Samsung CLP-620ND Handleiding

Type
Handleiding
CLP-775 Series
Kleurenlaserprinter
Gebruikershandleiding
imagine the possibilities
Bedankt voor uw aankoop van dit
Samsung-product.
Copyright_ 2
Copyright
© 2011 Samsung Electronics Co., Ltd. Alle rechten voorbehouden.
Deze gebruikershandleiding dient uitsluitend ter informatie. Alle informatie in deze gebruikershandleiding kan zonder voorafgaande kennisgeving worden
gewijzigd.
Samsung Electronics kan niet aansprakelijk worden gesteld voor directe of indirecte schade als gevolg van of in verband met het gebruik van deze handleiding.
Samsung en het Samsung-logo zijn handelsmerken van Samsung Electronics Co., Ltd.
PCL en PCL 6 zijn handelsmerken van Hewlett-Packard Company.
Microsoft, Windows, Windows Vista, Windows 7 en Windows 2008 Server R2 zijn gedeponeerde handelsmerken of merknamen van Microsoft Corporation.
PostScript 3 is een handelsmerk van Adobe Systems, Inc.
UFST
®
en MicroType™ zijn gedeponeerde handelsmerken van Monotype Imaging Inc.
TrueType, LaserWriter en Macintosh zijn handelsmerken van Apple Computer, Inc.
Alle andere merk- of productnamen zijn handelsmerken van hun respectieve bedrijven of organisaties.
Raadpleeg het bestand 'LICENSE.txt' op de meegeleverde cd-rom voor open-sourcelicentiegegevens.
REV 1.03
Inhoud_ 3
Inhoud
COPYRIGHT
2
INHOUD
3
8 Veiligheidsinformatie
13 Informatie over wettelijke voorschriften
20 Informatie over deze gebruikershandleiding
22 De functies van uw nieuwe laserproduct
INLEIDING
24
24 Apparaatoverzicht
24 Voorkant
25 Achterkant
26 Overzicht van het bedieningspaneel
27 Kennismaking met het bedieningspaneel
27 Status-LED
27 Toetsen
27 Het apparaat inschakelen
AAN DE SLAG
28
28 De hardware installeren
28 Meegeleverde software
29 Systeemvereisten
29 Microsoft® Windows®
29 Macintosh
30 Linux
30 Unix
30 Lokaal installeren van het stuurprogramma
30 Windows
30 Macintosh
31 Linux
NETWERKINSTALLATIE
33
33 Netwerkomgeving
33 Introductie van handige netwerkprogramma’s
33 SyncThru™ Web Service
33 SyncThru™ Web Admin Service
33 SetIP
33 Een bedraad netwerk gebruiken
34 Een netwerkconfiguratierapport afdrukken
34 Het IP-adres instellen
35 Netwerkparameters instellen
35 Standaardinstellingen terugzetten
35 Het stuurprogramma voor het verbinden met een bedraad netwerk
installeren
39 Draadloos netwerk instellen
39 Aan de slag
40 Kiezen van het installatietype
40 De WLAN gebruiken
40 Instellen met Windows
43 Instellen met Macintosh
45 Een netwerkkabel gebruiken
46 Het Wi-Fi-netwerk in- of uitschakelen
46 Problemen oplossen
47 IPv6-configuratie
47 IPv6 activeren
Inhoud
Inhoud_ 4
47 IPv6 gebruiken
47 IPv6-adressen instellen
48 Een verbinding maken met SyncThru™ Web Service
BASISINSTELLINGEN
49
49 Luchtdrukaanpassing
49 Datum en tijd instellen
49 De klokmodus wijzigen
49 De taal op het display wijzigen
50 Time-out voor taken instellen
50 De energiebesparingsfunctie gebruiken
50 De standaardlade en het papier instellen
50 Via het bedieningspaneel
50 Op de computer
50 Lettertype-instellingen wijzigen
AFDRUKMEDIA EN LADE
52
52 Afdrukmedia selecteren
52 Richtlijnen om afdrukmedia te selecteren
52 Formaten van afdrukmedia die in duplex-modus worden ondersteund
52 De grootte van de lade aanpassen
53 Papier in de lade plaatsen
53 Lade 1/optionele laden
54 Multifunctionele lade
55 Afdrukken op speciale afdrukmedia
55 Enveloppen
55 Transparanten
56 Etiketten
56 Kaarten/aangepaste afdrukmaterialen
56 Briefhoofd / voorbedrukt papier
57 Voorbedrukt papier
57 Foto
57 Glanzend
57 Papierformaat en -type instellen
57 De uitvoersteun gebruiken
AFDRUKKEN
58
58 Eenvoudige afdruktaken
58 Tijdens het afdrukken
58 Een afdruktaak annuleren
58 Voorkeursinstellingen openen
59 Help gebruiken
59 De standaardafdrukinstellingen wijzigen
59 Uw apparaat instellen als standaardprinter
59 Geavanceerde afdrukfuncties gebruiken
60 Afdrukken naar een bestand (PRN)
60 Speciale afdrukfuncties verklaard
63 Gebruiken van Hulpprogramma Direct afdrukken (alleen voor
Windows)
63 Wat is Hulpprogramma Direct afdrukken?
63 Afdrukken
63 Via het contextmenu
64 Afdrukken in Macintosh
64 Een document afdrukken
64 Printerinstellingen wijzigen
64 Afdrukken meerdere pagina's op één blad
64 Dubbelzijdig afdrukken
64 Help gebruiken
Inhoud
Inhoud_ 5
64 Afdrukken in Linux
64 Afdrukken vanuit een toepassing
65 Bestanden afdrukken
65 Printereigenschappen configureren
65 Afdrukken in Unix
65 Doorgaan met de afdruktaak
65 Printerinstellingen wijzigen
STATUS VAN HET APPARAAT EN GEAVANCEERDE
INSTELLINGEN
66
66 Toegang tot het menu
66 Informatie
66 Lay-out
67 Papier
67 Grafisch
68 Systeeminstellingen
69 Emulatie
69 Kleur
69 Netwerk
69 Taakbeheer
BEHEERPROGRAMMA’S
70
70 Samsung AnyWeb Print
70 SyncThru™ Web Service gebruiken
70 SyncThru™ Web Service weergeven
70 SyncThru™ Web Service overzicht
71 E-mailmelding instellen
71 Informatie over de systeembeheerder instellen
71 Samsung Easy Printer Manager gebruiken (alleen voor Windows)
71 Informatie over Samsung Easy Printer Manager
72 Overzicht interface instellingen voor gevorderde gebruikers
72 Gebruiken van Samsung-printerstatus (alleen voor Windows)
72 Overzicht Samsung-printerstatus
72 Gebruiken van Smart Panel (alleen voor Macintosh en Linux)
73 Overzicht Smart Panel
73 Wijzigen van de instellingen van Smart Panel
73 Unified Linux Driver Configurator gebruiken
73 Unified Driver Configurator openen
73 Printers configuration
74 Ports configuration
ONDERHOUD
75
75 Een apparaatrapport afdrukken
75 De gebruiksduur van de verbruiksartikelen controleren
75 Fuser belt reinigen
75 Waarschuwing Toner bijna op gebruiken
75 Uw apparaat reinigen
75 De buitenkant reinigen
75 Binnenkant reinigen
77 De tonercassette bewaren
77 Behandelingsrichtlijnen
77 Gebruik van tonercassettes van andere merken en hervulde
tonercassettes
77 Geschatte levensduur van cassette
78 Tips voor verplaatsen en bewaren van uw apparaat
Inhoud
Inhoud_ 6
PROBLEMEN OPLOSSEN
79
79 Toner herverdelen
80 Tips om papierstoringen te voorkomen
81 Papierstoringen verhelpen
81 In lade 1
81 In optionele laden
82 In de multifunctionele lade
82 In het gebied rond de fixeereenheid
83 In het uitvoergebied
83 Rond de duplex-eenheid
84 Informatie over displaymeldingen
84 Berichten op het display controleren
87 Andere problemen oplossen
88 Problemen met papierinvoer
88 Afdrukproblemen
90 Problemen met de afdrukkwaliteit
92 Veelvoorkomende PostScript-problemen
93 Veelvoorkomende problemen onder Windows
94 Veelvoorkomende problemen onder Linux
95 Veelvoorkomende problemen onder Macintosh
VERBRUIKSARTIKELEN EN ACCESSOIRES
96
96 Aankoopmogelijkheden
96 Beschikbare verbruiksartikelen
96 Beschikbare accessoires
97 Verkrijgbare onderdelen voor onderhoud
97 De tonercassette vervangen
99 De transportriem vervangen
100 Voorzorgsmaatregelen die u in acht moet nemen bij de installatie van
accessoires
100 Toegevoegde accessoires in de printereigenschappen activeren
100 Het geheugen uitbreiden
100 Een geheugenmodule installeren
101 Een draadloze-netwerkinterfacekaart installeren
101 Een draadloze-netwerkinterfacekaart installeren
101 Een harde schijf installeren
102 Een harde schijf installeren
102 Afdrukken met de optionele harde schijf
SPECIFICATIES
104
104 Algemene specificaties
105 Specificaties van de afdrukmedia
Inhoud
Inhoud_ 7
CONTACT SAMSUNG WORLDWIDE
106
VERKLARENDE WOORDENLIJST
109
INDEX
115
Veiligheidsinformatie_ 8
Veiligheidsinformatie
Deze waarschuwingen en voorzorgen moeten eventuele beschadigingen aan uw apparaat en verwondingen aan uzelf of
anderen voorkomen. Lees deze instructies aandachtig voor u het apparaat in gebruik neemt.
Gebruik uw apparaat, net als andere elektrische toestellen, met gezond verstand. Neem alle waarschuwingen en
instructies in acht die op het apparaat en in de bijbehorende documentatie worden vermeld. Bewaar dit document goed
nadat u het gelezen hebt.
Belangrijk veiligheidssymbolen
In dit deel wordt de betekenis van alle pictogrammen en tekens uit de gebruikershandleiding verklaard. Deze veiligheidssymbolen zijn
gerangschikt op de ernst van het risico.
Verklaring van alle pictogrammen en tekens die in de gebruikershandleiding worden gebruikt.
Waarschuwing Gevaren of onveilige praktijken die ernstig letsel of de dood kunnen veroorzaken.
Opgepast Gevaren of onveilige praktijken die klein letsel of eigendomsschade kunnen veroorzaken.
NIET proberen.
NIET demonteren.
NIET aanraken.
Haal de stekker uit het stopcontact.
Zorg dat het apparaat geaard is om elektrische schokken te voorkomen.
Bel het servicecentrum voor hulp.
Volg de instructies nauwgezet op.
Veiligheidsinformatie_ 9
Bedrijfsomgeving
Waarschuwing
Niet gebruiken als de stekker beschadigd is of als het
stopcontact niet geaard is.
Dit kan een elektrische schok of brand
ver
oorzaken.
Buig het netsnoer niet en plaats er geen zware
voorwerpen op.
Op het netsnoer stappen of het door een zwaar
voorwe
rp pletten kan een elektrische schok of brand
veroorzaken.
Plaats niets op het apparaat (water, kleine metalen of
zware voorwerpen, kaarsen, brandende sigaretten,
enzovoor
t).
Dit kan een elektrische schok of brand
veroorzaken.
Haal de stekker niet uit het stopcontact door aan het
netsnoer te trekken; trek de stekker er niet uit met
natte hand
en.
Dit kan een elektrische schok of brand
veroorzaken.
Als het apparaat oververhit raakt, komt er rook uit,
maakt het vreemde geluiden of verspreidt het
vreemde geuren. Schakel onmiddellijk de
stroomschakelaar uit en koppel het apparaat los.
De geb
ruiker moet bij het stopcontact kunnen om in
geval van nood de stekker uit het stopcontact te
kunnen trekken.
Dit kan een elektrische schok of brand
veroorzaken.
Opgepast
Haal de stekker uit het stopcontact tijdens onweer of
als u het apparaat niet gebruikt.
Dit kan een elektrische schok of brand
veroorzaken.
Probeer de stekker niet in het stopcontact te forceren als deze
er moeilijk ingaat.
U riskeert een elektrische schok. Neem contact op met een
elektricien om het stopcontact te vervangen.
Opgelet, het papieruitvoergebied is heet.
U kunt brandwonden oplopen.
Voorkom dat huisdieren in het netsnoer, de telefoonkabel of
computerkabels bijten.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken en/of uw
huisd
ier verwonden.
Als het apparaat is gevallen of als de behuizing beschadigd
lijkt, koppelt u het apparaat volledig los en roept u de hulp in
va
n een gekwalificeerd technicus.
Zo niet, dan kan dit een elektrische schok of brand
veroorzaken.
Als het apparaat niet goed werkt nadat u deze instructies hebt
uitgevoerd, koppelt u het apparaat volledig los en roept u de
hul
p in van een gekwalificeerd technicus.
Zo niet, dan kan dit een elektrische schok of brand
veroor
zaken.
Als de prestaties van het apparaat plots opvallend veranderen,
koppelt u het apparaat volledig los en roept u de hulp in van
e
en gekwalificeerd technicus.
Zo niet, dan kan dit een elektrische schok of brand
veroorzaken.
Veiligheidsinformatie_ 10
Bedieningswijze
Opgepast
Trek het papier niet uit de printer tijdens het
afdrukken.
Dit kan het apparaat beschadigen.
Bij het afdrukken van grote hoeveelheden kan de
onderzijde van het uitvoergebied heet worden. Houd
kinde
ren uit de buurt.
Zij kunnen brandwonden oplopen.
Houd uw hand niet tussen het apparaat en de
papierlade.
U kunt letsel oplopen.
Gebruik geen tang of scherpe metalen voorwerpen
om vastgelopen papier te verwijderen.
Dit kan het apparaat beschadigen.
Blokkeer de ventilatieopening niet of duw er geen voorwerpen
in.
Hierdoor kunnen onderdelen warm worden en kan er brand
on
tstaan of kan het apparaat beschadigd raken.
Vermijd het stapelen van te veel papier in de papieruitvoerlade.
Dit kan het apparaat beschadigen.
Wees voorzichtig wanneer u papier vervangt of vastgelopen
papier verwijdert.
Nieuw papier heeft scherpe randen die snijwonden kunnen
veroorzaken.
Het apparaat wordt gevoed via het netsnoer.
Om de stroom uit te schakelen, trekt u het netsnoer uit het
stop
contact.
Installatie/verplaatsen
Waarschuwing
Plaats het apparaat niet in een omgeving waar stof,
vocht of waterlekken aanwezig zijn.
Dit kan een elektrische schok of brand
veroorzaken.
Opgepast
Schakel de stroom uit en maak alle kabels los
voordat u het apparaat verplaatst.
Til vervolgens het apparaat op deze wijze op:
een
apparaat dat minder dan 20 kg weegt, mag door
één persoon worden opgetild;
een apparaat dat 20 - 40 kg weegt, moet door twee
personen worden opgetild;
een
apparaat dat meer dan 40 kg weegt, moet door
vier of meer personen worden opgetild.
Het apparaat zou kunnen vallen en verwondingen of schade
veroorzaken.
Plaats geen deksel op het apparaat of plaats het niet in een
luchtdichte ruimte, zoals een kast.
Als het apparaat niet voldoende wordt geventileerd, kan er
brand
ontstaan.
Plaats het apparaat niet op een onstabiel oppervlak.
Het apparaat zou kunnen vallen en verwondingen of schade
veroorzaken.
Steek het netsnoer in een geaard stopcontact.
Zo niet, dan kan dit een elektrische schok of brand
veroorzaken.
Veiligheidsinformatie_ 11
Onderhoud/controle
Opgepast
Trek het netsnoer van het apparaat uit het
stopcontact als u de binnenkant van
het apparaat wilt
reinigen. Reinig uw apparaat niet met benzeen,
verdunningsmiddel of alcohol; spuit geen water in het
apparaat.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Houd reinigingsproducten uit de buurt van kinderen.
Kinderen kunnen letsel oplopen.
Gebruik het apparaat niet terwijl u verbruiksartikelen
vervangt of de binnenkant van het app
araat reinigt.
U kunt letsel oplopen.
U mag het apparaat niet zelf demonteren, herstellen
en weer in elkaar zetten.
Dit kan het apparaat beschadigen. Neem contact
op met een gekwalificeerd technicus als het apparaat
moet worden hersteld.
Houd het netsnoer en het contactoppervlak van de stekker stof-
en watervrij.
Zo niet, dan kan dit een elektrische schok of brand
veroorzaken.
Volg de richtlijnen uit de gebruikershandleiding die met het
apparaat werd meegeleverd om het apparaat te reinigen en te
bed
ienen.
Zo niet, dan kunt u het apparaat beschadigen.
Verwijder geen kleppen of beveiligingselementen die
vastgeschroefd zijn.
Verwijder geen kleppen of beveiligingselementen die
vastgeschroefd zijn.
Fi
xeereenheden mogen alleen worden hersteld door een
professioneel technicus. Reparatie door een niet-professioneel
technicus kunnen een elektrische schok of brand veroorzaken.
Dit apparaat mag alleen worden hersteld door een
med
ewerker van de technische dienst van Samsung.
Het apparaat moet aangesloten worden op een spanningsbron
met het energieniveau dat is aangegeven op het label.
Als u niet zeker bent en het energieniveau wilt controleren,
ne
emt u contact op met de elektriciteitsmaatschappij.
Sluit niet te veel apparaten op hetzelfde stopcontact of
verlengsnoer aan.
Dit kan de prestaties verminde
ren en een elektrische schok
of brand veroorzaken.
Gebruik alleen telefoondraad van Nr. 26 AWG
a
of, indien nodig,
een grotere telefoondraad.
Zo niet, dan kan het apparaat beschadigd raken.
Gebruik voor een veilige bediening het netsnoer dat met uw
apparaat werd meegeleverd. Als u een snoer gebruikt dat
lan
ger is dan 2 meter voor een apparaat van 140 V, moet het
snoer minstens 16 AWG dik zijn.
Zo niet, dan kan het apparaat beschadigd raken en een
ele
ktrische schok of brand veroorzaken.
a.AWG: American Wire Gauge
Veiligheidsinformatie_ 12
Gebruik van verbruiksartikelen
Opgepast
Haal de tonercassette niet uit elkaar.
Tonerstof kan gevaarlijk zijn bij inademing of
opname.
Houd kinderen uit de buurt van de plaats waar u
verbruiksartikelen (bijvoorbe
eld tonercassettes)
bewaart.
Tonerstof kan gevaarlijk zijn bij inademing of
opname.
Verbrand geen verbruiksartikelen zoals een
tonercassette of fixeereenheid.
Dit kan een explosie of onbeheersbare brand
ver
oorzaken.
Gerecyclede verbruiksartikelen (bijvoorbeeld toner) kunnen het
apparaat beschadigen.
Bij schade als gevolg van het gebruik
van gerecyclede
verbruiksartikelen zullen reparatiekosten in rekening worden
gebracht.
Zorg ervoor dat er geen tonerstof op uw lichaam of kleding
terechtkomt bij het vervangen van de tonercassette of het
ve
rwijderen van vastgelopen papier.
Tonerstof kan gevaarlijk zijn bij inademing of opname.
Als er tonerstof op uw kleding terechtkomt, moet u geen warm
water gebruiken.
Door warm water hecht de toner zich aan de stof. Gebruik
altijd koud water.
Informatie over wettelijke voorschriften_ 13
Informatie over wettelijke voorschriften
Dit apparaat werd milieubewust ontworpen en gecertificeerd conform verschillende veiligheidsvoorschriften.
Verklaring inzake laserveiligheid
De printer is in de Verenigde Staten gecertificeerd als zijnde in overeenstemming met de vereisten van DHHS 21 CFR, hoofdstuk 1,
subhoofdstuk J voor laserproducten van klasse I(1), en is elders gecertificeerd als een laserproduct van klasse I dat voldoet aan de vereisten
van IEC 60825-1: 2007.
Laserproducten van klasse I worden niet als gevaarlijk beschouwd. Het
lasersysteem en de printer zijn zo ontworpen dat bij normaal gebruik,
gebruiksonderhoud of onder de voorgeschreven servicevoorwaarden personen niet worden blootgesteld aan laserstralen hoger dan Klasse I.
Go
lflengte: 800 nm
Bu
ndeldivergentie
- Parallel: 12 graden
- Verticaal: 35 graden
Ma
ximum vermogen of energie-output: 15 mW
Waarschuwing
De printer mag nooit worden gebruikt of nagekeken als de beschermkap van de laser/scanner is verwijderd. De onzichtbare laserstraal kan
naar buiten worden gereflecteerd en uw ogen beschadigen.
Neem bij het gebruik van dit apparaat altijd volgende elementaire veili
gheidsmaatregelen in acht om het risico op brand, elektrische schokken
en verwondingen te beperken:
Informatie over wettelijke voorschriften_ 14
Veiligheid in verband met ozon
De ozonemissie van dit apparaat ligt onder 0,1 ppm. Ozon is zwaarder dan lucht. Zet dit apparaat dus op een plaats met goede ventilatie.
Energiebesparingsmodus
Deze printer maakt gebruik van geavanceerde energiebesparende technologie die het stroomverbruik vermindert
wanneer het apparaat niet wordt gebruikt.
Als de printer gedurende enige tijd geen gegevens ontvangt, wordt het
stroomverbruik automatisch verlaagd.
ENERGY STAR en het ENERGY STAR-merk zijn gedeponeerde Amerikaanse handelsmerken.
Meer informatie over het ENERGY STAR-programma vind
t u op http://www.energystar.gov.
Recycleren
Recycleer de verpakkingsmaterialen van dit product, of gooi ze op een milieuvriendelijke wijze weg.
Alleen voor China
Correcte verwijdering van dit product (elektrische & elektronische afvalapparatuur)
(Van toepassing in de Europese Unie en andere Europese landen met afzonderlijke inzamelingssystemen
voor batterijen)
Dit merkteken op het product, de accessoires of het informatiemateriaal duidt erop dat het product en zijn elektronische accessoires (bv. lader,
headset, USB-kabel) niet met ander huishoudelijk afval verwijderd mogen worden aan het einde van hun gebruiksduur. Om mogelijke schade
aan het milieu of de menselijke gezondheid door ongecontroleerde afvalverwijdering te voorkomen, moet u deze artikelen van andere soorten
afval scheiden en op een verantwoorde manier recyclen, zodat het duurzame hergebruik van materiaalbronnen wordt bevorderd.
Huishoudelijke gebruikers moeten contact opnemen met de winkel waar
ze dit product hebben gekocht of met de gemeente waar ze wonen
om te vernemen waar en hoe ze deze artikelen milieuvriendelijk kunnen laten recyclen.
Zakelijke gebruikers moeten contact opnemen met hun leverancier en
de algemene voorwaarden van de koopovereenkomst nalezen. Dit
product en zijn elektronische accessoires mogen niet met ander bedrijfsafval voor verwijdering worden gemengd.
Alleen in de Verenigde Staten
Verwijder ongewenste elektronica via een goedgekeurde afvalverwerker. Ga naar onze website www.samsung.com/recyclingdirect om de
dichtsbijzijnde afvalverwerkingslocatie te vinden. Of bel (877) 278 - 0799
Informatie over wettelijke voorschriften_ 15
Correcte verwerking van de in dit product gebruikte batterijen
(Van toepassing op de Europese Unie en andere Europese landen met afzonderlijke inzamelingssystemen
voor batterijen.)
Deze aanduiding op de batterij, handleiding of verpakking geeft aan dat de batterijen in dit product aan het einde van de levensduur niet
samen met ander huishoudelijk afval mag worden weggegooid. Een markering met de chemische symbolen Hg, Cd of Pb geeft aan dat de
batterij een dosis kwik, cadmium of lood bevat die hoger ligt dan de referentieniveaus in EG-Richtlijn 2006/66. Als de batterijen niet op de juiste
manier worden weggeworpen kunnen deze stoffen schade berokkenen aan mens en milieu. Om de natuurlijke hulpbronnen te beschermen en
het hergebruik van materialen aan te moedigen, verzoeken wij u afgedankte accu’s en batterijen te scheiden van andere soorten afval en voor
recycling aan te bieden bij het gratis inzamelingssysteem voor accu’s en batterijen in uw omgeving.
Radiofrequentiestraling
FCC-normen (VS)
Dit apparaat is conform Deel 15 van de FCC-voorschriften. Het gebruik van dit apparaat is onderworpen aan de volgende twee voorwaarden:
dit a
pparaat mag geen schadelijke interferentie veroorzaken, en
dit
apparaat moet alle ontvangen interferentie aanvaarden, inclusief interferentie die een ongewenste werking kan veroorzaken.
Dit apparaat is getest en voldoet aan de limieten voor Klasse A digital
e producten, zoals vastgelegd in Deel 15 van de FCC-regels. Deze
beperkingen zijn bedoeld om een redelijke bescherming te bieden tegen schadelijke interferentie binnenshuis. Dit apparaat genereert, gebruikt
en straalt mogelijk radiofrequentie-energie uit en kan, indien het niet volgens de richtlijnen wordt geïnstalleerd en gebruikt, schadelijke
interferentie voor radiocommunicatie veroorzaken. Er kan echter niet worden gegarandeerd dat bij bepaalde installaties geen interferentie
optreedt. Als dit apparaat schadelijke interferentie voor radio- of tv-ontvangst veroorzaakt - wat u kunt controleren door het apparaat in en uit te
schakelen - kunt u proberen om de interferentie te elimineren met een van de volgende maatregelen:
Ve
rplaats de ontvangstantenne of draai ze een andere kant op.
Ve
rgroot de afstand tussen de apparatuur en de ontvanger.
Sl
uit de apparatuur aan op een stopcontact van een andere stroomkring dan die waarop de ontvanger is aangesloten.
Raad
pleeg uw printerleverancier of een ervaren radio-/televisiemonteur.
Wijzigingen of modificaties die niet uitdrukkelijk zijn goedgekeurd door de fabrikant (die er zorg voor dient te dragen dat het apparaat aan
de normen voldoet) kunnen ertoe leiden dat uw gebruikerslicentie vervalt.
Canadese regelgeving inzake radio-interferentie
Dit digitale apparaat blijft binnen de grenzen van klasse A voor stoorsignalen uit digitale apparatuur, zoals bepaald in de norm voor
interferentieveroorzakende apparatuur, "Digital Apparatus", ICES-003 van Industry and Science Canada.
Cet appareil numérique respecte les limites de bruits radioélectriques applicables aux appareils numériques de Classe A prescrites dans la
norme sur le matériel brouilleur: « Appareils Numériques », ICES-003 édictée par l’Industrie et Sciences Canada.
RFID (Radio Frequenty Interface Device)
RFID-apparatuur is onderworpen aan de volgende twee voorwaarden: (1) het apparaat mag geen interferentie veroorzaken, en (2) het
apparaat moet alle ontvangen interferentie accepteren, inclusief interferentie die een ongewenste werking van het apparaat kan veroorzaken.
(Alleen VSA, Frankrijk en Taiwan.)
Informatie over wettelijke voorschriften_ 16
Alleen voor Taiwan
alleen Rusland
Alleen voor Turkije
De stekker van het netsnoer vervangen (alleen voor het VK)
Belangrijk
Het netsnoer van dit apparaat is voorzien van een standaardstekker (BS 1363) van 13 ampère en een zekering van 13 ampère. Als u de
zekering vervangt, moet u hiervoor een geschikt type van 13 ampère gebruiken. Nadat u de zekering hebt gecontroleerd of vervangen, moet u
de afdekkap van de zekering weer sluiten. Als u de afdekkap van de zekering kwijt bent, mag u de stekker niet gebruiken tot u er een nieuwe
afdekkap op hebt gezet.
Stekkers van 13 ampère zijn het meest voorkomende type in het Veren
igd Koninkrijk en kunnen in de meeste gevallen worden gebruikt.
Sommige (vooral oudere) gebouwen hebben echter geen normale stopcontacten van 13 ampère. Als u het apparaat op een ouder stopcontact
wilt aansluiten, moet u een geschikt verloopstuk (adapter) kopen. Verwijder nooit de aangegoten stekker van het netsnoer.
Als u de aangegoten stekker afsnijdt of weggooit, kunt u hem er niet meer op bevestigen en riskeert u een elektrische schok als u hem in
het stopcontact steekt.
Informatie over wettelijke voorschriften_ 17
Belangrijke waarschuwing:
Dit apparaat moet op een geaard stopcontact worden aangesloten.
De aders van het netsnoer hebben de volgende kleurcodering:
Gee
l-groen: aarding
Bla
uw: neutraal
Brui
n: fase
Ga als volgt te werk als de kleuren van de aders in het netsnoer niet overeenstemmen met die van de stekker.
Sluit de geel-groene aardedraad aan op de pool die gemarkeerd is met
de letter "E", het aardingssymbool, en geel-groen of groen is gekleurd.
Sluit de blauwe draad aan op de pool die gemarkeerd is met de letter "N" of zwart is gekleurd.
Sluit de blauwe draad aan op de pool die gemarkeerd is met de letter "L" of rood is gekleurd.
In de stroomkring moet een zekering van 13 ampère zijn aange
bracht in de stekker, de adapter of de verdeelkast.
Verklaring van overeenstemming (Europese landen)
Goedkeuringen en certificeringen
Samsung Electronics verklaart dat de [CLP-775 Series] in overeenstemming is met de essentiële vereisten en andere relevante bepalingen van de
R&TTE-richtlijn (1999/5/EG).
De conformiteitsverklaring is ter inzage beschikbaar op www.samsung.com/printer, ga naar Support > Download center en voer de naam van
uw printer of MFP in om het desbetreffende EuDoC weer te geven.
01.01.1995: R
ichtlijn 2006/95/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke
voorschriften der lidstaten inzake elektrisch materiaal bestemd voor gebruik binnen bepaalde spanningsgrenzen.
01.01.1996: Richtlijn 2004/108/EG van de Raad inzake de harmonisatie van de wetgevingen in de lidstaten betreffende elektromagnetische
compatibiliteit.
9 maart 1999: R
ichtlijn 1999/5/EG van de Raad inzake radioapparatuur en eindapparatuur voor telecommunicatie en de onderlinge
herkenning van hun conformiteit. U kunt bij uw vertegenwoordiger van Samsung Electronics Co., Ltd. een volledige verklaring krijgen waarin
de relevante richtlijnen en de normen waarnaar wordt verwezen, zijn gedefinieerd.
Europese radiogoedkeuringsinformatie (voor producten uitgerust met door de EU goedgekeurde
radioapparaten)
Deze printer is bestemd voor gebruik thuis of op kantoor. Mogelijk bevat uw printer radio-LAN-apparaten met een laag vermogen
(radiofrequentieapparaten voor draadloze communicatie) die werken in de 2,4 GHz/5 GHz-band. Deze sectie is alleen van toepassing als deze
apparaten aanwezig zijn. Controleer het systeemlabel om na te gaan of er draadloze apparaten aanwezig zijn.
Draadloze apparaten die mogelijk in uw systeem aanwezig zijn mogen in de Europese Unie of daarmee verbonden regio’s alleen
worden gebruikt als het systeemlabel een CE-markering, een registratienummer van een aangemelde instantie en het
waarschuwingssymbool bevat.
Het uitgaand vermogen van het draadloze apparaat of de draadloze apparaten die mogelijk in uw printer zijn ingebouwd ligt ruimschoots onder
de RF-blootstellingsgrenzen die de Europese Commissie in de R&TTE-richtlijn heeft vastgelegd.
Krachtens de goedkeuring van draadloze apparaten gekwalificeerde Europese lidstaten:
EU-landen
Europese landen met gebruiksbeperkingen:
EU
In Frankrijk is het frequentiebereik beperkt
tot 2454-2483,5 MHz voor apparaten met een zendvermogen van meer dan 10 mW, zoals
draadloze apparaten
EEA/EFTA-landen
Geen beperkingen op dit ogenblik
Informatie over wettelijke voorschriften_ 18
Mededelingen aangaande normen
Draadloze geleiding
Uw printersysteem bevat mogelijk laagspanningsapparaten van het type Radio LAN (draadloze RF-communicatieapparaten) die binnen een
bandbreedte van 2,4 GHz/5 GHz opereren. De volgende sectie geeft een algemeen overzicht van beschouwingen die betrekking hebben op
het gebruik van een draadloos apparaat.
Bijkomende beperkingen, waarschuwingen en overwegingen voor specifieke
landen zijn opgenomen in de specifieke landensecties (of
landengroepensecties). De draadloze apparaten in uw systeem zijn uitsluitend gekwalificeerd voor gebruik in de landen die geïdentificeerd
kunnen worden aan de hand van de markering "Radio gekeurd" op het systeemclassificatielabel. Als het land waar u het draadloos apparaat
wilt gebruiken niet in de lijst is opgenomen, neemt u contact op met het plaatselijke instantie voor radiogoedkeuring voor meer informatie over
de vereisten. Draadloze apparaten zijn streng gereguleerd en mogen niet worden gebruikt.
Het uitgaand vermogen van het draadloze apparaat of de draadloze app
araten die mogelijk in uw printer zijn ingebouwd ligt ruimschoots onder
de tot dusver gekende RF-blootstellingsgrenzen. Omdat de draadlozen apparaten (die mogelijk in uw printer zijn ingebouwd) minder energie
uitstralen dan is toegestaan volgens de veiligheidsnormen en aanbevelingen inzake radiofrequentie, is de producent ervan overtuigd dat deze
apparaten veilig zijn in gebruik. Ongeacht het vermogensniveau moet menselijk contact tijdens de normale werking zoveel mogelijk worden
vermeden.
De FCC heeft een algemene richtlijn uitgevaard
igd waarin staat dat de afstand tussen het draadloze apparaat en het lichaam, voor gebruik van
een draadloos apparaat nabij het lichaam (zonder uitstekende delen), minstens 20 cm moet bedragen. Dit apparaat moet op meer dan 20 cm
van het lichaam worden gehouden, wanneer de draadloze apparatuur is ingeschakeld en bezig is met zenden.
Deze zender mag niet samen met een andere antenne of zender worden opgesteld of bediend.
Sommige omstandigheden leggen beperkingen op aan draadloze apparaten
. Hieronder zijn voorbeelden van gebruikelijke beperkingen
opgenomen.
Draadloze RF-communicatie kan interferentie veroorzaken met apparatuur aan boord van burgerluchtvaarttoestellen. De huidige
luchtvaartreglementeringen eisen dat draadloze toestellen aan boord van een vliegtuig worden uitgeschakeld tijdens de vlucht.
IEEE 802.11 (beter bekend als draadloos Ethernet) en Bluetooth-communicatie-apparaten zijn voorbeelden van draadloze
communicatie-apparaten.
In omgevingen waar het risico op interferentie met andere apparaten of diensten schadelijk is of als dusdanig wordt beschouwd,
kan gebruik van een draadloos apparaat beperkt of verboden worden. Luchthavens, ziekenhuizen en ruimtes gevuld met
zuurstof en ontvlambare gassen zijn enkele voorbeelden van omgevingen waar het gebruik van draadloze apparaten beperkt of
verboden kan zijn. Als u zich in een omgeving bevindt waarvan u niet zeker weet of het gebruik van draadloze apparaten
gesanctioneerd is, vraagt u de plaatselijke autoriteiten om toelating voor u het draadloze apparaat inschakelt of in gebruik neemt.
Elk land voorziet verschillende beperkingen voor het gebruik van draadloze apparaten. Aangezien uw systeem uitgerust is met
een draadloos apparaat, moet u, als u van het ene land naar het andere reist, voor uw vertrek nagaan bij de plaatselijke
radiogoedkeuringsinstanties of er beperkingen bestaan voor het gebruik van draadloze apparaten in het land van bestemming.
Als uw systeem uitgerust is met een ingebouwd draadloos apparaat, mag u het draadloos apparaat niet gebruiken tenzij alle
kleppen en schermen op hun plaats zitten en het systeem compleet is.
Draadloze apparaten mogen niet door de gebruiker zelf worden hersteld. Ze mogen onder geen enkel beding gewijzigd worden.
Door wijzigingen aan te brengen aan een draadloos apparaat vervalt de gebruikerslicentie. Neem voor ondersteuning contact op
met de fabrikant.
Gebruik alleen stuurprogramma’s die goedgekeurd zijn voor het land waar het apparaat gebruikt zal worden. Raadpleeg de
systeemherstelkit van de fabrikant of neem contact op met de technische dienst van de fabrikant voor meer informatie.
Alleen voor Israël
Informatie over wettelijke voorschriften_ 19
Alleen voor China
Informatie over deze gebruikershandleiding_ 20
Informatie over deze
gebruikershandleiding
Deze gebruikershandleiding bevat basisinformatie over het apparaat en biedt tevens gedetailleerde informatie over de
verschillende procedures die doorlopen worden bij het gebruik van het apparaat. Zowel beginnende als professionele
gebruikers kunnen deze handleiding raadplegen voor installatie en gebruik van het apparaat.
Lees de veiligheidsinformatie voor u het apparaat in gebruik neemt.
Raad
pleeg het hoofdstuk over probleemoplossing als u problemen ondervindt bij gebruik van het apparaat. (Zie "Problemen oplossen" op pagina 79.)
De in deze
gebruikershandleiding gebruikte begrippen worden uitgelegd in het hoofdstuk met de woordenlijst. (Zie "Verklarende woordenlijst" op
pagina 109.)
Geb
ruik de Index om informatie te vinden.
De afbee
ldingen in deze gebruikershandleiding zijn afhankelijk van de opties en het model, en komen mogelijk niet helemaal overeen met uw apparaat.
De proced
ures in deze gebruikershandleiding zijn voornamelijk gebaseerd op Windows 7.
Conventie
Een aantal begrippen in deze gebruikershandleiding heeft dezelfde betekenis:
Documen
t is synoniem met origineel.
Papie
r is synoniem met materiaal of afdrukmateriaal.
Appara
at verwijst naar printer of multifunctionele printer.
De volgende tabel bevat informatie over de conventies die in
deze handleiding worden gebruikt.
Conventie Beschrijving Voorbeeld
Vet Wordt gebruikt voor teksten op het display of afdrukken op het apparaat. Start
Opmerking Biedt aanvullende informatie of gedetailleerde uitleg over een functie of
voorziening van het apparaat.
De datumnotatie kan verschillen van
land tot land.
Opgepast Biedt gebruikers informatie om het apparaat te beschermen tegen mogelijke
mechanische schade of defecten.
Raak de groene onderzijde van de
tonercassette niet aan.
Voetnoot Biedt aanvullende informatie over bepaalde woorden of een bepaalde zin. a.pagina’s per minuut
("Kruisverwijzing") Brengt gebruikers tot bij een referentiepagina voor bijkomende gedetailleerde
informatie.
(Zie "Meer informatie" op pagina 21.)
Informatie over deze gebruikershandleiding_ 21
Meer informatie
Meer informatie over de instelling en het gebruik van uw apparaat vindt u in de volgende papieren of schermbronnen.
Materiaalbenaming Beschrijving
Beknopte
installatiehandleiding
Deze handleiding geeft informatie over het instellen van het apparaat. U moet de instructies uit de handleiding volgen om het
apparaat gebruiksklaar te maken.
On-linegebruikershand
le
iding
Deze handleiding bevat stapsgewijze instructies om de functies van uw apparaat maximaal te benutten en biedt informatie over het
onderhoud van uw apparaat, probleemoplossing en de installatie van toebehoren.
Netwerkwebsite U kunt de netwerkomgeving instellen vanaf uw computer met netwerkbeheerprogramma's, zoals SetIP, SyncThru™ Web Admin
Service, AnyWeb Print, enzovoort. SyncThru™ Web Admin Service is handig voor netwerkbeheerders die verschillende apparaten
tegelijk moeten beheren. Samsung AnyWeb Print: helpt gebruikers om op een eenvoudige manier schermafbeeldingen van de
website te maken in Windows Internet Explorer. U kunt SyncThru
TM
Web Admin Service of Samsung AnyWeb Print downloaden
vanaf http://solution.samsungprinter.com. Het programma SetIP be
vindt zich op de meegeleverde cd-rom met software.
Help bij het
pr
interstuurprogramma
Deze help biedt ondersteunende informatie over het printerstuurprogramma en instructies voor de instelling van de afdrukopties.
(Zie "Help gebruiken" op pagina 64.)
Samsung-website Als u toegang hebt tot het internet kunt op d
e website van Samsung www.samsungprinter.com terecht voor hulp en ondersteuning,
printerstuurprogramma’s, handleidingen en bestelinformatie.
De functies van uw nieuwe laserproduct_ 22
De functies van uw nieuwe laserproduct
Uw nieuw apparaat is uitgerust met een aantal speciale functies die de kwaliteit van de documenten die u afdrukt verbeteren.
Speciale functies
Afdrukken met een hoge snelheid en uitstekende kwaliteit
U kunt afdrukken met een resolutie tot 9.600 x 600 dpi
effectieve uitvoer.
Uw ap
paraat kan per minuut tot 33 pagina’s van A4-formaat
en 35 pagina’s van Letter-formaat afdrukken.
Uw ap
paraat kan tot 15 vellen van A4-formaat en tot 16
vellen van letter-formaat dubbelzijdig afdrukken.
Verschillende soorten afdrukmateriaal verwerken
De multifunctionele lade is geschikt voor briefhoofden,
enveloppen, etiketten, aangepaste afdrukmaterialen,
briefkaarten en zwaar papier. De multifunctionele lade kan
tot 100 vellen normaal papier bevatten.
In lad
e 1 met een capaciteit van 500 vellen en in de optionele
laden met een capaciteit van 500 vellen kan normaal papier
van diverse afmetingen worden geplaatst. U kunt 2 extra
papierladen installeren.
Professionele documenten maken (zie "Geavanceerde
afdrukfuncties gebruiken" op pagina 59).
Watermerken afdrukken. U kunt uw documenten voorzien
van een watermerk (bijv. "Vertrouwelijk").
Posters afdrukken. De te
kst en afbeeldingen op elke pagina
van uw document worden vergroot en afgedrukt op
afzonderlijke vellen papier die u kunt samenvoegen tot een
poster.
U kunt geb
ruikmaken van voorbedrukte formulieren en
normaal papier met briefhoofd.
Tijd en geld besparen (zie "Geavanceerde afdrukfuncties
gebruiken" op pagina 59).
U kunt meerdere pagina’s op één vel afdrukken om papier te
besparen.
Dit apparaat bespaart automatisch stroom door het
stroomverbruik aanzienlijk te beperken wanneer het niet
wordt gebruikt.
Om pa
pier te besparen kunt u op beide zijden van het papier
afdrukken (dubbelzijdig afdrukken).
De capaciteit van uw apparaat uitbreiden
Dit apparaat heeft een extra geheugensleuf voor het
toevoegen van meer geheugen. (Zie "Beschikbare
verbruiksartikelen" op pagina 96.)
Afdrukken onder verschillende besturingssystemen
U kunt zowel afdrukken onder Windows als vanaf Linux-,
Macintosh- en UNIX-systemen.
He
t apparaat is voorzien van een USB-interface en een
netwerkinterface.
De functies van uw nieuwe laserproduct_ 23
Functies per model
Het apparaat biedt alles wat u nodig hebt voor documentbeheer: van afdrukken tot meer geavanceerde netwerkoplossingen voor uw bedrijf.
Functies per model omvatten:
functies CLP-775 Series
USB 2.0
Harde schijf
Draadloze 802.11 b/g/n LAN-n
etwerkinterface
a
a.Draadloze netwerkinterfacekaarten zijn niet in alle landen verkrijgbaar. Neem contact op met uw plaatselijke Samsung-verkoper of de winkel waar u uw
printer hebt gekocht.
Netwerkinterface Ethernet 10/100
/1000 Base TX bedraad LAN
Dubbelzijdig afdrukken
IEEE1284 Parallelle aansluiting
b
b.Als u de parallelle poort gebruikt, kunt u de USB-kabel niet gebruiken.
Geheugenmodule
( : inclu
sief, : optioneel)
Inleiding_ 24
1.Inleiding
Hieronder ziet u waar de belangrijkste onderdelen van het apparaat zich bevinden:
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Apparaatoverzicht
Overzicht van het bedieningspaneel
Kennismaking met het bedieningspaneel
Het apparaat inschakelen
Apparaatoverzicht
Voorkant
1
Uitvoerlade
8
Handgreep op de voorklep
2
Papieruitvoersteun
9
Voorklep
3
Papierniveau-indicator
10
Bedieningspaneel
4
Optionele lade
a
a.Dit is een optionele functie.
11
Papierbreedtegeleiders op
een multifunctionele lade
5
Lade 1
12
Tonercassette
6
Multifunctionele lade
13
Transportriem
7
Handgreep voor
multifunctionele lade
Inleiding_ 25
Achterkant
1
Klep moederbord
6
Netwerkpoort
2
Aansluiting netsnoer
7
USB-poort
3
Stroomschakelaar
8
External device interface (EDI)
a
a.Interface voor externe apparaten van Samsung en derden.
4
Greep
9
IEEE 802.11 b/g/n draadloos
LAN
b
b.Dit is een optionele functie.
5
IEEE1284 Parallelle
aansluiting
b
Inleiding_ 26
Overzicht van het bedieningspaneel
1
Display
Toont de huidige status en houdt u op de hoogte tijdens het gebruik.
2
Tonerkleuren
Geven de status van elke tonercassette weer. (Zie "Kennismaking met het bedieningspaneel" op pagina 27.)
3
(Menu)
Hiermee opent u de menumodus en bladert
u door de beschikbare menu’s. (Zie "Toegang tot het menu" op pagina 66.)
4
(Terug)
Hiermee keert u terug naar het bovenliggende menu.
5
Pijl
Hiermee bladert u door de beschikbare opties in het geselecteerde menu en verhoogt of verlaagt u waarden.
6
OK
Hiermee bevestigt u de selectie op het scherm.
7
(Stoppen)
Hiermee onderbreekt u een taak die wordt uitgevoerd. Er verschijnt een pop-upvenster op het scherm waarin de huidige
taak wordt weergegeven zodat de gebruiker deze kan stoppen of voortzetten.
8
(Aan/uit)
U kunt ook de stroom in- en uitschakelen met deze knop. (Zie "Toetsen" op pagina 27
.)
9
(Status-LED)
Geeft de status van uw apparaat weer. (Zie "Kennismaking met het bedieningspaneel" op pagina 27.)
Inleiding_ 27
Kennismaking met het bedieningspaneel
Status-LED
De kleur van de status-LED geeft de huidige status van het apparaat aan.
Status Beschrijving
Uit Het apparaat is offline.
He
t apparaat bevindt zich in
energiebesparingsmodus. Wanneer er
gegevens binnenkomen of een knop wordt
ingedrukt, gaat het apparaat automatisch
online.
Groen Knipperen Als de LED la
ngzaam knippert, ontvangt het
apparaat gegevens van de computer.
Wanneer de LED snel knippert, is het
apparaat bezig met afdrukken.
Aan Het apparaat is online en klaar voor gebruik.
Rood Knipperen Er is
een kleine storing opgetreden en het
apparaat wacht tot het probleem is verholpen.
Controleer het bericht op het display. Als het
probleem is opgelost, gaat de printer door met
afdrukken.
De
tonercassette is bijna leeg. De geschatte
gebruiksduur van de cassette
a
a.De geschatte gebruiksduur van een cassette geeft aan hoeveel
afdrukken er gemiddeld nog met de tonercassette kunnen worden
gemaakt conform ISO/IEC 19798. Het aantal pagina’s kan worden
beïnvloed door de omgevingsvoorwaarden, de tijd tussen afdruktaken
en het type en formaat van het afdrukmateriaal. Er kan wat toner
achterblijven in de cassette, ook als de rode LED brandt en de printer
stopt met afdrukken.
is bijna bereikt.
Bereid een nieuwe cassette voor ter
vervan
ging van de oude. U kunt de
afdrukkwaliteit tijdelijk verhogen door de toner
opnieuw te verdelen. (Zie "Toner herverdelen"
op pagina 79.)
Aan De tonercassette heeft de geschatte
levensduur
a
bijna bereikt. Het is aangeraden
om de tonercassette te vervangen. (Zie "De
tonercassette vervangen" op pagina 97.)
He
t papier is vastgelopen. (Zie
"Papierstoringen verhelpen" op pagina 81.)
De
klep is geopend. Sluit de klep.
De
papierlade is leeg. Plaats papier in de
lade.
Het apparaat is gestopt als gevolg van een
ersntige fout. Controleer het bericht op het
display. (Zie "Informatie over
displaymeldingen" op pagina 84.)
Controleer het bericht op het display. Volg de instructies in het bericht
of raadpleeg probleemoplossing. (Zie "Informatie over
displaymeldingen" op pagina 84.) Neem contact op met de
klantenservice als het probleem zich blijft voordoen.
Toetsen
(Menuknop)
Als u de status van uw apparaat wilt ke
nnen en uw apparaat wilt instellen
om een geavanceerde functie te gebruiken, drukt u op
(menuknop).
(Zie "Toegang tot het menu" op pagina 66.)
(Stopknop)
Door op
(stopknop) te drukken, kunt u:
Functie Beschrijving
De afdruktaak annuleren
Druk op
(stopknop) tijdens het
afdrukken.
(Aan/uit-knop)
Om het apparaat volledig uit te schakelen, houdt u deze knop ingedrukt tot
het apparaat wordt uitgeschakeld. Deze knop kan ook worden gebruikt om
het apparaat in te schakelen.
Status Beschrijving
Uit Het apparaat bevindt zich in gereedmodus.
He
t apparaat is uitgeschakeld.
Aan Het apparaat bevindt zich i
n energiebesparingsmodus.
Het apparaat inschakelen
1. Het netsnoer aansluiten.
2. D
e stroomschakelaar aanzetten.
Als u het apparaat volledig wilt uitschakelen, houdt u deze knop
ingedrukt tot het apparaat wordt uitgeschakeld.
Aan de slag_ 28
2.Aan de slag
In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u het USB-apparaat en de software instelt.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
De hardware installeren
Meegeleverde software
Systeemvereisten
Lokaal installeren van het stuurprogramma
De hardware installeren
Dit deel beschrijft de stappen voor de installatie van de hardware, zoals
toegelicht in de Beknopte installatiehandleiding. Lees de Beknopte
installatiehandleiding en voer de volgende stappen uit.
1. Kies een
stabiele locatie.
Kies een vlak, stabiel oppervlak met voldoende ruimte voor
luchtcircul
atie rond het apparaat. Laat extra ruimte vrij voor het openen
van kleppen en papierladen.
Plaats het apparaat in een ruimte die
voldoende geventileerd is, maar
niet in direct zonlicht, vlakbij een warmte- of koudebron of op een
vochtige plek. Plaats het apparaat niet te dicht bij de rand van een
bureau of tafel.
U kunt probleemloos afdrukken tot op een hoogte van 1.000 m.
Raadpleeg de hoogte-instellingen voor optimaal afdrukken. (Zie
"Luchtdrukaanpassing" op pagina 49.)
Plaats het apparaat op een vlak en stabiel op
pervlak zodat het niet meer
dan 2 mm overhelt, anders verslechtert de afdrukkwaliteit.
2. Haal het apparaat uit de verpakking en controleer alle bijgeleverde
artikelen.
3. Verwijd
er de tape rond het apparaat.
4. Plaats de to
nercassette.
5. Plaats papi
er. (Zie "Papier in de lade plaatsen" op pagina 53.)
6. Controle
er of alle kabels met het apparaat zijn verbonden.
7. Z
et het apparaat aan.
Het apparaat zal niet werken als de stroom uitvalt.
Meegeleverde software
Installeer de printersoftware nadat u de printer hebt geïnstalleerd en op de
computer hebt aangesloten. Als u Windows of Macintosh OS gebruikt,
installeert u de software vanaf de meegeleverde cd-rom. Als u Linux OS of
UNIX OS gebruikt, downloadt u de software
van de website van Samsung
(www.samsung.com/printer) en installeert u deze.
De apparaatsoftware wordt bij gelegenheid bijgewerkt, bijvoorbeeld bij
de release van een nieuw besturingssysteem. Download indien nodig
de laatste versie van de website van Samsung. (www.samsung.com/
printer)
Besturingss
ysteem
Inhoud
Windows Printerstuur
programma: gebruik dit
stuurprogramma om de functies van het apparaat
maximaal te benutten.
PostScript
-printerstuurprogramma: het
PostScript-stuurprogramma is bedoeld voor het
afdrukken van documenten met complexe lettertypen
en afbeeldingen in PS. (PostScript printer
description-bestand is inbegrepen.)
Sa
msung Easy Printer Manager: Samsung Easy
Printer Manager combineert printerinstellingen met
omgevingsfactoren, instellingen/taakopties en
startopties. Met al deze functies heeft u overzichtelijk
toegang tot alle functies van uw Samsung-printer.
Samsung-
printerstatus: dit programma geeft de
status van het apparaat weer en waarschuwt u als er
een fout optreedt tijdens het afdrukken.
Hu
lpprogramma Direct afdrukken: met dit
programma kunt u PDF-bestanden rechtstreeks
afdrukken.
SetIP: met dit programma kunt u de TCP/
IP-adresse
n van uw apparaat instellen.
Aan de slag_ 29
Systeemvereisten
Microsoft
®
Windows
®
Besturingssys
teem
Vereisten (aanbevolen)
Processor RAM
Vrije
HDD-ru
imte
Windows
®
2000 Intel
®
Pentium
®
II 400
MHz (Pentium III 933
MHz)
64 MB
(128 MB)
600 MB
Windows
®
XP Intel
®
Pentium
®
III 933
MHz (Pentium IV 1 GHz)
128 MB
(256 MB)
1,5 GB
Windows
Server
®
2003
Intel
®
Pentium
®
III 933
MHz (Pentium IV 1 GHz)
128 MB
(512 MB)
1,25 GB
tot 2 GB
Windows
Server
®
2008
Intel
®
Pentium
®
IV 1 GHz
(Pentium IV 2 GHz)
512 MB (2
GB)
10 GB
Windows Vista
®
Intel
®
Pentium
®
IV 3 GHz
512 MB (1
GB)
15 GB
Windows
®
7 Intel
®
Pentium
®
IV 1 GHz
32-bit of 64-bit-processor
of hoger
1 GB (2 GB) 16 GB
Ondersteuning voor DirectX
®
9 graphics met
128 MB geheugen (om het Aero-thema in te
schakelen).
D
VD-R/W-station
Windows
Server
®
2008 R2
Intel
®
Pentium
®
IV 1 GHz
(x86) of 1,4 GHz (x64)
processoren (2 GHz of
sneller)
512 MB (2
GB)
10 GB
Internet Explorer 6.0 of hoger is minimaal vereist voor alle
Windows-besturingssystemen.
Geb
ruikers kunnen de software installeren als ze
beheerdersrechten hebben.
W
indows Terminal Services is compatibel met uw apparaat.
Vo
or Windows 2000 is Service Pack 4 of hoger vereist.
Macintosh
Besturingssy
steem
Vereisten (aanbevolen)
Processor RAM
Vrije
schijf
ruimt
e
Mac OS X
10.3~
10.4
Intel
®
-processoren
PowerPC G
4/G5
12
8 MB voor Mac
met PowerPC
(512 MB)
51
2 MB voor een
Mac op basis van
Intel (1 GB)
1 GB
Mac OS X 10.5
In
tel
®
-processoren
8
67 MHz of
sneller Power
PC G4/G5
512 MB (1 GB) 1 GB
Mac OS X 10.6
Int
el
®
-processoren
1 GB (2 GB) 1 GB
Macintosh PostScript-printerstuurprogramma: gebruik dit
stuurprogramma om met uw apparaat documenten
af te drukken vanaf een Macintosh-computer.
(PostScript printer description-bestand is
inbegrepen.)
Sm
art Panel: dit programma geeft de status van het
apparaat weer en waarschuwt u als er een fout
optreedt tijdens het afdrukken.
Se
tIP: met dit programma kunt u de TCP/
IP-adressen van uw apparaat instellen.
Linux Un
ified Linux-stuurprogramma: gebruik dit
stuurprogramma om de functies van het apparaat
maximaal te benutten.
Po
stScript Printer Description-bestand
(PPD-bestand): met dit bestand kunt u uw apparaat
bedi
enen en documenten afdrukken vanaf een
Linux-computer.
Sm
art Panel: dit programma geeft de status van het
apparaat weer en waarschuwt u als er een fout
optreedt tijdens het afdrukken.
Se
tIP: met dit programma kunt u de TCP/
IP-adressen van uw apparaat instellen.
UNIX UNI
X-printerstuurprogramma: met dit
stuurprogramma kunt u documenten afdrukken vanaf
een UNIX-systeem.
Besturingss
ysteem
Inhoud
Besturingssys
teem
Vereisten (aanbevolen)
Processor RAM
Vrije
HDD-ru
imte
Aan de slag_ 30
Linux
Items Vereisten
Besturingssyste
em
RedHat
®
Enterprise Linux WS 4, 5 (32/64 bit)
Fedora 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13 (32/64-bit)
SuSE Linux 10.1 (32 bits)
OpenSuSE
®
10.2, 10.3, 11.0, 11.1, 11.2 (32/64 bits)
Mandriva 2007, 2008, 2009, 2009.1, 2010 (32/64
bits)
Ubuntu 6.06, 6.10, 7.04, 7.10, 8.04
, 8.10, 9.04, 9.10,
10.04 (32/64 bits)
SuSE Linux Enterprise Desktop 10, 11 (32/64 bits)
Debian 4.0, 5.0 (32/64 bits)
Processor Pentium IV 2,4 GHz (Intel Core™2)
RAM 512 MB (1 GB)
Vrije
HDD-ruimte
1 GB (2 GB)
Unix
Items Vereisten
Besturingssyste
em
Sun Solaris 9, 10 (x86, SPARC)
HP-UX 11.0, 11i v1, 11i v2, 11i v3 (PA-RISC,
Itani
um)
IBM AIX 5.1, 5.2, 5,3, 5.4
Vrije
HDD-ruimte
Tot 100 MB
Lokaal installeren van het stuurprogramma
Een lokale printer is een printer die via een kabel rechtstreeks op uw
computer is aangesloten. Als uw apparaat met een netwerk is verbonden,
slaat u de onderstaande stappen over en gaat u naar het deel over de
installatie van het stuurprogramma voor een apparaat dat met een netwerk
is verbonden. (Zie "Het stuurprogramma voor het verbinden met een
bedraad netwerk installeren" op pagina 35.)
Zie de handleiding Geavanceerd als u een Macintosh, Linux of
Unix OS-gebruiker bent.
Door Ge
avanceerde installatie > Aangepaste installatie te
selecteren, kunt u kiezen welke programma’s u wilt installeren.
Geb
ruik alleen een USB-kabel die korter is dan 3 meter.
Windows
1. Zorg ervoor dat de printer op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
Als tijdens de installatie het venster "Wizard Nieuwe hardware
gevonden" verschijnt, klikt u op Annuleren om het venster te
sluiten.
2. Plaats de meege
leverde cd-rom met software in het cd-rom-station.
De cd-rom start automatisch op en er verschij
nt een installatievenster.
3. Selecteer Nu installeren.
4. Lees de Gebruiksrechtovereenkomst en selecteer Ik aanvaard de
bepalingen van de gebruiksrechtovereenkomst. Klik vervolgens op
Volgende.
5. Vo
lg de instructies in het installatievenster.
Als het printerstuurprogramma niet naar behoren werkt, volgt u de
onderstaande stappen om het stuurprogramma te verwijderen en
opnieuw te installeren.
a) Z
org ervoor dat de printer op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
b) Se
lecteer in het menu Start achtereenvolgens Programma's of
Alle programma's > Samsung Printers > naam van uw
printerstuurprogramma > Deïnstalleren.
c) Se
lecteer de gewenste optie en volg de instructies in het venster.
d) N
adat u het printerstuurprogramma hebt verwijderd, moet u het
opnieuw installeren (zie "Lokaal installeren van het
stuurprogramma" op pagina 30, "Het stuurprogramma voor het
verbinden met een bedraad netwerk installeren" op pagina 35).
Macintosh
1. Zorg ervoor dat de printer op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2. Pl
aats de meegeleverde cd-rom met software in het cd-rom-station.
3. D
ubbelklik op het cd-rom-pictogram op het bureaublad van uw
Macintosh-computer.
4. Dubbelklik op de map MAC_Installer.
5. D
ubbelklik op het pictogram Installer OS X.
6. Vo
er het wachtwoord in en klik op OK.
7. H
et installatievenster van Samsung wordt geopend. Klik op Volgende
(voor Mac OS X 10.4 Ga door).
8. L
ees de gebruiksrechtovereenkomst en klik op Volgende (voor Mac
OS X 10.4 Ga door).
9. Kl
ik op Akkoord als u akkoord gaat met de gebruiksrechtovereenkomst.
10. Se
lecteer Eenvoudige installatie (voor Mac OS X 10.4
Standardinstallatie) en klik op Installeer. Eenvoudige installatie
(voor Mac OS X 10.4 Standardinstallatie) wordt aanbevolen voor de
meeste gebruikers. Alle onderdelen die noodzakelijk zijn voor
apparaatbewerkingen worden geïnstalleerd.
Als u Aa
ngepaste installatie (voor Mac OS X 10.4 Maak installatie
ongedaan) selecteert, kunt u aangeven welke afzonderlijke onderdelen
u wilt installeren.
11. Kl
ik op Volgende (voor Mac OS X 10.4 Ga door) als het bericht met de
waarschuwing dat alle toepassingen worden afgesloten op de computer
wordt weergegeven.
Aan de slag_ 31
12. Selecteer Typische installatie voor een lokale printer en klik
vervolgens op OK.
Als u Typische installatie voor een netwerkprinter selecteert
tijdens de installatie van het printerstuurprogramma, wordt het
programma SetIP automatisch uitgevoerd. Als de
netwerkgegevens voor het apparaat al geconfigureerd zijn, sluit u
het programma SetIP af. Ga door met de volgende stap.
13. Nada
t de installatie is voltooid, klikt u op Afsluiten (voor Mac OS X 10.4
Sluit af).
14. Ope
n de map Toepassingen > Hulpprogramma's >
Printerconfiguratie.
In
Mac OS X 10.5-10.6 opent u de map Toepassingen >
Systeemvoorkeuren en klikt u op Afdrukken en faxen.
15. Klik op Voeg toe in de Printerlijst.
In
Mac OS X 10.5~10.6 klikt u op het pictogram +, waarna een
venster verschijnt.
16. Voor MAC
OS X 10.3 selecteert u het tabblad USB.
In Mac
OS X 10.4 klikt u op Standaardkiezer en zoekt u de
USB-verbinding.
In Ma
c OS X 10.5~10.6 klikt u op Standaard en zoekt u de
USB-verbinding.
17. Als au
tomatisch selecteren in Mac OS X 10.3 niet goed werkt, selecteert
u Samsung in Printermodel en de naam van uw apparaat in
Modelnaam.
Als automatisch sele
cteren in Mac OS X 10.4 niet goed werkt,
selecteert u Samsung in Druk af via en de naam van uw apparaat
in Model.
Als de automatische
selectiefunctie niet goed werkt in Mac OS X
10.5~10.6, selecteert u Selecteer besturingsbestand… en de
naam van uw printer in Druk af via.
Uw printer verschijnt in Print
erlijst en wordt ingesteld als
standaardprinter.
18. Klik op Voeg toe.
Als de printer niet correct werkt, maakt u de installatie van het
stuurprogramma ongedaan en installeert u het opnieuw.
Volg de onderstaande stappen om de installatie van het
p
rinterstuurprogramma voor Macintosh ongedaan te maken.
a) Zorg
ervoor dat de printer op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
b) Plaats de meege
leverde cd-rom met software in het
cd-rom-station.
c) Dubb
elklik op het cd-rom-pictogram op het bureaublad van uw
Macintosh-computer.
d) Dubbelklik op de map MAC_Installer.
e) Dubb
elklik op het pictogram Installer OS X.
f) Voer het wachtwoo
rd in en klik op OK.
g) Het
installatievenster van Samsung wordt geopend. Klik op
Volgende (voor Mac OS X 10.4 Ga door).
h) Selecteer Insta
llatie ongedaan maken (voor Mac OS X 10.4
Maak installatie ongedaan) en klik op Installatie ongedaan
maken (voor Mac OS X 10.4 Maak installatie ongedaan).
i) Op he
t computerscherm verschijnt een waarschuwing dat alle
toepassingen worden afgesloten. Klik op Volgende (voor Mac OS
X 10.4 Ga door).
j) Nada
t de installatie ongedaan is gemaakt, klikt u op Afsluiten
(voor Mac OS X 10.4 Sluit af).
Linux
U moet het Linux-softwarepakket downloaden van de website van Samsung
om de printersoftware te installeren.
Volg de onderstaande stappen om de software te installeren.
Linux Unified Driver installeren
1. Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2. Wan
neer het venster Administrator Login verschijnt, typt u root in
het veld Login en voert u het systeemwachtwoord in.
U moet zich aanmelden als supergebruiker (root) om de
apparaatsoftware te installeren. Als u geen supergebruiker
bent, neemt u contact op met uw systeembeheerder.
3. Down
load het Unified Linux Driver-pakket van de website van
Samsung en plaats het op uw computer.
4. Klik met u
w rechtermuisknop op het Unified Linux Driver-pakket en
pak het uit.
5. Dubb
elklik op cdroot > autorun.
6. Klik op Nex
t zodra het welkomstscherm verschijnt.
7. Zodra de installatie is voltooid, klikt u op Finish.
Het installatieprogramma heeft het pictogram Unified Driver
C
onfigurator op het bureaublad geplaatst en de groep Unified Driver aan
het systeemmenu toegevoegd. Raadpleeg bij problemen de
on-linehelpfunctie. U opent de help via het systeemmenu of vanuit het
stuurprogrammapakket voor Windows-toepassingen, zoals Unified
Driver Configurator of Image Manager.
Smart Panel installeren
1. Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2. Wan
neer het venster Administrator Login verschijnt, typt u root in
het veld Login en voert u het systeemwachtwoord in.
U moet zich aanmelden als supergebruiker (root) om de
apparaatsoftware te installeren. Als u geen supergebruiker
bent, neemt u contact op met uw systeembeheerder.
3. Down
load het Smart Panel-pakket van de website van Samsung en
plaats het op uw computer.
4. Klik me
t uw rechtermuisknop op het Smart Panel-pakket en pak het
uit.
5. Dubb
elklik op cdroot > Linux > smartpanel > install.sh.
Aan de slag_ 32
Printer Settings Utility installeren
1. Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2. Wanneer het venster Administrator Login verschijnt, typt u root in
het veld Login en voert u het systeemwachtwoord in.
U moet zich aanmelden als supergebruiker (root) om de
apparaatsoftware te installeren. Als u geen supergebruiker
bent, neemt u contact op met uw systeembeheerder.
3. Download het pakket met het Hulpprogramma Printerinstellingen
van de website van Samsung en plaats het op uw computer.
4. Klik met de rechtermuisknop op het Printer Settings Utility-pakket
en decomprimeer het.
5. Dubbelklik op cdroot > Linux > psu > install.sh.
Als het printerstuurprogramma niet correct werkt, maakt u de
installatie van het stuurprogramma ongedaan en installeert u het
opnieuw.
Volg onderstaande stappen om de installatie van het
stuurprogramma voor Linux ongedaan te maken.
a) Zorg ervoor dat de printer op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
b) Zodra het venster Administrator Login verschijnt, typt u "root"
in het veld Login en voert u het systeemwachtwoord in.
U moet zich aanmelden als supergebruiker (root) om de
installatie van het printerstuurprogramma ongedaan te maken.
Als u geen supergebruiker bent, neemt u contact op met uw
systeembeheerder.
c) Klik op het pictogram onderaan op het bureaublad. Als het
terminalvenster verschijnt, typt u het volgende
[root@localhost root]#cd /opt/Samsung/mfp/uninstall/
[root@localhost uninstall]#./uninstall.sh
d) Klik op Uninstall.
e) Klik op Next.
f) Klik op Finish.
Netwerkinstallatie_ 33
3.Netwerkinstallatie
In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u het USB-apparaat en de software instelt.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Netwerkomgeving
Introductie van handige netwerkprogramma’s
Een bedraad netwerk gebruiken
Draadloos netwerk instellen
IPv6-configuratie
Zie "Een bedraad netwerk gebruiken" op pagina 33 als u
gebruikmaakt van een bedrade netwerkomgeving.
Zie
"Draadloos netwerk instellen" op pagina 39 als u gebruikmaakt
van een draadloze netwerkomgeving.
Netwerkomgeving
U moet de netwerkprotocollen installeren op het apparaat om het als
netwerkprinter te kunnen gebruiken. U kunt de basisnetwerkinstellingen
opgeven via het bedieningspaneel van het apparaat.
De volgende tabel toont de netwerkomgevingen die het apparaat
onder
steunt:
Item Vereisten
Netwerkinterface Ethernet 10/100/1000 Base-TX
80
2.11 b/g/n draadloos LAN
(optioneel)
Netwerkbesturingssysteem Wi
ndows 2000/XP/2003/2008/Vista/
7/2008 Server R2
Diver
se Linux-besturingssystemen
Mac OS X
10.3~10.6
UNIX
Netwerkprotocollen TCP/
IPv4
DHCP, BOOTP
DNS, WINS, Bonj
our, SLP, UPnP
Standa
rd TCP/IP Printing(RAW),
LPR, IPP
SN
MPv 1/2/3, HTTP(S), Telnet,
SMTP, IPSec
TCP/IPv6 (DHCP, DNS, RAW, LPR,
SNMPv 1/2/3, HTTP(S), IPSec
(zie "IPv6-configuratie" op pagina 47).
Draadloze
ne
twerkbeveiliging
Verificatie: OSA, gedeelde sleutel,
WPA Personal, WPA2 Personal
(PSK), WPA Enterprise, WPA2
Enterprise
Cod
ering: WEP64, WEP128, TKIP,
AES
Introductie van handige netwerkprogramma’s
Er zijn verschillende programma’s voorhanden om de netwerkinstellingen
op een eenvoudige manier op te geven in een netwerkomgeving. Zo kan de
netwerkbeheerder verschillende apparaten in het netwerk beheren.
Stel het IP-adres in voor u de onderstaande programma’s in gebruik
neemt.
SyncThru™ Web Service
Een in de netwerkafdrukserver ingebouwde webserver laat u toe om:
d
e netwerkparameters voor het apparaat te configureren zodat u een
verbinding kunt maken met diverse netwerkomgevingen;
d
e apparaatinstellingen aan te passen.
(zie "SyncThru™ Web Service gebruiken" op pagina 70).
SyncThru™ Web Admin Service
Een via internet functionerend afdrukbeheersysteem voor
netwerkbeheerders. Met SyncThru™ Web Admin Service kunt u
netwerkapparatuur op een efficiënte manier beheren en op afstand
controleren. U kunt bovendien problemen
oplossen vanaf iedere plek waar
u toegang hebt tot het bedrijfsnetwerk via he
t internet. U kunt dit programma
downloaden van http://solution
.samsungprinter.com.
SetIP
Hulpprogramma waarmee u een netwerkinterface kunt selecteren en
handmatig IP-adressen kunt configureren voor gebruik met het TCP/
IP-protocol. (Zie "Het IP-adres instellen" op pagina 34.)
TCP/IPv6 wordt niet door dit programma ondersteund.
Een bedraad netwerk gebruiken
U moet de netwerkprotocollen op uw apparaat instellen om het apparaat in
uw netwerk te kunnen gebruiken. In dit hoofdstuk leest u hoe u dit op een
eenvoudige manier kunt doen.
U kunt het netwerk gebruiken nadat u e
en netwerkkabel hebt aangesloten
op de overeenkomstige poort op uw computer.
Netwerkinstallatie_ 34
Een netwerkconfiguratierapport afdrukken
U kunt een netwerkconfiguratierapport afdrukken vanaf het
bedieningspaneel van het apparaat. In dit rapport worden de huidige
netwerkinstellingen van het apparaat weergegeven. Hiermee kunt u een
netwerk installeren en problemen oplossen.
1. Druk op
op het bedieningspaneel.
2. Druk op de pi
jl-omhoog/omlaag om Netwerk te selecteren en druk
vervolgens op OK.
3. Druk op de pi
jl-omhoog/omlaag om Netwerkconfiguratie te selecteren
en druk vervolgens op OK.
In dit ne
twerkconfiguratierapport vindt u het MAC-adres en het IP-adres
van uw apparaat.
Bijvoorbeeld
M
AC-adres: 00:15:99:41:A2:78
IP-ad
res: 192.0.0.192
Het IP-adres instellen
Eerst moet u een IP-adres instellen voor het beheren van en afdrukken via
het netwerk. In de meeste gevallen wordt een IP-adres automatisch
toegewezen door een DHCP-server (Dynamic Host Configuration Protocol
Server) die zich in het netwerk bevindt.
IP-adres instellen via het bedieningspaneel
1. Verbind uw apparaat met het netwerk door middel van een
netwerkkabel.
2. Ze
t het apparaat aan.
3. Druk op
op het bedieningspaneel.
4. Druk op de
pijl-omhoog/omlaag om Netwerk te selecteren en druk
vervolgens op OK.
5. Druk op de
pijl-omhoog/omlaag om TCP/IP (IPv4) te selecteren en
druk vervolgens op OK.
6. Druk op de pi
jl-omhoog/omlaag om IP-adres instellen te selecteren
en druk vervolgens op OK.
7. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om Handmatig te selecteren en
druk vervolgens op OK.
8. Het eerste beschikb
are menu-item, IP-adres, verschijnt.
Voe
r een getal in tussen 0 en 255.
9. Ge
bruik de pijl-omlaag/omhoog om de cijfers in te voeren en de
pijl-links/rechts om te schakelen tussen de cijfers. Als u het IP-adres
hebt ingevoerd, drukt u op OK.
10. Voer and
ere parameters in zoals Subnetmasker of Gateway en
druk op OK.
11. Na he
t invoeren van alle parameters drukt u op om terug te
keren naar stand-bymodus.
Ga nu naar "Het stuurprogramma voor het verbinden met een bedraad
netwerk installeren" op pagina 35.
IPv4-configuratie met het programma SetIP (Windows)
Voordat u het programma SetIP gebruikt, moet u de firewall van de
computer uitschakelen via Configuratiescherm >
Beveiligingscentrum > Windows Firewall.
1. Insta
lleer dit programma vanaf de meegeleverde cd-rom door te
dubbelklikken op Application > SetIP > Setup.exe.
2. Volg de
instructies in het installatievenster.
3. Slui
t het apparaat op het netwerk aan met een netwerkkabel.
4. Schakel
het apparaat in.
5. In
het menu Start van Windows selecteert u Alle programma’s >
Samsung Printers > SetIP > SetIP.
6. Klik op het pictogra
m (derde van links) in het scherm SetIP om
het TCP/IP-configuratievenster te openen.
7. Voer de nieuwe apparaatgegevens op de volgende manier in het
configuratievenster in. In een bedrijfsintranet moeten deze gegevens
u mogelijk worden toegewezen door een netwerkbeheerder voor u
verder kunt gaan.
Zoek het MAC-adres in het netwerkconfiguratierapport en
voer het hier in (zonder dubbele punten) (zie "Een
netwerkconfiguratierapport afdrukken" op pagina 34).
00:15:99:29:51:A8 wordt dus 0015992951A8.
8. Klik op Apply en vervolgens op OK. De printer zal het
netwerkconfiguratierapport automatisch afdrukken. Bevestig dat
alle instellingen juist zijn.
IPv4-configuratie met het programma SetIP
(Macintosh)
Voordat u het programma SetIP gebruikt, moet u de firewall van de
computer uitschakelen via Systeemvoorkeuren > Beveiliging >
Firewall.
De volgende instructies kunnen afwijken afhankelijk van uw
model.
1. Verbind uw apparaat met het netwerk door middel van een
netwerkkabel.
2. Plaats de install
atie-cd en open het schijfvenster. Selecteer
vervolgens MAC_Installer > MAC_Printer > SetIP >
SetIPapplet.html.
3. Dubb
elklik op het bestand en Safari zal automatisch worden
geopend. Selecteer vervolgens Vertrouw. De browser zal de pagina
SetIPapplet.html met de naam en het IP-adres van de printer
openen.
4. Klik op het pictogra
m (derde van links) in het scherm SetIP om
het TCP/IP-configuratievenster te openen.
5. Voer de nieuwe apparaatgegevens in het configuratievenster in. In
een bedrijfsintranet moeten deze gegevens mogelijk worden
toegewezen door een netwerkbeheerder voordat u verder kunt gaan.
Netwerkinstallatie_ 35
Zoek het MAC-adres in het netwerkconfiguratierapport en
voer het hier in (zonder dubbele punten) (zie "Een
netwerkconfiguratierapport afdrukken" op pagina 34).
Bijvoorbeeld: 00:15:99:29:51:A8 wordt dus 0015992951A8.
6. Selecteer Apply, OK en opnieuw OK.
7. Sluit Safari af.
IPv4-configuratie met het programma SetIP (Linux)
Voordat u het programma SetIP gebruikt, moet u de firewall van de
computer uitschakelen via System Preferences or Administrator.
De volgende instructies kunnen verschillen per model of
besturingssysteem.
1. Open /opt/Samsung/mfp/share/utils/.
2. Dub
belklik op het bestand SetIPApplet.html.
3. Klik hie
r om het venster TCP/IP Configuration te openen.
4. Voer de ni
euwe apparaatgegevens in het configuratievenster in. In
een bedrijfsintranet moeten deze gegevens mogelijk worden
toegewezen door een netwerkbeheerder voordat u verder kunt gaan.
Zoek het MAC-adres in het netwerkconfiguratierapport en
voer het hier in (zonder dubbele punten) (zie "Een
netwerkconfiguratierapport afdrukken" op pagina 34).
Bijvoorbeeld: 00:15:99:29:51:A8 wordt dus 0015992951A8.
5. Het Netwerkconfigura
tierapport wordt automatisch op het
apparaat afgedrukt.
Netwerkparameters instellen
U kunt eveneens verschillende netwerkinstellingen opgeven met behulp van
netwerkbeheerprogramma’s zoals SyncThru™ Web Admin Service en
SyncThru™ Web Service.
Standaardinstellingen terugzetten
Mogelijk moet u de standaardfabrieksinstellingen terugzetten als het
apparaat dat u gebruikt met een nieuwe netwerkomgeving wordt
verbonden.
De standaardfabrieksinstellingen terugzetten via het
bedieningspaneel
1. Druk op op het bedieningspaneel.
2. Druk op de
pijl-omhoog/omlaag om Netwerk te selecteren en druk
vervolgens op OK.
3. Druk op de
pijl-omhoog/omlaag om Inst. wissen te selecteren en
druk vervolgens op OK.
4. Schakel
het apparaat uit en weer in om de instellingen toe te passen.
Standaardfabrieksinstellingen terugzetten met
SyncThru™ Web Service
1. Start een webbrowser zoals Internet Explorer, Safari of Firefox, en
voer in het browservenster het nieuwe IP-adres van uw apparaat in.
Bijvoorbeeld,
2. Klik op Ga naar om toegang te krijgen tot de SyncThru™ Web
Service.
3. Klik op Lo
gin in de rechterbovenhoek van de SyncThru™ Web
Service-website.
Er verschijnt een aanmeldingspagina.
4. Typ
de juiste gegevens bij ID en Password en klik vervolgens op
Login.
Typ standaard-id en standaardwachtwoord in als u zich voor het
eerst aanmeldt op SyncThru™ Web Service.
ID: admin
Pass
word: sec00000
5. Wan
neer het venster SyncThru™ Web Service wordt geopend,
klikt u op Settings > Network Settings > Restore Default.
6. Klik op Clear voo
r het netwerk.
7. Sch
akel het apparaat uit en weer in om de instellingen toe te passen.
Het stuurprogramma voor het verbinden met een
bedraad netwerk installeren
U moet de printerstuurprogrammasoftware installeren voor u kunt
afdrukken. De software bestaat uit stuurprogramma’s, toepassingen en
andere gebruiksvriendelijke programma’s.
Controleer of de netwerkinstallatie voor uw apparaat is voltooid. Sluit alle
toep
assingen op uw computer af voor u met de installatie begint.
Windows
1. Controleer of het apparaat met het netwerk is verbonden en
ingeschakeld is. Het IP-adres van uw apparaat moet ook reeds zijn
ingesteld.
Als tijdens de installatie het venster "Wizard Nieuwe
hardware gevonden" verschijnt, klikt u op Annuleren om het
venster te sluiten.
2. Plaats de meege
leverde cd-rom met software in het cd-rom-station.
De cd-rom start automatisch op en er verschijnt een
install
atievenster.
3. Selecteer
Nu installeren.
Als u op Geavanceerde installatie klikt, kunt u gebruik maken
van de optie Aangepaste installatie. Aangepaste installatie
laat u toe om de verbinding van het apparaat te selecteren en
aan te geven welke individuele onderdelen u wilt installeren.
Volg de aanwijzingen op het scherm.
4. Lee
s de Gebruiksrechtovereenkomst en schakel het selectievakje
Ik aanvaard de bepalingen van de gebruiksrechtovereenkomst
in. Klik daarna op Volgende.
Het programma zoekt het apparaat.
Als het apparaat niet in het netwerk of lokaal wordt gevonden,
verschijnt er een foutbericht.
Schakel deze optie in als u de software wilt installeren
zonder de printer aan te sluiten.
- Schake
l deze optie in als u dit programma wilt
installeren zonder dat er een apparaat is aangesloten.
In dit geval wordt het venster voor het afdrukken van
een testpagina overgeslagen en wordt de installatie
voltooid.
Op
nieuw zoeken
Wanneer u op deze knop klikt, verschijnt er een venster
met ee
n firewall-waarschuwing.
- Schakel de firewall uit en klik op Opnieuw zoeken. In
Windows klikt u op Start > Configuratiescherm >
Windows Firewall en schakelt u deze optie uit.
- Schake
l naast de firewall van het besturingssysteem
ook die van andere programma’s uit. Raadpleeg de
handleiding van de desbetreffende programma’s.
Netwerkinstallatie_ 36
Directe invoer
Directe invoer laat u toe om een specifiek apparaat te
zoeken op het netwerk.
- Zoeken op IP-adres: voer hier het IP-adres of de
hostnaam in. Klik vervolgens op Volgende.
Druk een netwerkconfiguratierapport af om het IP-adres
van uw apparaat te controleren (zie
"Een
netwerkconfiguratierapport afdrukken" op pagina 34).
- Zoeken op netwerkpad: u kunt een gedeelde printer
(UNC-pad) opgeven door de gedeelde naam handmatig
in te voeren of door te klikken op Bladeren en de
gedeelde printer te zoeken. Klik vervolgens op
Volgende.
Help
Als uw printer niet op de computer of het netwerk is
aangesloten kunt u met deze Help-knop gedetailleerde
informatie over de aansluiting van het apparaat weergeven.
SNMP-community-naam
Als uw systeembeheerder de nieuwe
SNMP-community-naam op het apparaat heeft ingesteld,
vindt u het apparaat terug in het netwerk. Neem contact op
met uw systeembeheerder voor de nieuwe
SNMP-community-naam.
5. De gevonden apparaten worden op het scherm weergegeven.
Selecteer het gewenste apparaat en klik op OK.
Als er slechts één apparaat is gevonden, verschijnt het
bevestigingsvenster.
6. Volg de instructies in het installatievenster.
De modus installatie op de achtergrond
De modus installatie op de achtergrond is een installatiemethode die
geen tussenkomst van de gebruiker vereist. Zodra u met de installatie
start, worden het stuurprogramma van het apparaat en de software
automatisch op uw computer geïnstalleerd. U kunt de installatie op de
achtergrond ook starten door /s of /S in het opdrachtvenster te typen.
Opdrachtregelparameters
De volgende tabel geeft opdrachten weer die kunnen worden gebruikt in
het opdrachtvenster.
De volgende opdrachtregels zijn effectief en worden gehanteerd
wanneer de opdracht gebruikt wordt met /s of /S. /h, /H of /? zijn
exceptional commands die alleen gebruikt kunnen worden.
Opdrachtregel Definitie Omschrijving
/s of /S Start installatie op de
achtergrond.
Hiermee worden
apparaatstuurprogramma'
s geïnstalleerd zonder UI's
op te roepen en zonder
tussenkomst van de
gebruiker.
/
p"<poortnaam>"
of /
P"<poortnaam>"
Specificeert de
printerpoort.
Er wordt een
netwerkpoort
gemaakt aan de
hand van de
standaard TCP/
IP-poortmonitor.
Voor een lokale
poort moet deze
poort op het
systeem bestaan
voor deze door
een opdracht
wordt
gespecificeerd.
De printerpoortnaam kan
worden opgegeven als
IP-adres, hostnaam, lokale
USB-poortnaam of
IEEE1284-poortnaam.
Voorbeeld:
/p"xxx.xxx.xxx.xxx"
waarin
"xxx.xxx.xxx.xxx" staat
voor het IP-adres van
de netwerkprinter. /
p"USB001", /P"LPT1:",
/p"hostnaam".
Voer Setup.exe /s /
L"0x0012” or
Setup.exe /s /L"18” .
in als u het
stuurprogramma in het
Koreaans op de
achtergrond installeert.
/a"<dest_path>"
of /
A"<dest_path>"
Specificeert het
doelpad voor de
installatie.
Het doelpad moet
een volledig
gekwalificeerd
pad zijn.
Aangezien
apparaatstuurprogramma’
s geïnstalleerd moeten
worden op een voor het
besturingssysteem
specifiek pad, is deze
opdracht enkel van
toepassing op
toepassingssoftware.
/
i"<scriptbestand
snaam>" of /
I"<scriptbestand
snaam>"
Specificeert het
aangepaste
installatiescriptbestand
voor aangepaste
installatie.
De
scriptbestandsna
am moet een
volledig
gekwalificeerde
bestandsnaam
zijn.
Het aangepaste
scriptbestand kan worden
toegewezen voor een
aangepaste installatie op
de achtergrond. Dit
scriptbestand kan door het
hulpprogramma voor
aangepaste installatie of
door de teksteditor worden
gemaakt of gewijzigd.
dit aangepaste
scriptbestand heeft
voorrang op de
standaard
installatie-instelling
in het
installatiepakket,
maar heeft geen
voorrang op
opdrachtregelparam
eters.
/
n"<Printernaam
>" of /
N"<Printernaam
>"
Specificeert de
printernaam. De
printerinstantie zal
worden gemaakt
conform de opgegeven
printernaam.
Met deze parameter kunt u
naar wens
printerinstanties
toevoegen.
Opdrachtregel Definitie Omschrijving
Netwerkinstallatie_ 37
Taalcode
/nd of /ND Geeft de opdracht het
geïnstalleerde
stuurprogramma niet in
te stellen als standaard
apparaatstuurprogram
ma.
Het geeft aan dat het
geïnstalleerde
apparaatstuurprogramma
niet het standaard
apparaatstuurprogramma
op uw systeem zal zijn als
er meer dan een
printerstuurprogramma is
geïnstalleerd. Als er geen
apparaatstuurprogramma
op uw systeem is
geïnstalleerd, is deze optie
niet van toepassing omdat
het
Windows-besturingssyste
em het geïnstalleerde
printerstuurprogramma als
standaardstuurprogramma
zal instellen.
/x of /X Maakt gebruik van
bestaande
apparaatstuurprogram
mabestanden om de
printerinstantie te
maken als deze al is
geïnstalleerd.
Deze opdracht biedt een
mogelijkheid om een
printerinstantie te
installeren die
gebruikmaakt van
geïnstalleerde
printerstuurprogrammabes
tanden zonder een
bijkomend
stuurprogramma te
installeren.
/
up"<printernaa
m>" of /
UP"<printernaa
m>"
Verwijdert alleen de
opgegeven
printerinstantie en niet
de
stuurprogrammabestan
den.
Deze opdracht biedt een
mogelijkheid om alleen de
opgegeven printerinstantie
van uw systeem te
verwijderen zonder aan
andere
printerstuurprogramma’s
te raken. Hiermee zullen
de
printerstuurprogramma’s
niet van uw systeem
worden verwijderd.
/d of /D Verwijdert alle
apparaatstuurprogram
ma’s en toepassingen
van uw systeem.
Deze opdracht zal alle
geïnstalleerde
apparaatstuurprogramma’
s en toepassingssoftware
van uw systeem
verwijderen.
/v"<share
name>" of /
V"<share
name>"
Deelt het geïnstalleerde
apparaat en voegt
andere
stuurprogramma’s toe
aan het platform voor
Point & Print.
Alle ondersteunde
apparaatstuurprogramma'
s van het
Windows-besturingssyste
em worden geïnstalleerd
en gedeeld met de
opgegeven <share name>
voor Point & Print.
Opdrachtregel Definitie Omschrijving
/o of /O Opent de map Printers
en faxapparaten na
installatie.
Deze opdracht opent de
map Printers en
faxapparaten na
installatie op de
achtergrond.
/f"<naam van
logboekbestand
>" of /F"<naam
van
logboekbestand
>"
Specificeert de naam
van het
logboekbestand. Indien
niet gespecificeerd,
wordt het standaard
logboekbestand
gemaakt in de tijdelijke
map op het systeem.
Er wordt een
logboekbestand gemaakt
in een opgegeven map.
/h, /H of /? Toont het gebruik van
de opdrachtregel.
Code Taal
0X0009 Engels
0X0012 Koreaans
0X0804 Vereenvoudigd Chinees
0X0404 Traditioneel Chinees
0x040c Frans
0X0007 Duits
0X0010 Italiaans
0X000a Spaans
0X0013 Nederlands
0X001D Zweeds
0X0006 Deens
0X000b Fins
0X0014 Noors
0X0019 Russisch
0X0005 Tsjechisch
0X000e Hongaars
0X0008 Grieks
0X0816 Standaard Portugees
0X0416 Braziliaans Portugees
0X0015 Pools
0X001F Turks
0X0001 Arabisch
0X000D Hebreeuws
0x0424 Sloveens
0X0418 Roemeens
Opdrachtregel Definitie Omschrijving
Netwerkinstallatie_ 38
Macintosh
1. Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is. Het IP-adres van uw apparaat moet ook reeds zijn
ingesteld.
2. Plaats de meegeleverde cd-rom met software in het cd-rom-station.
3. Dubbelklik op het cd-rom-pictogram op het bureaublad van uw
Macintosh-computer.
4. Dubbelklik op de map MAC_Installer.
5. Dubbelklik op het pictogram Installer.
6. Voer de netwerksleutel in en klik op OK.
7. Het venster Samsung Installer wordt geopend. Klik op Volgende
(voor Mac OS X 10.4 Ga door).
8. Selecteer Eenvoudige installatie en klik op Installeer. Eenvoudige
installatie wordt aanbevolen voor de meeste gebruikers. Alle
onderdelen die noodzakelijk zijn voor apparaatbewerkingen worden
geïnstalleerd.
Als u Aangepaste installatie selecteert, kunt u aangeven welke
afzonderlijke onderdelen u wilt installeren.
9. Op het computerscherm verschijnt een waarschuwing dat alle
toepassingen worden afgesloten. Klik op Volgende (voor Mac OS X
10.4 Ga door).
10. Selecteer Typische installatie voor een netwerkprinter en klik op
OK.
Het certificaatvenster wordt weergegeven. Klik op Vertrouw.
Zie
"Het IP-adres instellen" op pagina 34 om het programma
SetIP te gebruiken.
11. Nadat de installatie is voltooid, klikt u op Afsluiten (voor Mac OS X
10.4 Sluit af).
12. Open de map Toepassingen > Hulpprogramma's >
Printerconfiguratie.
In Mac OS X 10.5~10.6 opent u de map Toepassingen >
Systeemvoorkeuren en klikt u op Afdrukken en faxen.
13. Klik op Voeg toe in de Printerlijst.
In Mac OS X 10.5~10.6 klikt u op het pictogram "+", waarna een
weergavevenster verschijnt.
14. In Mac OS X 10.3 selecteert u het tabblad Afdrukken via IP.
In Mac OS X 10.4 klikt u op IP-printer.
In Mac OS X 10.5~10.6 klikt u op IP.
15. Selecteer Socket/HP Jet Direct in Printertype.
Bij het afdrukken van een document van een groot aantal pagina's
kan de afdrukcapaciteit worden verhoogd door Socket te kiezen voor
de optie Printertype.
16. Typ het IP-adres van het apparaat in het veld Printeradres.
17. Typ de wachtrijnaam in het veld Naam wachtrij. Als u de
wachtrijnaam voor uw apparaatserver niet kunt bepalen, probeert u
eerst de standaardwachtrij.
18. Als automatisch selecteren in Mac OS X 10.3 niet goed werkt,
selecteert u Samsung in Printermodel en de naam van uw
apparaat in Modelnaam.
