Documenttranscriptie
Inhoudsopgave
Pagina
1.
Inleiding..............................................................................................................................................................75
2.
Verklaring van de symbolen................................................................................................................................75
3.
Doelmatig gebruik...............................................................................................................................................76
4.
Omvang van de levering.....................................................................................................................................76
5.
Benodigde accessoires.......................................................................................................................................77
6.
Veiligheidsinstructies..........................................................................................................................................78
a) Algemeen.....................................................................................................................................................78
b) Ingebruikname..............................................................................................................................................79
c) Rijden met de motorfiets...............................................................................................................................79
7.
8.
Opmerkingen over batterijen en accu's..............................................................................................................81
Ingebruikname....................................................................................................................................................83
a) Valbeugel monteren......................................................................................................................................83
b) Batterijen/accu's in de zender plaatsen........................................................................................................83
c) Zender in gebruik nemen..............................................................................................................................83
d) Plaats de aandrijfaccu in het voertuig en sluit deze aan..............................................................................84
e) Zet de motorfiets in startpositie....................................................................................................................85
f) Rijregelaar inschakelen................................................................................................................................85
g) Controle van de werking...............................................................................................................................86
h) Wegrijden en de motorfiets besturen............................................................................................................86
i) Rit beëindigen...............................................................................................................................................87
9.
Rijregelaar programmeren..................................................................................................................................88
a) Programmering van de neutraal- en vol-gaspositie......................................................................................88
b) Programmeren van de speciale functies......................................................................................................89
c) De snelheidsregelaar opnieuw instellen.......................................................................................................91
10. Schokdempers instellen......................................................................................................................................92
11. Reiniging en onderhoud......................................................................................................................................92
a) Algemeen.....................................................................................................................................................92
b) Voor resp. na elke rit ....................................................................................................................................92
c) Ketting vervangen.........................................................................................................................................93
d) Vervangen van de banden............................................................................................................................93
e) Bestuurdersfiguur verwijderen, carrosserie demonteren..............................................................................93
f) Maak de stekkerverbinding van de gyro/het vliegwiel los.............................................................................93
74
Pagina
12. Verwijdering........................................................................................................................................................94
a) Product.........................................................................................................................................................94
b) Batterijen/accu’s...........................................................................................................................................94
13. Conformiteitsverklaring (DOC)............................................................................................................................94
14. Verhelpen van storingen.....................................................................................................................................95
15. Technische gegevens.........................................................................................................................................97
a) Voertuig........................................................................................................................................................97
b) Afstandsbediening........................................................................................................................................97
1. Inleiding
Geachte klant,
Hartelijk dank voor de aankoop van dit product.
Het product voldoet aan alle wettelijke, nationale en Europese normen.
Om dit zo te houden en een veilig gebruik te garanderen, dient u als gebruiker de aanwijzingen in deze gebruiksaanwijzing op te volgen.
Deze gebruiksaanwijzing behoort bij dit product. Er staan belangrijke aanwijzingen in over de ingebruikname en het gebruik. Houd hier rekening mee als u dit product doorgeeft aan derden. Bewaar deze gebruiksaanwijzing daarom voor later gebruik!
Alle vermelde bedrijfs- en productnamen zijn handelsmerken van de respectievelijke eigenaren. Alle rechten voorbehouden.
Bij technische vragen kunt u zich wenden tot onze helpdesk.
Voor meer informative kunt u kijken op www.conrad.nl of www.conrad.be
2. Verklaring van de symbolen
Het symbool met een uitroepteken in een driehoek duidt op belangrijke aanwijzingen in deze gebruiksaanwijzing die beslist opgevolgd moeten worden.
U ziet het pijl-symbool waar bijzondere tips en aanwijzingen over de bediening worden gegeven.
75
3. Doelmatig gebruik
Het gaat bij dit product om een motorfietsmodel dat draadloos kan worden bediend via de meegeleverde afstandsbediening. De bedieningsfuncties zijn vooruit/links/rechts (allemaal traploos).
De ingebouwde motor wordt aangestuurd via een elektronische snelheidsregelaar en de besturing door een servomotor. In het achterwiel is een elektrisch aangedreven vliegwiel gemonteerd, dat dient als een gyrosysteem voor de
stabilisatie.
De motorfiets (chassis en carrosserie) is rijklaar.
Het apparaat is geen speelgoed en is niet geschikt voor kinderen jonger dan 14 jaar.
Neem de veiligheidsinstructies in deze gebruiksaanwijzing in acht. Deze bevatten belangrijke informatie
voor de omgang met het product. Lees de gebruiksaanwijzing voor de ingebruikname en het gebruik van
het voertuig in zijn geheel en goed door.
Het niet in acht nemen ervan kan verschillende gevaren met zich meebrengen; bijv. verwondingsgevaar.
4. Omvang van de levering
• Rijklare motorfiets.
• Zender (afstandsbediening)
• Standbeugel
• 2x valbeugel + 4x maaischroef
• Verbindingsstekker voor de ontvanger
• Gebruiksaanwijzing voor de motorfiets
• Gebruiksaanwijzing voor de afstandsbediening (zender/ontvanger), op CD
Actuele gebruiksaanwijzingen
Download de meest recente gebruiksaanwijzing via de link www.conrad.com/downloads of scan de
afgebeelde QR-Code. Volg de instructies op de website.
76
5. Benodigde accessoires
Voor de bediening van de motorfiets zijn nog verschillende accessoires vereist, die niet bij de levering zijn inbegrepen
(kunnen apart worden besteld).
Absoluut nodig zijn:
• Accu's of batterijen voor de zender (type en benodigde aantal zie gebruiksaanwijzing van de afstandsbediening)
• Een LiPo-aandrijfaccu met 2 cellen (nominale spanning 7,4 V); Als alternatief kan een NiMH-aandrijfaccu met 6
cellen (nominale spanning 7,2 V) worden gebruikt
• Geschikte oplader voor zenderaccu’s of aandrijfaccu
Voor een optimaal gebruik van de motorfiets adviseren wij de volgende onderdelen:
• Reservebanden (om versleten/beschadigde banden snel te kunnen vervangen)
• Divers gereedschap (bijv. schroevendraaier, punttang, zeskantsleutel)
• Persluchtspray (voor reinigingsdoeleinden)
• Borglak (om losgeraakte schroefverbindingen weer te fixeren)
• Transporttas
U vindt de reserveonderdelenlijst op onze internetpagina www.conrad.com in het downloadbereik van het
betreffende product.
77
6. Veiligheidsinstructies
Bij schade die ontstaat door het niet naleven van de gebruiksaanwijzing, komt de waarborg/garantie te vervallen. Wij zijn niet aansprakelijk voor gevolgschade!
Wij zijn niet aansprakelijk voor materiële schade of persoonlijk letsel veroorzaakt door verkeerd
gebruik of het niet opvolgen van de veiligheidsinstructies! In dergelijke gevallen komt de garantie
te vervallen.
