Documenttranscriptie
Neem contact op met uw dealer of met
onze verkoopafdeling als u vragen over uw
apparaat heeft.
Veel plezier met uw VIKING apparaat.
Directeur
0478 131 9923 B - NL
232
232
232
232
234
234
235
236
237
237
238
238
238
238
238
239
239
239
239
239
239
240
241
241
242
242
243
243
244
245
245
Gedrukt op chloorvrij, gebleekt papier. Papier is recycleerbaar. Flap is vrij van halogeen.
248
248
248
249
252
254
257
258
258
260
260
260
260
261
262
263
263
264
264
265
265
266
266
267
267
267
268
268
270
270
231
DE
EN
Over deze gebruiksaanwijzing
Algemeen
Landspecifieke varianten
Instructie voor het lezen van de
gebruiksaanwijzing
Beschrijving van het apparaat
Robotmaaier
Dockingstation
Scherm
Hoe de robotmaaier werkt
Werkingsprincipe
Veiligheidsvoorzieningen
STOP-toets
Machineblokkering
Beschermkappen
Stootsensor
Ophefbeveiliging
Hellingssensor
Displayverlichting
Diefstalbeveiliging
Voor uw veiligheid
Algemeen
Kleding en uitrusting
Waarschuwing - gevaar voor
elektrische schokken
Accu
Transport van het apparaat
Vóór de inbedrijfstelling
Programmering
Tijdens gebruik
Onderhoud en reparaties
Opslag bij langdurige
bedrijfsonderbrekingen
Afvoer
245
247
248
FR
Dit product werd volgens de meest
moderne procedures en met veel zorg
voor kwaliteit gefabriceerd, want wij
hebben ons doel pas bereikt als u
tevreden bent over uw apparaat.
1. Inhoudsopgave
Toelichting van de symbolen
Leveringsomvang
Eerste installatie
Aanwijzingen m.b.t. de eerste
installatie
Snijhoogte instellen
Taal, datum, tijd instellen
Dockingstation installeren
Begrenzingsdraad leggen
Begrenzingsdraad aansluiten
Robotmaaier en dockingstation
koppelen
Installatie testen
Robotmaaier programmeren
Eerste installatie afsluiten
Eerste maaibeurt na de eerste
installatie
Menu
Bedieningsaanwijzingen
Statusmelding
Infogedeelte
Hoofdmenu
Commando’s
Maaischema
Actieve tijden
Maaiduur
Informatie
Instellingen
iMow – apparaatinstellingen
Regensensor instellen
Statusmelding instellen
Installatie
Startpunten instellen
Veiligheid
Service
Begrenzingsdraad
NL
Hartelijk dank voor uw aankoop van een
kwaliteitsproduct van de firma VIKING.
IT
Geachte klant,
Ligging van de begrenzingsdraad
plannen
Schets van het maaivlak maken
Begrenzingsdraad leggen
Begrenzingsdraad aansluiten
Draadafstanden – iRuler gebruiken
Vernauwingen
Verbindingstrajecten installeren
Verboden zones
Aanpalende gazons
Doorgangen
Precies langs randen maaien
Afhellend terrein in het maaivlak
Draadreserve installeren
Draadverbinders gebruiken
Dockingstation
Led op het dockingstation
Tips voor het maaien
Algemeen
Mulchen
Actieve tijden
Maaiduur
Apparaat in gebruik nemen
Voorbereiding
Klep
Programmering aanpassen
Maaien met automaat
Maaien ongeacht actieve tijden
Robotmaaier aandokken
Accu opladen
Onderhoud
Onderhoudsschema
Apparaat reinigen
Slijtagegrenzen van het maaimes
controleren
Maaimes uit- en inbouwen
Maaimes slijpen
232
271
271
271
271
272
273
274
274
275
275
277
277
277
278
278
278
279
279
279
279
279
280
280
280
280
281
281
282
282
283
283
283
284
284
285
Meenemerschijf uit- en inbouwen
Draadbreuk zoeken
Voedingsstekker
Opslag en winterpauze
Standaard reserveonderdelen
Accessoires
Slijtage minimaliseren en schade
voorkomen
Milieubescherming
Accu uitbouwen
Transport
Apparaat opheffen of dragen
Apparaat vastsjorren
CE-conformiteitsverklaring van de
fabrikant
Technische gegevens
Meldingen
Defectopsporing
Onderhoudsschema
Leveringbevestiging
Servicebevestiging
Installatievoorbeelden
285
286
287
287
288
288
288
289
289
290
291
291
291
292
292
297
300
300
300
301
2. Over deze
gebruiksaanwijzing
2.1 Algemeen
Deze gebruiksaanwijzing is een originele
gebruiksaanwijzing van de fabrikant in
de zin van de EG-richtlijn 2006/42/EC.
VIKING werkt voortdurend aan de
ontwikkeling van zijn producten;
wijzigingen in het product qua vorm,
techniek en uitvoering blijven daarom
voorbehouden.
Op basis van gegevens of afbeeldingen uit
dit boekje kunnen bijgevolg geen
aanspraken worden gemaakt.
Deze gebruiksaanwijzing wordt
beschermd door het auteursrecht. Alle
rechten blijven voorbehouden, met name
het recht van verveelvoudiging, vertaling
en de verwerking met elektronische
systemen.
2.2 Landspecifieke varianten
VIKING levert afhankelijk van het
leveringsland apparaten met verschillende
stekkers en schakelaars.
In de afbeeldingen worden apparaten met
eurostekkers weergegeven. Apparaten
met andere stekkeruitvoeringen worden
op dezelfde manier op de voeding
aangesloten.
2.3 Instructie voor het lezen van de
gebruiksaanwijzing
Afbeeldingen en teksten beschrijven
bepaalde bedieningsstappen.
0478 131 9923 B - NL
Hoofdstukverwijzing:
naar de desbetreffende hoofdstukken en
paragrafen met nadere uitleg wordt met
een pijltje verwezen. Het volgende
voorbeeld bevat een verwijzing naar een
hoofdstuk: (Ö 2.1)
Markeringen van tekstpassages:
de beschreven aanwijzingen kunnen zoals
in de volgende voorbeelden gemarkeerd
zijn.
Handelingen waarbij ingrijpen van de
gebruiker vereist is:
● Bout (1) met een schroevendraaier
losdraaien, hendel (2) activeren ...
Algemene opsommingen:
– productgebruik bij sport- of
wedstrijdevenementen
Teksten met aanvullende betekenis:
tekstpassages met aanvullende betekenis
zijn met één van de onderstaand
beschreven symbolen gemarkeerd om
deze in de gebruiksaanwijzing extra te
accentueren.
DE
EN
Voorzichtig!
Minder ernstig letsel of materiële
schade dat/die door bepaalde
handelingen kan worden
voorkomen.
Aanwijzing
Informatie voor een beter
apparaatgebruik en om een
mogelijk oneigenlijk gebruik te
vermijden.
Teksten met afbeeldingverwijzing:
sommige afbeeldingen die nodig zijn voor
het gebruik van het apparaat, vindt u
geheel aan het begin van de
gebruiksaanwijzing.
Het camerasymbool koppelt de
afbeeldingen op de pagina's met
afbeeldingen met het
desbetreffende tekstgedeelte in de
gebruiksaanwijzing.
FR
kijkrichting bij gebruik ´links´ en ´rechts´
in de gebruiksaanwijzing:
De gebruiker staat achter het apparaat en
kijkt in de rijrichting naar voren.
NL
Kijkrichting:
Waarschuwing!
Kans op letsel. Bepaalde
handelingen voorkomen mogelijk of
waarschijnlijk letsel.
IT
Alle pictogrammen die op het apparaat zijn
aangebracht, worden in deze
gebruiksaanwijzing toegelicht.
Het stuurkruis (1) is bedoeld voor
navigeren in de menu's, met de OKtoets (2) worden instellingen bevestigd en
menu's geopend. Met de Terug-toets (3)
kunt u menu's weer afsluiten.
1
Afbeeldingen met tekstpassages:
Bedieningsstappen met directe verwijzing
naar de afbeelding vindt u onmiddellijk na
de afbeelding met bijbehorende
positienummers.
Voorbeeld:
Gevaar!
Gevaar voor ongevallen en ernstig
letsel. Bepaalde handelingen zijn
noodzakelijk of verboden.
0478 131 9923 B - NL
233
3. Beschrijving van het
apparaat
3.1 Robotmaaier
1
2
3
4
5
6
7
234
Beweeglijk gemonteerde afdekkap
(Ö 5.4), (Ö 5.5)
Stootstrip MI 422 P
Laadcontacten:
aansluitcontacten voor
dockingstation
Handgreep voor (in de beweeglijke
kap geïntegreerd) (Ö 20.1)
STOP-toets (Ö 5.1)
Klep (Ö 14.2)
Aandrijfwiel
8
9
10
11
12
13
14
Handgreep achter (in de beweeglijke kap geïntegreerd) (Ö 20.1)
Regensensor (Ö 10.12)
Draaiknop snijhoogteverstelling
(Ö 9.2)
Typeplaatje met machinenummer
Voorwiel
Dubbelzijdig geslepen maaimes
(Ö 15.4)
Maaiwerk
0478 131 9923 B - NL
DE
IT
NL
FR
EN
3.2 Dockingstation
1
2
3
4
5
6
Bodemplaat
Kabelgeleidingen voor het leggen
van de begrenzingsdraad (Ö 9.1)
Voeding
Afneembare afdekking (Ö 9.4)
Laadcontacten:
aansluitcontacten voor robotmaaier
Rode led (Ö 12.1)
0478 131 9923 B - NL
235
3.3 Scherm
1
2
3
4
236
Grafisch display
Stuurkruis:
navigeren in menu's (Ö 10.1)
OK-toets:
navigeren in menu's (Ö 10.1)
Terug-toets:
navigeren in menu's
0478 131 9923 B - NL
DE
EN
4. Hoe de robotmaaier werkt
IT
NL
FR
4.1 Werkingsprincipe
De robotmaaier (1) is ontwikkeld voor het
automatisch onderhouden van gazons. Hij
maait het gazon in willekeurig gekozen
banen.
Opdat de robotmaaier de grenzen van het
maaivlak A herkent, moet er een
begrenzingsdraad (2) rondom dit vlak
worden gelegd. Hierdoor stroomt een
draadsignaal, dat door het
dockingstation (3) wordt opgewekt.
0478 131 9923 B - NL
Vaste hindernissen (4) op het maaivlak
worden door de robotmaaier met behulp
van een stootsensor veilig herkend.
Zones (5) die de robotmaaier niet mag
betreden en hindernissen die hij niet mag
raken, moeten met behulp van de
begrenzingsdraad van de rest van het
maaivlak worden afgebakend.
In automatische maaimodus verlaat de
robotmaaier tijdens de actieve
tijden (Ö 10.7) zelfstandig het
dockingstation en maait hij het gazon. De
robotmaaier rijdt zelfstandig naar het
dockingstation om de accu’s op te laden.
Hierbij worden het aantal en de duur van
de maai- en oplaadbeurten binnen de
actieve tijden volautomatisch aangepast.
Zo wordt de benodigde wekelijkse
maaiduur gegarandeerd bereikt.
Bij uitgeschakelde automaat en voor
maaibeurten ongeacht de actieve tijden
kan een maaibeurt met het commando
237
"Maaien starten" of "Maaien met
vertraagde start" worden geactiveerd.
(Ö 10.5)
De VIKING robotmaaier
kan betrouwbaar en
storingsvrij in de buurt van
andere robotmaaiers
worden gebruikt. Het
draadsignaal voldoet aan
de norm van de EGMF
(Vereniging van Europese fabrikanten van
tuinapparatuur) met betrekking tot de
elektromagnetische emissie.
Bij ingeschakelde automaat
volgt er na bevestiging van de
melding met OK een vraag of het
automatische gebruik moet
worden voortgezet.
Bij Ja bewerkt de robotmaaier het
maaivlak verder volgens maaischema.
Bij Nee blijft de robotmaaier op het
maaivlak staan, de automaat wordt
uitgeschakeld. (Ö 10.5)
Bij lang indrukken van de STOPtoets wordt bovendien de
machineblokkering geactiveerd.
(Ö 5.2)
● optie "Machinestop" selecteren en met
OK-toets bevestigen.
Machineblokkering ongedaan maken:
● zo nodig apparaat met een druk op een
willekeurige knop activeren.
● robotmaaier met aangegeven
toetscombinatie ontgrendelen.
Hiervoor moeten de OK-toets en
de Terug-toets in de op het
display afgebeelde volgorde
worden ingedrukt.
5.3 Beschermkappen
5. Veiligheidsvoorzieningen
Voor een veilige bediening en ter
voorkoming van ondeskundig gebruik is de
machine met meerdere
veiligheidsvoorzieningen uitgevoerd.
Kans op letsel!
Bij een eventueel defect aan een
van de veiligheidsvoorzieningen
mag de machine niet in bedrijf
worden genomen. Neem contact op
met een vakhandelaar, VIKING
beveelt u de VIKING vakhandelaar
aan.
5.2 Machineblokkering
De robotmaaier moet vóór alle
onderhouds- en
reinigingswerkzaamheden,
vóór transport en vóór de
inspectie worden geblokkeerd.
Bij een geactiveerde machineblokkering
kan de robotmaaier niet in gebruik worden
genomen.
Machineblokkering activeren:
– STOP-toets lang indrukken,
– in het menu Commando's,
– in het menu Veiligheid.
5.1 STOP-toets
Door indrukken van de rode STOP-toets
op de bovenkant van de robotmaaier stopt
het apparaat onmiddellijk. Het maaimes
komt binnen enkele seconden tot stilstand
en op het display verschijnt de melding
"STOP-toets bediend". Zolang de melding
actief is, kan de robotmaaier niet in gebruik
worden genomen en is hij in een veilige
toestand. (Ö 23.)
238
Machineblokkering via menu
Commando's activeren:
● in het menu "Commando's" de optie
"iMow blokkeren" selecteren en met
OK-toets bevestigen. (Ö 10.5)
De robotmaaier is met beschermkappen
uitgerust om een onopzettelijk contact met
het maaimes en het maaigoed te
voorkomen.
Hiertoe dient de afdekkap in het bijzonder.
5.4 Stootsensor
De robotmaaier is voorzien van een
beweeglijke kap die als stootsensor dient.
De robotmaaier blijft meteen stilstaan als
deze bij automatisch gebruik op een vaste
hindernis stoot die een bepaalde
minimumhoogte (8 cm) heeft en vast met
de ondergrond verbonden is. Aansluitend
verandert hij van rijrichting en gaat hij
verder met maaien. Als de stootsensor te
vaak wordt geactiveerd, wordt ook het
maaimes gestopt.
Machineblokkering via menu Veiligheid
activeren:
● in het menu "Instellingen" het submenu
"Veiligheid" openen. (Ö 10.16)
0478 131 9923 B - NL
5.5 Ophefbeveiliging
Als de robotmaaier aan de kap wordt
opgetild, onderbreekt deze meteen de
maaibeurt. Het maaimes komt binnen
enkele seconden tot stilstand.
5.6 Hellingssensor
Als tijdens het gebruik de toegestane
helling wordt overschreden, verandert de
robotmaaier meteen van rijrichting. Bij
overslaan worden de wielaandrijving en de
maaimotor uitgeschakeld.
5.7 Displayverlichting
Tijdens het gebruik wordt de
displayverlichting geactiveerd. Door het
licht is de robotmaaier ook in het donker
goed herkenbaar.
5.8 Diefstalbeveiliging
Na het activeren van de diefstalbeveiliging
klinkt er na het opheffen van de
robotmaaier een alarmsignaal als de PINcode niet binnen een minuut wordt
ingevoerd. (Ö 10.16)
0478 131 9923 B - NL
6. Voor uw veiligheid
6.1 Algemeen
Tijdens de werkzaamheden met
het apparaat moeten de
voorschriften ter preventie van
ongevallen beslist in acht
worden genomen.
Vóór de eerste inbedrijfstelling
moet u de hele
gebruiksaanwijzing goed
doorlezen. Bewaar de
gebruiksaanwijzing voor later gebruik
zorgvuldig op een veilige plaats.
Deze veiligheidsmaatregelen zijn
onontbeerlijk voor uw veiligheid, maar
deze opsomming is niet uitputtend.
Gebruik het apparaat altijd verstandig en
met verantwoordelijkheidsgevoel, en denk
erom dat de gebruiker aansprakelijk wordt
gesteld voor ongevallen met andere
personen of voor schade aan hun
eigendommen.
DE
EN
De definitie van een "gebruiker":
– Een persoon die de robotmaaier
opnieuw programmeert of de
bestaande programmering wijzigt.
FR
VIKING raadt aan, een van de
veiligheidsstanden "Laag",
"Middel" of "Hoog" in te stellen. Zo
kunnen onbevoegden de
robotmaaier gegarandeerd niet met
andere dockingstations in gebruik
nemen of de instelling of de
programmering wijzigen.
Het begrip "gebruiken" omvat alle
werkzaamheden aan de robotmaaier, aan
het dockingstation en aan de
begrenzingsdraad.
– Een persoon die werkzaamheden aan
de robotmaaier verricht.
– Een persoon die het apparaat in bedrijf
neemt of activeert.
– Een persoon die de begrenzingsdraad
of het dockingstation installeert of
deïnstalleert.
Gebruik het apparaat alleen als u uitgerust
bent en een goede lichamelijke en
geestelijke conditie hebt. Als u een
verminderde gezondheid heeft, dient u uw
arts te vragen of u met het apparaat kunt
werken. Na het gebruik van alcohol, drugs
of medicijnen die de reactiesnelheid
nadelig beïnvloeden, mag niet met het
apparaat worden gewerkt.
Maak u vertrouwd met de
bedieningsonderdelen en het gebruik van
het apparaat.
Het apparaat mag alleen worden gebruikt
door personen die de gebruiksaanwijzing
hebben gelezen en die met de bediening
ervan vertrouwd zijn. Elke gebruiker moet
vóór de eerste ingebruikname vragen om
een deskundige en praktische instructie.
De verkoper of een andere deskundige
moet aan de gebruiker uitleggen, hoe hij
veilig met het apparaat kan werken.
Bij deze instructie moet de gebruiker er
vooral bewust van worden gemaakt dat
voor het werken met dit apparaat uiterste
zorgvuldigheid en concentratie vereist zijn.
239
NL
VIKING raadt aan hindernissen te
verwijderen of met verboden zones
af te bakenen. (Ö 11.8)
De robotmaaier kan uitsluitend samen met
het meegeleverde dockingstation worden
gebruikt. Een ander dockingstation moet
aan de robotmaaier worden gekoppeld.
(Ö 9.7)
IT
Het stoten tegen een hindernis
gebeurt met een bepaalde kracht.
Gevoelige hindernissen of lichte
voorwerpen zoals kleine
bloempotten kunnen daarom
worden omgeworpen of worden
beschadigd.
Levensgevaar door verstikking!
Verstikkingsgevaar voor kinderen
bij het spelen met
verpakkingsmateriaal. Houd
verpakkingsmateriaal altijd buiten
het bereik van kinderen.
Leen het apparaat alleen uit aan personen
die met dit model en de bediening ervan
vertrouwd zijn. De gebruiksaanwijzing is
onderdeel van het apparaat en moet altijd
worden meegegeven.
Laat het apparaat in geen geval gebruiken
door kinderen, personen met beperkte
lichamelijke, zintuiglijke of geestelijke
vermogens of onvoldoende ervaring en
kennis of personen die niet met de
instructies vertrouwd zijn.
Bij het gebruik op openbare terreinen,
parken, sportvelden, langs wegen en op
land- en bosbouwbedrijven moet u
bijzonder behoedzaam te werk gaan.
Vervoer geen voorwerpen, dieren of
personen, met name kinderen, met het
apparaat.
Sta nooit toe dat personen, met name
kinderen, meerijden op de robotmaaier of
erop gaan zitten.
Let op - gevaar voor ongevallen!
De robotmaaier is bedoeld voor
automatisch gazononderhoud. Een
andere toepassing is niet toegestaan en
kan gevaarlijk zijn of schade aan het
apparaat tot gevolg hebben.
Kinderen of jongeren onder 16 jaar mogen
het apparaat niet gebruiken. De
minimumleeftijd van de gebruiker kan
vastgelegd zijn in plaatselijke bepalingen.
Om persoonlijk letsel van de gebruiker te
vermijden, mag het apparaat bijvoorbeeld
niet worden ingezet voor volgende werken
(onvolledige opsomming):
Om veiligheidsredenen is het verboden
wijzigingen aan de machine aan te
brengen, behalve vakkundige montage
van toebehoren en combi-apparaten die
door VIKING zijn goedgekeurd. Bovendien
heeft dit tot gevolg, dat uw garantie vervalt.
Neem voor informatie over goedgekeurde
toebehoren en combi-apparaten contact
op met uw VIKING vakhandelaar.
– het trimmen van bosjes, heggen en
struiken,
Vooral elke wijziging aan het apparaat
waardoor het vermogen of het toerental
van de elektromotoren wordt veranderd, is
verboden.
Er mogen geen wijzigingen worden
aangebracht aan het apparaat die leiden
tot een toename van het geluidsniveau.
De apparaatsoftware mag om
veiligheidsredenen nooit worden gewijzigd
of gemanipuleerd.
240
– het snoeien van rankgewas,
– gazononderhoud op dakbeplantingen
en in bloembakken,
– het hakselen en klein hakken van
boom- en heggensnoeisel,
– het schoonmaken van voetpaden
(opzuigen, wegblazen),
– het egaliseren van oneffenheden in de
bodem, zoals molshopen.
– wanneer u de robotmaaier tijdens
bedrijf nadert.
Draag bij het installeren, bij
onderhoudswerkzaamheden en
alle andere werkzaamheden
aan het apparaat en aan het
dockingstation geschikte werkkleding.
Draag nooit losse kledingstukken die aan
draaiende onderdelen kunnen blijven
hangen – ook geen sieraden, geen
stropdassen en geen sjaals.
Draag een lange broek,
– wanneer u de robotmaaier tijdens
bedrijf nadert.
Draag bij onderhouds- en
reinigingswerkzaamheden, bij
het leggen en verwijderen van
draden en bij het vastzetten van
het dockingstation altijd stevige
handschoenen.
Bescherm de handen bij alle
werkzaamheden aan het maaimes en bij
het inslaan van de bevestigingspennen en
de haringen van het dockingstation.
U dient bij alle werkzaamheden aan het
apparaat lang haar samen te binden en te
bedekken (met een hoofddoek, muts,
enz.).
Draag bij het inslaan van de
bevestigingsnagels en de
haringen van het dockingstation
een geschikte veiligheidsbril.
6.2 Kleding en uitrusting
Draag stevige schoenen met
grip en werk nooit blootsvoets of
bijvoorbeeld met sandalen,
0478 131 9923 B - NL
Controleer de aansluitkabel daarom
regelmatig op beschadigingen of
slijtage (barsten).
Alleen originele voeding gebruiken.
Gebruik de voeding niet,
– als deze beschadigd of versleten is,
– als er bedrading beschadigd of
versleten is. Controleer de
voedingskabel regelmatig op schade en
veroudering.
Onderhouds- en
herstellingswerkzaamheden aan
voedingskabels en aan de voeding mogen
alleen door speciaal opgeleide vaklui
worden uitgevoerd.
Gevaar voor stroomstoten!
Een beschadigde kabel mag niet op het
stroomnet worden aangesloten en u mag
een beschadigde kabel pas aanraken als
deze is losgekoppeld.
