Documenttranscriptie
Veel plezier met uw VIKING apparaat.
Directeur
0478 193 9902 A - NL
176
178
179
179
180
180
181
181
182
182
185
187
187
188
188
188
189
189
189
190
190
191
191
191
192
192
192
193
Gedrukt op chloorvrij, gebleekt papier. Papier is recycleerbaar. Flap is vrij van halogeen.
196
196
196
198
198
198
199
199
200
200
200
200
201
201
202
203
203
203
204
204
206
208
209
210
210
175
DE
EN
FR
176
176
NL
Neem contact op met uw dealer of met
onze verkoopafdeling als u vragen over uw
apparaat heeft.
Over deze gebruiksaanwijzing
Algemeen
Instructie voor het lezen van de
gebruiksaanwijzing
Beschrijving van het apparaat
Voor uw veiligheid
Algemeen
Training – Gebruik van de machine
Transport van de zitmaaier
Tanken – omgaan met benzine
Kleding en uitrusting
Vóór het werken
Tijdens het werken
Onderhoud en reparaties
Opslag bij langdurige
bedrijfsonderbrekingen
Afvoer
Toelichting van de symbolen
Leveringsomvang
Werkzaamheden vóór de eerste
ingebruikname
Bedieningselementen
Contactslot
Gashendel met chokefunctie
Schakelaar maaiwerk
Veiligheidsschakelaar achteruit
maaien
Keuzehendel rijrichting
Stuurwiel
Verstelhendel bestuurdersstoel
Aandrijfpedaal
Rempedaal
Handrem
Hendel snijhoogteverstelling
193
194
194
195
195
196
IT
Dit product werd volgens de meest
moderne procedures en met veel zorg
voor kwaliteit gefabriceerd, want wij
hebben ons doel pas bereikt als u
tevreden bent over uw apparaat.
1. Inhoudsopgave
Hendel voor ledigen
grasopvangbox
Ontgrendelhendel grasopvangbox
Hendel voor vrijloop transmissie
Peilindicator (grasopvangbox)
Elektronica
Zelfdiagnose bij het starten
Defect aan de zitmaaier tijdens
bedrijf
Storing in de elektronica
Aanwijzingen voor werken
Veiligheidsvoorzieningen
Apparaat in gebruik nemen
Brandstof bijtanken
Verbrandingsmotor starten
Verbrandingsmotor uitschakelen
Rijden
Remmen
Snijhoogte instellen
Maaien
Programmeren van het
automatisch ontkoppelen van het
maaiwerk
Grasopvangbox ledigen
Grasopvangbox wegnemen en
vasthaken
Trekken van lasten
Gebruik op hellingen
Oriëntatiehulp
Maaiwerk
Maaiwerk demonteren
Maaiwerk monteren
Onderhoud
Onderhoudsschema
Apparaat reinigen
Peilindicator (grasopvangbox)
reinigen
ES
Hartelijk dank voor uw aankoop van een
kwaliteitsproduct van de firma VIKING.
PT
Geachte klant,
Veiligheidsvoorzieningen
controleren
Uitwerpkanaal demonteren
Uitwerpkanaal monteren
Maaimessen onderhouden
Inbouwpositie van het maaiwerk
controleren
Bandenspanning
Wielen vervangen
Opbergvak openen en sluiten
Afdekking van de
verbrandingsmotor
Inhoud van de motorolie
controleren
Motorolie verversen
Motorolie bijvullen
Brandstofkraan
Afdekking van de stuurkolom
demonteren
Afdekking van de stuurkolom
monteren
Zekeringen
Accu
Smeren
Verbrandingsmotor
Transmissie
Opslag
Stilleggen bij langere
onderbrekingen (bijvoorbeeld
winterpauze)
Na langere bedrijfspauzes (bijv.
winterpauze)
Transport
Standaard reserveonderdelen
Accessoires
Milieubescherming
Slijtage minimaliseren en schade
voorkomen
176
211
211
212
212
214
215
215
216
217
219
219
220
220
221
221
221
222
224
224
224
224
225
225
225
225
226
226
CE-conformiteitsverklaring van de
fabrikant
Technische gegevens
Afmetingen
Defectopsporing
Onderhoudsschema
Leveringbevestiging
Servicebevestiging
227
227
228
228
231
231
231
2. Over deze
gebruiksaanwijzing
2.1 Algemeen
Deze gebruiksaanwijzing is een originele
gebruiksaanwijzing van de fabrikant in
de zin van de EG-richtlijn 2006/42/EC.
VIKING werkt voortdurend aan de
ontwikkeling van zijn producten;
wijzigingen in het product qua vorm,
techniek en uitvoering blijven daarom
voorbehouden.
Op basis van gegevens of afbeeldingen uit
dit boekje kunnen bijgevolg geen
aanspraken worden gemaakt.
Deze gebruiksaanwijzing wordt
beschermd door het auteursrecht. Alle
rechten blijven voorbehouden, met name
het recht van verveelvoudiging, vertaling
en de verwerking met elektronische
systemen.
2.2 Instructie voor het lezen van de
gebruiksaanwijzing
Afbeeldingen en teksten beschrijven
bepaalde bedieningsstappen.
Alle pictogrammen die op het apparaat zijn
aangebracht, worden in deze
gebruiksaanwijzing toegelicht.
Kijkrichting:
kijkrichting bij gebruik ´links´ en ´rechts´
in de gebruiksaanwijzing:
De gebruiker staat achter het apparaat en
kijkt in de rijrichting naar voren.
226
0478 193 9902 A - NL
de beschreven aanwijzingen kunnen zoals
in de volgende voorbeelden gemarkeerd
zijn.
Handelingen waarbij ingrijpen van de
gebruiker vereist is:
DE
EN
Afbeeldingen met tekstpassages:
Bedieningsstappen met directe verwijzing
naar de afbeelding vindt u onmiddellijk na
de afbeelding met bijbehorende
positienummers.
FR
Markeringen van tekstpassages:
Aanwijzing
Informatie voor een beter
apparaatgebruik en om een
mogelijk oneigenlijk gebruik te
vermijden.
NL
naar de desbetreffende hoofdstukken en
paragrafen met nadere uitleg wordt met
een pijltje verwezen. Het volgende
voorbeeld bevat een verwijzing naar een
hoofdstuk: (Ö 2.1)
Voorbeeld:
IT
Hoofdstukverwijzing:
ES
● Bout (1) met een schroevendraaier
losdraaien, hendel (2) activeren ...
Algemene opsommingen:
PT
– productgebruik bij sport- of
wedstrijdevenementen
Teksten met aanvullende betekenis:
tekstpassages met aanvullende betekenis
zijn met één van de onderstaand
beschreven symbolen gemarkeerd om
deze in de gebruiksaanwijzing extra te
accentueren.
Gevaar!
Gevaar voor ongevallen en ernstig
letsel. Bepaalde handelingen zijn
noodzakelijk of verboden.
Waarschuwing!
Kans op letsel. Bepaalde
handelingen voorkomen mogelijk of
waarschijnlijk letsel.
Voorzichtig!
Minder ernstig letsel of materiële
schade dat/die door bepaalde
handelingen kan worden
voorkomen.
0478 193 9902 A - NL
Contactsleutel (1) in contactslot (2)
plaatsen.
Teksten met afbeeldingverwijzing:
afbeeldingen die het gebruik van het
apparaat toelichten, vindt u geheel aan het
begin van de gebruiksaanwijzing.
Het camerasymbool koppelt de
afbeeldingen op de pagina's met
afbeeldingen met het
desbetreffende tekstgedeelte in de
gebruiksaanwijzing.
1
177
3. Beschrijving van het
apparaat
178
0478 193 9902 A - NL
19
20
21
22
23
24
Vóór de eerste inbedrijfstelling
moet u de hele
gebruiksaanwijzing goed
doorlezen. Bewaar de
gebruiksaanwijzing voor later gebruik
zorgvuldig op een veilige plaats.
Volg de gebruiks- en
onderhoudsinstructies in de afzonderlijke
gebruiksaanwijzing verbrandingsmotor.
Deze veiligheidsmaatregelen zijn
onontbeerlijk voor uw veiligheid, maar
deze opsomming is niet uitputtend.
Gebruik het apparaat altijd verstandig en
met verantwoordelijkheidsgevoel, en denk
erom dat de gebruiker aansprakelijk wordt
gesteld voor ongevallen met andere
personen of voor schade aan hun
eigendommen.
Leen het apparaat inclusief accessoires
alleen uit aan personen die met dit model
en de bediening ervan vertrouwd zijn. De
gebruiksaanwijzing is onderdeel van het
apparaat en moet altijd worden
meegegeven.
Levensgevaar door verstikking!
Verstikkingsgevaar voor kinderen
bij het spelen met
verpakkingsmateriaal. Houd
verpakkingsmateriaal altijd buiten
het bereik van kinderen.
0478 193 9902 A - NL
Laat het apparaat in geen geval gebruiken
door kinderen, personen met beperkte
lichamelijke, zintuiglijke of geestelijke
vermogens of onvoldoende ervaring en
kennis of personen die niet met de
instructies vertrouwd zijn.
