Lowrance HOOK² 12 TripleShot Handleiding

Categorie
Navigators
Type
Handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

H
ook Series
Gebruikershandleiding
5 HDI, 5 TS, 7X GPS TS, 7 HDI, 7 TS, 9 TS, 9 HDI,
and 12 TS
NEDERLANDS
www.lowrance.com
Voorwoord
Afstandverklaring
Omdat Navico continu werkt aan het verbeteren van zijn producten,
behouden wij ons het recht voor om op elk gewenst moment
wijzigingen in het product aan te brengen, die mogelijk niet in deze
versie van de handleiding worden beschreven. Neem contact op
met uw dealer als u hulp of meer informatie nodig hebt.
Alleen de eigenaar is verantwoordelijk voor het installeren en
gebruiken van de uitrusting op een manier die geen ongevallen,
persoonlijk letsel of schade aan eigendommen veroorzaakt. Alleen
de gebruiker van dit product is verantwoordelijk voor het in acht
nemen van veilige vaarpraktijken.
NAVICO HOLDING AS EN ZIJN DOCHTERMAATSCHAPPIJEN, FILIALEN
EN GELIEERDE BEDRIJVEN WIJZEN ELKE AANSPRAKELIJKHEID VAN
DE HAND VOOR ELK GEBRUIK VAN DIT PRODUCT OP EEN WIJZE DIE
ONGEVALLEN OF SCHADE KAN VEROORZAKEN OF EEN
OVERTREDING VAN DE WET INHOUDT.
Officiële taal: deze verklaring, eventuele instructieboeken,
gebruikershandleidingen en andere informatie met betrekking tot
het product (Documentatie) kan worden vertaald in, of is vertaald
uit een andere taal (Vertaling). In geval van een conflict tussen een
Vertaling van de Documentatie en de Engelstalige versie van de
Documentatie is de Engelstalige versie van de Documentatie de
officiële versie.
Deze handleiding beschrijft het product ten tijde van het ter perse
gaan. Navico Holding AS en zijn dochtermaatschappijen, filialen en
gelieerde bedrijven behouden zich het recht voor wijzigingen in de
specificaties aan te brengen zonder mededeling vooraf.
Handelsmerken
Lowrance
®
en Navico
®
zijn gedeponeerde handelsmerken van
Navico Holding AS.
C-MAP
®
is een gedeponeerd handelsmerk van C-MAP.
Navionics® is een gedeponeerd handelsmerk van Navionics, Inc.
SD
en microSD
zijn handelsmerken of gedeponeerde
handelsmerken van SD-3C, LLC in de Verenigde Staten en/of andere
landen.
Voorwoord | Hook² Series Gebruikershandleiding
3
Aanvullende kaartgegevens: Copyright© 2012 NSI, Inc.: Copyright©
2012 Richardson's Maptech.
4
Voorwoord | Hook² Series Gebruikershandleiding
Productreferenties Navico
Deze handleiding kan betrekking hebben op de volgende
producten van Navico:
DownScan Imaging™ (DownScan)
DownScan Overlay™ (Overlay)
StructureMap™ (StructureMap)
StructureScan® (StructureScan)
Copyright
Copyright © 2017 Navico Holding AS.
Garantie
De garantiekaart is als afzonderlijk document meegeleverd.
In geval van vragen bezoekt u de website van uw merk display of
systeem: www.lowrance.com.
Complianceverklaringen
Deze apparatuur voldoet aan:
CE volgens richtlijn 2014/53/EU
De eisen voor niveau 2-apparatuur van de
Radiocommunicatienorm 2008 (elektromagnetische
compatibiliteit)
De relevante Conformiteitsverklaring is beschikbaar in de
productsectie op de volgende website: www.lowrance.com.
Over deze handleiding
Deze handleiding is een naslaghandleiding voor de bediening van
de volgende Hook
2
modellen: 5 HDI, 5 TS, 7X GPS TS, 7 HDI, 7 TS, 9
TS, 9 HDI en 12 TS. Daarom komen screenshots van menu's en
dialoogvensters mogelijk niet overeen met uw unit.
Deze units zijn alleen geschikt voor de sonarweergaven en -
frequenties als aangegeven in de specificaties die staan vermeld in
de installatiehandleiding van de bij de unit geleverde transducer.
Het model staat vermeld op de voorkant van de unit. Hieronder
staat aangegeven bij welke modellen welke transducer moet
worden gebruikt en welke sonarfuncties beschikbaar zijn.
Voorwoord | Hook² Series Gebruikershandleiding
5
HDI modellen: De SplitShot transducer moet worden gebruikt die
traditionele sonar- en DownScan-functies biedt.
TS modellen: De TripleShot transducer moet worden gebruikt die
traditionele sonar-, DownScan- en Side/StructureScan-functies
biedt.
Ook transducers toegevoegd via een van de optionele
transduceradapterkabels beschikken alleen over de weergaven en
frequenties waarop het display is ontworpen. Airmar transducers
worden niet ondersteund via de adapterkabel.
Belangrijke tekst die speciale aandacht van de lezer behoeft, wordt
in de handleiding als volgt aangegeven:
Ú
Notitie: Wordt gebruikt om de aandacht van de lezer op een
opmerking of belangrijke informatie te richten.
Waarschuwing: Wordt gebruikt als het noodzakelijk
is personen te waarschuwen voorzichtig te werk te
gaan om letsel en/of schade aan personen/apparatuur
te voorkomen.
Handleidingversie
Deze handleiding is geschreven voor softwareversie 1.0. De
handleiding wordt telkens bij het verschijnen van een nieuwe
softwareversie bijgewerkt. De meest recente versie van de
handleiding kan gedownload worden van www.lowrance.com.
De softwareversie
De huidige softwareversie op deze unit is te vinden in het
dialoogvenster Info. Het dialoogvenster Info is beschikbaar in
Systeeminstellingen.
Ga voor meer informatie naar "Info over" op pagina 84.
Raadpleeg "Software-upgrades" op pagina 88 voor het upgraden van
uw software.
6
Voorwoord | Hook² Series Gebruikershandleiding
Voorwoord | Hook² Series Gebruikershandleiding
7
8
Voorwoord | Hook² Series Gebruikershandleiding
Inhoud
13 Inleiding
13
Bediening voorpaneel
15 De Home pagina
16 Applicatiepagina's
18 Bediening, basis
18 Dialoogvenster Systeem regelingen
18 De unit in- en uitschakelen
19 Displayverlichting
19 Sonar stoppen
19 Menu's en dialoogvensters gebruiken
20 Gebruik van de cursor op het paneel
20 Een Man Overboord-waypoint aanmaken
22 Schermafdruk
23 Het systeem aanpassen
23 Wallpaper van de Home pagina aanpassen
23 Data overlay
24 Nieuwe aangepaste pagina's toevoegen
25 Aangepaste pagina’s bewerken of verwijderen
26 De splitsing aanpassen op pagina’s met meerdere panelen
27 Kaarten
27 Het kaartpaneel
28 Kaarttype selecteren
28 Vaartuigsymbool
28 Kaartschaal
28 De kaart verschuiven
28 Waypoints, routes en trails
29 Navigeren
29 Informatie over kaartitems weergeven
29 Panelen voor het zoeken van objecten op de kaart
30 Kaart-overlay
30 Het vaartuig op het kaart paneel positioneren
31 Speciale kaartopties voor C-MAP
32 Navionics-kaarten
36 Kaartinstellingen
Inhoud | Hook² Series Gebruikershandleiding
9
39 GPS-plotter
39
GPS-plotterpagina
40 Vaartuigsymbool
40 GPS-plotterpagina schaal
40 Het GPS-plotterbeeld verschuiven
40 GPS-weergaveopties
41 Waypoints, routes en trails
41 Navigeren
42 GPS-plotterinstellingen
43 Waypoints, routes en trails
43 Dialoogvensters Waypoints, Routes, en Trails
44 Waypoints
46 Routes
50 Trails
52 Navigeren
52 Navigeren naar cursorpositie
52 Navigeren naar een waypoint
52 Een route navigeren
53 Navigatie-instellingen
55 Sonar
55 Het Sonar-beeld
56 Het beeld zoomen
56 Historie weergeven
56 De beeldinstellingen aanpassen
56 Opties in Aangepaste modus en Ice Fishing modus
59 Meer opties
61 Opname van sonarloggegevens starten
63 Opname van sonarloggegevens stoppen
63 De vastgelegde echogegevens weergeven
64 Sonar-instellingen
66 StructureScan
66 Het StructureScan beeld
66 Het StructureScan beeld zoomen
67 Gebruik van de cursor op het paneel StructureScan
10
Inhoud | Hook² Series Gebruikershandleiding
67 StructureScan historie weergeven
68
StructureScan gegevens opnemen
68 Het StructureScan beeld instellen
71 DownScan
71 Het DownScan-beeld
71 In- of uitzoomen op het DownScan-beeld
71 Gebruik van de cursor op het DownScan paneel
72 DownScan-historie weergeven
72 De beeldinstellingen aanpassen
75 StructureMap
75 Het StructureMap beeld
75 Structuur overlay activeren
76 StructureMap tips
76 StructureScan gegevens opnemen
77 StructureMaps gebruiken met topografische kaarten
77 Structuuropties
79 Alarmen
79 Alarmsysteem
79 Type berichten
79 Alarmmeldingen
79 Een melding bevestigen
80 Dialoogvenster Alarmen
82 Tools
82 Instellingen
85 Waypoints/routes/trails
85 Info
86 Opslagtemperatuur
87 Onderhoud
87 Preventief onderhoud
87 Reinigen van de display-unit
87 Controleren van de connectoren
88 Service Assistant
88 Software-upgrades
89 Back-up maken van uw systeemgegevens
Inhoud | Hook² Series Gebruikershandleiding
11
92 Simulator
92
Demomodus
92 Simulator bronbestanden
93 Geavanceerde simulatorinstellingen
12
Inhoud | Hook² Series Gebruikershandleiding
Inleiding
Bediening voorpaneel
2
3
5
4
6
7
1
1 Pagina’s - indrukken om de Home pagina te activeren.
2 In-/uitzoomen - indrukken om in of uit te zoomen op het
beeld.
Tegelijkertijd beide toetsen indrukken om een MOB-
waypoint (man overboord) op de positie van het vaartuig
aan te maken.
3 Pijlen - op een pagina op volledig schermformaat:
indrukken om de cursor op het beeld te plaatsen. Indrukken
om het beeld in een willekeurige richting te verschuiven.
Op een pagina met meerdere panelen: indrukken om een
paneel te selecteren.
In menu's en dialoogvensters: indrukken om een optie te
markeren.
4 Afsluiten (X) - op een gemaximaliseerde pagina met
meerdere panelen: indrukken om terug te keren naar de
pagina met meerdere panelen.
In menu's en dialoogvensters: indrukken om naar het vorige
menuniveau te gaan en een dialoogvenster te sluiten.
5 Menu/Enter - op een pagina op volledig schermformaat
waarop geen menu of dialoogvenster actief is: indrukken
om het menu weer te geven.
Op pagina’s met meerdere panelen: indrukken om het
huidige geselecteerde paneel te maximaliseren..
In menu's en dialoogvensters: indrukken om een selectie te
bevestigen.
1
Inleiding | Hook² Series Gebruikershandleiding
13
6 Cursor/Waypoint - indrukken om de cursor te activeren/
deactiveren.
Ingedrukt houden om een waypoint op te slaan.
7 Aan/uit - indrukken om het dialoogvenster Systeem
regelingen weer te geven.
Ingedrukt houden om de unit aan of uit te zetten.
Micro SD kaart
De kaartlezer zit aan de zijkant of voorop de unit, afhankelijk van het
model.
14
Inleiding | Hook² Series Gebruikershandleiding
De Home pagina
De Home pagina is op elk moment toegankelijk door kort op de
toets Pagina’s te drukken.
Ú
Notitie: De paginapictogrammen op de Home pagina variëren
afhankelijk van het model.
1 2
3
1 Paneel Tools - Selecteer een knop voor toegang tot
dialoogvensters waar u een taak kunt uitvoeren of waar u
naar opgeslagen informatie kunt bladeren.
2 Applicatiepaginapictogrammen - Selecteer een knop
om de applicatiepagina weer te geven.
3 Aanpassen - Schakel de modus Aanpassen in om
aangepaste pagina’s te verwijderen of te wijzigen.
Inleiding | Hook² Series Gebruikershandleiding
15
Applicatiepagina's
1
3
2 4
5
1 Applicatiepaneel
2 Menu - Specifiek paneelmenu.
3 Dialoogvenster Systeem regelingen - Snel toegang tot
basisinstellingen van het systeem.
4 Dialoogvenster - Informatie voor of invoer van de
gebruiker.
5 Alarmmelding - Wordt weergegeven als zich gevaarlijke
situaties of systeemfouten voordoen.
Alle applicaties die met het systeem zijn verbonden worden
weergegeven op panelen.
De applicatie kan worden weergegeven als een volledige pagina, of
in combinatie met andere panelen op meerdere paneelpagina's.
Alle applicatiepagina's zijn toegankelijk vanaf de Home pagina.
Aangepaste pagina's
Het systeem wordt geleverd met één vooraf geconfigureerde
aangepaste pagina. U kunt ook uw eigen aangepaste pagina’s
maken. Alle aangepaste pagina’s kunnen worden gewijzigd en
verwijderd. Raadpleeg "Nieuwe aangepaste pagina's toevoegen" op pagina
24 als u een aangepaste pagina wilt toevoegen.
Raadpleeg "Aangepaste pagina’s bewerken of verwijderen" op pagina 25 als u
een aangepaste pagina wilt wijzigen of verwijderen.
16
Inleiding | Hook² Series Gebruikershandleiding
Aangepaste pagina's met meerdere panelen
Een aangepaste pagina kan maximaal 4 panelen bevatten. Zie
"Nieuwe aangepaste pagina's toevoegen" op pagina 24.
Pagina met 2 panelen
Pagina met 3 panelen
Pagina met 4 panelen
Paneelformaten in een pagina met meerdere panelen kunnen
worden aangepast in het dialoogvenster Systeem regelingen. Zie
"De splitsing aanpassen op pagina’s met meerdere panelen" op pagina 26.