De aansluitkabels op de voeding mogen
niet worden veranderd (bijv. ingekort). De
kabel tussen de voeding en het
dockingstation mag niet worden verlengd.
0478 131 9923 B - NL
Let er altijd op dat de gebruikte
voedingskabels voldoende beveiligd zijn.
Verwijder de aansluitkabel met de stekker
en de stekkerbus en trek niet aan de
aansluitkabels zelf.
Explosiegevaar!
Bescherm de accu tegen
direct zonlicht, hitte en
vuur – nooit in open vuur
werpen.
U mag het apparaat alleen op een voeding
aansluiten die beveiligd is door een
foutstroombeveiliging met een
afschakelstroom van maximaal 30 mA.
Voor nadere informatie kunt u terecht bij
de elektricien.
Accu alleen bij temperaturen
tussen -10 °C en +50 °C
gebruiken en bewaren.
Als de adapter wordt aangesloten op een
voeding buiten een gebouw, dan moet het
stopcontact voor gebruik buitenshuis
goedgekeurd zijn. Voor nadere informatie
over de landspecifieke voorschriften kunt u
terecht bij de elektricien.
Accu niet in magnetron stoppen
of onder hoge druk zetten.
Bedenk dat het apparaat bij het aansluiten
op een stroomaggregaat door
spanningsschommelingen kan worden
beschadigd.
6.4 Accu
Alleen originele accu gebruiken.
De accu is uitsluitend bedoeld voor vaste
inbouw in een VIKING robotmaaier. Hij is
daar optimaal beveiligd en wordt
opgeladen wanneer de robotmaaier in het
dockingstation staat. Er mag geen ander
oplaadapparaat worden gebruikt. Bij het
gebruik van een niet geschikt
oplaadapparaat is er gevaar voor een
elektrische schok, oververhitting of
uitstromen van bijtende accuvloeistof.
Accu nooit openen.
DE
Accu buiten bereik van kinderen bewaren.
EN
Geen defecte of vervormde accu
gebruiken.
FR
Voor de elektrische
veiligheid zijn een intacte
voedingskabel en een
intacte stekker op de
voeding erg belangrijk.
Beschadigde kabels, koppelingen
en stekkers of aansluitkabels die
niet aan de voorschriften voldoen,
mogen niet gebruikt worden, zodat
gevaar voor elektrische schokken
kan worden voorkomen.
Accu niet laten vallen.
NL
Opgelet!
Kans op stroomstoten!
Gevaar voor stroomstoten!
Beschadigde kabels, koppelingen en
stekkers of aansluitkabels die niet aan de
voorschriften voldoen, mogen niet worden
gebruikt.
IT
6.3 Waarschuwing - gevaar voor
elektrische schokken
Accu tegen regen en vocht
beschermen – niet in vloeistoffen
onderdompelen.
Accucontacten nooit op metalen
voorwerpen aansluiten (kortsluiten). Accu
kan door kortsluiting schade oplopen.
Niet gebruikte accu ver van metalen
voorwerpen (bijv. spijkers, munten,
sieraden) houden. Geen metalen
transportbakken gebruiken – Explosie- en
brandgevaar!
Bij ondeskundig gebruik kan er vloeistof uit
de accu stromen - contact vermijden! Bij
onbedoeld contact met water afspoelen.
Indien de vloeistof in aanraking komt met
de ogen, spoelt u deze eerst met water en
consulteert u een arts. Uitstromende
accuvloeistof kan huidirritatie en
brandwonden en bijtende plekken
veroorzaken.
Geen voorwerpen in de ventilatiesleuven
van de accu steken.
Zie www.viking-garden.com/safety-datasheets voor verdere aanwijzingen m.b.t.
de veiligheid
241
6.5 Transport van het apparaat
6.6 Vóór de inbedrijfstelling
Vóór elk transport, met name vóór het
opheffen van de robotmaaier, moet de
machineblokkering worden geactiveerd.
(Ö 5.2)
Iedereen die het apparaat gebruikt, moet
de gebruiksaanwijzing kennen.
Laat het apparaat vóór het transport
afkoelen.
Raak het maaimes bij het optillen en
dragen niet aan. De robotmaaier mag
alleen aan beide handgrepen worden
opgetild. Grijp nooit onder het apparaat.
Let op het gewicht van het apparaat en
gebruik zo nodig voor het laden geschikte
hulpmiddelen (hefvoorzieningen).
Maak met geschikte
bevestigingsmaterialen (gordels, kabels,
enz.) het apparaat en
meegetransporteerde
apparaatonderdelen (bijv. dockingstation)
op het laadoppervlak vast aan de
bevestigingspunten, die in de
gebruiksaanwijzing beschreven zijn.
(Ö 20.)
Houd u bij het transport van het apparaat
aan de plaatselijke voorschriften, met
name wat betreft de laadveiligheid en het
transport van voorwerpen op
laadoppervlakken.
Laat de accu niet in de auto liggen en stel
deze nooit bloot aan direct zonlicht.
Lithium-ionaccu's moeten bij het transport
met de grootste zorg worden behandeld.
Let met name op het voorkomen van
kortsluiting. Vervoer de accu alleen in de
robotmaaier.
242
Ga te werk volgens de instructies voor het
installeren van het dockingstation (Ö 12.1)
en de begrenzingsdraad (Ö 11.).
De begrenzingsdraad en de
voedingskabel moeten goed op de bodem
worden bevestigd, opdat er niet over kan
worden gestruikeld. Het aanleggen over
randen (bijv. voetpaden,
straatsteenranden) moet worden
vermeden. Op bodems waar de
meegeleverde bevestigingsnagels niet
kunnen worden ingeslagen (bijv.
straatstenen, voetpaden), moet een
kabelkanaal worden gebruikt
De robotmaaier herkent geen plekken
waar deze kan omvallen, zoals randen,
terrassen, zwembaden of vijvers. Als de
begrenzingsdraad langs mogelijke
plekken waar deze kan vallen wordt
gelegd, moet er om veiligheidsredenen
tussen de begrenzingsdraad en de
gevarenzone een afstand van meer dan
1 m worden aangehouden.
Controleer regelmatig het terrein waarop
het apparaat wordt gebruikt en verwijder
alle stenen, stokken, kabels, botten en alle
andere voorwerpen die door het apparaat
omhoog kunnen worden geslingerd.
Verwijder na de installatie van de
begrenzingsdraad alle gereedschap van
het maaivlak. Afgebroken of beschadigde
bevestigingsnagels moeten worden
uitgetrokken en worden afgevoerd.
Controleer regelmatig of de
begrenzingsdraad en de voedingskabel
goed liggen.
Controleer het te maaien oppervlak
regelmatig op oneffenheden en verwijder
ze.
Sla bevestigingsnagels altijd volledig in de
grond, om de kans op struikelen te
voorkomen.
Gebruik de machine nooit met
beschadigde of ontbrekende
veiligheidsvoorzieningen.
Installeer het dockingstation niet op slecht
zichtbare plaatsen, waar men er mogelijk
over kan struikelen (bijv. achter een hoek
van een huis).
De op het apparaat geïnstalleerde
schakel- en veiligheidsinrichtingen mogen
niet worden verwijderd of overbrugd.
Installeer het dockingstation zo mogelijk
buiten het bereik van kruipdieren zoals
mieren of slakken – vermijd met name
gebieden rondom mierennesten en
composteerhopen.
Zones waar de robotmaaier niet zonder
gevaar kan rijden (bijv. wegens
valgevaar), moeten door de
begrenzingsdraad worden afgebakend.
VIKING raadt aan, met de robotmaaier
alleen over gazons en verharde wegen
(bijv. geplaveide opritten) te rijden.
Vóór het gebruik van het apparaat moeten
alle versleten en beschadigde onderdelen
worden vervangen. Onleesbare of
beschadigde waarschuwingsaanwijzingen
op het apparaat moeten worden
vervangen. Stickers en alle verdere
vervangingsonderdelen zijn verkrijgbaar
bij uw VIKING vakhandelaar.
Voor de ingebruikstelling moet u
controleren
0478 131 9923 B - NL
– dat de elektrische verbinding van de
voeding wordt gemaakt met een correct
geïnstalleerd stopcontact.
– of op de voeding de isolatie van de
aansluitkabel en de voedingsstekker in
perfecte toestand is.
– of het gehele apparaat (behuizing, kap,
klep, bevestigingselementen,
maaimes, messenas, enz.) noch
versleten noch beschadigd is.
– of het maaimes en de mesbevestiging
in goede staat zijn (goed vast zitten,
beschadigingen, slijtage). (Ö 15.3)
– of alle schroeven, moeren en andere
bevestigingselementen aanwezig zijn
of zijn vastgedraaid. Losgemaakte
schroeven en moeren moeten voor de
ingebruikstelling worden vastgedraaid
(aandraaimoment respecteren).
Indien nodig de noodzakelijke werken
uitvoeren of toevertrouwen aan de
vakhandelaar. VIKING beveelt de VIKING
vakhandelaar aan.
6.7 Programmering
Neem de gemeentelijk voorgeschreven
tijden voor het gebruik van tuinapparatuur
met elektromotor in acht en programmeer
de actieve tijden aan de hand daarvan.
(Ö 13.3)
0478 131 9923 B - NL
Zorg ervoor dat de juiste datum en het
juiste tijdstip op de robotmaaier zijn
ingesteld. Corrigeer indien nodig de
instellingen. Foutieve instellingen kunnen
het ongeplande vertrek van de
robotmaaier als gevolg hebben.
6.8 Tijdens gebruik
Houd andere personen,
in het bijzonder kinderen en
dieren,
uit de gevarenzone.
Sta nooit toe dat kinderen de robotmaaier
tijdens bedrijf naderen of ermee spelen.
Laat de robotmaaier nooit zonder toezicht
werken, wanneer u weet dat er zich dieren
of personen – in het bijzonder kinderen –
in de buurt bevinden.
MI 422 P:
Om veiligheidsredenen mag het apparaat
(MI 422 P) niet op hellingen steiler dan
21,8° (40 %) worden gebruikt.
Kans op letsel! Een helling van 21,8°
betekent een verticale stijging van 40 cm
bij een horizontale lengte van 100 cm.
Opgelet – kans op letsel!
Houd handen of voeten nooit
tegen of onder draaiende
onderdelen. Raak het
ronddraaiende mes nooit aan.
Koppel de voeding vóór onweersbuien of
bij blikseminslaggevaar van het
elektriciteitsnet. De robotmaaier mag dan
niet in gebruik genomen worden.
De robotmaaier mag met draaiende
elektromotor nooit worden gekanteld of
worden opgetild.
DE
EN
MI 422:
Om veiligheidsredenen mag het apparaat
(MI 422) niet op hellingen steiler dan 19,3°
(35 %) worden gebruikt.
Kans op letsel!
Een helling van 19,3° betekent een
verticale stijging van 35 cm bij een
horizontale lengte van 100 cm.
FR
De robotmaaier mag niet tegelijkertijd met
een sproei-installatie worden gebruikt, pas
de programmering hierop aan.
Probeer nooit de instellingen van het
apparaat te veranderen wanneer één van
de elektromotoren draait.
NL
– of het dockingstation apparaat
gebruiksklaar is. Daarbij moeten alle
afdekkingen goed zijn gemonteerd en
in onberispelijke staat zijn.
De programmering moet zodanig worden
aangepast dat er zich tijdens het maaien
geen kinderen, toeschouwers of dieren op
het te maaien oppervlak bevinden.
IT
– of het apparaat gebruiksklaar is. Dit
betekent dat de afdekkingen,
veiligheidsvoorzieningen en de klep
zich op hun plaats en in onberispelijke
staat bevinden.
Houd rekening met de uitloop
van het snijgereedschap. Het
duurt enkele seconden voordat
het snijgereedschap helemaal
tot stilstand is gekomen.
Druk onderweg op de STOPtoets (Ö 5.1),
243
– voordat u de klep opent.
– voordat u het apparaat transporteert,
Strek bij de bediening van de machine en
de bijbehorende randapparatuur niet naar
voren. Zorg altijd voor een goed evenwicht
en een stabiele houding op hellingen.
Loop altijd normaal en ga niet rennen.
– voordat u blokkeringen of
verstoppingen verwijdert,
6.9 Onderhoud en reparaties
Activeer de machineblokkering (Ö 5.2),
– voordat u het apparaat optilt en draagt,
– voor het werken aan het maaimes
wordt aangevat,
– voordat het apparaat wordt
gecontroleerd of gereinigd,
– wanneer een vreemd voorwerp geraakt
werd of als de robotmaaier abnormaal
hard begint te trillen. Controleer in deze
gevallen het apparaat, in het bijzonder
de snijeenheid (messen, messenas,
mesbevestiging), op beschadigingen
en voer de noodzakelijke herstellingen
uit voordat u het apparaat opnieuw start
en ermee gaat werken.
Kans op letsel!
Hard trillen wijst meestal op een
storing.
De robotmaaier mag niet worden
gebruikt als de messenas
beschadigd of verbogen is of als
het maaimes beschadigd of
verbogen is.
Laat de noodzakelijke herstellingen
door een vakman uitvoeren –
VIKING beveelt de VIKING
vakhandelaar aan – indien u niet
over de nodige kennis beschikt.
Vóór u het apparaat achterlaat, moeten de
veiligheidsinstellingen van de robotmaaier
zodanig worden aangepast dat deze niet
door onbevoegden in gebruik kan worden
genomen. (Ö 10.16)
244
Activeer voorafgaand aan
reinigings-, reparatie- en
onderhoudsactiviteiten de
machineblokkering en zet de
robotmaaier op een stevige, effen
ondergrond.
Trek vóór alle werkzaamheden
aan het dockingstation en aan
de begrenzingsdraad de
stekker van de voeding eruit.
Laat de robotmaaier vóór alle
onderhoudswerkzaamheden
ca. 5 minuten afkoelen.
De voedingskabel mag uitsluitend door
erkende elektriekers worden hersteld of
worden vervangen.
Na alle werkzaamheden aan het apparaat
moet vóór het opnieuw in gebruik nemen
de programmering van de robotmaaier
worden gecontroleerd en indien nodig
aangepast. De datum en de tijd moeten
worden ingesteld.
Reiniging:
het gehele apparaat moet met regelmatige
tussenpozen zorgvuldig worden gereinigd.
(Ö 15.2)
Richt waterstralen
(hogedrukreinigers in het
bijzonder) nooit op
motoronderdelen, pakkingen,
lagers en elektrische onderdelen. Dit kan
leiden tot beschadigingen of dure
reparaties.
Reinig het apparaat niet onder stromend
water (bijv. met een tuinslang).
Gebruik geen agressieve
reinigingsmiddelen. Dergelijke
reinigingsmiddelen kunnen kunststoffen
en metalen zodanig beschadigen dat de
veiligheid van uw VIKING apparaat
wellicht in het gedrang komt.
Onderhoudswerkzaamheden:
er mogen alleen
onderhoudswerkzaamheden worden
uitgevoerd die in deze gebruiksaanwijzing
worden vermeld. Alle andere
werkzaamheden dient u door uw
vakhandelaar te laten uitvoeren.
Neem altijd contact op met uw
vakhandelaar als u niet over de vereiste
kennis en gereedschappen beschikt.
VIKING raadt aan
onderhoudswerkzaamheden en reparaties
uitsluitend door de VIKING vakhandelaar
te laten uitvoeren.
VIKING vakhandelaars volgen regelmatig
cursussen en krijgen voortdurend
technische informatie ter beschikking
gesteld.
Gebruik uitsluitend gereedschappen,
accessoires of combi-apparaten die voor
dit apparaat door VIKING zijn toegelaten
of technisch gelijkwaardige delen, anders
is er kans op ongevallen met letsel of
schade aan het apparaat. Neem bij vragen
contact op met een vakhandelaar.
Originele VIKING gereedschappen,
accessoires en vervangingsonderdelen
zijn wat betreft hun eigenschappen
optimaal op het apparaat en de behoeften
van de gebruiker afgestemd. Originele
VIKING vervangingsonderdelen zijn
herkenbaar aan het VIKING
onderdeelnummer, het VIKING logo en
0478 131 9923 B - NL
Houd waarschuwings- en
instructiestickers altijd leesbaar en
schoon. Beschadigde of verloren gegane
stickers moeten via uw VIKING
vakhandelaar door nieuwe originele
stickers worden vervangen. Let er bij het
vervangen van een onderdeel door een
nieuw onderdeel op dat het nieuwe
onderdeel van dezelfde stickers is
voorzien.
Sla het apparaat in een veilige staat op.
De accu moet gescheiden van het
apparaat worden afgevoerd. Zorg dat
accu’s veilig en milieuvriendelijk worden
afgevoerd.
Zorg dat alle schroeven en moeren, alle
schroeven en bevestigingselementen van
de snijeenheid, goed zijn vastgedraaid,
zodat u het apparaat veilig kunt gebruiken.
Inspecteer het gehele apparaat op gezette
tijden, in het bijzonder voor de opslag van
het apparaat (bijv. voor de winterpauze),
op slijtage en beschadigingen. Versleten
of beschadigde onderdelen moeten om
veiligheidsredenen direct worden
vervangen, om ervoor te zorgen dat het
apparaat altijd in veilige staat is.
Als onderdelen of
veiligheidsvoorzieningen voor
onderhoudswerkzaamheden zijn
verwijderd, moeten deze weer meteen en
correct worden aangebracht.
6.10 Opslag bij langdurige
bedrijfsonderbrekingen
Stel voor het opslaan de hoogste
veiligheidsstand in. (Ö 10.16)
Activeer ook de machineblokkering.
0478 131 9923 B - NL
De opslagruimte moet droog, vorstvrij en
afsluitbaar zijn.
7. Toelichting van de
symbolen
NL
Laat het apparaat ca. 5 minuten afkoelen
voordat u het in een gesloten ruimte
plaatst.
Bewaar het apparaat nooit in de buurt van
open vuur of sterke warmtebronnen (bijv.
oven).
Demonteer bij langere
bedrijfsonderbrekingen (bijv. winterpauze)
het dockingstation en bewaar het samen
met de robotmaaier op een veilige manier.
(Ö 15.9)
IT
Werk aan de snijeenheid uitsluitend met
dikke werkhandschoenen en met de
uiterste voorzichtigheid.
Reinig het apparaat voor het opslaan (bijv.
winterpauze) grondig.
Waarschuwing!
Lees de gebruiksaanwijzing vóór
ingebruikname.
6.11 Afvoer
Afvalproducten kunnen schadelijk zijn
voor mens, dier en milieu en moeten
daarom deskundig worden afgevoerd.
Neem contact op met het Recycling
Center of uw vakhandelaar voor nadere
informatie over het deskundig afvoeren
van afvalproducten. VIKING beveelt u de
VIKING vakhandelaar aan.
Voer een apparaat aan het einde van de
levensduur volgens de voorschriften af.
Stel het apparaat vóór het afvoeren buiten
werking. Verwijder ter voorkoming van
ongevallen de voedingskabel van de
voeding en de accu van de robotmaaier.
DE
staan. Bewaar het apparaat en in het
bijzonder het maaimes altijd buiten het
bereik van kinderen.
EN
Controleer of het apparaat tegen gebruik
door onbevoegden (bijv. kinderen) is
beveiligd.
FR
eventueel het VIKING symbool op de
onderdelen. Op kleine onderdelen kan ook
alleen het teken staan.
Waarschuwing!
Blijf op een veilige afstand van het
apparaat als het in werking is.
Houd andere personen uit de
gevarenzone.
Waarschuwing!
Blokkeer het apparaat alvorens het op te
tillen of werkzaamheden eraan uit te
voeren.
Kans op letsel door het maaimes!
Laat ook een grasmaaier aan het eind van
de levensduur ervan nooit zonder toezicht
245
Waarschuwing!
Niet op het apparaat gaan zitten of
stappen.
Waarschuwing!
Raak het ronddraaiende mes nooit aan.
246
0478 131 9923 B - NL
DE
IT
NL
FR
EN
8. Leveringsomvang
Pos.
A
B
C
D
E
F
Beschrijving
Robotmaaier
Dockingstation
Voeding
iRuler
Begrenzingsdraad op
spoel (150 m):
MI 422
MI 422 P
Begrenzingsdraad op
spoel (200 m):
MI 422
MI 422 P
0478 131 9923 B - NL
Stk.
1
1
1
2
1
0
Pos.
G
H
I
J
K
0
1
−
Beschrijving
Klemstekkers voor
begrenzingsdraad
Draadverbinder
Bevestigingspen voor
begrenzingsdraad:
MI 422
MI 422 P
Haring voor
dockingstation
Trekker voor
meenemerschijf
Gebruiksaanwijzing
Stk.
2
3
150
225
4
1
1
247
9. Eerste installatie
9.1 Aanwijzingen m.b.t. de eerste
installatie
Voor de installatie van de
robotmaaier is een
installatiewizard beschikbaar.
Dit programma begeleidt u door
het gehele proces van de eerste installatie:
● Taal, datum, tijd instellen
● Dockingstation installeren
● Begrenzingsdraad leggen
● Begrenzingsdraad aansluiten
● Robotmaaier en dockingstation
koppelen
Neem bij het bedienen van de
menu's de instructies in het
hoofdstuk "Bedieningsinstructies"
door. (Ö 10.1)
Met het stuurkruis worden opties,
menuopties of knoppen
geselecteerd.
Met de OK-toets wordt een
submenu geopend of een
selectie bevestigd.
Met de toets Terug wordt het
actieve menu afgesloten of
gaat de installatiewizard een
stap terug.
Als er zich tijdens de eerste
installatie fouten of storingen
voordoen, verschijnt er een
bijbehorende melding op het
display. (Ö 23.)
● Installatie testen
● Robotmaaier programmeren
9.2 Snijhoogte instellen
● Eerste installatie afsluiten
Laagste snijhoogte:
Stand 1 (20 mm)
De installatiewizard moet geheel worden
doorlopen. Pas daarna is de robotmaaier
gebruiksklaar.
De installatiewizard wordt na een
reset (terugzetten op
fabrieksinstellingen) opnieuw
geactiveerd. (Ö 10.17)
Voorbereidende maatregelen:
Hoogste snijhoogte:
Stand 8 (60 mm)
– Open de klep. (Ö 14.2)
Draai aan de draaiknop (1). De
markering (2) wijst naar de ingestelde
snijhoogte.
De draaiknop van het
verstelelement kan omhoog worden
getrokken. Deze constructie dient
de veiligheid (zo kan het apparaat
gegarandeerd niet aan de
draaiknop worden opgetild en
gedragen) en helpt voorkomen dat
de snijhoogte door onbevoegden
wordt gewijzigd.
9.3 Taal, datum, tijd instellen
● Door het indrukken van een
willekeurige toets op het display
activeert u het apparaat en daardoor de
installatiewizard.
● Maai het gazon vóór de eerste
installatie met een gewone grasmaaier
(optimale hoogte van het gras 3 tot 4
cm).
● Bevochtig bij een harde en droge
ondergrond het maaivlak, om de
bevestigingspennen eenvoudiger te
kunnen inslaan.
248
0478 131 9923 B - NL
Selecteer de gewenste displaytaal
en bevestig deze met de OK-toets.
Stel de huidige tijd met behulp van
het stuurkruis in en bevestig deze
met de OK-toets.
9.4 Dockingstation installeren
Houd u aan de
installatievoorbeelden in deze
gebruiksaanwijzing. (Ö 26.)
