Xerox 6100 Gebruikershandleiding

Type
Gebruikershandleiding
Användarhandbok
Gebruikershandleiding
Guia do Usuário
Guía del usuario
Benutzerhandbuch
Guida dell'utente
Guide D’utilisation
User Guide
www.xerox.com/office/6100support
color laser printer
Phaser
®
6100
1
Copyright © 2004, Xerox Corporation. Alle rechten voorbehouden. Niet-
gepubliceerde rechten voorbehouden krachtens de copyrightwetten van de Verenigde
Staten. De inhoud van deze publicatie mag in geen enkele vorm worden
verveelvoudigd zonder toestemming van Xerox Corporation.
De geclaimde copyrightbescherming heeft betrekking op alle vormen van materialen
en informatie die auteursrechtelijk kunnen worden beschermd zoals toegestaan
volgens de wetgeving of rechtspraak of zoals hierna toegestaan, inclusief maar niet
beperkt tot met behulp van de softwareprogramma's gegenereerd materiaal dat op
het scherm wordt weergegeven, zoals stijlen, sjablonen, pictogrammen,
schermweergaven, enz.
XEROX
®
, The Document Company
®
, the digital X
®
, CentreWare
®
, infoSMART
®
en
Phaser
®
zijn gedeponeerde handelsmerken van Xerox Corporation in de Verenigde
Staten en/of andere landen.
Adobe
®
, Acrobat
®
Reader
®
, and PostScript
®
zijn gedeponeerde handelsmerken van
Adobe Systems Incorporated in de Verenigde Staten en/of andere landen.
Apple
®
, AppleTalk
®
, iBook
®
, iMac
®
, Macintosh
®
, Mac
®
OS, PowerBook
®
en Power
Macintosh
®
zijn gedeponeerde handelsmerken van Apple Computer, Inc. in de
Verenigde Staten en/of andere landen.
Centronics
®
is een gedeponeerd handelsmerk van Centronics Data Computer
Corporation.
Ghostscript
®
is een gedeponeerd handelsmerk van Artifex Software, Inc.
IBM
®
en PowerPC
®
zijn gedeponeerde handelsmerken van International Business
Machines Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen.
HP-GL
®
en PCL
®
zijn gedeponeerde handelsmerken van Hewlett-Packard
Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen.
Microsoft
®
, Windows
®
en Windows NT
®
zijn gedeponeerde handelsmerken van
Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen.
UNIX
®
is een gedeponeerd handelsmerk in de Verenigde Staten en andere landen
waarop uitsluitend via X/Open Company Limited een gebruiksrecht wordt verleend.
2
I
NHOUD
Hoofdstuk 1 :
Inleiding
Bijzondere functies ................................................... 1.2
Printeronderdelen ..................................................... 1.4
Voorkant ............................................................. 1.4
Rechterkant ......................................................... 1.5
Achterkant .......................................................... 1.5
De taal van het display wijzigen ................................ 1.6
Hoofdstuk 2 :
Gebruik van papier of speciale
media
Papier en andere speciale media kiezen .................... 2.2
Formaten en capaciteiten ...................................... 2.2
Richtlijnen voor papier en speciale media ................. 2.3
Papier plaatsen ......................................................... 2.4
Gebruik van lade 1 ............................................... 2.4
Het papierformaat in de lade wijzigen ..................... 2.7
Gebruik van de optionele lade 2 ............................. 2.8
Gebruik van de multifunctionele lade (MPT) ............. 2.9
Gebruik van de handmatige invoer ....................... 2.12
Afdrukken op speciale media .................................. 2.14
Afdrukken op enveloppen .................................... 2.14
Afdrukken op etiketten ........................................ 2.16
Afdrukken op transparanten ................................. 2.17
Afdrukken op voorbedrukt papier .......................... 2.20
Afdrukken op kaarten of
een aangepast papierformaat ............................... 2.21
Hoofdstuk 3 :
Afdruktaken
Functies van het printerstuurprogramma .................. 3.2
Een document afdrukken .......................................... 3.3
Een afdruktaak annuleren ...................................... 3.4
3
Printerinstellingen .................................................... 3.5
Het tabblad Lay-out .............................................. 3.6
Het tabblad Papier ................................................ 3.7
Het tabblad Grafisch ............................................. 3.9
Het tabblad Extra ............................................... 3.11
Problemen oplossen ............................................ 3.12
Een instelling voor favorieten gebruiken ................ 3.12
Het gebruik van Help .......................................... 3.13
Hoofdstuk 4 :
Geavanceerd afdrukken
Afdrukken op beide zijden van het papier ................. 4.2
De schaal van uw document aanpassen .................... 4.4
Uw document aanpassen
aan een geselecteerd papierformaat ......................... 4.5
Meerdere pagina's afdrukken op één vel papier ........ 4.6
Posters afdrukken ..................................................... 4.7
Boekje afdrukken ...................................................... 4.9
Gebruik van watermerken ....................................... 4.10
Een bestaand watermerk gebruiken ...................... 4.10
Een watermerk maken ........................................ 4.11
Een watermerk bewerken .................................... 4.12
Een watermerk verwijderen ................................. 4.12
Gebruik van overlays .............................................. 4.13
Wat is een overlay? ............................................ 4.13
Een nieuwe paginaoverlay maken ......................... 4.13
Een paginaoverlay gebruiken ............................... 4.15
Een paginaoverlay verwijderen ............................. 4.16
Hoofdstuk 5 :
Gebruik van het bedieningspaneel
Kennismaken met het bedieningspaneel ................... 5.2
Display ............................................................... 5.2
Toetsen ............................................................... 5.3
Gebruik van de menu's van het bedieningspaneel ..... 5.5
Toegang tot de menu's van het bedieningspaneel ..... 5.5
Overzicht van de menu's van het bedieningspaneel ... 5.6
Het menu Informatie ............................................ 5.6
Het menu Page Layout .......................................... 5.7
Het menu Color .................................................... 5.8
Het menu Printer Setup ......................................... 5.9
Het menu Maintenance ........................................ 5.11
Het menu Network Setup .................................... 5.12
4
Hoofdstuk 6 :
Onderhoud van uw printer
Een configuratiepagina afdrukken ............................. 6.2
De verbruiksartikelen vervangen .............................. 6.3
Beheer van de tonercassettes ................................... 6.4
Opslag van de tonercassette .................................. 6.4
Verwachte gebruiksduur van de tonercassettes ........ 6.4
De resterende toner controleren ............................. 6.4
De toner opnieuw verdelen .................................... 6.5
De tonercassettes vervangen .................................... 6.8
De cassette voor gebruikte toner vervangen ........... 6.11
De beeldeenheid vervangen .................................... 6.14
De transportriem vervangen ................................... 6.22
De printer reinigen .................................................. 6.29
Een reinigingspagina afdrukken ............................ 6.29
De buitenkant van de printer reinigen ................... 6.29
De laserscannereenheid (LSU)
in de printer reinigen .......................................... 6.30
De binnenkant van de printer reinigen ................... 6.31
Vervangingsonderdelen .......................................... 6.38
Hoofdstuk 7 :
Problemen oplossen
Problemen oplossen Checklist ................................... 7.2
Algemene afdrukproblemen oplossen ....................... 7.3
Papierstoringen verhelpen ........................................ 7.6
Papierstoring bij lade 1 of het papierinvoergebied ..... 7.7
Papierstoring bij de multifunctionele lade (MPT) ........ 7.9
Papierstoring bij C (in de printer) ............................ 7.9
Papierstoring bij C (in het gebied voor dubbelzijdig
afdrukken) ........................................................ 7.10
Papierstoring bij B,C ........................................... 7.14
Papierstoring bij de optionele lade 2 ...................... 7.17
Tips om papierstoringen te vermijden ................... 7.20
Problemen met de afdrukkwaliteit oplossen ........... 7.21
Verklaring van berichten op het display .................. 7.25
Gebruikelijke Windows-problemen ......................... 7.29
Gebruikelijke Macintosh-problemen ........................ 7.30
Problemen in de Kiezer ........................................ 7.30
Afdrukfouten ...................................................... 7.30
Gebruikelijke Linux-problemen ............................... 7.31
5
Bijlage A :
Uw printer gebruiken met
een Macintosh
Software voor Macintosh ........................................... A.2
Systeemvereisten ................................................. A.2
Bijlage B :
Uw printer gebruiken in Linux
Het printerstuurprogramma installeren .................... B.2
Systeemvereisten ................................................. B.2
Het printerstuurprogramma installeren .................... B.2
De printerverbindingsmethode wijzigen ................... B.6
De installatie van het
printerstuurprogramma ongedaan maken ................ B.7
Het configuratiehulpprogramma ............................... B.8
LLPR-eigenschappen wijzigen ................................. B.10
Bijlage C :
Uw printer gebruiken in een netwerk
Informatie over het delen van de printer op een
netwerk .................................................................... C.2
Een lokaal gedeelde printer instellen ........................ C.3
In Windows 98/Me ................................................ C.3
In Windows NT 4.0/2000/XP/Server 2003 ................ C.4
Een netwerkprinter instellen ..................................... C.6
Netwerkparameters configureren via het
bedieningspaneel ................................................. C.7
Bijlage D :
De optionele lade 2 installeren
De optionele lade 2 installeren .................................. D.2
6
Bijlage E :
Specificaties
Printerspecificaties ................................................... E.2
Papierspecificaties .................................................... E.3
Overzicht ............................................................ E.3
Ondersteunde papierformaten ................................ E.4
Richtlijnen voor het gebruik van papier .................... E.5
Papierspecificaties ................................................ E.6
Papieruitvoercapaciteit .......................................... E.6
Papierinvoercapaciteit ........................................... E.6
Omgevingsvoorwaarden voor printer en
papieropslag ........................................................ E.7
Enveloppen ......................................................... E.8
Etiketten ........................................................... E.10
Transparanten ................................................... E.10
Bijlage F :
Recycling en verwijdering van het
product
Recycling en verwijdering van het product ............... F.2
Bijlage G :
Aanvullende bronnen
Webkoppelingen ....................................................... G.2
7
Milieu- en veiligheidsoverweging
Laserveiligheidsverklaring
De printer is in de Verenigde Staten gecertificeerd als zijnde in overeenstemming met
de vereisten van DHHS 21 CFR, hoofdstuk, subhoofdstuk J voor laserproducten van
klasse I(1), en is elders gecertificeerd als een laserproduct van klasse I dat voldoet
aan de vereisten van IEC 60825-1.
Laserproducten van Klasse I worden niet als gevaarlijk beschouwd. Het lasersysteem
en de printer zijn zo ontworpen dat de mens nooit wordt blootgesteld aan
laserstraling boven het niveau van Klasse I tijdens normaal gebruik, onderhoud door
de gebruiker, of voorgeschreven onderhoudsomstandigheden.
WAARSCHUWING
Verwijder bij de bediening of het onderhoud van de printer nooit de beschermkap van de
laser/scannereenheid. Hoewel onzichtbaar, kan de weerspiegelde straal uw ogen
beschadigen.
Als u dit product gebruikt, moeten deze basisveiligheidsmaatregelen altijd in acht
worden genomen om het risico van brand, elektrische schokken en lichamelijk letsel te
verminderen:
8
Ozonveiligheid
Tijdens de normale werking kan dit apparaat ozon produceren.
Dit vormt geen gevaar voor de gebruiker. Wij raden echter aan
het apparaat op te stellen in een goed verluchte ruimte.
Voor meer informatie over ozon kunt u contact opnemen met een
Xerox-verkoper in uw buurt.
Radiofrequentiestraling
Federal Communications Commission (FCC), Verenigde Staten van Amerika
Uit tests is gebleken dat dit apparaat voldoet aan de beperkingen voor een digitaal
apparaat van Klasse B conform artikel 15 van de FCC-reglementering. Deze
beperkingen zijn ontworpen om een redelijke bescherming te bieden tegen
schadelijke interferentie binnenshuis. Dit apparaat genereert, gebruikt en straalt
mogelijk radiofrequentie-energie uit en kan, indien het niet overeenkomstig de
aanwijzingen wordt geïnstalleerd en gebruikt, schadelijke interferentie voor
radiocommunicatie veroorzaken. Het kan echter niet worden gegarandeerd dat er bij
een specifieke installatie geen interferentie zal plaatsvinden. Als dit apparaat
schadelijke interferentie veroorzaakt voor radio- of televisieontvangst, wat u kunt
controleren door het apparaat in en uit te schakelen, kunt u de interferentie trachten
te elimineren door een of meer van de volgende stappen te ondernemen:
1. Draai of verplaats de ontvangstantenne.
2. Vergroot de afstand tussen het apparaat en de ontvanger.
3. Sluit het apparaat aan op een stopcontact in een ander circuit dan het circuit
waarop de ontvanger is aangesloten.
4. Roep de hulp in van de verkoper of een ervaren radio-/tv-technicus.
Het gebruik van dit apparaat is onderworpen aan de volgende twee voorwaarden: (1)
Dit apparaat mag geen schadelijke interferentie veroorzaken en (2) dit apparaat
moet alle ontvangen interferentie accepteren, inclusief interferentie die een
ongewenste werking van het apparaat kan veroorzaken.
WAARSCHUWING
: Wijzigingen of aanpassingen die niet uitdrukkelijk zijn goedgekeurd
door de fabrikant die verantwoordelijk is voor de naleving van de toepasselijke
voorschriften kunnen ertoe leiden dat de gebruiker niet langer gemachtigd is om het
apparaat te gebruiken.
OZONE
9
Canadese reglementering inzake radio-interferentie
Dit digitale apparaat overschrijdt niet de Klasse B-beperkingen voor radioruis van
digitale apparaten zoals beschreven in de norm inzake interferentie veroorzakende
apparaten met de titel 'Digital Apparatus', ICES-003 van de Industry and Science
Canada.
Cet appareil numérique respecte les limites de bruits radioélectriques applicables aux
appareils numériques de Classe B prescrites dans la norme sur le matériel brouilleur:
Appareils Numériques”, ICES-003 édictée par l’Industrie et Sciences Canada.
Verklaring van overeenstemming (Europese Unie)
Goedkeuringen en certificeringen
Het CE-merkteken op dit product staat symbool voor de Verklaring
van overeenstemming van Xerox Corporation met de volgende 93/
68/EEG-richtlijnen van de Europese Unie per de aangegeven
datums.
1 januari 1995: Richtlijn 73/23/EEG van de Raad betreffende de
onderlinge aanpassing van de wettelijke voorschriften der lidstaten inzake elektrisch
materiaal bestemd voor gebruik binnen bepaalde spanningsgrenzen
(laagspanningsrichtlijn).
1 januari 1996: Richtlijn 89/336/EEG van de Raad (92/31/EEG) betreffende de
onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake
elektromagnetische compatibiliteit.
Bij uw vertegenwoordiger van Xerox Corporation kunt u een ondertekend exemplaar
van de Verklaring van overeenstemming krijgen, waarin de relevante richtlijnen en
de normen waarnaar wordt verwezen zijn gedefinieerd.
10
MEMO
1
INLEIDING
Gefeliciteerd met de aankoop van uw printer!
In dit hoofdstuk vindt u:
Bijzondere functies
Printeronderdelen
De taal van het display wijzigen
I
NLEIDING
1.2
Bijzondere functies
Uw nieuwe printer beschikt over bijzondere functies die de
afdrukkwaliteit verhogen. U kunt:
Snelle afdrukken maken in kleur en met een
uitstekende kwaliteit
U kunt een volledig kleurengamma afdrukken met behulp
van cyaan, magenta, geel en zwart.
U kunt afdrukken met een resolutie van
1200 dpi
(verbeterd). Zie pagina 3.9.
In de zwartwitmodus drukt uw printer papier van A4-
formaat af met een snelheid van 20 ppm en papier van
Letter-formaat met een snelheid van 21 ppm (pagina's per
minuut). In de kleurenmodus wordt papier van A4- of
Letter-formaat afgedrukt met een snelheid van 5 ppm.
Bij dubbelzijdig afdrukken drukt uw printer papier van A4-
of Letter-formaat af met een snelheid van 9,6 IPM
(afbeeldingen per minuut) voor zwart-wit, en 5 IPM voor
kleur.
Geschikt voor talrijke papiersoorten
De
multifunctionele lade
kan worden gebruikt voor
briefpapier, enveloppen, etiketten, transparanten,
aangepaste papierformaten, briefkaarten en zwaar papier.
De
multifunctionele lade
voor 100 vellen kan worden
gebruikt voor gewoon papier.
•De
standaardlade voor 250 vellen
(Lade 1) en de
optionele lade voor 500 vellen
(Lade 2) kunnen worden
gebruikt voor papier van A4- of Letter-formaat.
Maak professionele documenten
Druk
watermerken
af. U kunt uw documenten aanpassen
met een woord, zoals 'Vertrouwelijk'. Zie pagina 4.10.
Boekjes
afdrukken. Met deze functie kunt u gemakkelijk
pagina's afdrukken om boekjes te maken. Nadat de
pagina's zijn afgedrukt, hoeft u ze alleen nog maar te
vouwen en nieten. Zie pagina 4.9.
Posters
afdrukken. De tekst en de afbeeldingen op elke
pagina van uw document worden vergroot en afgedrukt
over verschillende vellen papier. Plak ze aan elkaar om er
een poster van te maken. Zie pagina 4.7.
9
8
I
NLEIDING
1.3
1
Bespaar tijd en geld
U kunt op beide zijden van het papier afdrukken om papier
te besparen (
dubbelzijdig afdrukken
). Zie pagina 4.2.
U kunt meerdere pagina's op één vel papier afdrukken om
papier te besparen.
U kunt voorbedrukte formulieren en briefhoofden
gebruiken op gewoon papier. Zie “Gebruik van overlays”
op pagina 4.13.
De printer bespaart elektriciteit door het stroomverbruik
te verlagen wanneer er niet wordt afgedrukt.
Verhoog de printercapaciteit
U kunt uw printer uitbreiden met een optionele lade voor
500 vellen papier. Met deze lade hoeft u minder vaak
papier toe te voegen.
Met behulp van een
netwerkinterface
kunt u afdrukken in
een netwerk.
De Phaser 6100DN-printer wordt geleverd met een
ingebouwde netwerkinterface, 10/100 Base TX.
Drukt af onder verschillende
besturingssystemen
U kunt afdrukken onder
Windows 98/Me/2000/XP/
Server 2003
.
Uw printer is compatibel met
Macintosh (alleen USB)
en
Linux
.
Uw printer wordt geleverd met zowel een
USB
- als een
parallelle
interface.
I
NLEIDING
1.4
Printeronderdelen
Voorkant
OPMERKING
:
Als u vaak veel pagina's afdrukt, kan het oppervlak
van de uitvoerlade heet worden. Wees voorzichtig dat u het
oppervlak niet aanraakt. Let hier vooral op voor kinderen.
Bedieningspan
eel (zie
pagina 5.2.)
Papieruitvoerlade
Bovenklep B
Open deze om de beeldeenheid, de
transportriem en de fuser te installeren.
Voorklep
Open deze om de
cassette voor
gebruikte toner
te verwijderen.
Papiersteun
Lade 1
(voor 250 vellen)
Ontgrenddelknop
van de bovenklep
Optionele lade 2 voor 500
vellen papier
Linkerklep A
Open de linkerklep A om de tonercassettes te
installeren en de laserscannereenheid te reinigen.
Trek aan de greep om linkerklep A te openen.
Greep
(Gebruik de greep
om de printer op
te tillen.)
I
NLEIDING
1.5
1
Rechterkant
Achterkant
Optionele lade 2 Papierstoringsklep D
(Openen om vastgelopen papier te verwijderen uit lade 2.)
Multifunctionele lade (MPT)
(Openen om speciale media te
plaatsen.)
Rechterklep C
(Openen om vastgelopen
papier te verwijderen.)
Greep
(Gebruik de greep om de printer op te tillen.)
Klep moederbord
Aansluiting netsnoer
Aan/uit-schakelaar
Netwerkpoort
*
USB-poort
* Alleen beschikbaar op de Phaser 6100DN.
Parallelle poort
I
NLEIDING
1.6
De taal van het display wijzigen
Om de taal van het bedieningspaneel te wijzigen, volgt u de
onderstaande stappen:
1
Druk in de modus Gereed op de toets Menu ( ) van het
bedieningspaneel tot 'Printer Setup' verschijnt op de
onderste regel van het display.
2
Druk op de toets OK ( ) om het menu te openen.
3
Druk op een van de bladertoetsen ( of ) tot ‘Language’
verschijnt op de onderste regel.
4
Druk op de toets OK ( ) om het menu-item te bevestigen.
5
Druk op een van de bladertoetsen ( of ) om de
gewenste taal weer te geven.
6
Druk op de toets OK ( ) om uw keuze op te slaan.
7
Druk op de toets On Line/Continue om terug te keren
naar de modus Gereed.
2
Dit hoofdstuk beschrijft welke papiersoorten u met uw
printer kunt gebruiken en hoe u op de juiste wijze papier in
de verschillende papierladen plaatst met het oog op een
optimale afdrukkwaliteit.
In dit hoofdstuk vindt u:
Papier en andere speciale media kiezen
Papier plaatsen
Afdrukken op speciale media
GEBRUIK VAN PAPIER OF
SPECIALE MEDIA
G
EBRUIK
VAN
PAPIER
OF
SPECIALE
MEDIA
2.2
Papier en andere speciale media
kiezen
U kunt afdrukken op talrijke papiersoorten en -formaten, zoals
gewoon papier, enveloppen, etiketten, transparanten,
enzovoort. Zie “Afdrukken op speciale media” op pagina 2.14.
Houd bij de keuze van uw papier rekening met het volgende:
Gewenst resultaat: Het papier dat u kiest moet geschikt
zijn voor het project.
Formaat: U kunt elk papierformaat gebruiken dat
gemakkelijk tussen de papiergeleiders van de papierlade
past.
Gewicht: Uw printer ondersteunt de volgende
papiergewichten:
- bankpost van 60 tot 90 g/m
2
voor lade 1 of optionele
lade 2
- bankpost van 60 tot 160 g/m
2
, voor de multifunctionele
lade
- bankpost van 75 tot 90 g/m
2
voor dubbelzijdig
afdrukken
Helderheid: Sommige papiersoorten zijn witter dan andere,
wat resulteert in scherpere en helderdere afbeeldingen.
WAARSCHUWING
: Als u een papiersoort gebruikt die niet
overeenstemt met de specificaties vermeld in pagina E.6 kan dit
problemen veroorzaken die mogelijk een onderhoudsbeurt
vereisen. Deze service wordt niet gedekt door de garantie of de
onderhoudscontracten.
Formaten en capaciteiten
Formaat
Invoer/Capaciteit
*
*Afhankelijk van de papierdikte valt de maximumcapaciteit mogelijk lager uit.
Lade
1
Lade 2
(optie)
Multifunction
ele lade
Handm
atige
invoer
Normaal papier
250 500 100 1
Enveloppen**
10 1
Etiketten
**
** Als het papier vaak vastloopt, voert u één vel papier of één enveloppe tegelijk in
via de multifunctionele lade.
10 1
Transparanten
30 1
Kaarten**
10 1
G
EBRUIK
VAN
PAPIER
OF
SPECIALE
MEDIA
2.3
2
Richtlijnen voor papier en speciale media
Volg de onderstaande richtlijnen bij het kiezen of plaatsen van
papier, enveloppen of andere speciale media:
• Als u tracht af te drukken op vochtig, gekruld, verkreukeld of
gescheurd papier, kan dit papierstoringen en een slechte
afdrukkwaliteit veroorzaken.
• Gebruik uitsluitend losse vellen papier. Gebruik geen
meerdelig papier.
• Gebruik voor het afdrukken van transparanten uitsluitend
Phaser 35-Series Premium Transparency Film.
• Gebruik geen papier met onregelmatigheden, of nietjes.
Plaatst nooit papier in een lade tijdens het afdrukken en plaats
nooit te veel papier in de lade. Dit kan papierstoringen
veroorzaken.
• Vermijd papier met reliëf, perforaties of een structuur die te
glad of te ruw is.
• Gekleurd papier moet van dezelfde hoge kwaliteit zijn als wit
kopieerpapier. De pigmenten moeten gedurende minstens 0,1
seconde bestand zijn tegen de smelttemperatuur van de
printer (180˚C). Gebruik geen papier met een kleurencoating
die na de productie van het papier is toegevoegd.
• Voorbedrukte formulieren moeten zijn bedrukt met
onbrandbare, hittebestendige inkt die niet smelt, verdampt of
gevaarlijke dampen vrijgeeft als hij wordt blootgesteld aan de
smelttemperatuur van de printer.
• Bewaar papier in de originele verpakking tot u klaar bent om
het te gebruiken. Plaats dozen op pallets of in rekken, niet op
de grond.
• Plaats geen zware voorwerpen bovenop het papier, ongeacht
of het verpakt of niet-verpakt is.
• Stel het papier niet bloot aan vocht, direct zonlicht of andere
omstandigheden waardoor het kan verkreukelen of krullen.
OPMERKING
:
Gebruik geen zelfdoorschrijvend papier of
calqueerpapier. De chemicaliën kunnen uw printer beschadigen.
G
EBRUIK
VAN
PAPIER
OF
SPECIALE
MEDIA
2.4
Papier plaatsen
Als u papier op de juiste wijze plaatst, voorkomt u
papierstoringen en kunt u probleemloos afdrukken. Verwijder de
papierlade niet tijdens een afdruktaak. Als u dit wel doet, kan
dit een papierstoring veroorzaken. Zie “Formaten en
capaciteiten” op pagina 2.2 voor de toegestane papierinhoud
van elke lade.
Gebruik van lade 1
Lade 1 kan maximaal 250 vellen gewoon A4- of Letter-papier
bevatten.
U kunt een optionele lade kopen, lade 2, en deze onder lade 1
bevestigen om 500 extra vellen papier te plaatsen.
1
Trek de lade uit de printer.
2
Duw de metalen plaat omlaag tot deze op zijn plaats klikt.
G
EBRUIK
VAN
PAPIER
OF
SPECIALE
MEDIA
2.5
2
3
Waaier de vellen papier van achteren naar voren uit om de
vellen te scheiden, en waaier ze vervolgens uit terwijl u ze
aan één zijde vasthoudt. Tik met de rand van de stapel op
een vlak oppervlak om een gelijkmatige stapel te
verkrijgen.
4
Plaats het papier met de te bedrukken zijde naar boven.
Zorg ervoor dat alle vier de hoeken vlak in de lade en onder
de hoekklemmen liggen zoals hieronder weergegeven.
G
EBRUIK
VAN
PAPIER
OF
SPECIALE
MEDIA
2.6
5
Overschrijd de maximumhoogte van de stapel niet. Als u te
veel papier in de lade plaatst, kan het papier vastlopen.
6
Druk de papiergeleider in zoals weergegeven, en beweeg
hem naar het papier tot hij net de rand van de stapel raakt.
Druk de geleider niet te hard tegen de rand van het papier.
De geleider kan het papier buigen.
OPMERKING
:
Zie pagina 2.7 als u het papierformaat in de lade
wilt wijzigen.
7
Schuif de lade weer in de printer.