Ook uitgesloten van vrijwaring en garantie zijn normale slijtage tijdens het gebruik (zoals versleten banden, versleten tandwielen of aandrijfketting) en onopzettelijke schade (zoals gebroken chassisonderdelen,
enz.).
Geachte klant, deze veiligheidsinstructies zijn niet alleen bedoeld voor de bescherming van het product,
maar ook voor de bescherming van uw gezondheid en die van anderen. Lees daarom dit hoofdstuk aandachtig door, voordat u het product in gebruik neemt!
a) Algemeen
Let op, belangrijke aanwijzing!
Het gebruik van het model kan materiële schade en/of persoonlijk letsel veroorzaken. Zorg er dus voor dat
u voor het gebruik van het model voldoende verzekerd bent; bijvoorbeeld via een aansprakelijkheidsverzekering. Als u al een aansprakelijkheidsverzekering hebt, controleer dan voordat u het model in gebruik
neemt of dit door uw verzekeringsmaatschappij wordt gedekt.
• Vanwege de veiligheid en de normering is het niet toegestaan dit product zelf te modificeren en/of aan
te passen.
• Het apparaat is geen speelgoed en is niet geschikt voor kinderen jonger dan 14 jaar.
• Het product mag niet vochtig of nat worden.
• Laat verpakkingsmateriaal niet rondslingeren; dit kan voor kinderen gevaarlijk speelgoed zijn.
• Als u vragen hebt die niet door deze gebruiksaanwijzing kunnen worden beantwoord kunt u contact met
ons opnemen (zie voor contactgegevens hoofdstuk 1) of met een andere specialist.
De bediening en het gebruik van op afstand bedienbare modelvoertuigen moet geleerd worden! Als u
nog nooit een dergelijk voertuig hebt bestuurd, rijd dan zeer voorzichtig en maak uzelf eerst vertrouwd
met de reacties van de motorfiets op de opdrachten van de afstandsbediening. Wees geduldig!
Neem bij het gebruik van het product geen risico’s! Uw eigen veiligheid en die van uw omgeving is
uitsluitend afhankelijk van het verantwoorde gebruik van het model.
• Voor een goede werking van de motorfiets zijn af en toe onderhoud of reparaties nodig. De banden zijn
bijvoorbeeld onderhevig aan slijtage of een rijfout kan "ongevalschade" veroorzaken.
Gebruik voor de dan vereiste onderhouds- of reparatiewerkzaamheden alleen originele reserveonderdelen!
78
b) Ingebruikname
• De gebruiksaanwijzing wordt afzonderlijk meegeleverd. Houd beslist rekening met de daar vermelde
veiligheidsinstructies en alle verdere informatie!
• Gebruik alleen een geschikte aandrijfaccu voor de motorfiets. Gebruik de snelheidsregelaar nooit via
een lichtnetadapter, ook niet voor testdoeleinden.
• Deze motorfiets is alleen geschikt voor een LiPo-aandrijfaccu met 2 cellen (nominale spanning 7,4 V) of
een NiMH-aandrijfaccu met 6 cellen (nominale spanning 7,2 V).
• Schakel bij de ingebruikname steeds eerst de zender in. Pas daarna mag de aandrijfaccu van de motorfiets worden verbonden met de snelheidsregelaar en de snelheidsregelaar worden ingeschakeld. Dit
kan anders tot onvoorziene reacties van het voertuig leiden!
Ga hiervoor als volgt te werk:
-- Open het deksel van de accuhouder en schuif de aandrijfaccu in de accuhouder.
-- Sluit de aandrijfaccu met de juiste polariteit (rood = plus/+, zwart = min/-) aan op de snelheidsregelaar.
-- Sluit het deksel van de accuhouder zodat deze op zijn plaats klikt.
-- Plaats de motorfiets met de achteras op de meegeleverde standaard.
-- Schakel dan de zender in als dat nog niet is gebeurd. Controleer de werking hiervan (bijv. bedrijfsindicator van de zender).
-- Zet op de zender de regelaars voor de gas-/remfunctie in de middelste stand.
-- Schakel daarna de rijregelaar in. Wacht vervolgens enkele seconden totdat de rijregelaar zijn zelfdiagnose heeft afgesloten.
-- Wacht tot het vliegwiel in het achterwiel van de motorfiets het nominale toerental heeft bereikt, wat
enkele seconden kan duren.
-- Controleer of de motorfiets zoals verwacht op de opdrachten van de afstandsbediening (sturen en
rijden) reageert voordat u met rijden begint.
-- Als de aandrijving niet naar behoren werkt, dient u hoofdstuk 14.
c) Rijden met de motorfiets
• Verkeerd gebruik kan ernstig persoonlijk letsel en materiële schade tot gevolg hebben! Rijd alleen als u
het voertuig in zicht hebt. Rijd daarom niet ‘s nachts.
• Rijd alleen wanneer uw reactievermogen niet verminderd is. Vermoeidheid en invloed van alcohol of
drugs kan, net als bij een echte motorfiets, leiden tot verkeerde reacties.
• Denk eraan dat met deze modelmotor niet op openbare wegen, pleinen en paden mag worden gereden.
Gebruik hem ook niet op privéterrein zonder toestemming van de eigenaar.
• Rij niet op mensen of dieren af!
• Vermijd het rijden bij zeer lage buitentemperaturen. Kunststof onderdelen verliezen hierdoor aan elasticiteit. Dit kan bij een klein ongeluk al grote schade kan veroorzaken.
• Rijd niet tijdens onweer onder hoogspanningskabels of in de buurt van zendmasten.
79
• Laat de zender altijd ingeschakeld zolang de motorfiets in gebruik is.
• Om de motorfiets uit te schakelen, moet u altijd eerst de snelheidsregelaar van de motorfiets uitschakelen en vervolgens de aandrijfaccu volledig loskoppelen van de snelheidsregelaar. Pas dan mag de
zender worden uitgeschakeld.
• Bij zwakke batterijen (of accu's) in de zender neemt het bereik af. Vervang de batterijen of accu's door
nieuwe.
Als de accu in het voertuig zwak is, vertraagt de motorfiets of reageert deze niet correct op de zender.
De aandrijfaccu in de motorfiets dient niet alleen om de motor via de snelheidsregelaar te voeden, maar
de snelheidsregelaar genereert ook de benodigde spanning/stroom voor de ontvanger en de stuurservo.
Daarvoor is in de rijregelaar een BEC ingebouwd (Engels voor "Battery Eliminator Circuit", elektronische
schakeling voor directe stroomvoorziening van de ontvanger zonder extra ontvangeraccu).
Als de spanning van de aandrijfaccu te laag is, kan de spanning op de ontvanger ook dalen, waardoor
de motorfiets niet meer reageert op de commando's van de zender.