Bevestig de geselecteerde taal met
de OK-toets of selecteer "Wijzigen"
en selecteer een andere taal.
● Voer indien gevraagd het 9-cijferige
serienummer van de robotmaaier in. U
vindt dit nummer op het typeplaatje (zie
beschrijving van het apparaat). (Ö 3.1)
Het dockingstation werkt alleen via een
netaansluiting. Deze mag slechts zo ver
van het dockingstation verwijderd zijn, dat
de betreffende voedingskabels zowel op
het dockingstation als op de netaansluiting
kunnen worden aangesloten – breng geen
veranderingen aan in de voedingskabel
van de voeding.
Het dockingstation kan in twee
varianten (intern en extern) worden
geïnstalleerd. Het interne
dockingstation bevindt zich binnen
het maaivlak. Het externe
dockingstation bevindt zich niet
direct in het maaivlak.
Intern dockingstation:
Op het dockingstation kan een als
toebehoren verkrijgbaar zonnedak
worden gemonteerd. Zo is de
robotmaaier beter beschermd
tegen weersinvloeden.
Het dockingstation (1) bevindt zich binnen
het maaivlak (A) (grijs gebied).
0478 131 9923 B - NL
249
DE
EN
FR
NL
Installeer het dockingstation op een
veilige, schaduwrijke plek. Bij direct
zonlicht kan het apparaat oververhit raken
en kan de accu meer tijd voor het laden
nodig hebben.
Het dockingstation moet op de gewenste
locatie goed herkenbaar zijn, opdat
niemand erover kan struikelen.
IT
Stel de huidige datum met behulp
van het stuurkruis in en bevestig
deze met de OK-toets.
In combinatie met een extern
dockingstation moet voor een
verplaatste rit naar het begin een
apart verkrijgbaar toebehoren
(AED 600) worden gebruikt. Voor
nadere informatie verwijzen wij u
naar uw VIKING dealer.
Vóór het dockingstation (1) moet er een
effen vrij vlak (2) met minstens 1 m radius
zijn. Egaliseer eventuele heuvels of kuilen.
Dockingstation bevestigen:
Zet het dockingstation (B) op de gewenste
locatie met vier haringen (J) vast.
Extern dockingstation
Minimale afstand tot het maaivlak:
A = 0,5 m
Maximale afstand tot het maaivlak:
B = 12 m
Buiten de begrenzingsdraad en naast het
dockingstation (1) moet zich een effen vrij
vlak bevinden. Egaliseer eventuele
heuvels of kuilen.
Breedte van het vrije vlak: C = 0,34 m
Bij een extern dockingstation (1) bevindt
het dockingstation zich buiten het
maaivlak (A).
250
De bodem op de gewenste locatie moet
horizontaal zijn. Het dockingstation mag
maximaal 2 cm naar achteren en 8 cm
naar voren gekanteld zijn. Buig de
bodemplaat nooit door. Egaliseer
eventuele oneffenheden onder de
bodemplaat, opdat deze over het gehele
vlak goed ligt.
0478 131 9923 B - NL
DE
De voeding werkt alleen bij een
bedrijfstemperatuur die tussen
0 °C en 60 °C ligt.
EN
Sluit de stekker van de
voeding (1) aan op de
aansluiting (2) van de printplaat
van het dockingstation.
IT
NL
FR
De stekker kan indien nodig eraf
worden geschroefd (bijv. wanneer
de voedingskabel door een gat in
de muur wordt geleid).
Let bij het bevestigen van de
stekker aan de voedingskabel op
de juiste polariteit. (Ö 15.8)
Trek de afdekking (1) zoals afgebeeld
links en rechts iets uit elkaar en neem het
naar boven weg.
Geleid de voedingskabel zoals afgebeeld
door de trekontlasting (1), door de
kabelgoot (2) en verder naar de voeding.
● Installeer de netvoeding buiten het
maaivlak, beschermd tegen direct
zonlicht en vocht – bevestig deze zo
nodig aan een muur.
● Leg alle voedingskabels buiten het
maaivlak, met name ook buiten het
bereik van het maaimes en zet deze
vast aan de bodem of berg deze op in
een kabelgoot.
● Rol de voedingskabel in de buurt van
het dockingstation uit om storingen van
het draadsignaal te vermijden.
0478 131 9923 B - NL
Het deksel (1) bevestigen aan
het dockingstation en laat het
vastklikken – voorkom dat er
kabels gekneld raken. Sluit
daarna de voedingsstekker aan.
Op het dockingstation knippert de
rode led snel, zo lang als er geen
begrenzingsdraad aangesloten is.
(Ö 12.1)
● Druk na het afronden van de
werkzaamheden op de OK-toets
op het display.
251
Als er een extern dockingstation
geïnstalleerd is, adviseert VIKING
om na de eerste installatie
minstens één startpunt buiten de
doorgang naar het dockingstation
vast te leggen. De startfrequentie
moet zo worden gedefinieerd dat 0
van 10 maaibeurten (0/10) bij het
dockingstation (startpunt 0) worden
gestart. (Ö 10.15)
Als de accu ontladen is,
verschijnt er na het
aandokken rechtsboven op
het display een
voedingsstekkersymbool in plaats
van het accusymbool. De accu
wordt opgeladen terwijl de
begrenzingsdraad wordt gelegd.
(Ö 14.7)
9.5 Begrenzingsdraad leggen
Neem vóór het leggen van de
draad de inhoud van het hoofdstuk
"Begrenzingsdraad" ter harte.
(Ö 11.)
Plan vooral het leggen, houd de
draadafstanden aan en installeer
verboden zones, draadreserves,
verbindingstrajecten,
aanpalende gazons en
doorgangen bij het leggen.
Bevestig de begrenzingsdraad (1)
links A of rechts B naast de
bodemplaat, rechtstreeks naast een
draaduitgang met een bevestigingspen (2)
op de bodem.
Houd een vrij draaduiteinde (1) van
ongeveer 1 m lengte aan.
Til de robotmaaier aan de handgreep (1)
iets op om de aandrijfwielen te ontlasten.
Schuif het apparaat op de voorwielen in
het dockingstation.
Druk daarna op de OK-toets op het
display.
252
0478 131 9923 B - NL
Bedrading om het maaivlak:
DE
Extern dockingstation:
IT
NL
FR
EN
Intern dockingstation:
leg vóór en achter het dockingstation (1)
de begrenzingsdraad (2) 0,6 m rechtuit en
in een rechte hoek ten opzichte van de
bodemplaat. Volg daarna met de
begrenzingsdraad de rand van het
maaivlak.
Leg bij een verplaatste rit naar het
begin (corridor) vóór en achter het
dockingstation de
begrenzingsdraad minstens 1,5 m
rechtuit en in een rechte hoek ten
opzichte van de bodemplaat.
(Ö 10.14)
leg vóór en achter het dockingstation (1)
de begrenzingsdraad (2) met een
afstand (A) in een rechte hoek ten
opzichte van de bodemplaat. Installeer
aansluitend een doorgang. (Ö 11.10)
Naast de bodemplaat moet ten minste een
afstand (B) door de robotmaaier vrij
begaanbaar zijn.
A = 0,5 m
B = 0,34 m
Zie voor meer informatie over de
installatie van het externe
dockingstation het hoofdstuk
Installatievoorbeelden. (Ö 9.4)
Volg daarna met de begrenzingsdraad de
rand van het maaivlak.
0478 131 9923 B - NL
leg de begrenzingsdraad (1) rondom het
maaivlak en rondom eventueel aanwezige
hindernissen (Ö 11.8) en bevestig deze
met bevestigingspennen (2) op de bodem.
Controleer de afstanden met behulp van
de iRuler. (Ö 11.5)
Leg de draad bij voorkeur niet in scherpe
hoeken (kleiner dan 90°). Leg in de spits
toelopende hoeken van het gazon de
begrenzingsdraad (1) zoals afgebeeld met
bevestigingspennen (2) bevestigd op de
bodem.
253
9.6 Begrenzingsdraad aansluiten
Bij het leggen rond hoge hindernissen
zoals muurhoeken en hoge beddingen A
moet in de hoeken een grotere
draadafstand worden aangehouden, om te
voorkomen dat de robotmaaier tegen de
hindernis schuurt. Leg de
begrenzingsdraad (1) met behulp van de
iRuler (2) zoals afgebeeld.
● Verleng de begrenzingsdraad indien
gewenst met de meegeleverde
draadverbinders. (Ö 11.14)
● Installeer bij meerdere
samenhangende maaivlakken
aanpalende gazons (Ö 11.9) of verbind
maaivlakken met doorgangen.
(Ö 11.10)
Sla de laatste bevestigingspen (1) weer
links of rechts naast de bodemplaat
rechtstreeks naast de draaduitlaat. Knip
de begrenzingsdraad (2) af, houd vrije
draaduiteinden van ongeveer 1 m lengte
aan.
● Controleer de bevestiging van de
begrenzingsdraad op de bodem, als
richtwaarde volstaat één
bevestigingspen per meter. De
begrenzingsdraad moet altijd op het
gazon liggen. Sla de
bevestigingspennen geheel erin.
● Druk na het afronden van de
werkzaamheden op de OK-toets
op het display.
Als de accu voor het afwerken van
de overige stappen van de
installatiewizard te weinig
opgeladen is, verschijnt de
desbetreffende melding. Laat in dit
geval de robotmaaier in het
dockingstation en laad de accu
verder op.
U kunt pas met de OK-toets naar
de volgende stap van de
installatiewizard gaan, als de
accuspanning weer op peil is.
254
Zet de robotmaaier (1) zoals
afgebeeld achter het
dockingstation (2) op het maaivlak
en druk daarna op de OK-toets.
0478 131 9923 B - NL
DE
IT
NL
FR
Let goed op de vrije lengte en rol de
uitstekende draadeinden niet op. Te
lange vrije uiteinden kunnen de
goede werking van de robotmaaier
verstoren.
EN
Koppel de stekker van de voeding
los van het elektriciteitsnet en druk
daarna op de OK-toets.
Verwijder de afdekking zoals beschreven
in de paragraaf "Dockingstation
installeren". (Ö 9.4)
Druk daarna op de OK-toets op het
display.
Leg de begrenzingsdraad (1) in
kabelgeleidingen van de bodemplaat en
geleid deze door de sokkel (2).
Druk klemstekkers (G) met een geschikte
tang op de kabeluiteinden – ga na of ze
goed vastklikken.
De klemstekkers kunnen maar één
keer aan de begrenzingsdraad
worden gemonteerd. Na
demontage mogen ze niet opnieuw
worden gebruikt. Extra
klemstekkers zijn bij de VIKING
vakhandelaar verkrijgbaar. (Ö 16.)
Kort de uiteinden van de
begrenzingsdraad (1) af tot ongeveer
10 cm vrije lengte.
0478 131 9923 B - NL
255
Druk daarna op de OK-toets op het
display.
Plaats de begrenzingsdraad (1)
binnen de twee
markeringen (2). Sluit de
stekker (3) zoals afgebeeld op de twee
pennen (4) aan. Sluit het uiteinde van de
begrenzingsdraad links en rechts aan –
verwissel de draaduiteinden niet.
Sluit de deksels van de kabelgoot (5).
Sluit de stekker van de voeding aan
op het elektriciteitsnet en druk
daarna op de OK-toets.
● Druk na het afronden van de
werkzaamheden op de OK-toets
op het display.
Til de robotmaaier aan de handgreep (1)
iets op om de aandrijfwielen te ontlasten.
Schuif het apparaat op de voorwielen in
het dockingstation.
Als de begrenzingsdraad goed
geïnstalleerd is en het dockingstation op
het elektriciteitsnet aangesloten is, brandt
de rode led (1).
Monteer de afdekking zoals beschreven in
de paragraaf "Dockingstation installeren".
(Ö 9.4)
256
Na het aandokken knippert de rode led
langzaam op het dockingstation. (Ö 12.1)
Druk daarna op de OK-toets op het
display.
Neem de inhoud van het hoofdstuk
"Dockingstation" door, met name
wanneer de led niet zoals
beschreven brandt. (Ö 12.)
0478 131 9923 B - NL
Verstoorde ontvangst
De robotmaaier ontvangt geen
draadsignaal:
Op het display verschijnt de
tekst "Geen draadsignaal".
De robotmaaier ontvangt een
verstoord draadsignaal:
Op het display verschijnt de
tekst "Draadsignaal testen".
De test van het draadsignaal kan
meerdere minuten duren. Met de rode
STOP-knop op de bovenkant van het
apparaat wordt het koppelen afgebroken,
de vorige stap van de installatiewizard
verschijnt.
Normale ontvangst
De robotmaaier ontvangt een
omgepoold draadsignaal:
Op het display verschijnt de
tekst "Aansluiting omgewisseld
of iMow buiten het".
Mogelijke oorzaak:
– Tijdelijke storing
– De robotmaaier is niet aangedokt
– Begrenzingsdraad omgepoold
(verkeerd aangesloten)
– Dockingstation is uitgeschakeld of niet
aangesloten op het elektriciteitsnet
– Gebrekkige stekkerverbindingen
– Een opgewikkelde voedingskabel in de
buurt van het dockingstation
– Te lange uiteinden van de
begrenzingsdraad
– Breuk in de begrenzingsdraad
– Externe signalen zoals een mobiele
telefoon of het signaal van een ander
dockingstation
0478 131 9923 B - NL
DE
EN
– Maximale lengte van de
begrenzingsdraad overschreden
(Ö 11.1)
Oplossing:
– Koppelen zonder verdere maatregelen
herhalen
– Robotmaaier aandokken (Ö 14.6)
– Uiteinden van de begrenzingsdraad
juist aansluiten (Ö 9.6)
– Netaansluiting van het dockingstation
controleren, voedingskabel in de buurt
van het dockingstation uitrollen en niet
opgewikkeld neerleggen
– Stekkerverbindingen van de
begrenzingsdraad controleren, te lange
uiteinden van de begrenzingsdraad
inkorten (Ö 9.6)
– Ledlampjes op het dockingstation
controleren (Ö 12.1)
– Draadbreuk repareren
– Mobiele telefoons of dockingstations in
de buurt uitschakelen
– Positie van het dockingstation
veranderen of interferentiebronnen
onder het dockingstation elimineren
– Begrenzingsdraad met grotere
diameter gebruiken (speciaal
toebehoren)
Herhaal het koppelen na het
uitvoeren van de betreffende
maatregel door op de OK-toets te
drukken.
257
FR
Ga door met de eerste installatie
door op de OK-toets te drukken.
– Een stroomgeleidende aardingskabel,
gewapend beton of storende metalen in
de bodem onder het dockingstation
NL
De robotmaaier kan pas in gebruik
worden genomen als deze het door
het dockingstation verzonden
draadsignaal goed ontvangt.
(Ö 9.7)
Draadsignaal OK:
Op het display verschijnt de
tekst "Draadsignaal OK". De
robotmaaier en het
dockingstation zijn goed gekoppeld.
IT
9.7 Robotmaaier en dockingstation
koppelen
● Controleer vóór het verder afrijden van
de rand de positie van de robotmaaier.
Het apparaat moet op de
begrenzingsdraad of binnen het
maaivlak met de voorkant richting
begrenzingsdraad staan.
Neem contact op met de VIKING
vakhandelaar als het draadsignaal
niet goed kan worden ontvangen en
de beschreven maatregelen geen
oplossing bieden.
Verder na een onderbreking:
9.8 Installatie testen
Ga na een onderbreking met OK verder
met afrijden van de rand.
– dat de robotmaaier de rand van het
maaivlak zoals gepland volgt,
VIKING adviseert de proefrit niet af
te breken. Mogelijke problemen bij
het afrijden van de rand van het
maaivlak of bij het aandokken
zouden niet kunnen worden
herkend.
– dat de afstanden tot hindernissen en tot
de grenzen van het maaivlak in orde
zijn,
De proefrit kan desgewenst na de
eerste installatie opnieuw worden
gemaakt. (Ö 10.14)
Loop tijdens het afrijden van de rand
achter de robotmaaier aan en let erop,
Start de proefrit door de OK-toets in te
drukken – het maaimes wordt daarbij
niet geactiveerd.
– dat het uit- en aandokken goed werkt.
Proefrit afsluiten:
Op het display wordt de afgelegde afstand
weergegeven – deze meting is nodig voor
het instellen van startpunten aan de rand
van het maaivlak. (Ö 10.15)
Met het aandokken na een volledige ronde
verschijnt de volgende stap van de
installatiewizard.
● Lees op het gewenste punt de
weergegeven waarde af en noteer
deze. Stel het startpunt na de eerste
installatie handmatig in.
9.9 Robotmaaier programmeren
Het afrijden van de rand wordt
automatisch door hindernissen of door het
rijden op te grote hellingen of handmatig
door het indrukken van de STOP-toets
onderbroken.
Sluit de klep van de robotmaaier. (Ö 14.2)
Pas als de klep gesloten is, start de
robotmaaier zelfstandig en rijdt deze een
ronde om het maaivlak langs de
begrenzingsdraad.
258
● Als de proefrit automatisch
onderbroken is: corrigeer de positie van
de begrenzingsdraad of verwijder
hindernissen.
Voer de grootte van het gazon in en
bevestig deze met OK.
0478 131 9923 B - NL
NL
FR
EN
DE
Selecteer als alle weergegeven
actieve tijden moeten worden gewist
de menuoptie Alle act. tijden
wissen en bevestig deze met OK.
Geïnstalleerde verboden zones of
naastgelegen gazons moeten niet
bij de grootte van het maaivlak
worden gerekend.
Een nieuw maaischema wordt berekend.
Met de rode STOP-knop op de bovenkant
van het apparaat kan de procedure
worden afgebroken.
Bevestig de aanwijzing "Elke dag
apart bevestigen of actieve tijden
wijzigen" door op de OK-toets te
drukken.
0478 131 9923 B - NL
Met OK worden alle actieve tijden
bevestigd en wordt de volgende dag
weergegeven.
IT
De actieve tijden van maandag
worden weergegeven en de
menuoptie Actieve tijden
bevestigen is geactiveerd.
Na het bevestigen van de actieve
tijden voor zondag verschijnt het
maaischema.
Bij kleine maaivlakken worden niet
alle weekdagen gebruikt om te
maaien. In dat geval worden geen
actieve tijden weergegeven, de
menuoptie "Alle act. tijden wissen"
vervalt. Dagen zonder actieve
tijden moeten ook met OK worden
bevestigd.
De weergegeven actieve tijden
kunnen worden gewijzigd. Selecteer
hiervoor het gewenste tijdsinterval
met het stuurkruis en open het met
OK. (Ö 10.7)
Selecteer als er meer actieve tijden
gewenst zijn de menuoptie
Nieuwe actieve tijd en open deze
met OK. Leg in het selectievenster de
begin- en eindtijd van de nieuwe actieve
tijd vast en bevestig deze met OK. Er zijn
maximaal drie actieve tijden per dag
mogelijk.
Met OK wordt het weergegeven
maaischema bevestigd en de
afsluitende stap van de
installatiewizard verschijnt.
Selecteer als wijzigingen nodig zijn
Wijzigen en pas de actieve tijden specifiek
aan.
259
Tijdens de actieve tijden moeten
derden uit de gevarenzone blijven.
Pas de actieve tijden eventueel
aan.
Houd u bovendien aan de
gemeentelijke bepalingen voor het
gebruik van robotmaaiers en de
instructies in het hoofdstuk "Voor
uw veiligheid" (Ö 6.) en verander
de actieve tijden desgewenst
meteen of na de eerste installatie in
het menu "Maaischema". (Ö 10.6)
Vraag met name bij de
verantwoordelijke autoriteit na op
welke tijden het apparaat overdag
en 's nachts mag worden gebruikt.
9.10 Eerste installatie afsluiten
Na de eerste installatie is de
veiligheidsstand "Geen"
geactiveerd. VIKING raadt aan, een
van de veiligheidsstanden "Laag",
"Middel" of "Hoog" te selecteren. Zo
kunnen onbevoegden
gegarandeerd geen instellingen
wijzigen en kan de robotmaaier niet
met andere dockingstations in
gebruik worden genomen.
(Ö 10.16)
10.1 Bedieningsaanwijzingen
9.11 Eerste maaibeurt na de eerste
installatie
Als de afsluiting van de eerste installatie in
een actieve tijd valt, begint de robotmaaier
meteen met het bewerken van het
maaivlak.
Verwijder alle vreemde voorwerpen
(bijv. speelgoed, gereedschap) van
het maaivlak.
Sluit de eerste installatie af door op
de OK-toets te drukken.
10. Menu
Vier richtingstoetsen vormen het
stuurkruis (1). Dit is bedoeld voor het
navigeren in de menu's. Met de OKtoets (2) worden instellingen bevestigd en
menu's geopend. Met de Terug-toets (3)
kunt u menu's weer afsluiten.
Als de eerste installatie buiten de
actieve tijd wordt afgesloten, kan
door het indrukken van de OK-toets
een maaibeurt worden gestart. Selecteer
"Nee" als de robotmaaier niet moet
maaien.
Het hoofdmenu bestaat uit 4 submenu's,
weergegeven als knoppen. Het
geselecteerde submenu is zwart
gemarkeerd en wordt met de OK-toets
geopend.
260
0478 131 9923 B - NL
DE
Selectievenster:
Op het tweede menuniveau worden de
betreffende submenu's met tabbladen
weergegeven.
Tabbladen worden geselecteerd door het
stuurkruis naar links of naar rechts te
drukken, submenu's door het stuurkruis
omlaag of omhoog te drukken.
Actieve tabbladen of menuopties zijn zwart
gemarkeerd.
Instelwaarden kunnen door het indrukken
van het stuurkruis worden gewijzigd. De
huidige waarde is zwart geaccentueerd.
Met de OK-toets worden alle waarden
bevestigd.
Dialoogvenster:
De scrollbalk rechts op het display geeft
aan dat er door het omlaag of omhoog
drukken van het stuurkruis nog meer
opties kunnen worden weergegeven.
IT
NL
FR
EN
10.2 Statusmelding
De statusmelding verschijnt,
– wanneer het standby-bedrijf van de
robotmaaier door het indrukken van
een toets wordt beëindigd,
– wanneer in het hoofdmenu op de
Terug-toets wordt gedrukt,
– tijdens het gebruik.
Submenu's worden geopend door op de
OK-toets te drukken.
Als er wijzigingen moeten worden
opgeslagen of meldingen moeten worden
bevestigd, verschijnt er op het display een
dialoogvenster. De actieve knop is zwart
gemarkeerd.
In submenu's worden opties vermeld.
Actieve lijstopties zijn zwart gemarkeerd.
Bij het indrukken van de OK-toets
verschijnt er een selectievenster of een
dialoogvenster.
0478 131 9923 B - NL
Bij een selectieoptie kan door het naar
links of rechts drukken van het stuurkruis
de betreffende knop worden geactiveerd.
Boven in het scherm staan twee
configureerbare velden. Hierin kan diverse
informatie over de robotmaaier of de
maaibeurten worden weergegeven.
(Ö 10.13)
Statusinformatie zonder lopende
activiteit:
Met de OK-toets wordt de geselecteerde
optie bevestigd en wordt het
bovenliggende menu opgevraagd.
261
Randmaaien:
Terwijl de robotmaaier de rand van
het maaivlak bewerkt, verschijnt de
tekst "Rand wordt gemaaid".