8
Als u een document afdrukt, selecteert u de papiersoort,
het papierformaat en de gewenste lade in uw
softwaretoepassing. Voor meer informatie verwijzen we
naar pagina 3.7.
G
EBRUIK
VAN
PAPIER
OF
SPECIALE
MEDIA
2.7
2
Het papierformaat in de lade wijzigen
De lade is vooraf ingesteld op het formaat Letter of A4,
afhankelijk van uw land. Om het formaat te wijzigen in A4 of
Letter, moet u de papierlengtegeleider juist aanpassen.
1
Til de papierlengtegeleider op en plaats hem in de juiste
positie voor het papierformaat dat u in de lade wilt
plaatsen.
Om de papierlengtegeleider te verwijderen, draait u hem
iets naar rechts om de vergrendelingen aan de onderkant
van de geleider te ontgrendelen, en tilt u de geleider op.
Om de papierlengtegeleider in de gewenste papierpositie te
plaatsen, plaatst u de vergrendelingen onderaan op de
geleider in de gewenste papiersleuf en drukt u ze er volledig
in.
Papierlengtegeleider
G
EBRUIK
VAN
PAPIER
OF
SPECIALE
MEDIA
2.8
2
Plaats het papier met de te bedrukken zijde naar boven.
Voor meer informatie verwijzen we naar stappen 4 en 5 op
pagina 2.5~2.6.
3
Druk de papiergeleider in zoals weergegeven, en beweeg
hem naar het papier tot hij net de rand van de stapel raakt.
Druk de geleider niet te hard tegen de rand van het papier,
aangezien het papier hierdoor kan buigen.
Gebruik van de optionele lade 2
De optionele lade, lade 2, kan maximaal 500 vellen normaal
papier bevatten.
Om papier in lade 2 te plaatsen, volgt u de aanwijzingen voor
het laden van papier op pagina 2.4.
G
EBRUIK
VAN
PAPIER
OF
SPECIALE
MEDIA
2.9
2
Gebruik van de multifunctionele lade (MPT)
De multifunctionele lade (MPT) bevindt zich aan de rechterkant
van uw printer. U kunt deze lade sluiten als u ze niet gebruikt,
zodat de printer compacter wordt.
In de multifunctionele lade kunnen verschillende papiersoorten
en -formaten worden geplaatst, zoals transparanten, kaarten en
enveloppen. U kunt de multifunctionele lade ook gebruiken voor
afdruktaken van één pagina op papier met briefhoofd, op
gekleurd papier dat u wilt gebruiken als scheidingsvel, of op
andere speciale media die u normaal niet in de papierlade
plaatst. U kunt ongeveer 100 vellen normaal papier, 10
enveloppen, 30 transparanten, 10 kaarten of 10 etiketten
tegelijk plaatsen.
• Plaats slechts één papierformaat tegelijk in de
multifunctionele lade.
• Voeg geen papier toe als de multifunctionele lade nog papier
bevat, om te vermijden dat het papier vastloopt. Dit geldt ook
voor andere soorten speciale media.
• Papier moet met de te bedrukken kant omlaag en de
bovenrand eerst in de multifunctionele lade worden geplaatst,
en moet in het midden van de lade worden geplaatst.
Om papier in de multifunctionele lade te plaatsen:
1
Breng de multifunctionele lade naar omlaag en vouw de
papiersteun uit zoals weergegeven.
Multifunctionele lade (MPT)
G
EBRUIK
VAN
PAPIER
OF
SPECIALE
MEDIA
2.10
2
Als u papier gebruikt, buigt u de stapel of waaiert u het
papier uit om de vellen te scheiden voordat u de stapel in
de lade plaatst.
Houd transparanten vast aan de randen en raak de te
bedrukken zijde niet aan. Vingerafdrukken kunnen
problemen met de afdrukkwaliteit veroorzaken.
3
Plaats het papier met de te bedrukken zijde omlaag en
tegen de rechterrand van de lade.
4
Druk de papierbreedtegeleider in en schuif hem naar rechts
zodat hij net de rand van het papier raakt, zonder dat het
papier wordt gebogen.
G
EBRUIK
VAN
PAPIER
OF
SPECIALE
MEDIA
2.11
2
Als u wilt afdrukken op papier dat voordien werd bedrukt
via de multifunctionele lade, moet de bedrukte zijde
omhoog liggen en de niet-gekrulde rand naar de printer toe.
Als u problemen ondervindt met het plaatsen van het
papier, draait u het papier om.
OPMERKING
: Plaats nooit te
veel papier in de lade.
Het papier trekt krom als u een
stapel te diep of te ver in de lade
plaatst.
5
Als u een document afdrukt, stelt u de ladeselectie in op
MPT en selecteert u de juiste papiersoort in de
softwaretoepassing. Voor meer informatie verwijzen we
naar pagina 3.7.
OPMERKING
: Na het afdrukken
vouwt u de papiersteun weg en
sluit u de multifunctionele lade.
G
EBRUIK
VAN
PAPIER
OF
SPECIALE
MEDIA
2.12
Gebruik van de handmatige invoer
Als u Handmatig selecteert voor de optie Ladeselectie
wanneer u de afdrukinstellingen wijzigt, kunt u handmatig een
vel papier in de multifunctionele lade plaatsen. Handmatige
invoer is nuttig als u de afdrukkwaliteit van elke afgedrukte
pagina wilt controleren.
Het plaatsen van papier in de handmatige invoer verloopt bijna
op dezelfde wijze als het plaatsen van papier in de
multifunctionele lade, behalve dat u vel per vel in de lade
plaatst, afdrukgegevens verstuurt voor het afdrukken van de
eerste pagina, en vervolgens op de toets On Line/Continue
van het bedieningspaneel drukt om elke volgende pagina af te
drukken.
1
Plaats een vel papier met de te bedrukken zijde omlaag
en tegen de rechterrand van de multifunctionele lade.
2
Druk de papierbreedtegeleider in en schuif hem naar rechts
zodat hij net de rand van het papier raakt, zonder dat het
papier wordt gebogen.
G
EBRUIK
VAN
PAPIER
OF
SPECIALE
MEDIA
2.13
2
3
Als u een document afdrukt, selecteert u Handmatig als
Ladeselectie in de softwaretoepassing, waarna u het juiste
papierformaat en de juiste papiersoort selecteert. Voor
meer informatie verwijzen we naar pagina 3.7.
4
Druk het document af.
Op het display verschijnt een bericht met de vraag om
papier te plaatsen.
5
Druk op de toets On Line/Continue.
De printer neemt het papier en drukt af. Nadat één pagina
is afgedrukt, verschijnt het bericht opnieuw.
6
Plaats het volgende vel in de multifunctionele lade en druk
op de toets On Line/Continue.
Herhaal deze stap voor elke pagina die moet worden
afgedrukt.
G
EBRUIK
VAN
PAPIER
OF
SPECIALE
MEDIA
2.14
Afdrukken op speciale media
Afdrukken op enveloppen
• Plaats enveloppen uitsluitend in de multifunctionele lade.
• Gebruik alleen enveloppen die zijn aanbevolen voor
laserprinters. Voordat u enveloppen in de multifunctionele
lade plaatst, dient u te controleren of ze niet beschadigd zijn
en niet aan elkaar vast zitten.
• Plaats geen enveloppen met postzegels in de lade.
• Gebruik nooit enveloppen met vensters, metalen haakjes of
knipsluitingen of kleefmiddelelen.
Om af te drukken op enveloppen:
1
Open de multifunctionele lade en vouw de papiersteun
open.
2
Buig de stapel enveloppen of waaier de enveloppen uit aan
één rand om ze van elkaar te scheiden voordat u ze in de
lade plaatst.
3
Plaats de enveloppen in de multifunctionele lade met de
klep omhoog. Het uiteinde van de enveloppe waar de
postzegel komt, wordt eerst in de lade geplaatst.
G
EBRUIK
VAN
PAPIER
OF
SPECIALE
MEDIA
2.15
2
4
Druk de papierbreedtegeleider in en schuif hem naar rechts
zodat hij net de rand van de stapel raakt, zonder dat de
stapel wordt gebogen.
5
Als u afdrukt, stelt u de ladeselectie in op MPT, stelt u de
papiersoort in op Enveloppen en selecteert u het
papierformaat in de softwaretoepassing. Voor meer
informatie verwijzen we naar pagina 3.7.
G
EBRUIK
VAN
PAPIER
OF
SPECIALE
MEDIA
2.16
Afdrukken op etiketten
• Gebruik alleen etiketten die zijn aanbevolen voor
laserprinters.
• Controleer of de kleefstoffen van de etiketten bestand zijn
tegen een smelttemperatuur van 180˚C gedurende 0,1
seconde.
• Zorg ervoor dat er tussen de labels geen kleefstof blootligt.
Blootliggende delen kunnen ertoe leiden dat etiketten tijdens
het afdrukken loskomen, waardoor het papier kan vastlopen.
Blootliggend kleefmiddel kan ook leiden tot beschadiging van
printeronderdelen.
• Druk nooit af op een vel waarop etiketten ontbreken.
• Gebruik geen etiketten die gekruld, verkreukeld of
beschadigd zijn.
• Om te vermijden dat etiketten aan elkaar kleven, laat u de
afgedrukte etikettenvellen best niet op een stapel liggen als
ze zijn afgedrukt.
Om af te drukken op etiketten:
1
Open de multifunctionele lade en vouw de papiersteun
open.
2
Plaats etiketten alleen in de multifunctionele lade met de te
bedrukken zijde omlaag en de korte bovenzijde eerst.
Pas de geleider aan aan de breedte van de etiketten.
G
EBRUIK
VAN
PAPIER
OF
SPECIALE
MEDIA
2.17
2
3
Als u afdrukt, stelt u de ladeselectie in op MPT, stelt u de
papiersoort in op Etiketten en selecteert u het
papierformaat in de softwaretoepassing. Voor meer
informatie verwijzen we naar pagina 3.7.
Afdrukken op transparanten
• Gebruik geen transparanten die aan normaal papier zijn
gehecht.
• Gebruik alleen Phaser 35-Series Premium Transparency Film
met de Phaser 6100-printer.
• Controleer of de transparanten geen gescheurde randen
hebben en of ze niet verkreukeld of gekruld zijn.
• Houd de transparanten vast bij de randen en raak de te
bedrukken kant niet aan. Vingerafdrukken kunnen problemen
met de afdrukkwaliteit veroorzaken.
• Wees voorzichtig dat u geen vingerafdrukken of krassen op
de te bedrukken kant achterlaat.
WAARSCHUWING
: Gebruik alleen transparanten die zijn
aanbevolen voor laserprinters die olievrije fusers gebruiken om
schade aan de printer te voorkomen. Gebruik geen transparanten
met papieren achterkantbedekking of papierband. Gebruik alleen
Phaser 35-Series Premium Transparency Film.
OPMERKINGEN
:
Transparanten worden alleen in zwart-wit afgedrukt.
Voordat u afdrukt op
transparanten, moet u controleren
of de uitvoersteun omlaag is.
G
EBRUIK
VAN
PAPIER
OF
SPECIALE
MEDIA
2.18
Om af te drukken op transparanten:
1
Open de multifunctionele lade en vouw de papiersteun
open.
2
De transparanten moeten met de te bedrukken zijde
omlaag worden geladen. Pas de geleider aan aan de
breedte van de transparanten.
G
EBRUIK
VAN
PAPIER
OF
SPECIALE
MEDIA
2.19
2
3
Als u afdrukt, stelt u de ladeselectie in op MPT, stelt u de
papiersoort in op Transparanten en selecteert u het
papierformaat in de softwaretoepassing. Voor meer
informatie verwijzen we naar pagina 3.7.
OPMERKINGEN
:
Om te vermijden dat transparanten aan elkaar kleven, laat u de
afgedrukte vellen best niet op een stapel liggen als ze zijn
afgedrukt.
Plaats transparanten op een vlak oppervlak nadat u ze uit de
printer hebt verwijderd.
G
EBRUIK
VAN
PAPIER
OF
SPECIALE
MEDIA
2.20
Afdrukken op voorbedrukt papier
• Voorbedrukt papier is papier dat al een bepaalde opdruk heeft
voordat het door de printer wordt gestuurd (bijvoorbeeld
papier met een voorbedrukt logo bovenaan op de pagina).
• Papier met briefhoofd moet bedrukt zijn met hittebestendige
inkt die niet smelt, verdampt of gevaarlijke stoffen vrijgeeft
als hij gedurende 0,1 seconde wordt blootgesteld aan de
smelttemperatuur van de printer (180˚C).
• Inkt op papier met briefhoofd moet onbrandbaar en niet-
metallisch zijn, en mag printerrollen niet beschadigen.
• Formulieren en papier met briefhoofd moeten worden
opgeborgen in een vochtbestendige verpakking om
wijzigingen tijdens de opslagperiode te vermijden.
• Voordat u voorbedrukt papier plaatst, zoals formulieren of
papier met briefhoofd, moet u controleren of de inkt op het
papier droog is. Tijdens het smeltproces kan vochtige inkt
afgeven op het voorbedrukte papier, wat de afdrukkwaliteit
verlaagt.
Om af te drukken op voorbedrukt papier:
1
Open de multifunctionele lade en vouw de papiersteun
open.
2
Plaats papier met briefhoofd alleen in de multifunctionele
lade met de te bedrukken zijde omlaag en de korte
bovenzijde eerst. Pas de geleider aan aan de breedte van
de papierstapel.
G
EBRUIK
VAN
PAPIER
OF
SPECIALE
MEDIA
2.21
2
3
Als u afdrukt, stelt u de ladeselectie in op MPT, stelt u de
papiersoort in op Briefhoofdpapier en selecteert u het
papierformaat in de softwaretoepassing. Voor meer
informatie verwijzen we naar pagina 3.7.
Afdrukken op kaarten of een aangepast
papierformaat
• U kunt met de Phaser 6100-printer afdrukken op
systeemkaarten (90 mm x 140 mm), postkaarten en papier
van een aangepast formaat. Het minimumformaat is 90 mm
op 140 mm en het maximumformaat is 216 mm op 356 mm.
• Plaats altijd eerst de korte zijde in de multifunctionele lade.
Als u wilt afdrukken in de afdrukstand Liggend, selecteert u
deze optie in uw softwaretoepassing. Plaats geen papier met
de lange zijde eerst in de printer, aangezien dit ertoe kan
leiden dat het papier vastloopt.
• Plaats niet meer dan 10 kaarten tegelijk in de
multifunctionele lade.
• Druk niet af op papier dat kleiner is dan 90 mm breed of 140
mm lang.
• Stel de marges in de softwaretoepassing in op ten minste 4,3
mm van de randen van het papier.
G
EBRUIK
VAN
PAPIER
OF
SPECIALE
MEDIA
2.22
Om af te drukken op kaarten:
1
Open de multifunctionele lade en vouw de papiersteun
open.
2
Plaats papier alleen in de multifunctionele lade met de te
bedrukken zijde omlaag en de korte zijde eerst. Schuif
de geleider tot hij de stapel net raakt zonder de stapel te
buigen.
G
EBRUIK
VAN
PAPIER
OF
SPECIALE
MEDIA
2.23
2
3
Als u afdrukt, stelt u de ladeselectie in op MPT, en
selecteert u de papiersoort en het papierformaat in de
softwaretoepassing. Voor meer informatie verwijzen we
naar pagina 3.7.
Als het formaat van uw papier niet vermeld is in het vak
Papierformaat op het tabblad Papier, klikt u op de knop
Aangepast
en stelt u het papierformaat handmatig in. Zie
pagina 3.7.
G
EBRUIK
VAN
PAPIER
OF
SPECIALE
MEDIA
2.24
MEMO
3
In dit hoofdstuk worden de afdrukopties en de gangbare
afdruktaken besproken.
In dit hoofdstuk vindt u:
Functies van het printerstuurprogramma
Een document afdrukken
Printerinstellingen
AFDRUKTAKEN
A
FDRUKTAKEN
3.2
Functies van het
printerstuurprogramma
De Phaser 6100-printerstuurprogramma's ondersteunen de
volgende standaardfuncties:
• Papierladeselectie
• Papierformaat, afdrukstand en mediatype
• aantal exemplaren
De onderstaande tabel geeft een algemeen overzicht van de
functies die door uw printerstuurprogramma's worden
ondersteund.
OPMERKINGEN
:
Bepaalde functies worden niet ondersteund op Mac OS 10.x, zoals
Ladeselectie, Papiersoort, Grijstinten en Zwart-wit.
Watermerken worden niet ondersteund op Mac OS 9.1 of hoger.
Kenmerk
Win98/Me
Win2000/XP/
Server 2003
NT4.0 Macintosh
Kleurmodus J J J J
Afdrukkwaliteitoptie J J J N
Posters afdrukken J J J N
Dubbelzijdig afdrukken J J J N
Boekjes afdrukken J J J N
Meerdere pagina's per vel
(N-up)
JJJJ
Afdrukken aangepast aan
papierformaat
JJJN
Afdrukken op schaal J J J J
Andere lade voor eerste
pagina
JJJN
Watermerk J J J J
Overlay J J J N
A
FDRUKTAKEN
3.3
3
Een document afdrukken
Hieronder beschrijven we de algemene stappen die vereist zijn
om af te drukken vanuit verschillende Windows-toepassingen.
De precieze stappen voor het afdrukken van een document
kunnen variëren, afhankelijk van de softwaretoepassing die u
gebruikt. Raadpleeg de handleiding van uw softwaretoepassing
voor de precieze afdrukprocedure.
OPMERKING
: Voor informatie over afdrukken vanaf een
Macintosh-computer of Linux-systeem, zie Bijlage A en Bijlage B.
1
Open het document dat u wilt afdrukken.
2
Kies Afdrukken in het menu Bestand. Het venster
Afdrukken wordt geopend. Afhankelijk van uw toepassing
kan dit er iets anders uitzien.
U kunt de basisafdrukinstellingen selecteren in het venster
Afdrukken. Deze instellingen omvatten het aantal
exemplaren en het afdrukbereik.
3
Om de printerfuncties van uw printer te gebruiken, klikt u
op Eigenschappen in het afdrukvenster van de
toepassing. Voor meer informatie, zie “Printerinstellingen”
op pagina 3.5
Als in het venster Afdrukken een knop Instellingen,
Printer of Opties wordt weergegeven, klikt u hierop. Klik
in het volgende venster op Eigenschappen.
4
Klik op OK om het venster Eigenschappen te sluiten.
5
Klik op OK in het venster Afdrukken om de afdruktaak te
starten.
Zorg ervoor dat uw
printer is geselecteerd.
Windows 98
A
FDRUKTAKEN
3.4
Een afdruktaak annuleren
Selecteer een van de volgende opties om een afdruktaak te
annuleren:
Bedieningspaneel
Druk op de toets Cancel ( ) om een afdruktaak die wordt
uitgevoerd te annuleren. De printer drukt pagina's af die zich op
dat moment in de printer bevinden en verwijdert daarna de rest
van de afdruktaak.
OPMERKING
: Als u meerdere taken naar de printer hebt
verstuurd en u meer dan één afdruktaak wilt annuleren, drukt u
één keer op de toets
Cancel
op het moment dat elke afdruktaak
start om ze te annuleren.
De map Printers
Om een afdruktaak in behandeling te annuleren:
1
Selecteer Instellingen in het menu Start van Windows.
2
Selecteer Printers om het venster Printers te openen, en
dubbelklik vervolgens op het printerpictogram Xerox
Phaser 6100.
3
In het menu Document selecteert u Afdrukken
annuleren (Windows 98/Me) of Annuleren (Windows NT
4.0/2000/XP/Server 2003).
Windows 2000
A
FDRUKTAKEN
3.5
3
Printerinstellingen
Via het venster Eigenschappen van de Xerox Phaser 6100-printer
kunt u toegang krijgen tot alle informatie die u nodig hebt als u uw
printer gebruikt. Als de printereigenschappen worden
weergegeven, kunt u de instellingen die u voor uw afdruktaak
nodig hebt controleren en wijzigen.
Het venster Eigenschappen van uw printer bestaat uit 5 tabbladen:
Lay-out, Papier, Grafisch, Extra en Probleemoplossing.
Als u de printereigenschappen opent via de map Printers, kunt u
meer op Windows gebaseerde tabbladen weergeven. Raadpleeg
uw handleiding van Windows.
Het venster Eigenschappen van de printer kan verschillen,
afhankelijk van uw besturingssysteem. Deze handleiding geeft het
venster Eigenschappen van Windows 2000 weer.
Opmerkingen:
De meeste Windows-toepassingen zullen de instellingen opheffen
die u in het printerstuurprogramma hebt opgegeven. Wijzig eerst
alle afdrukinstellingen die beschikbaar zijn in de
softwaretoepassing, en wijzig vervolgens enige resterende
instellingen met behulp van het printerstuurprogramma.
De instellingen die u wijzigt blijven alleen van kracht terwijl u het
huidige programma gebruikt. Als u wilt dat uw wijzigingen
permanent behouden blijven, brengt u ze aan in de map
Printers
.
Volg deze procedure:
1. Open het menu Start van Windows.
2. Voor Windows 98/Me/NT 4.0/2000 selecteert u Instellingen en
vervolgens Printers.
Voor Windows XP/Server 2003 selecteert u
Printers en
faxapparaten
.
3. Selecteer de
Xerox Phaser 6100-
printer.
4. Klik met de rechtermuisknop op het printerpictogram en:
In Windows 98/Me: Selecteer Eigenschappen.
In Windows 2000/XP/Server 2003: Selecteer
Voorkeursinstellingen voor afdrukken.
In Windows NT 4.0: Selecteer Standaardwaarden
document.
5. Wijzig de instellingen op elk tabblad en klik op OK.
A
FDRUKTAKEN
3.6
Het tabblad Lay-out
Het tabblad Lay-out biedt opties zodat u kunt aanpassen hoe
het document op de afgedrukte pagina wordt weergegeven. De
Lay-outopties omvatten Meerdere pagina's per vel, Boekje
en Poster. U kunt op dit tabblad ook de optie Dubbelzijdig
afdrukken selecteren. Zie pagina 3.3 voor meer informatie
over het openen van uw softwaretoepassing.
Eigenschap Beschrijving
Afdrukstand
Met behulp van
Afdrukstand
kunt u de
richting selecteren waarin informatie op
een pagina wordt afgedrukt.
Staand
drukt af over de breedte van
de pagina, in briefvorm.
Liggend
drukt af over de lengte van
de pagina, in spreadsheetvorm.
Als u de pagina ondersteboven wilt
afdrukken, selecteert u
180 graden
draaien
.
Lay-outopties
Met behulp van
Lay-outopties
kunt u
geavanceerde afdrukinstellingen
selecteren. Voor meer informatie, zie
Hoofdstuk 4, "Geavanceerd afdrukken."
Afdrukken op
beide zijden
Met
Dubbelzijdig afdrukken
kunt u
automatisch dubbelzijdige documenten
afdrukken. Als u de standaardinstelling
van het printerstuurprogramma gebruikt,
selecteert u
Printerselectie
. Voor meer
informatie verwijzen we naar pagina 4.3.
1
2
3
Het afdrukvoorbeeld
geeft de voorbeeldpagina
weer met de door u
opgegeven instellingen.
1
Liggend
staand
2
3
A
FDRUKTAKEN
3.7
3
Het tabblad Papier
U kunt de volgende opties gebruiken voor
basispapierinstellingen. Zie pagina 3.3 voor meer informatie
over het openen van uw softwaretoepassing.
Klik op het tabblad Papier om de papiereigenschappen weer te
geven.
Eigenschap Beschrijving
Aantal
exemplaren
Met behulp van
Aantal exemplaren
kunt u
selecteren hoeveel exemplaren er moeten
worden afgedrukt. U kunt maximaal 999
exemplaren opgeven.
Papierforma
at
Met behulp van
Papierformaat
kunt u het
papierformaat selecteren dat in de lade wordt
geplaatst.
Als het vereiste formaat niet wordt vermeld in
het vak
Papierformaat
, klikt u op
Aangepast
. Als het venster
Aangepast
papierformaat
verschijnt, stelt u het
papierformaat in en klikt u op
OK
. De
instelling verschijnt in de lijst zodat u deze
kunt selecteren.
1
2
3
4
5
6
1
2
Voer de aangepaste
naam in die u wilt
gebruiken.
Voer het
papierformaat in.
A
FDRUKTAKEN
3.8
Ladeselec
tie
Zorg ervoor dat
Ladeselectie
is ingesteld op
de overeenkomstige papierlade.
Gebruik de
Handmatig
invoer als u afdrukt
op speciale media. U moet één vel tegelijk in
de multifunctionele lade plaatsen. Zie
pagina 2.9.
Als de ladeselectie is ingesteld op
Automatsich
, neemt de printer automatisch
papier in de volgende volgorde:
Multifunctionele lade, lade1, optionele lade2.
Type
Zorg ervoor dat
Type
is ingesteld op
Normaal papier
. Als u een andere
papiersoort plaatst, dient u de
overeenkomstige papiersoort te selecteren.
Voor meer informatie over papier verwijzen
we naar Hoofdstuk 2, "Gebruik van papier of
speciale media."
Als u katoenpapier met een gewicht tussen
60 en 90 g/m
2
gebruikt, zoals Gilbert 25% en
Gilbert 100%, stelt u de papiersoort in op
Katoen voor de beste afdrukkwaliteit.
Als u gerecycleerd papier met een gewicht
tussen 75 en 90 g/m
2
of gekleurd papier
gebruikt, selecteert u Gekleurd.
Voorbladi
nvoer
Dankzij deze eigenschap kunt u de eerste
pagina afdrukken op een andere papiersoort
dan de rest van het document. U kunt de lade
voor de eerste pagina selecteren.
Plaats bijvoorbeeld dik papier voor de eerste
pagina in de multifunctionele lade, en
normaal papier in lade1. Selecteer vervolgens
voor de optie
Ladeselectie
Lade 1
en voor
de optie
Voorbladinvoer
MPT
.
Schaal
aanpassen
Met
Schaal aanpassen
kunt u uw
afdruktaak automatisch of handmatig schalen
op een pagina.
U kunt kiezen uit
Geen
,
Afdrukken op
schaal
en
Aanpassen aan
papierformaat
. Zie pagina 4.4 en
pagina 4.5 voor meer informatie.
Eigenschap Beschrijving
3
4
5
6
A
FDRUKTAKEN
3.9
3
Het tabblad Grafisch
Gebruik de volgende grafische opties om de afdrukkwaliteit aan
te passen aan uw specifieke afdrukbehoeften. Zie pagina 3.3
voor meer informatie over het openen van uw
softwaretoepassing.
Klik op het tabblad Grafisch om de grafische eigenschappen
weer te geven.
Eigenschap Beschrijving
Afdrukkwalit
eit
U kunt voor de afdrukresolutie kiezen uit
1200 dpi (verbeterd) en 600 dpi
(standaard). Hoe hoger de instelling, hoe
scherper de tekens en afbeeldingen worden
afgedrukt. Als u een hoge instelling
selecteert, kan de afdruk van het document
iets langer duren.
Kleurmodus
U kunt
de kleuropties instellen. De instelling
Kleur
geeft gewoonlijk de best mogelijke
afdrukkwaliteit voor documenten in kleur. Als
u een kleurendocument in grijstinten wilt
afdrukken, selecteert u
Zwart-wit
.
