CLP-320 Series
Kleurenlaserprinter
Gebruikershandleiding
mogelijkheden die tot de verbeelding spreken
Bedankt voor uw aankoop van dit
Samsung-product.
Copyright_ 2
Copyright
© 2010 Samsung Electronics Co., Ltd. Alle rechten voorbehouden.
Deze gebruikershandleiding dient uitsluitend ter informatie. Alle informatie in deze gebruikershandleiding kan zonder voorafgaande kennisgeving worden
gewijzigd.
Samsung Electronics kan niet aansprakelijk worden gesteld voor directe of indirecte schade van welke aard dan ook als gevolg van of in verband met het gebruik
van de informatie in deze gebruikershandleiding.
Samsung en het Samsung-logo zijn handelsmerken van Samsung Electronics Co., Ltd.
Microsoft, Windows, Windows XP, Windows Vista, Windows 7 en Windows Server 2008 R2 zijn gedeponeerde handelsmerken of handelsmerken van Microsoft
Corporation.
TrueType, LaserWriter en Macintosh zijn handelsmerken van Apple Computer, Inc.
Alle andere merk- of productnamen zijn handelsmerken van hun respectieve bedrijven of organisaties.
Zie het bestand "LICENSE.txt" op de bijgeleverde cd voor informatie over de open source-licentie.
REV. 4.00
Inhoud_ 3
Inhoud
COPYRIGHT
2
INHOUD
3
7 Veiligheidsinformatie
12 Informatie over wettelijke voorschriften
21 Informatie over deze gebruikershandleiding
23 De functies van uw nieuwe laserproduct
INLEIDING
25
25 Apparaatoverzicht
25 Voorkant
26 Achterkant
27 Overzicht van het bedieningspaneel
28 Kennismaking met het bedieningspaneel
28 Status/toner-LED's
28 Draadloos-LED
29 Kennismaking met handige knoppen
29 Knop Schermafdruk
29 Knop Demopagina
29 De knop Annuleren
29 Knop WPS
29 Aan/uit-knop
AAN DE SLAG
30
30 De hardware installeren
30 Locatie
30 Een testpagina afdrukken
30 Meegeleverde software
31 Systeemvereisten
31 Microsoft
®
Windows
®
31 Macintosh
32 Linux
32 Het stuurprogramma installeren voor een USB-apparaat
32 Windows
33 Macintosh
34 Linux
35 Uw printer lokaal delen
35 Windows
36 Macintosh
NETWERKINSTALLATIE (ALLEEN BIJ CLP-320N(K)/CLP-
321N/CLP-325W(K)/CLP-326W)
37
37 Netwerkomgeving
37 Introductie van handige netwerkprogramma’s
37 SyncThru™ Web Service
37 SyncThru™ Web Admin Service
37 SetIP
37 Een bedraad netwerk gebruiken
38 Een netwerkconfiguratierapport afdrukken
38 IP-adres instellen
38 IPv4-configuratie
39 IPv6-configuratie
40 Standaardfabrieksinstellingen terugzetten met SyncThru™ Web Service
40 Het stuurprogramma installeren voor een apparaat dat via het netwerk
is aangesloten
40 Windows
Inhoud
Inhoud_ 4
41 Macintosh
42 Linux
DRAADLOOS NETWERK INSTELLEN
(ALLEEN CLP-325W(K)/CLP-326W)
44
44 Aan de slag
44 Uw netwerkverbinding kiezen
44 Naam van draadloos netwerk en netwerksleutel
44 Het type draadloze netwerkinstallatie kiezen
44 Via het bedieningspaneel
44 Via de computer
45 Een draadloos netwerk instellen met de knop WPS
45 Een draadloos netwerk instellen met de knop WPS
46 Een draadloos netwerk instellen via de computer
46 Een draadloos netwerk met USB-kabel instellen
51 Een draadloos netwerk met netwerkkabel instellen
53 De installatie voltooien
53 Het Wi-Fi-netwerk in- of uitschakelen
53 Problemen oplossen
53 Problemen oplossen die zich tijdens het instellen van het draadloze
netwerk en het installeren van het apparaatstuurprogramma kunnen
voordoen
54 Andere problemen oplossen
BASISINSTELLINGEN
55
55 Luchtdrukaanpassing
55 De standaardlade en het papier instellen
55 Vanaf uw computer
56 De energiebesparingsfunctie gebruiken
56 Lettertype-instellingen wijzigen (alleen bij CLP-320N(K)/CLP-321N/
CLP-325W(K)/CLP-326W)
56 De Vochtigheid instellen
AFDRUKMEDIA EN LADE
57
57 Afdrukmedia selecteren
57 Richtlijnen voor het selecteren van afdrukmedia
57 Formaten van afdrukmedia die in elke modus worden ondersteund
58 De grootte van de lade aanpassen
59 Papier in de lade plaatsen
59 In de papierlade
60 Handmatige invoer in de lade
61 Afdrukken op speciale media
62 Enveloppen
63 Transparanten
63 Etiketten
63 Kartonpapier/papier van een aangepast formaat
63 Briefhoofd/voorbedrukt papier
64 Gerecycled papier
64 Glanzend fotopapier
64 Mat fotopapier
64 Papierformaat en -type instellen
64 De papieruitvoersteun gebruiken
AFDRUKKEN
65
65 Introductie van handige programma’s
65 Samsung AnyWeb Print
65 Samsung Easy Color Manager
65 Eigenschappen van het printerstuurprogramma
65 Printerstuurprogramma
Inhoud
Inhoud_ 5
65 Eenvoudige afdruktaken
66 Een afdruktaak annuleren
66 Voorkeurinstellingen openen
66 Voorkeurinstellingen gebruiken
67 Help gebruiken
67 Speciale kopieerfuncties gebruiken
67 Meerdere pagina’s op één vel papier afdrukken
67 Posters afdrukken
68 Boekjes afdrukken (handmatig)
68 Dubbelzijdig afdrukken (handmatig)
68 Het afdrukpercentage van uw document wijzigen
68 Een document aan een bepaald papierformaat aanpassen
69 Watermerken gebruiken
69 Overlay gebruiken
70 Opties op het tabblad Grafische elementen
71 De standaardafdrukinstellingen wijzigen
71 Uw apparaat als standaardapparaat instellen
71 Afdrukken naar een bestand (PRN)
72 Afdrukken in Macintosh
72 Een document afdrukken
72 Printerinstellingen wijzigen
73 Meerdere pagina’s op één vel papier afdrukken
73 Afdrukken in Linux
73 Afdrukken vanuit een toepassing
73 Bestanden afdrukken
74 Printereigenschappen configureren
BEHEERPROGRAMMA’S
75
75 Introductie van handige beheerprogramma’s
75 SyncThru™ Web Service gebruiken
75 Om toegang te krijgen tot SyncThru™ Web Service
75 SyncThru™ Web Service overzicht
76 E-mailservice installeren
76 De gegevens van de systeembeheerder instellen
76 Het programma Smart Panel gebruiken
76 Kennismaken met Smart Panel
77 De instellingen van Smart Panel wijzigen
77 Werken met Unified Linux Driver Configurator
77 Unified Driver Configurator openen
78 Venster Printerconfiguratie
79 Ports configuration
ONDERHOUD
80
80 Een rapport met apparaatgegevens afdrukken
80 Een apparaat reinigen
80 De buitenkant reinigen
80 De binnenkant reinigen
82 De tonercassette bewaren
82 Tonercassette bewaren
82 Instructies voor het hanteren van cassettes
82 Gebruik van tonercassettes van andere merken dan Samsung en
bijgevulde tonercassettes
82 Geschatte gebruiksduur van tonercassette
82 Tips voor het verplaatsen en opbergen van uw apparaat
Inhoud
Inhoud_ 6
PROBLEMEN OPLOSSEN
83
83 Toner herverdelen
83 Tips om papierstoringen te vermijden
84 Papierstoringen verhelpen
84 In de papierlade
84 Binnen in het apparaat
85 In het papieruitvoergebied
86 Andere problemen oplossen
86 Systeemproblemen
87 Stroomproblemen
87 Problemen met papierinvoer
88 Afdrukproblemen
90 Problemen met de afdrukkwaliteit
92 Veelvoorkomende problemen onder Windows
93 Veelvoorkomende problemen onder Linux
94 Veelvoorkomende problemen onder Macintosh
VERBRUIKSARTIKELEN
95
95 Aankoopmogelijkheden
95 Verkrijgbare verbruiksartikelen
95 Onderdelen voor onderhoud
96 De tonercassette vervangen
97 De beeldeenheid vervangen
98 De cassette voor gebruikte toner vervangen
SPECIFICATIES
100
100 Hardwarespecificaties
100 Omgevingsvoorwaarden
101 Elektrische specificaties
102 Specificaties van het afdrukmateriaal
CONTACT SAMSUNG WORLDWIDE
103
VERKLARENDE WOORDENLIJST
105
INDEX
111
Veiligheidsinformatie_ 7
Veiligheidsinformatie
Deze waarschuwingen en voorzorgen moeten eventuele beschadigingen aan uw apparaat en verwondingen aan uzelf of
anderen voorkomen. Lees deze instructies aandachtig voor u het apparaat in gebruik neemt.
Gebruik uw apparaat, net als andere elektrische toestellen, met gezond verstand. Neem alle waarschuwingen en
instructies in acht die op het apparaat en in de bijbehorende documentatie worden vermeld. Bewaar dit document goed
nadat u het hebt gelezen.
Belangrijk veiligheidssymbolen
In dit deel wordt de betekenis van alle pictogrammen en tekens uit de gebruikershandleiding verklaard. Deze veiligheidssymbolen zijn
gerangschikt op de ernst van het risico.
Verklaring van alle pictogrammen en tekens die in de gebruikershandleiding worden gebruikt.
Waarschuwing Gevaren of onveilige praktijken die ernstig letsel of de dood kunnen veroorzaken.
Opgepast Gevaren of onveilige praktijken die een klein letsel of eigendomsschade kunnen veroorzaken.
NIET proberen.
NIET demonteren.
NIET aanraken.
Haal de stekker uit het stopcontact.
Zorg dat het apparaat geaard is om elektrische schokken te voorkomen.
Bel het servicecentrum voor hulp.
Volg de instructies nauwgezet op.
Veiligheidsinformatie_ 8
Bedrijfsomgeving
Waarschuwing
Niet gebruiken als de stekker beschadigd is of als het
stopcontact niet geaard is.
Dit kan een elektrische schok of brand
ver
oorzaken.
Buig het netsnoer niet en plaats er geen zware
voorwerpen op.
Op het netsnoer trappen of het door een zwaar
voorwe
rp pletten kan een elektrische schok of brand
veroorzaken.
Plaats niets op het apparaat (water, kleine metalen of
zware voorwerpen, kaarsen, brandende sigaretten,
enzovoor
t).
Dit kan een elektrische schok of brand
veroorzaken.
Haal de stekker niet uit het stopcontact door aan het
netsnoer te trekken, en trek de stekker er niet uit met
natte hand
en.
Dit kan een elektrische schok of brand
veroorzaken.
Als het apparaat oververhit raakt, komt er rook uit,
maakt het vreemde geluiden of ve
rspreidt het een
vreemde geur. Schakel onmiddellijk de
stroomschakelaar uit en koppel het apparaat los.
Dit kan een elektrische schok of brand
veroorzaken.
Opgepast
Haal de stekker uit het stopcontact tijdens onweer of
als u het apparaat niet gebruikt.
Dit kan een elektrische schok of brand
ver
oorzaken.
Probeer de stekker niet in het stopcontact te forceren als deze
er moeilijk ingaat.
U riskeert een elektrische schok. Neem contact op met een
elektricie
n om het stopcontact te vervangen.
Opgelet, het papieruitvoergebied is heet.
U kunt brandwonden oplopen.
Voorkom dat huisdieren in het netsnoer, de telefoonkabel of
computerkabels bijten.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken en/of uw
huisdier verwonden.
Als het apparaat is gevallen of als de behuizing beschadigd
lijkt, koppelt u het apparaat volledig los en roept u de hulp in
va
n een gekwalificeerd technicus.
Zo niet kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken.
Als het apparaat niet goed werkt nadat u deze instructies hebt
uitgevoerd, koppelt u het apparaat volledig los en roept u de
hul
p in van een gekwalificeerd technicus.
Zo niet kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken.
Als de prestaties van het apparaat plots opvallend veranderen,
koppelt u het apparaat volledig los en roept u de hulp in van
e
en gekwalificeerd technicus.
Zo niet kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken.
Veiligheidsinformatie_ 9
Bedieningswijze
Opgepast
Trek het papier niet uit de printer tijdens het
afdrukken.
Dit kan het apparaat beschadigen.
Bij het afdrukken van grote hoeveelheden kan de
onderzijde van het uitvoergebied heet worden. Houd
kinde
ren uit de buurt.
Zij kunnen brandwonden oplopen.
Houd uw hand niet tussen het apparaat en de
papierlade.
U kunt letsel oplopen.
Gebruik geen tang of scherpe metalen voorwerpen
om vastgelopen papier te verwijderen.
Dit kan het apparaat beschadigen.
Blokkeer de ventilatieopening niet of duw er geen voorwerpen
in.
Hierdoor kunnen onderdelen warm worden en kan er brand
on
tstaan of kan het apparaat beschadigd raken.
Vermijd het stapelen van te veel papier in de papieruitvoerlade.
Dit kan het apparaat beschadigen.
Wees voorzichtig wanneer u papier vervangt of vastgelopen
papier verwijdert.
Nieuw papier heeft scherpe randen die snijwonden kunnen
veroorzaken.
Het apparaat wordt gevoed via het netsnoer.
Om de stroom uit te schakelen, trekt u het netsnoer uit het
stop
contact.
Veiligheidsinformatie_ 10
Installatie/verplaatsen
Waarschuwing
Plaats het apparaat niet in een omgeving waar stof,
vocht of waterlekken aanwezig zijn.
Dit kan een elektrische schok of brand
veroorzaken.
Opgepast
Schakel de stroom uit en maak alle kabels los
voordat u het apparaat verplaatst.
Til vervolgens het apparaat op deze wijze op:
een
apparaat dat minder dan 20 kg weegt, mag door
één persoon worden opgetild;
een apparaat dat 20 - 40 kg weegt, moet door twee
personen worden opgetild;
een
apparaat dat meer dan 40 kg weegt, moet door
vier of meer personen worden opgetild.
Het apparaat zou kunnen vallen en verwondingen of schade
veroorzaken.
Bedek het apparaat niet of plaats het niet in een luchtdichte
ruimte, zoals een kast.
Als het apparaat niet voldoende wordt geventileerd, kan er
brand ontstaan.
Plaats het apparaat niet op een onstabiel oppervlak.
Het apparaat zou kunnen vallen en verwondingen of schade
veroorzaken.
Sluit het netsnoer aan op een geaard stopcontact.
Zo niet kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken.
Het apparaat moet aangesloten worden op een spanningsbron
met het spanningsniveau dat is aangegeven op het label.
Als u niet zeker bent en het spanningsniveau wilt
con
troleren, neemt u contact op met de
elektriciteitsmaatschappij.
Sluit niet te veel apparaten op hetzelfde stopcontact of
verlengsnoer aan.
Dit kan de prestaties verminde
ren en een elektrische schok
of brand veroorzaken.
Gebruik alleen telefoondraad van Nr. 26 AWG
a
a.AWG: American Wire Gauge
of, indien nodig,
een grotere telefoondraad.
Zo niet kan het apparaat beschadigd raken.
Gebruik voor een veilige bediening het netsnoer dat met uw
apparaat werd meegeleverd. Als u een snoer gebruikt dat
lan
ger is dan 2 meter voor een apparaat van 140V, moet het
snoer minstens 16 AWG dik zijn.
Zo niet kan het apparaat beschadigd raken en een
ele
ktrische schok of brand veroorzaken.
Veiligheidsinformatie_ 11
Onderhoud/controle
Opgepast
Trek het netsnoer van het apparaat uit het
stopcontact als u de binnenkant van
het apparaat wilt
reinigen. Reinig uw apparaat niet met benzeen,
verdunningsmiddel of alcohol; spuit geen water in het
apparaat.
Dit kan een elektrische schok of brand veroorzaken.
Houd reinigingsproducten uit de buurt van kinderen.
Kinderen kunnen letsel oplopen.
Gebruik het apparaat niet terwijl u verbruiksartikelen
vervangt of de binnenkant van het app
araat reinigt.
U kunt letsel oplopen.
U mag het apparaat niet zelf demonteren, herstellen
en weer in elkaar zetten.
Dit kan het apparaat beschadigen. Neem contact
op met een gekwalificeerd technicus als het apparaat
moet worden hersteld.
Houd het netsnoer en het contactoppervlak van de stekker stof-
en watervrij.
Zo niet kan dit een elektrische schok of brand veroorzaken.
Volg de richtlijnen uit de gebruikershandleiding die met het
apparaat werd meegeleverd om het apparaat te reinigen en te
bed
ienen.
Zo niet, dan kunt u het apparaat beschadigen.
Verwijder geen kleppen of beveiligingselementen die
vastgeschroefd zijn.
Dit apparaat mag alleen worden hersteld door een
med
ewerker van de technische dienst van Samsung.
Gebruik van verbruiksartikelen
Opgepast
Haal de tonercassette niet uit elkaar.
Tonerstof kan gevaarlijk zijn bij inademing of
o
pname.
Houd kinderen uit de buurt van de plaats waar u
verbruiksartikelen (bijvoorbe
eld tonercassettes)
bewaart.
Tonerstof kan gevaarlijk zijn bij inademing of
opn
ame.
Verbrand geen verbruiksartikelen zoals een
tonercassette of fixeereenheid.
Dit kan een explosie of onbeheersbare brand
veroorzaken.
Gerecyclede verbruiksartikelen (bijvoorbeeld toner) kunnen het
apparaat beschadigen.
Bij schade als gevolg van het gebruik van gerecyclede
verbruiksartikelen zullen reparatiekosten in rekening worden
gebracht.
Zorg ervoor dat er geen tonerstof op uw lichaam of kleding
terechtkomt bij het vervangen van de tonercassette of het
ve
rwijderen van vastgelopen papier.
Tonerstof kan gevaarlijk zijn bij inademing of opname.
Als er tonerstof op uw kleding terechtkomt, moet u geen warm
water gebruiken.
Door warm water hecht de toner zich aan de stof. Gebruik
altijd
koud water.
Informatie over wettelijke voorschriften_ 12
Informatie over wettelijke voorschriften
Dit apparaat is ontworpen voor een normale werkomgeving en is gecertificeerd conform verschillende
veiligheidsvoorschriften.
Verklaring inzake laserveiligheid
De printer is in de Verenigde Staten gecertificeerd als zijnde in overeenstemming met de vereisten van DHHS 21 CFR, hoofdstuk,
subhoofdstuk J voor laserproducten van klasse I(1), en is elders gecertificeerd als een laserproduct van klasse I dat voldoet aan de vereisten
van IEC 60825-1:1993 + A1:1997 + A2:2001.
Laserproducten van klasse I worden niet als gevaarlijk beschouwd. Het
lasersysteem en de printer zijn zo ontworpen dat bij normaal gebruik,
gebruiksonderhoud of onder de voorgeschreven servicevoorwaarden personen niet worden blootgesteld aan laserstralen hoger dan Klasse I.
Golflengte: 800 nm
B
undelverstrooiing
- Paraller: 12 grad
en
- Lo
odrecht: 30 graden
Ma
ximale vermogen of energieafgifte: 5 mW
WAARSCHUWING
De printer mag nooit worden gebruikt of nagekeken als de beschermkap van de laser/scanner is verwijderd. De onzichtbare laserstraal kan
naar buiten worden gereflecteerd en uw ogen beschadigen.
Neem bij het gebruik van dit apparaat altijd deze elementaire veiligheidsmaatregelen in acht om het risico op brand, elektrische schokken en
letsels te beperken:
Veiligheid in verband met ozon
Tijdens normale werking produceert dit apparaat ozon. De geproduceerde ozon vormt geen gevaar voor de gebruiker. Wij raden echter aan
het apparaat in een goed geventileerde ruimte te plaatsen.
Als u meer wilt weten over ozon, neemt u contact op met de dichtstbijzijnde Samsung-dealer.
Informatie over wettelijke voorschriften_ 13
Energiebesparing
Deze printer maakt gebruik van geavanceerde energiebesparende technologie die het stroomverbruik vermindert wanneer het apparaat niet
wordt gebruikt.
Als de printer gedurende enige tijd geen gegevens ontvangt, wordt het stroomverbruik automatisch verlaagd.
ENERGY STAR en het ENERGY STAR-merk zijn gedeponeerde Amerikaanse handelsmerken.
Ga naar http://www.energystar.gov voor meer i
nformatie over het ENERGY STAR-programma.
Recycleren
Recycle de verpakkingsmaterialen van dit product, of gooi ze op een milieuvriendelijke wijze weg.
Alleen China
Correcte verwijdering van dit product (elektrische & elektronische afvalapparatuur)
(Van toepassing in de Europese Unie en andere Europese landen met afzonderlijke inzamelingssystemen
voor batterijen)
Deze aanduiding op het product, op de accessoires of in de documentatie geeft aan dat het product en zijn elektronische accessoires (bijv.
lader, hoofdtelefoon, USB-kabel) aan het eind van hun gebruiksduur niet met ander huishoudelijk afval mogen worden weggegooid. Gelieve
het apparaat van het andere afval te scheiden om eventuele schade aan het milieu of de gezondheid als gevolg van onverantwoord
afvalbeheer te voorkomen. Recycleer het op een verantwoorde manier om een duurzaam hergebruik van materialen aan te moedigen.
Particuliere gebruikers kunnen contact opnemen met de winkel waar ze hun apparaat kochten, of met de gemeente-instanties voor meer
informatie over waar en hoe ze dit product op een ecologisch verantwoorde manier kunnen recyclen.
Zakelijke gebruikers moeten contact opnemen met hun leverancier en
de algemene voorwaarden van de koopovereenkomst nalezen. Dit
product mag niet met het andere bedrijfsafval worden weggegooid.
Informatie over wettelijke voorschriften_ 14
Radiofrequentiestraling
FCC-normen (VS)
Dit apparaat is conform Deel 15 van de FCC-voorschriften. Het gebruik van dit apparaat is onderworpen aan de volgende twee voorwaarden:
Dit apparaat mag geen schadelijke interferentie veroorzaken.
Dit apparaat moet alle ontvangen interferentie aanvaarden, inclusief interferentie die een ongewenste werking kan veroorzaken.
Dit apparaat is getest en voldoet aan de limieten voor digitale apparaten van klasse B, zoals vastgelegd in deel 15 van de FCC-voorschriften.
Deze beperkingen zijn bedoeld om een redelijke bescherming te bieden tegen schadelijke interferentie binnenshuis. Dit apparaat genereert,
gebruikt en straalt mogelijk radiofrequentie-energie uit en kan, indien het niet overeenkomstig de aanwijzingen wordt geïnstalleerd en gebruikt,
schadelijke interferentie voor radiocommunicatie veroorzaken. Er kan echter niet worden gegarandeerd dat bij bepaalde installaties geen
interferentie optreedt. Als dit apparaat schadelijke interferentie voor radio- of tv-ontvangst veroorzaakt, wat u kunt controleren door het
apparaat in en uit te schakelen, wordt de gebruiker aangemoedigd om de interferentie te beperken door de volgende maatregelen te treffen:
Verplaats de ontvangstantenne of draai ze een andere kant op.
Vergroot de afstand tussen de apparatuur en de ontvanger.
Sluit de apparatuur aan op een stopcontact van een andere stroomkring dan die waarop de ontvanger is aangesloten.
Raadpleeg uw printerleverancier of een ervaren radio-/televisiemonteur.
Wijzigingen of modificaties die niet uitdrukkelijk zijn goedgekeurd door de fabrikant (die ervoor moet zorgen dat het apparaat aan de
normen voldoet) kunnen ertoe leiden dat de toestemming van de gebruiker om het apparaat te gebruiken vervalt.
Canadese regelgeving inzake radio-interferentie
Dit digitale apparaat blijft binnen de grenzen (limieten van klasse B) voor stoorsignalen vanuit digitale apparatuur die zijn bepaald in de
standaard voor apparatuur die interferentie zou kunnen veroorzaken, met de titel "Digital Apparatus", ICES-003 van Industry and Science
Canada.
Cet appareil numérique respecte les limites de bruits radioélectriques applicables aux appareils numériques de Classe B prescrites dans la
norme sur le matériel brouilleur: « Appareils Numériques », ICES-003 édictée par l’Industrie et Sciences Canada.
Verenigde Staten
Federale Communicatiecommissie (FCC)
Intentional emitter overeenkomstig FCC Deel 15
Mogelijk bevat uw printer radio-LAN-apparaten met een laag vermogen (radiofrequentieapparaten voor draadloze communicatie) die werken in
de 2,4/5 GHz-band. Deze sectie is alleen van toepassing als deze apparaten aanwezig zijn. Controleer het systeemlabel om na te gaan of er
draadloze apparaten aanwezig zijn.
Eventuele draadloze apparaten in uw systeem zijn enkel gekwalificeerd voor gebruik in de Verenigde Staten van Amerika als er een FCC
ID-nummer op het systeemlabel staat.
De FCC heeft een algemene richtlijn uitgevaardigd waarin staat dat de afstand tussen een draadloos apparaat en het lichaam minstens 20 cm
moet bedragen, bij gebruik van het apparaat nabij het lichaam (uitstekende delen niet meegerekend). Dit apparaat moet op meer dan 20 cm
van het lichaam worden gehouden wanneer de draadloze apparatuur is ingeschakeld. Het uitgaand vermogen van het draadloze apparaat of
de draadloze apparaten die mogelijk in uw printer zijn ingebouwd, ligt ruimschoots onder de tot dusver gekende RF-blootstellingsgrenzen.
Deze zender mag niet samen met een andere antenne of zender worden opgesteld of bediend.
Het gebruik van dit apparaat is onderworpen aan de volgende twee voorwaarden: (1) Dit apparaat mag geen schadelijke interferentie
veroorzaken en (2) dit apparaat moet alle ontvangen interferentie accepteren, inclusief interferentie die een ongewenste werking van het
apparaat kan veroorzaken.
Draadloze apparaten mogen niet door de gebruiker zelf worden hersteld. Ze mogen onder geen enkel beding gewijzigd worden. Door
wijzigingen aan te brengen aan een draadloos apparaat vervalt de gebruikerslicentie. Neem voor ondersteuning contact op met de
fabrikant.
FCC-bepaling voor het gebruik van draadloze LAN:
Tijdens de installatie en het gebruik van een combinatie van deze zender en antenne kan de RF-blootstellingsgrens van 1 mW/cm2 dicht
bij de geïnstalleerde antenne worden overschreden. Daarom moet de gebruiker altijd minstens 20 cm afstand houden van de antenne.
Dit apparaat kan niet geïnstalleerd worden met een andere verzender en verzendantenne.
Informatie over wettelijke voorschriften_ 15
Alleen Turkije
Alleen Rusland
Alleen Duitsland
De stekker van het netsnoer vervangen (alleen voor het VK)
Belangrijk
Het netsnoer van dit apparaat is voorzien van een standaardstekker (BS 1363) van 13 ampère en een zekering van 13 ampère. Als u de
zekering vervangt, moet u het juiste type van 13 ampère gebruiken. Nadat u de zekering hebt gecontroleerd of vervangen, moet u de afdekkap
van de zekering weer sluiten. Als u de afdekkap van de zekering verloren bent, mag u de stekker niet gebruiken totdat u er een nieuwe
afdekkap op hebt gezet.
Neem contact op met de leverancier bi
j wie u het apparaat hebt gekocht.
Stekkers van 13 ampère zijn het meest voorkomende type in het Veren
igd Koninkrijk en kunnen in de meeste gevallen worden gebruikt.
Sommige (vooral oudere) gebouwen hebben echter geen normale stopcontacten van 13 ampère. Als u het apparaat op een ouder stopcontact
wilt aansluiten moet u een geschikt verloopstuk (adapter) kopen. Verwijder nooit de aangegoten stekker van het netsnoer.
Als u de aangegoten stekker afsnijdt of weggooit, kunt u hem er niet meer op bevestigen en riskeert u een elektrische schok als u hem in
het stopcontact steekt.
Belangrijke waarschuwing:
Dit apparaat moet op een geaard stopcontact worden aangesloten.
De aders van het netsnoer hebben de volgende kleurcodering:
Groen-geel: Aarding
Bla
uw: Neutraal
Brui
n: Fase
Ga als volgt te werk als de kleuren van de aders in het netsnoer niet overeenstemmen met die van de stekker.
Sluit de groen-gele aardedraad aan op de pool die is gemarkeerd met de letter "E", het aardesymbool, de kleuren groen-geel of de kleur groen.
Sluit de blauwe draad aan op de pool die gemarkeerd is met de letter "N" of zwart is gekleurd.
Sluit de blauwe draad aan op de pool die gemarkeerd is met de letter "L" of de kleur zwart.
In de stekker, adapter of verdeelkast moet een zekeri
ng van 13 ampère zijn aangebracht.
Informatie over wettelijke voorschriften_ 16
Verklaring van overeenstemming (Europese landen)
Goedkeuringen en certificeringen
De CE-markering op dit product verwijst naar de conformiteitsverklaring van Samsung Electronics Co., Ltd. ten aanzien van de richtlijnen 93/
68/EEC van de Europese Unie met ingang van de volgende datums:
CLP-320 Series: De laagspanningsrichtlijn (2006/95/EG) e
n de EMC-richtlijn (2004/108/EG)
CLP-325W(K): R&TTE-richtlijn (1999/5/EG).
De conformiteitsverklaring vindt u op www.samsung.com/printer. Daar klikt u op Support > Download center en geeft u de printernaam in.
01.01.1995: Richtlijn 2006/95/EG van de Raad inzake de harmonisatie van de wetgevingen in de lidstaten betreffende
l
aagspanningsapparatuur.
01.01.1996: Richtlijn 2004/108/EG (92/31/EEG) van de Raad
inzake de harmonisatie van de wetgevingen in de lidstaten betreffende
elektromagnetische compatibiliteit.
09.03.1999: Richtlijn 1999/5/EG van de Raad betreffende ra
dioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur en de wederzijdse herkenning
van hun conformiteit. Een volledige verklaring waarin de relevante richtlijnen en standaarden waarnaar wordt verwezen zijn opgenomen, kunt
u opvragen bij de lokale vertegenwoordiger van Samsung Electronics Co., Ltd.
Europese radiogoedkeuringsinformatie (voor producten uitgerust met door de EU goedgekeurde
radioapparaten)
Deze printer is bestemd voor gebruik thuis of op kantoor. Mogelijk bevat uw printer radio-LAN-apparaten met een laag vermogen
(radiofrequentieapparaten voor draadloze communicatie) die werken in de 2,4/5 GHz-band. Deze sectie is alleen van toepassing als deze
apparaten aanwezig zijn. Controleer het systeemlabel om na te gaan of er draadloze apparaten aanwezig zijn.
Draadloze apparaten die mogelijk in uw systeem aanwezig zijn mogen in
de Europese Unie of daarmee verbonden regio's alleen worden
gebruikt als een EG-conformiteitsmerkteken met een registratienummer van een aangemelde instantie en het waarschuwingssymbool op
het systeemlabel staan.
Het uitgaand vermogen van het draadloze apparaat of de draadloze app
araten die mogelijk in uw printer zijn ingebouwd, ligt ruimschoots onder
de RF-blootstellingsgrenzen die de Europese Commissie in de R&TTE-richtlijn heeft vastgelegd.
Krachtens de goedkeuring van draadloze apparaten gekwalificeerde Europese lidstaten:
EU
België, Cyprus, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Frankrij
k (met frequentiebeperkingen), Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië,
Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Slovenië, Slowakije, Spanje, Tsjechië, het Verenigd Koninkrijk
en Zweden
EEA/EFTA-landen
IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland
Europese landen met gebruiksbeperkingen:
EU
In Frankrijk is het frequentiebereik beperkt
tot 2446,5-2483,5 MHz voor apparaten met een zendvermogen van meer dan 10 mW, zoals
draadloze apparaten
EEA/EFTA-landen
Geen beperkingen op dit ogenblik
Informatie over wettelijke voorschriften_ 17
Mededelingen aangaande normen
Draadloze geleiding
Mogelijk bevat uw printer radio-LAN-apparaten met een laag vermogen (radiofrequentieapparaten voor draadloze communicatie) die werken in
de 2,4/5 GHz-band. De volgende sectie geeft een algemeen overzicht van beschouwingen die betrekking hebben op het gebruik van een
draadloos apparaat.
Bijkomende beperkingen, waarschuwingen en overwegingen voor specifieke
landen zijn opgenomen in de specifieke landensecties (of
landengroepensecties). De draadloze apparaten in uw systeem zijn uitsluitend gekwalificeerd voor gebruik in de landen die geïdentificeerd
kunnen worden aan de hand van de markering "Radio gekeurd" op het systeemclassificatielabel. Als het land waar u het draadloos apparaat
wilt gebruiken niet in de lijst is opgenomen, neemt u contact op met het plaatselijke instantie voor radiogoedkeuring voor meer informatie over
de vereisten. Draadloze apparaten zijn streng gereguleerd en mogen niet worden gebruikt.
Het uitgaand vermogen van het draadloze apparaat of de draadloze app
araten die mogelijk in uw printer zijn ingebouwd, ligt ruimschoots onder
de tot dusver gekende RF-blootstellingsgrenzen. Omdat de draadlozen apparaten (die mogelijk in uw printer zijn ingebouwd) minder energie
uitstralen dan is toegestaan volgens de veiligheidsnormen en aanbevelingen inzake radiofrequentie, is de producent ervan overtuigd dat deze
apparaten veilig zijn in gebruik. Ongeacht het vermogensniveau moet menselijk contact tijdens de normale werking zoveel mogelijk worden
vermeden.
De FCC heeft een algemene richtlijn uitgevaard
igd waarin staat dat de afstand tussen het draadloze apparaat en het lichaam, voor gebruik van
een draadloos apparaat nabij het lichaam (zonder uitstekende delen), minstens 20 cm moet bedragen. Dit apparaat moet op meer dan 20 cm
van het lichaam worden gehouden, wanneer de draadloze apparatuur is ingeschakeld en bezig is met zenden.
Deze zender mag niet samen met een andere antenne of zender worden opgesteld of bediend.
Sommige omstandigheden leggen beperkingen op aan draadloze apparaten
. Hieronder zijn voorbeelden van gebruikelijke beperkingen
opgenomen.
Draadloze RF-communicatie kan interferentie veroorzaken met apparatuur aan boord van burgerluchtvaarttoestellen. De huidige
luchtvaartreglementeringen eisen dat draadloze toestellen aan boord van een vliegtuig worden uitgeschakeld tijdens de vlucht. IEEE 802.11
(beter bekend als draadloos Ethernet) en Bluetooth-communicatieapparaten zijn voorbeelden draadloze communicatie-apparaten.
In omgevingen waar het risico op interferentie met andere apparaten of diensten schadelijk is of als dusdanig wordt beschouwd, kan gebruik
van een draadloos apparaat beperkt of verboden worden. Luchthavens, ziekenhuizen en ruimtes gevuld met zuurstof en ontvlambare gassen
zijn enkele voorbeelden van omgevingen waar het gebruik van draadloze apparaten beperkt of verboden kan zijn. Als u zich in een omgeving
bevindt waarvan u niet zeker weet of het gebruik van draadloze apparaten gesanctioneerd is, vraagt u de plaatselijke autoriteiten om toelating
voor u het draadloze apparaat inschakelt of in gebruik neemt.
Elk land voorziet verschillende beperkingen voor het gebruik van draadloze apparaten. Aangezien uw systeem uitgerust is met een draadloos
apparaat, moet u, als u van het ene land naar het andere reist, voor uw vertrek bij de plaatselijke radiogoedkeuringsinstanties nagaan of er
beperkingen bestaan voor het gebruik van draadloze apparaten in het land van bestemming.
Als uw systeem uitgerust is met een ingebouwd draadloos apparaat, mag u het draadloos apparaat niet gebruiken tenzij alle kleppen en
schermen op hun plaats zitten en het systeem compleet is.
Draadloze apparaten mogen niet door de gebruiker zelf worden hersteld. Ze mogen onder geen enkel beding gewijzigd worden. Door
wijzigingen aan te brengen aan een draadloos apparaat vervalt de gebruikerslicentie. Neem voor ondersteuning contact op met de fabrikant.
Gebruik alleen stuurprogramma’s die goedgekeurd zijn voor het land waar het apparaat gebruikt zal worden. Raadpleeg de systeemherstelkit
van de fabrikant of neem contact op met de technische dienst van de fabrikant voor meer informatie.
Informatie over wettelijke voorschriften_ 18
OpenSSL-licentie
Copyright © 1998-2001 The OpenSSL Project. Alle rechten voorbehouden.
Herdistributie en gebruik in bron- en binaire vorm, met of zonder wijzigingen, zijn toegestaan mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
1. In een herdistributie van de broncode moeten de bovenvermelde copyrightinformatie, de lijst met voorwaarden en de volgende
exoneratieclausule overgenomen worden.
2. Bij herdistributie in binaire vorm moeten de bovenvermelde copyrightinformatie, de lijst met voorwaarden en de volgende
exoneratieclausule worden overgenomen in de documentatie en/of andere materialen die met de distributie worden meegeleverd.
3. Bij alle reclamemateriaal waarin functies of het gebruik van deze software worden vermeld, moet de volgende erkenning worden
weergegeven: "Dit product bevat software die door het OpenSSL Project is ontwikkeld voor gebruik in de OpenSSL Toolkit (http://
www.openssl.org/)".
4. De namen "OpenSSL Toolkit" en "OpenSSL Project" mogen zonder voorafgaande schriftelijke toestemming niet worden gebruikt om van
deze software afgeleide producten te promoten. Voor schriftelijke toestemming kunt u contact opnemen met ope[email protected]rg.
5. Producten die van deze software zijn afgeleid mogen niet "OpenSSL" worden genoemd, noch mag "OpenSSL" in de namen van die
producten worden opgenomen zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het OpenSSL Project.
6. Herdistributies in om het even welke vorm moeten de volgende erkenning bevatten: "Dit product bevat software die door het OpenSSL
Project is ontwikkeld voor gebruik in de OpenSSL Toolkit (http://www.openssl.org/)".
DEZE SOFTWARE WORDT DOOR HET OpenSSL PROJECT TER BESCHIKKING GESTELD IN DE FEITELIJKE STAAT WAARIN DEZE
ZICH BEVINDT. UITDRUKKELIJKE OF STILZWIJGENDE GARANTIES, MET INBEGRIP VAN MAAR NIET BEPERKT TOT DE
STILZWIJGENDE GARANTIES MET BETREKKING TOT VERKOOPBAARHEID OF GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL,
WORDEN VAN DE HAND GEWEZEN. ONDER GEEN ENKELE VOORWAARDE ZULLEN HET OpenSSL-PROJECT OF DE PARTIJEN DIE
HIERTOE HEBBEN BIJGEDRAGEN AANSPRAKELIJK KUNNEN WORDEN GESTELD VOOR DIRECTE, INDIRECTE, INCIDENTELE,
SPECIALE, MORELE OF GEVOLGSCHADE (MET INBEGRIP VAN MAAR NIET BEPERKT TOT DE AANKOOP VAN VERVANGENDE
GOEDEREN OF DIENSTEN; VERLIES VAN GEBRUIK, GEGEVENS OF WINSTDERVING; OF ONDERBREKING VAN
BEDRIJFSACTIVITEITEN), ONGEACHT DE WIJZE WAAROP DEZE SCHADE WERD VEROORZAAKT EN ONGEACHT DE
AANSPRAKELIJKHEIDSGROND, HETZIJ IN CONTRACT, STRIKTE AANSPRAKELIJKHEID OF ONRECHTMATIGE DAAD (MET
INBEGRIP VAN NALATIGHEID OF ANDERSZINS) DIE OP ENIGE WIJZE VOORTVLOEIT UIT HET GEBRUIK VAN DEZE SOFTWARE,
ZELFS INDIEN WERD GEWEZEN OP DE MOGELIJKHEID VAN DERGELIJKE SCHADE.
Dit product bevat cryptografische software geschreven door Eric Young ([email protected]om). Dit product omvat software geschreven door Tim
Informatie over wettelijke voorschriften_ 19
Originele SSLeay-licentie
Copyright © 1995-1998 Eric Young (eay@cryptsoft.com). Alle rechten voorbehouden.
Dit pakket is een SSL-implementatie geschreven door Eric Young ([email protected]). De implementatie is geschreven conform Netscapes
SSL.
Deze bibliotheek kan gratis gebruikt worden voor commerciële en niet-commerciële doeleinden mits de volgende voorwaarden worden
nageleefd. De volgende voorwaarden gelden niet alleen de SSL-code, maar voor alle code in deze distributie, zoals RC4, RSA, lhash, DES
enz. Voor de SSL-documentatie die in deze distributie is ingesloten gelden dezelfde auteursrechten, behalve dat Tim Hudson
([email protected]) de houder is van de rechten. Eric Young behoudt de auteursrechten waardoor de copyrightvermeldingen in de code niet
verwijderd mogen worden. Als dit pakket in een product wordt gebruikt, moet Eric Young erkend worden als de auteur van de gebruikte delen
van de bibliotheek. Dit kan gebeuren in de vorm van een tekstbericht bij het opstarten van het programma of in de documentatie (online of in de
tekst) die meegeleverd wordt met het pakket.
Herdistributie en gebruik in bron- en binaire vorm, met of zonder wijzigingen, zijn toegestaan mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
1. Bij herdistributie van de broncode moeten de copyrightvermeldingen worden behouden, evenals de volgende lijst en de volgende
voorwaarden.
2. Bij herdistributie in binaire vorm moeten de bovenvermelde copyrightinformatie, de lijst met voorwaarden en de volgende
exoneratieclausule worden overgenomen in de documentatie en/of andere materialen die met de distributie worden meegeleverd.
3. Alle advertentiematerialen die eigenschappen of gebruik van deze software vermelden moeten de volgende erkenning tonen: "Dit product
bevat cryptografische software geschreven door Eric Young ([email protected])". De term "cryptografisch" kan worden weggelaten als de
gebruikte onderdelen van de bibliotheek niets met cryptografie te maken hebben.
4. Als u Windows-specifieke code (of een afgeleide daarvan) uit de toepassingsmap gebruikt (toepassingscode) moet u er een erkenning in
opnemen: "Dit product bevat software geschreven door Tim Hudson (tjh@cryptsoft.com)".
DEZE SOFTWARE WORDT TER BESCHIKKING GESTELD DOOR ERIC YOUNG IN DE FEITELIJKE STAAT WAARIN DEZE ZICH
BEVINDT, EN UITDRUKKELIJKE OF STILZWIJGENDE GARANTIES, MET INBEGRIP VAN, MAAR NIET BEPERKT TOT DE
STILZWIJGENDE GARANTIES MET BETREKKING TOT VERKOOPBAARHEID OF GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL,
WORDEN VAN DE HAND GEWEZEN. DE AUTEUR OF DIENS MEDEWERKERS ZIJN IN GEEN ENKEL GEVAL AANSPRAKELIJK VOOR
DIRECTE, INDIRECTE, INCIDENTELE, BIJZONDERE, MORELE OF GEVOLGSCHADE (MET INBEGRIP VAN MAAR NIET BEPERKT TOT
DE AANSCHAF VAN VERVANGENDE GOEDEREN OF DIENSTEN, VERLIES VAN GEBRUIKSNUT, GEGEVENS OF WINSTEN, OF
ONDERBREKING VAN DE BEDRIJFSVOERING), ONGEACHT DE OORZAAK EN OP OM HET EVEN WELKE
AANSPRAKELIJKHEIDSGROND, HETZIJ IN CONTRACT, STRIKTE PRODUCTAANSPRAKELIJKHEID OF ONRECHTMATIGE DAAD
(INCLUSIEF NALATIGHEID OF ANDERSZINS) DIE VOORTVLOEIT UIT HET GEBRUIK VAN DEZE SOFTWARE, ZELFS INDIEN
GEÏNFORMEERD OVER HET RISICO VAN DERGELIJKE SCHADE.
De licentie en de distributievoorwaarden voor elke publiek beschikbare versie of afgeleide van deze code mogen niet gewijzigd worden. Deze
code kan met andere woorden niet zomaar gekopieerd worden en onder een andere distributielicentie worden geplaatst [met inbegrip van de
GNU Public Licence].
Informatie over wettelijke voorschriften_ 20
Alleen China
Informatie over deze gebruikershandleiding_ 21
Informatie over deze gebruikershandleiding
Deze gebruikershandleiding bevat basisinformatie over het apparaat en biedt tevens gedetailleerde informatie over de
verschillende procedures die doorlopen worden bij het gebruik van het apparaat. Zowel beginnende als professionele
gebruikers kunnen deze handleiding raadplegen voor een correcte installatie en een juist gebruik van het apparaat.
Lees de veiligheidsinformatie voor u het apparaat in gebruik neemt.
Raad
pleeg het hoofdstuk over probleemoplossing als u problemen ondervindt bij het gebruik van het apparaat (zie "Problemen oplossen" op pagina 83).
De te
rmen die in deze gebruikershandleiding worden gebruikt, worden uitgelegd in het hoofdstuk met de woordenlijst (zie "Verklarende woordenlijst" op
pagina 105).
De afbee
ldingen in deze gebruikershandleiding zijn afhankelijk van de opties en het model, en komen mogelijk niet helemaal overeen met uw apparaat.
De proced
ures in deze gebruikershandleiding zijn hoofdzakelijk gebaseerd op Windows XP.
Conventie
Bepaalde termen in deze handleiding zijn onderling verwisselbaar.
Documen
t is synoniem met origineel.
Papie
r is synoniem met materiaal of afdrukmateriaal.
Appara
at verwijst naar printer of multifunctionele printer.
De volgende tabel bevat informatie over de conventies die in
deze handleiding worden gebruikt.
Conventie Beschrijving Voorbeeld
Vet Wordt gebruikt voor teksten op het display of benamingen van knoppen op het
apparaat.
Annuleren
Opmerking
Biedt aanvullende informatie of nadere details over een functie of voorziening
van het apparaat.
De datumnotatie kan verschillen van
land tot land.
Opgepast
Bevat informatie om het apparaat te beschermen tegen mogelijke mechanische
schade of
defecten.
Raak het oppervlak van de drum in de
tonercassette of de beeldeenheid niet
aan.
Voetnoot Biedt aanvullende informatie over bepaalde woorden of een bepaalde zin. a. pagina’s per minuut
("Kruisverwijzing") Verwijst naar meer gedetailleerde informatie. (Zie "Meer informatie" op pagina 22.)