Stop in dit geval onmiddellijk met rijden (schakel de snelheidsregelaar uit, koppel de aandrijfaccu los
van de motorfiets, schakel de zender uit). Vervang vervolgens de aandrijfaccu van de motor of laad de
accu op.
• Zowel motor als aandrijving, evenals de snelheidsregelaar en de aandrijfaccu van de motorfiets worden
warm tijdens gebruik. Las voor elke accuwissel een pauze van ten minste 5 tot 10 minuten in.
Laat de rijaccu voor het laden volledig afkoelen.
Raak de motor, de cruisecontrol en de accu niet aan tot deze afgekoeld zijn. Gevaar voor brandwonden!
• Zorg er altijd voor dat bij gebruik van een LiPo-aandrijfaccu de onderspanningsdetectie is ingeschakeld
(we raden 3,0 V/cel of hoger aan).
Als de onderspanningsdetectie is uitgeschakeld kan een diepe ontlading van de LiPo-accu optreden,
waarmee de accu beschadigd raakt. De waarborg/garantie komen dan te vervallen!
80
7. Opmerkingen over batterijen en accu's
Het gebruik van batterijen en accu’s is tegenwoordig weliswaar vanzelfsprekend, maar er bestaan
toch tal van gevaren en problemen. Vooral bij LiPo-accu's met hun hoge energie-inhoud (in vergelijking met gewone NiMH-accu's) dient men verschillende voorschriften in acht te nemen, omdat er
anders explosie- en brandgevaar bestaat.
Houd daarom in ieder geval rekening met de volgende informatie en veiligheidsinstructies voor de
omgang met batterijen en accu’s.
• Houd batterijen en accu’s uit de buurt van kinderen.
• Laat batterijen en accu’s niet rondslingeren. Er bestaat dan gevaar dat ze door kinderen of huisdieren
worden ingeslikt. Neem in dat geval onmiddellijk contact op met een arts!
• U mag batterijen/accu’s nooit kortsluiten, demonteren of in vuur werpen. Er bestaat explosiegevaar!
• Als u het product langere tijd niet gebruikt (bijv. als u het opbergt), moet u de batterijen/accu’s uit de
zender halen om beschadigingen door lekkende batterijen/accu’s te voorkomen. Ontkoppel de aandrijfaccu's volledig van de snelheidsregelaar en haal ze uit het voertuig.
• Lekkende of beschadigde batterijen/accu’s kunnen bij contact met de huid chemische brandwonden
veroorzaken. Gebruik in dergelijke gevallen geschikte veiligheidshandschoenen.
• Uit batterijen en accu’s lekkende vloeistoffen zijn chemisch uiterst agressief. Voorwerpen of oppervlakken die ermee in contact komen, kunnen ernstig beschadigd raken. Bewaar batterijen en accu’s daarom
op een geschikte plaats.
• Gewone (niet-oplaadbare) batterijen mogen niet worden opgeladen. Er bestaat brand- en explosiegevaar! Laad uitsluitend batterijen op die daarvoor bestemd zijn en gebruik hiervoor een geschikte acculader.
• Let bij het plaatsen van de batterijen/accu´s en bij de aansluiting van de aandrijfaccu op de juiste polariteit (plus/+ en min/-).
• U mag nooit batterijen en accu’s door elkaar gebruiken! Gebruik voor de zender ofwel oplaadbare ofwel
niet-oplaadbare batterijen. Om operationele veiligheidsredenen raden we u echter aan om batterijen
voor de zender te gebruiken en geen accu's.
• Vervang steeds de volledige set batterijen/accu's in de zender. Gebruik geen volle en halfvolle batterijen
of accu’s door elkaar. Gebruik steeds batterijen of accu’s van hetzelfde type en dezelfde fabrikant.
• Afhankelijk van de accutechnologie (NiMH, LiPo....) is een geschikte acculader nodig. Laad LiPo-accu's
bijvoorbeeld nooit op met een NiMH-oplader! Er bestaat brand- en explosiegevaar!
• Om meercellige LiPo-batterijen op te laden, is een geschikte balancer vereist. Een balancer (ook wel
equalizer genoemd) voorkomt het overladen van een LiPo-cel door de individuele celspanningen te
controleren.
Het overladen van een LiPo-cel (max. celspanning 4,24 V) kan de cel doen opzwellen en zelfs brand of
een explosie veroorzaken!
• U mag alleen accu’s opladen die niet beschadigd zijn. Als de uitwendige isolatie van de accu of de
behuizing ervan beschadigd is of als de accu vervormd is of bol staat, mag deze in geen geval worden
opgeladen. In dit geval bestaat er een acuut gevaar voor brand en explosies!
81
• U mag accu’s nooit direct na het gebruik opladen. Laat de accu’s altijd eerst afkoelen (ten minste 5 à
10 minuten).
• Haal de aandrijfaccu uit het model om deze op te laden. Koppel de aandrijfaccu volledig los van de
snelheidsregelaar voordat u deze oplaadt.
• Zet de oplader en accu op een hittebestendig, ontbrandbaar oppervlak.
• Oplader en accu’s worden warm tijdens het laden. Houd daarom voldoende afstand tussen oplader en
accu, leg een accu nooit op de oplader. Dek de oplader en de accu nooit af. U mag de oplader en de
accu niet aan hoge/lage temperaturen en direct zonlicht blootstellen.
• Laad de accu’s nooit zonder toezicht op.
• Laad accu’s regelmatig op (ongeveer elke 2 à 3 maanden), omdat de accu’s zich anders door zelfontlading te diep ontladen. Daardoor worden de accu’s onbruikbaar!
LiPo-accu's behouden hun energie normaal gesproken gedurende meerdere maanden, maar ze worden
door een diepteontlading blijvend beschadigd en kunnen niet meer worden gebruikt.
• Als LiPo-accu's gedurende langere tijd worden opgeslagen (bijv. als u het voertuig gedurende de wintermaanden niet gebruikt), dan moeten de LiPo-accu's niet volledig worden opgeladen, maar alleen met
ongeveer 50 - 75% van de maximale capaciteit. Neem hiervoor in eerste instantie de informatie van de
fabrikant van de accu of oplader in acht.
• Gebruik nooit een te hoge laadstroom; raadpleeg de gegevens van de fabrikant met betrekking tot het
ideale resp. maximale laadstroom.
• Koppel de accu los van de oplader als deze volledig opgeladen is.
• Laders en accu’s mogen niet vochtig of nat worden. Er bestaat levensgevaar door elektrische schokken
en bovendien brand- of explosiegevaar door de accu!
Vooral accu's met lithium-technologie (bijv. LiPo-accu's) zijn vanwege de gebruikte chemicaliën zeer
gevoelig voor vocht!
• Dit voertuig is uitsluitend geschikt voor een LiPo aandrijfaccu met 2 cellen (nominale spanning 7,4 V) of
een NiMH aandrijfaccu met 6 cellen (nominale spanning 7,2 V). Bij gebruik van aandrijfaccu's met meer
cellen bestaat brandgevaar door oververhitting van de snelheidsregelaar. Bovendien wordt de aandrijving van het voertuig overbelast en daardoor beschadigd. De waarborg/garantie komen dan te vervallen!