1
2
3
1
2
A
FDRUKTAKEN
3.10
Kleurmodus
(vervolg)
Als u op
Kleur aanpassen
klikt, kunt u het
uiterlijk van de afbeeldingen van het
document wijzigen.
Geavanceerd
e opties
U kunt geavanceerde opties instellen door te
klikken op de knop
Geavanceerde opties
.
Tekst donkerder maken
: Als deze optie
is geselecteerd, wordt alle tekst in uw
document donkerder dan normaal
afgedrukt.
Alle tekst zwart afdrukken
: Als deze
optie is geselecteerd, wordt alle tekst in uw
document in zwart afgedrukt, ongeacht de
kleur waarin de tekst op het scherm wordt
weergegeven. Als deze optie niet is
ingeschakeld, wordt gekleurde tekst
afgedrukt in grijstinten.
Eigenschap Beschrijving
2
Het
afdrukvoorbeeld
geeft de
voorbeeldpagina
weer met de door u
opgegeven
instellingen.
Basisinstellingen voor kleuren
: U
kunt aanpassen hoe afbeeldingen
worden weergegeven door de
instellingen te wijzigen in de optie
Niveaus
.
Tint afstemmen
: U kunt het
tintenbereik van afbeeldingen
aanpassen door de optie
Tintcurve
te
wijzigen.
Kleurinfo
: Dit tabblad bevat
informatie over het
kleurconversiesysteem van het
stuurprogramma.
3
A
FDRUKTAKEN
3.11
3
Het tabblad Extra
Zie pagina 3.3 voor meer informatie over het openen van uw
softwaretoepassing. Klik op het tabblad Extra om toegang te
krijgen tot de volgende functies:
Optie Beschrijving
Watermerk
U kunt een achtergrondafbeelding met tekst
maken die op elke pagina van uw document
wordt afgedrukt. Zie “Gebruik van
watermerken” op pagina 4.10.
Overlay
Overlays worden vaak gebruikt in plaats van
voorbedrukte formulieren en papier met
briefhoofd. Zie “Gebruik van overlays” op
pagina 4.13.
Uitvoeropties
Paginavolgorde:
U kunt instellen in welke
volgorde de pagina's moeten worden afgedrukt.
Selecteer de afdrukvolgorde in de
vervolgkeuzelijst.
Vooraan beginnen
: Uw printer drukt alle
pagina's af van de eerste tot de laatste
pagina.
Achteraan beginnen
: Uw printer drukt alle
pagina's af van de laatste tot de eerste
pagina.
Oneven pagina's afdrukken
: Uw printer
drukt alleen de oneven pagina's van het
document af.
Even pagina's afdrukken
: Uw printer
drukt alleen de even pagina's van het
document af.
Opnieuw afdrukken indien papierstoring:
Als deze optie is ingeschakeld, behoudt de
printer de afbeelding voor een afgedrukte
pagina tot de printer aangeeft dat de pagina de
printer heeft verlaten. Als een papierstoring
optreedt, drukt de printer de laatste pagina
opnieuw af nadat u het probleem hebt opgelost.
1
2
3
1
2
3
A
FDRUKTAKEN
3.12
Problemen oplossen
Het tabblad Probleemoplossing biedt hulp en informatie over
het gebruik van uw printer. Als u toegang hebt tot het internet,
gebruikt u de webkoppelingen om een verbinding te maken met
nuttige weblocaties.
Een instelling voor favorieten gebruiken
Met de optie Favorieten, die op elk tabblad zichtbaar is, kunt u
de huidige instellingen voor eigenschappen opslaan voor later
gebruik.
Om een favoriet op te slaan:
1
Wijzig de instellingen zoals nodig op elk tabblad.
2
Voer een naam in voor de favoriet in het invoervak
Favorieten.
3
Klik op de knop Opslaan.
Als u Favorieten opslaat, worden alle huidige
stuurprogramma-instellingen opgeslagen.
A
FDRUKTAKEN
3.13
3
Als u een opgeslagen instelling wilt gebruiken, selecteert u het
item in de vervolgkeuzelijst Favorieten.
De printer is nu ingesteld om af te drukken volgens de
geselecteerde instelling voor favorieten.
Om een favoriet te verwijderen, selecteert u het item in de lijst
en klikt u op Verwijderen.
U kunt ook terugkeren naar de standaardinstellingen van het
stuurprogramma door <Printerstandaard> te selecteren in de
lijst.
Het gebruik van Help
Uw printer heeft een Help-functie die u kunt openen met de
knop Help in het venster Eigenschappen van de printer. Het
Help-venster biedt u gedetailleerde informatie over de
printerfuncties die door het printerstuurprogramma worden
verschaft.
U kunt ook klikken op in de rechterbovenhoek en vervolgens
op een instelling klikken.
A
FDRUKTAKEN
3.14
MEMO
4
In dit hoofdstuk worden de afdrukopties en de
geavanceerde afdruktaken besproken.
In dit hoofdstuk vindt u:
Afdrukken op beide zijden van het papier
De schaal van uw document aanpassen
Uw document aanpassen aan een geselecteerd
papierformaat
Meerdere pagina's afdrukken op één vel papier
Posters afdrukken
Boekje afdrukken
Gebruik van watermerken
Gebruik van overlays
GEAVANCEERD AFDRUKKEN
G
EAVANCEERD
AFDRUKKEN
4.2
Afdrukken op beide zijden van het
papier
U kunt automatisch afdrukken op beide zijden van het papier.
Beslis voordat u afdrukt in welke afdrukstand u uw documenten
wilt afdrukken.
U kunt kiezen uit:
Over lange zijde spiegelen, de conventionele lay-out die
gebruikt wordt in boekbinden, of staand.
Over korte zijde spiegelen, dat vaak gebruikt wordt voor
kalenders, of liggend.
WAARSCHUWING
: Druk niet af op beide zijden van etiketten,
transparanten, enveloppen of dik papier. Dit kan papierstoringen
en schade aan de printer veroorzaken.
OPMERKING
: Voor dubbelzijdig afdrukken kunt u alleen de
volgende papierformaten gebruiken: A4, Letter, Legal en Folio met
een gewicht van 75 tot 90 g/m
2
.
Er zijn twee manieren om dubbelzijdig afdrukken in of uit te
schakelen:
Met behulp van het menu van het
bedieningspaneel
Selecteer Duplex in het menu Page Layout. Stel indien nodig
de Duplex Margin in in hetzelfde menu. Zie pagina 5.7 voor
meer informatie.
Voor meer informatie over het gebruik van het menu van het
bedieningspaneel verwijzen we naar pagina 5.5.
Lange zijde
Korte zijde
25
3
2
5
3
2
5
3
2
5
3
G
EAVANCEERD
AFDRUKKEN
4.3
4
Vanuit de softwaretoepassing
1
Als u de afdrukinstellingen van uw softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u de eigenschappen van de printer. Zie
pagina 3.3.
2
Selecteer de afdrukstand op het tabblad Lay-out.
3
In het deel Dubbelzijdig afdrukken selecteert u ofwel
Printerselectie, Geen, Over korte zijde spiegelen of Over
lange zijde spiegelen.
4
Klik op het tabblad Papier en selecteer de papierlade, het
papierformaat en de papiersoort.
5
Klik op OK en druk het document af.
OPMERKING
: De instellingen in de softwaretoepassingen heffen
die van het bedieningspaneel op.
G
EAVANCEERD
AFDRUKKEN
4.4
De schaal van uw document
aanpassen
U kunt uw afdruktaak schalen op een pagina.
1
Als u de afdrukinstellingen van uw softwaretoepassing
wijzigt, opent u de eigenschappen van de printer. Zie
pagina 3.3.
2
Op het tabblad Papier selecteert u Afdrukken op schaal
in de vervolgkeuzelijst Type.
3
Voer de schaalfactor in in het invoervak Percentage.
U kunt ook klikken op de knop of .
4
Selecteer de papierlade, het papierformaat en de
papiersoort in Papieropties.
5
Klik op OK en druk het document af.
G
EAVANCEERD
AFDRUKKEN
4.5
4
Uw document aanpassen aan een
geselecteerd papierformaat
Met deze printerfunctie kunt u uw afdruktaak aanpassen aan elk
papierformaat, ongeacht de grootte van het digitale document.
Dit kan nuttig zijn als u de fijne details in een klein document
wilt controleren.
1
Als u de afdrukinstellingen van uw softwaretoepassing
wijzigt, opent u de eigenschappen van de printer. Zie
pagina 3.3.
2
Op het tabblad Papier selecteert u Aanpassen aan
papierformaat in de vervolgkeuzelijst Type.
3
Selecteer het correcte formaat in de vervolgkeuzelijst
Uitvoerpapier.
4
Selecteer de papierlade, het papierformaat en de
papiersoort in Papieropties.
5
Klik op OK en druk het document af.
A
G
EAVANCEERD
AFDRUKKEN
4.6
Meerdere pagina's afdrukken op
één vel papier
U kunt het aantal pagina's selecteren dat op één vel papier moet
worden afgedrukt. Als u meer dan één pagina per vel wilt
afdrukken, zijn de pagina's kleiner en worden ze op het vel
gerangschikt in de volgorde die u opgeeft. U kunt tot 16 pagina's
afdrukken op één vel.
1
Als u de afdrukinstellingen van uw softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u de eigenschappen van de printer. Zie
pagina 3.3.
2
Op het tabblad Lay-out selecteert u Meerdere pagina's
per vel in de vervolgkeuzelijst Type.
3
Selecteer het aantal pagina's dat u per vel wilt afdrukken
(1, 2, 4, 9 of 16) in de vervolgkeuzelijst Pagina's per vel.
4
Selecteer de paginavolgorde in de vervolgkeuzelijst
Paginavolgorde, indien nodig.
1 2
3 4
Rechts, daarna
omlaag
1
3
2
4
1
2
3
4
2
4
1
3
3
4
1
2
Omlaag,
daarna rechts
Links, daarna
omlaag
Omlaag,
daarna links
G
EAVANCEERD
AFDRUKKEN
4.7
4
De vervolgkeuzelijst Paginavolgorde is alleen beschikbaar
als het aantal pagina's per vel 4, 9 of 16 is.
Schakel het selectievakje Paginakaders afdrukken in om
een kader rond elke pagina op het vel af te drukken.
Paginakaders afdrukken is alleen beschikbaar als het
aantal pagina's per vel 2, 4, 9 of 16 is.
5
Klik op het tabblad Papier en selecteer de papierlade, het
papierformaat en de papiersoort.
6
Klik op OK en druk het document af.
Posters afdrukken
Met deze functie kunt u een document van één pagina afdrukken
op 4, 9 of 16 vellen papier, zodat u de vellen kunt samenkleven
tot één document van posterformaat.
1
Als u de afdrukinstellingen van uw softwaretoepassing
wijzigt, opent u de eigenschappen van de printer. Zie
pagina 3.3.
2
Op het tabblad Lay-out selecteert u Poster in de
vervolgkeuzelijst Type.
G
EAVANCEERD
AFDRUKKEN
4.8
3
Configureer de posteroptie:
U kunt voor de paginalay-out kiezen uit 2x2, 3x3 of 4x4. Als
u 2x2 selecteert, wordt de afbeelding automatisch over 4
werkelijke pagina's gespreid.
Geef een overlap op in millimeter of inch zodat de vellen
gemakkelijk aan elkaar kunnen worden geplakt.
4
Klik op het tabblad Papier en selecteer de papierlade, het
papierformaat en de papiersoort.
5
Klik op OK en druk het document af. U kunt de poster
voltooien door de vellen aan elkaar te plakken.
4 mm
4 mm
G
EAVANCEERD
AFDRUKKEN
4.9
4
Boekje afdrukken
Met de functie Boekje afdrukken kunt u uw document op beide
zijden van het papier afdrukken en worden de pagina's zo
gerangschikt dat u het papier na het afdrukken dubbel kunt
vouwen om een boekje te vormen.
1
Als u de afdrukinstellingen van uw softwaretoepassing
wijzigt, opent u de eigenschappen van de printer. Zie
pagina 3.3.
2
Op het tabblad Lay-out selecteert u Boekje in de
vervolgkeuzelijst Type.
OPMERKING
: De optie Boekje afdrukken is alleen beschikbaar als
A4, Letter, Legal of Folio is geselecteerd voor de optie
Papierformaat
op het tabblad
Papier
.
3
Klik op het tabblad Papier en selecteer de papierlade, het
papierformaat en de papiersoort.
4
Klik op OK en druk het document af.
5
Na het afdrukken, kunt u
de pagina's vouwen en
nieten.
8
9
G
EAVANCEERD
AFDRUKKEN
4.10
Gebruik van watermerken
Een watermerk is extra tekst die over een of meer pagina's kan
worden afgedrukt. Met behulp van de watermerkfunctie kunt u
bijvoorbeeld woorden als Ontwerp, Vertrouwelijk, Datum of
Versie toevoegen.
Er zijn verschillende vooraf gedefinieerde watermerken die met
uw printer worden geleverd. Ze kunnen worden gewijzigd of u
kunt nieuwe watermerken aan de lijst toevoegen.
Een bestaand watermerk gebruiken
1
Als u de afdrukinstellingen van uw softwaretoepassing
wijzigt, opent u de eigenschappen van de printer. Zie
pagina 3.3.
2
Klik op het tabblad Extra en selecteer een watermerk in de
vervolgkeuzelijst Watermerk. Het geselecteerde
watermerk wordt weergegeven in het afdrukvoorbeeld.
3
Klik op OK en start het afdrukken.
OPMERKING
: Het afdrukvoorbeeld geeft weer hoe de afgedrukte
pagina er zal uitzien.
Afdrukvo
orbeeld
G
EAVANCEERD
AFDRUKKEN
4.11
4
Een watermerk maken
1
Als u de afdrukinstellingen van uw softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u de eigenschappen van de printer. Zie
pagina 3.3.
2
Klik op het tabblad Extra en klik op de knop Watermerken
bewerken in het deel Watermerk. Het venster Watermerk
verschijnt.
3
Voer tekst in in het vak Tekst in watermerk. U kunt
maximaal 40 tekens invoeren. De tekst wordt weergegeven
in het voorbeeldvenster.
Als het selectievakje Alleen eerste pagina is
ingeschakeld, wordt het watermerk alleen op de
eerste
pagina
afgedrukt
.
4
Selecteer de watermerkopties.
U kunt het lettertype, de stijl, de kleur, het niveau voor
grijstinten en de tekengrootte selecteren in het deel
Tekenstijl, en u kunt de hoek voor het watermerk instellen
in het deel Afdrukhoek tekst.
5
Klik op Toevoegen om een nieuw watermerk aan de lijst
toe te voegen.
6
Als u klaar bent met bewerken, klikt u op OK en start u de
afdruk.
Om niet langer watermerken af te drukken, selecteert u
<Geen watermerk> in de vervolgkeuzelijst Watermerk.
G
EAVANCEERD
AFDRUKKEN
4.12
Een watermerk bewerken
1
Als u de afdrukinstellingen van uw softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u de eigenschappen van de printer. Zie
pagina 3.3.
2
Klik op het tabblad Extra en klik op de knop Watermerken
bewerken in het deel Watermerk. Het venster Watermerk
verschijnt.
3
Selecteer het watermerk dat u wilt bewerken in de lijst
Huidige watermerken om de tekst van het watermerk en
de opties te wijzigen. Zie pagina 4.11.
4
Klik op Bijwerken om de wijzigingen op te slaan.
5
Klik op OK.
Een watermerk verwijderen
1
Als u de afdrukinstellingen van uw softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u de eigenschappen van de printer. Zie
pagina 3.3.
2
Klik op het tabblad Extra op de knop Watermerken
bewerken in het deel Watermerk. Het venster Watermerk
verschijnt.
3
Selecteer het watermerk dat u wilt verwijderen in de lijst
Huidige watermerken en klik op Verwijderen.
4
Klik op OK.
G
EAVANCEERD
AFDRUKKEN
4.13
4
Gebruik van overlays
Wat is een overlay?
Een overlay is tekst en/of afbeeldingen die op de vaste schijf van
de computer zijn opgeslagen in een speciale bestandsindeling
en die kunnen worden afgedrukt in een willekeurig document.
Overlays worden vaak gebruikt in plaats van voorbedrukte
formulieren en papier met briefhoofd. In plaats van voorbedrukt
papier met briefhoofd te gebruiken, kunt u een overlay maken
met precies dezelfde informatie als op uw papier met briefhoofd.
Als u een brief wilt afdrukken met het briefhoofd van uw bedrijf,
hoeft u aan de printer alleen maar aan te geven dat de
briefhoofdoverlay op uw document moet worden afgedrukt.
Een nieuwe paginaoverlay maken
Om een paginaoverlay te gebruiken, moet u een nieuwe
paginaoverlay met uw logo of afbeelding maken.
1 Maak of open een document dat tekst of een afbeelding bevat
die moet worden gebruikt in een nieuwe paginaoverlay. Plaats
de items precies zoals u wilt dat ze worden weergegeven als ze
als een overlay worden afgedrukt. Indien nodig kunt u het
bestand opslaan voor later gebruik.
2
Als u de afdrukinstellingen van uw softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u de eigenschappen van de printer. Zie
pagina 3.3.
3
Klik op het tabblad Extra op de knop Overlays bewerken
in het deel Overlay.
Dear ABC
Regards
G
EAVANCEERD
AFDRUKKEN
4.14
4
Klik in het venster Overlays op Overlay maken.
5
In het venster Overlay maken typt u een naam van
maximaal acht tekens in het vak Bestandsnaam.
Selecteer indien nodig het doelpad. (De standaardinstelling
is C:\Formover.)
6
Klik op Opslaan. De naam wordt weergegeven in het vak
Lijst van overlays.
7
Klik op OK of Ja als u klaar bent.
Het bestand wordt niet afgedrukt. Het wordt opgeslagen op
de vaste schijf van uw computer.
OPMERKING
: Het documentformaat van de overlay moet
hetzelfde zijn als de documenten die u met de overlay afdrukt.
Maak geen overlay met een watermerk.
G
EAVANCEERD
AFDRUKKEN
4.15
4
Een paginaoverlay gebruiken
Nadat u een overlay hebt gemaakt, kan deze met uw document
worden afgedrukt. Om een overlay met een document af te
drukken:
1
Maak of open het document dat u wilt afdrukken.
2
Als u de afdrukinstellingen van uw softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u de eigenschappen van de printer. Zie
pagina 3.3.
3
Klik op het tabblad Extra.
4
Selecteer een overlay in de vervolgkeuzelijst Overlay.
5
Als het gewenste overlaybestand niet in de lijst Overlay
staat, klikt u op de knop Overlays bewerken en Overlay
laden, en selecteert u het overlaybestand.
Als u het gewenste overlaybestand op een externe bron
hebt opgeslagen, kunt u het bestand ook laden als u dit
venster Overlay laden opent.
Selecteer het bestand en klik op Openen. Het bestand
verschijnt in het vak Lijst van overlays en kan worden
afgedrukt. Selecteer de overlay in het vak Lijst van
overlays.
G
EAVANCEERD
AFDRUKKEN
4.16
6
Indien nodig klikt u op Overlay bevestigen voor
afdrukken. Als dit selectievakje is ingeschakeld, verschijnt
telkens wanneer u een document naar de printer verzendt
een berichtvenster waarin u gevraagd wordt te bevestigen
of u een overlay op uw document wilt afdrukken.
Als dit selectievakje niet is ingeschakeld en een overlay
werd geselecteerd, wordt de overlay automatisch afgedrukt
met uw document.
7
Klik op OK of Ja om het afdrukken te starten.
De geselecteerde overlay wordt samen met uw afdruktaak
gedownload en wordt op uw document afgedrukt.
OPMERKING
: De resolutie van het overlaydocument moet
dezelfde zijn als die van het document dat u met de overlay
afdrukt.
Een paginaoverlay verwijderen
U kunt paginaoverlays die u niet meer gebruikt verwijderen.
1
Klik in het venster Eigenschappen van de printer op het
tabblad Extra.
2
Klik op de knop Overlays bewerken in het deel Overlay.
3
Selecteer de overlay die u wilt verwijderen in het vak Lijst
van overlays.
4
Klik op Overlay verwijderen.
5
Klik op OK om het venster Afdrukken te sluiten.
5
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u het
bedieningspaneel van de printer kunt gebruiken.
In dit hoofdstuk vindt u:
Kennismaken met het bedieningspaneel
Gebruik van de menu's van het bedieningspaneel
GEBRUIK VAN HET
BEDIENINGSPANEEL
G
EBRUIK
VAN
HET
BEDIENINGSPANEEL
5.2
Kennismaken met het bedieningspaneel
Het bedieningspaneel aan de rechterbovenkant van uw printer
heeft een display en zeven toetsen.
Display
Zie “Verklaring van berichten op het display” op pagina 7.25
voor een volledige lijst van alle berichten van de printer.
Toetsen
Display: geeft de printerstatus en
de taken in behandeling weer.
Statusmap
Bericht Beschrijving
Ready
De printer is on line en gereed om af te
drukken.
Als u op
On Line/Continue
drukt, schakelt
de printer over naar off line.
Offline
De printer is off line en kan niet afdrukken.
Als u op
On Line/Continue
drukt, schakelt
de printer over naar on line.
Processing...
De printer drukt af.
Als u het afdrukken wilt annuleren, drukt u op
OK ()
.
Power Saver
De printer staat in de energiebesparende
modus, waardoor hij minder stroom
verbruikt. Als de printer een afdruktaak
ontvangt van de computer, of als op een toets
wordt gedrukt, schakelt de printer over naar
on line.
Om de energiebesparende modus uit te
schakelen of de tijd voor activering van de
energiebesparende modus te wijzigen,
verwijzen we naar pagina 5.9.
G
EBRUIK
VAN
HET
BEDIENINGSPANEEL
5.3
5
Toetsen
Toets Beschrijving
(statusma
p)
Als een fout optreedt, gaat een lichtje branden op de
overeenkomstige locatie op de statusmap. Er
verschijnt een foutbericht op het display zodat u weet
waar de fout is opgetreden. Voor meer informatie
over de betekenis van de foutberichten verwijzen we
naar pagina 7.25.
Druk op deze toets om te schakelen tussen on line
en off line.
Druk in menumodus op deze toets om terug te
keren naar de modus Gereed.
De kleur van de toets On Line/Continue geeft de
status van de printer aan.
Groen
Aan
De printer is on line en kan
gegevens van de computer
ontvangen.
Knippert
Als het lichtje traag knippert,
ontvangt de printer gegevens
van de computer.
Als het lichtje snel knippert,
ontvangt de printer gegevens
en worden de gegevens
afgedrukt.
Oranje
Aan
De printer stopt met afdrukken
wegens een ernstige fout.
Controleer het bericht op het
display. Zie pagina 7.25 voor
meer informatie over de
betekenis van het foutbericht.
Knippert
Er is een kleine fout opgetreden
en de printer wacht tot de fout is
hersteld.
Uit
De printer is off line en kan niet
afdrukken.
De printer staat in de energiebesparende
modus. Als de printer gegevens ontvangt,
schakelt hij over naar on line.
Druk op de toets om over te schakelen naar de
menumodus.
Druk in de menumodus op de toets om door de
menu's te bladeren.
Druk in de menumodus op de toets om het
weergegeven submenu-item weer te geven of om de
gewijzigde instelling te bevestigen. Het geselecteerde
item is gemarkeerd met een *.
G
EBRUIK
VAN
HET
BEDIENINGSPANEEL
5.4
Druk in de menumodus op de toets om door
submenu-items of instellingenopties te bladeren. Als
u op drukt, gaat u naar de volgende optie. Als u op
drukt, keert u terug naar de vorige optie.
Druk op de toets om de huidige afdruktaak te
annuleren.
Druk in de menumodus op deze toets om terug te
keren naar de modus Gereed.
Druk in de menumodus op deze toets om terug te
keren naar het hoger gelegen menuniveau.
Toets Beschrijving
G
EBRUIK
VAN
HET
BEDIENINGSPANEEL
5.5
5
Gebruik van de menu's van het
bedieningspaneel
Er zijn een aantal menu's beschikbaar zodat u gemakkelijk de
printerinstellingen kunt wijzigen. Het diagram op pagina 5.6
geeft de menu's weer evenals alle items die in elk menu
beschikbaar zijn. De items in elk menu en de opties die u kunt
selecteren worden meer gedetailleerd beschreven in de tabellen
die beginnen op pagina 5.6.
Toegang tot de menu's van het bedieningspaneel
U kunt uw printer configureren vanaf het bedieningspaneel van
de printer. U kunt de menu's van het bedieningspaneel ook
gebruiken als de printer in gebruik is.
1
Druk in de modus Gereed op de toets Menu ( ) tot het
gewenste menu wordt weergegeven op de onderste regel
van het display.
2
Druk op de toets OK ( ) om het menu te openen.
3
Druk op een van de bladertoetsen ( of ) tot het
gewenste menu-item verschijnt op de onderste regel.
4
Druk op de toets OK ( ) om het geselecteerde item te
bevestigen.
5
Als het menu-item submenu's heeft, herhaalt u de stappen
3 en 4.
6
Druk op een van de bladertoetsen ( of ) tot op de
onderste regel de gewenste instellingenoptie verschijnt, of
voer de gewenste waarde in.
7
Druk op de toets OK ( ) om uw invoer of selectie op te
slaan.
Er verschijnt een sterretje (
*
) naast de selectie op het
display, dat aangeeft dat dit nu de standaardinstelling is.
8
Om het menu te sluiten, drukt u herhaaldelijk op de toets
Back ( ) of op de toets Cancel ( ).
Na 60 seconden inactiviteit (er werd geen toets ingedrukt),
keert de printer automatisch terug naar de modus Gereed.
OPMERKING
: Afdrukinstellingen die via het
printerstuurprogramma zijn ingesteld, heffen de instellingen op
het bedieningspaneel op.
G
EBRUIK
VAN
HET
BEDIENINGSPANEEL
5.6
Overzicht van de menu's van het
bedieningspaneel
De menu's van het bedieningspaneel worden gebruikt om de
printer te configureren. Het bedieningspaneel biedt toegang tot
de volgende menu's:
Het menu Informatie
Dit menu bevat informatiepagina's die u kunt afdrukken om
informatie te verkrijgen over de printer en zijn configuratie.
Page Layout
(Zie pagina 5.7.)
Duplex
Duplex Margin
Color
(Zie pagina 5.8.)
Calibration
Custom Color
Information
(Zie pagina 5.6.)
Config Page
Menu Map
Demo Page
Connection Pg*
Maintenance
(Zie pagina 5.8.)
Check Toner
Check Others
Low Warning
Cleaning Page
Registration
Primary Color
All Color Page
Cyan Solid
Magenta Solid
Yellow Solid
Black Solid
Network Setup*
(Zie pagina 5.12.)
Configure TCP
Enable AppleTK
Reset Network
Reset Defaults
Printer Setup
(Zie pagina 5.9.)
Language
Pwr Save Time
Auto Continue
Jam Recovery
Altitude Adj.
Power Save
Reset Defaults
* Dit menu verschijnt alleen bij de
Phaser 6100DN-printer.
