Documenttranscriptie
KLEURENLASERPRINTER
Installatiehandleiding
INHOUD
Stap 1. Uitpakken .............................................. 3
Stap 2. Kennismaking met uw printer ............... 5
Stap 3. De beeldeenheid (Drum), transportriem
en tonercassettes installeren ................ 7
Stap 4. Papier plaatsen ................................... 16
Stap 5. Een printerkabel aansluiten ................ 19
Lokaal afdrukken .......................................19
Afdrukken binnen een netwerk ....................21
Stap 6. De printer aanzetten ........................... 22
Stap 7. Een voorbeeldpagina afdrukken .......... 23
Stap 8. De taal van het display wijzigen .......... 23
Stap 9. De printersoftware installeren ............ 24
Printersoftware installeren onder Windows ....25
Printersoftware opnieuw installeren ..............29
Printersoftware verwijderen ........................30
De taal van de berichten op het
display wijzigen .........................................30
Stap 10. De handleiding .................................. 31
In Windows ..............................................31
In Macintosh .............................................31
In Linux ...................................................32
2
INSTALLATIEHANDLEIDING
Stap 1.
Uitpakken
verpakking. Controleer of de printer werd geleverd met de
volgende items:
Tonercassettes
Netsnoer
Transportriem
Beeldeenheid (Drum)
Cd-rom
Installatiehandleiding
Cd-rom SyncThru
(alleen CLP-550N)
Beknopte handleiding
SyncThru
(alleen CLP-550N)
OPMERKINGEN:
• Waarschuw onmiddellijk uw verkoper als items ontbreken of
beschadigd zijn.
• De onderdelen kunnen verschillen van land tot land.
• De cd-rom bevat het printerstuurprogramma, de handleiding en
het programma Adobe Acrobat Reader.
• Het netsnoer verschilt van land tot land.
OPGELET: Deze printer weegt 35 kg inclusief de cassettes. Wees
voorzichtig bij het opheffen en verplaatsen van de printer.
Verplaats de printer nooit alleen, maar altijd met twee personen.
Gebruik de grepen. Deze bevinden zich op de plaats die is
aangegeven op de afbeelding (zie pagina 5). Als één persoon de
printer tracht op te heffen, bestaat het risico dat hij een
rugblessure oploopt.
INSTALLATIEHANDLEIDING
3
Nederlands
1 Verwijder de printer en alle accessoires uit de kartonnen
2 Verwijder voorzichtig alle verpakkingstapes van de printer.
3 Trek de papierlade uit de printer en verwijder de
verpakkingstapes in de lade.
4 Selecteer een locatie voor de printer:
•Laat voldoende ruimte vrij voor de luchtcirculatie en om de
laden en kleppen in de printer te kunnen openen.
•Stel de printer op in de juiste omgeving:
– Een stabiel, horizontaal oppervlak
– Niet blootgesteld aan de directe luchtstroom van
airconditioners, verwarmingselementen of ventilators
– Niet blootgesteld aan temperatuurschommelingen, zeer
hoge of lage temperaturen, zonlicht, een zeer hoge of
lage vochtigheid of schommelingen van de vochtigheid
– Schone, droge en stofvrije ruimte
OPGELET: U dient de printer op een horizontaal oppervlak te
plaatsen. Dit is nodig om problemen met de afdrukkwaliteit te
vermijden.
4
INSTALLATIEHANDLEIDING
Stap 2.
Kennismaking met uw printer
Nederlands
De belangrijkste onderdelen van uw printer zijn:
Bovenklep
(open deze klep om de beeldeenheid en
transportriem te installeren)
Papieruitvoerlade
Uitvoersteun
Bedieningspaneel
(zie hoofdstuk 5
in de handleiding
op de cd-rom)
Bovenklep
Ontgrendelknop
Voorklep
(open deze klep
om de cassette
voor gebruikte
toner te
vervangen)
Greep
(de grepen bevinden
zich onderaan aan
weerszijden van de
printer)
Linkerklep
(om de tonercassettes te plaatsen,
drukt u op de ontgrendelknop van de
bovenklep en opent u de klep volledig)
Lade 1
(voor 250 vellen)
Optionele lade 2
(voor 500 vellen)
INSTALLATIEHANDLEIDING
5
Rechterklep
(open deze klep om vastgelopen
papier te verwijderen)
Multifunctionele lade
(open deze lade om speciaal
afdrukmateriaal te plaatsen)
Greep
(gebruik de greep om de
printer op te tillen)
Papierverwijderingsklep optionele lade 2
(open deze klep om vastgelopen papier in
optionele lade 2 te verwijderen)
Antenne voor
draadloos
netwerk*
Klep
moederbord
(open deze klep om
optionele accessoires
te installeren)
Netwerkpoort**
Aan/uit-schakelaar
Aansluiting netsnoer
Parallelle poort
USB-poort
* Wordt niet geleverd met de printer. Dit is een optie die afzonderlijk moet worden gekocht en
geïnstalleerd.
** De CLP-550N is standaard uitgerust met een netwerkpoort. Gebruikers van de CLP-550 kunnen een
optionele netwerkkaart kopen en afzonderlijk installeren. Raadpleeg de handleiding van de printer op
de cd-rom voor meer informatie.
6
INSTALLATIEHANDLEIDING
Stap 3.
1 Open de linkerklep volledig met behulp van de greep tot de
klep een rechte hoek vormt met het hoofdframe.
OPGELET: Als de linkerklep niet volledig open is, kan de
ontgrendelknop van de bovenklep niet worden ingedrukt.
2 Druk op de ontgrendelknop van de bovenklep om de klep te
ontgrendelen, en open ze volledig.
Ontgrendelknop
van de
bovenklep
INSTALLATIEHANDLEIDING
7
Nederlands
De beeldeenheid (Drum),
transportriem en tonercassettes
installeren
3 Neem de beeldeenheid (Drum) uit de verpakking met
behulp van de greep.
4 Verwijder het papier rond de beeldeenheid (Drum) door de
tape onder de greep van de beeldeenheid (Drum) te
verwijderen.
LET OP:
• Gebruik geen scherp voorwerp, zoals een mes of schaar, om de
verpakking van de beeldeenheid (Drum) te openen of om de
tape van de papieren bescherming te verwijderen. U zou het
oppervlak van de beeldeenheid (Drum) kunnen beschadigen.
• Stel de beeldeenheid (Drum) niet langer dan enkele minuten
bloot aan licht om schade te vermijden. Dek ze indien nodig af
met zwart papier.
• Raak het oppervlak van de groene rol op de beeldeenheid (Drum)
niet aan om problemen met de afdrukkwaliteit te vermijden.
5 Binnenin de printer bevindt zich aan weerszijden een sleuf
van de beeldeenheid (Drum).
8
INSTALLATIEHANDLEIDING
6 Houd de greep van de beeldeenheid (Drum) vast met de
OPGELET: Schuif de drum voorzichtig naar binnen zodat u het
oppervlak van de groene rol niet bekrast of beschadigt.
7 Schuif de drum zo ver mogelijk naar beneden in de printer
en vouw vervolgens de greep naar onder.
OPGELET: Stel de drum niet langer dan enkele minuten bloot aan
licht om schade te vermijden. Sluit de boven- en linkerklep als de
installatie om een bepaalde reden moet worden stopgezet.
INSTALLATIEHANDLEIDING
9
Nederlands
groene rol naar u toe. Plaats de beeldeenheid (Drum) op
één lijn met de sleuven in de printer zodat de kleuren aan
beide zijden van de beeldeenheid (Drum) in de
overeenkomstige kleuren van de sleuven glijden.
8 Neem de transportriem uit de verpakking.
9 Verwijder het papier rond de transportriem door de tape te
verwijderen.
OPGELET: Gebruik geen scherpe voorwerpen, zoals een mes of
schaar, om de verpakking van de transportriem te openen. U zou
het oppervlak van de transportriem kunnen beschadigen.
10 Knijp de spanningshendels aan weerszijden van de
transportriem samen. Trek ze vervolgens naar buiten, zoals
hieronder afgebeeld.
11 Binnenin de printer bevindt zich aan weerszijden een sleuf
van de transportriem.
10
INSTALLATIEHANDLEIDING
12 Houd de greep van de transportriem vast en plaats deze op
Nederlands
één lijn met de sleuven in de printer.
OPMERKING: Houd de transportriem waterpas en draai hem niet
om, anders kan losse toner worden gemorst.
13 Schuif de transportriem naar beneden in de printer. Druk de
riem stevig aan zodat hij goed op zijn plaats zit.
INSTALLATIEHANDLEIDING
11
14 Duw de vergrendelingshendels aan weerszijden stevig in de
richting van de bovenklep, zoals hieronder afgebeeld, om
de transportriem op zijn plaats te vergrendelen.
OPGELET: Als u de linkerklep enkele minuten geopend laat, kan
de drum worden blootgesteld aan licht. Hierdoor wordt de
beeldeenheid beschadigd.
15 Nadat u hebt gecontroleerd of de linkerklep wel degelijk
open is, sluit u de bovenklep. Controleer of de klep goed
vergrendeld is.
OPGELET: Tracht niet de linkerklep te sluiten als de bovenklep
open is. Hierdoor kunt u de printer beschadigen.
12
INSTALLATIEHANDLEIDING
16 Neem de tonercassettes uit hun verpakking.
Nederlands
OPGELET: Gebruik geen scherp voorwerp, zoals een mes of
schaar, om de verpakking van de tonercassettes te openen. U zou
het oppervlak van de tonercassettes kunnen beschadigen.
17 Neem beide zijden van de tonercassette vast en rol de
cassette voorzichtig van links naar rechts om de toner te
verdelen.
18 Plaats de tonercassette op een vlak oppervlak zoals
hieronder afgebeeld, en verwijder het papier rond de
tonercassette door de tape te verwijderen.
OPMERKING: Als u toner op uw kleding krijgt, veegt u de toner af
met een droge doek en wast u uw kleding in koud water. Was de
kleding niet in warm water, want dan zal de toner zich vastzetten
in de stof.
INSTALLATIEHANDLEIDING
13
19 Rechts van de sleuf van de tonercassette bevindt zich een
etiket met de kleur van de tonercassette die in de
betreffende sleuf hoort.
K
Zwart
Y
Geel
M
Magenta
C
Cyaan
20 Schuif elke tonercassette in de juiste positie in de volgorde
cyaan, magenta, geel en zwart. Duw de cassette met beide
handen in de sleuf. Neem vervolgens de greep vast om de
cassette naar binnen te schuiven.
Hier vasthouden.
K
Y
M
C
Als de tonercassettes juist geïnstalleerd zijn, steken de gele
en zwarte cassettes nog een beetje uit. Deze worden naar
binnen geduwd wanneer u de linkerklep sluit.
14
INSTALLATIEHANDLEIDING
21 Sluit de linkerklep. Controleer of de klep goed vergrendeld
Nederlands
is.
Als de tonercassettes niet juist geplaatst zijn, kan de
linkerklep niet makkelijk voledig worden gesloten.
Controleer nogmaals of de kleuren van de cassettes
overeenstemmen met de kleuren aan de rechterkant. Oefen
nooit kracht uit om de klep te sluiten.
OPMERKING: Als u tekst afdrukt met een dekking van 5%, kunt u
met een nieuwe zwarte-tonercassette ongeveer 7.000 pagina's en
met een nieuwe kleurentonercassette ongeveer 5.000 pagina's
afdrukken.
INSTALLATIEHANDLEIDING
15
Stap 4.
Papier plaatsen
Lade 1 kan maximaal 250 vellen gewoon papier bevatten.
U kunt papier van A4- en Letter-formaat gebruiken.
Om papier te plaatsen:
1 Trek de lade uit de printer.
2 Duw de metalen plaat omlaag tot deze op zijn plaats klikt.
3 Buig de stapel papier naar voren en achteren om de vellen
los te maken, en waaier de stapel vervolgens uit terwijl u
hem aan één zijde vasthoudt. Tik met de randen van de
stapel op een vlak oppervlak om een gelijkmatige stapel te
verkrijgen.
16
INSTALLATIEHANDLEIDING
4 Plaats het papier met de te bedrukken zijde boven.
Nederlands
Zorg ervoor dat alle vier de hoeken vlak in de lade en onder
de hoekklemmen liggen, zoals hieronder afgebeeld.
5 Overschrijd de maximumhoogte van de stapel niet. Als u te
veel papier in de lade plaatst, kan het papier vastlopen.
INSTALLATIEHANDLEIDING
17
6 Knijp de papiergeleider samen hieronder afgebeeld, en
schuif hem naar het papier tot hij net de rand van de stapel
raakt. Druk de geleider niet te hard tegen de rand van het
papier, anders kan het papier buigen.
OPMERKING: In de handleiding op de meegeleverde cd-rom is
beschreven hoe u het papierformaat in de lade kunt wijzigen.
7 Schuif de lade weer in de printer.
OPMERKINGEN:
• Druk de papierbreedtegeleider niet te hard tegen de rand van het
papier, aangezien het papier hierdoor kan buigen.
• Als u de papierbreedtegeleider niet precies instelt, kan dit een
papierstoring veroorzaken.
18
INSTALLATIEHANDLEIDING
Stap 5.
Een printerkabel aansluiten
Om lokaal vanaf uw computer te kunnen afdrukken, moet u uw
printer op uw computer aansluiten via een parallelle
interfacekabel of een USB-kabel (Universal Serial Bus).
Macintosh-gebruikers kunnen hun printer alleen aansluiten via
een USB-kabel om lokaal af te drukken.
Aansluiten via een USB-kabel
OPMERKING: Om de printer via de USB-poort aan te sluiten op
uw computer, hebt u een goedgekeurde USB-kabel nodig. U dient
een USB 2.0 compatibele kabel met een lengte van maximaal
3 meter te kopen.
1 Schakel zowel de printer als de computer uit.
2 Steek de USB-printerkabel in de aansluiting aan de
achterkant van de printer.
Naar de USB-poort
3 Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op de USB-poort
van uw computer.
Raadpleeg de handleiding van uw computer als u hulp nodig
hebt.
OPMERKING: Om af te drukken via de USB-interface, moet u
beschikken over een pc met Windows 98/Me/2000/XP of een
Macintosh met OS 8.6~9.2/10.1~10.3.
INSTALLATIEHANDLEIDING
19
Nederlands
Lokaal afdrukken
Aansluiten via een parallelle kabel
OPMERKINGEN:
• In sommige landen is de parallelle poort niet aanwezig op de
printer.
• Om de printer aan te sluiten op de parallelle poort van uw
computer, hebt u een goedgekeurde parallelle kabel nodig.
U dient een IEEE1284-compatibele kabel met een lengte van
maximaal 3 meter te kopen.
1 Schakel zowel de printer als de computer uit.
2 Steek de parallelle printerkabel in de aansluiting aan de
achterkant van de printer.
Duw de metalen clipjes omlaag zodat ze passen in de
inkepingen van de kabelstekker.
Naar de parallelle poort
van uw computer
3 Sluit het andere uiteinde van de kabel aan op de parallelle
poort van uw computer, en draai de schroeven vast.
Raadpleeg de handleiding van uw computer als u hulp nodig
hebt.
20
INSTALLATIEHANDLEIDING
Afdrukken binnen een netwerk
De CLP-550N heeft een ingebouwde netwerkkaart. Als u een
CLP-550 gebruikt, moet u een optionele netwerkkaart
installeren.
Als u de printer zowel in een bedraad als in een draadloos
netwerk wilt gebruiken, moet u een optionele kaart voor een
bedraad/draadloos netwerk kopen. Voor informatie over de
installatie van de kaart verwijzen we naar de handleiding van de
printer op de cd-rom.
Aansluiten via een Ethernet-kabel
1 Schakel zowel de printer als de computer uit.
2 Steek het ene uiteinde van de Ethernet-kabel in de
Ethernet-netwerkpoort van de printer.
Naar de
netwerkaansluiting
3 Steek het andere uiteinde van de kabel in een
netwerkaansluiting.
Voor informatie over de installatie van de netwerkkaart
verwijzen we naar de handleiding van de printer op de
cd-rom.
INSTALLATIEHANDLEIDING
21
Nederlands
U kunt uw CLP-550 of CLP-550N in een netwerk opnemen via
een Ethernet-kabel (UTP-kabel met RJ.45-aansluiting).
Aansluiten via een draadloos netwerk
Als u een kaart voor een bedraad/draadloos netwerk installeert,
kunt u uw printer gebruiken in een draadloze omgeving.
Voor informatie over de installatie van deze kaart verwijzen we
naar de handleiding van de printer op de cd-rom.
OPMERKING: Nadat u de printer hebt aangesloten, moet u de
netwerkparameters configureren via het bedieningspaneel. Zie de
handleiding van de printer. U kunt de met de kaart geleverde
software gebruiken. Zie de handleiding van de software.
Stap 6.
De printer aanzetten
1 Steek het netsnoer in de aansluiting aan de achterkant van
de printer.
2 Steek het andere uiteinde in een geaard stopcontact en zet
de printer aan.
1
2
LET OP:
• Sommige onderdelen in de printer kunnen heet zijn als de printer
aanstaat of net heeft afgedrukt. Let op dat u zich niet brandt
wanneer u aan het binnenwerk van de printer werkt.
• Haal de printer niet uit elkaar wanneer deze aanstaat. Hierdoor
kunt u een elektrische schok krijgen.
22
INSTALLATIEHANDLEIDING
Stap 7.
Een voorbeeldpagina afdrukken
Om een voorbeeldpagina af te drukken, houdt u in de modus
Gereed (ready) de toets Upper Level ( ) van het
bedieningspaneel twee seconden ingedrukt.
Vervolgens wordt een voorbeeldpagina met de eigenschappen
en mogelijkheden van de printer afgedrukt.
Stap 8.
De taal van het display wijzigen
Om de taal van het bedieningspaneel te wijzigen, volgt u de
onderstaande stappen:
1 Druk in de modus Gereed op de toets Menu (
) van het
bedieningspaneel tot op de onderste regel van het display
'Setup' verschijnt.
2 Druk op de toets Enter (
) om het menu te openen.
3 Druk op de toets Enter (
) wanneer op de onderste regel
'LCD Language' verschijnt.
4 Selecteer de gewenste taal met behulp van de
bladertoetsen (
of
).
5 Druk op de toets Enter (
) om uw keuze op te slaan.
6 Druk op de toets On Line/Continue (
) om terug te
keren naar de modus Gereed.
INSTALLATIEHANDLEIDING
23
Nederlands
Om te controleren of de printer goed werkt, kunt u een
voorbeeldpagina afdrukken.
Stap 9.
De printersoftware installeren
Naast software om af te drukken onder Windows, Macintosh en
Linux bevat de meegeleverde cd-rom ook Win RCP (Extern
bedieningspaneel), een on line handleiding en het programma
Acrobat Reader dat u nodig hebt om de handleiding weer te
geven.
Als u afdrukt vanuit Windows:
U kunt de volgende printersoftware installeren met behulp van
de cd-rom.
• PPD-bestand (PostScript Printer Description) voor Windows
om het PostScript-stuurprogramma te installeren. Zie Bijlage
B van de handleiding voor informatie over de installatie van
het PostScript-stuurprogramma.
• Samsung-printerstuurprogramma voor Windows. Gebruik
dit stuurprogramma om de functies van uw printer ten volle
te kunnen benutten. Zie pagina 25.
• USB-stuurprogramma alleen voor Windows 98/Me/
2000/XP. Voor meer informatie over de installatie van het
USB-stuurprogramma verwijzen we naar pagina 25.
• Extern bedieningspaneel voor DOS-toepassingen. Dit op
Windows gebaseerde programma wordt automatisch
geïnstalleerd wanneer u het printerstuurprogramma
installeert. Voor informatie over dit programma verwijzen we
naar Bijlage D in de handleiding.
Als u afdrukt vanuit Macintosh:
Informatie over de installatie van de printersoftware en het
afdrukken vanaf een Macintosh-computer vindt u in Bijlage A
van de handleiding. Hoe u de handleiding kunt weergeven, leest
u op pagina 31.
Als u afdrukt vanuit Linux:
Zie Bijlage B van de handleiding voor informatie over de
installatie van het Linux-stuurprogramma. Hoe u de handleiding
kunt weergeven, leest u op pagina 32.
24
INSTALLATIEHANDLEIDING
Printersoftware installeren onder Windows
Nederlands
Controleer het volgende voordat u de printersoftware
installeert:
Item
Besturingssysteem
Vereisten
Windows 95/98/Me/NT 4.0/2000/XP
95/98/Me
32 MB
NT 4.0/2000
64 MB
XP
128 MB
Vrije schijfruimte
95/98/Me/NT 4.0/
2000/XP
300 MB
Internet Explorer
5.0 of een hogere versie
RAM
OPMERKING: In Windows NT 4.0/2000/XP moet de
systeembeheerder de software installeren.
Sluit alle toepassingen op uw computer af voordat u begint met
de installatie.
1 Plaats de cd-rom in het cd-rom-station. De installatie start
automatisch.
Als de installatie niet automatisch start:
Kies Uitvoeren in het menu Start en typ x:\Setup.exe in
het vak Openen (waar x staat voor de letter die is
toegewezen aan het cd-rom-station). Klik vervolgens op
OK.
OPMERKING: Als tijdens de installatie het venster Nieuwe
hardware gevonden verschijnt, klikt u op
in de
rechterbovenhoek van het venster of klikt u op Annuleren.
INSTALLATIEHANDLEIDING
25
2 Als het volgende venster wordt geopend, sluit u uw printer
aan op de computer en zet u de printer aan. Vervolgens
klikt u op Volgende.
Als de printer al aangesloten en ingeschakeld is, verschijnt
dit venster niet. Ga naar de volgende stap.
3 Kies het installatietype.
•Automatische installatie: Installeert de gebruikelijke
software voor uw printer, zoals het
printerstuurprogramma, het USB-stuurprogramma, het
PS-stuurprogramma en de handleiding. Dit is aanbevolen
voor de meeste gebruikers.
26
INSTALLATIEHANDLEIDING
•Gebruikershandleiding weergeven: Opent de
handleiding van de Samsung CLP-550. Als Adobe Acrobat
niet is geïnstalleerd op uw computer, klikt u op deze optie
om Adobe Acrobat Reader automatisch te installeren.
4 Nadat de installatie voltooid is, verschijnt een venster met
de vraag of u een testpagina wilt afdrukken. Als u een
testpagina wilt afdrukken, schakelt u het selectievakje in en
klikt u op Volgende.
In het andere geval klikt u gewoon op Volgende en gaat u
naar stap 6.
5 Als de testpagina correct werd afgedrukt, klikt u op Ja.
In het andere geval klikt u op Nee om de testpagina
opnieuw af te drukken.
6 Als u zich wilt registreren als gebruiker van een Samsungprinter, schakelt u het selectievakje in en klikt u op
Voltooien. Vervolgens wordt de website van Samsung
geopend.
INSTALLATIEHANDLEIDING
27
Nederlands
•Aangepaste installatie: Biedt u de mogelijkheid om de
taal van de software te kiezen evenals de onderdelen die u
wilt installeren. Nadat u de taal en een of meer gewenste
onderdelen hebt geselecteerd, klikt u op Volgende.
In het andere geval klikt u gewoon op Voltooien.
OPMERKINGEN:
• Als u de printer wilt gebruiken met de parallelle kabel, verwijdert
u de USB-kabel en sluit u de parallelle kabel aan. Vervolgens
herstelt u het printerstuurprogramma. Selecteer Start →
Programma's → Samsung CLP-550 Series →
Printeronderhoud → Herstellen → Printer. Als u de parallelle
kabel hebt vervangen door de USB-kabel, doet u hetzelfde om
het stuurprogramma te herstellen.
• Als de printer niet behoorlijk werkt, installeert u het
printerstuurprogramma opnieuw.
• U kunt ook afdrukken vanuit Macintosh of Linux. Raadpleeg de
handleiding van de printer voor meer informatie.
• Nadat u de software hebt geïnstalleerd, kunt u de
printersoftware indien nodig opnieuw installeren of verwijderen.
U kunt ook de taal van de berichten op het display wijzigen. Voor
meer informatie verwijzen we naar pagina 29 ~ pagina 30.
28
INSTALLATIEHANDLEIDING
Printersoftware opnieuw installeren
1 Kies Programma's in het menu Start van Windows.
2 Kies achtereenvolgens Samsung CLP-550 Series en
Printeronderhoud.
3 Selecteer Herstellen en klik vervolgens op Volgende.
OPMERKING: Als de printer niet op de computer aangesloten is,
verschijnt het venster Samsung CLP-550 aansluiten. Nadat u de
printer hebt aangesloten, klikt u op Volgende.
4 Selecteer de onderdelen die u opnieuw wilt installeren en
klik op Volgende.
INSTALLATIEHANDLEIDING
29
Nederlands
U dient de software te herstellen als de installatie mislukt is.
5 Als u Printer selecteert, volgt u stappen 4 en 5 op
pagina 27.
6 Nadat de onderdelen opnieuw zijn geïnstalleerd, klikt u op
Voltooien.
Printersoftware verwijderen
1 Kies Programma's in het menu Start van Windows.
2 Kies achtereenvolgens Samsung CLP-550 Series en
Printeronderhoud.
3 Selecteer Verwijderen en klik vervolgens op Volgende.
4 Selecteer de onderdelen die u wilt verwijderen en klik op
Volgende.
5 Nadat de software verwijderd is, klikt u op Voltooien.
De taal van de berichten op het display
wijzigen
Nadat u de software hebt geïnstalleerd, kunt u de taal van de
berichten op het display wijzigen.
1 Kies Programma's in het menu Start van Windows.
2 Kies achtereenvolgens Samsung CLP-550 Series en
Taalkeuze.
3 Selecteer de gewenste taal in het taalkeuzevenster en klik
op OK.
30
INSTALLATIEHANDLEIDING
Stap 10.
De handleiding
U kunt de handleiding op het scherm weergeven in diverse
formaten (pagina voor pagina, doorlopend, pagina’s naast
elkaar, inzoomen tot 1600%, uitzoomen tot 12,5%, enz.).
U kunt de handleiding eventueel ook afdrukken.
In Windows
Nadat u de printersoftware hebt geïnstalleerd, kunt u de
handleiding in PDF-indeling op elk moment weergeven.
1 Kies Programma's in het menu Start van Windows.
2 Kies achtereenvolgens Samsung CLP-550 Series en
Gebruikershandleiding weergeven.
Adobe Acrobat wordt automatisch gestart en de handleiding
wordt weergegeven.
OPMERKING: Als Adobe Acrobat niet op uw computer is
geïnstalleerd, wordt het programma automatisch geïnstalleerd als
u de optie Gebruikershandleiding weergeven selecteert. Nadat
de installatie voltooid is, herhaalt u stap 1 en 2.
In Macintosh
1 Plaats de cd-rom in het cd-rom-station.
2 Dubbelklik op SAMSUNG_CLP op uw Macintoshbureaublad.
3 Dubbelklik op de map User’s Guide.
4 Dubbelklik op User’s Guide.pdf (taal). De handleiding
wordt geopend en weergegeven in het programma Adobe
Acrobat.
INSTALLATIEHANDLEIDING
31
Nederlands
De handleiding van de Samsung CLP-550 vindt u als een Adobe
Acrobat PDF-bestand op de meegeleverde cd-rom. In de
handleiding kunt u gemakkelijk en snel de gewenste informatie
vinden.
In Linux
1 Als het venster Administrator Login (Aanmelden als
administrator) verschijnt, typt u 'root' in het
aanmeldingsveld en voert u het systeemwachtwoord in.
2 Plaats de cd-rom met de printersoftware in het cd-romstation.
3 Klik op het pictogram
onderaan op het scherm. Als het
terminalvenster verschijnt, typt u:
[root@local /root]# cd /mnt/cdrom (de cd-rom-map)
[root@local cdrom]# gv manual/EnGuide.pdf
OPMERKING: Als u een oude ghostscript-versie gebruikt, is het
mogelijk dat u het PDF-bestand niet ziet. Installeer in dat geval
Acrobat Reader op uw computer of probeer de handleiding te lezen
op een Windows-systeem.
1. Klik op het pictogram
onderaan op het scherm. Als het
terminalvenster verschijnt, typt u:
[root@local /root]# cd /mnt/cdrom (de cd-rom-map)
[root@local cdrom]# manual/acrobat4/INSTALL
2. Lees de gebruiksrechtovereenkomst en typ accept
.
3. Wanneer het systeem naar de installatiemap vraagt, drukt u op
Enter.
4. U moet een symbolische koppeling maken om Acrobat Reader
zonder een volledig pad te kunnen uitvoeren:
[root@local cdrom] # ln -s/ usr/local/acrobat4/bin/
acroread /usr/bin/acroread
5. Nu kunt u de PDF-bestanden lezen met Acrobat Reader.
[root@local cdrom]# acroread /mnt/cdrom/manual/
EnGuide.pdf
32
INSTALLATIEHANDLEIDING
Home
Bezoek onze website:
www.samsungprinter.com
Rev.1.00
KLEURENLASERPRINTER
Handleiding
Deze handleiding is louter informatief bedoeld. Alle informatie in deze handleiding
kan zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Samsung Electronics is
niet verantwoordelijk voor directe of indirecte wijzigingen die voortvloeien uit of
verband houden met het gebruik van deze handleiding.
© 2004 Samsung Electronics Co., Ltd. Alle rechten voorbehouden.
• CLP-550, CLP-550N en het logo van Samsung zijn handelsmerken van Samsung
Electronics Co., Ltd.
• PCL en PCL 6 zijn handelsmerken van Hewlett-Packard.
• Centronics is een handelsmerk van Centronics Data Computer Corporation.
• IBM en IBM PC zijn handelsmerken van International Business Machines
Corporation.
• Apple, AppleTalk, TrueType, Laser Writer en Macintosh zijn handelsmerken van
Apple Computer, Inc.
• Microsoft, Windows, Windows 9x, Windows Me, Windows 2000, Windows NT 4.0
en Windows XP zijn gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation.
• PostScript 3 is een handelsmerk van Adobe System, Inc.
• UFST® en MicroType™ zijn gedeponeerde handelsmerken van de Agfa-afdeling
van Bayer Corp.
• Alle andere merk- of productnamen zijn handelsmerken van hun respectieve
bedrijven of organisaties.
1
INHOUD
Hoofdstuk 1:
Inleiding
Bijzondere functies ................................................... 1.2
Printeronderdelen .....................................................
Voorkant .............................................................
Rechterkant .........................................................
Achterkant ..........................................................
Hoofdstuk 2:
1.5
1.5
1.6
1.6
Gebruik van het bedieningspaneel
Kennismaking met het bedieningspaneel .................. 2.2
Display ............................................................... 2.2
Toetsen ............................................................... 2.3
Gebruik van de menu's van het bedieningspaneel ..... 2.5
Toegang tot de menu's van het bedieningspaneel ..... 2.5
Overzicht van de menu's van het bedieningspaneel ... 2.6
Menu Information ................................................. 2.7
Menu Paper ......................................................... 2.7
Menu Layout ...................................................... 2.10
Menu Graphics ................................................... 2.12
Menu Printer ...................................................... 2.12
Menu Color ........................................................ 2.13
Menu Setup ....................................................... 2.13
Menu PCL .......................................................... 2.16
Menu PostScript ................................................. 2.17
Menu Network .................................................... 2.18
2
Hoofdstuk 3:
Papier en Papiersoorten
Papier en ander afdrukmateriaal kiezen ................... 3.2
Formaten en capaciteit .......................................... 3.2
Richtlijnen voor papier en speciale materialen .......... 3.3
Papier plaatsen ......................................................... 3.4
Gebruik van lade 1 ............................................... 3.4
Het papierformaat in de lade wijzigen ...................... 3.7
Gebruik van de optionele lade 2 ............................. 3.8
Gebruik van de multifunctionele lade ....................... 3.9
Gebruik van de handmatige invoer ........................ 3.12
Afdrukken op speciale materiaal .............................
Afdrukken op enveloppen ....................................
Afdrukken op etiketten ........................................
Afdrukken op transparanten .................................
Afdrukken op voorbedrukt papier ..........................
Afdrukken op kaarten of andere formaten ..............
Hoofdstuk 4:
3.14
3.14
3.16
3.17
3.20
3.21
Afdruktaken
Functies van het printerstuurprogramma .................. 4.2
Een document afdrukken .......................................... 4.3
Een afdruktaak annuleren ...................................... 4.4
Printerinstellingen .................................................... 4.5
Het tabblad Lay-out .............................................. 4.6
Het tabblad Papier ................................................ 4.7
Het tabblad Grafisch ............................................. 4.9
Het tabblad Extra ............................................... 4.12
Het tabblad Info ................................................. 4.13
Een favoriete instelling gebruiken ......................... 4.13
Het gebruik van Help .......................................... 4.14
Hoofdstuk 5:
Speciale afdruk functies
Afdrukken op beide zijden van het papier ................. 5.2
De schaal van uw document aanpassen .................... 5.4
Uw document aanpassen aan een
geselecteerd papierformaat ...................................... 5.5
Meerdere pagina's afdrukken op één vel papier ........ 5.6
Posters afdrukken ..................................................... 5.7
Boekje afdrukken ...................................................... 5.9
Gebruik van watermerken .......................................
Een bestaand watermerk gebruiken ......................
Een watermerk maken ........................................
Een watermerk bewerken ....................................
5.10
5.10
5.11
5.12
3
Een watermerk verwijderen ................................. 5.12
Gebruik van overlays ..............................................
Wat is een overlay? ............................................
Een nieuwe paginaoverlay maken .........................
Een paginaoverlay gebruiken ...............................
Een paginaoverlay verwijderen .............................
Hoofdstuk 6:
5.13
5.13
5.13
5.15
5.16
Onderhoud van uw printer
Een configuratiepagina afdrukken ............................ 6.2
Verbruiksartikelen vervangen ................................... 6.3
Beheer van tonercassettes ........................................
Bewaren van tonercassettes ..................................
Verwachte gebruiksduur van de tonercassettes ........
De toner opnieuw verdelen ....................................
6.4
6.4
6.4
6.5
De tonercassettes vervangen .................................... 6.8
De cassette voor gebruikte toner vervangen ........... 6.11
De drum (beeldeenheid) vervangen ........................ 6.14
De transportriem vervangen ................................... 6.22
De printer reinigen ..................................................
De buitenkant van de printer reinigen ...................
De laser in de printer reinigen ..............................
De binnenkant van de printer reinigen ...................
6.29
6.29
6.30
6.31
Vervangingsonderdelen .......................................... 6.38
Hoofdstuk 7:
Problemen oplossen
Checklist voor het oplossen van problemen .............. 7.2
Algemene afdrukproblemen oplossen ....................... 7.3
Papierstoringen verhelpen ........................................ 7.7
In het papierinvoergebied ...................................... 7.8
In de multifunctionele lade .................................. 7.10
Binnenin de printer ............................................. 7.10
In het papieruitvoergebied ................................... 7.11
In het duplexpad ................................................ 7.14
In de optionele lade 2 ......................................... 7.18
Tips om papierstoringen te vermijden ................... 7.21
Problemen met de afdrukkwaliteit oplossen ........... 7.22
Verklaring van berichten op het display .................. 7.26
Gebruikelijke Windows-problemen ......................... 7.30
Gebruikelijke Macintosh-problemen ........................ 7.31
Problemen in de Kiezer ........................................ 7.31
Afdrukfouten ...................................................... 7.31
4
Problemen oplossen: PS-fouten .............................. 7.32
Gebruikelijke Linux-problemen ............................... 7.33
Gebruikelijk DOS-probleem ..................................... 7.36
Bijlage A:
Uw printer gebruiken met
een Macintosh
Software voor Macintosh installeren ......................... A.2
De printer instellen ................................................... A.3
Voor een op een netwerk aangesloten Macintosh ...... A.3
Voor een via USB aangesloten Macintosh ................. A.4
Een document afdrukken .......................................... A.6
Een afdruktaak annuleren ...................................... A.7
Geavanceerde afdrukfuncties gebruiken ...................
Meerdere pagina's afdrukken op één vel papier ........
Dubbelzijdig afdrukken ..........................................
Uw document afdrukken op papier
van een geselecteerd formaat ................................
Bijlage B:
A.7
A.7
A.8
A.9
Gebruik van het Windows
PostScript-stuurprogramma
PostScript-stuurprogramma's installeren .................
PostScript-stuurprogramma's installeren ..................
PostScript-stuurprogramma's opnieuw installeren .....
PostScript-stuurprogramma's verwijderen ................
B.2
B.2
B.4
B.4
Functies van het PostScript-printerstuurprogramma
gebruiken .................................................................. B.5
Toegang tot printereigenschappen .......................... B.5
Bijlage C:
Uw printer gebruiken in Linux
Het printerstuurprogramma installeren ....................
Systeemvereisten .................................................
Het printerstuurprogramma installeren ....................
De printerverbindingsmethode wijzigen ...................
De installatie van het printerstuurprogramma
ongedaan maken ..................................................
C.2
C.2
C.2
C.6
C.7
Het configuratiehulpprogramma ............................... C.8
LLPR-eigenschappen wijzigen ................................. C.10
5
Bijlage D:
Afdrukken vanuit DOS-toepassingen
Info over het Afstandsbedieningspaneel ................... D.2
Het Afstandsbedieningspaneel installeren ................ D.3
Het Afstandsbedieningspaneel opnieuw installeren .... D.5
Het Afstandsbedieningspaneel verwijderen ............... D.5
Afdrukinstellingen selecteren ................................... D.6
Het Afstandsbedieningspaneel installeren ................. D.6
De tabbladen van het Afstandsbedieningspaneel ....... D.7
Bijlage E:
Uw printer gebruiken in een netwerk
Informatie over het delen van de
printer op een netwerk ............................................. E.2
Een lokaal gedeelde printer instellen ........................ E.3
In Windows 95/98/Me ........................................... E.3
In Windows NT 4.0/2000/XP .................................. E.4
Een netwerkprinter instellen ..................................... E.6
Netwerkparameters configureren
via het bedieningspaneel ....................................... E.6
Bijlage F:
Printeropties installeren
Printergeheugen installeren ....................................... F.2
Geheugen verwijderen .......................................... F.7
Een netwerkkaart installeren ..................................... F.8
Een optionele lade installeren .................................. F.13
Bijlage G:
Specificaties
Specificaties van de printer ....................................... G.2
Papierspecificaties .................................................... G.4
Overzicht ............................................................ G.4
Ondersteunde papierformaten ................................ G.5
Richtlijnen voor het gebruik van papier .................... G.6
Papierspecificaties ................................................ G.7
Papieruitvoercapaciteit .......................................... G.7
Papierinvoercapaciteit ........................................... G.7
Omgevingsvoorwaarden voor
printer en papieropslag ......................................... G.8
Enveloppen ......................................................... G.9
Etiketten ........................................................... G.11
Transparanten ................................................... G.11
6
Milieu- en veiligheidsoverwegingen
Verklaring inzake laserveiligheid
De printer is in de Verenigde Staten gecertificeerd als zijnde in overeenstemming met
de vereisten van DHHS 21 CFR, hoofdstuk 1, subhoofdstuk J voor laserproducten van
klasse I(1), en is elders gecertificeerd als een laserproduct van klasse I dat voldoet
aan de vereisten van IEC 825.
Laserproducten van klasse I worden niet als gevaarlijk beschouwd. Het lasersysteem
en de printer zijn zo ontworpen dat bij normaal gebruik, onderhoud door de gebruiker
of in de instructies voorgeschreven onderhoudssituaties nooit iemand zal worden
blootgesteld aan laserstraling hoger dan klasse I.
WAARSCHUWING
Gebruik of onderhoud de printer nooit als de beschermkap van de laser/scanner is
verwijderd. De gereflecteerde laserstraal is weliswaar onzichtbaar, maar kan toch uw
ogen beschadigen. Als u dit apparaat gebruikt, moeten deze elementaire
veiligheidsmaatregelen altijd in acht worden genomen om het risico van brand,
elektrische schokken en lichamelijk letsel te verminderen:
7
Ozonveiligheid
OZONE
Tijdens normale werking produceert dit apparaat ozon. De
geproduceerde ozon vormt geen gevaar voor de gebruiker. Wij
raden echter aan het apparaat op te stellen in een goed
geventileerde ruimte.
