Boss DD-500 de handleiding

Type
de handleiding
Aan de slag . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2
De batterijen installeren . . . . . . . . . . . . . . . . . 2
De apparatuur aansluiten . . . . . . . . . . . . . . . . 2
Het apparaat inschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . 4
Basisbewerkingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
De delay wijzigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
Delay in-/uitschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
Schakelen tussen banken/patches. . . . . . . . . . 7
De [TAP/CTL]-schakelaar gebruiken om de
delay te bedienen
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Frase-loops afspelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Een patch bewerken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Een patch opslaan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Lijst met parameters . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
PATCH . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12
CONTROL . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
ASSIGN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
SYSTEM . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
MIDI . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
MIDI PC MAP . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
Handige functies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
Opgeven of Carry Over wordt uitgevoerd voor
het delaygeluid
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
De functies van de schakelaars [A], [B] en
[TAP/CTL] toewijzen
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19
Synchroniseren met een DAW of extern MIDI-
apparaat
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
Aansluitvoorbeeld . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
MIDI-berichten die kunnen worden verzonden
of ontvangen
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
MIDI-berichten die alleen kunnen worden
ontvangen
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
MIDI-routing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
Een functie toewijzen aan een extern pedaal . . . 22
De standaardfabrieksinstellingen herstellen . . . 24
Gegevens verzenden naar een extern MIDI-
apparaat
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24
Problemen oplossen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
Belangrijkste specicaties . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
HET APPARAAT VEILIG GEBRUIKEN . . . . . . . . . . 26
BELANGRIJKE OPMERKINGEN . . . . . . . . . . . . . . 26
Lees zorgvuldig “HET APPARAAT VEILIG GEBRUIKEN” en “BELANGRIJKE OPMERKINGEN”
(infoblad “HET APPARAAT VEILIG GEBRUIKEN” en de Gebruikershandleiding (p. 26)),
voordat u het apparaat gaat gebruiken. Na het lezen bewaart u de documenten, inclusief
deze hoofdstukken, zorgvuldig zodat u deze later nog eens kunt lezen.
5 Hoge precisie 96 kHz 32-bits audioverwerking van invoer tot uitvoer verzekert een hoge
audiokwaliteit.
5 Een duidelijke indicatie van de delaytijd en een onafhankelijke [TAP/CTL]-schakelaar bieden een
geavanceerde functionaliteit die gemakkelijk te gebruiken is tijdens liveoptredens.
5 Een totaal van 12 verschillende delaymodi, inclusief “VINTAGE DIGITAL gebaseerd op de SDE-3000
en de DD-2, ANALOG” en “TAPE”.
5 Dankzij de geheugenfunctie kunt u 297 verschillende instellingen voor het interne geheugen
opslaan en oproepen. “CARRYOVER” biedt een naadloze overgang en behoud van het galmgeluid bij
het schakelen tussen patches.
5 Met de Phrase Loop-functie kunt u in realtime tijdens het opnemen en afspelen nieuw materiaal in
lagen toevoegen. Deze functie kan tegelijk met de delay worden gebruikt.
5 Door de DD-500 via een USB-kabel of MIDI-kabels aan te sluiten, kunt u geluiden verwisselen en
parameters bedienen in synchronisatie met de DAW van uw computer of een extern MIDI-apparaat.
© 2015 Roland Corporation
Gebruikershandleiding
2
Aan de slag
De batterijen installeren
Plaats vier alkalinebatterijen (AA, LR6) in de batterijhouder onder aan het apparaat.
* Wees voorzichtig als u het apparaat ondersteboven draait om te vermijden dat de knoppen en
regelaars worden beschadigd. Ga voorzichtig om met het apparaat, laat het niet vallen.
* Bij verkeerd gebruik kunnen de batterijen ontploen of beginnen lekken. Lees zorgvuldig
alle informatie met betrekking tot de batterijen in “HET APPARAAT VEILIG GEBRUIKEN”
en “BELANGRIJKE OPMERKINGEN” (apart blad “HET APPARAAT VEILIG GEBRUIKEN” en
Gebruikershandleiding (p. 26)).
* Wij raden u aan de batterijen in het apparaat te laten, ook als u de netstroomadapter gebruikt.
Op die manier kunt u het apparaat verder gebruiken als het snoer van de netstroomadapter per
ongeluk van het apparaat loskomt.
* Om schade of ongelukken te vermijden, plaatst of vervangt u de batterijen voordat u het
apparaat aansluit op andere apparaten.
* Op het display wordt “BATTERY LOW” weergegeven als de batterijen bijna leeg zijn. Vervang
deze door nieuwe batterijen.
De rubberen voetjes bevestigen
U kunt indien nodig de rubberen voetjes bevestigen.
Bevestig deze op de plaatsen zoals getoond in de afbeelding.
De apparatuur aansluiten
* Zet het volume altijd op nul en schakel alle apparaten uit voordat u aansluitingen maakt om
defecten of storingen aan de apparatuur te voorkomen.
* Zet het volume van uw versterker altijd op nul voordat u kabels aansluit of loskoppelt.
DC IN-aansluiting
Hierop kunt u een netstroomadapter (PSA-reeks, apart
verkrijgbaar) aansluiten. Door een netstroomadapter te
gebruiken, kunt u spelen zonder dat u zich zorgen hoeft te
maken over het resterende batterijvermogen.
* Gebruik alleen de opgegeven netstroomadapter
(PSA-reeks, apart verkrijgbaar) en sluit deze aan op een
stopcontact met de juiste spanning. Gebruik geen andere
netstroomadapter. Dit kan tot storingen leiden.
* Als de netstroomadapter is aangesloten terwijl het apparaat
is ingeschakeld, gebruikt het apparaat de voeding van de
netstroomadapter.
USB (
O
)-poort
Gebruik een in de handel
verkrijgbare USB 2.0-kabel
om deze poort aan te sluiten
op uw computer.
U kunt synchroniseren met
een DAW via MIDI.
MIDI IN, OUT-connectors
Sluit hier een extern MIDI-
apparaat aan.
U kunt synchroniseren met
een extern MIDI-apparaat
via MIDI.
MIDI-apparaat
3
Aan de slag
CTL 1,2/EXP-aansluiting
U kunt verschillende parameters bedienen door een voetschakelaar (FS-5U, FS-5L, FS-6, FS-7: apart verkrijgbaar) of een expressiepedaal
(zoals de Roland EV-5: apart verkrijgbaar) aan te sluiten op de CTL 1,2/EXP-aansluiting (p. 22).
INPUT A/MONO, B-aansluitingen
Sluit uw elektrische gitaar, een ander
instrument of een eectapparaat aan op deze
aansluitingen.
* Gebruik de INPUT A/MONO-aansluiting en
de B-aansluiting voor het aansluiten van
een eectapparaat met stereo-uitgang.
Gebruik alleen de INPUT A/MONO-
aansluiting als u een monobron gebruikt.
* De INPUT A/MONO-aansluiting dient
ook als stroomschakelaar. Dit
apparaat wordt ingeschakeld
wanneer u een stekker in de
INPUT A/MONO-aansluiting
steekt en het wordt
uitgeschakeld wanneer u de
kabel loskoppelt.
OUTPUT A/MONO, B-aansluitingen
Verbind deze aansluitingen met de luidsprekers van uw versterker
of monitor.
Als uw systeem een monosysteem is, gebruikt u alleen de
OUTPUT A/MONO-aansluiting.
* Sluit geen koptelefoon aan op de OUTPUT A/MONO,
B-aansluiting. Hierdoor kan de koptelefoon beschadigd raken.
