Sentera Controls FISE33070E6-19 Mounting Instruction

Type
Mounting Instruction
IP20 & IP66 (NEMA 4X)
Vermogen: 0.37 – 22kW
Voedingsspanning: 110 – 480V
Installatie en bedieningshandleiding
www.sentera.eu
2 | Optidrive ODE-3 handleiding | Versie 2.01
www.sentera.eu
1. Snel van Start ...............................4
1.1. Belangrijke veiligheidsinformatie ...................... 4
1.2. Snel van start procedure ............................ 5
1.3. Installatie nadat de regelaar langere tijd is opgeslagen .. 5
2. Algemene Informatie en de Type Codering .......7
2.1. Uitleg codering van de Optidrive ODE‐3 ..............7
2.2. Optidrive ODE‐3 typenummers ...................... 7
3. Mechanische Installatie .......................9
3.1. Algemeen ......................................... 9
3.2. Installatie volgens UL richtlijnen ....................... 9
3.3. Mechanische afmetingen en montage IP20
frequentieregelaars
.......................................9
3.4. Montagerichtlijnen IP20 frequentieregelaars .......... 10
3.5. Mechanische afmetingen en montage IP66
frequentieregelaars
.....................................11
3.6. Montagerichtlijnen voor IP66 frequentieregelaars .......12
3.7. Kabeldoorvoeren/wartels en de “Lock Off
hoofdschakelaar .......................................12
3.8. Verwijderen van de klemmendeksel .................. 13
3.9. Preventief onderhoud .............................. 13
4. Elektrische installatie ........................14
4.1. Aansluitschema ................................... 14
4.2. Aarding van de frequentieregelaars .................. 15
4.3. Aansluiten op het voedingsnet ....................... 15
4.4. Motorkabel ......................................16
4.5. Aansluiten motorklemmenbox ....................... 16
4.6. Stuurstroom bekabeling ............................ 16
4.7.
Instellen functionaliteit “REV/0/FWD” selectieschakelaar
.. 17
4.8. Stuurstroomklemmen ............................... 17
4.9. Thermische beveiliging van de motor ................. 18
4.10. Installatie volgens EMC richtlijnen ................... 19
4.11. Optionele remweerstand .......................... 19
5. Bediening ................................. 20
5.1. Werking van het bedieningspaneel ................... 20
5.2. Statusmeldingen van het display .....................20
5.3. Parameters veranderen .............................20
5.4. Uitlezen weergave parameters ...................... 21
5.5. Resetten parameters ............................... 21
5.6. Een foutmelding resetten ........................... 21
6. Parameters ............................... 22
6.1. Standaard parameters .............................22
6.2. Uitgebreide parameters ............................ 24
6.3. Geavanceerde parameters .........................29
6.4. P‐00 Weergave parameters ........................30
7. Configuratie Analoge en Digitale Ingangen
......31
7.1. Algemeen ........................................ 31
7.2. Uitleg gebruikte afkorting van de matrix ............... 31
7.3. Matrix ‐ klemmen mode (P‐12 = 0) ...................32
7.4. Matrix – bedieningspaneel mode (P‐12 = 1 of 2) ......33
7.5. Matrix – veldbus mode (P‐12 = 3, 4, 7, 8 of 9)
...........33
7.6. Matrix – PI‐regeling (P‐12 = 5 of 6)
....................34
7.7. Fire mode ........................................34
7.8. Voorbeeldschemas ................................ 35
8. Modbus RTU Communicatie .................. 36
8.1. Introductie ........................................ 36
8.2. Modbus RTU Specificatie ..........................36
8.3. Pin lay‐out RJ45 connector .........................36
8.4. Modbus register map ...............................11
9. Technische Specificaties ......................37
9.1. Omgevingseisen ..................................37
9.2. Technische gegevens ..............................37
9.3. 1‐fase voeding aansluiten op een 3‐fasen ODE‐3
frequentieregelaar ....................................37
9.4. Extra informatie voor UL goedkeuring. . . . . . . . . . . . . . . . . 38
9.5. Uitschakelen intern EMC filter .......................38
10. Storing Zoeken ........................... 39
10.1. Foutmeldingen ...................................39
Versie 2.01 | Optidrive ODE-3 handleiding | 3
www.sentera.eu
Conformiteitsverklaring
Invertek Drives Ltd verklaart hierbij dat alle Optidrive frequentieregelaars voldoen aan de onderstaande veiligheidsrichtlijnen:
2014/30/EU (EMC) en 2014/35/EU (LVD)
De frequentieregelaars zijn ontworpen en gefabriceerd volgens de volgende Europese richtlijnen:
EN 61800-5-1: 2007 Regelbare elektrische aandrijfsystemen. Veiligheidseisen ‐
Elektrisch, thermisch en energie
EN 61800-3: 2004 /A1 2012 Regelbare elektrische aandrijfsystemen. EMC eisen en
specifieke beproevingsmethoden
EN 55011: 2007 Grenzen en meetmethoden (EMC) voor industriële,
wetenschappelijke en medische (ISM) HF-apparatuur
EN60529: 1992 Specificatie van de beschermingsgraad voor behuizingen
Elektromagnetische compatibiliteit
De Optidrive regelaars zijn ontworpen om standaard aan alle EMC richtlijnen te voldoen. Alle 1- en 3-fasen Optidrive
frequentieregelaars, die bedoeld zijn voor de Europese markt, zijn voorzien van een intern EMC filter. Dit interne EMC filter is
ontworpen om de vervuiling (geleidend) richting het net te reduceren.
Het is de verantwoordelijkheid van de installateur om ervoor te zorgen dat de complete installatie, waar de Optidrive ODE-3 deel
van uitmaakt, voldoet aan de geldende richtlijnen. Binnen de Europese Unie moet de totale installatie voldoen aan de EMC richtlijn
2004/108/EC. Deze handleiding biedt richtlijnen om ervoor te zorgen dat aan de geldende normen wordt voldaan.
Copyright Invertek Drives Ltd © 2016
Alle rechten voorbehouden. De Optidrive ODE-3 Nederlandstalige handleiding of delen hiervan mogen niet gekopieerd of gebruikt
worden zonder de schriftelijke toestemming van de uitgever (voor meer informatie zie de Engelstalige handleiding).
Garantietermijn 2 jaar
Alle Invertek frequentieregelaars hebben een garantietermijn van 2 jaar. De garantietermijn geldt vanaf de productiedatum die
vermeld staat op het type plaatje. Er wordt geen garantie verleend wanneer de Optidrive ODE-3 is beschadigd door transport,
installatie of het verkeerd in bedrijf stellen. De fabrikant accepteert ook geen verantwoordelijkheid voor de gevolgen van een
verkeerde/onprofessionele installatie, onjuiste instelling van de parameters, onjuiste keuze van de motor t.o.v. de frequentieregelaar
en het gebruik van de regelaar buiten de omgevingsspecificaties.
De lokale distribiteur behoudt het recht om andere condities en voorwaarden aan te houden betreffende de garantie. Neem altijd
contact op met de lokale distribiteur.
Deze handleiding is niet de originele gebruikershandleiding. Alle niet-Engelstalige handleidingen zijn een
vertaling van de originele Engelstalige gebruikershandleiding.
De inhoud van de handleiding wordt correct geacht op het moment van afdrukken. De fabrikant heeft het recht om vanuit het oogpunt
van constante verbetering de specificaties van het product , de prestaties van de frequentieregelaar of de handleiding te wijzigen
zonder dit eerst te melden.
Deze handleiding geldt voor de ODE-3 frequentieregelaars met de softwareversie : 3.06
Versie van de handleiding : 2.01
Invertek Drives Ltd heeft het beleid om te streven naar een continue verbetering en om accurate/up-to-date informatie te verstrekken
aan de klant. De informatie in de handleiding moet gebruikt worden als een richtlijn maar dient niet als enige vorm van een contract.
Deze handleiding is bedoeld als richtlijn voor de juiste aansluiting/bedrading van de frequentieregelaars. Invertek Drives
Ltd kan niet aansprakelijk worden gesteld voor het niet voldoen aan eisen die lokaal, nationaal of internationaal worden
gesteld, met betrekking op de juiste installatie van de frequentieregelaars en de bijbehorende onderdelen. Er kan persoonlijk
letsel of beschadiging van de installatie optreden wanneer de opgegeven waarschuwingen niet in acht worden genomen.
De tussenkring van de Optidrive ODE-3 frequentieregelaar bestaat uit condensatoren. Na het uitschakelen van de
voedingsspanning duurt het een bepaalde periode voordat ze leeg zijn. Let erop dat wanneer er werkzaamheden
moeten worden verricht aan de regelaar eerst de hoofdspanning veilig wordt afgeschakeld en vervolgens 10 minuten
gewacht wordt totdat de condensatoren zeker leeg zijn. Wanneer er na het uitschakelen van de voedingsspanning geen
rekening wordt gehouden met de tussenkringspanning kan dit leiden tot lichamelijke verwondingen of dodelijk letsel.
Alleen gekwalificeerd elektrisch personeel met kennis van de installatie en die op de hoogte zijn van de gevaren mogen
de frequentieregelaar installeren, in bedrijf stellen, bedienen en onderhouden. Lees het handboek eerst goed door
voordat er begonnen wordt met installatie en inbedrijfstelling.
4 | Optidrive ODE-3 handleiding | Versie 2.01
www.sentera.eu
Snel van Start
1
1. Snel van Start
1.1. Belangrijke veiligheidsinformatie
Gelieve de onderstaande veiligheidsinformatie door te lezen en alle waarschuwingen in het overige deel van de gebruikershandleiding.
Gevaar : Geeft een waarschuwing weer waar
rekening mee gehouden dient te worden om
onveilige situaties en persoonlijke ongelukken te
voorkomen.
De frequentieregelaar (Optidrive) is bedoeld voor professioneel
gebruik in industriële machines, installaties of systemen. Bij
onjuiste installatie kan er een onveilige situatie ontstaan. De
Optidrive maakt gebruik van hoge spanningen en stromen, heeft
intern veel energie opgeslagen en drijft mechanische apparatuur
aan die in staat zijn iemand ernstig lichamelijk letsel toe te
brengen. Bij het ontwerp en het in bedrijf stellen van de installatie
dient hier rekening mee te worden gehouden.
Systeem ontwerp, installatie, onderhoud en het in bedrijf
stellen van de installatie dient alleen uitgevoerd te worden
door voldoende onderricht personeel met de juiste training en
ervaring. Alle veiligheidsinstructies van dit handboek omtrent
transport, opslag, installeren en bedienen van de Optidrive
frequentieregelaar moeten aandachtig doorgelezen worden.
Een hoogspanningstest van de schakelkast of het meggeren
van de motor mag niet gebeuren wanneer de regelaar is
aangesloten.
Gevaar voor een elektrische schok! Uitschakelen en beveiligen
tegen herinschakelen van de Optidrive is noodzakelijk. Wacht
10 minuten na uitschakelen zodat de tussenkring ontladen is
voordat er aan de regelaar wordt gewerkt. Controleer altijd
d.m.v. een multimeter of de voedingsspanning daadwerkelijk is
uitgeschakeld.
Wanneer er een connector of stekker wordt gebruikt in de
voedingskabel of motorkabel dient men, na het uitschakelen van
de voeding, eerst 10 minuten te wachten voordat de stekker of
connector wordt losgetrokken.
Voor de regelaar (in de voeding) moet de juiste zekering/
automaat geplaatst worden die voldoet aan de lokale normen/
richtlijnen.
Zorg ervoor dat de Optidrive op de juiste manier is
geaard volgens de lokale normen/richtlijnen. De ODE-3
frequentieregelaar kan een lekstroom naar aarde hebben die
groter is dan 3,5 mA. De aardedraad moet zodanig gekozen
worden dat de maximale kortsluitstroom geen problemen kan
geven. De maximale kortsluitstroom wordt bepaald door de
Installatieautomaat/zekeringen voor de frequentieregelaar.
Zorg ervoor dat de Optidrive op de juiste manier is geaard.
Voer geen werkzaamheden uit aan de regelaar wanneer de
regelaar of externe control circuits onder spanning staan.
Waarschuwing : Dit symbool geeft aan dat er een
situatie kan ontstaan waarbij de apparatuur/
aandrijving beschadigd wordt wanneer de
opmerkingen niet in acht worden genomen.
Alle machines binnen de EU moeten aan de richtlijnen voldoen
zoals die zijn opgesteld in de Machinerichtlijnen 89/392/EEG.
De gebruikte elektrische apparatuur moet tevens voldoen aan
EN60204-1. Een lastscheider moet geplaatst worden tussen de
voeding en de Optidrive.
Het beveiligingsniveau van de standaard ingangsfuncties
(stop/start, rechtsom/linksom en maximale snelheid) is
voor veiligheid kritische applicaties niet voldoende zonder
externe veiligheidsmaatregelen. Bij alle applicaties waar
door een storing van de Optidrive frequentieregelaar een
levensgevaarlijke situatie kan ontstaan moet van te voren
een risicoanalyse worden gemaakt. Waar nodig zullen extra
veiligheidsmaatregelen moeten worden genomen.
Bij het inschakelen van de voedingsspanning kan de motor gaan
draaien wanneer er een vrijgave is gegeven.
De STOP functie schakelt niet de interne spanning uit.
Schakel altijd de voeding uit en wacht 10 minuten. Voer
nooit werkzaamheden/reparaties uit aan de regelaar,
motor of motorkabel wanneer er nog spanning staat op de
frequentieregelaar.
De Optidrive ODE-3 kan geprogrammeerd worden om de
motor snelheden te laten draaien die veel lager of hoger zijn
dan de nominale snelheid. Controleer bij de motorleverancier of
dat het grotere snelheidsbereik geen problemen geeft voor de
motor.
Activeer de automatische reset niet bij machines waarbij dit een
gevaar kan opleveren.
De Optidrive ODE-3 is er met een IP20 en IP66
beschermingsgraad. De IP20 uitvoering moet in een geschikte
behuizing worden geplaatst.
De Optidrive ODE-3 is alleen geschikt voor binnen gebruik.
Bij montage moet er rekening mee worden gehouden dat er
voldoende koeling is voor de regelaar. Ga niet boren in de buurt
van de regelaars. Stof en metaaldeeltjes kunnen schade aan de
regelaar veroorzaken.
Kom niet in de buurt van de Optidrive ODE-3 regelaar met
geleidende of brandbare voorwerpen. Brandbaar materiaal
mag niet tegen de regelaar worden geplaatst.
De relatieve luchtvochtigheid moet lager zijn dan 95% en er mag
geen condensvorming zijn.
Controleer voordat de spanning wordt ingeschakeld de
voedingsspanning, de frequentie en het aantal fasen.
Sluit nooit de voedingsspanning aan op de klemmen U, V, W.
Er mag niet geschakeld worden in de uitgang van de Optidrive
(motorkabel).
Houd een minimale afstand aan van 100 mm tussen de
hoofdstroombekabeling en de stuurstroombekabeling om
verstoring te voorkomen. Zorg ervoor dat de klemmen met het
juiste koppel worden aangedraaid.
Voer zelf geen reparaties uit aan de Invertek Optidrive ODE-3
frequentieregelaar. Neem voor reparaties of storingen contact
op met uw leverancier.
Versie 2.01 | Optidrive ODE-3 handleiding | 5
www.sentera.eu
Snel van Start
1
1.2. Snel van start procedure
Stap Actie Zie hoofdstuk Blz.
1 Controleer d.m.v. het typeplaatje op de regelaar of het
typenummer, de IP beschermingsgraad en de specificaties
overeenkomen met wat er gewenst is. Controleer met
name of:
- de voedingsspanning correct is
- de motorstroom toereikend is voor de toegepaste
motor bij volle belasting.
2.1. Uitleg codering van de Optidrive ODE‐3 7
2 Controleer de regelaar bij het uitpakken. Neem contact
op met de leverancier of de transporteur wanneer er
beschadigingen zijn.
3 Let er op dat de plaats waar de regelaar wordt
gemonteerd voldoet aan de omgevingseisen zoals deze
zijn opgegeven bij de specificaties.
9.1. Omgevingseisen 37
4 Monteer de IP20 ODE-3 frequentieregelaar in een
geschikte schakelkast. Zorg voor voldoende ruimte onder
en boven de frequentieregelaar en zorg voor voldoende
koeling/luchtstroom.
Monteer de IP66 ODE-3 frequentieregelaar tegen een
muur of tegen de machine.