Voor meer informatie over ozon kunt u contact opnemen met een
Samsung-verkoper in uw buurt.
Energiebesparing
Deze printer maakt gebruikt van geavanceerde
energiebesparende technologie die het stroomverbruik beperkt
als de printer niet bezig is met afdrukken.
Als de printer gedurende enige tijd geen gegevens ontvangt,
wordt het stroomverbruik automatisch verlaagd.
Het ENERGY STAR-logo betekent niet dat een product of dienst
door het EPA wordt onderschreven.
Recycling
Recycle de verpakkingsmaterialen van dit product, of voer ze op
een milieuvriendelijke wijze af.
Correcte verwijdering van dit product
(elektrische & elektronische afvalapparatuur)
Dit merkteken op het product of het bijbehorende informatiemateriaal duidt erop dat het niet met ander huishoudelijk
afval verwijderd moet worden aan het einde van zijn
gebruiksduur. Om mogelijke schade aan het milieu of de
menselijke gezondheid door ongecontroleerde afvalverwijdering te voorkomen, moet u dit product van andere soorten
afval scheiden en op een verantwoorde manier recyclen,
zodat het duurzame hergebruik van materiaalbronnen wordt bevorderd.
Huishoudelijke gebruikers moeten contact opnemen met de winkel waar ze dit
product hebben gekocht of met de gemeente waar ze wonen om te vernemen
waar en hoe ze dit product milieuvriendelijk kunnen laten recyclen.
Zakelijke gebruikers moeten contact opnemen met hun leverancier en de
algemene voorwaarden van de koopovereenkomsten nalezen. Dit product moet
niet worden gemengd met ander bedrijfsafval voor verwijdering.
8
Radiofrequentiestraling
FCC-voorschriften
Uit tests is gebleken dat dit apparaat voldoet aan de beperkingen voor een digitaal
apparaat van klasse B conform artikel 15 van de FCC-voorschriften. Deze
beperkingen zijn bedoeld om een redelijke bescherming te bieden tegen schadelijke
interferentie binnenshuis. Dit apparaat genereert, gebruikt en straalt mogelijk
radiofrequentie-energie uit en kan, indien het niet overeenkomstig de aanwijzingen
wordt geïnstalleerd en gebruikt, schadelijke interferentie voor radiocommunicatie
veroorzaken. Het kan echter niet worden gegarandeerd dat er bij een specifieke
installatie geen interferentie zal plaatsvinden. Als dit apparaat schadelijke
interferentie voor radio- of tv-ontvangst veroorzaakt, wat u kunt controleren door het
apparaat in en uit te schakelen, kunt u de interferentie trachten te elimineren door
een of meer van de volgende stappen te ondernemen:
1. Draai of verplaats de ontvangstantenne.
2. Vergroot de afstand tussen het apparaat en de ontvanger.
3. Sluit het apparaat aan op een stopcontact in een andere stroomkring dan deze
waarop de ontvanger is aangesloten.
4. Roep de hulp in van de verkoper of een ervaren radio-/tv-technicus.
OPGELET: Wijzigingen of aanpassingen die niet uitdrukkelijk zijn goedgekeurd door de
fabrikant die verantwoordelijk is voor de naleving van de toepasselijke voorschriften
kunnen ertoe leiden dat de gebruiker niet langer de toestemming heeft om het apparaat
te gebruiken.
9
Canadese regelgeving inzake radio-interferentie
Dit digitale apparaat overschrijdt niet de beperkingen van Klasse B voor radioruis van
digitale apparaten zoals beschreven in de norm inzake interferentie veroorzakende
apparaten met de titel 'Digital Apparatus', ICES-003 van de Industry and Science
Canada.
Cet appareil numérique respecte les limites de bruits radioélectriques applicables aux
appareils numériques de Classe B prescrites dans la norme sur le matériel brouilleur:
“Appareils Numériques”, ICES-003 édictée par l’Industrie et Sciences Canada.
Verenigde Staten van Amerika
Federal Communications Commission (FCC)
Intentional emitter per FCC Part 15
Mogelijk zijn radio LAN type-apparaten met een laag vermogen
(radiofrequentieapparaten voor draadloze communicatie) die werken in de 2,4 GHz
band aanwezig (ingebouwd) in uw printersysteem. Dit deel is alleen van toepassing
als deze apparaten aanwezig zijn. Zie het systeemlabel om na te gaan of draadloze
apparaten aanwezig zijn.
Draadloze apparaten die mogelijk aanwezig zijn in uw systeem mogen in de
Verenigde Staten alleen worden gebruikt als op het systeemlabel een
FCC-identificatienummer staat.
De FCC heeft een algemene richtlijn uitgevaardigd waarin staat dat de afstand tussen
het apparaat en het lichaam van de gebruiker, voor gebruik van een draadloos
apparaat nabij het lichaam (omvat geen uitstekende delen), minstens 20 cm moet
bedragen. Dit apparaat moet meer dan 20 cm van het lichaam worden gebruikt als
draadloze apparaten ingeschakeld zijn. Het geleverde vermogen van het draadloze
apparaat (of de draadloze apparaten) die mogelijk ingebouwd zijn in uw printer ligt
ruimschoots onder de door de FCC vastgestelde RF-blootstellingsgrenzen.
Deze zender mag niet worden opgesteld nabij of worden gebruikt in combinatie met
een andere antenne of zender.
Het gebruik van dit apparaat is onderworpen aan de volgende twee voorwaarden:
(1) Dit apparaat mag geen schadelijke interferentie veroorzaken en (2) dit apparaat
moet alle ontvangen interferentie accepteren, inclusief interferentie die een
ongewenste werking van het apparaat kan veroorzaken.
Draadloze apparaten mogen niet worden onderhouden door de
gebruiker. Wijzig ze op geen enkele manier. Als u een draadloos apparaat
wijzigt, verliest u de toestemming om het te gebruiken. Neem voor
onderhoud contact op met de fabrikant.
FCC-verklaring voor het gebruik van draadloze lokale
netwerken:
'Tijdens de installatie en het gebruik van deze combinatie van zender en
antenne is het mogelijk dat de RF-blootstellingsgrens van 1mW/cm2
wordt overschreden op korte afstanden van de geïnstalleerde antenne.
Daarom moet de gebruiker te allen tijde minstens 20 cm afstand houden
van de antenne. Dit apparaat mag niet samen met een andere zender
en zendantenne worden opgesteld'.
10
Verklaring van overeenstemming (Europese landen)
Goedkeuringen en certificeringen
De CE-markering op dit product verwijst naar de verklaring van
overeenstemming van Samsung Electronics Co., Ltd. met de
volgende toepasselijke 93/68/EEG-richtlijnen van de Europese
Unie per de aangegeven datums:
1 januari 1995: Richtlijn 73/23/EEG van de Raad betreffende de onderlinge
aanpassing van de wettelijke voorschriften van de lidstaten inzake elektrisch
materiaal bestemd voor gebruik binnen bepaalde spanningsgrenzen
(laagspanningsrichtlijn).
1 januari 1996: Richtlijn 89/336/EEG van de Raad (92/31/EEG) betreffende de
onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake
elektromagnetische compatibiliteit.
9 maart 1999: Richtlijn 1999/5/EG van de Raad betreffende radioapparatuur en
telecommunicatie-eindapparatuur en de wederzijdse erkenning van hun conformiteit.
U kunt bij uw vertegenwoordiger van Samsung Electronics Co., Ltd. een volledige
verklaring krijgen waarin de relevante richtlijnen en de normen waarnaar wordt
verwezen zijn gedefinieerd.
EG-certificering
Certificering volgens richtlijn 1999/5/EG betreffende radioapparatuur en
telecommunicatie-eindapparatuur (FAX)
Dit product van Samsung werd door Samsung zelf gecertificeerd voor pan-Europese
aansluiting met één terminal op het analoge openbaar geschakeld telefoonnet (PSTN)
in overeenstemming met richtlijn 1999/5/EG. Het product is ontworpen om te werken
met de nationale PSTN's en compatibele PBX's van de Europese landen:
In geval van problemen dient u in eerste instantie contact op te nemen met het 'Euro
QA Lab' van Samsung Electronics Co., Ltd.
Het product is getest op basis van TBR21 en/of TBR 38. Als hulp bij het gebruik en
de toepassing van eindapparatuur die met deze norm in overeenstemming is, heeft
ETSI, het Europees instituut voor telecommunicatienormen, een adviesdocument
(EG 201 121) uitgegeven dat opmerkingen en aanvullende vereisten bevat om de
netwerkcompatibiliteit van TBR21-terminals te garanderen. Het product is ontworpen
op basis van en is volledig in overeenstemming met alle relevante adviezen in dit
document.
Europese radiogoedkeuringsinformatie
(voor producten uitgerust met door de EU goedgekeurde radioapparaten)
Dit product is een printer. Mogelijk zijn radio LAN type-apparaten met een laag
vermogen (radiofrequentieapparaten voor draadloze communicatie) die werken in de
2,4 GHz band aanwezig (ingebouwd) in uw printersysteem dat bedoeld is voor
gebruik thuis of op kantoor. Dit deel is alleen van toepassing als deze apparaten
aanwezig zijn. Zie het systeemlabel om na te gaan of draadloze apparaten aanwezig
zijn.
11
Draadloze apparaten die mogelijk in uw systeem aanwezig zijn mogen in de Europese
Unie of daarmee verbonden regio's alleen worden gebruikt als een CE-markering
met een registratienummer van een aangemelde instantie en het
waarschuwingssymbool op het systeemlabel staan.
Het geleverde vermogen van het draadloze apparaat of de draadloze apparaten die
mogelijk in uw printer zijn ingebouwd, ligt ruimschoots onder de RFblootstellingsgrenzen die de Europese Commissie heeft vastgelegd in de R&TTErichtlijn.
De volgende Europese landen hebben hun goedkeuring voor gebruik
gegeven:
EU
België, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk (met
frequentiebeperkingen), Griekenland, Ierland, Italië,
Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, Portugal, Spanje, het
Verenigd Koninkrijk en Zweden
Buiten de EU
IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland
Europese landen met beperkingen inzake het gebruik:
EU
In Frankrijk is het frequentiebereik beperkt tot
2446,5-2483,5 MHz voor apparaten met een zendvermogen
van meer dan 10 mW.
Buiten de EU
Geen beperkingen op dit moment.
Regulerende verklaringen inzake overeenstemming
Draadloze besturing
Mogelijk zijn radio LAN type-apparaten met een laag vermogen
(radiofrequentieapparaten voor draadloze communicatie) die werken in de 2,4 GHz
band aanwezig (ingebouwd) in uw printersysteem. Het volgende deel is een
algemeen overzicht van overwegingen die betrekking hebben op het gebruik van een
draadloos apparaat.
Aanvullende beperkingen, waarschuwingen en aandachtspunten voor specifieke
landen zijn vermeld in de delen die handelen over een specifiek land of een specifieke
groep van landen. De draadloze apparaten in uw systeem mogen alleen worden
gebruikt in de landen geïdentificeerd door de 'radiogoedkeuringsmarkeringen' (Radio
Approval Marks) op het systeemlabel. Als u het draadloze apparaat wilt gebruiken in
een land dat niet in de lijst staat, neemt u contact op met uw plaatselijk
radiogoedkeuringsbureau voor de vereisten. Draadloze apparaten zijn streng
gereglementeerd en mogen mogelijk niet worden gebruikt.
Het geleverde vermogen van het draadloze apparaat of de draadloze apparaten die
mogelijk in uw printer zijn ingebouwd, ligt ruimschoots onder de momenteel bekende
RF-blootstellingsgrenzen. Omdat de draadloze apparaten (die mogelijk in uw printer
zijn ingebouwd) minder energie uitstralen dan toegestaan in veiligheidsnormen en
aanbevelingen inzake radiofrequentie, is de fabrikant van oordeel dat het gebruik van
deze apparaten veilig is. Ongeacht het vermogen moet erop worden gelet dat
menselijk contact tijdens normaal gebruik tot een minimum wordt beperkt.
12
Als algemene richtlijn geldt dat de afstand tussen het draadloze apparaat en het
lichaam van de gebruiker, voor gebruik van een draadloos apparaat nabij het lichaam
(omvat geen uitstekende delen) doorgaans 20 cm moet bedragen. Dit apparaat moet
meer dan 20 cm van het lichaam worden gebruikt als draadloze apparaten aanstaan
en uitzenden.
Deze zender mag niet worden opgesteld nabij of worden gebruikt in combinatie met
een andere antenne of zender.
Sommige omstandigheden leggen beperkingen op aan draadloze apparaten.
Hieronder vindt u een aantal voorbeelden van gangbare beperkingen:
Draadloze radiofrequentiecommunicatie kan interferentie veroorzaken
met apparatuur aan boord van vliegtuigen. De huidige
luchtvaartvoorschriften vereisen dat draadloze apparaten worden
uitgeschakeld aan boord van een vliegtuig. 802.11b - (ook bekend als
draadloos Ethernet) en Bluetooth-communicatieapparaten zijn
voorbeelden van apparaten die gebruikmaken van draadloze
communicatie.
In omgevingen waar het risico van interferentie van andere apparaten
of diensten gevaarlijk is of als gevaarlijk wordt beschouwd, is het
mogelijk dat het gebruik van een draadloos apparaat wordt beperkt of
verboden. Luchthavens, ziekenhuizen en plaatsen met een hoge
concentratie aan zuurstof of ontvlambare gassen zijn slechts enkele
voorbeelden van waar het gebruik van draadloze apparaten kan worden
beperkt of verboden. Als u niet zeker weet of het gebruik van draadloze
apparaten toegestaan is op de plaats waar u zich bevindt, vraagt u de
plaatselijke bevoegde instantie om goedkeuring voordat u het draadloze
apparaat gebruikt of inschakelt.
In elk land gelden andere beperkingen met betrekking tot het gebruik
van draadloze apparaten. Uw systeem is uitgerust met een draadloos
apparaat. Daarom dient u, voordat u met uw systeem naar een ander
land reist, bij de plaatselijke radiogoedkeuringsautoriteit te informeren
of het gebruik van een draadloos apparaat in het land van bestemming
onderworpen is aan beperkingen.
Als uw systeem werd geleverd met een ingebouwd draadloos apparaat,
mag u dit apparaat niet gebruiken tenzij alle kleppen en afschermingen
op hun plaats zitten en het systeem volledig gemonteerd is.
Draadloze apparaten mogen niet worden onderhouden door de
gebruiker. Wijzig ze op geen enkele manier. Als u een draadloos apparaat
wijzigt, verliest u de toestemming om het te gebruiken. Neem voor
onderhoud contact op met de fabrikant.
Gebruik alleen stuurprogramma's die goedgekeurd zijn voor het land
waarin u het apparaat wilt gebruiken. Zie de 'Systeemreparatieset' van
de fabrikant, of vraag meer informatie bij de afdeling 'Technische
ondersteuning' van de fabrikant.
13
EU Declaration of Conformity (LVD,EMC)
For the following product :
Color Laser Beam Printer
(Product name)
CLP-550, CLP-550N
(Model Number)
Manufactured at :
1) Samsung Electronics Co.,Ltd. #259, Gongdan-Dong, Gumi-City, Gyungbuk, KOREA. 730-030
2) Shandong Samsung Telecommunications Co., Ltd. Sanxing Road, Weihai Hi-tech, IDZ
Shandong Province, 264 209, China Place: M264
(factory name, address)
We hereby declare, that all major safety requirements, concerning to CE Marking
Directive[93/68/EEC] and Low Voltage Directive [73/23/EEC], ElectroMagnetic Compatibility
[89/336/EEC], amendments [92/31/EEC] are fulfilled, as laid out in the guideline set down
by the member states of the EEC Commission.
This declaration is valid for all samples that are part of this declaration, which are
manufactured according to the production charts appendix.
The standards relevant for the evaluation of safety & EMC requirements are as follows :
LVD : EN60950:2000, IEC60950:1999,
EN60825-1:1994inc A1:1996/IEC60825-1:1993incA1:1997
EMC : EN55022:1998incA1:2000, EN61000-3-2:2000, EN61000:3-3:1995incA1:2001,
EN55024:1998incA1:2001, AS/NZS3548:1995, EN61000:4-2:1995, EN61000:4-1996,
EN61000:4-4:1995, EN61000:4-5:1995, EN61000:4-6:1996, EN61000:4-11:1994
1. Certificate of conformity / Test report issued by :
LVD : TUV Rheinland
EMC : SAMSUNG Electronics EURO Q.A. Lab. in the U.K.
2. Technical documentation kept as :
Samsung Electronics Co.,Ltd.
(Manufacturer)
Samsung Electronics Co.,Ltd.
#259,Gongdan-Dong,Gumi-City
Gyungbuk, Korea 730-030
Whan-Soon Yim / Senior Manager
(place and date of issue)
(name and signature of authorized person)
(Representative in the EU)
Samsung Electronics Euro QA Lab.
Blackbushe Business Park, Saxony Way
Yateley, Hampshire, GU46 6GG, UK
Yong-Sang Park / Manager
(place and date of issue)
14
(name and signature of authorized person)
1
INLEIDING
Gefeliciteerd met de aankoop van uw printer!
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
• Bijzondere functies
• Printeronderdelen
Bijzondere functies
Uw nieuwe printer beschikt over bijzondere functies die de
afdrukkwaliteit verhogen.
In kleur afdrukken met een hoge snelheid en
uitstekende kwaliteit
• U kunt alle kleuren afdrukken met behulp van cyaan,
magenta, geel en zwart.
• U kunt afdrukken met een maximale resolutie van
1200 x 1200 dpi (effectieve uitvoer). Zie pagina 4.9.
• In de zwartwitmodus drukt uw printer papier van
A4-formaat en Letter-formaat af met een snelheid van 20
respectievelijk 21 ppm (pagina's per minuut). In de
kleurenmodus wordt papier van A4- of Letter-formaat
afgedrukt met een snelheid van 5 ppm.
• Bij dubbelzijdig afdrukken drukt uw printer papier van
A4- of Letter-formaat af met een snelheid van 9,6 IPM
(beelden per minuut) in zwart-wit en 5 IPM in kleur.
Geschikt voor verschillende soorten papier
• De multifunctionele lade kan worden gebruikt voor
papier met briefhoofd, enveloppen, etiketten,
transparanten, aangepaste papierformaten, briefkaarten
en zwaar papier. De multifunctionele lade voor 100
vellen kan worden gebruikt voor gewoon papier.
• De standaardlade voor 250 vellen (lade 1) en de
optionele lade voor 500 vellen (lade 2) kunnen worden
gebruikt voor papier van A4- of Letter-formaat.
Maak professionele documenten
8
9
• Druk watermerken af. U kunt uw documenten voorzien
van een watermerk (bijv. 'Vertrouwelijk'). Zie pagina 5.10.
• Boekjes afdrukken. Met deze functie kunt u gemakkelijk
pagina's afdrukken om boekjes te maken. Nadat de
pagina's zijn afgedrukt, hoeft u ze alleen nog maar te
vouwen en nieten. Zie pagina 5.9.
• Posters afdrukken. De tekst en afbeeldingen op elke
pagina van uw document worden vergroot en afgedrukt
over meerdere vellen die u kunt samenkleven tot een
poster. Zie pagina 5.7.
1.2
INLEIDING
Bespaar tijd en geld
• U kunt op beide zijden van het papier afdrukken om papier
te besparen (dubbelzijdig afdrukken). Zie pagina 5.2.
• U kunt meerdere pagina's op één vel afdrukken om papier
te besparen.
• U kunt voorbedrukte formulieren en briefhoofden
gebruiken op gewoon papier. Zie 'Gebruik van overlays' op
pagina 5.13.
• Deze printer bespaart automatisch stroom door het
stroomverbruik aanzienlijk te reduceren wanneer er niet
wordt afgedrukt.
• Deze printer voldoet aan de Energy Star-richtlijnen voor
een zuinig energieverbruik.
Breid de printercapaciteit uit
• Deze printer heeft 64 MB geheugen (128 MB voor de
CLP-550N), dat kan worden uitgebreid tot 320 MB
(384 MB voor de CLP-550N).
• U kunt uw printer uitbreiden met een optionele lade voor
500 vellen. Dankzij deze lade hoeft u minder vaak papier
toe te voegen.
• Deze printer wordt geleverd met een ingebouwde
PostScript 3 emulatie* (PS) DIMM, waardoor het
mogelijk is om PostScript-afdrukken te maken.
• Via een netwerkinterface kunt u afdrukken in een
netwerk. U kunt de optionele netwerkinterfacekaart
installeren in de CLP-550.
De CLP-550N wordt geleverd met een ingebouwde
netwerkinterface, 10/100 Base TX. U kunt ook een
optionele draadloze netwerkinterface gebruiken.
* PostScript 3-emulatie
© Copyright 1995-2003, Zoran Corporation.
Alle rechten voorbehouden. Zoran, het logo van
Zoran, IPS/PS3 en OneImage zijn
handelsmerken van Zoran Corporation.
* 136 PS3-lettertypen
Bevat UFST en MicroType van Agfa Monotype Corporation.
INLEIDING
1.3
1
Drukt af onder verschillende besturingssystemen
• U kunt afdrukken onder Windows 95/98/Me/NT 4.0/
2000/XP.
• Uw printer is compatibel met Macintosh en Linux.
• Uw printer wordt geleverd met zowel een USB- als
parallelle interface. In sommige landen is de parallelle
interface niet beschikbaar.
• U kunt ook een netwerkinterface gebruiken.
De CLP-550N wordt geleverd met een ingebouwde
netwerkinterface, 10/100 Base TX. U kunt ook een
optionele draadloze netwerkinterface gebruiken, maar u
moet de optionele netwerkinterfacekaart installeren op de
CLP-550.
Functies van de printer
De onderstaande tabel geeft een algemeen overzicht van de
functies die door uw printer worden ondersteund.
(S: standaard, O: optie)
Functies
1.4
INLEIDING
CLP-550
CLP-550N
IEEE 1284 parallel
S
S
USB 2.0
S
S
Netwerkinterface
(Ethernet 10/100 Base TX)
O
S
Draadloos LAN
(802.11b Draadloos LAN)
O
O
PostScript-emulatie
S
S
Printeronderdelen
1
Voorkant
Bovenklep
(open deze klep om de beeldeenheid en
transportriem te installeren)
Papieruitvoerlade
Uitvoersteun
Bedieningspaneel
(zie pagina 2.2)
Ontgrendelknop
van de
bovenklep
Voorklep
(open deze klep
om de cassette
voor gebruikte
toner te
vervangen)
Greep
(gebruik de greep
om de printer op
te tillen)
Lade 1
(voor 250 vellen)
Linkerklep
(om de tonercassettes te plaatsen, drukt
u op de ontgrendelknop van de
bovenklep en opent u de klep volledig)
Optionele lade 2
(voor 500 vellen)
OPMERKING: Als u een groot aantal pagina's afdrukt, kan het
oppervlak van de uitvoerlade heet worden. Let erop dat niemand
het oppervlak aanraakt, en zeker geen kinderen.
INLEIDING
1.5
Rechterkant
Rechterklep
(open deze klep om vastgelopen
papier te verwijderen)
Multifunctionele lade
(open deze lade om speciaal
afdrukmateriaal te plaatsen)
Greep
(gebruik de greep om de printer op te tillen)
Papierverwijderingsklep optionele lade 2
(open deze klep om vastgelopen papier uit lade 2 te verwijderen)
Achterkant
Antenne voor
draadloos netwerk*
Netwerkpoort**
Klep moederbord
(open deze klep om
optionele accessoires
te installeren)
USB-poort
Aan/uit-schakelaar
Parallelle poort
Aansluiting netsnoer
* Wordt niet geleverd met de printer. Dit is een optie die afzonderlijk moet worden gekocht en
geïnstalleerd.
** De CLP-550N is standaard uitgerust met een netwerkpoort. Gebruikers van de CLP-550 kunnen een
optionele netwerkkaart kopen en afzonderlijk installeren. Voor meer informatie verwijzen we naar
pagina F.8.
1.6
INLEIDING
2
GEBRUIK VAN HET
BEDIENINGSPANEEL
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u het
bedieningspaneel van de printer gebruikt.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
• Kennismaking met het bedieningspaneel
• Gebruik van de menu's van het bedieningspaneel
Kennismaking met het
bedieningspaneel
Het bedieningspaneel aan de rechterbovenkant van uw printer
heeft een display en zeven toetsen.
Toetsen
Status
Display: geeft de printerstatus weer
evenals de taak die wordt uitgevoerd.
Display
Bericht
Beschrijving
Ready
• De printer is on line en klaar om af te
drukken.
• Als u op On Line/Continue drukt, schakelt
de printer over naar off line.
Offline
• De printer is off line en kan niet afdrukken.
• Als u op On Line/Continue drukt, schakelt
de printer over naar on line.
Processing...
• De printer drukt af.
• Als u het afdrukken wilt annuleren, drukt u
op Cancel.
Sleeping...
• De printer staat in de energiebesparende
modus, waardoor hij minder stroom
verbruikt. Als de printer een afdruktaak
ontvangt van de computer of als u op een
toets drukt, schakelt de printer over naar on
line.
• Hoe u de energiebesparende modus kunt
uitschakelen of hoe u de wachttijd voor de
activering van de energiebesparende modus
kunt wijzigen, leest u op pagina 2.13.
Zie 'Verklaring van berichten op het display' op pagina 7.26 voor
een volledige lijst van alle berichten van de printer.
2.2 GEBRUIK VAN HET BEDIENINGSPANEEL
Toetsen
Toets
(status)
Beschrijving
Als een fout optreedt, gaat op de desbetreffende
locatie op de statusweergave een lichtje branden.
Er verschijnt een foutbericht op het display zodat
u weet waar de fout is opgetreden. Voor meer
informatie over de betekenis van de foutberichten
verwijzen we naar pagina 7.26.
• Druk op deze toets om te schakelen tussen on line
en off line.
• Druk in de menumodus op deze toets om terug te
keren naar de modus Gereed.
De kleur van de toets On Line/Continue geeft de
status van de printer aan.
Aan
De printer is on line en kan
gegevens van de computer
ontvangen.
•Als het lichtje traag knippert,
ontvangt de printer gegevens
van de computer.
Groen
Knippert •Als het lichtje snel knippert,
ontvangt de printer gegevens
en worden gegevens
afgedrukt.
Aan
Oranje
Uit
De printer stopt met afdrukken
wegens een ernstige fout.
Controleer het bericht op het
display. Zie pagina 7.26 voor
meer informatie over de
betekenis van het foutbericht.
Er is een kleine fout opgetreden
en de printer wacht tot de fout
is hersteld. Controleer het
bericht op het display. Als het
Knippert
probleem opgelost is, gaat de
printer door met afdrukken. Als
u deze waarschuwing wilt
negeren, drukt u op deze toets.
• De printer is off line en kan niet
afdrukken.
• De printer staat in de energiebesparende
modus. Als de printer gegevens ontvangt,
schakelt hij over naar on line.
GEBRUIK VAN HET BEDIENINGSPANEEL 2.3
2
Toets
Beschrijving
• Druk op de toets om over te schakelen naar de
menumodus.
• Druk in de menumodus op de toets om door de
menu's te bladeren.
Druk in de menumodus op de toets om het
weergegeven submenu-item te selecteren of om
de gewijzigde instelling te bevestigen. Het
geselecteerde item is gemarkeerd met een *.
Druk in de menumodus op de toets om te
bladeren door submenu-items of
instellingenopties. Als u op drukt, gaat u naar
de volgende optie. Als u op drukt, keert u terug
naar de vorige optie.
• Druk op de toets om de huidige afdruktaak te
annuleren.
• Druk in de menumodus op deze toets om terug te
keren naar de modus Gereed.
Druk in de menumodus op deze toets om terug te
keren naar het bovenliggende menu.
2.4 GEBRUIK VAN HET BEDIENINGSPANEEL
Gebruik van de menu's van het
bedieningspaneel
Er zijn een aantal menu's beschikbaar zodat u gemakkelijk de
printerinstellingen kunt wijzigen. Het diagram op pagina 2.6
geeft de menu's weer evenals alle items die in elk menu
beschikbaar zijn. De items in elk menu en de opties die u kunt
selecteren zijn in detail beschreven in de tabellen die beginnen
op pagina 2.7.
Toegang tot de menu's van het
bedieningspaneel
U kunt uw printer configureren vanaf het bedieningspaneel van
de printer. U kunt de menu's van het bedieningspaneel ook
gebruiken als de printer in gebruik is.
1 Druk in de modus Gereed op de toets Menu (
) tot het
gewenste menu wordt weergegeven op de onderste regel
van het display.
2 Druk op de toets Enter (
) om het menu te openen.
3 Druk op een van de bladertoetsen (
of
) tot op de
onderste regel het gewenste menu-item verschijnt.
4 Druk op de toets Enter (
bevestigen.
) om het geselecteerde item te
5 Als het menu-item submenu's heeft, herhaalt u de stappen
3 en 4.
6 Druk op een van de bladertoetsen (
of
) tot op de
onderste regel de gewenste instellingenoptie verschijnt, of
voer de gewenste waarde in.
7 Druk op de toets Enter (
slaan.
) om uw invoer of selectie op te
Er verschijnt een sterretje (*) naast de selectie op het
display om aan te geven dat dit nu de standaardinstelling
is.
8 Om het menu te sluiten, drukt u herhaaldelijk op de toets
Upper Level (
) of op de toets Cancel (
).
Na 60 seconden inactiviteit (er werd geen toets ingedrukt)
keert de printer automatisch terug naar de modus Gereed.
OPMERKING: Afdrukinstellingen die via het
printerstuurprogramma zijn ingesteld, heffen de instellingen op het
bedieningspaneel op.
GEBRUIK VAN HET BEDIENINGSPANEEL 2.5
2
Overzicht van de menu's van het
bedieningspaneel
De menu's van het bedieningspaneel worden gebruikt om de
printer te configureren. Het bedieningspaneel biedt toegang tot
de volgende menu's:
Information
Paper
Layout
(Zie pagina 2.7.)
Configuration
Menu Map
Demo Page
PS3 Font List
PCL Font List
(Zie pagina 2.7)
Tray Source
Media Size
Custom Width
Custom Height
Media Type
Tray Chaining
(Zie pagina 2.10.)
Orientation
Duplex
Duplex Margin
Simplex Margin
Copies
Color
Printer
Graphics
(Zie pagina 2.13.)
Calibration
Custom Color
(Zie pagina 2.12)
Default Set
Current Job
(Zie pagina 2.12)
Resolution
Setup
PCL
PostScript
(Zie pagina 2.13.)
LCD Language
Emulation
Power Save
Auto Continue
Jam Recovery
Altitude Adj.
Auto CR
Job Time Out
Maintenance
(Zie pagina 2.16)
Typeface
Symbol
Lines
Pitch
Point Size
Courier
(Zie pagina 2.17)
Print PS Error
Network*
* Dit menu verschijnt alleen als de
printer uitgerust is met een
netwerkkaart (CLP-550N of
CLP-550 met optionele
netwerkkaart).
(Zie pagina 2.18.)
Config Network
Config TCP
IP Get Method
IP Address
Subnet Mask
Gateway
Config 802.11b
2.6 GEBRUIK VAN HET BEDIENINGSPANEEL
AppleTalk
Netware
Config Netware
IPX Frame Type
Reset Network
Default Set
Print Net CFG
Menu Information
Dit menu bevat pagina's die u kunt afdrukken met informatie
over de printer en zijn configuratie.
Item
Verklaring
Configuration
De configuratiepagina geeft de huidige
configuratie van de printer weer.
Zie pagina 6.2.
Menu Map
Het menu Map geeft de lay-out en de
huidige instellingen van de menu-items
van het bedieningspaneel weer.
Demo Page
Aan de hand van de voorbeeldpagina
kunt u controleren of uw printer naar
behoren werkt.
PCL Font List
PS3 Font List
De lijst met voorbeelden van
lettertypen geeft alle lettertypen weer
die momenteel beschikbaar zijn in de
geselecteerde taal.
Menu Paper
Via dit menu kunt u alle instellingen definiëren die betrekking
hebben op de invoer en uitvoer van afdrukmedia, evenals het
specifieke afdrukmateriaal dat u gebruikt.
(*: de standaardinstelling)
Item
Verklaring
Waarden: Auto Select*, Tray 1, MP Tray, Tray 2,
Manual Tray
Tray Source
Via dit item kunt u de gewenste lade
instellen.
• Als u Auto Select kiest, zal de printer
automatisch de lade bepalen.
• Selecteer MP Tray of Manual Tray als u
de multifunctionele lade wilt gebruiken. Als
u Manual Tray selecteert, moet u op de
toets On Line/Continue drukken telkens
wanneer u een pagina wilt afdrukken.
• Het item Tray 2 is alleen beschikbaar als
de optionele lade 2 is geplaatst.
GEBRUIK VAN HET BEDIENINGSPANEEL 2.7
2
Item
Media Size
Verklaring
Waarden: Letter*, Legal, A4, Executive, JIS B5,
ISO B5, No.10 Env., Monarch Env., DL Env.,
C5 Env., C6 Env., US Folio, A5, A6, Custom Size
* Letter in de VS, A4 in Europa en Azië
Selecteer het formaat van het papier dat
zich in de lade bevindt.
Waarden: A4:210 mm/ Letter:216 mm
* Letter in de VS, A4 in Europa en Azië
Custom Width
Selecteer het formaat van het papier dat
zich in de lade bevindt. Dit menu wordt
weergegeven als de waarde Media Size is
ingesteld op Custom Size.
• Custom Width: Stel de breedte in
(min. 90 mm, max. 216 mm).
Waarden: A4:297 mm/ Letter:279 mm
* Letter in de VS, A4 in Europa en Azië
Custom Height
2.8 GEBRUIK VAN HET BEDIENINGSPANEEL
Selecteer het formaat van het papier dat
zich in de lade bevindt. Dit menu wordt
weergegeven als de waarde Media Size is
ingesteld op Custom Size.
• Custom Height: Stel de hoogte in
(min. 140 mm, max. 356 mm).
Item
Verklaring
Waarden: Off*, Plain Paper, Thick, Thin, Bond,
Color Paper, Card Stock, Labels, Transparency,
Envelope, Preprinted, Cotton, Recycled
Media Type
Via de instelling Type media kunt u het
gebruikte type afdrukmedia opgeven om
een optimaal resultaat te verkrijgen.
• Plain Paper: Selecteer dit item voor
normaal papier.
• Thick: Selecteer dit item voor dik papier.
• Thin: Selecteer dit item voor dun papier.
• Bond: Selecteer dit item voor dik papier.
• Color Paper: Selecteer dit item voor
gekleurd papier.
• Card Stock: Selecteer dit item voor
kaarten.
• Labels: Selecteer dit item voor etiketten.
• Transparency: Selecteer dit item voor
transparanten.
• Envelope: Selecteer dit item voor
enveloppen.
• Preprinted: Kies Voorbedrukt bij papier
waarop al iets is afgedrukt, zoals
briefpapier.
• Cotton: Selecteer dit item voor
katoenpapier, zoals Gilbert 25% en
Gilbert 100%.
• Recycled: Selecteer dit item voor
kringlooppapier.
Waarden: Off, On*
Tray Chaining
Als u in Tray Source een andere waarde
dan Auto Select kiest en de geselecteerde
lade leeg is, drukt de printer automatisch
af vanuit een andere lade.
Als dit menu-item is ingesteld op Off,
knippert het lampje van de toets
On Line/Continue oranje en werkt de
printer niet tot u papier in de
gespecificeerde lade plaatst.
GEBRUIK VAN HET BEDIENINGSPANEEL 2.9
2
Menu Layout
Gebruik het menu Layout om alle instellingen in verband met
uitvoer te definiëren.
(*: de standaardinstelling)
Item
Verklaring
Waarden: Portrait*, Landscape
Orientation
Kies de standaardafdrukstand voor
afbeeldingen op de pagina.
Landscape
Portrait
Opties: Off*, Long Edge, Short Edge
Als u op beide zijden van het papier wilt
afdrukken, kiest u de zijde als volgt.
• Long Edge: Spiegelt over de lange zijde.
Drukt pagina's af in boekvorm.
• Short Edge: Spiegelt over de korte zijde.
Drukt pagina's af zodat u ze kunt omslaan
als bij een flip-over.
2
Duplex
3
2
5
5
Lange zijde in de
afdrukstand Staand
3
Lange zijde in de
afdrukstand Liggend
2
2
3
5
3
5
Korte zijde in de
afdrukstand Liggend
Korte zijde in de
afdrukstand Staand
Selecteer Off om op één zijde van het
papier af te drukken.
2.10 GEBRUIK VAN HET BEDIENINGSPANEEL
Item
Verklaring
Waarden: Top/Left:5.0*, Short/Long: 0*
In dit menu kunt u de marges voor
dubbelzijdig afdrukken instellen. U kunt
de waarde verhogen of verlagen in
stappen van 0,1 mm.
Duplex Margin
• Top Margin: Stelt de bovenmarge in,
van 0,0 tot 9,9 mm.
• Left Margin: Stelt de linkermarge in,
van 0,0 tot 9,9 mm.
• Short Binding: Stelt de ondermarge van
de achterkant van de pagina in voor korte
binding, van 0,0 tot 10 mm.
Bindpositie: Verschijnt op de bovenste
regel van de pagina in de afdrukstand
Staand. Verschijnt aan de rechterkant van
de pagina in de afdrukstand Liggend.
• Long Binding: Stelt de rechtermarge van
de achterkant van de pagina in voor lange
binding, van 0,0 tot 22 mm.
Bindpositie: Verschijnt aan de linkerkant
van de pagina in de afdrukstand Staand.
Verschijnt op de bovenste regel van de
pagina in de afdrukstand Liggend.
Waarden: 0,0*
Simplex Margin
Stel de marge van afdrukmedia voor
enkelzijdige afdrukken in. U kunt de
waarde verhogen of verlagen in stappen
van 0,1 mm.
• Top Margin: Stelt de bovenmarge in,
van 0,0 tot 250 mm.
• Left Margin: Stelt de linkermarge in,
van 0,0 tot 164 mm.
Waarden: 1* ~ 999
Copies
Stel het standaardaantal exemplaren in
door een getal van 1 tot 999 te selecteren.
GEBRUIK VAN HET BEDIENINGSPANEEL 2.11
2
Menu Graphics
Via het menu Graphics kunt u instellingen wijzigen die
betrekking hebben op de kwaliteit van afgedrukte tekens en
afbeeldingen.
(*: de standaardinstelling)
Item
Verklaring
Waarden: 600dpi-Normal*, 1200dpi-Best
Resolution
Specificeer het aantal afgedrukte punten
per inch (dpi - dots per inch). Hoe hoger
de instelling, hoe scherper de tekens en
afbeeldingen worden afgedrukt.
• Als de afdruktaak voornamelijk uit tekst
bestaat, selecteert u 600dpi-Normal voor
een optimale afdrukkwaliteit.
• Selecteer 1200dpi-Best als de afdruktaak
bitmapafbeeldingen (bijv. gescande foto's
of grafieken) bevat die worden zo beter
afgedrukt.
Menu Printer
Via dit menu kunt u de printerinstellingen opnieuw instellen of
de huidige taak annuleren.
Item
Verklaring
Default Set
Via dit menu-item kunt u de
standaardinstellingen van de printer
opnieuw instellen.
Current Job
U kunt de huidige afdruktaak annuleren
en uit het buffergeheugen van de printer
verwijderen.
2.12 GEBRUIK VAN HET BEDIENINGSPANEEL
Menu Color
In dit menu kunt u de kleurinstelling aanpassen.
Item
Verklaring
Opties: Off, Auto*, Run Now
Calibration
Via dit menu-item kunt u de printer
kalibreren voor een optimale
afdrukkwaliteit in kleur.
• Off: De printer wordt gekalibreerd door de
standaardinstelling.
• Auto: De printer wordt automatisch
gekalibreerd voor een optimale
afdrukkwaliteit in kleur.
• Run Now: De printer wordt handmatig
gekalibreerd.
Met dit item kunt u een specifiek
kleurcontrast afzonderlijk aanpassen.
Custom Color
CMYK: Hiermee kunt u het contrast van
de toner in elke tonercassette aanpassen.