Informatie over deze gebruikershandleiding_ 22
Meer informatie
Meer informatie over de instelling en het gebruik van uw apparaat vindt u in de volgende bronnen. Dat kunnen papieren of digitale documenten zijn.
Materiaalnaam Beschrijving
Beknopte
installatiehandleiding
Deze handleiding bevat informatie over de installatie van uw apparaat. Deze handleiding wordt in de doos met de printer
meegeleverd.
Gebruikershandleiding
Deze handleiding bevat stapsgewijze instructies om de functies van uw apparaat maximaal te benutten, voor het onderhoud van uw
apparaat, probleemoplossing en de vervanging van toebehoren.
Hulp bij het
pr
interstuurprogramma
Deze Help biedt ondersteunende informatie over het printerstuurprogramma en instructies voor de instelling van de afdrukopties (zie
"Help gebruiken" op pagina 67).
Samsung-website Als u toegang hebt tot internet, kunt u op de website van Samsung, www.samsung.com/printer terecht voor hulp en ondersteuning,
printerstuurprogramma’s, handleidingen en bestelinformatie.
Software die kan worden
ged
ownload
U kunt handige software downloaden van de website van Samsung.
Syn
cThru™ Web Admin Service: handig voor netwerkbeheerders die meerdere apparaten tegelijk moeten beheren. Dit
programma is alleen bedoeld voor netwerkmo
dellen. (http://solution.samsungprinter.com)
Samsung AnyWeb Print: helpt gebruikers om op een eenvoudige manier sch
ermafbeeldingen van de website te maken in
Windows Internet Explorer. (http://solution
.samsungprinter.com/personal/anywebprint)
Samsung Easy Color Manager: helpt gebruikers van Samsung-kleurenlaserprinters
om de gewenste kleuren in te stellen.
(http://solution.samsungprinter.co
m/personal/colormanager)
De functies van uw nieuwe laserproduct_ 23
De functies van uw nieuwe laserproduct
Uw nieuwe apparaat is uitgerust met een aantal speciale functies die de kwaliteit van de documenten die u afdrukt verbeteren.
Speciale functies
Afdrukken met een hoge snelheid en uitstekende kwaliteit
U kunt een brede waaier van kleuren afdrukken met cyaan,
magenta, geel en zwart.
U kunt afdrukken met
een resolutie tot 2400 x 600 dpi
effectieve uitvoer.
Uw a
pparaat drukt af tegen volgende snelheden: tot 16 ppm
voor papier in A4-formaat en tot 17 ppm (zwart-wit) en 4 ppm
(kleur) in Letter-formaat.
Veel verschillende soorten afdrukmateriaal verwerken
De lade biedt plaats aan maximaal 150 vel normaal papier in
diverse formaten.
U kunt verschill
ende soorten aangepaste afdrukmedia in de
lade plaatsen.
Professionele documenten maken (alleen voor Windows)
Watermerken afdrukken. U kunt uw documenten aanpassen
met woorden zoals "Vertrouwelijk" (zie "Watermerken
gebruiken" op pagina 69).
Posters afdrukken. De te
kst en afbeeldingen op elke pagina
van uw document worden vergroot en afgedrukt over
verschillende vellen papier die u kunt samenvoegen tot een
poster (zie "Posters afdrukken" op pagina 67).
U kunt geb
ruikmaken van voorgedrukte formulieren en
normaal papier met briefhoofd (zie "Overlay gebruiken" op
pagina 69).
Tijd en geld besparen
U kunt meerdere pagina’s op één vel afdrukken om papier te
besparen (zie "Meerdere pagina’s op één vel papier
afdrukken" op pagina 67).
Di
t apparaat bespaart automatisch stroom door het
stroomverbruik aanzienlijk te beperken wanneer het
apparaat niet wordt gebruikt.
Om
papier te besparen, kunt u op beide zijden van het vel
afdrukken (handmatig) (zie "Dubbelzijdig afdrukken
(handmatig)" op pagina 68).
Afdrukken onder verschillende besturingssystemen
U kunt afdrukken onder de besturingssystemen van
Windows, Linux en Macintosh.
Uw
apparaat is uitgerust met een Hi-Speed USB
2.0-interface.
Uw
apparaat wordt geleverd met een ingebouwde Ethernet
10/100 Base TX-netwerkinterface. (alleen bij CLP-320N(K)/
CLP-321N/CLP-325W(K)/CLP-326W)
Uw
apparaat wordt geleverd met een ingebouwde draadloze
802.11 b/g/n LAN-netwerkinterface. (alleen bij
CLP-325W(K)/CLP-326W)
IPv6 (alleen bij CLP-320N(K
)/CLP-321N/CLP-325W(K)/
CLP-326W)
Dit apparaat ondersteunt IPv6 (zie "IPv6-configuratie" op
pagina 39).
De functies van uw nieuwe laserproduct_ 24
Functies per model
De apparaten voorzien in alles wat u nodig hebt voor de verwerking van documenten: van afdrukken tot meer geavanceerde netwerkoplossingen voor uw bedrijf.
Afhankelijk van het model of het land is het mogelijk dat sommige fun
cties en optionele onderdelen niet beschikbaar zijn.
Functies per model zijn onder andere:
FUNCTIES
CLP-320(K)
CLP-321
CLP-325(K)
CLP-326
CLP-320N(K)
CLP-321N
CLP-325W(K)
CLP-326W
Hi-Speed USB 2.0
Netwerkinterface Ethernet 10/100 Base TX bedraad LAN
Draadloze 802.11 b/g/n LAN-n
etwerkinterface
a
a.Draadloze netwerkinterfacekaarten zijn niet in alle landen verkrijgbaar. Neem contact op met uw plaatselijke Samsung-verkoper of de winkel waar u uw printer
hebt gekocht.
Dubbelzijdig afdrukken (handmatig)
( : beschikbaar. Leeg: niet beschikbaar)
Inleiding_ 25
1.Inleiding
Dit hoofdstuk biedt een overzicht van uw apparaat.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Apparaatoverzicht
Overzicht van het bedieningspaneel
Kennismaking met het bedieningspaneel
Kennismaking met handige knoppen
Apparaatoverzicht
Voorkant
1321
5
7
6
8
9
10
4
Deze illustratie kan afwijken van uw apparaat afhankelijk van het model.
1
Uitvoerlade (voorzijde onder)
6
Voorklep
2
Papieruitvoersteun
7
Ontgrendelknop van de voorklep
3
Bovenklep
8
Tonercassettes
4
Bedieningspaneel
9
Cassette voor gebruikte toner
5
Lade
10
Beeldeenheid
Inleiding_ 26
Achterkant
1
3
5
4
2
Deze afbeelding kan afwijken van uw apparaat, afhankelijk van het model.
1
Ontgrendelknop van de achterklep
4
USB-poort
2
Achterklep
5
Netwerkpoort
a
a.Alleen bij CLP-320N(K)/CLP-321N.
3
Aansluiting netsnoer
Inleiding_ 27
Overzicht van het bedieningspaneel
Deze afbeelding kan afwijken van uw apparaat, afhankelijk van het model.
5
1
2
3
4
5
6
1
2
3
4
[1] CLP-320(K)/CLP-321/CLP-325(K)/CLP-326/CLP-320N(K)/CLP-321N
1
Toner-LED's Geven de status van elke tonercassette weer (zie "Status/toner-LED's" op pagina 28).
2
Aan/uit-knop U kunt de stroom in- en uitschakelen met deze knop (zie "Aan/uit-knop" op pagina 29).
3
Knop Annuleren Stopt een handeling op elk gewenst moment. Heeft nog meer functies (zie "De knop Annuleren" op pagina 29).
4
Status-LED Geeft de status van uw apparaat weer (zie "Status/toner-LED's" op pagina 28).
5
Schermafdruk
a
a.Alleen bij CLP-320(K)/CLP-321/CLP-325(K)/CLP-326.
Drukt het venster af dat op het scherm wordt weergegeven (zie "Knop Schermafdruk" op pagina 29).
Demopagina
b
b.Alleen bij CLP-320N(K)/CLP-321N.
Hiermee kunt u een testpagina afdrukken (zie "Knop Demopagina" op pagina 29).
[2] CLP-325W(K)/CLP-326W
1
Toner-LED's Geven de status van elke tonercassette aan (zie "Status/toner-LED's" op pagina 28).
2
Aan/uit-knop Met deze knop kunt u de stroom in- en uitschakelen (zie "Aan/uit-knop" op pagina 29).
3
Knop Annuleren Hiermee kunt u op elk gewenst moment een bewerking stoppen. Heeft nog meer functies (zie "De knop Annuleren"
op pagina 29).
4
Status-LED Geeft de status van uw apparaat aan (zie "Status/toner-LED's" op pagina 28).
5
Draadloos-LED Geeft de status van het draadloze netwerk weer. Wanneer de LED brandt, is het apparaat draadloos verbonden (zie
"Draadloos-LED" op pagina 28).
6
Knop WPS Als uw draadloze toegangspunt ondersteuning biedt voor WPS (Wi-Fi Protected Setup™), kunt u de draadloze
netwerkaansluiting probleemloos zonder computer configureren (zie "Een draadloos netwerk instellen met de knop
WPS" op pagina 45).
Inleiding_ 28
Kennismaking met het bedieningspaneel
Status/toner-LED's
De kleur van de LED’s geeft de huidige status van het apparaat aan.
LED Status Toner-LED's Beschrijving
Online/
Fo
ut
( )
Uit Alle LED’s uit Het apparaat is offline.
Ononderbr
oken
groen
Alle LED’s uit Het apparaat is online en kan
gegevens ontvangen van een
computer.
Knippert
tr
aag
groen
Alle LED’s uit Als de status-LED langzaam
groe
n knippert, ontvangt het
apparaat gegevens van een
computer.
Knippert
sn
el groen
Alle LED’s uit Wanneer de status-LED snel
groen knippert, is het apparaat
bezig gegevens af te drukken.
Ononderbr
oken
groen
Betreffende
LED knippert
rood
Alle tonercassettes naderen
het einde van hun levensduur.
Betreffende
LED kn
ippert
achter elkaar
rood
Het apparaat is bezig met
opwarmen.
Ononderbr
ok
en rood
Alle LED’s uit De klep is open. Sluit de
klep.
De papierlade is leeg.
Plaats papier in de lade.
Het
apparaat is gestopt als
gevolg van een ernstige
fout.
Het
apparaat heeft te
kampen met
systeemproblemen die
moeten worden hersteld,
zoals een defect in de
laserscannereenheid, de
fuser of het ITB-systeem.
Neem contact op met een
medewerker van de
klantenservice.
Betreffende
LED bran
dt
constant rood
De tonercassette heeft de
geschatte levensduur bijna
bereikt.
a
a.De geschatte levensduur verwijst naar de verwachte of geschatte
gebruiksduur van een tonercassette. Het geeft aan hoeveel afdrukken er
gemiddeld kunnen worden gemaakt met de cassette volgens ISO/
IEC 19798. Het aantal pagina’s kan worden beïnvloed door de
omgevingsomstandigheden, de tijd tussen afdruktaken en het type en
formaat van het afdrukmateriaal. Er kan wat toner achterblijven in de
cassette, ook als de rode LED brandt en de printer stopt met afdrukken.
.Het is raadzaam
de tonercassette te
vervang
en (zie "De
tonercassette vervangen"
op pagina 96).
Het appa
raat herkent de
status van de
tonercassettes en de
informatie over de
verbruiksartikelen niet. Doe
de klep open en dicht en ga
na of het apparaat correct
kan functioneren. Als het
probleem aanhoudt, kunt u
de stroom uit- en weer
inschakelen.
Knippert
rood
Betreffende
LED brandt
constant rood
Er is een kleine storing
opgetreden en het apparaat
wacht tot het probleem is
verholpen. Als het probleem
is opgelost, gaat de printer
door met afdrukken.
De to
nercassette is bijna
leeg. De tonercassette is
bijna aan het eind van haar
geschatte levensduur
a
.
Houd een nieuwe cassette
kl
aar ter vervanging van de
oude cassette. U kunt de
afdrukkwaliteit tijdelijk
verhogen door de toner in
de cassette te herverdelen
(zie "Toner herverdelen" op
pagina 83).
Papierst
ori
ng
(
)
Licht
ora
nje op
Alle LED’s uit Het papier is vastgelopen (zie
"Papierstoringen verhelpen"
op pagina 84).
Samsung raadt het gebruik van niet-originele
Samsung-tonercassettes (bijv. hervulde of gerecyclede cassettes) af.
Samsung kan de kwaliteit van niet-originele Samsung-tonercassettes
niet garanderen. Onderhoud en reparaties die vereist zijn als gevolg
van het gebruik van niet-originele Samsung-tonercassettes vallen niet
onder de garantie van het apparaat.
Alle afdrukfouten worden in het venster van het programma Smart
Panel weergegeven. Neem contact op met de klantenservice als het
probleem zich blijft voordoen (zie "Het programma Smart Panel
gebruiken" op pagina 76).
Draadloos-LED
Status draadloos-LED Beschrijving
Blauw
Uit ( )
Het draadloze netwerk is afgesloten.
Aan (
)
Er is verbinding met een draadloos
ne
twerk.
Knippert
langzaam
(
)
Het apparaat begint verbinding te
maken
met een draadloos netwerk.
Knippert snel
(
)
He
t apparaat maakt verbinding met
toegangspunt (of draadloze router).
De
verbinding met het draadloze
netwerk wordt verbroken.
LED Status Toner-LED's Beschrijving
Inleiding_ 29
Kennismaking met handige knoppen
Knop Schermafdruk
(Alleen bij CLP-320(K)/CLP-321/CLP-325(K)/CLP-326).
Met de knop Schermafdruk ( ) kunt u de volgende bewerkingen
uitvoeren.
Functie Beschrijving
Een afdruk maken van
het actieve venster
Als u op deze knop drukt, begint de groene
LED te knipperen. Zodra de groene LED
ophoudt te knipperen, kunt u de knop
loslaten.
Een afdruk maken van
he
t hele beeldscherm
Als u op deze knop drukt, begint de groene
LED te knipperen. Laat de knop los terwijl
deze knippert.
De pagina wordt afgedrukt op het standaardpaginaformaat (bijv.
A4 of Letter).
Deze functie kan al
leen worden gebruikt bij een apparaat dat via
een USB-kabel is aangesloten.
Schermafdruk kan alleen worden gebruikt bij de
besturingssystemen van Windows en Macintosh.
U ku
nt deze functie alleen gebruiken als het programma Smart
Panel is geïnstalleerd.
Knop Demopagina
(Alleen bij CLP-320N(K)/CLP-321N).
Als u erop drukt, wordt een testpagina
afgedrukt. De afgedrukte pagina laat
de potentiële kleurafdrukkwaliteit en de algemene afdrukeigenschappen
van het apparaat zien.
De knop Annuleren
Met de knop An
nuleren ( ) kunt u de volgende bewerkingen uitvoeren.
Functie Beschrijving
Een demopagina
afdrukken (alleen bij
CLP-325W(K)/
CLP-326W)
Houd deze knop in de standby-modus
ongeveer 2 seconden lang ingedrukt tot de
status-LED langzaam begint te knipperen
(zie "Een testpagina afdrukken" op
pagina 30).
Configuratiepagina’s
afdrukken
Houd deze knop in de standby-modus
ongeveer 5 seconden lang ingedrukt tot de
status-LED snel begint te knipperen (zie "Een
rapport met apparaatgegevens afdrukken" op
pagina 80).
De afdruktaak
an
nuleren
Druk tijdens het afdrukken op Annuleren
(
). De rode LED knippert terwijl de
afdruktaak uit de computer en het apparaat
wordt gewist, waarna het apparaat terugkeert
naar de standby-modus. Dit kan even duren
afhankelijk van de omvang van de
afdruktaak.
Knop WPS
(alleen bij CLP-325W(K)/CLP-326W)
Met deze functie wordt automatisch gedetectee
rd welke WPS-modus (Wi-Fi
Protected Setup™) uw toegangspunt gebruikt. Door op een knop op de
draadloze LAN-router/het toegangspunt en het apparaat te drukken, kunt u
het draadloze netwerk en de beveiligingsinstellingen opgeven (zie "Een
draadloos netwerk instellen met de knop WPS" op pagina 45).
Aan/uit-knop
Gebruik deze knop om het apparaat in en uit te schakelen.
Het apparaat inschakelen
1. Het netsnoer aansluiten.
2. Druk op de knop Aan/uit ( ) op het bedieningspaneel.
Als u het apparaat wilt uitschakelen, houdt u deze knop ongeveer
3 seconden ingedrukt.
Aan de slag_ 30
2.Aan de slag
In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u het met USB verbonden apparaat en de software instelt.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
De hardware installeren
Een testpagina afdrukken
Meegeleverde software
Systeemvereisten
Het stuurprogramma installeren voor een USB-apparaat
Uw printer lokaal delen
De hardware installeren
In deze sectie worden de stappen getoond die noodzakelijk zijn voor de
installatie van de hardware. Dit wordt uitgelegd in de Beknopte
installatiehandleiding. Lees eerst de Beknopte installatiehandleiding en volg
de onderstaande stappen.
Locatie
1. Kies een stabiele locatie.
Kies een vlak en stabiel oppervlak met voldoende ruimte voor
luchtcircul
atie rond het apparaat. Laat extra ruimte vrij voor het openen
van klep(pen) en papierlade(n).
Plaats het apparaat in een ruimte die
voldoende geventileerd is, maar
niet in direct zonlicht, vlakbij een warmte- of koudebron of op een
vochtige plek. Plaats het apparaat niet te dicht bij de rand van een
bureau of tafel.
U kunt probleemloos afdrukken tot op een hoogte van 1.000 m. Zie het
deel over de hoogte-instelling voor optimaal afdrukken (zie
"Luchtdrukaanpassing" op pagina 55).
Plaats het apparaat op een vlak en stabiel op
pervlak zodat het niet meer
dan 2 mm overhelt, anders verslechtert de afdrukkwaliteit.
2mm
(0.08 in)
2mm
(0.08 in)
2. Haal het apparaat uit de verpakking en controleer alle bijgeleverde
artikelen.
3. Ve
rwijder de tape rond het apparaat.
4. Pl
aats papier (zie "Papier in de lade plaatsen" op pagina 59).
5. C
ontroleer of alle kabels met het apparaat zijn verbonden.
6. Z
et het apparaat aan (zie "Het apparaat inschakelen" op pagina 29).
Dit apparaat werkt niet wanneer het elektriciteitsnet uitvalt.
Een testpagina afdrukken
Om te controleren of het apparaat juist werkt, kunt u een testpagina
afdrukken.
Een testpagina afdrukken
Houd in de standby-modus de knop Annulere
n ( ) 2 seconden ingedrukt
en laat deze vervolgens los. (a
lleen bij CLP-325W(K)/CLP-326W)
Daarnaast kunt u met de knop Demopagina ( ) een testpagina
afdrukken. Deze knop wordt all
een ondersteund op CLP-320N(K)/
CLP-321N.
Meegeleverde software
Installeer de printersoftware nadat u de printer hebt geïnstalleerd en op de
computer hebt aangesloten. Als u Windows of Macintosh OS gebruikt,
installeert u de software vanaf de meegeleverde cd. Als u Linux OS
gebruikt, downloadt u de software van de website van Samsung
(www.samsung.com/printer) en installeert u deze.
De apparaatsoftware wordt bij gelegenheid bijgewerkt, bijvoorbeeld bij
de release van een nieuw besturingssysteem. Download indien nodig
de laatste versie van de website van Samsung. (www.samsung.com/
printer).
Besturing
ssysteem
Inhoud
Windows Printers
tuurprogramma: gebruik dit stuurprogramma
om de functies van het apparaat maximaal te benutten.
Smart Panel: dit programma geeft de status van het
appa
raat weer en waarschuwt u wanneer er een fout
optreedt tijdens het afdrukken.
Hu
lpprogramma Printerinstellingen: met dit
programma kunt u andere opties van de printer instellen
vanaf uw computer.
SetIP: met dit programma kunt u de TCP/IP-adressen
van uw app
araat instellen. (alleen bij CLP-320N(K)/
CLP-321N/CLP-325W(K)/CLP-326W)
Macintosh Printerstuurprogramma: gebruik dit stuurprogramma
om de functies van het apparaat maximaal te benutten.
Smart Panel: dit programma geeft de status van het
apparaat weer en waarschuwt u wanneer er een fout
optreedt tijdens het afdrukken.
Hu
lpprogramma Printerinstellingen: met dit
programma kunt u andere opties van de printer instellen
vanaf uw computer.
SetIP: met dit programma kunt u de TCP/IP-adressen
van uw app
araat instellen. (alleen bij CLP-320N(K)/
CLP-321N/CLP-325W(K)/CLP-326W)
Linux Unified Linux Driver: gebruik dit stuurprogramma om
de functies van het apparaat maximaal te benutten.
Smart Panel: dit programma geeft de status van het
appa
raat weer en waarschuwt u wanneer er een fout
optreedt tijdens het afdrukken.
Hu
lpprogramma Printerinstellingen: met dit
programma kunt u andere opties van de printer instellen
vanaf uw computer.
SetIP: met dit programma kunt u de TCP/IP-adressen
van uw apparaat instellen. (alleen bij CLP-320N(K)/
CLP-321N/CLP-325W(K)/CLP-326W)
Aan de slag_ 31
Systeemvereisten
Het systeem moet aan de volgende vereisten voldoen:
Microsoft
®
Windows
®
Het apparaat ondersteunt de volgende Windows-besturingssystemen.
BESTURINGSS
YSTEEM
Vereisten (aanbevolen)
Processor RAM
vrije
HDD-rui
mte
Windows
®
2000 Intel
®
Pentium
®
II 400
MHz (Pentium III 933
MHz)
64 MB
(128 MB)
600 MB
Windows
®
XP Intel
®
Pentium
®
III 933
MHz (Pentium IV 1 GHz)
128 MB
(256 MB)
1,5 GB
Windows
Server
®
2003
Intel
®
Pentium
®
III 933
MHz (Pentium IV 1 GHz)
128 MB
(512 MB)
1,25 GB
tot 2 GB
Windows
Se
rver
®
2008
Intel
®
Pentium
®
IV 1 GHz
(Pentium IV 2 GHz)
512 MB
(2.048 MB)
10 GB
Windows Vista
®
Intel
®
Pentium
®
IV 3 GHz
512 MB
(1.024 MB)
15 GB
Windows
®
7 Intel
®
Pentium
®
IV 1 GHz
32-bit of 64-bit processor
of hoger
1 GB (2
GB)
16 GB
Ondersteuning voor grafische elementen van
DirectX
®
9 met 128 MB geheugen (om het
Aero-thema in te schakelen).
DVD-R/W-station
Windows
Server
®
2008 R2
Intel
®
Pentium
®
IV 1 GHz
(x86) of 1,4 GHz (x64)
processoren (2 GHz of
sneller)
512 MB
(2.048 MB)
10 GB
Internet Explorer
®
5.0 of hoger is minimaal vereist voor alle
Windows-besturingssystemen.
Er zijn
beheerdersrechten nodig om de software te kunnen
installeren.
Dit apparaat is compatibel met Windows Terminal Services.
Macintosh
BESTURINGSS
YSTEEM
Vereisten (aanbevolen)
Processor RAM
vrije
HDD-rui
mte
Mac OS X
10.3-10.4
Int
el
®
-processoren
Powe
rPC G4/
G5
1
28 MB voor een
PowerPC-gebase
erde Mac
(512 MB)
5
12 MB voor een
Mac op basis van
Intel (1 GB)
1 GB
Mac OS X 10.5
Intel
®
-processoren
86
7 MHz of
snellere Power
PC G4/G5
512 MB (1 GB) 1 GB
Mac OS X 10.6
Intel
®
-processoren
1 GB (2 GB) 1 GB
BESTURINGSS
YSTEEM
Vereisten (aanbevolen)
Processor RAM
vrije
HDD-rui
mte
Aan de slag_ 32
Linux
Item Vereisten (aanbevolen)
Besturingssyste
em
RedHat
®
Enterprise Linux WS 4, 5 (32/64 bits)
Fedora Core 2-10 (32/64 bit)
SuSE Linux 9.1 (32 bit)
OpenSuSE
®
9.2, 9.3, 10.0, 10.1, 10.2, 10.3, 11.0,
11.1 (32/64 bit)
Mandrake 10.0, 10.1 (32/64 bit)
Mandriva 2005, 2006, 2007, 2008, 2009 (32/64 bit)
Ubuntu 6.06, 6.10, 7.04, 7.10, 8.04, 8.1
0 (32/64 bit)
SuSE Linux Enterprise Desktop 9, 10 (32/64 bits)
Debian 3.1, 4.0, 5.0 (32/64 bit)
Processor
Pentium
®
IV 2.4 GHz (Intel Core™2)
RAM 512 MB (1.024 MB)
Vrije HDD-ruimte 1 GB (2 GB)
Het stuurprogramma installeren voor een
USB-apparaat
Een lokale printer is een printer die via een USB-kabel rechtstreeks op uw
computer is aangesloten. Als uw apparaat met een netwerk is verbonden,
slaat u de onderstaande stappen over en gaat u door met de installatie van
het stuurprogramma van het netwerkapparaat (zie "Het stuurprogramma
installeren voor een apparaat dat via he
t netwerk is aangesloten" op
pagina 40).
Gebruik alleen een USB-kabel die korter is dan 3 m.
Windows
U kunt de printersoftware installeren volgens de standaardmethode of de
aangepaste methode.
De meeste gebruikers die hun printer rechtstreeks aansluiten op hun
co
mputer gaan door met de volgende stappen. Alle onderdelen die
noodzakelijk zijn voor apparaatbewerkingen worden geïnstalleerd.
1. Zorg
ervoor dat het apparaat met de computer is verbonden en aan
staat.
Als tijdens de installatie het venster Wizard Nieuwe hardware
gevonden verschijnt, klikt u op Annuleren om het venster te
sluiten.
2. Plaats de meege
leverde cd-rom met software in het cd-romstation.
De cd-rom start automatisch op en
er verschijnt een
installatievenster.
Als het
installatievenster niet verschijnt, klikt u op Start en
vervolgens op Uitvoeren... Typ X:\Setup.exe, waarbij u "X" vervangt
door de letter van uw cd-romstation. Klik op OK.
In Win
dows Vista, Windows 7 of Windows Server 2008 R2 klikt u op
Start > Alle programma’s > Bureau-accessoires > Uitvoeren.
Typ X:\Setup.exe, w
aarbij u "X" vervangt door de letter van uw
cd-romstation, en klik op OK.
Als in Win
dows Vista, Windows 7 of Windows Server 2008 R2 het
venster Automatisch afspelen verschijnt, klikt u op Uitvoeren
Setup.exe in het veld Programma installeren of uitvoeren en
vervolgens op Doorgaan of Ja in het venster
Gebruikersaccountbeheer.
3. Se
lecteer Nu installeren.
Selecteer de gewenste taal in de vervolgkeuzelijst.
Bij CLP-325W(K)/CLP-326W hebt u ook toegang tot het menu
Draadloze verbindingen instellen en installeren. Met
Draadloze verbindingen instellen en installeren kunt u een
draadloos netwerk installeren om via een USB-kabel een
verbinding te maken met het apparaat (zie "Een draadloos
netwerk met USB-kabel instellen" op pagina 46).
De Ge
avanceerde installatie heeft twee opties: Aangepaste
installatie en Alleen software installeren. Als u Aangepaste
installatie kiest, kunt u de aansluiting van het apparaat
selecteren en kunt u kiezen welke componenten u wilt
installeren. Kiest u Alleen software installeren, dan kunt u de
bijgeleverde software (bijv. Smart Panel) installeren. Volg de
richtlijnen op het scherm.
4. L
ees de Gebruiksrechtovereenkomst en schakel het selectievakje Ik
aanvaard de bepalingen van de gebruiksrechtovereenkomst in. Klik
vervolgens op Volgende.
Het programma zoekt het apparaat.
Als het apparaat niet wordt gevonden in het netwerk, verschijnt het
volgende venster.
Aan de slag_ 33
Schakel deze optie in als u de software wilt installeren
zonder de printer aan te sluiten.
- Schake
l dit selectievakje in om dit programma te installeren
zonder dat een apparaat is aangesloten. In dit geval wordt
het venster voor het afdrukken van een testpagina
overgeslagen en wordt de installatie voltooid.
Op
nieuw zoeken
Wanneer u op deze knop drukt, verschijnt een venster met een
firewal
l-waarschuwing.
- Schakel de firewall uit en klik op Opnieuw zoeken. Klik in
Windows op Start > Configuratiescherm > Windows
Firewall en schakel deze optie uit. Voor andere
besturingssystemen raadpleegt u de onlinehandleiding.
- Schake
l ook de firewall van derde partijen uit. Raadpleeg
de handleiding van de desbetreffende programma’s.
Directe invoer
Als u op Directe
invoer klikt, kunt u een specifiek apparaat in
het netwerk zoeken.
- Z
oeken op IP-adres: geef het IP-adres of de hostnaam in.
Klik vervolgens op Volgende.
Druk een netwerkconfiguratierapport af om het IP-adres
van
uw apparaat te controleren (zie "Een rapport met
apparaatgegevens afdrukken" op pagina 80).
- Z
oeken op netwerkpad: om een gedeeld apparaat
(UNC-pad) te vinden, geeft u de gedeelde naam handmatig
in of zoekt u een gedeelde printer door te klikken op de
knop Bladeren. Klik vervolgens op Volgende.
Help
Als uw apparaat nog niet is aang
esloten op de computer of het
netwerk, kunt u met deze Help-knop gedetailleerde informatie
over de aansluiting van het apparaat weergeven.
5. De g
evonden apparaten worden op het scherm weergegeven. Selecteer
het gewenste apparaat en klik op Volgende.
Als het stuurprogramma slechts één apparaat gevonden heeft,
verschijnt het bevestigingsvenster.
6. Zodra de installatie is voltooid verschijnt er een venster met de vraag of
u een testpagina wilt afdrukken. Als u een testpagina wilt afdrukken, klikt
u op Een testpagina afdrukken.
In het andere geval klikt u gewoon op Volgende en gaa
t u naar stap 8.
7. Als d
e testpagina juist wordt afgedrukt klikt u op Ja.
Zo niet, klikt u op Nee om ze opni
euw af te drukken.
8. Al
s u uw apparaat op de website van Samsung wilt registreren, klikt u op
Online registratie.
Als de printer nog niet is aangesloten op de computer, klikt u op
Hoe een verbinding maken?. Bij Hoe een verbinding maken?
vindt u gedetailleerde informatie over het aansluiten van het
apparaat. Volg de instructies op het scherm.
9. Klik op Voltooien.
Als het printerstuurprogramma niet naar behoren werkt, volg dan de
onderstaande stappen om het te repareren of opnieuw te installeren.
a) Z
org ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en
aan staat.
b) Se
lecteer in het menu Start achtereenvolgens Programma’s of
Alle programma’s > Samsung Printers > naam van uw
printerstuurprogramma > Onderhoud.
c) Se
lecteer de gewenste optie en volg de instructies op het scherm.
Macintosh
De cd-rom met software die met uw apparaat werd meegeleverd bevat de
stuurprogrammabestanden waarmee u het CUPS- of
PostScript-stuurprogramma kunt gebruiken om af te drukken vanaf een
Macintosh-computer. (Deze mogelijkheid is alleen beschikbaar als u een
apparaat gebruikt dat het PostScript-stuurprogramma ondersteunt).
1. Z
org ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2. Pl
aats de meegeleverde cd-rom met software in het cd-romstation.
3. D
ubbelklik op het cd-rompictogram op het bureaublad van uw
Macintosh-computer.
4. D
ubbelklik op de map MAC_Installer.
5. D
ubbelklik op het pictogram Installer OS X.
6. Gee
f het wachtwoord in en klik op OK.
7. H
et venster van het installatieprogramma van Samsung wordt geopend.
Klik op Volgende => Ga door (10.4).
8. Lees de gebruiksrechtovereenkomst en klik op Volgende.
9. Klik op Akko
ord als u de gebruiksrechtovereenkomst aanvaardt.
10. Se
lecteer Eenvoudige installatie => Standardinstallatie (10.4) en klik
op Installeer. Eenvoudige installatie => Standardinstallatie (10.4)
wordt aanbevolen voor de meeste gebruikers. Alle onderdelen die
noodzakelijk zijn voor apparaatbewerkingen worden geïnstalleerd.
Als u Aa
ngepaste installatie => Maak installatie ongedaan (10.4)
selecteert, kunt u aangeven welke afzonderlijke onderdelen u wilt
installeren.
11. Klik op Vo
lgende => Ga door (10.4) als het bericht met de
waarschuwing dat alle toepassingen worden afgesloten op de computer
wordt weergegeven.
12. Se
lecteer het type installatie dat u wilt gebruiken en klik op OK.
Typ
ische installatie voor een lokale printer: hiermee installeert u
de standaardonderdelen voor een apparaat dat rechtstreeks op de
computer is aangesloten.
Typische installatie voor een netwerkprinter: hiermee installeert
u de software voor een apparaat in het netwerk. Het programma
SetIP wordt automatisch uitgevoerd. Als de netwerkgegevens voor
het apparaat al geconfigureerd zijn, sluit u het programma SetIP af.
Ga door met de volgende stap.
Aan de slag_ 34
Draadloze verbindingen instellen en installeren : Bij
CLP-325W(K)/CLP-326W hebt u ook toegang tot het menu
Draadloze verbindingen instellen en installeren. Met Draadloze
verbindingen instellen en installeren kunt u een draadloos
netwerk installeren via een USB-kabel die is aangesloten op het
apparaat (zie "Een draadloos netwerk met USB-kabel instellen" op
pagina 46).
13. Volg
de aanwijzingen op het scherm om de installatie te voltooien.
Wanneer de installatie is voltooid, klikt u op Sluit af of Start opnieuw.
14. Open de map Programma’s > Hulpprogramma’s >
Printerconfiguratie.
Voor Mac OS X
10.5-10.6 opent u de map Programma’s >
Systeemvoorkeuren en klikt u op Afdrukken en faxen.
15. Klik op Voeg toe in
de Printerlijst.
Voor
Mac OS X 10.5-10.6 klikt u op het pictogram +, waarna een
weergavevenster verschijnt.
16. In Mac OS X 10.3 selecteert u het tabblad USB.
Klik voor Mac
OS X10.4 op Standaardkiezer en zoek de
USB-verbinding.
Voor Mac OS X
10.5-10.6 klikt u op Standaard en zoekt u de
USB-verbinding.
17. Als
automatisch selecteren voor Mac OS X 10.3 niet goed werkt,
selecteert u Samsung in Printermodel en de naam van uw apparaat in
Modelnaam.
Als automatisch sele
cteren voor Mac OS X 10.4 niet goed werkt,
selecteert u Samsung in Druk af via en de naam van uw apparaat
in Model.
Voor Mac OS X
10.5-10.6: als Automatisch selecteren niet goed
werkt, selecteert u Selecteer besturingsbestand... en de naam van
uw apparaat in Druk af via.
Uw apparaat verschijnt in de Printerlijst en word
t ingesteld als
standaardprinter.
18. Klik op Voeg toe.
Als de printer niet correct werkt maakt u de installatie van het
stuurprogramma ongedaan en installeert u het opnieuw.
Doe het volgende om de installatie van het stuurprogramma voor
Macintosh ongedaan te maken.
a) Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
b) Plaats de meegeleverde cd-rom met software in het cd-romstation.
c) Dubb
elklik op het cd-rompictogram op het bureaublad van uw
Macintosh-computer.
d) Dubb
elklik op de map MAC_Installer.
e) Dubb
elklik op het pictogram Installer OS X.
f) Gee
f het wachtwoord in en klik op OK.
g) Het ve
nster van het installatieprogramma van Samsung wordt
geopend. Klik op Volgende => Ga door (10.4).
h) Lees de
gebruiksrechtovereenkomst en klik op Ga door.
i) Klik op Akk
oord als u akkoord gaat met de
gebruiksrechtovereenkomst.
j) Selecteer Installatie ongedaan maken => Maak installatie
ongedaan (10.4) en klik op Installatie ongedaan maken =>
Maak installatie ongedaan (10.4).
k) Op he
t computerscherm verschijnt een waarschuwing dat alle
toepassingen worden afgesloten. Klik op Volgende => Ga door
(10.4).
l) Nada
t de installatie ongedaan is gemaakt, klikt u op Afsluiten =>
Sluit af (10.4).
Linux
U moet Linux-softwarepakketten downloaden van de website van Samsung
om de printersoftware te installeren.
Volg de onderstaande stappen om de software te installeren.
Het Unified Linux-stuurprogramma installeren
1. Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2. Wan
neer het venster Administrator Login verschijnt, typt u root in
het veld Login en geeft u het systeemwachtwoord in.
U moet zich aanmelden als supergebruiker (root) om de
apparaatsoftware te installeren. Als u geen supergebruiker
bent, neemt u contact op met uw systeembeheerder.
3. Down
load het Unified Linux Driver-pakket van de website van
Samsung.
4. Klik met
de rechtermuisknop op het Unified Linux Driver-pakket en
pak het uit.
5. Dubb
elklik op cdroot > autorun.
6. Klik op Nex
t als het welkomstvenster verschijnt.
7. Klik op Finish als de installatie is voltooid.
Het installatieprogramma heeft het pictogram Unified Driver
C
onfigurator op het bureaublad geplaatst en de groep Unified Driver aan
het systeemmenu toegevoegd. Als u problemen ondervindt, raadpleegt
u de schermhulp. U opent de helpfunctie op het scherm via het
systeemmenu of vanuit het stuurprogrammapakket van
Windows-toepassingen, zoals Unified Driver Configurator.
Smart Panel installeren
1. Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2. Wanneer het venster Administrator Login verschijnt, typt u root in
het veld Login en geeft u het systeemwachtwoord in.
U moet zich aanmelden als supergebruiker (root) om de
apparaatsoftware te installeren. Als u geen supergebruiker
bent, neemt u contact op met uw systeembeheerder.
3. Down
load het Smart Panel-pakket van de website van Samsung.
4. Klik me
t uw rechtermuisknop op het Smart Panel-pakket en pak het
uit.
5. Dubb
elklik op cdroot > Linux > smartpanel > install.sh.
Het hulpprogramma Printerinstellingen installeren
1. Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten en
ingeschakeld is.
2. Wan
neer het venster Administrator Login verschijnt, typt u root in
het veld Login en geeft u het systeemwachtwoord in.
Aan de slag_ 35
U moet zich aanmelden als supergebruiker (root) om de
apparaatsoftware te installeren. Als u geen supergebruiker
bent, neemt u contact op met uw systeembeheerder.
3. Down
load het pakket met het hulpprogramma Printerinstellingen van
de website van Samsung.
4. Kl
ik met de rechtermuisknop op het pakket Printer Settings Utility
en decomprimeer het.
5. Dub
belklik op cdroot > Linux > psu > install.sh.
Als de printer niet correct werkt maakt u de installatie van het
stuurprogramma ongedaan en installeert u het opnieuw.
Volg de onderstaande stappen om het stuurprogramma voor Linux
te
verwijderen.
a) Zo
rg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten
en ingeschakeld is.
b) Wa
nneer het venster Administrator Login verschijnt, typt u
"root" in het veld Login en geeft u het systeemwachtwoord in.
U moet zich aanmelden als supergebruiker (root) om de
install
atie van de printersoftware ongedaan te maken. Als u
geen supergebruiker bent, neemt u contact op met uw
systeembeheerder.
c) Klik op he
t pictogram onderaan op het bureaublad. Als het
terminalvenster verschijnt, typt u het volgende:
[root@localhost root]#cd /opt/Samsung/mfp/uninstall/
[root@localhost uninstall]#./uninstall.sh
d) Klik op Un
install.
e) Klik op Nex
t.
f) Klik op Fi
nish.
Uw printer lokaal delen
Volg de onderstaande stappen om ervoor te zorgen dat computers uw
apparaat lokaal delen.
Als de hostcomputer via een USB-kabel re
chtstreeks op het apparaat is
aangesloten en met de lokale netwerkomgeving is verbonden, kan de
clientcomputer die met het lokale netwerk is verbonden het gedeelde
apparaat gebruiken om af te drukken via de hostcomputer.
2
1
1
Hostcomputer Een computer die rechtstreeks met het
apparaat is verbonden via een USB-kabel.
2
Clientcomputers Computers die gebruikmaken van het
apparaat dat gedeeld wordt via de
hostcomputer.
Windows
Instellen als hostcomputer
1. Installeer het stuurprogramma van de printer (zie "Het
stuurprogramma installeren voor een USB-apparaat" op pagina 32,
"Het stuurprogramma installeren voor een apparaat dat via het
netwerk is aangesloten" op pagina 40).
2. Klik op het me
nu Start in Windows.
3. In
Windows 2000 selecteert u Instellingen > Printers.
In
Windows XP/Server 2003 selecteert u Printers en
faxapparaten.
In Windows Server 2008/Vista selecteert u Configuratiescherm
> Hardware en geluiden > Printers.
In Win
dows 7 selecteert u Configuratiescherm > Apparaten en
printers.
In W
indows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm >
Hardware > Apparaten en printers.
4. Klik met uw rechtermuisknop op het pictogram van de printer.
5. In
Windows XP/Server 2003/Server 2008/Vista drukt u op
Eigenschappen.
In Windows 7 of Windows Server 2008 R2 selecteert u
Ei
genschappen van printer in de contextmenu’s.
Als bij het item Eigenschappen van printer het teken staat,
kunt u andere printerstuurprogramma’s voor de geselecteerde
printer selecteren.
6. Selectee
r het tabblad Delen.
7. Selecteer
Opties voor delen wijzigen.
8. Sc
hakel het selectievakje voor Deze printer delen in.
9. Vul het veld Sha
renaam in. Klik op OK.
Instellen als clientcomputer
1. Installeer het stuurprogramma van de printer (zie "Het
stuurprogramma installeren voor een USB-apparaat" op pagina 32,
"Het stuurprogramma installeren
voor een apparaat dat via het
netwerk is aangesloten" op pagina 40).
2. Klik op het menu Start in Windows.
3. Selecteer
Alle programma’s > Bureau-accessoires > Windows
Verkenner.
4. Gee
f het IP-adres van de hostcomputer in op de adresbalk en druk
op Enter op uw toetsenbord.
Als de hostcomputer om een Gebruikersnaam en
Wachtwoord vraagt, vult u de gebruikersnaam en het
wachtwoord van de hostcomputeraccount in.
5. Klik me
t uw rechtermuisknop op de gewenste printer en selecteer
Verbinding maken.
6. Klik op OK zodra het bericht verschijnt dat de installatie is voltooid.
7. Ope
n het bestand dat uw wilt afdrukken en begin met afdrukken.
Aan de slag_ 36
Macintosh
De volgende stappen gelden voor Mac OS X 10.5-10.6. Raadpleeg de
Help van Mac voor andere OS-versies.
Instellen als hostcomputer
1. Installeer het printerstuurprogramma (zie "Macintosh" op pagina 33).
2. Open de map Programma’s > Systeemvoorkeuren en klik op
Afdrukken en faxen.
3. Selecteer de printer die u wilt delen in de Printerlijst.
4. Selecteer Deel deze printer.
Instellen als clientcomputer
1. Installeer het printerstuurprogramma (zie "Macintosh" op pagina 33).
2. Open de map Programma’s > Systeemvoorkeuren en klik op
Afdrukken en faxen.
3. Klik op het pictogram "+".
Er verschijnt een weergavescherm met de naam van uw gedeelde
printer.
4. Selecteer uw apparaat en klik op Voeg toe.
Netwerkinstallatie (alleen bij CLP-320N(K)/CLP-321N/CLP-325W(K)/CLP-326W)_ 37
3.Netwerkinstallatie (alleen bij CLP-320N(K)/
CLP-321N/CLP-325W(K)/CLP-326W)
In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u het apparaat instelt dat via het netwerk aangesloten is en hoe u de
software instelt.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Netwerkomgeving
Introductie van handige netwerkprogramma’s
Een bedraad netwerk gebruiken
Het stuurprogramma installeren voor een apparaat dat via het netwerk is
aangesloten
Netwerkomgeving
U moet de netwerkprotocollen installeren op het apparaat om het als
netwerkprinter te kunnen gebruiken. U kunt de voornaamste
netwerkinstellingen opgeven via het bedieningspaneel van het apparaat of
met programma's waarmee u de netwerkinstellingen kunt wijzigen.
De volgende tabel toont de netwerkomgevingen die het apparaat
onder
steunt:
Item Vereisten
Netwerkinterface Ethernet 10/100 Base-TX
Draad
loos 802.11 b/g/n LAN (alleen
bij CLP-325W(K)/CLP-326W)
Netwerkbesturingssysteem Win
dows 2000/Server 2003/Server
2008/XP/Vista/7/Server 2008 R2
Diverse Linux-besturingssystemen
Ma
c OS X 10.3-10.6
Netwerkprotocollen TCP/IPv4
DHCP, BOOTP
DNS,
WINS, Bonjour, SLP, UPnP
Sta
ndard TCP/IP Printing (RAW),
LPR, IPP
SNMPv 1/2/3,
HTTP, IPSec
T
CP/IPv6 (DHCP, DNS, RAW, LPR,
SNMPv 1/2/3, HTTP, IPSec)
Zie "IPv6-configuratie" op pagina 39.
Draadloze
ne
twerkbeveiliging
Verificatie: open systeem, gedeelde
sleutel, WPA Personal, WPA2
Personal (PSK)
Code
ring: WEP64, WEP128, TKIP,
AES
Introductie van handige netwerkprogramma’s
Er zijn verschillende programma’s voorhanden om de netwerkinstellingen
op een eenvoudige manier op te geven in een netwerkomgeving. Vooral
voor de netwerkbeheerder is het mogelijk om meerdere apparaten op het
netwerk te beheren.
Stel het IP-adres in voor u de onderstaande programma’s in gebruik
neemt.
SyncThru™ Web Service
Een in de netwerkafdrukserver ingebouwde webserver laat u toe om:
N
etwerkparameters voor het apparaat te configureren zodat u een
verbinding kunt maken met diverse netwerkomgevingen.
Ap
paraatinstellingen aanpassen.
Zie "SyncThru™ Web Service gebruiken" op pagina 75.
SyncThru™ Web Admin Service
een webgebaseerd systeem voor printerbeheer voor netwerkbeheerders.
Met SyncThru™ Web Admin Service kunt u netwerkap
paraten op een
efficiënte manier beheren, op afstand
netwerkapparaten controleren en
problemen met netwerkapparaten oplossen vanaf iedere plek waar u via
internet toegang hebt tot het bedrijfsnetwerk. U kunt dit programma
downloaden van http://solution
.samsungprinter.com.
