PFBS 160 B2
■ 24 │ NL│BE
e) Slijpschijven, slijprollen en andere acces-
soires moeten precies op de slijpspil van uw
elektrische gereedschap passen. Slijpschijven
die niet precies in de houder van het elektrische
gereedschap passen, draaien ongelijkmatig,
trillen hevig en kunnen leiden tot een verlies aan
controle.
f)
Op een stift gemonteerde schijven, slijpcilin-
ders, snijgereedschappen of andere acces-
soires moeten volledig in de spantang of de
spankop worden geplaatst. De “overstand”
resp. het vrijliggende deel van de stift tussen
het slijplichaam en de spantang of spankop
moet minimaal zijn. Als de stift niet voldoende
wordt gespannen of als het slijplichaam te ver
vooruit steekt, kan het opzetgereedschap losko-
men en met hoge snelheid worden uitgeworpen.
g) Gebruik geen beschadigde hulpstukken.
Controleer voor elke toepassing opzetge-
reedschappen zoals slijpschijven op splinters
en barsten, slijprollen op barsten, (ernstige)
slijtage, en staalborstels op losse of gebroken
staaldraden. Als het elektrische gereedschap
of het hulpstuk valt, dient u te controleren
of het beschadigd is, of een onbeschadigd
hulpstuk te gebruiken. Als u het gereedschap
hebt gecontroleerd en geplaatst, dient u, en
iedereen in de buurt, buiten het bereik van
het roterende opzetgereedschap te blijven en
het apparaat minstens één minuut op maxi-
maal toerental te laten lopen. Beschadigde
opzetgereedschappen breken meestal in deze
testperiode.
h) Draag persoonlijke beschermingsmiddelen.
Gebruik al naar gelang de toepassing een
volledig gelaatsmasker, oogbescherming of
een veiligheidsbril. Indien toepasselijk draagt
u een stofmasker, gehoorbescherming,
veiligheidshandschoenen of een speciale
schort, die u beschermt tegen kleine slijp- en
materiaaldeeltjes. Ogen moeten worden be-
schermd tegen rondvliegende deeltjes die bij
verschillende toepassingen ontstaan. Een stof-
of ademhalingsmasker moet het stof filteren dat
bij de toepassing ontstaat. Als u lange tijd bent
blootgesteld aan lawaai, kunt u gehoorverlies
lijden.
i) Let op dat anderen een veilige afstand tot
uw werkomgeving houden. Eenieder die de
werkomgeving betreedt, moet persoonlijke
beschermingsmiddelen dragen. Afgebroken
stukken van het werkstuk of gebroken opzetge-
reedschap kunnen wegvliegen en verwondin-
gen veroorzaken, ook buiten de directe werk-
omgeving.
j) Pak het apparaat uitsluitend vast aan de
geïsoleerde greepvlakken wanneer u werk-
zaamheden uitvoert waarbij het gereedschap
met verborgen elektriciteitsleidingen of het
eigen snoer in aanraking kan komen. Bij con-
tact met een leiding waar spanning op staat,
kunnen ook metalen onderdelen van het ap-
paraat onder spanning komen te staan en een
elektrische schok tot gevolg hebben.
k) Houd het elektrische gereedschap bij het
starten altijd stevig vast. Bij starten op het vol-
ledige toerental kan het reactiemoment van de
motor ertoe leiden dat het elektrische gereed-
schap wegdraait.
l) Gebruik zo mogelijk lijmtangen om het werk-
stuk vast te zetten. Houd nooit een klein werk-
stuk in de ene hand en het elektrische gereed-
schap in de andere terwijl u het gereedschap
gebruikt. Als u kleine werkstukken vastklemt,
hebt u beide handen vrij voor een betere con-
trole van het elektrische gereedschap. Bij het
doorslijpen van ronde werkstukken zoals houten
deuvels, stangen of buizen hebben deze de
neiging om weg te draaien, waardoor het op-
zetgereedschap zich kan vastklemmen en naar
u toe kan worden geslingerd.
m) Houd het aansluitsnoer weg van roterende
opzetgereedschappen. Als u de controle over
het apparaat verliest, kan het snoer worden
doorgesneden of gegrepen en kan uw hand of
arm in het roterende opzetgereedschap terecht-
komen.
n) Leg het elektrische gereedschap nooit neer
voordat het opzetgereedschap volledig tot
stilstand is gekomen. Het roterende hulpstuk
kan in contact komen met het vlak waarop het
wordt neergelegd, zodat u de controle kunt
verliezen over het elektrische gereedschap.