82
8. Ingebruikname
a) Valbeugel monteren
Monteer links en rechts op de motorfiets een van de meegeleverde valbeugels (A).
Buig ze met een beetje kracht boogvormig, zodat ze in de
corresponderende openingen (B) kunnen worden gestoken, zie afbeelding rechts.
Vervolgens kunt u de valbeugels bevestigen met de meegeleverde maaischroef (C).
De valbeugel dient er vooral voor dat de motorfiets na het kantelen kan blijven rijden.
Als de motorfiets bijvoorbeeld in een bocht met het achterwiel wegglijdt en zijdelings op de valbeugel ligt,
is het meestal voldoende om onmiddellijk te accelereren om hem weer overeind te krijgen wanneer u weer
begint te rijden. Het vliegwiel dat in het achterwiel draait en als gyro dient, helpt hiermee.
b) Batterijen/accu's in de zender plaatsen
Open het batterijvak op de zender en plaats daar ofwel de batterijen ofwel volledig opgeladen accu's. Let bij het
plaatsen op de juiste polariteit (plus/+ en min/-), zie opdruk in het batterijvak. Sluit het batterijvak weer.
Neem bovendien ook de apart meegeleverde gebruiksaanwijzing van de afstandsbediening in acht.
c) Zender in gebruik nemen
Schakel de zender in en zet de regelaars voor de stuur- en rijfuncties beide in de middelste positie.
Als de zender over een dualrate-functie beschikt, moet deze worden uitgeschakeld resp. zo worden ingesteld dat de
stuurinslag niet wordt beperkt.
Neem bovendien ook de apart meegeleverde gebruiksaanwijzing van de afstandsbediening in acht.
83
d) Plaats de aandrijfaccu in het voertuig en sluit deze aan
De rijregelaar beschikt niet over een conventionele schuifschakelaar om in/uit te schakelen, maar is uitgerust met een elektronische toets. Daarom is bij het aansluiten van de rij-accu op de rijregelaar geen eerdere
handmatige uitschakeling vereist.
Opgelet!
Schakel eerst de zender in, zie hoofdstuk 8. b) en 8. c), voordat u de aandrijfaccu aansluit.
De motorfiets is alleen geschikt voor een LiPo-aandrijfaccu met 2 cellen (nominale spanning 7,4 V) of een
NiMH-aandrijfaccu met 6 cellen (nominale spanning 7,2 V).
Bij gebruik van aandrijfaccu's met meer cellen bestaat brandgevaar door oververhitting van de snelheidsregelaar. Bovendien wordt de aandrijving van het voertuig overbelast en daardoor beschadigd (b.v. aandrijftandraden, ketting). De waarborg/garantie komen dan te vervallen!
Controleer of de accu het bij de rijregelaar passende stekkersysteem heeft en of de polariteit correct is
(rode kabel = plus/+, zwarte kabel = min/-).
Druk links en rechts van het chassis op de ontgrendelingsknop (zie pijl op de afbeelding rechts) zodat het deksel van
de accuhouder naar beneden kan worden opengeklapt.
Houd de kabel met de T-connector opzij en plaats een
volledig opgeladen aandrijfaccu in het accucompartiment.
Zorg ervoor dat geen kabels in het accucompartiment beschadigd raken.
Sluit nu de aandrijfaccu aan op de snelheidsregelaar. Let
hierbij op de juiste polariteit. Oefen bij het aansluiten van
de accustekker op de snelheidsregelaar geen kracht uit.
Grijp niet in de aandrijving, houd kleding en
lichaamsdelen of haar uit de buurt van bewegende aandrijfonderdelen (tandwielen, aandrijfketting). Houd het achterwiel niet vast. Dit kan
leiden tot letsel.
Sluit het deksel weer zodat de twee ontgrendelingsknoppen links en rechts in het chassis vastklikken. Zorg ervoor
dat de kabel tussen de batterij en de snelheidsregelaar
niet bekneld raakt.
84
e) Zet de motorfiets in startpositie
Pak de meegeleverde standbeugel en plaats deze op een
gladde, vlakke ondergrond. Plaats het achterwiel van de
motorfiets in de openingen links en rechts van de beugel
zodat het achterwiel vrij kan draaien (zodat dat het vliegwiel op snelheid kan komen).
In de rijrichting moet voldoende vrije ruimte (minimaal 10
m) zijn, zodat de motorfiets kan starten en versnellen.
f) Rijregelaar inschakelen
Schakel vervolgens de zender in, als dat nog niet is gebeurd. Laat de gashendel/remhendel op de zender los, beweeg
deze niet (neutraal/middenstand).
Schakel vervolgens de snelheidsregeling van de motorfiets in door kort op de aan-/uitknop te drukken.
De knop bevindt zich aan de rechterkant onder
de behuizing, ongeveer op kniehoogte van de
bestuurdersfiguur.
De afbeelding rechts (zie pijl) toont de positie
van de aan-/uitknop wanneer de bestuurdersfiguur/motorkap wordt verwijderd.
De motor geeft korte pieptonen en de LED's (B) op de
snelheidsregelaar knipperen kort, vervolgens is de snelheidsregelaar klaar voor gebruik.
De pieptonen worden gegenereerd door een korte activering van de motor.
Als een rode LED (B) snel knippert op de snelheidsregelaar, dan is er geen adequaat zendsignaal gedetecteerd.
Schakel de zender in (of lees de ontvanger opnieuw in op de zender, zie gebruiksaanwijzing voor de afstandsbediening).
Het vliegwiel voor de gyro-functie (in het achterwiel van de motorfiets) start nu en verhoogt langzaam het toerental.
Dit brengt een hard geluid met zich mee.
Wacht een paar seconden totdat het vliegwiel de maximale snelheid bereikt heeft en het geluid van het vliegwiel niet
meer verandert.
Het vliegwiel stabiliseert de motorfiets rechtop zodat deze niet kan kantelen, zelfs niet bij relatief langzaam
rijden. Ervaren bestuurdersfiguren kunnen ook zogenaamde "wheelies" doen, d.w.z. rijden op het achterwiel.
De motor is nu klaar om van start te gaan.
85
g) Controle van de werking
De motorfiets moet op de standbeugel staan, zie hoofdstuk 8. e).
Als u het wiel op de zender naar links of rechts stuurt, moet het voorwiel van de motorfiets in dezelfde richting naar
links of rechts draaien. Is dit niet het geval, activeer dan op de zender de omkeerschakeling voor de stuurfunctie.
Als de gashendel/remhendel op de zender in de richting van het handvat wordt bewogen, moet het achterwiel in de
juiste richting draaien (voor vooruit rijden).
