogelijk zijn om de motor te laten draaien.
Motorgedrag bij lage snelheid en het starten van de motor kunnen verder worden geoptimaliseerd door P-11 aan te passen.
o Bij de SynRM-motor control past P-11 de extra stroom aan die bij een lage frequentie in de motor wordt geïnjecteerd om de
rotoruitlijning te behouden en een betrouwbare start te garanderen.
 De snelheidsregeling en reactie op belastingsveranderingen kunnen worden verbeterd door P-53 (versterkingsfactor vector
control) aan te passen aan de motor en aangesloten belasting.
o Hogere waarden zorgen voor een dynamischer gedrag met het risico van instabiliteit.
Parameters
6
Versie 1.23 | Optidrive ODE-3 IP66 Outdoor handleiding | 39www.invertekdrives.com
6.5. P-00 Alleen-lezen-parameters (weergave)
Par. Omschrijving Uitleg
P00-01 Waarde analoge ingang 1 (%) 100% = maximale ingangsspanning.
P00-02 Waarde analoge ingang 2 (%) 100% = maximale ingangsspanning.
P00-03 Gewenste snelheid/toerental (Hz/rpm) Weergave in Hz als P-10 = 0, anders rpm.
P00-04 Status digitale ingangen Status digitale ingangen.
P00-05 Uitgang PI-regeling (%) Weergave van uitgang van de PI-regeling.
P00-06 Rimpel tussenkringspanning (V) Gemeten rimpel tussenkringspanning.
P00-07 Motorspanning (V) Waarde van de RMS-spanning op de motor.
P00-08 Tussenkringspanning (V) Tussenkringspanning.
P00-09 Temperatuur koellichaam (˚C) Temperatuur van het koellichaam in °C.
P00-10 Bedrijfsuren sinds fabricagedatum (uur) Wordt niet gereset als de fabrieksinstellingen worden ingesteld.
P00-11 Bedrijfsuren sinds laatste fout (1) (uren)
Bedrijfsuren sinds de laatste uitschakeling (of fout). De tijd wordt gereset bij de
volgende start na een storing, of na het uitschakelen van de frequentieregelaar.
P00-12 Bedrijfsuren sinds laatste fout (2) (uren)
Bedrijfsuren sinds de laatste uitschakeling (of fout). De tijd wordt gereset bij de volgende
start na een storing (te lage spanning geldt niet als storing). De tijd wordt niet gereset na het
uitschakelen van de frequentieregelaar tenzij voor de uitschakeling een storing is opgetreden.
P00-13 Fouthistorie Weergave van de laatste 4 fouten met tijdstempel.
P00-14 Bedrijfsuren sinds laatste inschakeling (uur)
Bedrijfsuren sinds de laatste inschakeling. De tijd wordt gereset bij de volgende start.
P00-15 Historie spanning tussenkringspanning (V) 8 laatste metingen voor de fout, 256 ms updatetijd.
P00-16 Historie temperatuur koellichaam (˚C) 8 laatste metingen voor de fout, 30 s updatetijd.
P00-17 Historie motorstroom (A) 8 laatste metingen voor de fout, 256 ms updatetijd.
P00-18 Historie rimpel tussenkringspanning (V) 8 laatste metingen voor de fout, 22 ms updatetijd.
P00-19 Historie interne temperatuur (˚C) 8 laatste metingen voor de fout, 30 s updatetijd.
P00-20 Interne temperatuur (˚C) Werkelijke interne omgevingstemperatuur in ˚C.
P00-21 Inkomende procesdata CAN Inkomende procesdata (RX PDO1) voor CAN: PI1, PI2, PI3, PI4.
P00-22 Uitgaande procesdata CAN Uitgaande procesdata (TX PDO1) voor CAN: PO1, PO2, PO3, PO4.
P00-23
Totale tijd met koellichaam > 85°C (uur)
Totaal aantal bedrijfsuren en -minuten met een koellichaamstemperatuur van meer dan 85°C.
P00-24 Totale tijd met interne temperatuur > 80˚C
(uur)
Totaal aantal bedrijfsuren en -minuten met een interne omgevingstemperatuur van de
frequentieregelaar van meer dan 80°C.
P00-25 Geschatte rotorsnelheid (Hz) Weergave van de berekende rotorsnelheid in Hz in modus vectorbesturing.
P00-26 kWh-meter/MWh-meter Totaal aantal door de frequentieregelaar verbruikte kWh/MWh.
P00-27 Bedrijfsuren koelventilator (uren)
Tijdweergave in uu:mm:ss. Eerste aangegeven waarde is uur, druk op het display om
mm:ss weer te geven.
P00-28 Softwareversie Versienummer en controlegetal. "1" op LH-zijde staat voor I/O-processor, "2" staat
voor vermogenstrap.
P00-29 Type frequentieregelaar
Codes voor vermogen van de frequentieregelaar, type frequentieregelaar en softwareversie.
P00-30 Serienummer frequentieregelaar Uniek serienummer van de frequentieregelaar.
P00-31 Motorstroom Id/Iq Weergave van de magnetisatiestroom (Id) en koppelstroom (Iq). Weergave van Iq
door op de toets OMHOOG te drukken.
P00-32 Werkelijke eff. Schakelfrequentie (kHz) Werkelijke schakelfrequentie van de frequentieregelaar.
P00-33 Foutteller O-I Deze parameters registreren het aantal keren dat specifieke fouten of storingen
optreden en zijn nuttig voor diagnostische doeleinden.
P00-34 Foutteller O-volt
P00-35 Foutteller U-volt
P00-36 Teller O-temp koellichaam
P00-37 Foutteller B O-I
P00-38 Teller O-temp intern
P00-39 Foutteller Modbus RTU
P00-40 Foutteller CAN
P00-41 Foutteller I/O-communicatie
P00-42 Foutteller DSP-communicatie
P00-43 Totale gebruiksduur frequentieregelaar (uren) Totale aantal uren dat de frequentieregelaar onder spanning staat.
P00-44 Stroom fase U offset & ref. Interne waarde.
P00-45 Stroom fase V offset & ref. Interne waarde.
P00-46 Stroom fase W offset & ref. Interne waarde.
P00-47 Index 1: Bedrijfsuren in Fire mode
Index 2: Aantal maal Fire mode geactiveerd
Totaal aantal bedrijfsuren met geactiveerde Fire-modus. Weergave van het aantal
keren dat de Fire-modus is geactiveerd.
P00-48 Scopekanaal 1 & 2 Weergave van signalen voor scopekanalen 1 & 2.
P00-49 Scopekanaal 3 & 4 Weergave van signalen voor scopekanalen 3 & 4.
P00-50 Bootloader en motor control Interne waarde.
Parameters
6
40 | Optidrive ODE-3 IP66 Outdoor handleiding | Versie 1.23 www.invertekdrives.com
7. Macroconfiguratie van analoge en digitale ingangen
7.1. Algemeen
Optidrive E3 maakt gebruik van een macroaanpak om de configuratie van de analoge en digitale ingangen te vereenvoudigen. Er
zijn twee sleutelparameters die de ingangsfuncties en het gedrag van de frequentieregelaar bepalen:
P-12 Selectie van de aansturing van de regelaar. P-12 bepaalt waar het start commando en de gewenste frequentie vandaan
komen.
P-15 Toewijzing van de macrofunctie aan de analoge en digitale ingangen.
Additionele parameters voor de configuratie van de analoge en digitale ingangen:
P-16 Selectie van het formaat van de 1ste analoge ingang ( 0 - 10 V, 4 - 20mA).
P-30 Bepaalt of de frequentieregelaar na het inschakelen van de spanning direct start wanneer het start commando al present is.
P-31 Bepaalt waarvandaan het startcommando komt wanneer de regelaar in toetsenbord mode staat (gewenste snelheid via het
display). Dit kan via de start/stop knoppen op de regelaar (digitale ingang 1 = vrijgave) of via digitale ingang 1.