• Default: De kleuren worden automatisch
geoptimaliseerd.
• Manual Adjust: Hiermee kunt u het
geselecteerde kleurcontrast voor elke
cassette handmatig aanpassen.
Opmerking: Gebruik de instelling
Default voor de beste kleurkwaliteit.
Menu Setup
Via het menu Setup kunt u diverse printerfuncties configureren.
(*: de standaardinstelling)
Item
Verklaring
Opties: English*, German, French, Italian,
Spanish, Russian, Portuguese
LCD Language
De instelling Taal bepaalt de taal van de
tekst die op het display van het
bedieningspaneel verschijnt en de taal van
de informatie die wordt afgedrukt.
GEBRUIK VAN HET BEDIENINGSPANEEL 2.13
2
Item
Verklaring
Waarden: Auto*, PCL, HEXDUMP, PS3
Emulation
De printertaal definieert hoe de computer
communiceert met de printer. Als u Auto
selecteert, kan de printer de printertaal
automatisch wijzigen.
Opties: 5 Minutes, 10 Minutes, 15 Minutes, 30
Minutes*, 45 Minutes, 60 Minutes, 120 Minutes
Power Save
Als de printer gedurende enige tijd geen
gegevens ontvangt, wordt het
stroomverbruik automatisch verlaagd. Stel
in na welke wachttijd de printer
overschakelt naar de energiebesparende
modus.
Opties: Off, On*
Dit item bepaalt of de printer al dan niet
doorgaat met afdrukken als hij papier
detecteert dat niet overeenstemt met uw
papierinstelling.
Auto Continue
• Off: Als het papier niet overeenstemt met
de papierinstelling, blijft het bericht op het
display staan en blijft de printer off line tot
u het juiste papier plaatst.
• On: Als het papier niet overeenstemt met
de papierinstelling, verschijnt een
foutbericht. De printer schakelt gedurende
30 seconden over op off line, wist
vervolgens het bericht en gaat dan door
met afdrukken.
Opties: Off*, On
Dit item bepaalt hoe de printer reageert op
een papierstoring.
Jam Recovery
2.14 GEBRUIK VAN HET BEDIENINGSPANEEL
• Off: De printer drukt pagina's niet opnieuw
af. Met deze instelling kunt u de
afdrukprestaties verhogen.
• On: De printer drukt pagina's automatisch
opnieuw af nadat u de papierstoring hebt
verholpen.
Item
Verklaring
Opties: Low*, High
Altitude Adj.
U kunt de afdrukkwaliteit optimaliseren
volgens de hoogte waarop u zich bevindt.
Waarden: LF*, LF+CR
Auto CR
Via dit item kunt u de vereiste harde return
voor elke nieuwe regel toevoegen.
Zie de volgende voorbeelden:
AA
BB
CC
LF
Waarden: 0 ~ 300 sec
Job Time Out
AA
BB
CC
LF+CR
15 sec*
U kunt instellen hoelang de printer wacht
voordat hij de laatste pagina afdrukt van
een afdruktaak die niet eindigt met een
opdracht om de pagina af te drukken.
Na het verstrijken van een time-out voor
afdrukken, drukt de printer de pagina in de
afdrukbuffer af.
Via dit item kunt u de tonercassette en
andere verbruiksartikelen onderhouden.
• Check Others
Imaging Unit: Hier kunt u het totale
aantal afgedrukte afbeeldingen
controleren.
Transfer Belt: Hier kunt u het totale
aantal afgedrukte afbeeldingen
controleren.
Maintenance
Fuser, Transfer Roll., MP Pickroll,
Tray1 Pickroll, Tray2 Pickroll: Deze
items zijn alleen bestemd voor
onderhoudstechnici.
• Alarm Shortage: Dit item bepaalt hoe de
printer reageert als de verbruiksartikelen
bijna op zijn.
Off: De printer geeft het
waarschuwingsbericht niet weer.
On: De printer geeft het
waarschuwingsbericht weer.
GEBRUIK VAN HET BEDIENINGSPANEEL 2.15
2
Menu PCL
Via dit menu wordt de PCL-emulatieconfiguratie ingesteld. U
kunt het lettertype, het tekentype, het aantal regels per pagina
en de puntgrootte instellen.
(*: de standaardinstelling)
Item
Verklaring
Waarden: PCL1 ~ PCL54
Typeface
U kunt het standaardlettertype selecteren
dat moet worden gebruikt bij PCL-emulatie.
• Bij PCL1~PCL7 is er een vaste afstand tussen
letters. Bij PCL8~PCL44 staat de afstand
tussen letters in verhouding tot het lettertype
en de puntgrootte. U kunt de tekengrootte
van PCL1~PCL7 aanpassen via het item
Pitch. Voor PCL8~PCL44 doet u dit via het
item Point Size (zie pagina 2.17).
• Bij PCL45~PCL54 is er een vaste afstand
tussen letters en ligt de puntgrootte vast.
Waarden: ROMAN8 ~ PCCYRIL
Symbol
Dit item selecteert het symbool dat wordt
gebruikt bij PCL-emulatie. Het symbool is de
groep nummers, markeringen en speciale
tekens die worden gebruikt bij het afdrukken
van brieven.
Waarden: 005 ~ 128
Lines
PC8*
060* (Letter), 064* (A4)
Via dit item kunt u de verticale afstand
instellen van 5 tot 128 regels voor het
standaardpapierformaat. De
standaardwaarde van regels kan verschillen
afhankelijk van het papierformaat en de
afdrukstand.
Waarden: 0,44 ~ 99,99 (0,01 eenheid)
Pitch
2.16 GEBRUIK VAN HET BEDIENINGSPANEEL
10*
Als u in het menu Typeface een keuze
maakt uit PCL1 tot PCL7, kunt u de
tekengrootte bepalen door het aantal tekens
in te stellen dat wordt afgedrukt in één
horizontale inch. De standaardwaarde, 10, is
de aanbevolen grootte.
Item
Verklaring
Waarden: 4,00 ~ 99,75 (0,25 eenheid)
Point Size
12*
Als u in het menu Typeface een keuze
maakt uit PCL8 tot PCL44, kunt u de
tekengrootte bepalen door de hoogte van de
lettertypetekens in te stellen.
Waarden: Regular*, Dark
Courier
Via dit item kunt u de te gebruiken versie
van het lettertype Courier selecteren.
Menu PostScript
Dit menu geeft toegang tot het menu-item Print PS Error.
(*: de standaardinstelling)
Item
Verklaring
Waarden: Off*, On
Print PS Error
U kunt selecteren of uw printer al dan niet
een foutenlijst afdrukt wanneer een
PS-fout optreedt.
• Selecteer On om PS 3-emulatiefouten af te
drukken. Als een fout optreedt, wordt de
verwerking van de taak gestopt, wordt het
foutbericht afgedrukt en wist de printer de
taak.
• Als dit menu is ingesteld op Off, wordt de
taak gewist zonder een indicatie van de
fout.
GEBRUIK VAN HET BEDIENINGSPANEEL 2.17
2
Menu Network
Via dit menu kunt u de in uw printer geïnstalleerde
netwerkinterfacekaart configureren, afhankelijk van de
configuratie van het netwerk. U kunt de firmware van de
netwerkinterfacekaart upgraden en de configuratie afdrukken.
OPMERKING: Dit menu verschijnt alleen als de printer uitgerust is
met een netwerkkaart (CLP-550N of CLP-550 met optionele
netwerkkaart).
(*: de standaardinstelling)
Item
Verklaring
Opties: Yes, No*
Stelt in of u het netwerk al dan niet wilt
configureren.
Config Network
Als u Yes selecteert, kunt u de menu's
TCP/IP en Netware configureren.
Als u Yes selecteert, zijn de volgende
opties beschikbaar: Config TCP, Config
802.11b, AppleTalk en Netware.
Opties: Yes, No*
Selecteer of u al dan niet het IP-adres
wilt instellen.
Config TCP
Als u Yes selecteert, kunt u het IP-adres
configureren.
Als u Yes selecteert, verschijnt de optie
IP Get Method op het display.
U kunt selecteren hoe het IP-adres moet
worden verkregen.
Opties: BOOTP, DHCP, Static*
U kunt dit item alleen instellen als
Config TCP is ingesteld op Yes.
IP Get Method
2.18 GEBRUIK VAN HET BEDIENINGSPANEEL
• BOOTP: De BOOTP-server wijst het
IP-adres automatisch toe.
• DHCP: De DHCP-server wijst het
IP-adres automatisch toe.
• Static: U kunt handmatig een IP-adres,
subnetmasker en gateway invoeren.
Item
IP Address
Verklaring
U kunt dit item alleen selecteren als u
IP Get Method instelt op Static. Via dit
item kunt u het IP-adres handmatig
invoeren. Druk op de bladertoets om de
waarde van de eerste byte in te stellen
tussen 1 en 255, en druk vervolgens op
de toets Enter.
Stel de waarde voor de tweede, de
derde en de vierde byte op dezelfde
wijze in.
Subnet Mask
U kunt dit item alleen instellen als u
IP Get Method instelt op Static. Via dit
item kunt u het subnetmasker
handmatig invoeren. Druk op de
bladertoets om de waarde van de eerste
byte in te stellen tussen 1 en 255, en
druk vervolgens op de toets Enter.
Stel de waarde voor de tweede, de
derde en de vierde byte op dezelfde
wijze in.
Gateway
U kunt dit item alleen instellen als u
IP Get Method instelt op Static. Via dit
item kunt u de gateway handmatig
invoeren. Druk op de bladertoets om de
waarde van de eerste byte in te stellen
tussen 1 en 255, en druk vervolgens op
de toets Enter.
Stel de waarde voor de tweede, de
derde en de vierde byte op dezelfde
wijze in.
GEBRUIK VAN HET BEDIENINGSPANEEL 2.19
2
Item
Verklaring
Waarden: Yes, No*
Configureer de draadlozenetwerkomgevingen.
Config 802.11b
Als u Yes selecteert, zijn de volgende
opties beschikbaar: SSID, Operation
Mode, Channel, Authentication,
Encryption, Using Key, Key Type en
Key1~Key4.
Zie 'Het draadloze netwerk configureren'
op pagina E.12
Opmerking: Dit menu verschijnt alleen
als een optionele interfacekaart voor een
draadloos netwerk is geïnstalleerd.
Waarden: On*, Off
AppleTalk
Via dit item kunt u selecteren of u al dan
niet het AppleTalk-protocol gebruikt.
Selecteer On om het protocol te
gebruiken.
Opties: On*, Off
U kunt selecteren of u al dan niet het
Netware-protocol wilt gebruiken.
Netware
Als u On selecteert, krijgt u toegang tot
het menu-item Config Netware.
In het menu Config Netware kunt u de
in uw netwerk gebruikte
frametypeparameter opgeven.
Opties: Yes, No*
Config Netware
U kunt dit item alleen instellen als u
Netware instelt op On. Via dit item
kunt u selecteren of u al dan niet de
frametypeparameter instelt. Selecteer
Yes om het frametype te selecteren.
Als u Yes selecteert, verschijnt de optie
IPX Frame Type op het display.
2.20 GEBRUIK VAN HET BEDIENINGSPANEEL
Item
Verklaring
Waarden: Auto*, EN_8023, EN_II, EN_8022,
EN_SNAP
U kunt dit item alleen selecteren als u
Config Netware instelt op Yes. Via dit
item kunt u het IPX-frametype
selecteren.
IPX Frame Type
• Auto: U kunt het frametype automatisch
instellen.
• EN_8023: Selecteer deze waarde om
het frametype IEEE 802.3 te gebruiken.
• EN_II: Selecteer deze waarde om het
frametype ETHERNET II te gebruiken.
• EN_8022: Selecteer deze waarde om
het frametype IEEE 802.2 te gebruiken.
• EN_SNAP: Selecteer deze waarde om
het frametype SNAP te gebruiken.
Reset Network
Dit item start de netwerkinterfacekaart
opnieuw op.
Default Set
Dit item stelt de standaardwaarden
opnieuw in en stelt de
netwerkconfiguratie opnieuw in op de
fabrieksinstellingen.
Print Net CFG
Dit item drukt een pagina met de
ingestelde netwerkparameters af.
GEBRUIK VAN HET BEDIENINGSPANEEL 2.21
2
MEMO
2.22 GEBRUIK VAN HET BEDIENINGSPANEEL
3
PAPIER EN PAPIERSOORTEN
Dit hoofdstuk beschrijft welke papiersoorten u met uw
printer kunt gebruiken en hoe u op de juiste wijze papier in
de verschillende papierladen plaatst met het oog op een
optimale afdrukkwaliteit.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
• Papier en ander afdrukmateriaal kiezen
• Papier plaatsen
• Afdrukken op speciale materiaal
Papier en ander afdrukmateriaal
kiezen
U kunt afdrukken op verschillende materialen, zoals gewoon
papier, enveloppen, etiketten en transparanten. Zie 'Afdrukken
op speciale materiaal' op pagina 3.14. Gebruik alleen
hoogwaardig papier van kopieerkwaliteit om een optimale
afdrukkwaliteit te verkrijgen.
Houd bij de keuze van het materiaal rekening met het volgende:
• Gewenst resultaat: Het papier dat u kiest moet geschikt
zijn voor het doel.
• Formaat: U kunt elk papierformaat gebruiken dat
gemakkelijk tussen de papiergeleiders van de papierlade
past.
• Gewicht: Uw printer ondersteunt de volgende
papiergewichten:
- bankpost van 60 tot 90 g/m2 voor lade 1 of
optionele lade 2
- bankpost van 60 tot 163 g/m2 voor de
multifunctionele lade
- bankpost van 75 tot 90 g/m2 voor dubbelzijdige
afdrukken
• Helderheid: Sommige papiersoorten zijn witter dan andere,
wat resulteert in scherpere en helderdere afdrukken.
• Gladheid van het oppervlak: De gladheid van het papier
beïnvloedt de scherpte van de afdruk op het papier.
OPGELET: Als u een afdrukmateriaal gebruikt dat niet
overeenstemt met de specificaties vermeld op pagina G.7, kan dit
problemen veroorzaken die mogelijk een onderhoudsbeurt
vereisen. Dit onderhoud wordt niet gedekt door de garantie of de
onderhoudscontracten.
Formaten en capaciteit
Formaat
Invoer/Capaciteit*
Lade 1
Lade 2
(optie)
Multifunctionele
lade
Handmatige
invoer
250
500
100
1
Enveloppen
—
—
10
1
Etiketten**
—
—
10
1
Transparanten**
—
—
30
1
Kaarten**
—
—
10
1
Normaal papier
*Afhankelijk van de papierdikte valt de maximumcapaciteit mogelijk lager uit.
** Als het papier vaak vastloopt, voert u één vel tegelijk in via de multifunctionele
lade.
3.2
PAPIER EN PAPIERSOORTEN
Richtlijnen voor papier en speciale
materialen
Neem de volgende richtlijnen in acht wanneer u papier,
enveloppen of andere speciale materialen kiest of plaatst:
• Als u tracht af te drukken op vochtig, gekruld, verkreukeld of
gescheurd papier, kan dit papierstoringen en een slechte
afdrukkwaliteit veroorzaken.
• Gebruik uitsluitend losse vellen papier. Gebruik geen
meerdelig papier.
• Gebruik alleen hoogwaardig papier van kopieerkwaliteit voor
een optimale afdrukkwaliteit.
• Gebruik geen papier met onregelmatigheden, zoals lusjes of
nietjes.
• Plaats tijdens het afdrukken nooit papier in een lade en plaats
nooit te veel papier in de lade. Dit kan papierstoringen
veroorzaken.
• Vermijd papier met reliëf, perforaties of een structuur die te
glad of te ruw is.
• Gekleurd papier moet van dezelfde hoge kwaliteit zijn als wit
kopieerpapier. De pigmenten moeten gedurende minstens
0,1 seconde bestand zijn tegen de fixeertemperatuur van de
printer (180°C). Gebruik geen papier met een kleurencoating
die na de productie van het papier is toegevoegd.
• Voorbedrukte formulieren moeten bedrukt zijn met
onbrandbare, hittebestendige inkt die niet smelt, verdampt of
gevaarlijke dampen vrijgeeft als hij wordt blootgesteld aan de
fixeertemperatuur van de printer.
• Bewaar papier in de originele verpakking tot u klaar bent om
het te gebruiken. Plaats dozen op pallets of in rekken, niet op
de grond.
• Plaats geen zware voorwerpen bovenop het papier, ongeacht
of het verpakt of niet-verpakt is.
• Stel het papier niet bloot aan vocht, direct zonlicht of andere
omstandigheden waardoor het kan verkreukelen of krullen.
OPMERKING: Gebruik geen zelfdoorschrijvend papier of
calqueerpapier. Dit papier is onstabiel als het wordt blootgesteld
aan de fixeertemperatuur van de printer en kan dampen afgeven
of de printer beschadigen.
PAPIER EN PAPIERSOORTEN
3.3
3
Papier plaatsen
Als u papier op de juiste wijze plaatst, voorkomt u
papierstoringen en kunt u probleemloos afdrukken. Verwijder de
papierlade niet terwijl een taak wordt afgedrukt. Als u dit toch
doet, kan dit een papierstoring veroorzaken. Zie 'Formaten en
capaciteit' op pagina 3.2 voor de toegestane papierinhoud van
elke lade.
Gebruik van lade 1
Lade 1 kan maximaal 250 vellen gewoon A4- of Letter-papier
bevatten.
U kunt een optionele lade kopen, lade 2, en deze onder lade 1
bevestigen om 500 extra vellen papier te plaatsen.
1 Trek de lade uit de printer.
2 Duw de metalen plaat omlaag tot deze op zijn plaats klikt.
3.4
PAPIER EN PAPIERSOORTEN
3 Buig de stapel papier van achteren naar voren om de vellen
te scheiden, en waaier het papier vervolgens uit terwijl u
het aan één zijde vasthoudt. Tik met de randen van de
stapel op een vlak oppervlak om er een rechte stapel van te
maken.
3
4 Plaats het papier met de te bedrukken zijde boven.
Zorg ervoor dat alle vier de hoeken vlak in de lade en onder
de hoekklemmen liggen, zoals hieronder weergegeven.
PAPIER EN PAPIERSOORTEN
3.5
5 Overschrijd de maximumhoogte van de stapel niet. Als u te
veel papier in de lade plaatst, kan het papier vastlopen.
6 Knijp de papiergeleider samen zoals hieronder afgebeeld en
schuif hem naar het papier tot hij net de rand van de stapel
raakt. Druk de geleider niet te hard tegen de rand van het
papier, anders kan het papier buigen.
OPMERKING: Zie pagina 3.7 als u het papierformaat in de lade
wilt wijzigen.
7 Schuif de lade weer in de printer.
8 Als u een document afdrukt, selecteert u het type papier,
het papierformaat en de lade in uw softwaretoepassing.
Voor meer informatie verwijzen we naar pagina 4.7.
3.6
PAPIER EN PAPIERSOORTEN
Het papierformaat in de lade wijzigen
De lade is vooraf ingesteld op het formaat Letter of A4,
afhankelijk van uw land. Om het formaat te wijzigen in A4 of
Letter, moet u de papierlengtegeleider juist instellen.
1 Til de papierlengtegeleider op en plaats hem in de juiste
positie voor het papierformaat dat u in de lade wilt
plaatsen.
Papierlengtegeleider
Om de papierlengtegeleider te verwijderen, draait u hem
iets naar rechts om de vergrendelingen aan de onderkant
van de geleider te ontgrendelen, en tilt u de geleider op.
Om de papierlengtegeleider in de gewenste papierpositie te
plaatsen, plaatst u de vergrendelingen onderaan op de
geleider in de gewenste papiersleuf en drukt u ze er
volledig in.
PAPIER EN PAPIERSOORTEN
3.7
3
2 Plaats het papier met de te bedrukken zijde boven. Voor
meer informatie verwijzen we naar stappen 4 en 5 op
pagina 3.5~3.6.
3 Knijp de papiergeleider samen zoals hieronder afgebeeld en
schuif hem naar het papier tot hij net de rand van de stapel
raakt. Druk de geleider niet te hard tegen de rand van het
papier, aangezien het papier hierdoor kan buigen.
Gebruik van de optionele lade 2
De optionele lade 2 kan maximaal 500 vellen normaal papier
bevatten.
Om papier in lade 2 te plaatsen, volgt u de aanwijzingen voor
het plaatsen van papier op pagina 3.4.
3.8
PAPIER EN PAPIERSOORTEN
Gebruik van de multifunctionele lade
De multifunctionele lade (MPT) bevindt zich aan de rechterkant
van uw printer. U kunt deze lade sluiten als u ze niet gebruikt,
zodat de printer compacter wordt.
3
Multifunctionele lade
In de multifunctionele lade kunnen verschillende
papierformaten en afdrukmedia worden geplaatst, zoals
transparanten, kaarten en enveloppen. U kunt de
multifunctionele lade ook gebruiken voor afdruktaken van één
pagina op papier met briefhoofd, op gekleurd papier dat u wilt
gebruiken als scheidingsvel, of op andere speciale afdrukmedia
die u normaal niet in de papierlade plaatst. U kunt ongeveer 100
vellen normaal papier, 10 enveloppen, 30 transparanten, 10
kaarten of 10 etiketten tegelijk plaatsen.
• Plaats slechts één formaat tegelijk in de multifunctionele
lade.
• Voeg geen papier toe als de multifunctionele lade nog papier
bevat, om te vermijden dat het papier vastloopt. Dit geldt ook
voor andere soorten afdrukmedia.
• Plaats de afdrukmedia met de te bedrukken zijde omlaag in
het midden van de multifunctionele lade, waarbij de
bovenrand eerst in de printer gaat.
Om papier in de multifunctionele lade te plaatsen:
1 Breng de multifunctionele lade naar omlaag en vouw de
papiersteun uit zoals weergegeven.
PAPIER EN PAPIERSOORTEN
3.9
2 Als u papier gebruikt, buigt u de stapel of waaiert u het
papier uit om de vellen te scheiden voordat u de stapel in
de lade plaatst.
Houd transparanten vast aan de randen en raak de te
bedrukken zijde niet aan. Vingerafdrukken kunnen
problemen met de afdrukkwaliteit veroorzaken.
3 Plaats de afdrukmedia met de te bedrukken zijde omlaag
tegen de rechterrand van de lade.
4 Knijp de papierbreedtegeleider samen en schuif hem naar
rechts zodat hij net de rand van het papier raakt zonder
deze te buigen.
3.10 PAPIER EN PAPIERSOORTEN
Als u wilt afdrukken op papier dat voordien werd bedrukt
via de multifunctionele lade, moet de bedrukte zijde
omhoog liggen en moet de niet-gekrulde rand eerst in de
printer gaan. Als u problemen ondervindt met het plaatsen
van het papier, draait u het papier om.
3
OPMERKING: Controleer of u
niet te veel papier hebt geplaatst.
Het papier gaat bol staan als u
een stapel te diep of te ver in de
lade plaatst.
5 Als u een document afdrukt, selecteert u de
multifunctionele lade en selecteert u het juiste type
papier in de softwaretoepassing. Voor meer informatie
verwijzen we naar pagina 4.7.
OPMERKING: Na het afdrukken
vouwt u de papiersteun weg en
sluit u de multifunctionele lade.
PAPIER EN PAPIERSOORTEN 3.11
Gebruik van de handmatige invoer
Als u Handmatig selecteert voor de optie Invoer wanneer u de
afdrukinstellingen wijzigt, kunt u handmatig een vel in de
multifunctionele lade plaatsen. Dit kan nuttig zijn als u na elke
afgedrukte pagina de afdrukkwaliteit wilt controleren.
Het plaatsen van papier in de handmatige invoer verloopt bijna
op dezelfde wijze als het plaatsen van papier in de
multifunctionele lade, behalve dat u vel per vel in de lade
plaatst, afdrukgegevens verstuurt voor het afdrukken van de
eerste pagina, en vervolgens op de toets On Line/Continue
( ) van het bedieningspaneel drukt om de volgende pagina af
te drukken.
1 Plaats een vel met de te bedrukken zijde omlaag tegen
de rechterrand van de multifunctionele lade.
2 Knijp de papierbreedtegeleider samen en schuif hem naar
rechts tot hij net de rand van het papier raakt zonder het
papier te buigen.
3.12 PAPIER EN PAPIERSOORTEN
3 Als u een document afdrukt, selecteert u Handmatig in de
vervolgkeuzelijst Invoer van de softwaretoepassing,
waarna u het juiste papierformaat en het juiste type papier
selecteert. Voor meer informatie verwijzen we naar
pagina 4.7.
3
4 Druk het document af.
Op het display verschijnt een bericht met de vraag om
papier te plaatsen.
5 Druk op de toets On Line/Continue (
).
De printer neemt het vel op en drukt af. Nadat één pagina is
afgedrukt, verschijnt het bericht opnieuw.
6 Plaats het volgende vel in de multifunctionele lade en druk
op de toets On Line/Continue (
).
Herhaal deze stap voor elke pagina die u wilt afdrukken.
PAPIER EN PAPIERSOORTEN 3.13
Afdrukken op speciale materiaal
Afdrukken op enveloppen
• Plaats enveloppen uitsluitend in de multifunctionele lade.
• Gebruik alleen enveloppen die aanbevolen zijn voor
laserprinters. Voordat u enveloppen in de multifunctionele
lade plaatst, dient u te controleren of ze niet beschadigd zijn
en niet aan elkaar vastzitten.
• Plaats geen enveloppen met postzegels in de lade.
• Gebruik nooit enveloppen met haakjes, knipsluitingen,
vensters, gecoate voeringen of zelfklevende stoffen.
Om af te drukken op enveloppen:
1 Open de multifunctionele lade en klap de papiersteun open.
2 Buig de stapel enveloppen of waaier de enveloppen uit
terwijl u de stapel aan één rand vasthoudt om de
enveloppen van elkaar te scheiden voordat u ze in de lade
plaatst.
3 Plaats de enveloppen in de multifunctionele lade met de
klep omhoog. Plaats de kant van de envelop waar de
postzegel komt eerst in de lade.
3.14 PAPIER EN PAPIERSOORTEN
4 Knijp de papierbreedtegeleider samen en schuif hem naar
rechts tot hij net de rand van de stapel raakt zonder de
stapel te buigen.
3
5 Als u afdrukt, selecteert u de multifunctionele lade, stelt
u het type papier in op Enveloppen en selecteert u het
papierformaat in de softwaretoepassing. Voor meer
informatie verwijzen we naar pagina 4.7.
PAPIER EN PAPIERSOORTEN 3.15
Afdrukken op etiketten
• Gebruik alleen enveloppen die aanbevolen zijn voor
laserprinters.
• De kleefstof van de etiketten moet gedurende 0,1 seconde
bestand zijn tegen een fixeertemperatuur van 180°C.
• Controleer of er tussen de labels geen lijm blootligt. Als dit
het geval is, kunnen de etiketten tijdens het afdrukken
loskomen en loopt het vel vast. Bovendien kan blootliggende
lijm onderdelen van de printer beschadigen.
• Druk nooit meer dan één keer af op hetzelfde vel etiketten,
en druk nooit af op een vel waarvan de etiketten gedeeltelijk
verwijderd zijn.
• Gebruik geen etiketten die loskomen van het vel of die
verkreukeld of beschadigd zijn.
• Om te vermijden dat etiketten aan elkaar kleven, laat u de
afgedrukte etikettenvellen niet op een stapel liggen als ze
afgedrukt zijn.
Om af te drukken op etiketten:
1 Open de multifunctionele lade en vouw de papiersteun
open.
2 Plaats etiketten in geen enkele andere lade dan de
multifunctionele lade, en plaats ze met de te bedrukken
zijde omlaag, waarbij de korte bovenzijde eerst in de
printer gaat. Stel de geleider in op de breedte van de
etiketten.
3.16 PAPIER EN PAPIERSOORTEN
3 Als u afdrukt, selecteert u de multifunctionele lade, stelt
u het type papier in op Etiketten en selecteert u het
formaat in de softwaretoepassing. Voor meer informatie
verwijzen we naar pagina 4.7.
3
Afdrukken op transparanten
• Als u een kleurendocument afdrukt, mag u geen
transparanten met een rugvel gebruiken. Dit kan problemen
met de afdrukkwaliteit veroorzaken.
• Gebruik alleen transparanten die aanbevolen zijn voor
laserprinters.
• Controleer of de transparanten geen gescheurde randen
hebben en of ze niet verkreukeld of gekruld zijn.
• Houd de transparanten vast bij de randen en raak de te
bedrukken zijde niet aan. Vingerafdrukken kunnen problemen
met de afdrukkwaliteit veroorzaken.
• Let erop dat u op de te bedrukken zijde geen vingerafdrukken
achterlaat of krassen maakt.
• De volgende soorten papier zijn aanbevolen:
A4: 003R96002, Letter: 3R3108
OPMERKING: Voordat u afdrukt
op transparanten, moet u
controleren of de uitvoersteun wel
omlaag is.
PAPIER EN PAPIERSOORTEN 3.17
Om af te drukken op transparanten:
1 Open de multifunctionele lade en klap de papiersteun open.
2 Plaats de transparanten in de multifunctionele lade. Plaats
ze met de te bedrukken zijde omlaag, waarbij de
bovenkant met de witte rand eerst in de printer gaat.
Stel de geleider in op de breedte van de transparanten.
3.18 PAPIER EN PAPIERSOORTEN
3 Als u afdrukt, selecteert u de multifunctionele lade, stelt
u het type papier in op Transparanten en selecteert u het
papierformaat in de softwaretoepassing. Voor meer
informatie verwijzen we naar pagina 4.7.
3
OPMERKINGEN:
• Om te vermijden dat transparanten aan elkaar kleven, laat u de
afgedrukte vellen best niet op een stapel liggen.
• Plaats transparanten op een vlak oppervlak nadat u ze uit de
printer hebt verwijderd.
• Als u met deze printer afdrukt op transparante film, zijn de
afdrukken niet compatibel met overheadprojectors en worden ze
mogelijk geprojecteerd als zwartwitafbeeldingen.
PAPIER EN PAPIERSOORTEN 3.19
Afdrukken op voorbedrukt papier
• Voorbedrukt papier is papier dat al een bepaalde opdruk heeft
voordat het door de printer wordt gestuurd (bijvoorbeeld
papier met een voorbedrukt logo bovenaan op de pagina).
• Papier met briefhoofd moet bedrukt zijn met hittebestendige
inkt die niet smelt, verdampt of gevaarlijke stoffen vrijgeeft
als hij gedurende 0,1 seconde wordt blootgesteld aan de
fixeertemperatuur van de printer (180°C).
• Inkt op papier met briefhoofd moet niet-ontvlambaar zijn en
mag printerrollen niet beschadigen.
• Formulieren en papier met briefhoofd moeten worden
bewaard in een vochtbestendige verpakking om
veranderingen tijdens de opslagperiode te vermijden.
• Voordat u voorbedrukt papier plaatst, zoals formulieren of
papier met briefhoofd, moet u controleren of de inkt op het
papier droog is. Tijdens het fixeerproces kan vochtige inkt
afgeven op het voorbedrukte papier, wat de afdrukkwaliteit
verlaagt.
Om af te drukken op voorbedrukt papier:
1 Open de multifunctionele lade en klap de papiersteun open.
2 Plaats papier met briefhoofd alleen in de multifunctionele
lade met de te bedrukken zijde omlaag, waarbij de
korte bovenzijde eerst in de printer gaat. Stel de
geleider in op de breedte van de papierstapel.
3.20 PAPIER EN PAPIERSOORTEN
3 Als u afdrukt, selecteert u de multifunctionele lade, stelt
u het type papier in op Voorbedrukt en selecteert u het
papierformaat in de softwaretoepassing. Voor meer
informatie verwijzen we naar pagina 4.7.
3
Afdrukken op kaarten of andere formaten
• U kunt met deze printer afdrukken op briefkaarten, (index)
kaarten van 8,89 op 13,97 cm en andere afdrukmedia met
aangepaste formaten. Het minimumformaat is 90 mm op 140
mm en het maximumformaat is 216 mm op 356 mm.
• Plaats altijd eerst de korte zijde in de multifunctionele lade.
Als u wilt afdrukken in de afdrukstand Liggend, selecteert u
deze optie in uw softwaretoepassing. Als u eerst de lange
zijde in de lade plaatst, kan dit een papierstoring
veroorzaken.
• Plaats niet meer dan 10 kaarten tegelijk in de
multifunctionele lade.
• Druk niet af op afdrukmedia die minder dan 90 mm breed of
140 mm lang zijn.
• Stel de marges in de softwaretoepassing in op minstens
4,3 mm van de randen van de afdrukmedia.
PAPIER EN PAPIERSOORTEN 3.21
Om af te drukken op kaarten:
1 Open de multifunctionele lade en klap de papiersteun open.
2 Plaats de afdrukmedia alleen in de multifunctionele lade
met de te bedrukken zijde omlaag, waarbij de korte
zijde eerst in de printer gaat. Schuif de geleider tot hij de
stapel net raakt zonder deze te buigen.
3.22 PAPIER EN PAPIERSOORTEN
3 Als u afdrukt, selecteert u de multifunctionele lade en
stelt u het type en formaat van het papier in in de
softwaretoepassing. Voor meer informatie verwijzen we
naar pagina 4.7.
3
Als het formaat van het papier niet vermeld is in de
vervolgkeuzelijst Formaat op het tabblad Papier, klikt u op
de knop Aangepast en stelt u het formaat handmatig in.
Zie pagina 4.7.
PAPIER EN PAPIERSOORTEN 3.23
MEMO
3.24 PAPIER EN PAPIERSOORTEN
4
AFDRUKTAKEN
Dit hoofdstuk beschrijft de afdrukopties en algemene
afdruktaken.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
• Functies van het printerstuurprogramma
• Een document afdrukken
• Printerinstellingen
Functies van het
printerstuurprogramma
Uw printerstuurprogramma's ondersteunen de volgende
standaardfuncties:
• selectie van de invoerlade
• papierformaat, afdrukstand en type media
• aantal exemplaren
De volgende tabel geeft een algemeen overzicht van de functies
die door uw printerstuurprogramma's worden ondersteund.
Functie
Printerstuurprogramma
van Samsung
Win
9x/Me
Win
2000/XP
Win
NT 4.0
PostScript
Win
9x/Me
Win
2000/XP
Win
NT 4.0
Mac
Kleurmodus
J
J
J
J
J
J
J
Optie
afdrukkwaliteit
J
J
J
J
J
J
J
Poster afdrukken
J
J
J
N
N
N
N
Dubbelzijdig
afdrukken
J
J
J
J
J
J
J
Boekjes
afdrukken
J
J
J
N
J
N
N
Meerdere
pagina's per vel
(n op een vel)
J
J
J
J
J
J
J
Aan pagina
aanpassen
J
J
J
J
J
J
J
Afdrukken op
schaal
J
J
J
J
J
J
J
Andere lade voor
eerste pagina
J
J
J
N
N
N
J
Watermerk
J
J
J
N
N
N
N
Overlay
J
J
J
N
N
N
N
Optie TrueTypelettertypen
J
J
J
J
J
J
N
4.2 AFDRUKTAKEN
Een document afdrukken
Hieronder beschrijven we de algemene stappen die vereist zijn
om af te drukken vanuit verschillende Windows-toepassingen.
De precieze stappen voor het afdrukken van een document
kunnen verschillen afhankelijk van de toepassing die u gebruikt.
Raadpleeg de handleiding van uw softwaretoepassing voor de
precieze afdrukprocedure.
OPMERKING: Voor gedetailleerde informatie over het afdrukken
vanaf een Macintosh-computer of Linux-systeem, verwijzen we
naar Bijlage A en Bijlage C.
1 Open het document dat u wilt afdrukken.
2 Kies Afdrukken in het menu Bestand. Het venster
Afdrukken wordt geopend. Afhankelijk van uw toepassing
kan dit venster er iets anders uitzien.
U kunt de basisafdrukinstellingen selecteren in het venster
Afdrukken. Deze instellingen omvatten het aantal
exemplaren en het afdrukbereik.
Zorg ervoor dat uw
printer is geselecteerd.
Windows 98
3 Om de printerfuncties van uw printer te gebruiken, klikt u
op Eigenschappen of Voorkeuren in het afdrukvenster
van de toepassing. Voor meer informatie verwijzen we naar
'Printerinstellingen' op pagina 4.5
Als in het venster Afdrukken een knop Instellingen,
Printer of Opties wordt weergegeven, klikt u hierop. Klik
in het volgende venster op Eigenschappen.
4 Klik op OK om het venster Eigenschappen te sluiten.
5 Klik in het venster Afdrukken op OK of Afdrukken om de
afdruktaak te starten.
AFDRUKTAKEN
4.3
4
Een afdruktaak annuleren
U kunt een afdruktaak stoppen vanuit een programma, vanuit
een afdrukwachtrij of via de toets Cancel ( ) op de printer.
Om een afdruktaak te stoppen vanaf het bedieningspaneel:
• Als de afdruktaak al wordt afgedrukt, drukt u op de toets
Cancel ( ). De printer drukt de pagina's die al door de
printer gaan af en verwijdert de rest van de afdruktaak.
• Als u op de toets Cancel ( ) drukt, wordt alleen de huidige
taak in de printer geannuleerd. Als het geheugen van de
printer meer dan één afdruktaak bevat, moet u voor elke taak
één keer op de toets Cancel drukken zodra het afdrukken
van de taak begint.
Om een afdruktaak te stoppen vanuit de map Printers:
Als de afdruktaak in een afdrukwachtrij of afdrukspooler staat,
zoals de groep Printer in Windows, verwijdert u de taak als
volgt:
1 Kies Instellingen in het menu Start van Windows.
2 Kies Printers om het venster Printers te openen, en
dubbelklik op het pictogram Samsung CLP-550 Series.
3 In het menu Document selecteert u Afdrukken
annuleren (Windows 9x/Me) of Annuleren (Windows NT
4.0/2000/XP).
Windows 98
4.4 AFDRUKTAKEN
Printerinstellingen
Via het venster Eigenschappen van de Samsung CLP-550 kunt u
toegang krijgen tot alle informatie die u nodig hebt als u uw printer
gebruikt. Als de printereigenschappen worden weergegeven, kunt
u de instellingen die u voor uw afdruktaak nodig hebt controleren
en wijzigen.
Het venster Eigenschappen van uw printer bevat 5 tabbladen:
Lay-out, Papier, Grafisch, Extra en Info.
Als u de printereigenschappen opent via de map Printers, kunt u
aanvullende op Windows gebaseerde tabbladen weergeven.
Raadpleeg uw handleiding van Windows.
Het venster Eigenschappen van de printer kan verschillen
afhankelijk van uw besturingssysteem. Deze handleiding geeft het
venster Eigenschappen van Windows 98 weer.
OPMERKINGEN:
• De meeste Windows-toepassingen heffen de in het
printerstuurprogramma opgegeven instellingen op. Wijzig eerst alle
afdrukinstellingen die beschikbaar zijn in de softwaretoepassing, en
wijzig vervolgens de overige instellingen met behulp van het
printerstuurprogramma.
• De instellingen die u wijzigt blijven alleen van kracht terwijl u het
huidige programma gebruikt. Als u wilt dat uw wijzigingen
permanent behouden blijven, brengt u ze aan in de map Printers.
Ga als volgt te werk:
1. Klik op de knop Start van Windows.
2. In Windows 95/98/Me/NT 4.0/2000: Klik achtereenvolgens op
Instellingen en Printers.
In Windows XP: Kies Printers en faxapparaten.
3. Selecteer de printer Samsung CLP-550 Series.
4. Klik met de rechtermuisknop op het printerpictogram en:
• In Windows 95/98/Me: Kies Eigenschappen.
• In Windows 2000/XP: Kies Voorkeursinstellingen voor
afdrukken.
• In Windows NT 4.0: Kies Standaardwaarden document.
5. Wijzig de instellingen op elk tabblad en klik op OK.
AFDRUKTAKEN
4.5
4
Het tabblad Lay-out
Het tabblad Lay-out bevat opties waarmee u de weergave van
het document op de afgedrukte pagina kunt aanpassen. De layoutopties omvatten Meerdere pagina's per vel, Boekje
afdrukken en Poster afdrukken. U kunt op dit tabblad ook de
optie Dubbelzijdig afdrukken selecteren. Zie pagina 4.3 voor
meer informatie over het openen van uw softwaretoepassing.
