Sentera Controls FI-E11105E2 Mounting Instruction

Type
Mounting Instruction
Bedienungsanleitung
www.sentera.eu
Gebruiksvriendelijke
allround
frequentieregelaar
IP20
0,37kW – 37kW / 0.5HP – 50HP
110 – 480 V 1-fase en 3-fasen ingang
2 | Optidrive ODE-3 gebruikershandleiding | Versie 1.02 www.invertekdrives.com
1. Snel van start .................................4
1.1. Belangrijke veiligheidsinformatie ........................4
1.2. Snel van start procedure ..............................5
1.3. Installatie nadat het apparaat langere tijd is opgeslagen ...6
2. Algemene Informatie en classificaties ............7
2.1. De frequentieregelaar identificeren aan de hand van het
modelnummer ...........................................7
2.2. Modelnummers van de frequentieregelaars ..............7
3. Mechanische installatie ........................9
3.1. Algemeen ...........................................9
3.2. Installatie volgens UL-richtlijnen .........................9
3.3. Mechanische afmetingen en montage
.....................9
3.4. Richtlijnen voor de montage in een schakelkast ...........10
4. Elektrische installatie .........................11
4.1. Aansluitschema .....................................11
4.2. Aardverbinding ..................................... 11
4.3. Aansluiten op de voeding ............................12
4.4. Motoraansluiting ....................................12
4.5. Aansluiting motorklemmenbox ......................... 13
4.6. Bedrading stuurstroomklemmen ........................13
4.7. Aansluitingen stuurstroomklemmen ...................... 13
4.8. Thermische beveiliging van de motor ...................14
4.9. Installatie conform EMC richtlijnen .....................15
4.10. Optionele remweerstand ............................15
5. Bediening ...................................16
5.1. Bediening van het toetsenbord ......................16
5.2. Statusmeldingen van het display ....................16
5.3. Parameters veranderen ............................ 16
5.4. Alleen-lezen-parameters openen ...................17
5.5. Parameters resetten ...............................17
5.6. Een fout herstellen ................................17
5.7. Leddisplay ......................................17
6. Parameters ................................18
6.1. Standaardparameters .............................. 18
6.2. Uitgebreide parameters ............................20
6.3. Geavanceerde parameters ......................... 25
6.4. P-00 Alleen-lezen-parameters (weergave) ............26
7. Configuratie analoge en digitale ingangen
......27
7.1. Algemeen ........................................27
7.2. Voorbeelden aansluitschema's
.....................27
7.3. Uitleg gebruikte afkortingen
........................ 28
7.4. Macrofuncties – Klemmenmode (P-12 = 0)
..........29
7.5. Macrofuncties – Toetsenbordmode (P-12 = 1 of 2)
....30
7.6. Macrofuncties - Veldbusmode (P-12 = 3, 4, 7, 8 of 9)
..30
7.7. Macrofuncties - Mode interne PI-regeling (P-12 = 5 of 6)
..
31
7.8. Fire Mode ....................................... 31
8. Modbus RTU-communicatie .................. 32
8.1. Inleiding .........................................32
8.2. Modbus RTU-specificaties ..........................32
8.3. Pin lay‐out RJ45 connector .........................32
8.4. Modbus Register Map .............................32
9. Technische gegevens ........................ 35
9.1. Omgevingseisen ..................................35
9.2. Technische gegevens ..............................35
9.3. 1‐fase voeding aansluiten op een 3‐fasen ODE‐3
frequentieregelaar ....................................36
9.4. Aanvullende informatie voor UL-conformiteit ...........36
9.5. EMC-filter loskoppelen ............................37
10. Storing zoeken ........................... 38
10.1. Foutmeldingen ...................................38
11. Energie-efficiëntie classificaties .............. 39
Versie 1.02 | Optidrive ODE-3 gebruikershandleiding | 3www.invertekdrives.com
Conformiteitsverklaring
Invertek Drives Ltd verklaart hierbij dat alle producten van het Optidrive ODE-3 productassortiment voldoen aan de relevante
veiligheidsvoorschriften van de volgende richtlijnen:
2014/30/EU (EMC) en 2014/35/EU (LVD)
Het ontwerp en de productie is in overeenstemming met de volgende geharmoniseerde Europese normen:
EN 61800-5-1: 2007 Regelbare elektrische aandrijfsystemen. Veiligheidseisen ‐ elektrisch, thermisch en energie
EN 61800-3: 2004 /A1 2012
Regelbare elektrische aandrijfsystemen. EMC-eisen en specifieke beproevingsmethoden
EN 55011: 2007
Grenswaarden en meetmethoden voor radio-storingskenmerken van HF-apparatuur voor industriële,
wetenschappelijke en medische doeleinden (zgn. ISM-apparatuur) HF-apparatuur (EMC)
EN60529: 1992 Beschermingsgraden van behuizingen
Elektromagnetische compatibiliteit
Alle Optidrive frequentieregelaars zijn ontworpen met inachtneming van strenge EMC-richtlijnen. Alle 1- en 3-fasen Optidrive
frequentieregelaars, die bedoelt zijn voor de Europese markt, zijn voorzien van een intern EMC filter. Dit EMC-filter is ontworpen
om emissies door geleiding via de voedingskabels terug te dringen naar het elektriciteitsnet om te voldoen aan de bovengenoemde
geharmoniseerde Europese normen.
Het is de verantwoordelijkheid van de installateur om ervoor te zorgen dat de apparatuur of het systeem waarin het product is
geïntegreerd, voldoet aan de EMC-wetgeving van het land waar het product wordt gebruikt en aan de geldende richtlijnen. Binnen
de Europese Unie moet de apparatuur waarin dit product is geïntegreerd, voldoen aan de EMC-richtlijn 2004/108/EG. Deze
gebruikershandleiding biedt instructies om ervoor te zorgen dat aan de geldende normen kan worden voldaan.
Copyright Invertek Drives Ltd © 2021
Alle rechten voorbehouden. Geen enkel deel van deze gebruikershandleiding mag worden gereproduceerd of verveelvoudigd in
enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of door middel van een systeem voor het
opslaan of ophalen van informatie zonder schriftelijke toestemming van de uitgever.
2 jaar garantie
Alle Invertek Optidrive frequentieregelaars hebben 2 jaar garantie op fabricagefouten vanaf de productiedatum. De fabrikant
aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade die tijdens of als gevolg van het transport, de ontvangst van de levering, de installatie
of de inbedrijfstelling wordt veroorzaakt. De fabrikant aanvaardt evenmin aansprakelijkheid voor schade die het gevolg is van een
ondeskundige, onzorgvuldige of foutieve installatie, een onjuiste instelling van de bedrijfsparameters van de frequentieregelaar, een
onjuiste combinatie van regelaar en motor, een onjuiste installatie, onaanvaardbare stof, vocht, bijtende stoffen, overmatige trilling of
gebruik bij omgevingstemperaturen die buiten de specificaties van het apparaat vallen.
De lokale distributeur kan naar eigen goeddunken andere voorwaarden opleggen. In alle gevallen met betrekking tot de garantie
moet eerst contact worden opgenomen met de lokale distributeur.
Deze gebruikershandleiding is niet de "orginele gebruikershandleiding". Alle niet-Engelstalige versies zijn
vertalingen van de "originele gebruikershandleiding".
De inhoud van deze gebruikershandleiding wordt geacht correct te zijn op het moment dat deze wordt afgedrukt. In het belang van
voortdurende verbetering behoudt de fabrikant zich het recht voor om de specificaties van het product of de prestaties ervan of de
inhoud van de gebruikershandleiding zonder voorafgaande kennisgeving te wijzigen.
Deze gebruikershandleiding is bedoeld voor firmwareversie 3.10
Gebruikershandleiding versie 1.02
Bij Invertek Drives Ltd wordt naar voortdurende verbetering gestreefd en hoewel alles in het werk is gesteld om nauwkeurige en
actuele informatie te verstrekken, dient de informatie in deze gebruikershandleiding uitsluitend te worden gebruikt als leidraad en
vormt deze geen deel van enig contract.
Bij de installatie van de frequentieregelaar op een voedingsspanning waar de fase-aardespanning de fase-fasespanning kan over-
schrijden (meestal IT-netwerken of marine-vaartuigen), is het van essentieel belang dat de aarding van het interne EMC-filter en van
de overspanningsbeveiliging (indien aanwezig) wordt losgekoppeld. Raadpleeg bij twijfel uw retailer voor meer informatie.
Deze handleiding is bedoeld als leidraad voor een correcte installatie. Invertek Drives Ltd kan niet aansprakelijk worden
gesteld voor de naleving of niet-naleving van nationale, lokale of andere voorschriften voor de juiste installatie van deze
frequentieregelaar of bij-behorende apparatuur. Er bestaat gevaar voor persoonlijk letsel en/of schade aan de apparatuur
bij het niet-naleven van de voorschriften tijdens de installatie.
Deze Optidrive bevat hoogspanningscondensatoren. Na het verwijderen van de hoofdvoeding duurt het enige tijd tot deze
zijn ontladen. Voordat u aan de frequentierege-laar begint te werken, dient u zich ervan te verzekeren dat de hoofdtoevoer van
de ne-tingangen is losgekoppeld. Wacht tien (10) minuten tot de condensatoren zijn ontladen tot een veilig spanningsniveau.
Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan ernstig lichamelijk letsel of de dood tot gevolg hebben.
Alleen gekwalificeerd elektrisch personeel dat vertrouwd is met de constructie en werking van dit apparaat en de
gevaren die ermee gepaard gaan, mag dit apparaat installe-ren, afstellen, bedienen of onderhouden. Lees en begrijp
deze handleiding en andere toepasselijke handleidingen in hun geheel voordat u verder gaat. Het niet in acht nemen van
deze voorzorgsmaatregel kan ernstig lichamelijk letsel of de dood tot gevolg hebben.
4 | Optidrive ODE-3 gebruikershandleiding | Versie 1.02 www.invertekdrives.com
Snel van start
1
1. Snel van start
1.1. Belangrijke veiligheidsinformatie
Gelieve de onderstaande BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINFORMATIE en alle waarschuwingen en opmerkingen in het overige deel
van de gebruikershandleiding door te lezen.
Gevaar: Geeft de kans op een elektrische schok
aan die, indien deze niet vermeden wordt, kan
leiden tot schade aan het apparaat en mogelijk
letsel of de dood.
Deze frequentieregelaar (Optidrive) is bedoeld voor
professionele inbouw in complete apparatuur of systemen als
onderdeel van een vaste installatie. Een onjuiste installatie kan
een veiligheidsrisico vormen. De Optidrive maakt gebruik van
hoge spanningen en stromen, slaat een hoog niveau elektrische
energie op en wordt gebruikt om mechanische apparaten
aan te drijven die verwondingen kunnen veroorzaken. Bij het
ontwerp en het in bedrijf stellen en de elektrische installatie van
het apparaat dient hier rekening mee te worden gehouden
om risico's te vermijden, zowel bij normaal gebruik als bij sto-
ringen aan de apparatuur. Installatie en het onderhoud van dit
product mogen alleen worden uitgevoerd door gekwalificeerde
elektriciens.
Het ontwerp, de installatie, de inbedrijfstelling en het onderhoud
van het apparaat dienen alleen te worden uitgevoerd door
per-soneel dat over de nodige opleiding en ervaring beschikt.
Zij moeten deze veiligheidsinformatie en de instructies in deze
handleiding zorgvuldig lezen en alle informatie met betrekking
tot het transport, de opslag, de installatie en het gebruik van
de Optidrive, met inbegrip van de aangegeven omgevings-
beperkingen, opvolgen.
Voer geen isolatietest of spanningstest uit op de Optidrive. Voer
eventueel vereiste elektrische metingen uit wanneer de Optidrive
is losgekoppeld.
Gevaar voor elektrische schokken! Koppel de Optidrive los
en ISOLEER de Optidrive alvorens werkzaamheden aan de
Optidrive uit te voeren. Op de klemmen van de frequentie-
regelaar staat tot 10 minuten na het uitschakelen van de
elektrische voeding hoge spanningen. Controleer altijd met
een geschikte multimeter of er geen spanning op de aan-
sluitklemmen van de frequentieregelaar staat voordat u met de
werkzaamheden begint.
Als de frequentieregelaar via een stekker en contactdoos wordt
gevoed, mag deze pas na 10 minuten na het uitschakelen van
de voeding worden losgekoppeld.
Zorg voor de juiste aardverbinding. De aardleiding moet
sterk genoeg zijn om de maximale foutstroom te geleiden die
normaal gesproken door de zekeringen of installatieautomaten
wordt begrensd. Zekeringen of installatieautomaten moeten in
de netvoeding van de frequentieregelaar worden gemonteerd,
volgens de plaatselijke wetgeving en voorschriften.
Zorg voor een correcte aarding en kabelkeuze volgens de
plaatselijke wetgeving en voorschriften. De frequentieregelaar
kan een lekstroom van meer dan 3,5 mA hebben; bovendien
moet de aardleiding sterk genoeg zijn om de maximale
foutstroom te geleiden die normaal gesproken door de
zekeringen of installatieautomaten wordt begrensd. Zeke-
ringen of installatieautomaten moeten in de netvoeding van de
frequentieregelaar worden gemonteerd, volgens de plaatselijke
wetgeving en voorschriften.
Voer geen werkzaamheden aan de stuurstroomkabels van de
frequentieregelaar uit terwijl de frequentieregelaar of de externe
besturingscircuits onder spanning staan.
Gevaar: Geeft een mogelijk gevaarlijke situatie
aan die niet elektrisch is en die, indien deze niet
wordt vermeden, tot materiële schade kan leiden.
Binnen de Europese Unie moeten alle machines waarin dit
product wordt gebruikt, voldoen aan de Richtlijn 2006/42/EG,
veiligheid van machines. De machinefabrikant is in het bijzonder
verantwoordelijk voor het leveren van een hoofdschakelaar en het
verzekeren dat de elektrische apparatuur voldoet aan EN60204-1.
Het veiligheidsniveau van de besturingsingangsfuncties van de
Optidrive – bijvoorbeeld stop/start, vooruit/achteruit en maximum-
snelheid – is niet voldoende voor gebruik in veiligheidskritische
toepassingen zonder onafhankelijke beschermingskanalen. Bij alle
toepassingen waarbij een storing letsel of de dood kan veroorzaken,
moet een risicobeoordeling worden uitgevoerd. Waar nodig
moeten verdere veiligheidsmaatregelen worden genomen.
De aangedreven motor kan bij het inschakelen starten als het
vrijgavesignaal is gegeven.
De STOP-functie ontlaadt de eventueel dodelijke hoge spanningen
niet. ISOLEER de frequentieregelaar en wacht 10 minuten voordat
u er werkzaamheden aan uitvoert. Voer nooit werkzaamheden aan
de frequentieregelaar, motor of motorkabel uit als er nog spanning
op staat.
De Optidrive kan worden geprogrammeerd om de motor te
laten draaien met snelheden boven of onder het toerental dat
wordt bereikt wanneer de motor direct op het elektriciteitsnet is
aangesloten. Vóór de inbedrijfstelling van de machine dient u
van de fabrikanten van de motor en de aangedreven machine
bevestiging te krijgen dat deze geschikt zijn voor gebruik buiten het
beoogde toerentalbereik.
Activeer de automatische resetfunctie niet op apparaten waarbij dit
een potentieel gevaarlijke situatie kan veroorzaken.
Optidriveapparaten zijn alleen bedoeld voor gebruik binnenshuis.
Bij de montage moet er rekening mee worden gehouden dat er
voldoende koeling is voor de frequentieregelaar. Boor niet in de
buurt van de frequentieregelaar, stof en spanen die bij het boren
ontstaan, kunnen tot schade leiden.
Het binnendringen van geleidende of ontvlambare vreemde
voorwerpen moet worden voorkomen. Brandbaar materiaal mag
niet in de buurt van de frequentieregelaar worden geplaatst
De relatieve luchtvochtigheid moet lager zijn dan 95% (geen
condensvorming).
Zorg ervoor dat de voedingsspanning, frequentie en het aantal
fasen (1-fase of 3-fasen) overeenkomen met de specificaties
van de geleverde Optidrive.
Sluit nooit de voedingsspanning aan op de uitgangsklemmen U, V, W.
Er mag niet geschakeld worden in de motorleiding.
Houd een minimale afstand aan van 100 mm tussen de
stuurstroombekabeling en de hoofdstroombekabeling en zorg dat de
bekabeling elkaar kruist in een hoek van 90 graden. Zorg ervoor dat
de klemmen met het juiste draaimoment worden aangedraaid.
Probeer niet zelf reparaties uit te voeren aan de Optidrive.
Neem bij vermoedelijke fouten of storingen contact op met uw
lokale Invertek distribiteur voor verdere hulp.
Versie 1.02 | Optidrive ODE-3 gebruikershandleiding | 5www.invertekdrives.com
Snel van start
1
1.2. Snel van start procedure
Stap
Handeling Zie hoofdstuk Blz.
1 Bepaal aan de hand van de modelcode op het etiket het
behuizingstype, het modeltype en de classificatie van uw
frequentieregelaar. Controleer met name of
-
de voedingsspanning correct is
- de motorstroom toereikend is voor de toegepaste motor
bij volle belasting.
2.1. De frequentieregelaar identificeren aan de hand
van het modelnummer
7
2 Haal de frequentieregelaar uit de verpakking en
controleer het apparaat. Meld eventuele schade
onmiddellijk aan de leverancier en verzender.
3 Zorg ervoor dat de plaats waar de frequentieregelaar
wordt gemonteerd, voldoet aan de omgevingseisen.
9.1. Omgevingseisen 35
4 Monteer de frequentieregelaar (met beschermingsgraad
van IP20) in een geschikte schakelkast en zorg voor een
geschikte ventilatie.