P-47 Selectie van het formaat van de 2de analoge ingang ( 0 - 10 V, 4 - 20mA).
7.2. Voorbeelden aansluitschema's
De onderstaande schema's geven een overzicht van de functies van een macro en het bijbehorende vereenvoudigde aansluitschema
voor elke klem.
Schema 1 Schema 2 Schema 3 Schema 4
+24V DC
DI 1
DI 2
DI 3
+10V DC
AI 1
0V / COM
+24V DC
DI 1
DI 2
DI 3
+10V DC
AI 1
0V / COM
+24V DC
DI 1
DI 2
DI 3
+10V DC
AI 1
0V / COM
+24V DC
DI 1
DI 2
DI 3
+10V DC
AI 1
0V / COM
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
Schema 5 Schema 6 Schema 7 Schema 8
+24V DC
DI 1
DI 2
DI 3
+10V DC
AI 1
0V / COM
+24V DC
DI 1
DI 2
DI 3
+10V DC
AI 1
0V / COM
+24V DC
DI 1
DI 2
DI 3
+10V DC
AI 1
0V / COM
+24V DC
DI 1
DI 2
DI 3
+10V DC
AI 1
0V / COM
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
Schema 9 Schema 10 Schema 11 Schema 12
+24V DC
DI 1
DI 2
DI 3
+10V DC
AI 1
0V / COM
+24V DC
DI 1
DI 2
DI 3
+10V DC
AI 1
0V / COM
+24V DC
DI 1
DI 2
DI 3
+10V DC
AI 1
0V / COM
+24V DC
DI 1
DI 2
DI 3
+10V DC
AI 1
0V / COM
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
Schema 13 Schema 14 Schema 15 Schema 16
+24V DC
DI 1
DI 2
DI 3
+10V DC
AI 1
0V / COM
+24V DC
DI 1
DI 2
DI 3
+10V DC
AI 1
0V / COM
+24V DC
DI 1
DI 2
DI 3
+10V DC
AI 1
0V / COM
+24V DC
DI 1
DI 2
DI 3
+10V DC
AI 1
0V / COM
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
Macroconfiguratie van analoge en digitale ingangen
7
Versie 1.23 | Optidrive ODE-3 IP66 Outdoor handleiding | 41www.invertekdrives.com
7.3. Uitleg gebruikte afkortingen
Onderstaande tabel geeft uitleg over de gebruikte afkortingen.
Functie Uitleg
STOP Open het contact om de frequentieregelaar te STOPPEN
START Sluit het contact om de frequentieregelaar te starten, de frequentieregelaar draait zo lang het
ingangsignaal aanwezig is
FWDSelectie van de motordraairichting VOORUIT
REVSelectie van de motordraairichting ACHTERUIT
START FWDSluiten om VOORUIT te draaien, openen om te STOPPEN
START REVSluiten om ACHTERUIT te draaien, openen om te STOPPEN
VRIJGAVE Hardware vrijgave ingang
In bedienpaneelmode wordt via P-31 bepaalt of de frequentieregelaar onmiddellijk start of dat de toets
Start op het bedienpaneel moet worden ingedrukt. In andere modi moet dit signaal aanwezig zijn voordat
het startcommando via de veldbusinterface wordt toegepast.
STARTNormaal open, opgaande flank, kortstondig sluiten om de frequentieregelaar te STARTEN (NC STOP-
ingang moet behouden blijven)
^- START -^ Gelijktijdig toepassen van beide ingangen zal de frequentieregelaar STARTEN (NC STOP-ingang moet
behouden blijven)
STOPNormaal gesloten, neergaande flank, kortstondig open om de frequentieregelaar te STOPPEN
STARTFWDNormaal open, opgaande flank, kortstondig sluiten om de frequentieregelaar vooruit te STARTEN (NC
STOP-ingang moet behouden blijven)
STARTREVNormaal open, opgaande flank, kortstondig sluiten om de frequentieregelaar achteruit te STARTEN (NC
STOP-ingang moet behouden blijven)
^-SNELLE STOP (P-24)-^
Wanneer beide ingangen tegelijkertijd kortstondig actief zijn, stopt de frequentieregelaar waarbij gebruik
wordt gemaakt van de tijd voor snel gecontroleerd stoppen in P-24
SNELLE STOP (P-24)
Normaal gesloten, neergaande flank, kortstondig open voor een SNELLE STOP van de frequentieregelaar
waarbij gebruik wordt gemaakt van de tijd voor snel gecontroleerd stoppen in P-24
E-TRIP Normaal gesloten, ingang externe fout. Wanneer de ingang kort opent, geeft de frequentieregelaar de
fout ri of  aan, afhankelijk van de in parameter P-47 ingestelde waarde
Fire Mode Activeert de Fire-modus
Analoge ingang AI1
Analoge ingang 1, signaalformaat geselecteerd met P-16
Analoge ingang AI2
Analoge ingang 2, signaalformaat geselecteerd met P-47
AI1 REF Snelheidsreferentie via analoge ingang 1
AI2 REF Snelheidsreferentie via analoge ingang 2
P-xx REF Snelheidsreferentie van de geselecteerde vooraf ingestelde snelheid
PR-REF Voorkeuzesnelheden P-20 – P-23 worden gebruikt voor de snelheidsreferentie, geselecteerd op basis van
de status van de digitale ingangen
PI-REF Snelheidsreferentie via een voorkeuzesnelheid
PI FB Analoge ingang die wordt gebruikt om een terugkoppelingssignaal te geven aan de interne PI-regeling
DISPLAY REF Snelheidsreferentie via toetsenbord
VELDBUS REF Geselecteerde snelheidsreferentie van veldbus (Modbus RTU/CAN Open/Master afhankelijk van de
instelling van P-12)
(NO) Ingang is normaal open, kortstondig sluiten om de functie te activeren
(NC) Ingang is normaal gesloten, kortstondig openen om de functie te activeren
SNELHEID
Normaal open, opgaande flank, kortstondig sluiten om de motorsnelheid te verhogen met de waarde in
P-20
SNELHEIDNormaal open, opgaande flank, kortstondig sluiten om de motorsnelheid te verlagen met de waarde in
P-20
Macroconfiguratie van analoge en digitale ingangen
7
42 | Optidrive ODE-3 IP66 Outdoor handleiding | Versie 1.23 www.invertekdrives.com
7.4. Macrofuncties - Klemmen mode (P-12 = 0)
P-15 DI1 DI2 DI3 / AI2 DI4 / AI1 Schema
0 1 0 1 0 1 0 1
0STOP START FWD REV AI1 REF P-20 REF Analoge ingang AI1 1
1STOP START AI1 REF PR-REF P-20 P- 21 Analoge ingang AI1 1
2STOP START DI2 DI3 PR P-20 - P-23 P- 01 2
0 0 P-20
1 0 P - 21
0 1 P-22
1 1 P-23
3STOP START AI1 P-20 REF E-TRIP OK Analoge ingang AI1 3
4STOP START AI1 AI2 Analoge ingang AI2 Analoge ingang AI1 4
5STOP START FWD
STOP START REV
AI1 P-20 REF Analoge ingang AI1 1
^------SNELLE STOP (P-24)------^
6STOP START FWD REV E-TRIP OK Analoge ingang AI1 3
7STOP START FWD
STOP START REV
E-TRIP OK Analoge ingang AI1 3
^------SNELLE STOP (P-24)------^
8STOP START FWD REV DI3 DI4 PR 2
0 0 P-20
1 0 P - 21
0 1 P-22
1 1 P-23
9STOP START FWD
STOP START REV
DI3 DI4 PR 2
^------SNELLE STOP (P-24)------^ 0 0 P-20
1 0 P - 21
0 1 P-22
1 1 P-23
10 (NO) START STOP (NC) AI1 REF P-20 REF Analoge ingang AI1 5
11 (NO) START
FWD
STOP (NC) (NO) START
REV
Analoge ingang AI1 6
^---------------------SNELLE STOP (P-24)---------------------^
12 STOP START SNELLE
STOP (P-24)
OK AI1 REF P-20 REF Analoge ingang AI1 7
13 (NO) START FWD
STOP (NC) (NO) START REV
DISPLAY REF P-20 REF 13
^---------------------SNELLE STOP (P-24)---------------------^
14 STOP START DI2 E-TRIP OK DI2 DI4 PR 11
0 0 P-20
1 0 P - 21
0 1 P-22
1 1 P-23
15 STOP START P-23 REF AI1 Fire Mode Analoge ingang AI1 1
16 STOP START P-23 REF P-21 REF Fire Mode FWD REV 2
17 STOP START DI2 Fire Mode DI2 DI4 PR 2
0 0 P-20
1 0 P - 21
0 1 P-22
1 1 P-23
18 STOP START FWD REV Fire Mode Analoge ingang AI1 1
19 STOP START FWD REV Geen functie Fire Mode AI1 1
LET OP
Wanneer P-15 = 19, hebben P-30 Index 2 en Index 3 geen effect. Wanneer de ingang van de Fire mode is
ingeschakeld, stuurt de regelaar uit ongeacht of de start ingang aanwezig is. De snelheidsreferentie in Fire
Mode is nu voorkeuzesnelheid 4, P-23.