Item Verklaring
Config Page
De configuratiepagina geeft de huidige
configuratie van de printer weer. Zie
pagina 6.2.
Menu Map
Het menu Map geeft de lay-out en de
huidige instellingen van de menu-items
van het bedieningspaneel weer.
G
EBRUIK
VAN
HET
BEDIENINGSPANEEL
5.7
5
Het menu Page Layout
Gebruik het menu Page Layout om alle instellingen in verband
met uitvoer te definiëren.
(*: de standaardinstelling)
Demo Page
Op de demopagina kunt u controleren of
uw printer naar behoren werkt.
Connection Pg
De Verbindingspagina wordt afgedrukt
met de huidige netwerkinstellingen als u
een Phaser 6100DN-printer gebruikt.
Item Verklaring
Duplex
Als u op beide zijden van het papier wilt
afdrukken, kiest u de zijde als volgt.
Long Edge
: Spiegelt over de lange zijde.
Drukt pagina's af in boekvorm.
Short Edge
: Spiegelt over de korte zijde.
Drukt pagina's af zodat u ze kunt omslaan
als bij een flip-over.
Selecteer
Off
om op één zijde van het
papier af te drukken.
Item Verklaring
Opties: Off*, Long Edge, Short Edge
Lange zijde in de
afdrukstand Staand
Lange zijde in de
afdrukstand Liggend
25
3
2
5
3
2
5
3
2
5
3
Korte zijde in de
afdrukstand Liggend
Korte zijde in de
afdrukstand Staand
G
EBRUIK
VAN
HET
BEDIENINGSPANEEL
5.8
Het menu Color
In dit menu kunt u de kleurinstelling aanpassen.
Duplex Margin
In dit menu kunt u de marges instellen voor
dubbelzijdig afdrukken. U kunt de waarde
verhogen of verlagen in stappen van
0,1mm.
Top Margin
: Stelt de bovenmarge in, van
0,0mm tot 9,9mm.
Left Margin
: Stelt de linkermarge in, van
0,0mm tot 9,9mm.
Short Binding
: Stelt de ondermarge van
de achterkant van de pagina in voor korte
binding, van 0,0 mm tot 10 mm.
Binding position: In de afdrukstand Staand
wordt deze weergegeven in de bovenste
regel van de pagina. In de afdrukstand
Liggend wordt deze weergegeven aan de
rechterkant van de pagina.
Long Binding
: Stelt de rechtermarge van
de achterkant van de pagina in voor lange
binding, van 0,0 mm tot 22 mm.
Binding position: In de afdrukstand Staand
wordt deze weergegeven aan de linkerkant
van de pagina. In de afdrukstand Liggend
wordt deze weergegeven in de bovenste
regel van de pagina.
Item Verklaring
Calibration
Met dit menu-item kunt u de printer
kalibreren voor de best mogelijke
kleurenprinterkwaliteit.
Off
. De printer wordt gekalibreerd door de
standaardinstelling.
Auto
: De printer wordt automatisch
gekalibreerd voor de best mogelijke
afdrukkwaliteit voor documenten in kleur.
Run Now
: De printer wordt handmatig
gekalibreerd.
Item Verklaring
Opties: Off, Auto*, Run Now
G
EBRUIK
VAN
HET
BEDIENINGSPANEEL
5.9
5
Het menu Printer Setup
Gebruik het menu Printer Setup om een waaier van
printerfuncties te configureren.
(*: de standaardinstelling)
Custom Color
Met dit item kunt u een specifiek
kleurcontrast afzonderlijk aanpassen.
CMYK:
Hiermee kunt u het contrast van
de toner in elke tonercassette aanpassen.
Default
: De kleuren worden automatisch
geoptimaliseerd.
Manual Adjust
: Hiermee kunt u het
geselecteerde kleurencontrast voor elke
cassette handmatig aanpassen.
Opmerking
: Gebruik de instelling
Default
voor de beste kleurenkwaliteit.
Item Verklaring
Language
De instelling Language bepaalt de taal van
de tekst die op het display van het
bedieningspaneel verschijnt en de informatie
die wordt afgedrukt.
Pwr Save Time
Stel in hoe lang de printer moet wachten
voordat hij overschakelt naar de
energiebesparende modus (als Power Save is
ingeschakeld).
Item Verklaring
Opties: English*, German, French, Italian,
Spanish, Russian
Opties: 30 Minutes, 45 Minutes, 60 Minutes,
120 Minutes*
G
EBRUIK
VAN
HET
BEDIENINGSPANEEL
5.10
Auto Continue
Dit item bepaalt of de printer al dan niet
doorgaat met afdrukken als hij papier
detecteert dat niet overeenstemt met uw
papierinstelling.
Off
. Als het papier niet overeenstemt met
de papierinstelling, blijft het bericht op het
display en blijft de printer off line tot u het
juiste papier invoert.
On
. Als het papier niet overeenstemt met
de papierinstelling, wordt een foutbericht
weergegeven. De printer schakelt voor 30
seconden over op off line, wist vervolgens
het bericht en gaat dan door met
afdrukken.
Jam Recovery
Dit item bepaalt hoe de printer reageert op
een papierstoring.
Off
. De printer drukt pagina's niet opnieuw
af. Met deze instelling kunt u de
afdrukprestaties verhogen.
On
. De printer drukt pagina's automatisch
opnieuw af nadat u de papierstoring hebt
verholpen.
Altitude Adj.
U kunt de afdrukkwaliteit optimaliseren
afhankelijk van de hoogte waarop u zich
bevindt.
Power Save
Als de printer gedurende een langere periode
geen gegevens ontvangt, wordt het
stroomverbruik automatisch verlaagd als de
energiespaarstand ingeschakeld is.
Reset Defaults
In dit menu kunt u de
standaardfabrieksinstellingen van de printer
opnieuw instellen.
Item Verklaring
Opties: Off, On*
Opties: Off*, On
Opties: Low*, High
Opties:On*, Off
G
EBRUIK
VAN
HET
BEDIENINGSPANEEL
5.11
5
Het menu Maintenance
Gebruik het menu Maintenance voor onderhoud van de
tonercassettes en andere verbruiksartikelen.
Item Verklaring
Check Toner
Hiermee kunt u controleren hoeveel toner er
overblijft in elke tonercassette.
Check Others
Imaging Unit
: Hiermee kunt u controleren
hoeveel afbeeldingen er zijn afgedrukt sinds
de afbeeldingenteller het laatst op nul werd
gezet. Zie pagina 6.14.
Transfer Belt
: Hiermee kunt u controleren
hoeveel afbeeldingen er zijn afgedrukt sinds
de afbeeldingenteller het laatst op nul werd
gezet. Zie pagina 6.22.
Fuser, Transfer Roll:
Hiermee kunt u
controleren hoeveel pagina's er in totaal zijn
afgedrukt en de totale telling opnieuw
instellen nadat de fuser of de transportrol is
vervangen.
MPT Roller, Tray 1 Roller, Tray 2
Roller:
Hier kunt u het totale aantal
afbeeldingen controleren dat uit elke lade
werd aangevoerd.
Low Warning
Dit item bepaalt hoe de printer reageert als de
verbruiksartikelen bijna op zijn.
Off
. De printer geeft het
waarschuwingsbericht niet weer.
On
.
De printer geeft het
waarschuwingsbericht weer.
Cleaning Page
Hiermee kunt u een pagina afdrukken
waardoor de fusereenheid in de printer wordt
gereinigd.
Registration
Hiermee kunt u een kleurenpagina afdrukken
voor registratie.
Primary Color
Hiermee kunt u een testpagina afdrukken met
4x4 kleurenstaven.
All Color Page
Hiermee kunt u een primaire en secundaire
testpagina afdrukken.
Cyan Solid
Hiermee kunt u een testpagina afdrukken in
100% effen cyaan.
Magenta Solid
Hiermee kunt u een testpagina afdrukken in
100% effen magenta.
Yellow Solid
Hiermee kunt u een testpagina afdrukken in
100% effen geel.
Black Solid
Hiermee kunt u een testpagina afdrukken in
100% effen zwart.
G
EBRUIK
VAN
HET
BEDIENINGSPANEEL
5.12
Het menu Network Setup
In dit menu kunt u de netwerkinterfacekaart configureren die in
uw printer is geïnstalleerd, afhankelijk van de configuratie van
het netwerk.
(*: de standaardinstelling)
Item Verklaring
Configure TCP
Stelt in of u het netwerk al dan niet
handmatig wilt configureren. Als u Ja
selecteert, kunt u de instellingen voor het IP-
adres configureren.
Als u Ja selecteert, verschijnt het menu IP-
bron met de volgende opties:
BOOTP
DHCP
Static
Zie de tabel IP-bron voor meer informatie
over de opties BOOTP, DHCP en Statisch.
Enable AppleTK
Dit item schakelt AppleTalk in.
Reset Network
Dit item start de netwerkinterfacekaart
opnieuw op. Selecteer
Reset Now
om
opnieuw op te starten.
Reset Defaults
Dit item stelt de standaardwaarden opnieuw
in en stelt de netwerkconfiguratieparameters
opnieuw in op de fabrieksinstellingen.
Opties:Yes*, No
Opties:Yes, No*
Opties:Yes, No
G
EBRUIK
VAN
HET
BEDIENINGSPANEEL
5.13
5
IP-bron
Het menu IP Source biedt drie methoden voor het instellen van
een IP-adres:
Statisch
De menuoptie Static biedt drie methoden om handmatig een
IP-adres in te voeren:
Item Verklaring
BOOTP
BOOTP
: De BOOTP-server wijst het IP-
adres automatisch toe.
DHCP
DHCP: De DHCP-server wijst het IP-adres
automatisch toe.
Static
Static:
U kunt handmatig een IP-adres,
subnetmasker en gateway invoeren.
Zie de tabel
Static
voor informatie over het
handmatig invoeren van een IP-adres.
Item Verklaring
IP Address
Met dit item kunt u het IP-adres handmatig
invoeren.
Druk op de bladertoets om de waarde van
de eerste byte in te stellen tussen 1 en
255, en druk vervolgens op de toets
OK
.
Stel de waarde voor de tweede tot de
vierde byte op dezelfde wijze in.
Subnet Mask
Met dit item kunt u het subnetmasker
handmatig invoeren.
Druk op de bladertoets om de waarde van
de eerste byte in te stellen tussen 1 en
255, en druk vervolgens op de toets
Enter
.
Stel de waarde voor de tweede tot de
vierde byte op dezelfde wijze in.
Gateway
Met dit item kunt u de gateway handmatig
invoeren.
Druk op de bladertoets om de waarde van
de eerste byte in te stellen tussen 1 en
255, en druk vervolgens op de toets
Enter
.
Stel de waarde voor de tweede tot de
vierde byte op dezelfde wijze in.
G
EBRUIK
VAN
HET
BEDIENINGSPANEEL
5.14
MEMO
6
Dit hoofdstuk biedt informatie voor het onderhoud van uw
printer en suggesties voor afdrukken van hoge kwaliteit en
energiebesparing.
In dit hoofdstuk vindt u:
Een configuratiepagina afdrukken
De verbruiksartikelen vervangen
Beheer van de tonercassettes
De tonercassettes vervangen
De cassette voor gebruikte toner vervangen
De beeldeenheid vervangen
De transportriem vervangen
De printer reinigen
Vervangingsonderdelen
ONDERHOUD VAN UW PRINTER
O
NDERHOUD
VAN
UW
PRINTER
6.2
Een configuratiepagina afdrukken
U kunt een configuratiepagina afdrukken vanuit het
bedieningspaneel van de printer. Gebruik de configuratiepagina
om de huidige instellingen weer te geven, problemen te helpen
oplossen of de installatie van opties te controleren.
Om de configuratiepagina af te drukken:
1
Druk in de modus Gereed op de toets Menu ( ) op het
bedieningspaneel tot 'Information' verschijnt op de
onderste regel van het display.
2
Druk op de toets OK ( ) om het menu te openen.
3
Druk op de toets OK ( ) wanneer ‘Config page’ op de
onderste regel verschijnt.
De configuratiepagina wordt afgedrukt.
O
NDERHOUD
VAN
UW
PRINTER
6.3
6
De verbruiksartikelen vervangen
Af en toe moet u de volgende items vervangen om topprestaties
te garanderen en problemen met de afdrukkwaliteit te
vermijden. Raadpleeg de onderstaande tabel:
Item(s)
Bericht van de
printer
Afgedrukte
pagina's
Zie
pagin
a
Zwarte
tonercassette
Replace
Black Toner
3.000 pagina's
*
(standaardcapaci
teit)
*Gemiddelde telling van pagina's in A4-/Letter-formaat op basis van
5% dekking van afzonderlijke kleuren op elke pagina.
Gebruiksvoorwaarden en afdrukpatronen kunnen leiden tot
variërende resultaten.
6.8.
7.000 pagina's
(hoge capaciteit)
6.8.
Kleurentonercas
settes
Replace
[Color] Toner
2.000 pagina's
*
(standaardcapaci
teit)
6.8.
5.000 pagina's
(hoge capaciteit)
6.8.
Cassette voor
gebruikte toner
Waste Box Full/
Not Install
3.000 tot 5.000
pagina's
**
6.11.
Beeldeenheid
Replace
Imaging Unit
50.000
afbeeldingen
**
6.14.
Transportriem
Replace
Transfer Belt
50.000
afbeeldingen
**
**Afbeeldingstellingen worden gebaseerd op één kleur op elke pagina.
Als u documenten afdrukt in ware kleuren (cyaan, magenta, geel,
zwart), is 1 pagina gelijk aan 4 afbeeldingen, en worden deze drie
items verlaagd tot 25% van de aangegeven waarde.
6.22.
Fuser
Replace
Fuser
100.000
monochrome
pagina's
50.000 pagina's
in kleur
Transportrol
Replace
Transfer Roller
50.000 pagina's
O
NDERHOUD
VAN
UW
PRINTER
6.4
Beheer van de tonercassettes
Opslag van de tonercassette
Voor een optimaal resultaat van de tonercassette, dient u de
volgende richtlijnen te onthouden:
• Neem de tonercassettes pas uit hun verpakking op het
moment dat u klaar bent om ze te gebruiken.
• Vul de tonercassettes niet opnieuw. De printergarantie
dekt geen schade die is veroorzaakt door het gebruik
van een nagevulde cassette.
• Bewaar de tonercassettes in dezelfde omgeving als de printer.
• Om schade aan de tonercassettes te voorkomen, mag u ze
niet meer dan enkele minuten blootstellen aan licht.
Verwachte gebruiksduur van de
tonercassettes
De gebruiksduur van de tonercassette is afhankelijk van de
hoeveelheid toner die nodig is voor uw afdruktaken. Als u tekst
afdrukt met een dekking van 5%, kunt u een tonercassette met
hoge capaciteit gebruiken voor gemiddeld 7.000 pagina's voor
zwart, en 5.000 pagina's voor elke kleur. Met de tonercassette
van standaardcapaciteit die met de printer wordt geleverd, kunt
u gemiddeld 3.000 pagina's afdrukken voor zwart, en 2.000
pagina's voor elke kleur.
U kunt de verwachte gebruiksduur op elk moment verifiëren
door het tonerniveau te controleren. Zie onder.
De resterende toner controleren
U kunt het niveau van de resterende toner in elke cassette
controleren.
1
Druk in de modus Gereed op de toets Menu ( ) op het
bedieningspaneel tot 'Maintenance' verschijnt op de
onderste regel van het display.
2
Druk op de toets OK ( ) om het menu te openen.
3
Als ‘Check Toner’ verschijnt op de onderste regel, drukt u
op de toets OK ( ).
4
Druk op een van de bladertoetsen ( of ) tot op de
onderste regel de kleur van de tonercassette die u wilt
controleren verschijnt.
O
NDERHOUD
VAN
UW
PRINTER
6.5
6
5
Druk op de toets OK ( ).
Het display geeft het percentage van de resterende toner
weer.
De toner opnieuw verdelen
Als een tonercassette bijna leeg is, kunnen mogelijk lichte of
grijze gebieden worden afgedrukt. Het is ook mogelijk dat
afbeeldingen in kleur niet de juiste kleuren hebben omdat de
tonerkleuren onjuist worden gemengd als een van de
kleurentonercassettes bijna leeg is. 'Ready [Color] Low Toner'
verschijnt op het display. De printer kan doorgaan met
afdrukken met de huidige tonercassette tot op het
bedieningspaneel het bericht verschijnt dat de cassette moet
worden vervangen.
U kunt de afdrukkwaliteit tijdelijk verbeteren door de toner
opnieuw te verdelen. Het display van het bedieningspaneel
vertelt u voor welke kleurencassette de toner bijna op is.
1
Open de linkerklep A volledig met behulp van de greep tot
deze een rechte hoek vormt met het hoofdframe en de
tonercassettes worden uitgeworpen.
O
NDERHOUD
VAN
UW
PRINTER
6.6
2
Trek eerst voorzichtig aan de greep en verwijder vervolgens
de gebruikte tonercassette.
WAARSCHUWING
: Als u de linkerklep A gedurende enkele
minuten open laat, kan de beeldeenheid worden blootgesteld aan
licht. Dit veroorzaakt schade aan de beeldeenheid.
3
Neem beide zijden van de tonercassette vast en rol de
cassette voorzichtig van links naar rechts om de toner
opnieuw te verdelen.
OPMERKING
:
Krijgt u per ongeluk toner op uw kleding, veeg de
toner dan af met een droge doek en was uw kleding in koud water.
Warm water zorgt ervoor dat de toner zich aan de kleding hecht.
O
NDERHOUD
VAN
UW
PRINTER
6.7
6
4
Schuif de tonercassette weer in de printer.
5
Sluit de linkerklep A. Zorg ervoor dat de klep goed vastklikt.
Controleer of u de tonercassette juist hebt geïnstalleerd. Als
de tonercassettes niet juist zijn geïnstalleerd, kan de
linkerklep niet goed worden gesloten. Oefen nooit kracht uit
om de klep te sluiten.
O
NDERHOUD
VAN
UW
PRINTER
6.8
De tonercassettes vervangen
De printer gebruikt vier kleuren en heeft voor elke kleur een
verschillende tonercassette: cyaan (C), magenta (M), geel (Y)
en zwart (K).
Vervang een tonercassette als op het display van het
bedieningspaneel het bericht ‘Replace [Color] Toner’ wordt
weergegeven. Het display van het bedieningspaneel geeft aan
welke kleur moet worden vervangen.
1
Zet de printer uit en wacht enkele minuten tot de printer is
afgekoeld.
2
Open de linkerklep A volledig met behulp van de greep tot
deze een rechte hoek vormt met het hoofdframe en de
tonercassettes worden uitgeworpen.
3
Trek eerst voorzichtig aan de greep en verwijder vervolgens
de gebruikte tonercassette.
WAARSCHUWING
: Als u de linkerklep A gedurende enkele
minuten open laat, kan de beeldeenheid worden blootgesteld aan
licht. Dit veroorzaakt schade aan de beeldeenheid. Sluit de
bovenklep en de linkerklep A als de installatie om een willekeurige
reden moet worden stopgezet.
O
NDERHOUD
VAN
UW
PRINTER
6.9
6
4
Neem een nieuwe tonercassette uit de verpakking.
WAARSCHUWING
: Gebruik geen scherpe voorwerpen, zoals een
schaar of een mes, om de verpakking van de tonercassette te
openen. U zou het oppervlak van de tonercassette kunnen
beschadigen.
5
Neem beide zijden van de tonercassette vast en rol de
cassette voorzichtig van links naar rechts om de toner te
verdelen.
6
Plaats de tonercassette op een effen oppervlak zoals
weergegeven, en verwijder het papier rond de
tonercassette door de tape te verwijderen. Werp het papier
en de tape weg.
OPMERKING
:
Krijgt u per ongeluk toner op uw kleding, veeg de
toner dan af met een droge doek en was uw kleding in koud water.
Warm water zorgt ervoor dat de toner zich aan de kleding hecht.
O
NDERHOUD
VAN
UW
PRINTER
6.10
7
Controleer of de kleur van de tonercassette overeenstemt
met de kleursleuf en schuif de nieuwe tonercassette
vervolgens in de printer. Neem de cassette in beide handen
om ze in de sleuf te plaatsen. Houd vervolgens de greep
vast om de cassette naar binnen te schuiven.
Hoewel u de tonercassettes correct installeert, schuiven de
zwarte en gele tonercassettes niet volledig naar binnen. Als
u de linkerklep sluit, schuiven ze op hun plaats.
8
Sluit de linkerklep A. Zorg ervoor dat de klep goed vastklikt
en zet de printer vervolgens aan.
Controleer of u de tonercassette juist hebt geïnstalleerd. Als
de tonercassettes niet juist zijn geïnstalleerd, kan de
linkerklep niet goed worden gesloten. Oefen nooit kracht uit
om de klep te sluiten.
O
NDERHOUD
VAN
UW
PRINTER
6.11
6
De cassette voor gebruikte toner
vervangen
Vervang de cassette voor gebruikte toner wanneer op het
bedieningspaneel het bericht 'Waste Box Full/Not Install' wordt
weergegeven.
1
Ontgrendel de voorklep door even te drukken op de holtes
aan de bovenkant en vervolgens los te laten.
2
Duw de slothendel naar boven en verwijder de cassette
voor gebruikte toner.
WAARSCHUWING
: Leg de cassette voor gebruikte toner op een
effen oppervlak, zodat u geen toner morst.
O
NDERHOUD
VAN
UW
PRINTER
6.12
3
Verwijder de dopjes van de container, die zijn bevestigd
zoals hieronder weergegeven, en gebruik ze om de cassette
voor gebruikte toner af te sluiten.
4
Neem een nieuwe cassette voor gebruikte toner uit de
verpakking.
5
Schuif de onderkant van de nieuwe container op zijn plaats
en duw hem naar binnen zodat hij op zijn plaats komt te
zitten.
6
Zorg ervoor dat de slothendel de container vergrendelt.
O
NDERHOUD
VAN
UW
PRINTER
6.13
6
7
Sluit de voorklep. Controleer of de klep goed vergrendeld is.
8
Open de linkerklep A volledig met behulp van de greep tot
deze een rechte hoek vormt met het hoofdframe en de
tonercassettes worden uitgeworpen.
9
Sluit de linkerklep A stevig.
O
NDERHOUD
VAN
UW
PRINTER
6.14
De beeldeenheid vervangen
De gebruiksduur van de beeldeenheid bedraagt ongeveer
50.000 afbeeldingen. Vervang de beeldeenheid wanneer op het
bedieningspaneel van de printer het bericht 'Replace Imaging
Unit' wordt weergegeven.
1
Zet de printer uit en wacht enkele minuten tot de printer is
afgekoeld.
2
Open de linkerklep A volledig met behulp van de greep tot
deze een rechte hoek vormt met het hoofdframe en de
tonercassettes worden uitgeworpen.
WAARSCHUWING
: Als de linkerklep A niet volledig open is, kunt
u de ontgrendelknop van de bovenklep niet indrukken.
O
NDERHOUD
VAN
UW
PRINTER
6.15
6
3
Druk op de ontgrendelknop van de bovenklep om bovenklep
B te ontgrendelen en open deze volledig.
4
Trek de slothendels aan elke zijde naar u toe, zoals
hieronder weergegeven, om de transportriem te
ontgrendelen.
O
NDERHOUD
VAN
UW
PRINTER
6.16
5
Til de transportriem aan de greep uit de printer door deze
voorzichtig naar de linkerkant van de printer te trekken.
Plaats hem op een schone, effen ondergrond.
6
Neem de gebruikte beeldeenheid vast aan de greep en til de
beeldeenheid uit de printer.
O
NDERHOUD
VAN
UW
PRINTER
6.17
6
7
Neem een nieuwe beeldeenheid vast aan de greep en
verwijder deze uit de verpakking.
8
Verwijder het papier rond de beeldeenheid door de tape
onder de greep van de beeldeenheid te verwijderen.
WAARSCHUWINGEN
:
Gebruik geen scherpe voorwerpen zoals een mes of een schaar
om de verpakking van de beeldeenheid te openen of om de tape
van de papieren bescherming te verwijderen. U zou het
oppervlak van de beeldeenheid kunnen beschadigen.
Stel de beeldeenheid niet langer dan enkele minuten bloot aan
licht, om schade te vermijden. Dek indien nodig af met zwart
papier.
Sluit de bovenklep en de linkerklep A als de installatie om een
willekeurige reden moet worden stopgezet.
Raak het oppervlak van de groene rol op de beeldeenheid niet
aan, anders kunnen er problemen optreden met de
afdrukkwaliteit.
9
Kijk waar zich in de printer de twee bevestigingspunten
voor de beeldeenheid bevinden.
O
NDERHOUD
VAN
UW
PRINTER
6.18
10
Houd de greep van de nieuwe beeldeenheid vast met de
groene rol naar u toe. Aligneer de beeldeenheid met de
sleuven in uw printer zodat de kleuren aan beide zijden van
de beeldeenheid in de overeenkomstige kleuren van de
sleuven glijden.
WAARSCHUWING
:
Schuif de beeldeenheid voorzichtig naar
binnen zodat u het oppervlak van de groene rol niet bekrast of
beschadigt.
11
Schuif de beeldeenheid zo ver mogelijk naar beneden in de
printer en vouw de greep omlaag.
O
NDERHOUD
VAN
UW
PRINTER
6.19
6
12
Om de transportriem te vervangen, houdt u de greep vast
en aligneert u deze met de sleuven aan beide zijden in uw
printer.
WAARSCHUWING
: Draai de transportriem niet om. Als u dit wel
doet, kunt u toner morsen.
13
Schuif de transportriem naar beneden in de printer en druk
hem stevig op zijn plaats.
O
NDERHOUD
VAN
UW
PRINTER
6.20
14
Duw de slothendels aan elke zijde stevig in de richting van
bovenklep B, zoals hieronder weergegeven, om de
transportriem op zijn plaats te vergrendelen.
15
Zorg ervoor dat de linkerklep A open is, en sluit de
bovenklep B. Controleer of hij goed vergrendeld is.
WAARSCHUWING
: Tracht niet de linkerklep A te sluiten terwijl
bovenklep B open is. Hierdoor kunt u de printer beschadigen.
O
NDERHOUD
VAN
UW
PRINTER
6.21
6
16
Sluit de linkerklep A stevig.
17
Zet de printer aan.
O
NDERHOUD
VAN
UW
PRINTER
6.22
De transportriem vervangen
De gebruiksduur van de transportriem bedraagt ongeveer
50.000 afbeeldingen. Vervang de transportriem als op het
bedieningspaneel het bericht ‘Replace Transfer Belt’ wordt
weergegeven.
Om de transportriem te vervangen:
1
Zet de printer uit en wacht enkele minuten tot de printer is
afgekoeld.
2
Open de linkerklep A volledig met behulp van de greep tot
deze een rechte hoek vormt met het hoofdframe en de
tonercassettes worden uitgeworpen.
WAARSCHUWING
: Als de linkerklep A niet volledig open is, kunt
u de ontgrendelknop van de bovenklep niet indrukken.
O
NDERHOUD
VAN
UW
PRINTER
6.23
6
3
Druk op de ontgrendelknop van de bovenklep om bovenklep
B te ontgrendelen en open deze volledig.