Als de cursor niet actief is op een paneel, activeert u het paneel
met de pijltoetsen. Een actief paneel wordt aangeduid met een
oranje rand
Maximaliseer het actieve paneel door op de Menu/Enter toets te
drukken. Druk op de toets Afsluiten (X) om terug te keren naar de
pagina met meerdere panelen
Om het paneelmenu te kunnen weergeven moet het eerst
worden gemaximaliseerd. Als het is gemaximaliseerd, drukt u
(nogmaals) op de Menu/Enter toets om het menu voor het
gemaximaliseerde deelvenster weer te geven. Druk op de toets
Afsluiten (X) om het menu te sluiten, druk nogmaals op de toets
Afsluiten (X) om terug te keren naar de pagina met meerdere
panelen.
Activeer de cursor op het actieve of gemaximaliseerde paneel
door te drukken op de toets Cursor/Waypoint en vervolgens de
cursor te plaatsen met de pijltoetsen. Druk nogmaals op de toets
Cursor/Waypoint om de cursor te verwijderen.
Inleiding | Hook² Series Gebruikershandleiding
17
Bediening, basis
Dialoogvenster Systeem regelingen
Het dialoogvenster Systeem regelingen biedt snelle toegang tot
basisinstellingen van het systeem. U kunt het dialoogvenster
openen door kort op de toets Aan/uit te drukken.
De getoonde pictogrammen op het dialoogvenster kunnen
variëren. De optie Spitsing aanpassen is bijvoorbeeld alleen
beschikbaar als u een pagina met meerdere panelen bekijkt
wanneer u het dialoogvenster Systeem regelingen opent.
Functies activeren
Selecteer het pictogram van de functie die u wilt instellen of die u
wilt in- of uitschakelen. Voor functies die in- en uitgeschakeld
kunnen worden, geeft een oranje balk langs de bovenzijde van het
pictogram aan dat de functie is geactiveerd. Zie het bovenstaande
voorbeeldpictogram Data overlay.
De unit in- en uitschakelen
U kunt het systeem in- en uitschakelen door de toets Aan/uit
ingedrukt te houden. U kunt de unit ook uitschakelen in het
dialoogvenster Systeem regelingen.
Als de toets Aan/uit wordt losgelaten voordat de apparatuur is
uitgeschakeld, wordt de uitschakeling geannuleerd.
2
18
Bediening, basis | Hook² Series Gebruikershandleiding
De modus Standby
In de standby-modus worden de sonar en het achtergrondlicht
voor het touchscreen en de toetsen uitgeschakeld om energie te
besparen. Het systeem blijft op de achtergrond actief.
U kunt de standby-modus selecteren in het dialoogvenster Systeem
regelingen.
Schakel vanuit de standby-modus naar normale werking door de
toets Aan/uit kort in te drukken.
Displayverlichting
Helderheid
De achtergrondverlichting van het display kan op elk gewenst
moment aangepast worden in het dialoogvenster Systeem
regelingen.
U kunt ook de vooraf ingestelde verlichtingsniveaus doorlopen door
telkens kort op de toets Aan/uit te drukken.
Nachtmodus
De optie Nachtmodus zorgt voor een optimaal kleurpalet en
achtergrondverlichting in omstandigheden met weinig licht.
Ú
Notitie: Als de nachtmodus is geselecteerd, kunnen details op
het paneel minder zichtbaar zijn.
Sonar stoppen
Selecteer de optie Sonar stoppen in het dialoogvenster Systeem
regelingen om pingen van sonars volledig te stoppen. U kunt de
optie Sonar stoppen wanneer u wilt gebruiken om alle sonars uit te
schakelen, maar de unit niet wilt uitschakelen.
Menu's en dialoogvensters gebruiken
Menu's
Het menu wordt gebruikt om het systeem te bedienen en
instellingen aan te passen.
Druk op de Menu/Enter toets om het paginamenu weer te geven.
Druk nogmaals op de Menu/Enter toets om het menu te sluiten.
Bediening, basis | Hook² Series Gebruikershandleiding
19
Markeer een menuoptie met de pijltoetsen en druk vervolgens op
de Menu/Enter toets om de selectie te bevestigen.
Schuifbalken - activeer de schuifbalk in het menu en pas deze aan
met de pijltoetsen. Druk op de Menu/Enter toets om uw aanpassing
op te slaan.
De status van de cursor (actief of niet-actief) wijzigt de menu-opties.
Dialoogvensters
Markeer een optie in het dialoogvenster met de pijltoetsen en druk
vervolgens op de Menu/Enter toets om de selectie te bevestigen.
Numerieke en alfanumerieke toetsenborden worden automatisch
getoond als er gebruikersinformatie in dialoogvensters moet
worden ingevoerd.
U kunt een dialoogvenster sluiten door de invoer op te slaan of te
annuleren. Een dialoogvenster kan ook worden gesloten door te
drukken op de toets Afsluiten (X).
Gebruik van de cursor op het paneel
De cursor kan worden gebruikt om een positie te markeren en
items te selecteren.
Standaard wordt de cursor niet weergegeven op het paneel.
U kunt de cursor weergeven door te drukken op de toets Cursor/
Waypoint en de cursor op het paneel verplaatsen met de
pijltoetsen.
Als de cursor actief is op de kaartpagina, wordt het
cursorpositievenster weergegeven. Op de onderste regel in het
venster staan de afstand en koers van het vaartuig tot de cursor
weergegeven.
Als de cursor actief is op de sonarpagina, worden in het venster ook
de diepte en temperatuur op de cursorpositie weergegeven..
Om de cursor en de cursorelementen van het paneel te
verwijderen, drukt u op de toets Cursor/Waypoint.
Een Man Overboord-waypoint aanmaken
In een noodsituatie kunt u een Man Overboord (MOB)-waypoint
aanmaken op de huidige positie van het vaartuig door tegelijkertijd
op de toetsen Inzoomen en Uitzoomen te drukken.
20
Bediening, basis | Hook² Series Gebruikershandleiding
Als u de MOB-functie activeert, wordt automatisch één van de
volgende acties uitgevoerd:
Op de positie van het vaartuig wordt een MOB-waypoint
geplaatst
Het display schakelt over naar een ingezoomd paneel,
gecentreerd op de positie van het vaartuig
De cursor wordt geplaatst op het MOB waypoint en navigatie-
informatie naar het MOB waypoint wordt weergegeven in het
cursorinformatievenster
U kunt meerdere MOB-waypoints opslaan door herhaaldelijk op de
zoomtoetsen te drukken. In het cursorinformatievenster wordt
navigatie-informatie naar het initiële MOB-waypoint weergegeven
tot de cursor wordt verplaatst of uit het paneel wordt verwijderd.
Navigatie naar MOB annuleren
Het systeem blijft navigatiegegevens naar het MOB-waypoint
weergeven totdat de navigatie in het menu wordt geannuleerd.
MOB-waypointgegevens weergeven
U kunt MOB-gegevens weergeven door het MOB-waypoint te
selecteren, zodat het pop-upvenster van het MOB-waypoint wordt
weergegeven. Open het menu en selecteer de optie Informatie in
het menu.
De menu-optie Waypoint MOB
Als een MOB-waypoint is geactiveerd, kunt u de menu-optie
Waypoint MOB gebruiken voor:
Verplaatsen van het MOB-waypoint op het paneel
Wijzigen van de kenmerken van het MOB-waypoint
Verwijderen van het MOB-waypoint
Ga naar het MOB-waypoint
Als u de menu-optie Wijzigen kiest, wordt het dialoogvenster
Waypoint wijzigen geopend.
Bediening, basis | Hook² Series Gebruikershandleiding
21
Schermafdruk
Druk tegelijk op de toetsen Pagina's en Aan/uit om een
schermafdruk te maken. Schermafdrukken worden in het interne
geheugen opgeslagen.
Om bestanden weer te geven, raadpleegt u "Bestanden" op pagina
86.
22
Bediening, basis | Hook² Series Gebruikershandleiding
Het systeem aanpassen
Wallpaper van de Home pagina aanpassen
U kunt de wallpaper van de Home pagina aanpassen. U kunt een
foto uit het systeem selecteren of uw eigen foto in .jpg- of .png-
indeling gebruiken.
De beelden kunnen zich op elke gewenste locatie bevinden die
zichtbaar is in de bestandsbrowser. Als u een foto kiest als
wallpaper, wordt deze automatische gekopieerd naar de map
Wallpaper.
Data overlay
U kunt gegevens als overlay projecteren op een pagina.
Data overlay in- en uitschakelen
U kunt overlaygegevens in- of uitschakelen voor een actieve pagina
door het pictogram Data overlay in het dialoogvenster Systeem
regelingen te selecteren. Als Data overlay is ingeschakeld, wordt
boven het pictogram een oranje balk weergegeven.
3
Het systeem aanpassen | Hook² Series Gebruikershandleiding
23
Overlaygegevens wijzigen
Gebruik de optie Overlay wijzigen in het dialoogvenster Systeem
regelingen om de opties van het menu wijzigen te openen om:
Een nieuwe data overlay toe te voegen aan het actieve paneel.
Een geselecteerde data overlay te verwijderen.
Een geselecteerde data overlay te wijzigen om andere gegevens
weer te geven.
De weergave van een geselecteerde data overlay te configureren
(digitaal of analoog, grootte, etc.).
Een item te verplaatsen door het te selecteren en vervolgens de
menuoptie Verplaatsen te selecteren. Gebruik de pijltoetsen om
het geselecteerde item te verplaatsen.
Nieuwe aangepaste pagina's toevoegen
Er zijn maximaal 9 pagina’s toegestaan. Een aangepaste pagina kan
maximaal 4 panelen bevatten.
1. Selecteer het pictogram Pagina toevoegen op de Home pagina
om het dialoogvenster Pagina-editor te openen
2. Markeer een paneel met de pijltoetsen en druk op de Menu/
Enter toets. Het paneel wordt aan de pagina toegevoegd.
3. (Optioneel) Herhaal stap 2 om meer panelen toe te voegen.
Maximaal 4 panelen zijn toegestaan.
-
De lay-out wijzigen: selecteer de optie Lay-out met de
pijltoetsen. Gebruik deze optie om op te geven hoe de
panelen moeten worden weergegeven.
- Een paneel verwijderen: gebruik de pijltoetsen om het
deelvenster rechts van het dialoogvenster te selecteren en
het pictogram Verwijderen (X) in de rechterbovenhoek van
het paneel te markeren. Druk op de Menu/Enter toets. Het
24
Het systeem aanpassen | Hook² Series
Gebruikershandleiding
paneel wordt uit het deelvenster rechts van het
dialoogvenster verwijderd.
-
Een paneel verplaatsen: gebruik de pijltoetsen om het
deelvenster rechts van het dialoogvenster te selecteren en
het pijlpictogram in de linkerbovenhoek van het te
verplaatsen paneel te markeren. Druk op de Menu/Enter toets.
Een groter pijlpictogram wordt weergegeven. Gebruik de
pijltoetsen om het gemarkeerde paneel te verplaatsen. Druk
op de Menu/Enter toets om uw aanpassing op te slaan.
4. Sla de pagina-layout op.
Het systeem geeft de nieuwe aangepaste pagina weer en op de
Home pagina is een pictogram voor de nieuwe pagina opgenomen.
Aangepaste pagina’s bewerken of
verwijderen
1. Markeer op de Home pagina de optie Aanpassen met de
pijltoetsen en druk op de Enter/Menu toets om de optie
Aanpassen in te schakelen.
2. Gebruik de pijltoetsen om:
-
De optie X te selecteren op een pictogram Aangepaste
pagina en druk op de Menu/Enter toets om de pagina te
verwijderen
- Selecteer de optie Tools op een pictogram Aangepaste
pagina en druk op de Menu/Enter toets om het
dialoogvenster Pagina-editor weer te geven
3. In het dialoogvenster Aangepaste pagina-editor kunt u de lay-
out wijzigen en panelen toevoegen en verwijderen. Zie stap 3 in
"Nieuwe aangepaste pagina's toevoegen" op pagina 24.
Het systeem aanpassen | Hook² Series Gebruikershandleiding
25
4. Sla uw wijzigingen op of negeer ze om de modus Bewerken te
verlaten.
De splitsing aanpassen op pagina’s met
meerdere panelen
1. Open de pagina met meerdere panelen
2. Druk kort op de aan/uit-knop om het dialoogvenster Systeem
regelingen te openen
3. Selecteer de optie Splitsing aanpassen. Het cursorpijlpictogram
wordt weergegeven op de pagina met meerdere panelen
4. Gebruik de pijltoetsen om de splitsing naar de gewenste positie
te verplaatsen
5. Druk op de Menu/Enter toets om de aanpassing van de splitsing
op te slaan.
26
Het systeem aanpassen | Hook² Series
Gebruikershandleiding
Kaarten
Ú
Notitie: Kaarten zijn niet beschikbaar op 7x TS modellen. In
plaats daarvan is de GPS-functie beschikbaar. Raadpleeg "GPS-
plotter" op pagina 39.
De kaartfunctie toont de positie van uw vaartuig relatief ten
opzichte van land en andere kaartobjecten. Op het kaartpaneel kunt
u routes plannen en navigeren en waypoints plaatsen.
U kunt een StructureScan-beeld als overlay laten weergeven. Zie
"StructureMap" op pagina 75.
Het kaartpaneel
1 Waypoint*
2 Vaartuig met verlengingslijn (verlengingslijn is optioneel)
3 Route*
4 Noordindicator
5 Rasterlijnen*
6 Afstandsringen*
4
Kaarten | Hook² Series Gebruikershandleiding
27
7 Trail*
8 Kaartschaal
9 Interval bereikringen (wordt alleen getoond als Bereikringen
is ingeschakeld)
* Optionele kaartitems. U kunt de optionele kaartitems individueel
in-/uitschakelen in het dialoogvenster Kaartinstellingen.
Kaarttype selecteren
U kunt het kaarttype dat op het kaartpaneel wordt weergegeven,
opgeven door een van de beschikbare kaarttypen te selecteren in
het dialoogvenster Kaartinstellingen. Zie "Kaartinstellingen" op pagina
36.
Vaartuigsymbool
Als het systeem over een geldige GPS-positievergrendeling
beschikt, geeft het vaartuigsymbool de vaartuigpositie aan. Als er
geen GPS-positie beschikbaar is, staat er een vraagteken in het
vaartuigsymbool.
Kaartschaal
U kunt op de kaart in- en uitzoomen met de Zoom-toetsen.
Rechtsonder op het kaartpaneel worden bereikschalen en
bereikringen getoond (indien ingeschakeld).
De kaart verschuiven
U kunt de kaart in elke gewenste richting verschuiven door de
cursor met de pijltoetsen naar de rand van het kaartpaneel te
verplaatsen in de gewenste richting.
