Dell 2335dn Multifunctional Laser Printer de handleiding

Categorie
Laser- / led-printers
Type
de handleiding
Gebruikershandleiding Dellâ„¢ 2335dn MFP
Klik op de koppelingen links voor informatie over de functies, opties en werking van de printer. Zie
"Informatie zoeken" voor informatie over andere documentatie die met uw printer werd geleverd.
Zo bestelt u vervangende tonercassettes of verbruiksartikelen bij Dell:
Dubbelklik op het pictogram Tonver voor Dell 2335dn MFP bestellen op uw bureaublad.1.
OF
Bezoek de website van Dell of bestel printerbenodigdheden van Dell per telefoon.2.
http://www.dell.com/supplies
Contact opnemen met Dell
OPMERKING: Als u geen actieve internetverbinding hebt, vindt u de contactinformatie op uw
aankoopbon, pakbon, factuur of in de productcatalogus van Dell.
Dell biedt verschillende online en telefonische ondersteunings- en serviceopties. De beschikbaarheid varieert
per land en per product en sommige services zijn mogelijk niet beschikbaar in uw regio. U kunt als volgt
contact opnemen met Dell voor vragen aan de verkoopafdeling, technische ondersteuning of klantenservice:
Ga naar www.support.dell.com.1.
Controleer uw land of regio in het vervolgkeuzemenu Choose A Country/Region onderaan op de
pagina.
2.
Klik op Contact opnemen aan de linkerzijde van de pagina.3.
Selecteer de toepasselijke koppeling voor de service of ondersteuning die u nodig hebt.4.
Kies de manier om contact op te nemen met Dell die u het best uitkomt.5.
Opmerkingen en waarschuwingen
OPMERKING: Een OPMERKING duidt op belangrijke informatie die u helpt om uw printer beter te
gebruiken.
VOORZICHTIG: Een tekst met de aanduiding VOORZICHTIG wijst op mogelijke schade voor de
apparatuur of op gegevensverlies en informeert u hoe u het probleem kunt vermijden.
OPGEPAST: Een tekst met de aanduiding OPGEPAST duidt op mogelijke schade aan
eigendommen, persoonlijk letsel of levensgevaar.
Informatie in dit document kan zonder voorafgaand bericht worden gewijzigd.
2008-2010 Dell Inc. Alle rechten voorbehouden.
Reproductie in welke vorm dan ook zonder schriftelijke toestemming van Dell Inc. is ten strengste verboden.
Handelsmerken in deze tekst: Dell en het DELL-logo zijn handelsmerken van Dell Inc.; Microsoft en Windows
zijn geregistreerde handelsmerken van de Microsoft Corporation.
PaperPort is een geregistreerd handelsmerk van ScanSoft, Inc.
Adobe
®
en Photoshop
®
zijn geregistreerde handelsmerken van Adobe Systems Incorporated.
Andere handelsmerken en handelsbenamingen kunnen in dit document worden gebruikt om te verwijzen
naar rechtspersonen die rechten hebben op de merken en namen van hun producten. Dell Inc. doet afstand
van eigendomsbelangen in handelsmerken en -namen, behalve de eigen.
Informatie zoeken
Wat zoekt u?
Zoek het hier
•
Stuurprogramma’s
voor mijn printer
•
Mijn
gebruikershandleiding
Cd Stuur- en hulpprogramma’s
U kunt de cd Stuur- en hulpprogramma’s gebruiken voor het installeren/verwijderen/opnieuw
installeren van de stuur- en hulpprogramma’s of om de Gebruikershandleiding te raadplegen.
Raadpleeg "Software-overzicht" voor meer informatie.
De cd Stuur- en hulpprogramma’s kan Readme-bestanden bevatten met de meest recente
updates over technische wijzigingen van de printer of met geavanceerd technisch
referentiemateriaal voor ervaren gebruikers of technici.
•
Hoe gebruik ik mijn
printer
Gebruikershandleiding
OPGEPAST: Lees alle veiligheidsinstructies in de Productinformatiegids en
volg deze op voordat u de printer installeert en gebruikt.
OPMERKING: Afhankelijk van uw land wordt de gebruikershandleiding mogelijk niet
bij uw product geleverd.
•
Hoe installeer ik mijn
printer
Installatieschema
•
Veiligheidsinformatie
•
Garantiegegevens
•
Wettelijk verplichte
informatie
Productinformatiegids
Snelle servicecode
Snelle servicecode
Geef de identificatiegegevens van uw printer wanneer u gebruik maakt van support.dell.com of
de technische ondersteuning contacteert.
Voer de snelle servicecode in om uw oproep te versturen, wanneer u de technische ondersteuning
contacteert. De snelle servicecode is niet in alle landen beschikbaar.
•
Meest recente
stuurprogramma’s
voor mijn printer
•
Antwoorden op
vragen van technische
dienst en
ondersteuning
•
Documentatie voor
mijn printer
Dell Support Website: support.dell.com
Op de Dell Support Website vindt u verschillende on line-hulpmiddelen, inclusief:
•
•
•
•
•
U krijgt toegang tot Dell Support via support.dell.com . Selecteer uw regio op de pagina
WELCOME TO DELL SUPPORT, en vul de gevraagde gegevens in om hulpmiddelen en informatie
op te vragen.
De printer uitpakken
Kies een plaats voor de printer.1.
OPGEPAST: De printer moet door ten minste twee personen worden opgetild.
Laat voldoende ruimte om de papierlade, kleppen en deuren te openen, en om de opties aan te
brengen. Het is ook belangrijk om voldoende ruimte rond de printer te laten voor een goede ventilatie.
Zorg voor de juiste omgeving:
Een stabiel, horizontaal oppervlak.
Niet blootgesteld aan de directe luchtstroom van airconditioners, verwarmingselementen of
ventilators.
Uit de buurt van zonlicht, extreme vochtigheid of hoge temperatuurschommelingen.
Een schone, droge en stofvrije plaats.
Kies een vlak, stabiel oppervlak met voldoende ruimte voor luchtcirculatie rond het apparaat. Zie
"De hardware installeren" .
Plaats het apparaat niet te dicht bij de rand van een bureau of tafel.
OPMERKING: Laat de printer in de doos totdat u deze gaat installeren.
Controleer of behalve de Dell 2335dn MFP ook de volgende items in de verpakking zitten. Indien er
een item ontbreekt, neemt u contact op met Dell:
2.
tonercassette
netsnoer
a
cd Stuur- en hulpprogramma’s
b
gebruikershandleiding
c
telefoonsnoer
a
installatieschema
terminator
d
Productinformatiegids
De stroomkabel en de telefoonkabel kunnen er anders uitzien, afhankelijk van de specificaties van uw
land.
a.
De cd Stuur- en hulpprogramma’s omvat printerstuurprogramma’s van Dell, scannerstuurprogramma’s,
het Hulpprogramma Printerinstellingen, SetIP, het Macintosh-stuurprogramma, het Linux-
stuurprogramma, het Dellâ„¢ Toner Management-systeem, Dell ScanCenter, PaperPort
®
en een HTML-
handleiding.
b.
Afhankelijk van uw land wordt de gebruikershandleiding mogelijk niet geleverd bij dit product.c.
Dit item wordt slechts in een beperkt aantal landen geleverd.d.
OPMERKING: Gebruik de telefoonkabel die bij uw printer werd meegeleverd. Indien u een andere
kabel wilt gebruiken, neemt u een kabel AWG 26 of een kabel met een kleinere diameter, met een
lengte van maximaal 250 cm.
OPMERKING: Het netsnoer mag alleen op een geaard stopcontact worden aangesloten.
Bewaar de doos en het verpakkingsmateriaal in het geval de printer opnieuw moet worden verpakt.3.
Verwijder de verpakkingstape aan de voorkant, achterkant en zijkanten van de printer.4.
Verwijder het etiket volledig van de scannermodule door er voorzichtig aan te trekken. De
ontgrendelingsschakelaar van de scanner moet vooruit in de ontgrendelpositie schuiven als het etiket
naar buiten wordt getrokken.
5.
OPMERKING: Controleer of de scanner is ontgrendeld: open de klep van de scanner en kijk of
de blauwe vergrendeling in de ontgrendelde stand ( ) staat. Indien de grendel niet in de
ontgrendelde positie staat, moet u de grendel onder het bedieningspaneel naar voren trekken.
Als de scanschakelaar is vergrendeld, kunt u niet kopiëren of scannen.
OPMERKING: Wanneer u de printer gaat verplaatsen of een poosje niet gaat gebruiken, schuift
u de schakelaar ACHTERUIT (zie afbeelding) om de printer te vergrendelen.
Pas nadat de schakelaar weer is ontgrendeld, kunt u documenten scannen of kopiëren.
Over de printer
Dit zijn de belangrijkste onderdelen van de printer. De volgende afbeeldingen tonen de standaard Dell
2335dn MFP en een eraan bevestigde optionele lade 2:
Voorkant
Achterkant
Functies van de knoppen op het bedieningspaneel
Veelgebruikte toetsen
Toets:
Functie:
Door de beschikbare opties scrollen.
De keuze op de display bevestigen.
Terugkeren naar het hogere menu.
Een operatie op elk ogenblik onderbreken of naar het hoofdmenu
terugkeren.
Een taak starten.
Faxtoetsen
Toets:
Functie:
Het nummer kiezen of alfanumerieke tekens invoeren.
Veelgebruikte faxnummers in het geheugen opslaan of opgeslagen
faxnummers of e-mail-adressen zoeken.
U kunt hiermee ook telefoonboeklijsten afdrukken.
In de bewerkmodus een pauze in het faxnummer inlassen.
De status-LED
Wanneer er een probleem optreedt, wordt de status van het apparaat door middel van kleuren aangegeven
door de status-LED.
Status
Beschrijving
Uit
Het apparaat is offline.
Het apparaat staat in de energiebesparende
modus. Wanneer er gegevens binnenkomen of een knop
wordt ingedrukt, gaat het apparaat automatisch online.
Groen
Knippert
Het apparaat is bezig met opwarmen of is gereed om
gegevens te ontvangen.
Aan
Het apparaat is online en klaar voor gebruik.
Oranje
Knippert
Er is een kleine fout opgetreden en het apparaat
wacht tot de fout is hersteld. Bekijk het bericht op het
display. Als het probleem is opgelost, gaat de printer
door met afdrukken.
De tonercassette is bijna leeg. Bestel een nieuwe
tonercassette. U kunt de afdrukkwaliteit tijdelijk
verbeteren door de toner opnieuw te verdelen.
De tonercassette is volledig leeg. Verwijder de
oude tonercassette en plaats een nieuwe.
Het papier is vastgelopen.
De papierlade is leeg. Plaats papier in de lade.
Het apparaat is gestopt als gevolg van een grote
fout. Bekijk het bericht op het display.
Interne lettertypen
De Dell 2335dn MFP Laserprinter ondersteunt PCL- en PS-lettertypen.
Voer de volgende stappen uit om de lijst met PCL- en PS-lettertypen te bekijken:
De lijst met PCL-lettertypen afdrukken
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Instel. te markeren en druk vervolgens op OK ( ).1.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Rapporten te markeren en druk vervolgens op OK (
).
2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om PCL-lettert. te markeren en druk vervolgens op OK (
).
3.
De lijst met PCL-lettertypen wordt afgedrukt.4.
De lijst met PS3-lettertypen afdrukken
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Instel. te markeren en druk vervolgens op OK ( ).1.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Rapporten te markeren en druk vervolgens op OK (2.
3.
1.
).
2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Lijst met PS-lettert. te markeren en druk vervolgens op OK
( ).
3.
De lijst met PS-lettertypen wordt afgedrukt.4.
OPMERKING: U kunt extra PCL-lettertypen en PS-lettertypen toevoegen in het hulpprogramma
Printerinstellingen. Zie "Hulpprogramma Printerinstellingen" .
De hardware installeren
In deze sectie worden de stappen getoond die noodzakelijk zijn voor het installeren van de hardware. Dit
wordt uitgelegd in de Beknopte installatiehandleiding. Lees de Beknopte installatiehandleiding door en voer
de volgende stappen uit.
Kies een stabiele locatie.1.
Kies een vlak, stabiel oppervlak met voldoende ruimte voor luchtcirculatie rond het apparaat. Laat
extra ruimte vrij voor het openen van kleppen en papierladen.
Plaats het apparaat in een ruimte die voldoende geventileerd is, maar niet in direct zonlicht, vlakbij
een warmte- of koudebron of op een vochtige plek. Plaats het apparaat niet te dicht bij de rand van
een bureau of tafel.
Plaats het apparaat op een vlak en stabiel oppervlak zodat het niet meer dan 2 mm overhelt. Zo
vermijdt u dat afdrukkwaliteit nadelig beïnvloed wordt.
Haal het apparaat uit de verpakking en controleer alle bijgeleverde artikelen.2.
Verwijder de tape rond het apparaat.3.
Plaats een tonercassette.4.
Plaats papier. Zie "Papier plaatsen" .5.
Controleer of alle kabels op de printer zijn aangesloten.6.
Zet de printer aan.7.
OPMERKING: Als u de printer verplaatst, mag u hem niet ondersteboven of op zijn kant leggen. In
dit geval kan de binnenzijde van de printer verontreinigd raken door tonerpoeder waardoor er schade
aan uw printer kan ontstaan of de afdrukkwaliteit kan verslechteren.
De tonercassette plaatsen
Open de voorklep.1.
OPGEPAST: Om beschadiging te voorkomen, mag u de tonercassette niet langer dan enkele
minuten blootstellen aan licht.
OPGEPAST: Raak de groene onderzijde van de tonercassette niet aan. Gebruik de hendel op
de cassette en vermijd zo dat u dit gebied aanraakt.
2.
Haal de tonercassette uit de zak en schud de cassette goed heen en weer om de toner gelijkmatig in
de cassette te verdelen.
2.
OPMERKING: Als er toner in contact komt met uw kleding: veeg de toner met een droge doek
af en was uw kleding in koud water. Als u warm water gebruikt, hecht de toner zich aan de
stof.
Houd de tonercassette aan de handgreep vast en schuif ze in de printer tot ze goed vast zit.3.
Sluit de klep aan de voorzijde.4.
Papier plaatsen
U kunt tot 250 vel gewoon papier (75 g/m
2
) in de papierlade plaatsen.
OPMERKING: Stel het papiersoort en -formaat in nadat u papier in de papierlade hebt geplaatst. Zie
"Papiertype instellen" en "Papierformaat instellen" voor het te gebruiken papier bij kopiëren en faxen,
of "Tabblad Papier" bij afdruktaken via de computer.
Plaats het papier:
Trek de papierlade uit de printer.1.
Indien u papier in de lade plaatst dat langer is dan een standaardformaat (Letter of A4), zoals Legal-
papier, ontgrendel dan de geleidervergrendeling door erop te drukken en schuif de papierlengtegeleider
volledig uit tot de volledige lengte van de papierlade is bereikt.
2.
Schuif de lengtegeleider tegen de stapel papier aan.3.
3.
Stel bij papierformaten die kleiner zijn dan Letter de achterste papierlengtegeleider zo in dat deze de
stapel papier net aanraakt.
Druk de papierbreedtegeleider in en schuif deze naar de papierstapel toe totdat deze de zijkant van de
stapel raakt.
4.
Buig de bundel papier om de vellen los te maken en waaier ze uit. Zorg dat u de afdrukmedia niet
vouwt of kreukt. Maak er op een vlakke ondergrond een rechte stapel van.
5.
Plaats de stapel in de papierlade. De zijde waarop u wilt afdrukken komt omlaag te liggen.6.
6.
Zorg ervoor dat het papier niet boven het aan de binnenkant van de lade aangegeven maximum komt.7.
OPMERKING: Als u te veel papier in de papierlade plaatst, kan dit papierstoringen
veroorzaken.
OPMERKING: Als u de papiergeleiders niet nauwkeurig instelt, kan het papier vastlopen.
Schuif de papierlade weer in de printer.8.
9.
Papiersoort en -formaat instellen. Zie "Papiertype instellen" en "Papierformaat instellen" voor meer
informatie.
9.
Aansluitingen
Het telefoonsnoer aansluiten
Steek een uiteinde van de telefoonkabel in de RJ11-telefoonkabelaansluiting (FAX) en het andere
uiteinde in een actieve wandstekerbus.
1.
Om een telefoon en/of antwoordapparaat op uw printer aan te sluiten, moet u het afsluitkapje uit de
uitgang voor het interne toestel (EXT) ( ) verwijderen en de telefoon of het antwoordapparaat met
de uitgang voor het interne toestel (EXT) verbinden.
Alternatieve installatie van fax aangesloten op een stopcontact en een externe telefoon of
telefoonbeantwoorder.
2.
Als u een FAX aansluit met behulp van een antwoordapparaat of telefoonbeantwoorder:
OPMERKING: Stel het aantal belsignalen hoger in dan die van de instelling "Aantal keer overgaan"
voor de telefoonbeantwoorder.
Als u een FAX aansluit met behulp van een computermodem:
OPMERKING: Stel het aantal belsignalen hoger in dan die van de instelling "Aantal keer overgaan"
voor de telefoonbeantwoorder.
OPMERKING: Zie "Een antwoordapparaat gebruiken" of "Een computermodem gebruiken" voor meer
informatie.
OPMERKING: De telefoonadapter wordt niet meegeleverd met het apparaat voor een installatie in het
Verenigd Koninkrijk. U wordt geadviseerd deze in een telefoonwinkel aan te schaffen of contact op te
nemen met uw telefoonaanbieder. De terminatorstekker wordt met het apparaat meegeleverd.
Indien er een seriële telefoonverbinding wordt gebruikt in uw land (zoals Duitsland, Zweden, Denemarken,
Oostenrijk, België, Italië, Frankrijk en Zwitserland), moet u het afsluitkapje van de uitgang voor het interne
toestel (EXT) ( ) verwijderen en de meegeleverde terminator plaatsen.
De printerkabel aansluiten
De printer lokaal aansluiten
Een lokale printer is een printer die via een USB-kabel met uw computer is verbonden. Indien uw printer met
een netwerk is verbonden i.p.v. met uw computer, slaat u deze stap over en gaat u verder met "De printer
aansluiten op het netwerk" .
OPMERKING: USB-kabels moeten afzonderlijk worden gekocht. Contacteer Dell om een USB-kabel te
kopen.
OPMERKING: Gebruik een gecertificeerde USB-kabel om de printer met de USB-poort te verbinden. U
moet een kabel met een lengte van 3 m kopen die geschikt is voor USB 2.0.
Zorg dat de printer, computer en alle andere aangesloten apparatuur is uitgeschakeld en van de
netvoeding is gekoppeld.
1.
Sluit een USB-kabel aan de USB-poort van uw printer aan.2.
2.
Sluit het andere einde van de kabel aan op een vrije USB-poort van uw computer, maar niet op de
poort voor het USB-toetsenbord.
3.
De printer aansluiten op het netwerk
Zorg dat de printer, computer en alle andere aangesloten apparatuur is uitgeschakeld en van de
netvoeding is gekoppeld.
1.
Verbind een uiteinde van een standaard UTP-netwerkkabel (Unshielded Twisted Pair) van categorie 5
met een LAN-drop of -hub en het andere uiteinde met de Ethernet-netwerkpoort aan de achterkant van
de printer. De printer past zich automatisch aan de netwerksnelheid aan.
2.
OPMERKING: Nadat u de printer hebt aangesloten, moet u de netwerkparameters op het
bedieningspaneel configureren. Zie "Netwerkconfiguratiepagina afdrukken" .
De printer aanzetten
OPGEPAST: Het fuserbereik achteraan in de printer warmt sterk op vanaf het moment dat
de printer wordt aangezet.
OPGEPAST: Kijk uit dat u zich niet verbrandt wanneer u in dit gedeelte van het apparaat
komt.
OPGEPAST: Haal de printer niet uit elkaar wanneer deze aanstaat. U kunt dan een
elektrische schok krijgen.
Ga als volgt te werk om de printer aan te zetten:
Steek een uiteinde van de stroomkabel in de stroomkabelaansluiting aan de achterkant van de printer
en het andere uiteinde in een correct geaard stopcontact.
1.
Druk op de aan/uit-schakelaar om de printer aan te zetten. Het bericht "Opwarmen... Een ogenblik
geduld " verschijnt op het display en geeft aan dat de printer nu is ingeschakeld.
2.
OPMERKING: Als u de printer voor de eerste keer inschakelt, moet u de taal, de datum, de tijd, het
land en de faxinstellingen configureren. Deze instellingen zijn mogelijk ook noodzakelijk na een
upgrade van de firmware of nadat de printer is gereset.
Faxinstellingen configureren
Stel de taal in. Zie "De taal van het display wijzigen" .1.
Selecteer het land. Zie "Land selecteren" .2.
Stel de datum en tijd in. Zie "Tijd en datum instellen" .3.
Als Faxinstel. verschijnt, drukt u op de bladertoetsen ( of ) om Ja of Nee te selecteren.4.
Als u Nee selecteert, worden de standaardinstellingen voor faxen hersteld.
Als u Ja selecteert, geldt het volgende:
Het rapport voor hulp bij faxinstellingen wordt afgedrukt.a.
Voer de apparaat-ID in. Zie "De printer-ID instellen" .b.
Selecteer de ontvangstmodus en het aantal keer overgaan. Zie "Het faxsysteem instellen" .c.
Test de faxlijn. Zie "De faxlijnverbinding testen" .d.
5.
d.
De printer keert terug naar de stand-bymodus.5.
Menufuncties van de Dell 2335dn MFP
1 . Scan
2. Kop.
3. Fax
E-mail
USB-sleutel
Faxserver
PC-
toepassing
St.inst. vr
scannen
Aantal
exemplaren
Zoomen
Contrast
Form. origineel
Oorspr. type
Lade selecteren
Lay-out
Dubbelzijdig
Standaardinstel.
kop.
Nummer
invoeren:
Fax
rondzenden
Prioritaire
fax
Zoeken in
tel.lijst
Fax later
verz. naar:
Pagina’s
toevoegen
Taak
annuleren
Bel. met
hoorn op h-k
Opnieuw kiezen
Telefoonlijst
Verzendkwaliteit
Contrast
Dubbelz.
scannen
Fax in
behandeling
Standaardinstel.
fax
Test van faxlijn
4 . Instel.
5 . USB
Papierinstel.
Gedrag van
lade
Map
Rapporten
Faxinstel.
E-mailinstel.
Netwerkinstel.
Apparaatinst.
Onderhoud
Opties
herstellen
St.inst. vr
scannen
Standaardinstel.
kop.
Standaardinstel.
fax
Taakbeheer
Afdrukken
vanaf
Scannen
naar
Druk op de bladertoetsen ( of ) om het gewenste menu-item te markeren en druk vervolgens op
OK ( ).
1.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om het gewenste menu-item te markeren en druk vervolgens op
OK ( ).
2.
Gebruik opnieuw de toetsen ( ), ( ), ( ) en ( ) om naar de gewenste instelling te navigeren en
druk vervolgens op OK ( ) om de getoonde instelling te selecteren.
3.
3.
De instellingen van de printer en van het
bedieningspaneelmenu afdrukken
OPMERKING: Dit is handig als gebruikers door de bedieningspaneelinstellingen en -structuur willen
navigeren bij het wijzigen van de standaardwaarden.
De printerinstellingen afdrukken
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Instel. te markeren en druk vervolgens op OK ( ).1.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Rapporten te markeren en druk vervolgens op OK (
).
2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Printerinstelling te markeren en druk vervolgens op OK (
).
3.
De pagina met printerinstellingen wordt afgedrukt.4.
De instellingen van het bedieningspaneelmenu afdrukken
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Instel. te markeren en druk vervolgens op OK ( ).1.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Rapporten te markeren en druk vervolgens op OK (
).
2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Menu van bed.paneel te markeren en druk vervolgens op
OK ( ).
3.
De pagina met het bedieningspaneelmenu wordt afgedrukt.4.
De taal van het display wijzigen
Volg onderstaande stappen om de taal op het bedieningspaneel te wijzigen:
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Instel. te markeren en druk vervolgens op OK ( ).1.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Apparaatinst. te markeren en druk vervolgens op OK (
).
2.
3.
4.
2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Taal te markeren en druk vervolgens op OK ( ).3.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om de gewenste taal weer te geven.4.
De beschikbare talen zijn Engels, Frans, Duits, Italiaans, Spaans en Nederlands.
Druk op OK ( ) om uw selectie op te slaan.5.
Druk op Annuleren ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.6.
Land selecteren
Volg onderstaande stappen om het land op het bedieningspaneel te wijzigen:
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Instel. te markeren en druk vervolgens op OK ( ).1.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Apparaatinst. te markeren en druk vervolgens op OK (
).
2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Selecteer land te markeren en druk vervolgens op OK (
).
3.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om het gewenste land te selecteren en druk vervolgens op OK (
).
4.
Druk op Annuleren ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.5.
Energiebesparende modus
Dankzij de Energiebesparende modus beperkt uw printer het energieverbruik als hij niet wordt gebruikt. U
zet deze modus aan door op te geven hoe lang de printer na een taak moet wachten voordat wordt
overgeschakeld naar verminderd stroomverbruik.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Instel. te markeren en druk vervolgens op OK ( ).1.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Apparaatinst. te markeren en druk vervolgens op OK (
).
2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Energiezuinig afdruk. te markeren en druk op OK (
).
3.
4.
3.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om de gewenste tijdsinstelling weer te geven.4.
De beschikbare opties zijn 5, 10, 15, 30, 60 en 120 (minuten).
De standaardinstelling is 30 minuten.
Druk op OK ( ) om uw selectie op te slaan.5.
Druk op Annuleren ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.6.
Tijd en datum instellen
De tijd en datum worden op alle faxen afgedrukt.
OPMERKING: U moet mogelijk de juiste tijd en datum opnieuw instellen wanneer de stroomtoevoer
naar de printer onderbroken is geweest .
Om tijd en datum in te stellen:
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Instel. te markeren en druk vervolgens op OK ( ).1.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Apparaatinst. te markeren en druk vervolgens op OK (
).
2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Datum en tijd te markeren en druk vervolgens op OK (
).
3.
Voer de juiste tijd en datum in met behulp van de cijfertoetsen.4.
Maand = 01 ~ 12
Dag = 01 ~ 31
Jaar = 2000 ~ 2099
Uur = 01 ~ 12 (12-uursnotatie)
00 ~ 23 (24-uursnotatie)
Minuten = 00 ~ 59
U kunt ook met behulp van de bladertoetsen ( of ) de cursor onder het cijfer plaatsen dat u wilt
aanpassen en een nieuw nummer invoeren.
Als u VM of NM wilt selecteren voor de 12-uursnotatie, drukt u op de knop of .5.
Als de cursor niet onder de VM- of NM -indicator staat, kunt u de cursor onmiddellijk naar de indicator
5.
verplaatsen door op de knop of te drukken.
U kunt de klok ook instellen op de 24-uursnotatie (voorbeeld: 01:00 NM wordt dan weergegeven als
13:00). Druk op de bladertoetsen ( of ) om VM of NM te markeren en druk vervolgens op de
bladertoetsen ( of ).
Druk op OK ( ) als de tijd en datum op de display juist zijn.6.
OPMERKING: De printer geeft een pieptoon en u kunt niet naar de volgende stap overgaan wanneer
een verkeerd nummer is ingevoerd .
Zomertijd instellen
Als uw land elk jaar overgaat op zomertijd, gebruikt u deze procedure om automatisch over te schakelen op
zomertijd en op standaardtijd.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Instel. te markeren en druk vervolgens op OK ( ).1.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Apparaatinst. te markeren en druk vervolgens op OK (
).
2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Zomertijd te markeren en druk vervolgens op OK (
).
3.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Handmatig te markeren en druk vervolgens op OK (
).
4.
Voer de Startdatum in en druk vervolgens op OK ( ).5.
Voer de Einddatum in en druk vervolgens op OK ( ).6.
Druk op Annuleren ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.7.
Energiebesparende modus scannerlamp
De scannerlamp onder de glasplaat gaat automatisch uit wanneer deze gedurende een vooraf ingestelde tijd
niet wordt gebruikt om zo het stroomverbruik te beperken en de levensduur van de lamp te verlengen. De
lamp gaat automatisch aan en de opwarmcyclus begint zodra op een willekeurige toets wordt gedrukt,
wanneer de DADI-klep wordt geopend of wanneer een document in de DADI wordt gedetecteerd.
U kunt de duur instellen die de scannerlamp na een scantaak moet wachten tot deze overschakelt naar de
energiebesparende modus.
1.
2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Instel. te markeren en druk vervolgens op OK ( ).1.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Apparaatinst. te markeren en druk vervolgens op OK (
).
2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Energiezuinig scannen te markeren en druk op OK (
).
3.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om de gewenste tijdsinstelling weer te geven.4.
De beschikbare opties zijn 30, 60 en 120 (minuten).
Druk op OK ( ) om uw selectie op te slaan.5.
Druk op Annuleren ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.6.
De optie Time-out instellen
U kunt instellen hoe lang de printer moet wachten totdat de standaard kopieer- of faxinstellingen weer
worden gebruikt, als u niet met kopiëren of faxen begint nadat u de instellingen op het bedieningspaneel
hebt gewijzigd.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Instel. te markeren en druk vervolgens op OK ( ).1.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Apparaatinst. te markeren en druk vervolgens op OK (
).
2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Time-out te markeren en druk vervolgens op OK (
).
3.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om de gewenste time-outwaarde weer te geven.4.
De beschikbare opties zijn 15, 30, 60 en 180 (seconden).
U kunt kiezen tussen 15, 30, 60 en 180 (seconden). Als u Uit selecteert, zal de printer de
standaardinstellingen niet herstellen totdat u op Start ( ) drukt om te beginnen met
kopiëren of faxen, of op Annuleren ( ) om te annuleren.
Druk op OK ( ) om uw selectie op te slaan.5.
Druk op Annuleren ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.6.
6.
De standaardmodus instellen
Uw apparaat is vooraf ingesteld op Fax modus. U kunt deze standaardmodus wijzigen in Kop. -modus of
Scan modus.
Druk op bladertoetsen ( of ) om Instel. te markeren en druk vervolgens op OK ( ).1.
Druk op bladertoetsen ( of ) om Apparaatinst. te markeren en druk vervolgens op OK (
).
2.
Druk op bladertoetsen ( of ) om Standaardmodus te markeren en druk vervolgens op OK (
).
3.
Druk op bladertoetsen ( of ) om de gewenste modus weer te geven.4.
Druk op OK ( ) om de selectie op te slaan.5.
Druk op Annuleren ( ) om terug te keren naar stand-bymodus.6.
De tonerbesparende modus instellen
Als de tonerbesparende modus is ingeschakeld, verbruikt het apparaat minder toner per pagina. Door deze
modus in te schakelen wordt de levensduur van de tonercassette verlengd, maar vermindert de
afdrukkwaliteit.
Druk op bladertoetsen ( of ) om Instel. te markeren en druk vervolgens op OK ( ).1.
Druk op bladertoetsen ( of ) om Apparaatinst. te markeren en druk vervolgens op OK (
).
2.
Druk op bladertoetsen ( of ) om Tonerbesparing te markeren en druk vervolgens op OK (
).
3.
Druk op bladertoetsen ( of ) om de instelling te wijzigen in Aan of Uit .
Door Aan te selecteren verbruikt de printer minder toner dan bij normaal afdrukken.
4.
Druk op OK ( ) om de selectie op te slaan.5.
Druk op Annuleren ( ) om terug te keren naar stand-bymodus.6.
Tonerniveaumelding instellen
U kunt het niveau instellen waarop de melding toner laag of bijna leeg wordt getoond. Als de hoeveelheid
toner onder het ingestelde niveau daalt, zal het apparaat een waarschuwingsmelding tonen op het
bedieningspaneel.
Druk op bladertoetsen ( of ) om Instel. te markeren en druk vervolgens op OK ( ).1.
Druk op bladertoetsen ( of ) om Apparaatinst. te markeren en druk vervolgens op OK (
).
2.
Druk op bladertoetsen ( of ) om Wrsch. tonerstatus te markeren en druk vervolgens op OK (
).
3.
Druk op bladertoetsen ( of ) om Toner bijna op te markeren en druk vervolgens op OK (
).
4.
Druk op bladertoetsen ( of ) om het gewenste Toner bijna op niveau weer te geven.
De beschikbare niveaus zijn 20, 30, 40 en 50 (%).
5.
Druk op bladertoetsen ( of ) om de Wrschwngspan. weer te geven en druk vervolgens op OK (
).
6.
Druk op bladertoetsen ( of ) om de instelling te wijzigen in Aan of Uit .
Uit betekent dat de printer de melding Toner bijna op niet weergeeft.
7.
Druk op bladertoetsen ( of ) om het gewenste niveau voor de melding Bijna leeg weer te geven.
De beschikbare niveaus zijn 5, 10 en 15 (%).
8.
Druk op bladertoetsen ( of ) om de Wrschwngspan. weer te geven en druk vervolgens op OK (
).
9.
Druk op bladertoetsen ( of ) om de instelling te wijzigen in Aan of Uit .
Door Uit te selecteren zal de printer de melding Bijna leeg niet weergeven.
10.
Druk op Annuleren ( ) om terug te keren naar stand-bymodus.11.
Blanco pagina’s negeren
De printer detecteert de afdrukgegevens van de computer ongeacht of de pagina leeg is of gegevens bevat.
Doe het volgende om blanco pagina’s over te slaan bij het afdrukken van het document:
Druk op bladertoetsen ( of ) om Instel. te markeren en druk vervolgens op OK ( ).1.
Druk op bladertoetsen ( of ) om Apparaatinst. te markeren en druk vervolgens op OK (2.
3.
1.
).
2.
Druk op bladertoetsen ( of ) om Blanco pagina’s afdr. te markeren en druk vervolgens op OK (
).
3.
Druk op bladertoetsen ( of ) om de instelling te wijzigen in Niet afdrukken .4.
Druk op OK ( ) om de selectie op te slaan.5.
Druk op Annuleren ( ) om terug te keren naar stand-bymodus.6.
Taakbeheer instellen
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Instel. te markeren en druk vervolgens op OK ( ).1.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Taakbeheer te markeren en druk vervolgens op OK (
).
2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om de optie weer te geven en druk vervolgens op OK (
).
Opgeslagen taken : afdruktaken die momenteel op de vaste schijf zijn opgeslagen. Wanneer
een gebruiker een vertrouwelijk taak vanaf zijn pc naar het apparaat stuurt, zal het apparaat de
taak bewaren tot u ze vrijgeeft door uw wachtwoord op op te geven.
Taak verloopt : beperkt de tijd dat een vertrouwelijke afdruktaak in de printer blijft opgeslagen
voordat deze wordt verwijderd.
Opgesl. taak wissen : u kunt afdruktaken verwijderen die op uw vaste schijf of de RAM-schijf
zijn opgeslagen. Als u ALLE selecteert, worden alle Beveiligde taken en Opgeslagen
afdruktaken verwijderd.
3.
Stel elke optie naar eigen voorkeur in en druk op OK ( ).4.
Druk op Annuleren ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.5.
Software-overzicht
Nadat u de printer hebt geïnstalleerd en deze volgens de instructies op de computer hebt aangesloten, moet
u de stuurprogramma’s en hulpprogramma’s installeren vanaf de cd Stuur- en hulpprogramma’s die bij de
printer is meegeleverd. Als u de Dellâ„¢-computer en printer tegelijk hebt aangekocht, zijn de
stuurprogramma’s en hulpprogramma’s automatisch geïnstalleerd. U hoeft ze niet te installeren. De cd met
Stuur- en hulpprogramma’s omvat het volgende:
Dell Printer PCL-stuurprogramma: zorgt dat de computer en de printer met elkaar kunnen
communiceren. Om de printer in Windows als een printer te kunnen gebruiken, moet u het/de
printerstuurprogramma’s installeren. Zie "Software installeren op Microsoft® Windows®-
besturingssystemen " voor informatie over het installeren van de printerstuurprogramma’s.
Dell Webprinterconfiguratie: hiermee kunt u de status van uw netwerkprinter controleren zonder uw
bureau te hoeven verlaten.
Hulpprogramma Printerinstellingen: hiermee stelt u het faxtelefoonboek en andere printeropties in
vanaf het bureaublad van uw computer.
Dell- tonerbeheersysteem: geeft de printerstatus en de naam van de afdruktaak weer wanneer u een
taak stuurt om af te drukken. Het venster Dell-tonerbeheersysteem geeft ook het niveau weer van de
resterende toner en geeft u de mogelijkheid om reservetonercassettes te bestellen.
PaperPort: hiermee kunt u documenten scannen, PDF’s maken en uw gescande afbeeldingen naar
bewerkbare Microsoft Word-, Excel- of tekstbestanden omzetten. PaperPort biedt geavanceerde
scanfuncties en ondersteunt annotaties bij alle afbeeldingstypen. Met de geavanceerde zoekfunctie van
PaperPort vindt u items aan de hand van specifieke item-eigenschappen.
Dell ScanCenter: met deze toepassing kunt u snel documenten naar verschillende toepassingen
scannen, zoals email-, fotobewerkings en tekstverwerkingsprogramma’s.
Scannerstuurprogramma: er zijn TWAIN- of WIA-stuurprogramma’s (Windows Image Acquisition)
beschikbaar om documenten te scannen met uw printer.
Gebruikershandleiding : de HTML-documentatie biedt gedetailleerde informatie over het gebruik van de
printer.
SetIP: met dit programma stelt u de TCP/IP-adressen van de printer in.
PostScript-stuurprogramma: PostScript Printer Description (PPD)-bestand: u kunt het PostScript-
stuurprogramma gebruiken om documenten af te drukken.
Dell Scanbeheer: hiermee kunt u een document met uw printer scannen en het opslaan op een
computer die is aangesloten op het netwerk.
PC Fax/Network-Fax: hiermee kunt u een fax versturen vanaf uw computer.
Linux-stuurprogramma: hiermee kunt u in een Linux-omgeving afdrukken en scannen.
Macintosh-printerstuurprogramma: hiermee kunt u de printer met een Macintosh-computer gebruiken.
Hulpprogramma voor het updaten van de firmware: gebruik dit programma om de firmware van uw
apparaat bij te werken. Zie "Hulpprogramma voor het updaten van de firmware" .
Statusmonitor: met dit programma bewaakt u de printerstatus en ontvangt u waarschuwingsberichten
als er tijdens het afdrukken fouten optreden.
LDAP: hiermee kunt u e-mailadressen opslaan op een bepaalde (LDAP-)server. In de Embedded Web
Service kunt u de LDAP-serverkenmerken instellen.
Dell Webprinterconfiguratie
Met de Dell Webprinterconfiguratie , ook bekend als Embedded Web Service van de printer, kunt u de
status van uw netwerkprinter controleren zonder uw bureau te hoeven verlaten. U kunt ook de
printerconfiguratie-instellingen bekijken en/of wijzigen, de hoeveelheid toner in de gaten houden en
reservetonercassettes bestellen door in uw webbrowser op de koppeling voor Dell -verbruiksartikelen te
klikken.
OPMERKING: De Dell Webprinterconfiguratie is alleen beschikbaar als de printer op een netwerk
is aangesloten. Zie de pagina "Het Dell-tonerbeheersysteem gebruiken" .
Om de Dell Webprinterconfiguratie te starten, tikt u gewoon het IP-adres van uw netwerkprinter in uw
Webbrowser in.
Als u het IP-adres van de printer niet weet, drukt u een netwerkconfiguratiepagina af. Hierop wordt het IP-
adres vermeld:
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Instel. te markeren en druk vervolgens op OK ( ).1.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Rapporten te markeren en druk vervolgens op OK (
).
2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Netwerkinstellingen te markeren en druk vervolgens op
OK ( ) om een netwerkconfiguratiepagina af te drukken.
3.
Als er geen IP-adres is toegewezen, wijst u er nu een toe aan uw printer. Zie "TCP/IP configureren" .
Printerstatus
U krijgt onmiddellijk feedback over de status betreffende de verbruiksartikelen van de printer. Wanneer de
toner bijna op is, klikt u op de koppeling voor tonerverbruiksartikelen in het eerste scherm om
reservetonercassettes te bestellen.
Printerinstellingen
U kunt de printerinstellingen wijzigen, de status van de printerinstellingen bekijken en de firmware van de
printerserver bijwerken.
OPMERKING: In het menu Configuratie kan de gebruiker alleen instellingen van het
bedieningspaneel wijzigen als het juiste wachtwoord is ingevoerd.
Beschikbare opties voor de beheerder
De beheerder kan services en I/O-poorten in- of uitschakelen, zoals de volgende items:
KOP. service
FAX service
SCAN service
USB-poort
USB Host
Ethernet
Wireless Radio
Printerserverinstellingen
In dit menu kunnen de volgende items worden geconfigureerd:
Basisinformatie over de beheerder
TCP/IP
SNMP-traps
SNMP-community
SNMPv3
SLP
UPnP (SSDP)
IPP
EtherTalk
Telnet
Faxinstellingen
U kunt faxinstellingen configureren, zoals het faxvoorblad, de ontvangstmodus, het telefoonboek en
instellingen van de faxserver.
De instelling voor de faxserver is noodzakelijk als u een fax wilt versturen met behulp van een faxserver.
Neem contact op met de beheerder van de faxserver voor informatie over het configureren van de
faxserverparameters.
Beschikbare opties voor de faxserver
Optie
Beschrijving
Faxservermenu
Faxserver
Als u Inschakelen selecteert,
kunt u de instellingen van de
faxserver configureren.
Standaardscanresolutie
Selecteer de
standaardscanresolutie.
Standaardbijlagetype
Selecteer de
bestandsindeling voor bijlagen.
Standaardadres [Van:]
Voer uw e-mailadres in.
Standaardadres [Aan:]
Voer het e-mailadres van de
ontvanger in.
Aanpassingsveld
U kunt het veld Van of het
onderwerpveld aanpassen.
Prefix
De invoertekens die vóór het
aangepaste veld worden
toegevoegd.
Suffix
De invoertekens die aan het
einde van het aangepaste veld
worden toegevoegd.
E-mail-instellingen
U krijgt een e-mail wanneer de printer verbruiksartikelen of een interventie nodig heeft. Typ uw naam of die
van de hoofdoperator die moet worden verwittigd in de e-mailkeuzelijst.
Via dit menu kunnen de volgende functies worden geprogrammeerd:
Instelling SMTP-server
Instelling SMTP-client
E-mailwaarschuwing instellen
Instelling LDAP-server
De informatie in de volgende tabel kan handig zijn bij het instellen van bovenstaande functies:
Beschikbare opties voor e-mailwaarschuwingen
Optie
Beschrijving
E-
mailwaarschuwing
instellen
IP-adres of
hostnaam
Stelt het IP-adres of de hostnaam in.
Primaire SMTP-
gateway
Stelt de primaire SMTP-gateway in.
SMTP-
poortnummer
Geeft het SMTP-poortnummer aan.
Dit moet 25 zijn of tussen 5000 en 65535
liggen.
Primaire SMTP-
verificatie inschakelen
Geeft de verificatiemethode aan voor
uitgaande e-mail.
Accountnaam
primair SMTP
Geeft de aangemelde SMTP-gebruiker
aan. U kunt maximaal 63 alfanumerieke
tekens, punten, streepjes,
onderstrepingstekens en apenstaartjes (@)
gebruiken. Als u meer dan één adres
opgeeft, moet u de adressen scheiden met
behulp van komma’s.
Accountpaswoord
primair SMTP
Geeft het wachtwoord van de SMTP-
account aan in maximaal 31 alfanumerieke
tekens.
Adres van
primaire afzender van
e-mail
Het e-mailadres van de afzender
geregistreerd op de primaire server.
SMTP timeout
De time-out van de zoekopdracht
wordt ingesteld op 30 tot 120 seconden.
Antwoordadres
Geeft het e-mailadres voor
beantwoording aan dat bij elke e-
mailmelding wordt verzonden.
POP3
instellen vóór
SMTP
POP3-server en
poort
a
Geeft het adres van de POP3-server
aan in de IP-adresindeling
"aaa.bbb.ccc.ddd" of als een DNS-
hostnaam van maximaal 63 tekens.
Geeft ook het poortnummer van de
POP3-server aan in maximaal 15
alfanumerieke tekens.
POP3-
gebruikersnaam
a
Geeft de gebruikersnaam aan van de
POP3-account. U kunt maximaal 63
alfanumerieke tekens, punten, streepjes,
onderstrepingstekens en apenstaartjes (@)
gebruiken. Als u meer dan één adres
opgeeft, moet u de adressen scheiden met
behulp van komma’s.
POP3-
gebruikerswachtwoord
a
Geeft het wachtwoord van de POP3-
account aan in maximaal 31 alfanumerieke
tekens.
E-
mailwaarschuwing
instellen
E-mail-lijst 1
Stelt geschikte e-mailadressen in
voor de functie voor e-mailwaarschuwingen
tot maximaal 255 alfanumerieke tekens.
E-mail-lijst 2
Stelt geschikte e-mailadressen in
voor de functie voor e-mailwaarschuwingen
tot maximaal 255 alfanumerieke tekens.
Selecteer
waarschuwingen voor
lijst 1
Geef een waarschuwing :
schakel het selectievakje in om een e-
mailwaarschuwing voor
verbruiksartikelen te ontvangen.
Waarschuwing Papierstoring
: schakel het selectievakje in om een
e-mailwaarschuwing te ontvangen bij
papierstoringen.
Selecteer
waarschuwingen voor
lijst 2
Geef een waarschuwing :
schakel het selectievakje in om een e-
mailwaarschuwing voor
verbruiksartikelen te ontvangen.
Waarschuwing Papierstoring
: schakel het selectievakje in om een
e-mailwaarschuwing te ontvangen bij
papierstoringen.
Beschikbaar wanneer SMTP vereist POP3 voor SMTP-verificatie is geselecteerd.a.
Beschikbare opties voor de LDAP-server
Optie
Beschrijving
Instelling
LDAP-server
LDAP-server en
poort
Geeft het adres van de LDAP-server aan
in de IP-adresindeling "aaa.bbb.ccc.ddd" of als
een DNS-hostnaam van maximaal 63 tekens.
Geeft ook het poortnummer van de
LDAP-server aan in maximaal 15
alfanumerieke tekens.
Hoofdmap
doorzoeken
Geef het hoogste zoekniveau op van de
LDAP-boomstructuur.
Verificatiemethode
Geeft de verificatiemethode aan voor
uitgaand verkeer van de LDAP-server.
Hoofdmap
toevoegen aan basis DN
Schakel deze optie in als het
noodzakelijk is om de basis-DN toe te voegen
aan de gebruiker-DN.
Aanmeldingsnaam
Geeft de gebruikersnaam van de LDAP-
account aan. U kunt maximaal 63
alfanumerieke tekens, punten, streepjes,
onderstrepingstekens en apenstaartjes (@)
gebruiken. Als u meer dan één adres opgeeft,
moet u de adressen scheiden met behulp van
komma’s.
Wachtwoord
Geeft het wachtwoord van de LDAP-
account aan in maximaal 31 alfanumerieke
tekens.
Maximumaantal
zoekresultaten
"0" betekent dat het aantal LDAP-
zoekresultaten onbeperkt is. Dit zijn 5-100
items.
Time-out voor
zoeken
De time-out van de zoekopdracht wordt
ingesteld op 5 tot 100 seconden.
LDAP-verwijzing
Schakel deze optie in indien
noodzakelijk.
Volgorde naam
zoeken
Kies Algemene naam als de
gebruiker-id de indeling
"cn=<gebruikersnaam>" heeft.
Kies E-mailadres als de
gebruiker-id de indeling
"mail=<gebruikersnaam>" heeft.
Kies in alle andere gevallen
Familienaam, voornaam .
Kopiëren Printerinstellingen
Maak snel een identieke kopie van de printerinstellingen en plaats deze op één of meer andere printers in
het netwerk door voor elke printer het IP-adres in te voeren.
OPMERKING: Om deze functie te kunnen gebruiken, moet u een netwerkbeheerder zijn.
Afdrukstatistieken
Stel afdruktrends vast, zoals papiergebruik en het soort afdruktaken.
Paswoord instellen
Dell Webprinterconfiguratie (Embedded Web Service ) kan worden vergrendeld door een wachtwoord
in te stellen. Als een van de printerinstellingen wordt gewijzigd met behulp van deze tool, wordt gevraagd
om de gebruikersnaam en het wachtwoord.
Bedieningspaneel vergrendelen
Deze functie wordt ingeschakeld via Embedded Web Service en voorkomt dat de gebruiker de instellingen
op het bedieningspaneel wijzigt, tenzij een wachtwoord wordt opgegeven.
OPMERKING: Om deze functie te kunnen gebruiken, moet u een netwerkbeheerder zijn.
OPMERKING: De standaardgebruikersnaam is admin en het standaardwachtwoord wordt leeg gelaten
(NULL).
OPMERKING: Als u het wachtwoord bent vergeten, neemt u contact op met het servicecenter.
Draadloos
Raadpleeg de"Beknopte installatiehandleiding voor draadloze netwerken" voor meer informatie over
draadloze module-instellingen voor deze printer.
OPMERKING: Het menu Draadloos wordt alleen weergegeven als u de draadloze
netwerkinterfacekaart op het apparaat hebt geïnstalleerd.
On line Help
Klik op Help om op de Dell -website te zoeken naar oplossingen voor problemen met de printer.
OPMERKING: Voor meer informatie over de "All-In-One"-hoofdpagina, de pagina met opgeslagen
afbeeldingen of de pagina voor onderhoud en probleemoplossing, klikt u op Help in de
rechterbovenhoek van het scherm.
Software installeren op Microsoft
®
Windows
®
-
besturingssystemen
Zorg voordat u begint dat uw systeem voldoet aan de vereisten in "Minimumvereisten" .
OPMERKING: Voor Microsoft Windows 2000, Windows XP, Windows Server 2003, Windows
Server 2008, Windows Vista
®
, Windows 7 en Windows Server 2008 R2 moet de systeembeheerder
Dell-software installeren.
Ondersteunde besturingssystemen
Windows 2000 Professional of Advanced Server
Windows XP Home edition of Professional
Windows Server 2003, Windows Server 2008, Windows Server 2008 R2
Windows Vista
Windows 7
Minimumvereisten
Schijfruimte: Windows 2000: 300 MB
Windows XP/Server 2003/Server 2008/Vista: 1 GB
Windows 7: 16 GB
Windows Server 2008 R2: 10 GB
Geheugen: Windows 2000: 64 MB
Windows XP/Server 2003: 128 MB
Windows Vista/Server 2008: 512 MB
Windows 7: 1 GB
Windows Server 2008 R2: 512 MB(2048MB)
Processor: Windows 2000: Pentium II 400 MHZ of hoger
Windows XP/Server 2003/Server 2008/Vista: Pentium III 933 MHZ of hoger
Windows 7: Pentium IV 1 GHz 32-bit of 64-bit processor of hoger
Windows Server 2008 R2: Ondersteuning voor DirectX 9 en128 MB geheugen (om Aero mogelijk te
maken).
Vereiste software: Internet Explorer 5.0 of hoger
Dell-software installeren voor lokaal afdrukken
Een lokale printer is een printer die via een USB-kabel met uw computer is verbonden. Indien uw printer is
verbonden met een netwerk i.p.v. met uw computer, slaat u deze stap over en gaat u verder met "Dell-
software installeren voor afdrukken via het netwerk" .
Een printerstuurprogramma is software waarmee uw computer kan communiceren met de printer. De
procedure voor de installatie van stuurprogramma’s is afhankelijk van het besturingssysteem dat u gebruikt.
OPMERKING: Als u een USB-printerkabel aansluit terwijl de printer en computer zijn ingeschakeld,
wordt de wizard Windows-hardware onmiddellijk gestart. Annuleer het scherm en gebruik de cd
Stuur- en hulpprogramma’s om de Dell-software te installeren.
Zorg dat de printer op de computer is aangesloten en is ingeschakeld. Sluit alle toepassingen op uw
computer af voordat u met de installatie begint.
1.
OPMERKING: Indien de printer niet op uw computer is aangesloten wanneer u de cd Stuur- en
hulpprogramma’s installeert, verschijnt het scherm Geen printer gevonden . Volg de
aanwijzingen op het scherm om de software te installeren.
Plaats de cd Stuur- en hulpprogramma’s .2.
OPMERKING: Voor Windows Vista/7/Server 2008 R2, klikt u op Doorgaan wanneer het
scherm Gebruikersaccountbeheer verschijnt.
OPMERKING: Als de gebruiker automatisch doorgaan heeft uitgeschakeld, opent u setup.exe
vanuit de hoofdmap van de cd.
Indien nodig selecteert u een taal door op de knop Taal in het hoofdscherm te klikken.3.
Selecteer Persoonlijke installatie .4.
Selecteer Standaardinstallatie om de software en de Gebruikershandleiding te installeren.5.
Als u Aangepaste installatie selecteert, kunt u de onderdelen selecteren die moeten worden
geïnstalleerd. U kunt ook de doelmap wijzigen. Klik op Volgende .
OPMERKING: Als de printer niet op de computer aangesloten is, verschijnt het volgende venster
Geen printer gevonden.
Als de installatie is voltooid, kunt u een testpagina afdrukken. Klik op Voltooien om de installatie te
voltooien en de wizard af te sluiten. U bent nu klaar om af te drukken.
6.
Installeren op een netwerk
Een IP-adres toekennen
Vooraleer u de printer in het netwerk kunt gebruiken, moet u een IP-adres, subnetmasker en gateway voor
de printer instellen. Als u het IP-adres automatisch wilt laten instellen door DHCP of BOOTP , moet er een
DHCP- of BOOTP-server bestaan in het netwerk.
