Documenttranscriptie
Impressum
Diese Bedienungsanleitung ist eine Publikation von Conrad Electronic SE, Klaus-Conrad-Str. 1, D-92240 Hirschau (www.conrad.com).
Alle Rechte einschließlich Übersetzung vorbehalten. Reproduktionen jeder Art, z. B. Fotokopie, Mikroverfilmung, oder die Erfassung in
elektronischen Datenverarbeitungsanlagen, bedürfen der schriftlichen Genehmigung des Herausgebers.
Nachdruck, auch auszugsweise, verboten.
Diese Bedienungsanleitung entspricht dem technischen Stand bei Drucklegung. Änderung in Technik und Ausstattung vorbehalten.
© Copyright 2013 by Conrad Electronic SE
Legal notice
These operating instructions are a publication by Conrad Electronic SE, Klaus-Conrad-Str. 1, D-92240 Hirschau (www.conrad.com).
All rights including translation reserved. Reproduction by any method, e.g. photocopy, microfilming, or the capture in electronic data
processing systems require the prior written approval by the editor. Reprinting, also in part, is prohibited.
These operating instructions represent the technical status at the time of printing. Changes in technology and equipment reserved.
© Copyright 2013 by Conrad Electronic SE
Information légales
Ce mode d’emploi est une publication de la société Conrad Electronic SE, Klaus-Conrad-Str. 1, D-92240 Hirschau (www.conrad.com).
Tous droits réservés, y compris de traduction. Toute reproduction, quelle qu’elle soit (p. ex. photocopie, microfilm, saisie dans
des installations de traitement de données) nécessite une autorisation écrite de l’éditeur. Il est interdit de le réimprimer, même par
extraits.
Ce mode d’emploi correspond au niveau technique du moment de la mise sous presse. Sous réserve de modifications techniques et
de l’équipement.
© Copyright 2013 par Conrad Electronic SE
Colofon
Deze gebruiksaanwijzing is een publicatie van de firma Conrad Electronic SE, Klaus-Conrad-Str. 1, D-92240 Hirschau (www.conrad.com).
Alle rechten, vertaling inbegrepen, voorbehouden. Reproducties van welke aard dan ook, bijvoorbeeld fotokopie, microverfilming of de
registratie in elektronische gegevensverwerkingsapparatuur, vereisen de schriftelijke toestemming van de uitgever. Nadruk, ook van
uittreksels, verboden.
Deze gebruiksaanwijzing voldoet aan de technische stand bij het in druk bezorgen. Wijziging van techniek en uitrusting voorbehouden.
© Copyright 2013 by Conrad Electronic SE
V7_1113_02-KV
Diese Bedienungsanleitung gehört zu diesem Produkt. Sie enthält wichtige Hinweise zur
Inbetriebnahme und Handhabung. Achten Sie hierauf, auch wenn Sie dieses Produkt an
Dritte weitergeben.
Heben Sie deshalb diese Bedienungsanleitung zum Nachlesen auf! Eine Auflistung
der Inhalte finden Sie in dem Inhaltsverzeichnis mit Angabe der entsprechenden
Seitenzahlen auf Seite 4.
These Operating Instructions accompany this product. They contain important
information on setting up and using the device. You should refer to these instructions,
even if you are buying this product for someone else.
Please retain these Operating Instructions for future use! A list of the contents can be
found in the Table of contents, with the corresponding page number, on page 41.
Le présent mode d’emploi fait partie intégrante du produit. Il comporte des directives
importantes pour la mise en service et la manipulation de l’appareil. Tenir compte de
ces remarques, même en cas de transfert du produit à un tiers.
Conserver ce mode d’emploi afin de pouvoir le consulter à tout moment. La table des
matières avec indication des pages correspondantes se trouve à la page 74.
Deze gebruiksaanwijzing hoort bij dit product. Zij bevat belangrijke informatie over
de inbedrijfstelling en het gebruik. Let hierop, ook wanneer u dit product aan derden
overhandigt.
Bewaar daarom deze gebruiksaanwijzing om in voorkomende gevallen te kunnen
raadplegen. In de inhoudsopgave op pagina 111 vindt u een lijst met inhoudspunten met
vermelding van het bijbehorende.
INHOUDSOPGAVE
Pagina
1.
Inleiding ...................................................................................................................................112
2.
Bedoeld gebruik.......................................................................................................................113
3.
Leveringsomvang ....................................................................................................................114
4.
Uitleg van symbolen ................................................................................................................114
5.
Veiligheidsvoorschriften ...........................................................................................................115
6.
Bedieningselementen ..............................................................................................................118
7.
Overzicht .................................................................................................................................119
8.
Displaygegevens en symbolen ............................................................................................... 120
9.
Voeden van het instrument ..................................................................................................... 121
10. Meetsnoeren........................................................................................................................... 122
11. Meting starten ......................................................................................................................... 123
12. RANGE-functie, manuele selectie voor meetbereik ............................................................... 130
13. REL-functie ............................................................................................................................. 130
14. HOLD-functie .......................................................................................................................... 131
15. MAX. / MIN. / AVG.-functie ..................................................................................................... 131
16. Low imp.-400 K -functie........................................................................................................ 132
17. Vergelijkingsmodus (comp-mode) .......................................................................................... 132
18. Opslag en beheer van de gemeten waarden.......................................................................... 133
19. Auto-power-off-functie ............................................................................................................ 134
20. Installatie van de software “Voltsoft” ....................................................................................... 134
21. USB-interface ......................................................................................................................... 135
22. Displayverlichting .................................................................................................................... 135
23. Standaard ............................................................................................................................... 135
24. Onderhoud en reiniging .......................................................................................................... 136
25. Verhelpen van storingen ......................................................................................................... 138
26. Verwijdering ............................................................................................................................ 139
27. Technische gegevens ............................................................................................................. 140
111
1. INLEIDING
Geachte klant,
Wij danken u hartelijk voor het aanschaffen van een Voltcraft®-product. Hiermee heeft u een
uitstekend apparaat in huis gehaald.
Voltcraft® - deze naam staat op het gebied van meettechniek, laadtechniek en voedingsspanning
voor onovertroffen kwaliteitsproducten die worden gekenmerkt door gespecialiseerde vakkundigheid,
buitengewone prestaties en permanente innovaties.
Voor ambitieuze elektronica-hobbyisten tot en met professionele gebruikers ligt voor de meest
ingewikkelde taken met een product uit het Voltcraft®-assortiment altijd de perfecte oplossing binnen
handbereik. Bovendien bieden wij u de geavanceerde techniek en betrouwbare kwaliteit van onze
Voltcraft®-producten tegen een nagenoeg niet te evenaren verhouding van prijs en prestaties.
Daarom scheppen wij de basis voor een duurzame, goede en tevens succesvolle samenwerking.
Wij wensen u veel plezier met uw nieuwe Voltcraft®-product!
Alle voorkomende bedrijfsnamen en productaanduidingen zijn handelsmerken van de betreffende
eigenaren. Alle rechten voorbehouden.
Bij technische vragen kunt u zich wenden tot:
Voor meer informatie kunt u kijken op www.conrad.nl of www.conrad.be
112
2. BEDOELD GEBRUIK
• Meting en weergave van de elektrische grootheden binnen het bereik van de overspannings
categorie II tot max. 600 V t.o.v. aardpotentiaal, volgens EN 61010-1 en alle lagere categorieën.
• Meten van gelijk- en wisselspanning tot max. 600 V
• Meten van gelijk- en wisselstroom tot max. 10 A
• Frequentiemeting tot 400 MHz
• Meten van capaciteiten tot 4 mF
• Meten van weerstanden tot 40 M
• Doorgangstest (<10
akoestisch)
• Diodetest
• Temperatuurmeting van -40 tot +400 ºC
• Weergave van de signaalverhouding (Duty Cycle) in %
• 1 kHz laagdoorlaatfilter-wisselspanningsmeting
• Vergelijkingswaardemeting
• Meetwaardegeheugen en gegevenslogger voor 1000 waarden
• Gegevensoverdracht per USB interface
De meetfuncties worden gekozen via een draaischakelaar. De meetbereikselectie gebeurt in alle
meetfuncties (behalve diode- en doorgangstest) automatisch. Een manuele instelling is te allen tijde
mogelijk.
Bij VC650BT wordt in zowel het gelijk-, wisselspannings- als stroommeetbereik de echt-effectieve
meetwaarde (True RMS) weergegeven.
De polariteit wordt bij een negatieve meetwaarde automatisch met het (-) teken weergegeven.
De beide stroommetingen zijn met keramische groot vermogenzekeringen beveiligd tegen
overbelasting.
De spanning in het stroommeetcircuit mag de 600 V in CAT II.
Een lage impedantie-functie (Low imp), maakt meting met gereduceerde binnenweerstand
mogelijk. Deze onderdrukt fantoomspanningen die in de hoogohmige metingen kunnen optreden.
De meting met gereduceerde impedantie is alleen toegestaan in de meetkring tot max. 600 V en
voor slechts max. 3 s. Bij indrukken van de low imptoets klinkt een signaaltoon en verschijnt er een
waarschuwingsteken op het display.
De digitale multimeter werkt op zes batterijen van 1,5 V type C of op 230 V/AC, 50 Hz. De automatische
uitschakelfunctie spaart energie als het instrument niet wordt gebruikt gedurende circa 15 minuten.