Als automatisch selecteren in Mac OS X 10.4 niet goed werkt,
selecteert u Samsung in Druk af via en de naam van uw printer
in Model.
Als automatisch selecteren in Mac OS X 10.5~10.6 niet goed
werkt, selecteert u Selecteer besturingsbestand… en de naam
van uw printer in Druk af via.
Het IP-adres van uw apparaat verschijnt in Printerlijst en wordt
ingesteld als standaardapparaat.
19. Klik op Voeg toe.
Als het printerstuurprogramma niet correct werkt, maakt u de
installatie van het stuurprogramma ongedaan en installeert u het
opnieuw.
Volg de onderstaande stappen om de installatie van het
stuurprogramma in Macintosh ongedaan te maken.
a) Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten
en ingeschakeld is.
b) Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation.
c) Dubbelklik op het cd-rom-pictogram op het bureaublad van uw
Macintosh-computer.
d) Dubbelklik op de map MAC_Installer.
e) Dubbelklik op het pictogram Installer.
f) Voer de netwerksleutel in en klik op OK.
g) Het venster van het installatieprogramma van Samsung wordt
geopend. Klik op Volgende (voor Mac OS X 10.4 Ga door).
h) Selecteer Installatie ongedaan maken (voor Mac OS X 10.4
Maak installatie ongedaan) en klik op Installatie ongedaan
maken (voor Mac OS X 10.4 Maak installatie ongedaan).
i) Er verschijnt een bericht met de waarschuwing dat alle
toepassingen worden afgesloten. Klik op Volgende (voor Mac
OS X 10.4 Ga door).
j) Nadat de installatie ongedaan is gemaakt, klikt u op Afsluiten
(voor Mac OS X 10.4 Sluit af).
Linux
Linux Driver installeren
1. Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is. Het IP-adres van uw apparaat moet ook reeds zijn
ingesteld.
2. Download het Unified Linux Driver-pakket van de website van
Samsung en plaats het op uw computer.
3. Klik met uw rechtermuisknop op het Unified Linux Driver-pakket en
pak het uit.
4. Dubbelklik op cdroot > autorun.
5. Het venster Samsung Installer wordt geopend. Klik op Continue.
6. Het venster van de wizard Printer toevoegen wordt geopend. Klik op
Next.
7. Selecteer uw netwerkprinter en klik op de knop Search.
8. Het IP-adres en het model van de printer verschijnen in de lijst.
9. Selecteer uw apparaat en klik op Next.
10. Voer de beschrijving van de printer in en klik op Next.
11. Nadat de printer is toegevoegd, klikt u op Finish.
12. Nadat de installatie klikt u op Finish.
0X0402 Bulgaars
0X041A Kroatisch
0X081A Servisch
0X0422 Oekraïens
0X041B Slowaaks
0X0421 Indonesisch
0x041E Thais
0X0429 Farsi
Code Taal
Netwerkinstallatie_ 39
Netwerkprinter toevoegen
1. Dubbelklik op Unified Driver Configurator.
2. Klik op Add Printer…
3. Het venster Add printer wizard wordt geopend. Klik op Next.
4. Selecteer Network printer en klik op de knop Search.
5. Het IP-adres en het model van de printer verschijnen in de lijst.
6. Selecteer uw apparaat en klik op Next.
7. Voer de beschrijving van de printer in en klik op Next.
8. Nadat de printer is toegevoegd, klikt u op Finish.
UNIX
Om het UNIX-printerstuurprogramma te gebruiken moet u eerst het
printerstuurprogrammapakket installeren en vervolgens de printer. U
kunt het UNIX-printerstuurprogrammapakket downloaden van de
website van Samsung.
Het UNIX-printerstuurprogrammapakket installeren
De installatieprocedure is identiek voor alle varianten van het
bovengenoemde UNIX-besturingssysteem.
1. Download het UNIX-stuurprogrammapakket van de website van
Samsung en pak het uit op uw computer.
2. Bekom machtigingen voor de hoofdmap.
su -
3. Kopieer het juiste stuurprogramma-archief naar de UNIX-computer.
Raadpleeg de handleiding van uw UNIX-besturingssysteem
voor meer informatie.
4. Pak het UNIX-printerstuurprogrammabestand uit.
Op IBM AIX gebruikt u bijvoorbeeld de volgende opdrachten (zonder
"):
cd /tmp
gzip -d < "package name" | tar xf -
De map "binaries" bevat de bestanden en mappen binz, install,
share.
5. Kopieer de map "binaries" naar een plaatselijke map.
6. Schakel over naar de map "binaries" van het stuurprogramma.
cd aix_power/binaries
7. Voer het installatiescript uit.
./install
install is het installatiescriptbestand dat wordt gebruikt om het
UNIX-printerstuurprogrammapakket te installeren/deïnstalleren.
Gebruik de opdracht "chmod 755 install" om de uitvoering van het
installatiescript te machtigen.
8. Voer de opdracht ". /install –c" uit om de resultaten van de installatie
te controleren.
9. Voer "installprinter" uit vanaf de opdrachtregel. Hierdoor verschijnt
het venster Add Printer Wizard. Installeer de printer in dit venster
aan de hand van de volgende procedure.
In sommige UNIX-besturingssystemen, zoals Solaris 10, is de
toegevoegde printer mogelijk niet ingeschakeld en/of kan hij
geen taken ontvangen. In dat geval moet u de volgende twee
opdrachten uitvoeren in de root-terminal:
accept <printer_name>
enable <printer_name>
De installatie van het printerstuurprogrammapakket
ongedaan maken
Het hulpprogramma voor het ongedaan maken van de installatie
moet gebruikt worden om de printer uit het systeem te verwijderen.
a) Voer de opdracht "uninstallprinter" uit vanaf de terminal.
Hierdoor wordt Uninstall Printer Wizard geopend.
De geïnstalleerde printers verschijnen in de vervolgkeuzelijst.
b) Selecteer de printer die u wilt verwijderen.
c) Klik op Delete om de printer uit het systeem te verwijderen.
d) Voer de opdracht ". /install –d" uit om de installatie van het
volledige pakket ongedaan te maken.
e) Voer de opdracht ". /install –c" uit om de resultaten van het
deïnstallatie te controleren.
Gebruik de opdracht ". /install" om de binaire gegevens opnieuw te
installeren.
De printer instellen
Voer "installprinter" uit vanaf de opdrachtregel om de printer toe te
voegen aan uw UNIX-systeem. Hiermee wordt het venster van de
wizard Printer toevoegen geopend. Stel in dit venster de printer op de
volgende manier in:
1. Typ de naam van de printer.
2. Selecteer het juiste printermodel uit de lijst van modellen.
3. Voer een beschrijving in voor het type van uw printer in het veld
Type. Dit is optioneel.
4. Geef in het veld Description een beschrijving van de printer op. Dit
is optioneel.
5. Geef in het veld Location een beschrijving van de printer op.
6. Typ het IP-adres of de DNS-naam van de printer in het tekstvak
Device voor netwerkprinters. Op IBM AIX met jetdirect kunt u alleen
Queue type invoeren. U kunt geen numeriek IP-adres invoeren.
7. Queue type toont de verbinding als lpd of jetdirect in de
overeenkomstige keuzelijst. Op Sun Solaris OS is bovendien een
usb type beschikbaar.
8. Selecteer Copies om het aantal exemplaren in te stellen.
9. Schakel de optie Collate in om exemplaren gesorteerd af te
drukken.
10. Schakel de optie Reverse Order in om exemplaren in omgekeerde
volgorde af te drukken.
11. Schakel de optie Make Default in om deze printer in te stellen als
standaardprinter.
12. Klik op OK om de printer toe te voegen.
Draadloos netwerk instellen
Controleer of uw apparaat een draadloos netwerk ondersteunt.
Afhankelijk van het model is een draadloos netwerk mogelijk niet
beschikbaar.
Aan de slag
Uitleg over het type netwerk
Normaal is er tussen uw computer en het apparaat maar één verbinding
tegelijk mogelijk.
Infrastructuurmodus
Deze modus wordt doorgaans gebruikt in
woningen, kleine kantoren en thuiskantoren. In
deze modus verloopt de communicatie met het
draadloze apparaat via een toegangspunt.
Ad-hocmodus
In deze modus wordt geen toegangspunt
gebruikt. De draadloze computer en het
draadloze apparaat communiceren rechtstreeks
met elkaar.
Netwerkinstallatie_ 40
Naam van draadloos netwerk en netwerksleutel
Draadloze netwerken vereisen een hoger beveiligingsniveau. Als u voor
het eerst een toegangspunt installeert, worden een netwerknaam
(SSID), een beveiligings-id en een netwerksleutel voor het netwerk
gegenereerd. Zoek deze gegevens op voordat u verder gaat met de
installatie van de printer.
Kiezen van het installatietype
U kunt een draadloos netwerk installeren via het bedieningspaneel van het
apparaat of via de computer.
Via het bedieningspaneel
U kunt draadloze parameters configureren via het bedieningspaneel.
zie "De WLAN gebruiken" op pagina 40.
Via de computer
Wij raden aan een USB-kabel te gebruiken met het programma dat
op de meegeleverde cd met software staat.
zie "Instellen met Windows" op pagina 40.
Met een USB-kabel: U kunt een draadloos netwerk instellen met
beh
ulp van het programma op de bijgeleverde cd met software.
Alleen de besturingssystemen Windows en Macintosh worden
ondersteund (zie "Instellen met Windows" op pagina 40 of "Instellen
met Macintosh" op pagina 43).
U kunt een draadloos netwerk ook met behulp van een
USB-kabel installeren via Samsung Easy Printer Manager
(Apparaatinstellingen) of Hulpprogramma Printerinstellingen
nadat u het stuurprogramma hebt geïnstalleerd (dit werkt
onder Windows en Macintosh).
Met een netwe
rkkabel: U kunt een draadloos netwerk instellen met
behulp van het programma SyncThru™ Web Service (zie "Een
netwerkkabel gebruiken" op pagina 45).
De WLAN gebruiken
Sommige modellen ondersteunen deze functie niet.
Voor u begint moet u de netwerknaam (SSID) van uw draa
dloos netwerk
kennen, evenals de netwerksleutel als deze is gecodeerd. Deze gegevens
zijn ingesteld toen het toegangspunt (of de draadloze router) werd
geïnstalleerd. Raadpleeg uw netwerkbeheerder als u niet vertrouwd bent
met de draadloze omgeving waarin u werkt.
Nadat de verbinding met het draadloze netwerk is gemaakt, moet u
een apparaatstuurprogramma installeren om vanuit een toepassing te
kunnen afdrukken (zie "Het stuurprogramma voor het verbinden met
een bedraad netwerk installeren" op pagina 35).
1. Druk op op het bedieningspaneel.
2. Dr
uk op Netwerk > Draadloos > WLAN-instellingen.
3. Dr
uk op OK om de gewenste installatiemethode te selecteren.
Wizard
(aanbevolen): in deze modus worden de gegevens
automatisch ingesteld. Het apparaat geeft een lijst met beschikbare
netwerken weer waaruit een keuze kan worden gemaakt. Nadat een
netwerk is geselecteerd, vraagt de printer om de bijbehorende
beveiligingscode.
Aan
gepast: in deze modus kunnen gebruikers hun eigen SSID
opgeven of bewerken, de beveiliging handmatig kiezen en de
instellingen toepassen.
Instellen met Windows
Snelkoppeling naar programma Draadloze verbindingen instellen
zonder CD: All u het printerstuurprogramma eenmaal heeft
geïnstalleerd, heeft u zonder CD toegang tot het programma
Draadloze verbindingen instellen. Selecteer in het Startmenu
achtereenvolgens Programma’s of Alle programma’s > Samsung
Printers > naam van uw printerstuurprogramma > Programma
voor het instellen van draadloze verbindingen.
Toegangspunt via USB-kabel
Wat u nodig hebt
Toegangspunt.
Netwerkcomputer
Softwa
re-cd die bij het apparaat is geleverd
Het
apparaat met een daarop geïnstalleerd
draadloos-netwerkinterface
USB-kabel.
Opzetten van de netwerkinfrastructuur
1. Controleer of de USB-kabel op het apparaat is aangesloten.
2. Zet de compu
ter, het toegangspunt en het apparaat aan.
3. Plaats de meege
leverde software-cd in uw cd-romstation.
4. Selectee
r de optie Draadloze verbindingen instellen en
installeren.
Nu installeren: Als u al een draadloos netwerk hebt ingesteld,
klikt u op deze knop om het printerstuurprogramma te installeren,
zodat u de draadloze netwerkprinter kunt gebruiken. Als u nog
geen draadloos netwerk hebt ingesteld, klikt u op de knop
Draadloze verbindingen instellen en installeren om een
draadloos netwerk in te stellen. Klik daarna op de knop Nu
installeren.
Netwerkinstallatie_ 41
Draadloze verbindingen instellen en installeren: Configureer
de draadloze netwerkinstellingen van uw apparaat en installeer
vervolgens het printerstuurprogramma met behulp van de
USB-kabel. Deze procedure is uitsluitend bedoeld voor
gebruikers die nog nooit een draadloze netwerkverbinding
hebben ingesteld.
5. Lees de Gebruiksrechtovereenkomst en kies Ik aanvaard de
bepalingen van de gebruiksrechtovereenkomst Klik daarna op
Volgende.
6. De software zoekt het draadloos netwerk.
Als het draadloze netwerk niet wordt gevonden, controleert u
of de USB-kabel tussen de computer en de printer goed is
aangesloten en volgt u de instructies in het venster.
7. Na de zoekactie toont het venster de draadloze netwerkapparaten.
Selecteer de naam (SSID) van het toegangspunt dat u gebruikt en
klik op Volgende.
Als u de netwerknaam van uw keuze niet kunt vinden of als u
de draadloze configuratie handmatig wilt instellen, klikt u op
Geavanceerde instelling.
Voer de naam van het draadloze netwerk in: Typ de
SSID van het gewenste toegangspunt (de SSID is
hoofdlettergevoelig).
Werkingsmodus: selecteer Infrastructuur.
Verificatie: selecteer een verificatietype.
Open syst.: er wordt geen verificatie gebruikt en codering
wordt gebruikt als gegevensbeveiliging vereist is.
Ged. sleutel: verificatie wordt gebruikt. Een apparaat met
de juiste WEP-sleutel heeft toegang tot het netwerk.
WPA Privé of WPA2 Privé: selecteer deze optie als u wilt
dat de afdrukserver wordt geverifieerd op basis van een
vooraf gedeelde WPA-sleutel. Hierbij wordt een gedeelde
geheime sleutel gebruikt (de zogenaamde vooraf gedeelde
wachtwoordzin), die handmatig wordt geconfigureerd op
het toegangspunt en elk van de bijbehorende clients.
Codering: Selecteer de codering (Geen, WEP64,
WEP128, TKIP, AES, TKIP AES).
Netwerksleutel: geef de sleutelwaarde van de
netwerkcodering in.
Netwerksleutel bevestigen:: bevestig de sleutelwaarde
van de netwerkcodering.
WEP-sleutelindex: Als u WEP-codering gebruikt,
selecteert u de juiste WEP-sleutelindex.
Als het toegangspunt is beveiligd, verschijnt het
beveiligingsvenster voor het draadloos netwerk.
Het beveiligingsvenster voor het draadloos netwerk verschijnt.
Het venster kan verschillen naargelang de beveiligingsmodus:
WEP of WPA.
WEP
Selecteer Open syst. of Ged. Sleutel voor de verificatie en
typ de WEP-beveiligingssleutel. Klik op Volgende.
WEP (Wired Equivalent Privacy) is een beveiligingsprotocol
dat ongeautoriseerde toegang tot uw draadloos netwerk
verhindert. WEP codeert het gegevensgedeelte van elk
pakket dat wordt uitgewisseld over een draadloos netwerk
door middel van een 64-bits of 128-bits
WEP-coderingssleutel.
WPA
Voer de gedeelde WPA-sleutel in en klik op Volgende.
WPA regelt de machtiging en identificatie van gebruikers
op basis van een geheime sleutel die automatisch op
gezette tijden wordt gewijzigd. WPA gebruikt tevens TKIP
(Temporal Key Integrity Protocol) en AES (Advanced
Encryption Standard) voor gegevenscodering.
8. Het venster bevat de instellingen voor het draadloze netwerk en
controleert of deze instellingen juist zijn. Klik op Volgende.
Voor de methode DHCP
Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres DHCP is,
controleert u of DHCP in het venster wordt vermeld. Indien
Statisch wordt vermeld, klikt u op TCP/IP wijzigen om de
toewijzingsmethode in DHCP te wijzigen.
Voor de methode Statisch
Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres Statisch is,
controleert u of Statisch in het venster wordt vermeld. Als DHCP
wordt vermeld, klikt u op de knop TCP/IP wijzigen om het
IP-adres en andere netwerkinstellingen van de printer in te
voeren. Voordat u het IP-adres van de printer invoert, moet u de
netwerkinstellingen van de computer weten. Als de computer is
ingesteld op DHCP, neemt u contact op met de
netwerkbeheerder voor het statische IP-adres.
Voorbeeld:
Als de netwerkgegevens van de computer als volgt zijn:
- IP-adres: 169.254.133.42
- Subnetmasker: 255.255.0.0
Dan zijn de netwerkgegevens van de printer als volgt:
- IP-adres: 169.254.133.43
- Subnetmasker: 255.255.0.0 (gebruik het subnetmasker van
de computer).
- Gateway: 169.254.133.1
9. Als de instelling van het draadloos netwerk is voltooid, koppelt u de
USB-kabel tussen de computer en het apparaat los. Klik op
Volgende.
10. Het venster Instelling van draadloos netwerk voltooid wordt
geopend.
Kies Ja als u de huidige instellingen aanvaardt en u wilt doorgaan.
Kies Nee als u naar het beginvenster wilt terugkeren.
Klik daarna op Volgende.
11. Klik op Volgende wanneer het venster Printeraansluiting
bevestigen verschijnt.
12. Selecteer de onderdelen die u wilt installeren. Klik op Volgende.
13. Nadat u de onderdelen hebt geselecteerd, kunt u ook de naam van
het apparaat wijzigen, het apparaat instellen om in het netwerk te
worden gedeeld, het apparaat instellen als standaardapparaat en de
poortnaam van elk apparaat wijzigen. Klik op Volgende.
14. Zodra de installatie is voltooid verschijnt er een venster met de vraag
of u een testpagina wilt afdrukken. Als u een testpagina wilt
afdrukken klikt u op Een testpagina afdrukken.
In het andere geval klikt u op Volgende en gaat u door met stap 16.
15. Als de testpagina juist wordt afgedrukt, klikt u op Ja.
Zo niet, klikt u op Nee om de testpagina opnieuw af te drukken.
16. Als u zich wilt registreren als gebruiker van het apparaat zodat u
informatie kunt ontvangen van Samsung, klikt u op Online
registratie.
17. Klik op Voltooien.
Netwerkinstallatie_ 42
Ad-hoc via USB-kabel
Als u geen toegangspunt hebt, kunt u de printer alsnog draadloos met
uw computer verbinden door een draadloos ad-hocnetwerk in te stellen.
Volg hiervoor de volgende eenvoudige stappen.
Wat u nodig hebt
Netwerkcomputer
Softw
are-cd die bij het apparaat is geleverd
Het appa
raat met een daarop geïnstalleerd
draadloos-netwerkinterface
USB-kabel.
Ad-hocnetwerken in Windows instellen
1. Controleer of de USB-kabel op het apparaat is aangesloten.
2. Ze
t de computer en het draadloos-netwerkapparaat aan.
3. Plaa
ts de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation.
4. Sele
cteer de optie Draadloze verbindingen instellen en
installeren.
Nu installeren: Als u al een draadloos netwerk hebt ingesteld,
klikt u op deze knop om het printerstuurprogramma te installeren,
zodat u de draadloze netwerkprinter kunt gebruiken. Als u nog
geen draadloos netwerk hebt ingesteld, klikt u op de knop
Draadloze verbindingen instellen en installeren om een
draadloos netwerk in te stellen. Klik daarna op de knop Nu
installeren.
Dr
aadloze verbindingen instellen en installeren: Configureer
de draadloze netwerkinstellingen van uw apparaat en installeer
vervolgens het printerstuurprogramma met behulp van de
USB-kabel. Deze procedure is uitsluitend bedoeld voor
gebruikers die nog nooit een draadloze netwerkverbinding
hebben ingesteld.
5. Lee
s de Gebruiksrechtovereenkomst en kies Ik aanvaard de
bepalingen van de gebruiksrechtovereenkomst Klik daarna op
Volgende.
6. De softw
are zoekt het draadloos netwerk.
Als het netwerk niet kan worden gevonden, controleert u of de
USB-kabel tussen de computer en de printer op de juiste
manier is aangesloten. Volg verder de instructies in het
venster.
7. Er verschijnt een lijst met de draadloze netwerken die het apparaat
heeft gevonden.
Als u de standaardinstelling voor ad-hocnetwerken van Samsung
wil
t gebruiken, selecteert u het laatste draadloze netwerk in de lijst
met de Netwerknaam (SSID). Deze is portthru en het Signaal is
Printernetwerk.
Klik daarna op Volgende.
Als u andere ad-hocinstellingen wilt gebruiken, kiest u een ander
draad
loos netwerk in de lijst.
Als u ad-hocinstellingen wilt wijzigen, klikt u op de knop
Geavanceerde instelling.
Voe
r de naam van het draadloze netwerk in: Voer de
SSID in (de SSID is hoofdlettergevoelig).
We
rkingsmodus: Selecteer Ad-hoc.
Kan
aal: selecteer het kanaal (Auto-inst. of 2.412 tot
2.467 MHz.)
Verificatie: selecteer een verificatietype.
Open syst.: er wordt geen verificatie gebruikt en codering
wordt geb
ruikt als gegevensbeveiliging vereist is.
Ged. sleutel: verificatie wordt gebruikt. Een apparaat met
de ju
iste WEP-sleutel heeft toegang tot het netwerk.
Coder
ing: Selecteer de codering (Geen, WEP64 of
WEP128).
Netwerk
sleutel: geef de sleutelwaarde van de
netwerkcodering in.
Netwerksleutel bevestigen:: bevestig de sleutelwaarde
van de netwerkcodering.
WEP-sleu
telindex: Als u WEP-codering gebruikt,
selecteert u de juiste WEP-sleutelindex.
Het beveiligingsvenster voor het draadloze netwerk verschijnt
als het ad-ho
cnetwerk een beveiligingsinstelling heeft.
Het beveiligingsvenster voor het draadloos netwerk verschijnt.
Selecteer Open syst. of Ged. Sleutel voor de verificatie en klik
op Volgende.
WEP (W
ired Equivalent Privacy) is een beveiligingsprotocol
dat ervoor zorgt dat onbevoegden geen toegang kunnen
krijgen tot uw draadloze netwerk. Via WEP wordt het
gegevensgedeelte van elk pakket dat via een draadloos
netwerk wordt verzonden met een 64-bits of 128-bits
WEP-coderingssleutel gecodeerd.
8. Er verschijnt een venster met de instellingen van het draadloze
netwerk. Controleer de instellingen en klik op Volgende.
Voordat u het IP-adres van de printer invoert, moet u de
netwerkinstellingen van de computer weten. Als de
netwerkconfiguratie van de computer is ingesteld op DHCP,
moet de instelling voor het draadloze netwerk ook DHCP zijn.
Als de netwerkconfiguratie van de computer is ingesteld op
Statisch, moet de instelling voor het draadloze netwerk ook
Statisch zijn.
Als de computer is ingesteld op
DHCP en u voor het draadloze
netwerk de instelling Statisch wilt gebruiken, neemt u contact
op met de netwerkbeheerder voor het statische IP-adres.
Voor de methode DHCP
Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres DHCP is,
controle
ert u of DHCP wordt vermeld in het venster
Bevestiging van instelling van draadloos netwerk.
Indien Statisch wordt vermeld, klikt u op TCP/IP wijzigen
om de toewijzingsmethode te wijzigen in IP-adres
automatisch ontvangen (DHCP).
Voo
r de methode Statisch
Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres Statisch is,
controle
ert u of Statisch wordt vermeld in het venster
Bevestiging van instelling van draadloos netwerk. Als
DHCP wordt vermeld, klikt u op de knop TCP/IP wijzigen
Netwerkinstallatie_ 43
om het IP-adres en andere netwerkinstellingen van de
printer in te voeren.
Voorbeeld:
Als de netwerkgegevens van de computer als volgt zijn:
- IP-adres: 169.254.133.42
- Subnetmasker: 255.255.0.0
Dan zijn dit de netwerkgegevens van het apparaat:
- IP-adres: 169.254.133.43
- Subnetmasker: 255.255.0.0 (gebruik het subnetmasker
van de computer).
- Gateway: 169.254.133.1
9. Als de instellingen van het draadloze netwerk voltooid zijn, koppelt u
de USB-kabel tussen de computer en de printer los. Klik op
Volgende.
Als het venster Computernetwerkinstelling wijzigen
verschijnt, volgt u de stappen op het venster.
Klik op Volgende als u klaar bent met de instellingen voor het
draadloze netwerk van de computer.
Als het draadloze netwerk van de computer is ingesteld op
DHCP, duurt het enkele minuten om het IP-adres te
ontvangen.
10. Het venster Instelling van draadloos netwerk voltooid wordt
geopend.
Kies Ja als u de huidige instellingen aanvaardt en u wilt doorgaan.
Kies Nee als u naar het beginvenster wilt terugkeren.
Klik daarna op Volgende.
11. Klik op Volgende wanneer het venster Printeraansluiting
bevestigen verschijnt.
12. Selecteer de onderdelen die u wilt installeren. Klik op Volgende.
13. Nadat u de onderdelen hebt geselecteerd, kunt u ook de naam van
het apparaat wijzigen, het apparaat instellen om in het netwerk te
worden gedeeld, het apparaat instellen als standaardapparaat en de
poortnaam van elk apparaat wijzigen. Klik op Volgende.
14. Wanneer de installatie is voltooid, verschijnt er een venster met de
vraag of u een testpagina wilt afdrukken. Als u een testpagina wilt
afdrukken klikt u op Een testpagina afdrukken.
In het andere geval klikt u op Volgende en gaat u door met stap 16.
15. Als de testpagina op de juiste manier wordt afgedrukt, klikt u op Ja.
Zo niet, dan klikt u op Nee om deze opnieuw af te drukken.
16. Als u zich wilt registreren als gebruiker van het apparaat om
informatie te ontvangen van Samsung klikt u op Online registratie.
17. Klik op Voltooien.
Instellen met Macintosh
Wat u nodig hebt
Toegangspunt.
Netwerkcomputer.
Software-cd die bij het apparaat is geleverd.
Het apparaat met een daarop geïnstalleerd
draadloos-netwerkinterface.
USB-kabel.
Toegangspunt via USB-kabel
1. Controleer of de USB-kabel op het apparaat is aangesloten.
2. Zet de computer, het toegangspunt en het apparaat aan.
3. Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation.
4. Dubbelklik op het cd-rom-pictogram op het bureaublad van uw
Macintosh-computer.
5. Dubbelklik op de map MAC_Installer.
6. Dubbelklik op het pictogram Installer OS X.
7. Voer het wachtwoord in en klik op OK.
8. Klik op Ga door.
9. Lees de gebruiksrechtovereenkomst en klik op Volgende (voor Mac
OS X 10.4 Ga door).
10. Klik op Akkoord als u akkoord gaat met de
gebruiksrechtovereenkomst.
11. Klik op Volgende (voor Mac OS X 10.4 Ga door).
12. Selecteer Eenvoudige installatie en klik op Installeer. Eenvoudige
installatie wordt aanbevolen voor de meeste gebruikers. Alle
onderdelen die noodzakelijk zijn voor apparaatbewerkingen worden
geïnstalleerd.
Als u Aangepaste installatie selecteert, kunt u aangeven welke
afzonderlijke onderdelen u wilt installeren.
13. Selecteer de optie Draadloze verbindingen instellen en
installeren.
14. De software zoekt het draadloos netwerk.
Als het draadloze netwerk niet wordt gevonden, controleert u
of de USB-kabel tussen de computer en de printer goed is
aangesloten en volgt u de instructies in het venster.
15. Na de zoekactie toont het venster de draadloze netwerkapparaten.
Selecteer de naam (SSID) van het toegangspunt dat u gebruikt en
klik op Next.
Als u de draadloze configuratie handmatig instelt, klikt u op
Geavanceerde instelling.
Voer de naam van het draadloze netwerk in: Typ de
SSID van het gewenste toegangspunt (de SSID is
hoofdlettergevoelig).
Werkingsmodus: selecteer Infrastruct..
Verificatie: selecteer een verificatietype.
Open syst.: er wordt geen verificatie gebruikt en codering
wordt gebruikt als gegevensbeveiliging vereist is.
Ged. Sleutel: verificatie wordt gebruikt. Een apparaat met
de juiste WEP-sleutel heeft toegang tot het netwerk.
WPA Privé of WPA2 Privé: selecteer deze optie als u wilt
dat de afdrukserver wordt geverifieerd op basis van een
vooraf gedeelde WPA-sleutel. Hierbij wordt een gedeelde
geheime sleutel gebruikt (de zogenaamde vooraf gedeelde
wachtwoordzin), die handmatig wordt geconfigureerd op
het toegangspunt en elk van de bijbehorende clients.
Codering: selecteer de codering (Geen, WEP64,
WEP128, TKIP, AES, TKIP, AES).
Netwerksleutel: geef de sleutelwaarde van de
netwerkcodering in.
Netwerksleutel bevestigen: bevestig de sleutelwaarde
van de netwerkcodering.
WEP-sleutelindex:: Als u WEP-codering gebruikt,
selecteert u de juiste WEP-sleutelindex:.
Als het toegangspunt is beveiligd, verschijnt het
beveiligingsvenster voor het draadloos netwerk.
Het beveiligingsvenster voor het draadloos netwerk verschijnt.
Het venster kan verschillen naargelang de beveiligingsmodus:
WEP of WPA.
Netwerkinstallatie_ 44
WEP
Selecteer Open syst. of Ged. Sleutel voor de verificatie en
typ de WEP-beveiligingssleutel. Klik op Volgende.
WEP (Wired Equivalent Privacy) is een beveiligingsprotocol
dat ervoor zorgt dat onbevoegden geen toegang kunnen
krijgen tot uw draadloze netwerk. Via WEP wordt het
gegevensgedeelte van elk pakket dat via een draadloos
netwerk wordt verzonden met een 64-bits of 128-bits
WEP-coderingssleutel gecodeerd.
WPA
Voer de gedeelde WPA-sleutel in en klik op Next.
WPA machtigt en identificeert gebruikers op basis van een
geheime sleutel die op gezette tijden automatisch wordt
gewijzigd. Bij WPA worden tevens TKIP (Temporal Key
Integrity Protocol) en AES (Advanced Encryption Standard)
voor gegevenscodering gebruikt.
16. Het venster bevat de instellingen voor het draadloze netwerk en
controleert of deze instellingen juist zijn. Klik op Volgende.
Voor de methode DHCP
Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres DHCP is,
controleert u of DHCP in het venster wordt vermeld. Indien
Statisch wordt vermeld, klikt u op TCP/IP wijzigen om de
toewijzingsmethode in DHCP te wijzigen.
Voor de methode Statisch
Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres Statisch is,
controleert u of Statisch in het venster wordt vermeld. Als DHCP
wordt vermeld, klikt u op de knop TCP/IP wijzigen om het
IP-adres en andere netwerkinstellingen van de printer in te
voeren. Voordat u het IP-adres van de printer invoert, moet u de
netwerkinstellingen van de computer weten. Als de computer is
ingesteld op DHCP, neemt u contact op met de
netwerkbeheerder voor het statische IP-adres.
Voorbeeld:
Als de netwerkgegevens van de computer als volgt zijn:
- IP-adres: 169.254.133.42
- Subnetmasker: 255.255.0.0
Dan zijn de netwerkgegevens van de printer als volgt:
- IP-adres: 169.254.133.43
- Subnetmasker: 255.255.0.0 (gebruik het subnetmasker van
de computer).
- Gateway: 169.254.133.1
17. Er wordt verbinding met het draadloze netwerk gemaakt volgens de
netwerkconfiguratie.
18. Als de instellingen van het draadloze netwerk voltooid zijn, koppelt u
de USB-kabel tussen de computer en de printer los.
19. Volg de aanwijzingen op het scherm om de installatie te voltooien.
Wanneer de installatie is voltooid, klikt u op Afsluiten of Herstart.
Ad-hoc via USB-kabel
Als u geen toegangspunt hebt, kunt u de printer alsnog draadloos
verbinden met uw computer door een draadloos ad-hocnetwerk in te
stellen. Volg hiervoor de volgende eenvoudige stappen.
Wat u nodig hebt
Netwerkcomputer
Cd met software die bij uw apparaat is geleverd
Het apparaat met een daarop geïnstalleerd
draadloos-netwerkinterface
USB-kabel.
Een ad-hocnetwerk instellen in Macintosh
1. Controleer of de USB-kabel op het apparaat is aangesloten.
2. Schakel de computer en de printer in.
3. Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation.
4. Dubbelklik op het pictogram in de vorm van een cd-rom op het
bureaublad van uw Macintosh-computer.
5. Dubbelklik op de map MAC_Installer.
6. Dubbelklik op het pictogram Installer OS X.
7. Voer het wachtwoord in en klik op OK.
8. Klik op Ga door.
9. Lees de gebruiksrechtovereenkomst en klik op Volgende (voor Mac
OS X 10.4 Ga door).
10. Klik op Akkoord als u akkoord gaat met de
gebruiksrechtovereenkomst.
11. Selecteer Eenvoudige installatie en klik op Installeer. Eenvoudige
installatie wordt aanbevolen voor de meeste gebruikers. Alle
onderdelen die noodzakelijk zijn voor apparaatbewerkingen worden
geïnstalleerd.
Als u Aangepaste installatie (voor Mac OS X 10.4 Maak
installatie ongedaan) selecteert, kunt u aangeven welke
afzonderlijke onderdelen u wilt installeren.
12. Klik op Draadloze verbindingen instellen en installeren.
13. De software zoekt naar draadloze netwerkapparaten.
Als het draadloze netwerk niet wordt gevonden, controleert u
of de USB-kabel tussen de computer en de printer goed is
aangesloten en volgt u de instructies in het venster.
14. Er verschijnt een lijst met de draadloze netwerken die het apparaat
heeft gevonden.
Als u de standaardinstelling voor ad-hocnetwerken van Samsung
wilt gebruiken, selecteert u het laatste draadloze netwerk in de lijst
met de Netwerknaam (SSID). Deze is portthru en het Signaal
isPrinternetwerk.
Klik daarna op Next.
Als u andere ad-hocinstellingen wilt gebruiken, kiest u een ander
draadloos netwerk in de lijst.
Als u ad-hocinstellingen wilt wijzigen, klikt u op de knop
Geavanceerde instelling.
Voer de naam van het draadloze netwerk in: Voer de
SSID in (de SSID is hoofdlettergevoelig).
Werkingsmodus: Selecteer Ad-hoc.
Kanaal: Selecteer het kanaal (Auto-inst. of 2412 MHz tot
2467 MHz).
Verificatie: selecteer een verificatietype.
Open syst.: er wordt geen verificatie gebruikt en codering
wordt gebruikt als gegevensbeveiliging vereist is.
Ged. Sleutel: verificatie wordt gebruikt. Een apparaat met
de juiste WEP-sleutel heeft toegang tot het netwerk.
Codering: Selecteer de codering (Geen, WEP64 of
WEP128).
Netwerksleutel: geef de sleutelwaarde van de
netwerkcodering in.
Netwerksleutel bevestigen: bevestig de sleutelwaarde
van de netwerkcodering.
WEP-sleutelindex: Als u WEP-codering gebruikt,
selecteert u de juiste WEP-sleutelindex:.
Netwerkinstallatie_ 45
Het beveiligingsvenster voor het draadloze netwerk verschijnt
als het ad-hocnetwerk een beveiligingsinstelling heeft.
Het beveiligingsvenster voor het draadloos netwerk verschijnt.
Selecteer Open
syst. of Ged. Sleutel voor de verificatie en klik
op Next.
WEP
(Wired Equivalent Privacy) is een beveiligingsprotocol
dat ervoor zorgt dat onbevoegden geen toegang kunnen
krijgen tot uw draadloze netwerk. Via WEP wordt het
gegevensgedeelte van elk pakket dat via een draadloos
netwerk wordt verzonden met een 64-bits of 128-bits
WEP-coderingssleutel gecodeerd.
15. Er ve
rschijnt een venster met de instellingen van het draadloze
netwerk. Controleer de instellingen en klik op Next.
Voordat u het IP-adres van de printer invoert, moet u de
netwerkinstellingen van de computer weten. Als de
netwerkconfiguratie van de computer is ingesteld op DHCP,
moet de instelling voor het draadloze netwerk ook DHCP zijn.
Als de netwerkconfiguratie van de computer is ingesteld op
Statisch, moet de instelling voor het draadloze netwerk ook
Statisch zijn.
Als de computer is ingesteld op DHCP en u voor het draadloos
netwe
rk de instelling Statisch wilt gebruiken, neemt u contact
op met de netwerkbeheerder voor het statische IP-adres.
Voo
r de methode DHCP
Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres DHCP is,
con
troleert u of DHCP wordt vermeld in het venster
Bevestiging van instelling van draadloos netwerk.
Indien Statisch wordt vermeld, klikt u op TCP/IP wijzigen
om de toewijzingsmethode te wijzigen in IP-adres
automatisch ontvangen (DHCP).
Vo
or de methode Statisch
Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres Statisch is,
co
ntroleert u of Statisch wordt vermeld in het venster
Bevestiging van instelling van draadloos netwerk. Als
DHCP wordt vermeld, klikt u op de knop TCP/IP wijzigen
om het IP-adres en andere netwerkinstellingen van de
printer in te voeren.
Voorbeeld:
Als de netwerkgegevens van de computer als volgt zijn:
- IP-adre
s: 169.254.133.42
- Su
bnetmasker: 255.255.0.0
Dan zijn dit de netwerkgegevens van het apparaat:
- IP-adre
s: 169.254.133.43
- Su
bnetmasker: 255.255.0.0 (gebruik het subnetmasker
van de computer).
- Gateway: 169.254.133.1
16. Er wordt verbinding met het draadloze netwerk gemaakt volgens de
netwerkconfiguratie.
17. Als de instelling van het draadloos netwerk is voltooid, koppelt u de
USB-kabel tussen de computer en het apparaat los.
18. Volg
de aanwijzingen op het scherm om de installatie te voltooien.
Wanneer de installatie is voltooid, klikt u op Afsluiten of Herstart .
Een netwerkkabel gebruiken
Uw apparaat is netwerkcompatibel. Om uw apparaat netwerkcompatibel te
maken, moet u enkele configuratieprocedures doorlopen.
Nadat de verbinding met het draadloze netwerk is gemaakt, moet
u een apparaatstuurprogramma installeren om vanuit een
toepassing te kunnen afdrukken (zie "Het stuurprogramma voor
het verbinden met een bedraad netwerk installeren" op pagina 35).
N
eem contact op met uw netwerkbeheerder of de persoon die uw
draadloos netwerk heeft ingesteld voor informatie over uw
netwerkconfiguratie.
Wat u nodig hebt
Toegangspunt.
Netwerkcomputer
Softwa
re-cd die bij het apparaat is geleverd
Het
apparaat met een daarop geïnstalleerd
draadloos-netwerkinterface
Netwerkkabe
l.
Een netwerkconfiguratierapport afdrukken
U kunt bepalen welke netwerkinstellingen voor uw apparaat worden
gebruikt door een netwerkconfiguratierapport af te drukken.
zie "Een netwerkconfiguratierapport afdrukken" op pagina 34.
IP-adres instellen via het programma SetIP (Windows)
Dit programma wordt gebruikt om het IP-adres van uw apparaat
handmatig in te stellen met behulp van het MAC-adres, om te
communiceren met het apparaat. Het MAC-adres is een
hardwareserienummer van de netwerkinterface dat u terugvindt in het
netwerkconfiguratierapport terugvindt.
zie "Het IP-adres instellen" op pagina 34.
Het draadloze netwerk van het apparaat configureren
Voordat u begint, moet u de netwerknaam (SSID) van uw draadloze
netwerk en de netwerksleutel (als deze is gecodeerd) weten. Deze
gegevens zijn ingesteld toen het toegangspunt (of de draadloze router)
werd geïnstalleerd. Raadpleeg uw netwerkbeheerder als u niet
vertrouwd bent met de draadloze omgeving waarin u werkt.
Om parameters van het draadloos ne
twerk te configureren, kunt u
SyncThru™ Web Service gebruiken.
SyncThru™ Web Service gebruiken
Controleer de status van de kabelverbinding voor u begint met de
configuratie van de parameters voor het draadloze netwerk.
1. Controle
er of de netwerkkabel op de printer is aangesloten. Als dat
niet het geval is, moet u een standaardnetwerkkabel op het apparaat
aansluiten.
2. Sta
rt een webbrowser als Internet Explorer, Safari of Firefox, en voer
in het browservenster het nieuwe IP-adres van uw apparaat in.
Voorbeeld:
3. Klik op Login in de rechterbovenhoek van de SyncThru™ Web
Service-website.
4. Typ
de juiste gegevens bij ID en Password en klik vervolgens op
Login.
ID: admin
Pass
word: sec00000
5. Als het venster
van de SyncThru™ Web Service wordt geopend,
klikt u op Network Settings.
6. Klik op Wireless > Wizard.
Wizard helpt u bij de configuratie van het draadloze netwerk.
Als u het draadloze netwerk echter rechtstreeks wilt instellen,
selecteer dan Custom.
Netwerkinstallatie_ 46
7. Selecteer de Network Name(SSID) in de lijst.
SSID: SSID
(Service Set Identifier) is een naam die een
draadloos netwerk aanduidt. Toegangspunten en draadloze
apparaten die een verbinding proberen te maken met een
bepaald draadloos netwerk, moeten dezelfde SSID gebruiken.
De SSID is hoofdlettergevoelig.
Oper
ation Mode: Operation Mode verwijst naar het type
draadloze verbinding (zie "Naam van draadloos netwerk en
netwerksleutel" op pagina 40).
- Ad
-hoc: in deze modus kunnen draadloze apparaten
rechtstreeks met elkaar communiceren in een
peer-to-peer-omgeving.
- In
frastructure: in deze modus kunnen draadloze apparaten
via een toegangspunt met elkaar te communiceren.
Als de Operation Mode van uw netwerk ingesteld is op
Infrastructure selecteert u de SSID van het toegangspunt. Als
de Operation Mode ingesteld is op Ad-hoc selecteert u de
SSID van het apparaat. Houd er rekening mee dat "portthru"
de standaard SSID van uw apparaat is.
8. Klik op Ne
xt.
Als het venster met beveiligingsinstellingen voor draadloze
netwe
rken verschijnt, voert u het geregistreerde wachtwoord
(netwerksleutel) in en klikt u op Next.
9. Het
venster voor bevestiging verschijnt. Controleer de instellingen
van het draadloze netwerk. Als de instellingen juist zijn, klikt u op
Apply.
Ontkoppel de netwerkkabel (standaard of netwerk). Uw
apparaat zou vervolgens draadloos met het netwerk moeten
communiceren. In ad-hocmodus kunt u tegelijkertijd een
draadloos LAN en een bekabeld LAN gebruiken.
Het Wi-Fi-netwerk in- of uitschakelen
1. Controleer of de netwerkkabel op het apparaat is aangesloten. Als dat
niet het geval is, moet u een standaardnetwerkkabel op het apparaat
aansluiten.
2. Sta
rt een webbrowser als Internet Explorer, Safari of Firefox, en voer in
het browservenster het nieuwe IP-adres van uw apparaat in.
Voorbeeld:
3. Klik op Login in de rechterbovenhoek van de SyncThru™ Web
Service-website.
4. Typ de juiste
gegevens bij ID en Password en klik vervolgens op Login.
ID: admin
Pass
word: sec00000
5. Als het venster
SyncThru™ Web Service wordt geopend, klikt u op
Network Settings.
6. Klik op Wireless > Custom.
U kunt het Wi-Fi-netwerk ook in- of uitschakelen.
Problemen oplossen
Problemen tijdens het instellen of de installatie van het
stuurprogramma
Printers niet gevonden
Mogelijk staat uw printer niet aan. Zet de computer en printer aan.
De USB-kabe
l tussen de computer en het apparaat is niet
aangesloten. Verbind de printer met de computer door middel van de
USB-kabel.
Het apparaat ondersteunt geen draadloze netwerken. Raadpleeg de
gebruikershandleiding van de printer op de software-cd die bij het
apparaat is geleverd en zorg dat u beschikt over een draadloze
netwerkprinter.
Verbindingsprobleem - SSID niet gevonden
De geselecteerde of opgegeven netwerknaam (SSID) kan niet
worden gevonden. Controleer de netwerknaam (SSID) op uw
toegangspunt en probeer opnieuw verbinding te maken.
Uw to
egangspunt is uitgeschakeld. Zet het toegangspunt aan.
Verbindingsprobleem - Ongeldige beveiliging
De beveiliging is niet goed geconfigureerd. Controleer de beveiliging
die op het toegangspunt en de printer is geconfigureerd.
Verbindingsprobleem - Algemene verbindingsfout
Uw computer ontvangt geen signaal van uw apparaat. Controleer de
USB-kabel en de stroomtoevoer van de printer.
Verbindingsprobleem - Verbonden bedraad netwerk
De printer is verbonden met een netwerkkabel. Koppel de
netwerkkabel los van uw apparaat.
Fout bij verbinding met pc
Het geconfigureerde netwerkadres kan geen verbinding maken
tussen uw computer en het apparaat.
- Voor een
DHCP-netwerkomgeving
De printer ontvangt automatisch het
IP-adres (DHCP) als de
toewijzingsmethode voor het IP-adres is ingesteld op DHCP.
- Voor
een statische netwerkomgeving
De printer gebruikt het statische
adres als de toewijzingsmethode
voor het IP-adres op de computer is ingesteld op Statisch.
Voorbeeld:
Als de netwerkgegevens van de computer als volgt zijn:
- IP-adres: 1
69.254.133.42
- Sub
netmasker: 255.255.0.0
Dan zijn dit de netwerkgegevens van het apparaat:
- IP-adres: 1
69.254.133.43
- Sub
netmasker: 255.255.0.0 (gebruik het subnetmasker van
de computer).
- Gateway: 169.254.133.1
Andere problemen
Als zich tijdens het gebruik van de printer in een netwerk problemen
voordoen, controleert u de volgende punten:
Raadpleeg de gebruikershandleiding bij het toegangspunt (of de
draadloze router) voor specifieke informatie.
Mogelijk is uw computer, het toegangspunt (of de draadloze router)
of de printer niet ingeschakeld.
Controleer de draadloze ontvangst van het signaal rond het
apparaat. Als de router ver van de printer staat of als er een obstakel
in de weg staat, kan dat de ontvangst van het signaal bemoeilijken.
Sch
akel het toegangspunt (of de draadloze router), de printer en de
computer uit en weer aan. Soms kan dat helpen om de
communicatie met het netwerk te herstellen.
Controle
er of firewallsoftware (V3 of Norton) de communicatie
blokkeert.
Netwerkinstallatie_ 47
Als de computer en de printer op hetzelfde netwerk zijn aangesloten
maar niet kunnen worden gevonden, blokkeert de firewall-software
mogelijk de communicatie. Raadpleeg de gebruikershandleiding bij
de firewall-software voor informatie over het uitschakelen van de
firewall. Probeer vervolgens nogmaals of de printer kan worden
gevonden.
Con
troleer of het IP-adres van het apparaat juist is toegewezen. U
kunt het IP-adres controleren door het netwerkconfiguratierapport af
te drukken.
Con
troleer of het toegangspunt (of de draadloze router) met een
wachtwoord beveiligd is. Als er een wachtwoord is ingesteld, neemt
u contact op met de beheerder van het toegangspunt (of de
draadloze router).
Con
troleer het IP-adres van de printer. Installeer het
printerstuurprogramma opnieuw en wijzig de instellingen om een
verbinding te maken met het apparaat op het netwerk. Bij DHCP is
het mogelijk dat het toegewezen IP-adres verandert als het apparaat
lange tijd niet wordt gebruikt of als het toegangspunt opnieuw is
ingesteld.
Con
troleer de draadloze omgeving. Mogelijk kunt u geen verbinding
maken met het netwerk in de infrastructuuromgeving waar u
gebruikersgegevens moet invoeren voordat u een verbinding hebt
gemaakt met een toegangspunt (of draadloze router).
Dit
apparaat ondersteunt alleen IEEE 802.11b/g/n en Wi-Fi. Andere
draadloze communicatietypes (b.v. Bluetooth) worden niet
ondersteund.
In d
e ad-hocmodus onder besturingssystemen zoals Windows Vista
is het mogelijk dat u de draadloze verbinding bij elk gebruik van de
draadloze printer opnieuw moet instellen.
Bij draa
dloze netwerkprinters van Samsung kunnen de
infrastructuurmodus en de ad-hocmodus niet tegelijkertijd worden
gebruikt.
Het app
araat moet zich binnen het bereik van het draadloos netwerk
bevinden.
De printer mag niet in de buurt staan van obstakels die het draadloze
signaal kunnen blokkeren.
Verwijder grote metalen voorwerpen die zich tussen het
toega
ngspunt (of de draadloze router) en het apparaat bevinden.
Controleer of er geen palen, muren of
steunpilaren van metaal of
beton tussen de printer en het draadloze toegangspunt (of de
draadloze router) staan.
De prin
ter mag niet in de buurt staan van andere elektronische
apparaten die het draadloze signaal kunnen verstoren.
Er zijn veel apparaten die het draad
loze signaal kunnen verstoren,
waaronder magnetrons en bepaalde Bluetooth-apparaten.
IPv6-configuratie
IPv6 wordt alleen juist ondersteund in Windows Vista of latere versies.
IPv6 activeren
1. Verbind uw apparaat met het netwerk door middel van een
netwerkkabel.
2. Zet het apparaat aan.
3. Druk op
op het bedieningspaneel.
4. Druk op de pi
jl-omhoog/omlaag om Netwerk te selecteren en druk
vervolgens op OK.
5. Druk op
de pijl-omhoog/omlaag om TCP/IP (IPv6) te selecteren en druk
op OK.
6. D
ruk op de pijl-omhoog/omlaag om IPv6 activeren te selecteren en
druk op OK.
7. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om Aan te selecteren en druk op OK.
8. Z
et het apparaat uit en weer aan.
9. Dr
uk een netwerkconfiguratierapport af vanaf het bedieningspaneel
van het apparaat. In dit rapport worden de IPv6-adressen gecontroleerd.
1. Druk op op het bedieningspaneel.
2. Druk
op de pijl-omhoog/omlaag om Netwerk te selecteren en
druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om Netwerkconfiguratie te
selecteren en druk vervolgens op OK.
IPv6 gebruiken
Volg in een IPv6-netwerkomgeving de volgende procedure om het
IPv6-adres te gebruiken.
1. Sl
uit het apparaat op het netwerk aan met een netwerkkabel.
2. Sch
akel het apparaat in.
3. Dr
uk een netwerkconfiguratierapport af om de IPv6-adressen te
controleren.
4. Se
lecteer Start > Configuratiescherm > Printers en faxapparaten.
5. Kl
ik op Een printer toevoegen in het linkerdeelvenster van Printers en
faxapparaten.
6. Klik op Netwerkprinter, draadloze printer of Bluetooth-printer
toevoegen in het venster Printer toevoegen.
7. He
t venster Wizard Printer toevoegen wordt geopend. Volg de
instructies in het venster.
Als het apparaat niet in een netwerkomgeving wordt gebruikt,
activeert u IPv6.
IPv6-adressen instellen
Het apparaat ondersteunt de volgende IPv6-adressen voor het afdrukken
vanaf het netwerk en voor netwerkbeheer.
Lin
k-local Address: zelfgeconfigureerde lokale IPv6-adressen (adres
begint met FE80).
Stat
eless Address: door een netwerkrouter automatisch
geconfigureerd IPv6-adres.
Stateful Address: door een DHCPv6-server geconfigureerd
IPv6-adres.
Ma
nual Address: door de gebruiker handmatig geconfigureerd
IPv6-adres.
DHCPv6-adresconfiguratie (Stateful)
Als uw netwerk gebruikmaakt van een DHCPv6-server kunt u een van
de volgende opties instellen voor standaard dynamische
host-configuratie.
1. Druk op
op het bedieningspaneel.
2. Druk op de pij
l-omhoog/omlaag om Netwerk te selecteren en druk
vervolgens op OK.
3. Druk op de pij
l-omhoog/omlaag om TCP/IP (IPv6) te selecteren en
druk op OK.
4. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om DHCPv6 configureren te
selecteren en druk op OK.
5. Druk op de pij
l-omhoog/omlaag om toegang te krijgen tot de
gewenste waarde.
Netwerkinstallatie_ 48
Routers: gebruik DHCPv6 alleen als een router erom vraagt.
DHCPv6-adressen: gebruik altijd DHCPv6 ongeacht of de router
erom vraagt.
DHCPv6 uit: gebruik DHCPv6 nooit ongeacht of de router erom
vraagt.
6. Druk op OK.
Manual address-configuratie
1. Start een webbrowser zoals Internet Explorer die IPv6-adressering
als een URL ondersteunt (zie
"Een verbinding maken met
SyncThru™ Web Service" op pagina 48).
Voor IPv4 voert u het IPv4-adres (http://xxx.xxx.xxx.xxx) in het
adresveld in en drukt u op de Enter-toets of klikt u op Ga naar.
2. Klik op Login in de rechterbovenhoek van de SyncThru™ Web
Service-website.
Er verschijnt een aanmeldingspagina.
3. Typ de juiste gegevens bij ID en Password en klik vervolgens op
Login.
Typ standaard-id en standaardwachtwoord in als u zich voor het
eerst aanmeldt op SyncThru™ Web Service.
ID: admin
Password: sec00000
4. Als het venster SyncThru™ Web Service wordt geopend, klikt u op
Settings > Network Settings.
5. Klik op TCP/IPv6.
6. Schakel in het gedeelte TCP/IPv6 de optie Manual Address in.
IPv6 Protocol zou moeten zijn ingeschakeld.
7. Selecteer Address / Prefix en klik op de knop Add. Het routerprefix
wordt automatisch ingevoerd in het adresveld.
Typ de rest van het adres. (Voorbeeld: 3FFE:10:88:194::AAAA. "A"
is de hexadecimaal 0 tot 9, A tot F.)
8. Klik op de knop Apply.
Een verbinding maken met SyncThru™ Web Service
1. Start een webbrowser (bijvoorbeeld Internet Explorer) die
IPv6-adressering als URL ondersteunt.
2. Klik op Ga naar om toegang te krijgen tot SyncThru™ Web Service.
3. Klik op Login in de rechterbovenhoek van de SyncThru™ Web
Service-website.
Er verschijnt een aanmeldingspagina.
4. Typ de juiste gegevens bij ID en Password en klik vervolgens op Login.
Typ standaard-id en standaardwachtwoord in als u zich voor het eerst
aanmeldt op SyncThru™ Web Service.
ID: admin
Password: sec00000
5. Selecteer een van de IPv6-adressen (Link-local Address, Stateless
Address, Stateful Address, Manual Address) uit het
netwerkconfiguratierapport.
6. Voer de IPv6-adressen in (Voorbeeld: http://
[FE80::215:99FF:FE66:7701]).
De adressen moeten tussen rechte haakjes [] worden geplaatst.
Basisinstellingen_ 49
4.Basisinstellingen
Nadat de installatie is voltooid, kunt u de standaardinstellingen van het apparaat opgeven. Raadpleeg het volgende
hoofdstuk om waarden in te stellen of te wijzigen. In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u het apparaat
instelt.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Luchtdrukaanpassing
Datum en tijd instellen
De klokmodus wijzigen
De taal op het display wijzigen
Time-out voor taken instellen
De energiebesparingsfunctie gebruiken
De standaardlade en het papier instellen
Lettertype-instellingen wijzigen
Luchtdrukaanpassing
De afdrukkwaliteit wordt beïnvloed door de atmosferische druk die
afhankelijk is van de hoogte boven het zeeniveau waarop het apparaat zich
bevindt. De volgende informatie zal u helpen om uw apparaat in te stellen
op de beste afdrukkwaliteit. Voor u de hoogte instelt, moet u opzoeken wat
de hoogte is van de plaats waar u het apparaat gebruikt.
0
1 Hoog 3
2 Hoog 2
3 Hoog 1
4 Normale
Zie "Apparaatinstellingen" op pagina 72 als u Windows gebruikt.
Zie
"Gebruiken van Smart Panel (alleen voor Macintosh en Linux)" op
pagina 72 als u Macintosh, Linux of UNIX OS gebruikt.
Als uw computer is verbonden met internet, kunt u de hoogte
instellen via SyncThru™ Web Service.
U kunt de hoogte ook instellen via de optie Systeeminstellingen
op het display van het apparaat.
Datum en tijd instellen
Wanneer u tijd en datum instelt, worden ze gebruikt in vertraagd afdrukken.
Ze worden afgedrukt op rapporten. Als ze echter verkeerd zijn, moet u ze
wijzigen.
Als de stroomtoevoer naar het apparaat wordt onderbroken, moet u
datum en tijd opnieuw instellen zodra de stroomtoevoer is hersteld.
1. Druk op
op het bedieningspaneel.
2. Druk op de pi
jl-omhoog/omlaag om Systeeminstellingen te selecteren
en druk vervolgens op OK.
3. Druk op d
e pijl-omhoog/omlaag om Datum en tijd te selecteren en druk
vervolgens op OK.
4. D
ruk op de pijl-omhoog/omlaag om de gewenste datum en tijd te
selecteren.
5. Dr
uk op OK om de selectie op te slaan.
6. Dr
uk op om terug te keren naar stand-bymodus.
Dit menu-item is beschikbaar als er een optionele harde schijf in de
printer is geïnstalleerd.
De klokmodus wijzigen
U kunt uw apparaat zo instellen dat de tijd wordt weergegeven in de
12-uursnotatie of de 24-uursnotatie.
1. Dr
uk op op het bedieningspaneel.
2. D
ruk op de pijl-omhoog/omlaag om Systeeminstellingen te selecteren
en druk op OK.
3. D
ruk op de pijl-omhoog/omlaag om Klokmodus te selecteren en druk
op OK.
4. D
ruk op de pijl-omhoog/omlaag om de andere modus te selecteren en
druk op OK.
5. Druk op om terug te keren naar stand-bymodus.
Dit menu-item is beschikbaar als er een optionele harde schijf in de
printer is geïnstalleerd.
De taal op het display wijzigen
Voer de volgende stappen uit om de taal die op het display verschijnt te
wijzigen.
1. Dr
uk op op het bedieningspaneel.
2. D
ruk op de pijl-omhoog/omlaag om Systeeminstellingen te selecteren
en druk vervolgens op OK.
3. D
ruk op de pijl-omhoog/omlaag om Taal te selecteren en druk
vervolgens op OK.
4. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om de gewenste taal weer te geven.
5. Dr
uk op OK om de selectie op te slaan.
6. Dr
uk op om terug te keren naar stand-bymodus.
Basisinstellingen_ 50
Time-out voor taken instellen
Als er gedurende een bepaalde tijdspanne geen gegevens worden
ingevoerd, sluit het apparaat het huidige menu af en worden de
standaardinstellingen geladen. U kunt instellen hoe lang het apparaat moet
wachten.
1. Druk op
op het bedieningspaneel.
2. Druk op de pi
jl-omhoog/omlaag om Systeeminstellingen te selecteren
en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pi
jl-omhoog/omlaag om Time-out voor taak te selecteren
en druk vervolgens op OK.
4. Druk op de pi
jl-omhoog/omlaag om de gewenste tijd te selecteren.
5. Druk op OK om de sele
ctie op te slaan.
6. Druk op
om terug te keren naar stand-bymodus.
De energiebesparingsfunctie gebruiken
Gebruik deze functie om energie te besparen als u het apparaat niet
gebruikt.
1. Druk op
op het bedieningspaneel.
2. Druk op de pi
jl-omhoog/omlaag om Systeeminstellingen te selecteren
en druk vervolgens op OK.
3. Druk op
de pijl-omhoog/omlaag om Energiebesp. te selecteren en druk
vervolgens op OK.
4. Druk op de pi
jl-omhoog/omlaag om de gewenste tijd te selecteren.
5. Druk op OK om de sele
ctie op te slaan.
6. Druk op
om terug te keren naar stand-bymodus.
Wanneer u doorlopend afdrukt (meer dan 200 pagina's), wordt de
energiebesparende modus verlengd tot ongeveer 30 minuten om de
afbeelding aan te passen.
De standaardlade en het papier instellen
U kunt de lade en het papier selecteren die u standaard wilt gebruiken voor
uw afdruktaken. (Zie "Papier" op pagina 67.)
Via het bedieningspaneel
1. Druk op op het bedieningspaneel.
2. Druk op de pi
jl-omhoog/omlaag om Papier te selecteren en druk
vervolgens op OK.
3. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om de gewenste papierlade te
selecteren en druk op OK.
4. Druk op de pi
jl-omhoog/omlaag om Papierformaat te selecteren en
druk vervolgens op OK.
5. Druk op de pi
jl-omhoog/omlaag om het gewenste papierformaat te
selecteren.
6. Druk op OK om de selectie op te slaan.
7. Druk op de pi
jl-omhoog/omlaag om Papiertype te selecteren en druk
vervolgens op OK.
8. Druk op de pi
jl-omhoog/omlaag om het gewenste papiertype te
selecteren.
9. Druk op OK om de sele
ctie op te slaan.
10. Klik op
.
11. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om Papierinvoer te selecteren en druk
vervolgens op OK.
12. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om de gewenste papierlade te
selecteren.
13. Dr
uk op OK om de selectie op te slaan.
14. Dr
uk op om terug te keren naar stand-bymodus.
Op de computer
Windows
1. Klik op het menu Start in Windows.
2. In
Windows 2000 selecteert u Instellingen > Printers.
In
Windows XP/2003 selecteert u Printers en faxapparaten.
In
Windows 2008/Vista selecteert u Configuratiescherm >
Hardware en geluiden > Printers.
In
Windows 7 selecteert u Configuratiescherm > Hardware en
geluiden > Apparaten en printers.
In W
indows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm >
Hardware > Apparaten en printers.
3. Klik met uw rechtermuisknop op uw apparaat.
4. In
Windows XP/2003/2008/Vista klikt u op Voorkeursinstellingen
voor afdrukken.
In Windows 7 en Windows Server 2008 R2 selecteert u
Voo
rkeursinstellingen voor afdrukken in de contextmenu’s.
Als het item Voorkeursinstellingen voor afdrukken een
-markering bevat, kunt u andere printerstuurprogramma's die
met de geselecteerde printer zijn verbonden selecteren.
5. Klik op het ta
bblad Papier.
6. Selectee
r een lade en de bijbehorende opties, zoals papierformaat
en papiersoort.
7. Druk op OK.
Macintosh
Macintosh ondersteunt deze functie niet. Macintosh-gebruikers moeten
de standaardinstelling handmatig wijzigen als ze op basis van andere
instellingen willen afdrukken.
1. Ope
n een Macintosh-toepassing en selecteer het bestand dat u wilt
afdrukken.
2. Open het menu Bestand en klik op Druk af.
3. Ga na
ar het paneel Papierinvoer.
4. Ste
l de juiste lade in van waaruit u wilt afdrukken.
5. Ga na
ar het paneel Papier.
6. Ste
l het type in van het papier dat geplaatst is in de lade van waaruit
u wilt afdrukken.
7. Klik op Druk af om
af te drukken.
Lettertype-instellingen wijzigen
Het apparaat is standaard ingesteld op het lettertype dat in uw regio of land
wordt gebruikt.
Als u het lettertype wilt wijzigen of als u
het lettertype wilt instellen in een
speciale omgeving (bijvoorbeeld DOS), kunt u de lettertype-instelling
wijzigen in de sectie Apparaatinstellingen of Emulatie.
Zie
"Apparaatinstellingen" op pagina 72 als u Windows gebruikt.
Zie
"Gebruiken van Smart Panel (alleen voor Macintosh en Linux)" op
pagina 72 als u Macintosh, Linux of UNIX OS gebruikt.
Basisinstellingen_ 51
Hieronder vindt u de lijst met lettertypen voor de overeenkomstige
talen.
Russisch: CP866, ISO 8859/5 Latin Cyrillic
Hebreeuws: Hebrew 15Q, Hebrew-8, Hebrew-7 (alleen voor
Israël)
Grieks: ISO 8859/7 Latin Greek, PC-8 Latin/Greek
Arabisch & Farsi: HP Arabic-8, Windows Arabic, Code Page
864, Farsi, ISO 8859/6 Latin Arabic
OCR: OCR-A, OCR-B
Afdrukmedia en lade_ 52
5.Afdrukmedia en lade
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u afdrukmedia in uw apparaat plaatst.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Afdrukmedia selecteren
De grootte van de lade aanpassen
Papier in de lade plaatsen
Afdrukken op speciale afdrukmedia
Papierformaat en -type instellen
De uitvoersteun gebruiken
Afdrukmedia selecteren
U kunt afdrukken op verschillende afdrukmedia, zoals op gewoon papier,
enveloppen, etiketten en transparanten. Gebruik uitsluitend afdrukmedia die
voldoen aan de in deze gebruikershandleiding vermelde richtlijnen.
Richtlijnen om afdrukmedia te selecteren
Afdrukmedia die niet aan de richtlijnen uit de gebruikershandleiding voldoen
kunnen de volgende problemen veroorzaken:
slechte afdrukkwaliteit
vastl
open van het papier
versneld
e slijtage van het apparaat.
De eigenschappen van het papier, zoals gewicht, samenstelling en vezel-
e
n vochtgehalte, hebben een grote invloed op de prestaties van het
apparaat en de afdrukkwaliteit. Houd bij de keuze van afdrukmedia rekening
met het volgende:
Het
type, formaat en gewicht van de afdrukmedia voor uw apparaat
worden verderop in dit hoofdstuk besproken. (Zie "Specificaties van de
afdrukmedia" op pagina 105.)
Gew
enst resultaat: de afdrukmedia die u kiest moeten geschikt zijn voor
het doel.
Helderheid: sommige afdrukmaterialen zijn witter dan andere en leveren
scherpere en levendigere afbeeldingen op.
Gla
dheid van het oppervlak: de gladheid van de afdrukmedia bepaalt
hoe scherp de afdrukken er uitzien op papier.
Het is mogelijk dat bepaalde afdrukmaterialen, hoewel ze voldoen
aan alle hier genoemde richtlijnen toch geen bevredigende
resultaten opleveren. Dit kan het gevolg zijn van onjuiste
bediening, een onaanvaardbaar temperatuur- en
vochtigheidsniveau of andere variabele niet controleerbare
omstandigheden.
Controle
er, voordat u grote hoeveelheden afdrukmedia aanschaft,
of deze voldoen aan de vereisten die in deze
gebruikershandleiding worden vermeld en of ze voldoen aan uw
afdrukvereisten.
Het gebruik van afdrukmedia die niet aan deze specificaties
voldoen kan problemen veroorzaken die een herstelling vereisen.
Dergelijke herstellingen worden niet gedekt door de garantie- of
serviceovereenkomsten.
Geb
ruik van ontvlambaar afdrukmateriaal kan brand veroorzaken.
Geb
ruik geschikte afdrukmedia. (Zie "Specificaties van de
afdrukmedia" op pagina 105.)
Het gebruik van ontvlambaar materiaal of het achterblijven van
vreemde materialen in de printen kan oververhitting veroorzaken en in
zeldzame gevallen brand.
De hoeveelheid papier die u in de lade kunt plaatsen is afhankelijk van de
ge
bruikte afdrukmedia. (Zie "Specificaties van de afdrukmedia" op
pagina 105.)
Formaten van afdrukmedia die in duplex-modus
worden ondersteund
Modus Formaat Type Invoer
Dubbelzijdig
afdrukken
a
a.60 tot 120 g/m
2
alleen bankpostpapier.
Letter, A4,
Le
gal, US Folio,
Oficio
gewoon,
gekl
eurd,
voorbedrukt,
kringloop, dik
b
b.Plaats het (bankpost)papier vel per vel in de multifunctionele lade als
het gewicht van de afdrukmateriaal groter is dan 120 g/m
2
.
,
dun
c
c. Als het gewicht van het afdrukmateriaal 60 g/m
2
(bankpostpapier)
bedraagt, selecteert u het type dun.
la
de 1
op
tionele laden
multifunctio
nele
lade
De grootte van de lade aanpassen
De lade is standaard ingesteld op het papierformaat Letter of A4, afhankelijk
van het land waar u de printer hebt gekocht. Om het formaat te wijzigen
moet u de papiergeleiders aanpassen.
1. Kl
ap de achterste plaat van de lade volledig uit om de lade langer te
maken.
2. Houd de lengtegeleider ingedrukt en verplaats deze tot het gewenste
formaat zoals aangegeven op de bodem van de papierlade.
1 Papierlengtegeleider
Afdrukmedia en lade_ 53
3. Buig de papierstapel of waaier het papier uit om de pagina’s van elkaar
te scheiden voordat u het papier in de lade plaatst.
U moet de vellen uitwaaieren voordat u deze in het apparaat
plaatst om te voorkomen dat papier met geperforeerde regels aan
elkaar blijven plakken tijdens het afdrukken.
4. Houd
de breedtegeleiders ingedrukt en verschuif ze tot het gewenste
formaat zoals aangegeven op de bodem van de papierlade.
1 Papierbreedtegeleider
Druk de papierbreedtegeleider niet te hard tegen de rand van
het papier, aangezien het papier hierdoor kan buigen.
Als u de breed
tegeleider niet aanpast kan het papier
vastlopen.
Papier in de lade plaatsen
Lade 1/optionele laden
Plaats afdrukmedia die u het vaakst gebruikt in lade 1. Lade 1 kan tot 500
vellen gewoon papier bevatten.
U kunt een optionele lade voor 500 extra vellen gewoon papier aanschaffen
e
n die onder de standaardlade bevestigen. (Zie "Beschikbare
verbruiksartikelen" op pagina 96.)
Het gebruik van fotopapier of gecoat papier kan problemen
veroorzaken die herstelling vereisen. Dergelijke herstellingen worden
niet gedekt door de garantie- of serviceovereenkomsten.
1. T
rek lade 1 uit. Pas het formaat van de lade aan het formaat van de
geplaatste media aan. (Zie "De grootte van de lade aanpassen" op
pagina 52.)
2. Bu
ig de papierstapel of waaier het papier uit om de pagina’s van elkaar
te scheiden voor u ze in de lade legt.
U moet de vellen uitwaaieren voordat u deze in het apparaat
plaatst om te voorkomen dat papier met geperforeerde regels aan
elkaar blijven plakken tijdens het afdrukken.
3. Pl
aats het papier in de lade met de te bedrukken zijde naar boven.
1 Limietaanduiding
voor
papierformaat
2 Papierniveau-indica
tor
De papierniveau-indicator geeft aan hoeveel papier er in de lade
ligt.
1 Vol
2 Leeg
4. Stel het papiertype en -formaat voor de lade in als u een document wilt
afdrukken.
Voor informatie over het instellen van het papiertype en -formaat op het
bedieningspaneel. (Zie "Papierformaat en -type instel
len" op pagina 57.)
Afdrukmedia en lade_ 54
Als u problemen ondervindt met het laden van papier,
controleer dan of het papier voldoet aan de specificaties voor
de media. Probeer vervolgens vel voor vel door te voeren
langs de multifunctionele lade. (Zie "Specificaties van de
afdrukmedia" op pagina 105.)
De in he
t printerstuurprogramma opgegeven instellingen
krijgen voorrang op de instellingen op het bedieningspaneel.
a) Om
af te drukken vanuit een toepassing, opent u de
toepassing en het menu afdrukken.
b) Op
en Voorkeursinstellingen voor afdrukken. (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 58).
c) Druk op het tabblad Papier in Voorkeursinstellingen voor
afdrukken en selecteer het juiste papiertype.
Als u bijvoorbeeld op een etiket wilt afdrukken, stelt u het
pap
iertype in op Etiketten.
d) Sele
cteer de lade in de papierbron en druk vervolgens op OK.
e) Sta
rt het afdrukken vanuit de toepassing.
Multifunctionele lade
De multifunctionele lade kan speciale types en formaten van afdrukmedia
bevatten, zoals postkaarten, notitiekaarten en enveloppen. Dit is handig als
u maar één pagina wilt afdrukken op papier met briefhoofd of op gekleurd
papier.
Plaats afdrukmedia in het midden van de multifunctionele lade met de
te bedrukken zijde naar boven en de bovenrand vooraan.
Tips voor het gebruik van de multifunctionele lade
Plaats slechts één type, formaat en gewicht van afdrukmedia tegelijk
in de multifunctionele lade.
Voeg
geen papier toe als er nog papier in de multifunctionele lade
ligt. Dit kan papierstoringen veroorzaken. Dit geldt ook voor andere
soorten afdrukmedia.
Plaa
ts alleen afdrukmedia die voldoen aan de specificaties. Zo
voorkomt u papierstoringen en problemen met de afdrukkwaliteit.
(Zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 105.)
Maak
gekrulde briefkaarten, enveloppen en etiketten vlak voor u ze
in de multifunctionele lade plaatst.
1. Houd de handgreep van de multifunctionele lade vast en trek hem
naar beneden om de lade te openen.
2. Buig de papierstapel of waaier het papier uit om de pagina’s van
elkaar te scheiden voor u ze in de lade legt.
U moet de vellen uitwaaieren voordat u deze in het apparaat
plaatst om te voorkomen dat papier met geperforeerde regels
aan elkaar blijven plakken tijdens het afdrukken.
3. Plaats het
papier in de lade.
4. Druk de papierbreedtegeleiders van de multifunctionele lade in en
stel ze in op de breedte van het papier. Oefen niet te veel druk uit.
Het papier kan gaan plooien waardoor een papierstoring ontstaat of
het papier scheeftrekt.
Volg bij het afdrukken op speciale afdrukmedia de richtlijn
voor het plaatsen van afdrukmedia. (Zie "Afdrukken op
speciale afdrukmedia" op pagina 55.)
Als ve
llen overlappen bij het afdrukken via de
multifunctionele lade, opent u lade 1, verwijdert u de
overlappende vellen en probeert u opnieuw af te drukken.
Als
het papier niet goed wordt doorgevoerd bij het
afdrukken, duwt u het papier met de hand tot het
automatisch wordt doorgevoerd.
Afdrukmedia en lade_ 55
5. Stel het papiertype en -formaat voor de multifunctionele lade in om
een document af te drukken.
Voor informatie over het instellen van het papiertype en -formaat op
het bedieningspaneel. (Zie "Papierformaat en -type instellen" op
pagina 57.)
De in het printerstuurprogramma opgegeven instellingen
krijgen voorrang op de instellingen op het bedieningspaneel.
a) Om af te
drukken vanuit een toepassing, opent u de
toepassing en het menu afdrukken.
b) Open Vo
orkeursinstellingen voor afdrukken. (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 58).
c) Druk op het tabblad Papier in Voorkeursinstellingen voor
afdrukken en selecteer het juiste papiertype.
Als u bijvoorbeeld op een etiket wi
lt afdrukken, stelt u het
papiertype in op Etiketten.
d) Selecteer MF-lade
bij papierbron en druk vervolgens op
OK.
e) Start he
t afdrukken vanuit de toepassing.
f) Slu
it na het afdrukken de multifunctionele lade.
Afdrukken op speciale afdrukmedia
Onderstaande tabel toont de beschikbare speciale afdrukmedia voor elke
lade.
Voor het gebruik van speciale afdrukmedia raden wij u aan om telkens
een vel per keer in te voeren. Controleer hoeveel afdrukmedia u voor
elke lade kunt invoeren. (Zie "Specificaties van de afdrukmedia" op
pagina 105.)
Types Lade 1
Optionele
laden
Multifunctionele
lade
Normaal papier
Dik papier
Dikker
Extra dik
Dun papier
Katoen
Kleur
Voorbedrukt
Kringlooppapier
Enveloppen
Transparanten
Etiketten
Kartonpapier
Bankpost
Archiefpapier
( : beschi
kbaar. Leeg: niet beschikbaar)
Enveloppen
Of enveloppen naar behoren worden bedrukt is afhankelijk van de kwaliteit
van de enveloppen.
Om een envelop af te drukken plaatst u ze met de klep naar boven en de
pl
aats voor de postzegel rechts bovenaan op de onderkant.
Houd bij de keuze van enveloppen rekening met de volgende factoren:
- G
ewicht: het gewicht van het enveloppenpapier mag niet meer dan
90 g/m
2
bedragen om te vermijden dat er een papierstoring optreedt.
- On
twerp: voor het afdrukken moeten de enveloppen plat worden
gelegd. Ze mogen niet meer dan 6 mm omkrullen en mogen geen
lucht bevatten.
- Prob
leem: gebruik geen enveloppen die gekruld, verkreukeld of
beschadigd zijn.
- Temperatuur: u moet enveloppen gebruiken die bestand zijn tegen
de druk en de hitte die tijdens het afdrukproces in het apparaat
ontstaan.
Geb
ruik alleen goed gevormde enveloppen met scherpe vouwen.
Geb
ruik geen afgestempelde enveloppen.
Geb
ruik geen enveloppen met sluithaakjes, knipsluitingen, vensters,
gecoate binnenbekleding, zelfklevende sluitingen of andere
synthetische materialen.
Geb
ruik geen beschadigde enveloppen of enveloppen van slechte
kwaliteit.
C
ontroleer of de naad aan beide uiteinden van de envelop helemaal
doorloopt tot in de hoek.
1 Aanvaardbaar
2 Onaanvaardbaar
Enveloppen met een verwijderbare strip of met meer dan één
zelfklevende vouwbare klep moeten van een kleefmiddel zijn voorzien
dat gedurende 0,1 seconde bestand is tegen de fixeertemperatuur van
het apparaat. Controleer de specificaties van uw apparaat voor
informatie over de fixeertemperatuur. (zie "Algemene specificaties" op
pagina 104). De extra kleppen en strips ku
nnen kreuken, scheuren en
papierstoringen veroorzaken en kunnen zelfs de fixeereenheid
b
eschadigen.
Voor de beste afdrukkwaliteit plaatst u de marges best niet dichter dan
15 mm van de rand van de envelop.
D
ruk niet af op de plaats waar de naden van de envelop samenkomen.
Transparanten
Om beschadigingen aan het apparaat te voorkomen, gebruikt u best
uitsluitend transparanten die speciaal zijn ontworpen voor laserprinters.
Afdrukmedia en lade_ 56
Bij afdrukken in kleur op transparanten zal de afbeeldingskwaliteit
lager zijn dan bij monochrome afdrukken wanneer de afdrukken op
een overheadprojector worden gebruikt.
De te gebruiken transparanten moeten bestand zijn tegen de
fixeertemperatuur van het apparaat.
Plaats
transparanten op een vlak oppervlak nadat u ze uit het apparaat
hebt gehaald.
Laat transparanten niet te lang in de papierlade liggen. Er kan zich dan
stof en vuil op afzetten, wat aanleiding geeft tot vlekken bij het
afdrukken.
Let op dat u geen
vingerafdrukken op de transparanten maakt. Dit
veroorzaakt vlekken tijdens het afdrukken.
Bescherm transparanten na het afdrukken tegen langdurige blootstelling
aan zonlicht om te voorkomen dat ze gaan vervagen.
Zorg
dat de transparanten niet kreukelen, krullen of gescheurde hoeken
hebben.
Geb
ruik geen transparanten die loskomen van de achterzijde.
Om te
vermijden dat de afgedrukte transparanten aan elkaar blijven
kleven, moet u ervoor zorgen dat ze niet op elkaar liggen nadat u ze
hebt afgedrukt.
Aanbe
volen afdrukmedia: transparanten voor een kleurenlaserprinter
van Xerox, zoals 3R 91331(A4) en 3R 2780(Letter) worden aanbevolen.
Basistype transparant (bijv. Xerox 3R3
117) resulteert in een beter beeld
en een betere verwerkingskwaliteit dan transparanten met een papieren
achterzijde (bijv. Xerox 3R3028) of verwijderbare strip (3R3108).
Transparanten met statische elektriciteit kunnen problemen
met de beeldkwaliteit veroorzaken.
Afhankelijk van de keuze van de opslagcondities van de
transparanten kan er een storing optreden of kunnen
afbeeldingen gekrast worden.
Etiketten
Om beschadigingen aan het apparaat te voorkomen gebruikt u best
uitsluitend etiketten voor laserprinters.
Bij de keuze van etiketten moet u rekening houden met de volgende
factoren:
- Kleefstoffen: het kleefmiddel moet stabiel blijven bij de
fixeertemperatuur van het apparaat. Controleer de specificaties van
uw apparaat voor informatie over de fixeertemperatuur. (zie
"Algemene specificaties" op pagina 104).
- Schi
kking: gebruik uitsluitend etiketvellen waarvan het rugvel
tussen de etiketten niet blootligt. Bij etiketvellen met ruimte tussen
de etiketten kunnen de etiketten loskomen van het rugvel. Dit kan
ernstige papierstoringen tot gevolg hebben.
- Krul
len: voor het afdrukken moeten de etiketten plat worden gelegd
en mogen ze niet meer dan 13 mm omkrullen.
- Prob
leem: gebruik geen etiketten die gekreukt zijn, blaasjes
vertonen of loskomen van het rugvel.
Z
org ervoor dat er tussen de etiketten geen zelfklevend materiaal
blootligt. Blootliggende delen kunnen ervoor zorgen dat etiketten tijdens
het afdrukken loskomen, waardoor het papier kan vastlopen. Ook
kunnen hierdoor onderdelen van het apparaat beschadigd raken.
Pl
aats geen gebruikte etiketvellen in het apparaat. De klevende
achterzijde mag slechts een keer door het apparaat worden gevoerd.
Gebruik geen etiketten die loskomen van het rugvel, blaasjes vertonen,
gekreukt of anderszins beschadigd zijn.
Kaarten/aangepaste afdrukmaterialen
Druk niet af op materialen die smaller zijn dan 76 mm en korter dan
127 mm.
Stel de marges in de softwaretoepassing in op ten minste 6,4 mm van
de zijkanten van de afdrukmedia.
Briefhoofd / voorbedrukt papier
Eenzijdig Dubbelzijdig
Lade 1 /
Optionele
laden
Udskriftsiden opad
Udskriftsiden nedad
Multifunctio
nele lade
Udskriftsiden nedad Udskriftsiden opad
Afdrukmedia en lade_ 57
Briefhoofden en voorbedrukt papier moeten afgedrukt worden met
hittebestendige inkt die niet smelt, verdampt of schadelijke gassen
uitstoot als ze gedurende 0,1 seconde worden blootgesteld aan de
fixeertemperatuur van het apparaat. Controleer de specificaties van uw
apparaat voor informatie over de fixeertemperatuur. (zie "Algemene
specificaties" op pagina 104).
De
inkt op het briefhoofd / voorbedrukt papier mag niet ontvlambaar zijn
en mag de printerrollen niet beschadigen.
Formul
ieren en papier met briefhoofd moeten in een vochtbestendige
verpakking worden bewaard om aantasting tijdens de opslagperiode te
voorkomen.
Voor u h
et briefhoofd / voorbedrukt papier in de lade plaatst, controleert
u of de inkt op het papier droog is. Natte inkt kan tijdens het fixeerproces
loskomen van het voorbedrukte papier waardoor de afdrukkwaliteit
vermindert.
Voorbedrukt papier
Bij het plaatsen van voorbedrukt papier moet de bedrukte zijde naar boven
liggen en mag de voorzijde niet gekruld zijn. Bij invoerproblemen draait u
het papier om. Er zijn in dit geval geen garanties wat de afdrukkwaliteit
betreft.
Op voorbedrukt papier moet afgedrukt worden met hittebestendige inkt
die niet smelt, verdampt of schadelijke gassen uitstoot als ze gedurende
0,1 seconde wordt blootgesteld aan de fixeertemperatuur van het
apparaat. Controleer de specificaties van uw apparaat voor informatie
over de fixeertemperatuur. (zie "Algemene specificaties" op
pagina 104).
De inkt
op het voorbedrukt papier mag niet ontvlambaar zijn en mag de
printerrollen niet beschadigen.
Voor u voorbe
drukt papier in de lade plaatst, controleert u of de inkt op
het papier droog is. Natte inkt kan tijdens het fixeerproces loskomen van
het voorbedrukt papier en de afdrukkwaliteit verminderen.
Foto
Zorg ervoor dat u geen fotopapier voor inkjetprinters gebruikt. Dit kan uw
apparaat beschadigen.
Glanzend
Plaats een vel papier tegelijk in de multifunctionele lade, met de
glanzende zijde naar onder.
Aanbevolen afdrukmedia: glanzend papier (Letter) voor dit apparaat: HP
Brochure Paper (Product: alleen Q6611A).
Aanbe
volen afdrukmedia: glanzend papier (A4) voor dit apparaat: alleen
HP Superior Paper 160 glossy (product: Q6616A).
Papierformaat en -type instellen
Nadat u het papier in de lade hebt geplaatst, moet u het papierformaat en
-type instellen op het bedieningspaneel. Om af te drukken vanaf de
computer selecteert u het papierformaat en -type in het
toepassingsprogramma en selecteert u het tabblad Papier in
Voorkeursinstellingen voor afdrukken. (zie "Voorkeursinstellingen
openen" op pagina 58).
De in het printerstuurprogramma opgegeven instellingen krijgen
voorrang op de instellingen op het bedieningspaneel.
1. Dr
uk op op het bedieningspaneel.
2. D
ruk op de pijl-omhoog/omlaag om Papier te selecteren en druk
vervolgens op OK.
3. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om de gewenste papierlade te
selecteren en druk op OK.
4. D
ruk op de pijl-omhoog/omlaag om Papierformaat te selecteren en
druk vervolgens op OK.
5. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om het gewenste papierformaat te
selecteren.
6. Druk op OK om de selectie op te slaan.
7. D
ruk op de pijl-omhoog/omlaag om Papiertype te selecteren en druk
vervolgens op OK.
8. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om het gewenste papiertype te
selecteren.
9. Druk op OK om de selectie op te slaan.
10. Klik op .
11. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om Papierinvoer te selecteren en druk
vervolgens op OK.
12. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om de gewenste papierlade te
selecteren.
13. Dr
uk op OK om de selectie op te slaan.
14. Druk op om terug te keren naar stand-bymodus.
Als u een speciaal papierformaat wilt gebruiken, zoals rekeningpapier,
selecteert u Aangepast op het tabblad Papier in
Voorkeursinstellingen voor afdrukken. (zie "Voorkeursinstellingen
openen" op pagina 58).
De uitvoersteun gebruiken
Als u een groot aantal pagina’s tegelijk afdrukt, kan het oppervlak van
de uitvoerlade heet worden. Raak het oppervlak niet aan en houd
kinderen uit de buurt.
De afgedrukte pagina’s worden in de uitvoerlade gestapeld en de
ui
tvoersteun zal ervoor zorgen dat de afgedrukte pagina’s worden uitgelijnd.
Vouw de uitvoersteun uit.
Afdrukken_ 58
6.Afdrukken
In dit hoofdstuk worden de meest gangbare afdruktaken toegelicht.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Eenvoudige afdruktaken
De standaardafdrukinstellingen wijzigen
Uw apparaat instellen als standaardprinter
Geavanceerde afdrukfuncties gebruiken
Gebruiken van Hulpprogramma Direct afdrukken (alleen voor Windows)
Afdrukken in Macintosh
Afdrukken in Linux
Afdrukken in Unix
De procedures in dit hoofdstuk zijn voornamelijk gebaseerd op
Windows 7.
Eenvoudige afdruktaken
Tijdens het afdrukken
1. Open het document dat u wilt afdrukken.
2. Selecteer
Afdrukken in het menu Bestand.
3. Selectee
r uw printer in de lijst Printer selecteren.
4. De basisafdrukinstellingen, inclusief het aantal kopieën en het
afdrukbereik, worden geselecteerd in het venster Afdrukken.
Klik op Eigenschappen of Voorkeuren in het venster Afdrukken
om gebruik te maken van de geavanceerde afdrukopties.(zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 58).
5. Klik in he
t venster Afdrukken op OK of Afdrukken om de afdruktaak te
starten.
Een afdruktaak annuleren
Een afdruktaak die in een afdrukrij of afdrukspooler wacht om afgedrukt te
worden, annuleert u op de volgende manier:
U ku
nt toegang krijgen tot dit venster door te dubbelklikken op het
pictogram van het apparaat ( ) in de taakbalk van Windows.
U ku
nt de huidige afdruktaak ook annuleren door te drukken op op
het bedieningspaneel.
Voorkeursinstellingen openen
Het venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken in deze
gebruikshandleiding verschilt mogelijk van het venster dat u ziet
omdat dit afhankelijk is van de gebruikte printer. Het venster
Voorkeursinstellingen voor afdrukken bevat echter vrijwel
dezelfde eigenschappen.
Als
u in Voorkeursinstellingen voor afdrukken een optie
selecteert, verschijnt er mogelijk een waarschuwingsteken,
of
. Een uitroepteken ( ) wil zeggen dat u deze optie wel kunt
selecteren maar dat dit niet wordt aanbevolen. Het teken wil
zeggen dat u deze optie niet kunt selecteren vanwege de
i
nstellingen of de omgeving van het apparaat.
1. Ope
n het document dat u wilt afdrukken.
2. Kies Af
drukken in het menu Bestand.
3. Se
lecteer uw printer in de lijst Printer selecteren.
4. Klik op Eig
enschappen of Voorkeuren.
U kunt de huidige status van het apparaat controleren met de knop
printerstatus.
Afdrukken_ 59
Voorkeurinstellingen gebruiken
Met de optie Vooraf ingest. die op elk tabblad maar niet op het tabblad
Samsung verschijnt kunt u de huidige voorkeurinstellingen opslaan voor
toekomstig gebruik.
Volg deze stappen om een Vo
oraf ingest.-item op te slaan.
1. Ste
l op elk tabblad de gewenste instellingen in.
2. Typ in het invoervak Voo
raf ingest een naam voor deze
instellingen.
3. Klik op (Toevoegen). Als u instellingen opslaat onder Vooraf
ingest, wo
rden alle huidige stuurprogramma-instellingen
opgeslagen.
Vælg flere indstillinger, og klik på (Opdater). Indstillingerne
føjes til de forudindstillinger, du har foretage
t. Om de bewaarde
instelling te gebruiken kiest u deze in de vervolgkeuzelijst Vooraf
ingest. De printer is nu ingesteld om af te drukken volgens de
door u geselecteerde instellingen. U kunt de opgeslagen
instellingen verwijderen door deze te selecteren in de
vervolgkeuzelijst Vooraf ingest. en te klikken op
(Wissen).
U kunt de standaardinstellingen van het printerstuurprogramma
ook herstellen door Vooraf ingest. stand. te selecteren in de
vervolgkeuzelijst Vooraf ingest.
Help gebruiken
Klik op de optie waarover u meer wilt weten op het venster
Voorkeursinstellingen voor afdrukken en druk op F1 op uw toetsenbord.
De standaardafdrukinstellingen wijzigen
1. Klik op het menu Start van Windows.
In W
indows Server 2000 selecteert u Instellingen > Printers.
Als u Wind
ows XP/Server 2003 gebruikt, selecteert u Printers en
faxapparaten.
Als u Wind
ows Server 2008/Vista gebruikt, selecteert u
Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Printers.
In
Windows 7 selecteert u Configuratiescherm > Apparaten en
Printers.
In Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm >
Hardware > Apparaten en printers.
2. Klik me
t de rechtermuisknop op uw apparaat.
3. In
Windows XP/Server 2003/Server 2008/Vista kiest u
Voorkeursinstellingen voor afdrukken.
In Windows 7 en Windows Server 2008 R2 selecteert u
Voo
rkeursinstellingen voor afdrukken in de contextmenu’s.
Als bij het item Voorkeursinstellingen het teken staat, kunt u
andere printerstuurprogramma’s voor de geselecteerde printer
selecteren.
4. W
ijzig de instellingen op elk tabblad.
5. Klik op OK.
In Voorkeursinstellingen voor afdrukken kunt u de instellingen voor
elke afdruktaak wijzigen.
Uw apparaat instellen als standaardprinter
1. Klik op het menu Start in Windows.
In
Windows Server 2000 selecteert u Instellingen > Printers.
Als
u Windows XP/Server 2003 gebruikt, selecteert u Printers en
faxapparaten.
Als
u Windows Server 2008/Vista gebruikt, selecteert u
Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Printers.