Druk op de toets Cursor/Waypoint om de cursor en de
cursorelementen van het paneel te verwijderen. Hiermee centreert
u ook de kaart op de vaartuigpositie.
Waypoints, routes en trails
U kunt waypoints, routes en trails op de pagina positioneren en
beheren. Ga voor meer informatie naar "Waypoints, routes en trails" op
pagina 43.
28
Kaarten | Hook² Series Gebruikershandleiding
Navigeren
U kunt de pagina gebruiken om naar de cursor of een waypoint te
navigeren of langs een route te navigeren. Zie "Navigeren" op pagina
52.
Informatie over kaartitems weergeven
Als u de cursor op een kaartitem, waypoint, trail of route plaatst,
wordt basisinformatie over het geselecteerde item weergegeven in
een pop-upvenster.
Ú
Notitie: Pop-upinformatie moet ingeschakeld zijn in de
kaartinstellingen om de basisinformatie van een item te kunnen
bekijken.
Selecteer de optie Informatie in het menu om een lijst van items
weer te geven bij de cursor. Selecteer een item in de list om alle
beschikbare informatie voor dat item weer te geven.
Panelen voor het zoeken van objecten op
de kaart
Selecteer de menuoptie Zoek om kaartitems te zoeken.
Kaarten | Hook² Series Gebruikershandleiding
29
Kaart-overlay
Structuurinformatie (StructureMap) kan als overlay op uw
kaartpaneel worden getoond.
Ú
Notitie: Structuuroverlay (StructureMap) is alleen beschikbaar
op modellen met TripleShot/SideScan-functionaliteit.
Als u een overlay selecteert, wordt het kaartmenu uitgebreid met
basismenufuncties voor de geselecteerde overlay. Zie "StructureMap"
op pagina 75.
Het vaartuig op het kaart paneel
positioneren
Kaartoriëntatie
U kunt opgeven hoe de kaart wordt geroteerd in het paneel. Het
kaartoriëntatiesymbool in de rechterbovenhoek van het paneel
geeft het noorden aan.
Noord boven Koers boven
Noord boven
Toont de kaart met het noorden naar boven.
30
Kaarten | Hook² Series Gebruikershandleiding
Koers boven
De kaartrichting hangt af van of u al dan niet navigeert:
als u navigeert, is de gewenste koerslijn naar boven gericht
als u niet navigeert, is de richting waarin het vaartuig vaart (COG)
naar boven gericht
Vooruit kijken
Verplaatst het vaartuigpictogram op het paneel om uw zicht vóór
het vaartuig te maximaliseren.
Speciale kaartopties voor C-MAP
Zowel C-MAP als Navionics kaarten beschikken over de opties Kaart-
overlay, Oriëntatie en Vooruit kijken (eerder in dit deel beschreven).
Hieronder worden speciale kaartopties voor C-MAP beschreven.
Kaart detail
Volledig
Alle informatie die beschikbaar is voor de gebruikte kaart.
Medium
Minimale informatie, voldoende voor navigatie.
Laag
Basisniveau van informatie die niet verwijderd kan worden, en
bevat informatie die in alle geografische gebieden vereist is. Het
is niet bedoeld als informatie die volstaat voor veilige navigatie.
Dieptepalet
Regelt het dieptepalet dat op de kaart wordt gebruikt.
Dieptefilter
Filtert dieptewaarden uit die minder diep zijn dan de geselecteerde
dieptefilterlimiet.
Veiligheidsdiepte
C-MAP-kaarten maken gebruik van verschillende tinten blauw voor
onderscheid tussen ondiep water (lichtere tinten) en diep water
(donkerder tinten). Na inschakeling van Veiligheidsdiepte geeft u de
gewenste limiet voor de veiligheidsdiepte op. De Veiligheidsdiepte
Kaarten | Hook² Series Gebruikershandleiding
31
bepaalt de limiet waarbij diepten niet meer blauw worden
weergegeven.
Kaartcategorieën
Er bestaan diverse categorieën en subcategorieën. U kunt de
categorieën afzonderlijk in-/uitschakelen, afhankelijk van het soort
informatie dat u wilt weergeven.
Navionics-kaarten
Voor sommige Navionics-functies zijn de recentste gegevens van
Navionics vereist. Voor deze functies wordt een bericht
weergegeven dat de functie niet beschikbaar is als niet de juiste
Navionics-kaart(en) of het juiste kaartgeheugen zijn geplaatst. Ga
voor meer informatie over de vereisten voor deze functies naar
www.navionics.com.
U kunt ook een bericht ontvangen als u probeert een beschermde
functie te gebruiken, terwijl de Navionics mediakaart niet is
geactiveerd. Neem contact op met Navionics om de kaart te
activeren.
32
Kaarten | Hook² Series Gebruikershandleiding
Speciale kaartopties Navionics
Zowel C-MAP als Navionics kaarten beschikken over de opties Kaart-
overlay, Oriëntatie en Vooruit kijken (eerder in dit deel beschreven).
Hieronder worden speciale kaartopties voor Navionics beschreven.
Community wijzigingen
Hiermee schakelt u de kaartlaag met de Navionics-wijzigingen in.
Dit zijn gebruikerswijzigingen of -informatie die door gebruikers zijn
geüpload naar Navionics Community en die op Navionics-kaarten
beschikbaar gemaakt worden.
Raadpleeg voor meer informatie de Navionics-informatie bij uw
kaart of ga naar de website van Navionics: www.navionics.com.
SonarChart Live
SonarChart Live is een livefunctie waarbij het apparaat een overlay
maakt van dieptecontouren op basis van uw eigen sonargeluiden.
Druk in het Navionics-kaartmenu op Overlay en vervolgens op
SonarChart Live om dit als overlay op de kaart weer te geven.
Wanneer u SonarChart Live Overlay selecteert, wordt het menu
uitgevouwen en worden de opties van SonarChart Live
weergegeven. Gebruik de optie om de transparantie en minimale
diepte in te stellen.
Transparantie
De SonarChart Live-overlay wordt weergegeven boven op andere
kaartgegevens. Bij minimale transparantie zijn de kaartgegevens
volledig bedekt. Pas de transparantie aan zodat de kaartdetails
zichtbaar zijn.
Minimum diepte
Hiermee past u aan wat SonarChart Live beschouwt als
veiligheidsdiepte. Dit is van invloed op het kleurgebruik in het
SonarChart Live-gebied. Wanneer het vaartuig de veiligheidsdiepte
nadert, verandert het SonarChart Live-gebied geleidelijk van
eenvoudig grijs/wit in rood.
Kaarten | Hook² Series Gebruikershandleiding
33
Navionics dynamische pictogrammen voor getijden en stromingen
Getijden en stromingen worden met een meter en een pijl
weergegeven in plaats van met de ruitvormige pictogrammen die
worden gebruikt voor statische informatie over getijden en
stromingen.
De gegevens over getijden en stromingen die beschikbaar zijn voor
Navionics-kaarten zijn gerelateerd aan een bepaalde datum en tijd.
Het systeem maakt een animatie van de pijlen en/of meters om de
ontwikkeling van getijden en stromingen over een bepaalde
tijdsperiode te laten zien.
Dynamische getijdeninformatie Dynamische stromingsinformatie
De volgende pictogrammen en symbolen worden gebruikt:
Huidige snelheid
De lengte van de pijl is afhankelijk van de snelheid,
en het symbool draait mee met de richting van de
stroming. De stromingssnelheid wordt in het
pictogram getoond. Het rode pictogram wordt
gebruikt als de huidige stromingssnelheid toeneemt,
en het blauwe pictogram als deze afneemt.
Hoogte getij
De meter heeft 8 labels en is ingesteld op absolute
minimale of maximale waarde van de geëvalueerde
dag. De rode pijl geeft aan dat het getij opkomt en
de blauwe pijl dat het getij afgaat.
Ú
Notitie: Alle numerieke waarden worden getoond in de door
de gebruiker ingestelde maateenheid.
34
Kaarten | Hook² Series Gebruikershandleiding
Eenvoudige weergave
Met deze functie vergroot u de weergave van kaartitems en tekst.
Ú
Notitie: Op de kaart kunt u niet zien of deze functie geactiveerd
is.
SonarChart
Het systeem biedt ondersteuning voor de functie Navionics
SonarChart.
SonarChart toont een bathymetrische kaart met contourdetails op
hoge resolutie en standaardnavigatiegegevens. Raadpleeg voor
meer informatie www.navionics.com.
Vis afstand
Selecteer het bereik van de diepten die Navionics met een andere
kleur moet vullen.
Zo kunt u een bepaald dieptebereik markeren als u wilt vissen. Dit
bereik is net zo nauwkeurig als de gegevens op de onderliggende
kaart. Dat betekent dat als de kaart een interval van 5 meter heeft
voor contourlijnen, ook de arcering wordt afgerond naar de
dichtstbijzijnde beschikbare contourlijn.
Geen dieptemarkering Bereik dieptemarkering: 6 tot 12 meter
Markering van ondiep water
Markeert gebieden met ondiep water.
Hiermee kunt u gebieden met ondiep water tussen 0 en de
geselecteerde diepte (max. 10 meter) markeren.
Kaarten | Hook² Series Gebruikershandleiding
35
Geen ondiep water gemarkeerd Markering van ondiep water: 0 m - 3 m
Presentatietype
Verschaft maritieme kaartinformatie zoals symbolen, kleuren van de
navigatiekaart en benamingen voor internationale of USA-
presentatietypen.
Veiligheidsdiepte
De Navionics-kaarten gebruiken verschillende schakeringen blauw
om onderscheid te maken tussen ondiep en diep water.
Veiligheidsdiepte, op basis van een geselecteerde limiet, wordt
zonder blauwe schakeringen getekend.
Ú
Notitie: De ingebouwde Navionics-database bevat gegevens
tot een diepte van 20 m. Daarna is alles wit.
Kaartdetails
Geeft u verschillende niveaus van informatie met betrekking tot
geografische lagen.
Kaartinstellingen
Selecteer de optie Instellingen in het dialoogvenster Systeem
regelingen om het dialoogvenster Kaartinstellingen te openen.
36
Kaarten | Hook² Series Gebruikershandleiding
Kaartbron
Wijzig de kaartbron als er een mediakaart is geplaatst
Pop-upinformatie
Hiermee wordt bepaald of basisinformatie voor paneelitems wordt
getoond als u dat item selecteert.
Bereikringen
De bereikringen kunnen worden gebruikt om de afstand weer te
geven tussen uw vaartuig en andere paneelobjecten.
De bereikschaal wordt automatisch door het systeem ingesteld
zodat deze overeenkomt met de paneelschaal.
Rasterlijnen
Schakelt de weergave van rasterlijnen voor lengte- en breedtegraad
op het paneel in of uit.
Waypoints, routes, trails
Hiermee schakelt u de weergave van deze items op panelen in/uit.
Koersextensielijn
Hiermee wordt de weergave van de Grondkoers (COG) extensielijn
op het paneel in- of uitgeschakeld. De COG is gebaseerd op
informatie van de GPS.
Kaarten | Hook² Series Gebruikershandleiding
37
Lengte extensielijn
Als de optie Koersextensie is ingeschakeld, kunt u de lengte van de
weer te geven lijn opgeven.
SonarChart Live getijde correctie
Wanneer deze functie geselecteerd is, gebruikt de getijdecorrectie
informatie van getijdestations in de buurt (indien beschikbaar) om
de diepte aan te passen die SonarChart Live gebruikt wanneer de
sonar wordt vastgelegd.
38
Kaarten | Hook² Series Gebruikershandleiding
GPS-plotter
Ú
Notitie: De GPS-plotterpagina is alleen beschikbaar op 7x TS
modellen.
Op de GPS-plotterpagina wordt de positie van uw vaartuig
weergegeven. Op de GPS-plotterpagina kunt u routes plannen en
navigeren, het trail van uw vaartuig zien en waypoints plaatsen.
GPS-plotterpagina
1
2
3
6
4
5
1 Data overlay (kan worden gewijzigd, verplaats of verwijderd.
Zie "Data overlay" op pagina 23).
2 Waypoint*
3 Vaartuig met trail (de trail weergeven is optioneel*)
4 Route*
5 Noordindicator
6 Bereikschaal
* Optionele items. U kunt de optionele items individueel in-/
uitschakelen in het dialoogvenster GPS-instellingen.
5
GPS-plotter | Hook² Series Gebruikershandleiding
39
Vaartuigsymbool
Als het systeem over een geldige GPS-positievergrendeling
beschikt, geeft het vaartuigsymbool de vaartuigpositie aan. Als er
geen GPS-positie beschikbaar is, staat er een vraagteken in het
vaartuigsymbool.
GPS-plotterpagina schaal
U kunt op de GPS-plotterpagina in- en uitzoomen met de
zoomtoetsen.
Rechtsonder op de GPS-plotterpagina worden bereikschaal en
interval bereikringen getoond (indien ingeschakeld).
Het GPS-plotterbeeld verschuiven
U kunt het beeld in elke gewenste richting verschuiven door de
cursor met de pijltoetsen naar de rand van het paneel te
verplaatsen in de gewenste richting.
Druk op de toets Cursor/Waypoint om de cursor en de
cursorelementen van de pagina te verwijderen. Het beeld wordt
dan gecentreerd op de vaartuigpositie.
GPS-weergaveopties
GPS-overlay
Structuurinformatie (StructureMap) kan als overlay op uw
kaartpaneel worden getoond.
Als Structure is geselecteerd, wordt het GPS-menu uitgevouwen en
worden basismenufuncties voor Structure (StructureMap) overlay
weergegeven. Raadpleeg voor meer informatie "StructureScan" op
pagina 66.
Het vaartuig op de pagina positioneren
Oriëntatie GPS-beeld
U kunt opgeven hoe het GPS-beeld wordt geroteerd in het paneel.
Het oriëntatiesymbool in de rechterbovenhoek van het paneel geeft
het noorden aan.
40
GPS-plotter | Hook² Series Gebruikershandleiding
Noord boven
Koers boven
Noord boven
Geeft het GPS-plotterbeeld weer met het noorden naar boven.
Koers boven
De richting van het GPS-plotterbeeld hangt af van of u al dan niet
navigeert:
als u navigeert, is de gewenste koers naar boven gericht
als u niet navigeert, is de richting waarin het vaartuig vaart (COG)
naar boven gericht
Vooruit kijken
Verplaatst het vaartuigpictogram op het paneel om uw zicht vóór
het vaartuig te maximaliseren.