1
2
Het afdrukvoorbeeld
geeft de voorbeeldpagina
met de door u opgegeven
instellingen weer.
3
Eigenschap
1 Afdrukstand
Beschrijving
In het vak Afdrukstand kunt u selecteren in
welke richting informatie op een pagina wordt
afgedrukt.
• Staand drukt af over de breedte van de
pagina (zoals een brief).
• Liggend drukt af over de lengte van de
pagina (zoals een spreadsheet).
Als u de pagina ondersteboven wilt
afdrukken, selecteert u 180 graden
draaien.
Staand
2 Lay-
outopties
Liggend
Via Lay-outopties kunt u geavanceerde
afdrukopties selecteren. Voor meer informatie
verwijzen we naar Hoofdstuk 5, 'Geavanceerd
afdrukken'.
3 Dubbelzijdig Met de optie Dubbelzijdig afdrukken kunt
afdrukken
4.6 AFDRUKTAKEN
u automatisch beide zijden van het papier
bedrukken. Als u de standaardinstelling van
het printerstuurprogramma gebruikt,
selecteert u Printerinstelling. Voor meer
informatie verwijzen we naar pagina 5.3.
Het tabblad Papier
U kunt de volgende opties gebruiken voor elementaire
papierinstellingen. Zie pagina 4.3 voor meer informatie over het
openen van uw softwaretoepassing.
Klik op het tabblad Papier om de papiereigenschappen weer te
geven.
1
4
2
3
4
5
6
Eigenschap
Beschrijving
Via Aantal exemplaren kunt u het aantal af
te
drukken exemplaren opgeven. U kunt
exemplaren
maximaal 999 exemplaren opgeven.
1 Aantal
2
Formaat
In de vervolgkeuzelijst Formaat kunt u het
formaat van het papier in de lade selecteren.
Als het vereiste formaat niet in de
vervolgkeuzelijst Formaat staat, klikt u op
Aangepast. Als het venster Aangepast
papierformaat verschijnt, stelt u het
papierformaat in en klikt u op OK. De
instelling verschijnt in de lijst zodat u deze
kunt selecteren.
Voer de naam in
die u wilt
gebruiken.
Voer het
papierformaat in.
AFDRUKTAKEN
4.7
Eigenschap
3 Invoer
Beschrijving
Selecteer de gewenste papierlade in de
vervolgkeuzelijst Invoer.
Selecteer Handmatig als u afdrukt op
speciale afdrukmedia. U moet één vel tegelijk
in de multifunctionele lade plaatsen. Zie
pagina 3.9.
Als Automatisch is ingesteld, neemt de
printer het papier automatisch op in de
volgende volgorde: multifunctionele lade,
lade1, optionele lade 2.
4 Type
Zorg ervoor dat Type is ingesteld op
Normaal papier. Als u een ander type
afdrukmateriaal plaatst, dient u het
desbetreffende papiertype te selecteren. Voor
meer informatie over afdrukmedia verwijzen
we naar Hoofdstuk 3, 'Gebruik van
afdrukmedia'.
Als u katoenpapier met een gewicht van 60
tot 90 g/m2 gebruikt, zoals Gilbert 25% en
Gilbert 100%, stelt u het type papier in op
Katoen voor een optimale afdrukkwaliteit.
Als u kringlooppapier wilt gebruiken,
selecteert u Kringlooppapier.
5 Andere lade
voor eerste
pagina
Hiermee kunt u de eerste pagina afdrukken op
een ander type papier dan de rest van het
document. U kunt de lade voor de eerste
pagina selecteren.
Plaats bijvoorbeeld dik papier voor de eerste
pagina in de multifunctionele lade, en normaal
papier in lade 1. Vervolgens selecteert u
Lade 1 in de vervolgkeuzelijst Invoer en
Multifunctionele lade in de
vervolgkeuzelijst Andere lade voor eerste
pagina.
6 Aanpassen
Met Aanpassen kunt u uw afdruktaak
automatisch of handmatig schalen op een
pagina.
U kunt kiezen uit Geen, Aangepast
afdrukken en Aanpassen aan
papierformaat. Zie pagina 5.4 en
pagina 5.5 voor meer informatie.
4.8 AFDRUKTAKEN
Het tabblad Grafisch
Gebruik de volgende grafische opties om de afdrukkwaliteit aan
te passen aan uw specifieke afdrukbehoeften. Zie pagina 4.3
voor meer informatie over het openen van uw
softwaretoepassing.
Klik op het tabblad Grafisch om de grafische eigenschappen
weer te geven.
4
1
2
3
Eigenschap
1 Resolutie
2 Kleurmodus
Beschrijving
U kunt voor de afdrukresolutie kiezen uit
1200 dpi (best) en 600 dpi (normaal).
Hoe hoger de instelling, hoe scherper de
tekens en afbeeldingen worden afgedrukt.
Als u een hoge instelling selecteert, kan de
afdruk van het document iets langer duren.
U kunt de kleuropties instellen. De instelling
Kleur geeft gewoonlijk de optimale
afdrukkwaliteit voor documenten in kleur. Als
u een kleurendocument in grijstinten wilt
afdrukken, selecteert u Grijstinten.
AFDRUKTAKEN
4.9
Eigenschap
Beschrijving
2 Kleurmodus
Als u op Kleur aanpassen klikt, kunt u het
uiterlijk van de afbeeldingen van het
document wijzigen.
(vervolg)
Het
afdrukvoorbeeld
geeft de
voorbeeldpagina
met de door u
opgegeven
instellingen weer.
• Basisinstellingen voor kleuren:
U kunt aanpassen hoe afbeeldingen
worden weergegeven door de
instellingen in het vak Niveaus te
wijzigen.
• Tint afstemmen: U kunt het
tintenbereik van afbeeldingen
aanpassen door de optie Tintcurve te
wijzigen.
• Kleurinfo: Dit tabblad bevat
informatie over het
kleurconversiesysteem van het
stuurprogramma.
4.10 AFDRUKTAKEN
Eigenschap
Beschrijving
3 Geavanceerde U kunt geavanceerde opties instellen door op
opties
de knop Geavanceerde opties te klikken.
4
TrueType-opties
Deze optie is alleen beschikbaar als u
Windows 9x gebruikt. Deze optie
bepaalt wat het stuurprogramma de
printer vertelt over de voorstelling van
de tekst in uw document. Selecteer de
instelling die bij uw document past.
• Als bitmap in printer laden: Als
deze optie is geselecteerd, downloadt
het stuurprogramma de
lettertypegegevens als
bitmapafbeeldingen. Documenten met
complexe lettertypen (bijv. Koreaanse
of Chinese lettertypen) of andere
soorten lettertypen worden met deze
instelling sneller afgedrukt.
• Als grafische informatie
afdrukken: Als deze optie is
geselecteerd, downloadt het
stuurprogramma alle lettertypen als
afbeeldingen. Als u documenten met
veel afbeeldingen en relatief weinig
TrueType-lettertypen afdrukt, kunt u
deze optie selecteren om de afdruk te
versnellen.
• Tekst donkerder maken: Als deze
optie is geselecteerd, wordt alle tekst in
uw document donkerder dan normaal
afgedrukt.
• Alle tekst zwart afdrukken: Als deze
optie is geselecteerd, wordt alle tekst in
uw document zwart afgedrukt, ongeacht
de kleur waarin de tekst op het scherm
wordt weergegeven. Als deze optie niet
is geselecteerd, wordt gekleurde tekst
afgedrukt in grijstinten.
AFDRUKTAKEN 4.11
Het tabblad Extra
Zie pagina 4.3 voor meer informatie over het openen van uw
softwaretoepassing. Klik op het tabblad Extra om toegang te
krijgen tot de volgende functies:
1
2
3
Optie
1 Watermerk
2 Overlay
Beschrijving
U kunt een achtergrondafbeelding met tekst
maken die op elke pagina van uw document
wordt afgedrukt. Zie 'Gebruik van
watermerken' op pagina 5.10.
Overlays worden vaak gebruikt in plaats van
voorbedrukte formulieren en papier met
briefhoofd. Zie 'Gebruik van overlays' op
pagina 5.13.
3 Uitvoeropties Afdrukvolgorde: U kunt instellen in welke
volgorde de pagina's moeten worden
afgedrukt. Selecteer de afdrukvolgorde in de
vervolgkeuzelijst.
• Normaal: Uw printer drukt alle pagina's
af van de eerste tot de laatste pagina.
• Beginnen met laatste pagina: Uw
printer drukt alle pagina's af van de laatste
tot de eerste pagina.
• Oneven pagina's afdrukken: Uw
printer drukt alleen de oneven pagina's
van het document af.
• Even pagina's afdrukken: Uw printer
drukt alleen de even pagina's van het
document af.
Dubbelzijdig ongedaan: Bij dubbelzijdig
afdrukken keert uw printer de volgorde van
de af te drukken pagina's om.
4.12 AFDRUKTAKEN
Optie
Beschrijving
3 Uitvoeropties Vastgelopen afdruk herhalen: Als dit
(vervolg)
selectievakje is geselecteerd, bewaart de
printer een kopie van een afgedrukte pagina
tot de printer aangeeft dat de pagina de
printer heeft verlaten. Als een papierstoring
optreedt, drukt de printer de laatste pagina
opnieuw af nadat u het probleem hebt
opgelost.
Het tabblad Info
Op het tabblad Info worden de copyrightinformatie en het
versienummer van het stuurprogramma weergegeven. Als u
beschikt over een internetbrowser, kunt u een verbinding maken
met het internet door op het website-pictogram te klikken. Zie
pagina 4.3 voor meer informatie over het openen van uw
softwaretoepassing.
Een favoriete instelling gebruiken
Met de optie Favorieten, die op elk tabblad wordt
weergegeven, kunt u de huidige instellingen opslaan voor later
gebruik.
Om een favoriet op te slaan:
1 Stel op elk tabblad de gewenste instellingen in.
2 Typ een naam voor de favoriet in de vervolgkeuzelijst
Favorieten.
AFDRUKTAKEN 4.13
4
3 Klik op Opslaan.
Als u instellingen opslaat onder Favorieten, worden alle
huidige stuurprogramma-instellingen opgeslagen.
Als u een opgeslagen instelling wilt gebruiken, selecteert u het
item in de vervolgkeuzelijst Favorieten.
De printer is nu ingesteld om af te drukken volgens de
instellingen van de geselecteerde favoriet.
Om een favoriet te verwijderen, selecteert u het item in de lijst
en klikt u op Verwijderen.
U kunt ook terugkeren naar de standaardinstellingen van het
stuurprogramma door <Automatisch> te selecteren in de lijst.
Het gebruik van Help
Uw printer heeft een Help-functie die u kunt openen met de
knop Help in het venster Eigenschappen van de printer. Het
Help-venster bevat gedetailleerde informatie over de
printerfuncties die door het printerstuurprogramma worden
verschaft.
U kunt ook klikken op
op een instelling.
4.14 AFDRUKTAKEN
in de rechterbovenhoek en vervolgens
5
SPECIALE AFDRUK FUNCTIES
Dit hoofdstuk beschrijft de afdrukopties en geavanceerde
afdruktaken.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
• Afdrukken op beide zijden van het papier
• De schaal van uw document aanpassen
• Uw document aanpassen aan een geselecteerd
papierformaat
• Meerdere pagina's afdrukken op één vel papier
• Posters afdrukken
• Boekje afdrukken
• Gebruik van watermerken
• Gebruik van overlays
Afdrukken op beide zijden van het
papier
U kunt automatisch afdrukken op beide zijden van het papier.
Voordat u afdrukt, dient u de gewenste afdrukstand van uw
documenten op te geven.
U kunt kiezen uit:
• Lange zijde, de klassieke lay-out die gebruikt wordt in
boekbinden (ook wel: Staand).
• Korte zijde, wat vaak gebruikt wordt voor kalenders (ook
wel: Liggend).
2
2
2
2
3
5
5
3
5
3
Lange zijde
3
5
Korte zijde
OPMERKINGEN:
• Druk niet af op beide zijden van etiketten, transparanten,
enveloppen of dik papier. Dit kan papierstoringen en schade aan
de printer veroorzaken.
• Voor dubbelzijdig afdrukken kunt u alleen de volgende
papierformaten gebruiken: A4, Letter, Legal en Folio met een
gewicht van 75 tot 90 g/m2.
Er zijn twee manieren om dubbelzijdig afdrukken in of uit te
schakelen:
Via het menu van het bedieningspaneel
Selecteer Duplex in het menu Layout. Stel indien nodig het
item Duplex Margin in hetzelfde menu in. Zie pagina 2.10 voor
meer informatie.
Voor meer informatie over het gebruik van het menu van het
bedieningspaneel verwijzen we naar pagina 2.5.
5.2 SPECIALE AFDRUK FUNCTIES
Vanuit de driver (stuurprogramma)
1 Als u de afdrukinstellingen van uw softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u de eigenschappen van de printer.
Zie pagina 4.3.
2 Selecteer de afdrukstand op het tabblad Lay-out.
3 Selecteer Printerinstelling, Uit, Korte zijde of Lange zijde in
het vak Dubbelzijdig afdrukken.
5
4 Klik op het tabblad Papier en selecteer de papierlade, het
papierformaat en het papiertype.
5 Klik op OK en druk het document af.
OPMERKINGEN:
• De instellingen in de driver (stuurprogramma) heffen die van het
bedieningspaneel op.
• Als u op het tabblad Extra de optie Dubbelzijdig ongedaan
selecteert, drukt uw printer de pagina's in omgekeerde
volgorde af.
SPECIALE AFDRUK FUNCTIES
5.3
De schaal van uw document
aanpassen
U kunt de schaal van een afdruktaak op een pagina wijzigen.
1 Als u de afdrukinstellingen van de driver wilt wijzigen, opent
u de eigenschappen van de printer.
Zie pagina 4.3.
2 Op het tabblad Papier selecteert u Aangepast afdrukken
in de vervolgkeuzelijst Type.
3 Geef de schaalfactor op in het invoervak Percentage.
U kunt ook op de knop
of
klikken.
4 Selecteer de papierlade, het papierformaat en het type
papier in het vak Papierinstellingen.
5 Klik op OK en druk het document af.
5.4 SPECIALE AFDRUK FUNCTIES
Uw document aanpassen aan een
geselecteerd papierformaat
A
Met deze printerfunctie kunt u uw afdruktaak aanpassen aan elk
papierformaat, ongeacht de grootte van het digitale document.
Dit kan nuttig zijn als u de fijne details in een klein document
wilt controleren.
1 Als u de afdrukinstellingen van uw softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u de eigenschappen van de printer. Zie
pagina 4.3.
2 Op het tabblad Papier selecteert u Aanpassen aan
5
papierformaat in de vervolgkeuzelijst Type.
3 Selecteer het juiste formaat in de vervolgkeuzelijst
Uitvoerpapier.
4 Selecteer de papierlade, het papierformaat en het type
papier in het vak Papierinstellingen.
5 Klik op OK en druk het document af.
SPECIALE AFDRUK FUNCTIES
5.5
Meerdere pagina's afdrukken op
één vel papier
1
2
3
4
U kunt selecteren hoeveel pagina's u wilt afdrukken op één vel
papier. Als u meer dan één pagina per vel wilt afdrukken, zijn de
pagina's kleiner en worden ze op het vel gerangschikt in de door
u opgegeven volgorde. U kunt tot 16 pagina's afdrukken op
één vel.
1 Als u de afdrukinstellingen van de driver wilt wijzigen, opent
u de eigenschappen van de printer.
Zie pagina 4.3.
2 Op het tabblad Lay-out selecteert u Meerdere pagina's
per vel in de vervolgkeuzelijst Type.
3 Selecteer in de vervolgkeuzelijst Pagina's per vel hoeveel
pagina's u wilt afdrukken per vel (1, 2, 4, 9 of 16).
4 Selecteer indien nodig de paginavolgorde in de
vervolgkeuzelijst Paginavolgorde.
1
2
1
3
2
1
3
1
3
4
2
4
4
3
4
2
Rechts, daarna
omlaag
Omlaag, daarna
rechts
Links, daarna
omlaag
Omlaag,
daarna links
De vervolgkeuzelijst Paginavolgorde is alleen beschikbaar
als het aantal pagina's per vel is ingesteld op 4, 9 of 16.
5.6 SPECIALE AFDRUK FUNCTIES
Schakel het selectievakje Paginakaders afdrukken in als
u rond elke pagina op het vel een kader wilt afdrukken.
Paginakaders afdrukken is alleen beschikbaar als het
aantal pagina's per vel is ingesteld op 2, 4, 9 of 16.
5 Klik op het tabblad Papier en selecteer de papierlade,
het papierformaat en het papiertype.
6 Klik op OK en druk het document af.
Posters afdrukken
Met deze functie kunt u een document van één pagina afdrukken
over 4, 9 of 16 vellen papier, zodat u de vellen kunt
samenkleven tot één document van posterformaat.
1 Als u de afdrukinstellingen van uw softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u de eigenschappen van de printer.
Zie pagina 4.3.
2 Op het tabblad Lay-out selecteert u Poster afdrukken in
de vervolgkeuzelijst Type.
SPECIALE AFDRUK FUNCTIES
5.7
5
3 Kies de instellingen voor de poster:
U kunt voor de paginalay-out kiezen uit 2x2, 3x3 of 4x4. Als
u 2x2 selecteert, wordt de afbeelding automatisch gespreid
over vier pagina's.
Geef een overlapping in millimeter of inch op zodat de
vellen gemakkelijker aan elkaar kunnen worden geplakt.
2,54 mm
2,54 mm
4 Klik op het tabblad Papier en selecteer de papierlade,
het papierformaat en het papiertype.
5 Klik op OK en druk het document af. U kunt een poster
maken door de vellen aan elkaar te plakken.
5.8 SPECIALE AFDRUK FUNCTIES
Boekje afdrukken
Met de functie Boekje afdrukken kunt u uw document op beide
zijden van het papier afdrukken en worden de pagina's zo
geschikt dat u het papier dubbel kunt vouwen om een boekje te
vormen.
1 Als u de afdrukinstellingen van de driver wilt wijzigen, opent
u de eigenschappen van de printer.
Zie pagina 4.3.
2 Op het tabblad Lay-out selecteert u Boekje afdrukken in
de vervolgkeuzelijst Type.
5
OPMERKING: De optie Boekje afdrukken is alleen beschikbaar als
de optie Formaat op het tabblad Papier is ingesteld op A4,
Letter, Legal of Folio.
3 Klik op het tabblad Papier en selecteer de papierlade, het
papierformaat en het type papier.
4 Klik op OK en druk het document af.
5 Na het afdrukken, kunt u
de pagina's vouwen en
nieten.
8
9
SPECIALE AFDRUK FUNCTIES
5.9
Gebruik van watermerken
Met de optie Watermerk kunt u tekst afdrukken over een
bestaand document. U zou bijvoorbeeld de tekst 'CONCEPT' of
'VERTROUWELIJK' in grote grijze letters diagonaal over de
eerste pagina of over alle pagina's van een document kunnen
afdrukken.
Uw printer wordt geleverd met verschillende vooraf
gedefinieerde watermerken. U kunt deze watermerken wijzigen
en u kunt nieuwe watermerken toevoegen aan de lijst.
Een bestaand watermerk gebruiken
1 Als u de afdrukinstellingen van uw softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u de eigenschappen van de printer.
Zie pagina 4.3.
2 Klik op het tabblad Extra en selecteer een watermerk in de
vervolgkeuzelijst Watermerk. Het geselecteerde
watermerk wordt weergegeven in het afdrukvoorbeeld.
Afdrukvoorbeeld
3 Klik op OK en druk uw document af.
OPMERKING: Het afdrukvoorbeeld geeft weer hoe de afgedrukte
pagina er zal uitzien.
5.10 SPECIALE AFDRUK FUNCTIES
Een watermerk maken
1 Als u de afdrukinstellingen van uw softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u de eigenschappen van de printer.
Zie pagina 4.3.
2 Klik op het tabblad Extra en klik op de knop Watermerken
bewerken in het vak Watermerk. Het venster
Watermerken verschijnt.
5
3 Typ tekst in het vak Tekst in watermerk. U kunt
maximaal 40 tekens invoeren. De tekst wordt weergegeven
in het voorbeeldvenster.
Als het selectievakje Alleen eerste pagina is
ingeschakeld, wordt het watermerk alleen op de eerste
pagina afgedrukt.
4 Selecteer de watermerkopties.
U kunt het lettertype, de stijl, de kleur, het niveau voor
grijstinten en de tekengrootte selecteren in het vak
Tekenstijl, en u kunt de hoek van het watermerk instellen
in het vak Afdrukhoek tekst.
5 Klik op Maken om een nieuw watermerk aan de lijst toe te
voegen.
6 Als u klaar bent met bewerken, klikt u op OK en start u de
afdruk.
Als u geen watermerk meer wilt afdrukken, selecteert u
<Geen watermerk> in de vervolgkeuzelijst Watermerk.
SPECIALE AFDRUK FUNCTIES 5.11
Een watermerk bewerken
1 Als u de afdrukinstellingen van uw softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u de eigenschappen van de printer.
Zie pagina 4.3.
2 Klik op het tabblad Extra en klik op de knop Watermerken
bewerken in het vak Watermerk. Het venster
Watermerken verschijnt.
3 Selecteer in de lijst Huidige watermerken het watermerk
dat u wilt bewerken, en wijzig de tekst van het watermerk
en de opties. Zie pagina 5.11.
4 Klik op Bewerken om de wijzigingen op te slaan.
5 Klik op OK.
Een watermerk verwijderen
1 Als u de afdrukinstellingen van uw softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u de eigenschappen van de printer.
Zie pagina 4.3.
2 Klik op het tabblad Extra op de knop Watermerken
bewerken in het vak Watermerk. Het venster
Watermerken verschijnt.
3 Selecteer in de lijst Huidige watermerken het watermerk
dat u wilt verwijderen en klik op Verwijderen.
4 Klik op OK.
5.12 SPECIALE AFDRUK FUNCTIES
Gebruik van overlays
Wat is een overlay?
Dear ABC
Regards
WORLD BEST
Een overlay is tekst en/of afbeeldingen die in een speciale
bestandsindeling zijn opgeslagen op de vaste schijf van de
computer en die in een willekeurig document kunnen worden
afgedrukt. Overlays worden vaak gebruikt in plaats van
voorbedrukte formulieren en papier met briefhoofd. In plaats
van voorbedrukt papier met briefhoofd te gebruiken, kunt u een
overlay maken met precies dezelfde informatie als op uw papier
met briefhoofd. Als u een brief met het briefhoofd van uw bedrijf
wilt afdrukken, hoeft u alleen maar aan te geven dat de
briefhoofdoverlay moet worden afgedrukt op uw document.
Een nieuwe paginaoverlay maken
Om een paginaoverlay te gebruiken, moet u een nieuwe
paginaoverlay met uw logo of afbeelding maken.
1 Maak of open een document dat tekst of een afbeelding
WORLD BEST
bevat die u in een nieuwe paginaoverlay wilt gebruiken.
Plaats de items precies zoals u wilt dat ze worden
weergegeven wanneer ze als een overlay worden afgedrukt.
Indien nodig kunt u het bestand opslaan voor later gebruik.
2 Als u de afdrukinstellingen van uw softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u de eigenschappen van de printer.
Zie pagina 4.3.
3 Klik op het tabblad Extra op de knop Overlays bewerken
in het vak Overlay.
SPECIALE AFDRUK FUNCTIES 5.13
5
4 Klik in het venster Overlays op Overlay maken.
5 Typ een naam van maximaal acht tekens in het vak
Bestandsnaam van het venster Overlay maken. Selecteer
indien nodig het doelpad. (De standaardinstelling is
C:\Formover.)
6 Klik op Opslaan. De naam wordt weergegeven in het vak
Overzicht overlays.
7 Klik op OK of Ja als u klaar bent.
Het bestand wordt niet afgedrukt. Het wordt opgeslagen op
de vaste schijf van uw computer.
OPMERKING: Het formaat van het overlaydocument moet
hetzelfde zijn als dat van de documenten die u met de overlay
afdrukt. Maak geen overlay met een watermerk.
5.14 SPECIALE AFDRUK FUNCTIES
Een paginaoverlay gebruiken
Nadat u een overlay hebt gemaakt, kan deze met uw document
worden afgedrukt. Om een overlay met een document af te
drukken:
1 Maak of open het document dat u wilt afdrukken.
2 Als u de afdrukinstellingen van uw softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u de eigenschappen van de printer.
Zie pagina 4.3.
3 Klik op het tabblad Extra.
4 Selecteer een overlay in de vervolgkeuzelijst Overlay.
5 Als het gewenste overlaybestand niet in de lijst Overlay
staat, klikt u op de knop Overlays bewerken en
Overlay laden, en selecteert u het overlaybestand.
Als u het gewenste overlaybestand op een externe bron
hebt opgeslagen, kunt u het bestand ook laden als u dit
venster Overlay laden opent.
SPECIALE AFDRUK FUNCTIES 5.15
5
Selecteer het bestand en klik op Openen. Het bestand
verschijnt in het vak Overzicht overlays en kan worden
afgedrukt. Selecteer de overlay in het vak Overzicht
overlays.
6 Indien nodig schakelt u het selectievakje Overlay
bevestigen voor afdrukken in. Als dit selectievakje is
ingeschakeld, verschijnt telkens wanneer u een document
naar de printer stuurt een berichtvenster waarin u gevraagd
wordt te bevestigen of u een overlay op uw document wilt
afdrukken.
Als dit selectievakje niet is ingeschakeld en een overlay is
geselecteerd, wordt de overlay automatisch afgedrukt met
uw document.
7 Klik op OK of Ja om de afdruk te starten.
De geselecteerde overlay wordt samen met uw afdruktaak
gedownload en wordt op uw document afgedrukt.
OPMERKING: De resolutie van het overlaydocument moet
dezelfde zijn als die van het document dat u met de overlay
afdrukt.
Een paginaoverlay verwijderen
Paginaoverlays die u niet meer gebruikt, kunt u verwijderen.
1 Klik in het venster Eigenschappen van de printer op het
tabblad Extra.
2 Klik op de knop Overlays bewerken in het vak Overlay.
3 Selecteer in het vak Overzicht overlays de overlay die u
wilt verwijderen.
4 Klik op Overlay verwijderen.
5 Klik op OK om het venster Afdrukken te sluiten.
5.16 SPECIALE AFDRUK FUNCTIES
6
ONDERHOUD VAN UW PRINTER
Dit hoofdstuk bevat informatie over het onderhoud van uw
printer en suggesties voor afdrukken.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
• Een configuratiepagina afdrukken
• Verbruiksartikelen vervangen
• Beheer van tonercassettes
• De tonercassettes vervangen
• De cassette voor gebruikte toner vervangen
• De drum (beeldeenheid) vervangen
• De transportriem vervangen
• De printer reinigen
• Vervangingsonderdelen
Een configuratiepagina afdrukken
U kunt een configuratiepagina afdrukken vanaf het
bedieningspaneel van de printer. Gebruik de configuratiepagina
om de huidige instellingen weer te geven, problemen te helpen
oplossen of de installatie van opties (bijv. geheugen of een
optionele lade) te controleren.
Om de configuratiepagina af te drukken:
1 Druk in de modus Gereed op de toets Menu (
) van het
bedieningspaneel tot op de onderste regel van het display
'Information' verschijnt.
2 Druk op de toets Enter (
) om het menu te openen.
3 Druk op de toets Enter (
) wanneer op de onderste regel
'Configuration' verschijnt.
De configuratiepagina wordt afgedrukt.
6.2
ONDERHOUD VAN UW PRINTER
Verbruiksartikelen vervangen
Af en toe moet u de volgende items vervangen om topprestaties
te garanderen en problemen met de afdrukkwaliteit te
vermijden. Raadpleeg de onderstaande tabel:
Item(s)
Bericht van de
printer
Afgedrukte
pagina's
Zie
pagina
Cassette met
zwarte toner
Replace Black
Toner
7.000 pagina's*
6.8.
Kleurentonercassettes
Replace [Color]
Toner
5.000 pagina's*
6.8.
12.000 zwartCassette voor
Waste Toner Tank witpagina's of
3.000
gebruikte toner Full/Not Install
kleurenpagina's**
6.11.
Replace
Imaging Unit
50.000 zwartwitpagina's en
12.500
kleurenpagina's**
6.14.
Replace
Transfer Belt
50.000 zwartwitpagina's en
12.500
kleurenpagina's**
6.22.
Drum
(beeldeenheid)
Transportriem
6
*Gemiddeld aantal pagina's van A4-/Letter-formaat op basis van 5%
dekking van individuele kleuren op elke pagina.
**Het aantal pagina's kan worden beïnvloed door de omgevingsvoorwaarden, het type papier, het formaat en het feit of al dan niet in
kleur wordt afgedrukt.
ONDERHOUD VAN UW PRINTER
6.3
Beheer van tonercassettes
Bewaren van tonercassettes
Voor een optimaal resultaat van de tonercassettes dient u de
volgende richtlijnen in acht te nemen:
• Neem de tonercassettes pas uit hun verpakking op het
moment dat u ze gaat gebruiken.
• Vul lege tonercassettes niet opnieuw. De printergarantie
dekt geen schade die veroorzaakt is door het gebruik
van een bijgevulde cassette.
• Bewaar de tonercassettes in dezelfde ruimte als de printer.
• Om schade aan de tonercassettes te voorkomen, mag u ze
niet meer dan enkele minuten blootstellen aan licht.
Verwachte gebruiksduur van de
tonercassettes
De gebruiksduur van de tonercassettes is afhankelijk van de
hoeveelheid toner die nodig is voor uw afdruktaken. Als u tekst
afdrukt met een dekking van 5%, kunt u met een nieuwe
zwarte-tonercassette gemiddeld 7.000 pagina's en met een
nieuwe kleurentonercassette gemiddeld 5.000 pagina's
afdrukken.
6.4
ONDERHOUD VAN UW PRINTER
De toner opnieuw verdelen
Als een tonercassette bijna leeg is, worden de afdrukken soms
vaag of licht. Het is ook mogelijk dat kleurafbeeldingen niet de
juiste kleuren hebben omdat de tonerkleuren niet behoorlijk
worden gemengd als een van de kleurentonercassettes bijna
leeg is. 'Ready [Color] Low Toner' verschijnt op het display.
De printer kan blijven afdrukken met de huidige tonercassette
tot op het bedieningspaneel het bericht verschijnt dat de
cassette moet worden vervangen.
U kunt de afdrukkwaliteit tijdelijk verbeteren door de toner
opnieuw te verdelen. Op het display van het bedieningspaneel
wordt weergegeven welke tonercassette bijna leeg is.
1 Open de linkerklep volledig met behulp van de greep tot de
klep een rechte hoek vormt en de tonercassettes worden
uitgeworpen.
6
ONDERHOUD VAN UW PRINTER
6.5
2 Trek eerst voorzichtig aan de greep en verwijder vervolgens
de gebruikte tonercassette.
OPGELET: Als u de klep enkele minuten geopend laat, kan de
drum worden blootgesteld aan licht. Hierdoor wordt de drum
beschadigd.
3 Neem beide zijden van de tonercassette vast en rol de
cassette voorzichtig van links naar rechts om de toner
opnieuw te verdelen.
OPMERKING: Als u toner op uw kleding krijgt, veegt u de toner af
met een droge doek en wast u uw kleding in koud water. Was de
kleding niet in warm water, want dan zal de toner zich in de stof
vastzetten.
6.6
ONDERHOUD VAN UW PRINTER
4 Schuif de tonercassette weer in de printer.
5 Sluit de linkerklep. Controleer of de klep goed vergrendeld is.
6
Als de tonercassettes niet juist geplaatst zijn, kan de
linkerklep niet worden gesloten. Controleer nogmaals of de
kleuren van de cassettes overeenstemmen met de kleuren
aan de rechterkant. Oefen nooit kracht uit om de klep te
sluiten.
ONDERHOUD VAN UW PRINTER
6.7
De tonercassettes vervangen
De printer gebruikt vier kleuren en heeft voor elke kleur een
andere tonercassette: cyaan (C), magenta (M), geel (Y) en
zwart (K).
Vervang een tonercassette als op het display van het
bedieningspaneel het bericht 'Replace [Color] Toner' wordt
weergegeven. Op het display van het bedieningspaneel
verschijnt welke kleur moet worden vervangen.
1 Zet de printer uit en wacht enkele minuten tot hij
afgekoeld is.
2 Open de linkerklep volledig met behulp van de greep tot de
klep een rechte hoek vormt en de tonercassettes worden
uitgeworpen.
3 Trek eerst voorzichtig aan de greep en verwijder vervolgens
de gebruikte tonercassette.
OPGELET: Als u de linkerklep enkele minuten geopend laat, kan
de drum worden blootgesteld aan licht. Hierdoor wordt de drum
beschadigd. Sluit de boven- en linkerklep als de installatie wordt
onderbroken.
6.8
ONDERHOUD VAN UW PRINTER
4 Neem een nieuwe tonercassette uit de verpakking.
OPGELET: Gebruik geen scherpe voorwerpen, zoals een schaar of
mes, om de verpakking van de tonercassette te openen. U zou het
oppervlak van de tonercassette kunnen beschadigen.
5 Neem beide zijden van de tonercassette vast en rol de
cassette voorzichtig van links naar rechts om de toner te
verdelen.
6
6 Plaats de tonercassette op een vlak oppervlak zoals
weergegeven, en verwijder het papier rond de
tonercassette door de tape te verwijderen.
OPMERKING: Als u toner op uw kleding krijgt, veegt u de toner af
met een droge doek en wast u uw kleding in koud water. Was de
kleding niet in warm water, want dan zal de toner zich in de stof
vastzetten.
ONDERHOUD VAN UW PRINTER
6.9
7 Controleer of de kleur van de tonercassette overeenstemt
met de kleursleuf en schuif de nieuwe tonercassette
vervolgens in de printer. Duw de cassette met beide handen
in de sleuf. Neem vervolgens de greep vast om de cassette
naar binnen te schuiven.
Als de tonercassettes juist geïnstalleerd zijn, steken de gele
en zwarte cassettes nog een beetje uit. Deze worden naar
binnen geduwd wanneer u de klep sluit.
8 Sluit de klep. Zorg ervoor dat de klep goed vergrendeld is
en zet de printer vervolgens aan.
Als de tonercassettes niet juist geplaatst zijn, kan de klep
niet worden gesloten. Controleer nogmaals of de kleuren
van de cassettes overeenstemmen met de kleuren aan de
rechterkant. Oefen nooit kracht uit om de klep te sluiten.
6.10 ONDERHOUD VAN UW PRINTER
De cassette voor gebruikte toner
vervangen
De cassette voor gebruikte toner gaat ongeveer 12.000 zwartwitpagina's en 3.000 kleurenpagina's mee. Vervang de cassette
voor gebruikte toner als op het bedieningspaneel het bericht
'Waste Toner Tank Full/Not Install' wordt weergegeven.
1 Ontgrendel de voorklep door even te drukken op de holtes
aan de bovenkant.
2 Duw de vergrendelingshendel naar boven en verwijder de
cassette voor gebruikte toner.
OPMERKING: Plaats de cassette voor gebruikte toner op een
horizontaal oppervlak, zodat u geen toner morst.
ONDERHOUD VAN UW PRINTER 6.11
6
3 Verwijder de dopjes van de cassette (zie onderstaande
afbeelding) en gebruik ze om de cassette af te sluiten.
4 Neem een nieuwe cassette voor gebruikte toner uit de
verpakking.
5 Schuif de onderkant van de nieuwe cassette op zijn plaats
en duw de cassette vervolgens naar binnen zodat hij op zijn
plaats komt te zitten.
6 Zorg ervoor dat de vergrendelingshendel de cassette
vergrendelt.
6.12 ONDERHOUD VAN UW PRINTER
7 Sluit de voorklep. Controleer of de klep goed vergrendeld is.
8 Open de linkerklep volledig met behulp van de greep tot de
klep een rechte hoek vormt met het hoofdframe en de
tonercassettes worden uitgeworpen.
6
9
Sluit de linkerklep.
ONDERHOUD VAN UW PRINTER 6.13
De drum (beeldeenheid) vervangen
De drum gaat ongeveer 50.000 zwart-witpagina's en 12.500
kleurenpagina's mee. Vervang de beeldeenheid als op het
bedieningspaneel van de printer het bericht 'Replace Imaging
Unit' wordt weergegeven.
1 Zet de printer uit en wacht enkele minuten tot hij
afgekoeld is.
2 Open de linkerklep volledig met behulp van de greep tot de
klep een rechte hoek vormt met het hoofdframe en de
tonercassettes worden uitgeworpen.
OPGELET: Als de linkerklep niet volledig open is, kan de
ontgrendelknop van de bovenklep niet worden ingedrukt.
6.14 ONDERHOUD VAN UW PRINTER
3 Druk op de ontgrendelknop van de bovenklep om de klep te
ontgrendelen, en open ze volledig.
4 Trek de vergrendelingshendels aan beide zijden naar u toe,
zoals hieronder afgebeeld, om de transportriem te
ontgrendelen.
6
ONDERHOUD VAN UW PRINTER 6.15
5 Til de transportriem via de greep uit de printer door de riem
voorzichtig naar de linkerkant van de printer te trekken.
Plaats de transportriem op een schoon, horizontaal
oppervlak.
6 Neem de greep van de gebruikte drum vast en trek de drum
uit de printer.
6.16 ONDERHOUD VAN UW PRINTER
7 Neem de nieuwe drum uit de verpakking met behulp van de
greep.
8 Verwijder het papier rond de drum door de tape onder de
greep van de drum te verwijderen.
LET OP:
• Gebruik geen scherpe voorwerpen, zoals een mes of schaar, om
de verpakking van de drum te openen of om de tape rond de
papieren bescherming te verwijderen. U zou het oppervlak van
de drum kunnen beschadigen.
• Stel de drum niet langer dan enkele minuten bloot aan licht om
schade te vermijden. Dek ze indien nodig af met zwart papier.
• Sluit de boven- en linkerklep als de installatie om een bepaalde
reden moet worden stopgezet of onderbroken.
• Raak het oppervlak van de groene rol op de drum niet aan om
problemen met de afdrukkwaliteit te vermijden.
9 Binnenin de printer bevindt zich aan weerszijden een sleuf
voor de drum.
ONDERHOUD VAN UW PRINTER 6.17
6
10 Houd de greep van de nieuwe drum vast met de groene rol
naar u toe. Plaats de drum tegenover de sleuven in de
printer zodat de kleuren aan beide zijden van de drum in de
sleuven met de overeenkomstige kleuren glijden.
OPGELET: Schuif de drum voorzichtig naar binnen zodat u het
oppervlak van de groene rol niet bekrast of beschadigt.
11 Schuif de drum zo ver mogelijk naar beneden in de printer
en vouw de greep naar beneden.
6.18 ONDERHOUD VAN UW PRINTER
12 Om de transportriem te vervangen, houdt u de greep vast
en plaatst u de transportriem tegenover de sleuven in de
printer (één sleuf aan elke kant).
OPMERKING: Draai de transportriem niet om. Als u dit toch doet,
kunt u toner morsen.
13 Schuif de transportriem naar beneden in de printer en druk
hem stevig op zijn plaats.
ONDERHOUD VAN UW PRINTER 6.19
6
14 Duw de vergrendelingshendels aan weerszijden stevig in de
richting van de bovenklep, zoals hieronder afgebeeld,
om de transportriem op zijn plaats te vergrendelen.
15 Nadat u hebt gecontroleerd of de linkerklep wel degelijk
open is, sluit u de bovenklep. Controleer of de klep goed
vergrendeld is.
OPGELET: Tracht niet de linkerklep te sluiten als de bovenklep
open is. Hierdoor kunt u de printer beschadigen.
6.20 ONDERHOUD VAN UW PRINTER
16 Sluit de linkerklep.
17 Zet de printer aan.
18 Druk in de modus Gereed op de toets Menu (
) van het
bedieningspaneel tot op de onderste regel van het display
'Setup' verschijnt.