3.1. Algemeen
3.3. Mechanische afmetingen en montage
3.4. Richtlijnen voor de montage in een schakelkast
9
9
10
5 Selecteer de voedings- en motorkabels zodanig dat
wordt voldaan aan de lokale richtlijnen en voorschriften,
met inachtneming van de maximaal toegestane waarden.
9.2. Technische gegevens 35
6 Wanneer de frequentieregelaar op een IT-spanningsnet
wordt aangesloten of in een hoek is geaard, moet het
interne EMC-filter worden losgekoppeld voordat de
voeding wordt aangesloten.
9.5. EMC-filter loskoppelen 37
7 Controleer de voedingskabel en motorkabel op fouten of
kortsluiting.
8 Sluit de kabels op de juiste manier aan.
9 Controleer of de beoogde motor geschikt is voor
gebruik met de frequentieregelaar, met inachtneming
van de door de leverancier of fabrikant aanbevolen
voorzorgsmaatregelen.
4.9. Installatie conform EMC richtlijnen 15
10 Controleer de motorklemmenbox op de juiste ster- of
driehoekconfiguratie, indien van toepassing.
4.5. Aansluiting motorklemmenbox 13
11 Zorg ervoor dat de bekabeling is beveiligd door een
geschikte beveiligingsautomaat of geschikte zekeringen in
de inkomende voedingsleiding te installeren.
4.3.2. Zekering/beveiligingsautomaat
9.2. Technische gegevens
12
35
12 Sluit de voedingskabels aan en zorg er vooral voor dat
het apparaat juist is geaard.
4.1. Aansluitschema
4.2. Aardverbinding
4.3. Aansluiten op de voeding
4.4. Motoraansluiting
11
11
12
12
13 Sluit de stuurstroomkabels aan zoals vereist is voor de
toepassing.
4.6. Bedrading stuurstroomklemmen
4.9. Installatie conform EMC richtlijnen
7. Configuratie analoge en digitale ingangen
7.2. Voorbeelden aansluitschema's
13
15
27
27
14 Controleer de installatie en bekabeling grondig.
15 Schakel de voedingsspanning in en stel de parameters in. 5.1. Bediening van het toetsenbord
6. Parameters
16
18
6 | Optidrive ODE-3 gebruikershandleiding | Versie 1.02 www.invertekdrives.com
1.3. Installatie nadat het apparaat langere tijd
is opgeslagen
Wanneer de frequentieregelaar enige tijd voor de installatie
is opgeslagen of voor langere tijd niet aan de hoofdvoeding
aangesloten is geweest, moeten de gelijkspanningscondensatoren
in de frequentieregelaar worden hervormd volgens de volgende
tabel voordat de frequentieregelaar in gebruik wordt genomen. Bij
frequentieregelaars die langer dan 2 jaar niet op de hoofdvoeding
aangesloten zijn geweest, moet gedurende een bepaalde periode
een lagere netspanning worden toegepast die geleidelijk moet
worden verhoogd voordat de frequentieregelaar in gebruik wordt
genomen. De spanningsniveaus ten opzichte van de nominale
spanning van de frequentieregelaar en de duur die deze moeten
worden toegepast, zijn in de onderstaande tabel weergegeven.
Nadat de procedure is voltooid, kan de frequentieregelaar normaal
worden gebruikt.
100%
75%
50%
25%
T1 T2 T3 T4
Opslagperiode/
periode zonder
voeding
Percentage
initiële
ingangs-
spanning
Tijdperiode
T1
Percentage
secundaire
ingangs-
spanning
Tijdperiode
T2
Percentage
tertiaire
ingangs-
spanning
Tijdperiode
T3
Percentage
uiteindelijke
ingangs-
spanning
Tijdperiode
T4
Tot 1 jaar 100% N.v.t.
1 – 2 jaar 100% 1 uur N.v.t.
2 – 3 jaar 25% 30 minuten 50% 30 minuten 75% 30 minuten 100% 30 minuten
Meer dan 3 jaar 25% 2 uur 50% 2 uur 75% 2 uur 100% 2 uur
1.4. Snel van start overzicht
Snel van start – IP20

Sluit een start/stop contact/schakelaar aan tussen de
klemmen 1 & 2
o Sluit het contact om te starten
o Open het contact om te stoppen
 Sluit een potentiometer (5 – 10 kΩ) zoals afgebeeld aan
tussen de klemmen 5, 6 en 7
o Draai aan de potentiometer om de snelheid aan te
passen van P-02 (standaard 0 Hz) tot P-01 (standaard
50/60 Hz)
Snel van start
1
Versie 1.02 | Optidrive ODE-3 gebruikershandleiding | 7www.invertekdrives.com
Algemene Informatie en classificaties
2
2. Algemene Informatie en classificaties
Dit hoofdstuk bevat informatie over de Optidrive E3 inclusief de manier waarop de technische gegevens van de frequentieregelaar
kunnen worden geïdentificeerd.
2.1. De frequentieregelaar identificeren aan de hand van het modelnummer
Elke frequentieregelaar kan worden geïdentificeerd aan de hand van het modelnummer, zoals afgebeeld in de onderstaande
tabel. Het modelnummer staat op het verzendetiket en op het typeplaatje van de frequentieregelaar. In het modelnummer staan de
frequentieregelaar en eventuele opties vermeld.
ODE - 3 - 1 2 0021 - 1 F 1 2
Productfamilie IP-klasse 2 = IP20
Generatie Interne
remchopper
1 = Geen remchopper
4 = Interne remchopper
Bouwgrootte Filtertype 0 = Geen EMC-filter
F = Interne EMC-filter
Ingangsspanning 1 = 110 -115V
2 = 200 - 240V
4 = 380 - 480V
Aantal ingangsfasen
Uitgangsstroom x 10
2.2. Modelnummers van de frequentieregelaars
110 – 115V ± 10% – 1-fase ingang – 230 V 3-fasen uitgang (spanningsverdubbelaar)
Modelnummer kW HP Uitgangsstroom
(A) Bouwgrootte
Met filter Zonder filter
N.v.t. ODE-3-110023-1012 0.5 2.3 1
N.v.t. ODE-3-110043-1012 1 4.3 1
N.v.t. ODE-3-210058-1042 1.5 5.8 2
200 – 240 V ± 10% – 1-fase ingang – 3-fase uitgang
Modelnummer kW HP Uitgangsstroom
(A) Bouwgrootte
Met filter Zonder filter
ODE-3-120023-1F12 ODE-3-120023-1012 0.37 0.5 2.3 1
ODE-3-120043-1F12 ODE-3-120043-1012 0. 75 1 4.3 1
ODE-3-120070-1F12 ODE-3-120070-1012 1.5 271
ODE-3-220070-1F42 ODE-3-220070-1042 1.5 272
ODE-3-220105-1F42 ODE-3-220105-1042 2.2 3 10.5 2
N.v.t. ODE-3-320153-1042 4.0 5 15 . 3 3
200 – 240 V ± 10% – 3-fase ingang – 3-fase uitgang
Modelnummer kW HP Uitgangsstroom
(A) Bouwgrootte
Met filter Zonder filter
N.v.t. ODE-3-120023-3012 0.37 0.5 2.3 1
N.v.t. ODE-3-120043-3012 0. 75 1 4.3 1
N.v.t. ODE-3-120070-3012 1.5 271
ODE-3-220070-3F42 ODE-3-220070-3042 1.5 272
ODE-3-220105-3F42 ODE-3-220105-3042 2.2 3 10.5 2
ODE-3-320180-3F42 ODE-3-320180-3042 4.0 5 18 3
ODE-3-320240-3F42 ODE-3-320240-3042 5.5 7. 5 24 3
ODE-3-420300-3F42 ODE-3-420300-3042 7. 5 10 30 4
ODE-3-420460-3F42 ODE-3-420460-3042 11 15 46 4
ODE-3-520610-3F42 N.v.t. 15 20 61 5
ODE-3-520720-3F42 N.v.t. 18.5 25 72 5
8 | Optidrive ODE-3 gebruikershandleiding | Versie 1.02 www.invertekdrives.com
2
Algemene Informatie en classificaties
380 – 480 V ± 10% – 3-fase ingang – 3-fase uitgang
Modelnummer kW HP Uitgangsstroom
(A) Bouwgrootte
Met filter Zonder filter
ODE-3-140012-3F12 ODE-3-140012-3012 0.37 0.5 1.2 1
ODE-3-140022-3F12 ODE-3-140022-3012 0. 75 1 2.2 1
ODE-3-140041-3F12 ODE-3-140041-3012 1.5 24.1 1
ODE-3-240041-3F42 ODE-3-240041-3042 1.5 24.1 2
ODE-3-240058-3F42 ODE-3-240058-3042 2.2 3 5.8 2
ODE-3-240095-3F42 ODE-3-240095-3042 4 5 9.5 2
ODE-3-340140-3F42 ODE-3-340140-3042 5.5 7. 5 14 3
ODE-3-340180-3F42 ODE-3-340180-3042 7. 5 10 18 3
ODE-3-340240-3F42 ODE-3-340240-3042 11 15 24 3
ODE-3-440300-3F42 ODE-3-440300-3042 15 20 30 4
ODE-3-440390-3F42 ODE-3-440390-3042 18.5 25 39 4
ODE-3-440460-3F42 ODE-3-440460-3042 22 30 46 4
ODE-3-540610-3F42 N.v.t. 30 40 61 5
ODE-3-540720-3F42 N.v.t. 37 50 72 5
Versie 1.02 | Optidrive ODE-3 gebruikershandleiding | 9www.invertekdrives.com
Mechanische installatie
3
3. Mechanische installatie
3.1. Algemeen
 De Optidrive mag alleen in de verticale positie worden gemonteerd, op een vlakke, vlambestendige, trillingsvrije basis, met behulp
van de geïntegreerde bevestigingsgaten of de DIN-railklem (alleen bij bouwgrootten 1 en 2).
 IP20 frequentieregelaars zijn bedoeld voor installatie in een schakelkast zodat ze beschermd tegen omgevingsinvloeden.
 Monteer geen brandbaar materiaal in de buurt van de Optidrive.
 Zorg ervoor dat het temperatuurbereik van de omgeving binnen de toelaatbare grenzen voor de Optidrive valt. Zie hoofdstuk
9.1. Omgevingseisen.
 Zorg voor geschikte schone, niet-vochtige en niet-verontreinigde koellucht die aan de koelvereisten van de Optidrive voldoet.
3.2. Installatie volgens UL-richtlijnen
Zie hoofdstuk 9.4. Aanvullende informatie voor UL-conformiteit op pagina 36.
3.3. Mechanische afmetingen en montage
L1/ LL3
L2/N
Grootte
frequentieregelaar
A B C D E F Gewicht
mm inch mm inch mm inch mm inch mm inch mm inch Kg Ib
1173 6.81 83 3.27 123 4.84 162 6.38 50 1.97 50 1.97 1.0 2.2
2221 8.70 110 4.33 15 0 5.91 209 8.23 63 2.48 63 2.48 1.7 3.8
32 61 10.28 131 5.16 175 6.89 247 9.72 80 3 .15 80 3 .15 3.2 7.1
4420 16.54 171 6. 73 212 8.35 400 15 . 75 125 4.92 12 5 4.92 9.1 20.1
5 486 19.13 222 8 . 74 226 8.89 463 18.22 175 6.88 175 6.88 18 .1 39.9
Montagebouten Draaimomenten
Bouwgrootte Bouwgrootte Stuurklemmen Hoofdstroomklemmen
1 - 3 4 x M5 (#8) 1 - 3 0,5 Nm (4,4 lb-in) 1 Nm (9 lb-in)
4 4 x M8 4 0,5 Nm (4,4 lb-in) 2 Nm (18 lb-in)
5 4 x M8 5 0,5 Nm (4,4 lb-in) 4 Nm (35.5 lb-in)
10 | Optidrive ODE-3 gebruikershandleiding | Versie 1.02 www.invertekdrives.com
3
Mechanische installatie
3.4. Richtlijnen voor de montage in een schakelkast
 IP20 frequentieregelaars zijn bedoeld voor installatie in een schakelkast zodat ze beschermd tegen omgevingsinvloeden.
 De schakelkast moet van een warmtegeleidend materiaal zijn.
 Houd voldoende ruimte vrij rondom de frequentieregelaar. Zie de onderstaande tabel voor meer informatie.
 Bij gebruik van geventileerde schakelkasten moeten er boven en onder de frequentieregelaar ventilatieopeningen zijn om
een goede luchtcirculatie te garanderen. De lucht moet onder de frequentieregelaar worden aangezogen en boven de
frequentieregelaar worden afgevoerd.
 In elke omgeving waar de omstandigheden dit vereisen, moet de schakelkast zo zijn ontworpen dat de Optidrive aan alle kanten
wordt beschermd tegen het binnendringen van stof, corrosieve gassen of vloeistoffen, geleidende stoffen (zoals condensatie,
koolstof en metalen deeltjes) en sproei- of spatwater.
 In omgevingen met een hoog vocht-, zout- of chemicaliëngehalte dient een goede afgesloten (niet geventileerde) schakelkast te
worden gebruikt.
 Het ontwerp en de indeling van de schakelkast moet ervoor zorgen dat er voldoende ventilatieroutes en -openingen zijn, zodat
de lucht door het koellichaam van de frequentieregelaar kan circuleren. Invertek Drives adviseert de volgende minimumafstanden
voor frequentieregelaars in schakelkasten:
Grootte
frequentieregelaar
X
Onder & boven
Y
Zijkanten
Z
Tussenafstand
Aanbevolen
luchtstroom
mm inch mm inch mm inch CFM (ft3/min)
1 50 1.97 50 1.97 33 1.30 11
275 2.95 50 1.97 46 1. 81 22
3100 3.94 50 1.97 52 2.05 60
4100 3.94 50 1.97 52 2.05 12 0
5 200 7. 87 25 0.98 70 2.76 10 4
LET OP
Afstand Z geldt alleen wanneer twee frequentieregelaars naast elkaar worden gemonteerd.
Bij nominaal gebruik heeft de frequentieregelaar een warmteverlies van 3%.
Bovenstaande gegevens zijn richtlijnen. Zorg ervoor dat de omgevingstemperatuur rondom
de frequentieregelaar NOOIT boven de toelaatbare temperatuur komt.
Versie 1.02 | Optidrive ODE-3 gebruikershandleiding | 11www.invertekdrives.com
4. Elektrische installatie
4.1. Aansluitschema
Omschrijving Hfd. Blz.
AAardverbinding 4.2 11
BAansluiten op de voeding 4.3 12
CZekering/beveiligingsautomaat 4.3.2 12
DOptionele netsmoorspoel 4.3.3 12
EOptionele extern EMC-filter 4.10 15
FInterne hoofd-/werkschakelaar 4.3 12
GOptionele remweerstand 4.10 15
HMotoraansluitingen
IAnaloge uitgang 4 . 7.1 13
JRelaisuitgang 4.7.2 14
LAnaloge ingang 4.7.3 14
MDigitale ingangen 4.7.4 14
4.2. Aardverbinding
Aardingsrichtlijnen
Iedere aardklem van elke Optidrive moet DIRECT op de aarde van de locatie worden aangesloten (via het filter, indien
geïnstalleerd). De aardverbindingen van de Optidrive mogen niet van de ene frequentieregelaar naar de andere, of naar, of vanaf
andere apparatuur worden doorgelust. De aardingsimpedantie moet voldoen aan de plaatselijke industriële veiligheidsvoorschriften.
Om aan UL-richtlijnen te voldoen, moeten speciale UL-aardklemmen worden gebruikt.
De veiligheidsaarding van de frequentieregelaar moet worden aangesloten op de aarding van het systeem. De aardingsimpedantie
moet voldoen aan de eisen van de nationale en lokale industriële veiligheidsvoorschriften en/of elektrische voorschriften. De
integriteit van alle aardverbindingen moet regelmatig worden gecontroleerd.
Geleider van de aardverbinding
De geleider van de aardverbinding moet een doorsnede hebben die ten minste gelijk is aan die van de binnenkomende voedingsgeleider.
Veiligheidsaarde
Dit is de veiligheidsaarde voor de frequentieregelaar die volgens de voorschriften vereist is. Een van deze punten moet zijn aangesloten op
een aangrenzende staalconstructie (bijv. een balk), een aardelektrode of railsysteem. De aardingspunten moeten voldoen aan de nationale
en lokale industriële veiligheidsvoorschriften en/of elektrische voorschriften.
Aarding van de motor
De aarding van de motor moet worden aangesloten op de aardklemmen van de frequentieregelaar.
Aardfoutdetectie
Zoals bij alle frequentieregelaars is er een lekstroom naar de aarde mogelijk. De Optidrive is ontworpen om zo min mogelijk
lekstroom te produceren met inachtneming van de wereldwijde normen. Het stroomniveau wordt beïnvloed door de lengte en het
type motorkabel, de effectieve schakelfrequentie, de gebruikte aardverbinding en het type RFI-filter dat is geïnstalleerd. Als een
aardlekschakelaar wordt gebruikt, geldt het volgende:
 Gebruik een aardlekschakelaar van het type B.
 De aardlekschakelaar moet geschikt zijn voor apparatuur die een gelijkstroomcomponent in de lekstroom heeft.
 Voor elke Optidrive moet een individuele aardlekschakelaar worden gebruikt.
M
Elektrische installatie
4
12 | Optidrive ODE-3 gebruikershandleiding | Versie 1.02 www.invertekdrives.com
Afgeschermde kabel
De afscherming van de motorkabel dient ook aangesloten te worden op een van de aardklemmen van de regelaar of moet geaard
worden via een EMC beugel op de montageplaat van de schakelkast. De afscherming van de motorkabel dient ook aan de motorzijde
aan aarde te worden gelegd (EMC wartel). De afscherming van de stuursignalen moet alleen worden geaard aan de bronzijde.
4.3. Aansluiten op de voeding
4.3.1. Geschikte kabels
 Bij een 1-fase voeding moeten de voedingskabels op L1/L, L2/N worden aangesloten.