Waypoints, routes en trails
U kunt waypoints, routes en trails op de pagina positioneren en
beheren. Ga voor meer informatie naar "Waypoints, routes en trails" op
pagina 43.
Navigeren
U kunt de pagina gebruiken om naar de cursor of een waypoint te
navigeren of langs een route te navigeren. Zie "Navigeren" op pagina
52.
GPS-plotter | Hook² Series Gebruikershandleiding
41
GPS-plotterinstellingen
Pop-upinformatie
Hiermee wordt bepaald of basisinformatie voor paneelitems wordt
getoond als u dat item selecteert.
Bereikringen
De bereikringen kunnen worden gebruikt om de afstand weer te
geven tussen uw vaartuig en andere paneelobjecten.
De bereikschaal wordt automatisch door het systeem ingesteld
zodat deze overeenkomt met de paneelschaal.
Rasterlijnen
Schakelt de weergave van rasterlijnen voor lengte- en breedtegraad
op het paneel in of uit.
Waypoints, routes, trails
Hiermee schakelt u de weergave van deze items op panelen in/uit.
Koersextensielijn
Hiermee wordt de weergave van de Grondkoers (COG) extensielijn
op het paneel in- of uitgeschakeld. De COG is gebaseerd op
informatie van de GPS.
Lengte extensielijn
Als de optie Koersextensie is ingeschakeld, kunt u de lengte van de
weer te geven lijn opgeven.
42
GPS-plotter | Hook² Series Gebruikershandleiding
Waypoints, routes en trails
Dialoogvensters Waypoints, Routes, en
Trails
De dialoogvensters TrailsWaypoints, Routes, en bieden toegang tot
geavanceerde bewerkingsfuncties en instellingen voor deze items.
De dialoogvensters zijn toegankelijk via het paneel Tools op de
Home pagina.
Selecteer het menupictogram in het dialoogvenster om meer opties
te weer te geven.
Waypoint-opties Routeopties Trailopties
6
Waypoints, routes en trails | Hook² Series Gebruikershandleiding
43
Waypoints
Een waypoint is een door de gebruiker gemaakte markering die op
de kaart of het GPS-plotterpaneel is geplaatst. Elk waypoint heeft
een exacte positie met lengte- en breedtecoördinaten. Waypoints
worden gebruikt om posities te markeren waarnaar u later mogelijk
wilt terugkeren. Twee of meer waypoints kunnen ook worden
gecombineerd om een route te creëren.
Waypoints opslaan
Druk op de toets Cursor/Waypoint en houd deze ingedrukt om een
nieuw waypoint op te slaan.
Als de cursor inactief is, wordt het waypoint op de positie van het
vaartuig geplaatst
Als de cursor actief is, wordt het waypoint op de cursorpositie
geplaatst
Een waypoint verplaatsen
1. Druk op de toets Cursor/Waypoint.
2. Plaats de cursor op het waypoint
3. Activeer het menu en selecteer het waypoint in het menu In het
uitgevouwen menu wordt de optie Move (Verplaatsen)
weergegeven.
4. Selecteer de optie Move in het menu
5. Gebruik de pijltoetsen om het waypoint naar een nieuwe positie
te verplaatsen
6. Druk op de Menu/Enter toets.
Het waypoint wordt automatisch opgeslagen op de nieuwe positie.
44
Waypoints, routes en trails | Hook² Series
Gebruikershandleiding
Waypoints wijzigen
U kunt alle informatie over een waypoint wijzigen in het
dialoogvenster Waypoints wijzigen .
Het dialoogvenster wordt geactiveerd door de cursor te plaatsen op
het waypoint, het waypoint in het menu te selecteren en
vervolgens de menuoptie Wijzigen te selecteren.
Het dialoogvenster kan ook worden geopend door het
dialoogvenster Waypoints, routes en trails te activeren in het paneel
Tools op de Home pagina. Selecteer het tabblad Waypoints en
vervolgens het waypoint dat u wilt wijzigen.
Een waypoint verwijderen
U kunt een waypoint verwijderen in het dialoogvenster Waypoint
wijzigen, of door de menu-optie Verwijderen te selecteren wanneer
het waypoint is geactiveerd.
Het dialoogvenster Waypoints wijzigen wordt geactiveerd door de
cursor te plaatsen op het waypoint, het waypoint in het menu te
selecteren en vervolgens de menuoptie Verwijderen te selecteren.
Het dialoogvenster Waypoints wijzigen kan ook worden geopend
door het dialoogvenster Waypoints, routes en trails te activeren in
het paneel Tools op de Home pagina. Selecteer het tabblad
Waypoints, het waypoint dat u wilt verwijderen en vervolgens de
optie Verwijderen.
U kunt MOB-waypoints op dezelfde manier verwijderen.
Waypoints, routes en trails | Hook² Series Gebruikershandleiding
45
Routes
Een route bestaat uit een serie routepunten die worden ingevoerd
in de volgorde waarin u wilt navigeren.
Als u ee n route selecteert op het paneel, wordt de route groen en
wordt de naam van de route getoond.
Een nieuwe route op de pagina maken
1. Selecteer de optie Nieuwe route in het menu
2. Druk op de toets Cursor/Waypoint om de cursor op het paneel
te activeren
3. Plaats de cursor met de pijltoetsen op het eerste routepunt op
het paneel
4. Druk op de Menu/Enter toets om het routepunt te maken
5. Herhaal de stappen 3 en 4 om nieuwe routepunten te plaatsen
op het paneel tot de route is voltooid
6. Druk op de toets Afsluiten (X) als u klaar bent en sla de route op.
Een route bewerken in het paneel
U kunt een route bewerken door de cursor op de route te plaatsen
en de route in het menu te selecteren. Selecteer de optie Bewerken
in het menu Hiermee wordt het dialoogvenster Route bewerken
geopend.
Het dialoogvenster kan ook worden geopend door het
dialoogvenster Waypoints, routes en trails te activeren in het paneel
Tools op de Home pagina. Selecteer het tabblad Route en
vervolgens de route die u wilt bewerken.
In het paneel kunt u de route als volgt bewerken:
46
Waypoints, routes en trails | Hook² Series
Gebruikershandleiding
1. Plaats de cursor op de route in het paneel. Het pop-upvenster
Route wordt weergegeven.
2. Druk op de Menu/Enter toets en selecteer de route in het menu
met de pijltoetsen. Het menu wordt uitgevouwen met meer
opties.
-
Met de optie Bewerken kunt u routepunten op het paneel
verplaatsen en verwijderen.
- Met de optie Details wordt het dialoogvenster Route
bewerken geopend, waarin u routeopties kunt instellen,
namen kunt wijzigen en details kunt beheren.
3. Selecteer met de pijltoetsen de optie die u wilt gebruiken en
druk op de Menu/Enter toets.
4. Volg de instructies om wijzigingen aan te brengen en uw
wijzigingen op te slaan.
Een route verwijderen
U kunt een route verwijderen door de cursor op de route te
plaatsen, de route in het menu te selecteren en vervolgens in het
uitgevouwen menu de optie Verwijderen te selecteren.
Routes aanmaken met behulp van bestaande
waypoints
U kunt een nieuwe route maken door bestaande waypoints te
combineren in het dialoogvenster Nieuwe routes.
Het dialoogvenster wordt geactiveerd door het tabblad Route te
selecteren in het dialoogvenster dat wordt weergegeven als u de
tool Waypoints, routes en trails selecteert op de Home pagina.
Selecteer vervolgens de optie Nieuwe route.
Waypoints, routes en trails | Hook² Series Gebruikershandleiding
47
In het dialoogvenster Route wijzigen kunt u ook bestaande
waypoints invoegen in een bestaande route.
Selecteer in het dialoogvenster Route wijzigen het routepunt in de
lijst waar u het waypoint wilt invoegen en druk op de Menu/Enter
toets.
Trails omzetten in routes
U kunt een trail omzetten in een route in het dialoogvenster Trail
wijzigen.
U opent dit dialoogvenster door het tabblad Trails te selecteren in
het dialoogvenster dat wordt weergegeven nadat u de tool
Waypoints, tracks en trails op de Home pagina hebt geselecteerd.
Selecteer vervolgens de trail die u wilt omzetten.
48
Waypoints, routes en trails | Hook² Series
Gebruikershandleiding
Selecteer de optie Route maken om de trail om te zetten in een
route.
Het dialoogvensterRoute wijzigen
U kunt routepunten toevoegen en verwijderen en route-
eigenschappen wijzigen in het dialoogvenster Route wijzigen.
Dit dialoogvenster wordt geactiveerd door de cursor op de route te
plaatsen en de route in het menu te selecteren.
Het dialoogvenster kan ook worden geopend door het tabblad
route te selecteren in het dialoogvenster dat wordt weergegeven
als u de tool Waypoints, Routes en Trails selecteert op de Home
pagina.
Selecteer het naamveld om de naam te wijzigen. Schakel Weergave
in om de route op het paneel weer te geven.
Waypoints, routes en trails | Hook² Series Gebruikershandleiding
49
Trails
Trails vormen een grafische weergave van het historische pad van
een vaartuig, zodat u kunt achterhalen welke route u hebt afgelegd.
Trails kunnen omgezet worden in routes in het dialoogvenster
Wijzigen. Zie "Trails omzetten in routes" op pagina 48.
Het systeem is in de fabriek zo ingesteld dat de beweging van het
vaartuig automatisch wordt gevolgd en getoond op het
kaartpaneel. Het systeem blijft de trail opnemen totdat het
maximumaantal punten wordt bereikt. Daarna worden de oudste
punten overschreven.
De automatisch volgfunctie kan uitgeschakeld worden in het
dialoogvenster Trails wijzigen.
Nieuwe Trails aanmaken
U kunt een nieuwe trail starten in het dialoogvenster Trails dat u
activeert met behulp van de tool Waypoints, routes en trails op de
Home pagina en door het tabblad Trails te selecteren.
Trails-instellingen
Trails worden samengesteld uit een serie punten die verbonden
worden door lijnsegmenten, afhankelijk van de frequentie van de
opname.
U kunt zelf trailpunten positioneren op basis van tijd of afstand, of
automatisch een trailpunt door het systeem laten positioneren als
er een koerswijziging geregistreerd wordt.
50
Waypoints, routes en trails | Hook² Series
Gebruikershandleiding
Als u wilt opgeven hoe trailpunten op een trail moeten worden
gepositioneerd, selecteert u het menupictogram in het
dialoogvenster Trails en vervolgens de optie Instellingen.
Ú
Notitie: Ook moet de optie Trails zijn ingeschakeld in het
dialoogvenster Paneelinstellingen om zichtbaar te zijn.
U kunt trails kleuren door in het dialoogvenster Trails de trail te
selecteren en in het dialoogvenster Trail wijzigen de kleur in te
stellen.
Waypoints, routes en trails | Hook² Series Gebruikershandleiding
51
Navigeren
Met behulp van de navigatiefunctie van het systeem kunt u naar de
cursorpositie, een waypoint of langs een eerder opgegeven route
navigeren.
Ga naar "Waypoints, routes en trails" op pagina 43 voor meer informatie
over het plaatsen van waypoints en het uitzetten van routes.
Als navigeren naar de cursorpositie, een waypoint of een vooraf
gedefinieerde route selecteert, wordt de optie Navigatie in het
menu weergegeven. Selecteer Navigeren om toegang te krijgen tot
de opties Annuleren, Opnieuw starten en Routepunt overslaan..
Navigeren naar cursorpositie
U kunt navigeren naar een cursorpositie op een kaart-/GPS-plotter
of sonarpaneel.
Plaats de cursor op de geselecteerde bestemming op het paneel, en
selecteer vervolgens de optie Ga naar cursor in het menu.
Ú
Notitie: De optie Ga naar cursor is niet beschikbaar als u al aan
het navigeren bent.
Navigeren naar een waypoint
U kunt navigeren naar een waypoint starten op het paneel. Plaats
de cursor op het waypoint, selecteer het waypoint in het menu en
vervolgens de optie Ga naar waypoint in het menu.
Een route navigeren
U kunt langs een route op het beeld navigeren door de cursor op
de route te plaatsen, de route in het menu en vervolgens de optie
Route starten in het menu te selecteren.
Als routenavigatie is gestart, selecteert u de menuoptie Navigatie
om de navigatie te annuleren, een waypoint over te slaan en de
route opnieuw te starten vanaf de huidige vaartuigpositie.
7
52
Navigeren | Hook² Series Gebruikershandleiding
Navigatie-instellingen
Aankomst radius
Stelt een onzichtbare cirkel rond het bestemming waypoint in.
Het vaartuig wordt beschouwd als aangekomen bij het waypoint
wanneer het zich binnen deze radius bevindt.
XTE limiet
Met deze instelling bepaalt u hoe ver de boot mag afwijken van de
geselecteerde route; als de boot voorbij deze limiet gaat, wordt er
een alarm geactiveerd.
XTE alarm (koersafwijking)
Hiermee zet u het XTE alarm aan/uit.
Trails
Opent de traildialoog waar de trailinstellingen kunnen worden
aangepast en trails kunnen worden omgezet in routes. Zie "Trails" op
pagina 50.
Navigeren | Hook² Series Gebruikershandleiding
53
Type loggen
U hebt de keuze om trail punten te plaatsen op basis van tijd,
afstand, of door het apparaat automatisch een punt te laten
plaatsen als er een koerswijziging is geregistreerd.
Selecteer een van de volgende typen loggen in het dialoogvenster
Navigatie instellingen:
Auto - het apparaat plaatst automatisch een punt wanneer er
een koerswijziging is geregistreerd.
Afstand - selecteer het veld Afstand en voer de afstand in
waarmee u wilt loggen.
Tijd - selecteer het veld Tijd en voer de tijd in waarmee u wilt
loggen.
54
Navigeren | Hook² Series Gebruikershandleiding
Sonar
De Sonar-functie geeft een beeld van het water en de bodem onder
uw vaartuig, zodat u vis kunt opsporen en de structuur van de
bodem kunt zien.
Het Sonar-beeld
4
3
2
5
7
1
6
1 Visbogen
2 Snelheid over de grond*
3 Diepte*
4 Watertemperatuur*
5 Frequentie
6 Bodem
7 Bereikschaal
* Optionele sonardata overlay die u kunt aanpassen. Zie "Data overlay"
op pagina 23.
8
Sonar | Hook² Series Gebruikershandleiding
55
Het beeld zoomen
U kunt in- en uitzoomen op het beeld met de zoomtoetsen.