Als het netwerk DHCP/BOOTP gebruikt, wordt automatisch een IP-adres toegewezen nadat de netwerkkabel
op de printer is aangesloten. Als er geen DHCP of BOOTP is, wordt automatisch een bestaand IP-adres
192.0.0192 of lokaal koppelingsadres 169.254.xxx.xxx toegewezen door de printer.
Om het IP-adres manueel te configureren, kunt u de meegeleverde cd Stuur- en Hulpprogramma’s
gebruiken. Druk de Configuratiepagina van de printer af om de actuele netwerkconfiguratie en het MAC-
adres te zien. U hebt deze informatie nodig om de printer voor het netwerk te kunnen configureren.
Zorg dat de printer op het netwerk is aangesloten en is ingeschakeld. Sluit alle programma’s.1.
Plaats de cd Stuur- en hulpprogramma’s .2.
OPMERKING: Voor Windows Vista/7/Server 2008 R2, klikt u op Doorgaan wanneer het
scherm Gebruikersaccountbeheer verschijnt.
OPMERKING: Als de gebruiker automatisch doorgaan heeft uitgeschakeld, opent u setup.exe
vanuit de hoofdmap van de cd.
Indien nodig selecteert u een taal door op de knop Taal in het hoofdscherm te klikken.3.
Selecteer IP-adres instellen . De lijst met beschikbare netwerkprinters wordt weergegeven.4.
Selecteer de printer waaraan u een MAC-adres wilt toewijzen. Het MAC-adres van de printer is te
vinden op de configuratiepagina voor de printer.
5.
Nadat u het IP-adres voor de printer hebt ingesteld, sluit u het programma af.6.
Dell-software installeren voor afdrukken via het netwerk
Als u de printer op het netwerk aansluit, moet u eerst de TCP/IP-instellingen voor de printer configureren.
Nadat u de TCP/IP-instellingen hebt toegewezen en geverifieerd, kunt u de Dell-software op elke
netwerkprinter installeren.
U kunt de Dell-software lokaal of vanop afstand installeren op de netwerkcomputers.
OPMERKING: U hebt beheertoegang nodig om printerstuurprogramma’s op de netwerkcomputers te
installeren.
1.
Zorg dat de printer op het netwerk is aangesloten en is ingeschakeld. Sluit alle toepassingen op uw
computer af voordat u met de installatie begint. Zie "De printer aansluiten op het netwerk" voor meer
informatie over aansluiten op het netwerk.
1.
Plaats de cd Stuur- en hulpprogramma’s .2.
OPMERKING: Voor Windows Vista/7/Server 2008 R2, klikt u op Doorgaan wanneer het
scherm Gebruikersaccountbeheer verschijnt.
OPMERKING: Als de gebruiker automatisch doorgaan heeft uitgeschakeld, opent u setup.exe
vanuit de hoofdmap van de cd.
Indien nodig selecteert u een taal door op de knop Taal in het hoofdscherm te klikken.3.
Selecteer Netwerkinstallatie .4.
Als u de stuurprogramma’s op deze computer wilt installeren voor gebruik in het netwerk, selecteert u
Lokale installatie en klikt u daarna op Volgende .
5.
Als u de Dell-software wilt installeren op remote computers of netwerkservers in hetzelfde netwerk,
selecteert u Installatie op afstand . De ID en het wachtwoord van de domeinbeheerder zijn vereist.
Kies de clientcomputer(s) in hetzelfde domein op een netwerk en klik op Volgende .
OPMERKING: Zowel de servercomputer als de clientcomputer moeten een van de volgende
besturingssystemen hebben: Windows XP, Windows 2000, Windows Server 2003, Windows
Server 2008, Windows Vista, Windows 7 of Windows Server 2008 R2.
OPMERKING: De servercomputer moet de naam van de clientcomputer kunnen omzetten in
een IP-adres.
De lijst met beschikbare printers in het netwerk verschijnt. Selecteer de printer die u wilt installeren in
de lijst en klik op Volgende .
6.
Als de printer niet in de lijst staat, klikt u op Vernieuwen om de lijst te vernieuwen of klikt u op
Printer toevoegen om de printer aan het netwerk toe te voegen. Om de printer aan het netwerk toe
te voegen, voert u de poortnaam en een bestaand IP-adres voor de printer in.
Als u de printer op een server wilt installeren, kiest u het selectievakje Ik installeer deze printer op
een server .
Op het scherm verschijnen de printerstuurprogramma’s die op uw computer zijn geïnstalleerd.7.
U kunt de printernaam wijzigen, de printer instellen om te worden gedeeld op het netwerk en de
printer instellen als de standaardprinter. Klik op Volgende .
8.
Selecteer Aangepaste installatie . Klik op Volgende .8.
Als u Standaardinstallatie selecteert, gaat u naar stap 10 .
Selecteer de onderdelen die moeten worden geïnstalleerd. U kunt ook de doelmap wijzigen. Klik op
Volgende .
9.
Als de installatie van de printer is voltooid, kunt u een testpagina afdrukken. Klik op Voltooien om de
installatie te voltooien en de wizard af te sluiten. U bent nu klaar om af te drukken.
10.
OPMERKING: Raadpleeg de beknopte installatiehandleiding voor draadloze netwerken voor
informatie over het installeren van de draadloze netwerkinterfacekaart en het configureren van de
netwerkparameters.
Software deïnstalleren
U moet de printerstuurprogramma’s verwijderen als u een upgrade van de software uitvoert of als de
installatie van het stuurprogramma mislukt. U kunt de software verwijderen met behulp van de cd Stuur- en
hulpprogramma’s of de verwijderoptie in Windows.
OPMERKING: Sluit alle programma’s voordat u de software verwijdert en start uw computer opnieuw
op nadat u de software hebt verwijderd.
Selecteer in het menu Start de optie Programma’s Dell-printers Dell 2335dn MFP MFP-
software van Dell deïnstalleren .
1.
Kies de software die u wilt verwijderen. Klik op Volgende .2.
Het geselecteerde stuurprogramma wordt van de computer verwijderd.
Nadat de software is verwijderd, klikt u op Voltooien .3.
Het Dell-tonerbeheersysteem gebruiken
De Printerstatusmonitor geeft de status weer van de printer die lokaal of via een netwerk is aangesloten.
U zie de volgende printergegevens: Printer gereed, Printer off line, Foutcontrole printer, en het tonerniveau
of Toner bijna op.
Printerstatusmonitor
Het scherm Printerstatusmonitor wordt gestart als u een afdruktaak naar de printer stuurt. Dit scherm
verschijnt alleen op de computer. Afhankelijk van het resterende tonerniveau verschilt het scherm
Printerstatusmonitor .
OPMERKING: Via de helpfunctie van het venster Printerstatusmonitor kunt u de
probleemoplossingsgids weergeven. Klik op Help me om een animatie weer te geven over de
fouttoestand.
Of
Kies in het menu Start de optie Programma’s Dell-printers Dell 2335dn MFP
Printerstatusmonitor .
Hulpprogramma Printerinstellingen
Met behulp van het venster Hulpprogramma Printerinstellingen kunt u de gegevensopties van het
faxsysteem instellen en telefoonboekitems vanaf uw computer maken en bewerken.
Wanneer u de software installeert, wordt automatisch het Hulpprogramma Printerinstellingen
geïnstalleerd.
Zie "Software installeren op Microsoft® Windows® -besturingssystemen" voor informatie over het
installeren van de software.
Het hulpprogramma Printerinstellingen openen:
Kies in het menu Start de optie Programma’s Dell-printers Dell 2335dn MFP
Hulpprogramma Printerinstellingen .
1.
Het venster Hulpprogramma Printerinstellingen verschijnt.
Het venster Hulpprogramma Printerinstellingen bevat diverse elementen: Map (Telefoonlijst ,
Adresboek ), Faxinstelling en Instelling .
2.
Voor meer details klikt u op de knop .
Als u de standaardinstellingen wilt gebruiken, klikt u op de knop St. inst. printer .
Om het programma af te sluiten, klikt u op de knop Afsluiten onderaan in het venster.
De sectie Map
Klik op Telefoonlijst of Adresboek en op de knop Instelling om telefoonlijst- of adresboekitems te maken
of te bewerken.
De sectie Faxinstelling
Klik op elk item onder Faxinstelling om de faxconfiguratie in te stellen. De printerinstellingen bevatten de
printer-id en het faxnummer van de printer. U kunt Printerinstelling , Verzenden tijdens daluren en
Standaard afleveringsopties selecteren.
De sectie Instelling
Klik op de sectie Instelling en selecteer de optie voor energiebesparing in de vervolgkeuzelijst.
U kunt Energiebesparing en Type emulatie selecteren.
De sectie Lay-out
Klik op de sectie Lay-out en selecteer de afdrukstand in de vervolgkeuzelijst.
U kunt Afdrukstand , Dubbelzijdig en Marge Dubbelzijdig selecteren.
De sectie Papieroptie
Klik op de sectie Papieroptie en selecteer de standaardspecificaties voor papierverwerking in de
vervolgkeuzelijst.
U kunt Exempl. , Papierformaat , Papier Type , Papierinvoer en Laden koppelen selecteren.
De sectie Grafisch
Klik op de sectie Grafisch en selecteer de tonerdichtheid in de vervolgkeuzelijst.
U kunt Tonerdichtheid selecteren.
De sectie Emulatie
Klik op de sectie Emulatie en selecteer de emulatie in de vervolgkeuzelijst. U kunt ook extra lettertypen
toevoegen.
U kunt Emulatie-instelling selecteren.
Als u meer PCL- of PS-lettertypen wenst, selecteert u PCL-lettertype en macro opslaan onder Emulatie-
instelling .
De sectie Netwerk(IPv4)
Klik op de sectie Netwerk(IPv4) en selecteer de netwerkomgeving in de vervolgkeuzelijst.
U kunt Netwerk configureren en Pagina met netwerkconfiguratie afdrukken selecteren.
Hulpprogramma voor het updaten van de firmware
U kunt de firmware van het apparaat bijwerken met behulp van het Hulpprogramma voor het updaten
van de firmware .
Kies in het menu Start de optie Programma’s Dell-printers Dell 2335dn MFP
Hulpprogramma voor het updaten van de firmware .
1.
Download de nieuwste firmware. Klik op http://support.dell.com .2.
Als uw printer is aangesloten met een USB-kabel, klikt u op USB Aangesloten printer .3.
Als uw printer is aangesloten met een netwerkkabel, klikt u op Netwerk Aangesloten printer .
Klik op Bladeren en selecteer het firmwarebestand dat u wilt downloaden.4.
5.
Klik op Firmware updaten .5.
Set IP Address Utility
Dit programma wordt gebruikt om IP-adressen van netwerkapparaten in te stellen door middel van het MAC-
adres, het hardwareserienummer van de netwerkprinterkaart of de interface. Het wordt vooral door
netwerkbeheerders gebruikt om de IP-adressen van meerdere netwerkapparaten tegelijk in te stellen.
OPMERKING: U kunt Set IP Address Utility alleen gebruiken als uw printer op een netwerk is
aangesloten.
Sluit de netwerkkabel aan op uw apparaat.1.
Druk de netwerkonfiguratiepagina van de printer af om de huidige netwerkconfiguratie en het MAC-
adres te bekijken.
2.
Kies in het menu Start de optie Programma’s Dell-printers Dell 2335dn MFP Set IP
Address Utility .
3.
Klik in het venster SetIP om het TCP/IP-configuratievenster te openen.4.
Voer het MAC-adres, het IP-adres, het subnetmasker en de standaardgateway van de netwerkkaart in,
en klik op Toepassen .
5.
Klik op OK .6.
Klik op Afsluiten om het programma SetIP af te sluiten.7.
Papier
Richtlijnen voor afdrukmedia
Papierformaat instellen
Afdrukmedia bewaren
Papiertype instellen
Identificatie van afdrukmedia en specificaties
Papierlade instellen
Uitvoerlocatie kiezen
Gedrag van lade
Printmedia in de papierlade plaatsen
De papiermarge instellen
De MPF (multifunctionele invoer) gebruiken
Richtlijnen voor afdrukmedia
De afdrukmedia zijn papier, kaartkarton, transparanten, etiketten en enveloppen. De printer levert
kwalitatief hoogstaande afdrukken op diverse afdrukmedia. Gebruik de juiste afdrukmedia voor de printer
om problemen tijdens het afdrukken te voorkomen. In dit hoofdstuk vindt u informatie over hoe u de
afdrukmedia het best kunt kiezen, hoe u met afdrukmedia moet omgaan en hoe u deze in lade 1, optionele
lade 2 of de MPF plaatst.
Papier
Gebruik voor de beste afdrukkwaliteit langvezelig kopieerpapier van 75 g/m
2
. Probeer eerst af te drukken op
een staal van het papier dat u wilt gaan gebruiken, voordat u hiervan grote hoeveelheden aankoopt.
Wanneer u papier plaatst, let dan op de aanbevolen afdrukzijde op de verpakking en plaats het papier op de
aanbevolen manier. Zie "Printmedia in de papierlade plaatsen" en "De MPF (multifunctionele invoer)
gebruiken" voor meer informatie over het plaatsen van papier.
Papiereigenschappen
De volgende papiereigenschappen hebben een invloed op de afdrukkwaliteit en -betrouwbaarheid. We raden
u aan om deze richtlijnen te volgen wanneer u een nieuwe papiervoorraad koopt.
Gewicht
De printer kan automatisch papier met een gewicht van 60 tot 105 g/m
2
(langvezelig) in de DADI invoeren
en van 60 tot 105 g/m
2
(langvezelig) in de papierlade. Papier lichter dan 60 g/m
2
is wellicht onvoldoende
stijf voor een goede papierinvoer en kan papierstoringen veroorzaken. Gebruik voor de beste prestaties
langvezelig papier van 75 g/m
2
.
Gebruik voor dubbelzijdig afdrukken langvezelig papier van 75 to 90 g/m
2
.
Krullen
Afdrukmedia hebben soms de neiging om aan de randen te krullen. Extreme gekruld papier kan problemen
geven bij de papierinvoer. Papier gaat meestal krullen nadat het door de printer is gegaan, waar het aan
extreem hoge temperaturen werd blootgesteld. Wanneer papier uit de verpakking in vochtige omgeving
bewaard wordt, zelfs in de papierlade, kan het gaan krullen vóór het afdrukken. Dit kan invoerproblemen
geven.
Gladheid
De gladheid van het papier heeft een directe invloed op de afdrukkwaliteit. Als het papier te ruw is, kan de
toner niet goed aan het papier hechten. Dit geeft een slechte afdrukkwaliteit. Als het papier te glad is, kan
dit problemen geven bij de papierinvoer. De gladheid ligt best tussen 100 en 300 punten Sheffield; een
gladheid tussen 150 en 250 punten Sheffield geeft echter de beste afdrukkwaliteit.
Vochtgehalte
De hoeveelheid vocht in het papier heeft zowel invloed op de afdrukkwaliteit als op de correcte invoer van
het papier door de printer. Laat het papier in de originele verpakking tot u het gebruikt. Zo wordt
blootstelling aan vocht vermeden, wat de prestatie van het papier kan verminderen.
Vezelrichting
Vezel heeft betrekking op de richting van de papiervezels in een vel papier. Vezel is ofwel langvezelig en
liggend in de lengte van het papier, of kortvezelig en liggend in de breedte van het papier.
Voor papier van 60 tot 90 g/m
2
wordt langvezeligheid aanbevolen. Voor papier zwaarder dan 90 g/m
2
heeft
kortvezeligheid de voorkeur. Voor de MPF wordt langvezelig papier van 60 tot 90 g/m
2
aanbevolen.
Vezelgehalte
Het meeste hoogwaardige kopieerpapier is gemaakt van 100% chemisch gepulpt hout. Daardoor krijgt het
papier een hoge stabiliteit, wat minder problemen bij de papierinvoer en een betere afdrukkwaliteit oplevert.
Papier met vezels zoals katoen heeft eigenschappen die een slechte papierverwerking opleveren.
Aanbevolen papier
Gebruik voor de beste afdrukkwaliteit en een betrouwbare papierinvoer kopieerpapier van 75 g/m
2
. Ook
zakelijk papier dat voor algemene zakelijke toepassingen gemaakt is, kan een aanvaardbare afdrukkwaliteit
opleveren.
Druk steeds enkele stalen af voordat u grote hoeveelheden van gelijk welke afdrukmedia koopt. Let bij de
keuze van afdrukmedia opp gewicht, vezelgehalte en kleur.
Gebruik uitsluitend papier dat hoge temperaturen kan weerstaan zonder te verkleuren, uit te lopen of
gevaarlijke stoffen uit te stoten. Informeer bij de papierproducent of -verkoper of het door u gekozen papier
bruikbaar is voor laserprinters.
Ongeschikt papier
Het volgende papier wordt niet aanbevolen voor gebruik met de printer:
Chemisch behandeld papier dat gebruikt wordt om kopieën te maken zonder carbonpapier, ook bekend
als carbonloos papier, carbonloos kopieerpapier of carbonvrij papier.
Voorbedrukt papier met scheikundige stoffen die de printer kunnen vervuilen.
Voorbedrukt papier dat door de temperatuur van de fixeereenheid van de printer kan worden
aangetast.
Voorbedrukt papier dat op de juiste afdrukplaats moet worden gecentreerd met een precisie van meer
dan 2,29 mm, zoals OCR-formulieren (optisch leesbare formulieren).
Gecoat papier (wisbaar bankpostpapier), synthetisch papier, thermisch papier.
Papier met ruwe randen, met een ruw of zeer getextureerd oppervlak of gekruld papier.
Gerecycleerd papier met meer dan 25% gerecycleerd materiaal dat niet voldoet aan de norm
DIN 19 309.
Gerecycleerd papier met een gewicht van minder dan 60 g/m
2
.
Formulieren of documenten die uit verschillende delen bestaan.
Papier selecteren
De juiste plaatsing van het papier voorkomt papierstoringen en zorgt voor afdrukken zonder problemen.
Zo voorkomt u papierstoringen of een slechte afdrukkwaliteit:
Gebruik steeds nieuw, onbeschadigd papier.
Zorg dat u bij het plaatsen van het papier weet wat de aanbevolen afdrukzijde is. Deze informatie staat
meestal op de verpakking van het papier.
Gebruik geen papier dat u zelf hebt gesneden of bewerkt.
Gebruik geen verschillende afdrukmediaformaten, gewichten of soorten doorelkaar; dit kan tot
papierstoringen leiden.
Gebruik geen gecoat papier.
Vergeet niet om de papierformaatinstelling te wijzigen als u een bron gebruikt zonder ondersteuning
voor automatische formaatdetectie.
Verwijder geen lade terwijl een taak nog wordt afgedrukt.
Zorg dat het papier op de juiste wijze is geplaatst.
Buig het papier een beetje heen en weer. Zorg dat u het papier niet vouwt of kreukt. Maak er op een
vlakke ondergrond een rechte stapel van.
Voorbedrukte formulieren en briefhoofdpapier selecteren
Volg deze richtlijnen wanneer u voorbedrukte formulieren en papier met hoofding gebruikt voor de printer:
Gebruik langvezelig papier voor de beste resultaten.
Gebruik alleen formulieren en briefhoofdpapier dat is bedrukt via een offset-lithografisch drukproces of
in gravuredruk.
Kies papier dat inkt absorbeert maar dat niet uitloopt.
Vermijd papier met ruwe of zeer getextureerde oppervlakken.
Gebruik papier dat is bedrukt met hittebestendige inkt en dat is ontworpen voor kopieermachines. De inkt
moet temperaturen van 180 °C kunnen weerstaan zonder te smelten of gevaarlijke stoffen uit te stoten.
Gebruik inkt die niet wordt aangetast door de hars in de toner of de siliconen in de fixeereenheid. Inkt
geproduceerd in een oxidatieproces of op basis van olie zou aan deze vereisten moeten voldoen; latexinkt is
wellicht niet geschikt. Bij twijfel raadpleegt u uw papierleverancier.
Voorbedrukt papier zoals briefhoofdpapier moet temperaturen tot 180 °C kunnen weerstaan zonder te
smelten of gevaarlijke stoffen uit te stoten.
Afdrukken op briefhoofdpapier
Informeer bij de papierfabrikant of -leverancier of het door u gekozen voorbedrukte briefhoofdpapier
geschikt is voor laserprinters.
De paginarichting is belangrijk bij het afdrukken op briefhoofdpapier. Gebruik de volgende tabel als
hulpmiddel bij het plaatsen van briefhoofdpapier in de lade voor afdrukmedia.
Afdrukmediabron
Bovenrand van het papier
Afdrukzijde
Staand
Liggend
Lade 1
(standaardlade)
Optionele lade 2
Afdrukzijde naar
beneden voor enkelzijdig
afdrukken
Voorzijde
van lade
Linkerzijde
van lade
Afdrukzijde naar boven
voor dubbelzijdig afdrukken
MPF
Voorzijde naar boven
Logo gaat
eerst de printer
in
Linkerzijde
van lade
Geponst papier selecteren
Geponst papier van verschillende merken kan variëren qua aantal en plaatsing van de gaatjes en qua
productietechniek.
Houd u aan volgende richtlijnen bij keuze en gebruik van geponst papier:
Test papier van verschillende producenten voordat u grote hoeveelheden geponst papier gaat bestellen
en gebruiken.
Papier moet al bij de producent geponst zijn en de gaatjes mogen niet in de al verpakte riem geboord
zijn. Papier met geboorde gaatjes kan papierstoringen veroorzaken wanneer meerdere vellen door de
printer gaan.
Geponst papier kan meer papierstof bevatten dan standaardpapier. De printer moet mogelijk vaker
worden gereinigd en de papierinvoer kan minder betrouwbaar zijn dan bij standaardpapier.
Transparanten
Probeer eerst af te drukken op een staal van de transparanten die u wilt gaan gebruiken voordat u grote
hoeveelheden koopt.
Gebruik transparanten die speciaal voor laserprinters zijn ontworpen. Transparanten moeten
temperaturen van 180 °C kunnen weerstaan zonder dat ze smelten, verkleuren, verschuiven of
gevaarlijke stoffen uitstoten.
Vermijd vingerafdrukken op de transparanten, omdat dit de afdrukkwaliteit kan verminderen.
U moet de transparanten uitwaaieren voordat u deze plaatst om te voorkomen dat de vellen aan elkaar
blijven kleven.
Plaats één transparant in de MPF.
Transparanten selecteren
De printer kan rechtstreeks afdrukken op transparanten die geschikt zijn voor gebruik in laserprinters. De
afdrukkwaliteit en duurzaamheid zijn afhankelijk van de gebruikte transparanten. Maak steeds een
proefafdruk op transparanten die u wilt gaan gebruiken voordat u grote hoeveelheden koopt.
Informeer bij de producent of verkoper of de transparanten geschikt zijn voor laserprinters waarin ze worden
opgewarmd tot 180 °C. Gebruik enkel transparanten die deze temperaturen kunnen weerstaan zonder dat ze
smelten, verkleuren, verschuiven of gevaarlijke stoffen uitstoten.
Enveloppen
Probeer eerst af te drukken op een staal van de enveloppen die u wilt gaan gebruiken voordat u grote
hoeveelheden koopt. Zie "De MPF (multifunctionele invoer) gebruiken" voor instructies over het plaatsen van
enveloppen.
Wanneer u afdrukt op enveloppen:
Gebruik voor de best mogelijke afdrukkwaliteit uitsluitend enveloppen van een hoge kwaliteit die
geschikt zijn voor gebruik in laserprinters.
Gebruik voor de beste prestaties enveloppen gemaakt van papier van 75 g/m
2
. U kunt papier met een
gewicht tot 90 g/m
2
gebruiken in de MPF, zolang het katoengehalte maar 25 percent of minder
bedraagt.
Gebruik enkel nieuwe, onbeschadigde enveloppen.
Gebruik voor de beste prestaties en om papierstoringen te vermijden geen enveloppen die:
- sterk gekruld of gebogen zijn
- aan elkaar kleven of beschadigd zijn
- een venster, gaten, perforaties, openingen of reliëf hebben
- metalen haakjes, koordjes of metalen elementen hebben
- in elkaar grijpen
- van postzegels zijn voorzien
- kleefstof aan de buitenkant hebben wanneer de envelop dichtgeplakt of gesloten is
- gekartelde randen of gebogen hoeken hebben
- een ruwe, gerimpelde afwerking hebben of van een of andere laag zijn voorzien
Gebruik enveloppen die kunnen weerstaan aan temperaturen van 180 °C zonder dicht te plakken,
extreem te krullen, te krimpen of gevaarlijke stoffen uit te stoten. Als u enige twijfel hebt over de
enveloppen die u wilt gaan gebruiken, raadpleegt u de leverancier van de enveloppen.
Stel de breedtegeleider in op de breedte van de enveloppen.
Plaats een envelop met de klepzijde naar beneden en met de zegelhoek linksboven. Het uiteinde van
de envelop waarop de postzegel komt, gaat het eerst in de MPF.
Zie "De MPF (multifunctionele invoer) gebruiken" voor instructies over het plaatsen van enveloppen.
OPMERKING: U kunt de afdrukkwaliteit van enveloppen verbeteren door de achterklep te
openen en de twee blauwe drukhendels omlaag te duwen. Deze instructie is met name bedoeld
voor enveloppen van DL- en C5-formaat.
Door een combinatie van hoge vochtigheid (meer dan 60%) en de hoge druktemperaturen kunnen de
enveloppen dichtkleven.
Etiketten
De printer kan afdrukken op vele etiketten die geschikt zijn voor laserprinters. Deze etiketten worden
geleverd op vellen in de formaten Letter, A4 en Legal. De etiketkleefstof, de voorkant (bedrukbaar gedeelte)
en de bovenlaag moeten kunnen weerstaan aan temperaturen van 180 °C en een druk van 1,7 atmosfeer. U
kunt één etikettenvel tegelijkertijd in de MPF plaatsen.
Maak eerst een proefafdruk met etiketten die u met de printer wilt gebruiken voordat u grote hoeveelheden
koopt:
Gebruik enkel volle etikettenvellen. Als u vellen gebruikt met ontbrekende etiketten, kunnen de overige
etiketten tijdens het drukken loskomen en een papierstoring veroorzaken. Vellen met ontbrekende
etiketten vervuilen ook de printer en de cassette met kleefstof, waardoor de garanties voor uw printer
en cassettes kunnen vervallen.
Gebruik etiketten die kunnen weerstaan aan temperaturen van 180 °C zonder dicht te plakken,
extreem te krullen, te krimpen of gevaarlijke stoffen vrij te laten.
Druk niet af op minder dan 1 mm vanaf de rand van het etiket of vanaf de perforaties, of in de vrije
ruimte tussen de etiketten.
Gebruik geen etikettenvellen met kleefstof aan de randen. Zonecoating van de kleefstof op een afstand
van minimaal 1 mm van de rand wordt aanbevolen. Kleefstof vervuilt de printer en kan de garantie
doen vervallen.
Wanneer zonecoating van de kleefstof niet mogelijk is, moet een strook van 3 mm worden verwijderd
van de geleidende en sturende rand, en moet een kleefstof worden gebruikt die niet zacht wordt.
Verwijder een strook van 3 mm van de geleidende rand om te vermijden dat etiketten in de printer
loskomen.
Een verticale plaatsing geniet de voorkeur, vooral bij het afdrukken van streepjescodes.
Gebruik geen etiketten met kleefstof die uitsteekt.
Kaartkarton
Kaartkarton bestaat uit één laag en heeft een groot aantal eigenschappen die de afdrukkwaliteit kunnen
beïnvloeden, zoals vochtgehalte, dikte en textuur. Zie "Identificatie van afdrukmedia en specificaties" voor
informatie over het geprefereerde gewicht voor de vezelrichting van afdrukmedia.
Maak eerst een proefafdruk met het kaartkarton dat u met de printer wilt gebruiken voordat u grote
hoeveelheden koopt. Let op het volgende:
Voorbedrukking, perforaties en kreuken kunnen de afdrukkwaliteit sterk beïnvloeden en kunnen leiden
tot problemen met de afdrukmedia of de papierinvoer.
Gebruik geen kaartkarton dat gevaarlijke stoffen uitstoot bij het opwarmen.
Gebruik geen voorbedrukt kaartkarton waarbij chemische stoffen zijn gebruikt die de printer kunnen
beschadigen. Voorbedrukking doet halfvloeibare en vluchtige stoffen ontstaan in de printer.
Het gebruik van langvezelig kaartkarton wordt aanbevolen.
Afdrukmedia bewaren
Volg deze richtlijnen voor een correcte opslag van afdrukmedia. Daardoor voorkomt u invoerproblemen met
afdrukmedia en een onregelmatige afdrukkwaliteit:
Bewaar voor de beste resultaten afdrukmedia in een omgeving met een temperatuur van ongeveer
21 °C en een relatieve vochtigheid van 40%.
Bewaar dozen met afdrukmedia op een pallet of in een rek i.p.v. direct op de grond.
Wanneer u afzonderlijke pakken met afdrukmedia buiten de originele doos bewaart, moet u ervoor
zorgen dat deze op een vlak oppervlak liggen zodat de randen niet doorbuigen of krullen.
Plaats niets bovenop de dozen of pakken met afdrukmedia.
Identificatie van afdrukmedia en specificaties
De volgende tabellen bevatten informatie over de standaard- en optionele bronnen, inclusief de
ondersteunde gewichten en de formaten die u kunt selecteren in het papierformaatmenu.
OPMERKING: Als u een papierformaat gebruikt dat niet in de lijst staat, selecteert u het daarop
volgende formaat.
Capaciteit voor media-invoer
Papier
a
Papierlade (lade 1
en optionele lade 2)
MPF
b
Normaal papier
250 vel van 75 g/m
2
50 vel van 75 g/m
2
Transparanten
c
,
etiketten, kaarten,
enveloppen
-
5 vel van 75 g/m
2
Raadpleeg de handleiding voor het gebruik van speciale media, zoals transparanten, enveloppen
en kaarten.
a.
Bij speciale media die in de MPF worden geplaatst, kan de invoerkwaliteit afnemen afhankelijk
van het gebruikte papier.
b.
U wordt aanbevolen de korte zijde te gebruiken voor transparanten met papieren tape.c.
Capaciteit voor media-uitvoer
Uitvoer
Beschrijving
Voorzijde naar
beneden
150 vellen bankpostpapier van 75 g/m
2
5 vel transparanten, enveloppen, etiketten en kaarten.
Bedrukte zijde
naar boven
a
1 vel
b
De bedrukte zijde naar boven is hoofdzakelijk bestemd voor enveloppen en dik papier.a.
U kunt de afdrukkwaliteit van enveloppen, etiketten en zwaar papier verbeteren door de twee
blauwe drukhendels omlaag te duwen.
b.
Afdrukmedia - Formaten en Ondersteuning
Legende
Ja duidt op
ondersteuning
Afmetingen
Papierlade
(lade 1 en
optionele lade
2)
MPF
Dubbelzijdig
afdrukken
Afdrukmediaformaat
A4
210 x 297
mm
Ja
Ja
Ja
A5
a
148 x 210
mm
Ja
Ja
-
A6
105 x 148,5
mm
-
Ja
-
JIS B5
182 x 257
mm
Ja
Ja
-
ISO B5
176 x 250
mm
Ja
Ja
-
Letter
215,9 x
279,4 mm
Ja
Ja
Ja
Legal
215,9 x
355,6 mm
Ja
Ja
Ja
Executive
184,2 x
266,7 mm
Ja
Ja
-
Oficio
216 x 343
mm
Ja
Ja
Ja
Folio
216 x 330
mm
Ja
Ja
Ja
Envelop 7-3/4
(Monarch)
98,4 x 190,5
mm
-
Ja
-
COM-10-envelop
105 x 241
mm
-
Ja
-
DL-envelop
110 x 220
mm
-
Ja
-
C5-envelop
162 x 229
mm
-
Ja
-
C6-envelop
114 x 162
mm
-
Ja
-
Speciaal
76 x 127
mm tot 216 x 356
mm
-
Ja
-
Gebruik voor A5-papier NIET doormidden gesneden A4-papier.a.
a.
Ondersteunde afdrukmedia
Typen afdrukmedia
(papier)
Papierlade (lade 1 en
optionele lade 2)
MPF
Normaal, dun,
gerecycleerd, briefhoofd
Ja
Ja
Dik, bankpostpapier,
voorbedrukt, gekleurd
-
Ja
Kaartkarton
-
Ja
Transparanten
-
Ja
Etiketten
-
Ja
Dual-web en geïntegreerde
etiketten
-
Ja
Enveloppen
-
Ja
Typen afdrukmedia en gewichten
Afdrukmateriaal
Type
Afdrukmediagewicht
Lade 1 en
optionele lade 2
MPF
Papier
Kopieer- of
zakelijk papier
60-90 g/m
2
langvezelig
60-135 g/m
2
langvezelig
Kaartkarton-
maximum
(langvezelig)
a
Index Bristol
-
120 g/m
2
Label
-
120 g/m
2
Omslag
-
135 g/m
2
Kaartkarton-
maximum
(kortvezelig)
a
Index Bristol
-
163 g/m
2
Label
-
163 g/m
2
Omslag
-
163 g/m
2
Transparanten
b
Laserprinter
-
138-146 g/m
2
Etiketten-
maximum
Papier
-
163 g/m
2
Dual-web-
papier
-
163 g/m
2
Polyester
-
163 g/m
2
Vinyl
-
163 g/m
2
Geïntegreerde
formulieren
Drukgevoelige
zone (moet eerst in
de printer)
-
135-140 g/m
2
Paperbasis
(lange vezels)
-
75-135 g/m
2
Enveloppen van
100% katoen,
maximumgewicht
90 g/m
2
Sulfiet-,
houtvrij of tot 100%
katoen
bankpostpapier
-
75-90 g/m
2
Bij voorkeur korte vezels voor papier zwaarder dan 135 g/m
2
.a.
Dikte: 0,1 tot 0,15 mm.b.
Uitvoerlocatie kiezen
De printer heeft twee uitvoerlocaties: de uitvoerlade (bedrukte zijde naar beneden) en de achterklep
(bedrukte zijde naar boven).
Als u de uitvoerlade wilt gebruiken, moet u ervoor zorgen dat de achterklep is gesloten. Als u de achterklep
wilt gebruiken, moet u deze openen.
OPMERKING: Als het papier dat uit de uitvoerlade komt problemen vertoont, zoals buitensporig
krullen, kunt u proberen af te drukken naar de achterklep.
OPMERKING: Open of sluit de achterklep niet terwijl de printer afdrukt om te voorkomen dat papier
vastloopt.
Afdrukken naar de uitvoerlade (bedrukte zijde omlaag)
In de uitvoerlade wordt het bedrukte papier in de juiste volgorde verzameld met de bedrukte zijde naar
beneden. De uitvoerlade kan voor de meeste afdruktaken worden gebruikt.
Indien nodig, kunt u het verlengstuk van de papieruitvoer uittrekken om te voorkomen dat de afdrukmedia
uit de uitvoerlade vallen.
Afdrukken naar de achterklep (bedrukte zijde omhoog)
Als u de achterklep gebruikt, komt het papier uit de printer met de bedrukte zijde naar boven.
Als u vanuit de MPF afdrukt naar de achterklep, is de papierbaan recht. Gebruik de achterklep in
combinatie met speciale materialen voor een betere afdrukkwaliteit.
De achterklep gebruiken:
Open de achterklep door eraan te trekken.
OPGEPAST: Het gebied rondom de fixeereenheid aan de binnenkant bij de achterklep van
de printer wordt bij gebruik zeer heet. Wees voorzichtig wanneer u hier in de buurt komt.
Printmedia in de papierlade plaatsen
U kunt ongeveer 250 vellen gewoon papier in lade 1 of in de optionele lade 2 plaatsen. Als u de optionele
lade 2 hebt gekocht, raadpleegt u "De optionele lade 2 installeren" voor installatie-instructies. Voor faxen
kunt u alleen A4, Letter of Legal gebruiken. Voor kopiëren of afdrukken kunt u vele verschillende soorten en
formaten papier gebruiken; zie "Identificatie van afdrukmedia en specificaties".
Volg deze instructies om afdrukmedia in lade 1 of in de optionele lade 2 te plaatsen. In deze beide lades
worden de afdrukmedia op dezelfde manier geplaatst.
Trek de papierlade open en plaats het papier erin met de te bedrukken zijde naar beneden.1.
Papier met briefhoofd legt u met de bedrukte kant omlaag in de lade. De bovenrand van het vel moet
aan de voorkant van de lade komen.
Zie "Papier plaatsen" voor meer informatie over het plaatsen van afdrukpapier.
OPMERKING: Als het invoeren van papier problemen oplevert, plaatst u het papier in de MPF.
OPMERKING: U kunt ook papier plaatsen waarop al is afgedrukt. Plaats het papier met de bedrukte
zijde naar boven. De rand die naar de printer gericht is, mag niet gekruld zijn. Bij invoerproblemen
draait u het papier om. De afdrukkwaliteit is hierbij niet gegarandeerd.
De MPF (multifunctionele invoer) gebruiken
Via de MPF kunt u afdrukken op transparanten, etiketten, enveloppen of briefkaarten. Bovendien kunt u deze
lade gebruiken om snel af te drukken op een ander papiertype of papierformaat dan het type of formaat dat
zich in de papierlade bevindt.
U kunt met deze printer afdrukken op briefkaarten, (index) kaarten van 88,9 x 148,1 mm en andere
materialen met speciale formaten. Het minimumformaat is 76 x 127 mm en het maximumformaat is
216 x 356 mm.
Geschikt afdrukmateriaal is gewoon papier met formaten van 76 x 127 mm tot Legal 216 x 356 mm (het
grootste geschikte formaat), met een gewicht van 60 g/m
2
en 163 g/m
2
.
OPMERKING: Doe alleen materiaal in het apparaat dat voldoet aan de specificaties in
"Papierspecificaties". Zo voorkomt u papierstoringen en problemen met de afdrukkwaliteit.
OPMERKING: Maak omgekrulde kaarten, enveloppen en etiketten eerst plat voordat u deze in de MPF
plaatst.
Zo gebruikt u de MPF:
Open de MPF en klap de papiersteun open, zoals wordt afgebeeld.1.
1.
Als u papier gebruikt, buigt u de stapel of waaiert u het papier uit om de vellen van elkaar te scheiden
voordat u de stapel in de lade plaatst.
2.
Houd transparanten vast aan de randen en raak de te bedrukken zijde niet aan. Vingerafdrukken
kunnen de afdrukkwaliteit verminderen.
Plaats het afdrukmateriaal met de te bedrukken zijde naar boven.3.
Houd bij het plaatsen van het papier de volgende methode aan, afhankelijk van de papiersoort:
Enveloppen: plaats deze met de klepzijde naar beneden en de zegelhoek linksboven.
Transparanten: plaats deze met de te bedrukken zijde naar boven en de bovenrand met het
kleefstrookje in richting van de printer.
Etiketten: plaats deze met de te bedrukken zijde naar boven en de korte bovenrand in richting
van de printer.
Voorbedrukt papier: plaats dit met de voorbedrukte zijde naar boven en de bovenrand in richting
van de printer.
Kaarten: plaats deze met de te bedrukken zijde naar boven en met de korte rand in richting van
de printer.
Voorbedrukt papier: plaats dit met de bedrukte zijde naar onder. De rand die naar de printer
gericht is, mag niet gekruld zijn.
Knijp in de breedtegeleider en stel deze in op de breedte van het afdrukmateriaal. Oefen niet te veel
druk uit. Het papier kan dan gaan buigen, waardoor een papierstoring ontstaat of het papier
scheeftrekt.
4.
Nadat u het papier hebt geplaatst, stelt u het papiertype en het formaat in voor de MPF. Zie
"Papiertype instellen" voor kopiëren en faxen of "Tabblad Papier" voor afdrukken vanaf een computer.
5.
OPMERKING: De instellingen van het printerstuurprogramma vervangen de instellingen van
het bedieningspaneel.
OPGEPAST: Vergeet niet om de achterklep te openen als u afdrukt op transparanten. Zo
voorkomt u dat de transparanten scheuren bij het uitvoeren.
Na het afdrukken schuift u de papiersteun in en sluit u de MPF.6.
Tips voor het gebruik van de MPF
Plaats uitsluitend afdrukmateriaal van hetzelfde formaat tegelijkertijd in de MPF.
Voeg geen papier toe als de MPF nog papier bevat. Hierdoor kan het papier vastlopen. Dit geldt ook
voor andere soorten afdrukmedia.
Plaats het afdrukmateriaal met de te bedrukken zijde omhoog en de bovenrand eerst in de MPF en zorg
ervoor dat het materiaal midden in de lade ligt.
Plaats afdrukmateriaal altijd zoals omschreven in "Richtlijnen voor afdrukmedia" om papierstoringen en
problemen met de afdrukkwaliteit te vermijden.
Maak omgekrulde kaarten, enveloppen en etiketten eerst plat voordat u deze in de MPF plaatst.
Wanneer u via de MPF afdrukt op media van 76 x 127 mm, opent u de achterklep voor een rechte
papierbaan, om papierstoringen te voorkomen.
Vergeet niet om de achterklep te openen als u afdrukt op transparanten. Zo voorkomt u dat de
transparanten scheuren bij het uitvoeren.
Papierformaat instellen
Nadat het papier in de papierlade is geplaatst, stelt u het papierformaat in via de toetsen op het
bedieningspaneel. Deze instelling wordt toegepast op de fax- en kopieermodus. Als u afdrukt vanaf een
computer, selecteert u het papiertype via het programma dat u gebruikt.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Instel. te markeren en druk vervolgens op OK ( ).1.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Papierinstel. te markeren en druk vervolgens op OK ( ).2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om de gewenste papierlade te selecteren en druk vervolgens op
OK ( ).
3.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Papierformaat te markeren en druk vervolgens op OK (
).
4.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om het gewenste papierformaat te selecteren en druk vervolgens
op OK ( ).
5.
Druk op Annuleren ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.6.
Papiertype instellen
Nadat het papier in de papierlade of de MPF is geplaatst, stelt u het papiertype in via de toetsen op het
bedieningspaneel. Deze instelling wordt toegepast op de fax- en kopieermodus. Voor faxen kunt u het
papiertype alleen instellen op Normaal papier. Als u afdrukt vanaf een computer, selecteert u het
papiertype via het programma dat u gebruikt.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Instel. te markeren en druk vervolgens op OK ( ).1.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Papierinstel. te markeren en druk vervolgens op OK ( ).2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om de gewenste papierlade te selecteren en druk vervolgens op
OK ( ).
3.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Papiertype te markeren en druk vervolgens op OK ( ).4.
5.
6.
4.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om het papiertype dat u gebruikt te selecteren en druk
vervolgens op OK ( ).
5.
Druk op Annuleren ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.6.
Papierlade instellen
Met deze functie kunt u de lade en het papier selecteren die u wilt gebruiken voor een afdruktaak. U kunt
hier het papierformaat en de papierlade wijzigen.
Ladekoppeling instellen
Als lade 1 en lade 2 zijn gevuld met papier van Letter-formaat en deze optie is ingesteld op Aan, wordt het
afdrukken voortgezet met papier uit lade 2 wanneer lade 1 leeg is.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Instel. te markeren en druk vervolgens op OK ( ).1.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Gedrag van lade te markeren en druk vervolgens op OK (
).
2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Laden koppelen te markeren en druk vervolgens op OK (
).
3.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Aan te markeren en druk vervolgens op OK ( ).4.
Druk op Annuleren ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.5.
Vervanglade
Wanneer het papier niet overeenkomt, bijvoorbeeld als lade 1 papier van Letter-formaat bevat maar er
papier van A4-formaat vereist is voor de afdruktaak, begint het apparaat automatisch met afdrukken op het
papier met het Letter-formaat.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Instel. te markeren en druk vervolgens op OK ( ).1.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Gedrag van lade te markeren en druk vervolgens op OK (
).
2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Vervanglade te markeren en druk vervolgens op OK ( ).3.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Dichtstbijz. formaat te markeren en druk vervolgens op OK
( ).
4.
Druk op Annuleren ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.5.
De standaardpapierlade instellen
U kunt de lade instellen die u voor de afdruktaak wilt gebruiken.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Instel. te markeren en druk vervolgens op OK ( ).1.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Gedrag van lade te markeren en druk vervolgens op OK (
).
2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Standaardbron te markeren en druk vervolgens op OK (
).
3.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om de papierlade die u gebruikt te selecteren en druk vervolgens
op OK ( ).
4.
Druk op Annuleren ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.5.
Papierinvoerstroom instellen
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Instel. te markeren en druk vervolgens op OK ( ).1.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Gedrag van lade te markeren en druk vervolgens op OK (
).
2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om MPF configureren te markeren en druk vervolgens op OK (
).
3.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om de papierlade die u gebruikt te selecteren en druk vervolgens
op OK ( ).
Bypassmodus: als u een afdruktaak verzendt vanaf de computer en de MPF is gevuld met
papier, gebruikt de printer eerst het papier in de MPF. In deze modus gebruikt de printer eerst
het papier uit de MPF, totdat de MPF wordt gesloten of leeg is. De MPF heeft de eerste voorkeur,
en de printer gebruikt eerst alle media in de MPF om op af te drukken. Bypassmodus is
geconfigureerd als een standaardinstelling.
Lademodus: als u een afdruktaak verzendt vanaf de computer, gebruikt de printer het papier in
de lade die is ingesteld bij Printereigenschappen. In deze modus wordt de MPF behandeld als een
papierlade. In plaats van de MPF als lade van eerste voorkeur te gebruiken, gebruikt de printer
papier uit de lade die overeenkomt met het formaat en het type. De standaardlade is de lade van
eerste voorkeur.
4.
Druk op Annuleren ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.5.
Automatische papierinvoer instellen
Als de lade het verkeerde papiertype bevat, wacht het apparaat enige seconden en begint vervolgens toch
automatisch met het afdrukken.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Instel. te markeren en druk vervolgens op OK ( ).1.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Gedrag van lade te markeren en druk vervolgens op OK (
).
2.
3.
1.
2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Automatisch doorgaan te markeren en druk vervolgens op
OK ( ).
3.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Aan te markeren en druk vervolgens op OK ( ).4.
Druk op Annuleren ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.5.
Gedrag van lade
Laden koppelen
Met Laden koppelen wordt de automatische koppelingsfunctie voor laden ingeschakeld als u afdrukmedia van
hetzelfde formaat en type in verschillende bronnen plaatst. De laden worden automatisch gekoppeld door de
printer. Als een lade leeg is of het verkeerde type papier bevat, gebruikt de printer de afdrukmedia uit de
volgende beschikbare gekoppelde lade.
Als u bijvoorbeeld afdrukmedia van hetzelfde type en formaat hebt geplaatst in lade 2, haalt de printer
afdrukmedia uit lade 2 totdat deze leeg is, en schakelt daarna automatisch over op afdrukmedia uit de
volgende gekoppelde lade.
Door alle laden te koppelen (standaard en optioneel) creëert u in feite één enkele bron met een capaciteit
van maximaal 550 vel.
Als u de laden wilt koppelen, moet u zorgen dat elke lade afdrukmedia van hetzelfde type en formaat bevat.
Stel het papierformaat en -type in voor elke lade.
Als u de ladekoppeling wilt uitschakelen, kunt u ofwel een uniek papierformaat en -type in elke lade plaatsen
ofwel de ladekoppeling uitschakelen via het bedieningspaneel.
OPMERKING: Open lade 1 niet als het apparaat afdrukt uit lade 2. In dat geval kan het papier
vastlopen.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Instel. te markeren en druk vervolgens op OK ( ).1.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Gedrag van lade te markeren en druk vervolgens op OK (
).
2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Laden koppelen te markeren en druk vervolgens op OK (
).
3.
Druk op de bladertoetsen ( of ) naar Aan om de ladekoppeling in te schakelen of Uit om de
ladekoppeling uit te schakelen en druk daarna op OK ( ).
4.
Druk op Annuleren ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.5.
5.
Alternatief formaat
Deze instelling wordt gebruikt om vast te stellen of de printer een alternatief papierformaat kan gebruiken
wanneer het gevraagde papierformaat niet beschikbaar is in een van de invoerladen. De printer vervangt het
papier als volgt: A4/Letter, A5/Statement, B5/ISO B5 en Folio/Oficio. Als bijvoorbeeld A4 het gevraagde
papierformaat is en er geen A4-papier in een van de laden is geplaatst, drukt de printer af op papier van
Letter-formaat, indien beschikbaar.
Als de optie Alternatief formaat is ingesteld op Uit betekent dit dat het gevraagde papierformaat niet mag
worden vervangen door een ander papierformaat. Deze optie kan niet worden gebruikt voor het afdrukken
van ontvangen faxen.
OPMERKING: U kunt deze functie gebruiken voor afdruk- en kopieertaken.
MPF
De MPF kan worden geconfigureerd voor de Lademodus of de Bypassmodus, via het menu MPF
configureren op het bedieningspaneel.
Bypassmodus
In deze modus gebruikt de printer eerst het papier uit de MPF, totdat de MPF wordt gesloten of leeg is. De
MPF heeft de eerste voorkeur, en de printer gebruikt eerst alle media in de MPF om op af te drukken.
OPMERKING: U kunt deze functie gebruiken voor afdruk- en kopieertaken.
Lademodus
In deze modus wordt de MPF behandeld als een papierlade. In plaats van de MPF als lade van eerste
voorkeur te gebruiken, gebruikt de printer papier uit de lade die overeenkomt met het formaat en het type.
De standaardlade is de lade van eerste voorkeur.
De papiermarge instellen
U kunt de papiermarge instellen voor eenzijdig of dubbelzijdig afdrukken.
Druk op bladertoetsen ( of ) om Instel. te markeren en druk vervolgens op OK ( ).1.
Druk op bladertoetsen ( of ) om Papierinstel. te markeren en druk vervolgens op OK ( ).2.
3.
4.
1.
2.
Druk op bladertoetsen ( of ) om Marge te markeren en druk vervolgens op OK ( ).3.
Druk op bladertoetsen ( of ) om Algemene marge, de gewenste papierlade of PCL-marge
versch. te markeren en druk vervolgens op OK ( ).
4.
Selecteer een doel zoals Bovenmarge, Linkermarge, Korte binding, Lange binding enz. om de
papiermarge in te stellen.
5.
Voer de gewenste waarde in met het numeriek toetsenblok.6.
Druk op Annuleren ( ) om terug te keren naar stand-bymodus.7.
Afdrukken
Een document afdrukken
Posters afdrukken
Printerinstellingen
Katernen afdrukken
Meerdere pagina’s per vel afdrukken
Afdrukken op beide zijden van het papier
Een document verkleind of vergroot afdrukken
Watermerken afdrukken
Een document aan een geselecteerd papierformaat
aanpassen
Overlays gebruiken
Een document afdrukken
Uw printer drukt documenten af met behulp van het PCL- (Printer Control Language) of PS- (PostScript)
printerstuurprogramma. Wanneer u de Dell-software installeert, wordt automatisch het PCL-
printerstuurprogramma geïnstalleerd. Het PS-stuurprogramma is optioneel. Zie "Dell-software installeren
voor lokaal afdrukken" .
De stuurprogramma’s die met uw printer worden meegeleverd, bevatten een groot aantal opties. Bepaal aan
de hand van de volgende tabel welk stuurprogramma het best geschikt is voor de taak.
Dit zijn de functies die elk printerstuurprogramma bevat:
Functie
Printerstuurprogramma
PCL
PS
Optie afdrukkwaliteit
Ja
Ja
Posters afdrukken
Ja
Nee
Verkleinen/vergroten
Ja
Ja
Meerdere pagina’s per zijde
Ja
Ja
Aan pagina aanpassen
Ja
Ja
Watermerk
Ja
Nee
Overlay
Ja
Nee
Hieronder staan de algemene stappen die vereist zijn om af te drukken vanuit diverse Windows-
toepassingen. De precieze stappen voor het afdrukken van een document zijn afhankelijk van de toepassing
die u gebruikt. Kijk in de handleiding van uw softwareapplicatie wat de juiste afdrukprocedure is.
Open het document dat u wilt afdrukken.1.
Kies Afdrukken in het menu Bestand .2.
Het venster Afdrukken verschijnt. Afhankelijk van uw toepassing kan dit venster er iets anders uitzien.
De basisafdrukinstellingen worden geselecteerd in het afdrukvenster. Deze instellingen omvatten het
aantal exemplaren en het afdrukbereik.
Selecteer het gewenste printerstuurprogramma in het venster Afdrukken.3.
Klik om de functies van de printer zo goed mogelijk te benutten op Voorkeursinstellingen of
Eigenschappen , afhankelijk van het programma of besturingssysteem in het bovenstaande venster.
Ga daarna naar stap 5.
4.
Als in plaats daarvan de knop Instellen , Printer of Opties verschijnt, klikt u op deze knop. Klik in
het volgende venster op Eigenschappen .
Klik op OK om het venster voor de printereigenschappen te sluiten.5.
Klik om met de afdruktaak te beginnen in het afdrukvenster op Afdrukken of OK , afhankelijk van het
programma of het besturingssysteem.
6.
Een afdruktaak annuleren
U kunt een afdruktaak op twee manieren annuleren:
Een afdruktaak stoppen vanaf het bedieningspaneel:
Druk op Annuleren ( ).
De pagina die al was begonnen, wordt afgedrukt en de rest van de afdruktaak wordt gewist. Hiermee
annuleert u alleen de huidige afdruktaak. Als het printergeheugen meerdere afdruktaken bevat, moet u voor
elke taak één keer op de knop drukken.
Een afdruktaak stoppen via de map Printers:
OPMERKING: U kunt dit venster openen door rechtsonder op de taakbalk van Windows te
dubbelklikken op het pictogram van de printer.
Klik op de knop Start in Windows.1.
Klik in Windows 2000 op Instellingen en wijs naar Printers .2.