 Bij een 3-fase-voeding moeten de voedingskabels op L1, L2, en L3 worden aangesloten. De fasevolgorde is niet van belang.
 Zie voor conformiteit met CE en C Tick EMC hoofdstuk 4.9. Installatie conform EMC richtlijnen op blz. 15.
 Een vaste installatie is vereist om te voldoen aan IEC61800-5-1. Er dient gebruik te worden gemaakt van een geschikte
beveiligingsautomaat tussen de Optidrive en de voedingsbron. De beveiligingsautomaat moet voldoen aan de lokale
veiligheidsvoorschriften/-richtlijnen (bijv. binnen Europa: EN60204-1, veiligheid van machines).
 De doorsnede van de kabels moet conform de lokale voorschriften en richtlijnen worden gekozen. Zie voor de maximale
doorsnede hoofdstuk 9.2. Technische gegevens.
4.3.2. Zekering/beveiligingsautomaat
 Voor de kabelbeveiliging van de voedingskabel moeten geschikte zekeringen geïnstalleerd worden in de inkomende
voedingsleiding. Zie voor meer informatie hoofdstuk 9.2. Technische gegevens. De zekeringen moeten voldoen aan de lokale
richtlijnen en voorschriften. Doorgaans zijn zekeringen van het type gG (IEC 60269) of UL type J geschikt, maar in sommige gevallen
dienen zekeringen van het type aR te worden gebruikt. De reactietijd van de zekeringen moet minder dan 0,5 seconden bedragen.
 Indien de lokale richtlijnen dit toestaan, mogen er in plaats van zekeringen installatieautomaten van het type B met de juiste
afmetingen worden gebruikt, op voorwaarde dat de doorlaatcapaciteit voldoende is voor de installatie.
 De maximaal toegestane kortsluitstroom op de klemmen van de Optidrive is 100 kA (voldoet aan IEC60439-1).
4.3.3. Optionele netsmoorspoel
 Een netsmoorspoel (optie) voor de frequentieregelaar wordt aanbevolen in de volgende gevallen:
o De impedantie van de voedingsbron is laag of de kortsluitstroom is hoog.
o De voedingsspanning is zwak en dipt regelmatig of valt compleet weg.
o De 3 fasen van de voeding zijn niet in balans.
o De voedingsspanning naar de frequentieregelaar is afkomstig van een railsysteem met koolborstels (zoals bij portaalkranen).
 In alle andere installaties wordt een ingangssmoorspoel aanbevolen om de frequentieregelaar te beschermen tegen storingen in
de voedingsspanning. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de smoorspoelen.
Voedingsspanning Bouwgrootte Type smoorspoel
230 V
1-fase
1 OPT-2-L1016-20
2 OPT-2-L1025-20
3 N.v.t.
400 V
3-fasen
1 OPT-2-L3006-20
2 OPT-2-L3010-20
3 OPT-2-L3036-20
4 OPT-2-L3050-20
5 OPT-2-L3090-20
4.4. Motoraansluiting
 De frequentieregelaar stuurt een puls gemoduleerd spanningssignaal (PWM) uit. Voor motoren die niet geschikt zijn voor
frequentieregelaars zijn extra maatregelen noodzakelijk. Een sinusuitgangsfilter of en motorsmoorspoel moet dan worden
toegepast. Neem voor meer informatie contact op met uw motorleverancier.
 De motor moet worden aangesloten op de klemmen U, V en W van de Optidrive via een geschikte 3- of 4-aderige kabel.
Wanneer een 3-aderige kabel wordt gebruikt en de afscherming als aardgeleider functioneert, moet de afscherming een
doorsnede hebben die ten minste gelijk is aan die van de fasegeleiders wanneer deze van hetzelfde materiaal zijn gemaakt.
Wanneer een 4-aderige kabel wordt gebruikt, moet de aardgeleider een doorsnede hebben die ten minste gelijk is aan die van
de fasegeleiders en moet die kabel van hetzelfde materiaal als de fasegeleiders zijn.
 De aarding van de motor moet worden aangesloten op een van de aardklemmen van de Optidrive.
 Maximale lengte van de motorkabel voor alle modellen: 100 meter afgeschermd, 150 meter onafgeschermd.
 Als meerdere motoren via parallelle kabels op één frequentieregelaar worden aangesloten, moet een uitgangssmoorspoel
worden geïnstalleerd.
Elektrische installatie
4
Versie 1.02 | Optidrive ODE-3 gebruikershandleiding | 13www.invertekdrives.com
4.5. Aansluiting motorklemmenbox
Standaard kortsluitanker motoren zijn gewikkeld voor een bepaalde spanning (spoelspanning). Dit wordt weergegeven op het
typeplaatje van de motor (laagste spanning van de twee). De spoelspanning tezamen met de voedingsspanning bepalen of de
motor in ster of in driehoek moet worden gezet. In ster moet altijd de hoogste voedingsspanning worden gekozen.
Inkomende
voedingsspanning
Motorspanning volgens
typeplaatje Aansluiting
230 230 / 400
Driehoek
400 400 / 690
400 230 / 400 Ster
4.6. Bedrading stuurstroomklemmen
 Alle bekabeling van de analoge signalen moet afgeschermd zijn. Twisted pair bekabeling wordt aanbevolen.
 Houd de kabels voor hoofdstroom en stuurstroom indien mogelijke gescheiden en laat deze niet parallel lopen.
 24V DC en 230V AC aders moeten niet in dezelfde kabel (multicore) worden opgenomen.
 Het maximale draaimoment van de stuurstroomklemmen is 0,5 Nm.
 Doorsnede stuurstroomkabel: 0,05 – 2,5 mm2 / 30 – 12 AWG.
4.7. Aansluitingen stuurstroomklemmen
Standaardaansluitingen
Stuurstroomklem Signaal Omschrijving
1 Interne +24 V DC voeding
Interne +24 V DV voeding, 100 mA.
Sluit geen externe spanningsbron aan op
deze klem.
2 Digitale ingang 1 Positieve logica
"Logica 1" ingangsspanningsbereik: 8 V … 30 V DC
"Logica 0" ingangsspanningsbereik: 0 V … 4 V DC
3 Digitale ingang 2
4Digitale ingang 3/analoge
ingang 2
Digitaal: 8 tot 30 V DC
Analoog: 0 tot 10 V, 0 tot 20 mA of 4 tot 20 mA
5 Interne +10 V DC voeding +10 V, 10 mA, 1 kΩ minimum
6Analoge ingang 1/digitale
ingang 4
Analoog: 0 tot 10 V, 0 tot 20 mA of 4 tot 20 mA
Digitaal: 8 tot 30 V
7 0 V (Common) Aansluiting 0V-common, intern doorverbonden met
klem 9
8Analoge uitgang/digitale
uitgang
Analoog: 0 tot 10 V,
Digitaal: 0 tot 24 V 20 mA maximum
9 0 V (Common) Aansluiting 0V-common, intern doorverbonden met
klem 7
10 Common uitgangsrelais
11 NO contact uitgangsrelais Contact 250 V AC, 6 A / 30 V DC, 5 A
Bedoeld voor een resistieve belasting (weerstand).
Elektrische installatie
4
14 | Optidrive ODE-3 gebruikershandleiding | Versie 1.02 www.invertekdrives.com
Elektrische installatie
4
4.7.1. Analoge uitgang
De functie van de analoge uitgang kan worden geconfigureerd met de parameter P-25. Zie voor meer informatie hoofdstuk 6.2.
Uitgebreide parameters op pagina 20.
De analoge uitgang heeft, afhankelijk van de parameterinstelling, 2 verschillende modes:
 Analoge modus
o De uitgang is 0 – 10 V DC, met een maximale belastingsstroom van 20 mA.
 Digitale modus
o De uitgang stuurt 24 V DC uit, met een maximale belastingsstroom van 20 mA
4.7.2. Relaisuitgang
De functionaliteit van de relaisuitgang kan worden geconfigureerd met de parameter P-18. Zie voor meer informatie hoofdstuk
6.2. Uitgebreide parameters op pagina 20.
4.7.3. Analoge ingangen
Er zijn 2 analoge ingangen beschikbaar. Deze ingangen kunnen desgewenst ook als digitale ingang gebruikt worden. Het formaat
van de analoge ingangen kan als volgt worden ingesteld:
 Parameter P-16 : formaat van analoge ingang 1 (klem 6).
 Parameter P-47 : formaat van analoge ingang 2 (klem 4).
Deze parameters worden nader beschreven in hoofdstuk 6.2. Uitgebreide parameters op pagina 20.
De functie van de analoge ingang, bijv. voor snelheidsreferentie of PID-terugkoppeling, wordt bepaald door parameter P-15.
De functies van deze parameters en de beschikbare opties worden beschreven in hoofdstuk 7. Configuratie analoge en digitale
ingangen op pagina 27.
4.7.4. Digitale ingangen
Er zijn tot vier digitale ingangen beschikbaar. De functie van de ingangen wordt bepaald door de parameters P-12 en P-15. Zie voor
meer informatie hoofdstuk 7. Configuratie analoge en digitale ingangen op pagina 27.
4.8. Thermische beveiliging van de motor
4.8.1. Interne thermische beveiliging
De Optidrive E3 heeft een interne stroomgrens die is ingesteld op 150% van de nominale motorstroom. Deze waarde kan via
parameter P-54 worden aangepast. De frequentieregelaar heeft een interne thermische motorbeveiliging. Als de motorstroom
(instelbaar via P-08) > 100% is gedurende een bepaalde tijd, wordt de foutmelding "I.t-trP" weergegeven (bijv. bij 150% gedurende
60 sec.).
4.8.2. Aansluiting motorthermistor/PTC
Als een motorthermistor/PTC wordt gebruikt, moet deze als volgt worden aangesloten:
Stuurstroomklemmen Aanvullende informatie
Compatibele thermistor: PTC-type, 2,5 kΩ uitschakelniveau.
 Stel P-15 zodanig in dat ingang 3 fungeert als externe uitschakeling,
bijv. P-15 = 3. Zie hoofdstuk 7. Configuratie analoge en digitale
ingangen op pagina 27 voor meer informatie.
Stel P-47 in op = “"
Versie 1.02 | Optidrive ODE-3 gebruikershandleiding | 15www.invertekdrives.com
Elektrische installatie
4
4.9. Installatie conform EMC richtlijnen
Categorie Type voedingskabel Type motorkabel Stuurstroomkabels Maximaal toegestane
lengte motorkabel
C16Afgeschermd1Afgeschermd1,5
Afgeschermd4
1M / 5M7
C2 Afgeschermd2Afgeschermd1, 5 5M / 25M7
C3 Onafgeschermd3Afgeschermd225M / 100M7
1 Een afgeschermde kabel die geschikt is voor vaste installatie met de juiste spanningsspecificaties. Een gevlochten afgeschermde
kabel waarbij de afscherming minstens 85% van het kabeloppervlak beslaat, ontworpen met een lage impedantie voor HF-
signalen. De installatie van een standaardkabel in een geschikte stalen of koperen buis is ook toegestaan.
2 Een kabel die geschikt is voor vaste installatie met de juiste spanningsspecificaties en een concentrische beschermingsdraad. De
installatie van een standaardkabel in een geschikte stalen of koperen buis is ook toegestaan.
3 Een kabel die geschikt is voor vaste installatie met de juiste spanningsspecificaties. Een afgeschermde kabel is niet vereist.
4
Een afgeschermde kabel met een lage impedantie-afscherming. Voor analoge signalen wordt Een “twisted pair” kabel aanbevolen.
5 Gebruik een EMC wartel bij de motor aan het einde van de kabel. De EMC wartel zorgt voor de beste omsluiting van de
afgeschermde kabel en daardoor is impedantie naar aarde zo laag mogelijk. Bij de montage van frequentieregelaars in
een stalen schakelkast kan de kabelbescherming met behulp van een geschikte EMC-klem of -wartel zo dicht mogelijk bij de
frequentieregelaar worden aangesloten.
6 Er wordt alleen aan de categorie C1 voldaan voor de geleidende vervuiling. Categorie C1 geldt niet voor de zendende
vervuiling. Om te voldoen aan categorie C1 emissies door straling kunnen aanvullende maatregelen nodig zijn. Neem contact op
met uw retailer voor verdere hulp.
7 Geldt alleen bij gebruik van een extern EMC filter.
4.10. Optionele remweerstand
Vanaf bouwgrootte 2 hebben alle Optidrive ODE-3 frequentieregelaars een interne remchopper. Op de remchopper kan extern
een remweerstand worden aangesloten en d.m.v. deze remweerstand kan regeneratieve remenergie vernietigd worden. Door de
remweerstand kan de motor/aandrijving sneller stilgezet worden.
De remweerstand moet zoals afgebeeld worden aangesloten op de "+"-klem en "BR"-klem.
Het spanningsniveau op deze klemmen kan meer dan 800 V DC bedragen.
Opgeslagen lading kan aanwezig zijn na het uitschakelen van de voeding.
Laat minimaal 10 minuten ontladen na het uitschakelen van de stroom voordat u probeert een verbinding met deze
klemmen tot stand te brengen.
Neem voor geschikte weerstanden en ondersteuning bij de selectie contact op met uw Invertek-retailer.
Remchopper met thermische beveiliging
L1/L
K1
ODE-3
DC+
K1 - Hoofdstroomrelais
Thermische beveiliging / remweerstand met interne oververhittingsschakelaar
BR
L2/N L3
Dlx
+ 24 VDC ODE-3
Optionele bedrading
Het wordt ten zeerste aanbevolen om de frequentieregelaar uit te rusten
met een hoofdcontactor en om een extra thermische beveiliging voor de
remweerstand te plaatsen en te gebruiken.
De contactor moet zodanig zijn bedraad dat hij opent in geval van
oververhitting van de weerstand, anders kan de frequentieregelaar
de stroomtoevoer niet onderbreken als de remchopper gesloten blijft
(kortsluiting) in een storingssituatie.
Het is ook aan te bevelen om de thermische beveiliging te verbinden met
een digitale ingang van de frequentieregelaar als een extern fout signaal.
Het spanningsniveau op deze
klemmen kan meer dan 800 V DC
bedragen.
Opgeslagen lading kan aanwezig
zijn na het uitschakelen van de
voeding.
Laat minimaal 5 minuten ontladen
na het uitschakelen van de stroom
voordat u probeert een verbinding
met deze klemmen tot stand te
brengen.
16 | Optidrive ODE-3 gebruikershandleiding | Versie 1.02 www.invertekdrives.com
5. Bediening
5.1. Bediening van het toetsenbord
De frequentieregelaar kan worden geconfigureerd en uitgelezen via het toetsenbord en het display.
NAVIGATIE
Met deze knop stap je door de verschillende meetwaarden:
freq., stroom, omw./min. Wanneer de knop 2 sec. wordt
ingedrukt ga je naar de parameter mode. Met deze knop sla je
ook de gewijzigde parameters op.
OMHOOG
Verhoogt de gewenste frequentie in bedieningspaneel mode. In
parameter mode wordt met deze knop de volgende parameter
gekozen en kun je een bepaalde waarde verhogen.
OMLAAG
Verlaagt de gewenste frequentie in bedieningspaneel mode.
In parameter mode wordt met deze knop de vorige parameter
gekozen en kun je een bepaalde waarde verlagen.
RESET/STOP
Met deze knop reset je de regelaar wanneer deze een fout
heeft. In bedieningspaneel mode dient deze knop ook als
stop knop.
START
In bedieningspaneel mode wordt een regelaar die in stop staat
gestart. Wanneer de regelaar al draait zorgt deze knop ervoor
dat de regelaar van richting veranderd.
5.2. Statusmeldingen van het display
  

  Fire
Frequentieregelaar
gestopt/geen
vrijgave
Frequentieregelaar
is gestart/draait en
weergave van de
uitgangsfrequentie
(Hz)
Druk < 1 seconde op
de toets Navigatie.
De motorstroom
wordt weergegeven
(ampère)
Druk < 1 seconde
op de toets
Navigatie. Het
motorvermogen
wordt
weergegeven (kW)
Als P-10 > 0, wordt
de motorsnelheid
(rpm) weergegeven
wanneer de toets
Navigatie < 1
seconde wordt
ingedrukt
De regelaar staat
in de Fire mode en
kan niet worden
gereset totdat
de Fire mode is
gedeactiveerd
5.3. Parameters veranderen
     
Houd de toets
Navigatie > 2
seconden ingedrukt
Gebruik de
toetsen Omhoog
en Omlaag om
de gewenste
parameter te
selecteren
Druk < 1 seconde
op de toets
Navigatie
Pas de waarde
aan met de toetsen
Omhoog en
Omlaag
Druk gedurende
< 1 seconde op
deze toets om terug
te keren naar het
parametermenu
Druk gedurende
> 2 seconde op
deze toets om terug
te keren naar het
bedieningsdisplay
Operation
5
Versie 1.02 | Optidrive ODE-3 gebruikershandleiding | 17www.invertekdrives.com
5.4. Alleen-lezen-parameters openen
     
Houd de toets
Navigatie > 2
seconden ingedrukt
Gebruik de toetsen
Omhoog en
Omlaag om P-00
te selecteren
Druk < 1 seconde
op de toets
Navigatie
Gebruik de toetsen
Omhoog en
Omlaag om de
benodigde alleen-
lezen-parameter te
selecteren
Druk < 1 seconde
op de toets
Navigatie om de
waarde weer te
geven
Houd de toets
Navigatie >
2 seconden
ingedrukt om terug
te keren naar het
bedieningsdisplay
5.5. Parameters resetten
e 
Druk op de toets
Stop.
Op het display
staat “
Om de
parameterwaarden
te resetten naar de
fabrieksinstellingen,
houdt u de toetsen
Omhoog, Omlaag
en Stop > 2
seconden ingedrukt.
Op het display
staat “e
5.6. Een fout herstellen
 
Druk op de toets
Stop.