Kinderen of jongeren onder 16 jaar mogen
het apparaat niet gebruiken. De
minimumleeftijd van de gebruiker kan
vastgelegd zijn in plaatselijke bepalingen.
Let op – Gevaar voor ongevallen!
De zitmaaier is alleen voor het maaien van
gras bestemd. Een andere toepassing is
niet toegestaan.
De machine kan met originele accessoires
van VIKING worden uitgerust. Hierdoor
kan de machine ook voor andere
toepassingen worden gebruikt. Voor
nadere informatie verwijzen wij u naar uw
VIKING vakhandelaar.
Om persoonlijk letsel van de gebruiker of
andere personen te vermijden, mag de
machine bijvoorbeeld niet worden gebruikt
voor (onvolledige opsomming):
– het snoeien van rankgewas,
– het hakselen en verkleinen van boomen struikafval,
– het schoonmaken van voetpaden
(opzuigen, wegblazen),
– sneeuwruimen met behulp van het
maaiwerk,
179
DE
EN
FR
Tijdens de werkzaamheden met
het apparaat moeten de
voorschriften ter preventie van
ongevallen beslist in acht
worden genomen.
NL
4.1 Algemeen
IT
10
11
12
13
14
15
16
17
18
4. Voor uw veiligheid
Gebruik het apparaat alleen als u uitgerust
bent en een goede lichamelijke en
geestelijke conditie hebt. Als u een
verminderde gezondheid heeft, dient u uw
arts te vragen of u met het apparaat kunt
werken. Na het gebruik van alcohol, drugs
of medicijnen die de reactiesnelheid
nadelig beïnvloeden, mag niet met het
apparaat worden gewerkt.
ES
5
6
7
8
9
Bestuurdersstoel
Stuurwiel
Contactslot
Keuzehendel rijrichting
(vooruit - achteruit)
Afdekking (stuurkolom)
Rempedaal
Aandrijfpedaal (rijsnelheid)
Voorwiel
Veiligheidsschakelaar achteruit
maaien
Maaiwerk
Achterwiel
Schakelaar maaiwerk
Verstelhendel bestuurdersstoel
Gashendel met chokefunctie
Tankindicatie
Tankdop
Opbergvak
Handgreep grasopvangbox met ontgrendelhendel grasopvangbox
Grasopvangbox
Hendel voor ledigen grasopvangbox
Hendel snijhoogteverstelling
Vulpeilindicator
Trekhaak
Handrem
PT
1
2
3
4
– gazononderhoud op dakbeplantingen,
– het egaliseren van
bodemoneffenheden, zoals
molshopen,
– het transporteren van maaigoed, buiten
de in de daarvoor bedoelde
grasopvangbox.
U mag met de machine niet aan het
verkeer deelnemen.
Het vervoer van personen (met name van
kinderen) en dieren is niet toegestaan.
Nooit op het maaiwerk staan, zeker niet op
de tastwielen.
Voorwerpen mogen niet op de machine
maar uitsluitend met behulp van een door
VIKING goedgekeurde aanhanger
(accessoire) worden vervoerd. De
laadgrenzen moeten worden
aangehouden. (Ö 12.11)
Bij het gebruik op openbare terreinen,
parken, sportvelden, langs wegen en op
land- en bosbouwbedrijven moet u
bijzonder behoedzaam te werk gaan.
De machine mag niet worden gebruikt bij
sport- en wedstrijdevenementen.
Het apparaat is uitgevoerd met elektronica
die niet mag worden gewijzigd of
verwijderd.
De verkoper of een andere deskundige
moet aan de gebruiker uitleggen, hoe hij
veilig met de machine kan werken.
De apparaatsoftware mag om
veiligheidsredenen nooit worden gewijzigd
of gemanipuleerd.
Bij deze instructie moet de gebruiker er
vooral op worden gewezen,
Opgelet! Gevaar voor de
gezondheid door trillingen!
Een overmatige belasting door
trillingen kan schade aan de
bloedsomloop en het zenuwstelsel
veroorzaken, vooral bij personen met
circulatiestoornissen. Raadpleeg een arts
wanneer er symptomen optreden die door
de trillingen zouden kunnen zijn
veroorzaakt.
Deze symptomen treden voornamelijk op
bij de vingers, handen of polsen en zijn
bijvoorbeeld (onvolledige opsomming):
– gevoelloosheid,
– pijn,
– slappe spieren,
– huidverkleuringen,
– onaangenaam kriebelen.
Om veiligheidsredenen is het verboden
wijzigingen aan het apparaat aan te
brengen, behalve vakkundige montage
van accessoires en combi-apparaten die
door VIKING zijn goedgekeurd. Bovendien
heeft dit tot gevolg, dat uw garantie vervalt.
Neem voor informatie over goedgekeurde
accessoires en combi-apparaten contact
op met uw VIKING vakhandelaar.
4.2 Training – Gebruik van de machine
Vooral elke wijziging aan het apparaat
waardoor het vermogen, het toerental van
de verbrandingsmotor of de rijsnelheid
wordt veranderd, is verboden.
De machine mag alleen worden gebruikt
door personen die de gebruiksaanwijzing
hebben gelezen en die met de bediening
ervan vertrouwd zijn. Elke gebruiker moet
vóór de eerste ingebruikname vragen om
een deskundige en praktische instructie.
180
Maak uzelf vertrouwd met de
bedieningselementen en stelelementen en
met het gebruik van het apparaat. De
gebruiker moet weten hoe het
gereedschap en de verbrandingsmotor
van het apparaat snel kunnen worden
gestopt.
– dat hij tijdens het werken met de
machine uiterst zorgvuldig en
geconcentreerd te werk gaat.
– dat het gebruik van de rem niet helpt om
een zitmaaier die van een helling
afglijdt, onder controle te krijgen.
De oorzaken voor het verlies van controle
over de zitmaaier kunnen onder andere
zijn:
– onvoldoende grip van de wielen,
– te snel rijden,
– onjuist remmen,
– ondeskundig gebruik (o.a.
sportevenementen),
– ontoereikende kennis van eventuele
gevolgen die met de bodemgesteldheid
samenhangen, met name op een
helling (zie onder hoofdstuk "Voor uw
veiligheid", kopje "Werken op
hellingen"),
– onjuist vasthaken van lasten en slechte
verdeling van de last.
4.3 Transport van de zitmaaier
De zitmaaier kan door het eigen gewicht
zware kneuswonden veroorzaken. Ga bij
het laden en lossen van de zitmaaier
tijdens het transport in een voertuig of
aanhangwagen met grote voorzichtigheid
te werk.
0478 193 9902 A - NL
Houd u bij het transport van het apparaat
aan de plaatselijke voorschriften, met
name wat betreft de laadveiligheid en het
transport van voorwerpen op
laadoppervlakken.
Het apparaat, vooral de
verbrandingsmotor en geluiddemper, na
het laden en voor verder transport volledig
laten afkoelen. Het laadvlak en de
omgeving van de geluiddemper en
verbrandingsmotor dienen tijdens het
transport vrij te worden gehouden van
brandbare materialen zoals stro, bladeren
of gedroogde grasresten.
4.4 Tanken – omgaan met benzine
Levensgevaarlijk!
Benzine is giftig en in hoge mate
ontvlambaar.
Bewaar de brandstof uitsluitend in
geschikte en goedgekeurde reservoirs
(jerrycans). Schroef de tankdoppen van de
jerrycans altijd goed erop en draai de
doppen stevig vast. Om
veiligheidsredenen moeten defecte
afsluitingen worden vervangen.
0478 193 9902 A - NL
De benzine moet vóór het starten van de
verbrandingsmotor worden bijgevuld. Bij
een draaiende verbrandingsmotor of hete
machine mag de tankdop niet worden
geopend en mag er geen benzine worden
bijgevuld.
Tankdop voorzichtig en langzaam openen.
Wacht de drukcompensatie af en verwijder
pas daarna de tankdop helemaal.
Gebruik voor het bijtanken een geschikte
trechter of een vulpijp, zodat er geen
brandstof op de verbrandingsmotor en de
behuizing of het gazon kan uitstromen.
Vul de brandstoftank niet geheel, maar
slechts tot ca. 4 cm onder de rand van de
vulpijp, zodat de brandstof ruimte heeft om
uit te zetten.
Als de tank moet worden geleegd, moet dit
in de buitenlucht worden uitgevoerd.
Gebruik geen drankflessen of soortgelijke
zaken om brandstoffen en smeermiddelen
af te voeren of op te slaan, zoals
bijv. benzine. Personen, met name
kinderen, zouden in de verleiding kunnen
komen om eruit te drinken.
Sla het apparaat nooit op in een gebouw
met benzine in de tank. Ontstane
benzinedampen kunnen met open vuur of
vonken in aanraking komen en
ontbranden.
Als er benzine is overgelopen, mag u de
verbrandingsmotor pas starten nadat u het
met benzine verontreinigde oppervlak
hebt gereinigd. Start de
verbrandingsmotor niet voordat de
benzinedampen zijn verdampt (droog
vegen).