Klik in Windows XP/Server 2003 op Printers en faxapparaten .
Klik in Windows Vista/Server 2008 op Configuratiescherm Hardware en geluid Printers .
Klik in Windows 7 op Configuratiescherm Hardware en geluid Apparaten en printers .
Klik in Windows Server 2008 R2 op Configuratiescherm Hardware Apparaten en printers .
Voor Windows 2000, XP, 2003, 2008 en Vista dubbelklikt u op uw apparaat.
Voor Windows 7 en Windows Server 2008 R2 klikt u met de rechtermuisknop op het pictogram van uw
printer Afdruktaken weergeven.
3.
Klik in het menu Document op Annuleren .4.
Printerinstellingen
Via het eigenschappenvenster hebt u toegang tot alle benodigde printeropties bij het afdrukken. Als de
printereigenschappen worden weergegeven, kunt u de instellingen die u voor uw afdruktaak nodig hebt,
controleren en wijzigen.
Het venster met printereigenschappen kan verschillen, afhankelijk van het door u gekozen
printerstuurprogramma en uw besturingssysteem. Zie "Een document afdrukken" voor informatie over de
keuze van het printerstuurprogramma. In de Handleiding ziet u het venster Afdrukvoorkeuren van het PLC-
stuurprogramma voor Windows XP.
OPMERKING: In de meeste Windows-applicaties worden de instellingen van uw
printerstuurprogramma vervangen. Wijzig eerst de printerinstellingen die beschikbaar zijn in de
softwaretoepassing en wijzig daarna de overige instellingen in het printerstuurprogramma.
OPMERKING: De instellingen die u wijzigt, zijn alleen van toepassing zolang u in het desbetreffende
programma blijft. Als u uw wijzigingen permanent wilt behouden, brengt u ze aan in de map Printers
. Dit doet u als volgt:
Klik op de knop Start van Windows.a.
Klik in Windows 2000 op Instellingen en wijs naar Printers .b.
Klik in Windows XP/Server 2003 op Printers en faxapparaten .
Klik in Windows Vista/Server 2008 op Configuratiescherm Hardware en geluid
Printers .
Klik in Windows 7 op Configuratiescherm Hardware en geluid Apparaten en
printers .
Klik in Windows Server 2008 R2 op Configuratiescherm Hardware Apparaten en
printers .
Wijs naar de printer Dell 2335dn MFP .c.
Klik met de rechtermuisknop op het printerpictogram en klik op Eigenschappen .d.
Wijzig de gewenste instellingen op de diverse tabbladen en klik vervolgens op OK .e.
Tabblad Lay-out
Het tabblad Lay-out biedt opties waarmee u kunt bepalen hoe het document op de afgedrukte pagina wordt
weergegeven. De sectie Lay-outopties omvat geavanceerde afdrukopties, zoals Meerdere pagina’s per
kant en Poster afdrukken .
Eigenschap
Beschrijving
Afdrukstand
Afdrukstand bepaalt de richting waarin gegevens op de pagina
worden afgedrukt.
Staand drukt af over de breedte van de pagina, zoals bij een
brief.
Liggend drukt af over de lengte van de pagina, zoals bij een
spreadsheet.
Als u de pagina 180 graden wilt draaien, selecteert u 180 in de
keuzelijst Draaien .
Lay-
outopties
Met behulp van Lay-outopties kunt u geavanceerde
afdrukinstellingen selecteren. Zie "Meerdere pagina’s per vel afdrukken" ,
"Posters afdrukken" en "Katernen afdrukken" voor meer informatie.
Dubbelzijdig
afdrukken
Dubbelzijdig afdrukken biedt u de mogelijkheid om op beide
zijden van het papier af te drukken. Zie "Afdrukken op beide zijden van
het papier" voor meer informatie.
Tabblad Papier
Met de hieronder opties voor printereigenschappen regelt u de papierafhandeling. Klik op de tab Papier voor
toegang tot de papiereigenschappen.
OPMERKING: Als u een optie selecteert bij de printereigenschappen, verschijnt mogelijk een
uitroepteken ( ) of het teken ( ). Een uitroepteken betekent dat u deze optie wel kunt selecteren
maar dat deze niet wordt aanbevolen, en het teken ( ) betekent dat u deze optie niet kunt
selecteren vanwege de instellingen of de omgeving van het apparaat.
Eigenschap
Beschrijving
Exemplaren
In het veld Exemplaren kiest u het aantal exemplaren dat u wilt
afdrukken. U kunt maximaal 999 invoeren.
Papierformaat
Met behulp van de optie Papierformaat kunt u het papierformaat
selecteren dat in de papierlade is geplaatst.
Als het vereiste formaat niet wordt vermeld in het vak
Papierformaat , klikt u op Aangepast . Als het venster Instelling
aangepast papier verschijnt, stelt u het papierformaat in en klikt u OK .
De instelling verschijnt in de lijst zodat u deze kunt selecteren.
Invoer
Zorg ervoor dat de juiste papierlade is ingesteld als Invoer .
Als de invoerbron is ingesteld op Automatisch selecteren , haalt
de printer automatisch eerst afdrukmedia uit de MFP en vervolgens uit de
papierlade.
Type
Zorg dat Type is ingesteld op Printerstandaard . Als u een ander
type afdrukmateriaal plaatst, moet u het desbetreffende papiertype
selecteren. Lees "Richtlijnen voor afdrukmedia " voor meer informatie
over afdrukmateriaal.
Eerste
pagina
Hiermee kunt u de eerste pagina afdrukken op een ander type
papier dan de rest van het document. U kunt de papierbron voor de
eerste pagina selecteren.
Uitvoergr.
Met behulp van de optie Uitvoergr. kunt u geavanceerde
afdrukinstellingen selecteren.
Zie "Een document verkleind of vergroot afdrukken" en "Een
document aan een geselecteerd papierformaat aanpassen" voor meer
informatie.
Tabblad Grafisch
Met behulp van de volgende grafische instellingen regelt u de afdrukkwaliteit. Klik op de tab Grafisch voor
de hieronder vermelde eigenschappen.
Eigenschap
Beschrijving
Resolutie
U selecteert de afdrukresolutie door 1200 dpi (best) , 600 dpi
(normaal) of Conceptmodus te kiezen. Hoe hoger de instelling, hoe
scherper tekens en afbeeldingen worden afgedrukt. Bij een hogere
resolutie kan het afdrukken iets langer duren.
TrueType-opties
TrueType-opties
Met de keuzerondjes in dit vak kunt u bepalen wat het
stuurprogramma de printer vertelt over de voorstelling van de tekst in uw
document. Selecteer de instelling die bij uw document past.
Downloaden als contour : als deze optie is geselecteerd,
downloadt het stuurprogramma de TrueType-lettertypen die in uw
documenten voorkomen maar nog niet in uw printer zijn
opgeslagen. Als u constateert dat de lettertypen niet juist zijn
afgedrukt, kiest u "Downloaden als bitmap" en drukt u het
document nogmaals af. De instelling "Downloaden als bitmap" is
vaak handig als u afdrukt vanuit Adobe.
Downloaden als bitmap : als deze optie is geselecteerd,
downloadt het stuurprogramma de lettertypegegevens als
bitmapafbeeldingen. Documenten met ingewikkelde lettertypen,
zoals Koreaans of Chinees, worden met deze instelling sneller
afgedrukt.
Grafisch afdrukken : als deze optie is geselecteerd, laadt
het stuurprogramma de lettertypen als grafische afbeeldingen. Als
u documenten met veel afbeeldingen en relatief weinig TrueType-
lettertypen afdrukt, kunt u het afdrukken versnellen met deze
instelling.
Alle
tekst zwart
afdrukken
Als de optie Alle tekst zwart afdrukken is geselecteerd, wordt
alle tekst in uw document zwart afgedrukt, ongeacht de kleur van de
tekst die wordt weergegeven op het scherm. Wanneer deze optie niet is
geselecteerd, wordt gekleurde tekst afgedrukt in grijstinten.
Tabblad Overige opties
Klik op de tab Overige opties voor toegang tot de volgende functies:
Eigenschap
Beschrijving
Watermerk
U kunt een achtergrondafbeelding met tekst maken die wordt
afgedrukt op elke pagina van uw document. Zie "Watermerken
gebruiken" . Deze functie is niet beschikbaar wanneer u het PS-
stuurprogramma (PostScript) gebruikt.
Overlay
Overlays worden vaak gebruikt in plaats van voorbedrukte
formulieren en papier met briefhoofd. Zie "Overlays gebruiken" .
Uitvoeropties
Afdruksubset
U kunt bepalen in welke volgorde de pagina’s moeten worden
afgedrukt. Selecteer de gewenste afdrukvolgorde in de vervolgkeuzelijst.
Normaal (1, 2, 3) : de printer drukt alle pagina’s af van de
eerste tot de laatste pagina.
Alle pagina’s omkeren (3, 2, 1) : de printer drukt alle
pagina’s af van de laatste tot de eerste pagina.
Oneven pagina’s afdrukken : uw printer drukt alleen de
oneven pagina’s van het document af.
Even pagina’s afdrukken : de printer drukt alleen de even
pagina’s van het document af.
Printerlettertypen gebruiken
Als Printerlettertypen gebruiken is ingeschakeld, gebruikt de
printer bij het afdrukken van uw document de lettertypen die in het
geheugen zijn opgeslagen en worden de in het document gebruikte
lettertypen niet gedownload. Aangezien het downloaden van lettertypen
enige tijd in beslag neemt, verlopen afdruktaken mogelijk sneller als u
deze optie selecteert. Als u deze optie gebruikt, probeert de printer
lettertypen uit het geheugen te selecteren die zoveel mogelijk
overeenkomen met de lettertypen in het document. Als het document
echter lettertypen bevat die sterk afwijken van de lettertypen in het
geheugen van de printer, zal de afdruk er heel anders uitzien dan het
document op het scherm.
U kunt instellen hoe u de vaste schijf wilt gebruiken. U slaat het
Taaktype
gegevensbestand bijvoorbeeld op de vaste schijf in de printer op of u laat
het bestand direct afdrukken.
Taaktype
Normaal : uw printer slaat de afdrukgegevens niet op.
Vertrouwelijk : u kunt een wachtwoord instellen zodat de
afdrukgegevens niet per ongeluk worden verwijderd.
Drukproef : wanneer u meerdere exemplaren wilt
afdrukken, begint de printer met het eerste exemplaar en drukt
vervolgens de rest af.
Gebr.-id
De gebruikersnaam kan een combinatie zijn van letters en cijfers.
Als u het bestand vindt, wordt deze informatie op het aanraakscherm
weergegeven.
Taaknaam
De naam van de taak kan een combinatie zijn van letters en cijfers.
Als u het bestand vindt, wordt deze informatie op het aanraakscherm
weergegeven.
Tabblad Info
Het tabblad Info bevat de copyrightinformatie en het versienummer van het stuurprogramma. Als u beschikt
over een internetbrowser, kunt u verbinding maken met internet door te klikken op het pictogram van de
website van Dell .
Favorieten
Met behulp van de optie Favorieten kunt u op elk eigenschappenblad de huidige instellingen opslaan voor
toekomstig gebruik.
Een favoriet opslaan:
Pas de instellingen op ieder tabblad aan uw wensen aan.1.
Typ een naam voor het item in het vak Favorieten .2.
2.
Klik op Opslaan .3.
Als u een opgeslagen set instellingen wilt gebruiken, selecteert u in de keuzelijst Favorieten de
desbetreffende naam.
U kunt een opgeslagen set instellingen verwijderen door de naam te selecteren en op Verwijderen te
klikken.
U kunt ook terugkeren naar de standaardinstellingen van het stuurprogramma door Printerstandaard te
selecteren in de lijst.
De Help-functie
Uw printer heeft een helpscherm dat wordt geactiveerd via de knop Help in het venster met
printereigenschappen. Deze Help-functie geeft gedetailleerde informatie over de functies die het
stuurprogramma van de printer biedt.
U kunt ook in de rechterbovenhoek van het scherm klikken op en vervolgens op een instelling.
Meerdere pagina’s per vel afdrukken
U kunt desgewenst meerdere pagina’s op één vel afdrukken. Als u meerdere pagina’s per
vel afdrukt, worden de pagina’s verkleind op het blad gerangschikt. U kunt op één vel
maximaal 16 pagina’s afdrukken.
Als u de afdrukinstellingen in uw toepassing wilt wijzigen, opent u het venster met
printereigenschappen.
1.
Kies op het tabblad Lay-out de optie Meerdere pagina’s per kant in de
vervolgkeuzelijst Lay-outopties .
2.
3.
U kunt desgewenst meerdere pagina’s op één vel afdrukken. Als u meerdere pagina’s per
vel afdrukt, worden de pagina’s verkleind op het blad gerangschikt. U kunt op één vel
maximaal 16 pagina’s afdrukken.
Als u de afdrukinstellingen in uw toepassing wilt wijzigen, opent u het venster met
printereigenschappen.
1.
Kies op het tabblad Lay-out de optie Meerdere pagina’s per kant in de
vervolgkeuzelijst Lay-outopties .
2.
Selecteer in de keuzelijst Pagina’s per kant het aantal pagina’s dat u per vel wilt
afdrukken (1, 2, 4, 6, 9 of 16).
3.
Indien nodig selecteert u de paginavolgorde in de vervolgkeuzelijst
Paginavolgorde .
4.
Selecteer Paginakader afdrukken om een kader af te drukken rond elk pagina op
het vel. Paginakader afdrukken wordt alleen geactiveerd als Pagina’s per kant
is ingesteld op een aantal groter dan één.
Klik op de tab Papier en selecteer de papierinvoer, het papierformaat en het soort
papier.
5.
Klik op OK en druk het document af.6.
Een document verkleind of vergroot afdrukken
U kunt de afdruktaak schalen op een pagina.
Als u de afdrukinstellingen in uw toepassing wilt wijzigen, opent u het venster met
printereigenschappen.
1.
Selecteer op het tabblad Papier de optie Verkleinen/Vergroten in de
vervolgkeuzelijst Uitvoergr .
2.
Geef in het invoervak Percentage de schaalfactor op.3.
U kunt ook klikken op de knop of .
Selecteer de papierinvoer, het formaat en het type.4.
Klik op OK en druk het document af.5.
Een document aan een geselecteerd papierformaat
aanpassen
U kunt een afdruktaak aanpassen aan het geselecteerde papierformaat, ongeacht het
formaat van het oorspronkelijke document. Dit kan nuttig zijn als u een klein document in
detail wilt bekijken.
Als u de afdrukinstellingen in uw toepassing wilt wijzigen, opent u het venster met
printereigenschappen.
1.
Selecteer op het tabblad Papier de optie Aan pagina aanpassen in de
vervolgkeuzelijst Uitvoergr .
2.
Selecteer het juiste formaat in de vervolgkeuzelijst Aan pagina aanpasse n .3.
Selecteer de papierinvoer, het formaat en het type.4.
Klik op OK en druk het document af.5.
Posters afdrukken
U kunt een document van één enkele pagina op 4, 9 of 16 vellen papier drukken om ze
aan elkaar te kleven en er een poster van te maken.
Als u de afdrukinstellingen in uw toepassing wilt wijzigen, opent u het venster met
printereigenschappen.
1.
Selecteer op het tabblad Lay-out de optie Poster afdrukken in de
vervolgkeuzelijst Lay-outopties .
2.
U kunt een document van één enkele pagina op 4, 9 of 16 vellen papier drukken om ze
aan elkaar te kleven en er een poster van te maken.
Als u de afdrukinstellingen in uw toepassing wilt wijzigen, opent u het venster met
printereigenschappen.
1.
Selecteer op het tabblad Lay-out de optie Poster afdrukken in de
vervolgkeuzelijst Lay-outopties .
2.
Kies de instellingen voor de poster:3.
Voor de pagina-indeling kunt u kiezen uit Poster<2x2> , Poster<3x3>,
Poster<4x4> en Aangepast . Als u Poster<2x2> selecteert, wordt de afdruk
automatisch over 4 vellen gespreid. Als u Aangepast selecteert, kunt u het
origineel vergroten tot een formaat tussen 150% en 400%. Afhankelijk van het
vergrotingspercentage wordt de pagina-indeling automatisch aangepast tot
Poster<2x2> , Poster<3x3> of Poster<4x4> .
U kunt een overlapping opgeven (in mm of inches), zodat u de poster eenvoudiger
aan elkaar kunt plakken.
Klik op de tab Papier en selecteer de papierinvoer, het papierformaat en het soort
papier.
4.
Klik op OK en druk het document af. Maak de poster af door de vellen aan elkaar te
plakken.
5.
Katernen afdrukken
Met deze printerfunctie kunt u een document op beide zijden van het papier afdrukken,
waarbij de pagina’s zo worden gerangschikt dat u het afgedrukte papier dubbel kunt
vouwen om een boekje te maken.
Als u de afdrukinstellingen in uw toepassing wilt wijzigen, opent u het venster met
printereigenschappen.
1.
Selecteer op het tabblad Lay-out de optie Boekje afdrukken in de
vervolgkeuzelijst Lay-outopties .
2.
3.
OPMERKING: De optie Boekje afdrukken is niet beschikbaar voor alle
papierformaten. Om na te gaan of deze functie beschikbaar is voor uw
papierformaat, selecteert u het papierformaat bij de optie Papierformaat op het
tabblad Papier , waarna u controleert of het item Boekje afdrukken in de
vervolgkeuzelijst Lay-outopties op het tabblad Lay-out actief is.
Selecteer de papierinvoer, het formaat en het type.3.
Klik op OK en druk het document af.4.
Afdrukken op beide zijden van het papier
Uw printer drukt automatisch op beide zijden van het papier af.
Voordat u gaat afdrukken, moet u bepalen aan welke zijde u het document gaat inbinden.
De bindopties zijn:
Lange zijde , de klassieke lay-out die wordt gebruikt in boekbinden.
Korte zijde , wat vaak wordt gebruikt voor kalenders.
OPMERKING: Druk niet af op beide zijden van etiketten, transparanten,
enveloppen of dik papier. Schade aan de printer en papierstoring kunnen het
gevolg zijn.
OPMERKING: Als u dubbelzijdig wilt afdrukken, kunt u enkel het volgende
papierformaat gebruiken: A4, Letter, Legal en Folio.
Als u de afdrukinstellingen in uw toepassing wilt wijzigen, opent u het venster met
printereigenschappen.
1.
Selecteer de afdrukstand op het tabblad Lay-out .2.
Kies in de sectie Dubbelzijdig afdrukken de gewenste bindoptie.3.
3.
Klik op de tab Papier en selecteer de papierinvoer, het papierformaat en het soort
papier.
4.
Klik op OK en druk het document af.5.
Uw printer drukt automatisch op beide zijden van het papier af.
Watermerken afdrukken
Met de optie Watermerk kunt u tekst afdrukken over een bestaand document. U kunt
bijvoorbeeld in grote grijze letters de tekst CONCEPT of VERTROUWELIJK diagonaal op de
eerste pagina of op alle pagina’s afdrukken.
Er zijn verschillende vooraf ingestelde watermerken die bij uw printer worden geleverd. U
kunt deze aanpassen of nieuwe watermerken aan de lijst toevoegen.
Een bestaand watermerk gebruiken
Als u de afdrukinstellingen in uw toepassing wilt wijzigen, opent u het venster met
printereigenschappen.
1.
Klik op de tab Overige opties en kies een watermerk in de keuzelijst Watermerk
. Het bijbehorende afdrukvoorbeeld verschijnt.
2.
2.
Klik op OK en start het afdrukken.3.
Een watermerk maken
Als u de afdrukinstellingen in uw toepassing wilt wijzigen, opent u het venster met
printereigenschappen.
1.
Klik op de tab Overige opties en klik op Bewerken in de sectie Watermerk . Het
venster Watermerken bewerken verschijnt.
2.
Typ in het vak Tekst in watermerk de tekst die u als watermerk wilt afdrukken.3.
De tekst verschijnt in het voorbeeldvenster. Zo krijgt u een indruk van hoe het
watermerk er op de afdruk uit zal zien.
Als u het vakje Alleen eerste pagina selecteert, wordt het watermerk alleen op
de eerste pagina afgedrukt.
OPMERKING: U kunt maximaal 256 letters invoeren.
Pas de watermerkinstellingen aan uw wensen aan.4.
Selecteer een lettertype, tekenstijl, tekengrootte en grijsschaal in het vak
Letterypekenmerken en stel in het vak Hoek tekst de hoek van het watermerk
in.
Klik op Toevoegen om het nieuwe watermerk aan de lijst toe te voegen.5.
Als u geen watermerken meer wilt toevoegen, klikt u op OK en drukt u het
document af.
6.
Als u geen watermerk meer wilt gebruiken, selecteert u (Geen watermerk) in de
keuzelijst Watermerk .
Een watermerk bewerken
Als u de afdrukinstellingen in uw toepassing wilt wijzigen, opent u het venster met
printereigenschappen.
1.
Klik op de tab Overige opties en klik op Bewerken in de sectie Watermerk . Het
venster Watermerken bewerken verschijnt.
2.
Selecteer het watermerk dat u wilt bewerken in de keuzelijst Huidige
watermerken en pas de tekst en andere opties aan.
3.
Klik op Bijwerken om de wijzigingen op te slaan.4.
Klik op OK .5.
Een watermerk verwijderen
Als u de afdrukinstellingen in uw toepassing wilt wijzigen, opent u het venster met
printereigenschappen.
1.
Klik op de tab Overige opties en klik op Bewerken in de sectie Watermerk . Het
venster Watermerken bewerken verschijnt.
2.
Selecteer het watermerk dat u wilt verwijderen in de keuzelijst Huidige
watermerken en klik op Verwijderen .
3.
Klik op OK .4.
Overlays gebruiken
Wat is een overlay?
Een overlay is tekst en/of een afbeelding die op de vaste schijf van de computer is opgeslagen in een
speciale bestandsindeling en die in een willekeurig document kan worden afgedrukt. Overlays worden vaak
gebruikt in plaats van voorbedrukte formulieren en papier met briefhoofd. In plaats daarvan kunt u een
overlay samenstellen die dezelfde informatie bevat. Om een brief af te drukken met het briefhoofd van uw
onderneming, hoeft u geen voorbedrukt papier met briefhoofd in de printer te laden. U moet alleen de
printer opdracht geven om de overlay van het briefhoofd op uw document af te drukken.
Een nieuwe paginaoverlay maken
Als u een paginaoverlay wilt gebruiken, moet u een nieuwe paginaoverlay met uw logo of
een afbeelding maken.
OPMERKING: Het formaat van het overlaydocument moet exact hetzelfde zijn als
dat van het document waaraan u het toe wilt voegen. Maak geen overlay met een
watermerk.
Maak of open een document met de tekst of afbeelding die u voor de overlay wilt
gebruiken. Plaats de tekst of afbeelding precies daar waar u deze als overlay wilt
afdrukken. Indien nodig slaat u het bestand op voor later gebruik.
1.
Als u de afdrukinstellingen in uw toepassing wilt wijzigen, opent u het venster met
printereigenschappen.
2.
Klik op de tab Overige opties en klik op Bewerken in de sectie Overlay .3.
Klik in het venster Overlays bewerken op Overlay maken .4.
4.
In het venster Overlay maken typt u in het invoerveld Bestandsnaam een naam
van maximaal acht tekens. Selecteer indien nodig de map waarin u het
overlaybestand wilt opslaan. (Het standaardpad is C:\FormOver ).
5.
Klik op Opslaan . De naam staat nu in de Lijst van overlays .6.
Klik op OK of Ja als u klaar bent.7.
Het bestand wordt niet afgedrukt maar wordt in uw computer opgeslagen.
Een paginaoverlay gebruiken
Nadat u een overlay hebt gemaakt, kan deze met uw document worden afgedrukt. Dit doet u als volgt:
OPMERKING: De resolutie van de overlay moet hetzelfde zijn als de resolutie van het document dat
met de overlay zal worden afgedrukt.
Maak of open het document dat u wilt afdrukken.1.
Als u de afdrukinstellingen in uw toepassing wilt wijzigen, opent u het venster met
printereigenschappen.
2.
Klik op de tab Overige opties .3.
4.
5.
3.
Selecteer in de keuzelijst Overlay de overlay die u wilt gebruiken.4.
Als het overlaybestand niet in de Lijst van overlays staat, klikt u op Bewerken en vervolgens op
Overlay laden om het overlaybestand te selecteren.
5.
Wanneer u het gewenste overlaybestand hebt opgeslagen op een externe bron, zoals een cd of floppy
disk, kunt u het bestand ook laden vanuit het venster Overlay laden .
Selecteer het bestand en klik op Openen . Het bestand verschijnt nu in het vak Lijst van overlays
en kan worden afgedrukt. U selecteert de overlay in het vak Lijst van overlays .
Schakel eventueel het selectievakje Overlay bevestigen voor afdrukken in. Als dit selectievakje is
ingeschakeld, verschijnt telkens wanneer u een document afdrukt een berichtvenster waarin u kunt
bevestigen dat u een overlay wilt afdrukken op uw document.
6.
Als u dan Ja antwoordt, wordt de geselecteerde overlay afgedrukt op uw document. Als u Nee
antwoordt, wordt het gebruik van de overlaypagina geannuleerd.
Als dit vakje leeg is terwijl er wel een overlay is geselecteerd, wordt de overlay automatisch aan ieder
document toegevoegd.
Klik op OK of Ja tot het afdrukken start.7.
De geselecteerde overlay wordt bij uw afdruktaak geladen en samen met uw document afgedrukt.
Een paginaoverlay verwijderen
Overlays die u niet meer gebruikt, kunt u verwijderen.
Klik in het venster met printereigenschappen op de tab Overige opties .1.
Klik in de sectie Overlay op Bewerken .2.
Selecteer in het venster Lijst van overlays de overlay die u wilt verwijderen.3.
Klik op Overlay verwijderen .4.
Als er een venster verschijnt met de vraag of u deze werkelijk wilt verwijderen, klikt u op Ja .5.
Klik meermaals op OK om het afdrukvenster te sluiten.6.
Kopiëren
Papier plaatsen om te kopiëren
Kopieerinstellingen wijzigen
De papierlade selecteren
Speciale kopieerfuncties
Een document voorbereiden
Afdrukken op beide zijden van het papier
Een origineel plaatsen
De standaardinstellingen wijzigen
Kopieën maken
Papier plaatsen om te kopiëren
De aanwijzingen voor het plaatsen van afdrukmateriaal zijn dezelfde, of het nu gaat om afdrukken, faxen of
kopiëren. Zie voor meer informatie "Papier plaatsen" voor het plaatsen van papier in de papierlade en "De
MPF (multifunctionele invoer) gebruiken" voor het plaatsen van papier in de multifunctionele lade.
De papierlade selecteren
Nadat u de afdrukmedia hebt geplaatst, moet u de papierlade selecteren die u voor het kopiëren wilt
gebruiken.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Kop. te markeren en druk vervolgens op OK ( ).1.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Lade selecteren te markeren en druk vervolgens op OK (
).
2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om de gewenste papierlade weer te geven.3.
U kunt kiezen uit Lade 1, Lade 2 (optioneel) en MPF (multifunctionele lade). Als u de optionele lade
2 niet installeert, verschijnt het menu-item Lade 2 (optioneel) niet op het display.
Druk op OK ( ) om uw selectie op te slaan.4.
Druk op Annuleren ( ) om terug te keren naar stand-bymodus.5.
Een document voorbereiden
U kunt de glasplaat of de DADI (dubbelzijdige automatische documentinvoer) gebruiken om een origineel
document te plaatsen dat u wilt kopiëren, scannen of als fax wilt verzenden. In de DADI kunt u maximaal 50
vel papier van 75 g/m
2
voor één taak plaatsen. Als u de glasplaat gebruikt, kunt u één vel per keer plaatsen.
OPMERKING: Voor de beste scankwaliteit, vooral bij afbeeldingen in kleur of grijstinten, gebruikt u
bij voorkeur de glasplaat in plaats van de DADI.
Als u de DADI gebruikt:
Plaats geen documenten die kleiner zijn dan 142 bij 148 mm of groter dan 216 bij 356 mm.
De volgende documenten mogen niet in de automatische documentinvoer worden geplaatst:
- carbonpapier of papier met een carbonlaag
- gecoat papier
- licht doorschijnend papier (cellofaan) of dun papier
- gekreukt papier of papier met vouwen
- gekruld of opgerold papier
- papier met scheuren
- papier waarvan de hoeken zijn beschadigd vanwege nietjes/verwijderen van nietjes
Verwijder nietjes en paperclips voordat u de documenten plaatst.
Wacht tot lijm, inkt of correctievloeistof op het papier droog is voordat u de documenten plaatst.
Plaats geen documenten met verschillend gewicht of verschillende afmetingen door elkaar.
Plaats geen boekjes, pamfletten, transparanten of documenten met ongebruikelijke eigenschappen.
Een origineel plaatsen
U kunt de DADI (dubbelzijdige automatische documentinvoer) of de glasplaat gebruiken om een origineel
document te plaatsen. In de DADI kunt u tot 50 vellen tegelijk plaatsen (75 g/m
2
). Als u de glasplaat
gebruikt, kunt u één vel per keer plaatsen.
OPMERKING: Zorg dat de DADI geen document bevat. Als de DADI een document bevat, heeft dit
prioriteit boven het document op de glasplaat.
OPMERKING: Voor de beste scankwaliteit, vooral bij afbeeldingen in kleur of grijstinten, gebruikt u
bij voorkeur de glasplaat in plaats van de DADI.
OPMERKING: Zie "Afdrukken op beide zijden van het papier" als u functies voor dubbelzijdig
afdrukken gebruikt.
U plaatst documenten als volgt in de DADI:
Plaats de documenten in de DADI met de afdrukzijde naar boven en met de bovenrand van de
documenten eerst.
1.
1.
Stel de breedtegeleiders in op het documentformaat. Zorg dat de onderkant van de documentstapel
samenvalt met de markering voor het papierformaat op de invoerlade.
2.
Zie "Een document voorbereiden" voor gedetailleerde richtlijnen bij het voorbereiden van een
origineel.
Zo plaatst u het document op de glasplaat:
Open de documentklep.1.
1.
Plaats het document met de afdrukzijde naar onder op de glasplaat en leg het gelijk met de markering
in de linkerbovenhoek van de glasplaat.
2.
Zie "Een document voorbereiden" voor gedetailleerde richtlijnen bij het voorbereiden van een
origineel.
Sluit de documentklep.3.
OPMERKING: Indien u een pagina uit een boek of magazine kopieert, opent u het deksel van
de scanner tot tegen de aanslag en sluit u het daarna weer. Als het boek of tijdschrift dikker is
dan 30 mm, laat u de klep open tijdens het kopiëren.
OPMERKING: Als u tijdens het kopiëren de klep open laat, kan de kwaliteit van de kopie
achteruitgaan en wordt er mogelijk meer toner gebruikt.
Kopieën maken
OPMERKING: Als u wilt kopiëren, is het niet nodig dat een computer is aangesloten.
OPMERKING: Als er vuil op de glasplaat zit, is het mogelijk dat er zwarte puntjes op de afdruk
verschijnen. Maak vóór het gebruik de glasplaat schoon voor een optimaal resultaat. Zie "De scanner
reinigen".
Plaats het/de document(en) in de DADI met de afdrukzijde naar boven en de bovenrand eerst.1.
OF
Plaats één document met de afdrukzijde naar onder op de glasplaat.
Zie "Een origineel plaatsen" voor informatie over het plaatsen van documenten.
Gebruik de toetsen op het bedieningspaneel om de kopieerinstellingen aan te passen, zoals het aantal
exemplaren, kopieerformaat, contrast en beeldkwaliteit. Zie "Kopieerinstellingen wijzigen".
2.
Druk op Annuleren ( ) om de instellingen te wissen.
Indien nodig kunt u speciale kopieerfuncties gebruiken, zoals Aut. aanpassen, Kloon, Poster en ID-
kopie. Zie hiervoor "Speciale kopieerfuncties".
3.
Druk op Start ( ) om het kopiëren te starten. Het display geeft aan dat de kopie wordt gemaakt.4.
OPMERKING: U kunt op elk ogenblik de kopieertaak annuleren. Druk op Annuleren ( ) om
het kopiëren te stoppen.
Kopieerinstellingen wijzigen
Via de kopieermenu’s op het bedieningspaneel kunt u alle basiskopieeropties aanpassen; aantal kopieën,
kopieerformaat, contrast en beeldkwaliteit. Stel de volgende opties voor de huidge kopieertaak in voordat u
op Start ( ) drukt om kopieën te maken.
OPMERKING: Indien u op Annuleren ( ) drukt tijdens het instellen van de kopieeropties, worden
alle opties geannuleerd die u voor de huidige kopieertaak hebt ingesteld en worden de
standaardinstellingen hersteld. Of ze worden automatisch naar hun standaardinstelling teruggezet na
het kopiëren.
Aantal exemplaren
U kunt een aantal kopieën bepalen tussen 1 en 199.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Kop. te markeren en druk vervolgens op OK ( ).1.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Aantal exemplaren te markeren en druk vervolgens op OK
( ).
2.
Voer de gewenste waarde in via de cijfertoetsen.3.
Druk op Start ( ).4.
Kopie vergroten/verkleinen
U kunt de grootte van een gekopieerde afbeelding verkleinen of vergroten van 25 percent tot 400 procent
wanneer u originele documenten via de glasplaat of de DADI kopieert. De beschikbare zoomfactoren
verschillen dus al naargelang u het origineel kopieert via de glasplaat of via de automatische
documentinvoer.
OPMERKING: Als u een verkleinde kopie maakt, kunnen er onderaan op de kopie zwarte lijnen
verschijnen.
Zo maakt u een keuze uit de vooraf ingestelde zoominstellingen:
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Kop. te markeren en druk vervolgens op OK ( ).1.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Zoomen te markeren en druk vervolgens op OK ( ).2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om de gewenste instelling te selecteren en druk vervolgens op
OK ( ).
3.
U kunt kiezen uit 100%, 78%, 83%, 94% en 104%.
Zo stelt u de exacte vergroting/verkleining in:
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Kop. te markeren en druk vervolgens op OK ( ).1.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Zoomen te markeren en druk vervolgens op OK ( ).2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Andere (25-400) weer te geven en druk vervolgens op OK (
).
3.
Als u Andere (25-400) hebt geselecteerd, voert u de gewenste waarde in met behulp van het4.
3.
numerieke toetsenblok en drukt u vervolgens op OK ( ).
4.
Contrast
Pas het contrast aan om de kopie lichter of donkerder te maken dan het origineel.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Kop. te markeren en druk vervolgens op OK ( ).1.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Contrast te markeren en druk vervolgens op OK ( ).2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om het contrast aan te passen en druk vervolgens op OK ( ).3.
Oorspronkelijk formaat
U kunt het formaat van een gekopieerde afbeelding instellen wanneer u oorspronkelijke documenten
kopieert op de glasplaat of de DADI.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Kop. te markeren en druk vervolgens op OK ( ).1.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Format origine te markeren en druk vervolgens op OK (
).
2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om het oorspronkelijke formaat te selecteren en druk vervolgens
op OK ( ).
3.
Oorspronkelijk type
Met de instelling Oorspr. type kunt u de beeldkwaliteit verbeteren door het type document voor de huidige
kopieeropdracht te selecteren.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Kop. te markeren en druk vervolgens op OK ( ).1.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Oorspr. type te markeren en druk vervolgens op OK ( ).2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om de beeldkwaliteitmodus te selecteren en druk vervolgens op
OK ( ).
Tekst: te gebruiken bij documenten met fijne details, zoals fijne tekst.
Tekst en foto: te gebruiken voor documenten met zowel tekst als foto’s/grijswaarden.
Foto: te gebruiken voor documenten met foto’s of grijswaarden.
3.
Speciale kopieerfuncties
OPMERKING: Sommige functies zijn niet altijd beschikbaar, afhankelijk van de invoermethode - via
de glasplaat of via de DADI.
OPMERKING: De menu-items voor sorteren, 2 pagina’s per vel en 4 pagina’s per vel, zijn mogelijk
alleen beschikbaar als u het document in de DADI hebt geplaatst.
In het menu Lay-out hebt u de keuze uit de volgende kopieerfuncties:
Uit: afdrukken in de normale modus.
Id-kopie: dubbelzijdig origineel afdrukken op één vel papier. Zie "ID-kopiëren".
Aut. aanpassen: het origineel automatisch verkleinen/vergroten zodat het past op het papier dat u
hebt geplaatst. Zie "Kopie automatisch passend maken".
Poster: een afbeelding afdrukken over 9 vellen (3 x 3). U kunt deze vellen aan elkaar plakken om er
een poster van te maken. Zie "Poster kopiëren".
Kloon: het origineel meerdere keren afdrukken op één pagina. Het aantal afbeeldingen per vel wordt
automatisch bepaald op basis van de grootte van het origineel en het papierformaat. Zie "Klonen".
Sorteren: afdrukken in setjes met dezelfde volgorde als de originelen. Zie "De kenmerken van het
gekopieerde resultaat bepalen".
2-op-1, 4 op een vel: 2 of 4 originelen verkleind afdrukken zodat ze op één vel papier passen. Zie "2
of 4 pagina’s per vel kopiëren (N-op-1)".
ID-kopiëren
Met deze kopieerfunctie wordt één zijde van het origineel op de bovenste helft van het vel
papier afgedrukt en de andere zijde op de onderste helft, zonder dat het origineel daarbij
wordt verkleind. Deze functie is handig wanneer u kleine documenten kopieert, zoals
naamkaartjes.
Als het originele document groter is dan het bedrukbare gebied, worden sommige delen
wellicht niet afgedrukt.
U kunt deze speciale kopieermodus alleen gebruiken als u via de glasplaat kopieert. Als
de DADI een document bevat, werkt de id-kopieerfunctie niet.
OPMERKING: Bij een id-kopie kunt u het kopieerformaat niet aanpassen via het
menu Zoomen.
Zo maakt u id-kopiëen:
Leg het te kopiëren document op de glasplaat en sluit de klep.1.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Kop. te markeren en druk vervolgens op OK ( ).2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Lay-out te markeren en druk vervolgens op OK ( ).3.
4.
5.
2.
3.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Id-kopie te markeren en druk vervolgens op OK ( ).4.
Indien nodig gebruikt u de kopieermenu’s om de kopieerinstellingen aan te passen, inclusief aantal
kopieën, contrast en beeldkwaliteit. Zie "Kopieerinstellingen wijzigen".
5.
Druk op Start ( ) om het kopiëren te starten.6.
Uw printer begint met het scannen van de voorzijde.
Wanneer onderaan op het display Plaats achterkant verschijnt, opent u de documentklep en draait u
het document om met de tweede zijde naar beneden. Sluit de documentklep.
7.
OPMERKING: Als u drukt op Annuleren ( ) of als u gedurende 30 seconden op geen
enkele knop drukt, wordt de kopieertaak geannuleerd en keert de printer terug in de standby-
modus.
Druk weer op Start ( ).8.
Kopie automatisch passend maken
U kunt deze speciale kopieermodus alleen gebruiken als u via de glasplaat kopieert. Als
de DADI een document bevat, werkt de functie Aut. aanpassen niet.
OPMERKING: Wanneer de functie voor automatisch aanpassen is geactiveerd,
kunt u het kopieerformaat niet aanpassen via het menu Zoomen.
Zo maakt u een automatisch passende kopie:
Plaats het te kopiëren document op het documentglas en sluit de klep.1.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Kop. te markeren en druk vervolgens op
OK ( ).
2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Lay-out te markeren en druk vervolgens
op OK ( ).
3.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Aut. aanpassen te markeren en druk
vervolgens op OK ( ).
4.
Indien nodig gebruikt u de kopieermenu’s om de kopieerinstellingen aan te passen,
inclusief aantal kopieën, contrast en beeldkwaliteit. Zie "Kopieerinstellingen
wijzigen".
5.
Druk op Start ( ) om het kopiëren te starten.6.
Poster kopiëren
U kunt deze speciale kopieermodus alleen gebruiken als u via de glasplaat kopieert. Als
de DADI een document bevat, werkt de functie voor het kopiëren van posters niet.
OPMERKING: Als u een posterkopie maakt, kunt u het kopieerformaat niet
aanpassen via het menu Zoomen.
Zo maakt u een posterkopie:
Leg het te kopiëren document op de glasplaat en sluit de klep.1.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Kop. te markeren en druk vervolgens op
OK ( ).
2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Lay-out te markeren en druk vervolgens
op OK ( ).
3.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Poster te markeren en druk vervolgens op
OK ( ).
4.
Indien nodig gebruikt u de kopieermenu’s om de kopieerinstellingen aan te passen,
inclusief aantal kopieën, contrast en beeldkwaliteit. Zie "Kopieerinstellingen
wijzigen".
5.
Druk op Start ( ) om het kopiëren te starten.6.
Uw originele document wordt in 9 delen verdeeld. De gedeelten worden een voor
een gescand en afgedrukt, in deze volgorde:
Klonen
U kunt deze speciale kopieermodus alleen gebruiken als u via de glasplaat kopieert. Als
de DADI een document bevat, werkt de kopieerfunctie Klonen niet.
OPMERKING: Als u een posterkopie maakt, kunt u het kopieerformaat niet
aanpassen via het menu Zoomen.
Zo maakt u een kloonkopie:
Leg het te kopiëren document op de glasplaat en sluit de klep.1.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Kop. te markeren en druk vervolgens op
OK ( ).
2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Lay-out te markeren en druk vervolgens
op OK ( ).
3.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Kloon te markeren en druk vervolgens op
OK ( ).
4.
Indien nodig gebruikt u de kopieermenu’s om de kopieerinstellingen aan te passen,
inclusief aantal kopieën, contrast en beeldkwaliteit. Zie "Kopieerinstellingen
wijzigen".
5.
Druk op Start ( ) om het kopiëren te starten.6.
De kenmerken van het gekopieerde resultaat bepalen
U kunt deze speciale kopieermodus alleen gebruiken als u via de DADI kopieert.
Plaats het te kopiëren document in de DADI.1.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Kop. te markeren en druk vervolgens op
OK ( ).
2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Lay-out te markeren en druk vervolgens
op OK ( ).
3.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Sorteren te markeren en druk vervolgens
op OK ( ).
4.
Indien nodig gebruikt u de kopieermenu’s om de kopieerinstellingen aan te passen,
inclusief aantal kopieën, contrast en beeldkwaliteit. Zie "Kopieerinstellingen
wijzigen".
5.
Druk op Start ( ) om het kopiëren te starten.6.
2 of 4 pagina’s per vel kopiëren (N-op-1)
De originelen worden verkleind en er worden 2 of 4 pagina’s afgedrukt op één vel papier.
U kunt deze speciale kopieermodus alleen gebruiken als u via de DADI kopieert.
OPMERKING: Als u een 2-op-1 of een 4-op-1 kopie maakt, kunt u het
kopieerformaat niet aanpassen via het menu Zoomen.
Plaats het te kopiëren document in de DADI.1.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Kop. te markeren en druk vervolgens op
OK ( ).
2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Lay-out te markeren en druk vervolgens
op OK ( ).
3.
Druk op de bladertoetsen ( om ) 2-op-1 of 4 op een vel te selecteren.
2-op-1: twee afzonderlijke originelen op één pagina kopiëren.
4 op een vel: vier afzonderlijke originelen op één pagina kopiëren.
4.
Druk op Bladeren ( of ) om Staand of Liggend te selecteren conform de
afdrukstand van het origineel.
5.
Druk op OK ( ).6.
Indien nodig gebruikt u de kopieermenu’s om de kopieerinstellingen aan te passen,
inclusief aantal kopieën, contrast en beeldkwaliteit. Zie "Kopieerinstellingen
wijzigen".
7.
Druk op Start ( ) om het kopiëren te starten.8.
Afdrukken op beide zijden van het papier
U kunt de printer zo instellen dat dubbelzijdig wordt gekopieerd.
Plaats de te kopiëren documenten in de DADI.1.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Kop. te markeren en druk vervolgens op OK ( ).2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Dubbelzijdig te markeren en druk vervolgens op OK ( ).3.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om de gewenste bindoptie te selecteren en druk vervolgens op
OK ( ).
1->1-zijdig: afdrukken in de normale modus.
1->2-zijdig lange zijde: de pagina’s afdrukken zodat ze gelezen kunnen worden als een boek.
4.
1->2-zijdig korte zijde: de pagina’s afdrukken zodat ze kunnen worden doorgebladerd als een
notitieblokje.
2->1-zijdig lange zijde: beide zijden van de originelen scannen en elke zijde op een
afzonderlijk vel afdrukken.
2->1-zijdig korte zijde: beide zijden van de originelen scannen en elke zijde op een
afzonderlijk vel afdrukken, maar de gegevens aan de achterzijde van de afdruk 180° draaien.
2->2-zijdig lange zijde: beide zijden van de originelen scannen en op beide zijden van het
papier afdrukken. Met deze functie krijgt u een afdruk die exact overeenkomt met de originelen.
Indien nodig gebruikt u de kopieermenu’s om de kopieerinstellingen aan te passen, inclusief aantal
kopieën, formaat, contrast en beeldkwaliteit. Zie "Kopieerinstellingen wijzigen".
5.
Druk op Start ( ) om het kopiëren te starten.6.
De standaardinstellingen wijzigen
U kunt de kopieerinstellingen, inclusief contrast, beeldkwaliteit, kopieerformaat en aantal kopies op de meest
gebruikte stand zetten. Wanneer u een document kopieert, worden deze standaardinstellingen gebruikt,
tenzij u deze wijzigt via de kopieermenu’s.
OPMERKING: Als u tijdens het instellen van de kopieerinstellingen op Annuleren ( ) drukt,
worden de aanpassingen geannuleerd en worden de standaardinstellingen gebruikt.
Zo maakt u uw eigen standaardinstellingen:
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Kop. te markeren en druk vervolgens op OK ( ).1.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Standaardinstel. kop. te markeren en druk vervolgens op
OK ( ).
2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om door de instellingsopties te bladeren.3.
Druk, wanneer de gewenste optie verschijnt, op OK ( ) om de optie te selecteren.4.
Wijzig de instelling met de bladertoetsen ( of ) of voer d.m.v. de cijfertoetsen de waarde in.5.
Druk op OK ( ) om uw selectie op te slaan.6.
Herhaal indien nodig de stappen 3 t/m 6.7.
Druk op Annuleren ( ) om terug te keren naar stand-bymodus.8.
Scannen
Overzicht van scannen
Scannen naar e-mail instellen
Dell ScanCenter
Scannen via het netwerk
Scannen met behulp van Dell Scanbeheer
Een e-mail scannen en versturen
Standaardinstellingen voor snel scannen
Een adresboek aanmaken
Scannen naar een pc-toepassing
Groepsnummers
Scannen met het WIA-stuurprogramma (Windows
Image Acquisition)
De standaardinstellingen wijzigen
Scannen naar het USB-geheugen
Een fax doorsturen naar e-mailadressen
Het USB-geheugen beheren
Scannen naar een faxserver
Overzicht van scannen
Met de scanfunctie zet u tekst en afbeeldingen om in digitale bestanden die u op de computer kunt opslaan.
U kunt de bestanden vervolgens per fax of e-mail verzenden, uploaden naar uw website of gebruiken in een
project dat u afdrukt.
De scanmethoden zijn scannen naar e-mail (lokaal en netwerk) en scannen naar USB.
Dell ScanCenter
Gebruik uw Dell 2335dn MFP om tekst en afbeeldingen te converteren naar afbeeldingen die u op uw
computer kunt bewerken. Nadat u de software hebt geïnstalleerd vanaf de cd Stuur- en Hulpprogramma’s ,
kunt u afbeeldingen gaan scannen via Dell ScanCenter op uw computer of via het netwerk met behulp van
Dell Dell Scanbeheer, waarmee u een document op de printer kunt scannen als een JPEG-, TIFF- of PDF-
bestand en opslaan op een computer die met het netwerk is verbonden. Of u kunt de gescande afbeelding
direct vanuit de printer versturen als een e-mailbijlage.
OPMERKING: PaperPort is het scanprogramma dat met uw printer wordt meegeleverd.
De resolutie-instelling die u moet gebruiken wanneer u een item scant met PaperPort, hangt af van het
itemsoort en hoe u de afbeelding of het document wiilt gebruiken nadat u het naar uw computer hebt
ingescand. Gebruik voor de beste resultaten de volgende aanbevolen instellingen.
Item-soort
Resolutie
Documenten
300 dpi zwart/wit of 200 dpi
grijswaarden of kleur
Documenten van lage kwaliteit of met
kleine tekst
400 dpi zwart/wit of 300 dpi
grijswaarden of kleur
Foto’s en afbeeldingen
100-200 dpi kleur of 200 dpi
grijswaarden
Afbeeldingen voor een inkjetprinter
150 dpi tot 300 dpi
Afbeeldingen voor een hoge-
resolutieprinter
300 dpi tot 600 dpi
Wanneer bij het scannen deze aanbevolen resolutiewaarden overschreden worden, kan dit voor de applicatie
te zwaar worden. Wanneer u een resolutie boven de aanbevolen waarden in de tabel nodig hebt, kunt u best
de grootte van de afbeelding verkleinen en bijsnijden met behulp van het voorbeeld (of een pre-scan)
voordat u de afbeelding scant.
OPMERKING: U kunt de ingebouwde OCR-software van PaperPort gebruiken om tekst van gescande
documenten te kopiëren zodat u deze in elk tekstverwerkings- of rekenbladprogramma kunt gebruiken
en bewerken. Voor het OCR-proces moet tekst met 150 tot 600 dpi gescand worden; voor
afbeeldingen wordt 300 dpi of 600 dpi aanbevolen.
OPMERKING: De eerste keer dat u PaperPort gebruikt, moet u PaperPort op uw computer openen
voordat u gaat scannen, opdat u het gescande document op uw computer kunt bewaren.
OPMERKING: Wanneer u liever een andere toepassing gebruikt, zoals Adobe
®
Photoshop
®
, moet u
de toepassing aan de printer toewijzen door deze in de lijst met beschikbare toepassingen te
selecteren. Raadpleeg "Scannen met behulp van Dell Scanbeheer" .
Dell ScanCenter is een PaperPort-applicatie waarmee u items kunt scannen en daarna direct naar PaperPort
of andere programma’s op uw computer sturen zonder eerst PaperPort op te starten. Dell ScanCenter wordt
als aparte applicatie opgestart vanuit het Windows-Startmenu, waarna de Dell ScanCenter-balk verschijnt.
Zie voor meer informatie over het gebruik van Dell ScanCenter, het Helpmenu van PaperPort.
De pictogrammen op de Dell ScanCenter-balk zijn koppelingen naar programma’s die uitsluitend deel
uitmaken van PaperPort en Dell ScanCenter. Als u een item wilt scannen en naar een programma sturen,
klikt u op het programmapictogram en scant u daarna het item. Dell ScanCenter start het gekozen
programma automatisch zodra de scan voltooid is.
Scannen met behulp van Dell Scanbeheer
Info over Dell Scanbeheer
U loopt gewoon naar het apparaat met de originelen en scant deze via het bedieningspaneel. De gescande
gegevens worden vervolgens opgeslagen in de map Mijn documenten van de aangesloten computer. Als de
installatie is voltooid, is Dell Scanbeheer al op uw computer geïnstalleerd. U kunt deze functie gebruiken
via de lokale aansluiting of de netwerkaansluiting.
Scaninformatie instellen in Dell Scanbeheer
U kunt informatie bekijken over het Dell Scanbeheer -programma en de status van het geïnstalleerde
scanstuurprogramma. Ook kunt u scaninstellingen wijzigen en de mappen toevoegen of verwijderen waarin
de gescande documenten via het Dell Scanbeheer op de computer worden opgeslagen.
OPMERKING: Dell Scanbeheer kan alleen worden gebruikt in Windows.
Kies in het menu Start de optie Programma’s Dell-printers Dell 2335dn MFP Dell
Scanbeheer .
1.
Klik op Eigenschappen .
Via Apparaat toevoegen (lokaal of netwerk) kunt u het scanapparaat wijzigen.
2.
2.
Selecteer de optie voor de scaninstelling in het venster De knop Scan instellen .3.
3.
Scanbestemming : u kunt programma’s en bestandsindelingen toevoegen en verwijderen.
Scaneigenschappen : u kunt de opslaglocatie, de resolutie, de kleur en het scanformaat
wijzigen.
Druk op OK na het wijzigen van de instelling.4.
Standaardinstellingen voor snel scannen
De meest gebruikte scanbestemming kan ingesteld worden als standaard. Wanneer u een document scant,
wordt de standaard bestemming getoond voor snel en eenvoudig scannen.
Druk op bladertoetsen ( of ) om Scan te markeren en druk vervolgens op OK ( ).1.
2.
1.
Druk op bladertoetsen ( of ) om St.inst. vr scannen te markeren en druk vervolgens op OK (
).
2.
Druk op bladertoetsen ( of ) om St.inst. Snel scannen te markeren en druk vervolgens op OK (
).
3.
Wijzig de standaardbestemming met behulp van de knoppen bladertoetsen ( of ).4.
Druk op OK ( ) om de selectie op te slaan.5.
Druk op Cancel ( ) om terug te keren naar stand-bymodus.6.
Scannen naar een pc-toepassing
Plaats het/de document(en) met de voorzijde naar boven en de bovenzijde eerst in de DADI
(dubbelzijdige automatische documentinvoer).
1.
OF
Plaats één document met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat.
Zie "Een origineel plaatsen" voor informatie over het plaatsen van documenten.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Scan te markeren en druk vervolgens op OK ( ).2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om PC-toepassing te markeren en druk vervolgens op OK (
).
3.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Lokale comp. of Netwerkcomp. te markeren en druk
vervolgens op OK ( ).