In
Windows 7 selecteert u Configuratiescherm > Apparaten en
Printers.
In Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm >
Hardware > Apparaten en printers.
2. Se
lecteer uw apparaat.
3. Kl
ik met uw rechtermuisknop op uw apparaat en selecteer Als
standaardprinter instellen.
Als bij het item Als standaardprinter instellen voor Windows 7 of
Windows Server 2008 R2 het teken staat, kunt u andere
printerstuurprogramma’s selecteren die met de geselecteerde
printer verbonden zijn.
Geavanceerde afdrukfuncties gebruiken
XPS-printerstuurprogramma: wordt gebruikt om af te drukken in een
XPS-bestandsindeling
H
et XPS-printerstuurprogramma kan alleen geïnstalleerd worden
op Windows Vista OS of een recentere versie.
U
kunt het XPS-stuurprogramma installeren wanneer u de
software-cd in het cd-rom-station plaatst. Wanneer het
installatiescherm wordt weergegeven, selecteert u Geavanceerde
installatie > Aangepaste installatie. U kunt het
XPS-printerstuurprogramma selecteren in het scherm Selecteer
de te installeren software en hulpprogramma's.
Install
eer extra geheugen wanneer een XPS-taak niet wordt
afgedrukt omdat de printer onvoldoende geheugen heeft.
Afdrukken_ 60
Afdrukken naar een bestand (PRN)
Het kan soms handig zijn om de af te drukken gegevens op te slaan als een
bestand.
1. Kr
uis het selectievak Naar bestand in het venster Afdrukken aan.
2. Klik op Afdrukken.
3. Voer het doel
pad en de bestandsnaam in en klik vervolgens op OK.
Bijvoorbeeld c:\
Temp\bestandsnaam.
Als u enkel de bestandsnaam invoert wordt het bestand
automatisch opgeslagen in Mijn documenten, Documents and
Settings of Gebruikers. De opslagmap kan verschillen,
afhankelijk van uw besturingssysteem of het gebruikte
programma.
Speciale afdrukfuncties verklaard
U kunt geavanceerde afdrukfuncties gebruiken voor uw printer.
Om de printerfuncties van uw printerstu
urprogramma te gebruiken, klikt u
op Eigenschappen of Voorkeuren in het venster Afdrukken van de
toepassing om de afdrukinstellingen te wijzigen. De apparaatnaam die in
het printereigenschappenvenster wordt weergegeven is afhankelijk van het
gebruikte apparaat.
Afhankelijk van de opties of het model zullen sommige menu's
mogelijk niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze
opties niet van toepassing op uw apparaat.
Item Omschrijving
Meerdere pagina's per
zijde
U kunt het aantal pagina’s selecteren dat u
op één vel wilt afdrukken. Als u meer dan
één pagina per vel afdrukt worden de
pagina’s verkleind en in de door u
opgegeven volgorde gerangschikt. U kunt op
één vel tot 16 pagina’s afdrukken.
Poster afdrukken U kunt een document van één enkele pagina
op 4 (poster van 2x2), 9 (poster van 3x3) of
16 vellen (poster van 4x4) papier drukken
om ze aan elkaar te plakken en er een
poster van te maken.
Selecteer de waarde Pos
teroverlap. Geef
de Posteroverlap op in millimeters of inches
door de radioknop bovenaan rechts in het
tabblad Basis in te schakelen om de vellen
gemakkelijker aan elkaar te kunnen kleven.
Boekje afdrukken
8
9
Met deze functie kunt u een document op
beide zijden van het papier afdrukken en
worden de pagina’s zo gerangschikt dat u
het afgedrukte papier dubbel kunt vouwen
om een boekje te maken.
Als u een boekje wilt maken, moet u
afdrukken op
afdrukmateriaal van het
formaat Letter, Legal, A4, US Folio of Oficio.
De optie Boekje afdrukken is niet
beschikbaar voor alle papierformaten.
Kies de Formaat-optie onder het
tabblad Papier om te kijken welke
papierformaten beschikbaar zijn.
Als u een onbeschikbaar
papi
erformaat selecteert, wordt deze
optie mogelijk automatisch
geannuleerd. Selecteer alleen
beschikbaar papier (papier waarbij
geen
of staat).
Dubbelzijdig afdrukken U kunt op beide zijden van een vel papier
afdrukken (dub
belzijdig). Voor u afdrukt,
moet u de gewenste afdrukstand van het
document opgeven.
U kunt deze functie gebruiken met
papier van het formaat Letter,
Legal, A4, US Folio of Oficio.
Als uw printer gee
n eenheid voor
dubbelzijdig afdrukken heeft, moet
u de afdruktaak handmatig
uitvoeren. De printer drukt eerst
elke andere pagina van het
document af. Hierna verschijnt er
een bericht op uw computer.
De functie Blanco pagina's
overslaan werkt niet als u de
dubbelzijdige optie heeft
ingeschakeld.
Item Omschrijving
Afdrukken_ 61
Dubbelzijdig afdrukken
(Optie)
Standaardinstelling printer: Als u deze
optie selecteert, wordt deze functie
bepaald door de instelling die u hebt
opgegeven op het bedieningspaneel van
de printer. Deze optie is alleen
beschikbaar bij gebruik van het PCL/
XPS-printerstuurprogramma.
Ge
en: Hiermee schakelt u deze functie
uit.
La
nge zijde: deze optie is de
conventionele lay-out die bij boekbinden
wordt gebruikt.
Korte zijde: deze optie is de
conventionele lay-out die voor kalenders
wordt gebruikt.
Omgekeerd dubbelzijdig afdrukken:
schakel deze optie in om de
afdrukvolg
orde om te keren bij het
dubbelzijdig afdrukken.
Papieropties Wijzigt de afmetingen van een document
zodat deze kleiner of groter op het vel
afgedrukt wordt, door een percentage in te
voeren waarmee het document vergroot of
verkleind wordt.
Watermerk
Met de optie Watermerk kunt u tekst
afdrukken over een bestaand document, U
kunt het bijvoorbeeld gebruiken om
"DRAFT" of "CONFIDENTIAL" in grote grijze
letters diagonaal af te drukken op de eerste
pagina of op alle pagina’s van een
document.
Watermerk
(Een wa
termerk maken)
1 Als u de afdrukinstellingen vanuit de
softwaretoepassing wilt wijzigen,
opent u Voorkeursinstellingen voor
afdrukken
2 Klik op het tabblad Geavanceerd en
selecteer Bewerken in de
vervolgkeuzelijst Watermerk. Het venster
Watermerken bewerken wordt
geopend.
3 Typ tekst in het vak Tekst watermerk. U
kunt maximaal 256 tekens invoeren. De
tekst wordt in het voorbeeldvenster
weergegeven.
Item Omschrijving
Watermerk
(Een watermerk
bewerken)
1 Als u de afdrukinstellingen vanuit de
softwaretoepassing wilt wijzigen,
opent u Voorkeursinstellingen voor
afdrukken
2 Klik op het tabblad Geavanceerd en
selecteer Bewerken in de
vervolgkeuzelijst Watermerk. Het venster
Watermerken bewerken wordt
geopend.
3 Selecteer in het vak Huidige
watermerken het watermerk dat u wilt
bewerken en wijzig de tekst van het
watermerk en de opties.
4 Klik op Wijzigen als u de wijzigingen op
wilt slaan.
5 Klik op OK of Afdrukken tot het venster
Afdruk wordt afgesloten.
Watermerk
(Ee
n watermerk
verwijderen)
1 Als u de afdrukinstellingen vanuit de
softwaretoepassing wilt wijzigen,
opent u Voorkeursinstellingen voor
afdrukken
2 Klik op het tabblad Geavanceerd en
selecteer Bewerken in de
vervolgkeuzelijst Watermerk. Het venster
Watermerken bewerken wordt
geopend.
3 Selecteer in het vak Huidige
watermerken het watermerk dat u wilt
verwijderen en klik op de knop Wissen.
4 Klik op OK of Afdrukken tot het venster
Afdruk wordt afgesloten.
Item Omschrijving
Afdrukken_ 62
Overlay Deze optie is alleen beschikbaar bij gebruik
van het PCL-stuurprogramma.
Een overlay is tekst en/of een afbeelding die
op de
harde schijf van de computer zijn
opgeslagen in een speciale bestandsindeling
en die in een willekeurig document kunnen
worden afgedrukt. Overlays worden vaak
gebruikt in plaats van voorbedrukte
formulieren en papier met briefhoofd. In
plaats van een voorbedrukt briefhoofd kunt u
een overlay samenstellen die precies
dezelfde informatie bevat. Als u een brief
met het briefhoofd van uw bedrijf wilt
afdrukken, hoeft u geen voorbedrukt
briefhoofdpapier in het apparaat te plaatsen.
U drukt het briefhoofd gewoon als overlay op
uw document af.
Als u een paginaoverlay wilt gebruiken, moet
u een
nieuwe paginaoverlay met uw logo of
met een afbeelding maken.
Het formaat van het
overlaydocument moet hetzelfde
zijn als dat van de documenten die
u met de overlay afdrukt. Maak
geen overlay met een watermerk.
De resol
utie van het
overlaydocument moet dezelfde
zijn als die van het document
waarop u de overlay wilt afdrukken.
Overlay
(Een nieuwe
pa
ginaoverlay maken)
1 Ga naar de Voorkeursinstellingen voor
afdrukken als u het document als een
overlay wilt opslaan.
2 Klik op het tabblad Geavanceerd en
selecteer Bewerken in de
vervolgkeuzelijst Tekst. Het venster
Overlay bewerken wordt geopend.
3 Klik in het venster Overlay bewerken
op Maken.
4 Typ een naam van maximaal acht
tekens in het vak Bestandsnaam in het
venster Opslaan als. Selecteer indien
nodig de map waarin u het
overlaybestand wilt opslaan.
Standaard is dit de map C:\Formover.
5 Klik op Opslaan. De naam verschijnt in
Overzicht overlays.
6 Klik op OK of Afdrukken tot het venster
Afdruk wordt afgesloten.
Het bestand wordt niet afgedrukt. Het
wordt opgeslagen op de harde schijf van
uw computer.
Item Omschrijving
Overlay
(Een paginaoverlay
gebruiken)
1 Klik op het tabblad Geavanceerd.
2 Selecteer de gewenste overlay in de
vervolgkeuzelijst Tekst.
3 Als het overlaybestand dat u zoekt niet
in de vervolgkeuzelijst Tekst voorkomt,
selecteert u Bewerken... in de lijst en klikt
u op Laden. Selecteer het
overlaybestand dat u wilt gebruiken.
Als u het gewenste overlaybestand op
een externe bron hebt opgeslagen, kunt u
het bestand ook laden vanuit het venster
Openen.
Klik op Op
enen als u het bestand hebt
geladen. Het bestand verschijnt in het vak
Overzicht overlays en kan worden
afgedrukt. Selecteer de overlay in het vak
Overzicht overlays.
4 Sc
hakel indien nodig het selectievakje
Overlay bevestigen voor afdrukken in.
Als dit selectievakje is ingeschakeld,
verschijnt telkens als u een document
naar de printer verzendt een
berichtvenster waarin u gevraagd
wordt om te bevestigen of u een
overlay op uw document wilt
afdrukken.
Als dit selectievakje niet is ingeschakeld
en er een overlay is geselecteerd, wordt
de overlay automatisch afgedrukt op uw
document.
5 Kl
ik op OK of Afdrukken tot het venster
Afdrukken wordt afgesloten.
Overlay
(Ee
n paginaoverlay
verwijderen)
1 Klik in het venster
Voorkeursinstellingen voor afdrukken
op het tabblad Geavanceerd.
2 Selecteer Bewerken in de
vervolgkeuzelijst Tekst.
3 Selecteer in het vak Overzicht overlays
de overlay die u wilt verwijderen.
4 Klik op Wissen.
5 Als er een venster verschijnt waarin u
om bevestiging wordt gevraagd, klikt u
op Ja.
6 Klik op OK of Afdrukken tot het venster
Afdruk wordt afgesloten.
Paginaoverlays die u niet meer
gebruikt kunt u verwijderen.
Item Omschrijving
Afdrukken_ 63
Gebruiken van Hulpprogramma Direct afdrukken
(alleen voor Windows)
Wat is Hulpprogramma Direct afdrukken?
Hulpprogramma Direct afdrukken is een programma dat PDF-bestanden
rechtstreeks naar uw printer stuurt om ze af te drukken zonder dat u deze
bestanden hoeft te openen.
Als u dit programma wilt installeren, selecteert u Geavanceerde installatie
> Aangepaste installatie en schakelt u het selectievakje voor het
programma in tijdens de installatie van het printerstuurprogramma.
Voor sommige modellen moet een hard schijf (HDD) zijn
geïnstalleerd of moet er geheugen zijn geplaatst om
hulpprogramma's correct te kunnen uitvoeren. Anders moeten ze
worden geïnstalleerd.
U kunt geen PDF-bestanden afdrukken waarvoor een
afdrukbeperking geldt. Schakel de functie voor de afdrukbeperking
uit en probeer opnieuw af te drukken.
U kunt geen PDF-bestanden afdrukken die met een wachtwoord
worden beschermd. Schakel de wachtwoordfunctie uit en probeer
opnieuw af te drukken.
Of een PDF-bestand al dan niet afgedrukt kan worden met het
Hulpprogramma Direct afdrukken is afhankelijk van de manier
waarop het PDF-bestand is gemaakt.
Het programma Hulpprogramma Direct afdrukken ondersteunt
PDF versie 1,7 en lager. Bestanden van latere versies moet u
openen om te kunnen afdrukken.
Afdrukken
Er zijn verschillende manieren waarop u kunt afdrukken met het
Hulpprogramma Direct afdrukken.
1. Selecteer in het menu StartProgramma’s of Alle programma’s >
Samsung Printers > Hulpprogramma Direct afdrukken >
Hulpprogramma Direct afdrukken.
Het venster Hulpprogramma Direct afdrukken wordt geopend.
2. Selecteer uw printer uit de vervolgkeuzelijst Printer selecteren en klik
op Bladeren.
3. Selecteer het bestand dat u wilt afdrukken en klik op Openen.
Het bestand wordt nu toegevoegd aan de sectie Bestanden
selecteren.
4. Pas de printerinstellingen naar wens aan.
5. Klik op Afdruk. Het geselecteerde PDF-bestand wordt naar de printer
verzonden.
Via het contextmenu
1. Klik met de rechtermuisknop op het PDF-bestand dat u wilt afdrukken en
kies Direct afdrukken.
Het venster Hulpprogramma Direct afdrukken wordt geopend. Het
PDF-bestand is hierin al toegevoegd.
2. Kies het te gebruiken apparaat.
3. De apparaatinstellingen aanpassen.
4. Klik op Afdruk. Het geselecteerde PDF-bestand wordt naar de printer
verzonden.
Afdrukmodus
.Deze functie is alleen beschikbaar
als u de optionele harde schijf hebt
geïnstalleerd of hebt ingesteld.
De lijst met afdruktaken die u hebt
ingesteld in de Afdrukmodus in het
menu Taakbeheer van het
printerstuurprogramma wordt
weergegeven.
Afdrukmodus: de standaard
Afdrukmodus is Normaal, en is bedoeld
om af te drukken zonder het
afdrukbestand op te slaan in het
geheugen.
- Normaal: in deze modus wordt uw
document afgedrukt zonder het op te
slaan in het optioneel geheugen.
- Proefafdruk: deze modus is handig
als u meer dan een exemplaar wilt
afdrukken. U kunt eerst een
exemplaar afdrukken om te
controleren en daarna de andere
exemplaren afdrukken.
- Vertrouwelijk: deze modus wordt
gebruikt voor het afdrukken van
vertrouwelijke documenten. U moet
een wachtwoord invoeren om af te
drukken.
- Opslaan: selecteer deze instelling
om een document op de harde schijf
op te slaan zonder het af te drukken.
- Opslaan en afdrukken: Deze modus
wordt gebruikt wanneer een document
tegelijkertijd wordt opgeslagen en
afgedrukt.
- Wachtrij: deze optie is handig om
een grote hoeveelheid gegevens te
verwerken. Als u deze instelling
selecteert, wordt het document op de
harde schijf in een afdrukwachtrij
geplaatst en vervolgens van daaruit
afgedrukt. Op die manier wordt de
belasting van de computer lager.
- Afdrukschema: selecteer deze
instelling om het document op een
opgegeven tijdstip af te drukken.
Gebruikersnaam: deze optie wordt
gebruikt als u een opgeslagen bestand
wilt vinden via het bedieningspaneel.
Taaknaam: deze optie wordt gebruikt als
u een opgeslagen bestand wilt vinden via
het bedieningspaneel.
Item Omschrijving
Afdrukken_ 64
Afdrukken in Macintosh
Een document afdrukken
Als u afdrukt met een Macintosh-computer moet u in elke toepassing die u
gebruikt de instellingen van het printerstuurprogramma controleren. Volg de
onderstaande stappen om af te drukken vanaf een Macintosh-computer:
1. Ope
n het af te drukken document.
2. Ope
n het menu Bestand en klik op Pagina-instelling
(Documentinstellingen in enkele toepassingen).
3. Selectee
r papierformaat, afdrukstand, schaal en andere opties, en zorg
ervoor dat uw apparaat is geselecteerd. Klik op OK.
4. Open het menu Bestand en klik op Druk af.
5. Kies he
t aantal exemplaren en geef aan welke pagina’s u wilt afdrukken.
6. Klik op Druk af.
Printerinstellingen wijzigen
U kunt geavanceerde afdrukfuncties gebruiken voor uw printer.
Open een toepassing en selecteer Druk af i
n het menu Bestand. De
printernaam die in het printereigenschappenvenster wordt weergegeven is
afhankelijk van de gebruikte printer. Het printereigenschappenvenster
bestaat afgezien van de naam uit vrijwel dezelfde onderdelen.
Afdrukken meerdere pagina's op één blad
U kunt meer dan één pagina afdrukken op één vel papier. Dit is een
goedkope manier om conceptpagina’s af te drukken.
1. Ope
n een toepassing en selecteer Druk af in het menu Bestand.
2. Selecteer
Lay-out in de vervolgkeuzelijst Afdrukstand. Selecteer in de
vervolgkeuzelijst Pagina’s per vel het aantal pagina’s dat u op één vel
papier wilt afdrukken.
3. Kies de and
ere te gebruiken opties.
4. Klik op Druk af.
Het apparaat drukt het gekozen aantal pagina´s op één vel papier af.
Dubbelzijdig afdrukken
Voordat u dubbelzijdig afdrukt, moet u aangeven langs welke rand u de
pagina’s wilt inbinden. De bindopties zijn:
L
ange kant binden: dit is de klassieke opmaak die bij het boekbinden
wordt gebruikt.
Ko
rte kant binden: deze optie wordt vaak gebruikt voor kalenders.
1. Selecteer Druk af in het menu Bestand van uw Macintosh-toepassing.
2. Selecteer
Lay-out in de vervolgkeuzelijst Afdrukstand.
3. Selectee
r een bindrichting in de optie Dubbelzijdig.
4. Kies de and
ere te gebruiken opties.
5. Al
s u op Druk af klikt, drukt de printer op beide zijden van het papier af.
Als u meer dan 2 kopieën afdrukt, kunnen de eerste en de tweede
kopie op hetzelfde vel papier worden afgedrukt. Vermijd op beide
zijden van het papier af te drukken als u meer dan 1 kopie afdrukt.
Help gebruiken
Klik op het vraagteken in de linkeronderhoek van het venster en klik op het
onderwerp waarover u meer wilt weten. Er verschijnt een pop-upvenster
met informatie over de functie van die optie waarover het stuurprogramma
beschikt.
Afdrukken in Linux
Afdrukken vanuit een toepassing
Vanuit een groot aantal Linux-toepassingen kunt u afdrukken met Common
UNIX Printing System (CUPS). U kunt vanuit al deze toepassingen met uw
printer afdrukken.
1. Ope
n een toepassing en selecteer Print in het menu File.
2. Selecteer rechtstreeks Print via
lpr.
3. In he
t venster LPR GUI selecteert u uw model in de lijst met printers en
klikt u op Properties.
4. W
ijzig de eigenschappen van de afdruktaak met behulp van de
volgende vier tabbladen die bovenaan in het venster worden
weergegeven.
Gen
eral: Wijzigt het papierformaat, papiertype en de afdrukstand
van de documenten. Hiermee kunt u de functie dubbelzijdig
afdrukken inschakelen, start- en eindvaandels toevoegen en het
aantal pagina’s per vel wijzigen.
Tex
t: Stelt de paginamarges en tekstopties, zoals regelafstand en
kolommen in.
G
raphics: Op dit tabblad kunt u afbeeldingsopties instellen voor het
afdrukken van afbeeldingsbestanden, zoals kleuropties en grootte of
positie van de afbeelding.
Adv
anced: Afdrukresolutie, papierbron en bestemming instellen.
5. Klik op Apply o
m de wijzigingen toe te passen en sluit het venster
Properties.
6. Klik op OK in he
t venster LPR GUI om met afdrukken te beginnen.
7. H
et venster Printing verschijnt. Hierin kunt u de status van de afdruktaak
controleren.
Klik op Can
cel als u de huidige afdruktaak wilt annuleren.
Afdrukken_ 65
Bestanden afdrukken
U kunt een groot aantal bestandstypen afdrukken op dit apparaat door de
standaard-CUPS-methode direct vanaf de opdrachtregel toe te passen. Met
het CUPS-lpr-hulpprogramma kunt u dat doen, maar het programma uit het
besturingsbestand vervang het standaard lpr-hulpprogramma door een veel
gebruiksvriendelijker LPR GUI-programma.
Zo drukt u elk bestand af:
1. Typ lpr <bestandsnaam> op de commandoregel van de Linux-shell en
druk op Enter. Het venster LPR GUI wordt geopend.
Als u alleen lpr typt en op Enter drukt, wordt eerst het venster Select
file(s) to print weergegeven. Selecteer de bestanden die u wilt
afdrukken en klik op Open.
2. In het venster LPR GUI selecteert u uw apparaat uit de lijst en wijzigt u
de eigenschappen van de afdruktaak.
3. Klik op OK om met afdrukken te beginnen.
Printereigenschappen configureren
In Printer Properties dat u kunt openen in het venster Printers
configuration kunt u de verschillende eigenschappen van uw printer
wijzigen.
1. Open Unified Driver Configurator.
Schakel indien nodig over naar Printers configuration.
2. Selecteer uw apparaat in de lijst met beschikbare printers en klik op
Properties.
3. Het venster Printer Properties wordt geopend.
Dit venster bestaat uit de volgende vijf tabbladen:
General: locatie en naam van de printer wijzigen. De naam die u op
dit tabblad invoert wordt weergegeven in de printerlijst in Printers
configuration.
Connection: een andere poort bekijken of selecteren. Als u de
printerpoort van USB wijzigt in parallel of omgekeerd terwijl de
printer in gebruik is moet u de printerpoort op dit tabblad opnieuw
configureren.
Driver: Hiermee kunt u een ander printerstuurprogramma bekijken
of selecteren. Klik op Options als u de standaardopties van het
apparaat wilt instellen.
Jobs: de lijst met afdruktaken weergeven. Klik op Cancel job om
de geselecteerde taak te annuleren. Schakel het selectievakje Show
completed jobs in voor een lijst met eerder opgegeven afdruktaken.
Classes: Hier ziet u de klasse waartoe uw apparaat behoort. Klik op
Add to Class om uw apparaat toe te voegen aan een bepaalde
klasse of klik op Remove from Class als u het apparaat wilt
verwijderen uit een geselecteerde klasse.
4. Klik op OK om de wijzigingen toe te passen en sluit het venster Printer
Properties.
Afdrukken in Unix
Doorgaan met de afdruktaak
Kies na de installatie van de printer een afbeelding, tekst, PS- of
HPGL-bestand om af te drukken.
1. Voer de opdracht "printui <file_name_to_print>" uit.
U wilt bijvoorbeeld "document1" afdrukken.
printui document1
Hiermee wordt Print Job Manager van het
UNIX-printerstuurprogramma geopend waarin de gebruiker
verschillende afdrukopties kan instellen.
2. Selecteer een printer die reeds is toegevoegd.
3. Selecteer de afdrukopties uit het venster, zoals Page Selection.
4. Selecteer in Number of Copies hoeveel exemplaren u nodig hebt.
Druk op Properties om gebruik te maken van de printerfuncties
die uw printerstuurprogramma biedt (zie
"Printerinstellingen
wijzigen" op pagina 64).
5. Druk op OK om te beginnen met de afdruktaak.
Printerinstellingen wijzigen
Het UNIX-printerstuurprogramma Print Job Manager waarin de gebruiker
verschillende afdrukopties kan selecteren in printer Properties.
De volgende sneltoetsen kunnen worden gebruikt: "H" voor Help, "O" voor
OK, "A" voor Apply en "C" voor Cancel.
Het tabblad General
Paper Size: Hiermee kunt u naar eigen keuze het papierformaat
instellen op A4, Letter of andere papierformaten.
Paper Type: hiermee kiest u het type papier. Beschikbare opties uit
de keuzelijst zijn: Printer Default, Plain en Thick.
Paper Source: Kiest uit welke lade het papier gehaald moet
worden. De standaardinstelling is Auto Selection.
Orientation: hiermee selecteert u de richting waarin informatie
wordt afgedrukt op een pagina.
Duplex: hiermee worden beide zijden van het papier bedrukt om
papier te besparen.
Multiple pages: Hiermee worden meerdere pagina’s afgedrukt op
één vel papier.
Page Border: Hiermee kunt een van de randstijlen kiezen (bv.:
Single-line hairline, Double-line hairline).
Het tabblad Image
Op dit tabblad kunt u de helderheid, resolutie of de positie van een
afbeelding op uw document wijzigen.
Het tabblad Text
Stel de tekenafstand, regelafstand of de kolommen op de afdruk in.
Het tabblad HPGL/2
Use only black pen: hiermee worden alle grafische elementen in
het zwart afgedrukt.
Fit plot to page: hiermee wordt de volledige afbeelding aangepast
zodat ze op een enkele pagina past.
Pen Width: hiermee kunt u de waarde voor de pendikte wijzigen.
De standaardwaarde is 1.000.
Het tabblad Margins
Use Margins: hiermee stelt u de marges van het document in. De
marges zijn standaard uitgeschakeld. De gebruiker kan de marges
instellen door de waarde in de respectieve velden aan te passen.
Standaard worden deze waarden bepaald door het geselecteerde
papierformaat.
Unit: Hiermee kunt u de eenheden wijzigen in points, inches of
centimeters.
Het tabblad Printer-Specific Settings
Selecteer verschillende opties in de JCL en General frames om
verschillende instellingen aan te passen. Deze opties zijn specifiek voor
de printer en afhankelijk van het PPD-bestand.
Status van het apparaat en geavanceerde instellingen_ 66
7.Status van het apparaat en geavanceerde
instellingen
In dit hoofdstuk leest u hoe u de huidige status van het apparaat controleert en hoe u geavanceerde instellingen instelt.
Lees dit hoofdstuk aandachtig door om optimaal gebruik te kunnen maken van de verschillende functies van het apparaat.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Toegang tot het menu
Informatie
Lay-out
Papier
Grafisch
Systeeminstellingen
Emulatie
Kleur
Netwerk
Taakbeheer
Toegang tot het menu
1. Druk op op het bedieningspaneel.
2. Druk op
de pijl-omhoog/omlaag om de gewenste instelling te selecteren
en druk op OK.
3. Herhaal stap 2 als het geselecteerde menu-item submenu’s heeft.
4. Druk op de pi
jl-omhoog/omlaag om toegang te krijgen tot de gewenste
waarde.
5. Druk op OK om de sele
ctie op te slaan.
6. Als u
wilt terugkeren naar een bovenliggend menu drukt u op .
7. Druk op
om terug te keren naar stand-bymodus.
Informatie
Optie Beschrijving
Menuoverzicht Hiermee kunt u het menuoverzicht met de
lay-out en de huidige instellingen van dit
apparaat afdrukken.
Configuratie Hiermee kunt u een overzicht van de globale
configuratie van het apparaat afdrukken.
Info verb.art. Hiermee kunt u een pagina met informatie over
d
e verbruiksartikelen afdrukken.
Demopagina Hiermee kunt u een testpagina afdrukken om u
er
van te vergewissen of uw printer correct
afdrukt.
PCL-lettertype Hiermee kunt u de lijst met PCL-lettertypen
af
drukken.
PS-lettertype Hiermee kunt de een lijst met PS-lettertypen
af
drukken.
Opgeslagen taken
a
a.Dit menu-item is beschikbaar als er een optionele harde schijf in de
printer is geïnstalleerd.
U kunt afdruktaken die op de harde schijf zijn
opgeslagen afdrukken.
Voltooide taken
a
Hiermee kunt u de lijst van voltooide
afdruktaken afdrukken.
Gebruiksteller
a
Deze pagina bevat het totaal aantal pagina’s dat
door een persoon of groep is afgedrukt.
Account Hiermee kunt u een rapport afdrukken van het
aa
ntal afdrukken.
Lay-out
Item Beschrijving
Afdrukstand Met behulp van dit menu kunt u selecteren in
welke richting informatie op een pagina wordt
afgedrukt.
Algemene marge De marges instellen voor afdrukmaterialen. De
marge
s die u hier instelt, worden toegepast bij
het afdrukken uit alle laden.
En
kelzijdig: Hiermee stelt u de marge van
afdrukmedia voor enkelzijdig afdrukken in.
Dubbelzijdig: Hiermee stel u de marges
voor dubbelzijdig afdrukken in.
Bind
ing: Bij het afdrukken op beide zijden
van het papier is de marge op kant A het
dichtst bij de bindrand even groot als de
smalste marge op zijde B. De marges aan de
andere kant van de bindrand zijn in beide
gevallen ook hetzelfde.
<Lade X> De marges instellen voor afdrukmaterialen. De
marge
s die u hier instelt, worden toegepast bij
het afdrukken uit lade 1 en optionele laden.
En
kelzijdig: Hiermee stelt u de marge van
afdrukmedia voor enkelzijdig afdrukken in.
Dubbelzijdig: Hiermee stel u de marges
voor dubbelzijdig afdrukken in.
Optie Beschrijving
Status van het apparaat en geavanceerde instellingen_ 67
Papier
Optie Beschrijving
Exempl. Hiermee kunt het maximum aantal kopieën
instellen.
MP-lade
[Lade <x>]
Pap
ierformaat: Hiermee kunt u het
standaard papierformaat selecteren.
Pa
piertype: Hiermee kunt u het standaard
papiertype voor de afdrukmedia selecteren.
Papierinvoer Hiermee kunt de lade instellen om een
a
fdruktaak uit te voeren. Als u Auto selecteert,
laadt uw apparaat eerst papier van de
multifunctionele lade, vervolgens van lade 1 en
in laatste instantie van lade 2. Als er een lade
leeg is, zal het apparaat dus op zoek gaan naar
papier in de volgende beschikbare lade.
Aut. Ladekeuze Met deze optie kunt u instellen of het apparaat
moe
t doorgaan met afdrukken wanneer een lade
leeg is. Als bijvoorbeeld lade 1 en lade 2 zijn
gevuld met hetzelfde papierformaat, drukt het
apparaat automatisch af vanuit lade 2 als het
papier op is in lade 1.
Deze optie wordt niet weergegeven als u
Auto hebt geselecteerd bij Papierinvoer.
Lade bevestigen Hiermee kunt u de lade en het papier voor een
be
paalde afdruktaak instellen. Lade bevestigen
activeert het venster waarin u wordt gevraagd
om het papierformaat en de papiersoort in te
stellen voor de net geopende lade.
Met de
ze optie Aan en zowel lade 1 als lade
2 gevuld met papier van Letter-formaat zal
het apparaat automatisch via lade 2
afdrukken als lade 1 leeg is.
Grafisch
Optie Beschrijving
Resolutie Hiermee kunt u de standaardresolutie
selecteren. Hoe hoger de resolutie, hoe groter
de scherpte van de afdrukken, maar het
afdrukken zal langer duren.
6
00 dpi - Normaal: Als het merendeel van
uw afdruktaken uit tekst bestaat, selecteer
dan deze optie voor de hoogste
afdrukkwaliteit.
1
200 dpi - Best: Selecteer deze optie als
uw afdruktaak bitmapafbeeldingen bevat (bv.
ingescande foto’s of zakelijke grafieken) die
beter worden afgedrukt dankzij de hogere
line screening.
Randverbetering Hiermee kunnen gebruikers de scherpte van
tekst en
afbeeldingen aanpassen om de
leesbaarheid te verbeteren.
Invanging Hiermee wordt de witte rui
mte verminderd die
wordt veroorzaakt door het verkeerd uitlijnen
van kleurkanalen in de kleurenafdrukmodus.
Zwarte tekst wordt ook overschreven op andere
kleuren.
Tekst wissen Selecteer deze optie om de teksten donkerder af
te drukken da
n op een normaal document.
Venster Deze optie heeft invloed op de resolutie en
he
lderheid van de weergegeven kleuren.
Norma
al: Deze modus genereert afdrukken
waarbij de toner gelijkmatig over de volledige
pagina wordt verdeeld.
Verbet
erd: Deze modus genereert een
pagina-afdruk met scherp afgelijnde tekst en
vloeiende afbeeldingen/foto's.
Gedetail
leerd: Deze modus genereert
afdrukken met scherpe details over de
volledige pagina.
MP-lade De marges instellen voor afdrukmaterialen. De
marge
s die u hier instelt, worden toegepast voor
het afdrukken vanuit de multifunctionele lade.
En
kelzijdig: Hiermee stelt u de marge van
afdrukmedia voor enkelzijdig afdrukken in.
D
ubbelzijdig: Hiermee stel u de marges
voor dubbelzijdig afdrukken in.
Emulatiemarge Wanneer u een emulatie-afdrukpagina maakt
d
ie geen marge-informatie bevat, gebruikt het
apparaat de margewaarde die hier is ingesteld.
B
ovenmarge: Hiermee stelt u de
bovenmarge in, van 0,0 tot 250 mm.
Linkermarge: Hiermee stelt u de
linkermarge in, van 0,0 tot 164 mm.
Dubbelzijdig Als u op beide zijden van het papier wilt
a
fdrukken kiest u de bindrand.
Uit: Hiermee schakelt u deze optie uit.
La
nge zijde: Dit item is de conventionele
lay-out voor boekbinden.
Ko
rte zijde: Dit item is de conventionele
lay-out voor kalenders.
Item Beschrijving Optie Beschrijving
Status van het apparaat en geavanceerde instellingen_ 68
Systeeminstellingen
Optie Beschrijving
Datum en tijd
a
a.Dit menu-item is beschikbaar als er een optionele harde schijf in de
printer is geïnstalleerd.
U kunt de datum en tijd instellen. (Zie "Datum
en tijd instellen" op pagina 49.)
Klokmodus
a
U kunt uw apparaat zo instellen dat de tijd wordt
weergegeven in de 12-uursnotatie of de
24-uursnotatie. (Zie "De klokmodus wijzigen" op
pagina 49.)
Menu Formulier
a
Uit: Hiermee kunt u afdrukken in modus
Normal.
Enkel form.: Hiermee worden alle pagina’s
afgedrukt met het eerste formulier.
Dubbel form.: Hiermee wordt het voorblad
afge
drukt met het eerste formulier, en de
achterpagina met het tweede formulier.
Form. select.
a
Formulier-overlay zijn afbeeldingen die op de
harde schijf van de computer zijn opgeslagen in
een speciale bestandsindeling en die in een
willekeurig document in lagen kunnen worden
afgedrukt. (Zie "Formulierbestand" op
pagina 103.)
Form. select. wordt niet weergegeven
als Menu Formulier ingesteld is op
Uit.
Tw
eede formulier wordt niet
weergegeven als Menu Formulier
ingesteld is op Dubbel form..
Taal Hiermee kunt u de taal die op het display
verschijnt wijzigen. (Zie "De taal op het display
wijzigen" op pagina 49.)
Energiebesp. Door het instellen van energiebesparende
functies vermindert het energieverbruik. (Zie
"De energiebesparingsfunctie gebruiken" op
pagina 50.)
Ontw.gebeurt. U kunt instellen in welke si
tuaties de printer
moet ontwaken uit de energiespaarstand. Zet
het onderdeel aan.
D
ruk op knop: Als u op de aan/uit-knop
drukt, wordt het apparaat wakker uit de
energiespaarstand.
Printer
: Als u de papierlade opent of sluit,
ontwaakt het apparaat uit de
energiespaarstand.
Autom. doorgaan Dit item bepaalt of het app
araat al dan niet
doorgaat met afdrukken als het papier
detecteert dat niet overeenstemt met uw
papierinstelling.
Uit: Als het papier niet overeenstemt met
h
et ingestelde papier, blijft het bericht op het
display staan en blijft het apparaat offline tot
u het juiste papier hebt geplaatst.
Aa
n: Als het papier niet overeenstemt met
het ingestelde papier, verschijnt er een
foutbericht. Het apparaat gaat gedurende 30
seconden offline, wist vervolgens het bericht
en gaat dan door met afdrukken.
Luchtdrukcorrectie De afdrukkwaliteit wordt beïnvloed door de
atmosferische druk. De atmo
sferische druk is
afhankelijk van de hoogte boven het zeeniveau
waarop het apparaat wordt geplaatst. Met deze
functie kunt u de hoogte-instelling aanpassen.
Hoe hoger, hoe groter de aanpassing; het
hoogste niveau is Hoog 3. (Zie
"Luchtdrukaanpassing" op pagina 49.)
Autom. Regelomslag Met deze optie kunt u naar het begin van de
volg
ende regel gaan, wat zeer handig is voor de
Unix- of DOS-gebruiker.
Time-out voor taak Hiermee kunt u opgeven hoeveel tijd een enkele
afdruktaak actief blijft voor ze afgedrukt moet
worden. Het apparaat verwerkt inkomende
gegevens als een enkele taak als ze binnen een
bepaalde tijdspanne worden ontvangen. Als er
een fout optreedt bij het verwerken van de
gegevens van de computer en de
gegevensstroom wordt onderbroken, wacht het
apparaat gedurende de opgegeven tijdspanne
en annuleert het de afdruktaken als de
gegevensstroom niet opnieuw op gang komt.
Onderhoud In dit menu kunt u de verbruiksartikelen in het
ap
paraat onderhouden en de levensduur van de
verbruiksartikelen controleren. U kunt
onderdelen van de fixeereenheid reinigen.
Inst. wissen In dit menu-item kunt u de beginwaarden van de
prin
ter opnieuw instellen.
In wachtrij plaatsen
a
Om documenten op de harde schijf in een
wachtrij te plaatsen voor afdrukken via het
netwerk selecteert u Aan.
Optie Beschrijving
Status van het apparaat en geavanceerde instellingen_ 69
Emulatie
Optie Beschrijving
Type emulatie De apparaattaal definieert hoe de computer met
het apparaat communiceert.
Als u Auto
kiest kan het apparaat de
apparaattaal automatisch wijzigen.
Instellen Hiermee kunt u de gedetailleerde instellingen
voo
r het geselecteerde emulatietype instellen.
Kleur
Optie Beschrijving
Aangepaste kleur In dit menu kunt u het contrast kleur per kleur
aanpassen.
Standaard: Hiermee worden de kleuren
automatisch geoptimaliseerd.
H
andmatig aanpassen: Hiermee kunt u het
kleurcontrast voor elke cassette handmatig
aanpassen.
Er wordt aanbevolen om de instelling Stan
daard
te gebruiken voor de beste kleurkwaliteit.
Autom. kleurreg. Hiermee kunt u de positie van gekleurde tekst of
a
fbeeldingen aanpassen om de positie van de
afgedrukte kleuren te doen overeenstemmen
met die op het scherm.
Als u het apparaat hebt verplaatst, wordt
ten zeerste aangeraden om dit menu
handmatig te bedienen.
Dichtheidkalibratie Hiermee kunt u de tonerdichtheid van het
apparaat instellen voor de best mogelijke
kleurafdrukkwaliteit.
Dichtheidbeheer Het apparaat berekent automatisch de
tone
rdichtheid van het apparaat voor de best
mogelijke kleurafdrukkwaliteit.
Als u Uit sel
ecteert wordt het apparaat
gekalibreerd volgens de in de fabriek ingestelde
tonerdichtheid.
Netwerk
Optie Beschrijving
Ethernet-snel. Hiermee kunt u de transmissiesnelheid van het
netwerk configureren.
TCP/IP (IPv4) Selecteer het protocol en de
configu
ratieparameters die u wilt gebruiken in de
netwerkomgeving.
Er moet een groot aantal parameters
worden ingesteld. Als u niet weet hoe u een
parameter moet instellen laat u deze
ongewijzigd of neemt u contact op met de
netwerkbeheerder.
TCP/IP (IPv6) Selecteer deze optie om gebruik te maken van
een IPv6-netwerkomg
eving. (zie
"IPv6-configuratie" op pagina 47).
Draadloos
a
a.Dit menu verschijnt alleen als er een optionele interfacekaart voor een
draadloos netwerk is geïnstalleerd.
Hiermee configureert u een draadloze
netwerkomgeving. (zie "Draadloos netwerk
instellen" op pagina 39).
Inst. wissen Hiermee zet u de standaardnetwerkinstellingen
terug.
Netwerkconfigurat
ie
Hiermee kunt u een netwerkconfiguratierapport
afdrukken.
Net. activeren U kunt instellen of u Ethernet wilt in- of
uitschakel
en.
Http activeren U kunt selecteren of u al dan niet gebruik wilt
ma
ken van de functie SyncThru™ Web Service.
Als u deze optie uitschakelt, kunnen gebruikers
SyncThru™ Web Service niet gebruiken.
Taakbeheer
Dit menu-item is beschikbaar als er een optionele harde schijf in de printer
is geïnstalleerd.
(Zie "Afdrukken met de optionele harde schijf" op pagina 102.)
Optie Beschrijving
Beheerprogramma’s_ 70
8.Beheerprogramma’s
Dit hoofdstuk introduceert beheerprogramma’s waarmee u de mogelijkheden van uw apparaat maximaal kunt benutten.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Samsung AnyWeb Print
SyncThru™ Web Service gebruiken
Samsung Easy Printer Manager gebruiken (alleen voor Windows)
Gebruiken van Samsung-printerstatus (alleen voor Windows)
Gebruiken van Smart Panel (alleen voor Macintosh en Linux)
Unified Linux Driver Configurator gebruiken
Samsung AnyWeb Print
Met dit hulpprogramma kunt u van schermen in Windows Internet Explorer
een schermopname of afdrukvoorbeeld maken en afdrukken, op een veel
eenvoudigere manier dan in het gebruikelijke programma. Klik op Start >
Alle programma’s > Samsung Printers > Samsung AnyWeb Print >
Download the latest version om naar de website te gaan waar u het
hulpprogramma kunt downloaden.
SyncThru™ Web Service gebruiken
Voor SyncThru™ Web Service is minimaal Internet Explorer 6.0 of
hoger vereist.
De
uitleg over SyncThru™ Web Service in deze
gebruikershandleiding kan afhankelijk zijn van de opties en het
model, en komt mogelijk niet helemaal overeen met uw apparaat.
Allee
n voor netwerkmodel.
SyncThru™ Web Service weergeven
1. Open een webbrowser in Windows, zoals Internet Explorer.
Typ het IP-adres van het apparaat (h
ttp://xxx.xxx.xxx.xxx) in het
adresveld en druk op de Enter-toets of klik op Ga naar.
2. De in het apparaat geïntegreerde website wordt geopend.
Aanmelden bij SyncThru™ Web Service
Voor u de opties in SyncThru™ Web Service kunt instellen, moet u zich
aanmelden als beheerder. U kunt SyncThru™ Web Service nog altijd
gebruiken zonder u aan te melden, maar u zult geen toegang hebben tot
het tabblad Settings en het tabblad Security.
1. Klik op Login in de rechterbovenhoek van de SyncThru™ Web
Service-website.
2. Typ de juiste gegevens bij ID en Password en klik vervolgens op
Login.
ID: admin
Password: sec00000
SyncThru™ Web Service overzicht
Afhankelijk van uw model zullen sommige menu’s mogelijk niet
verschijnen.
Het tabblad Information
dit tabblad geeft extra informatie over uw apparaat. U kunt diverse
gegevens controleren, waaronder de resterende hoeveelheid toner. U
kunt ook rapporten afdrukken, zoals een foutenrapport.
Active Alerts
: Toont de waarschuwingen die in het apparaat zijn
gegenereerd en hun ernst.
Supplies: Toont hoeveel pagina´s zijn afge
drukt en hoeveel toner
er nog in de cassette zit.
Usag
e Counters: Toont het tellers van het aantal vellen per type
afdruk: enkelzijdig en dubbelzijdig.
Current Settings: Toont informatie of het apparaat en het netwerk.
Prin
t information: Drukt rapporten af zoals systeemgerelateerde
rapporten en lettertyperapporten.
Het tabblad Settings
Op dit tabblad kunt u de configuratie van uw apparaat en netwerk
instellen. U moet zich aanmelden als beheerder om dit tabblad weer te
geven.
Het tabblad Mach
ine Settings: Stelt de door uw machine
geleverde opties in.
Het tabblad Networ
k Settings: Toont opties voor de
netwerkomgeving. Stelt opties in zoals TCP/IP en
netwerkprotocollen.
Het tabblad Security
Op dit tabblad kunt u de beveiligingsgegevens van uw systeem en van
het netwerk instellen. U moet zich aanmelden als beheerder om dit
tabblad weer te geven.
System Sec
urity: Stelt de gegevens van de systeembeheerder in
en schakelt tevens de apparaatfuncties in- of uit.
N
etwork Security: Stelt instellingen voor HTTPs, IPSec, IPv4/IPv6
filtering en 802.1x in.
Het tabblad Maintenance
Op dit tabblad kunt u uw apparaat onderhouden door de firmware te
upgraden en contactgegevens voor het versturen van e-mails in te
stellen. U kunt ook verbinding maken met de website van Samsung of
stuurprogramma's downloaden door het menu Link te selecteren.
Firmware
Upgrade: Bijwerken van de firmware van uw apparaat.
Con
tact Information: Contactgegevens tonen.
Li
nk: Toont koppelingen naar nuttige sites waar u informatie kunt
downloaden of lezen.
Beheerprogramma’s_ 71
E-mailmelding instellen
Als u deze optie instelt kunt u e-mailberichten ontvangen over de status van
uw apparaat. Door gegevens, zoals IP-adressen, hostnaam,
e-mailadressen en SMTP-servergegevens in te stellen zal de
apparaatstatus (tonercassette leeg of machinefout) automatisch naar het
e-mailadres van een bepaald persoon worden verzonden. Deze optie wordt
mogelijk vaker gebruikt door een apparaatbeheerder.
1. Open een webbrowser in Windows, zoals Internet Explorer.
Geef het IP-adres van het apparaat (h
ttp://xxx.xxx.xxx.xxx) op in het
adresveld en druk op de Enter-toets of klik op Ga naar.
2. De ing
ebouwde website van uw apparaat wordt geopend.
3. Selecteer
Machine Settings > E-mail Notification op het tabblad
Settings.
Als u de server voor uitgaande e-mail nog niet hebt
geconfigureerd, gaat u naar Settings > Network Settings >
Outgoing Mail Server(SMTP) om de netwerkomgeving te
configureren voor u e-mailmelding instelt.
4. Sc
hakel het selectievakje voor Enable in om E-mail Notification te
gebruiken.
5. Klik op de kno
p Add om een gebruiker van e-mailmelding in te stellen.
Stel de naam van de ontvanger in en het (de) e-mailadres(sen) met
me
ldingsitems waarvoor u een waarschuwing wilt ontvangen.
6. Klik op Apply.
Als de firewall is ingeschakeld, zal de e-mail mogelijk niet verzonden
kunnen worden. Neem in dat geval contact op met de
netwerkbeheerder.
Informatie over de systeembeheerder instellen
Deze instelling is nodig om gebruik te kunnen maken van de optie
e-mailmelding.
1. Open een webbrowser in Windows, zoals Internet Explorer.
Geef het IP-adres van het apparaat (h
ttp://xxx.xxx.xxx.xxx) op in het
adresveld en druk op de Enter-toets of klik op Ga naar.
2. De ingebouwde website van uw apparaat wordt geopend.
3. Selectee
r op het tabblad Security System Security > System
Administrator.
4. Voer de naa
m, het telefoonnummer, locatie en e-mailadres van de
beheerder in.
5. Klik op Apply.
Samsung Easy Printer Manager gebruiken
(alleen voor Windows)
Samsung Easy Printer Manager is een Windows-programma waarbinnen
alle printerinstellingen van Samsung op een enkele plaats samengebracht
zijn. Samsung Easy Printer Manager combineert printerinstellingen met
omgevingsfactoren, instellingen/taakopties en startopties. Met al deze
functies heeft overzichtelijk toegang tot alle functies van uw
Samsung-printer. Samsung Easy Printer Manager biedt twee verschillende
interfaces waaruit de gebruiker kan kiezen: een basisinterface en een
interface voor gevorderde gebruikers. Overschakelen tussen de twee
interfaces is eenvoudig: klik gewoon op een knop.
Voor Samsung Easy Printer Manager is minimaal Internet Explorer
6.0 of hoger vereist.
Informatie over Samsung Easy Printer Manager
Openen van het programma:
Kies Start > Progr
amma's or Alle programma's > Samsung Printers >
Samsung Easy Printer Manager > Samsung Easy Printer Manager.
De Samsung Easy Printer Manager-interface bestaat uit verschillende
kad
ers die in de onderstaande tabel worden beschreven:
1
Lijst met
printers
In de printerlijst worden pictogrammen
weergegeven van de printers die op uw computer
zijn geïnstalleerd.
2
Printerinform
atie
In dit kader staat algemene informatie over uw
apparaat. U kunt deze informatie controleren,
zoals de naam van het printermodel, het IP-adres
(of poortnummer) en de printerstatus.
Knop Gebruikershandleiding: Deze knop
verandert in Probleemoplossingsgids als
er een fout optreedt. U kunt direct naar het
desbetreffende deel in de
gebruikershandleiding gaan.
3
Programma-i
nformatie
Bevat koppelingen voor overschakelen naar
geavanceerde instellingen, voorkeursinstellingen,
hulp en informatie over het programma.
Met de knop kunt u de interface
wijzigen in de interface voor gevorderde
gebru
ikers.
4
Snelkoppelin
gen
Toont Snelkoppelingen naar printerspecifieke
functies. Dit gedeelte bevat ook koppelingen naar
toepassingen in de geavanceerde instellingen.
5
Inhoud Toont informatie over de geselecteerde printer,
het niveau van de toner en het papier. De
informatie wijzigt naargelang de gekozen printer.
Niet alle apparaten beschikken over deze functie.
Beheerprogramma’s_ 72
Klik achtereenvolgens op de knop Help ( ) rechtsboven in het
venster en de optie waarover u me
er wilt weten.
Overzicht interface instellingen voor gevorderde
gebruikers
De interface voor gevorderde gebruikers is bedoeld voor de beheerder van
het netwerk en de printers.
Apparaatinstellingen
U kunt verschillende apparaatinstellingen zoals papier, indeling,
emulatie, netwerk en afdrukinformatie instellen.
Waarschuwingsinstellingen
Dit menu bevat instellingen gerelateerd aan de waarschuwingen over
fouten en storingen.
Printerwaarschuwing: Levert instellingen met betrekking tot
wanneer waarschuwingen ontvangen worden.
E-mail
waarschuwing: Levert opties met betrekking tot het
ontvangen van waarschuwingen via e-mail.
Ov
erzicht van waarschuwingen: Levert een geschiedenis met
betrekking tot waarschuwingen gerelateerd aan het apparaat en de
toner.
Taakaccountbeheer
Levert een overzicht van informatie over de verdeling van afdruktaken
per specifieke gebruiker. Deze verdeling kan aangemaakt en toegepast
worden op op apparaten via taakaccountancysoftware zoals
SyncThru™ of de CounThru™ administratiesoftware.
Gebruiken van Samsung-printerstatus (alleen
voor Windows)
Samsung-printerstatus is een programma dat de status van de printer
controleert en u daarvan op de hoogte houdt.
Het venster Samsung-printerstatus en de inhoud die in deze
gebruikershandleiding worden getoond, kunnen verschillen
afhankelijk van de gebruikte printer of het gebruikte
besturingssysteem.
Controleer welke besturingssystemen compatibel z
ijn met uw
apparaat.
Overzicht Samsung-printerstatus
Als er een fout optreedt tijdens het gebruik van het apparaat, kunt u de fout
controleren in Samsung-printerstatus. Samsung-printerstatus wordt
automatisch geïnstalleerd wanneer u de apparaatsoftware installeert.
U kunt Samsung-printerstatus o
ok handmatig opstarten. Ga naar
Voorkeursinstellingen voor afdrukken, klik op het tabblad Basis > de
knop Printerstatus.
Deze pictogrammen verschijnen op de Windows-taakbalk:
Pictog
ram
betekent Omschrijving
Normaal Het apparaat staat klaar voor gebruik en er zijn
geen fouten of waarschuwingen.
Waarschu
wing
Het apparaat is in een toestand waarin er in de
toekomst een fout kan optreden. Dit is
bijvoorbeeld als het niveau van de toner laag is,
wat kan leiden tot de toner-leegstatus.
Fout Er is minstens één fout in het apparaat.
1
Tonerniveau Hier wordt het resterende tonerniveau in
de cassette(s) weergegeven. Het apparaat
en het aantal tonercassette(s) in het
bovenstaande venster kunnen verschillen
afhankelijk van de gebruikte printer. Niet
alle apparaten beschikken over deze
functie.
2
Waarschuw.intelling
Selecteer de gewenste instellingen in het
venster Opties.
3
Benod. bestellen U kunt online reservetonercassette(s)
bestellen.
4
Problemen oplossen U kunt direct naar het deel met de
probleemoplossing gaan in de
gebruikershandleiding.
5
Sluiten Sluit het venster.
Gebruiken van Smart Panel (alleen voor
Macintosh en Linux)
Smart Panel is een programma waarmee de status van het apparaat wordt
bewaakt. U kunt de status bekijken en de apparaatinstellingen aanpassen.
Bij Macintosh wordt Smart Panel automatisch geïnstalleerd op het moment
dat u de apparaatsoftware installeert. Voor Linux kunt u Smart Panel
downloaden van de website van Samsung.
Het venster Smart Panel en de inhoud die in deze
gebruikershandleiding worden getoond kunnen verschillen
afhankelijk van de gebruikte printer of het gebruikte
besturingssysteem.
Controleer welke
besturingssystemen compatibel zijn met uw
apparaat.
6
Benodigdhe
den
bestellen
Klik op de knop Beste
llen in het deelvenster om
verbruiksartikelen te bestellen. U kunt online
reservetonercassette(s) bestellen.
Beheerprogramma’s_ 73
Overzicht Smart Panel
Als er een fout optreedt tijdens het gebruik, kunt u de fout controleren in
Smart Panel. U kunt Smart Panel ook handmatig opstarten.
Macintosh
Klik op het Smart Panel-pictogram op de
menubalk.
Linux
Dubbelklik op het Smart Panel-pictogram in
het berichtenkader.
1
Tonerniveau Hier wordt het resterende tonerniveau in de
cassette(s) weergegeven. Het apparaat en het
aantal tonercassette(s) in het bovenstaande
venster kunnen verschillen afhankelijk van de
gebruikte printer. Niet alle apparaten beschikken
over deze functie.
2
Nu kopen
U kunt online reservetonercassette(s) bestellen.
3
Gebruikersha
ndleiding
U kunt de Gebruikershandleiding bekijken.
Deze knop verandert in
Probleemoplossingsgids als er een fout
optreedt. U kunt direct naar het deel met de
probleemoplossing gaan in de
gebruikershandleiding.
4
Instelling
printer
U kunt diverse apparaatinstellingen configureren
in het venster Hulpprogramma
Printerinstellingen. Niet alle apparaten
beschikken over deze functie.
Als u uw apparaat op een netwerk aansluit,
verschijnt het venster SyncThru™ Web
Service in plaats van Hulpprogramma
Printerinstellingen.
Wijzigen van de instellingen van Smart Panel
Klik met de rechtermuisknop in Linux of Mac OS X op het pictogram voor
Smart Panel en selecteer Opties. Selecteer de gewenste instellingen in het
venster Opties.
Unified Linux Driver Configurator gebruiken
Unified Linux Driver Configurator is een hulpprogramma dat hoofdzakelijk
bestemd is voor de configuratie van apparaten. U moet Unified Linux Driver
installeren om Unified Driver Configurator te kunnen gebruiken (zie "Linux"
op pagina 30).
Nadat het stuurprogramma op uw Linux-systeem is geïnstalleerd, wordt het
pictogram van Unified Driver Configurator automatisch op uw bureaublad
geplaatst.
Unified Driver Configurator openen
1. Dubbelklik op pictogram voor Unified Driver Configurator op het
bureaublad.
U kunt ook op het pictogram van het startmenu klikken en
achtereenvolgens Samsung Unified Driver > Unified Driver
Configurator selecteren.
2. Kl
ik op de knoppen links om het overeenkomstige configuratievenster te
openen.
1 Printers
configuration
2 Ports
configuration
Klik op Help voor schermhulp.
3. Bre
ng de wijzigingen aan in de configuratie en klik op Exit om Unified
Driver Configurator te sluiten.
Printers configuration
Printers configuration telt twee tabbladen: Printers en Classes.
Tabblad Printers
Klik op het pictogram van de printer links in het venster Unified Linux
Configurator om de printerconfiguratie van uw systeem weer te geven.
1
Schakelt naar Printers configuration.
2
Hiermee worden alle geïnstalleerde apparaten weergegeven.
3
Hiermee worden de status, modelnaam en URI van uw
apparaat weergegeven.
Beheerprogramma’s_ 74
De besturingsknoppen van de printer zijn:
Refre
sh: hiermee vernieuwt u de lijst met beschikbare apparaten.
Add Printer
: hiermee voegt u een nieuw apparaat toe.
Rem
ove Printer: hiermee verwijdert u het geselecteerde apparaat.
Set as Default: hiermee stelt u het geselecteerde apparaat in als
sta
ndaardapparaat.
Stop/Start: hiermee kunt u het apparaat stoppen/starten.
Te
st: hiermee kunt u een testpagina afdrukken om te controleren of
de printer goed werkt.
Properties: hiermee kunt u de eigenschappen van de printer
weergeven en wijzigen.
Tabblad Classes
Op het tabblad Classes wordt een lijst met beschikbare apparaatklassen
weergegeven.
1
Hiermee geeft u alle apparaatklassen weer.
2
Hiermee geeft u de status van de klasse en het aantal apparaten
in de klasse aan.
Refresh: hiermee kunt u de lijst met klassen vernieuwen.
Add Class
: hiermee kunt u een nieuwe apparaatklasse toevoegen.
Rem
ove Class: hiermee verwijdert u de geselecteerde
apparaatklasse.
Ports configuration
In dit venster kunt u de lijst met beschikbare poorten weergeven, de status
van elke poort controleren en een poort vrijgeven die bezet wordt door een
afgebroken taak.
1
Schakelt naar Ports configuration.
2
Hiermee geeft u alle beschikbare poorten weer.
3
Hiermee geeft u poorttype, aangesloten apparaat en status weer.
Refresh: hiermee vernieuwt u de lijst met beschikbare poorten.
R
elease port: hiermee wordt de geselecteerde poort vrijgegeven.
Onderhoud_ 75
9.Onderhoud
In dit hoofdstuk vindt u informatie over het onderhoud van het apparaat en de tonercassette.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Een apparaatrapport afdrukken
De gebruiksduur van de verbruiksartikelen controleren
Fuser belt reinigen
Waarschuwing Toner bijna op gebruiken
Uw apparaat reinigen
De tonercassette bewaren
Tips voor verplaatsen en bewaren van uw apparaat
Een apparaatrapport afdrukken
U kunt de informatie over het apparaat afdrukken.
1. Druk op
op het bedieningspaneel.
2. Druk op de pi
jl-omhoog/omlaag om Informatie te selecteren en druk
vervolgens op OK.
3. Druk op de pi
jl-omhoog/omlaag om Configuratie te selecteren en druk
vervolgens op OK.
4. Het display toont Afdrukken?, druk vervolgens op OK om het
configuratierapport af te drukken.
De gebruiksduur van de verbruiksartikelen
controleren
Volg de onderstaande stappen om de indicatoren van de levensduur van de
verbruiksartikelen weer te geven.
1. Druk op
op het bedieningspaneel.
2. Druk op de pi
jl-omhoog/omlaag om Systeeminstellingen te selecteren
en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pi
jl-omhoog/omlaag om Onderhoud te selecteren en druk
vervolgens op OK.
4. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om Info verb.art. te selecteren en druk
vervolgens op OK.
5. Het d
isplay toont opties als u op de pijl-omhoog/omlaag drukt.
Fuser belt reinigen
Als uw afdrukken onscherp zijn of vlekken vertonen kunt u het probleem
proberen op te lossen door een reinigingspagina af te drukken.
U kunt de volgende reinigingspagina’s afdrukken:
1. Druk op
op het bedieningspaneel.
2. Druk op de pi
jl-omhoog/omlaag om Systeeminstellingen te selecteren
en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om Onderhoud te selecteren en druk
vervolgens op OK.
4. Druk op de pi
jl-omhoog/omlaag om Fixeereenheid reinigen te
selecteren en druk vervolgens op OK.
Uw apparaat neemt automatisch een vel papier uit de papierlade op en
drukt
een reinigingspagina af waaraan stof- of tonerdeeltjes blijven
kleven.
Waarschuwing Toner bijna op gebruiken
Als er geen toner meer in de tonercassette zit, verschijnt een bericht waarin
de gebruiker wordt gevraagd om de tonercassette te vervangen. U kunt
instellen of u wenst dat dit bericht verschijnt of niet.
1. Druk op op het bedieningspaneel.
2. D
ruk op de pijl-omhoog/omlaag om Systeeminstellingen te selecteren
en druk vervolgens op OK.
3. D
ruk op de pijl-omhoog/omlaag om Onderhoud te selecteren en druk
vervolgens op OK.
4. D
ruk op de pijl-omhoog/omlaag om Toner bijna op te selecteren en
druk vervolgens op OK.
Uw apparaat reinigen
Als er zich problemen voordoen met de afdrukkwaliteit of als u uw apparaat
in een stofrijke omgeving gebruikt, moet u uw apparaat regelmatig
schoonmaken om de beste afdrukkwaliteit te blijven garanderen en de
levensduur van uw apparaat te verlengen.
Als u de behuizing van het apparaat reinigt met reinigingsmiddelen
die veel alcohol, oplosmiddel of andere agressieve substanties
bevatten, kan de behuizing verkleuren of vervormen.
Al
s er toner in het apparaat of in de directe omgeving ervan is
terecht gekomen, raden wij u aan om dit te reinigen met een
zachte, met water bevochtigde doek of tissue. Als u een stofzuiger
gebruikt, wordt de toner in de lucht geblazen. Dit kan schadelijk
voor u zijn.
De buitenkant reinigen
Maak het apparaat aan de buitenkant schoon met een zachte, pluisvrije
doek. U kunt de doek bevochtigen met een beetje water, maar let erop dat
er geen water op of in het apparaat terechtkomt.
Binnenkant reinigen
Tijdens het afdrukken kunnen zich in het apparaat papierresten, toner en
stof verzamelen. Dit kan op een gegeven moment problemen met de
afdrukkwaliteit veroorzaken, zoals tonervlekken of vegen. Deze problemen
kunnen worden gereduceerd en verholpen door de binnenkant van het
apparaat te reinigen.
Onderhoud_ 76
1. Schakel het apparaat uit en haal de stekker uit het stopcontact. Wacht
tot het apparaat is afgekoeld.
2. Open de voorklep met behulp van de handgreep.
Raak het groene oppervlak, de OPC-drum of de voorkant van
de printercassette niet aan met uw handen of met enig ander
materiaal. Gebruik de handgreep op elke cassette om
aanraking met dit oppervlak te vermijden.
Probe
er geen krassen te maken op het oppervlak van de
transportriem.
Als u d
e voorklep langer dan enkele minuten open laat, kan de
OPC-drum aan licht worden blootgesteld. Hierdoor raakt de
OPC-drum beschadigd. Bedek de OPC-drum van de
tonercassette met een schoon vel papier om te vermijden dat
de OPC-drum door blootstelling aan licht wordt beschadigd
terwijl u de binnenkant van het apparaat reinigt.
3. Druk op de groe
ne handgreep om de transportriem te ontgrendelen.
Houd de handgreep van de transportriem vast en til de transportriem uit
het apparaat.
4. Neem de tonercassette vast bij de handgrepen en trek de cassette uit
het apparaat.
Als u de voorklep opent, let er dan op dat u de onderkant van het
bedieningspaneel (het onderste gedeelte van de fixeereenheid)
niet aanraakt. De fixeereenheid kan heet zijn, waardoor u
brandwonden kunt oplopen.
Als u de voorklep opent om in uw apparaat te werken, verwijdert u
best eerst de transportriem. Zo vermijdt u schade aan de
papiertransportriem tijdens de werkzaamheden.
5. Ve
rwijder met een droge, niet-pluizende doek eventueel stof en
gemorste toner in en rond de ruimte voor de tonercassette.
Onderhoud_ 77
Als u toner op uw kleding krijgt, veeg de toner dan af met een
droge doek en was het kledingstuk in koud water. Als u warm
water gebruikt, hecht de toner zich aan de stof.
6. Haal
voorzichtig een wattenstaafje over de lange glasplaat (LSU,
laserscaneenheid) bovenaan in de ruimte voor de tonercassette om te
kijken of er vuil aan blijft zitten.
7. Schuif de tonercassette terug in het apparaat.
8. Houd
de nieuwe transportriem vast bij de hendel en houd hem in het
verlengde van de gleuven aan de binnenkant van de voorklep.
9. Laat de transportriem zakken tot hij parallel met de voorklep komt te
liggen en stevig op zijn plaats zit.
10. Sluit de voorklep. Controleer of de klep goed dicht is.
Als de voorklep niet volledig is gesloten, werkt het apparaat niet.
11. Stee
k de stekker weer in het stopcontact en zet het apparaat aan.
De tonercassette bewaren
Tonercassettes bevatten componenten die gevoelig zijn voor licht,
temperatuur en vochtigheid. Samsung raadt gebruikers aan de
aanbevelingen te volgen met het oog op optimale prestaties, de beste
kwaliteit en de langste levensduur van uw nieuwe Samsung-tonercassette.
Bewaar deze cassette in dezelfde ruimte als de printer; in een
kantooromgeving met gecontroleerde temperatuur- en
vochtigheidscondities. De tonercassette moet tot ze geïnstalleerd wordt in
haar originele verpakking worden bewaard – als de originele verpakking niet
beschikbaar is, bedekt u de opening op de cassette bovenaan met papier
en bewaart u ze in een donkere kast.
Openingen in de verpakking van een cassette voor gebruik verkorten de
bewaartijd en levensduur van de cassette aanzienlijk. Plaats ze niet op de
vloer. Berg de tonercassette altijd op als u ze uit de printer verwijdert:
i
n de beschermhoes van de originele verpakking,
L
iggend (niet staand) met dezelfde kant boven als na installatie.
Sl
a verbruiksartikelen niet op:
- bij tempera
turen boven 40 °C.
- in een
omgeving met een luchtvochtigheid van minder dan 20% of
meer dan 80%,
- in
een omgeving met extreme temperatuur- of
vochtigheidsschommelingen,
- in dire
ct zon- of kunstlicht,
- op sto
ffige plaatsen,
- in
een auto gedurende een lange periode,
- in
een omgeving met corrosieve dampen,
- in een
omgeving met zilte lucht,
Behandelingsrichtlijnen
Raak het oppervlak van de fotogevoelige drum in de cassette niet aan.
Stel
de cassette niet nodeloos bloot aan schokken of trillingen.
R
oteer de drum niet handmatig, vooral in de tegengestelde richting. Dit
kan interne schade en een tonerlek veroorzaken.
Gebruik van tonercassettes van andere merken en
hervulde tonercassettes
Samsung Electronics raadt het gebruik van andere tonercassettes dan
Samsung af, met inbegrip van generische, hervulde of gerecycleerde
tonercassettes of tonercassettes van witte producten.
De garantie van een printer van Samsung dekt geen schade als
gevolg van het gebruik van een hervulde of gerecycleerde cassette of
een tonercassette van een ander merk dan Samsung.
Geschatte levensduur van cassette
De geschatte levensduur van de cassette (de gebruiksduur van de
tonercassette) is afhankelijk van de hoeveelheid toner die voor de
afdruktaken vereist is. Het eigenlijke aantal pagina’s kan variëren
afhankelijk van de afdrukdichtheid van de pagina’s waarop u afdrukt, de
omgevingsvoorwaarden, de tijd tussen de afdruktaken, het type media en
het mediaformaat. Als u bijvoorbeeld veel afbeeldingen afdrukt, is het
tonerverbruik hoger en zult u de cassette vaker moeten vervangen.
Onderhoud_ 78
Tips voor verplaatsen en bewaren van uw
apparaat
U mag het het apparaat bij het verplaatsen niet ondersteboven of op zijn
kant houden. Er kan dan toner vrijkomen binnen in het apparaat
waardoor er schade aan het apparaat kan ontstaan of de afdrukkwaliteit
kan verslechteren.
Als u het apparaat verplaatst, moet u ervoor zorgen dat ten minste twee
mensen het apparaat goed vasthouden.
Problemen oplossen_ 79
10.Problemen oplossen
In dit hoofdstuk vindt u nuttige informatie over wat u moet doen als er een probleem optreedt. Als uw apparaat beschikt
over een displayscherm, controleert u eerst het bericht op het displayscherm om te fout op te lossen. Als u de oplossing
niet kunt vinden in deze Gebruikershandleiding of het probleem blijft aanhouden, neem dan contact op met een
servicecentrum.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Toner herverdelen
Tips om papierstoringen te voorkomen
Papierstoringen verhelpen
Informatie over displaymeldingen
Andere problemen oplossen
Toner herverdelen
Wanneer een tonercassette bijna leeg is verschijnen er vage of lichtere
gebieden in de afdruk. Mogelijk worden gekleurde afbeeldingen niet in de
juiste kleuren afgedrukt omdat de tonerkleuren niet naar behoren worden
gemengd als een van de kleurentonercassettes bijna leeg is. U kunt de
afdrukkwaliteit tijdelijk verbeteren door de toner te herverdelen.
Er verschi
jnt mogelijk een bericht op het display dat aangeeft dat de
toner bijna op is.
1. Open de voorklep met behulp van de handgreep.
Raak het groene oppervlak, de OPC-drum of de voorkant van
de tonercassette niet aan met uw handen of met enig ander
materiaal. Gebruik de handgreep op elke cassette om
aanraking met dit oppervlak te vermijden.
Probe
er geen krassen te maken op het oppervlak van de
transportriem.
Als u de voorkle
p langer dan enkele minuten open laat kan de
OPC-drum aan licht worden blootgesteld. Hierdoor raakt de
OPC-drum beschadigd. Sluit de voorklep als de installatie om
een of andere reden moet worden stopgezet.
2. Druk op de groene handgreep om de transportriem te ontgrendelen.
Houd de handgreep van de transportriem vast en til de transportriem uit
het apparaat.
3. Neem de tonercassette vast bij de handgrepen en trek de cassette uit
het apparaat.
Problemen oplossen_ 80
Als u de voorklep opent, let er dan op dat u de onderkant van het
bedieningspaneel (het onderste gedeelte van de fixeereenheid)
niet aanraakt. De fixeereenheid kan heet zijn, waardoor u
brandwonden kunt oplopen.
Als u de voorklep opent om in uw apparaat te werken verwijdert u
best eerst de transportriem. Zo vermijdt u schade aan de
papiertransportriem tijdens de werkzaamheden.
4. Houd
de tonercassette bij de handgrepen vast en schud ze zachtjes van
links naar rechts om de toner te herverdelen.
Krijgt u per ongeluk toner op uw kleding, veeg de toner dan af met
een droge doek en was de kleding in koud water. Als u warm water
gebruikt, hecht de toner zich aan de stof.
5. Sch
uif de tonercassette terug in het apparaat.
6. Houd
de nieuwe transportriem vast bij de handgreep en houd hem in het
verlengde van de gleuven aan de binnenkant van de voorklep.
7. Laat de transportriem zakken tot hij parallel met de voorklep komt te
liggen en stevig op zijn plaats zit.
8. Sluit de voorklep. Controleer of de klep goed dicht is.
Als de voorklep niet volledig is gesloten, werkt het apparaat niet.
Tips om papierstoringen te voorkomen
U kunt de meeste papierstoringen voorkomen door het juiste type
afdrukmedia te gebruiken. Raadpleeg de volgende richtlijnen als er een
papierstoring optreedt.
Z
org ervoor dat de verstelbare geleiders correct zijn ingesteld. (Zie
"Papier in de lade plaatsen" op pagina 53.)
Plaats niet te veel papier in de lade. Zorg dat de papierstapel niet boven
d
e maximummarkering aan de binnenzijde van de lade uitkomt.
Ve
rwijder geen papier uit de papierlade tijdens het afdrukken.
Bu
ig het papier, waaier het uit en maak er een rechte stapel van voordat
u het in de lade plaatst.
Gebruik geen gekreukt, vochtig of sterk gekruld papier.
Pl
aats geen verschillende soorten papier in een lade.
Geb
ruik alleen aanbevolen afdrukmedia. (Zie "Papierformaat en -type
instellen" op pagina 57.)
Z
org ervoor dat de aanbevolen afdrukzijde van de afdrukmedia in de
papierlade naar boven en in de multifunctionele lade naar onder is
gericht.
Al
s er regelmatig papier van A5/B5-formaat vastloopt, kunt u het
volgende doen: plaats het papier in de lade met de langste zijde
evenwijdig met de voorkant van de lade.
Als u het papier op deze manier plaatst, wordt dubbelzijdig afdrukken
niet ondersteund.
Stel in het venster Voo
rkeursinstellingen voor afdrukken de
afdrukstand in op 180 graden gedraaid. (zie "Voorkeursinstellingen
openen" op pagina 58.)
Problemen oplossen_ 81
Papierstoringen verhelpen
Als er papier is vastgelopen verschijnt er een waarschuwingsbericht op het
display.
Trek het vastgelopen papier voorzichtig en langzaam naar buiten om
te voorkomen dat het scheurt. Volg de aanwijzingen in de volgende
hoofdstukken om de papierstoring te verhelpen.
In lade 1
Volg de onderstaande stappen om vastgelopen papier uit het
papierinvoergebied te verwijderen.
1. Ope
n de voorklep met behulp van de handgreep.
2. Verwijder het papier door er voorzichtig in de hieronder aangegeven
richting aan te trekken.
3. Sluit de voorklep.
Als de voorklep niet volledig is gesloten, werkt het apparaat niet.
4. T
rek lade 1 uit.
5. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn
naar buiten te trekken, zoals wordt afgebeeld.
6. Schuif papierlade 1 terug in het apparaat tot ze op haar plaats klikt. De
printer gaat automatisch door met afdrukken.
In optionele laden
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u vastgelopen papier verwijdert
uit de optionele lade 2. Raadpleeg de volgende methode voor andere
optionele laden aangezien daarvoor dezelfde procedure geldt als voor
optionele lade 3.
1. Trek optionele lade 2 open.
2. Ve
rwijder het vastgelopen papier uit het apparaat.
Stop als het papier niet beweegt wanneer u eraan trekt of als u het
papier niet kunt zien in dit deel van de printer, en ga door met de
volgende stap.
Problemen oplossen_ 82
3. Open de voorklep.
4. Trek het vastg
elopen papier er in de aangegeven richting uit. Trek het
papier voorzichtig en langzaam uit de printer om te voorkomen dat het
scheurt.
5. Sluit de voorklep en plaats de laden terug in het apparaat. De printer
gaat automatisch door met afdrukken.
Als de voorklep niet volledig is gesloten, werkt het apparaat niet.
In de multifunctionele lade
Als u afdrukt via de multifunctionele lade en het apparaat ontdekt dat
er geen papier werd geplaatst of dat het verkeerd werd geplaatst,
volgt u de volgende stappen om het vastgelopen papier te
verwijderen.
1. Als h
et papier niet op de juiste wijze wordt ingevoerd, trekt u het uit het
apparaat.
Stop als u het vastgelopen papier niet kunt zien of als u weerstand
ondervindt wanneer u eraan trekt en ga door met stap 3.
2. Open en sluit de klep aan de voorzijde om door te gaan met afdrukken.
Als de voorklep niet volledig is gesloten, werkt het apparaat niet.
3. Ope
n de voorklep met behulp van de handgreep.
4. Ve
rwijder het vastgelopen papier door er in de hieronder aangegeven
richting aan te trekken. Trek het papier voorzichtig en langzaam uit de
printer om te voorkomen dat het scheurt.
Raak het groene oppervlak, de OPC-drum of de voorkant van
de tonercassette niet aan met uw handen of met enig ander
materiaal. Gebruik de handgreep op elke cassette om
aanraking met dit oppervlak te vermijden.
Pro
beer geen krassen te maken op het oppervlak van de
transportriem.
Als u de voorklep langer dan enkele minuten open laat kan de
OPC-drum aan licht worden blootgesteld. Hierdoor raakt de
OPC-drum beschadigd. Sluit de voorklep als de installatie om
een of andere reden moet worden stopgezet.
5. Sl
uit de voorklep om door te gaan met afdrukken.
Als de voorklep niet volledig is gesloten, werkt het apparaat niet.
In het gebied rond de fixeereenheid
Het gebied rond de fixeereenheid is heet. Wees voorzichtig wanneer u
papier uit het apparaat verwijdert.
1. Open de bovenklep.
Problemen oplossen_ 83
2. Open de binnenste klep met behulp van de handgreep.
Raak de fixeereenheid onder de binnenste klep niet aan. De
fixeereenheid is heet en kan brandwonden veroorzaken! De
werkingstemperatuur van de fixeereenheid bedraagt 180 °C.
Wees voorzichtig wanneer u papier uit het apparaat verwijdert.
3. Trek de papierstoringshendel omhoog om het fixeergedeelte van de
fixeereenheid los te maken, en verwijder het vastgelopen papier
voorzichtig uit het apparaat.
4. Duw de papierstoringshendel omlaag om het fixeergedeelte vast te
zetten.
5. Sluit de bin
nenklep.
6. Nada
t u het vastgelopen papier hebt verwijderd, controleert u of er ook
in andere delen van het apparaat papier is vastgelopen.
7. Sluit de bove
nklep. Controleer of de klep goed dicht is.
Als de bovenklep niet volledig is gesloten, werkt het apparaat niet.
In het uitvoergebied
1. Open de klep aan de voorzijde en sluit deze weer. Het vastgelopen
papier wordt automatisch uitgevoerd.
2. Trek het papier voorzichtig uit de uitvoerlade.
Stop als u het vastgelopen papier niet kunt zien of als u weerstand
ondervindt wanneer u eraan trekt en ga naar "In het gebied rond de
fixeereenheid" op pagina 82.
3. Ope
n en sluit de klep aan de voorzijde om door te gaan met afdrukken.
Als de voorklep niet volledig is gesloten, werkt het apparaat niet.
Rond de duplex-eenheid
1. Open de voorklep met behulp van de handgreep.
Probeer geen krassen te maken op het oppervlak van de
transportriem.
2. Druk op de groene handgreep om de transportriem te ontgrendelen.
Houd de handgreep van de transportriem vast en til de transportriem uit
het apparaat.
Problemen oplossen_ 84
3. Verwijder het vastgelopen papier door er in de hieronder aangegeven
richting aan te trekken. Trek het papier voorzichtig en langzaam uit de
printer om te voorkomen dat het scheurt.
4. Houd de nieuwe transportriem vast bij de handgreep en houd hem in het
verlengde van de gleuven aan de binnenkant van de voorklep.
5. Laat de transportriem zakken tot hij parallel met de voorklep komt te
liggen en stevig op zijn plaats zit.
6. Sluit de voorklep om door te gaan met afdrukken.
Als de voorklep niet volledig is gesloten, werkt het apparaat niet.
Informatie over displaymeldingen
Op het display van het bedieningspaneel verschijnen meldingen die de
status van het apparaat of fouten aangeven. Sommige foutmeldingen
worden geïllustreerd met afbeeldingen om u te helpen bij de oplossing van
het probleem.
Berichten op het display controleren
1. Als er een fout optreedt, verschijnt Contr. de status op het display. Druk
vervolgens op OK.
2. C
ontroleer het bericht op het display om te weten welke fout er is
opgetreden.
Als er verschillende berichten verschijnen drukt u op de pijl-omhoog/
omlaag om het bericht met de fout die u wilt oplossen te selecteren.
3. Dr
uk op OK op het bedieningspaneel.
Raadpleeg de onderstaande tabellen voor de betekenis van de
mel
dingen en verhelp het probleem indien nodig.
Als Contr. de status nog steeds verschijnt voert u de
bovenstaande stappen nogmaals uit.
Al
s het bericht niet in de tabel voorkomt, schakelt u het apparaat
uit en weer in en probeert u de afdruktaak opnieuw uit te voeren.
Neem contact op met de klantenservice als het probleem zich blijft
voordoen.
Al
s u contact opneemt met de klantenservice is het nuttig dat u het
bericht op het display doorgeeft.
Afhankelijk van de opties of het model zullen sommige meldingen
mogelijk niet op het weergavescherm verschijnen.
[zzz] geeft de foutcode aan. Als u
contact opneemt met de
klantenservice geeft u deze code op zodat het probleem kan
worden behandeld.
[ccc] geeft een
deel van elke tonercassette aan.
[xxx] geeft het type afdrukm
edia aan.
[yyy] geeft de lade aan.
[zzz] geeft het papierformaat aan.
Bericht Betekenis
Voorgestelde
oplossingen
[ccc] Probl. met
tonerc.
Fout: [aaa]
Open/sluit klep
De tonercassette
werd verkeerd
geplaatst.
Open de klep aan de
voorzijde en sluit deze
weer. Neem contact op
met de klantenservice
als het probleem zich
blijft voordoen.
Bereid nw.[ccc] TC vr
Bereid nieuwe
cassette met [ccc]
toner voor
De tonercassette
is bij
na leeg. De
geschatte
levensduur van de
cassette is bijna
bereikt.
Bereid een nieuwe
cassette voor ter
vervang
ing van de oude.
U kunt de afdrukkwaliteit
tijdelijk verhogen door
de toner opnieuw te
verdelen. (Zie "Toner
herverdelen" op
pagina 79.)
Problemen oplossen_ 85
Nieuwe [ccc] TC pl.
Plaats nieuwe
cassette met [ccc]
toner
De tonercassette
heeft de geschatte
levensduur bijna
bereikt.
U kunt kiezen tussen
Stop of Doorgaan,
zoals weergegeven op
het bedieningspaneel.
Als u Stop selecteert,
stopt de printer met
afdrukken en kunt u niet
meer afdrukken zolang u
de cassette niet hebt
vervangen. Als u
Doorgaan kiest, gaat de
printer door met
afdrukken maar kan de
afdrukkwaliteit niet
worden gegarandeerd.
Als u van een optimale
afdrukkwaliteit wilt
blijven genieten, dient u
de tonercassette te
vervangen wanneer dit
bericht verschijnt. Doet u
dit niet, dan kan dit
leiden tot
kwaliteitsproblemen.
(Zie
"De tonercassette
vervangen" op
pagina 97.)
Samsung raadt het
gebruik van
niet-originele
Samsung-tonercas
settes zoals
hervulde of
geherfabriceerde
cassettes af.
Samsung kan de
kwaliteit van
niet-originele
Samsung-tonercas
settes niet
garanderen.
Ondersteuning of
reparaties als
gevolg van het
gebruik van
niet-originele
Samsung-tonercas
settes worden niet
gedekt door de
apparaatgarantie.
Bericht Betekenis
Voorgestelde
oplossingen
Nieuwe [ccc] TC pl.
Einde gebruiksduur.
Plaats nieuwe
cassette met [ccc]
toner
De tonercassette
heeft de geschatte
levensduur bereikt.
De printer stopt
met afdrukken.
De geschatte
gebruiksduur
van een
cassette
geeft aan
hoeveel
afdrukken er
gemiddeld
nog met de
tonercassett
e kunnen
worden
gemaakt
conform ISO/
IEC 19798.
Het aantal
pagina’s kan
worden
beïnvloed
door de
omgevingsvo
orwaarden,
de tijd tussen
afdruktaken
en het type
en formaat
van het
afdrukmateri
aal. Er kan
een kleine
hoeveelheid
toner
achterblijven
in de
cassette,
zelfs
wanneer het
bericht
Plaats nw.
[ccc] TC
verschijnt en
de printer
stopt met
afdrukken.
Vervang de
tonercassette. (Zie
"De
tonercassette
vervangen" op
pagina 97.)
[ccc] TC is niet
compatibel
Cass. [ccc] toner niet
compat.
Raadpl. handl.
De tonercassette
die u hebt
geplaatst is niet
geschikt voor uw
apparaat.
Installeer tonercassettes
van Samsung die
speciaal bedoeld zijn
voor uw apparaat.
Bericht Betekenis
Voorgestelde
oplossingen
Problemen oplossen_ 86
[ccc] Er is geen
tonercassette
geplaatst
Geen cas. [ccc] toner
gepl.
Plaats tonercassette
De tonercassette
is niet
geïnstalleerd of de
CRUM (Consumer
Replaceable Unit
Monitor) in de
cassette is niet op
de juiste wijze
aangesloten.
Installeer de
tonercassette opnieuw.
Herhaal dit twee of drie
keer. Als het probleem
zich blijft voordoen
betekent dit dat de
tonercassette niet wordt
gedetecteerd. Neem
contact op met de
klantenservice.
Sluit klep
Controleer
tran
sportriem.
De voorklep of
b
ovenklep is niet
goed gesloten.
Sluit de klep goed. Deze
moet vastklikken.
Probl.ventilator
Fout: [aaa]
Zet uit en weer aan
Er is een probleem
in het apparaat.
Zet het apparaat uit en
weer aan. Neem contact
op met de
klantenservice als het
probleem zich blijft
voordoen.
Probleem met fuser
Fout: [aaa]
Zet uit en weer aan
Er is een probleem
in het apparaat.
Zet het apparaat uit en
weer aan. Neem contact
op met de
klantenservice als het
probleem zich blijft
voordoen.
Fuser klaarhouden
Nieuwe fuser
klaarhouden.
De fixeereenheid
is bijna versleten.
Neem contact op met de
klantenservice.
Vervang fuser
Plaats een nieuwe
fixeereenheid
De fixeereenheid
is versleten.
Neem contact op met de
klantenservice.
Geen fuser gepl.
Plaats een
fixeereenheid.
Plaats er een
De fixeereenheid
is niet
geïnstalleerd.
Neem contact op met de
klantenservice.
Papierst. ond. duplex Het papier is
vastgelopen bij het
dubbelzijdig
afdrukken.
Verwijder het
vastgelopen papier. (Zie
"Rond de
duplex-eenheid" op
pagina 83.)
Papierst. bov. duplex
Papierst. in apparaat Er is papier
vastgelopen in het
gebied rond de
cassette.
Verwijder het
vastgelopen papier. (Zie
"In het gebied rond de
fixeereenheid" op
pagina 82
.)
Papierst. in uitv. geb Er is papier
vastgelopen in het
uitvoergebied.
Verwijder het
vastgel
open papier. (Zie
"In het uitvoergebied" op
pagina 83
.)
Bericht Betekenis
Voorgestelde
oplossingen
Fout: [aaa]
LSU Unit Failure:
[aaa]
Zet uit en weer aan
Er is een probleem
in het apparaat.
Zet het apparaat uit en
weer aan. Neem contact
op met de
klantenservice als het
probleem zich blijft
voordoen.
Niet juiste kam.temp.
Niet juiste kam.temp.
Pas kam.temp. aan
Het apparaat staat
opgesteld in een
vertrek met een
ongeschikte
kamertemperatuur
.
Verplaats het apparaat
naar een vetrek met de
geschikte
kamertemperatuur. (zie
"Algemene specificaties"
op pagina 104
.)
Fout: [aaa]
Probleem met de
aandrijfmotor: [aaa]
Cont. klantend.
Er is een probleem
in het apparaat.
Zet het apparaat uit en
weer aan. Neem contact
op met de
klantenservice als het
probleem zich blijft
voordoen.
Uitvoervak vol
Uitvoerlade vol
Verw. afgedr. pag.
De
documentuitvoerla
de is vol.
Zodra het papier uit de
documentuitvoerlade is
verwijderd, gaat de
printer door met
afdrukken.
Papier in MF-lade op
Papier MF-lade op.
Vul papier bij
Er is geen papier
in de
multifunctionele
lade.
Plaats papier in de
multifunctionele lade.
(Zie "Multifunctionele
lade" op pagina 54
.)
Papier lade [yyy] op
Papier in lade [yyy]
op.
Vul papier bij
De papierlade is
leeg.
Plaats papier in de lade.
(Zie "Lade 1/optionele
laden" op pagina 53.)
Papierst. in MF-lade Er is papier
vastgelopen in de
multifunctionele
lade.
Verwijder het
vastgelopen papier. (Zie
"In de multifunctionele
lade" op pagina 82
.)
Papierst. lade 1 Er is papier
vastgelopen in
lade 1.
Verwijder het
vastgelopen papier. (Zie
"In lade 1" op
pagina 81
.)
Papierst. lade 2 Er is papier
vastgelopen in
lade 2.
Verwijder het
vastgelo
pen papier. (Zie
"In optionele laden" op
pagina 81
.)
Papierst. lade 3 Er is papier
vastgelopen in
lade3.
Verwijder het
vastgelopen papier. (Zie
"In optionele laden" op
pagina 81
.)
Fout papier MP-lade
Bijvullen [zzz] [xxx]
Doorgaan
Annul.
Er werd geen
conform papier in
de
overeenkomstige
multifunctionele
lade geplaatst.
Plaats het juiste papier
in de overeenkomstige
multifunctionele lade.
(Zie "Multifunctionele
lade" op pagina 54.)
Bericht Betekenis
Voorgestelde
oplossingen
Problemen oplossen_ 87
Andere problemen oplossen
In het onderstaande overzicht vindt u een aantal mogelijke problemen en de
bijhorende oplossingen. Voer de stappen uit in de aangegeven volgorde tot
het probleem is verholpen. Neem contact op met de klantenservice als het
probleem zich blijft voordoen.
Fout papier Lade
[yyy]
Bijvullen [zz
z] [xxx]
Doorgaan
Annul.
Er is geen papier
in de lade.
Plaats het juiste papier
in de juiste lade. (Zie
"Lade 1/optionele laden"
op pagina 53
.)
Vervang vertrag.rol
Nieuwe
vertragingsrol voor
lade [yyy] plaatsen
De vertragingsrol
is versle
ten.
Neem contact op met de
klantenservice.
Vervang stofreiniger
Nieuwe
sto
freinigingsset
plaatsen
De stofreinigingskit
is versle
ten.
Neem contact op met de
klantenservice.
Verv. cas. [ccc] ton.
Plaats een nieuwe
[ccc] tonercassette
De tonercassette
heeft het einde van
haar levensduur
bereikt.
Vervang de
tonercassette door een
tonercassette van
Samsung die speciaal is
ontworpen voor uw
apparaat. (Zie "De
tonercassette
vervangen" op
pagina 97
.)
Zelfdiagnosemodus... De printermotor
controleert een
aantal problemen
die werden
ontdekt.
Een ogenblik geduld.
Probl. sensor
[aaa]
Zet uit en weer aan
Er is een probleem
met het
sensorsignaal.
Zet het apparaat uit en
weer aan. Neem contact
op met de
klantenservice als het
probleem zich blijft
voordoen.
Systeemfout
Fout: [aaa]
Zet uit en weer aan
Er is een probleem
in het apparaat.
Zet het apparaat uit en
weer aan. Neem contact
op met de
klantenservice als het
probleem zich blijft
voordoen.
Transportriem klaarh
Papiertransportriem
mo
et weldra worden
vervangen
De transportriem is
b
ijna versleten.
Vervang de
transportriem door een
nieuwe.
Verv. transportriem
Versleten. Plaats
nieuwe
papiertransportriem
De transportriem is
versleten.
Plaats een nieuwe
transportriem.
Installeer een originele
transpo
rtriem van
Samsung. (Zie "De
transportriem
vervangen" op
pagina 99
.)
Bericht Betekenis
Voorgestelde
oplossingen
Lade [yyy] geopend
Lade [yyy] geopend.
Schuif lade in app.