Macroconfiguratie van analoge en digitale ingangen
7
Versie 1.23 | Optidrive ODE-3 IP66 Outdoor handleiding | 43www.invertekdrives.com
7.5. Macrofuncties - Toetsenbord mode (P-12 = 1 of 2)
P-15
DI1 DI2 DI3 / AI2 DI4 / AI1
Schema
0 1 0 1 0 1 0 1
0STOP VRIJGAVE -
SNELHEID
-SNELHEID FWD REV 8
^----------------START----------------^
1STOP VRIJGAVE PI-snelheidsreferentie 2
2STOP VRIJGAVE -
SNELHEID
-SNELHEID
DISPLAY REF
P-20 REF 8
^----------------START----------------^
3STOP VRIJGAVE -
SNELHEID
E-TRIP OK -
SNELHEID
9
^-------------------------------START-------------------------------^
4STOP VRIJGAVE -
SNELHEID
DISPLAY REF
AI1 REF AI1 10
5STOP VRIJGAVE FWD REV
DISPLAY REF
AI1 REF AI1 1
6STOP VRIJGAVE FWD REV E-TRIP OK
DISPLAY REF
P-20 REF 11
7STOP START FWD STOP
START REV
E-TRIP OK
DISPLAY REF
P-20 REF 11
^---------SNELLE STOP (P-24)---------^
8STOP
START FWD
STOP
START REV
DISPLAY REF
AI1 REF AI1 1
14 STOP VRIJGAVE -
SNELHEID
E-TRIP OK -
SNELHEID
15 STOP VRIJGAVE PR REF
DISPLAY REF
Fire Mode P-23 P - 21 2
16 STOP VRIJGAVE P-23 REF
DISPLAY REF
Fire Mode FWD REV 2
17 STOP VRIJGAVE
DISPLAY REF
P-23 REF Fire Mode FWD REV 2
18 STOP VRIJGAVE AI1 REF
DISPLAY REF
Fire Mode AI1 1
19 STOP START KPD REF
PR1 REF
Geen functie Fire Mode AI1 1
9, 10, 11, 12, 13 = gedrag volgens instelling 0
LET OP
Wanneer P15 = 4 in toetsenbordmode, worden DI2 & DI4 flankgestuurd. De snelheid van de digitale
potentiometer wordt eenmaal verhoogd of verlaagd bij elke opgaande flank. De stap van elke
snelheidsverandering wordt bepaald door de waarde van voorkeuzesnelheid 1 (P-20).
Snelheidsverandering vindt alleen plaats tijdens normaal bedrijf (geen stopcommando enz.). De digitale
potentiometer wordt aangepast tussen minimale snelheid (P-02) en maximale snelheid (P-01).
Wanneer P-15 = 19, hebben P-30 Index 2 en Index 3 geen effect. Wanneer de ingang van de Fire mode is
ingeschakeld, stuurt de regelaar uit ongeacht of de start ingang aanwezig is. De snelheidsreferentie in Fire
Mode is nu voorkeuzesnelheid 4, P-23.
7.6. Macrofuncties - Veldbus mode (P-12 = 3, 4, 7, 8 of 9)
P-15
DI1 DI2 DI3 / AI2 DI4 / AI1
Schema
0 1 0 1 0 1 0 1
0STOP VRIJGAVE VELDBUS REF (Fieldbus Speed Reference, Modbus RTU / CAN / Master-Slave
defined by P-12)
14
1STOP VRIJGAVE PI-snelheidsreferentie 15
3STOP VRIJGAVE
VELDBUS REF
P-20 REF E-TRIP OK Analoge ingang AI1 3
5STOP VRIJGAVE
VELDBUS REF
PR REF P-20 P- 21 Analoge ingang AI1 1
^----START (P-12 = 3 or 4 Only)----^
6STOP VRIJGAVE
VELDBUS REF
AI1 REF E-TRIP OK Analoge ingang AI1 3
^----START (P-12 = 3 or 4 Only)----^
7STOP VRIJGAVE
VELDBUS REF
DISPLAY REF
E-TRIP OK Analoge ingang AI1 3
^----START (P-12 = 3 or 4 Only)----^
14 STOP VRIJGAVE - - E-TRIP OK Analoge ingang AI1 16
15 STOP VRIJGAVE PR REF
VELDBUS REF
Fire Mode P-23 P - 21 2
16 STOP VRIJGAVE P-23 REF
VELDBUS REF
Fire Mode Analoge ingang AI1 1
17 STOP VRIJGAVE
VELDBUS REF
P-23 REF Fire Mode Analoge ingang AI1 1
18 STOP VRIJGAVE AI1 REF
VELDBUS REF
Fire Mode Analoge ingang AI1 1
2, 4, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 19 = gedrag volgens instelling 0
Macroconfiguratie van analoge en digitale ingangen
7
44 | Optidrive ODE-3 IP66 Outdoor handleiding | Versie 1.23 www.invertekdrives.com
7.7. Macrofuncties - Interne PI-aansturing (P-12 = 5 of 6)
P-15
DI1 DI2 DI3 / AI2 DI4 / AI1
Schema
0 1 0 1 0 1 0 1
0STOP START PI REF P-20 REF AI2 AI1 4
1STOP START PI REF AI1 REF AI2 (PI FB) AI1 4
3, 7 STOP START PI REF P-20 E-TRIP OK AI1 (PI FB) 3
4(NO) START (NC) STOP AI2 (PI FB) AI1 12
5(NO) START (NC) STOP PI REF P-20 REF AI1 (PI FB) 5
6(NO) START (NC) STOP E-TRIP OK AI1 (PI FB)
8STOP START FWD REV AI2 (PI FB) AI1 4
8STOP START FWD REV PI REF PR1 REF AI1 1
14 STOP START - - E-TRIP OK AI1 (PI FB) 16
15 STOP START P-23 REF PI REF Fire Mode AI1 (PI FB) 1
16 STOP START P-23 REF P-21 REF Fire Mode AI1 (PI FB) 1
17 STOP START P-21 REF P-23 REF Fire Mode AI1 (PI FB) 1
18 STOP START AI1 REF PI REF Fire Mode AI1 (PI FB) 1
2, 9, 10, 11, 12, 13, 19 = gedrag volgens instelling 0
LET OP
De bron van de PI-regelaar wordt geselecteerd d.m.v. P-44 (standaard is dit een vaste waarde via P-45)
De bron van de terugkoppeling van de PI-regeling wordt geselecteerd d.m.v. P-46 (standaard is dit de 2de
analoge ingang).
Macroconfiguratie van analoge en digitale ingangen
7
Versie 1.23 | Optidrive ODE-3 IP66 Outdoor handleiding | 45www.invertekdrives.com
8. Modbus RTU-communicatie
8.1. Inleiding
De Optidrive E3 kan worden aangesloten op een Modbus RTU-netwerk via de RJ45-connector aan de voorzijde van de
frequentieregelaar.