(Deze functie wordt alleen geactiveerd als de multimeter wordt gevoed door de batterijen). Bij een
actieve interface is deze functie uitgeschakeld.
113
Het meetapparaat mag in geopende toestand met open batterijvak of een defect batterijdeksel
niet worden gebruikt. Wanneer de meetkabels in de meetbussen zijn gestoken, is het door de
beschermvoorziening niet mogelijk het batterij- of zekeringsdeksel te openen. Ook verhindert dit dat
de meetkabels bij een geopend batterij- en zekeringsdeksel geopend kunnen worden.
Metingen in vochtige ruimten of onder ongunstige omstandigheden zijn niet toegestaan. Ongunstige
omstandigheden zijn: Vocht of hoge luchtvochtigheid, stof en brandbare gassen, dampen of
oplosmiddelen, onweer of onweerachtige omstandigheden zoals sterke elektrostatische velden, enz.
Gebruik voor het meten alleen meetsnoeren of meettoebehoren, die op de specificaties van de
multimeter zijn afgestemd.
Het eigenhandig ombouwen en/of veranderen van het product is niet toegestaan om veiligheids- en
keuringsredenen (CE). Een andere toepassing dan hierboven beschreven, is niet toegestaan en kan
leiden tot beschadiging van het product. Daarnaast bestaat het risico van bijv. kortsluiting, brand,
elektrische schokken, enz. Lees de gebruiksaanwijzing grondig en bewaar deze voor raadpleging
in de toekomst.
Volg alle veiligheidsinstructies en informatie in deze handleiding op.
3. LEVERINGSOMVANG
• Multimeter
• Netsnoer
• 1 set meetsnoeren
• 1 set krokodil-clips
• USB-kabel
• CD van de software
• K-type voeler temperatuur
• Gebruiksaanwijzing
4. UITLEG VAN SYMBOLEN
Een uitroepteken in een driehoek betekent belangrijke instructies in deze handleiding die
absoluut moeten worden opgevolgd.
Een bliksemschicht in een driehoek waarschuwt voor een elektrische schok of een veiligheidsbeperking van elektrische onderdelen in het apparaat.
114
CAT II Overspanningscategorie II voor metingen aan elektrische en elektronische apparaten, die
via een netstekker worden voorzien van spanning. Deze categorie omvat ook alle kleinere
categorieën (bijv. CAT I voor het meten van signaal- en stuurspanningen).
Dit apparaat is CE-goedgekeurd en voldoet aan de desbetreffende Europese richtlijnen.
Aardpotentiaal.
Dit symbool kan worden gevonden bij tips of informatie over het gebruik.
5. VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
Lees de gebruiksaanwijzing zorgvuldig door en let vooral op de veiligheidsinstructies.
Indien de veiligheidsinstructies en de aanwijzingen voor een juiste bediening in
deze gebruiksaanwijzing niet worden opgevolgd, kunnen wij niet aansprakelijk
worden gesteld voor de daardoor ontstane schade aan apparatuur of persoonlijk
letsel. Bovendien vervalt in dergelijke gevallen de garantie.
Personen / Product
• Het product is geen speelgoed. Houd het buiten bereik van kinderen en huisdieren.
• Laat verpakkingsmateriaal niet zomaar rondslingeren. Dit kan gevaarlijk materiaal
worden voor spelende kinderen.
• Bescherm het product tegen extreme temperaturen, direct zonlicht, sterke schokken,
hoge luchtvochtigheid, vocht, ontvlambare gassen, dampen en oplosmiddelen.
• Zet het product niet onder mechanische druk.
• Als het niet langer mogelijk is het product veilig te bedienen, stel het dan buiten bedrijf
en zorg ervoor dat niemand het per ongeluk kan gebruiken. Veilige bediening kan niet
langer worden gegarandeerd wanneer het product:
- zichtbaar is beschadigd,
- niet langer op juiste wijze werkt,
- tijdens lange periode is opgeslagen onder slechte omstandigheden, of
- onderhevig is geweest aan ernstige vervoergerelateerde druk.
• Behandel het product met zorg. Schokken, botsingen of zelfs een val van een beperkte
hoogte kan het product beschadigen.
• Neem alstublieft ook de veiligheids- en gebruiksaanwijzingen van alle andere apparaten
in acht die met het product zijn verbonden.
115
• Producten die op het lichtnet werken, moeten buiten bereik van kinderen worden
gehouden. Wees daarom extra voorzichtig wanneer u het product gebruikt in de
aanwezigheid van kinderen. Zij kunnen voorwerpen in het apparaat proberen te steken
door de openingen van de behuizing. Hierdoor bestaat het risico op overlijden door
een elektrische schok.
• Giet nooit vloeistoffen over elektrische apparaten en plaats nooit voorwerpen gevuld
met vloeistoffen (zoals bijv. vazen) op of in de buurt ervan. Een aanzienlijk risico
bestaat op brand of een levensgevaarlijke elektrische schok.
• Bedien het product alleen in droge ruimtes binnenshuis. Het mag niet vochtig of nat
worden. Anders bestaat er risico op een levensgevaarlijke elektrische schok!
• In scholen, trainingscentra, hobby- of doe-het-zelf workshops, moet de bediening van
elektrische apparaten altijd onder supervisie staan van getraind personeel.
• Wanneer u het gebruikt op een commercieel terrein, moeten de ARBO-voorschriften
ter voorkoming van ongevallen met betrekking tot elektrisch apparatuur in acht worden
genomen.
• Onderdelen onder spanning kunnen blootgelegd worden wanneer het deksel wordt
geopend of bij het verwijderen van onderdelen. U moet daarom het product van alle
stroomvoorzieningen ontkoppelen voordat onderhoud of reparaties uitgevoerd mogen
worden. Condensatoren in het apparaat kunnen nog steeds een elektrische spanning
bevatten, zelfs wanneer het apparaat van alle stroombronnen is ontkoppeld.
• Plaats kabels altijd zo, dat niemand erover kan struikelen of erin verstrikt kan raken. Er
bestaat risico op verwonding.
• Controleer het product, iedere keer wanneer u het in gebruik neemt, op schade. Gebruik
het product niet wanneer u schade waarneemt. Ontkoppel de stroomvoorziening
en haal de stekker uit het stopcontact. Breng het product vervolgens naar een
gespecialiseerde winkel of reparatielocatie.
• Gebruik alleen een goedwerkend stopcontact (230 V/AC, 50 Hz) dat is aangesloten op
het publieke elektriciteitsnetwerk.
• Trek de stekker niet aan het snoer uit het stopcontact!
• De stekker moet uit het stopcontact worden gehaald:
- voordat het product wordt schoongemaakt
- tijdens een onweersstorm
- wanneer het product tijdens lange tijd niet wordt gebruikt.
• Zorgt ervoor dat het product tijdens ingebruikname voldoende wordt geventileerd. Plaats
geen tijdschriften, dekens, gordijnen of iets soortgelijks over de ventilatieopeningen.
Bewaar minstens 15 cm afstand met andere apparaten.
• Wanneer u het product installeert, zorg er dan voor dat de kabel niet doorgeprikt,
geknikt of beschadigd is door scherpe randen.
116
• Zorg bij elke spanningsmeting dat het meetapparaat zich niet binnen het
stroommeetbereik bevindt.
• De spanning tussen meetapparaat en aardpotentiaal mag niet meer zijn dan 600 V
DC/AC in CAT II.
• Vóór elke wisseling van het meetbereik moeten de meetstiften van het meetobject
worden verwijderd.
• Wees vooral voorzichtig bij de omgang met spanningen >25 V wissel- (AC) resp.
>35 V gelijkspanning (DC)! Reeds bij deze spanningen kunt u door het aanraken van
elektrische geleiders een levensgevaarlijke elektrische schok krijgen.
• Controleer voor elke meting uw meetapparaat en de meetsnoeren op beschadiging(en).
• Voer in geen geval metingen uit als de beschermende isolatie beschadigd (gescheurd,
verwijderd enz.) is.
• Om een elektrische schok te voorkomen, dient u ervoor te zorgen dat u de te meten
aansluitingen/meetpunten tijdens de meting niet (ook niet indirect) aanraakt.
• Pak tijdens het meten niet boven de voelbare handgreepmarkeringen op de meetstiften
vast.
• Gebruik de multimeter nooit kort voor, tijdens, of kort na een onweersbui (blikseminslag!
/ energierijke overspanningen!). Zorg dat uw handen, schoenen, kleding, de vloer,
schakelingen en onderdelen van de schakeling enz. absoluut droog zijn.
• Vermijd gebruik van het apparaat in de direct omgeving van:
- sterke magnetische of elektromagnetische velden
- zendantennes of HF-generatoren.
Daardoor kan de meetwaarde worden vervalst.
• Schakel het meetapparaat nooit onmiddellijk in, nadat het van een koude naar een
warme ruimte is gebracht. Door het condenswater dat wordt gevormd, kan het apparaat
onder bepaalde omstandigheden beschadigd raken.
• Laat het apparaat uitgeschakeld op kamertemperatuur komen.
Batterijen / Accu’s
• Let op de juiste polariteit bij het plaatsen van de batterijen / accu’s.