De lade is niet
goed gesloten.
Om de lade te sluiten
drukt u de achterkant
naar beneden, plaatst u
de lade in de sleuf en
schuift u hem in de
printer.
Probl. lade [yyy]
Probl. comm. met
lade [yyy]
Het apparaat kan
niet communiceren
met de optionele
laden.MSR
Installeer de optionele
laden opnieuw. Neem
contact op met de
klantenservice als het
probleem zich blijft
voordoen.
Lade [yyy] niet
geplaatst
Lade [yyy] is niet
gep
laatst
De optionele laden
zijn
niet
geïnstalleerd.
Installeer de optionele
laden opnieuw. Neem
contact op met de
klantenservice als het
probleem zich blijft
voordoen.
Transp.riem nt comp
Transportriem niet
compat.
Raadpl. handl.
De transportriem
van het apparaat is
niet geschikt voor
uw apparaat.
Installeer een origineel
Samsung-onderdeel dat
voor uw apparaat werd
ontwikkeld. (Zie "De
transportriem
vervangen" op
pagina 99
.)
Fout: [aaa]
PTB Unit Failure:
[a
aa]
Plaats
t
ransporteenheid.
De transportriem is
niet geïnstalleerd.
Installeer een originele
transportriem van
Samsung. (Zie "De
transportriem
vervangen" op
pagina 99
.)
Bericht Betekenis
Voorgestelde
oplossingen
Problemen oplossen_ 88
Problemen met papierinvoer
Probleem Voorgestelde oplossingen
Papier loopt vast
tijdens het
afdrukken.
Verwijder het vastgelopen papier. (Zie
"Papierstoringen verhelpen" op pagina 81
.)
Papier kleeft aan
elkaar.
Controleer de maximale papiercapaciteit van
de lade. (Zie "Specificaties van de
afdrukmedia" op pagina 105.)
Z
org dat u een geschikte papiersoort gebruikt.
(Zie "Specificaties van de afdrukmedia" op
pagina 105.)
Ha
al het papier uit de lade en buig het of
waaier het uit.
In vochtige omstandigheden kunnen
bepaalde papiersoorten aan elkaar blijven
kleven.
Invoerprobleem met
een aantal vellen
tegelijk.
Er kan niet meer dan één papiersoort tegelijk in
de lade worden geplaatst. Plaats alleen papier
van dezelfde soort en hetzelfde formaat en
gewicht.
Afdrukpapier wordt
niet ingevoerd.
Verwijder eventuele vastgelopen papier in het
apparaat.
He
t papier werd niet goed in de lade gelegd.
Verwijder het papier en plaats het op de juiste
manier in de lade.
Er ligt te
veel papier in de lade. Verwijder het
teveel aan papier.
He
t papier is te dik. Gebruik alleen papier dat
aan de specificaties van het apparaat voldoet.
(Zie "Specificaties van de afdrukmedia" op
pagina 105
.)
Het papier blijft
vastlopen.
Er ligt te veel papier in de lade. Verwijder het
teveel aan papier. Gebruik de multifunctionele
lade om af te drukken op speciale materialen.
U geb
ruikt een verkeerde papiersoort.
Gebruik alleen papier dat aan de specificaties
van het apparaat voldoet. (Zie "Specificaties
van de afdrukmedia" op pagina 105.)
Misschien zitten er materiaalresten in het
apparaat. Open de voorklep en verwijder de
resten.
Transparanten
plakken aan elkaar
in de
papieruitvoerlade.
Gebruik alleen transparanten die speciaal voor
laserprinters zijn bedoeld. Verwijder elke
transparant zodra het is uitgevoerd.
Enveloppen trekken
scheef of worden
niet goed ingevoerd.
Zorg dat de papiergeleiders aan beide kanten
van de envelop goed zijn ingesteld (ze moeten
de envelop net raken).
Afdrukproblemen
Probleem
Mogelijke
oorzaak
Voorgestelde oplossingen
Het apparaat
drukt niet af.
Het apparaat krijgt
geen stroom.
Controleer of het netsnoer is
aangesloten. Controleer de
aan/uit-schakelaar en het
stopcontact.
Het apparaat is niet
a
ls standaardprinter
geselecteerd.
Selecteer uw printer als de
standaardprinter in Windows.
Controleer het volgende:
De klep aan de voorzijde is niet gesloten. Sluit de
voorklep.
Er is een papierstoring opgetreden. Verwijder het
vastgelopen papier. (Zie "Papierstoringen
verhelpen" op pagina 81.)
De
papierlade is leeg. Plaats papier. (Zie "Papier in
de lade plaatsen" op pagina 53.)
Er is geen tonercassette geplaatst. Plaats de
tonercassette.
Verwijder het beschermingsvel op de
transportriem. Raadpleeg de Beknopte
installatiehandleiding.
Verwijd
er de afdichtingstape van de tonercassette.
Raadpleeg de Beknopte installatiehandleiding.
Neem contact op met een medewerker van de
kl
antenservice als er een systeemfout optreedt.
De
verbindingskabel
tussen de computer
en het apparaat is
niet goed
aangesloten.
Maak de kabel van het
apparaat los en sluit hem
opnieuw aan.
De
verbindingskabel
tussen de computer
en het apparaat is
mogelijk defect.
Sluit de kabel indien mogelijk
aan op een andere computer
die naar behoren werkt en druk
een document af. U kunt ook
proberen om een andere kabel
voor uw apparaat te gebruiken.
De poortinstelling is
niet juist.
Controleer de
printerinstellingen in Windows
om vast te stellen of de
afdruktaak naar de juiste poort
wordt gestuurd. Als uw
computer meerdere poorten
heeft controleert u of het
apparaat op de juiste poort is
aangesloten.
Het apparaat is
mog
elijk niet goed
geconfigureerd.
Controleer de
Voorkeursinstellingen voor
afdrukken om na te gaan of
alle afdrukinstellingen correct
zijn. (zie "Voorkeursinstellingen
openen" op pagina 58.)
Mogelijk is het
printerstuurprogram
ma niet goed
geïnstalleerd.
Herstel de software van het
apparaat. (Zie "Lokaal
installeren van het
stuurprogramma" op
pagina 30.)
Problemen oplossen_ 89
Het apparaat werkt
niet goed.
Kijk of het display van het
bedieningspaneel een
systeemfout aangeeft. Neem
contact op met een
medewerker van de
klantenservice.
(Vervolg) Het
apparaat drukt
niet af.
Het document is zo
groot dat er niet
voldoende ruimte
op de harde schijf
van de computer is
om toegang te
krijgen tot de
afdruktaak.
Maak extra ruimte op de harde
schijf vrij en druk het document
opnieuw af.
Het apparaat
haalt papier uit
de verkeerde
invoer.
De papieroptie die
in de
Voorkeursinstellin
gen voor
afdrukken is
geselecteerd is
mogelijk onjuist.
In veel softwaretoepassingen
kunt u de papierbron instellen
op het tabblad Papier in
Voorkeursinstellingen voor
afdrukken. Selecteer de juiste
papierbron. Raadpleeg Help bij
het printerstuurprogramma. (zie
"Voorkeursinstellingen openen"
op pagina 58.)
Een afdruktaak
wordt uiterst
langzaam
afgedrukt.
Mogelijk is de
afdruktaak zeer
complex.
Maak de pagina minder
complex of wijzig de
instellingen voor de
afdrukkwaliteit.
De helft van de
pagina is leeg.
Mogelijk is de
afdrukstand
verkeerd ingesteld.
Wijzig de afdrukstand in het
desbetreffende programma.
Raadpleeg Help bij het
printerstuurprogramma.
Het ingestelde
papierformaat
stemt niet overeen
met het formaat van
het papier in de
lade.
Zorg ervoor dat het
papierformaat in de
printerinstellingen
overeenstemt met het papier in
de lade of met de
papierselectie in de instellingen
van de softwaretoepassing die
u gebruikt.
Probleem
Mogelijke
oorzaak
Voorgestelde oplossingen
Het apparaat
drukt wel af,
maar de tekst is
niet correct,
vervormd of
niet compleet.
De kabel van het
apparaat zit los of is
defect.
Maak de kabel van het
apparaat los en sluit hem
opnieuw aan. Druk een
document af dat u eerder wel
correct hebt kunnen afdrukken.
Sluit kabel en apparaat indien
mogelijk aan op een andere
computer en druk een
document af dat u eerder wel
correct hebt kunnen afdrukken.
Als dit alles niet helpt, probeert
u een nieuwe printerkabel.
Het verkeerde
printerstuurprogram
ma is geselecteerd.
Controleer in het
printerkeuzemenu van de
toepassing of uw apparaat is
geselecteerd.
De
softwaretoepassing
werkt niet naar
behoren.
Probeer een document af te
drukken vanuit een andere
toepassing.
Het
besturingssysteem
werkt niet naar
behoren.
Sluit Windows af en start de
computer opnieuw op. Schakel
het apparaat uit en weer in.
Als u in een
DOS-omgeving
werkt, is het
mogelijk dat het
lettertype voor uw
apparaat verkeerd
is ingesteld.
Wijzig de lettertype-instelling.
(Zie
"Lettertype-instellingen
wijzigen" op pagina 50.)
Er worden
blanco pagina’s
"afgedrukt".
De tonercassette is
leeg of beschadigd.
Herverdeel indien nodig het
tonerpoeder. Vervang indien
nodig de tonercassette.
Mogelijk bevat het
bestand blanco
pagina’s.
Controleer of het bestand
blanco pagina’s bevat.
Mogelijk is een
onderdeel van het
apparaat defect
(bijvoorbeeld de
controller of het
moederbord).
Neem contact op met een
medewerker van de
klantenservice.
Het apparaat
drukt het
PDF-bestand
niet juist af.
Sommige delen
van
afbeeldingen,
tekst of
illustraties
ontbreken.
Incompatibiliteit
tussen het
PDF-bestand en de
Acrobat-producten.
Het bestand kan worden
afgedrukt door het
PDF-bestand af te drukken als
een afbeelding. Schakel
Afdrukken als afbeelding uit
de afdrukopties van Acrobat in.
Een PDF-bestand als
afbeelding afdrukken
neemt meer tijd in beslag.
Probleem
Mogelijke
oorzaak
Voorgestelde oplossingen
Problemen oplossen_ 90
Problemen met de afdrukkwaliteit
Vuil aan de binnenkant van het apparaat of verkeerd geplaatst papier kan
leiden tot een verminderde afdrukkwaliteit. Raadpleeg de onderstaande
tabel om het probleem te verhelpen.
De foto’s
worden niet
goed afgedrukt.
De
afbeeldingen
zijn niet
duidelijk.
De resolutie van de
f
oto is zeer laag.
Verklein de afmetingen van de
foto. Als u de afmetingen van
de foto in het programma
vergroot, wordt de resolutie
verlaagd.
Er komt voor
het afdrukken
ter hoogte van
de uitvoerlade
stoom uit het
apparaat.
Het gebruik van
gepe
rforeerd papier
kan aanleiding
geven tot de
verspreiding van
dampen tijdens het
afdrukken.
Dit is geen probleem. Ga
gewoon door met afdrukken.
Het apparaat
drukt geen
speciaal papier
zoals
rekeningpapier
af.
Papierformaat en
papierformaatinstell
ing komen niet
overeen.
Ga naar de
printereigenschappen en klik
op het tabblad Papier.
Corrigeer het papierformaat in
de standaardoptie. (zie
"Voorkeursinstellingen openen"
op pagina 58.)
Probleem Voorgestelde oplossingen
Lichte of vage
afdrukken
Als u een verticale witte strook of vaag gedeelte
op de afdruk ziet is de toner bijna op. Door de
resterende toner over de cassette te verdelen
kunt u er waarschijnlijk nog een aantal
afdrukken mee maken. (Zie "Toner
herverdelen" op pagina 79.) Als de
afdrukkwaliteit hierdoor niet verbetert moet u
e
en nieuwe tonercassette plaatsen.
Mog
elijk voldoet het papier niet aan de
papierspecificaties. Het papier kan bijvoorbeeld
te vochtig of te ruw zijn. (Zie "Specificaties van
de afdrukmedia" op pagina 105.)
Als de
hele pagina te licht is, is de
afdrukresolutie te laag ingesteld of staat het
apparaat in de tonerspaarstand. Wijzig de
afdrukresolutie en schakel de tonerspaarstand
uit. Raadpleeg Help bij het
printerstuurprogramma.
Ee
n combinatie van vage plekken en vegen
kan erop wijzen dat de tonercassette gereinigd
moet worden. (Zie "Binnenkant reinigen" op
pagina 75.)
He
t oppervlak van het LSU-gedeelte in het
apparaat kan vuil zijn. (Zie "Binnenkant
reinigen" op pagina 75.)
Probleem
Mogelijke
oorzaak
Voorgestelde oplossingen
De bovenste helft
van het papier is
lichter bedrukt dan
de rest van het
papier
De toner hecht mogelijk niet aan dit papiertype.
W
ijzig de instelling van de printer en probeer
het opnieuw.
Geef Vo
orkeursinstellingen voor afdrukken
weer, klik op het tabblad Papier en stel het
type in op Kringlooppapier.
Tonervlekken
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
Mogelijk voldoet het papier niet aan de
specificaties. Het papier kan bijvoorbeeld te
vochtig of te ruw zijn. (Zie "Specificaties van de
afdrukmedia" op pagina 105.)
Moge
lijk is de transportrol vuil. Reinig de
binnenkant van het apparaat. Neem contact op
met een medewerker van de klantenservice.
He
t papierpad is mogelijk aan een
reinigingsbeurt toe. Neem contact op met een
medewerker van de klantenservice.
Onregelmatighede
n
AaBbC
AaBbC
AaBbC
AaBbC
AaBbC
Als op willekeurige plaatsen vage, doorgaans
ronde, plekken verschijnen:
Er zit
mogelijk een slecht vel tussen het
papier. Druk het document opnieuw af.
H
et vochtgehalte van het papier is niet op alle
plaatsen gelijk of het papier bevat
vochtplekken. Probeer papier van een ander
merk. (Zie "Specificaties van de afdrukmedia"
op pagina 105.)
Ee
n hele partij papier is niet in orde.
Problemen tijdens de productie kunnen ertoe
leiden dat sommige delen toner afstoten.
Probeer een ander soort of merk papier.
Stel
de resolutie van de printer anders in en
probeer het opnieuw. Ga naar de
Voorkeursinstellingen voor afdrukken, klik
op het tabblad Papier en stel het type in op
Dik papier. (zie "Voorkeursinstellingen
openen" op pagina 58.)
Al
s het probleem hiermee niet kan worden
opgelost neemt u contact op met een
medewerker van de klantenservice.
Witte vlekken Er verschijnen witte vlekken op de pagina:
H
et papier is te ruw en er valt veel vuil van het
papier op de interne onderdelen van het
apparaat waardoor de transportrol vuil kan
zijn. Reinig de binnenkant van het apparaat.
(Zie "Binnenkant reinigen" op pagina 75.)
H
et papierpad is mogelijk aan een
reinigingsbeurt toe. (Zie "Binnenkant reinigen"
op pagina 75
.)
Probleem Voorgestelde oplossingen
Problemen oplossen_ 91
Verticale strepen Als de pagina zwarte verticale strepen vertoont:
Het o
ppervlak (drumgedeelte) van de
tonercassette in het apparaat vertoont
mogelijk krassen. Verwijder de tonercassette
en plaats een nieuwe. (Zie "De tonercassette
vervangen" op pagina 97.)
Als de pagina witte verticale strepen vertoont:
Het o
ppervlak van het LSU-gedeelte in het
apparaat kan vuil zijn. (Zie "Binnenkant
reinigen" op pagina 75.)
Gekleurde of
zwarte achtergrond
Als er in lichte gedeelten te veel toner wordt
gebruikt (grijze achtergrond):
Geb
ruik papier met een lager gewicht. (Zie
"Specificaties van de afdrukmedia" op
pagina 105.)
Controle
er de omgevingsvoorwaarden:
bijzonder droge omstandigheden (lage
luchtvochtigheid) of een hoge luchtvochtigheid
(meer dan 80% RV) kunnen leiden tot een
grijzere achtergrond.
Verwijd
er de oude tonercassette en plaats een
nieuwe. (Zie "De tonercassette vervangen" op
pagina 97.)
Tonervlekken Als toner over de pagina wordt uitgesmeerd:
Rein
ig de binnenkant van het apparaat. (Zie
"Binnenkant reinigen" op pagina 75.)
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van
het papier. (Zie "Specificaties van de
afdrukmedia" op pagina 105.)
Verwijd
er de tonercassette en installeer een
nieuwe. (Zie "De tonercassette vervangen" op
pagina 97.)
Verticaal
teru
gkerende
afwijkingen
Als de bedrukte zijde van de pagina met gelijke
intervallen afwijkingen vertoont:
De tonercassette is
mogelijk defect. Als u nog
steeds dezelfde problemen ondervindt,
verwijdert u de tonercassette en plaatst u een
nieuwe. (Zie "De tonercassette vervangen" op
pagina 97.)
Er zit mo
gelijk toner op sommige onderdelen
van het apparaat. Als de afwijkingen zich op
de achterkant van de pagina bevinden zal het
probleem waarschijnlijk na enkele pagina’s
vanzelf verdwijnen.
De fixeereenheid kan beschadigd zijn. Neem
contact op met een medewerker van de
klantenservice.
Probleem Voorgestelde oplossingen
Schaduwvlekken
A
Schaduwvlekken worden veroorzaakt door kleine
hoeveelheden toner die willekeurig verspreid op
de afdruk voorkomen.
Misschi
en is het papier te vochtig. Probeer af
te drukken op papier van een andere partij.
Maak een pak papier pas open op het moment
dat u het gaat gebruiken zodat het papier niet
te veel vocht opneemt.
W
ijzig de afdruklay-out als er schaduwvlekken
verschijnen op een envelop om te voorkomen
dat wordt afgedrukt op een gebied met
overlappende naden aan de rugzijde.
Afdrukken op naden kan problemen
veroorzaken.
Al
s het gehele oppervlak van een afgedrukte
pagina wordt bedekt met schaduwvlekken
kiest u een andere afdrukresolutie in het
softwareprogramma of in de
Voorkeursinstellingen voor afdrukken. (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 58.)
Er blijven
to
nerdeeltjes
hangen rond
vetgedrukte tekens
of donkere foto’s
De toner hecht mogelijk niet aan dit papiertype.
W
ijzig de instelling van de printer en probeer
het opnieuw.
Geef Vo
orkeursinstellingen voor afdrukken
weer, klik op het tabblad Papier en stel het
type in op Kringlooppapier.
Misvormde tekst
Als tekst er vervormd uitziet ("uitgehold" effect)
kan het papier te glad zijn. Probeer een ander
soort papier. (Zie "Specificaties van de
afdrukmedia" op pagina 105.)
Als te
kens er misvormd uitzien en een golvend
effect geven vereist de scannereenheid
mogelijk onderhoud. Neem contact op met een
medewerker van de klantenservice.
Papier schuin
AaBbC
AaBbC
AaBbC
AaBbCc
AaBbCc
Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
Co
ntroleer de papiersoort en de kwaliteit van
het papier. (Zie "Specificaties van de
afdrukmedia" op pagina 105.)
Let erop dat de geleiders niet te dicht en niet te
ver af staan van de stapel papier.
Probleem Voorgestelde oplossingen
Problemen oplossen_ 92
Veelvoorkomende PostScript-problemen
De volgende problemen hebben specifiek betrekking op de PS-taal en
kunnen optreden als er meerdere printertalen worden gebruikt.
Gekruld of gegolfd Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
Co
ntroleer de papiersoort en de kwaliteit van
het papier. Papier kan krullen als de
temperatuur of de vochtigheid te hoog is. (Zie
"Specificaties van de afdrukmedia" op
pagina 105.)
Dra
ai de stapel papier in de lade om. Probeer
het papier ook eens 180° te draaien in de lade.
Vouwen of kreuken
Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
Co
ntroleer de papiersoort en de kwaliteit van
het papier. (Zie "Specificaties van de
afdrukmedia" op pagina 105.)
Dra
ai de stapel papier in de lade om. Probeer
het papier ook eens 180° te draaien in de lade.
Achterkant van
afdr
ukken is vuil
Mogelijk lekt een tonercassette. Reinig de
binnenkant van het apparaat. (Zie "Binnenkant
reinigen" op pagina 75.)
Re
inig de fixeereenheid (zie "Fuser belt
reinigen" op pagina 75.)
De tonercassette is bijna leeg.
Eén vaste kleur of
zwa
rte pagina’s
A
Mogelijk is de tonercassette niet goed
geplaatst. Verwijder de cassette en plaats ze
opnieuw.
Mog
elijk is de tonercassette defect. Verwijder
de tonercassette en plaats een nieuwe. (Zie
"De tonercassette vervangen" op pagina 97.)
He
t apparaat moet mogelijk worden hersteld.
Neem contact op met een medewerker van de
klantenservice.
Losse toner
Reinig de binnenkant van het apparaat. (Zie
"Binnenkant reinigen" op pagina 75.)
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van
het papier. (Zie "Specificaties van de
afdrukmedia" op pagina 105.)
Ver
wijder de tonercassette en installeer een
nieuwe. (Zie "De tonercassette vervangen" op
pagina 97.)
Lost dit het probleem niet op, dan moet het
apparaat mogelijk worden hersteld. Neem
contact op met een medewerker van de
klantenservice.
Probleem Voorgestelde oplossingen
Openingen in
tekens
A
Letters worden onvolledig afgedrukt omdat er
witte plekken verschijnen op plaatsen die zwart
zouden moeten zijn:
Al
s dit probleem optreedt bij transparanten
probeert u een ander soort transparant.
Wegens de samenstelling van de
transparanten zijn enkele onvolledige tekens
normaal.
Misschien drukt u
af op de verkeerde kant van
het papier. Verwijder het papier en draai het
om.
Mog
elijk voldoet het papier niet aan de
papierspecificaties. (Zie "Specificaties van de
afdrukmedia" op pagina 105.)
Horizontale
strep
en
AaBbC
AaBbC
AaBbC
AaBbC
AaBbC
Controleer bij horizontale zwarte strepen of vegen
het volgende:
Mog
elijk is de tonercassette onjuist geplaatst.
Verwijder de cassette en plaats ze opnieuw.
Mog
elijk is de tonercassette defect. Verwijder
de tonercassette en plaats een nieuwe. (Zie
"De tonercassette vervangen" op pagina 97.)
L
ost dit het probleem niet op, dan moet het
apparaat mogelijk worden hersteld. Neem
contact op met een medewerker van de
klantenservice.
Krullen
Als het afgedrukte papier opkrult of als het papier
niet wordt ingevoerd, doet u het volgende:
Draai de stapel papier in de lade om. Probeer
het papier ook eens 180° te draaien in de lade.
Stel
de resolutie van de printer anders in en
probeer het opnieuw. Ga naar de
Voorkeursinstellingen voor afdrukken, klik
op het tabblad Papier en stel het type in op
Dun papier. (zie "Voorkeursinstellingen
openen" op pagina 58.)
Er verschijnt
v
oortdurend een
onbekende
afbeelding op
enkele vellen, er zit
losse toner op de
afdruk, of de
afdruk is te licht of
vuil.
Uw apparaat wordt mogelijk op meer dan 1.000 m
ho
ogte gebruikt, wat de afdrukkwaliteit kan
beïnvloeden, met bijvoorbeeld losse toner of een
lichtere afbeelding tot gevolg. Stel de juiste
hoogte-instelling in voor uw apparaat. (Zie
"Luchtdrukaanpassing" op pagina 49
.)
Probleem Voorgestelde oplossingen
Probleem
Mogelijke
oorzaak
Oplossing
Het
PostScript-bestand
kan niet worden
afgedrukt.
Mogelijk is het
PostScript-stuurpro
gramma niet correct
geïnstalleerd.
Installeer het
PostScript-stuurprogra
mma. (Zie "Lokaal
installeren van het
stuurprogramma" op
pagina 30.)
Dru
k een
configuratiepagina af
en controleer of u kunt
afdrukken in PS.
Neem contact op met
de klantenservice als
het probleem zich blijft
voordoen.
Het bericht "Fout
limietcontrole"
verschijnt.
De afdruktaak is te
complex.
Maak de pagina minder
complex of breid het
geheugen uit. (Zie "Een
geheugenmodule
installeren" op
pagina 100
.)
Er wordt een
PostScript-foutenpa
gina afgedrukt.
De afdruktaak is
mogelijk geen
PostScript-taak.
Controleer of de
afdruktaak een
PostScript-taak is.
Controleer of de
softwaretoepassing
verwacht dat er een
installatiebestand of
PostScript-headerbestan
d naar het apparaat
wordt gestuurd.
De optionele lade is
niet geselecteerd in
het
stuurprogramma.
Het
printerstuurprogram
ma is niet
geconfigureerd om
de optionele lade te
herkennen.
Open de eigenschappen
van het
PostScript-stuurprogram
ma, selecteer het tabblad
Apparaatinstellingen
en stel de ladeoptie in de
sectie Installeerbare
opties in op Geplaatst.
Als u op een
Macintosh-computer
een document
afdrukt met Acrobat
Reader 6.0 of hoger,
worden de kleuren
niet op de juiste
wijze afgedrukt.
Mogelijk komt de
reso
lutie-instelling
in het
printerstuurprogram
ma niet overeen
met de
resolutie-instelling
in Acrobat Reader.
Controleer of de
reso
lutie-instelling in uw
printerstuurprogramma
overeenkomt met de
resolutie-instelling in
Acrobat Reader.
Problemen oplossen_ 93
Veelvoorkomende problemen onder Windows
Probleem Voorgestelde oplossingen
Tijdens de installatie
verschijnt het
bericht "Bestand in
gebruik".
Sluit alle softwaretoepassingen af. Verwijder alle
software uit de opstartgroep van de printer en
start vervolgens Windows opnieuw op. Installeer
het printerstuurprogramma opnieuw.
Het bericht
"Algemene
beschermingsfout",
"OE-uitzondering",
"Spool32" of
"Ongeldige
bewerking"
verschijnt.
Sluit alle andere toepassingen af, start Windows
opnieuw op en probeer opnieuw af te drukken.
De melding "Kan
niet afdrukken" of
"Er is een
time-outfout in de
printer opgetreden"
verschijnt.
Deze meldingen kunnen tijdens het afdrukken
verschij
nen. Wacht gewoon even tot het
apparaat klaar is met afdrukken. Als het bericht
verschijnt in stand-bymodus of nadat de afdruk
is voltooid, controleert u de aansluiting en/of
gaat u na of er een fout is opgetreden.
Raadpleeg de gebruikershandleiding van Microsoft Windows die met
uw computer is meegeleverd voor meer informatie over foutmeldingen
in Windows.
Problemen oplossen_ 94
Veelvoorkomende problemen onder Linux
Toestand Voorgestelde oplossingen
Het apparaat drukt
niet af.
Controleer of het printerstuurprogramma is
geïnstalleerd. Open Unified Driver
Configurator en selecteer het tabblad
Printers in het venster Printers
configuration om de lijst met beschikbare
printers weer te geven. Kijk of het apparaat in
de lijst staat. Als dit niet zo is, opent u Add
new printer wizard om uw apparaat in te
stellen.
Co
ntroleer of het apparaat is ingeschakeld.
Open Printers configuration en selecteer
uw apparaat uit de lijst met printers. Bekijk de
omschrijving in het deelvenster Selected
printer. Druk op de knop Start als de status
de tekenreeks Stopped bevat. Hierna zou het
apparaat weer normaal moeten werken. De
status "stopped" kan geactiveerd zijn als er
zich problemen met het afdrukken hebben
voorgedaan.
Controleer of er een speciale afdrukoptie is
ingesteld voor de toepassing, zoals "-oraw".
Als de parameter "-oraw" is opgegeven in de
opdrachtregel, verwijdert u deze om het
afdrukprobleem op te lossen. Voor Gimp
front-end kiest u "print" -> "Setup printer" en
bewerkt u de opdrachtregelparameter in het
opdrachtitem.
Bepaalde
kleurafbeeldingen
worden volledig
zwart afgedrukt.
Dit is een bekende bug in Ghostscript (tot GNU
Ghostscript versie 7.05) als de basiskleurruimte
van het document geïndexeerde kleurruimte is
en via CIE-kleurruimte wordt geconverteerd.
Aangezien PostScript CIE-kleurruimte gebruikt
voor het kleuraanpassingssysteem, moet u
Ghostscript op uw systeem upgraden naar GNU
Ghostscript versie 7.06 of een hogere versie.
Recente Ghostscript-versies vindt u op
www.ghostscript.com.
Sommige
kleurafbeeldingen
worden afgedrukt in
onverwachte
kleuren.
Dit is een bekend problee
m in Ghostscript (tot
GNU Ghostscript versie 7.xx) wanneer de
basiskleurruimte van het document wordt
geïndexeerd als RGB-kleurruimte en wordt
geconverteerd via CIE-kleurruimte. Omdat
Postscript CIE-kleurruimte gebruikt voor het
kleurvergelijkingssysteem, dient u Ghostscript
op uw systeem bij te werken naar GNU
Ghostscript versie 8.xx of een hogere versie.
Recente Ghostscript-versies vindt u op
www.ghostscript.com.
Het apparaat drukt
gee
n volledige
pagina’s af. Slechts
de helft van de
pagina wordt
afgedrukt.
Dit is een bekend probleem dat zich voordoet bij
gebruik van een kleurenprinter met versie 8.51
of een oudere versie van Ghostscript, 64-bits
Linux OS. Dit probleem is aan
bugs.ghostscript.com gemeld als Ghostscript
Bug 688252. Het probleem is opgelost in AFPL
Ghostscript versie 8.52 of een hogere versie.
Download de meest recente versie van AFPL
Ghostscript van http://sourceforge.net/projects/
ghostscript/ en installeer deze om dit probleem
op te lossen.
De foutmelding
"Cannot open port
device file"
verschijnt als ik een
document afdruk.
Wijzig nooit de parameters van een afdruktaak
(via LPR GUI bijvoorbeeld) terwijl er een
afdruktaak wordt uitgevoerd. Gekende versies
van CUPS-server (Common Unix Printing
System) breken de afdruktaak af als de
afdrukopties worden gewijzigd en proberen
vervolgens de taak vanaf het begin opnieuw uit
te voeren. Aangezien Unified Linux Driver de
poort tijdens het afdrukken vergrendelt, blijft
deze vergrendeld door het abrupte afbreken van
het stuurprogramma zodat de poort niet
beschikbaar is voor volgende afdruktaken. Als
deze situatie zich voordoet, probeert u de poort
vrij te geven door Release port te selecteren in
Port configuration.
Bij het afdrukken
van een document
via het netwerk in
SuSE 9.2, drukt de
printer niet af.
De CUPS (Common Unix Printing
System)-versie die wordt geleverd bij
SuSE Linux 9.2 (CUPS 1.1.21) heeft een
probleem met het afdrukken via het "Internet
Printing Protocol" (IPP). Gebruik "socket
printing" in plaats van IPP of installeer een
recentere versie van CUPS (Common Unix
Printing System) (CUPS 1.1.22 of een hogere
versie).
Raadpleeg de gebruikershandleiding van Linux die met uw computer
is meegeleverd voor meer informatie over Linux-foutmeldingen.
Toestand Voorgestelde oplossingen
Problemen oplossen_ 95
Veelvoorkomende problemen onder Macintosh
Toestand Voorgestelde oplossingen
Het apparaat drukt
het PDF-bestand niet
juist af. Sommige
delen van
afbeeldingen, tekst
of illustraties
ontbreken.
Het bestand kan worden afgedrukt door het
PDF
-bestand af te drukken als een afbeelding.
Schakel Afdrukken als afbeelding uit de
afdrukopties van Acrobat in.
Een PDF-bestand als afbeelding
afdrukken neemt meer tijd in beslag.
Het document is
afgedrukt, maar de
afdruktaak is niet
verdwenen uit de
wachtrij in Mac OS X
10.3.2.
Werk uw Mac OS-versie bij tot MAC OS X
10.3.3. of hoger.
Bepaalde letters
worden niet normaal
weergegeven tijdens
het afdrukken van
het voorblad.
Mac OS kan het lettertype niet maken bij het
afdrukken van het voorblad. Letters en cijfers
worden normaal weergegeven op het voorblad.
Als u op een
Macintosh-computer
een document
afdrukt met Acrobat
Reader 6.0 of hoger,
worden de kleuren
niet op de juiste
wijze afgedrukt.
Controleer of de resolutie-instelling in uw
p
rinterstuurprogramma overeenkomt met de
resolutie-instelling in Acrobat Reader.
Raadpleeg de gebruikershandleiding van Macintosh die met uw
computer is meegeleverd voor meer informatie over
Macintosh-foutmeldingen.
Verbruiksartikelen en accessoires_ 96
11.Verbruiksartikelen en accessoires
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u verbruiksartikelen, accessoires en onderdelen voor onderhoud van uw apparaat
kunt aankopen.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Aankoopmogelijkheden
Beschikbare verbruiksartikelen
Beschikbare accessoires
Verkrijgbare onderdelen voor onderhoud
De tonercassette vervangen
De transportriem vervangen
Voorzorgsmaatregelen die u in acht mo
et nemen bij de installatie van
accessoires
Toegevoegde accessoires in de printereigenschappen activeren
Het geheugen uitbreiden
Een draadloze-netwerkinterfacekaart installeren
Een harde schijf installeren
De verkrijgbare accessoires kunnen verschillen van land tot land.
Neem contact op met uw verkoopsverantwoordelijke voor een lijst met
beschikbare onderdelen en accessoires.
Aankoopmogelijkheden
Voor door Samsung erkende verbruiksartikelen, accessoires en onderdelen
voor onderhoud neemt u contact op met uw plaatselijke Samsung-verdeler
of de winkel waar u uw apparaat hebt gekocht. Of ga naar
www.samsung.com/supplies, sel
ecteer uw land/regio voor meer informatie
over ondersteuning.
Beschikbare verbruiksartikelen
Als de verbruiksartikelen het einde van hun levensduur naderen kunt u de
volgende verbruiksartikelen voor uw apparaat bestellen:
Type
Gemiddeld aantal
afdrukken
Benaming van
onderdeel
Standaardleven
sd
uur
a
a.Opgegeven gebruiksduur overeenkomstig ISO/IEC 19798.
tonercassette
Gemiddelde
ton
ercapaciteit: 7.000
standaardpagina’s
CLT-C609S (cyaan)
CLT-M609S (magenta)
CLT-Y609S (geel)
CLT-K609S (zwart)
Regio A
b
b.Regio A: Albanië, Oostenrijk, België, Bosnië, Bulgarije, Kroatië,
Cyprus, Tsjechische Republiek, Denemarken, Finland, Frankrijk,
Duitsland, Griekenland, Hongarije, Italië, Macedonië, Nederland,
Noorwegen, Polen, Portugal, Roemenië, Servië, Slovakije, Slovenië,
Spanje, Zweden, Zwitserland en het VK.
:
CLT-C6092S (cyaan)
CLT-M6092S (magenta)
CLT-Y6092S (geel)
CLT-K6092S (zwart)
Transportriem Ong. 50.000 pagina’s CLT-T508
De tonercassette vervangen. (Zie "De tonercassette vervangen" op
pagina 97.)
De levensduur van een tonercassette varieert afhankelijk van de
opties en de taakmodus.
U moet tonercassettes en andere verbruiksartikelen aankopen in het
land waar u uw apparaat hebt gekocht. Tonercassettes en andere
verbruiksartikelen kunnen immers incompatibel zijn met uw apparaat
aangezien de configuratie ervan verschilt van land tot land.
Beschikbare accessoires
U kunt accessoires aanschaffen en installeren om de prestaties en
capaciteit van uw apparaat te verbeteren.
Accessoire Functie
Benaming van
onderdeel
Geheugenmodule Hiermee breidt u de
gehe
ugencapaciteit van uw
apparaat uit.
ML-MEM170:
512 MB
Optionele lade 2/3 Als u vaak papier moet
bijvullen kunt u tot twee
papierladen extra plaatsen
met elk een capaciteit van 500
vellen. U kunt documenten op
verschillende formaten en
soorten afdrukmedia
afdrukken.
CLP-S775A
Harde schijf Hiermee breidt u de
mo
gelijkheden van de printer
uit en kunt u op verschillende
manieren afdrukken.
ML-HDK425
IEEE 802.11 b/g/n
dra
adloos LAN
a
Hiermee kunt u uw printer op
een draadloos netwerk
aansluiten.
ML-NWA65L
Verbruiksartikelen en accessoires_ 97
Verkrijgbare onderdelen voor onderhoud
Om kwaliteits- en doorvoerproblemen als gevolg van versleten onderdelen
te vermijden en ervoor te zorgen dat uw printer goed blijft presteren moeten
de volgende onderdelen vervangen worden zodra het opgegeven aantal
afdrukken is bereikt of de levensduur van het desbetreffende onderdeel is
verstreken.
Onderdelen
Gemiddeld aantal afdrukken
a
Fixeereenheid Ong. 100.000 pagina’s
Opneemrol (FCF) B4 Ong. 100.000 pagina's
Opneemrol (MP) Ong. 100.000 pagina’s
Opneemrol (SCF) Ong. 200,000 pagina’s
Vooruit (SCF) Ong. 200,000 pagina’s
Vertaging (FCF) B4 Ong. 100.000 pagina's
Wrijving (MP) Ong. 100.000 pagina’s
Vertraging (SCF) Ong. 100.000 pagina’s
Stofreinigingskit Ong. 100.000 pagina’s
Neem contact op met de winkel waar u het appa
raat hebt gekocht om
reserveonderdelen te kopen.
Laat onderdelen voor onderhoud alleen vervangen door een erkende
service
medewerker of door de leverancier of winkel waar u het apparaat
hebt gekocht. De vervanging van onderdelen waarvan de gebruiksduur is
verstreken valt niet onder de garantie.
De tonercassette vervangen
Het apparaat gebruikt vier kleuren en heeft voor elke kleur een aparte
printercassette: geel (G), magenta (M), cyaan (C) en zwart (Z).
H
et status-LED en het bericht in verband met de toner op het display
geeft voor elke printercassette aan wanneer ze moet worden vervangen.
Dit betekent dat de tonercassette moet worde
n vervangen. Controleer het
type tonercassette van uw apparaat. (Zie "Beschikbare verbruiksartikelen"
op pagina 96.)
1. Ope
n de voorklep met behulp van de handgreep.
Raak het groene oppervlak, de OPC-drum of de voorkant van
de printercassette niet aan met uw handen of met enig ander
materiaal. Gebruik de handgreep op elke cassette om
aanraking met dit oppervlak te vermijden.
Pro
beer geen krassen te maken op het oppervlak van de
transportriem.
Als u de
voorklep langer dan enkele minuten open laat, kan de
OPC-drum aan licht worden blootgesteld. Hierdoor raakt de
OPC-drum beschadigd. Sluit de voorklep als de installatie om
een of andere reden moet worden stopgezet.
IEEE1284 Parallelle
aan
sluiting
Maakt het gebruik van
verschillende interfaces
mogelijk.
Als het
printerstuurprogram
ma met een
IEEE1284-parallelst
ekker geïnstalleerd
wordt, kan het
apparaat mogelijk
niet gevonden
worden en zijn na
installatie van het
stuurprogramma
alleen de
basisfuncties voor
het afdrukken
beschikbaar.
Als u de status
van
het apparaat wilt
controleren of de
instellingen wijzigen,
moet u de machine
met een USB-kabel
of een netwerk op
een computer
aansluiten.
Als u de
IEEE1
284-parallelst
ekker gebruikt, kunt
u niet tegelijkertijd
een USB-kabel
aansluiten.
ML-PAR100
a.Draadloze netwerkinterfacekaarten zijn niet in alle landen verkrijgbaar.
Neem contact op met uw plaatselijke Samsung-verkoper of de winkel
waar u uw printer hebt gekocht.
Accessoire Functie
Benaming van
onderdeel
a.De afdruksnelheid is afhankelijk van het gebruikte besturingssysteem,
de snelheid van de computer, de gebruikte toepassing, de
verbindingsmethode, het type en formaat van de afdrukmedia en de
complexiteit van de taak.
Onderdelen
Gemiddeld aantal afdrukken
a
Verbruiksartikelen en accessoires_ 98
2. Druk op de groene handgreep om de transportriem te ontgrendelen.
Houd de handgreep van de transportriem vast en til de transportriem uit
het apparaat.
3. Houd de lege tonercassette vast bij de handgrepen en trek de cassette
uit de printer.
Als u de voorklep opent let er dan op dat u de onderkant van het
bedieningspaneel (het onderste gedeelte van de fixeereenheid)
niet aanraakt. De fixeereenheid kan heet zijn, waardoor u
brandwonden kunt oplopen.
Als u de voorklep opent om in uw apparaat te werken verwijdert u
best eerst de transportriem. Zo vermijdt u schade aan de
papiertransportriem tijdens de werkzaamheden.
4. Haal
de nieuwe tonercassette uit de verpakking.
Gebruik geen scherpe voorwerpen, zoals een schaar of mes,
om de verpakking van de tonercassette te openen. U zou het
oppervlak van de tonercassette kunnen beschadigen.
Om bescha
diging te voorkomen mag u de tonercassette niet
langer dan enkele minuten blootstellen aan licht. Bedek de
tonercassette indien nodig met een stuk papier om ze te
beschermen.
5. Sch
ud de cassette vijf tot zes keer heen en weer om de toner in de
cassette gelijkmatig te verdelen. Op die manier kunt u een maximale
hoeveelheid kopieën afdrukken.
6. Plaats de printercassette op een vlak oppervlak, zoals weergegeven op
de afbeelding, en verwijder het papier rond de printercassette door de
tape te verwijderen.
Krijgt u per ongeluk toner op uw kleding, veeg de toner dan af met
een droge doek en was de kleding in koud water. Als u warm water
gebruikt, hecht de toner zich aan de stof.
Raak de groene onderkant (OPC-drum) van de tonercassette niet
aan. Neem de cassette vast bij de handgreep zodat u de
onderzijde niet hoeft aan te raken.
7. C
ontroleer of de kleur van de printercassette overeenstemt met de kleur
van de sleuf en neem de printercassette vast bij de handgreep. Schuif
de cassette in de sleuf tot deze vastklikt.
8. H
oud de nieuwe transportriem vast bij de handgreep en houd hem in het
verlengde van de gleuven aan de binnenkant van de voorklep.
Verbruiksartikelen en accessoires_ 99
9. Laat de transportriem zakken tot hij parallel met de voorklep komt te
liggen en stevig op zijn plaats zit.
10. Sluit de voorklep. Controleer of de klep goed dicht is.
Als de voorklep niet volledig is gesloten, werkt het apparaat niet.
De transportriem vervangen
Als de levensduur van de transportriem voorbij is, moet u hem vervangen.
Op he
t display verschijnt een bericht dat aangeeft dat de transportriem
moet worden vervangen.
De levensduur van de transportriem kan worden beïnvloed door de
omgevingsomstandigheden, het interval tussen verschillende
afdrukken en het type en formaat van het afdrukmateriaal.
1. Ope
n de voorklep met behulp van de handgreep.
Raak het groene oppervlak, de OPC-drum of de voorkant van
de printercassette niet aan met uw handen of met enig ander
materiaal. Gebruik de handgreep op elke cassette om
aanraking met dit oppervlak te vermijden.
Probe
er geen krassen te maken op het oppervlak van de
transportriem.
Als u d
e voorklep langer dan enkele minuten open laat, kan de
OPC-drum aan licht worden blootgesteld. Hierdoor raakt de
OPC-drum beschadigd. Sluit de voorklep als de installatie om
een of andere reden moet worden stopgezet of onderbroken.
2. Druk op de groene handgreep om de transportriem te ontgrendelen.
Houd de handgreep van de transportriem vast en til de transportriem uit
het apparaat.
3. Haal de nieuwe papiertransportriem uit de verpakking.
4. Ve
rwijder het papier rond de transportriem.
Gebruik geen scherpe voorwerpen, zoals een mes of schaar,
om de verpakking van de transportriem te openen. U zou het
oppervlak van de transportriem kunnen beschadigen.
Pro
beer geen krassen te maken op het oppervlak van de
transportriem.
5. Houd de nieuwe transportriem vast bij de hendel en houd hem in het
verlengde van de gleuven aan de binnenkant van de voorklep.
Verbruiksartikelen en accessoires_ 100
6. Laat de transportriem zakken tot hij parallel met de voorklep komt te
liggen en stevig op zijn plaats zit.
7. Sluit de voorklep om door te gaan met afdrukken.
Als de voorklep niet volledig is gesloten, werkt het apparaat niet.
Voorzorgsmaatregelen die u in acht moet nemen
bij de installatie van accessoires
Koppel het netsnoer los.
Verwijder nooit het toegangspaneel tot h
et moederbord als de stroom is
ingeschakeld.
Koppel steeds het netsnoer los als u in
terne of externe accessoires
installeert of verwijdert om het risico op een elektrische schok te
voorkomen.
Ontla
ad statische elektriciteit.
Het moederbord en de interne accessoires (netwerkinterfacekaart of
geh
eugenmodule) zijn gevoelig voor statische elektriciteit. Voordat u
interne accessoires installeert of verwijdert, moet u de statische
elektriciteit van uw lichaam ontladen door een metalen voorwerp aan te
raken, zoals de metalen achterplaat van een willekeurig apparaat dat op
een geaarde stroombron is aangesloten. Als u voor het beëindigen van
de installatie rondwandelt, herhaalt u deze procedure om nogmaals
eventuele statische elektriciteit te ontladen.
Toe
gevoegde accessoires in de eigenschappen van het
PS-stuurprogramma activeren.
Na de installatie van een accessoire, zoals een optionele lade, moeten
gebruikers van een PS-stuurprogramma een bijkomende instelling
opgeven. Ga naar de PS-printereigenschappen en activeer de
toegevoegde accessoire.
Let op bij de installatie van accessoires: het vervangen van de batterij
in het apparaat valt onder de service. Vervang ze niet zelf.
Er bestaat een explosierisico als de batterij wordt vervangen door een
ve
rkeerd type. Verwijder gebruikte batterijen conform de
aanwijzingen.
Toegevoegde accessoires in de
printereigenschappen activeren
Nadat u de geheugenmodule hebt geïnstalleerd, moet u ze selecteren in de
printereigenschappen van het printerstuurprogramma om ze te kunnen
gebruiken.
1. Stuurprogramma installeren. (Zie "Lokaal installeren van het
stuurprogramma" op pagina 30 of "Het stuurprogramma voor het
verbinden met een bedraad netwerk installeren" op pagina 35.)
2. In Wi
ndows 2000 selecteert u Instellingen > Printers.
In
Windows XP/2003 selecteert u Printers en faxapparaten.
In
Windows 2008/Vista selecteert u Configuratiescherm >
Hardware en geluiden > Printers.
In
Windows 7 selecteert u Configuratiescherm > Hardware en
geluiden > Apparaten en printers.
In Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm >
Hardware > Apparaten en printers.
3. In Wi
ndows 2000, XP, 2003, Vista en 2008 dubbelklikt u op uw
apparaat.
In Windows 7 en Windows Server 2008 R2 klikt u met uw
re
chtermuisknop op het pictogram van uw printer > contextmenu's >
Afdruktaken weergeven.
4. Se
lecteer het stuurprogramma van uw apparaat en klik op uw
rechtermuisknop om Eigenschappen te openen.
5. In de
eigenschappen van het printerstuurprogramma selecteert u
Apparaatopties.
6. Stel de vereiste opties in de eigenschappen van het
printerstuurprogramma in.
7. Klik op OK.
Het geheugen uitbreiden
Uw apparaat beschikt over een "dual in-line"-geheugenmodule (DIMM).
Gebruik de lege geheugensleuf om extra geheugen te installeren. (Zie
"Beschikbare accessoires" op pagina 96.)
Een geheugenmodule installeren
1. Schakel het apparaat uit en koppel alle kabels van het apparaat los.
2. Ope
n het toegangspaneel tot het moederbord. Draai de schroef los, til
het toegangspaneel lichtjes op en trek het naar rechts.
3. Haal de nieuwe geheugenmodule uit de plastic verpakking.
4. H
oud de geheugenmodule vast bij de rand en breng ze op één lijn met
de sleuf in een hoek van ongeveer 30 graden. Zorg dat de inkepingen
van de module en de openingen van de sleuf in elkaar passen.
Verbruiksartikelen en accessoires_ 101
Hierboven getoonde inkepingen en openingen kunnen afwijken
van de geheugenmodule en de sleuf.
5. Duw de geheugenmodule voorzichtig in de gleuf tot u een "klik" hoort.
Duw de geheugenmodule niet met te veel kracht in de sleuf om te
vermijden dat u ze beschadigt. Als de module niet goed in de sleuf
lijkt te passen, voert u de procedure nogmaals voorzichtig uit.
6. Plaats
het toegangspaneel tot het moederbord terug en schroef het vast.
7. Sluit het netsnoer en de printerkabel opnieuw aan. Zet het apparaat aan.
Een draadloze-netwerkinterfacekaart installeren
Het apparaat is uitgerust met een netwerkinterface waarmee u uw printer in
een netwerk kunt gebruiken. U kunt ook een draadloze
netwerkinterfacekaart aanschaffen om de printer te gebruiken in een
draadloze netwerkomgeving.
Raadpleeg de bestelgegevens voor een optionele draadloze
netwerkinterfacekaart. (Zie "Beschikbare accessoires" op pagina 96.)
Een draadloze-netwerkinterfacekaart installeren
1. Schakel het apparaat uit en koppel alle kabels van het apparaat los.
2. Ope
n het toegangspaneel tot het moederbord. Draai de schroef los, til
het toegangspaneel lichtjes op en trek het naar rechts.
3. Maak het dummy-paneel op uw apparaat los met behulp van
steekgereedschap, zoals een schroevendraaier.
4. Haal de nieuwe draadloze netwerkinterfacekaart uit de plastic
verpakking.
5. Schuif de draadloze netwerkinterfacekaart in de geleider en plaats de
connector op de kaart in het verlengde van de connector op het
moederbord. Druk de kaart stevig in de connector tot ze volledig op haar
plaats zit.
1 connector van de
draadloze
netwerkinterface
2 draadloze
netwerkinterfacekaart
3 geleider voor
draadloze
netwerkinterfacekaart
6. Plaats het toegangspaneel tot het moederbord terug en schroef het vast.
7. Sluit het netsnoer en de printerkabel opnieuw aan. Zet het apparaat aan.
8. Stel
de draadloze netwerkomgeving in. (zie "Draadloos netwerk
instellen" op pagina 39.)
Een harde schijf installeren
Door de installatie van een harde schijf kunnen de gegevens van uw
computer naar de afdrukwachtrij op de harde schijf van de printer worden
gestuurd. Op die manier wordt de computer minder belast. Daarnaast kunt u
gebruikmaken van verschillende afdrukfuncties. U kunt bijvoorbeeld een
afdruktaak op de harde schijf opslaan, een afdruktaak controleren en
persoonlijke documenten afdrukken.
Er worden gegevens meegeleverd voor de bestelling van een optionele
harde schijf. (Zie "Beschikbare accessoires" op pagina 96.)
Verbruiksartikelen en accessoires_ 102
Een harde schijf installeren
1. Schakel het apparaat uit en koppel alle kabels van het apparaat los.
2. Ope
n het toegangspaneel tot het moederbord. Draai de schroef los, til
het toegangspaneel lichtjes op en trek het naar rechts.
3. Haal de nieuwe harde schijf uit de plastic verpakking.
4. Plaats
de connector op de harde schijf in het verlengde van de
connector op het moederbord. Duw de connector van de harde schijf in
de connector op het moederbord tot de harde schijf goed vastzit.
5. Draai de vier schroeven vast die met uw nieuwe harde schijf worden
meegeleverd.
6. Sluit het netsnoer en de printerkabel opnieuw aan. Zet het apparaat aan.
7. U
moet de toegevoegde harde schijf activeren in de
printereigenschappen.
(Zie "Toegevoegde accessoires in de printereigenschappen activeren"
op pagina 100.)
Afdrukken met de optionele harde schijf
Als de optionele harde schijf is geïnstalleerd kunt u gebruikmaken van
geavanceerde afdrukfuncties, zoals een afdruktaak opslaan of in de
wachtrij op de harde schijf plaatsen, een afdruktaak controleren en
een persoonlijke afdruktaak specificeren in het venster met
printereigenschappen.
Zodra u de bestanden op de harde schijf heb
t opgeslagen kunt u ze
gemakkelijk afdrukken of verwijderen via het bedieningspaneel van
uw printer.
Een afdruktaak opslaan
U kunt afdruktaken opslaan op de geïnstalleerde harde schijf.
1. Ope
n het document dat u wilt afdrukken.
2. Kies Afd
rukken in het menu Bestand. Het venster Afdrukken wordt
geopend.
3. Selecteer uw apparaat in de lijst Printer selecteren.
4. Klik op Eig
enschappen of Voorkeuren.
5. Klik op het ta
bblad Geavanceerd op Taakinstellingen.
6. Selectee
r de gewenste afdrukmodus in de vervolgkeuzelijst.
(Zie "Help gebruiken" op pagina 64.)
7. Voer de geb
ruikersnaam en de bestandsnaam in.
8. Klik op OK tot het venst
er Afdrukken wordt weergegeven.
9. Klik op OK of Afdr
ukken om het afdrukken te starten.
Een opgeslagen afdruktaak afdrukken of verwijderen
U kunt afdruktaken die op de harde schijf zijn opgeslagen afdrukken of
verwijderen.
1. Druk op
op het bedieningspaneel.
2. Druk op de pij
l-omhoog/omlaag om Taakbeheer te selecteren en
druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pij
l-omhoog/omlaag om Opgeslagen taak te selecteren
en druk vervolgens op OK.
4. Druk op de pij
l-omhoog/omlaag tot de gewenste gebruikers- en
bestandsnaam verschijnt en druk vervolgens op OK.
In geval van een vertrouwelijke afdruktaak voert u het eerder
opgegeven 4-cijferige wachtwoord in.
Gebruik de pijl-omlaag/omhoog om de cijfers in te voeren en
de pij
l-links/rechts om te schakelen tussen de cijfers. Als u
klaar bent met het invoeren van het wachtwoord drukt u op
OK.
Als het ingevoerde wachtwoord niet correct
is, verschijnt
Ongeldig wachtwoord. Voer het juiste wachtwoord in.
5. Druk op de pij
l-omhoog/omlaag om de gewenste instelling te
selecteren en druk op OK.
Afdrukken: hiermee kunt u een opgeslagen afdruktaak
afdrukken.
Verwij
deren: hiermee kunt u een opgeslagen afdruktaak
verwijderen.
6. Als Ja ve
rschijnt, drukt u op OK.
De actieve wachtrij beheren
Alle afdruktaken die nog niet zijn afgedrukt bevinden zich in de actieve
wachtrij in de volgorde waarin u ze naar de printer hebt gestuurd. U kunt
een afdruktaak verwijderen uit de wachtrij voordat deze wordt afgedrukt
of een afdruktaak sneller laten afdrukken.
1. Druk op
op het bedieningspaneel.
2. Druk op de pij
l-omhoog/omlaag om Taakbeheer te selecteren en
druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pij
l-omhoog/omlaag om Actieve taak te selecteren en
druk vervolgens op OK.
4. Druk op de pijl-omhoog/omlaag tot de gewenste gebruikers- en
bestandsnaam verschijnt en druk vervolgens op OK.
Verbruiksartikelen en accessoires_ 103
In geval van een vertrouwelijke afdruktaak voert u het eerder
opgegeven 4-cijferige wachtwoord in.
Gebruik de pijl-omlaag/omhoog om d
e cijfers in te voeren en
de pijl-links/rechts om te schakelen tussen de cijfers. Als u
klaar bent met het invoeren van het wachtwoord drukt u op
OK.
Als het ingevoerde wachtwoord niet correct
is, verschijnt
Ongeldig wachtwoord. Voer het juiste wachtwoord in.
5. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om de gewenste instelling te
selecteren en druk op OK.
Annul.: hiermee kunt u een bestand uit de wachtrij verwijderen.
Ho
ger niveau: hiermee kunt u een afdruktaak in de actieve
wachtrij selecteren en de afdrukvolgorde wijzigen zodat de
afdruktaak sneller kan worden afgedrukt.
Vrijgev
en: hiermee kunt u een taak die op een opgegeven
tijdstip moet worden afgedrukt onmiddellijk afdrukken. In dat
geval wordt de taak die op dat moment wordt afgedrukt
onderbroken en wordt de geselecteerde afdruktaak afgedrukt.
Deze functie is alleen beschikbaar als de taak gepland is om op
een later tijdstip te worden afgedrukt.
De optie Vrijgeven is alleen beschikbaar als u een
afdruktaak selecteert waarvoor Afdrukschema werd
ingesteld.
6. Als Ja verschijnt, drukt
u op OK.
Formulierbestand
Formulier-overlay zijn afbeeldingen die op de harde schijf van de
computer zijn opgeslagen in een speciale bestandsindeling en in een
willekeurig document in lagen kunnen worden afgedrukt.
Nieuwe formulierbestanden maken
1. Maak of open een document met de tekst of afbeelding die u in een
nieuw formulierbestand wilt gebruiken.
2. Ga
naar de Voorkeursinstellingen voor afdrukken om het
document als een formulierbestand op te slaan. (zie
"Voorkeursinstellingen openen" op pagina 58.)
3. Klik op he
t tabblad Geavanceerd en selecteer Geavanceerd.
4. Schakel
in het venster Geavanceerde uitvoeropties het
selectievakje Opslaan als formulier voor overlay in.
5. Klik op Z
oeken.
6. Voer een
bestandsnaam van maximaal acht tekens in het vak
Bestandsnaam in. Selecteer het doelpad en klik op Opslaan.
7. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt
afgesloten.
8. Er verschi
jnt een bevestigingsvenster. Klik op Ja om het op te slaan.
Het bestand wordt niet afgedrukt. Het wordt opgeslagen op de harde
schijf van uw compu
ter.
Als u op Nee klikt, drukt het apparaat uw formulier af zonder
het op te slaan.
9. Er verschijnt een bevestigingsvenster. Klik op Ja om het op te slaan.
Het formulierbestand moet even groot zijn als het document dat u
met het formulierbestand afdrukt.
Bestandsbeleid
U kunt het bestandsbeleid kiezen voor het genereren van een
bestandsnaam voor u doorgaat met een afdruktaak vanaf de harde
schijf. Als de naam reeds in het geheugen van de harde schijf is
opgeslagen wijzigt u de naam of overschrijft u de bestaande naam.
1. Druk op
op het bedieningspaneel.
2. Druk op de pij
l-omhoog/omlaag om Taakbeheer te selecteren en
druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pij
l-omhoog/omlaag om Bestandsbeleid te selecteren
en druk vervolgens op OK.
4. Druk op de pij
l-omhoog/omlaag om de gewenste instelling te
selecteren en druk op OK.
Naam wijzigen : als de naam reeds is opgeslagen in het
geheugen van de harde schijf wordt het bestand opgeslagen
onder een andere naam die automatisch is geprogrammeerd.
Ov
erschr. : u kunt het apparaat zo instellen dat gegevens van
een vorige taak van de harde schijf worden verwijderd als er
gegevens van een nieuwe taak worden opgeslagen.
5. Druk op OK.
Achtergebleven afbeeldingsgegevens verwijderen
ImageOverwrite is een veiligheidsmaatregel voor klanten die bezorgd
zijn over het ongeoorloofd openen en kopiëren van vertrouwelijke of
persoonlijke documenten.
1. Druk op op het bedieningspaneel.
2. Druk op de pij
l-omhoog/omlaag om Taakbeheer te selecteren en
druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om Afb. overs. te selecteren en
druk vervolgens op OK.
4. Druk op de pij
l-omhoog/omlaag om de gewenste instelling te
selecteren en druk op OK.
Automatisc
h : hiermee worden alle achtergebleven
afbeeldingsgegevens van de machine onmiddellijk gewist nadat
elke taak is verwerkt.
Ha
ndmatig : met deze optie kan een systeembeheerder zodra
deze optie is ingeschakeld op verzoek alle afbeeldingsgegevens
wissen die op de harde schijf zijn achtergebleven. Alle bestaande
taken worden verwijderd ongeacht hun status; het indienen van
taken is verboden zolang het overschrijven plaatsvindt.
5. Druk op de pij
l-omhoog/omlaag om naar Aan of Uit te gaan voor
Automatisch.
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om naar Inschakelen of
Uitschakelen te gaan voor Handmatig.
Als u Handmatig ingeschakeld hebt geselecteerd, bevestigt
het apparaat of de overschrijvingsfunctie nu wordt gestart.
Druk op de pijl-omhoog/omlaag om Ja of Nee te selecteren.
Als u Ja selecteert, start de overschrijving Handmatig zodra u
Ja selecteert. Als u Nee selecteert, wordt deze functie
ingeschakeld.
6. Druk op OK.
Specificaties_ 104
12.Specificaties
In dit hoofdstuk vindt u meer informatie over de specificaties van het apparaat, waaronder de verschillende functies.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Algemene specificaties
Specificaties van de afdrukmedia
Algemene specificaties
De specificaties hieronder kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. zie www.samsung.com/printer voor mogelijke wijzigingen.
Items Omschrijving
Afmetingen Breedte x Lengte x Hoogte 446 x 481 x 464 mm
zonder optionele lade
Gewicht Apparaat inclusief verbruiksartikelen 30,4 kg
Geluidsniveau
a
a.Geluidsdrukniveau, ISO 7779. Geteste configuratie: basisinstallatie apparaat, A4-papierformaat, enkelzijdig afdrukken.
Stand-bymodus 35 dB (A)
Afdrukmodus 54 dB (A)
Temperatuur Gebruik 10 tot 32,5 °C
Opslag (in verpakking) -20 tot 40°C
Relatieve luchtvochtigheid Gebruik 20 tot 80% RV
Opslag (in verpakking) 0 tot 95% RV
Nominaal vermogen
b
b.Zie het typeplaatje op het apparaat voor het juiste voltage (V), de frequentie (Hertz) en de stroomsterkte (A) voor uw apparaat.
Modellen op 110 volt AC 110 – 127 V
Modellen op 220 volt AC 220 – 240 V
Stroomverbruik Gemiddelde werkingsmodus minder dan 750 Wu
Stand-bymodus minder dan 60 Wu
Energiebesparende modus minder dan 8 Wu
Uitgeschakelde toestand minder dan 1 Wu
Draadloos
c
c. Optioneel apparaat
Module ML-NWA65L
Specificaties_ 105
Specificaties van de afdrukmedia
Type Formaat Afmetingen
gewicht van afdrukmedia
ba
a.Plaats het (bankpost)papier vel per vel in de multifunctionele lade als het gewicht van afdrukmedia groter is dan 163 g/m
2
.
/Capaciteit
Normaal papier Letter 216 x 279 mm
66 tot 90 g/m
2
(bankpostpapier)
5
00 vellen van 80 g/m
2
66 tot 90 g/m
2
(bankpostpapier)
100
vellen van 80 g/m
2
Legal 216 x 356 mm
US Folio 216 x 330 mm
A4 210 x 297 mm
Oficio 216 x 343 mm
JIS B5 182 x 257 mm
66 tot 90 g/m
2
(bankpostpapier)
2
50 vellen van 80 g/m
2
66 tot 90 g/m
2
(bankpostpapier)
50 vell
en van 80 g/m
2
ISO B5 176 x 250 mm
Executive 184 x 267 mm
A5 148 x 210 mm
Statement 140 x 216 mm Niet beschikbaar in lade 1/optionele
lade
n
A6 105 x 148 mm
Envelop Monarch-enveloppe
n
98 x 191 mm Niet beschikbaar in lade 1/optionele
laden
75 tot 90 g/m
2
(bankpostpapier)
10 vell
en
Envelop No. 10 105 x 241 mm
DL-enveloppe 110 x 220 mm
Envelop C5 162 x 229 mm
Envelop C6 114 x 162 mm
Envelop No. 9 98 x 225 mm
Envelop 6 3/4 92 x 165 mm
Dun papier Zie Normaal papier Zie Normaal papier
60 tot 65 g/m
2
(bankpostpapier)
500
vellen
60 tot 65 g/m
2
(bankpostpapier)
100
vellen
Dik papier Zie Normaal papier Zie Normaal papier
91 tot 105 g/m
2
(bankpostpapier)
350
vel
91 tot 105 g/m
2
(bankpostpapier)
40 vell
en
Dikker papier Zie Normaal papier Zie Normaal papier
106 tot 120 g/m
2
(bankpostpapier)
350
vel
106 tot 120 g/m
2
(bankpostpapier)
40 vel
Extra dik Zie Normaal papier Zie Normaal papier
121 tot 163 g/m
2
(bankpostpapier)
100
vel
121 tot 163 g/m
2
(bankpostpapier)
10 vell
en
Transparanten Zie Normaal papier Zie Normaal papier Niet beschikbaar in lade 1/optionele
lade
n
138 tot 146 g/m
2
(bankpostpapier)
10 vell
en
Etiketten
c
c. Gladheid: 100 tot 250 (sheffield)
Zie Normaal papier Zie Normaal papier
120 tot 150 g/m
2
(bankpostpapier)
10 vell
en
Kaarten A6
105 x 148 mm
171 tot 220 g/m
2
(bankpostpapier)
1 vel
Minimaal formaat (aangepast) 76 x 127 mm
60 tot 163 g/m
2
(bankpostpapier)
Maximaal formaat (aangepast) 216 x 356 mm
b.De maximumcapaciteit kan verschillen en is afhankelijk van het gewicht en de dikte van de afdrukmedia en de omgevingsomstandigheden.
lade 1/optionele laden multifunctionele lade
Contact SAMSUNG worldwide_ 106
Contact SAMSUNG worldwide
If you have any comments or questions regarding Samsung products, contact the Samsung customer care center.
Country/Region Customer Care Center Web Site
ALBANIA 42 27 5755
ARGENTINE 0800-333-3733 www.samsung.com
ARMENIA 0-800-05-555
AUSTRALIA 1300 362 603 www.samsung.com
AUSTRIA 0810-SAMSUNG (7267864, € 0.07/min) www.samsung.com
AZERBAIJAN 088-55-55-555
BAHRAIN 8000-4726 www.samsung.com
BELARUS 810-800-500-55-500
BELGIUM 02-201-24-18 www.samsung.com/be (Dutch)
www.samsung.com/be_fr (French)
BOSNIA 05 133 1999
BRAZIL 0800-124-421
4004-0000
www.samsung.com
BULGARIA 07001 33 11 www.samsung.com
CANADA 1-800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com
CHILE 800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com
CHINA 400-810-5858 www.samsung.com
COLOMBIA 01-8000112112 www.samsung.com
COSTA RICA 0-800-507-7267 www.samsung.com
CROATIA 062 SAMSUNG (062 726 7864) www.samsung.com
CZECH REPUBLIC 800-SAMSUNG (800-726786) www.samsung.com
Samsung Zrt., česká organizační složka, Oasis Florenc, Sokolovská394/17, 180 00, Praha 8
DENMARK 70 70 19 70 www.samsung.com
DOMINICA 1-800-751-2676 www.samsung.com
ECUADOR 1-800-10-7267 www.samsung.com
EGYPT 0800-726786 www.samsung.com
EIRE 0818 717100 www.samsung.com
EL SALVADOR 800-6225 www.samsung.com
ESTONIA 800-7267 www.samsung.com
FINLAND 030-6227 515 www.samsung.com
FRANCE 01 48 63 00 00 www.samsung.com
GERMANY 01805 - SAMSUNG (726-7864 € 0,14/min) www.samsung.com
GEORGIA 8-800-555-555
Contact SAMSUNG worldwide_ 107
GREECE IT and Mobile : 80111-SAMSUNG (80111 7267864) from land line, local
charge/ from mobile, 210 6897691 Cameras, Camcorders, Televisions
and Household AppliancesFrom mobile and fixed 2106293100
www.samsung.com
GUATEMALA 1-800-299-0013 www.samsung.com
HONDURAS 800-27919267 www.samsung.com
HONG KONG (852) 3698-4698 www.samsung.com/hk
www.samsung.com/hk_en/
HUNGARY 06-80-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com
INDIA 3030 8282
1800 3000 8282
www.samsung.com
INDONESIA 0800-112-8888
021-5699-7777
www.samsung.com
IRAN 021-8255 www.samsung.com
ITALY 800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com
JAMAICA 1-800-234-7267 www.samsung.com
JAPAN 0120-327-527 www.samsung.com
JORDAN 800-22273 www.samsung.com
KAZAKHSTAN 8-10-800-500-55-500 (GSM:7799) www.samsung.com
KOSOVO +381 0113216899
KUWAIT 183-2255 www.samsung.com
KYRGYZSTAN 00-800-500-55-500 www.samsung.com
LATVIA 8000-7267 www.samsung.com
LITHUANIA 8-800-77777 www.samsung.com
LUXEMBURG 261 03 710 www.samsung.com
MALAYSIA 1800-88-9999 www.samsung.com
MACEDONIA 023 207 777
MEXICO 01-800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com
MOLDOVA 00-800-500-55-500
MONTENEGRO 020 405 888
MOROCCO 080 100 2255 www.samsung.com
NIGERIA 080-SAMSUNG(726-7864) www.samsung.com
NETHERLANDS 0900-SAMSUNG (0900-7267864) (€ 0,10/min) www.samsung.com
NEW ZEALAND 0800 SAMSUNG (0800 726 786) www.samsung.com
NICARAGUA 00-1800-5077267 www.samsung.com
NORWAY 815-56 480 www.samsung.com
OMAN 800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com
PANAMA 800-7267 www.samsung.com
PERU 0-800-777-08 www.samsung.com
Country/Region Customer Care Center Web Site
Contact SAMSUNG worldwide_ 108
PHILIPPINES 1800-10-SAMSUNG (726-7864)
1-800-3-SAMSUNG (726-7864)
1-800-8-SAMSUNG (726-7864)
02-5805777
www.samsung.com
POLAND 0 801 1SAMSUNG (172678)
022-607-93-33
www.samsung.com
PORTUGAL 80820-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com
PUERTO RICO 1-800-682-3180 www.samsung.com
RUMANIA 08010 SAMSUNG (08010 726 7864) only from landline, local network
Romtelecom - local tariff /021 206 01 10 for landline and mobile, normal
tariff.
www.samsung.com
RUSSIA 8-800-555-55-55 www.samsung.com
SAUDI ARABIA 9200-21230 www.samsung.com
SERBIA 0700 SAMSUNG (0700 726 7864) www.samsung.com
SINGAPORE 1800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com
SLOVAKIA 0800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com
SOUTH AFRICA 0860 SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com
SPAIN 902-1-SAMSUNG(902 172 678) www.samsung.com
SWEDEN 0771 726 7864 (SAMSUNG) www.samsung.com
SWITZERLAND 0848-SAMSUNG (7267864, CHF 0.08/min) www.samsung.com/ch
www.samsung.com/ch_fr/
TADJIKISTAN 8-10-800-500-55-500 www.samsung.com
TAIWAN 0800-329-999 www.samsung.com
THAILAND 1800-29-3232
02-689-3232
www.samsung.com
TRINIDAD & TOBAGO 1-800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com
TURKEY 444 77 11 www.samsung.com
U.A.E 800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com
U.K 0330 SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com
U.S.A 1-800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com
UKRAINE 0-800-502-000 www.samsung.ua
www.samsung.com/ua_ru
UZBEKISTAN 8-10-800-500-55-500 www.samsung.com
VENEZUELA 0-800-100-5303 www.samsung.com
VIETNAM 1 800 588 889 www.samsung.com
Country/Region Customer Care Center Web Site
Verklarende woordenlijst_ 109
Verklarende woordenlijst
De onderstaande woordenlijst helpt u vertrouwd te raken met het
product en de terminologie die in deze gebruikershandleiding wordt
gebruikt en verband houdt met afdrukken.
802.11
802.11 bevat een reeks standaarden voor
draadloze-netwerkcommunicatie (WLAN) ontwikkeld door het IEEE
LAN/MAN-Standards Committee (IEEE 802).
802.11b/g/n
802.11b/g/n kan dezelfde hardware delen over een bandbreedte van 2,4
GHz. 802.11b ondersteunt een bandbreedte tot maximaal 11 Mbps,
802.11n ondersteunt een bandbreedte tot 150 Mbps. 802.11b/g/
n-apparaten kunnen interferentie ondervinden van magnetrons,
draadloze telefoons en Bluetooth-apparaten.
Toegangspunt
Een toegangspunt of draadloos toegangspunt (AP of WAP) is een
apparaat dat draadlozecommunicatieapparaten verbindt in een
draadloos netwerk (WLAN) en dienst doet als een centrale zender en
ontvanger van WLAN-radiosignalen.
ADF
De automatische documentinvoer (ADF) is een mechanisme dat
automatisch een origineel vel papier invoert zodat het apparaat een
gedeelte van het papier in één keer kan scannen.
AppleTalk
AppleTalk is een octrooirechtelijk beschermde suite van door Apple Inc
ontwikkelde protocollen voor computernetwerken. Deze suite was
opgenomen in de oorspronkelijke Macintosh (1984) en wordt nu door
Apple ingezet voor TCP/IP-netwerken.
Bitdiepte
Een grafische computerterm die beschrijft hoeveel bits er nodig zijn om
de kleur van één pixel in een bitmapafbeelding te vertegenwoordigen.
Een hogere kleurdiepte geeft een breder scala van te onderscheiden
kleuren. Naarmate het aantal bits toeneemt, wordt het aantal mogelijke
kleuren te groot voor een kleurtabel. Een 1-bits kleur wordt doorgaans
monochroom of zwart-wit genoemd.
BMP
Een grafische bitmapindeling die intern wordt gebruikt door het grafische
subsysteem van Microsoft Windows (GDI) en algemeen wordt gebruikt
als een eenvoudige grafische bestandsindeling op dat platform.
BOOTP
Bootstrap-protocol. Een netwerkprotocol dat wordt gebruikt door een
netwerkclient om automatisch het IP-adres op te halen. Dit gebeurt
doorgaans in het bootstrapproces van computers of de daarop
uitgevoerde besturingssystemen. De BOOTP-servers wijzen aan iedere
client een IP-adres toe uit een pool van adressen. Met BOOTP kunnen
computers met een "schijfloos werkstation" een IP-adres ophalen
voordat een geavanceerd besturingssysteem wordt geladen.
CCD
CCD (Charge Coupled Device) is hardware die de scantaak mogelijk
maakt. Het CCD-vergrendelingsmechanisme wordt ook gebruikt om de
CCD-module te blokkeren en schade te voorkomen wanneer u het
apparaat verplaatst.
Sorteren
Sorteren is een proces waarbij een kopieertaak bestaande uit meerdere
exemplaren in sets wordt afgedrukt. Wanneer de optie Sorteren is
ingeschakeld, wordt eerst een volledige set afgedrukt voordat de
overige kopieën worden gemaakt.
Configuratiescherm
Een bedieningspaneel is het platte, doorgaans verticale, gedeelte
waarop de bedienings- of controle-instrumenten worden weergegeven.
Deze bevinden zich doorgaans aan de voorzijde van het apparaat.
Dekkingsgraad
Dit is de afdrukterm die wordt gebruikt om het tonergebruik bij het
afdrukken te meten. Een dekkingsgraad van 5% betekent bijvoorbeeld
dat een vel A4-papier 5% aan afbeeldingen of tekst bevat. Dus als het
papier of origineel ingewikkelde afbeeldingen of veel tekst bevat, is de
dekkingsgraad en daarmee het tonergebruik hoger.
CSV
Kommagescheiden waarden (CSV). CSV is een type bestandsindeling.
CSV wordt gebruikt om gegevens uit te wisselen tussen verschillende
toepassingen. Deze bestandsindeling wordt in Microsoft Excel gebruikt
en is min of meer de norm geworden in de IT-sector, ook op
niet-Microsoftplatformen.
DADF
De dubbelzijdige automatische documentinvoer (DADF) is een
scanmechanisme waarmee een origineel automatisch wordt ingevoerd
en omgedraaid, zodat het apparaat beide zijden van het papier kan
inscannen.
Standaard
De waarde of instelling die van kracht is wanneer de printer uit de
verpakking wordt gehaald, opnieuw wordt ingesteld of wordt
geïnitialiseerd.
DHCP
Een DHCP (Dynamic Host Configuration Protocol) is een client/
servernetwerkprotocol. Een DHCP-server stuurt configuratieparameters
naar de DHCP-clienthost die deze gegevens opvraagt om deel te
Verklarende woordenlijst_ 110
kunnen uitmaken van een IP-netwerk. DHCP biedt ook een
mechanisme voor de toewijzing van IP-adressen aan clienthosts.
DIMM
De DIMM (Dual In-line Memory Module) is een kleine printplaat met
geheugen. DIMM slaat alle gegevens in het apparaat op, zoals
afdrukgegevens of ontvangen faxgegevens.
DLNA
DLNA (Digital Living Network Alliance) is een standaard waarmee
apparaten in een thuisnetwerk gegevens met elkaar kunnen uitwisselen
via het netwerk.
DMPr
De DMPr (Digital Media Printer) is een apparaat waarmee u kunt
afdrukken in een DLNA-thuisnetwerk. De DMPr drukt een pagina af door
afbeeldingen te combineren met een XHTML-sjabloon (Extensible
HyperText Markup Language).
DNS
DNS (Domain Name Server) is een systeem dat domeinnaaminformatie
opslaat in een gedistribueerde database op netwerken, zoals het
internet.
Matrixprinter
Een matrixprinter is een printer met een printerkop die heen en weer
loopt over de pagina en afdrukt door middel van aanslagen, waarbij een
van inkt voorzien lint tegen het papier wordt geslagen, zoals bij een
typemachine.
DPI
DPI (Dots Per Inch) is een maateenheid voor resolutie die wordt gebruikt
voor scannen en afdrukken. Over het algemeen leidt een hogere DPI tot
een hogere resolutie, meer zichtbare details in de afbeelding en een
groter bestandsformaat.
DRPD
Distinctieve belpatroondetectie. Distinctieve belpatroondetectie is een
dienst van de telefoonmaatschappij waarmee een gebruiker met een
enkele telefoonlijn oproepen naar verschillende telefoonnummers kan
ontvangen.
Duplex
Een mechanisme dat een vel papier automatisch omkeert zodat het
apparaat beide zijden van het vel kan bedrukken (of scannen). Een
printer met een duplexeenheid kan afdrukken op beide zijden van een
vel papier tijdens één printcyclus.
Afdrukvolume
Het afdrukvolume bestaat uit de hoeveelheid afgedrukte pagina’s per
maand die de printerprestaties niet beïnvloedt. Doorgaans heeft de
printer een beperkte levensduur, zoals een bepaald aantal pagina’s per
jaar. De levensduur duidt de gemiddelde afdrukcapaciteit aan, meestal
binnen de garantieperiode. Als het afdrukvolume bijvoorbeeld 48 000
pagina’s per maand (20 werkdagen) bedraagt, beperkt de printer het
aantal pagina’s tot 2 400 per dag.
ECM
Foutcorrectiemodus (ECM) is een optionele verzendmodus voor
foutcorrectie die is opgenomen in faxapparaten of faxmodems van
Klasse 1. Hiermee worden fouten tijdens de verzending van faxen, die
soms worden veroorzaakt door ruis op de telefoonlijn, automatisch
opgespoord en gecorrigeerd.
Emulatie
Emulatie is een techniek waarbij met één apparaat dezelfde resultaten
worden behaald als met een ander.
Een emulator kopieert de functies van één systeem naar een ander
systeem, zodat het tweede systeem zich als het eerste gedraagt.
Emulatie is gericht op de exacte reproductie van extern gedrag, in
tegenstelling tot simulatie; dit houdt verband met een abstract model van
het systeem dat wordt gesimuleerd, vaak met betrekking tot de interne
staat.
Ethernet
Ethernet is een op frames gebaseerde computernetwerktechnologie
voor LAN’s. Hiermee worden de bedrading en de signalen gedefinieerd
voor de fysieke laag en frameformaten en protocollen voor de MAC/
gegevenskoppelingslaag van het OSI-model. Ethernet wordt meestal
gestandaardiseerd als IEEE 802.3. Het is sedert de jaren ’90 van
afgelopen eeuw de meest gebruikte LAN-technologie.
EtherTalk
Een protocolsuite die Apple Computer ontwikkelde voor
computernetwerken. Deze suite was opgenomen in de oorspronkelijke
Macintosh (1984) en wordt nu door Apple ingezet voor TCP/
IP-netwerken.
FDI
Interface extern apparaat (FDI) is een kaart die in het apparaat is
geïnstalleerd zodat andere apparaten van derden, bijvoorbeeld een
muntautomaat of een kaartlezer, kunnen worden aangesloten. Met deze
apparaten kunt u laten betalen voor afdrukservices die worden
uitgevoerd met uw apparaat.
FTP
Protocol voor bestandsuitwisseling (FTP) is een algemeen gebruikt
protocol voor de uitwisseling van bestanden via een willekeurig netwerk
dat het TCP/IP-protocol ondersteunt (zoals internet of een intranet).
Fixeereenheid
Het onderdeel van een laserprinter dat de toner op het afdrukmateriaal
fixeert. De eenheid bestaat uit een rol die het papier verwarmt en een rol
die druk uitoefent. Nadat toner op het papier is aangebracht, maakt de
fixeereenheid gebruik van hitte en druk om ervoor te zorgen dat de toner
aan het papier hecht. Dat verklaart ook waarom het papier warm is als
het uit een laserprinter komt.
Gateway
Een verbinding tussen computernetwerken of tussen
computernetwerken en een telefoonlijn. Gateways worden veel gebruikt
omdat het computers of netwerken zijn die toegang bieden tot andere
computers of netwerken.
Verklarende woordenlijst_ 111
Grijswaarden
Grijstinten die de lichte en donkere delen van een afbeelding weergeven
worden omgezet in grijswaarden; kleuren worden door verschillende
grijstinten weergegeven.
Halftoon
Een type afbeelding dat grijswaarden simuleert door het aantal punten
te variëren. Kleurrijke gebieden bestaan uit een groot aantal punten,
terwijl lichtere gebieden uit een kleiner aantal punten bestaan.
HDD
De HDD (Hard Disk Drive), doorgaans een harde of vaste schijf
genoemd, is een niet-vluchtig opslagapparaat dat digitaal gecodeerde
gegevens opslaat op sneldraaiende platen met een magnetisch
oppervlak.
IEEE
Het IEEE (Institute of Electrical and Electronics Engineers) is een
internationale professionele non-profitorganisatie voor de bevordering
van elektrische technologie.
IEEE 1284
De 1284-norm voor de parallelle poort is ontwikkeld door het IEEE
(Institute of Electrical and Electronics Engineers). De term "1284-B"
verwijst naar een bepaald type connector aan het uiteinde van de
parallelle kabel die kan worden aangesloten op het randapparaat
(bijvoorbeeld een printer).
Intranet
Een besloten netwerk dat gebruikmaakt van internetprotocollen,
netwerkconnectiviteit en eventueel het openbaar
telecommunicatiesysteem om werknemers op een veilige manier
bedrijfsgegevens te laten uitwisselen of verrichtingen te laten uitvoeren.
De term kan nu en dan ook enkel verwijzen naar de meest zichtbare
dienst, de interne website.
IP-adres
Een Internet Protocol-adres (IP-adres) is een uniek nummer dat
apparaten gebruiken om elkaar te identificeren en informatie uit te
wisselen in een netwerk met behulp van de Internet Protocol-standaard.
IPM
IPM (Afbeeldingen per minuut) is een eenheid waarmee de snelheid van
een printer wordt gemeten. Het IPM-cijfer geeft het aantal vellen papier
aan dat een printer binnen één minuut eenzijdig kan bedrukken.
IPP
IPP (Internet Printing Protocol) is een standaardprotocol voor zowel
afdrukken als het beheren van afdruktaken, mediaformaat, resolutie,
enzovoort. IPP kan lokaal of via het internet voor honderden printers
worden gebruikt en ondersteunt tevens toegangsbeheer, verificatie en
codering, waardoor het een veel effectievere en veiligere
afdrukoplossing is dan eerdere oplossingen.
IPX/SPX
IPX/SPX staat voor Internet Packet Exchange/Sequenced Packet
Exchange. Het is een netwerkprotocol dat wordt gebruikt door de
besturingssystemen van Novell NetWare. IPX en SPX bieden beide
verbindingsservices aan die vergelijkbaar zijn met TCP/IP, waarbij het
IPX-protocol vergelijkbaar is met IP en SPX vergelijkbaar is met TCP.
IPX/SPX was in eerste instantie bedoeld voor LAN’s (lokale netwerken)
en is een bijzonder efficiënt protocol voor dit doel (doorgaans overtreffen
de prestaties die van TCP/IP in een LAN).
ISO
De Internationale organisatie voor standaardisatie (ISO) is een
internationale organisatie die normen vastlegt en samengesteld is uit
vertegenwoordigers van nationale standaardiseringsorganisaties. De
ISO produceert wereldwijd industriële en commerciële normen.
ITU-T
De Internationale Telecommunicatie Unie is een internationale
organisatie die is opgericht voor de standaardisering en regulering van
internationale radio- en telecommunicatie. De belangrijkste taken
omvatten standaardisering, de toewijzing van het radiospectrum en de
organisatie van onderlinge verbindingen tussen verschillende landen
waarmee internationale telefoongesprekken mogelijk worden gemaakt.
De -T in ITU-T duidt op telecommunicatie.
ITU-T No. 1 chart
Gestandaardiseerd testdiagram dat is gepubliceerd door ITU-T voor het
verzenden van faxdocumenten.
JBIG
JBIG (Joint Bi-level Image Experts Group) is een norm voor de
compressie van afbeeldingen zonder verlies van nauwkeurigheid of
kwaliteit, die ontworpen is voor de compressie van binaire afbeeldingen,
in het bijzonder voor faxen, maar ook voor andere afbeeldingen.
JPEG
JPEG (Joint Photographic Experts Group) is de meest gebruikte
standaardcompressiemethode voor foto’s. Deze indeling wordt gebruikt
voor het opslaan en verzenden van foto’s over het internet.
LDAP
LDAP (Lightweight Directory Access Protocol) is een netwerkprotocol
voor het zoeken in en aanpassen van directoryservices via TCP/IP.
LED
Een LED (Light-Emitting Diode) is een halfgeleider die de status van een
apparaat aangeeft.
MAC-adres
Het MAC-adres (Media Access Control) is een uniek adres dat aan een
netwerkadapter is gekoppeld. Het MAC-adres is een unieke naam van
48 bits die gewoonlijk wordt genoteerd als 12 hexadecimale tekens die
telkens per twee worden gegroepeerd (bijvoorbeeld 00-00-0c-34-11-4e).
Dit adres wordt doorgaans door de fabrikant in een
netwerkinterfacekaart (NIC) geprogrammeerd en gebruikt als een
Verklarende woordenlijst_ 112
hulpmiddel aan de hand waarvan routers apparaten kunnen vinden in
grote netwerken.
MFP
Een MFP (Multi Function Peripheral) is een kantoorapparaat dat
verschillende functies in één fysieke behuizing combineert, bijvoorbeeld
een printer, kopieerapparaat, faxapparaat en scanner.
MH
MH (Modified Huffman) is een compressiemethode voor het beperken
van de hoeveelheid gegevens die tussen faxapparaten worden
verzonden om een afbeelding te versturen. MH wordt aanbevolen door
ITU-T T.4. MH is een op een codeboek gebaseerd
lengtecoderingsschema dat geoptimaliseerd werd om op een
doeltreffende wijze witruimtes te comprimeren. Aangezien de meeste
faxen voornamelijk uit witruimte bestaan, kan hiermee de verzendtijd
van de meeste faxen tot een minimum worden teruggebracht.
MMR
MMR (Modified Modified READ) is een compressiemethode die wordt
aanbevolen door ITU-T T.6.
Modem
Een apparaat dat een draaggolfsignaal moduleert om digitale informatie
te coderen en een dergelijk signaal demoduleert om de verzonden
informatie te decoderen.
MR
MR (Modified READ) is een compressiemethode die wordt aanbevolen
door ITU-T T.4. MR codeert de eerst gescande lijn met behulp van MH.
De volgende regel wordt vergeleken met de eerste, het verschil wordt
vastgesteld en vervolgens worden de verschillen gecodeerd en
verzonden.
NetWare
Een netwerkbesturingssysteem dat is ontwikkeld door Novell, Inc.
Aanvankelijk maakte dit systeem gebruik van coöperatieve multi-tasking
om verschillende services op een pc te kunnen uitvoeren en waren de
netwerkprotocollen gebaseerd op de klassieke Xerox XNS-stack.
Tegenwoordig ondersteunt NetWare zowel TCP/IP als IPX/SPX.
OPC
Organische fotogeleider (OPC) is een mechanisme dat een virtuele
afbeelding maakt om af te drukken met behulp van een laserstraal uit
een laserprinter. Het is meestal groen of grijs en cilindervormig.
Indien een beeldeenheid een drum bevat, wordt het oppervlak van de
drum op den duur aangetast door het gebruik in de printer. De drum
moet dan ook regelmatig worden vervangen, omdat deze slijt door het
contact met de ontwikkelborstel van de cassette, het
reinigingsmechanisme en het papier.
Originelen
Het eerste exemplaar van bijvoorbeeld een document, foto of tekst, dat
wordt gekopieerd, gereproduceerd of omgezet om volgende exemplaren
te verkrijgen, maar dat zelf niet van iets anders is gekopieerd of afgeleid.
OSI
OSI (Open Systems Interconnection) is een communicatiemodel dat is
ontwikkeld door de ISO (International Organization for Standardization).
OSI biedt een standaard modulaire benadering van netwerkontwerp
waarmee de vereiste set complexe functies wordt opgesplitst in
hanteerbare, op zichzelf staande, functionele lagen. De lagen zijn van
boven naar onder: applicatie, presentatie, sessie, transport, netwerk,
gegevenskoppeling en fysiek.
PABX
PABX (Private Automatic Branch Exchange) is een automatisch
telefoonschakelsysteem in een besloten onderneming.
PCL
Printeropdrachttaal (PCL) is een paginabeschrijvingstaal (PDL) die
ontwikkeld is door HP als printerprotocol en inmiddels is uitgegroeid tot
een norm in de branche. PCL werd aanvankelijk ontwikkeld voor de
eerste inkjetprinters en is in verschillende versies verschenen voor
thermische printers, matrix- en laserprinters.
PDF
PDF (Portable Document Format) is een door Adobe Systems
ontwikkelde bestandsindeling voor het weergeven van
tweedimensionale documenten in een apparaat- en
resolutieonafhankelijke indeling.
PostScript
PS (PostScript) is een paginabeschrijvings- en programmeertaal die
voornamelijk gebruikt wordt voor e-publishing en desktop publishing. -
die in een interpreter wordt uitgevoerd om een afbeelding te produceren.
Printerstuurprogramma
Een programma dat wordt gebruikt om opdrachten te verzenden en
gegevens over te brengen van de computer naar de printer.
Afdrukmedia
Het materiaal, zoals papier, enveloppen, etiketten en transparanten, dat
in een printer, scanner, fax of kopieerapparaat kan worden gebruikt.
PPM
Pagina’s per minuut (PPM) is een methode voor het meten van de
snelheid van een printer en verwijst naar het aantal pagina’s dat een
printer in één minuut kan afdrukken.
PRN-bestand
Een interface voor een apparaatstuurprogramma waarlangs software
kan communiceren met het apparaatstuurprogramma via standaard
invoer-/uitvoeraanroepen, waardoor veel taken worden vereenvoudigd.
Protocol
Een conventie of standaard die de verbinding, communicatie en het
gegevensverkeer tussen twee computers inschakelt of controleert.
PS
Zie PostScript.
Verklarende woordenlijst_ 113
PSTN
Openbaar telefoonnet (PSTN) is het netwerk van openbare
circuitgeschakelde telefoonnetwerken wereldwijd dat in een
bedrijfsomgeving doorgaans via een schakelbord wordt gerouteerd.
RADIUS
RADIUS (Remote Authentication Dial In User Service) is een protocol
voor gebruikersidentificatie en accounting op afstand. RADIUS laat toe
om verificatiegegevens zoals gebruikersnamen en wachtwoorden met
behulp van een AAA-concept (authentication, authorization en
accounting) voor het beheer van de netwerktoegang.
Resolutie
De scherpte van een afbeelding, gemeten in dpi (punten per inch). Hoe
hoger de dpi, hoe hoger de resolutie.
SMB
SMB (Server Message Block) is een netwerkprotocol dat hoofdzakelijk
wordt toegepast op gedeelde bestanden, printers, seriële poorten en
diverse verbindingen tussen de knooppunten in een netwerk. Het biedt
tevens een geverifieerd communicatiemechanisme voor processen
onderling.