Op het display
staat “
5.7. Leddisplay
De Optidrive E3 heeft een ingebouwd leddisplay met 6 cijfers en 7 segmenten. Om bepaalde waarschuwingen weer te geven,
worden de volgende methoden gebruikt:
5.7.1 LED Display Layout
.
.
.
.
.
.
a b c d e f
5.7.2 LED Display Meanings
Ledsegmenten Gedrag Betekenis
a, b, c, d, e, f Knipperen allemaal Overbelasting, uitgangsstroom motor overschrijdt P-08
a en f Knipperen afwisselend Geen voeding (inkomende wisselstroom is verwijderd)
a Knippert Fire-mode geactiveerd
Operation
5
18 | Optidrive ODE-3 gebruikershandleiding | Versie 1.02 www.invertekdrives.com
6. Parameters
6.1. Standaardparameters
Par. Omschrijving Minimaal
Maximaal
Standaard Eenheid
P-01 Maximale frequentie/snelheid P-02 500.0
50.0 (60.0)
Hz/rpm
Maximale snelheid in Hz of rpm. Bij P-10 > 0 wordt de snelheid in rpm ingegeven.
P-02 Minimale frequentie/snelheid 0.0 P-01 0.0 Hz/rpm
Minimale snelheid in Hz of rpm. Bij P-10 > 0 wordt de snelheid in rpm ingegeven.
P-03 Acceleratietijd 0.00 600.0 5.0 s
Acceleratietijd van nul Hz/rpm tot de nominale motorsnelheid (P-09) in seconden.
P-04 Deceleratietijd 0.00 600.0 5.0 s
Deceleratietijd van de nominale frequentie (P-09) tot stilstand in seconden. Bij P-04 = 0 wordt de deceleratietijd ingesteld door
parameter P-24.
P-05 Stopmodus / reactie op spanningsuitval 0 4 0 -
Kiest de stopmodus van de frequentieregelaar en het gedrag bij uitval van de voedingsspanning tijdens bedrijf.
Instelling
Reactie op een stop commando Reactie op een spanningsuitval
0 Gecontroleerd stoppen (P-04)
Doordraaien (energie terugwinnen uit de belasting om de werking in
stand te houden)
1 Vrij uitlopen Vrij uitlopen
2 Gecontroleerd stoppen (P-04) Snel gecontroleerd stoppen (P-24), vrij uitlopen indien P-24 = 0
3
Gecontroleerd stoppen (P-04) met AC Flux
Snel gecontroleerd stoppen (P-24), vrij uitlopen indien P-24 = 0
4
Gecontroleerd stoppen (P-04)
Geen actie
P-06 Energiebesparing 0 3 0 -
Motor energiebesparingsfunctie. Bij een lichte belasting zal de regelaar de motorspanning met maximaal 50% laten zakken wat
resulteert in een lagere stroom. Alleen gebruiken bij regelingen waar de snelheid niet veel of langzaam verandert.
Optidrive energiebesparingsfunctie De interne verliezen in de regelaar worden door deze functie verlaagd. Bij een lichte belastingen
kan deze functie trillingen in de motor veroorzaken. Alleen bij Pompen en ventilatoren toepassen.
Instelling
Motor energiebesparingsfunctie Optidrive energiebesparingsfunctie
0 Uitgeschakeld
Uitgeschakeld
1 Ingeschakeld Uitgeschakeld
2 Uitgeschakeld Ingeschakeld
3
Ingeschakeld
Ingeschakeld
P-07 Nominale motorspanning / “Back EMF bij nominal
toerental” (PM / BLDC)
0250 / 500 230 / 400 V
KA motoren : de nominale motorspanning staat vermeld op het typeplaatje van de motor.
PM/BLDC motoren : de opgewekte “Back EMF” bij nominale snelheid/frequentie (zie typeplaatje van de motor).
P-08 Nominale motorstroom Vermogen afhankelijk A
Deze parameter moet worden ingesteld op de nominale stroom van de motor (typeplaatje).
P-09 Nominale motorfrequentie 10 500 50 (60) Hz
Deze parameter moet worden ingesteld op de nominale frequentie van de motor (typeplaatje).
P-10 Nominale motorsnelheid 0 30000 0 RPM
Optioneel kan de motorsnelheid worden ingegeven (zie typeplaatje van de motor). Wanneer P-10 niet wordt veranderd (P-10 = 0)
worden alle snelheid gerelateerde parameters weergegeven in Hz en is de slipcompensatie (hiermee wordt de snelheid constant
gehouden onafhankelijk van de belasting) uitgeschakeld. Wordt bij P-10 de motor snelheid ingegeven, dan worden alle snelheid
gerelateerde parameters in rpm weergegeven en wordt er slipcompensatie toegepast.
LET OP Als de waarde van P-09 wordt gewijzigd, wordt de waarde van P-10 teruggezet naar 0.
Parameters
6
Versie 1.02 | Optidrive ODE-3 gebruikershandleiding | 19www.invertekdrives.com
Par. Omschrijving Minimaal
Maximaal
Standaard Eenheid
P-11 Koppelboost bij lage frequenties (IxR compensatie) 0.0
Vermogen
afhankelijk
Vermogen
afhankelijk
%
Het koppel bij lage frequenties kan verhoogd worden met deze parameter. Een te hoog niveau van de boost kan zorgen voor een te
hoge motorstroom en voor onnodige thermische foutmeldingen (zie hoofdstuk 10.1. Foutmeldingen).
De werking van deze parameter is tevens afhankelijk van parameter P-51:
P-51 P-11
0 0
Boost wordt automatisch berekend aan de hand van autotune-gegevens.
>0
De spanningsboost = P-11 x P-07. Dit is de spanning bij 0.0Hz en wordt lineair afgebouwd tot P-09 / 2
1 Alle
De spanningsboost = P-11 x P-07. Dit is de spanning bij 0.0Hz en wordt lineair afgebouwd tot P-09 / 2
2, 3, 4, 5
Alle
Stroomboost = 4*P-11*P-08.
Bij asynchrone motoren (P51 = 0 of 1) is het raadzaam om de motor op 5 Hz te laten draaien en vervolgens parameter P-11
zodanig af te stellen dat de stroom ongeveer gelijk is aan de magnetiseringsstroom van de motor. De onderstaande waarden
kunnen ook als referentie gebruikt worden:
Bouwgrootte 1: 60 - 80% van de motorstroom
Bouwgrootte 2: 50 - 60% van de motorstroom
Bouwgrootte 3: 40 - 50% van de motorstroom
Bouwgrootte 4: 35 - 45% van de motorstroom
P-12 Selectie aansturing van de regelaar 0 9 0 -
0: Via de klemmen. Met de klemmen 1 t/m 11 kan de regelaar worden gestart en de snelheid worden opgegeven.
1: Via het bedieningspaneel (vooruit). De frequentieregelaar kan in de voorwaartse richting worden bediend met behulp
van het interne of een extern toetsenbord.
2: Via het bedieningspaneel (vooruit en achteruit). De frequentieregelaar kan in de voorwaartse en achterwaartse
richting worden bediend met behulp van het interne of een extern toetsenbord. Door op de toets START van het toetsenbord te drukken
schakelt u tussen vooruit en achteruit.
3: Via Modbus. Aansturing via Modbus RTU (RS485). De acc/dec tijden zijn instelbaar via de parameters.
4: Via Modbus. Aansturing via Modbus RTU (RS485). De acc/dec tijden zijn instelbaar via Modbus.
5: Via de PI regeling. PI regeling met externe terugkoppeling.
6: Via de PI regeling (optelling analoge ingang 1). PI regeling met externe terugkoppeling en optelling van analoge
ingang 1.
7: Via CANopen (Acc/dec via parameters). Aansturing via CANopen (RS485). De acc/dec tijden zijn instelbaar via de
parameters.
8: Via CANopen (Acc/dec via CAN Open). Aansturing via CANopen (RS485). De acc/dec tijden zijn instelbaar via
CANopen.
9: De regelaar wordt door de Master regelaar via Optibus aangestuurd. Het slave adres (P-36) moet > 1.
LET OP Wanneer P-12 = 1, 2, 3, 4, 7, 8 of 9 moet er een vrijgave worden gegeven via digitale ingang 1 (klem 2).
P-13 Applicatie selectie 0 2 0 -
Zorgt voor een snellere inbedrijfname van de frequentieregelaar omdat een aantal parameters afhankelijk van de applicatie met een
standaard waarde worden ingesteld die goed past bij de applicatie. Er zijn 3 keuze mogelijkheden:
0: Industriële mode. Voor algemene industriële toepassingen.
1: Pomp mode. Voor centrifugaal pompen.
2: Ventilator mode. Voor ventilatoren.
Instelling Applicatie Stroomgrens
(P-54)
Koppel-
karakteristiek
Vangfunctie
(P-33)
Reactie bij thermische
overbelasting (P-60 index 2)
0 Algemeen 150% Constant
0: uitgeschakeld 0: uitschakeling
1 Pomp 110 % Variabel 0: uitgeschakeld 1: stroombegrenzing
2 Ventilator 110 % Variabel 2: ingeschakeld 1: stroombegrenzing
P-14 Toegang tot uitgebreide parameters 0 65535 0 -
Geeft toegang tot uitgebreide en geavanceerde parametergroepen. Deze parameter moet worden ingesteld op de in P-37
g
eprogrammeerde waarde (standaard: 101) om de uitgebreide parameters te bekijken. Stel de parameter in op P-37 + 100 om de
geavanceerde parameters te bekijken en aan te passen. De code kan desgewenst door de gebruiker in P-37 worden gewijzigd.
Parameters
6
20 | Optidrive ODE-3 gebruikershandleiding | Versie 1.02 www.invertekdrives.com
6.2. Uitgebreide parameters
Par. Omschrijving Minimaal
Maximaal
Standaard Eenheid
P-15 Functieselectie van de ingangen 0 19 0 -
P-12 bepaalt de aansturingsmodus en door gebruik te maken van parameter P-15 kunnen de functies van de ingangen aangepast
worden. Zie hoofdstuk 7. Configuratie analoge en digitale ingangen voor meer informatie.
P-16 Signaalformaat analoge ingang 1 (klem 6) Zie onder U0-10 -
  =
0 tot 10 V signaal (unipolair). Standaard komt 0 - 10V overeen met de minimale (P-02) tot de maximale (P-01) frequentie.
  = 0 tot 10 V signaal (unipolair), bediening vooruit en achteruit. Wanneer een 50% offset wordt ingesteld in P-39 en een
200% scalering wordt ingesteld in P-35 is het mogelijk om met 0-10V vooruit en achteruit te draaien.
  = 0 tot 20 mA signaal.
  = 4
tot 20 mA signaal, de Optidrive schakelt uit en toont de foutcode F 500ms nadat het signaal onder 3mA is gezakt.
r  = 4 tot 20 mA signaal, de Optidrive gaat voorkeuzesnelheid 1 uitsturen wanneer het signaalniveau minder dan 3mA is.
  =
20 tot 4 mA signaal, de Optidrive schakelt uit en toont de foutcode F 500ms nadat het signaal onder 3mA is gezakt.
r  = 20 tot 4 mA signaal, de Optidrive gaat voorkeuzesnelheid 1 uitsturen wanneer het signaalniveau minder dan 3mA is.
  =
10 tot 0 V signaal (unipolair). Standaard komt 10 - 0V overeen met de minimale (P-02) tot de maximale (P-01) frequentie.
P-17 Effectieve schakelfrequentie 4 32 8 kHz
Met P-17 wordt de maximale schakelfrequentie ingesteld. Wanneer “rEd” wordt weergegeven in het display betekent dit dat
schakelfrequentie is gereduceerd (uitleesbaar via P00-32). De reden hiervoor is dat de temperatuur van de koelplaat te hoog is
opgelopen.
LET OP Houd er rekening mee dat bij hogere schakelfrequenties er meer warmteverliezen zijn. Afhankelijk van de bouwgrootte en
de omstandigheden is het noodzakelijk om “derating” (= een bouwgrootte groter kiezen) toe te passen. Neem contact op met de
retailer voor meer informatie.
P-18 Functieselectie relaisuitgang 0 12 1 -
Selectie van de functie van het uitgangsrelais. Het relais (klem 10 en 11) is gemaakt wanneer de voorwaarde waar is.
0: Regelaar in “Run”. Uitgang wordt hoog wanneer de regelaar is gestart.
1: Regelaar “OK”. Uitgang wordt hoog wanneer de voedingsspanning aanwezig is en er geen fout is.
2: Motor op snelheid. Uitgang wordt hoog wanneer de actuele snelheid gelijk is aan de gewenste snelheid.
3: Regelaar in fout. Uitgang wordt hoog wanneer de regelaar een fout geeft.
4: Motor snelheid >= grens. Uitgang wordt hoog wanneer de actuele snelheid groter of gelijk is aan de ingestelde waarde
van P-19.
5:
Motor stroom >= grens. Uitgang wordt hoog wanneer de actuele stroom groter of gelijk is aan de ingestelde waarde van P-19.
6: Motor snelheid < grens. Uitgang wordt hoog wanneer de actuele snelheid kleiner is dan de ingestelde waarde van P-19.
7: Motor stroom < grens. Uitgang wordt hoog wanneer de actuele stroom kleiner is dan de ingestelde waarde van P-19.
8: Analoge ingang 2 > grens. Uitgang wordt hoog wanneer het signaal op analoge ingang 2 groter is dan de ingestelde
waarde van P-19.
9: Regelaar OK voor start. Uitgang wordt hoog wanneer er geen fout is en de regelaar gestart kan worden.
10: Fire mode is actief. Uitgang wordt hoog wanneer de Fire mode is geactiveerd.
11: Motor snelheid >= grens en geen Fire mode. Werking gelijk aan instelling 4 met het verschil dat de uitgang niet hoog
wordt tijdens Fire mode.
12: Veldbus. Uitgang wordt aangestuurd door bit 8 van het controlword. P-12 moet wel ingesteld staan op veldbusaansturing.
P- Schakelgrenzen uitgangsfuncties 0.0 200.0 100.0 %
Instelbare schakelgrenzen voor P-18 & P-25. 0.0 t/m 100% voor snelheid. 0,0 t/m 200% voor stroom.
P-20 Voorkeuzesnelheid 1 -P-01 P-01 5.0 Hz / RPM
P-21 Voorkeuzesnelheid 2 -P-01 P-01 25.0 Hz / RPM
P-22 Voorkeuzesnelheid 3 -P-01 P-01 40.0 Hz / RPM
P-23 Voorkeuzesnelheid 4 -P-01 P-01 P-09 Hz / RPM
Voorkeuzesnelheden worden geselecteerd door de digitale ingangen. Dit is afhankelijk van de instelling van P-15.
Bij P-10 = 0 worden de snelheden ingegeven in Hz. Bij P-10 > 0 worden de snelheden ingegeven in rpm.
LET OP De waarde van parameters P-20 t/m P-23 wordt gereset naar 0 wanneer parameter P-09 wordt veranderd.
P-24 2e deceleratietijd (snelle stop) 0.00 600.0 0.00 s
2de deceleratie tijd. Dit is de tijd die nodig is om van de nominale snelheid (P-09) tot stilstand te komen in seconden.
De 2de deceleratie tijd wordt gekozen door een digitale ingang (zie hoofdstuk 7) of wanneer de voedingsspanning wegvalt en
P-05 op 2 of 3 is ingesteld. Bij een 2de deceleratie tijd van 0.00 zal de motor vrij uitlopen.
Extra mogelijkheid:
Wanneer P-24 > 0, P-02 > 0, P-26=0 en P-27 = P-02, dan wordt de 2de deceleratie tijd gebruikt voor zowel de acceleratie als
de deceleratie tijd bij snelheden onder de minimale snelheid. Deze instelling is vooral handig bij pompen of compressoren waarbij
je wilt dat ze snel starten en stoppen wanneer de snelheid onder de minimale snelheid komt.
Parameters
6
Versie 1.02 | Optidrive ODE-3 gebruikershandleiding | 21www.invertekdrives.com
Par. Omschrijving Minimaal
Maximaal
Standaard Eenheid
P-25 Functieselectie analoge uitgang 0
12 8
-
De uitgang stuurt +24V DC (max. 20 mA belasting) uit wanneer de voorwaarde waar is
0: Regelaar in “Run”. Uitgang wordt hoog wanneer de regelaar is gestart.
1: Regelaar “OK”. Uitgang wordt hoog wanneer de voedingsspanning aanwezig is en er geen fout is.
2: Motor op snelheid. Uitgang wordt hoog wanneer de actuele snelheid gelijk is aan de gewenste snelheid.
3: Regelaar in fout. Uitgang wordt hoog wanneer de regelaar een fout geeft.
4: Motor snelheid >= grens. Uitgang wordt hoog wanneer de actuele snelheid groter of gelijk is aan de ingestelde waarde
van P-19.
5: Motor stroom >= grens. Uitgang wordt hoog wanneer de actuele stroom groter of gelijk is aan de ingestelde waarde
van P-19.
6: Motor snelheid < grens. Uitgang wordt hoog wanneer de actuele snelheid kleiner is dan de ingestelde waarde van P-19.
7: Motor stroom < grens. Uitgang wordt hoog wanneer de actuele stroom kleiner is dan de ingestelde waarde van P-19.
Functieselectie analoge uitgang
8: Uitgangsfrequentie (Motor snelheid). 0 - 10V = 0 tot P-01, resolutie = 0,1Hz.
9: Uitgangsstroom (Motor stroom). 0 tot 200% van P-08, resolutie = 0,1A.
10: Uitgangsvermogen. 0 - 200% van het vermogen van de regelaar.
11: Motorkoppel. 0 - 200% van P-08, Resolutie 0,1 A.
12:
Veldbus. Uitgang wordt digitaal aangestuurd door bit 9 van het controlword. P-12 moet wel ingesteld staan op veldbusaansturing.