SetIP
Hulpprogramma waarmee u een netwerkinterface kunt selecteren en
handmatig IP-adressen kunt configureren voor gebruik met het TCP/
IP-protocol.
Zie
"IPv4 instellen met het programma SetIP (Windows)" op pagina 38.
Zie
"IPv4 instellen via het programma SetIP (Macintosh)" op pagina 38.
Zie
"IPv4 instellen via het programma SetIP (Linux)" op pagina 39.
TCP/IPv6 wordt niet door dit programma ondersteund.
Een bedraad netwerk gebruiken
U moet de netwerkprotocollen op uw apparaat instellen om het apparaat in
uw netwerk te kunnen gebruiken. In dit hoofdstuk leest u hoe u dit op een
eenvoudige manier kunt doen.
U kunt het netwerk gebruiken nadat u e
en netwerkkabel hebt aangesloten
op de overeenkomstige poort op uw computer.
Netwerkinstallatie (alleen bij CLP-320N(K)/CLP-321N/CLP-325W(K)/CLP-326W)_ 38
Een netwerkconfiguratierapport afdrukken
U kunt een netwerkconfiguratierapport afdrukken vanaf het
bedieningspaneel van het apparaat. In dit rapport worden de huidige
netwerkinstellingen van het apparaat weergegeven. Hiermee kunt u een
netwerk instellen en problemen oplossen.
Het rapport afdrukken:
Houd in de stand-bymodus de knop
(Annuleren) ongeveer 5 seconden
ingedrukt. In dit rapport vindt u het MAC-adres en IP-adres van uw
a
pparaat.
Bijvoorbeeld:
M
AC-adres: 00:15:99:41:A2:78
IP-ad
res: 192.0.0.192
IP-adres instellen
Eerst moet u een IP-adres instellen voor het beheren van en afdrukken over
het netwerk. In de meeste gevallen wordt een IP-adres automatisch
toegewezen door een DHCP-server (Dynamic Host Configuration Protocol
Server) die zich in het netwerk bevindt.
In een aantal gevallen moet u het IP-adres han
dmatig instellen. Men
spreekt dan van een statisch IP dat vaak om veiligheidsredenen verplicht is
in bedrijfsintranetten.
To
ewijzing van een IP-adres via DHCP: verbind uw apparaat met het
netwerk en wacht enkele minuten tot de DHCP-server een IP-adres
toewijst aan het apparaat. Druk vervolgens het
netwerkconfiguratierapport af zoals hierboven is uitgelegd. Als uit het
rapport blijkt dat het IP-adres gewijzigd is, is de toewijzing gelukt. Het
nieuwe IP-adres wordt vermeld in het rapport.
To
ewijzing van statisch IP-adres: met het programma SetIP kunt u het
IP-adres van uw computer wijzigen.
In een kantooromgeving raden we u aan om contact op te nemen met een
netwerkbeheerder die dit adres voor u kan instellen.
IPv4-configuratie
IPv4 instellen met het programma SetIP (Windows)
Met dit programma kunt u het IP-adres van uw apparaat handmatig
instellen met behulp van het MAC-adres om te communiceren met het
apparaat. Het MAC-adres is een hardwareserienummer van de
netwerkinterface dat u terugvindt in het netwerkconfiguratierapport
terugvindt.
Om het programma SetIP te gebruiken schakelt u de firewall op de
computer
uit voor u doorgaat met het volgende:
1. Openen Start > Configuratiescherm.
2. Dub
belklik op Beveiligingscentrum.
3. Klik op F
irewall.
4. Schakel
de firewall uit.
Het programma installeren
1. Plaats de cd-rom met printersoftware die met uw apparaat werd
meegeleverd in het cd-rom-station. Als de cd met stuurprogramma’s
automatisch wordt uitgevoerd, sluit u het venster.
2. Sta
rt Windows Verkenner en open station X (X staat voor de letter
die aan het cd-rom-station is toegewezen).
3. Dub
belklik op Application > SetIP.
4. Dub
belklik op Setup.exe om het programma te installeren.
5. Kies een
taal en klik op Next.
6. Volg
de aanwijzingen op het scherm om de installatie te voltooien.
Het programma starten
1. Verbind het apparaat met het netwerk door middel van een
netwerkkabel.
2. Zet het appa
raat aan.
3. Kies in het me
nu Start van Windows achtereenvolgens Alle
programma’s > Samsung Printers > SetIP > SetIP.
4. Klik op het pictogra
m (derde van links) in het venster SetIP om
het venster TCP/IP-instellingen te openen.
5. Gee
f de nieuwe apparaatgegevens op de volgende manier in het
configuratievenster in. In een bedrijfsintranet moeten deze gegevens
u mogelijk worden toegewezen door een netwerkbeheerder voor u
verder kunt gaan.
MAC Address: hiermee zoekt u het MAC-adres in het
netwerkconfiguratierapport en geeft u het vervolgens in
zonder dubbele punten. Voorbeeld: 00:15:99:29:51:A8 wordt dus
0015992951A8.
IP
Address: hiermee geeft u een nieuw IP-adres voor uw printer
in.
Als het IP-adres van uw computer b
ijvoorbeeld 192.168.1.150 is,
geef dan 192.168.1.X in ("X" is een getal tussen 1 en 254 dat
verschilt van het getal uit het adres van de computer).
Su
bnet Mask: hiermee geeft u een subnetmasker in.
Default Gateway: hiermee
geeft u een standaardgateway in.
6. Klik op Apply en vervolg
ens op OK. De printer zal het
netwerkconfiguratierapport automatisch afdrukken. Controleer of
alle instellingen juist zijn.
7. Klik op Exit om
het programma SetIP te sluiten.
8. In
dien nodig schakelt u opnieuw de firewall van de computer in.
IPv4 instellen via het programma SetIP (Macintosh)
Om het programma SetIP te gebruiken schakelt u de firewall op de
computer uit voor u doorgaat met het volgende:
Het pad en de gebruikersinterface kunnen verschillen afhankelijk
van de Mac OS-versie. Raadpleeg de handleiding van het Mac
OS.
1. Ope
n Systeemvoorkeuren.
2. Klik op Bevei
liging.
3. Klik op het me
nu Firewall.
4. Sch
akel de firewall uit.
Mogelijk wijken de volgende instructies af van die voor uw
printermodel.
Netwerkinstallatie (alleen bij CLP-320N(K)/CLP-321N/CLP-325W(K)/CLP-326W)_ 39
1. Verbind het apparaat met het netwerk door middel van een
netwerkkabel.
2. Plaats de installatie-cd en open het schijfvenster. Selecteer
vervolgens MAC_Installer > MAC_Printer > SetIP >
SetIPApplet.html.
3. Dub
belklik op het bestand en Safari zal automatisch worden
geopend. Selecteer vervolgens Vertrouw. De browser zal de pagina
SetIPApplet.html openen, waarop de naam en het IP-adres van de
printer worden weergegeven.
4. Klik op het pictogram (derde van links) in het venster SetIP om
het venster TCP/IP-instellingen te openen.
5. Ge
ef de nieuwe apparaatgegevens op de volgende manier in het
configuratievenster in. In een bedrijfsintranet moeten deze gegevens
u mogelijk worden toegewezen door een netwerkbeheerder voor u
verder kunt gaan.
MAC Addre
ss: hiermee zoekt u het MAC-adres in het
netwerkconfiguratierapport en geeft u het vervolgens in
zonder dubbele punten. Voorbeeld: 00:15:99:29:51:A8 wordt dus
0015992951A8.
IP Ad
dress: hiermee geeft u een nieuw IP-adres voor uw printer
in.
Als het IP-adres van uw computer b
ijvoorbeeld 192.168.1.150 is,
geef dan 192.168.1.X in ("X" is een getal tussen 1 en 254 dat
verschilt van het getal uit het adres van de computer).
Su
bnet Mask: hiermee geeft u een subnetmasker in.
Def
ault Gateway: hiermee geeft u een standaardgateway in.
6. Selecteer Apply, OK en
opnieuw OK. De printer zal het
configuratierapport automatisch afdrukken. Controleer of alle
instellingen juist zijn. Sluit Safari af. U mag de cd-rom met
installatiebestanden uit het cd-romstation halen. Indien nodig
schakelt u opnieuw de firewall van de computer in. Het IP-adres, het
subnetmasker en de gateway zijn nu gewijzigd.
IPv4 instellen via het programma SetIP (Linux)
Het programma SetIP zou tijdens de installatie van het
printerstuurprogramma automatisch geïnstalleerd moeten worden.
Het pad en de gebruikersinterface kunnen verschillen afhankelijk
van de Linux OS-versie. Raadpleeg de handleiding bij het
Linux-besturingssysteem om de firewall uit te schakelen.
1. Druk het configu
ratierapport van het apparaat af om het MAC-adres
van uw apparaat te vinden.
2. Open /opt/Samsung/mfp/share/utils/.
3. Dub
belklik op het bestand SetIPApplet.html.
4. Klik hie
r om het venster met TCP/IP-instellingen te openen.
5. Ge
ef het MAC-adres, het IP-adres, het subnetmasker en de
standaardgateway van de netwerkkaart in, en klik vervolgens op
Apply.
Laat bij het ingeven van het MAC-adres de dubbele punt (:)
weg.
6. Het apparaat drukt het netwerkconfiguratierapport af. Controleer of
alle instellingen juist zijn.
7. Sluit het SetIP-programma af.
IPv6-configuratie
TCP/IPv6 wordt alleen ondersteund in Windows Vista of recentere
versies.
Als het IPv6-netwerk niet lijkt te werken, zet u alle netwerkinstellingen
terug naar de fabrieksinstellingen en probeert u het opnieuw (zie
"Standaardfabrieksinstellingen terugzetten met SyncThru™ Web
Service" op pagina 40).
Om de IPv6-netwerkomgeving te gebruiken volgt u de onderstaande
procedure om het IPv6-adres te gebruiken.
Het apparaat wordt geleverd met IPv6 ingeschakeld.
1. Ve
rbind het apparaat met het netwerk door middel van een
netwerkkabel.
2. Schakel het apparaat in.
3. Dr
uk een netwerkconfiguratierapport af vanaf het bedieningspaneel
van het apparaat. In dit rapport worden de IPv6-adressen gecontroleerd.
4. Kies Start > C
onfiguratiescherm > Hardware en geluiden > Printers
> Printer toevoegen.
5. Klik op Een
lokale printer toevoegen in het venster Printer
toevoegen.
6. Volg de weergegeven instructies.
Als het apparaat niet werkt in de netwerkomgeving, activeer dan IPv6.
Zie het volgende deel.
Een netwerkconfiguratierapport afdrukken
U kunt een netwerkconfiguratierapport afdrukken vanaf het
bedieningspaneel van het apparaat. In dit rapport worden de huidige
netwerkinstellingen van het apparaat weergegeven. Dit zal u helpen bij
de installatie van een netwerk en het oplossen van problemen.
Het rapport afdrukken:
Houd in de stand-bymodus de knop
(Annuleren) ongeveer
5 seconden ingedrukt. In dit rapport vindt u het MAC-adres en IP-adres
va
n uw apparaat.
Bijvoorbeeld:
M
AC-adres: 00:15:99:41:A2:78
IP-ad
res: 192.0.0.192
IPv6-adressen instellen
Het apparaat ondersteunt de volgende IPv6-adressen voor het
afdrukken vanaf het netwerk en voor netwerkbeheer.
Link
-local Address: zelfgeconfigureerde lokale IPv6-adressen.
(Adres begint met FE80.)
Sta
teless Address: door een netwerkrouter automatisch
geconfigureerd IPv6-adres.
Stateful Address: door een DHCPv6-server geconfigureerd
IPv6-adres.
Ma
nual Address: door de gebruiker handmatig geconfigureerd
IPv6-adres.
Manual address-configuratie
1. Start een webbrowser zoals Internet Explorer die IPv6-adressering
als een URL ondersteunt (zie "SyncThru™ Web Service" op
pagina 37).
Voor IPv4 geeft u het IPv4-adres (http://xxx.xxx.xxx.xxx) in het
adresveld in en drukt u op de Enter-toets of klikt u op Ga naar.
2. Als het venster van de SyncThru™ Web Service wordt geopend,
klikt u op Network Settings.
3. Klik op T
CP/IPv6.
4. Sc
hakel Manual Address in de sectie TCP/IPv6 in.
Netwerkinstallatie (alleen bij CLP-320N(K)/CLP-321N/CLP-325W(K)/CLP-326W)_ 40
5. Selecteer het Address/Prefix en klik op de knop Add. Het
routerprefix zal automatisch ingegeven worden in het adresveld.
Geef de rest van het adres in. (bijv.: 3FFE:10:88:194::AAAA. "A" is
de hexadecimaal 0 tot 9, A tot F.)
6. Klik op de
knop Apply.
Het printerstuurprogramma installeren
De installatie van het stuurprogramma voor de netwerkprinter in een
IPv6-netwerkomgeving verloopt op dezelfde wijze als voor TCP/IPv4
(zie "Het stuurprogramma installeren voor een apparaat dat via het
netwerk is aangesloten" op pagina 40).
Selecteer de TCP/IP-poort en selecteer he
t IPv6-adres van uw apparaat
als de lijst met apparaten wordt weergegeven.
SyncThru™ Web Service gebruiken
1. Start een webbrowser (bijvoorbeeld Internet Explorer) die
IPv6-adressering als URL ondersteunt.
2. Sele
cteer een van de IPv6-adressen (Link-local Address,
Stateless Address, Stateful Address, Manual Address) uit het
netwerkconfiguratierapport.
3. Ge
ef de IPv6-adressen in (bijv.: http://[FE80::215:99FF:FE66:7701]).
De adressen moeten tussen "[]" haakjes worden geplaatst.
Standaardfabrieksinstellingen terugzetten met
SyncThru™ Web Service
1. Start een webbrowser zoals Internet Explorer, Safari of Firefox, en geef
in het browservenster het nieuwe IP-adres van uw apparaat in.
Bijvoorbeeld,
2. Klik op Ga naar om toegang te krijgen tot SyncThru™ Web Service.
3. Klik op
Login bovenaan rechts op de SyncThru™ Web Service-website.
Er verschijnt een aanmeldingspagina.
4. Typ uw ID en Pass
word en klik vervolgens op Login.
Als u zich voor het eerst aanmeldt bij SyncThru™ Web Service, typt u
ond
erstaande standaard-ID en wachtwoord.
ID: admin
Pass
word: sec00000
5. Wan
neer het venster SyncThru™ Web Service wordt geopend, klikt u
op Settings > Network Settings > Restore Default.
6. Klik op Clear voo
r het netwerk.
7. Sch
akel het apparaat uit en weer in om de instellingen toe te passen.
Het stuurprogramma installeren voor een
apparaat dat via het netwerk is aangesloten
U moet de printerstuurprogrammasoftware voor afdrukken installeren. De
software bestaat uit stuurprogramma’s, toepassingen en andere
gebruiksvriendelijke programma’s.
Controleer of de netwerkinstallatie voor uw apparaat is voltooid. Sluit alle
toe
passingen op uw computer af voor u met de installatie begint.
Windows
Deze installatie is aanbevolen voor de meeste gebruikers. Alle onderdelen
die noodzakelijk zijn voor apparaatbewerkingen worden geïnstalleerd.
Volg de onderstaande stappen:
1. Z
org ervoor dat het apparaat met het netwerk is verbonden en aan staat.
2. Pl
aats de meegeleverde cd-rom met software in het cd-romstation.
De cd-rom
start automatisch op en er verschijnt een
installatievenster.
Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op Start en
vervolgens op Uitvoeren... Typ X:\Setup.exe, waarbij u "X" vervangt
door de letter van uw cd-romstation. Klik op OK.
In
Windows Vista, Windows 7 en Windows Server 2008 R2 klikt u op
Start > Alle programma’s > Bureau-accessoires > Uitvoeren.
Typ X:\Setup.exe, waarbij u "X" vervangt door de letter van uw
cd-romstation, en klik op OK.
Als i
n Windows Vista, Windows 7 en Windows Server 2008 R2 het
venster Automatisch afspelen verschijnt, klikt u op Uitvoeren
Setup.exe in het veld Programma installeren of uitvoeren en
vervolgens op Doorgaan of Ja in het venster
Gebruikersaccountbeheer.
3. Se
lecteer Nu installeren.
Selecteer de gewenste taal in de vervolgkeuzelijst.
Bij CLP-325W(K)/ hebt u ook toegang tot het menu Draadloze
verbindingen instellen en installeren. Met Draadloze
verbindingen instellen en installeren kunt u een draadloos
netwerk installeren om via een USB-kabel een verbinding te
maken met het apparaat (zie "Een draadloos netwerk met
USB-kabel instellen" op pagina 46).
De Ge
avanceerde installatie heeft twee opties: Aangepaste
installatie en Alleen software installeren. Als u Aangepaste
installatie kiest, kunt u de aansluiting van het apparaat
selecteren en kunt u kiezen welke componenten u wilt
installeren. Kiest u Alleen software installeren, dan kunt u de
bijgeleverde software (bijv. Smart Panel) installeren. Volg de
richtlijnen op het scherm.
Netwerkinstallatie (alleen bij CLP-320N(K)/CLP-321N/CLP-325W(K)/CLP-326W)_ 41
4. Lees de Gebruiksrechtovereenkomst en schakel het selectievakje Ik
aanvaard de bepalingen van de gebruiksrechtovereenkomst in. Klik
vervolgens op Volgende.
Het programma zoekt het apparaat.
Als het apparaat niet in het netwerk of lokaal wordt gevonden,
verschijnt het volgende venster.
Schakel deze optie in als u de software wilt installeren
zonder de printer aan te sluiten.
- Schakel dit selectievakje in om dit programma te installeren
zonder dat een apparaat aangesloten is. In dit geval wordt
het venster voor het afdrukken van een testpagina
overgeslagen en wordt de installatie voltooid.
Op
nieuw zoeken
Wanneer u op deze knop klikt, verschijnt een venster met een
firewal
l-waarschuwing.
- Sch
akel de firewall uit en klik op Opnieuw zoeken. Klik in
Windows op Start > Configuratiescherm > Windows
Firewall en schakel deze optie uit. Voor andere
besturingssystemen raadpleegt u de on-linehandleiding.
- Schake
l ook de firewall van programma’s van derden uit.
Raadpleeg de handleiding voor de desbetreffende
programma’s.
Dir
ecte invoer
Als u op D
irecte invoer klikt, kunt u een specifiek apparaat in
het netwerk zoeken.
- Zoeken op IP-adres: geef het IP-adres of de hostnaam in.
Vervolgens klikt u op Volgende.
Druk een netwerkconfiguratierapp
ort af om het IP-adres
van uw apparaat te controleren (zie "Een rapport met
apparaatgegevens afdrukken" op pagina 80).
- Zo
eken op netwerkpad: om een gedeeld apparaat
(UNC-pad) te vinden, geeft u de gedeelde naam handmatig
in of zoekt u een gedeelde printer door op Bladeren te
klikken. Vervolgens klikt u op Volgende.
Help
Als uw apparaat nog niet is aange
sloten op de computer of het
netwerk, kunt u met deze Help-knop gedetailleerde informatie
over de aansluiting van het apparaat weergeven.
5. D
e gevonden apparaten worden op het scherm weergegeven. Selecteer
het gewenste apparaat en klik op Volgende.
Als het stuurprogramma slechts één apparaat gevonden heeft,
verschijnt het bevestigingsvenster.
6. Zodra de installatie is voltooid verschijnt er een venster met de vraag of
u een testpagina wilt afdrukken. Als u een testpagina wilt afdrukken, klikt
u op Een testpagina afdrukken.
In het andere geval klikt u gewoon op Volgende
en gaat u naar stap 8.
7. Al
s de testpagina juist wordt afgedrukt klikt u op Ja.
Zo niet, klikt u op Ne
e om ze opnieuw af te drukken.
8. Al
s u uw apparaat op de website van Samsung wilt registreren, klikt u op
Online registratie.
Als de printer nog niet is aangesloten op de computer, klikt u op
Hoe een verbinding maken?. Bij Hoe een verbinding maken?
vindt u gedetailleerde informatie over het aansluiten van het
apparaat. Volg de instructies op het scherm.
9. Klik op Voltooien.
Na installatie van het stuurprogramma mag u de firewall
inschakelen.
Al
s het printerstuurprogramma niet naar behoren werkt, volg dan
de onderstaande stappen om het te repareren of opnieuw te
installeren.
a) Zorg
ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten
en aan staat.
b) Selecteer in
het menu Start achtereenvolgens Programma’s
of Alle programma’s > Samsung Printers > naam van uw
printerstuurprogramma > Onderhoud.
c) Selecteer de
gewenste optie en volg de instructies op het
scherm.
Macintosh
1. Zorg ervoor dat het apparaat met uw netwerk is verbonden en aan staat.
Het IP-adres van uw apparaat moet ook reeds zijn ingesteld.
2. Pl
aats de meegeleverde cd-rom met software in het cd-romstation.
3. D
ubbelklik op het cd-rompictogram op het bureaublad van uw
Macintosh-computer.
4. Dubbelklik op de map MAC_Installer.
5. D
ubbelklik op het pictogram Installer OS X.
6. Gee
f het wachtwoord in en klik op OK.
Netwerkinstallatie (alleen bij CLP-320N(K)/CLP-321N/CLP-325W(K)/CLP-326W)_ 42
7. Het venster van het installatieprogramma van Samsung wordt geopend.
Klik op Ga door.
8. Lees de gebruiksrechtovereenkomst en klik op Volgende.
9. Klik op Akkoord als u de gebruiksrechtovereenkomst aanvaardt.
10. Selecteer Standardinstallatie en klik op Installeer. Eenvoudige
installatie => Standardinstallatie (10.4) wordt aanbevolen voor de
meeste gebruikers. Alle onderdelen die noodzakelijk zijn voor
apparaatbewerkingen worden geïnstalleerd.
Als u Maak installatie ongedaan selecteert kunt u aangeven welke
afzonderlijke onderdelen u wilt installeren.
11. Het bericht met de waarschuwing dat alle toepassingen worden
afgesloten wordt op de computer weergegeven. Klik op Ga door.
12. Selecteer het type installatie dat u wilt gebruiken en klik op OK.
Typische installatie voor een lokale printer: hiermee installeert u
de standaardonderdelen voor een apparaat dat rechtstreeks op de
computer is aangesloten.
Typische installatie voor een netwerkprinter: hiermee installeert
u de software voor een apparaat in het netwerk. Het programma
SetIP wordt automatisch uitgevoerd. Als de netwerkinformatie voor
het apparaat al geconfigureerd is, sluit u het programma SetIP af. Ga
door met de volgende stap.
Draadloze verbindingen instellen en installeren : Bij
CLP-325W(K)/CLP-326W hebt u ook toegang tot het menu
Draadloze verbindingen instellen en installeren. Met Draadloze
verbindingen instellen en installeren kunt u een draadloos
netwerk installeren via een USB-kabel die is aangesloten op het
apparaat (zie
"Een draadloos netwerk met USB-kabel instellen" op
pagina 46).
13. Volg de aanwijzingen op het scherm om de installatie te voltooien.
Wanneer de installatie is voltooid, klikt u op Sluit af of Start opnieuw.
14. Open de map Programma’s > Hulpprogramma’s >
Printerconfiguratie.
Voor Mac OS X 10.5-10.6 opent u de map Programma’s >
Systeemvoorkeuren en klikt u op Afdrukken en faxen.
15. Klik op Voeg toe in de Printerlijst.
In Mac OS X 10.5-10.6 klikt u op het "+"-pictogram, waarna een
weergavevenster verschijnt.
16. Voor Mac OS X 10.3 selecteert u het tabblad Afdrukken via IP.
In Mac OS X 10.4 klikt u op IP-printer.
Voor Mac OS X 10.5-10.6 klikt u op IP.
17. Selecteer Socket/HP Jet Direct in Printertype.
Als u een document van vele pagina’s afdrukt, kunt u de prestaties
van de printer verbeteren door Socket te kiezen bij de opties bij
Printertype.
18. Typ het IP-adres van het apparaat in het vak Printeradres.
19. Typ de wachtrijnaam in het vak Naam wachtrij. Als u de wachtrijnaam
voor uw apparaatserver niet kunt bepalen probeert u eerst de
standaardwachtrij.
20. Als automatisch selecteren voor Mac OS X 10.3 niet goed werkt,
selecteert u Samsung in Printermodel en de naam van uw apparaat in
Modelnaam.
Als automatisch selecteren voor Mac OS X 10.4 niet goed werkt,
selecteert u Samsung in Druk af via en de naam van uw apparaat
in Model.
Als de automatische selectiefunctie niet goed werkt in Mac OS X
10.5-10.6, selecteert u Selecteer besturingsbestand... en de naam
van uw printer in Druk af via.
Uw apparaat verschijnt in de Printerlijst en wordt ingesteld als
standaardprinter.
21. Klik op Voeg toe.
Als de printer niet correct werkt maakt u de installatie van het
stuurprogramma ongedaan en installeert u het opnieuw.
Doe het volgende om de installatie van het stuurprogramma voor
Macintosh ongedaan te maken.
a) Zorg ervoor dat het apparaat op uw computer is aangesloten
en ingeschakeld is.
b) Plaats de meegeleverde cd-rom met software in het
cd-romstation.
c) Dubbelklik op het cd-rompictogram op het bureaublad van uw
Macintosh-computer.
d) Dubbelklik op de map MAC_Installer.
e) Dubbelklik op het pictogram Installer OS X.
f) Geef het wachtwoord in en klik op OK.
g) Het venster van het installatieprogramma van Samsung wordt
geopend. Klik op Ga door.
h) Lees de gebruiksrechtovereenkomst en klik op Ga door.
i) Klik op Akkoord als u de gebruiksrechtovereenkomst
aanvaardt.
j) Selecteer Installatie ongedaan maken => Maak installatie
ongedaan (10.4) en klik op Installatie ongedaan maken =>
Maak installatie ongedaan (10.4).
k) Het bericht met de waarschuwing dat alle toepassingen op de
computer worden afgesloten verschijnt. Klik op Ga door.
l) Nadat de installatie ongedaan is gemaakt, klikt u op Sluit af.
Linux
U moet Linux-softwarepakketten downloaden van de website van Samsung
om de printersoftware te installeren.
Andere software installeren:
Zie "Smart Panel installeren" op pagina 34.
Zie "Het hulpprogramma Printerinstellingen installeren" op
pagina 34.
Het Unified Linux-stuurprogramma installeren
1. Zorg ervoor dat het apparaat met uw netwerk is verbonden en aan
staat. Het IP-adres van uw apparaat moet ook reeds zijn ingesteld.
2. Download het Unified Linux Driver-pakket van de website van
Samsung.
3. Klik met de rechtermuisknop op het Unified Linux Driver-pakket en
pak het uit.
4. Dubbelklik op cdroot > autorun.
5. Het venster van het installatieprogramma van Samsung wordt
geopend. Klik op Continue.
6. Het venster van de Add printer wizard gaat open. Klik op Next.
7. Selecteer Netwerkprinter en klik op de knop Search.
8. Het IP-adres en de modelnaam van de printer verschijnen in de lijst.
9. Selecteer uw apparaat en klik op Next.
10. Geef de printerbeschrijving in en klik op Next.
11. Wanneer de printer is toegevoegd, klikt u op Finish.
12. Nadat de installatie is voltooid, klikt u op Finish.
Netwerkinstallatie (alleen bij CLP-320N(K)/CLP-321N/CLP-325W(K)/CLP-326W)_ 43
Een netwerkprinter toevoegen
1. Dubbelklik op Unified Driver Configurator.
2. Klik op Add Printer….
3. Het venster Add printer wizard wordt geopend. Klik op Next.
4. Selecteer Network printer en klik op de knop Search.
5. Het IP-adres en de modelnaam van de printer verschijnen in de lijst.
6. Selecteer uw apparaat en klik op Next.
7. Geef de printerbeschrijving in en klik op Next.
8. Wanneer de printer is toegevoegd, klikt u op Finish.
Draadloos netwerk instellen (alleen CLP-325W(K)/CLP-326W)_ 44
4.Draadloos netwerk instellen
(alleen CLP-325W(K)/CLP-326W)
In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u het met het draadloze netwerk verbonden apparaat en de software
instelt.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Aan de slag
Het type draadloze netwerkinstallatie kiezen
Een draadloos netwerk instellen met de knop WPS
Een draadloos netwerk instellen via de computer
De installatie voltooien
Het Wi-Fi-netwerk in- of uitschakelen
Problemen oplossen
Zie de volgende hoofdstukken voor meer informatie over de
netwerkomgeving, netwerkprogramma’s en de installatie van het
stuurprogramma van een met een netwerk verbonden apparaat:
Zie
"Netwerkomgeving" op pagina 37.
Zie
"Introductie van handige netwerkprogramma’s" op pagina 37.
Zie
"Het stuurprogramma installeren voor een apparaat dat via het
netwerk is aangesloten" op pagina 40.
Aan de slag
Uw netwerkverbinding kiezen
Normaal is er tussen uw computer en printer maar één verbinding tegelijk
mogelijk. Er zijn twee typen netwerkverbindingen:
Draad
loos netwerk zonder toegangspunt (ad-hocmodus)
Draad
loos netwerk met toegangspunt (infrastructuurmodus)
Infrastructuurmodus
Deze modus wordt doorgaans gebruikt in
woningen, kleine kantoren en thuiskantoren. In
deze modus verloopt de communicatie met de
draadloze printer via een toegangspunt.
Zie
"Het apparaat aansluiten op een draadloos
netwerk met een toegangspunt (Windows)" op
pagina 46.
Zie
"Het apparaat aansluiten op een draadloos
netwerk met een toegangspunt (Macintosh)"
op pagina 49.
Ad-Hocmodus
In deze modus wordt er geen toegangspunt
gebruikt. De draadloze computer en het draadloze
apparaat communiceren rechtstreeks met elkaar.
Zie
"De printer aansluiten op een draadloos
ad-hocnetwerk (Windows)" op pagina 47.
Zie "De printer aansluiten op een draadloos
ad-hocnetwerk (Macintosh)" op pagina 50.
Nadat u uw configuratie hebt gekozen, volgt u de eenvoudige
instructies voor uw besturingssysteem. Zorg dat u de bij het apparaat
geleverde software-cd bij de hand hebt voordat u verder gaat.
Naam van draadloos netwerk en netwerksleutel
Draadloze netwerken vereisen een hoger beveiligingsniveau. Als u voor het
eerst een toegangspunt installeert, worden een netwerknaam (SSID),
beveiligings-ID en netwerksleutel voor het netwerk gegenereerd. Zoek deze
gegevens op voordat u verder gaat met de installatie van de printer.
Het type draadloze netwerkinstallatie kiezen
Er zijn diverse manieren om het draadloze netwerk zo te installeren dat het
verbinding maakt met het apparaat. U kunt een draadloos netwerk
installeren via het bedieningspaneel van het apparaat of via de computer.
De meeste gebruikers raden wij aan de knop WPS ( ) te gebruiken
voor het configureren van de instellingen voor het draadloze netwerk.
Via het bedieningspaneel
WPS ( ) : als uw apparaat en een toegangspunt (of draadloze router)
WPS (Wi-Fi Protected Setup™) ondersteunen, kunt u de draadloze
netwerkinstellingen eenvoudigweg configureren door te drukken op de
knop WPS ( ) op het bedieningspaneel. (Zie "Een draadloos netwerk
instellen met de knop WPS" op pagina 45.)
Via de computer
Wij raden aan een USB-kabel te gebruiken met het programma dat op
de meegeleverde cd met software staat.
Met ee
n USB-kabel: u kunt een draadloos netwerk instellen met
behulp van het programma op de bijgeleverde cd met software. Alleen
de besturingssystemen Windows en Macintosh worden ondersteund
(zie "Een draadloos netwerk met USB-kabel instellen" op pagina 46).
U kunt een draadloos netwerk ook met behulp van een USB-kabel
installeren via Hulpprogramma Printerinstellingen nadat u het
stuurprogramma hebt geïnstalleerd (dit werkt onder Windows en
Macintosh).
Met ee
n netwerkkabel: u kunt een draadloos netwerk instellen met
behulp van het programma SyncThru™ Web Service (zie "Een
draadloos netwerk met netwerkkabel instellen" op pagina 51).
Draadloos netwerk instellen (alleen CLP-325W(K)/CLP-326W)_ 45
Een draadloos netwerk instellen met de knop
WPS
U kunt een draadloos netwerk installeren met behulp van de knop WPS
( ).
Nadat u verbinding hebt gemaakt met het draadloze netwerk, moet u
een stuurprogramma installeren waarmee u kunt afdrukken vanuit een
toepassing (zie "Het stuurprogramma installeren voor een apparaat
dat via het netwerk is aangesloten" op pagina 40).
Een draadloos netwerk instellen met de knop WPS
Als uw apparaat en een toegangspunt (of draadloze router) WPS (Wi-Fi
Protected Setup™) ondersteunen, kunt u de draadloze netwerkinstellingen
eenvoudigweg configureren door te drukken op de knop WPS (
) op het
bedieningspaneel.
Als u het draadloze netwerk wilt gebruiken in de infrastructuurmodus,
koppelt u de netwerkkabel los van het apparaat. Het is afhankelijk van
het toegangspunt (of de draadloze router) dat u gebruikt of u op de
knop WPS(PBC) moet drukken of het PIN-nummer moet invoeren op
de computer om verbinding te maken met het toegangspunt.
Raadpleeg de gebruikershandleiding bij het toegangspunt (of de
draadloze router) die u gebruikt voor meer informatie.
Wat u nodig hebt
U moet ervoor zorgen dat de volgende items gereed zijn voor gebruik:
Con
troleer of het toegangspunt (of de draadloze router) WPS (Wi-Fi
Protected Setup™) ondersteunt.
Con
troleer of uw apparaat WPS (Wi-Fi Protected Setup™)
ondersteunt.
Netwerkcompu
ter (alleen in de PIN-modus)
Uw netwerkverbinding kiezen
U kunt het apparaat op twee manieren verbinding met een draadloos
netwerk laten maken met behulp van de knop WPS ( ) op het
bedieningspaneel.
Bij de methode PBC (Push Button Configuration) kunt u uw apparaat
met een draadloos netwerk verbinden door op de knop WPS ( ) te
drukken op het bedieningspaneel van het apparaat en op de knop WPS
(PBC
) te drukken op een toegangspunt (of draadloze router) met
WPS-functionaliteit (Wi-Fi Protected Setup™).
Met de methode PI
N (Personal Identification Number) verbindt u uw
apparaat met een draadloos netwerk door de verstrekte PIN-gegevens
in te geefen op een toegangspunt (of draadloze router) met WPS (Wi-Fi
Protected Setup™)-functionaliteit.
De fabrieksinstelling van uw apparaat is de PBC-modus. Dit
is de
aanbevolen instelling voor een gemiddeld draadloos netwerk.
Verbinding maken met een draadloos netwerk in de
PBC-modus
Voer de volgende stappen uit om uw apparaat verbinding te laten
maken met het draadloze netwerk in de PBC-modus:
U moet de status van de draadloos-LED controleren.
1. Hou
d de knop WPS ( ) op het bedieningspaneel ingedrukt totdat
de status-LED snel begint te
knipperen (na ongeveer 2 - 4
seconden).
:
Het lampje van de draadloos-LED knippert langzaam. Het
apparaat begint verbinding te maken met het draadloze netwerk.
De LED knippert maximaal twee minuten langzaam tot u op de
PBC-knop op een toegangspunt (of draadloze router) drukt.
2. : Druk op de knop WPS (PBC) op het toegangspunt (of de
draadloze router).
De draadloos-LED begint te knipperen:
a) : Het lampje van de draadloos-LED knippert snel. Het
apparaat is bezig verbinding te maken met een toegangspunt (of
draadloze router).
b) :
Wanneer het apparaat is verbonden met het draadloze
netwerk, brandt het lampje van de draadloos-LED
ononderbroken.
Verbinding maken met een draadloos netwerk in de
PIN-modus
Als u uw apparaat wilt aansluiten op het draadloze netwerk, volgt u de
volgende stappen:
U moet de status van de draadloos-LED controleren.
1. Het n
etwerkconfiguratierapport met het PIN-nummer moet worden
afgedrukt.
Houd in de stand-bymodus de knop Annuleren ( ) op het
bedieningspaneel ca. 5 seconden ingedrukt. Het PIN-nummer van
uw apparaat wordt weergegeven.
2. Houd
de knop WPS ( ) op het bedieningspaneel ingedrukt totdat
de status-LED snel gaat branden (na 4 seconden).
: Het lampje van de draadloos-LED knippert langzaam. Het
apparaat begint verbinding te maken met het toegangspunt (of
draadloze router).
3. U
moet binnen twee minuten de achtcijferige PIN-code ingeven op
de computer die is aangesloten op het toegangspunt (of de
draadloze router).
De LED knippert maximaal twee minuten langzaam tot u de
achtcijferig
e PIN-code ingeeft
De draadloos-LED begint te knipperen:
a) :
Het lampje van de draadloos-LED knippert snel. Het
apparaat is bezig verbinding te maken met het toegangspunt (of
de draadloze router).
b) :
Wanneer het apparaat is verbonden met het draadloze
netwerk, brandt het lampje van de draadloos-LED
ononderbroken.
Opnieuw verbinding maken met het draadloze netwerk
Wanneer de draadloosfunctie is uitgeschakeld, probeert het apparaat
automatisch opnieuw een verbinding tot stand te brengen met het
toegangspunt (of de draadloze router) met behulp van de eerder
gebruikte instellingen voor de draadloze verbinding en het adres.
In de volgende gevallen maakt het apparaat automatisch een
nieuwe verbinding met het draadloze netwerk:
Het apparaat wordt uit- en weer aangezet.
Het toe
gangspunt (of de draadloze router) wordt uit- en weer
ingeschakeld.
Draadloos netwerk instellen (alleen CLP-325W(K)/CLP-326W)_ 46
Het verbindingsproces met een draadloos netwerk
annuleren
U kunt het tot stand brengen van een verbinding met het draadloze
netwerk annuleren door tijdens dit proces op de knop Annuleren (
)
op het bedieningspaneel te drukken en deze vervolgens los te laten.
Wacht 2 minuten voordat u opnieuw verbinding met het draadloze
netwerk probeert te maken.
De verbinding met een draadloos netwerk verbreken
U kunt de verbinding met het draadloze netwerk verbreken door langer
dan 2 seconden op de knop WPS ( ) op het bedieningspaneel te
drukken.
Wa
nneer het Wi-Fi-netwerk niet-actief is: de verbinding tussen
het apparaat en het draadloze netwerk wordt onmiddellijk verbroken
en de draadloos-LED is uit.
Wa
nneer het Wi-Fi-netwerk in gebruik is: zolang het apparaat
wacht tot de huidige taak is afgerond, knippert het lampje van de
draadloos-LED snel. Vervolgens wordt de verbinding met het
draadloze netwerk automatisch verbroken. De draadloos-LED is uit.
Wanneer de verbinding met het Wi-Fi-netwerk is verbroken, drukt
u op de knop WPS ( ) op het bedieningspaneel. Het
Wi-Fi-netwerk is ingeschakeld en er wordt een draadloze
verbin
ding ingesteld.
Een draadloos netwerk instellen via de computer
U kunt een draadloos netwerk installeren met behulp van een USB-kabel of
een netwerkkabel die op de computer is aangesloten.
Een draadloos netwerk met USB-kabel instellen
Neem contact op met uw netwerkbeheerder of de persoon die uw
draadloos netwerk heeft ingesteld voor informatie over uw
netwerkconfiguratie.
Het apparaat aansluiten op een draadloos netwerk met
een toegangspunt (Windows)
Wat u nodig hebt
Zorg dat de volgende items beschikbaar zijn.
To
egangspunt.
N
etwerkcomputer
Softw
are-cd die bij het apparaat is geleverd
Het appa
raat met daarop een draadloos-netwerkinterface
geïnstalleerd
USB-kabel.
Infrastructuurnetwerken in Windows instellen
Als deze items beschikbaar zijn, gaat u als volgt te werk:
1. Con
troleer of de USB-kabel op de printer is aangesloten.
2. Ze
t de computer, het toegangspunt en het apparaat aan.
3. Plaa
ts de meegeleverde cd-rom met software in het cd-rom-station.
De
software-cd start automatisch en er verschijnt een
installatievenster.
Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op Start en
vervolgens op Uitvoeren. Typ X:\Setup.exe, waarbij u "X"
vervangt door de letter van uw cd-romstation. Klik op OK.
Klik in Wi
ndows Vista, Windows 7 of Windows Server 2008 R2
klikt op Start > Alle programma’s > Bureau-accessoires >
Uitvoeren.
Typ X:\Setup.exe, w
aarbij u "X" vervangt door de letter van het
cd-romstation, en klik op OK.
Als in Win
dows Vista, Windows 7 en Windows Server 2008 R2
het venster Automatisch afspelen verschijnt, klikt u op
Uitvoeren Setup.exe in het veld Programma installeren of
uitvoeren en vervolgens op Doorgaan of Ja in het venster
Gebruikersaccountbeheer.
4. Selectee
r de optie Draadloze verbindingen instellen en
installeren.
Nu installeren: als u al een draadloos netwerk hebt ingesteld,
klikt u op deze knop om het printerstuurprogramma te installeren,
zodat u de draadloze netwerkprinter kunt gebruiken. Als u nog
geen draadloos netwerk hebt ingesteld, klikt u op de knop
Draadloze verbindingen instellen en installeren om een
draadloos netwerk in te stellen. Klik daarna op de knop Nu
installeren.
Dra
adloze verbindingen instellen en installeren: configureer
de draadloze netwerkinstellingen van uw apparaat en installeer
vervolgens het printerstuurprogramma met behulp van de
USB-kabel. Alleen voor gebruikers die nog geen draadloos
netwerk hebben ingesteld.
5. Lee
s de Gebruiksrechtovereenkomst en kies Ik aanvaard de
bepalingen van de gebruiksrechtovereenkomst. Klik vervolgens
op Volgende.
6. De softwa
re zoekt het draadloze netwerk.
Als het draadloze netwerk niet wordt gevonden, controleert u
of de USB-kabel tussen de computer en de printer goed is
aangesloten en volgt u de instructies in het venster.
7. Na
de zoekactie bevat het venster de apparaten voor het draadloze
netwerk. Selecteer de naam (SSID) van het toegangspunt dat u
gebruikt en klik op Volgende.
Als u de gewenste netwerknaam niet kunt vinden of als u de
draadloze configuratie handmatig wilt instellen, klikt u op
Geavanceerde instelling.
Voe
r de naam van het draadloze netwerk in: Ttp de
SSID van het gewenste toegangspunt (de SSID is
hoofdlettergevoelig).
We
rkingsmodus: selecteer Infrastructuur.
Verificatie: selecteer een verificatietype.
Open syst.: verificatie wordt niet gebruikt en codering
wordt al da
n niet gebruikt, afhankelijk van de behoefte aan
gegevensbeveiliging.
Draadloos netwerk instellen (alleen CLP-325W(K)/CLP-326W)_ 47
Ged. sleutel: Verificatie wordt gebruikt. Een apparaat met
de juiste WEP-sleutel heeft toegang tot tot het netwerk.
WPA Privé of WPA2 Privé: Selecteer deze optie om de
afdrukserver te verifiëren op basis van een vooraf gedeelde
WPA-sleutel. Hierbij wordt een gedeelde geheime sleutel
gebruikt (de zogenaamde vooraf gedeelde wachtwoordzin),
die handmatig wordt geconfigureerd op het toegangspunt
en elk van de bijbehorende clients.
Codering: selecteer de codering (Geen, WEP64,
WEP128, TKIP, AES, TKIP AES).
Netwerksleutel: geef de sleutelwaarde van de
netwerkcodering in.
Netwerksleutel bevestigen: bevestig de sleutelwaarde
van de netwerkcodering.
WEP-sleutelindex: als u WEP-codering gebruikt,
selecteert u de juiste WEP-sleutelindex.
Als het toegangspunt beveiligd is, verschijnt het
beveiligingsvenster voor het draadloze netwerk.
Het beveiligingsvenster voor het draadloze netwerk verschijnt.
Het venster kan verschillen naargelang de beveiligingsmodus,
WEP of WPA.
Voor WEP:
Selecteer Open syst. of Ged. sleutel voor de verificatie en
geef de WEP-beveiligingssleutel in. Klik op Volgende.
WEP (Wired Equivalent Privacy) is een beveiligingsprotocol
dat ervoor zorgt dat onbevoegden geen toegang kunnen
krijgen tot uw draadloze netwerk. WEP codeert het
gegevensgedeelte van elk pakket dat over een draadloos
netwerk wordt verzonden met een 64-bits of 128-bits
WEP-coderingssleutel.
Voor WPA
Voer de gedeelde WPA-sleutel in en klik op Volgende.
WPA regelt de machtiging en identificatie van gebruikers
op basis van een geheime sleutel die automatisch op
gezette tijdstippen wordt gewijzigd. WPA gebruikt tevens
TKIP (Temporal Key Integrity Protocol) en AES (Advanced
Encryption Standard) voor gegevenscodering.
8. Het venster bevat de instellingen voor het draadloze netwerk.
Controleer of deze instellingen juist zijn. Klik op Volgende.
Voor de methode DHCP
Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres DHCP is,
controleert u of in het venster DHCP wordt vermeld. Als echter
Statisch wordt weergegeven, klikt u op TCP/IP wijzigen om de
toewijzingsmethode te wijzigen in DHCP.
Voor de methode Statisch:
Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres Statisch is,
controleert u of in het venster Statisch wordt vermeld. Als echter
DHCP wordt weergegeven, klikt u op TCP/IP wijzigen om het
IP-adres en andere netwerkconfiguratiewaarden voor het
apparaat in te voeren. Voordat u het IP-adres van de printer
ingeeft, moet u de netwerkinstellingen van de computer weten.
Als de computer is ingesteld op DHCP, neemt u contact op met
de netwerkbeheerder voor het statische IP-adres.
Voorbeeld:
Als op de computer de volgende netwerkgegevens worden
gebruikt:
- IP-adres: 169.254.133.42
- Subnetmasker: 255.255.0.0
Moeten op de printer de volgende netwerkgegevens worden
gebruikt:
- IP-adres: 169.254.133. 43
- Subnetmasker: 255.255.0.0 (gebruik het subnetmasker van
de computer).
- Gateway: 169.254.133.1
9. Als de instelling van het draadloze netwerk is voltooid, koppelt u de
USB-kabel tussen de computer en de printer los. Klik op Volgende.
10. Het venster Instelling van draadloos netwerk voltooid verschijnt.
Kies Ja als u de huidige instellingen aanvaardt en u wilt doorgaan.
Kies Nee als u naar het beginvenster wilt terugkeren.
Klik vervolgens op Volgende.
11. Klik op Volgende wanneer het venster Printerverbinding
bevestigen verschijnt.