Bij het aansluiten van een EV-5
EXP
* Gebruik alleen het in deze
handleiding beschreven
expressiepedaal (EV-5, apart
verkrijgbaar). Als u andere
expressiepedalen aansluit,
kunt u defecten en/of schade
aan het apparaat veroorzaken.
Bij het aansluiten van een FS-7
Stereo 1/4"-jack
,
1/4"- jack x 2
Bij het aansluiten van een FS-6
MODE/POLARITY-schakelaar
CTL 2 CTL 1
Stereo 1/4"-jack
,
Stereo 1/4"-jack
MODE/POLARITY-schakelaar
Bij het aansluiten van een
FS-5U (of FS-5L)
Bij het aansluiten van twee
FS-5U's (of FS-5L's)
1/4"-jack
,
1/4"-jack
CTL 1 CTL 2 CTL 1
POLARITY-schakelaar
Stereo 1/4"-jack
,
1/4"- jack x 2
Als u een FS-5L aansluit, stelt u MODE in
op “MOMENT” (p. 22).
4
Aan de slag
Het apparaat inschakelen
* Als alles correct is aangesloten (p. 2), volgt u de onderstaande procedure om uw apparaten in te
schakelen. Als u de apparatuur in de verkeerde volgorde inschakelt, bestaat er een risico dat de
apparatuur beschadigd of defect raakt.
1. Steek een stekker in de INPUT A/MONO-aansluiting.
De DD-500 wordt ingeschakeld.
2. Schakel uw gitaarversterker of andere apparatuur in.
* Dit apparaat is uitgerust met een beveiligingscircuit. Het duurt even (een paar seconden)
voordat het apparaat normaal functioneert nadat het is ingeschakeld.
* Zet het volume altijd op nul voordat u het apparaat in- of uitschakelt. Zelfs als het volume
volledig op nul staat, kunt u nog geluid horen wanneer het apparaat wordt in- of uitgeschakeld.
Dit is normaal en wijst niet op een defect.
* Schakel de stroom in omgekeerde volgorde uit.
5
Basisbewerkingen
De delay wijzigen
[MODE]-regelaar
Selecteert het type delay.
STANDARD Heldere digitale delay.
TERA ECHO Echo met gevoel van ruimte en beweging, maar zonder galm of delay.
SLOW ATTACK Delay met een onderdrukte attack alsof een fade-in van het volume plaatsvindt.
FILTER Delay waaraan een lter met “sweep wordt toegevoegd.
SHIMMER Delay met een in toonhoogte verschoven geluid dat ingemixt wordt.
SFX Delay met een geluidseect.
REVERSE Produceert een eect waarbij het geluid omgekeerd wordt afgespeeld.
PATTERN Zestien onafhankelijk instelbare delays.
DUAL Een delay die bestaat uit twee in serie of parallel geschakelde delays.
VINTAGE DIGITAL Digitale delay met een warm vintage geluid.
TAPE Biedt het karakteristieke golvende geluid van de tape-echo.
ANALOG Geeft een zacht analoog delaygeluid.
[TONE]-regelaar
Regelt het volume van het eectgeluid.
De frequentierespons is laag wanneer
de regelaar op de middenpositie wordt
gezet. Als u de regelaar naar rechts
draait, krijgt u hogere frequenties en
als u deze naar links draait, worden de
hogere frequenties afgesneden.
[TIME/VALUE]-regelaar
Regelt de delaytijd.
Om grotere wijzigingen in de waarde
te maken, draait u de regelaar terwijl u
deze ingedrukt houdt.
[E. LEVEL]-regelaar
Wijzigt het volume van het
eectgeluid.
[TAP/CTL]-schakelaar
U kunt de delaytijd
gemakkelijk aanpassen
aan het tempo van
het liedje dat wordt
afgespeeld door op het
pedaal te drukken op
het tempo van het liedje
(Tap Input).
Als u dat wenst, kunt u
deze schakelaar aan een
andere functie toewijzen
(p. 8).
[
I
] [
H
]-knoppen
Schakel tussen schermen.
[
H
] [
I
]
[
H
]
[
I
]
[
H
] [
I
]
Tempo
Delaytijd
Nootlengte ten opzichte van het tempo
[
H
]
[
I
]
DelaytijdDelaytijd
Bovenste scherm
Draai de [TIME/VALUE]-regelaar om de
waarde aan te passen.
[MOD DEPTH]-regelaar
Wijzigt de modulatiediepte van het
delaygeluid.
[FEEDBACK]-regelaar
Regelt het feedbackniveau (het aantal
keer dat het geluid wordt herhaald).
* Oscillatie kan optreden bij de
invoer van bepaalde geluiden of
wanneer de regelaar op bepaalde
posities wordt gezet.
[A] [B]-schakelaars
Schakel tussen banken/patches (p. 7).
6
Basisbewerkingen
Delay in-/uitschakelen
Patch A-delay
Telkens wanneer u op de [A]-schakelaar drukt, wordt de delay in- (blauw opgelicht) of
uitgeschakeld (gedoofd).
Patch B-delay
Telkens wanneer u op de [B]-schakelaar drukt, wordt de delay in- (blauw opgelicht) of
uitgeschakeld (gedoofd).
Eenmaal drukken
Blauw:
ingeschakeld
Gedoofd:
uitgeschakeld
MEMO
U kunt ook instellingen maken zodat patches A en B tegelijk worden gebruikt (p. 19).
Patches en banken
De instellingen voor MODE, FEEDBACK, EFFECT LEVEL, TONE, MOD DEPTH en TIME worden
gezamenlijk een “patch genoemd. U kunt patches selecteren met behulp van de schakelaars
[A], [B] en [TAP/CTL] (p. 19). Een combinatie van patches A, B en C wordt een “bank
genoemd.
Bank omlaag
Bank
omhoog
BANK 02
BANK 99
BANK 01
Patch 01A Patch 01B Patch 01C
* Als u de [TAP/CTL]-schakelaar wilt gebruiken om patch C te selecteren, raadpleegt u “De functies van de schakelaars [A], [B] en
[TAP/CTL] toewijzen” (p. 19).
7
Basisbewerkingen
Schakelen tussen banken/patches
1. Schakel tussen banken (01–99).
Bank omlaag (druk tegelijk op de schakelaars [A] en [B])
Bank omhoog (druk tegelijk op de schakelaars [B] en [TAP/CTL])
2. Druk op een knipperende schakelaar ([A] of [B]) om te schakelen tussen patches.
Knippert blauw
MEMO
U kunt een andere patch oproepen door de [TIME/VALUE]-
regelaar te draaien terwijl u de [EXIT]-knop ingedrukt
houdt.
MEMO
U kunt de volgende functies gebruiken om te schakelen tussen patches/banken.
5 “De functies van de schakelaars [A], [B] en [TAP/CTL] toewijzen (p. 19)
5 “Opgeven of Carry Over wordt uitgevoerd voor het delaygeluid” (p. 19)
8
Basisbewerkingen
De [TAP/CTL]-schakelaar gebruiken om de delay te bedienen
Met de standaardinstellingen wordt de [TAP/CTL]-schakelaar gebruikt voor Tap Input, maar u kunt
deze instelling wijzigen zodat de schakelaar de delay op verschillende manieren beïnvloedt.
1. Druk op de [EDIT]-knop.
2. Gebruik de [
H
] [
I
]-knoppen om “CONTROL ” te selecteren en druk
op de [EDIT]-knop.
3. Gebruik de [
H
] [
I
]-knoppen om TAP/CTL te selecteren en
gebruik de [TIME/VALUE]-regelaar om een functie toe te wijzen.
Waarde Beschrijving
TAP Gebruik de schakelaar voor Tap Input.