Zet de machine en de brandstoftank niet in
de buurt van verwarmingen,
warmtestralers, lasapparaten en andere
warmtebronnen. Explosiegevaar!
Gemorste brandstof moet meteen worden
afgeveegd.
Draag tijdens werkzaamheden
altijd stevige schoenen met grip.
Werk nooit op blote voeten of
bijvoorbeeld op sandalen.
Verwissel van kleding als er benzine op is
gemorst.
4.5 Kleding en uitrusting
De machine mag alleen met een lange
broek en nauwe kleding aan in gebruik
worden genomen.
181
DE
EN
FR
NL
Schakel de verbrandingsmotor voor het
bijtanken uit en laat deze afkoelen.
Om veiligheidsredenen moet u de
brandstofleiding, brandstoftank, tankdop
en aansluitingen regelmatig op
beschadigingen, veroudering (scheuren),
een stevige bevestiging en lekkages
controleren en zo nodig vervangen (neem
contact op met een vakhandelaar, VIKING
raadt de VIKING vakhandelaar aan).
IT
Voor het transport moet de aandrijving van
het maaimes resp. de combi-machines
worden losgekoppeld.
Tank alleen in de buitenlucht en rook niet
tijdens het tanken.
De tankdop moet elke keer na het tanken
goed worden geplaatst en vastgeschroefd.
De machine mag niet zonder
vastgeschroefde originele tankdop worden
gebruikt.
ES
De zitmaaier bij het transport op een
laadvlak bevestigen zoals in deze
gebruiksaanwijzing beschreven staat.
Steeds handrem aantrekken. (Ö 15.)
Houd benzine uit de buurt van
vuur, permanent vuur,
warmtebronnen en andere
ontstekingsbronnen. Niet roken!
PT
Deze zitmaaier mag niet worden gesleept.
Gebruik voor het transport op de openbare
weg een geschikt voertuig of een
geschikte aanhanger.
Draag nooit losse kledingstukken die aan
draaiende onderdelen (bedieningshendel)
kunnen blijven hangen – ook geen
sieraden, geen stropdassen en geen
sjaals.
Bij onderhouds- en
reinigingswerkzaamheden en
tijdens het vervoer van de
machine ook telkens stevige
handschoenen dragen en lang haar
samenbinden en bedekken (hoofddoek,
muts enz.).
Bij het slijpen van het maaimes
moet altijd een geschikte
veiligheidsbril worden
gedragen.
4.6 Vóór het werken
Het moet duidelijk zijn, dat er alleen
personen met het apparaat werken die de
gebruiksaanwijzing kennen.
Controleer het brandstofsysteem vóór
ingebruikname van het apparaat op
lekkage, met name de zichtbare
onderdelen, zoals bijv. tank, tankdop,
slangverbindingen. Verbrandingsmotor bij
lekkage of schade niet starten –
Brandgevaar!
Apparaat vóór ingebruikname door
vakhandelaar laten repareren.
Neem de gemeentelijk voorgeschreven
tijden voor het gebruik van tuinapparatuur
met verbrandingsmotor of elektromotor in
acht.
Controleer het complete terrein waarop de
machine wordt gebruikt en verwijder alle
stenen, stokken, kabels, botten en andere
voorwerpen die door de machine omhoog
kunnen worden geslingerd. Hindernissen
182
(bijv. boomstronken, wortels) kunnen in
het hoge gras eenvoudig over het hoofd
worden gezien.
– of de veiligheidsvoorzieningen in
onberispelijke staat zijn en goed
werken.
Markeer daarom vóór het maaien alle in
het gazon verborgen vreemde voorwerpen
(hindernissen) die niet verwijderd kunnen
worden.
– of de banden (luchtdruk,
beschadigingen, slijtage) en het frame
in onberispelijke staat zijn. De
schroefverbindingen moeten op
correcte montage worden
gecontroleerd. Alle
onderhoudswerkzaamheden die in het
onderhoudsschema worden vermeld
onder de rubriek "Vóór het in bedrijf
nemen" moeten in elk geval worden
uitgevoerd. (Ö 14.1)
Vervang voordat u het apparaat gebruikt
defecte en alle andere versleten en
beschadigde delen. Onleesbare of
beschadigde waarschuwingsaanwijzingen
op het apparaat moeten worden
vervangen. Stickers en alle verdere
vervangingsonderdelen zijn verkrijgbaar
bij uw VIKING vakhandelaar.
Gebruik de machine nooit met
beschadigde of ontbrekende
veiligheidsvoorzieningen.
Op het maaiwerk moet steeds de
vastgeschroefde uitwerpnippel
(uitwerpkanaal op maaiwerk) goed
gemonteerd zijn. Deze mag niet
beschadigd zijn en zo nodig door een
vakman worden vervangen.
Controleer de werking van de rem voor
elke inbedrijfstelling. (Ö 8.9)
Controleer vóór elk gebruik:
– of het snijgereedschap en de complete
snijeenheid (maaimes,
messenkoppeling, messenrem,
bevestigingsbout, maaiwerkbehuizing)
in onberispelijke staat zijn. Er moet
vooral worden gecontroleerd op veilige
montage, schade en slijtage.
– of de tankdop stevig vastgeschroefd is.
– of de tank en de brandstofvervoerende
delen en de tankdop in onberispelijke
staat zijn.
Neem eventueel contact op met een
vakhandelaar. VIKING beveelt u de
VIKING vakhandelaar aan.
4.7 Tijdens het werken
Werk nooit als er personen (in
het bijzonder kinderen) of
dieren in de buurt zijn. Let erop,
dat gras nooit in de richting van
derden wordt uitgeworpen.
Werk niet met het apparaat bij regen,
onweer en met name niet bij
blikseminslaggevaar.
Uitlaatgassen:
Levensgevaar door vergiftiging!
Stop onmiddellijk met werken bij
misselijkheid, hoofdpijn,
zichtstoornissen (b v.
blikvernauwing), slecht horen,
duizeligheid of een verminderd
concentratievermogen. Deze
symptomen kunnen onder andere
door een te hoge concentratie
uitlaatgassen worden veroorzaakt.
0478 193 9902 A - NL
Starten:
De machine mag alleen vanuit de
bestuurdersstoel worden gestart.
Start de machine op een vlakke
ondergrond, niet op een helling.
De verbrandingsmotor mag alleen in een
goed geventileerde werkruimte worden
gestart, vooral in garages moet op
voldoende beluchting worden gelet.
Voordat u de verbrandingsmotor start,
koppelt u het snijgereedschap, de combiapparaten en de aandrijving los en trapt u
het rempedaal krachtig in.
Houd bij het starten altijd voldoende
afstand tussen uw voeten en het
snijgereedschap.
Start de verbrandingsmotor nooit door
kortsluiten van de klem van de startmotor.
Bij het overbruggen van het normale
schakelcircuit van de startmotor kan de
zitmaaier plotseling in beweging komen.
Start de verbrandingsmotor nooit wanneer
u benzinelucht ruikt – explosiegevaar!
0478 193 9902 A - NL
Werk alleen bij daglicht of bij goede
kunstverlichting.
Bij het rijden buiten het gazon of wanneer
er niet wordt gemaaid, moet het maaimes
worden losgekoppeld en moet het
maaiwerk in de hoogste snijstand worden
gezet.
U moet om in het gras verborgen
voorwerpen heenrijden
(beregeningsinstallaties, palen,
waterkranen, fundamenten, stroomkabels
enz.). Rijd nooit over dergelijke
voorwerpen heen.
Bij het werken met extra combi-apparaten
wordt aanbevolen het maaiwerk en het
uitwerpkanaal te demonteren – zie
gebruiksaanwijzing van de combiapparaten.
Houd het stuurwiel tijdens het rijden altijd
met beide handen vast.
Voorzichtigheid is met name bij het rijden
op gazons en andere oneffen terreinen
geboden, omdat het stuurwiel bij het rijden
in putten, over heuvels en bij schokken
enz. vanzelf kan verdraaien.
Gevaar voor letsel aan handen en
vingers!
Let op kuilen (gaten) in het terrein en
andere onzichtbare gevaarlijke plekken.
Hindernissen kunnen in het hoge gras
eenvoudig over het hoofd worden gezien.
Rijd steeds met een gepaste snelheid.
Gebruik het apparaat uiterst behoedzaam
wanneer u in de buurt van hellingen,
terreinkanten, sloten en dijken werkt. Houd
met name voldoende afstand tot dergelijke
gevarenzones.
Ga met name voorzichtig te werk op
onoverzichtelijke plekken, bosjes, bomen
en andere hindernissen waarachter zich
personen, met name kinderen, of dieren
kunnen bevinden.
Stop de zitmaaier meteen en schakel de
maaimessen uit wanneer er iemand
binnen het maaibereik komt.
Houd de zone vóór het voertuig
voortdurend in de gaten. Let op
hindernissen om deze tijdig te kunnen
ontwijken.
