13
nl
7. Intubeer de patiënt volgens de momenteel geaccepteerde medische
technieken, rekening houdend met de specifieke cuff-gerelateerde
WAARSCHUWINGEN en VOORZICHTIGHEIDSWAARSCHUWINGEN
vermeld in deze productbijsluiter. Volg de momenteel geaccepteerde
medische technieken om te u ervan te verzekeren dat de endotracheale
tube in de trachea is geplaatst, en niet per ongeluk in de oesophagus
of één van de hoofdbronchiën.
8. Als de patiënt is geïntubeerd, blaas dan de cuff net genoeg op om een
effectieve afdichting te bieden bij de gewenste longopblaasdruk. Voor
het bepalen de opblaasdruk van de cuff wordt gebruik van minimaal
afsluitvolume of minimum lektechnieken aanbevolen, en vervolgens
het meten of bewaken van de cuffdruk.
9. Verwijder de spuit uit de afsluiter na het vullen van de cuff. Als u de spuit
laat zitten, blijft de afsluiter open, waardoor de cuff kan leeglopen.
10. Overtuig u ervan dat het insufflatiesysteem voor de cuff niet lekt.
Deintegriteit van het systeem moet periodiek worden gecontroleerd
tijdens de intubatieperiode. Elke afwijking van de geselecteerde
afdichtingsdruk moet worden onderzocht en direct worden
gecorrigeerd.
11. Het apparaat moet worden vastgezet in de luchtweg van de patiënt
volgens de momenteel geaccepteerde medische technieken.
12. Volg de ziekenhuisprocedures betreffende afzuiging van
luchtweglumen om afscheiding te verwijderen.
13. Voorafgaande aan extubatie, laat u de cuff leeglopen door een
Luer-puntinjectiespuit in te brengen in de klepbehuizing en het
gasmengsel te verwijderen tot een duidelijk vacuüm wordt opgemerkt
in de injectiespuit en de proefballon in elkaar is gezakt.
14. Extubeer de patiënt volgens momenteel geaccepteerde medische
technieken.
15. Werp de endotracheale tube weg volgens de gangbare normen van
deinstelling voor afvoer van biomedisch afval.
WAARSCHUWINGEN
• Elke cuff, testballon en klep moeten vóór gebruik door middel
vaninflatie worden getest. Als er in een onderdeel van het inflatie-
systeem een onjuiste werking wordt gedetecteerd, magde tube
niet worden gebruikt en moet worden teruggestuurd.
• Vul de cuff niet overmatig. Gewoonlijk mag de cuffdruk niet hoger
zijn dan 25 cmH
2
O. Te sterk opblazen kan leiden tot beschadiging
van de trachea, scheuren van de cuff die dan leegloopt, of
vervorming van de cuff, hetgeen tot blokkering van de luchtweg
kan leiden.
• Leeg de cuff voordat u de tube verplaatst. Verplaatsen van de tube
terwijl de cuff nog in opgeblazen toestand verkeert, kan leiden
tot verwonding van de patiënt, waardoor mogelijk medische
interventie noodzakelijk is of beschadiging van de cuff.
• De conditie van de cuff kan in gevaar worden gebracht door
verschillende botachtige anatomische structuren (bijv. tanden
of neusschelpen) in de luchtweg of door intubatiehulpmiddelen
met scherpe oppervlakken. Beschadiging van de dunne wand van
de cuff bij het inbrengen stelt de patiënt bloot aan het risico van
extubatie en herintubatie. Als de cuff is beschadigd, mag de tube
niet worden gebruikt.
• Het is essentieel om te verifiëren dat de tubepositie correct blijft
na intubatie, vooral wanneer de positie van de patiënt of de
plaatsing van de tube wordt veranderd. Elke verkeerde positie
vande tube moet direct worden gecorrigeerd.
• Overweeg het gebruik van een gewapende tracheacanule als
extreme flexie van het hoofd (kin naar borst), beweging van de
patiënt (bijv. naar een laterale of buikpositie) of tubecompressie
wordt verwacht.
• Injectiespuiten, drieweg-afsluitkraantjes of andere apparaten
mogen niet gedurende langere periode in de inflatieklep aanwezig
blijven. De hierdoor veroorzaakte spanning kan de klepbehuizing
doen scheuren en de cuff doen leeglopen.
• Overmatige hoeveelheden glijmiddel kunnen opdrogen aan
de binnenkant van de tracheacanule, waardoor er een prop
glijmiddel kan ontstaan of een transparante laag die de luchtweg
gedeeltelijk of volledig blokkeert.
• Tijdens een MRI-scan moet de testballon bij de Y-connector van
het beademingscircuit worden vastgezet op een afstand van ten
minste 3 cm van het interessegebied om te voorkomen dat de
testballon beweegt en er vervorming van het beeld optreedt.
Aandachtspunten
• Het gebruik van lokale anesthetica op lidocaïnebasis in aerosolvorm
is in verband gebracht met de vorming van kleine gaatjes in cuffs
vanPVC. Vanlidocaïne-hydrochlorideoplossing is gemeld dat het
diteffect nietheeft.
• Diffusie van lachgas, zuurstof of lucht kan cuffvolume en -druk
verhogen of verlagen. Opblazen van de cuff met het gasmengsel dat
contact maakt met het externe oppervlak wordt aanbevolen als een
middel om de omvang van een dergelijke diffusie te reduceren.
• Inflatie van de cuff alleen op gevoel of met behulp van een vaste
hoeveelheid lucht wordt niet aanbevolen, aangezien compliantie een
onbetrouwbare richtlijn vormt bij inflatie. De intracuffdruk moet streng
worden bewaakt met een drukmeetapparaat. De loodsballon is alleen
bedoeld om de aanwezigheid van druk of vacuüm in de cuff aan te
geven en is niet om een indicatie van het drukniveau te bieden.
• Voorkom blootstelling aan hoge temperaturen en ultraviolet licht
tijdens opslag.