BRANDSTOF
OPGELET: De generator functioneert ENKEL op kerosine
of stookolie.
Het gebruik van onzuivere brandstof kan veroorzaken:
Bij lage temperaturen dient een niet-giftige antivriesvloeistof
gebruikt te worden.
HOE HET APPARAAT WERKT
In de verbrander bevindt zich een draaiende ventilator die de
lucht aantrekt die nodig is voor een correcte verbranding. De
luchttoevoer komt uit de trechter van de verbranding en ver-
mengt zich met de brandstof die onder hoge druk verpulverd
wordt door een leiding. De verpulvering van de brandstof door
de leiding is verzekerd door een draaiende pomp die de brand-
stof aanzuigt uit de tank en onder hoge druk naar de leiding
stuurt voor de verpulvering.
IN WERKINGSTELLING
WAARSCHUWING: Alvorens de generator in werking te
stellen, en, dus, alvorens de stekker in het stopcontact
te steken, dient men te controleren of de netspanning
overeenkomt met die op het identicatieplaatje van de
generator.
INSCHAKELING VAN DE GENERATOR
1. Volg alle veiligheidsinstructies op.
2. Vul de tank met brandstof.
3. Sluit de tank met de dop.
4. Steek de stekker in een geaard stopcontact dat dezelfde net-
het apparaat.
INSCHAKELING ZONDER DE THERMOSTAAT
• XL 9ER
Zet de knop (B Fig. 5) op ON (I). Zo wordt de voorventilatie
verbranding.
• XL 9SR
WAARSCHUWING: alvorens de generator aan te zetten
dient de knop (C Fig. 5) op te staan.
Zet de knop (B Fig. 5) op ON. Zo wordt de voorventilatie
verbranding.
Om de maximale potentie te benutten dient de knop (C Fig. 5)
op gezet te worden.
INSCHAKELING MET DE THERMOSTAAT
Reguleer de thermostaat of de tussenschakelaar (zoals
bijvoorbeeld een timer), indien toegepast, zodat het apparaat
aan gaat.
OPGELET: De generator kan automatisch werken ENKEL
wanneer er een tussenschakelaar, zoals bijvoorbeeld een
thermostaat of een timer, is aangesloten. Om een tussen-
schakelaar aan het apparaat aan te sluiten, raadpleeg de
paragraaf “ELEKTRISCH SCHEMA”.
Bij de eerste inwerkingzetting of na de complete lediging van
het brandstofcircuit, kan de toevoer van brandstof in de leiding
onvoldoende zijn, waardoor het veiligheidsdevies dat de vlam
-
-
nuut gewacht heeft, dient u de RESETknop (D Fig. 5 en 6) in te
drukken en het apparaat oplnieuw aan te zetten.
In het geval het apparaat het niet doet, dient u eerst de volgende
zaken te doen:
1. Controleren of er nog brandstof in de tank (N Fig. 4) zit.
2. De RESETknop indrukken (D Fig. 5 en 6).
In het geval het apparaat het nog niet doet, dient u de paragraaf
oorzaak van het probleem te vinden.
OPGELET: Voor de tweede inwerkingstelling (waarvoor de
generator uit en voldoende afgekoeld dient te zijn) dient u
zich ervan te vergewissen dat de schroeven van het venti-
latieruitje aan de voorkant goed vastzitten (L Fig. 4).
WAARSCHUWING: De elektriciteitskabel van de genera-
tor dient geaard te zijn en voorzien te zijn van een gedif-
ferentieerde magnetisch-thermische schakelaar. De stek-
ker mag alleen gestoken worden in een gesegmenteerd
stopcontact.
UITZETTEN VAN DE GENERATOR
Zet de knop (B Fig. 5) op OFF (O) of schakel, indien van toe-
passing, de thermostaat of tussenschakelaar (timer) uit. Daarop
zal de vlam uitgaan en de ventilator nog doorwerken totdat het
apparaat is afgekoeld.
WAARSCHUWING: Alvorens de stekker uit het stopcon-
tact te trekken, dient de naventilatiecyclus volledig afge-
werkt te zijn (de afkoeling duurt ongeveer 3 minuten).
VEILIGHEIDSNORMEN
De generator is voorzien van veiligheidsapparatuur (L Fig. 6) om
de vlam te controleren. Als zich een of meer ongeregeldheden
voortdoen tijdens het gebruik, blokkeert die apparatuur de ver-
brander en gaat het controlelampje van de RESETknop bran-
den (D Fig. 5 en 6). De generator is ook voorzien van naventi-
latieapparatuur die een optimale en automatische afkoeling van
de vebrandingskamer regelt gedurende ongeveer 3 minuten.
Alvorens de generator opnieuw aan te zetten, dient de oorzaak
van de blokkering weggenomen te worden.
TRANSPORT EN VERPLAATSING
WAARSCHUWING: Alvorens het apparaat op te tillen of te
verplaatsen dient men zich ervan te vergewissen dat de
doppen van de tank (F en H Fig. 3) goed gesloten zijn.
TRANSPORT
De generator kan gemakkelijk van de ene naar de andere ruimte
verplaatst worden, alsook opgetilt en op verschillende hoogtes
geplaatst worden met behulp van de speciale beugels (B Fig.
3 of 7). Het is aldus mogelijk om het apparaat vast te zetten en
daar te plaatsen waar het nodig is om te verwarmen, ontdooien
en drogen.
4
nl