Onder in het scherm wordt de tekst
"iMow bedrijfsklaar" samen met het
afgebeelde symbool en de status
van de automaat weergegeven. (Ö 10.5)
Statusinformatie tijdens lopende
activiteiten:
10.3 Infogedeelte
Naar dockingstation:
Wanneer de robotmaaier naar het
dockingstation terugrijdt, wordt op
het display de betreffende reden
(bijv. Accu leeg, Maaien beëindigd)
weergegeven.
Laden van de accu:
Bij het laden van de accu verschijnt
de tekst "Accu wordt opgeladen".
Meldingen:
Rechtsboven op het display wordt de
volgende informatie weergegeven:
Tijdens een lopende maaibeurt
verschijnen op het display de tekst
"iMow maait het gazon" en een
bijbehorend symbool. De tekstinformatie
en het symbool worden aangepast op de
op dat moment actieve procedure.
1. Laadtoestand van de accu of
laadprocedure
Fouten, storingen of suggesties worden
samen met waarschuwingssymbool,
datum, tijd en meldingscode
weergegeven. Als er meerdere meldingen
actief zijn, verschijnen ze afwisselend.
(Ö 23.)
Als de robotmaaier bedrijfsklaar is,
worden melding en statusinformatie
afwisselend weergegeven.
Vóór de maaibeurt verschijnen de tekst
"Opgelet – iMow start" en een
waarschuwingssymbool.
Een knipperende displayverlichting
en een signaaltoon geven daarbij
de aanstaande start van de
maaimotor aan. Het maaimes wordt
pas enkele seconden nadat de
robotmaaier in beweging is
gekomen, ingeschakeld.
262
2. Status automaat
3. Tijd
1. Laadtoestand:
het accusymbool geeft de
laadtoestand weer.
geen balkje – accu leeg
1 t/m 5 balkjes – accu deels leeg
6 balkjes – accu geheel opgeladen
Tijdens het opladen verschijnt er in
plaats van het accusymbool een
voedingsstekkersymbool.
2. Status automaat:
bij ingeschakelde automaat
verschijnt het automaatsymbool.
3. Tijd:
de actuele tijd wordt in het 24h-formaat
weergegeven.
0478 131 9923 B - NL
3. Naar dockingstation:
de robotmaaier rijdt terug naar
het dockingstation en laadt de
accu op. Bij ingeschakelde
automaat bewerkt de robotmaaier tijdens
de eerstmogelijke actieve tijd weer het
maaivlak.
Het hoofdmenu verschijnt,
– wanneer de statusmelding
(Ö 10.2) door op de OK-toets te
drukken wordt afgesloten,
– wanneer op het tweede menuniveau op
de Terug-toets wordt gedrukt.
1. Commando’s (Ö 10.5)
iMow blokkeren
Automaat in- en uitschakelen
Naar dockingstation
Maaien starten
Maaien met vertraagde start
Volgende actieve tijd uitlaten
Randmaaien
2. Maaischema (Ö 10.6)
Actieve tijden
Maaiduur
3. Informatie (Ö 10.9)
Meldingen
Activiteiten
Status iMow
Status gazon
4. Instellingen (Ö 10.10)
iMow
Installatie
Veiligheid
Service
Vakhandel
0478 131 9923 B - NL
Selecteer het gewenste commando met
het stuurkruis en voer het met OK uit.
1. iMow blokkeren
2. Automaat inschak./uitschakelen
3. Naar dockingstation
4. Maaien starten
5. Maaien met vertraagde start
6. Volgende actieve tijd uitlaten
7. Randmaaien
1. iMow blokkeren:
machineblokkering activeren.
Druk op de aangegeven
toetsencombinatie om te
ontgrendelen. (Ö 5.2)
2. Automaat inschak./
uitschakelen:
bij ingeschakelde automaat
verschijnt in de statusmelding de
tekst "Automaat ingeschakeld". Naast het
accusymbool verschijnt in de menu's het
automaatsymbool. De robotmaaier
bewerkt het maaivlak volautomatisch.
Bij uitgeschakelde automaat verschijnt
in de statusmelding de tekst "Automaat
uitgeschakeld". De actieve tijden in het
4. Maaien starten:
na het activeren start de
robotmaaier automatisch de
maaibeurt. Leg het einde van de
maaibeurt vast.
Als er een aanpalend gazon geïnstalleerd
is, moet na het indrukken van de OK-toets
worden vastgelegd of de maaibeurt op een
aanpalend gazon of op het hoofdgazon
plaatsvindt. (Ö 10.14)
De standaardinstelling voor de duur van
de maaibeurt kan in de
apparaatinstellingen onder "Maaitijd"
worden gewijzigd. (Ö 10.10)
Als er een extern dockingstation
met een doorgang geïnstalleerd is,
robotmaaier vóór het activeren van
het commando "Maaien starten"
naar het maaivlak brengen.
5. Maaien met vertraagde
start:
na het activeren start de
robotmaaier automatisch, maar
met een vertraagde start de maaibeurt.
Leg de starttijd en het einde van de
maaibeurt vast.
Als er een aanpalend gazon geïnstalleerd
is, moet na het indrukken van de OK-toets
worden vastgelegd of de maaibeurt op een
aanpalend gazon of op het hoofdgazon
263
DE
EN
FR
maaischema worden inactief (grijs)
weergegeven. Het maaivlak wordt niet
automatisch bewerkt. Maaibeurten
kunnen via de commando's "Maaien
starten", "Maaien met vertraagde start"
worden geactiveerd.
NL
10.5 Commando’s
IT
10.4 Hoofdmenu
plaatsvindt. (Ö 10.14)
De standaardinstellingen voor de duur van
de maaibeurt en de vertraging kunnen in
de apparaatinstellingen onder "Maaitijd" of
"Vertraging" worden gewijzigd. (Ö 10.10)
10.6 Maaischema
10.7 Actieve tijden
Het opgeslagen maaischema
wordt via het menu "Maaischema" in
het hoofdmenu opgevraagd. De
rechthoekige vlakken onder de
betreffende dag staan voor de opgeslagen
actieve tijden. In zwart gemarkeerde
actieve tijden kan worden gemaaid, grijze
vlakken staan voor actieve tijden zonder
maaibeurten – bijv. bij een uitgeschakelde
actieve tijd of na het commando "Actieve
tijd uitlaten". (Ö 10.5)
In actieve tijden met een vinkje is
maaien toegestaan, ze worden in
het maaischema zwart gemarkeerd.
Als er een extern dockingstation
met een doorgang geïnstalleerd is,
robotmaaier vóór het activeren van
het commando "Maaien met
vertraagde start" naar het maaivlak
brengen.
6. Volgende actieve tijd
uitlaten:
het commando kan worden
gebruikt als de robotmaaier
tijdens de volgende actieve tijd niet moet
werken (bijv. bij een tuinfeest).
Na bevestiging wordt er tijdens de
volgende actieve tijd niet gemaaid. Een
zodanig geblokkeerde actieve tijd wordt in
het maaischema grijs weergegeven. Ze
kan in het menu "Dagschema" weer voor
het maaien worden vrijgegeven. (Ö 10.7)
Als het commando meerdere keren achter
elkaar wordt uitgevoerd, wordt altijd de
eerstvolgende actieve tijd overgeslagen.
Als er in de lopende week geen verdere
actieve tijd over is, verschijnt de melding
"Volgende week wordt niet gemaaid".
7. Randmaaien:
na het activeren maait de
robotmaaier de rand van het
maaivlak. Na een ronde rijdt
deze terug naar het dockingstation en
laadt de accu op.
264
Bij uitgeschakelde automaat is het
gehele maaischema inactief, alle
actieve tijden worden grijs
weergegeven.
Als het stuurkruis omhoog of omlaag wordt
gedrukt, kunnen de submenu's Actieve
tijden (Ö 10.7) of Maaiduur (Ö 10.8)
worden geselecteerd en met de OK-toets
worden geopend.
Als de actieve tijden van een
specifieke dag moeten worden
bewerkt, moet de dag met het
stuurkruis (naar links of rechts drukken)
worden geactiveerd en het submenu
Actieve tijden worden geopend.
In actieve tijden zonder een vinkje
is maaien niet toegestaan, ze
worden in het maaischema grijs
gemarkeerd.
Neem de aanwijzingen in het
hoofdstuk "Actieve tijden" ter harte.
(Ö 13.3)
Tijdens de actieve tijden moeten
met name derden uit de
gevarenzone blijven.
De opgeslagen actieve tijden kunnen apart
worden geselecteerd en bewerkt.
De menuoptie Nieuwe actieve tijd
kan worden geselecteerd, zo lang
als er minder dan 3 actieve tijden per
dag zijn opgeslagen. Een aanvullende
actieve tijd mag geen andere actieve tijden
overlappen.
Als de robotmaaier op de
geselecteerde dag niet moet
maaien, moet de menuoptie Alle
act. tijden wissen worden geselecteerd.
0478 131 9923 B - NL
DE
Actieve tijd bewerken:
10.9 Informatie
De wekelijkse maaitijd kan onder
Maaiduur aanpassen worden
ingesteld. De ingestelde waarde is
afgestemd op de grootte van het maaivlak.
(Ö 13.4)
Lees de aanwijzingen in het hoofdstuk
"Programmering aanpassen". (Ö 14.3)
1. Meldingen:
lijst met alle actieve fouten,
storingen en aanbevelingen; samen
met het tijdstip van het optreden vermeld.
Bij een storingsvrij bedrijf verschijnt de
tekst "Geen meldingen".
Meldingsdetails verschijnen na het
indrukken van de OK-toets. (Ö 23.)
Met Actieve tijd uit of Actieve tijd
aan wordt de geselecteerde actieve
tijd voor het automatische maaien
geblokkeerd of vrijgegeven.
Met Actieve tijd wijzigen kan het
tijdvenster worden gewijzigd.
Als de geselecteerde actieve tijd niet
meer nodig is, moet de menuoptie
Actieve tijd wissen worden
geselecteerd.
Bij onvoldoende tijdvensters voor
de benodigde maaibeurten en
oplaadprocedures moeten actieve
tijden worden verlengd of
aangevuld of moet de maaiduur
worden verkort. Op het display
verschijnt een bijbehorende
melding.
Het commando Nieuw
maaischema wist alle opgeslagen
actieve tijden. De stap "Robotmaaier
programmeren" van de installatiewizard
verschijnt. (Ö 9.9)
Als de afsluiting van de nieuwe
programmering in een actieve tijd
valt, start de robotmaaier na het
bevestigen van de afzonderlijke
dagschema's een automatische
maaibeurt.
2. Activiteiten:
lijst met de laatste activiteiten van de
robotmaaier.
Details van de activiteit (extra tekst, tijdstip
en code) verschijnen na het indrukken van
de OK-toets.
Raadpleeg uw VIKING
vakhandelaar als sommige
activiteiten ongewoon vaak
optreden. Fouten bij normaal bedrijf
worden gedocumenteerd in de
meldingen.
3. Status iMow:
informatie over de robotmaaier
– Laadtoestand:
acculading in procenten
– Resttijd:
resterende maaiduur in de lopende
week in uren en minuten
– Datum en tijd
0478 131 9923 B - NL
265
IT
NL
FR
EN
10.8 Maaiduur
– Starttijd:
start van de volgende geplande
maaibeurt
10.10 Instellingen
– Aantal alle afgesloten maaibeurten
– Maaiuren:
duur van alle afgesloten maaibeurten in
uren
2. Maaitijd:
instellen van de standaard voor de
duur van een maaibeurt na het
activeren van een commando "Maaien
starten". (Ö 10.5)
– Afstand:
totaal afgelegde afstand in meters
3. Vertraging:
instellen van de standaard voor de
vertraging na het activeren van een
commando "Maaien met vertraagde start".
(Ö 10.5)
– Ser.-No.:
serienummer van de robotmaaier, ook
af te lezen op het typeplaatje (zie
beschrijving van het apparaat). (Ö 3.1)
4. Statusmelding:
selecteren van de informatie die in
de statusmelding moet verschijnen.
(Ö 10.13)
– Accu:
serienummer van de accu
– Software:
geïnstalleerde apparaatsoftware
4. Status gazon:
informatie over het gazon
– Maaivlak in vierkante meters:
waarde zoals ingevoerd bij de eerste
installatie of bij een nieuwe installatie
(Ö 9.3)
– Rondetijd:
duur van een ronde rondom het
maaivlak in minuten en seconden
– Startpunten 1 – 4:
afstand van het betreffende startpunt
van het dockingstation in meters,
rechtsom gemeten (Ö 10.15)
– Omvang:
omvang van het maaivlak in meters
– Randmaaien:
frequentie van het randmaaien per
week (Ö 10.14)
1. iMow:
apparaatinstellingen
aanpassen (Ö 10.11)
2. Installatie:
installatie aanpassen en testen
(Ö 10.14)
3. Veiligheid:
veiligheidsinstellingen aanpassen
(Ö 10.16)
4. Service:
onderhoud en service (Ö 10.17)
5. Vakhandel:
menu is door de
vakhandelcode beveiligd. De
VIKING vakhandelaar voert met behulp
van dit menu diverse onderhouds- en
serviceactiviteiten uit.
10.11 iMow – apparaatinstellingen
1. Regensensor:
de regensensor kan zodanig worden
ingesteld dat het maaien bij regen
wordt onderbroken of niet wordt gestart.
● Regensensor instellen (Ö 10.12)
266
● Statusmelding instellen (Ö 10.13)
5. Tijd:
instellen van de actuele tijd.
De ingestelde tijd moet dezelfde zijn
als de werkelijke tijd, om te voorkomen dat
de robotmaaier ongewenst gaat maaien.
6. Datum:
instellen van de actuele datum.
De ingestelde datum moet dezelfde
zijn als de werkelijke kalenderdatum, om
te voorkomen dat de robotmaaier
ongewenst gaat maaien.
7. Datumformaat:
instellen van het gewenste
datumformaat.
8. Verplaatsing:
de robotmaaier rijdt standaard 6 cm
naar binnen verplaatst langs de
begrenzingsdraad. Met deze waarde dokt
het apparaat gegarandeerd goed aan. De
iRuler werkt ook met een verplaatsing van
6 cm.
VIKING raadt aan de
standaardinstelling van 6 cm niet te
wijzigen.
0478 131 9923 B - NL
10. Contrast:
indien nodig kan het displaycontrast
worden ingesteld.
10.12 Regensensor instellen
Druk voor het instellen van de
sensor met 5 standen het
stuurkruis naar links of rechts.
De huidige waarde verschijnt in het menu
"Instellingen" met een streepjesgrafiek.
De gevoeligheid van de regensensor kan
aan de lokale situatie en wensen worden
aangepast. Met name kan ook worden
ingesteld hoe lang de robotmaaier na
regen wacht op het opdrogen van het
maaivlak.
Selecteer voor het configureren van de
statusmelding de linker of rechter melding
met het stuurkruis en bevestig met OK.
Laadtoestand:
weergave van het accusymbool
samen met de laadtoestand in
procenten
Resttijd:
resterende maaiduur in de lopende
week in uren en minuten
Tijd en datum:
huidige datum en huidige tijd
Starttijd:
start van de volgende geplande
maaibeurt. Bij een lopende actieve
tijd verschijnt de tekst "actief".
Bij een gemiddelde
gevoeligheid is de
robotmaaier gereed voor
gebruik onder normale
buitenomstandigheden.
Maaibeurten:
aantal van alle maaibeurten tot nu
toe
Schuif de balk verder naar
links voor het maaien bij
hogere vochtigheid.
Helemaal links maait de
robotmaaier ook in natte
omstandigheden en onderbreekt de
maaibeurt niet wanneer regendruppels op
de sensor terecht komen.
Afstand:
totaal afgelegde afstand
0478 131 9923 B - NL
Maaiuren:
duur van alle maaibeurten tot nu toe
DE
In combinatie met een extern
dockingstation moet voor een
verplaatste rit naar het begin een
apart verkrijgbaar toebehoren
(AED 600) worden gebruikt. Voor
nadere informatie verwijzen wij u
naar uw VIKING dealer.
De verplaatste rit naar het begin
kan alleen worden ingeschakeld,
als de begrenzingsdraad op smalle
plaatsen met een afstand van meer
dan 2 m is geïnstalleerd. In het
maaivlak mogen geen doorgangen
geïnstalleerd zijn.
2. Nieuwe installatie:
de installatiewizard wordt opnieuw
gestart, het bestaande maaischema
wordt gewist. (Ö 9.3)
3. Startpunten:
de robotmaaier begint het maaien bij
het dockingstation
(standaardinstelling) of bij een startpunt.
Startpunten moeten worden gedefinieerd,
– als deelzones gericht moeten worden
behandeld, omdat ze onvoldoende
worden bewerkt,
– als zones alleen via een doorgang
bereikbaar zijn. Leg in deze deelzones
minstens één startpunt vast.
10.14 Installatie
● Startpunten instellen (Ö 10.15)
1. Corridor:
verplaatste rit naar begin in- en
uitschakelen.
Bij een ingeschakelde corridor rijdt de
robotmaaier naar binnen verplaatst langs
4. Rand testen:
proefrit ter controle van een goede
draadligging starten.
267
EN
De afstand tot de begrenzingsdraad wordt
binnen de corridor willekeurig gekozen.
FR
10.13 Statusmelding instellen
de begrenzingsdraad terug naar het
dockingstation.
Corridorbreedte: 30-70 cm
NL
9. Taal:
instellen van de gewenste
displaytaal. Standaard is de taal
ingesteld die bij de eerste installatie
geselecteerd is.
Schuif de balk verder naar
rechts voor het maaien bij
geringe vochtigheid.
Helemaal rechts, maait de
robotmaaier alleen wanneer
de regensensor volledig droog is.
IT
● Alleen indien nodig kan het
selectievenster met OK worden
geopend en de gewenste waarde (3 cm
tot 9 cm) worden ingesteld.
De stap "Installatie controleren" van de
installatiewizard wordt opgevraagd.
(Ö 9.8)
Als controle van de correcte
bedrading rond een verboden zone,
de robotmaaier met de voorzijde in
de richting van de verboden zone in
het maaivlak plaatsen en
testverloop starten.
5. Randmaaien:
frequentie van het randmaaien
vastleggen.
Nooit – standaardinstelling
Eén keer – de rand wordt een keer per
week gemaaid.
Twee keer – de rand wordt twee keer per
week gemaaid.
6. Aanpalende gazons:
aanpalende gazons vrijgeven.
Inactief – standaardinstelling
Actief – instelling, als er op aanpalende
gazons moet worden gemaaid. Bij de
commando's "Maaien starten" en "Maaien
met vertraagde start" moet het maaivlak
(hoofdgazon/aanpalend gazon) worden
geselecteerd. (Ö 14.5)
10.15 Startpunten instellen
Om in te stellen
● startpunten aanleren
of
● gewenst startpunt selecteren en
handmatig definiëren.
Startpunten aanleren:
Na het indrukken van de OK-toets
start de robotmaaier een oefenrit
langs de begrenzingsdraad. Als de
robotmaaier niet is aangedokt, rijdt deze
eerst naar het dockingstation. Alle
bestaande startpunten worden gewist.
268
Als de startpunten handmatig
worden ingesteld, mag vóór het
openen van de klep niet op de
STOP-toets worden gedrukt.
Onderweg kunnen er door het openen van
de klep en door het indrukken van de OKtoets maximaal 4 startpunten worden
vastgelegd.
Aanleerpocedure onderbreken:
Handmatig – door op de STOP-toets te
drukken.
Automatisch – door hindernissen aan de
rand van het maaivlak.
● Als het aanleren automatisch is
onderbroken, corrigeer dan de positie
van de begrenzingsdraad of verwijder
de hindernissen.
● Controleer vóór het verder aanleren de
positie van de robotmaaier. Het
apparaat moet op de begrenzingsdraad
of binnen het maaivlak met de voorkant
richting begrenzingsdraad staan.
Aanleerpocedure beëindigen:
Handmatig – na een onderbreking.
Automatisch – na het aandokken.
De nieuwe startpunten worden na het
aandokken of na het afbreken door het
openen van de klep en door bevestiging
met OK opgeslagen.
Startfrequentie:
Met de startfrequentie wordt gedefinieerd
hoe vaak een maaibeurt bij een startpunt
moet worden begonnen.
Standaardinstelling is 2 van 10
maaibeurten (2/10) bij elk startpunt.
● Wijzig indien nodig na het aanleren de
startfrequentie.
● Stuur bij voortijdige beëindiging van het
aanleren de robotmaaier via het
commando naar het dockingstation.
(Ö 10.5)
Startpunt 1 t/m 4 handmatig
instellen:
Leg de afstand van de startpunten
van het dockingstation vast en
definieer de startfrequentie.
De afstand is het traject van het
dockingstation naar het startpunt in
meters, rechtsom gemeten.
De startfrequentie kan tussen 0 van 10
maaibeurten (0/10) en 10 van 10
maaibeurten (10/10) liggen.
Het dockingstation is als
startpunt 0 gedefinieerd.
Standaard worden
maaibeurten van daaruit gestart.
De startfrequentie is even hoog als
de berekende restwaarde op 10
van 10 maaibeurten.
10.16 Veiligheid
1. Machineblokkering
2. Stand
3. Pincode wijzigen
4. Startsignaal
5. Meldsignaal
6. Menusignaal
7. Speelstop
8. Toetsenblok.
9. iMow + Dock koppelen
1. Machineblokkering:
met OK wordt de machineblokkering
actief, de robotmaaier kan niet meer
in gebruik worden genomen.
De robotmaaier moet vóór alle
onderhouds- en
0478 131 9923 B - NL
VIKING raadt aan, één van de
veiligheidsstanden "Laag", "Middel"
of "Hoog" in te stellen.
● Selecteer de gewenste stand en
bevestig met OK. Voer desgewenst een
4-cijferige pincode in.
Resetgrendel:
vraag om pincode voor het terugzetten van
het apparaat op fabrieksinstellingen.
Koppelgrendel:
vraag om pincode voor het koppelen van
robotmaaier en dockingstation.
Tijdblokkering:
vraag om pincode voor het wijzigen van
een instelling, wanneer er langer dan 1
maand geen pincode meer ingevoerd is.
0478 131 9923 B - NL
3. Pincode wijzigen:
de 4-cijferige pincode kan zo nodig
worden gewijzigd.
De menuoptie "Pincode wijzigen"
verschijnt alleen bij de
veiligheidsstanden "Laag", "Middel"
of "Hoog".
● Voer eerst de oude pincode in en
bevestig deze met OK.
● Stel de nieuwe 4-cijferige pincode in en
bevestig deze met OK.
VIKING raadt aan de gewijzigde
pincode te noteren.
Als de pincode 5 keer onjuist
ingevoerd is, is een 4-cijferige
mastercode nodig. Bovendien
wordt de automaat uitgeschakeld.
Voor het genereren van de
mastercode moet u de VIKING
vakhandelaar het 9-cijferige
serienummer en de 4-cijferige
datum, die op het selectievenster
verschijnen, doorgeven.
4. Startsignaal:
in- of uitschakelen van het
akoestische signaal dat klinkt
voordat het maaimes wordt ingeschakeld.
DE
EN
6. Menusignaal:
in- of uitschakelen van het
akoestische kliksignaal dat klinkt
wanneer er een menu wordt geopend of
een optie met OK wordt bevestigd.
7. Speelstop:
in- of uitschakelen van de inrichting die
voorkomt dat het maaimes wordt
ingeschakeld als met het apparaat wordt
gespeeld.