4
Trek de slothendels aan elke zijde naar u toe, zoals
hieronder weergegeven, om de transportriem te
ontgrendelen.
O
NDERHOUD
VAN
UW
PRINTER
6.24
5
Til de gebruikte transportriem aan de greep uit de printer
door deze voorzichtig naar de linkerkant van de printer te
trekken.
WAARSCHUWING
: Houd de transportriem waterpas en draai
hem niet om, anders kan losse toner worden gemorst.
6
Neem een nieuwe transportriem uit de verpakking.
7
Verwijder het papier rond de transportriem door de tape
onder de greep van de transportriem te verwijderen.
WAARSCHUWING
:
Gebruik geen scherpe voorwerpen, zoals een
schaar of een mes, om de verpakking van de transportriem te
openen. U zou het oppervlak van de transportriem kunnen
beschadigen.
O
NDERHOUD
VAN
UW
PRINTER
6.25
6
8
Knijp de spanningshendels aan beide zijden van de
transportriem samen. Trek ze vervolgens naar buiten, zoals
hieronder weergegeven.
9
Kijk waar zich in de printer de twee bevestigingspunten
voor de transportriem bevinden.
WAARSCHUWING
:
Stel de beeldeenheid niet langer dan enkele
minuten bloot aan licht, om schade te vermijden.Sluit de
bovenklep en de linkerklep A als de installatie om een willekeurige
reden moet worden stopgezet.
O
NDERHOUD
VAN
UW
PRINTER
6.26
10
Houd de greep van de nieuwe transportriem vast en
aligneer deze met de sleuven aan beide zijden in uw printer.
WAARSCHUWING
: Houd de transportriem waterpas en draai
hem niet om, anders kan losse toner worden gemorst.
11
Schuif de nieuwe transportriem naar beneden in de printer
en druk hem stevig op zijn plaats.
O
NDERHOUD
VAN
UW
PRINTER
6.27
6
12
Duw de slothendels aan elke zijde stevig in de richting van
bovenklep B, zoals hieronder weergegeven, om de
transportriem op zijn plaats te vergrendelen.
13
Zorg ervoor dat de linkerklep A open is, en sluit de
bovenklep B. Controleer of hij goed vergrendeld is.
WAARSCHUWING
: Tracht niet de linkerklep A te sluiten terwijl
bovenklep B open is. Hierdoor kunt u de printer beschadigen.
O
NDERHOUD
VAN
UW
PRINTER
6.28
14
Sluit de linkerklep A stevig.
15
Zet de printer aan.
O
NDERHOUD
VAN
UW
PRINTER
6.29
6
De printer reinigen
Uw printer vereist weinig ander onderhoud dan periodieke
reiniging, om de afdrukkwaliteit te handhaven. Zie de volgende
opties voor methoden die u kunt gebruiken als u uw printer
reinigt:
Een reinigingspagina afdrukken
De buitenkant van de printer reinigen
De laserscannereenheid (LSU) in de printer reinigen
De binnenkant van de printer reinigen
Een reinigingspagina afdrukken
U kunt een fuserreinigingsvel afdrukken. Hierdoor wordt de
fusereenheid in de printer gereinigd.
Dit proces produceert een pagina met tonerresten, die u moet
weggooien.
1
Zorg ervoor dat de printer aan staat in de modus Gereed en
dat de lade papier bevat.
2
Druk in de modus Gereed op de toets Menu ( ) van het
bedieningspaneel tot 'Maintenance' verschijnt op de
onderste regel van het display.
3
Druk op de toets OK ( ) om het menu te openen.
4
Druk op een van de bladertoetsen ( of ) tot ‘Cleaning
Page’ wordt weergegeven.
5
Druk op de toets OK ( ).
Het bericht ‘Cleaning Now’ verschijnt op het display en uw
printer drukt automatisch het reinigingsvel met stof of
tonerdeeltjes af.
De buitenkant van de printer reinigen
Reinig de behuizing van de printer met een zachte, pluisvrije
doek. U kunt de doek lichtjes bevochtigen met water, maar zorg
ervoor dat u geen water op of in de printer laat druppelen.
WAARSCHUWING
: Als u de behuizing van de printer reinigt met
reinigingsmiddelen die grote hoeveelheden alcohol, oplosmiddel of
andere sterke substanties bevatten, kan dit verkleuring van of
barsten in de behuizing veroorzaken.
O
NDERHOUD
VAN
UW
PRINTER
6.30
De laserscannereenheid (LSU) in de printer
reinigen
OPMERKING
: Reinig de laserscannereenheid als u de deeltjes
papier, toner en stof in de printer verwijdert.
Open en sluit de linkerklep A om de laserscannereenheid in de
printer automatisch te reinigen.
1
Open de linkerklep A volledig met behulp van de greep tot
deze een rechte hoek vormt met het hoofdframe en de
tonercassettes worden uitgeworpen.
2
Sluit de linkerklep A stevig.
OPMERKING
: Herhaal deze procedure zo vaak als nodig om de
laserscannereenheid te reinigen.
O
NDERHOUD
VAN
UW
PRINTER
6.31
6
De binnenkant van de printer reinigen
OPMERKING
:
Als u de binnenkant van de printer reinigt, zorg er
dan voor dat u de transportrol onder de tonercassette niet
aanraakt. Vingerafdrukken kunnen problemen met de
afdrukkwaliteit veroorzaken.
1
Zet de printer uit en trek het netsnoer uit het stopcontact.
Wacht vervolgens enkele minuten tot de printer is
afgekoeld.
2
Open de linkerklep A volledig met behulp van de greep tot
deze een rechte hoek vormt met het hoofdframe en de
tonercassettes worden uitgeworpen.
WAARSCHUWING
: Als de linkerklep A niet volledig open is, kunt
u de ontgrendelknop van de bovenklep niet indrukken.
O
NDERHOUD
VAN
UW
PRINTER
6.32
3
Trek eerst voorzichtig aan de greep, neem de
tonercassettes vast en verwijder ze uit de printer. Plaats ze
op een schone, effen ondergrond.
4
Druk op de ontgrendelknop van de bovenklep om bovenklep
B te ontgrendelen en open deze volledig.
WAARSCHUWING
: Als u de linkerklep A gedurende enkele
minuten open laat, kan de beeldeenheid worden blootgesteld aan
licht. Dit veroorzaakt schade aan de beeldeenheid. Sluit de
bovenklep en de linkerklep A als de installatie om een willekeurige
reden moet worden stopgezet.
O
NDERHOUD
VAN
UW
PRINTER
6.33
6
5
Trek de slothendels aan elke zijde naar u toe, zoals
hieronder weergegeven, om de transportriem te
ontgrendelen.
6
Til de transportriem aan de greep uit de printer door deze
voorzichtig naar de linkerkant van de printer te trekken.
Plaats hem op een schone, effen ondergrond.
O
NDERHOUD
VAN
UW
PRINTER
6.34
7
Neem de gebruikte beeldeenheid vast aan de greep en til de
beeldeenheid uit de printer. Plaats ze op een schone, effen
ondergrond.
WAARSCHUWINGEN
:
Stel de beeldeenheid niet langer dan enkele minuten bloot
aan licht, om schade te vermijden. Dek indien nodig af met
zwart papier.
Sluit de bovenklep en de linkerklep A als de installatie om een
willekeurige reden moet worden stopgezet.
Raak het oppervlak van de groene rol op de beeldeenheid niet
aan, anders kunnen er problemen optreden met de
afdrukkwaliteit.
8
Bekijk de binnenkant van de printer. Verwijder stof,
papierdeeltjes en gemorste toner met een vochtige,
pluisvrije doek.
O
NDERHOUD
VAN
UW
PRINTER
6.35
6
9
Schuif de beeldeenheid weer in de printer. Let op dat u een
klik hoort, en vouw de greep vervolgens omlaag. Voor meer
informatie verwijzen we naar stappen 9 tot 10 op
pagina 6.17.
WAARSCHUWING
: Plaats de beeldeenheid voorzichtig terug
zodat u het oppervlak van de groene rol op de beeldeenheid niet
bekrast of beschadigt.
10
Schuif de transportriem weer in de printer. Druk stevig aan
zodat hij goed op zijn plaats zit. Voor meer informatie
verwijzen we naar stappen 9 tot 10 op pagina 6.25.
WAARSCHUWING
: Houd de transportriem waterpas en draai
hem niet om, anders kan losse toner worden gemorst.
O
NDERHOUD
VAN
UW
PRINTER
6.36
11
Duw de slothendels aan elke zijde stevig in de richting van
bovenklep B, zoals hieronder weergegeven, om de
transportriem op zijn plaats te vergrendelen.
12
Zorg ervoor dat de linkerklep A open is, en sluit de
bovenklep B. Controleer of hij goed vergrendeld is.
WAARSCHUWING
: Tracht niet de linkerklep A te sluiten terwijl
bovenklep B open is. Hierdoor kunt u de printer beschadigen.
O
NDERHOUD
VAN
UW
PRINTER
6.37
6
13
Kijk in de printer aan de rechterkant om de kleuren te zien
van de tonercassettes die overeenstemmen met de kleur
van de sleuf.
14
Schuif elke tonercassette in de overeenstemmende positie
in de volgorde cyaan, magenta, geel en zwart. Neem de
cassette in beide handen om ze in de sleuf te plaatsen.
Houd vervolgens de greep vast om de cassette naar binnen
te schuiven.
Hoewel u de tonercassettes juist hebt geïnstalleerd,
schuiven de zwarte en gele tonercassettes niet volledig naar
binnen. Als u de linkerklep sluit, schuiven ze op hun plaats.
C
M
Y
K
Zwart
Geel
Magenta
Cyaan
M
Y
K
C
Hier
vastnemen.
O
NDERHOUD
VAN
UW
PRINTER
6.38
15
Sluit de linkerklep A. Zorg ervoor dat de klep goed is
vergrendeld.
Als u de tonercassettes niet juist hebt geïnstalleerd, wordt
de linkerklep A niet goed gesloten. Controleer opnieuw om
na te gaan of alle kleuren overeenstemmen. Oefen nooit
kracht uit om de klep te sluiten.
16
Sluit het netsnoer aan en zet de printer aan.
Vervangingsonderdelen
Af en toe dient u de transportrol en de fusereenheid te
vervangen om de uitstekende prestaties te vrijwaren en
problemen te vermijden met de afdrukkwaliteit en de
papierinvoer die het gevolg zijn van versleten onderdelen.
Als u reserveonderdelen wilt kopen, neemt u contact op met uw
Xerox-verkoper, of zie Bijlage G voor de website van Xerox.
7
Dit hoofdstuk biedt nuttige informatie over wat u moet doen
als er tijdens het gebruik van uw printer een fout optreedt.
In dit hoofdstuk vindt u:
Problemen oplossen Checklist
Algemene afdrukproblemen oplossen
Papierstoringen verhelpen
Problemen met de afdrukkwaliteit oplossen
Verklaring van berichten op het display
Gebruikelijke Windows-problemen
Gebruikelijke Macintosh-problemen
Gebruikelijke Linux-problemen
PROBLEMEN OPLOSSEN
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
7.2
Problemen oplossen Checklist
Als de printer niet behoorlijk werkt, kunt u de informatie op deze
pagina gebruiken om het probleem op te lossen.
Controleer Oplossing
Controleer of de toets
On Line/Continue
op
het bedieningspaneel groen
is, en of op het display het
bericht 'Ready' wordt
weergegeven.
Als het lampje van de toets uit is, controleert u de
netsnoeraansluiting. Controleer de aan/uit-schakelaar.
Controleer de stroombron door de stekker in een ander
stopcontact te steken.
Als het lampje van de toets oranje is, controleert u het
bericht op het display en gaat u naar “Verklaring van
berichten op het display” op pagina 7.25.
Druk een demopagina af
om te controleren of de
printer op de juiste wijze
papier invoert.
Als er geen demopagina wordt afgedrukt, controleert u
het papier in de papierlade.
Als het papier in de printer vastloopt, gaat u naar
“Papierstoringen verhelpen” op pagina 7.6.
Als er een foutbericht op het display verschijnt, gaat u
naar “Verklaring van berichten op het display” op
pagina 7.25.
Controleer de demopagina
om te zien of deze juist werd
afgedrukt.
Als er een probleem is met de afdrukkwaliteit, gaat u naar
“Problemen met de afdrukkwaliteit oplossen” op
pagina 7.21.
Druk een kort document af
vanuit een
softwaretoepassing om te
controleren of de computer
en de printer zijn
aangesloten en juist
communiceren.
Als de pagina niet wordt afgedrukt, controleert u de
kabelverbinding tussen de printer en de computer.
Controleer de afdrukwachtrij of de afdrukspooler om na
te gaan of het afdrukken is onderbroken.
Controleer de softwaretoepassing om te controleren of u
het juiste printerstuurprogramma en de juiste
communicatiepoort gebruikt. Als het afdrukken van de
pagina wordt onderbroken, gaat u naar Algemene
afdrukproblemen oplossen” op pagina 7.3.
Als u het printerprobleem
niet kunt oplossen aan de
hand van de checklist, kunt
u de volgende delen voor
probleemoplossing
controleren.
Zie Algemene afdrukproblemen oplossen” op pagina 7.3.
Zie “Verklaring van berichten op het display” op
pagina 7.25.
Zie “Gebruikelijke Windows-problemen” op pagina 7.29.
Zie “Gebruikelijke Macintosh-problemen” op pagina 7.30
Zie “Gebruikelijke Linux-problemen” op pagina 7.31.
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
7.3
7
Algemene afdrukproblemen
oplossen
Als u problemen ondervindt met de werking van uw printer,
verwijzen we naar de tabel met suggesties voor het oplossen
van de problemen.
U kunt ook oplossingen vinden in de 'infoSMART knowledge
base' op de website van Xerox. Zie bijlage G voor het adres van
de website.
Probleem Mogelijke oorzaak Oplossing
De printer drukt
niet af.
De printer krijgt geen
stroom.
Controleer de netsnoeraansluitingen.
Controleer de aan/uit-schakelaar en de
stroombron.
De printer is niet
geselecteerd als de
standaardprinter.
Selecteer
Xerox Phaser 6100
als uw
standaardprinter.
Controleer de printer op
het volgende:
De klep van de printer is
niet gesloten.
Er is een papierstoring.
Er is geen papier
geplaatst.
De tonercassette is niet
geïnstalleerd.
Sluit de klep van de printer.
Verwijder het vastgelopen papier.
Plaats papier in de lade.
Installeer de tonercassettes.
De printer bevindt zich
mogelijk in de modus
Handmatige invoer en het
papier is op.
Controleer het bericht op het display, plaats
papier in de multifunctionele lade en druk op
de toets On Line/Continue op het
bedieningspaneel van de printer.
De verbindingskabel
tussen de computer en de
printer is niet juist
aangesloten.
Koppel de printerkabel los en sluit hem
opnieuw aan.
De verbindingskabel
tussen de computer en de
printer is defect.
Sluit de kabel indien mogelijk aan op een
andere computer die behoorlijk werkt, en druk
een document af. U kunt ook proberen een
andere printerkabel te gebruiken.
De poortinstelling is
verkeerd.
Controleer de printerinstelling in Windows om
te verifiëren of de afdruktaak naar de juiste
poort wordt verstuurd, bijvoorbeeld LPT1. Als
de computer meer dan één poort heeft,
controleert u of de printer op de juiste poort is
aangesloten.
De printer is mogelijk
verkeerd geconfigureerd.
Controleer de printereigenschappen om te
verifiëren of alle afdrukinstellingen juist zijn.
Het
printerstuurprogramma is
mogelijk verkeerd
geïnstalleerd.
Installeer het printerstuurprogramma
opnieuw. Probeer een demopagina af te
drukken.
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
7.4
De printer drukt
niet af.
(Vervolg)
De printer werkt niet
goed.
Controleer het bericht op het display van het
bedieningspaneel om te verifiëren of de
printer een systeemfout aangeeft.
De printer
selecteert papier
uit de verkeerde
lade.
De ladeselectie in de
printereigenschappen is
mogelijk verkeerd.
Voor talrijke softwaretoepassingen kunt u de
ladeselectie vinden op het tabblad
Papier
in
de printereigenschappen. Selecteer de juiste
papierlade. Zie pagina 3.7.
Er wordt geen
papier in de
printer ingevoerd.
Het papier werd niet
behoorlijk geplaatst.
Verwijder het papier uit de lade en plaats het
terug op de juiste wijze.
Controleer of de papierformaatgeleiders juist
geplaatst zijn.
De papierlade bevat te
veel papier.
Verwijder het teveel aan papier uit de lade.
Het papier is te dik. Gebruik alleen papier dat voldoet aan de
vereisten van de printer.
De afdruktaak
wordt zeer traag
afgedrukt.
De afdruktaak is zeer
complex.
Pas de printerinstellingen aan of verminder de
complexiteit van het document.
Uw printer drukt papier van A4-formaat af
met een snelheid van 20 ppm voor zwart,
papier van Letter-formaat met een snelheid
van 21 ppm of papier van A4/Letter-formaat
met een snelheid van 5 ppm voor kleur.
Als u Windows 98/Me
gebruikt, is mogelijk de
spoolinginstelling
verkeerd.
Klik in het menu Start op Instellingen en
vervolgens op Printers. Klik met de
rechtermuisknop op het pictogram van de
Xerox Phaser 6100-
printer, kies
Eigenschappen, klik op het tabblad Details
en klik vervolgens op de knop
Spoolinstellingen. Selecteer de gewenste
spoolinstelling.
De helft van de
pagina is blanco.
De afdrukstand van de
pagina is mogelijk
verkeerd ingesteld.
Wijzig de afdrukstand in uw toepassing. Zie
pagina 3.6.
Het papierformaat en de
instellingen voor het
papierformaat stemmen
niet overeen.
Controleer of het papierformaat in de
instellingen van het printerstuurprogramma
overeenstemt met het papier in de lade.
Het papier blijft
vastlopen.
Er is te veel papier in de
papierlade.
Verwijder het teveel aan papier uit de lade.
Gebruik de multifunctionele lade om af te
drukken op speciale media.
Controleer of de papierformaatgeleiders juist
geplaatst zijn.
Er wordt een verkeerde
papiersoort gebruikt.
Gebruik alleen papier dat voldoet aan de
vereisten van de printer.
Gebruik de multifunctionele lade om af te
drukken op speciale media.
Er is mogelijk vuil in de
printer.
Open de bovenklep B en verwijder het vuil.
Probleem Mogelijke oorzaak Oplossing
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
7.5
7
De tekst is
vervormd of
onvolledig.
De printerkabel is niet
aangesloten, of de
printerkabel is defect.
Koppel de printerkabel los, sluit hem opnieuw
aan en druk vervolgens een document af
waarmee zich geen problemen voordoen.
Sluit de kabel en de printer aan op een andere
computer, en druk vervolgens een document
af waarmee zich geen problemen voordoen.
Probeer een nieuwe printerkabel te gebruiken.
Er is een verkeerd
printerstuurprogramma
geselecteerd.
Controleer het printerselectiemenu van de
toepassing om te verifiëren of uw printer is
geselecteerd.
De softwaretoepassing
werkt niet goed.
Probeer een document af te drukken vanuit
een andere toepassing.
De pagina's
worden afgedrukt,
maar zijn blanco.
De tonercassette is defect
of de toner is op.
Herverdeel de toner. Indien nodig, zie
pagina 6.5.
Vervang de tonercassette indien nodig.
Het bestand bevat
mogelijk blanco pagina's.
Controleer het bestand om te verifiëren of het
geen blanco pagina's bevat.
Bepaalde onderdelen,
zoals de controller of de
kaart, kunnen defect zijn.
Neem contact op met een medewerker van de
klantendienst.
Probleem Mogelijke oorzaak Oplossing
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
7.6
Papierstoringen verhelpen
OPMERKING
: Als u papier verwijdert dat in de printer is
vastgelopen, dient u indien mogelijk altijd aan het papier te
trekken in de richting waarin het normaal beweegt, zodat u de
interne onderdelen niet beschadigt. Trek altijd stevig en
gelijkmatig. Ruk niet aan het papier. Als het papier scheurt, zorg
er dan voor dat alle stukjes papier worden verwijderd, anders
loopt het papier opnieuw vast.
Het display op het bedieningspaneel geeft weer waar er een
papierstoring optreedt. Raadpleeg de tabel hieronder om de
papierstoring te lokaliseren en te verhelpen:
Om het afdrukken te hervatten nadat u een papierstoring hebt
verholpen, moet u de rechterklep C openen en opnieuw sluiten.
Bericht
Locatie van de
papierstoring
Ga
naar...
Jam at Tray 1
Bij lade 1 of het
papierinvoergebied
pagina 7.
7
Jam at MPT
Bij de multifunctionele
lade (MPT)
pagina 7.
9
Jam at C
Papierstoring in de
printer of in het gebied
voor dubbelzijdig
afdrukken.
pagina 7.
9 en
pagina 7.
10
Jam at B, C
Papierstoring in het
papieruitvoergebied.
pagina 7.
14
Jam at Tray 2
Bij de optionele lade 2
pagina 7.
17
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
7.7
7
Papierstoring bij lade 1 of het
papierinvoergebied
Als er papier is vastgelopen in het papierinvoergebied, wordt op
het display het bericht 'Jam at Tray 1' weergegeven.
1
Open de rechterklep C met behulp van de greep.
2
Verwijder het verkeerd ingevoerde papier voorzichtig in de
weergegeven richting. Ga naar stap 6.
Als u weerstand voelt en het papier niet onmiddellijk
beweegt als u trekt, mag u niet langer trekken en gaat u
door naar stap 3.
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
7.8
3
Trek de lade open. Nadat u de lade volledig naar buiten
hebt getrokken, tilt u het voorste deel van de lade iets op
om de lade uit de printer te verwijderen.
4
Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig en
recht naar buiten te trekken.
5
Om de lade terug te plaatsen, brengt u de achterkant van
de lade naar onderen in de sleuf en schuift u de lade in de
printer.
6
Sluit de rechterklep C. De printer hervat het afdrukken.
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
7.9
7
Papierstoring bij de multifunctionele lade
(MPT)
Als u afdrukt met behulp van de multifunctionele lade en de
printer detecteert ofwel dat er geen papier is, of dat het papier
verkeerd is geplaatst, verschijnt het bericht 'Jam at MPT'
op het
display.
Als het papier niet op de juiste wijze wordt ingevoerd, trekt u
het uit de printer.
Om het afdrukken te hervatten, opent en sluit u de rechterklep
C.
Papierstoring bij C (in de printer)
Als er papier vastloopt in de printer, verschijnt op het display het
bericht 'Jam at C'
.
1
Open de rechterklep C met behulp van de greep.
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
7.10
2
Verwijder het vastgelopen papier in de weergegeven
richting. Trek het papier voorzichtig en langzaam naar
buiten om te vermijden dat het scheurt.
OPMERKING
: Als het papier scheurt, zorg er dan voor dat alle
papierfragmenten uit de printer worden verwijderd.
3
Sluit de rechterklep C. De printer hervat het afdrukken.
Papierstoring bij C (in het gebied voor
dubbelzijdig afdrukken)
Als er papier vastloopt in het gebied voor dubbelzijdig
afdrukken, verschijnt op het display het bericht ‘Jam at C’.
1
Open de rechterklep C met behulp van de greep.
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
7.11
7
2
Ga na waar het papier is vastgelopen, en trek het
vervolgens voorzichtig en langzaam naar buiten om te
vermijden dat het scheurt. Ga naar stap 8.
OPMERKING
: Als het papier scheurt, zorg er dan voor dat alle
papierfragmenten uit de printer worden verwijderd.
Als u het vastgelopen papier niet kunt vinden of als u
weerstand ondervindt bij het verwijderen van het papier,
gaat u naar stap 3.
3
Open de linkerklep A volledig met behulp van de greep tot
deze een rechte hoek vormt met het hoofdframe en de
tonercassettes worden uitgeworpen.
WAARSCHUWING
: Als de linkerklep A niet volledig open is, kunt
u de ontgrendelknop van de bovenklep niet indrukken.
OF
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
7.12
4
Druk op de ontgrendelknop van de bovenklep om bovenklep
B te ontgrendelen en open deze volledig.
5
Ga na waar het papier is vastgelopen en haal het papier
voorzichtig uit de printer.
WAARSCHUWING
:
Raak de fuser niet aan. De fuser is heet en
kan brandwonden veroorzaken! De werkingstemperatuur van de
fuser bedraagt 180˚C. Wees voorzichtig als u papier uit de printer
verwijdert.
De fuser
is heet!
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
7.13
7
6
Zorg ervoor dat de linkerklep A open is, en sluit de
bovenklep B. Controleer of hij goed vergrendeld is.
WAARSCHUWING
:
Tracht niet de linkerklep A te sluiten terwijl
bovenklep B open is. Hierdoor kunt u de printer beschadigen.
7
Sluit de linkerklep A stevig.
8
Sluit de rechterklep C. De printer hervat het afdrukken.
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
7.14
Papierstoring bij B,C
Als papier is vastgelopen in het papieruitvoergebied, verschijnt
op het display het bericht 'Jam at B,C'.
1
Als een groot deel van het papier zichtbaar is, trekt u het
papier recht naar buiten.
Ga naar stap 7.
Als u het vastgelopen papier niet kunt vinden of als u
weerstand ondervindt bij het verwijderen van het papier,
gaat u naar stap 2.
2
Open de linkerklep A volledig met behulp van de greep tot
deze een rechte hoek vormt met het hoofdframe en de
tonercassettes worden uitgeworpen.
WAARSCHUWING
: Als de linkerklep A niet volledig open is, kunt
u de ontgrendelknop van de bovenklep niet indrukken.
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
7.15
7
3
Druk op de ontgrendelknop van de bovenklep om bovenklep
B te ontgrendelen en open deze volledig.
4
Neem het vastgelopen papier voorzichtig uit de printer.
WAARSCHUWING
:
Raak de fuser niet aan. De fuser is heet en
kan brandwonden veroorzaken! De werkingstemperatuur van de
fuser bedraagt 180˚C. Wees voorzichtig als u papier uit de printer
verwijdert.
De fuser
is heet!
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
7.16
5
Zorg ervoor dat de linkerklep A open is, en sluit de
bovenklep B. Controleer of hij goed vergrendeld is.
WAARSCHUWING
:
Tracht niet de linkerklep A te sluiten terwijl
bovenklep B open is. Hierdoor kunt u de printer beschadigen.
6
Sluit de linkerklep A stevig.
7
Open en sluit de rechterklep C om het afdrukken te
hervatten.
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
7.17
7
Papierstoring bij de optionele lade 2
Als er papier is vastgelopen in de optionele lade 2, verschijnt op
het display 'Jam at Tray 2'.
1
Open de rechterklep C met behulp van de greep.
2
Verwijder het vastgelopen papier in de weergegeven
richting. Trek het papier voorzichtig en langzaam naar
buiten om te vermijden dat het scheurt. Ga naar stap 10.
Als u het vastgelopen papier in de printer niet kunt vinden,
gaat u door naar stap 3.
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
7.18
3
Open de buitenste papierverwijderingsklep D in lade 2.
4
Open de binnenste klep van lade 2.