• De batterijen / accu’s dienen uit het apparaat te worden verwijderd wanneer het
gedurende langere tijd niet wordt gebruikt om beschadiging door lekkage te voorkomen.
Lekkende of beschadigde batterijen / accu’s kunnen brandend zuur bij contact met de
huid opleveren. Gebruik daarom veiligheidshandschoenen om beschadigde batterijen
/ accu’s aan te pakken.
• Batterijen / accu’s moeten uit de buurt van kinderen worden gehouden. Laat batterijen
/ accu’s niet rondslingeren omdat het gevaar bestaat dat kinderen en/of huisdieren ze
inslikken.
117
• Alle batterijen / accu’s dienen op hetzelfde moment te worden vervangen. Het door
elkaar gebruiken van oude en nieuwe batterijen / accu’s in het apparaat kan leiden tot
batterijlekkage en beschadiging van het apparaat.
• Batterijen / accu’s mogen niet worden ontmanteld, kortgesloten of verbrand. Probeer
nooit gewone batterijen te herladen. Er bestaat dan explosiegevaar!
Diversen
• Raadpleeg een expert wanneer u twijfelt over het juiste gebruik, de veiligheid of het
aansluiten van het apparaat.
• Onderhoud, aanpassingen en reparaties mogen alleen uitgevoerd worden door een
expert of in een daartoe bevoegde winkel.
Indien u vragen heeft over de correcte aansluiting of het gebruik of als er problemen zijn waar u in de
gebruiksaanwijzing geen oplossing voor kunt vinden, neemt u dan contact op met onze technische
helpdesk of met een andere elektromonteur.
6. BEDIENINGSELEMENTEN
Zie het uitklapbare blad
1. Uitleesvenster
2. Knop RANGE (bereik; handmatig omschakelen van het meetbereik)
3. Knop SAVE/SERIES LOG
4. Knop REL/PC (REL: referentiewaardmeting/PC: activeert de interface)
5. Knop
/ PASS BEEP
6. Knop MAX/MIN (omschakeling maximum/minimum weergave)
7. Knop COMP/CLEAR
8. Knop H/LIGHT (H: vasthouden meetwaarde/LIGHT: verlichting)
9. Draaiknop voor het kiezen van de meetfunctie
10. Instelbare steun
11. Knop lage impedantie 400 k voor het omschakelen van de impedantie
12. Knop
/–
13. Knop LOAD/SETUP
14. Knop
/NG BEEP
15. Knop
/+
16. Knop SHIFT/SLEEP (functiekeuze)
17.
V
°CHz meetbus (onderlinge “plus”)
18. COM-meetbus (referentiepotentiaal, “minus”)
19. mAµA-meetbus
118
20. 10 A-meetbus
21. DC/AC-keuzeschakelaar
22. Aan/uit-schakelaar
23. Netentree (standaard C14)
24. USB-chassisdeel type B
Draaiknop voor het kiezen van de meetfunctie
• V ~/
• V
• mV
•
(meten van AC-spanning (wisselspanning) in de eenheid volt, laagdoorlaatfilter)
/ AC+DC (meten van DC-spanning (gelijkspanning) in de eenheid volt, AC+DC)
/
•
/ ºCºF (meten van DC-spanning in de eenheid millivolt, temperatuur in de eenheid ºC/ºF)
(meten van weerstand, zoemer aan/uit, diode)
(meten van capaciteit)
• Hz / % (meten van frequentie, impuls/pauze-verhouding (duty-cycle))
• µA
• mA
• A
/ ~ (meten van DC/AC-stroom in de eenheid micro-ampère)
/ ~ (meten van DC/AC-stroom in de eenheid milli-ampère)
/ ~ (meten van DC/AC-stroom in de eenheid ampère)
7. OVERZICHT
De meetwaarden worden op de multimeter (hierna DMM genoemd) digitaal weergegeven. Het display
van de DMM bestaat uit 40000 counts (count = kleinst mogelijke displaywaarde).
Als de DMM gedurende circa 15 minuten niet wordt gebruikt, schakelt het instrument automatisch uit
om energie te sparen. De automatische uitschakeling is gedeactiveerd bij een ingeschakeld interface.
Het meetapparaat is bestemd voor hobbygebruik maar ook voor professionele toepassingen tot aan
CAT II.
Alleen in het spanning-/stroommeetbereik wordt een waarschuwingstoon en een knipperend
“WARNING!” signaal gebruikt om te waarschuwen voor verkeerd aangesloten meetsnoeren. Sluit de
meetsnoeren goed aan voordat met het meten wordt begonnen.
De afzonderlijke meetfuncties worden via een draaischakelaar gekozen. De automatische bereikkeuze
“AUTO” is in alle meetbereiken actief. Hierbij wordt altijd het geschikte meetbereik ingesteld. Begin de
stroommeting altijd met het grootste meetbereik (10 A) en schakel indien nodig om naar een kleiner
meetbereik.
Via de aan/uit-schakelaar (22) op de achterkant wordt het instrument in- of uitgeschakeld. Schakel het
instrument altijd uit als het niet wordt gebruikt.
Het vak aan de bovenkant van het apparaat dient voor het opbergen van kabels en meetsnoeren.
119
8. DISPLAYGEGEVENS EN SYMBOLEN
Het delta-symbool geeft het meten van relatieve waarden aan (=meten ten
opzichte van een referentiewaarde)
AUTO
Automatische meetbereikkeuze
MANUAL
Handmatige meetbereikkeuze
TrueRMS
Werkelijke effectieve waarde
H
Datavasthoudfunctie
COMP
Vergelijkingsmodus
Instellen drempelwaarden, gemeten waarde moet binnen de twee ingestelde
waarden blijven
Instellen drempelwaarden, gemeten waarde moet buiten de twee ingestelde
waarden vallen
NG
Vergelijkingstest niet doorstaan
PASS
Vergelijkingstest doorstaan
MEM
Geheugen
MR
Herstel geheugen
OL
Overbelasting (meetbereik overschreden)
Batterij vervangen leegsymbool (batterij bijna leeg)
Diodetest
Akoestische geleidingstester
~ AC
DC
Aanduiding voor wisselspanning en wisselstroom
Aanduiding voor gelijkspanning en gelijkstroom
mV
millivolt (= 0,001 V)
V
Volt (eenheid van elektrische spanning)
A
Ampère (eenheid van elektrische stroom)
mA
milliampère (= 0,001 A)
µA
Microampère (=0,000001 A)
Hz
Hertz (eenheid van frequentie)
kHz
Kilohertz
MHz
Megahertz
VA
Voltampère (eenheid van elektrisch vermogen P)
%
Percentage (voor meten van de impuls/pauze-verhouding; duty cycle)
ºC
Graden celsius (eenheid van temperatuur)
ºF
Graden fahrenheit (eenheid van temperatuur)
120
Ohm (eenheid van elektrische weerstand)
k
Kilo-ohm (= 1.000 )
M
Mega-ohm (= 1.000.000 )
nF
Nanofarad (eenheid van elektrische capaciteit, = 0,000.000.001 F)
µF
Microfarad (= 0,000.001 F)
mF
Millifarad (= 0,001 F)
Symbool voor capaciteitsmetingen
WARNING!
Waarschuwingssymbool voor spanningen >30 V/AC en >42 V/DC, lage
impedantiefunctie of meetsnoeren niet goed aangesloten
Symbool voor gegevensoverdracht (actieve interfaces)
Staafdiagram (alleen voor V, A, )
Symbool voor de geïntegreerde zekeringen
Laagdoorlaatfilter voor wisselspanning
Auto-power-off-functie
9. VOEDEN VAN HET INSTRUMENT
Het instrument wordt gevoed door zes batterijen van 1,5 V type C of door de netspanning van
230 V/AC, 50 Hz. Kies afhankelijk van uw wensen een van de onderstaande methoden om het
instrument te voeden.
Batterijen
Verwijder het instrument van de voedingsbron alvorens het opbergvak te openen.
Verwijder de meetsnoeren van het instrument alvorens het opbergvak te openen.
Gebruik het meetapparaat in geen geval in geopende toestand. Levensgevaarlijk!
Een nieuwe, volledig geladen batterij moet worden geplaatst bij gebruik voor de eerste keer, of als het
batterijvervangingssymbool op het uitleesvenster verschijnt.
1. Schuif de DC/AC-keuzeschakelaar (21) in de stand “DC”.
2. Draai de twee schroeven op de bovenkant van het instrument vanuit de stand “CLOSE” in de stand
“OPEN” om het opbergvak te openen.
3. Draai de twee binnenste schroeven van de stand “CLOSE” naar “OPEN” om het batterijvak te
openen.
121
4. Open het batterijvak en plaats/vervang zes batterijen van 1,5 V type C en let daarbij op de juiste
polariteit.
5. Sluit en vergrendel het batterijvak door de beide binnenste schroeven vanuit de stand “OPEN” in
de stand “CLOSE” te draaien.
6. Sluit en vergrendel het opbergvak door de twee schroeven op de bovenkant van het instrument
vanuit de stand “OPEN” in de stand “CLOSE” te draaien.
Als de DMM via batterijen wordt gevoed, werkt de aan/uit-schakelaar (22) niet. Om de DMM
helemaal uit te schakelen, moet de DC/AC-keuzeschakelaar (21) in de stand “AC” worden
geschoven en de aan/uit-schakelaar in de stand “O” worden gezet.