Het zoomniveau wordt linksonder op het beeld getoond.
Als u zoomt terwijl de cursor niet actief is, wordt de zeebodem
onder aan het scherm gehouden. Als de cursor actief is, zoomt de
unit op de cursorpositie.
U kunt het beeld ook zoomen als gesplitst scherm en de
zoombalken tonen. Raadpleeg naar gesplitst scherm "Zoomen" op
pagina 59.
Historie weergeven
U kunt de sonarhistorie weergeven door het beeld te pannen. Plaats
de cursor op het beeld om dit te pannen. Hierdoor wordt
automatisch scrollen gestopt.
Gebruik de toets Pijl naar links om de cursor te verplaatsen naar
de linkerrand van het beeld. Door herhaaldelijk op de toets Pijl
naar links te drukken wordt het beeld naar links getrokken tot het
historische beeld wordt weergegeven.
Met de toets Pijl naar rechts kunt u op die manier het beeld weer
naar rechts pannen en het meest recente beeld weergeven.
Als u normaal scrollen wilt hervatten, drukt u op de toets Cursor/
Waypoint om de cursor van het beeld te verwijderen.
De beeldinstellingen aanpassen
Standaard is de unit ingesteld op de Auto modus en zijn de meeste
instellingen automatisch ingesteld. Aanbevolen wordt dat alleen
ervaren sonargebruikers de functie Instellingen aanpassen
gebruiken om het beeld verder aan te passen.
Selecteer Auto in het menu en wijzig dit in Aangepaste modus of
Ice Fishing modus om beeldinstellingen aan te passen.
Gebruik Meer opties in het menu om toegang tot meer opties voor
het beeld in te stellen. Zie "Meer opties" op pagina 59.
Opties in Aangepaste modus en Ice Fishing
modus
In Aangepaste modus en Ice fishing modus hebt u toegang tot
instellingen om het sonarbeeld handmatig aan te passen.
56
Sonar | Hook² Series Gebruikershandleiding
Ú
Notitie: De onderstaande opties zijn alleen zichtbaar in
Aangepaste modus of Ice Fishing modus.
Bereik
De bereikinstelling bepaalt de waterdiepte die zichtbaar is op het
scherm.
Frequentie
De unit ondersteunt meerdere transducerfrequenties. Beschikbare
frequenties hangen af van het model van de aangesloten
transducer.
Gevoeligheid
Door de gevoeligheid te verhogen, worden op het scherm meer
details weergegeven. Door de gevoeligheid te verlagen, worden
minder details weergegeven. Te veel details maken het scherm
onoverzichtelijk. Aan de andere kant worden gewenste echo's
mogelijk niet getoond als de gevoeligheid te laag staat.
Ú
Notitie: Auto-gevoeligheid is de voorkeursmodus voor de
meeste omstandigheden.
Auto-gevoeligheid
Deze functie past automatisch de sonarecho's aan de optimale
niveaus aan. Auto-gevoeligheid kan worden afgesteld (+/-) op uw
voorkeur met behoud van de auto-gevoeligheidsfunctionaliteit.
Gevoeligheid aanpassen
1. Selecteer de menuoptie Auto-gevoeligheid om de instelling
Auto uit te schakelen.
2. Markeer de menuoptie Schuifbalk met de pijltoetsen.
3. Druk op de Menu/Enter toets om de schuifbalk te activeren.
4. Gebruik de pijltoetsen om de schuifbalk aan te passen.
5. Druk op de Menu/Enter toets om de instelling te bevestigen.
6. Druk op de toets Afsluiten (X) om het menu te verlaten.
Sonar | Hook² Series Gebruikershandleiding
57
Geavanceerde opties
Pingsnelheid
De pingsnelheid bepaalt de snelheid waarmee de transducer het
signaal in het water verzendt. De pingsnelheid is standaard
ingesteld op max. Mogelijk moet de pingsnelheid worden gewijzigd
om storing te beperken of om deze aan te passen aan specifieke
viscondities.
Verschuifsnelheid
U kunt de scrolsnelheid van het beeld op het scherm selecteren. Bij
een hoge scrolsnelheid wordt het beeld snel bijgewerkt, terwijl een
lage scrolsnelheid een langere historie presenteert.
Ú
Notitie: In bepaalde omstandigheden moet u de scrolsnelheid
wellicht aanpassen voor een bruikbaarder beeld. U kunt de
scrolsnelheid van het beeld bijvoorbeeld verhogen als u
verticaal vist zonder verplaatsing.
Ruisonderdrukking
Signaalinterferentie van lenspompen, motortrillingen en luchtbellen
kunnen echo's veroorzaken op het beeld.
De optie ruisonderdrukking filtert de signaalstoring en vermindert
de echo's op het scherm.
Oppervlak helderheid
Golven, kielzog en temperatuurinversie kunnen dicht bij het
oppervlak ruis op het scherm veroorzaken. Met de optie Oppervlak
helderheid kunt u de hoeveelheid ruis verminderen, door de
gevoeligheid van de ontvanger dicht bij de oppervlakte lager te
zetten.
Kleurlijn
Hiermee kan de gebruiker de kleuren van het display aanpassen om
de zachtere doelen beter te kunnen onderscheiden van de hardere.
De kleurlijn aanpassen kan helpen om vis en belangrijke structuren
op of bij de bodem te onderscheiden van de werkelijke bodem.
Gebruik de pijltoetsen omhoog en omlaag om de schuifbalk aan te
passen.
58
Sonar | Hook² Series Gebruikershandleiding
Standaardinstellingen herstellen
Deze menuoptie is beschikbaar als u een of meer instellingen
aanpast. Als deze optie is geselecteerd, worden de aangepaste
instellingen weer teruggezet naar de standaardinstellingen.
Meer opties
Opties voor gesplitst scherm
Opties voor gesplitste schermen zijn beschikbaar in het submenu
voor gesplitste schermen.
Zoomen
1
2
1 Zoomniveau
2 Zoombalken
De Zoom-modus presenteert aan de linkerkant van het paneel een
vergrote weergave van het echobeeld. Standaard staat het
zoomniveau op 2x. U kunt tot maximaal 8x zoomen met de
zoomtoetsen. De zoom-balken voor het bereik aan de rechterkant
van het display tonen het vergrote bereik. Als u de zoomfactor
vergroot, wordt het bereik verkleind. U ziet dit als een verkleinde
afstand tussen de zoombalken.
Sonar | Hook² Series Gebruikershandleiding
59
Bodemvergrendeling
De bodemvergrendelingsmodus is handig als u echo's dicht bij de
bodem wilt weergeven. In deze modus toont de linkerkant van het
paneel een beeld waar de bodem vlakker wordt. De bereikschaal
wordt veranderd zodat deze vanaf de zeebodem (0) naar boven
meet. De bodem en de nullijn worden altijd op het linkerpaneel
getoond, ongeacht de bereikschaal. De schaalfactor voor het beeld
aan de linkerkant van het paneel wordt ingesteld zoals beschreven
voor de zoom-optie.
Flitser
In Flitser-modus wordt in het linkerpaneel een flitser-echoloodbeeld
en in het rechterpaneel een gewoon echoloodbeeld weergegeven.
Signaalhoogte instellen
Signaalhoogte instellen is een weergave van real-time echo's die op
het paneel verschijnen. De sterkte van de feitelijke echo wordt
aangegeven door de breedte en kleurintensiteit.
Paletten
U kunt kiezen uit verschillende displaypaletten die zijn
geoptimaliseerd voor een verscheidenheid aan viscondities.
Vis aanduiding
U kunt de manier selecteren waarop de echo's op het beeld
moeten verschijnen. U kunt bovendien aangeven of u een
waarschuwing wilt krijgen als er een visaanduiding verschijnt op het
paneel.
Traditionele visecho's Vissymbolen Vissymbolen en diepte-
indicatie
Ú
Notitie: Niet alle vissymbolen zijn ook echt vissen.
60
Sonar | Hook² Series Gebruikershandleiding
Fish ID beeps
Als deze optie is geselecteerd, piept het systeem als een vis wordt
geïdentificeerd.
Overlay DownScan
Wanneer een DownScan-bron is aangesloten op uw systeem, kunt
u DownScan-beelden weergeven als overlay op het normale Sonar-
beeld.
Wanneer Sonar-menu is geactiveerd, wordt het aangevuld met een
aantal basisopties voor DownScan.
Afstand meten
De cursor kan worden gebruikt om de afstand te meten tussen
twee meetpunten op het beeld.
1. Plaats de cursor op het punt van waaraf u de afstand wilt meten
2. Start de meetfunctie via de menuoptie Meer opties
Ú
Notitie: De meetfunctie is alleen beschikbaar in het menu als
de cursor op het beeld is geplaatst.
3. Plaats de cursor op het tweede meetpunt
-
Tussen de meetpunten wordt een lijn getrokken en de
afstand wordt weergegeven in het venster Cursorinformatie
4. Indien nodig kunt u nu meer meetpunten kiezen
Zolang de meetfunctie actief is, kunt u het start- en eindpunt steeds
opnieuw bepalen via het menu.
Als u Meten beëindigen selecteert of op de toets Afsluiten (X) drukt,
stopt de meetfunctie. Druk op de toets Cursor/Waypoint om de
cursor van het beeld te verwijderen en het beeld weer op de
normale manier te laten scrollen.
Opname van sonarloggegevens starten
U kunt de opname van sonarloggegevens starten en het bestand
intern opslaan in de unit, of op een kaart die in de kaartlezer van de
unit is geplaatst.
U kunt het dialoogvenster Sonar loggen activeren in het
dialoogvenster Systeem regelingen of het dialoogvenster
Sonarinstelingen.
Sonar | Hook² Series Gebruikershandleiding
61
Wanneer de gegevens worden opgenomen, knippert er in de
linkerbovenhoek een rood symbool en verschijnt er regelmatig een
bericht onder in het scherm.
Bestandsnaam
Geef de opname (log) een naam.
Bestandsformaat
Selecteer een bestandsindeling in de vervolgkeuzelijst: slg (alleen
Sonar), xtf (alleen Structure*) of sl2 (Sonar en Structure).
Ú
Notitie: Het xtf-formaat kan alleen gebruikt worden met
bepaalde Sonar-weergavehulpmiddelen van derden.
Opslaan in
Select of de opname intern opgeslagen moet worden, of op een
geheugenkaart in de kaartlezer.
StructureMap aanmaken
Ú
Notitie: Deze optie is alleen beschikbaar op modellen met
TripleShot/StructureScan-functionaliteit.
Als uw model is voorzien van TripleShot/StructureScan-
functionaliteit, kunt u de .sl2 logs converteren naar de StructureMap
indeling (.smf) als de opname klaar is.
Het logbestand kan ook geconverteerd worden naar StructureMap
indeling via de optie Bestanden.
62
Sonar | Hook² Series Gebruikershandleiding
Resterende tijd
Toont de resterende toegewezen tijd die beschikbaar is voor
opnamen.
Opname van sonarloggegevens stoppen
Selecteer Stoppen loggen in het dialoogvenster Systeem
regelingen en selecteer vervolgens Stoppen in het dialoogvenster
Sonarloggegevens registreren om de opname van alle
sonarloggegevens te stoppen.
Ú
Notitie: Wanneer u de optie StructureMap aanmaken hebt
geselecteerd in het dialoogvenster Sonargegevens opnemen,
wordt het dialoogvenster StructureScan-logbestand
converteren naar StructureMap-indeling weergegeven als u
Stoppen selecteert in het dialoogvenster Sonarloggegevens
registreren. Selecteer Converteren om een .smf-bestand te
maken in de map Loggegevens. Zie "Bestanden" op pagina 86.
De vastgelegde echogegevens weergeven
U kunt zowel intern als extern opgeslagen echogegevens bekijken
als de optie Sonar log bekijken is geselecteerd in het dialoogvenster
Sonarinstellingen. Raadpleeg "Sonarinstellingen" op pagina 64.
Sonar | Hook² Series Gebruikershandleiding
63
Sonar-instellingen
Log sonar
Selecteer deze optie om het vastleggen van Sonar-gegevens te
starten of te stoppen. Raadpleeg voor meer informatie "Opname van
sonarloggegevens starten" op pagina 61.
Sonar log bekijken
Wordt gebruikt om sonaropnamen weer te geven.
Het logbestand wordt weergegeven als een gepauzeerd beeld. U
kunt het scrollen en weergeven bedienen via de menuoptie
Bediening. U kunt de cursor gebruiken op het beeld dat nogmaals
wordt afgespeeld, en het beeld pannen als een normaal sonarbeeld.
U kunt de weergavefunctie afsluiten door te drukken op de toets
Afsluiten (X).
Diepte-offset
Alle transducers meten de waterdiepte van de transducer tot de
bodem. Daardoor tellen de waterdieptewaarden voor de afstand
tussen de transducer en het laagste punt van de boot (bijvoorbeeld:
de onderkant van de kiel, het roer of de scheg) in het water of vanaf
de transducer tot het wateroppervlak niet mee.
64
Sonar | Hook² Series Gebruikershandleiding
Meet voorafgaand aan het instellen van de offset de afstand van de
transducer naar het laagste punt van de boot in het water, of van de
transducer naar het wateroppervlak.
A
B
A Laagste punt van de offset van het vaartuig: stel de afstand
in van de transducer tot het laagste punt van de boot in het
water. Dit moet worden ingesteld als een negatieve waarde.
Bijvoorbeeld -0,3 m (-1 ft).
B Voor de offset van de diepte onder het wateroppervlak (de
waterlijn): stel de afstand van de transducer naar het
wateroppervlak in. Dit moet worden ingesteld als een
positieve waarde. Bijvoorbeeld +0,5 m (+1,77 ft).
Zet de offset op 0 voor de diepte onder de transducer.
Kalibratie watertemperatuur
Temperatuurkalibratie dient om de watertemperatuurwaarde
aangegeven door de sonartransducer aan te passen. Het kan nodig
zijn lokale invloeden op de gemeten temperatuur te corrigeren.
Kalibratiebereik: -9,9° tot +9,9°. 0° is standaard.
Ú
Notitie: Kalibratie van de watertemperatuur verschijnt alleen als
de transducer temperatuur kan meten.
Sonar | Hook² Series Gebruikershandleiding
65
StructureScan
StructureScan gebruikt hoge frequenties om een fotoachtig beeld
met hoge resolutie van de zeebodem te maken.