Werking:
als de stootsensor in korte tijd meerdere
keren wordt geactiveerd, bijvoorbeeld als
een kind met de robotmaaier speelt, wordt
het maaimes uitgeschakeld en blijft de
robotmaaier met een melding staan.
Als de stootsensor niet meer wordt
geactiveerd, maait de robotmaaier na
enkele seconden automatisch door.
8. Toetsenblok.:
na het inschakelen van de
toetsenblokkering kunnen de
toetsen op het display alleen
worden bediend wanneer eerst de
toets Terug ingedrukt wordt gehouden en
daarna het stuurkruis naar voren wordt
gedrukt.
De toetsenblokkering wordt 2 minuten na
de laatste bediening van de toetsen actief.
9. iMow + Dock koppelen:
de robotmaaier werkt na de eerste
ingebruikname uitsluitend met het
geïnstalleerde dockingstation.
Na het vervangen van het dockingstation
of van elektronische onderdelen in de
robotmaaier of voor het in gebruik nemen
van de robotmaaier op een ander maaivlak
269
FR
2. Stand:
er kunnen 4 veiligheidsstanden
worden ingesteld, afhankelijk van de
stand worden er bepaalde blokkeringen en
veiligheidsvoorzieningen actief.
Geen:
de robotmaaier is niet beveiligd.
Laag:
voer een pincode in voor het koppelen van
robotmaaier en dockingstation en voor het
terugzetten van het apparaat op de
fabrieksinstellingen; tijdblokkering is
actief.
Middel:
zie "Laag", daarbij kunnen instellingen pas
na het invoeren van de pincode worden
gewijzigd.
Hoog:
zie "Middel", naast de vraag om de
pincode is een diefstalbeveiliging actief.
5. Meldsignaal:
in- of uitschakelen van het
akoestische signaal dat klinkt
wanneer de robotmaaier tegen een
hindernis rijdt.
NL
● Druk voor het ongedaan maken van de
machineblokkering op de aangegeven
toetsencombinatie.
Instelbescherm.:
vraag om de pincode, wanneer
instellingen worden gewijzigd.
Diefstalbeveil.:
als de maaier langer dan 10 seconden bij
de greep omhoog wordt gehouden, dan
verschijnt de vraag om de pincode. Als de
pincode niet binnen 1 minuut wordt
ingevoerd, klinkt er een alarmtoon en
wordt de automaat uitgeschakeld.
IT
reinigingswerkzaamheden, vóór transport
en vóór de inspectie worden geblokkeerd.
(Ö 5.1)
met een ander dockingstation moeten
robotmaaier en dockingstation worden
gekoppeld.
● Installeer het dockingstation en sluit de
begrenzingsdraad aan. (Ö 9.4), (Ö 9.6)
Als het mes meer dan 200 uur in
gebruik is geweest, verschijnt de
melding "Maaimes vervangen".
(Ö 15.4)
2. Draadbreuk zoeken:
als op het dockingstation de rode led snel
knippert, is de begrenzingsdraad
onderbroken. (Ö 12.1)
Met OK wordt er een wizard voor het
vinden van de breuk geactiveerd.
● Draadbreuk zoeken (Ö 15.7)
3. Resetinstellingen:
met OK wordt de robotmaaier op
fabrieksinstellingen teruggezet en wordt
de installatiewizard opnieuw gestart.
(Ö 9.3)
● Voer na het indrukken van de
OK-toets de pincode in.
Til de robotmaaier aan de handgreep (1)
iets op om de aandrijfwielen te ontlasten.
Schuif het apparaat op de voorwielen in
het dockingstation.
● Voer na het indrukken van de
OK-toets de pincode in. Daarna
zoekt de robotmaaier naar het
draadsignaal en slaat het automatisch
op. De procedure duurt enkele minuten.
(Ö 9.7)
De pincode is bij veiligheidsstand
"Geen" niet nodig.
10.17 Service
1. Vervang de messen:
met OK wordt het inbouwen van een nieuw
maaimes bevestigd.
270
De pincode is bij veiligheidsstand
"Geen" niet nodig.
11. Begrenzingsdraad
Vóór het leggen van de
begrenzingsdraad, met
name vóór de eerste
installatie, moet u het
gehele hoofdstuk doorlezen en de
ligging van de draad precies
plannen.
Voer de eerste installatie met de
installatiewizard uit. (Ö 9.)
Controleer vóór het definitief vastzetten
van de begrenzingsdraad de installatie.
(Ö 9.) De bedrading moet in de regel bij
doorgangen, vernauwingen of verboden
zones worden aangepast.
Afwijkingen kunnen voorkomen,
– als de technische mogelijkheden van
de robotmaaier worden uitgeput,
bijvoorbeeld door zeer lange
doorgangen of bij een ligging in de
buurt van metalen voorwerpen of boven
metaal onder het gazon.
– als de constructie van het maaivlak
speciaal voor het gebruik van de
robotmaaier wordt gewijzigd.
De in deze gebruiksaanwijzing
vermelde draadafstanden zijn
afgestemd op de ligging van de
begrenzingsdraad op het gazon.
De begrenzingsdraad kan ook
maximaal 10 cm diep worden
ingegraven (bijv. met een speciale
machine).
Door het ingraven wordt de
signaalontvangst beïnvloed, vooral
als over de begrenzingsdraad
tegels of stenen worden gelegd. De
robotmaaier rijdt mogelijk verder
naar buiten langs de
begrenzingsdraad, waardoor meer
ruimte in doorgangen,
vernauwingen en bij het afrijden
van de rand nodig is. Pas de
bedrading zo nodig aan.
Als u ondersteuning nodig hebt, is
de VIKING vakhandelaar u graag
van dienst bij het voorbereiden van
het maaivlak en het installeren van
de begrenzingsdraad.
0478 131 9923 B - NL
● Leg de locatie van het dockingstation
vast. (Ö 9.4)
● Verwijder hindernissen op het
maaivlak of breng verboden zones
aan. (Ö 11.8)
● De begrenzingsdraad moet in een
doorlopende lus rondom het gehele
maaivlak worden gelegd – maximale
lengte:
500 m.
● Doorgangen en aanpalende gazons:
verbind alle zones van het maaivlak
met doorgangen voor het maaien in de
automatische modus. (Ö 11.10)
Als daarvoor onvoldoende ruimte is,
moeten er aanpalende gazons worden
ingesteld. (Ö 11.9)
● Neem bij het leggen van de
begrenzingsdraad de afstanden in acht
(Ö 11.5):
bij begaanbare hindernissen
(bijv. voetpaden): 0 cm
bij doorgangen: 22 cm
bij hoge hindernissen (bijv. muren,
bomen): 22 cm
minimale afstand in vernauwingen:
44 cm
bij wateroppervlakken en mogelijke
plekken waar het apparaat kan
omvallen (randen, terrassen): 100 cm
0478 131 9923 B - NL
Opgewikkelde reststukken van de
begrenzingsdraad kunnen
storingen veroorzaken en moeten
worden verwijderd.
11.2 Schets van het maaivlak
maken
DE
De legrichting (rechts- of linksom)
kan naar keuze worden
geselecteerd.
Trek bevestigingspennen nooit met
behulp van het begrenzingsdraad
eruit – gebruik altijd geschikt
gereedschap (bijv. combinatietang).
Maak een schets van de ligging van
de begrenzingsdraad. (Ö 11.2)
1
Bij het installeren van de
robotmaaier en het dockingstation
verdient het aanbeveling om een schets
van het maaivlak te maken. Aan het begin
van deze gebruiksaanwijzing is hiervoor
een pagina voorzien.
Deze schets moet bij latere wijzigingen
worden aangepast.
Inhoud van de schets:
● Installeer het dockingstation. (Ö 9.4)
● Leg de begrenzingsdraad vanaf het
dockingstation rondom het maaivlak en
om eventueel aanwezige hindernissen
(Ö 11.8) en bevestig deze met
bevestigingspennen aan de bodem.
Controleer de afstanden met behulp
van de iRuler. (Ö 11.5)
Lees de informatie in het hoofdstuk
"Eerste installatie". (Ö 9.5)
– vorm van het maaivlak met
belangrijke hindernissen, grenzen en
eventuele verboden zones waarin de
robotmaaier niet mag werken. (Ö 26.)
● Sluit de begrenzingsdraad aan.
(Ö 11.4)
– positie van het dockingstation (Ö 9.4)
11.4 Begrenzingsdraad aansluiten
– ligging van de begrenzingsdraad
De begrenzingsdraad groeit na korte
tijd in de bodem in en is niet meer te
zien. Geef de ligging van de draad
rondom hindernissen aan. (Ö 9.5)
● Stekker uittrekken en
afdekking van het
dockingstation wegnemen.
– ligging van de draadverbinders
De gebruikte draadverbinders zijn na
korte tijd niet meer te zien. Noteer hun
positie, om ze zo nodig te kunnen
vervangen. (Ö 11.14)
● Leg de begrenzingsdraad in
kabelgeleidingen van de bodemplaat,
geleid deze door de sokkel, breng de
stekker aan en sluit deze aan op het
dockingstation.
Lees de informatie in het hoofdstuk
"Eerste installatie". (Ö 9.)
271
EN
Gebruik originele
bevestigingspennen en originele
begrenzingsdraad.
FR
● Draadreserve:
om het verplaatsen van
begrenzingsdraad nadien vlotter te
laten verlopen, dient men meerdere
draadreserves te installeren. (Ö 11.13)
11.3 Begrenzingsdraad leggen
NL
Lees de installatievoorbeelden
aan het einde van de
gebruiksaanwijzing door. (Ö 26.)
Installeer bij het leggen van de
begrenzingsdraad ook verboden
zones, doorgangen, aanpalende
gazons en draadreserve, om latere
correcties te voorkomen.
● Hoeken:
vermijd het leggen in scherpe hoeken
(kleiner dan 90°).
IT
11.1 Ligging van de begrenzingsdraad
plannen
● Afdekking van het
dockingstation monteren en
daarna voedingsstekker
aansluiten.
● Draadsignaal testen. (Ö 9.7)
● Aandokken testen. (Ö 9.7)
Verbeter indien nodig de positie van de
begrenzingsdraad bij het
dockingstation.
11.5 Draadafstanden – iRuler gebruiken
De afstanden op de iRuler zijn zo
gedefinieerd, dat de robotmaaier bij
een verplaatsing van 6 cm zonder
storing (zonder tegen hindernissen
te stoten) langs de rand kan rijden.
Verklein de verplaatsing zo nodig
(te veel ongemaaid gras aan de
rand). (Ö 10.11)
Draadafstanden met de iRuler meten:
om de begrenzingsdraad op de juiste
afstand tot de rand van het gazon en tot
hindernissen te leggen, moet voor het
meten van de afstand de iRuler worden
gebruikt.
A – 22 cm
Hoge hindernis:
afstand tussen een hoge
hindernis en de begrenzingsdraad.
Langs begaanbare hindernissen zoals
terrassen en begaanbare wegen kan de
begrenzingsdraad (1) zonder afstand
worden gelegd. De robotmaaier rijdt dan
met een achterwiel buiten het maaivlak.
Maximaal hoogteverschil tussen gazon en
hindernis: 2 cm
Let er bij het onderhoud van de
rand van het gazon op dat de
begrenzingsdraad niet beschadigd
raakt. Installeer de
begrenzingsdraad zo nodig op
enige afstand (2-3 cm) van de rand
van het gazon.
272
A – 22 cm
Doorgangen:
draadafstand in doorgangen.
(Ö 11.10)
Een doorgang verbindt meerdere
maaivlakken of overbrugt vernauwingen.
B – 6 cm
Afstandsvergroting voor het
leggen van de begrenzingsdraad
om een buitenhoek bij een hoge hindernis.
Door de extra afstand B op de iRuler (1)
rijdt de robotmaaier langs de
begrenzingsdraad (3) om de hoek zonder
tegen de hindernis (2) te stoten.
A + C = 24 cm
Binnenhoek:
afstand voor het leggen van de
begrenzingsdraad in een binnenhoek bij
een hoge hindernis.
De robotmaaier moet volledig binnen het
maaivlak rijden en mag de hindernis niet
aanraken.
0478 131 9923 B - NL
DE
Hoogte van hindernissen meten:
NL
FR
EN
De robotmaaier kan over
hindernissen als wegen rijden als
het te overwinnen hoogteverschil
minder dan 2 cm is. De stand op de iRuler
is precies deze hoogte.
A + C = 24 cm
Verboden zone:
afstand voor het leggen van de
begrenzingsdraad rondom een verboden
zone.
IT
Door de grotere afstand (24 cm) rijdt de
robotmaaier langs de
begrenzingsdraad (2) in de hoek om een
hoge hindernis zonder tegen de
hindernis (1) te stoten.
Hindernis (1) is lager dan 2 cm: leg de
begrenzingsdraad (2) zonder afstand tot
de hindernis.
Als de begrenzingsdraad zonder
afstand tot de hindernis (grote
tegels, enz.) wordt gelegd, moet
erop worden gelet dat de tegels
22 cm vrij begaanbaar zijn (zonder
hindernis).
Hindernis (1) is hoger dan 2 cm:
leg de begrenzingsdraad (2) met
afstand A (22 cm) tot de hindernis.
Stel desgewenst de snijhoogte zo
in dat de robotmaaier met het
maaiwerk geen hindernissen raakt.
Als de laagste snijhoogte wordt
ingesteld, kan de robotmaaier
minder dan 2 cm overwinnen.
11.6 Vernauwingen
Als in het maaivlak een vernauwing
is geïnstalleerd, moet de
verplaatste rit naar het begin
(corridor) worden uitgeschakeld.
(Ö 10.14)
De robotmaaier rijdt langs zonder stoten
langs de begrenzingsdraad (1) om de
hindernis (2).
0478 131 9923 B - NL
De robotmaaier rijdt automatisch door alle
vernauwingen, zolang de minimale
draadafstand wordt aangehouden. Smalle
gebieden van het maaivlak moeten met
begrenzingsdraad worden afgebakend.
273
Als er twee maaivlakken door een smal
gedeelte met elkaar zijn verbonden, kan er
een doorgang worden
geïnstalleerd. (Ö 11.10)
VIKING raadt aan
verbindingstrajecten in het kader
van het leggen van de draad
samen met de betreffende
verboden zones of naastgelegen
gazons te leggen.
Bij achteraf installeren moet de
draadlus worden doorgeknipt,
verbindingstrajecten moeten dan
via de meegeleverde
draadverbinders worden
opgenomen. (Ö 11.14)
– rondom hindernissen die de
robotmaaier niet mag aanraken,
– rondom hindernissen die niet stabiel
genoeg zijn,
– rondom hindernissen die te laag zijn.
Minimumhoogte: 8 cm
VIKING raadt aan,
● hindernissen met verboden zones af te
grenzen of te verwijderen,
● verboden zones na de eerste installatie
of na veranderingen in de
draadinstallatie met behulp van het
commando "Rand testen" te
controleren. (Ö 10.14)
De minimale draadafstand is 44 cm, ofwel
2 iRuler-lengtes of de breedte van het
apparaat.
Daarom is er bij vernauwingen de
volgende ruimte nodig:
– tussen hoge hindernissen van meer
dan 2 cm hoog, zoals muren 88 cm,
– tussen begaanbare hindernissen van
minder dan 2 cm hoog, zoals wegen
44 cm.
11.7 Verbindingstrajecten installeren
De robotmaaier negeert het
begrenzingsdraadsignaal wanneer de
draden dicht bij elkaar, parallel worden
gelegd. Verbindingstrajecten moeten
worden geïnstalleerd,
– als er naastgelegen gazons moeten
worden geïnstalleerd. (Ö 11.9)
– als er verboden zones nodig zijn.
(Ö 11.8)
274
In verbindingstrajecten wordt de
begrenzingsdraad (1) parallel gelegd, de
draden mogen elkaar niet kruisen en
moeten dicht bij elkaar liggen. Maak het
verbindingstraject met voldoende
bevestigingspennen (2) aan de bodem
vast.
Verboden zones moeten een minimale
diamater van 48 cm hebben.
De afstand tot de randlus A moet groter
dan 44 cm zijn.
11.8 Verboden zones
Installeer verboden zones
0478 131 9923 B - NL
Om storingen bij het aandokken te
voorkomen, mag in een gebied van ten
minste 2 m rondom het dockingstation (1)
geen verboden zone worden
geïnstalleerd.
Aanpalende gazons zijn gebieden van het
maaivlak die door de robotmaaier niet
volautomatisch kunnen worden bewerkt,
omdat hij daar geen toegang heeft. Zo
kunnen meerdere gescheiden
maaivlakken met een enkele
begrenzingsdraad worden omrand. De
robotmaaier moet met de hand van het
ene naar het andere maaivlak worden
gebracht. De maaibeurt wordt via het
commando "Maaien starten" (Ö 10.5) of
"Maaien met vertraagde start" (Ö 10.5)
geactiveerd.
11.10 Doorgangen
Als er meerdere maaivlakken moeten
worden gemaaid (bijv. maaivlakken vóór
en achter het huis), kan er een doorgang
als verbinding worden geïnstalleerd. Zo
kunnen alle maaivlakken automatisch
worden bewerkt.
In doorgangen wordt het gazon
alleen bij het afrijden van de
begrenzingsdraad gemaaid.
Activeer desgewenst automatisch
randmaaien of maai de zone van
de doorgang regelmatig manueel.
(Ö 10.14), (Ö 10.14)
De vermelde draadafstanden zijn
afgestemd op de ligging van de
begrenzingsdraad op het gazon.
Voorwaarden:
– minimale breedte tussen vaste
hindernissen in de doorgang 88 cm,
tussen begaanbare wegen 22 cm.
Geleid de begrenzingsdraad (1) van de
omranding naar de hindernis, leg deze op
de juiste afstand (iRuler gebruiken)
rondom de hindernis (2) en bevestig deze
met een voldoende aantal
bevestigingspennen (3) aan de bodem.
Leg de begrenzingsdraad daarna terug
naar de omranding.
0478 131 9923 B - NL
Het dockingstation (1) wordt op het
maaivlak A geïnstalleerd. Dit wordt
volgens het maaischema volautomatisch
bewerkt.
De aanpalende gazons B en C zijn met
verbindingstrajecten (2) met het
maaivlak A verbonden. Op alle gazons
Bij relatief lange doorgangen is
afhankelijk van de
bodemgesteldheid mogelijk iets
meer ruimte nodig. Installeer
relatief lange doorgangen zo
mogelijk altijd midden tussen
hindernissen.
– De verplaatste rit naar het begin
(corridor) is uitgeschakeld. (Ö 10.14)
– Doorgang is vrij begaanbaar.
275
DE
EN
FR
11.9 Aanpalende gazons
● Aanpalende gazons in het menu
"Instellingen – Installatie" activeren.
(Ö 10.14)
NL
moet de begrenzingsdraad in dezelfde
richting worden gelegd –
begrenzingsdraad in de
verbindingstrajecten niet doorkruisen.
IT
Tussen hindernis en omranding moet de
begrenzingsdraad parallel en zonder
doorkruisen in een verbindingstraject
worden gelegd. (Ö 11.7)
– In de zone van het tweede maaivlak
wordt minstens 1 startpunt
gedefinieerd. (Ö 10.15)
Begin en einde van de doorgang
installeren:
Daarom is er de volgende ruimte nodig:
– tussen hoge hindernissen (meer dan
2 cm hoog – zoals muren):
88 cm,
– tussen voetpaden of begaanbare
hindernissen (minder dan 2 cm hoog –
zoals wegen):
22 cm.
Het dockingstation (1) wordt in het
maaivlak A geïnstalleerd. Het
maaivlak B is met een doorgang (2) met
het maaivlak A verbonden. De
begrenzingsdraad (3) kan door de
robotmaaier geheel worden afgereden.
Voor het bewerken van het maaivlak B
moeten startpunten (4) worden
gedefinieerd. (Ö 10.15)
Afzonderlijke maaibeurten beginnen dan
afhankelijk van de instelling
(startfrequentie) bij de startpunten.
Aan het begin en aan het einde van de
doorgang moet de begrenzingsdraad (1)
zoals afgebeeld trechtervormig worden
gelegd (afstanden A en B). Daardoor
wordt voorkomen dat de robotmaaier
tijdens het maaien onbedoeld de doorgang
inrijdt.
A = 22 cm
B = 6 cm
Doorgang installeren:
In doorgangen wordt de
begrenzingsdraad (1) parallel gelegd en
met voldoende bevestigingspennen (2) op
de bodem vastgemaakt. Aan het begin en
aan het einde van de doorgang moet ook
een trechtervormige toegang en uitgang
worden geïnstalleerd.
De draadafstand in doorgangen: 22 cm
276
0478 131 9923 B - NL
Afhellende gedeelten met een helling
van 5-15°:
DE
Als zich in het maaivlak een afhellend
gedeelte met een helling van > 15°
bevindt, wordt geadviseerd om de
begrenzingsdraad (1) zoals afgebeeld in
het vlakke gedeelte boven de rand van het
terrein te leggen. De rand van het terrein
en het afhellende gedeelte worden niet
gemaaid.
EN
Bij een verplaatsing van 6 cm
ontstaat langs hoge hindernissen
een tot 20 cm brede strook met
ongemaaid gras. Zo nodig kunnen
stenen om hoge hindernissen
worden gelegd.
installatie van de begrenzingsdraad op de
helling een minimumafstand tot de rand
van het terrein worden aangehouden.
FR
11.11 Precies langs randen maaien
Minimale breedte van de stenen:
Leg de begrenzingsdraad (1) op 22 cm
afstand van de hindernis. Om ervoor te
zorgen dat de rand van het gazon volledig
wordt gemaaid, moeten de stenen ten
minste 20 cm (afstand B) breed zijn. Als
bredere stenen worden gelegd, wordt de
rand van het gazon nog preciezer
gemaaid.
Leg de begrenzingsdraad rondom
buiten- en binnenhoeken verder
van de stenen. (Ö 9.1)
Gebruik indien nodig bredere
stenen.
11.12 Afhellend terrein in het maaivlak
Om ervoor te zorgen dat de robotmaaier in
een afhellend gedeelte van het maaivlak
(helling tot 15°) automatisch en zonder
storingen kan maaien, moet bij de
0478 131 9923 B - NL
Als zich in het maaivlak een afhellend
gedeelte met een helling van 5-15°
bevindt, kan de begrenzingsdraad zoals
afgebeeld onder de rand van het terrein in
het afhellende gedeelte worden gelegd.
Voor een storingsvrije werking van de
robotmaaier moet de minimumafstand
(0,5 m) van de begrenzingsdraad tot de
rand van het terrein worden aangehouden.
Draadreserves die op regelmatige afstand
zijn geïnstalleerd vergemakkelijken de
noodzakelijke correcties, zoals de positie
van het dockingstation of het verloop van
de begrenzingsdraad nadien te wijzigen.
Draadreserves zullen vooral in de buurt
van moeilijke doorgangen geplaatst
worden.
Afhellende rand van het terrein met een
helling van > 15°:
Begrenzingsdraad (1) over een lengte van
ca. 1 m tussen 2 bevestigingspennen
plaatsen zoals afgebeeld. Draadreserve in
het midden met een andere
bevestigingspen aan de bodem
vastmaken.
277
IT
NL
11.13 Draadreserve installeren
11.14 Draadverbinders gebruiken
Rode led brandt continu
Voor het verlengen van de
begrenzingsdraad of voor het verbinden
van losse draaduiteinden mogen
uitsluitend de meegeleverde, met gel
gevulde draadverbinders worden gebruikt.