Aangezien achteruitrijden van de motorfiets zinloos is, mag het achterwiel niet draaien als u de gashendel/
remhendel van het handvat af beweegt. Als het achterwiel toch nog draait, schakel dan achteruitrijden uit,
zie hoofdstuk 9.
h) Wegrijden en de motorfiets besturen
Nadat het vliegwiel de maximale snelheid heeft bereikt (en het geluid stopt), trekt u de gashendel/remhendel richting
het handvat zodat het achterwiel begint te draaien. Geef de motorfiets een licht duwtje van achteren zodat deze naar
voren van de standbeugel kantelt en begint te rijden.
Maak geen snelle en schokkende bewegingen met de bedieningsorganen van de zender. Bedien de gashendel/remhendel en het stuur op de zender voorzichtig totdat u vertrouwd bent geraakt met de reacties
van de motorfiets.
Als het voertuig de neiging heeft om naar links of rechts te trekken, moet u de trimregelaar voor de besturing op de
zender overeenkomstig instellen.
De volgende afbeeldingen dienen alleen ter illustratie van de functies. Deze hoeven niet met de uitvoering
van de meegeleverde zender overeen te komen.
1. Gas-/remhendel loslaten (neutrale stand), voertuig rolt uit resp. beweegt niet (evt. trimregelaar voor de rijfunctie
op de zender corrigeren)
2. Vooruit rijden, gas-/remhendel langzaam naar de greep toe trekken
3. Vooruitrijden en dan remmen (het voertuig vertraagt; rolt niet langzaam uit), de gas-remhendel zonder onderbreking van de greep wegtrekken
86
Bedien de gashendel op de zender heel voorzichtig en rij in het begin niet te hard, tot u vertrouwd bent
met de reacties van de auto op de bediening. Maak geen snelle en schokkende bewegingen met de bedieningselementen van de zender.
Richt nooit met de antenne van de zender direct op het voertuig omdat het bereik dan sterk afneemt. Het
grootste bereik wordt behaald als de antenne van de zender en het voertuig telkens verticaal staan en
parallel aan elkaar liggen.
Als het voertuig de neiging heeft om naar links of rechts te trekken, moet u de trimregelaar voor de besturing op de zender overeenkomstig instellen.
U moet het rijden onmiddellijk stopzetten als u ongewone reacties van het voertuig op de commando's van
de zender registreert of als het voertuig niet meer reageert. Dit kan worden veroorzaakt door een zwakke
rijaccu, zwakke batterijen/accu’s in de zender of een te grote afstand tussen het voertuig en de zender.
Ook een opgewikkelde/beschadigde antenne van de ontvanger, storingen op het gebruikte zendkanaal
(bijv. draadloze transmissies door andere apparaten, Bluetooth®, WLAN) of ongunstige zend-/ontvangstvoorwaarden kunnen een oorzaak zijn voor buitengewone reacties van het voertuig.
Voordat u de lege rijaccu vervangt door een volledig opgeladen rijaccu en de reis voortzet, moet u minimaal
5 - 10 minuten wachten totdat de motor en de snelheidsregelaar voldoende zijn afgekoeld.
i) Rit beëindigen
Om het rijden te beëindigen gaat u als volgt te werk:
• Laat de gas-/remhendel op de zender los, zodat deze in de neutrale positie staat en laat het voertuig uitrollen.
• Bij stilstand kantelt de motorfiets naar een kant op de valbeugel. Schakel nu de snelheidsregelaar uit door de aan-/
uitknop langer dan 0,5 seconde ingedrukt te houden. De rode LED in de aan-/uitknop gaat uit.
Raak de aandrijving niet aan (tandraderen, aandrijfketting), houd het achterwiel niet vast. Beweeg de gas-/
remhendel op de zender nooit!
Opgelet!
Motor, rijregelaar en rijaccu worden tijdens het gebruik zeer warm! Raak deze onderdelen daarom niet
onmiddellijk aan na het rijden, kans op brandwonden!
• Koppel de rijaccu los van de rijregelaar. Maak de stekkerverbinding volledig los.
• Pas dan mag de zender worden uitgeschakeld.
87
9. Rijregelaar programmeren
a) Programmering van de neutraal- en vol-gaspositie
Als het voertuig in de neutraalstand van de gas-/remhendel van de zender niet stil blijft staan kunt u op de zender de
trimregelaar van de rijfunctie corrigeren. Als het trimpad onvoldoende is (of als de trim bijna aan het einde van het
trimpad is), kunt u de neutraal- en vol-gaspositie voor de voorwaartse rij- of remfunctie herprogrammeren. Steek uw
hand niet in de aandrijving tijdens het programmeren!
Ga daarbij als volgt te werk:
• Zet de zender aan, laat de gas-/remhendel in de neutraalstand staan. Zet de trimregelaar voor de rijfunctie in de
middelste stand. De schuifschakelaar "TH.REV" van de meegeleverde zender moet naar boven worden geschoven
(in de richting van het opschrift "TH.REV").
• Schakel de rijregelaar uit (Druk langer dan 0,5 seconden op de aan-/uitknop (A)). De rode LED in de aan-/
uitknop gaat uit.
• Houd de setupknop (B) ingedrukt en schakel de snelheidsregelaar in door kort op de aan-/uitknop (A) te
drukken.
• Daarna knippert de rode led (C) op de snelheidsregelaar en laat de motor pieptonen horen. Laat de setupknop weer los.
De pieptonen worden gegenereerd door een
korte activering van de motor.
• Laat de gas-/remhendel van de zender los zodat deze in de neutraalstand staat.
• Druk kort op de setupknop (B); de groene led op de snelheidsregelaar knippert 1x kort en er klinkt een pieptoon. De
neutraalstand is in het geheugen opgeslagen.
• Beweeg de gas-/remhendel op de zender naar de stand volgas voor vooruitrijden, trek hem tot de aanslag in de
richting van de greep en houd hem daar vast.
Opgelet!
Als u de gas-/remhendel van de zender tijdens het programmeren niet of niet ver genoeg verplaatst, kan
het na het afsluiten van het programmeren zo zijn dat het voertuig al op minuscule bewegingen van de
gas-/remhendel van de zender reageert of soms zelfs oncontroleerbaar wordt. Voer dan een nieuwe programmering uit.
• Druk kort op de setupknop (B); de groene led op de snelheidsregelaar knippert 2 x kort en er klinken twee pieptonen. De vol-gasinstelling voor het vooruitrijden is in het geheugen opgeslagen.
• Zet de gas-/remhendel in de remstand en duw deze tegen de aanslag weg van het handvat.
• Druk kort op de setupknop (B), de groene led op de snelheidsregelaar knippert 3x kort en er klinken drie pieptonen.
De rempositie is opgeslagen.
• Laat de gas-/remhendel los zodat deze weer in de neutraalstand staat. Wacht nu minstens 3 seconden, dan wordt
de instelmodus verlaten en is de snelheidsregelaar klaar voor gebruik met de nieuwe instellingen.