CTL
HOLD Herhaalt het delaygeluid terwijl u de schakelaar ingedrukt houdt.
WARP
Bedient tegelijk het feedbackniveau en het volume van het delaygeluid om een onwerkelijke delay te
produceren.
TWIST Een nieuw type delay dat een agressief, wervelend gevoel produceert.
MOMENT Stuurt het delaygeluid alleen uit wanneer u de schakelaar ingedrukt houdt.
ROLL 1/2
Als u de schakelaar ingedrukt houdt, veranderen de delaytijdinstellingen naar 1/2 van de opgegeven
waarde en gaat het geluid verder.
ROLL 1/4
Als u de schakelaar ingedrukt houdt, veranderen de delaytijdinstellingen naar 1/4 van de opgegeven
waarde en gaat het geluid verder.
ROLL 1/8
Als u de schakelaar ingedrukt houdt, veranderen de delaytijdinstellingen naar 1/8 van de opgegeven
waarde en gaat het geluid verder.
FADE IN Voert een fade-in van het delaygeluid uit.
FADE OUT Voert een fade-out van het delaygeluid uit.
ASSIGN Selecteer dit als u de ASSIGN 1–8-instelling gebruikt (p. 15).
4. Druk op de [EXIT]-knop om terug te keren naar het bovenste scherm.
9
Basisbewerkingen
Frase-loops afspelen
Door de schakelaars te bedienen kunt u het opnemen en afspelen in realtime uitvoeren om gelaagde
performances te maken. U kunt de delay toepassen terwijl u gelaagde performances maakt.
Afsluiten
Als u Phrase Loop wilt afsluiten, houdt u de [TAP/CTL]-schakelaar minstens twee
seconden ingedrukt wanneer het afspelen is gestopt.
* De opgenomen inhoud gaat verloren als u Phrase Loop afsluit.
* De opgenomen inhoud wordt niet opgeslagen.
* Als u tijdens het afspelen op de [B]-schakelaar drukt, keert u terug naar het begin van de loop
en het afspelen.
Overdubben
Neem bijkomende lagen
op terwijl de loop wordt
afgespeeld.
[A] en [B] lichten rood op.
Loop afspelen
[B] licht rood op.
* U kunt de [
I
]/[
H
]-knoppen
gebruiken om het volume
van de frase aan te passen
(LOOP LEVEL).
Opnemen
Neem de performance
op.
[A] licht rood op.
Phrase Loop-modus openen
Als u de [A]-, [B]- of [C]-schakelaar (als FSW MODE (p. 19) is ingesteld op A/B/C”)
gedurende twee seconden of langer ingedrukt houdt, gaat de Phrase Loop in de
stand-bystand en knippert [A] rood.
Rood
Stoppen
Stop het afspelen.
[B] knippert rood.
Wissen
Wis de frase.
[A] knippert rood.
* U kunt de frase ook
wissen door tweemaal
op de [TAP/CTL]-
schakelaar te drukken
(de tweede keer lang
ingedrukt houden).
Opnametijd (seconden)
Frequentie 48 kHz 96 kHz
Mono 120 60
Stereo 60
* De samplefunctie en mono/stereo-
instellingen worden opgegeven in SYSTEM:
LOOP MODE (p. 17).
10
Een patch bewerken
U kunt verschillende patchgerelateerde parameters bewerken.
1. Druk op de [EDIT]-knop.
2. Gebruik de [
H
] [
I
]-knoppen om “PATCH” te selecteren en druk op
de [EDIT]-knop.
3. Gebruik de [
H
] [
I
]-knoppen om een parameter te selecteren en
gebruik de [TIME/VALUE]-regelaar om de waarde te bewerken.
4. Druk op de [EXIT]-knop om terug te keren naar het bovenste
scherm.
* Sla de bewerkte patch op zoals beschreven in de procedure in “Een patch opslaan” (p. 11).
[EDIT]-basisbewerkingen
Gebruik de [
H
][
I
]-knoppen om de cursor te verplaatsen
Gebruik de [TIME/VALUE]-regelaar om de waarde te bewerken
[EDIT]-knop
Gebruik de [
H
][
I
]-
knoppen om de cursor
te verplaatsen
[EDIT]-knop
[EXIT]-knop
11
Een patch opslaan
Hier leest u hoe u een patch die u hebt bewerkt, kunt opslaan.
1. Druk tegelijkertijd op de [EXIT]-knop en de [EDIT]-knop.
2. Gebruik de [TIME/VALUE]-regelaar om het nummer van de
opslagbestemming te selecteren.
Bank [A]-schakelaar [B]-schakelaar [TAP/CTL]-schakelaar
Bank 01 01A 01B 01C
Bank 02 02A 02B 02C
: : : :
Bank 99 99A 99B 99C
* Patch C kan alleen worden geselecteerd als FSW MODE (p. 19) is ingesteld op A/B/C.
3. Druk op de [
H
]-knop om de patchnaam te selecteren.
4. Bewerk de patchnaam.
[
H
] [
I
]-knoppen
De cursor verplaatsen
[TIME/VALUE]-regelaar Het teken bewerken
5. Druk op de [EDIT]-knop om de patch op te slaan.
Als u wilt annuleren, drukt u op de [EXIT]-knop.
Door de cursor naar “WRITE TO” te verplaatsen en de [TIME/VALUE]-regelaar te draaien, kunt
u een patch initialiseren (INIT) of patches verwisselen (EXCHANGE).
12
Lijst met parameters
PATCH
Parameter Beschrijving
MODE Selecteert het type delay (p. 5). Dezelfde functie als de [MODE]-regelaar.
TIME Geeft de delaytijd op. Dezelfde functie als de [TIME/VALUE]-regelaar.
BPM Geeft het tempo op.
OPGELET Geeft de delaytijd op met de nootlengte ten opzichte van BPM.
FEEDBACK
Regelt het feedbackniveau (het aantal keer dat het geluid wordt herhaald). Hogere instellingen resulteren in
meer delayherhalingen. Dezelfde functie als de [FEEDBACK]-regelaar.
TONE Regelt de toon van het delaygeluid. Dezelfde functie als de [TONE]-regelaar.
EFFECT LEVEL Wijzigt het volume van het delaygeluid. Dezelfde functie als de [E. LEVEL]-regelaar.
MOD DEPTH Wijzigt de modulatiediepte van het delaygeluid. Dezelfde functie als de [MOD DEPTH]-regelaar.
MOD RATE Wijzigt de modulatiesnelheid van het delaygeluid.
CARRYOVER
U kunt opgeven of Carry Over wordt uitgevoerd voor het eectgeluid wanneer u de patches verwisselt of de
delay uitschakelt.
DIRECT LEVEL Regelt het volume van het directe geluid wanneer het eect is ingeschakeld.
EQ SW Schakelt de EQ in en uit.
EQ LO.CUT
Stelt de frequentie in waarop de low cut-lter actief wordt.
Als “FLAT” is geselecteerd, heeft de low cut-lter geen eect.
EQ LO.GAIN Hiermee regelt u de lage tonen.
EQ LM.GAIN Hiermee regelt u de lage tot middentonen.
EQ LM.FREQ Bepaalt het midden van het frequentiebereik dat zal worden gewijzigd door de LM.GAIN.
EQ LM.Q
Wijzigt de breedte van het gebied dat wordt beïnvloed door de EQ gecentreerd op de LM.FREQ. Hogere
waarden maken het gebied kleiner.
EQ HM.GAIN Hiermee regelt u de hoge tot middentonen.
EQ HM.FREQ Bepaalt het midden van het frequentiebereik dat zal worden gewijzigd door de HM.GAIN.