19 Druk op de toets Enter (
) om het menu te openen.
20 Druk op
of
tot op de onderste regel 'Maintenance'
verschijnt, en druk vervolgens op de toets Enter ( ).
21 Druk op
of
tot op de onderste regel 'Check Others'
verschijnt, en druk vervolgens op de toets Enter ( ).
22 Druk op
of
tot op de onderste regel 'Imaging Unit'
verschijnt, en druk vervolgens op de toets Enter ( ).
23 Druk op
of
tot 'Reset' verschijnt, en druk vervolgens
op de toets Enter ( ).
24 Op de onderste regel van het display verschijnt 'Reset Now'
en de printer keert terug naar de modus Gereed.
OPMERKING: Nadat u de Drum hebt vervangen, moet u de teller
van de beeldeenheid op nul zetten. Doet u dit niet, dan wordt op
het display voortdurend de tekst 'Replace Imaging Unit'
weergegeven.
ONDERHOUD VAN UW PRINTER 6.21
6
De transportriem vervangen
De transportriem gaat ongeveer 50.000 zwart-witpagina's en
12.500 kleurenpagina's mee. Vervang de transportriem als op
het bedieningspaneel het bericht 'Replace Transfer Belt' wordt
weergegeven.
Om de transportriem te vervangen:
1 Zet de printer uit en wacht enkele minuten tot hij
afgekoeld is.
2 Open de linkerklep volledig met behulp van de greep tot de
klep een rechte hoek vormt met het hoofdframe en de
tonercassettes worden uitgeworpen.
OPGELET: Als de linkerklep niet volledig open is, kan de
ontgrendelknop van de bovenklep niet worden ingedrukt.
6.22 ONDERHOUD VAN UW PRINTER
3 Druk op de ontgrendelknop van de bovenklep om de klep te
ontgrendelen, en open ze volledig.
4 Trek de vergrendelingshendels aan beide zijden naar u toe,
(naar het open slotje) zoals hieronder afgebeeld, om de
transportriem te ontgrendelen.
6
ONDERHOUD VAN UW PRINTER 6.23
5 Til de gebruikte transportriem via de greep uit de printer
door de riem voorzichtig naar de linkerkant van de printer
te trekken.
OPMERKING: Houd de transportriem horizontaal en draai hem
niet om, anders kan losse toner worden gemorst.
6 Neem een nieuwe transportriem uit de verpakking.
7 Verwijder het papier rond de transportriem door de tape te
verwijderen.
OPGELET: Gebruik geen scherpe voorwerpen, zoals een mes of
schaar, om de verpakking van de transportriem te openen. U zou
het oppervlak van de transportriem kunnen beschadigen.
6.24 ONDERHOUD VAN UW PRINTER
8 Druk de klipjes aan weerszijden van de transportriem
samen. Trek ze vervolgens naar buiten, zoals hieronder
afgebeeld.
9 Binnenin de printer bevindt zich aan weerszijden een sleuf
voor de transportriem.
6
OPGELET: Stel de Drum (groene rol) niet langer dan enkele
minuten bloot aan licht om schade te vermijden. Sluit de bovenen linkerklep als de installatie reden moet worden stopgezet of
onderbroken.
ONDERHOUD VAN UW PRINTER 6.25
10 Houd de greep van de nieuwe transportriem vast en plaats
de transportriem tegenover de sleuven in de printer (één
sleuf aan elke kant).
OPMERKING: Houd de transportriem horizontaal en draai hem
niet om, anders kan losse toner worden gemorst.
11 Schuif de nieuwe transportriem naar beneden in de printer
en druk hem stevig op zijn plaats.
6.26 ONDERHOUD VAN UW PRINTER
12 Duw de vergrendelingshendels aan weerszijden stevig in de
richting van de bovenklep, zoals hieronder afgebeeld,
om de transportriem op zijn plaats te vergrendelen.
13 Sluit de bovenklep nadat u hebt gecontroleerd of de
linkerklep wel degelijk open. Controleer of de klep goed
vergrendeld is.
OPGELET: Tracht niet de linkerklep te sluiten als de bovenklep
open is. Hierdoor kunt u de printer beschadigen.
ONDERHOUD VAN UW PRINTER 6.27
6
14 Sluit de linkerklep.
15 Zet de printer aan.
16 Druk in de modus Gereed op de toets Menu (
) van het
bedieningspaneel tot op de onderste regel van het display
'Setup' verschijnt.
17 Druk op de toets Enter (
) om het menu te openen.
18 Druk op
of
tot op de onderste regel 'Maintenance'
verschijnt, en druk vervolgens op de toets Enter ( ).
19 Druk op
of
tot op de onderste regel 'Check Others'
verschijnt, en druk vervolgens op de toets Enter ( ).
20 Druk op
of
tot op de onderste regel 'Transfer Belt'
verschijnt, en druk vervolgens op de toets Enter ( ).
21 Druk op
of
tot 'Reset' verschijnt, en druk vervolgens
op de toets Enter ( ).
22 Op de onderste regel van het display verschijnt 'Reset Now'
en de printer keert terug naar de modus Gereed.
OPMERKING: Nadat u de transportriem hebt vervangen, moet u
de teller van de transportriem op nul zetten. Doet u dit niet, dan
wordt op het display voortdurend het bericht 'Replace Transfer
Belt' weergegeven.
6.28 ONDERHOUD VAN UW PRINTER
De printer reinigen
Tijdens het afdrukken kunnen deeltjes papier, toner en stof zich
ophopen in de printer. Na verloop van tijd kan deze ophoping de
afdrukkwaliteit negatief beïnvloeden (bijv. tonervlekken of vegen). Uw printer heeft een reinigingsmodus waarmee dit type
problemen kan worden opgelost en vermeden.
De buitenkant van de printer reinigen
Reinig de behuizing van de printer met een zachte, pluisvrije
doek. U kunt de doek lichtjes bevochtigen met water, maar zorg
ervoor dat u geen water op of in de printer laat druppelen.
OPMERKING: Als u de binnenkant van de printer reinigt, zorg er
dan voor dat u de goene rol (drum) niet aanraakt. Vingerafdrukken
kunnen de afdrukkwaliteit negatief beïnvloeden.
OPGELET: Als u de behuizing van de printer reinigt met
reinigingsmiddelen die veel alcohol, oplosmiddel of een andere
sterke substantie bevatten, kan de behuizing verkleuren of
barsten.
ONDERHOUD VAN UW PRINTER 6.29
6
De laser in de printer reinigen
OPMERKING: Reinig de laser als u deeltjes papier, toner en stof in
de printer verwijdert.
Open en sluit de linkerklep om de laser van de printer
automatisch te reinigen.
1 Open de linkerklep volledig met behulp van de greep tot de
klep een rechte hoek vormt met het hoofdframe en de
tonercassettes worden uitgeworpen.
2 Sluit de linkerklep.
6.30 ONDERHOUD VAN UW PRINTER
De binnenkant van de printer reinigen
OPMERKING: Als u de binnenkant van de printer reinigt, zorg er
dan voor dat u de goene rol (drum) niet aanraakt. Vingerafdrukken
kunnen de afdrukkwaliteit negatief beïnvloeden.
1 Zet de printer uit en trek het netsnoer uit het stopcontact.
Wacht vervolgens enkele minuten tot de printer afgekoeld is.
2 Open de linkerklep volledig met behulp van de greep tot de
klep een rechte hoek vormt en de tonercassettes worden
uitgeworpen.
6
OPGELET: Als de linkerklep niet volledig open is, kan de
ontgrendelknop van de bovenklep niet worden ingedrukt.
ONDERHOUD VAN UW PRINTER 6.31
3 Trek eerst voorzichtig aan de greep, neem de
tonercassettes vast en verwijder ze uit de printer. Plaats ze
op een schoon, horizontaal oppervlak.
4 Druk op de ontgrendelknop van de bovenklep om de klep te
ontgrendelen, en open ze volledig.
OPGELET: Als u de linkerklep enkele minuten geopend laat, kan
de drum worden blootgesteld aan licht. Hierdoor wordt de
beeldeenheid beschadigd. Sluit de boven- en linkerklep als de
installatie moet worden stopgezet of onderbroken.
6.32 ONDERHOUD VAN UW PRINTER
5 Trek de vergrendelingshendels aan beide zijden naar u toe,
zoals hieronder afgebeeld, om de transportriem te
ontgrendelen.
6 Til de transportriem via de greep uit de printer door de riem
voorzichtig naar de linkerkant van de printer te trekken.
Plaats de transportriem op een schoon, horizontaal
oppervlak.
ONDERHOUD VAN UW PRINTER 6.33
6
7 Neem de greep van de beeldeenheid vast en trek de
eenheid uit de printer. Plaats de drum op een schoon,
horizontaal oppervlak.
LET OP:
• Stel de drum niet langer dan enkele minuten bloot aan licht om
schade te vermijden. Plaats de drum op een donkere plaats b.v.
in een doos.
• Raak het oppervlak van de groene rol op de drum niet aan om
problemen met de afdrukkwaliteit te vermijden.
8 Bekijk de binnenkant van de printer. Verwijder stof,
papierdeeltjes en gemorste toner met een vochtige, zachte,
pluisvrije doek of een kleine stofzuiger.
6.34 ONDERHOUD VAN UW PRINTER
9 Schuif de drum weer in de printer. Als u hoort dat de drum
vastklikt, duwt u de greep omlaag. Voor meer informatie
verwijzen we naar stappen 9 en 10 op pagina 6.17.
OPGELET: Plaats de drum voorzichtig terug, en let erop dat u het
oppervlak van de groene rol op de beeldeenheid niet bekrast of
beschadigt.
10 Schuif de transportriem weer in de printer. Druk de riem
stevig aan zodat hij goed op zijn plaats zit. Voor meer
informatie verwijzen we naar stappen 9 en 10 op
pagina 6.25.
OPMERKING: Houd de transportriem horizontaal en draai hem
niet om, anders kan losse toner worden gemorst.
ONDERHOUD VAN UW PRINTER 6.35
6
11 Duw de vergrendelingshendels aan weerszijden stevig in de
richting van de bovenklep, zoals hieronder afgebeeld, om
de transportriem op zijn plaats te vergrendelen.
12 Sluit de bovenklep nadat u hebt gecontroleerd of de
linkerklep wel degelijk open. Controleer of de klep goed
vergrendeld is.
OPGELET: Tracht niet de linkerklep te sluiten als de bovenklep
open is. Hierdoor kunt u de printer beschadigen.
6.36 ONDERHOUD VAN UW PRINTER
13 Zoek rechts in de printer de kleur van de tonercassette die
overeenstemt met de kleur van de sleuf.
K
Zwart
Y
Geel
M
Magenta
C
Cyaan
14 Schuif elke tonercassette in de juiste positie in de volgorde
cyaan, magenta, geel en zwart. Duw de cassette met beide
handen in de sleuf. Neem vervolgens de greep vast om de
cassette naar binnen te schuiven.
6
Hier vastnemen.
K
Y
M
C
Als de tonercassettes juist geïnstalleerd zijn, steken de gele
en zwarte cassettes nog een beetje uit. Deze worden naar
binnen geduwd wanneer u de linkerklep sluit.
ONDERHOUD VAN UW PRINTER 6.37
15 Sluit de linkerklep. Controleer of de klep goed vergrendeld is.
Als de tonercassettes niet juist geplaatst zijn, kan de
linkerklep niet worden gesloten. Controleer nogmaals of de
kleuren van de cassettes overeenstemmen met de kleuren
aan de rechterkant. Oefen nooit kracht uit om de klep te
sluiten.
16 Sluit het netsnoer aan en zet de printer aan.
Vervangingsonderdelen
Na verloop van tijd dient u de rol en de fuser te vervangen om
de uitstekende prestaties te behouden en om problemen met de
afdrukkwaliteit en de papierinvoer als gevolg van versleten
onderdelen te vermijden.
De volgende items moeten worden vervangen nadat u een
specifiek aantal pagina's hebt afgedrukt. Zie de onderstaande
tabel.
Item(s)
Gemiddeld aantal pagina's
Opneemrol
Ca. 150.000 pagina's
Transportrol
Ca. 50.000 pagina's
Fuser
Ca. 100.000 zwart-witpagina's (50.000
kleurenpagina's)
Deze onderdelen kunnen allen worden vervagen door een
vakman die hiervoor bevoegd is, neem kontact op met het
service centrum voor een afspraak.
6.38 ONDERHOUD VAN UW PRINTER
7
PROBLEMEN OPLOSSEN
Dit hoofdstuk bevat nuttige informatie over wat u moet
doen als er tijdens het gebruik van uw printer een fout
optreedt.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
• Checklist voor het oplossen van problemen
• Algemene afdrukproblemen oplossen
• Papierstoringen verhelpen
• Problemen met de afdrukkwaliteit oplossen
• Verklaring van berichten op het display
• Gebruikelijke Windows-problemen
• Gebruikelijke Macintosh-problemen
• Problemen oplossen: PS-fouten
• Gebruikelijke Linux-problemen
• Gebruikelijk DOS-probleem
Checklist voor het oplossen van
problemen
Als de printer niet behoorlijk werkt, raadpleegt u de volgende
checklist. Als de printer niet verder gaat dan een bepaalde stap,
volgt u de desbetreffende suggesties om het probleem op te
lossen.
Controle
Oplossing
Controleer of de toets
• Als het lampje van de toets uit is, controleert u de
netsnoeraansluiting. Controleer de aan/uit-schakelaar.
Controleer de stroombron door de stekker in een ander
stopcontact te steken.
• Als het lampje van de toets oranje is, controleert u het
bericht op het display en gaat u naar 'Verklaring van
berichten op het display' op pagina 7.26.
Druk een voorbeeldpagina
af om te controleren of
de printer het papier juist
invoert. Raadpleeg de
installatiehandleiding.
• Als er geen voorbeeldpagina wordt afgedrukt, controleert
u het papier in de papierlade.
• Als het papier vastloopt, gaat u naar 'Papierstoringen
verhelpen' op pagina 7.7.
• Als op het display een foutbericht verschijnt, gaat u naar
'Verklaring van berichten op het display' op pagina 7.26.
Controleer of de
voorbeeldpagina juist werd
afgedrukt.
Als er een probleem is met de afdrukkwaliteit, gaat u naar
'Problemen met de afdrukkwaliteit oplossen' op
pagina 7.22.
Druk vanuit een
softwaretoepassing een
kort document af om te
controleren of de computer
en de printer met elkaar
verbonden zijn en juist
communiceren.
• Als de pagina niet wordt afgedrukt, controleert u de
kabelverbinding tussen de printer en de computer.
• Controleer de afdrukwachtrij of de afdrukspooler om na
te gaan of de printer onderbroken werd.
• Controleer de softwaretoepassing om na te gaan of u het
juiste printerstuurprogramma en de juiste
communicatiepoort gebruikt. Als de afdruk van de pagina
onderbroken wordt, gaat u naar 'Algemene
afdrukproblemen oplossen' op pagina 7.3.
Als u het printerprobleem
niet kunt oplossen aan de
hand van de checklist,
raadpleegt u de volgende
delen die handelen over het
oplossen van problemen.
• Zie 'Algemene afdrukproblemen oplossen' op pagina 7.3.
• Zie 'Verklaring van berichten op het display' op
pagina 7.26.
• Zie 'Gebruikelijke Windows-problemen' op pagina 7.30.
• Zie 'Gebruikelijke Macintosh-problemen' op pagina 7.31.
• Zie 'Problemen oplossen: PS-fouten' op pagina 7.32.
• Zie 'Gebruikelijke Linux-problemen' op pagina 7.33.
• Zie 'Gebruikelijk DOS-probleem' op pagina 7.36.
On Line/Continue op
het bedieningspaneel groen
is en of het bericht 'Ready'
wordt weergegeven op het
display.
7.2
PROBLEMEN OPLOSSEN
Algemene afdrukproblemen
oplossen
Als er een probleem is met de werking van uw printer,
raadpleegt u de tabel met voorgestelde oplossingen.
Probleem
De printer drukt
niet af.
Mogelijke oorzaak
Oplossing
De printer krijgt geen
stroom.
Controleer de netsnoeraansluitingen.
Controleer de aan/uit-schakelaar en de
stroombron.
De printer is niet
geselecteerd als de
standaardprinter.
Selecteer Samsung CLP-550 Series als
uw standaardprinter.
Controleer het volgende:
• De klep van de printer
is niet gesloten.
• Er is een papierstoring.
• Er is geen papier
geplaatst.
• Er is geen
tonercassette
geplaatst.
Los de problemen op.
Mogelijk bevindt de
printer zich in de modus
Handmatige invoer en is
het papier op.
Controleer het bericht op het display, plaats
papier in de multifunctionele lade en druk op
de toets On Line/Continue op het
bedieningspaneel van de printer.
De verbindingskabel
tussen de computer en
de printer is niet juist
aangesloten.
Koppel de printerkabel los en sluit hem
opnieuw aan.
De verbindingskabel
tussen de computer en
de printer is defect.
Sluit de kabel indien mogelijk aan op een
andere computer die behoorlijk werkt, en
druk een document af. U kunt ook proberen
een andere printerkabel te gebruiken.
De poortinstelling is
verkeerd.
Controleer de printerinstelling in Windows
om te verifiëren of de afdruktaak naar de
juiste poort (bijv. LPT1) wordt verstuurd. Als
de computer meerdere poorten heeft,
controleert u of de printer op de juiste poort
aangesloten is.
Mogelijk is de printer
verkeerd geconfigureerd.
Controleer de printereigenschappen om te
verifiëren of alle afdrukinstellingen juist zijn.
Mogelijk is het
printerstuurprogramma
verkeerd geïnstalleerd.
Installeer het printerstuurprogramma
opnieuw. Raadpleeg de
installatiehandleiding. Probeer een
voorbeeldpagina af te drukken.
De printer werkt niet
naar behoren.
Controleer of het bericht op het display van
het bedieningspaneel een systeemfout
aangeeft.
PROBLEMEN OPLOSSEN
7
7.3
Probleem
Mogelijke oorzaak
De printer
selecteert
papier uit de
verkeerde lade.
Mogelijk is de verkeerde
lade geselecteerd in de
printereigenschappen.
In vele driver kan de lade worden
geselecteerd op het tabblad Papier in de
printereigenschappen. Selecteer de juiste
papierlade. Zie pagina 4.7.
Er wordt geen
papier in de
printer
ingevoerd.
Het papier werd niet juist
geplaatst.
Verwijder het papier uit de lade en plaats het
op de juiste wijze terug.
De taak wordt
uiterst traag
afgedrukt.
Oplossing
Controleer of de papierformaatgeleiders juist
zijn ingesteld.
De papierlade bevat te
veel papier.
Verwijder het teveel aan papier uit de lade.
Het papier is te dik.
Gebruik alleen papier dat door de printer
wordt ondersteund.
Mogelijk is de afdruktaak
zeer complex.
Reduceer de complexiteit van de pagina of
wijzig de instellingen voor de afdrukkwaliteit.
Wijzig de instellingen voor de afdrukkwaliteit
(verlaag bijvoorbeeld de resolutie). Als de
resolutie ingesteld is op 1200 dpi (best),
kunt u ze verlagen tot 600 dpi (normaal).
In de zwartwitmodus drukt uw printer papier
van A4-formaat en Letter-formaat af met
een snelheid van 20 respectievelijk 21 ppm
(pagina's per minuut). In de kleurenmodus
wordt papier van A4- of Letter-formaat
afgedrukt met een snelheid van 5 ppm.
De helft van de
pagina is
blanco.
7.4
Als u Windows 9x/Me
gebruikt, is mogelijk de
wachtrij-instelling
verkeerd.
Klik in het menu Start op Instellingen en
vervolgens op Printers. Klik met de
rechtermuisknop op het pictogram van de
printer Samsung CLP-550 Series, kies
Eigenschappen, klik op het tabblad Details
en klik vervolgens op de knop Wachtrijinstellingen. Selecteer de gewenste
wachtrij-instelling.
Mogelijk is de
afdrukstand van de
pagina verkeerd
ingesteld.
Wijzig de afdrukstand in uw toepassing.
Zie pagina 4.6.
Het papierformaat stemt
niet overeen met het
ingestelde
papierformaat.
Controleer of het papierformaat dat is
ingesteld in driver overeenstemt met het
papier in de lade.
PROBLEMEN OPLOSSEN
Probleem
Het papier blijft
vastlopen.
Mogelijke oorzaak
De papierlade bevat te
veel papier.
Oplossing
Verwijder het teveel aan papier uit de lade.
Als u afdrukt op special papier, dient u de
multifunctionele lade te gebruiken.
Controleer of de papierformaatgeleiders juist
zijn ingesteld.
De printer drukt
af, maar de
tekst is
verkeerd,
vervormd of
onvolledig.
Er worden
alleen lege
pagina’s
afgedrukt.
Illustraties
worden
verkeerd
afgedrukt in
Adobe
Illustrator.
Het gebruikte papiertype
wordt niet door de
printer ondersteund.
Gebruik alleen papier dat door de printer
wordt ondersteund.
Mogelijk zit er vuil in de
printer.
Open de bovenklep en verwijder het vuil.
De printerkabel zit los of
is defect.
Koppel de printerkabel los en sluit hem
opnieuw aan. Druk een document af dat u al
met succes hebt afgedrukt. Sluit indien
mogelijk de kabel en de printer op een
andere computer aan en druk vervolgens
een document af waarvan u weet dat het
behoorlijk wordt afgedrukt. Gebruik tot slot
een nieuwe printerkabel.
U hebt het verkeerde
printerstuurprogramma
geselecteerd.
Controleer het printerselectiemenu van de
toepassing om te verifiëren of uw printer is
geselecteerd.
De softwaretoepassing
werkt niet goed.
Probeer een document af te drukken vanuit
een andere toepassing.
Het besturingssysteem
werkt niet goed.
Sluit Windows af en start de computer
opnieuw op. Zet de printer uit en opnieuw
aan.
De tonercassette is
defect of leeg.
Herverdeel de toner. Zie indien nodig
pagina 6.5.
Als u afdrukt op special papier, dient u de
multifunctionele lade te gebruiken.
7
Vervang indien nodig de tonercassette.
Mogelijk bevat het
bestand blanco pagina's.
Controleer of het bestand blanco pagina's
bevat.
Mogelijk zijn bepaalde
onderdelen, zoals de
controller of het
moederbord, defect.
Neem contact op met de klantendienst.
De instelling in de
softwaretoepassing is
verkeerd.
Selecteer Als bitmap in printer laden in
het venster Geavanceerde opties van de
grafische eigenschappen. Druk het document
af.
PROBLEMEN OPLOSSEN
7.5
Probleem
Mogelijke oorzaak
De
afdrukkwaliteit
van foto's is niet
helder.
De resolutie is ingesteld
op 600 dpi (normaal).
Wijzig de resolutie in 1200 dpi (best) en
druk het document opnieuw af.
De resolutie van de foto
is zeer laag.
Als u het formaat van de foto wijzigt in de
softwaretoepassing, wordt de resolutie
verlaagd. Verklein de foto en verbeter
vervolgens de resolutie.
7.6
PROBLEMEN OPLOSSEN
Oplossing
Papierstoringen verhelpen
OPMERKING: Als u in de printer vastgelopen papier verwijdert,
trekt u indien mogelijk altijd aan het papier in de richting waarin
het normaal beweegt zodat u geen interne onderdelen beschadigt.
Trek altijd stevig en gelijkmatig. Ruk niet aan het papier. Als het
papier scheurt, verwijder dan alle stukjes papier, anders loopt het
papier opnieuw vast.
Op het display van het bedieningspaneel wordt aangegeven
waar het papier is vastgelopen. Raadpleeg de onderstaande
tabel om de papierstoring te lokaliseren en te verhelpen:
Bericht
Locatie van de
papierstoring
Ga naar...
Jam0 In Tray1
In het papierinvoergebied
pagina 7.8
Jam0 In Tray2
In de optionele lade 2
pagina 7.18
Jam
Inside Printer
In de printer
pagina 7.10
Jam
In Exit Area
In het papieruitvoergebied
pagina 7.11
Jam
In Duplex Path
In het duplexpad
pagina 7.14
Jam0 In MP Tray
In de multifunctionele lade
pagina 7.10
Om de afdruk te hervatten nadat u een papierstoring hebt
verholpen, moet u de rechterklep openen en opnieuw sluiten.
PROBLEMEN OPLOSSEN
7.7
7
In het papierinvoergebied
Als het papier vastloopt in het papierinvoergebied, verschijnt op
het display het bericht 'Jam0 In Tray1'.
1 Open de rechterklep met behulp van de greep.
2 Verwijder het verkeerd ingevoerde papier voorzichtig in de
weergegeven richting. Ga naar stap 6.
Als u weerstand voelt en het papier niet onmiddellijk
loskomt wanneer u eraan trekt, stopt u met trekken en gaat
u naar stap 3.
7.8
PROBLEMEN OPLOSSEN
3 Trek de lade open. Nadat u de lade volledig naar buiten
hebt getrokken, tilt u het voorste deel van de lade iets op
om de lade uit de printer te verwijderen.
4 Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig recht
naar buiten te trekken.
7
5 Om de lade terug te plaatsen, plaatst u de achterkant van
de lade tegenover de sleuf en schuift u de lade in de printer.
6 Sluit de rechterklep. De printer begint opnieuw af te
drukken.
PROBLEMEN OPLOSSEN
7.9
In de multifunctionele lade
Als u afdrukt via de multifunctionele lade en de printer
detecteert dat er geen papier is of dat het papier verkeerd is
geplaatst, verschijnt het bericht 'Jam0 In MP Tray' op het
display.
Als het papier niet op de juiste wijze wordt ingevoerd, trekt u
het uit de printer.
Om het afdrukken te hervatten, opent en sluit u de rechterklep.
Binnenin de printer
Als het papier vastloopt in de printer, verschijnt het bericht 'Jam
Inside Printer' op het display.
1 Open de rechterklep met behulp van de greep.
7.10 PROBLEMEN OPLOSSEN
2 Verwijder het vastgelopen papier in de weergegeven
richting. Trek het papier voorzichtig en langzaam naar
buiten om te vermijden dat het scheurt.
OPMERKING: Als het papier scheurt, verwijder dan alle stukjes
papier uit de printer.
3 Sluit de rechterklep. De printer begint opnieuw af te
drukken.
In het papieruitvoergebied
Als het papier is vastgelopen in het papieruitvoergebied,
verschijnt het bericht 'Jam In Exit Area' op het display.
1 Als een lang stuk papier zichtbaar is, trekt u het papier
recht naar buiten. Ga naar stap 7.
Als u het vastgelopen papier niet kunt vinden of als u
weerstand ondervindt bij het verwijderen van het papier,
gaat u naar stap 2.
PROBLEMEN OPLOSSEN 7.11
7
2 Open de linkerklep volledig met behulp van de greep tot de
klep een rechte hoek en de tonercassettes worden
uitgeworpen.
OPGELET: Als de linkerklep niet volledig open is, kan de
ontgrendelknop van de bovenklep niet worden ingedrukt.
3 Druk op de ontgrendelknop van de bovenklep om de klep te
ontgrendelen, en open ze volledig.
7.12 PROBLEMEN OPLOSSEN
4 Neem het vastgelopen papier voorzichtig uit de printer.
De fuser
OPGELET: Raak de fuser niet aan. De fuser is heet en kan
brandwonden veroorzaken! De werkingstemperatuur van de fuser
bedraagt 180°C. Wees voorzichtig als u papier uit de printer
verwijdert.
5 Sluit de bovenklep nadat u hebt gecontroleerd of de
linkerklep wel degelijk open. Controleer of de klep goed
vergrendeld is.
OPGELET: Tracht niet de linkerklep te sluiten als de bovenklep
open is. Hierdoor kunt u de printer beschadigen.
PROBLEMEN OPLOSSEN 7.13
7
6 Sluit de linkerklep.
7 Open en sluit de rechterklep om het afdrukken te hervatten.
In het duplexpad
Als het papier vastloopt in het duplexpad, verschijnt het bericht
'Jam In Duplex Path' op het display.
1 Open de rechterklep met behulp van de greep.
7.14 PROBLEMEN OPLOSSEN
2 Ga na waar het papier is vastgelopen, en trek het
vervolgens voorzichtig en langzaam naar buiten om te
vermijden dat het scheurt. Ga naar stap 8.
OF
OPMERKING: Als het papier scheurt, verwijder dan alle stukjes
papier uit de printer.
Als u het vastgelopen papier niet kunt vinden of als u
weerstand ondervindt bij het verwijderen van het papier,
gaat u naar stap 3.
3 Open de linkerklep volledig met behulp van de greep tot de
klep een rechte hoek en de tonercassettes worden
uitgeworpen.
7
OPGELET: Als de linkerklep niet volledig open is, kan de
ontgrendelknop van de bovenklep niet worden ingedrukt.
PROBLEMEN OPLOSSEN 7.15
4 Druk op de ontgrendelknop van de bovenklep om de klep te
ontgrendelen, en open ze volledig.
5 Ga na waar het papier is vastgelopen en verwijder het
papier voorzichtig uit de printer.
De fuser
OPGELET: Raak de fuser niet aan. De fuser is heet en kan
brandwonden veroorzaken! De werkingstemperatuur van de fuser
bedraagt 180°C. Wees voorzichtig als u papier uit de printer
verwijdert.
7.16 PROBLEMEN OPLOSSEN
6 Sluit de bovenklep nadat u hebt gecontroleerd of de
linkerklep wel degelijk open. Controleer of de klep goed
vergrendeld is.
OPGELET: Tracht niet de linkerklep te sluiten als de bovenklep
open is. Hierdoor kunt u de printer beschadigen.
7 Sluit de linkerklep.
7
8 Sluit de rechterklep. De printer begint opnieuw af te
drukken.
PROBLEMEN OPLOSSEN 7.17
In de optionele lade 2
Als het papier is vastgelopen in de optionele lade 2, verschijnt
het bericht 'Jam0 In Tray2' op het display.
1 Open de rechterklep met behulp van de greep.
2 Verwijder het vastgelopen papier in de weergegeven
richting. Trek het papier voorzichtig en langzaam naar
buiten om te vermijden dat het scheurt. Ga naar stap 10.
Als u het vastgelopen papier niet kunt vinden, gaat u door
naar stap 3.
7.18 PROBLEMEN OPLOSSEN
3 Open de buitenste papierverwijderingsklep in lade 2.
4 Open de binnenste klep van lade 2.
7
5 Trek het vastgelopen papier naar buiten in de weergegeven
richting. Trek het papier voorzichtig en langzaam naar
buiten om te vermijden dat het scheurt.
PROBLEMEN OPLOSSEN 7.19
6 Sluit beide kleppen en ga naar stap 10.
Als u weerstand voelt en het papier niet onmiddellijk
loskomt wanneer u eraan trekt, stopt u met trekken en gaat
u naar stap 7.
7 Trek de optionele lade 2 uit de printer.
8 Als u het vastgelopen papier ziet, verwijdert u het uit de
printer door het voorzichtig recht naar buiten te trekken.
7.20 PROBLEMEN OPLOSSEN
9 Schuif de lade weer in de printer en sluit beide
papierverwijderingskleppen.
10 Open en sluit de rechterklep. De printer begint opnieuw af
te drukken.
Tips om papierstoringen te vermijden
U kunt de meeste papierstoringen vermijden door het juiste
type papier te selecteren. Als een papierstoring optreedt, volgt
u de stappen die zijn beschreven in 'Papierstoringen verhelpen'
op pagina 7.7.
• Volg de stappen op pagina 3.4. Zorg ervoor dat de
papiergeleiders juist zijn ingesteld.
• Plaats niet te veel papier in de papierlade. Zorg ervoor dat het
papier onder de papiergrensmarkering op de binnenwand van
de lade ligt.
• Verwijder het papier niet uit de lade tijdens het afdrukken.
• Buig het papier, waaier het uit en maak er een rechte stapel
van voordat u het in de lade plaatst.
• Gebruik geen gekreukeld, vochtig of gekruld papier.
• Plaats geen verschillende typen papier in de lade.
• Gebruik alleen aanbevolen papier soorten. Zie
'Papierspecificaties' op pagina G.4.
• Zorg ervoor dat de te bedrukken zijde omlaag ligt als u papier
in de lade of in de multifunctionele lade plaatst.
PROBLEMEN OPLOSSEN 7.21
7
Problemen met de afdrukkwaliteit
oplossen
Vuil in de printer of verkeerd geplaatst papier kan de
afdrukkwaliteit negatief beïnvloeden. Raadpleeg de
onderstaande tabel voor het oplossen van problemen.
Probleem
Oplossing
Lichte of vage
afdruk
Als de pagina een verticale witte streep of een vaag gebied
bevat:
• De toner is bijna op. Soms kunt u de gebruiksduur van de
tonercassette tijdelijk verlengen. Zie 'De toner opnieuw
verdelen' op pagina 6.5. Als dit de afdrukkwaliteit niet
verbetert, plaatst u een nieuwe tonercassette van de vage
kleur.
• Mogelijk voldoet het papier niet aan de papierspecificaties
(het is bijvoorbeeld te vochtig of te ruw). Zie
'Papierspecificaties' op pagina G.4.
• Als de afgedrukte pagina zowel vage gebieden als vegen
bevat, kan dit erop wijzen dat de tonercassette moet worden
gereinigd. Zie pagina 6.31.
• Mogelijk is het oppervlak van de laser vuil. Reinig de laser. Zie
pagina 6.30.
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
Tonervlekken
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
Niet-bedrukte
delen
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
7.22 PROBLEMEN OPLOSSEN
• Mogelijk voldoet het papier niet aan de specificaties (het is
bijvoorbeeld te vochtig of te ruw). Zie 'Papierspecificaties' op
pagina G.4.
• Mogelijk is de transportrol of het papierpad vuil. Zie 'De
binnenkant van de printer reinigen' op pagina 6.31.
Als de pagina op willekeurige plaatsen doorgaans ronde, vage
gebieden bevat:
• Mogelijk is één vel papier beschadigd. Probeer het document
opnieuw af te drukken.
• Het vochtgehalte van het papier is niet overal hetzelfde of er
zitten vochtplekken op het papier. Probeer papier van een
ander merk. Zie 'Papierspecificaties' op pagina G.4.
• De partij papier is slecht. Het productieproces kan ertoe leiden
dat sommige delen van het papier toner afstoten. Probeer een
ander merk of een ander type papier.
• Mogelijk is de tonercassette defect. Zie 'Verticale repetitieve
afwijkingen' op de volgende pagina.
• Als u het probleem hiermee niet kunt oplossen, neemt u
contact op met de klantendienst.
Probleem
Verticale strepen
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
Gekleurde of
zwarte
achtergrond
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
Oplossing
Als de pagina zwarte verticale strepen vertoont:
• Waarschijnlijk is de drum in de printer bekrast. Plaats een
nieuwe beeldeenheid.
Als de pagina witte verticale strepen vertoont:
• Waarschijnlijk is het laserscannervenster vuil. Reinig het
laserscannervenster. Houd het uiteinde van de reiniger vast en
schuif deze meermaals in en uit. Zie 'De laser in de printer
reinigen' op pagina 6.30.
Als er te veel achtergrondschaduw is, kunt u dit probleem
mogelijk oplossen via de volgende stappen.
• Gebruik papier met een lichter gewicht. Zie
'Papierspecificaties' op pagina G.4.
• Controleer de omgeving van de printer. Een zeer droge
omgeving (lage vochtigheid) of een hoge relatieve vochtigheid
(meer dan 80%) kunnen de hoeveelheid achtergrondschaduw
verhogen.
• Verwijder de oude beeldeenheid en plaats een nieuwe. Zie 'De
drum (beeldeenheid) vervangen' op pagina 6.14.
Tonervegen
• Reinig de binnenkant van de printer. Zie 'De binnenkant van
de printer reinigen' op pagina 6.31.
• Controleer het type papier en de kwaliteit. Zie
'Papierspecificaties' op pagina G.4.
• Verwijder de transportriem en plaats een nieuwe.
Zie 'De transportriem vervangen' op pagina 6.22.
Verticale
repetitieve
afwijkingen
Als de bedrukte zijde van de pagina met gelijkmatige
tussenpozen afwijkingen vertoont:
• Reinig de binnenkant van de printer. Zie 'De binnenkant van
de printer reinigen' op pagina 6.31. Als u na het reinigen van
de binnenkant van de printer nog altijd dezelfde problemen
ondervindt, plaatst u een nieuwe tonercassette van de kleur
waarmee zich problemen voordoen. Zie 'De tonercassettes
vervangen' op pagina 6.8.
• Mogelijk zit er toner op onderdelen van de printer. Als de
afwijkingen zich bevinden op de achterkant van de pagina,
zal het probleem zichzelf waarschijnlijk oplossen na enkele
pagina's.
• Mogelijk is de fuser beschadigd. Neem contact op met de
klantendienst.
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
PROBLEMEN OPLOSSEN 7.23
7
Probleem
Achtergrondspatten
A
Oplossing
Achtergrondspatten worden veroorzaakt door deeltjes toner die
over de afgedrukte pagina worden verspreid.
• Mogelijk is het papier te vochtig. Probeer af te drukken op
papier uit een andere partij. Haal het papier pas uit de
verpakking op het moment dat u het nodig hebt, zodat het
papier niet te veel vocht absorbeert.
• Als een envelop achtergrondspatten vertoont, wijzigt u de
afdruklay-out om te vermijden dat u afdrukt over gebieden
met overlappende naden aan de achterkant. Afdrukken op
papiernaden kan problemen veroorzaken.
• Als de achtergrondspatten het volledige oppervlak van een
afgedrukte pagina bedekken, wijzigt u de afdrukresolutie via
uw softwaretoepassing of de printereigenschappen.
Vervormde tekens
• Als tekens er misvormd uitzien en een hol effect geven, is het
papier mogelijk te glad. Probeer ander papier. Zie
'Papierspecificaties' op pagina G.4.
• Als tekens er misvormd uitzien en een golvend effect geven, is
het mogelijk dat de scannereenheid onderhoud vergt.
Controleer of dit probleem zich ook voordoet op een
voorbeeldpagina. Raadpleeg de installatiehandleiding. Neem
contact op met de klantendienst.
Schuine pagina
• Controleer het type papier en de kwaliteit. Zie
'Papierspecificaties' op pagina G.4.
• Controleer of het papier of het andere materiaal juist geplaatst
is en of de papiergeleiders de papierstapel raken zonder er te
hard tegen te drukken.
AaBbCc
AaBbC
AaBbCcc
AaBbCc
AaBbCc
Krullen of golven
Kreukels of
vouwen
7.24 PROBLEMEN OPLOSSEN
• Controleer het type papier en de kwaliteit. Papier kan krullen
als de temperatuur of de vochtigheid te hoog is. Zie
'Papierspecificaties' op pagina G.4.
• Draai de papierstapel om in de lade. Probeer ook het papier
180° in de lade te draaien.
Controleer of het papier goed is geplaatst.
• Controleer het type papier en de kwaliteit. Zie
'Papierspecificaties' op pagina G.4.
• Draai de papierstapel om in de papierlade. Probeer ook het
papier 180° in de lade te draaien.
Probleem
Oplossing
De achterkant van
afgedrukte vellen
is vuil
• Mogelijk is de transportrol vuil. Zie 'De binnenkant van de
printer reinigen' op pagina 6.31.
• Controleer of toner uit de cassette lekt. Reinig de binnenkant
van de printer.
Gekleurde of
zwarte pagina's
• Mogelijk is de drum niet juist geïnstalleerd. Verwijder de
beeldeenheid en plaats ze opnieuw.
• Mogelijk is de beeldeenheid defect en moet ze worden
vervangen. Plaats een nieuwe beeldeenheid.
• Mogelijk moet de printer worden gerepareerd. Neem contact
op met de klantendienst.
A
Losse toner
Onvolledige tekens
A
Horizontale
strepen
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
• Reinig de binnenkant van de printer.
• Controleer het type papier en de kwaliteit. Zie
'Papierspecificaties' op pagina G.4.
• Plaats een nieuwe tonercassette. Zie 'De tonercassettes
vervangen' op pagina 6.8.