P-26 Frequentiesprong hysterese 0.0 P-01 0.0 Hz / RPM
P-27 Middelpunt frequentiesprong 0.0 P-01 0.0 Hz / RPM
Stel eerst P-09 in voordat deze parameter wordt gewijzigd. De frequentie hysterese zal ervoor zorgen dat de regelaar de uitsturing
zodanig aanpast dat de regelaar altijd boven of onder de frequentie hysterese gaat draaien. De actuele uitsturing wordt pas
aangepast wanneer het setpoint de andere kant van de hysterese bereikt. De regelaar gaat met de normale acc. (P-03) en dec.
(P-04) tijden door de frequentieband heen.
P-28 Aanpassen spanning U/Hz curve 0 P-07 0 V
P-29 Aanpassen frequentie U/Hz curve 0.0 P-09 0.0 Hz
Deze parameter stelt in combinatie met P-28 een frequentiepunt in waarop de in P-29 ingestelde spanning op de motor wordt
toegepast. Verkeerd gebruik van deze parameters kan leiden tot oververhitting en beschadiging van de motor.
P-30 Start, herstart mode bij aansturing via de klemmen en de instellingen voor “Fire mode”
Index 1: Startmodus & automatisch herstarten N/A N/A Edge-r -
Selectie of de regelaar automatisch moet starten als de vrijgave/start ingang aanwezig is en de voedingsspanning wordt
ingeschakeld of dat de regelaar wordt vergrendeld tijdens het inschakelen van de voedingsspanning. Met deze parameter kun je
ook instellen of de regelaar bij een fout automatisch moet herstarten.
er: wanneer er spanning op de regelaar wordt gezet en de digitale ingang 1 is gemaakt (start commando) zal de regelaar
niet starten. Het start commando zal eerst weg moeten worden genomen om opnieuw een start commando te kunnen geven.
: De regelaar start altijd. Ook als er spanning op de regelaar wordt gezet en de digitale ingang 1 gemaakt is.
 tot : De regelaar zal 1 tot 5 maal proberen om automatisch te herstarten na een fout (20s tussen de pogingen).
Wanneer de fout weg is zal de regelaar herstarten. Om de herstart teller te resetten moet de regelaar spanningsloos worden
gemaakt of moet er op de resetknop van de regelaar worden gedrukt of moet de regelaar een nieuw start commando krijgen.
Index 2: logica selectie “Fire mode” 0 1 0 -
Selecteert welk type logica er gebruikt wordt voor de “Fire mode” wanneer P15 = 15, 16 of 17.
0: Normally Closed (NC) ingang. “Fire mode” is actief wanneer de ingang laag is.
1: Normally Open (NO) ingang. “Fire mode” is actief wanneer de ingang hoog is.
2: Normally Closed (NC) ingang, vaste snelheid. “Fire mode” is actief wanneer de ingang laag is. De snelheid wordt
bepaalt door Voorkeuzesnelheid 4 (P-23).
3: Normally Open (NO) ingang, vaste snelheid. “Fire mode” is actief wanneer de ingang hoog is. De snelheid wordt
bepaalt door Voorkeuzesnelheid 4 (P-23).
Index 3: selectie werking ingang “Fire mode” 0 1 0 -
Selecteert de werking van de “Fire mode” ingang wanneer P15 = 15, 16 of 17.
0: Maintained Input. De “Fire mode” is alleen actief wanneer de ingang actief is (NO of NC afhankelijk van index 2).
1: Momentary Input. De “Fire mode” is actief wanneer de ingang kort geactiveerd wordt (NO of NC afhankelijk van index
2). De regelaar blijft in “Fire mode” totdat de vrijgave of de voedingsspanning wegvalt.
Parameters
6
22 | Optidrive ODE-3 gebruikershandleiding | Versie 1.02 www.invertekdrives.com
Parameters
6
Par. Omschrijving Minimaal
Maximaal
Standaard Eenheid
P-31 Onthoudfunctie snelheid bij aansturing via het
bedieningspaneel/Modbus 0 7 1 -
Deze parameter is alleen actief in bedieningspaneel mode (P-12 = 1 of 2) of Modbus mode (P-12 = 3 of 4). Wanneer P-31 op 0 of
2 wordt ingesteld zal de regelaar altijd starten met de minimale snelheid. Wanneer P-31 op 1 of 3 wordt ingesteld zal de regelaar
met de vorige snelheid starten waarmee de regelaar draaide op het moment dat het startcommando werd weggenomen. Wanneer
P-31 op 2,3,6 of 7 wordt ingesteld bepaalt de status van digitale ingang 1 het start/stop commando. De start/stop knoppen worden
hierdoor uitgeschakeld.
0 : Minimale snelheid (P-02), start/stop via het bedieningspaneel
1 : Vorige snelheid (onthoudfunctie), start/stop via het bedieningspaneel
2 : Minimale snelheid (P-02), start/stop via de klemmen
3 : Vorige snelheid (onthoudfunctie), start/stop via de klemmen
4 : Huidige snelheid, start/stop via het bedieningspaneel
5 : Voorkeuzesnelheid 4, start/stop via het bedieningspaneel
6 : Huidige snelheid, start/stop via de klemmen
7 : Voorkeuzesnelheid 4, start/stop via de klemmen
P-32 Configuratie gelijkstroomremmen (DC brake)
Index 1: Tijdsduur gelijkstroomremmen 0.0 25.0 0.0 s
Index 2: Selectie gelijkstroomremmen 0 2 0 -
Index 1: bepaalt hoe lang er een gelijkstroom door de motor wordt gestuurd. De hoogte van de stroom wordt bepaald door P-59.
Index 2: bepaalt wanneer er een gelijkstroom door de motor wordt gestuurd:
0: Gelijkstroomremmen bij stop. Na een stop commando wordt de frequentie afgebouwd en zal er vanaf de ingestelde
frequentie van P-58 een gelijkstroom door de motor worden gestuurd. De hoogte van de stroom wordt bepaald door P-59.
LET OP Wanneer de regelaar in “Standby Mode” gaat zal de regelaar niet gelijkstroomremmen.
1: Gelijkstroomremmen bij start. Na een start commando wordt er bij 0.0 Hz gedurende de ingestelde tijd (zie index 1)
een gelijkstroom in de motor geïnjecteerd. Na het gelijkstroomremmen zal de motor gaan accelereren naar de gewenste snelheid.
2: Gelijkstroominjectie bij start & stop. Zie de uitleg van de instelling 0 en 1.
P-33 Vangfunctie 0 2 0 -
0: Uitgeschakeld
1: Ingeschakeld.
Deze functie moet worden geactiveerd wanneer de motor vrij uitloopt (P-05 =1). Bij een start commando wordt
de actuele motorsnelheid gemeten en zal de regelaar vervolgens deze snelheid gaan uitsturen. Dit voorkomt overstroom fouten.
2: Actief bij een storing, spanningswegval of na vrij uitlopen. De vangfunctie wordt alleen geactiveerd als een van
de genoemde situaties zich voordoet. Bij andere situaties is de functie uitgeschakeld.
P-34 Activering remchopper (niet bij bouwgrootte 1) 0 4 0 -
0: Uitgeschakeld
1: Actief met softwarebeveiliging. Softwarematige beveiliging voor de standaard Invertek 200W weerstanden.
2: Actief zonder softwarebeveiliging. Activeert de interne remchopper zonder softwarematige beveiliging. De thermische
beveiliging dient extern opgelost te worden.
3: Actief met softwarebeveiliging. Gelijk aan instelling 1, met als verschil dat de interne remchopper alleen actief is
wanneer de gewenste frequentie/snelheid verandert. De remchopper is niet actief tijdens constante snelheid.
4: Actief zonder softwarebeveiliging. Gelijk aan instelling 2, met als verschil dat de interne remchopper alleen actief is
wanneer de gewenste frequentie/snelheid verandert. De remchopper is niet actief tijdens constante snelheid.
P-35 Schaling analoge ingang 1/slave snelheid 0.0 2000.0 100.0 %
Schaling analoge ingang 1. Resolutie = 0.1%. Voorbeeld : P-16 staat ingesteld op een 0 - 10V signaal en de schaling staat
ingesteld op 200%. Bij een 5 V ingangsspanning zal de regelaar de maximale frequentie uitsturen(P-01).
Schaling slave snelheid. Wanneer de regelaar in “Slave mode” staat (P-12 = 9) kan met deze parameter de master snelheid
geschaald worden (snelheid slave = P-35 x snelheid master). De grenzen worden bepaald door de minimale en de maximale
snelheid.
Versie 1.02 | Optidrive ODE-3 gebruikershandleiding | 23www.invertekdrives.com
Parameters
6
Par. Omschrijving Minimaal
Maximaal
Standaard Eenheid
P-36 Configuratie seriële communicatie Zie onder
Index 1: Adres 0 63 1 -
Index 2: Baud Rate & selectie Modbus of CANopen 9.6 1000 115.2 kbps
Index 3: Communicatie timeout 0 3000 t 3000 ms
Deze parameter heeft 3 sub-instellingen en wordt gebruikt om de Modbus RTU of de CANopen seriële communicatie in te stellen.
Er zijn de volgende sub-instellingen:
1e index: Adres frequentieregelaar: Bereik: 0 – 63, standaard: 1.
2e index: Baud Rate & selectie Modbus of CANopen : Selecteert de Baud Rate en het communicatie protocol voor de
RS485 poort.
Modbus RTU : Baud rate 9.6, 19.2, 38.4, 57.6, 115.2 kbps.
CANopen : Baud rate 125, 250, 500 & 1000 kbps.
3e index: Communicatie timeout: 3e index: Communicatie timeout : Deze instelling bepaalt hoelang de regelaar blijft
uitsturen nadat er geen correct bericht is gestuurd naar register 1 (Drive control word). Wanneer hier een waarde “0” wordt
ingesteld zal de time-out worden uitgeschakeld. De waarden 30, 100, 1000, of 3000 geven het aantal milliseconden weer
voordat de regelaar een time-out geeft of stopt. ‘’ geeft aan dat de regelaar een time-out fout geeft nadat de tijd is overschreden.
r’ geeft aan dat de regelaar stopt nadat de tijd is overschreden.
P-37 Definitie toegangscode 0 9999 101 -
De toegangscode die in P-14 moet worden ingevoerd om toegang te krijgen tot de parameters hoger dan P-14.
P-38 Parameterbeveiliging 0 1 0 -
0: Niet beveiligd. Alle parameters kunnen worden weergegeven en gewijzigd.
1: Beveiligd. Parameterwaarden kunnen worden weergegeven, maar alleen P-38 kan worden gewijzigd..
P-39 Offset analoge ingang 1 -500.0 500.0 0.0 %
Geeft een offset aan het niveau van de analoge ingang met een resolutie van 0.1%. V.b. 10% = 1V = 0Hz
Via P00-01 kan het resultaat van de offset bekeken worden. In formulevorm:
P00-01 = (signaalniveau van de analoge ingang (%) x P-35) - P-39.
P-40 Index 1: Weergave schaalfactor 0.000 16.000 0.000 -
Index 2: Bron van de schaalfactor 0 3 0 -
Met behulp van deze parameter kan de motorsnelheid, motorstroom, het signaalniveau van de 2de analoge ingang of de gemeten
waarde van de PI-regeling geschaleerd worden weergegeven in het display.
Index 1: Voor het instellen van de schaalfactor. De gekozen bronwaarde wordt met deze factor vermenigvuldigd.
Index 2: Definieert de bron van de schaalfactor als volgt:
0: Motorsnelheid. Schaling wordt toegepast op de uitgangsfrequentie als P-10 = 0, of op het motortoerental als P-10 > 0.
1: Motorstroom. Schaling wordt toegepast op de motorstroomwaarde (ampère).
2: Signaalniveau analoge ingang 2. Schaling wordt toegepast op het signaalniveau van de analoge ingang 2, intern
weergegeven als 0 – 100,0%.
3: PI-terugkoppeling. Schaling wordt toegepast op de PI-terugkoppeling die via P-46 wordt geselecteerd, intern
weergegeven als 0 – 100,0%.
P-41 Versterking PI-regeling 0.0 30.0 1.0 -
Versterking PI-regeling. Hogere waarden zorgen voor een grotere verandering in de uitgangsfrequentie van de frequentieregelaar
als reactie op kleine veranderingen in het terugkoppelingssignaal (gemeten waarde). Een te hoge waarde kan tot instabiliteit leiden.
P-42 Integratietijd PI-regeling 0.0 30.0 1.0 s
Integratietijd PI-regeling. Hogere waarden resulteren in een gedempte reactie bij systemen met over het algemeen langzame
reactietijden.
P-43 Werking PI-regeling 0 3 0 -
0: Normale PI-regeling. Voor pompen en ventilatoren. Bij het sneller draaien van de motor neemt de druk/flow toe.
1: Geïnverteerde PI-regeling. Voor compressoren. Bij het sneller draaien van de motor neem de druk af..
2: Normale PI-regeling, “wake up” met max. snelheid. Werking gelijk aan instelling 0 met het verschil dat de
PIregeling 100% uitstuurt wanneer de regelaar wakker wordt.
3: Geïnverteerde PI-regeling. “wake up” met max. snelheid. Werking gelijk aan instelling 1 met het verschil dat de
PI-regeling 100% uitstuurt wanneer de regelaar wakker wordt.
24 | Optidrive ODE-3 gebruikershandleiding | Versie 1.02 www.invertekdrives.com
Par. Omschrijving Minimaal
Maximaal
Standaard Eenheid
P-44 Bron gewenste waarde PI-regeling (setpoint) 0 1 0 -
Met deze parameter wordt de keuze gemaakt waar de gewenste waarde vandaan komt.
0: Digitaal. Zie parameter P-45 voor meer informatie.
1: Analoge ingang 1. Analoge ingang 1 wordt gebruikt voor het setpoint. Het niveau van analoge ingang 1 kan via P00-01
uitgelezen worden.
P-45 Gewenste waarde PIregeling digitaal 0.0 100.0 0.0 %
Opgave digitale setpoint wanneer P-44 = 0.
0 t/m 100% is gelijk aan het bereik van de meetsensor. V.b. meetsensor is 0-10 Bar en we willen een druk van 4 bar bij een
normale PI-regeling. P-45 moet dan op 40% worden ingesteld.
P-46 Bron terugkoppeling PIregeling 0 5 0 -
Met deze parameter wordt de bron van de terugkoppeling voor de PI-regeling gekozen.
0: 2de analoge ingang (klem 4) Niveau via P00-02 uitleesbaar..
1: Analog Input 1 (klem 6) Niveau via P00-01 uitleesbaar.
2: Meting motorstroom In % van P‐08.
3: Tussenkringspanning Scalering 0 ‐ 1000 V = 0 – 100%.
4: Analoge ingang 1  analoge ingang 2 De waarde van analoge ingang 2 wordt afgetrokken van analoge ingang 1
(verschil meting). De waarde is gelimiteerd tot 0.
5:
Hoogste waarde (Analoog 1, Analoog 2) De hoogste waarde van de 2 ingangen wordt gebruikt voor de terugkoppeling.
P-47 Signaalformaat analoge ingang 2 (klem 4) - - - U0-10
  = 0 tot 10 V signaal.
  = 0 tot 20 mA signaal.
  = 4 tot 20 mA signaal, de Optidrive schakelt uit en toont de foutcode F 500ms nadat het signaal onder 3mA is gezakt.
r  = 4 tot 20 mA signaal, de Optidrive draait op de voorkeuzesnelheid 1 (P-20) als het signaalniveau minder dan 3 mA is.
  = 20 tot 4 mA signaal, de Optidrive schakelt uit en toont de foutcode F 500ms nadat het signaal onder 3mA is gezakt.
r  = 20 tot 4 mA signaal, de Optidrive draait op de voorkeuzesnelheid 1 (P-20) als het signaalniveau minder dan 3 mA is.
 =
voor motortemperatuurmeting, geldig bij elke instelling van P-15 die ingang 3 als E-trip instelling heeft. Uitschakelniveau:
2,5 kΩ, reset 1 kΩ.
P-48 Timer standby mode 0.0 60.0 0.0 s
De standby mode wordt ingeschakeld door P-48 > 0,0 in te stellen. In dat geval wordt de frequentieregelaar in standby geschakeld
nadat deze een bepaalde periode met minimale snelheid (P-02) heeft gedraaid. De periode wordt ingesteld d.m.v. P-48. In de
stand-bymodus geeft het display , aan en stuurt de frequentieregelaar geen signaal meer naar de motor.
P-49 "Wake up"-niveau PI-regeling 0.0 100.0 5.0 %
Wanneer de PI‐regeling is geactiveerd (P‐12 = 5 of 6) en de ODE‐3 frequentieregelaar in “Standby mode” is, bepaalt deze
parameter wanneer de regelaar weer wakker wordt. Parameter P‐49 bepaalt hoe groot het verschil tussen de gewenste waarde en
de teruggekoppelde waarde moet zijn om de frequentieregelaar weer wakker te laten worden. Deze parameter voorkomt dat de
frequentieregelaar continue uit‐ en inschakelt bij kleine verschillen in de terugkoppeling.
P-50 Hysterese relaisuitgang 0.0 100.0 0.0 %
De hysterese geldt voor de schakelgrenzen van P‐19 en voorkomt dat het relaiscontact gaat denderen.
Parameters
6
Versie 1.02 | Optidrive ODE-3 gebruikershandleiding | 25www.invertekdrives.com
6.3. Geavanceerde parameters
Par. Omschrijving Minimaal
Maximaal
Standaard Eenheid
P-51 Motor control mode 0 5 0 -
0 : Vector regeling voor standaard asynchrone motoren (KA motoren)
1 : U/Hz sturing
2 : Vector regeling voor synchrone PM motoren
3 : Vector regeling voor synchrone BLDC motoren
4 : Vector regeling voor synchrone reluctantie motoren
5 : Vector regeling voor synchrone LSPM motoren
P-52 Uitvoeren autotuning 0 1 0 -
0: Geen autotuning
1: Autotune uitvoeren. Wanneer parameter P-52 wordt ingesteld zal er direct een autotune worden uitgevoerd.