5
Trek het vastgelopen papier naar buiten in de weergegeven
richting. Trek het papier voorzichtig en langzaam naar
buiten om te vermijden dat het scheurt.
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
7.19
7
6
Sluit beide papierstoringskleppen en ga naar stap 10.
Als u weerstand voelt en het papier niet onmiddellijk
beweegt als u trekt, mag u niet langer trekken en gaat u
door naar stap 7.
7
Trek de optionele lade 2 uit de printer.
8
Als u het vastgelopen papier ziet, verwijdert u het uit de
printer door het voorzichtig recht naar buiten te trekken.
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
7.20
9
Schuif de lade weer in de printer en sluit beide
papierverwijderingskleppen.
10
Open en sluit de rechterklep C. De printer hervat het
afdrukken.
Tips om papierstoringen te vermijden
U kunt papierstoringen gewoonlijk vermijden door de juiste
papiersoorten te selecteren. Als een papierstoring optreedt,
volgt u de stappen die zijn beschreven in “Papierstoringen
verhelpen” op pagina 7.6.
• Volg de procedures op pagina 2.4. Zorg ervoor dat de
verstelbare geleiders juist zijn gepositioneerd.
Plaats niet te veel papier in de papierlade. Zorg ervoor dat het
papier onder de papiergrensmarkering op de binnenwand van
de lade ligt.
• Verwijder het papier niet uit de lade tijdens het afdrukken.
• Buig het papier, waaier het uit en maak er een rechte stapel
van alvorens het te laden.
• Gebruik geen verkreukeld, vochtig of gekruld papier.
• Plaats geen verschillende papiersoorten in de lade.
• Gebruik alleen aanbevolen papier en speciale media. Zie
“Papierspecificaties” op pagina E.3.
Zorg ervoor dat de te bedrukken zijde omlaag ligt als u papier
in de papierlade of de multifunctionele lade plaatst.
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
7.21
7
Problemen met de afdrukkwaliteit
oplossen
Vuil in de printer of verkeerd geplaatst papier kan de
afdrukkwaliteit verminderen. Zie de onderstaande tabel om het
probleem op te lossen.
OPMERKING
: Zorg ervoor dat de instellingen van het
stuurprogramma overeenstemmen met het papier dat in de lade is
geplaatst.
Probleem Oplossing
Lichte of vage
afdruk
Als de pagina een verticale witte streep of vaag gebied bevat:
De toner is bijna op. U kunt de gebruiksduur van de
tonercassette misschien tijdelijk verlengen. Zie “De toner
opnieuw verdelen” op pagina 6.5. Als dit de afdrukkwaliteit
niet verbetert, installeert u een nieuwe tonercassette van de
vage kleur.
Het papier in de lade voldoet niet aan de mediaspecificaties.
Zie “Papierspecificaties” op pagina E.3.
Mogelijk is het oppervlak van de laserscannereenheid (LSU)
vuil. Reinig de laserscannereenheid. Zie pagina 6.30.
Tonerspecificaties
Het papier voldoet mogelijk niet aan de specificaties (het
papier is bijvoorbeeld te vochtig of te ruw). Zie
“Papierspecificaties” op pagina E.3.
Mogelijk is het papierpad vuil. Zie “De binnenkant van de
printer reinigen” op pagina 6.31.
Lichte vlekken
Als de pagina op willekeurige plaatsen lichte gebieden bevat:
Mogelijk is één vel papier beschadigd. Probeer het document
opnieuw af te drukken.
Mogelijk is de vochtinhoud van het papier onregelmatig of te
hoog. Probeer een ander merk of een ander soort papier. Zie
“Papierspecificaties” op pagina E.3.
De papierpartij is slecht. Probeer een ander merk of een ander
soort papier. Zie “Papierspecificaties” op pagina E.3.
De tonercassette is mogelijk defect. Zie '
Verticale repetitieve
onvolkomenheden
' op de volgende pagina.
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
7.22
Verticale strepen
Als de pagina zwarte verticale strepen vertoont:
Waarschijnlijk is de beeldeenheid in de printer gekrast. Plaats
een nieuwe beeldeenheid.
Als de pagina witte verticale strepen vertoont:
Waarschijnlijk is het laserscannervenster vuil. Reinig het
laserscannervenster. Open en sluit de linkerklep A
verschillende keren om de laserscannereenheid (LSU) te
reinigen. Zie “De laserscannereenheid (LSU) in de printer
reinigen” op pagina 6.30.
Gekleurde of
zwarte
achtergrond
Als de hoeveelheid achtergrondschaduw onacceptabel wordt,
kunnen de onderstaande procedures het probleem oplossen.
Schakel over naar pagina's van een lichter gewicht. Zie
“Papierspecificaties” op pagina E.3.
Controleer de omgeving van de printer; een zeer droge
omgeving (lage vochtigheid) of een hoge vochtigheid (hoger
dan een RV van 80%) kunnen de hoeveelheid
achtergrondschaduw verhogen.
Verwijder de oude beeldeenheid en installeer een nieuwe. Zie
“De beeldeenheid vervangen” op pagina 6.14.
Tonervlekken
Druk verschillende reinigingspagina's af. Zie “Een
reinigingspagina afdrukken” op pagina 6.29
Controleer de papiersoort en de kwaliteit. Zie
“Papierspecificaties” op pagina E.3.
Verwijder de transportriem en installeer een nieuwe. Zie “De
transportriem vervangen” op pagina 6.22.
Verticale
repetitieve
onvolkomenheden
Als de bedrukte zijde van de pagina met gelijkmatige
tussenpozen herhaaldelijk markeringen vertoont:
Reinig de binnenkant van de printer. Zie “De binnenkant van
de printer reinigen” op pagina 6.31. Als u na het reinigen van
de binnenkant van de printer nog steeds dezelfde problemen
ondervindt, installeert u een nieuwe tonercassette van de
defecte kleur. Zie “De tonercassettes vervangen” op
pagina 6.8.
Er zit mogelijk toner op onderdelen van de printer. Als de
defecten zich voordoen op de achterkant van de pagina, zal
het probleem zichzelf waarschijnlijk oplossen na enkele
pagina's.
Mogelijk is de fusingeenheid beschadigd. Vervang de fuser.
Probleem Oplossing
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
7.23
7
Achtergrondspatte
n
Achtergrondspatten worden veroorzaakt door deeltjes toner die
op de afgedrukte pagina worden gespreid.
Mogelijk is het papier te vochtig. Probeer af te drukken met
een andere batch papier. Open geen pakken papier tot u ze
nodig hebt, zodat het papier niet te veel vocht absorbeert.
Als een envelop achtergrondspatten vertoont, wijzigt u de
afdruklay-out om te vermijden dat u afdrukt over gebieden
met overlappende naden aan de achterkant. Afdrukken op
papiernaden kan problemen veroorzaken.
Misvormde tekens
Als tekens worden afgedrukt als niet-gevulde afbeeldingen of
een onjuiste vorm hebben, is het papier mogelijk te glad.
Probeer een ander merk of een ander soort papier. Zie
“Papierspecificaties” op pagina E.3.
Schuine pagina
Controleer de papiersoort en de kwaliteit. Zie
“Papierspecificaties” op pagina E.3.
Controleer of het papier of de speciale media juist geplaatst
zijn en of de papiergeleiders goed tegen de papierstapel zijn
geplaatst.
Krullen of golven
Controleer de papiersoort en de kwaliteit. Zowel een hoge
temperatuur als vochtigheid kunnen ertoe leiden dat het papier
krult. Zie “Papierspecificaties” op pagina E.3.
Draai de papierstapel om in de lade. Probeer ook het papier
180˚ in de lade te draaien.
Kreukels of
vouwen
Zorg ervoor dat het papier goed is geplaatst.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit. Zie
“Papierspecificaties” op pagina E.3.
Draai de papierstapel om in de papierlade. Probeer ook het
papier 180˚ in de lade te draaien.
Probleem Oplossing
A
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
7.24
De achterkant van
afgedrukte vellen
is vuil
Mogelijk is de transportrol vuil. Zie “De binnenkant van de
printer reinigen” op pagina 6.31.
Gekleurde of
zwarte pagina's
Mogelijk is de beeldeenheid niet juist geïnstalleerd. Verwijder
de beeldeenheid en plaats ze opnieuw.
Mogelijk is de beeldeenheid defect en moet ze worden
vervangen. Plaats een nieuwe beeldeenheid.
Mogelijk zijn reparaties aan de printer vereist.
Losse toner
Reinig de binnenkant van de printer. Zie “De binnenkant van
de printer reinigen” op pagina 6.31.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit. Zie
“Papierspecificaties” op pagina E.3.
Als het probleem zich blijft voordoen, zijn er mogelijk
reparaties aan de printer vereist.
Horizontale
strepen
Als de pagina horizontale gekleurde of zwarte strepen vertoont:
Mogelijk is de beeldeenheid verkeerd geïnstalleerd. Verwijder
de beeldeenheid en plaats ze opnieuw.
Mogelijk is de beeldeenheid defect. Plaats een nieuwe
beeldeenheid. Zie “De beeldeenheid vervangen” op
pagina 6.14.
Probleem Oplossing
A
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
7.25
7
Verklaring van berichten op het
display
Op het display van het bedieningspaneel worden berichten
weergegeven om de status van de printer of fouten aan te
geven. Raadpleeg de onderstaande tabellen voor de betekenis
van de berichten en corrigeer het probleem indien nodig.
Berichten en hun verklaringen worden vermeld in alfabetische
volgorde.
Voor meer informatie over het bestellen van reserveonderdelen,
zie pagina G.2 of neem contact op met uw plaatselijke verkoper.
OPMERKING
: Als u belt voor ondersteuning is het nuttig om aan
de
medewerker
van de afdeling Ondersteuning het bericht op het
display te vermelden.
Bericht Status Doe dit...
ADC Not
Confirm Error
Er is een probleem
opgetreden in de ADC in
de printer.
Neem contact op met een
medewerker van de afdeling
Ondersteuning.
Cover Open De bovenklep B is open. Sluit de bovenklep B stevig.
CTD Calibration
Error
De sensor voor
kleurentonerdensiteit
(CTD) is vervuild door stof
of toner.
Neem contact op met een
medewerker van de afdeling
Ondersteuning.
Dev. Motor
Error
Er is een probleem
opgetreden in de
ontwikkelingsmotor van de
printer.
Trek het netsnoer uit het stopcontact
en steek het opnieuw in. Bel voor
ondersteuning als het probleem zich
blijft voordoen.
Fuser Error
Low Temperature
De temperatuur in de fuser
is abnormaal laag.
Trek het netsnoer uit het stopcontact
en steek het opnieuw in. Bel voor
ondersteuning als het probleem zich
blijft voordoen.
Fuser Error
High Temperature
De temperatuur in de fuser
is abnormaal hoog.
Trek het netsnoer uit het stopcontact
en steek het opnieuw in. Bel voor
ondersteuning als het probleem zich
blijft voordoen.
Inside Cover D
Open
Klep D is open. Sluit klep D stevig.
Install
[Color] Toner
De aangegeven
kleurentonercassette is
niet in de printer
geïnstalleerd.
Installeer de tonercassette van de
overeenstemmende kleur.
Install
Imaging Unit
De beeldeenheid is niet in
de printer geïnstalleerd.
Installeer de beeldeenheid.
Install
Transfer Belt
De transportriem is niet in
de printer geïnstalleerd.
Installeer de transportriem.
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
7.26
Invalid [Color]
Toner
Er is een ongeldige
tonercassette
geïnstalleerd.
Installeer alleen een door Xerox
goedgekeurde tonercassette die voor
uw printer is ontworpen. Als u een
goedgekeurde tonercassette hebt
geïnstalleerd en het probleem zich
blijft voordoen, neem dan contact op
met een erkende reparateur.
Invalid
Transfer Belt
Er is een ongeldige
transportriem
geïnstalleerd.
Installeer alleen een door Xerox
goedgekeurde transportriem die voor
uw printer is ontworpen. Als u een
goedgekeurde tonercassette hebt
geïnstalleerd en het probleem zich
blijft voordoen, neem dan contact op
met een erkende reparateur.
IP Conflict Een IP-adres conflicteert
met andere apparaten in
het netwerk.
Neem contact op met uw
netwerkbeheerder en kies een adres
binnen uw subnet dat niet
conflicteert met andere apparaten.
Jam at [lade] Er is een papierstoring
opgetreden bij de
aangegeven lade.
Verwijder het vastgelopen papier uit
de overeenkomstige lade. Raadpleeg
pagina 7.7.
Jam at B, C Er is een papierstoring
opgetreden in het
papieruitvoergebied.
Verwijder het vastgelopen papier uit
de printer. Raadpleeg pagina 7.14.
Jam at C Er is een papierstoring
opgetreden tijdens het
afdrukken op beide zijden
van het papier.
Verwijder het vastgelopen papier uit
de printer. Raadpleeg pagina 7.10.
Jam at C Er is een papierstoring
opgetreden binnenin de
printer.
Open de rechterklep C en verwijder
het vastgelopen papier uit de printer.
Raadpleeg pagina 7.9.
Laser Unit
Error
Er is een probleem
opgetreden in de LSU
(laserscannereenheid) in
de printer.
Zet de printer uit. Trek het netsnoer
uit het stopcontact en steek het
opnieuw in. Zet de printer aan. Bel
voor ondersteuning als het probleem
zich blijft voordoen.
Load [Size]
In Tray [X]
Het in de
printereigenschappen
opgegeven papierformaat
stemt niet overeen met
het papier dat u hebt
geplaatst.
Plaats het juiste papier in de lade.
Load Manual
Press Cont Key
De multifunctionele lade is
leeg in de modus
Handmatige invoer.
Plaats een vel papier en druk op de
toets
On Line/Continue
. U moet
voor elke af te drukken pagina op de
toets drukken.
Main Motor
Error
Er is een probleem
opgetreden in de
hoofdmotor van de printer.
Trek het netsnoer uit het stopcontact
en steek het opnieuw in. Bel voor
ondersteuning als het probleem zich
blijft voordoen.
Bericht Status Doe dit...
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
7.27
7
Memory Overflow De printer heeft
onvoldoende geheugen om
de huidige taak af te
drukken.
Vereenvoudig de paginalay-out en
verwijder onnodige afbeeldingen uit
uw document.
Page Too Complex Er zijn te veel
ingewikkelde gegevens
naar de printer verstuurd.
Vereenvoudig de paginalay-out en
verwijder onnodige afbeeldingen uit
uw document.
Ready [Color]
Low Toner
De overeenstemmende
tonercassette in uw printer
is bijna op.
Bestel een nieuwe tonercassette.
Replace
[Color] Toner
De overeenstemmende
tonercassette in uw printer
is leeg.
Vervang de overeenstemmende
tonercassette door een nieuwe. Zie
pagina 6.8.
Replace
Fuser Soon
De fuser nadert het einde
van zijn gebruiksduur.
Bestel een nieuwe fuser.
Als de afdruk te licht is, moet u de
fuser vervangen.
U kunt kiezen of dit bericht al dan
niet op het bedieningspaneel moet
worden weergegeven. Zie
pagina 5.11.
Replace
Fuser
De fuser is niet
geïnstalleerd of aan het
einde van zijn
gebruiksduur
Bestel een nieuwe fuser.
Als de afdruk te licht is, moet u de
fuser vervangen.
U kunt kiezen of dit bericht al dan
niet op het bedieningspaneel moet
worden weergegeven. Zie
pagina 5.11.
Replace
Imaging Unit
De beeldeenheid is aan het
einde van zijn
gebruiksduur.
Bestel een nieuwe beeldeenheid.
Als de afdruk te licht is, moet u de
beeldeenheid vervangen.
U kunt kiezen of dit bericht al dan
niet op het bedieningspaneel moet
worden weergegeven. Zie
pagina 5.11.
Replace Imaging
Unit Soon
De beeldeenheid nadert
het einde van zijn
gebruiksduur.
Vervang de beeldeenheid door een
nieuwe. Zie pagina 6.14.
Replace
Transfer Belt
De transportriem is aan
het einde van zijn
gebruiksduur.
Bestel een nieuwe transportriem.
Als de afdruk te licht is, moet u de
transportriem vervangen.
U kunt kiezen of dit bericht al dan
niet op het bedieningspaneel moet
worden weergegeven. Zie
pagina 5.11.
Replace Transfer
Belt Soon
De transportriem nadert
het einde van zijn
gebruiksduur.
Vervang de transportriem door een
nieuwe. Zie pagina 6.22.
Replace
Transfer Roller
De transportrol is aan het
einde van zijn
gebruiksduur.
Bestel een nieuwe transportrol.
Bericht Status Doe dit...
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
7.28
Replace Transfer
Roller Soon
De transportrol is aan het
einde van zijn
gebruiksduur.
Bestel een nieuwe transportrol.
Transfer Belt
Error
De transportriem werkt
niet of is niet juist in de
printer geïnstalleerd.
Vervang de transportriem.
OF
Controleer of de geïnstalleerde
transportriem goed op zijn plaats zit.
Tray2 Error De optionele lade 2 is niet
behoorlijk geïnstalleerd of
op de printer aangesloten.
Zet de printer uit en weer aan, en
installeer de optionele lade 2
opnieuw. Als het bericht nog steeds
wordt weergegeven, neem dan
contact op met de afdeling
ondersteuning.
Waste Box Full/
Not Installed
De cassette voor gebruikte
toner is vol.
Vervang de cassette voor gebruikte
toner door een nieuwe. Zie
pagina 6.11.
Waste Motor
Error
Er is een probleem
opgetreden in de motor
voor gebruikte toner.
Zet de printer uit en opnieuw aan. Als
de fout zich blijft voordoen, neem
dan contact op met de afdeling
Ondersteuning.
Bericht Status Doe dit...
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
7.29
7
Gebruikelijke Windows-problemen
OPMERKING
: Raadpleeg de gebruikersgids van Microsoft
Windows 98/Me/NT 4.0/2000/XP/Server 2003 die met uw pc is
meegeleverd voor meer informatie over foutberichten van
Windows.
Probleem Mogelijke oorzaak en oplossing
Het bericht 'Bestand in
gebruik' wordt tijdens de
installatie weergegeven.
Sluit alle softwaretoepassingen af. Verwijder alle software
uit de groep Opstarten, en start Windows opnieuw op.
Installeer het printerstuurprogramma opnieuw.
Het bericht 'Fout bij het
schrijven naar LPTx' wordt
weergegeven.
Controleer of de kabels juist zijn aangesloten en of de
printer aan staat.
Als bidirectionele communicatie niet is ingeschakeld in
het stuurprogramma, wordt dit bericht ook
weergegeven.
De berichten 'Algemene
beschermingsfout', 'OE-
uitzondering', 'Spool32' of
'Ongeldige bewerking'
worden weergegeven.
Sluit alle andere toepassingen af, start Windows opnieuw
op en probeer opnieuw af te drukken.
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
7.30
Gebruikelijke Macintosh-problemen
Problemen in de Kiezer
Afdrukfouten
Probleem Mogelijke oorzaak en oplossing
Het pictogram van het
printerstuurprogramm
a wordt niet in de
Kiezer weergegeven.
De software is niet juist geïnstalleerd.
Installeer het stuurprogramma van de printer.
Gebruik steeds een kabel van hoge kwaliteit.
De naam van de
printer wordt niet in de
Kiezer weergegeven.
Controleer of de kabels juist zijn aangesloten en de printer
aan staat.
Controleer of 'Ready' wordt weergegeven op het display van
het bedieningspaneel. Als dit niet het geval is, drukt u op de
toets
On Line/Continue
om uw computer in te schakelen
op on line.
Verifieer of het juiste printerstuurprogramma is geselecteerd
in de Kiezer.
Probleem Mogelijke oorzaak en oplossing
U kunt de computer
niet gebruiken terwijl
de printer afdrukt.
Afdrukken op achtergrond is niet geselecteerd.
• Selecteer Achtergrond in de printereigenschappen.
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
7.31
7
Gebruikelijke Linux-problemen
Probleem Mogelijke oorzaak en oplossing
Ik kan de instellingen niet
wijzigen in het
configuratiehulpprogramm
a.
U hebt beheerdersbevoegdheden nodig om de globale
instellingen te kunnen wijzigen.
Ik gebruik het KDE-
bureaublad, maar het
configuratiehulpprogramm
a en LLPR starten niet.
Mogelijk hebt u de GTK-bibliotheken niet geïnstalleerd.
Gewoonlijk worden deze met de meeste Linux-versies
meegeleverd, maar moet u ze handmatig installeren.
Raadpleeg de installatiehandleiding van uw versie voor meer
informatie over het installeren van aanvullende pakketten.
Ik heb dit pakket net
geïnstalleerd, maar ik vind
geen ingangen in de KDE/
Gnome-menu's.
Sommige versies van de KDE- of GNOME-
bureaubladomgeving vereisen dat u uw sessie opnieuw
opstart voordat de wijzigingen van kracht worden.
Ik krijg het foutbericht
'Some options are not
selected' (Bepaalde opties
zijn niet geselecteerd) als
ik de printerinstellingen
bewerk.
Bepaalde printers hebben conflicterende instellingen, wat
betekent dat sommige instellingen voor twee opties niet
tegelijk kunnen worden geselecteerd. Als u een instelling
wijzigt en het printerpakket detecteert een dergelijk conflict,
wordt de conflicterende optie gewijzigd naar de waarde 'No
Choice' (Geen keuze). U moet een optie kiezen die niet
conflicteert voordat u de wijzigingen kunt opslaan.
Ik kan geen printer
instellen als
standaardprinter.
In bepaalde omstandigheden is het niet mogelijk om de
standaardwachtrij te wijzigen. Dit vindt plaats met bepaalde
varianten van LPRng, vooral bij recente RedHat-systemen die
de 'printconf'-database van wachtrijen gebruiken.
Als printconf wordt gebruikt, wordt het bestand
/etc./
printcap
automatisch vernieuwd uit de printerdatabase die
door het systeem wordt beheerd (gewoonlijk via de opdracht
'printtool'), en worden de wachtrijen in
/etc./
printcap.local
toegevoegd aan het resulterende bestand.
De standaardwachtrij in LPRng is gedefinieerd als de eerste
wachtrij in
/etc./printcap
, en bijgevolg is het voor het
Linux-printerpakket niet mogelijk om de standaardinstelling
te wijzigen wanneer bepaalde wachtrijen anders zijn
gedefinieerd met printtool.
LPD-systemen identificeren de standaardwachtrij als de
wachtrij met de naam 'lp'. Als er dus reeds een wachtrij met
deze naam bestaat en deze geen alias heeft, zult u de
standaardinstelling niet kunnen wijzigen. Om dit probleem op
te lossen, kunt u de wachtrij ofwel verwijderen, ofwel de
naam van de wachtrij wijzigen door het bestand
/etc./
printcap
handmatig te bewerken.
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
7.32
De instelling N-up werkt
niet juist voor sommige
van mijn documenten.
De functie N-up wordt verkregen via naverwerking van de
PostScript-gegevens die naar het afdruksysteem worden
gestuurd. Een dergelijke naverwerking kan echter alleen naar
behoren worden verkregen indien de PostScript-gegevens
overeenstemmen met de structureringsconventies voor
documenten van Adobe. Er kunnen problemen optreden als u
N-up gebruikt en andere functies die steunen op
naverwerking als het document dat wordt afgedrukt niet aan
de conventies voldoet.
Ik gebruik BSD lpr
(Slackware, Debian,
oudere versies), en
sommige opties die in LLPR
zijn gekozen lijken geen
effect te hebben.
Oude BSD lpr-systemen hebben een harde beperking op de
lengte van de optiereeks die naar het afdruksysteem kan
worden gestuurd. Als u een aantal verschillende opties hebt
geselecteerd, wordt de lengte van de opties mogelijk
overschreden, en worden sommige van uw keuzes niet
doorgestuurd naar de programma's waar ze moeten worden
geïmplementeerd. Probeer minder opties te selecteren die
afwijken van de standaardinstellingen, om te besparen op
geheugengebruik.
Ik probeer een document
af te drukken in de
afdrukstand Liggend, maar
het document wordt
gedraaid en bijgesneden
afgedrukt.
De meeste Unix-toepassingen die een optie voor de
afdrukstand Liggend aanbieden in hun afdrukopties zullen de
juiste PostScript-code genereren die als zodanig zou moeten
worden afgedrukt. In dat geval moet u verifiëren of u de optie
LLPR op de standaardinstelling Staand laat staan, om
ongewenste draaiingen van de pagina te vermijden die tot
een bijgesneden afdruk zouden leiden.
Sommige pagina's worden
volledig blanco afgedrukt
(er wordt niets afgedrukt),
en ik gebruik CUPS.
Als de gegevens die worden verstuurd in de indeling
Encapsulated PostScript (EPS) zijn, bevatten enkele eerdere
versies van CUPS (1.1.10 en ouder) een bug waardoor ze niet
juist kunnen worden verwerkt. Als u via LLPR afdrukt, lost het
printerpakket dit probleem op door de gegevens te
converteren naar gewoon PostScript. Als uw toepassing echter
LLPR negeert en EPS-gegevens uitvoert naar CUPS, wordt het
document mogelijk niet juist afgedrukt.
Ik kan niet afdrukken naar
een SMB-printer
(Windows).
Om SMB-gedeelde printers te kunnen configureren en
gebruiken (zoals printers die worden gedeeld op een
Windows-systeem) moet u beschikken over een juiste
installatie van het SAMBA-pakket dat die functie inschakelt.
De opdracht 'smbclient' moet op uw computer beschikbaar en
bruikbaar zijn.
Mijn toepassing lijkt
geblokkeerd te zijn
wanneer LLPR wordt
uitgevoerd.
De meeste Unix-toepassingen verwachten dat een opdracht
zoals de gebruikelijke 'lpr'-opdracht niet-interactief is, en
keren bijgevolg onmiddellijk terug. Aangezien LLPR wacht op
input van de gebruiker alvorens de afdruktaak naar de
afdrukspooler wordt gestuurd, wacht de toepassing vaak tot
het proces terugkeert, en lijkt het alsof het geblokkeerd is (de
vensters worden niet vernieuwd). Dit is normaal en de
toepassing zou juist moeten functioneren nadat de gebruiker
LLPR afsluit.
Probleem Mogelijke oorzaak en oplossing
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
7.33
7
Hoe geef ik het IP-adres
van mijn SMB-server op?
Als u het CUPS-afdruksysteem niet gebruikt, kan dit worden
opgegeven in het dialoogvenster Add printer (Printer
toevoegen) van het configuratiehulpprogramma. Helaas kunt
u in CUPS momenteel niet het IP-adres van SMB-printers
opgeven. U zult dus met Samba door de bronnen moeten
kunnen bladeren om te kunnen afdrukken.
Bepaalde documenten
worden blanco afgedrukt.
Bepaalde versies van CUPS, vooral diegene die werden
geleverd met Mandrake Linux voor de 8.1-versie hebben
enkele gekende bugs als de PostScript-uitvoer van bepaalde
toepassingen wordt verwerkt. Probeer bij te werken naar de
recentste versie van CUPS (ten minste 1.1.14). Bepaalde
RPM-pakketten voor de meest populaire versies worden als
service aangeboden met dit Linux-afdrukpakket.