Ze voorkomen vroegtijdige slijtage
(bijv. corrosie aan de draaduiteinden) en
garanderen een optimale verbinding.
Rode led knippert langzaam
Geef de positie van de draadverbinders op
de schets van het maaivlak aan. (Ö 11.2)
Rode led knippert snel
Rode led knippert onderbroken
Led brandt niet
Bevestig de begrenzingsdraad zoals
afgebeeld met twee bevestigingspennen
op de bodem om de kabel op trek te
ontlasten.
12. Dockingstation
12.1 Led op het dockingstation
Rode led brandt continu:
het dockingstation is ingeschakeld en de
robotmaaier is niet aangedokt.
Rode led knippert langzaam:
het dockingstation is ingeschakeld, de
robotmaaier is aangedokt of wordt
opgeladen.
Rode led knippert snel (ca. 2x per
seconde):
de begrenzingsdraad is niet goed op het
dockingstation aangesloten of er is door
een defecte begrenzingsdraad
(draadbreuk) geen draadsignaal meer.
Rode led knippert snel en onderbroken:
de led knippert afwisselend 3 keer elke
seconde, 3 keer elke 2 seconden, 3 keer
elke seconde, 5 seconden pauze. Na de
pauze wordt het signaal herhaald.
Bij deze knippervolgorde is sprake van
een storing in het dockingstation. (Ö 24.)
Steek losse, niet gestripte
draaduiteinden (1) tot aan de aanslag in
draadverbinders (H). Druk
draadverbinders met een geschikte tang
bij elkaar – ga na of ze goed vastklikken.
278
Een rode led (1) geeft informatie over de
status van het dockingstation en het
draadsignaal.
Rode led brandt niet:
dockingstation is uitgeschakeld, het
draadsignaal wordt niet verzonden.
Dockingstation inschakelen
– Bij automatisch gebruik wordt het
dockingstation automatisch in- en
uitgeschakeld.
0478 131 9923 B - NL
13. Tips voor het maaien
13.1 Algemeen
De robotmaaier is ontwikkeld voor het
automatisch onderhouden van
gazonoppervlakken. Hierbij wordt het gras
door een continue bewerking kort
gehouden. Het resultaat is een fraai en vol
gazon.
Gazons die niet eerder met een
conventionele grasmaaier zijn gemaaid,
zijn pas na meerdere maaibeurten zuiver
bewerkt. Vooral bij iets hoger gras ontstaat
er daardoor pas na een paar maaibeurten
een zuiver maairesultaat.
Bij warm en droog weer moet het gazon
niet te kort worden gehouden, omdat het
anders verbrandt door de zon en lelijk
wordt.
Met een scherp mes is het maairesultaat
fraaier dan met een bot mes. Verwissel het
daarom regelmatig.
0478 131 9923 B - NL
Het klein gehakte maaigoed geeft
organische voedingsstoffen aan de bodem
terug en dient zo als natuurlijke mest. Zo
hoeft u veel minder vaak te bemesten.
13.3 Actieve tijden
Tijdens de actieve tijden mag de
robotmaaier te allen tijde het
dockingstation verlaten en het gazon
maaien. Tijdens deze tijden vinden
daarom maaibeurten, oplaadbeurten en
rustfases plaats. De robotmaaier verdeelt
de benodigde maai- en oplaadbeurten
automatisch over de beschikbare
tijdvensters.
Bij de installatie worden actieve tijden
automatisch over de gehele week
verdeeld. Er wordt ook rekening gehouden
met tijdreserves – zo is een optimaal
gazononderhoud gegarandeerd, ook als
er bij uitzondering geen maaibeurten
mogelijk zijn (bijv. vanwege regen).
13.4 Maaiduur
De maaiduur geeft aan hoeveel uur per
week het gazon moet worden gemaaid.
Deze kan worden verlengd of verkort.
(Ö 10.8)
De maaiduur is gelijk aan de tijd
gedurende welke de robotmaaier het
gazon maait. Perioden waarin de accu
wordt opgeladen, worden niet bij de
maaiduur geteld.
Bij de eerste installatie berekent de
robotmaaier de maaiduur automatisch
vanuit de opgegeven grootte van het
maaivlak. Deze richtwaarde is afgestemd
op normale gazons bij droge
omstandigheden.
Te bewerken oppervlak:
Voor 100 m2 heeft de robotmaaier
gemiddeld nodig:
MI 422:
MI 422 P:
120 minuten
100 minuten
279
DE
EN
Bij het mulchen worden de grassprieten na
het maaien verder in het maaiwerkhuis
verkleind. Daarna vallen zij terug in het
grasveld, waar zij blijven liggen en
verrotten.
FR
De robotmaaier is een mulchmaaier.
Tijdens de actieve tijden moeten
derden uit de gevarenzone blijven.
Pas de actieve tijden eventueel
aan.
Houd u bovendien aan de
gemeentelijke bepalingen voor het
gebruik van robotmaaiers en de
instructies in het hoofdstuk "Voor
uw veiligheid" (Ö 6.) en verander
de actieve tijden in het menu
"Maaischema". (Ö 10.7)
Vraag met name bij de
verantwoordelijke autoriteit na op
welke tijden het apparaat overdag
en ´s nachts mag worden gebruikt.
NL
Het dockingstation wordt uitsluitend
door de aangedokte robotmaaier
ingeschakeld.
Zet de robotmaaier eerst in het
dockingstation en schakel deze in
door op de betreffende toets te
drukken, om het dockingstation te
activeren.
13.2 Mulchen
IT
– Handmatig inschakelen:
open bij de aangedokte robotmaaier de
klep en druk op de OK-toets of de
Terug-toets. De robotmaaier en het
dockingstation worden ingeschakeld.
14. Apparaat in gebruik
nemen
14.1 Voorbereiding
Klep openen:
Om veiligheidsredenen moet
tijdens het gebruik van de
robotmaaier vóór het openen van
de klep op de STOP-toets worden
gedrukt.
Voor de eerste installatie is een
installatiewizard beschikbaar.
(Ö 9.)
● Begrenzingsdraad leggen (Ö 9.5) en
aansluiten (Ö 9.6)
● Vreemde voorwerpen (bijv. speelgoed,
gereedschap) van het maaivlak
verwijderen
● Accu opladen (Ö 14.7)
● Tijd en datum instellen (Ö 10.11)
Zeer hoog gazon vóór gebruik van
de robotmaaier met een gewone
grasmaaier kort maaien (bijv. na
een lange onderbreking).
14.2 Klep
De robotmaaier is voorzien van een klep
die het display beschermt tegen
weersinvloeden en onbedoelde bediening.
Als de klep tijdens het gebruik van de
robotmaaier wordt geopend, stopt deze
met maaien. Het maaimes en de
robotmaaier komen tot stilstand.
De huidige programmering kan in het
maaischema worden bekeken. (Ö 10.6)
Het maaischema wordt bij de installatie of
het maken van een nieuw maaischema
vanuit de grootte van het maaivlak
berekend.
De actieve tijden en de maaiduur kunnen
specifiek worden gewijzigd, de vereiste
maaibeurten zelf worden automatisch
verdeeld over de mogelijke actieve tijden.
Zo nodig lopen er tijdens een actieve tijd
ook meerdere maaibeurten en
oplaadprocedures af. Desgewenst wordt
de rand van het maaivlak automatisch met
regelmatige tussenpozen gemaaid.
(Ö 10.14)
● Dockingstation installeren (Ö 9.4)
● Maaischema controleren en zo nodig
aanpassen – zorg ervoor dat u tijdens
de actieve tijden buiten de gevarenzone
blijft. (Ö 10.6)
14.3 Programmering aanpassen
Er zijn maximaal drie verschillende actieve
tijden per dag mogelijk. (Ö 10.6)
Pak de klep (1) bij de handgreep (A) vast
en maak deze met een lichte ruk naar
boven los. Open de klep tot aan de
aanslag.
Als de robotmaaier bepaalde zones in het
maaivlak gericht moet behandelen,
moeten er specifieke startpunten worden
gedefinieerd. (Ö 10.15)
De geopende klep kan naar boven
van het apparaat worden
getrokken. Deze constructie dient
de veiligheid: zo kan het apparaat
gegarandeerd niet aan de klep
worden opgetild en gedragen.
Soms (bijv. mooi weer of royale
tijdvensters) worden voor een
optimaal gazononderhoud niet alle
actieve tijden benut.
Klep sluiten:
Laat de klep voorzichtig zakken tot deze
vastklikt.
De robotmaaier kan alleen in
gebruik worden genomen als de
kap goed vastgeklikt is.
Wijzigen van de actieve tijden: (Ö 10.7)
– Aanvullende actieve tijden voor verdere
maaibeurten
– Tijdvensters aanpassen, om bijv. 's
morgens of 's nachts maaien te
vermijden.
– Specifieke activiteiten overslaan,
omdat het maaivlak bijv. wordt gebruikt
voor een feestje.
Verlengen van de maaiduur: (Ö 10.8)
280
0478 131 9923 B - NL
14.5 Maaien ongeacht actieve tijden
Verkorten van de maaiduur: (Ö 10.8)
Maaivlakken met dockingstation:
– Minder aangroei van het gras vanwege
hitte, koude of droogte
● Activeer de robotmaaier terwijl deze in
het dockingstation staat. Daardoor
wordt ook het dockingstation
geactiveerd.
Maken van een nieuw maaischema:
(Ö 10.6)
– De grootte van het maaivlak is
gewijzigd.
Nieuwe installatie: (Ö 10.14)
– Nieuwe locatie van het dockingstation
– Eerste inbedrijfstelling op een nieuw
maaivlak
14.4 Maaien met automaat
● Om een zone van het maaivlak te
bewerken die alleen via een doorgang
te bereiken is, moet de robotmaaier er
naartoe worden dragen.
● Meteen maaien:
activeer het commando Maaien
starten (Ö 10.5).
De maaibeurt start meteen en duurt tot
het geselecteerde tijdstip.
● Automaat inschakelen:
bij ingeschakelde automaat
verschijnt op het display naast
het accusymbool het
automaatsymbool. (Ö 10.5)
● Maaien met vertraging:
activeer het commando Maaien met
vertraagde start. (Ö 10.5)
De maaibeurt start bij de geselecteerde
starttijd en duurt tot aan het
geselecteerde eindtijdstip.
● Maaibeurten starten:
de maaibeurten worden automatisch
over de beschikbare actieve tijden
verdeeld. (Ö 10.7)
● Maaien handmatig beëindigen:
met de STOP-toets kan de lopende
maaibeurt op elk moment worden
beëindigd. (Ö 5.1)
● Maaibeurten beëindigen:
als de accu leeg is, rijdt de robotmaaier
automatisch terug naar het
dockingstation. (Ö 14.6)
Met de STOP-toets kan de lopende
maaibeurt op elk moment handmatig
worden beëindigd. (Ö 5.1)
0478 131 9923 B - NL
Indien gewenst laadt de
robotmaaier tussentijds de accu op
en zet daarna de maaibeurt voort
tot aan het geselecteerde
eindtijdstip.
● Draag de robotmaaier naar het
aanpalende gazon.
DE
EN
● Activeer de robotmaaier terwijl deze in
het dockingstation staat. Daardoor
wordt ook het dockingstation
geactiveerd.
FR
– Zeer vol gazon
Aanpalende gazons:
● Activeer het aanpalende gazon.
(Ö 10.5)
● Meteen maaien:
activeer het commando Maaien
starten (Ö 10.5).
De maaibeurt start meteen en duurt tot
het geselecteerde tijdstip.
● Maaien met vertraging:
activeer het commando Maaien met
vertraagde start. (Ö 10.5)
De maaibeurt start bij de geselecteerde
starttijd en duurt tot aan het
geselecteerde eindtijdstip.
● Maaien beëindigen:
wanneer het geselecteerde eindtijdstip
bereikt is, rijdt de robotmaaier naar de
begrenzingsdraad en blijft staan. Plaats
het apparaat voor het opladen van de
accu in het dockingstation en bevestig
de getoonde melding. (Ö 23.)
Met de STOP-toets kan de lopende
maaibeurt op elk moment handmatig
worden beëindigd. (Ö 5.1)
Wanneer de accu vóór het gekozen
eindtijdstip leeg is, wordt de
maaibeurt dienovereenkomstig
ingekort.
281
NL
– Intensieve aangroei van het gras in het
groeiseizoen
Maaivlakken die de robotmaaier via
een doorgang bereikt, worden
alleen bewerkt als er startpunten in
dit vlak zijn gedefinieerd.
IT
– Er zijn zones die niet voldoende worden
gemaaid, bijv. omdat het maaivlak veel
hoeken heeft.
14.6 Robotmaaier aandokken
Aandokken bij automatisch gebruik:
De robotmaaier rijdt automatisch terug
naar het dockingstation wanneer de
actieve tijd verstreken is of wanneer de
accu leeg is.
14.7 Accu opladen
Laad de accu uitsluitend op via het
dockingstation.
Bouw de accu nooit uit en laad
deze niet op met een extern
oplaadapparaat.
Aandokken forceren:
Automatisch laden:
● Activeer het commando Naar
dockingstation. (Ö 10.5)
Bij het maaien gebeurt het laden
automatisch steeds aan het einde van de
maaibeurt, wanneer de robotmaaier
aandokt in het dockingstation.
● Op het dockingstation knippert na het
aandokken de rode led. (Ö 12.1)
In de lopende actieve tijd volgt er
na het aandokken geen verdere
maaibeurt.
Handmatig aandokken:
● Schuif de robotmaaier met de hand in
het dockingstation.
Na het aandokken knippert op het
dockingstation de rode led.
(Ö 12.1)
Bij oplaadproblemen verschijnt een
bijbehorende melding op het
display. (Ö 23.)
De accu wordt pas na het dalen
onder een bepaalde spanning
opgeladen.
Laadtoestand:
In de statusmelding kan de huidige
laadtoestand rechtstreeks worden
afgelezen, als de betreffende
melding geselecteerd is. (Ö 10.13)
In alle overige menu's geeft het
accusymbool op het infogedeelte
van het display de laadtoestand
weer. (Ö 10.3)
Laadprocedure handmatig starten:
● Breng de robotmaaier na gebruik op
aanpalende gazons naar het maaivlak
en dok deze aan. (Ö 14.6)
● Dok de robotmaaier na het afbreken
van een maaibeurt aan. (Ö 14.6)
● Beëindig desgewenst standby van de
robotmaaier door een toets in te
drukken.
Het opladen start automatisch.
Opladen:
Tijdens het opladen verschijnt op de
statusmelding de tekst "Accu wordt
opgeladen".
Til de robotmaaier aan de handgreep (1)
iets op om de aandrijfwielen te ontlasten.
Schuif het apparaat op de voorwielen in
het dockingstation.
● Op het dockingstation knippert na het
aandokken de rode led. (Ö 12.1)
282
In alle overige menu's verschijnt op
het infogedeelte van het display een
voedingsstekkersymbool in plaats
van het accusymbool.
Het opladen duurt niet altijd even lang en
wordt automatisch afgestemd op het
volgende gebruik.
0478 131 9923 B - NL
Activeer vóór alle
onderhouds- of
reinigingswerkzaamhede
n de machineblokkering.
(Ö 5.2)
Trek voorafgaand aan
onderhoudswerkzaamhe
den aan het
dockingstation de
stekker eruit.
Draag bij alle
onderhoudswerkzaamhe
den handschoenen,
vooral bij
werkzaamheden aan het maaimes.
15.1 Onderhoudsschema
De onderhoudsintervallen zijn onder
andere gebaseerd op de bedrijfsuren. De
betreffende teller "Maaiuren" kan in het
menu "Informatie" worden opgevraagd.
(Ö 10.9)
Houd de opgegeven
onderhoudsintervallen nauwkeurig aan.
0478 131 9923 B - NL
● Controleer het maaivlak en verwijder zo
nodig vreemde voorwerpen enz.
● Controleer of de accu wordt opgeladen.
(Ö 14.7)
DE
EN
Reinigings- en onderhoudspositie:
FR
● Displaymelding controleren – huidige
tijd en start van de volgende maaibeurt
controleren.
Door het apparaat zorgzaam te
behandelen, beschermt u het tegen
beschadigingen en verlengt u de
levensduur.
Voer reinigingswerkzaamheden
aan het maaimes uitsluitend met
dikke handschoenen uit en ga
uiterst voorzichtig te werk.
Wekelijkse
onderhoudswerkzaamheden:
● apparaat reinigen. (Ö 15.2)
● Inspecteer het maaimes, de
mesbevestiging en het maaiwerk
visueel op beschadigingen (inkepingen,
scheuren, breuken enz.) en slijtage.
(Ö 15.3)
Om de 200 uur:
● maaimes vervangen. Op het display
verschijnt een herinnering daartoe.
(Ö 15.4)
Jaarlijkse onderhoudswerkzaamheden:
● VIKING beveelt een jaarlijkse inspectie
in de wintermaanden door de VIKING
vakhandelaar aan.
Hierbij worden met name de accu, de
elektronica en de software
onderhouden.
Wijzig de veiligheidsstand in
"Geen" of geef de gebruikte
pincode door aan de vakhandelaar,
zodat hij alle
onderhoudswerkzaamheden goed
kan uitvoeren.
NL
Kans op letsel!
Voordat u aan onderhouds-- of
reinigingswerkzaamheden aan het
apparaat begint, dient u het
hoofdstuk ¨Voor uw veiligheid¨
(Ö 6.), in het bijzonder de
paragraaf ¨Onderhoud en
reparaties¨ (Ö 6.9), zorgvuldig te
lezen en alle veiligheidsinstructies
op te volgen.
● algemene toestand van het apparaat en
het dockingstation visueel inspecteren.
15.2 Apparaat reinigen
IT
15. Onderhoud
Onderhoudswerkzaamheden op dagen
met actieve tijden:
Zet het apparaat voor het reinigen van de
bovenkant (kap, klep) op een effen,
stevige en horizontale ondergrond. Kantel
de robotmaaier voor het reinigen van de
onderkant van het apparaat (maaimes,
maaiwerk) zoals afgebeeld op de linker- of
rechterkant en zet deze tegen een muur.
283
● Verwijder vuil met een borstel of met
een doek. Reinig zeker ook het
maaimes en het dockingstation.
● Maak eerst de aangekoekte grasresten
in de behuizing en in het maaiwerk met
een houten spatel los.
● Kantel de robotmaaier opzij en plaats
deze veilig tegen een stabiele muur.
Reinig het maaiwerk en het maaimes
zorgvuldig. (Ö 15.2)
● Kantel de robotmaaier opzij en plaats
deze veilig tegen een stabiele muur.
Reinig het maaiwerk en het maaimes
zorgvuldig. (Ö 15.2)
Maaimes uitbouwen:
● Gebruik indien nodig een speciaal
reinigingsmiddel (bijv. STIHL speciale
reiniger).
● Bouw de meenemerschijf regelmatig uit
om grasresten te verwijderen. (Ö 15.6)
Bij nat weer moet de
meenemerschijf vaker worden
gereinigd. Aangekoekt vuil tussen
de meenemerschijf en de
maaiwerkbehuizing veroorzaakt
wrijving en daarmee een hoger
energieverbruik.
Druk beide lippen (1) op de
meenemerschijf met een hand bij
elkaar en houd deze vast. Draai
de borgmoer (2) met de andere
hand eruit. Verwijder het maaimes samen
met de borgmoer.
15.3 Slijtagegrenzen van het maaimes
controleren
Kans op letsel!
Een versleten maaimes kan
afbreken en ernstig letsel
veroorzaken. Volg daarom de
onderhoudsinstructies voor het
mes. Maaimessen worden
afhankelijk van de toepassing en de
gebruiksduur in meer of mindere
mate slijtagegevoelig. Als u het
apparaat op een zanderige
ondergrond of in droge
omstandigheden gebruikt, slijten de
maaimessen sneller dan
gemiddeld.
Vervang het maaimes ten minste
om de 200 bedrijfsuren en laat het
door de VIKING vakhandelaar
slijpen. (Ö 15.5)
Meet de mesbreedte A en de
mesdikte B met een schuifmaat.
Is het maaimes op een punt smaller dan
25 mm of dunner dan 1,3 mm, dan moet
het worden vervangen.
15.4 Maaimes uit- en inbouwen
Het maaimes gaat 200 uur mee. Na
deze tijd verschijnt op het display
een bijbehorende melding.
● Activeer de
machineblokkering (Ö 5.2)
en trek handschoenen aan.
Maaimes inbouwen:
Kans op letsel!
Controleer het mes vóór het
inbouwen op beschadigingen. Het
mes moet worden vervangen zodra
inkepingen of scheuren te zien zijn
of als het op een bepaald punt
smaller dan 25 mm of dunner dan
1,3 mm is. (Ö 15.3)
De meenemerschijf en de
borgmoer moeten ook worden
vervangen, als deze beschadigd
zijn (bijv. gebroken, versleten). De
borgmoer moet goed in de
meenemerschijf vastklikken.
● Activeer de machineblokkering. (Ö 5.2)
284
0478 131 9923 B - NL
DE
Schroef de borgmoer (1) tot aan de
aanslag erop. Tijdens het vastdraaien
klinken er meerdere klikgeluiden.
Controleer of het maaimes goed vast zit
door voorzichtig eraan te schudden.
EN
● Reinig het mes, de meenemerschijf en
de borgmoer vóór de montage.
NL
FR
● Bevestig na het inbouwen van een
nieuw maaimes het vervangen van het
mes in het menu "Service". (Ö 10.17)
VIKING raadt aan een bot maaimes door
een nieuw exemplaar te vervangen. Laat
een bot maaimes altijd door een VIKING
vakhandelaar slijpen. Hij beschikt over de
noodzakelijke vakkennis en speciale
gereedschappen.
IT
15.5 Maaimes slijpen
Steek de trekker (K) erin en draai deze tot
aan de aanslag linksom.
Het apparaat werkt alleen maar
goed als het maaimes uiterst
precies uitgebalanceerd is.
Bevestig het maaimes (1) en de
borgmoer (2) zoals afgebeeld aan de
meenemerschijf (3). Zet de
bevestigingsnokken in de juiste stand (4)
in het maaimes.
Een onjuist geslepen mes (bijv.
onbalans, onjuiste slijphoek)
produceert meer geluid en kan
schade aan het apparaat
veroorzaken.
15.6 Meenemerschijf uit- en inbouwen
Voor het reinigen van het maaiwerk
kan de meenemerschijf worden
gedemonteerd.
● Activeer de
machineblokkering (Ö 5.2)
en trek handschoenen aan.
● Kantel de robotmaaier opzij
en plaats deze veilig tegen een stabiele
muur. Reinig het maaiwerk en het
maaimes zorgvuldig. (Ö 15.2)
Ondersteun het apparaat met één hand.
Trek de meenemerschijf (1) er met de
trekker (2) af.
Meenemerschijf uitbouwen:
● Demonteer het maaimes. (Ö 15.4)
0478 131 9923 B - NL
285
Meenemerschijf inbouwen:
Neem de afdekking van het dockingstation
weg en koppel het uiteinde van de
begrenzingsdraad rechts (1) los.
Reinig de messenas (1) en de bevestiging
op de meenemerschijf (2) grondig. Schuif
de meenemerschijf tot aan de aanslag op
de messenas.
● Monteer het maaimes. (Ö 15.4)
15.7 Draadbreuk zoeken
Bij een draadbreuk knippert de rode
led snel op het dockingstation.