12. Selecteer de onderdelen die u wilt installeren. Klik op Volgende.
Nadat u de onderdelen hebt geselecteerd, kunt u ook de
printernaam wijzigen, de printer instellen om in het netwerk te
worden gedeeld, de printer instellen als standaardprinter en de
poortnaam van elk apparaat wijzigen. Klik op Volgende.
13. Zodra de installatie is voltooid, verschijnt er een venster met de
vraag of u een testpagina wilt afdrukken. Als u een testpagina wilt
afdrukken, klikt u op Een testpagina afdrukken.
Anders klikt u gewoon op Volgende en gaat u naar stap 15.
14. Als de testpagina goed wordt afgedrukt, klikt u op Ja.
Zo niet, dan klikt u op Nee om de testpagina opnieuw af te drukken.
15. Als u zich wilt registreren als gebruiker van het apparaat zodat u
informatie kunt ontvangen van Samsung, klikt u op Online
registratie.
16. Klik op Voltooien.
De printer aansluiten op een draadloos ad-hocnetwerk
(Windows)
Als u geen toegangspunt hebt, kunt u de printer alsnog draadloos met
uw computer verbinden door een draadloos ad-hocnetwerk in te stellen.
Volg hiervoor de volgende eenvoudige stappen.
Wat u nodig hebt
Zorg dat de volgende items beschikbaar zijn:
Netwerkcomputer
Software-cd die bij het apparaat is geleverd
Apparaat met geïnstalleerde draadloze netwerkinterface
USB-kabel
Ad-hocnetwerken in Windows instellen
Als deze items beschikbaar zijn, gaat u als volgt te werk:
1. Controleer of de USB-kabel op de printer is aangesloten.
2. Zet de computer en printer voor het draadloze netwerk aan.
3. Plaats de meegeleverde cd-rom met software in het cd-rom-station.
De cd-rom start automatisch en er verschijnt een
installatievenster.
Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op Start en
vervolgens op Uitvoeren. Typ X:\Setup.exe, waarbij u "X"
vervangt door de letter van uw cd-romstation. Klik op OK.
Klik in Windows Vista, Windows 7 of Windows Server 2008 R2
klikt op Start > Alle programma’s > Bureau-accessoires >
Uitvoeren.
Draadloos netwerk instellen (alleen CLP-325W(K)/CLP-326W)_ 48
Typ X:\Setup.exe, waarbij u "X" vervangt door de letter van het
cd-romstation, en klik op OK.
Als in Windows Vista, Windows 7 en Windows Server 2008 R2
het venster Automatisch afspelen verschijnt, klikt u op
Uitvoeren Setup.exe in het veld Programma installeren of
uitvoeren en vervolgens op Doorgaan of Ja in het venster
Gebruikersaccountbeheer.
4. Sele
cteer de optie Draadloze verbindingen instellen en
installeren.
Nu installeren: als u een draadloos netwerk hebt ingesteld, klikt
u op deze knop om het printerstuurprogramma te installeren,
zodat u de draadloze netwerkprinter kunt gebruiken. Als u nog
geen draadloos netwerk hebt ingesteld, klikt u op de knop
Draadloze verbindingen instellen en installeren om een
draadloos netwerk in te stellen. Pas daarna klikt u op de knop Nu
installeren.
Dr
aadloze verbindingen instellen en installeren: Configureer
de draadloze netwerkinstellingen van uw apparaat en installeer
vervolgens het printerstuurprogramma met behulp van de
USB-kabel. Deze procedure is uitsluitend bedoeld voor
gebruikers die nog nooit een draadloze netwerkverbinding
hebben ingesteld.
5. Lee
s de Gebruiksrechtovereenkomst en kies Ik aanvaard de
bepalingen van de gebruiksrechtovereenkomst. Klik vervolgens
op Volgende.
6. De softw
are zoekt het draadloze netwerk.
Als de software het netwerk niet kon vinden, controleert u of de
USB-kabel tussen de computer en de printer juist is
aangesloten. Volg verder de instructies in het venster.
7. Er
verschijnt een lijst met de draadloze netwerken die het apparaat
heeft gevonden.
Als u de standaardinstelling voor ad-hocnetwerken van Samsung
wil
t gebruiken, selecteert u het laatste draadloze netwerk in de lijst
met de Netwerknaam (SSID) portthru en het Signaal
Printernetwerk.
Klik vervolgens op Volgende.
Als u andere ad-hocinstellingen wilt g
ebruiken, kiest u een ander
draadloos netwerk in de lijst.
Als u de ad-hocinstellingen wilt wijzigen, klikt u op de knop
Geavanceerde instelling.
Geef de
naam van het draadloze netwerk in: voer de
SSID in (de SSID is hoofdlettergevoelig).
Bedrijfsmodus: selecteer Ad-hoc.
Ka
naal: selecteer het kanaal. (Auto-inst. of 2 412 tot
2 467 MHz.)
Verificatie: selecteer een verificatietype.
Open syst.: verificatie wordt niet gebruikt en codering
wordt al da
n niet gebruikt, afhankelijk van de behoefte aan
gegevensbeveiliging.
Ged. sleutel: verificatie wordt gebruikt. Een apparaat met
een
juiste WEP-code heeft toegang tot het netwerk.
Coder
ing: selecteer de codering (Geen, WEP64 of
WEP128).
Netwerksleutel: geef de sleutelwaarde van de
netwerkcodering in.
Netwerk
sleutel bevestigen: bevestig de sleutelwaarde
van de netwerkcodering.
WEP-sleu
telindex: als u WEP-codering gebruikt,
selecteert u de juiste WEP-sleutelindex.
Het beveiligingsvenster voor het draadloze netwerk verschijnt
als het ad-hocnetwerk een beveiligingsinstelling heeft.
Het beveiligingsvenster voor het draadloze netwerk verschijnt.
Selecteer Ope
n syst. of Ged. sleutel voor de verificatie en klik
op Volgende.
WEP (W
ired Equivalent Privacy) is een beveiligingsprotocol
dat ervoor zorgt dat onbevoegden geen toegang kunnen
krijgen tot uw draadloze netwerk. Via WEP wordt het
gegevensgedeelte van elk pakket dat via een draadloos
netwerk wordt verzonden met een 64-bits of 128-bits
WEP-coderingssleutel gecodeerd.
8. Er verschijnt een venster met de instellingen van het draadloze
netwerk. Controleer de instellingen en klik op Volgende.
Voordat u het IP-adres van de printer ingeeft, moet u de
netwerkinstellingen van de computer weten. Als de
netwerkconfiguratie van de computer is ingesteld op DHCP,
moet de instelling voor het draadloze netwerk ook DHCP zijn.
Als de netwerkconfiguratie van de computer is ingesteld op
Statisch, moet de instelling voor het draadloze netwerk ook
Statisch zijn.
Als de computer is ingesteld op
DHCP en u voor het draadloze
netwerk de instelling Statisch wilt gebruiken, neemt u contact
op met de netwerkbeheerder voor het statische IP-adres.
Voor de
methode DHCP
Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres DHCP is,
controle
ert u of DHCP wordt vermeld in het venster
Bevestiging van instelling van draadloos netwerk. Als
echter Statisch wordt weergegeven, klikt u op TCP/IP
wijzigen om de toewijzingsmethode te wijzigen in IP-adres
automatisch ontvangen (DHCP).
Voo
r de methode Statisch
Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres Statisch is,
controle
ert u of Statisch wordt vermeld in het venster
Bevestiging van instelling van draadloos netwerk. Als
echter DHCP wordt weergegeven, klikt u op TCP/IP
wijzigen om het IP-adres en andere
netwerkconfiguratiewaarden voor het apparaat in te
voeren.
Voorbeeld:
Als op de computer de volgende netwerkgegevens worden
geb
ruikt:
- IP-adres: 1
69.254.133.42
- Sub
netmasker: 255.255.0.0
Moeten op de printer de volgende netwerkgegevens
worde
n gebruikt:
Draadloos netwerk instellen (alleen CLP-325W(K)/CLP-326W)_ 49
- IP-adres: 169.254.133. 43
- Subnetmasker: 255.255.0.0 (gebruik het subnetmasker
van de computer).
- Gateway: 169.254.133.1
9. Als de instelling van het draadloze netwerk is voltooid, koppelt u de
USB-kabel tussen de computer en de printer los. Klik op Volgende.
Als het venster Computernetwerkinstelling wijzigen
verschijnt volgt u de stappen in het venster.
Klik op Volgende als u klaar bent met het configureren van de
instellingen voor het draadloze netwerk van de computer.
Als het draadloze netwerk van de computer is ingesteld op
DHCP, duurt het enkele minuten om het IP-adres te
ontvangen.
10. Het venster Instelling van draadloos netwerk voltooid verschijnt.
Kies Ja als u de huidige instellingen aanvaardt en u wilt doorgaan.
Kies Nee als u naar het beginvenster wilt terugkeren.
Klik vervolgens op Volgende.
11. Klik op Volgende wanneer het venster Printerverbinding
bevestigen verschijnt.
12. Selecteer de onderdelen die u wilt installeren. Klik op Volgende.
Wanneer u de onderdelen hebt geselecteerd, kunt u ook de
printernaam wijzigen, de printer instellen voor gedeeld gebruik in het
netwerk, de printer instellen als standaardprinter en de poortnaam
van elk apparaat wijzigen. Klik op Volgende.
13. Wanneer de installatie is voltooid, verschijnt er een venster met de
vraag of u een testpagina wilt afdrukken. Als u een testpagina wilt
afdrukken, klikt u op Een testpagina afdrukken.
Anders klikt u gewoon op Volgende en gaat u naar stap 15.
14. Als de testpagina goed wordt afgedrukt, klikt u op Ja.
Zo niet, dan klikt u op Nee om de testpagina opnieuw af te drukken.
15. Als u zich wilt registreren als gebruiker van het apparaat zodat u
informatie kunt ontvangen van Samsung, klikt u op Online
registratie.
16. Klik op Voltooien.
Het apparaat aansluiten op een draadloos netwerk met
een toegangspunt (Macintosh)
Wat u nodig hebt
Zorg dat de volgende items beschikbaar zijn:
Toegangspunt
Netwerkcomputer
Software-cd die bij het apparaat is geleverd
Apparaat met geïnstalleerde draadloze netwerkinterface
USB-kabel
Een infrastructuurnetwerk instellen in Macintosh
Als deze items beschikbaar zijn, gaat u als volgt te werk:
1. Controleer of de USB-kabel op de printer is aangesloten.
2. Zet de computer, het toegangspunt en het apparaat aan.
3. Plaats de meegeleverde cd-rom met software in het cd-rom-station.
4. Dubbelklik op het cd-rom-pictogram op het bureaublad van uw
Macintosh-computer.
5. Dubbelklik op de map MAC_Installer.
6. Dubbelklik op het pictogram Installer OS X.
7. Voer het wachtwoord in en klik op OK.
8. Het venster van het installatieprogramma van Samsung wordt
geopend. Klik op Ga door.
9. Lees de gebruiksrechtovereenkomst en klik op Ga door.
10. Klik op Akkoord als u de gebruiksrechtovereenkomst aanvaardt.
11. Het venster van het installatieprogramma van Samsung wordt
geopend. Klik op Ga door.
12. Selecteer Standaardinstallatie en klik op Installeer.
Standaardinstallatie wordt aanbevolen voor de meeste gebruikers.
Alle onderdelen die noodzakelijk zijn voor apparaatbewerkingen
worden geïnstalleerd.
Als u Aangepaste installatie => Maak installatie ongedaan (10.4)
selecteert, kunt u aangeven welke afzonderlijke onderdelen u wilt
installeren.
13. Selecteer de optie Draadloze verbindingen instellen en
installeren.
14. De software zoekt het draadloze netwerk.
Als het draadloze netwerk niet wordt gevonden, controleert u
of de USB-kabel tussen de computer en de printer goed is
aangesloten en volgt u de instructies in het venster.
15. Na de zoekactie worden in het venster de apparaten voor het
draadloze netwerk weergegeven. Selecteer de naam (SSID) van het
toegangspunt dat u gebruikt en klik op Volgende.
Wanneer u de draadloze configuratie handmatig instelt, klikt u
op Geavanceerde instelling.
Voer de naam van het draadloze netwerk in: Typ de
SSID van het gewenste toegangspunt (de SSID is
hoofdlettergevoelig).
Werkingsmodus: Selecteer Infrastructuur.
Verificatie: Selecteer een verificatietype.
Open syst.: Verificatie wordt niet gebruikt en codering
wordt al dan niet gebruikt, afhankelijk van de behoefte aan
gegevensbeveiliging.
Ged. sleutel: Verificatie wordt gebruikt. Een apparaat met
een juiste WEP-code heeft toegang tot het netwerk.
WPA Privé of WPA2 Privé: Selecteer deze optie om de
afdrukserver te verifiëren op basis van een vooraf gedeelde
WPA-sleutel. Hierbij wordt een gedeelde geheime sleutel
gebruikt (de zogenaamde vooraf gedeelde wachtwoordzin),
die handmatig wordt geconfigureerd op het toegangspunt
en elk van de bijbehorende clients.
Codering: Selecteer de codering. (Geen, WEP64,
WEP128, TKIP, AES, TKIP AES.)
Netwerksleutel: Geef de sleutelwaarde van de
netwerkcodering in.
Netwerksleutel bevestigen: Bevestig de sleutelwaarde
van de netwerkcodering.
WEP-sleutelindex: Als u WEP-codering gebruikt,
selecteert u de juiste WEP-sleutelindex.
Als het toegangspunt beveiligd is, verschijnt het
beveiligingsvenster voor het draadloze netwerk.
Het beveiligingsvenster voor het draadloze netwerk verschijnt.
Het venster kan verschillen afhankelijk van de
beveiligingsmodus: WEP of WPA.
Voor WEP:
Selecteer Open syst. of Ged. sleutel voor de verificatie en
geef de WEP-beveiligingssleutel in. Klik op Volgende.
Draadloos netwerk instellen (alleen CLP-325W(K)/CLP-326W)_ 50
WEP (Wired Equivalent Privacy) is een beveiligingsprotocol
dat ervoor zorgt dat onbevoegden geen toegang kunnen
krijgen tot uw draadloze netwerk. Via WEP wordt het
gegevensgedeelte van elk pakket dat via een draadloos
netwerk wordt verzonden met een 64-bits of 128-bits
WEP-coderingssleutel gecodeerd.
Voor WPA
Voer de gedeelde WPA-sleutel in en klik op Volgende.
Bij WPA worden de machtiging en identificatie van
gebruikers geregeld op basis van een geheime sleutel die
automatisch op gezette tijdstippen wordt gewijzigd. Bij
WPA worden tevens TKIP (Temporal Key Integrity
Protocol) en AES (Advanced Encryption Standard) voor
gegevenscodering gebruikt.
16. Het venster bevat de instelling voor het draadloze netwerk.
Controleer of de instellingen juist zijn. Klik op Volgende.
Voor de methode DHCP
Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres DHCP is,
controleert u of in het venster DHCP wordt vermeld. Als echter
Statisch wordt weergegeven, klikt u op TCP/IP wijzigen om de
toewijzingsmethode te wijzigen in DHCP.
Voor de methode Statisch
Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres Statisch is,
controleert u of in het venster Statisch wordt vermeld. Als er
echter DHCP staat, klikt u op de knop TCP/IP wijzigen om het
IP-adres en andere netwerkinstellingen van de printer in te
geven. Voordat u het IP-adres van de printer ingeeft, moet u de
netwerkinstellingen van de computer weten. Als de computer is
ingesteld op DHCP, neemt u contact op met de
netwerkbeheerder voor het statische IP-adres.
Voorbeeld:
Als op de computer de volgende netwerkgegevens worden
gebruikt:
- IP-adres: 169.254.133.42
- Subnetmasker: 255.255.0.0
Moeten op de printer de volgende netwerkgegevens worden
gebruikt:
- IP-adres: 169.254.133. 43
- Subnetmasker: 255.255.0.0 (gebruik het subnetmasker van
de computer).
- Gateway: 169.254.133.1
17. Er wordt verbinding met het draadloze netwerk gemaakt volgens de
netwerkconfiguratie.
18. Als de instelling van het draadloze netwerk is voltooid, koppelt u de
USB-kabel tussen de computer en de printer los.
19. Volg de aanwijzingen op het scherm om de installatie te voltooien.
Wanneer de installatie is voltooid, klikt u op Sluit af of Start
opnieuw.
De printer aansluiten op een draadloos ad-hocnetwerk
(Macintosh)
Als u geen toegangspunt hebt, kunt u de printer alsnog draadloos
verbinden met uw computer door een draadloos ad-hocnetwerk in te
stellen. Volg hiervoor de volgende eenvoudige stappen.
Wat u nodig hebt
Zorg dat de volgende items beschikbaar zijn:
Netwerkcomputer
Bij uw apparaat is geleverde software-cd
Apparaat met geïnstalleerde draadloze netwerkinterface
USB-kabel
Een ad-hocnetwerk instellen in Macintosh
Als deze items beschikbaar zijn, gaat u als volgt te werk:
1. Controleer of de USB-kabel op de printer is aangesloten.
2. Schakel de computer en de printer in.
3. Plaats de meegeleverde cd-rom met software in het cd-rom-station.
4. Dubbelklik op het cd-rom-pictogram op het bureaublad van uw
Macintosh-computer.
5. Dubbelklik op de map MAC_Installer.
6. Dubbelklik op het pictogram Installer OS X.
7. Voer het wachtwoord in en klik op OK.
8. Het venster van het installatieprogramma van Samsung wordt
geopend. Klik op Ga door.
9. Lees de gebruiksrechtovereenkomst en klik op Ga door.
10. Klik op Akkoord als u de gebruiksrechtovereenkomst aanvaardt.
11. Selecteer Standaardinstallatie en klik op Installeer.
Standaardinstallatie wordt aanbevolen voor de meeste gebruikers.
Alle onderdelen die noodzakelijk zijn voor apparaatbewerkingen
worden geïnstalleerd.
Als u Aangepaste installatie => Maak installatie ongedaan (10.4)
selecteert, kunt u aangeven welke afzonderlijke onderdelen u wilt
installeren.
12. Klik op Draadloze verbindingen instellen en installeren.
13. De software zoekt naar apparaten in het draadloze netwerk.
Als de zoekactie mislukt, controleert u of de USB-kabel tussen
de computer en de printer juist is aangesloten. Volg verder de
instructies in het venster.
14. Er verschijnt een lijst met de draadloze netwerken die het apparaat
heeft gevonden.
Als u de standaardinstelling voor ad-hocnetwerken van Samsung
wilt gebruiken, selecteert u het laatste draadloze netwerk in de lijst
met de Netwerknaam (SSID) portthru en het Signaal
Printernetwerk.
Klik vervolgens op Volgende.
Als u andere ad-hocinstellingen wilt gebruiken, kiest u een ander
draadloos netwerk in de lijst.
Als u ad-hocinstellingen wilt wijzigen, klikt u op de knop
Geavanceerde instelling.
Geef de naam van het draadloze netwerk in: Voer de
SSID in (de SSID is hoofdlettergevoelig).
Werkingsmodus: Selecteer Ad-Hoc.
Kanaal: Selecteer het kanaal (Auto-inst. of 2412 MHz tot
2467 MHz).
Verificatie: Selecteer een verificatietype.
Open syst.: Verificatie wordt niet gebruikt en codering
wordt al dan niet gebruikt, afhankelijk van de behoefte aan
gegevensbeveiliging.
Ged. sleutel: Verificatie wordt gebruikt. Een apparaat met
een juiste WEP-code heeft toegang tot het netwerk.
Codering: Selecteer de codering (Geen, WEP64 of
WEP128).
Netwerksleutel: Geef de sleutelwaarde van de
netwerkcodering in.
Netwerksleutel bevestigen: Bevestig de sleutelwaarde
van de netwerkcodering.
Draadloos netwerk instellen (alleen CLP-325W(K)/CLP-326W)_ 51
WEP-sleutelindex: Als u WEP-codering gebruikt,
selecteert u de juiste WEP-sleutelindex.
Het beveiligingsvenster voor het draadloze netwerk verschijnt
als het ad-hocnetwerk een beveiligingsinstelling heeft.
Het beveiligingsvenster voor het draadloze netwerk verschijnt.
Selecteer Op
en syst. of Ged. sleutel voor de verificatie en klik
op Volgende.
WEP
(Wired Equivalent Privacy) is een beveiligingsprotocol
dat ervoor zorgt dat onbevoegden geen toegang kunnen
krijgen tot uw draadloze netwerk. Via WEP wordt het
gegevensgedeelte van elk pakket dat via een draadloos
netwerk wordt verzonden met een 64-bits of 128-bits
WEP-coderingssleutel gecodeerd.
15. Er ve
rschijnt een venster met de instellingen van het draadloze
netwerk. Controleer de instellingen en klik op Volgende.
Voordat u het IP-adres van de printer ingeeft, moet u de
netwerkinstellingen van de computer weten. Als de
netwerkconfiguratie van de computer is ingesteld op DHCP,
moet de instelling voor het draadloze netwerk ook DHCP zijn.
Als de netwerkconfiguratie van de computer is ingesteld op
Statisch, moet de instelling voor het draadloze netwerk ook
Statisch zijn.
Als de computer is ingesteld op DHCP en u voor het draadloze
netwe
rk de instelling Statisch wilt gebruiken, neemt u contact
op met de netwerkbeheerder voor het statische IP-adres.
Voo
r de methode DHCP:
Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres DHCP is,
con
troleert u of DHCP wordt vermeld in het venster
Bevestiging van instelling van draadloos netwerk. Als
echter Statisch wordt weergegeven, klikt u op TCP/IP
wijzigen om de toewijzingsmethode te wijzigen in IP-adres
automatisch ontvangen (DHCP).
Vo
or de methode Statisch
Als de toewijzingsmethode voor het IP-adres Statisch is,
co
ntroleert u of Statisch wordt vermeld in het venster
Bevestiging van instelling van draadloos netwerk. Als
echter DHCP wordt weergegeven, klikt u op TCP/IP
wijzigen om het IP-adres en andere
netwerkconfiguratiewaarden voor het apparaat in te
voeren.
Voorbeeld:
Als op de computer de volgende netwerkgegevens worden
ge
bruikt:
- IP-adres: 169.254.133.42
- Su
bnetmasker: 255.255.0.0
Moeten op de printer de volgende netwerkgegevens
wo
rden gebruikt:
- IP-adre
s: 169.254.133. 43
- Su
bnetmasker: 255.255.0.0 (gebruik het subnetmasker
van de computer).
- Gatewa
y: 169.254.133.1
16. Er
wordt verbinding met het draadloze netwerk gemaakt volgens de
netwerkconfiguratie.
17. Als de instell
ing van het draadloze netwerk is voltooid, koppelt u de
USB-kabel tussen de computer en de printer los.
18. Volg de aanwijzingen op het scherm om de installatie te voltooien.
Wanneer de installatie is voltooid, klikt u op Sluit af of Start
opnieuw.
Een draadloos netwerk met netwerkkabel instellen
Uw printer is netwerkcompatibel. U moet enkele configuratieprocedures
uitgeefen voordat u uw printer in uw netwerk kunt gebruiken.
Nadat u verbinding hebt gemaakt met het draadloze netwerk, moet
u een stuurprogramma installeren waarmee u kunt afdrukken
vanuit een toepassing (zie "Het stuurprogramma installeren voor
een apparaat dat via het netwerk
is aangesloten" op pagina 40).
N
eem contact op met uw netwerkbeheerder of de persoon die uw
draadloos netwerk heeft ingesteld voor informatie over uw
netwerkconfiguratie.
Items voorbereiden
Zorg dat de volgende items beschikbaar zijn:
Toe
gangspunt
Netwerkcomputer
Softwa
re-cd die bij het apparaat is geleverd
Het
apparaat met daarop een draadloos-netwerkinterface
geïnstalleerd
Netwerkkabe
l.
IP-adres instellen
Eerst moet u een IP-adres instellen voor het beheren van en afdrukken
over het netwerk. In de meeste gevallen wordt een IP-adres automatisch
toegewezen door een DHCP-server (Dynamic Host Configuration
Protocol Server) die zich in het netwerk bevindt.
In een aantal gevallen moet u het IP-adres han
dmatig instellen. Dit
wordt een statisch IP-adres genoemd en is om veiligheidsredenen vaak
vereist in bedrijfsnetwerken.
IP-toewijzing door DHCP: ve
rbind uw apparaat met het netwerk en
wacht enkele minuten tot de DHCP-server een IP-adres aan het
apparaat heeft toegewezen Druk vervolgens het
netwerkconfiguratierapport af zoals hiervoor is uitgelegd. Als uit
het rapport blijkt dat het IP-adres is gewijzigd, is de toewijzing met
succes uitgevoerd. Het nieuwe IP-adres wordt vermeld in het
rapport.
To
ewijzing van een statisch IP-adres: gebruik het programma
SetIP om het IP-adres van uw computer te wijzigen.
In een kantooromgeving raden we u aan om contact op te nemen met
een netwerkbeheerder die dit adres voor u kan instellen.
Een netwerkconfiguratierapport afdrukken
U kunt de netwerkinstellingen van uw apparaat identificeren door een
netwerkconfiguratierapport af te drukken.
Het rapport afdrukken:
Houd in de stand-bymodus de knop Annuler
en ( ) ca. 5 seconden
lang ingedrukt. In dit rapport vindt u he
t MAC-adres en IP-adres van uw
apparaat.
Bijvoorbeeld:
M
AC-adres: 00:15:99:41:A2:78
IP-ad
res: 192.0.0.192
IP-adres instellen via het programma SetIP (Windows)
Dit programma is bedoeld voor het handmatig instellen van het IP-adres
van uw apparaat, waarbij het MAC-adres wordt gebruikt om te
communiceren met het apparaat. Het MAC-adres is een
hardwareserienummer van de netwerkinterface dat u in het
netwerkconfiguratierapport terugvindt.
Als u het programma SetIP wilt gebruiken,
moet u eerst de firewall van
de computer uitschakelen. Dit doet u als volgt:
Draadloos netwerk instellen (alleen CLP-325W(K)/CLP-326W)_ 52
1. Klik op Start > Alle programma’s > Configuratiescherm.
2. Dub
belklik op Beveiligingscentrum.
3. Klik op W
indows Firewall.
4. Schakel
de firewall uit.
Het programma installeren
1. Plaats de cd-rom met printersoftware die met uw apparaat werd
meegeleverd in het cd-romstation. Als de cd met stuurprogramma’s
automatisch wordt uitgegeefd, sluit u het venster.
2. Sta
rt Windows Verkenner en open station X (X staat voor de letter
die aan uw cd-romstation is toegewezen).
3. Dub
belklik op Application > SetIP.
4. Dub
belklik op Setup.exe om het programma te installeren.
5. Kies een
taal en klik vervolgens op Volgende.
6. Volg
de aanwijzingen op het scherm om de installatie te voltooien.
Het programma starten
1. Verbind het apparaat met het netwerk door middel van een
netwerkkabel.
2. Schakel
het apparaat in.
3. Kies in he
t menu Start van Windows achtereenvolgens Alle
programma’s > Samsung Printers > SetIP > SetIP.
4. Klik op het pictogram (derde van links) in het venster SetIP om het
venster TCP/IP-instellingen te openen.
5. Ge
ef de nieuwe apparaatgegevens op de volgende manier in het
configuratievenster in. In een bedrijfsintranet moeten deze gegevens
u mogelijk worden toegewezen door een netwerkbeheerder voor u
verder kunt gaan.
MAC Address: zoek het MAC-adres in het
netwerkconfiguratierapport en geef het hier in (zonder dubbele
punten). 00:15:99:29:51:A8 wordt bijvoorbeeld 0015992951A8.
IP Addre
ss: geef hier een nieuw IP-adres voor uw printer in.
Als het IP-adres van uw computer b
ijvoorbeeld 192.168.1.150 is,
geef dan 192.168.1.X in ("X" is een getal tussen 1 en 254 dat
verschilt van het getal uit het adres van de computer).
Su
bnet Mask: voer het subnetmasker in.
Def
ault Gateway: voer de standaardgateway in.
6. Klik op Apply en klik vervol
gens op OK. De printer zal het
netwerkconfiguratierapport automatisch afdrukken. Controleer of
alle instellingen juist zijn.
7. Klik op Exit o
m het programma SetIP te sluiten.
8. Indie
n nodig schakelt u opnieuw de firewall van de computer in.
IP-adres instellen via het programma SetIP (Macintosh)
Als u het programma SetIP wilt gebruiken, moet u eerst de firewall van
de computer uitschakelen. Dit doet u als volgt:
Het pad en de gebruikersinterface kunnen verschillen afhankelijk
van de Mac OS-versie. Raadpleeg de handleiding van het Mac
OS.
1. Ope
n Systeemvoorkeuren.
2. Klik op Bevei
liging.
3. Klik op het me
nu Firewall.
4. Sch
akel de firewall uit.
Mogelijk wijken de volgende instructies af van die voor uw
printermodel.
1. Verbind het apparaat met het netwerk door middel van een
netwerkkabel.
2. Plaats de install
atie-cd en open het schijfvenster. Selecteer
vervolgens MAC_Installer > MAC_Printer > SetIP >
SetIPApplet.html.
3. Dubb
elklik op het bestand. Safari wordt automatisch geopend.
Selecteer Vertrouw. De browser zal de pagina SetIPApplet.html
openen, waarop de naam en het IP-adres van de printer worden
weergegeven.
4. Klik op
het pictogram (derde van links) in het venster SetIP om het
venster TCP/IP-instellingen te openen.
5. Geef de nieuwe apparaatgegevens op de volgende manier in het
configuratievenster in. In een bedrijfsintranet moeten deze gegevens
u mogelijk worden toegewezen door een netwerkbeheerder voor u
verder kunt gaan.
MAC Addres
s: zoek het MAC-adres in het
netwerkconfiguratierapport en geef het hier in (zonder dubbele
punten). 00:15:99:29:51:A8 wordt bijvoorbeeld 0015992951A8.
IP
Address: geef hier een nieuw IP-adres voor uw printer in.
Als het IP-adres van uw computer b
ijvoorbeeld 192.168.1.150 is,
geef dan 192.168.1.X in ("X" is een getal tussen 1 en 254 dat
verschilt van het getal uit het adres van de computer).
Su
bnet Mask: voer het subnetmasker in.
Default Gateway: vo
er de standaardgateway in.
6. Selecteer
Toepassen, OK en opnieuw OK. De printer zal het
configuratierapport automatisch afdrukken. Controleer of alle
instellingen juist zijn. Sluit Safari af. U mag de cd-rom met
installatiebestanden uit het cd-romstation halen. Indien nodig
schakelt u opnieuw de firewall van de computer in. Het IP-adres, het
subnetmasker en de gateway zijn nu gewijzigd.
Het draadloze netwerk van het apparaat configureren
Voor u begint moet u de netwerknaam (SSID) van uw draadloos netwerk
kennen, evenals de netwerksleutel als deze is gecodeerd. Deze
informatie werd ingesteld bij de installatie van het toegangspunt (of de
draadloze router). Raadpleeg uw netwerkbeheerder als u niet vertrouwd
bent met de draadloze omgeving waarin u werkt.
Om parameters van het draadloze ne
twerk te configureren, kunt u
SyncThru™ Web Service gebruiken.
SyncThru™ Web Service gebruiken
Controleer de status van de kabelverbinding voor u begint met de
configuratie van de parameters voor het draadloze netwerk.
Draadloos netwerk instellen (alleen CLP-325W(K)/CLP-326W)_ 53
1. Controleer of de netwerkkabel op de printer is aangesloten. Als dat
niet het geval is, moet u een standaardnetwerkkabel op de printer
aansluiten.
2. Sta
rt een webbrowser als Internet Explorer, Safari of Firefox, en voer
in het browservenster het nieuwe IP-adres van uw apparaat in.
Voorbeeld:
3. Klik op Login rechtsboven op de website van SyncThru™ Web
Service.
Er verschijnt een aanmeldingspagina.
4. Typ
de juiste gegevens bij ID en Password en klik vervolgens op
Login.
Als u zich voor het eerst aanmeldt bij SyncThru™ Web Service, typt
u onderstaande standaard-ID en wachtwoord.
ID: admin
W
achtwoord: sec00000
5. Wa
nneer het venster SyncThru™ Web Service wordt
weergegeven, klikt u op Network Settings.
6. Klik op Wi
reless > Wizard.
Wizard helpt u bij de configuratie van het draadloze netwerk.
Als u het draadloze netwerk echter rechtstreeks wilt instellen,
selecteer dan Custom.
7. Selecteer de Network Na
me(SSID) in de lijst.
SSID: SSID
(Service Set Identifier) is een naam die een
draadloos netwerk aanduidt. Toegangspunten en draadloze
apparaten die een poging doen verbinding te maken met een
specifiek draadloos netwerk moeten dezelfde SSID gebruiken.
De SSID is hoofdlettergevoelig.
Oper
ation Mode: Operation Mode verwijst naar het type
draadloze verbinding (zie "Naam van draadloos netwerk en
netwerksleutel" op pagina 44).
- Ad
-hoc: in deze modus kunnen draadloze apparaten
rechtstreeks met elkaar communiceren in een
peer-to-peer-omgeving.
- In
frastructure: maakt het voor draadloze apparaten mogelijk
om via een toegangspunt met elkaar te communiceren.
Als de Operation Mode van uw netwerk ingesteld is op
Infrastructure selecteert u de SSID van het toegangspunt. Als
de Operation Mode ingesteld is op Ad-hoc selecteert u de
SSID van het apparaat. Houd er rekening mee dat "portthru"
de standaard SSID van uw apparaat is.
8. Klik op Ne
xt.
Als het venster met beveiligingsinstellingen voor draadloze
netwe
rken verschijnt, voert u het geregistreerde wachtwoord
(netwerksleutel) in en klikt u op Next.
9. Het
venster voor bevestiging verschijnt. Controleer de instellingen
van het draadloze netwerk. Als de instellingen juist zijn, klikt u op
Apply.
Ontkoppel de netwerkkabel (standaard of netwerk). Uw
apparaat zou vervolgens draadloos met het netwerk moeten
communiceren. In ad-hocmodus kunt u tegelijkertijd een
draadloos LAN en een bekabeld LAN gebruiken.
De installatie voltooien
Nadat u uw draadloze netwerkprinter van Samsung hebt geïnstalleerd,
drukt u nogmaals het netwerkconfiguratierapport af. Bewaar dit rapport
zodat u er later op kunt teruggrijpen als dat nodig is. U bent nu klaar om uw
nieuwe draadloze Samsung-printer in uw netwerk te gebruiken.
Als het draadloze netwerk niet lijkt te werken, zet u alle
netwerkinstellingen terug naar de fabrieksinstellingen en probeert u
het opnieuw (zie "Standaardfabrieksinstellingen terugzetten met
SyncThru™ Web Service" op pagina 40).
Het Wi-Fi-netwerk in- of uitschakelen
U kunt het Wi-Fi-netwerk in- of uitschakelen met SyncThru™ Web Service.
De standaardinstelling is ingeschakeld.
Voer de volgende stappen uit om de standaardmodus te wijzigen:
1. C
ontroleer of de netwerkkabel op de printer is aangesloten. Als dat niet
het geval is, moet u een standaardnetwerkkabel op de printer
aansluiten.
2. Start
een webbrowser zoals Internet Explorer, Safari of Firefox, en geef
in het browservenster het nieuwe IP-adres van uw apparaat in.
Bijvoorbeeld,
3. Klik op Login rechtsboven op de website SyncThru™ Web Service.
Er verschijnt een aanmeldingspagina.
4. T
yp de juiste gegevens bij ID en Password en klik vervolgens op Login.
Als u zich voor het eerst aanmeldt b
ij SyncThru™ Web Service, typt u
de volgende standaardgegevens.
ID
: admin
Passwor
d: sec00000
5. Al
s het venster SyncThru™ Web Service wordt weergegeven, klikt u
op Network Settings.
6. Klik op Wireless > Cu
stom.
U kunt het Wi-Fi-netwerk ook in- of uitschakelen.
Problemen oplossen
Problemen oplossen die zich tijdens het instellen
van het draadloze netwerk en het installeren van het
apparaatstuurprogramma kunnen voordoen
Printers niet gevonden
Mogelijk staat uw printer niet aan. Zet de computer en printer aan.
De USB-kab
el tussen de computer en de printer is niet aangesloten.
Verbind de printer met de computer door middel van de USB-kabel.
Het ap
paraat ondersteunt geen draadloze netwerken. Raadpleeg de
gebruikershandleiding van de printer op de software-cd die bij het
apparaat is geleverd, en zorg dat u beschikt over een draadloze
netwerkprinter.
Verbindingsprobleem - SSID niet gevonden
De geselecteerde of opgegeven netwerknaam (SSID) kan niet
worden gevonden. Controleer de netwerknaam (SSID) op uw
toegangspunt en probeer opnieuw verbinding te maken.
Uw to
egangspunt is uitgeschakeld. Zet het toegangspunt aan.
Draadloos netwerk instellen (alleen CLP-325W(K)/CLP-326W)_ 54
Verbindingsprobleem - Ongeldige beveiliging
De beveiliging is niet juist geconfigureerd. Controleer de
geconfigureerde beveiliging op uw toegangspunt en printer.
Verbindingsprobleem - Algemene verbindingsfout
De computer ontvangt geen signaal van het apparaat. Controleer de
USB-kabel en de stroomtoevoer van de printer.
Verbindingsprobleem - Verbonden bedraad netwerk
De printer is verbonden met een netwerkkabel. Koppel de
netwerkkabel los van de printer.
Fout bij verbinding met pc
Het geconfigureerde netwerkadres kan geen verbinding maken
tussen uw computer en printer.
- Voor een DHCP-netwerkomgeving
De printer ontvangt automatisch het IP-adres (DHCP) als de
toewijzingsmethode voor het IP-adres is ingesteld op DHCP.
- Voor een statische netwerkomgeving
De printer gebruikt het statische adres als de toewijzingsmethode
voor het IP-adres op de computer is ingesteld op Statisch.
Voorbeeld:
Als dit de netwerkgegevens van de computer zijn:
- IP-adres: 169.254.133.42
- Subnetmasker: 255.255.0.0
Dan zijn dit de netwerkgegevens van de printer:
- IP-adres: 169.254.133. 43
- Subnetmasker: 255.255.0.0 (gebruik het subnetmasker van
de computer).
- Gateway: 169.254.133.1
Andere problemen oplossen
Als zich tijdens het gebruik van de printer in een netwerk problemen
voordoen, controleert u de volgende punten:
Raadpleeg de gebruikershandleiding bij het toegangspunt (of de
draadloze router) voor specifieke informatie.
Mogelijk is uw computer, het toegangspunt (of de draadloze router) of
de printer niet ingeschakeld.
Controleer de draadloze ontvangst van het signaal rond het apparaat.
Als de ontvanger ver van de printer staat of als er een obstakel is, kan
dat de ontvangst van het signaal bemoeilijken.
Schakel het toegangspunt (of de draadloze router), de printer en de
computer uit en weer in. Soms kan dat helpen om de communicatie met
het netwerk te herstellen.
Controleer of de firewallsoftware (V3 of Norton) de communicatie
blokkeert.
Als de computer en de printer op hetzelfde netwerk zijn aangesloten
maar niet kunnen worden gevonden, blokkeert de firewall-software
mogelijk de communicatie. Raadpleeg de gebruikershandleiding bij de
firewall-software voor informatie over het uitschakelen van de firewall.
Probeer vervolgens nogmaals of de printer kan worden gevonden.
Controleer of het IP-adres van de printer juist is toegewezen. U kunt het
IP-adres controleren door het netwerkconfiguratierapport af te drukken.
Controleer of het toegangspunt (of de draadloze router) met een
wachtwoord beveiligd is. Als er een wachtwoordbeveiliging is, raadpleeg
dan de beheerder van het toegangspunt (of de draadloze router).
Controleer het IP-adres van de printer. Installeer het
printerstuurprogramma opnieuw en wijzig de instellingen om een
verbinding te maken met de printer op het netwerk. Bij DHCP is het
mogelijk dat het toegewezen IP-adres verandert als de printer lange tijd
niet wordt gebruikt of als het toegangspunt is gereset.
Controleer de draadloze omgeving. Mogelijk kunt u geen verbinding
maken met het netwerk in de infrastructuuromgeving waar u
gebruikersgegevens moet ingeven voordat u een verbinding maakt met
een toegangspunt (of draadloze router).
Deze printer ondersteunt alleen IEEE 802.11b/g/n en Wi-Fi. Andere
draadloze communicatie (Bluetooth) wordt niet ondersteund.
In de Ad-Hocmodus is het onder besturingssystemen zoals Windows
Vista mogelijk dat u de draadloze verbinding bij elk gebruik van de
draadloze printer opnieuw moet instellen.
Bij draadloze netwerkprinters van Samsung kunnen de
infrastructuurmodus en de ad-hocmodus niet tegelijkertijd worden
gebruikt.
Het apparaat valt binnen het bereik van het draadloze netwerk.
Het apparaat wordt niet geblokkeerd door obstakels die het draadloze
signaal zouden kunnen afschermen.
Verwijder eventuele grote metalen objecten tussen het toegangspunt (of
de draadloze router) en het apparaat.
Zorg ervoor dat het apparaat en het draadloze toegangspunt (of de
draadloze router) niet van elkaar worden gescheiden door palen,
wanden of steunpilaren die metaal of beton bevatten.
Het apparaat staat niet in de buurt van andere elektronische apparaten
die het draadloze signaal zouden kunnen verstoren.
Tal van apparaten kunnen interferentie van het draadloze signaal
veroorzaken, waaronder magnetrons en bepaalde Bluetooth-apparaten.
Basisinstellingen_ 55
5.Basisinstellingen
Nadat de installatie is voltooid, kunt u de standaardinstellingen van het apparaat opgeven. Raadpleeg het volgende
hoofdstuk om waarden in te stellen of te wijzigen. In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u het apparaat
instelt.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Luchtdrukaanpassing
De standaardlade en het papier instellen
De energiebesparingsfunctie gebruiken
Lettertype-instellingen wijzigen (alleen bij CLP-320N(K)/CLP-321N/
CLP-325W(K)/CLP-326W)
De Vochtigheid instellen
Luchtdrukaanpassing
De afdrukkwaliteit wordt beïnvloed door de atmosferische druk die wordt
bepaald door de hoogte boven het zeeniveau waarop het apparaat zich
bevindt. De volgende informatie zal u helpen om uw apparaat in te stellen
op de beste afdrukkwaliteit. Voor u de hoogte instelt, moet u opzoeken wat
de hoogte is van de plaats waar u zich bevindt.
0
4,000 m
(13,123 ft)
3,000 m
(9,842 ft)
2,000 m
(6,561 ft)
1,000 m
(3,280 ft)
4
3
2
1
1 Hoog 1
2 Hoog 2
3 Hoog 3
4 Normaal
U kunt de luchtdrukaanpassing instellen in het Hulpprogramma
Printerinstellingen.
1. Dubbelklik op het pictogram voor Smart Panel in het systeemvak van
Windows of in het "Notification Area" van Linux. U kunt ook op Smart
Panel in de statusbalk van Mac OS X klikken (zie "Het programma
Smart Panel gebruiken" op pagina 76).
Als u daarentegen Windows gebruikt, kunt u het programma opstarten
doo
r in het menu Start Programma’s of Alle programma’s >
Samsung Printers > naam van uw printerstuurprogramma > Smart
Panel te selecteren.
2. Klik op I
nstelling printer.
3. Selectee
r de juiste instelling in de vervolgkeuzelijst
Luchtdrukaanpassing.
4. Klik op de knop Toepassen.
Als uw apparaat is verbonden met een netwerk verschijnt automatisch
het venster SyncTh
ru™ Web Service. Dit kan ook worden aangepast via
SyncThru™ Web Service.
De standaardlade en het papier instellen
U kunt de lade en het papier selecteren die u standaard wilt gebruiken voor
uw afdruktaken.
Vanaf uw computer
Windows
1. Klik op het menu Start in Windows.
2. In
Windows 2000 selecteert u Instellingen > Printers.
In
Windows XP/Server 2003 selecteert u Printers en
faxapparaten.
In
Windows Server 2008/Vista selecteert u Configuratiescherm
> Hardware en geluiden > Printers.
In Win
dows 7 selecteert u Configuratiescherm > Apparaten en
printers.
In Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm >
Hardware > Apparaten en printers.
3. Klik me
t de rechtermuisknop op uw apparaat.
4. In
Windows Server 2003/Server 2008/XP/Vista selecteert u
Voorkeursinstellingen voor afdrukken.
In Windows 7/Server 2008 R2 selecteert u Voo
rkeursinstellingen
voor afdrukken in de contextmenu’s.
Als bij het item Voorkeursinstellingen het teken staat, kunt
u andere printerstuurprogramma’s voor de geselecteerde
printer selecteren.
5. Klik op het ta
bblad Papier.
6. Selectee
r opties zoals het aantal exemplaren, papierformaat of type
papier.
7. Druk op OK.
Als u een speciaal papierformaat (bijv. factuurpapier) wilt
gebruiken, selecteert u Bewerken... op het tabblad Papier in
Voorkeursinstellingen voor afdrukken (zie
"Voorkeurinstellingen openen" op pagina 66).
Macintosh
Macintosh ondersteunt deze functie niet. Macintosh-gebruikers moeten
de standaardinstelling handmatig wijzigen als ze op basis van andere
instellingen willen afdrukken.
1. Ope
n een Macintosh-toepassing en selecteer het bestand dat u wilt
afdrukken.
2. Open het menu Archief en klik op Druk af.
Basisinstellingen_ 56
3. Ga naar het paneel Papierinvoer.
4. Stel de juiste lade in van waaruit u wilt afdrukken.
5. Ga naar het paneel Papier.
6. Stel het papiertype in op basis van het papier dat in de lade werd
geplaatst van waaruit u wilt afdrukken.
7. Klik op Druk af om het afdrukken te starten.
Linux
1. Open het programma Terminal.
2. Wanneer het venster Terminal verschijnt, typt u het volgende:
[root@localhost root]# lpr <Bestandsnaam>
3. Selecteer Printer en klik op Properties....
4. Klik op het tabblad Advanced.
5. Selecteer de lade (papierinvoer) en de bijbehorende opties, zoals
papierformaat en papiersoort.
6. Druk op OK.
De energiebesparingsfunctie gebruiken
Gebruik deze functie om energie te besparen als u het apparaat niet
gebruikt.
U kunt de energiebesparing wijzigen in het Hulpprogramma
Printerinstellingen.
1. Dubbelklik op het pictogram voor Smart Panel in het systeemvak van
Windows of in het "Notification Area" van Linux. U kunt ook op Smart
Panel in de statusbalk van Mac OS X klikken (zie "Het programma
Smart Panel gebruiken" op pagina 76).