Controleer voordat u achteruit rijdt altijd de
zone achter de zitmaaier en koppel indien
aanwezig het combi-apparaat los. Maai
nooit achteruit als dit niet beslist
noodzakelijk is. Wees bij het achteruit
rijden bijzonder voorzichtig en controleer
voorafgaand aan het maaien het gehele
gebied achter de zitmaaier grondig.
183
DE
EN
FR
NL
Let op het werkbereik
van het maaimes. Houd
handen of voeten nooit
tegen of onder draaiende
onderdelen. Raak het
ronddraaiende maaimes nooit aan.
Blijf altijd uit de buurt van de
uitwerpopening. Houd altijd
voldoende veiligheidsafstand in
acht.
IT
Let op – Kans op letsel!
Wanneer er tijdens het werken een defect
aan de tank, de tankdop of aan
brandstofvervoerende onderdelen
(brandstofleidingen) wordt vastgesteld,
moet de verbrandingsmotor meteen
worden uitgeschakeld. Neem vervolgens
contact op met een vakhandelaar. VIKING
beveelt de VIKING vakhandelaar aan.
ES
De uitlaatgassen van de
verbrandingsmotor worden voor het linker
achterwiel afgegeven. Tijdens het maaien
met het apparaat moet erop worden gelet,
dat dit gedeelte steeds schoon blijft en
nooit wordt afgedekt, zodat de
uitlaatgassen niet opstuwen.
Werken:
PT
Het apparaat genereert giftige
uitlaatgassen zodra de
verbrandingsmotor is
ingeschakeld. Deze gassen
bevatten giftig koolmonoxide, een kleuren reukloos gas, en andere schadelijke
stoffen. De verbrandingsmotor mag nooit
in afgesloten of slecht geventileerde
ruimtes in werking worden gezet.
Laat als u met een groep aan het werk
bent, de anderen steeds tijdig weten wat u
van plan bent. Neem de veiligheidsafstand
in acht!
Verlaag steeds de rijsnelheid voordat u
van richting verandert, zodat u altijd de
machine onder controle houdt en de
zitmaaier ook niet kan kantelen.
Let bij het werken in de buurt van wegen
en bij het oversteken van verkeerswegen
op andere verkeersdeelnemers.
Wees bijzonder voorzichtig bij het maaien
in de buurt van wegen, fietspaden en
wandelpaden. Weggeslingerde
onderdelen kunnen ernstig letsel en zware
schade tot gevolg hebben.
Ledig de grasopvangbox uitsluitend vanaf
de bestuurdersstoel.
Schakel vóór het ledigen van de
grasopvangbox het maaimes altijd uit en
wacht totdat het mes stil staat.
Wanneer de zitmaaier met combiapparaten wordt gebruikt, moeten steeds
de meegeleverde aanwijzingen en
veiligheidsvoorschriften worden gevolgd.
Schakel de aandrijving uit, schakel de
verbrandingsmotor uit en wacht tot het
maaimes volledig stilstaat, trek de
handrem aan en verwijder de
contactsleutel:
– voordat u blokkades opheft of
verstoppingen in het uitwerpkanaal
verwijdert,
– voordat u de zitmaaier gaat controleren,
reinigen of eraan gaat werken,
– als het maaimes een vreemd voorwerp
heeft geraakt. Zoek naar
beschadigingen aan de machine en
aan het snijgereedschap en laat de
vereiste reparaties uitvoeren voordat u
de machine opnieuw start,
Voor gegarandeerd voldoende smering
van de verbrandingsmotor moeten bij het
gebruik van het apparaat op hellingen ook
de instructies in de meegeleverde
gebruiksaanwijzing verbrandingsmotor in
acht worden genomen.
– als het apparaat abnormaal hard begint
te trillen. De robotmaaier moet
onmiddellijk worden gecontroleerd.
Wanneer u de helling niet achterwaarts
omhoog kunt rijden of als u niet zeker bent,
is het aan te raden om de helling niet op te
rijden.
– bij het achterlaten of het transport van
het apparaat.
Schakel de verbrandingsmotor uit en
wacht totdat het maaimes geheel stil staat:
– vóór het bijvullen van brandstof,
– vóór het afhaken van de
grasopvangbox.
Werken op hellingen:
Op hellingen gebeuren vaak ongevallen
doordat men de controle over de machine
verliest of doordat deze omvalt. Dit kan
leiden tot ernstig of zelfs dodelijk letsel.
Er bestaat geen "veilige" helling. Bij het
rijden op met gras begroeide hellingen is
bijzondere opmerkzaamheid vereist.
Om veiligheidsredenen mag het apparaat
niet op hellingen steiler dan 10° (17,6 %)
worden gebruikt. Kans op letsel!
Een stijging van de helling van 10°
betekent een verticale stijging van 17,6 cm
bij een horizontale lengte van 100 cm.
Start of stop bij voorkeur niet op hellingen.
Gebruik de machine niet op plekken zoals
hellingen of sloten waar deze kan kantelen
of wegglijden. De kans op kantelen of
wegglijden wordt groter naarmate de
ondergrond losser of vochtiger is.
Rijd op hellingen altijd in de lengterichting.
Bij het dwars rijden is er meer kans op
kantelen.
Wijzig bij ritten op hellingen niet abrupt de
snelheid of de richting. Voor het maaien
onder zulke omstandigheden dient de
zitmaaier voorzichtig, rustig en gelijkmatig
te worden bediend.
Verander op hellingen niet van richting.
Keer op hellingen alleen wanneer dit
onvermijdelijk is; rijd indien mogelijk
langzaam en in brede bogen
bergafwaarts.
Maai geen nat gras, vooral niet op
hellingen, omdat de wielen op nat gras
minder grip hebben. De zitmaaier kan dan
wegglijden en is niet meer onder controle
te houden.
Bij het rijden op hellingen mag de
transmissie niet via de vrijloop van de
transmissie worden ontgrendeld.
Wees bij het bedienen van combimachines uiterst voorzichtig (andere
gewichtsverdeling op de machine).
184
0478 193 9902 A - NL
De grasopvangbox nooit op een schuine
ondergrond ledigen of optillen.
Trekken van lasten:
Wees bij het trekken van lasten bijzonder
voorzichtig om het gevaar van ernstig of
zelfs dodelijk letsel door het kantelen van
de zitmaaier te voorkomen.
Gebruik voor het transporteren van
voorwerpen uitsluitend door VIKING
goedgekeurde accessoires. Het transport
op de zitmaaier, in of op de
grasopvangbox is niet toegestaan.
Gebruik voor het trekken van lasten
uitsluitend de trekhaak. Lasten mogen
nooit op de asbehuizing of op een andere
plek boven de trekhaak worden bevestigd.
Zie voor gegevens over de treklast en het
draagvermogen het hoofdstuk "Trekken
van lasten". (Ö 12.11)
Overschrijden van de aangegeven last is
gevaarlijk en kan schade aan het apparaat
(verbrandingsmotor, transmissie enz.) tot
gevolg hebben.
De lasten moeten bij het transporteren op
hellingen zodanig worden aangepast dat
een veilige bediening van de zitmaaier
(bijv. remmen, van richting veranderen,
wegrijden) nog altijd gegarandeerd is.
0478 193 9902 A - NL
Neem geen korte bochten. Wees
uitermate voorzichtig bij het
achteruitrijden.
Wijzig de snelheid of de richting niet
abrupt.
Stoppen en uitschakelen:
De zitmaaier mag uitsluitend op een
vlakke ondergrond worden uitgeschakeld.
Controleer of de zitmaaier volledig stil
staat voordat u van de zitmaaier af stapt.
Houd rekening met de uitloop
van het snijgereedschap. Het
duurt enkele seconden voordat
het snijgereedschap helemaal
tot stilstand is gekomen.
Vóór het verlaten van de bestuurdersstoel
het maaimes of de aandrijving naar de
combi-apparaten uitschakelen, het
maaiwerk en alle combi-apparaten laten
zakken, alle stuurhendels in de neutrale
standen zetten, de handrem aantrekken,
de verbrandingsmotor uitschakelen en de
contactsleutel eruit trekken.
Bewaar de contactsleutel zodanig dat
uitsluitend bevoegde personen er toegang
toe hebben.
Direct contact met motorolie kan gevaarlijk
zijn, ook mag motorolie niet worden
gemorst.
VIKING adviseert het bijvullen resp.
verversen van motorolie door een VIKING
vakhandelaar te laten uitvoeren.
Reiniging:
Na het gebruik moeten de complete
zitmaaier en de combi-apparaten worden
gereinigd. Verwijder in elk geval alle
grasresten omdat het vocht in het gras na
verloop van tijd beschadigingen
veroorzaakt.
VIKING raadt het gebruik van een
hogedrukreiniger af. (Ö 14.2)
Maaiwerk demonteren bij
reinigingswerkzaamheden. Maaiwerk
nooit met waterstralen (b. v. tuinslang) of
door aankoppelen in waterplassen
reinigen.
Rijd voor het reinigen (bijv. van het frame
van de zitmaaier) nooit dicht langs een
rand of een sloot.
