Gefaseerde belastingsvolgorde: De regeling belast het leadcircuit
volledig, voordat de lagcircuits worden gestart. Wanneer de belasting
afneemt, wordt het lag-circuit het eerst ontlast. De getrapte
belastingsvolgorde is actief als een van de circuits is uitgeschakeld
door een storing ervan; als het circuit in capaciteitsoverbruggingsmodus
is; of als de resterende circuits zijn uitgeschakeld of vol belast.
Circuitbelastingsvolgorde instellen
1. Ga naar het conguratiemenu.
2. Selecteer General Configuration(GENCONF) (Algemene
conguratie).
3. Stel Staged loading sequence [seq_typ] (Getrapte
belastingsvolgorde) in.
Staged loading sequence [seq_typ] (Getrapte belastingsvolgorde)
Nee/Ja Nee
6.8.2 - Capaciteit voor multi-circuit eenheid
De Lead/Lag circuitselectie functie bepaald het leidende (lead) circuit
en het opvolgende (lag) circuit van de eenheid. Deze functie regelt
de start/stop volgorde van twee koelcircuits genaamd circuit A en
circuit B.
Het circuit dat als eerste mag starten is het leidende circuit. Het
leidende circuit wordt als eerste gebruikt om de capaciteit te verhogen
en tegelijkertijd moet deze als eerste worden verlaagd bij afnemende
capaciteit. De lead/lag circuits kunnen handmatig of automatisch
geselecteerd worden (Cir Priority Sequence, GEN_CONF –
Algemene conguratie).
■Handmatige bepaling van lead-/lagcircuit: circuit A of circuit B
geselecteerd als leadcircuit (het leidende circuit). Het geselecteerde
circuit heeft voorrang op het andere circuit.
■Automatische bepaling van lead-/lagcircuit: het regelsysteem
bepaalt het leadcircuit om de gebruikstijd van elk circuit gelijk te
houden (waarde gewogen door het aantal starts van elk circuit).
Als gevolg daarvan wordt het circuit met het laagste aantal
bedrijfsuren altijd het eerst gestart.
Circuitprioriteit instellen
1. Ga naar het conguratiemenu.
2. Selecteer General Configuration(GENCONF) (Algemene
conguratie).
3. Stel Cir Priority Sequence [lead_cir] in.
Cir Priority Sequence [lead_cir]
0 Auto
1 A Lead
2 B Lead
6.9 - Nachtbedrijf
Met de functie Nachtbedrijf kunnen de gebruikers de eenheid
congureren met specieke parameters te werken gedurende een
specifieke tijdsperiode. Gedurende de nachtperiode, wordt de
capaciteit beperkt. Het aantal draaiende ventilatoren verminderd.
(alleen in koelbedrijf).
De nachtperiode wordt gedenieerd door een start- en een eindtijd
die hetzelfde zijn voor elke dag van de week. De nachtbedrijnstellingen
en de capaciteitsbegrenzing kunnen worden gecongureerd in het
Conguratiemenu (GENCONF – Algemene conguratie). Alleen
ingelogde gebruikers kunnen de nachtbedrijf instellingen wijzigen.
Instellen van het nachtbedrijf
1. Navigeer naar het Conguratiemenu (alleen ingelogde gebruikers).
2. Selecteer General Configuration(GENCONF) (Algemene
conguratie).
3. Parameters instellen overeenkomstig het nachtbedrijf.
Startuur van nachtbedrijf [nh_start]
00:00 tot 24:00
Stopuur van nachtbedrijf [nh_end]
00:00 tot 24:00
Night Capacity Limit [nh_limit] (Nachtcapaciteit limiet)
0 tot 100% 100%
6.10 - Condensordrukregeling
De condensordruk van elk circuit wordt bestuurd door maximaal twee
ventilatoren. AQUACIAT (I)LD eenheden zijn uitgerust met
ventilatoren met vast toerental en ventilatoren met variabel toerental
voor hoger deellastrendement en vermindering van geluidsniveau.
In koelbedrijf wordt de condensatiedruk onafhankelijk geregeld in elk
circuit gebaseerd op de verzadigde condensatietemperatuur. De
regeling past zijn setpoint permanent aan om optimale prestaties te
waarborgen en pendelgedrag van de ventilatoren te voorkomen.
In verwarmingsbedrijf wordt de verdampingsdruk onafhankelijk
geregeld in elk circuit gebaseerd op de verzadigde zuiggastemperatuur.
De regeling past permanent het setpoint aan om optimale prestaties,
werkingsduur en minimale aanvriezing van de batterijen te
garanderen.
6.11 - Vrije koeling van droge koeler (DCFC)
AQUACIT (I)LD -koelmachines kunnen worden geleverd met een
droge koeler die het energieverbruik verlaagt om energie en kosten
te besparen.
Door de installatie van een droge koeler is "vrije koeling" mogelijk -
een methode waarbij lage buitenluchttemperatuur wordt gebruikt
voor het koelen van water dat later wordt gebruikt in het
airconditioningssysteem. Het systeem is het meest eectief als de
buitenluchttemperatuur lager is dan 0°C (32°F).
Dit “droge koeler vrije koeling” bedrijfstype is mogelijk als de
buitenluchttemperatuur ("BLT vrije koeling") lager is dan de
temperatuur van het watersysteem en de geconfigureerde
startdrempelwaarde.
OPMERKING: de temperatuur van het watersysteem van de
droge koeler en de buitenluchttemperatuur voor de vrije koeling
die de regeling meet zijn alleen-lezen waarden die u kunt
controleren in het DC vrije koeling statusmenu (DCFC_STA).
De regeling maakt onderscheid tussen twee typen ventilatorregelingen
voor de optie van een vrije koeling van de droge koeler waarbij het
eerste type gebruikmaakt van ventilator trappen en het tweede type
een toerengeregelde ventilator gebruikt. Ook kan een gemengde
configuratie worden gebruikt (aansturing van vast en variabel
toerental ventilatoren).
Het droge koeler vrije koeling bedrijfstype stopt indien de
buitenluchttemperatuur (BLT vrije koeling) hoger is dan de
temperatuur van het watersysteem en de geconfigureerde
startdrempelwaarde. Als echter is gebleken dat de koelcapaciteit van
de droge koeler onvoldoende is om het koelingssetpoint te bereiken,
dan wordt de mechanische koeling dan gestart (als de capaciteit van
de vrije koeling 100% is, kan de mechanische koeling worden gestart).
6.12 - Detectie koudemiddellekkage
(optie 159)
De regeling maakt de lekdetectie van koudemiddel mogelijk. Een of
twee extra sensoren die de koudemiddelconcentratie in de lucht
detecteren, moeten worden gemonteerd op de eenheid.
Als een van deze sensoren langer dan één uur een abnormaal
koudemiddelniveau detecteert (tijd ingesteld door servicetechnicus),
wordt het alarm geactiveerd maar blijft de eenheid werken.
6.13 - Detectie koudemiddellekkage
(optie 159C)
Voor units met optie 159C (af fabriek gemonteerde
lekkagedetectiesensors) detecteert de regelaar lekkages van
R32-koudemiddel.
Elk circuit kan voorzien worden van een R32-lekkagedetectiesensor.
Wanneer een koudemiddellekkage wordt gedetecteerd, wordt
het alarm geactiveerd en wordt de compressor gestopt (alarm
10227 voor circuit A en alarm 10228 voor circuit B). Het
betreende circuit wordt enkel gestopt als het lekkagealarm is
ingeschakeld (USERCONF, leak_alm = "ja").
6 - WERKING BESTURINGSSYSTEEM
NL-43 AQUACIAT