SMTP
SMTP (Simple Mail Transfer Protocol) is de standaard voor
e-mailverkeer over het internet. SMTP is een relatief eenvoudig op tekst
gebaseerd protocol waarbij één of meer ontvangers van een bericht
worden aangegeven, waarna de berichttekst wordt verzonden. Het is
een client-serverprotocol, waarbij de client een e-mailbericht verzendt
naar de server.
SSID
SSID (Service Set Identifier) is een benaming van een draadloos
netwerk (WLAN). Alle draadloze apparaten in een draadloos netwerk
gebruiken dezelfde SSID om met elkaar te communiceren. De SSID’s
zijn hoofdlettergevoelig en kunnen tot 32 tekens lang zijn.
Subnetmasker
Het subnetmasker wordt gebruikt in samenhang met het netwerkadres
om te bepalen welk deel van het adres het netwerkadres is en welk deel
het hostadres.
TCP/IP
TCP (Transmission Control Protocol) en IP (Internet Protocol): de set
communicatieprotocollen die de protocolstack implementeren waarop
het internet en de meeste commerciële netwerken draaien.
TCR
Verzendrapport (TCR) geeft de details van elke verzending weer, zoals
de taakstatus, het verzendresultaat en het aantal verzonden pagina’s.
Er kan worden ingesteld dat dit rapport na elke taak of alleen na een
mislukte verzending wordt afgedrukt.
TIFF
TIFF (Tagged Image File Format) is een bestandsindeling voor
bitmapafbeeldingen met een variabele resolutie. TIFF beschrijft de
afbeeldingsgegevens die doorgaans afkomstig zijn van de scanner.
TIFF-afbeeldingen maken gebruik van tags: trefwoorden die de
kenmerken definiëren van de in het bestand opgenomen afbeelding.
Deze flexibele en platformonafhankelijke indeling kan worden gebruikt
voor illustraties die met diverse beeldverwerkingstoepassingen zijn
gemaakt.
Tonercassette
Een soort fles of container die in apparaten zoals printers wordt gebruikt
en die toner bevat. Toner is een poeder dat in laserprinters en
kopieerapparaten wordt gebruikt voor het vormen van tekst en
afbeeldingen op afdrukpapier. Toner wordt gefixeerd door een
combinatie van hitte en druk vanuit de fixeereenheid, waardoor het zich
aan de vezels in het papier gaat hechten.
TWAIN
Een standaard voor scanners en software. Als een TWAIN-compatibele
scanner wordt gebruikt met een TWAIN-compatibel programma, kan
een scan worden gestart vanuit het programma; dit een API voor het
vastleggen van afbeeldingen voor de besturingssystemen van Microsoft
Windows en Apple Macintosh.
UNC-pad
UNC (Uniform Naming Convention) is een standaardmanier om
gedeelde netwerkbronnen te benaderen in Windows NT en andere
Microsoft-producten. De notatie van een UNC-pad is:
\\<servernaam>\<naam_gedeelde_bron>\<aanvullende map>
URL
URL (Uniform Resource Locator) is het internationale adres van
documenten en informatiebronnen op internet. Het eerste deel van het
adres geeft aan welk protocol moet worden gebruikt en het tweede deel
geeft het IP-adres of de domeinnaam aan waar de informatiebron zich
bevindt.
USB
USB (Universal Serial Bus) is een door het USB Implementers Forum,
Inc. ontwikkelde standaard om computers en randapparatuur met elkaar
te verbinden. In tegenstelling tot de parallelle poort is USB ontworpen
om een enkele computer-USB-poort tegelijkertijd met meerdere
randapparaten te verbinden.
Watermerk
Een watermerk is een herkenbare afbeelding of patroon dat helderder
oplicht wanneer het voor een lichtbron wordt gehouden. Watermerken
werden voor het eerst in 1282 in het Italiaanse Bologna gebruikt door
papiermakers om hun product te merken. Ze werden ook toegepast in
postzegels, papiergeld en andere officiële documenten om fraude te
voorkomen.
Verklarende woordenlijst_ 114
WEP
WEP (Wired Equivalent Privacy) is een beveiligingsprotocol dat
gespecificeerd wordt in IEEE 802.11 om eenzelfde beveiligingsniveau
als een bedraad LAN te garanderen. WEP beveiligt gegevens door deze
via radiogolven te coderen, zodat ze veilig van het ene punt naar het
andere kunnen worden verzonden.
WIA
WIA (Windows Imaging Architecture) is een
beeldverwerkingsarchitectuur die oorspronkelijk werd gebruikt in
Windows Me en Windows XP. Een scan kan vanuit deze
besturingssystemen worden gestart door middel van een
WIA-compatibele scanner.
WPA
WPA (Wi-Fi Protected Access) is een klasse van systemen voor de
beveiliging van draadloze (Wi-Fi) computernetwerken die ontwikkeld
werd voor een betere beveiliging van WEP.
WPA-PSK
WPA-PSK (vooraf gedeelde WPA-sleutel) is een speciale WPA-modus
voor kleine ondernemingen en thuisgebruikers. Een gedeelde sleutel of
een gedeeld wachtwoord wordt geconfigureerd in het draadloze
toegangspunt (WAP) en draadloze laptop- of desktopapparaten.
WPA-PSK genereert een unieke sleutel voor elke sessie tussen een
draadloze client en de daarmee geassocieerde WAP voor een betere
veiligheid.
WPS
WPS (Wi-Fi Protected Setup) is een standaard voor het tot stand
brengen van een draadloos thuisnetwerk. Als uw draadloze
toegangspunt WPS ondersteunt, kunt u de draadloze netwerkverbinding
gemakkelijk configureren zonder computer.
XPS
XML-papierspecificatie (XPS) is een specificatie voor een
paginabeschrijvingstaal (PDL) en een nieuw uitwisselbaar
documentformaat dat door Microsoft is ontwikkeld. Dit vectorgebaseerd
apparaatonafhankelijk documentformaat is gebaseerd op XML en op
een nieuw afdrukpad.
Index_ 115
Index
A
aanpassen
ladeformaat 50
accessoires
beschikbare accessoires 96
bestellen 96
geheugenmodule 96
harde schijf 96
IEEE 80211 bg draadloos LAN 96
optionele lade 96
accessoires installeren
de toegevoegde accessoires activeren in
printereigenschappen 100
draadloos netwerk 101
geheugen uitbreiden 100
harde schijf 101
noodzakelijke voorzorgsmaatregelen 100
afdrukken
afdrukken naar een bestand 60
de standaardafdrukinstellingen wijzigen
59
dubbelzijdig afdrukken
Macintosh 64
een document afdrukken
Windows 58
het hulpprogramma Direct afdrukken
gebruiken 63
Linux 64
Macintosh 64
meerdere paginas afdrukken op één vel
papier
Macintosh 64
UNIX 65
afdrukmedia
briefhoofdpapier 56
de standaardlade en het papier instellen
op de computer 50
via het bedieningspaneel 50
envelop 55
etiketten 56
fotopapier 57
glanzend papier 57
karton aangepaste afdrukmedia 56
richtlijnen 52
speciale media 55
transparanten 55
afdrukresolutie instellen
Linux 64
algemene instellingen 66
apparaat instellen
apparaatstatus 66
apparaat verplaatsen 78
apparaatgegevens 66
apparaatoverzicht
achterkant 25
overzicht van het bedieningspaneel 26
voorkant 24
C
conventie 20
D
datum en tijd instellen 49
de klokmodus wijzigen 49
draadloos
adhocmodus 40
bedieningspaneel 40
computer 40
Infrastructuurmodus 40
installatie 40
USBkabel 40
draadloos netwerk
een draadloze netwerkinterfacekaart
installeren 101
netwerkkabel 45
E
een apparaat reinigen 75
een document afdrukken
Linux 64
Macintosh 64
UNIX 65
energiebesparing
energiebesparende modus gebruiken 50
F
foutmelding 84
functies 22
energiebesparingsfunctie 50
functies van het apparaat 66
meegeleverde software 28
fuser belt reinigen 75
G
geheugen
geheugenmoduleinstalleren 100
H
harde schijf
een harde schijf installeren 101
help gebruiken 59, 64
het apparaat inschakelen 27
het programma SetIP 34, 45
hulpprogramma Direct afdrukken 63
I
info
apparaat 66
software 28
informatie over wettelijke voorschriften 13
installing accessories
activating the added accessories in printer
properties 100
instellingen voor favorieten voor afdrukken
59
K
kennismaking met het bedieningspaneel
menuknop 27
statusLED 27
stopknop 27
L
lade
breedte en lengte instellen 52
de grootte van de lade aanpassen 52
papier in de multifunctionele lade plaatsen
54
papierformaat en type instellen 50, 57
LCDdisplay
de weergavetaal wijzigen 49
lettertypeinstellingen 50
Index_ 116
Linux
afdrukken 64
installatie van het stuurprogramma voor
het aangesloten netwerk 38
meegeleverde software 29
printereigenschappen 65
SetIP gebruiken 35
stuurprogramma van een met een
USBkabel verbonden apparaat
installeren 31
systeemvereisten 30
unified driver configurator 73
veelvoorkomende problemen onder Linux
94
luchtdrukaanpassing 49
M
Macintosh
afdrukken 64
installatie van het stuurprogramma voor
het aangesloten netwerk 38
meegeleverde software 29
SetIP gebruiken 34
stuurprogramma van een met een
USBkabel verbonden apparaat
installeren 30
systeemvereisten 29
veelvoorkomende problemen onder
Macintosh 95
Meerdere paginas op één vel afdrukken
nup
Macintosh 64
menu op het bedieningspaneel
emulatie 69
grafisch 67
info 66
kleur 69
netwerk 69
papier 67
systeeminstellingen 68
taakbeheer 69
multifunctionele lade
gebruikstips 54
plaatsen 54
N
netwerk
een bedraad netwerk gebruiken 33
het programma SetIP 34, 35, 45
installatieomgeving 33
introductie van netwerkprogrammas 33
IPv6configuratie 47
stuurprogrammainstallatie
Linux 38
Macintosh 38
UNIX 39
Windows 35
O
onderdelen voor onderhoud 97
overlay afdrukken
afdrukken 62
maken 62
verwijderen 62
P
papier instellen 50, 57
papier speciale afdrukmedia 55
papierspecificaties 105
plaatsen
papier in de multifunctionele lade 54
papier in lade 1optionele laden 53
plaatsing van het apparaat
ruimte 28
PostScript
veelvoorkomende PostScriptproblemen
92
Printerstatus
algemene informatie 72
printervoorkeurinstellingen
Linux 65
problemen
problemen met de afdrukkwaliteit 90
problemen met papierinvoer 88
problemen oplossen 79
problemen oplossen 79
R
rapporten
apparaatgegevens 66, 68
reinigen
binnenkant 75
buitenkant 75
S
service contact numbers 106
Smart Panel
lettertypeinstellingen 50
storing
papier verwijderen 81
tips om papierstoringen te voorkomen 80
stuurprogrammainstallatie
USBkabel 30
SyncThru Web Service
algemene informatie 70
T
Tijdens 58
timeout voor taken instellen 50
toegang tot het menu 66
tonercassette
behandelingsrichtlijnen 77
bewaren 77
geschatte levensduur 77
nietoriginele Samsung en hervulde 77
toner herverdelen 79
tonercassette vervangen 97
U
uitvoersteun gebruiken 57
unifled linux driver configurator 73
UNIX
afdrukken 65
installatie van het stuurprogramma voor
het aangesloten netwerk 39
meegeleverde software 29
Unix
systeemvereisten 30
V
veiligheid
informatie 8
symbolen 8
verbruiksartikelen
beschikbare verbruiksartikelen 96
bestellen 96
de levensduur van de verbruiksartikelen
controleren 75
de papiertransportriem vervangen 99
geschatte levensduur van tonercassette
77
tonercassette vervangen 97
verklarende woordenlijst 109
W
watermerk
bewerken 61
maken 61
verwijderen 61
Windows
afdrukken 58
installatie van het stuurprogramma voor
het verbonden netwerk 35
meegeleverde software 28
SetIP gebruiken 34, 45
systeemvereisten 29
veelvoorkomende problemen onder
Windows 93

Documenttranscriptie

CLP-775 Series Kleurenlaserprinter Gebruikershandleiding imagine the possibilities Bedankt voor uw aankoop van dit Samsung-product. Copyright © 2011 Samsung Electronics Co., Ltd. Alle rechten voorbehouden. Deze gebruikershandleiding dient uitsluitend ter informatie. Alle informatie in deze gebruikershandleiding kan zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. Samsung Electronics kan niet aansprakelijk worden gesteld voor directe of indirecte schade als gevolg van of in verband met het gebruik van deze handleiding. • • • • Samsung en het Samsung-logo zijn handelsmerken van Samsung Electronics Co., Ltd. PCL en PCL 6 zijn handelsmerken van Hewlett-Packard Company. Microsoft, Windows, Windows Vista, Windows 7 en Windows 2008 Server R2 zijn gedeponeerde handelsmerken of merknamen van Microsoft Corporation. PostScript 3 is een handelsmerk van Adobe Systems, Inc. • • • • UFST® en MicroType™ zijn gedeponeerde handelsmerken van Monotype Imaging Inc. TrueType, LaserWriter en Macintosh zijn handelsmerken van Apple Computer, Inc. Alle andere merk- of productnamen zijn handelsmerken van hun respectieve bedrijven of organisaties. Raadpleeg het bestand 'LICENSE.txt' op de meegeleverde cd-rom voor open-sourcelicentiegegevens. REV 1.03 Copyright_ 2 Inhoud COPYRIGHT 2 INHOUD 3 INLEIDING 24 AAN DE SLAG 28 NETWERKINSTALLATIE 33 8 13 20 22 Veiligheidsinformatie Informatie over wettelijke voorschriften Informatie over deze gebruikershandleiding De functies van uw nieuwe laserproduct 24 24 25 26 27 27 27 27 Apparaatoverzicht Voorkant Achterkant Overzicht van het bedieningspaneel Kennismaking met het bedieningspaneel Status-LED Toetsen Het apparaat inschakelen 28 28 29 29 29 30 30 30 30 30 31 De hardware installeren Meegeleverde software Systeemvereisten Microsoft® Windows® Macintosh Linux Unix Lokaal installeren van het stuurprogramma Windows Macintosh Linux 33 33 33 33 33 33 34 34 35 35 35 Netwerkomgeving Introductie van handige netwerkprogramma’s SyncThru™ Web Service SyncThru™ Web Admin Service SetIP Een bedraad netwerk gebruiken Een netwerkconfiguratierapport afdrukken Het IP-adres instellen Netwerkparameters instellen Standaardinstellingen terugzetten Het stuurprogramma voor het verbinden met een bedraad netwerk installeren Draadloos netwerk instellen Aan de slag Kiezen van het installatietype De WLAN gebruiken Instellen met Windows Instellen met Macintosh Een netwerkkabel gebruiken Het Wi-Fi-netwerk in- of uitschakelen Problemen oplossen IPv6-configuratie IPv6 activeren 39 39 40 40 40 43 45 46 46 47 47 Inhoud_ 3 Inhoud 47 47 48 BASISINSTELLINGEN 49 AFDRUKMEDIA EN LADE 52 AFDRUKKEN 58 IPv6 gebruiken IPv6-adressen instellen Een verbinding maken met SyncThru™ Web Service 49 49 49 49 50 50 50 50 50 50 Luchtdrukaanpassing Datum en tijd instellen De klokmodus wijzigen De taal op het display wijzigen Time-out voor taken instellen De energiebesparingsfunctie gebruiken De standaardlade en het papier instellen Via het bedieningspaneel Op de computer Lettertype-instellingen wijzigen 52 52 52 52 53 53 54 55 55 55 56 56 56 57 57 57 57 57 Afdrukmedia selecteren Richtlijnen om afdrukmedia te selecteren Formaten van afdrukmedia die in duplex-modus worden ondersteund De grootte van de lade aanpassen Papier in de lade plaatsen Lade 1/optionele laden Multifunctionele lade Afdrukken op speciale afdrukmedia Enveloppen Transparanten Etiketten Kaarten/aangepaste afdrukmaterialen Briefhoofd / voorbedrukt papier Voorbedrukt papier Foto Glanzend Papierformaat en -type instellen De uitvoersteun gebruiken 58 58 58 58 59 59 59 59 60 60 63 Eenvoudige afdruktaken Tijdens het afdrukken Een afdruktaak annuleren Voorkeursinstellingen openen Help gebruiken De standaardafdrukinstellingen wijzigen Uw apparaat instellen als standaardprinter Geavanceerde afdrukfuncties gebruiken Afdrukken naar een bestand (PRN) Speciale afdrukfuncties verklaard Gebruiken van Hulpprogramma Direct afdrukken (alleen voor Windows) Wat is Hulpprogramma Direct afdrukken? Afdrukken Via het contextmenu Afdrukken in Macintosh Een document afdrukken Printerinstellingen wijzigen Afdrukken meerdere pagina's op één blad Dubbelzijdig afdrukken Help gebruiken 63 63 63 64 64 64 64 64 64 Inhoud_ 4 Inhoud STATUS VAN HET APPARAAT EN GEAVANCEERDE INSTELLINGEN 66 BEHEERPROGRAMMA’S 70 ONDERHOUD 75 64 64 65 65 65 65 65 Afdrukken in Linux Afdrukken vanuit een toepassing Bestanden afdrukken Printereigenschappen configureren Afdrukken in Unix Doorgaan met de afdruktaak Printerinstellingen wijzigen 66 66 66 67 67 68 69 69 69 69 Toegang tot het menu Informatie Lay-out Papier Grafisch Systeeminstellingen Emulatie Kleur Netwerk Taakbeheer 70 70 70 70 71 71 71 71 72 72 72 72 73 73 73 73 73 74 Samsung AnyWeb Print SyncThru™ Web Service gebruiken SyncThru™ Web Service weergeven SyncThru™ Web Service overzicht E-mailmelding instellen Informatie over de systeembeheerder instellen Samsung Easy Printer Manager gebruiken (alleen voor Windows) Informatie over Samsung Easy Printer Manager Overzicht interface instellingen voor gevorderde gebruikers Gebruiken van Samsung-printerstatus (alleen voor Windows) Overzicht Samsung-printerstatus Gebruiken van Smart Panel (alleen voor Macintosh en Linux) Overzicht Smart Panel Wijzigen van de instellingen van Smart Panel Unified Linux Driver Configurator gebruiken Unified Driver Configurator openen Printers configuration Ports configuration 75 75 75 75 75 75 75 77 77 77 Een apparaatrapport afdrukken De gebruiksduur van de verbruiksartikelen controleren Fuser belt reinigen Waarschuwing Toner bijna op gebruiken Uw apparaat reinigen De buitenkant reinigen Binnenkant reinigen De tonercassette bewaren Behandelingsrichtlijnen Gebruik van tonercassettes van andere merken en hervulde tonercassettes Geschatte levensduur van cassette Tips voor verplaatsen en bewaren van uw apparaat 77 78 Inhoud_ 5 Inhoud PROBLEMEN OPLOSSEN 79 VERBRUIKSARTIKELEN EN ACCESSOIRES 96 79 80 81 81 81 82 82 83 83 84 84 87 88 88 90 92 93 94 95 96 96 96 97 97 99 100 100 100 100 101 101 101 102 102 Toner herverdelen Tips om papierstoringen te voorkomen Papierstoringen verhelpen In lade 1 In optionele laden In de multifunctionele lade In het gebied rond de fixeereenheid In het uitvoergebied Rond de duplex-eenheid Informatie over displaymeldingen Berichten op het display controleren Andere problemen oplossen Problemen met papierinvoer Afdrukproblemen Problemen met de afdrukkwaliteit Veelvoorkomende PostScript-problemen Veelvoorkomende problemen onder Windows Veelvoorkomende problemen onder Linux Veelvoorkomende problemen onder Macintosh Aankoopmogelijkheden Beschikbare verbruiksartikelen Beschikbare accessoires Verkrijgbare onderdelen voor onderhoud De tonercassette vervangen De transportriem vervangen Voorzorgsmaatregelen die u in acht moet nemen bij de installatie van accessoires Toegevoegde accessoires in de printereigenschappen activeren Het geheugen uitbreiden Een geheugenmodule installeren Een draadloze-netwerkinterfacekaart installeren Een draadloze-netwerkinterfacekaart installeren Een harde schijf installeren Een harde schijf installeren Afdrukken met de optionele harde schijf SPECIFICATIES 104 Algemene specificaties 104 105 Specificaties van de afdrukmedia Inhoud_ 6 Inhoud CONTACT SAMSUNG WORLDWIDE 106 VERKLARENDE WOORDENLIJST 109 INDEX 115 Inhoud_ 7 Veiligheidsinformatie Deze waarschuwingen en voorzorgen moeten eventuele beschadigingen aan uw apparaat en verwondingen aan uzelf of anderen voorkomen. Lees deze instructies aandachtig voor u het apparaat in gebruik neemt. Gebruik uw apparaat, net als andere elektrische toestellen, met gezond verstand. Neem alle waarschuwingen en instructies in acht die op het apparaat en in de bijbehorende documentatie worden vermeld. Bewaar dit document goed nadat u het gelezen hebt. Belangrijk veiligheidssymbolen In dit deel wordt de betekenis van alle pictogrammen en tekens uit de gebruikershandleiding verklaard. Deze veiligheidssymbolen zijn gerangschikt op de ernst van het risico. Verklaring van alle pictogrammen en tekens die in de gebruikershandleiding worden gebruikt. Waarschuwing Opgepast Gevaren of onveilige praktijken die ernstig letsel of de dood kunnen veroorzaken. Gevaren of onveilige praktijken die klein letsel of eigendomsschade kunnen veroorzaken. NIET proberen. NIET demonteren. NIET aanraken. Haal de stekker uit het stopcontact. Zorg dat het apparaat geaard is om elektrische schokken te voorkomen. Bel het servicecentrum voor hulp. Volg de instructies nauwgezet op. Veiligheidsinformatie_ 8 Bedrijfsomgeving Waarschuwing Niet gebruiken als de stekker beschadigd is of als het stopcontact niet geaard is. ► Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken. Buig het netsnoer niet en plaats er geen zware voorwerpen op. ► Op het netsnoer stappen of het door een zwaar voorwerp pletten kan een elektrische schok of brand veroorzaken. Plaats niets op het apparaat (water, kleine metalen of zware voorwerpen, kaarsen, brandende sigaretten, enzovoort). ► Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken. Haal de stekker niet uit het stopcontact door aan het netsnoer te trekken; trek de stekker er niet uit met natte handen. ► Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken. •Als het apparaat oververhit raakt, komt er rook uit, maakt het vreemde geluiden of verspreidt het vreemde geuren. Schakel onmiddellijk de stroomschakelaar uit en koppel het apparaat los. •De gebruiker moet bij het stopcontact kunnen om in geval van nood de stekker uit het stopcontact te kunnen trekken. ► Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken. Opgepast Haal de stekker uit het stopcontact tijdens onweer of als u het apparaat niet gebruikt. ► Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken. Probeer de stekker niet in het stopcontact te forceren als deze er moeilijk ingaat. ► U riskeert een elektrische schok. Neem contact op met een elektricien om het stopcontact te vervangen. Opgelet, het papieruitvoergebied is heet. ► U kunt brandwonden oplopen. Voorkom dat huisdieren in het netsnoer, de telefoonkabel of computerkabels bijten. ► Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken en/of uw huisdier verwonden. Als het apparaat is gevallen of als de behuizing beschadigd lijkt, koppelt u het apparaat volledig los en roept u de hulp in van een gekwalificeerd technicus. ► Zo niet, dan kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken. Als het apparaat niet goed werkt nadat u deze instructies hebt uitgevoerd, koppelt u het apparaat volledig los en roept u de hulp in van een gekwalificeerd technicus. ► Zo niet, dan kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken. Als de prestaties van het apparaat plots opvallend veranderen, koppelt u het apparaat volledig los en roept u de hulp in van een gekwalificeerd technicus. ► Zo niet, dan kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken. Veiligheidsinformatie_ 9 Bedieningswijze Opgepast Trek het papier niet uit de printer tijdens het afdrukken. ► Dit kan het apparaat beschadigen. Bij het afdrukken van grote hoeveelheden kan de onderzijde van het uitvoergebied heet worden. Houd kinderen uit de buurt. ► Zij kunnen brandwonden oplopen. Houd uw hand niet tussen het apparaat en de papierlade. ► U kunt letsel oplopen. Gebruik geen tang of scherpe metalen voorwerpen om vastgelopen papier te verwijderen. ► Dit kan het apparaat beschadigen. Blokkeer de ventilatieopening niet of duw er geen voorwerpen in. ► Hierdoor kunnen onderdelen warm worden en kan er brand ontstaan of kan het apparaat beschadigd raken. Vermijd het stapelen van te veel papier in de papieruitvoerlade. ► Dit kan het apparaat beschadigen. Wees voorzichtig wanneer u papier vervangt of vastgelopen papier verwijdert. ► Nieuw papier heeft scherpe randen die snijwonden kunnen veroorzaken. Het apparaat wordt gevoed via het netsnoer. ► Om de stroom uit te schakelen, trekt u het netsnoer uit het stopcontact. Installatie/verplaatsen Waarschuwing Plaats het apparaat niet in een omgeving waar stof, vocht of waterlekken aanwezig zijn. ► Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken. Opgepast Schakel de stroom uit en maak alle kabels los voordat u het apparaat verplaatst. Til vervolgens het apparaat op deze wijze op: •een apparaat dat minder dan 20 kg weegt, mag door één persoon worden opgetild; •een apparaat dat 20 - 40 kg weegt, moet door twee personen worden opgetild; •een apparaat dat meer dan 40 kg weegt, moet door vier of meer personen worden opgetild. ► Het apparaat zou kunnen vallen en verwondingen of schade veroorzaken. Plaats geen deksel op het apparaat of plaats het niet in een luchtdichte ruimte, zoals een kast. ► Als het apparaat niet voldoende wordt geventileerd, kan er brand ontstaan. Plaats het apparaat niet op een onstabiel oppervlak. ► Het apparaat zou kunnen vallen en verwondingen of schade veroorzaken. Steek het netsnoer in een geaard stopcontact. ► Zo niet, dan kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken. Veiligheidsinformatie_ 10 Het apparaat moet aangesloten worden op een spanningsbron met het energieniveau dat is aangegeven op het label. ► Als u niet zeker bent en het energieniveau wilt controleren, neemt u contact op met de elektriciteitsmaatschappij. Sluit niet te veel apparaten op hetzelfde stopcontact of verlengsnoer aan. ► Dit kan de prestaties verminderen en een elektrische schok of brand veroorzaken. Gebruik alleen telefoondraad van Nr. 26 AWGa of, indien nodig, een grotere telefoondraad. ► Zo niet, dan kan het apparaat beschadigd raken. Gebruik voor een veilige bediening het netsnoer dat met uw apparaat werd meegeleverd. Als u een snoer gebruikt dat langer is dan 2 meter voor een apparaat van 140 V, moet het snoer minstens 16 AWG dik zijn. ► Zo niet, dan kan het apparaat beschadigd raken en een elektrische schok of brand veroorzaken. a. AWG: American Wire Gauge Onderhoud/controle Opgepast Trek het netsnoer van het apparaat uit het stopcontact als u de binnenkant van het apparaat wilt reinigen. Reinig uw apparaat niet met benzeen, verdunningsmiddel of alcohol; spuit geen water in het apparaat. ► Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken. Houd reinigingsproducten uit de buurt van kinderen. ► Kinderen kunnen letsel oplopen. Gebruik het apparaat niet terwijl u verbruiksartikelen vervangt of de binnenkant van het apparaat reinigt. ► U kunt letsel oplopen. U mag het apparaat niet zelf demonteren, herstellen en weer in elkaar zetten. ► Dit kan het apparaat beschadigen. Neem contact op met een gekwalificeerd technicus als het apparaat moet worden hersteld. Houd het netsnoer en het contactoppervlak van de stekker stofen watervrij. ► Zo niet, dan kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken. Volg de richtlijnen uit de gebruikershandleiding die met het apparaat werd meegeleverd om het apparaat te reinigen en te bedienen. ► Zo niet, dan kunt u het apparaat beschadigen. Verwijder geen kleppen of beveiligingselementen die vastgeschroefd zijn. •Verwijder geen kleppen of beveiligingselementen die vastgeschroefd zijn. •Fixeereenheden mogen alleen worden hersteld door een professioneel technicus. Reparatie door een niet-professioneel technicus kunnen een elektrische schok of brand veroorzaken. ► Dit apparaat mag alleen worden hersteld door een medewerker van de technische dienst van Samsung. Veiligheidsinformatie_ 11 Gebruik van verbruiksartikelen Opgepast Haal de tonercassette niet uit elkaar. ► Tonerstof kan gevaarlijk zijn bij inademing of opname. Houd kinderen uit de buurt van de plaats waar u verbruiksartikelen (bijvoorbeeld tonercassettes) bewaart. ► Tonerstof kan gevaarlijk zijn bij inademing of opname. Verbrand geen verbruiksartikelen zoals een tonercassette of fixeereenheid. ► Dit kan een explosie of onbeheersbare brand veroorzaken. Gerecyclede verbruiksartikelen (bijvoorbeeld toner) kunnen het apparaat beschadigen. ► Bij schade als gevolg van het gebruik van gerecyclede verbruiksartikelen zullen reparatiekosten in rekening worden gebracht. Zorg ervoor dat er geen tonerstof op uw lichaam of kleding terechtkomt bij het vervangen van de tonercassette of het verwijderen van vastgelopen papier. ► Tonerstof kan gevaarlijk zijn bij inademing of opname. Als er tonerstof op uw kleding terechtkomt, moet u geen warm water gebruiken. ► Door warm water hecht de toner zich aan de stof. Gebruik altijd koud water. Veiligheidsinformatie_ 12 Informatie over wettelijke voorschriften Dit apparaat werd milieubewust ontworpen en gecertificeerd conform verschillende veiligheidsvoorschriften. Verklaring inzake laserveiligheid De printer is in de Verenigde Staten gecertificeerd als zijnde in overeenstemming met de vereisten van DHHS 21 CFR, hoofdstuk 1, subhoofdstuk J voor laserproducten van klasse I(1), en is elders gecertificeerd als een laserproduct van klasse I dat voldoet aan de vereisten van IEC 60825-1: 2007. Laserproducten van klasse I worden niet als gevaarlijk beschouwd. Het lasersysteem en de printer zijn zo ontworpen dat bij normaal gebruik, gebruiksonderhoud of onder de voorgeschreven servicevoorwaarden personen niet worden blootgesteld aan laserstralen hoger dan Klasse I. • Golflengte: 800 nm • Bundeldivergentie - Parallel: 12 graden - Verticaal: 35 graden • Maximum vermogen of energie-output: 15 mW Waarschuwing De printer mag nooit worden gebruikt of nagekeken als de beschermkap van de laser/scanner is verwijderd. De onzichtbare laserstraal kan naar buiten worden gereflecteerd en uw ogen beschadigen. Neem bij het gebruik van dit apparaat altijd volgende elementaire veiligheidsmaatregelen in acht om het risico op brand, elektrische schokken en verwondingen te beperken: Informatie over wettelijke voorschriften_ 13 Veiligheid in verband met ozon De ozonemissie van dit apparaat ligt onder 0,1 ppm. Ozon is zwaarder dan lucht. Zet dit apparaat dus op een plaats met goede ventilatie. Energiebesparingsmodus Deze printer maakt gebruik van geavanceerde energiebesparende technologie die het stroomverbruik vermindert wanneer het apparaat niet wordt gebruikt. Als de printer gedurende enige tijd geen gegevens ontvangt, wordt het stroomverbruik automatisch verlaagd. ENERGY STAR en het ENERGY STAR-merk zijn gedeponeerde Amerikaanse handelsmerken. Meer informatie over het ENERGY STAR-programma vindt u op http://www.energystar.gov. Recycleren Recycleer de verpakkingsmaterialen van dit product, of gooi ze op een milieuvriendelijke wijze weg. Alleen voor China Correcte verwijdering van dit product (elektrische & elektronische afvalapparatuur) (Van toepassing in de Europese Unie en andere Europese landen met afzonderlijke inzamelingssystemen voor batterijen) Dit merkteken op het product, de accessoires of het informatiemateriaal duidt erop dat het product en zijn elektronische accessoires (bv. lader, headset, USB-kabel) niet met ander huishoudelijk afval verwijderd mogen worden aan het einde van hun gebruiksduur. Om mogelijke schade aan het milieu of de menselijke gezondheid door ongecontroleerde afvalverwijdering te voorkomen, moet u deze artikelen van andere soorten afval scheiden en op een verantwoorde manier recyclen, zodat het duurzame hergebruik van materiaalbronnen wordt bevorderd. Huishoudelijke gebruikers moeten contact opnemen met de winkel waar ze dit product hebben gekocht of met de gemeente waar ze wonen om te vernemen waar en hoe ze deze artikelen milieuvriendelijk kunnen laten recyclen. Zakelijke gebruikers moeten contact opnemen met hun leverancier en de algemene voorwaarden van de koopovereenkomst nalezen. Dit product en zijn elektronische accessoires mogen niet met ander bedrijfsafval voor verwijdering worden gemengd. Alleen in de Verenigde Staten Verwijder ongewenste elektronica via een goedgekeurde afvalverwerker. Ga naar onze website www.samsung.com/recyclingdirect om de dichtsbijzijnde afvalverwerkingslocatie te vinden. Of bel (877) 278 - 0799 Informatie over wettelijke voorschriften_ 14 Correcte verwerking van de in dit product gebruikte batterijen (Van toepassing op de Europese Unie en andere Europese landen met afzonderlijke inzamelingssystemen voor batterijen.) Deze aanduiding op de batterij, handleiding of verpakking geeft aan dat de batterijen in dit product aan het einde van de levensduur niet samen met ander huishoudelijk afval mag worden weggegooid. Een markering met de chemische symbolen Hg, Cd of Pb geeft aan dat de batterij een dosis kwik, cadmium of lood bevat die hoger ligt dan de referentieniveaus in EG-Richtlijn 2006/66. Als de batterijen niet op de juiste manier worden weggeworpen kunnen deze stoffen schade berokkenen aan mens en milieu. Om de natuurlijke hulpbronnen te beschermen en het hergebruik van materialen aan te moedigen, verzoeken wij u afgedankte accu’s en batterijen te scheiden van andere soorten afval en voor recycling aan te bieden bij het gratis inzamelingssysteem voor accu’s en batterijen in uw omgeving. Radiofrequentiestraling FCC-normen (VS) Dit apparaat is conform Deel 15 van de FCC-voorschriften. Het gebruik van dit apparaat is onderworpen aan de volgende twee voorwaarden: • dit apparaat mag geen schadelijke interferentie veroorzaken, en • dit apparaat moet alle ontvangen interferentie aanvaarden, inclusief interferentie die een ongewenste werking kan veroorzaken. Dit apparaat is getest en voldoet aan de limieten voor Klasse A digitale producten, zoals vastgelegd in Deel 15 van de FCC-regels. Deze beperkingen zijn bedoeld om een redelijke bescherming te bieden tegen schadelijke interferentie binnenshuis. Dit apparaat genereert, gebruikt en straalt mogelijk radiofrequentie-energie uit en kan, indien het niet volgens de richtlijnen wordt geïnstalleerd en gebruikt, schadelijke interferentie voor radiocommunicatie veroorzaken. Er kan echter niet worden gegarandeerd dat bij bepaalde installaties geen interferentie optreedt. Als dit apparaat schadelijke interferentie voor radio- of tv-ontvangst veroorzaakt - wat u kunt controleren door het apparaat in en uit te schakelen - kunt u proberen om de interferentie te elimineren met een van de volgende maatregelen: • Verplaats de ontvangstantenne of draai ze een andere kant op. • Vergroot de afstand tussen de apparatuur en de ontvanger. • Sluit de apparatuur aan op een stopcontact van een andere stroomkring dan die waarop de ontvanger is aangesloten. • Raadpleeg uw printerleverancier of een ervaren radio-/televisiemonteur. Wijzigingen of modificaties die niet uitdrukkelijk zijn goedgekeurd door de fabrikant (die er zorg voor dient te dragen dat het apparaat aan de normen voldoet) kunnen ertoe leiden dat uw gebruikerslicentie vervalt. Canadese regelgeving inzake radio-interferentie Dit digitale apparaat blijft binnen de grenzen van klasse A voor stoorsignalen uit digitale apparatuur, zoals bepaald in de norm voor interferentieveroorzakende apparatuur, "Digital Apparatus", ICES-003 van Industry and Science Canada. Cet appareil numérique respecte les limites de bruits radioélectriques applicables aux appareils numériques de Classe A prescrites dans la norme sur le matériel brouilleur: « Appareils Numériques », ICES-003 édictée par l’Industrie et Sciences Canada. RFID (Radio Frequenty Interface Device) RFID-apparatuur is onderworpen aan de volgende twee voorwaarden: (1) het apparaat mag geen interferentie veroorzaken, en (2) het apparaat moet alle ontvangen interferentie accepteren, inclusief interferentie die een ongewenste werking van het apparaat kan veroorzaken. (Alleen VSA, Frankrijk en Taiwan.) Informatie over wettelijke voorschriften_ 15 Alleen voor Taiwan alleen Rusland Alleen voor Turkije De stekker van het netsnoer vervangen (alleen voor het VK) Belangrijk Het netsnoer van dit apparaat is voorzien van een standaardstekker (BS 1363) van 13 ampère en een zekering van 13 ampère. Als u de zekering vervangt, moet u hiervoor een geschikt type van 13 ampère gebruiken. Nadat u de zekering hebt gecontroleerd of vervangen, moet u de afdekkap van de zekering weer sluiten. Als u de afdekkap van de zekering kwijt bent, mag u de stekker niet gebruiken tot u er een nieuwe afdekkap op hebt gezet. Stekkers van 13 ampère zijn het meest voorkomende type in het Verenigd Koninkrijk en kunnen in de meeste gevallen worden gebruikt. Sommige (vooral oudere) gebouwen hebben echter geen normale stopcontacten van 13 ampère. Als u het apparaat op een ouder stopcontact wilt aansluiten, moet u een geschikt verloopstuk (adapter) kopen. Verwijder nooit de aangegoten stekker van het netsnoer. Als u de aangegoten stekker afsnijdt of weggooit, kunt u hem er niet meer op bevestigen en riskeert u een elektrische schok als u hem in het stopcontact steekt. Informatie over wettelijke voorschriften_ 16 Belangrijke waarschuwing: Dit apparaat moet op een geaard stopcontact worden aangesloten. De aders van het netsnoer hebben de volgende kleurcodering: • Geel-groen: aarding • Blauw: neutraal • Bruin: fase Ga als volgt te werk als de kleuren van de aders in het netsnoer niet overeenstemmen met die van de stekker. Sluit de geel-groene aardedraad aan op de pool die gemarkeerd is met de letter "E", het aardingssymbool, en geel-groen of groen is gekleurd. Sluit de blauwe draad aan op de pool die gemarkeerd is met de letter "N" of zwart is gekleurd. Sluit de blauwe draad aan op de pool die gemarkeerd is met de letter "L" of rood is gekleurd. In de stroomkring moet een zekering van 13 ampère zijn aangebracht in de stekker, de adapter of de verdeelkast. Verklaring van overeenstemming (Europese landen) Goedkeuringen en certificeringen Samsung Electronics verklaart dat de [CLP-775 Series] in overeenstemming is met de essentiële vereisten en andere relevante bepalingen van de R&TTE-richtlijn (1999/5/EG). De conformiteitsverklaring is ter inzage beschikbaar op www.samsung.com/printer, ga naar Support > Download center en voer de naam van uw printer of MFP in om het desbetreffende EuDoC weer te geven. 01.01.1995: Richtlijn 2006/95/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke voorschriften der lidstaten inzake elektrisch materiaal bestemd voor gebruik binnen bepaalde spanningsgrenzen. 01.01.1996: Richtlijn 2004/108/EG van de Raad inzake de harmonisatie van de wetgevingen in de lidstaten betreffende elektromagnetische compatibiliteit. 9 maart 1999: Richtlijn 1999/5/EG van de Raad inzake radioapparatuur en eindapparatuur voor telecommunicatie en de onderlinge herkenning van hun conformiteit. U kunt bij uw vertegenwoordiger van Samsung Electronics Co., Ltd. een volledige verklaring krijgen waarin de relevante richtlijnen en de normen waarnaar wordt verwezen, zijn gedefinieerd. Europese radiogoedkeuringsinformatie (voor producten uitgerust met door de EU goedgekeurde radioapparaten) Deze printer is bestemd voor gebruik thuis of op kantoor. Mogelijk bevat uw printer radio-LAN-apparaten met een laag vermogen (radiofrequentieapparaten voor draadloze communicatie) die werken in de 2,4 GHz/5 GHz-band. Deze sectie is alleen van toepassing als deze apparaten aanwezig zijn. Controleer het systeemlabel om na te gaan of er draadloze apparaten aanwezig zijn. Draadloze apparaten die mogelijk in uw systeem aanwezig zijn mogen in de Europese Unie of daarmee verbonden regio’s alleen worden gebruikt als het systeemlabel een CE-markering, een registratienummer van een aangemelde instantie en het waarschuwingssymbool bevat. Het uitgaand vermogen van het draadloze apparaat of de draadloze apparaten die mogelijk in uw printer zijn ingebouwd ligt ruimschoots onder de RF-blootstellingsgrenzen die de Europese Commissie in de R&TTE-richtlijn heeft vastgelegd. Krachtens de goedkeuring van draadloze apparaten gekwalificeerde Europese lidstaten: EU-landen Europese landen met gebruiksbeperkingen: EU In Frankrijk is het frequentiebereik beperkt tot 2454-2483,5 MHz voor apparaten met een zendvermogen van meer dan 10 mW, zoals draadloze apparaten EEA/EFTA-landen Geen beperkingen op dit ogenblik Informatie over wettelijke voorschriften_ 17 Mededelingen aangaande normen Draadloze geleiding Uw printersysteem bevat mogelijk laagspanningsapparaten van het type Radio LAN (draadloze RF-communicatieapparaten) die binnen een bandbreedte van 2,4 GHz/5 GHz opereren. De volgende sectie geeft een algemeen overzicht van beschouwingen die betrekking hebben op het gebruik van een draadloos apparaat. Bijkomende beperkingen, waarschuwingen en overwegingen voor specifieke landen zijn opgenomen in de specifieke landensecties (of landengroepensecties). De draadloze apparaten in uw systeem zijn uitsluitend gekwalificeerd voor gebruik in de landen die geïdentificeerd kunnen worden aan de hand van de markering "Radio gekeurd" op het systeemclassificatielabel. Als het land waar u het draadloos apparaat wilt gebruiken niet in de lijst is opgenomen, neemt u contact op met het plaatselijke instantie voor radiogoedkeuring voor meer informatie over de vereisten. Draadloze apparaten zijn streng gereguleerd en mogen niet worden gebruikt. Het uitgaand vermogen van het draadloze apparaat of de draadloze apparaten die mogelijk in uw printer zijn ingebouwd ligt ruimschoots onder de tot dusver gekende RF-blootstellingsgrenzen. Omdat de draadlozen apparaten (die mogelijk in uw printer zijn ingebouwd) minder energie uitstralen dan is toegestaan volgens de veiligheidsnormen en aanbevelingen inzake radiofrequentie, is de producent ervan overtuigd dat deze apparaten veilig zijn in gebruik. Ongeacht het vermogensniveau moet menselijk contact tijdens de normale werking zoveel mogelijk worden vermeden. De FCC heeft een algemene richtlijn uitgevaardigd waarin staat dat de afstand tussen het draadloze apparaat en het lichaam, voor gebruik van een draadloos apparaat nabij het lichaam (zonder uitstekende delen), minstens 20 cm moet bedragen. Dit apparaat moet op meer dan 20 cm van het lichaam worden gehouden, wanneer de draadloze apparatuur is ingeschakeld en bezig is met zenden. Deze zender mag niet samen met een andere antenne of zender worden opgesteld of bediend. Sommige omstandigheden leggen beperkingen op aan draadloze apparaten. Hieronder zijn voorbeelden van gebruikelijke beperkingen opgenomen. Draadloze RF-communicatie kan interferentie veroorzaken met apparatuur aan boord van burgerluchtvaarttoestellen. De huidige luchtvaartreglementeringen eisen dat draadloze toestellen aan boord van een vliegtuig worden uitgeschakeld tijdens de vlucht. IEEE 802.11 (beter bekend als draadloos Ethernet) en Bluetooth-communicatie-apparaten zijn voorbeelden van draadloze communicatie-apparaten. In omgevingen waar het risico op interferentie met andere apparaten of diensten schadelijk is of als dusdanig wordt beschouwd, kan gebruik van een draadloos apparaat beperkt of verboden worden. Luchthavens, ziekenhuizen en ruimtes gevuld met zuurstof en ontvlambare gassen zijn enkele voorbeelden van omgevingen waar het gebruik van draadloze apparaten beperkt of verboden kan zijn. Als u zich in een omgeving bevindt waarvan u niet zeker weet of het gebruik van draadloze apparaten gesanctioneerd is, vraagt u de plaatselijke autoriteiten om toelating voor u het draadloze apparaat inschakelt of in gebruik neemt. Elk land voorziet verschillende beperkingen voor het gebruik van draadloze apparaten. Aangezien uw systeem uitgerust is met een draadloos apparaat, moet u, als u van het ene land naar het andere reist, voor uw vertrek nagaan bij de plaatselijke radiogoedkeuringsinstanties of er beperkingen bestaan voor het gebruik van draadloze apparaten in het land van bestemming. Als uw systeem uitgerust is met een ingebouwd draadloos apparaat, mag u het draadloos apparaat niet gebruiken tenzij alle kleppen en schermen op hun plaats zitten en het systeem compleet is. Draadloze apparaten mogen niet door de gebruiker zelf worden hersteld. Ze mogen onder geen enkel beding gewijzigd worden. Door wijzigingen aan te brengen aan een draadloos apparaat vervalt de gebruikerslicentie. Neem voor ondersteuning contact op met de fabrikant. Gebruik alleen stuurprogramma’s die goedgekeurd zijn voor het land waar het apparaat gebruikt zal worden. Raadpleeg de systeemherstelkit van de fabrikant of neem contact op met de technische dienst van de fabrikant voor meer informatie. Alleen voor Israël Informatie over wettelijke voorschriften_ 18 Alleen voor China Informatie over wettelijke voorschriften_ 19 Informatie over deze gebruikershandleiding Deze gebruikershandleiding bevat basisinformatie over het apparaat en biedt tevens gedetailleerde informatie over de verschillende procedures die doorlopen worden bij het gebruik van het apparaat. Zowel beginnende als professionele gebruikers kunnen deze handleiding raadplegen voor installatie en gebruik van het apparaat. • • • • • • Lees de veiligheidsinformatie voor u het apparaat in gebruik neemt. Raadpleeg het hoofdstuk over probleemoplossing als u problemen ondervindt bij gebruik van het apparaat. (Zie "Problemen oplossen" op pagina 79.) De in deze gebruikershandleiding gebruikte begrippen worden uitgelegd in het hoofdstuk met de woordenlijst. (Zie "Verklarende woordenlijst" op pagina 109.) Gebruik de Index om informatie te vinden. De afbeeldingen in deze gebruikershandleiding zijn afhankelijk van de opties en het model, en komen mogelijk niet helemaal overeen met uw apparaat. De procedures in deze gebruikershandleiding zijn voornamelijk gebaseerd op Windows 7. Conventie Een aantal begrippen in deze gebruikershandleiding heeft dezelfde betekenis: • Document is synoniem met origineel. • Papier is synoniem met materiaal of afdrukmateriaal. • Apparaat verwijst naar printer of multifunctionele printer. De volgende tabel bevat informatie over de conventies die in deze handleiding worden gebruikt. Conventie Beschrijving Voorbeeld Vet Wordt gebruikt voor teksten op het display of afdrukken op het apparaat. Opmerking Biedt aanvullende informatie of gedetailleerde uitleg over een functie of voorziening van het apparaat. De datumnotatie kan verschillen van land tot land. Opgepast Biedt gebruikers informatie om het apparaat te beschermen tegen mogelijke mechanische schade of defecten. Raak de groene onderzijde van de tonercassette niet aan. Voetnoot Biedt aanvullende informatie over bepaalde woorden of een bepaalde zin. a.pagina’s per minuut ("Kruisverwijzing") Brengt gebruikers tot bij een referentiepagina voor bijkomende gedetailleerde informatie. (Zie "Meer informatie" op pagina 21.) Informatie over deze gebruikershandleiding_ 20 Start Meer informatie Meer informatie over de instelling en het gebruik van uw apparaat vindt u in de volgende papieren of schermbronnen. Materiaalbenaming Beschrijving Beknopte installatiehandleiding Deze handleiding geeft informatie over het instellen van het apparaat. U moet de instructies uit de handleiding volgen om het apparaat gebruiksklaar te maken. On-linegebruikershand leiding Deze handleiding bevat stapsgewijze instructies om de functies van uw apparaat maximaal te benutten en biedt informatie over het onderhoud van uw apparaat, probleemoplossing en de installatie van toebehoren. Netwerkwebsite U kunt de netwerkomgeving instellen vanaf uw computer met netwerkbeheerprogramma's, zoals SetIP, SyncThru™ Web Admin Service, AnyWeb Print, enzovoort. SyncThru™ Web Admin Service is handig voor netwerkbeheerders die verschillende apparaten tegelijk moeten beheren. Samsung AnyWeb Print: helpt gebruikers om op een eenvoudige manier schermafbeeldingen van de website te maken in Windows Internet Explorer. U kunt SyncThruTM Web Admin Service of Samsung AnyWeb Print downloaden vanaf http://solution.samsungprinter.com. Het programma SetIP bevindt zich op de meegeleverde cd-rom met software. Help bij het printerstuurprogramma Deze help biedt ondersteunende informatie over het printerstuurprogramma en instructies voor de instelling van de afdrukopties. (Zie "Help gebruiken" op pagina 64.) Samsung-website Als u toegang hebt tot het internet kunt op de website van Samsung www.samsungprinter.com terecht voor hulp en ondersteuning, printerstuurprogramma’s, handleidingen en bestelinformatie. Informatie over deze gebruikershandleiding_ 21 De functies van uw nieuwe laserproduct Uw nieuw apparaat is uitgerust met een aantal speciale functies die de kwaliteit van de documenten die u afdrukt verbeteren. Speciale functies Afdrukken met een hoge snelheid en uitstekende kwaliteit Afdrukken onder verschillende besturingssystemen • • • • U kunt afdrukken met een resolutie tot 9.600 x 600 dpi effectieve uitvoer. Uw apparaat kan per minuut tot 33 pagina’s van A4-formaat en 35 pagina’s van Letter-formaat afdrukken. Uw apparaat kan tot 15 vellen van A4-formaat en tot 16 vellen van letter-formaat dubbelzijdig afdrukken. • U kunt zowel afdrukken onder Windows als vanaf Linux-, Macintosh- en UNIX-systemen. Het apparaat is voorzien van een USB-interface en een netwerkinterface. Verschillende soorten afdrukmateriaal verwerken • • De multifunctionele lade is geschikt voor briefhoofden, enveloppen, etiketten, aangepaste afdrukmaterialen, briefkaarten en zwaar papier. De multifunctionele lade kan tot 100 vellen normaal papier bevatten. In lade 1 met een capaciteit van 500 vellen en in de optionele laden met een capaciteit van 500 vellen kan normaal papier van diverse afmetingen worden geplaatst. U kunt 2 extra papierladen installeren. Professionele documenten maken (zie "Geavanceerde afdrukfuncties gebruiken" op pagina 59). • • • Watermerken afdrukken. U kunt uw documenten voorzien van een watermerk (bijv. "Vertrouwelijk"). Posters afdrukken. De tekst en afbeeldingen op elke pagina van uw document worden vergroot en afgedrukt op afzonderlijke vellen papier die u kunt samenvoegen tot een poster. U kunt gebruikmaken van voorbedrukte formulieren en normaal papier met briefhoofd. Tijd en geld besparen (zie "Geavanceerde afdrukfuncties gebruiken" op pagina 59). • • • U kunt meerdere pagina’s op één vel afdrukken om papier te besparen. Dit apparaat bespaart automatisch stroom door het stroomverbruik aanzienlijk te beperken wanneer het niet wordt gebruikt. Om papier te besparen kunt u op beide zijden van het papier afdrukken (dubbelzijdig afdrukken). De capaciteit van uw apparaat uitbreiden • Dit apparaat heeft een extra geheugensleuf voor het toevoegen van meer geheugen. (Zie "Beschikbare verbruiksartikelen" op pagina 96.) De functies van uw nieuwe laserproduct_ 22 Functies per model Het apparaat biedt alles wat u nodig hebt voor documentbeheer: van afdrukken tot meer geavanceerde netwerkoplossingen voor uw bedrijf. Functies per model omvatten: functies USB 2.0 ● Harde schijf Draadloze 802.11 b/g/n LAN-netwerkinterface CLP-775 Series ○ ○ a Netwerkinterface Ethernet 10/100/1000 Base TX bedraad LAN ● Dubbelzijdig afdrukken ● IEEE1284 Parallelle aansluitingb ○ Geheugenmodule ○ a. Draadloze netwerkinterfacekaarten zijn niet in alle landen verkrijgbaar. Neem contact op met uw plaatselijke Samsung-verkoper of de winkel waar u uw printer hebt gekocht. b. Als u de parallelle poort gebruikt, kunt u de USB-kabel niet gebruiken. ( ●: inclusief, ○: optioneel) De functies van uw nieuwe laserproduct_ 23 Inleiding 1. Hieronder ziet u waar de belangrijkste onderdelen van het apparaat zich bevinden: In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen: • • Apparaatoverzicht Overzicht van het bedieningspaneel • • Apparaatoverzicht Voorkant 1 Uitvoerlade 8 Handgreep op de voorklep 2 Papieruitvoersteun 9 Voorklep 3 Papierniveau-indicator 10 Bedieningspaneel 4 Optionele ladea 11 Papierbreedtegeleiders op een multifunctionele lade 5 Lade 1 12 Tonercassette 6 Multifunctionele lade 13 Transportriem 7 Handgreep voor multifunctionele lade a. Dit is een optionele functie. Inleiding_ 24 Kennismaking met het bedieningspaneel Het apparaat inschakelen Achterkant 1 Klep moederbord 6 Netwerkpoort 2 Aansluiting netsnoer 7 USB-poort 3 Stroomschakelaar 8 External device interface (EDI)a 4 Greep 9 IEEE 802.11 b/g/n draadloos LANb 5 IEEE1284 Parallelle aansluitingb a. Interface voor externe apparaten van Samsung en derden. b. Dit is een optionele functie. Inleiding_ 25 Overzicht van het bedieningspaneel 1 Display Toont de huidige status en houdt u op de hoogte tijdens het gebruik. 2 Tonerkleuren Geven de status van elke tonercassette weer. (Zie "Kennismaking met het bedieningspaneel" op pagina 27.) 3 (Menu) Hiermee opent u de menumodus en bladert u door de beschikbare menu’s. (Zie "Toegang tot het menu" op pagina 66.) 4 (Terug) Hiermee keert u terug naar het bovenliggende menu. 5 Pijl Hiermee bladert u door de beschikbare opties in het geselecteerde menu en verhoogt of verlaagt u waarden. 6 OK Hiermee bevestigt u de selectie op het scherm. 7 (Stoppen) Hiermee onderbreekt u een taak die wordt uitgevoerd. Er verschijnt een pop-upvenster op het scherm waarin de huidige taak wordt weergegeven zodat de gebruiker deze kan stoppen of voortzetten. 8 (Aan/uit) U kunt ook de stroom in- en uitschakelen met deze knop. (Zie "Toetsen" op pagina 27.) 9 (Status-LED) Geeft de status van uw apparaat weer. (Zie "Kennismaking met het bedieningspaneel" op pagina 27.) Inleiding_ 26 Kennismaking met het bedieningspaneel Toetsen (Menuknop) Status-LED Als u de status van uw apparaat wilt kennen en uw apparaat wilt instellen om een geavanceerde functie te gebruiken, drukt u op (menuknop). (Zie "Toegang tot het menu" op pagina 66.) De kleur van de status-LED geeft de huidige status van het apparaat aan. Status Uit Beschrijving • • Groen Knipperen • • Rood Het apparaat is online en klaar voor gebruik. Knipperen • Aan • • • • • Door op (stopknop) te drukken, kunt u: Functie Beschrijving De afdruktaak annuleren Als de LED langzaam knippert, ontvangt het apparaat gegevens van de computer. Wanneer de LED snel knippert, is het apparaat bezig met afdrukken. Aan • (Stopknop) Het apparaat is offline. Het apparaat bevindt zich in energiebesparingsmodus. Wanneer er gegevens binnenkomen of een knop wordt ingedrukt, gaat het apparaat automatisch online. Druk op afdrukken. (stopknop) tijdens het (Aan/uit-knop) Er is een kleine storing opgetreden en het apparaat wacht tot het probleem is verholpen. Controleer het bericht op het display. Als het probleem is opgelost, gaat de printer door met afdrukken. De tonercassette is bijna leeg. De geschatte gebruiksduur van de cassettea is bijna bereikt. Bereid een nieuwe cassette voor ter vervanging van de oude. U kunt de afdrukkwaliteit tijdelijk verhogen door de toner opnieuw te verdelen. (Zie "Toner herverdelen" op pagina 79.) De tonercassette heeft de geschatte levensduur a bijna bereikt. Het is aangeraden om de tonercassette te vervangen. (Zie "De tonercassette vervangen" op pagina 97.) Het papier is vastgelopen. (Zie "Papierstoringen verhelpen" op pagina 81.) De klep is geopend. Sluit de klep. De papierlade is leeg. Plaats papier in de lade. Het apparaat is gestopt als gevolg van een ersntige fout. Controleer het bericht op het display. (Zie "Informatie over displaymeldingen" op pagina 84.) Om het apparaat volledig uit te schakelen, houdt u deze knop ingedrukt tot het apparaat wordt uitgeschakeld. Deze knop kan ook worden gebruikt om het apparaat in te schakelen. Status Beschrijving Uit • • Het apparaat bevindt zich in gereedmodus. Het apparaat is uitgeschakeld. Aan Het apparaat bevindt zich in energiebesparingsmodus. Het apparaat inschakelen 1. Het netsnoer aansluiten. 2. De stroomschakelaar aanzetten. a. De geschatte gebruiksduur van een cassette geeft aan hoeveel afdrukken er gemiddeld nog met de tonercassette kunnen worden gemaakt conform ISO/IEC 19798. Het aantal pagina’s kan worden beïnvloed door de omgevingsvoorwaarden, de tijd tussen afdruktaken en het type en formaat van het afdrukmateriaal. Er kan wat toner achterblijven in de cassette, ook als de rode LED brandt en de printer stopt met afdrukken. Controleer het bericht op het display. Volg de instructies in het bericht of raadpleeg probleemoplossing. (Zie "Informatie over displaymeldingen" op pagina 84.) Neem contact op met de klantenservice als het probleem zich blijft voordoen. Inleiding_ 27 Als u het apparaat volledig wilt uitschakelen, houdt u deze knop ingedrukt tot het apparaat wordt uitgeschakeld. Aan de slag 2. In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u het USB-apparaat en de software instelt. In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen: • • De hardware installeren Meegeleverde software • • De hardware installeren Systeemvereisten Lokaal installeren van het stuurprogramma 7. Zet het apparaat aan. Dit deel beschrijft de stappen voor de installatie van de hardware, zoals toegelicht in de Beknopte installatiehandleiding. Lees de Beknopte installatiehandleiding en voer de volgende stappen uit. 1. Kies een stabiele locatie. Kies een vlak, stabiel oppervlak met voldoende ruimte voor luchtcirculatie rond het apparaat. Laat extra ruimte vrij voor het openen van kleppen en papierladen. Plaats het apparaat in een ruimte die voldoende geventileerd is, maar niet in direct zonlicht, vlakbij een warmte- of koudebron of op een vochtige plek. Plaats het apparaat niet te dicht bij de rand van een bureau of tafel. Het apparaat zal niet werken als de stroom uitvalt. Meegeleverde software Installeer de printersoftware nadat u de printer hebt geïnstalleerd en op de computer hebt aangesloten. Als u Windows of Macintosh OS gebruikt, installeert u de software vanaf de meegeleverde cd-rom. Als u Linux OS of UNIX OS gebruikt, downloadt u de software van de website van Samsung (www.samsung.com/printer) en installeert u deze. De apparaatsoftware wordt bij gelegenheid bijgewerkt, bijvoorbeeld bij de release van een nieuw besturingssysteem. Download indien nodig de laatste versie van de website van Samsung. (www.samsung.com/ printer) Besturingss ysteem Windows Inhoud • • • U kunt probleemloos afdrukken tot op een hoogte van 1.000 m. Raadpleeg de hoogte-instellingen voor optimaal afdrukken. (Zie "Luchtdrukaanpassing" op pagina 49.) Plaats het apparaat op een vlak en stabiel oppervlak zodat het niet meer dan 2 mm overhelt, anders verslechtert de afdrukkwaliteit. • • • 2. Haal het apparaat uit de verpakking en controleer alle bijgeleverde artikelen. 3. Verwijder de tape rond het apparaat. 4. Plaats de tonercassette. 5. Plaats papier. (Zie "Papier in de lade plaatsen" op pagina 53.) 6. Controleer of alle kabels met het apparaat zijn verbonden. Aan de slag_ 28 Printerstuurprogramma: gebruik dit stuurprogramma om de functies van het apparaat maximaal te benutten. PostScript-printerstuurprogramma: het PostScript-stuurprogramma is bedoeld voor het afdrukken van documenten met complexe lettertypen en afbeeldingen in PS. (PostScript printer description-bestand is inbegrepen.) Samsung Easy Printer Manager: Samsung Easy Printer Manager combineert printerinstellingen met omgevingsfactoren, instellingen/taakopties en startopties. Met al deze functies heeft u overzichtelijk toegang tot alle functies van uw Samsung-printer. Samsung-printerstatus: dit programma geeft de status van het apparaat weer en waarschuwt u als er een fout optreedt tijdens het afdrukken. Hulpprogramma Direct afdrukken: met dit programma kunt u PDF-bestanden rechtstreeks afdrukken. SetIP: met dit programma kunt u de TCP/ IP-adressen van uw apparaat instellen. Besturingss ysteem Macintosh • • • Linux • • • • UNIX Vereisten (aanbevolen) Inhoud • PostScript-printerstuurprogramma: gebruik dit stuurprogramma om met uw apparaat documenten af te drukken vanaf een Macintosh-computer. (PostScript printer description-bestand is inbegrepen.) Smart Panel: dit programma geeft de status van het apparaat weer en waarschuwt u als er een fout optreedt tijdens het afdrukken. SetIP: met dit programma kunt u de TCP/ IP-adressen van uw apparaat instellen. Unified Linux-stuurprogramma: gebruik dit stuurprogramma om de functies van het apparaat maximaal te benutten. PostScript Printer Description-bestand (PPD-bestand): met dit bestand kunt u uw apparaat bedienen en documenten afdrukken vanaf een Linux-computer. Smart Panel: dit programma geeft de status van het apparaat weer en waarschuwt u als er een fout optreedt tijdens het afdrukken. SetIP: met dit programma kunt u de TCP/ IP-adressen van uw apparaat instellen. UNIX-printerstuurprogramma: met dit stuurprogramma kunt u documenten afdrukken vanaf een UNIX-systeem. Windows® 7 Processor RAM Intel® Pentium® IV 1 GHz 32-bit of 64-bit-processor of hoger 1 GB (2 GB) • • Windows Server® 2008 R2 • • • • 512 MB (2 GB) Processor RAM Vereisten (aanbevolen) Mac OS X 10.3~10.4 Processor Intel® Pentium® II 400 MHz (Pentium III 933 MHz) 64 MB (128 MB) 600 MB Windows® XP Intel® Pentium® III 933 MHz (Pentium IV 1 GHz) 128 MB (256 MB) 1,5 GB 1,25 GB tot 2 GB Windows Server® 2003 Intel Pentium III 933 MHz (Pentium IV 1 GHz) 128 MB (512 MB) Windows Server® 2008 Intel® Pentium® IV 1 GHz (Pentium IV 2 GHz) 512 MB (2 GB) 10 GB Windows Vista® Intel® Pentium® IV 3 GHz 512 MB (1 GB) 15 GB ® ® • • Vrije HDD-ru imte Windows® 2000 10 GB Macintosh RAM Microsoft Windows Besturingssys teem 16 GB Internet Explorer 6.0 of hoger is minimaal vereist voor alle Windows-besturingssystemen. Gebruikers kunnen de software installeren als ze beheerdersrechten hebben. Windows Terminal Services is compatibel met uw apparaat. Voor Windows 2000 is Service Pack 4 of hoger vereist. ® Vereisten (aanbevolen) Vrije HDD-ru imte Ondersteuning voor DirectX® 9 graphics met 128 MB geheugen (om het Aero-thema in te schakelen). DVD-R/W-station Intel® Pentium® IV 1 GHz (x86) of 1,4 GHz (x64) processoren (2 GHz of sneller) Besturingssy steem Systeemvereisten ® Besturingssys teem Intel®-processoren • PowerPC G4/G5 • 128 MB voor Mac met PowerPC (512 MB) 512 MB voor een Mac op basis van Intel (1 GB) Vrije schijf ruimt e 1 GB Mac OS X 10.5 • • Intel®-processoren 512 MB (1 GB) 867 MHz of sneller Power PC G4/G5 1 GB Mac OS X 10.6 • Intel®-processoren 1 GB (2 GB) 1 GB Aan de slag_ 29 Linux 3. Selecteer Nu installeren. Items Vereisten Besturingssyste em RedHat® Enterprise Linux WS 4, 5 (32/64 bit) Fedora 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13 (32/64-bit) SuSE Linux 10.1 (32 bits) OpenSuSE® 10.2, 10.3, 11.0, 11.1, 11.2 (32/64 bits) Mandriva 2007, 2008, 2009, 2009.1, 2010 (32/64 bits) Ubuntu 6.06, 6.10, 7.04, 7.10, 8.04, 8.10, 9.04, 9.10, 10.04 (32/64 bits) SuSE Linux Enterprise Desktop 10, 11 (32/64 bits) Debian 4.0, 5.0 (32/64 bits) Processor Pentium IV 2,4 GHz (Intel Core™2) RAM 512 MB (1 GB) Vrije HDD-ruimte 1 GB (2 GB) 4. Lees de Gebruiksrechtovereenkomst en selecteer Ik aanvaard de bepalingen van de gebruiksrechtovereenkomst. Klik vervolgens op Volgende. 5. Volg de instructies in het installatievenster. Als het printerstuurprogramma niet naar behoren werkt, volgt u de onderstaande stappen om het stuurprogramma te verwijderen en opnieuw te installeren. a) Zorg ervoor dat de printer op uw computer is aangesloten en ingeschakeld is. b) Selecteer in het menu Start achtereenvolgens Programma's of Alle programma's > Samsung Printers > naam van uw printerstuurprogramma > Deïnstalleren. c) Selecteer de gewenste optie en volg de instructies in het venster. d) Nadat u het printerstuurprogramma hebt verwijderd, moet u het opnieuw installeren (zie "Lokaal installeren van het stuurprogramma" op pagina 30, "Het stuurprogramma voor het verbinden met een bedraad netwerk installeren" op pagina 35). Unix Items Vereisten Besturingssyste em Sun Solaris 9, 10 (x86, SPARC) HP-UX 11.0, 11i v1, 11i v2, 11i v3 (PA-RISC, Itanium) IBM AIX 5.1, 5.2, 5,3, 5.4 Vrije HDD-ruimte Tot 100 MB Lokaal installeren van het stuurprogramma Een lokale printer is een printer die via een kabel rechtstreeks op uw computer is aangesloten. Als uw apparaat met een netwerk is verbonden, slaat u de onderstaande stappen over en gaat u naar het deel over de installatie van het stuurprogramma voor een apparaat dat met een netwerk is verbonden. (Zie "Het stuurprogramma voor het verbinden met een bedraad netwerk installeren" op pagina 35.) • • • Zie de handleiding Geavanceerd als u een Macintosh, Linux of Unix OS-gebruiker bent. Door Geavanceerde installatie > Aangepaste installatie te selecteren, kunt u kiezen welke programma’s u wilt installeren. Gebruik alleen een USB-kabel die korter is dan 3 meter. Windows 1. Zorg ervoor dat de printer op uw computer is aangesloten en ingeschakeld is. Als tijdens de installatie het venster "Wizard Nieuwe hardware gevonden" verschijnt, klikt u op Annuleren om het venster te sluiten. 2. Plaats de meegeleverde cd-rom met software in het cd-rom-station. De cd-rom start automatisch op en er verschijnt een installatievenster. Macintosh 1. Zorg ervoor dat de printer op uw computer is aangesloten en ingeschakeld is. 2. Plaats de meegeleverde cd-rom met software in het cd-rom-station. 3. Dubbelklik op het cd-rom-pictogram op het bureaublad van uw Macintosh-computer. 4. Dubbelklik op de map MAC_Installer. 5. Dubbelklik op het pictogram Installer OS X. 6. Voer het wachtwoord in en klik op OK. 7. Het installatievenster van Samsung wordt geopend. Klik op Volgende (voor Mac OS X 10.4 Ga door). 8. Lees de gebruiksrechtovereenkomst en klik op Volgende (voor Mac OS X 10.4 Ga door). 9. Klik op Akkoord als u akkoord gaat met de gebruiksrechtovereenkomst. 10. Selecteer Eenvoudige installatie (voor Mac OS X 10.4 Standardinstallatie) en klik op Installeer. Eenvoudige installatie (voor Mac OS X 10.4 Standardinstallatie) wordt aanbevolen voor de meeste gebruikers. Alle onderdelen die noodzakelijk zijn voor apparaatbewerkingen worden geïnstalleerd. Als u Aangepaste installatie (voor Mac OS X 10.4 Maak installatie ongedaan) selecteert, kunt u aangeven welke afzonderlijke onderdelen u wilt installeren. 11. Klik op Volgende (voor Mac OS X 10.4 Ga door) als het bericht met de waarschuwing dat alle toepassingen worden afgesloten op de computer wordt weergegeven. Aan de slag_ 30 Linux 12. Selecteer Typische installatie voor een lokale printer en klik vervolgens op OK. Als u Typische installatie voor een netwerkprinter selecteert tijdens de installatie van het printerstuurprogramma, wordt het programma SetIP automatisch uitgevoerd. Als de netwerkgegevens voor het apparaat al geconfigureerd zijn, sluit u het programma SetIP af. Ga door met de volgende stap. 13. Nadat de installatie is voltooid, klikt u op Afsluiten (voor Mac OS X 10.4 Sluit af). 14. Open de map Toepassingen > Hulpprogramma's > Printerconfiguratie. • In Mac OS X 10.5-10.6 opent u de map Toepassingen > Systeemvoorkeuren en klikt u op Afdrukken en faxen. 15. Klik op Voeg toe in de Printerlijst. • In Mac OS X 10.5~10.6 klikt u op het pictogram +, waarna een venster verschijnt. 16. Voor MAC OS X 10.3 selecteert u het tabblad USB. • In Mac OS X 10.4 klikt u op Standaardkiezer en zoekt u de USB-verbinding. • In Mac OS X 10.5~10.6 klikt u op Standaard en zoekt u de USB-verbinding. 17. Als automatisch selecteren in Mac OS X 10.3 niet goed werkt, selecteert u Samsung in Printermodel en de naam van uw apparaat in Modelnaam. • Als automatisch selecteren in Mac OS X 10.4 niet goed werkt, selecteert u Samsung in Druk af via en de naam van uw apparaat in Model. • Als de automatische selectiefunctie niet goed werkt in Mac OS X 10.5~10.6, selecteert u Selecteer besturingsbestand… en de naam van uw printer in Druk af via. Uw printer verschijnt in Printerlijst en wordt ingesteld als standaardprinter. 18. Klik op Voeg toe. Als de printer niet correct werkt, maakt u de installatie van het stuurprogramma ongedaan en installeert u het opnieuw. Volg de onderstaande stappen om de installatie van het printerstuurprogramma voor Macintosh ongedaan te maken. a) Zorg ervoor dat de printer op uw computer is aangesloten en ingeschakeld is. b) Plaats de meegeleverde cd-rom met software in het cd-rom-station. c) Dubbelklik op het cd-rom-pictogram op het bureaublad van uw Macintosh-computer. d) Dubbelklik op de map MAC_Installer. e) Dubbelklik op het pictogram Installer OS X. f) Voer het wachtwoord in en klik op OK. g) Het installatievenster van Samsung wordt geopend. Klik op Volgende (voor Mac OS X 10.4 Ga door). h) Selecteer Installatie ongedaan maken (voor Mac OS X 10.4 Maak installatie ongedaan) en klik op Installatie ongedaan maken (voor Mac OS X 10.4 Maak installatie ongedaan). i) Op het computerscherm verschijnt een waarschuwing dat alle toepassingen worden afgesloten. Klik op Volgende (voor Mac OS X 10.4 Ga door). j) Nadat de installatie ongedaan is gemaakt, klikt u op Afsluiten (voor Mac OS X 10.4 Sluit af). U moet het Linux-softwarepakket downloaden van de website van Samsung om de printersoftware te installeren. Volg de onderstaande stappen om de software te installeren. Linux Unified Driver installeren 1. Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en ingeschakeld is. 2. Wanneer het venster Administrator Login verschijnt, typt u root in het veld Login en voert u het systeemwachtwoord in. U moet zich aanmelden als supergebruiker (root) om de apparaatsoftware te installeren. Als u geen supergebruiker bent, neemt u contact op met uw systeembeheerder. 3. Download het Unified Linux Driver-pakket van de website van Samsung en plaats het op uw computer. 4. Klik met uw rechtermuisknop op het Unified Linux Driver-pakket en pak het uit. 5. Dubbelklik op cdroot > autorun. 6. Klik op Next zodra het welkomstscherm verschijnt. 7. Zodra de installatie is voltooid, klikt u op Finish. Het installatieprogramma heeft het pictogram Unified Driver Configurator op het bureaublad geplaatst en de groep Unified Driver aan het systeemmenu toegevoegd. Raadpleeg bij problemen de on-linehelpfunctie. U opent de help via het systeemmenu of vanuit het stuurprogrammapakket voor Windows-toepassingen, zoals Unified Driver Configurator of Image Manager. Smart Panel installeren 1. Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en ingeschakeld is. 2. Wanneer het venster Administrator Login verschijnt, typt u root in het veld Login en voert u het systeemwachtwoord in. U moet zich aanmelden als supergebruiker (root) om de apparaatsoftware te installeren. Als u geen supergebruiker bent, neemt u contact op met uw systeembeheerder. 3. Download het Smart Panel-pakket van de website van Samsung en plaats het op uw computer. 4. Klik met uw rechtermuisknop op het Smart Panel-pakket en pak het uit. 5. Dubbelklik op cdroot > Linux > smartpanel > install.sh. Aan de slag_ 31 Printer Settings Utility installeren 1. Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en ingeschakeld is. 2. Wanneer het venster Administrator Login verschijnt, typt u root in het veld Login en voert u het systeemwachtwoord in. U moet zich aanmelden als supergebruiker (root) om de apparaatsoftware te installeren. Als u geen supergebruiker bent, neemt u contact op met uw systeembeheerder. 3. Download het pakket met het Hulpprogramma Printerinstellingen van de website van Samsung en plaats het op uw computer. 4. Klik met de rechtermuisknop op het Printer Settings Utility-pakket en decomprimeer het. 5. Dubbelklik op cdroot > Linux > psu > install.sh. Als het printerstuurprogramma niet correct werkt, maakt u de installatie van het stuurprogramma ongedaan en installeert u het opnieuw. Volg onderstaande stappen om de installatie van het stuurprogramma voor Linux ongedaan te maken. a) Zorg ervoor dat de printer op uw computer is aangesloten en ingeschakeld is. b) Zodra het venster Administrator Login verschijnt, typt u "root" in het veld Login en voert u het systeemwachtwoord in. U moet zich aanmelden als supergebruiker (root) om de installatie van het printerstuurprogramma ongedaan te maken. Als u geen supergebruiker bent, neemt u contact op met uw systeembeheerder. c) Klik op het pictogram onderaan op het bureaublad. Als het terminalvenster verschijnt, typt u het volgende [root@localhost root]#cd /opt/Samsung/mfp/uninstall/ [root@localhost uninstall]#./uninstall.sh d) Klik op Uninstall. e) Klik op Next. f) Klik op Finish. Aan de slag_ 32 Netwerkinstallatie 3. In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u het USB-apparaat en de software instelt. In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen: • • • • • Netwerkomgeving Introductie van handige netwerkprogramma’s Een bedraad netwerk gebruiken • • Zie "Een bedraad netwerk gebruiken" op pagina 33 als u gebruikmaakt van een bedrade netwerkomgeving. Zie "Draadloos netwerk instellen" op pagina 39 als u gebruikmaakt van een draadloze netwerkomgeving. U moet de netwerkprotocollen installeren op het apparaat om het als netwerkprinter te kunnen gebruiken. U kunt de basisnetwerkinstellingen opgeven via het bedieningspaneel van het apparaat. De volgende tabel toont de netwerkomgevingen die het apparaat ondersteunt: Item Netwerkbesturingssysteem Vereisten • • Ethernet 10/100/1000 Base-TX 802.11 b/g/n draadloos LAN (optioneel) • Windows 2000/XP/2003/2008/Vista/ 7/2008 Server R2 Diverse Linux-besturingssystemen Mac OS X 10.3~10.6 UNIX • • • Netwerkprotocollen • • • • • • Draadloze netwerkbeveiliging Introductie van handige netwerkprogramma’s Er zijn verschillende programma’s voorhanden om de netwerkinstellingen op een eenvoudige manier op te geven in een netwerkomgeving. Zo kan de netwerkbeheerder verschillende apparaten in het netwerk beheren. Stel het IP-adres in voor u de onderstaande programma’s in gebruik neemt. Netwerkomgeving Netwerkinterface Draadloos netwerk instellen IPv6-configuratie • • SyncThru™ Web Service Een in de netwerkafdrukserver ingebouwde webserver laat u toe om: • de netwerkparameters voor het apparaat te configureren zodat u een verbinding kunt maken met diverse netwerkomgevingen; • de apparaatinstellingen aan te passen. (zie "SyncThru™ Web Service gebruiken" op pagina 70). SyncThru™ Web Admin Service TCP/IPv4 DHCP, BOOTP DNS, WINS, Bonjour, SLP, UPnP Standard TCP/IP Printing(RAW), LPR, IPP SNMPv 1/2/3, HTTP(S), Telnet, SMTP, IPSec TCP/IPv6 (DHCP, DNS, RAW, LPR, SNMPv 1/2/3, HTTP(S), IPSec (zie "IPv6-configuratie" op pagina 47). Verificatie: OSA, gedeelde sleutel, WPA Personal, WPA2 Personal (PSK), WPA Enterprise, WPA2 Enterprise Codering: WEP64, WEP128, TKIP, AES Een via internet functionerend afdrukbeheersysteem voor netwerkbeheerders. Met SyncThru™ Web Admin Service kunt u netwerkapparatuur op een efficiënte manier beheren en op afstand controleren. U kunt bovendien problemen oplossen vanaf iedere plek waar u toegang hebt tot het bedrijfsnetwerk via het internet. U kunt dit programma downloaden van http://solution.samsungprinter.com. SetIP Hulpprogramma waarmee u een netwerkinterface kunt selecteren en handmatig IP-adressen kunt configureren voor gebruik met het TCP/ IP-protocol. (Zie "Het IP-adres instellen" op pagina 34.) TCP/IPv6 wordt niet door dit programma ondersteund. Een bedraad netwerk gebruiken U moet de netwerkprotocollen op uw apparaat instellen om het apparaat in uw netwerk te kunnen gebruiken. In dit hoofdstuk leest u hoe u dit op een eenvoudige manier kunt doen. U kunt het netwerk gebruiken nadat u een netwerkkabel hebt aangesloten op de overeenkomstige poort op uw computer. Netwerkinstallatie_ 33 Een netwerkconfiguratierapport afdrukken U kunt een netwerkconfiguratierapport afdrukken vanaf het bedieningspaneel van het apparaat. In dit rapport worden de huidige netwerkinstellingen van het apparaat weergegeven. Hiermee kunt u een netwerk installeren en problemen oplossen. 1. Druk op op het bedieningspaneel. 2. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om Netwerk te selecteren en druk vervolgens op OK. 3. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om Netwerkconfiguratie te selecteren en druk vervolgens op OK. In dit netwerkconfiguratierapport vindt u het MAC-adres en het IP-adres van uw apparaat. Bijvoorbeeld • MAC-adres: 00:15:99:41:A2:78 • IP-adres: 192.0.0.192 5. In het menu Start van Windows selecteert u Alle programma’s > Samsung Printers > SetIP > SetIP. (derde van links) in het scherm SetIP om 6. Klik op het pictogram het TCP/IP-configuratievenster te openen. 7. Voer de nieuwe apparaatgegevens op de volgende manier in het configuratievenster in. In een bedrijfsintranet moeten deze gegevens u mogelijk worden toegewezen door een netwerkbeheerder voor u verder kunt gaan. Het IP-adres instellen Eerst moet u een IP-adres instellen voor het beheren van en afdrukken via het netwerk. In de meeste gevallen wordt een IP-adres automatisch toegewezen door een DHCP-server (Dynamic Host Configuration Protocol Server) die zich in het netwerk bevindt. IP-adres instellen via het bedieningspaneel 1. Verbind uw apparaat met het netwerk door middel van een netwerkkabel. 2. Zet het apparaat aan. 3. Druk op Zoek het MAC-adres in het netwerkconfiguratierapport en voer het hier in (zonder dubbele punten) (zie "Een netwerkconfiguratierapport afdrukken" op pagina 34). 00:15:99:29:51:A8 wordt dus 0015992951A8. op het bedieningspaneel. 4. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om Netwerk te selecteren en druk vervolgens op OK. 5. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om TCP/IP (IPv4) te selecteren en druk vervolgens op OK. 6. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om IP-adres instellen te selecteren en druk vervolgens op OK. 7. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om Handmatig te selecteren en druk vervolgens op OK. 8. Het eerste beschikbare menu-item, IP-adres, verschijnt. • Voer een getal in tussen 0 en 255. 9. Gebruik de pijl-omlaag/omhoog om de cijfers in te voeren en de pijl-links/rechts om te schakelen tussen de cijfers. Als u het IP-adres hebt ingevoerd, drukt u op OK. 10. Voer andere parameters in zoals Subnetmasker of Gateway en druk op OK. 11. Na het invoeren van alle parameters drukt u op om terug te keren naar stand-bymodus. Ga nu naar "Het stuurprogramma voor het verbinden met een bedraad netwerk installeren" op pagina 35. IPv4-configuratie met het programma SetIP (Windows) Voordat u het programma SetIP gebruikt, moet u de firewall van de computer uitschakelen via Configuratiescherm > Beveiligingscentrum > Windows Firewall. 1. Installeer dit programma vanaf de meegeleverde cd-rom door te dubbelklikken op Application > SetIP > Setup.exe. 2. Volg de instructies in het installatievenster. 3. Sluit het apparaat op het netwerk aan met een netwerkkabel. 4. Schakel het apparaat in. 8. Klik op Apply en vervolgens op OK. De printer zal het netwerkconfiguratierapport automatisch afdrukken. Bevestig dat alle instellingen juist zijn. IPv4-configuratie met het programma SetIP (Macintosh) Voordat u het programma SetIP gebruikt, moet u de firewall van de computer uitschakelen via Systeemvoorkeuren > Beveiliging > Firewall. De volgende instructies kunnen afwijken afhankelijk van uw model. 1. Verbind uw apparaat met het netwerk door middel van een netwerkkabel. 2. Plaats de installatie-cd en open het schijfvenster. Selecteer vervolgens MAC_Installer > MAC_Printer > SetIP > SetIPapplet.html. 3. Dubbelklik op het bestand en Safari zal automatisch worden geopend. Selecteer vervolgens Vertrouw. De browser zal de pagina SetIPapplet.html met de naam en het IP-adres van de printer openen. 4. Klik op het pictogram (derde van links) in het scherm SetIP om het TCP/IP-configuratievenster te openen. 5. Voer de nieuwe apparaatgegevens in het configuratievenster in. In een bedrijfsintranet moeten deze gegevens mogelijk worden toegewezen door een netwerkbeheerder voordat u verder kunt gaan. Netwerkinstallatie_ 34 Zoek het MAC-adres in het netwerkconfiguratierapport en voer het hier in (zonder dubbele punten) (zie "Een netwerkconfiguratierapport afdrukken" op pagina 34). Bijvoorbeeld: 00:15:99:29:51:A8 wordt dus 0015992951A8. 6. Selecteer Apply, OK en opnieuw OK. 7. Sluit Safari af. IPv4-configuratie met het programma SetIP (Linux) Voordat u het programma SetIP gebruikt, moet u de firewall van de computer uitschakelen via System Preferences or Administrator. De volgende instructies kunnen verschillen per model of besturingssysteem. 1. 2. 3. 4. Open /opt/Samsung/mfp/share/utils/. Dubbelklik op het bestand SetIPApplet.html. Klik hier om het venster TCP/IP Configuration te openen. Voer de nieuwe apparaatgegevens in het configuratievenster in. In een bedrijfsintranet moeten deze gegevens mogelijk worden toegewezen door een netwerkbeheerder voordat u verder kunt gaan. Zoek het MAC-adres in het netwerkconfiguratierapport en voer het hier in (zonder dubbele punten) (zie "Een netwerkconfiguratierapport afdrukken" op pagina 34). Bijvoorbeeld: 00:15:99:29:51:A8 wordt dus 0015992951A8. 4. Typ de juiste gegevens bij ID en Password en klik vervolgens op Login. Typ standaard-id en standaardwachtwoord in als u zich voor het eerst aanmeldt op SyncThru™ Web Service. • ID: admin • Password: sec00000 5. Wanneer het venster SyncThru™ Web Service wordt geopend, klikt u op Settings > Network Settings > Restore Default. 6. Klik op Clear voor het netwerk. 7. Schakel het apparaat uit en weer in om de instellingen toe te passen. Het stuurprogramma voor het verbinden met een bedraad netwerk installeren U moet de printerstuurprogrammasoftware installeren voor u kunt afdrukken. De software bestaat uit stuurprogramma’s, toepassingen en andere gebruiksvriendelijke programma’s. Controleer of de netwerkinstallatie voor uw apparaat is voltooid. Sluit alle toepassingen op uw computer af voor u met de installatie begint. Windows 1. Controleer of het apparaat met het netwerk is verbonden en ingeschakeld is. Het IP-adres van uw apparaat moet ook reeds zijn ingesteld. Als tijdens de installatie het venster "Wizard Nieuwe hardware gevonden" verschijnt, klikt u op Annuleren om het venster te sluiten. 5. Het Netwerkconfiguratierapport wordt automatisch op het apparaat afgedrukt. Netwerkparameters instellen U kunt eveneens verschillende netwerkinstellingen opgeven met behulp van netwerkbeheerprogramma’s zoals SyncThru™ Web Admin Service en SyncThru™ Web Service. 2. Plaats de meegeleverde cd-rom met software in het cd-rom-station. De cd-rom start automatisch op en er verschijnt een installatievenster. 3. Selecteer Nu installeren. Als u op Geavanceerde installatie klikt, kunt u gebruik maken van de optie Aangepaste installatie. Aangepaste installatie laat u toe om de verbinding van het apparaat te selecteren en aan te geven welke individuele onderdelen u wilt installeren. Volg de aanwijzingen op het scherm. Standaardinstellingen terugzetten Mogelijk moet u de standaardfabrieksinstellingen terugzetten als het apparaat dat u gebruikt met een nieuwe netwerkomgeving wordt verbonden. De standaardfabrieksinstellingen terugzetten via het bedieningspaneel 1. Druk op op het bedieningspaneel. 2. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om Netwerk te selecteren en druk vervolgens op OK. 3. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om Inst. wissen te selecteren en druk vervolgens op OK. 4. Schakel het apparaat uit en weer in om de instellingen toe te passen. 4. Lees de Gebruiksrechtovereenkomst en schakel het selectievakje Ik aanvaard de bepalingen van de gebruiksrechtovereenkomst in. Klik daarna op Volgende. Het programma zoekt het apparaat. Standaardfabrieksinstellingen terugzetten met SyncThru™ Web Service 1. Start een webbrowser zoals Internet Explorer, Safari of Firefox, en voer in het browservenster het nieuwe IP-adres van uw apparaat in. Bijvoorbeeld, 2. Klik op Ga naar om toegang te krijgen tot de SyncThru™ Web Service. 3. Klik op Login in de rechterbovenhoek van de SyncThru™ Web Service-website. Er verschijnt een aanmeldingspagina. Netwerkinstallatie_ 35 Als het apparaat niet in het netwerk of lokaal wordt gevonden, verschijnt er een foutbericht. • Schakel deze optie in als u de software wilt installeren zonder de printer aan te sluiten. - Schakel deze optie in als u dit programma wilt installeren zonder dat er een apparaat is aangesloten. In dit geval wordt het venster voor het afdrukken van een testpagina overgeslagen en wordt de installatie voltooid. • Opnieuw zoeken Wanneer u op deze knop klikt, verschijnt er een venster met een firewall-waarschuwing. - Schakel de firewall uit en klik op Opnieuw zoeken. In Windows klikt u op Start > Configuratiescherm > Windows Firewall en schakelt u deze optie uit. - Schakel naast de firewall van het besturingssysteem ook die van andere programma’s uit. Raadpleeg de handleiding van de desbetreffende programma’s. • Directe invoer Directe invoer laat u toe om een specifiek apparaat te zoeken op het netwerk. - Zoeken op IP-adres: voer hier het IP-adres of de hostnaam in. Klik vervolgens op Volgende. Druk een netwerkconfiguratierapport af om het IP-adres van uw apparaat te controleren (zie "Een netwerkconfiguratierapport afdrukken" op pagina 34). - Zoeken op netwerkpad: u kunt een gedeelde printer (UNC-pad) opgeven door de gedeelde naam handmatig in te voeren of door te klikken op Bladeren en de gedeelde printer te zoeken. Klik vervolgens op Volgende. • Help Als uw printer niet op de computer of het netwerk is aangesloten kunt u met deze Help-knop gedetailleerde informatie over de aansluiting van het apparaat weergeven. • SNMP-community-naam Als uw systeembeheerder de nieuwe SNMP-community-naam op het apparaat heeft ingesteld, vindt u het apparaat terug in het netwerk. Neem contact op met uw systeembeheerder voor de nieuwe SNMP-community-naam. 5. De gevonden apparaten worden op het scherm weergegeven. Selecteer het gewenste apparaat en klik op OK. Opdrachtregel Definitie / p"<poortnaam>" of / P"<poortnaam>" Specificeert de printerpoort. /a"<dest_path>" of / A"<dest_path>" Specificeert het doelpad voor de installatie. Er wordt een netwerkpoort gemaakt aan de hand van de standaard TCP/ IP-poortmonitor. Voor een lokale poort moet deze poort op het systeem bestaan voor deze door een opdracht wordt gespecificeerd. Het doelpad moet een volledig gekwalificeerd pad zijn. Als er slechts één apparaat is gevonden, verschijnt het bevestigingsvenster. 6. Volg de instructies in het installatievenster. De modus installatie op de achtergrond De modus installatie op de achtergrond is een installatiemethode die geen tussenkomst van de gebruiker vereist. Zodra u met de installatie start, worden het stuurprogramma van het apparaat en de software automatisch op uw computer geïnstalleerd. U kunt de installatie op de achtergrond ook starten door /s of /S in het opdrachtvenster te typen. / i"<scriptbestand snaam>" of / I"<scriptbestand snaam>" De scriptbestandsna am moet een volledig gekwalificeerde bestandsnaam zijn. Opdrachtregelparameters De volgende tabel geeft opdrachten weer die kunnen worden gebruikt in het opdrachtvenster. De volgende opdrachtregels zijn effectief en worden gehanteerd wanneer de opdracht gebruikt wordt met /s of /S. /h, /H of /? zijn exceptional commands die alleen gebruikt kunnen worden. Opdrachtregel /s of /S Definitie Start installatie op de achtergrond. Specificeert het aangepaste installatiescriptbestand voor aangepaste installatie. Omschrijving Hiermee worden apparaatstuurprogramma' s geïnstalleerd zonder UI's op te roepen en zonder tussenkomst van de gebruiker. / n"<Printernaam >" of / N"<Printernaam >" Netwerkinstallatie_ 36 Specificeert de printernaam. De printerinstantie zal worden gemaakt conform de opgegeven printernaam. Omschrijving De printerpoortnaam kan worden opgegeven als IP-adres, hostnaam, lokale USB-poortnaam of IEEE1284-poortnaam. Voorbeeld: • /p"xxx.xxx.xxx.xxx" waarin "xxx.xxx.xxx.xxx" staat voor het IP-adres van de netwerkprinter. / p"USB001", /P"LPT1:", /p"hostnaam". • Voer Setup.exe /s / L"0x0012” or Setup.exe /s /L"18” . in als u het stuurprogramma in het Koreaans op de achtergrond installeert. Aangezien apparaatstuurprogramma’ s geïnstalleerd moeten worden op een voor het besturingssysteem specifiek pad, is deze opdracht enkel van toepassing op toepassingssoftware. Het aangepaste scriptbestand kan worden toegewezen voor een aangepaste installatie op de achtergrond. Dit scriptbestand kan door het hulpprogramma voor aangepaste installatie of door de teksteditor worden gemaakt of gewijzigd. dit aangepaste scriptbestand heeft voorrang op de standaard installatie-instelling in het installatiepakket, maar heeft geen voorrang op opdrachtregelparam eters. Met deze parameter kunt u naar wens printerinstanties toevoegen. Opdrachtregel /nd of /ND /x of /X / up"<printernaa m>" of / UP"<printernaa m>" /d of /D /v"<share name>" of / V"<share name>" Definitie Omschrijving Geeft de opdracht het geïnstalleerde stuurprogramma niet in te stellen als standaard apparaatstuurprogram ma. Het geeft aan dat het geïnstalleerde apparaatstuurprogramma niet het standaard apparaatstuurprogramma op uw systeem zal zijn als er meer dan een printerstuurprogramma is geïnstalleerd. Als er geen apparaatstuurprogramma op uw systeem is geïnstalleerd, is deze optie niet van toepassing omdat het Windows-besturingssyste em het geïnstalleerde printerstuurprogramma als standaardstuurprogramma zal instellen. Maakt gebruik van bestaande apparaatstuurprogram mabestanden om de printerinstantie te maken als deze al is geïnstalleerd. Verwijdert alleen de opgegeven printerinstantie en niet de stuurprogrammabestan den. Verwijdert alle apparaatstuurprogram ma’s en toepassingen van uw systeem. Deelt het geïnstalleerde apparaat en voegt andere stuurprogramma’s toe aan het platform voor Point & Print. Opdrachtregel Deze opdracht biedt een mogelijkheid om een printerinstantie te installeren die gebruikmaakt van geïnstalleerde printerstuurprogrammabes tanden zonder een bijkomend stuurprogramma te installeren. Definitie Omschrijving /o of /O Opent de map Printers en faxapparaten na installatie. Deze opdracht opent de map Printers en faxapparaten na installatie op de achtergrond. /f"<naam van logboekbestand >" of /F"<naam van logboekbestand >" Specificeert de naam van het logboekbestand. Indien niet gespecificeerd, wordt het standaard logboekbestand gemaakt in de tijdelijke map op het systeem. Er wordt een logboekbestand gemaakt in een opgegeven map. /h, /H of /? Toont het gebruik van de opdrachtregel. Taalcode Code Taal 0X0009 Engels 0X0012 Koreaans 0X0804 Vereenvoudigd Chinees 0X0404 Traditioneel Chinees 0x040c Frans 0X0007 Duits Deze opdracht biedt een mogelijkheid om alleen de opgegeven printerinstantie van uw systeem te verwijderen zonder aan andere printerstuurprogramma’s te raken. Hiermee zullen de printerstuurprogramma’s niet van uw systeem worden verwijderd. 