EQ HM.Q
Wijzigt de breedte van het gebied dat wordt beïnvloed door de EQ gecentreerd op de HM.FREQ. Hogere
waarden maken het gebied kleiner.
EQ HI.GAIN Hiermee regelt u de hoge tonen.
EQ HI.CUT
Stelt de frequentie in waarop de high cut-lter actief wordt.
Als “FLAT” is geselecteerd, heeft de high cut-lter geen eect.
EQ LEVEL Hiermee wijzigt u het algemene volumeniveau van de equalizer.
LO DAMP Bepaalt hoeveel van de lage tonen wordt verminderd telkens wanneer het eectgeluid wordt herhaald.
LO DAMP F Bepaalt de frequentie van de lage tonen die wordt verminderd door LO DAMP.
HI DAMP Bepaalt hoeveel van de hoge tonen wordt verminderd telkens wanneer het eectgeluid wordt herhaald.
HI DAMP F Bepaalt de frequentie van de hoge tonen die wordt verminderd door HI DAMP.
DUCK SENS
Past de gevoeligheid aan waarop het volume automatisch wordt aangepast volgens de invoer. Hogere
waarden zorgen ervoor dat de aanpassing optreedt als reactie op lagere volumes.
DUCK PRE DEPTH
Het volume dat wordt ingevoerd naar de delay, wordt automatisch verminderd wanneer het ingevoerde
geluid luid is. De hoeveelheid van de vermindering verhoogt naarmate de instelling de waarde 100 nadert.
DUCK POST DEPTH
Het volume dat wordt uitgevoerd naar de delay, wordt automatisch verminderd wanneer het ingevoerde
geluid luid is. De hoeveelheid van de vermindering verhoogt naarmate de instelling de waarde 100 nadert.
EFFECT PAN Wijzigt de stereopositie van het eectgeluid.
DIRECT PAN Wijzigt de stereopositie van het directe geluid.
13
Lijst met parameters
MODE: TERA ECHO
Parameter Beschrijving
RESONANCE Wijzigt de hoeveelheid resonantie (en de klankkleuring) van het eectgeluid.
MODE: SLOW ATTACK
Parameter Beschrijving
SENS
Wijzigt de gevoeligheid van het Slow Gear-eect.
Als dit is ingesteld op een lagere waarde, verkrijgt u het Slow Gear-eect alleen met harde aanslagen. Met
een zachte aanslagtechniek verkrijgt u geen eect. Als de waarde hoger is, krijgt u het eect zelfs bij een
zwakke aanslag.
RISE TIME
Bepaalt de tijd die nodig is om het maximumvolume te bereiken vanaf het moment dat u begint met
aanslaan.
MODE: FILTER
Parameter Beschrijving
LFO TYPE Selecteert de curve waarop de lter wordt verplaatst.
LFO RATE Bepaalt de snelheid waarop de lter wordt verplaatst.
LFO DEPTH Bepaalt het bereik waarbinnen de lter wordt verplaatst.
TYPE Selecteert het type lter (LPF/BPF/HPF).
CUTOFF Bepaalt de frequentie waarop de lter werkt. Hogere waarden verhogen de frequentie.
RESONANCE Bepaalt de werking van de lter. Hogere waarden produceren een sterker klankkarakter.
FILTER POS Geeft op of de lter vóór of na de delay wordt geplaatst.
MODE: SHIMMER
Parameter Beschrijving
PITCH SHIFT Geeft de hoeveelheid toonhoogteverschuiving op in eenheden van een halve toon.
PITCH FINE
Geeft een verdere verjning op voor de hoeveelheid toonhoogteverschuiving. Een wijziging van 100 in
de Fine-instelling komt overeen met een wijziging van 1 in de Pitch Shift-instelling.
PITCH BAL
Wijzigt de balans tussen het in toonhoogte verschoven geluid dat wordt ingevoerd naar de delay en het
directe geluid.
DIRECT FB
Regelt de hoeveelheid feedback voor de delay die wordt toegepast op het directe geluid. Dit wordt
opgegeven als een aandeel (%) ten opzichte van de feedback die is opgegeven door de [FEEDBACK]-
regelaar.
MODE: SFX
Parameter Explanation
BIT DEPTH Geeft de bitdiepte op.
SAMPLE RATE Geeft de samplefrequentie op.
LoFi BAL Regelt de volumebalans tussen het directe geluid en het eectgeluid.
TR WAVE Past wijzigingen in het volumeniveau aan. Een hogere waarde zal de vorm van de golf steiler maken.
TR RATE Regelt de frequentie (snelheid) van de wijziging.
TR DEPTH Wijzigt de diepte van het eect.
MODE: PATTERN
Parameter Beschrijving
PATTERN
Selecteert het delaypatroon.
U kunt kiezen uit vooraf ingestelde patronen PAT1–PAT10 en het USER-patroon dat u naar believen kunt
instellen.
DELAY 1–16 TIME Regelt het aandeel ten opzichte van de delaytijd van Delay 1–16 als PATTERN is ingesteld op “USER”.
DELAY 1–16 LEVEL Regelt het volume van Delay 1–16 als PATTERN is ingesteld op “USER”.
DELAY 1–16 PAN Regelt de stereopositie van Delay 1–16 als PATTERN is ingesteld op “USER.
14
Lijst met parameters
MODE: DUAL
Parameter Beschrijving
DUAL MODE Geeft op of de twee delays in serie of parallel geschakeld zijn.
DUAL TYPE Selecteert het type delay.
DUAL LINK Koppel de delaytijd en feedback van de tweede delay aan de instellingen van de eerste delay.
D2 TIME Geeft de delaytijd van de tweede delay op. Dit is hetzelfde als de [TIME/VALUE]-regelaar.
D2 FEEDBACK
Regelt de hoeveelheid feedback (herhaling) voor de tweede delay. Hogere waarden produceren een
groter aantal delayherhalingen. Dit is hetzelfde als de [FEEDBACK]-regelaar.
D2 E. LEVEL Wijzigt het volume van het tweede delaygeluid. Dit is hetzelfde als de [E. LEVEL]-regelaar.
MODE: VINTAGE DIGITAL
Parameter Beschrijving
TYPE Selecteert het type apparaat waarop de parameter is gebaseerd.
FILTER Schakelt de high cut-lter in/uit wanneer TYPE is ingesteld op “SDE-3000”.
TIMEx2
Geeft op of de samplefrequentie wordt gehalveerd en de delaytijd verdubbeld wanneer TYPE is
ingesteld op “SDE-2000” of “SDE-3000”.
DELAY PHASE
Geeft de fase van het delaygeluid op wanneer TYPE is ingesteld op “SDE-2000” of “SDE-3000”. Als u INV
selecteert, wordt de fase omgekeerd.
FEEDBACK PHASE
Geeft de fase van de feedback van het delaygeluid op wanneer TYPE is ingesteld op “SDE-2000” of “SDE-
3000”. Als u INV selecteert, wordt de fase omgekeerd.
MODE: TAPE
Parameter Beschrijving
TYPE Selecteert het type apparaat waarop de parameter is gebaseerd.
TAPE HEAD
Selecteert de weergavekop(pen) die moet(en) worden gebruikt wanneer TYPE is ingesteld op “RE-201”.
Weergavekoppen 2/3 bieden delaytijden die twee of drie keer langer zijn dan weergavekop 1.
MODE: ANALOG
Parameter Beschrijving
STAGE Geeft het aantal BBD-fasen op. De delaytijd verlengt in verhouding tot het aantal fasen.
CONTROL
Parameter Beschrijving
TAP/CTL Geeft op of de [TAP/CTL]-schakelaar wordt gebruikt als TAP of als CTL.