Netspanningsvoeding
1. Schuif de DC/AC-keuzeschakelaar (21) in de stand “AC”.
2. Steek het netsnoer (standaard C13) in de netentree (standaard C14) (23) op de achterkant van
de multimeter.
3. Steek de stekker van het netsnoer in een wandcontactdoos van het lichtnet.
10. MEETSNOEREN
Een set meetsnoeren en een stel krokodillenbekken zijn bijgevoegd. Kies afhankelijk van de behoefte
de betreffende meetsnoeren. Steek het ronde uiteinde van de meetsnoeren in de overeenkomstige
meetbussen.
Raak bij het gebruik van meetpennen de meetpunten hiermee aan, of bevestig als alternatief de
krokodillenbekken/clips aan de meetpunten.
122
11. METING STARTEN
Zorg dat de max. toegestane ingangswaarden in geen geval worden overschreden.
Raak schakelingen en schakeldelen niet aan als daarop een hogere spanning dan
25 V ACrms of 35 V DC kan staan! Levensgevaarlijk!
Controleer voor aanvang van de meting de aangesloten meetdraden op
beschadigingen, zoals sneden, scheuren of afknellingen. Defecte meetsnoeren
mogen niet meer worden gebruikt! Levensgevaarlijk!
Pak tijdens het meten de meetsnoeren niet boven de tastbare handgreepmarkeringen
vast.
Er mogen altijd alleen die twee meetsnoeren op het meetapparaat aangesloten zijn,
die nodig zijn voor de meting. Verwijder om veiligheidsredenen alle niet benodigde
meetsnoeren uit het apparaat.
Metingen in stroomcircuits >50 V/AC en >75 V/DC mogen alleen door elektriciens en
hiervoor aangewezen personeel, die op de hoogte zijn van de van toepassing zijnde
voorschriften en de daaruit volgende gevaren, uitgevoerd worden.
Zodra “OL” (voor Overload = overbelasting) op het display verschijnt, hebt u het meetbereik
overschreden. Zie het hoofdstuk “RANGE-FUNCTIE, MANUELE SELECTIE VOOR MEETBEREIK”.
Inschakelen van de multimeter
De multimeter kan worden in- en uitgeschakeld met de aan/uitschakelaar (22) op de achterkant. Zet
de aan/uit-schakelaar in de stand “I” om het instrument in te schakelen. Zet de aan/uit-schakelaar
in de stand “O” om het instrument uit te schakelen. Schakel de meter altijd uit als deze niet wordt
gebruikt.
Voordat er met de meter kan worden gewerkt, moet de voedingsspanning worden
ingeschakeld.
De SHIFT/SLEEP-knop (16)
De SHIFT/SLEEP-knop (16) wordt gebruikt voor omschakeling tussen de in zwart en rood aangegeven
functies op de draaiknop. Kies de gewenste functie en druk dan op de SHIFT/SLEEP-knop (16) om te
schakelen tussen de in zwart aangegeven functies en de in rood aangegeven functies.
Spanningsmeting
De max. toegestane spanning in het meetcircuit mag 600 V in CAT II niet
overschrijden.
123
Voor het meten van gelijkspanningen “DC” (V
) gaat u als volgt te werk:
1. Schakel de DMM in en kies de meetfunctie “V ”. Kies “mV
Op het uitleesvenster verschijnt de aanduiding “DC”.
2. Steek het rode meetsnoer in de
COM-meetbus (18).
V
” voor lage spanningen tot 400 mV.
°CHz-meetbus (17); het zwarte meetsnoer in de
3. Maak nu met de beide meetstiften contact met het meetobject (batterij, schakeling, enz.). De rode
meetstift komt overeen met de pluspool, de zwarte meetstift met de minpool.
4. De betreffende polariteit van de meetwaarde wordt samen met de actuele meetwaarde op het
display weergegeven.
Is er bij gelijkspanning voor de meetwaarde een “-”(min)-teken te zien, dan is de gemeten
spanning negatief (of de meetdraden zijn verwisseld). Het spanningsbereik “V DC/AC” bezit
een ingangsweerstand van >10 M .
5. Verwijder na het meten de meetsnoeren van het meetobject en schakel de DMM uit.
Voor het meten van wisselspanningen “AC” (V~) gaat u als volgt te werk:
1. Schakel de DMM in en kies het meetbereik “V~”. Op het uitleesvenster verschijnen de
aanduidingen “AC” en “TrueRMS”.
2. Steek het rode meetsnoer in de
aansluiting (18).
V
°CHz -meetbus (17), het zwarte in de COM-
3. Maak nu met de beide meetstiften contact met het meetobject (generator, schakeling, enz.).
4. De actuele meetwaarde wordt op het uitleesvenster aangegeven.
5. Verwijder na het meten de meetsnoeren van het meetobject en schakel de DMM uit.
Stroommeting
Zorg dat de max. toegestane ingangswaarden in geen geval worden overschreden.
Raak schakelingen en schakeldelen niet aan als daarop een hogere spanning dan
25 V ACrms of 35 V DC kan staan! Levensgevaarlijk!
De max. toegestane spanning in het meetcircuit mag 600 V in CAT II niet
overschrijden.
Metingen in het >5 A-gebied mogen max. 10 seconden duren, en worden uitgevoerd
met een interval van 10 minuten.
Begin de stroommeting altijd met het grootste meetbereik en wissel indien nodig
naar een kleiner meetbereik. Voor een meetbereik altijd de stroom op de schakeling
uitschakelen. Alle stroommeetbereiken zijn gezekerd en dus beveiligd tegen
overbelasting.
Meet op het bereik 10A in geen geval stromen van meer dan 10 A resp. in het mA/
A-gebied stromen groter dan 400 mA: anders spreken de zekeringen aan.
124
Voor het meten van gelijkstromen (A
1. Schakel de DMM in en kies “A
altijd met een hoger bereik (“A
) gaat u als volgt te werk:
”, “mA
”).
” of “µA
”. Begin bij twijfel over het juiste meetbereik
Meetfunctie
Meetbereik
A
0,001 – 10 A
Meetbussen
COM + 10A
mA
0,001 – 400 mA
COM + mAµA
µA
0,01 – 4000 µA
COM + mAµA
2. Steek afhankelijk van de gekozen meetfunctie, het rode meetsnoer in de 10 A meetbus (20)/mAµA
meetbus (19) en het zwarte meetsnoer in de COM-meetbus (18).
3. Sluit nu de beide meetsnoeren in serie aan met het meetobject (batterij, schakeling, enz.); de
betrokken polariteit van de meetwaarde wordt samen met de actuele meetwaarde op het display
weergegeven.
Als er een minteken “-” voor de gemeten waarde verschijnt bij het meten van een gelijkstroom,
dan heeft de stroom de tegenovergestelde richting (of de meetsnoeren zijn verwisseld).
4. Verwijder na het meten de meetsnoeren van het meetobject en schakel de DMM uit.
Voor het meten van wisselstroom (A ~ ) gaat u als volgt te werk:
”, “mA
” of “µA
”; begin bij twijfel
1. Schakel de DMM in en kies het meetbereik “A
over het meetbereik bij het hoogste bereik (“A
”). Druk op de SHIFT/SLEEP-knop (16) om
over te schakelen naar de functie “A~”, “mA~” of “µA~”. Op het uitleesvenster verschijnen de
aanduidingen “AC” en “TrueRMS”.
Meetfunctie
A~
mA ~
µA ~
Meetbereik
0,001 – 10 A
0,001 – 400 mA
0,01 – 4000 µA
Meetbussen
COM + 10A
COM + mAµA
COM + mAµA
2. Steek afhankelijk van de gekozen meetfunctie het rode meetsnoer in de 10 A meetbus (20)/mAµA
meetbus (19) en het zwarte meetsnoer in de COM-meetbus (18).
3. Sluit nu de beide meetsnoeren in serie aan met het meetobject (generator, schakeling, enz.); de
meetwaarde wordt samen met de actuele meetwaarde op het display weergegeven.
4. Verwijder na het meten de meetsnoeren van het meetobject en schakel de DMM uit.
125
Frequentiemeting/signaalverhouding in % (DutyCycle)
De DMM kan de frequentie van een signaalspanning tot 0,001 Hz - 400 MHz meten en weergeven.
Voor het meten van frequenties gaat u als volgt te werk:
1. Schakel de DMM in en kies het meetbereik “%”.
2. Steek het rode meetsnoer in de
aansluiting (18).
V
°CHz measuring jack (17), het zwarte in de COM-
3. Maak nu met de beide meetstiften contact met het meetobject (signaalgenerator, schakeling, enz.).
4. De frequentie wordt in de bijbehorende eenheid op het display weergegeven.
5. Om de signaalverhouding (Duty Cycle) te meten drukt u opnieuw op de SHIFT/SLEEP-knop (16)
tot “%” op het display verschijnt.
6. Verwijder na het meten de meetsnoeren van het meetobject en schakel de DMM uit.
Weerstandsmeting
Controleer of alle te meten schakeldelen, schakelingen en componenten evenals
andere meetobjecten absoluut spanningloos en ontladen zijn.
Voor de weerstandsmeting gaat u als volgt te werk:
1. Schakel de DMM in en kies het meetbereik “ ”.
2. Steek het rode meetsnoer in de
aansluiting (18).