8.2. Modbus RTU-specificaties
Protocol Modbus RTU
Error check CRC
Baud rate 9600bps, 19200bps, 38400bps, 57600bps, 115200bps (standaard)
Dataformaat 1 startbit, 8 databits, 1 stopbit, geen pariteit
Signaal formaat RS 485 (2-draads)
Type connector RJ45
Ondersteunde functiecodes 03 meerdere holding-registers lezen
06 Enkele holding-register schrijven
16 Meerdere holding-registers schrijven (alleen voor registers 1 – 4)
8.3. Pin layout RJ45 connector
Raadpleeg uw Invertek Drives-retailer voor meer
informatie over de registerindeling van MODBUS RTU.
Bij gebruik van de MODBUS-besturing kunnen de
analoge en digitale ingangen worden geconfigureerd
zoals weergegeven in hoofdstuk 7.6. Macrofuncties -
Veldbusmode (P-12 = 3, 4, 7, 8 of 9).
Modbus
RTU-RS485-Controller
RS485+
RS485-
0 V/gemeenschappelijk
Aarde
LET OP
Gebruik een 3- of 4- draads “twisted pair”
kabel
RS485+ en RS485- moeten samen in
een “twisted pair” zitten
Zorg ervoor dat de netwerkaftakkingen
voor de frequentieregelaar zo kort mogelijk
worden gehouden
Het gebruik van optie OPT-2-BNTSP-IN
wordt aanbevolen
Sluit de netwerkkabelafscherming alleen
op de controller aan. Sluit deze niet aan
op de frequentieregelaar!
De aansluiting 0V-common moet worden
aangesloten op alle apparaten en op de
referentie 0V-klem op de controller
Sluit de aansluiting 0V-common van het
netwerk niet aan op de algemene aarde
RS485+
RS485-
0 V/gemeenschappelijk
Afscherming
OPT-2-BNTSP-IN
OPT-2-BNTSP-IN
12 3
RS485+
0 V/gemeenschappelijk
Verbinding met de
frequentieregelaar
via de optie
OPT-2-BNTSP-IN
RS485-
Aansluiting 3 - 0V-common
Aansluiting 7 - RS485- (Modbus RTU)
Aansluiting 8 - RS485+ (Modbus RTU)
RJ45 connector pinout
Directe verbinding met de
frequentieregelaar via de
ingebouwde RJ45 poort
1 2 3 4 5 6 7 8
12345678
1CAN -
2CAN +
30 V
4-RS485 (PC)
5+RS485 (PC)
6+24 V
7-RS485 (Modbus RTU)
8+RS485 (Modbus RTU)
Waarschuwing: Dit is geen
ethernetaansluiting. Maak geen directe
verbinding met een ethernetpoort.
Modbus RTU-communicatie
8
46 | Optidrive ODE-3 IP66 Outdoor handleiding | Versie 1.23 www.invertekdrives.com
8.4. Modbus registerindeling
Register-
Nummer
Par.
Type
Ondersteunde
functiecodes
Functie Bereik Uitleg
03 06 16
Lage byte
Hoge byte
1 - R/W ✔✔✔ Control commando’s 0..3
16 bit Word.
Bit 0: Laag = stop, hoog = start
Bit 1: Laag = deceleratietijd 1 (P-04),
Hoog = deceleratietijd 2 (P-24)
Bit 2: Laag = geen functie, hoog = fout resetten
Bit 3: Laag = geen functie, hoog = vrij uitlopen
Bit 8: Laag = uitgangsrelais open,
hoog = uitgangsrelais gesloten
Bit 9: Laag = digitale uitgang open,
hoog = digitale uitgang gesloten
2 - R/W ✔✔✔ Gewenste
snelheidsreferentie Modbus
0..5000 Gewenste frequentie x 10, bijv. 100 = 10,0 Hz
4 - R/W ✔✔✔ Acceleratie- en
deceleratietijd
0..60000
Acceleratie-/deceleratietijd in seconden x 100, bijv.
250 = 2,5 seconden
6 - R Foutcode Status
frequent-
eregelaar
Lage byte = foutcode frequentieregelaar, zie hoofdstuk
11.1. Foutmeldingen
Hoge byte = status frequentieregelaar als volgt:
0: Motor draait (RUN)
1: Frequentieregelaar heeft een fout
5: Frequentieregelaar in Standby mode
6: Frequentieregelaar OK
7 R Uitgangsfrequentie
motor
0..20000
Uitgangsfrequentie in Hz x 10, bijv. 100 = 10,0 Hz
8 R Uitgangsstroom motor 0..480
Motorstroom in A x 10, bijv. 10 = 1,0 A
11 - R Status digitale ingangen 0..15 Geeft de status van de 4 digitale ingangen aan
Laagste bit = ingang 1
20 P00-01 R Waarde analoge
ingang 1
0..1000 Analoge ingang % van volledige schaal x 10,
bijv. 1000 = 100%
21 P00-02 R Waarde analoge
ingang 2
0..1000 Analoge ingang % van volledige schaal x 10,
bijv. 1000 = 100%
22 P00-03 R Waarde
snelheidsreferentie
0..1000
Weergave van gewenste frequentie x 10,
bijv. 100 = 10,0 Hz
23 P00-08 R Tussenkringspanning 0..1000 Tussenkringspanning in V
24 P00-09 R Temperatuur van
frequentieregelaar
0..100 Temperatuur koellichaam in ˚C
2001 - R Status word 2 Zie volgende bladzijde voor meer informatie
2002 - R Uitgangsfrequentie motor Uitgangsfrequentie in Hz x 10, bijv. 100 = 10,0 Hz
2003 - R Motorstroom Motorstroom in A x 10, bijv. 10 = 1,0 A
2004 - R Uitgangsvermogen Motorvermogen in kW x 10, bijv. 150 = 15,0 kW
2005 - R I/O status word Zie volgende bladzijde voor meer informatie
2006 - R Motorkoppel 0.0% t/m +/- 200.0%
2007 P00-08 R Tussenkringspanning 0 – 1000V
2008 P00-09 R Temperatuur koellichaam Temperatuur in °C
2009 P00-01 R Analoge ingang 1 0 ~ 4096 (12bits)
2 010 P00-02 R Analoge ingang 2 0 ~ 4096 (12bits)
2 011 - R Analoge uitgang 0.0 t/m 100.0%
2 012 P00-05 R Uitgang PI-regelaar 0.0 t/m 100.0%
2 013 P00-20 R Interne temperatuur Temperatuur in °C
2 014 P00-07 R Uitgangsspanning 0 – 500V
2 015 - R IP66 potmeter waarde 0 ~ 4096 (12bits)
2 016 - R Foutcode Zie hoofdstuk 11 voor meer informatie
Alle parameters kunnen benaderd worden als holding registers. Het adres van de holding registers is gedefinieerd als 128 + parameter.
V.b. : parameter P-15 heeft het volgende holding register 128 + 15 = 143. Voor sommige parameters wordt interne schaling gebruikt. Neem
voor meer informatie contact op met uw Invertek Drives-retailer.