88
b) Programmeren van de speciale functies
De snelheidsregelaar is in de fabriek al met de meest gebruikte instellingen voorgeprogrammeerd.
Als u LiPo-accu's voor de bediening van het voertuig gebruikt, controleer dan bij de basisinstellingen van
de snelheidsregelaar of de onderspanningsbeveiliging is geactiveerd (normaal gesproken 3,2 V/cel). Bij
uitgeschakelde onderspanningsdetectie kan er anders diepontlading van de LiPo-accu's ontstaan, waardoor deze worden vernield.
De programmering is zeer eenvoudig met de knop Setup uit te voeren.
Ga voor het programmeren als volgt te werk:
• Als dat nog niet gebeurd is, schakel dan de zender in.
• Schakel de rijregelaar uit (Druk langer dan 0,5 seconden op de aan-/uitknop (A)). De rode LED in de aan-/
uitknop gaat uit.
• Houd de setupknop (B) ingedrukt en schakel de snelheidsregelaar in door kort op de aan-/uitknop (A) te
drukken.
Houd de setupknop (B) ingedrukt en laat deze niet los.
• De rode LED (C) knippert op de snelheidsregelaar en
de motor geeft verschillende pieptonen (houd de setupknop (B) ingedrukt).
De pieptonen worden gegenereerd door een korte activering van de motor.
• De snelheidsregelaar staat vervolgens in de programmeermodus. De groene LED knippert (houd de setupknop
ingedrukt) en de motor geeft een pieptoon. Dit geeft aan, welke instelfunctie net is geselecteerd.
Groene led knippert 1x kort + 1 korte pieptoon: Rijfunctie vooruit/achteruit resp. alleen vooruit
Groene led knippert 2x kort + 2 korte pieptonen: Remmen op de motor
Groene led knippert 3x kort + 3 korte pieptonen: Onderspanningsdetectie voor LiPo
Groene led knippert 4x kort + 4 korte pieptonen: Startmodus bij het beginnen met rijden
Groene led knippert 5x kort + 5 korte pieptonen: Remkracht
• Als de gewenste instelfunctie, die u wilt veranderen, wordt aangegeven (bijv. onderspanningsbeveiliging, groene
led knippert 3x kort + 3 korte pieptonen van de motor), laat dan de knop Setup los.
• De rode led knippert nu. Het aantal rode knippersignalen geeft daarbij aan welke instelwaarde actief is (bijv. onderspanningsbeveiliging 3,0 V/cel, rode led knippert 4x kort + 4 pieptonen van de motor).
• De instelwaarde kan worden gewijzigd door kort op de setupknop te drukken; het aantal knippersignalen van de
rode led (en van de pieptonen van de motor) wijzigen overeenkomstig (zie tabel op de volgende pagina).
• Zet de rijregelaar uit om de Instelmodus te verlaten en de geprogrammeerde waarden op te slaan in het geheugen.
Als u daarna de rijregelaar weer aanzet is deze met de nieuw ingestelde waarden klaar om gebruikt te worden.
• Als een van de instellingen moet worden gewijzigd, ga dan te werk als hierboven beschreven.
89
Functie
Groene LED Rode LED knippert... (+ pieptoon)
knippert....
2x kort
3x kort
(+ pieptoon) 1x kort
4x kort
1x lang
1x lang,
1x kort
1x lang,
2x kort
1x lang,
3x kort
30%
40%
1
Rijfunctie
1x kort
Vooruit/
rem
Vooruit/
rem/
achteruit
2
Remmen op de motor
2x kort
0%
5%
10%
15 %
20%
25%
3
Onderspanningsbeveiliging
3x kort
uit
2,6 V/cel
2,8 V/cel
3,0 V/cel
3,2 V/cel
3,4 V/cel
4
Startmodus
4x kort
1 (langzaam) 2
3
4
5
Maximale remkracht
5x kort
25%
75%
100%
50%
De grijs gemarkeerde waarden zijn de basisinstellingen na een reset (zie hoofdstuk 9. c). De rijregelaar van
het voertuig heeft bij levering mogelijk andere begininstellingen; neem dan de knippersignalen van de rode
led en de overeenkomstige pieptonen in acht.
Beschrijving van de instelfuncties:
• Functie #1, groene led knippert 1x kort: Rijfunctie
Met de snelheidsregelaar kan hier worden geschakeld tussen "Vooruit/rem" en "Vooruit/rem/achteruit". Voor de
motorfiets mag de instelling "Vooruit/rem/achteruit" niet worden gebruikt.
• Functie #2, groene led knippert 2x kort: Remmen op de motor
Als u op de zender gas mindert dan wel de gas-/remhendel op de zender in de neutraalstand zet, dan mindert het
voertuig vanzelf snelheid. Dit is exact hetzelfde als remmen op de motor in een "echte" auto als het gaspedaal
losgelaten wordt zonder het rempedaal in te drukken. Bovendien komt dit overeen met de remfunctie van een
conventionele elektromotor (een borstelloze motor beschikt niet over sterke magneten die de rotor afremmen).
• Functie #3, groene led knippert 3x kort: Onderspanningsbeveiliging
Bij gebruik van de motorfiets met een LiPo-aandrijfaccu moet de onderspanningsbeveiliging zijn ingeschakeld (we
raden u aan de standaardinstelling van 3,2 V/cel niet te wijzigen).
Een volledig opgeladen 2-cel LiPo-aandrijfaccu heeft een spanning van ongeveer 8,4 V. Als een uitschakelspanning van 3,2 V/cel is geprogrammeerd, dan schakelt de snelheidsregelaar de motor uit wanneer deze een spanning
van 6,4 V meet (2 cellen x 3,2 V) gedurende een periode van 2 seconden Dit voorkomt schadelijke diepe ontlading
van de LiPo-batterij.
• Functie #4, groene led knippert 4x kort: Startmodus bij het beginnen met rijden
Afhankelijk van de instelling wordt er dan met meer of minder kracht gestart bij het rijden. Hoe hoger de ingestelde
waarde, hoe meer stroom de motor aan de accu onttrekt en hoe hoogwaardiger de accu moet zijn. Een hogere
instelling mag ook alleen op losse grond worden gebruikt, anders wordt de aandrijving overbelast (tandwielen,
aandrijfketting, banden).
• Functie #5, groene led knippert 5x kort: Maximale remkracht
De rijregelaar levert afhankelijk van de stand van de hendel van de zender een proportioneel remvermogen. Het
maximale remvermogen is bij volledige uitslag instelbaar op 25 %, 50 %, 75 % en 100 %. Een hoge instelling (bijv.
100%) vermindert de remweg, maar heeft een negatieve invloed op de levensduur van de aandrijving (aandrijfrondsel, hoofdtandwiel, aandrijfketting).
90
c) De snelheidsregelaar opnieuw instellen
Met deze functie kunnen alle instellingen die u in de snelheidsregelaar geprogrammeerd hebt naar de fabrieksinstellingen worden teruggezet (zie grijze markeringen in de tabel in hoofdstuk 9b).