Tijdens de autotuning worden de motorparameters gemeten voor een optimale en efficiënte regeling. De autotuning kan enkele
minuten duren. Na de autotuning wordt P-52 automatisch teruggezet naar 0. Voordat de autotune wordt uitgevoerd moeten eerst
de motorparameters (P-07, P-08, P-09 en P-10) correct worden ingegeven.
Zonder correcte motorparameters zal de vector control niet goed werken. De autotune is niet noodzakelijk bij U/Hz sturing (P-51 =
1). Bij P51 = 2 t/m 5 is een autotune altijd noodzakelijk.
P-53 Vector regeling versterking en integratietijd 0.0 200.0 50.0 %
Eén parameter voor de versterking en de integratietijd van de vector regeling. Niet actief wanneer P-51 = 1.
P-54 Maximale stroomgrens 0.0 175.0 150.0 %
Bepaalt de maximale stroomgrens
P- Statorweerstand motor 0.00 655.35 -
Wordt gemeten tijdens de autotuning. Aanpassen is niet nodig.
P-56 Motor stator d-as inductie (Lsd) 0.00 655.35 - mH
Wordt gemeten tijdens de autotuning. Aanpassen is niet nodig.
P-57 Motor stator q-as inductie (Lsq) 0.00 655.35 - mH
Wordt gemeten tijdens de autotuning. Aanpassen is niet nodig.
P-58 Snelheid gelijkstroomremmen (DC brake) 0.0 P-01 0.0 Hz / RPM
Met P-58 stel je in vanaf welke frequentie/snelheid de regelaar een gelijkstroom door de motor stuurt na een stop commando.
P-59 Stroomniveau gelijkstroomremmen (DC brake) 0.0 100.0 20.0 %
Met P-59 stel je het stroomniveau van het gelijkstroomremmen in. Zie ook parameters P-58 en P-32. Let op dat de stroom niet te
groot wordt en de motor beschadigt.
P-60 Instellingen thermische overbelasting - - - -
Index 1: Thermische onthoudfunctie 0 1 0 1
0: Uitgeschakeld
1: Ingeschakeld. Wanneer P-60 is uitgeschakeld zal na het uit- en inschakelen van de voedingsspanning de waarde van de
overbelastings-accumulator worden gereset. Wanneer P-60 is ingeschakeld, wordt de waarde bewaard na het uit- en inschakelen.
Index 2: Reactie bij thermische overbelasting 0 1 0 1
0: Trip. Wanneer de thermische accumulator de maximale grens bereikt zal de regelaar een thermische fout (It.trp) geven om de
motor te beschermen.
1: Stroombegrenzing. Wanneer de overbelastingsaccumulator boven de 90% komt wordt de uitgangsstroom op 100%
begrensd van de motorstroom (P-08) om een foutmelding te voorkomen. De stroomgrens zal teruggezet worden naar de waarde
van P-54 wanneer de thermische accumulator onder de 10% komt.
.
P-61 Ethernet Service Optie 0 1 0 -
0: uitgeschakeld 1: ingeschakeld
P-62 Ethernet Service Timeout 0 60 0 min
0: uitgeschakeld >0: Time-out in minuten
P-63 Modbus Mode Selectie 0 1 0 -
0: Standaard11: Geavanceerd2
Parameters
6
26 | Optidrive ODE-3 gebruikershandleiding | Versie 1.02 www.invertekdrives.com
6.4. P-00 Alleen-lezen-parameters (weergave)
Par. Omschrijving Uitleg
P00-01 1e analoge ingang (%) 100% = maximale ingangsspanning
P00-02 2e analoge ingang (%) 100% = maximale ingangsspanning
P00-03 Gewenste snelheid/toerental (Hz/tpm) Weergave in Hz als P-10 = 0, anders rpm
P00-04 Status digitale ingangen Status digitale ingangen
P00-05 Uitgang PI-regeling (%) Weergave uitgang van de PI-regeling
P00-06 Rimpel tussenkringspanning (V) Gemeten rimpel tussenkringspanning
P00-07 Toegepaste motorspanning (V) Waarde van de RMS-spanning op de motor
P00-08 Tussenkringspanning (V) Tussenkringspanning
P00-09 Temperatuur koellichaam (˚C) Temperatuur van het koellichaam in °C
P00-10 Bedrijfsuren sinds fabricagedatum (uur) Wordt niet gereset als de fabrieksinstellingen worden teruggezet
P00-11 Bedrijfsuren sinds laatste fout (1) (uren)
Bedrijfsuren sinds de laatste uitschakeling (of fout). De tijd wordt gereset bij de
volgende start na een storing, of na het uitschakelen van de frequentieregelaar
P00-12 Bedrijfsuren sinds laatste fout (2) (uren)
Bedrijfsuren sinds de laatste uitschakeling (of fout). De tijd wordt gereset bij de
volgende start na een storing (te lage spanning geldt niet als storing). De tijd
wordt niet gereset na het uitschakelen van de frequentieregelaar tenzij voor de
uitschakeling een storing is opgetreden
P00-13 Fouthistorie Weergave van de laatste 4 fouten met tijdsstempel
P00-14 Bedrijfsuren sinds laatste inschakeling, uu:mm:ss Bedrijfsuren sinds de laatste inschakeling. De tijd wordt gereset bij de
volgende start
P00-15 Historie tussenkringspanning (V) 8 laatste metingen voor de fout, 256 ms updatetijd
P00-16 Historie temperatuur koellichaam (˚C) 8 laatste metingen voor de fout, 30 s updatetijd
P00-17 Historie motorstroom (A) 8 laatste metingen voor de fout, 256 ms updatetijd
P00-18 Historie rimpel tussenkringspanning (V) 8 laatste metingen voor de fout, 22 ms updatetijd
P00-19 Historie interne temperatuur frequentieregelaar (˚C) 8 laatste metingen voor de fout, 30 s updatetijd
P00-20 Interne temperatuur frequentieregelaar (˚C) Actual internal ambient temperature in ˚C
P00-21 Inkomende procesdata CAN Inkomende procesdata (RX PDO1) voor CAN: PI1, PI2, PI3, PI4
P00-22 Uitgaande procesdata CAN Uitgaande procesdata (TX PDO1) voor CAN: PO1, PO2, PO3, PO4
P00-23 Aantal draaiuren waarbij temp. heatsink > 85°C
(uren)
Totaal aantal bedrijfsuren en -minuten met een koellichaamstemperatuur van
meer dan 85°C
P00-24 Aantal draaiuren waarbij interne temp. > 80°C
(uren)
Totaal aantal bedrijfsuren en -minuten met een interne omgevingstemperatuur
van de frequentieregelaar van meer dan 80°C
P00-25 Geschatte rotorsnelheid (Hz) In vector control modes, estimated rotor speed in Hz
P00-26 kWh-meter/MWh-meter Totaal aantal door de frequentieregelaar verbruikte kWh/MWh
P00-27 Totale bedrijfstijd interne ventilator (uur)
Tijdweergave in uu:mm:ss. Eerste aangegeven waarde is uur, druk op het
display om mm:ss weer te geven
P00-28 Softwareversie en checksum Versienummer en controlegetal. "1" op LH-zijde staat voor I/O-processor, "2"
staat voor vermogenstrap
P00-29 Gegevens frequentieregelaar Codes voor vermogen van de frequentieregelaar, type frequentieregelaar en
softwareversie
P00-30 Serienummer frequentieregelaar Uniek serienummer van de frequentieregelaar
P00-31 Motorstroom Id/Iq Weergave van de magnetisatiestroom (Id) en koppelstroom (Iq). Weergave
van Iq door op de toets OMHOOG te drukken
P00-32 Werkelijke PWM-schakelfrequentie (kHz) Werkelijke schakelfrequentie van de frequentieregelaar
P00-33 Foutteller – O-I Deze parameters registreert het aantal maal dat specifieke fouten of storingen
optreden en zijn nuttig voor diagnostische doeleinden
P00-34 Foutteller – O-volt
P00-35 Foutteller – U-volt
P00-36 Foutteller – O-temp (koellichaam)
P00-37 Foutteller – b O-I (remchopper)
P00-38 Foutteller – O-hEAt (Intern regelaar)
P00-39 Foutteller Modbus communicatiefouten
P00-40 Foutteller CANbus communicatiefouten
P00-41 Foutteller I/O-processor communicatiefouten
P00-42 Foutteller vermogenstrap uC communicatiefouten
P00-43 Totale tijd onder spanning (uren) Totaal aantal uren dat de frequentieregelaar onder spanning staat
P00-44 Stroom fase U offset & ref Interne waarde
P00-45 Stroom fase V offset & ref Interne waarde
P00-46 Stroom fase W offset & ref Interne waarde
P00-47 Index 1: Bedrijfsuren in Fire-modus
Index 2: Aantal maal Fire-mode geactiveerd
Totaal aantal bedrijfsuren met geactiveerde Fire-mode
Weergave van het aantal keren dat de Fire-modus is geactiveerd
P00-48 Scopekanaal 1 & 2 Weergave van signalen voor de scopekanalen 1 & 2
P00-49 Scopekanaal 3 & 4 Weergave van signalen voor de scopekanalen 3 & 4
P00-50 Bootloader en motorregeling Interne waarde
Parameters
6
Versie 1.02 | Optidrive ODE-3 gebruikershandleiding | 27www.invertekdrives.com
7. Configuratie analoge en digitale ingangen
7.1. Algemeen
De Optidrive E3 gebruikt een matrix voor de configuratie van de analoge en digitale ingangen. De volgende 2 parameters bepalen
de functie van de ingangen en het gedrag van de regelaar:
P-12
Selectie van de aansturing van de regelaar. P-12 bepaalt waar het start commando en de gewenste frequentie vandaan komen.
P-15 Bepaalt de functionaliteit van de analoge en digitale ingangen.
Additionele parameters voor de configuratie van de analoge en digitale ingangen:
P-16 Selectie van het formaat van de 1ste analoge ingang ( 0 - 10 V, 4 - 20mA).
P-30 Bepaalt of de frequentieregelaar na het inschakelen van de spanning direct start wanneer het start commando al present is.
P-31 Bepaalt waarvandaan het startcommando komt wanneer de regelaar in bedieningspaneel mode staat (gewenste snelheid via
het display). Dit kan via de start/stop knoppen op de regelaar (digitale ingang 1 = vrijgave) of via digitale ingang 1.
P-47 Selectie van het formaat van de 2de analoge ingang ( 0 - 10 V, 4 - 20mA). Het onderstaande diagram geeft een overzicht
van de verschillende functies die d.m.v. de macro’s geselecteerd kunnen worden.
7.2. Voorbeelden aansluitschema's
De onderstaande schema's geven een overzicht van de functies van een macro en het bijbehorende vereenvoudigde aansluitschema
voor elke klem.
Schema 1 Schema 2 Schema 3 Schema 4
+24V DC
DI 1
DI 2
DI 3
+10V DC
AI 1
0V / COM
+24V DC
DI 1
DI 2
DI 3
+10V DC
AI 1
0V / COM
+24V DC
DI 1
DI 2
DI 3
+10V DC
AI 1
0V / COM
+24V DC
DI 1
DI 2
DI 3
+10V DC
AI 1
0V / COM
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
Schema 5 Schema 6 Schema 7 Schema 8
+24V DC
DI 1
DI 2
DI 3
+10V DC
AI 1
0V / COM
+24V DC
DI 1
DI 2
DI 3
+10V DC
AI 1
0V / COM
+24V DC
DI 1
DI 2
DI 3
+10V DC
AI 1
0V / COM
+24V DC
DI 1
DI 2
DI 3
+10V DC
AI 1
0V / COM
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
Schema 9 Schema 10 Schema 11 Schema 12
+24V DC
DI 1
DI 2
DI 3
+10V DC
AI 1
0V / COM
+24V DC
DI 1
DI 2
DI 3
+10V DC
AI 1
0V / COM
+24V DC
DI 1
DI 2
DI 3
+10V DC
AI 1
0V / COM
+24V DC
DI 1
DI 2
DI 3
+10V DC
AI 1
0V / COM
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
Schema 13 Schema 14 Schema 15 Schema 16
+24V DC
DI 1
DI 2
DI 3
+10V DC
AI 1
0V / COM
+24V DC
DI 1
DI 2
DI 3
+10V DC
AI 1
0V / COM
+24V DC
DI 1
DI 2
DI 3
+10V DC
AI 1
0V / COM
+24V DC
DI 1
DI 2
DI 3
+10V DC
AI 1
0V / COM
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
1
2
3
4
5
6
7
Configuratie analoge en digitale ingangen
7
28 | Optidrive ODE-3 gebruikershandleiding | Versie 1.02 www.invertekdrives.com
7.3. Uitleg gebruikte afkortingen
Onderstaande tabel geeft uitleg over de gebruikte afkortingen.
Functie Uitleg
STOP Open het contact om de frequentieregelaar te STOPPEN
START Sluit het contact om de frequentieregelaar te starten, de frequentieregelaar draait zo lang het
ingangsignaal aanwezig is
FWDSelectie van de motordraairichting VOORUIT
REVSelectie van de motordraairichting ACHTERUIT
START FWDSluiten om VOORUIT te draaien, openen om te STOPPEN
START REVSluiten om ACHTERUIT te draaien, openen om te STOPPEN
VRIJGAVE Hardware vrijgave ingang
In bedienpaneelmode wordt via P-31 bepaalt of de frequentieregelaar onmiddellijk start of dat de toets
Start op het bedienpaneel moet worden ingedrukt.
STARTNormaal open (NO), opgaande flank, kortstondig sluiten om de frequentieregelaar te STARTEN (NC
STOP-ingang moet behouden blijven)
^- START -^ Gelijktijdig toepassen van beide ingangen zal de frequentieregelaar STARTEN (NC STOP-ingang moet
behouden blijven)
STOPNormaal gesloten (NC), neergaande flank, kortstondig open om de frequentieregelaar te STOPPEN
STARTFWDNormaal open, opgaande flank, kortstondig sluiten om de frequentieregelaar vooruit te STARTEN (NC
STOP-ingang moet behouden blijven)
STARTREVNormaal open, opgaande flank, kortstondig sluiten om de frequentieregelaar achteruit te STARTEN (NC
STOP-ingang moet behouden blijven)
^-SNELLE STOP
(P-24)-^
Wanneer beide ingangen tegelijkertijd kortstondig actief zijn, stopt de frequentieregelaar waarbij gebruik
wordt gemaakt van de tijd voor snel gecontroleerd stoppen in P-24
SNELLE STOP
(P-24)
Normaal gesloten (NC), neergaande flank, kortstondig open voor een SNELLE STOP van de
frequentieregelaar waarbij gebruik wordt gemaakt van de tijd voor snel gecontroleerd stoppen in P-24
E-TRIP Normaal gesloten (NC), ingang externe fout. Wanneer de ingang kort opent, geeft de frequentieregelaar
de fout ri of  aan, afhankelijk van de in parameter P-47 ingestelde waarde
Fire Mode Activeert de Fire-mode
Analoge ingang AI1
Analoge ingang 1, signaalformaat geselecteerd met P-16
Analoge ingang AI2
Analoge ingang 2, signaalformaat geselecteerd met P-47
AI1 REF Snelheidsreferentie via analoge ingang 1
AI2 REF Snelheidsreferentie via analoge ingang 2
P-xx REF Snelheidsreferentie via de voorkeuzesnelheden
PR-REF Voorkeuzesnelheden P-20 – P-23 worden gebruikt voor de snelheidsreferentie, geselecteerd op basis van
de status van de digitale ingangen
PI-REF Snelheidsreferentie via uitgang PI-regeling
PI FB Analoge ingang die wordt gebruikt om een terugkoppelingssignaal te geven aan de interne PI-regeling
KPD REF Snelheidsreferentie via toetsenbord
FB REF Snelheidsreferentie via veldbus (Modbus RTU/CAN Open/Master afhankelijk van de instelling van P-12)
(NO) Ingang is normaal open (NO), kortstondig sluiten om de functie te activeren
(NC) Ingang is normaal gesloten(NC), kortstondig openen om de functie te activeren
Snelh. omhoogNormaal open (NO), opgaande flank, kortstondig sluiten om de motorsnelheid te verhogen met de
waarde in P-20
Snelh. omlaag
Normaal open (NO), opgaande flank, kortstondig sluiten om de motorsnelheid te verlagen met de
waarde in P-20
7
Configuratie analoge en digitale ingangen
Versie 1.02 | Optidrive ODE-3 gebruikershandleiding | 29www.invertekdrives.com
7.4. Macrofuncties – Klemmenmode (P-12 = 0)
P-15 DI1 DI2 DI3 / AI2 DI4 / AI1 Schema
0 1 0 1 0 1 0 1
0STOP START FWD REV AI1 REF P-20 REF Analog ingang AI1 1
1STOP START AI1 REF PR-REF P-20 P - 21 Analog ingang AI1 1
2STOP START DI2 DI3 PR P-20 - P-23 P - 01 2
0 0 P-20
1 0 P- 21
0 1 P-22
1 1 P-23
3STOP START AI1 P-20 REF E-TRIP OK Analog ingang AI1 3
4STOP START AI1 AI2 Analog ingang AI2 Analog ingang AI1 4
5STOP START FWD
STOP START REV
AI1 P-20 REF Analog ingang AI1 1
^------SNELLE STOP (P-24)------^
6STOP START FWD REV E-TRIP OK Analog ingang AI1 3
7STOP START FWD
STOP START REV
E-TRIP OK Analog ingang AI1 3
^------SNELLE STOP (P-24)------^
8STOP START FWD REV DI3 DI4 PR 2
0 0 P-20
1 0 P- 21
0 1 P-22
1 1 P-23
9STOP START FWD
STOP START REV
DI3 DI4 PR 2
^------SNELLE STOP (P-24)------^ 0 0 P-20
1 0 P- 21
0 1 P-22
1 1 P-23
10 (NO) START STOP (NC) AI1 REF P-20 REF Analog ingang AI1 5
11 (NO) START
FWD
STOP (NC) (NO) START
REV
Analog ingang AI1 6
^---------------------SNELLE STOP (P-24)---------------------^
12 STOP START SNELLE
STOP (P-24)
OK AI1 REF P-20 REF Analog ingang AI1 7
13 (NO) START FWD
STOP (NC) (NO) START REV
DISPLAY REF P-20 REF 13
^---------------------SNELLE STOP (P-24)---------------------^
14 STOP START DI2 E-TRIP OK DI2 DI4 PR 11
0 0 P-20
1 0 P- 21
0 1 P-22
1 1 P-23
15 STOP START P-23 REF AI1 Fire Mode Analog ingang AI1 1
16 STOP START P-23 REF P-21 REF Fire Mode FWD REV 2
17 STOP START DI2 Fire Mode DI2 DI4 PR 2
0 0 P-20
1 0 P- 21
0 1 P-22
1 1 P-23
18 STOP START FWD REV Fire Mode Analog ingang AI1 1
19 STOP START AI1 REF PR1 REF Geen functie Fire Mode AI1 1
LET OP
Wanneer P-15 = 19, hebben P-30 Index 2 en Index 3 geen effect. Wanneer de ingang van de Fire mode is
ingeschakeld, stuurt de regelaar uit ongeacht of de start ingang aanwezig is. De snelheidsreferentie in Fire
Mode is nu voorkeuzesnelheid 4, P-23.