Ik heb CUPS en bepaalde
opties (zoals N-up) lijken
altijd te zijn ingeschakeld,
zelfs als ik ze niet selecteer
in LLPR.
Mogelijk zijn er bepaalde lokale opties gedefinieerd in het
bestand
~/.lpoptions
, die worden bewerkt door de opdracht
'lpoptions'. Deze opties worden altijd gebruikt, tenzij ze door
de LLPR-instellingen worden opgeheven. Om alle opties voor
een printer op te heffen, voert u de volgende opdracht uit,
waarbij u 'printer' vervangt door de naam van de wachtrij:
lpoptions -x printer
Ik heb een printer
geconfigureerd om af te
drukken naar een bestand,
maar ik krijg foutberichten
'Permission denied'
(Toegang geweigerd).
De meeste afdruksystemen worden niet uitgevoerd als de
supergebruiker, maar als een speciale gebruiker (gewoonlijk
'lp'). Zorg er bijgevolg voor dat het bestand dat u wilt
afdrukken toegankelijk is voor de gebruiker met de spooler
daemon.
Op mijn PCL-printer (of
GDI-printer) worden soms
foutberichten afgedrukt in
plaats van mijn document.
Helaas kunnen bepaalde Unix-toepassingen ongeldige
PostScript-uitvoer genereren die mogelijk niet door
Ghostscript wordt ondersteund, of zelfs de printer zelf in
PostScript-modus. U kunt proberen de uitvoer op te nemen in
een bestand en de resultaten weer te geven met Ghostscript
(met gv of ghostview kunt u dit interactief doen) om te
controleren of er foutberichten worden weergegeven.
Aangezien de fout echter waarschijnlijk bij de toepassing ligt,
neemt u best contact op met uw softwareproducent om hem
van het probleem op de hoogte te brengen.
Bepaalde afbeeldingen in
kleur worden volledig
zwart afgedrukt.
Dit is een gekende bug van Ghostscript (tot GNU Ghostscript
versie 7.05) als de basiskleurruimte van het document
geïndexeerde kleurruimte is en het via CIE-kleurruimte wordt
geconverteerd. Aangezien Postscript CIE-kleurruimte gebruikt
voor het kleurvergelijkingssysteem, moet u Ghostscript op uw
systeem bijwerken naar ten minste GNU Ghostscript versie
7.06 of recenter. U kunt de recentste Ghostscript vinden op
www.ghostscript.com.
Probleem Mogelijke oorzaak en oplossing
P
ROBLEMEN
OPLOSSEN
7.34
MEMO
A
Dit hoofdstuk bevat informatie voor Macintosh-gebruikers.
UW PRINTER GEBRUIKEN MET
EEN MACINTOSH
U
W
PRINTER
GEBRUIKEN
MET
EEN
M
ACINTOSH
A.2
Software voor Macintosh
Uw printer ondersteunt Macintosh-systemen met een
ingebouwde USB-interface. Als u een bestand afdrukt vanaf een
Macintosh-computer, kunt u het SPLC-stuurprogramma
gebruiken om de belangrijkste afdrukfuncties van uw printer te
ondersteunen.
Systeemvereisten
Opdat u uw printer en de printersoftware zou kunnen gebruiken
met een Macintosh-computer, moet uw systeem beschikken
over:
Hardwarevereiste voor Macintosh-computers:
• Een van de volgende Macintosh-modellen:
-Power Macintosh-serie
-Power Macintosh G3, G4
-iMac-serie
-PowerBook-serie
-iBook-serie
• USB-interface
OPMERKING
: Uw printer moet rechtstreeks aangesloten zijn op
uw Macintosh via een USB-kabel. De Phaser 6100-printer
ondersteunt momenteel niet de mogelijkheid om af te drukken
over een netwerkverbinding vanuit een Macintosh-
besturingssysteem. Voor informatie over toekomstige
netwerkmogelijkheden verwijzen wij naar Bijlage G voor de
ondersteuningswebsite van de Phaser 6100.
Systeemvereisten voor Macintosh-computers:
Macintosh OS 9.x
OPMERKINGEN
:
De Phaser 6100-printer biedt geen ondersteuning voor het
afdrukken van PostScript. Controleer of de toepassing die u
gebruikt niet verwacht dat ze PostScript kan gebruiken.
Voor informatie over de installatie van het
printerstuurprogramma, de afdrukfuncties en ondersteuning
voor Macintosh OS X verwijzen wij naar Bijlage G voor de
ondersteuningswebsite van de Phaser 6100.
B
U kunt uw printer gebruiken in een Linux-omgeving.
In dit hoofdstuk vindt u:
Het printerstuurprogramma installeren
Het configuratiehulpprogramma
LLPR-eigenschappen wijzigen
UW PRINTER GEBRUIKEN IN
L
INUX
U
W
PRINTER
GEBRUIKEN
IN
L
INUX
B.2
Het printerstuurprogramma
installeren
Systeemvereisten
Ondersteunde besturingssystemen
• Redhat 6.2/7.0/7.1 en hogere versies
• Linux Mandrake 7.1/8.0 en hogere versies
• SuSE 6.4/7.0/7.1 en hogere versies
Aanbevolen vereisten
• Pentium II of PowerPC G3
• RAM 64 MB of meer
• Vaste schijf 20 MB of meer
Software
• Glibc 2.1 of een hogere versie
• GTK+ 1.2 of een hogere versie
• Ghostscript
Het printerstuurprogramma installeren
1
Sluit de printer aan op uw computer. Zet zowel de computer
als de printer aan.
2
Als het venster Administrator Login (Aanmelden als
beheerder) verschijnt, typt u 'root' in het veld Login
(Aanmelding) en voert u het systeemwachtwoord in.
OPMERKING
: U moet zich aanmelden als een supergebruiker
(root) om de printersoftware te installeren. Als u niet de
supergebruiker bent, neemt u contact op met uw
systeembeheerder.
3
Plaats de cd-rom met de printersoftware. Het
installatieprogramma op de cd-rom start automatisch.
U
W
PRINTER
GEBRUIKEN
IN
L
INUX
B.3
B
OPMERKING
: Als het installatieprogramma op de cd-rom niet
automatisch wordt uitgevoerd, klikt u onderaan in het venster op
het pictogram . Als het terminalvenster verschijnt, typt u:
[root@local /root]#
cd /mnt/cdrom
(de cd-rom-map)
[root@local cdrom]#
./setup.sh
4
Selecteer het type installatie Recommended
(Aanbevolen) of Expert, en klik op Continue
(Doorgaan).
Recommended (Aanbevolen) is volledig
geautomatiseerd en vereist geen tussenkomst van de
gebruiker. Expert biedt u de mogelijkheid om het
installatiepad of het afdruksysteem te selecteren.
5
Als u Recommended (Aanbevolen) hebt geselecteerd,
gaat u naar stap 6.
Als u Expert hebt geselecteert, selecteert u een optie en
klikt u op Begin Install (Installatie starten).
U
W
PRINTER
GEBRUIKEN
IN
L
INUX
B.4
6
De installatie van het printerstuurprogramma begint. Als de
installatie voltooid is, klikt u op Start.
7
Het printerconfiguratievenster van Linux wordt geopend.
Klik bovenaan in het venster op het werkbalkpictogram Add
Printer (Printer toevoegen).
OPMERKING
: Afhankelijk van het gebruikte afdruksysteem is het
mogelijk dat het venster Aanmelden als beheerder verschijnt. Typ
'root' in het veld Login (Aanmelding) en voer het
systeemwachtwoord in.
8
De printers die al zijn toegevoegd aan uw systeem worden
weergegeven. Selecteer de printer die u wilt gebruiken. De
functietabbladen die beschikbaar zijn voor de geselecteerde
printer worden bovenaan in het venster Add a Printer (Een
printer toevoegen) weergegeven.
U
W
PRINTER
GEBRUIKEN
IN
L
INUX
B.5
B
9
Klik op het tabblad Connection (Verbinding) en controleer
of de printerpoort juist is ingesteld. Als dit niet het geval is,
wijzigt u de apparaatinstelling.
10
Via het tabblad Settings (Instellingen) en het tabblad
Queue (Wachtrij) kunt u de huidige instellingen van de
printer weergeven. Indien nodig kunt u de instellingen
wijzigen.
OPMERKING
: De opties kunnen verschillen afhankelijk van de
gebruikte printer. De velden Description (Beschrijving) en Location
(Locatie) in het venster Queue (Wachtrij) worden mogelijk niet
weergegeven afhankelijk van het gebruikte afdruksysteem.
11
Om af te sluiten, klikt u op OK.
12
Als het systeem meldt dat de nieuwe printer geconfigureerd
is, klikt u op OK.
13
Het printerconfiguratievenster van Linux verschijnt opnieuw.
De informatie over uw printer wordt weergegeven op het
tabblad Info. Indien nodig kunt u de configuratie van de
printer wijzigen. Voor meer informatie over het wijzigen van
de configuratie van de printer verwijzen we naar “Het
configuratiehulpprogramma” op pagina B.8.
U
W
PRINTER
GEBRUIKEN
IN
L
INUX
B.6
De printerverbindingsmethode wijzigen
Als u tijdens het gebruik van de printer de
printerverbindingsmethode wijzigt van USB naar parallel of
omgekeerd, moet u uw Linux-printer opnieuw configureren door
de printer toe te voegen aan uw systeem. Volg de onderstaande
stappen:
1
Sluit de printer aan op uw computer. Zet zowel de computer
als de printer aan.
2
Als het venster Administrator Login (Aanmelden als
beheerder) verschijnt, typt u 'root' in het veld Login
(Aanmelding) en voert u het systeemwachtwoord in.
OPMERKING
: U moet zich aanmelden als een supergebruiker
(root) om een nieuwe printer te installeren. Als u niet de
supergebruiker bent, neemt u contact op met uw
systeembeheerder.
3
Selecteer Linux Printer (Linux-printer) en vervolgens
Configuration Tool (Configuratiehulpprogramma) via
het pictogram Startup Menu (Opstartmenu) onderaan op
het bureaublad.
U kunt het printerconfiguratievenster ook openen door
'linux-config' te typen in het terminalvenster.
4
Wanneer het printerconfiguratievenster verschijnt, klikt u
op het pictogram Add Printer (Printer toevoegen) op de
werkbalk bovenaan in het venster.
5
Klik op het tabblad Connection (Verbinding) bovenaan in
het venster Add a Printer (Een printer toevoegen).
Controleer of de printerpoort juist is ingesteld. Als dit niet
het geval is, wijzigt u de apparaatinstelling.
6
Klik op OK.
U
W
PRINTER
GEBRUIKEN
IN
L
INUX
B.7
B
De installatie van het
printerstuurprogramma ongedaan maken
1
Selecteer Other (Overige) en vervolgens Configuration
Tool (Configuratiehulpprogramma) via het pictogram
Startup Menu (Opstartmenu) onderaan op het bureaublad.
U kunt het printerconfiguratievenster ook openen door
'linux-config' te typen in het terminalvenster.
2
In het printerconfiguratievenster selecteert u de opdracht
Uninstall (Installatie ongedaan maken) in het menu
File (Bestand).
3
Het venster Administrator Login (Aanmelden als beheerder)
verschijnt. Typ 'root' in het veld Login (Aanmelding) en
voer het systeemwachtwoord in. Klik op Proceed
(Doorgaan).
OPMERKING
: U moet zich aanmelden als een supergebruiker
(root) om de installatie van de printersoftware ongedaan te
maken. Als u niet de supergebruiker bent, neemt u contact op met
uw systeembeheerder.
4 Er verschijnt een berichtvenster met de vraag of u zeker weet
dat u de installatie ongedaan wilt maken. Klik op
Yes (Ja)
.
5
Selecteer Complete uninstall (Installatie volledig
ongedaan maken) en klik vervolgens op Uninstall
(Installatie ongedaan maken).
U
W
PRINTER
GEBRUIKEN
IN
L
INUX
B.8
6
Klik op OK om het ongedaan maken van de installatie te
starten.
7
Nadat de installatie ongedaan is gemaakt, klikt u op
Finished (Voltooid).
Het configuratiehulpprogramma
Het configuratiehulpprogramma geeft toegang tot beheertaken,
zoals het toevoegen en verwijderen van printers en het wijzigen
van hun globale instellingen. Gewone gebruikers kunnen het
configuratiehulpprogramma ook uitvoeren om taakwachtrijen
weer te geven, printereigenschappen te controleren en hun
lokale voorkeuren te wijzigen.
Om toegang te krijgen tot het configuratiehulpprogramma:
1
Selecteer Linux Printer (Linux-printer) en vervolgens
Configuration Tool (Configuratiehulpprogramma) via
het pictogram Startup Menu (Opstartmenu) onderaan op
het bureaublad. Het printerconfiguratievenster van Linux
verschijnt.
U kunt dit venster ook openen door 'linux-config' te typen
in het terminalvenster.
2
In het linker deelvenster van het printerconfiguratievenster
wordt een lijst van de geïnstalleerde printers weergegeven.
Het rechter deelvenster bevat een aantal tabbladen die
informatie over de geselecteerde printer weergeven.
Selecteer uw printer als deze nog niet geselecteerd is.
U
W
PRINTER
GEBRUIKEN
IN
L
INUX
B.9
B
3
Op het tabblad Info wordt algemene informatie over uw
printer weergegeven.
Als u toegang hebt tot het internet, kunt u klikken op Go to
the Web page for this printer (Ga naar de webpagina
voor deze printer) om de webpagina te openen.
Klik op het tabblad Jobs (Taken) om de taakwachtrij voor
de geselecteerde printer te controleren en beheren. U kunt
een of meer specifieke taken in de wachtrij onderbreken,
hervatten of verwijderen. U kunt een of meer specifieke
taken naar de wachtrij of een andere printer slepen.
Op het tabblad Properties (Eigenschappen) kunt u de
standaardprinterinstellingen wijzigen.
OPMERKING
: Gewone gebruikers kunnen de door de beheerder
gedefinieerde standaardinstellingen die gelden voor het hele
systeem opheffen. Als een gewone gebruiker op Apply
(Toepassen) klikt, worden deze aangepaste instellingen
opgeslagen in het profiel van de gebruiker en kunnen ze later
worden gebruikt met LLPR. Als de beheerder het
configuratiehulpprogramma uitvoert, worden de instellingen
opgeslagen als de nieuwe globale standaardinstellingen.
U
W
PRINTER
GEBRUIKEN
IN
L
INUX
B.10
LLPR-eigenschappen wijzigen
U kunt de eigenschappen van de printer precies instellen via het
venster LLPR Properties (LLPR-eigenschappen).
Om dit venster te openen:
1
Selecteer de opdracht Print (Afdrukken) vanuit de
toepassing die u gebruikt.
2
Wanneer het venster Linux LPR wordt geopend, klikt u op
Properties (Eigenschappen).
U kunt het LLPR-venster ook als volgt openen:
• Klik op het pictogram Startup Menu (Opstartmenu)
onderaan op het bureaublad en selecteer Linux Printer
(Linux-printer) en vervolgens Linux LPR.
• Als het printerconfiguratievenster geopend is, selecteert u
Test Print (Proefafdruk) in het menu Print
(Afdrukken).
Klik op Properties
(Eigenschappen).
U
W
PRINTER
GEBRUIKEN
IN
L
INUX
B.11
B
3
Het venster LLPR Properties (LLPR-eigenschappen) wordt
geopend.
De volgende zes tabbladen bevinden zich bovenaan in het
venster:
General (Algemeen)
- Hier kunt u het papierformaat, het
papiertype, de papierinvoer en de afdrukstand van de
documenten wijzigen. U kunt hier ook de functie Dubbelzijdig
afdrukken inschakelen, scheidingspagina's toevoegen aan
het begin en einde, en het aantal pagina's per vel wijzigen.
Margins (Marges) - Hier kunt u de paginamarges
opgeven. Deze marges zijn niet van toepassing bij het
afdrukken van gewone PostScript-gegevens.
Image (Afbeelding) - Hier kunt u afbeeldingsopties
instellen die worden gebruikt voor het afdrukken van
afbeeldingsbestanden (bijv. wanneer een niet-PostScript-
document naar LLPR wordt gestuurd op de
opdrachtregel). Kleurinstellingen zijn ook van kracht voor
PostScript-documents.
Text (Tekst) - Hier kunt u de dichtheid van de tekst
kiezen en de 'syntax coloring' in- en uitschakelen.
HP-GL/2 - Hier kunt u standaardopties instellen voor het
afdrukken van documenten in de HP-GL/2-indeling, die
wordt gebruikt door sommige plotters.
Advanced (Geavanceerd) - Hier kunt u de
standaardinstellingen van de printer opheffen.
Als u onderaan in het venster op de knop Save (Opslaan)
klikt, worden de opties opgeslagen voor de volgende LLPR-
sessies.
Klik op knop Help als u details over de opties in het venster
wilt weergeven.
4
Om de opties toe te passen, klikt u op OK in het venster
LLPR Properties (LLPR-eigenschappen). U keert dan
terug naar het venster Linux LPR. Om te beginnen
afdrukken, klikt u op OK.
U
W
PRINTER
GEBRUIKEN
IN
L
INUX
B.12
MEMO
C
Als u werkt in een netwerkomgeving, kan de printer worden
gedeeld door andere gebruikers op het netwerk.
In dit hoofdstuk vindt u:
Informatie over het delen van de printer op een
netwerk
Een lokaal gedeelde printer instellen
Een netwerkprinter instellen
UW PRINTER GEBRUIKEN IN
EEN NETWERK
U
W
PRINTER
GEBRUIKEN
IN
EEN
NETWERK
C.2
Informatie over het delen van de
printer op een netwerk
Als u werkt in een netwerkomgeving, kunt u uw printer
aansluiten op het netwerk.
Lokaal gedeelde printer
U kunt de printer rechtstreeks aansluiten op een geselecteerde
computer, die de hostcomputer op het netwerk wordt genoemd.
De printer kan dan worden gedeeld door andere gebruikers op
het netwerk via een Windows 98/Me/XP/NT 4.0/2000/Server
2003-netwerkprinterverbinding.
Printer aangesloten op een kabelnetwerk
Een Phaser 6100DN-printer heeft een ingebouwde
netwerkinterface.
Afdrukken over een netwerk
U moet de printersoftware van de Phaser 6100 installeren op
elke computer die documenten afdrukt op de printer, ongeacht
het feit of de printer lokaal aangesloten is of opgeomen is in een
netwerk.
U
W
PRINTER
GEBRUIKEN
IN
EEN
NETWERK
C.3
C
Een lokaal gedeelde printer
instellen
In Windows 98/Me
De hostcomputer instellen
1
Start Windows.
2
Klik op de knop Start van Windows, klik op Instellingen,
klik op Configuratiescherm en dubbelklik op het
pictogram Netwerk.
3
Schakel het selectievakje Bestanden en printers delen
in, en klik op OK. Sluit het venster.
4
Klik in het menu Start op Instellingen, klik op Printers
en dubbelklik op de naam van uw printer.
5
Selecteer Eigenschappen in het menu Printer.
6
Klik op het tabblad Delen en schakel het selectievakje
Gedeeld als in. Vul het veld Share-naam in en klik op OK.
De clientcomputer instellen
1
Klik met de rechtermuisknop op de knop Start van
Windows, en kies Verkennen.
2
Open uw netwerkmap in de linkerkolom.
3
Klik met de rechtermuisknop op de share-naam en kies
Printerpoort toewijzen.
4
Selecteer de gewenste poort, schakel het selectievakje
Opnieuw verbinding bij aanmelden in, en klik op OK.
5
Klik op de knop Start van Windows, klik op Instellingen
en klik vervolgens op Printers.
6
Dubbelklik op het pictogram van uw printer.
7
Kies Eigenschappen in het menu Printer.
8
Selecteer de printerpoort op het tabblad Details, en klik op
OK.
U
W
PRINTER
GEBRUIKEN
IN
EEN
NETWERK
C.4
In Windows NT 4.0/2000/XP/Server 2003
De hostcomputer instellen
1
Start Windows.
2
Voor Windows NT 4.0/2000: Klik op de knop Start van
Windows, en klik achtereenvolgens op Instellingen en
Printers.
Voor Windows XP/Server 2003: Selecteer Printers en
faxapparaten in het menu Start.
3
Dubbelklik op het pictogram van uw printer.
4
Kies Delen in het menu Printer.
5
Voor Windows NT 4.0: Schakel het selectievakje Gedeeld
in.
Voor Windows 2000: Schakel het selectievakje Gedeeld als
in.
Voor Windows XP/Server 2003: Schakel het selectievakje
Deze printer delen in.
6
Vul het veld Share-naam in en klik op OK.
U
W
PRINTER
GEBRUIKEN
IN
EEN
NETWERK
C.5
C
De clientcomputer instellen
1
Klik met de rechtermuisknop op de knop Start van
Windows, en kies Verkennen.
2
Open uw netwerkmap in de linker kolom.
3
Klik op de share-naam.
4
Voor Windows NT 4.0/2000: Klik op de knop Start van
Windows, en klik achtereenvolgens op Instellingen en
Printers.
Voor Windows XP/Server 2003: Selecteer Printers en
faxapparaten in het menu Start.
5
Dubbelklik op het pictogram van uw printer.
6
Kies Eigenschappen in het menu Printer.
7
Klik op Poort toevoegen op het tabblad Poorten.
8
Selecteer Lokale poort en klik op Nieuwe poort.
9
Vul het veld Geef een poortnaam op in, en voer de share-
naam in.
10
Klik op OK en klik op Sluiten.
11
Voor Windows NT 4.0: Klik op OK.
Voor Windows 2000/XP/Server 2003: Klik op Toepassen
en klik op OK.
U
W
PRINTER
GEBRUIKEN
IN
EEN
NETWERK
C.6
Een netwerkprinter instellen
U moet de netwerkprotocollen instellen op de printer die u wilt
gebruiken als uw netwerkprinter. Protocollen kunnen worden
ingesteld via CentreWare Internet Services (IS).
Om toegang te krijgen tot CentreWare IS:
1
Start uw webbrowser.
2
Typ het IP-adres van uw printer in het veld Adres van de
browser http://xxx.xxx.xxx.xxx).
Het venster CentreWare Internet Services (IS) verschijnt. Geef
de printerstatus weer en beheer uw printer over een TCP/IP-
netwerk met behulp van een webbrowser.
U kunt de basisnetwerkparameters configureren via het
bedieningspaneel van de printer. Via het bedieningspaneel van
de printer kunt u:
• Netwerkprotocollen in- en uitschakelen (TCP/IP, LPD)
• TCP/IP configureren
U
W
PRINTER
GEBRUIKEN
IN
EEN
NETWERK
C.7
C
Netwerkparameters configureren via het
bedieningspaneel
Ondersteunde besturingssystemen
• TCP/IP: Transmission Control Protocol/Internet Protocol
• DHCP: Dynamic Host Configuration Protocol
• BOOTP: Bootstrap Protocol
Een netwerkverbindingspagina afdrukken
De netwerkverbindingspagina geeft weer hoe de
netwerkinterfacekaart van uw printer is geconfigureerd. De voor
de meeste toepassingen geschikte standaardinstellingen zijn
ingeschakeld.
1
Druk in de modus Gereed op de knop Menu ( ) van het
bedieningspaneel tot op de onderste regel van het display
'Information' wordt weergegeven.
2
Druk op de toets OK ( ) om het menu te openen.
3
Druk op een van de bladertoetsen ( of ) tot op de
onderste regel 'Connection Pg' wordt weergegeven.
4
Druk op de toets OK ( ).
De netwerkverbindingspagina wordt afgedrukt.
Netwerkprotocollen instellen
Wanneer u de printer voor de eerste keer installeert, zijn alle
ondersteunde netwerkprotocollen ingeschakeld wanneer u de
printer aan zet. Als een netwerkprotocol is ingeschakeld, kan de
printer actief verzenden over het netwerk, zelfs als het protocol
niet in gebruik is. Dit kan het netwerkverkeer lichtjes verhogen.
Om onnodig verkeer te elimineren, kunt u ongebruikte
protocollen elimineren.
Onderdeel Vereisten
Netwerkinterface 10/100 Base-TX (standaard voor Phaser
6100DN)
Netwerkbesturingssyst
eem
Windows 98/Me, NT 4.0/2000/XP/
Server 2003
Linux RedHat 6.2/7.0/7.1 en hogere
versies
Linux Mandrake 7.1/8.0 en hogere
versies
SuSE 6.4/7.0/7.1 en hogere versies
Netwerkprotocollen LPD (LPR), Port9100 on Windows NT,
Linux
Dynamic Addressing
Server
DHCP, BOOTP
U
W
PRINTER
GEBRUIKEN
IN
EEN
NETWERK
C.8
TCP/IP configureren
Uw printer kan worden ingesteld op verschillende TCP/IP-
netwerken. U kunt op verschillende wijzen een TCP/IP-adres
toewijzen aan uw printer, afhankelijk van uw netwerk.
• Statische adressering Het TCP/IP-adres wordt handmatig
toegewezen door de systeembeheerder.
• Dynamische adressering BOOTP/DHCP (standaard): Het TCP/
IP-adres wordt automatisch toegewezen door de server.
1
Druk in de modus Gereed op de toets Menu ( ) van het
bedieningspaneel tot op de onderste regel van het display
'Network Setup' verschijnt.
2
Druk op de toets OK ( ) om het menu te openen.
3
Druk op een van de bladertoetsen ( of ) tot op de
onderste regel 'Configure TCP' verschijnt. Druk op de toets
OK ( ).
4
Druk op een van de bladertoetsen ( of ) om 'Yes' weer
te geven, en druk op de toets OK ( ). Het venster IP-bron
verschijnt.
5
Druk op een van de bladertoetsen ( of ) om een van
de volgende opties te selecteren, en druk vervolgens op de
toets OK ( ):
• Static: Zie “Statische adressering” op pagina C.8.
• BOOTP: Zie “Dynamische adressering (BOOTP/DHCP)” op
pagina C.9.
• DHCP: Zie “Dynamische adressering (BOOTP/DHCP)” op
pagina C.9.
Statische adressering
Als u het TCP/IP-adres wilt invoeren via het bedieningspaneel
van uw printer, gaat u als volgt te werk:
1
Druk op de toets OK ( ) om het menu IP-adres te
openen.
Een IP-adres bestaat uit 4 bytes.
2
Druk op een van de bladertoetsen ( of ) om een getal
tussen 0 en 255 in te voeren, en druk op de toets OK ( ).
Voer voor elke byte een
getal tussen 0 en 255 in.
U
W
PRINTER
GEBRUIKEN
IN
EEN
NETWERK
C.9
C
3
Herhaal stap 2 om het adres volledig in te voeren van de
eerste tot de vierde byte.
4
Als u andere parameters wilt selecteren, zoals het
subnetmasker of de gateway, drukt u op een van de
bladertoetsen ( of ). Druk op de toets OK ( ).
5
Herhaal stap 2 tot en met 4 om de overige TCP/IP-
parameters te configureren.
Dynamische adressering (BOOTP/DHCP)
Als u wilt dat het TCP/IP-adres automatisch wordt toegewezen
door de server, gaat u als volgt te werk:
1
Druk op een van de bladertoetsen ( of ) tot op de
onderste regel ‘BOOTP’ of ‘DHCP’ wordt weergegeven. Druk
op de toets OK ( ).