185
FR
EN
DE
Voor werkzaamheden rondom de
verbrandingsmotor, het uitlaatspruitstuk
en de geluiddemper eerst het apparaat
laten afkoelen – ook bij alle
onderhoudswerkzaamheden aan het
maaiwerk. De temperaturen kunnen tot
80° C en meer oplopen. Kans op
brandwonden!
NL
De overeenkomstige extra gewichten
(accessoire) gebruiken wanneer het in de
gebruiksaanwijzing van het toestel wordt
beschreven.
Zet het apparaat voorafgaand
aan reinigings-, instel-,
reparatie- en
onderhoudswerkzaamheden op een
stevige, vlakke ondergrond, trek de
handrem aan, schakel de
verbrandingsmotor uit en laat deze
afkoelen en trek de contactsleutel eruit.
IT
Het gewicht van de grasopvangbox
verhoogt de kans op kantelen, vooral als
de box vol is.
Verdeel de last gelijkmatig.
4.8 Onderhoud en reparaties
ES
Probeer de zitmaaier nooit te stabiliseren
door een voet op de grond te zetten.
Controleer of de lasten deskundig en
stevig zijn bevestigd. Voor het bevestigen
van lasten moeten transportbanden
worden gebruikt.
PT
Wanneer de wielen doorschieten of
wanneer het voertuig bij het rijden op een
helling bergopwaarts blijft steken, moet het
maaimes of het combi-apparaat worden
uitgeschakeld. Verlaat vervolgens de
helling door langzaam recht bergafwaarts
naar beneden te rijden.
Om brandgevaar te voorkomen, moet u de
verbrandingsmotor, de koelvinnen, het
accuvak, het gedeelte rondom de tank en
de uitlaat vrij houden van gras, bladeren of
uitstromende olie (vet).
Reinig steeds de grasopvangbox.
Onderhoudswerkzaamheden:
er mogen alleen
onderhoudswerkzaamheden worden
uitgevoerd die in deze gebruiksaanwijzing
worden vermeld. Alle andere
werkzaamheden dient u door uw
vakhandelaar te laten uitvoeren.
Neem altijd contact op met uw
vakhandelaar als u niet over de vereiste
kennis en gereedschappen beschikt.
VIKING raadt aan
onderhoudswerkzaamheden en reparaties
uitsluitend door de VIKING vakhandelaar
te laten uitvoeren.
VIKING vakhandelaars volgen regelmatig
cursussen en krijgen voortdurend
technische informatie ter beschikking
gesteld.
Gebruik uitsluitend gereedschappen,
accessoires of combi-apparaten die voor
dit apparaat door VIKING zijn toegelaten
of technisch gelijkwaardige delen, anders
is er kans op ongevallen met letsel of
schade aan het apparaat. Neem bij vragen
contact op met een vakhandelaar.
Originele VIKING gereedschappen,
accessoires en vervangingsonderdelen
zijn wat betreft hun eigenschappen
optimaal op het apparaat en de behoeften
van de gebruiker afgestemd. Originele
VIKING vervangingsonderdelen zijn
herkenbaar aan het VIKING
onderdeelnummer, het VIKING logo en
eventueel het VIKING symbool op de
onderdelen. Op kleine onderdelen kan ook
alleen het teken staan.
186
De zitmaaier en alle combi-machines
moeten een keer per jaar door een
vakhandelaar worden geïnspecteerd.
(Ö 14.1)
Houd waarschuwings- en
instructiestickers altijd leesbaar en
schoon. Beschadigde of verloren gegane
stickers moeten via uw VIKING
vakhandelaar door nieuwe originele
stickers worden vervangen. Let er bij het
vervangen van een onderdeel door een
nieuw onderdeel op dat het nieuwe
onderdeel van dezelfde stickers is
voorzien.
Om veiligheidsredenen moeten
brandstofvervoerende onderdelen
(brandstofleiding, brandstofkraan,
brandstoftank, tankdop, aansluitingen
enz.) regelmatig op beschadigingen en
lekkages worden geïnspecteerd en indien
nodig door een erkende monteur worden
vervangen (VIKING raadt de VIKING
vakhandelaar aan).
Voorafgaand aan werkzaamheden aan of
in de buurt van elektrische componenten
moet de minkabel (–) op de accu worden
losgekoppeld.
De machine is met talloze
veiligheidsvoorzieningen uitgevoerd. Deze
voorzieningen mogen niet worden
verwijderd of gemodificeerd (bijv.
overbrugd) en moeten regelmatig worden
geïnspecteerd. Werkzaamheden aan de
veiligheidsvoorzieningen mogen
uitsluitend door een erkende monteur
worden uitgevoerd. VIKING beveelt u
hiervoor de VIKING vakhandelaar aan.
Zorg voor een veilig gebruik van de
machine dat alle moeren, bouten en
schroeven, met name de
mesbevestigingsbout, goed zijn
vastgedraaid.
Om veiligheidsredenen moeten versleten
of beschadigde onderdelen meteen
worden vervangen.
Controleer regelmatig of de
grasopvangvoorziening (bijv.
grasopvangbox, uitwerpkanaal) versleten
of beschadigd is of niet goed meer werkt.
Vanwege het gewicht van de zitmaaier is
bij werkzaamheden onder de machine
grote voorzichtigheid geboden. Neem
daarom contact op met uw vakhandelaar,
VIKING beveelt u de VIKING
vakhandelaar aan. Deze beschikt over een
werkput of een hydraulische werkbrug.
Controleer of de voor- en achterwielen
goed vastzitten.
Houd de zitmaaiers en de combiapparaten voortdurend in onberispelijke
staat, alle veiligheidsvoorzieningen
moeten aanwezig en in onberispelijke
staat zijn.
Controleer of de banden voldoende
spanning hebben. De in de
gebruiksaanwijzing vermelde
bandenspanning mag niet worden
overschreden.
Werk aan de maaimessen uitsluitend met
dikke werkhandschoenen en met de
uiterste voorzichtigheid.
Controleer de werking van de rem met
regelmatige korte tussenpozen en laat
eventueel de vereiste instellingen of
onderhoudswerkzaamheden door een
erkende vakhandelaar uitvoeren. VIKING
beveelt u de VIKING vakhandelaar aan.
Elektrisch systeem en accu:
Ter voorkoming van vonkvorming als
gevolg van kortsluiting moet steeds eerst
de minkabel (–) op de accu worden
losgekoppeld en als laatste weer erop
worden aangesloten.
0478 193 9902 A - NL
Open nooit de accu en laat deze niet
vallen.
Laad de accu altijd op in een gesloten,
goed geventileerde, droge en tegen
weersinvloeden beschermde ruimte.
Sluit de aansluitingen van de accu niet
kort.
Vervormde of defecte (lekkende) accu's
mogen niet meer worden gebruikt en
moeten worden vervangen en
milieuvriendelijk worden afgevoerd. Neem
de nationale voorschriften in acht.
Bij defecte accu's kan vloeistof uitlekken.
Voorkom aanrakingen met de huid! Bij
onbedoeld contact met water afspoelen.
Indien de vloeistof in aanraking komt met
de ogen, spoelt u deze eerst met water en
consulteert u een arts. Uitstromende
accuvloeistof kan huidirritatie,
brandwonden en bijtende plekken
veroorzaken.
Inspecteer de aansluitkabels op de accu
regelmatig visueel op beschadigingen.
Laat beschadigde kabels vervangen door
een erkende monteur.
0478 193 9902 A - NL
Bewaar de zitmaaier met een lege tank en
de brandstofvoorraad in een afsluitbare en
goed geventileerde ruimte.
Bewaar de machine nooit met benzine in
de tank in binnenruimtes waar eventuele
benzinedampen met open vuur of vonken
in aanraking kunnen komen.
Als de tank moet worden afgetapt (b v.
stilleggen voor de winterpauze), mag de
brandstoftank uitsluitend in de open lucht
worden geledigd (tank b v. in de open lucht
leegrijden door de verbrandingsmotor te
laten draaien).
Sla het apparaat in een veilige staat op.
De contactsleutel moet er altijd worden
uitgehaald en op een veilige plek worden
bewaard om het onbevoegd of
ondeskundig gebruik door kinderen en
andere personen te voorkomen.
Reinig de zitmaaier voor het opslaan (bijv.
winterpauze) grondig. Droge grasresten
en bladeren in de buurt van de
geluiddemper kunnen ontbranden.
Gevaar voor ontbranding!
Laat het apparaat volledig afkoelen voor
dat u het bedekt.
Verricht voor het opslaan alle
noodzakelijke
onderhoudswerkzaamheden. (Ö 14.1)
DE
EN
FR
NL
Laat de verbrandingsmotor afkoelen
voordat u het apparaat in een afgesloten
ruimte plaatst.
Beveilig accu´s tegen gebruik door
onbevoegden (bijv. kinderen).
4.10 Afvoer
Afvalproducten zoals verbruikte olie of
brandstof, verbruikte smeermiddelen,
filters, accu's en soortgelijke
slijtageonderdelen zijn slecht voor mensen
en dieren en kunnen het milieu
beschadigen en moeten derhalve
deskundig worden afgevoerd.