• Als het probleem zich blijft voordoen, moet de printer mogelijk
worden gerepareerd. Neem contact op met de klantendienst.
Onvolledige tekens zijn witte plekken in delen van tekens die
volledig zwart zouden moeten zijn:
• Als u transparanten gebruikt, probeert u een ander type
transparant. Wegens de aard van transparanten zijn enkele
onvolledige tekens normaal.
• Mogelijk drukt u af op het verkeerde oppervlak van het papier.
Verwijder het papier en draai het om.
• Mogelijk voldoet het papier niet aan de papierspecificaties. Zie
pagina G.4.
Als de pagina horizontale gekleurde of zwarte strepen of vegen
vertoont:
• Mogelijk is de beeldeenheid verkeerd geïnstalleerd. Verwijder
de beeldeenheid en plaats ze opnieuw.
• Mogelijk is de beeldeenheid defect. Plaats een nieuwe
beeldeenheid. Zie 'De drum (beeldeenheid) vervangen' op
pagina 6.14.
• Als het probleem zich blijft voordoen, moet de printer mogelijk
worden gerepareerd. Neem contact op met de klantendienst.
PROBLEMEN OPLOSSEN 7.25
7
Verklaring van berichten op het
display
Op het display van het bedieningspaneel verschijnen berichten
die fouten of de status van de printer aangeven. Raadpleeg de
onderstaande tabellen voor de betekenis van de berichten en
corrigeer het probleem indien nodig. De berichten en hun
betekenissen zijn vermeld in alfabetische volgorde.
OPMERKING: Als u belt voor ondersteuning, is het zeer nuttig om
het bericht op het display mee te delen aan de medewerker van de
klantendienst.
Bericht
Status
Doe dit...
ADC Not
Confirm Error
Er is een probleem
opgetreden in de ADC in de
printer.
Neem contact op met de
klantendienst.
Cover Open
De bovenklep is open.
Sluit de bovenklep stevig.
CTD Calibration
Error
Er zit vuil of stof op de
CTD-sensor (sensor voor
de kleurentonerdensiteit).
Neem contact op met de
klantendienst.
Dev. Motor
Error
Er is een probleem
opgetreden in de
ontwikkelingsmotor van de
printer.
Trek het netsnoer uit en steek het
opnieuw in. Neem contact op met de
klantendienst als het probleem zich
blijft voordoen.
Engine Fuser
Low Heat Error
De fusertemperatuur is
abnormaal laag.
Trek het netsnoer uit en steek het
opnieuw in. Neem contact op met de
klantendienst als het probleem zich
blijft voordoen.
Engine Fuser
Over Heat Error
De fusertemperatuur is
abnormaal hoog.
Trek het netsnoer uit en steek het
opnieuw in. Neem contact op met de
klantendienst als het probleem zich
blijft voordoen.
Engine LSU
Error
Er is een probleem
opgetreden met de laser
(LSU) van de printer.
Trek het netsnoer uit en steek het
opnieuw in. Neem contact op met de
klantendienst als het probleem zich
blijft voordoen.
Install
[Color] Toner
De aangegeven
kleurentonercassette is niet
in de printer geïnstalleerd.
Plaats de tonercassette van de
desbetreffende kleur.
Install
Imaging Unit
De beeldeenheid is niet in
de printer geïnstalleerd.
Installeer de drum.
Install
Transfer Belt
De transportriem is niet in
de printer geïnstalleerd.
Installeer de transportriem.
7.26 PROBLEMEN OPLOSSEN
Bericht
Status
Doe dit...
Invalid
Imaging Unit
U hebt een verkeerde
beeldeenheid geïnstalleerd.
Installeer uitsluitend een door
Samsung goedgekeurde
beeldeenheid die voor uw printer
ontworpen is. Als u een
goedgekeurde beeldeenheid hebt
geïnstalleerd en het probleem zich
blijft voordoen, neemt u contact op
met een erkende serviceagent.
Invalid NewToner
[Color]
U hebt een verkeerde
nieuwe tonercassette
geplaatst.
Plaats alleen een door Samsung
goedgekeurde tonercassette die voor
uw printer ontworpen is. Als u een
goedgekeurde tonercassette hebt
geïnstalleerd en het probleem zich
blijft voordoen, neemt u contact op
met een erkende serviceagent.
Invalid Toner
[Color]
U hebt een verkeerde
tonercassette geïnstalleerd.
Plaats uitsluitend een door Samsung
goedgekeurde tonercassette die voor
uw printer ontworpen is. Als u een
goedgekeurde tonercassette hebt
geïnstalleerd en het probleem zich
blijft voordoen, neemt u contact op
met een erkende serviceagent.
Invalid
Transfer Belt
U hebt een verkeerde
transportriem
geïnstalleerd.
Installeer uitsluitend een door
Samsung goedgekeurde
transportriem die voor uw printer
ontworpen is. Als u een
goedgekeurde transportriem hebt
geïnstalleerd en het probleem zich
blijft voordoen, neemt u contact op
met een erkende serviceagent.
Jam0 In Tray1
Er is een papierstoring
opgetreden bij de
aangegeven lade.
Verwijder het vastgelopen papier uit
de betreffende lade. Zie pagina 7.8.
Jam
In Duplex Path
Er is een papierstoring
opgetreden tijdens het
afdrukken op beide zijden
van het papier.
Verwijder het vastgelopen papier uit
de printer. Zie pagina 7.14.
Jam
In Exit Area
Er is een papierstoring
opgetreden in het
papieruitvoergebied.
Verwijder het vastgelopen papier uit
de printer. Zie pagina 7.11.
Jam
Inside Printer
Er is een papierstoring
opgetreden binnenin de
printer.
Open de rechterklep en verwijder het
vastgelopen papier uit de printer. Zie
pagina 7.10.
Lever
Unlocking Error
De vergrendelingshendels
werden niet vergrendeld
nadat de transportriem
werd geïnstalleerd.
Duw de vergrendelingshendels aan
elke kant van u weg. Zie pagina 6.27.
Jam0 In Tray2
Jam0 In MP tray
PROBLEMEN OPLOSSEN 7.27
7
Bericht
Status
Doe dit...
Load Manual
Press Cont Key
De multifunctionele lade is
leeg in de modus
Handmatige invoer.
On Line/Continue. U moet voor elke
Load
[Size] In Tray1
Het in de
printereigenschappen
opgegeven papierformaat
stemt niet overeen met het
papier dat u hebt geplaatst.
Plaats het juiste papier in de lade.
Main Motor
Error
Er is een probleem
opgetreden met de
hoofdmotor van de printer.
Trek het netsnoer uit en steek het
opnieuw in. Neem contact op met de
klantendienst als het probleem zich
blijft voordoen.
Memory Overflow
De printer heeft
onvoldoende geheugen om
de huidige taak af te
drukken.
De afdruktaak wordt automatisch
gewist en de printer keert terug naar
de modus Stand-by.
• Breid het geheugen van uw printer
uit. Zie 'Printergeheugen
installeren' op pagina F.2.
Load
[Size] In Tray2
Load
[Size] In Mp
Er is een probleem
opgetreden in de firmware
van de printer.
Paper Empty
[Size] In Tray1
Plaats een vel en druk op de toets
af te drukken pagina op de toets
drukken.
De papierlade is leeg.
Plaats papier in de papierlade. Zie
pagina 3.4.
Er zijn te veel complexe
gegevens naar de printer
verstuurd.
Vereenvoudig de paginalay-out en
verwijder onnodige afbeeldingen uit
het document.
Paper Empty
[Size] In Tray2
Paper Empty
[Size] In Mp
Paper Empty
[Size] In Manual
Page Too Complex
Voor de uitbreiding van het geheugen
van uw printer verwijzen we naar
'Printergeheugen installeren' op
pagina F.2.
Ready [Color]
Low Toner
De opgegeven
tonercassette in uw printer
is bijna leeg.
Herverdeel de toner in de betreffende
tonercassette. Zie pagina 6.5.
Ready
IP Conflict
Een IP-adres conflicteert
met andere apparaten in
het netwerk.
Neem contact op met uw
netwerkbeheerder en kies een adres
binnen uw subnet dat niet conflicteert
met andere apparaten.
Replace [Color]
Toner
De opgegeven
tonercassette is leeg.
Vervang de betreffende tonercassette
door een nieuwe. Zie pagina 6.8.
7.28 PROBLEMEN OPLOSSEN
Bericht
Status
Doe dit...
Replace Fuser
De fuser (fixeereenheid) is
versleten.
Neem contact op met de
klantendienst.
Replace Fuser
Soon
De fuser (fixeereenheid) is
bijna versleten.
Als het bericht 'Replace Fuser' op het
display verschijnt, dient u de fuser te
vervangen. Neem contact op met de
klantenservice.
Replace
Imaging Unit
De drum is versleten.
Vervang de drum door een nieuwe.
Zie pagina 6.14.
Replace
Imaging Unit Soon
De beeldeenheid is bijna
versleten.
Als het bericht 'Replace Imaging Unit'
op het display verschijnt, dient u de
beeldeenheid te vervangen.
Replace MP
Roller
De opneemrol van de
multifunctionele lade (MPT)
is versleten.
Neem contact op met de
klantendienst.
Replace
Transfer Belt
De transportriem is
versleten.
Vervang de transportriem door een
nieuwe. Zie pagina 6.22.
Replace
Transfer Belt Soon
De transportriem is bijna
versleten.
Als het bericht 'Replace Transfer Belt'
op het display verschijnt, dient u de
transportriem te vervangen.
Replace
Transfer Roller
De transportrol is
versleten.
Neem contact op met de
klantendienst.
Replace Transfer
Roller Soon
De transportrol is bijna
versleten.
Als het bericht 'Replace Transfer
Roller' op het display verschijnt,
neemt u contact op met de
klantendienst.
Replace Tray1
Roller
De opneemrol van lade 1 is
versleten.
Neem contact op met de
klantendienst.
Replace Tray2
Roller
De opneemrol van lade 2 is
versleten.
Neem contact op met de
klantendienst.
Transfer Belt
Error
De transportriem werkt
niet of is niet juist in de
printer geïnstalleerd.
Vervang de transportriem.
OF
Zorg ervoor dat de geïnstalleerde
transportriem goed op zijn plaats zit.
Tray2 Error
De optionele lade 2 is niet
juist geïnstalleerd of op de
printer aangesloten.
Zet de printer uit en weer aan, en
installeer de optionele lade 2
opnieuw. Als het bericht nog steeds
wordt weergegeven, neemt u contact
op met de klantendienst.
Tray2 Jam
Cover Open
De papierverwijderingsklep
van lade 2 is open.
Sluit de klep van lade 2 stevig.
Waste Motor
Error
Er is een probleem
opgetreden met de motor
voor gebruikte toner.
Neem contact op met de
klantendienst.
PROBLEMEN OPLOSSEN 7.29
7
Bericht
Waste Toner Tank
Full/Not Install
Status
Doe dit...
De cassette voor gebruikte
toner is vol.
Vervang de cassette voor gebruikte
toner door een nieuwe.
Zie pagina 6.11.
Gebruikelijke Windows-problemen
Probleem
Mogelijke oorzaak en oplossing
Tijdens de installatie
verschijnt het bericht
'Bestand in gebruik'.
Sluit alle softwaretoepassingen af. Verwijder alle software
uit de opstartgroep en start Windows opnieuw op.
Installeer het printerstuurprogramma opnieuw.
Het bericht 'Fout bij het
schrijven naar LPTx'
verschijnt.
• Controleer of de kabels juist zijn aangesloten en of de
printer aanstaat.
• Dit bericht verschijnt ook als bidirectionele communicatie
niet is ingeschakeld in het stuurprogramma.
Het bericht 'Algemene
beschermingsfout', 'OEuitzondering', 'Spool32' of
'Ongeldige bewerking'
verschijnt.
Sluit alle andere toepassingen af, start Windows opnieuw
op en probeer opnieuw af te drukken.
Het bericht 'Kan niet
afdrukken', 'Er is een timeoutfout in de printer
opgetreden' verschijnt.
Dit bericht kan verschijnen tijdens het afdrukken. Wacht
gewoon tot de afdruk klaar is. Als het bericht verschijnt in
de modus Stand-by of nadat de afdruk klaar is, controleert
u de aansluiting en/of gaat u na of er een fout is
opgetreden.
OPMERKING: Raadpleeg de handleiding van Microsoft Windows
9x/Me/NT 4.0/2000/XP die met uw pc werd geleverd voor meer
informatie over foutberichten van Windows.
7.30 PROBLEMEN OPLOSSEN
Gebruikelijke Macintosh-problemen
Problemen in de Kiezer
Probleem
Mogelijke oorzaak en oplossing
Het pictogram van het
printerstuurprogramma
wordt niet
weergegeven in de
Kiezer.
De software is niet juist geïnstalleerd.
• Het LaserWriter-stuurprogramma zou opgenomen moeten zijn
in het Macintosh-besturingssysteem. Controleer of het
LaserWriter-stuurprogramma in de map Extensies van de
map Systemen staat. Als dit niet het geval is, installeert u
het LaserWriter-stuurprogramma vanaf de cd-rom van het
Macintosh-besturingssysteem.
• Gebruik een kabel van hoge kwaliteit.
• Controleer of de printer in het juiste netwerk staat. Selecteer
Netwerk of AppleTalk-configuratiescherm in
Configuratieschermen in het menu Apple, en kies
vervolgens het juiste netwerk.
De printernaam komt
niet voor in het vak
Een PostScriptprinter selecteren
in de Kiezer.
• Controleer of de kabels juist zijn aangesloten en of de printer
aanstaat.
• Controleer of 'Ready' wordt weergegeven op het display van
het bedieningspaneel. Als dit niet het geval is, drukt u op de
toets On Line/Continue om de printer on line te schakelen.
• Verifieer of het juiste printerstuurprogramma is geselecteerd
in de Kiezer.
• Als de printer zich op een netwerk met meerdere zones
bevindt, controleert u of de juiste zone is geselecteerd in het
vak AppleTalk-zones in de Kiezer.
• Zorg ervoor dat AppleTalk aanstaat; de knop naast Actief is
geselecteerd in de Kiezer. Mogelijk moet u de computer
opnieuw opstarten om de wijziging te activeren.
Afdrukfouten
Probleem
U kunt de computer
niet gebruiken terwijl
de printer afdrukt.
Mogelijke oorzaak en oplossing
'Afdrukken op achtergrond' is niet geselecteerd.
• Voor LaserWriter 8.3 schakelt u Op de achtergrond
afdrukken in in de Kiezer. Statusberichten worden nu
omgeleid naar de Afdrukmonitor, zodat u kunt doorwerken
terwijl de computer bezig is met het verwerken van gegevens
die naar de printer moeten worden gestuurd.
• Voor LaserWriter 8.4 of hogere versies schakelt u in het
venster Afdrukken Op de achtergrond afdrukken in.
PROBLEMEN OPLOSSEN 7.31
7
Problemen oplossen: PS-fouten
De volgende situaties zijn specifiek voor de PS-taal en kunnen
zich voordoen wanneer meerdere printertalen worden gebruikt.
OPMERKING: Als u wilt dat een bericht wordt afgedrukt of op het
scherm wordt weergegeven wanneer PS-fouten optreden, opent u
het venster Afdrukopties en klikt u op de gewenste keuze naast het
deel PostScript-fouten.
Probleem
PostScript-bestand kan
niet worden afgedrukt.
Mogelijke oorzaak
Mogelijk is het
PostScriptstuurprogramma niet
juist geïnstalleerd.
Of er is een probleem
opgetreden in de
PostScript-DIMM.
Oplossing
• Installeer het PostScriptstuurprogramma opnieuw (zie
pagina B.2).
• Druk een configuratiepagina af en
controleer of de PS-versie beschikbaar
is voor afdrukken.
• Als de fout zich blijft voordoen, neemt
u contact op met de klantendienst.
Het bericht 'Deze taak
bevat binaire
gegevens...' verschijnt.
De optie 'binaire
gegevens' wordt niet
ondersteund door het
PostScriptstuurprogramma.
Open de eigenschappen van het
PostScript-stuurprogramma, klik op
PostScript en klik op Geavanceerd.
De optie 'binaire gegevens' wordt niet
ondersteund. Kies een andere.
Er wordt een PostScriptfoutenpagina afgedrukt.
Mogelijk is de
afdruktaak geen
PostScript-taak.
Controleer of de afdruktaak een
PostScript-taak is. Controleer of de
softwaretoepassing verwachtte dat een
setup-bestand of PostScriptheaderbestand naar de printer werd
gestuurd.
De optionele lade 2 is
niet geselecteerd in het
stuurprogramma.
Het printerstuurprogramma is niet
geconfigureerd om de
optionele lade 2 te
herkennen.
Open de eigenschappen van het
PostScript-stuurprogramma en stel het
item Optionele lade van de optie
Apparaat in op Geïnstalleerd.
Wanneer u in Windows
NT 4.0/2000/XP Zwartwit selecteert voor de
optie Kleur van de
papier/
kwaliteitseigenschappen,
wordt het document
afgedrukt in kleuren in
plaats van in zwart-wit.
In sommige
programma's, zoals
Acrobat Reader, Adobe
Photoshop en
CorelDraw, is de optie
Kleur niet beschikbaar.
Open de eigenschappen van het
PostScript-stuurprogramma en klik op
het tabblad Geavanceerd. Stel de
Kleurmodus onder de optie
Printerfuncties in op Grijs.
Wanneer u op een
Macintosh-computer een
document afdrukt met
Acrobat Reader 6.0 of
een hogere versie,
worden de kleuren niet
juist afgedrukt.
Mogelijk stemt de
resolutie-instelling in
het printerstuurprogramma niet
overeen met de
resolutie-instelling in
Acrobat Reader.
Controleer of de resolutie-instelling in
uw printerstuurprogramma
overeenstemt met de resolutie-instelling
in Acrobat Reader.
7.32 PROBLEMEN OPLOSSEN
Gebruikelijke Linux-problemen
Probleem
Mogelijke oorzaak en oplossing
Ik kan de instellingen in het U hebt beheerdersbevoegdheden nodig om de globale
configuratiehulpprogramma instellingen te kunnen wijzigen.
niet wijzigen.
Ik gebruik het KDEbureaublad, maar het
configuratiehulpprogramma
en LLPR starten niet.
Mogelijk zijn de GTK-bibliotheken niet geïnstalleerd.
Gewoonlijk worden deze meegeleverd met de meeste Linuxversies, maar moet u ze handmatig installeren. Raadpleeg de
installatiehandleiding van uw versie voor meer informatie over
het installeren van aanvullende pakketten.
Ik heb dit pakket net
geïnstalleerd, maar ik vind
geen ingangen in de
KDE/Gnome-menu's.
Sommige versies van de KDE- of GNOME-bureaubladomgeving
vereisen dat u uw sessie opnieuw opstart voordat de
wijzigingen van kracht worden.
Ik krijg het foutbericht
'Some options are not
selected' (Bepaalde opties
zijn niet geselecteerd) als
ik de printerinstellingen
bewerk.
Sommige printers hebben conflicterende instellingen, wat
betekent dat sommige instellingen voor twee opties niet
tegelijk kunnen worden geselecteerd. Als u een instelling
wijzigt en het printerpakket een dergelijk conflict detecteert,
wordt de conflicterende optie gewijzigd in de waarde 'No
Choice' (Geen keuze). U moet een optie kiezen die niet
conflicteert voordat u de wijzigingen kunt opslaan.
Ik kan geen printer
instellen als
standaardprinter.
In bepaalde omstandigheden is het niet mogelijk om de
standaardwachtrij te wijzigen. Dit vindt plaats met bepaalde
varianten van LPRng, vooral bij recente RedHat-systemen die
de 'printconf'-database van wachtrijen gebruiken.
Als printconf wordt gebruikt, wordt het bestand
/etc./printcap automatisch vernieuwd uit de database van
printers die door het systeem worden beheerd (gewoonlijk via
de opdracht 'printtool'), en worden de wachtrijen in
/etc./printcap.local toegevoegd aan het resulterende
bestand. De standaardwachtrij in LPRng is gedefinieerd als de
eerste wachtrij in /etc./printcap, en bijgevolg is het voor
het Linux-printerpakket niet mogelijk om de
standaardinstelling te wijzigen wanneer bepaalde wachtrijen
anders zijn gedefinieerd met printtool.
LPD-systemen identificeren de standaardwachtrij als de
wachtrij met de naam 'lp'. Als er dus al een wachtrij met deze
naam bestaat en deze geen alias heeft, zult u de
standaardinstelling niet kunnen wijzigen. Om dit probleem te
omzeilen, kunt u de wachtrij verwijderen of de naam ervan
wijzigen door het bestand /etc./printcap handmatig te
bewerken.
PROBLEMEN OPLOSSEN 7.33
7
Probleem
Mogelijke oorzaak en oplossing
De instelling 'n op een vel'
(meerdere pagina's per vel)
werkt niet juist voor
sommige van mijn
documenten.
De functie 'n op een vel' (meerdere pagina's per vel) wordt
verkregen via naverwerking van de PostScript-gegevens die
naar het afdruksysteem worden gestuurd. Een dergelijke
naverwerking kan echter alleen naar behoren worden
verkregen als de PostScript-gegevens overeenstemmen met de
structureringsconventies voor Adobe-documenten. Er kunnen
problemen ontstaan als u 'n op een vel' (meerdere pagina's per
vel) en andere functies die steunen op naverwerking gebruikt
als het document dat wordt afgedrukt niet aan de conventies
voldoet.
Ik gebruik BSD lpr
(Slackware, Debian, oudere
versies), en sommige in
LLPR gekozen opties lijken
geen effect te hebben.
Oude BSD lpr-systemen hebben een harde beperking op de
lengte van de optiereeks die naar het afdruksysteem kan
worden gestuurd. Als u een aantal verschillende opties hebt
geselecteerd, wordt de lengte van de opties mogelijk
overschreden en worden sommige van uw keuzes niet
doorgestuurd naar de programma's die instaan voor de
implementatie van deze keuzes. Probeer minder opties die
afwijken van de standaardinstellingen te selecteren om minder
geheugen te gebruiken.
Ik probeer een document af
te drukken in de
afdrukstand Liggend, maar
het document wordt
gedraaid en bijgesneden
afgedrukt.
De meeste Unix-toepassingen die een optie voor de
afdrukstand Liggend aanbieden in hun afdrukopties zullen de
juiste PostScript-code genereren die als zodanig zou moeten
worden afgedrukt. In dat geval moet u de optie LLPR laten
staan op de standaardinstelling Staand om ongewenste
draaiingen van de pagina te vermijden die tot een bijgesneden
afdruk zouden leiden.
Sommige pagina's worden
volledig blanco afgedrukt
(er wordt niets afgedrukt),
en ik gebruik CUPS.
Als de gegevens worden verstuurd in de indeling Encapsulated
PostScript (EPS), bevatten sommige oudere versies van CUPS
(1.1.10 en ouder) een bug waardoor de gegevens niet juist
kunnen worden verwerkt. Als u via LLPR afdrukt, omzeilt het
printerpakket dit probleem door de gegevens te converteren
naar gewone PostScript-gegevens. Als uw toepassing echter
LLPR omzeilt en EPS-gegevens naar CUPS stuurt, wordt het
document mogelijk niet juist afgedrukt.
Ik kan niet afdrukken naar
een SMB-printer
(Windows).
Om SMB-gedeelde printers te kunnen configureren en
gebruiken (zoals printers die worden gedeeld op een Windowssysteem) moet u beschikken over een juiste installatie van het
SAMBA-pakket dat die functie inschakelt. De opdracht
'smbclient' moet op uw computer beschikbaar en bruikbaar
zijn.
Mijn toepassing lijkt
geblokkeerd te zijn
wanneer LLPR wordt
uitgevoerd.
De meeste Unix-toepassingen verwachten dat een opdracht
zoals de gebruikelijke 'lpr'-opdracht niet-interactief is, en keren
bijgevolg onmiddellijk terug. Aangezien LLPR wacht op input
van de gebruiker voordat de afdruktaak naar de afdrukspooler
wordt gestuurd, wacht de toepassing vaak tot het proces
terugkeert en lijkt het alsof de toepassing geblokkeerd is (de
vensters van de toepassing worden niet vernieuwd). Dit is
normaal en de toepassing zou weer juist moeten functioneren
nadat de gebruiker LLPR heeft afgesloten.
7.34 PROBLEMEN OPLOSSEN
Probleem
Mogelijke oorzaak en oplossing
Hoe geef ik het IP-adres
van mijn SMB-server op?
Als u het CUPS-afdruksysteem niet gebruikt, kan dit worden
opgegeven in het dialoogvenster Add printer (Printer
toevoegen) van het configuratiehulpprogramma. Helaas kunt u
in CUPS momenteel niet het IP-adres van SMB-printers
opgeven. U zult dus met Samba door de bronnen moeten
kunnen bladeren om te kunnen afdrukken.
Bepaalde documenten
worden blanco afgedrukt.
Bepaalde versies van CUPS, vooral deze die werden geleverd
met Mandrake Linux vóór versie 8.1, hebben enkele bekende
bugs wanneer de PostScript-uitvoer van bepaalde toepassingen
wordt verwerkt. Probeer bij te werken naar de recentste versie
van CUPS (ten minste 1.1.14). Bepaalde RPM-pakketten voor
de meest populaire versies worden als service aangeboden met
dit Linux-afdrukpakket.
Ik heb CUPS en bepaalde
opties (zoals 'n op een vel')
lijken altijd ingeschakeld te
zijn, zelfs als ik ze niet
selecteer in LLPR.
Mogelijk zijn in het bestand ~/.lpoptions bepaalde lokale
opties gedefinieerd die worden bewerkt door de opdracht
'lpoptions'. Deze opties worden altijd gebruikt, tenzij ze worden
opgeheven door de LLPR-instellingen. Om alle opties voor een
printer op te heffen, voert u de volgende opdracht uit, waarbij
u 'printer' vervangt door de naam van de wachtrij: lpoptions -x
printer.
Ik heb de printer
geconfigureerd om af te
drukken naar een bestand,
maar ik krijg het
foutbericht 'Permission
denied' (Toegang
geweigerd).
De meeste afdruksystemen worden niet als de supergebruiker,
maar als een speciale gebruiker (gewoonlijk 'lp') uitgevoerd.
Zorg er bijgevolg voor dat het bestand dat u wilt afdrukken
toegankelijk is voor de gebruiker met de spooler daemon.
Op mijn PCL-printer (of
SPL-printer) worden soms
foutberichten afgedrukt in
plaats van mijn document.
Helaas kunnen bepaalde Unix-toepassingen ongeldige
PostScript-uitvoer genereren die mogelijk niet door Ghostscript
wordt ondersteund, of zelfs de printer zelf in PostScript-modus.
U kunt proberen de uitvoer op te nemen in een bestand en de
resultaten weer te geven met Ghostscript (met gv of ghostview
kunt u dit interactief doen) om te controleren of foutberichten
worden weergegeven. Aangezien de fout echter waarschijnlijk
bij de toepassing ligt, neemt u best contact op met uw
softwareproducent om hem van het probleem op de hoogte te
brengen.
Bepaalde afbeeldingen in
Dit is een bekende bug van Ghostscript (tot GNU Ghostscript
kleur worden volledig zwart versie 7.05) als de basiskleurruimte van het document een
afgedrukt.
geïndexeerde kleurruimte is en via CIE-kleurruimte wordt
geconverteerd. Aangezien Postscript CIE-kleurruimte gebruikt
voor het kleuraanpassingssysteem, moet u Ghostscript op uw
systeem bijwerken naar ten minste GNU Ghostscript versie
7.06 of een hogere versie. U kunt de recentste Ghostscript
vinden op www.ghostscript.com.
PROBLEMEN OPLOSSEN 7.35
7
Gebruikelijk DOS-probleem
Probleem
Als ik de printer gebruik in
een EPSONdotprinteromgeving, krijg
ik soms niet de gewenste
uitvoer.
7.36 PROBLEMEN OPLOSSEN
Mogelijke oorzaak en oplossing
Wijzig de emulatie in EPSON op het tabblad Config van het
externe bedieningspaneel. Voor meer informatie over het
selecteren van printerinstellingen in het externe
bedieningspaneel, verwijzen we naar pagina D.6.
A
UW PRINTER GEBRUIKEN
MET EEN MACINTOSH
Uw printer ondersteunt Macintosh-systemen met een
ingebouwde USB-interface of 10/100 Base-TXnetwerkkaart (optie voor CLP-550). Als u een bestand
afdrukt vanaf een Macintosh-computer, kunt u het
PostScript-stuurprogramma gebruiken door het PPDbestand te installeren.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
• Software voor Macintosh installeren
• De printer instellen
• Een document afdrukken
• Geavanceerde afdrukfuncties gebruiken
Software voor Macintosh installeren
De cd-rom die bij uw printer werd geleverd bevat het PPDbestand om het PostScript-stuurprogramma, Apple LaserWriterstuurprogramma, te gebruiken om af te drukken vanaf een
Macintosh-computer.
Zie de onderstaande tabel voor het stuurprogramma dat
beschikbaar is voor uw printer.
Uw printer
CLP-550
CLP-550N
Beschikbaar
stuurprogramma
PostScriptstuurprogramma
Aansluiting
USB-interface
Netwerkinterface
Controleer het volgende voordat u de printersoftware installeert:
Item
Vereisten
Besturingssysteem
Mac OS 8.6~9.2/10.1~10.3
RAM
Mac OS 8.6 ~ 9.2
64 MB
Mac OS 10.1 of 10.3
128 MB
Vrije schijfruimte
200 MB
1 Zet de computer en printer aan.
2 Plaats de cd-rom die met de printer werd geleverd in het
cd-rom-station.
3 Dubbelklik op SAMSUNG_CLP op uw Macintoshbureaublad.
4 Dubbelklik op de map Installatieprogramma.
5 Dubbelklik op het pictogram van het
installatieprogramma van de Samsung-laserprinter
naast de gewenste taal.
6 Klik op Doorgaan.
7 Het venster Installatieprogramma van Samsung-
laserprinter wordt geopend. Selecteer het type installatie.
Er worden twee opties voor de installatie van de software
weergegeven:
•Standaardinstallatie (aanbevolen methode): Deze optie
laadt het PPD-bestand en het programma Adobe Acrobat
Reader.
•Aangepaste installatie: Hier kunt u kiezen welke
onderdelen u wilt installeren: de PostScript Level 3 PPD's
en het programma Adobe Acrobat Reader dat u nodig hebt
om de handleiding te openen.
A.2 UW PRINTER GEBRUIKEN MET EEN MACINTOSH
8 Klik op Installeren.
9 Nadat de installatie voltooid is, klikt u op Afsluiten.
De printer instellen
De instelling van de printer verschilt afhankelijk van de kabel die
u gebruikt om de printer aan te sluiten op uw computer de netwerkkabel of de USB-kabel.
Voor een op een netwerk aangesloten
Macintosh
In Mac OS 8.6 of 9.2
1 Volg de aanwijzingen op pagina A.2 om het PPD-bestand op
uw computer te installeren.
2 Kies Kiezer in het menu Apple.
3 Klik op LaserWriter 8 (het PostScript-stuurprogramma dat
met uw Macintosh werd geleverd).
De naam van uw printer verschijnt in de lijst.
4 Selecteer SEC000xxxxxxxxx in het printervak (waar
xxxxxxxxx verschilt afhankelijk van elk van de producten)
en klik op Selecteren.
Als Automatisch instellen niet juist werkt, klikt u op PPD
selecteren, kiest u Samsung CLP-550 en klikt u op OK.
5 Wanneer de instelling voltooid is, verschijnt het
printerpictogram als een desktopprinter.
6 Sluit de Kiezer.
7 Wanneer een venster verschijnt met het bericht dat u uw
huidige printer hebt gewijzigd, klikt u op OK.
UW PRINTER GEBRUIKEN MET EEN MACINTOSH
A.3
A
In Mac OS 10.1 of 10.3
1 Volg de aanwijzingen op pagina A.2 om het PPD-bestand op
uw computer te installeren.
2 Open Afdrukcentrum in de map Hulpprogramma's.
3 Klik op Toevoegen in de printerlijst.
4 Selecteer het tabblad AppleTalk.
De naam van uw printer wordt weergegeven in de lijst.
Selecteer SEC000xxxxxxxxx in het printervak, waar
xxxxxxxxx verschilt afhankelijk van uw printer.
5 Klik op Toevoegen.
6 Als Automatisch selecteren niet behoorlijk werkt, selecteert
u Samsung in Printermodel en Samsung CLP-550 Series
in Modelnaam.
Uw printer wordt weergegeven in de printerlijst en is
ingesteld als de standaardprinter.
Voor een via USB aangesloten Macintosh
In Mac OS 8.6 of 9.2
OPMERKING: De locatie van het desktopprinterhulpprogramma
kan verschillen afhankelijk van uw Macintosh-besturingssysteem.
1 Volg de aanwijzingen op pagina A.2 om het PPD-bestand op
uw computer te installeren.
2 Open de Macintosh HD en dubbelklik op Toepassing.
3 Dubbelklik op Hulpprogramma's.
4 Dubbelklik op Desktopprinterhulpprogramma.
5 Selecteer LaserWriter 8 en selecteer Printer (USB) in de
keuzelijst. Klik vervolgens op OK.
6 Klik op Wijzigen in het deel USB-printerselectie. De naam
van uw printer verschijnt in de lijst.
7 Klik op CLP-550 en klik vervolgens op OK.
A.4 UW PRINTER GEBRUIKEN MET EEN MACINTOSH
8 Klik op Automatisch instellen in het deel PPD-bestand
(PostScript Printer Description).
Als Automatisch instellen niet behoorlijk werkt, klikt u op
PPD selecteren en kiest u Samsung CLP-550 Series.
9 Als de instelling voltooid is, klikt u op Maken.
10 Klik op Opslaan.
11 Vul het veld Printernaam in en klik op OK.
In Mac OS 10.1 of 10.3
1 Volg de aanwijzingen op pagina A.2 om het PPD-bestand op
uw computer te installeren.
2 Open Afdrukcentrum in de map Hulpprogramma's.
3 Klik op Toevoegen in de printerlijst.
4 Selecteer het tabblad USB.
5 Selecteer CLP-550 en klik op Toevoegen.
6 Als Automatisch selecteren niet behoorlijk werkt, selecteert
u Samsung in Printermodel en Samsung CLP-550 Series
in Modelnaam.
Uw printer wordt weergegeven in de printerlijst en is
ingesteld als de standaardprinter.
UW PRINTER GEBRUIKEN MET EEN MACINTOSH
A.5
A
Een document afdrukken
Als u afdrukt met een Macintosh, moet u in elke toepassing die
u gebruikt de printersoftware-instelling controleren. Volg de
onderstaande stappen om af te drukken vanaf een Macintosh:
OPMERKING: Het venster van het LaserWriter-stuurprogramma
kan verschillen afhankelijk van de versie van uw Macintoshsysteem, maar de functies die beschikbaar zijn, zijn dezelfde.
1 Open een Macintosh-toepassing en selecteer het bestand
dat u wilt afdrukken.
2 Open het menu Bestand en klik op Pagina-instelling
(Documentinstelling in sommige toepassingen).
3 Kies het papierformaat, de afdrukstand, de schaal en
andere opties, en klik op OK.
▲ Mac OS 10.2.x
4 Open het menu Bestand en klik op Afdrukken.
5 Kies het gewenste aantal exemplaren en geef aan welke
pagina's u wilt afdrukken.
6 Klik op Afdrukken als u klaar bent met het instellen van de
opties.
A.6 UW PRINTER GEBRUIKEN MET EEN MACINTOSH
Een afdruktaak annuleren
Om een afdruktaak te annuleren, drukt u op de toets
Cancel ( ) van het bedieningspaneel. De printer drukt de
pagina die al door de printer gaat af en verwijdert de rest van
de afdruktaak.
Geavanceerde afdrukfuncties
gebruiken
- Meerdere pagina's afdrukken op één vel papier
- Dubbelzijdig afdrukken
- Uw document afdrukken op papier van een geselecteerd
formaat
Meerdere pagina's afdrukken op één vel
papier
U kunt meer dan één pagina afdrukken op één vel papier. Dit is
een goedkope manier om conceptpagina's af te drukken.
1 Selecteer Afdrukken in het menu Bestand van uw
Macintosh-toepassing.
2 Selecteer de Lay-out.
A
3 Klik op Print. De printer drukt het geselecteerde aantal
pagina's af op één zijde van elke pagina.
▲ Mac OS 10.2.x
UW PRINTER GEBRUIKEN MET EEN MACINTOSH
A.7
Dubbelzijdig afdrukken
U kunt afdrukken op beide zijden van het papier. Voordat u
dubbelzijdig afdrukt, moet u beslissen langs welke rand u de
pagina's wilt inbinden. De bindingsopties zijn:
Dit is de klassieke lay-out die wordt gebruikt bij het boekbinden.
Dit is het type dat vaak wordt gebruikt voor kalenders.
1 Selecteer Afdrukken in het menu Bestand van uw
Macintosh-toepassing.
2 Selecteer Duplex.
(Selecteer de Lay-out als u Mac OS 8.6 of 9.x gebruikt.)
▲ Mac OS 10.2.x
3 Klik op Druk af op beide zijden en selecteer de
afdrukstand voor binding.
4 Klik op Print. De printer drukt op beide zijden van het
papier af.
A.8 UW PRINTER GEBRUIKEN MET EEN MACINTOSH
Uw document afdrukken op papier van een
geselecteerd formaat
Met deze functie kunt u uw afdruktaak schalen tot elk
gespecificeerd papierformaat, ongeacht de grootte van het
document.
1 Selecteer Afdrukken in het menu Bestand van uw
Macintosh-toepassing.
2 Selecteer de Printerfuncties. (Selecteer de
Geavanceerde opties als u Mac OS 8.6 of 9.x gebruikt.)
3 Selecteer een optie in de vervolgkeuzelijst Aanpassen aan
papierformaat en klik op Print.
▲ Mac OS 10.2.x
•Beste formaat/hak af: De printer selecteert automatisch
papier dat het dichtst bij het formaat van het document
ligt en verkleint of vergroot de pagina zodat ze op het
papier past.
•Beste formaat/zoom: De printer selecteert automatisch
papier dat het dichtst bij het formaat van het document
ligt en drukt de pagina op ware grootte af. Gegevens die
niet op de pagina passen worden bijgesneden om de
pagina op het papier te doen passen.
UW PRINTER GEBRUIKEN MET EEN MACINTOSH
A.9
A
MEMO
A.10 UW PRINTER GEBRUIKEN MET EEN MACINTOSH
B
GEBRUIK VAN HET
WINDOWS POSTSCRIPTSTUURPROGRAMMA
Als u het met uw systeem-cd-rom geleverde PostScriptstuurprogramma wilt gebruiken om een document af te
drukken, leest u de informatie in deze bijlage.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
• PostScript-stuurprogramma's installeren
• Functies van het PostScriptprinterstuurprogramma gebruiken
PostScript-stuurprogramma's
installeren
PPD's, in combinatie met het PostScript-stuurprogramma,
bieden toegang tot de printerfuncties en stellen de computer in
staat om met de printer te communiceren. Op de bijgeleverde
cd-rom met software bevindt zich een installatieprogramma
voor de PPD's.
Voordat u de PPD's installeert, controleert u of de printer en de
computer juist met elkaar verbonden zijn via een parallelle,
USB- of netwerkaansluiting. Voor informatie over:
• aansluiting via een parallelle interface.
• aansluiting via een USB-interface. Voor Windows 98/Me moet
het USB-stuurprogramma worden geïnstalleerd.
• aansluiting via een netwerkinterface. Als u een CLP-550 hebt,
moet u een optionele netwerkkaart installeren. Zie 'Een
netwerkkaart installeren' op pagina F.8.
PostScript-stuurprogramma's installeren
1 Plaats de cd-rom in het cd-rom-station. De installatie start
automatisch.
Als de installatie niet automatisch start:
Kies Uitvoeren in het menu Start en typ x:\setup.exe in
het vak Openen (waar x staat voor de letter die is
toegewezen aan het cd-rom-station). Klik vervolgens op OK.