3.1. Algemeen
3.3. Mechanische afmetingen en montage IP20
frequentieregelaars
3.4. Montagerichtlijnen IP20 frequentieregelaars
3.5. Mechanische afmetingen en montage IP66
frequentieregelaars
3.6. Montagerichtlijnen voor IP66 frequentieregelaars
9
9
10
11
12
5 Selecteer de voedings- en motorkabel zodanig dat
voldaan wordt aan de lokale richtlijnen en wetgeving. Let
erop dat de motorkabel de juiste diameter heeft en niet de
maximale waarde overschrijd.
9.2. Technische gegevens 37
6 Wanneer de frequentieregelaar op een IT- spanningsnet
wordt aangesloten moet het interne EMC filter worden
uitgeschakeld.
9.5. Uitschakelen intern EMC filter 38
7 Controleer of er geen sluiting zit in de voedings- of
motorkabel.
8 Sluit de kabels op de juiste manier aan.
9 Controleer of de motor geschikt is voor de
frequentieregelaar. Neem contact op met de leverancier
van de motor wanneer dit niet duidelijk is.
4.10. Installatie volgens EMC richtlijnen 19
10 Controleer of de motor correct in ster of in driehoek staat. 4.5. Aansluiten motorklemmenbox 16
11 Controleer of de bekabeling en de frequentieregelaar
door de juiste installatieautomaat of zekeringen is
beveiligd.
4.3.2. Zekeringen/beveiligingsautomaat
9.2. Technische gegevens
15
37
12 Zorg ervoor dat de hoofdstroombedrading op de
correcte klemmen van de ODE-3 frequentieregelaar
is aangesloten en dat regelaar op de juiste manier is
geaard.
4.1. Aansluitschema
4.2. Aarding van de frequentieregelaars
4.3. Aansluiten op het voedingsnet
4.4. Motorkabel
14
15
15
16
13 Sluit de stuurstroombekabeling aan op de juiste klemmen. 4.6. Stuurstroom bekabeling
4.10. Installatie volgens EMC richtlijnen
7. Configuratie Analoge en Digitale Ingangen
7.8. Voorbeeldschemas
16
19
31
35
14 Controleer grondig of alles goed geïnstalleerd en correct
aangesloten is.
15 Schakel de voedingsspanning in en stel de parameters in. 5.1. Werking van het bedieningspaneel
6. Parameters
20
22
1.3. Installatie nadat de regelaar langere tijd is opgeslagen
Wanneer de regelaars langere tijd niet gebruikt zijn of in een magazijn hebben gelegen is het noodzakelijk de
tussenkringcondensatoren te reformeren. Neem contact op met uw lokale Invertek distribiteur voor meer informatie.
6 | Optidrive ODE-3 handleiding | Versie 2.01
www.sentera.eu
1.4. Snel van start overzicht
Snel van start – IP20 & IP66 zonder schakelaars
  Sluit een start/stop contact/schakelaar aan tussen de
klemmen 1 & 2
o Sluit het contact om te starten
o Open het contact om te stoppen
 Sluit een potentiometer (1k – 10kΩ) aan op de klemmen 5,
6 en 7 om de uitgangsfrequentie te kunnen regelen.
o Draai aan de potmeter om de snelheid aan te passen van
P-02 (standaard 0 Hz) tot P-01 (standaard 50 Hz)
Snel van start – IP66 met schakelaars
Schakel de hoofdschakelaar in (ON) zodat de
frequentieregelaar van spanning wordt voorzien.
Door middel van de OFF/REV/FWD schakelaar kan de
frequentieregelaar worden gestart en kan de keuze van de
draairichting worden gemaakt.
Met de potentiometer kan de frequentie worden ingesteld.
0
Snel van Start
1
Versie 2.01 | Optidrive ODE-3 handleiding | 7
www.sentera.eu
Algemene Informatie en de Type Codering
2
2. Algemene Informatie en de Type Codering
Dit hoofdstuk bevat algemene informatie over de Optidrive ODE-3 en de bijbehorende codering.
2.1. Uitleg codering van de Optidrive ODE3
Elke regelaar is voorzien van een typenummer. Het typenummer vertelt alles over de regelaar en de bijbehorende opties. Alle
verschillende types van de ODE-3 frequentieregelaars zijn te zien in onderstaande tabel.
ODE - 3 - 1 2 0021 - 1 F 1 2
Product familie IP Klasse 2 = IP20
X = IP66 zonder schakelaars
Y = IP66 met schakelaars
Generatie Interne
remchopper
1 = geen remchopper
4 = interne remchopper
Bouwgrootte Filter Type 0 = Geen EMC filter
F = intern EMC filter
Voedingsspanning
1 = 110 – 115 V aantal ingangsfasen
2 = 200 – 240 V
4 = 380 – 480 V uitgangsstroom x 10
2.2. Optidrive ODE3 typenummers
110-115V ±10% - 1 fase ingang - 3 fasen 230V uitgang (spanningsverdubbelaar)
Typenummer kW HP Uitgangsstroom
(A) Bouwgrootte
Met filter Zonder filter
N.v.t. ODE-3-110023-101# 0.5 2.3 1
N.v.t. ODE-3-110043-101# 1 4.3 1
N.v.t. ODE-3-210058-104# 1.5 5.8 2
200-240V ±10% - 1 fase ingang - 3 fasen uitgang
Typenummer kW HP Uitgangsstroom
(A) Bouwgrootte
Met filter Zonder filter
ODE-3-120023-1F1# ODE-3-120023-101# 0.37 0.5 2.3 1
ODE-3-120043-1F1# ODE-3-120043-101# 0.75 1 4.3 1
ODE-3-120070-1F1# ODE-3-120070-101# 1.5 271
ODE-3-220070-1F4# ODE-3-220070-104# 1.5 272
ODE-3-220105-1F4# ODE-3-220105-104# 2.2 3 10.5 2
N.v.t. ODE-3-320153-104# 4.0 5 15 . 3 3
200-240V ±10% - 3 fasen ingang - 3 fasen uitgang
Typenummer kW HP Uitgangsstroom
(A) Bouwgrootte
Met filter Zonder filter
N.v.t. ODE-3-120023-301# 0.37 0.5 2.3 1
N.v.t. ODE-3-120043-301# 0. 75 1 4.3 1
N.v.t. ODE-3-120070-301# 1.5 271
ODE-3-220070-3F4# ODE-3-220070-304# 1.5 272
ODE-3-220105-3F4# ODE-3-220105-304# 2.2 3 10.5 2
ODE-3-320180-3F4# ODE-3-320180-304# 4.0 5 18 3
ODE-3-320240-3F4# ODE-3-320240-304# 5.5 7. 5 24 3
ODE-3-420300-3F4# ODE-3-420300-304# 7. 5 10 30 4
ODE-3-420460-3F4# ODE-3-420460-304# 11 15 46 4
8 | Optidrive ODE-3 handleiding | Versie 2.01
www.sentera.eu
2
Algemene Informatie en de Type Codering
380-480V ±10% - 3 fasen ingang - 3 fasen uitgang
Typenummer kW HP Uitgangsstroom
(A) Bouwgrootte
Met filter Zonder filter
ODE-3-140022-3F1# ODE-3-140022-301# 0.75 1 2.2 1
ODE-3-140041-3F1# ODE-3-140041-301# 1.5 24 .1 1
ODE-3-240041-3F4# ODE-3-240041-304# 1.5 24 .1 2
ODE-3-240058-3F4# ODE-3-240058-304# 2.2 3 5.8 2
ODE-3-240095-3F4# ODE-3-240095-304# 4 5 9.5 2
ODE-3-340140-3F4# ODE-3-340140-304# 5.5 7. 5 14 3
ODE-3-340180-3F4# ODE-3-340180-304# 7. 5 10 18 3
ODE-3-340240-3F42 ODE-3-340240-3042 11 15 24 3
ODE-3-440300-3F42 ODE-3-440300-3042 15 20 30 4
ODE-3-440390-3F42 ODE-3-440390-3042 18.5 25 39 4
ODE-3-440460-3F42 ODE-3-440460-3042 22 30 46 4
LET OP
Vervang ‘#’ door ‘2’ voor IP20 units
Vervang ‘#’ door ‘X’ voor IP66 units zonder schakelaars
Vervang ‘#’ door ‘Y’ voor IP66 units met schakelaars
Versie 2.01 | Optidrive ODE-3 handleiding | 9
www.sentera.eu
Mechanische Installatie
3
3. Mechanische Installatie
3.1. Algemeen
 Installeer de Optidrive op een vlakke, verticale, hittebestendige, trillingsvrije ondergrond.
De Optidrive moet worden geïnstalleerd in een ruimte waar het omgevingsvervuilingsniveau 1 (IP20) of 2 (IP66) is.
Plaats geen ontvlambaar materiaal in de buurt van de regelaar.
 Houd rekening met voldoende ruimte rondom de regelaar zoals aangegeven wordt in hoofdstuk 3.4. Montagerichtlijnen IP20
frequentieregelaars en hoofdstuk 3.6. Montagerichtlijnen voor IP66 frequentieregelaars.
 
Zorg ervoor dat de omgevingstemperatuur niet boven de maximaal toelaatbare temperatuur komt. Zie hoofdstuk 9.1. Omgevingseisen.
 Zorg voor een schone, droge en niet vervuilde luchtstroom door de regelaars zodat er voldaan wordt aan de koelingseisen van
de regelaar.
3.2. Installatie volgens UL richtlijnen
Zie hoofdstuk 9.4. Extra informatie voor UL goedkeuring op pagina 38 voor extra informatie over de UL richtlijnen.
3.3. Mechanische afmetingen en montage IP20 frequentieregelaars
L1/ LL3
L2/N
Bouw
grootte
A B C D E F Gewicht
mm in mm in mm in mm in mm in mm in Kg Ib
1173 6.81 83 3.27 123 4.84 162 6.38 50 1.97 50 1.97 1.0 2.2
2221 8.70 110 4.33 15 0 5.91 209 8.23 63 2.48 63 2.48 1.7 3.8
32 61 10.28 131 5.16 175 6.89 247 9.72 80 3 .15 80 3 .15 3.2 7.1
4420 16.54 171 6.73 212 8.35 400 15 . 75 125 4.92 125 4.92 9.1 20.1
Montagebouten Aantrekkoppel
Bouwgrootte Bouwgrootte
Stuurstroomklemmen
Hoofdstroom
1 - 3 4 x M5 (#8) 1 - 3 0.5 Nm (4.5 lb-in) 1 Nm (9 lb-in)
4 4 x M8 4 0.5 Nm (4.5 lb-in) 2 Nm (18 lb-in)
10 | Optidrive ODE-3 handleiding | Versie 2.01
www.sentera.eu
3
Mechanische Installatie
3.4. Montagerichtlijnen IP20 frequentieregelaars
 De ODP-2 IP20 frequentieregelaars zijn geschikt voor een vervuilingsniveau 1 zoals staat beschreven in de richtlijn IEC-
664-1. Voor een vervuilingsniveau dat hoger is moet een geschikte schakelkast worden gekozen die er voor zorgt dat het
vervuilingsniveau in de kast niveau 1 heeft.
 De schakelkast moet gemaakt zijn van een thermisch geleidend materiaal.
 Houd voldoende ruimte vrij rondom de frequentieregelaar. Zie het onderstaande tabel voor meer informatie.
 Bij (geforceerd) geventileerde schakelkasten moet erop worden gelet dat er een ventilatierooster boven de regelaar zit en een
ventilatierooster onder de regelaar. De (geforceerde) luchtstroom moet onder in de kast binnenkomen, langs de regelaar gaan en
vervolgens via het bovenste ventilatierooster de kast weer verlaten.
 In een omgeving waar stof, condensatie, agressieve gassen/stoffen, geleidbare deeltjes (zoals koolstof en metaal) of opspattend
water voorkomen moet de regelaar in een schakelkast gebouwd worden die de regelaar hiertegen beschermt.
 Bij een zoute of chemische omgeving of een omgeving met een hoge luchtvochtigheid moet er gekozen worden voor een
compleet dichte kast die d.m.v. bijv. een warmtewisselaar gekoeld wordt.
 De omgevingstemperatuur en de temperatuur van de regelaar zelf zijn cruciaal voor de levensduur van de regelaar. Zorg om
deze reden altijd voor een zo goed mogelijke koeling. De minimale kastafmetingen voor een geventileerde kast worden hieronder
weergegeven.
Bouw
grootte
X
Onder & Boven
Y
Zijkant
Z
Onderling
Aanbevolen
luchtstroom
mm in mm in mm in CFM (ft3/min)
1 50 1.97 50 1.97 33 1.30 11
275 2.95 50 1.97 46 1. 81 22
3100 3.94 50 1.97 52 2.05 60
4100 3.94 50 1.97 52 2.05 12 0
LET OP
Afstand Z is zodanig dat de Optidrive ODE-3 tegen elkaar (side-by-side) kunnen worden
gemonteerd.
Bij nominaal gebruik hebben de Optidrive ODE-3 frequentieregelaars een verlies van 3%.
Bovenstaande gegevens zijn richtlijnen. Zorg ervoor dat de omgevingstemperatuur in de
kast NOOIT boven de toelaatbare temperatuur komt.
Versie 2.01 | Optidrive ODE-3 handleiding | 11
www.sentera.eu
3
Mechanische Installatie
3.5. Mechanische afmetingen en montage IP66 frequentieregelaars
0
Bouw
grootte
A B D E F G H I J Gewicht
mm in mm in mm in mm in mm in mm in mm in mm in mm in kg Ib
1
232.0 9.13 207.0 8 .15 189.0 7.44 25.0 0.98 179. 0 7.05 161. 0 6.34 148.5 5.85 4.0 0 .16 8.0 0.31 3.1 6.8
2 257.0 10 .12 220.0 8.67 200.0 7. 87 28.5 1.12 187. 0 7.36 188.0 7.40 176.0 6.93 4.2 0 .17 8.5 0.33 4.1 9.0
3 310.0 12.20 276.5 10.89 251. 5 9.90 33.4 1. 31 252 9.92 211 . 0 8.30 19 7. 5 7. 7 8 4.2 0 .17 8.5 0.33 7. 6 16 . 7
Montagebouten Aantrekkoppel
Bouwgrootte Bouwgrootte
Stuurstroomklemmen
Hoofdstroom
Alle
bouwgrootten 4 x M4 (#8) Alle
bouwgrootten 0.5 Nm (4.5 lb-in) 1 Nm (9 lb-in)
12 | Optidrive ODE-3 handleiding | Versie 2.01
www.sentera.eu
3.6. Montagerichtlijnen voor IP66 frequentieregelaars
 De omgeving moet voldoen aan de
omgevingseisen zoals die zijn beschreven
in hoofdstuk 9.1. Omgevingseisen.
 De Optidrive moet verticaal gemonteerd
worden op een vlakke ondergrond.
 Houd rekening met voldoende ruimte
rondom de regelaar zoals beschreven
staat in onderstaande tabel.
 De montageplek en de
bevestigingsmaterialen moeten zodanig
worden gekozen dat ze het gewicht van
de Optidrive kunnen dragen.
 Gebruik de ODE-3 frequentieregelaar
als mal om de gaten voor montage op de
juiste plaats af te tekenen.
 
Gebruik de juiste wartels die afgestemd zijn
op de gebruikte kabels. De wartelgaten
voor de voedings- en motorkabel zijn
voorgevormd in de regelaar. De afmetingen
van de wartelgaten staan beschreven in
onderstaande tabel. De wartelgaten voor
de stuurstroombekabeling kunnen door de
klant zelf toegevoegd worden.
Bouw-
grootte
X Onder & Boven Y Zijkanten Bouw-
grootte
Afmetingen wartels
mm in mm in Voedingskabel Motorkabel Stuurkabels
1 200 7. 87 10 0.39 1 M20 (PG13.5) M20 (PG13.5) M20 (PG13.5)
2 200 7. 87 10 0.39 2 M25 (PG21) M25 (PG21) M20 (PG13.5)
3 200 7. 87 10 0.39 3 M25 (PG21) M25 (PG21) M20 (PG13.5)
LET OP
Bij nominaal gebruik hebben de Optidrive ODE-3 frequentieregelaars een verlies van 3%.
Bovenstaande gegevens zijn richtlijnen. Zorg ervoor dat de omgevings-temperatuur nooit
boven de maximaal toelaatbare temperatuur komt. Hoge temperaturen hebben zeer grote
invloed op de levensduur.
3.7. Kabeldoorvoeren/wartels en de “Lock Off” hoofdschakelaar
Gebruik van de juiste wartels is essentieel om te voldoen aan de gewenste IP beschermingsgraad. In onderstaande tabel is te lezen
welke wartels gebruikt moeten worden. Wanneer er extra wartelgaten nodig zijn dan kunnen deze in de gewenste maat geboord
worden in de regelaar. Let op dat er geen metaaldeeltjes in de regelaar terecht komen.