4.
Als u Netwerkcomp. selecteert , voert u de id van uw computer en uw wachtwoord in met behulp
van de cijfertoetsen. Druk vervolgens op OK ( ).
Druk op de bladertoetsen ( of ) om een applicatie te kiezen waar u de gescande afbeelding
naartoe wilt sturen.
Microsoft Paint : hiermee stuurt u de gescande afbeelding naar Microsoft Paint.
E-mail : hiermee stuurt u de gescande afbeelding naar uw standaard-e-mailprogramma op de
computer. Er wordt een nieuw berichtvenster geopend met de afbeelding als bijlage.
Mijn documenten : hiermee slaat u de gescande afbeelding op in de map Mijn Documenten op
de computer.
5.
OPMERKING: U kunt meer TWAIN-compatibele scansoftware toevoegen, zoals Adobe
®
Photoshop
®
, vanuit Scanbeheer . Zie "Scannen met behulp van Dell Scanbeheer" .
Druk op de bladertoetsen ( of ) om de resolutie in te stellen op 75 dpi, 150 dpi, 200 dpi, 300 dpi
of 600 dpi en druk op OK ( ).
6.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om de kleurmodus te selecteren (Kleur , 256 kleuren , Grijs of
Mono ) en drukt u op OK ( ).
7.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om het bestandsformaat te markeren (BMP , TIFF , PDF of
JPEG ) en druk vervolgens op OK ( ).
8.
Als u Mono selecteert onder Scanindeling , mag u niet JPEG selecteren.
Als u een enkel document met de voorkant naar beneden op de glasplaat plaatst, gaat u verder met
stap 11 .
9.
Druk op de bladertoetsen ( of ) naar de optie voor dubbelzijdig afdrukken, selecteer Uit , 2-
zijdig of 2->1-zijdig rot. en druk vervolgens op OK ( ).
Uit : Voor originelen die op slechts één zijde worden bedrukt.
2-zijdig : Voor originelen die dubbelzijdig worden bedrukt.
2->1-zijdig rot. : Voor originelen die dubbelzijdig worden bedrukt. De achterzijde wordt echter
180 graden gedraaid.
10.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om scanformaat Letter, A4, Legal, Executive, A5 of B5 te
selecteren en druk vervolgens op OK ( ) of Start ( ).
11.
Het toestel begint te scannen.12.
Het venster van de geselecteerde toepassing wordt geopend. Pas de scaninstellingen aan en start het
scannen. Raadpleeg de handleiding van de toepassing voor meer informatie.
13.
OPMERKING: Als u Mijn documenten hebt geselecteerd, wordt de gescande afbeelding opgeslagen
in de map Mijn documenten Mijn afbeeldingen Dell op de computer.
OPMERKING: Met behulp van het TWAIN-stuurprogramma kunt u snel scannen in Dell Scanbeheer
.
Een e-mail verzenden via Quick Email
Plaats het/de document(en) met de voorzijde naar boven en de bovenzijde eerst in de DADI
(dubbelzijdige automatische documentinvoer).
1.
1.
OF
Plaats één document met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
Zie "Een origineel plaatsen" voor informatie over het plaatsen van documenten.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Scan te markeren en druk vervolgens op Start (
).
2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om de optie Lokaal adresboek , Globaal adresboek of
Groepsadresboek te markeren en druk vervolgens op OK ( ).
3.
Voer de naam van de afzender in en druk op OK ( ).4.
De naam van de afzender is de naam die u bij Gebruiker instellen hebt ingesteld. Zie "Beschikbare
opties voor het instellen van e-mailaccounts" .
Voer uw aanmeldings-id in en druk op OK ( ).5.
De aanmeldings-id is de id die u bij Gebruiker instellen hebt ingesteld. Zie "Beschikbare opties voor
het instellen van e-mailaccounts" .
Voer uw aanmeldingswachtwoord in en druk op OK ( ).6.
Het wachtwoord is het wachtwoord dat u bij Gebruiker instellen hebt ingesteld. Zie "Beschikbare
opties voor het instellen van e-mailaccounts" .
Druk op de bladertoetsen ( of ) om het e-mailadres van de ontvanger in te voeren en druk
vervolgens op OK ( ).
7.
OPMERKING: U kunt de naam invoeren die u hebt opgeslagen in het Adresboek . Zie "Een
adresboek aanmaken" .
In de display verschijnt de vraag of u nog een adres wilt invoeren.
Als u nog een adres wilt invoeren, drukt u op de bladertoetsen ( of ) om Toevoegen te
selecteren en herhaalt u stap 7 .
8.
Als u naar de volgende stap wilt gaan, drukt u op OK ( ) wanneer Gereed verschijnt.
In de display verschijnt de vraag of u adressen wilt controleren.9.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om adressen te bekijken, druk op OK ( ) om Ja te
selecteren en controleer het adres dat u hebt ingevoerd.
Als u verder wilt gaan met de volgende instelling, drukt u op de bladertoetsen ( of ) om Nee te
selecteren en drukt u vervolgens op OK ( ).
In de display verschijnt de vraag of u de e-mail naar uzelf wilt sturen.10.
Als u de e-mail naar uw eigen e-mailadres wilt sturen, drukt u op OK ( ) om Ja te
selecteren.
Of druk op de bladertoetsen ( of ) om Nee te selecteren en druk vervolgens op OK (
).
Voer het e-mailonderwerp in en druk op OK ( ).11.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om het bestandstype te selecteren waarnaar de gescande
afbeelding mag worden omgezet en druk vervolgens op OK ( ).
12.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om de gewenste resolutie te selecteren en druk vervolgens op
OK ( ).
13.
Druk op Start ( ) of OK ( ).14.
De printer begint te scannen en stuurt dan de e-mail.
Als op het display wordt gevraagd of u zich bij uw account wilt afmelden, drukt u op de bladertoetsen
( of ) om Ja of Nee te selecteren en drukt u vervolgens op OK ( ).
15.
De printer keert terug naar de stand-bymodus.
Scannen met het WIA-stuurprogramma (Windows
Image Acquisition)
Uw printer ondersteunt eveneens het WIA-stuurprogramma voor het scannen van afbeeldingen. WIA is één
van de standaardonderdelen van Microsoft Windows XP/Server 2003/Server 2008/Vista/7. WIA werkt met
digitale camera’s en scanners. Anders dan met het TWAIN-stuurprogramma kunt u met het WIA-
stuurprogramma afbeeldingen scannen en deze makkelijk bewerken zonder bijkomende software.
OPMERKING: Het WIA-stuurprogramma werkt alleen onder
Windows XP/Server 2003/Server 2008/Vista/7.
Plaats het/de document(en) met de voorzijde naar boven en de bovenzijde eerst in de DADI.1.
1.
OF
Plaats één document met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat.
Zie "Een origineel plaatsen" voor informatie over het plaatsen van documenten.
Klik op Start Configuratiescherm Printers en andere hardware Scanners en camera’s
.
2.
Klik voor Windows Vista op Start Configuratiescherm Hardware en geluid Scanners en
camera’s .
Klik voor Windows 7 op Start Configuratiescherm Hardware en geluid Apparaten en
printers .
Dubbelklik op het pictogram van uw scanner. De Wizard Scanner en camera start.
Klik voor Windows 7 met de rechtermuisknop op het pictogram van het stuurprogramma van het
apparaat onder Printers en faxapparaten Scan starten. De toepasssing Nieuwe scan
verschijnt.
3.
Kies uw scanvoorkeuren en klik op Voorbeeld om te zien welke invloed uw voorkeuren op de
afbeelding hebben.
4.
Geef een naam op voor de afbeelding en selecteer de bestandsindeling en de map waarin u de
afbeelding wilt opslaan.
5.
Volg de aanwijzingen op het scherm als u de afbeelding wilt bewerken nadat deze op uw computer is
opgeslagen.
6.
OPMERKING: De in PaperPort ingebouwde OCR-software kan tekst uit gescande documenten
kopiëren naar elk tekstverwerkings- of rekenbladprogramma. Voor het OCR-proces moet tekst met
150 tot 600 dpi gescand worden. Voor afbeeldingen wordt 300 dpi of 600 dpi aanbevolen.
Scannen naar het USB-geheugen
U kunt een document scannen en de scan in het USB-geheugen opslaan. Dit kunt u op twee manieren doen:
u kunt rechtstreeks naar het USB-geheugen scannen met behulp van de standaardinstellingen of u kunt
handmatig uw eigen instellingen kiezen.
Info over USB-geheugen
USB-geheugen is beschikbaar met verschillende geheugencapaciteiten, zodat u over voldoende ruimte
beschikt om documenten, presentaties, gedownloade muziek en video’s, foto’s in hoge resolutie of andere
bestanden overal met u mee te nemen.
De volgende functies zijn beschikbaar als u gebruikmaakt van een optioneel USB-geheugen:
Documenten scannen en opslaan in het USB-geheugen
Het USB-geheugen formatteren
De beschikbare geheugenruimte controleren
OPGEPAST: Als uw USB-geheugen bepaalde functies bevat, zoals beveiligings- en
wachtwoordinstellingen, kan de printer het geheugen mogelijk niet automatisch
detecteren. Zie voor details over deze functies de Handleiding van uw USB-memorystick.
Een USB-geheugenstick inbrengen
In het USB-geheugenslot aan de voorkant van uw printer past zowel een geheugen USB V1.1 als USB V2.0.
U mag alleen een USB-geheugenstick gebruiken met als connector een steker van het type A.
Steek een USB-geheugenstick in het USB-geheugenslot aan de voorkant van de printer.
OPGEPAST: Verwijder de USB-geheugenstick niet tijdens het scannen. Daardoor kan uw
printer beschadigd raken.
Scannen met de standaardinstellingen
Afbeeldingsformaat
Versie
Resolutie
Letter (USA), A4 (UK)
JPEG
200 dpi
Steek de USB-geheugenstick in het USB-geheugenslot van de printer.1.
OPMERKING: Plaats de USB-geheugenstick zodra het pop-upvenster wordt weergegeven.
Plaats het/de document(en) met de voorzijde naar boven en de bovenzijde eerst in de DADI.2.
OF
Plaats één document met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat.
Zie "Een origineel plaatsen" voor informatie over het plaatsen van documenten.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Scan te markeren en druk vervolgens op OK ( ).3.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om USB-sleutel te markeren en druk vervolgens op OK (
).
4.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Snel scannen te markeren en druk vervolgens op OK (
) of Start ( ).
5.
Uw printer begint met het scannen van het document en slaat het op in uw USB-geheugen.
Als u het document op de glasplaat hebt geplaatst, wordt u gevraagd of u nog een pagina wilt
verzenden. Selecteer Ja om een pagina toe te voegen. Als u geen pagina’s meer wilt toevoegen,
selecteert u Nee .
Scannen met Mijn Instellingen
In de volgende tabel staan de opties die u kunt kiezen.
Afbeeldingsformaat
Versie
Kleur
Resolutie
Letter, A4, Legal, Folio,
Executive, A5, A6, B5
JPEG, BMP,
TIFF, PDF
Kleur,
Grijs, Mono
100, 200,
300, 600 dpi
OPMERKING: Een resolutie van 600 dpi is alleen beschikbaar voor kleurenscans als er aanvullend
DIMM-geheugen is geïnstalleerd.
Steek de USB-geheugenstick in het USB-geheugenslot van de printer.1.
Plaats het/de document(en) met de voorzijde naar boven en de bovenzijde eerst in de DADI.2.
OF
Plaats één document met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat.
Zie "Een origineel plaatsen" voor informatie over het plaatsen van documenten.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Scan te markeren en druk vervolgens op OK ( ).3.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om USB-sleutel te markeren en druk vervolgens op OK (
).
4.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Aangepaste scan te markeren en druk vervolgens op OK (
).
5.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Volledige glasplaat of Auto te markeren en druk
vervolgens op OK ( ).
6.
Als u Volledige glasplaat selecteert en een enkel document met de voorzijde naar beneden op de
glasplaat plaatst, gaat u verder met stap 10 .
7.
Druk op de bladertoetsen ( of ) naar de optie voor dubbelzijdig afdrukken, selecteer Uit , 2-
zijdig of 2->1-zijdig rot. en druk vervolgens op OK ( ).
Uit : Voor originelen die op slechts één zijde worden bedrukt.
2-zijdig : Voor originelen die dubbelzijdig worden bedrukt.
2->1-zijdig rot. : Voor originelen die dubbelzijdig worden bedrukt. De achterzijde wordt echter
180 graden gedraaid.
8.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om het afbeeldingsformaat te markeren (Letter, A4, Legal, Folio,
Executive, A5, B5 of A6) en druk vervolgens op OK ( ).
9.
10.
9.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om het bestandsformaat te markeren (BMP , TIFF , PDF of
JPEG ) en druk vervolgens op OK ( ).
10.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om de kleurmodus te selecteren (Kleur , Grijs of Mono ) en
drukt u op OK ( ).
11.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om de resolutie in te stellen op 100 dpi, 200 dpi, 300 dpi of 600
dpi en druk op OK ( ).
12.
Als u een enkel document met de voorkant naar beneden op de glasplaat plaatst en TIFF of PDF
selecteert, drukt u op de bladertoetsen ( of ) om de optie voor meerdere pagina’s te selecteren.
Druk vervolgens op OK ( ) of Start ( ).
13.
Het toestel begint te scannen.14.
Als u het document op de glasplaat hebt geplaatst, wordt u gevraagd of u nog een pagina wilt
verzenden. Selecteer Ja om een pagina toe te voegen. Als u geen pagina’s meer wilt toevoegen,
selecteert u Nee .
Het USB-geheugen beheren
U kunt afbeeldingsbestanden die in het USB-geheugen zijn opgeslagen één voor één of allemaal tegelijk
verwijderen door het geheugen te formatteren.
Een afbeeldingsbestand verwijderen
Een afbeeldingsbestand verwijderen dat u hebt gescand en op uw USB-geheugenstick hebt opgeslagen:
Steek de USB-geheugenstick in het USB-geheugenslot van de printer.1.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Scan te markeren en druk vervolgens op OK ( ).2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om USB-sleutel te markeren en druk vervolgens op OK (
).
3.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Bestandsbeheer te markeren en druk vervolgens op OK (
).
4.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Verwijderen te markeren en druk vervolgens op OK (
).
5.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om de gewenste map of het gewenste bestand te selecteren en
druk vervolgens op OK ( ).
6.
7.
Als de naam van een map begint met "//", dan bevat de geselecteerde map een of meer submappen.
Als u een bestand koos in stap 6 , dan ziet u op de display gedurende ongeveer 2 seconden de grootte
van het bestand. Ga naar de volgende stap.
7.
Als u een map hebt geselecteerd, drukt u op de bladertoetsen ( of ) om het bestand te
selecteren dat u wilt verwijderen, en drukt u op OK ( ).
Druk op OK ( ) wanneer Ja verschijnt om uw keuze te bevestigen.8.
Op de display verschijnt de vraag of u nog een bestand wilt wissen.9.
Selecteer Ja of Nee .
Druk op Annuleren ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.10.
Het USB-geheugen formatteren
Steek de USB-geheugenstick in het USB-geheugenslot van de printer.1.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Scan te markeren en druk vervolgens op OK ( ).2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om USB-sleutel te markeren en druk vervolgens op OK (
).
3.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Bestandsbeheer te markeren en druk vervolgens op OK (
).
4.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Indeling te markeren en druk vervolgens op OK (
).
5.
Druk op OK ( ) wanneer Ja verschijnt om uw keuze te bevestigen.6.
Druk op Annuleren ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.7.
Afdrukken vanaf de USB-geheugenstick
U kunt bestanden afdrukken die opgeslagen zijn op de USB-geheugenstick. De bestandsformaten TIFF, BMP,
TXT, PDF en PRN worden ondersteund.
OPMERKING: Alleen Engelstalige TXT-bestanden, PDF-bestanden afkomstig van deze printer en
TIFF 6.0-bestanden zijn beschikbaar.
Steek de USB-geheugenstick in het USB-geheugenslot van de printer.1.
2.
1.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om USB te markeren en druk vervolgens op OK ( ).2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Afdrukken vanaf te markeren en druk vervolgens op OK (
).
3.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om de gewenste map of het gewenste bestand te selecteren en
druk vervolgens op OK ( ).
4.
Als u een bestand hebt geselecteerd in stap 4 , gaat u door met de volgende stap.5.
Als u een map hebt geselecteerd, drukt u op de bladertoetsen ( of ) om het af te drukken
bestand te selecteren. Druk vervolgens op OK ( ).
Voer het aantal af te drukken exemplaren in en druk op OK ( ).6.
Het afdrukken is gestart.
Als het geselecteerde bestandsformaat niet wordt ondersteund, verschijnt het bericht
Bestandsindeling Niet ondersteund .
Op het display verschijnt de vraag of u een ander bestand wilt afdrukken.7.
Selecteer Ja of Nee .
Druk op Annuleren ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.8.
De USB-geheugenstatus weergeven
U kunt controleren hoeveel geheugenruimte nog beschikbaar is voor het scannen en opslaan van
documenten.
Steek de USB-geheugenstick in het USB-geheugenslot van de printer.1.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Scan te markeren en druk vervolgens op OK ( ).2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om USB-sleutel te markeren en druk vervolgens op OK (
).
3.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Ruimte weergeven te markeren en druk vervolgens op OK
( ).
4.
Op het display wordt de beschikbare geheugenruimte getoond.
5.
Druk op Annuleren ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.5.
Scannen naar e-mail instellen
Voordat u kunt werken met e-mailfuncties zoals scannen naar e-mail en faxen doorsturen naar e-
mailadressen, moet u eerst de netwerkinstellingen configureren en uw e-mailaccount instellen. Zie "Een
netwerkprinter instellen" voor netwerkparameters.
De e-mailaccount instellen
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Instel. te markeren en druk vervolgens op OK ( ).1.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om E-mailinstel. te markeren en druk vervolgens op OK (
).
2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om het gewenste menu-item te markeren en druk vervolgens op
OK ( ).
3.
Druk indien nodig op de bladertoetsen ( of ) totdat het gewenste submenu-item verschijnt en
druk vervolgens op OK ( ).
4.
Voer de gevraagde informatie in of kies de gewenste status en druk op OK ( ).5.
Herhaal de stappen 3 t/m 5 om andere opties te wijzigen.6.
Druk op Annuleren ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.7.
Beschikbare opties voor het instellen van e-mailaccounts
Optie
Beschrijving
SMTP-server
a
U kunt de printer instellen voor toegang tot een SMTP-
server voor uitgaande mail.
IP SMTP-server : hiermee kunt u het IP-adres of
de hostnaam van de SMTP-server invoeren. U kunt de
decimale notatie met punten gebruiken of de
domeinnaam opgeven (bijvoorbeeld 111.222.333.444 of
smtp.xyz.com).
Max.gr. e-mail : hiermee kunt u de
maximumgrootte van verstuurbare mail instellen.
Gebruiker instellen
U kunt een gebruiker registreren voor het gebruik van
een e-mailaccount.
Herinnering bij afmeld. : u kunt bepalen of de
printer een bevoegde gebruiker al dan niet eraan
herinnert zich af te melden telkens nadat een e-
mailoverdracht is voltooid.
Gebr. toev. : hiermee kunt u een
aanmeldingsnaam, aanmeldings-id voor registratie en
wachtwoord toevoegen. De aanmeldings-id en
wachtwoord zijn noodzakelijk als u de e-mail gebruikt.
Gebr. verwijd. : hiermee kunt u een
gemachtigde gebruiker wissen.
Naar zichzelf
U kunt instellen of uw uitgaande e-mails al dan niet naar
uw e-mailaccount moeten worden verzonden.
Standaardafz.
U kunt het standaard-emailadres instellen op de plaats
waar het adres "Van: " verschijnt.
Standaardonderwerp
U kunt een standaard onderwerplijn instellen in uw e-
mails.
E-mail doorst.
U kunt de printer zo instellen dat hij alle uitgaande of
inkomende faxen doorstuurt naar specifieke e-mail-adressen.
Zie "Een fax doorsturen naar e-mailadressen" .
Toegang regelen
U kunt de functie E-mailinstel. beveiligen met een
wachtwoord.
Wachtwoord
instellen
U kunt het wachtwoord voor de toegang tot de functie
E-mailinstel. wijzigen.
Als u de hostnaam bij de SMTP-server wilt gebruiken, moet u eerst de DNS-server instellen.a.
Scannen via het netwerk
Als uw apparaat aangesloten is op een netwerk en de netwerkparameters juist zijn ingesteld, kunt u
afbeeldingen scannen en via het netwerk versturen.
Voorbereiden om te scannen via het netwerk
Voordat u de netwerkscanfuncties van het apparaat kunt gebruiken, moet u afhankelijk van de
scanbestemming de volgende instellingen configureren:
Registreren als een geverifieerde gebruiker voor scannen naar e-mail.
De SMTP-server instellen voor scannen naar e-mail.
Gebruikersverificatie voor scannen via het netwerk
Als u een e-mail wilt verzenden of toegang wilt krijgen tot het netwerk, moet u geverifieerde lokale of
netwerkgebruikers registreren via Embedded Web Service .
Als de gebruikersverificatie is geactiveerd, kunnen uitsluitend geverifieerde gebruikers in lokale of
server-databases (LDAP, Kerberos) vanaf dit apparaat scangegevens naar het netwerk (e-mail,
netwerk) verzenden.
Als u de gebruikersverificatie wilt gebruiken voor scannen via het netwerk, moet u de netwerk- of
lokale verificatieconfiguratie registreren via Embedded Web Service .
Er zijn 3 soorten gebruikersverificatie: geen verificatie (standaard), netwerkverificatie en lokale
verificatie.
Gemachtigde gebruikers registreren
Typ het IP-adres van uw apparaat in het URL-veld van een webbrowser en klik op Ga naar om de
website van het apparaat te openen.
1.
Klik op E-mail-instellingen Verificatie .2.
Selecteer Gebruikersverificatie .3.
Voer uw verificatie-id en wachtwoord in.4.
U moet de ID en het wachtwoord van de geregistreerde gebruiker in het apparaat invoeren als u vanaf
het bedieningspaneel naar e-mail scant.
Klik op Verzenden .5.
Een e-mailaccount aanmaken
Als u een afbeelding wilt scannen en als bijlage bij een e-mail wilt verzenden, moet u eerst de
netwerkparameters instellen via Embedded Web Service .
Typ het IP-adres van uw apparaat in het URL-veld van een webbrowser en klik op Ga naar om de
website van het apparaat te openen.
1.
Klik op E-mail-instellingen Instelling SMTP-server .2.
Voer het poortnummer van de server in: een getal tussen 1 en 65535.3.
Het standaardpoortnummer is 25.
4.
5.
3.
Schakel de optie SMTP vereist verificatie in om verificatie te vereisen.4.
Vul de gevraagde gegevens in: Aanmeldingsnaam voor SMTP-server , Wachtwoord voor SMTP-
server , Time-out verbinding SMTP-server en Maximale berichtgrootte .
5.
Klik op Verzenden .6.
Netwerkgebruiker geverifieerd via LDAP
U kunt niet alleen lokale adressen gebruiken die in het geheugen van uw apparaat zijn opgeslagen, maar ook
adressen die in de LDAP-server zijn opgeslagen. Als u de globale adressen wilt gebruiken, moet u de LDAP-
server eerst als volgt configureren via Embedded Web Service :
Typ het IP-adres van uw apparaat in het URL-veld van een webbrowser en klik op Ga naar om de
website van het apparaat te openen.
1.
Klik op E-mail-instellingen Instelling LDAP-server .2.
Voer het IP-adres in met de decimale notatie met punten of als een hostnaam.3.
Voer het poortnummer van de server in: een getal tussen 1 en 65535.4.
Het standaardpoortnummer is 389.
Vul de hoofdmap voor zoekacties in bij Hoofdmap doorzoeken . Het hoogste zoekniveau van de
LDAP-boomstructuur.
5.
Voer uw aanmeldingsnaam , wachtwoord , het maximumaantal zoekresultaten en de time-out
voor zoeken in.
6.
Zie "E-mail-instellingen" voor netwerkparameters.
OPMERKING: LDAP-verwijzing : de LDAP-cliënt doorzoekt de referentieserver indien de LDAP-
server geen gegevens heeft voor de beantwoording van de query en de LDAP-server een
referentieserver heeft.
Klik op Verzenden .7.
Beschikbare opties voor de LDAP-server
Optie
Beschrijving
Instelling
LDAP-server
LDAP-server en
poort
Geeft het adres van de LDAP-server aan
in de IP-adresindeling "aaa.bbb.ccc.ddd" of als
een DNS-hostnaam van maximaal 63 tekens.
Geeft ook het poortnummer van LDAP-
server aan in maximaal 15 alfanumerieke
tekens.
Hoofdmap
doorzoeken
Voer de hoogste zoekniveau van de
LDAP-boomstructuur in.
Verificatiemethode
Geeft de verificatiemethode aan voor
uitgaand verkeer van de LDAP-server.
Hoofdmap
toevoegen aan basis DN
Schakel deze optie in als het
noodzakelijk is om een basis-DN toe te voegen
aan de gebruiker-DN.
Aanmeldingsnaam
Geeft de gebruikersnaam van de LDAP-
account aan. Er kunnen maximaal 63
alfanumerieke tekens, punten, streepjes,
onderstrepingstekens en apenstaartjes (@)
worden gebruikt. Als u meer dan één adres
opgeeft, moet u de adressen scheiden met
behulp van komma’s.
Wachtwoord
Geeft het wachtwoord van de LDAP-
account aan in maximaal 31 alfanumerieke
tekens.
Maximumaantal
zoekresultaten
"0" betekent dat het aantal LDAP-
zoekresultaten onbeperkt is. Dit zijn 5-100
items.
Time-out voor
zoeken
De time-out van de zoekopdracht wordt
ingesteld op 5 tot 100 seconden.
LDAP-verwijzing
Selecteer indien nodig deze optie.
Volgorde naam
zoeken
Kies Algemene naam als de
gebruiker-id de indeling
"cn=<gebruikersnaam>" heeft.
Kies E-mailadres als de
gebruiker-id de indeling
"mail=<gebruikersnaam>" heeft.
Kies in alle andere gevallen
Familienaam, voornaam .
E-mailmeldingen instellen
Zo configureert u gedetailleerde instellingen voor e-mailmeldingen:
Typ het IP-adres van uw apparaat in het URL-veld van een webbrowser en klik op Ga naar om de
website van het apparaat te openen.
1.
Klik op E-mail-instellingen E-mailwaarschuwing instellen .2.
Voer het item in dat u wilt weergeven.3.
4.
2.
3.
Klik op Verzenden .4.
OPMERKING: Deze functie is alleen beschikbaar als de DNS-server op de juiste wijze is ingesteld.
Beschikbare opties voor e-mailwaarschuwingen
Optie
Beschrijving
E-
mailwaarschuwing
instellen
IP-adres of
hostnaam
Stelt het IP-adres of de hostnaam in.
Primaire SMTP-
gateway
Stelt de primaire SMTP-gateway in.
Primaire SMTP-
verificatie inschakelen
Geeft de verificatiemethode aan voor
uitgaande e-mail.
Accountnaam
primair SMTP
Geeft de aangemelde SMTP-gebruiker
aan. Er kunnen maximaal 63 alfanumerieke
tekens, punten, streepjes,
onderstrepingstekens en apenstaartjes (@)
worden gebruikt. Als u meer dan één adres
opgeeft, moet u de adressen scheiden met
behulp van komma’s.
Accountpaswoord
primair SMTP
Geeft het wachtwoord van de SMTP-
account aan in maximaal 31 alfanumerieke
tekens.
Adres van
primaire afzender van
e-mail
Het e-mailadres van de afzender
geregistreerd op de primaire server.
SMTP timeout
De time-out van de zoekopdracht
wordt ingesteld op 30 tot 120 seconden.
Antwoordadres
Geeft het e-mailadres voor
beantwoording aan dat bij elke e-
mailmelding wordt verzonden.
E-
mailwaarschuwing
instellen
E-mail-lijst 1 ~ 2
Stelt geschikte e-mailadressen in
voor de functie voor e-mailwaarschuwingen
tot maximaal 255 alfanumerieke tekens.
Selecteer
waarschuwingen voor
lijst 1
Geef een waarschuwing :
schakel het selectievakje in om een e-
mailwaarschuwing voor
verbruiksartikelen te ontvangen.
Waarschuwing Papierstoring
: schakel het selectievakje in om een
e-mailwaarschuwing te ontvangen bij
papierstoringen.
Selecteer
waarschuwingen voor
lijst 2
Geef een waarschuwing :
schakel het selectievakje in om een e-
mailwaarschuwing voor
verbruiksartikelen te ontvangen.
Waarschuwing Papierstoring
: schakel het selectievakje in om een
e-mailwaarschuwing te ontvangen bij
papierstoringen.
Een e-mail scannen en versturen
Zorg dat de printer op een netwerk is aangesloten.1.
Plaats het/de document(en) met de voorzijde naar boven en de bovenzijde eerst in de DADI.2.
OF
Plaats één document met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat.
Zie "Een origineel plaatsen" voor informatie over het plaatsen van documenten.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Scan te markeren en druk vervolgens op OK ( ).3.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om E-mail te markeren en druk vervolgens op OK ( ).4.
Voer uw aanmeldings-id in en druk op OK ( ).5.
De aanmeldings-id is de id die u bij Gebruiker instellen hebt ingesteld. Zie "Beschikbare opties voor
het instellen van e-mailaccounts" .
Voer uw wachtwoord voor aanmelding in en druk op OK ( ).6.
Het wachtwoord is het wachtwoord dat u bij Gebruiker instellen hebt ingesteld. Zie "Beschikbare
opties voor het instellen van e-mailaccounts" .
Voer het e-mailadres van de ontvanger in en druk op OK ( ).7.
OPMERKING: U kunt de naam invoeren die u hebt opgeslagen in het adresboek. Zie "Een adresboek
aanmaken" .
Op het display wordt gevraagd of u nog een adres wilt invoeren.
Als u meer adressen wilt invoeren, drukt u op de bladertoetsen ( of ) om Toevoegen te
selecteren en herhaalt u stap 7 .
8.
Als u naar de volgende stap wilt gaan, drukt op OK ( ) wanneer Gereed verschijnt.
Op het display wordt gevraagd of u adressen wilt controleren.9.
9.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om adressen te bekijken, druk op OK ( ) om Ja te
selecteren en controleer het adres dat u hebt ingevoerd.
Als u verder wilt gaan met de volgende instelling, drukt u op de bladertoetsen ( of ) om Nee te
selecteren en drukt u vervolgens op OK ( ).
Op het display wordt gevraagd of u de e-mail naar uzelf wilt sturen.10.
Als u de e-mail naar uw eigen e-mail-adres wilt sturen, drukt u op OK ( ) om Ja te
selecteren.
Of druk op de bladertoetsen ( of ) om Nee te selecteren en druk vervolgens op OK (
).
Voer het e-mailonderwerp in en druk op OK ( ).11.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om het bestandstype te selecteren waarnaar de gescande
afbeelding mag worden omgezet en druk vervolgens op OK ( ).
12.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om de gewenste resolutie te selecteren en druk vervolgens op
OK ( ).
13.
Druk op Start ( ) of OK ( ).14.
De printer begint te scannen en stuurt dan de e-mail.
Als op het display wordt gevraagd of u zich bij uw account wilt afmelden, drukt u op de bladertoetsen
( of ) om Ja of Nee te selecteren en drukt u vervolgens op OK ( ).
15.
Druk op Annuleren ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.16.
Een adresboek aanmaken
U kunt een adresboek maken met de e-mailadressen die u vaak gebruikt. U kunt dan gemakkelijk en snel e-
mailadressen invoeren door de naam in te voeren die u in het adresboek hebt toegewezen.
Lokale nummers voor e-mail registreren
U kunt een adresboek met veelgebruikte e-mailadressen aanmaken via Embedded Web Service en zo snel
en gemakkelijk e-mailadressen invoeren door de locatienummers in te voeren die eraan zijn toegewezen in
het adresboek.
Typ het IP-adres van uw apparaat in het URL-veld van een webbrowser en klik op Ga naar om de1.
2.
website van het apparaat te openen.
1.
Klik op E-mail-instellingen Adresboek .2.
Klik op Lokaal adresboek .3.
Klik op Toevoegen .4.
Kies een locatienummer en voer de gewenste gebruikersnaam en het gewenste e-mailadres in.5.
Klik op Verzenden .6.
OPMERKING: U kunt ook klikken op Importeren en het adresboek ophalen vanuit uw computer.
Een e-mailadres aan het adresboek toevoegen
Druk op Map ( ) op het bedieningspaneel.1.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om E-mail te markeren en druk vervolgens op OK ( ).2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om E-mailadres te markeren en druk vervolgens op OK (
).
3.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Nieuw te markeren en druk vervolgens op OK ( ).4.
Voer de naam in die u wilt toevoegen en druk op OK ( ).5.
Voer het e-mailadres voor de naam in en druk vervolgens op OK ( ).6.
Druk op Annuleren ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.7.
Een e-mail versturen met behulp van een e-mailadres
OPMERKING: U moet de instellingen in Gebruiker instellen configureren om de e-mails te kunnen
gebruiken. Zie "Een e-mailaccount aanmaken" .
OPMERKING: U kunt ook een e-mail verzenden aan de hand van een e-mailadres in Scan E-mail
Lokaal adresboek .
Plaats een document in de DADI of plaats het op de glasplaat.1.
Druk op Map ( ) op het bedieningspaneel.2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om E-mail te markeren en druk vervolgens op OK ( ).3.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om E-mailadres te markeren en druk vervolgens op OK (4.
5.
3.
).
4.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Verzenden te markeren en druk vervolgens op OK (
).
5.
Voer de naam van de afzender in en druk op OK ( ).6.
De naam van de afzender is de naam die u bij Gebruiker instellen hebt ingesteld. Zie "Beschikbare
opties voor het instellen van e-mailaccounts" .
Voer uw aanmeldings-id in en druk op OK ( ).7.
De aanmeldings-id is de id die u bij Gebruiker instellen hebt ingesteld. Zie "Beschikbare opties voor
het instellen van e-mailaccounts" .
Voer uw wachtwoord voor aanmelding in en druk op OK ( ).8.
Het wachtwoord is het wachtwoord dat u bij Gebruiker instellen hebt ingesteld. Zie "Beschikbare
opties voor het instellen van e-mailaccounts" .
Druk op de bladertoetsen ( of ) om het e-mailadres van de ontvanger in te voeren en druk
vervolgens op OK ( ).
9.
OPMERKING: U kunt de naam invoeren die u hebt opgeslagen in het adresboek. Zie "Een adresboek
aanmaken" .
Op het display wordt gevraagd of u nog een adres wilt invoeren.
Als u nog een adres wilt invoeren, drukt u op de bladertoetsen ( of ) om Toevoegen te
selecteren en herhaalt u stap 8 .
10.
Als u naar de volgende stap wilt gaan, drukt op OK ( ) wanneer Gereed verschijnt.
Op het display wordt gevraagd of u adressen wilt controleren.11.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om adressen te bekijken, druk op OK ( ) om Ja te
selecteren en controleer het adres dat u hebt ingevoerd.
Als u verder wilt gaan met de volgende instelling, drukt u op de bladertoetsen ( of ) om Nee te
selecteren en drukt u vervolgens op OK ( ).
Op het display wordt gevraagd of u de e-mail naar uzelf wilt sturen.12.
12.
Als u de e-mail naar uw eigen e-mail-adres wilt sturen, drukt u op OK ( ) om Ja te
selecteren.
Of druk op de bladertoetsen ( of ) om Nee te selecteren en druk vervolgens op OK (
).
Voer het e-mailonderwerp in en druk op OK ( ).13.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om het bestandstype te selecteren waarnaar de gescande
afbeelding mag worden omgezet en druk vervolgens op OK ( ).
14.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om de gewenste resolutie te selecteren en druk vervolgens op
OK ( ).
15.
Druk op Start ( ) of OK ( ).16.
De printer begint te scannen en stuurt dan de e-mail.
Als op het display wordt gevraagd of u zich bij uw account wilt afmelden, drukt u op de bladertoetsen
( of ) om Ja of Nee te selecteren en drukt u vervolgens op OK ( ).
17.
De printer keert terug naar de stand-bymodus.
Een e-mail versturen met behulp van een globaal adres via
een adressenbestand
OPMERKING: U moet de instellingen in Gebruiker instellen configureren om de e-mails te kunnen
gebruiken. Zie "Een e-mailaccount aanmaken" .
Plaats een document in de DADI of plaats het op de glasplaat.1.
Druk op Map ( ) op het bedieningspaneel.2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om E-mail te markeren en druk vervolgens op OK ( ).3.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Globale e-mail te markeren en druk vervolgens op OK (
).
4.
Voer de naam van de afzender in en druk op OK ( ).5.
De naam van de afzender is de naam die u bij Gebruiker instellen hebt ingesteld. Zie "Beschikbare
opties voor het instellen van e-mailaccounts" .
Voer uw aanmeldings-id in en druk op OK ( ).6.
6.
De aanmeldings-id is de id die u bij Gebruiker instellen hebt ingesteld. Zie "Beschikbare opties voor
het instellen van e-mailaccounts" .
Voer uw wachtwoord voor aanmelding in en druk op OK ( ).7.
Het wachtwoord is het wachtwoord dat u bij Gebruiker instellen hebt ingesteld. Zie "Beschikbare
opties voor het instellen van e-mailaccounts" .
Druk op de bladertoetsen ( of ) om het e-mailadres van de ontvanger in te voeren en druk
vervolgens op OK ( ).
8.
OPMERKING: U kunt de naam invoeren die u hebt opgeslagen in het adresboek. Zie "Een adresboek
aanmaken" .
Op het display wordt gevraagd of u nog een adres wilt invoeren.
Als u nog een adres wilt invoeren, drukt u op de bladertoetsen ( of ) om Toevoegen te
selecteren en herhaalt u stap 8 .
9.
Als u naar de volgende stap wilt gaan, drukt op OK ( ) wanneer Gereed verschijnt.
Op het display wordt gevraagd of u adressen wilt controleren.10.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om adressen te bekijken, druk op OK ( ) om Ja te
selecteren en controleer het adres dat u hebt ingevoerd.
Als u verder wilt gaan met de volgende instelling, drukt u op de bladertoetsen ( of ) om Nee te
selecteren en drukt u vervolgens op OK ( ).
Op het display wordt gevraagd of u de e-mail naar uzelf wilt sturen.11.
Als u de e-mail naar uw eigen e-mail-adres wilt sturen, drukt u op OK ( ) om Ja te
selecteren.
Of druk op de bladertoetsen ( of ) om Nee te selecteren en druk vervolgens op OK (
).
Voer het e-mailonderwerp in en druk op OK ( ).12.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om het bestandstype te selecteren waarnaar de gescande
afbeelding mag worden omgezet en druk vervolgens op OK ( ).
13.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om de gewenste resolutie te selecteren en druk vervolgens op14.
15.
OK ( ).
14.
Druk op Start ( ) of OK ( ).15.
De printer begint te scannen en stuurt dan de e-mail.
Als op het display wordt gevraagd of u zich bij uw account wilt afmelden, drukt u op de bladertoetsen
( of ) om Ja of Nee te selecteren en drukt u vervolgens op OK ( ).
16.
De printer keert terug naar de stand-bymodus.
Een e-mail versturen met behulp van een globaal adres via
een LDAP-server
OPMERKING: U moet eerst de instellingen van de LDAP-server configureren. Zie "Netwerkgebruiker
geverifieerd via LDAP" voor netwerkparameters.
OPMERKING: U moet de instellingen in Gebruiker instellen configureren om de e-mails te kunnen
gebruiken. Zie "Een e-mailaccount aanmaken" .
Plaats een document in de DADI of plaats het op de glasplaat.1.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Scan te markeren en druk vervolgens op OK ( ).2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om E-mail te markeren en druk vervolgens op OK ( ).3.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Globaal adresboek te markeren en druk vervolgens op OK
( ).
4.
Voer de naam van de afzender in en druk op OK ( ).5.
De naam van de afzender is de naam die u bij Gebruiker instellen hebt ingesteld. Zie "Beschikbare
opties voor het instellen van e-mailaccounts" .
Voer uw aanmeldings-id in en druk op OK ( ).6.
De aanmeldings-id is de id die u bij Gebruiker instellen hebt ingesteld. Zie "Beschikbare opties voor
het instellen van e-mailaccounts" .
Voer uw wachtwoord voor aanmelding in en druk op OK ( ).7.
Het wachtwoord is het wachtwoord dat u bij Gebruiker instellen hebt ingesteld. Zie "Beschikbare
opties voor het instellen van e-mailaccounts" .
8.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om het e-mailadres van de ontvanger in te voeren en druk
vervolgens op OK ( ).
8.
OPMERKING: U kunt de naam invoeren die u hebt opgeslagen in het adresboek. Zie "Een adresboek
aanmaken" .
Op het display wordt gevraagd of u nog een adres wilt invoeren.
Als u nog een adres wilt invoeren, drukt u op de bladertoetsen ( of ) om Toevoegen te
selecteren en herhaalt u stap 8 .
9.
Als u naar de volgende stap wilt gaan, drukt op OK ( ) wanneer Gereed verschijnt.
Op het display wordt gevraagd of u adressen wilt controleren.10.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om adressen te bekijken, druk op OK ( ) om Ja te
selecteren en controleer het adres dat u hebt ingevoerd.
Als u verder wilt gaan met de volgende instelling, drukt u op de bladertoetsen ( of ) om Nee te
selecteren en drukt u vervolgens op OK ( ).
Op het display wordt gevraagd of u de e-mail naar uzelf wilt sturen.11.
Als u de e-mail naar uw eigen e-mail-adres wilt sturen, drukt u op OK ( ) om Ja te
selecteren.
Of druk op de bladertoetsen ( of ) om Nee te selecteren en druk vervolgens op OK (
).
Voer het e-mailonderwerp in en druk op OK ( ).12.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om het bestandstype te selecteren waarnaar de gescande
afbeelding mag worden omgezet en druk vervolgens op OK ( ).
13.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om de gewenste resolutie te selecteren en druk vervolgens op
OK ( ).
14.
Druk op Start ( ) of OK ( ).15.
De printer begint te scannen en stuurt dan de e-mail.
Als op het display wordt gevraagd of u zich bij uw account wilt afmelden, drukt u op de bladertoetsen
( of ) om Ja of Nee te selecteren en drukt u vervolgens op OK ( ).
16.
16.
De printer keert terug naar de stand-bymodus.
Een e-mailadres bewerken of wissen
Druk op Map ( ) op het bedieningspaneel.1.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om E-mail te markeren en druk vervolgens op OK ( ).2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om E-mailadres te markeren en druk vervolgens op OK (
).
3.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Bewerken te markeren en druk vervolgens op OK (
).
4.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om het e-mail-adres te selecteren dat u wilt bewerken of
verwijderen en druk vervolgens op OK ( ).
5.
Als u het geselecteerde adres wilt wissen, drukt u op OK ( ).6.
OF
Als u het geselecteerde adres wilt bewerken, drukt u op de bladertoetsen ( of ) om Bewerken
te selecteren en drukt u vervolgens op OK ( ).
Als u Bewerken selecteert, bewerkt u de naam en drukt u vervolgens op OK ( ). Bewerk
het e-mailadres en druk vervolgens op OK ( ).
7.
Druk op Annuleren ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.8.
Groepsnummers
Als u vaak eenzelfde document naar verschillende bestemmingen verstuurt, kunt u deze bestemmingen
groeperen en ze in een groepskieslocatie plaatsen. U kunt dit groepsnummer dan gebruiken om een
document te faxen naar alle bestemmingen in die groep. U kunt tot 50 (1 tot en met 50)
groepskiesnummers aanmaken.
Groepskiesnummers configureren voor e-mailgroepen
U kunt een adresboek met veelgebruikte e-mailadressen aanmaken via Embedded Web Service en zo snel
en gemakkelijk e-mailadressen invoeren door de locatienummers in te voeren die eraan zijn toegewezen in
het adresboek.
Typ het IP-adres van uw apparaat in het URL-veld van een webbrowser en klik op Ga naar om de1.
2.
website van het apparaat te openen.
1.
Klik op E-mail-instellingen Adresboek .2.
Klik op Groepsadresboek .3.
Klik op Toevoegen .4.
Selecteer een groepsnummer en voer de gewenste groepsnaam in.5.
Selecteer lokale e-mailnummers voor de e-mailadressen die u in de groep wilt opnemen.6.
Klik op Verzenden .7.
E-mailadressen toewijzen aan een groepsnummer
Druk op Map ( ) op het bedieningspaneel.1.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om E-mail te markeren en druk vervolgens op OK ( ).2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Groupsmail te markeren en druk vervolgens op OK (
).
3.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Nieuw te markeren en druk vervolgens op OK ( ).4.
Voer een groepslocatienummer tussen 1 en 50 in en druk op OK ( ).5.
Voer de groepsnaam in en druk op OK ( ).6.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om de naam in te voeren die u hebt opgeslagen en druk
vervolgens op OK ( ).
7.
Als de prompt Nog een adres verschijnt, drukt u op de bladertoetsen ( of ) om Toevoegen te
selecteren en drukt u vervolgens op OK ( ). Herhaal stap 7 .
8.
OF
Druk op OK ( ) om Gereed te selecteren.
Druk op Annuleren ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.9.
Een groepsnummer verwijderen
Druk op Map ( ) op het bedieningspaneel.1.
2.
3.
1.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om E-mail te markeren en druk vervolgens op OK ( ).2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Groepsmail te markeren en druk vervolgens op OK (
).
3.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Verwijderen te markeren en druk vervolgens op OK (
).
4.
Voer het groepslocatienummer in dat u wilt verwijderen en druk op OK ( ).5.
Druk op OK ( ) wanneer Ja verschijnt.6.
Druk op Annuleren ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.7.
Groepsnummers bewerken
Druk op Map ( ) op het bedieningspaneel.1.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om E-mail te markeren en druk vervolgens op OK ( ).2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Groepsmail te markeren en druk vervolgens op OK (
).
3.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Bewerken te markeren en druk vervolgens op OK (
).
4.
Voer het groepslocatienummer in dat u wilt bewerken en druk op OK ( ).5.
Bewerk de groepsnaam en druk op OK ( ).6.
Druk op OK ( ) wanneer Weergave verschijnt om de groepsadres(sen)lijst te controleren.7.
OF
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Toevoegen te selecteren en druk vervolgens op OK (
) om een of meer andere e-mailadressen toe te voegen. Voer de naam in van de ontvanger
die u hebt opgeslagen en druk op OK ( ).
OF
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Verwijderen weer te geven en druk vervolgens op OK (
) om een of meer e-mailadressen in de groep te verwijderen.
Een e-mail versturen met behulp van een groepsnummer
OPMERKING: U kunt ook een e-mail verzenden aan de hand van een groepsnummer in Scan E-
mail Groupsmail .
Plaats het/de document(en) met de voorzijde naar boven en de bovenzijde eerst in de DADI.1.
OF
Plaats één document met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat.
Zie "Het documentcontrast aanpassen" voor meer informatie over het plaatsen van een document.
Druk op Map ( ) op het bedieningspaneel.2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om E-mail te markeren en druk vervolgens op OK ( ).3.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Groepsmail te markeren en druk vervolgens op OK (
).
4.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Verzenden te markeren en druk vervolgens op OK (
).
5.
Voer de naam van de afzender in en druk op OK ( ).6.
Het e-mailadres dat u hebt toegekend, verschijnt. Druk op OK ( ).7.
Op het display wordt gevraagd of u de e-mail naar uzelf wilt sturen.8.
Selecteer Ja of Nee en druk vervolgens op OK ( ).
Voer het groepslocatienummer in en druk op OK ( ).9.
Op het display wordt gevraagd of u adressen wilt controleren.10.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om adressen te bekijken, druk op OK ( ) om Ja te
selecteren en controleer het adres dat u hebt ingevoerd.
Als u verder wilt gaan met de volgende instelling, drukt u op de bladertoetsen ( of ) om Nee te
selecteren en drukt u vervolgens op OK ( ).
Voer het e-mailonderwerp in en druk op OK ( ).11.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om het bestandstype te selecteren waarnaar de gescande
afbeelding mag worden omgezet en druk vervolgens op OK ( ).
12.
13.
12.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om de gewenste resolutie te selecteren en druk vervolgens op
OK ( ).
13.
Druk op Start ( ) of OK ( ).14.
De printer begint te scannen en stuurt dan de e-mail.
Als op het display wordt gevraagd of u zich bij uw account wilt afmelden, drukt u op de bladertoetsen
( of ) om Ja of Nee te selecteren en drukt u vervolgens op OK ( ).
15.
De printer keert terug naar de stand-bymodus.
Adresboek afdrukken
U kunt uw adresboeklijst controleren door deze op papier af te drukken.
Druk op Map ( ) op het bedieningspaneel.1.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om E-mail te markeren en druk vervolgens op OK ( ).2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om E-mailadres te markeren en druk vervolgens op OK (
).
3.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Afdrukken te markeren en druk vervolgens op OK (
).
4.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Individueel , Groepsadres of Alle te selecteren en druk
vervolgens op OK ( ).
5.
De geselecteerde lijst wordt afgedrukt.
De standaardinstellingen wijzigen
U kunt standaardscaninstellingen instellen.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Scan te markeren en druk vervolgens op OK ( ).1.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om St.inst. vr scannen te markeren en druk vervolgens op OK
( ).
2.
3.
4.
2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om door de instellingsopties te bladeren.3.
Druk, wanneer de gewenste optie verschijnt, op OK ( ) om de optie te kiezen.4.
Wijzig de instelling met behulp van de bladerknoppen ( of ) of voer de waarde in met behulp van
de cijfertoetsen.
5.
Druk op OK ( ) om uw selectie op te slaan.6.
Herhaal indien nodig de stappen 3 t/m 6 .7.
Druk op Annuleren ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.8.
Scannen naar een faxserver
De fax- en e-mailgegevens worden door de faxserver ontcijferd om de taak te versturen. De e-mail wordt
automatisch door de faxserver verwerkt en naar de opgegeven ontvanger verzonden.
Eerst stuurt de printer de gescande gegevens naar de faxserver. Vervolgens maakt de fax gebruik van PSTN
om fax- en e-mailgegevens naar de ontvanger te versturen.
Als u faxserverfuncties zoals scannen naar e-mail wilt gebruiken, moet u eerst de netwerkinstellingen
configureren. Zie "Dell Webprinterconfiguratie" voor netwerkparameters.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Scan te markeren en druk vervolgens op OK ( ).1.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Faxserver te markeren en druk vervolgens op OK (
).
2.
Voer het nummer van het ontvangende faxapparaat in met de cijfertoetsen.3.
Als u een enkel document met de voorkant naar beneden op de glasplaat plaatst, gaat u verder met
stap 6 .
4.
Druk op de bladertoetsen ( of ) naar de optie voor dubbelzijdig afdrukken, selecteer Uit , 2-
zijdig of 2->1-zijdig rot. en druk vervolgens op OK ( ).
Uit : Voor originelen die op slechts één zijde worden bedrukt.
2-zijdig : Voor originelen die dubbelzijdig worden bedrukt.
2->1-zijdig rot. : Voor originelen die dubbelzijdig worden bedrukt. De achterzijde wordt echter
180 graden gedraaid.
5.
Druk op Start ( ) of OK ( ).6.
De printer begint met scannen en verstuurt vervolgens de fax.
7.
Druk op Annuleren ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.7.
Netwerk
Informatie over het delen van de printer in een netwerk
Printer delen met andere computers
Een netwerkprinter instellen
Informatie over het delen van de printer in een
netwerk
Lokaal gedeelde printer
U kunt de printer direct aansluiten op een computer die dan de "hostcomputer" van het netwerk wordt
genoemd. De printer kan dan met andere gebruikers in het netwerk worden gedeeld via een Windows 2000-,
XP-, Server 2003-, Server 2008-, Vista-, 7- of Server 2008 R2-netwerkprinterverbinding.
Printer aangesloten op een bedraad netwerk
De printer heeft een ingebouwde netwerkinterface. Lees "De printer aansluiten op het netwerk" voor meer
informatie.
Afdrukken over een netwerk
Of de printer nu lokaal of via een netwerk met een computer is verbonden, de software van de Dell
2335dn MFP moet zijn geïnstalleerd op iedere computer waarmee u via deze printer wilt afdrukken.
Printer delen met andere computers
U kunt de printer direct aansluiten op een computer die dan de "hostcomputer" van het netwerk wordt
genoemd. Vervolgens kan de printer met andere gebruikers in het netwerk worden gedeeld via een
Windows 2000-, XP-, Server 2003-, Server 2008- of Vista-netwerkprinterverbinding.
In Windows 2000/XP/Server 2003/Server 2008/Vista
/7/Server 2008 R2
OPMERKING: Tijdens deze procedure wordt aangenomen dat de stuurprogramma’s al zijn
geïnstalleerd.
De printer delen
1.
Voor Windows 2000 klikt u op Start Instellingen Printers .1.
Voor Windows XP/Server 2003 klikt u op Start en wijst u met de cursor naar Printers en
faxapparaten .
Voor Windows Vista/Server 2008 klikt u op Start en op Configuratiescherm Hardware en
geluiden Printers .
Voor Windows 7 klikt u op Start en op Configuratiescherm Hardware en geluiden
Apparaten en printers .
Voor Windows Server 2008 R2 klikt u op Start en op Configuratiescherm Hardware
Apparaten en printers .
Dubbelklik op het pictogram van uw printer.2.
Klik op het menu Printer en wijs met de cursor naar Delen .3.
Als u Windows Vista gebruikt, wordt u mogelijk gevraagd om de opties voor delen te wijzigen voordat
u verder kunt gaan. Klik op de knop Opties voor delen wijzigen en klik in het volgende
dialoogvenster op Doorgaan .