Modbus RTU-communicatie
8
Versie 1.23 | Optidrive ODE-3 IP66 Outdoor handleiding | 47www.invertekdrives.com
8.4.1. Register 2001 uitleg - nieuw status word
Bit Omschrijving Uitleg
0Regelaar OK Bit 0 = 1 wanneer de voedingsspanning aanwezig is en er geen fouten zijn
1Motor draait (RUN) Bit 1 = 1 wanneer de motor draait
2Getripped Bit 2 = 1 wanneer de regelaar een foutmelding geeft
3Standby Bit 3 = 1 wanneer de regelaar in standby staat
4Fire Mode Bit 4 = 1 wanneer de Fire mode is geactiveerd
5Gereserveerd Bit 5 is altijd 0
6Snelheidssetpoint bereikt Bit 6 = 1 wanneer de regelaar uitstuurt en het snelheidssetpoint wordt bereikt
7Lager dan minimale snelheid Bit 7 = 1 wanneer de regelaar uitstuurt en de snelheid lager is dan P-02
8Overbelasting Bit 8 = 1 wanneer de motorstroom hoger wordt dan de waarde van P-08
9Wegvallen voedingsspanning Bit 9 = 1 wanneer de voedingsspanning wegvalt
10 Koellichaam > 85°C Bit 10 = 1 wanneer de temperatuur van het koellichaam > 85°C
11 Control Board > 80°C Bit 11 = 1 wanneer de temperatuur van het control board > 80°C
12 Schakelfrequentie gereduceerd Bit 12 = 1 wanneer schakelfrequentie wordt gereduceerd
13 Draairichting achteruit Bit 13 = 1 wanneer de motor achteruit draait
14 Gereserveerd Bit 14 is altijd 0
15 Live Toggle Bit Bit 15 toggled wanneer het register wordt gelezen
8.4.2. Register 2005 uitleg - I/O status word
Bit Omschrijving Uitleg
0DI1 status Bit 0 = 1 wanneer digitale ingang 1 hoog is
1DI2 status Bit 1 = 1 wanneer digitale ingang 2 hoog is
2DI3 status Bit 2 = 1 wanneer digitale ingang 3 (AI-2) hoog is
3DI4 status Bit 3 = 1 wanneer digitale ingang 4 (AI-1) hoog is
4, 5 Gereserveerd Bit 4 en 5 zijn altijd 0
6IP66 schakelaar FWD Bit 6 = 1 wanneer de IP66 schakelaar in de stand FWD staat
7IP66 schakelaar REV Bit 7 = 1 wanneer de IP66 schakelaar in de stand REV staat
8Status digitale uitgang Bit 8 = 1 wanneer de digitale uitgang (24V) hoog is
9Status relais uitgang Bit 9 = 1 wanneer de relais uitgang hoog is
10, 11 Gereserveerd Bit 10 en 11 zijn altijd 0
12 Signaal verlies analoge ingang 1 (4-20 mA) Bit 12 = 1 wanneer er signaal verlies optreed bij de analoge ingang 1
13 Signaal verlies analoge ingang 2 (4-20 mA) Bit 13 = 1 wanneer er signaal verlies optreed bij de analoge ingang 2
14 Gereserveerd Bit 14 is altijd 0
15 Potmeter IP66 > 50% Bit 15 = 1 wanneer de IP66 potmeter > 50%
48 | Optidrive ODE-3 IP66 Outdoor handleiding | Versie 1.23 www.invertekdrives.com
9. CAN-communicatie
9.1. CAN-communicatie
Het CAN-communicatieprofiel in de Optidrive E3 is geïmplementeerd volgens de specificatie DS301 versie 4.02 van CAN (www.
can-cia.de). Specifieke apparaatprofielen zoals DS402 worden niet ondersteund.
De CAN-communicatiefunctie is standaard ingeschakeld na het opstarten. Voor het gebruik van besturingsfuncties via CAN is echter
de volgende instelling vereist: P-12 = 7 of 8.
De verbindingssnelheid van de CAN-communicatie kan worden ingesteld met behulp van parameter P-36 (Index 2). Beschikbare
verbindingssnelheden zijn: 125 kb/s, 250 kb/s, 500 kb/s, 1 Mb/s. (met standaardinstelling 500 kb/s).
De ID van de node wordt ingesteld via de adresparameter van de frequentieregelaar P-36 (Index 1) met de standaardwaarde 1.
De onderstaande tabellen tonen de index en subindex die nodig zijn voor elke parameter. Alle door de gebruiker instelbare
parameters zijn toegankelijk via CAN, behalve de parameters die de communicatie direct beïnvloeden.
Alle parameterwaarden van de frequentieregelaar kunnen worden uitgelezen en kunnen tevens worden geschreven, afhankelijk
van de bedrijfsmodus van de frequentieregelaar – sommige parameters kunnen mogelijk niet worden gewijzigd terwijl de
frequentieregelaar is ingeschakeld.
De Optidrive E3 biedt de volgende standaard COB-ID en functies:
Type COB-ID Functie
NMT 000h Netwerkbeheer.
Sync 080h Synchroon bericht.
COB-ID kan aangepast worden naar een andere waarde.
Emergency 080h + node-adres Noodbericht.
PDO1 (TX) 180h + node-adres Bericht met procesgegevens.
PDO1 is vooraf toegewezen en standaard ingeschakeld.
COB-ID kan aangepast worden naar een andere waarde.
PDO2 is vooraf toegewezen en standaard uitgeschakeld.
Verzendmodus, COB-ID en toewijzing kunnen worden geconfigureerd.
PDO1 (RX) 200h + node-adres
PDO2 (TX) 280h + node-adres
PDO2 (RX) 300h + node-adres
SDO (TX) 580h + node-adres SDO-kanaal kan worden gebruikt voor toegang tot de parameters
van de frequentieregelaar.
SDO (RX) 600h + node-adres
Error Control 700h + node-adres Bewakings- en heartbeatfunctie worden ondersteund.
COB-ID kan aangepast worden naar een andere waarde.
LET OP
Het SDO-kanaal van de Optidrive E3 ondersteunt “expedited transmission”.
 De Optidrive E3 ondersteunt maximaal 2 berichten met procesgegevens (Process Data Object; PDO). Alle PDO's zijn vooraf
toegewezen; PDO2 is echter standaard uitgeschakeld. De onderstaande tabel geeft informatie over de standaard PDO-
toewijzing.
 Handmatige configuratie (mapping) wordt NIET opgeslagen tijdens het uitschakelen. Dit betekent dat elke keer dat de
frequentieregelaar wordt opgestart de standaardinstellingen van de CANopen-configuratie worden ingesteld.
9.1.1. Standaardtoewijzing PDO
Berichtnr. Mapped Object Lengte Mapped functie Transmission Type
RX
PDO1
1 2000h Unsigned 16 Control command register*
254
Onmiddellijk geldig
2 2001h Integer 16 Snelheidsreferentie
3 2003h Unsigned 16 Referentie acceleratie-/deceleratietijd
4 0006h Unsigned 16 Dummy
TX
PDO1
1 200Ah Unsigned 16 Status frequentieregelaar
254
Verzenden na ontvangst
RX PDO 1
2 200Bh Integer 16 Motorsnelheid Hz
3 200Dh Unsigned 16 Motorstroom
4 2010h Integer 16 Temperatuur van frequentieregelaar
CAN-communicatie
9
Versie 1.23 | Optidrive ODE-3 IP66 Outdoor handleiding | 49www.invertekdrives.com
Berichtnr. Mapped Object Lengte Mapped functie Transmission Type
RX
PDO2
1 0006h Unsigned 16 Dummy
254
2 0006h Unsigned 16 Dummy
3 0006h Unsigned 16 Dummy
4 0006h Unsigned 16 Dummy
TX
PDO2
1 2011h Unsigned 16 Tussenkringspanning
254
2 2012h Unsigned 16 Status digitale ingangen
3 2013h Integer 16 Analoge ingang 1 (%)
4 2014h Integer 16 Analoge ingang 2 (%)
* Aansturing van de frequentieregelaar kan alleen worden bereikt wanneer P-12 = 7 of 8 op voorwaarde dat P-31 = 0, 1, 4 of 5.
9.1.2. Overdrachtstype PDO
Voor elke PDO kunnen verschillende transmissiemodi worden geselecteerd. Voor RX PDO worden de volgende modi ondersteund:
Transmision mode Mode Omschrijving
0 – 240 Synchroon De ontvangen gegevens worden overgedragen naar het actieve control register van de
frequentieregelaar wanneer het volgende synchronisatiebericht wordt ontvangen.
254, 255 Asynchroon De ontvangen gegevens worden onmiddellijk en zonder vertraging overgedragen naar het
actieve besturingsregister van de frequentieregelaar.