Neem contact op met het Recycling
Center of uw vakhandelaar voor nadere
informatie over het deskundig afvoeren
van afvalproducten. VIKING beveelt u de
VIKING vakhandelaar aan.
Voer een apparaat aan het eind van de
levensduur ervan op de daarvoor
bestemde wijze af. Maak het apparaat
onbruikbaar voordat het als afval wordt
verwerkt. Verwijder ter voorkoming van
ongevallen in het bijzonder de
contactsleutel, de accu en de bougiekabel
aan de verbrandingsmotor.
Kans op letsel door het maaimes!
Laat ook een oude zitmaaier aan het eind
van de levensduur nooit zonder toezicht
staan. Bewaar de machine en in het
bijzonder het maaimes altijd buiten het
bereik van kinderen.
De accu moet gescheiden van de machine
worden afgevoerd. Zorg dat accu’s veilig
en milieuvriendelijk worden afgevoerd.
187
IT
Voor het opladen van de accu met behulp
van een ander laadsysteem moeten de
aanwijzingen in het hoofdstuk "Accu
laden" worden opgevolgd. (Ö 14.20)
4.9 Opslag bij langdurige
bedrijfsonderbrekingen
Wanneer de zitmaaier gedurende langere
tijd buiten werking wordt gesteld, moeten
de accukabels worden losgekoppeld.
VIKING raadt aan de accu te demonteren
en deze volledig opgeladen in een droge
en afgesloten ruimte op te slaan.
(Ö 14.20)
ES
Bij het gebruik van startkabels is
bijzondere voorzichtigheid geboden.
Neem de desbetreffende instructies in
acht ter voorkoming van schade aan de
zitmaaier (in elk geval de starter maximaal
10 seconden ingedrukt houden). (Ö 12.2)
De zekeringen mogen nooit worden
overbrugd. Plaats nooit een zekering met
een andere dan de voorgeschreven
capaciteit (ampère).
PT
Rook bij ongeacht welke
werkzaamheden aan de accu
nooit. Houd vonken, open vuur
en andere warmtebronnen ver
van de accu.
5. Toelichting van de
symbolen
Opgelet!
Lees vóór ingebruikname de
gebruiksaanwijzing en de
veiligheidsinstructies en volg deze op.
Gevaar voor letsel!
Vóór alle werkzaamheden aan het
snijgereedschap en onderhouds- en
reinigingswerkzaamheden de
contactsleutel eruit trekken.
Gevaar voor letsel!
Rijd of maai niet op hellingen van meer
dan 10° (17%).
Kans op kantelen!
6. Leveringsomvang
Gevaar voor letsel!
Rijd of maai niet in de lengterichting op
hellingen van meer dan 10° (17%).
Kans op kantelen!
Gevaar voor letsel!
Houd andere personen uit de
gevarenzone.
Opgelet!
Afstand houden.
Opgelet!
Houd bij een draaiende
verbrandingsmotor rekening met
wegslingerende onderdelen – werk met
een grasopvangbox of een deflector
(accessoire).
188
Kans op brandwonden!
Hete oppervlakken niet aanraken.
Onderdelen van verbrandingsmotoren,
met name geluiddempers, worden
extreem heet.
Opgelet!
Kom bij een draaiende verbrandingsmotor
nooit binnen het werkbereik van het
maaimes.
Kans op letsel!
Maaiwerk niet betreden.
Omschrijving
−
Basistoestel
−
Contactsleutel
−
Grasopvangbox
−
Gebruiksaanwijzing
−
Gebruikershandleiding
verbrandingsmotor
−
Blad accu
Stk.
1
2
1
1
1
1
7. Werkzaamheden vóór de
eerste ingebruikname
Waarschuwing!
Lees voorafgaand aan alle werken
aan de zitmaaier het hoofdstuk
"Voor uw veiligheid" zorgvuldig
door en volg de instructies op!
(Ö 4.)
● Inhoud van de motorolie controleren.
(Ö 14.13)
● Brandstof bijtanken. (Ö 12.1)
● Brandstofkraan openen. (Ö 14.16)
● Bandenspanning optimaliseren.
(Ö 14.9)
0478 193 9902 A - NL
Aanwijzing
Bij uitgeschakelde
verbrandingsmotor wordt in positie
"Contact aan" na 20 seconden een
signaaltoon geactiveerd. Het
geluidssignaal geeft aan dat de
accu wordt ontladen. Contactsleutel
voor deactiveren van de
signaaltoon in positie
"Verbrandingsmotor uit" draaien of
verbrandingsmotor starten.
8.2 Gashendel met chokefunctie
Contactsleutel (1) in het contactslot (2)
steken.
Door te draaien aan de contactsleutel
kunnen de volgende drie posities worden
gekozen:
Chokestand:
Met de gashendel wordt het toerental van
de verbrandingsmotor geregeld.
Gashendel voor het starten van een koude
verbrandingsmotor in de chokestand
zetten.
Gashendel (1) geheel naar voren in de
chokestand schuiven (op klikstand letten).
Toerental van de
verbrandingsmotor instellen:
Bij het maaien en voor het starten
van de warme verbrandingsmotor
de gashendel in MAX-positie
zetten.
Verbrandingsmotor uit:
De verbrandingsmotor is
uitgeschakeld of wordt stilgelegd.
0478 193 9902 A - NL
DE
EN
FR
NL
Verbrandingsmotor starten:
Wanneer aan alle
veiligheidstechnische aspecten
voor het starten is voldaan en de
contactsleutel in deze positie wordt
gedraaid, start de verbrandingsmotor.
Bij het loslaten van de contactsleutel
springt deze weer terug in de positie
"Verbrandingsmotor draait".
IT
Aanwijzing
De contactsleutel kan alleen
worden ingestoken en uitgetrokken
in de stand verbrandingsmotor uit
(STOP).
Het contactslot mag alleen met de
passende contactsleutel worden
bediend.
Gebruik nooit een
schroevendraaier of een soortgelijk
voorwerp.
ES
8.1 Contactslot
Schade aan het apparaat
vermijden!
Warme verbrandingsmotor zonder
choke starten (gashendel in MAXstand).
Zodra de verbrandingsmotor draait,
de choke uitschakelen. Gashendel
bij draaiende verbrandingsmotor
nooit in choke-stand zetten.
PT
8. Bedieningselementen
Ontsteking aan en
verbrandingsmotor loopt:
De ontsteking wordt
ingeschakeld.
Na het starten springt de contactsleutel
automatisch terug in deze positie en draait
de verbrandingsmotor.
189
Schade aan het apparaat
vermijden!
Schakel het maaimes niet in in
hoog gras of in de laagste
snijstand.
Schakel het maaimes uitsluitend bij
een maximaal toerental van de
verbrandingsmotor in.
Druk de onderste schakelaar (1) in tot aan
de aanslag.
Indien nodig kan de elektronica
zodanig worden geprogrammeerd
dat het maaiwerk bij een volle
grasopvangbox automatisch wordt
uitgeschakeld. (Ö 12.8)
Maaiwerk inschakelen
8.4 Veiligheidsschakelaar achteruit
maaien
Met de veiligheidsschakelaar
achteruit maaien wordt het
maaiwerk vrijgegeven voor het
maaien in de rijrichting achteruit. Indien
geen vrijgave volgt, wordt het maaiwerk uit
veiligheidsoverwegingen automatisch
ontkoppeld.
Wanneer de gashendel (1) naar onder of
naar boven wordt geschoven, verandert
het verbrandingsmotortoerental en bij een
ingeschakeld maaiwerk het toerental van
het maaimes.
Positie MAX:
Wanneer de gashendel naar voor in de
richting van de MAX-markering wordt
gezet, wordt het
verbrandingsmotortoerental verhoogd.
Positie MIN:
Wanneer de gashendel naar achter in de
richting van de MIN-markering wordt
gezet, wordt het
verbrandingsmotortoerental verlaagd.
Druk de bovenste schakelaar (1) tot aan
de aanslag in.
Maaiwerk uitschakelen
8.3 Schakelaar maaiwerk
Met de schakelaar maaiwerk kan het
maaiwerk bij een draaiende
verbrandingsmotor en met inachtname
van alle veiligheidvoorzieningen (Ö 11.)
worden ingeschakeld.
Voor het achteruit maaien de
veiligheidsschakelaar achteruit maaien (1)
binnen een vastgelegd tijdsvenster met de
linker voet een keer kort indrukken.
1 Vrijgave bij ontkoppeld maaiwerk:
● Zitmaaier stoppen en de rijrichting
achteruit kiezen. (Ö 8.5)
190
0478 193 9902 A - NL
8.7 Verstelhendel bestuurdersstoel
2 Vrijgave bij ingekoppeld maaiwerk:
Als de veiligheidschakelaar
achteruit maaien permanent wordt
ingedrukt, dan moet de schakelaar
binnen een tijdsvenster losgelaten
worden en opnieuw bediend
worden.
8.5 Keuzehendel rijrichting
Met behulp van keuzehendel
rijrichting wordt de rijrichting
gekozen.