4.
Bij Windows 2000 schakelt u het selectievakje Gedeeld als in.5.
Voor Windows XP/Server 2003/Server 2008/Vista/7/Server 2008 R2 schakelt u het selectievakje Deze
printer delen in.
Vul het veld Sharenaam in.6.
Klik op Extra stuurprogramma’s en selecteer de besturingssystemen van alle netwerkclients die naar
deze printer afdrukken.
7.
Klik op OK .8.
Als er bestanden ontbreken, wordt u gevraagd de cd met het serverbesturingssysteem te plaatsen.
Plaats de cd Stuur- en hulpprogramma’s , controleer of de stationsletter klopt voor uw cd-
romstation en klik daarna op OK .
a.
Als u Windows Vista/7 gebruikt: Blader naar een clientcomputer waarop het besturingssysteem
wordt uitgevoerd en klik op OK . Als u een andere versie van Windows gebruikt: Plaats de cd met
het besturingssysteem, controleer of de stationsletter klopt voor uw cd-romstation en klik daarna
op OK .
b.
Klik op Sluiten .9.
Zo controleert u of de printer nu wordt gedeeld:
Controleer of het printerobject in de map Printers aangeeft dat de printer wordt gedeeld. In Windows
2000 wordt bijvoorbeeld een hand weergegeven onder het printerpictogram.
Blader naar Mijn netwerklocaties of Netwerkomgeving . Zoek de hostnaam van de server en zoek
de gedeelde naam op die u aan de printer hebt toegewezen.
Nu de printer wordt gedeeld, kunt u de printer op netwerkclients installeren met behulp van de Point en
Print-methode of de Peer-to-Peer-methode.
De gedeelde printer op clientcomputers installeren
Point en Print
Met deze methode wordt optimaal gebruikgemaakt van systeembronnen. Wijzigingen in het stuurprogramma
en de verwerking van afdruktaken worden door de printerserver afgehandeld. Op deze manier kunnen
netwerkclients veel sneller terugkeren naar hun programma’s.
Als u de Point en Print-methode gebruikt, wordt een subset van stuurprogrammagegevens van de
printerserver naar de clientcomputer gekopieerd. Deze informatie is precies voldoende om een afdruktaak
naar de printer te sturen.
Klik met de rechtermuisknop op Start en wijs met de cursor naar Verkennen .1.
Dubbelklik op Mijn netwerklocaties of Netwerkomgeving .2.
Dubbelklik op de hostnaam van de printerservercomputer.3.
Klik met de rechtermuisknop op de naam van de gedeelde printer en klik op Installeren of
Verbinding maken .
4.
Wacht totdat de stuurprogrammagegevens van de printerservercomputer naar de clientcomputer zijn
gekopieerd en een nieuw printerobject aan de map Printers is toegevoegd. Hoe lang deze taak duurt,
varieert afhankelijk van het netwerkverkeer en andere factoren.
Sluit Mijn netwerklocaties of Netwerkomgeving .5.
Druk een testpagina af om te controleren of de installatie van de printer is geslaagd.6.
Als de testpagina met succes wordt afgedrukt, is de installatie van de printer geslaagd. Zie "Een
testpagina afdrukken:" .
Peer-to-Peer
Als u de Peer-to-Peer-methode gebruikt, wordt het printerstuurprogramma volledig geïnstalleerd op elke
clientcomputer. Netwerkclients houden de controle over wijzigingen in het stuurprogramma. De verwerking
van afdruktaken wordt door de clientcomputer afgehandeld.
Voor Windows 2000 klikt u op Start Instellingen Printers .1.
Voor Windows XP/Server 2003 klikt u op Start en wijst u met de cursor naar Printers en
faxapparaten .
Voor Windows Vista/Server 2008 klikt u op Start en op Configuratiescherm Hardware en
geluiden Printers .
Voor Windows 7 klikt u op Start en op Configuratiescherm Hardware en geluiden
Apparaten en printers .
Voor Windows Server 2008 R2 klikt u op Start en op Configuratiescherm Hardware
2.
Apparaten en printers .
Klik op Printer toevoegen om de wizard Printer toevoegen te starten.2.
Klik op Netwerkprinter, of een printer die met een andere computer is verbonden .3.
Selecteer de netwerkprinter in de lijst met gedeelde printers. Als de printer niet in de lijst staat, typt u
het pad van de printer in het tekstvak.
4.
Bijvoorbeeld: \\<hostnaam printerserver>\<naam gedeelde server>
De hostnaam van de printerserver is de naam van de printerservercomputer warmme deze in het
netwerk wordt geïdentificeerd. De naam van de gedeelde printer is de naam die tijdens het
installatieproces van de printerserver is toegewezen.
Klik op OK .5.
Als dit een nieuwe printer is, wordt u mogelijk gevraagd om een printerstuurprogramma te installeren.
Als er geen systeemstuurprogramma beschikbaar is, moet u een pad opgeven naar beschikbare
stuurprogramma’s.
Geef aan of u wilt dat deze printer de standaardprinter voor de client is en klik op Voltooien .6.
Druk een testpagina af om te controleren of de installatie van de printer is geslaagd.7.
Als de testpagina met succes wordt afgedrukt, is de installatie van de printer geslaagd.
Een testpagina afdrukken:
Voor Windows 2000 klikt u op Start Instellingen Printers .1.
Voor Windows XP/ Server 2003 klikt u op Start en wijst u met de cursor naar Printers en
faxapparaten .
Voor Windows Vista/Server 2008 klikt u op Start en op Configuratiescherm Hardware en
geluiden Printers .
Voor Windows 7 klikt u op Start en op Configuratiescherm Hardware en geluiden
Apparaten en printers .
Voor Windows Server 2008 R2 klikt u op Start en op Configuratiescherm Hardware
Apparaten en printers .
Dubbelklik op het pictogram van uw printer.2.
Klik op het menu Printer en selecteer Eigenschappen .3.
Klik op het tabblad Algemeen en selecteer Testpagina afdrukken .4.
Een netwerkprinter instellen
U moet de netwerkprotocollen in de printer instellen om hem als netwerkprinter te kunnen gebruiken.
Protocollen kunnen op de volgende twee manieren worden ingesteld:
1 Via netwerkbeheerprogramma’s
U kunt de printserverinstellingen van de printer configureren en ze met behulp van de volgende
programma’s beheren:
Set IP Address Utility : een hulpprogramma waarmee u uw netwerkprinter kunt zoeken en
handmatig adressen kunt configureren voor gebruik met het TCP/IP-protocol.
Embedded Web Service : een in de netwerkafdrukserver geïntegreerde webserver waarmee u de
netwerkparameters voor de printer kunt configureren, zodat u een verbinding kunt maken met diverse
netwerkomgevingen.
2 Via het bedieningspaneel
U kunt de basisnetwerkparameters via het bedieningspaneel van de printer configureren. Gebruik het
bedieningspaneel van de printer om het volgende te doen:
Netwerkconfiguratiepagina afdrukken
TCP/IP configureren
EtherTalk configureren
Een draadloos netwerk configureren
Netwerkparameters configureren op het bedieningspaneel
Item
Vereisten
Netwerkinterface
10/100 Base-TX
802.11b/g draadloos LAN (optioneel)
Netwerkbesturingssysteem
Windows: NT 4.0/2000/XP (32/64 bits)/Vista
(32/64 bits)/2003 Server (32/64 bits)/2008 Server
(32/64 bits)/7/Server 2008 R2
Novell NetWare NDPS Services via TCP/IP &
IPP on 5.x, 6.x
Mac OS 10.3 ~ 10.6
Verschillende Linux-besturingssystemen
waaronder Red Hat 8 ~ 9, Fedora Core 1 ~ 4,
Mandrake 9.2 ~ 10.1, SuSE 8.2 ~ 9.2, SuSe Linux
Enterprise Version 10, Redhat WS Linux 5.0
UNIX (TBD, SUN 8, 9, 10, HP-UX 11i, IBM
AIX 5.2, 5.3)
Citrix, Windows Terminal Server, SAP
Netwerkprotocollen
TCP/IPv4, IPv6 (DHCP, DNS, 9100, LPR, SNMP,
HTTP, IPSec), EtherTalk, Novell NetWare NDPS-services via
TCP/IP & IPP op 5.x, 6.x, DHCP, BOOTP, SLP, SSDP,
Bonjour (Rendezvous), DDNS, WINS, TCP (Port 2000), LPR
(Port 515), Raw (Port 9100), SNMPv1/2/3, HTTP, Telnet,
SMTP (e-mailmeldingen)
Dynamic Addressing
Server
DHCP, BOOTP
Netwerkconfiguratiepagina afdrukken
De netwerkconfiguratiepagina geeft weer hoe de netwerkkaart van uw printer is geconfigureerd. De
standaardinstellingen kunnen voor de meeste toepassingen worden gebruikt.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Instel. te markeren en druk vervolgens op OK ( ).1.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Rapporten te markeren en druk vervolgens op OK (
).
2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Netwerkinstellingen te markeren en druk vervolgens op
OK ( ).
3.
De netwerkconfiguratiepagina wordt afgedrukt.
Netwerkprotocollen instellen
Wanneer u voor het eerst de printer installeert en opstart, worden alle beschikbare netwerkprotocollen
geactiveerd. Wanneer een netwerkprotocol geactiveerd is, kan de printer actief data versturen via het
netwerk, zelfs wanneer het protocol niet gebruikt wordt. Dit kan het netwerkverkeer lichtjes verhogen. Om
onnodig verkeer uit te schakelen moet u ongebruikte protocollen deactiveren.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Instel. te markeren en druk vervolgens op OK ( ).1.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Netwerkinstel. te markeren en druk vervolgens op OK (
).
2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) totdat u het gewenste protocol ziet en druk OK ( ).3.
Als u Ethernet-snel. , hebt geselecteerd , selecteert u nu een netwerksnelheid.4.
Als u TCP/IP (IPv4) of TCP/IP (IPv6) hebt geselecteerd, wijst u een TCP/IP-adres toe. Zie "TCP/IP
configureren" meer informatie.
Als u AppleTalk hebt geselecteerd:
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Activeren te selecteren en druk vervolgens op OK (
).
a.
b.
a.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om de instelling te wijzigen in Aan (inschakelen) of Uit
(uitschakelen).
b.
OPMERKING: Als u AppleTalk instelt, moet u uw computer opnieuw opstarten om de nieuwe
instellingen toe te passen.
Druk op OK ( ) om uw selectie op te slaan.5.
TCP/IP configureren
Statische adressering: het TCP/IP-adres wordt handmatig toegewezen door de systeembeheerder.
Dynamische adressering BOOTP/DHCP (standaard): het TCP/IP-adres wordt automatisch toegekend
door een DHCP- of BOOTP-server op uw netwerk.
OPMERKING: Het IP-adres voor TCP/IP (IPv6) kan alleen door de systeembeheerder worden
ingesteld.
TCP/IP instellen
Voer de volgende stappen uit om de TCP/IP-instelling vanaf het bedieningspaneel van uw printer in te
voeren:
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Instel. te markeren en druk vervolgens op OK ( ).1.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Netwerkinstel. te markeren en druk vervolgens op OK (
).
2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om het gewenste netwerkprotocol te selecteren en druk
vervolgens op OK ( ).
3.
Als u TCP/IP (IPv4) hebt geselecteerd:
Druk op de bladertoetsen ( of ) om IPV4 Activeren te selecteren en druk vervolgens op
OK ( ).
a.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om de instelling te wijzigen in Aan (inschakelen) of Uit
(uitschakelen).
b.
Als u TCP/IP (IPv6) hebt geselecteerd :
a.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om IPv6 activeren te selecteren en druk vervolgens op
OK ( ).
a.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om de instelling te wijzigen in Aan (inschakelen) of Uit
(uitschakelen).
b.
Druk op Annuleren ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.d.
Statische adressering
Voer de volgende stappen uit om het TCP/IP-adres vanaf het bedieningspaneel van de printer in te voeren:
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Instel. te markeren en druk vervolgens op OK ( ).1.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Netwerkinstel. te markeren en druk vervolgens op OK (
).
2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om TCP/IP (IPv4) te markeren en druk vervolgens op OK (
).
3.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om IP-adres instellen te markeren en druk vervolgens op OK (
).
4.
Het eerste beschikbare menu-item, Handmatig , verschijnt. Druk nu op OK ( ).5.
Het eerste beschikbare menu-item, IP-adres instellen , verschijnt.6.
Druk op OK ( ) om naar het menu IP-adres instellen te gaan.7.
Een IP-adres bestaat uit 4 bytes.
Voer de nummers in met behulp van de cijfertoetsen en gebruik de bladertoetsen ( of ) om de
cursor tussen de acht-bits bytes te verplaatsen. Druk dan op OK ( ).
8.
Voer andere parameters, zoals Subnetmasker of Gateway in en druk op OK ( ).9.
Nadat u alle parameters hebt ingevoerd, drukt u op Annuleren ( ) om terug te keren naar
de stand-bymodus.
10.
Dynamische adressering (BOOTP/DHCP)
Zo kent u het TCP/IP-adres automatisch toe met behulp van een DHCP- of BOOTP-server op uw netwerk:
1.
2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Instel. te markeren en druk vervolgens op OK ( ).1.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Netwerkinstel. te markeren en druk vervolgens op OK (
).
2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om TCP/IP (IPv4) te markeren en druk vervolgens op OK (
).
3.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om IP-adres instellen te markeren en druk vervolgens op OK (
).
4.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om DHCP te markeren en druk vervolgens op OK ( ).5.
Als u het adres wilt toekennen via de BOOTP-server, drukt u op OK ( ) als BOOTP wordt
weergegeven.
De netwerkconfiguratie opnieuw instellen
U kunt de netwerkconfiguratie opnieuw instellen op de standaardinstellingen.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Instel. te markeren en druk vervolgens op OK ( ).1.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Netwerkinstel. te markeren en druk vervolgens op OK (
).
2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Inst. wissen te markeren en druk vervolgens op OK (
).
3.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Ja te markeren en druk vervolgens op OK ( ) om
de netwerkconfiguratie te herstellen.
4.
Schakel de printer uit en weer aan of reset de netwerkinterfacekaart.5.
Instellingen voor bijzondere oplossingen
U moet deze functie configureren wanneer u een specifieke afdrukoplossing zoals Novell iPrint gebruikt. De
interpretatie van printerstatusgegevens verschilt mogelijk afhankelijk van het afdruksysteem. Probeer deze
optie in te stellen als de status van de printer op uw clientcomputer verschilt van de status op uw printer.
Druk op bladertoetsen ( of ) om Instel. te markeren en druk vervolgens op OK ( ).1.
Druk op bladertoetsen ( of ) om Netwerkinstel. te markeren en druk vervolgens op OK (
).
2.
3.
2.
Druk op bladertoetsen ( of ) om iPrint melding te markeren en druk vervolgens op OK (
).
3.
Druk op bladertoetsen ( of ) om het besturingssysteem van de client te selecteren.
Win (XP, 2K, 2003)
Windows Vista
Windows 7
4.
Druk op OK ( ) om de selectie op te slaan.5.
Faxen
De printer-ID instellen
Een fax verzenden
Tekens invoeren met de cijfertoetsen
Een fax ontvangen
Tijd en datum instellen
Automatisch kiezen
Zomertijd instellen
Andere faxmethoden
De kloknotatie instellen
Overige functies
Geluiden instellen
Een fax verzenden vanaf een computer
Modus Daluren
Back-up van faxgegevens
Het faxsysteem instellen
De printer-ID instellen
In de meeste landen bent u wettelijk verplicht om op alle faxen die u verstuurt uw faxnummer te vermelden.
De printer-id, die uw telefoonnummer en (bedrijfs)naam bevat, kan worden afgedrukt bovenaan op elke
pagina die u faxt.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Instel. te markeren en druk vervolgens op OK ( ).1.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Apparaatinst. te markeren en druk vervolgens op OK (
).
2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Apparaat-id te markeren en druk vervolgens op OK ( ).3.
Voer uw faxnummer in met de cijfertoetsen.4.
OPMERKING: Wanneer u zich bij het invoeren van nummers vergist hebt, drukt u op de linker
bladertoets ( ) om het laatste cijfer te wissen.
Druk op OK ( ) wanneer het nummer op het display juist is. U wordt gevraagd om de id in te
voeren.
5.
Voer uw (bedrijfs)naam in met de cijfertoetsen.6.
Met de cijfertoetsen kunt u alfanumerieke tekens invoeren, inclusief speciale symbolen, door op de 1
te drukken.
7.
Zie "Tekens invoeren met de cijfertoetsen" voor informatie over het invoeren van alfanumerieke
tekens met de cijfertoetsen.
Druk op OK ( ) als de naam op het display juist is.8.
Druk op Annuleren ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.9.
8.
9.
Tekens invoeren met de cijfertoetsen
Bij allerlei taken moet u namen en nummers invoeren. Zo voert u bijvoorbeeld uw (bedrijfs)naam en
telefoonnuummer in bij het instellen van uw printer. Wanneer u faxnummers in het geheugen opslaat, kunt
u ook de corresponderende namen invoeren.
Wanneer u gevraagd wordt om een letter in te voeren, drukt u op de desbetreffende knop tot de juiste
letter op het display verschijnt.
Als u bijvoorbeeld de letter O wilt invoeren, drukt u op 6.
Elke keer dat u op 6 drukt, verschijnt op het display een andere letter: M, N, O en tot slot 6.
Herhaal stap één om bijkomende letters in te voeren.
Druk op 1 om een spatie of speciale tekens in te voeren.
Druk op OK ( ) als u klaar bent.
Letters en cijfers op de toetsen
Toets
Bijbehorende cijfers, letters en leestekens
1
1 @ . _ spatie , / * # & $ + - `
2
A B C 2
3
D E F 3
4
G H I 4
5
J K L 5
6
M N O 6
7
P Q R S 7
8
T U V 8
9
W X Y Z 9
0
0
Cijfers of namen wijzigen
Wanneer u zich vergist bij het invoeren van een nummer of naam, drukt u op de linker bladertoets ( ) om
het laatste cijfer of teken te wissen. Voer vervolgens het juiste cijfer of teken in.
Een pauze invoegen
Voor sommige telefoonsystemen moet u eerst een toegangscode kiezen en op een tweede kiestoon wachten.
Opdat de toegangscode zou werken, moet een pauze ingevoegd worden. Voer bijvoorbeeld toegangscode 9
in en druk dan op Pauze ( ) voordat u het telefoonnummer invoert. Op het display verschijnt een "–" om
aan te geven wanneer een pauze ingevoegd wordt.
Tijd en datum instellen
Tijd en datum worden op alle faxen afgedrukt.
OPMERKING: U moet mogelijk de juiste tijd en datum opnieuw instellen wanneer de stroomtoevoer
naar de printer onderbroken is geweest.
Zo stelt u tijd en datum in:
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Instel. te markeren en druk vervolgens op OK ( ).1.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Apparaatinst. te markeren en druk vervolgens op OK (
).
2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Datum en tijd te markeren en druk vervolgens op OK (
).
3.
4.
3.
Voer de juiste tijd en datum in met behulp van de cijfertoetsen.4.
Maand = 01 ~ 12
Dag = 01 ~ 31
Jaar = 2000 ~ 2099
Uur = 01 ~ 12 (12-uursnotatie)
00 ~ 23 (24-uursnotatie)
Minuten = 00 ~ 59
U kunt ook met behulp van de bladertoetsen ( of ) de cursor onder het cijfer plaatsen dat u wilt
aanpassen en een nieuw nummer invoeren.
Als u VM of NM wilt selecteren voor de 12-uursnotatie, drukt u op de knop of .5.
Als de cursor niet onder de VM- of NM-indicator staat, kunt u de cursor onmiddellijk naar de indicator
verplaatsen door op de knop of te drukken.
U kunt de klok ook instellen op de 24-uursnotatie (01:00 NM wordt dan weergegeven als 13:00). Druk
op de bladertoetsen ( of ) om VM of NM te markeren en druk vervolgens op de bladertoetsen (
of ).
Druk op OK ( ) als de tijd en datum op de display juist zijn.6.
OPMERKING: De printer geeft een pieptoon en u kunt niet naar de volgende stap overgaan wanneer
een verkeerd nummer is ingevoerd.
Zomertijd instellen
Als in uw land elk jaar op zomertijd wordt overgegaan, gebruikt u deze procedure om automatisch over te
schakelen op zomertijd en op standaardtijd.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Instel. te markeren en druk vervolgens op OK ( ).1.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Apparaatinst. te markeren en druk vervolgens op OK (
).
2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Zomertijd te markeren en druk vervolgens op OK ( ).3.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Aan te markeren en druk vervolgens op OK ( ).4.
Voer de Startdatum in en druk vervolgens op OK ( ).5.
Voer de Einddatum in en druk vervolgens op OK ( ).6.
Druk op Annuleren ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.7.
7.
De kloknotatie instellen
U kunt uw printer zo instellen dat de actuele tijd ofwel in 12-uur- of 24-uur-formaat op de display wordt
weergegeven.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Instel. te markeren en druk vervolgens op OK ( ).1.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Apparaatinst. te markeren en druk vervolgens op OK (
).
2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Klokmodus te markeren en druk vervolgens op OK ( ).3.
Op het display van de printer verschijnt de momenteel ingestelde kloknotatie.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om de andere modus te selecteren en druk vervolgens op OK (
) om uw keuze op te slaan.
4.
Druk op Annuleren ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.5.
Geluiden instellen
Luidspreker, beltoon, toetsgeluid en alarmsignalen
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Instel. te markeren en druk vervolgens op OK ( ).1.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Apparaatinst. te markeren en druk vervolgens op OK (
).
2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Geluid/Vol te markeren en druk vervolgens op OK ( ).3.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om door de opties te bladeren. Druk op OK ( ) wanneer u de
gewenste geluidsoptie ziet.
4.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om de status of de gewenste geluidssterkte voor de gekozen
optie weer te geven.
5.
Voor het beltoonvolume kunt u kiezen tussen Uit, Laag, Gemiddeld en Hoog. Als u Uit kiest, wordt
de beltoon uitgeschakeld. De printer werkt normaal ook wanneer de beltoon uitgeschakeld is.
Druk op OK ( ) om uw selectie op te slaan.6.
Indien nodig herhaalt u stap 4 t/m 6.7.
Druk op Annuleren ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.8.
Modus Daluren
Met de modus Daluren kunt u gescande documenten bewaren om deze te verzenden op een tijdstip wanneer
de kosten voor langeafstandsgesprekken lager zijn.
Zo schakelt u de modus Daluren in:
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Instel. te markeren en druk vervolgens op OK ( ).1.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Faxinstel. te markeren en druk vervolgens op OK ( ).2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Daluren te markeren en druk vervolgens op OK ( ).3.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Aan weer te geven en druk vervolgens op OK ( ).4.
Voer na 1 seconde met de cijfertoetsen het moment (tijd en datum) in waarop de printer met
kostenbesparend faxen moet beginnen.
5.
Als u VM of NM voor de 12-uursnotatie wilt selecteren, drukt u op de bladertoetsen ( of ) om VM
of NM te markeren en drukt u vervolgens op de bladertoetsen ( of ).
Druk op OK ( ) wanneer de starttijd op de display juist is.6.
Voer na 1 seconde met de cijfertoetsen het moment in (tijd en datum) waarop de kostenbesparende
verzending eindigt.
7.
Druk op OK ( ) om uw instelling te bewaren.8.
Druk op Annuleren ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.9.
Zodra de modus Daluren is geactiveerd, slaat uw printer alle te faxen documenten in het geheugen op en
verstuurt ze op het geprogrammeerde moment.
Als u de modus Daluren wilt uitschakelen, voert u de stappen 1 en 3 in "Modus Daluren" uit. Druk vervolgens
op de bladertoetsen ( of ) totdat Uit verschijnt, en druk dan op OK ( ).
Het faxsysteem instellen
De faxinstellingen wijzigen
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Fax te markeren en druk vervolgens op OK ( ).1.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Standaardinstel. fax te markeren en druk vervolgens op
OK ( ).
2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om het gewenste menu-item weer te geven en druk vervolgens
op OK ( ).
3.
4.
5.
3.
Gebruik de bladertoetsen ( of ) om de status te vinden of gebruik de cijfertoetsen om een waarde
voor de gekozen optie in te voeren.
4.
Druk op OK ( ) om uw selectie op te slaan.5.
Indien nodig herhaalt u stap 3 t/m 5.6.
Druk op Annuleren ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.7.
Beschikbare standaardinstellingen voor faxen
U kunt de volgende opties gebruiken om het faxsysteem te configureren:
Optie
Beschrijving
Contrast
U kunt de standaardcontrastwaarde voor het faxen van uw
documenten lichter of donkerder maken.
Verzendkwaliteit
U kunt de standaardinstelling van de resolutie instellen op
Standaard, Fijn, Superfijn, Foto of Kleur.
Aantal keer
overgaan
U kunt het aantal keren (1-7) bepalen dat de printer rinkelt
vooraleer een inkomende oproep wordt beantwoord.
Ontv.modus
U kunt de standaardmodus voor het ontvangen van faxen
selecteren.
Fax-modus (automatische ontvangstmodus): de
printer beantwoordt een inkomende oproep en schakelt
automatisch naar de ontvangstmodus over. Het aantal
belsignalen vooraleer de printer de oproep beantwoordt, kan
worden ingesteld in de optie "Aantal keer overgaan". Als het
gebruikersgeheugen vol is, kan de printer geen
binnenkomende faxen meer ontvangen. Maak in dat geval
geheugenruimte vrij door prioritaire faxen of het afdrukken
van ontvangen faxen te annuleren.
Tel-modus (handmatige ontvangstmodus): de
handmatige ontvangstmodus wordt geactiveerd als de
automatische faxontvangst is uitgeschakeld.
U kunt een fax ontvangen door:
de handset op te nemen van de interne telefoon
die niet direct met de achterkant van de printer is
verbonden en dan de ontvangstcode in te toetsen, of
de handset op te nemen van de interne telefoon
die direct met de achterkant van de multifunctionele
printer is verbonden en dan op Start ( ) te
drukken, of
te gaan naar Fax Bel. met hoorn op h-k
Ja als de beltoon overgaat (u hoort een stem of een
faxtoon van het externe apparaat) en vervolgens te
drukken op Start ( ) op het bedieningspaneel.
Ant/Fax-modus: de printer kan een telefoonlijn delen
met een antwoordapparaat. In deze modus kan de printer de
ontvangen signalen controleren en de oproep beantwoorden
als er faxtonen zijn. Als de telefooncommunicatie in uw land
serieel is, is deze modus niet beschikbaar.
DRPD-modus: vooraleer u de DRPD-optie (Distinctive
Ring Pattern Detection) kunt gebruiken, moet uw
telefoonmaatschappij de functie voor beltoonherkenning op
uw telefoonlijn installeren. Nadat uw telefoonmaatschappij
een apart faxnummer met een specifieke beltoon heeft
toegekend, configureert u de faxinstellingen zodanig dat deze
specifieke beltoon wordt herkend.
Tijd ts
kiespogingen
Uw printer kan automatisch opnieuw naar een extern
faxtoestel bellen als de lijn bezet was. U kunt intervallen van 1-15
minuten invoeren.
Kiespoging
U kunt het aantal nieuwe pogingen bepalen (0-13).
Bericht
bevestigen
U kunt uw printer zo instellen dat een verzendingsrapport
wordt afgedrukt waarin staat of de verzending is gelukt, hoeveel
pagina’s verzonden zijn, enz. U kunt kiezen tussen Aan, Uit en
Aan-Fout. Bij deze laatste instelling wordt alleen een rapport
afgedrukt als het verzenden is mislukt.
Autom. rapport
Een rapport met detailinformatie over de voorgaande 50
faxverbindingen, met datum en tijd. U kunt kiezen tussen Aan en
Uit.
Aut. verkleinen
Bij ontvangst van een document dat even lang of langer is
dan het papier in de papierlade, kan de printer het document
verkleinen om zodat het past op het printerpapier. Kies Aan als u
het inkomende document automatisch wilt verkleinen.
Als deze functie Uit staat, kan de printer het document niet
verkleinen tot één pagina. Het document wordt dan opgesplitst en
op ware grootte afgedrukt op twee of meer pagina’s.
Afdrukb. geb.
U kunt de printer zo instellen dat bij de ontvangst van een
document dat even lang of langer is dan het geplaatste papier, de
overbodige ruimte onderaan op de pagina wordt weggelaten.
Wanneer deze waarde wordt overschreden, wordt de pagina alsnog
op ware grootte afgedrukt op twee of meer vellen papier.
Wanneer het document zich binnen de marge bevindt en de
functie voor automatisch verkleinen aan staat, wordt het document
verkleind om op het juiste papierformaat te passen. Er wordt niets
weggelaten. Als de functie voor automatisch verkleinen
uitgeschakeld of mislukt is, worden de gegevens binnen de marge
weggelaten. De mogelijke instelling gaat van 0-30 mm.
Ontvangstcode
Met de ontvangstcode kunt u de ontvangst van een fax
starten via een telefoontoestel dat is aangesloten op de
telefoonuitgang ( ) op de achterkant van de printer. Als u deze
telefoon opneemt en faxtonen hoort, voert u de ontvangstcode in.
De Ontvangstcode wordt standaard vanaf fabriek op *9* ingesteld.
U kunt een code instellen van 0 tot 9. Zie "Handmatige ontvangst
met een extern telefoontoestel" voor meer informatie over het
gebruik van de code.
DRPD-modus
U kunt een oproep ontvangen via de DRPD-functie (detectie
van distinctieve belpatronen), waarmee u oproepen naar
verschillende telefoonnummers kunt ontvangen op één telefoonlijn.
In dit menu kunt u de printer zo instellen dat hij de beltoon
herkent die moet worden beantwoord. Zie voor meer informatie
over deze functie "Faxen ontvangen in de DRPD-modus".
Lade selecteren
U kunt bepalen welke lade u wilt gebruiken voor het
afdrukken van een ontvangen fax.
Dubbelzijdig
afdr.
U kunt het apparaat zo instellen dat ontvangen faxen
dubbelzijdig worden afgedrukt. De beschikbare opties zijn Uit,
Lange zijde en Korte zijde.
De faxlijnverbinding testen
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Fax te markeren en druk vervolgens op OK ( ).1.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Test van faxlijn te selecteren en druk vervolgens op OK (
).
2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om de gewenste optie te selecteren en druk vervolgens op OK (
).
Lijntest: controleer de faxlijnverbinding.
Kiestoontest: controleer de kiestoon.
3.
De printer geeft de testresultaten weer.
Als de test van de faxlijnverbinding is mislukt, controleert u de aansluiting van het telefoonsnoer of
neemt u contact op met uw telefoonaanbieder.
OPMERKING: Als de test is geslaagd, kunt u de faxfunctionaliteit gaan gebruiken.
Als de test mislukt, raadpleegt u de sectie voor het oplossen van problemen met de fax.
Als u de tijdens de kiestoontest geen kiestoon hoort, neemt u contact op met uw telefoonaanbieder.
Fax afdrukken bij toner laag
Wanneer de tonercassette bijna leeg is, toont het apparaat de melding toner leeg en stopt ze met afdrukken.
U kunt het apparaat instellen om deze melding te negeren wanneer ze verschijnt en door te gaan met
afdrukken, zelfs als de afdrukkwaliteit niet optimaal is.
Druk op bladertoetsen ( of ) om Fax te markeren en druk vervolgens op OK ( ).1.
Druk op bladertoetsen ( of ) om Toner bijna op toest. te markeren en druk vervolgens op OK (
).
2.
Druk op bladertoetsen ( of ) om de instelling te wijzigen in Aan of Uit.
Als u Uit selecteert, kan de ontvangen fax niet worden afgedrukt tot u een nieuwe printercassette hebt
3.
4.
geïnstalleerd. Inkomende faxen worden wel opgeslagen in het geheugen, zolang er genoeg ruimte vrij
is.
3.
Druk op Annuleren ( ) om terug te keren naar stand-bymodus.4.
Een fax verzenden
Het documentcontrast aanpassen
Gebruik de Contrastinstellingen om uw documenten lichter of donkerder te faxen.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Fax te markeren en druk vervolgens op OK ( ).1.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Contrast te markeren en druk vervolgens op OK ( ).2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om de gewenste contrastmodus te selecteren en druk vervolgens
op OK ( ).
Normaal levert goede resultaten op bij normale, gedrukte of geprinte originelen.
Donkerder levert goede resultaten op bij lichte originelen of met potlood geschreven tekst.
Lichter levert goede resultaten op bij donkere originelen.
3.
De documentresolutie aanpassen
Gebruik de kwaliteitsinstelling om de afdrukkwaliteit van het origineel te verbeteren of om foto’s te scannen.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Fax te markeren en druk vervolgens op OK ( ).1.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Verzendkwaliteit te markeren en druk vervolgens op OK (
).
2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om de gewenste modus te selecteren en druk vervolgens op OK (
).
3.
De onderstaande tabel bevat de documenttypen die geschikt zijn voor de verschillende resoluties.
Modus
Aanbevolen voor:
Standaard
Documenten met tekens van normale grootte.
Fijn
Documenten met kleine tekens of dunne lijnen, of documenten die
met een matrixprinter zijn afgedrukt.
Superfijn
Documenten met uiterst fijne details. De Superfijn-modus wordt
enkel geactiveerd wanneer de andere printer ook de Superfijn-resolutie
ondersteunt. Zie de onderstaande opmerkingen.
Foto
Documenten met grijstinten of foto’s.
Kleur
Documenten met kleuren. Verzenden in kleur is alleen mogelijk als
de andere printer kleurenfaxen kan ontvangen en u het bericht handmatig
verzendt. In deze modus is verzenden vanuit het geheugen niet mogelijk.
OPMERKING: Faxen die met de resolutie Superfijn zijn gescand, worden verzonden met de hoogste
resolutie die door het ontvangende toestel wordt ondersteund.
Een fax automatisch verzenden
Plaats het/de document(en) met de voorzijde naar boven en de bovenrand eerst in de DADI
(dubbelzijdige automatische documentinvoer).
1.
OF
Plaats één document met de afdrukzijde naar onder op de glasplaat.
Zie "Het documentcontrast aanpassen" voor meer informatie over het plaatsen van een document.
Pas documentcontrast en -resolutie volgens uw behoefte aan.2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Fax te markeren.3.
Voer het nummer van het ontvangende faxapparaat in met de cijfertoetsen.4.
U kunt één-, twee- of driecijferige snel- of groepskiesnummers gebruiken. Zie voor meer informatie
"Automatisch kiezen".
Druk op Start ( ).5.
Als het origineel op de glasplaat ligt, verschijnt bovenaan op het display de vraag Nog een pagina?
nadat het document naar het geheugen is gescand. Wanneer u bijkomende pagina’s hebt, verwijdert u
de gescande pagina. Scan de volgende pagina via de glasplaat en kies Ja. Herhaal deze stappen indien
nodig.
6.
Kies, nadat alle pagina’s gescand zijn, Nee wanneer in het display Nog een pagina? verschijnt.
Wanneer er contact is tussen de printer en het ontvangende apparaat, wordt het nummer gekozen en
de fax verzonden.
7.
7.
OPMERKING: Druk op Annuleren ( ) om op eender welk moment tijdens het faxen de
faxtaak te annuleren.
Een fax handmatig verzenden
Plaats het/de document(en) met de voorzijde naar boven en de bovenrand eerst in de DADI.1.
OF
Plaats één document met de afdrukzijde naar onder op de glasplaat.
Zie "Het documentcontrast aanpassen" voor meer informatie over het plaatsen van een document.
Pas documentcontrast en -resolutie volgens uw behoefte aan.2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Fax te markeren en druk vervolgens op OK ( ).3.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Bel. met hoorn op h-k te markeren en druk vervolgens op
OK ( ).
4.
Druk op OK ( ) om Ja te kiezen.5.
Voer het nummer van het ontvangende faxapparaat in met behulp van de cijfertoetsen.6.
Wanneer u een hoge faxtoon hoort van het ontvangende apparaat, drukt u op Start ( ).7.
OPMERKING: Druk op Annuleren ( ) om op eender welk moment tijdens het faxen de
faxtaak te annuleren.
Verzendingen bevestigen
Wanneer de laatste pagina van uw document goed is verzonden, geeft de printer een pieptoon en gaat hij
terug in de stand-bymodus.
Wanneer er tijdens het faxen iets fout loopt, verschijnt op het display een foutbericht. Zie "Foutberichten op
het display oplossen" voor een lijst met foutberichten en hun betekenis.
Wanneer u een foutboodschap krijgt, drukt u op Annuleren ( ) om de boodschap te verwijderen en
probeert u het document opnieuw te versturen.
U kunt uw printer zo instellen dat na elke faxverzending automatisch een bevestigingsbericht wordt
afgedrukt. Zie voor meer informatie het item Bericht bevestigen in "Beschikbare standaardinstellingen
voor faxen".
Automatisch opnieuw kiezen
Als het gekozen nummer bezet is of als het faxapparaat van de ontvanger niet antwoordt, kiest de printer
het nummer automatisch maximaal zeven keer opnieuw met tussenpozen van drie minuten.
Als op het display Wachten op opn. kiezen verschijnt, drukt u op OK ( ) om het nummer meteen
opnieuw te kiezen. Druk op Annuleren ( ) om deze functie te annuleren.
Zie "Beschikbare standaardinstellingen voor faxen" om het interval tussen de pogingen en het aantal
pogingen te wijzigen.
Faxnummer opnieuw kiezen
Met deze functie kunt u het laatst gekozen faxnummer opnieuw kiezen.
Plaats het/de document(en) met de voorzijde naar boven en de bovenrand eerst in de DADI.1.
OF
Plaats één document met de afdrukzijde naar onder op de glasplaat.
Zie "Het documentcontrast aanpassen" voor meer informatie over het plaatsen van een document.
Pas documentcontrast en -resolutie volgens uw behoefte aan.2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Fax te markeren en druk vervolgens op OK ( ).3.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Opnieuw kiezen te markeren en druk vervolgens op OK (
).
4.
Wanneer er contact is tussen de printer en het ontvangende apparaat, wordt het nummer gekozen en
de fax verzonden.
5.
Een fax ontvangen
OPMERKING: De Dell 2335dn MFP kan faxen alleen in zwart-wit afdrukken. Als er een kleurenfax
wordt ontvangen, worden de gegevens automatisch omgezet in zwart-wit.
Informatie over ontvangstmodi
OPMERKING: Om de Ant/Fax-modus te gebruiken, moet u een antwoordapparaat aansluiten op de
uitgang voor een intern telefoontoestel ( ) aan de achterkant van uw printer.
Als het geheugen vol is, kunnen er geen binnenkomende faxen meer worden ontvangen. Maak in dat geval
geheugenruimte vrij door prioritaire faxen of het afdrukken van ontvangen faxen te annuleren.
Papier plaatsen voor het ontvangen van faxen
Voor het plaatsen van papier in de papierlade gelden altijd dezelfde instructies, ongeacht of u afdrukt, faxt of
kopieert. Faxberichten kunnen echter alleen worden afgedrukt op papier met het formaat A4, Letter of Legal.
Zie voor informatie over het plaatsen van papier "Papier plaatsen". Zie voor details over het instellen van
papiersoort en -formaat in de lade "Papiertype instellen" en "Papierformaat instellen".
Automatisch ontvangen in de Fax-modus
Uw printer staat vanaf fabriek in de fax-modus.
Wanneer een fax binnenkomt, beantwoordt de printer de oproep na een bepaald aantal belsignalen en
ontvangt hij de fax automatisch.
Zie "Beschikbare standaardinstellingen voor faxen" voor informatie over het wijzigen van het aantal
belsignalen.
Zie voor het instellen van het beltoonvolume "Geluiden instellen".
Handmatig ontvangen in de Tel-modus
U kunt een fax ontvangen door de hoorn van het telefoontoestel op te nemen en vervolgens de code voor
ontvangst op afstand in te toetsen (zie "Ontvangstcode") of naar Fax Bel. met hoorn op h-k Ja te
gaan wanneer de beltoon overgaat (u hoort een stem of een faxtoon van het externe apparaat) en
vervolgens te drukken op Start ( ) op het bedieningspaneel.
De printer begint met de ontvangst van een fax en keert terug naar de stand-bymodus wanneer de
ontvangst beëindigd is.
Automatisch ontvangen in de Ant/Fax-modus
Indien u een antwoordapparaat in deze modus gebruikt, sluit u het aan op de uitgang voor een intern
telefoontoestel ( ) aan de achterkant van uw printer.
Wanneer de printer geen faxtoon detecteert, beantwoordt het antwoordapparaat de oproep. Wanneer de
printer een faxtoon detecteert, start hij automatisch de ontvangst van de fax.
OPMERKING: Wanneer u de printer in de Ant/Fax-modus hebt gezet en uw antwoordapparaat is
uitgeschakeld, of wanneer er geen antwoordapparaat op uw toestel is aangesloten, dan kan de printer
automatisch na een vooraf bepaald aantal belsignalen naar de Fax-modus overgaan.
Handmatige ontvangst met een extern telefoontoestel
Deze functie werkt het best wanneer u een telefoon gebruikt die op de uitgang voor een telefoontoestel ( )
aan de achterkant van de printer is aangesloten. U kunt een fax ontvangen van iemand met wie u via de
externe telefoon in gesprek bent, zonder naar het faxapparaat te hoeven gaan.
Als u een oproep krijgt op het externe telefoontoestel en faxtonen hoort, drukt u op *9* (sterretje negen
sterretje) op het externe telefoontoestel.
De printer ontvangt het document.
Druk de toetsen langzaam na elkaar in. Wanneer u nog steeds de faxtoon van het andere apparaat hoort,
probeer dan nogmaals *9* in te drukken.
*9* is de voorgeprogrammeerde fabriekscode voor ontvangst op afstand. Het eerste en laatste sterretje
liggen vast, maar het cijfer ertussenin kunt u naar keuze veranderen. De code mag slechts uit één cijfer
bestaan. Zie "Beschikbare standaardinstellingen voor faxen" voor meer informatie over het wijzigen van de
code.
Faxen ontvangen in de DRPD-modus
"Distinctive Ring" of "Distinctieve belpatronen" is een dienst van de telefoonmaatschappij waarmee u
oproepen naar verschillende telefoonnummers kunt ontvangen op één telefoonlijn. Het specifieke nummer
waarop iemand u belt, wordt geïdentificeerd door verschillende beltonen, in combinaties van korte en lange
belsignalen.
Met behulp van de DRPD-functie voor beltoonherkenning (Distinctive Ring Pattern Detection) kan uw
faxapparaat de beltoon "leren" die door het FAX-apparaat moet worden beantwoord. Deze beltoon wordt dan
als FAX-oproep herkend en beantwoord, en alle andere oproepen worden doorgeschakeld naar het
telefoontoestel of het antwoordapparaat dat is aangesloten op de uitgang voor een interne telefoon ( ) aan
de achterkant van de printer. U kunt de beltoonherkenning wanneer u maar wilt op een eenvoudige manier
uitschakelen of wijzigen.
Voordat u de DRPD-functie kunt gebruiken, moet de dienst door de telefoonmaatschappij worden
geïnstalleerd op uw telefoonlijn. Voor het instellen van de beltoonherkenning hebt u eventueel een andere
telefoonlijn op uw locatie nodig om vanaf die andere lijn naar uw FAX-nummer te bellen.
Zo stelt u de DRPD-modus in:
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Fax te markeren en druk vervolgens op OK ( ).1.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Standaardinstel. fax te markeren en druk vervolgens op
OK ( ).
2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om DRPD-modus te markeren en druk vervolgens op OK ( ).3.
Op het display verschijnt Wacht op belsign.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Instellen te markeren en druk vervolgens op OK ( ).4.
Bel met een andere telefoon naar uw faxnummer. U hoeft niet vanaf een faxapparaat te bellen.5.
6.
4.
5.
Wanneer uw printer begint te rinkelen, beantwoord de oproep dan niet. De printer heeft verschillende
belsignalen nodig om de beltoon te leren.
6.
Wanneer de printer klaar is met leren, verschijnt op het display DRPD voltooid.7.
Druk op Annuleren ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.8.
Wanneer de DRPD-functie (Beltoonherkenning) is ingesteld, is de optie DRPD ook beschikbaar in het menu
Ontv.modus. Als u faxen wilt ontvangen in de DRPD-modus, moet u in het menu DRPD kiezen (zie
"Beschikbare standaardinstellingen voor faxen").
OPMERKING: Wanneer uw faxnummer verandert of u de printer aan een andere telefoonlijn aansluit,
moet de beltoonherkenning (DRPD) opnieuw ingesteld worden.
OPMERKING: Nadat u DRPD hebt ingesteld, belt u opnieuw naar uw faxnummer om te controleren of
de printer antwoordt met een faxtoon. Bel daarna naar een ander nummer dat aan dezelfde lijn is
toegekend, om te controleren of de oproep wordt doorgeschakeld naar het telefoontoestel of het
antwoordapparaat dat is aangesloten op de uitgang voor een intern telefoontoestel ( ) aan de
achterkant van de printer.
Faxberichten ontvangen in het geheugen
Aangezien uw printer een multitasking-toestel is, kan hij tijdens het uitvoeren van andere taken faxen
ontvangen. Wanneer u een fax ontvangt tijdens het kopiëren of afdrukken, of wanneer het papier of de toner
op is, bewaart de printer de inkomende faxen in het geheugen. Zodra u klaar bent met kopiëren of
afdrukken of zodra de verbruiksmaterialen zijn aangevuld, drukt de printer automatisch de fax af.
Automatisch kiezen
Snelkiesnummers
U kunt tot 400 frequent gekozen nummers op één-, twee- of driecijferige snelkieslocaties (0-399) bewaren.
Een snelkiesnummer opslaan
Druk op Map ( ) op het bedieningspaneel.1.
OF
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Fax te markeren en druk vervolgens op OK ( ).
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Telefoonlijst te markeren en druk vervolgens op OK ( ).2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Persoon toevoegen te markeren en druk vervolgens op OK
( ).
3.
4.
3.
Voer een naam in en druk op OK ( ). Zie "Tekens invoeren met de cijfertoetsen" voor details over
het invoeren van namen.
4.
Voer een één-, twee- of driecijferig snelkiesnummer tussen 1 en 399 in met behulp van de
cijfertoetsen en druk op OK ( ).
5.
Of kies de locatie door op de bladertoetsen ( of ) te drukken en daarna op OK ( ).
Voer het faxnummer dat u wilt opslaan in met behulp van de cijfertoetsen en druk op OK ( ).6.
Als u tussen nummers een pauze wilt invoegen, drukt u op Pauze ( ), waarna een "," op het display
verschijnt.
Als u nog een faxnummer wilt opslaan, herhaalt u de stappen 3 t/m 6.7.
OF
Druk op Annuleren ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.
Snelkiesnummers bewerken
U kunt een snelkiesnummer bewerken.
Druk op Map ( ) op het bedieningspaneel.1.
OF
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Fax te markeren en druk vervolgens op OK ( ).
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Telefoonlijst te markeren en druk vervolgens op OK ( ).2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Bewerken te markeren en druk vervolgens op OK ( ).3.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Persoon bewerken te markeren en druk vervolgens op OK
( ).
4.
Voer het snelkiesnummer dat u wilt bewerken in of kies het snelkiesnummer door op de
bladertoetsen ( of ) te drukken en vervolgens op OK ( ).
5.
Voer het gewenste faxnummer in en druk op OK ( ).6.
Voer de juiste naam in en druk op OK ( ).7.
Als u nog een ander snelkiesnummer wilt bewerken, herhaalt u de stappen vanaf stap 5.8.
OF
Druk op Annuleren ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.
Faxbericht naar een snelkiesnummer zenden
1.
Plaats het/de document(en) met de voorzijde naar boven en de bovenrand eerst in de DADI.1.
OF
Plaats één document met de afdrukzijde naar onder op de glasplaat.
Zie "Een origineel plaatsen" voor informatie over het plaatsen van documenten.
Pas documentcontrast en -resolutie volgens uw behoefte aan.2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Fax te markeren en druk vervolgens op OK ( ).3.
Druk op de bladertoets ( ).4.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Nummer invoeren: te markeren en druk op OK ( ).5.
Voer het snelkiesnummer in.
Voor een snelkiesnummer van één cijfer houdt u de desbetreffende cijfertoets ingedrukt.
Voor een snelkiesnummer van twee cijfers drukt u de eerste cijfertoets kort in en houdt u de
tweede cijfertoets ingedrukt.
Voor een snelkiesnummer van drie cijfers drukt u de eerste en tweede cijfertoets kort in en houdt
u de derde cijfertoets ingedrukt.
6.
De naam van het desbetreffende item verschijnt kort.
Het document wordt gescand en in het geheugen gezet.7.
Als het document op de glasplaat ligt, verschijnt op het display de vraag of u nog een pagina wilt
verzenden. Selecteer Ja om een volgende pagina toe te voegen of Nee om de fax onmiddellijk te
verzenden.
Het faxnummer dat onder het gekozen snelkiesnummer is opgeslagen, wordt automatisch gekozen.
Het bericht wordt verzonden zodra de ontvangende fax heeft opgenomen.
8.
Groepsnummers
Wanneer u vaak hetzelfde document naar verschillende bestemmingen verstuurt, kunt u een groep
aanmaken voor deze bestemmingen en deze in een één-, twee- of driecijferige groepsnummerlocatie
plaatsen. U kunt dit groepsnummer dan gebruiken om hetzelfde document te faxen naar alle ontvangers in
de groep.
OPMERKING: U kunt niet een nummer van één groep ook in een andere groep gebruiken.
Groepsnummer vastleggen
Druk op Map ( ) op het bedieningspaneel.1.
1.
OF
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Fax te markeren en druk vervolgens op OK ( ).
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Telefoonlijst te markeren en druk vervolgens op OK ( ).2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Groep toevoegen te markeren en druk vervolgens op OK (
).
3.
Voer een naam in en druk op OK ( ).4.
Voer een groepsnummer tussen 0 en 399 en druk op OK ( ).5.
Of kies de gewenste locatie door op de bladertoetsen ( of ) te drukken en daarna op OK ( ).
Voer een één-, twee- of driecijferig sneltoetsnummer in dat u aan de groep wilt toekennen en druk op
OK ( ).
6.
Of kies de locatie door op de bladertoetsen ( of ) te drukken en daarna op OK ( ).
Als de prompt Nog een toev.? verschijnt, drukt u op OK ( ) om nog een snelkiesnummer aan de
groep toe te voegen.
7.
Of druk op de bladertoetsen ( of ) om Nee weer te geven en druk vervolgens op OK ( ) als u
alle gewenste nummers hebt ingevoerd.
Wanneer u een andere groep wilt aanmaken, herhaalt u de stappen vanaf stap 3.8.
OF
Druk op Annuleren ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.
Groepsnummers bewerken
U kunt een specifiek snelkiesnummer verwijderen uit de geselecteerde groep of u kunt een nieuw nummer
toevoegen aan de geselecteerde groep.
Druk op Map ( ) op het bedieningspaneel.1.
OF
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Fax te markeren en druk vervolgens op OK ( ).
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Telefoonlijst te markeren en druk vervolgens op OK ( ).2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Bewerken te markeren en druk vervolgens op OK ( ).3.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Groep bewerken te markeren en druk vervolgens op OK (
).
4.
Voer het groepsnummer dat u wilt bewerken in of kies het groepsnummer door op de bladertoetsen (
of ) te drukken en druk vervolgens op OK ( ).
5.
6.
7.
5.
Bewerk de naam en druk op OK ( ).6.
Als u een snelkiesnummer wilt toevoegen, drukt u op OK ( ).7.
Als u het snelkiesnummer wilt verwijderen, drukt u op de bladertoetsen ( of ) om Persoon
verwijderen weer te geven en drukt u vervolgens op OK ( ).
Toets een snelkiesnummer in dat u wilt toevoegen of verwijderen.8.
OPMERKING: Zodra u ook het laatste snelkiesnummer in een groep hebt gewist, wordt de
groep zelf gewist.
Druk op OK ( ).9.
Als u nog een groep wilt wijzigen, herhaalt u de bovenstaande instructies vanaf stap 4.10.
OF
Druk op Annuleren ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.
Een fax verzenden via een groepsnummer (verzending naar verschillende
nummers)
U kunt groepsnummers gebruiken voor het rondzenden van faxen of voor uitgestelde verzendingen.
Volg de stappen van de gewenste verzendmethode (direct verzenden: zie "Faxen rondzenden"; uitgesteld
verzenden: zie "Een uitgestelde fax verzenden"). Wanneer in het display om het nummer van het
ontvangende faxapparaat wordt gevraagd:
Voor een groepsnummer van één cijfer houdt u de desbetreffende cijfertoets ingedrukt.
Voor een groepsnummer van twee cijfers drukt u de eerste cijfertoets kort in en houdt u de tweede
cijfertoets ingedrukt.
Voor een groepsnummer van drie cijfers drukt u de eerste en tweede cijfertoets kort in en houdt u de
derde cijfertoets ingedrukt.
U kunt per verzending maar één groepsnummer gebruiken. Ga daarna door met de procedure om de
verzending te voltooien.
Het document dat in de DADI of op de glasplaat is geplaatst wordt automatisch naar het printergeheugen
gescand. De printer kiest elk nummer van de groep.
Nummer opzoeken in het geheugen
U kunt op twee manieren een nummer in het geheugen zoeken: U kunt van A tot Z door alle namen
bladeren, of u kunt zoeken aan de hand van de eerste letter van de naam die aan het nummer is
toegewezen.
Van A tot Z zoeken in het geheugen
Plaats het/de document(en) met de voorzijde naar boven en de bovenrand eerst in de DADI.1.
