NL
►1.2.5. De generator enkel voeden
met stroom waarvan de spanning
en frequentie conform is met de
specifi caties op het identifi catielabel
van de generator.
►1.2.6. Gebruik uitsluitende
verlengkabels met drie draden die
correct op de massa aangesloten zijn.
►1.2.7. Aanbevolen veilige
minimumafstanden te respecteren
tussen de generator en ontvlambare
substanties zijn: uitgang vooraan = 2,5
m; zijkant, van boven en achteraan = 1,5
m.
►1.2.8. Plaats de generator die warm
is of in werking, op een stabiele en
vlakke ondergrond, om brandgevaar te
vermijden.
►1.2.9. Houd dieren op veilige afstand
van de generator.
►1.2.10. Haal de stekker van de generator
uit het stopcontact als hij niet gebruikt
wordt.
►1.2.11. Als de generator door een
thermostaat gecontroleerd wordt, kan
hij op ieder ogenblik aangaan.
►1.2.12. Gebruik de generator nooit in
kamers die intens bewoond worden,
noch in slaapkamers.
►1.2.13. Blokkeer nooit de luchttoevoer
(aan de achterkant), noch de luchtuitgang
(voorkant) van de generator.
►1.2.14. Wanneer de generator warm
is, of aangesloten op het elektrische
net, of in werking is, mag hij nooit
verplaatst, verhandeld of bijgevuld
worden, of onderworpen worden aan
onderhoudswerkzaamheden.
►1.2.15. De lucht niet kanaliseren, niet
bij ingang noch bij uitgang van de
generator.
►1.2.16. Houd voldoende afstand tot
ontvlambare materialen, of hittelabiele
elementen (met inbegrip van de
voedingskabel) van de warme delen van
de generator.
►1.2.17. Als de voedingskabel
beschadigd blijkt, moet hij door de
technische dienst worden vervangen,
om ieder risico te vermijden.
2. UITPAKKEN
►I°. Haal alle verpakkingsmateriaal weg,
gebruikt om de generator te verpakken en
te versturen, en verwijder die volgens de
geldende normen.
►II°. Haal alle artikelen uit de verpakking.
►III°. Controleer op eventuele
beschadigingen, opgelopen tijdens het
transport. Als de generator beschadigd lijkt,
moet men onmiddellijk de concessiehouder
verwittigen, waar het toestel werd
aangekocht.
3. ASSEMBLAGE (29-44 kW)
(ZIE FIG. 1) Deze modellen zijn uitgerust met
wielen en handvaten/handvat, naargelang
het model. Deze componenten bevinden zich
samen met de bijhorende montagebouten in
de doos van de generator.
4. BRANDSTOF
WAARSCHUWING: De generator werkt
enkel op DIESEL of KEROSINE.
Gebruik uitsluitend diesel of kerosine,
om brandgevaar of ontploffi ngsgevaar te
vermijden. Maak nooit gebruik van benzine,
nafta, solventen voor verfstoffen, alcohol of
andere zeer ontvlambare brandstoffen.
Gebruik onschadelijke antivriesadditieven bij
zeer lage temperaturen.
5. WERKINGSPRINCIPES
(ZIE FIG. 2)
A. Verbrandingskamer en kop, B. Ventilator,
C. Motor, D. Compressor, E. Tank.
De compressor (D) die door de motor
(C) in werking wordt gezet, drukt de lucht
samen, die via de vernevelingsspuitmond de
brandstof uit de tank (E) aanzuigt door het
“VENTURI - EFFECT”. Bij contact met de
ontsteker ontbrandt de vernevelde brandstof
binnenin de verbrandingskamer (A). De
verbrandingsproducten worden vermengd
met de luchtstroom van de omgeving,
opgewekt door de rotatie van de ventilator
(B), en naar buiten uit de generator gedreven.
Een fotoweerstand die op een elektronische
besturingskaart is aangesloten, controleert
constant de correcte werking van de
generator, en stopt de cyclus wanneer er zich
problemen voordoen.