0X0010 Italiaans 0X000a Spaans 0X0013 Nederlands 0X001D Zweeds 0X0006 Deens 0X000b Fins 0X0014 Noors 0X0019 Russisch Deze opdracht zal alle geïnstalleerde apparaatstuurprogramma’ s en toepassingssoftware van uw systeem verwijderen. 0X0005 Tsjechisch 0X000e Hongaars 0X0008 Grieks 0X0816 Standaard Portugees Alle ondersteunde apparaatstuurprogramma' s van het Windows-besturingssyste em worden geïnstalleerd en gedeeld met de opgegeven <share name> voor Point & Print. 0X0416 Braziliaans Portugees 0X0015 Pools 0X001F Turks 0X0001 Arabisch 0X000D Hebreeuws 0x0424 Sloveens 0X0418 Roemeens Netwerkinstallatie_ 37 Code 17. Typ de wachtrijnaam in het veld Naam wachtrij. Als u de wachtrijnaam voor uw apparaatserver niet kunt bepalen, probeert u eerst de standaardwachtrij. 18. Als automatisch selecteren in Mac OS X 10.3 niet goed werkt, selecteert u Samsung in Printermodel en de naam van uw apparaat in Modelnaam. • Als automatisch selecteren in Mac OS X 10.4 niet goed werkt, selecteert u Samsung in Druk af via en de naam van uw printer in Model. • Als automatisch selecteren in Mac OS X 10.5~10.6 niet goed werkt, selecteert u Selecteer besturingsbestand… en de naam van uw printer in Druk af via. Het IP-adres van uw apparaat verschijnt in Printerlijst en wordt ingesteld als standaardapparaat. 19. Klik op Voeg toe. Taal 0X0402 Bulgaars 0X041A Kroatisch 0X081A Servisch 0X0422 Oekraïens 0X041B Slowaaks 0X0421 Indonesisch 0x041E Thais 0X0429 Farsi Macintosh Als het printerstuurprogramma niet correct werkt, maakt u de installatie van het stuurprogramma ongedaan en installeert u het opnieuw. Volg de onderstaande stappen om de installatie van het stuurprogramma in Macintosh ongedaan te maken. a) Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en ingeschakeld is. b) Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation. c) Dubbelklik op het cd-rom-pictogram op het bureaublad van uw Macintosh-computer. d) Dubbelklik op de map MAC_Installer. e) Dubbelklik op het pictogram Installer. f) Voer de netwerksleutel in en klik op OK. g) Het venster van het installatieprogramma van Samsung wordt geopend. Klik op Volgende (voor Mac OS X 10.4 Ga door). h) Selecteer Installatie ongedaan maken (voor Mac OS X 10.4 Maak installatie ongedaan) en klik op Installatie ongedaan maken (voor Mac OS X 10.4 Maak installatie ongedaan). i) Er verschijnt een bericht met de waarschuwing dat alle toepassingen worden afgesloten. Klik op Volgende (voor Mac OS X 10.4 Ga door). j) Nadat de installatie ongedaan is gemaakt, klikt u op Afsluiten (voor Mac OS X 10.4 Sluit af). 1. Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en ingeschakeld is. Het IP-adres van uw apparaat moet ook reeds zijn ingesteld. 2. Plaats de meegeleverde cd-rom met software in het cd-rom-station. 3. Dubbelklik op het cd-rom-pictogram op het bureaublad van uw Macintosh-computer. 4. Dubbelklik op de map MAC_Installer. 5. Dubbelklik op het pictogram Installer. 6. Voer de netwerksleutel in en klik op OK. 7. Het venster Samsung Installer wordt geopend. Klik op Volgende (voor Mac OS X 10.4 Ga door). 8. Selecteer Eenvoudige installatie en klik op Installeer. Eenvoudige installatie wordt aanbevolen voor de meeste gebruikers. Alle onderdelen die noodzakelijk zijn voor apparaatbewerkingen worden geïnstalleerd. Als u Aangepaste installatie selecteert, kunt u aangeven welke afzonderlijke onderdelen u wilt installeren. 9. Op het computerscherm verschijnt een waarschuwing dat alle toepassingen worden afgesloten. Klik op Volgende (voor Mac OS X 10.4 Ga door). 10. Selecteer Typische installatie voor een netwerkprinter en klik op OK. Het certificaatvenster wordt weergegeven. Klik op Vertrouw. Zie "Het IP-adres instellen" op pagina 34 om het programma SetIP te gebruiken. 11. Nadat de installatie is voltooid, klikt u op Afsluiten (voor Mac OS X 10.4 Sluit af). 12. Open de map Toepassingen > Hulpprogramma's > Printerconfiguratie. • In Mac OS X 10.5~10.6 opent u de map Toepassingen > Systeemvoorkeuren en klikt u op Afdrukken en faxen. 13. Klik op Voeg toe in de Printerlijst. • In Mac OS X 10.5~10.6 klikt u op het pictogram "+", waarna een weergavevenster verschijnt. 14. In Mac OS X 10.3 selecteert u het tabblad Afdrukken via IP. • In Mac OS X 10.4 klikt u op IP-printer. • In Mac OS X 10.5~10.6 klikt u op IP. 15. Selecteer Socket/HP Jet Direct in Printertype. Bij het afdrukken van een document van een groot aantal pagina's kan de afdrukcapaciteit worden verhoogd door Socket te kiezen voor de optie Printertype. 16. Typ het IP-adres van het apparaat in het veld Printeradres. Linux Linux Driver installeren 1. Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en ingeschakeld is. Het IP-adres van uw apparaat moet ook reeds zijn ingesteld. 2. Download het Unified Linux Driver-pakket van de website van Samsung en plaats het op uw computer. 3. Klik met uw rechtermuisknop op het Unified Linux Driver-pakket en pak het uit. 4. Dubbelklik op cdroot > autorun. 5. Het venster Samsung Installer wordt geopend. Klik op Continue. 6. Het venster van de wizard Printer toevoegen wordt geopend. Klik op Next. 7. Selecteer uw netwerkprinter en klik op de knop Search. 8. Het IP-adres en het model van de printer verschijnen in de lijst. 9. Selecteer uw apparaat en klik op Next. 10. Voer de beschrijving van de printer in en klik op Next. 11. Nadat de printer is toegevoegd, klikt u op Finish. 12. Nadat de installatie klikt u op Finish. Netwerkinstallatie_ 38 Netwerkprinter toevoegen 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. Dubbelklik op Unified Driver Configurator. Klik op Add Printer… Het venster Add printer wizard wordt geopend. Klik op Next. Selecteer Network printer en klik op de knop Search. Het IP-adres en het model van de printer verschijnen in de lijst. Selecteer uw apparaat en klik op Next. Voer de beschrijving van de printer in en klik op Next. Nadat de printer is toegevoegd, klikt u op Finish. De installatie van het printerstuurprogrammapakket ongedaan maken Om het UNIX-printerstuurprogramma te gebruiken moet u eerst het printerstuurprogrammapakket installeren en vervolgens de printer. U kunt het UNIX-printerstuurprogrammapakket downloaden van de website van Samsung. Het hulpprogramma voor het ongedaan maken van de installatie moet gebruikt worden om de printer uit het systeem te verwijderen. a) Voer de opdracht "uninstallprinter" uit vanaf de terminal. Hierdoor wordt Uninstall Printer Wizard geopend. De geïnstalleerde printers verschijnen in de vervolgkeuzelijst. b) Selecteer de printer die u wilt verwijderen. c) Klik op Delete om de printer uit het systeem te verwijderen. d) Voer de opdracht ". /install –d" uit om de installatie van het volledige pakket ongedaan te maken. e) Voer de opdracht ". /install –c" uit om de resultaten van het deïnstallatie te controleren. Gebruik de opdracht ". /install" om de binaire gegevens opnieuw te installeren. Het UNIX-printerstuurprogrammapakket installeren De printer instellen UNIX De installatieprocedure is identiek voor alle varianten van het bovengenoemde UNIX-besturingssysteem. 1. Download het UNIX-stuurprogrammapakket van de website van Samsung en pak het uit op uw computer. 2. Bekom machtigingen voor de hoofdmap. su 3. Kopieer het juiste stuurprogramma-archief naar de UNIX-computer. Raadpleeg de handleiding van uw UNIX-besturingssysteem voor meer informatie. 4. Pak het UNIX-printerstuurprogrammabestand uit. Op IBM AIX gebruikt u bijvoorbeeld de volgende opdrachten (zonder "): cd /tmp gzip -d < "package name" | tar xf De map "binaries" bevat de bestanden en mappen binz, install, share. 5. Kopieer de map "binaries" naar een plaatselijke map. 6. Schakel over naar de map "binaries" van het stuurprogramma. cd aix_power/binaries 7. Voer het installatiescript uit. ./install install is het installatiescriptbestand dat wordt gebruikt om het UNIX-printerstuurprogrammapakket te installeren/deïnstalleren. Gebruik de opdracht "chmod 755 install" om de uitvoering van het installatiescript te machtigen. 8. Voer de opdracht ". /install –c" uit om de resultaten van de installatie te controleren. 9. Voer "installprinter" uit vanaf de opdrachtregel. Hierdoor verschijnt het venster Add Printer Wizard. Installeer de printer in dit venster aan de hand van de volgende procedure. In sommige UNIX-besturingssystemen, zoals Solaris 10, is de toegevoegde printer mogelijk niet ingeschakeld en/of kan hij geen taken ontvangen. In dat geval moet u de volgende twee opdrachten uitvoeren in de root-terminal: accept <printer_name> enable <printer_name> Voer "installprinter" uit vanaf de opdrachtregel om de printer toe te voegen aan uw UNIX-systeem. Hiermee wordt het venster van de wizard Printer toevoegen geopend. Stel in dit venster de printer op de volgende manier in: 1. Typ de naam van de printer. 2. Selecteer het juiste printermodel uit de lijst van modellen. 3. Voer een beschrijving in voor het type van uw printer in het veld Type. Dit is optioneel. 4. Geef in het veld Description een beschrijving van de printer op. Dit is optioneel. 5. Geef in het veld Location een beschrijving van de printer op. 6. Typ het IP-adres of de DNS-naam van de printer in het tekstvak Device voor netwerkprinters. Op IBM AIX met jetdirect kunt u alleen Queue type invoeren. U kunt geen numeriek IP-adres invoeren. 7. Queue type toont de verbinding als lpd of jetdirect in de overeenkomstige keuzelijst. Op Sun Solaris OS is bovendien een usb type beschikbaar. 8. Selecteer Copies om het aantal exemplaren in te stellen. 9. Schakel de optie Collate in om exemplaren gesorteerd af te drukken. 10. Schakel de optie Reverse Order in om exemplaren in omgekeerde volgorde af te drukken. 11. Schakel de optie Make Default in om deze printer in te stellen als standaardprinter. 12. Klik op OK om de printer toe te voegen. Draadloos netwerk instellen Controleer of uw apparaat een draadloos netwerk ondersteunt. Afhankelijk van het model is een draadloos netwerk mogelijk niet beschikbaar. Aan de slag Uitleg over het type netwerk Normaal is er tussen uw computer en het apparaat maar één verbinding tegelijk mogelijk. Netwerkinstallatie_ 39 Infrastructuurmodus Deze modus wordt doorgaans gebruikt in woningen, kleine kantoren en thuiskantoren. In deze modus verloopt de communicatie met het draadloze apparaat via een toegangspunt. Ad-hocmodus In deze modus wordt geen toegangspunt gebruikt. De draadloze computer en het draadloze apparaat communiceren rechtstreeks met elkaar. 1. Druk op 2. Druk op Netwerk > Draadloos > WLAN-instellingen. 3. Druk op OK om de gewenste installatiemethode te selecteren. • Wizard (aanbevolen): in deze modus worden de gegevens automatisch ingesteld. Het apparaat geeft een lijst met beschikbare netwerken weer waaruit een keuze kan worden gemaakt. Nadat een netwerk is geselecteerd, vraagt de printer om de bijbehorende beveiligingscode. • Aangepast: in deze modus kunnen gebruikers hun eigen SSID opgeven of bewerken, de beveiliging handmatig kiezen en de instellingen toepassen. Instellen met Windows Snelkoppeling naar programma Draadloze verbindingen instellen zonder CD: All u het printerstuurprogramma eenmaal heeft geïnstalleerd, heeft u zonder CD toegang tot het programma Draadloze verbindingen instellen. Selecteer in het Startmenu achtereenvolgens Programma’s of Alle programma’s > Samsung Printers > naam van uw printerstuurprogramma > Programma voor het instellen van draadloze verbindingen. Naam van draadloos netwerk en netwerksleutel Draadloze netwerken vereisen een hoger beveiligingsniveau. Als u voor het eerst een toegangspunt installeert, worden een netwerknaam (SSID), een beveiligings-id en een netwerksleutel voor het netwerk gegenereerd. Zoek deze gegevens op voordat u verder gaat met de installatie van de printer. Kiezen van het installatietype U kunt een draadloos netwerk installeren via het bedieningspaneel van het apparaat of via de computer. Via het bedieningspaneel U kunt draadloze parameters configureren via het bedieningspaneel. • zie "De WLAN gebruiken" op pagina 40. Via de computer Wij raden aan een USB-kabel te gebruiken met het programma dat op de meegeleverde cd met software staat. zie "Instellen met Windows" op pagina 40. • Met een USB-kabel: U kunt een draadloos netwerk instellen met behulp van het programma op de bijgeleverde cd met software. Alleen de besturingssystemen Windows en Macintosh worden ondersteund (zie "Instellen met Windows" op pagina 40 of "Instellen met Macintosh" op pagina 43). op het bedieningspaneel. Toegangspunt via USB-kabel Wat u nodig hebt • • • • • Toegangspunt. Netwerkcomputer Software-cd die bij het apparaat is geleverd Het apparaat met een daarop geïnstalleerd draadloos-netwerkinterface USB-kabel. Opzetten van de netwerkinfrastructuur 1. 2. 3. 4. Controleer of de USB-kabel op het apparaat is aangesloten. Zet de computer, het toegangspunt en het apparaat aan. Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation. Selecteer de optie Draadloze verbindingen instellen en installeren. U kunt een draadloos netwerk ook met behulp van een USB-kabel installeren via Samsung Easy Printer Manager (Apparaatinstellingen) of Hulpprogramma Printerinstellingen nadat u het stuurprogramma hebt geïnstalleerd (dit werkt onder Windows en Macintosh). • Met een netwerkkabel: U kunt een draadloos netwerk instellen met behulp van het programma SyncThru™ Web Service (zie "Een netwerkkabel gebruiken" op pagina 45). De WLAN gebruiken Sommige modellen ondersteunen deze functie niet. Voor u begint moet u de netwerknaam (SSID) van uw draadloos netwerk kennen, evenals de netwerksleutel als deze is gecodeerd. Deze gegevens zijn ingesteld toen het toegangspunt (of de draadloze router) werd geïnstalleerd. Raadpleeg uw netwerkbeheerder als u niet vertrouwd bent met de draadloze omgeving waarin u werkt. Nadat de verbinding met het draadloze netwerk is gemaakt, moet u een apparaatstuurprogramma installeren om vanuit een toepassing te kunnen afdrukken (zie "Het stuurprogramma voor het verbinden met een bedraad netwerk installeren" op pagina 35). Netwerkinstallatie_ 40 • Nu installeren: Als u al een draadloos netwerk hebt ingesteld, klikt u op deze knop om het printerstuurprogramma te installeren, zodat u de draadloze netwerkprinter kunt gebruiken. Als u nog geen draadloos netwerk hebt ingesteld, klikt u op de knop Draadloze verbindingen instellen en installeren om een draadloos netwerk in te stellen. Klik daarna op de knop Nu installeren. • Draadloze verbindingen instellen en installeren: Configureer de draadloze netwerkinstellingen van uw apparaat en installeer vervolgens het printerstuurprogramma met behulp van de USB-kabel. Deze procedure is uitsluitend bedoeld voor gebruikers die nog nooit een draadloze netwerkverbinding hebben ingesteld. 5. Lees de Gebruiksrechtovereenkomst en kies Ik aanvaard de bepalingen van de gebruiksrechtovereenkomst Klik daarna op Volgende. 6. De software zoekt het draadloos netwerk. Als het draadloze netwerk niet wordt gevonden, controleert u of de USB-kabel tussen de computer en de printer goed is aangesloten en volgt u de instructies in het venster. 7. Na de zoekactie toont het venster de draadloze netwerkapparaten. Selecteer de naam (SSID) van het toegangspunt dat u gebruikt en klik op Volgende. Als u de netwerknaam van uw keuze niet kunt vinden of als u de draadloze configuratie handmatig wilt instellen, klikt u op Geavanceerde instelling. • Voer de naam van het draadloze netwerk in: Typ de SSID van het gewenste toegangspunt (de SSID is hoofdlettergevoelig). • Werkingsmodus: selecteer Infrastructuur. • Verificatie: selecteer een verificatietype. Open syst.: er wordt geen verificatie gebruikt en codering wordt gebruikt als gegevensbeveiliging vereist is. Ged. sleutel: verificatie wordt gebruikt. Een apparaat met de juiste WEP-sleutel heeft toegang tot het netwerk. WPA Privé of WPA2 Privé: selecteer deze optie als u wilt dat de afdrukserver wordt geverifieerd op basis van een vooraf gedeelde WPA-sleutel. Hierbij wordt een gedeelde geheime sleutel gebruikt (de zogenaamde vooraf gedeelde wachtwoordzin), die handmatig wordt geconfigureerd op het toegangspunt en elk van de bijbehorende clients. • Codering: Selecteer de codering (Geen, WEP64, WEP128, TKIP, AES, TKIP AES). • Netwerksleutel: geef de sleutelwaarde van de netwerkcodering in. • Netwerksleutel bevestigen:: bevestig de sleutelwaarde van de netwerkcodering. • WEP-sleutelindex: Als u WEP-codering gebruikt, selecteert u de juiste WEP-sleutelindex. Als het toegangspunt is beveiligd, verschijnt het beveiligingsvenster voor het draadloos netwerk. Het beveiligingsvenster voor het draadloos netwerk verschijnt. Het venster kan verschillen naargelang de beveiligingsmodus: WEP of WPA. • WEP Selecteer Open syst. of Ged. Sleutel voor de verificatie en typ de WEP-beveiligingssleutel. Klik op Volgende. WEP (Wired Equivalent Privacy) is een beveiligingsprotocol dat ongeautoriseerde toegang tot uw draadloos netwerk verhindert. WEP codeert het gegevensgedeelte van elk pakket dat wordt uitgewisseld over een draadloos netwerk door middel van een 64-bits of 128-bits WEP-coderingssleutel. • WPA Voer de gedeelde WPA-sleutel in en klik op Volgende. WPA regelt de machtiging en identificatie van gebruikers op basis van een geheime sleutel die automatisch op gezette tijden wordt gewijzigd. WPA gebruikt tevens TKIP (Temporal Key Integrity Protocol) en AES (Advanced Encryption Standard) voor gegevenscodering. 8. Het venster bevat de instellingen voor het draadloze netwerk en controleert of deze instellingen juist zijn. Klik op Volgende. • Voor de methode DHCP Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres DHCP is, controleert u of DHCP in het venster wordt vermeld. Indien Statisch wordt vermeld, klikt u op TCP/IP wijzigen om de toewijzingsmethode in DHCP te wijzigen. • Voor de methode Statisch Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres Statisch is, controleert u of Statisch in het venster wordt vermeld. Als DHCP wordt vermeld, klikt u op de knop TCP/IP wijzigen om het IP-adres en andere netwerkinstellingen van de printer in te voeren. Voordat u het IP-adres van de printer invoert, moet u de netwerkinstellingen van de computer weten. Als de computer is ingesteld op DHCP, neemt u contact op met de netwerkbeheerder voor het statische IP-adres. Voorbeeld: Als de netwerkgegevens van de computer als volgt zijn: - IP-adres: 169.254.133.42 - Subnetmasker: 255.255.0.0 Dan zijn de netwerkgegevens van de printer als volgt: - IP-adres: 169.254.133.43 - Subnetmasker: 255.255.0.0 (gebruik het subnetmasker van de computer). - Gateway: 169.254.133.1 9. Als de instelling van het draadloos netwerk is voltooid, koppelt u de USB-kabel tussen de computer en het apparaat los. Klik op Volgende. 10. Het venster Instelling van draadloos netwerk voltooid wordt geopend. Kies Ja als u de huidige instellingen aanvaardt en u wilt doorgaan. Kies Nee als u naar het beginvenster wilt terugkeren. Klik daarna op Volgende. 11. Klik op Volgende wanneer het venster Printeraansluiting bevestigen verschijnt. 12. Selecteer de onderdelen die u wilt installeren. Klik op Volgende. 13. Nadat u de onderdelen hebt geselecteerd, kunt u ook de naam van het apparaat wijzigen, het apparaat instellen om in het netwerk te worden gedeeld, het apparaat instellen als standaardapparaat en de poortnaam van elk apparaat wijzigen. Klik op Volgende. 14. Zodra de installatie is voltooid verschijnt er een venster met de vraag of u een testpagina wilt afdrukken. Als u een testpagina wilt afdrukken klikt u op Een testpagina afdrukken. In het andere geval klikt u op Volgende en gaat u door met stap 16. 15. Als de testpagina juist wordt afgedrukt, klikt u op Ja. Zo niet, klikt u op Nee om de testpagina opnieuw af te drukken. 16. Als u zich wilt registreren als gebruiker van het apparaat zodat u informatie kunt ontvangen van Samsung, klikt u op Online registratie. 17. Klik op Voltooien. Netwerkinstallatie_ 41 Ad-hoc via USB-kabel Klik daarna op Volgende. Als u andere ad-hocinstellingen wilt gebruiken, kiest u een ander draadloos netwerk in de lijst. Als u geen toegangspunt hebt, kunt u de printer alsnog draadloos met uw computer verbinden door een draadloos ad-hocnetwerk in te stellen. Volg hiervoor de volgende eenvoudige stappen. Als u ad-hocinstellingen wilt wijzigen, klikt u op de knop Geavanceerde instelling. • Voer de naam van het draadloze netwerk in: Voer de SSID in (de SSID is hoofdlettergevoelig). • Werkingsmodus: Selecteer Ad-hoc. • Kanaal: selecteer het kanaal (Auto-inst. of 2.412 tot 2.467 MHz.) • Verificatie: selecteer een verificatietype. Open syst.: er wordt geen verificatie gebruikt en codering wordt gebruikt als gegevensbeveiliging vereist is. Ged. sleutel: verificatie wordt gebruikt. Een apparaat met de juiste WEP-sleutel heeft toegang tot het netwerk. • Codering: Selecteer de codering (Geen, WEP64 of WEP128). • Netwerksleutel: geef de sleutelwaarde van de netwerkcodering in. • Netwerksleutel bevestigen:: bevestig de sleutelwaarde van de netwerkcodering. • WEP-sleutelindex: Als u WEP-codering gebruikt, selecteert u de juiste WEP-sleutelindex. Het beveiligingsvenster voor het draadloze netwerk verschijnt als het ad-hocnetwerk een beveiligingsinstelling heeft. Het beveiligingsvenster voor het draadloos netwerk verschijnt. Selecteer Open syst. of Ged. Sleutel voor de verificatie en klik op Volgende. • WEP (Wired Equivalent Privacy) is een beveiligingsprotocol dat ervoor zorgt dat onbevoegden geen toegang kunnen krijgen tot uw draadloze netwerk. Via WEP wordt het gegevensgedeelte van elk pakket dat via een draadloos netwerk wordt verzonden met een 64-bits of 128-bits WEP-coderingssleutel gecodeerd. Wat u nodig hebt • • • • Netwerkcomputer Software-cd die bij het apparaat is geleverd Het apparaat met een daarop geïnstalleerd draadloos-netwerkinterface USB-kabel. Ad-hocnetwerken in Windows instellen 1. 2. 3. 4. Controleer of de USB-kabel op het apparaat is aangesloten. Zet de computer en het draadloos-netwerkapparaat aan. Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation. Selecteer de optie Draadloze verbindingen instellen en installeren. • Nu installeren: Als u al een draadloos netwerk hebt ingesteld, klikt u op deze knop om het printerstuurprogramma te installeren, zodat u de draadloze netwerkprinter kunt gebruiken. Als u nog geen draadloos netwerk hebt ingesteld, klikt u op de knop Draadloze verbindingen instellen en installeren om een draadloos netwerk in te stellen. Klik daarna op de knop Nu installeren. • Draadloze verbindingen instellen en installeren: Configureer de draadloze netwerkinstellingen van uw apparaat en installeer vervolgens het printerstuurprogramma met behulp van de USB-kabel. Deze procedure is uitsluitend bedoeld voor gebruikers die nog nooit een draadloze netwerkverbinding hebben ingesteld. 5. Lees de Gebruiksrechtovereenkomst en kies Ik aanvaard de bepalingen van de gebruiksrechtovereenkomst Klik daarna op Volgende. 6. De software zoekt het draadloos netwerk. 8. Er verschijnt een venster met de instellingen van het draadloze netwerk. Controleer de instellingen en klik op Volgende. Als het netwerk niet kan worden gevonden, controleert u of de USB-kabel tussen de computer en de printer op de juiste manier is aangesloten. Volg verder de instructies in het venster. 7. Er verschijnt een lijst met de draadloze netwerken die het apparaat heeft gevonden. Als u de standaardinstelling voor ad-hocnetwerken van Samsung wilt gebruiken, selecteert u het laatste draadloze netwerk in de lijst met de Netwerknaam (SSID). Deze is portthru en het Signaal is Printernetwerk. Netwerkinstallatie_ 42 Voordat u het IP-adres van de printer invoert, moet u de netwerkinstellingen van de computer weten. Als de netwerkconfiguratie van de computer is ingesteld op DHCP, moet de instelling voor het draadloze netwerk ook DHCP zijn. Als de netwerkconfiguratie van de computer is ingesteld op Statisch, moet de instelling voor het draadloze netwerk ook Statisch zijn. Als de computer is ingesteld op DHCP en u voor het draadloze netwerk de instelling Statisch wilt gebruiken, neemt u contact op met de netwerkbeheerder voor het statische IP-adres. • Voor de methode DHCP Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres DHCP is, controleert u of DHCP wordt vermeld in het venster Bevestiging van instelling van draadloos netwerk. Indien Statisch wordt vermeld, klikt u op TCP/IP wijzigen om de toewijzingsmethode te wijzigen in IP-adres automatisch ontvangen (DHCP). • Voor de methode Statisch Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres Statisch is, controleert u of Statisch wordt vermeld in het venster Bevestiging van instelling van draadloos netwerk. Als DHCP wordt vermeld, klikt u op de knop TCP/IP wijzigen om het IP-adres en andere netwerkinstellingen van de printer in te voeren. Voorbeeld: Als de netwerkgegevens van de computer als volgt zijn: - IP-adres: 169.254.133.42 - Subnetmasker: 255.255.0.0 Dan zijn dit de netwerkgegevens van het apparaat: - IP-adres: 169.254.133.43 - Subnetmasker: 255.255.0.0 (gebruik het subnetmasker van de computer). - Gateway: 169.254.133.1 9. Als de instellingen van het draadloze netwerk voltooid zijn, koppelt u de USB-kabel tussen de computer en de printer los. Klik op Volgende. Als het venster Computernetwerkinstelling wijzigen verschijnt, volgt u de stappen op het venster. Klik op Volgende als u klaar bent met de instellingen voor het draadloze netwerk van de computer. Als het draadloze netwerk van de computer is ingesteld op DHCP, duurt het enkele minuten om het IP-adres te ontvangen. 10. Het venster Instelling van draadloos netwerk voltooid wordt geopend. Kies Ja als u de huidige instellingen aanvaardt en u wilt doorgaan. Kies Nee als u naar het beginvenster wilt terugkeren. Klik daarna op Volgende. 11. Klik op Volgende wanneer het venster Printeraansluiting bevestigen verschijnt. 12. Selecteer de onderdelen die u wilt installeren. Klik op Volgende. 13. Nadat u de onderdelen hebt geselecteerd, kunt u ook de naam van het apparaat wijzigen, het apparaat instellen om in het netwerk te worden gedeeld, het apparaat instellen als standaardapparaat en de poortnaam van elk apparaat wijzigen. Klik op Volgende. 14. Wanneer de installatie is voltooid, verschijnt er een venster met de vraag of u een testpagina wilt afdrukken. Als u een testpagina wilt afdrukken klikt u op Een testpagina afdrukken. In het andere geval klikt u op Volgende en gaat u door met stap 16. 15. Als de testpagina op de juiste manier wordt afgedrukt, klikt u op Ja. Zo niet, dan klikt u op Nee om deze opnieuw af te drukken. 16. Als u zich wilt registreren als gebruiker van het apparaat om informatie te ontvangen van Samsung klikt u op Online registratie. 17. Klik op Voltooien. 4. Dubbelklik op het cd-rom-pictogram op het bureaublad van uw Macintosh-computer. 5. Dubbelklik op de map MAC_Installer. 6. Dubbelklik op het pictogram Installer OS X. 7. Voer het wachtwoord in en klik op OK. 8. Klik op Ga door. 9. Lees de gebruiksrechtovereenkomst en klik op Volgende (voor Mac OS X 10.4 Ga door). 10. Klik op Akkoord als u akkoord gaat met de gebruiksrechtovereenkomst. 11. Klik op Volgende (voor Mac OS X 10.4 Ga door). 12. Selecteer Eenvoudige installatie en klik op Installeer. Eenvoudige installatie wordt aanbevolen voor de meeste gebruikers. Alle onderdelen die noodzakelijk zijn voor apparaatbewerkingen worden geïnstalleerd. Als u Aangepaste installatie selecteert, kunt u aangeven welke afzonderlijke onderdelen u wilt installeren. 13. Selecteer de optie Draadloze verbindingen instellen en installeren. 14. De software zoekt het draadloos netwerk. Als het draadloze netwerk niet wordt gevonden, controleert u of de USB-kabel tussen de computer en de printer goed is aangesloten en volgt u de instructies in het venster. 15. Na de zoekactie toont het venster de draadloze netwerkapparaten. Selecteer de naam (SSID) van het toegangspunt dat u gebruikt en klik op Next. Instellen met Macintosh Wat u nodig hebt • • • • • Toegangspunt. Netwerkcomputer. Software-cd die bij het apparaat is geleverd. Het apparaat met een daarop geïnstalleerd draadloos-netwerkinterface. USB-kabel. Toegangspunt via USB-kabel 1. Controleer of de USB-kabel op het apparaat is aangesloten. 2. Zet de computer, het toegangspunt en het apparaat aan. 3. Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation. Netwerkinstallatie_ 43 Als u de draadloze configuratie handmatig instelt, klikt u op Geavanceerde instelling. • Voer de naam van het draadloze netwerk in: Typ de SSID van het gewenste toegangspunt (de SSID is hoofdlettergevoelig). • Werkingsmodus: selecteer Infrastruct.. • Verificatie: selecteer een verificatietype. Open syst.: er wordt geen verificatie gebruikt en codering wordt gebruikt als gegevensbeveiliging vereist is. Ged. Sleutel: verificatie wordt gebruikt. Een apparaat met de juiste WEP-sleutel heeft toegang tot het netwerk. WPA Privé of WPA2 Privé: selecteer deze optie als u wilt dat de afdrukserver wordt geverifieerd op basis van een vooraf gedeelde WPA-sleutel. Hierbij wordt een gedeelde geheime sleutel gebruikt (de zogenaamde vooraf gedeelde wachtwoordzin), die handmatig wordt geconfigureerd op het toegangspunt en elk van de bijbehorende clients. • Codering: selecteer de codering (Geen, WEP64, WEP128, TKIP, AES, TKIP, AES). • Netwerksleutel: geef de sleutelwaarde van de netwerkcodering in. • Netwerksleutel bevestigen: bevestig de sleutelwaarde van de netwerkcodering. • WEP-sleutelindex:: Als u WEP-codering gebruikt, selecteert u de juiste WEP-sleutelindex:. Als het toegangspunt is beveiligd, verschijnt het beveiligingsvenster voor het draadloos netwerk. Het beveiligingsvenster voor het draadloos netwerk verschijnt. Het venster kan verschillen naargelang de beveiligingsmodus: WEP of WPA. • WEP Selecteer Open syst. of Ged. Sleutel voor de verificatie en typ de WEP-beveiligingssleutel. Klik op Volgende. WEP (Wired Equivalent Privacy) is een beveiligingsprotocol dat ervoor zorgt dat onbevoegden geen toegang kunnen krijgen tot uw draadloze netwerk. Via WEP wordt het gegevensgedeelte van elk pakket dat via een draadloos netwerk wordt verzonden met een 64-bits of 128-bits WEP-coderingssleutel gecodeerd. • WPA Voer de gedeelde WPA-sleutel in en klik op Next. WPA machtigt en identificeert gebruikers op basis van een geheime sleutel die op gezette tijden automatisch wordt gewijzigd. Bij WPA worden tevens TKIP (Temporal Key Integrity Protocol) en AES (Advanced Encryption Standard) voor gegevenscodering gebruikt. 16. Het venster bevat de instellingen voor het draadloze netwerk en controleert of deze instellingen juist zijn. Klik op Volgende. • Voor de methode DHCP Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres DHCP is, controleert u of DHCP in het venster wordt vermeld. Indien Statisch wordt vermeld, klikt u op TCP/IP wijzigen om de toewijzingsmethode in DHCP te wijzigen. • Voor de methode Statisch Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres Statisch is, controleert u of Statisch in het venster wordt vermeld. Als DHCP wordt vermeld, klikt u op de knop TCP/IP wijzigen om het IP-adres en andere netwerkinstellingen van de printer in te voeren. Voordat u het IP-adres van de printer invoert, moet u de netwerkinstellingen van de computer weten. Als de computer is ingesteld op DHCP, neemt u contact op met de netwerkbeheerder voor het statische IP-adres. Voorbeeld: Als de netwerkgegevens van de computer als volgt zijn: - IP-adres: 169.254.133.42 - Subnetmasker: 255.255.0.0 Dan zijn de netwerkgegevens van de printer als volgt: - IP-adres: 169.254.133.43 - Subnetmasker: 255.255.0.0 (gebruik het subnetmasker van de computer). - Gateway: 169.254.133.1 17. Er wordt verbinding met het draadloze netwerk gemaakt volgens de netwerkconfiguratie. 18. Als de instellingen van het draadloze netwerk voltooid zijn, koppelt u de USB-kabel tussen de computer en de printer los. 19. Volg de aanwijzingen op het scherm om de installatie te voltooien. Wanneer de installatie is voltooid, klikt u op Afsluiten of Herstart. Een ad-hocnetwerk instellen in Macintosh 1. 2. 3. 4. Controleer of de USB-kabel op het apparaat is aangesloten. Schakel de computer en de printer in. Plaats de meegeleverde software-cd in uw cd-romstation. Dubbelklik op het pictogram in de vorm van een cd-rom op het bureaublad van uw Macintosh-computer. 5. Dubbelklik op de map MAC_Installer. 6. Dubbelklik op het pictogram Installer OS X. 7. Voer het wachtwoord in en klik op OK. 8. Klik op Ga door. 9. Lees de gebruiksrechtovereenkomst en klik op Volgende (voor Mac OS X 10.4 Ga door). 10. Klik op Akkoord als u akkoord gaat met de gebruiksrechtovereenkomst. 11. Selecteer Eenvoudige installatie en klik op Installeer. Eenvoudige installatie wordt aanbevolen voor de meeste gebruikers. Alle onderdelen die noodzakelijk zijn voor apparaatbewerkingen worden geïnstalleerd. Als u Aangepaste installatie (voor Mac OS X 10.4 Maak installatie ongedaan) selecteert, kunt u aangeven welke afzonderlijke onderdelen u wilt installeren. 12. Klik op Draadloze verbindingen instellen en installeren. 13. De software zoekt naar draadloze netwerkapparaten. Als het draadloze netwerk niet wordt gevonden, controleert u of de USB-kabel tussen de computer en de printer goed is aangesloten en volgt u de instructies in het venster. 14. Er verschijnt een lijst met de draadloze netwerken die het apparaat heeft gevonden. Als u de standaardinstelling voor ad-hocnetwerken van Samsung wilt gebruiken, selecteert u het laatste draadloze netwerk in de lijst met de Netwerknaam (SSID). Deze is portthru en het Signaal isPrinternetwerk. Klik daarna op Next. Als u andere ad-hocinstellingen wilt gebruiken, kiest u een ander draadloos netwerk in de lijst. Ad-hoc via USB-kabel Als u geen toegangspunt hebt, kunt u de printer alsnog draadloos verbinden met uw computer door een draadloos ad-hocnetwerk in te stellen. Volg hiervoor de volgende eenvoudige stappen. Wat u nodig hebt • • • • Netwerkcomputer Cd met software die bij uw apparaat is geleverd Het apparaat met een daarop geïnstalleerd draadloos-netwerkinterface USB-kabel. Netwerkinstallatie_ 44 Als u ad-hocinstellingen wilt wijzigen, klikt u op de knop Geavanceerde instelling. • Voer de naam van het draadloze netwerk in: Voer de SSID in (de SSID is hoofdlettergevoelig). • Werkingsmodus: Selecteer Ad-hoc. • Kanaal: Selecteer het kanaal (Auto-inst. of 2412 MHz tot 2467 MHz). • Verificatie: selecteer een verificatietype. Open syst.: er wordt geen verificatie gebruikt en codering wordt gebruikt als gegevensbeveiliging vereist is. Ged. Sleutel: verificatie wordt gebruikt. Een apparaat met de juiste WEP-sleutel heeft toegang tot het netwerk. • Codering: Selecteer de codering (Geen, WEP64 of WEP128). • Netwerksleutel: geef de sleutelwaarde van de netwerkcodering in. • Netwerksleutel bevestigen: bevestig de sleutelwaarde van de netwerkcodering. • WEP-sleutelindex: Als u WEP-codering gebruikt, selecteert u de juiste WEP-sleutelindex:. Het beveiligingsvenster voor het draadloze netwerk verschijnt als het ad-hocnetwerk een beveiligingsinstelling heeft. Het beveiligingsvenster voor het draadloos netwerk verschijnt. Selecteer Open syst. of Ged. Sleutel voor de verificatie en klik op Next. • WEP (Wired Equivalent Privacy) is een beveiligingsprotocol dat ervoor zorgt dat onbevoegden geen toegang kunnen krijgen tot uw draadloze netwerk. Via WEP wordt het gegevensgedeelte van elk pakket dat via een draadloos netwerk wordt verzonden met een 64-bits of 128-bits WEP-coderingssleutel gecodeerd. 15. Er verschijnt een venster met de instellingen van het draadloze netwerk. Controleer de instellingen en klik op Next. Voordat u het IP-adres van de printer invoert, moet u de netwerkinstellingen van de computer weten. Als de netwerkconfiguratie van de computer is ingesteld op DHCP, moet de instelling voor het draadloze netwerk ook DHCP zijn. Als de netwerkconfiguratie van de computer is ingesteld op Statisch, moet de instelling voor het draadloze netwerk ook Statisch zijn. Als de computer is ingesteld op DHCP en u voor het draadloos netwerk de instelling Statisch wilt gebruiken, neemt u contact op met de netwerkbeheerder voor het statische IP-adres. • Voor de methode DHCP Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres DHCP is, controleert u of DHCP wordt vermeld in het venster Bevestiging van instelling van draadloos netwerk. Indien Statisch wordt vermeld, klikt u op TCP/IP wijzigen om de toewijzingsmethode te wijzigen in IP-adres automatisch ontvangen (DHCP). • Voor de methode Statisch Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres Statisch is, controleert u of Statisch wordt vermeld in het venster Bevestiging van instelling van draadloos netwerk. Als DHCP wordt vermeld, klikt u op de knop TCP/IP wijzigen om het IP-adres en andere netwerkinstellingen van de printer in te voeren. Voorbeeld: Als de netwerkgegevens van de computer als volgt zijn: - IP-adres: 169.254.133.42 - Subnetmasker: 255.255.0.0 Dan zijn dit de netwerkgegevens van het apparaat: - IP-adres: 169.254.133.43 - Subnetmasker: 255.255.0.0 (gebruik het subnetmasker van de computer). - Gateway: 169.254.133.1 16. Er wordt verbinding met het draadloze netwerk gemaakt volgens de netwerkconfiguratie. 17. Als de instelling van het draadloos netwerk is voltooid, koppelt u de USB-kabel tussen de computer en het apparaat los. 18. Volg de aanwijzingen op het scherm om de installatie te voltooien. Wanneer de installatie is voltooid, klikt u op Afsluiten of Herstart . Een netwerkkabel gebruiken Uw apparaat is netwerkcompatibel. Om uw apparaat netwerkcompatibel te maken, moet u enkele configuratieprocedures doorlopen. • • toepassing te kunnen afdrukken (zie "Het stuurprogramma voor het verbinden met een bedraad netwerk installeren" op pagina 35). Neem contact op met uw netwerkbeheerder of de persoon die uw draadloos netwerk heeft ingesteld voor informatie over uw netwerkconfiguratie. Wat u nodig hebt • • • • • Toegangspunt. Netwerkcomputer Software-cd die bij het apparaat is geleverd Het apparaat met een daarop geïnstalleerd draadloos-netwerkinterface Netwerkkabel. Een netwerkconfiguratierapport afdrukken U kunt bepalen welke netwerkinstellingen voor uw apparaat worden gebruikt door een netwerkconfiguratierapport af te drukken. zie "Een netwerkconfiguratierapport afdrukken" op pagina 34. IP-adres instellen via het programma SetIP (Windows) Dit programma wordt gebruikt om het IP-adres van uw apparaat handmatig in te stellen met behulp van het MAC-adres, om te communiceren met het apparaat. Het MAC-adres is een hardwareserienummer van de netwerkinterface dat u terugvindt in het netwerkconfiguratierapport terugvindt. zie "Het IP-adres instellen" op pagina 34. Het draadloze netwerk van het apparaat configureren Voordat u begint, moet u de netwerknaam (SSID) van uw draadloze netwerk en de netwerksleutel (als deze is gecodeerd) weten. Deze gegevens zijn ingesteld toen het toegangspunt (of de draadloze router) werd geïnstalleerd. Raadpleeg uw netwerkbeheerder als u niet vertrouwd bent met de draadloze omgeving waarin u werkt. Om parameters van het draadloos netwerk te configureren, kunt u SyncThru™ Web Service gebruiken. SyncThru™ Web Service gebruiken Controleer de status van de kabelverbinding voor u begint met de configuratie van de parameters voor het draadloze netwerk. 1. Controleer of de netwerkkabel op de printer is aangesloten. Als dat niet het geval is, moet u een standaardnetwerkkabel op het apparaat aansluiten. 2. Start een webbrowser als Internet Explorer, Safari of Firefox, en voer in het browservenster het nieuwe IP-adres van uw apparaat in. Voorbeeld: 3. Klik op Login in de rechterbovenhoek van de SyncThru™ Web Service-website. 4. Typ de juiste gegevens bij ID en Password en klik vervolgens op Login. • ID: admin • Password: sec00000 5. Als het venster van de SyncThru™ Web Service wordt geopend, klikt u op Network Settings. 6. Klik op Wireless > Wizard. Nadat de verbinding met het draadloze netwerk is gemaakt, moet u een apparaatstuurprogramma installeren om vanuit een Netwerkinstallatie_ 45 Wizard helpt u bij de configuratie van het draadloze netwerk. Als u het draadloze netwerk echter rechtstreeks wilt instellen, selecteer dan Custom. 7. Selecteer de Network Name(SSID) in de lijst. • SSID: SSID (Service Set Identifier) is een naam die een draadloos netwerk aanduidt. Toegangspunten en draadloze apparaten die een verbinding proberen te maken met een bepaald draadloos netwerk, moeten dezelfde SSID gebruiken. De SSID is hoofdlettergevoelig. • Operation Mode: Operation Mode verwijst naar het type draadloze verbinding (zie "Naam van draadloos netwerk en netwerksleutel" op pagina 40). - Ad-hoc: in deze modus kunnen draadloze apparaten rechtstreeks met elkaar communiceren in een peer-to-peer-omgeving. - Infrastructure: in deze modus kunnen draadloze apparaten via een toegangspunt met elkaar te communiceren. Als de Operation Mode van uw netwerk ingesteld is op Infrastructure selecteert u de SSID van het toegangspunt. Als de Operation Mode ingesteld is op Ad-hoc selecteert u de SSID van het apparaat. Houd er rekening mee dat "portthru" de standaard SSID van uw apparaat is. 8. Klik op Next. Als het venster met beveiligingsinstellingen voor draadloze netwerken verschijnt, voert u het geregistreerde wachtwoord (netwerksleutel) in en klikt u op Next. 9. Het venster voor bevestiging verschijnt. Controleer de instellingen van het draadloze netwerk. Als de instellingen juist zijn, klikt u op Apply. • Verbindingsprobleem - SSID niet gevonden • • • • Printers niet gevonden • • Mogelijk staat uw printer niet aan. Zet de computer en printer aan. De USB-kabel tussen de computer en het apparaat is niet Uw computer ontvangt geen signaal van uw apparaat. Controleer de USB-kabel en de stroomtoevoer van de printer. Verbindingsprobleem - Verbonden bedraad netwerk • De printer is verbonden met een netwerkkabel. Koppel de netwerkkabel los van uw apparaat. Fout bij verbinding met pc • 1. Controleer of de netwerkkabel op het apparaat is aangesloten. Als dat niet het geval is, moet u een standaardnetwerkkabel op het apparaat aansluiten. 2. Start een webbrowser als Internet Explorer, Safari of Firefox, en voer in het browservenster het nieuwe IP-adres van uw apparaat in. Voorbeeld: Problemen tijdens het instellen of de installatie van het stuurprogramma De beveiliging is niet goed geconfigureerd. Controleer de beveiliging die op het toegangspunt en de printer is geconfigureerd. Verbindingsprobleem - Algemene verbindingsfout Het Wi-Fi-netwerk in- of uitschakelen Problemen oplossen De geselecteerde of opgegeven netwerknaam (SSID) kan niet worden gevonden. Controleer de netwerknaam (SSID) op uw toegangspunt en probeer opnieuw verbinding te maken. Uw toegangspunt is uitgeschakeld. Zet het toegangspunt aan. Verbindingsprobleem - Ongeldige beveiliging Ontkoppel de netwerkkabel (standaard of netwerk). Uw apparaat zou vervolgens draadloos met het netwerk moeten communiceren. In ad-hocmodus kunt u tegelijkertijd een draadloos LAN en een bekabeld LAN gebruiken. 3. Klik op Login in de rechterbovenhoek van de SyncThru™ Web Service-website. 4. Typ de juiste gegevens bij ID en Password en klik vervolgens op Login. • ID: admin • Password: sec00000 5. Als het venster SyncThru™ Web Service wordt geopend, klikt u op Network Settings. 6. Klik op Wireless > Custom. U kunt het Wi-Fi-netwerk ook in- of uitschakelen. aangesloten. Verbind de printer met de computer door middel van de USB-kabel. Het apparaat ondersteunt geen draadloze netwerken. Raadpleeg de gebruikershandleiding van de printer op de software-cd die bij het apparaat is geleverd en zorg dat u beschikt over een draadloze netwerkprinter. Het geconfigureerde netwerkadres kan geen verbinding maken tussen uw computer en het apparaat. - Voor een DHCP-netwerkomgeving De printer ontvangt automatisch het IP-adres (DHCP) als de toewijzingsmethode voor het IP-adres is ingesteld op DHCP. - Voor een statische netwerkomgeving De printer gebruikt het statische adres als de toewijzingsmethode voor het IP-adres op de computer is ingesteld op Statisch. Voorbeeld: Als de netwerkgegevens van de computer als volgt zijn: - IP-adres: 169.254.133.42 - Subnetmasker: 255.255.0.0 Dan zijn dit de netwerkgegevens van het apparaat: - IP-adres: 169.254.133.43 - Subnetmasker: 255.255.0.0 (gebruik het subnetmasker van de computer). - Gateway: 169.254.133.1 Andere problemen Als zich tijdens het gebruik van de printer in een netwerk problemen voordoen, controleert u de volgende punten: Raadpleeg de gebruikershandleiding bij het toegangspunt (of de draadloze router) voor specifieke informatie. • • • • Netwerkinstallatie_ 46 Mogelijk is uw computer, het toegangspunt (of de draadloze router) of de printer niet ingeschakeld. Controleer de draadloze ontvangst van het signaal rond het apparaat. Als de router ver van de printer staat of als er een obstakel in de weg staat, kan dat de ontvangst van het signaal bemoeilijken. Schakel het toegangspunt (of de draadloze router), de printer en de computer uit en weer aan. Soms kan dat helpen om de communicatie met het netwerk te herstellen. Controleer of firewallsoftware (V3 of Norton) de communicatie blokkeert. • • • • • • • • • • Als de computer en de printer op hetzelfde netwerk zijn aangesloten maar niet kunnen worden gevonden, blokkeert de firewall-software mogelijk de communicatie. Raadpleeg de gebruikershandleiding bij de firewall-software voor informatie over het uitschakelen van de firewall. Probeer vervolgens nogmaals of de printer kan worden gevonden. Controleer of het IP-adres van het apparaat juist is toegewezen. U kunt het IP-adres controleren door het netwerkconfiguratierapport af te drukken. Controleer of het toegangspunt (of de draadloze router) met een wachtwoord beveiligd is. Als er een wachtwoord is ingesteld, neemt u contact op met de beheerder van het toegangspunt (of de draadloze router). Controleer het IP-adres van de printer. Installeer het printerstuurprogramma opnieuw en wijzig de instellingen om een verbinding te maken met het apparaat op het netwerk. Bij DHCP is het mogelijk dat het toegewezen IP-adres verandert als het apparaat lange tijd niet wordt gebruikt of als het toegangspunt opnieuw is ingesteld. Controleer de draadloze omgeving. Mogelijk kunt u geen verbinding maken met het netwerk in de infrastructuuromgeving waar u gebruikersgegevens moet invoeren voordat u een verbinding hebt gemaakt met een toegangspunt (of draadloze router). Dit apparaat ondersteunt alleen IEEE 802.11b/g/n en Wi-Fi. Andere draadloze communicatietypes (b.v. Bluetooth) worden niet ondersteund. In de ad-hocmodus onder besturingssystemen zoals Windows Vista is het mogelijk dat u de draadloze verbinding bij elk gebruik van de draadloze printer opnieuw moet instellen. Bij draadloze netwerkprinters van Samsung kunnen de infrastructuurmodus en de ad-hocmodus niet tegelijkertijd worden gebruikt. Het apparaat moet zich binnen het bereik van het draadloos netwerk bevinden. De printer mag niet in de buurt staan van obstakels die het draadloze signaal kunnen blokkeren. Verwijder grote metalen voorwerpen die zich tussen het toegangspunt (of de draadloze router) en het apparaat bevinden. Controleer of er geen palen, muren of steunpilaren van metaal of beton tussen de printer en het draadloze toegangspunt (of de draadloze router) staan. De printer mag niet in de buurt staan van andere elektronische apparaten die het draadloze signaal kunnen verstoren. Er zijn veel apparaten die het draadloze signaal kunnen verstoren, waaronder magnetrons en bepaalde Bluetooth-apparaten. 1. Druk op op het bedieningspaneel. 2. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om Netwerk te selecteren en druk vervolgens op OK. 3. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om Netwerkconfiguratie te selecteren en druk vervolgens op OK. IPv6 gebruiken Volg in een IPv6-netwerkomgeving de volgende procedure om het IPv6-adres te gebruiken. 1. Sluit het apparaat op het netwerk aan met een netwerkkabel. 2. Schakel het apparaat in. 3. Druk een netwerkconfiguratierapport af om de IPv6-adressen te controleren. 4. Selecteer Start > Configuratiescherm > Printers en faxapparaten. 5. Klik op Een printer toevoegen in het linkerdeelvenster van Printers en faxapparaten. 6. Klik op Netwerkprinter, draadloze printer of Bluetooth-printer toevoegen in het venster Printer toevoegen. 7. Het venster Wizard Printer toevoegen wordt geopend. Volg de instructies in het venster. Als het apparaat niet in een netwerkomgeving wordt gebruikt, activeert u IPv6. IPv6-adressen instellen Het apparaat ondersteunt de volgende IPv6-adressen voor het afdrukken vanaf het netwerk en voor netwerkbeheer. • Link-local Address: zelfgeconfigureerde lokale IPv6-adressen (adres begint met FE80). • Stateless Address: door een netwerkrouter automatisch geconfigureerd IPv6-adres. • Stateful Address: door een DHCPv6-server geconfigureerd IPv6-adres. • Manual Address: door de gebruiker handmatig geconfigureerd IPv6-adres. DHCPv6-adresconfiguratie (Stateful) Als uw netwerk gebruikmaakt van een DHCPv6-server kunt u een van de volgende opties instellen voor standaard dynamische host-configuratie. IPv6-configuratie IPv6 wordt alleen juist ondersteund in Windows Vista of latere versies. IPv6 activeren 1. Verbind uw apparaat met het netwerk door middel van een netwerkkabel. 2. Zet het apparaat aan. 3. Druk op 6. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om IPv6 activeren te selecteren en druk op OK. 7. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om Aan te selecteren en druk op OK. 8. Zet het apparaat uit en weer aan. 9. Druk een netwerkconfiguratierapport af vanaf het bedieningspaneel van het apparaat. In dit rapport worden de IPv6-adressen gecontroleerd. op het bedieningspaneel. 4. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om Netwerk te selecteren en druk vervolgens op OK. 5. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om TCP/IP (IPv6) te selecteren en druk op OK. 1. Druk op op het bedieningspaneel. 2. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om Netwerk te selecteren en druk vervolgens op OK. 3. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om TCP/IP (IPv6) te selecteren en druk op OK. 4. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om DHCPv6 configureren te selecteren en druk op OK. 5. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om toegang te krijgen tot de gewenste waarde. Netwerkinstallatie_ 47 • • Routers: gebruik DHCPv6 alleen als een router erom vraagt. DHCPv6-adressen: gebruik altijd DHCPv6 ongeacht of de router erom vraagt. • DHCPv6 uit: gebruik DHCPv6 nooit ongeacht of de router erom vraagt. 6. Druk op OK. Manual address-configuratie 1. Start een webbrowser zoals Internet Explorer die IPv6-adressering als een URL ondersteunt (zie "Een verbinding maken met SyncThru™ Web Service" op pagina 48). Voor IPv4 voert u het IPv4-adres (http://xxx.xxx.xxx.xxx) in het adresveld in en drukt u op de Enter-toets of klikt u op Ga naar. 2. Klik op Login in de rechterbovenhoek van de SyncThru™ Web Service-website. Er verschijnt een aanmeldingspagina. 3. Typ de juiste gegevens bij ID en Password en klik vervolgens op Login. Typ standaard-id en standaardwachtwoord in als u zich voor het eerst aanmeldt op SyncThru™ Web Service. • ID: admin • Password: sec00000 4. Als het venster SyncThru™ Web Service wordt geopend, klikt u op Settings > Network Settings. 5. Klik op TCP/IPv6. 6. Schakel in het gedeelte TCP/IPv6 de optie Manual Address in. IPv6 Protocol zou moeten zijn ingeschakeld. 7. Selecteer Address / Prefix en klik op de knop Add. Het routerprefix wordt automatisch ingevoerd in het adresveld. Typ de rest van het adres. (Voorbeeld: 3FFE:10:88:194::AAAA. "A" is de hexadecimaal 0 tot 9, A tot F.) 8. Klik op de knop Apply. Een verbinding maken met SyncThru™ Web Service 1. Start een webbrowser (bijvoorbeeld Internet Explorer) die IPv6-adressering als URL ondersteunt. 2. Klik op Ga naar om toegang te krijgen tot SyncThru™ Web Service. 3. Klik op Login in de rechterbovenhoek van de SyncThru™ Web Service-website. Er verschijnt een aanmeldingspagina. 4. Typ de juiste gegevens bij ID en Password en klik vervolgens op Login. Typ standaard-id en standaardwachtwoord in als u zich voor het eerst aanmeldt op SyncThru™ Web Service. • ID: admin • Password: sec00000 5. Selecteer een van de IPv6-adressen (Link-local Address, Stateless Address, Stateful Address, Manual Address) uit het netwerkconfiguratierapport. 6. Voer de IPv6-adressen in (Voorbeeld: http:// [FE80::215:99FF:FE66:7701]). De adressen moeten tussen rechte haakjes [] worden geplaatst. Netwerkinstallatie_ 48 Basisinstellingen 4. Nadat de installatie is voltooid, kunt u de standaardinstellingen van het apparaat opgeven. Raadpleeg het volgende hoofdstuk om waarden in te stellen of te wijzigen. In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u het apparaat instelt. In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen: • • • • • • • • Luchtdrukaanpassing Datum en tijd instellen De klokmodus wijzigen De taal op het display wijzigen Luchtdrukaanpassing De afdrukkwaliteit wordt beïnvloed door de atmosferische druk die afhankelijk is van de hoogte boven het zeeniveau waarop het apparaat zich bevindt. De volgende informatie zal u helpen om uw apparaat in te stellen op de beste afdrukkwaliteit. Voor u de hoogte instelt, moet u opzoeken wat de hoogte is van de plaats waar u het apparaat gebruikt. Time-out voor taken instellen De energiebesparingsfunctie gebruiken De standaardlade en het papier instellen Lettertype-instellingen wijzigen 4. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om de gewenste datum en tijd te selecteren. 5. Druk op OK om de selectie op te slaan. 6. Druk op om terug te keren naar stand-bymodus. Dit menu-item is beschikbaar als er een optionele harde schijf in de printer is geïnstalleerd. De klokmodus wijzigen U kunt uw apparaat zo instellen dat de tijd wordt weergegeven in de 12-uursnotatie of de 24-uursnotatie. 1. Druk op 1 2 3 4 0 • • Hoog 3 Hoog 2 Hoog 1 Normale Zie "Apparaatinstellingen" op pagina 72 als u Windows gebruikt. Zie "Gebruiken van Smart Panel (alleen voor Macintosh en Linux)" op pagina 72 als u Macintosh, Linux of UNIX OS gebruikt. • • Als uw computer is verbonden met internet, kunt u de hoogte instellen via SyncThru™ Web Service. U kunt de hoogte ook instellen via de optie Systeeminstellingen op het display van het apparaat. 2. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om Systeeminstellingen te selecteren en druk op OK. 3. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om Klokmodus te selecteren en druk op OK. 4. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om de andere modus te selecteren en druk op OK. 5. Druk op om terug te keren naar stand-bymodus. Dit menu-item is beschikbaar als er een optionele harde schijf in de printer is geïnstalleerd. De taal op het display wijzigen Voer de volgende stappen uit om de taal die op het display verschijnt te wijzigen. Datum en tijd instellen Wanneer u tijd en datum instelt, worden ze gebruikt in vertraagd afdrukken. Ze worden afgedrukt op rapporten. Als ze echter verkeerd zijn, moet u ze wijzigen. Als de stroomtoevoer naar het apparaat wordt onderbroken, moet u datum en tijd opnieuw instellen zodra de stroomtoevoer is hersteld. 1. Druk op op het bedieningspaneel. op het bedieningspaneel. 2. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om Systeeminstellingen te selecteren en druk vervolgens op OK. 3. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om Datum en tijd te selecteren en druk vervolgens op OK. 1. Druk op op het bedieningspaneel. 2. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om Systeeminstellingen te selecteren en druk vervolgens op OK. 3. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om Taal te selecteren en druk vervolgens op OK. 4. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om de gewenste taal weer te geven. 5. Druk op OK om de selectie op te slaan. 6. Druk op Basisinstellingen_ 49 om terug te keren naar stand-bymodus. Time-out voor taken instellen Als er gedurende een bepaalde tijdspanne geen gegevens worden ingevoerd, sluit het apparaat het huidige menu af en worden de standaardinstellingen geladen. U kunt instellen hoe lang het apparaat moet wachten. 1. Druk op op het bedieningspaneel. 2. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om Systeeminstellingen te selecteren en druk vervolgens op OK. 3. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om Time-out voor taak te selecteren en druk vervolgens op OK. 4. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om de gewenste tijd te selecteren. 5. Druk op OK om de selectie op te slaan. om terug te keren naar stand-bymodus. 6. Druk op De energiebesparingsfunctie gebruiken Gebruik deze functie om energie te besparen als u het apparaat niet gebruikt. 1. Druk op op het bedieningspaneel. 2. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om Systeeminstellingen te selecteren en druk vervolgens op OK. 3. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om Energiebesp. te selecteren en druk vervolgens op OK. 4. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om de gewenste tijd te selecteren. 5. Druk op OK om de selectie op te slaan. om terug te keren naar stand-bymodus. 6. Druk op Wanneer u doorlopend afdrukt (meer dan 200 pagina's), wordt de energiebesparende modus verlengd tot ongeveer 30 minuten om de afbeelding aan te passen. 11. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om Papierinvoer te selecteren en druk vervolgens op OK. 12. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om de gewenste papierlade te selecteren. 13. Druk op OK om de selectie op te slaan. 14. Druk op om terug te keren naar stand-bymodus. Op de computer Windows 1. Klik op het menu Start in Windows. 2. In Windows 2000 selecteert u Instellingen > Printers. • In Windows XP/2003 selecteert u Printers en faxapparaten. • In Windows 2008/Vista selecteert u Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Printers. • In Windows 7 selecteert u Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Apparaten en printers. • In Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm > Hardware > Apparaten en printers. 3. Klik met uw rechtermuisknop op uw apparaat. 4. In Windows XP/2003/2008/Vista klikt u op Voorkeursinstellingen voor afdrukken. In Windows 7 en Windows Server 2008 R2 selecteert u Voorkeursinstellingen voor afdrukken in de contextmenu’s. Als het item Voorkeursinstellingen voor afdrukken een ►-markering bevat, kunt u andere printerstuurprogramma's die met de geselecteerde printer zijn verbonden selecteren. 5. Klik op het tabblad Papier. 6. Selecteer een lade en de bijbehorende opties, zoals papierformaat en papiersoort. 7. Druk op OK. Macintosh De standaardlade en het papier instellen U kunt de lade en het papier selecteren die u standaard wilt gebruiken voor uw afdruktaken. (Zie "Papier" op pagina 67.) Via het bedieningspaneel 1. Druk op op het bedieningspaneel. 2. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om Papier te selecteren en druk vervolgens op OK. 3. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om de gewenste papierlade te selecteren en druk op OK. 4. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om Papierformaat te selecteren en druk vervolgens op OK. 5. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om het gewenste papierformaat te selecteren. 6. Druk op OK om de selectie op te slaan. 7. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om Papiertype te selecteren en druk vervolgens op OK. 8. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om het gewenste papiertype te selecteren. 9. Druk op OK om de selectie op te slaan. 10. Klik op . Macintosh ondersteunt deze functie niet. Macintosh-gebruikers moeten de standaardinstelling handmatig wijzigen als ze op basis van andere instellingen willen afdrukken. 1. Open een Macintosh-toepassing en selecteer het bestand dat u wilt afdrukken. 2. Open het menu Bestand en klik op Druk af. 3. Ga naar het paneel Papierinvoer. 4. Stel de juiste lade in van waaruit u wilt afdrukken. 5. Ga naar het paneel Papier. 6. Stel het type in van het papier dat geplaatst is in de lade van waaruit u wilt afdrukken. 7. Klik op Druk af om af te drukken. Lettertype-instellingen wijzigen Het apparaat is standaard ingesteld op het lettertype dat in uw regio of land wordt gebruikt. Als u het lettertype wilt wijzigen of als u het lettertype wilt instellen in een speciale omgeving (bijvoorbeeld DOS), kunt u de lettertype-instelling wijzigen in de sectie Apparaatinstellingen of Emulatie. • Zie "Apparaatinstellingen" op pagina 72 als u Windows gebruikt. • Zie "Gebruiken van Smart Panel (alleen voor Macintosh en Linux)" op pagina 72 als u Macintosh, Linux of UNIX OS gebruikt. Basisinstellingen_ 50 Hieronder vindt u de lijst met lettertypen voor de overeenkomstige talen. • Russisch: CP866, ISO 8859/5 Latin Cyrillic • Hebreeuws: Hebrew 15Q, Hebrew-8, Hebrew-7 (alleen voor Israël) • Grieks: ISO 8859/7 Latin Greek, PC-8 Latin/Greek • Arabisch & Farsi: HP Arabic-8, Windows Arabic, Code Page 864, Farsi, ISO 8859/6 Latin Arabic • OCR: OCR-A, OCR-B Basisinstellingen_ 51 Afdrukmedia en lade 5. In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u afdrukmedia in uw apparaat plaatst. In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen: • • • • • • Afdrukmedia selecteren De grootte van de lade aanpassen Papier in de lade plaatsen Afdrukmedia selecteren U kunt afdrukken op verschillende afdrukmedia, zoals op gewoon papier, enveloppen, etiketten en transparanten. Gebruik uitsluitend afdrukmedia die voldoen aan de in deze gebruikershandleiding vermelde richtlijnen. Richtlijnen om afdrukmedia te selecteren Afdrukmedia die niet aan de richtlijnen uit de gebruikershandleiding voldoen kunnen de volgende problemen veroorzaken: • slechte afdrukkwaliteit • vastlopen van het papier • versnelde slijtage van het apparaat. De eigenschappen van het papier, zoals gewicht, samenstelling en vezelen vochtgehalte, hebben een grote invloed op de prestaties van het apparaat en de afdrukkwaliteit. Houd bij de keuze van afdrukmedia rekening met het volgende: • Het type, formaat en gewicht van de afdrukmedia voor uw apparaat worden verderop in dit hoofdstuk besproken. (Zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 105.) • Gewenst resultaat: de afdrukmedia die u kiest moeten geschikt zijn voor het doel. • Helderheid: sommige afdrukmaterialen zijn witter dan andere en leveren scherpere en levendigere afbeeldingen op. • Gladheid van het oppervlak: de gladheid van de afdrukmedia bepaalt hoe scherp de afdrukken er uitzien op papier. • • • • • Het is mogelijk dat bepaalde afdrukmaterialen, hoewel ze voldoen aan alle hier genoemde richtlijnen toch geen bevredigende resultaten opleveren. Dit kan het gevolg zijn van onjuiste bediening, een onaanvaardbaar temperatuur- en vochtigheidsniveau of andere variabele niet controleerbare omstandigheden. Controleer, voordat u grote hoeveelheden afdrukmedia aanschaft, of deze voldoen aan de vereisten die in deze gebruikershandleiding worden vermeld en of ze voldoen aan uw afdrukvereisten. Afdrukken op speciale afdrukmedia Papierformaat en -type instellen De uitvoersteun gebruiken Het gebruik van ontvlambaar materiaal of het achterblijven van vreemde materialen in de printen kan oververhitting veroorzaken en in zeldzame gevallen brand. De hoeveelheid papier die u in de lade kunt plaatsen is afhankelijk van de gebruikte afdrukmedia. (Zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 105.) Formaten van afdrukmedia die in duplex-modus worden ondersteund Modus Formaat Dubbelzijdig afdrukkena Letter, A4, Legal, US Folio, Oficio Type gewoon, gekleurd, voorbedrukt, kringloop, dikb, dunc Invoer • • • lade 1 optionele laden multifunctionele lade a. 60 tot 120 g/m2 alleen bankpostpapier. b. Plaats het (bankpost)papier vel per vel in de multifunctionele lade als het gewicht van de afdrukmateriaal groter is dan 120 g/m2. c. Als het gewicht van het afdrukmateriaal 60 g/m2 (bankpostpapier) bedraagt, selecteert u het type dun. De grootte van de lade aanpassen De lade is standaard ingesteld op het papierformaat Letter of A4, afhankelijk van het land waar u de printer hebt gekocht. Om het formaat te wijzigen moet u de papiergeleiders aanpassen. 1. Klap de achterste plaat van de lade volledig uit om de lade langer te maken. Het gebruik van afdrukmedia die niet aan deze specificaties voldoen kan problemen veroorzaken die een herstelling vereisen. Dergelijke herstellingen worden niet gedekt door de garantie- of serviceovereenkomsten. Gebruik van ontvlambaar afdrukmateriaal kan brand veroorzaken. Gebruik geschikte afdrukmedia. (Zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 105.) 2. Houd de lengtegeleider ingedrukt en verplaats deze tot het gewenste formaat zoals aangegeven op de bodem van de papierlade. Afdrukmedia en lade_ 52 1. Trek lade 1 uit. Pas het formaat van de lade aan het formaat van de geplaatste media aan. (Zie "De grootte van de lade aanpassen" op pagina 52.) 2. Buig de papierstapel of waaier het papier uit om de pagina’s van elkaar te scheiden voor u ze in de lade legt. 1 Papierlengtegeleider 3. Buig de papierstapel of waaier het papier uit om de pagina’s van elkaar te scheiden voordat u het papier in de lade plaatst. U moet de vellen uitwaaieren voordat u deze in het apparaat plaatst om te voorkomen dat papier met geperforeerde regels aan elkaar blijven plakken tijdens het afdrukken. 3. Plaats het papier in de lade met de te bedrukken zijde naar boven. U moet de vellen uitwaaieren voordat u deze in het apparaat plaatst om te voorkomen dat papier met geperforeerde regels aan elkaar blijven plakken tijdens het afdrukken. 4. Houd de breedtegeleiders ingedrukt en verschuif ze tot het gewenste formaat zoals aangegeven op de bodem van de papierlade. 1 Limietaanduiding voor papierformaat 2 Papierniveau-indica tor 1 Papierbreedtegeleider • • Druk de papierbreedtegeleider niet te hard tegen de rand van het papier, aangezien het papier hierdoor kan buigen. Als u de breedtegeleider niet aanpast kan het papier vastlopen. De papierniveau-indicator geeft aan hoeveel papier er in de lade ligt. Papier in de lade plaatsen Lade 1/optionele laden Plaats afdrukmedia die u het vaakst gebruikt in lade 1. Lade 1 kan tot 500 vellen gewoon papier bevatten. U kunt een optionele lade voor 500 extra vellen gewoon papier aanschaffen en die onder de standaardlade bevestigen. (Zie "Beschikbare verbruiksartikelen" op pagina 96.) Het gebruik van fotopapier of gecoat papier kan problemen veroorzaken die herstelling vereisen. Dergelijke herstellingen worden niet gedekt door de garantie- of serviceovereenkomsten. 1 Vol 2 Leeg 4. Stel het papiertype en -formaat voor de lade in als u een document wilt afdrukken. Voor informatie over het instellen van het papiertype en -formaat op het bedieningspaneel. (Zie "Papierformaat en -type instellen" op pagina 57.) Afdrukmedia en lade_ 53 • • a) b) c) d) e) Als u problemen ondervindt met het laden van papier, controleer dan of het papier voldoet aan de specificaties voor de media. Probeer vervolgens vel voor vel door te voeren langs de multifunctionele lade. (Zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 105.) De in het printerstuurprogramma opgegeven instellingen krijgen voorrang op de instellingen op het bedieningspaneel. Om af te drukken vanuit een toepassing, opent u de toepassing en het menu afdrukken. Open Voorkeursinstellingen voor afdrukken. (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 58). Druk op het tabblad Papier in Voorkeursinstellingen voor afdrukken en selecteer het juiste papiertype. Als u bijvoorbeeld op een etiket wilt afdrukken, stelt u het papiertype in op Etiketten. Selecteer de lade in de papierbron en druk vervolgens op OK. Start het afdrukken vanuit de toepassing. 2. Buig de papierstapel of waaier het papier uit om de pagina’s van elkaar te scheiden voor u ze in de lade legt. U moet de vellen uitwaaieren voordat u deze in het apparaat plaatst om te voorkomen dat papier met geperforeerde regels aan elkaar blijven plakken tijdens het afdrukken. 3. Plaats het papier in de lade. Multifunctionele lade De multifunctionele lade kan speciale types en formaten van afdrukmedia bevatten, zoals postkaarten, notitiekaarten en enveloppen. Dit is handig als u maar één pagina wilt afdrukken op papier met briefhoofd of op gekleurd papier. Plaats afdrukmedia in het midden van de multifunctionele lade met de te bedrukken zijde naar boven en de bovenrand vooraan. Tips voor het gebruik van de multifunctionele lade • Plaats slechts één type, formaat en gewicht van afdrukmedia tegelijk in de multifunctionele lade. • Voeg geen papier toe als er nog papier in de multifunctionele lade ligt. Dit kan papierstoringen veroorzaken. Dit geldt ook voor andere soorten afdrukmedia. • Plaats alleen afdrukmedia die voldoen aan de specificaties. Zo voorkomt u papierstoringen en problemen met de afdrukkwaliteit. (Zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 105.) • Maak gekrulde briefkaarten, enveloppen en etiketten vlak voor u ze in de multifunctionele lade plaatst. 1. Houd de handgreep van de multifunctionele lade vast en trek hem naar beneden om de lade te openen. 4. Druk de papierbreedtegeleiders van de multifunctionele lade in en stel ze in op de breedte van het papier. Oefen niet te veel druk uit. Het papier kan gaan plooien waardoor een papierstoring ontstaat of het papier scheeftrekt. • • • Afdrukmedia en lade_ 54 Volg bij het afdrukken op speciale afdrukmedia de richtlijn voor het plaatsen van afdrukmedia. (Zie "Afdrukken op speciale afdrukmedia" op pagina 55.) Als vellen overlappen bij het afdrukken via de multifunctionele lade, opent u lade 1, verwijdert u de overlappende vellen en probeert u opnieuw af te drukken. Als het papier niet goed wordt doorgevoerd bij het afdrukken, duwt u het papier met de hand tot het automatisch wordt doorgevoerd. 5. Stel het papiertype en -formaat voor de multifunctionele lade in om een document af te drukken. Voor informatie over het instellen van het papiertype en -formaat op het bedieningspaneel. (Zie "Papierformaat en -type instellen" op pagina 57.) De in het printerstuurprogramma opgegeven instellingen krijgen voorrang op de instellingen op het bedieningspaneel. a) Om af te drukken vanuit een toepassing, opent u de toepassing en het menu afdrukken. b) Open Voorkeursinstellingen voor afdrukken. (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 58). c) Druk op het tabblad Papier in Voorkeursinstellingen voor afdrukken en selecteer het juiste papiertype. Als u bijvoorbeeld op een etiket wilt afdrukken, stelt u het papiertype in op Etiketten. d) Selecteer MF-lade bij papierbron en druk vervolgens op OK. e) Start het afdrukken vanuit de toepassing. f) Sluit na het afdrukken de multifunctionele lade. Enveloppen Of enveloppen naar behoren worden bedrukt is afhankelijk van de kwaliteit van de enveloppen. Om een envelop af te drukken plaatst u ze met de klep naar boven en de plaats voor de postzegel rechts bovenaan op de onderkant. • Afdrukken op speciale afdrukmedia Onderstaande tabel toont de beschikbare speciale afdrukmedia voor elke lade. Voor het gebruik van speciale afdrukmedia raden wij u aan om telkens een vel per keer in te voeren. Controleer hoeveel afdrukmedia u voor elke lade kunt invoeren. (Zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 105.) Types Lade 1 Optionele laden Multifunctionele lade Normaal papier ● ● ● Dik papier ● ● ● Dikker ● ● ● Extra dik ● ● ● Dun papier ● ● ● Katoen ● ● ● Kleur ● ● ● Voorbedrukt ● ● ● Kringlooppapier ● ● ● • • • • • • Houd bij de keuze van enveloppen rekening met de volgende factoren: - Gewicht: het gewicht van het enveloppenpapier mag niet meer dan 90 g/m2 bedragen om te vermijden dat er een papierstoring optreedt. - Ontwerp: voor het afdrukken moeten de enveloppen plat worden gelegd. Ze mogen niet meer dan 6 mm omkrullen en mogen geen lucht bevatten. - Probleem: gebruik geen enveloppen die gekruld, verkreukeld of beschadigd zijn. - Temperatuur: u moet enveloppen gebruiken die bestand zijn tegen de druk en de hitte die tijdens het afdrukproces in het apparaat ontstaan. Gebruik alleen goed gevormde enveloppen met scherpe vouwen. Gebruik geen afgestempelde enveloppen. Gebruik geen enveloppen met sluithaakjes, knipsluitingen, vensters, gecoate binnenbekleding, zelfklevende sluitingen of andere synthetische materialen. Gebruik geen beschadigde enveloppen of enveloppen van slechte kwaliteit. Controleer of de naad aan beide uiteinden van de envelop helemaal doorloopt tot in de hoek. 1 Aanvaardbaar 2 Onaanvaardbaar Enveloppen met een verwijderbare strip of met meer dan één zelfklevende vouwbare klep moeten van een kleefmiddel zijn voorzien dat gedurende 0,1 seconde bestand is tegen de fixeertemperatuur van het apparaat. Controleer de specificaties van uw apparaat voor informatie over de fixeertemperatuur. (zie "Algemene specificaties" op pagina 104). De extra kleppen en strips kunnen kreuken, scheuren en papierstoringen veroorzaken en kunnen zelfs de fixeereenheid beschadigen. Voor de beste afdrukkwaliteit plaatst u de marges best niet dichter dan 15 mm van de rand van de envelop. Druk niet af op de plaats waar de naden van de envelop samenkomen. Enveloppen ● Transparanten ● Etiketten ● Kartonpapier ● Bankpost ● • Archiefpapier ● Transparanten ( ●: beschikbaar. Leeg: niet beschikbaar) • Om beschadigingen aan het apparaat te voorkomen, gebruikt u best uitsluitend transparanten die speciaal zijn ontworpen voor laserprinters. Afdrukmedia en lade_ 55 Bij afdrukken in kleur op transparanten zal de afbeeldingskwaliteit lager zijn dan bij monochrome afdrukken wanneer de afdrukken op een overheadprojector worden gebruikt. • • • • • • • • • • De te gebruiken transparanten moeten bestand zijn tegen de fixeertemperatuur van het apparaat. Plaats transparanten op een vlak oppervlak nadat u ze uit het apparaat hebt gehaald. Laat transparanten niet te lang in de papierlade liggen. Er kan zich dan stof en vuil op afzetten, wat aanleiding geeft tot vlekken bij het afdrukken. Let op dat u geen vingerafdrukken op de transparanten maakt. Dit veroorzaakt vlekken tijdens het afdrukken. Bescherm transparanten na het afdrukken tegen langdurige blootstelling aan zonlicht om te voorkomen dat ze gaan vervagen. Zorg dat de transparanten niet kreukelen, krullen of gescheurde hoeken hebben. Gebruik geen transparanten die loskomen van de achterzijde. Om te vermijden dat de afgedrukte transparanten aan elkaar blijven kleven, moet u ervoor zorgen dat ze niet op elkaar liggen nadat u ze hebt afgedrukt. Aanbevolen afdrukmedia: transparanten voor een kleurenlaserprinter van Xerox, zoals 3R 91331(A4) en 3R 2780(Letter) worden aanbevolen. Basistype transparant (bijv. Xerox 3R3117) resulteert in een beter beeld en een betere verwerkingskwaliteit dan transparanten met een papieren achterzijde (bijv. Xerox 3R3028) of verwijderbare strip (3R3108). • • Transparanten met statische elektriciteit kunnen problemen met de beeldkwaliteit veroorzaken. Afhankelijk van de keuze van de opslagcondities van de transparanten kan er een storing optreden of kunnen afbeeldingen gekrast worden. • • uw apparaat voor informatie over de fixeertemperatuur. (zie "Algemene specificaties" op pagina 104). - Schikking: gebruik uitsluitend etiketvellen waarvan het rugvel tussen de etiketten niet blootligt. Bij etiketvellen met ruimte tussen de etiketten kunnen de etiketten loskomen van het rugvel. Dit kan ernstige papierstoringen tot gevolg hebben. - Krullen: voor het afdrukken moeten de etiketten plat worden gelegd en mogen ze niet meer dan 13 mm omkrullen. - Probleem: gebruik geen etiketten die gekreukt zijn, blaasjes vertonen of loskomen van het rugvel. Zorg ervoor dat er tussen de etiketten geen zelfklevend materiaal blootligt. Blootliggende delen kunnen ervoor zorgen dat etiketten tijdens het afdrukken loskomen, waardoor het papier kan vastlopen. Ook kunnen hierdoor onderdelen van het apparaat beschadigd raken. Plaats geen gebruikte etiketvellen in het apparaat. De klevende achterzijde mag slechts een keer door het apparaat worden gevoerd. Gebruik geen etiketten die loskomen van het rugvel, blaasjes vertonen, gekreukt of anderszins beschadigd zijn. Kaarten/aangepaste afdrukmaterialen • • Druk niet af op materialen die smaller zijn dan 76 mm en korter dan 127 mm. Stel de marges in de softwaretoepassing in op ten minste 6,4 mm van de zijkanten van de afdrukmedia. Briefhoofd / voorbedrukt papier Eenzijdig Dubbelzijdig Lade 1 / Optionele laden Udskriftsiden opad Udskriftsiden nedad Multifunctio nele lade Udskriftsiden nedad Udskriftsiden opad Etiketten Om beschadigingen aan het apparaat te voorkomen gebruikt u best uitsluitend etiketten voor laserprinters. • Bij de keuze van etiketten moet u rekening houden met de volgende factoren: - Kleefstoffen: het kleefmiddel moet stabiel blijven bij de fixeertemperatuur van het apparaat. Controleer de specificaties van Afdrukmedia en lade_ 56 • • • • Briefhoofden en voorbedrukt papier moeten afgedrukt worden met hittebestendige inkt die niet smelt, verdampt of schadelijke gassen uitstoot als ze gedurende 0,1 seconde worden blootgesteld aan de fixeertemperatuur van het apparaat. Controleer de specificaties van uw apparaat voor informatie over de fixeertemperatuur. (zie "Algemene specificaties" op pagina 104). De inkt op het briefhoofd / voorbedrukt papier mag niet ontvlambaar zijn en mag de printerrollen niet beschadigen. Formulieren en papier met briefhoofd moeten in een vochtbestendige verpakking worden bewaard om aantasting tijdens de opslagperiode te voorkomen. Voor u het briefhoofd / voorbedrukt papier in de lade plaatst, controleert u of de inkt op het papier droog is. Natte inkt kan tijdens het fixeerproces loskomen van het voorbedrukte papier waardoor de afdrukkwaliteit vermindert. Voorbedrukt papier Bij het plaatsen van voorbedrukt papier moet de bedrukte zijde naar boven liggen en mag de voorzijde niet gekruld zijn. Bij invoerproblemen draait u het papier om. Er zijn in dit geval geen garanties wat de afdrukkwaliteit betreft. Papierformaat en -type instellen Nadat u het papier in de lade hebt geplaatst, moet u het papierformaat en -type instellen op het bedieningspaneel. Om af te drukken vanaf de computer selecteert u het papierformaat en -type in het toepassingsprogramma en selecteert u het tabblad Papier in Voorkeursinstellingen voor afdrukken. (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 58). De in het printerstuurprogramma opgegeven instellingen krijgen voorrang op de instellingen op het bedieningspaneel. 1. Druk op 2. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om Papier te selecteren en druk vervolgens op OK. 3. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om de gewenste papierlade te selecteren en druk op OK. 4. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om Papierformaat te selecteren en druk vervolgens op OK. 5. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om het gewenste papierformaat te selecteren. 6. Druk op OK om de selectie op te slaan. 7. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om Papiertype te selecteren en druk vervolgens op OK. 8. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om het gewenste papiertype te selecteren. 9. Druk op OK om de selectie op te slaan. 10. Klik op . 11. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om Papierinvoer te selecteren en druk vervolgens op OK. 12. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om de gewenste papierlade te selecteren. 13. Druk op OK om de selectie op te slaan. 14. Druk op • • • Op voorbedrukt papier moet afgedrukt worden met hittebestendige inkt die niet smelt, verdampt of schadelijke gassen uitstoot als ze gedurende 0,1 seconde wordt blootgesteld aan de fixeertemperatuur van het apparaat. Controleer de specificaties van uw apparaat voor informatie over de fixeertemperatuur. (zie "Algemene specificaties" op pagina 104). De inkt op het voorbedrukt papier mag niet ontvlambaar zijn en mag de printerrollen niet beschadigen. Voor u voorbedrukt papier in de lade plaatst, controleert u of de inkt op het papier droog is. Natte inkt kan tijdens het fixeerproces loskomen van het voorbedrukt papier en de afdrukkwaliteit verminderen. Foto • Zorg ervoor dat u geen fotopapier voor inkjetprinters gebruikt. Dit kan uw apparaat beschadigen. De uitvoersteun gebruiken Als u een groot aantal pagina’s tegelijk afdrukt, kan het oppervlak van de uitvoerlade heet worden. Raak het oppervlak niet aan en houd kinderen uit de buurt. De afgedrukte pagina’s worden in de uitvoerlade gestapeld en de uitvoersteun zal ervoor zorgen dat de afgedrukte pagina’s worden uitgelijnd. Vouw de uitvoersteun uit. Plaats een vel papier tegelijk in de multifunctionele lade, met de glanzende zijde naar onder. • om terug te keren naar stand-bymodus. Als u een speciaal papierformaat wilt gebruiken, zoals rekeningpapier, selecteert u Aangepast op het tabblad Papier in Voorkeursinstellingen voor afdrukken. (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 58). Glanzend • op het bedieningspaneel. Aanbevolen afdrukmedia: glanzend papier (Letter) voor dit apparaat: HP Brochure Paper (Product: alleen Q6611A). Aanbevolen afdrukmedia: glanzend papier (A4) voor dit apparaat: alleen HP Superior Paper 160 glossy (product: Q6616A). Afdrukmedia en lade_ 57 Afdrukken 6. In dit hoofdstuk worden de meest gangbare afdruktaken toegelicht. In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen: • • • • • • • • Eenvoudige afdruktaken De standaardafdrukinstellingen wijzigen Uw apparaat instellen als standaardprinter Geavanceerde afdrukfuncties gebruiken Gebruiken van Hulpprogramma Direct afdrukken (alleen voor Windows) Afdrukken in Macintosh Afdrukken in Linux Afdrukken in Unix Voorkeursinstellingen openen De procedures in dit hoofdstuk zijn voornamelijk gebaseerd op Windows 7. • Eenvoudige afdruktaken Tijdens het afdrukken • 1. Open het document dat u wilt afdrukken. 2. Selecteer Afdrukken in het menu Bestand. 3. Selecteer uw printer in de lijst Printer selecteren. 1. 2. 3. 4. Het venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken in deze gebruikshandleiding verschilt mogelijk van het venster dat u ziet omdat dit afhankelijk is van de gebruikte printer. Het venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken bevat echter vrijwel dezelfde eigenschappen. Als u in Voorkeursinstellingen voor afdrukken een optie of selecteert, verschijnt er mogelijk een waarschuwingsteken, . Een uitroepteken ( ) wil zeggen dat u deze optie wel kunt selecteren maar dat dit niet wordt aanbevolen. Het teken zeggen dat u deze optie niet kunt selecteren vanwege de instellingen of de omgeving van het apparaat. Open het document dat u wilt afdrukken. Kies Afdrukken in het menu Bestand. Selecteer uw printer in de lijst Printer selecteren. Klik op Eigenschappen of Voorkeuren. wil 4. De basisafdrukinstellingen, inclusief het aantal kopieën en het afdrukbereik, worden geselecteerd in het venster Afdrukken. Klik op Eigenschappen of Voorkeuren in het venster Afdrukken om gebruik te maken van de geavanceerde afdrukopties.(zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 58). 5. Klik in het venster Afdrukken op OK of Afdrukken om de afdruktaak te starten. Een afdruktaak annuleren Een afdruktaak die in een afdrukrij of afdrukspooler wacht om afgedrukt te worden, annuleert u op de volgende manier: • U kunt toegang krijgen tot dit venster door te dubbelklikken op het pictogram van het apparaat ( • U kunt de huidige status van het apparaat controleren met de knop printerstatus. ) in de taakbalk van Windows. U kunt de huidige afdruktaak ook annuleren door te drukken op het bedieningspaneel. op Afdrukken_ 58 Voorkeurinstellingen gebruiken Met de optie Vooraf ingest. die op elk tabblad maar niet op het tabblad Samsung verschijnt kunt u de huidige voorkeurinstellingen opslaan voor toekomstig gebruik. Volg deze stappen om een Vooraf ingest.-item op te slaan. 1. Stel op elk tabblad de gewenste instellingen in. 2. Typ in het invoervak Vooraf ingest een naam voor deze instellingen. Als bij het item Voorkeursinstellingen het teken ► staat, kunt u andere printerstuurprogramma’s voor de geselecteerde printer selecteren. 4. Wijzig de instellingen op elk tabblad. 5. Klik op OK. In Voorkeursinstellingen voor afdrukken kunt u de instellingen voor elke afdruktaak wijzigen. Uw apparaat instellen als standaardprinter 1. Klik op het menu Start in Windows. • In Windows Server 2000 selecteert u Instellingen > Printers. • Als u Windows XP/Server 2003 gebruikt, selecteert u Printers en faxapparaten. • Als u Windows Server 2008/Vista gebruikt, selecteert u Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Printers. • In Windows 7 selecteert u Configuratiescherm > Apparaten en Printers. • In Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm > Hardware > Apparaten en printers. 2. Selecteer uw apparaat. 3. Klik met uw rechtermuisknop op uw apparaat en selecteer Als standaardprinter instellen. 