Voor RX PDO worden de volgende modi ondersteund:
Transmision mode Mode Omschrijving
0 Acyclisch synchroon TX PDO wordt alleen verzonden als de PDO-gegevens zijn gewijzigd en de PDO wordt
verzonden bij ontvangst van SYNC-bericht.
1-240 Cyclisch synchroon TX PDO wordt synchroon en cyclisch verzonden. Het overdrachtstype geeft het aantal SYNC-
berichten aan.
254 Asynchroon TX PDO wordt alleen overgedragen als de bijbehorende RX PDO is ontvangen.
255 Asynchroon TX PDO wordt alleen op elk moment overgedragen als de PDO-gegevenswaarde is gewijzigd.
9.1.3. CAN Open Specific Object Table
Index Subindex Functie Toegang Type PDO map Standaardwaarde
1000h 0 Device Type R U32 N 0
1001h 0 Foutregister R U8 N 0
1002h 0 Manufacturer Status Register R U16 N 0
1005h 0 COB-ID Sync RW U32 N 00000080h
1008h 0 Manufacturer Device Name R String N ODE3
1009h 0 Manufacturer Hardware Version R String N x.xx
100Ah 0 Manufacturer Software Version R String N x.xx
100Ch 0 Guard Time (1ms) RW U16 N 0
100Dh 0 Life Time Factor RW U8 N 0
1014 h 0 COB-ID EMCY RW U32 N 00000080h+Node ID
1015 h 0 Inhibit Time Emergency (100 μs) RW U16 N 0
1017 h 0 Producer Heartbeat Time (1 ms) RW U16 N 0
CAN-communicatie
9
50 | Optidrive ODE-3 IP66 Outdoor handleiding | Versie 1.23 www.invertekdrives.com
Index Subindex Functie Toegang Type PDO map Standaardwaarde
1018 h
0 Identity Object No. Of entries R U8 N 4
1 Leverancier-ID R U32 N 0x0000031A
2 Productcode R U32 N
Afhankelijk van vermogen
3 Revisienummer R U32 N x.xx
4 Serienummer R U32 N
Afhankelijk van vermogen
1200h
0 SDO Parameter No. Of entries R U8 N 2
1 COB-ID Client -> Server (RX) R U32 N 00000600h+Node ID
2 COB-ID Server -> Client (TX) R U32 N 00000580h+Node ID
1400h
0 RX PDO1 comms param. no. of entries R U8 N 2
1 RX PDO1 COB-ID RW U32 N 40000200h+Node ID
2 RX PDO transmission type RW U32 N254
1401h
0 RX PDO2 comms param. no. of entries R U8 N 2
1 RX PDO2 COB-ID RW U32 N C0000300h+Node ID
2 RX PDO2 transmission type RW U8 N 0
1600h
0 RX PDO1 1 mapping / no. of entries RW U8 N 4
1 RX PDO1 1st mapped object RW U32 N 20000010h
2 RX PDO1 2nd mapped object RW U32 N 20010010h
3 RX PDO1 3rd mapped object RW U32 N 20030010h
4 RX PDO1 4th mapped object RW U32 N 00060010h
1601h
0 RX PDO2 1 mapping / no. of entries RW U8 N 4
1 RX PDO2 1st mapped object RW U32 N 00060010h
2 RX PDO2 2nd mapped object RW U32 N 00060010h
3 RX PDO2 3rd mapped object RW U32 N 00060010h
4 RX PDO2 4th mapped object RW U32 N 00060010h
1800h
0 TX PDO1 comms parameter number of entries R U8 N 3
1 TX PDO1 COB-ID RW U32 N 40000180h+Node ID
2 TX PDO1 transmission type RW U8 N 254
3 TX PDO1 Inhibit time (100 μs) RW U16 N 0
1801h
0 TX PDO2 comms param no. of entries R U8 N 3
1 TX PDO2 COB-ID RW U32 N C0000280h+Node ID
2 TX PDO2 transmission type RW U8 N 0
3 TX PDO2 Inhibit time (100 μs) RW U16 N 0
1A00h
0 TX PDO1 mapping / no. of entries RW U8 N 4
1 TX PDO1 1st mapped object RW U32 N 200A0010h
2 TX PDO1 2nd mapped object RW U32 N 200B0010h
3 TX PDO1 3rd mapped object RW U32 N 200D0010h
4 TX PDO1 4th mapped object RW U32 N 20100010h
1A01h
0 TX PDO2 mapping / no. of entries RW U8 N 4
1 TX PDO2 1st mapped object RW U32 N 20110010h
2 TX PDO2 2nd mapped object RW U32 N 20120010h
3 TX PDO2 3rd mapped object RW U32 N 20130010h
TX PDO2 4th mapped object RW U32 N 20140010h
CAN-communicatie
9
Versie 1.23 | Optidrive ODE-3 IP66 Outdoor handleiding | 51www.invertekdrives.com
9.2. Aanvullende informatie met betrekking tot CAN, Modbus of beide
9.2.1 Drive Control Word Format
15 14 13 12 11 10 9876543210
Hoge byte Lage byte
Bit 0:
Commando start/stop: Stel in op 1 om de frequentieregelaar in te schakelen. Stel in op 0 om de frequentieregelaar uit te schakelen.
Bit 1: Signaal voor snelle stop. Stel in op 1 om de frequentieregelaar te laten stoppen met de 2e deceleratietijd.
Bit 2: Signaal voor reset. Stel in op 1 om de frequentieregelaar te resetten als de frequentieregelaar een fout vertoont.
Gebruiker moet dit bit wissen als de frequentieregelaar geen fouten vertoont om een onverwachte reset te voorkomen.
Bit 3: Signaal voor vrij uitlopen. Stel in op 1 om het signaal voor vrij uitlopen te geven.
Voor normaal bedrijf heeft bit 3 de hoogste prioriteit en heeft bit 0 de laagste prioriteit (bit 3>bit 1>bit 0). Als de gebruiker
bijvoorbeeld een commando instelt als 0x0009, zal de frequentieregelaar vrij uitlopen en niet blijven draaien. Voor een normale
werking/start zet u dit register op 1.
LET OP Start/stop (bit 0), snelle stop (bit 1) en vrij uitlopen (bit 3) werken alleen als P-31 = 0 of 1. Anders wordt de start/stop-
functie bestuurd door de stuurklemmen van de frequentieregelaar. De resetfunctie (bit 2) werkt altijd zolang de frequentieregelaar via
de Modbus-besturingsmodus wordt bestuurd (P-12 = 3 of 4).
9.2.2 Formaat snelheidsreferentie
De snelheidsreferentiewaarde wordt overgedragen met één decimaal (200 = 20,0 Hz). De maximale snelheidsreferentiewaarde
wordt beperkt door P-01. Register 2 of register 5 kan worden gebruikt voor het beheren van de snelheidsreferentie, maar in elk
besturingssysteem mag slechts één referentie worden gebruikt, anders kan onverwacht gedrag optreden.
9.2.3 Acceleratie -/deceleratietijd
Alleen actief wanneer P-12 = 4, dit register specificeert de acceleratie en deceleratie van de frequentieregelaar. Dezelfde waarde
wordt gelijktijdig toegepast op de acceleratie- en deceleratietijd. De waarde heeft twee decimalen, bijv. 500 = 5,00 seconden.
9.2.4 Status frequentieregelaar en foutcode
Het Hoge byte geeft de foutmeldingen van de frequentieregelaarweer.