Als u daarentegen Windows gebruikt, kunt u het programma opstarten
door in het menu Start Programma’s of Alle programma’s >
Samsung Printers > naam van uw printerstuurprogramma > Smart
Panel te selecteren.
2. Klik op Instelling printer.
3. Klik op Instelling > Energiespaarstand. Selecteer de juiste waarde in
de vervolgkeuzelijst en klik op Toepassen.
Lettertype-instellingen wijzigen (alleen bij
CLP-320N(K)/CLP-321N/CLP-325W(K)/
CLP-326W)
Uw apparaat is standaard ingesteld op het lettertype dat in uw regio of land
wordt gebruikt.
Als u het lettertype wilt wijzigen of als u het lettertype wilt instellen in een
speciale omgeving (bijv. onder DOS), kunt u de lettertype-instelling als volgt
wijzigen:
1. Dubbelklik op het pictogram voor Smart Panel in het systeemvak van
Windows of in het "notification area" van Linux. U kunt ook op Smart
Panel in de statusbalk van Mac OS X klikken (zie "Het programma
Smart Panel gebruiken" op pagina 76).
Als u daarentegen Windows gebruikt, kunt u het programma opstarten
door in het menu Start Programma’s of Alle programma’s >
Samsung Printers > naam van uw printerstuurprogramma > Smart
Panel te selecteren.
2. Klik op Instelling printer.
3. Klik op Emulatie.
4. Zorg ervoor dat PCL is geselecteerd voor Emulatie-instelling.
5. Klik op Instelling.
6. Selecteer het gewenste lettertype in de lijst Symbol set.
7. Klik op Apply.
Hieronder vindt u de lijst met lettertypen voor de overeenkomstige
talen.
Russisch: CP866, ISO 8859/5 Latin Cyrillic
Grieks: ISO 8859/7 Latin Greek, PC-8 Latin/Greek
Arabisch & Farsi: HP Arabic-8, Windows Arabic, Code Page
864, Farsi, ISO 8859/6 Latin Arabic
De Vochtigheid instellen
De afdrukkwaliteit wordt beïnvloed door het luchtvochtigheidsniveau. Papier
kan vochtig zijn wanneer u zich in een vochtig gebied bevindt: Hiermee stelt
u de vochtigheidsmodus in.
1. Zorg ervoor dat het printerstuurprogramma is geïnstalleerd met de
meegeleverde cd met printersoftware.
2. Dubbelklik op het pictogram Smart Panel op de taakbalk van Windows
of in het berichtengebied van Linux. U kunt ook op Smart Panel klikken
op de statusbalk van Mac OS X.
3. Klik op Nastavení tiskárny.
Als uw computer met het netwerk is verbonden, kunt u de
luchtvochtigheidsmodus instellen via SyncThru™ Web Service.
4. Klik op Instelling > Vochtigheid. Selecteer de juiste waarde in de
vervolgkeuzelijst en klik op Toepassen.
Afdrukmedia en lade_ 57
6.Afdrukmedia en lade
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u originelen en afdrukmateriaal in het apparaat plaatst.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Afdrukmedia selecteren
De grootte van de lade aanpassen
Papier in de lade plaatsen
Afdrukken op speciale media
Papierformaat en -type instellen
De papieruitvoersteun gebruiken
Afdrukmedia selecteren
U kunt afdrukken op verschillende afdrukmedia, zoals op normaal papier,
enveloppen, etiketten en transparanten. Gebruik uitsluitend afdrukmedia die
voldoet aan de in deze gebruikershandleiding vermelde richtlijnen en plaats
deze in de juiste lade.
Richtlijnen voor het selecteren van afdrukmedia
Afdrukmedia die niet aan de richtlijnen uit de gebruikershandleiding voldoen
kunnen de volgende problemen veroorzaken:
Slechte afdrukkwa
liteit.
Me
er papierstoringen.
Versneld
e slijtage van het apparaat.
Permanen
te schade aan fixeereenheid, niet gedekt door garantie.
Eigenschappen, zoals gewicht, samenstelling, vezel- en vochtgehalte,
h
ebben een grote invloed op de prestaties van het apparaat en de
afdrukkwaliteit. Houd bij de keuze van afdrukmedia rekening met het
volgende:
Het
type, formaat en gewicht van de afdrukmedia voor uw apparaat
worden verderop in dit hoofdstuk besproken.
Gew
enst resultaat: het afdrukmateriaal dat u kiest, moet geschikt zijn
voor het doel.
Helderheid: sommige afdrukmaterialen zijn witter dan andere en leveren
scherpere en levendigere afbeeldingen op.
Gla
dheid van het oppervlak: de gladheid van het afdrukmateriaal
bepaalt hoe scherp de afdrukken er op papier uitzien.
Het is mogelijk dat bepaalde afdrukmaterialen, hoewel ze voldoen
aan alle hier genoemde richtlijnen toch geen bevredigende
resultaten opleveren. Dit kan het gevolg zijn van eigenschappen
van de vellen, een onjuiste bediening, een ongewenst
temperatuur- en vochtigheidsniveau of andere variabele
omstandigheden waarover men geen controle heeft.
Controle
er, voor u grote hoeveelheden afdrukmedia aanschaft, of
deze voldoen aan de vereisten die in deze gebruikershandleiding
worden vermeld en of de resultaten met uw eisen overeenkomen.
Het gebruik van afdrukmedia die niet aan deze specificaties
voldoen kan problemen veroorzaken of reparaties vereisen. Zulke
herstellingen vallen niet onder de garantie of
onderhoudscontracten van Samsung.
Zorg
ervoor dat u geen fotopapier voor inkjetprinters gebruikt. Dit
kan uw apparaat beschadigen.
Geb
ruik van ontvlambare afdrukmedia kan brand veroorzaken.
Geb
ruik de aangewezen afdrukmedia (zie "Specificaties van het
afdrukmateriaal" op pagina 102).
Gebruik van ontvlambare media of materialen die zijn achtergebleven
in de printer kunnen oververhitting veroorzaken en in zeldzame
gevallen brand doen ontstaan.
Formaten van afdrukmedia die in elke modus
worden ondersteund
Modus Formaat Type Invoer
Enkelzijdig
afdrukken
Zie "Specificaties
van het
afdrukmateriaal" op
pagina 102 voor
informatie over
papi
erformaten.
Zie "Specificaties
van het
afdrukmateriaal" op
pagina 102 voor
informatie over
papiersoorten.
Lade
Dubbelzijdig
afdru
kken
(handmatig)
a
a.Alleen 75 tot 90 g/m² (bankpost)
Letter, Legal, Oficio,
US Foli
o, A4, ISO
B5, JIS B5,
Executive, A5, A6
Normaal, dik
papier, katoen,
gekleurd papier,
voorbedrukt,
kringlooppapier,
karton,
archiefpapier.
Lade
Afdrukmedia en lade_ 58
De grootte van de lade aanpassen
Als u papier van verschillende afmetingen, bijvoorbeeld van het formaat
Legal, in de lade plaatst, moet u de lengtegeleider aanpassen om de
papierlade te verlengen.
Als u het papierformaat wilt wijzigen, mo
et u de lengte-/breedtegeleiders
juist instellen.
3
2
1
4
1 Papierverlengingshan
dgreep
2 Papierklep
3 Papierlengtegeleider
4 Papierbreedtegeleider
1. Trek de lade uit het apparaat. Open de papierklep en verwijder indien
nodig het papier uit de lade.
2. Maak de vergrendeling in de lade los en trek de lade handmatig naar
buiten.
1
3. Plaats het papier met de te bedrukken zijde naar boven in de lade.
4. Verschuif de lengtegeleider tot deze lichtjes de stapel papier raakt. Houd
de breedtegeleider ingedrukt en schuif deze zonder deze te buigen
tegen de stapel papier.
Bij papier met een kleiner formaat dan Letter-formaat plaatst u de
geleiders opnieuw in de aanvangspositie en stelt u de lengte- en
breedtegeleiders opnieuw in.
Als het papier waarop u wilt afdrukken minder dan 222 mm lang is,
ontgrendelt u de geleider van de lade en duwt u de lade naar binnen.
Stel de papierlengte- en papierbreedtegeleider in.
1
2
Duw de papierbreedtegeleiders niet zo ver naar binnen dat het
afdrukmateriaal gaat buigen.
Als u
de papierbreedtegeleiders niet aanpast, kunnen er
papierstoringen optreden.
Afdrukmedia en lade_ 59
Gebruik geen papier dat meer dan 6 mm omkrult.
5. Sluit de papierklep.
6. Schuif de lade terug in het apparaat tot de lade vastklikt.
7. Ste
l het papiertype en -formaat voor de lade in ("Papierformaat en -type
instellen" op pagina 64).
Controleer als u problemen ondervindt met de papierinvoer of het
papier beantwoordt aan de specificaties van de afdrukmedia.
Probeer het vervolgens door vel per vel in de lade te plaatsen (zie
"Specificaties van het afdrukmateriaal" op pagina 102 of zie
"Afdrukken op speciale media" op pagina 61).
De lade is standaard ingesteld op het pap
ierformaat Letter of A4, afhankelijk
van het land waar u de printer hebt gekocht. Als u de formaatinstelling wilt
veranderen in A4 of Letter, moet u de hendel en de papierbreedtegeleider
juist instellen.
1. Trek de lade uit het apparaat. Open de papierklep en verwijder indien
nodig het papier uit de lade.
2. Als
u het formaat wilt wijzigen in Letter, draait u de hendel aan de
achterkant van de lade naar rechts.
LTR
A4
3. Knijp de papierbreedtegeleider samen en schuif deze tot tegen de
hendel.
LTR
A4
Als u het formaat wilt wijzigen in A4, schuift u de
papierbreedtegeleider naar links en draait u de hendel naar links.
Forceer de hendel niet, anders kan de lade worden beschadigd.
Papier in de lade plaatsen
In de papierlade
1. Trek de lade uit. Pas het formaat van de lade aan het formaat van de te
plaatsen afdrukmaterialen (zie "De grootte van de lade aanpassen" op
pagina 58).
2. Bu
ig de papierstapel of waaier het papier uit om de pagina’s van elkaar
te scheiden voordat u het papier in de lade plaatst.
3. Plaats het papier in de lade met de te bedrukken zijde naar boven.
4. D
uw de papiergeleiders van de lade naar elkaar toe en stel ze in op de
breedte en lengte van het papier. Oefen niet te veel druk uit. Het papier
kan gaan buigen waardoor een papierstoring ontstaat of het papier
scheeftrekt.
Afdrukmedia en lade_ 60
5. Sluit de papierklep.
6. Plaats de lade terug in het apparaat.
7. Om va
nuit een toepassing af te drukken, opent u de toepassing en start
u het afdrukmenu.
8. Ope
n Voorkeursinstellingen (zie "Voorkeurinstellingen openen" op
pagina 66).
9. Ope
n het tabblad Papier in Voorkeursinstellingen en selecteer de
papiersoort, het papierformaat en de invoerlade.
10. Druk op OK.
11. Sta
rt het afdrukken vanuit de toepassing.
Controleer als u problemen ondervindt met de papierinvoer of het
papier beantwoordt aan de specificaties van de afdrukmedia.
Probeer het vervolgens door vel per vel in de lade te plaatsen (zie
"Specificaties van het afdrukmateriaal" op pagina 102).
De lade is standaard ingesteld op het pap
ierformaat Letter of A4, afhankelijk
van het land waar u de printer hebt gekocht. Als u de formaatinstelling wilt
veranderen in A4 of Letter, moet u de hendel en de papierbreedtegeleider
juist instellen.
1. Trek de lade uit het apparaat. Open de papierklep en verwijder indien
nodig het papier uit de lade.
2. Als u het formaat wilt wijzigen in Letter, draait u de hendel aan de
achterkant van de lade naar rechts.
LTR
A4
3. Knijp de papierbreedtegeleider samen en schuif deze tot tegen de
hendel.
LTR
A4
Als u het formaat wilt wijzigen in A4, schuift u de
papierbreedtegeleider naar links en draait u de hendel naar links.
Forceer de hendel niet, anders kan de lade worden beschadigd.
Handmatige invoer in de lade
Als u papier van verschillende afmetingen, bijvoorbeeld enveloppen,
transparanten, etiketten of aangepast papier in de lade plaatst, moet u de
papiergeleiders voor handmatige invoer in de lade aanpassen.
Voor handmatige invoer in de lade, moeten de papierlengte-/
-bre
edtegeleiders goed worden aangepast.
Tips voor het gebruik van de methode voor
handmatige invoer
Tips voor handmatige invoer in de lade
Als u Ha
ndmatige invoer selecteert bij Invoer in de
softwaretoepassing, moet u elke keer op Annuleren ( ) drukken
wanneer u een pagina afdrukt. Plaats slechts
één type, formaat en
gewicht van afdrukmedia tegelijk in de lade.
Voeg tijdens het afdrukken geen media toe. Dit zou papierstoringen
kunnen veroorzaken. Dit geldt ook voor andere soorten
afdrukmateriaal.
Plaats afdrukmaterial
en met de te bedrukken zijde naar boven en de
bovenrand eerst in de lade en zorg ervoor dat het materiaal in het
midden van de lade ligt.
Plaats alle
en aanbevolen afdrukmedia. Zo voorkomt u
papierstoringen en problemen met de afdrukkwaliteit (zie
"Specificaties van het afdrukmateriaal" op pagina 102).
Ma
ak omgekrulde kaarten, enveloppen en etiketten eerst vlak voor u
ze in de papierlade plaatst.
1. Trek de lade uit het apparaat. Open de papierklep en verwijder
indien nodig het papier uit de lade.
Afdrukmedia en lade_ 61
2. Plaats het papier met de te bedrukken zijde naar boven in de lade.
3. Knijp de papiergeleider samen en pas deze aan de breedte van het
papier aan tot het uiteinde van de papierstapel lichtjes wordt geraakt.
Oefen niet te veel druk uit. Het papier kan gaan plooien waardoor
een papierstoring ontstaat of het papier scheeftrekt.
Bij papier met een kleiner formaat dan Letter-formaat plaatst u de
geleiders weer in de aanvangspositie en stelt u de lengte- en
breedtegeleiders opnieuw in.
Als het papier waarop u wilt afdrukken minder dan 222 mm lang is,
ontgrendelt u de geleider van de lade en duwt u de lade naar binnen.
Stel de papierlengte- en papierbreedtegeleider in.
1
Duw de papierbreedtegeleiders niet zo ver naar binnen dat
het afdrukmateriaal gaat buigen.
Als u de pa
pierbreedtegeleiders niet aanpast, kunnen er
papierstoringen optreden.
Gebruik geen papier dat meer dan 6 mm omkrult.
4. Sluit de papierklep.
5. Schuif de lade terug in het apparaat tot de lade vastklikt.
6. Om vanui
t een toepassing af te drukken, opent u de toepassing en
start u het afdrukmenu.
7. Ope
n Voorkeursinstellingen (zie "Voorkeurinstellingen openen" op
pagina 66).
8. Klik op het ta
bblad Papier in Voorkeursinstellingen en selecteer
het juiste papiertype.
Als u bijvoorbeeld op een etiket wilt afdrukken, stelt u het
papiertype in op Etiketten.
9. Selecteer Handmatige invoer bij papierbron en druk vervolgens op
OK.
10. Sta
rt het afdrukken vanuit de toepassing.
Als u meerdere pagina’s wilt afdrukken, plaatst u het volgende vel
nadat de eerste pagina is afgedrukt en drukt u op de knop
Annuleren ( ). Herhaal deze stap voor elke pagina die moet
worden afgedrukt.
Afdrukken op speciale media
Onderstaande tabel toont de beschikbare speciale afdrukmedia voor elke
lade.
Voor het gebruik van speciale afdrukmedia raden wij u aan om telkens
een vel per keer in te voeren. Controleer hoeveel vellen u maximaal in
elke lade mag plaatsen (zie "Specificaties van het afdrukmateriaal" op
pagina 102).
Types Lade
Handmatige invoer
in de lade
Normaal papier
Dik papier
Dun papier
Katoen
Afdrukmedia en lade_ 62
( : ondersteund, leeg: niet ondersteund)
De volgende mediatypen worden getoond in de Vo
orkeursinstellingen.
Met de optie papiertype kunt u het papiertype instellen dat in de lade moet
worden geladen. Door de juiste media te selecteren, verkrijgt u een optimale
afdrukkwaliteit. Het selecteren van ongeschikte media kan tot een slechte
afdrukkwaliteit leiden.
Nor
maal papier: gewoon papier. Selecteer dit type als u afdrukt op
papier van 70 tot 90 g/m
2
.
Di
k papier: dik papier van 90 tot 105 g/m
2
.
Du
n papier: dun papier van 60 tot 70 g/m
2
.
Katoen: katoenpapier van 75 tot 90 g/m
2
.
G
ekleurd papier: eenzijdig gekleurd papier van 75 tot 90 g/m
2
.
Voo
rbedrukt: voorbedrukt papier/papier met briefhoofd van 75 tot 90 g/
m
2
.
Krin
glooppapier: kringlooppapier van 75 tot 90 g/m
2
.
Als u kringlooppapier gebruikt, kunnen afdrukken gekreukt raken
of vastlopen vanwege een overmatige krul.
Envelop: envelop van 75 tot 90 g/m
2
.
T
ransparanten: transparanten van 0,104 tot 0,124 mm.
Et
iketten: etiket van 120 tot 150 g/m
2
.
Kaar
ten: karton van 105 tot 163 g/m
2
.
Bankpost: bankpostpapier van 105 tot 120 g/m
2
.
Archiefp
apier: 70 tot 90 g/m
2
. Als u de afdrukken geruime tijd wilt
bewaren (bijvoorbeeld in een archief).
Glan
zende foto: glanzend fotopapier van 111 tot 220 g/m
2
.
M
atte foto: mat fotopapier van 111 tot 220 g/m
2
.
Enveloppen
Of enveloppen goed worden bedrukt is afhankelijk van de kwaliteit van de
enveloppen.
Om een envelop af te drukken plaatst u ze met de klep naar onder en de
pl
aats voor de postzegel linksboven.
Houd bij de keuze van enveloppen rekening met de volgende factoren:
- G
ewicht: het gewicht van het enveloppenpapier mag niet meer dan
90 g/m
2
bedragen om te vermijden dat er een papierstoring optreedt.
- On
twerp: voordat u afdrukt, moeten de enveloppen plat liggen met
een krul van minder dan 6 mm en mogen ze geen lucht bevatten.
- Prob
leem: gebruik geen enveloppen die gekruld, verkreukeld of
beschadigd zijn.
- Temperatuur: gebruik enveloppen die bestand zijn tegen de druk
en de hitte die tijdens het afdrukken in het apparaat ontstaan.
Geb
ruik alleen goed gevormde enveloppen met scherpe vouwen.
Geb
ruik geen afgestempelde enveloppen.
Geb
ruik geen enveloppen met sluithaakjes, knipsluitingen, vensters,
gecoate binnenbekleding, zelfklevende sluitingen of andere
synthetische materialen.
Gebruik geen beschadigde enveloppen of enveloppen van slechte
kwaliteit.
Controleer of de naad aan beide uiteinden van de envelop helemaal
doorloopt tot in de hoek.
21
1 Aanvaardbaar
2 Onaanvaardbaar
Enveloppen met een verwijderbare strip of met meer dan één
zelfklevende vouwbare klep moeten van een kleefmiddel zijn voorzien
dat gedurende 0,1 seconde bestand is tegen de fixeertemperatuur (circa
170 °C) van het apparaat. De extra kleppen en strips kunnen kreuken,
scheuren en papierstoringen veroorzaken en kunnen zelfs de
fixeereenheid beschadigen.
Vo
or een optimale afdrukkwaliteit moeten de marges minstens 15 mm
van de rand van de envelop blijven.
D
ruk niet af op de plaats waar de naden van de envelop samenkomen.
Kleur
Voorbedrukt
Kringlooppapier
Envelop
Transparanten
Etiketten
Kaarten
Bankpost
Archiefpapier
Glanzende foto
Matte foto
Types Lade
Handmatige invoer
in de lade
Afdrukmedia en lade_ 63
Transparanten
Om beschadigingen aan het apparaat te voorkomen gebruikt u uitsluitend
transparanten die speciaal zijn ontworpen voor laserprinters.
Bij afdrukken in kleur op transparanten zal de afbeeldingskwaliteit
lager zijn dan bij monochrome afdrukken wanneer de afdrukken op
een overheadprojector worden gebruikt.
De te gebruiken transparanten moeten bestand zijn tegen de
fixeertemperatuur van het apparaat.
Plaats
transparanten op een vlak oppervlak nadat u ze uit het apparaat
hebt gehaald.
Laa
t transparanten niet te lang in de papierlade liggen. Er kan zich dan
stof en vuil op afzetten, wat aanleiding geeft tot vlekken bij het
afdrukken.
Let op dat u geen
vingerafdrukken op de transparanten achterlaat. Dit
veroorzaakt vlekken tijdens het afdrukken.
Bescherm transp
aranten na het afdrukken tegen langdurige blootstelling
aan zonlicht om te voorkomen dat ze gaan vervagen.
Zorg
dat de transparanten niet kreukelen, krullen of gescheurde hoeken
hebben.
Gebruik geen transparanten die loskomen van de achterzijde.
Om te
vermijden dat de afgedrukte transparanten aan elkaar blijven
kleven, moet u ervoor zorgen dat ze niet op elkaar worden gestapeld
terwijl ze worden afgedrukt.
Aan
bevolen afdrukmedia: Xerox 3R91331 (A4), Xerox 3R2780
(Letter)
Basistype transparant (bijv. Xerox 3R91331) resulteert in een beter
beeld en een betere verwerkingskwaliteit dan transparanten met een
papieren achterzijde (bijvoorbeeld Xerox 3R3028) of verwijderbare strip
(3R3108).
Transparanten met statische elektriciteit kunnen problemen met
de beeldkwaliteit veroorzaken.
Afhankelijk van de keuze van de opslagcondities van de
transparanten kan er een storing optreden of kunnen afbeeldingen
gekrast worden.
Etiketten
Om beschadigingen aan het apparaat te voorkomen gebruikt u best
uitsluitend etiketten voor laserprinters.
Bij de keuze van etiketten moet u rekening houden met de volgende
factoren:
- Kleefsto
ffen: het kleefmiddel moet stabiel blijven bij de
fixeertemperatuur van uw apparaat (ongeveer 170 °C).
- Schi
kking: gebruik uitsluitend etiketvellen waarvan het rugvel
tussen de etiketten niet blootligt. Bij etiketvellen met ruimte tussen
de etiketten kunnen de etiketten loskomen van het rugvel. Dit kan
ernstige papierstoringen tot gevolg hebben.
- Krul
len: voordat u afdrukt, moeten de etiketten plat liggen met een
krul van maximaal 13 mm in eender welke richting.
- Probleem: gebruik geen etiketten die gekreukt zijn, blaasjes
vertonen of loskomen van het rugvel.
Z
org ervoor dat er tussen de etiketten geen zelfklevend materiaal
blootligt. Blootliggende delen kunnen ervoor zorgen dat etiketten tijdens
het afdrukken loskomen, waardoor het papier kan vastlopen. Ook
kunnen hierdoor onderdelen van het apparaat beschadigd raken.
Pl
aats geen gebruikte etiketvellen in het apparaat. De klevende
achterzijde mag slechts een keer door het apparaat worden gevoerd.
Geb
ruik geen etiketten die loskomen van het rugvel, blaasjes vertonen,
gekreukt of anderszins beschadigd zijn.
Kartonpapier/papier van een aangepast formaat
Druk niet af op materialen die smaller zijn dan 76 mm en korter dan
152,4 mm.
Stel
de marges in softwaretoepassingen in op ten minste 6,4 mm van de
zijkanten van de afdrukmedia.
Briefhoofd/voorbedrukt papier
Eenzijdig Dubbelzijdig
Voorzijde naar boven
AAAAA
Voorzijde naar beneden
AAAAA
Briefhoofden/voorbedrukt papier moeten afgedrukt worden met
hittebestendige inkt die niet smelt, verdampt of schadelijke gassen
uitstoot bij blootstelling gedurende 0,1 seconde aan de
fixeertemperatuur van het apparaat. Controleer de specificaties van uw
apparaat voor informatie over de fixeertemperatuur van ongeveer 170
°C.
D
e inkt op het briefhoofd/voorbedrukt papier mag niet ontvlambaar zijn
en mag de printerrollen niet beschadigen.
F
ormulieren en papier met briefhoofd moeten in een vochtbestendige
verpakking worden bewaard om aantasting tijdens de opslagperiode te
voorkomen.
Vo
or u het briefhoofd/voorbedrukt papier in de lade plaatst, controleert u
of de inkt op het papier droog is. Natte inkt kan tijdens het fixeerproces
loskomen van het voorbedrukte papier waardoor de afdrukkwaliteit
vermindert.
Afdrukmedia en lade_ 64
Gerecycled papier
Bij het plaatsen van gerecycled papier moet de bedrukte zijde naar boven
liggen en mag de voorzijde niet gekruld zijn. Bij invoerproblemen draait u
het papier om. Er zijn geen garanties wat de afdrukkwaliteit betreft.
Op ge
recycled papier moet afgedrukt worden met hittebestendige inkt
die niet smelt, verdampt of schadelijke gassen uitstoot als ze gedurende
0,1 seconde wordt blootgesteld aan de fixeertemperatuur van het
apparaat. Controleer de specificaties van uw apparaat voor informatie
over de fixeertemperatuur van ongeveer 170 °C.
De inkt
op het gerecyclede papier mag niet ontvlambaar zijn en mag de
printerrollen niet beschadigen.
Voor u gerecycle
d papier in de lade plaatst, controleert u of de inkt op
het papier droog is. Natte inkt kan tijdens het fixeerproces loskomen van
het gerecyclede papier, waardoor de afdrukkwaliteit afneemt.
Glanzend fotopapier
Plaats één vel tegelijk in de lade met de glanzende zijde naar boven.
Aanbe
volen afdrukmateriaal: glanzend papier (Letter) voor dit apparaat:
HP Brochure Paper (product: Q6616A).
Aanbe
volen afdrukmateriaal: glanzend papier (A4) voor dit apparaat:
alleen HP Superior Paper 160 glossy (product: Q6616A).
Mat fotopapier
Plaats één vel tegelijk in de lade met de te bedrukken zijde naar
boven.
Papierformaat en -type instellen
Nadat u het papier in de lade hebt geplaatst, moet u het papierformaat en
-type instellen met behulp van het printerstuurprogramma. Volg deze
stappen om uw wijzigingen permanent te maken.
De hieronder beschreven werkwijze geldt voor Windows XP.
Raadpleeg de gebruikshandleiding of online-Help van Windows voor
andere Windows-besturingssystemen.
1. Klik op de kno
p Start op het computerscherm.
2. Selecteer
Printers en faxapparaten.
3. Klik me
t de rechtermuisknop op het printerpictogram en selecteer
Voorkeursinstellingen.
4. Klik op het ta
bblad Papier en wijzig de instelling via Papieropties.
5. Klik op OK.
De papieruitvoersteun gebruiken
De afgedrukte pagina’s worden in de uitvoerlade gestapeld en de
uitvoersteun zal ervoor zorgen dat de afgedrukte pagina’s uitgelijnd worden.
1 Papieruitvoersteun
Als u een groot aantal pagina’s achter elkaar afdrukt kan het
oppervlak van de uitvoerlade heet worden. Raak het oppervlak niet
aan en houd kinderen uit de buurt van het oppervlak.
Afdrukken_ 65
7.Afdrukken
In dit hoofdstuk worden de meest gangbare afdruktaken toegelicht.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Introductie van handige programma’s
Eigenschappen van het printerstuurprogramma
Eenvoudige afdruktaken
Voorkeurinstellingen openen
Help gebruiken
Speciale kopieerfuncties gebruiken
De standaardafdrukinstellingen wijzigen
Uw apparaat als standaardapparaat instellen
Afdrukken naar een bestand (PRN)
Afdrukken in Macintosh
Afdrukken in Linux
De procedures in dit hoofdstuk zijn voornamelijk gebaseerd op
Windows XP.
Introductie van handige programma’s
Samsung AnyWeb Print
Met dit hulpprogramma kunt u van een scherm in Windows Internet Explorer
een schermopname of afdrukvoorbeeld maken en afdrukken op een veel
eenvoudigere manier dan in het gebruikelijke programma. Klik op Start >
Alle programma’s > Samsung Printers > Samsung AnyWeb Print >
Download de nieuwste versie om naar de website te gaan waar u het
hulpprogramma kunt downloaden. Deze functie is alleen beschikbaar onder
Windows.
Samsung Easy Color Manager
Met dit programma kunnen gebruikers de gewenste kleur instellen. U kunt
de afdrukkleur op het scherm aanpassen. De aangepaste kleur kan worden
opgeslagen op het printerstuurprogramma en toegepast op afdrukken. Klik
op Start > Alle programma’s > Samsung Printers > Samsung Easy
Color Manager > Download de nieuwste versie om naar de website te
gaan waar u het hulpprogramma kunt downloaden. Deze functie is alleen
beschikbaar voor de besturingssystemen
van Windows en Macintosh.
(http://solution.samsungprinter.com/p
ersonal/colormanager)
Eigenschappen van het printerstuurprogramma
Uw printerstuurprogramma’s ondersteunen de volgende standaardfuncties:
Se
lectie van afdrukstand, formaat, bron en type afdrukmedia.
Aantal exemp
laren.
U kunt bovendien verschillende special
e afdrukfuncties gebruiken. De
onderstaande tabel geeft een algemeen overzicht van de functies die door
uw printerstuurprogramma’s worden ondersteund:
Het is mogelijk dat een aantal modellen of besturingssystemen een of
meer functies uit de tabel niet ondersteunen.
Printerstuurprogramma
Functie Windows
Optie afdrukkwaliteit
Poster afdrukken
Meerdere pagina’s per vel
Boekjes afdrukken (handmatig)
Afdruk aan pagina aanpassen
Afdrukken vergroten en verkleinen
Watermerk
Overlay
Dubbelzijdig afdrukken (handmatig)
( : o
ndersteund. Leeg: niet ondersteund)
Eenvoudige afdruktaken
Afdrukken is mogelijk vanuit verschillende toepassingen in Windows,
Macintosh of Linux. De exacte procedure kan verschillen per toepassing.
Het venster Voorkeursinstellingen in de gebruikershandleiding
verschilt mogelijk van het venster dat u ziet omdat het afhankelijk
is van het gebruikte apparaat. Het venster Voorkeursinstellingen
bevat echter vrijwel dezelfde eigenschappen. Controleer welke
besturingssystemen compatibel zijn met uw apparaat. Zie
Compatibiliteit met besturingssystemen onder Printerspecificaties
(zie "Systeemvereisten" op pagina 31).
Al
s u een optie selecteert in Voorkeursinstellingen, verschijnt er
mogelijk een waarschuwingsteken,
of . Een uitroepteken
( ) wil zeggen dat u deze optie wel kunt selecteren maar dat dit
niet wordt aanbevolen. Het teken
wil zeggen dat u deze optie
niet kunt selecteren vanwege de i
nstellingen of omgeving van het
apparaat.
Hieronder beschrijven we de algemene stappen die vereist zijn om af te
dru
kken vanuit verschillende Windows-toepassingen.
Eenvoudige afdruktaken in Macintosh, zie "Afdrukken in Macintosh"
op pagina 72.
Eenvoudige afdruktaken in Linux, zie "Afdrukken in Linux" op
pagina 73.
Afdrukken_ 66
Het volgende venster Voorkeursinstellingen is voor Kladblok in Windows
XP. Uw venster Voorkeursinstellingen kan verschillen, afhankelijk van uw
besturingssysteem of de toepassing die u gebruikt.
1. Ope
n het document dat u wilt afdrukken.
2. Selecteer
Afdrukken in het menu Bestand. Het venster Afdrukken
wordt geopend.
3. Selecteer uw printer in de lijst Printer selecteren.
De basisafdrukinstellingen, inclusief het aantal exemplaren en het
afdrukbereik, worden geselecteerd in het venster Afdrukken.
Om de printerfuncties van uw printerstuurprogramma te gebruiken,
klikt u op Eigenschappen of Voorkeursinstellingen in het
venster Afdrukken van de toepassing om de afdrukinstellingen te
wijzigen (zie "Voorkeurinstellingen openen" op pagina 66).
4. Klik in he
t venster Afdrukken op OK of Afdrukken om de afdruktaak te
starten.
Als u Windows Internet Explorer gebruikt, kunt u met Samsung
AnyWeb Print bovendien tijd besparen bij het maken of afdrukken
van schermafdrukken. Klik op Start > Alle programma’s > Samsung
Printers > Samsung AnyWeb Print om naar de website te gaan
waar u het hulpprogramma kunt downloaden.
Een afdruktaak annuleren
Als de afdruktaak in de wachtrij of afdrukspooler is opgenomen, kunt u de
afdruktaak als volgt annuleren.
1. Klik op het me
nu Start in Windows.
2. In
Windows 2000 selecteert u Instellingen > Printers.
Voor
Windows XP/Server 2003 selecteert u Printers en
faxapparaten.
In
Windows Server 2008/Vista selecteert u Configuratiescherm >
Hardware en geluiden > Printers.
In
Windows 7 selecteert u Configuratiescherm > Apparaten en
printers.
In Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm >
Hardware > Apparaten en printers.
3. In
Windows 2000, XP, Server 2003, Vista en Server 2008 dubbelklikt u
op uw apparaat.
In Windows 7 en Windows Server 2008 R2 klikt u met uw
rechtermuiskno
p op het pictogram van uw printer > contextmenu’s >
Afdruktaken weergeven.
Als bij het item Afdruktaken weergeven het teken staat, kunt u
andere printerstuurprogramma’s voor de geselecteerde printer
selecteren.
4. Se
lecteer Annuleren in het menu Document.
U kunt dit venster ook weergeven door te dubbelklikken op het
pictogram van het apparaat (
) op de taakbalk van Windows.
U kunt de huidige taak ook annuleren door te drukken op Annuler
en
(
) op het bedieningspaneel.
Voorkeurinstellingen openen
U kunt de instellingen die u hebt geselecteerd bovenaan rechts in
Voorkeursinstellingen voor afdrukken bekijken.
1. Open het document dat u wilt afdrukken.
2. Se
lecteer Afdrukken in het menu Bestand. Het venster Afdrukken
wordt geopend.
3. Selecteer uw printer in de lijst Printer selecteren.
4. Klik op Eig
enschappen of Voorkeursinstellingen.
Voorkeurinstellingen gebruiken
Met behulp van de optie Vooraf ingest. die op ieder tabblad
Voorkeursinstellingen behalve op het tabblad Samsung verschijnt, kunt u
de huidige voorkeuren opslaan voor toekomstig gebruik.
Zo voegt u een instelling toe aan In
stellingen vooraf:
Afdrukken_ 67
1. Stel op elk tabblad de gewenste instellingen in.
2. Typ in
het invoervak Instellingen vooraf een naam voor deze
instellingen.
3. Klik op Toevoegen. Als u instellingen opslaat onder Instellingen
vooraf, worden alle huidige stuurprogramma-instellingen opgeslagen.
Als u op Toevoegen klikt, verandert de knop Toevoegen in de knop
Wijzigen. Selecteer meer opties en klik op Wijzigen. De instellingen
worden toegevoegd aan de Instellingen vooraf.
Om de bewaarde instelling te gebruiken kiest u deze in de vervolgkeuzelijst
Vo
oraf ingest. De printer is nu ingesteld om af te drukken volgens de
instellingen van de geselecteerde favoriet.
Om de opgeslagen instelling te verwijd
eren, selecteert u ze in de
vervolgkeuzelijst Vooraf ingest. en klikt u op Wissen.
U kunt de standaardinstellingen van het printerstuurprogramma ook
h
erstellen door Standaardinstellingen vooraf te selecteren in de
vervolgkeuzelijst Vooraf ingest.
Help gebruiken
Klik op het vraagteken in de rechterbovenhoek van het venster en klik op
het onderwerp waarover u meer wilt weten. Er verschijnt een pop-upvenster
met informatie over de functie van die optie waarover het stuurprogramma
beschikt.
Als u informatie wilt zoeken aan de hand van een sleutelwoord, klikt u op
het tabblad Samsung in het venster Voorkeursinstellingen voor
afdrukken en geeft u een sleutelwoord in op de invoerregel van de optie
Help. Voor meer informatie over verbruiksartikelen,
stuurprogramma-updates, registratie enzovoort, klikt u op de
overeenkomstige knoppen.
Speciale kopieerfuncties gebruiken
Speciale afdrukeigenschappen zijn onder meer:
"Meerdere pagina’s op één vel papier afdrukken" op pagina 67.
"Posters afdrukken" op pagina 67.
"Boekjes afdrukken (handmatig)" op pagina 68.
"Dubbelzijdig afdrukken (handmatig)" op pagina 68.
"Het afdrukpercentage van uw do
cument wijzigen" op pagina 68.
"Een document aan een bepaald papierformaat aanpassen" op
pagina 68.
"Watermerken gebruiken" op pagina 69.
"Overlay gebruiken" op pagina 69.
"Opties op het tabblad Grafische elementen" op pagina 70.
Meerdere pagina’s op één vel papier afdrukken
U kunt het aantal pagina’s selecteren dat u op één vel wilt afdrukken. Als u
meer dan één pagina per vel afdrukt worden de pagina’s verkleind en in de
door u opgegeven volgorde gerangschikt. U kunt op één vel tot 16 pagina’s
afdrukken.
1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen,
opent u Voorkeursinstellingen (zie "Voorkeurinstellingen openen" op
pagina 66).
2. Kl
ik op het tabblad Basis en selecteer Meerdere pagina’s per vel in de
vervolgkeuzelijst Type.
3. Se
lecteer in de vervolgkeuzelijst Pagina’s/vel het aantal pagina’s dat u
per vel wilt afdrukken (2, 4, 6, 9 of 16).
4. Se
lecteer indien nodig de paginavolgorde in de vervolgkeuzelijst
Paginavolgorde.
5. Als u rond iedere pagina een kader wilt afdrukken selecteert u
Paginakaders afdrukken.
6. Kl
ik op het tabblad Papier en selecteer Formaat, Invoer en Type.
7. Klik op OK of Afdru
kken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten.
Posters afdrukken
Deze eigenschap stelt u in staat om een document van één pagina af te
drukken over 4, 9 of 16 vellen papier, om deze met tape aan elkaar vast te
maken en zo een document te vormen van posterformaat.
1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen,
opent u Voorkeursinstellingen (zie "Voorkeurinstellingen openen" op
pagina 66).
2. Kl
ik op het tabblad Basis en selecteer Poster afdrukken in de
vervolgkeuzelijst Type.
3. Selecteer de gewenste paginaopmaak.
Beschikbare lay-outs:
Poste
r 2x2: het document wordt vergroot en wordt over 4 pagina’s
verdeeld.
Poste
r 3x3: het document wordt vergroot en wordt over 9 pagina’s
verdeeld.
Poste
r 4x4: het document wordt vergroot en wordt over 16 pagina’s
verdeeld.
4. Selecteer de waarde Posteroverlap. Geef de Posteroverlap op in
millimeters of inches door de radioknop bovenaan rechts in het tabblad
Basis in te schakelen om de vellen gemakkelijker aan elkaar te kunnen
kleven.
5. Klik op het tabblad Papier en selecteer Formaat, Invoer en Type.
6. Klik op OK of Afdru
kken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten.
7. U
kunt nu een poster maken door de vellen aan elkaar te kleven.
Afdrukken_ 68
Boekjes afdrukken (handmatig)
Met deze functie kunt u een document op beide zijden van het papier
afdrukken en worden de pagina’s zo gerangschikt dat u het afgedrukte
papier dubbel kunt vouwen om een boekje te maken.
Als u een boekje wilt maken, moet u afdrukken op afdrukformaten
Letter, Legal, A4, US Folio of Oficio.
8
9
1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen,
opent u Voorkeursinstellingen (zie "Voorkeurinstellingen openen" op
pagina 66).
2. Klik op het ta
bblad Basis en selecteer Boekje afdrukken in de
vervolgkeuzelijst Type.
3. Klik op het ta
bblad Papier en selecteer Formaat, Invoer en Type.
De optie Boekje afdrukken is niet beschikbaar voor alle
papierformaten. Om na te gaan welke papierformaten beschikbaar
zijn voor deze functie selecteert u het beschikbare papierformaat
in de optie Formaat van het tabblad Papier.
Als u een onbeschikbaar papierformaat selecteert, wordt deze
optie moge
lijk automatisch geannuleerd. Selecteer alleen
beschikbaar papier (papier zonder de markering
of ).
4. Klik op OK of Afdr
ukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten.
5. Vervolge
ns kunt u de pagina’s vouwen en nieten.
Dubbelzijdig afdrukken (handmatig)
U kunt afdrukken op beide zijden van een vel papier (duplex). Voor u afdrukt
moet u de gewenste afdrukstand van het document opgeven. U kunt deze
functie gebruiken met papier van het formaat Letter, Legal, A4, US Folio of
Oficio (zie "Specificaties van het afdrukmateriaal" op pagina 102).
U wordt afgeraden dubbelzijdig af te drukken op speciale
afdrukmedia, zoals etiketten, enveloppen of dik papier. Het kan een
papierstoring veroorzaken of het apparaat beschadigen.
1. Als u
de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen,
opent u Voorkeursinstellingen (zie "Voorkeurinstellingen openen" op
pagina 66).
2. Klik op het ta
bblad Geavanceerd.
3. Selecteer
in de sectie Dubbelzijdig afdrukken (handmatig) de
gewenste bindoptie.
Ge
en
La
nge zijde: deze optie is de conventionele lay-out voor
boekbinden.
Korte zijde: deze optie is de conventionele lay-out voor kalenders.
4. Klik op het tabblad Papier en selecteer Formaat, Invoer en Type.
5. Klik op OK of Afdru
kken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten.
Als uw printer geen eenheid voor dubbelzijdig afdrukken heeft, moet u
de afdruktaak handmatig uitvoeren. De printer drukt eerst elke andere
pagina van het document af. Hierna verschijnt er een bericht op uw
computer. Volg de aanwijzingen op het scherm om de afdruktaak te
voltooien.
Het afdrukpercentage van uw document wijzigen
U kunt de grootte van een document wijzigen zodat het groter of kleiner
wordt afgedrukt. Dat doet u door het gewenste percentage in te geven.
1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen,
opent u Voorkeursinstellingen (zie "Voorkeurinstellingen openen" op
pagina 66).
2. Kl
ik op het tabblad Papier.
3. Geef in het invoervak Percentage de schaa
lfactor op.
U kunt ook op de pijl-omlaag/pijl-omhoog te klikken om de schaalfactor
te select
eren.
4. Se
lecteer Formaat, Invoer en Type in Papieropties.
5. Klik op OK of Afdru
kken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten.
Een document aan een bepaald papierformaat
aanpassen
Met deze functie kunt u uw afdruktaak aanpassen aan elk geselecteerd
papierformaat, ongeacht de grootte van het document. Dit kan nuttig zijn als
u de details van een klein document wilt bekijken.
A
1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen,
opent u Voorkeursinstellingen (zie "Voorkeurinstellingen openen" op
pagina 66).
2. Kl
ik op het tabblad Papier.
3. Se
lecteer het gewenste papierformaat in Aanpassen aan
papierformaat.
4. Se
lecteer Formaat, Invoer en Type in Papieropties.
5. Klik op OK of Afdru
kken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten.
Afdrukken_ 69
Watermerken gebruiken
Met de optie Watermerk kunt u tekst afdrukken over een bestaand
document. U gebruikt het bijvoorbeeld om in grote grijze letters "CONCEPT"
of "VERTROUWELIJK" diagonaal op de eerste pagina of op alle pagina’s
afdrukken.
Er zijn verschillende vooraf ingestelde watermerken die met uw apparaat
worden meegeleverd. Ze kunnen worden aangepast of u kunt er nieuwe
aan de lijst toevoegen.
Een bestaand watermerk gebruiken
1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen (zie "Voorkeurinstellingen
openen" op pagina 66).
2. Klik op he
t tabblad Geavanceerd en selecteer het gewenste
watermerk in de vervolgkeuzelijst Watermerk. Het geselecteerde
watermerk wordt weergegeven in het afdrukvoorbeeld.
3. Klik o
p OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt afgesloten.
Een watermerk maken
1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen (zie "Voorkeurinstellingen
openen" op pagina 66).
2. Se
lecteer het tabblad Geavanceerd en selecteer Bewerken... fin de
keuzelijst Watermerk. Het venster Watermerken bewerken wordt
geopend.
3. Ge
ef tekst in het vak Tekst watermerk in. U kunt tot 256 tekens
ingeven. De tekst wordt in het voorbeeldvenster weergegeven.
Als u het selectievakje Alleen eerste pagina inschakelt, wordt het
watermerk alleen op de eerste pagina afgedrukt.
4. Wa
termerkopties selecteren.
U kunt de naam, stijl, grootte en
grijswaarde van het lettertype
selecteren in de sectie Tekenstijl en de hoek van het watermerk
instellen in de sectie Hoek watermerk.
5. Klik op T
oevoegen om een nieuw watermerk aan de lijst Huidige
watermerken toe te voegen.
6. Wa
nneer u klaar bent, klikt u op OK of op Afdrukken tot het venster
Afdrukken wordt gesloten.
Als u geen watermerk meer wilt afdrukken selecteert u Geen in
de
vervolgkeuzelijst Watermerk.
Een watermerk bewerken
1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen (zie "Voorkeurinstellingen
openen" op pagina 66).
2. Klik op he
t tabblad Geavanceerd en selecteer Bewerken... in de
vervolgkeuzelijst Watermerk. Het venster Watermerken bewerken
wordt geopend.
3. Selecteer in het
vak Huidige watermerken het watermerk dat u wilt
bewerken en wijzig de tekst van het watermerk en de opties.
4. Klik op Wijzigen als u de wijzigingen op wilt slaan.
5. Klik op OK of
Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt
afgesloten.
Een watermerk verwijderen
1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen (zie "Voorkeurinstellingen
openen" op pagina 66).
2. Klik op het ta
bblad Geavanceerd en selecteer Bewerken... in de
vervolgkeuzelijst Watermerk. Het venster Watermerken bewerken
wordt geopend.
3. Selecteer
in het vak Huidige watermerken het watermerk dat u wilt
verwijderen en klik op de knop Wissen.
4. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt
afgesloten.