V
°CHz -meetbus (17), het zwarte in de COM-
3. Controleer de meetsnoeren op doorgang door beide meetstiften met elkaar te verbinden. Nu moet
zich een weerstandswaarde van ca. 0 - 1,5 instellen (de eigen weerstand van de meetsnoeren).
Druk op de knop “REL/PC” (4), om de invloed van de eigen weerstand van de meetsnoeren op
de volgende weerstandsmeting uit te schakelen. Op het display verschijnt het delta-symbool en
het scherm geeft 0 weer. De automatische bereikselectie (AUTO) is gedeactiveerd. Op het
bovenste, kleine display wordt de basiswaarde (Rel-verschil) weergegeven.
4. Sluit nu de beide meetstiften aan op het meetobject.
5. De meetwaarde wordt op het display weergegeven, mits het meetobject niet hoogohmig of
onderbroken is. Wacht tot de displaywaarde gestabiliseerd is. Bij weerstanden >1 M kan dit
enkele seconden duren.
6. Zodra “OL” (voor Overload = overbelasting) op het display verschijnt, hebt u het meetbereik
overschreden of is het meetcircuit onderbroken. Een herhaalde druk op de knop “REL/PC” (4)
schakelt de relatief-functie uit en activeert de autorange-functie.
7. Verwijder na het meten de meetsnoeren van het meetobject en schakel de DMM uit.
Wanneer u een weerstandsmeting uitvoert, moet u erop letten dat de meetpunten waarmee
de meetstiften in contact komen, vrij zijn van vuil, olie, soldeerhars of dergelijke. Dergelijke
omstandigheden kunnen het meetresultaat vervalsen.
126
Diodetest
Controleer of alle te meten schakeldelen, schakelingen en componenten evenals
andere meetobjecten absoluut spanningloos en ontladen zijn.
1. Schakel de DMM in en kies het meetbereik “ ”. Druk op de SHIFT/SLEEP-knop (16) om over te
schakelen naar de meetfunctie voor
. Op het display verschijnt het diodesymbool.
2. Steek het rode meetsnoer in de
aansluiting (18).
V
°CHz-meetbus (17), het zwarte in de COM-
3. Controleer de meetsnoeren op doorgang door beide meetstiften met elkaar te verbinden. Nu moet
zich een waarde van ca. 0.0000 V instellen.
4. Verbind nu de beide meetstiften met het meetobject (diode).
5. Op het display wordt de doorlaatspanning “UF” in volt (V) weergegeven. Als “OL” verschijnt, wordt de
diode in sperrichting (UR) gemeten of is de diode defect (onderbreking). Voer ter controle een meting
door met omgekeerde polariteit.
6. Verwijder na het meten de meetsnoeren van het meetobject en schakel de DMM uit.
Continuïteitstest
Controleer of alle te meten schakeldelen, schakelingen en componenten evenals
andere meetobjecten absoluut spanningloos en ontladen zijn.
1. Schakel de DMM in en kies het meetbereik “ ”. Druk op de SHIFT/SLEEP-knop (16) om
. Op het display verschijnt het symbool voor de
over te schakelen naar de meetfunctie voor
doorgangsmeting.
2. Steek het rode meetsnoer in de
aansluiting (18).
3. Als doorgang wordt een meetwaarde <10
gaat tot max. 400 .
V
°CHz-meetbus (17), het zwarte in de COMherkend; hierbij klinkt een pieptoon. Het meetbereik
4. Zodra “OL.” (voor overflow = overloop) op het display verschijnt, heeft u het meetbereik
overschreden of is het meetcircuit onderbroken.
5. Verwijder na het meten de meetsnoeren van het meetobject en schakel de DMM uit.
127
Capaciteitsmeting
Controleer of alle te meten schakeldelen, schakelingen en componenten evenals
andere meetobjecten absoluut spanningloos en ontladen zijn.
Let bij elektrolyt-condensatoren absoluut op de polariteit.
1. Schakel de DMM in en kies het meetbereik “
2. Steek het rode meetsnoer in de
COM-meetbus (18).
V
”.
°CHz-meetbus (17); het zwarte meetsnoer in de
3. In het display verschijnt de eenheid “nF”.
Op basis van de gevoelige meetingang kan het bij “open” meetsnoeren komen tot een waardeindicatie op het display. Door indrukken van de knop “REL/PC” wordt het display gereset op
“0”. Op het bovenste, kleine display wordt de basiswaarde (Rel-verschil) weergegeven. De
autorangefunctie wordt gedeactiveerd.
4. Now connect the two test probes (red = plus/black = minus) with the object to be measured
(capacitator). After a short while the display shows the capacity. Wait until the displayed value has
stabilised. This may take a few seconds for capacities of >40 F.
Bij het meten van de capaciteit in het mF-bereik, geeft het uitleesvenster soms gedurende
enkele seconden “dsc” aan en dan “OL” voor enkele seconden voordat de gemeten waarde
wordt weergegeven.
5. Zodra “OL” (voor Overload = overbelasting) op het display verschijnt, hebt u het meetbereik
overschreden.
6. Verwijder na het meten de meetsnoeren van het meetobject en schakel de DMM uit.
Temperatuurmeting
Tijdens de temperatuurmeting mag alleen de temperatuurvoeler van de te meten
temperatuur toegepast worden. De bedieningstemperatuur van het meetapparaat
mag niet naar boven of onder overschreden worden, omdat het anders tot
meetfouten kan leiden.
De contact-temperatuurvoeler mag niet op het spanningsvrije oppervlak gebruikt
worden.
Voor de temperatuurmeting kunnen alle K-type thermovoelers gebruikt worden. De temperatuur
wordt aangeduid in °C of in °F. Met de optionele voelers kan het totale meetbereik (-40 bis +1000 °C)
toegepast worden.
128
Voor een temperatuurmeting gaat u als volgt te werk:
”. Druk op de SHIFT/SLEEP-knop (16) om
1. Schakel de DMM in en kies voor meetbereik “mV
over te schakelen naar de meetfunctie voor °C. Druk deze knop nogmaals in om over te schakelen
naar de meeteenheid in ºF.
2. Steek het thermokoppel type K met de juiste polariteit, dus met de pluspool in de
V
°CHz-meetbus (17) en met de minpool in de COM-meetbus (18). Gebruik indien noodzakelijk een
geschikte insteekadapter voor het thermokoppel type K.
3. Op het hoofduitleesvenster wordt de temperatuurwaarde in °C of °F, afhankelijk van de instelling
via de SHIFT/SLEEP-knop (16), groot weergegeven.
4. Verschijnt “OL” in het scherm, dan wordt het meerbereik overschreden.
5. Verwijder na het meten de meetsnoeren van het meetobject en schakel de DMM uit.
Bij een overbrugde meetingang (bussen: °C – COM) wordt de temperatuur van het apparaat in
DMM weergegeven. De het aanpassen van de temperatuur aan de omgeving, vindt vanwege de
gesloten behuizingen, zeer langzaam plaats.
Wisselspanningsmeting met 1 kHz-laagdoorlaatfilter
Gebruik de laagdoorlaatfilter nooit om te controleren of gevaarlijke spanningen
aanwezig zijn! De aanwezige spanningen kunnen soms hoger zijn dan aangeduid.
Voer altijd eerst een spanningsmeting zonder de filter uit om eventuele gevaarlijke
spanningen te herkennen.
Het DMM is met een wisselstroom-laagdoorlaatfilter uitgerust. Het gaat hierbij om een
wisselspanningsmeting die via een laagdoorlaatfilter wordt gevoerd die ongewenste spanningen
boven de 1 kHz blokkeert.
Voor de AC-spanningsmeting met de laagdoorlaatfilter gaat u als volgt tewerk:
1. Schakel de DMM in en kies het meetbereik “V ~”. Druk op de SHIFT/SLEEP-knop (16) om over te
.
schakelen naar de meetfunctie voor
2. Steek het rode meetsnoer in de
COM-meetbus (18).
V
°CHz-meetbus (17); het zwarte meetsnoer in de
3. Maak nu met de beide meetstiften contact met het meetobject (generator, schakeling, enz.). De
meetwaarde wordt op het display weergegeven.
4. Verwijder na het meten de meetsnoeren van het meetobject enschakel de DMM uit.
129
12. RANGE-FUNCTIE, MANUELE
SELECTIE VOOR MEETBEREIK
De RANGE-functie maakt in enige meetfuncties met automatische selectie van meetbereik (AUTO),
manuele meetbereikselectie mogelijk. In het grensbereik is het zinvol het meetbereik te fixeren, om
onbedoeld omschakelen te voorkomen.
Door indrukken van de knop “RANGE” (2) wordt deze meetfunctie ingeschakeld. Op het display
verlicht de weergave “AUTO” op en verschijnt “MANUAL”. Druk opnieuw om over te schakelen naar
een ander bereik.
Houd de knop “RANGE” (2) 2 s ingedrukt om deze functie uit te schakelen. “AUTO” verschijnt weer
op het display (vooropgesteld dat de autorange-functie aanwezig is, is dit in dit meetbereik mogelijk).
Als is gekozen voor een handmatig
meetbereik, dan geeft het getal
daarnaast de bovengrens van het
meetbereik aan.