Het lage byte geeft de statusinformatie van de frequentieregelaar als volgt:
Bit 0: 0 = frequentieregelaar gestopt, 1 = frequentieregelaar draait
Bit 1: 0 = OK, 1 = frequentieregelaar vertoont fout
Bit 5: 0 = OK, 1 = frequentieregelaar in stand-by
Bit 6: 0 = niet gereed, 1 = frequentieregelaar gereed voor gebruik (vertoont geen fouten, hardware ingeschakeld en geen
spanningsuitval)
CAN-communicatie
9
52 | Optidrive ODE-3 IP66 Outdoor handleiding | Versie 1.23 www.invertekdrives.com
10. Technische gegevens
10.1. Omgevingseisen
Operationele omgevingstemperatuur : -20 ... 40°C (zonder vorst en condensatie)
Omgevingstemperatuur opslag : -40 … 60°C
Maximaal hoogte : 2000 m. Derating noodzakelijk boven de 1000 m: 2,5%/100 m
Maximale luchtvochtigheid : 95%, zonder condensatie
Omgevingscondities : Optidrive E3 IP66 frequentieregelaars zijn ontworpen om te kunnen werken in
3S3 / 3C3-omgevingen in overeenstemming met IEC 60721-3-3.
10.2. Technische gegevens
Bouw-
grootte
kW HP Ingangs-
stroom
Zekering/
installatieautomaat
(type B)
Maximale
doorsnede kabel
Uitgangs-
stroom
Aanbevolen
remweerstand
Zonder UL
UL mm AWG A
110 - 115 (+/- 10%) V 1-fase-ingang, 230 V 3-fasen-uitgang (spanningsverdubbelaar)
1 0.37 0.5 7. 8 10 10 8 8 2.3 -
10.75 115 . 8 25 20 8 8 4.3 -
21.1 1.5 21.9 32 30 8 8 5.8 10 0
200 - 240 (+/- 10%) V 1-fase-ingang, 3-fasen-uitgang
1 0.37 0.5 3.7 10 6 8 8 2.3 -
10.75 17. 5 10 10 8 8 4.3 -
11.5 212 . 9 16 17. 5 8 8 7 -
21.5 212 . 9 16 17. 5 8 8 7 100
2 2.2 3 19. 2 25 25 8 8 10.5 50
3 4 5 29.2 40 40 8 8 15 . 3 25
200 - 240 (+/- 10%) V 3-fasen-ingang, 3-fasen-uitgang
1 0.37 0.5 3.4 6 6 8 8 2.3 -
10.75 15.6 10 10 8 8 4.3 -
11.5 29.5 16 15 8 8 7 -
21.5 28.9 16 15 8 8 7 10 0
2 2.2 3 12 .1 16 17. 5 8 8 10.5 50
3 4 5 20.9 32 30 8 8 18 25
35.5 7. 5 26.4 40 35 8 8 24 20
47. 5 10 33.3 40 45 16 5 30 15
411 15 50.1 63 70 16 5 46 10
380 - 480 (+/- 10%) V 3-fasen-ingang, 3-fasen-uitgang
10.75 13.5 6 6 8 8 2.2 -
11.5 25.6 10 10 8 8 4 .1 -
21.5 25.6 10 10 8 8 4 .1 250
2 2.2 3 7. 5 16 10 8 8 5.8 200
2 4 5 11 . 5 16 15 8 8 9.5 12 0
35.5 7. 5 17. 2 25 25 8 8 14 100
37. 5 10 21. 2 32 30 8 8 18 80
311 15 2 7. 5 40 35 8 8 24 50
415 20 34.2 40 45 16 5 30 30
4 18.5 25 44.1 50 60 16 5 39 22
422 30 51.9 63 70 16 5 46 22
LET OP De weergegeven kabeldiameters zijn de maximaal toelaatbare kabeldiameters die kunnen worden aangesloten op de
frequentieregelaar. De kabels moeten worden geselecteerd volgens de lokaal geldende voorschriften of richtlijnen.
10.3. 3-fasen-frequentieregelaar met 1-fase-voeding
The Optidrive ODE-3 frequentieregelaar (m.u.v. bouwgrootte 4) heeft de mogelijkheid om een 3-fasen (voedingsspanning)
frequentieregelaar aan te sluiten op een 1-fase voedingsspanning. De voorwaarde is wel dat de belasting maximaal 50% is van het
nominale vermogen van de frequentieregelaar. De 1-fase voedingsspanning moet worden aangesloten op de klemmen L1 en L2 van
de frequentie-regelaar.
Technische gegevens
10
www.invertekdrives.com Version 1.23 | Optidrive ODE-3 IP66 Outdoor Rated User Guide | 53
10.4. Aanvullende informatie voor UL-conformiteit
Optidrive E3 voldoet aan de UL-vereisten. Voor een actuele lijst van UL-conforme producten, zie UL-lijst NMMS.E226333. Om
volledige naleving te waarborgen, moet het volgende volledig in acht worden genomen.
Vereisten voor de voedingsspanning
Voedingsspanning 200 – 240 RMS V voor apparaten met 230 V, +/- 10% verschil toegestaan. Maximaal 240 V RMS.
380 – 480 RMS V voor apparaten met 400 V, +/- 10% verschil toegestaan. Maximaal 500 V RMS.
Onbalans Maximaal 3% spanningsverschil tussen fase en fase is toegestaan.
Alle Optidrive E3-apparaten hebben een controlefunctie voor de fase-onbalans. Een fase-onbalans van > 3% leidt tot een
uitschakeling van de frequentieregelaar. Voor voedingen met een onbalans van meer dan 3% (meestal het Indisch subcontinent
en delen van Azië en het Pacifisch gebied, inclusief China) adviseert Invertek Drives de installatie van netsmoorspoelen.
Frequentie 50 – 60Hz +/- 5% verschil
Kortsluitcapaciteit Nominale spanning Min. kW (HP) Max. kW (HP) Maximale
kortsluitstroom
115 V 0.37 (0.5) 1.1 (1.5) 100 kA RMS (wisselstroom)
230 V 0.37 (0.5) 11 (15) 100 kA RMS (wisselstroom)
400 / 460 V 0.75 (1) 22 (30) 100 kA RMS (wisselstroom)
Alle frequentieregelaars in de bovenstaande tabel zijn geschikt voor gebruik op een circuit dat niet meer dan de hierboven
gespecificeerde maximale kortsluitstroom kan opleveren in lijn met de opgegeven maximale voedingsspanning indien
beveiligd door zekeringen van het type J.
Eisen mechanische installatie
Alle Optidrive E3-apparaten zijn bedoeld voor installatie in gecontroleerde omgevingen die voldoen aan de voorwaarden die zijn vermeld in hoofdstuk
10.1. Omgevingseisen.
De frequentieregelaar kan worden gebruikt binnen een omgevingstemperatuurbereik zoals vermeld in hoofdstuk 10.1. Omgevingseisen.
Eisen elektrisch installatie
De inkomende voeding moet aangesloten worden zoals is beschreven in hoofdstuk 4.4. Aansluiten op de voeding.
De juiste voedings- en motorkabels moeten worden geselecteerd zoals is beschreven in hoofdstuk 10.2. Technische gegevens en de nationale
elektrische voorschriften of andere toepasselijke lokale voorschriften.
Motorkabel 75°C koper moet worden gebruikt.
Afmetingen en de aantrekkoppels van de klemmen zijn terug te vinden in hoofdstuk 3.3. Mechanische afmetingen – IP66 (NEMA 4X) ingesloten apparaten.
Een algemene kortsluitbeveiliging biedt geen beveiliging van aftakkingscircuits. De beveiliging van aftakkingscircuits dient in vereenstemming
metde nationale elektrische voorschriften en eventuele aanvullende lokale voorschriften te worden voorzien. De juiste waarden worden
weergegeven in hoofdstuk 10.2. Technische gegevens.
Een piekspanningsbeveiliging moet worden geïnstalleerd voor de frequentieregelaar wanneer de voedingsspanning 480V is. (fase naar aarde)
480 Volt (fase tot fase), geschikt voor overspanningscategorie III en biedt bescherming voor een nominale piekweerstandspanningspiek van 4 kV.
UL voorgeschreven klemmen/ringen moeten worden gebruikt voor alle aardings- en busbar aansluitingen.
Algemene vereisten
Optidrive E3 biedt bescherming tegen overbelasting van de motor in overeenstemming met de National Electrical Code (VS).