CTL FUNC Geeft op hoe de [TAP/CTL]-schakelaar werkt als u erop drukt wanneer deze wordt gebruikt als CTL.
CTL 1/2 PREF
Geeft op of de CTL 1/2-schakelaar voor elke patch een andere instelling heeft of dat dezelfde instelling
wordt gedeeld door alle patches.
CTL 1/2 FUNC Geeft de bewerking weer die optreedt wanneer u op de CTL 1/2-schakelaar drukt.
CTL 1/2 MODE
Geeft op of de instelling alleen is ingeschakeld wanneer de CTL 1/2-schakelaar wordt ingedrukt of dat de
instelling wordt in- en uitgeschakeld telkens wanneer u op de schakelaar drukt.
EXP PREF
Geeft op of het EXP-pedaal voor elke patch een andere instelling heeft of dat dezelfde instelling wordt
gedeeld door alle patches.
EXP FUNC Geeft de bewerking weer die optreedt wanneer u op het EXP-pedaal drukt.
15
Lijst met parameters
ASSIGN
ASSIGN INPUT SENS
Beschrijving
Hiermee wijzigt u de invoergevoeligheid wanneer INPUT wordt geselecteerd voor SOURCE.
ASSIGN 1–8
Parameter Waarde Beschrijving
SW OFF, ON Schakelt ASSIGN 1–8 in/uit.
SOURCE
Geeft de controller (bron) op.
TAP/CTL [TAP/CTL]-schakelaar.
EXP PDL
(EXP PEDAL)
Externe voetschakelaar (EV-5 enzovoort, apart verkrijgbaar) die is aangesloten
op de CTL 1,2/EXP-aansluiting.
CTL1, 2 PDL Externe voetschakelaar die is aangesloten op de CTL 1,2/EXP-aansluiting.
INT PDL
Intern pedaal
Het virtuele expressiepedaal begint te werken als dit wordt
geactiveerd door de trigger die u hebt ingesteld (TRIGGER) en
wijzigt zo de parameter die is opgegeven door TARGET”.
Voor meer informatie over de parameters die kunnen worden
toegewezen aan het interne pedaal, raadpleegt u TIME” en “CURVE” (p. 16).
WAVE PDL
Wave-pedaal
Het virtuele expressiepedaal zal de parameter die is opgegeven door TARGET
binnen een bepaalde cyclus wijzigen in een vaste golfvorm.
INPUT
(INPUT LEVEL)
De toegewezen doelparameter zal wijzigen volgens het ingangsniveau.
* Als u de invoergevoeligheid wilt wijzigen, stelt u SENS (INPUT SENS) in.
CC#1–31, CC#64–95 Controllernummer vanaf een extern MIDI-apparaat
MODE
(SOURCE MODE)
Geeft de bediening van de controller op.
MOMENT
De waarde staat normaal op OFF (minimumwaarde) en zal alleen op ON
(maximumwaarde) staan wanneer de bediening wordt gebruikt.
* Als u het interne pedaal of het wave-pedaal wilt gebruiken, stelt u
“MOMENT” in.
TOGGLE
De waarde wisselt tussen OFF (minimum) en ON (maximum) telkens wanneer
de bediening wordt gebruikt.
TRG Hiermee selecteert u de parameter die moet worden gewijzigd.
MIN (TARGET MIN)
MAX (TARGET MAX)
Geeft het wijzigingsbereik voor de parameter op. De waarden zijn afhankelijk van de parameter die is
toegewezen door “TARGET.
ACT.LO
(ACT RANGE LO)
Binnen het bedieningsbereik van de bron geeft dit het bereik op dat zal worden bediend door de
doelparameter.
De doelparameter zal worden bediend binnen het opgegeven bereik. Normaal gezien laat u ACT.LO
op “0” staan en ACT.HI op “127”.
ACT.HI
(ACT RANGE HI)
WAV.RT
(WAVE RATE)
*1
0–100,
BPM
Geeft de tijd op voor één cyclus van het wave-pedaal.
* Als omwille van het tempo de tijd langer is dan het bereik met toegestane instellingen, wordt de
tijd gesynchroniseerd tot een periode van 1/2 of 1/4 van die tijd.
16
Lijst met parameters
Parameter Waarde Beschrijving
WAV.FM
(WAVE FORM)
*1
SAW, TRI, SIN
Selecteer een van de volgende opties om de wijziging op te geven die door het
wave-pedaal wordt geproduceerd.
SAW
TRI
SIN
TRIGGER
(INT PEDAL TRIGGER)
*2
Geeft op hoe de beweging van het interne pedaal zal worden getriggerd.
PAT CNG
(PATCH CHANGE)
Dit wordt geactiveerd wanneer een patch wordt geselecteerd.
EXP LO
Dit wordt geactiveerd wanneer een extern expressiepedaal dat is aangesloten
op de CTL 1,2/EXP-aansluiting, wordt ingesteld op de minimumpositie.
EXP MID
Dit wordt geactiveerd wanneer het externe expressiepedaal dat is aangesloten
op de CTL 1,2/EXP-aansluiting, wordt verplaatst via de middenpositie.
EXP HI
Dit wordt geactiveerd wanneer het externe expressiepedaal dat is aangesloten
op de CTL 1,2/EXP-aansluiting, wordt ingesteld op de maximumpositie.
CTL1, 2 PDL
Dit wordt geactiveerd wanneer een externe voetschakelaar die is aangesloten
op de CTL 1,2/EXP-aansluiting, wordt bediend.
CC#1–#31
CC#64–#95
Dit wordt geactiveerd wanneer een bedieningswijziging wordt ontvangen.
TIME
(INT PEDAL TIME)
*2
0–100
Dit geeft de tijd op waarbinnen het interne pedaal wordt verplaatst van de
positie waarbij de teen omhoog staat naar de positie waarbij de teen naar
beneden is gedrukt.
CURVE
(INT PEDAL CURVE)
*2
LINEAR,
SLOW (SLOW RISE),
FAST (FAST RISE)
Selecteer een van de volgende curven om de wijziging op te geven die door
het interne pedaal wordt geproduceerd.
LINEAR SLOW FAST
*1 Alleen voor SOURCE=WAVE PDL
*2 Alleen voor SOURCE=INT PDL
* Als FSW MODE (p. 19) is ingesteld op A/B SIMUL, is alleen de ASSIGN van de patch die op het
display wordt weergegeven, geldig.
17
Lijst met parameters
SYSTEM
Parameter Beschrijving
CONTRAST Regelt het contrast van het display.
OUTPUT Selecteert hoe de uitvoer gebeurt.
BANK MODE Geeft de timing op waarop de patch wordt gewijzigd wanneer u een andere bank kiest.
BANK EXTENT MIN Stelt de ondergrens in voor de banken.
BANK EXTENT MAX Stelt de bovengrens in voor de banken.
KNOB LOCK Geeft op of bediening van de regelaars wordt uitgeschakeld.
KNOB MODE Geeft op hoe bediening van de regelaars wordt uitgevoerd.
BYPASS Geeft op hoe het bypassgeluid wordt uitgestuurd.
PEDAL ACT
Geeft op of de bewerking wordt uitgevoerd wanneer u op de [A]-, [B]- of [TAP/CTL]-schakelaar drukt of
wanneer u de schakelaar loslaat.
FSW HOLD TIME
Geeft op hoeveel seconden de [A]-, [B]- of [TAP/CTL]-schakelaar moet worden ingedrukt om te worden
geïnterpreteerd als een lange druk.
FSW MODE Geeft op hoe de voetschakelaar wordt gebruikt (p. 19).