Ga hiervoor als volgt te werk:
• Zet de zender aan. Laat de gas-/remhendel in de neutraalstand staan, beweeg de hendel niet.
• Schakel de snelheidsregelaar in (druk kort op de aan-/
uitknop (A)). Wacht tot de snelheidsregelaar zijn zelftest
heeft voltooid en de LED's (C) op de snelheidsregelaar
stoppen met knipperen/oplichten.
De rijregelaar mag zich niet in de programmeermodus bevinden.
• Houd de setupknop (B) ingedrukt (niet loslaten).
• De rode en groene LED (C) op de snelheidsregelaar
knipperen tegelijkertijd langzaam.
• Als de groene LED knippert en u korte piepjes hoort,
dan laat u de setupknop (B) los.
• De snelheidsregelaar is teruggezet naar de standaardinstellingen, zie tabel in hoofdstuk 9. b).
Belangrijk!
Na het herstellen van de snelheidsregelaar is eerst het programmeren van de neutraal- en vol-gaspositie
noodzakelijk; zie hoofdstuk 9. a).
Daarna kunt u indien gewenst de in hoofdstuk 9. b) beschreven basisinstellingen wijzigen.
Als een LiPo-batterij wordt gebruikt om de motorfiets te gebruiken, dan moet de onderspanningsbeveiliging
worden geactiveerd. Als de Onderspanningsdetectie uitgeschakeld is kan een diepe ontlading van de LiPoaccu optreden, waardoor deze wordt vernield.
91
10. Schokdempers instellen
Op het bovenste uiteinde van de schokdemper kan de instelling van de veervoorspanning worden geregeld door aan
een kartelwiel te draaien.
De schokdempers kunnen op verschillende plaatsen bovenaan en onderaan worden gemonteerd. De fabrikant heeft
hier echter al een optimale positie gekozen en bovendien heeft een wijziging slechts een klein effect op het rijgedrag.
Net als bij een "echte" motorfiets is de schokdemper (of de rubberen afdichtingen in de schokdemper) een slijtageonderdeel. Als de olie uit de schokdemper loopt (bijvoorbeeld, de achtervork druipt van de olie, druipende vlekken), dan
moeten de afdichtingen of schokdempers worden vervangen.
11. Reiniging en onderhoud
a) Algemeen
Voor de reiniging of het onderhoud moet de rijregelaar uitgezet worden en moet de rijaccu volledig van de rijregelaar
worden losgekoppeld. Als u hiervoor met de motorfiets hebt gereden, laat dan eerst alle onderdelen (zoals de motor,
snelheidsregelaar, etc.) afkoelen.
Maak het voertuig na het rijden schoon door stof en vuil te verwijderen met bijvoorbeeld een schone langharige kwast
en een stofzuiger. Perslucht kan hierbij ook van pas komen.
Gebruik geen reinigingssprays of gewone schoonmaakmiddelen. Daardoor kan de elektronica beschadigd worden.
Bovendien leiden dergelijke middelen tot verkleuringen van de kunststof onderdelen of de carrosserie.
Was het voertuig nooit met water af, zoals bijv. met een hogedrukreiniger.
Om de carrosserie of de bestuurdersfiguur af te vegen, kunt u een zachte, licht bevochtigde doek gebruiken. Wrijf niet
te hard, anders ontstaan er krassen.
b) Voor resp. na elke rit
Door de trillingen van de motor en schokken tijdens het rijden kunnen er onderdelen en schroefverbindingen losraken.
Controleer daarom voor resp. na iedere rit de volgende punten:
• Goed vastzitten van alle schroefverbindingen
• Bevestiging van snelheidsregelaar, aan-/uitschakelaar, ontvanger
• Conditie van de banden
• Bevestiging van alle kabels (deze mogen niet in bewegende delen van het voertuig terecht komen)
Controleer het voertuig ook voor en na elk gebruik op beschadigingen. Indien u beschadigingen vaststelt
mag het voertuig niet meer gebruikt worden.
Als er versleten voertuigonderdelen (bijv. banden) of defecte onderdelen van het voertuig vervangen moeten worden, mag u enkel originele reserveonderdelen gebruiken.
92
c) Ketting vervangen
De ketting kan op een bepaald punt worden ontkoppeld.
Voor dit doel zit er een verbindingsschakel (A) in de ketting.
Met een kleine punttang kan deze eruit worden geduwd,
zodat de ketting op dit punt los kan worden gemaakt. Verwijder hiervoor simpelweg de kettingschakel (B + C).
Het gesloten uiteinde van het borgonderdeel (A) moet in
de richting van het motorrondsel wijzen met lopende ketting.
d) Vervangen van de banden
De banden zijn niet gelijmd, en kunnen eenvoudig van de velg worden verwijderd.
Het voorwiel kan eenvoudig worden verwijderd door de twee stelschroeven aan de onderkant van de wielsteun los te
draaien met een daarvoor geschikte zeskantsleutel.
Om het achterwiel te verwijderen, maakt u eerst de ketting los. Zie hiervoor hoofdstuk 11. c).
Draai vervolgens de twee schroeven van het achterwiel los, waarna het van de achtervork kan worden weggenomen.
e) Bestuurdersfiguur verwijderen, carrosserie demonteren
Voor onderhoudsdoeleinden kan de bestuurdersfiguur eenvoudig worden verwijderd.
Trek eerst de twee handen naar buiten zodat ze loskomen van het stuur. Trek vervolgens de laarzen omhoog uit de
borgpennen (of draai de borgpennen los).
De carrosserie is met twee clips aan het chassis bevestigd. Trek eerst de clips eruit, daarna kan de carrosserie naar
boven worden verwijderd.
f) Maak de stekkerverbinding van de gyro/het vliegwiel los
Voor testdoeleinden kan het nuttig zijn om de aandrijving
van het vliegwiel uit te schakelen, b.v. om de aandrijving
te testen.
In de carrosserie zit een BEC-stekkerverbinding zie pijlen
op de afbeelding rechts. Als u deze los maakt, is het vliegwiel gedeactiveerd.
Zonder gyro/vliegwiel is het rijgedrag niet controleerbaar.
93
12. Verwijdering
a) Product
Elektronische apparaten zijn recyclebare stoffen en horen niet bij het huisvuil. Voer het product aan het
einde van zijn levensduur volgens de geldende wettelijke bepalingen af.
Verwijder batterijen/accu's die mogelijk in het apparaat zitten en gooi ze afzonderlijk van het product weg.
b) Batterijen/accu’s
U bent als eindverbruiker volgens de KCA-voorschriften wettelijk verplicht alle lege batterijen en accu’s in te leveren;
verwijdering via het huisvuil is niet toegestaan.