Om StructureScan-functies te kunnen gebruiken hebt u een voor
TripleShot geschikte unit nodig.
Het StructureScan beeld
De weergave
Het StructureScan-beeld kan worden ingesteld om scannen links,
rechts of zowel links als rechts weer te geven.
1 Snelheid over de grond
2 Diepte
3 Temperatuur
4 Frequentie
6 Bereikschaal
Het StructureScan beeld zoomen
U kunt in- en uitzoomen op een StructureScan-beeld met de
zoomtoetsen.
Het zoomniveau wordt linksonder op het paneel getoond.
9
66
StructureScan | Hook² Series Gebruikershandleiding
Gebruik van de cursor op het paneel
StructureScan
De cursor wordt standaard niet getoond op het StructureScan-
beeld. Druk op de toets Cursor/Waypoint om de cursor op het
beeld te plaatsen. Gebruik de pijltjestoetsen om de cursor te
positioneren
Als u de cursor op een SideScan-beeld plaatst, pauzeert het scherm
en wordt het cursorinformatievenster geactiveerd. Op een
SideScan-beeld wordt de afstand links/rechts van het vaartuig tot
de cursor op de cursorpositie getoond.
Druk op de toets Cursor/Waypoint om de cursor en de
cursorelementen van het paneel te verwijderen.
StructureScan historie weergeven
U kunt de StructureScan-historie weergeven door het beeld te
pannen. Als u het beeld wilt pannen, drukt u op de toets Cursor/
Waypoint om de cursor op het beeld te plaatsen. Hierdoor wordt
automatisch scrollen gestopt.
Gebruik de toets Pijl omlaag om de cursor te verplaatsen naar de
onderrand van het beeld. Door herhaaldelijk op de toets Pijl
omlaag te drukken wordt het beeld omlaag getrokken tot het
historische beeld wordt weergegeven.
Met de toets Pijl omhoog kunt u op die manier het beeld weer
omhoog pannen en het meest recente beeld weergeven.
StructureScan | Hook² Series Gebruikershandleiding
67
Als u normaal scrollen wilt hervatten, drukt u op de toets Cursor/
Waypoint om de cursor van het beeld te verwijderen.
StructureScan gegevens opnemen
U kunt StructureScan-gegevens opnemen en het bestand intern
opslaan in de unit of op een geheugenkaart, zoals beschreven in
"Opname van sonargegevens starten" op pagina 61.
Het StructureScan beeld instellen
Standaard is de unit ingesteld op de Auto modus en zijn de meeste
instellingen automatisch ingesteld. Aanbevolen wordt dat alleen
ervaren sonargebruikers de functie Instellingen aanpassen
gebruiken om het beeld verder aan te passen. Selecteer Auto in het
menu en wijzig dit in Aangepaste modus om beeldinstellingen aan
te passen. Zie "Aangepaste opties" op pagina 68
Voor Auto modus en Aangepaste modus zijn meer opties
beschikbaar. Zie "Meer opties" op pagina 70.
Als de cursor actief is, worden sommige opties in het menu
vervangen door functies in de cursormodus. Druk op de toets
Cursor/Waypoint om de cursor van het beeld en cursormenuopties
te verwijderen.
Aangepaste opties
Bereik
De bereikinstelling bepaalt de waterdiepte en het SideScan-bereik
dat zichtbaar is op het scherm.
Auto-bereik
Wanneer het bereik is ingesteld op Auto, stelt het systeem het
bereik automatisch in afhankelijk van de waterdiepte.
Vooraf ingestelde bereikniveaus
U kunt kiezen tussen verschillende vooraf ingestelde bereikniveaus.
StructureScan frequenties
StructureScan ondersteunt twee frequenties. 455 kHz geeft in de
meeste situaties een ideaal bereik en beeldkwaliteit, terwijl 800 kHz
wordt gebruikt voor meer details in ondiep water.
68
StructureScan | Hook² Series Gebruikershandleiding
Contrast
Bepaalt de helderheidsverhouding tussen lichte en donkere
gebieden op het scherm.
Ú
Notitie: We raden u aan om Auto contrast te gebruiken.
Om de instelling voor contrast aan te passen:
1. Selecteer de optie Contrast in het menu
2. Selecteer Auto contrast en druk op de Menu/Enter toets om
Auto contrast uit te schakelen
3. Markeer de aanpassingsbalk met de pijltoetsen en druk op de
Menu/Enter toets om deze te activeren
4. Pas de instelling aan met de pijltoetsen
5. Druk op de Menu/Enter toets om uw instellingen op te slaan
Geavanceerde instellingen StructureScan
Oppervlaktehelderheid
Golfactiviteit, kielwater en temperatuurinversies kunnen dicht aan
de oppervlakte echo's op het scherm veroorzaken.
Deze optie reduceert oppervlakte-echo's door de gevoeligheid van
de ontvanger in de buurt van de oppervlakte te verminderen.
Ú
Notitie: Oppervlaktehelderheid is standaard ingesteld op Laag,
voor optimale beeldontvangst en helderheid.
Standaardinstellingen herstellen
Deze menuoptie is beschikbaar als u een of meer instellingen
aanpast. Als deze optie is geselecteerd, worden de aangepaste
instellingen weer teruggezet naar de standaardinstellingen.
StructureScan | Hook² Series Gebruikershandleiding
69
Meer opties
Het StructureScan-beeld naar links/rechts omkeren
Indien nodig kunnen de links/rechts-beelden van StructureScan
worden omgekeerd zodat ze overeenkomen met richting van de
transducerinstallatie.
Bereiklijnen
Aan het beeld kunnen bereiklijnen worden toegevoegd om afstand
gemakkelijker te kunnen schatten.
Paletten
U kunt kiezen uit verschillende displaypaletten die zijn
geoptimaliseerd voor een verscheidenheid aan viscondities.
Weergave
U kunt de StructureScan-pagina instellen op alleen links, alleen
rechts of links/rechts scannen.
Afstand meten
De cursor kan worden gebruikt om de afstand te meten tussen
twee meetpunten op het beeld.
1. Plaats de cursor op het punt van waaraf u de afstand wilt meten
2. Start de meetfunctie via de menuoptie Meer opties
Ú
Notitie: De meetfunctie is alleen beschikbaar in het menu als
de cursor op het beeld is geplaatst.
3. Plaats de cursor op het tweede meetpunt
-
Tussen de meetpunten wordt een lijn getrokken en de
afstand wordt weergegeven in het venster Cursorinformatie
4. Indien nodig kunt u nu meer meetpunten kiezen
Zolang de meetfunctie actief is, kunt u het start- en eindpunt steeds
opnieuw bepalen via het menu.
Als u Meten beëindigen selecteert of op de toets Afsluiten (X) drukt,
stopt de meetfunctie. Druk op de toets Cursor/Waypoint om de
cursor van het beeld te verwijderen en het beeld weer op de
normale manier te laten scrollen.
70
StructureScan | Hook² Series Gebruikershandleiding
DownScan
DownScan produceert gedetailleerde beelden van structuren en
vissen direct onder uw boot, tot 91 meter diep bij 455 kHz en tot 46
meter diep bij 800 kHz.
Het DownScan-beeld
3
2
1
4
5
1 Snelheid over de grond
2 Diepte
3 Temperatuur
4 Frequentie
Diepte
5 Bereikschaal
In- of uitzoomen op het DownScan-beeld
U kunt in- of uitzoomen op een DownScan-beeld met de
zoomtoetsen.
Gebruik van de cursor op het DownScan
paneel
De cursor wordt standaard niet getoond op het DownScan-beeld.
Druk op de toets Cursor/Waypoint om de cursor op het beeld te
plaatsen.
10
DownScan | Hook² Series Gebruikershandleiding
71
Gebruik de pijltjestoetsen om de cursor te positioneren Als u de
cursor op een DownScan-beeld plaatst, pauzeert het scherm en
wordt het cursorinformatievenster geactiveerd. De afstand van het
vaartuig tot de cursor wordt weergegeven in de onderste rij van het
cursorinformatievenster.
Links van de cursorpositie wordt de diepte weergegeven.
Druk op de toets Cursor/Waypoint om de cursor en de
cursorelementen van het paneel te verwijderen.
Ga naar cursor
U kunt navigeren naar een geselecteerde positie op het beeld door
de cursor op het paneel te plaatsen en vervolgens in het menu de
optie Ga naar Cursor te gebruiken.
DownScan-historie weergeven
U kunt de DownScan-historie weergeven door het beeld te pannen.
Als u het beeld wilt pannen, drukt u op de toets Cursor/Waypoint
om de cursor op het beeld te plaatsen. Hierdoor wordt automatisch
scrollen gestopt.
Gebruik de toets Pijl naar links om de cursor te verplaatsen naar
de linkerrand van het beeld. Door herhaaldelijk op de toets Pijl
naar links te drukken wordt het beeld naar links getrokken tot het
historische beeld wordt weergegeven.
Met de toets Pijl naar rechts kunt u op die manier het beeld weer
naar rechts pannen en het meest recente beeld weergeven.
Als u normaal scrollen wilt hervatten, drukt u op de toets Cursor/
Waypoint om de cursor van het beeld te verwijderen.
De beeldinstellingen aanpassen
Standaard is de unit ingesteld op de Auto modus en zijn de meeste
instellingen automatisch ingesteld. Aanbevolen wordt dat alleen
ervaren sonargebruikers de functie Instellingen aanpassen
gebruiken om het sonarbeeld verder aan te passen. Selecteer Auto
in het menu en wijzig dit in Aangepaste modus om
beeldinstellingen aan te passen.
Voor Auto modus en Aangepaste modus zijn meer opties
beschikbaar. Zie "Meer opties" op pagina 74.
Als de cursor actief is, worden sommige opties in het menu
vervangen door functies in de cursormodus. Druk op de toets
72
DownScan | Hook² Series Gebruikershandleiding
Cursor/Waypoint om de cursor van het beeld en cursormenuopties
te verwijderen.
Opties voor Aangepaste modus
Bereik
De bereikinstelling bepaalt de waterdiepte die zichtbaar is op het
beeld.
Auto-bereik
Standaard is het bereik ingesteld op Auto. In de stand Auto geeft
het systeem automatisch het volledige bereik van het
wateroppervlak tot de bodem weer.
Vooraf ingestelde bereikniveaus
Hiermee kunt u een bepaald dieptebereik selecteren dat niet is
gekoppeld aan de diepte van het water.
Frequentie
DownScan kan worden gebruikt op 800 kHz of 455 kHz. 800 kHz
geeft de hoogste resolutie met minder bereik. 455 kHz geeft het
beste bereik, maar met een lagere resolutie.
Standaardinstellingen herstellen
Deze menuoptie is beschikbaar als u een of meer instellingen
aanpast. Als deze optie is geselecteerd, worden de aangepaste
instellingen weer teruggezet naar de standaardinstellingen.
Contrast
Bepaalt de helderheidsverhouding tussen lichte en donkere
gebieden op het scherm.
Ú
Notitie: We raden u aan om Auto contrast te gebruiken.
Om de instelling voor contrast aan te passen:
1. Selecteer de optie Contrast in het menu
2. Selecteer Auto contrast en druk op de Menu/Enter toets om
Auto contrast uit te schakelen
3. Markeer de aanpassingsbalk met de pijltoetsen en druk op de
Menu/Enter toets om deze te activeren
4. Pas de instelling aan met de pijltoetsen
5. Druk op de Menu/Enter toets om uw instellingen op te slaan
DownScan | Hook² Series Gebruikershandleiding
73
Geavanceerde opties
Oppervlaktehelderheid
Golfactiviteit, kielwater en temperatuurinversies kunnen dicht aan
de oppervlakte echo's op het scherm veroorzaken.
Deze optie reduceert oppervlakte-echo's door de gevoeligheid van
de ontvanger in de buurt van de oppervlakte te verminderen.
Ú
Notitie: Oppervlaktehelderheid is standaard ingesteld op Laag,
voor optimale beeldontvangst en helderheid.
Meer opties
Bereiklijnen
Aan het beeld kunnen bereiklijnen worden toegevoegd om diepte
gemakkelijker te kunnen schatten.
Paletten
U kunt kiezen uit verschillende displaypaletten die zijn
geoptimaliseerd voor een verscheidenheid aan viscondities.
Afstand meten
De cursor kan worden gebruikt om de afstand te meten tussen
twee meetpunten op het beeld.
1. Plaats de cursor op het punt van waaraf u de afstand wilt meten
2. Start de meetfunctie via de menuoptie Meer opties
Ú
Notitie: De meetfunctie is alleen beschikbaar in het menu als
de cursor op het beeld is geplaatst.
3. Plaats de cursor op het tweede meetpunt
-
Tussen de meetpunten wordt een lijn getrokken en de
afstand wordt weergegeven in het venster Cursorinformatie
4. Indien nodig kunt u nu meer meetpunten kiezen
Zolang de meetfunctie actief is, kunt u het start- en eindpunt steeds
opnieuw bepalen via het menu.
Als u Meten beëindigen selecteert of op de toets Afsluiten (X) drukt,
stopt de meetfunctie. Druk op de toets Cursor/Waypoint om de
cursor van het beeld te verwijderen en het beeld weer op de
normale manier te laten scrollen.
74
DownScan | Hook² Series Gebruikershandleiding
StructureMap
Ú
Notitie: StructureScan-overlay (StructureMap) is alleen
beschikbaar op modellen met TripleShot transducers.
Met de functie StructureMap kunnen SideScan-beelden uit een
StructureScan bron op de kaart worden geprojecteerd. Dit maakt
het gemakkelijker om de onderwateromgeving ten opzichte van uw
positie te visualiseren en SideScan-beelden te duiden.
Het StructureMap beeld
In het onderstaande voorbeeld ziet u een kaartpaneel met een
structuuroverlay, gecombineerd met een traditioneel SideScan
paneel.
Over een kaart met een structuuroverlay kunt u bewegen zoals u
gewend bent.
Met de zoomtoetsen kunt u in- en uitzoomen op de kaart en het
gescande beeld.
Structuur overlay activeren
1. Schakel de Structuur overlay via het kaart menu in.
-
Het kaart menu wordt uitgebreid met Structuur opties
- Er begint Structuur data op het kaartscherm te verschijnen
zodra de Structuur overlay ingeschakeld is.
2. Selecteer de Structuur bron.
- Live data is standaard.
11
StructureMap | Hook² Series Gebruikershandleiding
75
Ú
Notitie: Structuur overlay kan ook worden geactiveerd door
een opgeslagen StructureMap bestand via de bestanden
browser te selecteren.