Voorgeschreven gat diameters t.b.v. de wartels:
Voedings- & motorkabels Stuurstroomkabels
Bouwgrootte Gatdiameter PM wartel Metrische wartel Gatdiameter PM wartel Metrische wartel
Bouwgrootte 1 22mm PG13.5 M20 22mm PG13.5 M20
Bouwgrootten 2 & 3 27mm PG21 M25 22mm PG13.5 M20
Gegevens extra gat klemmendeksel:
Bouwgrootte Gatdiameter Inch Metrisch
Bouwgrootte 1 28mm ¾ in 21
Bouwgrootten 2 & 3 35mm 1 in 27
 Er wordt alleen voldaan aan de UL-classificatie voor indringbeveiliging ("Type") wanneer kabels worden geïnstalleerd met een
door UL erkende bus of fitting voor een flexibel leidingsysteem dat aan het vereiste beschermingsniveau voldoet ("Type").
 De wartelgaten zijn geschikt voor de installatie van een flexibele leidingsysteem en voldoen aan de standaard afmetingen zoals
gespecificeerd is in de “NEC”.
 Niet bedoeld voor de installatie van een star leidingsysteem.
0 0
3
Mechanische Installatie
Versie 2.01 | Optidrive ODE-3 handleiding | 13
www.sentera.eu
“Lock Off” hoofdschakelaar
De units met een hoofdschakelaar hebben de mogelijkheid om de hoofdschakelaar in de “Off” stand te voorzien van een 20 mm
standaard slot ter voorkoming van herinschakeling van de voedingsspanning. Op deze manier kan er veilig aan de motor worden
gewerkt.
IP66 / Nema 4X Wartelplaat IP66 / Nema 4X Unit “Lock Off
3.8. Verwijderen van de klemmendeksel
Om bij de klemmen te kunnen komen moet eerst de klemmendeksel worden verwijderd.
IP66 / Nema 4X Units
Draai de 2 schroeven los om de klemmendeksel te verwijderen, zoals hieronder te zien is.
0
3.9. Preventief onderhoud
Voor een lange levensduur van een ODE-3 frequentieregelaar is het verstandig om preventief onderhoud te plegen. De volgende
zaken moeten gecontroleerd worden :
 De omgevingstemperatuur moet binnen de opgeven specificaties zijn zoals te zien is in hoofdstuk 9.1. Omgevingseisen.
 De koelventilatoren moeten vrij roteren en moeten stofvrij zijn.
 In de schakelkast moet het stofvrij en droog zijn. De stoffilters moeten op tijd worden vervangen en de ventilatoren moeten vrij
kunnen roteren. De luchtstroom moet correct zijn.
Controleer ook de elektrische verbindingen. Controleer of alle schroeven/bouten met het juiste aantrekkoppel zijn aangedraaid en of
de kabels geen sporen vertonen van beschadiging of overbelasting.
3
Mechanische Installatie
14 | Optidrive ODE-3 handleiding | Versie 2.01
www.sentera.eu
Power & Control Wiring
4
4. Elektrische installatie
4.1. Aansluitschema
4.1.1. IP20 & IP66 (Nema 4X) frequentieregelaars zonder schakelaars
4.1.2. IP66 (Nema 4X) frequentieregelaars met schakelaars
Omschrijving Hfd Pag.
AAarding van de frequentieregelaars 4.2 14
BAansluiten op het voedingsnet 4.3 14
CZekeringen/beveiligingsautomaat 4.3.2 14
DOptionele netsmoorspoel 4.3.3 15
EOptioneel extern EMC filter 4.10 17
FInterne hoofd-/werkschakelaar 4.3 14
GOptionele remweerstand 4 .11 18
HMotorkabel
IAnaloge uitgang 4.8.1 16
JRelaisuitgang 4.8.2 17
KInstellen functionaliteit “REV/0/FWD” selectieschakelaar 4.7 16
LAnaloge ingangen 4.8.3 17
MDigitale ingangen 4.8.4 17
M
D
Versie 2.01 | Optidrive ODE-3 handleiding | 15
www.sentera.eu
Power & Control Wiring
4
4.2. Aarding van de frequentieregelaars
Aardingsrichtlijnen
De aardklem van elke Optidrive moet (via het externe EMC filter indien aanwezig) met een zo kort mogelijke kabel verbonden
worden met een aardrail. De aarding moet niet tussen de verschillende Optidrives of andere apparatuur worden doorgelust. De
aardingsimpedantie moet voldoen aan alle industriële veiligheidseisen. De integriteit van de aarding van de regelaar moet periodiek
worden gecontroleerd. Om aan UL normen te voldoen moet er gebruik gemaakt worden van speciale UL aardklemmen.
Geleider veiligheidsaarde
De diameter van de PE-geleider moet ten minste gelijk zijn aan dat van de binnenkomende voedingsgeleider.
Veiligheidsaarde
Een van de veiligheidsaardklemmen van de Optidrive ODE-3 moet altijd zijn verbonden met de aarde. De aardklem moet
aangesloten worden op de dichtbij zijnde staalconstructie, kastaarde of aardrail.
Motoraarde
De motoraarde moet verbonden zijn met een van de aardklemmen van de regelaar.
Aardfoutdetectie
Zoals bij alle frequentieregelaars is het mogelijk dat er een lekstroom naar aarde is. De Optidrive ODE-3 is zodanig ontworpen
dat de lekstroom tot een minimum beperkt is maar toch voldoet aan alle EMC eisen. De hoogte van de lekstroom is afhankelijk van
de motorkabellengte, type en de schakelfrequentie. Bij een aardlekbeveiliging moeten de volgende voorwaarden in acht worden
genomen:
 Een type B aardlekbeveiliging moet worden gebruikt
 De aardlekbeveiliging moet geschikt zijn voor apparatuur die een gelijkstroomcomponent in de lekstroom hebben
 Elke frequentieregelaar moet voorzien zijn van een eigen aardlekbeveiliging
Afgeschermde motorkabel
De afscherming van de motorkabel dient ook aangesloten te worden op een van de aardklemmen van de regelaar of moet geaard
worden via een EMC beugel op de montageplaat van de schakelkast. De afscherming van de motorkabel dient ook aan de motorzijde
aan aarde te worden gelegd (EMC wartel). De afscherming van de stuursignalen moet alleen worden geaard aan de bronzijde.
4.3. Aansluiten op het voedingsnet
4.3.1. Voedingskabel
 Een 1-fase netvoeding moet aangesloten worden op de klemmen L1/L (fase), L2/N (nul).
 Een 3-fasen netvoeding moet aangesloten worden op de klemmen L1, L2, L3. De draairichting is niet van belang.
 Om aan de CE en C Tick EMC richtlijnen te voldoen worden symmetrisch afgeschermde kabels aanbevolen. Zie voor meer
informatie hoofdstuk 4.10. Installatie volgens EMC richtlijnen op pagina 19.
 Een vaste opstelling is noodzakelijk en moet voldoen aan IEC61800-5-1. Er moet gebruik gemaakt worden van de juiste
voorbeveiliging conform de hiervoor gestelde richtlijnen zoals beschreven staat in de lokale normen (bijv. NEN1010, EN60204-1,
etc.).
 De doorsnede van de bekabeling moet gekozen worden volgens de lokaal geldende normen.
4.3.2. Zekeringen/beveiligingsautomaat
 Voor de Optidrive ODE-3 moeten de juiste zekeringen worden geplaatst om de installatie te beveiligen. Zie hoofdstuk 9.2.
Technische gegevens. De beveiliging moet voldoen aan de richtlijnen die ter plaatse van toepassing zijn. Over het algemeen
voldoen zekeringen van het type gG (IEC 60269) of het UL type T. In sommige gevallen is het echter zo dat alleen het type aR
volstaat.
 Wanneer de lokale richtlijnen het toestaan is het ook mogelijk om installatieautomaten (type B) te plaatsen als beveiliging van de
installatie.
 De maximale toegestane kortsluitstroom op de klemmen van de Optidrive ODE-3 is 100 kA (voldoet aan IEC60439-1).
16 | Optidrive ODE-3 handleiding | Versie 2.01
www.sentera.eu
4.3.3. Optionele netsmoorspoel
 Een netsmoorspoel (optie) voor de frequentieregelaar wordt aanbevolen in de volgende gevallen:
o De impedantie van inkomende voeding is laag of de maximale kortsluitstroom is te hoog.
o De voedingsspanning is zwak en dipt regelmatig of valt compleet weg
o De 3-fasen van de voeding zijn niet in balans.
o De voedingsspanning is afkomstig van een railsysteem met koolborstels zoals bij bovenloopkranen.
 In alle andere installaties worden netsmoorspoelen aangeraden om de regelaar te beschermen tegen spanningsfluctuaties.
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de netsmoorspoelen voor de verschillende bouwgrootten.
Voedingsspanning Bouwgrootte Netsmoorspoel type
230 Volt
1-fase
1 OPT-2-L1016-20
2 OPT-2-L1025-20
3 N.v.t.
400 Volt
3-fasen
1 OPT-2-L3006-20
2 OPT-2-L3010-20
3 OPT-2-L3036-20
4 OPT-2-L3050-20
4.4. Motorkabel
 De frequentieregelaar stuurt een puls gemoduleerd spanningssignaal (PWM) uit. Voor motoren die niet geschikt zijn voor
frequentieregelaars zijn extra maatregelen noodzakelijk. Een sinusuitgangsfilter of en motorsmoorspoel moet dan worden
toegepast. Neem voor meer informatie contact op met uw motorleverancier.
 
De motor moet worden aangesloten op de klemmen U, V, en W d.m.v. een afgeschermde 3- of 4-aderige kabel. Wanneer er een
3-aderige kabel wordt gebruikt moet de afscherming worden gebruikt als aardingsgeleider. Let hierbij wel op dat de doorsnede van de
afscherming minimaal gelijk is aan de doorsnede van een van de fasen en dat het materiaal ook gelijk is. Bij een 4-aderige motorkabel
moet de doorsnede van de aardleider minimaal gelijk zijn aan de doorsnede van een van de fasen en het materiaal moet ook gelijk zijn.
 De aardklem van de motor moet zijn verbonden met een van de aardklemmen van de regelaar.
 De motorkabellengte mag maximaal 100 m zijn bij een afgeschermde motorkabel en 150 m bij een onafgeschermde motorkabel.

Wanneer er meerdere motoren worden aangesloten worden op de ODE-3 moet er minimaal een motorsmoorspoel worden gebruikt.
4.5. Aansluiten motorklemmenbox
Standaard kortsluitanker motoren zijn gewikkeld voor een bepaalde spanning (spoelspanning). Dit wordt weergegeven op het
typeplaatje van de motor (laagste spanning van de twee). De spoelspanning tezamen met de voedingsspanning bepalen of de motor in
ster of in driehoek moet worden gezet. In ster moet altijd de hoogste voedingsspanning worden gekozen. Voorbeeld van een typeplaatje:
Voedingsspanning Motorspanning Hoe aan te sluiten
230 230 / 400
Driehoek
DRIEHOEK
400 400 / 690
400 230 / 400 Ster
STER
4.6. Stuurstroom bekabeling
 Alle bekabeling van de analoge signalen moet afgeschermd zijn. Twisted pair bekabeling wordt aanbevolen.
 Stuurstroom en hoofdstroom bekabeling zoveel mogelijk van elkaar gescheiden houden en zo min mogelijk parallel laten lopen.
 24V DC en 230V AC aders moeten niet in dezelfde kabel (multicore) worden opgenomen.
 Maximale aantrekkoppel stuurstroomklemmen is 0,5Nm.
 Doorsnede stuurstroombekabeling : 0,05 - 1,5 mm2 / 30 – 12 AWG.
Power & Control Wiring
4
Versie 2.01 | Optidrive ODE-3 handleiding | 17
www.sentera.eu
4.7. Instellen functionaliteit “REV/0/FWD” selectieschakelaar
De functie van de interne selectieschakelaar kan ook aangepast worden. Voor veel pomp‐ of HVAC‐toepassingen is het handig om een.
Hand/Stop/Automaat schakelaar te hebben. De onderstaande tabel geeft een overzicht van de verschillende instelmogelijkheden:
Positie schakelaar
Instelling
parameters LET OP
P-12 P-15
Start linksom STOP Start rechtsom 0 0
Fabrieksinstelling
Start linksom en start rechtsom via de schakelaar en het
snelheidssetpoint via de potmeter.
STOP STOP Start rechtsom 0 5,7 Start rechtsom via de schakelaar en het snelheidssetpoint via de
potmeter. Start linksom is geblokkeerd.
Start met
Voorkeuzesnelheid 1
STOP Start rechtsom 0 1
Start rechtsom via de schakelaar en het snelheidssetpoint via de
potmeter. Voorkeuzesnelheid 1 zorgt voor een vaste snelheid
instelbaar via P-20.
Start linksom STOP Start rechtsom 0 6, 8 Start linksom en start rechtsom via de schakelaar en het
snelheidssetpoint via de potmeter.
Start in Automaat
mode STOP Start in Hand
mode 0 4
Hand mode – start rechtsom via de schakelaar en het
snelheidssetpoint via de potmeter.
Auto mode - start rechtsom via de schakelaar en het
snelheidssetpoint via de analoge ingang 2 (klem 4).
Start
snelheidsregeling STOP Start PI‐regeling 5 1 Snelheidsregeling : setpoint snelheid via de potmeter.
PI-regeling : setpoint PI-regeling via de potmeter (P44 =1)
Start met
Voorkeuzesnelheid STOP Start PI‐regeling 5
0, 2,
4,5,
8..12
Snelheidsregeling : setpoint snelheid via voorkeuze-snelheid 1
instelbaar via P-20.
PI-regeling : setpoint PI-regeling via de potmeter (P44 =1)
Start in Hand
mode STOP Start in Automaat
mode 3 6
Hand mode – start rechtsom via de schakelaar en het
snelheidssetpoint via de potmeter.
Auto mode - start en het snelheidssetpoint via Modbus.
Start in Hand
mode STOP Start in Automaat
mode 3 3
Hand mode – start rechtsom via de schakelaar en het
snelheidssetpoint via de voorkeuzesnelheid 1 (P-20).
Auto mode - start en het snelheidssetpoint via Modbus.
LET OP Om parameter P-15 te kunnen wijzigen moet parameter P-14 op 101 worden ingesteld (uitgebreide
parameter toegang).
4.8. Stuurstroomklemmen
Standaard configuratie Klemmen Signaal Omschrijving
1 Interne +24V voeding
+24V, 100mA. Interne voeding
Sluit op deze klem geen externe 24V aan!
2 Digitale ingang 1 Positieve logica
“Logisch 1” spanningsniveau : 8V … 30V DC
“Logisch 0” spanningsniveau : 0V … 4V DC
3 Digitale ingang 2
4Digitale ingang 3 /
Analoge ingang 2
Digitaal: 8 tot 30V
Analoog: 0 tot 10V, 0 tot 20mA of 4 tot 20mA
5 +10V voeding +10V, 10mA, 1kΩ minimaal
6Analoge ingang 1 /
Digitale ingang 4
Analoog: 0 tot 10V, 0 tot 20mA of 4 tot 20mA
Digitaal: 8 tot 30V
7 0V 0V (common), intern doorverbonden met klem 9
8Analoge uitgang /
Digitale uitgang
Analoog: 0 to 10V
Digitaal: 0 to 24V 20mA maximaal
9 0V 0V (common), intern doorverbonden met klem 7
10 Relais contact Relais contact (common)
11 Relais contact Relais NO contact 250Vac, 6A / 30Vdc, 5A
Power & Control Wiring
4
18 | Optidrive ODE-3 handleiding | Versie 2.01
www.sentera.eu
4.8.1. Analoge uitgang
De functionaliteit van de analoge uitgang kan worden ingesteld d.m.v. parameter P-25 (zie hoofdstuk 6.2. Uitgebreide parameters
op pagina 24 voor meer informatie).
De analoge uitgang heeft, afhankelijk van de parameterinstelling, 2 verschillende modes:
 Analoge mode
o De uitgang is een 0 – 10V DC signaal, met een maximale belastbaarheid van 20mA.
 Digitale mode
o De uitgang stuurt 24V DC uit wanneer de uitgang hoog is. De maximale belastbaarheid is 20mA.
4.8.2. Relaisuitgang
De functionaliteit van het relaisuitgang kan worden ingesteld d.m.v. P-18 (zie hoofdstuk 6.2. Uitgebreide parameters op pagina 24 voor
meer informatie).