(Ö 12.1) Op het display van de
robotmaaier verschijnt een
bijbehorende melding.
Neem contact op met de VIKING
vakhandelaar als een draadbreuk
niet zoals beschreven kan worden
gevonden.
Hierna wordt het rechtsom zoeken naar
een draadbreuk beschreven, d.w.z. de
begrenzingsdraad wordt vanuit het
dockingstation rechtsom afgereden. Zo
nodig kan ook linksom worden gezocht. In
dat geval moet echter het uiteinde van de
begrenzingsdraad links worden
losgekoppeld.
● Neem de robotmaaier uit het
dockingstation.
● Selecteer in het menu "Service" de
optie "Draadbreuk zoeken" en bevestig
deze met OK. (Ö 10.17)
Rijd de rand van het maaivlak met de
robotmaaier vanaf het dockingstation
rechtsom af. Til daarvoor het apparaat
aan de handgreep achter (1) iets op om de
aandrijfwielen te ontlasten. Volg met de
robotmaaier op de voorwielen de
begrenzingsdraad (2). Zorg ervoor dat de
begrenzingsdraad (2) onder de
draadsensoren loopt. De draadsensoren
zijn afgeschermd links- en rechtsvoor op
de robotmaaier gemonteerd.
Op het display wordt bij het zoeken naar
de draadbreuk de signaalsterkte
weergegeven, de draadsensoren staan
optimaal boven de begrenzingsdraad
wanneer de waarde het hoogst is.
Wanneer de draadsensoren het
draadsignaal correct
ontvangen, verschijnt op het
display het symbool
Draadsignaal OK.
Bij de draadbreuk daalt de
signaalsterkte en op het display
wordt het symbool voor
Draadsignaal testen
weergegeven.
286
0478 131 9923 B - NL
15.8 Voedingsstekker
De voeding is met een afschroefbare
stekker uitgerust.
Deze stekker kan worden gedemonteerd
als de voeding in een gebouw wordt
geïnstalleerd en de voedingskabel daarom
door een gat in de muur moet worden
geleid.
Kans op letsel!
Trek vóór alle werkzaamheden aan
de voeding de voedingsstekker
eruit en koppel de voeding bij het
dockingstation los.
Neem de veiligheidsvoorschriften in
het hoofdstuk "Waarschuwing –
gevaar voor elektrische schokken"
ter harte. (Ö 6.3)
Neem bij een langere stilstand van de
robotmaaier (bijv. winterpauze) de
volgende punten in acht:
● Laad de accu op. (Ö 14.7)
● Schakel de automaat uit. (Ö 10.5)
● Activeer de hoogste veiligheidsstand
(diefstalbeveiliging). (Ö 10.16)
● Activeer de machineblokkering. (Ö 5.2)
● Koppel de stekker van de voeding los
van het elektriciteitsnet.
● Verwijder de afdekking van het
dockingstation. (Ö 9.4)
Verwijder de begrenzingsdraad niet
uit het maaivlak.
● Koppel de voedingskabel bij het
dockingstation los.
● Demonteer het dockingstation.
● Bescherm de vrije uiteinden (stekker)
van de begrenzingsdraad tegen
invloeden van buitenaf – bijv. afplakken
met geschikte isolatietape.
● Maak alle onderdelen aan de
buitenkant van de robotmaaier en het
dockingstation zorgvuldig schoon.
● Sla de robotmaaier alleen in een goede
staat op.
0478 131 9923 B - NL
DE
EN
● Monteer de afdekking van het
dockingstation. (Ö 9.4)
● Sla de robotmaaier samen met het
dockingstation en de voeding in een
droge, afgesloten en stofvrije ruimte in
de normale stand op. Dok de
robotmaaier aan in het dockingstation.
Bewaar het apparaat altijd buiten het
bereik van kinderen.
Koppel de begrenzingsdraad (1) los. Open
de deksels van de kabelgoot (2) en leid de
begrenzingsdraad samen met de
klemstekkers uit de bodemplaat van het
dockingstation.
FR
15.9 Opslag en winterpauze
Maak de klemstekkers niet van de
begrenzingsdraad los. Deze
kunnen maar één keer worden
gemonteerd. Extra klemstekkers
zijn bij de VIKING vakhandelaar
verkrijgbaar. (Ö 16.)
NL
● Als de draadbreuk verholpen is, brandt
na het aansluiten van de
begrenzingsdraad de rode led op het
dockingstation. (Ö 12.1)
Monteer de blauwe kabel (BL) en de
bruine kabel (BR) zoals afgebeeld op de
stekker. Draai de schroeven (1) vast.
IT
● Overbrug de breuk met behulp van een
draadverbinder (Ö 11.14) en leg zo
nodig de begrenzingsdraad bij de breuk
opnieuw.
● Zorg ervoor dat alle schroeven vast zijn
aangedraaid, vernieuw onleesbaar
geworden waarschuwingsaanwijzingen
op het apparaat, controleer de gehele
machine op slijtage of beschadigingen.
Vervang versleten of beschadigde
onderdelen.
● Eventuele storingen aan het apparaat
moeten in de regel voor het opbergen
worden verholpen.
287
Leg of bewaar nooit voorwerpen op
de robotmaaier of het
dockingstation.
Robotmaaier na een langere
onderbreking weer in gebruik nemen:
● Bereid het maaivlak voor:
verwijder vuil en maai een zeer hoog
gazon met een gewone grasmaaier
kort.
● Installeer het dockingstation (Ö 9.4) en
sluit de begrenzingsdraad aan. (Ö 9.6)
● Laad de accu op. (Ö 14.7)
● Controleer de tijd en de datum en stel
deze zo nodig in. (Ö 9.3)
● Controleer het maaischema en wijzig
het indien nodig. (Ö 10.6)
● Schakel de automaat in. (Ö 10.5)
16. Standaard
reserveonderdelen
Maaimes:
6301 702 0101
Bevestigingspennen AFN 075:
6301 007 1010
Klemstekkers AKS 010:
voor draaddiameter: 2,3 mm
6909 007 1095
Klemstekkers AKS 011:
voor draaddiameter 3,4 mm
6909 007 1096
17. Accessoires
Voor de machine zijn nog meer
accessoires verkrijgbaar.
Voor nadere informatie verwijzen wij u
naar uw VIKING vakhandelaar, het
internet (www.viking-garden.com) of de
VIKING catalogus.
Om veiligheidsredenen mag u bij
deze machine uitsluitend door
VIKING goedgekeurde accessoires
gebruiken.
18. Slijtage minimaliseren en
schade voorkomen
Belangrijke aanwijzingen voor het
onderhoud van de productgroep
Robotmaaier, met accuvoeding
Begrenzingsdraad ARB 200:
draaddiameter: 2,3 mm
draadlengte: 200 m
0000 400 8635
Begrenzingsdraad ARB 501:
draaddiameter: 3,4 mm
draadlengte: 500 m
0000 400 8625
Neem de volgende belangrijke
aanwijzingen in acht om schade of
overmatige slijtage aan uw VIKING
apparaat te vermijden:
Draadverbinders ADV 010:
6909 007 1090
288
Sommige onderdelen van het VIKING
apparaat zijn ook bij reglementair gebruik
aan normale slijtage onderhevig en
moeten afhankelijk van de gebruikswijze
en gebruiksduur tijdig worden vervangen.
Dit omvat o.a.:
De firma VIKING aanvaardt in geen geval
aansprakelijkheid voor materiële schade
en persoonlijk letsel die veroorzaakt zijn
als gevolg van het niet in acht nemen van
de instructies in de gebruiksaanwijzing,
met name betreffende veiligheid,
bediening en onderhoud, of die door
gebruik van niet toegestane montage- of
reserveonderdelen optreden.
Begrenzingsdraad ARB 151:
draaddiameter: 2,3 mm
draadlengte: 150 m
0000 400 8630
1. Slijtageonderdelen
– maaimes
– accu
2. Inachtneming van de voorschriften in
deze gebruiksaanwijzing
Het VIKING apparaat moet zo zorgvuldig
mogelijk worden gebruikt, onderhouden
en opgeslagen, zoals omschreven in deze
gebruiksaanwijzing. Voor alle
beschadigingen die door het niet in acht
nemen van veiligheids-, bedienings- en
onderhoudsaanwijzingen worden
veroorzaakt, is de gebruiker zelf
verantwoordelijk.
Dit geldt met name voor:
– onjuist omgaan met de accu (opladen,
opslaan),
– foutieve aansluiting (spanning),
– niet door VIKING toegelaten
wijzigingen aan het product,
– het gebruik van gereedschappen of
toebehoren die niet voor het apparaat
zijn goedgekeurd, niet geschikt zijn of
van een minder goede kwaliteit zijn,
– niet reglementair gebruik van het
product,
– gebruik van het product bij sport- of
wedstrijdevenementen,
– gevolgschade door een product met
defecte onderdelen verder te
gebruiken.
0478 131 9923 B - NL
VIKING raadt aan
onderhoudswerkzaamheden en reparaties
uitsluitend bij de VIKING vakhandelaar te
laten uitvoeren.
VIKING vakhandelaars volgen regelmatig
cursussen en krijgen voortdurend
technische informatie ter beschikking
gesteld.
Worden deze werkzaamheden niet
uitgevoerd, dan kan er schade ontstaan
waarvoor de gebruiker verantwoordelijk is.
Hiertoe behoren onder andere:
– beschadigingen aan het apparaat door
onvoldoende of onjuiste reiniging,
– corrosie- en andere gevolgschade door
ondeskundige opslag,
Trek de draaiknop (1) er naar boven af.
Voer afvalproducten als accu’s
altijd op de juiste wijze af. Neem
de plaatselijke voorschriften in
acht.
Bied lithium-ionaccu’s niet via
het huisvuil aan, maar lever
deze bij de vakhandelaar of het
afvalpunt voor gevaarlijke
stoffen in.
– beschadigingen aan het apparaat door
het gebruik van kwalitatief
minderwaardige reserveonderdelen,
19.1 Accu uitbouwen
– beschadigingen door niet tijdig of
ondeskundig uitgevoerd onderhoud
resp. beschadigingen door
onderhouds- of
reparatiewerkzaamheden die niet in
werkplaatsen van vakhandelaars zijn
uitgevoerd.
● Open de klep. (Ö 14.2)
0478 131 9923 B - NL
FR
Door materiaalresten afzonderlijk en
milieubewust te verwerken, ondersteunt u
de recyclage van waardevolle stoffen.
Daarom moet het apparaat na afloop van
de gebruikelijke levensduur als bijzonder
afval worden verwerkt. Raadpleeg bij het
afvoeren de informatie in het hoofdstuk
"Afvoeren". (Ö 6.11)
EN
De verpakkingen, het apparaat en de
toebehoren zijn met recycleerbaar
materiaal gefabriceerd en moeten
overeenkomstig worden verwerkt.
NL
Voor zover deze
onderhoudswerkzaamheden niet door de
gebruiker zelf kunnen worden uitgevoerd,
moeten deze aan een vakhandelaar
worden overgedragen.
19. Milieubescherming
IT
Alle in het hoofdstuk "Onderhoud"
vermelde werkzaamheden moeten
regelmatig worden uitgevoerd.
DE
3. Onderhoudswerkzaamheden
● Activeer de machineblokkering. (Ö 5.2)
Draai de schroeven (1) van de
afdekking (2) eruit. Trek de afdekking (2)
er naar boven af.
289
Kans op letsel!
Er mogen geen kabels aan de accu
worden doorgesneden. Kans op
kortsluiting!
Koppel de kabels altijd los en
verwijder deze samen met de accu.
Draai de bouten (1) eruit.
Neem kabel (1) en kabel (2) uit de
kabelgeleidingen en verwijder de accu (3).
Kans op letsel!
Voorkom schade aan de accu.
20. Transport
Trek de kabelstekker (1) (accu) los.
Kans op letsel!
Lees vóór het transport het
hoofdstuk "Voor uw veiligheid"
(Ö 6.), met name de paragraaf
"Transport van het apparaat"
(Ö 6.5), zorgvuldig door en volg
alle veiligheidsinstructies precies
op – activeer altijd de
machineblokkering. (Ö 5.2)
Klap het bovenstuk van de behuizing (1)
naar achteren op.
290
0478 131 9923 B - NL
VIKING
6301
DE
Merk:
Serienummer
VIKING
ADO 400
6301
FR
Merk:
Type:
Serienummer
EN
met het
dockingstation
voldoet aan de volgende EG richtlijnen:
2002/96/EC, 2014/30/EU, 2006/42/EC,
2006/66/EC, 2011/65/EU
De producten zijn in overeenstemming
met de volgende normen ontwikkeld:
EN 60335-1, EN 50636-2-107
Zet de grasmaaier op het laadoppervlak
vast. Zet het apparaat daarvoor zoals
afgebeeld met geschikte
bevestigingsmiddelen (gordels, kabels)
vast.
Gebruik bij het optillen en dragen de
handgreep voor (1) en achter (2). Zorg
ervoor dat het maaimes altijd van het
lichaam af is gekeerd en houd altijd
voldoende afstand tot het maaimes, met
name wat betreft de voeten en benen.
Beveilig meegetransporteerde
apparaatonderdelen (bijv. dockingstation,
kleine onderdelen) ook tegen verschuiven.
21. CEconformiteitsverklaring van
de fabrikant
Samenstelling en klassement van de
Technische Documentatie:
Sven Zimmermann
VIKING GmbH
Het bouwjaar en het serienummer staan
vermeld op het typeplaatje van het
apparaat.
Langkampfen,
2016-01-02 (JJJJ-MM-DD)
VIKING GmbH
Wij,
VIKING GmbH
Hans Peter Stihl-Straße 5
A 6336 Langkampfen/Kufstein
Afdelingshoofd Bouw
verklaren, dat de
Grasmaaier, automatisch en met
accuvoeding (MI)
Merk:
Type:
0478 131 9923 B - NL
VIKING
MI 422.0
MI 422.0 P
291
NL
20.2 Apparaat vastsjorren
IT
20.1 Apparaat opheffen of dragen
22. Technische gegevens
MI 422.0, MI 422.0 P:
Serie-identificatie
6301
Maaisysteem
Mulchmaaiwerk
Snijvoorziening
Mesbalk
Snijbreedte
20 cm
Toerental
snijvoorziening
4450 omw/min
Accutype
Lithium-ion
Accuspanning UDC
18,5 V
Snijhoogte
20 - 60 mm
Beschermklasse
III
Classificatie
IPX1
Conform richtlijn 2006/42/EC
en norm EN 50636-2-107:
Gemeten geluidsniveau LWA
60,0 dB(A)
2,3 dB(A)
Onzekerheid KWA
LWA + KWA
62 dB(A)
Geluidsdrukniveau
LpA
49 dB(A)
Onzekerheid KpA
2 dB(A)
Lengte
60 cm
Breedte
43 cm
Hoogte
27 cm
MI 422.0:
Maximale grootte
van maaivlak
Vermogen
Beschrijving accu
Accu-energie
Accucapaciteit
Gewicht
292
500 m2
60 W
AAI 40
42 Wh
2,25 Ah
9 kg
MI 422.0 P:
Maximale grootte
van maaivlak
Vermogen
Beschrijving accu
Accu-energie
Accucapaciteit
Gewicht
REACH:
m2
1000
60 W
AAI 80
83 Wh
4,50 Ah
9 kg
Dockingstation ADO 400:
27 V
Spanning UDC
Beschermklasse
III
Classificatie
IPX1
Gewicht
3 kg
Voeding:
Beschrijving
Netspanning UAC
Frequentie
Gelijkspanning UDC
Beschermklasse
Classificatie
OWA-60E-27
2,23
100-240 V
50/60 Hz
27 V
II
IP67
Transport van VIKING accu´s:
VIKING accu´s voldoen aan de cf. UNhandboek ST/SG/AC.10/11/Rev.5 deel III,
paragraaf 38.3 vermelde voorwaarden.
De gebruiker kan VIKING accu´s bij
transport over de weg zonder verdere
voorwaarden naar de plaats van gebruik
van het apparaat vervoeren.
Neem voor het transport per vliegtuig of
per schip de landspecifieke voorschriften
in acht.
REACH duidt op een EG-verordening
inzake het registeren, analyseren en
toestaan van chemicaliën. Voor informatie
over het voldoen aan de REACHverordening (EG) nr. 1907/2006 gaat u
naar www.stihl.com/reach
23. Meldingen
Meldingen informeren over actieve
fouten, storingen en aanbevelingen.
Ze worden in een dialoogvenster
weergegeven en kunnen na het indrukken
van de OK-toets in het menu "Meldingen"
worden opgevraagd. (Ö 23.)
Aanbevelingen en actieve meldingen
verschijnen ook in de statusmelding.
(Ö 10.13)
In de meldingsdetails kunnen de
meldingscode, het tijdstip, de prioriteit en
de frequentie worden opgevraagd.
– Aanbevelingen hebben de
prioriteit "Laag" of "Info", ze
verschijnen in de statusmelding
afwisselend met de tekst "iMow
bedrijfsklaar".
De robotmaaier kan nog steeds in
gebruik worden genomen, het
automatische gebruik blijft actief.
– Storingen hebben de prioriteit
"Midden" en vragen om actie van
de gebruiker.
De robotmaaier kan pas na het
verhelpen van de storing weer in
gebruik worden genomen.
Zie www.viking-garden.com/safety-datasheets voor verdere aanwijzingen m.b.t.
het transport
0478 131 9923 B - NL
Fouten die uitsluitend door een
VIKING vakhandelaar kunnen
worden verholpen, worden
onderstaand niet vermeld. Als een
dergelijke fout optreedt, moeten de
4-cijferige foutcode en de fouttekst
aan de vakhandelaar worden
doorgegeven.
Oplossing:
– robotmaaier in het dockingstation
zetten om de accu op te laden (Ö 14.7)
Melding:
0180 – Temperatuur laag
Onder de temperatuur
Mogelijke oorzaak:
– temperatuur in robotmaaier te laag
Oplossing:
– robotmaaier laten opwarmen
Melding:
0001 – Data verlies
Om vrij te geven OK drukken
Melding:
0181 – Temperatuur hoog
Boven de temperatuur
Mogelijke oorzaak:
– update van de apparaatsoftware is
uitgevoerd
– spanningsverlies
– software- of hardwarefout
Mogelijke oorzaak:
– temperatuur in robotmaaier te hoog
Oplossing:
– na het indrukken van de OK-toets werkt
de robotmaaier met
voorgeprogrammeerde instellingen –
instellingen (datum, tijd, maaischema)
controleren en corrigeren
Melding:
0183 – Temperatuur te hoog
zie melding 0181
Oplossing:
– robotmaaier laten afkoelen
Melding:
0185 – Temperatuur hoog
zie melding 0181
Melding:
0186 – Temperatuur laag
zie melding 0180
DE
EN
Melding:
0302 – Storing motor
Boven de temperatuur
FR
Mogelijke oorzaak:
– spanning van de accu te laag
Melding:
0187 – Temperatuur hoog
zie melding 0181
Mogelijke oorzaak:
– temperatuur in linker aandrijfmotor te
hoog
Oplossing:
– robotmaaier laten afkoelen
Melding:
0305 – Storing motor
Linker wiel zit vast
Mogelijke oorzaak:
– aandrijfwiel links overbelast
Oplossing:
– robotmaaier reinigen (Ö 15.2)
– Oneffenheden (gaten, kuilen) op het
maaivlak verhelpen
Melding:
0402 – Storing motor
Boven de temperatuur
Mogelijke oorzaak:
– temperatuur in rechter motor te hoog
Oplossing:
– robotmaaier laten afkoelen
Melding:
0405 – Storing motor
Rechter wiel zit vast
Mogelijke oorzaak:
– aandrijfwiel rechts overbelast
Oplossing:
– robotmaaier reinigen (Ö 15.2)
0478 131 9923 B - NL
NL
Neem contact op met de VIKING
vakhandelaar als een melding
ondanks de voorgestelde oplossing
actief blijft.
Melding:
0100 – Accu leeg
Accu laden
IT
– Bij fouten met de prioriteit "Hoog"
verschijnt op het display de tekst
"Vakhandelaar contacteren".
De robotmaaier kan pas na het
verhelpen van de fout door de VIKING
vakhandelaar weer in gebruik worden
genomen.