Overlay gebruiken
Een overlay is inhoud die op de vaste schijf van de computer is opgeslagen
en die in een willekeurig document kan worden afgedrukt. Overlays worden
vaak gebruikt in plaats van voorbedrukte formulieren en papier met
briefhoofd. In plaats van een voorbedrukt briefhoofd kunt u een overlay
samenstellen die precies dezelfde informatie bevat. Als u een brief met het
briefhoofd van uw bedrijf wilt afdrukken, hoeft u geen voorbedrukt
briefhoofdpapier in het apparaat te plaatsen, maar drukt u gewoon het
briefhoofd als overlay op uw document af.
Een nieuwe paginaoverlay maken
Als u een paginaoverlay wilt gebruiken, moet u een nieuwe
paginaoverlay met uw inhoud maken.
1. Ma
ak of open een document met de inhoud die u voor de overlay wilt
gebruiken. Plaats de items precies waar deze moeten verschijnen
wanneer ze aan het origineel worden toegevoegd.
2. Ga na
ar de Voorkeursinstellingen als u het document als een
overlay wilt opslaan (zie "Voorkeurinstellingen openen" op
pagina 66).
3. Klik op het ta
bblad Geavanceerd en selecteer Bewerken... in de
vervolgkeuzelijst Tekst. Het venster Overlay bewerken wordt
weergegeven.
4. Klik in het venster Ove
rlay bewerken op Maken.
5. Typ
een naam van maximaal acht tekens in het vak Bestandsnaam
in het venster Opslaan als. Selecteer indien nodig de map waarin u
het overlaybestand wilt opslaan. (De standaardinstelling is C:\Form
Over.)
6. Klik op Op
slaan. De naam verschijnt in Overzicht overlays.
7. Klik op OK of Afdr
ukken tot het venster Afdrukken wordt
afgesloten.
8. Het bestan
d wordt niet afgedrukt. Het wordt opgeslagen op de vaste
schijf van uw computer.
Het formaat van het overlaydocument moet gelijk zijn aan dat van
het document dat u afdrukt. Maak geen overlay met een
watermerk.
Een paginaoverlay gebruiken
Nadat u een overlay hebt gemaakt kan deze met uw document worden
afgedrukt. Dit doet u als volgt:
Afdrukken_ 70
1. Maak of open het document dat u wilt afdrukken.
2. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen (zie
"Voorkeurinstellingen
openen" op pagina 66).
3. Klik op het tabblad Geavanceerd.
4. Selecteer de gewenste overlay in de vervolgkeuzelijst Tekst.
5. Als het overlaybestand dat u zoekt niet in de vervolgkeuzelijst Tekst
voorkomt, selecteert u Bewerken... in de lijst en klikt u op Laden.
Selecteer het overlaybestand dat u wilt gebruiken.
Als u het gewenste overlaybestand op een externe bron hebt
opgeslagen, kunt u het bestand ook laden vanuit het venster
Openen.
Klik op Openen als u het bestand hebt geladen. Het bestand
verschijnt in het vak Overzicht overlays en kan worden afgedrukt.
Selecteer de overlay in het vak Overzicht overlays.
6. Schakel indien nodig het selectievakje Overlay bevestigen voor
afdrukken in. Als dit selectievakje is ingeschakeld, verschijnt telkens
wanneer u een document afdrukt een berichtvenster waarin u wordt
gevraagd te bevestigen of u een overlay op uw document wilt
afdrukken.
Als dit selectievakje niet is ingeschakeld en er een overlay is
geselecteerd, wordt de overlay automatisch afgedrukt op uw
document.
7. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt
afgesloten.
De geselecteerde overlay wordt op uw document afgedrukt.
De resolutie van het overlaydocument moet gelijk zijn aan die van
de oorspronkelijke afdruktaak.
Een overlay verwijderen
Paginaoverlays die u niet meer gebruikt kunt u verwijderen.
1. Klik in het venster Voorkeursinstellingen op het tabblad
Geavanceerd.
2. Selecteer Bewerken... in de vervolgkeuzelijst Overlay.
3. Selecteer in het vak Overzicht overlays de overlay die u wilt
verwijderen.
4. Klik op Wissen.
5. Wanneer het venster met het bevestigingsbericht verschijnt, klikt u
op Ja.
6. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt
afgesloten.
Opties op het tabblad Grafische elementen
Met behulp van de volgende grafische instellingen regelt u de
afdrukkwaliteit.
Welke opties u kunt selecteren, hangt mogelijk af van het
printermodel.
Als de optie is uitgegrijsd of niet wordt weergegeven, is ze niet van
toepassing voor de printertaal die u gebruikt.
De printertaal wijzigen:
1. Klik op het menu Start in Windows.
2. In Windows 2000 selecteert u Instellingen > Printers.
- Voor Windows XP/Server 2003 selecteert u Printers en
faxapparaten.
- Voor Windows Server 2008/Vista selecteert u
Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Printers.
- In Windows 7 selecteert u Configuratiescherm >
Hardware en geluiden > Apparaten en printers.
- In Windows Server 2008 R2 selecteert u
Configuratiescherm > Hardware > Apparaten en
printers.
3. Selecteer het stuurprogramma van uw apparaat en klik met de
rechtermuisknop om Eigenschappen te openen.
4. In de eigenschappen van het printerstuurprogramma selecteert
u Apparaatopties.
5. Selecteer de juiste opties in de vervolgkeuzelijst Printertaal.
Kleur aanpassen
Als u een kleurverschil ervaart tussen de afdruk en het beeldscherm
kunt u kleurinstellingen zoals kleurcontrast of kleurniveau aanpassen.
Het printerstuurprogramma biedt grafische opties om de afdrukkwaliteit
af te stemmen op specifieke afdrukbehoeften.
1. Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen (zie
"Voorkeurinstellingen
openen" op pagina 66).
2. Klik op het tabblad Grafische elementen. Raadpleeg de
on-linehelpfunctie voor iedere optie uit Voorkeursinstellingen voor
afdrukken
Kleurenmodus: u kunt voor de kleuropties kiezen uit Kleur of
Grijstinten. De instelling Kleur biedt gewoonlijk de beste
afdrukkwaliteit voor documenten in kleur. Als u een gekleurd
document in grijstinten wilt afdrukken selecteert u Grijstinten.
Met Zwart-wit optimaliseren kunt u fijn afdrukken in het
zwart. Als u gebruikmaakt van deze optie zal het afdrukken
langzamer gaan.
Selecteer Geavanceerd in Kleurenmodus als u de kleur
handmatig wilt instellen. Verplaats de schuifregelaar voor
kleurenbalans in het tabblad Niveaus om de kleur aan te passen
of selecteer het tabblad Aanpassing om de kleuren te regelen
voor de verwerking van afbeeldingen.
Geavanceerd: als u geavanceerde opties wilt instellen, klikt u
op Geavanceerd. (Alleen PCL-stuurprogramma)
Lettertype/tekst: selecteer Tekst donkerder maken om tekst
donkerder af te drukken dan op een normaal document. Gebruik
Alle tekst zwart om alles in het zwart af te drukken, ongeacht de
kleuren op het scherm.
Rastercompressie: deze optie bepaalt het compressieniveau
van afbeeldingen voor de overdracht van gegevens van de
computer naar de printer. Als u deze optie instelt op Maximum
zal de afdruksnelheid hoger liggen, maar de afdrukkwaliteit lager.
(Alleen PCL-stuurprogramma)
Grafische controller: hiermee kunt u randen van letters en fijne
lijnen accentueren voor een betere leesbaarheid, en elke
kleurkanaalregistratie in kleurenafdrukmodus uitlijnen.
- Grijstintverbetering: hiermee kunnen gebruikers de details
van natuurfoto’s bewaren en het contrast en de leesbaarheid
tussen grijscontrasten verbeteren bij het afdrukken in
grijswaarden van gekleurde documenten. (Alleen
PCL-stuurprogramma)
- Fijne randen: hiermee kunt u tekstranden en fijne lijnen
accentueren voor een betere leesbaarheid.
Tonerspaarstand: als u deze optie aanpast, gaan de
tonercassettes langer mee en dalen de afdrukkosten per pagina
zonder noemenswaardig kwaliteitsverlies.
- U kunt de schuifregelaar verplaatsen van Geen besparing
tot Maximale besparing om het tonerverbruik te
verminderen.
Afdrukken_ 71
3. Klik op OK of Afdrukken tot het venster Afdrukken wordt
afgesloten.
De scherpte en vloeiendheid aanpassen
Schermopties
deze optie beïnvloedt de resolutie en helderheid van de weergegeven
kleuren. De drie schermopties zijn Normaal, Verbeterd en
Gedetailleerd.
1. Als u de afdrukin
stellingen vanuit de softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u Voorkeursinstellingen (zie "Voorkeurinstellingen
openen" op pagina 66).
2. Klik op he
t tabblad Grafische elementen en selecteer vervolgens
Geavanceerd in Kleurenmodus.
3. Sele
cteer het tabblad Aanpassing.
4. Sele
cteer de benodigde opties op het Venster.
Sta
ndaardinstelling printer: volgt de waarde die werd
ingesteld in de modus Venster van de printer.
Normaal: deze modus genereert afdrukken waarbij de toner
gelijkmatig over de volledige pagina wordt verdeeld.
Verbeterd: deze modus genereert een pagina-afdruk met
scherp
afgelijnde tekst en vloeiende afbeeldingen/foto’s.
Ged
etailleerd: deze modus genereert afdrukken met scherpe
details over de volledige pagina.
5. Selecteer OK.
De standaardafdrukinstellingen wijzigen
De meeste Windows-toepassingen zullen de in het
printerstuurprogramma opgegeven instellingen opheffen. Daarom
raden wij u aan eerst alle afdrukinstellingen in uw programma te
wijzigen en alleen de instellingen die u daar niet vindt aan te passen in
het printerstuurprogramma.
1. Klik op het me
nu Start in Windows.
2. In
Windows 2000 selecteert u Instellingen > Printers.
In Win
dows XP/Server 2003 selecteert u Printers en faxapparaten.
In
Windows Server 2008/Vista selecteert u Configuratiescherm >
Hardware en geluiden > Printers.
In Windows 7 selecteert u Configuratiescherm > Apparaten en
printers.
In W
indows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm >
Hardware > Apparaten en printers.
3. Klik me
t de rechtermuisknop op uw apparaat.
4. In
Windows XP/Server 2003/Server 2008/Vista selecteert u
Voorkeursinstellingen.
In Windows 7 of Windows Server 2008 R2 selecteert u
Voorkeursinstellingen in de contextmenu’s.
Als bij het item Voorkeursinstellingen het teken staat, kunt u
andere printerstuurprogramma’s voor de geselecteerde printer
selecteren.
5. Wij
zig de instellingen op elk tabblad.
6. Klik op OK.
In Voorkeursinstellingen voor afdrukken kunt u de instellingen voor
elke afdruktaak wijzigen.
Uw apparaat als standaardapparaat instellen
1. Klik op het menu Start in Windows.
2. In Wi
ndows 2000 selecteert u Instellingen > Printers.
In
Windows XP/Server 2003 selecteert u Printers en faxapparaten.
In
Windows Server 2008/Vista selecteert u Configuratiescherm >
Hardware en geluiden > Printers.
In Windows 7 selecteert u Configuratiescherm > Apparaten en
printers.
In
Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm >
Hardware > Apparaten en printers.
3. Se
lecteer uw apparaat.
4. Kl
ik met de rechtermuisknop op uw apparaat en selecteer Als
standaardprinter instellen.
Als bij het item Als standaardprinter instellen voor Windows 7 of
Windows Server 2008 R2 het teken staat, kunt u andere
printerstuurprogramma’s selecteren die met de geselecteerde
printer verbonden zijn.
Afdrukken naar een bestand (PRN)
Het kan soms handig zijn om de af te drukken gegevens op te slaan als een
bestand. U kunt het document naar een bestand afdrukken in plaats van het
rechtstreeks naar de printer te sturen. Het document wordt opgeslagen met
de printeropmaak, zoals het gekozen lettertype en de kleurspecificaties, in
een .prn-bestand dat op een andere printer kan worden afgedrukt.
Een afdruktaak opslaan als bestand:
1. Schakel het selectiev
ak Naar bestand in het venster Afdrukken in.
2. Klik op Afdrukken.
3. Gee
f het doelpad en de bestandsnaam in en klik vervolgens op OK.
Bijvoorbeeld C:\Temp\bestandsnaam.
Als u alleen de bestandsnaam invoert, wordt het bestand
automatisch opgeslagen in Documents and Settings of Users.
De opslagmap kan verschillen, afhankelijk van uw
besturingssysteem of de toepassing die u gebruikt.
Afdrukken_ 72
Afdrukken in Macintosh
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u moet afdrukken vanaf een
Macintosh-computer. U moet de afdrukomgeving instellen voor u gaat
afdrukken.
Verbon
den via USB, zie "Macintosh" op pagina 33.
Verbon
den met een netwerk, zie "Macintosh" op pagina 41.
Een document afdrukken
Als u afdrukt met een Macintosh moet u in elke toepassing die u gebruikt de
instelling van het printerstuurprogramma controleren. Volg de onderstaande
stappen om af te drukken vanaf een Macintosh-computer:
1. Ope
n een toepassing en selecteer het bestand dat u wilt afdrukken.
2. Ope
n het menu Archief en klik op Pagina-instelling...
(Documentinstellingen in een aantal toepassingen).
3. Selecteer papierformaat, afdrukstand, schaal en andere opties, en zorg
ervoor dat uw apparaat is geselecteerd. Klik op OK.
4. Open het menu Archief en klik op Druk af.
5. Kies he
t gewenste aantal exemplaren en geef aan welke pagina’s u wilt
afdrukken.
6. Klik op Druk af.
Printerinstellingen wijzigen
U kunt geavanceerde afdrukfuncties gebruiken voor uw printer.
Open een toepassing en selecteer Druk af i
n het menu Archief. De
apparaatnaam die in het printereigenschappenvenster wordt weergegeven
is afhankelijk van het gebruikte apparaat. Het printereigenschappenvenster
is afgezien van de naam vergelijkbaar het volgende.
De opties kunnen verschillen afhankelijk van de modellen en de
versie van het Macintosh-besturingssysteem.
De volgende panelen kunnen verschillen, afhankelijk van uw
besturingssysteem of de toepassing die u gebruikt.
Lay-out
In het dialoogvenster Lay-out vindt u opties waarmee u de afdruklay-out
van het document kunt aanpassen. U kunt verschillende pagina’s op
één vel papier afdrukken. Selecteer Lay-out in de vervolgkeuzelijst
onder Richting om toegang te krijgen tot de volgende functies.
Pa
gina’s per vel: hier kunt u opgeven hoeveel pagina’s op één vel
worden afgedrukt (zie "Meerdere pagina’s op één vel papier
afdrukken" op pagina 73).
Lay
-outrichting: hier kunt u de afdrukrichting op een pagina
selecteren, vergelijkbaar met de voorbeelden op de
gebruikersinterface.
Rand: hiermee kunt u rond elke pagina op het vel een kader wilt
afdrukken.
Ke
er paginarichting om: hiermee kunt u het papier 180 graden
draaien.
Grafisch
In het dialoogvenster Grafisch vindt u de opties Kwaliteit en
Kleurmodus. Selecteer Grafisch in de vervolgkeuzelijst onder
Richting om toegang te krijgen tot de grafische functies.
Kwa
liteit: met deze optie stelt u de afdrukresolutie in. Hoe hoger de
instelling, hoe scherper tekens en afbeeldingen worden afgedrukt.
Als u een hoge instelling selecteert kan het iets langer duren voordat
het document is afgedrukt.
Kle
urenmodus: u kunt de kleuropties instellen. De instelling Kleur
biedt gewoonlijk de beste afdrukkwaliteit voor documenten in kleur.
Als u een gekleurd document in grijstinten wilt afdrukken selecteert u
Grijstinten.
Printerfuncties
Stel Type papier in op het papiertype dat zich bevindt in de lade van
waaruit u wenst af te drukken. Op die manier bekomt u de beste
afdrukkwaliteit. Als u een ander type afdrukmedia plaatst moet u het
overeenkomstige papiertype te selecteren.
Instelling printer
Schakel de optie Tonerspaarstand in om de tonercassette langer mee
te laten gaan en de afdrukkosten per pagina te laten dalen zonder
noemenswaardig kwaliteitsverlies.
I
nstelling printer: als u deze optie selecteert, wordt deze functie
bepaald door de instelling die u op het bedieningspaneel van het
apparaat hebt opgegeven.
Aan: selecteer deze optie als u wilt dat de printer minder toner per
pag
ina verbruikt.
Uitg
eschakeld: selecteer deze optie als u geen toner wilt besparen
bij het afdrukken van documenten.
U gebruikt als volgt de bovenstaande functie:
1. Ope
n de map Programma’s > Hulpprogramma’s >
Printerconfiguratie.
Voor Mac OS X
10.5~10.6 opent u de map Programma’s >
Systeemvoorkeuren en klikt u op Afdrukken en faxen.
2. Selectee
r uw printer en klik op de knop Toon info.
Voor Ma
c OS X 10.5~10.6, selecteert u de printer en klikt u op de
knop Opties en toebehoren.
3. Klik op het menu Uitbreidingsmogelijkheden in de
vervolgkeuzelijst in het venster Printerinfo.
Voor Mac OS X
10.5 ~ 10.6 gaat u naar het tabblad
Besturingsbestand.
Afdrukken_ 73
Meerdere pagina’s op één vel papier afdrukken
U kunt meer dan één pagina afdrukken op één vel papier. Dit is een
goedkope manier om conceptpagina’s af te drukken.
1. Ope
n een toepassing en selecteer Druk af uit het menu Archief.
2. Selecteer
Lay-out in de vervolgkeuzelijst Richting. Selecteer in de
vervolgkeuzelijst Pagina’s per vel het aantal pagina’s dat u op één vel
papier wilt afdrukken.
3. Selecteer de andere opties die u wilt gebruiken.
4. Klik op
Druk af, waarna het apparaat het geselecteerde aantal pagina’s
op een enkel vel papier afdrukt.
Afdrukken in Linux
Afhankelijk van het model of opties zijn enkele functies mogelijk niet
beschikbaar. Dit betekent dat de functies niet worden ondersteund.
Afdrukken vanuit een toepassing
Vanuit diverse Linux-toepassingen kunt u afdrukken met CUPS (Common
UNIX Printing System). U kunt vanuit een van deze toepassingen
afdrukken.
1. Ope
n een toepassing en selecteer Print uit het menu File.
2. Selecteer
rechtstreeks Print via LPR.
3. Selectee
r uw model in de lijst met printers in het venster LPR GUI en klik
op Properties.
4. Wijzig de eigenschappen van de afdruktaak met behulp van de
volgende vier tabbladen die bovenaan in het venster verschijnen.
General: met deze optie kunt u papierformaat en -type alsook de
afdrukstand van de documenten wijzigen. Hiermee kunt u
scheidingspagina’s toevoegen aan het begin en op het einde, en het
aantal pagina’s per vel wijzigen.
Tex
t: met deze optie kunt u paginamarges opgeven en tekstopties
instellen, zoals regelafstand en kolommen.
G
raphics: hier kunt u grafische opties instellen voor het afdrukken
van afbeeldingen/bestanden, bijvoorbeeld kleuropties en de grootte
of positie van de afbeelding.
Adv
anced: met deze optie kunt u de afdrukresolutie, papierinvoer
en speciale afdrukfuncties instellen.
Als een optie lichtgrijs wordt weergegeven, betekent dit dat de
optie niet door uw apparaat wordt ondersteund.
Automatisch/handmatig dubbelzijdig afdrukken kan mogelijk niet
beschikbaar zijn, afhankelijk van het model. Als alternatief kunt u
het lpr-afdruksysteem of andere programma's gebruiken voor het
afdrukken van even en oneven pagina's.
5. Klik op Apply om de wijzigingen toe te passen en sluit het venster
Properties.
6. Klik op OK in he
t venster LPR GUI om met afdrukken te beginnen.
7. Het venst
er Printing verschijnt, waarin u de status van de afdruktaak
kunt controleren.
Klik op Cancel als u de huidige afdruktaak wilt annuleren.
Bestanden afdrukken
U kunt een groot aantal bestandstypen afdrukken op dit apparaat door de
standaard-CUPS-methode toe te passen: direct vanaf de opdrachtregel. U
werkt dan met het CUPS LPR-programma. Het stuurprogrammapakket
vervangt het standaard LPR-programma echter door een veel
gebruikersvriendelijker LPR-programma.
Zo drukt u elk bestand af:
1. T
yp lpr <bestandsnaam> op de commandoregel van de Linux-shell en
druk op Enter. Het venster LPR GUI verschijnt.
Wanneer u enkel lpr typt en op Enter drukt, verschijn
t eerst het venster
Select file(s) to print. Selecteer de bestanden die u wilt afdrukken en
klik op Open.
2. In he
t venster LPR GUI selecteert u uw printer in de lijst en wijzigt u de
eigenschappen van de afdruktaak.
3. Klik op OK om het afd
rukken te starten.
Afdrukken_ 74
Printereigenschappen configureren
In Printer Properties dat u kunt openen in het venster Printers
configuration kunt u de verschillende eigenschappen van uw printer
wijzigen.
1. Ope
n Unified Driver Configurator.
Schakel indien nodig over naar Prin
ters configuration.
2. Selectee
r uw apparaat in de lijst met beschikbare printers en klik op
Properties.
3. Het ve
nster Printer Properties wordt geopend.
Dit venster bestaat uit de volgende vijf tabbladen:
Ge
neral: hier kunt u de locatie en naam van de printer wijzigen. De
naam die u op dit tabblad ingeeft wordt weergegeven in de printerlijst
in Printers configuration.
Co
nnection: hiermee kunt u een andere poort bekijken of
selecteren. Als u de printerpoort van USB wijzigt in parallel of
omgekeerd terwijl de printer in gebruik is moet u de printerpoort op
dit tabblad opnieuw configureren.
Drive
r: hiermee kunt u een ander printerstuurprogramma bekijken
of selecteren. Klik op Options als u de standaardopties van het
apparaat wilt instellen.
Jo
bs: hiermee geeft u de lijst met afdruktaken weer. Klik op Cancel
job om de geselecteerde taak te annuleren. Schakel het
selectievakje Show completed jobs in voor een lijst met eerder
opgegeven afdruktaken.
Class
es: hier ziet u de klasse waartoe uw apparaat behoort. Klik op
Add to Class om uw apparaat toe te voegen aan een bepaalde
klasse of klik op Remove from Class als u het apparaat wilt
verwijderen uit een geselecteerde klasse.
4. Klik op OK
om de wijzigingen toe te passen en sluit het venster Printer
Properties.
Beheerprogramma’s_ 75
8.Beheerprogramma’s
Dit hoofdstuk introduceert beheerprogramma’s waarmee u de mogelijkheden van uw apparaat maximaal kunt benutten.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Introductie van handige beheerprogramma’s
SyncThru™ Web Service gebruiken
Het programma Smart Panel gebruiken
Werken met Unified Linux Driver Configurator
Introductie van handige beheerprogramma’s
De onderstaande programma’s helpen u om uw apparaat op een
gebruiksvriendelijke wijze te gebruiken.
"SyncThru™ Web Service gebruiken" op pagina 75.
"Het programma Smart Panel gebruiken" op pagina 76.
"Werken met Unified Linux Driver Configurator" op pagina 77.
SyncThru™ Web Service gebruiken
Voor SyncThru™ Web Service is minimaal Internet Explorer 6.0 of
hoger vereist.
Als u uw apparaat hebt aangesloten op een netwerk en de TCP/
IP-parameters correct hebt ingesteld, kunt u uw apparaat beheren via
SyncThru™ Web Service, een ingebouwde webserver. U kunt SyncThru™
Web Service gebruiken om:
De eige
nschappen van het apparaat weer te geven en de huidige status
te controleren.
De TCP/IP-parameters te wijzigen en andere netwerkparameters in te
stellen.
Pri
ntervoorkeuren te wijzigen.
Be
richten die u informeren over de status van het apparaat per e-mail in
te stellen.
Ond
ersteuning te krijgen bij het gebruik van het apparaat.
Om toegang te krijgen tot SyncThru™ Web Service
1. Open een webbrowser in Windows, zoals Internet Explorer.
Typ het IP-adres van het apparaat (h
ttp://xxx.xxx.xxx.xxx) in het
adresveld en druk op Enter of klik op Ga naar.
2. De in he
t apparaat geïntegreerde website wordt geopend.
Aanmelden bij SyncThru™ Web Service
Voor u de opties in SyncThru™ Web Service kunt instellen, moet u zich
aanmelden als beheerder. U kunt SyncThru™ Web Service nog altijd
gebruiken zonder u aan te melden, maar u zult geen toegang hebben tot
het tabblad Settings en het tabblad Security.
1. Klik op Login bovenaan rechts op de SyncThru™ Web
Service-website.
Er verschijnt een aanmeldingspagina.
2. T
yp uw ID en Password en klik vervolgens op Login.
Als u zich voor het eerst aanmeldt bij
SyncThru™ Web Service, typt
u onderstaande standaard-ID en wachtwoord.
ID: admin
Password: sec00000
SyncThru™ Web Service overzicht
Afhankelijk van uw model zullen sommige menu’s mogelijk niet
verschijnen.
Tabblad Information
Op dit tabblad ziet u algemene informatie over uw apparaat. U kunt
diverse zaken controleren, zoals de resterende hoeveelheid toner. U
kunt ook rapporten afdrukken, zoals onder meer een foutenrapport.
Active Alerts
: met dit item kunt u waarschuwingen in het apparaat
en de ernst ervan controleren.
Supplies: via dit item kunt u zien hoeveel a
fdrukken er zijn gemaakt
en hoeveel toner er nog in de cassette zit.
Usag
e Counters: dit item laat u toe om het gebruik per afdruktype
te controleren: simplex, duplex.
Current Settings: met dit item kunt u apparaat- en
netwerkgegevens controleren.
Prin
t information: met dit item kunt u rapporten afdrukken, zoals
systeemgerelateerde rapporten en rapporten voor e-mailadressen
en lettertypen.
Het tabblad Settings
Op dit tabblad kunt u de configuratie van uw apparaat en netwerk
instellen. U moet u aanmelden als beheerder om dit tabblad weer te
geven.
Tab
blad Machine Settings: met dit tabblad kunt u opties instellen
die beschikbaar zijn op uw apparaat.
- Syste
m: u kunt apparaatgerelateerde instellingen opgeven.
- Printer: u kunt instellingen voor afdruktaken opgeven.
- E-mail
Notification: u kunt de e-mailmeldingsfunctie en de
e-mailadressen van geadresseerden die een melding moeten
ontvangen instellen.
T
abblad Network Settings: met dit tabblad kunt u de
netwerkomgeving bekijken en wijzigen. U kunt zaken zoals TCP/IP,
netwerkprotocols enzovoort instellen.
- SNMP: u kunt beheergegevens tussen netwerkapparaten
uitwisse
len met behulp van SNMP.
- Outgoing Mail Server(SMTP): u kunt de server voor uitgaande
e-mail instellen.
- R
estore Default: u kunt de standaard netwerkinstellingen
terugzetten.
Het tabblad Security
Op dit tabblad kunt u de beveiligingsgegevens van uw systeem en van
het netwerk instellen. U moet u aanmelden als beheerder om dit tabblad
weer te geven.
Beheerprogramma’s_ 76
System Security: u kunt de gegevens van de systeembeheerder
instellen en tevens de apparaatfuncties in- of uitschakelen.
Network Security: u kunt instellingen voor HTTPs, IPSec, IPv4/
IPv6 filtering, 802.1x, verificatieservers instellen.
Tabblad Maintenance
Op dit tabblad kunt u uw apparaat onderhouden door de firmware te
upgraden en contactgegevens voor het versturen van e-mails in te
stellen. U kunt ook een verbinding maken met de website van Samsung
of stuurprogramma’s downloaden door het menu Link te selecteren.
Firm
ware Upgrade: u kunt de firmware van uw apparaat upgraden.
Contact
Information: u kunt de contactgegevens weergeven.
Li
nk: u kunt koppelingen tonen naar nuttige websites waar u kunt
downloaden of informatie kunt controleren.
E-mailservice installeren
U kunt e-mails ontvangen over de status van uw apparaat door deze optie
in te stellen. Door gegevens, zoals IP-adressen, hostnaam, e-mailadressen
en SMTP-servergegevens, in te stellen zal de apparaatstatus
(tonercassette leeg of machinefout) automatisch naar het e-mailadres van
een bepaald persoon worden verzonden. Deze optie wordt mogelijk vaker
gebruikt door een apparaatbeheerder.
1. Open een webbrowser in Windows, zoals Internet Explorer.
Typ het IP-adres van het apparaat (h
ttp://xxx.xxx.xxx.xxx) in het
adresveld en druk op de Enter-toets of klik op Ga naar.
2. De in he
t apparaat geïntegreerde website wordt geopend.
3. Klik op
Login bovenaan rechts op de SyncThru™ Web Service-website.
Er verschijnt een aanmeldingspagina.
4. Typ uw ID en Pass
word en klik vervolgens op Login.
Als u zich voor het eerst aanmeldt bij SyncThru™ Web Service, typt u
ond
erstaande standaard-ID en wachtwoord.
ID: admin
Pass
word: sec00000
5. Selecteer Machine Settings > E-mail Notification op het tabblad
Settings.
Als u de server voor uitgaande e-mail nog niet hebt
geconfigureerd, gaat u naar Settings > Network Settings >
Outgoing Mail Server(SMTP) om de netwerkomgeving te
configureren voor u e-mailmelding instelt.
6. Klik op de kno
p Add om een gebruiker van e-mailmelding in te stellen.
Stel de naam van de ontvanger in en het (de) e-mailadres(sen) met
me
ldingsitems waarvoor u een waarschuwing wilt ontvangen.
7. Klik op Apply.
Als de firewall is ingeschakeld, zal de e-mail mogelijk niet verzonden
kunnen worden. Neem in dat geval contact op met de
netwerkbeheerder.
De gegevens van de systeembeheerder instellen
Stel de gegevens van de systeembeheerder in. Deze instelling is nodig om
gebruik te kunnen maken van de optie e-mailmelding.
1. Ope
n een webbrowser in Windows, zoals Internet Explorer.
Typ het IP-adres van het apparaat (h
ttp://xxx.xxx.xxx.xxx) in het
adresveld en druk op Enter of klik op Ga naar.
2. De in he
t apparaat geïntegreerde website wordt geopend.
3. Klik op
Login bovenaan rechts op de SyncThru™ Web Service-website.
Er verschijnt een aanmeldingspagina.
4. Typ uw ID en Password en klik vervolgens op Login.
Als u zich voor het eerst aanmeldt b
ij SyncThru™ Web Service, typt u
onderstaande standaard-ID en wachtwoord.
ID: admin
Passwor
d: sec00000
5. Se
lecteer op het tabblad Security System Security > System
Administrator.
6. Gee
f naam, telefoonnummer, locatie en e-mailadres van de beheerder
in.
7. Klik op Apply.
Het programma Smart Panel gebruiken
Smart Panel is een programma dat de status van de printer controleert en u
daarvan op de hoogte houdt. U kunt de status bekijken en de instellingen
van het apparaat aanpassen. In Windows en Macintosh wordt Smart Panel
automatisch geïnstalleerd wanneer u de printersoftware installeert. Voor
Linux kunt u Smart Panel downloaden van de website van Samsung (zie
"Smart Panel installeren" op pagina 34).
Als u dit programma wilt gebruiken, moet uw computer aan de
volgende systeemvereisten voldoen:
W
indows. Verzeker u ervan dat de processor, het RAM-geheugen
en het vasteschijfstation van uw computer aan de specificatie
voldoet of deze overschrijdt (zie "Systeemvereisten" op
pagina 31).
Mac OS X 10.3 of
hoger. Verzeker u ervan dat de processor, het
RAM-geheugen en het vasteschijfstation van uw computer aan de
specificatie voldoet of deze overschrijdt (zie "Systeemvereisten"
op pagina 31).
L
inux. Verzeker u ervan dat de processor, het RAM-geheugen en
het vasteschijfstation van uw computer aan de specificatie voldoet
of deze overschrijdt (zie "Systeemvereisten" op pagina 31).
Interne
t Explorer 5.0 of hoger voor de Flash-animaties in de HTML
Help.
Het exacte modelnummer van uw printer vindt u op de meegeleverde
cd-rom.
Kennismaken met Smart Panel
Als er zich problemen voordoen tijdens het afdrukken kunt u de fout
controleren vanaf het Smart Panel.
U kunt Smart Panel ook handmatig opstarten. Dubb
elklik op het pictogram
voor Smart Panel in het systeemvak van Windows of in het "Notification
Area" van Linux.
Windows
Dubbelklik op dit pictogram in Windows.
Linux
Klik op dit pictogram in Linux.
Als u een Windows-gebruiker bent, kunt u de toepassing starten door in het
menu Start achtereenvolgens Programma’s of Alle programma’s >
Samsung Printers > naam van uw printerstuurprogramma > Smart
Panel te kiezen.
Als er al meer dan één printer van Samsung is geïnstalleerd,
selecteert u eerst het gewenste printermodel zodat u het
bijbehorende Smart Panel kunt gebruiken.
Klik in Windows of Linux met de reechtermuisknop op het
p
ictogram Smart Panel en selecteer het apparaat.
Beheerprogramma’s_ 77
Het venster Smart Panel en de inhoud die in deze
gebruikershandleiding worden getoond kunnen verschillen
afhankelijk van de gebruikte printer of het gebruikte
besturingssysteem.
In Mac OS 10.3
1. Klik op Afdr
ukken en faxen in Systeemvoorkeuren.
2. Klik op Con
figureer printers….
3. Zoe
k de printer in de lijst en dubbelklik erop.
4. Klik op Hul
pprogramma.
In Mac OS 10.4
1. Klik op Afdrukken en faxen in Systeemvoorkeuren.
2. Selectee
r de printer in de lijst en klik op Afdrukwachtrij....
3. Klik op Hul
pprogramma.
In Mac OS 10.5
1. Klik op Afdrukken en faxen in Systeemvoorkeuren.
2. Selectee
r de printer in de lijst en klik op Open afdrukwachtrij....
3. Klik op Hul
pprogramma.
In Mac OS 10.6
1. Klik op Afdr
ukken en faxen in Systeemvoorkeuren.
2. Selectee
r de printer in de lijst en klik op Open afdrukwachtrij....
3. Klik op Printerconfiguratie.
4. Klik op het ta
bblad Hulpprogramma.
5. Klik op Op
en Printerhulpprogramma.
Het programma Smart Panel geeft de huidige status van de printer, de
g
eschatte resterende hoeveelheid toner in de tonercassette(s) en diverse
andere informatie weer. U kunt ook de instellingen wijzigen.
1
Tonerniveau Hier wordt het resterende tonerniveau in de
cassette(s) weergegeven. Het apparaat en het
aantal tonercassette(s) in het bovenstaande
venster kunnen verschillen afhankelijk van de
gebruikte printer. Niet alle apparaten beschikken
over deze functie.
2
Nu kopen Reservetonercassette(s) on line bestellen.
3
Gebruikersha
ndleiding
De User’s Guide weergeven.
Deze knop verandert in
Probleemoplossingsgids als er een fout
optreedt. U kunt direct naar het deel met de
probleemoplossing gaan in de
gebruikershandleiding.
4
Instelling
printer
Hiermee configureert u verschillende
apparaatinstellingen in het venster
Hulpprogramma Printerinstellingen. Niet alle
apparaten beschikken over deze functie.
Als u uw apparaat op een netwerk aansluit,
verschijnt het venster SyncThru™ Web
Service in plaats van het venster
Hulpprogramma Printerinstellingen.
5
Instelling
stuurprogram
ma
Geef alle apparaatopties die u nodig hebt op in het
venster Voorkeursinstellingen voor afdrukken.
Deze functie is alleen beschikbaar in Windows (zie
"Voorkeurinstellingen openen" op pagina 66).
De instellingen van Smart Panel wijzigen
Klik in Windows of Linux met de reechtermuisknop op het pictogram Smart
Panel en selecteer Opties. Selecteer de gewenste instellingen in het
venster Opties.
Werken met Unified Linux Driver Configurator
Unified Linux Driver Configurator is een hulpprogramma dat hoofdzakelijk
bestemd is voor de configuratie van apparaten. U moet Unified Linux Driver
installeren om Unified Driver Configurator te gebruiken (zie "Het Unified
Linux-stuurprogramma installeren" op pagina 34).
Na de installatie van het stuurprogramma op uw Linux-systeem wordt
automatisch het pictogram voor Unified Driver Configurator op uw
bureaublad geplaatst.
Unified Driver Configurator openen
1. Dubbelklik op pictogram voor Unified Driver Configurator op het
bureaublad.
U kunt ook op het pictogram Startup klikken en Samsung Unified
Driver > Unified Driver Configurator selecteren.
2. D
ruk op de knoppen links om over te schakelen naar het
overeenkomstige configuratievenster.
1 Printers
configuration
2 Ports
configuration
Klik op Help voor schermhulp.
3. Bre
ng de wijzigingen aan in de configuratie en klik op Exit om Unified
Driver Configurator te sluiten.
Beheerprogramma’s_ 78
Venster Printerconfiguratie
Printers configuration telt twee tabbladen: Printers en Classes.
Tabblad Printers
Klik op het pictogram van het apparaat links in het venster Unified Linux
Configurator voor een overzicht van de printers die voor het systeem zijn
geconfigureerd.
1
Schakelt over naar Printers configuration.
2
Hier worden alle geïnstalleerde apparaten weergegeven.
3
Hiermee worden de status, modelnaam en URI van uw
apparaat weergegeven.
De besturingsknoppen van de printer zijn:
Refre
sh: hiermee vernieuwt u de lijst met beschikbare apparaten.
Add Printer
: hiermee voegt u een nieuw apparaat toe.
Rem
ove Printer: hiermee verwijdert u het geselecteerde apparaat.
Set as Default: hiermee stelt u het huidige apparaat in als
sta
ndaardapparaat.
Stop/Start: hiermee kunt u het apparaat stoppen/starten.
Te
st: hiermee kunt u een testpagina afdrukken om te controleren of
de printer goed werkt.
Properties: hiermee kunt u eigenschappen van de printer
weergeven en wijzigen.
Tabblad Classes
Op het tabblad Classes wordt een lijst met beschikbare apparaatklassen
weergegeven.
1
Hiermee geeft u alle apparaatklassen weer.
2
Hiermee geeft u de status van de klasse en het aantal apparaten
in de klasse aan.
Refresh: de lijst met klassen vernieuwen.
Add Cla
ss: hiermee kunt u een nieuwe apparaatklasse toevoegen.
Remo
ve Class: hiermee verwijdert u de geselecteerde
apparaatklasse.
Beheerprogramma’s_ 79
Ports configuration
In dit venster kunt u de lijst met beschikbare poorten weergeven, de status
van elke poort controleren en een poort vrijgeven die bezet wordt door een
afgebroken taak.
1
Schakelt over naar Ports configuration.
2
Hiermee geeft u alle beschikbare poorten weer.
3
Hiermee geeft u poorttype, aangesloten apparaat en status weer.
Refresh: hiermee kunt u de lijst met beschikbare printers vernieuwen.
Release port: hiermee kunt u geselecteerde poort vrijgeven.
Onderhoud_ 80
9.Onderhoud
In dit hoofdstuk vindt u informatie over het onderhoud van het apparaat en de tonercassette.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Een rapport met apparaatgegevens afdrukken
Een apparaat reinigen
De tonercassette bewaren
Tips voor het verplaatsen en opbergen van uw apparaat
Een rapport met apparaatgegevens afdrukken
U kunt een configuratiepagina afdrukken om de huidige printerinstellingen
te bekijken of problemen met de printer op te lossen.
Houd in de standby-modus de knop Ann
uleren ( ) ca. 5 seconden
ingedrukt en laat deze vervolgens los.
De configuratiepagina wordt afgedrukt.
Een apparaat reinigen
Als er zich problemen voordoen met de afdrukkwaliteit of als u uw apparaat
in een stofrijke omgeving gebruikt, moet u uw apparaat regelmatig
schoonmaken om de beste afdrukkwaliteit te blijven garanderen.
Als u de behuizing van het apparaat reinigt met reinigingsmiddelen
die veel alcohol, oplosmiddel of andere agressieve substanties
bevatten kan de behuizing verkleuren of vervormen.
Als e
r toner in het apparaat of in de directe omgeving ervan is
terechtgekomen, raden wij u aan om de toner te verwijderen met
een zachte, met water bevochtigde doek of tissue. Als u een
stofzuiger gebruikt, wordt de toner in de lucht geblazen. Dit kan
schadelijk zijn als de toner wordt ingeademd.
De buitenkant reinigen
Maak het apparaat aan de buitenkant schoon met een zachte, pluisvrije
doek. U kunt de doek bevochtigen met een beetje water, maar let erop dat
er geen water op of in het apparaat terechtkomt.
De binnenkant reinigen
Tijdens het afdrukken kunnen zich in het apparaat papierresten, toner en
stof verzamelen. Dit kan op een gegeven moment problemen met de
afdrukkwaliteit veroorzaken, zoals tonervlekken of vegen. Deze problemen
kunnen worden gereduceerd of verholpen door de binnenkant van het
apparaat te reinigen.
1. Sch
akel het apparaat uit en haal de stekker uit het stopcontact. Wacht
tot het apparaat is afgekoeld.
2. D
ruk op de ontgrendelknop en open de voorklep volledig.
3. Houd de tonercassette vast bij de grepen en trek de cassette uit de
printer.
4. Haal de cassette voor gebruikte toner uit het apparaat door middel van
de handgreep.
Onderhoud_ 81
5. Haal de beeldeenheid uit het apparaat via de inkeping aan de voorzijde
van de beeldeenheid.
Raak het groene oppervlak van de drum in de beeldeenheid
niet aan. Neem de beeldeenheid vast bij de handgreep zodat u
de onderkant niet hoeft aan te raken.
Let erop da
t u geen krassen maakt op het oppervlak van de
beeldeenheid.
Als u d
e voorklep langer dan enkele minuten geopend laat, kan
de beeldeenheid worden blootgesteld aan licht. Hierdoor wordt
de beeldeenheid beschadigd. Sluit de voorklep als de
installatie om een of andere reden moet worden stopgezet of
onderbroken.
6. Verwijd
er met een droge, niet-pluizende doek eventueel stof en
gemorste toner in en rond de ruimte voor de tonercassette.
Laat het apparaat na het schoonmaken volledig drogen.
Als u toner op uw kleding krijgt, veeg de toner dan af met een
droge doek en was het kledingstuk in koud water. Als u warm
water gebruikt, hecht de toner zich aan de stof.
Als
er toner in het apparaat of in de directe omgeving ervan
terecht is gekomen, raden wij u aan om dit te reinigen met een
zachte, met water bevochtigde doek of tissue. Als u een
stofzuiger gebruikt, blaast u toner in de lucht, wat schadelijk
kan zijn voor uw gezondheid.
7. D
ruk de beeldeenheid in het apparaat terwijl u de inkeping aan de
voorzijde van de beeldeenheid vasthoudt.
8. Schuif de cassette voor gebruikte toner op zijn plaats en duw deze er in
totdat deze goed vastzit.
9. Schuif de tonercassette terug in het apparaat.
10. Plaats alle onderdelen terug in het apparaat en sluit de voorklep.
Als de voorklep niet volledig is gesloten, werkt het apparaat niet.
11. Stee
k de stekker weer in het stopcontact en zet het apparaat aan.
Onderhoud_ 82
De tonercassette bewaren
Tonercassette bewaren
Tonercassettes bevatten componenten die gevoelig zijn voor licht,
temperatuur en vochtigheid. Samsung raadt u aan de aanbevelingen te
volgen met het oog op optimale prestaties, de hoogste kwaliteit en de
langste gebruiksduur van uw nieuwe Samsung-tonercassette.
Bewaar deze cassette op dezelfde plaats als waar de printer wordt gebruikt,
in het ideale geval een kantoor waar de temperatuur en vochtigheid worden
geregeld. Haal de tonercassette pas uit zijn originele, ongeopende
verpakking op het moment dat u de cassette gaat installeren. Als de
originele verpakking ontbreekt, moet u de bovenste opening van de
cassette bedekken met papier en moet u de cassette bewaren in een
donkere kast.
Als u de verpakking van de cassette opent voordat u de cassette gebruikt,
nemen de gebruiksduur en bewaartijd van de cassette aanzienlijk af.
Bewaar de cassette niet op de grond. Als de tonercassette uit de printer
wordt verwijderd, moet de cassette altijd worden bewaard conform de
volgende richtlijnen:
In de beschermhoes van de originele verpakking.
Bewaar de cassette vlak liggend (niet rechtopstaand) met dezelfde kant
naar boven als in het apparaat.
Bewaar geen verbruiksartikelen onder de volgende omstandigheden:
- in temperaturen boven 40 °C,
- in een omgeving met een luchtvochtigheid van minder dan 20% of
meer dan 80%,
- in een omgeving met extreme temperatuur- of
vochtigheidsschommelingen,
- in direct zon- of kunstlicht,
- op stoffige plaatsen,
- in een auto gedurende een lange periode,
- in een omgeving met corrosieve dampen,
- in een omgeving met zilte lucht.
Instructies voor het hanteren van cassettes
Raak het oppervlak van de fotogeleidende drum in de cassette niet aan.
Stel de cassette niet bloot aan onnodige trillingen of schokken.
Draai de drum nooit handmatig, vooral niet in de omgekeerde richting,
want hierdoor kan de cassette binnenin worden beschadigd en gaan
lekken.
Gebruik van tonercassettes van andere merken dan
Samsung en bijgevulde tonercassettes
Het gebruik van tonercassettes van een ander merk dan Samsung in uw
printer wordt door Samsung Electronics niet aangeraden noch
goedgekeurd. Hetzelfde geldt voor generieke, bijgevulde of gereviseerde
tonercassettes, alsook tonercassettes van een bepaald winkelmerk.
De printergarantie van Samsung dekt geen schade aan het apparaat
die veroorzaakt is door het gebruik van een bijgevulde of gereviseerde
tonercassette of een tonercassette van een ander merk dan
Samsung.
Geschatte gebruiksduur van tonercassette
De geschatte gebruiksduur van een tonercassette is afhankelijk van de
hoeveelheid toner die nodig is voor uw afdruktaken. De eigenlijke capaciteit
kan variëren afhankelijk van de afdrukdichtheid van de pagina’s waarop u
afdrukt, de omgeving, de tijd tussen de afdruktaken, het type media en het
mediaformaat. Als u bijvoorbeeld veel afbeeldingen afdrukt, ligt het
tonerverbruik hoog en moet u de cassette sneller vervangen.
Tips voor het verplaatsen en opbergen van uw
apparaat
U mag het apparaat bij het verplaatsen niet ondersteboven of op zijn
kant houden. Er kan immers toner vrijkomen binnenin het apparaat
waardoor er schade aan het apparaat kan ontstaan of de afdrukkwaliteit
kan verslechteren.