OF
Plaats één document met de afdrukzijde naar onder op de glasplaat.
Zie "Een origineel plaatsen" voor informatie over het plaatsen van documenten.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Fax te markeren en druk vervolgens op OK ( ).2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Telefoonlijst te markeren en druk vervolgens op OK ( ).3.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Zoeken te markeren en druk vervolgens op OK ( ).4.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om door het geheugen te bladeren totdat de naam en het
nummer verschijnen die u wilt kiezen. U kunt in alfabetische volgorde van A tot Z of omgekeerd door
het hele geheugen bladeren.
5.
Wanneer u in het printergeheugen zoekt, ziet u dat elke ingang wordt voorafgegaan door één van
twee letters; "S" voor snelkiezen of "G" voor groepskiesnummer. Zo weet u met welk type nummer u
te maken hebt.
Wanneer de gewenste naam en/of het gewenste nummer verschijnen, drukt u op Start ( ) of OK (
) om het nummer te kiezen.
6.
Zoeken naar een specifieke beginletter
Plaats het/de document(en) met de voorzijde naar boven en de bovenrand eerst in de DADI.1.
OF
Plaats één document met de afdrukzijde naar onder op de glasplaat.
Zie "Een origineel plaatsen" voor informatie over het plaatsen van documenten.
Druk op Map ( ) op het bedieningspaneel.2.
OF
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Fax te markeren en druk vervolgens op OK ( ).
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Telefoonlijst te markeren en druk vervolgens op OK ( ).3.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Zoeken te markeren en druk vervolgens op OK ( ).4.
Druk op de toets met de gewenste beginletter. De eerste naam die met deze letter begint, wordt
weergegeven.
5.
4.
5.
Als u bijvoorbeeld de naam MOBIEL zoekt, drukt u op de toets 6 met het opschrift "MNO".
Druk op de bladertoetsen ( of ) om de volgende naam op de display te zien.6.
Wanneer de gewenste naam en/of het gewenste nummer verschijnen, drukt u op Start ( ) of OK (
) om het nummer te kiezen.
7.
Een telefoonlijst afdrukken
U kunt de opgeslagen nummers controleren door een telefoonlijst af te drukken.
Druk op Map ( ) op het bedieningspaneel.1.
OF
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Fax te markeren en druk vervolgens op OK ( ).
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Telefoonlijst te markeren en druk vervolgens op OK ( ).2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Afdrukken te markeren en druk vervolgens op Start ( )
of OK ( ).
3.
Het apparaat drukt nu een overzicht van al uw snelkiesnummers en groepsnummers af.
Andere faxmethoden
Faxen rondzenden
Met de functie Faxen rondzenden kunt u een document naar meerdere locaties sturen. De documenten
worden automatisch opgeslagen in het geheugen en verzonden. Na afloop van de verzending worden de
documenten automatisch uit het geheugen verwijderd.
Plaats het/de document(en) met de voorzijde naar boven en de bovenrand eerst in de DADI.1.
OF
Plaats één document met de afdrukzijde naar onder op de glasplaat.
Zie "Een origineel plaatsen" voor informatie over het plaatsen van documenten.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Fax te markeren en druk vervolgens op OK ( ).2.
Pas documentcontrast en -resolutie volgens uw behoefte aan.3.
Zie "Het documentcontrast aanpassen" en "De documentresolutie aanpassen" voor meer informatie.
4.
3.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Fax rondzenden te markeren en druk vervolgens op OK (
).
4.
Voer met de cijfertoetsen het nummer van de ontvangende printer in.5.
U kunt ook één-, twee- of driecijferige snelkies- of groepsnummers gebruiken.
Druk op OK ( ) om het nummer te bevestigen. U wordt gevraagd om nog een faxnummer in te
voeren.
6.
Druk op OK ( ) om het andere nummer in te voeren.7.
Of druk op de bladertoetsen ( of ) om Nee te selecteren en druk vervolgens op OK ( ).
Als u meer faxnummers wilt invoeren, herhaalt u stappen 5 en 7. U kunt maximaal 10 bestemmingen
toevoegen.
8.
OPMERKING: Per faxrondzendtaak kunt u niet meer dan één groepsnummer gebruiken.
Wanneer u klaar bent met het invoeren van faxnummers, drukt u op Start ( ).9.
Eerst wordt het document in het geheugen gescand. Op het display verschijnt de geheugencapaciteit
en het aantal pagina’s dat is opgeslagen in het geheugen.
Voor documenten op de glasplaat verschijnt in het display de vraag of u een volgende pagina wilt
plaatsen. Kies Ja om een pagina toe te voegen. Als u geen pagina’s meer wilt toevoegen, kiest u Nee.
De printer begint met het versturen van het document in de volgorde van de door u ingevoerde
nummers.
10.
Een uitgestelde fax verzenden
U kunt de printer instellen om een fax te bewaren en hem op een later moment te versturen.
Plaats het/de document(en) met de voorzijde naar boven en de bovenrand eerst in de DADI.1.
OF
Plaats één document met de afdrukzijde naar onder op de glasplaat.
Zie "Een origineel plaatsen" voor informatie over het plaatsen van documenten.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Fax te markeren en druk vervolgens op OK ( ).2.
Pas documentcontrast en -resolutie volgens uw behoefte aan.3.
Zie "Het documentcontrast aanpassen" en "De documentresolutie aanpassen" voor meer informatie.
4.
5.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Fax later verz. naar: te markeren en druk op OK ( ).4.
Voer met de cijfertoetsen het eerste faxnummer in waarnaar u het document wilt verzenden.5.
U kunt ook gebruik maken van één-, twee- of driecijferige snelkiesnummers of een groepsnummer.
Druk op OK ( ) om het nummer in het display te bevestigen. U wordt gevraagd om nog een
faxnummer in te voeren.
6.
Druk op OK ( ) om het andere nummer in te voeren.7.
Of druk op de bladertoetsen ( of ) om Nee te selecteren en druk vervolgens op OK ( ).
Wanneer u een naam aan de verzending wilt toekennen, voert u deze naam in. Zoniet dan slaat u deze
stap over.
8.
Zie "Tekens invoeren met de cijfertoetsen" voor informatie over het invoeren van een naam met de
cijfertoetsen.
Druk op OK ( ). Het display geeft de huidige tijd weer en vraagt om het tijdstip waarop de fax moet
worden verzonden.
9.
Voer de tijd in met de cijfertoetsen.10.
Als u VM of NM wilt selecteren voor de 12-uursnotatie, drukt u op de knop of .
Als de cursor niet onder de VM- of NM-indicator staat, kunt u de cursor onmiddellijk naar de indicator
verplaatsen door op de knop of te drukken.
Wanneer u een tijd instelt die vóór de huidige tijd ligt, wordt het document de volgende dag op dat
tijdstip verzonden.
Druk op OK ( ) wanneer de starttijd juist wordt weergegeven.11.
Eerst wordt het document in het geheugen gescand. Op het display verschijnt de geheugencapaciteit
en het aantal pagina’s dat is opgeslagen in het geheugen.
12.
Als u het document op de glasplaat hebt geplaatst, wordt gevraagd of u nog een pagina wilt
verzenden. Kies Ja om een pagina toe te voegen. Als u geen pagina’s meer wilt toevoegen, kiest u
Nee.
De printer keert terug naar de stand-bymodus. Op het display wordt gemeld dat het apparaat in de
stand-bymodus staat en dat een uitgesteld faxbericht is ingesteld.
13.
OPMERKING: Als u een uitgestelde faxverzending wilt annuleren, raadpleegt u "Een uitgestelde fax
annuleren".
Een prioritaire fax verzenden
Met de functie Prioritaire fax kunt u een document met hoge prioriteit verzenden voordat andere ingestelde
bewerkingen worden uitgevoerd. Het document wordt gescand, in het geheugen gezet en verzonden zodra
de huidige bewerking is afgelopen. Een prioritaire verzending onderbreekt een rondzending (de prioritaire fax
wordt dan verzonden na de verzending naar ontvanger A en voor de verzending naar ontvanger B). Een
prioritaire verzending komt ook tussen twee kiespogingen.
Plaats het/de document(en) met de voorzijde naar boven en de bovenrand eerst in de DADI.1.
OF
Plaats één document met de afdrukzijde naar onder op de glasplaat.
Zie "Het documentcontrast aanpassen" voor meer informatie over het plaatsen van een document.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Fax te markeren en druk vervolgens op OK ( ).2.
Pas documentcontrast en -resolutie volgens uw behoefte aan.3.
Zie "Het documentcontrast aanpassen" en "De documentresolutie aanpassen" voor meer informatie.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Prioritaire fax te markeren en druk vervolgens op OK (
).
4.
Voer met de cijfertoetsen het eerste faxnummer in waarnaar u het document wilt verzenden.5.
U kunt ook gebruik maken van één-, twee- of driecijferige snelkiesnummers of een groepsnummer.
Druk op OK ( ) om het nummer in het display te bevestigen.6.
Wanneer u een naam aan de verzending wilt toekennen, voert u deze naam in. Zoniet dan slaat u deze
stap over.
7.
Zie "Tekens invoeren met de cijfertoetsen" voor informatie over het invoeren van een naam met de
cijfertoetsen.
Druk op OK ( ).8.
Eerst wordt het document in het geheugen gescand. Op het display verschijnt de geheugencapaciteit
en het aantal pagina’s dat is opgeslagen in het geheugen.
Als u het document op de glasplaat hebt geplaatst, wordt gevraagd of u nog een pagina wilt
verzenden. Kies Ja om een pagina toe te voegen. Als u geen pagina’s meer wilt toevoegen, kiest u
Nee.
De printer toont het gekozen nummer en begint met het versturen van het document.9.
Documenten toevoegen aan een uitgestelde fax
U kunt documenten toevoegen aan de uitgestelde verzending die eerder in het printergeheugen werd
opgeslagen.
Plaats het/de document(en) met de voorzijde naar boven en de bovenrand eerst in de DADI.1.
1.
OF
Plaats één document met de afdrukzijde naar onder op de glasplaat.
Zie "Het documentcontrast aanpassen" voor meer informatie over het plaatsen van een document.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Fax te markeren en druk vervolgens op OK ( ).2.
Pas documentcontrast en -resolutie volgens uw behoefte aan.3.
Zie "Het documentcontrast aanpassen" en "De documentresolutie aanpassen" voor meer informatie.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Pagina’s toevoegen te markeren en druk vervolgens op OK
( ).
4.
Het display geeft de in het geheugen opgeslagen taken weer.
Druk op de bladertoetsen ( of ) totdat u de faxtaak ziet waaraan u documenten wilt toevoegen en
druk op OK ( ).
5.
De printer slaat de documenten automatisch in het geheugen op. Het display vermeldt de
geheugencapaciteit en het aantal pagina’s.
Als u het document op de glasplaat hebt geplaatst, wordt gevraagd of u nog een pagina wilt
verzenden. Kies Ja om een pagina toe te voegen. Als u geen pagina’s meer wilt toevoegen, kiest u
Nee.
Nadat de documenten zijn opgeslagen in het geheugen, geeft de printer het totale aantal pagina’s en
het aantal toegevoegde pagina’s weer en keert deze terug naar de stand-bymodus.
6.
Een uitgestelde fax annuleren
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Fax te markeren en druk vervolgens op OK ( ).1.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Taak annuleren te markeren en druk vervolgens op OK (
).
2.
Het display geeft de in het geheugen opgeslagen taken weer.
Druk op de bladertoetsen ( of ) totdat u de faxtaak ziet die u wilt annuleren en druk op OK ( ).3.
Druk op OK ( ) wanneer het bevestigingsbericht verschijnt.4.
De geselecteerde taak wordt geannuleerd.
Een Fax doorsturen naar e-mail-adressen
U kunt de printer zo instellen dat alle inkomende en uitgaande faxen naar e-mailadressen worden
1.
doorgestuurd.
Druk op bladertoetsen ( of ) om Instel. te markeren en druk vervolgens op OK ( ).1.
Druk op bladertoetsen ( of ) om E-mailinst. te markeren en druk vervolgens op OK ( ).2.
Druk op bladertoetsen ( of ) om E-mail doorst. te markeren en druk vervolgens op OK ( ).3.
Druk op bladertoetsen ( of ) om Fax doorsturen te markeren en druk vervolgens op OK ( ).4.
Selecteer de gewenste status door te drukken op bladertoetsen ( of ) en druk vervolgens op OK (
).
Uit: hiermee kunt u deze functie uitschakelen.
Alle faxen: hiermee kunt u zowel inkomende als uitgaande faxen naar een opgegeven e-
mailadres doorsturen.
Alleen verzenden: hiermee kunt u uitgaande faxen naar een opgegeven e-mailadres
doorsturen.
Alleen ontvangen: hiermee kunt u alleen inkomende faxen naar een opgegeven e-mailadres
doorsturen. Wanneer u deze optie selecteert, kunt u kiezen of de printer inkomende faxen moet
afdrukken.
5.
Druk op bladertoetsen ( of ) om Type attachment te markeren en druk vervolgens op OK (
).
6.
Selecteer het bijlagetype TIFF of PDF door te drukken op bladertoetsen ( of ) en druk
vervolgens op OK ( ).
7.
Druk op bladertoetsen ( of ) om Adres afzender te markeren en druk vervolgens op OK ( ).8.
Voer de naam van de afzender in en druk vervolgens op OK ( ).9.
Druk op bladertoetsen ( of ) om Adres ontvanger te sturen en druk vervolgens op OK ( ).10.
Druk op bladertoetsen ( of ) om het e-mailadres van de geadresseerde in te voeren en druk op
OK ( ).
11.
Druk op bladertoetsen ( of ) om Lok. kopie afdr. en druk op OK ( ).
Aan: hiermee drukt u de faxafbeelding met uw lokaal apparaat af nadat u ze hebt doorgestuurd
via e-mail.
Uit: hiermee kunt u deze functie uitschakelen.
12.
Druk op Annuleren ( ) om terug te keren naar stand-bymodus.13.
Overige functies
Veilige ontvangstmodus
Wellicht wilt u niet dat faxberichten die tijdens uw afwezigheid binnenkomen, door anderen worden bekeken.
U kunt de veilige faxmodus activeren door de optie voor veilige ontvangst te kiezen, zodat de ontvangen
faxen niet worden afgedrukt als u niet in de buurt van de printer bent. In de veilige ontvangstmodus kunnen
alle inkomende faxen in het geheugen worden geplaatst. Wanneer de modus wordt uitgeschakeld, kunnen
alle eventueel opgeslagen faxen worden afgedrukt.
OPMERKING: Als op het display het bericht Geheugen vol verschijnt, kan uw apparaat geen faxen
ontvangen. Verwijder alle documenten die u niet meer nodig hebt uit het geheugen.
Zo zet u de veilige ontvangstmodus aan:
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Instel. te markeren en druk vervolgens op OK ( ).1.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Faxinstel. te markeren en druk vervolgens op OK ( ).2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Veilige ontv. te markeren en druk vervolgens op OK ( ).3.
Druk op OK ( ) wanneer Aan verschijnt.4.
Voer met de cijfertoetsen de viercijferige wachtwoordcode in die u wilt gebruiken en druk op OK (
).
5.
Voer de wachtwoordcode opnieuw in en druk op OK ( ).6.
Druk op Annuleren ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.7.
Wanneer in de veilige ontvangstmodus een fax wordt ontvangen, slaat de printer deze in het
geheugen op en verschijnt op de display Veilige ontv. om u te laten weten dat er een fax is
opgeslagen.
Zo drukt u ontvangen faxberichten af:
Volg om het menu Veilige ontv. te openen de stappen 1 t/m 3 bij "Zo zet u de veilige
ontvangstmodus aan:".
1.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Afdrukken te markeren en druk vervolgens op OK ( ).2.
Voer de viercijferige wachtwoordcode in en druk op OK ( ).3.
De faxen die in het geheugen zijn opgeslagen, worden afgedrukt.
Ga als volgt te werk om de veilige ontvangstmodus uit te schakelen:
Volg om het menu Veilige ontv. te openen de stappen 1 t/m 3 bij "Zo zet u de veilige
ontvangstmodus aan:".
1.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Uit te markeren en druk vervolgens op OK ( ).2.
Voer de viercijferige wachtwoordcode in en druk op OK ( ).3.
De modus wordt uitgeschakeld en alle in het geheugen opgeslagen faxen worden afgedrukt.
4.
Druk op Annuleren ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.4.
Rapporten afdrukken
De volgende rapporten zijn beschikbaar:
Lijst met printerinstellingen
Deze lijst bevat de status van de opties die door de gebruiker kunnen worden ingesteld. U kunt dit rapport
bijvoorbeeld afdrukken vóór en na het wijzigen van instellingen, zodat u deze kunt controleren.
Menulijst van het bedieningspaneel
Dit rapport bevat informatie over de lijst met menufuncties.
Telefoonlijst
Deze lijst bevat alle nummers die als snelkiesnummer of groepsnummer zijn opgeslagen in het geheugen
van de printer.
U kunt deze telefoonlijst afdrukken via Map ( ) op het bedieningspaneel; zie "Een telefoonlijst afdrukken".
E-mailadresboek
Dit rapport bevat informatie over de lijst met e-mailadressen.
Rapport Uitgaande fax
Dit rapport geeft informatie over recent verzonden faxen.
Rapport Binnenkomende fax
Dit rapport bevat informatie over recent ontvangen faxen.
Informatie over uitgestelde taken
Dit overzicht bevat de documenten die momenteel in het geheugen klaar staan voor verzending (via
Uitgestelde faxen of Daluren). Deze lijst bevat de starttijd en het type bewerking.
Verzendrapport
Dit overzicht bevat het faxnummer, het aantal pagina’s, de verzendduur, de communicatiemethode en het
resultaat.
Lijst van ongewenste faxnummers
Deze lijst bevat tot 10 faxnummers die via het menu Inst. ong. fax als ongewenst zijn aangeduid; zie
"Geavanceerde faxinstellingen". Wanneer de functie voor ongewenste faxnummers Inst. ong. fax is
ingeschakeld, worden inkomende faxen van deze nummers geblokkeerd.
Deze functie herkent de laatste 6 cijfers van het faxnummer als ID van het verzendende apparaat.
Demopagina
Er wordt een demopagina afgedrukt, zodat u kunt controleren of de printer naar behoren werkt.
PCL- of PS-lettertypelijst
Dit rapport bevat de PCL- of PS-lettertypelijst.
Netwerkinstellingen
Deze lijst bevat de status van de netwerkopties. U kunt dit rapport bijvoorbeeld afdrukken vóór en na het
wijzigen van instellingen, zodat u deze kunt controleren.
E-mailrapport
Dit rapport bevat informatie over de e-mails die u recent hebt verstuurd.
Een rapport afdrukken
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Instel. te markeren en druk vervolgens op OK ( ).1.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Rapporten te markeren en druk vervolgens op OK ( ).2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om op de onderste regel het rapport of de lijst weer te geven die
u wilt afdrukken.
Printerinstelling: lijst met printerinstellingen
Menu van bed.paneel: lijst met de menustructuur
Telefoonlijst: de telefoonlijst
3.
E-mailadresboek: de e-mailadressenlijst
Uitgaande fax: rapport van verzonden faxberichten
Binnenkomende fax: rapport van ontvangen faxberichten
Gepl. taken: informatie over geplande taken
Bericht bevestigen: verzendrapport
Lijst ongew. faxnr.: lijst met ongewenste faxnummers
Demopagina: een testpagina
PCL-lettert.: lijst met PCL-lettertypen
Lijst met PS-lettert.: lijst met PS-lettertypen
Netwerkinstellingen: lijst met netwerkinstellingen
E-mail: lijst met verzonden e-mails
Druk op OK ( ).4.
De geselecteerde informatie wordt afgedrukt.
Geavanceerde faxinstellingen gebruiken
De printer beschikt over verschillende door de gebruiker te kiezen instellingsmogelijkheden voor het
versturen of ontvangen van faxen. Dit zijn standaardinstellingen die u eventueel zelf kunt wijzigen. Druk de
lijst met systeemgegevens af om te zien hoe de opties momenteel zijn ingesteld. Zie voor details over het
afdrukken van de lijst "Een rapport afdrukken".
Instellingen wijzigen
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Instel. te markeren en druk vervolgens op OK ( ).1.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Faxinstel. te markeren en druk vervolgens op OK ( ).2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) totdat u het gewenste menu-item ziet en druk dan op OK ( ).3.
Wanneer de gewenste optie verschijnt, kiest u de gewenste status door op de bladertoetsen ( of )
te drukken of voert u de gewenste waarde in met behulp van de cijfertoetsen.
4.
Druk op OK ( ) om uw selectie op te slaan.5.
U kunt de instellingsmodus op elk moment verlaten door op Annuleren ( ) te drukken.6.
Geavanceerde faxinstellingen
Optie
Beschrijving
Naar ander nr.
a
U kunt de printer zo instellen dat alle uitgaande faxberichten
niet alleen naar de ingevoerde faxnummers worden verzonden,
maar ook naar een opgegeven bestemming.
Selecteer Uit om deze functie uit te schakelen.
Selecteer Aan om deze functie in te schakelen. U kunt het
nummer instellen van het externe faxapparaat waarnaar u alle faxen
wilt doorsturen.
Ontvangen en
doorst.
a
U kunt de printer zo instellen dat hij faxen gedurende een
bepaalde periode doorstuurt naar een ander faxnummer. Wanneer
uw printer een fax ontvangt, wordt deze in het geheugen
opgeslagen. Vervolgens kiest de printer het door u ingestelde
faxnummer en verstuurt de fax.
Selecteer Uit om deze functie uit te schakelen.
Selecteer Aan om deze functie in te schakelen. U kunt het
faxnummer instellen waarnaar de faxen worden doorgestuurd, en
ook de begin- en eindtijd. U kunt bovendien inkomende faxen naar
tot 25 faxnummers doorsturen.
Daluren
U kunt uw apparaat zo instellen dat uw faxberichten in het
geheugen worden opgeslagen en tijdens de ingestelde
laagtariefperiode (daluren) worden verzonden. Zie "Modus Daluren"
voor meer informatie over het verzenden van faxberichten tijdens
daluren.
Selecteer Uit om deze functie uit te schakelen.
Selecteer Aan om deze functie in te schakelen. U kunt de
starttijd en -datum en de eindtijd en -datum instellen voor de modus
Daluren.
Inst. ong. fax
Als u de functie voor de instelling van ongewenste
faxnummers gebruikt, kan het systeem faxen van een ander
apparaat weigeren. De nummers worden in het geheugen
opgeslagen als ongewenste faxnummers. Deze functie is handig om
ongewenste faxberichten te blokkeren.
Selecteer Uit om deze functie uit te schakelen. Iedereen kan u
een fax sturen.
Selecteer Aan om deze functie in te schakelen. U kunt
maximaal 10 ongewenste faxnummers aangeven. Na het opslaan
van de nummers krijgt u van de opgegeven apparaten geen faxen
meer.
Veilige ontv.
U kunt voorkomen dat onbevoegde personen uw inkomende
faxen kunnen bekijken.
Zie "Veilige ontvangstmodus" voor meer informatie over het
instellen van deze modus.
Kenget. kiezen
U kunt een kengetal van maximaal vijf cijfers instellen. Dit
nummer wordt gekozen alvorens een automatisch nummer wordt
gekozen. Dit is handig om toegang te krijgen tot een PABX-centrale.
Naam
ontvanger afdr.
Met deze optie drukt de printer automatisch onderaan op elke
pagina van een ontvangen document het paginanummer plus de
datum en tijd van ontvangst af.
Selecteer Uit om deze functie uit te schakelen.
Selecteer Aan om deze functie in te schakelen.
ECM-modus
De Foutcorrectiemodus (ECM) verbetert slechte lijnkwaliteit en
zorgt ervoor dat faxen vlot naar andere van ECM voorziene
faxapparaten worden verstuurd. Als de lijn slecht is, duurt het
verzenden van faxberichten in de foutcorrectiemodus langer.
Selecteer Uit om deze functie uit te schakelen.
Selecteer Aan om deze functie in te schakelen.
Modemsnelheid
Kies de maximale modemsnelheid die u wilt gebruiken
wanneer de telefoonlijn een hogere modemsnelheid niet aankan. U
kunt 33,6, 28,8, 14,4, 12,0, 9,6 of 4,8 kbps kiezen.
Wizard
Instelling
Veelgebruikte functies zijn voor de gebruikers verzameld,
zodat zij hun faxinstellingen eenvoudig kunnen configureren.
U kunt de printer zo instellen dat hij alle uitgaande of inkomende faxen naar bepaalde e-mail-
adressen doorstuurt. Zie "Een fax doorsturen naar e-mailadressen".
a.
Een antwoordapparaat gebruiken
U kunt een telefoonbeantwoorder rechtstreeks op de achterkant van de printer aansluiten, zoals
weergegeven in afbeelding 1.
Zet uw printer in de Ant/Fax-modus en stel het aantal keer overgaan een cijfer hoger in dan voor de
telefoonbeantwoorder.
Wanneer de beantwoorder de oproep beantwoordt, controleert de printer deze en neemt de printer de
lijn over wanneer een faxtoon wordt ontvangen. Daarna begint de printer met het ontvangen van de
fax.
Wanneer het antwoordapparaat is uitgeschakeld, gaat de printer na een vooraf ingesteld aantal
belsignalen automatisch over in de Fax-modus.
Als u de oproep aanneemt en faxtonen hoort, beantwoordt de printer de faxoproep als u gaat naar Fax
Bel. met hoorn op h-kl Ja en op Start ( ) drukt en vervolgens de hoorn op de haak legt
of drukt op de code voor externe ontvangst *9* en de hoorn op de haak legt.
Een computermodem gebruiken
Wanneer u uw computermodem wilt gebruiken voor het faxen of voor een inbelinternetverbinding, moet u de
computermodem rechtstreeks op de achterkant van de printer met de TAD aansluiten, zoals weergegeven in
afbeelding 2.
Zet uw printer in de Ant/Fax-modus en stel het aantal keer overgaan een cijfer hoger in dan voor de
telefoonbeantwoorder.
Schakel de functie van de computermodem voor het ontvangen van faxen uit.
Gebruik de computermodem niet wanneer de printer een fax ontvangt of verstuurt.
Om via de computermodem te faxen, volgt u de instructies in de handleiding van uw computermodem
en faxapplicatie.
U kunt afbeeldingen vastleggen door de printer en Dell ScanDirect te gebruiken en ze met uw
faxtoepassing te versturen via de computermodem.
Een fax verzenden vanaf een computer
U kunt een fax verzenden vanaf uw computer zonder de printer te gebruiken. Als u een fax wilt verzenden
vanaf uw computer, installeert u de PC Fax-software en past u de software-instellingen aan.
PC Fax-software installeren
Kies Aangepaste installatie wanneer u de software van Dell installeert en selecteer de optie PC Fax. Zie
"Software installeren op Microsoft® Windows®-besturingssytemen" voor meer informatie.
De faxinstellingen aanpassen
Kies in het menu Start de optie Programma’s Dell-printers Dell 2335dn MFP PC Fax
configureren.
1.
Voer uw naam en faxnummer in.2.
Als u het voorblad wilt overslaan, selecteert u Voorblad overslaan.
Kies het adresboek dat u gaat gebruiken.3.
OPMERKING: Als MS Office Outlook en Adresboek van Windows op uw computer zijn
geïnstalleerd, is het veld Adresboek selecteren geactiveerd.
Kies de multifunctionele printer die u wilt gebruiken door Lokaal of Netwerk te kiezen.4.
4.
Als u kiest voor Netwerk, klikt u op Bladeren om het het IP-adres op te zoeken van de printer die u
gaat gebruiken. U kunt dit adres ook typen.
Klik op OK.5.
Een fax verzenden vanaf uw computer
Open het document dat u wilt verzenden.1.
Kies Afdrukken in het menu Bestand.2.
Het venster Afdrukken verschijnt. Afhankelijk van uw toepassing kan dit venster er iets anders
uitzien.
Selecteer Dell 2335 Fax in het venster Afdrukken.3.
Klik op Afdrukken of op OK.4.
Maak het voorblad en klik op Doorgaan.5.
5.
Als u het voorblad wilt overslaan, selecteert u Voorblad overslaan.
Voer het nummer van de ontvanger in en klik op Doorgaan.6.
Kies de resolutie en klik op Fax verzenden.7.
7.
Als u een melding wilt krijgen als de fax is ontvangen, schakelt u de optie Verzending met
ontvangstbevestiging in.
OPMERKING: Deze functie is alleen beschikbaar als u een netwerk gebruikt.
Uw pc begint met het versturen van de faxgegevens en de printer verstuurt de fax.
Back-up van faxgegevens
De Dell 2335dn MFP heeft 4 MB (circa 200 pagina’s op ITU-T Nr. 1 Chart) aan back-upgeheugen.
Als het papier of de toner op zijn tijdens het ontvangen van een fax, kunnen de ontvangen faxgegevens niet
worden afgedrukt. In dit geval worden de faxgegevens automatisch in het back-upgeheugen opgeslagen.
Maar als de fax niet in zijn geheel door het apparaat kan worden ontvangen, wordt de rest van de
faxgegevens niet in het geheugen opgeslagen.
Macintosh
Software voor Macintosh installeren
De printer instellen
Afdrukken
Scannen
Uw printer ondersteunt Macintosh-systemen met een ingebouwde USB-interface of 10/100 Base-TX-
netwerkkaart. Als u een bestand afdrukt vanaf een Macintosh-computer, kunt u het PostScript-
stuurprogramma gebruiken door het PPD-bestand te installeren.
Software voor Macintosh installeren
De cd Stuur- en hulpprogramma’s die bij uw printer is geleverd, bevat het PPD-bestand waarmee u het
PostScript-stuurprogramma voor afdrukken op een Macintosh-computer kunt gebruiken.
Controleer het volgende voordat u de printersoftware installeert:
Besturingssysteem
Vereisten
Processor
Geheugen
Vrije
schijfruimte
Mac OS X 10.4 of
hoger
PowerPC G4/G5
Intel-
processoren
128 MB
voor een
PowerPC-
gebaseerde
MAC (512 MB)
512 MB
voor een Mac
op basis van
Intel (1 GB)
1 GB
Mac OS X 10.5
867 MHz of
snellere PowerPC
G4/G5
Intel-
processoren
512 MB (1
GB)
1 GB
Mac OS X 10.6
Intel-
processoren
1 GB (2 GB)
1 GB
Het printerstuurprogramma installeren
1.
Zorg dat de printer is aangesloten op de computer. Zet de computer en printer aan.1.
Plaats de cd Stuur- en Hulpprogramma’s die met de printer werd geleverd in het cd-romstation.2.
Dubbelklik op het cd-rompictogram op het bureaublad van uw Macintosh-computer.3.
Dubbelklik op de map MAC_Installer.4.
Dubbelklik op de map MAC_Printer.5.
Dubbelklik op het pictogram Dell Laser MFP Installer.6.
Voer het wachtwoord in en klik op OK.7.
Klik op Continue.8.
Selecteer Easy Install en klik vervolgens op Install.9.
Nadat de installatie voltooid is, klikt u op Quit.10.
Het printerstuurprogramma verwijderen
Plaats de cd Stuur- en Hulpprogramma’s die met de printer werd geleverd in het cd-romstation.1.
Dubbelklik op het cd-rompictogram op het bureaublad van uw Macintosh-computer.2.
Dubbelklik op de map MAC_Installer.3.
Dubbelklik op de map MAC_Printer.4.
Dubbelklik op het pictogram Dell Laser MFP Installer.5.
Voer het wachtwoord in en klik op OK.6.
Klik op Continue.7.
Klik op Uninstall en vervolgens op Uninstall.8.
Nadat het verwijderen is voltooid, klikt u op Quit.9.
Het stuurprogramma voor de scanner installeren
Zorg dat de printer is aangesloten op de computer. Zet de computer en printer aan.1.
Plaats de cd Stuur- en Hulpprogramma’s die met de printer werd geleverd in het cd-romstation.2.
Dubbelklik op het cd-rompictogram op het bureaublad van uw Macintosh-computer.3.
Dubbelklik op de map MAC_Installer.4.
Dubbelklik op de map MAC_Twain.5.
Dubbelklik op het pictogram Installer.6.
7.
8.
5.
6.
Voer het wachtwoord in en klik op OK.7.
Klik op Continue.8.
Klik op Install.9.
Nadat de installatie voltooid is, klikt u op Quit.10.
Het scannerstuurprogramma verwijderen
Plaats de cd Stuur- en Hulpprogramma’s die met de printer werd geleverd in het cd-romstation.1.
Dubbelklik op het cd-rompictogram op het bureaublad van uw Macintosh-computer.2.
Dubbelklik op de map MAC_Installer.3.
Dubbelklik op de map MAC_Twain.4.
Dubbelklik op het pictogram Installer.5.
Voer het wachtwoord in en klik op OK.6.
Klik op Continue.7.
Klik op Uninstall en vervolgens op Uninstall.8.
Nadat het verwijderen is voltooid, klikt u op Restart.9.
De printer instellen
De instelling van de printer verschilt afhankelijk van de kabel die u gebruikt om de printer aan te sluiten op
uw computer: een netwerkkabel of een USB-kabel.
Voor een Macintosh die op een netwerk is aangesloten
Volg de aanwijzingen onder "Software voor Macintosh installeren" om het PPD-bestand en de
filterbestanden op uw computer te installeren.
1.
Open de map Programma’s Hulpprogramma’s en Printerconfiguratie.2.
Voor MAC OS 10.5~10.6 opent u Systeemvoorkeuren vanuit de map Programma’s en klikt u op
Afdrukken en faxen.
Klik op Voeg toe in de Printerlijst.3.
In MAC OS 10.5~10.6 klikt u op het pictogram +, waarna een venster verschijnt.
4.
Voor MAC OS 10.3, selecteert u het tabblad Afdrukken via IP.4.
Voor MAC OS 10.4 klikt u op IP-printer.
Voor MAC OS 10.5~10.6 klikt u op IP.
Voer het IP-adres van de printer in het veld Printeradres in.5.
Voor MAC OS 10.5~10.6 voert u het IP-adres van de printer in het veld Adres in.
Typ de wachtrijnaam in het vak Naam wachtrij. Als u de wachtrijnaam voor uw afdrukserver niet
kunt bepalen, probeer dan eerst de standaardwachtrij.
6.
Voor MAC OS 10.5~10.6 voert u de wachtrijnaam in het veld Wachtrih in.
Als de automatische selectiefunctie niet goed werkt bij MAC 10.3, selecteert u Dell in het veld
Printermodel en de printernaam in het veld Modelnaam.
7.
Als de automatische selectiefunctie niet goed werkt bij MAC 10.4, selecteert u Dell in het veld Druk af
via en de printernaam in het veld Model.
Als de automatische selectiefunctie niet goed werkt bij MAC 10.5, selecteert u Selecteer
besturingsbestand... en de printernaam in het veld Druk af via.
Als de automatische selectiefunctie niet goed werkt bij MAC 10.6, selecteert u Printersoftware
selecteren... en de printernaam in het veld Druk af via.
Klik op Voeg toe.8.
Het IP-adres van de printer verschijnt in Printerlijst. Deze wordt als standaardprinter ingesteld.9.
Voor een via USB aangesloten Macintosh
Volg de aanwijzingen onder "Software voor Macintosh installeren" om het PPD-bestand en de
filterbestanden op uw computer te installeren.
1.
Open de map Programma’s Hulpprogramma’s en Printerconfiguratie.2.
Voor MAC OS 10.5~10.6 opent u Systeemvoorkeuren vanuit de map Programma’s en klikt u op
Afdrukken en faxen.
Klik op Voeg toe in de Printerlijst.3.
In MAC OS 10.5~10.6 klikt u op het pictogram +, waarna een venster verschijnt.
Voor MAC OS 10.3 selecteert u het tabblad USB.4.
Voor MAC OS 10.4 klikt u op Standaardkiezer en zoekt u de USB-verbinding op.
Voor MAC OS 10.5~10.6 klikt u op Standaard en zoekt u de USB-verbinding op.
5.
Als de automatische selectiefunctie niet goed werkt bij MAC 10.3, selecteert u Dell in het veld
Printermodel en de printernaam in het veld Modelnaam.
5.
Als de automatische selectiefunctie niet goed werkt bij MAC 10.4, selecteert u Dell in het veld Druk af
via en de printernaam in het veld Model.
Als de automatische selectiefunctie niet goed werkt bij MAC 10.5, selecteert u Selecteer
besturingsbestand... en de printernaam in het veld Druk af via.
Als de automatische selectiefunctie niet goed werkt bij MAC 10.6, selecteert u Printersoftware
selecteren... en de printernaam in het veld Druk af via.
Klik op Voeg toe.6.
De printer verschijnt in de Printerlijst en is als standaardprinter ingesteld.
Afdrukken
Een document afdrukken
Als u afdrukt met een Macintosh, moet u in elke toepassing die u gebruikt de printersoftware-instelling
controleren. Volg de onderstaande stappen om af te drukken vanaf een Macintosh.
Open een Macintosh-toepassing en selecteer het bestand dat u wilt afdrukken.1.
Open het menu Archief en klik op Pagina-instelling (Documentinstellingen in sommige
toepassingen).
2.
Kies het papierformaat, de afdrukstand, de schaal en andere opties, en klik op OK.3.
Open het menu Archief en klik op Druk af.4.
5.
6.
4.
Kies het gewenste aantal exemplaren en geef aan welke pagina’s u wilt afdrukken.5.
Klik op Druk af als u klaar bent met het instellen van de opties.6.
Afdrukinstellingen wijzigen
U kunt geavanceerde afdrukfuncties gebruiken voor uw printer.
Selecteer Druk af in het menu Archief van uw Macintosh-toepassing.
Layoutinstellingen
Op het tabblad Layout vindt u opties waarmee u de uiteindelijke afdruk van het document kunt aanpassen.
U kunt verschillende pagina’s op één vel papier afdrukken.
Kies Layout in de vervolgkeuzelijst Presets om toegang te krijgen tot de volgende functies. Zie voor meer
informatie "Meerdere pagina’s per vel afdrukken" en "Dubbelzijdig afdrukken".
Meerdere pagina’s afdrukken op één vel papier
U kunt meerdere pagina’s afdrukken op één vel papier. Dit is een goedkope manier om conceptpagina’s af te
drukken.
Selecteer Druk af in het menu Archief van uw Macintosh-toepassing.1.
Kies Layout.2.
2.
Selecteer in de keuzelijst Pages per Sheet het aantal pagina’s dat u op één vel papier wilt afdrukken.3.
Selecteer de paginavolgorde bij de optie Layout Direction.4.
Als u rond elke pagina op het blad een rand wilt afdrukken, kiest u de gewenste optie in de keuzelijst
Border.
Klik op Print. De printer drukt het geselecteerde aantal pagina’s af op één zijde van elke pagina.5.
Dubbelzijdig afdrukken
U kunt op beide zijden van het papier afdrukken. Voordat u dubbelzijdig afdrukt, moet u aangeven langs
welke rand u de pagina’s wilt inbinden. De bindopties zijn:
Long-Edge Binding: conventionele layout die bij het boekbinden wordt gebruikt.
Short-Edge Binding: soort dat vaak bij calenders wordt gebruikt.
OPGEPAST: Als u dubbelzijdig afdrukken hebt geselecteerd en vervolgens verschillende
exemplaren van een document probeert af te drukken, wordt het document wellicht niet op
de gewenste wijze afdrukt. Als u ervoor hebt gekozen de exemplaren te sorteren en uw
document een oneven aantal pagina’s bevat, worden de laatste pagina van het eerste
exemplaar en de eerste pagina van het volgende exemplaar afgedrukt op de voor- en
achterkant van één vel. Als u ervoor hebt gekozen de exemplaren niet te sorteren, wordt
dezelfde pagina afgedrukt op de voor- en achterkant van één vel. Als u dus verschillende
exemplaren van een document nodig hebt en u die exemplaren aan beide kanten van het
papier wilt afdrukken, moet u ze een voor een afdrukken, als afzonderlijke afdruktaken.
Selecteer Druk af in het menu Archief van uw Macintosh-toepassing.1.
Selecteer Layout.2.
2.
Selecteer een afdrukstand voor binding bij de optie Two Sided Printing.3.
Klik op Print. De printer drukt op beide zijden van het papier af.4.
Printerfuncties instellen
Het tabblad Printer Features bevat diverse opties om de papiersoort te kiezen en de afdrukkwaliteit aan te
passen.
Kies Printer Features in de vervolgkeuzelijst om toegang te krijgen tot de volgende functies:
Omgekeerd dubbelzijdig afdrukken
Hiermee kunt u de algemene afdrukvolgorde in plaats van de dubbelzijdige selecteren.
Aan pagina aanpassen
Met deze printerfunctie kunt u uw afdruktaak aanpassen aan elk gewenst papierformaat, ongeacht de
grootte van het digitale document. Dit kan nuttig zijn als u de details van een klein document wilt bekijken.
Papiersoort
Zorg dat het Paper Type is ingesteld op Printer Default. Als u een ander type afdrukmateriaal plaatst,
dient u de desbetreffende papiersoort te selecteren.
Resolutie
U kunt de afdrukresolutie selecteren. Hoe hoger de instelling, hoe scherper tekens en afbeeldingen worden
afgedrukt. Als u een hoge instelling selecteert, kan het iets langer duren voordat het document is afgedrukt.
Scannen
U kunt documenten scannen met behulp van Fotolader. Macintosh OS bevat het programma Fotolader.
Zorg ervoor dat het apparaat en de computer zijn ingeschakeld en met elkaar zijn verbonden.1.
Plaats een of meer documenten met de bedrukte zijde naar boven in de DADI.2.
OF
Plaats één document met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat.
Zie "Een origineel plaatsen" voor informatie over het plaatsen van documenten.
Start Programma’s en klik op Fotolader.3.
OPMERKING: Als het bericht Er is geen apparaat voor het vastleggen van afbeeldingen
aangesloten wordt weergegeven, verwijdert u de USB-kabel en bevestigt u deze opnieuw. Raadpleeg
de Help bij Image Capture als het probleem zich blijft voordoen.
Stel de scanopties in dit programma in.4.
Scan uw afbeelding in en sla ze op.5.
OPMERKING: Raadpleeg de Help bij Image Capture voor meer informatie over het gebruik van
Image Capture.
OPMERKING: U kunt ook software gebruiken die compatibel is met TWAIN, zoals Adobe
®
Photoshop
®
.
OPMERKING: De scanprocedures kunnen verschillen afhankelijk van de met TWAIN compatibele
software die wordt gebruikt. Raadpleeg de gebruikershandleiding van de software.
OPMERKING: Als de scanfunctie niet werkt, moet u uw systeem upgraden naar de nieuwste versie
van Mac OS. De scanfunctie werkt probleemloos onder Mac OS 10.3.9 of hogere versies en
Mac OS 10.4.7 of hogere versies.
Linux
Aan de slag
Het MFP-stuurprogramma installeren
Werken met Unified Driver Configurator
Printereigenschappen configureren
Een document afdrukken
Een document scannen
Aan de slag
Op de meegeleverde cd Stuur- en hulpprogramma’s vindt u het stuurprogrammapakket voor de Dell MFP
voor het gebruik van de printer met een Linux-computer.
Het stuurprogrammapakket voor de Dell MFP bevat printer- en scannerstuurprogramma’s, waarmee u
documenten kunt afdrukken en afbeeldingen kunt scannen. Het pakket biedt eveneens krachtige software
om uw printer te configureren en de gescande documenten verder te bewerken.
Nadat het stuurprogramma op uw Linux-systeem is geïnstalleerd, kunt u aan de hand van het
stuurprogrammapakket een aantal MFP-toestellen via de USB-poort beheren. U kunt de gescande
documenten bewerken, op dezelfde lokale MFP- of netwerkprinters afdrukken, verzenden via e-mail,
uploaden naar een FTP-site of exporteren naar een extern OCR-systeem.
Het pakket met MFP-stuurprogramma’s wordt geleverd met een intelligent en flexibel installatieprogramma.
U hoeft geen bijkomende onderdelen te zoeken die voor de MFP-software nodig zouden zijn: alle vereiste
toepassingen worden naar uw systeem gekopieerd en automatisch geïnstalleerd. Dit is mogelijk op een groot
aantal van de populairste Linux-distributies.
Het MFP-stuurprogramma installeren
Systeemeisen
Ondersteunde besturingssystemen
RedHat Enterprise Linux WS 4, 5 (32/64 bit)
Fedora Core 1 ~ 7 (32/64 bit)
Mandrake 9.2 (32 bit), 10.0, 10.1 (32/64 bit)
Mandriva 2005, 2006, 2007 (32/64 bit)
SuSE Linux 8.2, 9.0, 9.1 (32 bit)
SuSE Linux 9.2, 9.3, 10.0, 10.1, 10.2 (32/64 bit)
SuSE Linux Enterprise Desktop 9, 10 (32/64 bit)
Ubuntu 6.06, 6.10, 7.04 (32/64 bit)
Debian 3.1, 4.0 (32/64 bit)
Aanbevolen hardware
Pentium IV 2,4 GHz of hoger (IntelCore2)
RAM 512 MB of meer
Vereiste vrije schijfruimte: minimaal 1 GB
OPMERKING: U moet ook een wisselpartitie van 300 MB of groter reserveren om met grote
ingescande afbeeldingen te kunnen werken.
OPMERKING: Het Linux-stuurprogramma voor de scanner ondersteunt de maximale optische
resolutie.
Software
Linux Kernel 2.4 of hoger
Glibc 2.2 of hoger
CUPS
SANE
Het MFP-stuurprogramma installeren
Zorg dat het multifunctionele apparaat is aangesloten op de computer. Zet zowel de computer als de
printer aan.
1.
Wanneer het venster Administrator Login window verschijnt, tikt u "root" in het veld Login in en voert
u het systeemwachtwoord in.
2.
OPMERKING: U moet zich aanmelden als een supergebruiker (root) om de printersoftware te
installeren. Als u geen supergebruiker bent, neemt u contact op met uw systeembeheerder.
Plaats de cd Stuur- en hulpprogramma’s. De cd Stuur- en hulpprogramma’s start automatisch.1.
1.
Als de cd Stuur- en hulpprogramma’s niet automatisch start, klikt u op het pictogram onderaan op
het bureaublad. Als het venster Terminal verschijnt, typt u:
[root@localhost root]#mount -t iso9660 /dev/hdc /mnt/cdrom
[root@localhost root]#cd /mnt/cdrom/Linux
[root@localhost root]#./install.sh
Als het programma op de cd-rom nog steeds niet wordt uitgevoerd, typt u het volgende in de juiste
volgorde:
[root@localhost root]#umount/dev/hdc
[root@localhost root]#mount -t iso9660 /dev/hdc /mnt/cdrom
OPMERKING: Het installatieprogramma wordt automatisch gestart als AutoRun is geïnstalleerd en
geconfigureerd.
Klik op Install.2.
Wanneer het welkomvenster verschijnt, klikt u op Next.3.
De installatie wordt gestart. Wanneer de installatie bijna klaar is, verschijnt automatisch de wizard Add
printer. Klik op Next.
4.
4.
Wanneer u de printer via een USB-kabel aansluit, verschijnt het volgende venster. Selecteer uw printer
in de keuzelijst en klik op Next.
5.
OF
Wanneer u de printer via een netwerkkabel aansluit, verschijnt het volgende venster.
Vink de Network printer aan en selecteer uw printer in de keuzelijst. Klik op Next.
Als u de printer via de USB-kabel aansluit, moet u een poort kiezen die u met uw printer gebruikt. Als
u de poort hebt gekozen, klikt u op Next.
6.
OF
Wanneer u de printer via de netwerkkabel aansluit, gaat u naar de volgende stap.
Kies het stuurprogramma en klik op Next.7.
Voer de naam van de printer, de locatie en de beschrijving in en klik op Next.8.
Klik op Finish om te installatie af te sluiten.9.
9.
Klik ook in het volgende venster op Finish.10.
Het installatieprogramma heeft het pictogram Unified Driver Configurator op het bureaublad
geplaatst en de groep Dell MFP aan het systeemmenu toegevoegd. Als u problemen hebt, raadpleegt u
de online Help die beschikbaar is via het systeemmenu of vanuit een van de
stuurprogrammatoepassingen zoals Unified Driver Configurator of Image Editor.
MFP-stuurprogramma de-installeren
Wanneer het venster Administrator Login window verschijnt, tikt u "root" in het veld Login in en voert
u het systeemwachtwoord in.
1.
OPMERKING: U moet zich aanmelden als een supergebruiker (root) om de printersoftware te
installeren. Als u geen supergebruiker bent, neemt u contact op met uw systeembeheerder.
2.
Plaats de cd Stuur- en hulpprogramma’s. De cd Stuur- en hulpprogramma’s start automatisch.2.
Als de cd Stuur- en hulpprogramma’s niet automatisch start, klikt u op het pictogram onderaan op
het bureaublad. Als het venster Terminal verschijnt, typt u:
[root@localhost root]#mount -t iso9660 /dev/hdc /mnt/cdrom
[root@localhost root]#cd /mnt/cdrom/Linux
[root@localhost root]#./uninstall.sh
OPMERKING: Het installatieprogramma wordt automatisch gestart als AutoRun is geïnstalleerd en
geconfigureerd.
Klik op Uninstall.3.
Klik op Next.4.
Klik op Finish.5.
Werken met Unified Driver Configurator
Unified Driver Configurator is een hulpprogramma dat hoofdzakelijk bestemd is voor het configureren van
MFP-apparaten. Aangezien een MFP-apparaat de functies van een printer en scanner combineert, zijn de
opties in de Unified Driver Configurator logisch gegroepeerd in printer- en scannerfuncties. Het is ook
mogelijk een speciale MFP-poort in te stellen om de toegang tot een MFP-printer en -scanner via één I/O-
kanaal te regelen.
Na de installatie van het MFP-stuurprogramma wordt het pictogram Unified Driver Configurator automatisch
op het bureaublad geplaatst.
1.
Unified Driver Configurator openen
Dubbelklik op Unified Driver Configurator op uw bureaublad.1.
U kunt ook klikken op het pictogram Startup Menu en vervolgens Dell MFP en Unified Driver
Configurator selecteren.
Klik in het paneel Modules op het configuratievenster dat u wilt openen.2.
Klik op Help voor de online Help.
Breng de wijzigingen aan in de configuratie en klik op Exit om Unified Driver Configurator te sluiten.3.
Printers configuration
Printers configuration heeft twee tabbladen: Printers en Classes.
Het tabblad Printers
Als u klikt op het printerpictogram links in het venster Unified Driver Configurator, ziet u de huidige
printerconfiguratie van het systeem.
Het venster bevat de volgende knoppen:
Refresh: de lijst met beschikbare printers vernieuwen.
Add Printer: een nieuwe printer toevoegen.
Remove Printer: de geselecteerde printer verwijderen.
Set as Default: de huidige printer instellen als standaardprinter.
Stop/Start: de printer stoppen/starten.
Test: een testpagina afdrukken om te controleren of de printer goed werkt.
Properties: eigenschappen van de printer weergeven en wijzigen. Zie voor meer informatie
"Printereigenschappen configureren".
Het tabblad Classes
Het tabblad Classes bevat een lijst met beschikbare printerklassen.
Refresh: de lijst met klassen vernieuwen.
Add Class...: een nieuwe printerklasse toevoegen.
Remove Class: de geselecteerde printerklasse verwijderen.
Scanners configuration
In dit venster kunt u de activiteit van scanapparaten controleren, een lijst van geïnstalleerde MFP-toestellen
van Dell bekijken, de eigenschappen van het apparaat wijzigen en afbeeldingen scannen.
Properties...: de scaneigenschappen wijzigen en een document scannen. Zie "Een document
scannen".
Drivers...: de activiteit van scanstuurprogramma’s controleren.
MFP Ports configuration
In dit venster kunt u de lijst met beschikbare MFP-poorten weergeven, de status van elke poort controleren
en een poort vrijgeven die bezet wordt door een afgebroken taak.
Refresh: de lijst met beschikbare printers vernieuwen.
Release port: de geselecteerde poort vrijgeven.
Poorten delen tussen printers en scanners
De printer kan via de parallelle poort of USB-poort met een hostcomputer worden verbonden. Aangezien het
MFP-toestel uit meer dan één toestel bestaat (printer en scanner), is het nodig om de juiste toegang van de
"gebruikers"applicaties tot deze toestellen via de enige I/O-poort goed te regelen.
Het stuurprogrammapakket voor de Dell MFP biedt een gepast poortdelingsmechanisme dat door de printer-
en scannerstuurprogramma’s van Dell wordt gebruikt. De stuurprogramma’s benaderen de apparaten via
zogenaamde MFP-poorten. U kunt de huidige status van een MFP-poort bekijken in het venster MFP Ports
configuration. Door het delen van poorten voorkomt u dat u een functioneel blok van het MFP-apparaat
benadert terwijl een ander blok in gebruik is.
Wij raden u ten zeerste aan Unified Driver Configurator te gebruiken als u een nieuwe MFP-printer op uw
systeem configureert. In dat geval wordt u gevraagd een I/O-poort voor het nieuwe apparaat te kiezen.
Deze keuze biedt de meest geschikte configuratie voor de goede werking van de MFP. Voor MFP-scanners
worden de I/O-poorten automatisch gekozen door de scannerstuurprogramma’s, zodat de juiste instellingen
standaard worden toegepast.
Printereigenschappen configureren
In het eigenschappenvenster van Printers configuration kunt u verschillende eigenschappen voor uw
apparaat als printer wijzigen.
Open de Unified Driver Configurator.1.
Indien nodig gaat u naar Printers configuration.
Selecteer uw printer in de lijst met beschikbare printers en klik op Properties.2.
Het venster Printer Properties wordt geopend.3.