StructureMap tips
Als u langere structuren (zoals een wrak e.d.) in kaart wilt
brengen, vaar er dan niet overheen, maar stuur de boot zo dat de
structuur aan de linker- of rechterkant van uw vaartuig ligt.
Voorkom overlapping van geschiedenissporen bij het maken van
een zij-aan-zij scan van een gebied.
StructureScan gegevens opnemen
StructureScan-gegevens kunnen opgenomen worden vanaf een
kaartpaneel waarbij structuuroverlay is ingeschakeld.
De opname van StructureScan-gegevens kan ook gestart worden
vanaf een StructureScan-paneel.
Wanneer StructureScan-gegevens worden opgenomen, knippert er
een rood symbool en verschijnt er regelmatig een bericht onder in
het scherm.
Ú
Notitie: Het bericht bevat informatie over de bestandsgrootte.
Houd de omvang van uw logs onder de 100MB, zodat
bestanden sneller geconverteerd kunnen worden.
De opname wordt gestopt als de opnamefunctie opnieuw
geselecteerd wordt.
StructureScan-gegevens converteren naar StructureMap-
indeling
Een StructureScan-logbestand (.sl2) wordt geconverteerd naar
StructureMap-indeling (.smf) na de opname vanuit het
opnamevenster of vanuit de bestandsbrowser.
U kunt bestanden aanmaken met een standaardresolutie of hoge
resolutie. In .smf-bestanden met een hoge resolutie worden meer
details vastgelegd, maar deze duren langer om te converteren en
zijn groter dan bestanden met een standaardresolutie.
Om ruimte te besparen, wordt aangeraden om de StructureScan-
bestanden (.sl2) na het converteren te verwijderen.
76
StructureMap | Hook² Series Gebruikershandleiding
StructureMaps gebruiken met
topografische kaarten
Met StructureMap kunt u de volledige kaartcapaciteit behouden.
Het kan zowel gebruikt worden met vooraf geladen cartografie als
met elektronische kaarten van Navionics, Insight en mediakaarten
van andere merken die compatibel zijn met het systeem.
Wanneer u StructureMap gebruikt met mediakaarten, kopieert u de
StructureMap (.smf )-bestanden naar het interne geheugen van de
unit. Wij raden u aan om kopieën van StructureMap-bestanden op
externe mediakaarten te bewaren.
Structuuropties
U kunt de StructureMap-instellingen aanpassen in het menu
Structuuropties. Het menu is beschikbaar als Structuuroverlay is
ingeschakeld.
Niet alle opties zijn beschikbaar als opgeslagen StructureMap-
bestanden worden gebruikt als bron. Niet-beschikbare opties
worden grijs weergegeven.
Transparantie
Hiermee stelt u de doorzichtigheid van de structuuroverlay in. Met
minimale transparantie zullen de kaartdetails vrijwel verborgen zijn
door de StructureMap-overlay.
Palet
Selecteert een Structure-palet.
Contrast
Bepaalt de helderheidsverhouding tussen lichte en donkere
gebieden op het scherm.
Waterkolom
Toont/verbergt de waterkolom in de Live-modus.
Indien uitgeschakeld, zijn scholen aasvissen mogelijk niet zichtbaar
op het SideScan-beeld.
Indien ingeschakeld, kan de nauwkeurigheid van het SideScan-
beeld op de kaart beïnvloed worden door de waterdiepte.
StructureMap | Hook² Series Gebruikershandleiding
77
Live historie wissen
Hiermee worden de bestaande live historiegegevens van het
scherm gewist en worden alleen de meest recent gegevens
getoond.
78
StructureMap | Hook² Series Gebruikershandleiding
Alarmen
Alarmsysteem
Als het systeem is ingeschakeld, wordt er voortdurend
gecontroleerd op gevaarlijke situaties en systeemfouten. Als er een
alarmsituatie ontstaat, verschijnt er een alarmmelding op het
scherm.
Als u de sirene hebt geactiveerd, wordt de alarmmelding gevolgd
door een geluidsalarm.
Het alarm wordt opgenomen in het alarmoverzicht zodat u de
details kunt zien en de juiste corrigerende actie kunt ondernemen.
Type berichten
De berichten worden geclassificeerd naar de manier waarop de
gemelde situatie invloed heeft op uw boot. De volgende kleurcodes
worden gebruikt:
Kleur Belangrijkheid
Rood Kritiek
Oranje Belangrijk
Geel Standaard
Blauw Waarschuwing
Groen Lichte waarschuwing
Alarmmeldingen
Een alarmmelding wordt getoond met de naam van het alarm als
de titel en met details voor het alarm.
Een melding bevestigen
Voor het bevestigen van een melding zijn in de alarmdialoog de
volgende opties beschikbaar:
Sluiten
12
Alarmen | Hook² Series Gebruikershandleiding
79
Zet de alarmstatus op bevestigd, wat betekent dat u weet dat er
een alarmtoestand is. De sirene/zoemer stopt en het
dialoogvenster Alarmen wordt verwijderd.
Het alarm blijft echter actief in het alarmoverzicht totdat de
reden voor het alarm is verdwenen.
Deactiveren
Deactiveert de huidige alarminstelling. Het alarm wordt niet
meer getoond tenzij u dit weer inschakelt in het dialoogvenster
Alarmen.
Er is geen time-out voor de alarmmelding of sirene. Deze blijven
actief totdat u het alarm bevestigt of totdat de reden voor het alarm
is verdwenen.
Dialoogvenster Alarmen
In het dialoogvenster Alarmen kunt u de alarmsirene inschakelen.
Selecteer de optie Instellingen om het dialoogvenster
Alarmeninstellingen te openen. Alle alarmen worden ingesteld in
het dialoogvenster Alarminstellingen.
80
Alarmen | Hook² Series Gebruikershandleiding
Alarmen | Hook² Series Gebruikershandleiding
81
Tools
Het paneel Tools bevat standaard pictogrammen voor toegang tot
opties en tools die niet specifiek voor een bepaald paneel zijn.
Het paneel Tools bevindt zich op de Home pagina.
Instellingen
Geeft toegang tot applicatie- en systeeminstellingen.
Systeeminstellingen
De systeeminstellingen bieden toegang tot het volgende:
Taal
Bepaalt de taal die op het apparaat wordt gebruikt voor panelen,
menu's en dialoogvensters. Bij veranderen van de taal wordt het
apparaat opnieuw opgestart.
13
82
Tools | Hook² Series Gebruikershandleiding
Tekst grootte
Gebruikt voor het instellen van de grootte van tekst in menu's en
dialoogvensters.
Standaard instelling: Normaal
Toetstonen
Hiermee bepaalt u het volume van de toon die klinkt wanneer er
een toets wordt ingedrukt.
Standaard instelling: Luid
Tijd
Bepaalt de lokale tijdzone verstelling en het formaat van tijd en
datum.
Referentievlak
Ú
Notitie: Kaarten zijn niet beschikbaar op 7x TS modellen.
De meeste papieren kaarten hebben het WGS84-formaat dat ook
door uw unit wordt gebruikt.
Als uw papieren kaarten een ander formaat hebben, kunt u de
instellingen voor het referentievlak zo wijzigen dat deze
overeenkomen met uw papieren kaarten.
Coördinatensysteem
Er kunnen verschillende coördinatensystemen worden gebruikt
voor de indeling van breedte-/hoogtegraadcoördinaten op het
paneel.
Magnetische variatie
Magnetische variatie is het verschil tussen ware en magnetische
peilingen, veroorzaakt door verschillende locaties van de
geografische en de magnetische Noordpool. Lokale verschillen
zoals ijzerafzettingen kunnen de magnetische peilingen ook
beïnvloeden.
Indien op Auto ingesteld, converteert het systeem automatisch het
magnetische noorden naar het ware noorden. Selecteer de
handmatige modus wanneer u zelf een lokale magnetische variatie
moet invoeren.
Tools | Hook² Series Gebruikershandleiding
83
Satellieten
Statuspagina voor actieve satellieten.
Standaardinstellingen herstellen
Biedt de mogelijkheid te selecteren welke instellingen op de
oorspronkelijke fabrieksinstellingen moeten worden teruggezet.
Waarschuwing: Als waypoints, routes en trails
worden geselecteerd, worden die permanent
verwijderd.
Geavanceerd
Toont een paneel met meer geavanceerde instellingen. Gebruikt
voor het instellen van hoe uw systeem diverse gebruikersinterface
informatie weergeeft. Bepaalt bovendien welke functies in de
interface worden weergegeven.
Info over
Hier worden de copyrightgegevens, de softwareversie en de
technische informatie van dit apparaat weergegeven.
Via de optie Support hebt u toegang tot de Service Assistant.
Raadpleeg "Service Assistant" op pagina 88.
Navigatie
Voorziet in opties en dialoogvensters waarin u instellingen kunt
opgeven voor uw navigatie, zoals aankomstradius, XTE-limiet, XTE-
alarm, Trails en registratietype. Raadpleeg "Navigatie-instellingen" op
pagina 53.
Kaart
Ú
Notitie: Kaarten zijn niet beschikbaar op 7x TS modellen.
Voorziet in opties en dialoogvensters waar u instellingen voor uw
kaarten opgeeft. Instellingen en weergaveopties die op de pagina
Kaartinstellingen worden gekozen, gelden voor alle kaartpanelen.
Zie "Kaartinstellingen" op pagina 36.
84
Tools | Hook² Series Gebruikershandleiding
Fishfinder
Biedt opties en dialoogvensters waarin u instellingen voor de
fishfinder opgeeft. Zie "Fisfinder instellingen" op pagina 64.
Alarmen
Biedt de optie om de sirene in te schakelen. Voorziet ook in een
dialoogvenster waarin u alarmen kunt inschakelen voor items en
dat informatie over actieve alarmen en de alarmhistorie bevat. Zie
"Dialoogvenster Alarmen" op pagina 80.
Eenheden
Eenheden voor verschillende soorten data instellen.
Simulator
Biedt de mogelijkheid de simulator handmatig te bedienen. Voor
meer informatie raadpleegt u "Simulator" op pagina 92.
Waypoints/routes/trails
Overzicht van waypoints, routes en trails met details.
Selecteer het waypoint, de route of de trail die u wilt wijzigen of
verwijderen.
Info
Geeft zon-/maanstanden, getijden en tripinformatie weer.
Zon, maan
Toont zonsopgang, zonsondergang, maansopgang en
maansondergang voor een positie, op basis van de ingevoerde
datum en de lengte/breedtegraad van de positie.
Getijden
Ú
Notitie: Getijden zijn niet beschikbaar op 7x TS modellen.
Toont getijdeninformatie voor het dichtstbijzijnde getijdenstation.
In het veld Getijdestation kunnen beschikbare getijdestations
worden geselecteerd.
Tools | Hook² Series Gebruikershandleiding
85
U kunt de datum wijzigen door met de pijltoetsen het datumveld te
openen en op de Menu/Enter toets te drukken om de
kalenderfunctie te openen.
Trip
Geeft tripinformatie. Te gebruiken om tripinformatie te resetten.
Opslagtemperatuur
Toegang tot het bestandsbeheersysteem.
Bestanden
Via het bestandsbeheersysteem kunt u het interne geheugen van
de unit en de geplaatste SD-kaart bekijken.
Bestanden weergeven
Selecteer een bestand op het paneel Bestanden en vervolgens de
optie voor bestandsweergave in het dialoogvenster Details.
Bestanden kopiëren naar een kaart in de kaartlezer
U kunt schermafdrukken en logs kopiëren naar een kaart in de
kaartlezer. U kunt ook systeeminstellingen, waypoints, routes en
Trails naar een kaart kopiëren. Het exporteren van bestanden wordt
behandeld in de paragraaf "Onderhoud" op pagina 87.
86
Tools | Hook² Series Gebruikershandleiding
Onderhoud
Preventief onderhoud
De unit bevat geen onderdelen die door de gebruiker kunnen
worden onderhouden. De gebruiker hoeft daarom slechts in zeer
beperkte mate preventief onderhoud uit te voeren.
Aangeraden wordt om het zonnescherm altijd te plaatsen als de
unit niet in gebruik is.
Ú
Notitie: Het zonnescherm is een accessoire (afzonderlijk
verkrijgbaar). Raadpleeg de bij uw unit geleverde
installatiehandleiding.
Reinigen van de display-unit
Het scherm reinigen:
Gebruik een microvezeldoekje of een zacht katoenen doekje om
het scherm te reinigen. Gebruik voldoende water om
achtergebleven zoutresten op te lossen en weg te spoelen.
Gekristalliseerd zout, zand, vuil etc. kan de beschermende
coating beschadigen als er een vochtige doek wordt gebruikt.
Besproei de unit met schoon water en droog de unit vervolgens
met een microvezeldoekje of zacht katoenen doekje. Oefen geen
druk uit met de doek.
Behuizing reinigen:
Gebruik warm water met een beetje vloeibaar afwasmiddel of
reinigingsmiddel.
Gebruik geen reinigingsmiddelen die schuurmiddelen of
oplosmiddelen (aceton, minerale terpentine, etc.), zuur, ammoniak
of alcohol bevatten, omdat het display en de plastic behuizing
daardoor beschadigd kunnen raken.
Gebruik geen hogedrukspuit. Reinig uw unit niet in een
autowasstraat.
Controleren van de connectoren
De connectoren mogen alleen visueel gecontroleerd worden.
14
Onderhoud | Hook² Series Gebruikershandleiding
87
Duw de stekkers in de connector. Als de stekkers zijn voorzien van
een positiepin, moet u ervoor zorgen dat deze in de juiste stand
staat.
Service Assistant
Het systeem heeft een ingebouwde Service Assistant voor het
genereren van een rapport met softwareversie, serienummer en
informatie uit het instellingenbestand dat van nut kan zijn bij
technische ondersteuningsaanvragen.
1. Plaats een lege geheugenkaart in de unit.
2. Open de pagina Over in het dialoogvenster Systeeminstellingen
3. Selecteer Ondersteuning en vervolgens Rapport maken
4. Volg de instructies
5. Sla het rapport op de geheugenkaart op.
U kunt screenshots en logbestanden aan het rapport toevoegen. De
bijlagen van het rapport mogen maximaal 20 MB groot zijn. Als u
eerst de technische ondersteuning belt, kunt u een
incidentnummer invoeren om het incident te volgen.
E-mail het rapport vanaf de geheugenkaart naar Ondersteuning via
een smart apparaat of pc met internetverbinding.