4.8.3. Analoge ingangen
Er zijn 2 analoge ingangen beschikbaar. Deze ingangen kunnen desgewenst ook als digitale ingang gebruikt worden. Het formaat
van de analoge ingangen kan als volgt worden ingesteld:
 Parameter P-16 : formaat van analoge ingang 1 (klem 6).
 Parameter P-47 : formaat van analoge ingang 2 (klem 4).
Deze parameters worden nader toegelicht in hoofdstuk 6.2. Uitgebreide parameters op pagina 24.
De functionaliteit van de analoge ingang wordt bepaald door parameter P-15. Zie hoofdstuk 7. Configuratie Analoge en Digitale
Ingangen op pagina 31 voor meer informatie over deze parameter.
4.8.4. Digitale ingangen
Maximaal zijn er 4 digitale ingangen beschikbaar. De functionaliteit van de digitale ingangen wordt bepaald door de parameters
P-12 & P-15. Zie hoofdstuk 7. Configuratie Analoge en Digitale Ingangen op pagina 31 voor meer informatie over deze parameters.
4.9. Thermische beveiliging van de motor
4.9.1. Interne thermische beveiliging
De ODE-3 frequentieregelaar heeft een interne thermische motorbeveiliging. Wanneer de motorstroom (instelbaar via P-08) > 100% is
gedurende een bepaalde tijd dan zal de frequentieregelaar stoppen met uitsturen en de fout : “I.t-trP” geven (V.b. 150% voor 60 sec.).
4.9.2. PTC/Thermistor
De PTC/thermistor van de motor kan als volgt worden aangesloten:
Stuurstroomklemmen Extra informatie
Compatible Thermistor type : PTC Type, 2.5kΩ trip niveau.
 Geef d.m.v. parameter P-15 ingang 3 de functie “externe fout” (P-
15=3). Zie hoofdstuk 7. Configuratie Analoge en Digitale Ingangen
op pagina 31 voor meer informatie..
P-47 = “"
Power & Control Wiring
4
Versie 2.01 | Optidrive ODE-3 handleiding | 19
www.sentera.eu
4.10. Installatie volgens EMC richtlijnen
Categorie Type voedingskabel Type motorkabel
Stuurstroomkabels
Maximaal toelaatbare
motorkabellengte
C16Afgeschermd1Afgeschermd1,5
Afgeschermd4
1M / 5M7
C2 Afgeschermd2Afgeschermd1, 5 5M / 25M7
C3 Onafgeschermd3Afgeschermd225M / 100M7
1 Gebruik een afgeschermde kabel die geschikt is voor vaste installatie en met de juiste spanningsspecificaties. Een gevlochten
afgeschermde kabel, waarbij het scherm ten minste 85% van het kabeloppervlak bestrijkt en is ontworpen met een lage
impedantie voor HF-signalen.
2 Gebruik een afgeschermde kabel die geschikt is voor vaste installatie en met de juiste spanningsspecificaties. Een gevlochten
afgeschermde kabel, waarbij het scherm ten minste 85% van het kabeloppervlak bestrijkt en is ontworpen met een lage
impedantie voor HF-signalen.
3 Het is toegestaan om een onafgeschermde kabel voor een vaste installatie te gebruiken.
4 Gebruik een afgeschermde kabel waarbij de afscherming een lage impedantie heeft. Een “twisted pair” kabel wordt aanbevolen.
5 Gebruik een EMC wartel bij de motor aan het einde van de kabel. De EMC wartel zorgt voor de beste omsluiting van de
afgeschermde kabel en daardoor is impedantie naar aarde zo laag mogelijk. Wanneer er gebruik wordt gemaakt van een
metalen schakelkast mag de afscherming van de EMC kabel ook d.m.v. een EMC wartel aan aarde worden gelegd. Let wel op
dat de afstand tussen de regelaar en de EMC wartel zo kort mogelijk is. Bij de IP66 regelaars moet een EMC wartel gebruikt
worden.
6 Er wordt alleen aan de categorie C1 voldaan voor de geleidende vervuiling. Categorie C1 geldt niet voor de zendende
vervuiling. Hiervoor dient een extra extern EMC filter te worden geplaatst.
7 Geldt alleen bij gebruik van een extern EMC filter.
4.11. Optionele remweerstand
Vanaf bouwgrootte 2 hebben alle Optidrive ODE-3 frequentieregelaars een interne remchopper. Op de remchopper kan extern
een remweerstand worden aangesloten en d.m.v. deze remweerstand kan regeneratieve remenergie vernietigd worden. Door de
remweerstand kan de motor/aandrijving sneller stilgezet worden.
De remweerstand dient op de klemmen “+” en “BR” te worden aangesloten.
De spanning op deze klemmen kan boven de 800V DC komen.
Na het afschakelen van de spanning staat er gedurende minimaal 10 min. nog spanning op deze klemmen.
Neem contact op met uw leverancier voor de selectie van de juiste remweerstand.
Power & Control Wiring
4
20 | Optidrive ODE-3 handleiding | Versie 2.01
www.sentera.eu
Bediening
5
5. Bediening
5.1. Werking van het bedieningspaneel
De Optidrive frequentie regelaar kan worden geconfigureerd en uitgelezen via het display en de druktoetsen.
NAVIGATIE
Met deze knop stap je door de verschillende meetwaarden :
freq.,
stroom, omw./min. Wanneer de knop 2 sec. wordt ingedrukt
ga je naar de parameter mode. Met deze knop sla je ook de
gewijzigde parameters op.
OMHOOG
Verhoogt de gewenste frequentie in bedieningspaneel mode. In
parameter mode wordt met deze knop de volgende parameter
gekozen en kun je een bepaalde waarde verhogen.
OMLAAG
Verlaagt de gewenste frequentie in bedieningspaneel mode.
In parameter mode wordt met deze knop de vorige parameter
gekozen en kun je een bepaalde waarde verlagen.
RESET /
STOP
Met deze knop reset je de regelaar wanneer deze een fout
heeft. In bedieningspaneel mode dient deze knop ook als stop
knop.
START
In bedieningspaneel mode wordt een regelaar die in stop staat
gestart. Wanneer de regelaar al draait zorgt deze knop ervoor
dat de regelaar van richting veranderd.
5.2. Statusmeldingen van het display
  

 
Regelaar gestopt/
geen vrijgave
Regelaar is gestart/
vrijgegeven
en geeft de
uitgangsfrequentie
(Hz) weer
Druk kortstondig op
de navigatie knop
(< 1 seconde) om
de motorstroom (A)
weer te geven
Druk kortstondig op
de navigatie knop
(< 1 seconde) om
het motorvermogen
(kW) weer te geven
Druk kortstondig op
de navigatie knop
(< 1 seconde) om
de motorsnelheid
(rpm) weer te
geven. Dit is alleen
wanneer P-10 > 0
5.3. Parameters veranderen
     
Druk op de
navigatieknop voor
> 2 seconden
Gebruik de
omhoog en omlaag
toetsen om naar
een bepaalde
parameter te gaan
Druk vervolgens
weer op de
navigatieknop voor
< 1 seconde
Gebruik nu de
omhoog en
omlaag toetsen
om de waarde te
veranderen
Druk kortstondig op
de navigatie knop
(< 1 seconde) om
terug te keren naar
het parametermenu
Druk weer op de
navigatieknop
voor > 2 seconden
om terug te keren
naar de algemene
uitlezing
Versie 2.01 | Optidrive ODE-3 handleiding | 21
www.sentera.eu
Bediening
5
5.4. Uitlezen weergave parameters
     
Druk op de
navigatieknop voor
> 2 seconden
Gebruik de
omhoog en omlaag
toetsen om naar
parameter P‐00 te
gaan
Druk vervolgens
weer op de
navigatieknop voor
> 1 seconde
Gebruik nu de
omhoog en omlaag
toetsen om de
juiste parameter te
selecteren
Druk vervolgens
weer op de
navigatieknop voor
< 1 seconde om de
waarde uit te lezen
Druk weer op de
navigatieknop
voor > 2 seconden
om terug te keren
naar de algemene
uitlezing
5.5. Resetten parameters
 
Druk vervolgens op
de stop toets.
Het display laat nu
” zien
Om de ODE‐3
terug te zetten naar
fabrieksinstellingen
moeten de
omhoog, omlaag
en de stop toetsen
> 2 seconden
tegelijk ingedrukt
worden.
Het display
laat vervolgens
” zien
5.6. Een foutmelding resetten
 
Druk vervolgens op
de stop toets.
Het display laat nu
” zien
22 | Optidrive ODE-3 handleiding | Versie 2.01
www.sentera.eu
Parameters
6
6. Parameters
6.1. Standaard parameters
Par. Omschrijving Minimaal
Maximaal
Standaard Eenheid
P-01 Maximale frequentie / snelheid P-02 500.0
50.0 (60.0)
Hz / rpm
Maximale snelheid in Hz of rpm. Bij P-10 > 0 wordt de snelheid in rpm ingegeven.
P-02 Minimale frequentie / snelheid 0.0 P-01 20.0 Hz / rpm
Minimale snelheid in Hz of rpm. Bij P-10 > 0 wordt de snelheid in rpm ingegeven.
P-03 Acceleratie tijd 0.00 600.0 5.0 s
Acceleratie tijd van 0 naar de nominale motorsnelheid (P-09) in seconden.
P-04 Deceleratie tijd 0.00 600.0 5.0 s
Deceleratie tijd van de nominale snelheid (P-09) naar stilstand in seconden. Bij P-04=0 wordt de deceleratie tijd ingesteld door
parameter P-24.
P-05 Stop mode selectie 0 3 0 -
Selecteert de manier van stoppen na een stop commando en hoe de regelaar reageert op een spanningsuitval.
Instelling
Reactie op een stop commando Reactie op een spanningsuitval
0 Gecontroleerd stoppen (P-04)
Gecontroleerd stoppen (Gebruik maken van de remenergie)
1 Vrij uitlopen Vrij uitlopen
2 Gecontroleerd stoppen (P-04) Snel stoppen (P-24), vrij uitlopen wanneer P-24 = 0
3
Gecontroleerd stoppen (P-04) met AC Flux
Braking
Snel stoppen (P-24), vrij uitlopen wanneer P-24 = 0
4
Gecontroleerd stoppen (P-04)
Geen actie
P-06 Energiebesparingsfunctie 0 1 0 -
Motor energiebesparingsfunctie. Bij een lichte belasting zal de regelaar de motorspanning met maximaal 50% laten zakken wat
resulteert in een lagere stroom. Alleen gebruiken bij regelingen waar de snelheid niet veel of langzaam verandert.
Optidrive energiebesparingsfunctie De interne verliezen in de regelaar worden door deze functie verlaagd. Bij een lichte belastingen
kan deze functie trillingen in de motor veroorzaken. Alleen bij Pompen en ventilatoren toepassen.
Instelling
Motor energiebesparingsfunctie Optidrive energiebesparingsfunctie
0 Uitgeschakeld
Uitgeschakeld
1 Ingeschakeld Uitgeschakeld
2 Uitgeschakeld Ingeschakeld
3
Ingeschakeld
Ingeschakeld
P-07 Nominale motorspanning / “Back EMF” (PM / BLDC) 0 250 / 500 230 / 400 V
KA motoren : de nominale motorspanning staat vermeld op het typeplaatje van de motor.
PM/BLDC motoren : de opgewekte “Back EMF” bij nominale snelheid/frequentie (zie typeplaatje van de motor).
P-08 Nominale motorstroom Afhankelijk van het vermogen A
Staat vermeld op het motor typeplaatje. Belangrijk voor de thermische beveiliging van de motor.
P-09 Nominale motorfrequentie 10 500 50 (60) Hz
Staat vermeld op het motor typeplaatje.
P-10 Nominale motorsnelheid 0 30000 0 rpm
Optioneel kan de motorsnelheid worden ingegeven (zie typeplaatje van de motor). Wanneer P-10 niet wordt veranderd (P-10 = 0)
worden alle snelheid gerelateerde parameters weergegeven in Hz en is de slipcompensatie (hiermee wordt de snelheid constant
gehouden onafhankelijk van de belasting) uitgeschakeld. Wordt bij P-10 de motor snelheid ingegeven, dan worden alle snelheid
gerelateerde parameters in rpm weergegeven en wordt er slipcompensatie toegepast.
LET OP De waarde van parameter P‐10 wordt gereset naar 0 wanneer parameter P‐09 wordt veranderd.
Versie 2.01 | Optidrive ODE-3 handleiding | 23
www.sentera.eu
Parameters
6
Par. Omschrijving Minimaal
Maximaal
Standaard Eenheid
P-11 Koppelboost bij lage frequenties (IxR compensatie) 0.0
Vermogen
afhankelijk
Vermogen
afhankelijk
%
Het koppel bij lage frequenties kan verhoogd worden met deze parameter. Een te hoog niveau van de boost kan zorgen voor een te
hoge motorstroom en voor onnodige thermische foutmeldingen (zie hoofdstuk 10.1. Foutmeldingen).
De werking van deze parameter is tevens afhankelijk van parameter P-51:
P-51 P-11
0 0
De spanningsboost wordt automatisch berekend d.m.v. de autotune data
>0
De spanningsboost = P-11 x P-07. Dit is de spanning bij 0.0Hz en wordt lineair afgebouwd tot P-09 / 2
1 Alle
De spanningsboost = P-11 x P-07. Dit is de spanning bij 0.0Hz en wordt lineair afgebouwd tot P-09 / 2
2, 3, 4
Alle
De stroomboost = 4*P-11*P-08
Bij asynchrone motoren (P51 = 0 of 1) is het raadzaam om de motor op 5 Hz te laten draaien en vervolgens parameter P-11
zodanig af te stellen dat de stroom ongeveer gelijk is aan de magnetiseringsstroom van de motor. De onderstaande waarden
kunnen ook als referentie gebruikt worden:
Bouwgrootte 1: 60 - 80% van de motorstroom
Bouwgrootte 2: 50 - 60% van de motorstroom
Bouwgrootte 3: 40 - 50% van de motorstroom
Bouwgrootte 4: 35 - 45% van de motorstroom
P-12 Selectie aansturing van de regelaar 0 9 0 -
0: Via de klemmen. Met de klemmen 1 t/m 11 kan de regelaar worden gestart en de snelheid worden opgegeven.
1: Via het bedieningspaneel (rechtsom). Aansturing via het interne of externe bedieningspaneel.
2: Via het bedieningspaneel (rechtsom en linksom). Bi-directionele aansturing via het interne of externe
bedieningspaneel. D.m.v. de startknop kun je de draairichting omdraaien.
3: Via Modbus (Acc/dec via parameters). Aansturing via Modbus RTU (RS485). De acc/dec tijden zijn instelbaar via de
parameters.
4: Via Modbus (Acc/dec. via Modbus). Aansturing via Modbus RTU (RS485). De acc/dec tijden zijn instelbaar via Modbus.
5: PI regeling. PI regeling met externe terugkoppeling.
6: PI regeling (optelling analoge ingang 1). PI regeling met externe terugkoppeling en optelling van analoge ingang 1.
7: Via CANopen (Acc/dec via parameters). Aansturing via CANopen (RS485). De acc/dec tijden zijn instelbaar via de
parameters.
8: Via CANopen (Acc/dec via CAN Open). Aansturing via CANopen (RS485). De acc/dec tijden zijn instelbaar via CANopen.
9: Slave Mode. De regelaar wordt door de Master regelaar via Optibus aangestuurd. Het slave adres (P-36) moet > 1.
LET OP Wanneer P-12 = 1, 2, 3, 4, 7, 8 of 9 moet er een vrijgave worden gegeven via digitale ingang 1 (klem 2).
P-13 Applicatie selectie 0 2 0 -
Zorgt voor een snellere inbedrijfname van de frequentieregelaar omdat een aantal parameters afhankelijk van de applicatie met
een standaard waarde worden ingesteld die goed past bij de applicatie. Er zijn 3 keuze mogelijkheden:
0: Industriële mode. Deze mode is bedoeld voor algemene industriële toepassingen.
1: Pomp Mode. Deze mode is bedoeld voor centrifugaal pompen.
2: Ventilator Mode. Deze mode is bedoeld voor ventilatoren.
Instelling
Applicatie Stroomgrens
(P-54)
U/Hz curve Vangfunctie
(P-33)
Reactie bij thermische
overbelasting (P-60
Index 2)
0 Algemeen 150% Constant koppel
0 : uitgeschakeld 0 : Trip
1 Pomp 110 % Variabel koppel 0 : uitgeschakeld 1 : stroombegrenzing
2 Ventilator 110 % Variabel koppel 2 : ingeschakeld 1 : stroombegrenzing
P-14 Uitgebreide parameter toegang 0 65535 0 -
Verander P-14 in “101” (standaard) om toegang te krijgen tot de uitgebreide parameters. Verander de code in P-37 om de
uitgebreide parameters af te schermen. Gebruik P-37 + 100 (=201) om de geavanceerde parameters ook te kunnen bekijken.