Dit venster bevat de volgende vijf tabbladen:
General: hier kunt u de locatie en naam van de printer wijzigen. De naam die u op dit tabblad
invoert, verschijnt in de printerlijst van het venster Printers configuration.
Connection: hier kunt u een andere poort bekijken of selecteren. Als u de printerpoort wijzigt
van USB in parallel of omgekeerd terwijl de printer in gebruik is, moet u de configuratie van de
printerpoort op dit tabblad wijzigen.
Driver: hier kunt u een ander printerstuurprogramma bekijken of selecteren. Klik op Options als
u de standaardopties van het apparaat wilt instellen.
Jobs: hier kunt u de lijst met afdruktaken bekijken. Klik op Cancel job om de geselecteerde
taak te annuleren. Schakel het selectievakje Show completed jobs in om voltooide taken in de
lijst op te nemen.
Classes: hier ziet u de klasse waartoe uw printer behoort. Klik op Add to Class om uw printer
toe te voegen aan een bepaalde klasse, of klik op Remove from Class als u de printer wilt
4.
verwijderen uit een geselecteerde klasse.
Klik op OK om de wijzigingen toe te passen en het venster Printer Properties te sluiten.4.
Een document afdrukken
Afdrukken vanuit een toepassing
Vanuit een groot aantal Linux-toepassingen kunt u afdrukken met Common UNIX Printing System (CUPS).
Vanuit al deze toepassingen kunt u op de printer afdrukken.
Kies in de toepassing waarmee u werkt de opdracht Print in het menu File.1.
Selecteer Print directly using lpr.2.
In het venster LPR GUI selecteert u het printermodel in de lijst met printers en klikt u op Properties.3.
Wijzig de eigenschappen van de printer en de afdruktaken.4.
4.
Dit venster bevat de volgende vier tabbladen:
General: hier kunt u het papierformaat, de papiersoort en de afdrukstand van documenten
wijzigen, de functie voor dubbelzijdig afdrukken inschakelen, "banners" toevoegen aan het begin
en einde en het aantal pagina’s per vel wijzigen.
Text: paginamarges opgeven en tekstopties instellen, zoals regelafstand en kolommen.
Graphics: hier kunt u grafische opties instellen voor het afdrukken van afbeeldingen/bestanden,
bijvoorbeeld kleuropties en de grootte of positie van de afbeelding.
Device: hier kunt u afdrukresolutie, papierbron en bestemming instellen.
Klik op OK om de wijzigingen toe te passen en het venster te sluiten.5.
Klik op OK in het venster LPR GUI om te beginnen met afdrukken.6.
Het afdrukvenster verschijnt. Hierin kunt u de status van de afdruktaak controleren.7.
Klik op Cancel als u de huidige afdruktaak wilt annuleren.
Bestanden afdrukken
U kunt vele verschillende soorten bestanden met het MFP-toestel van Dell afdrukken door de standaard-
CUPS te gebruiken - direct vanuit de commandoregelinterface. U werkt dan met de CUPS lpr-tool. Maar het
stuurprogrammapakket vervangt de standaard lpr-tool door een veel gebruiksvriendelijker LPR GUI-
programma.
Zo drukt u elk bestand af:
Tik lpr <bestandsnaam> op de commandoregel van de Linux-shell en druk op Enter. Het venster LPR
GUI verschijnt.
1.
1.
Wanneer u enkel lpr intikt en Enter drukt, verschijnt eerst venster Select file(s) to print. Selecteer de
bestanden die u wilt afdrukken en klik op Open.
In het venster LPR GUI selecteert u de printer in de lijst en past u de eigenschappen van de printer en
de afdruktaken aan.
2.
Zie "Een document afdrukken" voor meer informatie over het eigenschappenvenster.
Klik op OK om het afdrukken te starten.3.
Een document scannen
U kunt een document scannen vanuit het venster Unified Driver Configurator.
Dubbelklik op Unified Driver Configurator op uw bureaublad.1.
Klik op de knop om het venster Scanners configuration te openen.2.
Selecteer de scanner in de lijst.3.
Als u slechts één MFP-apparaat hebt en als dit apparaat is aangesloten op de computer en aan staat,
verschijnt uw scanner in de lijst en wordt deze automatisch geselecteerd.
Als er twee of meer scanners zijn aangesloten op de computer, kunt u voor elke scantaak een andere
scanner kiezen. Als er bijvoorbeeld een document wordt gescand op de eerste scanner, kunt u de
tweede scanner selecteren, de apparaatopties instellen en de scantaak tegelijkertijd starten.
OPMERKING: De naam van de scanner die wordt weergegeven in het venster Scanners configuration
kan afwijken van de naam van het apparaat.
Klik op Properties.4.
Plaats het te scannen document met de voorzijde naar boven in de DADI of met de voorzijde naar
beneden op de glasplaat.
5.
Klik op Preview in het venster Scanner Properties.6.
Het document wordt gescand en er verschijnt een voorbeeld van de afbeelding in het paneel Preview.
Wijzig de scanopties in de vakken Image Quality en Scan Area.7.
Image Quality: de kleurcompositie en scanresolutie selecteren voor de afbeelding.
Scan Area: het paginaformaat selecteren. Klik op de knop Advanced als u het paginaformaat
handmatig wilt instellen.
Als u vooraf ingestelde scanopties wilt gebruiken, selecteert u deze in de keuzelijst Job Type. Zie
"Instellingen voor taaksoorten toevoegen" voor meer informatie over vooraf ingestelde taaksoorten.
Klik op Default als u de standaardinstellingen voor scannen wilt herstellen.
Nadat u alle opties hebt ingesteld, klikt u op Scan om het scannen te starten.8.
Links onder in het venster verschijnt een statusbalk die de voortgang van het scanproces aangeeft. Als
u het scannen wilt annuleren, klikt u op Cancel.
9.
De gescande afbeelding verschijnt in het nieuwe venster Image Manager.9.
Als u de gescande afbeelding wilt bewerken, gebruikt u de werkbalk. Zie "Werken met Image Editor"
voor meer informatie over het bewerken van een gescande afbeelding.
Als u klaar bent, klikt u op Save op de werkbalk.10.
Selecteer de map waarin u de afbeelding wilt opslaan, en voer de bestandsnaam in.11.
Klik op Save.12.
Instellingen voor taaksoorten toevoegen
U kunt gekozen scanopties opslaan als taaksoort zodat u deze voor latere taken op een eenvoudige manier
kunt oproepen.
Zo slaat u een nieuwe taaksoort op:
Wijzig de opties in het venster Scanner Properties.1.
Klik op Save As.2.
Voer een naam in voor de gekozen instellingen.3.
Klik op OK.4.
De instellingen worden toegevoegd aan de keuzelijst Saved Settings.
Zo slaat u instellingen op voor de volgende scantaak:
Selecteer de gewenste instelling in de keuzelijst Job Type.1.
2.
1.
Klik op Save.2.
De volgende keer dat u het venster Scanner Properties opent, zijn de opgeslagen instellingen
automatisch geselecteerd voor de scantaak.
Zo verwijdert u een opgeslagen taaksoort:
Selecteer de instelling die u wilt verwijderen in de vervolgkeuzelijst Job Type.1.
Klik op Delete.2.
De instelling wordt uit de lijst verwijderd.
Werken met Image Editor
In het venster Image Manager vindt u menu-opdrachten en knoppen voor het bewerken van gescande
afbeeldingen.
Met de volgende knoppen kunt u een gescande afbeelding bewerken:
Knop
Functie
Afbeelding opslaan.
Laatste bewerking ongedaan maken.
Laatst ongedaan gemaakte bewerking herstellen.
Uitzoomen op de afbeelding.
Inzoomen op de afbeelding.
Door de afbeelding schuiven.
Het geselecteerde deel van de afbeelding bijsnijden.
Het formaat van de afbeelding schalen. U kunt het formaat
handmatig invoeren of instellen dat de verhouding proportioneel, verticaal
of horizontaal wordt geschaald.
De afbeelding roteren. U kunt het aantal graden selecteren in de
keuzelijst.
De afbeelding horizontaal of verticaal spiegelen.
De helderheid of het contrast van de afbeelding aanpassen of de
afbeelding inverteren.
De eigenschappen van de afbeelding weergeven.
Raadpleeg de Help op het scherm voor meer informatie over het programma Image Manager.
Onderhoud
De printer-NVRAM wissen
Back-up van gegevens
De printer reinigen
De tonercassette onderhouden
Vervangingsonderdelen
Verbruiksartikelen bestellen
De printer-NVRAM wissen
OPGEPAST: Controleer of alle faxtaken zijn voltooid voordat u het geheugen wist, anders
worden deze taken ook gewist.
U kunt selectief informatie verwijderen die in het geheugen van de printer is opgeslagen.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Instel. te markeren en druk vervolgens op OK ( ).1.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Opties herstellen te markeren en druk vervolgens op OK (
).
2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) tot u het item ziet dat u wilt verwijderen.
Printerinstelling: hiermee wist u alle gegevens die in het geheugen zijn opgeslagen en herstelt
alle standaardinstellingen.
Papierinstel.: hiermee herstelt u de fabrieksinstellingen voor alle papierinstellingen.
Gedrag van lade: hiermee herstelt u de fabrieksinstellingen voor alle opties van Gedrag van
lade.
Standaardinstel. kop.: hiermee herstelt u de fabrieksinstellingen voor alle kopieeropties.
Faxinstellingen
Standaardinstel. fax: hiermee herstelt u de fabrieksinstellingen voor alle faxinstellingen.
Geavanceerde instell.: hiermee herstelt u de fabrieksinstellingen voor alle geavanceerde
faxinstellingen.
St.inst. vr scannen: hiermee herstelt u de fabrieksinstellingen voor alle scanopties.
Verzendrapport: hiermee wist u alle records van uw verzonden faxen.
Ontvangstrapport: hiermee wist u alle records van uw ontvangen faxen.
3.
Druk op OK ( ). Het gekozen gedeelte van het geheugen wordt gewist en u wordt gevraagd of u4.
5.
verder wilt gaan met het wissen van het volgende gedeelte.
4.
Herhaal de stappen 3 en 4 als u een volgend gedeelte wilt wissen.5.
OF
Druk op Annuleren ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.
Back-up van gegevens
Gegevens kunnen per ongeluk uit het geheugen van de printer worden gewist door een stroomonderbreking
of een opslagfout. Met een back-up beschermt u uw adresboek- en telefoonlijstgegevens en uw
systeeminstellingen door ze als back-upbestanden op een USB-memorystick op te slaan.
OPMERKING: Telefoonlijsten kunt u opslaan in de bestandsindeling CSV. Op deze manier kunt u de
telefoonlijst op uw computer controleren of wijzigen.
Back-up van gegevens
Steek de USB-geheugenstick in het USB-geheugenslot van de printer.1.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Instel. te markeren en druk vervolgens op OK ( ).2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Apparaatinst. te markeren en druk vervolgens op OK (
).
3.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Inst. export. te markeren en druk vervolgens op OK ( ).4.
De gegevens worden als back-up op de USB-memorystick opgeslagen.
Druk op Annuleren ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.5.
Gegevens terugzetten
Steek de USB-geheugenstick in het USB-geheugenslot van de printer.1.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Instel. te markeren en druk vervolgens op OK ( ).2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Apparaatinst. te markeren en druk vervolgens op OK (
).
3.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Inst. import. te markeren en druk vervolgens op OK ( ).4.
Het back-upbestand wordt op de printer teruggezet.
Druk op Annuleren ( ) om terug te keren naar de stand-bymodus.5.
5.
De printer reinigen
Volg, om de afdrukkwaliteit te behouden, onderstaande reinigingsinstructies elke keer dat u de tonercassette
vervangt of wanneer er problemen zijn met de afdrukkwaliteit.
OPMERKING: Raak de transportrol onder de tonercassette niet aan wanneer u de printer aan de
binnenzijde reinigt. Vet van uw vingers kan de afdrukkwaliteit verminderen.
OPGEPAST: Ontvettingsmiddelen die alcohol of andere sterke substanties bevatten, kunnen
de printerkast doen verkleuren of barsten.
De printer aan de buitenzijde reinigen
Reinig de printerbehuizing met een zachte, licht vochtige, niet-pluizende doek. Zorg dat er geen water op of
in de printer druipt.
De printer aan de binnenzijde reinigen
Papier, toner en stofdeeltjes kunnen zich ophopen binnenin de printer en de printkwaliteit verminderen,
bijvoorbeeld door vegen of tonervlekken. Maak de printer aan de binnenzijde schoon om deze problemen te
vermijden.
Zet de printer uit en trek de stekker uit het stopcontact. Wacht geruime tijd om de printer af te laten
koelen.
1.
Open de voorklep en trek de tonercassettes recht eruit. Plaats de cassette op een schoon, effen
oppervlak.
2.
OPGEPAST: Om beschadiging te voorkomen, mag u de tonercassette niet langer dan
enkele minuten blootstellen aan licht.
OPGEPAST: Raak de groene onderzijde van de tonercassette niet aan. Gebruik de
hendel op de cassette en vermijd zo dat u dit gebied aanraakt.
Verwijder met een droge, niet-pluizende doek eventueel stof en gemorste toner in en rond de ruimte
voor de tonercartridge.
3.
OPGEPAST: Raak de transportrol binnenin de printer niet aan. Vet van uw vingers kan
de afdrukkwaliteit verminderen.
Haal voorzichtig een witte katoenen doek over de lange glasplaat (LSU, laserscanner) boven in de
ruimte voor de tonercassette om te zien of er vuil aan blijft zitten.
4.
4.
Breng de tonercassette weer aan en sluit de voorklep.5.
Sluit het netsnoer aan en zet de printer aan.6.
De scanner reinigen
Houd het scanner- en DADI-glas schoon om een uitstekende kwaliteit van de kopieën, scans en verstuurde
faxen te waarborgen. Dell beveelt aan om de scanner bij het begin van elke dag en tijdens de dag, wanneer
nodig, te reinigen.
OPMERKING: Wanneer er lijnen op gekopieerde of gefaxte documenten te zien zijn, controleert u of
het scanner- en DADI-glas niet vuil zijn.
Bevochtig een niet-pluizende, zachte doek of papieren handdoekje met een beetje water.1.
Open de documentklep.2.
Veeg de glasplaat van de scanner en het glas van de DADI schoon en droog.3.
3.
1
wit vlak
2
documentklep
3
DADI-glasplaat
4
glasplaat
OPMERKING: Documenten worden over de DADI-glasplaat verplaatst. Als gevolg hiervan komt er
vuil op de DADI-glasplaat terecht dat moet worden verwijderd.
Veeg de onderkant van de witte documentklep en het witte blad schoon en droog.4.
Sluit de documentklep.5.
De tonercassette onderhouden
De tonercassette bewaren
Bewaar de tonercassette in de originele verpakking tot u klaar bent om ze te installeren.
Bewaar de tonercassette niet in:
temperaturen boven 40 °C
een omgeving met extreme vochtigheids- of temperatuurschommelingen
rechtstreeks zonlicht
stoffige ruimten
een auto gedurende een lange periode
een omgeving met corrosieve gassen
een omgeving met ziltige lucht
De toner opnieuw verdelen
Wanneer de toner bijna op is, worden gedeelten van uw document vaag of lichter afgedrukt. Op het display
verschijnt het waarschuwingsbericht Toner bijna op. Schud de cassette 5 of 6 keer goed heen en weer om
de toner gelijkmatig in de cassette te verdelen en tijdelijk de afdrukkwaliteit te verbeteren.
Dit is niet bedoeld als een oplossing voor de lange termijn, maar zodat u kunt blijven afdrukken totdat u uw
nieuwe tonercassette in huis hebt.
Open de voorklep.1.
Verwijder de tonercassette.2.
3.
Schud de cassette 5 of 6 keer goed heen en weer om de toner gelijkmatig in de cassette te verdelen.3.
OPMERKING: Als u toner op uw kleding krijgt, veegt u de toner af met een droge doek en
wast u uw kleding in koud water. Als u warm water gebruikt, hecht de toner zich aan de stof.
OPGEPAST: Raak de groene onderzijde van de tonercassette niet aan. Gebruik de
hendel op de cassette en vermijd zo dat u dit gebied aanraakt.
Houd de tonercassette bij de handgreep en steek ze voorzichtig in de opening van de printer.4.
Uitsteeksels aan de zijkanten van de cassette en corresponderende groeven in de printer voeren de
cassette naar de juiste positie totdat deze volledig op haar plaats klikt.
5.
Sluit de klep aan de voorzijde. Controleer of de klep goed dicht is.6.
De tonercassette vervangen
Wanneer de toner uiteindelijk op is, worden er alleen nog blanco pagina’s afgedrukt bij het uitvoeren van
een afdruk- of kopieertaak. Op het display verschijnt het waarschuwingsbericht Toner bijna op Vervang
toner. In dat geval worden de inkomende faxen enkel in het geheugen bewaard en worden ze niet
afgedrukt. Dit betekent dat de tonercassette moet worden vervangen.
Bestel een extra tonercassette zodat u deze bij de hand hebt, wanneer de huidige cassette niet langer
behoorlijke afdrukken levert. Zie "Verbruiksartikelen bestellen" om tonercassettes te bestellen.
OPGEPAST: Gebruik voor de beste resultaten een tonercassette van Dell. De afdrukkwaliteit
en printerbetrouwbaarheid worden niet gewaarborgd als u geen verbruiksartikelen van
Dell gebruikt.
Zo vervangt u de tonercassette:
Open de voorklep.1.
Verwijder de tonercassette.2.
Haal de nieuwe tonercassette uit de verpakking.3.
Verwijder de verpakkingstape en schud de cassette grondig heen en weer om de toner gelijkmatg te
verdelen.
4.
Bewaar het verpakkingsmateriaal.
OPMERKING: Als u toner op uw kleding krijgt, veegt u de toner af met een droge doek en
wast u uw kleding in koud water. Als u warm water gebruikt, hecht de toner zich aan de stof.
OPGEPAST: Raak de groene onderzijde van de tonercassette niet aan. Gebruik de
hendel op de cassette en vermijd zo dat u dit gebied aanraakt.
Houd de tonercassette bij de handgreep en steek ze voorzichtig in de opening van de printer.5.
Uitsteeksels aan de zijkanten van de cassette en corresponderende groeven in de printer voeren de
cassette naar de juiste positie totdat deze volledig op haar plaats klikt.
6.
Sluit de klep aan de voorzijde. Controleer of de klep goed dicht is.7.
De drum reinigen
Wanneer de afdruk strepen of vlekken bevat, moet u wellicht de OPC-drum (Organic Photo Conductor:
organische fotogeleider) van de tonercassette reinigen.
Voordat u de reinigingsprocedure start, moet u ervoor zorgen dat er papier in de papierlade is
geplaatst.
1.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Instel. te markeren en druk vervolgens op OK ( ).2.
Druk op de bladertoetsen ( of ) om Onderhoud te markeren en druk vervolgens op OK ( ).3.
Het eerste beschikbare menu-item, Drum reinigen, verschijnt.
Druk tweemaal op OK ( ).4.
Het display vraagt om een bevestiging van uw keuze.
De printer drukt een reinigingspagina af. Tonerdeeltjes op het oppervlak van de drum hechten zich
hierbij aan het papier.
Als het probleem niet verdwijnt, herhaalt u de stappen 3 en 4 tot er geen tonerdeeltjes meer op het
papier te zien zijn.
5.
Vervangingsonderdelen
Af en toe moet u de rollen en de fixeereenheid vervangen om de topprestaties te behouden en om
problemen te voorkomen met de afdrukkwaliteit en de papiertoevoer omwille van versleten onderdelen.
De volgende items moeten worden vervangen nadat u het opgegeven aantal pagina’s hebt afgedrukt.
Item
Aantal afdrukken (gemiddeld)
Rubberen matje van de DADI
Circa 20.000 pagina’s
Transportrol
Circa 70.000 pagina’s
Fixeereenheid
Circa 80.000 pagina’s
Rubber in lade
Circa 100.000 pagina’s
Pick-uproller
Circa 150.000 pagina’s
Contacteer uw Dell-vertegenwoordiger of de handelaar bij wie u de printer kocht om vervangingsonderdelen
te kopen. We raden ten zeerste aan om deze items door een geschoolde vakman te laten installeren.
Verbruiksartikelen bestellen
U kunt verbruiksartikelen bestellen door gebruik te maken van het Dellâ„¢ Toner Management-systeem of de
Dell Webprinterconfiguratie.
Als de printer op een netwerk is aangesloten, typt u het adres van de printer in uw webbrowser en klikt u op
de koppeling voor verbruiksartikelen.
Dubbelklik op het pictogram voor het bijbestellen van een tonercassette voor de Dell 2335dn MFP op
uw bureaublad.
1.
OF
Kies in het menu Start de optie Programma’s Dell-printers Dell 2335dn MFP Toner
voor Dell 2335dn MFP bestellen.
2.
Het venster Tonercassettes bestellen wordt geopend.
Ga naar premier.dell.com of www.premier.dell.com om online verbruiksartikelen te bestellen.
Voor een telefonische bestelling belt u het nummer dat onder de hoofding Telefonisch bestellen
verschijnt.
OF
Wanneer de printer met een netwerk is verbonden, typt u het IP-adres van de printer in uw
webbrowser om de Dell Webprinterconfiguratie te starten. Klik vervolgens op de link voor
verbruiksartikelen.
3.
OPMERKING: Kijjk in de volgende tabel voor de bestelling van tonercassettes.
Tonercassette
Artikelnummer
Tonercassette Standaardcapaciteit van Dell (3.000
pagina’s
a
)
CR963
Tonercassette Hoge Capaciteit van Dell (6.000 pagina’s)
HX756
Standaardpaginadekking volgens ISO-normen in overeenstemming met de testmethode
ISO/IEC 19752.
a.
Problemen oplossen
Papierstoringen in de DADI verhelpen
Papierstoringen in de papierlade verhelpen
Foutberichten op het display oplossen
Problemen oplossen
Papierstoringen in de DADI verhelpen
Wanneer een document vastloopt in de DADI, verschijnt Documentstor. op het display.
OPMERKING: Gebruik voor dikke, dunne of gemengde documenten de glasplaat, om te vermijden
dat documenten vastlopen.
Haal de overige documenten uit de DADI.1.
Wanneer het document in de papiertoevoer is vastgelopen:
Open de klep van de DADI.a.
Verwijder het document door er zachtjes aan te trekken.b.
b.
Sluit de klep van de DADI. Plaats het document opnieuw in de DADI.c.
Wanneer het document in de papieruitvoer is vastgelopen:
Open de klep van de DADI.a.
Open de documentinvoerlade in opwaartse richting en trek het document voorzichtig uit de DADI.b.
b.
Verwijder het document door er zachtjes aan te trekken.c.
Sluit de klep van de DADI en de documentinvoerlade. Plaats de documenten vervolgens terug in
de DADI.
d.
Wanneer het document is vastgelopen in het duplexpad:
Open de klep van de DADI.a.
a.
Open de binnenklep van de DADI.b.
Verwijder het document door er zachtjes aan te trekken.c.
d.
Sluit de binnenklep van de DADI en de klep van de DADI. Plaats de documenten vervolgens terug
in de DADI.
d.
Als u het papier niet kunt zien of het vastgelopen papier er niet uit kunt trekken, opent u de
documentklep.
2.
Verwijder het papier uit het uitvoergebied door het voorzichtig naar rechts te trekken.3.
Sluit de documentklep. Plaats de documenten vervolgens terug in de DADI.4.
Papierstoringen in de papierlade verhelpen
Als papier vastloopt, verschijnt op het display het bericht Papierstoring. Raadpleeg de onderstaande tabel
om te zien waar het papier is vastgelopen en verwijder het vastgelopen papier.
Bericht op
bedieningspaneel
Plaats van de storing
Zie
Papierstoring
0
Papierstoring bij invoer
(lade 1)
Papierstoring bij invoer
(optionele lade 2)
"Papierstoring bij invoer
(lade 1)" of "Papierstoring bij
invoer (optionele lade 2)"
Lade 1
openen
Papierstoring
1
Papierstoring in de
fixeereenheid
"Papierstoring in de
fixeereenheid"
Verw.
cassette
Papierstoring
2
Papierstoring bij uitvoer
"Papierstoring bij uitvoer"
Open
achterkl.
Stor. in
duplex 0
Tussen de duplex- en de
fixeereenheid
"Papierstoring 0 in de
duplexeenheid"
Verw. papier
&
Open/Sluit voorkl.
Stor. in
duplex 1
In de duplexeenheid
"Papierstoring 1 in de
duplexeenheid"
Open
achterkl.
Trek het vastgelopen papier voorzichtig en langzaam naar buiten om te voorkomen dat het scheurt. Volg de
onderstaande stappen om het vastgelopen papier te verwijderen.
Papierstoring bij invoer (lade 1)
Open en sluit de voorklep. Het vastgelopen papier komt automatisch uit de printer.1.
2.
Als het papier niet uit het apparaat komt, gaat u naar de volgende stap.
Trek de papierlade open.2.
Verwijder het papier door het helemaal eruit te trekken.3.
Als u het papier niet kunt zien of als u het niet loskrijgt door eraan te trekken, controleert u de zone
rond de fixeereenheid. Voor meer informatie verwijzen we naar "Papierstoring in de fixeereenheid".
Steek de papierlade in de printer tot ze op haar plaats zit.4.
De printer gaat automatisch door met afdrukken.
Papierstoring bij invoer (optionele lade 2)
Trek de optionele lade 2 open.1.
1.
Verwijder het vastgelopen papier uit de printer.2.
Als u het papier hier niet kunt zien of als u het niet loskrijgt door eraan te trekken, gaat u naar de
volgende stap.
Trek lade 1 half uit de printer.3.
Trek het papier voorzichtig naar boven en haal het eruit.4.
4.
Schuif de lades terug in de printer.5.
De printer gaat automatisch door met afdrukken.
Papierstoring in de MPF
Als het papier niet goed wordt ingevoerd, trekt u het uit de printer.1.
Open en sluit de klep aan de voorzijde om verder te gaan met afdrukken.2.
Papierstoring in de fixeereenheid
1.
VOORZICHTIG: Het gebied rond de fixeereenheid is heet. Wees voorzichtig wanneer u papier uit de
printer verwijdert.
Open de voorklep en trek de tonercassette voorzichtig helemaal eruit.1.
Verwijder het papier door het helemaal eruit te trekken.2.
Plaats de tonercassette terug en sluit de klep aan de voorzijde.3.
De printer gaat automatisch door met afdrukken.
Papierstoring bij uitvoer
Open en sluit de voorklep. Het vastgelopen papier komt automatisch uit de printer.1.
1.
Als het papier niet uit het apparaat komt, gaat u naar de volgende stap.
Trek het papier voorzichtig uit de uitvoerlade.2.
Als u het papier niet kunt zien in de uitvoerlade of als het papier niet beweegt als u eraan trekt, opent
u de achterklep.
3.
Als u het vastgelopen papier ziet, drukt u twee blauwe drukhendels omhoog en verwijdert u het papier.
Ga naar stap 9.
4.
4.
Wanneer u geen papier ziet, ga naar de volgende stap.
Open de achterklep volledig, zoals wordt afgebeeld.5.
Vouw de duplexgeleider volledig uit.6.
7.
Open de klep bij de fixeereenheid door de hendel van de fixeereenheid naar rechts te drukken.7.
OPMERKING: Zorg ervoor dat de duplexgeleider is opengevouwen voordat u de klep van de
fixeereenheid opent om te voorkomen dat de klep van de fixeereenheid wordt beschadigd.
Trek het vastgelopen papier uit het apparaat.8.
Wanneer u het vastgelopen papier niet loskrijgt door eraan te trekken, drukt u de twee blauwe
drukhendels omhoog om het papier los te maken. Verwijder vervolgens het papier.
Plaats de hendels, de klep van de fixeereenheid en de duplexgeleider terug in hun oorspronkelijke
positie.
9.
Sluit de achterklep.10.
Open en sluit de voorklep.11.
De printer gaat automatisch door met afdrukken.
Papierstoring in de duplexeenheid
Papierstoring 0 in de duplexeenheid
Trek de duplexeenheid uit de printer.1.
Verwijder het vastgelopen papier uit de duplexeenheid.2.
Als het papier er via de duplexeenheid niet uitkomt, verwijdert u het via de onderkant van de printer.
3.
4.
Duw de duplexeenheid naar de printer toe.3.
Open en sluit de voorklep.4.
De printer gaat automatisch door met afdrukken.
OPGEPAST: Als de duplexeenheid niet op de juiste manier wordt teruggeplaatst, kan een
papierstoring ontstaan.
Papierstoring 1 in de duplexeenheid
Open de achterklep.1.
Vouw de duplexgeleider volledig uit.2.
Trek het vastgelopen papier uit het apparaat.3.
Plaats de duplexgeleider terug en sluit de achterklep.4.
Open en sluit de voorklep.5.
4.
5.
De printer gaat automatisch door met afdrukken.
Tips om papierstoringen te vermijden
U kunt de meeste papierstoringen vermijden door het juiste type papier te selecteren. Als het papier toch
vastloopt, volgt u de stappen die worden beschreven in "Papierstoringen in de papierlade verhelpen".
Volg de aanwijzingen in "Printmedia in de papierlade plaatsen". Zorg dat de aanpasbare geleiders goed
op hun plaats zitten.
Plaats niet te veel papier in de papierlade. Zorg dat het papier niet hoger komt dan de
maximummarkering aan de binnenkant van de papierlade.
Open de papierlade niet tijdens het afdrukken.
Buig het papier, waaier het uit en maak er een rechte stapel van alvorens het te laden.
Gebruik geen gekreukeld, vochtig of gekruld papier.
Doe geen verschillende soorten papier in het magazijn.
Gebruik alleen aanbevolen afdrukmateriaal. Zie "Papierspecificaties".
Zorg dat de aanbevolen afdrukzijde van het afdrukmateriaal naar beneden ligt in de papierlade en naar
boven in de MPF.
Controleer of de duplexeenheid op de juiste manier is geïnstalleerd.
Foutberichten op het display oplossen
OPMERKING: [xxx] geeft het type afdrukmateriaal aan.
OPMERKING: [yyy] geeft de lade aan.
OPMERKING: [zzz] geeft het papierformaat aan.
OPMERKING: Bij sommige foutberichten op het LCD of het bedieningspaneel staan afbeeldingen.
Bericht op het
display
Betekenis
Voorgestelde oplossing
Sluit achterklep
Achterklep open.
Sluit achterklep
De achterklep is geopend
tijdens dubbelzijdig afdrukken.
Sluit de achterklep.
Kan geg nt lezen
USB-sleutel contr.
Beschikbare tijd is
verstreken bij het lezen van de
gegevens.
Probeer het opnieuw.
Kan geg nt schr.
USB-sleutel contr.
Het opslaan op de USB-
geheugensleutel is mislukt.
Ga na hoeveel vrije
geheugenruimte er is op de
USB-geheugenstick.
App niet onderst
Er is een niet-USB
opslagapparaat, bijvoorbeeld
een USB-muis, aangesloten op
de USB-geheugenpoort.
Verwijder het niet-USB
opslagapparaat uit de USB-
geheugenpoort.
Documentstor.
Het geplaatste document
is vastgelopen in de DADI.
Verwijder het vastgelopen
document. Zie "Papierstoringen
in de DADI verhelpen".
Verw vastgel doc
Klep open
Sluit klep cassette
De voorklep is niet goed
vergrendeld.
Sluit de klep goed. Deze
moet vastklikken.
Stor. in duplex 0
Het papier is vastgelopen
bij het dubbelzijdig afdrukken.
Verwijder het vastgelopen
papier. Zie "Papierstoring 0 in
de duplexeenheid".
Verw. papier &
Open/Sluit voorkl.
Stor. in duplex1
Het papier is vastgelopen
bij het dubbelzijdig afdrukken.
Verwijder het vastgelopen
papier. Zie "Papierstoring 1 in
de duplexeenheid".
Open achterkl.
Voer nogmaals
in
U hebt een optie gekozen
die niet beschikbaar was.
Kies een andere optie.
Bestandsindeling
Niet ondersteund
De geselecteerde
bestandsindeling wordt niet
ondersteund.
Kies een andere optie.
Klep van fuser
open
De klep van de
fixeereenheid is niet goed
gesloten.
Open de achterklep en
sluit de klep van de
fixeereenheid tot deze vastklikt.
Zie "Papierstoring bij uitvoer"
voor de plaats van de
fixeereenheid.
Open achterkl.
Sluit fuserklep
Probleem met
fuser
Fuser niet geïnstall.
Contr. de achterklep
Er is een probleem met de
fixeereenheid.
Trek de stekker uit het
stopcontact en steek deze er
weer in. Neem contact op met
de onderhoudsdienst als het
probleem zich blijft voordoen.
Groep Niet
beschikbaar
U hebt een groepsnummer
ingetoetst op een plaats waar
een individueel faxnummer
moet worden ingevoerd, zoals
bij het invoeren van individuele
ontvangers van een meervoudig
faxbericht (broadcast).
Gebruik een
snelkiesnummer of kies
handmatig het nummer met de
cijfertoetsen.
Hub niet onderst
Er is een USB-
hubapparaat aangesloten op de
USB-geheugenpoort.
Verwijder het USB-
hubapparaat uit de USB-
geheugenpoort.
In niet-actieve
stand: [yyy]
leeg/open
In afdrukstand: [yyy]
leeg/open Bijvullen
[zzz] [xxx]
Het papier in de
papierlade is op.
Plaats papier in de
papierlade. Zie "Papier
plaatsen".
Ongeschikte
cassette
Cassette is niet
geschikt voor dit
apparaat
De door u geïnstalleerde
tonercassette is niet voor uw
printer.
Installeer een
tonercassette van Dell die voor
uw printer werd ontwikkeld.
IP-conflict
IP-adresconflict
Het door u ingestelde IP-
adres wordt door iemand anders
gebruikt.
Controleer het IP-adres en
stel het eventueel opnieuw in.
Ongewenste
faxtaak geannuleerd
Het ontvangen faxnummer
is een nummer dat in het
geheugen als ongewenst
faxnummer is opgeslagen.
Verander de optie Inst.
ong. fax.
Lijn bezet
De lijn is bezet.
Probeer het later
opnieuw.
De andere partij neemt
niet op of de lijn is bezet.
Wacht enkele minuten en
probeer het opnieuw.
Lijnfout
De printer krijgt geen
verbinding met een andere
printer of het contact werd
verbroken vanwege een
probleem met de telefoonlijn.
OF
Geen kiestoon.
Probeer het opnieuw.
Wanneer het probleem zich blijft
voordoen, wacht u een uur of
probeert u indien mogelijk een
andere telefoonlijn. Probeer
daarna opnieuw verbinding te
maken.
OF
Schakel de
foutcorrectiemodus in. Zie
"ECM-modus".
OF
Controleer of het
telefoonsnoer goed is
aangesloten. Zie "Het
telefoonsnoer aansluiten".
OF
Controleer of de
telefooncontactdoos in orde is
door er een ander
telefoontoestel op aan te sluiten.
Contr faxlijn
Lijnfout
Er is een probleem
met de faxlijn.
Probeer het opnieuw.
De printer heeft een
communicatieprobleem.
Vraag de afzender om de
fax opnieuw te verzenden.
Te koud
Te koud Zet uit en aan
Er is een probleem met de
fixeereenheid.
Trek de stekker uit het
stopcontact en steek deze er
weer in. Neem contact op met
de onderhoudsdienst als het
probleem zich blijft voordoen.
LSU Hsync-fout
LSU Hsync-fout Zet uit
en aan
Er is een probleem met de
scanner (LSU, Laser Scanning
Unit).
Trek de stekker uit het
stopcontact en steek deze er
weer in. Neem contact op met
de onderhoudsdienst als het
probleem zich blijft voordoen.
E-mail te groot
De mail is groter dan
wat de server
ondersteunt
Het e-mailbericht is groter
dan het door de SMTP-server
ondersteund formaat.
Splits uw e-mailbericht op
of verlaag de resolutie.
E-mail te groot
Een pagina is te groot
Er staan meer gegevens
op een pagina dan het
ingestelde formaat toelaat.
Verlaag de resolutie en
probeer het opnieuw.
Geheugen vol
Annul. | Start
Het geheugen is vol.
Wis overbodige
documenten en verzend
opnieuw zodra meer geheugen
beschikbaar is.
Geheugen vol
Splits taak op
Het geheugen is vol.
Splits de verzending op in
meerdere taken.
Geheugen vol
Faxgeh. is vol. Druk
ontv. fax af.
Het geheugen is vol.
Druk ontvangen faxen af.
Geheugen vol
Te veel faxen in
wachtrij voor verz.
Het geheugen is vol.
Annuleer de
gereserveerde fax in de functie
Prioritaire fax.
Geheugen vol
Te veel faxen ontv.
Druk ontv. fax af.
Het geheugen is vol.
Druk ontvangen faxen af.
MPF leeg
Bijvullen [zzz] [xxx]
Druk om dr te gn
Het papier in de MPF is op.
Plaats papier in de MPF.
Zie "De MPF (multifunctionele
invoer) gebruiken".
Netwerkfout
Er is een probleem
met het netwerk.
Er is een probleem met
het netwerk.
Neem contact op met uw
netwerkbeheerder.
Geen antwoord
De andere fax neemt
niet op
De andere fax neemt ook
na verschillende pogingen niet
op.
Probeer het opnieuw.
Controleer het nummer om er
zeker van te zijn dat een fax kan
worden ontvangen.
Geen cassette
Er is geen
tonercassette
geplaatst
Er is geen tonercassette
geplaatst.
Plaats de tonercassette.
Zie "De tonercassette plaatsen".
Geen dergelijke
taak
U voert een opdracht
Toevoegen/Annuleren uit, maar
er zijn geen wachtende taken.
Controleer op het display
of er uitgestelde taken zijn. Het
display moet vermelden of er
nog geplande taken in stand-
bymodus staan, bijvoorbeeld
Uitgestelde Fax.
Fout: te heet
Fout: te heet Zet uit
en aan
Er is een probleem met de
fixeereenheid.
Trek de stekker uit het
stopcontact en steek deze er
weer in. Neem contact op met
de onderhoudsdienst als het
probleem zich blijft voordoen.
Papierstoring 0
Er is papier vastgelopen in
het invoergedeelte bij de
papierlade.
Verwijder het vastgelopen
papier. Zie "Papierstoring bij
invoer (lade 1)", "Papierstoring
bij invoer (optionele lade 2)" of
"Papierstoring in de MPF".
Lade 1 openen
Verw. papier &
Open/Sluit voorkl.
Papierstoring 1
Er is papier vastgelopen in
het fixeergebied.
Verwijder het vastgelopen
papier. Zie "Papierstoring in de
fixeereenheid".
Verw. cassette
Papierstoring 2
Er is papier vastgelopen in
het papieruitvoergedeelte.
Verwijder het vastgelopen
papier. Zie "Papierstoring bij
uitvoer".
Open achterkl.
Stroomstoring
Inhoud van
printergeheugen is
niet opgeslagen
De stroom is uit- en weer
ingeschakeld en het
printergeheugen is niet
bewaard.
Het printergeheugen is
vanwege een
stroomonderbreking niet
bewaard. De taak moet opnieuw
uitgevoerd worden.
Printerfout
Printerfout Zet uit en
aan
Er is een probleem met de
scanner (LSU, Laser Scanning
Unit).
Trek de stekker uit het
stopcontact en steek deze er
weer in. Neem contact op met
de onderhoudsdienst als het
probleem zich blijft voordoen.
Scanner geblok.
De scannermodule is
geblokkeerd.
Ontgrendel de scanner en
druk op Annuleren ( ).
Duw blauwe
grendel naar voren &
Druk op
Zelfdiag.
De printermotor
controleert enkele problemen
die werden ontdekt.
Een ogenblik geduld.
Verzendfout
Er is een probleem
met de DNS-server
Er is een probleem met de
DNS-server.
Configureer de DNS-
instellingen.
Verzendfout
Er is een probleem
met de POP3-server
Er is een probleem met de
POP3-server.
Configureer de POP3-
instellingen.
Verzendfout
Er is een probleem
met de SMTP-server
Er is een probleem met de
SMTP-server.
Kies een beschikbare
server.
Verzendfout
SMTP-
verificatieprobleem
Er is een probleem met de
SMTP-verificatie.
Configureer de verificatie-
instellingen.
Verzendfount
Er is een probleem
met de
netwerkinterfacekaart
Er is een probleem met de
netwerkinterfacekaart.
Configureer uw
netwerkkaart op de goede
manier.
SMTP-fout
Probleem met SMTP-
verbinding
De verbinding met de
SMTP-server is mislukt.
Controleer of de
netwerkkabel op de juiste wijze
is aangesloten.
OF
Neem contact op met uw
SMTP-serverbeheerder.
Toner bijna op
Vervang toner
De tonercassette is leeg.
Vervang de tonercassette
door een nieuwe. Zie "De
tonercassette vervangen".
Toner bijna op
De tonercassette is bijna
leeg.
Haal de tonercassette
eruit en schud deze grondig
heen en weer. Zo kunt u tijdelijk
opnieuw afdrukken.
OF
Vervang de tonercassette
door een nieuwe voor de beste
afdrukkwaliteit. Zie "De
tonercassette vervangen".
Onbruikbaar app
Er is een niet-USB-
hubapparaat aangesloten op de
USB-geheugenpoort.
Verwijder het niet-USB-
hubapparaat uit de USB-
geheugenpoort.
Wachten op opn.
kiezen
Het apparaat wacht op het
geprogrammeerde interval voor
automatische kiesherhaling.
Een ogenblik geduld.
Problemen oplossen
In het onderstaande overzicht vindt u een aantal mogelijke problemen en de bijbehorende oplossingen. Voer
de stappen uit in de aangegeven volgorde totdat het probleem is verholpen. Indien het probleem blijft,
neemt u contact op met Dell.
Problemen met papierinvoer
Probleem
Voorgestelde oplossing
Afdrukpapier loopt
vast.
Verwijder het vastgelopen papier. Zie "Papierstoringen in
de papierlade verhelpen".
Papier kleeft aan
elkaar.
Zorg dat er niet te veel papier in de papierlade ligt.
De lade is geschikt voor maximaal 250 vel papier,
afhankelijk van de papierdikte.
Zorg dat u het juiste type papier gebruikt. Zie
"Papierspecificaties".
Haal het papier uit de papierlade en buig het of
waaier het uit.
In vochtige omstandigheden kunnen bepaalde
papiersoorten aan elkaar blijven kleven.
Invoerprobleem met
een aantal vellen tegelijk.
Er kan niet meer dan één papiersoort tegelijk in de
lade worden geladen. Plaats papier van één soort, formaat
en gewicht.
Als het papier is vastgelopen doordat er meer vellen
tegelijk zijn ingevoerd, verwijdert u deze. Zie
"Papierstoringen in de papierlade verhelpen".
Er wordt geen papier
in de printer ingevoerd.
Verwijder alle obstructies in de printer. Zie "De
printer aan de binnenzijde reinigen".
Het papier is niet goed in de lade gelegd. Verwijder
het papier en plaats het op de juiste manier in de lade.
Er ligt te veel papier in de papierlade. Verwijder het
teveel aan papier.
Het papier is te dik. Gebruik alleen papier dat voldoet
aan de vereisten van de printer. Zie "Papierspecificaties".
Het papier blijft
vastlopen.
Controleer of u het juiste papierformaat hebt
geselecteerd. Zie "Het papierformaat instellen".
U gebruikt een verkeerde papiersoort. Gebruik alleen
papier dat voldoet aan de vereisten van de printer. Zie
"Papierspecificaties".
Mogelijk zitten er materiaalresten in de printer. Open
de voorklep en verwijder de resten.
Transparanten
plakken aan elkaar in de
papieruitvoerlade.
Gebruik alleen transparanten die voor laserprinters
bedoeld zijn. Verwijder elk transparant zodra het uit de printer
komt.
Enveloppen trekken
scheef of worden niet goed
ingevoerd.
Zorg dat de papiergeleiders aan beide kanten van de
envelop goed zijn ingesteld.
Problemen met afdrukken
Probleem
Mogelijke oorzaak
Voorgestelde oplossing
De printer
drukt niet af.
De printer krijgt
geen stroom.
Controleer of het netsnoer is
aangesloten. Controleer de aan/uit-schakelaar
en het stopcontact.
De printer is niet
Selecteer Dell 2335dn MFP als uw
ingesteld als
standaardprinter.
standaardprinter in Windows.
Klik op Start en vervolgens op
Instellingen Printers. Klik met de
rechtermuisknop op het pictogram Dell
2335dn MFP en kies Als standaardprinter
instellen.
Controleer het
volgende:
De voor- of achterklep is niet
gesloten.
Er is een papierstoring
opgetreden.
De papierlade is leeg.
Er is geen tonercassette
geplaatst.
Bij een printersysteemfout neemt u
contact op met een servicecentrum.
De verbindingskabel
tussen de computer en de
printer is niet juist
aangesloten.
Maak de printerkabel los en sluit deze
opnieuw aan.
De verbindingskabel
tussen de computer en de
printer is mogelijk defect.
Indien mogelijk sluit u de kabel aan op
een andere computer die naar behoren werkt
en drukt u een document af. U kunt ook
proberen om een andere printerkabel te
gebruiken.
De printer is
mogelijk verkeerd
geconfigureerd.
Controleer de printereigenschappen om
na te gaan of alle afdrukinstellingen correct
zijn.
Mogelijk is het
printerstuurprogramma
niet goed geïnstalleerd.
Verwijder het printerstuurprogramma
en installeer het opnieuw. Zie "Software
deïnstalleren" en "Software installeren op
Microsoft® Windows®-besturingssystemen".
De printer werkt niet
naar behoren.
Controleer het bericht op het
bedieningspaneel om te zien of de printer een
systeemfout meldt.
De printer
neemt
afdrukmedia op
uit de verkeerde
lade.
Mogelijk is de
verkeerde invoerlade
geselecteerd in de
printereigenschappen.
In veel softwaretoepassingen kunt u de
lade selecteren op het tabblad Papier in de
voorkeursinstellingen voor afdrukken.
Selecteer de juiste lade. Zie "Tabblad Papier".
Een
afdruktaak wordt
uiterst langzaam
afgedrukt.
Mogelijk is de
afdruktaak zeer complex.
Maak de pagina minder complex of
wijzig de instellingen voor de afdrukkwaliteit.
De maximale afdruksnelheid van de
printer is 35 ppm voor papier in Letter-
formaat.
De helft
van de pagina is
leeg.
Mogelijk is de
afdrukstand verkeerd
ingesteld.
Wijzig de afdrukstand in het
desbetreffende programma. Zie "Tabblad Lay-
out".
Het ingestelde
papierformaat stemt niet
overeen met het formaat
van het papier in de lade.
Controleer of het papierformaat dat is
ingesteld in het printerstuurprogramma
overeenstemt met het papier in de
papierlade.
De printer
drukt af, maar de
tekst is verkeerd,
vervormd of
onvolledig.
De printerkabel zit
los of is defect.
Maak de printerkabel los en sluit deze
opnieuw aan. Druk een document af dat u
eerder wel correct hebt kunnen afdrukken.
Sluit, indien mogelijk, de kabel en de printer
aan een andere computer aan en probeer een
taak af te drukken waarvan u weet dat ze
werkt. Als dit alles niet helpt, sluit u een
nieuwe printerkabel aan.
Het verkeerde
printerstuurprogramma is
geselecteerd.
Controleer het printerselectiemenu van
de toepassing om te verifiëren of uw printer is
geselecteerd.
De
softwaretoepassing werkt
niet naar behoren.
Probeer een document af te drukken
vanuit een andere toepassing.
Het
besturingssysteem werkt
niet naar behoren.
Sluit Windows af en start de computer
opnieuw op. Schakel de printer uit en dan
weer aan.
Er worden
blanco pagina’s
afgedrukt.
De tonercassette is
leeg of beschadigd.
Schud de cassette zorgvuldig. Zie "De
toner opnieuw verdelen".
Indien nodig vervangt u de
tonercassette.
Mogelijk bevat het
bestand blanco pagina’s.
Controleer of het bestand blanco
pagina’s bevat.
Mogelijk is een
onderdeel van het
apparaat defect
(bijvoorbeeld de controller
of het moederbord).
Neem contact op met het servicecenter.
Bij Adobe
Illustrator
worden de
afbeeldingen niet
goed afgedrukt.
De instelling in het
programma is niet correct.
Druk het document af door
Downloaden als bitmap te selecteren in het
venster Geavanceerde opties van het
eigenschappenblad Grafisch.
De foto’s
worden niet goed
afgedrukt. De
afbeeldingen zijn
niet duidelijk.
De resolutie van de
foto is zeer laag.
Verklein de foto. Als u de foto vergroot
in het programma, wordt de resolutie
verlaagd.
Het
apparaat drukt
wel af, maar de
tekst is verkeerd,
vervormd of niet
compleet.
Als u in een DOS-
omgeving werkt, is het
mogelijk dat het lettertype
voor uw apparaat verkeerd
is ingesteld.
Voorgestelde oplossing: wijzig de
taalinstelling. Zie "Hulpprogramma
Printerinstellingen".
Alvorens af
te drukken, komt
er aan de
uitvoerlade
stoom uit het
apparaat.
Het gebruik van
vochtig papier kan stoom
produceren tijdens het
afdrukken.
Dit is niet ernstig. U kunt gewoon
doorgaan met afdrukken.
Problemen met afdrukkwaliteit
De binnenkant van de printer is wellicht niet schoon, of een slechte plaatsing van het papier vermindert de
afdrukkwaliteit. Raadpleeg de onderstaande tabel om het probleem te verhelpen.
Probleem
Voorgestelde oplossing
Lichte of vage
afdrukken
Als u een verticale witte strook of vaag gedeelte op
de afdruk ziet:
De tonercassette is bijna leeg. Door de
resterende toner over de cassette te verdelen, kunt u
wellicht nog een aantal afdrukken maken. Zie "De
toner opnieuw verdelen". Als dit de afdrukkwaliteit
niet verbetert, installeert u een nieuwe tonercassette.
Wellicht voldoet het papier niet aan de
specificaties (bijvoorbeeld te vochtig of te ruw). Zie
"Papierspecificaties".
Een combinatie van vage plekken en vegen kan
erop duiden dat de tonercassette gereinigd moet
worden. Zie "De printer aan de binnenzijde reinigen".
Het oppervlak van de laserscanner in de printer
is wellicht niet schoon. Reinig de laserscannerunit (zie
"De printer aan de binnenzijde reinigen").
Tonervlekken
Het papier voldoet niet aan de specificaties
(bijvoorbeeld te vochtig of te ruw). Zie
"Papierspecificaties".
Wellicht is de transportrol vervuild. Reinig de
binnenkant van de printer. Zie "De printer aan de
binnenzijde reinigen".
Het papierpad is mogelijk aan een
reinigingsbeurt toe. Zie "De drum reinigen".
Onregelmatigheden
Als op willekeurige plaatsen vage, meestal ronde
plekken verschijnen:
Er zit mogelijk een slecht vel tussen het papier.
Druk het document opnieuw af.
Het vochtgehalte van het papier is niet op alle
plaatsen gelijk of het papier bevat vochtplekken.
Probeer papier van een ander merk. Zie
"Papierspecificaties".
Een hele partij papier is niet in orde. Het
productieproces kan ertoe leiden dat sommige delen
toner afstoten. Probeer een ander soort of merk
papier.
Wellicht is de tonercassette defect. Zie
"Terugkerende verticale afwijkingen" op de volgende
pagina.
Als deze ingrepen de problemen niet verhelpen,
neemt u contact op met het servicecenter.
Witte vlekken
Er verschijnen witte vlekken op de pagina:
Het papier is te ruw en er valt veel vuil van het
papier op de interne onderdelen van het apparaat,
zodat de rol wellicht vervuild is. Reinig de binnenkant
van het apparaat. Neem contact op met het
servicecenter.
Het papierpad is mogelijk aan een
reinigingsbeurt toe. Neem contact op met het
servicecenter.
Verticale strepen
Als de pagina zwarte verticale strepen bevat,
zitten er waarschijnlijk krassen op de drum in de
tonercassette. Plaats een nieuwe tonercassette. Zie
"De tonercassette vervangen".
Als de pagina witte verticale strepen bevat, is
het oppervlak van het LSU-gedeelte binnenin de
printer wellicht vervuild. Reinig de laserscannerunit
(zie "De printer aan de binnenzijde reinigen").
Grijze achtergrond
Als de achtergrond veel te donker wordt (te veel
toner):
Gebruik papier met een lager gewicht. Zie
"Papierspecificaties".
Controleer de omgeving van de printer. Een
zeer droge omgeving (lage vochtigheid) of een hoge
relatieve vochtigheid (meer dan 80%) kunnen de
hoeveelheid achtergrondschaduw verhogen.
Verwijder de oude tonercassette en plaats een
nieuwe. Zie "De tonercassette vervangen".
Tonervlekken
Reinig de binnenkant van de printer. Zie "De
printer aan de binnenzijde reinigen".
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van
het papier. Zie "Papierspecificaties".
Verwijder de tonercassette en plaats een
nieuwe. Zie "De tonercassette vervangen".
Terugkerende verticale
afwijkingen
Als de bedrukte zijde van de pagina met gelijke
intervallen afwijkingen vertoont:
De tonercassette is mogelijk defect. Wanneer
dezelfde afdrukfout meermaals op de pagina
verschijnt, drukt u een aantal malen een
reinigingsblad af om de cassette te reinigen; zie "De
drum reinigen". Alsu na het afdrukken deze
problemen nog steeds hebt, installeert u een nieuwe
tonercassette. Zie "De tonercassette vervangen".