OPMERKING: Als het volgende venster wordt geopend, sluit u uw
printer aan op de computer en zet u de printer aan. Vervolgens
klikt u op Volgende.
Als de printer al aangesloten en ingeschakeld is, verschijnt dit
venster niet. Ga naar de volgende stap.
B.2 GEBRUIK VAN HET WINDOWS POSTSCRIPT-STUURPROGRAMMA
2 Klik op Aangepaste installatie.
3 Klik op Printer (PostScript) en klik vervolgens op
Volgende.
B
4 Als het stuurprogramma geïnstalleerd is, klikt u op
Voltooien.
GEBRUIK VAN HET WINDOWS POSTSCRIPT-STUURPROGRAMMA
B.3
PostScript-stuurprogramma's opnieuw
installeren
1 Kies Programma's in het menu Start van Windows.
2 Selecteer Samsung CLP-550 en klik vervolgens op
Printeronderhoud.
3 Klik op Herstellen en daarna op Volgende.
4 Klik op Printer (PostScript) en klik vervolgens op
Volgende.
5 Als de software opnieuw geïnstalleerd is, klikt u op
Voltooien.
PostScript-stuurprogramma's verwijderen
1 Kies Programma's in het menu Start van Windows.
2 Selecteer Samsung CLP-550 en klik vervolgens op
Printeronderhoud.
3 Schakel het selectievakje Verwijderen in en klik op
Volgende.
4 Klik op Printer (PostScript) en klik vervolgens op
Volgende.
5 Nadat het stuurprogramma is verwijderd, klikt u op
Voltooien.
B.4 GEBRUIK VAN HET WINDOWS POSTSCRIPT-STUURPROGRAMMA
Functies van het PostScriptprinterstuurprogramma gebruiken
Sommige printerfuncties zijn niet beschikbaar in dit PostScriptstuurprogramma. Voor informatie over de functies verwijzen we
naar Hoofdstuk 4, 'Afdruktaken'.
De printer schakelt automatisch tussen de PS- en
PCL-printertalen afhankelijk van het stuurprogramma dat u hebt
geselecteerd.
Toegang tot printereigenschappen
U kunt het eigenschappenvenster van het Windows PostScriptstuurprogramma openen vanuit de map Printers of vanuit een
toepassing.
Om het eigenschappenvenster te openen vanuit de map
Printers:
1 Klik op de knop Start van Windows.
2 Kies achtereenvolgens Instellingen en Printers om het
venster Printers te openen.
3 Selecteer Samsung CLP-550 PS.
4 Klik met de rechtermuisknop op het printerpictogram en:
•In Windows 95/98/Me: Kies Eigenschappen.
•In Windows 2000/XP: Kies Voorkeursinstellingen voor
afdrukken.
•In Windows NT 4.0: Kies Standaardwaarden document.
Om het eigenschappenvenster te openen vanuit een toepassing:
1 Kies Afdrukken in het menu Bestand om het venster
Afdrukken te openen.
2 Zorg ervoor dat Samsung CLP-550 PS is geselecteerd in
de vervolgkeuzelijst Naam.
3 Klik op Eigenschappen om het eigenschappenvenster te
openen.
GEBRUIK VAN HET WINDOWS POSTSCRIPT-STUURPROGRAMMA
B.5
B
MEMO
B.6 GEBRUIK VAN HET WINDOWS POSTSCRIPT-STUURPROGRAMMA
C
UW PRINTER GEBRUIKEN
IN LINUX
U kunt uw printer gebruiken in een Linux-omgeving.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
• Het printerstuurprogramma installeren
• Het configuratiehulpprogramma
• LLPR-eigenschappen wijzigen
Het printerstuurprogramma
installeren
Systeemvereisten
Ondersteunde besturingssystemen
• Redhat 6.2/7.0/7.1 en hogere versies
• Linux Mandrake 7.1/8.0 en hogere versies
• SuSE 6.4/7.0/7.1 en hogere versies
• Debian 2.2 en hogere versies
• Caldera OpenLinux 2.3/2.4 en hogere versies
• Turbo Linux 6.0 en hogere versies
• Slackware 7.0/7.1 en hogere versies
Aanbevolen vereisten
• Pentium IV 1 GHz of sneller
• Minstens 256 MB RAM
• Vaste schijf van 1 GB of meer
Software
• Glibc 2.1 of een hogere versie
• GTK+ 1.2 of een hogere versie
• GhostScript
Het printerstuurprogramma installeren
1 Sluit de printer aan op uw computer. Zet zowel de computer
als de printer aan.
2 Als het venster Administrator Login verschijnt, typt u 'root'
in het veld Login en voert u het systeemwachtwoord in.
OPMERKING: U moet zich aanmelden als een
supergebruiker (root) om de printersoftware te installeren. Als u
niet de supergebruiker bent, neemt u contact op met uw
systeembeheerder.
C.2 UW PRINTER GEBRUIKEN IN LINUX
3 Plaats de cd-rom met de printersoftware in het cd-romstation. Het installatieprogramma op de cd-rom start
automatisch.
OPMERKING: Als het installatieprogramma op de cd-rom niet
automatisch wordt uitgevoerd, klikt u onderaan in het venster op
het pictogram
. Als het terminalvenster verschijnt, typt u:
[root@local /root]# cd /mnt/cdrom (de cd-rom-map)
[root@local cdrom]# ./setup.sh
4 Selecteer het type installatie (Recommended of Expert)
en klik op Continue.
Recommended is volledig geautomatiseerd en vereist
geen tussenkomst van de gebruiker. Expert biedt u de
mogelijkheid om het installatiepad of het afdruksysteem te
selecteren.
5 Als u Recommended hebt geselecteerd, gaat u naar stap 6.
Als u Expert hebt geselecteerd, selecteert u een optie en
klikt u op Begin Install.
C
UW PRINTER GEBRUIKEN IN LINUX
C.3
6 De installatie van het printerstuurprogramma begint. Als de
installatie voltooid is, klikt u op Start.
7 Het printerconfiguratievenster van Linux wordt geopend.
Klik bovenaan in het venster op het werkbalkpictogram Add
Printer.
OPMERKING: Afhankelijk van het gebruikte afdruksysteem is het
mogelijk dat het venster Administrator Login verschijnt. Typ 'root'
in het veld Login en voer het systeemwachtwoord in.
8 De printers die al aan uw systeem zijn toegevoegd, worden
weergegeven. Selecteer de printer die u wilt gebruiken. De
functietabbladen die beschikbaar zijn voor de geselecteerde
printer worden bovenaan in het venster Add a Printer
weergegeven.
C.4 UW PRINTER GEBRUIKEN IN LINUX
9 Klik op het tabblad Connection en controleer of de
printerpoort juist is ingesteld. Als dit niet het geval is, wijzigt
u de apparaatinstelling.
10 Via het tabblad Settings en het tabblad Queue kunt u de
huidige instellingen van de printer weergeven. Indien nodig
kunt u de instellingen wijzigen.
OPMERKING: De opties kunnen verschillen afhankelijk van de
gebruikte printer. De velden Description en Location in het venster
Queue worden mogelijk niet weergegeven afhankelijk van het
gebruikte afdruksysteem.
11 Om af te sluiten, klikt u op OK.
12 Als het systeem meldt dat de nieuwe printer geconfigureerd
is, klikt u op OK.
13 Het printerconfiguratievenster van Linux verschijnt opnieuw.
De informatie over uw printer wordt weergegeven op het
tabblad Info. Indien nodig kunt u de configuratie van de
printer wijzigen. Voor meer informatie over het wijzigen van
de configuratie van de printer verwijzen we naar 'Het
configuratiehulpprogramma' op pagina C.8.
C
UW PRINTER GEBRUIKEN IN LINUX
C.5
De printerverbindingsmethode wijzigen
Als u tijdens het gebruik van de printer de
printerverbindingsmethode wijzigt van USB naar parallel of
omgekeerd, moet u uw Linux-printer opnieuw configureren door
de printer aan uw systeem toe te voegen. Volg de onderstaande
stappen:
1 Sluit de printer aan op uw computer. Zet zowel de computer
als de printer aan.
2 Als het venster Administrator Login verschijnt, typt u 'root'
in het veld Login en voert u het systeemwachtwoord in.
OPMERKING: U moet zich aanmelden als een supergebruiker
(root) om een nieuwe printer te installeren. Als u niet de
supergebruiker bent, neemt u contact op met uw
systeembeheerder.
3 Dubbelklik onderaan op het bureaublad op het pictogram
Startup Menu en selecteer Linux Printer en vervolgens
Configuration Tool.
U kunt het printerconfiguratievenster van Linux ook openen
door 'linux-config' te typen in het terminalvenster.
4 Wanneer het printerconfiguratievenster verschijnt, klikt u
op het pictogram Add Printer op de werkbalk bovenaan in
het venster.
5 Klik op het tabblad Connection bovenaan in het venster
Add a Printer.
Controleer of de printerpoort juist is ingesteld. Als dit niet
het geval is, wijzigt u de apparaatinstelling.
6 Klik op OK.
C.6 UW PRINTER GEBRUIKEN IN LINUX
De installatie van het
printerstuurprogramma ongedaan maken
1 Dubbelklik onderaan op het bureaublad op het pictogram
Startup Menu en selecteer Other en vervolgens
Configuration Tool.
U kunt het printerconfiguratievenster van Linux ook openen
door 'linux-config' te typen in het terminalvenster.
2 Selecteer in het printerconfiguratievenster de opdracht
Uninstall in het menu File.
3 Het venster Administrator Login verschijnt. Typ 'root' in het
veld Login en voer het systeemwachtwoord in. Klik op
Proceed.
OPMERKING: U moet zich aanmelden als een supergebruiker
(root) om de installatie van de printersoftware ongedaan te
maken. Als u niet de supergebruiker bent, neemt u contact op met
uw systeembeheerder.
4 Er verschijnt een dialoogvenster met de vraag of u zeker
weet dat u de installatie ongedaan wilt maken. Klik op Yes.
5 Selecteer Complete uninstall en klik vervolgens op
Uninstall.
C
UW PRINTER GEBRUIKEN IN LINUX
C.7
6 Klik op OK om te beginnen met het ongedaan maken van
de installatie.
7 Nadat de installatie ongedaan is gemaakt, klikt u op
Finished.
Het configuratiehulpprogramma
Het configuratiehulpprogramma geeft toegang tot beheertaken,
zoals het toevoegen en verwijderen van printers en het wijzigen
van hun globale instellingen. Gewone gebruikers kunnen het
configuratiehulpprogramma ook uitvoeren om taakwachtrijen
weer te geven, printereigenschappen te controleren en hun
lokale voorkeuren te wijzigen.
Om toegang te krijgen tot het configuratiehulpprogramma:
1 Dubbelklik onderaan op het scherm op het pictogram
Startup Menu en selecteer Linux Printer en vervolgens
Configuration Tool. Het printerconfiguratievenster van
Linux verschijnt.
U kunt dit venster ook openen door 'linux-config' te typen
in het terminalvenster.
2 In het linkerdeelvenster van het printerconfiguratievenster
wordt een lijst van de geïnstalleerde printers weergegeven.
Het rechterdeelvenster bevat een aantal tabbladen die
informatie over de geselecteerde printer weergeven.
Selecteer uw printer als deze nog niet geselecteerd is.
C.8 UW PRINTER GEBRUIKEN IN LINUX
3 Op het tabblad Info wordt algemene informatie over de
printer weergegeven.
Als u toegang hebt tot het internet, kunt u klikken op Go to
the Web page for this printer om de webpagina te
openen.
Klik op het tabblad Jobs om de taakwachtrij voor de
geselecteerde printer te controleren en te beheren. U kunt
een of meer specifieke taken in de wachtrij onderbreken,
hervatten of verwijderen. U kunt een of meer specifieke
taken naar de wachtrij of een andere printer slepen.
Op het tabblad Properties kunt u de
standaardprinterinstellingen wijzigen.
OPMERKING: Gewone gebruikers kunnen de door de beheerder
gedefinieerde standaardinstellingen die voor het hele systeem
gelden, opheffen. Als een gewone gebruiker op Apply klikt,
worden deze aangepaste instellingen opgeslagen in het profiel van
de gebruiker en kunnen ze later worden gebruikt met LLPR. Als de
beheerder het configuratiehulpprogramma uitvoert, worden de
instellingen opgeslagen als de nieuwe globale
standaardinstellingen.
C
UW PRINTER GEBRUIKEN IN LINUX
C.9
LLPR-eigenschappen wijzigen
U kunt de eigenschappen van de printer precies instellen in het
venster LLPR Properties.
Om dit venster te openen:
1 Selecteer de opdracht Print in de toepassing die u gebruikt.
2 Wanneer het venster Linux LPR wordt geopend, klikt u op
Properties.
Klik op
Properties.
U kunt het LLPR-venster ook als volgt openen:
• Dubbelklik op het pictogram Startup Menu onderaan op
het bureaublad en selecteer Linux Printer en vervolgens
Linux LPR.
• Als het printerconfiguratievenster geopend is, selecteert u
Test Print in het menu Print.
C.10 UW PRINTER GEBRUIKEN IN LINUX
3 Het venster LLPR Properties wordt geopend.
De volgende zes tabbladen bevinden zich bovenaan in het
venster:
• General - Hier kunt u het papierformaat, het type papier,
de lade en de afdrukstand van de documenten wijzigen.
U kunt hier ook de functie Dubbelzijdig afdrukken
inschakelen, scheidingspagina's toevoegen aan het begin
en einde, en het aantal pagina's per vel wijzigen.
• Margins - Hier kunt u de paginamarges opgeven.
De afbeelding aan de rechterkant toont de huidige
instellingen. Deze marges zijn niet van toepassing bij het
afdrukken van gewone PostScript-gegevens.
• Image - Hier kunt u afbeeldingsopties instellen die
worden gebruikt voor het afdrukken van
afbeeldingsbestanden (bijv. wanneer een niet-PostScriptdocument naar LLPR wordt gestuurd op de
opdrachtregel). Kleurinstellingen zijn ook van kracht voor
PostScript-documenten.
• Text - Hier kunt u de dichtheid van de tekst kiezen en
'syntax coloring' in- en uitschakelen.
• HP-GL/2 - Hier kunt u standaardopties instellen voor het
afdrukken van documenten in de HP-GL/2-indeling, die
door sommige plotters wordt gebruikt.
• Advanced - Hier kunt u de standaardinstellingen van de
printer opheffen.
Als u onderaan in het venster op de knop Save klikt, worden
de opties opgeslagen voor de volgende LLPR-sessies.
Klik op de knop Help als u details over de opties in het
venster wilt weergeven.
4 Om de opties toe te passen, klikt u op OK in het venster
LLPR Properties. U keert dan terug naar het venster
Linux LPR. Om de afdruk te starten, klikt u op OK.
UW PRINTER GEBRUIKEN IN LINUX C.11
C
MEMO
C.12 UW PRINTER GEBRUIKEN IN LINUX
D
AFDRUKKEN VANUIT
DOS-TOEPASSINGEN
Hoewel uw printer voornamelijk een Windows-printer is,
kunt u ook afdrukken vanuit een DOS-programma via het
hulpprogramma Afstandsbedieningspaneel dat zich op de
bijgeleverde cd-rom met software bevindt.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
• Info over het Afstandsbedieningspaneel
• Het Afstandsbedieningspaneel installeren
• Afdrukinstellingen selecteren
Info over het
Afstandsbedieningspaneel
DOS-gebruikers hebben toegang tot vele printerfuncties via
specifieke DOS-printerstuurprogramma's.
Vele softwarefabrikanten ontwikkelen echter geen
printerstuurprogramma's voor hun softwareprogramma's.
Uw printer biedt een softwarematig bedieningspaneel voor een
betere printersturing als geen DOS-printerstuurprogramma's
beschikbaar zijn of als bepaalde afdrukinstellingen niet
beschikbaar zijn via DOS-softwareprogramma's.
OPMERKING: Het Afstandsbedieningspaneel van de printer is
geen printerstuurprogramma. Het moet worden gebruikt voor het
definiëren van afdrukinstellingen die niet beschikbaar zijn via DOSsoftwareprogramma's. Printerstuurprogramma's worden geleverd
door de fabrikanten van uw DOS-softwareprogramma's. Als uw
DOS-softwareprogramma niet werd geleverd met een
stuurprogramma voor uw printer, neemt u contact op met de
fabrikant van de software of gebruikt u een van de alternatieve
printerstuurprogramma's.
D.2 AFDRUKKEN VANUIT DOS-TOEPASSINGEN
Het Afstandsbedieningspaneel
installeren
1 Plaats de cd-rom in het cd-rom-station. De installatie start
automatisch.
Als de installatie niet automatisch start:
Kies Uitvoeren in het menu Start en typ x:\setup.exe in
het vak Openen (waar x staat voor de letter die is
toegewezen aan het cd-rom-station). Klik vervolgens op OK.
OPMERKING: Als het volgende venster wordt geopend, sluit u uw
printer aan op de computer en zet u de printer aan. Vervolgens
klikt u op Volgende.
Als de printer al aangesloten en ingeschakeld is, verschijnt dit
venster niet. Ga naar de volgende stap.
D
2 Klik op Aangepaste installatie.
AFDRUKKEN VANUIT DOS-TOEPASSINGEN
D.3
3 Klik op Afstandsbedieningspaneel en klik vervolgens op
Volgende.
4 Als het stuurprogramma geïnstalleerd is, klikt u op
Voltooien.
D.4 AFDRUKKEN VANUIT DOS-TOEPASSINGEN
Het Afstandsbedieningspaneel opnieuw
installeren
1 Kies Programma's in het menu Start van Windows.
2 Kies Samsung CLP-550 en klik vervolgens op
Printeronderhoud.
3 Klik op Herstellen en daarna op Volgende.
4 Klik op Afstandsbedieningspaneel en klik vervolgens op
Volgende.
5 Als de software opnieuw geïnstalleerd is, klikt u op
Voltooien.
Het Afstandsbedieningspaneel verwijderen
1 Kies Programma's in het menu Start van Windows.
2 Kies achtereenvolgens Samsung CLP-550 Series en
Printeronderhoud.
3 Schakel het selectievakje Verwijderen in en klik op
Volgende.
4 Klik op Afstandsbedieningspaneel en klik vervolgens op
Volgende.
5 Nadat het stuurprogramma is verwijderd, klikt u op
Voltooien.
AFDRUKKEN VANUIT DOS-TOEPASSINGEN
D.5
D
Afdrukinstellingen selecteren
U kunt het Afstandsbedieningspaneel gebruiken om
afdrukinstellingen te selecteren die mogelijk niet beschikbaar
zijn in sommige DOS-programma's. Afdrukinstellingen die u
selecteert vanuit een DOS-programma hebben voorrang op de
afdrukinstellingen die in het Afstandsbedieningspaneel zijn
geselecteerd.
Het Afstandsbedieningspaneel installeren
1 Kies Programma's in het menu Start van Windows.
2 Selecteer Samsung CLP-550 Series en vervolgens
Afstandsbedieningspaneel.
3 Het venster Hulpprogramma printerinstellingen biedt
u toegang tot alle informatie die u nodig hebt als u uw
printer gebruikt. Klik indien nodig op de andere tabbladen
bovenaan in het venster om toegang te krijgen tot andere
functies.
4 Klik op Verzenden als u klaar bent met het wijzigen van de
instellingen.
D.6 AFDRUKKEN VANUIT DOS-TOEPASSINGEN
De tabbladen van het
Afstandsbedieningspaneel
Het Afstandsbedieningspaneel geeft toegang tot de volgende
functies:
Het tabblad Afdrukken
Op dit tabblad kunt u algemene instellingen voor afdrukken
configureren.
• Papierformaat stelt het papierformaat in.
• Afdrukrichting bepaalt hoe de uitvoer op de pagina wordt
afgedrukt.
• Papierbak stelt de standaardpapierlade in.
• Auto CR bepaalt hoe de printer een Enter-teken uitvoert.
• Exemplaren stelt het aantal af te drukken exemplaren af.
• Kwaliteit specificeert de afdrukkwaliteit.
• Marge stelt de boven- en linkermarge van het
afdrukmateriaal in.
AFDRUKKEN VANUIT DOS-TOEPASSINGEN
D.7
D
Het tabblad Configureren
U kunt verschillende printerfuncties configureren.
• Emulatie selecteert de emulatie voor het afdrukken van een
document. De standaardinstelling is Automatisch.
• Energiebesparen bepaalt hoelang de printer na het
afdrukken van een taak wacht voordat de
energiebesparingsmodus wordt geactiveerd. Als de printer
frequent wordt gebruikt, selecteert u Uit. De printer staat
dan steeds klaar om af te drukken met een minimale
opwarmtijd. De printer verbruikt dan wel meer stroom.
• Automatisch doorgaan bepaalt hoe de printer reageert als
de multifunctionele lade leeg is op het moment dat u een
afdruktaak voor handmatige invoer naar de printer stuurt. Als
dit selectievakje is ingeschakeld, neemt de printer na vijftien
seconden het papier uit de lade. In het andere geval wacht de
printer tot u papier in de multifunctionele lade plaatst.
• Herstel storings bepaalt hoe de printer reageert wanneer
papier vastloopt. Als dit selectievakje is uitgeschakeld, zal de
printer een vastgelopen pagina niet opnieuw afdrukken. Als
dit selectievakje is ingeschakeld, bewaart de printer een
kopie van een afgedrukte pagina in het geheugen tot hij het
signaal krijgt dat de pagina de printer heeft verlaten. De
printer drukt alle vastgelopen pagina's opnieuw af.
D.8 AFDRUKKEN VANUIT DOS-TOEPASSINGEN
Het tabblad Afdruktaak
U kunt opties instellen waarmee u de kwaliteit van uw
afdruktaak kunt verbeteren.
• Papiersoort geeft de printer informatie over het type papier
dat voor een afdruktaak moet worden gebruikt. Voor een
optimaal resultaat stelt u deze optie in op het type papier dat
u in de lade van de printer hebt geplaatst. Als u normaal
papier gebruikt, stelt u deze optie in op Printerstandaard.
• Time-out bepaalt hoeveel seconden de printer zal wachten
voordat hij de laatste pagina afdrukt van een afdruktaak die
niet eindigt met een opdracht om de pagina af te drukken of
met een paginadoorvoerteken. U kunt deze optie instellen
van 0 tot 300 seconden.
AFDRUKKEN VANUIT DOS-TOEPASSINGEN
D.9
D
Het tabblad Test
Via dit tabblad kunt u een residente pagina afdrukken om de
prestaties van uw printer te testen.
• Zelftest drukt een configuratiepagina af. Er wordt een lijst
afgedrukt van de standaardinstellingen van de gebruiker en
de beschikbare hoeveelheid printergeheugen.
• Demopagina drukt een voorbeeldpagina af. Deze pagina
toont de printerfuncties en -specificaties.
D.10 AFDRUKKEN VANUIT DOS-TOEPASSINGEN
Het tabblad Kleur
Op dit tabblad kunt u opties instellen waarmee u de kwaliteit van
de kleurenprinter kunt verbeteren.
• Kalibratie biedt u de mogelijkheid om de printer te
kalibreren voor een optimale afdrukkwaliteit. Auto kalibreert
de printer automatisch voor een optimale afdrukkwaliteit van
kleurendocumenten.
• Aangepaste kleur past een specifiek kleurcontrast
individueel aan. Printerstandaard optimaliseert de kleuren
automatisch. Handmatige aanpassing biedt u de
mogelijkheid om het geselecteerde kleurcontrast voor elke
cassette handmatig aan te passen.
AFDRUKKEN VANUIT DOS-TOEPASSINGEN D.11
D
Het tabblad PCL
Op dit tabblad kunt u diverse instellingen voor PCL-emulatie
configureren.
• Letterbeeld biedt u de mogelijkheid om het gewenste
letterbeeld te selecteren. Deze instelling wordt genegeerd als
de softwaretoepassing een lettertype specificeert.
• Tekenset bepaalt de tekenset. Een tekenset is een reeks
alfanumerieke en numerieke tekens, interpunctietekens en
speciale symbolen die worden gebruikt voor het afdrukken
met een geselecteerd lettertype.
• Letterafstand stelt de lettertypepitch in (alleen als u een
schaalbaar niet-proportioneel lettertype hebt geselecteerd).
Pitch verwijst naar het aantal niet-proportionele tekens in één
horizontale inch.
• Puntgrootte stelt de puntgrootte in (alleen als u een
schaalbaar typografisch lettertype hebt geselecteerd).
Puntgrootte verwijst naar de hoogte van de tekens. Eén punt
stemt ongeveer overeen met 1/72 van een inch. U kunt een
puntgrootte van 4,0 tot 999,75 selecteren in stappen van
0,25 punten.
• Regels per pagina stelt het aantal regels in dat op elke
pagina wordt afgedrukt. De instelling kan variëren van 5 tot
128 regels per pagina.
• Courier bepaalt het Courier-lettertype; Normaal of Donker.
• Lettertype-lijst drukt een lijst af van alle lettertypen die
beschikbaar zijn voor PCL-emulatie.
D.12 AFDRUKKEN VANUIT DOS-TOEPASSINGEN
Het tabblad PS 3
U kunt diverse instellingen voor PostScript 3-emulatie
configureren.
• Lettertype-lijst biedt u de mogelijkheid om de voorbeeldlijst
van PostScript-lettertypen af te drukken.
• Foutgegevens afdrukken bepaalt of de printer al dan niet
een foutinformatiepagina afdrukt wanneer tijdens de
verwerking van de taak een fout optreedt. Selecteer Aan als
u wilt dat deze pagina wordt afgedrukt, of selecteer Uit als u
niet wilt dat deze pagina wordt afgedrukt.
AFDRUKKEN VANUIT DOS-TOEPASSINGEN D.13
D
MEMO
D.14 AFDRUKKEN VANUIT DOS-TOEPASSINGEN
E
UW PRINTER GEBRUIKEN
IN EEN NETWERK
Als u in een netwerkomgeving werkt, kan de printer worden
gedeeld door andere gebruikers op het netwerk.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
• Informatie over het delen van de printer op een
netwerk
• Een lokaal gedeelde printer instellen
• Een netwerkprinter instellen
OPMERKING: Als u een CLP-550 hebt, moet u een optionele
netwerkkaart installeren. Voor meer informatie verwijzen we
naar Bijlage F, 'Printeropties installeren'.
Informatie over het delen van de
printer op een netwerk
Als u in een netwerkomgeving werkt, kunt u uw printer op het
netwerk aansluiten.
Lokaal gedeelde printer
U kunt de printer rechtstreeks aansluiten op een geselecteerde
computer, die de hostcomputer op het netwerk wordt genoemd.
De printer kan dan door andere gebruikers op het netwerk
worden gedeeld via een Windows 9x/Me/XP/NT 4.0/2000netwerkprinterverbinding.
Printer aangesloten op een bedraad netwerk
Een CLP-550N-printer heeft een ingebouwde netwerkinterface.
Voor meer informatie over de aansluiting van uw printer op een
netwerk verwijzen we naar pagina F.12.
Als u een CLP-550-printer wilt gebruiken als een netwerkprinter,
moet u in uw printer een optionele netwerkkaart installeren.
Zie pagina F.8 voor informatie over het installeren van de kaart.
Printer aangesloten op een draadloos netwerk
Om uw printer te gebruiken in een draadloos netwerk, moet u in
uw printer een optionele interfacekaart voor een
bedraad/draadloos netwerk installeren. Zie pagina F.8.
Afdrukken over een netwerk
U moet de printersoftware van de CLP-550 installeren op elke
computer die documenten afdrukt op de printer, ongeacht het
feit of de printer lokaal aangesloten is of opgenomen is in een
netwerk.
E.2
UW PRINTER GEBRUIKEN IN EEN NETWERK
Een lokaal gedeelde printer
instellen
In Windows 95/98/Me
De hostcomputer instellen
1 Start Windows.
2 Klik op de knop Start van Windows, kies Instellingen, klik
op Configuratiescherm en dubbelklik op het pictogram
Netwerk.
3 Schakel het selectievakje Bestands- en printerdeling in
en klik op OK. Sluit het venster.
4 Klik in het menu Start op Instellingen, klik op Printers
en dubbelklik op de naam van uw printer.
5 Selecteer Eigenschappen in het menu Printer.
6 Klik op het tabblad Delen en schakel het selectievakje
Gedeeld als in. Vul het veld Share-naam in en klik op OK.
De clientcomputer instellen
1 Klik met de rechtermuisknop op de knop Start van
Windows en kies Verkennen.
2 Open uw netwerkmap in de linkerkolom.
3 Klik met de rechtermuisknop op de sharenaam en kies
Printerpoort toewijzen.
4 Selecteer de gewenste poort, schakel het selectievakje
Opnieuw verbinding maken bij aanmelden in, en klik
op OK.
5 Klik op de knop Start van Windows en klik
achtereenvolgens op Instellingen en Printers.
E
6 Dubbelklik op het pictogram van uw printer.
7 Kies Eigenschappen in het menu Printer.
8 Selecteer de printerpoort op het tabblad Details en klik
op OK.
UW PRINTER GEBRUIKEN IN EEN NETWERK
E.3
In Windows NT 4.0/2000/XP
De hostcomputer instellen
1 Start Windows.
2 In Windows NT 4.0/2000: Klik op de knop Start van
Windows en klik achtereenvolgens op Instellingen
en Printers.
In Windows XP: Selecteer Printers en faxapparaten in
het menu Start.
3 Dubbelklik op het pictogram van uw printer.
4 Kies Delen in het menu Printer.
5 In Windows NT 4.0: Schakel het selectievakje Gedeeld in.
In Windows 2000: Schakel het selectievakje Gedeeld als in.
In Windows XP: Schakel het selectievakje Deze printer
delen in.
6 In Windows NT 4.0: Vul het veld Share-naam in en klik
op OK.
In Windows 2000/XP: Vul het veld Share-naam in en klik
op OK.
E.4
UW PRINTER GEBRUIKEN IN EEN NETWERK
De clientcomputer instellen
1 Klik met de rechtermuisknop op de knop Start van
Windows en kies Verkennen.
2 Open uw netwerkmap in de linkerkolom.
3 Klik op de sharenaam.
4 In Windows NT 4.0/2000: Klik op de knop Start van
Windows en kies achtereenvolgens Instellingen en
Printers.
In Windows XP: Selecteer Printers en faxapparaten in
het menu Start.
5 Dubbelklik op het pictogram van uw printer.
6 Kies Eigenschappen in het menu Printer.
7 Klik op Poort toevoegen op het tabblad Poorten.
8 Selecteer Lokale poort en klik op Nieuwe poort.
9 Vul het vak Geef een poortnaam op in en voer de sharenaam in.
10 Klik op OK en vervolgens op Sluiten.
11 In Windows NT 4.0: Klik op OK.
In Windows 2000/XP: Klik op Toepassen en klik op OK.
E
UW PRINTER GEBRUIKEN IN EEN NETWERK
E.5
Een netwerkprinter instellen
U moet de netwerkprotocollen instellen op de printer die u wilt
gebruiken als uw netwerkprinter. Protocollen kunnen worden
ingesteld via het meegeleverde netwerkprogramma. Zie de
handleiding van SyncThru.
U kunt de basisnetwerkparameters configureren via het
bedieningspaneel van de printer. Via het bedieningspaneel van
de printer kunt u:
• een netwerkconfiguratiepagina afdrukken
• netwerkprotocollen (AppleTalk, IPX/SPX) in- en uitschakelen
• TCP/IP configureren
• IPX-frametypen configureren
Netwerkparameters configureren via het
bedieningspaneel
Ondersteunde besturingssystemen
OPMERKING: Mogelijk ondersteunt de netwerkkaart andere
besturingssystemen dan de printer. De volgende tabel vermeldt de
door de printer ondersteunde netwerkomgevingen.
Item
•
•
•
•
•
E.6
Vereisten
Netwerkinterface
10/100 Base-TX (standaard voor
CLP-550N) of 802.11b Draadloos LAN
Netwerkbesturingssysteem
• Novell NetWare 4.x, 5.x, 6.x
• Windows 95/98/Me/NT 4.0/2000/XP
• Unix AT&T, BSD4.3, HP-UX,
SUN OS, SOLARIS, SCO
• Verscheidene Linuxbesturingssystemen
• Mac OS 8.6~9.2/10.1~10.3
Netwerkprotocollen
•
•
•
•
Dynamic Addressing
Server
DHCP, BOOTP
Netware IPX/SPX
TCP/IP, DLC/LLC op Windows
Port9100 op Unix, Linux
Apple EtherTalk (802.3)
IPX/SPX: Internet Packet eXchange/Sequenced Packet eXchange
TCP/IP: Transmission Control Protocol/Internet Protocol
DLC/LLC: Data Link Control/Logical Link Control
DHCP: Dynamic Host Configuration Protocol
BOOTP: Bootstrap Protocol
UW PRINTER GEBRUIKEN IN EEN NETWERK
Een netwerkconfiguratiepagina afdrukken
De netwerkconfiguratiepagina geeft weer hoe de
netwerkinterfacekaart van uw printer is geconfigureerd. De voor
de meeste toepassingen geschikte standaardinstellingen zijn
ingeschakeld.
1 Druk in de modus Gereed op de toets Menu (
) tot op de
onderste regel van het display 'Network' verschijnt.
2 Druk op de toets Enter (
3 Druk op
of
) om het menu te openen.
tot op de onderste regel 'Print Net CFG'
verschijnt.
4 Druk op de toets Enter (
).
De netwerkconfiguratiepagina wordt afgedrukt.
Netwerkprotocollen instellen
Wanneer u de printer voor de eerste keer installeert, zijn alle
ondersteunde netwerkprotocollen ingeschakeld wanneer u de
printer inschakelt. Als een netwerkprotocol is ingeschakeld, kan
de printer actief verzenden over het netwerk, zelfs als het
protocol niet in gebruik is. Dit kan het netwerkverkeer lichtjes
verhogen. Om onnodig verkeer te elimineren, kunt u
ongebruikte protocollen uitschakelen.
1 Druk in de modus Gereed op de toets Menu (
) tot op de
onderste regel van het display 'Network' verschijnt. Druk op
de toets Enter ( ) om het menu te openen.
2 Druk op de toets Enter (
'Config Network' verschijnt.
) wanneer op de onderste regel
3 Druk op
of
tot 'Yes' verschijnt, en druk vervolgens op
de toets Enter ( ). Druk vervolgens op de toets
Upper Level ( ).
4 Druk op een van de bladertoetsen (
of
) tot op de
onderste regel het gewenste protocol verschijnt.
U kunt 'AppleTalk' of 'Netware' kiezen.
5 Druk op de toets Enter (
).
E
6 Druk op
of
om de instelling te wijzigen in 'On'
(inschakelen) of 'Off' (uitschakelen).
7 Druk op de toets Enter (
) om uw keuze op te slaan.
8 Druk op de toets On Line/Continue (
keren naar de modus Gereed.
) om terug te
UW PRINTER GEBRUIKEN IN EEN NETWERK
E.7
TCP/IP configureren
Uw printer kan worden ingesteld op verschillende TCP/IPnetwerken. U kunt op verschillende wijzen een TCP/IP-adres
toewijzen aan uw printer, afhankelijk van uw netwerk.
• Statische adressering: Het TCP/IP-adres wordt handmatig
toegewezen door de systeembeheerder.
• Dynamische adressering BOOTP/DHCP (standaard): Het
TCP/IP-adres wordt automatisch toegewezen door de server.
Statische adressering
Als u het TCP/IP-adres wilt invoeren via het bedieningspaneel
van uw printer, gaat u als volgt te werk:
1 Druk in de modus Gereed op de toets Menu (
) tot op de
onderste regel van het display 'Network' verschijnt. Druk op
de toets Enter ( ) om het menu te openen.
2 Druk op de toets Enter (
'Config Network' verschijnt.
) wanneer op de onderste regel
3 Druk op
of
tot 'Yes' verschijnt, en druk vervolgens
op de toets Enter ( ).
4 Druk op de toets Upper Level (
de bladertoets (
).
5 Druk op de toets Enter (
verschijnt.
) en druk vervolgens op
) wanneer 'Config TCP'
6 Druk op
of
tot 'Yes' verschijnt, en druk vervolgens
op de toets Enter ( ).
7 Druk op de toets Upper Level (
de bladertoets (
).
8 Druk op de toets Enter (
verschijnt.
) en druk vervolgens op
) wanneer 'IP Get Method'
9 Druk op
of
tot 'Static' verschijnt, en druk vervolgens
op de toets Enter ( ).
10 Druk op de toets Upper Level (
de bladertoets (
E.8
UW PRINTER GEBRUIKEN IN EEN NETWERK
).
) en druk vervolgens op
11 Druk op de toets Enter (
menu 'IP Address'.
) om toegang te krijgen tot het
Een IP-adres bestaat uit 4 bytes.
Voer voor elke byte een
getal tussen 0 en 255 in.
12 Druk op een van de bladertoetsen (
of
) om een getal
tussen 0 en 255 in te voeren, en druk op de toets Enter
( ).
13 Herhaal stap 12 om het adres volledig in te voeren. U moet
voor elk van de 4 bytes een getal invoeren.
14 Als u andere parameters wilt selecteren, zoals het
subnetmasker of de gateway, drukt u op een van de
bladertoetsen (
of
). Druk op de toets Enter (
).
15 Herhaal stap 12 en 13 om de overige TCP/IP-parameters te
configureren.
16 Druk op de toets On Line/Continue (
keren naar de modus Gereed.
) om terug te
Dynamische adressering (BOOTP/DHCP)
Als u wilt dat het TCP/IP-adres automatisch door de server
wordt toegewezen, gaat u als volgt te werk:
1 Druk in de modus Gereed op de toets Menu (
) tot op de
onderste regel van het display 'Network' verschijnt. Druk op
de toets Enter ( ) om het menu te openen.
2 Druk op de toets Enter (
) wanneer op de onderste regel
'Config Network' verschijnt.
3 Druk op
of
tot 'Yes' verschijnt, en druk vervolgens
op de toets Enter ( ).
4 Druk op de toets Upper Level (
de bladertoets (
) en druk vervolgens op
).
UW PRINTER GEBRUIKEN IN EEN NETWERK
E.9
E
5 Druk op de toets Enter (
verschijnt.
) wanneer 'Config TCP'
6 Druk op
of
tot 'Yes' verschijnt, en druk vervolgens
op de toets Enter ( ).
7 Druk op de toets Upper Level (
de bladertoets (
) en druk vervolgens op
).
8 Druk op de toets Enter (
verschijnt.
) wanneer 'IP Get Method'
9 Druk op
of
tot 'DHCP' verschijnt, en druk vervolgens
op de toets Enter ( ).
10 Om het adres te laten toewijzen door de BOOTP-server,
drukt u op de toets Enter (
) wanneer 'BOOTP' verschijnt.
11 Druk op de toets On Line/Continue (
keren naar de modus Gereed.
) om terug te
IPX-frametypen configureren
Op IPX/SPX-protocolnetwerken (bijv. Novell NetWare) moet de
opmaak van de netwerkcommunicatieframes worden
gespecificeerd voor de printer. In de meeste gevallen kunt u de
standaardinstelling 'Auto' behouden. Indien nodig kunt u de
frametype-opmaak echter handmatig instellen.
• Auto (standaard): Detecteert het frametype automatisch en
beperkt het tot het eerst gedetecteerde frametype.
• EN_8023: Beperkt het frametype tot IPX over
IEEE 802.3-frames. Alle andere worden genegeerd.
• EN_II: Beperkt het frametype tot IPX over Ethernet-frames.
Alle andere worden genegeerd.
• EN_8022: Beperkt het frametype tot IPX over IEEE 802.2
met IEEE 802.3-frames. Alle andere worden genegeerd.
• EN_SNAP: Beperkt het frametype tot IPX over SNAP met
IEEE 802.3-frames. Alle andere worden genegeerd.
Merk op dat het IPX/SPX-protocol moet worden ingeschakeld in
het menu Netware voordat u frametypen kunt configureren.
Zie 'Netwerkprotocollen instellen' op pagina E.7.
E.10 UW PRINTER GEBRUIKEN IN EEN NETWERK
Volg de onderstaande stappen om de frametype-opmaak te
wijzigen:
1 Druk in de modus Gereed op de toets Menu (
) tot op de
onderste regel van het display 'Network' verschijnt. Druk op
de toets Enter ( ) om het menu te openen.