Als bijvoorbeeld “4 0” wordt
weergegeven en de eenheid is mA, dan
is het meetbereik begrensd tot 40 mA.
De aanduiding “OL” zal dan aangeven
of de meetwaarde hoger is dan het
meetbereik .
13. REL-FUNCTIE
De REL-functie maakt een referentiewaardemeting mogelijk om ev. leidingsverliezen zoals bijv. bij
weerstandsmetingen te vermijden. Hiertoe wordt de momentane displaywaarde op nul gezet. Er wordt
een nieuwe referentiewaarde ingesteld. Op het bovenste, kleine display wordt de basiswaarde (Relverschil) weergegeven.
Door indrukken van de knop “REL/PC” (4) wordt deze meetfunctie ingeschakeld. Op het scherm
verschijnt “ ”. De automatische meetbereikkeuze wordt daarbij uitgeschakeld.
Om de deze functie uit te schakelen, drukt u nogmaals op de knop “REL/PC” of verandert u de
meet-functie.
De meetgrens zal niet worden gewijzigd bij het instellen van de basiswaarde.
Als de meetgrens bijvoorbeeld 4 V is, terwijl de basiswaarde is ingesteld op 3 V, dan zal de
referentiewaardegrens 1 V bedragen (4 V - 3 V) in plaats van 4 V (7 V - 3 V).
De aanduiding OL zal aangeven dat de meetwaarde het meetbereik overschrijdt.
De REL-functie is niet actief in de meetbereiken; temperatuur, doorgangstest, diodentest,
frequentie en bij de laagdoorlaatfilter-spanningsmeting.
130
14. HOLD-FUNCTIE
De HOLD-functie bevriest de huidige meetwaarde op het display om deze rustig te kunnen aflezen of te
verwerken.
Zorg bij het testen van spanningvoerende leidingen dat deze functie bij aanvang van de test is
gedeactiveerd. Er wordt anders een verkeerd meetresultaat gesimuleerd!
Voor het inschakelen van de HOLD-functie drukt u op de knop “H / LIGHT” (8); een geluidssignaal
bevestigt deze handeling en “H” wordt op het display weergegeven.
Om de HOLD-functie uit te schakelen, drukt u nogmaals op de knop “H / LIGHT” (8) of verandert u
de meetfunctie.
15. MAX. / MIN. / AVG.-FUNCTIE
Met de MAX/MIN-functie kan tijdens een meting de maximale en minimale waarde verkregen en
weergegeven worden. Na activering van “MAX/MIN”-functie, wordt naar keuze de max.- of min.waarde vastgehouden. De actuele meetwaarde kan verder van het kleine bovenste display afgelezen
worden.
Door drukken op de knop “MAX/MIN” (6), wordt het actuele meetbereik gefixeerd (autorange is
gedeactiveerd). Op het display verschijnt het omgekeerde symbool “MINMAX” en “MANUAL”.
De actuele meetwaarde wordt weergegeven. De max.-waarde wordt in het hoofddisplay continu
vastgehouden. Deze waarde is door het symbool “MAX” te herkennen.
De min.-waarde wordt in het hoofddisplay continu vastgehouden. Deze waarde is door het symbool
“MIN” te herkennen. De automatische meetbereikkeuze wordt daarbij uitgeschakeld.
De middenwaarde wordt in het hoofddisplay continu vastgehouden. Deze waarde is door het symbool
“AVG” te herkennen. De automatische meetbereikkeuze wordt daarbij uitgeschakeld.
Hou de knop “MAX/MIN” 2 s ingedrukt om deze functie uit te schakelen. Het omgekeerde symbool
“MAXMIN” licht op en de automatische meetbereikselectie wordt geactiveerd.
De MAX-MIN-functie is niet beschikbaar in alle meetfuncties.
131
16. LOW IMP.-400 K -FUNCTIE
Deze functie mag alleen bij spanningen tot max. 600 V en gedurende max. 3
seconden worden gebruikt!
Met deze functie kan de meetimpedantie in het spanningsmeetbereik van 10 M naar 400 k
verlaagd worden. Door het verlagen van de meetimpedantie worden mogelijke fantoomspanningen
onderdrukt, die het meetresultaat zouden kunnen vervalsen.
Druk deze knop (11) tijdens de spanningsmeting (max. 600 V!) max. 3 seconden in. Na het loslaten
heeft de multimeter weer zijn normale meetimpedantie van 10 M . Terwijl de knop ingedrukt wordt,
klinkt de signaaltoon en verschijnt “WARNING!” op het display.
17. VERGELIJKINGSMODUS (COMP-MODE)
Bij vergelijkende metingen zal het hoofduitleesvenster de gemeten spanning aangeven. De instellingen
van de bovengrens (MAX) en de ondergrens (MIN) worden in het kleine bovenste uitleesvenster
aangegeven. De grenswaardebepaling (binnen/buiten) zal oplichten om de grenswaarde-instelling
aan te geven en de status wordt weergegeven door de NG/PASS op het uitleesvenster .
Doe het volgende voor het instellen van de grenswaarde en de bepaling daarvan:
1. Druk op de knop LOAD/SETUP (13) en houd deze gedurende circa 2 seconden ingedrukt. De
aanduiding “SETUP” zal oplichten om aan te geven dat de DMM zich in de instelmodus bevindt.
De grenswaarde-instelling bevat geen enkel getal. De actuele grenswaarde wordt bepaald door
de bereikinstelling tijdens de meting.
2. Stel nu de bovenste grenswaarde in voor de vergelijkingsmodus. Gebruik de knop /PASS BEEP
en de knop /NG BEEP om de waarde te wijzigen en gebruik de knop /+ en de knop / – om
naar een ander cijfer te gaan.
3. Druk op de knop LOAD/SETUP (13) om de instelling van de bovengrens te bevestigen en stel
de ondergrens in. Gebruik de knop /PASS BEEP en de knop /NG BEEP om de waarde te
veranderen en gebruik de knop /+ en de knop /– om naar een ander cijfer te gaan.
4. Druk op de knop LOAD/SETUP (13) om de instelling van de ondergrens te bevestigen en stel de
grenswaardebepaling (binnen/buiten) in. Gebruik de knop /+ en de knop /– om te kiezen
tussen “binnen” en “buiten”.
5. Als voor “binnen” is gekozen, zal de aanduiding “PASS” verschijnen als de gemeten waarde
binnen de boven- en ondergrens valt; zo niet dan geeft het uitleesvenster “NG” aan.
6. Als voor “buiten” is gekozen, zal de aanduiding “PASS” verschijnen als de gemeten waarde buiten
de boven- en ondergrens valt; zo niet dan geeft het uitleesvenster “NG” aan.
7. Druk op de knop LOAD/SETUP (13) gedurende circa 2 seconden om de instelling te bevestigen.
8. De DMM zal terugkeren naar de normale modus.
Gebruik van de vergelijkingsmodus:
132
1. Schakel de DMM in en kies de betreffende meetmodus.
2. Selecteer het betreffende meetbereik.
De grenswaarde-instelling bevat geen enkel getal. De actuele drempelwaarde wordt
bepaald door de bereikinstelling tijdens de meting. Zie het hoofdstuk “RANGE-FUNCTIE,
MANUELE SELECTIE VOOR MEETBEREIK ”.
3. Druk op de knop COMP/CLEAR (7).
18. OPSLAG EN BEHEER VAN DE GEMETEN WAARDEN
De digitale multimeter met zijn dataopslagfunctie biedt de mogelijkheid om maximaal 1000
meetwaarden op te slaan.
Ga als volgt te werk om de meetwaarden op te slaan:
Druk op de knop SAVE/SERIES LOG (3) met ingeschakelde meter. Linksboven in het uitleesvenster
wordt de geheugenteller weergegeven. De teller wordt elke keer opgehoogd als er een meetwaarde
wordt opgeslagen.
Ga als volgt te werk om elke seconde een meetwaarde op te slaan:
1. Druk de knop SAVE/SERIES LOG (3) gedurende circa 2 seconden in om het opnemen te starten.
Het instrument slaat nu elke seconde een meetwaarde op. Het pictogram “MEM” knippert.
2. Druk de knop “SAVE” opnieuw gedurende circa 2 seconden in om het opnemen te stoppen.
3. Druk de knop “SAVE” nogmaals gedurende circa 2 seconden in om door te gaan met het opnemen.
Weergeven van de opgeslagen meetwaarden:
1. Druk op de knop LOAD/SETUP (13). Op het uitleesvenster verschijnt “MR”.
2. Navigeer door de individuele opnamen door op de knop
NG BEEP (14) te drukken.
/PASS BEEP (5) of op de knop
/
3. Druk op de knop LOAD/SETUP (13) om te stoppen.
Wissen van de opgeslagen meetwaarden:
Druk op de knop COMP/CLEAR (7) en houd deze gedurende circa 2 seconden ingedrukt om het
geheugen te wissen. Het pictogram “CLR” zal eenmaal knipperen en de geheugenteller wordt op
nul gezet.
133
19. AUTO-POWER-OFF-FUNCTIE
De DMM schakelt na 15 minuten automatisch uit, indien er geen enkele knop of schakelaar is
bediend. Deze functie beschermt en spaart de batterij en verlengt de gebruiksduur.