24 | Optidrive ODE-3 handleiding | Versie 2.01
www.sentera.eu
6.2. Uitgebreide parameters
Par. Omschrijving Minimaal
Maximaal
Standaard Eenheid
P-15 Functieselectie van de ingangen 0 17 0 -
P-12 bepaalt de aansturingsmodus en door gebruik te maken van parameter P-15 kunnen de functies van de ingangen aangepast
worden. Zie hoofdstuk 7 voor meer informatie.
P-16 Signaal formaat analoge ingang 1 Zie onder U0-10 -
  = 0 tot 10 V signaal (unipolair). Standaard komt 0 - 10V overeen met de minimale (P-02) tot de maximale (P-01) frequentie.
  = 0 tot 10 Volt signaal (bipolair). Wanneer een 50% offset wordt ingesteld in P-39 en een 200% scalering wordt ingesteld
in P-35 is het mogelijk om met 0-10V rechtsom en linksom te draaien.
  = 0 tot 20mA signaal.
  = 4 tot 20mA signaal. De Optidrive tript met de fout code  wanneer het signaalniveau onder de 3mA komt.
  = 4 tot 20mA signaal. De Optidrive gaat voorkeuzesnelheid 1 uitsturen wanneer het signaalniveau onder de 3mA komt.
  = 20 tot 4mA signaal. De Optidrive tript met de fout code  wanneer het signaalniveau onder de 3mA komt.
  = 20 tot 4mA signaal. De Optidrive gaat voorkeuzesnelheid 1 uitsturen wanneer het signaalniveau onder de 3mA komt.
 =
10 tot 0 Volt signaal (unipolair). Standaard komt 10 - 0V overeen met de minimale (P-02) tot de maximale (P-01) frequentie.
P-17 Effectieve schakelfrequentie 4 32 8 kHz
Met P-17 wordt de maximale schakelfrequentie ingesteld. Wanneer “rEd” wordt weergegeven in het display betekent dit dat
schakelfrequentie is gereduceerd (uitleesbaar via P00-32). De reden hiervoor is dat de temperatuur van de koelplaat te hoog is opgelopen.
LET OP Houd er rekening mee dat bij hogere schakelfrequenties er meer warmteverliezen zijn. Afhankelijk van de bouwgrootte en de
omstandigheden is het noodzakelijk om “derating” (= een bouwgrootte groter kiezen) toe te passen. Neem contact op met de leverancier
voor meer informatie.
P-18 Functieselectie relaisuitgang 0 9 1 -
Selectie van de functie van het uitgangsrelais. Het relais (klem 10 en 11) is gemaakt wanneer de voorwaarde waar is.
0: Regelaar in “Run”. Uitgang wordt hoog wanneer de regelaar is gestart.
1: Regelaar “OK”. Uitgang wordt hoog wanneer de voedingsspanning aanwezig is en er geen fout is.
2: Motor op snelheid. Uitgang wordt hoog wanneer de actuele snelheid gelijk is aan de gewenste snelheid.
3: Regelaar in fout. Uitgang wordt hoog wanneer de regelaar een fout geeft.
4: Motor snelheid >= grens. Uitgang wordt hoog wanneer de actuele snelheid groter of gelijk is aan de ingestelde waarde van P-19.
5: Motor stroom >= grens. Uitgang wordt hoog wanneer de actuele stroom groter of gelijk is aan de ingestelde waarde van P-19.
6: Motor snelheid < grens. Uitgang wordt hoog wanneer de actuele snelheid kleiner is dan de ingestelde waarde van P-19.
7: Motor stroom < grens. Uitgang wordt hoog wanneer de actuele stroom kleiner is dan de ingestelde waarde van P-19.
8: Analoge ingang 2 > grens. Uitgang wordt hoog wanneer het signaal op analoge ingang 2 groter is dan de ingestelde
waarde van P-19.
9: Regelaar OK voor start. Uitgang wordt hoog wanneer er geen fout is en de regelaar gestart kan worden.
P- Schakelgrenzen uitgangsfuncties 0.0 200.0 100.0 %
Instelbare schakelgrenzen voor P-18 & P-25. 0.0 t/m 100% voor snelheid. 0,0 t/m 200% voor stroom.
P-20 Voorkeuzesnelheid 1 -P-01 P-01 5.0 Hz / rpm
P-21 Voorkeuzesnelheid 2 -P-01 P-01 25.0 Hz / rpm
P-22 Voorkeuzesnelheid 3 -P-01 P-01 40.0 Hz / rpm
P-23 Voorkeuzesnelheid 4 -P-01 P-01 P-09 Hz / rpm
Voorkeuzesnelheden worden geselecteerd door de digitale ingangen. Dit is afhankelijk van de instelling van P-15.
Bij P-10 = 0 worden de snelheden ingegeven in Hz. Bij P-10 > 0 worden de snelheden ingegeven in rpm.
LET OP De waarde van parameters P-20 t/m P-23 wordt gereset naar 0 wanneer parameter P-09 wordt veranderd.
P-24 2de deceleratie tijd (snelle stop) 0.00 600.0 0.00 s
2de deceleratie tijd. Dit is de tijd die nodig is om van de nominale snelheid (P-09) tot stilstand te komen in seconden.
De 2de deceleratie tijd wordt gekozen door een digitale ingang (zie hoofdstuk 7) of wanneer de voedingsspanning wegvalt en
P-05 op 2 of 3 is ingesteld. Bij een 2de deceleratie tijd van 0.00 zal de motor vrij uitlopen.
Extra mogelijkheid:
Wanneer P-24 > 0, P-02 > 0, P-26=0 en P-27 = P-02, dan wordt de 2de deceleratie tijd gebruikt voor zowel de acceleratie als
de deceleratie tijd bij snelheden onder de minimale snelheid. Deze instelling is vooral handig bij pompen of compressoren waarbij
je wilt dat ze snel starten en stoppen wanneer de snelheid onder de minimale snelheid komt.
Parameters
6
Versie 2.01 | Optidrive ODE-3 handleiding | 25
www.sentera.eu
Par. Omschrijving Minimaal
Maximaal
Standaard Eenheid
P-25 Functieselectie digitale uitgang 0
11 8
-
De uitgang stuurt +24V DC (max. 20 mA belasting) uit wanneer de voorwaarde waar is
0: Regelaar in “Run”. Uitgang wordt hoog wanneer de regelaar is gestart.
1: Regelaar “OK”. Uitgang wordt hoog wanneer de voedingsspanning aanwezig is en er geen fout is.
2: Motor op snelheid. Uitgang wordt hoog wanneer de actuele snelheid gelijk is aan de gewenste snelheid.
3: Regelaar in fout. Uitgang wordt hoog wanneer de regelaar een fout geeft.
4: Motor snelheid >= grens. Uitgang wordt hoog wanneer de actuele snelheid groter of gelijk is aan de ingestelde waarde
van P-19.
5: Motor stroom >= grens. Uitgang wordt hoog wanneer de actuele stroom groter of gelijk is aan de ingestelde waarde van P-19.
6: Motor snelheid < grens. Uitgang wordt hoog wanneer de actuele snelheid kleiner is dan de ingestelde waarde van P-19.
7: Motor stroom < grens. Uitgang wordt hoog wanneer de actuele stroom kleiner is dan de ingestelde waarde van P-19.
Functieselectie analoge uitgang
8: Uitgangsfrequentie (Motor snelheid). 0 - 10V = 0 tot P-01, resolutie = 0,1Hz.
9: Uitgangsstroom (Motor stroom). 0 tot 200% van P-08, resolutie = 0,1A.
10: Uitgangsvermogen. 0 - 200% van het vermogen van de regelaar.
11: Motorkoppel. 0 - 200% van P-08, Resolutie 0,1 A.
P-26 Frequentiesprong hysterese 0.0 P-01 0.0 Hz / rpm
P-27 Middelpunt frequentiesprong 0.0 P-01 0.0 Hz / rpm
Stel eerst P-09 in voordat deze parameter wordt gewijzigd. De frequentie hysterese zal ervoor zorgen dat de regelaar de uitsturing
zodanig aanpast dat de regelaar altijd boven of onder de frequentie hysterese gaat draaien. De actuele uitsturing wordt pas
aangepast wanneer het setpoint de andere kant van de hysterese bereikt. De regelaar gaat met de normale acc. (P-03) en dec.
(P-04) tijden door de frequentieband heen.
P-28 Aanpassen spanning U/Hz curve 0 P-07 0 V
P-29 Aanpassen frequentie U/Hz curve 0.0 P-09 0.0 Hz
Deze parameter stelt in combinatie met P-28 een frequentiepunt in waarop de in P-29 ingestelde spanning op de motor wordt
toegepast. Verkeerd gebruik van deze parameters kan leiden tot oververhitting en beschadiging van de motor.
P-30 Start, herstart mode bij aansturing via de klemmen en de instellingen voor “Fire mode”
Index 1: Start en herstart mode bij aansturing via de klemmen
N.v.t. N.v.t. Edge-r -
Selectie of de regelaar automatisch moet starten als de vrijgave/start ingang aanwezig is en de voedingsspanning wordt
ingeschakeld of dat de regelaar wordt vergrendeld tijdens het inschakelen van de voedingsspanning. Met deze parameter kun je
ook instellen of de regelaar bij een fout automatisch moet herstarten.
: wanneer er spanning op de regelaar wordt gezet en de digitale ingang 1 is gemaakt (start commando) zal de regelaar
niet starten. Het start commando zal eerst weg moeten worden genomen om opnieuw een start commando te kunnen geven.
: De regelaar start altijd. Ook als er spanning op de regelaar wordt gezet en de digitale ingang 1 gemaakt is.
 tot : De regelaar zal 1 tot 5 maal proberen om automatisch te herstarten na een fout (25s tussen de pogingen).
Wanneer de fout weg is zal de regelaar herstarten. Om de herstart teller te resetten moet de regelaar spanningsloos worden
gemaakt of moet er op de resetknop van de regelaar worden gedrukt of moet de regelaar een nieuw start commando krijgen.
Index 2: logica selectie “Fire mode” 0 1 0 -
Selecteert welk type logica er gebruikt wordt voor de “Fire mode” wanneer P15 = 15, 16 of 17.
0: Normally Closed (NC) ingang. “Fire mode” is actief wanneer de ingang laag is.
1: Normally Open (NO) ingang. “Fire mode” is actief wanneer de ingang hoog is.
Index 3: selectie werking ingang “Fire mode” 0 1 0 -
Selecteert de werking van de “Fire mode” ingang wanneer P15 = 15, 16 of 17.
0: Maintained Input. De “Fire mode” is alleen actief wanneer de ingang actief is (NO of NC afhankelijk van index 2).
1: Momentary Input. De “Fire mode” is actief wanneer de ingang kort geactiveerd wordt (NO of NC afhankelijk van index
2). De regelaar blijft in “Fire mode” totdat de vrijgave of de voedingsspanning wegvalt.
Parameters
6
26 | Optidrive ODE-3 handleiding | Versie 2.01
www.sentera.eu
Par. Omschrijving Minimaal
Maximaal
Standaard Eenheid
P-31 Onthoudfunctie snelheid bij aansturing via het
bedieningspaneel/Modbus
0 7 1 -
Deze parameter is alleen actief in bedieningspaneel mode (P-12 = 1 of 2) of Modbus mode (P-12 = 3 of 4). Wanneer P-31 op 0 of 2
wordt ingesteld zal de regelaar altijd starten met de minimale snelheid. Wanneer P-31 op 1 of 3 wordt ingesteld zal de regelaar met
de vorige snelheid starten waarmee de regelaar draaide op het moment dat het startcommando werd weggenomen.
Wanneer P-31 op 2,3,6 of 7 wordt ingesteld bepaalt de status van digitale ingang 1 het start/stop commando. De start/stop knoppen
worden hierdoor uitgeschakeld.
0 : Minimale snelheid (P-02), start/stop via het bedieningspaneel
1 : Vorige snelheid (onthoudfunctie), start/stop via het bedieningspaneel
2 : Minimale snelheid (P-02), start/stop via de klemmen
3 : Vorige snelheid (onthoudfunctie), start/stop via de klemmen
4 : Huidige snelheid, start/stop via het bedieningspaneel
5 : Voorkeuzesnelheid 4, start/stop via het bedieningspaneel
6 : Huidige snelheid, start/stop via de klemmen
7 : Voorkeuzesnelheid 4, start/stop via de klemmen
P-32 Index 1 : Tijdsduur gelijkstroomremmen (DC brake) 0.0 25.0 0.0 s
Index 2 : Selectie gelijkstroomremmen (DC brake) 0 2 0 -
Index 1 :
bepaalt hoe lang er een gelijkstroom door de motor wordt gestuurd. De hoogte van de stroom wordt bepaald door P-59.
Index 2 : bepaalt wanneer er een gelijkstroom door de motor wordt gestuurd:
0 : Gelijkstroomremmen bij stop. Na een stop commando wordt de frequentie afgebouwd en zal er vanaf de ingestelde
frequentie van P-58 een gelijkstroom door de motor worden gestuurd. De hoogte van de stroom wordt bepaald door P-59.
LET OP Wanneer de regelaar in “Standby Mode” gaat zal de regelaar niet gelijkstroomremmen
1 : Gelijkstroomremmen bij start. Na een start commando wordt er bij 0.0 Hz gedurende de ingestelde tijd (zie index 1)
een gelijkstroom in de motor geïnjecteerd. Na het gelijkstroomremmen zal de motor gaan accelereren naar de gewenste snelheid.
2 : Gelijkstroomremmen bij start & stop. Zie de uitleg van de instelling 0 en 1.
P-33 Vangfunctie 0 2 0 -
0 : Niet actief
1 : Actief. Deze functie moet worden geactiveerd wanneer de motor vrij uitloopt (P-05 =1). Bij een start commando wordt de
actuele motorsnelheid gemeten en zal de regelaar vervolgens deze snelheid gaan uitsturen. Dit voorkomt overstroom fouten.
2 : Alleen actief bij een fout, spanningswegval of na vrij uitlopen. Bij alle andere situaties is de vangfunctie
uitgeschakeld.
P-34 Activering interne remchopper (niet mogelijk bij
bouwgrootte 1) 0 4 0 -
0 : Niet actief
1 : Actief met softwarematige beveiliging. Softwarematige beveiliging voor de standaard Invertek 200W weerstanden.
2 : Actief zonder softwarematige beveiliging. Activeert de interne remchopper zonder softwarematige beveiliging. De
thermische beveiliging dient extern opgelost te worden.
3 : Actief met softwarematige beveiliging. Gelijk aan instelling 1, met als verschil dat de interne remchopper alleen actief
is wanneer de gewenste frequentie/snelheid verandert. De remchopper is niet actief tijdens constante snelheid.
4 : Actief zonder softwarematige beveiliging. Gelijk aan instelling 2, met als verschil dat de interne remchopper alleen
actief is wanneer de gewenste frequentie/snelheid verandert. De remchopper is niet actief tijdens constante snelheid.
P-35 Scalering analoge ingang 1/slave snelheid 0.0 2000.0 100.0 %
Scalering analoge ingang 1. Resolutie = 0.1%. Voorbeeld : P-16 staat ingesteld op een 0 - 10V signaal en de scalering staat
ingesteld op 200%. Bij een 5 V ingangsspanning zal de regelaar de maximale frequentie uitsturen(P-01).
Scalering slave snelheid. Wanneer de regelaar in “Slave mode” staat (P-12 = 9) kan met deze parameter de master snelheid
gescaleerd worden (snelheid slave = P-35 x snelheid master). De grenzen worden bepaald door de minimale en de maximale
snelheid.
Parameters
6
Versie 2.01 | Optidrive ODE-3 handleiding | 27
www.sentera.eu
Par. Omschrijving Minimaal
Maximaal
Standaard Eenheid
P-36 Configuratie seriële communicatie Zie onder
Index 1 : Adres 0 63 1 -
Index 2 : Baud Rate & selectie Modbus of CANopen 9.6 1000 115.2 kbps
Index 3 : Watchdog timeout 0 6000 t 3000 ms
Deze parameter heeft 3 sub-instellingen en wordt gebruikt om de Modbus RTU of de CANopen seriële communicatie in te stellen.