2 Druk op de toets Enter (
) wanneer op de onderste regel
'Config Network' verschijnt.
3 Druk op
of
tot op de onderste regel 'Yes' verschijnt.
Druk op de toets Enter ( ).
4 Druk op de toets Upper Level (
).
5 Druk op
of
tot op de onderste regel 'Netware'
verschijnt. Druk op de toets Enter ( ).
6 Druk op de toets Enter (
) wanneer 'On' verschijnt.
7 Druk op de toets Upper Level (
de bladertoets (
) en druk vervolgens op
).
8 Druk op de toets Enter (
) wanneer 'Config Netware'
verschijnt.
9 Druk op
of
tot op de onderste regel 'Yes' verschijnt.
Druk op de toets Enter ( ).
10 Druk op de toets Upper Level (
de bladertoets (
).
11 Druk op de toets Enter (
verschijnt.
) en druk vervolgens op
) wanneer 'IPX Frame Type'
12 Druk op een van de bladertoetsen (
of
) tot het
gewenste frametype verschijnt, en druk vervolgens op de
toets Enter ( ).
13 Druk op de toets On Line/Continue (
keren naar de modus Gereed.
) om terug te
E
UW PRINTER GEBRUIKEN IN EEN NETWERK E.11
De netwerkconfiguratie opnieuw instellen
U kunt de netwerkconfiguratie opnieuw instellen op de
standaardinstellingen.
1 Druk in de modus Gereed op de toets Menu (
) tot op de
onderste regel van het display 'Network' verschijnt.
2 Druk op de toets Enter (
3 Druk op
verschijnt.
of
) om het menu te openen.
tot op de onderste regel 'Default Set'
4 Druk op de toets Enter (
) om de selectie te bevestigen.
Het draadloze netwerk configureren
Zie de aanwijzingen waarmee de optionele interfacekaart voor
een draadloos netwerk werd geleverd.
Configureer de draadloze netwerkomgevingen.
U kunt de draadloze netwerkomgevingen gemakkelijk
configureren via het programma SetIP in Windows. Zie de
handleiding Draadloos netwerk.
Om de instellingen voor het draadloze netwerk te configureren:
1 Druk in de modus Gereed op de toets Menu (
) tot op de
onderste regel van het display 'Network' verschijnt. Druk op
de toets Enter ( ) om het menu te openen.
2 Druk op de toets Enter (
) wanneer op de onderste regel
'Config Network' verschijnt.
3 Druk op
of
tot op de onderste regel 'Yes' verschijnt.
Druk op de toets Enter ( ).
4 Druk op de toets Upper Level (
).
5 Druk op
of
tot op de onderste regel 'Config 802.11b'
verschijnt. Druk op de toets Enter ( ).
6 Druk op
of
tot op de onderste regel 'Yes' verschijnt.
Druk op de toets Enter ( ).
E.12 UW PRINTER GEBRUIKEN IN EEN NETWERK
U kunt de volgende items configureren:
• SSID: Als u 'Search List' selecteert, zoekt de draadlozenetwerkkaart van uw printer naar draadloze netwerken in de
omgeving, waarna de resultaten worden weergegeven in een
lijst. Maak uw keuze in de lijst. U kunt 'Operation Mode' en
'Channel' niet wijzigen. Als u 'Custom' selecteert in de lijst,
kunt u de instellingen voor het draadloze netwerk naar wens
configureren en kunt u een naam van maximaal 32 letters
opgeven voor uw aangepaste instelling. 'SSID' is
hoofdlettergevoelig, dus wees voorzichtig wanneer u
wijzigingen aanbrengt. Zoek het gewenste alfabet met behulp
van de bladertoetsen en druk op de toets Enter ( ).
Wanneer de cursor naar het volgende invoerveld springt,
voert u de volgende letters in op dezelfde wijze als de eerste
letter. Nadat u de laatste letter van de naam hebt ingevoerd,
drukt u nogmaals op de toets Enter ( ) om de id op te
slaan. Het sleutelnummer voor de coderingssleutel wordt op
dezelfde wijze als letters ingevoerd.
• Werkingsmodus: De modus 'Ad-hoc' laat de draadloze
apparaten toe direct met elkaar te communiceren. Dit is de
standaardwerkingsmodus voor de afdrukserver.
Als uw netwerk een toegangspunt gebruikt, moet u de
werkingsmodus opnieuw configureren in 'InfraStructure'. De
modus 'InfraStructure' laat zowel draadloze als niet-draadloze
computers toe bestanden naar de printer te sturen via een
toegangspunt.
Als u 'Auto' selecteert, selecteert de afdrukserver telkens
wanneer hij opstart automatisch de werkingsmodus op basis
van de netwerkkabelverbinding. Als een netwerkkabel wordt
gedetecteerd, schakelt de afdrukserver over naar de modus
'Ad-hoc'. In het andere geval wordt overgeschakeld naar de
modus 'InfraStructure'.
• Channel: Deze optie is alleen beschikbaar in de modus
'Ad-hoc'. In de meeste gevallen hoeft u deze instelling niet te
wijzigen. De afdrukserver zal op alle beschikbare kanalen
zoeken naar het opgegeven netwerk en zal zijn kanaal
aanpassen aan het gedetecteerde kanaal. De
standaardinstelling is 10.
• Authentication: 'Open System' of 'Shared Key'. De
Samsung-afdrukserver is niet geconfigureerd voor
netwerkverificatie (Open System). Indien uw netwerk dit
vereist, moet de juiste verificatiemethode worden
geconfigureerd op de afdrukserver.
• Encryption: No data Encryption, 64 bits of 128 bits. De
standaardinstelling is Geen gegevenscodering. Als uw
netwerk gebruik maakt van 'WEP'-coderingssleutels, moet u
de coderingssleutels configureren. U kunt maximaal vier
sleutels configureren. De actieve sleutel moet
overeenstemmen met de waarde en actieve sleutelpositie
(bijv. Key 1) die is geconfigureerd op andere draadloze
apparaten.
UW PRINTER GEBRUIKEN IN EEN NETWERK E.13
E
- Using Key: Selecteer de sleutel die in uw netwerk moet
worden gebruikt.
- Key Type: Selecteer het type sleutel van uw netwerk.
- Key 1, Key 2, Key 3, Key 4: Voer het sleutelnummer
voor 'Encryption' in. U kunt het nummer als volgt
invoeren:
Hexadecimaal
Alfanumeriek
64-bits WEP
10 cijfers
5 tekens
128-bits WEP
26 cijfers
13 tekens
E.14 UW PRINTER GEBRUIKEN IN EEN NETWERK
F
PRINTEROPTIES
INSTALLEREN
Uw printer is een laserprinter met talrijke functies en is
optimaal afgestemd op het merendeel van uw
afdrukbehoeften. Samsung is er zich echter van bewust dat
elke gebruiker andere eisen stelt en biedt daarom
verscheidene opties aan waarmee u de mogelijkheden van
uw printer kunt uitbreiden.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
• Printergeheugen installeren
• Een netwerkkaart installeren
• Een optionele lade installeren
Printergeheugen installeren
Uw printer heeft een sleuf voor DIMM's (dual in-line memory
modules). Via deze DIMM-sleuf kunt u het geheugen van uw
printer uitbreiden.
OPMERKING: Uw printer heeft 64 MB geheugen (128 MB voor de
CLP-550N), dat kan worden uitgebreid tot 320 MB (384 MB voor de
CLP-550N). Gebruik alleen een door Samsung goedgekeurde
DIMM: artikelnummer ML-00MC (64 MB), ML-00MD (128 MB) of
ML-00ME (256 MB). Neem contact op met uw Samsung-verkoper.
OPGELET: DIMM's kunnen worden beschadigd als gevolg van
statische elektriciteit. Draag een antistatische polsband of raak
regelmatig het oppervlak van de antistatische verpakking van de
DIMM aan en raak vervolgens het blote metaal op de printer aan
voordat u een DIMM aanraakt of wanneer u een DIMM plaatst.
1 Schakel de printer uit en trek alle kabels uit de printer.
2 Om de klep van het moederbord te verwijderen, drukt u op
de nokjes aan de bovenkant.
F.2
PRINTEROPTIES INSTALLEREN
3 Verwijder de twee schroeven die de metalen plaat
vasthouden, en verwijder vervolgens de metalen klep
(zie afbeelding).
4 Zoek de DIMM-sleuf (de bovenste sleuf) op het
moederbord.
DIMM
5 Open de hendel aan weerszijden van de DIMM-sleuf
volledig.
F
PRINTEROPTIES INSTALLEREN
F.3
6 Neem de DIMM uit de antistatische verpakking. Aan de
onderkant van de DIMM bevinden zich uitlijningsinkepingen.
Inkepingen
Aansluitings
punten
OPMERKING: Raak de verbindingspunten langs de rand van de
DIMM niet aan.
7 Houd de DIMM vast aan de randen en plaats de inkepingen
op de DIMM tegenover de inkepingen aan de bovenkant van
de DIMM-sleuf.
8 Duw de uiteinden van de DIMM in de sleuven op de hendels.
F.4
PRINTEROPTIES INSTALLEREN
9 Duw de DIMM stevig aan om er zeker van te zijn dat hij
volledig in de sleuf zit. De hendels aan weerszijden worden
automatisch vergrendeld.
OPMERKING: Als u problemen hebt om de DIMM te plaatsen of
de hendels te sluiten, controleert u nog eens of de inkepingen aan
de onderkant van de DIMM wel op één lijn liggen met de
inkepingen in de DIMM-sleuf.
10 Breng de metalen klep opnieuw aan zoals hieronder
afgebeeld en draai de twee schroeven die u in stap 3 hebt
verwijderd vast.
F
PRINTEROPTIES INSTALLEREN
F.5
11 Breng de klep van het moederbord opnieuw aan.
12 Sluit het netsnoer en de printerkabel opnieuw aan en zet de
printer aan.
OPMERKING: Nadat u de DIMM hebt geïnstalleerd, moet u deze
in de printereigenschappen van het PostScriptprinterstuurprogramma selecteren zodat u de DIMM kunt
gebruiken met uw printer:
1. Klik op de knop Start van Windows.
2. In Windows 95/98/Me/NT 4.0/2000: Klik achtereenvolgens op
Instellingen en Printers.
In Windows XP: Kies Printers en faxapparaten.
3. Selecteer de Samsung CLP-550 Series PS-printer.
4. Klik met de rechtermuisknop op het printerpictogram en kies
Eigenschappen.
5. In Windows 95/98/Me: selecteer het tabblad Apparaatopties.
In Windows NT 4.0/2000/XP: selecteer het tabblad
Apparaatinstelling.
6. Selecteer de geïnstalleerde DIMM in Installeerbare opties en
klik op OK.
In Windows 98: selecteer Installeerbare opties ->
VMOption -> wijzig instelling voor: VMOption -> wijzig
geheugen.
F.6
PRINTEROPTIES INSTALLEREN
Geheugen verwijderen
1 Volg stappen 1 tot en met 3 op pagina F.2 om toegang te
krijgen tot het moederbord.
2 Duw de hendels aan weerszijden van de DIMM-sleuf weg
van de DIMM.
3 Plaats de DIMM in zijn oorspronkelijke verpakking of wikkel
de DIMM in aluminiumfolie en bewaar hem in een doos.
4 Ga verder met stap 9 op pagina F.5.
F
PRINTEROPTIES INSTALLEREN
F.7
Een netwerkkaart installeren
OPMERKING: Als u een kaart voor een draadloos of bedraad
netwerk koopt, is in sommige landen de op de kaart aangesloten
antenne niet gescheiden van de kaart.
Om uw printer te kunnen gebruiken in een netwerk, moet hij
uitgerust zijn met een netwerkkaart.
De CLP-550N heeft een ingebouwde netwerkkaart. Als u een
CLP-550 hebt, moet u een optionele netwerkkaart installeren.
Als u de printer zowel in een bedraad als in een draadloos
netwerk wilt gebruiken, moet u een optionele kaart voor een
bedraad/draadloos netwerk installeren.
Controleer of er niets ontbreekt in het pakket van de optionele
netwerkkaart.
alleen CLP-550
CLP-550, CLP-550N
Ethernet 10/100 Base TX
(intern)
Ethernet 10/100 Base TX +
802.11b Draadloos LAN (intern)
Bestelnummer: ML-00NC
Bestelnummer: ML-00LC
Netwerkkaart, cd-rom van
SyncThru en beknopte
handleiding van SyncThru
Draadloze-netwerkkaart, cd-rom
van SyncThru, beknopte
handleiding van SyncThru en
beknopte handleiding Draadloos
1 Schakel de printer uit en trek alle kabels uit de printer.
F.8
PRINTEROPTIES INSTALLEREN
2 Om de klep van het moederbord te verwijderen, drukt u op
de nokjes aan de bovenkant.
3 Verwijder de twee schroeven die de metalen plaat
vasthouden en verwijder vervolgens de metalen klep zoals
afgebeeld.
4 Duw op de opening met behulp van een voorwerp met een
scherpe punt.
F
PRINTEROPTIES INSTALLEREN
F.9
Als u de netwerkkaart vervangt door een nieuwe kaart,
verwijdert u de twee schroeven en de oude kaart.
5 Plaats de connector op de netwerkkaart tegenover de
connector op het moederbord. Zorg ervoor dat de
aansluitingen op de kaart door de gaten gaan. Duw de kaart
stevig in de connector tot ze volledig op haar plaats zit.
6 Draai de twee schroeven vast.
F.10 PRINTEROPTIES INSTALLEREN
7 Breng de metalen klep opnieuw aan zoals hieronder
afgebeeld en draai de twee schroeven die u in stap 3 hebt
verwijderd vast.
8 Breng de klep van het moederbord opnieuw aan.
F
PRINTEROPTIES INSTALLEREN F.11
9 Steek het ene uiteinde van de Ethernet-kabel in de
Ethernet-netwerkpoort van de printer en het andere
uiteinde in een netwerkaansluiting.
Naar de
netwerkaansluiting
10 Sluit de netwerkkabel aan, sluit het netsnoer opnieuw aan
en zet de printer aan.
OPMERKING: Voor informatie over de configuratie en het gebruik
van de printer in een netwerkomgeving verwijzen we naar de
handleiding die werd geleverd met de netwerkkaart. U kunt de
netwerkparameters ook configureren via het bedieningspaneel.
Zie pagina E.6.
F.12 PRINTEROPTIES INSTALLEREN
Een optionele lade installeren
U kunt de papiercapaciteit van uw printer verhogen door een
optionele lade 2 te installeren. Deze lade kan 500 vellen papier
bevatten.
1 Schakel de printer uit en trek alle kabels uit de printer.
2 Verwijder de verpakkingstape en het verpakkingsmateriaal
dat zich in de lade bevindt.
3 Kijk even waar de aansluiting en de
positioneringselementen van de optionele lade zich
bevinden.
F
PRINTEROPTIES INSTALLEREN F.13
4 Plaats de printer over de lade, waarbij u de voetjes van de
printer tegenover de positioneringselementen in de
optionele lade plaatst.
De grepen waarmee
u de printer optilt
bevinden zich
onderaan aan
weerszijden van de
printer.
OPGELET: Deze printer weegt 35 kg inclusief het
ontwikkelpatroon en de cassette. Wees voorzichtig wanneer u de
printer optilt of verplaatst. Verplaats de printer nooit alleen, maar
altijd met twee personen. Gebruik de grepen. Deze bevinden zich
op de plaats die is aangegeven op de afbeelding. Als één persoon
de printer tracht op te tillen, bestaat het risico dat hij een
rugblessure oploopt.
5 Plaats papier in de optionele lade. Zie 'Gebruik van de
optionele lade 2' op pagina 3.8 voor informatie over het
vullen van deze lade.
6 Sluit het netsnoer en de kabels opnieuw aan, en zet de
printer aan.
Als u een document afdrukt op het papier dat zich in lade 2
bevindt, moet u de eigenschappen van het
printerstuurprogramma configureren.
Om toegang te krijgen tot de eigenschappen van het
printerstuurprogramma:
1 Klik op de knop Start van Windows.
2 In Windows 95/98/Me/NT 4.0/2000: Klik achtereenvolgens
op Instellingen en Printers.
In Windows XP: Kies Printers en faxapparaten.
F.14 PRINTEROPTIES INSTALLEREN
3 Selecteer de printer Samsung CLP-550 Series.
4 Klik met de rechtermuisknop op het printerpictogram en:
In Windows 95/98/Me: Kies Eigenschappen.
In Windows NT 4.0/2000/XP: Selecteer Eigenschappen.
5 Klik op het tabblad Printer en selecteer Lade 2 in de
vervolgkeuzelijst Optionele lade.
6 Klik op OK en druk het document af.
F
PRINTEROPTIES INSTALLEREN F.15
MEMO
F.16 PRINTEROPTIES INSTALLEREN
G
SPECIFICATIES
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
• Specificaties van de printer
• Papierspecificaties
Specificaties van de printer
Item
Afdruksnelheid*
Specificaties en beschrijving
Zwart: maximaal 20 PPM voor A4 (21 PPM voor Letter);
Kleur: maximaal 5 PPM voor A4 (5 PPM voor Letter)
Dubbelzijdig: maximaal 9,6 IPM voor A4/Letter (zwart);
maximaal 5 IPM voor A4/Letter (kleur)
Resolutie
Maximale effectieve uitvoer van 1200 x 1200 dpi
Opwarmtijd
Minder dan 120 seconden
Tijd voor eerste pagina
15 seconden (zwart); 24 seconden (4 kleuren)
Voeding
AC 110 ~ 127 V (VS, Canada) / 220 ~ 240 V (Elders),
50 / 60 Hz
Stroomverbruik
Gemiddeld 450 W tijdens werking /
minder dan 30 W in de slaapstand
Minder dan 48 dBA (afdrukken in kleur)
Geluidsniveau**
Minder dan 49 dBA (afdrukken in zwart-wit)
Minder dan 40 dBA (stand-by)
Cassette met zwarte toner: 7.000 A4/Letter-pagina's bij een
dekking van 5%
Kleurentonercassette (geel/magenta/cyaan):
5.000 A4/Letter-pagina's bij een dekking van 5%
Gebruiksduur van
verbruiksartikelen
Beeldeenheid: Ca. 50.000 zwart-witpagina's (12.500
kleurenpagina's)***
Transportriem: Ca. 50.000 zwart-witpagina's (12.500
kleurenpagina's)***
Cassette voor gebruikte toner: Ca. 12.000 zwart-witpagina's
(3.000 kleurenpagina's)***
Afdrukvolume
Maandelijks: maximaal 35.000 zwart-witpagina's
Gewicht
32 kg (inclusief verbruiksartikelen)
Verpakkingsgewicht
Papier: 4,36 kg, Plastic: 1,48 kg
Buitenafmetingen
(B x D x H)
510 (B) x 470 (D) x 405 (H) mm
Bedrijfsvoorwaarden
Temperatuur: 15 ~ 32,5°C
Vochtigheid: 20 ~ 80%
Emulatie
PostScript 3, PCL6**** Compatibel
G.2 SPECIFICATIES
Item
Specificaties en beschrijving
CLP-550: 64 MB (max. 320 MB)
G
CLP-550N: 128 MB (max. 384 MB)
Geheugen
Optionele geheugenmodules van 64, 128 en 256 MB
verkrijgbaar
Gebruik alleen de door Samsung aanbevolen DIMM.
64 MB: ML-00MC; 128 MB: ML-00MD, 256 MB: ML-00ME
Lettertypen
136 PostScript3, 45 PCL5CE
CLP-550: USB 2.0, IEEE 1284 Parallel
Interface
Printerstuurprogramma's*****
Opties
CLP-550N: USB 2.0, IEEE 1284 Parallel,
Ethernet 10/100 Base TX
• PostScript-stuurprogramma: Windows 95/98/Me/NT 4.0/
2000/XP, verscheidene Linux-besturingssystemen,
Mac OS 8.6~9.2/10.1~10.3
• Printerstuurprogramma van Samsung zelf: Windows 95/
98/Me/NT 4.0/2000/XP
CLP-550: Ethernet 10/100 Base TX (intern), Ethernet 10/100
Base TX + 802.11b Draadloos LAN (intern)
CLP-550N: Ethernet 10/100 Base TX + 802.11b Draadloos
LAN (intern)
*De afdruksnelheid wordt beïnvloed door het besturingssysteem, de rekenkracht van de computer, de
toepassingssoftware, de verbindingsmethode, het type afdrukmedia, het formaat van de afdrukmedia en de
complexiteit van de afdruktaak.
**Geluidsdruk, ISO7779
***Kan worden beïnvloed door de omgevingsvoorwaarden, de afdrukfrequentie, het type afdrukmedia, het
formaat van de afdrukmedia en het feit of u in zwart-wit of kleuren afdrukt.
****Compatibel met PCL6 versie 2.1
*****Surf naar www.samsungprinter.com om de recentste softwareversie te downloaden.
SPECIFICATIES
G.3
Papierspecificaties
Overzicht
U kunt afdrukken op verscheidene afdrukmedia, zoals losse
vellen papier (inclusief papier dat voor 100% bestaat uit
gerecyclede vezels), enveloppen, etiketten, transparanten en
papier met speciale afmetingen. Eigenschappen zoals het
gewicht, de samenstelling, de vezel en het vochtgehalte zijn
belangrijke factoren die invloed hebben op de prestaties van de
printer en de kwaliteit van de afdrukken. Als u papier gebruikt
dat niet overeenstemt met de specificaties in deze handleiding,
kan dit de volgende problemen veroorzaken:
• een slechte afdrukkwaliteit
• een toename van het aantal papierstoringen
• voortijdige slijtage van de printer.
OPMERKINGEN:
• Het is mogelijk dat bepaalde soorten papier geen bevredigend
resultaat geven hoewel ze voldoen aan alle specificaties in deze
handleiding. Dit kan het gevolg zijn van een verkeerde
behandeling, een te hoge of te lage temperatuur of vochtigheid,
of andere factoren waarover Samsung geen controle heeft.
• Voordat u grote hoeveelheden papier koopt, controleert u of het
papier de in deze handleiding vermelde vereisten vervult.
OPGELET: Als u papier gebruikt dat niet in overeenstemming is
met deze specificaties, kan dit problemen veroorzaken die een
reparatie vereisen. Deze reparaties worden niet gedekt door de
garantie of onderhoudscontracten van Samsung.
G.4 SPECIFICATIES
Ondersteunde papierformaten
Lade1/
Lade2
Afmetingen*
Gewicht
Letter
216 x 279 mm
• bankpost van
60 tot 90 g/m2
voor enkelzijdige
afdrukken
• 250 vellen
bankpost van
75 g/m2 voor
lade 1
A4
210 x 297 mm
• bankpost van
75 tot 90 g/m2
voor dubbelzijdige
afdrukken
• 500 vellen
bankpost van
75 g/m2 voor
lade 2
Multifunctionele
Afmetingen*
lade
Minimaal formaat
(aangepast)
90 x 140 mm
Maximaal
formaat
(aangepast)
216 x 356 mm
Transparanten
Etiketten***
Enveloppen
Dezelfde
minimale en
maximale
papierformaten als
hierboven
vermeld.
Capaciteit**
Gewicht
Capaciteit**
bankpost van
60 tot 163 g/m2
100 vellen
bankpost
van 75 g/m2
Dikte:
0,10 x 0,14 mm
30 typisch
Dikte:
0,10 x 0,14 mm
10 typisch
tot 90 g/m2
maximaal 10
*De printer ondersteunt een groot aantal mediaformaten. Zie 'Afdrukken op
kaarten of andere formaten' op pagina 3.21.
**De capaciteit verschilt afhankelijk van het gewicht en de dikte van de media
en de omgevingsvoorwaarden.
***Gladheid: 100 tot 250 (Sheffield)
OPMERKING: Als u afdrukt op afdrukmedia met een lengte van
minder dan 140 mm, kunnen deze vastlopen. Voor een optimaal
resultaat dient u het papier op de juiste wijze te bewaren en te
behandelen. Zie 'Omgevingsvoorwaarden voor printer en
papieropslag' op pagina G.8.
SPECIFICATIES
G.5
G
Richtlijnen voor het gebruik van papier
U krijgt de beste resultaten als u normaal papier van 75 g/m2
gebruikt. Gebruik papier van goede kwaliteit dat onbeschadigd
is en geen afwijkingen vertoont (geen scheuren, uitsnijdingen,
vlekken, kreuken, ezelsoren, losse deeltjes, stof...).
Als u niet zeker weet welk type papier u hebt geplaatst (bijv.
bankpost of gerecycled papier), controleert u het etiket op de
verpakking.
De volgende problemen kunnen resulteren in een minder goede
afdrukkwaliteit, papierstoringen of zelfs beschadiging van de
printer.
Probleem met
papier
Oplossing
Slechte
afdrukkwaliteit of
slecht hechtende
toner, problemen
met de invoer
Te vochtig, te ruw,
te zacht of te veel
reliëf;
beschadigde partij
papier
Gebruik een ander type
papier, tussen 100 en
250 Sheffield, met een
vochtgehalte
tussen 4 en 5%.
Niet-bedrukte
delen,
papierstoringen,
krullen
Niet behoorlijk
bewaard
Bewaar papier
horizontaal in zijn
vochtbestendige
verpakking.
Grijze
achtergrondarcering/
printerslijtage
Te zwaar
Gebruik lichter papier,
open de achterste
uitvoerlade.
Het papier krult
wanneer het wordt
ingevoerd
Het papier is te
vochtig of heeft
een verkeerde
vezelrichting of te
korte vezels.
Gebruik papier met
lange vezels.
Papierstoringen,
schade aan de
printer
Het papier bevat
uitsnijdingen of
perforaties
Gebruik geen papier
met uitsnijdingen of
perforaties.
Problemen bij de
invoer
Ongelijke randen
Gebruik papier van
goede kwaliteit.
Symptoom
OPMERKINGEN:
• Gebruik geen papier met briefhoofd dat bedrukt is met
lagetemperatuurinkten, zoals deze die worden gebruikt bij
bepaalde soorten thermografie.
• Gebruik geen gebosseleerd briefhoofdpapier of briefhoofdpapier
met reliëf.
• De printer gebruikt warmte en druk om toner op het papier te
fixeren. Controleer of de inkt van gekleurd papier of
voorbedrukte formulieren gedurende 0,1 seconde bestand is
tegen een fixeertemperatuur van 180°C.
G.6 SPECIFICATIES
Papierspecificaties
Categorie
G
Specificaties
Zuurgehalte
pH van 5,5 ~ 8,0
Dikte
0,094 ~ 0,18 mm
Krul in riem
Vlak binnen 5 mm
Snijkant
Gesneden met scherpe messen zonder
zichtbare rafels.
Fixeercompatibiliteit
Mag niet verschroeien, smelten, afgeven
of gevaarlijke emissies vrijgeven bij
opwarming tot 180°C gedurende
0,1 seconde.
Vezel
Lange vezel
Vochtgehalte
4% tot 6% volgens gewicht
Gladheid
100 tot 250 Sheffield
Papieruitvoercapaciteit
Uitvoerlade
Te bedrukken zijde
omlaag
Capaciteit
250 vellen bankpost van 75 g/m2
Papierinvoercapaciteit
Invoerlade
Capaciteit
Cassette
250 vellen bankpost van 75 g/m2
Multifunctionele lade
100 vellen bankpost van 75 g/m2
Optionele lade
500 vellen bankpost van 75 g/m2
SPECIFICATIES
G.7
Omgevingsvoorwaarden voor printer en
papieropslag
De omgevingsvoorwaarden waarin het papier wordt bewaard
hebben rechtstreeks invloed op de invoer van het papier in de
printer.
Stel de printer op en bewaar het papier bij kamertemperatuur in
een ruimte die niet te droog of te vochtig is. Papier absorbeert
en verliest vocht snel.
De combinatie van warmte en vocht beschadigt papier. Warmte
doet het vocht in het papier verdampen, terwijl koude vocht
condenseert op de vellen. Verwarmingssystemen en
airconditioners onttrekken zeer veel vocht aan een ruimte.
Wanneer u een pak papier opent en gebruikt, verliest het papier
vocht, wat strepen en vlekken/vegen veroorzaakt. Vochtig weer
of waterkoelers kunnen de vochtigheid in een ruimte verhogen.
Wanneer u een pak papier opent en gebruikt, absorbeert het
papier het overtollige vocht, wat leidt tot een lichte afdruk en
niet-bedrukte delen. Voorts kan papier vervormd worden
naarmate het vocht verliest en absorbeert. Dit kan
papierstoringen veroorzaken.
Koop niet meer papier dan de hoeveelheid die u binnen
ongeveer drie maanden kunt gebruiken. Papier dat langdurig
werd bewaard, werd mogelijk blootgesteld aan te hoge of te lage
temperatuur- en vochtigheidswaarden, wat schade kan
veroorzaken. Een goede planning is belangrijk om te vermijden
dat grote voorraden papier worden beschadigd.
Ongeopend papier in afgesloten riemen blijft maandenlang goed
voor gebruik. Geopende pakken papier lopen meer kans op
beschadiging als gevolg van de omgevingsvoorwaarden, vooral
als het papier niet in een vochtbestendige verpakking is
gewikkeld.
De ruimte waarin het papier wordt bewaard moet goed worden
onderhouden om optimale prestaties van de printer te
garanderen. De ideale voorwaarden zijn een temperatuur
tussen 20°C en 24°C en een relatieve luchtvochtigheid
van 45% tot 55%. Neem de volgende richtlijnen in acht met
betrekking tot de omgeving waarin het papier wordt bewaard:
• Papier moet worden opgeslagen bij of rond
kamertemperatuur.
• De lucht mag niet te droog of te vochtig zijn.
• De beste manier om een geopende riem papier te bewaren, is
om het papier opnieuw strak in de vochtbestendige
verpakking te wikkelen. Als de ruimte waarin de printer is
opgesteld onderworpen is aan extreme temperatuur- en
vochtigheidswaarden, pakt u alleen de hoeveelheid papier uit
die u in de loop van de dag nodig hebt om te vermijden dat
het papier te veel vocht zal absorberen of verliezen.
G.8 SPECIFICATIES
Enveloppen
Het ontwerp van enveloppen is zeer belangrijk. De vouwlijnen
kunnen aanzienlijk verschillen, niet alleen van fabrikant tot
fabrikant maar ook van envelop tot envelop binnen een doos
enveloppen van dezelfde fabrikant. Of enveloppen behoorlijk
worden bedrukt, is afhankelijk van de kwaliteit van de
enveloppen. Houd rekening met de volgende richtlijnen
wanneer u enveloppen kiest:
• Gewicht: Het enveloppapier mag niet meer wegen
dan 90 g/m2, anders kunnen papierstoringen optreden.
• Ontwerp: Voordat u afdrukt, moeten de enveloppen plat
liggen met een krul van minder dan 6 mm en mogen ze geen
lucht bevatten.
• Toestand: Gebruik geen enveloppen die gekruld, gekreukeld
of beschadigd zijn.
• Temperatuur: Gebruik enveloppen die bestand zijn tegen
de warmte en druk van de printer.
• Formaat: Gebruik alleen enveloppen waarvan het formaat
binnen de volgende bereiken ligt.
Minimaal
Multifunctionele
lade
90 x 140 mm
Maximaal
216 x 356 mm
OPMERKINGEN:
• Gebruik uitsluitend de multifunctionele lade om enveloppen te
bedrukken.
• Mogelijk zal het papier vastlopen als u papier met een lengte van
minder dan 140 mm gebruikt. Dit kan worden veroorzaakt door
papier dat werd beschadigd als gevolg van de
omgevingsvoorwaarden waarin het werd bewaard. Om een
optimaal resultaat te garanderen, dient u het papier op de juiste
wijze te bewaren en te behandelen. Zie 'Omgevingsvoorwaarden
voor printer en papieropslag' op pagina G.8.
SPECIFICATIES
G.9
G
Enveloppen met dubbelzijdige naden.
Enveloppen met dubbelzijdige naden hebben verticale in plaats
van diagonale naden aan beide uiteinden. Deze enveloppen
kunnen sneller kreuken. Gebruik alleen enveloppen waarvan de
naad reikt tot de hoek van de envelop zoals hieronder afgebeeld.
Juist
Verkeerd
Enveloppen met plakstroken of zelfklevende
kleppen
De kleefstof van enveloppen met een kleefstrip of met meer dan
één sluitklep moet bestand zijn tegen de warmte en de druk in
de printer. De extra kleppen en plakstroken kunnen vouwen,
kreukels of zelfs papierstoringen veroorzaken, en kunnen
bovendien de fixeereenheid (fuser) beschadigen.
Envelopmarges
Wat volgt zijn typische adresmarges voor een 'commercial
#10'- of DL-envelop.
Type adres
Minimaal
Maximaal
Adres van
afzender
15 mm
51 mm
Adres van
geadresseerde
51 mm
90 mm
OPMERKINGEN:
• Voor een optimale afdrukkwaliteit moeten de marges minstens
15 mm van de rand van de envelop blijven.
• Druk niet af over de plaats waar de naden van de envelop
samenkomen.
G.10 SPECIFICATIES
Enveloppen bewaren
Bewaar enveloppen op de juiste manier met het oog op een
optimale afdrukkwaliteit. Enveloppen moeten liggend worden
bewaard. Als lucht opgesloten zit in een envelop en een luchtbel
ontstaat, kan de envelop kreuken tijdens het afdrukken. Zie
'Afdrukken op enveloppen' op pagina 3.14.
Etiketten
LET OP:
• Gebruik alleen etiketten die aanbevolen zijn voor laserprinters
om te vermijden dat de printer wordt beschadigd.
• Bedruk etiketten uitsluitend via de multifunctionele lade en
gebruik altijd de achterste uitvoerlade om ernstige
papierstoringen te vermijden.
• Druk nooit meer dan één keer af op hetzelfde vel etiketten en
druk nooit af op een vel waarvan al een of meer etiketten zijn
verwijderd.
Houd rekening met de kwaliteit van elke component wanneer
u etiketten kiest:
• Kleefstof: De kleefstof moet bestand zijn tegen de
fixeertemperatuur van de printer, namelijk 180°C.
• Schikking: Gebruik alleen vellen waarvan nog geen etiketten
zijn verwijderd. Etiketten kunnen loskomen van de vellen
zodat een ruimte ontstaat tussen de etiketten, wat ernstige
papierstoringen kan veroorzaken.
• Krul: Voordat u afdrukt, moeten de etiketten plat liggen met
een krul van maximaal 13 mm in eender welke richting.
• Toestand: Gebruik geen etiketten met kreuken, luchtbellen of
andere afwijkingen die erop wijzen dat de etiketten kunnen
loskomen.
Zie 'Afdrukken op etiketten' op pagina 3.16.
Transparanten
Transparanten die in de printer worden gebruikt, moeten
bestand zijn tegen de fixeertemperatuur van de printer,
namelijk 180°C.
OPGELET: Gebruik alleen transparanten die aanbevolen zijn voor
gebruik in laserprinters om schade aan de printer te voorkomen.
Zie 'Afdrukken op transparanten' op pagina 3.17.
SPECIFICATIES G.11
G
INDEX
Symbols
C
'n op een vel' afdrukken 5.6
cassette voor gebruikte toner,
vervangen 6.11
configuratiepagina, afdrukken 6.2
A
afdrukken
aanpassen aan
geselecteerd papier 5.5
boekjes 5.9
configuratiepagina 6.2
dubbelzijdig 5.2
meerdere pagina's op één vel 5.6
overlays gebruiken 5.13
posters 5.7
vanuit Macintosh A.6
vanuit Windows 4.3
verkleind/vergroot document 5.4
watermerken 5.10
afdrukken in een netwerk
kaart, installeren F.8
lokaal gedeelde printer,
instellen E.3
netwerkprinter, instellen E.6
parameters, configureren E.6
afdrukproblemen 7.3
afdrukresolutie, instellen 4.9
afdrukstand, selecteren 4.6
afdrukvolgorde, instellen 4.12
afstandsbedieningspaneel
installatie ongedaan maken D.5
installeren D.3
starten D.6
tabbladen D.7
annuleren, afdruktaken 4.4
B
bedieningspaneel 2.2
display 2.2
menu's 2.5
toetsen 2.3
beeldeenheid, vervangen 6.14
boekjes afdrukken 5.9
i
D
DIMM, installeren F.2
DIMM, verwijderen F.7
dubbelzijdig afdrukken 5.2
E
enveloppen, afdrukken 3.14
ethernet-kabel, afdrukken F.12
etiketten, afdrukken 3.16
F
foutberichten 7.26
functies
printer 1.2
G
grafische eigenschappen, instellen 4.9
H
help, gebruik 4.14
I
installatie ongedaan maken
Afstandsbedieningspaneel D.5
Linux C.7
installeren
Afstandsbedieningspaneel D.3
geheugen F.2
netwerkkaart F.8
optionele lade 2 F.13
PostScript-stuurprogramma's B.2
printerstuurprogramma voor
Macintosh A.2
PS-stuurprogramma voor Linux C.2
instelling voor favorieten, gebruik 4.13
interfacekaart, installeren F.8
K
kaarten, afdrukken 3.21
kleurmodus 4.9, 4.10
L
lade 1, gebruik 3.4
ladeselectie, instellen 4.8
Linux
configuratiehulpprogramma C.8
gebruikelijke problemen 7.33
LLPR-eigenschappen C.10
stuurprogramma, installeren C.2
M
Macintosh
de printer instellen A.3
document, afdrukken A.6
gebruikelijke problemen 7.31
stuurprogramma, installeren A.2
systeemvereisten A.2
materiaal met aangepast formaat,
afdrukken 3.21
modus handmatige invoer,
gebruik 3.12
multifunctionele lade, gebruik 3.9
N
netwerkkaart, installeren F.8
O
onderdelen 1.5
optie, installeren
DIMM F.2
papierlade 2 F.13
optie,installeren
netwerkkaart F.8
optionele lade, plaatsen F.13
overlay, gebruik 5.13
P
papier
formaten en capaciteit 3.2
kiezen 3.2
plaatsen 3.4
richtlijn 3.3
specificaties G.4
papiereigenschappen, instellen 4.7
papierformaat, instellen 4.7
papierformaat, wijzigen in de lade 3.7
papierstoring
binnenin de printer 7.10
in de multifunctionele lade 7.10
in de optionele lade 2 7.18
in het duplexpad 7.14
in het papierinvoergebied 7.8
in het papieruitvoergebied 7.11
tips om te vermijden 7.21
papiertype, instellen 4.8
plaatsen, papier
gebruik van de handmatige
invoer 3.12
in de multifunctionele lade 3.9
in de optionele lade 2 3.8
in lade 1 3.4
posters afdrukken 5.7
PostScript-stuurprogramma
fouten 7.32
installeren, in Macintosh A.2
installeren, in Windows B.2
toegang, in Windows B.5
printeropties F.1
printersoftware
installatie ongedaan maken
in Linux C.7
installeren
in Linux C.2
in Macintosh A.2
probleem, oplossen
algemeen 7.3
DOS 7.36
foutberichten 7.26
Linux 7.33
Macintosh 7.31
papierstoringen 7.7
PS-fouten 7.32
Windows 7.30
problemen met de afdrukkwaliteit 7.22
problemen met de afdrukkwaliteit,
oplossen 7.22
problemen met de kwaliteit,
oplossen 7.22
problemen, oplossen
afdrukkwaliteit 7.22
ii
R
reinigen
binnenwerk van de printer 6.31
buitenkant van de printer 6.29
laser 6.30
S
specificatie
papier G.4
printer G.2
systeemvereisten
voor Linux C.2
voor Macintosh A.2
T
tonercassette
herverdelen 6.5, 6.8
onderhoud 6.4
vervangen 6.8
transparanten, afdrukken 3.17
transportriem, vervangen 6.22
V
verbinden
Ethernet F.12
vervangen
beeldeenheid 6.14
cassette voor gebruikte toner 6.11
tonercassette 6.8
transportriem 6.22
voorbedrukt papier, afdrukken 3.20
W
watermerken, gebruik 5.10
iii
Home
Bezoek onze website:
www.samsungprinter.com
Rev.2.00