Software-upgrades
De nieuwste software kunt u downloaden van onze website
www.lowrance.com.
Zorg dat u eerst een back-up maakt van mogelijk waardevolle
gebruikersgegevens voordat u een update op de unit uitvoert. Zie
"Back-up maken van uw systeemgegevens" op pagina 89.
Software bijwerken
Ú
Notitie: Download software-updates niet naar
geheugenkaarten met kaartgegevens. Gebruik een niet voor
kaartgegevens bedoelde geheugenkaart met voldoende
opslagruimte voor software-updates of om er rapporten of
bestanden op te kunnen opslaan.
Ú
Notitie: Schakel de unit niet uit terwijl de update wordt
uitgevoerd.
88
Onderhoud | Hook² Series Gebruikershandleiding
1. Download de software-update vanaf www.lowrance.com naar
een geheugenkaart die is geplaatst in een smart apparaat of een
pc die verbonden is met internet.
2. Schakel uw unit uit en plaats vervolgens de geheugenkaart met
de software-updates in uw unit.
3. Schakel uw unit in. Een voortgangsbalk wordt weergegeven die
aangeeft dat de software wordt bijgewerkt. Schakel de unit niet
uit. Wacht tot de update is voltooid. U kunt de geheugenkaart
verwijderen nadat de unit opnieuw is opgestart.
Back-up maken van uw systeemgegevens
Door u aangemaakte waypoints, routes en Trails zijn opgeslagen op
uw systeem. Het wordt aanbevolen deze bestanden en uw
instellingsbestanden regelmatig te kopiëren, als onderdeel van uw
back-upprocedure. U kunt de bestanden kopiëren naar een kaart
die in de kaartlezer is geplaatst.
Er zijn geen indelingsopties voor de export van het
systeeminstellingsbestand. De volgende uitvoerindelingen zijn
beschikbaar voor het exporteren van waypoints, routes en Trails-
bestanden:
Gebruikersgegevensbestand versie 6
Wordt gebruikt voor het importeren en exporteren van
waypoints, routes en gekleurde Trails.
Gebruikersgegevensbestand versie 5
Wordt gebruikt voor het importeren en exporteren van
waypoints en routes met een gestandaardiseerde, universeel
unieke identificatie (UUID) en is een zeer betrouwbare en
gebruiksvriendelijke methode. De gegevens bestaan onder meer
uit informatie over de tijd en datum waarop een route is
aangemaakt.
Gebruikersgegevensbestand versie 4
Dit kan het beste gebruikt worden bij de overdracht van
gegevens van het ene naar het andere systeem, omdat hierin alle
extra gegevens staan die deze systemen vastleggen.
Gebruikersgegevensbestand 3 (zonder diepte)
Dient gebruikt te worden bij de overdracht van
gebruikersgegevens van het ene systeem naar een verouderd
product (Lowrance LMS, LCX)
Gebruikersgegevensbestand 2 (zonder diepte)
Onderhoud | Hook² Series Gebruikershandleiding
89
Kan gebruikt worden bij de overdracht van gebruikersgegevens
van het ene systeem naar een verouderd product (Lowrance
LMS, LCX)
GPX (GPS Exchange, zonder diepte)
Dit is het meest gebruikte formaat op het web en wordt
wereldwijd door de meeste GPS-systemen gebruikt. Gebruik dit
formaat als u gegevens overzet naar de unit van een concurrent.
Alle waypoints, routes en Trails exporteren
Gebruik de exportoptie als u een back-up wilt maken van alle
waypoints, routes en trails op uw systeem.
Regio exporteren
Met de optie Regio exporteren kunt u het gebied selecteren
waarvan u de gegevens wilt exporteren.
1. Selecteer Regio exporteren
2. Plaats de cursor op een van de hoeken van het afbakeningsvak
en druk op de Menu/Enter toets om het te selecteren
3. Verplaats de geselecteerde hoek van het afbakeningsvak met de
pijltoetsen om het vak uit te vouwen
4. Druk op de Menu/Enter toets om de hoek te plaatsen
5. Herhaal de stappen 2 t/m 4 zo nodig met de andere hoek van
het afbakeningsvak
90
Onderhoud | Hook² Series Gebruikershandleiding
6. Druk op de toets Afsluiten (X) om aan te geven dat het vak de
regio die u wilt exporteren omvat. Het dialoogvenster Regio
exporteren wordt geopend.
7. Selecteer de optie Exporteren
8. Selecteer het juiste bestandsformaat
9. Selecteer Exporteren en volg de instructies om de
bestemmingsmap en een bestandsnaam op te geven.
Waypoints, routes en Trails wissen
Verwijderde waypoints, routes en Trails blijven bewaard in het
geheugen van de display-unit totdat de gegevens worden gewist.
Als u talloze verwijderde, niet-gewiste waypoints hebt, kunt u de
systeemprestaties verbeteren door deze te wissen.
Ú
Notitie: Gebruikersgegevens die uit het geheugen zijn gewist
of verwijderd, kunnen niet worden hersteld.
Back-upbestanden importeren
1. Plaats de geheugenkaart met de back-upbestanden in de
kaartlezer van de unit.
2. Open het dialoogvenster Bestanden in het paneel Tools en
selecteer de geheugenkaart.
3. Blader naar het bestand dat u wilt importeren en selecteer het.
Hierdoor wordt het dialoogvenster Details geopend.
4. Selecteer de optie Importeren en volg de instructies.
Als het importeren is voltooid, wordt een melding weergegeven.
Onderhoud | Hook² Series Gebruikershandleiding
91
Simulator
Met de simulatiefunctie kunt u zien hoe de unit stationair werkt,
zonder verbinding met andere apparaten.
U krijgt toegang tot de simulator via de tool Instellingen.
Demomodus
In deze modus doorloopt de unit automatisch de hoofdfuncties van
het product; de unit zal automatisch pagina's wijzigen, instellingen
aanpassen, menu's openen enz.
Ú
Notitie: De demomodus is ontworpen voor demonstraties in
de detailhandel/showroom.
Simulator bronbestanden
U kunt selecteren welke sonardatabestanden de simulator gebruikt.
In uw systeem is een set bronbestanden opgenomen en u kunt
bestanden importeren met behulp van een kaart die in de kaartlezer
is geschoven. U kunt in de simulator ook uw eigen bestanden met
opgenomen sonarloggegevens gebruiken.
15
92
Simulator | Hook² Series Gebruikershandleiding
Geavanceerde simulatorinstellingen
Via de instellingen voor de geavanceerde simulator kunt u de
simulator handmatig bedienen.
GPS-bron
Selecteert van waaruit de GPS-gegevens gegenereerd worden.
Snelheid, koers en route
Wordt gebruikt voor het handmatig invoeren van waarden als de
GPS-bron is ingesteld op Simulated course of Simulated route.
Anders worden GPS-gegevens, waaronder snelheid en koers,
opgehaald uit het geselecteerde bronbestand.
Startpositie instellen
Hiermee verplaatst u het vaartuig naar de huidige cursorpositie.
Ú
Notitie: Deze optie is alleen beschikbaar wanneer de GPS-bron
is ingesteld op Gesimuleerde koers.
Simulator | Hook² Series Gebruikershandleiding
93
94
Simulator | Hook² Series Gebruikershandleiding
Index
A
Aangepaste pagina's
16
Bewerken 25
Meerdere panelen 17
Toevoegen 24
Verwijderen 25
Aangepaste pagina's met
meerdere panelen 17
Aangepaste pagina's
toevoegen 24
Aankomst radius 53
Achtergrond Home
pagina 23
Afstand meten 61, 70, 74
Alarmen
Bevestigen 79
Dialoogvenster
Alarminstellingen 80
Enkelvoudig alarm 79
Type berichten 79
Applicatiepagina's 16
Auto-gevoeligheid
Sonar 57
B
Back-up maken van uw
systeemgegevens 89
Bereik 57
Bestanden naar een kaart,
kopiëren 86
Bestanden weergeven 86
Bestanden, beheer 86
Bestanden
Weergave 86
Bodemvergrendeling 60
C
Coördinatensysteem 83
Cursor 20
D
Data overlay
23
De splitsing aanpassen
Pagina's met meerdere
panelen 26
De unit in- en
uitschakelen 18
Demomodus 92
Dialoogvenster Systeem
regelingen 18
Dialoogvensters 20
Diepte-offset 64
Displayverlichting 19
DownScan-beeld 71
DownScan
Bereik 73
Gebruik van de cursor 71
Historie weergeven 72
E
Echosounder
Diepte-offset 64
Extensielijn
Grondkoers (COG) 37, 42
F
Fishfinder
Oppervlak helderheid 58
Flitser 60
Frequentie 57
Functies, aan zetten 84
G
Ga naar cursor 72
Garantie 5
Index | Hook² Series Gebruikershandleiding
95
Geavanceerde systeem
instellingen
84
Gesplitst scherm
Opties 59
Sonar 59
Gevoeligheid
Sonar 57
GPS 39
Koers boven 41
Noord boven 41
H
Handleiding
Info over 5
Handmatig
Versie 6
Het systeem aanpassen 23
I
Infopaneel 85
Instellingen
Maateenheden 85
Tools 82
K
Kaart
Bestanden kopiëren
naar 86
Kaarten 27
Het vaartuig op het kaart
paneel positioneren 30
Instellingen 36
Kaartpaneel 27
Kaartschaal 28
Kaarttype selecteren 28
Koers boven 31
Navionics-kaartopties 33
Noord boven 30
Objecten zoeken op de
kaart
29
Overlay 30
Verschuiven 28
Vooruit kijken 31, 41
Zoomen 28
Kalibratie
watertemperatuur 65
Kleurlijn
Sonar 58
Koersextensielijn 37, 42
Kopiëren van bestanden naar
een kaart 86
L
Log sonar 64
Log sonargegevens 68
M
Maateenheden, instellen 85
Magnetische variatie 83
Man overboord
Een MOB aanmaken 20
Informatie weergeven 21
Navigatie naar MOB
annuleren 21
N
Navigatie-instellingen 53
Navigeren 52
Aankomst radius 53
Naar cursorpositie 52
Naar waypoint 52
Referentievlak 83
Routes 52
Trails 53
Type loggen 54
XTE alarm 53
Navionics-kaartopties 33
96
Index | Hook² Series Gebruikershandleiding
O
Opnemen
Opname van
sonargegevens starten
61
Opname van
sonarloggegevens
starten 61
Oppervlak helderheid
Fishfinder 58
Over deze unit 84
Overlay DownScan 61
Overlay, gegevens
projecteren 23
Overlaygegevens
configureren 24
Overlaygegevens
Configuratie 24
in- en uitschakelen 23
P
Pagina's met meerdere
panelen
De splitsing aanpassen 26
Pagina's
Aangepaste pagina's met
meerdere panelen 17
Paletten 60, 70, 74
Pingsnelheid 58
Preventief onderhoud 87
R
Referentievlak 83
Regio exporteren 90
Routes 46
Bewerken in paneel 46
Dialoogvenster 43
Dialoogvenster Route
wijzigen 49
Een nieuwe route op de
pagina maken
46
Een route aanmaken op
basis van bestaande
waypoints 47
Navigeren 52
Verwijderen 47
Ruisonderdrukking 58
S
Satellieten,
systeeminstellingen 84
Schermafdruk 22
Service Assistant 88
Signaalhoogte instellen 60
Simulator 92
Bronbestanden 92
Demomodus 92
SL2-formaat 62
SLG-formaat 62
Software bijwerken 88
Software-upgrade 88
Software
Een update uitvoeren 88
Softwareversie 6
Sonar log bekijken 64
Sonar stoppen 19
Sonar 55
Auto-gevoeligheid 57
Beeld 55
De modus AUTO 56
Gesplitst scherm 59
Gevoeligheid 57
Instellingen aanpassen 56
Kleurlijn 58
Opgenomen gegevens
weergeven 63
Opname van loggegevens
stoppen 63
Index | Hook² Series Gebruikershandleiding
97
Opname van
sonargegevens starten
61
Sonar stoppen 19
Splits zoom 59
Zoombalk 56
Zoomen 56
Standaardinstellingen
herstellen 84
StructureMap 62, 75
Activeren 75
Beeld 75
Geheugenkaarten met
kaartgegevens 77
Opties 77
Tips 76
StructureScan 66
Auto-bereik 68
Beeld 66
Bereik 68
Bereiklijnen 70
Contrast 69, 73
DownScan of SideScan
bekijken 70
Frequenties 68
Geavanceerde
instellingen 69
Gebruik van de cursor 67
Gegevens converteren naar
StructureMap-indeling 76
Gegevens opnemen 76
Het beeld omkeren 70
Historie weergeven 67
Oppervlaktehelderheid 69,
74
Vooraf ingestelde
bereikniveaus 68
Weergaveopties 66
Zoomen 66
Systeem instellingen
Geavanceerd 84
Magnetische variatie 83
Standaardinstellingen
herstellen 84
Taal 82
Tekst grootte 83
Tijd 83
Toetstonen 83
Systeeminstellingen 82
Coördinatensysteem 83
Over copyright en deze
unit 84
Referentievlak 83
Satellieten 84
Systeemprestaties
verbeteren 91
T
Taal 82
Tekst grootte 83
Tijd 83
Toetstonen 83
Tools 82
Instellingen 82
Routes 85
Trails 85
Waypoints 85
Trails omzetten in routes 48
Trails
Dialoogvenster 43
Instellingen 50
Navigatie-instellingen 53
Nieuwe aanmaken 50
Trails omzetten in
routes 48
Type loggen, navigatie
instellingen 54
U
Unit
Controleren van de
connectoren 87
98
Index | Hook² Series Gebruikershandleiding
V
Vaartuigsymbool
28, 40
Verlichting 19
Verschuifsnelheid 58
W
Wallpaper, aanpassen 23
Waypoint
Navigeren naar 52
Waypoints opslaan 44
Waypoints, routes en trails
Exporteren 90
Wissen 91
Waypoints 44
Bewegen 44
Dialoogvenster 43
Opslaan 44
Verwijderen 45
Wijzigen 45
Wissen 91
X
XTE alarm
Navigatie instellingen 53
XTE limiet 53
XTF-formaat 62
Z
Zoomen
Sonar 59
Index | Hook² Series Gebruikershandleiding
99
100
Index | Hook² Series Gebruikershandleiding
*988-11766-001*
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102

Lowrance HOOK² 12 TripleShot Handleiding

Categorie
Navigators
Type
Handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor