Covidien Shiley 18750 Handleiding

  • Hallo! Ik ben een AI-chatbot die speciaal is getraind om je te helpen met de Covidien Shiley 18750 Handleiding. Ik heb het document al doorgenomen en kan je duidelijke en eenvoudige antwoorden geven.
12
TaperGuard Oraal/Nasaal
Endotracheale tube
Murphy-oog
Dit product kan niet adequaat voor worden gereinigd of gesteriliseerd door
de gebruiker en is daarom bedoeld voor eenmalig gebruik. Pogingen tot het
reinigen of steriliseren van deze hulpmiddelen kunnen risicos van biologische
incompatibiliteit, infectie of productfalen voor de patiënt vormen.
Dit product bevat DEHP. Bij gebruik volgens voorschrift kan men zeer beperkt
worden blootgesteld aan spoorhoeveelheden DEHP. Er zijn geen duidelijke
klinische bewijzen dat blootstelling in deze mate het klinisch risico vergroot.
Om het risico van blootstelling aan DEHP voor kinderen en zwangere of
borstvoeding gevende vrouwen te minimaliseren, mag dit product uitsluitend
worden gebruikt zoals aangegeven.
Gebruiksaanwijzingen:
Omschrijvingen
De TaperGuard Oral/Nasal endotracheale tubes van Shiley™ zijn latexvrij.
Zij worden steriel geleverd met standaard 15mm connectors. Het ontwerp
van de tube omvat een Magill-curve en een radiopake lijn als hulpmiddel bij
radiografische visualisatie. Een indicator (ORAAL/NEUS) wordt geleverd op de
tube voor het markeren van voorgesneden lengte van de endotracheale tube in
millimeters.
De TaperGuard Oral/Nasal endotracheale tube is een heldere tube met een
afgeschermde Murphy-tip en een manchet voor hoog volume/lage druk.
De TaperGuard Basic Tube biedt een smal toelopende cuff.
Indicaties
De TaperGuard endotracheale tube met stilet is geïndiceerd voor orale/nasale
intubatie van de trachea voor verdoving en voor algemene luchtwegbeheersing.
Contra-indicaties
TaperGuard Oral/Nasal endotracheatubes mogen niet worden gebruikt bij
ingrepen die het gebruik van een laser of elektrochirurgische actieve elektrode
in de directe omgeving van het hulpmiddel vereisen. Contact van de balk of
elektrode met de tracheacanule, vooral in de aanwezigheid van met zuurstof
of lachgas verrijkte mengsels, kan leiden tot snelle verbranding van de tube
met schadelijke thermische effecten en met emissies van corrosieve en giftige
verbrandingsproducten inclusief zoutzuur (HCl).
AANWIJZINGEN VOOR HET GEBRUIK
1. Bij het kiezen van de maat van de endotracheale slang voor elke
afzonderlijke patiënt dient u te handelen naar deskundig klinisch oordeel.
2. Verwijder de steriele endotracheale tube uit zijn beschermende verpakking.
3. Test de integriteit van de cuff, de testballon en de klep d.m.v.
insufflatie voordat u ze gebruikt. Steek een Luer-puntinjectiespuit in de
manchetopblaasklep en injecteer genoeg lucht om de manchet volledig op
te blazen. Na de insufflatietest moet alle lucht volledig worden verwijderd.
4. Als het inkorten van de endotracheale tube door snijden overwogen wordt,
moet de tube worden afgesneden en de connector opnieuw aangebracht
voorafgaande aan de intubatie. Tubes met 15mm connectors die niet
kunnen worden verwijderd met redelijke manipulatie zijn niet geschikt
voor snijden. Verzeker altijd dat de connector stevig vastzit in zowel de
tracheacanule als het beademingscircuit om ontkoppeling tijdens gebruik
te voorkomen.
5. In situaties waarin wordt overwogen om de slang af te snijden,
wordt de gebruiker gewaarschuwd dat anatomische variaties,
gebruiksomstandigheden of andere factoren ertoe kunnen leiden dat de
endotracheale slang te kort is voor bepaalde patiënten. Bij het selecteren
van de passende lengte van de slang voor elke individuele patiënt is
deskundige klinische beoordeling is noodzakelijk.
6. Intubeer de patiënt volgens de momenteel geaccepteerde medische
technieken, rekening houdend met de specifieke manchet-gerelateerde
WAARSCHUWINGEN en VOORZICHTIGHEIDSWAARSCHUWINGEN vermeld
in deze productbijsluiter. Volg de momenteel geaccepteerde medische
technieken om te u ervan te verzekeren dat de endotracheale tube in de
trachea is geplaatst, en niet per ongeluk in de oesophagus of één van de
hoofdbronchiën.
7. Als een stilet wordt gebruikt, vorm het stilet dan naar de configuratie
die de beste intubatie mogelijk maakt. Zorg dat het stilet eenvoudig kan
worden verwijderd van de endotracheale tube voorafgaande aan de
intubatie. De stiletpunt moet niet verder uitsteken dan het patiënteinde
van de endotracheale tube. Laat de plastic huls van het stilet niet over de
scherpe randen van de 15mm-aansluiting schuren tijdens het inbrengen
of verwijderen van de tracheale tube. Als de huls van het stilet gescheurd,
gesneden of anderszins beschadigd is bij het opnieuw vormen van het
stilet, gebruik het dan niet voor intubatie, daar een beschadigde huls een
verhoogd gevaar vormt van losraken tijdens het terugtrekken van het stilet.
nl
Identificatie van een stof die deel
uitmaakt van het product of van de
verpakking of daarin aanwezig is.
Aanduiding voor een stof die geen
deel uitmaakt van en niet aanwezig
is in het product of de verpakking.
Diameter steunvlak manchet
Niet gebruiken als de
verpakking geopend
of beschadigd is
13
nl
8. Als de patiënt is geïntubeerd, blaas dan de manchet net genoeg op om
een effectieve afdichting te bieden bij de gewenste longopblaasdruk. Voor
het bepalen de opblaasdruk van de manchet wordt gebruik van minimaal
afsluitvolume of minimum lektechnieken aanbevolen, en vervolgens het
meten of bewaken van de manchetdruk.
9. Verwijder de injectiespuit van de klepbehuizing na het opblazen van de
manchet. Als u de spuit laat zitten, blijft de afsluiter open, waardoor de cuff
kan leeglopen.
10. Controleer om te verifiëren dat het manchetdruksysteem niet lekt. De
integriteit van het systeem moet periodiek worden gecontroleerd tijdens de
intubatieperiode. Elke afwijking van de geselecteerde afdichtingsdruk moet
worden onderzocht en direct worden gecorrigeerd.
11. Het apparaat moet worden vastgezet in de luchtweg van de patiënt volgens
de momenteel geaccepteerde medische technieken.
12. Volg de ziekenhuisprocedures betreffende afzuiging van luchtweglumen
om afscheiding te verwijderen.
13. Voorafgaande aan extubatie, laat u de manchet leeglopen door een
injectiespuit in te brengen in de klepbehuizing en het gasmengsel te
verwijderen tot een duidelijk vacuüm wordt opgemerkt in de injectiespuit
en de proefballon in elkaar zakt.
14. Extubeer de patiënt volgens momenteel geaccepteerde medische
technieken.
15. Gooi de endotracheale tube weg.
WAARSCHUWINGEN
Elke canulecuff, testballon en klep moeten vóór gebruik door
middel van inflatie worden getest. Als er in een onderdeel van het
inflatiesysteemeen onjuiste werking wordt gedetecteerd, mag de tube
niet worden gebruikt en moet deze worden teruggestuurd.
Vul de cuff niet overmatig. Gewoonlijk mag de cuffdruk niet hoger zijn
dan 25 cmH
2
O. Te sterk opblazen kan leiden tot beschadiging van de
trachea, scheuren van de manchet die dan leegloopt, of vervorming
van de manchet, hetgeen tot blokkering van de luchtweg kan leiden.
Leeg de cuff voordat u de tube verplaatst. Verplaatsen van de tube
terwijl de manchet nog in opgeblazen toestand verkeert, kan leiden tot
verwonding van de patiënt, waardoor mogelijk medische interventie
noodzakelijk is of beschadiging van de manchet.
De conditie van de cuff kan in gevaar worden gebracht door
verschillende botachtige anatomische structuren (bijv. tanden of
neusschelpen) in de luchtweg of door intubatiehulpmiddelen met
scherpe oppervlakken. Beschadiging van de dunne wand van de cuff
bij het inbrengen stelt de patiënt bloot aan het risico van extubatie
en herintubatie. Als de cuff is beschadigd, mag de slang niet worden
gebruikt.
Het is essentieel om te verifiëren dat de tubepositie correct blijft na
intubatie, vooral wanneer de positie van de patiënt of de plaatsing van
de tube wordt veranderd. Elke verkeerde positie van de slang moet
direct worden gecorrigeerd.
Als na intubatie extreme buiging van het hoofd (kin-naar-borst),
beweging van de patiënt (b.v., naar een laterale of rechtoppositie),
of tubecompressie wordt verwacht, dan dient gebruik van een
gewapende tracheale tube worden overwogen.
Injectiespuiten, drieweg-afsluitkraantjes of andere apparaten mogen
niet gedurende langere periode in de inflatieklep aanwezig blijven. De
hierdoor veroorzaakte spanning kan de klepbehuizing doen scheuren
en de cuff doen leeglopen.
Tijdens een MRI-scan moet de testballon bij de Y-connector van
het beademingscircuit worden vastgezet op een afstand van ten
minste 3 cm van het interessegebied om te voorkomen dat de
testballon beweegt en er vervorming van het beeld optreedt.
Aandachtspunten
• Het gebruik van reguliere anesthetica in aërosolvorm is in verband gebracht
met de vorming van kleine gaatjes in manchetten van PVC. Van lidocaïne-
hydrochlorideoplossing is gemeld dat het dit effect niet heeft.
• Diffusie van lachgas, zuurstof of lucht kan manchetvolume en -druk
verhogen of verlagen. Opblazen van de manchet met het gasmengsel dat
contact maakt met het externe oppervlak wordt aanbevolen als een middel
om de omvang van een dergelijke diffusie te reduceren.
• Inflatie van de cuff alleen op gevoel of met behulp van een vaste
hoeveelheid lucht wordt niet aanbevolen, aangezien compliantie een
onbetrouwbare richtlijn vormt bij inflatie. De intramanchetdruk moet streng
worden bewaakt met een drukmeetapparaat. De loodsballon is alleen
bedoeld om de aanwezigheid van druk of vacuüm in de manchet aan te
geven en is niet om een indicatie van het drukniveau te bieden.
• Voorkom blootstelling aan hoge temperaturen en ultraviolet licht tijdens
opslag.
• De 15mm connector is zo vastgezet, dat deze met enige inspanning kan
worden verwijderd indien voorsnijden van de tube is gewenst. Volg de
AANBEVOLEN GEBRUIKSAANWIJZINGEN om de tube en connector te evalueren
voor geschiktheid indien voorsnijden in aanmerking wordt genomen. Verzeker
altijd dat de connector stevig vastzit in zowel de tracheacanule als het
beademingscircuit om ontkoppeling tijdens gebruik te voorkomen.
• De afwijkende afmetingen van sommige connectors op beademings- of
verdovingsapparatuur kunnen het maken van een veilige verbinding
met de 15mm-connector van de tracheatube bemoeilijken. Uitsluitend
gebruiken met instrumenten met een standaard 15mm-connector.
• Als het apparaat voorafgaand aan het inbrengen wordt gesmeerd, volg
dan de toepassingsinstructies van de fabrikant. Excessieve hoeveelheden
smeermiddelen kunnen drogen op het binnenste oppervlak van de
tracheale slang, resulterend in of een smeermiddelblokkade of een heldere
film die de luchtweg gedeeltelijk of geheel blokkeert.