Na bedienen van het
aandrijfpedaal rijdt de zitmaaier in de
gekozen richting – door alleen maar de
keuzehendel rijrichting te bedienen zet het
apparaat zich niet in beweging.
● Op de bestuurdersstoel plaats nemen
en een hand op het stuurwiel plaatsen.
Rijrichting achteruit:
Zet de keuzehendel rijrichting (1) in de
achterste positie.
8.6 Stuurwiel
Waarschuwing!
Houd het stuurwiel tijdens het rijden
altijd met beide handen vast.
Bij een ingedrukt aandrijfpedaal is
de keuzehendel rijrichting om
veiligheidsredenen geblokkeerd.
Voordat u de keuzehendel
rijrichting activeert moet u daarom
eerst het aandrijfpedaal loslaten.
0478 193 9902 A - NL
DE
IT
● Verbrandingsmotor uitschakelen.
(Ö 12.3)
Rijrichting vooruit:
Zet de keuzehendel rijrichting (1) in de
voorste positie.
EN
NL
De stoel kan in zeven
verschillende standen worden
versteld.
● Veiligheidsschakelaar achteruit maaien
bij lopend maaiwerk met de linkervoet
een keer indrukken.
● Binnen 5 seconden in de rijrichting
achteruit omschakelen en verder
maaien. (Ö 8.5)
Een vrijgave is ook tot 1 seconde na het
wisselen van rijrichting mogelijk.
FR
● Maaiwerk inkoppelen en achteruit
maaien binnen de 5 seconden starten.
(Ö 8.3)
Een vrijgave is ook tot 1 seconde na het
starten mogelijk.
Door het stuurwiel (1) naar links L of naar
rechts R te draaien, verandert u de
rijrichting van de zitmaaier.
Hoe verder het stuurwiel (1) wordt
gedraaid, des te kleiner wordt de
draaicirkel.
ES
Rijrichting kiezen:
PT
● Veiligheidsschakelaar achteruit maaien
met de linkervoet een keer kort
indrukken.
191
Til met de andere hand de verstelhendel
bestuurdersstoel (1) omhoog en houd
deze vast.
Rijsnelheid verlagen:
Laat het aandrijfpedaal (1) iets
opkomen.
Zet de stoel (2) in de gewenste stand en
laat vervolgens de verstelhendel
bestuurdersstoel weer los.
Controleer hierbij of de verstelhendel
bestuurdersstoel bij het loslaten volledig in
de geselecteerde stand vastklikt.
Rijsnelheid verhogen:
Duw het aandrijfpedaal (1) in.
8.8 Aandrijfpedaal
8.9 Rempedaal
Met behulp van het rempedaal kan de
machine tijdens het rijden worden
afgeremd of in stilstand worden
geblokkeerd.
Aanwijzing
Controleer vóór het induwen van
het aandrijfpedaal of de juiste
rijrichting op de keuzehendel
rijrichting is geselecteerd.
Na het aantrekken van de handrem
of het induwen van het rempedaal
kan het aandrijfpedaal niet worden
ingeduwd.
8.10 Handrem
Door de aangetrokken handrem
worden de achterwielen van de
machine geblokkeerd. Daardoor
wordt voorkomen dat de zitmaaier zichzelf
in beweging kan zetten (b.v. op hellingen
enz.).
Aanwijzing
Controleer vóór het aantrekken van
de handrem elke keer de werking
van de rem.
Handrem aantrekken
Met behulp van het
aandrijfpedaal wordt de
rijsnelheid traploos geregeld.
Rempedaal (1) indrukken.
Hoe krachtiger het rempedaal (1) wordt
ingeduwd, hoe meer de achterwielen
worden afgeremd.
Stoppen:
Haal uw voet van het aandrijfpedaal
(wielaandrijving) (1).
192
Waarschuwing!
Gebruik de machine nooit als de
rem defect is.
Laat een defecte rem altijd door
een vakhandelaar repareren of
afstellen.
VIKING beveelt u de VIKING
vakhandelaar aan.
Probeer nooit zelf de rem te
onderhouden.
Duw het rempedaal (1) met uw voet tot
aan de aanslag in en houd het vast.
Trek aan de handremhendel (2).
● Laat het rempedaal weer los. De
handrem is geactiveerd wanneer het
rempedaal ingetrapt blijft.
● Laat de handremhendel los. Deze klapt
naar onderen.
– De achterwielen zijn geblokkeerd.
0478 193 9902 A - NL
EN
Hendel snijhoogteverstelling (1) langzaam
met de hand naar buiten duwen tot de
hendel snijhoogteverstelling in een
klikstand vastklikt.
DE
Handrem loszetten
● Het rempedaal keert terug naar de
oorspronkelijke uitgangspositie (de
niet-ingetrapte toestand).
● De handrem is gedeactiveerd en de
achterwielen zijn niet meer
geblokkeerd.
● De hendel snijhoogteverstelling is
ontgrendeld en de snijhoogte kan
worden versteld.
● Maaiwerk uitschakelen. (Ö 8.3)
● Vóór het ledigen van de grasopvangbox
moet de machine afremmen tot deze
stilstaat.
● Houd het rempedaal ingedrukt of trek
de handrem aan.
Hendel snijhoogteverstelling
vergrendelen
8.11 Hendel snijhoogteverstelling
Met de hendel snijhoogteverstelling
kunnen 6 snijstanden worden ingesteld.
Hendel snijhoogteverstelling
ontgrendelen
Gevaar voor letsel!
Voor het ontgrendelen van de
hendel snijhoogteverstelling de
hendel aan de greep goed
vasthouden.
Om veiligheidsredenen de hendel
snijhoogteverstelling ontgrendelen
terwijl de machine stil staat.
0478 193 9902 A - NL
193
ES
Hendel snijhoogteverstelling (1) naar
binnen (naar bestuurdersstoel) trekken en
vasthouden.
PT
Duw met uw voet het rempedaal (1) korte
tijd in.
IT
Met behulp van de hendel voor
het ledigen van de
grasopvangbox kan de
grasopvangbox comfortabel
worden geledigd zonder dat de gebruiker
de bestuurdersstoel hoeft te verlaten.
NL
FR
8.12 Hendel voor ledigen
grasopvangbox
Trek de hendel voor het ledigen van de
grasopvangbox (1) naar boven uit.
Grasopvangbox vergrendelen:
8.13 Ontgrendelhendel grasopvangbox
Waarschuwing!
Let op dat u bij het bedienen van de
ontgrendelhendel grasopvangbox
geen vingers beknelt.
De ontgrendelhendel van de
grasopvangbox bevindt zich onder de
handgreep van de grasopvangbox.
Voor het vasthaken of loshaken van de
grasopvangbox moet de ontgrendelhendel
van de grasopvangbox omhoog worden
getrokken en worden vastgehouden.
Grasopvangbox ontgrendelen:
Laat na het vasthaken van de
grasopvangbox de uitgetrokken
ontgrendelhendel van de grasopvangbox
(1) los. Let er hierbij op dat de
vergrendeling weer volledig vastklikt.
– Na het vergrendelen is de
grasopvangbox weer aan de machine
bevestigd.
Druk de hendel voor het ledigen van de
grasopvangbox (1) naar voren (in de
richting van de stoel). De grasopvangbox
(2) zwenkt naar boven en het maaigoed
valt eruit.
● Laat de hendel voor het ledigen van de
grasopvangbox langzaam zakken
totdat de grasopvangbox weer op de
achterkant vastklikt.
● Druk de hendel voor het ledigen van de
grasopvangbox omlaag en zet deze in
de ingetrokken uitgangsstand.
194
8.14 Hendel voor vrijloop transmissie
Trek de ontgrendelhendel van de
grasopvangbox (1) helemaal naar boven
en houd deze vast.
● De grasopvangbox is ontgrendeld en
kan worden verwijderd.
De transmissie kan met
behulp van de hendel voor
vrijloop transmissie worden
losgekoppeld (bijv. voor het
duwen van het apparaat) of worden
vastgekoppeld (voor de wielaandrijving).
0478 193 9902 A - NL
Transmissie loskoppelen
DE
Bij de aflevering is de peilindicator
(grasopvangbox) geheel uitgetrokken.
Sensor inhoudsindicator verstellen:
● Handrem aantrekken. (Ö 8.10)
IT
NL
● Grasopvangbox wegnemen. (Ö 12.10)
Druk de hendel voor vrijloop transmissie
(1) omhoog en naar binnen tot de aanslag.
8.15 Peilindicator (grasopvangbox)
Als de grasopvangbox is gevuld, wordt
een continue toon geactiveerd. Hierdoor
wordt gemeld dat de grasopvangbox te
ledigen is.
De continue toon wordt door het
ontkoppelen van het maaiwerk
gedeactiveerd.
Trek de hendel voor vrijloop transmissie
(1) tot de aanslag naar buiten.
Door het veranderen van de lengte van de
peilindicator (grasopvangbox) wordt het
tijdstip van het signaal voor de gevulde
grasopvangbox beïnvloed.