Mogelijk zit er toner op onderdelen van de
printer. Als de afwijkingen zich op de achterkant van
de pagina bevinden, zal het probleem na enkele
pagina’s waarschijnlijk zichzelf oplossen.
De fixeereenheid kan beschadigd zijn. Neem
contact op met het servicecenter.
Schaduwvlekken
Schaduwvlekken worden veroorzaakt door een teveel
aan toner op de afdruk.
Misschien is het papier te vochtig. Probeer af te
drukken op papier van een andere partij. Maak een
pak papier pas open op het moment dat u het gaat
gebruiken, zodat het papier niet te veel vocht
opneemt.
Als er schaduwvlekken verschijnen op een
envelop, wijzigt u de afdruklay-out om te vermijden
dat wordt afgedrukt op een gebied met dikke naden
aan de rugzijde. Afdrukken op naden kan problemen
veroorzaken.
Als de hele pagina wordt overdekt door
schaduwvlekken, kiest u een andere afdrukresolutie
vanuit de softwaretoepassing of via de
printereigenschappen.
Misvormde tekst
Als de tekens misvormd zijn en holle
afbeeldingen vormen, is het papier mogelijk te glad.
Probeer een ander soort papier. Zie
"Papierspecificaties".
Als de tekens misvormd zijn en een golvend
effect produceren, moet de scannereenheid mogelijk
een onderhoudsbeurt krijgen. Neem contact op met
het servicecenter.
Pagina scheef
Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van
het papier. Zie "Papierspecificaties".
Zorg ervoor dat papier of ander afdrukmateriaal
juist is geplaatst en dat de geleiders niet te los of te
strak zijn afgesteld.
Gekruld of gegolfd
Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van
het papier. Papier kan krullen als de temperatuur of
de vochtigheid te hoog is. Zie "Papierspecificaties".
Draai de stapel papier in de papierlade om
(ondersteboven). Probeer ook het papier in de
papierlade 180° te draaien.
Probeer af te drukken naar de achterklep.
Vouwen of kreuken
Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van
het papier. Zie "Papierspecificaties".
Draai de stapel papier in de papierlade om
(ondersteboven). Probeer ook het papier in de
papierlade 180° te draaien.
Probeer af te drukken naar de achterklep.
Achterkant van
afdrukken is vuil
Controleer op lekkage van de toner. Reinig de
binnenkant van de printer. Zie "De printer aan de
binnenzijde reinigen".
Zwarte afdrukken
Wellicht is de tonercassette niet goed geplaatst.
Verwijder de cassette en plaats deze terug in de
printer.
Wellicht is de tonercassette defect en moet ze
worden vervangen. Plaats een nieuwe tonercassette.
Zie "De tonercassette vervangen".
Wellicht moet de printer worden gerepareerd.
Neem contact op met het servicecenter.
Losse toner
Reinig de binnenkant van de printer. Zie "De
printer aan de binnenzijde reinigen".
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van
het papier. Zie "Papierspecificaties".
Plaats een nieuwe tonercassette. Zie "De
tonercassette vervangen".
Indien het probleem blijft, moet de printer
wellicht worden gerepareerd. Neem contact op met
het servicecenter.
Openingen in tekens
De tekens bevatten witte gebieden die zwart zouden
moeten zijn:
Als dit probleem optreedt bij transparanten,
probeert u een ander type transparanten. (Vanwege
de eigenschappen van transparanten is een beperkte
mate van zulke openingen normaal.)
Misschien drukt u af op de verkeerde kant van
het materiaal. Draai de stapel papier in de papierlade
om (ondersteboven).
Wellicht voldoet het papier niet aan de
papierspecificaties. Zie "Papierspecificaties".
Horizontale strepen
Controleer bij horizontale zwarte strepen of vegen het
volgende:
Wellicht is de tonercassette verkeerd geplaatst.
Verwijder de cassette en plaats ze opnieuw.
Wellicht is de tonercassette defect. Plaats een
nieuwe tonercassette. Zie "De tonercassette
vervangen".
Indien het probleem blijft, moet de printer
wellicht worden gerepareerd. Neem contact op met
het servicecenter.
Krullen
Wanneer het afgedrukte papier gekruld is of het
papier wordt niet in de printer opgenomen:
Draai de stapel papier in de papierlade om
(ondersteboven). Probeer ook het papier in de
papierlade 180° te draaien.
Probeer via de andere achterklep af te drukken.
Problemen met faxen
Probleem
Voorgestelde oplossing
Ontvangen
faxoproepen worden niet
beantwoord door de
printer.
Stel de ontvangstmodus in op Tel (modus voor
handmatige ontvangst).
Wellicht is de instelling voor het aantal keer
overgaan niet op de juiste wijze ingesteld. (Stel onder de
modus Ant/Fax het Aantal keer overgaan op een hoger
cijfer in dan de instelling voor het Aantal keer overgaan
voor de beantwoorder.)
De DRPD-functie is wellicht ingeschakeld, maar u
beschikt niet over de service. Of u beschikt wel over de
service, maar de functie is niet op de juiste wijze ingesteld.
Het snoer van de faxlijn is wellicht onjuist
aangesloten, of het snoer van de faxlijn is beschadigd.
De printer kan inkomende faxtonen wellicht niet
herkennen omdat er een gesproken bericht wordt
afgespeeld door het antwoordapparaat.
Wellicht interfereert een voicemaildienst met de
server terwijl deze probeert om oproepen te beantwoorden.
Wellicht zijn er problemen met de signaalintegratie
van de fax. Voer de Lijntest uit vanaf het
bedieningspaneel om de lijnstatus te controleren. Zie "De
faxlijnverbinding testen".
De printer bewaakt de status van de lijn tijdens het
ontvangen of verzenden van faxtaken. Als tijdens de
overdracht een fout optreedt en de ECM-modus op Aan is
ingesteld, kan door de printer worden verzocht om dat deel
van de faxtaak opnieuw te verzenden. U moet de ECM-
modus alleen uitschakelen als u problemen hebt met het
verzenden of ontvangen van faxtaken en u bereid bent
fouten in de overdracht te accepteren. Het uitschakelen
van de instelling kan handig zijn als u een fax interlokaal
probeert te verzenden of te ontvangen (bijvoorbeeld
internationaal).
Wellicht is het papier van de printer op en is het
geheugen vol.
De printer kan geen
faxen ontvangen van een
interne telefoon.
Wellicht is de faxkabel niet goed aangesloten.
Wellicht is de belmodus van de printer of de interne
telefoon onjuist ingesteld.
Faxberichten worden
niet automatisch
ontvangen.
De Fax-modus moet geselecteerd zijn.
Zorg dat er papier in de papierlade zit.
Kijk of op het display Geheugen vol staat.
De inkomende fax
bevat witte stukken of is
van een slechte kwaliteit.
Een slechte telefoonlijn kan verbindingsproblemen
veroorzaken.
Controleer uw printer door een kopie te maken.
Inkomende faxen
zijn te licht.
Wellicht is de toner van de printer opgeraakt tijdens het
afdrukken van een fax. Als de toner leeg is, wordt de faxtaak in
het geheugen opgeslagen. Vervang de toner zo snel mogelijk en
druk de fax vervolgens opnieuw af.
Faxen worden op twee
pagina’s afgedrukt in
plaats van op één.
Wellicht is de functie voor automatisch verkleinen ingesteld
op Uit. Schakel deze instelling in.
Inkomende faxen
worden niet door de
printer afgedrukt.
Ontvangen en doorst. is mogelijk ingesteld op Uit.
Schakel deze instelling in. U kunt de printer zo instellen dat deze
alle inkomende faxen doorstuurt naar specifieke e-mailadressen.
Voer de Lijntest uit vanaf het bedieningspaneel om de lijnstatus
te controleren. Zie "De faxlijnverbinding testen".
De fax wordt niet
verzonden door de printer.
Als de printer zich in een PBX-systeem bevindt,
genereert het PBX-systeem mogelijk een toon die niet door
de printer kan worden gedetecteerd.
Wellicht zijn er problemen met de signaalintegratie
van de fax. Voer de Lijntest uit vanaf het
bedieningspaneel om de lijnstatus te controleren. Zie "De
faxlijnverbinding testen".
Er is geen kiestoon.
Controleer of het telefoonsnoer goed is aangesloten.
Voer de Lijntest uit vanaf het bedieningspaneel om de
lijnstatus te controleren. Zie "De faxlijnverbinding testen".
Controleer of de telefooncontactdoos in orde is door
er een ander telefoontoestel op aan te sluiten.
Wellicht zijn er problemen met de signaalintegratie
van de fax. Voer de Lijntest uit vanaf het
bedieningspaneel om de lijnstatus te controleren. Zie "De
faxlijnverbinding testen".
Wellicht zijn er problemen met de signaalintegratie
van de fax. Voer de Kiestoontest uit vanaf het
bedieningspaneel om de lijnstatus te controleren. Zie "De
faxlijnverbinding testen".
De printer kiest een
nummer, maar de
verbinding met een ander
faxapparaat lukt niet.
Mogelijk is het andere faxapparaat uitgeschakeld, is het
papier op of kunnen er geen inkomende oproepen worden
beantwoord. Vraag de gebruiker van het andere faxapparaat om
het probleem op te lossen.
Het verzendproces
wordt afgebroken.
Wellicht werkt het faxapparaat waarnaar u de fax
verzendt niet naar behoren.
Wellicht werkt uw telefoonlijn niet.
Wellicht wordt de faxtaak onderbroken door een
communicatiefout.
Wellicht is de telefoonlijn slecht.
Wellicht werkt het faxapparaat waarnaar u de fax
verzendt niet naar behoren.
De printer bewaakt de status van de lijn tijdens het
ontvangen of verzenden van faxtaken. Als tijdens de
overdracht een fout optreedt en de ECM-modus op Aan is
ingesteld, kan door de printer worden verzocht om dat deel
van de faxtaak opnieuw te verzenden. U moet de ECM-
modus alleen uitschakelen als u problemen hebt met het
verzenden of ontvangen van faxtaken en u bereid bent
fouten in de overdracht te accepteren. Het uitschakelen
van de instelling kan handig zijn als u een fax interlokaal
probeert te verzenden of te ontvangen (bijvoorbeeld
internationaal).
Wellicht werkt uw telefoonlijn niet.
Er wordt
herhaaldelijk gebeld naar
nummers voor uitgaande
faxen.
De printer kiest een faxnummer automatisch opnieuw als
de opties voor automatisch opnieuw kiezen zijn ingesteld op
Aan.
Het bericht dat de
faxtaak is verzonden, is
niet ontvangen bij het
andere faxapparaat.
Wellicht is het ontvangende faxapparaat
uitgeschakeld of is er een probleem mee. Het papier kan
bijvoorbeeld op zijn.
Wellicht bevindt de fax zich in het geheugen omdat
wordt gewacht op het opnieuw kiezen van een nummer dat
in gesprek is of op andere taken die eerst moeten worden
verzonden, of wellicht is de fax ingesteld voor uitgestelde
verzending.
Bij verzonden faxen
staat een schaduw op de
achterrand van alle
verzonden media.
Het scanformaat van de DADI (flat-bed) is mogelijk onjuist
ingesteld.
Halverwege het
faxen stopt het document.
Als u via de DADI documenten verzendt die kleiner zijn
dan 142 x 148 mm of groter dan 216 x 356 mm, kan het papier
vastlopen in de DADI. Zie "Papierstoringen in de DADI
verhelpen".
Onvoldoende
geheugen.
Wellicht verstuurt u een fax die te groot is of waarvan de
resolutie te hoog is.
Documenten worden
niet in het geheugen
opgeslagen.
Wellicht is er onvoldoende geheugen om het document op
te slaan. Wanneer op het display Geheugen vol staat, wist u
alle documenten die u niet meer nodig hebt uit het geheugen en
slaat u het document opnieuw op.
Halverwege het
faxen wordt het document
niet meer ingevoerd.
De maximumlengte van een pagina die u kunt plaatsen, is
381 mm. Het faxen van een langere pagina stopt bij 381 mm.
Er worden geen
telefoongesprekken
ontvangen door de interne
telefoon of het
antwoordapparaat die zijn
aangesloten op dezelfde
lijn als de printer.
Wellicht is er een probleem met de aansluiting van
het faxsnoer of met de configuratie. Zie "Aansluitingen".
Wellicht zijn de ontvangstmodus of de instellingen
voor het aantal keer overgaan onjuist ingesteld. Zie "Het
faxsysteem instellen".
Wellicht werkt het antwoordapparaat of de interne
telefoon niet naar behoren.
Problemen met kopiëren
Probleem
Voorgestelde oplossing
Kopieën zijn te licht
of te donker.
Gebruik het menu Contrast om de achtergrond van de
kopieën donkerder of lichter te maken.
De kopieën bevatten
uitgesmeerde stukken,
lijnen, vlekken of stippen.
Als het origineel onregelmatigheden bevat, selecteert
u Kop. Contrast om de achtergrond van uw kopieën
lichter te maken.
Als het origineel geen onregelmatigheden bevat,
reinigt u de glasplaat en de onderkant van de
documentklep. Zie "De scanner reinigen".
Kopie staat scheef.
Leg het origineel recht op de glasplaat.
Plaats het kopieerpapier op de juiste manier in het
apparaat.
Kopieën zijn blanco.
Zorg dat het origineel met de bedrukte zijde naar beneden
op de glasplaat is geplaatst of met de bedrukte zijde naar boven
in de DADI.
Afdruk geeft
gemakkelijk af.
Vervang het papier in de papierlade door papier uit
een nieuwe verpakking.
In vochtige omgevingen moet u papier niet te lang
ongebruikt in de printer laten.
Kopieerpapier loopt
regelmatig vast.
Waaier de stapel papier uit en leg deze
ondersteboven terug in de papierlade. Vervang het papier
in de lade door papier uit een ander pak. Indien nodig moet
u de papiergeleiders controleren en instellen.
Gebruik alleen afdrukpapier met het juiste gewicht.
Het aanbevolen papiergewicht is 75 g/m
2
.
Controleer of de printer nog (stukjes) kopieerpapier
bevat nadat het vastgelopen papier is verwijderd.
De tonercassette
gaat korter mee dan
verwacht.
Mogelijk bevatten uw originelen afbeeldingen,
opgevulde vlakken of dikke lijnen. Denk hierbij aan
formulieren, nieuwsbrieven, boeken en andere documenten
waarbij meer toner nodig is.
Misschien blijft de documentklep tijdens het kopiëren
vaak openstaan.
Problemen met scannen
Probleem
Voorgestelde oplossing
De scanner doet het
niet.
Zorg dat u het te scannen document met de
voorzijde naar beneden op de glasplaat, of met de
voorzijde naar boven in de DADI plaatst.
Misschien is er niet onvoldoende geheugen voor het
document dat u wilt scannen. Ga na of de prescanfunctie
werkt. Probeer een lagere scanresolutie.
Controleer of de USB-kabel goed is aangesloten.
Controleer of de USB-kabel niet is beschadigd.
Vervang de kabel door een andere kabel waarvan u zeker
weet dat die werkt. Indien nodig vervangt u de kabel.
Controleer of de scanner correct is geconfigureerd.
Controleer de applicatie die u wilt gebruiken om er zeker
van te zijn dat de scantaak naar de juiste poort wordt
gestuurd.
Het apparaat doet
erg lang over een scan.
Controleer of de printer ontvangen gegevens afdrukt.
Wacht in dat geval met scannen totdat de afdruktaak is
voltooid.
Het scannen van afbeeldingen kost meer tijd dan het
scannen van tekst.
De communicatiesnelheid kan laag zijn in de
scanmodus omdat er veel geheugen nodig is om de
gescande afbeelding te analyseren en reproduceren.
Er verschijnt een
bericht op het
beeldscherm:
"Het toestel
kan niet in de door u
gewenste H/W-
modus worden
gezet."
"Poort wordt
gebruikt door een
ander programma."
"Poort is
gedeactiveerd."
"Scanner is
bezig met ontvangen
of afdrukken van
data. Probeer het
opnieuw zodra de
huidige opdracht is
afgerond."
Wellicht wordt er een kopieer- of afdruktaak
uitgevoerd. Probeer opnieuw wanneer de huidige taak is
voltooid.
De geselecteerde poort is in gebruik. Start uw
computer opnieuw op en probeer het opnieuw.
De printerkabel is niet goed bevestigd of het
apparaat is niet ingeschakeld.
Het scannerstuurprogramma is niet geïnstalleerd of
de besturingsomgeving is niet correct ingesteld.
Controleer of de poortaansluiting goed is en of de
stroom is ingeschakeld. Herstart dan de computer.
Controleer of de USB-kabel goed is aangesloten.
"Ongeldige
toegang."
"Scannen is
mislukt."
Problemen met globale adressen
Probleem
Voorgestelde oplossing
d_LDAP_MAX_QUERY_EXCEEDED
Er is een limiet voor het aantal resultaten
dat voor elke LDAP-query van de LDAP-server
kan worden opgehaald.
Het aantal resultaten kan liggen tussen 0
en 100.
Stel de query in tussen 1 en 100.
d_LDAP_SVR_AUTH_FAIL
Als een apparaat ongeldige
aanmeldingsgegevens heeft (ID of PW), stuurt
de LDAP-server de melding dat de verificatie is
mislukt.
d_LDAP_QUERY_FAILED
Als een gebruiker op de toets STOP drukt
tijdens de zoekopdracht en er nog geen
resultaten waren opgehaald, verschijnt dit
bericht.
d_LDAP_NO_SUCH_ATTRIBUTE
Het resultaat is afhankelijk van de query
van het apparaat.
Als een gebruiker dit foutbericht ziet, kan
deze het beste de query wijzigen.
d_LDAP_ADDR_NOT_FOUND
Dit bericht verschijnt alleen als de
verbinding geslaagd is en er geen zoekresultaten
zijn gevonden.
d_LDAP_SVR_NOT_FOUND
Dit bericht kan het gevolg zijn van een
fout IP-adres of een server die niet correct
functioneert.
De beheerder kan de fysieke conditie, de
apparaatconfiguratie (clientconfiguratie) en de
serverstatus controleren.
Bij de apparaatconfiguratie moet de
beheerder het IP-adres, de hostnaam of het
poortnummer controleren.
d_LDAP_TIMELIMIT_EXCEEDED
Dit bericht verschijnt alleen als de server
foutcode=8 retourneert. Dit wijst op een time-
out van de server.
De server kon niet alle resultaten
weergeven binnen de time-out.
Dit is een abnormale reactie die het gevolg
is van een fout aan de serverkant.
Een gebruiker kan de werking van de
server testen door middel van andere query’s.
Algemene Windows-problemen
Probleem
Voorgestelde oplossing
Het bericht "Bestand
in gebruik" verschijnt
tijdens de installatie.
Sluit alle softwaretoepassingen af. Verwijder alle software
uit de groep Opstarten, en start vervolgens Windows weer op.
Installeer het printerstuurprogramma opnieuw.
Het bericht
"Algemene
beschermingsfout", "OE-
uitzondering", "Spool32"
of "Ongeldige bewerking"
verschijnt.
Sluit alle andere toepassingen af, start Windows opnieuw
op en probeer opnieuw af te drukken.
De berichten
"Afdrukken mislukt", "Een
printertime-out heeft zich
voorgedaan" verschijnen.
Deze berichten kunnen tijdens het afdrukken verschijnen.
Wacht gewoon even tot het apparaat klaar is met afdrukken. Als
het bericht verschijnt in de stand-bymodus of nadat de afdruk is
voltooid, controleert u de aansluiting en/of gaat u na of er een
fout is opgetreden.
OPMERKING: Raadpleeg de gebruikershandleiding van Microsoft
Windows 2000/XP/Server 2003/Server 2008/Vista/7/Server 2008 R2 die bij uw computer is
meegeleverd voor meer informatie over foutberichten in Windows.
Algemene Linux-problemen
Probleem
Voorgestelde oplossing
De printer drukt niet
af.
Controleer of het printerstuurprogramma is
geïnstalleerd. Open de MFP Configurator en ga naar het
tabblad Printers in het venster "Printers configuration" om
de lijst met beschikbare printers weer te geven. Controleer
of uw printer in de lijst wordt weergegeven. Als dit niet zo
is, start u de wizard Add new printer om het apparaat in te
stellen.
Controleer of de printer is ingeschakeld. Open
"Printers configuration" en selecteer uw printer in de
printerlijst. Bekijk de omschrijving in het paneel "Selected
printer". Als de status van de printer "(stopped)" is, klikt u
op Start. Hierna zou de printer weer normaal moeten
werken. De status "stopped" kan worden geactiveerd als
zich problemen voordoen bij het afdrukken. U kunt
bijvoorbeeld de opdracht geven om een document af te
drukken terwijl de MFP-poort wordt gebruikt door een
scantoepassing.
Controleer of de MFP-poort bezet is. Aangezien de
printer en scanner van de MFP dezelfde I/O-interface (MFP-
poort) gebruiken, kan het gebeuren dat verschillende
toepassingen dezelfde MFP-poort gelijktijdig benaderen.
Om conflicten te voorkomen, kan slechts één toepassing
een taak uitvoeren op het apparaat. In de andere
toepassing waarmee een gebruiker wil afdrukken of
scannen, verschijnt de melding "device busy". Open het
venster "MFP Ports configuration" en selecteer de poort die
is toegewezen aan uw printer. In het paneel "Selected
port" kunt u zien of de poort is bezet door een andere
toepassing. Als dit het geval is, wacht u tot de huidige taak
is voltooid of klikt u op de knop "Release port" als u zeker
weet dat er een storing is opgetreden bij de huidige
eigenaar.
Controleer of er een speciale afdrukoptie is ingesteld
voor de toepassing, zoals "-oraw". Als de parameter "-
oraw" is opgegeven in de opdrachtregel, verwijdert u deze
om het afdrukprobleem op te lossen. Kies voor Gimp front-
end "print" "Setup printer" en bewerk de
commandoregelparameter in het commando-item.
De printer verschijnt
niet in de scannerlijst.
Controleer of de printer met uw computer is
verbonden. Controleer of het apparaat op de juiste wijze is
aangesloten via de USB-poort en is ingeschakeld.
Controleer of het scannerstuurprogramma voor de
printer in uw systeem is geïnstalleerd. Open MFP
Configurator, activeer Scanners configuration, en druk
vervolgens op Drivers. Controleer of de lijst in het venster
het stuurprogramma bevat dat overeenstemt met de naam
van uw printer.
Controleer of de MFP-poort bezet is. Aangezien de
printer en scanner van de MFP dezelfde I/O-interface (MFP-
poort) gebruiken, kan het gebeuren dat verschillende
toepassingen dezelfde MFP-poort gelijktijdig benaderen.
Om conflicten te voorkomen, kan slechts één toepassing
een taak uitvoeren op het apparaat. In de andere
toepassing waarmee een gebruiker wil afdrukken of
scannen, verschijnt de melding "device busy". Dit gebeurt
gewoonlijk bij het begin van een scanprocedure. Er
verschijnt dan een berichtvenster.
Om de oorzaak van het probleem te achterhalen,
moet u het venster "MFP Ports configuration" openen en de
poort selecteren die is toegewezen aan de scanner. Het
pictogram voor MFP-poort /dev/mfp0 komt overeen met de
aanduiding LP:0 die wordt weergegeven in scanneropties,
dev/mfp1 verwijst naar LP:1 enzovoort. USB-poorten
beginnen bij dev/mfp4, dus de scanner op USB:0 komt
overeen met dev/mfp4, enzovoort. In het paneel "Selected
port" kunt u zien of de poort is bezet door een andere
toepassing. Als dit het geval is, wacht u tot de huidige taak
is voltooid of klikt u op de knop "Release port" als u zeker
weet dat er een storing is opgetreden bij de huidige
eigenaar.
De printer scant
niet.
Controleer of er een document is geladen in de
printer.
Controleer of het apparaat is aangesloten op de
computer. Controleer of het op de juiste wijze is
aangesloten als er een I/O-fout wordt gemeld tijdens het
scannen.
Controleer of de MFP-poort bezet is. Aangezien de
printer en scanner van de MFP dezelfde I/O-interface (MFP-
poort) gebruiken, kan het gebeuren dat verschillende
toepassingen dezelfde MFP-poort gelijktijdig benaderen.
Om conflicten te voorkomen, kan slechts één toepassing
een taak uitvoeren op het apparaat. In de andere
toepassing waarmee een gebruiker wil afdrukken of
scannen, verschijnt de melding "device busy". Dit gebeurt
in het algemeen op het moment dat u de scanprocedure
wilt starten. De desbetreffende melding verschijnt dan.
Om de oorzaak van het probleem te achterhalen,
moet u het venster "MFP Ports configuration" openen en
de poort selecteren die is toegewezen aan de scanner. Het
pictogram voor MFP-poort /dev/mfp0 komt overeen met
de aanduiding LP:0 die wordt weergegeven in
scanneropties, dev/mfp1 verwijst naar LP:1 enzovoort.
USB-poorten beginnen bij dev/mfp4, dus de scanner op
USB:0 komt overeen met dev/mfp4, enzovoort. In het
paneel "Selected port" kunt u zien of de poort is bezet
door een andere toepassing. Als dit het geval is, wacht u
tot de huidige taak is voltooid of klikt u op de knop
"Release port" als u zeker weet dat er een storing is
opgetreden bij de huidige eigenaar.
Ik heb Linux Print
Package (LPP) en het MFP-
stuurprogramma op
dezelfde computer
geïnstalleerd en kan niet
afdrukken.
Aangezien zowel Linux Printer Package als het MFP-
stuurprogramma een symbolische koppeling maken naar
de "lpr"-afdrukopdracht die in het algemeen wordt gebruikt
op Unix-kloons, wordt het afgeraden beide
stuurprogramma’s te gebruiken op één computer.
Kan niet scannen via
Gimp Front-end.
Controleer of Gimp Front-end "Xsane:Device dialog."
bevat in het menu "Acquire". Zoniet, dan moet u de Xsane-
plug-in voor Gimp installeren op de computer. U vindt de
Xsane-plug-in voor Gimp op de cd van uw Linux-distributie
of op de homepage van Gimp. Zie de Help op de cd van uw
Linux-distributie of van de Gimp Front-end-toepassing voor
meer informatie.
Als u een ander soort scantoepassing wilt gebruiken,
raadpleegt u de Help van die toepassing.
Ik krijg een fout
"Unable to open MFP port
device file!" wanneer ik
een document afdruk.
Wijzig nooit de parameters van een afdruktaak (met de
SLPR-tool bijvoorbeeld) terwijl er een afdruktaak wordt
uitgevoerd. Diverse versies van CUPS-server breken de
afdruktaak af als de afdrukopties worden gewijzigd en proberen
vervolgens de taak vanaf het begin opnieuw uit te voeren. Daar
Linux MFP-stuurprogramma’s de MFP-poort tijdens het afdrukken
blokkeren, blijft de poort geblokkeerd door het abrupte afbreken
van de taak zodat de poort niet beschikbaar is voor volgende
afdruktaken. Wanneer deze situatie zich voordoet, probeer dan
de MFP- poort vrij te geven.
Algemene Macintosh-problemen
Problemen in de Kiezer
Probleem
Voorgestelde oplossing
De printer drukt een
document niet af vanuit
Acrobat Reader.
Het PDF-bestand en de Acrobat-producten zijn niet
compatibel:
Mogelijk kunt u het probleem oplossen door het PDF-
bestand af te drukken als afbeelding. Schakel de optie
Afdrukken als afbeelding in bij de Acrobat-afdrukopties.
Het document is
afgedrukt, maar de
afdruktaak is niet
verdwenen uit de wachtrij
in Mac OS 10.3.2.
Upgrade uw Macintosh-besturingssysteem naar OS 10.3.3
of een hogere versie.
Bepaalde letters
worden niet normaal
weergegeven tijdens het
afdrukken van het
voorblad.
Dit komt omdat Mac OS het lettertype niet kan maken
tijdens het afdrukken van het voorblad. Het Nederlandse alfabet
en de Nederlandse cijfers worden normaal weergegeven op het
voorblad.
Wanneer u op een
Macintosh-computer een
document afdrukt met
Acrobat Reader 6.0 of
hoger, worden de kleuren
niet op de juiste wijze
afgedrukt.
Mogelijk komt de resolutie-instelling in het
printerstuurprogramma niet overeen met de resolutie-instelling
in Acrobat Reader.
OPMERKING: Raadpleeg de gebruikershandleiding van Mac OS die bij uw computer is geleverd voor
meer informatie over Mac OS-foutmeldingen.
PostScript-fouten (PS) oplossen
De volgende problemen hebben specifiek betrekking op de PS-taal en kunnen optreden wanneer meerdere
printertalen worden gebruikt.
OPMERKING: Om een afgedrukt of op het scherm weergegeven bericht te ontvangen wanneer er een
PS-fout optreedt, opent u het venster Afdrukopties en klikt u op de gewenste selectie naast de sectie
van de PostScript-fouten.
Probleem
Mogelijke
oorzaak
Oplossing
Het PostScript-
bestand kan niet
worden afgedrukt.
De PostScript-
optie is niet
geïnstalleerd.
Druk een configuratiepagina af en
controleer of u kunt afdrukken in PS.
Limit Check
Error
De afdruktaak is
mogelijk te complex.
Maak de pagina minder complex of
wijzig de instellingen voor de afdrukkwaliteit.
Of breid de geheugencapaciteit uit.
Er wordt een
PostScript-
foutenpagina
afgedrukt.
Mogelijk is de
afdruktaak geen
PostScript-taak.
Controleer of de afdruktaak een
PostScript-taak is. Controleer of de
softwaretoepassing verwachtte dat een
installatiebestand of PostScript-
headerbestand naar de printer werd
gestuurd.
Optionele lade
2 is niet geselecteerd
in het
stuurprogramma.
Het
printerstuurprogramma
werd niet
geconfigureerd om
optionele lade 2 te
herkennen.
Open de eigenschappen van het
PostScript-stuurprogramma. Op het tabblad
Apparaatinstellingen stelt u de optie Lade
van Installeerbare opties in op
Geïnstalleerd.
Toebehoren installeren
Voorzorgmaatregelen bij het installeren van printertoebehoren
Printergeheugen installeren
De optionele lade 2 installeren
De draadloze netwerkinterfacekaart installeren
Voorzorgmaatregelen bij het installeren van
printertoebehoren
Verwijder nooit de besturingskaart terwijl de printer op het stroomnet is aangesloten.
Vermijd elektrische schokken door altijd het netsnoer los te koppelen wanneer u een interne of externe
printeroptie installeert of verwijdert.
De besturingskaart en het interne printergeheugen zijn gevoelig voor statische elektriciteit. Vooraleer u een
intern printergeheugen installeert of verwijdert, moet u de statische elektriciteit van uw lichaam ontladen
door een metalen gedeelte aan te raken van een toestel dat aangesloten is op een geaarde stroombron.
Wanneer u vóór het beëindigen van de installatie even wilt rondwandelen, moet u nogmaals de statische
elektriciteit ontladen.
Printergeheugen installeren
Bijkomend printergeheugen wordt op een DIMM (Dual In-line Memory Module) geleverd.
Uw printer beschikt over 256 MB geheugen. Er kan een extra 256 MB worden geïnstalleerd. Verwijder niet
het vooraf geïnstalleerde geheugen. Voeg gewoon een extra DIMM toe aan de DIMM-uitgang.
OPMERKING: Uw printer ondersteunt enkel DIMMs van Dell. Bestel DIMMs van Dell on line bij
www.dell.com.
Schakel de printer uit en trek alle kabels uit de printer.1.
Pak het toegangspaneel van de besturingskaart vast en open deze.2.
2.
Neem de nieuwe geheugen-DIMM uit de antistatische verpakking.3.
Houd de geheugenmodule vast bij de rand en breng de geheugenmodule in één lijn met de sleuf in een
hoek van ongeveer 30 graden. Zorg dat de inkepingen van de module en de openingen van de sleuf in
elkaar passen.
4.
Druk de geheugenmodule voorzichtig in de sleuf tot u een klikgeluid hoort.5.
OPMERKING: De hierboven getoonde inkepingen en openingen kunnen afwijken van die op de
geplaatste DIMM-geheugenmodule en de sleuf.
Plaats het toegangspaneel van de besturingskaart terug.6.
Sluit het netsnoer en de printerkabel opnieuw aan, en zet de printer aan.7.
Nadat de geheugen-DIMM is geïnstalleerd, wordt het bijgewerkte geheugen automatisch
geconfigureerd door de printerstuurprogramma’s.
De optionele lade 2 installeren
U kunt de papiercapaciteit van uw printer verhogen door een optionele lade 2 te installeren. Deze lade kan
250 vellen papier bevatten.
Schakel de printer uit en trek alle kabels uit de printer.1.
Verwijder de verpakkingstape en de tape waarmee de kabel van de lade vastzit aan de onderkant van
de optionele lade 2.
2.
Zoek de locatie op van de aansluiting voor de optionele papierlade en de afstelpinnen.3.
3.
Plaats de printer over de lade, en zet de onderkant van de printer op één lijn met de afstelpinnen in de
optionele lade 2.
4.
Steek de kabel in de aansluiting achter op de printer.5.
5.
Plaats papier in de optionele lade 2. Zie "Papier plaatsen" voor meer informatie over het plaatsen van
papier in deze lade.
6.
Sluit de stroomkabel en kabels weer aan en zet de printer aan.7.
Nadat u de optionele lade 2 hebt geïnstalleerd, wordt lade 2 automatisch gedetecteerd door de
printerstuurprogramma’s.
De draadloze netwerkinterfacekaart installeren
Het apparaat is uitgerust met een netwerkinterface waarmee u uw printer in een netwerk kunt gebruiken. U
kunt ook een draadloze netwerkinterfacekaart aanschaffen om de printer te gebruiken in draadloze
netwerken. Raadpleeg de gebruikershandleiding voor de netwerkprinterserver voor meer informatie over het
installeren van deze server.
Raadpleeg de beknopte installatiehandleiding voor draadloze netwerken voor informatie over het installeren
van de draadloze netwerkinterfacekaart en het configureren van de netwerkparameters.
Specificaties
Algemene specificaties
Specificaties van de scanner en het kopieerapparaat
Specificaties van de printer
Specificaties van de fax
Papierspecificaties
Algemene specificaties
Item
Beschrijving
DADI-invoercapaciteit
Max. 50 vellen (75 g/m
2
)
DADI-documentformaat
Breedte: 142-216 mm
Lengte: 148-356 mm
Capaciteit papierinvoer
Papierlade (lade 1 en optionele lade 2): 250 vel van 75
g/m
2
MPF: normaal papier 50 vel van 75 g/m
2
, speciaal
papier: 5 vel van 75 g/m
2
Capaciteit papieruitvoer
Uitvoerlade: 150 vel (voorkant omlaag)
Achterklep: 1 vel (bedrukte zijde boven)
Papiersoort
Papierlade (lade 1 en optionele lade 2): normaal papier
(60-90 g/m
2
)
MPF: gewoon papier, transparanten, etiketten,
kaartkarton, postkaart (60-163 g/m
2
), enveloppen (75-90
g/m
2
)
Dubbelzijdig afdrukken: normaal papier (75-90 g/m
2
)
Verbruiksartikelen
1-delig tonercasette-systeem
Voeding
110-127 VAC, 50/60 Hz, 6,5 A
220-240 VAC, 50/60 Hz, 3,5 A
Stroomverbruik
a
Tijdens afdrukken: minder dan 600 Watt
Tijdens kopiëren: minder dan 600 Watt
Stand-bymodus: minder dan 80 W
Slaapmodus: minder dan 18 Watt
Geluidsniveau
Afdrukken vanuit standaardlade (enkelvoudig
afdrukken): 52 dBA
Afdrukken vanuit optionele lade 2 (enkelvoudig
afdrukken): 56 dBA
Dubbelzijdig afdrukken: 52 dBA
Kopiëren (enkelzijdige taak): 54 dBA
Stand-bymodus: Onhoorbaar
Opwarmtijd
Minder dan 42 seconden
Omgevingsvoorwaarden
Temperatuur: 10 °C tot 32 °C
Relatieve luchtvochtigheid: 20%-80%
LCD-display
16 tekens x 4 regels met wit tegenlicht
Levensduur
tonercassette
b
Levensduur tonercassette met standaardcapaciteit van
Dell: 3.000 pagina’s
Levensduur tonercassette met hoge capaciteit van Dell:
6.000 pagina’s
Printerafmetingen
(B x D x H)
465,2 x 440,1 x 461 mm
RAM (Random Access
Memory)
DDR2 SDRAM 256 MB (standaard)/512 MB (maximaal)
Maximum maandelijks
afdrukvolume
Tot 60 000 pagina’s per maand
Gewicht
Netto: 17,7 kg (inclusief tonercassette), 16,6 kg
(exclusief tonercassette)
Bruto: 22 kg (inclusief verbruiksartikelen, accessoires
en verpakking)
Verpakkingsgewicht
Papier: 2,7 kg
Plastic: 0,7 kg
Het energieverbruik kan variëren afhankelijk van de instelling van het apparaat.a.
Tonerrendement op basis van afdrukken volgens ISO-normen voor paginadekking in
overeenstemming met de testmethode ISO/IEC 19752. Opbrengst kan verschillen naargelang het
gebruik en de omgevingsvariabelen.
b.
Specificaties van de scanner en het kopieerapparaat
Item
Beschrijving
Compatibiliteit
TWAIN-norm/WIA-norm
Scanmethode
DADI en flat-bed
Color CCD (Charge Coupled Device)-module
Scanresolutie
Optisch: 600 x 600 dpi (via glasplaat, zwart/wit en kleur), 600
x 600 dpi geïnterpoleerd (via DADI, zwart/wit en kleur)
Verbeterd: 4.800 x 4.800 dpi
Kopieerresolutie
600 x 600 dpi
Effectieve
scanlengte
Glasplaat: 293 mm
DADI: 352 mm
Effectieve
scanbreedte
208 mm
Kleurdiepte
24 bits
Grijstinten
1 bit voor Lineart
8 bits voor Grijswaarden
Scansnelheid
(tekst)
Glasplaat: 15 (lineart), 20 (grijs), 30 seconden (kleur)
DADI: 15 (lineart), 20 (grijs), 30 seconden (kleur)
Eerste pagina
verschijnt na
a
Vanuit stand-bymodus:
via DADI: In 15 seconden
via glasplaat: In 8,5 seconden
Vanuit slaapstand:
via glasplaat: In 35 seconden
Kopieersnelheid
SDMC (Single Document Multiple Copy): 35 cpm (kopieën per
minuut) voor Letter, 33 cpm voor A4
MDMC (Multi-document Multiple Copy) voor Tekst, Tekst/Foto,
Foto: 21 cpm (kopieën per minuut) voor Letter, 20 cpm voor A4
MDSC (Multi-document Single Copy): 7 ipm (afbeeldingen per
minuut) voor Letter, 6 ipm voor A4
MDMC in Foto-modus: 4 cpm
Papierformaat
Letter, A4, Legal, Folio, Executive, A5, A6, B5
Zoomfactor
Glasplaat, DADI: 25%-400%
Aantal
exemplaren
1-199 pagina’s
Kopieermodus
(= origineel type)
Tekst, Tekst&Foto, Foto
a.
De tijd waarna de eerste pagina verschijnt, wordt gemeten op basis van een interne procedure.a.
Specificaties van de printer
Item
Beschrijving
Afdrukmethode
Laserprinter
Afdruksnelheid
(Simplex)
Letter: tot 35 ppm (pagina’s per minuut)
A4: tot 33 ppm
Afdruksnelheid
(Duplex)
Letter: tot 21 ipm (afbeeldingen per minuut)
A4: tot 20 ipm
Papierformaat
Papierlade (lade 1 en optionele lade 2): Letter, A4, Legal,
Oficio, Folio, A5, A6, Executive, JIS B5, ISO B5
MPF: Letter, Legal, A4, Oficio, Folio, Executive, A5, A6-
kaart, Briefkaart 4 x 6, Envelop 10, Envelop COM-10,
Envelop DL, Envelop C5, Envelop C6, Envelop B5, JIS B5, ISO B5
* Min.: 76 x 127 mm
Max.: 216 x 356 mm
Dubbelzijdig afdrukken: Letter, A4, Legal, Oficio, Folio
Afdrukresolutie
Tot 1.200 dpi uitvoer
Emulatie
PCL 6, PCL 5e, PostScript niveau 3
Lettertypegeheugen
512 KB
Computerinterface
USB 2.0 Hi-Speed
Netwerkprotocol
TCP/IPv4, IPv6 (DHCP, DNS, 9100, LPR, SNMP, HTTP,
IPSec), EtherTalk, Novell NetWare NDPS-services via TCP/IP &
IPP op 5.x, 6.x, DHCP, BOOTP, SLP, SSDP, Bonjour
(Rendezvous), DDNS, WINS, TCP (Port 2000), LPR (Port 515),
Raw (Port 9100), SNMPv1/2/3, HTTP, Telnet, SMTP (e-
mailmeldingen)
Client- &
netwerkbesturingssysteem
Windows 2000, XP 64 bit (Home & Pro), XP 32 bit
(Home & Pro), Server 2003 & 2008, Vista 32 bit/64 bit
(Starter, Home Basic, Home Premium, Ultimate, Enterprise
& Business), Windows 7, Windows Server 2008 R2
Verschillende Linux-besturingssystemen waaronder
Red Hat 8.0 ~ 9.0, Fedora Core 1 ~ 4, Mandrake 9.2 ~
10.1 en SuSE 8.2 ~ 9.2
Mac OS 10.3 ~ 10.6
Novell NetWare NDPS Services via TCP/IP & IPP on
5.x, 6.x
Ondersteuning voor Bonjour discovery
SAP R/3 v4.6C, 4.x en 3.x en hoger
Citrix MetaFrame; Windows Terminal Services
Eerste pagina
verschijnt na
Vanuit stand-bymodus: In 8,5 seconden of sneller
Vanuit slaapstand: Minder dan 24 seconden (gemeten na
minder dan 10 minuten in de stand-bymodus)
Specificaties van de fax
Item
Beschrijving
Compatibiliteit
ITU-T groep 3
Telefoonlijn
Openbaar telefoonnet (PSTN) of achter PABX
Gegevenscodering
MH/MR/MMR (ECM-modus) en JPEG/JBIG voor
kleurenfaxverzending
Modemsnelheid
33,6 Kbps
Transmissiesnelheid
Circa 3 seconden/pagina
* Transmissietijd voor verzending van tekstgegevens vanuit
het geheugen met ECM-compressie en alleen met gebruik van
ITU-T #1 Chart.
Scansnelheid
Glasplaat: circa 3 seconden/A4, 2,5 seconden/LTR (bij
standaardfaxresolutie)
DADI: circa 2,5 seconden/Letter (bij modus standaard
faxresolutie), 5 seconden/Letter (bij modus fijne faxresolutie)
Scansnelheid bij
meerdere pagina’s
Glasplaat: circa 21 ppm/Letter (bij standaardfaxresolutie)
DADI: circa 2,5 seconden/Letter (bij modus standaard
faxresolutie), 5 seconden/Letter (bij modus fijne faxresolutie)
Maximale
documentlengte
Glasplaat: 297 mm
DADI: 356 mm
Papierformaat
Glasplaat: Letter, A4
DADI: Letter, A4, Legal
Resolutie
Standaard: 203 x 98 dpi
Fijn: 203 x 196 dpi
Superfijn: 300 x 300 dpi
Back-upgeheugen
4 MB (circa 200 pagina’s op ITU-T #1 Chart)
Halftoon
256 niveaus
Papierspecificaties
Overzicht
Uw printer kan een groot aantal verschillende afdrukmaterialen verwerken, zoals gesneden papier (inclusief
papier uit tot 100 percent gerecycleerde vezels), enveloppen, etiketten, transparanten en op maat gesneden
papier. Eigenschappen zoals gewicht, samenstelling, vezel en vochtgehalte zijn belangrijke factoren die een
invloed hebben op de prestaties van de printer en op de afdrukkwaliteit. Papier dat niet voldoet aan de
richtlijnen van deze Handleiding kan de volgende problemen veroorzaken:
Slechte afdrukkwaliteit
Vastlopen van het papier
Voortijdige slijtage van de printer
OPMERKING: Het is mogelijk dat bepaalde soorten papier geen bevredigend resultaat geven hoewel
ze voldoen aan alle specificaties in deze handleiding. Dit kan het gevolg zijn van een verkeerde
behandeling, een te hoge of te lage temperatuur of vochtigheid, of andere factoren waarover Dell
geen controle heeft.
OPMERKING: Voordat u een grote hoeveelheid papier aanschaft, adviseren wij u eerst na te gaan of
het betreffende type voldoet aan de specificaties in deze Gebruikershandleiding.
OPGEPAST: Als u papier gebruikt dat niet in overeenstemming is met deze specificaties,
kan dit problemen veroorzaken die een reparatie vereisen. Deze herstellingen worden niet
gedekt door de garantie of onderhoudscontracten van Dell.
Ondersteunde papierformaten
Papier
Afmetingen
a
Gewicht
Capaciteit
b
Letter
216 x 279
mm
60-90
g/m
2
bankpostpapier
voor de
papierlade
60-163
g/m
2
bankpostpapier
voor de MPF
75-90
g/m
2
bankpostpapier
voor dubbelzijdig
afdrukken
250 vel
van 75 g/m
2
bankpostpapier
voor de
papierlade
(lade1 en
optionele lade 2)
50 vel van
75 g/m
2
bankpostpapier
voor de MPF
A4
210 x 297
mm
Executive
184 x 267
mm
Legal
216 x 356
mm
Oficio
216 x 343
mm
Folio
216 x 330
mm
JIS B5
182 x 257
mm
ISO B5
176 x 250
mm
A5
148 x 210
mm
Minimumformaat
(aangepast)
76 x 127 mm
60-163 g/m
2
bankpostpapier
5 vel papier voor
de MPF
Maximumformaat
(Legal)
216 x 356
mm
Transparanten
Dezelfde
minimum- en
maximumformaten
als hierboven
aangegeven.
138-146 g/m
2
Etiketten
120-150 g/m
2
Kaarten
105-163 g/m
2
Enveloppen
75-90 g/m
2
De printer ondersteunt een groot aantal mediaformaten.a.
De capaciteit is afhankelijk van het gewicht en de dikte van het afdrukmateriaal en de
milieuomstandigheden.
b.
OPMERKING: Afdrukmateriaal dat korter is dan 127 mm kan gemakkelijker vastlopen. U krijgt de
beste resultaten wanneer u het papier op de juiste wijze opslaat en behandelt. Zie
"Omgevingsvoorwaarden voor printer en papieropslag".
OPMERKING: U kunt de volgende formaten gebruiken: A4, Letter, Folio, Oficio, Legal voor
dubbelzijdig afdrukken.
Richtlijnen voor het gebruik van papier
Voor het beste resultaat gebruikt u conventioneel papier van 75 g/m
2
. Controleer of het papier van goede
kwaliteit is en geen scheuren, vlekken, stof, kreukels, vouwen of omgekrulde randen bevat.
Als u niet zeker weet welk type papier u gebruikt (bijv. bankpost of kringlooppapier), controleert u het etiket
op de verpakking.
De volgende situaties kunnen een slechte afdrukkwaliteit, vastlopen van het papier en zelfs schade aan de
printer veroorzaken.
Verschijnsel
Probleem met
papier
Oplossing
Slechte afdrukkwaliteit of
tonerhechting, problemen met
toevoer
Te vochtig, te ruw,
te zacht of te veel reliëf;
beschadigde partij papier
Probeer een ander
soort papier, van 100-400
Sheffield en 4%-5%
vochtgehalte.
Toner hecht niet overal;
vastlopen, omkrullen van het papier
Papier niet goed
opgeslagen
Bewaar papier
horizontaal in zijn
vochtbestendige
verpakking.
Afdrukken met grijze
achtergrond, slijtage van de printer
Te zwaar papier
Gebruik lichter
papier, gebruik de
achterklep.
Het papier krult wanneer het
wordt ingevoerd
Het papier is te
vochtig of heeft een
verkeerde vezelrichting of
te korte vezels
Gebruik de
achterklep.
Gebruik papier
met lange vezels.
Papierstoringen, schade aan
de printer
Het papier bevat
uitsnijdingen (vensters) of
perforaties
Gebruik geen papier
met vensters of
perforaties.
Problemen met invoer
Ongelijke randen
Gebruik papier van
goede kwaliteit.
OPMERKING: Gebruik geen papier met briefhoofd dat bedrukt is met lagetemperatuurinkten, zoals
bij bepaalde soorten thermografie.
OPMERKING: Gebruik geen briefpapier met reliëf.
OPMERKING: De printer gebruikt hitte en druk om de toner op het papier te fixeren. Zorg dat u voor
gekleurd papier of voorbedrukte formulieren inkt gebruikt die compatibel is met de temperatuur van
de fixeereenheid (180 °C voor 0,1 seconde).
Papierspecificaties
Item
Specificaties
Zuurtegraad
pH 5,5 of minder
Dikte
0,094-0,18 mm
Kromming
Vlak binnen 0,5 mm
Snijranden
Gesneden met scherpe messen zonder zichtbare rafels.
Fixeervereisten
Mag niet verschroeien, smelten, verschuiven of gevaarlijke
stoffen uitstoten bij verhitting tot 180 °C gedurende
0,1 seconde.
Vezel
Lange vezel
Vochtgehalte
4-6% van het gewicht
Gladheid
100-400 Sheffield
Papieruitvoercapaciteit
Uitvoer
Capaciteit
Uitvoerlade
(voorkant omlaag)
150 vellen van 75 g/m
2
bankpostpapier
Achterklep (bedrukte
zijde naar boven)
1 vel bankpostpapier van 75 g/m
2
Omgevingsvoorwaarden voor printer en papieropslag
De omgevingsvoorwaarden voor papieropslag hebben rechtstreeks invloed op de invoer van het papier in de
printer.
Stel de printer op en bewaar het papier bij kampertemperatuur in een omgeving die niet te droog en niet te
vochtig is. Papier neemt namelijk snel vocht op en staat het ook snel weer af.
De combinatie van warmte en vocht beschadigt papier. Bij warmte verdampt het vocht in het papier, terwijl
bij kou het vocht condenseert op de vellen. Verwarmingssystemen en airconditioners onttrekken zeer veel
vocht aan een ruimte. Wanneer u een pak papier opent en gebruikt, verliest het papier vocht, wat strepen,
vlekken en vegen veroorzaakt. Vochtig weer of waterkoelers kunnen de vochtigheid in een ruimte verhogen.
Onverpakt papier absorbeert het overtollige vocht, wat leidt tot lichte afdrukken en "dropouts" (weggevallen
gedeelten). Voorts kan papier vervormd worden naarmate het vocht verliest en absorbeert. Dit kan
papierstoringen veroorzaken.
Koop niet meer papier dan de hoeveelheid die u binnen ongeveer drie maanden kunt gebruiken. Papier dat
langdurig wordt bewaard, is wellicht blootgesteld aan te hoge of te lage temperatuur- en
vochtigheidswaarden, wat schade kan veroorzaken. Met een goede planning kunt u dit voorkomen.
Ongeopend papier in afgesloten riemen blijft maandenlang goed voor gebruik. Geopende pakken papier
worden sneller beschadigd als gevolg van de omgevingsvoorwaarden, met name als het papier niet in een
vochtbestendige verpakking is gewikkeld.
De ruimte waar het papier wordt bewaard, moet goed worden onderhouden om optimale prestaties te
garanderen. De vereiste temperatuur is 20 °C tot 24 °C met een relatieve vochtigheid van 4 tot 55 percent.
Neem de volgende richtlijnen in acht met betrekking tot de omgeving waarin het papier wordt bewaard:
Bewaar uw voorraad papier op kamertemperatuur.
De lucht mag niet te droog of te vochtig zijn.
De beste manier om een geopende riem papier te bewaren, is om het papier opnieuw strak in de
vochtbestendige verpakking te wikkelen. Als de printer in een omgeving met extreme temperatuur- en
luchtomstandigheden staat, pak dan enkel de hoeveelheid papier uit die u tijdens de dag nodig hebt,
om ongewenste aantasting van het papier te vermijden.
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222
  • Page 223 223
  • Page 224 224
  • Page 225 225
  • Page 226 226
  • Page 227 227
  • Page 228 228
  • Page 229 229
  • Page 230 230
  • Page 231 231
  • Page 232 232
  • Page 233 233
  • Page 234 234
  • Page 235 235
  • Page 236 236
  • Page 237 237
  • Page 238 238
  • Page 239 239
  • Page 240 240
  • Page 241 241
  • Page 242 242
  • Page 243 243
  • Page 244 244
  • Page 245 245
  • Page 246 246
  • Page 247 247
  • Page 248 248
  • Page 249 249
  • Page 250 250
  • Page 251 251
  • Page 252 252
  • Page 253 253
  • Page 254 254
  • Page 255 255
  • Page 256 256
  • Page 257 257
  • Page 258 258
  • Page 259 259
  • Page 260 260
  • Page 261 261
  • Page 262 262
  • Page 263 263
  • Page 264 264
  • Page 265 265
  • Page 266 266
  • Page 267 267
  • Page 268 268
  • Page 269 269
  • Page 270 270
  • Page 271 271
  • Page 272 272
  • Page 273 273
  • Page 274 274
  • Page 275 275
  • Page 276 276
  • Page 277 277
  • Page 278 278
  • Page 279 279
  • Page 280 280
  • Page 281 281
  • Page 282 282
  • Page 283 283
  • Page 284 284
  • Page 285 285
  • Page 286 286
  • Page 287 287
  • Page 288 288
  • Page 289 289
  • Page 290 290
  • Page 291 291
  • Page 292 292
  • Page 293 293
  • Page 294 294

Dell 2335dn Multifunctional Laser Printer de handleiding

Categorie
Laser- / led-printers
Type
de handleiding