14
nl
• Gebruik van een smeergel om het opnieuw inbrengen van de connector
te vergemakkelijken, wordt niet aanbevolen; dit kan bijdragen aan
onbedoelde ontkoppeling.
Opmerking: De prestatie-informatie op pagina 74 is verzameld met een Rigid
Cylinder Trachea Model-testbank bedoeld om een vergelijking te bieden van de
afdichtingskenmerken van tracheale tubecuffs in een laboratoriumomgeving
en is niet geconfigureerd of bedoeld om prestaties in de klinische omgeving te
voorspellen.
Negatieve reacties
De volgende bijwerkingen zijn gerapporteerd in samenhang met het gebruik
van endotracheale tubes met manchetten tijdens de intubatieprocedure, tijdens
de intubatieperiode, of na extubatie. De volgorde van de vermelde bijwerkingen
geeft geen indicatie van de frequentie of de ernst ervan. Waargenomen nadelige
bijwerkingen zijn o.a.: afschuring van het bekervormig kraakbeen vocale proces;
kraakbeennecrose; littekenvorming; consequenties van niet kunnen ademhalen
inclusief overlijden; beschadiging van het perichondrium; ontwikkeling
van verdichte of verstrooide fibrose die het gehele stemspleetgebied
binnendringt; emfyseem; endobronchiale aspiratie; endobronchiale intubatie
(hypoxemie); endotracheobronchiale aspiratie; neusbloeding; esofageale
intubatie (maagdistensie); ontvelde membranen van de farynx; oogtrauma;
fibrineafzetting; vorming van subglottisweb; breuk-luxatie van cervicale
kolom (ruggenmergletsel); fragmentatie van kraakbeen; glottisoedeem
(supraglottis, subglottis retroarytenoïdaal); granuloom van het binnenste
bekervormige kraakbeengebied; infecties (laryngitis, sinusitis, abces, infectie
van het respiratiegebied); ontstekingen; intermitterende afonie en herhalende
zere keel; laryngeale fibrose; laryngeale granulomen en poliepen; laryngeale
obstructie; laryngeale stenose; laryngeale zweren; laryngotracheale membranen
en webs; vliezige glottiscongestie; vliezige tracheobronchitis; mild oedeem van
de epiglottis; slijmvliesverslapping; parese van de hypoglossale en/of linguale
zenuwen; perforatie van de slokdarm; perforatie van de trachea; pneumothorax;
vervangen van de tracheawand door littekenweefsel; respiratie-obstructie;
retrobulbare bloedingen; retrofaryngeaal abces; retrofaryngeale dissectie,
ruptuur van de trachea; keelpijn, dysfagie; vernauwing van de neusgaten;
stridor; subglottische ringvormige littekenstenose; submucosale bloeding,
submucosale punctie van de larynx; oppervlakkige epitheelafschuring; ingeslikte
tube; samentrekking van de stembanden; tandtrauma; weefselverbrandingen;
tracheale bloeding; tracheale stenose; trauma aan lippen, tong, farynx, neus,
trachea, glottis, gehemelte, amandelen, enz.; traumatisch letsel aan larynx en
trachea; verzweringen die de kraakbeenringen blootleggen en lichte erosies
van de manchetplaats; verzwering van de lippen, mond, farynx; zweren van
het bekervormig kraakbeen; stembandcongestie; stembandverlamming, en
stembandverzweringen.
EXTRA EXEMPLAREN VAN INSTRUCTIES
Exemplaren van deze instructies zijn gratis verkrijgbaar via www.covidien.com,
of door telefonisch contact op te nemen met Covidien of haar erkende
vertegenwoordigers. Bovendien wordt hierbij aan kopers van producten bij
Covidien of haar erkende vertegenwoordigers, krachtens de auteursrechten van
Covidien, toestemming gegeven extra kopieën te maken van deze instructies
voor eigen gebruik.
1/76