TEMPO HOLD
Geeft op of het tempo (BPM) wijzigt of wordt behouden wanneer u patches verwisselt. Door het tempo
te behouden, kunt u ook de delaytijd behouden. Als echter de patch waarnaar u wisselt een verschillende
NOTE-instelling heeft (zoals ¸ of ˙), zal de delaytijd ook veranderen.
USB MODE Geeft de USB-bedieningsmodus op (p. 21).
LOOP MODE Geeft de samplefrequentie op.
LOOP LEVEL Geeft het volume van de opgenomen frase op.
MIDI
Parameter Beschrijving
Rx CHANNEL Geeft het ontvangstkanaal op.
Tx CHANNEL Geeft het verzendkanaal op.
PC IN Geeft op of programmawijzigingen worden ontvangen.
PC OUT Geeft op of programmawijzigingen worden verzonden.
BANK SEL OUT
Geeft het bankselectiebericht op dat tegelijk wordt verzonden met de programmawijziging.
Als u MSB selecteert, wordt alleen MSB (CC#0) verzonden. Als u M+L selecteert, worden zowel MSB als LSB
(CC#32) verzonden.
CC IN Geeft op of bedieningswijzigingen worden ontvangen.
CC OUT Geeft op of bedieningswijzigingen worden verzonden.
TIME CONTROL Geeft op of bewerkingen van de [TIME/VALUE]-regelaar worden verzonden en ontvangen.
A SW CC [A]-schakelaar
Geeft het controllernummer op van de overeenkomstige regelaars of
schakelaars.
B SW CC [B]-schakelaar
TAP/CTL SW CC [TAP/CTL]-schakelaar
FEEDBACK CC [FEEDBACK]-regelaar
E. LEVEL CC [E. LEVEL]-regelaar
TONE CC [TONE]-regelaar
MOD DEPTH CC [MOD DEPTH]-regelaar
CTL1 CC Externe CTL1-schakelaar
CTL2 CC Externe CTL2-schakelaar
EXP CC Extern EXP-pedaal
EFFECT ON/OFF Geeft het controllernummer op dat wisselt tussen ingeschakelde delay en bypass.
LOOP ON/OFF Geeft het controllernummer op dat de Phrase Loop-functie in- of uitschakelt.
LOOP REC/DUB
Geeft het controllernummer op dat het opnemen of overdubben uitvoert bij het gebruik van de Phrase Loop-
functie.
LOOP PLAY
Geeft het controllernummer op dat het afspelen van een loop uitvoert bij het gebruik van de Phrase Loop-
functie.
LOOP STOP Geeft het controllernummer op dat het afspelen stopt bij het gebruik van de Phrase Loop-functie.
LOOP CLEAR Geeft het controllernummer op dat de frase wist bij het gebruik van de Phrase Loop-functie.
SYNC Selecteert de invoer van de tempoklok die wordt gebruikt voor synchronisatie.
REALTIME SRC Selecteert de bron van de realtimeberichten die worden verzonden van de MIDI OUT-connector of de USB-poort.
MIDI IN->OUT
Geeft de connector op waarnaar MIDI-berichten die worden ontvangen van de MIDI IN-connector, worden
uitgestuurd.
18
Lijst met parameters
Parameter Beschrijving
USB IN->OUT Geeft de connector op waarnaar MIDI-berichten die worden ontvangen van de USB-poort, worden uitgestuurd.
DEVICE ID
Stelt de MIDI-apparaat-ID in die wordt gebruikt voor het verzenden en ontvangen van systeemexclusieve
berichten.
MIDI PC MAP
Parameter Beschrijving
BNK-PC# Geeft het programmanummer op dat overeenkomt met elk patchnummer.
19
Handige functies
Opgeven of Carry Over wordt uitgevoerd voor het delaygeluid
U kunt opgeven of Carry Over (ON/OFF) wordt uitgevoerd voor het eectgeluid wanneer u de
patches verwisselt of de delay uitschakelt.
1. Druk op de [EDIT]-knop.
2. Gebruik de [
H
] [
I
]-knoppen om “PATCH” te selecteren en druk op
de [EDIT]-knop.
3. Gebruik de [
H
] [
I
]-knoppen om “CARRYOVER te selecteren en
gebruik de [TIME/VALUE]-regelaar om ON/OFF te selecteren.
4. Druk op de [EXIT]-knop om terug te keren naar het bovenste
scherm.
* Als FSW MODE (p. 19) is ingesteld op A/B SIMUL, wordt het eectgeluid niet overgedragen,
zelfs niet wanneer CARRYOVER op ON staat.
De functies van de schakelaars [A], [B] en [TAP/CTL] toewijzen
1. Druk op de [EDIT]-knop.
2. Gebruik de [
H
] [
I
]-knoppen om “SYSTEM” te selecteren en druk
op de [EDIT]-knop.
3. Gebruik de [
H
] [
I
]-knoppen om “FSW MODE” te selecteren en
gebruik de [TIME/VALUE]-regelaar om de modus te selecteren.
Modus Beschrijving
NORMAL
Gebruik de [A]- en [B]-schakelaars om patch A of patch B te selecteren en
gebruik de [TAP/CTL]-schakelaar voor Tap Input.
* Als u de [TAP/CTL]-schakelaar wilt gebruiken als CTL, stelt u TAP/CTL FUNC”
in op “CTL (p. 8).
A/B/C
Gebruik de [TAP/CTL]-schakelaar om patch C te selecteren.
* In dit geval kunt u de [TAP/CTL]-schakelaar niet gebruiken voor de TAP- of
CTL-functies.
A/B SIMUL
Patches A en B kunnen tegelijk worden gebruikt. Druk op de gedoofde [A]- of
[B]-schakelaar om beide te laten oplichten.
SW DN/UP
Gebruik de [A]-schakelaar om de delay in of uit te schakelen en gebruik de [B]-
schakelaar en de [TAP/CTL]-schakelaar om een andere patch te kiezen.
4. Druk op de [EXIT]-knop om terug te keren naar het bovenste scherm.
20
Synchroniseren met een DAW of extern MIDI-apparaat
U kunt uw DD-500-performance synchroniseren met een computer of een extern MIDI-apparaat
door MIDI-berichten te verzenden en te ontvangen.
Een extern MIDI-apparaat of DAW kan bijvoorbeeld patches op de DD-500 verwisselen of het
tempo van dit apparaat controleren.
Aansluitvoorbeeld
Extern MIDI-apparaat
DAW
MIDI-berichten die kunnen worden verzonden of ontvangen
Patchwijzigingen
Bankselectie (CC#0, #32) en programmawijziging
Synchronisatie
Tempoklok (F8)
Patchgegevens
Systeemexclusieve berichten
Overige berichten
Schakelaar, regelaar MIDI-bericht Waarde Opmerkingen
[A]-schakelaar Controllernummer 82
0, 127
5 Verzendt “127” indien ingedrukt en “0” indien losgelaten
5 Verzendt een programmawijziging wanneer de patch wordt
gewijzigd
[B]-schakelaar Controllernummer 83
[TAP/CTL]-schakelaar Controllernummer 84
EXP-pedaal Controllernummer 16 0–127
CTL 1-schakelaar Controllernummer 80
0, 127 Verzendt “127” indien ingedrukt en “0” indien losgelaten
CTL 2-schakelaar Controllernummer 81
[FEEDBACK]-regelaar Controllernummer 17
0–127
[TONE]-regelaar Controllernummer 19
[E. LEVEL]-regelaar Controllernummer 18
[MOD DEPTH]-regelaar Controllernummer 20
[TIME/VALUE]-regelaar Pitch Bend
-8192–
+8191
5 Relatieve instelling vanaf de huidige waarde van de instelling
5 Als MIDI TIME Control is ingeschakeld: verzonden en ontvangen
Moet op ON
staan
21
Synchroniseren met een DAW of extern MIDI-apparaat
MIDI-berichten die alleen kunnen worden ontvangen
Status MIDI-bericht Waarde Opmerkingen
Delay
ingeschakeld,
Bypass
Controllernummer 21
ON, OFF
ON = Delay ingeschakeld, OFF = Bypass
Frase-loop Controllernummer 22
Phrase Loop-functie
Opnemen,
Overdubben
Controllernummer 23
Loop afspelen Controllernummer 24
Stoppen Controllernummer 25
Wissen Controllernummer 26
MIDI-routing
Raadpleeg “[EDIT]-basisbewerkingen” (p. 10) voor informatie over hoe u de MIDI-parameters kunt
instellen.