Er zijn de volgende sub-instellingen:
1ste Index : Regelaar adres : bereik : 0 - 63, standaard : 1
2de Index : Baud Rate & selectie Modbus of CANopen : Selecteert de Baud Rate en het communicatie protocol voor
de RS485 poort.
Modbus RTU : Baud rate 9.6, 19.2, 38.4, 57.6, 115.2 kbps.
CANopen : Baud rate 125, 250, 500 & 1000 kbps.
3de Index : Watchdog timeout : Deze instelling bepaalt hoelang de regelaar blijft uitsturen nadat er geen correct
bericht is gestuurd naar register 1 (Drive control word). Wanneer hier een waarde “0” wordt ingesteld zal de time-out worden
uitgeschakeld. De waarden 30, 100, 1000, of 3000 geven het aantal milliseconden weer voordat de regelaar een time-out geeft
of stopt. “” geeft aan dat de regelaar een time-out fout geeft nadat de tijd is overschreden. “” geeft aan dat de regelaar stopt
nadat de tijd is overschreden.
P-37 Definitie toegangscode 0 9999 101 -
Met behulp van deze parameter stel je de code in die via parameter P-14 toegang geeft tot de uitgebreide parameters.
P-38 Parameter beveiliging 0 1 0 -
0 : Niet beveiligd. Alle parameters kunnen worden gewijzigd en worden opgeslagen bij het uitschakeling van de regelaar.
1 : Beveiligd. Parameters zijn beveiligd en kunnen alleen bekeken worden en niet worden gewijzigd (behalve P-38).
P-39 Offset analoge ingang 1 -500.0 500.0 0.0 %
Geeft een offset aan het niveau van de analoge ingang met een resolutie van 0.1%. V.b. 10% = 1V = 0Hz
Via P00-01 kan het resultaat van de offset bekeken worden. In formulevorm:
P00-01 = (signaalniveau van de analoge ingang (%) x P-35) - P-39
P-40 Index 1 : Weergave scaleringsfactor 0.000 16.000 0.000 -
Index 2 : Bron van voor de scaleringsfactor 0 3 0 -
Met behulp van deze parameter kan de motorsnelheid, motorstroom, het signaalniveau van de 2de analoge ingang of de gemeten
waarde van de PI-regeling gescaleerd worden weergegeven in het display.
Index 1 : De scaleringsfactor. De gekozen bron wordt met deze factor vermenigvuldigd.
Index 2 : Bron van de scaleringsfactor:
0 : Uitgestuurde frequentie of motorsnelheid. Uitgestuurde frequentie wanneer P-10 = 0 en motorsnelheid wanneer P-10 > 0.
1 : Motorstroom. De schalering wordt toegepast op de motorstroom (A).
2 : Signaalniveau analoge ingang 2. De schalering wordt toegepast op het niveau van de analoge ingang 2 (0 - 100,0%).
3 : Terugkoppeling PI-regeling (gemeten waarde). De schalering wordt toegepast op de terugkoppeling van de PI-
regeling (0 - 100,0%). De terugkoppeling is selecteerbaar via P-46.
P-41 Versterking (gain) van de PI-regeling 0.0 30.0 1.0 -
Hoe hoger de versterking hoe heftiger de PI-regeling reageert op veranderingen in de teruggekoppelde (gemeten) waarde. Let
op: een te hoge waarde kan leiden tot instabiliteit.
P-42 Integratietijd van de PI-regeling 0.0 30.0 1.0 s
Hogere waarde resulteert in een langzamere/ gedempte reactie.
P-43 Werking PI-regeling 0 1 0 -
0 : Normale PI-regeling. Voor pompen en ventilatoren. Bij het sneller draaien van de motor neemt de druk/flow toe.
1 : Geïnverteerde PI-regeling. Voor compressoren. Bij het sneller draaien van de motor neem de druk af.
2 : Normale PI-regeling, “wake up” met max. snelheid. Werking gelijk aan instelling 0 met het verschil dat de PI-
regeling 100% uitstuurt wanneer de regelaar wakker wordt.
3 : Geïnverteerde PI-regeling. “wake up” met max. snelheid. Werking gelijk aan instelling 1 met het verschil dat de
PI-regeling 100% uitstuurt wanneer de regelaar wakker wordt.
P-44 Selectie gewenste waarde PI-regeling (setpoint) 0 1 0 -
Met deze parameter wordt de keuze gemaakt waar de gewenste waarde vandaan komt.
0 : Digitaal. Zie parameter P-45 voor meer informatie.
1 : Analoge ingang 1. Analoge ingang 1 wordt gebruikt voor het setpoint. Het niveau van analoge ingang 1 kan via P00-01
uitgelezen worden.
Parameters
6
28 | Optidrive ODE-3 handleiding | Versie 2.01
www.sentera.eu
Par. Omschrijving Minimaal
Maximaal
Standaard Eenheid
P-45 Gewenste waarde PIregeling digitaal 0.0 100.0 0.0 %
Opgave digitale setpoint wanneer P-44 = 0.
0 t/m 100% is gelijk aan het bereik van de meetsensor. V.b. meetsensor is 0-10 Bar en we willen een druk van 4 bar bij een
normale PI-regeling. P-45 moet dan op 40% worden ingesteld.
P-46 Bron terugkoppeling PIregeling 0 5 0 -
Met deze parameter wordt de bron van de terugkoppeling voor de PI-regeling gekozen.
0 : 2de analoge ingang (klem 4) Niveau via P00-02 uitleesbaar.
1 : 1ste analoge ingang (klem 6) Niveau via P00-01 uitleesbaar.
2 : Meting motorstroom In % van P‐08.
3 : Tussenkringspanning Scalering 0 ‐ 1000 V = 0 – 100%.
4 : Analoge ingang 1  analoge ingang 2 De waarde van analoge ingang 2 wordt afgetrokken van analoge ingang 1
(verschil meting). De waarde is gelimiteerd tot 0.
5 : Hoogste waarde (Analoog 1, Analoog 2) De hoogste waarde van de 2 ingangen wordt gebruikt voor de terugkoppeling.
P-47 Formaat analoge ingang 2 - - - U0-10
  = 0 tot 10 V signaal.
  = 0 tot 20mA signaal.
  = 4 tot 20mA signaal. De Optidrive tript met de fout code  wanneer het signaalniveau onder de 3mA komt.
  = 4 tot 20mA signaal. De Optidrive decelereert en stopt wanneer het signaalniveau onder de 3mA komt.
  = 20 tot 4mA signaal. De Optidrive tript met de fout code  wanneer het signaalniveau onder de 3mA komt.
  = 20 tot 4mA signaal. De Optidrive decelereert en stopt wanneer het signaalniveau onder de 3mA komt.
 =
motor PTC/thermistor ingang. D.m.v. P‐15 moet ingang 3 op E‐Trip worden ingesteld. Trip level : 3kΩ, reset 1kΩ.
P-48 Activering “Standby Mode” 0.0 25.0 0.0 s
Met deze parameter stel je de tijd in dat, wanneer de regelaar op minimale snelheid (P‐02) of snelheid nul uitstuurt, de regelaar in
“Standby Mode” gaat nadat deze tijd is verlopen. Het Display geeft vervolgens , aan en de regelaar stopt met uitsturen.
P-49 Wake Up” niveau PIregeling 0.0 100.0 5.0 %
Wanneer de PI‐regeling is geactiveerd (P‐12 = 5 of 6) en de ODE‐3 frequentieregelaar in “Standby mode” is, bepaalt deze
parameter wanneer de regelaar weer wakker wordt. Parameter P‐49 bepaalt hoe groot het verschil tussen de gewenste waarde en
de teruggekoppelde waarde moet zijn om de frequentieregelaar weer wakker te laten worden. Deze parameter voorkomt dat de
frequentieregelaar continue uit‐ en inschakelt bij kleine verschillen in de terugkoppeling.
P-50 Hysterese relaisuitgang 0.0 100.0 0.0 %
De hysterese geldt voor de schakelgrenzen van P‐19 en voorkomt dat het relaiscontact gaat denderen.
Parameters
6
Versie 2.01 | Optidrive ODE-3 handleiding | 29
www.sentera.eu
6.3. Geavanceerde parameters
Par. Omschrijving Minimaal
Maximaal
Standaard Eenheid
P-51 Motor Control Mode 0 5 0 -
0 : Vector regeling voor standaard asynchrone motoren (KA motoren)
1 : U/Hz sturing
2 : Vector regeling voor synchrone PM motoren
3 : Vector regeling voor synchrone BLDC motoren
4 : Vector regeling voor synchrone reluctantie motoren
5 : Vector regeling voor synchrone LSPM motoren
P-52 Uitvoeren autotuning 0 1 0 -
0 : Geen autotuning
1 : Autotune uitvoeren. Wanneer parameter P-52 wordt ingesteld zal er direct een autotune worden uitgevoerd.
Tijdens de autotuning worden de motorparameters gemeten voor een optimale en efficiënte regeling. De autotuning kan enkele
minuten duren. Na de autotuning wordt P-52 automatisch teruggezet naar 0. Voordat de autotune wordt uitgevoerd moeten eerst
de motorparameters (P-07, P-08, P-09 en P-10) correct worden ingegeven.
Zonder correcte motorparameters zal de vector control niet goed werken. De autotune is niet noodzakelijk bij U/Hz sturing (P-51 =
1). Bij P51 = 2 t/m 5 is een autotune altijd noodzakelijk.
P-53 Vector regeling versterking en integratietijd 0.0 200.0 50.0 %
Eén parameter voor de versterking en de integratietijd van de vector regeling. Niet actief wanneer P-51 = 1.
P-54 Maximale stroomgrens 0.0 175.0 150.0 %
Bepaalt de maximale stroomgrens
P- Motor statorweerstand 0.00 655.35 -
Wordt gemeten tijdens de autotuning. Aanpassen is niet nodig.
P-56 Motor stator d-axis inductie (Lsd) 0 6553.5 - mH
Wordt gemeten tijdens de autotuning. Aanpassen is niet nodig.
P-57 Motor stator q-axis inductie (Lsq) 0 6553.5 - mH
Wordt gemeten tijdens de autotuning. Aanpassen is niet nodig.
P-58 Snelheid gelijkstroomremmen (DC brake) 0.0 P-01 0.0 Hz / rpm
Met P-58 stel je in vanaf welke frequentie/snelheid de regelaar een gelijkstroom door de motor stuurt na een stop commando.
P-59 Stroomniveau gelijkstroomremmen (DC brake) 0.0 100.0 20.0 %
Met P-59 stel je het stroomniveau van het gelijkstroomremmen in. Zie ook parameters P-58 en P-32. Let op dat de stroom niet te
groot wordt en de motor beschadigt.
P-60 Instellingen thermische overbelasting - - - -
Index 1: Thermische onthoudfunctie 0 1 0 1
0 : Niet actief
1 : Actief. Wanneer P-60 is uitgeschakeld zal na het uit- en inschakelen van de voedingsspanning de waarde van de
overbelastings-accumulator worden gereset. Wanneer P-60 is ingeschakeld, wordt de waarde bewaard na het uit- en inschakelen.
Index 2: Reactie bij thermische overbelasting 0 1 0 1
0 : Trip. Wanneer de thermische accumulator de maximale grens bereikt zal de regelaar een thermische fout (It.trp) geven om de
motor te beschermen.
1: Stroombegrenzing. Wanneer de overbelastingsaccumulator boven de 90% komt wordt de uitgangsstroom op 100%
begrensd van de motorstroom (P-08) om een foutmelding te voorkomen. De stroomgrens zal teruggezet worden naar de waarde
van P-54 wanneer de thermische accumulator onder de 10% komt.
Parameters
6
30 | Optidrive ODE-3 handleiding | Versie 2.01
www.sentera.eu
6.4. P00 Weergave parameters
Par. Omschrijving Uitleg
P00-01 1ste Analoge ingang (%) 100% = maximale ingangsspanning
P00-02 2de Analoge ingang (%) 100% = maximale ingangsspanning
P00-03 Gewenste snelheid (Hz / rpm) Weergave in Hz wanneer P-10 = 0. Weergave in rpm wanneer P-10 > 0
P00-04 Status digitale ingangen Status digitale ingangen. Meest linkse segment = ingang 1
P00-05 Uitgang PI-regeling (%) Weergave van uitgang van de PI-regeling
P00-06 Rimpel tussenkringspanning (V)
Wordt gebruikt om onbalans of wegvallen van een fase van de voeding te checken
P00-07 Motorspanning (V) Weergave van de RMS waarde van de motorspanning
P00-08 Tussenkringspanning (V) Weergave van de interne tussenkringspanning (DC)
P00-09 Temperatuur koelplaat (°C) Weergave van de temperatuur van de koelplaat in °C
P00-10 Totaal aantal draaiuren vanaf fabr. (uren) Urenteller. Wordt niet gereset bij een “factory reset”
P00-11 Aantal draaiuren sinds de laatste fout (1) (uren)
Aantal draaiuren sinds de laatste fout of uitschakeling. De tijd wordt gereset bij de
volgende start na een fout of na uitschakeling van de regelaar.
P00-12 Aantal draaiuren sinds de laatste fout (2) (uren)
Aantal draaiuren sinds de laatste fout. De tijd wordt gereset bij de volgende start na
een fout. De tijd wordt niet gereset na het uitschakelen van de regelaar
P00-13 Fout historie Weergave van de laatste 4 fouten
P00-14 Aantal draaiuren sinds de laatste start (uren) Aantal draaiuren sinds de laatste start. De tijd wordt gereset bij de volgende start
P00-15 Logging tussenkringspanning (V) 8 laatste metingen voor de fout, update cyclus : 256 ms
P00-16 Logging koelplaattemperatuur (°C) 8 laatste metingen voor de fout, update cyclus : 30 s
P00-17 Logging motorstroom (A) 8 laatste metingen voor de fout, update cyclus : 256 ms
P00-18 Logging rimpel tussenkringspanning (V) 8 laatste metingen voor de fout, update cyclus : 22 ms
P00-19 Logging interne regelaar temperatuur (°C) 8 laatste metingen voor de fout, update cyclus : 30 s
P00-20 Internal drive temperature (°C) Actual internal ambient temperature in ˚C
P00-21 CANopen process data input Binnenkomende proces data (RX PDO1) voor CANopen: PI1, PI2, PI3, PI4
P00-22 CANopen process data output Uitgaande proces data (TX PDO1) voor CANopen: PO1, PO2, PO3, PO4
P00-23 Aantal draaiuren waarbij temp. > 85°C (uren) Totaal aantal draaiuren waarbij de koelplaat temperatuur boven de 85°C was
P00-24 Aantal draaiuren waarbij temp. > 80°C (uren)
Totaal aantal draaiuren waarbij de interne regelaar temperatuur boven de 80°C was
P00-25 Berekende rotor snelheid (Hz)
Weergave van de berekende rotorsnelheid (alleen mogelijk bij een vector regeling)
P00-26 kWh meter / MWh meter Totaal aantal kWh / MWh
P00-27 Totaal aantal draaiuren interne ventilator (uren)
De tijd wordt weergegeven in hh:mm:ss. Het display laat eerst de uren zien. Druk
op de pijltje omhoog knop om de minuten en seconden te zien.
P00-28 Software versie nummer en checksum Versie nummer en de checksum.“1” = I/O processor, “2“ = motor control
P00-29 Gegevens van de frequentieregelaar Regelaar vermogen, aantal fasen in en uit en de voedingsspanning
P00-30 Serie nummer van de frequentieregelaar Uniek serienummer van de regelaar
P00-31 Motorstroom Id / Iq Weergave van de magnetiseringstroom (Id) en de koppelstroom (Iq)
P00-32 Actuele schakelfrequentie (kHz) Weergave van de actuele schakelfrequentie
P00-33 Foutteller – O-I D.m.v. deze parameters kan bekeken worden hoe vaak een bepaalde kritische
fout is voorgekomen
P00-34 Foutteller – O-Volts
P00-35 Foutteller – U-Volts
P00-36 Foutteller – O-temp (koelplaat)
P00-37 Foutteller – b O-I (remchopper)
P00-38 Foutteller – O-hEAt (intern regelaar)
P00-39 Foutteller Modbus communicatiefout
P00-40 Foutteller CAN Open communicatiefout
P00-41 Foutteller I/O processor comm. fout
P00-42 Foutteller eindtrap uC comm. fout
P00-43 Totaal aantal uur onder spanning (uren) Weergave van het totaal aantal uur dat de regelaar onder spanning staat
P00-44 Stroom fase U offset & ref Interne waarde
P00-45 Stroom fase W offset & ref Interne waarde
P00-46 Stroom fase W offset & ref Interne waarde
P00-47 Index 1: Totaal aantal draaiuren “Fire mode”
Index 2: Totaal aantal x activatie “Fire mode”
Weergave van het totaal aantal draaiuren waarbij de Fire mode was geactiveerd
P00-48 Scope kanaal 1 & 2 Scope kanaal 1 & 2
P00-49 Scope kanaal 3 & 4 Scope kanaal 3 & 4
P00-50 Bootloader en motor control Interne waarde
Parameters
6
Versie 2.01 | Optidrive ODE-3 handleiding | 31
www.sentera.eu
Configuratie Analoge en Digitale Ingangen
7
7. Configuratie Analoge en Digitale Ingangen
7.1. Algemeen
De Optidrive E3 gebruikt een matrix voor de configuratie van de analoge en digitale ingangen. De volgende 2 parameters bepalen
de functie van de ingangen en het gedrag van de regelaar:
P-12
Selectie van de aansturing van de regelaar. P-12 bepaalt waar het start commando en de gewenste frequentie vandaan komen.