293
– Oneffenheden (gaten, kuilen) op het
maaivlak verhelpen
Melding:
0502 – Storing maaimotor
Boven de temperatuur
Mogelijke oorzaak:
– temperatuur in de maaimotor te hoog
Oplossing:
– robotmaaier laten afkoelen
Melding:
0703 – Accu leeg
zie melding 0100
Melding:
1105 – Klep geopend
Procedure afgebroken
Melding:
0704 – Accu leeg
zie melding 0100
Mogelijke oorzaak:
– klep tijdens de automatische
maaimodus geopend
– klep tijdens het automatisch afrijden
van de rand geopend
Melding:
1000 – Overslaan
Toegelaten helling overschreden
Oplossing:
– klep sluiten (Ö 14.2)
Melding:
0505 – Storing maaimotor
Maaimessen zitten vast
Mogelijke oorzaak:
– hellingsensor heeft overslaan
vastgesteld
Mogelijke oorzaak:
– Vuil tussen meenemerschijf en
maaiwerkbehuizing
– Maaimotor kan niet worden
ingeschakeld
– Maaimotor overbelast
Oplossing:
– robotmaaier op de wielen zetten, op
beschadigingen controleren en melding
met OK bevestigen
Melding:
1120 – Kap geblokkeerd
Kap testen
Daarna OK drukken
Oplossing:
– Maaimes en maaiwerk reinigen
(Ö 15.2)
Meenemerschijf reinigen (Ö 15.6)
– Hogere snijhoogte instellen (Ö 9.2)
– Oneffenheden (gaten, kuilen) op het
maaivlak verhelpen
Melding:
0701 – Accu storing
Temperatuurbereik verlaten
Mogelijke oorzaak:
– temperatuur in accu te laag of te hoog
Oplossing:
– robotmaaier laten opwarmen of
afkoelen – toegelaten
temperatuurbereik van de accu
aanhouden (Ö 6.4)
294
Melding:
1010 – iMow opgeheven
Om vrij te geven OK drukken
Mogelijke oorzaak:
– robotmaaier is aan de kap opgeheven
Oplossing:
– beweeglijkheid van kap testen en
melding met OK bevestigen
Melding:
1030 – Kapstoring
Kap testen
Daarna OK drukken
Mogelijke oorzaak:
– geen kap herkend
Oplossing:
– kap testen (beweeglijkheid, vast zitten)
en melding met OK bevestigen
Mogelijke oorzaak:
– permanente botsing herkend
Oplossing:
– robotmaaier losmaken, zo nodig
hindernis verwijderen of verloop van de
begrenzingsdraad wijzigen – daarna
melding met OK bevestigen
– Beweeglijkheid van kap testen en
melding met OK bevestigen
Melding:
1125 – Hindernis uitschakelen
Bedrading controleren
Mogelijke oorzaak:
– Begrenzingsdraad onnauwkeurig
gelegd
Oplossing:
– Ligging van de begrenzingsdraad
controleren, afstanden met de iRuler
controleren (Ö 11.5)
0478 131 9923 B - NL
Oplossing:
– Robotmaaier losmaken, oneffenheden
op het maaivlak verwijderen of verloop
van de begrenzingsdraad wijzigen –
daarna melding met OK bevestigen
– Aandrijfwielen reinigen, zo nodig bij
regen niet gebruiken – daarna melding
met OK bevestigen (Ö 10.12)
Melding:
1135 – Behalve
iMow in het maaiveld plaatsen
Mogelijke oorzaak:
– De robotmaaier bevindt zich buiten het
maaivlak
Oplossing:
– Robotmaaier naar het maaivlak
brengen
Melding:
1140 – Te steil
Bedrading controleren
Mogelijke oorzaak:
– MI 422:
hellingssensor heeft een helling van
meer dan 35% vastgesteld
0478 131 9923 B - NL
Melding:
1170 – Geen signaal
Draadsignaal testen
Mogelijke oorzaak:
– Draadsignaal wordt tijdens het maaien
niet meer ontvangen
– De robotmaaier bevindt zich buiten het
maaivlak
– Dockingstation of elektronische
componenten werden vervangen
Oplossing:
– Stroomvoorziening van het
dockingstation controleren
– Led op het dockingstation testen – de
rode led moet tijdens het maaien
voortdurend branden (Ö 12.1)
– Robotmaaier naar het maaivlak
brengen
– Robotmaaier en dockingstation
koppelen (Ö 9.7)
DE
EN
Mogelijke oorzaak:
– Dockingstation is niet gevonden
Oplossing:
– Led op het dockingstation testen,
dockingstation zo nodig inschakelen
(Ö 12.1)
– Aandokken testen (Ö 14.6)
FR
Oplossing:
– MI 422:
ligging van begrenzingsdraad wijzigen,
gazons met een helling van meer dan
35% vermijden
– MI 422 P:
ligging van begrenzingsdraad wijzigen,
gazons met een helling van meer dan
40% vermijden
Melding:
1180 – iMow aandokken
Automatisch aandokken
niet mogelijk
NL
Mogelijke oorzaak:
– Robotmaaier zit vast
– Aandrijfwielen draaien verder
– MI 422 P:
hellingssensor heeft een helling van
meer dan 40% vastgesteld
IT
Melding:
1130 – Vastgereden
iMow losrijden
Daarna OK drukken
Melding:
1190 – Dockingstoring
Dockingstation bezet
Mogelijke oorzaak:
– dockingstation bezet door een tweede
robotmaaier
Oplossing:
– robotmaaier aandokken wanneer het
dockingstation weer vrij is
Melding:
1200 – Storing maaimotor
zie melding 0505
Melding:
1210 – Storing motor
Wiel vastgereden
Mogelijke oorzaak:
– aandrijfwiel overbelast
Oplossing:
– robotmaaier reinigen (Ö 15.2)
– Oneffenheden (gaten, kuilen) op het
maaivlak verhelpen
295
Melding:
1220 – Regen ontdekt
Maaien afgebroken
Melding:
2020 – Advies
Jaarlijks onderhoud door de vakhandelaar
Melding:
2050 – Maaiplan aanpassen
Actieve tijd verlengen
Mogelijke oorzaak:
– maaien is wegens regen afgebroken of
niet begonnen
Mogelijke oorzaak:
– beurt aanbevolen
Mogelijke oorzaak:
– actieve tijden zijn verkort/gewist of
maaiduur is verlengd - opgeslagen
actieve tijden zijn niet voldoende voor
de benodigde maaibeurten
Oplossing:
– geen actie vereist, zo nodig
regensensor instellen (Ö 10.12)
Melding:
2000 – Signaalprobleem
iMow aandokken
Mogelijke oorzaak:
– draadsignaal met fouten,
fijnafstemming nodig
Oplossing:
– robotmaaier in het dockingstation
zetten – daarna op OK drukken
Melding:
2010 – Maaimes vervangen
Toegelaten levensduur bereikt
Mogelijke oorzaak:
– Maaimes is meer dan 200 uur in
gebruik, vervangen
Oplossing:
– Maaimes vervangen en daarna het
vervangen van het mes in het menu
"Service" bevestigen (Ö 15.4)
Oplossing:
– jaarlijks onderhoud bij de VIKING
vakhandelaar laten uitvoeren
Melding:
2030 – Accu
Toegelaten levensduur bereikt
Mogelijke oorzaak:
– accu vervangen nodig
Oplossing:
– accu door VIKING vakhandelaar laten
vervangen
Melding:
2032 – Accu storing bij opladen
zie melding 0701
Melding:
4001 – Interne storing
Temperatuurbereik verlaten
Mogelijke oorzaak:
– temperatuur in accu of in het apparaat
te laag of te hoog
Oplossing:
– robotmaaier laten opwarmen of
afkoelen – toegelaten
temperatuurbereik van de accu
aanhouden (Ö 6.4)
Melding:
2040 – Accu storing bij start maaimodus
zie melding 0701
296
Oplossing:
– actieve tijd verlengen (Ö 10.7) of
maaiduur verkorten (Ö 10.8)
Melding:
2060 – Maaien beëindigd
Om vrij te geven OK drukken
Mogelijke oorzaak:
– maaien op aanpalend gazon beëindigd
Oplossing:
– robotmaaier naar het maaivlak brengen
en aandokken om accu op te laden
(Ö 14.6)
Melding:
2120 – Speelstop
Speelstop actief
Mogelijke oorzaak:
– Stootsensor meermaals na elkaar
bediend
– Robotmaaier tijdens het rijden opgetild
Oplossing:
– Melding met OK bevestigen
– Speelstop uitschakelen (Ö 10.16)
Melding:
4002 – Overslaan
zie melding 1000
0478 131 9923 B - NL
Oplossing:
– melding met OK bevestigen
24. Defectopsporing
Melding:
4004 – Interne storing
Om vrij te geven OK drukken
Mogelijke oorzaak:
– storing in programmaverloop
– Stroomuitval tijdens automatische
maaimodus
– Robotmaaier bevindt zich buiten het
maaivlak
Oplossing:
– melding met OK bevestigen
– Stroomvoorziening van het
dockingstation testen – de rode led
moet tijdens het maaien voortdurend
branden, daarna OK-toets
indrukken (Ö 12.1)
– Robotmaaier naar het maaivlak
brengen, daarna op OK-toets drukken
Melding:
4005 – Interne storing
zie melding 4004
Melding:
4006 – Interne storing
zie melding 4004
0478 131 9923 B - NL
# Neem eventueel contact op met een
vakhandelaar, VIKING beveelt u de
VIKING vakhandelaar aan.
Storing:
De robotmaaier werkt op het verkeerde
tijdstip
Mogelijke oorzaak:
– tijd en datum verkeerd ingesteld
– Actieve tijden verkeerd ingesteld
– Apparaat is door onbevoegden in
gebruik genomen
Oplossing:
– tijd en datum instellen (Ö 10.10)
– Actieve tijden instellen (Ö 10.6)
– Veiligheidsstand "Midden" of "Hoog"
instellen (Ö 10.16)
Storing:
De robotmaaier werkt tijdens een actieve
tijd niet
Mogelijke oorzaak:
– Accu wordt geladen
– Automaat uitgeschakeld
– Actieve tijd uitgeschakeld
– Regen ontdekt
– Wekelijkse maaiduur is bereikt, geen
verdere maaibeurt in deze week nodig
– Melding is actief
Storing:
De robotmaaier maait niet na het opvragen
van de commando's "Maaien starten" of
"Maaien met vertraagde start"
Mogelijke oorzaak:
– Accu onvoldoende opgeladen
– Regen ontdekt
– Klep niet gesloten of niet aanwezig
– Melding is actief
Oplossing:
– Accu opladen (Ö 14.7)
– Regensensor instellen (Ö 10.12)
297
DE
EN
Oplossing:
– Accu geheel laten laden (Ö 14.7)
– Automaat inschakelen (Ö 10.5)
– Actieve tijd vrijgeven (Ö 10.7)
– Regensensor instellen (Ö 10.12)
– Geen verdere actie vereist,
maaibeurten worden automatisch over
de week verdeeld – zo nodig maaibeurt
met het commando "Maaien" starten
(Ö 10.5)
– Weergegeven storing verhelpen en
melding met OK bevestigen (Ö 23.)
– Klep sluiten (Ö 14.2)
– Stroomvoorziening van het
dockingstation controleren (Ö 9.4)
– Stroomvoorziening controleren. Zodra
de robotmaaier na een periodieke
controle weer een draadsignaal
herkent, zet deze het onderbroken
maaiproces voort. Daardoor kan het
ook meerdere minuten duren, voordat
het maaien na de stroomuitval
automatisch wordt voortgezet. De
afstanden tussen de afzonderlijke
periodieke controles nemen toe
naarmate de stroomuitval langer duurt.
FR
Oplossing:
– kap testen en melding met OK
bevestigen.
Mogelijke oorzaak:
– STOP-toets is ingedrukt
– Klep geopend of niet aanwezig
– Dockingstation niet aangesloten op het
elektriciteitsnet
– Stroomuitval
NL
Mogelijke oorzaak:
– kap is opgelicht.
Melding:
4027 – STOP-toets bediend
Om vrij te geven OK drukken
IT
Melding:
4003 – Kap opgelicht
Kap testen
Daarna OK drukken
– Klep sluiten (Ö 14.2)
– Weergegeven storing verhelpen en
melding met OK bevestigen (Ö 23.)
– Lange regenfasen
Oplossing:
– willekeurige toets indrukken om
robotmaaier te activeren –
statusmelding verschijnt (Ö 10.13)
– Accu vervangen (#)
Oplossing:
– snijhoogte instellen (Ö 9.2)
– Regensensor instellen (Ö 10.12)
Actieve tijden verschuiven (Ö 10.7)
– Maaimes vervangen (Ö 15.4), (#)
– Actieve tijd verlengen of aanvullen
(Ö 10.7)
Maaiduur verlengen (Ö 10.8)
– Nieuw maaischema maken (Ö 10.6)
– Voor een goed maairesultaat heeft de
robotmaaier afhankelijk van de grootte
van het te maaien oppervlak zo´n 2
weken nodig.
– Maaien bij regen toestaan (Ö 10.12)
Actieve tijd verlengen (Ö 10.7)
Storing:
De robotmaaier maakt veel geluid en trilt
Storing:
Display in een vreemde taal
Mogelijke oorzaak:
– maaimes is beschadigd
– Maaiwerk is erg vuil
Mogelijke oorzaak:
– taalinstelling is gewijzigd
Storing:
de robotmaaier werkt niet en er staat geen
melding in het display
Mogelijke oorzaak:
– apparaat staat in standby
– Accu defect
Oplossing:
– maaimes vervangen – hindernissen op
het gazon verwijderen (Ö 15.4), (#)
– Maaiwerk reinigen (Ö 15.2)
Storing:
Slechte mulch- of maairesultaten
Mogelijke oorzaak:
– grashoogte is in verhouding tot de
snijhoogte te hoog
– Het gazon is erg nat
– Maaimes is bot of versleten
– Actieve tijden ontoereikend, maaiduur
te kort
– Grootte van maaivlak verkeerd
afgesteld
– Maaivlak met zeer hoog gazon
298
Oplossing:
– taal instellen (Ö 10.13)
Storing:
Op het maaivlak ontstaan bruine
(aardachtige) plekken
Mogelijke oorzaak:
– maaiduur is in verhouding met het
maaivlak te lang
– Begrenzingsdraad is in te scherpe
bochten gelegd
– Grootte van maaivlak verkeerd
afgesteld
Oplossing:
– maaiduur verkorten (Ö 10.8)
– Ligging van de begrenzingsdraad
verbeteren (Ö 11.3)
– Nieuw maaischema maken (Ö 10.6)
Storing:
Maaibeurten zijn duidelijk korter dan
normaal
Mogelijke oorzaak:
– gras is erg lang of te nat
– Apparaat (maaiwerk, aandrijfwielen) is
erg vervuild
– Accu is aan het einde van zijn
levensduur
Oplossing:
– snijhoogte instellen (Ö 9.2)
Regensensor instellen (Ö 10.12)
Actieve tijden verschuiven (Ö 10.7)
– Apparaat reinigen (Ö 15.2)
– Accu vervangen – een aanbeveling
daartoe op het display opvolgen (#),
(Ö 23.)
Storing:
Robotmaaier is aangedokt, de accu wordt
niet opgeladen
Mogelijke oorzaak:
– Opladen van de accu niet nodig
– Dockingstation niet aangesloten op het
elektriciteitsnet
– Aandokken met fouten
– Laadcontacten gecorrodeerd
– Apparaat staat in standby
Oplossing:
– Geen actie vereist – opladen van de
accu gebeurt automatisch na het dalen
onder een bepaalde spanning
– Stroomvoorziening van het
dockingstation controleren (Ö 9.4)
– Robotmaaier op het maaivlak
uitschakelen en terug naar het
dockingstation (Ö 10.5) sturen, hierbij
nagaan of hij goed aandokt – zo nodig
positie van dockingstation verbeteren
(Ö 9.4)
– Laadcontacten vervangen (#)
0478 131 9923 B - NL
Oplossing:
– oneffenheden bij de toegang verhelpen
(Ö 9.4)
– Aandrijfwielen en bodemplaat van het
dockingstation reinigen (Ö 15.2)
– Begrenzingsdraad opnieuw leggen –
nagaan of deze bij het dockingstation
goed ligt (Ö 9.5)
– Begrenzingsdraad zoals beschreven
inkorten en zonder draadreserves
leggen – uitstekende uiteinden niet
oprollen (Ö 9.6)
Storing:
Robotmaaier rijdt aan het dockingstation
voorbij of dokt scheef aan
Mogelijke oorzaak:
– Draadsignaal door invloeden van
buitenaf beïnvloed
– Begrenzingsdraad bij dockingstation
onjuist gelegd
Oplossing:
– Robotmaaier en dockingstation
opnieuw koppelen – erop letten dat de
robotmaaier voor het koppelen recht in
het dockingstation staat (Ö 9.7)
0478 131 9923 B - NL
Storing:
De robotmaaier is over de
begrenzingsdraad heengereden
Mogelijke oorzaak:
– begrenzingsdraad is onjuist gelegd,
afstanden zijn niet juist
– Te grote helling in het maaivlak
– Stoorvelden beïnvloeden de
robotmaaier
Oplossing:
– ligging van de begrenzingsdraad
controleren (Ö 10.14), afstanden met
de iRuler controleren (Ö 11.5)
– Ligging van de begrenzingsdraad
controleren, zones met een te grote
helling afzetten (Ö 10.14)
– VIKING vakhandelaar contacteren (#)
Storing:
De robotmaaier zit vaak vast
Mogelijke oorzaak:
– snijhoogte te laag
– Aandrijfwielen vuil
– Kuilen, hindernissen op het maaivlak
Oplossing:
– snijhoogte hoger zetten (Ö 9.2)
– Aandrijfwielen reinigen (Ö 15.2)
– Gaten in het maaivlak dichtmaken,
verboden zones rond hindernissen
aanbrengen, hindernissen verwijderen
(Ö 11.3)
Mogelijke oorzaak:
– Lage hindernis (minder dan 8 cm hoog)
– De hindernis zit niet vast aan de
ondergrond – bijv. fruit uit een boom of
een tennisbal
Oplossing:
– Hindernis verwijderen of met verboden
zone afbakenen (Ö 11.8)
– Hindernis verwijderen
Storing:
Rijsporen aan de rand van het maaivlak
Mogelijke oorzaak:
– Te vaak randmaaien
– Startpunten in gebruik
– Accu wordt aan het einde van de
levensduur zeer vaak opgeladen
– Corridor niet ingeschakeld
Oplossing:
– Randmaaien uitschakelen of
terugbrengen naar één keer per week
(Ö 10.14)
– Op geschikte maaivlakken alle
maaibeurten bij het dockingstation
starten (Ö 10.15)
– Accu vervangen – een aanbeveling
daartoe op het display opvolgen (#)
(Ö 23.)
– Corridor inschakelen (Ö 10.14)
Storing:
ongemaaid gras aan de rand van het
maaivlak
Mogelijke oorzaak:
– randmaaien uitgeschakeld
299
DE
EN
FR
Mogelijke oorzaak:
– oneffenheden bij de toegang tot het
dockingstation
– Aandrijfwielen of bodemplaat vuil
– Begrenzingsdraad bij dockingstation
onjuist gelegd
– Uiteinden van de begrenzingsdraad
niet ingekort
Storing:
De stootsensor wordt niet geactiveerd
wanneer de robotmaaier een hindernis
raakt
NL
Storing:
Aandokken werkt niet
– Begrenzingsdraad opnieuw leggen –
nagaan of deze bij het dockingstation
goed ligt (Ö 11.3)
Controleren of de uiteinden van de
begrenzingsdraad goed op het
dockingstation zijn aangesloten
(Ö 11.4)
IT
– Willekeurige toets indrukken om
robotmaaier te activeren statusmelding verschijnt (Ö 10.13)
– Begrenzingsdraad onnauwkeurig
gelegd
– Gras is buiten bereik van het maaimes
Oplossing:
– rand één- of tweemaal per week
maaien (Ö 10.14)
– Ligging van de begrenzingsdraad
controleren (Ö 10.14), afstanden met
de iRuler controleren (Ö 11.5)
– Ongemaaide zones regelmatig met een
geschikte gazontrimmer bewerken
25. Onderhoudsschema
25.1 Leveringbevestiging
Storing:
Geen draadsignaal
Mogelijke oorzaak:
– Dockingstation uitgeschakeld – led
brandt niet
– Dockingstation niet aangesloten op het
elektriciteitsnet – led brandt niet
– Begrenzingsdraad niet aangesloten op
het dockingstation – rode led knippert
snel
– Begrenzingsdraad onderbroken – rode
led knippert snel
– Robotmaaier en dockingstation zijn niet
gekoppeld
– Defect in de elektronica
Oplossing:
– Dockingstation inschakelen (Ö 12.1)
– Stroomvoorziening van het
dockingstation controleren (Ö 9.4)
– Begrenzingsdraad op dockingstation
aansluiten (Ö 9.6)
– Draadbreuk zoeken (Ö 10.17), daarna
begrenzingsdraad met draadverbinders
herstellen (Ö 11.14)
– Robotmaaier en dockingstation
koppelen (Ö 9.7)
– VIKING vakhandelaar contacteren (#)
300
25.2 Servicebevestiging
2
Geef deze gebruiksaanwijzing aan
uw VIKING vakhandelaar in geval
van onderhoudswerkzaamheden.
Hij bevestigt op de voorgedrukte velden de
servicewerkzaamheden die werden
uitgevoerd.
Service uitgevoerd op
Datum volgende servicebeurt
0478 131 9923 B - NL
DE
IT
NL
FR
EN
26. Installatievoorbeelden
Rechthoekig maaivlak met vrijstaande
boom en zwembad
Dockingstation:
Locatie (1) vlakbij het huis A
Verboden zone:
Installatie rondom de vrijstaande
boom (3), uitgaand van een in de rechte
hoek t.o.v. de rand geïnstalleerd
verbindingstraject.
Zwembad:
Omwille van de veiligheid
(voorgeschreven draadafstand) wordt de
begrenzingsdraad (2) om het bad B heen
gelegd.
0478 131 9923 B - NL
Draadafstanden: (Ö 11.5)
Afstand tot de rand: 22 cm
Afstand tot begaanbare hindernis: 0 cm
Afstand rondom de boom: 24 cm
Afstand tot het wateroppervlak: 100 cm
Programmering:
Na het vastleggen van de grootte van het
maaivlak zijn geen verdere aanpassingen
nodig.
Bijzonderheden:
Maai ongemaaide zones rondom het
zwembad regelmatig manueel of bewerk
deze met een geschikte gazontrimmer.
301
U-vormig maaivlak met meerdere
vrijstaande bomen
Dockingstation:
Locatie (1) vlakbij het huis A
Verboden zones:
Installatie rondom de vrijstaande bomen,
steeds uitgaand van in een rechte hoek
ten opzichte van de rand (2)
geïnstalleerde verbindingstrajecten, 2
verboden zones zijn met een
verbindingstraject verbonden.
Programmering:
Na het vastleggen van de grootte van het
maaivlak zijn geen verdere aanpassingen
nodig.
Bijzonderheden:
Boom in de hoek van het maaivlak –
bewerk het gebied achter de afgebakende
boom regelmatig met een geschikte
gazontrimmer of laat het als hoog gras
staan.
Draadafstanden: (Ö 11.5)
Afstand tot de rand: 22 cm
Afstand tot begaanbare hindernis: 0 cm
Afstand rondom de bomen: 24 cm
302
0478 131 9923 B - NL
DE
EN
FR
NL
IT
Gedeeld maaivlak met vijver en
vrijstaande boom
Dockingstation:
Locatie (1) vlakbij het huis A
Verboden zone:
Installatie rondom de vrijstaande boom,
uitgaand van een in een rechte hoek t.o.v.
de rand geïnstalleerd verbindingstraject.
Vijver:
Omwille van de veiligheid
(voorgeschreven draadafstand) wordt de
begrenzingsdraad (2) om de vijver B
heen gelegd.
Vernauwing:
Installatie van een doorgang (3).
Draadafstand: 22 cm (Ö 11.10)
Programmering:
Leg de totale grootte van het maaivlak
vast, programmeer 2 startpunten (4) (in de
buurt van het dockingstation en in de buurt
van de vijver) (Ö 10.15)
Bijzonderheden:
Maai ongemaaide zones, bijv. rondom de
vijver, regelmatig manueel of bewerk deze
met een geschikte gazontrimmer.
Draadafstanden: (Ö 11.5)
Afstand tot de rand: 22 cm
Afstand tot begaanbare hindernis: 0 cm
Rondom de boom: 24 cm
Afstand tot het wateroppervlak: 100 cm
0478 131 9923 B - NL
303
Maaivlak rondom een vrijstaand gebouw.
Dockingstation:
Locatie (1) aan de rand van het maaivlak.
Het huis A is afgebakend met een
verboden zone, waardoor het
dockingstation niet in de onmiddellijke
nabijheid van het huis worden opgesteld.
Leg de voedingskabel in een geschikte
kabelgoot van het huis naar het
dockingstation.
Verboden zone:
Installatie rondom het huis, uitgaand van
een in de rechte hoek t.o.v. de rand
geïnstalleerd verbindingstraject.
Programmering:
Na het vastleggen van de grootte van het
maaivlak zijn geen verdere aanpassingen
nodig.
Bijzonderheden:
Leg in de spits toelopende hoek van het
gazon (3) de begrenzingsdraad zoals
afgebeeld – vermijd kleinere hoeken dan
90°. (Ö 9.5)
Bewerk de zone in de hoek van het gazon
met een geschikte gazontrimmer.
Draadafstanden: (Ö 11.5)
Afstand tot de rand (2): 22 cm
Afstand tot begaanbare hindernis: 0 cm
304
0478 131 9923 B - NL
DE
EN
FR
NL
IT
Rechthoekig maaivlak
Dockingstation:
Locatie (1) vlakbij de garage B en achter
het huis A.
meter voor het dockinstation werd de
doorgang tot de breedte van de grondplaat
vergroot (5).
Draadafstanden: (Ö 11.5)
Afstand tot de rand: 22 cm
Afstand tot begaanbare hindernis: 0 cm
Afstand rondom de boom: 24 cm
Afstand tot het wateroppervlak: 100 cm
Programmering:
Na het vastleggen van de grootte van het
maaivlak zijn geen verdere aanpassingen
nodig.
Bijzonderheden:
Er werd een begin (3) van een
doorgang (4) geïnstalleerd. Aansluitend
werd een doorgang geïnstalleerd. Een
0478 131 9923 B - NL
305