Configuratie analoge en digitale ingangen
7
30 | Optidrive ODE-3 gebruikershandleiding | Versie 1.02 www.invertekdrives.com
7.5. Macrofuncties – Toetsenbordmode (P-12 = 1 of 2)
P-15
DI1 DI2 DI3 / AI2 DI4 / AI1 Diagram
0 1 0 1 0 1 0 1
0STOP VRIJGAVE - Snelh.
omhoog
- Snelh.
omlaag
FWD REV 8
^----------------START----------------^
1STOP VRIJGAVE PI-snelheidsreferentie 2
2STOP VRIJGAVE - Snelh.
omhoog
- Snelh.
omlaag
DISPLAY
REF
P-20 REF 8
^----------------START----------------^
3STOP VRIJGAVE - Snelh.
omhoog
E-TRIP OK - Snelh.
omlaag
9
^-------------------------------START-------------------------------^
4STOP VRIJGAVE - Snelh.
omhoog
DISPLAY REF AI1 REF AI1 10
5STOP VRIJGAVE FWD REV DISPLAY REF AI1 REF AI1 1
6STOP VRIJGAVE FWD REV E-TRIP OK DISPLAY
REF
P-20 REF 11
7STOP START FWD STOP START REV
E-TRIP OK DISPLAY
REF
P-20 REF 11
^---------SNELLE STOP (P-24)---------^
8STOP START FWD
STOP START REV
DISPLAY REF AI1 REF AI1 1
14 STOP VRIJGAVE - Snelh.
omhoog
E-TRIP OK - Snelh.
omlaag
15 STOP VRIJGAVE PR REF DISPLAY REF Fire Mode P-23 P - 21 2
16 STOP VRIJGAVE P-23 REF DISPLAY REF Fire Mode FWD REV 2
17 STOP VRIJGAVE DISPLAY REF P-23 REF Fire Mode FWD REV 2
18 STOP VRIJGAVE AI1 REF DISPLAY REF Fire Mode AI1 1
9, 10, 11, 12, 13 = gedrag volgens instelling 0
LET OP
Wanneer P15 = 4 in toetsenbordmode, worden DI2 & DI4 flankgestuurd. De snelheid van de digitale
potentiometer wordt eenmaal verhoogd of verlaagd bij elke opgaande flank. De stap van elke
snelheidsverandering wordt bepaald door de waarde van voorkeuzesnelheid 1 (P-20).
Snelheidsverandering vindt alleen plaats tijdens normaal bedrijf (geen stopcommando enz.). De digitale
potentiometer wordt aangepast tussen minimale snelheid (P-02) en maximale snelheid (P-01).
7.6. Macrofuncties - Veldbusmode (P-12 = 3, 4, 7, 8 of 9)
P-15
DI1 DI2 DI3 / AI2 DI4 / AI1 Schema
0 1 0 1 0 1 0 1
0STOP VRIJGAVE VELDBUS REF (Snelheidsreferentie veldbus, Modbus RTU/CAN/master-slave
gedefinieerd door P-12)
14
1STOP VRIJGAVE PI-snelheidsreferentie 15
3STOP VRIJGAVE FB REF P-20 REF E-TRIP OK Analog Input AI1 3
5STOP VRIJGAVE FB REF PR REF P-20 P- 21 Analog Input AI1 1
^----START (P-12 = uitsluitend 3 of 4)----^
6STOP ENABLE FB REF AI1 REF E-TRIP OK Analog Input AI1 3
^----START (P-12 = uitsluitend 3 of 4)----^
7STOP ENABLE FB REF KPD REF E-TRIP OK Analog Input AI1 3
^----START (P-12 = uitsluitend 3 of 4)----^
14 STOP VRIJGAVE - - E-TRIP OK Analog Input AI1 16
15 STOP VRIJGAVE PR REF FB REF Fire Mode P-23 P - 21 2
16 STOP VRIJGAVE P-23 REF FB REF Fire Mode Analog Input AI1 1
17 STOP VRIJGAVE FB REF P-23 REF Fire Mode Analog Input AI1 1
18 STOP VRIJGAVE AI1 REF FB REF Fire Mode Analog Input AI1 1
2, 4, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 19 = gedrag volgens instelling 0
7
Configuratie analoge en digitale ingangen
Versie 1.02 | Optidrive ODE-3 gebruikershandleiding | 31www.invertekdrives.com
7.7. Macrofuncties - Mode interne PI-regeling (P-12 = 5 of 6)
P-15
DI1 DI2 DI3 / AI2 DI4 / AI1 Diagram
0 1 0 1 0 1 0 1
0STOP START PI REF P-20 REF AI2 AI1 4
1STOP START PI REF AI1 REF AI2 (PI FB) AI1 4
3, 7 STOP START PI REF P-20 E-TRIP OK AI1 (PI FB) 3
4(NO) START (NC) STOP AI2 (PI FB) AI1 12
5(NO) START (NC) STOP PI REF P-20 REF AI1 (PI FB) 5
6(NO) START (NC) STOP E-TRIP OK AI1 (PI FB)
8STOP START FWD REV AI2 (PI FB) AI1 4
9STOP START FWD REV PI REF PRI REF AI1 1
14 STOP START - - E-TRIP OK AI1 (PI FB) 16
15 STOP START P-23 REF PI REF Fire Mode AI1 (PI FB) 1
16 STOP START P-23 REF P-21 REF Fire Mode AI1 (PI FB) 1
17 STOP START P-21 REF P-23 REF Fire Mode AI1 (PI FB) 1
18 STOP START AI1 REF PI REF Fire Mode AI1 (PI FB) 1
2, 9, 10, 11, 12, 13, 19 = gedrag volgens instelling 0
LET OP
De bron van de PI-regelaar wordt geselecteerd d.m.v. P-44 (standaard is dit een vaste waarde via P-45)
De bron van de terugkoppeling van de PI-regeling wordt geselecteerd d.m.v. P-46 (standaard is dit de 2de
analoge ingang)
7.8. Fire Mode
De “Fire Mode” is ontwikkeld om de ODE-3 frequentieregelaar zo lang mogelijk te laten functioneren totdat de frequentieregelaar
niet meer in staat is de motor aan te sturen (einde levensduur) of totdat de digitale ingang met de functie activering “Fire mode”
wordt weggenomen. De “Fire mode” wordt gebruikt bij applicaties waarbij een digitale ingang van de ODE-3 frequentieregelaar is
gekoppeld aan een brand-beveiligingssysteem.
In het geval van branddetectie zal de digitale ingang met de functie “Fire mode” laag worden (wegvallen) en zal zo lang mogelijk
getracht worden de motor van de ventilator te laten draaien om zodoende de rook weg te blazen in bijv. trappenhuizen of om de
luchtkwaliteit binnen een gebouw zo goed mogelijk te houden.
De “Fire mode” wordt geactiveerd door P-15 = 15, 16 of 17. Digitale ingang 3 = “Fire mode” ingang.
Wanneer de “Fire mode” actief is worden de volgende fouten genegeerd:
 (te hoge temperatuur koellichaam),  (te lage temperatuur frequentieregelaar), FL (defecte thermistor op koellichaam),
ri (externe fout),  F (4-20 mA-fout),  (fase in onbalans), L (een van de ingangsfasen is weggevallen), C
r (communicatiefout), .r (fout door overbelasting).
De volgende fouten zullen resulteren in een uitschakeling van de frequentieregelaar, automatische reset en herstart:
Vl (overspanning), Vl (onderspanning),   (te hoge stroom),  (te hoge stroom op uitgang frequentieregelaar in
korte tijd), F (uitgangsfout frequentieregelaar, fout uitgangstrap).
Configuratie analoge en digitale ingangen
7
32 | Optidrive ODE-3 gebruikershandleiding | Versie 1.02 www.invertekdrives.com
8. Modbus RTU-communicatie
8.1. Inleiding
De Optidrive E3 kan worden aangesloten op een Modbus RTU-netwerk via de RJ45-connector aan de voorzijde van de
frequentieregelaar.
8.2. Modbus RTU-specificaties
Protocol Modbus RTU
Error check CRC
Baud rate 9600bps, 19200bps, 38400bps, 57600bps, 115200bps (standaard)
Dataformaat 1 startbit, 8 databits, 1 stopbit, geen pariteit
Signaal formaat RS 485 (2-draads)
Gebruikersomgeving RJ45
Ondersteunde functiecodes 03 meerdere holding-registers lezen
06 Enkele holding-register schrijven
16 Meerdere holding-registers schrijven (alleen voor register 1 – 4)
8.3. Pin layout RJ45 connector
Raadpleeg uw Invertek Drives-retailer voor meer
informatie over de registerindeling van MODBUS RTU.
Bij gebruik van de MODBUS-besturing kunnen de
analoge en digitale ingangen worden geconfigureerd
zoals weergegeven in hoofdstuk 7.6. Macrofuncties -
Veldbusmode (P-12 = 3, 4, 7, 8 of 9).
1CAN -
2CAN +
30 Volts
4-RS485 (PC)
5+RS485 (PC)
6+24 V
7-RS485 (Modbus RTU)
8+RS485 (Modbus RTU)
Waarschuwing: Dit is geen
ethernetaansluiting. Maak geen directe
verbinding met een ethernetpoort.
Modbus
RTU-RS485-Controller
RS485+
RS485-
0 V/gemeenschappelijk
Aarde
LET OP
Gebruik een 3- of 4- draads “twisted pair”
kabel
RS485+ en RS485- moeten samen in
een “twisted pair” zitten
Zorg ervoor dat de netwerkaftakkingen
voor de frequentieregelaar zo kort mogelijk
worden gehouden
Het gebruik van optie OPT-2-BNTSP-IN
wordt aanbevolen
Sluit de netwerkkabelafscherming alleen
op de controller aan. Sluit deze niet aan
op de frequentieregelaar!
De aansluiting 0V-common moet worden
aangesloten op alle apparaten en op de
referentie 0V-klem op de controller
Sluit de aansluiting 0V-common van het
netwerk niet aan op de algemene aarde
RS485+
RS485-
0 V/gemeenschappelijk
Afscherming
OPT-2-BNTSP-IN
OPT-2-BNTSP-IN
12 3
RS485+
0 V/gemeenschappelijk
Verbinding met de
frequentieregelaar
via de optie
OPT-2-BNTSP-IN
RS485-
Aansluiting 3 - 0V-common
Aansluiting 7 - RS485- (Modbus RTU)
Aansluiting 8 - RS485+ (Modbus RTU)
RJ45 connector pinout
Directe verbinding met de
frequentieregelaar via de
ingebouwde RJ45 poort
1 2 3 4 5 6 7 8
12345678
Modbus RTU-communicatie
8
Versie 1.02 | Optidrive ODE-3 gebruikershandleiding | 33www.invertekdrives.com
8.4. Modbus Register Map
Register-
nummer
Par.
Type
Ondersteunde
functiecodes
Functie Bereik Uitleg
03 06 16
Lage byte
Hoge byte
1 - R/W ✔✔✔ Controlecommando’s 0..3
16 bit Word.
Bit 0: Laag = stop, hoog = start
Bit 1: Laag = deceleratietijd 1 (P-04),
Hoog = deceleratietijd 2 (P-24)
Bit 2: Laag = geen functie, hoog = fout resetten
Bit 3: Laag – geen functie, hoog = vrij uitlopen
Bit 8: Laag = uitgangsrelais open,
Hoog = uitgangsrelais gesloten
Bit 9: Laag = digitale uitgang open,
Hoog = digitale uitgang gesloten
2 - R/W ✔✔✔ Gewenste
snelheidsreferentie
Modbus
0..5000 Gewenste frequentie x 10, bijv. 100 = 10,0 Hz
4 - R/W ✔✔✔ Acceleratie- en
deceleratietijd
0..60000
Acceleratie-/deceleratietijd in seconden x 100, bijv.
250 = 2,5 seconden
6 - R Status
frequent-
ieregelaar
Foutcode
Lage byte = foutcode frequentieregelaar, zie hoofdstuk
10.1. Foutmeldingen
Hoge byte = status frequentieregelaar als volgt:
0: Motor draait (RUN)
1: Frequentieregelaar heeft een fout
5: Frequentieregelaar in Standby mode
6: Frequentieregelaar OK
7 R Uitgangsfrequentie
motor
0..20000
Uitgangsfrequentie in Hz x 10, bijv. 100 = 10,0 Hz
8 R Uitgangsstroom motor 0..480
Uitgangsmotorstroom in A x 10, bijv. 10 = 1,0 A
11 - R Status digitale ingangen 0..15
Geeft de status van de 4 digitale ingangen aan
Laagste bit = ingang 1
20 P00-01 R Waarde analoge
ingang 1
0..1000 Analoge ingang % van volledige schaal x 10, bijv.
1000 = 100%
21 P00-02 R Waarde analoge
ingang 2
0..1000 Analoge ingang % van volledige schaal x 10, bijv.
1000 = 100%
22 P00-03 R Waarde
snelheidsreferentie
0..1000
Weergave van gewenste frequentie x 10, bijv. 100 =
10,0 Hz
23 P00-08 R Tussenkringspanning 0..1000 Tussenkringspanning in V DC
24 P00-09 R Temperatuur van
frequentieregelaar
0..100 Temperatuur koellichaam in ˚C
2001 - R Status word 2 Zie volgende bladzijde voor meer informatie
2002 - R Uitgangsfrequentie motor Uitgangsfrequentie in Hz x 10, bijv. 100 = 10,0 Hz
2003 - R Motorstroom Motorstroom in A x 10, bijv. 10 = 1,0 A
2004 - R Uitgangsvermogen Motorvermogen in kW x 10, bijv. 150 = 15,0 kW
2005 - R I/O status word Zie volgende bladzijde voor meer informatie
2006 - R Motorkoppel 0.0% t/m +/- 200.0%
2007 P00-08 R Tussenkringspanning 0 – 1000V
2008 P00-09 R Temperatuur koellichaam Temperatuur in °C
2009 P00-01 R Analoge ingang 1 0 ~ 4096 (12bits)
2 010 P00-02 R Analoge ingang 2 0 ~ 4096 (12bits)
2 011 - R Analoge uitgang 0.0 t/m 100.0%
2 012 P00-05 R Uitgang PI-regelaar 0.0 t/m 100.0%
2 013 P00-20 R Interne temperatuur Temperatuur in °C
2 014 P00-07 R Uitgangsspanning 0 – 500V
2 015 - R IP66 potmeter waarde 0 ~ 4096 (12bits)
2 016 - R Foutcode Zie hoofdstuk 11 voor meer informatie
Alle parameters kunnen benaderd worden als holding registers. Het adres van de holding registers is gedefinieerd als 128 + parameter.
V.b. : parameter P-15 heeft het volgende holding register 128 + 15 = 143.