Als u het apparaat verplaatst, moet u ervoor zorgen dat ten minste twee
mensen het apparaat goed vasthouden.
Problemen oplossen_ 83
10.Problemen oplossen
In dit hoofdstuk vindt u nuttige informatie over wat u moet doen als er een probleem optreedt.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Toner herverdelen
Tips om papierstoringen te vermijden
Papierstoringen verhelpen
Andere problemen oplossen
Toner herverdelen
Het is mogelijk dat gekleurde afbeeldingen niet in de juiste kleuren worden
afgedrukt omdat de tonerkleuren niet naar behoren worden gemengd als
een van de kleurentonercassettes bijna leeg is. U kunt de afdrukkwaliteit
tijdelijk verbeteren door de toner opnieuw te verdelen.
Het Smart Panel-programmavenster verschijnt op het
computerscherm om aan te geven welke kleurentonercassette bijna
leeg is (zie "Het programma Smart Panel gebruiken" op pagina 76).
1. Druk
op de ontgrendelknop en open de voorklep volledig.
2. Houd de tonercassette vast bij de grepen en trek de cassette uit de
printer.
3. Houd beide grepen van de tonercassette vast en schud de cassette
goed van links naar rechts om de toner opnieuw te verdelen.
Als u toner op uw kleding krijgt, veeg de toner dan af met een
droge doek en was het kledingstuk in koud water. Als u warm
water gebruikt, hecht de toner zich aan de stof.
4. Sch
uif de tonercassette terug in het apparaat.
5. Sluit de voorklep. Controleer of de klep goed is vergrendeld.
Als de voorklep niet volledig is gesloten, werkt het apparaat niet.
Tips om papierstoringen te vermijden
U kunt de meeste papierstoringen voorkomen door het juiste type
afdrukmedia te gebruiken. Raadpleeg de volgende richtlijnen als er een
papierstoring optreedt (zie "Papierstoringen verhelpen" op pagina 84).
Vo
lg de stappen onder "De grootte van de lade aanpassen" op
pagina 58. Zorg ervoor dat de verstelbare geleiders correct zijn
ingesteld.
Pl
aats niet te veel papier in de lade. Zorg dat de papierstapel niet boven
de maximummarkering aan de binnenzijde van de lade uitkomt.
Ve
rwijder geen papier uit de papierlade tijdens het afdrukken.
Problemen oplossen_ 84
Buig het papier, waaier het uit en maak er een rechte stapel van voor u
het in de lade plaatst.
Gebruik geen gekreukt, vochtig of sterk gekruld papier.
Plaats
geen verschillende soorten papier in een lade.
Geb
ruik alleen aanbevolen afdrukmedia ("Papierformaat en -type
instellen" op pagina 64).
Zorg
ervoor dat het afdrukmateriaal in de lade wordt geplaatst met de
afdrukzijde naar boven.
Papierstoringen verhelpen
Trek het vastgelopen papier voorzichtig en langzaam naar buiten om
te voorkomen dat het scheurt. Volg de aanwijzingen in de volgende
hoofdstukken om de papierstoring te verhelpen.
Als er een papierstoring optreedt, licht de status-LED op het
b
edieningspaneel oranje op. Zoek en verwijder het vastgelopen papier.
Volg de onderstaande stappen om vastgelopen papier uit het
p
apierinvoergebied te verwijderen.
In de papierlade
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
1. Open de klep aan de voorzijde en sluit deze weer. Het vastgelopen
papier wordt automatisch uitgevoerd. Als het papier niet uit het apparaat
komt, gaat u door met de volgende stap.
2. Trek de la
de eruit.
3. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig in een rechte lijn
naar buiten te trekken.
Als het papier niet naar buiten komt als u eraan trekt, of als er geen
papier te zien is in dit deel van de printer, controleert u de fixeereenheid
rond de tonercassette (zie "Binnen in het apparaat" op pagina 84).
4. Pl
aats de lade terug in het apparaat tot deze vastklikt. De printer gaat
automatisch door met afdrukken.
Binnen in het apparaat
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
Het gebied rond de fixeereenheid is heet. Wees voorzichtig bij het
verwijderen van papier uit deze zone, om te voorkomen dat u uw
vingers brandt.
1. Ope
n de klep aan de voorzijde en sluit deze weer. Het vastgelopen
papier wordt automatisch uitgevoerd. Als het papier niet uit het apparaat
komt, gaat u door met de volgende stap.
2. Ope
n de achterklep om het vastgelopen papier te verwijderen.
3. Verwijder het vastgelopen papier door er voorzichtig in de hieronder
aangegeven richting aan te trekken. Hiermee kunt u vastgelopen papier
doorgaans verwijderen.
Raak de fixeereenheid onder de binnenste klep niet aan. De
fixeereenheid is heet en kan brandwonden veroorzaken. Wees
voorzichtig bij het verwijderen van papier uit deze zone, om te
voorkomen dat u uw vingers brandt.
Indien het papier niet naar buiten komt wanneer u eraan trekt of indien u
i
n dat gebied geen papier ziet, controleert u het papieruitvoergebied (zie
"In het papieruitvoergebied" op pagina 85).
4. Sl
uit de achterklep. Zorg ervoor dat ze goed gesloten is. De printer gaat
automatisch door met afdrukken.
Problemen oplossen_ 85
In het papieruitvoergebied
Klik op deze koppeling om een animatie te bekijken over hoe u
vastgelopen papier moet verwijderen.
Het gebied rond de fixeereenheid is heet. Wees voorzichtig bij het
verwijderen van papier uit deze zone, om te voorkomen dat u uw
vingers brandt.
1. Trek het pap
ier voorzichtig uit de uitvoerlade.
Stop als u het vastgelopen papier niet kunt zien of als u weerstand
ondervindt wanneer u eraan trekt, en ga door met de volgende stap.
2. Ope
n de achterklep om het vastgelopen papier te verwijderen.
3. Verwijder het papier door er voorzichtig in de hieronder aangegeven
richting aan te trekken. Hiermee kunt u in de meeste gevallen het
vastgelopen papier verwijderen.
Als u het vastgelopen papier niet kunt vinden of als u enige hinder
ondervindt bij het weghalen van het papier, gaat u verder met de
volgende stap.
Als het papier scheurt, zorg er dan voor dat alle stukjes papier uit
het apparaat worden verwijderd.
4. Duw de hendels van de fixeereenheid omhoog.
Het gebied rond de fixeereenheid is heet. Wees voorzichtig
wanneer u papier uit het apparaat verwijdert.
5. Open het bovenste en binnenste deksel.
2
1
6. Haal terwijl u de binnenklep openhoudt zorgvuldig het vastgelopen
papier uit het apparaat. De binnenklep zal vervolgens automatisch
sluiten.
Raak de fixeereenheid onder de binnenste klep niet aan. De
fixeereenheid is heet en kan brandwonden veroorzaken. Wees
voorzichtig bij het verwijderen van papier uit deze zone, om te
voorkomen dat u uw vingers brandt.
Problemen oplossen_ 86
7. Sluit de bovenklep. Zorg ervoor dat ze goed gesloten is.
8. Duw de hendels van de fixeereenheid omlaag.
9. Open en sluit de achter- of voorklep om door te gaan met afdrukken.
Andere problemen oplossen
In het onderstaande overzicht vindt u een aantal mogelijke problemen met
de bijbehorende oplossingen. Voer de stappen uit in de aangegeven
volgorde tot het probleem is verholpen. Neem contact op met de
klantenservice als het probleem zich blijft voordoen.
Andere mogelijke problemen:
Zie
"Systeemproblemen" op pagina 86.
Zie
"Stroomproblemen" op pagina 87.
Zie
"Problemen met papierinvoer" op pagina 87.
Zie
"Afdrukproblemen" op pagina 88.
Zie
"Problemen met de afdrukkwaliteit" op pagina 90.
Zie
"Veelvoorkomende problemen onder Windows" op pagina 92.
Zie
"Veelvoorkomende problemen onder Linux" op pagina 93.
Zie
"Veelvoorkomende problemen onder Macintosh" op pagina 94.
Systeemproblemen
Probleem Voorgestelde oplossing
Het rode
waarschuwingslampj
e brandt.
Zet het apparaat aan/uit. Neem contact op met
een medewerker van de klantenservice als het
probleem zich blijft voordoen (zie "Contact
SAMSUNG worldwide" op pagina 103).
Er is een probleem opgetreden in het
apparaat dat onderhoud vereist,
bijvoorbeeld een fout in de
laserscaneenheid of de fixeereenheid.
Problemen oplossen_ 87
Stroomproblemen
Klik op deze koppeling om een animatie over stroomproblemen te
bekijken.
Probleem Voorgestelde oplossingen
Het apparaat krijgt
geen stroom,
of de
ver
bindingskabel
tussen de computer
en het apparaat is
niet goed
aangesloten.
Sto
p de stekker in het stopcontact en druk op de
Aan/uit-knop ( ) op het bedieningspaneel.
Maak de kabel van het apparaat los en sluit hem
opnieuw aan.
- Lo
kaal afdrukken
- Via het netwerk afdrukken (alleen bij
CLP-320N(K)/CLP-321N/CLP-325W(K)/
CLP-326W)
Problemen met papierinvoer
Probleem Voorgestelde oplossingen
Papier loopt vast
tijdens het
afdrukken.
Verwijder het vastgelopen papier (zie
"Papierstoringen verhelpen" op pagina 84).
Papier kleeft aan
elkaar.
Controleer de maximale papiercapaciteit van
de lade (zie "Specificaties van het
afdrukmateriaal" op pagina 102).
Zo
rg dat u een geschikte papiersoort gebruikt
(zie "Specificaties van het a
fdrukmateriaal" op
pagina 102).
Haal het papier uit de lade en buig het of
waaier het uit.
In
vochtige omstandigheden kunnen
bepaalde papiersoorten aan elkaar blijven
kleven.
Invoerprobleem met
een aantal vellen
tegelijk.
Er kan niet meer dan één papiersoort tegelijk in
de lade worden geplaatst. Plaats papier van
maar één soort, formaat en gewicht.
Afdrukpapier wordt
niet ingevoerd.
Verwijder eventuele vastgelopen papier in het
apparaat.
Het papi
er werd niet goed in de lade
geplaatst. Verwijder het papier en plaats het
op de juiste manier in de lade.
Er l
igt te veel papier in de lade. Verwijder het
teveel aan papier.
Het pa
pier is te dik. Gebruik alleen papier dat
aan de specificaties van het apparaat voldoet
(zie "Specificaties van het afdrukmateriaal" op
pagina 102).
Het papier blijft
vastlop
en.
Er ligt te veel papier in de lade. Verwijder het
teveel aan papier.
U geb
ruikt een verkeerde papiersoort.
Gebruik alleen papier dat aan de specificaties
van het apparaat voldoet (zie "Specificaties
van het afdrukmateriaal" op pagina 102).
Er
zitten mogelijk materiaalresten in het
apparaat. Open de voorklep en verwijder de
resten.
Transparanten
kle
ven aan elkaar in
de
papieruitvoerlade.
Gebruik alleen transparanten die speciaal voor
laserprinters zijn bedoeld. Verwijder elke
transparant zodra het is uitgevoerd.
Enveloppen trekken
sch
eef of worden
niet goed ingevoerd.
Zorg dat de papiergeleiders aan beide kanten
van de envelop goed zijn ingesteld (ze moeten
de envelop net raken).
Problemen oplossen_ 88
Afdrukproblemen
Probleem Mogelijke oorzaak Voorgestelde oplossingen
Het apparaat
drukt niet af.
Het apparaat krijgt
geen stroom.
Controleer of het netsnoer is
aangesloten.
Het apparaat is niet
als standaardprinter
geselecteerd.
Selecteer uw printer als de
standaardprinter in Windows.
Controleer het volgende:
De klep aan de voorzijde is niet gesloten. Sluit de
voorklep.
Er is een papierstoring opgetreden. Verwijder het
vastgelopen papier (zie
"Papierstoringen verhelpen"
op pagina 84).
De papierlade is leeg. Plaats papier (zie "Papier in de
lade plaatsen" op pagina 59).
Er is geen tonercassette geplaatst. Plaats de
tonercassette.
Neem contact op met een medewerker van de
klantenservice als er een systeemfout optreedt.
De verbindingskabel
tussen de computer
en het apparaat is
niet goed
aangesloten.
Maak de kabel van het apparaat
los en sluit hem opnieuw aan.
De verbindingskabel
tussen de computer
en het apparaat is
mogelijk defect.
Sluit de kabel indien mogelijk aan
op een andere computer die naar
behoren werkt en druk een
document af. U kunt ook
proberen om een andere kabel
voor uw apparaat te gebruiken.
De poortinstelling is
verkeerd.
Controleer de printerinstellingen
in Windows om vast te stellen of
de afdruktaak naar de juiste poort
wordt gestuurd. Als uw computer
meerdere poorten heeft
controleert u of het apparaat op
de juiste poort is aangesloten.
Het apparaat is
mogelijk niet goed
geconfigureerd.
Controleer de
Voorkeursinstellingen om na te
gaan of alle afdrukinstellingen
correct zijn (zie
"Voorkeurinstellingen openen" op
pagina 66).
Het
printerstuurprogram
ma is mogelijk niet
goed geïnstalleerd.
Herstel de software van het
apparaat (zie
"Het
stuurprogramma installeren voor
een USB-apparaat" op pagina 32,
"Het stuurprogramma installeren
voor een apparaat dat via het
netwerk is aangesloten" op
pagina 40).
Het apparaat werkt
niet goed.
Controleer of de LED’s op het
bedieningspaneel een
systeemfout aangeven. Als de
fout niet kan worden
verholpen, neem dan contact
op met een medewerker van
de klantenservice.
U kunt een foutbericht ook
controleren vanuit Smart Panel
op uw computer (zie
"Het
programma Smart Panel
gebruiken" op pagina 76).
Het document is zo
groot dat er
onvoldoende ruimte
is op de harde schijf
van de computer om
toegang te krijgen tot
de afdruktaak.
Wijs meer vasteschijfruimte op de
computer toe voor spooling en
probeer af te drukken.
De uitvoerlade is vol. De uitvoerlade kan maximaal 80
(80 g/m
2
) vellen normaal papier
bevatten. Wanneer het papier uit
de uitvoerlade is verwijderd, gaat
het apparaat door met afdrukken.
Als het apparaat
lange tijd aan een
stuk door wordt
gebruikt, kan de
afdruksnelheid
afnemen of kan het
apparaat de taken
onderbreken om af
te koelen.
Wacht totdat het apparaat is
afgekoeld. Wanneer het apparaat
is afgekoeld, worden de
afdruktaken automatisch hervat.
Het apparaat
haalt papier
uit de
verkeerde
invoerbron.
De papieroptie die in
de
Voorkeursinstelling
en voor
afdrukken... is
geselecteerd is
mogelijk onjuist.
In veel softwaretoepassingen kan
de lade worden geselecteerd op
het tabblad Papier in de
Voorkeursinstellingen voor
afdrukken... Selecteer de juiste
papierbron. (Zie
"Voorkeurinstellingen openen" op
pagina 66.)
Een
afdruktaak
wordt uiterst
langzaam
afgedrukt.
De afdruktaak is
mogelijk zeer
complex.
Maak de pagina minder complex
of wijzig de instellingen voor de
afdrukkwaliteit.
De helft van
de pagina is
leeg.
De afdrukstand werd
mogelijk verkeerd
ingesteld.
Wijzig de afdrukstand in het
desbetreffende programma.
Raadpleeg Help bij het
printerstuurprogramma.
Het ingestelde
papierformaat stemt
niet overeen met het
formaat van het
papier in de lade.
Controleer of het papierformaat
dat is ingesteld in het
printerstuurprogramma
overeenstemt met het papier in
de papierlade. Controleer of het
papierformaat dat is ingesteld in
het printerstuurprogramma
overeenstemt met het papier dat
is geselecteerd in het programma
dat u gebruikt.
Probleem Mogelijke oorzaak Voorgestelde oplossingen
Problemen oplossen_ 89
Het apparaat
drukt wel af,
maar de tekst
is niet
correct,
vervormd of
niet
compleet.
De kabel van het
apparaat zit los of is
defect.
Maak de kabel van het apparaat
los en sluit hem opnieuw aan.
Druk een document af dat u
eerder wel correct hebt kunnen
afdrukken. Sluit kabel en
apparaat indien mogelijk aan op
een andere computer en druk
een document af dat u eerder wel
correct hebt kunnen afdrukken.
Als dit alles niet helpt, probeert u
een nieuwe printerkabel.
Het verkeerde
printerstuurprogram
ma is geselecteerd.
Controleer in het afdrukmenu van
de toepassing of u de juiste
printer hebt geselecteerd.
De
softwaretoepassing
werkt niet naar
behoren.
Probeer een document af te
drukken vanuit een andere
toepassing.
Het
besturingssysteem
werkt niet naar
behoren.
Sluit Windows af en start de
computer opnieuw op. Schakel
het apparaat uit en weer in.
Als u in een
DOS-omgeving
werkt is het mogelijk
dat het lettertype
voor uw apparaat
verkeerd is
ingesteld.
Zie "Lettertype-instellingen
wijzigen (alleen bij CLP-320N(K)/
CLP-321N/CLP-325W(K)/
CLP-326W)" op pagina 56.
Er worden
blanco
pagina’s
"afgedrukt".
De tonercassette is
leeg of beschadigd.
Herverdeel de toner indien nodig.
Vervang de tonercassette indien
nodig.
Het bestand bevat
mogelijk blanco
pagina’s.
Controleer of het bestand blanco
pagina’s bevat.
Er is mogelijk een
onderdeel van het
apparaat defect
(bijvoorbeeld de
controller of het
moederbord).
Neem contact op met een
medewerker van de
klantenservice.
Het apparaat
drukt het
PDF-bestand
niet juist af.
Sommige
afbeeldingen,
tekst of
illustraties
ontbreken.
Incompatibiliteit
tussen het
PDF-bestand en de
Acrobat-producten.
Het bestand kan worden
afgedrukt door het PDF-bestand
af te drukken als een afbeelding.
Schakel Print As Image uit de
afdrukopties van Acrobat in.
Een PDF-bestand als
afbeelding afdrukken neemt
meer tijd in beslag.
De
afdrukkwalitei
t van foto’s is
niet goed. De
afbeeldingen
zijn niet
duidelijk.
De resolutie van de
foto is erg laag.
Maak de foto kleiner. Als u de
foto in de softwaretoepassing
vergroot, vermindert de resolutie.
Probleem Mogelijke oorzaak Voorgestelde oplossingen
Er komt voor
het afdrukken
stoom uit het
apparaat ter
hoogte van
de
uitvoerlade.
Het gebruik van
geperforeerd papier
kan aanleiding
geven tot de
verspreiding van
dampen tijdens het
afdrukken.
Dit is geen probleem. Ga gewoon
door met afdrukken.
Het apparaat
drukt geen
speciaal
papier zoals
rekeningpapi
er af.
Het papierformaat en
de
papierformaatinstelli
ng komen niet
overeen.
Stel het juiste papierformaat in
onder Bewerken... op het tabblad
Papier in Voorkeursinstellingen
(zie
"Voorkeurinstellingen
openen" op pagina 66).
Het
afgedrukte
factuurpapier
krult op.
De instelling voor de
papiersoort klopt
niet.
Stel de resolutie van de printer
anders in en probeer het
opnieuw. Ga naar de
Voorkeursinstellingen, klik op
het tabblad Papier en stel de
papiersoort in op Dik papier (zie
"Voorkeurinstellingen openen" op
pagina 66).
Het
afgedrukte
papier krult
op.
Papierkrulling wordt
door verschillende
factoren
veroorzaakt, zoals
temperatuur,
vochtigheid, type
papier,
dekkingsgraad,
enzovoort.
Gebruik de optie Papierkrulling
beperken. Ga naar
Voorkeursinstellingen (zie
"Voorkeurinstellingen openen" op
pagina 66), klik op het tabblad
Geavanceerd en schakel het
selectievakje Papierkrulling
beperken in. Deze optie
optimaliseert de
omgevingsfactoren om
papierkrulling te beperken.
Probleem Mogelijke oorzaak Voorgestelde oplossingen
Problemen oplossen_ 90
Problemen met de afdrukkwaliteit
Vuil aan de binnenkant van het apparaat of verkeerd geplaatst papier kan
tot een verminderde afdrukkwaliteit leiden. Raadpleeg de onderstaande
tabel om het probleem te verhelpen.
Probleem Voorgestelde oplossing
Lichte of vage
afdrukken
Als u een verticale witte strook of vaag gedeelte
op de afdruk ziet, is de toner bijna op. Door de
resterende toner over de cassette te verdelen,
kunt u er waarschijnlijk nog een aantal afdrukken
mee maken (zie "Toner herverdelen" op
pagina 83). Als de afdrukkwaliteit hierdoor niet
verbetert, moet u een nieuwe tonercassette
pl
aatsen.
Misschien voldoet het papier niet aan de
specificaties (bijvoorbeeld te vochtig of te ruw)
(zie "Specificaties van het afdrukmateriaal" op
pagina 102).
Als de he
le pagina licht is, is de afdrukresolutie
te laag ingesteld. Wijzig de afdrukresolutie.
Raadpleeg Help bij het printerstuurprogramma.
Een
combinatie van vage plekken en vegen kan
erop wijzen dat de tonercassette moet worden
gereinigd (zie "De binnenkant reinigen" op
pagina 80).
He
t oppervlak van het LSU-gedeelte in het
apparaat kan vuil zijn. Maak de
laserscaneenheid schoon door de voorklep
verschillende malen te openen en te sluiten. Als
het probleem blijft optreden, neemt u contact op
met de serviceafdeling.
De bovenste helft
van
de afdruk is
lichter dan de rest
Misschien hecht de toner zich niet goed aan dit
type papier.
Wijzi
g de instelling van de printer en probeer
het opnieuw.
Geef Voorkeursinstellingen weer, klik op het
tabblad Papier en stel het type in op
Kringlooppapier.
Tonervlekken
Misschien voldoet het papier niet aan de
specificaties, doordat het bijvoorbeeld te vochtig
of te ruw is (zie "Specificaties van het
afdrukmateriaal" op pagina 102).
He
t papierpad is mogelijk aan een
reinigingsbeurt toe (zie "De binnenkant reinigen"
op pagina 80).
Onregelmatigheden Als op willekeurige plaatsen vage, doorgaans
ronde, plekken verschijnen.
Er
zit mogelijk een slecht vel tussen het papier.
Druk het document opnieuw af.
Het vochtgehalte van het papier is niet op alle
plaatsen gelijk of het papier bevat
vochtplekken. Probeer papier van een ander
merk (zie "Specificaties van het
afdrukmateriaal" op pagina 102).
De
hele partij papier is niet in orde. Problemen
tijdens de productie kunnen ertoe leiden dat
sommige delen toner afstoten. Probeer een
ander soort of merk papier.
Stel de
resolutie van de printer anders in en
probeer het opnieuw. Geef de
printereigenschappen weer, klik op het tabblad
Papier en stel de papiersoort in op Dik papier
(zie "Voorkeurinstellingen openen" op
pagina 66).
Als he
t probleem hiermee niet kan worden
opgelost, neemt u contact op met een
medewerker van de klantenservice.
Witte vlekken
Er verschijnen witte vlekken op de pagina.
He
t papier is te ruw en vuil van het papier komt
in het apparaat terecht waardoor de
transportriem vuil kan zijn geworden. Reinig de
binnenkant van het apparaat. Neem contact op
met een medewerker van de klantenservice.
He
t papierpad is mogelijk aan een
reinigingsbeurt toe. Neem contact op met een
medewerker van de klantenservice.
Verticale strepen Als de pagina zwarte verticale strepen vertoont:
Er zit
waarschijnlijk een kras op de
beeldeenheid. Verwijder de beeldeenheid en
plaats een nieuwe (zie "De beeldeenheid
vervangen" op pagina 97).
Als de pagina witte verticale strepen vertoont:
He
t oppervlak van het LSU-gedeelte in het
apparaat kan vuil zijn. Maak de
laserscaneenheid schoon door de voorklep
verschillende malen te openen en te sluiten. Als
het probleem blijft optreden, neemt u contact op
met de serviceafdeling.
Gekleurde of zwarte
achtergrond
Als er in lichte gedeelten te veel toner wordt
gebruikt (grijze achtergrond):
Gebruik papier met een lager gewicht (zie
"Specificaties van het afdrukmateriaal" op
pagina 102).
Co
ntroleer de omgeving van het apparaat:
bijzonder droge (lage luchtvochtigheid) of
extreem vochtige condities (relatieve
luchtvochtigheid van meer dan 80%) kunnen
leiden tot een grijzere achtergrond.
Verw
ijder de oude tonercassette en plaats een
nieuwe (zie "De tonercassette vervangen" op
pagina 96).
Probleem Voorgestelde oplossing
Problemen oplossen_ 91
Tonervegen Reinig de binnenkant van het apparaat. Zie "De
binnenkant reinigen" op pagina 80.
Co
ntroleer de papiersoort en de kwaliteit van het
papier. Zie "Specificaties van het
afdrukmateriaal" op pagina 102.
Verwi
jder de tonercassette en plaats een
nieuwe. Zie "De tonercassette vervangen" op
pagina 96.
Verticale
regelmatige fouten
Als de bedrukte zijde van de pagina met gelijke
intervallen afwijkingen vertoont:
De
tonercassette is mogelijk defect. Als een
markering zich met regelmatige
tussenafstanden herhaalt, moet u enkele
reinigingsvellen afdrukken om de cassette te
reinigen. Als de problemen zich na het
afdrukken blijven voordoen, vervangt u de oude
tonercassette door een nieuwe (zie "De
tonercassette vervangen" op pagina 96).
Er
zit mogelijk toner op sommige onderdelen
van het apparaat. Als de afwijkingen zich op de
achterkant van de pagina bevinden zal het
probleem waarschijnlijk na enkele pagina’s
vanzelf verdwijnen.
De
fixeereenheid kan beschadigd zijn. Neem
contact op met een medewerker van de
klantenservice.
Schaduwvlekken
A
Schaduwvlekken worden veroorzaakt door kleine
hoeveelheden toner die willekeurig verspreid op de
afdruk voorkomen.
Mi
sschien is het papier te vochtig. Probeer af te
drukken met een nieuwe stapel papier. Maak
een pak papier pas open op het moment dat u
het gaat gebruiken zodat het papier niet te veel
vocht opneemt.
Wijzi
g de afdruklay-out als er schaduwvlekken
verschijnen op een envelop om te voorkomen
dat er wordt afgedrukt op een gebied met
overlappende naden aan de rugzijde.
Afdrukken op naden kan problemen
veroorzaken.
Als de hele pagina wordt overdekt door
schaduwvlekken, kiest u een andere
afdrukresolutie vanuit uw softwaretoepassing of
via de printereigenschappen.
Probleem Voorgestelde oplossing
Rond tekens of
afbeeldingen
bevinden zich
tonerdeeltjes
Misschien hecht de toner zich niet goed aan dit
type papier.
W
ijzig de instelling van de printer en probeer
het opnieuw.
Geef Voorkeursinstellingen weer, klik op het
tabblad Papier en stel het type in op
Kringlooppapier.
Misvormde tekst
Als tekst er vervormd uitziet ("uitgehold" effect)
is het papier mogelijk te glad. Probeer een ander
soort papier (zie "Specificaties van het
afdrukmateriaal" op pagina 102).
Papier schuin
AaBbC
AaBbC
AaBbC
AaBbCc
AaBbCc
Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
Con
troleer de papiersoort en de kwaliteit van het
papier (zie "Specificaties van het
afdrukmateriaal" op pagina 102).
Zo
rg ervoor dat papier of andere afdrukmedia
juist zijn geplaatst en dat de geleiders niet te los
of te strak zijn afgesteld.
Gekruld of gegolfd
Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
Con
troleer de papiersoort en de kwaliteit van het
papier. Papier kan krullen als de temperatuur of
de vochtigheid te hoog is (zie "Specificaties van
het afdrukmateriaal" op pagina 102).
Draa
i de papierstapel in de lade om. Probeer
ook eens het papier 180° te draaien in de lade.
Vouwen of kreuken
Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
Con
troleer de papiersoort en de kwaliteit van het
papier (zie "Specificaties van het
afdrukmateriaal" op pagina 102).
Draai de papierstapel in de lade om. Probeer
ook eens het papier 180° te draaien in de lade.
Probleem Voorgestelde oplossing
Problemen oplossen_ 92
Veelvoorkomende problemen onder Windows
Probleem Voorgestelde oplossingen
Tijdens de installatie
verschijnt het
bericht "Bestand in
gebruik".
Sluit alle softwaretoepassingen af. Verwijder alle
software uit de opstartgroep en start vervolgens
Windows weer op. Installeer het
printerstuurprogramma opnieuw.
Het bericht
"Alg
emene
beschermingsfout",
"OE-uitzondering",
"Spool 32" of
"Ongeldige
bewerking"
verschijnt.
Sluit alle andere toepassingen af, start Windows
op
nieuw op en probeer opnieuw af te drukken.
Het bericht "Kan niet
afdrukken" of "Er is
een time-outfout in
de printer
opgetreden"
verschijnt.
Deze berichten kunnen tijdens het afdrukken
verschijnen. Wacht tot het apparaat klaar is met
afdrukken. Als het bericht verschijnt in
standby-modus of nadat de afdruk is voltooid,
controleert u de aansluiting en gaat u na of er
een fout is opgetreden.
Raadpleeg de gebruikershandleiding van Microsoft Windows die met
uw computer is meegeleverd voor meer informatie over foutmeldingen
in Windows.
Achterkant van
afdr
ukken is vuil
Een tonercassette lekt mogelijk. Reinig de
binnenkant van het apparaat (zie "De binnenkant
reinigen" op pagina 80).
Eén effen kleur of
zwa
rte pagina’s
A
De tonercassette werd mogelijk niet goed
geplaatst. Verwijder de cassette en plaats ze
opnieuw.
Mog
elijk is de tonercassette defect en moet ze
worden vervangen. Verwijder de tonercassette
en plaats een nieuwe (zie "De tonercassette
vervangen" op pagina 96).
He
t apparaat moet mogelijk worden
gerepareerd. Neem contact op met een
medewerker van de klantenservice.
Losse toner Reinig de binnenkant van het apparaat (zie "De
binnenkant reinigen" op pagina 80).
Co
ntroleer de papiersoort en de kwaliteit van het
papier (zie "Specificaties van het
afdrukmateriaal" op pagina 102).
Verwi
jder de tonercassette en plaats een nieuwe
(zie "De tonercassette vervangen" op
pagina 96).
Lo
st dit het probleem niet op, dan moet het
apparaat mogelijk worden hersteld. Neem
contact op met een medewerker van de
klantenservice.
Openingen in
teke
ns
A
Letters worden onvolledig afgedrukt omdat er witte
plekken verschijnen op plaatsen die zwart zouden
moeten zijn:
Al
s dit probleem optreedt bij transparanten
probeert u een ander soort transparant.
Omwille van de samenstelling van de
transparanten zijn enkele onvolledige tekens
normaal.
Mi
sschien drukt u af op de verkeerde kant van
het papier. Verwijder het papier en draai het
om.
Mo
gelijk voldoet het papier niet aan de
papierspecificaties (zie "Specificaties van het
afdrukmateriaal" op pagina 102).
Probleem Voorgestelde oplossing
Horizontale strepen Controleer bij horizontale zwarte strepen of vegen
het volgende:
De
tonercassette werd mogelijk onjuist
geplaatst. Verwijder de cassette en plaats ze
opnieuw.
De
tonercassette is mogelijk defect. Verwijder
de tonercassette en plaats een nieuwe (zie
"Specificaties van het afdrukmateriaal" op
pagina 102).
L
ost dit het probleem niet op, dan moet het
apparaat mogelijk worden hersteld. Neem
contact op met een medewerker van de
klantenservice.
Krullen
Als het afgedrukte papier opkrult of als het papier
niet wordt ingevoerd, doet u het volgende:
Draai de papierstapel in de lade om. Probeer
ook eens het papier 180° te draaien in de lade.
Stel de
resolutie van de printer anders in en
probeer het opnieuw. Ga naar de
printereigenschappen, klik op het tabblad
Papier en stel het type in op Dun papier.
Raadpleeg "Voorkeurinstellingen openen" op
pagina 66 voor nadere informatie.
Er verschijnt
v
oortdurend een
onbekende
afbeelding op
enkele vellen, er zit
losse toner op de
afdruk, of de afdruk
is te licht of vuil.
Waarschijnlijk gebruikt u het apparaat op een
ho
ogte van 1 000 meter of meer.
Dergelijke hoogten kunnen de afdrukkwaliteit
be
ïnvloeden (bijv. losse toner of lichte afdruk). U
kunt deze optie instellen via het hulpprogramma
Hulpprogramma Printerinstellingen (zie
"Luchtdrukaanpassing" op pagina 55).
Probleem Voorgestelde oplossing
Problemen oplossen_ 93
Veelvoorkomende problemen onder Linux
Probleem Voorgestelde oplossingen
Het apparaat drukt
niet af.
Controleer of het printerstuurprogramma is
geïnstalleerd. Open Unified Driver
Configurator en selecteer het tabblad
Printers in het venster Printers
configuration om de lijst met beschikbare
printers weer te geven. Controleer of het
apparaat in de lijst staat. Als dit niet zo is,
opent u Add new printer wizard om uw
apparaat in te stellen.
Co
ntroleer of het apparaat is ingeschakeld.
Open Printers configuration en selecteer
uw apparaat uit de lijst met printers. Bekijk de
beschrijving in het paneel Selected printer.
Druk op de knop Start als de status de
tekenreeks Stopped bevat. Hierna zou het
apparaat weer normaal moeten werken. De
status "stopped" is mogelijk geactiveerd
wanneer zich problemen met het afdrukken
voordoen. U kunt bijvoorbeeld de opdracht
geven om een document af te drukken terwijl
de poort gebruikt wordt door een
scantoepassing.
Co
ntroleer of de MFP-poort bezet is.
Aangezien de functionele onderdelen van het
apparaat (printer en scanner) dezelfde I/
O-interface (poort) delen, is het mogelijk dat
verschillende toepassingen gelijktijdig
toegang proberen te krijgen tot dezelfde
poort. Om conflicten te voorkomen kan
slechts één toepassing een taak uitvoeren op
het apparaat. De andere toepassing waarmee
een gebruiker wil afdrukken of scannen krijgt
dan de melding "device busy" (apparaat
bezet). Open de poortconfiguratie en
selecteer de poort die is toegewezen aan uw
printer. In het deelvenster Selected port kunt
u bekijken of de poort door een andere
toepassing wordt gebruikt. Als dit het geval is,
wacht u tot de uit te voeren taak is voltooid of
klikt u op de knop Release port als u zeker
weet dat de huidige toepassing niet naar
behoren werkt.
Co
ntroleer of er een speciale afdrukoptie is
ingesteld voor de toepassing, zoals "-oraw".
Als de parameter "-oraw" is opgegeven in de
opdrachtregel verwijdert u deze om het
afdrukprobleem op te lossen. Voor Gimp
front-end kiest u "print" -> "Setup printer" en
bewerkt u de opdrachtregelparameter in de
menuoptie.
De
CUPS-versie (Common Unix Printing
System) die wordt gedistribueerd met SuSE
Linux 9.2 (CUPS 1.1.21) heeft een probleem
met het afdrukken via het "Internet Printing
Protocol" (IPP). Gebruik "socket printing" in
plaats van IPP of installeer een recentere
versie van CUPS (CUPS 1.1.22 of hoger).
Bepaalde
k
leurafbeeldingen
worden volledig
zwart afgedrukt.
Dit is een bekende bug in Ghostscript (tot GNU
Ghostscript versie 7.05) als de basiskleurruimte
van het document geïndexeerde kleurruimte is
en via CIE-kleurruimte wordt geconverteerd.
Aangezien PostScript CIE-kleurruimte gebruikt
voor het kleuraanpassingssysteem, moet u
Ghostscript op uw systeem upgraden naar GNU
Ghostscript versie 7.06 of een hogere versie.
Recente Ghostscript-versies vindt u op
www.ghostscript.com.
Sommige
k
leurafbeeldingen
worden afgedrukt in
onverwachte
kleuren.
Dit is een gekende bug in Ghostscript (tot GNU
Ghostscript versie 7.xx) als de basiskleurruimte
van het document wordt geïndexeerd als
RGB-kleurruimte en wordt geconverteerd via
CIE-kleurruimte. Omdat Postscript
CIE-kleurruimte gebruikt voor het
kleurvergelijkingssysteem, dient u Ghostscript
op uw systeem bij te werken naar
GNU
Ghostscript versie 8.xx of een hogere versie.
Recente Ghostscript-versies vindt u op
www.ghostscript.com.
Het apparaat drukt
gee
n volledige
pagina’s af. Slechts
de helft van de
pagina wordt
afgedrukt.
Dit is een gekend probleem dat zich voordoet bij
gebruik van een kleurenprinter met versie 8.51
of een oudere versie van Ghostscript, 64-bits
Linux OS. Dit probleem is aan
bugs.ghostscript.com gemeld als Ghostscript
Bug 688252. Het probleem is opgelost in AFPL
Ghostscript versie 8.52 of een hogere versie.
Download de meest recente versie van AFPL
Ghostscript van http://sourceforge.net/projects/
ghostscript/ en installeer deze om dit probleem
op te lossen.
De foutmelding
"Can
not open port
device file"
verschijnt als ik een
document afdruk.
Wijzig nooit de parameters van een afdruktaak
(via LPR GUI bijvoorbeeld) terwijl er een
afdruktaak wordt uitgevoerd. Diverse versies
van CUPS-server breken de afdruktaak af als de
afdrukopties worden gewijzigd en proberen
vervolgens de taak vanaf het begin opnieuw uit
te voeren. Aangezien Unified Linux Driver de
mfp-poort tijdens het afdrukken vergrendelt, blijft
deze vergrendeld door het abrupte afbreken van
het stuurprogramma zodat de poort niet
beschikbaar is voor volgende afdruktaken. Als
deze situatie zich voordoet, probeert u de
mfp-poort vrij te geven door Release port te
selecteren in Port configuration.
Raadpleeg de gebruikershandleiding van Linux die bij uw computer
werd geleverd voor meer informatie over Linux-foutberichten.
Probleem Voorgestelde oplossingen
Problemen oplossen_ 94
Veelvoorkomende problemen onder Macintosh
Probleem Voorgestelde oplossingen
Het apparaat drukt
PDF-bestanden niet
juist af. Sommige
delen van
afbeeldingen, tekst
of illustraties
ontbreken.
Het bestand kan worden afgedrukt door het
PDF
-bestand af te drukken als een afbeelding.
Schakel Print As Image uit de afdrukopties van
Acrobat in.
Een PDF-bestand als afbeelding
afdrukken neemt meer tijd in beslag.
Het document is
afgedrukt, maar de
afdruktaak is niet
verdwenen uit de
wachtrij in Mac OS X
10.3.2.
Werk uw Mac OS-versie bij tot Mac OS X 10.3.3
o
f een hogere versie.
Bepaalde letters
wo
rden niet normaal
weergegeven tijdens
het afdrukken van
het voorblad.
Mac OS kan het lettertype niet aanmaken
tijd
ens het afdrukken van het voorblad. Het
Nederlandse alfabet en Nederlandse cijfers
worden normaal weergegeven op het voorblad.
Als u op een
Ma
cintosh-computer
een document
afdrukt met Acrobat
Reader 6.0 of hoger
worden de kleuren
niet op de juiste
wijze afgedrukt.
Controleer of de resolutie-instelling in uw
printerstuurprogramma overeenkomt met de
resolutie-instelling in Acrobat Reader.
Raadpleeg de gebruikershandleiding van Macintosh die met uw
computer is meegeleverd voor meer informatie over
Macintosh-foutmeldingen.
Verbruiksartikelen_ 95
11.Verbruiksartikelen
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u verbruiksartikelen en onderdelen voor het onderhoud van uw apparaat kunt
aanschaffen.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Aankoopmogelijkheden
Verkrijgbare verbruiksartikelen
Onderdelen voor onderhoud
De tonercassette vervangen
De beeldeenheid vervangen
De cassette voor gebruikte toner vervangen
De beschikbare accessoires kunnen verschillen van land tot land.
Neem contact op met uw verkoper om de lijst met beschikbare
accessoires te ontvangen.
Aankoopmogelijkheden
Voor de bestelling van door Samsung erkende verbruiksartikelen,
accessoires en onderdelen voor onderhoud neemt u contact op met uw
plaatselijke Samsung-dealer of de winkel wa
ar u uw apparaat hebt gekocht.
U kunt ook surfen naar www.samsu
ng.com/supplies en uw land/regio
selecteren voor informatie over het aanvragen van technische
ondersteuning.
Verkrijgbare verbruiksartikelen
Als de verbruiksartikelen het einde van hun levensduur naderen kunt u de
volgende verbruiksartikelen voor uw apparaat bestellen:
Type
Gemiddeld aantal
afdrukken
a
a.Opgegeven gebruiksduur overeenkomstig ISO/IEC 19798.
Standaardren
dement
tonercassette
Ge
middeld aantal
onafgebroken
afdrukken met een
zwarte
tonercassette: 1
500
standaardpagina’s
(zwart)
Ge
middeld aantal
onafgebroken
afdrukken van een
kleurentonercassett
e: 1 000
standaardpagina’s
(geel/magenta/
cyaan)
K407(CLT-K407S): Zwart
C407(CLT-C407S): Cyaan
M407(CLT-M407S): Magenta
Y407(CLT-Y407S): Geel
Regio A
b
b.Regio A: Albanië, België, Bosnië, Bulgarije, Cyprus, Denemarken,
Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Italië,
Kroatië, Letland, Lithouwen, Macedonië, Nederland, Noorwegen,
Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Servië, Slovenië, Slowakije,
Spanje, Tsjechische Republiek, Verenigd Koninkrijk, Zweden en
Zwitzerland.
K4072(CLT-K4072S): Zwart
C4072(CLT-C4072S): Cyaan
M4072(CLT-M4072S):
Mage
nta
Y4072(CLT-Y4072S): Geel
Regio B
c
c. Regio B: Bangladesh, China, India en Nepal.
K4073(CLT-K4073S): Zwart
C4073(CLT-C4073S): Cyaan
M4073(CLT-M4073S):
Mage
nta
Y4073(CLT-Y4073S): Geel
Beeldeenheid Circa 24 000
afbe
eldingen
d
d.Aantal afbeeldingen op basis van één kleur op elke pagina. Als u
documenten afdrukt in vier kleuren (cyaan, magenta, geel, zwart),
neemt de gebruiksduur van dit artikel met 25% af.
CLT-R407
Opvangbak
voor gebruikte
toner
Circa 10 000
afbeeldingen
d
CLT-W409
Zie "De tonercassette vervangen" op pagina 96 voor informatie over het
vervangen van de tonercassette.
De levensduur van een tonercassette varieert afhankelijk van de
opties, de omvang van het afbeeldingsgebied en de taakmodus.
U moet tonercassettes en andere verbruiksartikelen aankopen in het
land waar u uw apparaat hebt gekocht. Tonercassettes en andere
verbruiksartikelen kunnen immers incompatibel zijn met uw apparaat
aangezien de systeemconfiguratie ervan verschilt van land tot land.
Samsung raadt het gebruik van niet-originele
Samsung-tonercassettes (bijv. hervulde of gereviseerde
tonercassettes) af. Samsung kan de kwaliteit van niet-originele
Samsung-tonercassettes niet garanderen. Onderhoud en reparaties
die vereist zijn als gevolg van het gebruik van niet-originele
Samsung-tonercassettes vallen niet onder de garantie van het
apparaat.
Onderdelen voor onderhoud
Neem contact op met de winkel waar u het apparaat hebt gekocht om
reserveonderdelen te bestellen.
Laat onderdelen voor onderhoud alleen vervangen door een erkende
dienstverlener of door de leverancier of winkel waar u het apparaat hebt
gekocht. De vervanging van onderdelen waarvan de gemiddelde
levensduur is verstreken, valt niet onder de garantie.
Te onderhouden onderdelen moeten regelmatig worden vervangen om
kwa
liteits- en doorvoerproblemen ten gevolge van versleten onderdelen te
voorkomen. Zie onderstaande tabel. Het doel hiervan is om ervoor te
zorgen dat uw printer goed blijft presteren. De te vervangen onderdelen
moeten worden vervangen als de levensduur van het desbetreffende
onderdeel is verstreken.
Naam van het onderdeel
Onderdelen
Gemiddeld aantal afdrukken
a
a.De afdruksnelheid is afhankelijk van het gebruikte besturingssysteem,
de snelheid van de computer, de gebruikte toepassing, de
verbindingsmethode, het type en formaat van de afdrukmedia en de
complexiteit van de taak.
Fixeereenheid Ong. 50 000 pagina’s (Z/W)/12 500 pagina’s
(kleur)
Transportrol Ong. 50.000 pagina’s (Z/W)/12 500 pagina’s
(kleur)
Transportriem
(ITB)
Ong. 50.000 pagina’s (Z/W)/12 500 pagina’s
(kleur)
Papierinvoerrol Ong. 50.000 pagina’s
Verbruiksartikelen_ 96
De tonercassette vervangen
Klik op deze koppeling om een filmpje te openen over het vervangen
van een tonercassette.
Het apparaat gebruikt vier kleuren en heeft voor elke kleur een andere
tonercassette: geel (G), magenta (M), cyaan (C) en zwart (Z).
De tonercassette heeft de geschatte levensduur bereikt. De printer stopt
met afdrukken. Het Smart Panel-programmavenster verschijnt op het
computerscherm om aan te geven dat u de tonercassette moet vervangen
(zie "Het programma Smart Panel gebruiken" op pagina 76).
Dit betekent dat de tonercassette moet worden vervangen. Controleer het
mo
delnummer voor tonercassette van uw apparaat (zie "Verkrijgbare
verbruiksartikelen" op pagina 95).
Samsung raadt het gebruik van niet-originele
Samsung-tonercassettes (bijv. hervulde of gereviseerde
tonercassettes) af. Samsung kan de kwaliteit van andere
tonercassettes dan die van Samsung niet garanderen. Dit geldt ook
voor schade die het apparaat door gebruik van deze tonercassettes
kan oplopen. Ook onderhoud en reparaties die vereist zijn als gevolg
van het gebruik van andere tonercassettes dan die van Samsung
vallen buiten het bestek van de garantie van het apparaat.
1. Sch
akel het apparaat uit en wacht enkele minuten tot het apparaat is
afgekoeld.
2. Druk
op de ontgrendelknop en open de voorklep volledig.
3. Pak de tonercassette vast bij de grepen en trek de cassette uit het
apparaat.