3. Klik op (Toevoegen). Als u instellingen opslaat onder Vooraf ingest, worden alle huidige stuurprogramma-instellingen opgeslagen. Vælg flere indstillinger, og klik på (Opdater). Indstillingerne føjes til de forudindstillinger, du har foretaget. Om de bewaarde instelling te gebruiken kiest u deze in de vervolgkeuzelijst Vooraf ingest. De printer is nu ingesteld om af te drukken volgens de door u geselecteerde instellingen. U kunt de opgeslagen instellingen verwijderen door deze te selecteren in de vervolgkeuzelijst Vooraf ingest. en te klikken op (Wissen). U kunt de standaardinstellingen van het printerstuurprogramma ook herstellen door Vooraf ingest. stand. te selecteren in de vervolgkeuzelijst Vooraf ingest. Als bij het item Als standaardprinter instellen voor Windows 7 of Windows Server 2008 R2 het teken ► staat, kunt u andere printerstuurprogramma’s selecteren die met de geselecteerde printer verbonden zijn. Geavanceerde afdrukfuncties gebruiken Help gebruiken Klik op de optie waarover u meer wilt weten op het venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken en druk op F1 op uw toetsenbord. De standaardafdrukinstellingen wijzigen 1. Klik op het menu Start van Windows. • In Windows Server 2000 selecteert u Instellingen > Printers. • Als u Windows XP/Server 2003 gebruikt, selecteert u Printers en faxapparaten. • Als u Windows Server 2008/Vista gebruikt, selecteert u Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Printers. • In Windows 7 selecteert u Configuratiescherm > Apparaten en Printers. • In Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm > Hardware > Apparaten en printers. 2. Klik met de rechtermuisknop op uw apparaat. 3. In Windows XP/Server 2003/Server 2008/Vista kiest u Voorkeursinstellingen voor afdrukken. In Windows 7 en Windows Server 2008 R2 selecteert u Voorkeursinstellingen voor afdrukken in de contextmenu’s. Afdrukken_ 59 XPS-printerstuurprogramma: wordt gebruikt om af te drukken in een XPS-bestandsindeling • Het XPS-printerstuurprogramma kan alleen geïnstalleerd worden op Windows Vista OS of een recentere versie. • U kunt het XPS-stuurprogramma installeren wanneer u de software-cd in het cd-rom-station plaatst. Wanneer het installatiescherm wordt weergegeven, selecteert u Geavanceerde installatie > Aangepaste installatie. U kunt het XPS-printerstuurprogramma selecteren in het scherm Selecteer de te installeren software en hulpprogramma's. • Installeer extra geheugen wanneer een XPS-taak niet wordt afgedrukt omdat de printer onvoldoende geheugen heeft. Afdrukken naar een bestand (PRN) Het kan soms handig zijn om de af te drukken gegevens op te slaan als een bestand. 1. Kruis het selectievak Naar bestand in het venster Afdrukken aan. Item Poster afdrukken U kunt een document van één enkele pagina op 4 (poster van 2x2), 9 (poster van 3x3) of 16 vellen (poster van 4x4) papier drukken om ze aan elkaar te plakken en er een poster van te maken. Selecteer de waarde Posteroverlap. Geef de Posteroverlap op in millimeters of inches door de radioknop bovenaan rechts in het tabblad Basis in te schakelen om de vellen gemakkelijker aan elkaar te kunnen kleven. Boekje afdrukken Met deze functie kunt u een document op beide zijden van het papier afdrukken en worden de pagina’s zo gerangschikt dat u het afgedrukte papier dubbel kunt vouwen om een boekje te maken. Als u een boekje wilt maken, moet u afdrukken op afdrukmateriaal van het formaat Letter, Legal, A4, US Folio of Oficio. 8 9 2. Klik op Afdrukken. 3. Voer het doelpad en de bestandsnaam in en klik vervolgens op OK. Bijvoorbeeld c:\Temp\bestandsnaam. Als u enkel de bestandsnaam invoert wordt het bestand automatisch opgeslagen in Mijn documenten, Documents and Settings of Gebruikers. De opslagmap kan verschillen, afhankelijk van uw besturingssysteem of het gebruikte programma. De optie Boekje afdrukken is niet beschikbaar voor alle papierformaten. Kies de Formaat-optie onder het tabblad Papier om te kijken welke papierformaten beschikbaar zijn. Als u een onbeschikbaar papierformaat selecteert, wordt deze optie mogelijk automatisch geannuleerd. Selecteer alleen beschikbaar papier (papier waarbij geen of staat). Speciale afdrukfuncties verklaard U kunt geavanceerde afdrukfuncties gebruiken voor uw printer. Om de printerfuncties van uw printerstuurprogramma te gebruiken, klikt u op Eigenschappen of Voorkeuren in het venster Afdrukken van de toepassing om de afdrukinstellingen te wijzigen. De apparaatnaam die in het printereigenschappenvenster wordt weergegeven is afhankelijk van het gebruikte apparaat. Dubbelzijdig afdrukken Afhankelijk van de opties of het model zullen sommige menu's mogelijk niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van toepassing op uw apparaat. Item Meerdere pagina's per zijde Omschrijving U kunt op beide zijden van een vel papier afdrukken (dubbelzijdig). Voor u afdrukt, moet u de gewenste afdrukstand van het document opgeven. • Omschrijving U kunt het aantal pagina’s selecteren dat u op één vel wilt afdrukken. Als u meer dan één pagina per vel afdrukt worden de pagina’s verkleind en in de door u opgegeven volgorde gerangschikt. U kunt op één vel tot 16 pagina’s afdrukken. • • Afdrukken_ 60 U kunt deze functie gebruiken met papier van het formaat Letter, Legal, A4, US Folio of Oficio. Als uw printer geen eenheid voor dubbelzijdig afdrukken heeft, moet u de afdruktaak handmatig uitvoeren. De printer drukt eerst elke andere pagina van het document af. Hierna verschijnt er een bericht op uw computer. De functie Blanco pagina's overslaan werkt niet als u de dubbelzijdige optie heeft ingeschakeld. Item Dubbelzijdig afdrukken (Optie) Omschrijving • • • • • Item Standaardinstelling printer: Als u deze optie selecteert, wordt deze functie bepaald door de instelling die u hebt opgegeven op het bedieningspaneel van de printer. Deze optie is alleen beschikbaar bij gebruik van het PCL/ XPS-printerstuurprogramma. Geen: Hiermee schakelt u deze functie uit. Lange zijde: deze optie is de conventionele lay-out die bij boekbinden wordt gebruikt. Korte zijde: deze optie is de conventionele lay-out die voor kalenders wordt gebruikt. Watermerk (Een watermerk bewerken) 1 Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken 2 Klik op het tabblad Geavanceerd en selecteer Bewerken in de vervolgkeuzelijst Watermerk. Het venster Watermerken bewerken wordt geopend. 3 Selecteer in het vak Huidige watermerken het watermerk dat u wilt bewerken en wijzig de tekst van het watermerk en de opties. 4 Klik op Wijzigen als u de wijzigingen op wilt slaan. 5 Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdruk wordt afgesloten. Watermerk (Een watermerk verwijderen) 1 Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken 2 Klik op het tabblad Geavanceerd en selecteer Bewerken in de vervolgkeuzelijst Watermerk. Het venster Watermerken bewerken wordt geopend. 3 Selecteer in het vak Huidige watermerken het watermerk dat u wilt verwijderen en klik op de knop Wissen. 4 Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdruk wordt afgesloten. Omgekeerd dubbelzijdig afdrukken: schakel deze optie in om de afdrukvolgorde om te keren bij het dubbelzijdig afdrukken. Papieropties Wijzigt de afmetingen van een document zodat deze kleiner of groter op het vel afgedrukt wordt, door een percentage in te voeren waarmee het document vergroot of verkleind wordt. Watermerk Met de optie Watermerk kunt u tekst afdrukken over een bestaand document, U kunt het bijvoorbeeld gebruiken om "DRAFT" of "CONFIDENTIAL" in grote grijze letters diagonaal af te drukken op de eerste pagina of op alle pagina’s van een document. Watermerk (Een watermerk maken) 1 Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen voor afdrukken 2 Klik op het tabblad Geavanceerd en selecteer Bewerken in de vervolgkeuzelijst Watermerk. Het venster Watermerken bewerken wordt geopend. 3 Typ tekst in het vak Tekst watermerk. U kunt maximaal 256 tekens invoeren. De tekst wordt in het voorbeeldvenster weergegeven. Omschrijving Afdrukken_ 61 Item Overlay Omschrijving Deze optie is alleen beschikbaar bij gebruik van het PCL-stuurprogramma. Een overlay is tekst en/of een afbeelding die op de harde schijf van de computer zijn opgeslagen in een speciale bestandsindeling en die in een willekeurig document kunnen worden afgedrukt. Overlays worden vaak gebruikt in plaats van voorbedrukte formulieren en papier met briefhoofd. In plaats van een voorbedrukt briefhoofd kunt u een overlay samenstellen die precies dezelfde informatie bevat. Als u een brief met het briefhoofd van uw bedrijf wilt afdrukken, hoeft u geen voorbedrukt briefhoofdpapier in het apparaat te plaatsen. U drukt het briefhoofd gewoon als overlay op uw document af. Als u een paginaoverlay wilt gebruiken, moet u een nieuwe paginaoverlay met uw logo of met een afbeelding maken. • • Overlay (Een nieuwe paginaoverlay maken) Item Overlay (Een paginaoverlay gebruiken) 1 Klik op het tabblad Geavanceerd. 2 Selecteer de gewenste overlay in de vervolgkeuzelijst Tekst. 3 Als het overlaybestand dat u zoekt niet in de vervolgkeuzelijst Tekst voorkomt, selecteert u Bewerken... in de lijst en klikt u op Laden. Selecteer het overlaybestand dat u wilt gebruiken. Als u het gewenste overlaybestand op een externe bron hebt opgeslagen, kunt u het bestand ook laden vanuit het venster Openen. Klik op Openen als u het bestand hebt geladen. Het bestand verschijnt in het vak Overzicht overlays en kan worden afgedrukt. Selecteer de overlay in het vak Overzicht overlays. 4 Schakel indien nodig het selectievakje Overlay bevestigen voor afdrukken in. Als dit selectievakje is ingeschakeld, verschijnt telkens als u een document naar de printer verzendt een berichtvenster waarin u gevraagd wordt om te bevestigen of u een overlay op uw document wilt afdrukken. Als dit selectievakje niet is ingeschakeld en er een overlay is geselecteerd, wordt de overlay automatisch afgedrukt op uw document. 5 Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten. Overlay (Een paginaoverlay verwijderen) 1 Klik in het venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken op het tabblad Geavanceerd. 2 Selecteer Bewerken in de vervolgkeuzelijst Tekst. 3 Selecteer in het vak Overzicht overlays de overlay die u wilt verwijderen. 4 Klik op Wissen. 5 Als er een venster verschijnt waarin u om bevestiging wordt gevraagd, klikt u op Ja. 6 Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdruk wordt afgesloten. Paginaoverlays die u niet meer gebruikt kunt u verwijderen. Het formaat van het overlaydocument moet hetzelfde zijn als dat van de documenten die u met de overlay afdrukt. Maak geen overlay met een watermerk. De resolutie van het overlaydocument moet dezelfde zijn als die van het document waarop u de overlay wilt afdrukken. 1 Ga naar de Voorkeursinstellingen voor afdrukken als u het document als een overlay wilt opslaan. 2 Klik op het tabblad Geavanceerd en selecteer Bewerken in de vervolgkeuzelijst Tekst. Het venster Overlay bewerken wordt geopend. 3 Klik in het venster Overlay bewerken op Maken. 4 Typ een naam van maximaal acht tekens in het vak Bestandsnaam in het venster Opslaan als. Selecteer indien nodig de map waarin u het overlaybestand wilt opslaan. Standaard is dit de map C:\Formover. 5 Klik op Opslaan. De naam verschijnt in Overzicht overlays. 6 Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdruk wordt afgesloten. Het bestand wordt niet afgedrukt. Het wordt opgeslagen op de harde schijf van uw computer. Omschrijving Afdrukken_ 62 Item Omschrijving Afdrukmodus • • • • • • .Deze functie is alleen beschikbaar als u de optionele harde schijf hebt geïnstalleerd of hebt ingesteld. De lijst met afdruktaken die u hebt ingesteld in de Afdrukmodus in het menu Taakbeheer van het printerstuurprogramma wordt weergegeven. Afdrukmodus: de standaard Afdrukmodus is Normaal, en is bedoeld om af te drukken zonder het afdrukbestand op te slaan in het geheugen. - Normaal: in deze modus wordt uw document afgedrukt zonder het op te slaan in het optioneel geheugen. - Proefafdruk: deze modus is handig als u meer dan een exemplaar wilt afdrukken. U kunt eerst een exemplaar afdrukken om te controleren en daarna de andere exemplaren afdrukken. - Vertrouwelijk: deze modus wordt gebruikt voor het afdrukken van vertrouwelijke documenten. U moet een wachtwoord invoeren om af te drukken. - Opslaan: selecteer deze instelling om een document op de harde schijf op te slaan zonder het af te drukken. - Opslaan en afdrukken: Deze modus wordt gebruikt wanneer een document tegelijkertijd wordt opgeslagen en afgedrukt. - Wachtrij: deze optie is handig om een grote hoeveelheid gegevens te verwerken. Als u deze instelling selecteert, wordt het document op de harde schijf in een afdrukwachtrij geplaatst en vervolgens van daaruit afgedrukt. Op die manier wordt de belasting van de computer lager. - Afdrukschema: selecteer deze instelling om het document op een opgegeven tijdstip af te drukken. Gebruikersnaam: deze optie wordt gebruikt als u een opgeslagen bestand wilt vinden via het bedieningspaneel. Taaknaam: deze optie wordt gebruikt als u een opgeslagen bestand wilt vinden via het bedieningspaneel. Gebruiken van Hulpprogramma Direct afdrukken (alleen voor Windows) Wat is Hulpprogramma Direct afdrukken? Hulpprogramma Direct afdrukken is een programma dat PDF-bestanden rechtstreeks naar uw printer stuurt om ze af te drukken zonder dat u deze bestanden hoeft te openen. Als u dit programma wilt installeren, selecteert u Geavanceerde installatie > Aangepaste installatie en schakelt u het selectievakje voor het programma in tijdens de installatie van het printerstuurprogramma. • • • • • Voor sommige modellen moet een hard schijf (HDD) zijn geïnstalleerd of moet er geheugen zijn geplaatst om hulpprogramma's correct te kunnen uitvoeren. Anders moeten ze worden geïnstalleerd. U kunt geen PDF-bestanden afdrukken waarvoor een afdrukbeperking geldt. Schakel de functie voor de afdrukbeperking uit en probeer opnieuw af te drukken. U kunt geen PDF-bestanden afdrukken die met een wachtwoord worden beschermd. Schakel de wachtwoordfunctie uit en probeer opnieuw af te drukken. Of een PDF-bestand al dan niet afgedrukt kan worden met het Hulpprogramma Direct afdrukken is afhankelijk van de manier waarop het PDF-bestand is gemaakt. Het programma Hulpprogramma Direct afdrukken ondersteunt PDF versie 1,7 en lager. Bestanden van latere versies moet u openen om te kunnen afdrukken. Afdrukken Er zijn verschillende manieren waarop u kunt afdrukken met het Hulpprogramma Direct afdrukken. 1. Selecteer in het menu StartProgramma’s of Alle programma’s > Samsung Printers > Hulpprogramma Direct afdrukken > Hulpprogramma Direct afdrukken. Het venster Hulpprogramma Direct afdrukken wordt geopend. 2. Selecteer uw printer uit de vervolgkeuzelijst Printer selecteren en klik op Bladeren. 3. Selecteer het bestand dat u wilt afdrukken en klik op Openen. Het bestand wordt nu toegevoegd aan de sectie Bestanden selecteren. 4. Pas de printerinstellingen naar wens aan. 5. Klik op Afdruk. Het geselecteerde PDF-bestand wordt naar de printer verzonden. Via het contextmenu 1. Klik met de rechtermuisknop op het PDF-bestand dat u wilt afdrukken en kies Direct afdrukken. Het venster Hulpprogramma Direct afdrukken wordt geopend. Het PDF-bestand is hierin al toegevoegd. 2. Kies het te gebruiken apparaat. 3. De apparaatinstellingen aanpassen. 4. Klik op Afdruk. Het geselecteerde PDF-bestand wordt naar de printer verzonden. Afdrukken_ 63 Afdrukken in Macintosh Help gebruiken Een document afdrukken Als u afdrukt met een Macintosh-computer moet u in elke toepassing die u gebruikt de instellingen van het printerstuurprogramma controleren. Volg de onderstaande stappen om af te drukken vanaf een Macintosh-computer: 1. Open het af te drukken document. 2. Open het menu Bestand en klik op Pagina-instelling (Documentinstellingen in enkele toepassingen). 3. Selecteer papierformaat, afdrukstand, schaal en andere opties, en zorg ervoor dat uw apparaat is geselecteerd. Klik op OK. 4. Open het menu Bestand en klik op Druk af. 5. Kies het aantal exemplaren en geef aan welke pagina’s u wilt afdrukken. 6. Klik op Druk af. Klik op het vraagteken in de linkeronderhoek van het venster en klik op het onderwerp waarover u meer wilt weten. Er verschijnt een pop-upvenster met informatie over de functie van die optie waarover het stuurprogramma beschikt. Printerinstellingen wijzigen U kunt geavanceerde afdrukfuncties gebruiken voor uw printer. Open een toepassing en selecteer Druk af in het menu Bestand. De printernaam die in het printereigenschappenvenster wordt weergegeven is afhankelijk van de gebruikte printer. Het printereigenschappenvenster bestaat afgezien van de naam uit vrijwel dezelfde onderdelen. Afdrukken in Linux Afdrukken meerdere pagina's op één blad U kunt meer dan één pagina afdrukken op één vel papier. Dit is een goedkope manier om conceptpagina’s af te drukken. 1. Open een toepassing en selecteer Druk af in het menu Bestand. 2. Selecteer Lay-out in de vervolgkeuzelijst Afdrukstand. Selecteer in de vervolgkeuzelijst Pagina’s per vel het aantal pagina’s dat u op één vel papier wilt afdrukken. 3. Kies de andere te gebruiken opties. 4. Klik op Druk af. Het apparaat drukt het gekozen aantal pagina´s op één vel papier af. Dubbelzijdig afdrukken Voordat u dubbelzijdig afdrukt, moet u aangeven langs welke rand u de pagina’s wilt inbinden. De bindopties zijn: • Lange kant binden: dit is de klassieke opmaak die bij het boekbinden wordt gebruikt. • Korte kant binden: deze optie wordt vaak gebruikt voor kalenders. 1. Selecteer Druk af in het menu Bestand van uw Macintosh-toepassing. 2. Selecteer Lay-out in de vervolgkeuzelijst Afdrukstand. 3. Selecteer een bindrichting in de optie Dubbelzijdig. 4. Kies de andere te gebruiken opties. 5. Als u op Druk af klikt, drukt de printer op beide zijden van het papier af. Als u meer dan 2 kopieën afdrukt, kunnen de eerste en de tweede kopie op hetzelfde vel papier worden afgedrukt. Vermijd op beide zijden van het papier af te drukken als u meer dan 1 kopie afdrukt. Afdrukken vanuit een toepassing Vanuit een groot aantal Linux-toepassingen kunt u afdrukken met Common UNIX Printing System (CUPS). U kunt vanuit al deze toepassingen met uw printer afdrukken. 1. Open een toepassing en selecteer Print in het menu File. 2. Selecteer rechtstreeks Print via lpr. 3. In het venster LPR GUI selecteert u uw model in de lijst met printers en klikt u op Properties. 4. Wijzig de eigenschappen van de afdruktaak met behulp van de volgende vier tabbladen die bovenaan in het venster worden weergegeven. • General: Wijzigt het papierformaat, papiertype en de afdrukstand van de documenten. Hiermee kunt u de functie dubbelzijdig afdrukken inschakelen, start- en eindvaandels toevoegen en het aantal pagina’s per vel wijzigen. • Text: Stelt de paginamarges en tekstopties, zoals regelafstand en kolommen in. • Graphics: Op dit tabblad kunt u afbeeldingsopties instellen voor het afdrukken van afbeeldingsbestanden, zoals kleuropties en grootte of positie van de afbeelding. • Advanced: Afdrukresolutie, papierbron en bestemming instellen. 5. Klik op Apply om de wijzigingen toe te passen en sluit het venster Properties. 6. Klik op OK in het venster LPR GUI om met afdrukken te beginnen. 7. Het venster Printing verschijnt. Hierin kunt u de status van de afdruktaak controleren. Klik op Cancel als u de huidige afdruktaak wilt annuleren. Afdrukken_ 64 Bestanden afdrukken U kunt een groot aantal bestandstypen afdrukken op dit apparaat door de standaard-CUPS-methode direct vanaf de opdrachtregel toe te passen. Met het CUPS-lpr-hulpprogramma kunt u dat doen, maar het programma uit het besturingsbestand vervang het standaard lpr-hulpprogramma door een veel gebruiksvriendelijker LPR GUI-programma. Zo drukt u elk bestand af: 1. Typ lpr <bestandsnaam> op de commandoregel van de Linux-shell en druk op Enter. Het venster LPR GUI wordt geopend. Als u alleen lpr typt en op Enter drukt, wordt eerst het venster Select file(s) to print weergegeven. Selecteer de bestanden die u wilt afdrukken en klik op Open. 2. In het venster LPR GUI selecteert u uw apparaat uit de lijst en wijzigt u de eigenschappen van de afdruktaak. 3. Klik op OK om met afdrukken te beginnen. 2. Selecteer een printer die reeds is toegevoegd. 3. Selecteer de afdrukopties uit het venster, zoals Page Selection. 4. Selecteer in Number of Copies hoeveel exemplaren u nodig hebt. Druk op Properties om gebruik te maken van de printerfuncties die uw printerstuurprogramma biedt (zie "Printerinstellingen wijzigen" op pagina 64). 5. Druk op OK om te beginnen met de afdruktaak. Printerinstellingen wijzigen Het UNIX-printerstuurprogramma Print Job Manager waarin de gebruiker verschillende afdrukopties kan selecteren in printer Properties. De volgende sneltoetsen kunnen worden gebruikt: "H" voor Help, "O" voor OK, "A" voor Apply en "C" voor Cancel. Het tabblad General • Printereigenschappen configureren In Printer Properties dat u kunt openen in het venster Printers configuration kunt u de verschillende eigenschappen van uw printer wijzigen. 1. Open Unified Driver Configurator. Schakel indien nodig over naar Printers configuration. 2. Selecteer uw apparaat in de lijst met beschikbare printers en klik op Properties. 3. Het venster Printer Properties wordt geopend. Dit venster bestaat uit de volgende vijf tabbladen: • General: locatie en naam van de printer wijzigen. De naam die u op dit tabblad invoert wordt weergegeven in de printerlijst in Printers configuration. • Connection: een andere poort bekijken of selecteren. Als u de printerpoort van USB wijzigt in parallel of omgekeerd terwijl de printer in gebruik is moet u de printerpoort op dit tabblad opnieuw configureren. • Driver: Hiermee kunt u een ander printerstuurprogramma bekijken of selecteren. Klik op Options als u de standaardopties van het apparaat wilt instellen. • Jobs: de lijst met afdruktaken weergeven. Klik op Cancel job om de geselecteerde taak te annuleren. Schakel het selectievakje Show completed jobs in voor een lijst met eerder opgegeven afdruktaken. • Classes: Hier ziet u de klasse waartoe uw apparaat behoort. Klik op Add to Class om uw apparaat toe te voegen aan een bepaalde klasse of klik op Remove from Class als u het apparaat wilt verwijderen uit een geselecteerde klasse. 4. Klik op OK om de wijzigingen toe te passen en sluit het venster Printer Properties. • • • • • • Het tabblad Image Op dit tabblad kunt u de helderheid, resolutie of de positie van een afbeelding op uw document wijzigen. Het tabblad Text Stel de tekenafstand, regelafstand of de kolommen op de afdruk in. Het tabblad HPGL/2 • • • Doorgaan met de afdruktaak Kies na de installatie van de printer een afbeelding, tekst, PS- of HPGL-bestand om af te drukken. 1. Voer de opdracht "printui <file_name_to_print>" uit. U wilt bijvoorbeeld "document1" afdrukken. printui document1 Hiermee wordt Print Job Manager van het UNIX-printerstuurprogramma geopend waarin de gebruiker verschillende afdrukopties kan instellen. Use only black pen: hiermee worden alle grafische elementen in het zwart afgedrukt. Fit plot to page: hiermee wordt de volledige afbeelding aangepast zodat ze op een enkele pagina past. Pen Width: hiermee kunt u de waarde voor de pendikte wijzigen. De standaardwaarde is 1.000. Het tabblad Margins • Afdrukken in Unix Paper Size: Hiermee kunt u naar eigen keuze het papierformaat instellen op A4, Letter of andere papierformaten. Paper Type: hiermee kiest u het type papier. Beschikbare opties uit de keuzelijst zijn: Printer Default, Plain en Thick. Paper Source: Kiest uit welke lade het papier gehaald moet worden. De standaardinstelling is Auto Selection. Orientation: hiermee selecteert u de richting waarin informatie wordt afgedrukt op een pagina. Duplex: hiermee worden beide zijden van het papier bedrukt om papier te besparen. Multiple pages: Hiermee worden meerdere pagina’s afgedrukt op één vel papier. Page Border: Hiermee kunt een van de randstijlen kiezen (bv.: Single-line hairline, Double-line hairline). • Use Margins: hiermee stelt u de marges van het document in. De marges zijn standaard uitgeschakeld. De gebruiker kan de marges instellen door de waarde in de respectieve velden aan te passen. Standaard worden deze waarden bepaald door het geselecteerde papierformaat. Unit: Hiermee kunt u de eenheden wijzigen in points, inches of centimeters. Het tabblad Printer-Specific Settings Selecteer verschillende opties in de JCL en General frames om verschillende instellingen aan te passen. Deze opties zijn specifiek voor de printer en afhankelijk van het PPD-bestand. Afdrukken_ 65 Status van het apparaat en geavanceerde instellingen 7. In dit hoofdstuk leest u hoe u de huidige status van het apparaat controleert en hoe u geavanceerde instellingen instelt. Lees dit hoofdstuk aandachtig door om optimaal gebruik te kunnen maken van de verschillende functies van het apparaat. In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen: • • • • • • • • • • Toegang tot het menu Informatie Lay-out Papier Grafisch Toegang tot het menu 1. Druk op Optie op het bedieningspaneel. 2. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om de gewenste instelling te selecteren en druk op OK. 3. Herhaal stap 2 als het geselecteerde menu-item submenu’s heeft. 4. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om toegang te krijgen tot de gewenste waarde. 5. Druk op OK om de selectie op te slaan. 6. Als u wilt terugkeren naar een bovenliggend menu drukt u op 7. Druk op . om terug te keren naar stand-bymodus. Beschrijving Gebruikstellera Deze pagina bevat het totaal aantal pagina’s dat door een persoon of groep is afgedrukt. Account Hiermee kunt u een rapport afdrukken van het aantal afdrukken. a. Dit menu-item is beschikbaar als er een optionele harde schijf in de printer is geïnstalleerd. Lay-out Item Informatie Optie Systeeminstellingen Emulatie Kleur Netwerk Taakbeheer Afdrukstand Met behulp van dit menu kunt u selecteren in welke richting informatie op een pagina wordt afgedrukt. Algemene marge De marges instellen voor afdrukmaterialen. De marges die u hier instelt, worden toegepast bij het afdrukken uit alle laden. • Enkelzijdig: Hiermee stelt u de marge van afdrukmedia voor enkelzijdig afdrukken in. • Dubbelzijdig: Hiermee stel u de marges voor dubbelzijdig afdrukken in. • Binding: Bij het afdrukken op beide zijden van het papier is de marge op kant A het dichtst bij de bindrand even groot als de smalste marge op zijde B. De marges aan de andere kant van de bindrand zijn in beide gevallen ook hetzelfde. <Lade X> De marges instellen voor afdrukmaterialen. De marges die u hier instelt, worden toegepast bij het afdrukken uit lade 1 en optionele laden. • Enkelzijdig: Hiermee stelt u de marge van afdrukmedia voor enkelzijdig afdrukken in. • Dubbelzijdig: Hiermee stel u de marges voor dubbelzijdig afdrukken in. Beschrijving Menuoverzicht Hiermee kunt u het menuoverzicht met de lay-out en de huidige instellingen van dit apparaat afdrukken. Configuratie Hiermee kunt u een overzicht van de globale configuratie van het apparaat afdrukken. Info verb.art. Hiermee kunt u een pagina met informatie over de verbruiksartikelen afdrukken. Demopagina Hiermee kunt u een testpagina afdrukken om u ervan te vergewissen of uw printer correct afdrukt. PCL-lettertype Hiermee kunt u de lijst met PCL-lettertypen afdrukken. PS-lettertype Hiermee kunt de een lijst met PS-lettertypen afdrukken. Opgeslagen takena U kunt afdruktaken die op de harde schijf zijn opgeslagen afdrukken. Voltooide takena Hiermee kunt u de lijst van voltooide afdruktaken afdrukken. Beschrijving Status van het apparaat en geavanceerde instellingen_ 66 Item Beschrijving MP-lade De marges instellen voor afdrukmaterialen. De marges die u hier instelt, worden toegepast voor het afdrukken vanuit de multifunctionele lade. • Enkelzijdig: Hiermee stelt u de marge van afdrukmedia voor enkelzijdig afdrukken in. • Dubbelzijdig: Hiermee stel u de marges voor dubbelzijdig afdrukken in. Emulatiemarge Wanneer u een emulatie-afdrukpagina maakt die geen marge-informatie bevat, gebruikt het apparaat de margewaarde die hier is ingesteld. • Bovenmarge: Hiermee stelt u de bovenmarge in, van 0,0 tot 250 mm. • Linkermarge: Hiermee stelt u de linkermarge in, van 0,0 tot 164 mm. Dubbelzijdig Als u op beide zijden van het papier wilt afdrukken kiest u de bindrand. • Uit: Hiermee schakelt u deze optie uit. • Lange zijde: Dit item is de conventionele lay-out voor boekbinden. • Korte zijde: Dit item is de conventionele lay-out voor kalenders. Optie Lade bevestigen Optie Hiermee kunt het maximum aantal kopieën instellen. MP-lade [Lade <x>] • • Papierinvoer Aut. Ladekeuze Papierformaat: Hiermee kunt u het standaard papierformaat selecteren. Papiertype: Hiermee kunt u het standaard papiertype voor de afdrukmedia selecteren. Hiermee kunt de lade instellen om een afdruktaak uit te voeren. Als u Auto selecteert, laadt uw apparaat eerst papier van de multifunctionele lade, vervolgens van lade 1 en in laatste instantie van lade 2. Als er een lade leeg is, zal het apparaat dus op zoek gaan naar papier in de volgende beschikbare lade. Met deze optie kunt u instellen of het apparaat moet doorgaan met afdrukken wanneer een lade leeg is. Als bijvoorbeeld lade 1 en lade 2 zijn gevuld met hetzelfde papierformaat, drukt het apparaat automatisch af vanuit lade 2 als het papier op is in lade 1. Deze optie wordt niet weergegeven als u Auto hebt geselecteerd bij Papierinvoer. Beschrijving Resolutie Hiermee kunt u de standaardresolutie selecteren. Hoe hoger de resolutie, hoe groter de scherpte van de afdrukken, maar het afdrukken zal langer duren. • 600 dpi - Normaal: Als het merendeel van uw afdruktaken uit tekst bestaat, selecteer dan deze optie voor de hoogste afdrukkwaliteit. • 1200 dpi - Best: Selecteer deze optie als uw afdruktaak bitmapafbeeldingen bevat (bv. ingescande foto’s of zakelijke grafieken) die beter worden afgedrukt dankzij de hogere line screening. Randverbetering Hiermee kunnen gebruikers de scherpte van tekst en afbeeldingen aanpassen om de leesbaarheid te verbeteren. Invanging Hiermee wordt de witte ruimte verminderd die wordt veroorzaakt door het verkeerd uitlijnen van kleurkanalen in de kleurenafdrukmodus. Zwarte tekst wordt ook overschreven op andere kleuren. Tekst wissen Selecteer deze optie om de teksten donkerder af te drukken dan op een normaal document. Venster Deze optie heeft invloed op de resolutie en helderheid van de weergegeven kleuren. • Normaal: Deze modus genereert afdrukken waarbij de toner gelijkmatig over de volledige pagina wordt verdeeld. • Verbeterd: Deze modus genereert een pagina-afdruk met scherp afgelijnde tekst en vloeiende afbeeldingen/foto's. • Gedetailleerd: Deze modus genereert afdrukken met scherpe details over de volledige pagina. Beschrijving Exempl. Hiermee kunt u de lade en het papier voor een bepaalde afdruktaak instellen. Lade bevestigen activeert het venster waarin u wordt gevraagd om het papierformaat en de papiersoort in te stellen voor de net geopende lade. • Met deze optie Aan en zowel lade 1 als lade 2 gevuld met papier van Letter-formaat zal het apparaat automatisch via lade 2 afdrukken als lade 1 leeg is. Grafisch Papier Optie Beschrijving Status van het apparaat en geavanceerde instellingen_ 67 Systeeminstellingen Optie Optie Beschrijving Datum en tijda U kunt de datum en tijd instellen. (Zie "Datum en tijd instellen" op pagina 49.) Klokmodusa U kunt uw apparaat zo instellen dat de tijd wordt weergegeven in de 12-uursnotatie of de 24-uursnotatie. (Zie "De klokmodus wijzigen" op pagina 49.) Menu Formuliera • • • Form. select.a Uit: Hiermee kunt u afdrukken in modus Normal. Enkel form.: Hiermee worden alle pagina’s afgedrukt met het eerste formulier. Dubbel form.: Hiermee wordt het voorblad afgedrukt met het eerste formulier, en de achterpagina met het tweede formulier. Formulier-overlay zijn afbeeldingen die op de harde schijf van de computer zijn opgeslagen in een speciale bestandsindeling en die in een willekeurig document in lagen kunnen worden afgedrukt. (Zie "Formulierbestand" op pagina 103.) • • Form. select. wordt niet weergegeven als Menu Formulier ingesteld is op Uit. Tweede formulier wordt niet weergegeven als Menu Formulier ingesteld is op Dubbel form.. Taal Hiermee kunt u de taal die op het display verschijnt wijzigen. (Zie "De taal op het display wijzigen" op pagina 49.) Energiebesp. Door het instellen van energiebesparende functies vermindert het energieverbruik. (Zie "De energiebesparingsfunctie gebruiken" op pagina 50.) Ontw.gebeurt. U kunt instellen in welke situaties de printer moet ontwaken uit de energiespaarstand. Zet het onderdeel aan. • Druk op knop: Als u op de aan/uit-knop drukt, wordt het apparaat wakker uit de energiespaarstand. • Printer: Als u de papierlade opent of sluit, ontwaakt het apparaat uit de energiespaarstand. Beschrijving Autom. doorgaan Dit item bepaalt of het apparaat al dan niet doorgaat met afdrukken als het papier detecteert dat niet overeenstemt met uw papierinstelling. • Uit: Als het papier niet overeenstemt met het ingestelde papier, blijft het bericht op het display staan en blijft het apparaat offline tot u het juiste papier hebt geplaatst. • Aan: Als het papier niet overeenstemt met het ingestelde papier, verschijnt er een foutbericht. Het apparaat gaat gedurende 30 seconden offline, wist vervolgens het bericht en gaat dan door met afdrukken. Luchtdrukcorrectie De afdrukkwaliteit wordt beïnvloed door de atmosferische druk. De atmosferische druk is afhankelijk van de hoogte boven het zeeniveau waarop het apparaat wordt geplaatst. Met deze functie kunt u de hoogte-instelling aanpassen. Hoe hoger, hoe groter de aanpassing; het hoogste niveau is Hoog 3. (Zie "Luchtdrukaanpassing" op pagina 49.) Autom. Regelomslag Met deze optie kunt u naar het begin van de volgende regel gaan, wat zeer handig is voor de Unix- of DOS-gebruiker. Time-out voor taak Hiermee kunt u opgeven hoeveel tijd een enkele afdruktaak actief blijft voor ze afgedrukt moet worden. Het apparaat verwerkt inkomende gegevens als een enkele taak als ze binnen een bepaalde tijdspanne worden ontvangen. Als er een fout optreedt bij het verwerken van de gegevens van de computer en de gegevensstroom wordt onderbroken, wacht het apparaat gedurende de opgegeven tijdspanne en annuleert het de afdruktaken als de gegevensstroom niet opnieuw op gang komt. Onderhoud In dit menu kunt u de verbruiksartikelen in het apparaat onderhouden en de levensduur van de verbruiksartikelen controleren. U kunt onderdelen van de fixeereenheid reinigen. Inst. wissen In dit menu-item kunt u de beginwaarden van de printer opnieuw instellen. In wachtrij plaatsena Om documenten op de harde schijf in een wachtrij te plaatsen voor afdrukken via het netwerk selecteert u Aan. a. Dit menu-item is beschikbaar als er een optionele harde schijf in de printer is geïnstalleerd. Status van het apparaat en geavanceerde instellingen_ 68 Emulatie Optie Type emulatie Instellen Optie Beschrijving De apparaattaal definieert hoe de computer met het apparaat communiceert. Als u Auto kiest kan het apparaat de apparaattaal automatisch wijzigen. Hiermee kunt u de gedetailleerde instellingen voor het geselecteerde emulatietype instellen. Kleur Optie Aangepaste kleur Autom. kleurreg. Beschrijving In dit menu kunt u het contrast kleur per kleur aanpassen. • Standaard: Hiermee worden de kleuren automatisch geoptimaliseerd. • Handmatig aanpassen: Hiermee kunt u het kleurcontrast voor elke cassette handmatig aanpassen. Er wordt aanbevolen om de instelling Standaard te gebruiken voor de beste kleurkwaliteit. Hiermee kunt u de positie van gekleurde tekst of afbeeldingen aanpassen om de positie van de afgedrukte kleuren te doen overeenstemmen met die op het scherm. Beschrijving TCP/IP (IPv6) Selecteer deze optie om gebruik te maken van een IPv6-netwerkomgeving. (zie "IPv6-configuratie" op pagina 47). Draadloosa Hiermee configureert u een draadloze netwerkomgeving. (zie "Draadloos netwerk instellen" op pagina 39). Inst. wissen Hiermee zet u de standaardnetwerkinstellingen terug. Netwerkconfigurat ie Hiermee kunt u een netwerkconfiguratierapport afdrukken. Net. activeren U kunt instellen of u Ethernet wilt in- of uitschakelen. Http activeren U kunt selecteren of u al dan niet gebruik wilt maken van de functie SyncThru™ Web Service. Als u deze optie uitschakelt, kunnen gebruikers SyncThru™ Web Service niet gebruiken. a. Dit menu verschijnt alleen als er een optionele interfacekaart voor een draadloos netwerk is geïnstalleerd. Taakbeheer Dit menu-item is beschikbaar als er een optionele harde schijf in de printer is geïnstalleerd. (Zie "Afdrukken met de optionele harde schijf" op pagina 102.) Als u het apparaat hebt verplaatst, wordt ten zeerste aangeraden om dit menu handmatig te bedienen. Dichtheidkalibratie Hiermee kunt u de tonerdichtheid van het apparaat instellen voor de best mogelijke kleurafdrukkwaliteit. Dichtheidbeheer Het apparaat berekent automatisch de tonerdichtheid van het apparaat voor de best mogelijke kleurafdrukkwaliteit. Als u Uit selecteert wordt het apparaat gekalibreerd volgens de in de fabriek ingestelde tonerdichtheid. Netwerk Optie Beschrijving Ethernet-snel. Hiermee kunt u de transmissiesnelheid van het netwerk configureren. TCP/IP (IPv4) Selecteer het protocol en de configuratieparameters die u wilt gebruiken in de netwerkomgeving. Er moet een groot aantal parameters worden ingesteld. Als u niet weet hoe u een parameter moet instellen laat u deze ongewijzigd of neemt u contact op met de netwerkbeheerder. Status van het apparaat en geavanceerde instellingen_ 69 Beheerprogramma’s 8. Dit hoofdstuk introduceert beheerprogramma’s waarmee u de mogelijkheden van uw apparaat maximaal kunt benutten. In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen: • • • Samsung AnyWeb Print SyncThru™ Web Service gebruiken Samsung Easy Printer Manager gebruiken (alleen voor Windows) Samsung AnyWeb Print SyncThru™ Web Service gebruiken • • Gebruiken van Samsung-printerstatus (alleen voor Windows) Gebruiken van Smart Panel (alleen voor Macintosh en Linux) Unified Linux Driver Configurator gebruiken Het tabblad Information Met dit hulpprogramma kunt u van schermen in Windows Internet Explorer een schermopname of afdrukvoorbeeld maken en afdrukken, op een veel eenvoudigere manier dan in het gebruikelijke programma. Klik op Start > Alle programma’s > Samsung Printers > Samsung AnyWeb Print > Download the latest version om naar de website te gaan waar u het hulpprogramma kunt downloaden. • • • • Voor SyncThru™ Web Service is minimaal Internet Explorer 6.0 of hoger vereist. De uitleg over SyncThru™ Web Service in deze gebruikershandleiding kan afhankelijk zijn van de opties en het model, en komt mogelijk niet helemaal overeen met uw apparaat. Alleen voor netwerkmodel. SyncThru™ Web Service weergeven 1. Open een webbrowser in Windows, zoals Internet Explorer. Typ het IP-adres van het apparaat (http://xxx.xxx.xxx.xxx) in het adresveld en druk op de Enter-toets of klik op Ga naar. 2. De in het apparaat geïntegreerde website wordt geopend. dit tabblad geeft extra informatie over uw apparaat. U kunt diverse gegevens controleren, waaronder de resterende hoeveelheid toner. U kunt ook rapporten afdrukken, zoals een foutenrapport. • Active Alerts: Toont de waarschuwingen die in het apparaat zijn gegenereerd en hun ernst. • Supplies: Toont hoeveel pagina´s zijn afgedrukt en hoeveel toner er nog in de cassette zit. • Usage Counters: Toont het tellers van het aantal vellen per type afdruk: enkelzijdig en dubbelzijdig. • Current Settings: Toont informatie of het apparaat en het netwerk. • Print information: Drukt rapporten af zoals systeemgerelateerde rapporten en lettertyperapporten. Het tabblad Settings Op dit tabblad kunt u de configuratie van uw apparaat en netwerk instellen. U moet zich aanmelden als beheerder om dit tabblad weer te geven. • Het tabblad Machine Settings: Stelt de door uw machine geleverde opties in. • Het tabblad Network Settings: Toont opties voor de netwerkomgeving. Stelt opties in zoals TCP/IP en netwerkprotocollen. Het tabblad Security Aanmelden bij SyncThru™ Web Service Voor u de opties in SyncThru™ Web Service kunt instellen, moet u zich aanmelden als beheerder. U kunt SyncThru™ Web Service nog altijd gebruiken zonder u aan te melden, maar u zult geen toegang hebben tot het tabblad Settings en het tabblad Security. 1. Klik op Login in de rechterbovenhoek van de SyncThru™ Web Service-website. 2. Typ de juiste gegevens bij ID en Password en klik vervolgens op Login. • ID: admin • Password: sec00000 SyncThru™ Web Service overzicht Afhankelijk van uw model zullen sommige menu’s mogelijk niet verschijnen. Op dit tabblad kunt u de beveiligingsgegevens van uw systeem en van het netwerk instellen. U moet zich aanmelden als beheerder om dit tabblad weer te geven. • System Security: Stelt de gegevens van de systeembeheerder in en schakelt tevens de apparaatfuncties in- of uit. • Network Security: Stelt instellingen voor HTTPs, IPSec, IPv4/IPv6 filtering en 802.1x in. Het tabblad Maintenance Op dit tabblad kunt u uw apparaat onderhouden door de firmware te upgraden en contactgegevens voor het versturen van e-mails in te stellen. U kunt ook verbinding maken met de website van Samsung of stuurprogramma's downloaden door het menu Link te selecteren. • Firmware Upgrade: Bijwerken van de firmware van uw apparaat. • Contact Information: Contactgegevens tonen. • Link: Toont koppelingen naar nuttige sites waar u informatie kunt downloaden of lezen. Beheerprogramma’s_ 70 E-mailmelding instellen Informatie over Samsung Easy Printer Manager Als u deze optie instelt kunt u e-mailberichten ontvangen over de status van uw apparaat. Door gegevens, zoals IP-adressen, hostnaam, e-mailadressen en SMTP-servergegevens in te stellen zal de apparaatstatus (tonercassette leeg of machinefout) automatisch naar het e-mailadres van een bepaald persoon worden verzonden. Deze optie wordt mogelijk vaker gebruikt door een apparaatbeheerder. 1. Open een webbrowser in Windows, zoals Internet Explorer. Geef het IP-adres van het apparaat (http://xxx.xxx.xxx.xxx) op in het adresveld en druk op de Enter-toets of klik op Ga naar. 2. De ingebouwde website van uw apparaat wordt geopend. 3. Selecteer Machine Settings > E-mail Notification op het tabblad Settings. Openen van het programma: Kies Start > Programma's or Alle programma's > Samsung Printers > Samsung Easy Printer Manager > Samsung Easy Printer Manager. De Samsung Easy Printer Manager-interface bestaat uit verschillende kaders die in de onderstaande tabel worden beschreven: Als u de server voor uitgaande e-mail nog niet hebt geconfigureerd, gaat u naar Settings > Network Settings > Outgoing Mail Server(SMTP) om de netwerkomgeving te configureren voor u e-mailmelding instelt. 4. Schakel het selectievakje voor Enable in om E-mail Notification te gebruiken. 5. Klik op de knop Add om een gebruiker van e-mailmelding in te stellen. Stel de naam van de ontvanger in en het (de) e-mailadres(sen) met meldingsitems waarvoor u een waarschuwing wilt ontvangen. 6. Klik op Apply. Als de firewall is ingeschakeld, zal de e-mail mogelijk niet verzonden kunnen worden. Neem in dat geval contact op met de netwerkbeheerder. Informatie over de systeembeheerder instellen Deze instelling is nodig om gebruik te kunnen maken van de optie e-mailmelding. 1. Open een webbrowser in Windows, zoals Internet Explorer. Geef het IP-adres van het apparaat (http://xxx.xxx.xxx.xxx) op in het adresveld en druk op de Enter-toets of klik op Ga naar. 2. De ingebouwde website van uw apparaat wordt geopend. 3. Selecteer op het tabblad Security System Security > System Administrator. 4. Voer de naam, het telefoonnummer, locatie en e-mailadres van de beheerder in. 5. Klik op Apply. 1 Lijst met printers In de printerlijst worden pictogrammen weergegeven van de printers die op uw computer zijn geïnstalleerd. Printerinform atie In dit kader staat algemene informatie over uw apparaat. U kunt deze informatie controleren, zoals de naam van het printermodel, het IP-adres (of poortnummer) en de printerstatus. 2 Knop Gebruikershandleiding: Deze knop verandert in Probleemoplossingsgids als er een fout optreedt. U kunt direct naar het desbetreffende deel in de gebruikershandleiding gaan. Programma-i nformatie Samsung Easy Printer Manager gebruiken (alleen voor Windows) Samsung Easy Printer Manager is een Windows-programma waarbinnen alle printerinstellingen van Samsung op een enkele plaats samengebracht zijn. Samsung Easy Printer Manager combineert printerinstellingen met omgevingsfactoren, instellingen/taakopties en startopties. Met al deze functies heeft overzichtelijk toegang tot alle functies van uw Samsung-printer. Samsung Easy Printer Manager biedt twee verschillende interfaces waaruit de gebruiker kan kiezen: een basisinterface en een interface voor gevorderde gebruikers. Overschakelen tussen de twee interfaces is eenvoudig: klik gewoon op een knop. Voor Samsung Easy Printer Manager is minimaal Internet Explorer 6.0 of hoger vereist. 3 4 Bevat koppelingen voor overschakelen naar geavanceerde instellingen, voorkeursinstellingen, hulp en informatie over het programma. Met de knop kunt u de interface wijzigen in de interface voor gevorderde gebruikers. Snelkoppelin gen Toont Snelkoppelingen naar printerspecifieke functies. Dit gedeelte bevat ook koppelingen naar toepassingen in de geavanceerde instellingen. Inhoud Toont informatie over de geselecteerde printer, het niveau van de toner en het papier. De informatie wijzigt naargelang de gekozen printer. Niet alle apparaten beschikken over deze functie. 5 Beheerprogramma’s_ 71 Benodigdhe den bestellen 6 Klik op de knop Bestellen in het deelvenster om verbruiksartikelen te bestellen. U kunt online reservetonercassette(s) bestellen. Pictog ram Klik achtereenvolgens op de knop Help ( ) rechtsboven in het venster en de optie waarover u meer wilt weten. Overzicht interface instellingen voor gevorderde gebruikers De interface voor gevorderde gebruikers is bedoeld voor de beheerder van het netwerk en de printers. betekent Omschrijving Normaal Het apparaat staat klaar voor gebruik en er zijn geen fouten of waarschuwingen. Waarschu wing Het apparaat is in een toestand waarin er in de toekomst een fout kan optreden. Dit is bijvoorbeeld als het niveau van de toner laag is, wat kan leiden tot de toner-leegstatus. Fout Er is minstens één fout in het apparaat. Apparaatinstellingen U kunt verschillende apparaatinstellingen zoals papier, indeling, emulatie, netwerk en afdrukinformatie instellen. Waarschuwingsinstellingen Dit menu bevat instellingen gerelateerd aan de waarschuwingen over fouten en storingen. • Printerwaarschuwing: Levert instellingen met betrekking tot wanneer waarschuwingen ontvangen worden. • E-mailwaarschuwing: Levert opties met betrekking tot het ontvangen van waarschuwingen via e-mail. • Overzicht van waarschuwingen: Levert een geschiedenis met betrekking tot waarschuwingen gerelateerd aan het apparaat en de toner. Taakaccountbeheer Levert een overzicht van informatie over de verdeling van afdruktaken per specifieke gebruiker. Deze verdeling kan aangemaakt en toegepast worden op op apparaten via taakaccountancysoftware zoals SyncThru™ of de CounThru™ administratiesoftware. Gebruiken van Samsung-printerstatus (alleen voor Windows) • Het venster Samsung-printerstatus en de inhoud die in deze gebruikershandleiding worden getoond, kunnen verschillen afhankelijk van de gebruikte printer of het gebruikte besturingssysteem. Controleer welke besturingssystemen compatibel zijn met uw apparaat. Overzicht Samsung-printerstatus Als er een fout optreedt tijdens het gebruik van het apparaat, kunt u de fout controleren in Samsung-printerstatus. Samsung-printerstatus wordt automatisch geïnstalleerd wanneer u de apparaatsoftware installeert. U kunt Samsung-printerstatus ook handmatig opstarten. Ga naar Voorkeursinstellingen voor afdrukken, klik op het tabblad Basis > de knop Printerstatus. Deze pictogrammen verschijnen op de Windows-taakbalk: Hier wordt het resterende tonerniveau in de cassette(s) weergegeven. Het apparaat en het aantal tonercassette(s) in het bovenstaande venster kunnen verschillen afhankelijk van de gebruikte printer. Niet alle apparaten beschikken over deze functie. Waarschuw.intelling Selecteer de gewenste instellingen in het venster Opties. Benod. bestellen U kunt online reservetonercassette(s) bestellen. Problemen oplossen U kunt direct naar het deel met de probleemoplossing gaan in de gebruikershandleiding. Sluiten Sluit het venster. 1 2 Samsung-printerstatus is een programma dat de status van de printer controleert en u daarvan op de hoogte houdt. • Tonerniveau 3 4 5 Gebruiken van Smart Panel (alleen voor Macintosh en Linux) Smart Panel is een programma waarmee de status van het apparaat wordt bewaakt. U kunt de status bekijken en de apparaatinstellingen aanpassen. Bij Macintosh wordt Smart Panel automatisch geïnstalleerd op het moment dat u de apparaatsoftware installeert. Voor Linux kunt u Smart Panel downloaden van de website van Samsung. • Het venster Smart Panel en de inhoud die in deze gebruikershandleiding worden getoond kunnen verschillen afhankelijk van de gebruikte printer of het gebruikte besturingssysteem. • Controleer welke besturingssystemen compatibel zijn met uw apparaat. Beheerprogramma’s_ 72 Overzicht Smart Panel Unified Driver Configurator openen Als er een fout optreedt tijdens het gebruik, kunt u de fout controleren in Smart Panel. U kunt Smart Panel ook handmatig opstarten. 1. Dubbelklik op pictogram voor Unified Driver Configurator op het bureaublad. U kunt ook op het pictogram van het startmenu klikken en achtereenvolgens Samsung Unified Driver > Unified Driver Configurator selecteren. 2. Klik op de knoppen links om het overeenkomstige configuratievenster te openen. Macintosh Klik op het Smart Panel-pictogram op de menubalk. Linux Dubbelklik op het Smart Panel-pictogram in het berichtenkader. Tonerniveau 1 2 Nu kopen U kunt online reservetonercassette(s) bestellen. Gebruikersha ndleiding U kunt de Gebruikershandleiding bekijken. 3 Instelling printer 4 Hier wordt het resterende tonerniveau in de cassette(s) weergegeven. Het apparaat en het aantal tonercassette(s) in het bovenstaande venster kunnen verschillen afhankelijk van de gebruikte printer. Niet alle apparaten beschikken over deze functie. Deze knop verandert in Probleemoplossingsgids als er een fout optreedt. U kunt direct naar het deel met de probleemoplossing gaan in de gebruikershandleiding. U kunt diverse apparaatinstellingen configureren in het venster Hulpprogramma Printerinstellingen. Niet alle apparaten beschikken over deze functie. 1 Printers configuration 2 Ports configuration Klik op Help voor schermhulp. 3. Breng de wijzigingen aan in de configuratie en klik op Exit om Unified Driver Configurator te sluiten. Printers configuration Printers configuration telt twee tabbladen: Printers en Classes. Tabblad Printers Klik op het pictogram van de printer links in het venster Unified Linux Configurator om de printerconfiguratie van uw systeem weer te geven. Als u uw apparaat op een netwerk aansluit, verschijnt het venster SyncThru™ Web Service in plaats van Hulpprogramma Printerinstellingen. Wijzigen van de instellingen van Smart Panel Klik met de rechtermuisknop in Linux of Mac OS X op het pictogram voor Smart Panel en selecteer Opties. Selecteer de gewenste instellingen in het venster Opties. Unified Linux Driver Configurator gebruiken Unified Linux Driver Configurator is een hulpprogramma dat hoofdzakelijk bestemd is voor de configuratie van apparaten. U moet Unified Linux Driver installeren om Unified Driver Configurator te kunnen gebruiken (zie "Linux" op pagina 30). Nadat het stuurprogramma op uw Linux-systeem is geïnstalleerd, wordt het pictogram van Unified Driver Configurator automatisch op uw bureaublad geplaatst. Beheerprogramma’s_ 73 Ports configuration 1 Schakelt naar Printers configuration. 2 Hiermee worden alle geïnstalleerde apparaten weergegeven. 3 Hiermee worden de status, modelnaam en URI van uw apparaat weergegeven. In dit venster kunt u de lijst met beschikbare poorten weergeven, de status van elke poort controleren en een poort vrijgeven die bezet wordt door een afgebroken taak. De besturingsknoppen van de printer zijn: • Refresh: hiermee vernieuwt u de lijst met beschikbare apparaten. • Add Printer: hiermee voegt u een nieuw apparaat toe. • Remove Printer: hiermee verwijdert u het geselecteerde apparaat. • Set as Default: hiermee stelt u het geselecteerde apparaat in als standaardapparaat. • Stop/Start: hiermee kunt u het apparaat stoppen/starten. • Test: hiermee kunt u een testpagina afdrukken om te controleren of de printer goed werkt. • Properties: hiermee kunt u de eigenschappen van de printer weergeven en wijzigen. Tabblad Classes Op het tabblad Classes wordt een lijst met beschikbare apparaatklassen weergegeven. • • 1 Hiermee geeft u alle apparaatklassen weer. 2 Hiermee geeft u de status van de klasse en het aantal apparaten in de klasse aan. • • • 1 Schakelt naar Ports configuration. 2 Hiermee geeft u alle beschikbare poorten weer. 3 Hiermee geeft u poorttype, aangesloten apparaat en status weer. Refresh: hiermee vernieuwt u de lijst met beschikbare poorten. Release port: hiermee wordt de geselecteerde poort vrijgegeven. Refresh: hiermee kunt u de lijst met klassen vernieuwen. Add Class: hiermee kunt u een nieuwe apparaatklasse toevoegen. Remove Class: hiermee verwijdert u de geselecteerde apparaatklasse. Beheerprogramma’s_ 74 Onderhoud 9. In dit hoofdstuk vindt u informatie over het onderhoud van het apparaat en de tonercassette. In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen: • • • • • • • Een apparaatrapport afdrukken De gebruiksduur van de verbruiksartikelen controleren Fuser belt reinigen Waarschuwing Toner bijna op gebruiken Uw apparaat reinigen De tonercassette bewaren Tips voor verplaatsen en bewaren van uw apparaat Een apparaatrapport afdrukken Waarschuwing Toner bijna op gebruiken U kunt de informatie over het apparaat afdrukken. Als er geen toner meer in de tonercassette zit, verschijnt een bericht waarin de gebruiker wordt gevraagd om de tonercassette te vervangen. U kunt instellen of u wenst dat dit bericht verschijnt of niet. 1. Druk op op het bedieningspaneel. 2. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om Informatie te selecteren en druk vervolgens op OK. 3. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om Configuratie te selecteren en druk vervolgens op OK. 4. Het display toont Afdrukken?, druk vervolgens op OK om het configuratierapport af te drukken. De gebruiksduur van de verbruiksartikelen controleren op het bedieningspaneel. 2. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om Systeeminstellingen te selecteren en druk vervolgens op OK. 3. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om Onderhoud te selecteren en druk vervolgens op OK. 4. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om Info verb.art. te selecteren en druk vervolgens op OK. 5. Het display toont opties als u op de pijl-omhoog/omlaag drukt. Fuser belt reinigen 2. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om Systeeminstellingen te selecteren en druk vervolgens op OK. 3. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om Onderhoud te selecteren en druk vervolgens op OK. 4. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om Toner bijna op te selecteren en druk vervolgens op OK. Als er zich problemen voordoen met de afdrukkwaliteit of als u uw apparaat in een stofrijke omgeving gebruikt, moet u uw apparaat regelmatig schoonmaken om de beste afdrukkwaliteit te blijven garanderen en de levensduur van uw apparaat te verlengen. • • Als u de behuizing van het apparaat reinigt met reinigingsmiddelen die veel alcohol, oplosmiddel of andere agressieve substanties bevatten, kan de behuizing verkleuren of vervormen. Als er toner in het apparaat of in de directe omgeving ervan is terecht gekomen, raden wij u aan om dit te reinigen met een zachte, met water bevochtigde doek of tissue. Als u een stofzuiger gebruikt, wordt de toner in de lucht geblazen. Dit kan schadelijk voor u zijn. De buitenkant reinigen Als uw afdrukken onscherp zijn of vlekken vertonen kunt u het probleem proberen op te lossen door een reinigingspagina af te drukken. U kunt de volgende reinigingspagina’s afdrukken: 1. Druk op op het bedieningspaneel. Uw apparaat reinigen Volg de onderstaande stappen om de indicatoren van de levensduur van de verbruiksartikelen weer te geven. 1. Druk op 1. Druk op Maak het apparaat aan de buitenkant schoon met een zachte, pluisvrije doek. U kunt de doek bevochtigen met een beetje water, maar let erop dat er geen water op of in het apparaat terechtkomt. op het bedieningspaneel. 2. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om Systeeminstellingen te selecteren en druk vervolgens op OK. 3. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om Onderhoud te selecteren en druk vervolgens op OK. 4. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om Fixeereenheid reinigen te selecteren en druk vervolgens op OK. Uw apparaat neemt automatisch een vel papier uit de papierlade op en drukt een reinigingspagina af waaraan stof- of tonerdeeltjes blijven kleven. Binnenkant reinigen Tijdens het afdrukken kunnen zich in het apparaat papierresten, toner en stof verzamelen. Dit kan op een gegeven moment problemen met de afdrukkwaliteit veroorzaken, zoals tonervlekken of vegen. Deze problemen kunnen worden gereduceerd en verholpen door de binnenkant van het apparaat te reinigen. Onderhoud_ 75 1. Schakel het apparaat uit en haal de stekker uit het stopcontact. Wacht tot het apparaat is afgekoeld. 2. Open de voorklep met behulp van de handgreep. 4. Neem de tonercassette vast bij de handgrepen en trek de cassette uit het apparaat. • Raak het groene oppervlak, de OPC-drum of de voorkant van de printercassette niet aan met uw handen of met enig ander materiaal. Gebruik de handgreep op elke cassette om aanraking met dit oppervlak te vermijden. • Probeer geen krassen te maken op het oppervlak van de transportriem. • Als u de voorklep langer dan enkele minuten open laat, kan de OPC-drum aan licht worden blootgesteld. Hierdoor raakt de OPC-drum beschadigd. Bedek de OPC-drum van de tonercassette met een schoon vel papier om te vermijden dat de OPC-drum door blootstelling aan licht wordt beschadigd terwijl u de binnenkant van het apparaat reinigt. 3. Druk op de groene handgreep om de transportriem te ontgrendelen. Houd de handgreep van de transportriem vast en til de transportriem uit het apparaat. Als u de voorklep opent, let er dan op dat u de onderkant van het bedieningspaneel (het onderste gedeelte van de fixeereenheid) niet aanraakt. De fixeereenheid kan heet zijn, waardoor u brandwonden kunt oplopen. Als u de voorklep opent om in uw apparaat te werken, verwijdert u best eerst de transportriem. Zo vermijdt u schade aan de papiertransportriem tijdens de werkzaamheden. 5. Verwijder met een droge, niet-pluizende doek eventueel stof en gemorste toner in en rond de ruimte voor de tonercassette. Onderhoud_ 76 10. Sluit de voorklep. Controleer of de klep goed dicht is. Als u toner op uw kleding krijgt, veeg de toner dan af met een droge doek en was het kledingstuk in koud water. Als u warm water gebruikt, hecht de toner zich aan de stof. Als de voorklep niet volledig is gesloten, werkt het apparaat niet. 6. Haal voorzichtig een wattenstaafje over de lange glasplaat (LSU, laserscaneenheid) bovenaan in de ruimte voor de tonercassette om te kijken of er vuil aan blijft zitten. 7. Schuif de tonercassette terug in het apparaat. 8. Houd de nieuwe transportriem vast bij de hendel en houd hem in het verlengde van de gleuven aan de binnenkant van de voorklep. 11. Steek de stekker weer in het stopcontact en zet het apparaat aan. De tonercassette bewaren Tonercassettes bevatten componenten die gevoelig zijn voor licht, temperatuur en vochtigheid. Samsung raadt gebruikers aan de aanbevelingen te volgen met het oog op optimale prestaties, de beste kwaliteit en de langste levensduur van uw nieuwe Samsung-tonercassette. Bewaar deze cassette in dezelfde ruimte als de printer; in een kantooromgeving met gecontroleerde temperatuur- en vochtigheidscondities. De tonercassette moet tot ze geïnstalleerd wordt in haar originele verpakking worden bewaard – als de originele verpakking niet beschikbaar is, bedekt u de opening op de cassette bovenaan met papier en bewaart u ze in een donkere kast. Openingen in de verpakking van een cassette voor gebruik verkorten de bewaartijd en levensduur van de cassette aanzienlijk. Plaats ze niet op de vloer. Berg de tonercassette altijd op als u ze uit de printer verwijdert: • in de beschermhoes van de originele verpakking, • Liggend (niet staand) met dezelfde kant boven als na installatie. • Sla verbruiksartikelen niet op: - bij temperaturen boven 40 °C. - in een omgeving met een luchtvochtigheid van minder dan 20% of meer dan 80%, - in een omgeving met extreme temperatuur- of vochtigheidsschommelingen, - in direct zon- of kunstlicht, - op stoffige plaatsen, - in een auto gedurende een lange periode, - in een omgeving met corrosieve dampen, - in een omgeving met zilte lucht, Behandelingsrichtlijnen • • • 9. Laat de transportriem zakken tot hij parallel met de voorklep komt te liggen en stevig op zijn plaats zit. Raak het oppervlak van de fotogevoelige drum in de cassette niet aan. Stel de cassette niet nodeloos bloot aan schokken of trillingen. Roteer de drum niet handmatig, vooral in de tegengestelde richting. Dit kan interne schade en een tonerlek veroorzaken. Gebruik van tonercassettes van andere merken en hervulde tonercassettes Samsung Electronics raadt het gebruik van andere tonercassettes dan Samsung af, met inbegrip van generische, hervulde of gerecycleerde tonercassettes of tonercassettes van witte producten. De garantie van een printer van Samsung dekt geen schade als gevolg van het gebruik van een hervulde of gerecycleerde cassette of een tonercassette van een ander merk dan Samsung. Geschatte levensduur van cassette De geschatte levensduur van de cassette (de gebruiksduur van de tonercassette) is afhankelijk van de hoeveelheid toner die voor de afdruktaken vereist is. Het eigenlijke aantal pagina’s kan variëren afhankelijk van de afdrukdichtheid van de pagina’s waarop u afdrukt, de omgevingsvoorwaarden, de tijd tussen de afdruktaken, het type media en het mediaformaat. Als u bijvoorbeeld veel afbeeldingen afdrukt, is het tonerverbruik hoger en zult u de cassette vaker moeten vervangen. Onderhoud_ 77 Tips voor verplaatsen en bewaren van uw apparaat • • U mag het het apparaat bij het verplaatsen niet ondersteboven of op zijn kant houden. Er kan dan toner vrijkomen binnen in het apparaat waardoor er schade aan het apparaat kan ontstaan of de afdrukkwaliteit kan verslechteren. Als u het apparaat verplaatst, moet u ervoor zorgen dat ten minste twee mensen het apparaat goed vasthouden. Onderhoud_ 78 Problemen oplossen 10. In dit hoofdstuk vindt u nuttige informatie over wat u moet doen als er een probleem optreedt. Als uw apparaat beschikt over een displayscherm, controleert u eerst het bericht op het displayscherm om te fout op te lossen. Als u de oplossing niet kunt vinden in deze Gebruikershandleiding of het probleem blijft aanhouden, neem dan contact op met een servicecentrum. In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen: • • • • • Toner herverdelen Tips om papierstoringen te voorkomen Papierstoringen verhelpen Toner herverdelen Wanneer een tonercassette bijna leeg is verschijnen er vage of lichtere gebieden in de afdruk. Mogelijk worden gekleurde afbeeldingen niet in de juiste kleuren afgedrukt omdat de tonerkleuren niet naar behoren worden gemengd als een van de kleurentonercassettes bijna leeg is. U kunt de afdrukkwaliteit tijdelijk verbeteren door de toner te herverdelen. • Er verschijnt mogelijk een bericht op het display dat aangeeft dat de toner bijna op is. 1. Open de voorklep met behulp van de handgreep. Informatie over displaymeldingen Andere problemen oplossen 2. Druk op de groene handgreep om de transportriem te ontgrendelen. Houd de handgreep van de transportriem vast en til de transportriem uit het apparaat. 3. Neem de tonercassette vast bij de handgrepen en trek de cassette uit het apparaat. • • • Raak het groene oppervlak, de OPC-drum of de voorkant van de tonercassette niet aan met uw handen of met enig ander materiaal. Gebruik de handgreep op elke cassette om aanraking met dit oppervlak te vermijden. Probeer geen krassen te maken op het oppervlak van de transportriem. Als u de voorklep langer dan enkele minuten open laat kan de OPC-drum aan licht worden blootgesteld. Hierdoor raakt de OPC-drum beschadigd. Sluit de voorklep als de installatie om een of andere reden moet worden stopgezet. Problemen oplossen_ 79 Als u de voorklep opent, let er dan op dat u de onderkant van het bedieningspaneel (het onderste gedeelte van de fixeereenheid) niet aanraakt. De fixeereenheid kan heet zijn, waardoor u brandwonden kunt oplopen. 7. Laat de transportriem zakken tot hij parallel met de voorklep komt te liggen en stevig op zijn plaats zit. 8. Sluit de voorklep. Controleer of de klep goed dicht is. Als u de voorklep opent om in uw apparaat te werken verwijdert u best eerst de transportriem. Zo vermijdt u schade aan de papiertransportriem tijdens de werkzaamheden. 4. Houd de tonercassette bij de handgrepen vast en schud ze zachtjes van links naar rechts om de toner te herverdelen. Krijgt u per ongeluk toner op uw kleding, veeg de toner dan af met een droge doek en was de kleding in koud water. Als u warm water gebruikt, hecht de toner zich aan de stof. 5. Schuif de tonercassette terug in het apparaat. 6. Houd de nieuwe transportriem vast bij de handgreep en houd hem in het verlengde van de gleuven aan de binnenkant van de voorklep. Als de voorklep niet volledig is gesloten, werkt het apparaat niet. Tips om papierstoringen te voorkomen U kunt de meeste papierstoringen voorkomen door het juiste type afdrukmedia te gebruiken. Raadpleeg de volgende richtlijnen als er een papierstoring optreedt. • Zorg ervoor dat de verstelbare geleiders correct zijn ingesteld. (Zie "Papier in de lade plaatsen" op pagina 53.) Plaats niet te veel papier in de lade. Zorg dat de papierstapel niet boven de maximummarkering aan de binnenzijde van de lade uitkomt. • Verwijder geen papier uit de papierlade tijdens het afdrukken. • Buig het papier, waaier het uit en maak er een rechte stapel van voordat u het in de lade plaatst. • Gebruik geen gekreukt, vochtig of sterk gekruld papier. • Plaats geen verschillende soorten papier in een lade. • Gebruik alleen aanbevolen afdrukmedia. (Zie "Papierformaat en -type instellen" op pagina 57.) • Zorg ervoor dat de aanbevolen afdrukzijde van de afdrukmedia in de papierlade naar boven en in de multifunctionele lade naar onder is gericht. • Als er regelmatig papier van A5/B5-formaat vastloopt, kunt u het volgende doen: plaats het papier in de lade met de langste zijde evenwijdig met de voorkant van de lade. Als u het papier op deze manier plaatst, wordt dubbelzijdig afdrukken niet ondersteund. Stel in het venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken de afdrukstand in op 180 graden gedraaid. (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 58.) Problemen oplossen_ 80 Papierstoringen verhelpen 4. Trek lade 1 uit. Als er papier is vastgelopen verschijnt er een waarschuwingsbericht op het display. Trek het vastgelopen papier voorzichtig en langzaam naar buiten om te voorkomen dat het scheurt. Volg de aanwijzingen in de volgende hoofdstukken om de papierstoring te verhelpen. In lade 1 Volg de onderstaande stappen om vastgelopen papier uit het papierinvoergebied te verwijderen. 1. Open de voorklep met behulp van de handgreep. 5. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn naar buiten te trekken, zoals wordt afgebeeld. 2. Verwijder het papier door er voorzichtig in de hieronder aangegeven richting aan te trekken. 6. Schuif papierlade 1 terug in het apparaat tot ze op haar plaats klikt. De printer gaat automatisch door met afdrukken. In optionele laden In dit gedeelte wordt beschreven hoe u vastgelopen papier verwijdert uit de optionele lade 2. Raadpleeg de volgende methode voor andere optionele laden aangezien daarvoor dezelfde procedure geldt als voor optionele lade 3. 1. Trek optionele lade 2 open. 2. Verwijder het vastgelopen papier uit het apparaat. 3. Sluit de voorklep. Als de voorklep niet volledig is gesloten, werkt het apparaat niet. Stop als het papier niet beweegt wanneer u eraan trekt of als u het papier niet kunt zien in dit deel van de printer, en ga door met de volgende stap. Problemen oplossen_ 81 3. Open de voorklep. 4. Trek het vastgelopen papier er in de aangegeven richting uit. Trek het papier voorzichtig en langzaam uit de printer om te voorkomen dat het scheurt. 4. Verwijder het vastgelopen papier door er in de hieronder aangegeven richting aan te trekken. Trek het papier voorzichtig en langzaam uit de printer om te voorkomen dat het scheurt. • 5. Sluit de voorklep en plaats de laden terug in het apparaat. De printer gaat automatisch door met afdrukken. Als de voorklep niet volledig is gesloten, werkt het apparaat niet. In de multifunctionele lade Als u afdrukt via de multifunctionele lade en het apparaat ontdekt dat er geen papier werd geplaatst of dat het verkeerd werd geplaatst, volgt u de volgende stappen om het vastgelopen papier te verwijderen. 1. Als het papier niet op de juiste wijze wordt ingevoerd, trekt u het uit het apparaat. Raak het groene oppervlak, de OPC-drum of de voorkant van de tonercassette niet aan met uw handen of met enig ander materiaal. Gebruik de handgreep op elke cassette om aanraking met dit oppervlak te vermijden. • Probeer geen krassen te maken op het oppervlak van de transportriem. • Als u de voorklep langer dan enkele minuten open laat kan de OPC-drum aan licht worden blootgesteld. Hierdoor raakt de OPC-drum beschadigd. Sluit de voorklep als de installatie om een of andere reden moet worden stopgezet. 5. Sluit de voorklep om door te gaan met afdrukken. Als de voorklep niet volledig is gesloten, werkt het apparaat niet. In het gebied rond de fixeereenheid Het gebied rond de fixeereenheid is heet. Wees voorzichtig wanneer u papier uit het apparaat verwijdert. 1. Open de bovenklep. Stop als u het vastgelopen papier niet kunt zien of als u weerstand ondervindt wanneer u eraan trekt en ga door met stap 3. 2. Open en sluit de klep aan de voorzijde om door te gaan met afdrukken. Als de voorklep niet volledig is gesloten, werkt het apparaat niet. 3. Open de voorklep met behulp van de handgreep. Problemen oplossen_ 82 In het uitvoergebied 2. Open de binnenste klep met behulp van de handgreep. 1. Open de klep aan de voorzijde en sluit deze weer. Het vastgelopen papier wordt automatisch uitgevoerd. 2. Trek het papier voorzichtig uit de uitvoerlade. Raak de fixeereenheid onder de binnenste klep niet aan. De fixeereenheid is heet en kan brandwonden veroorzaken! De werkingstemperatuur van de fixeereenheid bedraagt 180 °C. Wees voorzichtig wanneer u papier uit het apparaat verwijdert. 3. Trek de papierstoringshendel omhoog om het fixeergedeelte van de fixeereenheid los te maken, en verwijder het vastgelopen papier voorzichtig uit het apparaat. Stop als u het vastgelopen papier niet kunt zien of als u weerstand ondervindt wanneer u eraan trekt en ga naar "In het gebied rond de fixeereenheid" op pagina 82. 3. Open en sluit de klep aan de voorzijde om door te gaan met afdrukken. Als de voorklep niet volledig is gesloten, werkt het apparaat niet. Rond de duplex-eenheid 1. Open de voorklep met behulp van de handgreep. 4. Duw de papierstoringshendel omlaag om het fixeergedeelte vast te zetten. 5. Sluit de binnenklep. 6. Nadat u het vastgelopen papier hebt verwijderd, controleert u of er ook in andere delen van het apparaat papier is vastgelopen. 7. Sluit de bovenklep. Controleer of de klep goed dicht is. Probeer geen krassen te maken op het oppervlak van de transportriem. 2. Druk op de groene handgreep om de transportriem te ontgrendelen. Houd de handgreep van de transportriem vast en til de transportriem uit het apparaat. Als de bovenklep niet volledig is gesloten, werkt het apparaat niet. Problemen oplossen_ 83 3. Verwijder het vastgelopen papier door er in de hieronder aangegeven richting aan te trekken. Trek het papier voorzichtig en langzaam uit de printer om te voorkomen dat het scheurt. Informatie over displaymeldingen Op het display van het bedieningspaneel verschijnen meldingen die de status van het apparaat of fouten aangeven. Sommige foutmeldingen worden geïllustreerd met afbeeldingen om u te helpen bij de oplossing van het probleem. Berichten op het display controleren 1. Als er een fout optreedt, verschijnt Contr. de status op het display. Druk vervolgens op OK. 2. Controleer het bericht op het display om te weten welke fout er is opgetreden. Als er verschillende berichten verschijnen drukt u op de pijl-omhoog/ omlaag om het bericht met de fout die u wilt oplossen te selecteren. 3. Druk op OK op het bedieningspaneel. Raadpleeg de onderstaande tabellen voor de betekenis van de meldingen en verhelp het probleem indien nodig. • 4. Houd de nieuwe transportriem vast bij de handgreep en houd hem in het verlengde van de gleuven aan de binnenkant van de voorklep. • • • • • • • • Als Contr. de status nog steeds verschijnt voert u de bovenstaande stappen nogmaals uit. Als het bericht niet in de tabel voorkomt, schakelt u het apparaat uit en weer in en probeert u de afdruktaak opnieuw uit te voeren. Neem contact op met de klantenservice als het probleem zich blijft voordoen. Als u contact opneemt met de klantenservice is het nuttig dat u het bericht op het display doorgeeft. Afhankelijk van de opties of het model zullen sommige meldingen mogelijk niet op het weergavescherm verschijnen. [zzz] geeft de foutcode aan. Als u contact opneemt met de klantenservice geeft u deze code op zodat het probleem kan worden behandeld. [ccc] geeft een deel van elke tonercassette aan. [xxx] geeft het type afdrukmedia aan. [yyy] geeft de lade aan. [zzz] geeft het papierformaat aan. Bericht 5. Laat de transportriem zakken tot hij parallel met de voorklep komt te liggen en stevig op zijn plaats zit. Betekenis Voorgestelde oplossingen [ccc] Probl. met tonerc. Fout: [aaa] Open/sluit klep De tonercassette werd verkeerd geplaatst. Open de klep aan de voorzijde en sluit deze weer. Neem contact op met de klantenservice als het probleem zich blijft voordoen. Bereid nw.[ccc] TC vr Bereid nieuwe cassette met [ccc] toner voor De tonercassette is bijna leeg. De geschatte levensduur van de cassette is bijna bereikt. Bereid een nieuwe cassette voor ter vervanging van de oude. U kunt de afdrukkwaliteit tijdelijk verhogen door de toner opnieuw te verdelen. (Zie "Toner herverdelen" op pagina 79.) 6. Sluit de voorklep om door te gaan met afdrukken. Als de voorklep niet volledig is gesloten, werkt het apparaat niet. Problemen oplossen_ 84 Bericht Nieuwe [ccc] TC pl. Plaats nieuwe cassette met [ccc] toner Betekenis De tonercassette heeft de geschatte levensduur bijna bereikt. Voorgestelde oplossingen U kunt kiezen tussen Stop of Doorgaan, zoals weergegeven op het bedieningspaneel. Als u Stop selecteert, stopt de printer met afdrukken en kunt u niet meer afdrukken zolang u de cassette niet hebt vervangen. Als u Doorgaan kiest, gaat de printer door met afdrukken maar kan de afdrukkwaliteit niet worden gegarandeerd. Als u van een optimale afdrukkwaliteit wilt blijven genieten, dient u de tonercassette te vervangen wanneer dit bericht verschijnt. Doet u dit niet, dan kan dit leiden tot kwaliteitsproblemen. (Zie "De tonercassette vervangen" op pagina 97.) Samsung raadt het gebruik van niet-originele Samsung-tonercas settes zoals hervulde of geherfabriceerde cassettes af. Samsung kan de kwaliteit van niet-originele Samsung-tonercas settes niet garanderen. Ondersteuning of reparaties als gevolg van het gebruik van niet-originele Samsung-tonercas settes worden niet gedekt door de apparaatgarantie. Bericht Nieuwe [ccc] TC pl. Einde gebruiksduur. Plaats nieuwe cassette met [ccc] toner Betekenis De tonercassette heeft de geschatte levensduur bereikt. De printer stopt met afdrukken. Voorgestelde oplossingen Vervang de tonercassette. (Zie "De tonercassette vervangen" op pagina 97.) De geschatte gebruiksduur van een cassette geeft aan hoeveel afdrukken er gemiddeld nog met de tonercassett e kunnen worden gemaakt conform ISO/ IEC 19798. Het aantal pagina’s kan worden beïnvloed door de omgevingsvo orwaarden, de tijd tussen afdruktaken en het type en formaat van het afdrukmateri aal. Er kan een kleine hoeveelheid toner achterblijven in de cassette, zelfs wanneer het bericht Plaats nw. [ccc] TC verschijnt en de printer stopt met afdrukken. [ccc] TC is niet compatibel Cass. [ccc] toner niet compat. Raadpl. handl. Problemen oplossen_ 85 De tonercassette die u hebt geplaatst is niet geschikt voor uw apparaat. Installeer tonercassettes van Samsung die speciaal bedoeld zijn voor uw apparaat. Voorgestelde oplossingen Bericht Betekenis [ccc] Er is geen tonercassette geplaatst Geen cas. [ccc] toner gepl. Plaats tonercassette De tonercassette is niet geïnstalleerd of de CRUM (Consumer Replaceable Unit Monitor) in de cassette is niet op de juiste wijze aangesloten. Installeer de tonercassette opnieuw. Herhaal dit twee of drie keer. Als het probleem zich blijft voordoen betekent dit dat de tonercassette niet wordt gedetecteerd. Neem contact op met de klantenservice. Sluit klep Controleer transportriem. De voorklep of bovenklep is niet goed gesloten. Sluit de klep goed. Deze moet vastklikken. Probl.ventilator Fout: [aaa] Zet uit en weer aan Er is een probleem in het apparaat. Zet het apparaat uit en weer aan. Neem contact op met de klantenservice als het probleem zich blijft voordoen. Probleem met fuser Fout: [aaa] Zet uit en weer aan Er is een probleem in het apparaat. Zet het apparaat uit en weer aan. Neem contact op met de klantenservice als het probleem zich blijft voordoen. Bericht Betekenis Voorgestelde oplossingen Fout: [aaa] LSU Unit Failure: [aaa] Zet uit en weer aan Er is een probleem in het apparaat. Zet het apparaat uit en weer aan. Neem contact op met de klantenservice als het probleem zich blijft voordoen. Niet juiste kam.temp. Niet juiste kam.temp. Pas kam.temp. aan Het apparaat staat opgesteld in een vertrek met een ongeschikte kamertemperatuur . Verplaats het apparaat naar een vetrek met de geschikte kamertemperatuur. (zie "Algemene specificaties" op pagina 104.) Fout: [aaa] Probleem met de aandrijfmotor: [aaa] Cont. klantend. Er is een probleem in het apparaat. Zet het apparaat uit en weer aan. Neem contact op met de klantenservice als het probleem zich blijft voordoen. Uitvoervak vol Uitvoerlade vol Verw. afgedr. pag. De documentuitvoerla de is vol. Zodra het papier uit de documentuitvoerlade is verwijderd, gaat de printer door met afdrukken. Papier in MF-lade op Papier MF-lade op. Vul papier bij Er is geen papier in de multifunctionele lade. Plaats papier in de multifunctionele lade. (Zie "Multifunctionele lade" op pagina 54.) Papier lade [yyy] op Papier in lade [yyy] op. Vul papier bij De papierlade is leeg. Plaats papier in de lade. (Zie "Lade 1/optionele laden" op pagina 53.) Fuser klaarhouden Nieuwe fuser klaarhouden. De fixeereenheid is bijna versleten. Neem contact op met de klantenservice. Vervang fuser Plaats een nieuwe fixeereenheid De fixeereenheid is versleten. Neem contact op met de klantenservice. Geen fuser gepl. Plaats een fixeereenheid. Plaats er een De fixeereenheid is niet geïnstalleerd. Neem contact op met de klantenservice. Papierst. in MF-lade Er is papier vastgelopen in de multifunctionele lade. Verwijder het vastgelopen papier. (Zie "In de multifunctionele lade" op pagina 82.) Papierst. ond. duplex Het papier is vastgelopen bij het dubbelzijdig afdrukken. Verwijder het vastgelopen papier. (Zie "Rond de duplex-eenheid" op pagina 83.) Papierst. lade 1 Er is papier vastgelopen in lade 1. Verwijder het vastgelopen papier. (Zie "In lade 1" op pagina 81.) Papierst. lade 2 Er is papier vastgelopen in het gebied rond de cassette. Verwijder het vastgelopen papier. (Zie "In het gebied rond de fixeereenheid" op pagina 82.) Er is papier vastgelopen in lade 2. Verwijder het vastgelopen papier. (Zie "In optionele laden" op pagina 81.) Papierst. lade 3 Er is papier vastgelopen in het uitvoergebied. Verwijder het vastgelopen papier. (Zie "In het uitvoergebied" op pagina 83.) Er is papier vastgelopen in lade3. Verwijder het vastgelopen papier. (Zie "In optionele laden" op pagina 81.) Fout papier MP-lade Bijvullen [zzz] [xxx] Annul. Doorgaan Er werd geen conform papier in de overeenkomstige multifunctionele lade geplaatst. Plaats het juiste papier in de overeenkomstige multifunctionele lade. (Zie "Multifunctionele lade" op pagina 54.) Papierst. bov. duplex Papierst. in apparaat Papierst. in uitv. geb Problemen oplossen_ 86 Bericht Betekenis Voorgestelde oplossingen Fout papier Lade [yyy] Bijvullen [zzz] [xxx] Annul. Doorgaan Er is geen papier in de lade. Plaats het juiste papier in de juiste lade. (Zie "Lade 1/optionele laden" op pagina 53.) Vervang vertrag.rol Nieuwe vertragingsrol voor lade [yyy] plaatsen De vertragingsrol is versleten. Neem contact op met de klantenservice. Vervang stofreiniger Nieuwe stofreinigingsset plaatsen De stofreinigingskit is versleten. Neem contact op met de klantenservice. Verv. cas. [ccc] ton. Plaats een nieuwe [ccc] tonercassette De tonercassette heeft het einde van haar levensduur bereikt. Zelfdiagnosemodus... Probl. sensor [aaa] Zet uit en weer aan Vervang de tonercassette door een tonercassette van Samsung die speciaal is ontworpen voor uw apparaat. (Zie "De tonercassette vervangen" op pagina 97.) De printermotor controleert een aantal problemen die werden ontdekt. Een ogenblik geduld. Er is een probleem met het sensorsignaal. Zet het apparaat uit en weer aan. Neem contact op met de klantenservice als het probleem zich blijft voordoen. Systeemfout Fout: [aaa] Zet uit en weer aan Er is een probleem in het apparaat. Zet het apparaat uit en weer aan. Neem contact op met de klantenservice als het probleem zich blijft voordoen. Transportriem klaarh Papiertransportriem moet weldra worden vervangen De transportriem is bijna versleten. Vervang de transportriem door een nieuwe. Verv. transportriem Versleten. Plaats nieuwe papiertransportriem De transportriem is versleten. Plaats een nieuwe transportriem. Installeer een originele transportriem van Samsung. (Zie "De transportriem vervangen" op pagina 99.) Bericht Betekenis Voorgestelde oplossingen Lade [yyy] geopend Lade [yyy] geopend. Schuif lade in app. De lade is niet goed gesloten. Om de lade te sluiten drukt u de achterkant naar beneden, plaatst u de lade in de sleuf en schuift u hem in de printer. Probl. lade [yyy] Probl. comm. met lade [yyy] Het apparaat kan niet communiceren met de optionele laden.MSR Installeer de optionele laden opnieuw. Neem contact op met de klantenservice als het probleem zich blijft voordoen. Lade [yyy] niet geplaatst Lade [yyy] is niet geplaatst De optionele laden zijn niet geïnstalleerd. Installeer de optionele laden opnieuw. Neem contact op met de klantenservice als het probleem zich blijft voordoen. Transp.riem nt comp Transportriem niet compat. Raadpl. handl. De transportriem van het apparaat is niet geschikt voor uw apparaat. Installeer een origineel Samsung-onderdeel dat voor uw apparaat werd ontwikkeld. (Zie "De transportriem vervangen" op pagina 99.) Fout: [aaa] PTB Unit Failure: [aaa] Plaats transporteenheid. De transportriem is niet geïnstalleerd. Installeer een originele transportriem van Samsung. (Zie "De transportriem vervangen" op pagina 99.) Andere problemen oplossen In het onderstaande overzicht vindt u een aantal mogelijke problemen en de bijhorende oplossingen. Voer de stappen uit in de aangegeven volgorde tot het probleem is verholpen. Neem contact op met de klantenservice als het probleem zich blijft voordoen. Problemen oplossen_ 87 Problemen met papierinvoer Probleem Afdrukproblemen Voorgestelde oplossingen Probleem Papier loopt vast tijdens het afdrukken. Verwijder het vastgelopen papier. (Zie "Papierstoringen verhelpen" op pagina 81.) Papier kleeft aan elkaar. • • • • Controleer de maximale papiercapaciteit van de lade. (Zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 105.) Zorg dat u een geschikte papiersoort gebruikt. (Zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 105.) Haal het papier uit de lade en buig het of waaier het uit. In vochtige omstandigheden kunnen bepaalde papiersoorten aan elkaar blijven kleven. Invoerprobleem met een aantal vellen tegelijk. Er kan niet meer dan één papiersoort tegelijk in de lade worden geplaatst. Plaats alleen papier van dezelfde soort en hetzelfde formaat en gewicht. Afdrukpapier wordt niet ingevoerd. • • • • Het papier blijft vastlopen. • • • Het apparaat drukt niet af. Verwijder eventuele vastgelopen papier in het apparaat. Het papier werd niet goed in de lade gelegd. Verwijder het papier en plaats het op de juiste manier in de lade. Er ligt te veel papier in de lade. Verwijder het teveel aan papier. Het papier is te dik. Gebruik alleen papier dat aan de specificaties van het apparaat voldoet. (Zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 105.) Er ligt te veel papier in de lade. Verwijder het teveel aan papier. Gebruik de multifunctionele lade om af te drukken op speciale materialen. U gebruikt een verkeerde papiersoort. Gebruik alleen papier dat aan de specificaties van het apparaat voldoet. (Zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 105.) Misschien zitten er materiaalresten in het apparaat. Open de voorklep en verwijder de resten. Transparanten plakken aan elkaar in de papieruitvoerlade. Gebruik alleen transparanten die speciaal voor laserprinters zijn bedoeld. Verwijder elke transparant zodra het is uitgevoerd. Enveloppen trekken scheef of worden niet goed ingevoerd. Zorg dat de papiergeleiders aan beide kanten van de envelop goed zijn ingesteld (ze moeten de envelop net raken). Problemen oplossen_ 88 Mogelijke oorzaak Voorgestelde oplossingen Het apparaat krijgt geen stroom. Controleer of het netsnoer is aangesloten. Controleer de aan/uit-schakelaar en het stopcontact. Het apparaat is niet als standaardprinter geselecteerd. Selecteer uw printer als de standaardprinter in Windows. Controleer het volgende: • De klep aan de voorzijde is niet gesloten. Sluit de voorklep. • Er is een papierstoring opgetreden. Verwijder het vastgelopen papier. (Zie "Papierstoringen verhelpen" op pagina 81.) • De papierlade is leeg. Plaats papier. (Zie "Papier in de lade plaatsen" op pagina 53.) • Er is geen tonercassette geplaatst. Plaats de tonercassette. • Verwijder het beschermingsvel op de transportriem. Raadpleeg de Beknopte installatiehandleiding. • Verwijder de afdichtingstape van de tonercassette. Raadpleeg de Beknopte installatiehandleiding. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice als er een systeemfout optreedt. De verbindingskabel tussen de computer en het apparaat is niet goed aangesloten. Maak de kabel van het apparaat los en sluit hem opnieuw aan. De verbindingskabel tussen de computer en het apparaat is mogelijk defect. Sluit de kabel indien mogelijk aan op een andere computer die naar behoren werkt en druk een document af. U kunt ook proberen om een andere kabel voor uw apparaat te gebruiken. De poortinstelling is niet juist. Controleer de printerinstellingen in Windows om vast te stellen of de afdruktaak naar de juiste poort wordt gestuurd. Als uw computer meerdere poorten heeft controleert u of het apparaat op de juiste poort is aangesloten. Het apparaat is mogelijk niet goed geconfigureerd. Controleer de Voorkeursinstellingen voor afdrukken om na te gaan of alle afdrukinstellingen correct zijn. (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 58.) Mogelijk is het printerstuurprogram ma niet goed geïnstalleerd. Herstel de software van het apparaat. (Zie "Lokaal installeren van het stuurprogramma" op pagina 30.) Probleem Mogelijke oorzaak Voorgestelde oplossingen Het apparaat werkt niet goed. Kijk of het display van het bedieningspaneel een systeemfout aangeeft. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice. Het document is zo groot dat er niet voldoende ruimte op de harde schijf van de computer is om toegang te krijgen tot de afdruktaak. Maak extra ruimte op de harde schijf vrij en druk het document opnieuw af. De papieroptie die in de Voorkeursinstellin gen voor afdrukken is geselecteerd is mogelijk onjuist. In veel softwaretoepassingen kunt u de papierbron instellen op het tabblad Papier in Voorkeursinstellingen voor afdrukken. Selecteer de juiste papierbron. Raadpleeg Help bij het printerstuurprogramma. (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 58.) Een afdruktaak wordt uiterst langzaam afgedrukt. Mogelijk is de afdruktaak zeer complex. Maak de pagina minder complex of wijzig de instellingen voor de afdrukkwaliteit. De helft van de pagina is leeg. Mogelijk is de afdrukstand verkeerd ingesteld. Wijzig de afdrukstand in het desbetreffende programma. Raadpleeg Help bij het printerstuurprogramma. Het ingestelde papierformaat stemt niet overeen met het formaat van het papier in de lade. Zorg ervoor dat het papierformaat in de printerinstellingen overeenstemt met het papier in de lade of met de papierselectie in de instellingen van de softwaretoepassing die u gebruikt. (Vervolg) Het apparaat drukt niet af. Het apparaat haalt papier uit de verkeerde invoer. Probleem Het apparaat drukt wel af, maar de tekst is niet correct, vervormd of niet compleet. Er worden blanco pagina’s "afgedrukt". Het apparaat drukt het PDF-bestand niet juist af. Sommige delen van afbeeldingen, tekst of illustraties ontbreken. Problemen oplossen_ 89 Mogelijke oorzaak Voorgestelde oplossingen De kabel van het apparaat zit los of is defect. Maak de kabel van het apparaat los en sluit hem opnieuw aan. Druk een document af dat u eerder wel correct hebt kunnen afdrukken. Sluit kabel en apparaat indien mogelijk aan op een andere computer en druk een document af dat u eerder wel correct hebt kunnen afdrukken. Als dit alles niet helpt, probeert u een nieuwe printerkabel. Het verkeerde printerstuurprogram ma is geselecteerd. Controleer in het printerkeuzemenu van de toepassing of uw apparaat is geselecteerd. De softwaretoepassing werkt niet naar behoren. Probeer een document af te drukken vanuit een andere toepassing. Het besturingssysteem werkt niet naar behoren. Sluit Windows af en start de computer opnieuw op. Schakel het apparaat uit en weer in. Als u in een DOS-omgeving werkt, is het mogelijk dat het lettertype voor uw apparaat verkeerd is ingesteld. Wijzig de lettertype-instelling. (Zie "Lettertype-instellingen wijzigen" op pagina 50.) De tonercassette is leeg of beschadigd. Herverdeel indien nodig het tonerpoeder. Vervang indien nodig de tonercassette. Mogelijk bevat het bestand blanco pagina’s. Controleer of het bestand blanco pagina’s bevat. Mogelijk is een onderdeel van het apparaat defect (bijvoorbeeld de controller of het moederbord). Neem contact op met een medewerker van de klantenservice. Incompatibiliteit tussen het PDF-bestand en de Acrobat-producten. Het bestand kan worden afgedrukt door het PDF-bestand af te drukken als een afbeelding. Schakel Afdrukken als afbeelding uit de afdrukopties van Acrobat in. Een PDF-bestand als afbeelding afdrukken neemt meer tijd in beslag. Mogelijke oorzaak Probleem Voorgestelde oplossingen De foto’s worden niet goed afgedrukt. De afbeeldingen zijn niet duidelijk. De resolutie van de foto is zeer laag. Verklein de afmetingen van de foto. Als u de afmetingen van de foto in het programma vergroot, wordt de resolutie verlaagd. Er komt voor het afdrukken ter hoogte van de uitvoerlade stoom uit het apparaat. Het gebruik van geperforeerd papier kan aanleiding geven tot de verspreiding van dampen tijdens het afdrukken. Dit is geen probleem. Ga gewoon door met afdrukken. Het apparaat drukt geen speciaal papier zoals rekeningpapier af. Papierformaat en papierformaatinstell ing komen niet overeen. Ga naar de printereigenschappen en klik op het tabblad Papier. Corrigeer het papierformaat in de standaardoptie. (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 58.) Problemen met de afdrukkwaliteit Vuil aan de binnenkant van het apparaat of verkeerd geplaatst papier kan leiden tot een verminderde afdrukkwaliteit. Raadpleeg de onderstaande tabel om het probleem te verhelpen. Probleem Lichte of vage afdrukken Voorgestelde oplossingen • • • • • Als u een verticale witte strook of vaag gedeelte op de afdruk ziet is de toner bijna op. Door de resterende toner over de cassette te verdelen kunt u er waarschijnlijk nog een aantal afdrukken mee maken. (Zie "Toner herverdelen" op pagina 79.) Als de afdrukkwaliteit hierdoor niet verbetert moet u een nieuwe tonercassette plaatsen. Mogelijk voldoet het papier niet aan de papierspecificaties. Het papier kan bijvoorbeeld te vochtig of te ruw zijn. (Zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 105.) Als de hele pagina te licht is, is de afdrukresolutie te laag ingesteld of staat het apparaat in de tonerspaarstand. Wijzig de afdrukresolutie en schakel de tonerspaarstand uit. Raadpleeg Help bij het printerstuurprogramma. Een combinatie van vage plekken en vegen kan erop wijzen dat de tonercassette gereinigd moet worden. (Zie "Binnenkant reinigen" op pagina 75.) Het oppervlak van het LSU-gedeelte in het apparaat kan vuil zijn. (Zie "Binnenkant reinigen" op pagina 75.) Probleem Voorgestelde oplossingen De bovenste helft van het papier is lichter bedrukt dan de rest van het papier De toner hecht mogelijk niet aan dit papiertype. • Wijzig de instelling van de printer en probeer het opnieuw. Geef Voorkeursinstellingen voor afdrukken weer, klik op het tabblad Papier en stel het type in op Kringlooppapier. Tonervlekken • A aB bC c A aB bC c A aB bC c A aB bC c A aB bC c Onregelmatighede n A aBb C A aBb C A aBb C A aBb C A aBb C Witte vlekken Problemen oplossen_ 90 • • Mogelijk voldoet het papier niet aan de specificaties. Het papier kan bijvoorbeeld te vochtig of te ruw zijn. (Zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 105.) Mogelijk is de transportrol vuil. Reinig de binnenkant van het apparaat. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice. Het papierpad is mogelijk aan een reinigingsbeurt toe. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice. Als op willekeurige plaatsen vage, doorgaans ronde, plekken verschijnen: • Er zit mogelijk een slecht vel tussen het papier. Druk het document opnieuw af. • Het vochtgehalte van het papier is niet op alle plaatsen gelijk of het papier bevat vochtplekken. Probeer papier van een ander merk. (Zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 105.) • Een hele partij papier is niet in orde. Problemen tijdens de productie kunnen ertoe leiden dat sommige delen toner afstoten. Probeer een ander soort of merk papier. • Stel de resolutie van de printer anders in en probeer het opnieuw. Ga naar de Voorkeursinstellingen voor afdrukken, klik op het tabblad Papier en stel het type in op Dik papier. (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 58.) • Als het probleem hiermee niet kan worden opgelost neemt u contact op met een medewerker van de klantenservice. Er verschijnen witte vlekken op de pagina: • Het papier is te ruw en er valt veel vuil van het papier op de interne onderdelen van het apparaat waardoor de transportrol vuil kan zijn. Reinig de binnenkant van het apparaat. (Zie "Binnenkant reinigen" op pagina 75.) • Het papierpad is mogelijk aan een reinigingsbeurt toe. (Zie "Binnenkant reinigen" op pagina 75.) Probleem Verticale strepen Gekleurde of zwarte achtergrond Voorgestelde oplossingen Probleem Als de pagina zwarte verticale strepen vertoont: • Het oppervlak (drumgedeelte) van de tonercassette in het apparaat vertoont mogelijk krassen. Verwijder de tonercassette en plaats een nieuwe. (Zie "De tonercassette vervangen" op pagina 97.) Als de pagina witte verticale strepen vertoont: • Het oppervlak van het LSU-gedeelte in het apparaat kan vuil zijn. (Zie "Binnenkant reinigen" op pagina 75.) Als er in lichte gedeelten te veel toner wordt gebruikt (grijze achtergrond): • Gebruik papier met een lager gewicht. (Zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 105.) • Controleer de omgevingsvoorwaarden: bijzonder droge omstandigheden (lage luchtvochtigheid) of een hoge luchtvochtigheid (meer dan 80% RV) kunnen leiden tot een grijzere achtergrond. • Verwijder de oude tonercassette en plaats een nieuwe. (Zie "De tonercassette vervangen" op pagina 97.) Tonervlekken Als toner over de pagina wordt uitgesmeerd: • Reinig de binnenkant van het apparaat. (Zie "Binnenkant reinigen" op pagina 75.) • Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier. (Zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 105.) • Verwijder de tonercassette en installeer een nieuwe. (Zie "De tonercassette vervangen" op pagina 97.) Verticaal terugkerende afwijkingen Als de bedrukte zijde van de pagina met gelijke intervallen afwijkingen vertoont: • De tonercassette is mogelijk defect. Als u nog steeds dezelfde problemen ondervindt, verwijdert u de tonercassette en plaatst u een nieuwe. (Zie "De tonercassette vervangen" op pagina 97.) • Er zit mogelijk toner op sommige onderdelen van het apparaat. Als de afwijkingen zich op de achterkant van de pagina bevinden zal het probleem waarschijnlijk na enkele pagina’s vanzelf verdwijnen. • De fixeereenheid kan beschadigd zijn. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice. Schaduwvlekken A Voorgestelde oplossingen Schaduwvlekken worden veroorzaakt door kleine hoeveelheden toner die willekeurig verspreid op de afdruk voorkomen. • Misschien is het papier te vochtig. Probeer af te drukken op papier van een andere partij. Maak een pak papier pas open op het moment dat u het gaat gebruiken zodat het papier niet te veel vocht opneemt. • Wijzig de afdruklay-out als er schaduwvlekken verschijnen op een envelop om te voorkomen dat wordt afgedrukt op een gebied met overlappende naden aan de rugzijde. Afdrukken op naden kan problemen veroorzaken. • Als het gehele oppervlak van een afgedrukte pagina wordt bedekt met schaduwvlekken kiest u een andere afdrukresolutie in het softwareprogramma of in de Voorkeursinstellingen voor afdrukken. (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 58.) Er blijven tonerdeeltjes hangen rond vetgedrukte tekens of donkere foto’s De toner hecht mogelijk niet aan dit papiertype. • Wijzig de instelling van de printer en probeer het opnieuw. Geef Voorkeursinstellingen voor afdrukken weer, klik op het tabblad Papier en stel het type in op Kringlooppapier. Misvormde tekst • • Papier schuin A aBb A aBb C A aBb C A aBb C A aBb C c Cc Problemen oplossen_ 91 • • • Als tekst er vervormd uitziet ("uitgehold" effect) kan het papier te glad zijn. Probeer een ander soort papier. (Zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 105.) Als tekens er misvormd uitzien en een golvend effect geven vereist de scannereenheid mogelijk onderhoud. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice. Plaats het papier op de juiste manier in de lade. Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier. (Zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 105.) Let erop dat de geleiders niet te dicht en niet te ver af staan van de stapel papier. Probleem Gekruld of gegolfd Voorgestelde oplossingen • • • Vouwen of kreuken • • • Achterkant van afdrukken is vuil • • • Eén vaste kleur of zwarte pagina’s • • A Losse toner • • • • • Probleem Plaats het papier op de juiste manier in de lade. Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier. Papier kan krullen als de temperatuur of de vochtigheid te hoog is. (Zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 105.) Draai de stapel papier in de lade om. Probeer het papier ook eens 180° te draaien in de lade. Plaats het papier op de juiste manier in de lade. Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier. (Zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 105.) Draai de stapel papier in de lade om. Probeer het papier ook eens 180° te draaien in de lade. Mogelijk lekt een tonercassette. Reinig de binnenkant van het apparaat. (Zie "Binnenkant reinigen" op pagina 75.) Reinig de fixeereenheid (zie "Fuser belt reinigen" op pagina 75.) De tonercassette is bijna leeg. Mogelijk is de tonercassette niet goed geplaatst. Verwijder de cassette en plaats ze opnieuw. Mogelijk is de tonercassette defect. Verwijder de tonercassette en plaats een nieuwe. (Zie "De tonercassette vervangen" op pagina 97.) Het apparaat moet mogelijk worden hersteld. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice. Reinig de binnenkant van het apparaat. (Zie "Binnenkant reinigen" op pagina 75.) Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier. (Zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 105.) Verwijder de tonercassette en installeer een nieuwe. (Zie "De tonercassette vervangen" op pagina 97.) Lost dit het probleem niet op, dan moet het apparaat mogelijk worden hersteld. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice. Openingen in tekens A Horizontale strepen A aBb C A aBb C A aBb C A aBb C A aBb C Voorgestelde oplossingen Letters worden onvolledig afgedrukt omdat er witte plekken verschijnen op plaatsen die zwart zouden moeten zijn: • Als dit probleem optreedt bij transparanten probeert u een ander soort transparant. Wegens de samenstelling van de transparanten zijn enkele onvolledige tekens normaal. • Misschien drukt u af op de verkeerde kant van het papier. Verwijder het papier en draai het om. • Mogelijk voldoet het papier niet aan de papierspecificaties. (Zie "Specificaties van de afdrukmedia" op pagina 105.) Controleer bij horizontale zwarte strepen of vegen het volgende: • Mogelijk is de tonercassette onjuist geplaatst. Verwijder de cassette en plaats ze opnieuw. • Mogelijk is de tonercassette defect. Verwijder de tonercassette en plaats een nieuwe. (Zie "De tonercassette vervangen" op pagina 97.) • Lost dit het probleem niet op, dan moet het apparaat mogelijk worden hersteld. Neem contact op met een medewerker van de klantenservice. Krullen Als het afgedrukte papier opkrult of als het papier niet wordt ingevoerd, doet u het volgende: • Draai de stapel papier in de lade om. Probeer het papier ook eens 180° te draaien in de lade. • Stel de resolutie van de printer anders in en probeer het opnieuw. Ga naar de Voorkeursinstellingen voor afdrukken, klik op het tabblad Papier en stel het type in op Dun papier. (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 58.) Er verschijnt voortdurend een onbekende afbeelding op enkele vellen, er zit losse toner op de afdruk, of de afdruk is te licht of vuil. Uw apparaat wordt mogelijk op meer dan 1.000 m hoogte gebruikt, wat de afdrukkwaliteit kan beïnvloeden, met bijvoorbeeld losse toner of een lichtere afbeelding tot gevolg. Stel de juiste hoogte-instelling in voor uw apparaat. (Zie "Luchtdrukaanpassing" op pagina 49.) Veelvoorkomende PostScript-problemen De volgende problemen hebben specifiek betrekking op de PS-taal en kunnen optreden als er meerdere printertalen worden gebruikt. Problemen oplossen_ 92 Probleem Het PostScript-bestand kan niet worden afgedrukt. Veelvoorkomende problemen onder Windows Mogelijke oorzaak Mogelijk is het PostScript-stuurpro gramma niet correct geïnstalleerd. Oplossing • • • Installeer het PostScript-stuurprogra mma. (Zie "Lokaal installeren van het stuurprogramma" op pagina 30.) Druk een configuratiepagina af en controleer of u kunt afdrukken in PS. Neem contact op met de klantenservice als het probleem zich blijft voordoen. Het bericht "Fout limietcontrole" verschijnt. De afdruktaak is te complex. Maak de pagina minder complex of breid het geheugen uit. (Zie "Een geheugenmodule installeren" op pagina 100.) Er wordt een PostScript-foutenpa gina afgedrukt. De afdruktaak is mogelijk geen PostScript-taak. Controleer of de afdruktaak een PostScript-taak is. Controleer of de softwaretoepassing verwacht dat er een installatiebestand of PostScript-headerbestan d naar het apparaat wordt gestuurd. De optionele lade is niet geselecteerd in het stuurprogramma. Het printerstuurprogram ma is niet geconfigureerd om de optionele lade te herkennen. Open de eigenschappen van het PostScript-stuurprogram ma, selecteer het tabblad Apparaatinstellingen en stel de ladeoptie in de sectie Installeerbare opties in op Geplaatst. Als u op een Macintosh-computer een document afdrukt met Acrobat Reader 6.0 of hoger, worden de kleuren niet op de juiste wijze afgedrukt. Mogelijk komt de resolutie-instelling in het printerstuurprogram ma niet overeen met de resolutie-instelling in Acrobat Reader. Controleer of de resolutie-instelling in uw printerstuurprogramma overeenkomt met de resolutie-instelling in Acrobat Reader. Probleem Voorgestelde oplossingen Tijdens de installatie verschijnt het bericht "Bestand in gebruik". Sluit alle softwaretoepassingen af. Verwijder alle software uit de opstartgroep van de printer en start vervolgens Windows opnieuw op. Installeer het printerstuurprogramma opnieuw. Het bericht "Algemene beschermingsfout", "OE-uitzondering", "Spool32" of "Ongeldige bewerking" verschijnt. Sluit alle andere toepassingen af, start Windows opnieuw op en probeer opnieuw af te drukken. De melding "Kan niet afdrukken" of "Er is een time-outfout in de printer opgetreden" verschijnt. Deze meldingen kunnen tijdens het afdrukken verschijnen. Wacht gewoon even tot het apparaat klaar is met afdrukken. Als het bericht verschijnt in stand-bymodus of nadat de afdruk is voltooid, controleert u de aansluiting en/of gaat u na of er een fout is opgetreden. Raadpleeg de gebruikershandleiding van Microsoft Windows die met uw computer is meegeleverd voor meer informatie over foutmeldingen in Windows. Problemen oplossen_ 93 Veelvoorkomende problemen onder Linux Toestand Het apparaat drukt niet af. Voorgestelde oplossingen • • • Bepaalde kleurafbeeldingen worden volledig zwart afgedrukt. Sommige kleurafbeeldingen worden afgedrukt in onverwachte kleuren. Toestand Controleer of het printerstuurprogramma is geïnstalleerd. Open Unified Driver Configurator en selecteer het tabblad Printers in het venster Printers configuration om de lijst met beschikbare printers weer te geven. Kijk of het apparaat in de lijst staat. Als dit niet zo is, opent u Add new printer wizard om uw apparaat in te stellen. Controleer of het apparaat is ingeschakeld. Open Printers configuration en selecteer uw apparaat uit de lijst met printers. Bekijk de omschrijving in het deelvenster Selected printer. Druk op de knop Start als de status de tekenreeks Stopped bevat. Hierna zou het apparaat weer normaal moeten werken. De status "stopped" kan geactiveerd zijn als er zich problemen met het afdrukken hebben voorgedaan. Controleer of er een speciale afdrukoptie is ingesteld voor de toepassing, zoals "-oraw". Als de parameter "-oraw" is opgegeven in de opdrachtregel, verwijdert u deze om het afdrukprobleem op te lossen. Voor Gimp front-end kiest u "print" -> "Setup printer" en bewerkt u de opdrachtregelparameter in het opdrachtitem. Dit is een bekende bug in Ghostscript (tot GNU Ghostscript versie 7.05) als de basiskleurruimte van het document geïndexeerde kleurruimte is en via CIE-kleurruimte wordt geconverteerd. Aangezien PostScript CIE-kleurruimte gebruikt voor het kleuraanpassingssysteem, moet u Ghostscript op uw systeem upgraden naar GNU Ghostscript versie 7.06 of een hogere versie. Recente Ghostscript-versies vindt u op www.ghostscript.com. Voorgestelde oplossingen Het apparaat drukt geen volledige pagina’s af. Slechts de helft van de pagina wordt afgedrukt. Dit is een bekend probleem dat zich voordoet bij gebruik van een kleurenprinter met versie 8.51 of een oudere versie van Ghostscript, 64-bits Linux OS. Dit probleem is aan bugs.ghostscript.com gemeld als Ghostscript Bug 688252. Het probleem is opgelost in AFPL Ghostscript versie 8.52 of een hogere versie. Download de meest recente versie van AFPL Ghostscript van http://sourceforge.net/projects/ ghostscript/ en installeer deze om dit probleem op te lossen. De foutmelding "Cannot open port device file" verschijnt als ik een document afdruk. Wijzig nooit de parameters van een afdruktaak (via LPR GUI bijvoorbeeld) terwijl er een afdruktaak wordt uitgevoerd. Gekende versies van CUPS-server (Common Unix Printing System) breken de afdruktaak af als de afdrukopties worden gewijzigd en proberen vervolgens de taak vanaf het begin opnieuw uit te voeren. Aangezien Unified Linux Driver de poort tijdens het afdrukken vergrendelt, blijft deze vergrendeld door het abrupte afbreken van het stuurprogramma zodat de poort niet beschikbaar is voor volgende afdruktaken. Als deze situatie zich voordoet, probeert u de poort vrij te geven door Release port te selecteren in Port configuration. Bij het afdrukken van een document via het netwerk in SuSE 9.2, drukt de printer niet af. De CUPS (Common Unix Printing System)-versie die wordt geleverd bij SuSE Linux 9.2 (CUPS 1.1.21) heeft een probleem met het afdrukken via het "Internet Printing Protocol" (IPP). Gebruik "socket printing" in plaats van IPP of installeer een recentere versie van CUPS (Common Unix Printing System) (CUPS 1.1.22 of een hogere versie). Raadpleeg de gebruikershandleiding van Linux die met uw computer is meegeleverd voor meer informatie over Linux-foutmeldingen. Dit is een bekend probleem in Ghostscript (tot GNU Ghostscript versie 7.xx) wanneer de basiskleurruimte van het document wordt geïndexeerd als RGB-kleurruimte en wordt geconverteerd via CIE-kleurruimte. Omdat Postscript CIE-kleurruimte gebruikt voor het kleurvergelijkingssysteem, dient u Ghostscript op uw systeem bij te werken naar GNU Ghostscript versie 8.xx of een hogere versie. Recente Ghostscript-versies vindt u op www.ghostscript.com. Problemen oplossen_ 94 Veelvoorkomende problemen onder Macintosh Toestand Voorgestelde oplossingen Het apparaat drukt het PDF-bestand niet juist af. Sommige delen van afbeeldingen, tekst of illustraties ontbreken. Het bestand kan worden afgedrukt door het PDF-bestand af te drukken als een afbeelding. Schakel Afdrukken als afbeelding uit de afdrukopties van Acrobat in. Het document is afgedrukt, maar de afdruktaak is niet verdwenen uit de wachtrij in Mac OS X 10.3.2. Werk uw Mac OS-versie bij tot MAC OS X 10.3.3. of hoger. Bepaalde letters worden niet normaal weergegeven tijdens het afdrukken van het voorblad. Mac OS kan het lettertype niet maken bij het afdrukken van het voorblad. Letters en cijfers worden normaal weergegeven op het voorblad. Als u op een Macintosh-computer een document afdrukt met Acrobat Reader 6.0 of hoger, worden de kleuren niet op de juiste wijze afgedrukt. Controleer of de resolutie-instelling in uw printerstuurprogramma overeenkomt met de resolutie-instelling in Acrobat Reader. Een PDF-bestand als afbeelding afdrukken neemt meer tijd in beslag. Raadpleeg de gebruikershandleiding van Macintosh die met uw computer is meegeleverd voor meer informatie over Macintosh-foutmeldingen. Problemen oplossen_ 95 Verbruiksartikelen en accessoires 11. In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u verbruiksartikelen, accessoires en onderdelen voor onderhoud van uw apparaat kunt aankopen. In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen: • • • • • • • Aankoopmogelijkheden Beschikbare verbruiksartikelen Beschikbare accessoires Verkrijgbare onderdelen voor onderhoud De tonercassette vervangen De transportriem vervangen • • • • De verkrijgbare accessoires kunnen verschillen van land tot land. Neem contact op met uw verkoopsverantwoordelijke voor een lijst met beschikbare onderdelen en accessoires. Aankoopmogelijkheden Voor door Samsung erkende verbruiksartikelen, accessoires en onderdelen voor onderhoud neemt u contact op met uw plaatselijke Samsung-verdeler of de winkel waar u uw apparaat hebt gekocht. Of ga naar www.samsung.com/supplies, selecteer uw land/regio voor meer informatie over ondersteuning. Beschikbare verbruiksartikelen Standaardleven sduura tonercassette Gemiddeld aantal afdrukken Gemiddelde tonercapaciteit: 7.000 standaardpagina’s Benaming van onderdeel Ong. 50.000 pagina’s U moet tonercassettes en andere verbruiksartikelen aankopen in het land waar u uw apparaat hebt gekocht. Tonercassettes en andere verbruiksartikelen kunnen immers incompatibel zijn met uw apparaat aangezien de configuratie ervan verschilt van land tot land. Beschikbare accessoires U kunt accessoires aanschaffen en installeren om de prestaties en capaciteit van uw apparaat te verbeteren. CLT-T508 a. Opgegeven gebruiksduur overeenkomstig ISO/IEC 19798. Functie Benaming van onderdeel Geheugenmodule Hiermee breidt u de geheugencapaciteit van uw apparaat uit. ML-MEM170: 512 MB Optionele lade 2/3 Als u vaak papier moet bijvullen kunt u tot twee papierladen extra plaatsen met elk een capaciteit van 500 vellen. U kunt documenten op verschillende formaten en soorten afdrukmedia afdrukken. CLP-S775A Harde schijf Hiermee breidt u de mogelijkheden van de printer uit en kunt u op verschillende manieren afdrukken. ML-HDK425 IEEE 802.11 b/g/n draadloos LANa Hiermee kunt u uw printer op een draadloos netwerk aansluiten. ML-NWA65L CLT-C609S (cyaan) CLT-M609S (magenta) CLT-Y609S (geel) CLT-K609S (zwart) Regio Ab: CLT-C6092S (cyaan) CLT-M6092S (magenta) CLT-Y6092S (geel) CLT-K6092S (zwart) Transportriem De levensduur van een tonercassette varieert afhankelijk van de opties en de taakmodus. Accessoire Als de verbruiksartikelen het einde van hun levensduur naderen kunt u de volgende verbruiksartikelen voor uw apparaat bestellen: Type Voorzorgsmaatregelen die u in acht moet nemen bij de installatie van accessoires Toegevoegde accessoires in de printereigenschappen activeren Het geheugen uitbreiden Een draadloze-netwerkinterfacekaart installeren Een harde schijf installeren b. Regio A: Albanië, Oostenrijk, België, Bosnië, Bulgarije, Kroatië, Cyprus, Tsjechische Republiek, Denemarken, Finland, Frankrijk, Duitsland, Griekenland, Hongarije, Italië, Macedonië, Nederland, Noorwegen, Polen, Portugal, Roemenië, Servië, Slovakije, Slovenië, Spanje, Zweden, Zwitserland en het VK. De tonercassette vervangen. (Zie "De tonercassette vervangen" op pagina 97.) Verbruiksartikelen en accessoires_ 96 Accessoire IEEE1284 Parallelle aansluiting Functie Maakt het gebruik van verschillende interfaces mogelijk. • • • Benaming van onderdeel ML-PAR100 Onderdelen Gemiddeld aantal afdrukkena Vertraging (SCF) Ong. 100.000 pagina’s Stofreinigingskit Ong. 100.000 pagina’s a. De afdruksnelheid is afhankelijk van het gebruikte besturingssysteem, de snelheid van de computer, de gebruikte toepassing, de verbindingsmethode, het type en formaat van de afdrukmedia en de complexiteit van de taak. Als het printerstuurprogram ma met een IEEE1284-parallelst ekker geïnstalleerd wordt, kan het apparaat mogelijk niet gevonden worden en zijn na installatie van het stuurprogramma alleen de basisfuncties voor het afdrukken beschikbaar. Als u de status van het apparaat wilt controleren of de instellingen wijzigen, moet u de machine met een USB-kabel of een netwerk op een computer aansluiten. Als u de IEEE1284-parallelst ekker gebruikt, kunt u niet tegelijkertijd een USB-kabel aansluiten. Neem contact op met de winkel waar u het apparaat hebt gekocht om reserveonderdelen te kopen. Laat onderdelen voor onderhoud alleen vervangen door een erkende servicemedewerker of door de leverancier of winkel waar u het apparaat hebt gekocht. De vervanging van onderdelen waarvan de gebruiksduur is verstreken valt niet onder de garantie. De tonercassette vervangen Het apparaat gebruikt vier kleuren en heeft voor elke kleur een aparte printercassette: geel (G), magenta (M), cyaan (C) en zwart (Z). • Het status-LED en het bericht in verband met de toner op het display geeft voor elke printercassette aan wanneer ze moet worden vervangen. Dit betekent dat de tonercassette moet worden vervangen. Controleer het type tonercassette van uw apparaat. (Zie "Beschikbare verbruiksartikelen" op pagina 96.) 1. Open de voorklep met behulp van de handgreep. a. Draadloze netwerkinterfacekaarten zijn niet in alle landen verkrijgbaar. Neem contact op met uw plaatselijke Samsung-verkoper of de winkel waar u uw printer hebt gekocht. Verkrijgbare onderdelen voor onderhoud • Om kwaliteits- en doorvoerproblemen als gevolg van versleten onderdelen te vermijden en ervoor te zorgen dat uw printer goed blijft presteren moeten de volgende onderdelen vervangen worden zodra het opgegeven aantal afdrukken is bereikt of de levensduur van het desbetreffende onderdeel is verstreken. • Onderdelen Gemiddeld aantal afdrukkena Fixeereenheid Ong. 100.000 pagina’s Opneemrol (FCF) B4 Ong. 100.000 pagina's Opneemrol (MP) Ong. 100.000 pagina’s Opneemrol (SCF) Ong. 200,000 pagina’s Vooruit (SCF) Ong. 200,000 pagina’s Vertaging (FCF) B4 Ong. 100.000 pagina's Wrijving (MP) Ong. 100.000 pagina’s • Raak het groene oppervlak, de OPC-drum of de voorkant van de printercassette niet aan met uw handen of met enig ander materiaal. Gebruik de handgreep op elke cassette om aanraking met dit oppervlak te vermijden. Probeer geen krassen te maken op het oppervlak van de transportriem. Als u de voorklep langer dan enkele minuten open laat, kan de OPC-drum aan licht worden blootgesteld. Hierdoor raakt de OPC-drum beschadigd. Sluit de voorklep als de installatie om een of andere reden moet worden stopgezet. Verbruiksartikelen en accessoires_ 97 2. Druk op de groene handgreep om de transportriem te ontgrendelen. Houd de handgreep van de transportriem vast en til de transportriem uit het apparaat. 3. Houd de lege tonercassette vast bij de handgrepen en trek de cassette uit de printer. • Gebruik geen scherpe voorwerpen, zoals een schaar of mes, om de verpakking van de tonercassette te openen. U zou het oppervlak van de tonercassette kunnen beschadigen. • Om beschadiging te voorkomen mag u de tonercassette niet langer dan enkele minuten blootstellen aan licht. Bedek de tonercassette indien nodig met een stuk papier om ze te beschermen. 5. Schud de cassette vijf tot zes keer heen en weer om de toner in de cassette gelijkmatig te verdelen. Op die manier kunt u een maximale hoeveelheid kopieën afdrukken. 6. Plaats de printercassette op een vlak oppervlak, zoals weergegeven op de afbeelding, en verwijder het papier rond de printercassette door de tape te verwijderen. Krijgt u per ongeluk toner op uw kleding, veeg de toner dan af met een droge doek en was de kleding in koud water. Als u warm water gebruikt, hecht de toner zich aan de stof. Raak de groene onderkant (OPC-drum) van de tonercassette niet aan. Neem de cassette vast bij de handgreep zodat u de onderzijde niet hoeft aan te raken. Als u de voorklep opent let er dan op dat u de onderkant van het bedieningspaneel (het onderste gedeelte van de fixeereenheid) niet aanraakt. De fixeereenheid kan heet zijn, waardoor u brandwonden kunt oplopen. 7. Controleer of de kleur van de printercassette overeenstemt met de kleur van de sleuf en neem de printercassette vast bij de handgreep. Schuif de cassette in de sleuf tot deze vastklikt. 8. Houd de nieuwe transportriem vast bij de handgreep en houd hem in het verlengde van de gleuven aan de binnenkant van de voorklep. Als u de voorklep opent om in uw apparaat te werken verwijdert u best eerst de transportriem. Zo vermijdt u schade aan de papiertransportriem tijdens de werkzaamheden. 4. Haal de nieuwe tonercassette uit de verpakking. Verbruiksartikelen en accessoires_ 98 9. Laat de transportriem zakken tot hij parallel met de voorklep komt te liggen en stevig op zijn plaats zit. 10. Sluit de voorklep. Controleer of de klep goed dicht is. Als de voorklep niet volledig is gesloten, werkt het apparaat niet. 2. Druk op de groene handgreep om de transportriem te ontgrendelen. Houd de handgreep van de transportriem vast en til de transportriem uit het apparaat. 3. Haal de nieuwe papiertransportriem uit de verpakking. 4. Verwijder het papier rond de transportriem. • De transportriem vervangen Als de levensduur van de transportriem voorbij is, moet u hem vervangen. • Op het display verschijnt een bericht dat aangeeft dat de transportriem moet worden vervangen. De levensduur van de transportriem kan worden beïnvloed door de omgevingsomstandigheden, het interval tussen verschillende afdrukken en het type en formaat van het afdrukmateriaal. Gebruik geen scherpe voorwerpen, zoals een mes of schaar, om de verpakking van de transportriem te openen. U zou het oppervlak van de transportriem kunnen beschadigen. • Probeer geen krassen te maken op het oppervlak van de transportriem. 5. Houd de nieuwe transportriem vast bij de hendel en houd hem in het verlengde van de gleuven aan de binnenkant van de voorklep. 1. Open de voorklep met behulp van de handgreep. • • • Raak het groene oppervlak, de OPC-drum of de voorkant van de printercassette niet aan met uw handen of met enig ander materiaal. Gebruik de handgreep op elke cassette om aanraking met dit oppervlak te vermijden. Probeer geen krassen te maken op het oppervlak van de transportriem. Als u de voorklep langer dan enkele minuten open laat, kan de OPC-drum aan licht worden blootgesteld. Hierdoor raakt de OPC-drum beschadigd. Sluit de voorklep als de installatie om een of andere reden moet worden stopgezet of onderbroken. Verbruiksartikelen en accessoires_ 99 6. Laat de transportriem zakken tot hij parallel met de voorklep komt te liggen en stevig op zijn plaats zit. 7. Sluit de voorklep om door te gaan met afdrukken. Als de voorklep niet volledig is gesloten, werkt het apparaat niet. Voorzorgsmaatregelen die u in acht moet nemen bij de installatie van accessoires • • • Koppel het netsnoer los. Verwijder nooit het toegangspaneel tot het moederbord als de stroom is ingeschakeld. Koppel steeds het netsnoer los als u interne of externe accessoires installeert of verwijdert om het risico op een elektrische schok te voorkomen. Ontlaad statische elektriciteit. Het moederbord en de interne accessoires (netwerkinterfacekaart of geheugenmodule) zijn gevoelig voor statische elektriciteit. Voordat u interne accessoires installeert of verwijdert, moet u de statische elektriciteit van uw lichaam ontladen door een metalen voorwerp aan te raken, zoals de metalen achterplaat van een willekeurig apparaat dat op een geaarde stroombron is aangesloten. Als u voor het beëindigen van de installatie rondwandelt, herhaalt u deze procedure om nogmaals eventuele statische elektriciteit te ontladen. Toegevoegde accessoires in de eigenschappen van het PS-stuurprogramma activeren. Na de installatie van een accessoire, zoals een optionele lade, moeten gebruikers van een PS-stuurprogramma een bijkomende instelling opgeven. Ga naar de PS-printereigenschappen en activeer de toegevoegde accessoire. Let op bij de installatie van accessoires: het vervangen van de batterij in het apparaat valt onder de service. Vervang ze niet zelf. Er bestaat een explosierisico als de batterij wordt vervangen door een verkeerd type. Verwijder gebruikte batterijen conform de aanwijzingen. 1. Stuurprogramma installeren. (Zie "Lokaal installeren van het stuurprogramma" op pagina 30 of "Het stuurprogramma voor het verbinden met een bedraad netwerk installeren" op pagina 35.) 2. In Windows 2000 selecteert u Instellingen > Printers. • In Windows XP/2003 selecteert u Printers en faxapparaten. • In Windows 2008/Vista selecteert u Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Printers. • In Windows 7 selecteert u Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Apparaten en printers. • In Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm > Hardware > Apparaten en printers. 3. In Windows 2000, XP, 2003, Vista en 2008 dubbelklikt u op uw apparaat. In Windows 7 en Windows Server 2008 R2 klikt u met uw rechtermuisknop op het pictogram van uw printer > contextmenu's > Afdruktaken weergeven. 4. Selecteer het stuurprogramma van uw apparaat en klik op uw rechtermuisknop om Eigenschappen te openen. 5. In de eigenschappen van het printerstuurprogramma selecteert u Apparaatopties. 6. Stel de vereiste opties in de eigenschappen van het printerstuurprogramma in. 7. Klik op OK. Het geheugen uitbreiden Uw apparaat beschikt over een "dual in-line"-geheugenmodule (DIMM). Gebruik de lege geheugensleuf om extra geheugen te installeren. (Zie "Beschikbare accessoires" op pagina 96.) Een geheugenmodule installeren 1. Schakel het apparaat uit en koppel alle kabels van het apparaat los. 2. Open het toegangspaneel tot het moederbord. Draai de schroef los, til het toegangspaneel lichtjes op en trek het naar rechts. 3. Haal de nieuwe geheugenmodule uit de plastic verpakking. 4. Houd de geheugenmodule vast bij de rand en breng ze op één lijn met de sleuf in een hoek van ongeveer 30 graden. Zorg dat de inkepingen van de module en de openingen van de sleuf in elkaar passen. Toegevoegde accessoires in de printereigenschappen activeren Nadat u de geheugenmodule hebt geïnstalleerd, moet u ze selecteren in de printereigenschappen van het printerstuurprogramma om ze te kunnen gebruiken. Verbruiksartikelen en accessoires_ 100 Hierboven getoonde inkepingen en openingen kunnen afwijken van de geheugenmodule en de sleuf. 5. Duw de geheugenmodule voorzichtig in de gleuf tot u een "klik" hoort. Duw de geheugenmodule niet met te veel kracht in de sleuf om te vermijden dat u ze beschadigt. Als de module niet goed in de sleuf lijkt te passen, voert u de procedure nogmaals voorzichtig uit. 4. Haal de nieuwe draadloze netwerkinterfacekaart uit de plastic verpakking. 5. Schuif de draadloze netwerkinterfacekaart in de geleider en plaats de connector op de kaart in het verlengde van de connector op het moederbord. Druk de kaart stevig in de connector tot ze volledig op haar plaats zit. 6. Plaats het toegangspaneel tot het moederbord terug en schroef het vast. 1 connector van de draadloze netwerkinterface 2 draadloze netwerkinterfacekaart 3 geleider voor draadloze netwerkinterfacekaart 6. Plaats het toegangspaneel tot het moederbord terug en schroef het vast. 7. Sluit het netsnoer en de printerkabel opnieuw aan. Zet het apparaat aan. Een draadloze-netwerkinterfacekaart installeren Het apparaat is uitgerust met een netwerkinterface waarmee u uw printer in een netwerk kunt gebruiken. U kunt ook een draadloze netwerkinterfacekaart aanschaffen om de printer te gebruiken in een draadloze netwerkomgeving. Raadpleeg de bestelgegevens voor een optionele draadloze netwerkinterfacekaart. (Zie "Beschikbare accessoires" op pagina 96.) Een draadloze-netwerkinterfacekaart installeren 1. Schakel het apparaat uit en koppel alle kabels van het apparaat los. 2. Open het toegangspaneel tot het moederbord. Draai de schroef los, til het toegangspaneel lichtjes op en trek het naar rechts. 7. Sluit het netsnoer en de printerkabel opnieuw aan. Zet het apparaat aan. 8. Stel de draadloze netwerkomgeving in. (zie "Draadloos netwerk instellen" op pagina 39.) Een harde schijf installeren Door de installatie van een harde schijf kunnen de gegevens van uw computer naar de afdrukwachtrij op de harde schijf van de printer worden gestuurd. Op die manier wordt de computer minder belast. Daarnaast kunt u gebruikmaken van verschillende afdrukfuncties. U kunt bijvoorbeeld een afdruktaak op de harde schijf opslaan, een afdruktaak controleren en persoonlijke documenten afdrukken. Er worden gegevens meegeleverd voor de bestelling van een optionele harde schijf. (Zie "Beschikbare accessoires" op pagina 96.) 3. Maak het dummy-paneel op uw apparaat los met behulp van steekgereedschap, zoals een schroevendraaier. Verbruiksartikelen en accessoires_ 101 Een harde schijf installeren Een afdruktaak opslaan 1. Schakel het apparaat uit en koppel alle kabels van het apparaat los. 2. Open het toegangspaneel tot het moederbord. Draai de schroef los, til het toegangspaneel lichtjes op en trek het naar rechts. U kunt afdruktaken opslaan op de geïnstalleerde harde schijf. 1. Open het document dat u wilt afdrukken. 2. Kies Afdrukken in het menu Bestand. Het venster Afdrukken wordt geopend. 3. Selecteer uw apparaat in de lijst Printer selecteren. 4. Klik op Eigenschappen of Voorkeuren. 5. Klik op het tabblad Geavanceerd op Taakinstellingen. 6. Selecteer de gewenste afdrukmodus in de vervolgkeuzelijst. (Zie "Help gebruiken" op pagina 64.) 7. Voer de gebruikersnaam en de bestandsnaam in. 8. Klik op OK tot het venster Afdrukken wordt weergegeven. 9. Klik op OK of Afdrukken om het afdrukken te starten. 3. Haal de nieuwe harde schijf uit de plastic verpakking. 4. Plaats de connector op de harde schijf in het verlengde van de connector op het moederbord. Duw de connector van de harde schijf in de connector op het moederbord tot de harde schijf goed vastzit. Een opgeslagen afdruktaak afdrukken of verwijderen U kunt afdruktaken die op de harde schijf zijn opgeslagen afdrukken of verwijderen. 1. Druk op op het bedieningspaneel. 2. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om Taakbeheer te selecteren en druk vervolgens op OK. 3. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om Opgeslagen taak te selecteren en druk vervolgens op OK. 4. Druk op de pijl-omhoog/omlaag tot de gewenste gebruikers- en bestandsnaam verschijnt en druk vervolgens op OK. 5. Draai de vier schroeven vast die met uw nieuwe harde schijf worden meegeleverd. In geval van een vertrouwelijke afdruktaak voert u het eerder opgegeven 4-cijferige wachtwoord in. Gebruik de pijl-omlaag/omhoog om de cijfers in te voeren en de pijl-links/rechts om te schakelen tussen de cijfers. Als u klaar bent met het invoeren van het wachtwoord drukt u op OK. Als het ingevoerde wachtwoord niet correct is, verschijnt Ongeldig wachtwoord. Voer het juiste wachtwoord in. 5. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om de gewenste instelling te selecteren en druk op OK. • Afdrukken: hiermee kunt u een opgeslagen afdruktaak afdrukken. • Verwijderen: hiermee kunt u een opgeslagen afdruktaak verwijderen. 6. Als Ja verschijnt, drukt u op OK. De actieve wachtrij beheren 6. Sluit het netsnoer en de printerkabel opnieuw aan. Zet het apparaat aan. 7. U moet de toegevoegde harde schijf activeren in de printereigenschappen. (Zie "Toegevoegde accessoires in de printereigenschappen activeren" op pagina 100.) Alle afdruktaken die nog niet zijn afgedrukt bevinden zich in de actieve wachtrij in de volgorde waarin u ze naar de printer hebt gestuurd. U kunt een afdruktaak verwijderen uit de wachtrij voordat deze wordt afgedrukt of een afdruktaak sneller laten afdrukken. Afdrukken met de optionele harde schijf 2. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om Taakbeheer te selecteren en druk vervolgens op OK. 3. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om Actieve taak te selecteren en druk vervolgens op OK. 4. Druk op de pijl-omhoog/omlaag tot de gewenste gebruikers- en bestandsnaam verschijnt en druk vervolgens op OK. Als de optionele harde schijf is geïnstalleerd kunt u gebruikmaken van geavanceerde afdrukfuncties, zoals een afdruktaak opslaan of in de wachtrij op de harde schijf plaatsen, een afdruktaak controleren en een persoonlijke afdruktaak specificeren in het venster met printereigenschappen. Zodra u de bestanden op de harde schijf hebt opgeslagen kunt u ze gemakkelijk afdrukken of verwijderen via het bedieningspaneel van uw printer. 1. Druk op Verbruiksartikelen en accessoires_ 102 op het bedieningspaneel. In geval van een vertrouwelijke afdruktaak voert u het eerder opgegeven 4-cijferige wachtwoord in. Gebruik de pijl-omlaag/omhoog om de cijfers in te voeren en de pijl-links/rechts om te schakelen tussen de cijfers. Als u klaar bent met het invoeren van het wachtwoord drukt u op OK. Als het ingevoerde wachtwoord niet correct is, verschijnt Ongeldig wachtwoord. Voer het juiste wachtwoord in. 5. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om de gewenste instelling te selecteren en druk op OK. • Annul.: hiermee kunt u een bestand uit de wachtrij verwijderen. • Hoger niveau: hiermee kunt u een afdruktaak in de actieve wachtrij selecteren en de afdrukvolgorde wijzigen zodat de afdruktaak sneller kan worden afgedrukt. • Vrijgeven: hiermee kunt u een taak die op een opgegeven tijdstip moet worden afgedrukt onmiddellijk afdrukken. In dat geval wordt de taak die op dat moment wordt afgedrukt onderbroken en wordt de geselecteerde afdruktaak afgedrukt. Deze functie is alleen beschikbaar als de taak gepland is om op een later tijdstip te worden afgedrukt. De optie Vrijgeven is alleen beschikbaar als u een afdruktaak selecteert waarvoor Afdrukschema werd ingesteld. 6. Als Ja verschijnt, drukt u op OK. Formulierbestand Formulier-overlay zijn afbeeldingen die op de harde schijf van de computer zijn opgeslagen in een speciale bestandsindeling en in een willekeurig document in lagen kunnen worden afgedrukt. Nieuwe formulierbestanden maken 1. Maak of open een document met de tekst of afbeelding die u in een nieuw formulierbestand wilt gebruiken. 2. Ga naar de Voorkeursinstellingen voor afdrukken om het document als een formulierbestand op te slaan. (zie "Voorkeursinstellingen openen" op pagina 58.) 3. Klik op het tabblad Geavanceerd en selecteer Geavanceerd. 4. Schakel in het venster Geavanceerde uitvoeropties het selectievakje Opslaan als formulier voor overlay in. 5. Klik op Zoeken. 6. Voer een bestandsnaam van maximaal acht tekens in het vak Bestandsnaam in. Selecteer het doelpad en klik op Opslaan. 7. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten. 8. Er verschijnt een bevestigingsvenster. Klik op Ja om het op te slaan. Het bestand wordt niet afgedrukt. Het wordt opgeslagen op de harde schijf van uw computer. 1. Druk op op het bedieningspaneel. 2. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om Taakbeheer te selecteren en druk vervolgens op OK. 3. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om Bestandsbeleid te selecteren en druk vervolgens op OK. 4. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om de gewenste instelling te selecteren en druk op OK. • Naam wijzigen : als de naam reeds is opgeslagen in het geheugen van de harde schijf wordt het bestand opgeslagen onder een andere naam die automatisch is geprogrammeerd. • Overschr. : u kunt het apparaat zo instellen dat gegevens van een vorige taak van de harde schijf worden verwijderd als er gegevens van een nieuwe taak worden opgeslagen. 5. Druk op OK. Achtergebleven afbeeldingsgegevens verwijderen ImageOverwrite is een veiligheidsmaatregel voor klanten die bezorgd zijn over het ongeoorloofd openen en kopiëren van vertrouwelijke of persoonlijke documenten. 1. Druk op op het bedieningspaneel. 2. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om Taakbeheer te selecteren en druk vervolgens op OK. 3. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om Afb. overs. te selecteren en druk vervolgens op OK. 4. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om de gewenste instelling te selecteren en druk op OK. • Automatisch : hiermee worden alle achtergebleven afbeeldingsgegevens van de machine onmiddellijk gewist nadat elke taak is verwerkt. • Handmatig : met deze optie kan een systeembeheerder zodra deze optie is ingeschakeld op verzoek alle afbeeldingsgegevens wissen die op de harde schijf zijn achtergebleven. Alle bestaande taken worden verwijderd ongeacht hun status; het indienen van taken is verboden zolang het overschrijven plaatsvindt. 5. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om naar Aan of Uit te gaan voor Automatisch. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om naar Inschakelen of Uitschakelen te gaan voor Handmatig. Als u Handmatig ingeschakeld hebt geselecteerd, bevestigt het apparaat of de overschrijvingsfunctie nu wordt gestart. Druk op de pijl-omhoog/omlaag om Ja of Nee te selecteren. Als u Ja selecteert, start de overschrijving Handmatig zodra u Ja selecteert. Als u Nee selecteert, wordt deze functie ingeschakeld. 6. Druk op OK. Als u op Nee klikt, drukt het apparaat uw formulier af zonder het op te slaan. 9. Er verschijnt een bevestigingsvenster. Klik op Ja om het op te slaan. Het formulierbestand moet even groot zijn als het document dat u met het formulierbestand afdrukt. Bestandsbeleid U kunt het bestandsbeleid kiezen voor het genereren van een bestandsnaam voor u doorgaat met een afdruktaak vanaf de harde schijf. Als de naam reeds in het geheugen van de harde schijf is opgeslagen wijzigt u de naam of overschrijft u de bestaande naam. Verbruiksartikelen en accessoires_ 103 Specificaties 12. In dit hoofdstuk vindt u meer informatie over de specificaties van het apparaat, waaronder de verschillende functies. In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen: • • Algemene specificaties Specificaties van de afdrukmedia Algemene specificaties De specificaties hieronder kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. zie www.samsung.com/printer voor mogelijke wijzigingen. Items Omschrijving Afmetingen Breedte x Lengte x Hoogte 446 x 481 x 464 mm zonder optionele lade Gewicht Apparaat inclusief verbruiksartikelen 30,4 kg Geluidsniveaua Stand-bymodus 35 dB (A) Afdrukmodus 54 dB (A) Gebruik 10 tot 32,5 °C Opslag (in verpakking) -20 tot 40°C Gebruik 20 tot 80% RV Opslag (in verpakking) 0 tot 95% RV Modellen op 110 volt AC 110 – 127 V Modellen op 220 volt AC 220 – 240 V Gemiddelde werkingsmodus minder dan 750 Wu Stand-bymodus minder dan 60 Wu Energiebesparende modus minder dan 8 Wu Uitgeschakelde toestand minder dan 1 Wu Module ML-NWA65L Temperatuur Relatieve luchtvochtigheid Nominaal vermogenb Stroomverbruik Draadloosc a. Geluidsdrukniveau, ISO 7779. Geteste configuratie: basisinstallatie apparaat, A4-papierformaat, enkelzijdig afdrukken. b. Zie het typeplaatje op het apparaat voor het juiste voltage (V), de frequentie (Hertz) en de stroomsterkte (A) voor uw apparaat. c. Optioneel apparaat Specificaties_ 104 Specificaties van de afdrukmedia Type Formaat gewicht van afdrukmediaa/Capaciteitb Afmetingen lade 1/optionele laden Normaal papier Letter 216 x 279 mm 66 tot 90 g/m2 (bankpostpapier) Legal 216 x 356 mm • US Folio 216 x 330 mm A4 210 x 297 mm Oficio 216 x 343 mm JIS B5 182 x 257 mm ISO B5 176 x 250 mm Executive 184 x 267 mm A5 148 x 210 mm Statement 140 x 216 mm A6 105 x 148 mm Monarch-enveloppe n 98 x 191 mm Envelop No. 10 105 x 241 mm DL-enveloppe 110 x 220 mm Envelop C5 162 x 229 mm Envelop C6 114 x 162 mm Envelop No. 9 98 x 225 mm Envelop 6 3/4 92 x 165 mm Dun papier Zie Normaal papier Dik papier Envelop 500 vellen van 80 g/m2 66 tot 90 g/m2 (bankpostpapier) • 250 vellen van 80 g/m 2 multifunctionele lade 66 tot 90 g/m2 (bankpostpapier) • 100 vellen van 80 g/m2 66 tot 90 g/m2 (bankpostpapier) • 50 vellen van 80 g/m2 Niet beschikbaar in lade 1/optionele laden Niet beschikbaar in lade 1/optionele laden 75 tot 90 g/m2 (bankpostpapier) • 10 vellen Zie Normaal papier 60 tot 65 g/m2 (bankpostpapier) • 500 vellen 60 tot 65 g/m2 (bankpostpapier) • 100 vellen Zie Normaal papier Zie Normaal papier 91 tot 105 g/m2 (bankpostpapier) • 350 vel 91 tot 105 g/m2 (bankpostpapier) • 40 vellen Dikker papier Zie Normaal papier Zie Normaal papier 106 tot 120 g/m2 (bankpostpapier) • 350 vel 106 tot 120 g/m2 (bankpostpapier) • 40 vel Extra dik Zie Normaal papier Zie Normaal papier 121 tot 163 g/m2 (bankpostpapier) • 100 vel 121 tot 163 g/m2 (bankpostpapier) • 10 vellen Transparanten Zie Normaal papier Zie Normaal papier Niet beschikbaar in lade 1/optionele laden 138 tot 146 g/m2 (bankpostpapier) • 10 vellen Etikettenc Zie Normaal papier Zie Normaal papier 120 tot 150 g/m2 (bankpostpapier) • 10 vellen Kaarten A6 105 x 148 mm 171 tot 220 g/m2 (bankpostpapier) • 1 vel Minimaal formaat (aangepast) 76 x 127 mm Maximaal formaat (aangepast) 216 x 356 mm 60 tot 163 g/m2 (bankpostpapier) a. Plaats het (bankpost)papier vel per vel in de multifunctionele lade als het gewicht van afdrukmedia groter is dan 163 g/m2. b. De maximumcapaciteit kan verschillen en is afhankelijk van het gewicht en de dikte van de afdrukmedia en de omgevingsomstandigheden. c. Gladheid: 100 tot 250 (sheffield) Specificaties_ 105 Contact SAMSUNG worldwide If you have any comments or questions regarding Samsung products, contact the Samsung customer care center. Country/Region Customer Care Center Web Site ALBANIA 42 27 5755 ARGENTINE 0800-333-3733 ARMENIA 0-800-05-555 AUSTRALIA 1300 362 603 www.samsung.com AUSTRIA 0810-SAMSUNG (7267864, € 0.07/min) www.samsung.com AZERBAIJAN 088-55-55-555 BAHRAIN 8000-4726 BELARUS 810-800-500-55-500 BELGIUM 02-201-24-18 BOSNIA 05 133 1999 BRAZIL 0800-124-421 4004-0000 www.samsung.com BULGARIA 07001 33 11 www.samsung.com CANADA 1-800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com CHILE 800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com CHINA 400-810-5858 www.samsung.com COLOMBIA 01-8000112112 www.samsung.com COSTA RICA 0-800-507-7267 www.samsung.com CROATIA 062 SAMSUNG (062 726 7864) www.samsung.com CZECH REPUBLIC 800-SAMSUNG (800-726786) www.samsung.com www.samsung.com www.samsung.com www.samsung.com/be (Dutch) www.samsung.com/be_fr (French) Samsung Zrt., česká organizační složka, Oasis Florenc, Sokolovská394/17, 180 00, Praha 8 DENMARK 70 70 19 70 www.samsung.com DOMINICA 1-800-751-2676 www.samsung.com ECUADOR 1-800-10-7267 www.samsung.com EGYPT 0800-726786 www.samsung.com EIRE 0818 717100 www.samsung.com EL SALVADOR 800-6225 www.samsung.com ESTONIA 800-7267 www.samsung.com FINLAND 030-6227 515 www.samsung.com FRANCE 01 48 63 00 00 www.samsung.com GERMANY 01805 - SAMSUNG (726-7864 € 0,14/min) www.samsung.com GEORGIA 8-800-555-555 Contact SAMSUNG worldwide_ 106 Country/Region Customer Care Center Web Site GREECE IT and Mobile : 80111-SAMSUNG (80111 7267864) from land line, local charge/ from mobile, 210 6897691 Cameras, Camcorders, Televisions and Household AppliancesFrom mobile and fixed 2106293100 www.samsung.com GUATEMALA 1-800-299-0013 www.samsung.com HONDURAS 800-27919267 www.samsung.com HONG KONG (852) 3698-4698 www.samsung.com/hk www.samsung.com/hk_en/ HUNGARY 06-80-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com INDIA 3030 8282 1800 3000 8282 www.samsung.com INDONESIA 0800-112-8888 021-5699-7777 www.samsung.com IRAN 021-8255 www.samsung.com ITALY 800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com JAMAICA 1-800-234-7267 www.samsung.com JAPAN 0120-327-527 www.samsung.com JORDAN 800-22273 www.samsung.com KAZAKHSTAN 8-10-800-500-55-500 (GSM:7799) www.samsung.com KOSOVO +381 0113216899 KUWAIT 183-2255 www.samsung.com KYRGYZSTAN 00-800-500-55-500 www.samsung.com LATVIA 8000-7267 www.samsung.com LITHUANIA 8-800-77777 www.samsung.com LUXEMBURG 261 03 710 www.samsung.com MALAYSIA 1800-88-9999 www.samsung.com MACEDONIA 023 207 777 MEXICO 01-800-SAMSUNG (726-7864) MOLDOVA 00-800-500-55-500 MONTENEGRO 020 405 888 MOROCCO 080 100 2255 www.samsung.com NIGERIA 080-SAMSUNG(726-7864) www.samsung.com NETHERLANDS 0900-SAMSUNG (0900-7267864) (€ 0,10/min) www.samsung.com NEW ZEALAND 0800 SAMSUNG (0800 726 786) www.samsung.com NICARAGUA 00-1800-5077267 www.samsung.com NORWAY 815-56 480 www.samsung.com OMAN 800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com PANAMA 800-7267 www.samsung.com PERU 0-800-777-08 www.samsung.com Contact SAMSUNG worldwide_ 107 www.samsung.com Country/Region Customer Care Center Web Site PHILIPPINES 1800-10-SAMSUNG (726-7864) 1-800-3-SAMSUNG (726-7864) 1-800-8-SAMSUNG (726-7864) 02-5805777 www.samsung.com POLAND 0 801 1SAMSUNG (172678) 022-607-93-33 www.samsung.com PORTUGAL 80820-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com PUERTO RICO 1-800-682-3180 www.samsung.com RUMANIA 08010 SAMSUNG (08010 726 7864) only from landline, local network Romtelecom - local tariff /021 206 01 10 for landline and mobile, normal tariff. www.samsung.com RUSSIA 8-800-555-55-55 www.samsung.com SAUDI ARABIA 9200-21230 www.samsung.com SERBIA 0700 SAMSUNG (0700 726 7864) www.samsung.com SINGAPORE 1800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com SLOVAKIA 0800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com SOUTH AFRICA 0860 SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com SPAIN 902-1-SAMSUNG(902 172 678) www.samsung.com SWEDEN 0771 726 7864 (SAMSUNG) www.samsung.com SWITZERLAND 0848-SAMSUNG (7267864, CHF 0.08/min) www.samsung.com/ch www.samsung.com/ch_fr/ TADJIKISTAN 8-10-800-500-55-500 www.samsung.com TAIWAN 0800-329-999 www.samsung.com THAILAND 1800-29-3232 02-689-3232 www.samsung.com TRINIDAD & TOBAGO 1-800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com TURKEY 444 77 11 www.samsung.com U.A.E 800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com U.K 0330 SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com U.S.A 1-800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com UKRAINE 0-800-502-000 www.samsung.ua www.samsung.com/ua_ru UZBEKISTAN 8-10-800-500-55-500 www.samsung.com VENEZUELA 0-800-100-5303 www.samsung.com VIETNAM 1 800 588 889 www.samsung.com Contact SAMSUNG worldwide_ 108 Verklarende woordenlijst De onderstaande woordenlijst helpt u vertrouwd te raken met het product en de terminologie die in deze gebruikershandleiding wordt gebruikt en verband houdt met afdrukken. client een IP-adres toe uit een pool van adressen. Met BOOTP kunnen computers met een "schijfloos werkstation" een IP-adres ophalen voordat een geavanceerd besturingssysteem wordt geladen. 802.11 CCD 802.11 bevat een reeks standaarden voor draadloze-netwerkcommunicatie (WLAN) ontwikkeld door het IEEE LAN/MAN-Standards Committee (IEEE 802). CCD (Charge Coupled Device) is hardware die de scantaak mogelijk maakt. Het CCD-vergrendelingsmechanisme wordt ook gebruikt om de CCD-module te blokkeren en schade te voorkomen wanneer u het apparaat verplaatst. 802.11b/g/n 802.11b/g/n kan dezelfde hardware delen over een bandbreedte van 2,4 GHz. 802.11b ondersteunt een bandbreedte tot maximaal 11 Mbps, 802.11n ondersteunt een bandbreedte tot 150 Mbps. 802.11b/g/ n-apparaten kunnen interferentie ondervinden van magnetrons, draadloze telefoons en Bluetooth-apparaten. Sorteren Sorteren is een proces waarbij een kopieertaak bestaande uit meerdere exemplaren in sets wordt afgedrukt. Wanneer de optie Sorteren is ingeschakeld, wordt eerst een volledige set afgedrukt voordat de overige kopieën worden gemaakt. Toegangspunt Configuratiescherm Een toegangspunt of draadloos toegangspunt (AP of WAP) is een apparaat dat draadlozecommunicatieapparaten verbindt in een draadloos netwerk (WLAN) en dienst doet als een centrale zender en ontvanger van WLAN-radiosignalen. Een bedieningspaneel is het platte, doorgaans verticale, gedeelte waarop de bedienings- of controle-instrumenten worden weergegeven. Deze bevinden zich doorgaans aan de voorzijde van het apparaat. Dekkingsgraad ADF De automatische documentinvoer (ADF) is een mechanisme dat automatisch een origineel vel papier invoert zodat het apparaat een gedeelte van het papier in één keer kan scannen. AppleTalk AppleTalk is een octrooirechtelijk beschermde suite van door Apple Inc ontwikkelde protocollen voor computernetwerken. Deze suite was opgenomen in de oorspronkelijke Macintosh (1984) en wordt nu door Apple ingezet voor TCP/IP-netwerken. Bitdiepte Dit is de afdrukterm die wordt gebruikt om het tonergebruik bij het afdrukken te meten. Een dekkingsgraad van 5% betekent bijvoorbeeld dat een vel A4-papier 5% aan afbeeldingen of tekst bevat. Dus als het papier of origineel ingewikkelde afbeeldingen of veel tekst bevat, is de dekkingsgraad en daarmee het tonergebruik hoger. CSV Kommagescheiden waarden (CSV). CSV is een type bestandsindeling. CSV wordt gebruikt om gegevens uit te wisselen tussen verschillende toepassingen. Deze bestandsindeling wordt in Microsoft Excel gebruikt en is min of meer de norm geworden in de IT-sector, ook op niet-Microsoftplatformen. Een grafische computerterm die beschrijft hoeveel bits er nodig zijn om de kleur van één pixel in een bitmapafbeelding te vertegenwoordigen. Een hogere kleurdiepte geeft een breder scala van te onderscheiden kleuren. Naarmate het aantal bits toeneemt, wordt het aantal mogelijke kleuren te groot voor een kleurtabel. Een 1-bits kleur wordt doorgaans monochroom of zwart-wit genoemd. DADF BMP Standaard Een grafische bitmapindeling die intern wordt gebruikt door het grafische subsysteem van Microsoft Windows (GDI) en algemeen wordt gebruikt als een eenvoudige grafische bestandsindeling op dat platform. De waarde of instelling die van kracht is wanneer de printer uit de verpakking wordt gehaald, opnieuw wordt ingesteld of wordt geïnitialiseerd. BOOTP DHCP Bootstrap-protocol. Een netwerkprotocol dat wordt gebruikt door een netwerkclient om automatisch het IP-adres op te halen. Dit gebeurt doorgaans in het bootstrapproces van computers of de daarop uitgevoerde besturingssystemen. De BOOTP-servers wijzen aan iedere Een DHCP (Dynamic Host Configuration Protocol) is een client/ servernetwerkprotocol. Een DHCP-server stuurt configuratieparameters naar de DHCP-clienthost die deze gegevens opvraagt om deel te De dubbelzijdige automatische documentinvoer (DADF) is een scanmechanisme waarmee een origineel automatisch wordt ingevoerd en omgedraaid, zodat het apparaat beide zijden van het papier kan inscannen. Verklarende woordenlijst_ 109 kunnen uitmaken van een IP-netwerk. DHCP biedt ook een mechanisme voor de toewijzing van IP-adressen aan clienthosts. DIMM De DIMM (Dual In-line Memory Module) is een kleine printplaat met geheugen. DIMM slaat alle gegevens in het apparaat op, zoals afdrukgegevens of ontvangen faxgegevens. DLNA DLNA (Digital Living Network Alliance) is een standaard waarmee apparaten in een thuisnetwerk gegevens met elkaar kunnen uitwisselen via het netwerk. DMPr De DMPr (Digital Media Printer) is een apparaat waarmee u kunt afdrukken in een DLNA-thuisnetwerk. De DMPr drukt een pagina af door afbeeldingen te combineren met een XHTML-sjabloon (Extensible HyperText Markup Language). ECM Foutcorrectiemodus (ECM) is een optionele verzendmodus voor foutcorrectie die is opgenomen in faxapparaten of faxmodems van Klasse 1. Hiermee worden fouten tijdens de verzending van faxen, die soms worden veroorzaakt door ruis op de telefoonlijn, automatisch opgespoord en gecorrigeerd. Emulatie Emulatie is een techniek waarbij met één apparaat dezelfde resultaten worden behaald als met een ander. Een emulator kopieert de functies van één systeem naar een ander systeem, zodat het tweede systeem zich als het eerste gedraagt. Emulatie is gericht op de exacte reproductie van extern gedrag, in tegenstelling tot simulatie; dit houdt verband met een abstract model van het systeem dat wordt gesimuleerd, vaak met betrekking tot de interne staat. Ethernet DNS (Domain Name Server) is een systeem dat domeinnaaminformatie opslaat in een gedistribueerde database op netwerken, zoals het internet. Ethernet is een op frames gebaseerde computernetwerktechnologie voor LAN’s. Hiermee worden de bedrading en de signalen gedefinieerd voor de fysieke laag en frameformaten en protocollen voor de MAC/ gegevenskoppelingslaag van het OSI-model. Ethernet wordt meestal gestandaardiseerd als IEEE 802.3. Het is sedert de jaren ’90 van afgelopen eeuw de meest gebruikte LAN-technologie. Matrixprinter EtherTalk Een matrixprinter is een printer met een printerkop die heen en weer loopt over de pagina en afdrukt door middel van aanslagen, waarbij een van inkt voorzien lint tegen het papier wordt geslagen, zoals bij een typemachine. Een protocolsuite die Apple Computer ontwikkelde voor computernetwerken. Deze suite was opgenomen in de oorspronkelijke Macintosh (1984) en wordt nu door Apple ingezet voor TCP/ IP-netwerken. DPI FDI DPI (Dots Per Inch) is een maateenheid voor resolutie die wordt gebruikt voor scannen en afdrukken. Over het algemeen leidt een hogere DPI tot een hogere resolutie, meer zichtbare details in de afbeelding en een groter bestandsformaat. Interface extern apparaat (FDI) is een kaart die in het apparaat is geïnstalleerd zodat andere apparaten van derden, bijvoorbeeld een muntautomaat of een kaartlezer, kunnen worden aangesloten. Met deze apparaten kunt u laten betalen voor afdrukservices die worden uitgevoerd met uw apparaat. DNS DRPD Distinctieve belpatroondetectie. Distinctieve belpatroondetectie is een dienst van de telefoonmaatschappij waarmee een gebruiker met een enkele telefoonlijn oproepen naar verschillende telefoonnummers kan ontvangen. FTP Protocol voor bestandsuitwisseling (FTP) is een algemeen gebruikt protocol voor de uitwisseling van bestanden via een willekeurig netwerk dat het TCP/IP-protocol ondersteunt (zoals internet of een intranet). Duplex Fixeereenheid Een mechanisme dat een vel papier automatisch omkeert zodat het apparaat beide zijden van het vel kan bedrukken (of scannen). Een printer met een duplexeenheid kan afdrukken op beide zijden van een vel papier tijdens één printcyclus. Het onderdeel van een laserprinter dat de toner op het afdrukmateriaal fixeert. De eenheid bestaat uit een rol die het papier verwarmt en een rol die druk uitoefent. Nadat toner op het papier is aangebracht, maakt de fixeereenheid gebruik van hitte en druk om ervoor te zorgen dat de toner aan het papier hecht. Dat verklaart ook waarom het papier warm is als het uit een laserprinter komt. Afdrukvolume Het afdrukvolume bestaat uit de hoeveelheid afgedrukte pagina’s per maand die de printerprestaties niet beïnvloedt. Doorgaans heeft de printer een beperkte levensduur, zoals een bepaald aantal pagina’s per jaar. De levensduur duidt de gemiddelde afdrukcapaciteit aan, meestal binnen de garantieperiode. Als het afdrukvolume bijvoorbeeld 48 000 pagina’s per maand (20 werkdagen) bedraagt, beperkt de printer het aantal pagina’s tot 2 400 per dag. Gateway Een verbinding tussen computernetwerken of tussen computernetwerken en een telefoonlijn. Gateways worden veel gebruikt omdat het computers of netwerken zijn die toegang bieden tot andere computers of netwerken. Verklarende woordenlijst_ 110 Grijswaarden IPX/SPX Grijstinten die de lichte en donkere delen van een afbeelding weergeven worden omgezet in grijswaarden; kleuren worden door verschillende grijstinten weergegeven. IPX/SPX staat voor Internet Packet Exchange/Sequenced Packet Exchange. Het is een netwerkprotocol dat wordt gebruikt door de besturingssystemen van Novell NetWare. IPX en SPX bieden beide verbindingsservices aan die vergelijkbaar zijn met TCP/IP, waarbij het IPX-protocol vergelijkbaar is met IP en SPX vergelijkbaar is met TCP. IPX/SPX was in eerste instantie bedoeld voor LAN’s (lokale netwerken) en is een bijzonder efficiënt protocol voor dit doel (doorgaans overtreffen de prestaties die van TCP/IP in een LAN). Halftoon Een type afbeelding dat grijswaarden simuleert door het aantal punten te variëren. Kleurrijke gebieden bestaan uit een groot aantal punten, terwijl lichtere gebieden uit een kleiner aantal punten bestaan. ISO HDD De HDD (Hard Disk Drive), doorgaans een harde of vaste schijf genoemd, is een niet-vluchtig opslagapparaat dat digitaal gecodeerde gegevens opslaat op sneldraaiende platen met een magnetisch oppervlak. De Internationale organisatie voor standaardisatie (ISO) is een internationale organisatie die normen vastlegt en samengesteld is uit vertegenwoordigers van nationale standaardiseringsorganisaties. De ISO produceert wereldwijd industriële en commerciële normen. ITU-T IEEE Het IEEE (Institute of Electrical and Electronics Engineers) is een internationale professionele non-profitorganisatie voor de bevordering van elektrische technologie. IEEE 1284 De 1284-norm voor de parallelle poort is ontwikkeld door het IEEE (Institute of Electrical and Electronics Engineers). De term "1284-B" verwijst naar een bepaald type connector aan het uiteinde van de parallelle kabel die kan worden aangesloten op het randapparaat (bijvoorbeeld een printer). De Internationale Telecommunicatie Unie is een internationale organisatie die is opgericht voor de standaardisering en regulering van internationale radio- en telecommunicatie. De belangrijkste taken omvatten standaardisering, de toewijzing van het radiospectrum en de organisatie van onderlinge verbindingen tussen verschillende landen waarmee internationale telefoongesprekken mogelijk worden gemaakt. De -T in ITU-T duidt op telecommunicatie. ITU-T No. 1 chart Gestandaardiseerd testdiagram dat is gepubliceerd door ITU-T voor het verzenden van faxdocumenten. Intranet JBIG Een besloten netwerk dat gebruikmaakt van internetprotocollen, netwerkconnectiviteit en eventueel het openbaar telecommunicatiesysteem om werknemers op een veilige manier bedrijfsgegevens te laten uitwisselen of verrichtingen te laten uitvoeren. De term kan nu en dan ook enkel verwijzen naar de meest zichtbare dienst, de interne website. JBIG (Joint Bi-level Image Experts Group) is een norm voor de compressie van afbeeldingen zonder verlies van nauwkeurigheid of kwaliteit, die ontworpen is voor de compressie van binaire afbeeldingen, in het bijzonder voor faxen, maar ook voor andere afbeeldingen. IP-adres Een Internet Protocol-adres (IP-adres) is een uniek nummer dat apparaten gebruiken om elkaar te identificeren en informatie uit te wisselen in een netwerk met behulp van de Internet Protocol-standaard. IPM IPM (Afbeeldingen per minuut) is een eenheid waarmee de snelheid van een printer wordt gemeten. Het IPM-cijfer geeft het aantal vellen papier aan dat een printer binnen één minuut eenzijdig kan bedrukken. IPP IPP (Internet Printing Protocol) is een standaardprotocol voor zowel afdrukken als het beheren van afdruktaken, mediaformaat, resolutie, enzovoort. IPP kan lokaal of via het internet voor honderden printers worden gebruikt en ondersteunt tevens toegangsbeheer, verificatie en codering, waardoor het een veel effectievere en veiligere afdrukoplossing is dan eerdere oplossingen. JPEG JPEG (Joint Photographic Experts Group) is de meest gebruikte standaardcompressiemethode voor foto’s. Deze indeling wordt gebruikt voor het opslaan en verzenden van foto’s over het internet. LDAP LDAP (Lightweight Directory Access Protocol) is een netwerkprotocol voor het zoeken in en aanpassen van directoryservices via TCP/IP. LED Een LED (Light-Emitting Diode) is een halfgeleider die de status van een apparaat aangeeft. MAC-adres Het MAC-adres (Media Access Control) is een uniek adres dat aan een netwerkadapter is gekoppeld. Het MAC-adres is een unieke naam van 48 bits die gewoonlijk wordt genoteerd als 12 hexadecimale tekens die telkens per twee worden gegroepeerd (bijvoorbeeld 00-00-0c-34-11-4e). Dit adres wordt doorgaans door de fabrikant in een netwerkinterfacekaart (NIC) geprogrammeerd en gebruikt als een Verklarende woordenlijst_ 111 hulpmiddel aan de hand waarvan routers apparaten kunnen vinden in grote netwerken. MFP Een MFP (Multi Function Peripheral) is een kantoorapparaat dat verschillende functies in één fysieke behuizing combineert, bijvoorbeeld een printer, kopieerapparaat, faxapparaat en scanner. MH MH (Modified Huffman) is een compressiemethode voor het beperken van de hoeveelheid gegevens die tussen faxapparaten worden verzonden om een afbeelding te versturen. MH wordt aanbevolen door ITU-T T.4. MH is een op een codeboek gebaseerd lengtecoderingsschema dat geoptimaliseerd werd om op een doeltreffende wijze witruimtes te comprimeren. Aangezien de meeste faxen voornamelijk uit witruimte bestaan, kan hiermee de verzendtijd van de meeste faxen tot een minimum worden teruggebracht. OSI OSI (Open Systems Interconnection) is een communicatiemodel dat is ontwikkeld door de ISO (International Organization for Standardization). OSI biedt een standaard modulaire benadering van netwerkontwerp waarmee de vereiste set complexe functies wordt opgesplitst in hanteerbare, op zichzelf staande, functionele lagen. De lagen zijn van boven naar onder: applicatie, presentatie, sessie, transport, netwerk, gegevenskoppeling en fysiek. PABX PABX (Private Automatic Branch Exchange) is een automatisch telefoonschakelsysteem in een besloten onderneming. PCL MMR Printeropdrachttaal (PCL) is een paginabeschrijvingstaal (PDL) die ontwikkeld is door HP als printerprotocol en inmiddels is uitgegroeid tot een norm in de branche. PCL werd aanvankelijk ontwikkeld voor de eerste inkjetprinters en is in verschillende versies verschenen voor thermische printers, matrix- en laserprinters. MMR (Modified Modified READ) is een compressiemethode die wordt aanbevolen door ITU-T T.6. PDF Modem Een apparaat dat een draaggolfsignaal moduleert om digitale informatie te coderen en een dergelijk signaal demoduleert om de verzonden informatie te decoderen. MR MR (Modified READ) is een compressiemethode die wordt aanbevolen door ITU-T T.4. MR codeert de eerst gescande lijn met behulp van MH. De volgende regel wordt vergeleken met de eerste, het verschil wordt vastgesteld en vervolgens worden de verschillen gecodeerd en verzonden. PDF (Portable Document Format) is een door Adobe Systems ontwikkelde bestandsindeling voor het weergeven van tweedimensionale documenten in een apparaat- en resolutieonafhankelijke indeling. PostScript PS (PostScript) is een paginabeschrijvings- en programmeertaal die voornamelijk gebruikt wordt voor e-publishing en desktop publishing. die in een interpreter wordt uitgevoerd om een afbeelding te produceren. Printerstuurprogramma Een programma dat wordt gebruikt om opdrachten te verzenden en gegevens over te brengen van de computer naar de printer. NetWare Een netwerkbesturingssysteem dat is ontwikkeld door Novell, Inc. Aanvankelijk maakte dit systeem gebruik van coöperatieve multi-tasking om verschillende services op een pc te kunnen uitvoeren en waren de netwerkprotocollen gebaseerd op de klassieke Xerox XNS-stack. Tegenwoordig ondersteunt NetWare zowel TCP/IP als IPX/SPX. Afdrukmedia OPC Pagina’s per minuut (PPM) is een methode voor het meten van de snelheid van een printer en verwijst naar het aantal pagina’s dat een printer in één minuut kan afdrukken. Organische fotogeleider (OPC) is een mechanisme dat een virtuele afbeelding maakt om af te drukken met behulp van een laserstraal uit een laserprinter. Het is meestal groen of grijs en cilindervormig. Indien een beeldeenheid een drum bevat, wordt het oppervlak van de drum op den duur aangetast door het gebruik in de printer. De drum moet dan ook regelmatig worden vervangen, omdat deze slijt door het contact met de ontwikkelborstel van de cassette, het reinigingsmechanisme en het papier. Het materiaal, zoals papier, enveloppen, etiketten en transparanten, dat in een printer, scanner, fax of kopieerapparaat kan worden gebruikt. PPM PRN-bestand Een interface voor een apparaatstuurprogramma waarlangs software kan communiceren met het apparaatstuurprogramma via standaard invoer-/uitvoeraanroepen, waardoor veel taken worden vereenvoudigd. Protocol Originelen Het eerste exemplaar van bijvoorbeeld een document, foto of tekst, dat wordt gekopieerd, gereproduceerd of omgezet om volgende exemplaren te verkrijgen, maar dat zelf niet van iets anders is gekopieerd of afgeleid. Een conventie of standaard die de verbinding, communicatie en het gegevensverkeer tussen twee computers inschakelt of controleert. PS Zie PostScript. Verklarende woordenlijst_ 112 PSTN TIFF Openbaar telefoonnet (PSTN) is het netwerk van openbare circuitgeschakelde telefoonnetwerken wereldwijd dat in een bedrijfsomgeving doorgaans via een schakelbord wordt gerouteerd. TIFF (Tagged Image File Format) is een bestandsindeling voor bitmapafbeeldingen met een variabele resolutie. TIFF beschrijft de afbeeldingsgegevens die doorgaans afkomstig zijn van de scanner. TIFF-afbeeldingen maken gebruik van tags: trefwoorden die de kenmerken definiëren van de in het bestand opgenomen afbeelding. Deze flexibele en platformonafhankelijke indeling kan worden gebruikt voor illustraties die met diverse beeldverwerkingstoepassingen zijn gemaakt. RADIUS RADIUS (Remote Authentication Dial In User Service) is een protocol voor gebruikersidentificatie en accounting op afstand. RADIUS laat toe om verificatiegegevens zoals gebruikersnamen en wachtwoorden met behulp van een AAA-concept (authentication, authorization en accounting) voor het beheer van de netwerktoegang. Resolutie De scherpte van een afbeelding, gemeten in dpi (punten per inch). Hoe hoger de dpi, hoe hoger de resolutie. SMB SMB (Server Message Block) is een netwerkprotocol dat hoofdzakelijk wordt toegepast op gedeelde bestanden, printers, seriële poorten en diverse verbindingen tussen de knooppunten in een netwerk. Het biedt tevens een geverifieerd communicatiemechanisme voor processen onderling. SMTP SMTP (Simple Mail Transfer Protocol) is de standaard voor e-mailverkeer over het internet. SMTP is een relatief eenvoudig op tekst gebaseerd protocol waarbij één of meer ontvangers van een bericht worden aangegeven, waarna de berichttekst wordt verzonden. Het is een client-serverprotocol, waarbij de client een e-mailbericht verzendt naar de server. Tonercassette Een soort fles of container die in apparaten zoals printers wordt gebruikt en die toner bevat. Toner is een poeder dat in laserprinters en kopieerapparaten wordt gebruikt voor het vormen van tekst en afbeeldingen op afdrukpapier. Toner wordt gefixeerd door een combinatie van hitte en druk vanuit de fixeereenheid, waardoor het zich aan de vezels in het papier gaat hechten. TWAIN Een standaard voor scanners en software. Als een TWAIN-compatibele scanner wordt gebruikt met een TWAIN-compatibel programma, kan een scan worden gestart vanuit het programma; dit een API voor het vastleggen van afbeeldingen voor de besturingssystemen van Microsoft Windows en Apple Macintosh. UNC-pad UNC (Uniform Naming Convention) is een standaardmanier om gedeelde netwerkbronnen te benaderen in Windows NT en andere Microsoft-producten. De notatie van een UNC-pad is: \\<servernaam>\<naam_gedeelde_bron>\<aanvullende map> URL SSID SSID (Service Set Identifier) is een benaming van een draadloos netwerk (WLAN). Alle draadloze apparaten in een draadloos netwerk gebruiken dezelfde SSID om met elkaar te communiceren. De SSID’s zijn hoofdlettergevoelig en kunnen tot 32 tekens lang zijn. URL (Uniform Resource Locator) is het internationale adres van documenten en informatiebronnen op internet. Het eerste deel van het adres geeft aan welk protocol moet worden gebruikt en het tweede deel geeft het IP-adres of de domeinnaam aan waar de informatiebron zich bevindt. Subnetmasker USB Het subnetmasker wordt gebruikt in samenhang met het netwerkadres om te bepalen welk deel van het adres het netwerkadres is en welk deel het hostadres. USB (Universal Serial Bus) is een door het USB Implementers Forum, Inc. ontwikkelde standaard om computers en randapparatuur met elkaar te verbinden. In tegenstelling tot de parallelle poort is USB ontworpen om een enkele computer-USB-poort tegelijkertijd met meerdere randapparaten te verbinden. TCP/IP TCP (Transmission Control Protocol) en IP (Internet Protocol): de set communicatieprotocollen die de protocolstack implementeren waarop het internet en de meeste commerciële netwerken draaien. TCR Verzendrapport (TCR) geeft de details van elke verzending weer, zoals de taakstatus, het verzendresultaat en het aantal verzonden pagina’s. Er kan worden ingesteld dat dit rapport na elke taak of alleen na een mislukte verzending wordt afgedrukt. Watermerk Een watermerk is een herkenbare afbeelding of patroon dat helderder oplicht wanneer het voor een lichtbron wordt gehouden. Watermerken werden voor het eerst in 1282 in het Italiaanse Bologna gebruikt door papiermakers om hun product te merken. Ze werden ook toegepast in postzegels, papiergeld en andere officiële documenten om fraude te voorkomen. Verklarende woordenlijst_ 113 WEP WEP (Wired Equivalent Privacy) is een beveiligingsprotocol dat gespecificeerd wordt in IEEE 802.11 om eenzelfde beveiligingsniveau als een bedraad LAN te garanderen. WEP beveiligt gegevens door deze via radiogolven te coderen, zodat ze veilig van het ene punt naar het andere kunnen worden verzonden. WIA WIA (Windows Imaging Architecture) is een beeldverwerkingsarchitectuur die oorspronkelijk werd gebruikt in Windows Me en Windows XP. Een scan kan vanuit deze besturingssystemen worden gestart door middel van een WIA-compatibele scanner. WPA WPA (Wi-Fi Protected Access) is een klasse van systemen voor de beveiliging van draadloze (Wi-Fi) computernetwerken die ontwikkeld werd voor een betere beveiliging van WEP. WPA-PSK WPA-PSK (vooraf gedeelde WPA-sleutel) is een speciale WPA-modus voor kleine ondernemingen en thuisgebruikers. Een gedeelde sleutel of een gedeeld wachtwoord wordt geconfigureerd in het draadloze toegangspunt (WAP) en draadloze laptop- of desktopapparaten. WPA-PSK genereert een unieke sleutel voor elke sessie tussen een draadloze client en de daarmee geassocieerde WAP voor een betere veiligheid. WPS WPS (Wi-Fi Protected Setup) is een standaard voor het tot stand brengen van een draadloos thuisnetwerk. Als uw draadloze toegangspunt WPS ondersteunt, kunt u de draadloze netwerkverbinding gemakkelijk configureren zonder computer. XPS XML-papierspecificatie (XPS) is een specificatie voor een paginabeschrijvingstaal (PDL) en een nieuw uitwisselbaar documentformaat dat door Microsoft is ontwikkeld. Dit vectorgebaseerd apparaatonafhankelijk documentformaat is gebaseerd op XML en op een nieuw afdrukpad. Verklarende woordenlijst_ 114 Index A apparaat instellen aanpassen ladeformaat 50 accessoires beschikbare accessoires 96 bestellen 96 geheugenmodule 96 harde schijf 96 IEEE 80211 bg draadloos LAN 96 optionele lade 96 accessoires installeren de toegevoegde accessoires activeren in printereigenschappen 100 draadloos netwerk 101 geheugen uitbreiden 100 harde schijf 101 noodzakelijke voorzorgsmaatregelen 100 afdrukken afdrukken naar een bestand 60 de standaardafdrukinstellingen wijzigen 59 dubbelzijdig afdrukken Macintosh 64 een document afdrukken Windows 58 het hulpprogramma Direct afdrukken gebruiken 63 Linux 64 Macintosh 64 meerdere paginas afdrukken op één vel papier Macintosh 64 UNIX 65 afdrukmedia briefhoofdpapier 56 de standaardlade en het papier instellen op de computer 50 via het bedieningspaneel 50 envelop 55 etiketten 56 fotopapier 57 glanzend papier 57 karton aangepaste afdrukmedia 56 richtlijnen 52 speciale media 55 transparanten 55 afdrukresolutie instellen Linux 64 algemene instellingen 66 fuser belt reinigen 75 apparaatstatus 66 apparaat verplaatsen 78 G apparaatgegevens 66 geheugen geheugenmoduleinstalleren 100 apparaatoverzicht achterkant 25 overzicht van het bedieningspaneel 26 voorkant 24 H harde schijf een harde schijf installeren 101 C help gebruiken 59, 64 conventie 20 het apparaat inschakelen 27 D het programma SetIP 34, 45 datum en tijd instellen 49 hulpprogramma Direct afdrukken 63 de klokmodus wijzigen 49 draadloos adhocmodus 40 bedieningspaneel 40 computer 40 Infrastructuurmodus 40 installatie 40 USBkabel 40 I info apparaat 66 software 28 informatie over wettelijke voorschriften 13 installing accessories activating the added accessories in printer properties 100 draadloos netwerk een draadloze netwerkinterfacekaart installeren 101 netwerkkabel 45 instellingen voor favorieten voor afdrukken 59 E K een apparaat reinigen 75 kennismaking met het bedieningspaneel menuknop 27 statusLED 27 stopknop 27 een document afdrukken Linux 64 Macintosh 64 UNIX 65 energiebesparing energiebesparende modus gebruiken 50 L lade breedte en lengte instellen 52 de grootte van de lade aanpassen 52 papier in de multifunctionele lade plaatsen 54 papierformaat en type instellen 50, 57 F foutmelding 84 functies 22 energiebesparingsfunctie 50 functies van het apparaat 66 meegeleverde software 28 Index_ 115 LCDdisplay de weergavetaal wijzigen 49 lettertypeinstellingen 50 Linux afdrukken 64 installatie van het stuurprogramma voor het aangesloten netwerk 38 meegeleverde software 29 printereigenschappen 65 SetIP gebruiken 35 stuurprogramma van een met een USBkabel verbonden apparaat installeren 31 systeemvereisten 30 unified driver configurator 73 veelvoorkomende problemen onder Linux 94 luchtdrukaanpassing 49 O T onderdelen voor onderhoud 97 Tijdens 58 overlay afdrukken timeout voor taken instellen 50 afdrukken 62 maken 62 verwijderen 62 Meerdere paginas op één vel afdrukken nup papier speciale afdrukmedia 55 papierspecificaties 105 papier in de multifunctionele lade 54 papier in lade 1optionele laden 53 plaatsing van het apparaat ruimte 28 emulatie 69 grafisch 67 info 66 kleur 69 netwerk 69 papier 67 systeeminstellingen 68 taakbeheer 69 algemene informatie 72 unifled linux driver configurator 73 afdrukken 65 installatie van het stuurprogramma voor het aangesloten netwerk 39 meegeleverde software 29 Unix systeemvereisten 30 printervoorkeurinstellingen Linux 65 V problemen problemen met de afdrukkwaliteit 90 problemen met papierinvoer 88 problemen oplossen 79 problemen oplossen 79 veiligheid informatie 8 symbolen 8 verbruiksartikelen beschikbare verbruiksartikelen 96 bestellen 96 de levensduur van de verbruiksartikelen controleren 75 de papiertransportriem vervangen 99 geschatte levensduur van tonercassette 77 tonercassette vervangen 97 R rapporten apparaatgegevens 66, 68 reinigen binnenkant 75 buitenkant 75 verklarende woordenlijst 109 W S watermerk service contact numbers 106 een bedraad netwerk gebruiken 33 het programma SetIP 34, 35, 45 installatieomgeving 33 introductie van netwerkprogrammas 33 IPv6configuratie 47 stuurprogrammainstallatie Linux 38 Macintosh 38 UNIX 39 Windows 35 uitvoersteun gebruiken 57 UNIX Printerstatus gebruikstips 54 plaatsen 54 netwerk U veelvoorkomende PostScriptproblemen 92 multifunctionele lade N tonercassette vervangen 97 PostScript Macintosh 64 menu op het bedieningspaneel behandelingsrichtlijnen 77 bewaren 77 geschatte levensduur 77 nietoriginele Samsung en hervulde 77 toner herverdelen 79 papier instellen 50, 57 M afdrukken 64 installatie van het stuurprogramma voor het aangesloten netwerk 38 meegeleverde software 29 SetIP gebruiken 34 stuurprogramma van een met een USBkabel verbonden apparaat installeren 30 systeemvereisten 29 veelvoorkomende problemen onder Macintosh 95 tonercassette P plaatsen Macintosh toegang tot het menu 66 Smart Panel lettertypeinstellingen 50 storing papier verwijderen 81 tips om papierstoringen te voorkomen 80 stuurprogrammainstallatie USBkabel 30 SyncThru Web Service algemene informatie 70 Index_ 116 bewerken 61 maken 61 verwijderen 61 Windows afdrukken 58 installatie van het stuurprogramma voor het verbonden netwerk 35 meegeleverde software 28 SetIP gebruiken 34, 45 systeemvereisten 29 veelvoorkomende problemen onder Windows 93
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116

Samsung CLP-620ND Handleiding

Type
Handleiding