Modbus RTU-communicatie
8
34 | Optidrive ODE-3 gebruikershandleiding | Versie 1.02 www.invertekdrives.com
8.4.1. Register 2001 uitleg - nieuw status word
Bit Omschrijving Uitleg
0Regelaar OK Bit 0 = 1 wanneer de voedingsspanning aanwezig is en er geen fouten zijn
1Motor draait (RUN) Bit 1 = 1 wanneer de motor draait
2Getripped Bit 2 = 1 wanneer de regelaar een foutmelding geeft
3Standby Bit 3 = 1 wanneer de regelaar in standby staat
4Fire Mode Bit 4 = 1 wanneer de Fire mode is geactiveerd
5Gereserveerd Bit 5 is altijd 0
6Snelheidssetpoint bereikt Bit 6 = 1 wanneer de regelaar uitstuurt en het snelheidssetpoint wordt bereikt
7Lager dan minimale snelheid Bit 7 = 1 wanneer de regelaar uitstuurt en de snelheid lager is dan P-02
8Overbelasting Bit 8 = 1 wanneer de motorstroom hoger wordt dan de waarde van P-08
9Wegvallen voedingsspanning Bit 9 = 1 wanneer de voedingsspanning wegvalt
10 Koellichaam > 85°C Bit 10 = 1 wanneer de temperatuur van het koellichaam > 85°C
11 Control Board > 80°C Bit 11 = 1 wanneer de temperatuur van het control board > 80°C
12 Schakelfrequentie gereduceerd Bit 12 = 1 wanneer schakelfrequentie wordt gereduceerd
13 Draairichting achteruit Bit 13 = 1 wanneer de motor achteruit draait
14 Gereserveerd Bit 14 is altijd 0
15 Live Toggle Bit Bit 15 toggled wanneer het register wordt gelezen
8.4.2. Register 2005 uitleg - I/O status word
Bit Omschrijving Uitleg
0DI1 status Bit 0 = 1 wanneer digitale ingang 1 hoog is
1DI2 status Bit 1 = 1 wanneer digitale ingang 2 hoog is
2DI3 status Bit 2 = 1 wanneer digitale ingang 3 (AI-2) hoog is
3DI4 status Bit 3 = 1 wanneer digitale ingang 4 (AI-1) hoog is
4, 5 Gereserveerd Bit 4 en 5 zijn altijd 0
6IP66 schakelaar FWD Bit 6 = 1 wanneer de IP66 schakelaar in de stand FWD staat
7IP66 schakelaar REV Bit 7 = 1 wanneer de IP66 schakelaar in de stand REV staat
8Status digitale uitgang Bit 8 = 1 wanneer de digitale uitgang (24V) hoog is
9Status relais uitgang Bit 9 = 1 wanneer de relais uitgang hoog is
10, 11 Gereserveerd Bit 10 en 11 zijn altijd 0
12 Signaal verlies analoge ingang 1 (4-20 mA) Bit 12 = 1 wanneer er signaal verlies optreed bij de analoge ingang 1
13 Signaal verlies analoge ingang 2 (4-20 mA) Bit 13 = 1 wanneer er signaal verlies optreed bij de analoge ingang 2
14 Gereserveerd Bit 14 is altijd 0
15 Potmeter IP66 > 50% Bit 15 = 1 wanneer de IP66 potmeter > 50%
Versie 1.02 | Optidrive ODE-3 gebruikershandleiding | 35www.invertekdrives.com
9. Technische gegevens
9.1. Omgevingseisen
Operationele omgevingstemperatuur Open frequentieregelaars : -10 … 50°C (zonder vorst en condensatie)
Omgevingstemperatuur opslag : -40 … 60°C
Maximaal hoogte : 2000m. Derating noodzakelijk boven de 1000m : 1% / 100m
Maximale luchtvochtigheid : 95%, zonder condensatie
Omgevingscondities : Optidrive E3 IP20 frequentieregelaars zijn ontworpen
om te kunnen werken in 3S2 / 3C2-omgevingen in
overeenstemming met IEC 60721-3-3.
LET OP Voor UL-conformiteit: de gemiddelde omgevingstemperatuur over een periode van 24 uur voor IP-20-frequentieregelaars van
200-240 V, 2,2 kW en 3 HP is 45°C.
9.2. Technische gegevens
Bouw-
grootte
kW HP Ingangs-
stroom
Zekering/installatie-
automaat (type B)
Maximale
doorsnede kabel
Uitgangs-
stroom
Aanbevolen
remweerstand
Non UL UL mm AWG A
110 - 115 (+/- 10%) V 1-fase ingang, 230 V 3-fasen uitgang (spanningsverdubbelaar)
1 0.37 0.5 7. 8 10 10 8 8 2.3 -
10. 75 115 . 8 25 20 8 8 4.3 -
21.1 1.5 21.9 32 30 8 8 5.8 100
200 - 240 (+/- 10%) V 1-fase ingang, 3-fasen uitgang
1 0.37 0.5 3.7 10 6 8 8 2.3 -
10. 75 17. 5 10 10 8 8 4.3 -
11.5 212 . 9 16 17. 5 8 8 7 -
21.5 212 . 9 16 17. 5 8 8 7 100
2 2.2 3 19. 2 25 25 8 8 10.5 50
3 4 5 29.2 40 40 8 8 15 . 3 25
200 - 240 (+/- 10%) V 3-fasen ingang, 3-fasen uitgang
1 0.37 0.5 3.4 6 6 8 8 2.3 -
10. 75 15.6 10 10 8 8 4.3 -
11.5 29.5 16 15 8 8 7 -
21.5 28.9 16 15 8 8 7 100
2 2.2 3 12 .1 16 17. 5 8 8 10.5 50
3 4 5 20.9 32 30 8 8 18 25
35.5 7. 5 26.4 40 35 8 8 24 20
47. 5 10 33.3 40 45 16 5 30 15
411 15 50.1 63 70 16 5 46 10
515 20 54.6 80 70 25 261 10
5 18.5 25 64.8 80 80 25 272 10
380 - 480 (+/- 10%) V 3-fasen ingang, 3-fasen uitgang
1 0.37 0.5 1.7 6 6 8 8 1.2 -
10. 75 13.5 6 6 8 8 2.2 -
11.5 25.6 10 10 8 8 4.1 -
21.5 25.6 10 10 8 8 4.1 250
2 2.2 3 7. 5 16 10 8 8 5.8 200
2 4 5 11 . 5 16 15 8 8 9.5 12 0
35.5 7. 5 17. 2 25 25 8 8 14 100
37. 5 10 21. 2 32 30 8 8 18 80
311 15 2 7. 5 40 35 8 8 24 50
415 20 34.2 40 45 16 5 30 30
4 18.5 25 44.1 50 60 16 5 39 22
422 30 51.9 63 70 16 5 46 22
5 30 40 56.3 80 70 25 261 15
537 50 6 7. 6 10 0 90 25 272 12
LET OP De weergegeven kabeldiameters zijn de maximaal toelaatbare kabeldiameters die kunnen worden aangesloten op de
frequentieregelaar. De kabels moeten worden geselecteerd volgens de lokaal geldende voorschriften of richtlijnen.
Technische gegevens
9
9.3. 1fase voeding aansluiten op een 3fasen ODE3 frequentieregelaar
The Optidrive ODE-3 frequentieregelaar heeft de mogelijkheid om een 3-fasen (voedingsspanning) frequentieregelaar aan te sluiten
op een 1-fase voedingsspanning. De voorwaarde is wel dat de belasting maximaal 50% is van het nominale vermogen van de
frequentieregelaar. De 1-fase voedingsspanning moet worden aangesloten op de klemmen L1 en L2 van de frequentie-regelaar.
9.4. Aanvullende informatie voor UL-conformiteit
Optidrive E3 voldoet aan de UL-vereisten. Voor een actuele lijst van UL-conforme producten, zie UL-lijst NMMS.E226333. Om
volledige naleving te waarborgen, moet het volgende volledig in acht worden genomen.
Vereisten voor de voedingsspanning
Voedingsspanning
200 – 240 RMS V voor apparaten met 230 V, +/- 10% verschil toegestaan. Maximaal 240 V RMS.
380 – 480 RMS V voor apparaten met 400 V, +/- 10% verschil toegestaan. Maximaal 500 V RMS.
Onbalans Maximaal 3% spanningsverschil tussen fase en fase is toegestaan.
Alle Optidrive E3-apparaten hebben een controlefunctie voor de fase-onbalans. Een fase-onbalans van > 3% leidt tot
een uitschakeling van de frequentieregelaar. Voor voedingen met een onbalans van meer dan 3% (meestal het Indisch
subcontinent en delen van Azië en het Pacifisch gebied, inclusief China) adviseert Invertek Drives de installatie van
netsmoorspoelen.
Frequentie 50 – 60Hz +/- 5% verschil
Kortsluitcapaciteit
Nominale spanning Min. kW (HP) Max. kW (HP)
Maximale kortsluitstroom
5 kA RMS
(wisselstroom) 100 kA RMS
(wisselstroom)
115 V 0.37 (0.5) 1.1 (1.5) Zekeringen van het type J Zekeringen van het type J
230V 0.37 (0.5) 11 (15) Zekeringen van het type J Zekeringen van het type J
230V 15 (20) 18.5 (25) Zekeringen van het type J Halfgeleiderzekering
(FWP-100 Bussmann)
400 / 460V 0.37 (0.5) 22 (30) Zekeringen van het type J Zekeringen van het type J
400 / 460V 30 (40) 37 (50) Zekeringen van het type J Halfgeleiderzekering
(FWP-100 Bussmann)
Alle frequentieregelaars in de bovenstaande tabel zijn geschikt voor gebruik op een circuit dat niet meer dan de hierboven
gespecificeerde maximale kortsluitstroom kan leveren in lijn met de opgegeven maximale voedingsspanning indien beveiligd
door zekeringen zoals hierboven is weergegeven.
Eisen mechanische installatie
Alle Optidrive E3-apparaten zijn bedoeld voor installatie binnenshuis in gecontroleerde omgevingen die voldoen aan de voorwaarden die zijn vermeld
in hoofdstuk 9.1. Omgevingseisen.
De frequentieregelaar kan worden gebruikt binnen een omgevingstemperatuurbereik zoals vermeld in hoofdstuk 9.1. Omgevingseisen.
Frequentieregelaars van bouwgrootte 4 moeten in een kast worden gemonteerd op een manier die waarborgt dat de frequentieregelaar wordt
beschermd tegen 12,7 mm (1/2 inch) vervorming van de kast als de kast beschadigd raakt.
Eisen elektrisch installatie
De inkomende voeding moet aangesloten worden zoals is beschreven in hoofdstuk 4.3. Aansluiten op de voeding.
De juiste voedings- en motorkabels moeten worden geselecteerd zoals is beschreven in hoofdstuk 9.2. Technische gegevens en de nationale
elektrische voorschriften of andere toepasselijke lokale voorschriften.
Motorkabel 75°C koper of vergelijkbaar (90°C voor ingesloten frequentieregelaars van het type Nema 4X).
Afmetingen en de aantrekkoppels van de klemmen zijn terug te vinden in hoofdstuk 3.3. Mechanische afmetingen en montage.
Een algemene kortsluitbeveiliging biedt geen beveiliging van aftakkingscircuits. De beveiliging van aftakkingscircuits dient in overeenstemming met
de nationale elektrische voorschriften en eventuele aanvullende lokale voorschriften te worden voorzien. De juiste waarden worden weergegeven
in hoofdstuk 9.2. Technische gegevens.
Een piekspanningsbeveiliging moet worden geïnstalleerd voor de frequentieregelaar wanneer de voedingsspanning 480V is. (fase naar aarde)
480 Volt (fase tot fase), geschikt voor overspanningscategorie III en biedt bescherming voor een nominale piekweerstandspanningspiek van 4 kV.
UL voorgeschreven klemmen/ringen moeten worden gebruikt voor alle aardings- en busbar aansluitingen.
Algemene vereisten
Optidrive E3 biedt bescherming tegen overbelasting van de motor in overeenstemming met de National Electrical Code (VS).
De onthoudfunctie van de thermische beveiliging moet worden ingeschakeld (P60 index 1 = 1), wanneer er geen PTC of thermistor (van de
motor) is aangesloten op de frequentieregelaar.
Een motor PTC of thermistor moet aangesloten worden op de frequentieregelaar zoals is aangeven in hoofdstuk 4.8.2. Aansluiting
motorthermistor/PTC.
9
Technische gegevens
Versie 1.02 | Optidrive ODE-3 gebruikershandleiding | 37www.invertekdrives.com
9.5. EMC-filter loskoppelen
Frequentieregelaars met een EMC-filter hebben een hogere lekstroom naar aarde.
Voor toepassingen waarbij uitschakeling optreedt, kan het EMC-filter worden losgekoppeld
door de EMC-schroef aan de zijkant van het product volledig te verwijderen.
Verwijder de schroef zoals rechts aangegeven.
Alle Optidrive frequentieregelaars zijn voorzien van zogenaamde varistors aan de ingang.
Deze varistors beveiligen de regelaars tegen hoge spanningspieken die kunnen ontstaan door
bliksem of het schakelen van zware vermogensapparatuur dicht bij de regelaar op dezelfde
voeding.
Wanneer er een isolatietest wordt uitgevoerd op een installatie waar een frequentieregelaar
wordt gebruikt is het mogelijk dat de test niet slaagt omdat de regelaar is voorzien van
de varistors. Om de test toch goed uit te laten voeren is het mogelijk om de varistors uit te
schakelen. Het uitschakelen van de varistors gebeurt door de schroef (VAR) aan de zijkant
van de regelaar te verwijderen. Na het uitvoeren van de test moet de schroef worden
teruggeplaatst en moet de test nogmaals worden uitgevoerd. De isolatietest moet nu weer
niet slagen wat inhoudt dat de varistors weer aanwezig zijn in het circuit.
Technische gegevens
9
38 | Optidrive ODE-3 gebruikershandleiding | Versie 1.02 www.invertekdrives.com
10. Storing zoeken
10.1. Foutmeldingen
Fout-
melding
Nr. Omschrijving Oplossing
Fl 00 Geen storing N.v.t.
 01 Overstroom interne remchopper Controleer de toestand van de externe remweerstand en de bedrading.
Lr 02 Overbelasting remweerstand De regelaar geeft een fout om de remweerstand te beschermen. Er is teveel remenergie
in de weerstand gestopt
 03 Overstroom aan de uitgang In een korte tijd een zeer grote verandering van de stroom. Controleer de belasting
en/of de motor/bekabeling. Controleer of de acceleratietijd (P-03) niet te kort staat.
Controleerof de motorparameters correct zijn ingevoerd.
LET OP Na een O-I fout is er een korte wachttijd voordat de regelaar weer gereset kan
worden.
.r 04
Thermische overbelasting motor
(I2t)
De regelaar heeft >100% van de waarde van P-08 (motorstroom) voor een bepaalde tijd
geleverd. De regelaar geeft een fout om de motor te beschermen tegen overbelasting.
Vl 06 Overspanning Controleer of de voedingsspanning correct is. Wanneer de motor snel remt werkt hij
regeneratief en komt er energie van de motor terug. Verleng de deceleratie tijd (P-04), voeg
een remweerstand toe (schakel de remchopper in met P-34) of laat de motor vrij uitlopen.
Vl 07 Onderspanning De voedingsspanning is te laag of de voedingsspanning wordt weggeschakeld.
Controleer of er iets mis is met de voeding of met componenten in het voedingscircuit.
 08 Te hoge temperatuur koellichaam De regelaar is te warm geworden. Controleer de omgevingstemperatuur. Extra ruimte of
koeling is noodzakelijk.
 09 Te lage temperatuur De regelaar geeft een fout wanneer de temperatuur lager dan -10°C is. De temperatuur
moet weer boven de -10°C komen om te kunnen starten.
F 10 Fabrieksinstellingen zijn geladen
ri 11 Externe fout Een NC contact is geopend op digitale ingang 3. Wanneer een thermistor is aangesloten
op ingang 3: de motor is te warm geworden.
C 12 Optibus communicatie time-out Controleer de communicatie tussen de regelaar en externe apparaten. Controleer de
parameter P-36 : adres, baudrate en time-out tijd van elke regelaar.
FL 13
Rimpel tussenkringspanning te hoog
Controleer of alle inkomende voedingsfasen aanwezig en in balans zijn.
L 14 Verlies van een ingangsfase Controleer de voedingsspanning en controleer of er geen onbalans is in de fasen.
  15 Overstroom aan de uitgang Controleer de motor en motorkabel op kortsluiting.
LET OP Na een hO-I fout is er een korte wachttijd voordat de regelaar weer gereset
kan worden.
Fl 16 Defecte thermistor op het
koellichaam
F 17 Interne geheugenfout (IO) Druk op de toets Stop. Neem contact op met uw leverancier als de storing aanhoudt.
 F 18 4-20 mA signaal buiten bereik Controleer het analoge circuit.
 19 Interne geheugenfout (DSP) Druk op de toets Stop. Neem contact op met uw leverancier als de storing aanhoudt.
F 21 Motorstoring PTC-weerstand Aangesloten motorthermistor is oververhit, bedradingsaansluitingen en motor controleren.
FF 22
Storing koelventilator (alleen IP66)
Controleer/vervang de koelventilator.
 23
Interne temperatuur
frequentieregelaar te hoog
Omgevingstemperatuur van de frequentieregelaar te hoog, controleer of er voldoende
koellucht aanwezig is.
F 26 Fout aan de uitgang van de
regelaar
Geeft aan dat er iets mis is achter de regelaar, zoals het missen van een fase of een
onbalans. Controleer de motor en de bekabeling.
F 41 Autotune mislukt De gemeten motorgegevens zijn niet correct.
Controleer de motor en de bekabeling. Staat de motor correct in ster of driehoek.
Controleer of de impedantie van alle fasen gelijk is. Controleer tevens of ingegeven
motorgegevens kloppen.
CF 50 Modbus communicatie time-out Controleer de inkomende aansluitkabel van de Modbus RTU.
Controleer of ten minste één register binnen de in P-36 index 3 ingestelde time-
outperiode cyclisch wordt opgeroepen.
CF 51 CAN Open communicatie time-
out
Controleer de Modbus bekabeling.
Controleer of de Master minimaal 1 register continue afvraagt binnen de gestelde timeout
tijd van parameter P‐36 index 3.
LET OP Na een overstroom of een thermische fout (3, 4 en 15) is er intern een wachttijd voor resetten ingesteld die voorkomt dat
frequentieregelaar beschadigd wordt.
Storing zoeken
10
Versie 1.02 | Optidrive ODE-3 gebruikershandleiding | 39www.invertekdrives.com
11. Energie-efficiëntie classificaties
Scan de QR-code of ga naar www.invertekdrives.com/ecodesign voor meer informatie
over de Ecodesign richtlijnen en voor specifieke product efficiëntie classificaties en verliesgegevens bij
deellast in overeenstemming met IEC 61800-9-2: 2017.
Energie-efficiëntie classificaties
11
Ñ82-E3I20-HF_V1.027Ó
82-E3I20-HF_V1.02
Invertek Drives Ltd. Offa's Dyke Business Park, Welshpool, Powys SY21 8JF Verenigd Koninkrijk
Tel: +44 (0)1938 556868 Fax: +44 (0)1938 556869
www.invertekdrives.com
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40

Sentera Controls FI-E11105E2 Mounting Instruction

Type
Mounting Instruction