P-15 Bepaalt de functionaliteit van de analoge en digitale ingangen.
Additionele parameters voor de configuratie van de analoge en digitale ingangen:
P-16 Selectie van het formaat van de 1ste analoge ingang ( 0 - 10 V, 4 - 20mA).
P-30 Bepaalt of de frequentieregelaar na het inschakelen van de spanning direct start wanneer het start commando al present is.
P-31 Bepaalt waarvandaan het startcommando komt wanneer de regelaar in bedieningspaneel mode staat (gewenste snelheid
via het display). Dit kan via de start/stop knoppen op de regelaar (digitale ingang 1 = vrijgave) of via digitale ingang 1.
P-47 Selectie van het formaat van de 2de analoge ingang ( 0 - 10 V, 4 - 20mA).
Het onderstaande diagram geeft een overzicht van de verschillende functies die d.m.v. de macros geselecteerd kunnen worden.
7.2. Uitleg gebruikte afkorting van de matrix
Onderstaande tabel geeft uitleg over de gebruikte afkortingen op blz. 32 t/m 34.
STOP/START De regelaar gaat uitsturen zolang de START ingang hoog is.
FWD/REV Selectie draairichting (Rechtsom/linksom).
AI1 REF Gewenste frequentie/snelheid = 1ste analoge ingang.
P-xx REF Gewenste frequentie/snelheid = voorkeuzefrequentie/-snelheid.
PR-REF Voorkeuzesnelheden P-20 t/m P-23 kunnen gekozen worden door de digitale ingangen.
^-SNELLE STOP (P-24)-^
Wanneer beide ingangen hoog worden zal de regelaar snel stoppen. De tijd is instelbaar via P-24.
E-TRIP Externe fout ingang. Deze ingang is dient altijd hoog te zijn. Wanneer de ingang laag wordt geeft de
regelaar de fout  of  afhankelijk van de instelling van parameter P-47.
(NO) Normally Open Contact, sluit kortstondig het contact om de regelaar te starten.
(NC) Normally Closed Contact, open kortstondig het contact om de regelaar te stoppen.
Fire Mode Activeert de Fire Mode, zie hoofdstuk 7.7. Fire mode voor meer informatie.
VRIJGAVE Vrijgave ingang. Deze ingang dient hoog te zijn voordat er gestart kan worden in bedieningspaneel
mode, slave mode of bij aansturing via een veldbus.
SNELHEID
Normally Open, sluit het contact om de snelheid te verhogen.
SNELHEID Normally Open, sluit het contact om de snelheid te verlagen.
DISPLAY REF Gewenste frequentie/snelheid = via het bedieningspaneel van de regelaar.
VELDBUS REF Gewenste frequentie/snelheid = via veldbus (Modbus of CAN open).
32 | Optidrive ODE-3 handleiding | Versie 2.01
www.sentera.eu
7.3. Matrix  klemmen mode (P12 = 0)
P-15 DI1 DI2 DI3 / AI2 DI4 / AI1 Schema
0 1 0 1 0 1 0 1
0STOP START FWD REV AI1 REF P-20 REF Analoge ingang AI1 1
1STOP START AI1 REF PR-REF P-20 P - 21 Analoge ingang AI1 1
2STOP START DI2 DI3 PR P-20 - P-23 P - 01 2
0 0 P-20
1 0 P- 21
0 1 P-22
1 1 P-23
3STOP START AI1 P-20 REF E-TRIP OK Analoge ingang AI1 3
4STOP START AI1 AI2 Analoge ingang AI2 Analoge ingang AI1 4
5STOP START FWD
STOP START REV
AI1 P-20 REF Analoge ingang AI1 1
^------SNELLE STOP (P-24)------^
6STOP START FWD REV E-TRIP OK Analoge ingang AI1 3
7STOP START FWD
STOP START REV
E-TRIP OK Analoge ingang AI1 3
^------SNELLE STOP (P-24)------^
8STOP START FWD REV DI3 DI4 Voorkeuzesnelheid 2
0 0 P-20
1 0 P - 21
0 1 P-22
1 1 P-23
9STOP START FWD
STOP START REV
DI3 DI4 Voorkeuzesnelheid 2
^------SNELLE STOP (P-24)------^ 0 0 P-20
1 0 P - 21
0 1 P-22
1 1 P-23
10 (NO) START STOP (NC) AI1 REF P-20 REF Analoge ingang AI1 5
11 (NO) START
FWD
STOP (NC) (NO) START
REV
Analoge ingang AI1 6
^---------------------SNELLE STOP (P-24)---------------------^
12 STOP START SNELLE
STOP (P-24)
OK AI1 REF P-20 REF Analoge ingang AI1 7
13 (NO) START FWD
STOP (NC) (NO) START REV
KPD REF P-20 REF 13
^---------------------SNELLE STOP (P-24)---------------------^
14 STOP START DI2 E-TRIP OK DI2 DI4 Voork. 11
0 0 P-20
1 0 P - 21
0 1 P-22
1 1 P-23
15 STOP START P-23 REF AI1 FIRE MODE Analoge ingang AI1 1
16 STOP START P-23 REF P-21 REF FIRE MODE FWD REV 2
17 STOP START DI2 FIRE MODE DI2 DI4 Voork. 2
0 0 P-20
1 0 P - 21
0 1 P-22
1 1 P-23
18 STOP START FWD REV FIRE MODE Analoge ingang AI1 1
7
Configuratie Analoge en Digitale Ingangen
Versie 2.01 | Optidrive ODE-3 handleiding | 33
www.sentera.eu
7.4. Matrix – bedieningspaneel mode (P12 = 1 of 2)
P-15 DI1 DI2 DI3 / AI2 DI4 / AI1 Schema
0 1 0 1 0 1 0 1
0STOP VRIJGAVE -
SNELHEID
-SNELHEID FWD REV 8
^----------------START----------------^
1STOP VRIJGAVE PI Speed Reference
2STOP VRIJGAVE -
SNELHEID
-SNELHEID
DISPLAY REF
P-20 REF 8
^----------------START----------------^
3STOP VRIJGAVE -
SNELHEID
E-TRIP OK -
SNELHEID
9
^-------------------------------START-------------------------------^
4STOP VRIJGAVE -
SNELHEID
DISPLAY REF
AI1 REF AI1 10
5STOP VRIJGAVE FWD REV
DISPLAY REF
AI1 REF AI1 1
6STOP VRIJGAVE FWD REV E-TRIP OK
DISPLAY REF
P-20 REF 11
7STOP
START FWD
STOP
START REV
E-TRIP OK
DISPLAY REF
P-20 REF 11
^---------SNELLE STOP (P-24)---------^
8STOP
START FWD
STOP
START REV
DISPLAY REF
AI1 REF AI1
14 STOP START - - E-TRIP OK - -
15 STOP START PR REF
DISPLAY REF
FIRE MODE P-23 P - 21 2
16 STOP START P-23 REF
DISPLAY REF
FIRE MODE FWD REV 2
17 STOP START
DISPLAY REF
P-23 REF FIRE MODE FWD REV 2
18 STOP START AI1 REF
DISPLAY REF
FIRE MODE AI1 1
9,10,11,12, 13 = 0
7.5. Matrix – veldbus mode (P12 = 3, 4, 7, 8 of 9)
P-15 DI1 DI2 DI3 / AI2 DI4 / AI1 Schema
0 1 0 1 0 1 0 1
0STOP VRIJGAVE VELDBUS REF (Parameter P-12 bepaalt waar het setpoint vandaan komt; Modbus RTU /
CAN / Master-Slave)
14
1STOP VRIJGAVE PI Speed Reference 15
3STOP VRIJGAVE
VELDBUS REF
P-20 REF E-TRIP OK Analoge ingang AI1 3
5STOP VRIJGAVE
VELDBUS REF
PR REF P-20 P - 21 Analoge ingang AI1 1
^----START (alleen bij P-12 = 3 of 4)----^
6STOP VRIJGAVE
VELDBUS REF
AI1 REF E-TRIP OK Analoge ingang AI1 3
^----START (alleen bij P-12 = 3 of 4)----^
7STOP VRIJGAVE
VELDBUS REF
KPD REF E-TRIP OK Analoge ingang AI1 3
^----START (alleen bij P-12 = 3 of 4)----^
14 STOP VRIJGAVE - - E-TRIP OK Analoge ingang AI1 16
15 STOP VRIJGAVE PR REF
VELDBUS REF
FIRE MODE P-23 P - 21 2
16 STOP VRIJGAVE P-23 REF
VELDBUS REF
FIRE MODE Analoge ingang AI1 1
17 STOP VRIJGAVE
VELDBUS REF
P-23 REF FIRE MODE Analoge ingang AI1 1
18 STOP VRIJGAVE AI1 REF
VELDBUS REF
FIRE MODE Analoge ingang AI1 1
2,4,8,9,10,11,12,13 = 0
Configuratie Analoge en Digitale Ingangen
7
34 | Optidrive ODE-3 handleiding | Versie 2.01
www.sentera.eu
7.6. Matrix – PIregeling (P12 = 5 of 6)
P-15 DI1 DI2 DI3 / AI2 DI4 / AI1 Schema
0 1 0 1 0 1 0 1
0STOP VRIJGAVE PI REF P-20 REF AI2 AI1 4
1STOP VRIJGAVE PI REF AI1 REF AI2 (PI FB) AI1 4
3, 7 STOP VRIJGAVE PI REF P-20 E-TRIP OK AI1 (PI FB) 3
4(NO) START (NC) STOP AI2 (PI FB) AI1 12
5(NO) START (NC) STOP PI REF P-20 REF AI1 (PI FB) 5
6(NO) START (NC) STOP E-TRIP OK AI1 (PI FB)
8STOP START FWD REV AI2 (PI FB) AI1 4
14 STOP START - - E-TRIP OK AI1 (PI FB) 16
15 STOP START P-23 REF PI REF FIRE MODE AI1 (PI FB) 1
16 STOP START P-23 REF P-21 REF FIRE MODE AI1 (PI FB) 1
17 STOP START P-21 REF P-23 REF FIRE MODE AI1 (PI FB) 1
18 STOP START AI1 REF PI REF FIRE MODE AI1 (PI FB) 1
2,9,10,11,12,13 = 0
LET OP
De bron van de PI-regelaar wordt geselecteerd d.m.v. P-44 (standaard is dit een vaste waarde via P-45)
De bron van de terugkoppeling van de PI-regeling wordt geselecteerd d.m.v. P-46 (standaard is dit de 2de
analoge ingang)
7.7. Fire mode
De “Fire Mode” is ontwikkeld om de ODE-3 frequentieregelaar zo lang mogelijk te laten functioneren totdat de frequentieregelaar
niet meer in staat is de motor aan te sturen (einde levensduur) of totdat de digitale ingang met de functie activering “Fire mode”
wordt weggenomen. De “Fire mode” wordt gebruikt bij applicaties waarbij een digitale ingang van de ODE-3 frequentieregelaar is
gekoppeld aan een brand-beveiligingssysteem.
In het geval van branddetectie zal de digitale ingang met de functie “Fire mode” laag worden (wegvallen) en zal zo lang mogelijk
getracht worden de motor van de ventilator te laten draaien om zodoende de rook weg te blazen in bijv. trappenhuizen of om de
luchtkwaliteit binnen een gebouw zo goed mogelijk te houden.
De “Fire mode” wordt geactiveerd door P-15 = 15, 16 of 17. Digitale ingang 3 = “Fire mode” ingang.
Wanneer de “Fire mode” actief is worden de volgende fouten genegeerd:
O-t (te hoge temperatuur van het koellichaam), U-t (te lage temperatuur van de regelaar), Th-FLt (kapotte thermistor op het
koellichaam), E-trip (externe fout), 4-20 F (4-20mA fout), Ph-Ib (fase onbalans), P-Loss (een van de ingangsfasen is weggevallen),
SC-trp (communicatiefout), I_t-trp (thermische overbelasting motor).
De volgende fouten zijn tijdens de “Fire mode” wel actief en zorgen voor een automatische herstart:
O-Volt (overspanning), U-Volt (onderspanning), h O-I (te hoge stroom), O-I (veel te hoge stroom in korte tijd), Out-F (uitgangsfout
regelaar).
7
Configuratie Analoge en Digitale Ingangen
Versie 2.01 | Optidrive ODE-3 handleiding | 35
www.sentera.eu
7.8. Voorbeeldschema’s
Diagram 1 Diagram 2 Diagram 3 Diagram 4
P-16 = 0 – 10V,
4- 20mA, etc.
(NC) P-16 = 0 – 10V
4- 20mA, etc.
P-47 = 0 – 10V, P-16 = 0 – 10V,
4- 20mA, etc. 4- 20mA, etc
Diagram 5 Diagram 6 Diagram 7 Diagram 8
(NO) (NC)
Close Open
Start Stop
(NO) (NC) (NO)
Close Open Close
FWD Stop REV
(NC)
Open Fast Stop
P-24
(NO) (NO)
Speed
Diagram 9 Diagram 10 Diagram 11 Diagram 12
(NO) (NC) (NO)
Speed Open Speed
E-Trip
(NO) (NC) (NC)
Open
Trip
(NO) (NC) P-47= P-16=
Close Open 0-10V 0-10V
Start Stop 4-20mA 4-20mA
Diagram 13 Diagram 14 Diagram 15 Diagram 16
(NO) (NC) (NO)
Close Open Close
FWD Stop REV
P-47= P-16=
0-10V 0-10V
4-20m 4-20m
(NC) P-16=
Open 0-10V
Trip 4-20mA
Configuratie Analoge en Digitale Ingangen
7
36 | Optidrive ODE-3 handleiding | Versie 2.01
www.sentera.eu
Modbus RTU Communicatie
8
8. Modbus RTU Communicatie
8.1. Introductie
De Optidrive ODE-3 frequentieregelaar heeft een RJ45 connector die de regelaar in staat stelt verbinding te maken met een
Modbus netwerk.
8.2. Modbus RTU Specificatie
Protocol Modbus RTU
Error check CRC
Baud rate 9600bps, 19200bps, 38400bps, 57600bps, 115200bps (standaard)
Data formaat 1 start bit, 8 data bits, 1 stop bit, geen pariteit.
Signaal formaat RS 485 (2-draads)
Type connector RJ45
Ondersteunde functie codes 03 Read Multiple Holding Registers
06 Write Single Holding Register
16 Write Multiple Holding Registers (Alleen voor registers 1 t/m 4)
8.3. Pin layout RJ45 connector
Neem contact op met uw Invertek leverancier voor
meer informatie over de Modbus.
Zie hoofdstuk 7.5. Matrix – veldbus mode (P‐12 = 3,
4, 7, 8 of 9) voor meer informatie over het gebruik van
de digitale ingangen in combinatie met de Modbus
aansturing.
1CAN -
2CAN +
30 Volt
4-RS485 (PC)
5+RS485 (PC)
6+24 Volt
7-RS485 (Modbus RTU)
8+RS485 (Modbus RTU)
Waarschuwing: Dit is geen Ethernetpoort. Sluit
de regelaar niet aan op een Ethernet netwerk.
8.4. Modbus register map
Register
Nummer
Par.
Type
Ondersteunde
functie codes
Functie Bereik Omschrijving
03 06 16
Low Byte High Byte
1 - R/W ✔✔✔ Control commandos 0..3
Het “control word” is als volgt opgebouwd:
Bit 0 : Start/stop commando. 1 = start, 0 = stop.
Bit 1 : Snelle stop commando. 1 = stop met 2de decel.
tijd.
Bit 2 : Reset commando. 1 = reset. Dit bit moet terug
naar 0 worden gezet wanneer de fout is gereset.