Deze functie zal alleen werken als de DMM door batterijen wordt gevoed. Het pictogram
op het uitleesvenster als de functie is geactiveerd.
verschijnt
De Auto-power-off-functie wordt bij een ingeschakeld interface gedeactiveerd om de dataverbinding
niet te onderbreken. De functie is inactief tot de interface weer uitgeschakeld wordt.
U kunt de DMM direct in de slaapstand zetten door de SHIFT/SLEEP-knop (16) ingedrukt te houden.
Dit kan zowel bij gebruik van de batterij als aangesloten op een stopcontact.
Om de DMM na een uitschakeling weer in te schakelen, bedient u de draaischakelaar of druk op de
SAVE/SERIES LOG knop (3) / Low Imp. 400 k knop (11).
Het uitschakelen van de functie automatisch inschakelen kan worden ingesteld. Ga als volgt te werk
om de functie in of uit te schakelen.
1. Houd de knop LOAD/SETUP (13) ingedrukt om het instelmenu te openen.
2. Druk op de knop LOAD/SETUP (13) tot op het scherm “SETUP 04 APO” verschijnt.
3. Druk op de knop
/ – (12) of
/ + (15) om “On” (activeren) of “OFF” (deactiveren) te kiezen.
4. Houd de knop LOAD/SETUP (13) ingedrukt om de instelling op te slaan en de installatie af te
sluiten.
20. INSTALLATIE VAN DE SOFTWARE “VOLTSOFT”
• Plaats de CD in het DVD loopwerk van de computer.
• De installatieprocedure zal automatisch starten. Is dat niet het geval, ga dan naar de directory op
de CDen open het installatiebestand “autorun.exe”.
• Kies de gewenste taal uit Duits, Engels en Frans.
• Volg de instructies in het dialoogvenster, kies de bestemming voor de installatie en voer de
installatieprodedure uit.
• Raadpleeg voor aanvullende informatie de gebruiksaanwijzing die op de meegeleverde CD staat.
• De bijgesloten software is de “Voltsoft” standaard editie. De professionele versie (“Voltsoft
PRO” datalogger software, nr. 101333) is optioneel en kan afzonderlijk worden besteld. Bij
het aanschaffen van de professionele versie ontvangt u een licentiecode. Volg de stappen in
de “Voltsoft” gebruiksaanwijzing, voor registratie en opwaardering van uw software naar de
professionele versie.
• “Voltsoft” software updates naar de laatste versie van het “Voltsoft” programma zijn beschikbaar
als het programma draait en het Internet is aangesloten; of kijk voor de meest recente Voltsoft
update op “http://www.conrad.com”.
134
21. USB-INTERFACE
Gebruik de meegeleverde USB-kabel om de DMM aan te sluiten op de PC (met “Voltsoft”
geïnstalleerd) om de opgeslagen data over te brengen naar de PC.
1. Steek de USB-connector type B van de USB-kabel in het USB-chassisdeel type B (24) op de
achterkant van de DMM.
2. Steek de USB-connector type A aan het andere uiteinde van de kabel in een vrije USB-poort van de PC.
3. Houd voor het activeren van de USB-interface de knop REL / PC (4) gedurende twee seconden ingedrukt.
Er klinkt een pieptoon en een PC-verbindingssymbool zal op het uitleesvenster verschijnen.
4. Raadpleeg de gebruiksaanwijzing van Voltsoft voor nadere informatie.
De knop LOAD / SETUP (13) is geblokkeerd voor het invoeren van drempelwaarden en
gewenste instellingen tijdens set-up in de PC-verbindingsmodus. Gebruik de Voltsoft
software voor het invoeren van drempelwaarden en andere instellingen. Raadpleeg de
gebruiksaanwijzing van “Voltsoft”.
De gebruikersvriendelijke analysesoftware Voltsoft wordt meegeleverd en de meest recente
update-versie kan gratis worden gedownload via de website www.conrad.de of www.conrad.biz.
22. DISPLAYVERLICHTING
Onder ongunstige lichtomstandigheden kan het display verlicht worden. De verlichting schakelt na
ongeveer 10 s automatisch uit.
Hou de knop “LICHT” (8) ca. 2 s ingedrukt om het licht in te schakelen. Houd de knop “LIGHT”
nogmaals 2 s ingedrukt of schakel het DMM uit om de verlichting eerder uit te schakelen.
23. STANDAARD
De afleeshoek van de DMM is instelbaar met de standaard. Trek aan de scharnierpunten van de
standaard om deze te ontgrendelen en stel de opstellingshoek van de standaard in.
SHIFT
135
24. ONDERHOUD EN REINIGING
Algemeen
Om de nauwkeurigheid van de multimeter over een langere periode te kunnen garanderen, moet het
apparaat jaarlijks worden geijkt.
Afgezien van een incidentele reinigingsbeurt en het vervangen van de batterij is het apparaat
onderhoudsvrij.
Het vervangen van batterij en zekeringen vindt u verderop in de gebruiksaanwijzing.
Controleer regelmatig de technische veiligheid van het apparaat en de meetsnoeren,
bijv. op beschadiging van de behuizing of knikken van de draden enz.
Reiniging
Neem altijd de volgende veiligheidsvoorschriften in acht voordat u het apparaat gaat schoonmaken:
Bij het openen van deksels of het verwijderen van onderdelen, ook wanneer dit
handmatig mogelijk is, kunnen spanningvoerende delen worden blootgelegd.
Vóór reiniging of reparatie moeten de aangesloten snoeren van het meetapparaat
en van alle meetobjecten worden gescheiden. Schakel het meetapparaat uit.
Gebruik voor het schoonmaken geen carbonhoudende schoonmaakmiddelen, benzine, alcohol of
soortgelijke producten. Hierdoor wordt het oppervlak van het meetapparaat aangetast. Bovendien zijn
de dampen schadelijk voor de gezondheid en explosief. Gebruik voor de reiniging ook geen scherp
gereedschap, schroevendraaiers of staalborstels en dergelijke.
Gebruik een schone, pluisvrije, antistatische en licht vochtige schoonmaakdoek om het product te
reinigen. Laat het apparaat goed drogen voordat u het weer in gebruik neemt.
136
Vervangen van de zekering
Verwijder het instrument van de voedingsbron alvorens het opbergvak te openen.
Verwijder de meetsnoeren van het instrument alvorens het opbergvak te openen.
Gebruik het instrument nooit in geopende toestand. Dat is levensgevaarlijk!
Draai de twee schroeven op de bovenkant van het instrument vanuit de stand “CLOSE” naar de stand
“OPEN” om het opbergvak te openen.
Druk de hendel op de deksel van de zekeringhouder naar rechts om de zekeringhouder te openen.
Vervang de defecte zekering door een nieuwe van hetzelfde type. Zie het hoofdstuk “Technische
gegevens”.
Sluit de zekeringhouder en draai de twee schroeven op de bovenkant van het instrument vanuit de
stand “OPEN” naar de stand “CLOSE” om het opbergvak te sluiten.
Als aanvulling op de zekeringen (voor de meetsnoeren) in het zekeringcompartiment bevindt zich een
netzekering naast de netentree (23).
Ga als volgt te werk om deze netzekering te vervangen:
1. Verwijder alle verbindingssnoeren en de netstekker van het apparaat.
2. Licht de netzekering uit de houder met behulp van een geschikte schroevendraaier.
137
25. VERHELPEN VAN STORINGEN
U heeft met de DMM een product aangeschaft dat volgens de nieuwste stand der techniek is
ontwikkeld en veilig is in het gebruik.
Toch kunnen zich problemen of storingen voordoen.
Hieronder vindt u enkele maatregelen om eventuele storingen eenvoudig zelf te verhelpen:
Neem beslist de veiligheidsvoorschriften in acht!
Storing
Mogelijke oorzaak
Mogelijke oplossing
De multimeter functioneert niet.
Is de batterij leeg?
Controleer de toestand.
Is het netsnoer goed
aangesloten?
Batterijen vervangen.
Is een verkeerde
meetfunctie actief (AC/DC)?
Controleer de indicatie (AC/
DC) en schakel de functie
evt. om.
Steek de meetkabels correct
in de meetbussen?
Controleer de plaatsing van
de Meetsnoeren.
Is de zekering defect?
Controleer de zekeringen.
Is de HOLD-functie
geactiveerd (weergave “H”)
Druk op de knop
“H/LIGHT” (8) om deze
functie te deactiveren.
Incorrect aangesloten of
ongeschikte meetsnoeren
Meetsnoeren correct op
meetapparaat sluiten,
vervangen of meetfunctie
wijzigen.
Geen verandering van
meetwaarden.
Het meetapparaat piept en
het knippert aan-het symbool
“WARNING!”
138
Filter het
wisselspanningssignaal
boven 1 kHz.
26. VERWIJDERING
Product
Elektronische apparaten zijn recyclebare stoffen en horen niet bij het huisvuil.
Als het product niet meer werkt, moet u het volgens de geldende wettelijke bepalingen
voor afvalverwerking inleveren.
Verwijder de geplaatste batterijen/accu’s en gooi deze afzonderlijk van het product weg.
Batterijen / Accu’s
U bent als eindverbruiker volgens de KCA-voorschriften wettelijk verplicht alle lege batterijen en
accu’s in te leveren; verwijdering via het huisvuil is niet toegestaan.