De onthoudfunctie van de thermische beveiliging moet worden ingeschakeld (P50 = 1), wanneer er geen PTC of thermistor (van de motor) is
aangesloten op de motor.
Een motor PTC of thermistor moet aangesloten worden op de frequentieregelaar zoals is aangeven in hoofdstuk 4.11.2. Aansluiting motorthermistor/PTC.
10.5. EMC-filter loskoppelen
Frequentieregelaars met een EMC-filter hebben een hogere lekstroom naar
aarde. Voor toepassingen waarbij uitschakeling optreedt, kan het EMC-filter
worden losgekoppeld van aarde door de EMC schroef te verwijderen.
In de afbeelding rechts is te zien waar de EMC schroef zit.
De Optidrive frequentieregelaars hebben intern varistoren om de regelaar te
beschermen tegen lijnspanningstransiënten, typisch afkomstig van blikseminslag
of van het schakelen van zware apparatuur op de hetzelfde voedingsnet.
Er mag geen flashtest op de regelaar worden uitgevoerd.
L1 L3 EMCL2/N UVW
1 2 3 4 5 6 7 8 9
10
11
I0I0I I0I0I
Technische gegevens
10
54 | Optidrive ODE-3 IP66 Outdoor handleiding | Versie 1.23 www.invertekdrives.com
11. Storing zoeken
11.1. Foutmeldingen
Fout-
melding
Nr. Omschrijving Oplossing
nF 00 Geen storing N.v.t.
 01 Overstroom interne remchopper Controleer de toestand van de externe remweerstand en de bedrading.
r 02 Overbelasting remweerstand De regelaar geeft een fout om de remweerstand te beschermen. Er is teveel remenergie
in de weerstand gestopt.
 03 Overstroom aan de uitgang In een korte tijd een zeer grote verandering van de stroom. Controleer de belasting
en/of de motor/bekabeling. Controleer of de acceleratietijd (P-03) niet te kort staat.
Controleer of de motorparameters correct zijn ingevoerd.
LET OP Na een O-I fout is er een korte wachttijd voordat de regelaar weer gereset kan
worden.
.r 04
Thermische overbelasting motor
(I2t)
De regelaar heeft >100% van de waarde van P-08 (motorstroom) voor een bepaalde tijd
geleverd. De regelaar geeft een fout om de motor te beschermen tegen overbelasting.
 06 Overspanning Controleer of de voedingsspanning correct is. Wanneer de motor snel remt werkt hij
regeneratief en komt er energie van de motor terug. Verleng de deceleratie tijd (P-04), voeg
een remweerstand toe (schakel de remchopper in met P-34) of laat de motor vrij uitlopen.
 07 Onderspanning De voedingsspanning is te laag of de voedingsspanning wordt weggeschakeld.
Controleer of er iets mis is met de voeding of met componenten in het voedingscircuit.
 08 Te hoge temperatuur koellichaam De regelaar is te warm geworden. Controleer de omgevingstemperatuur. Extra ruimte of
koeling is noodzakelijk.
 09 Te lage temperatuur De regelaar geeft een fout wanneer de temperatuur lager dan -10°C is. De temperatuur
moet weer boven de -10°C komen om te kunnen starten.
F 10 Fabrieksinstellingen zijn geladen
ri 11 Externe fout Een NC contact is geopend op digitale ingang 3. Wanneer een thermistor is
aangesloten op ingang 3: de motor is te warm geworden.
 12 Optibus communicatie time-out Controleer de communicatie tussen de regelaar en externe apparaten. Controleer de
parameter P-36 : adres, baudrate en time-out tijd van elke regelaar.
F 13
Rimpel tussenkringspanning te hoog
Controleer of alle inkomende voedingsfasen aanwezig en in balans zijn.
 14 Verlies van een ingangsfase Controleer de voedingsspanning en controleer of er geen onbalans is in de fasen.
  15 Overstroom aan de uitgang Controleer de motor en motorkabel op kortsluiting.
LET OP Na een hO-I fout is er een korte wachttijd voordat de regelaar weer gereset
kan worden.
F 16 Defecte thermistor op koellichaam
F 17 Interne geheugenfout (IO) Druk op de toets Stop. Neem contact op met uw leverancier als de storing aanhoudt.
 F 18 4-20 mA signaal buiten bereik Controleer het analoge circuit.
 19 Interne geheugenfout (DSP) Druk op de toets Stop. Neem contact op met uw leverancier als de storing aanhoudt.
F 21 Motorstoring PTC-weerstand Aangesloten motorthermistor is oververhit, bedradingsaansluitingen en motor controleren.
FF 22
Storing koelventilator (alleen IP66)
Controleer/vervang de koelventilator.
 23
Interne temperatuur
frequentieregelaar te hoog
Omgevingstemperatuur van de frequentieregelaar te hoog, controleer of er voldoende
koellucht aanwezig is.
F 26 Uitgangsfout Geeft aan dat er iets mis is achter de regelaar, zoals het missen van een fase of een
onbalans. Controleer de motor en de bekabeling.
F 41 Autotuning milukt De gemeten motorgegevens zijn niet correct.
Controleer de motor en de bekabeling. Staat de motor correct in ster of driehoek.
Controleer of de impedantie van alle fasen gelijk is. Controleer tevens of ingegeven
motorgegevens kloppen.Controleer of alle drie fasen van de motor aanwezig en in
balans zijn.
F 50 Modbus communicatie time-out Controleer de inkomende aansluitkabel van de Modbus RTU.
Controleer of ten minste één register binnen de in P-36 index 3 ingestelde timeoutperiode
cyclisch wordt opgeroepen.
F 51 CAN Open communicatie
time-out
Controleer de inkomende aansluitkabel van de CAN.
Controleer of de cyclische communicatie binnen de in P-36 indexnummer 3 ingestelde
time-outperiode plaatsvindt.
LET OP Na een overstroom of een thermische fout (3, 4, 5 en 15) is er intern een wachttijd voor resetten ingesteld die voorkomt dat
frequentieregelaar beschadigd wordt.
Storing zoeken
11
Versie 1.23 | Optidrive ODE-3 IP66 Outdoor handleiding | 55www.invertekdrives.com
11.2 Een fout herstellen
Wanneer de frequentieregelaar uitschakelt en een foutmelding wordt weergegeven, kan deze op een van de volgende manieren
worden gereset:
Verwijder de voedingsspanning volledig en wacht tot de regelaar volledig is uitgeschakeld. Schakel de stroom opnieuw in.
Verwijder en geef opnieuw een vrijgave/start commando.
Druk op de toets Stop/Reset.
Als Modbus of CAN in gebruik is, geeft u een reset via het control woord.
Fouten met de melding OI, hO-I of I.t-trp kunnen niet onmiddellijk worden gereset om schade te voorkomen die kan optreden
doordat de frequentieregelaar herhaaldelijk in een storingstoestand wordt gebracht. Een vertragingstijd volgens de volgende tabel
moet worden aangehouden voordat een reset mogelijk is.
Eerste fout 2 seconden wachttijd voordat reset mogelijk is
Tweede fout 4 seconden wachttijd voordat reset mogelijk is
Derde fout 8 seconden wachttijd voordat reset mogelijk is
Vierde fout 16 seconden wachttijd voordat reset mogelijk is
Vijfde fout 32 seconden wachttijd voordat reset mogelijk is
Volgorde fouten 64 seconden wachttijd voordat reset mogelijk is
Storing zoeken
11
56 | Optidrive ODE-3 IP66 Outdoor handleiding | Versie 1.23 www.invertekdrives.com
12. Energie-efficiëntie classificaties
Scan de QR-code of ga naar www.invertekdrives.com/ecodesign voor meer informatie
over de Ecodesign richtlijnen en voor specifieke product efficiëntie classificaties en verliesgegevens bij
deellast in overeenstemming met IEC 61800-9-2: 2017.
Energie-efficiëntie classificaties
12
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56

Sentera Controls FI-E13153E6-19 Mounting Instruction

Type
Mounting Instruction