4. Neem een nieuwe tonercassette uit de verpakking.
5. T
rek het beschermvel uit een nieuwe tonercassette.
6. Houd beide grepen van de nieuwe tonercassette vast en schud de
cassette goed van links naar rechts om de toner gelijkmatig te verdelen.
7. Plaats de tonercassette op een vlak oppervlak, zoals hieronder
afgebeeld, en verwijder het papier rond de tonercassette.
Als u toner op uw kleding krijgt, veeg de toner dan af met een
droge doek en was het kledingstuk in koud water. Als u warm
water gebruikt, hecht de toner zich aan de stof.
Verbruiksartikelen_ 97
8. Controleer of de kleur van de tonercassette overeenkomt met de
kleursleuf en neem vervolgens de handgrepen op de tonercassette vast.
Schuif de cassette in de printer tot deze op haar plaats klikt.
9. Sluit de voorklep. Zorg ervoor dat de klep goed is gesloten en schakel
vervolgens het apparaat in.
Als de voorklep niet volledig is gesloten, werkt het apparaat niet.
De beeldeenheid vervangen
Wanneer de beeldeenheid is versleten, verschijnt het Smart
Panel-programmavenster op het computerscherm om aan te geven dat de
beeldeenheid moet worden vervangen. Anders stopt uw apparaat met
afdrukken.
1. Schakel het apparaat uit en wacht enkele minuten tot het apparaat is
afgekoeld.
2. Druk
op de ontgrendelknop en open de voorklep volledig.
3. Pak de tonercassette vast bij de grepen en trek de cassette uit het
apparaat.
4. Trek de opvangbak voor gebruikte toner met de handgreep uit het
apparaat.
5. Haal de beeldeenheid uit het apparaat via de inkeping aan de voorzijde
van de beeldeenheid.
6. Neem een nieuwe beeldeenheid uit de verpakking.
Gebruik geen scherpe voorwerpen, zoals een mes of schaar,
om de beeldeenheid uit de verpakking te halen. U zou het
oppervlak van de beeldeenheid kunnen beschadigen.
Let e
rop dat u geen krassen maakt op het oppervlak van de
beeldeenheid.
Stel de beeldeenheid niet langer dan enkele minuten bloot aan
licht, om schade te voorkomen. Bedek de tonercassette indien
nodig met een stuk papier om ze te beschermen.
7. D
ruk de beeldeenheid in het apparaat terwijl u de inkeping aan de
voorzijde van de beeldeenheid vasthoudt.
Verbruiksartikelen_ 98
8. Schuif de cassette voor gebruikte toner op zijn plaats en duw ertegen
totdat deze goed vastzit.
9. Schuif de tonercassette terug in het apparaat.
10. Sluit de voorklep goed.
Als de voorklep niet volledig is gesloten, werkt het apparaat niet.
Zorg ervoor dat alle tonercassettes op de juiste wijze zijn
geïnstalleerd. Als een tonercassette niet goed is geïnstalleerd, kan
de voorklep niet worden gesloten.
11. Zet het apparaat aan.
Alle LED’s knipperen herhaaldelijk rood. Wacht ongeveer
anderhalve minuut tot het apparaat gereed is.
De cassette voor gebruikte toner vervangen
Wanneer de opvangbak voor gebruikte toner is versleten, verschijnt het
Smart Panel-programmavenster op het computerscherm om aan te geven
dat de cassette voor gebruikte toner moet worden vervangen. Anders stopt
het apparaat met afdrukken.
1. Sch
akel het apparaat uit en wacht enkele minuten tot het apparaat is
afgekoeld.
2. Ope
n de voorklep.
3. Trek de opvangbak voor gebruikte toner met de handgreep uit het
apparaat.
Plaats de cassette voor gebruikte toner op een horizontaal
oppervlak, zodat de toner niet uit de cassette kan lekken.
4. Verwijder het deksel van de cassette zoals hieronder afgebeeld en sluit
daarmee de opening in de cassette voor gebruikte toner af.
2
1
Draai de cassette voor gebruikte toner niet om en houd deze niet
schuin.
5. Neem een nieuwe cassette voor gebruikte toner uit de verpakking.
Verbruiksartikelen_ 99
6. Schuif de nieuwe cassette op zijn plaats en duw ertegen totdat deze
goed vastzit.
7. Sluit de voorklep goed.
Als de voorklep niet volledig is gesloten, werkt het apparaat niet.
Zorg ervoor dat alle tonercassettes op de juiste wijze zijn
geïnstalleerd. Als een tonercassette niet goed is geïnstalleerd, kan
de voorklep niet worden gesloten.
8. Zet het apparaat aan.
Specificaties_ 100
12.Specificaties
In dit hoofdstuk worden de belangrijkste specificaties van het apparaat beschreven.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Hardwarespecificaties
Omgevingsvoorwaarden
Elektrische specificaties
Specificaties van h
et afdrukmateriaal
De specificatiewaarden worden hieronder weergegeven: specificaties kunnen zonder kennisgeving worden gewijzigd: Ga naar www.samsung.com/printer
voor mogelijk gewijzigde informatie.
Hardwarespecificaties
Item Beschrijving
Afmetingen Hoogte 243 mm
Diepte 313 mm
Breedte 388 mm
Gewicht Apparaat met verbruiksartikelen 11 kg
Verpakkingsgewicht Papier 1,50 kg
Plastic 0,45 kg
Draadloos
a
a.alleen bij CLP-325W(K)/CLP-326W.
Module CLX-NWA20L
Omgevingsvoorwaarden
Item Beschrijving
Geluidsniveau
a
a.Geluidsdrukniveau, ISO 7779. Geteste configuratie: apparaat basisinstallatie, A4-papierformaat, enkelzijdig afdrukken.
Stand-bymodus Achtergrondgeluid
Afdrukmodus Minder dan 45 dBA (afdrukken in kleur)
Minder dan 47 dBA (afdruk
ken in zwart-wit)
Temperatuur Gebruik 10 tot 32 °C
Opslag (in verpakking) 0 tot 40 °C
Relatieve
lu
chtvochtigheid
Gebruik 20 tot 80% RV
Opslag (in verpakking) 10 tot 90% RV
Specificaties_ 101
Elektrische specificaties
De stroomvereisten zijn gebaseerd op het land of de regio waar het apparaat wordt verkocht. De bedrijfsspanning mag niet worden gewijzigd. Doet u dit toch,
dan kan het apparaat beschadigd raken en vervalt de productgarantie.
Item Beschrijving
Voeding
a
a.Zie het typeplaatje op het apparaat voor de juiste spanning, de frequentie (hertz) en het type stroom voor uw apparaat.
Model dat op 110 volt werkt AC 110 - 127 V
Model dat op 220 volt werkt AC 220 - 240 V
Stroomverbruik Gemiddelde bedrijfsmodus Minder dan 350 Watt
Stand-bymodus Minder dan 60 W
Energiebesparende modus CL
P-320(K)/CLP-321/CLP-325(K)/ CLP-326: Minder dan 5 W
CL
P-320N(K)/CLP-321N: Minder dan 6 W
CL
P-325W(K)/CLP-326W: Minder dan 7 W
Uitgeschakelde toestand Minder dan 0,45 W
Specificaties_ 102
Specificaties van het afdrukmateriaal
Type Formaat Afmetingen
Gewicht
a
a.Plaats de vellen een voor een in de lade als het gewicht van het afdrukmateriaal groter is dan 120 g/m
2
.
Normaal papier Letter 216 × 279 mm
70 tot 90 g/m
2
. 130 vel 80 g/m
2
voor invoer in de
lade.
Legal 216 × 356 mm
US Folio 216 × 330 mm
A4 210 x 297 mm
Oficio 216 × 343 mm
JIS B5 182 x 257 mm
ISO B5 176 × 250 mm
Executive 184 x 267 mm
A5 148 x 210 mm
A6 105 x 148 mm
Envelop Monarch 98 × 191 mm
75 tot 90 g/m
2
voor handmatige
invoer in de lade.
5 vel papier voor handmatige
invoer in de lade
No. 10 105 × 241 mm
DL 110 × 220 mm
C5 162 x 229 mm
C6 114 x 162 mm
No.9 98 x 225 mm
6 3/4 92 x 165 mm
Dik papier Zie Normaal papier Zie Normaal papier
90 tot 105 g/m
2
voor handmatige
invoer in de lade.
5 vel papier voor handmatige
invoer in de lade
Dun papier Zie Normaal papier Zie Normaal papier
60 tot 70 g/m
2
voor handmatige
invoer in de lade
Etiketten
c
c. Gladheid: 100 tot 250 (Sheffield). Deze getallen verwijzen naar het gladheidsniveau.
Letter, A4 Zie Normaal papier
120 tot 150 g/m
2
voor handmatige
invoer in de lade.
Kartonpapier Briefkaart 101,60 x 152,4 mm
105 tot 163 g/m
2
voor handmatige
invoer in de lade.
e
Transparanten
d
d.Aanbevolen afdrukmedia: transparant voor een kleurenlaserprinter door Xerox 3R91331 (A4), Xerox 3R2780 (Letter).
e.Aanbevolen afdrukmedia: transparanten van 0,104 tot 0,124 mm.
f
f. Bij afdrukken in kleur op transparanten zal de afbeeldingskwaliteit lager zijn dan bij monochrome afdrukken wanneer de afdrukken op een overheadprojector
worden gebruikt.
Letter, A4, Zie Normaal papier - 1 vel papier voor handmatige
invoer in de lade
Glanzende foto
g
g.Aanbevolen afdrukmedia: glanzend papier (Letter) voor dit apparaat: HP Brochure Paper (product: Q6616A). glanzend papier (A4) voor dit apparaat HP
Superior Paper 160 glossy (product: Q6616A).
Letter, A4 Zie Normaal papier
111 tot 220 g/m
2
voor handmatige
invoer in de lade.
Mat fotopapier Letter, A4, PostCard 4
x 6
Zie Normaal papier
111 tot 220 g/m
2
voor handmatige
invoer in de lade.
Minimaal formaat (aangepast) 76 x 152,4 mm
60 tot 163 g/m
2
(bankpostpapier)
Maximaal formaat (aangepast) 216 × 356 mm
Capaciteit
b
b.De maximumcapaciteit kan verschillen, afhankelijk van de omgevingsvoorwaarden en van het gewicht en de dikte van het afdrukmateriaal.
Contact SAMSUNG worldwide_ 103
Contact SAMSUNG worldwide
If you have any comments or questions regarding Samsung products, contact the Samsung customer care center.
Country/
Region
Customer Care Center Web Site
ARGENTINE 0800-333-3733 www.samsung.com
ARMENIA 0-800-05-555
AUSTRALIA 1300 362 603 www.samsung.com
AUSTRIA 0810-SAMSUNG (7267864,
€ 0.07/min)
www.samsung.com
AZERBAIJAN 088-55-55-555
BAHRAIN 8000-4726
BELARUS 810-800-500-55-500 www.samsung.ua
www.samsung.com/ua_ru
BELGIUM 02-201-24-18 www.samsung.com/be
(Dutch)
www.samsung.com/be_fr
(French)
BRAZIL 0800-124-421
4004-0000
www.samsung.com
CANADA 1-800-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com
CHILE 800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com
CHINA 400-810-5858
010-6475 1880
www.samsung.com
COLOMBIA 01-8000112112 www.samsung.com
COSTA RICA 0-800-507-7267 www.samsung.com
CZECH
REPUBLIC
800-SAMSUNG
(800-726786)
www.samsung.com
Samsung Zrt., česká organizační složka, Oasis Florenc,
Sokolovská394/17, 180 00, Praha 8
DENMARK 70 70 19 70 www.samsung.com
ECUADOR 1-800-10-7267 www.samsung.com
EGYPT 0800-726786
EIRE 0818 717100 www.samsung.com
EL SALVADOR 800-6225 www.samsung.com
ESTONIA 800-7267 www.samsung.com
KAZAKHSTAN 8-10-800-500-55-500 www.samsung.com/kz_ru
KYRGYZSTAN 00-800-500-55-500
FINLAND 030-6227 515 www.samsung.com
FRANCE 01 48 63 00 00 www.samsung.com
GERMANY 01805 - SAMSUNG
(726-7864 € 0,14/min)
www.samsung.com
GEORGIA 8-800-555-555
GUATEMALA 1-800-299-0013 www.samsung.com
HONDURAS 800-7919267 www.samsung.com
HONG KONG (852) 3698-4698 www.samsung.com/hk
www.samsung.com/hk_en/
HUNGARY 06-80-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com
INDIA 3030 8282
1800 110011
1800 3000 8282
1800 266 8282
www.samsung.com
INDONESIA 0800-112-8888
021-5699-7777
www.samsung.com
ITALIA 800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com
JAMAICA 1-800-234-7267 www.samsung.com
JAPAN 0120-327-527 www.samsung.com
JORDAN 800-22273
KSA 9200-21230 www.samsung.com
BAHRAIN 8000-4726
LATVIA 8000-7267 www.samsung.com
LITHUANIA 8-800-77777 www.samsung.com
LUXEMBURG 261 03 710 www.samsung.com
MALAYSIA 1800-88-9999 www.samsung.com
MEXICO 01-800-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com
MOLDOVA 00-800-500-55-500 www.samsung.ua
www.samsung.com/ua_ru
NETHERLANDS 0900-SAMSUNG
(0900-7267864) (€ 0,10/
min)
www.samsung.com
NEW ZEALAND 0800 SAMSUNG (0800 726
786)
www.samsung.com
NICARAGUA 00-1800-5077267 www.samsung.com
NORWAY 815-56 480 www.samsung.com
PANAMA 800-7267 www.samsung.com
Country/
Region
Customer Care Center Web Site
Contact SAMSUNG worldwide_ 104
PHILIPPINES 1800-10-SAMSUNG
(726-7864)
1-800-3-SAMSUNG
(726-7864)
1-800-8-SAMSUNG
(726-7864)
02-5805777
www.samsung.com
POLAND 0 801 1SAMSUNG
(172678)
022-607-93-33
www.samsung.com
PORTUGAL 80820-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com
PUERTO RICO 1-800-682-3180 www.samsung.com
QATAR 800-2255
REP. DOMINICA 1-800-751-2676 www.samsung.com
RUSSIA 8-800-555-55-55 www.samsung.ru
SINGAPORE 1800-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com
SLOVAKIA 0800-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com
SOUTH AFRICA 0860 SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com
SPAIN 902-1-SAMSUNG(902 172
678)
www.samsung.com
SWEDEN 0771 726 7864
(SAMSUNG)
www.samsung.com
SWITZERLAND 0848-SAMSUNG (7267864,
CHF 0.08/min)
www.samsung.com
SYRIA 1825-22-73
TADJIKISTAN 8-10-800-500-55-500
TAIWAN 0800-329-999 www.samsung.com
THAILAND 1800-29-3232
02-689-3232
www.samsung.com
TRINIDAD &
TOBAGO
1-800-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com
TURKEY 444 77 11 www.samsung.com
U.A.E 800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com
U.K 0845 SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com
U.S.A 1-800-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com
UKRAINE 8-800-502-000 www.samsung.ua
www.samsung.com/ua_ru
Country/
Region
Customer Care Center Web Site
UZBEKISTAN 8-10-800-500-55-500 www.samsung.com/kz_ru
VENEZUELA 0-800-100-5303 www.samsung.com
VIETNAM 1 800 588 889 www.samsung.com
Country/
Region
Customer Care Center Web Site
Verklarende woordenlijst_ 105
Verklarende woordenlijst
De onderstaande woordenlijst helpt u vertrouwd te raken met het
product en de terminologie die in deze gebruikershandleiding wordt
gebruikt en verband houdt met afdrukken.
802.11
802.11 bevat een reeks standaarden voor
draadloze-netwerkcommunicatie (WLAN) ontwikkeld door het IEEE
LAN/MAN-Standards Committee (IEEE 802).
802.11b/g/n
802.11b/g/n kan dezelfde hardware delen over een bandbreedte van 2,4
GHz. 802.11b ondersteunt een bandbreedte tot maximaal 11 Mbps,
802.11n ondersteunt een bandbreedte tot 150 Mbps. 802.11b/g/
n-apparaten kunnen interferentie ondervinden van magnetrons,
draadloze telefoons en Bluetooth-apparaten.
Toegangspunt.
Een toegangspunt of draadloos toegangspunt (AP of WAP) is een
apparaat dat draadlozecommunicatieapparaten verbindt in een
draadloos netwerk (WLAN) en dienst doet als een centrale zender en
ontvanger van WLAN-radiosignalen.
ADF
De automatische documentinvoer (ADF) is een mechanisme dat
automatisch een origineel vel papier invoert zodat het apparaat een
gedeelte van het papier in één keer kan scannen.
AppleTalk
AppleTalk is een octrooirechtelijk beschermde suite van door Apple Inc
ontwikkelde protocollen voor computernetwerken. Deze suite maakte
deel uit van de oorspronkelijke Macintosh (1984); Apple gebruikt
tegenwoordig echter TCP/IP-netwerken.
Bitdiepte
Een computer graphics-term die beschrijft hoeveel bits er nodig zijn om
de kleur van één pixel in een bitmapafbeelding te vertegenwoordigen.
Een hogere kleurdiepte geeft een breder scala van te onderscheiden
kleuren. Naarmate het aantal bits toeneemt, wordt het aantal mogelijke
kleuren te groot voor een kleurtabel. Een 1-bits kleur wordt doorgaans
monochroom of zwart-wit genoemd.
BMP
Een grafische bitmapindeling die intern wordt gebruikt door het grafische
subsysteem van Microsoft Windows (GDI) en algemeen wordt gebruikt
als een eenvoudige grafische bestandsindeling op dat platform.
BOOTP
Bootstrap-protocol. Een netwerkprotocol dat wordt gebruikt door een
netwerkclient om automatisch het IP-adres op te halen. Dit gebeurt
doorgaans in het bootstrapproces van computers of de daarop
uitgevoerde besturingssystemen. De BOOTP-servers wijzen aan iedere
client een IP-adres toe uit een pool van adressen. Met BOOTP kunnen
computers met een "schijfloos werkstation" een IP-adres ophalen
voordat een geavanceerd besturingssysteem wordt geladen.
CCD
CCD (Charge Coupled Device) is hardware die de scantaak mogelijk
maakt. Het CCD-vergrendelingsmechanisme wordt ook gebruikt om de
CCD-module te blokkeren en schade te voorkomen wanneer u het
apparaat verplaatst.
Sorteren
Sorteren is een proces waarbij een kopieertaak bestaande uit meerdere
exemplaren in sets wordt afgedrukt. Wanneer de optie Sorteren is
ingeschakeld, wordt eerst een volledige set afgedrukt voordat de
overige kopieën worden gemaakt.
Configuratiescherm
Een bedieningspaneel is het platte, doorgaans verticale, gedeelte
waarop de bedienings- of controle-instrumenten worden weergegeven.
Deze bevinden zich doorgaans aan de voorzijde van het apparaat.
Dekkingsgraad
Dit is de afdrukterm die wordt gebruikt om het tonergebruik bij het
afdrukken te meten. Een dekkingsgraad van 5% betekent bijvoorbeeld
dat een vel A4-papier 5% aan afbeeldingen of tekst bevat. Dus als het
papier of origineel ingewikkelde afbeeldingen of veel tekst bevat, is de
dekkingsgraad en daarmee het tonergebruik hoger.
CSV
Kommagescheiden waarden (CSV). CSV is een type bestandsindeling.
CSV wordt gebruikt om gegevens uit te wisselen tussen verschillende
toepassingen. Deze bestandsindeling wordt in Microsoft Excel gebruikt
en is min of meer de norm geworden in de IT-sector, ook op
niet-Microsoftplatformen.
DADF
De dubbelzijdige automatische documentinvoer (DADF) is een
scanmechanisme waarmee een origineel automatisch wordt ingevoerd
en omgedraaid, zodat het apparaat beide zijden van het papier kan
inscannen.
Standaard
De waarde of instelling die van kracht is wanneer de printer uit de
verpakking wordt gehaald, opnieuw wordt ingesteld of wordt
geïnitialiseerd.
DHCP
Een DHCP (Dynamic Host Configuration Protocol) is een client/
servernetwerkprotocol. Een DHCP-server stuurt configuratieparameters
naar de DHCP-clienthost die deze gegevens opvraagt om deel te
Verklarende woordenlijst_ 106
kunnen uitmaken van een IP-netwerk. DHCP biedt ook een
mechanisme voor de toewijzing van IP-adressen aan clienthosts.
DIMM
De DIMM (Dual In-line Memory Module) is een kleine printplaat met
geheugen. DIMM slaat alle gegevens in het apparaat op, zoals
afdrukgegevens of ontvangen faxgegevens.
DLNA
DLNA (Digital Living Network Alliance) is een standaard waarmee
apparaten in een thuisnetwerk gegevens met elkaar kunnen uitwisselen
via het netwerk.
DMPr
De DMPr (Digital Media Printer) is een apparaat waarmee u kunt
afdrukken in een DLNA-thuisnetwerk. De DMPr drukt een pagina af door
afbeeldingen te combineren met een XHTML-sjabloon (Extensible
HyperText Markup Language).
DNS
DNS (Domain Name Server) is een systeem dat domeinnaaminformatie
opslaat in een gedistribueerde database op netwerken, zoals het
internet.
Matrixprinter
Een matrixprinter is een printer met een printerkop die heen en weer
loopt over de pagina en afdrukt door middel van aanslagen, waarbij een
van inkt voorzien lint tegen het papier wordt geslagen, zoals bij een
typemachine.
DPI
DPI (Dots Per Inch) is een maateenheid voor resolutie die wordt gebruikt
voor scannen en afdrukken. Over het algemeen leidt een hogere DPI tot
een hogere resolutie, meer zichtbare details in de afbeelding en een
groter bestandsformaat.
DRPD
Distinctieve belpatroondetectie. Distinctieve belpatroondetectie is een
dienst van de telefoonmaatschappij waarmee een gebruiker met een
enkele telefoonlijn oproepen naar verschillende telefoonnummers kan
ontvangen.
Dubbelzijdig
Een mechanisme dat een vel papier automatisch omkeert zodat het
apparaat beide zijden van het vel kan bedrukken (of scannen). Een
printer met een duplexeenheid kan afdrukken op beide zijden van een
vel papier tijdens één printcyclus.
Afdrukvolume
Het afdrukvolume bestaat uit de hoeveelheid afgedrukte pagina’s per
maand die de printerprestaties niet beïnvloedt. Doorgaans heeft de
printer een beperkte levensduur, zoals een bepaald aantal pagina’s per
jaar. De levensduur duidt de gemiddelde afdrukcapaciteit aan, meestal
binnen de garantieperiode. Als het afdrukvolume bijvoorbeeld 48 000
pagina’s per maand (20 werkdagen) bedraagt, beperkt de printer het
aantal pagina’s tot 2 400 per dag.
ECM
Foutcorrectiemodus (ECM) is een optionele verzendmodus voor
foutcorrectie die is opgenomen in faxapparaten of faxmodems van
Klasse 1. Hiermee worden fouten tijdens de verzending van faxen, die
soms worden veroorzaakt door ruis op de telefoonlijn, automatisch
opgespoord en gecorrigeerd.
Emulatie
Emulatie is een techniek waarbij met één apparaat dezelfde resultaten
worden behaald als met een ander.
Een emulator kopieert de functies van één systeem naar een ander
systeem, zodat het tweede systeem zich als het eerste gedraagt.
Emulatie is gericht op de exacte reproductie van extern gedrag, in
tegenstelling tot simulatie; dit houdt verband met een abstract model van
het systeem dat wordt gesimuleerd, vaak met betrekking tot de interne
staat.
Ethernet
Ethernet is een op frames gebaseerde computernetwerktechnologie
voor LAN’s. Hiermee worden de bedrading en de signalen gedefinieerd
voor de fysieke laag en frameformaten en protocollen voor de MAC/
gegevenskoppelingslaag van het OSI-model. Ethernet wordt meestal
gestandaardiseerd als IEEE 802.3. Het is sedert de jaren ’90 van
afgelopen eeuw de meest gebruikte LAN-technologie.
EtherTalk
Een protocolsuite die Apple Computer ontwikkelde voor
computernetwerken. Deze suite maakte deel uit van de oorspronkelijke
Macintosh (1984); Apple gebruikt tegenwoordig echter TCP/
IP-netwerken.
FDI
Interface extern apparaat (FDI) is een kaart die in het apparaat is
geïnstalleerd zodat andere apparaten van derden, bijvoorbeeld een
muntautomaat of een kaartlezer, kunnen worden aangesloten. Met deze
apparaten kunt u laten betalen voor afdrukservices die worden
uitgevoerd met uw apparaat.
FTP
Protocol voor bestandsuitwisseling (FTP) is een algemeen gebruikt
protocol voor de uitwisseling van bestanden via een willekeurig netwerk
dat het TCP/IP-protocol ondersteunt (zoals internet of een intranet).
Fixeereenheid
Het onderdeel van een laserprinter dat de toner op het afdrukmateriaal
fixeert. De eenheid bestaat uit een rol die het papier verwarmt en een rol
die druk uitoefent. Nadat toner op het papier is aangebracht, maakt de
fixeereenheid gebruik van hitte en druk om ervoor te zorgen dat de toner
aan het papier hecht. Dat verklaart ook waarom het papier warm is als
het uit een laserprinter komt.
Gateway
Een verbinding tussen computernetwerken of tussen
computernetwerken en een telefoonlijn. Gateways worden veel gebruikt
omdat het computers of netwerken zijn die toegang bieden tot andere
computers of netwerken.
Verklarende woordenlijst_ 107
Grijswaarden
Grijstinten die de lichte en donkere delen van een afbeelding weergeven
worden omgezet in grijswaarden; kleuren worden door verschillende
grijstinten weergegeven.
Halftoon
Een type afbeelding dat grijswaarden simuleert door het aantal punten
te variëren. Kleurrijke gebieden bestaan uit een groot aantal punten,
terwijl lichtere gebieden uit een kleiner aantal punten bestaan.
HDD
De HDD (Hard Disk Drive), doorgaans een harde of vaste schijf
genoemd, is een niet-vluchtig opslagapparaat dat digitaal gecodeerde
gegevens opslaat op sneldraaiende platen met een magnetisch
oppervlak.
IEEE
Het IEEE (Institute of Electrical and Electronics Engineers) is een
internationale professionele non-profitorganisatie voor de bevordering
van elektrische technologie.
IEEE 1284
De 1284-norm voor de parallelle poort is ontwikkeld door het IEEE
(Institute of Electrical and Electronics Engineers). De term "1284-B"
verwijst naar een bepaald type connector aan het uiteinde van de
parallelle kabel die kan worden aangesloten op het randapparaat
(bijvoorbeeld een printer).
Intranet
Een besloten netwerk dat gebruikmaakt van internetprotocollen,
netwerkconnectiviteit en eventueel het openbaar
telecommunicatiesysteem om werknemers op een veilige manier
bedrijfsgegevens te laten uitwisselen of verrichtingen te laten uitvoeren.
De term kan nu en dan ook enkel verwijzen naar de meest zichtbare
dienst, de interne website.
IP-adres of hostnaam
Een Internet Protocol-adres (IP-adres) is een uniek nummer dat
apparaten gebruiken om elkaar te identificeren en informatie uit te
wisselen in een netwerk met behulp van de Internet Protocol-standaard.
IPM
IPM (Afbeeldingen per minuut) is een eenheid waarmee de snelheid van
een printer wordt gemeten. Het IPM-cijfer geeft het aantal vellen papier
aan dat een printer binnen één minuut eenzijdig kan bedrukken.
IPP
IPP (Internet Printing Protocol) is een standaardprotocol voor zowel
afdrukken als het beheren van afdruktaken, mediaformaat, resolutie,
enzovoort. IPP kan lokaal of via het internet voor honderden printers
worden gebruikt en ondersteunt tevens toegangsbeheer, verificatie en
codering, waardoor het een veel effectievere en veiligere
afdrukoplossing is dan eerdere oplossingen.
IPX/SPX
IPX/SPX staat voor Internet Packet Exchange/Sequenced Packet
Exchange. Het is een netwerkprotocol dat wordt gebruikt door de
besturingssystemen van Novell NetWare. IPX en SPX bieden beide
verbindingsservices aan die vergelijkbaar zijn met TCP/IP, waarbij het
IPX-protocol vergelijkbaar is met IP en SPX vergelijkbaar is met TCP.
IPX/SPX was in eerste instantie bedoeld voor LAN’s (lokale netwerken)
en is een bijzonder efficiënt protocol voor dit doel (doorgaans overtreffen
de prestaties die van TCP/IP in een LAN).
ISO
De Internationale organisatie voor standaardisatie (ISO) is een
internationale organisatie die normen vastlegt en samengesteld is uit
vertegenwoordigers van nationale standaardiseringsorganisaties. De
ISO produceert wereldwijd industriële en commerciële normen.
ITU-T
De Internationale Telecommunicatie Unie is een internationale
organisatie die is opgericht voor de standaardisering en regulering van
internationale radio- en telecommunicatie. De belangrijkste taken
omvatten standaardisering, de toewijzing van het radiospectrum en de
organisatie van onderlinge verbindingen tussen verschillende landen
waarmee internationale telefoongesprekken mogelijk worden gemaakt.
De -T in ITU-T duidt op telecommunicatie.
ITU-T No. 1 chart
Gestandaardiseerd testdiagram dat is gepubliceerd door ITU-T voor het
verzenden van faxdocumenten.
JBIG
JBIG (Joint Bi-level Image Experts Group) is een norm voor de
compressie van afbeeldingen zonder verlies van nauwkeurigheid of
kwaliteit, die ontworpen is voor de compressie van binaire afbeeldingen,
in het bijzonder voor faxen, maar ook voor andere afbeeldingen.
JPEG
JPEG (Joint Photographic Experts Group) is de meest gebruikte
standaardcompressiemethode voor foto’s. Deze indeling wordt gebruikt
voor het opslaan en verzenden van foto’s over het internet.
LDAP
LDAP (Lightweight Directory Access Protocol) is een netwerkprotocol
voor het zoeken in en aanpassen van directoryservices via TCP/IP.
LED
Een LED (Light-Emitting Diode) is een halfgeleider die de status van een
apparaat aangeeft.
MAC-adres van het apparaat afdrukken
Het MAC-adres (Media Access Control) is een uniek adres dat aan een
netwerkadapter is gekoppeld. Het MAC-adres is een unieke naam van
48 bits die gewoonlijk wordt genoteerd als 12 hexadecimale tekens die
telkens per twee worden gegroepeerd (bijvoorbeeld 00-00-0c-34-11-4e).
Dit adres wordt doorgaans door de fabrikant in een
netwerkinterfacekaart (NIC) geprogrammeerd en gebruikt als een
Verklarende woordenlijst_ 108
hulpmiddel aan de hand waarvan routers apparaten kunnen vinden in
grote netwerken.
MFP
Een MFP (Multi Function Peripheral) is een kantoorapparaat dat
verschillende functies in één fysieke behuizing combineert, bijvoorbeeld
een printer, kopieerapparaat, faxapparaat en scanner.
MH
MH (Modified Huffman) is een compressiemethode voor het beperken
van de hoeveelheid gegevens die tussen faxapparaten worden
verzonden om een afbeelding te versturen. MH wordt aanbevolen door
ITU-T T.4. MH is een op een codeboek gebaseerd
lengtecoderingsschema dat geoptimaliseerd werd om op een
doeltreffende wijze witruimtes te comprimeren. Aangezien de meeste
faxen voornamelijk uit witruimte bestaan, kan hiermee de verzendtijd
van de meeste faxen tot een minimum worden teruggebracht.
MMR
MMR (Modified Modified READ) is een compressiemethode die wordt
aanbevolen door ITU-T T.6.
Modem
Een apparaat dat een draaggolfsignaal moduleert om digitale informatie
te coderen en een dergelijk signaal demoduleert om de verzonden
informatie te decoderen.
MR
MR (Modified READ) is een compressiemethode die wordt aanbevolen
door ITU-T T.4. MR codeert de eerst gescande lijn met behulp van MH.
De volgende regel wordt vergeleken met de eerste, het verschil wordt
vastgesteld en vervolgens worden de verschillen gecodeerd en
verzonden.
NetWare
Een netwerkbesturingssysteem dat is ontwikkeld door Novell, Inc.
Aanvankelijk maakte dit systeem gebruik van coöperatieve multi-tasking
om verschillende services op een pc te kunnen uitvoeren en waren de
netwerkprotocollen gebaseerd op de klassieke Xerox XNS-stack.
Tegenwoordig ondersteunt NetWare zowel TCP/IP als IPX/SPX.
OPC
Organische fotogeleider (OPC) is een mechanisme dat een virtuele
afbeelding maakt om af te drukken met behulp van een laserstraal uit
een laserprinter. Het is meestal groen of grijs en cilindervormig.
Indien een beeldeenheid een drum bevat, wordt het oppervlak van de
drum op den duur aangetast door het gebruik in de printer. De drum
moet dan ook regelmatig worden vervangen, omdat deze slijt door het
contact met de ontwikkelborstel van de cassette, het
reinigingsmechanisme en het papier.
Originelen
Het eerste exemplaar van bijvoorbeeld een document, foto of tekst, dat
wordt gekopieerd, gereproduceerd of omgezet om volgende exemplaren
te verkrijgen, maar dat zelf niet van iets anders is gekopieerd of afgeleid.
OSI
OSI (Open Systems Interconnection) is een communicatiemodel dat is
ontwikkeld door de ISO (International Organization for Standardization).
OSI biedt een standaard modulaire benadering van netwerkontwerp
waarmee de vereiste set complexe functies wordt opgesplitst in
hanteerbare, op zichzelf staande, functionele lagen. De lagen zijn van
boven naar onder: applicatie, presentatie, sessie, transport, netwerk,
gegevenskoppeling en fysiek.
PABX
PABX (Private Automatic Branch Exchange) is een automatisch
telefoonschakelsysteem in een besloten onderneming.
PCL
Printeropdrachttaal (PCL) is een paginabeschrijvingstaal (PDL) die
ontwikkeld is door HP als printerprotocol en inmiddels is uitgegroeid tot
een norm in de branche. PCL werd aanvankelijk ontwikkeld voor de
eerste inkjetprinters en is in verschillende versies verschenen voor
thermische printers, matrix- en laserprinters.
PDF
PDF (Portable Document Format) is een door Adobe Systems
ontwikkelde bestandsindeling voor het weergeven van
tweedimensionale documenten in een apparaat- en
resolutieonafhankelijke indeling.
PostScript
PS (PostScript) is een paginabeschrijvings- en programmeertaal die
voornamelijk gebruikt wordt voor e-publishing en desktop publishing. -
die in een interpreter wordt uitgevoerd om een afbeelding te produceren.
Printerstuurprogramma
Een programma dat wordt gebruikt om opdrachten te verzenden en
gegevens over te brengen van de computer naar de printer.
Afdrukmedia
Het materiaal, zoals papier, enveloppen, etiketten en transparanten, dat
in een printer, scanner, fax of kopieerapparaat kan worden gebruikt.
PPM
Pagina’s per minuut (PPM) is een methode voor het meten van de
snelheid van een printer en verwijst naar het aantal pagina’s dat een
printer in één minuut kan afdrukken.
PRN-bestand
Een interface voor een apparaatstuurprogramma waarlangs software
kan communiceren met het apparaatstuurprogramma via standaard
invoer-/uitvoeraanroepen, waardoor veel taken worden vereenvoudigd.
Protocol
Een conventie of standaard die de verbinding, communicatie en het
gegevensverkeer tussen twee computers inschakelt of controleert.
PS
Zie PostScript.
Verklarende woordenlijst_ 109
PSTN
Openbaar telefoonnet (PSTN) is het netwerk van openbare
circuitgeschakelde telefoonnetwerken wereldwijd dat in een
bedrijfsomgeving doorgaans via een schakelbord wordt gerouteerd.
RADIUS
RADIUS (Remote Authentication Dial In User Service) is een protocol
voor gebruikersidentificatie en accounting op afstand. RADIUS laat toe
om verificatiegegevens zoals gebruikersnamen en wachtwoorden met
behulp van een AAA-concept (authentication, authorization en
accounting) voor het beheer van de netwerktoegang.
Resolution
De scherpte van een afbeelding, gemeten in dpi (punten per inch). Hoe
hoger de dpi, hoe hoger de resolutie.
SMB
SMB (Server Message Block) is een netwerkprotocol dat hoofdzakelijk
wordt toegepast op gedeelde bestanden, printers, seriële poorten en
diverse verbindingen tussen de knooppunten in een netwerk. Het biedt
tevens een geverifieerd communicatiemechanisme voor processen
onderling.
SMTP
SMTP (Simple Mail Transfer Protocol) is de standaard voor
e-mailverkeer over het internet. SMTP is een relatief eenvoudig op tekst
gebaseerd protocol waarbij één of meer ontvangers van een bericht
worden aangegeven, waarna de berichttekst wordt verzonden. Het is
een client-serverprotocol, waarbij de client een e-mailbericht verzendt
naar de server.
SSID
SSID (Service Set Identifier) is een benaming van een draadloos
netwerk (WLAN). Alle draadloze apparaten in een draadloos netwerk
gebruiken dezelfde SSID om met elkaar te communiceren. De SSID’s
zijn hoofdlettergevoelig en kunnen tot 32 tekens lang zijn.
Subnet Mask
Het subnetmasker wordt gebruikt in samenhang met het netwerkadres
om te bepalen welk deel van het adres het netwerkadres is en welk deel
het hostadres.
TCP/IP
TCP (Transmission Control Protocol) en IP (Internet Protocol): de set
communicatieprotocollen die de protocolstack implementeren waarop
het internet en de meeste commerciële netwerken draaien.
TCR
Verzendrapport (TCR) geeft de details van elke verzending weer, zoals
de taakstatus, het verzendresultaat en het aantal verzonden pagina’s.
Er kan worden ingesteld dat dit rapport na elke taak of alleen na een
mislukte verzending wordt afgedrukt.
TIFF
TIFF (Tagged Image File Format) is een bestandsindeling voor
bitmapafbeeldingen met een variabele resolutie. TIFF beschrijft de
afbeeldingsgegevens die doorgaans afkomstig zijn van de scanner.
TIFF-afbeeldingen maken gebruik van tags: trefwoorden die de
kenmerken definiëren van de in het bestand opgenomen afbeelding.
Deze flexibele en platformonafhankelijke indeling kan worden gebruikt
voor illustraties die met diverse beeldverwerkingstoepassingen zijn
gemaakt.
Tonercassette
Een soort fles of container die in apparaten zoals printers wordt gebruikt
en die toner bevat. Toner is een poeder dat in laserprinters en
kopieerapparaten wordt gebruikt voor het vormen van tekst en
afbeeldingen op afdrukpapier. Toner wordt gefixeerd door een
combinatie van hitte en druk vanuit de fixeereenheid, waardoor het zich
aan de vezels in het papier gaat hechten.
TWAIN
Een standaard voor scanners en software. Als een TWAIN-compatibele
scanner wordt gebruikt met een TWAIN-compatibel programma, kan
een scan worden gestart vanuit het programma; dit een API voor het
vastleggen van afbeeldingen voor de besturingssystemen van Microsoft
Windows en Apple Macintosh.
UNC-pad
UNC (Uniform Naming Convention) is een standaardmanier om
gedeelde netwerkbronnen te benaderen in Window NT en andere
Microsoft-producten. De notatie van een UNC-pad is:
\\<servernaam>\<naam_gedeelde_bron>\<aanvullende map>
URL
URL (Uniform Resource Locator) is het internationale adres van
documenten en informatiebronnen op internet. Het eerste deel van het
adres geeft aan welk protocol moet worden gebruikt en het tweede deel
geeft het IP-adres of de domeinnaam aan waar de informatiebron zich
bevindt.
USB
USB (Universal Serial Bus) is een door het USB Implementers Forum,
Inc. ontwikkelde standaard om computers en randapparatuur met elkaar
te verbinden. In tegenstelling tot de parallelle poort is USB ontworpen
om een enkele computer-USB-poort tegelijkertijd met meerdere
randapparaten te verbinden.
Watermerk
Een watermerk is een herkenbare afbeelding of patroon dat helderder
oplicht wanneer het voor een lichtbron wordt gehouden. Watermerken
werden voor het eerst in 1282 in het Italiaanse Bologna gebruikt door
papiermakers om hun product te merken. Ze werden ook toegepast in
postzegels, papiergeld en andere officiële documenten om fraude te
voorkomen.
WEP
WEP (Wired Equivalent Privacy) is een beveiligingsprotocol dat
gespecificeerd wordt in IEEE 802.11 om eenzelfde beveiligingsniveau
als een bedraad LAN te garanderen. WEP beveiligt gegevens door deze
Verklarende woordenlijst_ 110
via radiogolven te coderen, zodat ze veilig van het ene punt naar het
andere kunnen worden verzonden.
WIA
WIA (Windows Imaging Architecture) is een
beeldverwerkingsarchitectuur die oorspronkelijk werd gebruikt in
Windows Me en Windows XP. Een scan kan vanuit deze
besturingssystemen worden gestart door middel van een
WIA-compatibele scanner.
WPA
WPA (Wi-Fi Protected Access) is een klasse van systemen voor de
beveiliging van draadloze (Wi-Fi) computernetwerken die ontwikkeld
werd voor een betere beveiliging van WEP.
WPA-PSK
WPA-PSK (vooraf gedeelde WPA-sleutel) is een speciale WPA-modus
voor kleine ondernemingen en thuisgebruikers. Een gedeelde sleutel of
een gedeeld wachtwoord wordt geconfigureerd in het draadloze
toegangspunt (WAP) en draadloze laptop- of desktopapparaten.
WPA-PSK genereert een unieke sleutel voor elke sessie tussen een
draadloze client en de daarmee geassocieerde WAP voor een betere
veiligheid.
WPS
WPS (Wi-Fi Protected Setup) is een standaard voor het tot stand
brengen van een draadloos thuisnetwerk. Als uw draadloze
toegangspunt WPS ondersteunt, kunt u de draadloze netwerkverbinding
gemakkelijk configureren zonder computer.
XPS
XML-papierspecificatie (XPS) is een specificatie voor een
paginabeschrijvingstaal (PDL) en een nieuw uitwisselbaar
documentformaat dat door Microsoft is ontwikkeld. Dit vectorgebaseerd
apparaatonafhankelijk documentformaat is gebaseerd op XML en op
een nieuw afdrukpad.
Index_ 111
Index
A
aanpassen
ladeformaat 55
afdrukken
afdrukken naar een bestand 71
de standaardafdrukinstellingen wijzigen
71
een document aan een bepaald
papierformaat aanpassen 68
een document afdrukken
Windows 65
Linux 73
Macintosh 72
poster 67
verschillende paginas afdrukken op één
vel papier
Macintosh 73
Windows 67
afdrukmedia
envelop 62
etiketten 63
glanzend papier 64
kartonpapier 63
papieruitvoersteun 102
speciale media 61
transparanten 63
afdrukresolutie instellen
Linux 73
Macintosh 72
B
bedieningspaneel 27
boekjes 68
boekjes afdrukken 68
C
conventie 21
curled 92
D
draadloos
WPSknop 45
draadloos netwerk
netwerkkabel 51
USBkabel 46
wps
PIN 45
dubbelzijdig afdrukken handmatig
printerstuurprogramma 68
E
een apparaat reinigen 80
een apparaatrapport afdrukken 80
een document afdrukken
Linux 73
Macintosh 72
Een testpagina afdrukken 30
energiebesparing
energiebesparende modus gebruiken 56
F
functies 23
energiebesparingsfunctie 56
functies van het apparaat 100
meegeleverde software 30
H
help gebruiken 67
het afdrukpercentage van uw document
wijzigen
68
het apparaat inschakelen 29
het programma SetIP 38, 51, 52
I
informatie over wettelijke voorschriften 12
instellingen voor favorieten voor afdrukken
66
K
kennismaking met het bedieningspaneel
28
knop Annuleren 29
knoppen
AanUit 29
annuleren 29
demopagina 29
schermafdruk 29
wps 29
L
lade
breedte en lengte instellen 58
lade voor handmatige invoer
speciaal afdrukmateriaal gebruiken 61
LED
draadloos 28
statustoner 28
lettertype instellen 56
Linux
afdrukken 73
installatie van het stuurprogramma voor
het aangesloten netwerk 42
meegeleverde software 31
printereigenschappen 74
systeemvereisten 32
unified driver configurator 77
veelvoorkomende problemen onder Linux
93
M
Macintosh
afdrukken 72
een apparaat lokaal delen 36
installatie van het stuurprogramma voor
het aangesloten netwerk 41
SetIP gebruiken 38, 52
systeemvereisten 31
veelvoorkomende problemen onder
Macintosh 94
meerdere paginas op één vel afdrukken
nup
Macintosh 73
Windows 67
N
netwerk
een bedraad netwerk gebruiken 37
het programma SetIP 38, 51, 52
installatie van het stuurprogramma
Linux 42
Macintosh 41
Windows 40
Index_ 112
installatieomgeving 37
introductie van netwerkprogrammas 37
IPv4configuratie 38
IPv6configuratie 39
O
overlay afdrukken
afdrukken 69
maken 69
verwijderen 70
overlay gebruiken in Windows 69
P
papier
formaat wijzigen 58
papierstoring
tips om papierstoringen te voorkomen 83
papiertype
instellen 64
plaatsen
speciale media 61
plaatsing van het apparaat
afstand 30
de luchtdruk aanpassen 55
poster 67
printereigenschappen
Linux 74
printerstuurprogramma
functies 65
probleem oplossen
afdrukkwaliteit 90
problemen
problemen met papierinvoer 87
problemen met afdrukkwaliteit oplossen 90
R
reinigen
binnenkant 80
buitenkant 80
S
service contact numbers 103
Smart Panel
algemene informatie 76
lettertype instellen 56
specificaties
afdrukmedia 102
algemeen 100
SyncThru Web Service
algemene informatie 75
T
toner
verdelen 83
tonercassette
bewaren 82
de tonercassette vervangen 96
geschatte levensduur 82
instructies voor het hanteren van
cassettes 82
nietoriginele Samsung en hervulde 82
U
USBkabel
installatie van het stuurprogramma 32
V
veiligheid
info 7
symbolen 7
verbruiksartikelen
bestellen 95
geschatte levensduur van tonercassette
82
tonercassette vervangen 96
verkrijgbare verbruiksartikelen 95
verklarende woordenlijst 105
voorkant 25
W
watermerk
afdrukken 69
bewerken 69
maken 69
verwijderen 69
watermerken gebruiken in Windows 69
Windows
afdrukken 65
een apparaat lokaal delen 35
installatie van het stuurprogramma voor
het aangesloten netwerk 40
SetIP gebruiken 38, 51
systeemvereisten 31
veelvoorkomende problemen onder
Windows 92
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112