Items van hoofdinstelling
Item Parameter Beschrijving
Synchronisatiebron SYNC
Geeft op of de synchronisatiebron de DD-500 (INTERNAL),
USB of een extern apparaat dat is aangesloten via MIDI, is.
Realtimeberichten REALTIME SRC
Geeft op of realtimeberichten die door de DD-500 worden gegenereerd, worden
verzonden en of realtimeberichten die via de MIDI IN-connector of de USB-poort
worden verzonden, worden ontvangen.
Uitvoerbestemming
van MIDI-berichten
MIDI IN->OUT
Geeft de MIDI-berichten op die worden verzonden via de
MIDI OUT-connector.
USB IN->OUT
Geeft de MIDI-berichten op die worden verzonden via
de USB-poort.
Als u problemen ondervindt bij het aansluiten van uw DAW
Normaal gezien hoeft u geen stuurprogramma te installeren om de DD-500 op uw computer
aan te sluiten. Als er echter problemen optreden of als de performance slecht klinkt, kunt u
het oorspronkelijke BOSS--stuurprogramma gebruiken om het probleem op te lossen.
In dit geval stelt u “USB MODE” in op ”VENDOR” op de DD-500 en
installeert u het stuurprogramma op uw computer.
Voor informatie over het downloaden en installeren van het
oorspronkelijke BOSS-stuurprogramma raadpleegt u de BOSS-website.
Raadpleeg voor nadere gegevens het bestand Readme.htm dat met de
download wordt meegegeven.
&
http://ww w.boss.info/support/
Het programma dat u nodig hebt en de stappen voor het installeren van het USB-
stuurprogramma zijn afhankelijk van de instellingen van uw computer, dus lees eerst
zorgvuldig het bestand Readme.htm dat met de download wordt meegeleverd.
22
Een functie toewijzen aan een extern pedaal
U kunt een functie toewijzen aan een voetschakelaar (apart verkrijgbaar: FS-5U, FS-5L, FS-6, FS-7)
of expressiepedaal (apart verkrijgbaar: Roland EV-5 enzovoort) aangesloten op de CTL 1,2/EXP-
aansluiting.
1. Druk op de [EDIT]-knop.
2. Gebruik de [
H
] [
I
]-knoppen om “CONTROL te selecteren en druk
vervolgens op de [EDIT]-knop.
3. Gebruik de [
H
] [
I
]-knoppen om een parameter te selecteren en
gebruik de [TIME/VALUE]-regelaar om de waarde te bewerken.
Parameter Waarde Beschrijving
PREF
PATCH U kunt verschillende instellingen maken voor elke patch.
SYSTEM Dezelfde instellingen worden gedeeld door alle patches.
FUNC Specieer de functie van de voetschakelaars aangesloten op de CTL 1,2/EXP jack.
MODE
MOMENT
De schakelaar is normaal gezien uitgeschakeld (minimumwaarde)
en wordt alleen ingeschakeld (maximumwaarde) wanneer u deze
ingedrukt houdt.
TOGGLE
De schakelaar wordt uitgeschakeld (minimumwaarde) en
ingeschakeld (maximumwaarde) telkens wanneer u op de schakelaar
drukt.
CTL1 FUNC- en CTL2 FUNC-instellingen
Waarde Beschrijving
OFF Er is geen functie toegewezen. Selecteer dit als u de ASSIGN 1–8-instelling gebruikt (p. 15).
TAP Gebruik de schakelaar voor Tap Input.
HOLD Herhaalt het delaygeluid terwijl u de schakelaar ingedrukt houdt.
WARP
Bedient tegelijk het feedbackniveau en het volume van het delaygeluid om een onwerkelijke delay
te produceren.
TWIST Een nieuw type delay dat een agressief, wervelend gevoel produceert.
MOMENTARY Stuurt het delaygeluid alleen uit wanneer u de schakelaar ingedrukt houdt.
ROLL 1/2
Als u de schakelaar ingedrukt houdt, veranderen de delaytijdinstellingen naar 1/2 van de
opgegeven waarde en gaat het geluid verder.
ROLL 1/4
Als u de schakelaar ingedrukt houdt, veranderen de delaytijdinstellingen naar 1/4 van de
opgegeven waarde en gaat het geluid verder.
ROLL 1/8
Als u de schakelaar ingedrukt houdt, veranderen de delaytijdinstellingen naar 1/8 van de
opgegeven waarde en gaat het geluid verder.
FADE IN
Voert een fade-in of fade-out van het delaygeluid uit.
FADE OUT
EFFECT SW Schakelt het eect in en uit.
BANK UP
Wijzigt de bank.
BANK DOWN
LOOPonO Schakelt de Phrase Loop-modus in en uit.
LOOP CLR Wist de frase.
23
Een functie toewijzen aan een extern pedaal
EXP FUNC-instellingen
Waarde Beschrijving
OFF Er is geen functie toegewezen. Selecteer dit als u de ASGN 1–8-instelling gebruikt (p. 15).
TIME Bedient de DELAY TIME.
FEEDBACK Bedient de FEEDBACK.
TONE Bedient de TONE.
E. LEVEL Bedient de E. LEVEL.
MOD DEPTH Bedient de MOD DEPTH.
MOD RATE Bedient de MOD RATE.
4. Druk op de [EXIT]-knop om terug te keren naar het bovenste scherm.
24
De standaardfabrieksinstellingen herstellen
Hier leest u hoe u de fabrieksinstellingen herstelt. Als u dat wilt, kunt u ook gewoon de
systeeminstellingen of een specieke reeks patches herstellen.
1. Druk op de [EDIT]-knop.
2. Gebruik de [
H
] [
I
]-knoppen om “FACTORY RESET” te selecteren en
druk op de [EDIT]-knop.
3. Gebruik “FROM” en TO om de reeks op te geven die u wilt
herstellen.
Parameter Waarde Beschrijving
FROM
TO
SYSTEM Instellingen systeemparameters.
01A–99C Instellingen voor patches.
4. Druk op de [EDIT]-knop.
Er verschijnt een bevestigingsbericht.
5. Druk op de [EDIT]-knop om de instellingen te herstellen.
Als u besluit om te stoppen zonder te herstellen, drukt u op de [EXIT]-knop.
Gegevens verzenden naar een extern MIDI-apparaat
U kunt exclusieve berichten gebruiken om een andere DD-500 op dezelfde instellingen in te stellen
of om eectgeluidsinstellingen op te slaan op MIDI-sequencers en andere soortgelijke apparaten.
Deze verzending van gegevens wordt ook bulkgewijs dumpen genoemd.
1. Druk op de [EDIT]-knop.
2. Gebruik de [
H
] [
I
]-knoppen om “MIDI BULK DUMP” te selecteren
en druk op de [EDIT]-knop.
3. Gebruik “FROM” en TO om de reeks op te geven die u wilt
herstellen.