Bit 3 : commando vrije uitloop. 1 = vrije uitloop.
2 - R/W ✔✔✔ Gewenste frequentie 0..5000 De gewenste frequentie x 10, v.b. 100 = 10,0 Hz
4 - R/W ✔✔✔Acceleratie/deceleratie
tijden
0..60000
Acc/dec tijden in seconden x 100, v.b. 250 = 2,5 s
6 - R Fout code Regelaar
status
Low Byte = foutcode, zie hoofdstuk 10.1. Foutmeldingen
High Byte = Status van de regelaar:
0 : regelaar in Stop
1: regelaar in RUN
2: regelaar heeft een foutmelding
7 R Uitgangsfrequentie
0..20000
Uitgangsfrequentie in Hz. V.b. 100 = 10.0Hz
8 R Uitgangsstroom 0..480
Uitgangsstroom in A. V.b. 10 = 1.0 Amps
11 - R Status digitale ingangen 0..15
Status digitale ingangen. Bit 0 = digitale ingang 1, etc.
20 P00-01 R
Niveau analoge ingang 1
0..1000 Niveau analoge ingang 1, 1000 = 100.0%
21 P00-02 R
Niveau analoge ingang 2
0..1000 Niveau analoge ingang 2, 1000 = 100.0%
22 P00-03 R
Gewenste snelheid (intern)
0..1000
Gewenste snelheid (intern)
23 P00-08 R Tussenkringspanning 0..1000 Gemeten tussenkringspanning (V)
24 P00-09 R Temperatuur van de
regelaar
0..100 Gemeten temperatuur frequentieregelaar ( °C)
Alle parameters kunnen benaderd worden als holding registers. Het adres van de holding registers is gedefinieerd als 128 + parameter.
V.b. : parameter P-15 heeft het volgende holding register 128 + 15 = 143.
Versie 2.01 | Optidrive ODE-3 handleiding | 37
www.sentera.eu
Technische Specificaties
9
9. Technische Specificaties
9.1. Omgevingseisen
Operationele omgevingstemperatuur Open regelaars : -10 … 50°C (vorst en condensatie vrij)
Gesloten regelaars : -10 ... 40°C (vorst en condensatie vrij)
Opslag omgevingstemperatuur : -40 … 60°C
Maximale hoogte : 2000m. Derating noodzakelijk boven de 1000m : 1% / 100m
Maximale luchtvochtigheid : 95%, zonder condensatie
LET OP Voor UL goedkeur: de gemiddelde omgevingstemperatuur over een periode van 24 uur voor 200-240V, 2,2kW en 3-fasen
regelaars is max. 45°C.
9.2. Technische gegevens
Bouw
grootte
kW HP Nominale
ingangs-
stroom
Zekering / automaat
(Type B)
Maximale doorsnede
motorkabel
Nominale
uitgangs-
stroom
Aanbevolen
remweerstand
-waarde
Non UL UL mm AWG A
110 - 115 (+ / - 10%) 1-fase ingang, 230V 3-fasen uitgang (spanningsverdubbelaar)
1 0.37 0.5 7. 8 10 10 8 8 2.3 -
10.75 115 . 8 25 20 8 8 4.3 -
21.1 1.5 21. 9 32 30 8 8 5.8 100
200 - 240 (+ / - 10%) 1-fase ingang, 230V 3-fasen uitgang
1 0.37 0.5 3.7 10 6 8 8 2.3 -
10.75 17. 5 10 10 8 8 4.3 -
11.5 212 . 9 16 17. 5 8 8 7 -
21.5 212 . 9 16 17. 5 8 8 7 100
2 2.2 3 19. 2 25 25 8 8 10.5 50
3 4 5 29.2 40 40 8 8 15 . 3 25
200 - 240 (+ / - 10%) 3-fasen ingang, 230V 3-fasen uitgang
1 0.37 0.5 3.4 6 6 8 8 2.3 -
10.75 15.6 10 10 8 8 4.3 -
11.5 29.5 16 15 8 8 7 -
21.5 28.9 16 15 8 8 7 100
2 2.2 3 12 .1 16 17. 5 8 8 10.5 50
3 4 5 20.9 32 30 8 8 18 25
35.5 7. 5 26.4 40 35 8 8 24 20
47. 5 10 33.3 40 45 16 5 30 15
411 15 50.1 63 70 16 5 46 10
380 - 480 (+ / - 10%) 3-fasen ingang, 3-fasen uitgang
10.75 13.5 6 6 8 8 2.2 -
11.5 25.6 10 10 8 8 4 .1 -
21.5 25.6 10 10 8 8 4 .1 250
2 2.2 3 7. 5 16 10 8 8 5.8 200
2 4 5 11 . 5 16 15 8 8 9.5 12 0
35.5 7. 5 17. 2 25 25 8 8 14 10 0
37. 5 10 21. 2 32 30 8 8 18 80
311 15 2 7. 5 40 35 8 8 24 50
415 20 34.2 40 45 16 5 30 30
4 18.5 25 44.1 50 60 16 5 39 22
422 30 51.9 63 70 16 5 46 22
LET OP De weergegeven kabeldiameters zijn de maximaal toelaatbare kabeldiameters die kunnen worden aangesloten op de
ODE-3 frequentieregelaar. De kabeldiameters moeten worden geselecteerd volgens de lokaal geldende richtlijnen.
9.3. 1fase voeding aansluiten op een 3fasen ODE3 frequentieregelaar
The Optidrive ODE-3 frequentieregelaar heeft de mogelijkheid om een 3-fasen (voedingsspanning) frequentieregelaar aan te sluiten
op een 1-fase voedingsspanning. De voorwaarde is wel dat de belasting maximaal 50% is van het nominale vermogen van de
frequentieregelaar. De 1-fase voedingsspanning moet worden aangesloten op de klemmen L1 en L2 van de frequentie-regelaar.
38 | Optidrive ODE-3 handleiding | Versie 2.01
www.sentera.eu
9
9.4. Extra informatie voor UL goedkeuring
De Optidrive ODE-3 is ontworpen om te voldoen aan de UL richtlijnen. Zie NMMS.E226333 voor een recente lijst van alle producten die
aan de UL richtlijnen voldoen. Om de installatie aan UL richtlijnen te laten te voldoen moeten de volgende zaken in acht worden genomen:
Voedingsspanningseisen
Voedingsspanning 200 – 240 V RMS voor 230 V installaties, + /- 10% variatie toegestaan. 240 V RMS maximaal
380 – 480 V voor 400 V installaties, + / - 10% variatie toegestaan, 500 V RMS maximaal
Onbalans Maximaal 3% spanningsvariatie tussen fase - fase toegestaan.
Alle Optidrive ODE-3 frequentieregelaars hebben fase-onbalans monitoring. Een onbalans van > 3% zal resulteren in een storing.
Voor voedingsspanningen met een onbalans groter dan 3% is het aan te bevelen om ingangssmoorspoelen te gebruiken.
Frequentie 50 – 60Hz + / - 5% Variatie
Kortsluit capaciteit Nominale spanning Min kW (HP) Max kW (HP) Maximale kortsluitstroom
115 V 0.37 (0.5) 1.1 (1.5) 100kA rms (AC)
230V 0.37 (0.5) 11 (15) 100kA rms (AC)
400 / 460V 0.75 (1) 22 (30) 100kA rms (AC)
Alle frequentieregelaars uit het bovenstaande tabel zijn geschikt voor een voedingsbron die niet meer dan de
bovenstaande maximale kortsluitstroom kan leveren.
Eisen mechanische installatie
Alle Optidrive ODE-3 frequentieregelaars zijn ontworpen voor binnen gebruik onder gecontroleerde omstandigheden die voldoen aan de
omgevingseisen zoals die zijn vermeld in hoofdstuk 9.1. Omgevingseisen.
De Optidrive ODE-3 mag alleen gebruikt worden in het temperatuurgebied zoals opgegeven is in hoofdstuk 9.1. Omgevingseisen.
De IP20 Optidrive ODE-3 moet worden geïnstalleerd in een ruimte waar het omgevingsvervuilingsniveau maximaal 1 is .
De IP66 (Nema 4X) Optidrive ODE-3 moet worden geïnstalleerd in een ruimte waar het omgevingsvervuilingsniveau maximaal 2 is.
Bouwgrootte 4 regelaars moeten gemonteerd worden in een schakelkast waarbij er minimaal 12.7mm (1/2 inch) ruimte vrij is t.o.v. de schakelkast
zodat bij eventuele vervorming van de kast er geen beschadigingen aan de regelaar optreden.
Eisen elektrische installatie
De inkomende voeding moet aangesloten worden zoals is beschreven in hoofdstuk 4.3. Aansluiten op het voedingsnet.
De juiste motorkabels moeten worden geselecteerd zoals is beschreven in deze handleiding (zie hoofdstuk 9.2. Technische gegevens voor meer informatie).
Motorkabel 75°C koper
Het hoofdstroomschema en de aantrekkoppels van de klemmen zijn terug te vinden in hoofdstuk 3.3. Mechanische afmetingen en montage IP20
frequentieregelaars en 3.5. Mechanische afmetingen en montage IP66 frequentieregelaars.
De frequentieregelaars moeten op de juiste manier worden afgezekerd. Zie hoofdstuk 9.2. Technische gegevens voor meer informatie.
Een piekspanningsbeveiliging moet worden geïnstalleerd voor de frequentieregelaar wanneer de voedingsspanning 480V is. (fase naar aarde)
480 Volt (fase tot fase), geschikt voor overspanningscategorie III en biedt bescherming voor een nominale piekweerstandspanningspiek van 4 kV.
UL voorgeschreven klemmen/ringen moeten worden gebruikt voor alle aardings- en busbar aansluitingen.
Algemene eisen
De Optidrive ODE-3 heeft een interne thermische motorbeveiliging volgens de National Electrical Code (US).
De onthoudfunctie van de thermische beveiliging moet worden ingeschakeld (P50 = 1), wanneer er geen PTC of thermistor (van de motor) is
aangesloten op de motor.
Een motor PTC of thermistor moet aangesloten worden op de frequentieregelaar zoals is aangeven in hoofdstuk 4.9.2. PTC/Thermistor.
9.5. Uitschakelen intern EMC filter
Frequentieregelaars met een EMC filter hebben logischerwijs een grotere lekstroom naar
aarde. Voor applicaties waarbij de aardlekbeveiliging wordt aangesproken door de hogere
aardlekstroom is het mogelijk om het EMC filter uit te schakelen. Het uitschakelen van het
EMC filter (alleen mogelijk bij IP20 modellen) gebeurt door de schroef (EMC) aan de
zijkant van de regelaar te verwijderen.
Verwijder de schroef zoals hiernaast te zien is.
Alle Optidrive frequentieregelaars zijn voorzien van zogenaamde varistors aan de ingang. Deze
varistors beveiligen de regelaars tegen hoge spanningspieken die kunnen ontstaan door bliksem
of het schakelen van zware vermogensapparatuur dicht bij de regelaar op dezelfde voeding.
Wanneer er een isolatietest wordt uitgevoerd op een installatie waar een frequentieregelaar
wordt gebruikt is het mogelijk dat de test niet slaagt omdat de regelaar is voorzien van
de varistors. Om de test toch goed uit te laten voeren is het mogelijk om de varistors uit te
schakelen. Het uitschakelen van de varistors gebeurt door de schroef (VAR) aan de zijkant
van de regelaar te verwijderen. Na het uitvoeren van de test moet de schroef worden
teruggeplaatst en moet de test nogmaals worden uitgevoerd. De isolatietest moet nu weer niet slagen wat inhoudt dat de varistors
weer aanwezig zijn in het circuit.
Technische Specificaties
Versie 2.01 | Optidrive ODE-3 handleiding | 39
www.sentera.eu
Storing Zoeken
10
10. Storing Zoeken
10.1. Foutmeldingen
Fout Code
No. Omschrijving Oorzaak/oplossing
 00 Geen fout N.v.t.
 01 Overstroom interne remchopper Controleer de externe remweerstand en de bedrading.
 02 Overbelasting remweerstand De regelaar geeft een fout om de remweerstand te beschermen. Er is teveel remenergie in
de weerstand gestopt.
 03 Overstroom aan de uitgang van
de regelaar. Kortstondig een veel
te hoge belasting.
In een korte tijd een zeer grote verandering van de stroom. Controleer de belasting en/of
de motor/bekabeling. Controleer ook of de acceleratietijd (P-03) niet te kort staat.
LET OP Na een O-I fout is er een korte wachttijd voordat de regelaar weer gereset kan
worden.
 04
Thermische fout
De regelaar heeft >100% van de waarde van P-08 (motorstroom) voor een bepaalde tijd
geleverd. De regelaar geeft een fout om de motor te beschermen tegen overbelasting.
 06 Overspanning tussenkring Controleer of de voedingsspanning correct is.
Wanneer de motor snel remt werkt hij regeneratief en komt er energie van de motor terug.
Verleng de deceleratie tijd (P-04), voeg een remweerstand toe (schakel de remchopper in
met P-34) of laat de motor vrij uitlopen.
 07 Onderspanning tussenkring De voedingsspanning is te laag of de voedingsspanning wordt weggeschakeld.
Controleer of er iets mis is met de voeding of met componenten in het voedingscircuit.
 08 Te hoge temperatuur koellichaam De regelaar is te warm geworden. Controleer de omgevingstemperatuur. Extra ruimte of
koeling is noodzakelijk.
 09 Ondertemperatuur Wanneer de koelplaat een temperatuur bereikt van ‐10°C gaat de regelaar in de fout.
De temperatuur moet hierboven komen om te kunnen starten.
 10 Fabrieksinstellingen zijn geladen
 11 Externe fout (digitale ingang 3) Een NC contact is geopend op digitale ingang 3.
Wanneer een thermistor is aangesloten op ingang 3: de motor is te warm geworden.
 12 Optibus communicatiefout Controleer de communicatie tussen de regelaar en externe apparaten. Controleer de
parameter P-36 : adres, baudrate en time-out tijd van elke regelaar.
 13 Rimpel tussenkringsspanning te
groot
Controleer de voedingsspanning en controleer of er geen onbalans is in de fasen.
 14 Verlies van een ingangsfase Controleer de voedingsspanning en controleer of er geen onbalans is in de fasen.
  15 Overstroom gedetecteerd door
de uitgang (hardware)
Controleer de motor en motorkabel op kortsluiting.
LET OP Na een hO-I fout is er een korte wachttijd voordat de regelaar weer gereset kan
worden.
 16 Koelplaat thermistor fout Neem contact op met uw leverancier.
 17 Fout intern geheugen Druk op de STOP knop. Neem contact op met uw leverancier wanneer het probleem zich
blijft voordoen.
  18 Analoge ingangsstroom
4-20mA buiten bereik
Controleer het analoge circuit.
 19 Fout intern geheugen (DSP) Druk op de STOP knop. Neem contact op met uw leverancier wanneer het probleem zich
blijft voordoen.
 21 Motor PTC thermistor fout De motor is te warm geworden. Controleer de motor, belasting en bekabeling.
 22 Fout koelventilator (IP66) Controleer en vervang de koelventilator.
 23
Interne temperatuur te hoog
Controleer de omgevingstemperatuur. Extra ruimte of koeling is noodzakelijk.
 26 Fout aan de uitgang van de
regelaar
Geeft aan dat er iets mis is achter de regelaar, zoals het missen van een fase of een
onbalans. Controleer de motor en de bekabeling.
 41 Autotune mislukt De gemeten motorgegevens zijn niet correct.
Controleer de motor en de bekabeling. Staat de motor correct in ster of driehoek.
Controleer of de impedantie van alle fasen gelijk is.
 50 Modbus communicatie time-out Controleer de Modbus bekabeling.
Controleer of de Master minimaal 1 register continue afvraagt binnen de gestelde time
out tijd van parameter P‐36 index 3.
 51 CANopen communicatie
time-out
Controleer de CANopen bekabeling.
Controleer of de Master minimaal 1 register continue afvraagt binnen de gestelde time
out tijd van parameter P‐36 index 3.
LET OP Na een overstroom of een thermische fout (3, 4, 5 en 15) is er intern een wachttijd voor resetten ingesteld die voorkomt dat
frequentieregelaar beschadigd wordt.
Ñ82-E3MAN-HF_V2.01pÓ
82-E3MAN-HF_V2.01
Invertek Drives Ltd. Offa's Dyke Business Park, Welshpool, Powys SY21 8JF United Kingdom
Tel: +44 (0)1938 556868 Fax: +44 (0)1938 556869
www.sentera.eu
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40

Sentera Controls FISE33070E6-19 Mounting Instruction

Type
Mounting Instruction