Batterijen/accu´s die schadelijke stoffen bevatten, zijn gemarkeerd met nevenstaand
symbool. Deze mogen niet via het huisvuil worden afgevoerd. De aanduidingen voor
irriterend werkende, zware metalen zijn: Cd = cadmium, Hg = kwik, Pb = lood (de aanduiding
staat op de batterijen/accu’s, bijv. onder de links afgebeelde vuilnisbaksymbool).
U kunt verbruikte batterijen/accu’s gratis bij de verzamelpunten van uw gemeente, onze
filialen of overal waar batterijen/accu’s worden verkocht, afgeven.
Zo vervult u uw wettelijke verplichtingen en draagt u bij tot de bescherming van het milieu.
139
27. TECHNISCHE GEGEVENS
Systeemeisen ......................Microsoft Windows® 2000 / XP / Vista™ / 7
Bedrijfsspanning ..................6 x 1,5 V/DC batterij type C of 230 V/AC, 50 Hz
Weergave ............................Max. 40000 counts (tekens)
Meetsnelheid .......................ca. 2 – 3 metingen/seconde, Bargraf ca. 10 metingen/seconde
Lengte meetsnoeren............elk ca. 90 cm
Meetimpedantie ...................10 M (V-bereik)
Werkomstandigheden..........0 tot +30 ºC(<75 % r.v.), +30 tot +40 ºC(<50 % r.v.)
Gebruikshoogte ...................max. 2000 m
Opslagtemperatuur ..............-10 to +50 ºC
Zekering type .......................10A 1000V 10,5x38mm, 500 mA 1000 V, 6,35x32mm
Gewicht................................1,94 kg
Afmetingen (B x H x D) ........24,2 x 10,5 x 30,5 cm
Meettoleranties
Weergave van de nauwkeurigheid in ± (% van de aflezing + weergavefouten in counts (= aantal
kleinste posities)). De nauwkeurigheid geldt 1 jaar lang bij een temperatuur van +23 °C (±5 °C), bij
een rel. luchtvochtigheid van minder dan 75 %, niet condenserend. Temperatuurcoëfficient: +0,1 x
(gepecificeerde nauwkeurigheid)/1 °C.
Gelijkspanning
Bereik
Nauwkeurigheid
Resolutie
400 mV
±(0,03 % + 10 digits)
0,01 mV
4V
40 V
400 V
0,0001 V
±(0,05 % + 10 digits)
600 V
Overbelastingsbeveiliging: 1000 V; impedantie: 10 M
140
0,001 V
0,01 V
0,1 V
Wisselspanning
Bereik
Nauwkeurigheid
Resolutie
±(0,5 % + 40 digits)
4V
±(1,2 % + 40 digits)
±(3 % + 40 digits)
0,0001 V
±(4 % + 40 digits)
40 V
600 V
1.000 – 10.000 Hz
10.000 – 20.000 Hz
20.000 – 100.000 Hz
±(0,5 % + 40 digits)
45 – 1.000 Hz
±(1,2 % + 40 digits)
1.000 – 10.000 Hz
±(3 % + 40 digits)
0,001 V
±(6 % + 40 digits)
400 V
Frequentiebereik
45 – 1.000 Hz
10.000 – 20.000 Hz
20.000 – 100.000 Hz
±(0,5 % + 40 digits)
45 – 1.000 Hz
±(1,2 % + 40 digits)
1.000 – 10.000 Hz
±(3 % + 40 digits)
0,01 V
10.000 – 20.000 Hz
N/A
20.000 – 100.000 Hz
±(1,2 % + 40 digits)
45 – 1.000 Hz
±(3 % + 40 digits)
±(6 % + 40 digits)
0,1 V
N/A
1.000 – 10.000 Hz
10.000 – 20.000 Hz
20.000 – 100.000 Hz
Overbelastingsbeveiliging: 1000 V; impedantie: 10 M
TrueRMS in het meetbereik van 10 – 100%; Piekfactor (Crest Factor): max. 3,0 (bij 750 V
max. 1,5)
141
Meetunctie AC + DC spanning
Bereik
Nauwkeurigheid
Resolutie
±(1 % + 80 digits)
4V
±(3 % + 40 digits)
0,0001 V
±(6 % + 40 digits)
±(3 % + 40 digits)
45 – 1.000 Hz
0,001 V
±(6 % + 40 digits)
600 V
N/A
1.000 – 10.000 Hz
10.000 – 35.000 Hz
±(1 % + 80 digits)
400 V
1.000 – 10.000 Hz
10.000 – 35.000 Hz
±(1 % + 80 digits)
40 V
Frequentiebereik
45 – 1.000 Hz
45 – 1.000 Hz
0,01 V
1.000 – 10.000 Hz
N/A
10.000 – 35.000 Hz
±(1 % + 80 digits)
45 – 1.000 Hz
N/A
0,1 V
N/A
1.000 – 10.000 Hz
10.000 – 35.000 Hz
Overbelastingsbeveiliging: 1000 V; impedantie: 10 M
Gelijkstroom
Bereik
Nauwkeurigheid
Resolutie
400 µA
±(0,3 % + 10 digits)
0,01 A
±(0,5 % + 10 digits)
0,001 mA
±(1,5 % + 20 digits)
0,001 A
4000 A
40 mA
0,1 A
400 mA
10 A
0,01 mA
Overbelastingsbeveiliging: Zekeringen; meettijdbegrenzing >500 mA (µAmA) / >10 A(10A): max.
10 s met Pauze van 10 min
142
Wisselstroom
Bereik
400 µA
4000 A
40 mA
400 mA
10 A
Nauwkeurigheid
±(0,6 % + 40 digits)
±(1,2 % + 40 digits)
±(0,6 % + 40 digits)
±(1,2 % + 40 digits)
±(0,6 % + 40 digits)
±(1,2 % + 40 digits)
±(0,6 % + 40 digits)
±(1,2 % + 40 digits)
±(2 % + 40 digits)
±(4 % + 40 digits)
Resolutie
Frequentiebereik
45 – 1.000 Hz
0,01 A
1.000 – 10.000 Hz
45 – 1.000 Hz
0,1 A
1.000 – 10.000 Hz
45 – 1.000 Hz
0,001 mA
1.000 – 10.000 Hz
45 – 1.000 Hz
0,01 mA
1.000 – 10.000 Hz
45 – 1.000 Hz
0,001 A
1.000 – 10.000 Hz
Overbelastingsbeveiliging: Zekeringen; meettijdbegrenzing >500 mA (µAmA) / >10 A(10A): max.
10 s met Pauze van 10 min Overbelastingsbeveiliging: 1000 V; TrueRMS in het meetbereik van
10 – 100 %
Weerstand
Bereik
Nauwkeurigheid
Resolutie
400
±(1,0 % + 10 digits) met REL-functie
0,01
4k
40 k
0,000 1 k
±(0,6 % + 10 digits)
400 k
0,01 k
0,1 k
4M
±(1,2 % + 10 digits)
0,001 M
40 M
±(2 % + 5 digits)
0,01 M
Overbelastingsbeveiliging: 1000 V
143
Capaciteit
Bereik
Nauwkeurigheid
Resolutie
40 nF
±(2,5 % + 20 digits)
0,001 nF
400 nF
4 F
40 F
0,01 nF
±(2,0 % + 20 digits)
400 F
4000 F
0,0001 F
0,001 F
0,01 F
±(5 % + 20 digits)
0,1 µF
Overbelastingsbeveiliging: 1000 V
Frequentie
Bereik
Nauwkeurigheid
Resolutie
40 Hz
0,001 Hz
400 Hz
0,01 Hz
4 kHz
40 kHz
0,0001 kHz
±(0,02 % + 8 digits)
1 Hz
400 kHz
10 Hz
4 MHz
0,0001 MHz
40 MHz
400 MHz
0,001 MHz
N/A
0,01 MHz
Overbelastingsbeveiliging: 1000 V;
Gevoeligheid (10 Hz – 10 MHz): 200 mV; Amplitude max. 30 Veff (ms)
Gevoeligheid (10 MHz – 40 MHz): 600 mV; Amplitude max. 30 Veff (ms)
Gevoeligheid (>40 MHz); N/A
144
Duty-Cycle (puls-pauzeverhouding)
Bereik
5 – 2.000 Hz
(10 % ~ 90 %)
Nauwkeurigheid
Resolutie
0,01 %
±(1,2 % + 30 digits)
Overbelastingsbeveiliging: 1000V
Temperatuur
Bereik
Nauwkeurigheid
-40 tot +40 ºC
±(3 % + 20 digits)
+40 tot +400 ºC
±(2 % + 20 digits)
+400 tot 1000 ºC
±2,5 %
-40 tot +104 ºF
±(2 % + 40 digits)
+104 tot +752 ºF
±(1 % + 40 digits)
+752 tot +1832 ºF
±2,5 %
Resolutie
0,1 ºC
0,1 ºF
Diodetest
Testspanning
Resolutie
2,7 V
0,0001 V
Overbelastingsbeveiliging: 1000 V
Akoestische doorgangsmeter
Testspanning
Resolutie
ca. 1,2 V
0,1
Overbelastingsbeveiliging: 1000 V, <10
continu geluid
Laagdoorlaatfilter-test
Bereik
Resolutie
Opmerkingen
600 V
0,1 V
Filter het wisselspanningssignaal boven 1 kHz.
145