2
Druk op een van de bladertoetsen ( of ) om 'YES' weer
te geven, en druk op de toets OK ( ).
De netwerkinterfacekaart opnieuw instellen
U kunt de netwerkinterfacekaart opnieuw instellen wanneer de
verbinding met het netwerk verbroken is.
1
Druk op de toets Menu ( ) van het bedieningspaneel tot
op de onderste regel van het display 'Network Setup'
verschijnt.
2
Druk op de toets OK ( ) om het menu te openen.
3
Druk op een van de bladertoetsen ( of ) tot op de
onderste regel 'Reset Network' verschijnt.
4
Druk op de toets OK ( ) om de selectie te bevestigen.
U
W
PRINTER
GEBRUIKEN
IN
EEN
NETWERK
C.10
De netwerkconfiguratie opnieuw instellen
U kunt de netwerkconfiguratie opnieuw instellen op de
standaardinstellingen.
1
Druk op de toets Menu ( ) tot op de onderste regel van
het display 'Network Setup' verschijnt.
2
Druk op de toets OK ( ) om het menu te openen.
3
Druk op een van de bladertoetsen ( of ) tot op de
onderste regel 'Reset Defaults' verschijnt.
4
Druk op de toets OK ( ) om de selectie te bevestigen.
D
Uw printer is een laserprinter met talrijke functies die
optimaal is afgestemd op het merendeel van uw
afdrukbehoeften. Xerox is er zich echter van bewust dat
elke gebruiker andere eisen heeft, en biedt daarom
verscheidene opties waarmee u de mogelijkheden van uw
printer kunt uitbreiden.
Dit hoofdstuk bevat informatie over de installatie van de
optionele lade 2.
DE OPTIONELE LADE 2
INSTALLEREN
D
E
OPTIONELE
LADE
2
INSTALLEREN
D.2
De optionele lade 2 installeren
U kunt de papiercapaciteit van uw printer verhogen door de
optionele lade 2 te installeren. Deze lade kan 500 vellen papier
bevatten.
1
Schakel de printer uit en trek alle kabels uit de printer.
2
Verwijder de verpakkingstape evenals het
verpakkingsmateriaal in de lade.
3
Kijk even waar de aansluiting en de
positioneringselementen van de optionele lade zich
bevinden.
D
E
OPTIONELE
LADE
2
INSTALLEREN
D.3
D
4
Plaats de printer over de lade, waarbij u de voetjes van de
printer op één lijn plaatst met de positioneringselementen
in de optionele lade.
WAARSCHUWING
: Deze printer weegt 35 kg inclusief het
ontwikkelpatroon en de cassette. Wees voorzichtig bij het opheffen
of verplaatsen van de printer. Als de printer moet worden verplaatst,
moet dit gebeuren door twee personen. Gebruik de handvatten om
de printer op te tillen. Deze bevinden zich op de plaats die is
aangegeven op de afbeelding. Als één persoon de printer tracht op
te heffen, bestaat het risico dat hij een rugblessure oploopt.
5
Vul de optionele lade met papier. Zie “Gebruik van de
optionele lade 2” op pagina 2.8 voor informatie over het
vullen van deze lade.
6
Sluit het netsnoer en de kabels opnieuw aan, en zet de
printer aan.
WAARSCHUWING
: Als u de printer met de optionele lade 2 wilt
verplaatsen, heft u het geheel op aan de handvatten aan
weerszijden van de optionele lade 2 om te voorkomen dat de lade
loskomt van de printer. Hieronder is de juiste techniek voor het
opheffen van de printer afgebeeld.
De handvatten
bevinden zich
onderaan aan
weerszijden van de
printer.
38 kg
84 lbs.
D
E
OPTIONELE
LADE
2
INSTALLEREN
D.4
Als u een document afdrukt op het papier dat zich bevindt in
lade 2, moet u de eigenschappen van het
printerstuurprogramma configureren.
Om toegang te krijgen tot de eigenschappen van het
printerstuurprogramma:
1
Klik op de knop Start van Windows.
2
In Windows 98/Me/NT 4.0/2000 klikt u achtereenvolgens op
Instellingen
en
Printers
.
In Windows XP/Server 2003 klikt u op Printers en
faxapparaten.
3
Selecteer de Xerox Phaser 6100-printer.
4
Klik met de rechtermuisknop op het printerpictogram en:
In Windows 98/Me: Selecteer
Eigenschappen
.
In Windows NT 4.0/2000/XP/Server 2003: Selecteer
Eigenschappen
.
5
Klik op het tabblad Printer en selecteer Lade 2 in de
vervolgkeuzelijst Optionele lade.
6
Klik op OK.
E
In dit hoofdstuk vindt u:
Printerspecificaties
Papierspecificaties
SPECIFICATIES
S
PECIFICATIES
E.2
Printerspecificaties
Onderdeel Specificaties en beschrijving
Afdruksnelheid
Zwart: 20 PPM (A4), 21 PPM (Letter);Kleur: 5 PPM (A4/
Letter)
Dubbelzijdig afdrukken: 9,6 IPM (zwart); 5 IPM (kleur)
Resolutie True 600x600 dpi (1200x1200 dpi-klasse)
Opwarmingstijd 15 seconden (zwart); 24 seconden (4-kleur)
Tijd voor eerste pagina < 120 seconden
Voeding
AC 110 ~ 127V (VS, Canada) / 220 ~ 240V (Andere),
50 / 60Hz
Stroomverbruik
gemiddeld 450 W tijdens werking /
minder dan 30 W in de energiebesparende modus
Geluidsniveau Tijdens afdrukken: 48 dB
Tonercassettes Vier (zwart, geel, magenta, cyaan)
Capaciteit van
tonercassette
7.000 vellen hoge capaciteit (voor standaardcapaciteit 3.000
vellen) @ IDC 5% dekking (zwarte toner)
5.000 vellen hoge capaciteit (voor standaardcapaciteit 2.000
sheets) @ IDC 5% dekking C/M/Y)
Afdrukvolume Maandelijks: maximaal 35.000 pagina's (zwart)
Gewicht 38 kg (inclusief verbruiksartikelen)
Verpakkingsgewicht Papier: 4,36 kg, Plastic: 1,48 kg
Buitenafmetingen
(B x D x H)
510 (B) x 470 (D) x 405 (H) mm
Bedrijfsvoorwaarden
Temperatuur: 15 ~ 32,5˚C
Relatieve luchtvochtigheid 20 ~ 80%
Emulatie SPL-Color
Random Access Memory
(RAM)
Standaard 64 MB
Lettertypen Windows-lettertypen
Interfaceschakeling Automatisch (parallel, USB, netwerk)
Interface
IEEE 1284 bidirectioneel parallel
- Ondersteunde modi: Compatible, Nibble, Byte, ECP
USB-interfacestandaard
- USB 1.1/2.0 compatibel (12/480 Mbps 1 poort)
Netwerkinterface
- 10/100 Base TX (alleen Phaser 6100DN)
S
PECIFICATIES
E.3
E
Papierspecificaties
Overzicht
Uw printer is ontworpen voor gebruik met verschillende soorten
papier, waaronder enveloppen, etiketten, transparanten en
papier met een aangepast formaat. Het gewicht en het formaat
van het papier beïnvloeden zowel de afdrukkwaliteit als de
prestaties van de printer. Als u afdrukt op papier dat niet wordt
ondersteund of als u afdrukt op speciale media, kan dit leiden
tot:
• een slechte afdrukkwaliteit;
• een toename van het aantal papierstoringen;
• voortijdige slijtage van de printer.
Zie “Ondersteunde papierformaten” op pagina E.4.
OPMERKINGEN
:
Als u het juiste papier of de juiste speciale media gebruikt en er
zich nog steeds afdrukproblemen voordoen, spelen er mogelijk
andere factoren. Mogelijk werd het papier niet behoorlijk
bewaard of is het gekreukt, stoffig, te vochtig of te droog. Xerox
heeft geen controle hierover en is niet verantwoordelijk hiervoor.
Voordat u grote hoeveelheden papier koopt, controleert u of het
papier de in deze handleiding vermelde vereisten vervult.
WAARSCHUWING
: Schade veroorzaakt door het gebruik van
papier, transparanten en andere speciale media die niet worden
ondersteund, wordt niet gedekt door de garantie of het
onderhoudscontract van Xerox.
S
PECIFICATIES
E.4
Ondersteunde papierformaten
OPMERKING
: Als u afdrukt op papier met een lengte van minder
dan 140 mm, kan het papier vastlopen. Om optimale prestaties te
garanderen, dient u het papier op de juiste manier op te slaan en
te behandelen. Zie “Omgevingsvoorwaarden voor printer en
papieropslag” op pagina E.7.
Lade
1
Lade
2
Afmetingen
*
Gewicht
Capaciteit
**
Letter
216 X 279 mm
(8,5 X 11 in.)
bankpost van 60
tot 90 g/m
2
voor
enkelzijdige
afdrukken
bankpost van 75 tot
90 g/m
2
voor
dubbelzijdige
afdrukken
250 vellen
bankpost van
75 g/m
2
voor
Lade 1
500 vellen
bankpost van
75 g/m
2
voor
Lade 2
A4
210 X 297 mm
(8,3 X 11,7 in.)
Multifunction
ele lade
Afmetingen
*
*De printer ondersteunt een groot aantal mediaformaten. Zie “Afdrukken op
kaarten of een aangepast papierformaat” op pagina 2.21.
Gewicht
Capaciteit
**
**De capaciteit verschilt afhankelijk van het gewicht en de dikte van de media
en de omgevingsvoorwaarden.
Minimaal
formaat
(aangepast)
90 X 140 mm
(3,5 X 5,5 in.)
bankpost van
60 tot 160 g/m
2
100 vellen
bankpost van
75 g/m
2
Maximaal
formaat
(aangepast)
216 X 356 mm
(8,5 X 14 in.)
Transparanten
Dezelfde
minimale en
maximale
papierformaten
als hierboven
vermeld.
Gebruik alleen
Phaser 35-
Series Premium
Transparency
Film.
30 typisch
Etiketten
***
***Gladheid: 100 tot 250 (Sheffield)
Dikte:
0,10 X 0,14
mm
10 typisch
Enveloppen
tot 90 g/m
2
maximaal 10
S
PECIFICATIES
E.5
E
Richtlijnen voor het gebruik van papier
Gebruik traditioneel papier van 75 g/m
2
. U krijgt het beste
resultaat als u de voor uw printer aanbevolen Xerox Phaser-
kleurenafdrukmedia gebruikt. Deze geven gegarandeerd
uitstekende resultaten met uw Phaser 6100-kleurenlaserprinter.
Volg de richtlijnen in deze tabel om de beste afdrukkwaliteit te
garanderen en printerstoringen te vermijden.
OPMERKINGEN
:
Gebruik geen briefhoofdpapier bedrukt met lage-
temperatuurinkten die worden gebruikt bij bepaalde soorten
thermografie.
Gebruik geen gebosseleerd briefhoofdpapier of briefhoofdpapier
met reliëf.
Zorg ervoor dat de inkt van gekleurd papier of voorbedrukte
formulieren compatibel is met een smelttemperatuur van 180˚C
gedurende 0,1 seconde.
Symptoom Probleem Oplossing
Slechte
afdrukkwaliteit,
papier wordt niet
in de printer
getrokken
Mogelijk wordt het
gewicht, de
structuur of het
vochtgehalte van
het papier niet
ondersteund door
de printer.
Gebruik een ander type
papier, tussen 100 en
250 Sheffield, met een
vochtgehalte tussen 4
en 5%.
Lichte vlekken in
de tekst,
papierstoringen,
gekruld papier
Mogelijk werd het
papier niet
behoorlijk
bewaard.
Bewaar papier
horizontaal in zijn
vochtbestendige
verpakking.
Toegenomen
grijze
achtergrondschad
uw
Het papier is te
zwaar voor de
afdruktaak.
Gebruik lichter papier.
Open de achterste
uitvoerlade.
Papier krult
wanneer het in de
printer wordt
ingevoerd
Het papier is te
vochtig of heeft
een verkeerde
vezelrichting of te
korte vezels.
Gebruik papier met
lange vezels.
Printerstoringen,
printer is
beschadigd
Papier bevat
uitsnijdingen of
perforaties
Gebruik geen papier
met uitsnijdingen of
perforaties.
Papier wordt niet
behoorlijk in de
printer getrokken
Ongelijke randen
Gebruik papier van
goede kwaliteit.
S
PECIFICATIES
E.6
Papierspecificaties
Papieruitvoercapaciteit
Papierinvoercapaciteit
Categorie Specificaties
Zuurgehalte pH van 5,5 tot 8,0
Krompasser 0,094 ~ 0,18 mm
Krul in riem Vlak binnen 5 mm
Snijkant
Gesneden met scherpe messen zonder
zichtbare rafels.
Smeltcompatibiliteit
Mag niet verschroeien, smelten,
besmeuren of gevaarlijke emissies
afgeven bij opwarming tot 180˚C
gedurende 0,1 seconde.
Vezel Lange vezel
Vochtgehalte 4% tot 6% volgens gewicht
Gladheid 100 tot 250 Sheffield
Uitvoerlade Capaciteit
Te bedrukken zijde
omlaag
250 vellen bankpost van 75 g/m
2
Invoerlade Capaciteit
Lade 1
250 vellen bankpost van 75 g/m
2
Multifunctionele lade
(MPT)
100 vellen bankpost van 75 g/m
2
Optionele lade 2
500 vellen bankpost van 75 g/m
2
S
PECIFICATIES
E.7
E
Omgevingsvoorwaarden voor printer en
papieropslag
Voor een optimale afdrukkwaliteit is het belangrijk dat u uw
papier op een goede wijze bewaart en hanteert.
• Stel de printer op en bewaar het papier bij
kampertemperatuur in een omgeving die noch te droog, noch
te vochtig is. Papier absorbeert en verliest vocht snel.
Warmte onttrekt vocht aan papier, terwijl koude vocht
condenseert in papier. De vochtigheid, of het gebrek aan
vocht, in ruimten met airconditioning, verwarming of
waterkoeling beïnvloedt de kwaliteit van het papier.
• Papier waarvan de verpakking werd verwijderd en dat niet
beschermd wordt door het strak in te pakken in een
vochtbestendig verpakkingsmateriaal, kan te veel vocht
absorberen. Dit kan leiden tot een lichte afdruk, lichte
vlekken, papiervervorming en papierstoringen. Ongeopend
papier in afgesloten riemen blijft maandenlang goed voor
gebruik.
OPMERKING
: Als de omgeving van de printer onderworpen is aan
uitersten, pakt u alleen de hoeveelheid papier uit die in de loop
van de dag zal worden gebruikt om te vermijden dat het papier
wordt beschadigd.
• Koop geen grote hoeveelheden papier die niet binnen
ongeveer drie maanden kunnen worden gebruikt. Als papier
te lang wordt bewaard, kan het worden beschadigd als gevolg
van de temperaturen en vocht.
• De ruimte waar het papier wordt bewaard moet goed worden
onderhouden om optimale prestaties van de printer te
garanderen. De ideale voorwaarden zijn een temperatuur
tussen 20˚ en 24˚C en een relatieve luchtvochtigheid van
45% tot 55%.
S
PECIFICATIES
E.8
Enveloppen
Of enveloppen behoorlijk worden bedrukt, is in hoge mate
afhankelijk van de kwaliteit en het ontwerp van de enveloppen.
Gebruik enveloppen die specifiek werden gemaakt voor
laserprinters. Houd rekening met de volgende richtlijnen
wanneer u enveloppen kiest:
• Gewicht 90 g/m
2
of minder
• Ontwerp: Plat met een omkrulling van minder dan 6 mm
• Toestand: Geen kreukels of beschadigde oppervlakken of
randen
• Temperatuur: Compatibel met de warmte en druk van de
printer
• Formaat: Binnen het volgende bereik:
OPMERKINGEN
:
Gebruik alleen de multifunctionele lade om enveloppen te
bedrukken.
Mogelijk zal het papier vastlopen als u media met een lengte van
minder dan 140 mm
gebruikt. Dit kan worden veroorzaakt door
papier dat werd beschadigd als gevolg van de
omgevingsvoorwaarden waarin het werd bewaard. Om optimale
prestaties te garanderen, dient u het papier op de juiste wijze te
bewaren en hanteren. Zie “Omgevingsvoorwaarden voor printer
en papieropslag” op pagina E.7.
Minimaal Maximaal
Multifunctionele
lade
90 X 140 mm
(3,5 X 5,5 in.)
216 X 356 mm
(8,5 X 14 in.)
S
PECIFICATIES
E.9
E
Enveloppen met dubbelzijdige naden.
Enveloppen met dubbelzijdige naden (verticale naden aan beide
uiteinden van de enveloppe) kunnen gemakkelijk kreuken. Kies
alleen enveloppen waarvan de naad reikt tot de hoek van de
enveloppe. Zie de volgende afbeelding.
Enveloppen met plakstroken of zelfklevende
kleppen
Deze typen enveloppen zijn niet aanbevolen.
Envelopmarges
Wat volgt zijn typische adresmarges voor een 'commercial #10'-
of DL-envelop.
OPMERKINGEN
:
Voor de beste afdrukkwaliteit moeten de marges minstens 15
mm van de rand van de envelop blijven.
Druk niet af over de plaats waar de naden van de envelop
samenkomen.
Type adres Minimaal Maximaal
Adres van
afzender
10 mm 51 mm
Adres van
geadresseerde
51 mm 90 mm
Juist
Verkeerd
S
PECIFICATIES
E.10
Enveloppen bewaren
Bewaar enveloppen op de juiste manier met het oog op een
optimale afdrukkwaliteit. Enveloppen moeten liggend worden
bewaard. Verwijder luchtbellen uit enveloppen voordat u begint
af te drukken om kreukels en papierstoringen te vermijden. Zie
Afdrukken op enveloppen” op pagina 2.14.
Etiketten
WAARSCHUWINGEN
:
Gebruik alleen etiketten die zijn aanbevolen voor lasterprinters
om te vermijden dat de printer wordt beschadigd.
Gebruik voor het afdrukken van etiketten altijd de
multifunctionele lade om ernstige papierstoringen te vermijden.
Druk nooit meer dan één keer af op hetzelfde vel etiketten, en
druk nooit af op een gedeeltelijk vel etiketten.
Houd rekening met de kwaliteit van elke component wanneer u
etiketten kiest:
• Kleefstoffenmiddelen: Het klevende materiaal moet stabiel
zijn op 180˚C, de smelttemperatuur van de printer.
• Schikking: Gebruik alleen vellen waarvan nog geen etiketten
zijn verwijderd. Etiketten kunnen loskomen van de vellen,
waarbij de ruimte tussen de etiketten ernstige
papierstoringen kan veroorzaken. Blootgesteld kleefmiddel
kan ook leiden tot schade aan printeronderdelen.
• Krul: Voordat u afdrukt, moeten de etiketten plat liggen
zonder een krul van meer dan 13 mm in eender welke
richting.
• Toestand: Gebruik geen etiketten met kreuken, bellen of
andere toestanden die erop wijzen dat de etiketten loskomen.
Zie “Afdrukken op etiketten” op pagina 2.16.
Transparanten
Transparanten die in de printer worden gebruikt, moeten
bestand zijn tegen een temperatuur van 180˚C gedurende 0,1
seconde, de smelttemperatuur van de printer.
WAARSCHUWING
: Gebruik alleen transparanten die zijn
aanbevolen voor laserprinters die olievrije fusers gebruiken om
schade aan de printer te voorkomen. Gebruik geen transparanten
met papieren achterkantbedekking of papiertape. Wij bevelen
Phaser 35-Series Premium Transparency Film aan.
Zie “Afdrukken op transparanten” op pagina 2.17.
F
Dit hoofdstuk bevat informatie over het recycling- en
verwijderingsprogramma van Xerox.
RECYCLING EN
VERWIJDERING VAN HET
PRODUCT
R
ECYCLING
EN
VERWIJDERING
VAN
HET
PRODUCT
F.2
Recycling en verwijdering van het
product
Xerox beheert een wereldwijd programma gericht op het
terugnemen en hergebruiken/recyclen van zijn producten.
Informeer bij uw vertegenwoordiger van Xerox of dit Xerox-
product deel uitmaakt van het programma. Meer informatie over
milieuprogramma's van Xerox vindt u op de volgende
webpagina: www
.xerox.com/environment.html.
Als uw product geen deel uitmaakt van het Xerox-programma en
u het aan het einde van zijn levensduur zelf dient te
verwijderen, houdt u er dan rekening mee dat het product
mogelijk lood en andere materialen bevat die mogelijk moeten
worden verwijderd conform specifieke milieuvoorschriften.
Neem contact op met uw lokale overheid voor informatie over
recycling en verwijdering van producten. In de Verenigde Staten
kunt u ook contact opnemen met de Electronic Industries
Alliance op ww
w.eiae.org.
G
In dit hoofdstuk zijn een aantal websites vermeld waar u
meer informatie vindt over uw Phaser 6100-
kleurenlaserprinter
AANVULLENDE BRONNEN
A
ANVULLENDE
BRONNEN
G.2
Webkoppelingen
Xerox stelt vele bronnen ter beschikking die u meer informatie
bieden over uw Xerox-printer. Gebruik deze websites om
informatie over uw printer te raadplegen:
Bron Koppeling
Om informatie over
producten en
benodigdheden te
raadplegen,
printerstuurprogramma's
te downloaden,
documenten te bekijken
en informatie over
ondersteuning te
raadplegen:
www.xerox.com/office
Om de door het personeel
van de klantendienst van
Xerox gebruikte
Knowledge Base voor het
oplossen van problemen te
raadplegen:
www.xerox.com/office/6100infoSMART
Voor hulpprogramma's en
informatie zoals
interactieve handleidingen,
kleurafdruksjablonen,
nuttige tips en speciale
functies voor uw
individuele behoeften:
www.colorconnection.xerox.com
Voor informatie over
technische ondersteuning:
www.xerox.com/office/6100support
Om benodigdheden van
Xerox te bestellen:
www.xerox.com/office/6100supplies
Voor uw lokaal
verkooppunt en
ondersteuningscentrum:
www.xerox.com/office/contacts
Voor garantie-informatie
over uw Xerox-printer:
www.xerox.com/office/6100warranty
Voor het
veiligheidsinformatieblad
van uw Phaser 6100-
kleurenlaserprinter:
www.xerox.com/office/msds
i
A
aangepast papierformaat,
afdrukken
2.21
aansluiten
netwerk
1.5
parallel
1.5
USB
1.5
afdrukken
aanpassen aan geselecteerd
papier
4.5
boekjes
4.9
configuratiepagina
6.2
dubbelzijdig
4.2
meerdere pagina's op één vel
4.6
overlays gebruiken
4.13
posters
4.7
vanuit Windows
3.3
verkleind/uitvergroot document
4.4
watermerken
4.10
afdrukken in een netwerk
lokaal gedeelde printer,
instellen
C.3
netwerkprinter, instellen
C.6
parameters, configureren
C.7
afdrukken met N-up
4.6
afdrukkwaliteit, instellen
3.9
afdrukproblemen
7.3
afdrukstand, selecteren
3.6
afdrukvolgorde, instellen
3.11
annuleren, afdruktaken
3.4
B
bedieningspaneel
5.2
display
5.2
menu's
5.5
toetsen
5.3
beeldeenheid, vervangen
6.14
boekjes afdrukken
4.9
C
cassette voor gebruikte toner,
vervangen
6.11
configuratiepagina, afdrukken
6.2
D
dubbelzijdig afdrukken
4.2
E
enveloppen, afdrukken
2.14
etiketten, afdrukken
2.16
F
foutberichten
7.25
functies
printer
1.2
G
garantie
G.2
grafische eigenschappen, instellen
3.9
H
help raadplegen
infoSMART
G.2
technische ondersteuning
G.2
help, gebruik
3.13
I
installatie ongedaan maken
Linux
B.7
installeren
optionele lade 2
D.2
SPL-stuurprogramma voor
Linux
B.2
instelling voor favorieten, gebruik
3.12
INDEX
ii
K
kaarten, afdrukken
2.21
kleurmodus
3.9, 3.10
L
lade 1, gebruik
2.4
ladeselectie, instellen
3.8
laserscannereenheid
6.30
Linux
configuratiehulpprogramma
B.8
gebruikelijke problemen
7.31
LLPR-eigenschappen
B.10
stuurprogramma, installeren
B.2
M
Macintosh
gebruikelijke problemen
7.30
station
A.2
modus Handmatige invoer, gebruik
2.12
multifunctionele lade, gebruik
2.9
O
onderdelen
1.4
optie, installeren
papierlade 2
D.2
optionele lade, installeren
D.2
overlay, gebruik
4.13
P
papier
formaten en capaciteiten
2.2
kiezen
2.2
plaatsen
2.4
richtlijn
2.3
specificaties
E.3
papiereigenschappen, instellen
3.7
papierformaat, instellen
3.7
papierformaat, wijzigen in de lade
2.7
papierstoring
storing bij B, C
7.14
storing bij C
7.9, 7.10
storing bij de multifunctionele lade
(MPT)
7.9
storing bij de optionele lade 2
7.17
storing bij lade 1 of het
papierinvoergebied
7.7
tips om te vermijden
7.20
plaatsen, papier
gebruik van de handmatige
invoer
2.12
in de multifunctionele lade
2.9
in de optionele lade 2
2.8
in lade 1
2.4
posters afdrukken
4.7
printersoftware
installatie ongedaan maken
in Linux
B.7
installeren
in Linux
B.2
printerstuurprogramma
functies
3.2
probleem, oplossen
algemeen
7.3
checklist
7.2
foutberichten
7.25
Linux
7.31
Macintosh
7.30
papierstoringen
7.6
Windows
7.29
problemen met de afdrukkwaliteit
7.21
problemen met de kwaliteit,
oplossen
7.21
problemen oplossen
infoSMART
G.2
technische ondersteuning
G.2
problemen, oplossen
afdrukkwaliteit
7.21
R
reinigen
binnenwerk van de printer
6.31
buitenkant van de printer
6.29
laserscannereenheid
6.30
reinigingsvel, afdrukken
6.29
iii
S
schaal aanpassen
4.4
specificatie
papier
E.3
printer
E.2, G.2
systeemvereisten
voor Linux
B.2
Windows
C.2
T
tonercassette
herverdelen
6.5, 6.8
onderhoud
6.4
resterende toner, controleren
6.4
vervangen
6.8
transparanten, afdrukken
2.17
transportriem, vervangen
6.22
V
veiligheid
7
veiligheid van de gebruiker
7
verbruiksartikelen bestellen
G.2
vervangen
beeldeenheid
6.14
cassette voor gebruikte toner
6.11
tonercassette
6.8
transportriem
6.22
voorbedrukt papier, afdrukken
2.20
voorkeuren voor binden
5.8
W
watermerken, gebruik
4.10
website
bronnen
G.2
weergavetaal, wijzigen
1.6
X
Xerox-garantie
G.2
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202

Xerox 6100 Gebruikershandleiding

Type
Gebruikershandleiding