Batterijen/accu´s die schadelijke stoffen bevatten, zijn gemarkeerd met nevenstaand symbool. De aanduidingen voor de zware metalen die het betreft zijn: Cd = cadmium, Hg = kwik, Pb = lood (de aanduiding staat
op de batterijen/accu’s, bijv. onder de links afgebeelde vuilnisbaksymbool).
U kunt verbruikte batterijen/accu’s gratis bij de verzamelpunten van uw gemeente, onze filialen of overal waar batterijen/accu’s worden verkocht, afgeven.
U voldoet daarmee aan de wettelijke verplichtingen en draagt bij aan de bescherming van het milieu.
13. Conformiteitsverklaring (DOC)
Hiermee verklaart Conrad Electronic SE, Klaus-Conrad-Straße 1, D-92240 Hirschau dat het product voldoet aan
richtlijn 2014/53/EU.
De volledige tekst van de EU-conformiteitsverklaring is als download via het volgende internetadres beschikbaar:
www.conrad.com/downloads
Kies een taal door op een vlagsymbool te klikken en voer het bestelnummer van het product in het zoekveld
in; aansluitend kunt u de EU-conformiteitsverklaring downloaden in pdf-formaat.
94
14. Verhelpen van storingen
Ook al is het model volgens de huidige stand der techniek geconstrueerd, er kunnen nog altijd problemen of storingen
optreden. Daarom willen we u uitleggen hoe u eventuele storingen kunt verhelpen. Neem bovendien ook de meegeleverde gebruiksaanwijzing van de zender in acht.
Het model reageert niet of niet juist
• Bij 2,4 GHz-afstandsbedieningen moet de ontvanger met de zender worden gekoppeld. Deze procedure wordt
met de Engelse term "Binding" of "Pairing" aangeduid. Het koppelen wordt normaal gesproken door de fabrikant
uitgevoerd, maar kan uiteraard ook door uzelf worden uitgevoerd. Neem hiervoor de apart meegeleverde gebruiksaanwijzing van de zender in acht.
• Is de rijaccu van het voertuig leeg of zijn de batterijen in de zender leeg? Vervang de aandrijfaccu en/of de batterijen/accu’s in de zender.
• Hebt u eerst de zender en daarna de snelheidsregelaar ingeschakeld? Bij omgekeerde volgorde werkt de snelheidsregelaar om veiligheidsredenen niet.
• Is de aandrijfaccu correct aangesloten op de snelheidsregelaar? Controleer de stekkerverbindingen, of deze eventueel verontreinigd of geoxideerd is.
• Is het voertuig te ver weg? Met een volle aandrijfaccu en volle batterijen in de zender moet een bereik van 100 m of
meer mogelijk zijn. Dit kan echter worden verminderd door omgevingsinvloeden; bijv. storingen op de zendfrequentie of de nabijheid van andere zenders (niet alleen zenders, maar ook WLAN-/Bluetooth®-apparaten die eveneens
een zendfrequentie van 2,4 GHz gebruiken), van metalen onderdelen, gebouwen, enz.
• De positie van de antenne van de zender en ontvanger ten opzichte van elkaar heeft zeer sterke invloed op het
bereik. Het is het beste als zowel de antenne van de zender als van de ontvanger verticaal staan (met beide antennes parallel ten opzichte van elkaar). Als u echter de antenne van de zender op het voertuig richt, resulteert dit in
een zeer kort bereik!
• Controleer de juiste positie van de stekker van de snelheidsregelaar en van de stuurservo in de ontvanger. Als
de stekkers 180° gedraaid zijn aangesloten. Op deze manier werken de snelheidsregelaar en de stuurservo niet.
Wanneer daarentegen de stekker van de rijregelaar en stuurservo met elkaar worden verwisseld stuurt de gas-/
remhendel op de zender de stuurservo en het draaiwiel de rijfunctie!
Het voertuig wordt langzamer of blijft staan
• De aandrijfaccu is leeg, de onderspanningsdetectie van de snelheidsregelaar heeft de aandrijving uitgeschakeld.
• Controleer de batterijen/accu's in de zender.
• Het voertuig is te ver weg van de zender.
De auto blijft niet staan als de gas-/remhendel wordt losgelaten
• Corrigeer op de zender de trimregelaar voor de rijfunctie (neutrale stand instellen).
• Als de trimafstand niet voldoende is, programmeer dan de neutraal- en vol-gaspositie opnieuw, zie hoofdstuk 9. a).
95
Het voertuig rijdt niet correct rechtuit
• Lijn de besturing met behulp van de zender en de bijbehorende trimfunctie uit.
• Controleer het voorwiel, de ophanging en de stuurservo.
• Heeft het voertuig een ongeluk gehad? Controleer het voertuig dan op defecte of gebroken onderdelen en vervang
deze.
De besturing is tegengesteld ten opzichte van de beweging van het draaiwiel op de zender
• Activeer de achteruit-instelling voor de stuurfunctie op de zender.
De rijfunctie is tegenovergesteld ten opzichte van de beweging van de gas-/remhendel op de zender
• Normaal gesproken moet het voertuig naar voren rijden, als de gas-/remhendel op de zender naar de greep toe
wordt getrokken. Als dit niet het geval is, activeer dan op de zender de achteruit-instelling voor de rijfunctie.
• Zou de motor worden ontkoppeld van de snelheidsregelaar, dan verwisselt u twee van de drie motorkabels met
elkaar.
De besturing werkt niet of niet juist; stuuruitslag van het voertuig te gering
• Als de zender een dualrate-instelling biedt, controleer deze dan (neem de gebruiksaanwijzing van de zender in
acht). Bij een te geringe dualrate-instelling reageert de stuurbekrachtiging niet meer.
• Controleer het stuurmechanisme op losse onderdelen; controleer bijv. of de servoarm op de juiste manier aan de
servo is bevestigd.
96
15. Technische gegevens
a) Voertuig
Schaal ���������������������������������������������������1:4
Geschikte aandrijfaccu ������������������������LiPo-aandrijfaccu met 2 cellen (nominale spanning 7,4 V) of
NiMH-aandrijfaccu met 6 cellen (nominale spanning 7,2 V
Aandrijving ��������������������������������������������Borstelloze-Elektromotor 3650 (4300 KV)
Achterwielaandrijving met ketting
Ophanging ��������������������������������������������Voor: Geveerde vorken
Achter: Met olie gevulde schokdempers met spiraalveer, instelbaar
Vliegwiel geïntegreerd als een gyro in het achterwiel
Afmetingen (L x B x H) �������������������������522 x 185 x 410 mm (zonder valbeugel)
Bandenmaat (B x Ø) �����������������������������Voor: 31 x 163 mm
Achter: 43 x 152 mm
Gewicht �������������������������������������������������Ong. 2908 g (zonder aandrijfaccu)
Geringe afwijkingen in afmetingen en gewicht kunnen om productietechnische redenen voorkomen.
b) Afstandsbediening
Neem de afzonderlijk bijgevoegde gebruiksaanwijzing voor de afstandsbediening in acht.
97