Parameter Waarde Beschrijving
FROM
TO
SYSTEM Instellingen systeemparameters.
01A–99C Instellingen voor patches.
TEMP Huidige instellingen in het paneeldisplay.
4. Druk op de [EDIT]-knop.
Het bulkgewijs dumpen wordt uitgevoerd.
25
Problemen oplossen
Probleem Controle Handeling
Apparaat wordt niet ingeschakeld
Is uw gitaar correct aangesloten op de
INPUT A/MONO-aansluiting?
Controleer de verbinding opnieuw.
Is de batterijspanning te laag? Installeer nieuwe batterijen.
Is de opgegeven netstroomadapter
(PSA-reeks) correct aangesloten?
Controleer de verbinding opnieuw.
Geen geluid / Geen delaygeluid / Geen
direct geluid
Is de SYSTEM: OUTPUT-instelling (p. 17)
correct?
Controleer de SYSTEM: OUTPUT-instelling
(p. 17) en de verbinding met de OUTPUT-
aansluitingen.
Is uw uitvoerapparaat correct aangesloten
op de OUTPUT-aansluitingen?
De voetschakelaar wijzigt de geluiden
niet zoals verwacht
Is de SYSTEM: FSW MODE-instelling (p. 19)
correct?
De FSW MODE-instelling (p. 19) bepaalt
wat er gebeurt wanneer u op de [A]-, [B]-
en [TAP/CTL]-schakelaars drukt. Controleer
de instelling.
Het delaygeluid blijft niet behouden
wanneer u een andere patch kiest of de
delay uitschakelt
Staat de PATCH: CARRYOVER-instelling
(p. 19) op “ON”?
Als CARRYOVER (p. 19) is ingesteld op
“OFF”, blijft het delaygeluid niet behouden.
Is de SYSTEM: BYPASS-instelling (p. 17)
ingesteld op “TRUE”?
Als dit is ingesteld op TRUE” (True Bypass),
wordt geen Carry Over uitgevoerd op
het delaygeluid wanneer het eect is
uitgeschakeld, zelfs niet als CARRYOVER
op “ON” staat. Stel SYSTEM: BYPASS in op
“BUFFERED”.
Belangrijkste specicaties
BOSS DD-500: DIGITAL DELAY
Stroomtoevoer
Alkalinebatterij (AA, LR6) x 4
Netstroomadapter
Stroomverbruik 200 mA
Afmetingen 170 (B) x 138 (D) x 62 (H) mm
Gewicht (inclusief batterijen) 1,0 kg
Accessoires Gebruikershandleiding, infoblad “HET APPARAAT VEILIG GEBRUIKEN”, alkalinebatterijen (AA, LR6) x 4
Opties (apart verkrijgbaar)
Netstroomadapter: PSA-reeks
Voetschakelaar: BOSS FS-5U, FS-5L
Dubbele voetschakelaar: BOSS FS-6, FS-7
Expressiepedaal: BOSS FV-500H, FV-500L, Roland EV-5
* 0 dBu = 0,775 Vrms
* Met het oog op productverbetering kunnen de specicaties en/of het uitzicht van dit toestel worden gewijzigd zonder voorafgaande
kennisgeving.
26
HET APPARAAT VEILIG GEBRUIKEN
Om de stroom naar het apparaat volledig uit te schakelen,
trekt u de stekker uit het stopcontact
Zelfs als de stroom is uitgeschakeld, betekent dit niet dat het apparaat
volledig van de stroomtoevoer is losgekoppeld. Als de stroom volledig
moet worden uitgeschakeld, schakelt u eerst de schakelaar van het
apparaat uit en trekt u vervolgens de stekker uit het stopcontact. Zorg
er daarom voor dat u de stekker van het netsnoer aansluit op een
stopcontact dat gemakkelijk bereikbaar is.
Bewaar kleine onderdelen buiten het bereik van kinderen
Bewaar de onderstaande onderdelen altijd op een veilige plaats buiten
het bereik van kinderen, zodat er geen risico bestaat dat ze per ongeluk
worden ingeslikt.
Bijgeleverde onderdelen
Rubberen voetjes (p. 2)
BELANGRIJKE OPMERKINGEN
Stroomtoevoer: gebruik van batterijen
Als u het apparaat met batterijen gebruikt, raden wij u aan alkalinebatterijen te
gebruiken.
Reparaties en gegevens
Voordat u het apparaat verzendt voor herstelling, moet u een back-up maken van
de gegevens die op het apparaat zijn opgeslagen. U kunt uw belangrijke gegevens
ook op papier noteren. Hoewel we tijdens herstellingen al het mogelijke doen om de
gegevens op uw apparaat te behouden, is het in sommige gevallen, zoals wanneer
het geheugen fysiek is beschadigd, echter niet mogelijk om de opgeslagen inhoud
te herstellen. Roland kan niet verantwoordelijk worden geacht voor het herstel van
eventuele opgeslagen inhoud die verloren is gegaan.
Extra voorzorgsmaatregelen
Gegevens die op het apparaat zijn opgeslagen, kunnen verloren gaan als gevolg van
storingen aan het apparaat, onjuiste bediening van het apparaat enzovoort. Om uzelf
te beschermen tegen het onherstelbare verlies van gegevens, zorgt u ervoor dat u
regelmatig back-ups maakt van de gegevens die op het apparaat zijn opgeslagen.
Roland kan niet aansprakelijk worden gesteld voor het herstel van de opgeslagen
inhoud die verloren is gegaan.
De informatie in deze handleiding bevat illustraties waarin de standaardweergave
van het display wordt afgebeeld. Het is echter mogelijk dat uw apparaat een
nieuwere, verbeterde versie van het systeem bevat (bv. met nieuwere geluiden),
zodat de weergave op uw display kan verschillen van de weergave in de handleiding.
Voer nooit druk uit op het display en sla er nooit tegen.
Gebruik alleen het opgegeven zwelpedaal (Roland EV-5, BOSS FV-500L, BOSS FV-
500H, apart verkrijgbaar). Als u andere expressiepedalen aansluit, kunt u defecten
en/of schade aan het apparaat veroorzaken.
Gebruik geen verbindingskabels met een ingebouwde weerstand.
Intellectueel eigendomsrecht
Het opnemen met geluids- of beeldmateriaal, het kopiëren of reviseren van materiaal
(muziek, beelden, uitzendingen, liveoptredens enzovoort) dat geheel of gedeeltelijk
eigendom is van een derde, en het distribueren, verkopen, leasen, uitvoeren
of uitzenden ervan is wettelijk niet toegestaan zonder de toestemming van de
auteursrechteigenaar.
Gebruik dit apparaat niet voor doeleinden die kunnen leiden tot een inbreuk op
de auteursrechten van een derde. Wij zijn niet verantwoordelijk voor inbreuken op
auteursrechten van derden die ontstaan uit uw gebruik van dit apparaat.
MMP (Moore Microprocessor Portfolio) verwijst naar een patentportfolio betreende
microprocessorarchitectuur, ontworpen door Technology Properties Limited
(TPL). Roland heeft van de TPL Group de licentie verkregen tot gebruik van deze
technologie.
Dit product bevat het met eParts geïntegreerde softwareplatform van eSOL Co., Ltd.
eParts is een handelsmerk van eSOL Co., Ltd. in Japan.
Roland en BOSS zijn gedeponeerde handelsmerken of handelsmerken van Roland
Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen.
De bedrijfsnamen en productnamen in dit document zijn gedeponeerde
handelsmerken of handelsmerken van hun respectievelijke eigenaars.
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26

Boss DD-500 de handleiding

Type
de handleiding