Hiermee kunt u het vullen van de
grasopvangbox afstemmen op de kwaliteit
van het maaigoed.
De schuif (1) van de inhoudsindicator
(grasopvangbox) door te verschuiven in
pijlrichting langer of korter maken.
● Grasopvangbox vasthaken. (Ö 12.10)
9. Elektronica
De zitmaaier is uitgevoerd met elektronica
die elke keer vóór het starten en tijdens het
bedrijf alle veiligheidsvoorzieningen
controleert en zo een veilig gebruik
waarborgt.
Meestal regelt een kortere sensor dat het
signaal later wordt geactiveerd (de
grasopvangbox wordt voller gemaakt,
ideaal bij zeer droog maaigoed).
De peilindicator kan in 6 standen worden
versteld.
0478 193 9902 A - NL
FR
EN
● verbrandingsmotor uitschakelen.
(Ö 12.3)
ES
Aanwijzing
De hendel voor vrijloop transmissie
mag uitsluitend worden
uitgetrokken wanneer de zitmaaier
wordt verplaatst.
Transmissie inschakelen
PT
Waarschuwing!
Kans op kneuzingen!
De hendel voor vrijloop transmissie
mag uitsluitend op een vlakke
ondergrond worden uitgetrokken,
omdat de machine zichzelf in
beweging kan zetten.
Bij het parkeren van de machine
met een losgekoppelde transmissie
moet altijd de handrem worden
aangetrokken.
195
9.1 Zelfdiagnose bij het starten
Voorafgaand aan het starten van de
verbrandingsmotor voert de elektronica
een zelfdiagnose uit. Hierbij worden
schakelaars, kabels enz. gecontroleerd op
hun goede werking.
Activeren van de zelfdiagnose:
● ga op de bestuurdersstoel zitten.
● Handrem loszetten. (Ö 8.10)
● Contactsleutel in de positie "Contact
aan" draaien (Ö 8.1) – hierbij geen
schakelaar en geen pedaal bedienen.
Zelfdiagnose zonder storing:
Een korte pieptoon wordt geactiveerd – de
elektronica is geactiveerd en de zitmaaier
is startklaar.
● Verbrandingsmotor starten. (Ö 12.2)
Zelfdiagnose met storing:
Een ononderbroken pieptoon of drie
opeenvolgende pieptonen worden
geactiveerd.
Een ononderbroken pieptoon duidt op
een storing in de elektronica of een
verkeerd aangesloten accu.
● Contactsleutel in de stand
"verbrandingsmotor uit" draaien.
(Ö 8.1)
● Polariteit van de accuaansluitingen
controleren en de kabel eventueel juist
aansluiten. (Ö 14.20)
● Zelfdiagnose herhalen.
Als de ononderbroken pieptoon ook na
de correcte aansluiting van de accu
actief blijft, dan is er een
elektronicadefect. Neem contact op met
uw vakhandelaar, VIKING beveelt u de
VIKING vakhandelaar aan.
196
Drie opeenvolgende pieptonen wijzen
op een elektrisch defect (kortsluiting) of
defect aan de zitcontactschakelaar. De
verbrandingsmotor kan niet worden
gestart.
● Contactsleutel in de stand
"verbrandingsmotor uit" draaien.
(Ö 8.1)
● De vakhandelaar een gedetailleerde
diagnose laten uitvoeren. VIKING
beveelt de VIKING vakhandelaar aan.
9.3 Storing in de elektronica
In zeldzame gevallen kan er tijdens het
gebruik een storing in de elektronica zelf
optreden. Een ononderbroken pieptoon
wordt geactiveerd en de
verbrandingsmotor valt stil.
Werkwijze:
● Contactsleutel in de positie
"verbrandingsmotor uit" draaien.
(Ö 8.1)
● Zelfdiagnose activeren. (Ö 9.1)
9.2 Defect aan de zitmaaier tijdens
bedrijf
De elektronica houdt toezicht op een
veilige toestand tijdens het werken. Bij een
elektrisch defect (kortsluiting, losse
stekker, kabelbreuk) worden drie
opeenvolgende pieptonen geactiveerd.
De verbrandingsmotor wordt
uitgeschakeld.
Werkwijze:
● Contactsleutel in de stand
"verbrandingsmotor uit" draaien.
(Ö 8.1)
● Zelfdiagnose activeren. (Ö 9.1)
Als het defect niet kan worden
verholpen, is een gedetailleerde
diagnose vereist. Neem contact op
met uw vakhandelaar, VIKING
beveelt u de VIKING vakhandelaar
aan.
● Verbrandingsmotor opnieuw starten.
(Ö 12.2)
Als het defect niet kan worden
verholpen, is een gedetailleerde
diagnose vereist. Neem contact op
met uw vakhandelaar, VIKING
beveelt u de VIKING vakhandelaar
aan.
10. Aanwijzingen voor
werken
Waarschuwing!
Kans op letsel!
Neem vóór elke ingebruikname alle
informatie door voor het veilig
werken met de machine.
Werk op hellingen altijd bijzonder
opmerkzaam en voorzichtig.
Aanwijzing
Controleer voor het maaien of het
maaiwerk goed is ingebouwd.
Kies bij de eerste ingebruikname
van uw apparaat een vlakke, effen
ondergrond en maai als proef
rechte en iets overlappende
stroken. Gras moet altijd in droge
staat worden gemaaid.
0478 193 9902 A - NL
– met een scherp maaimes. Daarom het
maaimes regelmatig slijpen of
vervangen.
– door in tegengestelde richtingen te
maaien.
Maaien van lang gras
Bij zeer lang gras is het beter om het
gazon twee keer te maaien:
– de eerste keer maaien met een hoge
snijstand, maximaal toerental van de
verbrandingsmotor en een lage
rijsnelheid;
– de tweede keer de gewenste snijstand
kiezen en het maximale toerental van
de verbrandingsmotor instellen. Pas de
rijsnelheid aan de staat van het gazon
aan.
Het maaiwerk moet vooral bij de Vriem steeds worden ontdaan van
ontvlambaar materiaal (gras,
bladeren, enz.) en regelmatig
worden schoongemaakt, om
brandgevaar te voorkomen.
Voorkomen van verstoppingen in het
uitwerpkanaal
Als het uitwerpkanaal met gras verstopt
raakt, verlaagt u de rijsnelheid. Deze kan
te hoog zijn voor de kwaliteit van het
gazon. De schuif van de peilindicator moet
tevens compleet worden uitgetrokken.
(Ö 8.15)
Als het probleem aanhoudt, is de oorzaak
waarschijnlijk gelegen in beschadigde of
versleten vleugels van de maaimessen.
Maaimes vervangen.
Bovendien moeten het maaiwerk, het
uitwerpkanaal en het maaimes na elk
gebruik worden gereinigd, zodat er geen
grasresten aankoeken.
0478 193 9902 A - NL
Het gazon kan bij het maaien op een
natuurlijke wijze worden bemest. Dit wordt
mogelijk met behulp van een mulchkit. De
mulchkit is als speciale accessoire
verkrijgbaar en wordt niet standaard
meegeleverd. (Voor nadere informatie
verwijzen wij u naar uw VIKING
vakhandelaar.)
Bodemontziend werken
De belangrijkste factoren voor
bodemontziend werken zijn de
gehanteerde techniek en de vochtigheid
van de bodem.
Voor een goed maairesultaat moet de
rijsnelheid worden aangepast aan de staat
van het te maaien gras (lengte en volheid)
en de vochtigheidsgraad van het gazon.
Bij te kort genomen bochten neemt de
belasting op de grasnerf toe. Dit levert met
name bij een nat gazon slechte
maairesultaten op, omdat de wielen in het
zachte gazon wegzakken.
197
DE
EN
FR
Vreemde geluiden, bijv. een
knarsende V-riem (schurend
geluid), zijn tekenen van
overbelasting. Daarom in hoog gras
nooit met een verstopt
uitwerpkanaal of een gevulde
grasopvangbox maaien; indien
nodig een mulchkit (speciale
accessoire) gebruiken.
NL
– wanneer bij warm en droog weer het
gazon niet te kort gemaaid wordt,
omdat het anders verbrandt door de
zon en lelijk wordt.
Bij het maaien worden er permanent
voedingsstoffen aan de bodem
onttrokken. Deze kunnen door middel van
een hoogwaardige gazonmest weer
worden aangevuld. In de regel volstaan
drie bemestingssessies per maaiseizoen.
Hierbij moet het gazon droog zijn om te
voorkomen dat de mest aan de
grassprieten blijft kleven, waardoor deze
verbranden. Besproei het gazon achteraf
met water om de mest in elk geval van de
sprieten te spoelen. (Volg de
verwerkingsinstructies van de fabrikant
op.)
IT
– door het gazon vaak te maaien en kort
te houden.
Bemesten
ES
– door te maaien met een hoog toerental
van de verbrandingsmotor (gashendel
in de positie MAX) en een lage
rijsnelheid.
Waarschuwing – Brandgevaar!
Overbelasting van aandrijving
maaiwerk vermijden. Door
overbelasting kan de V-riem
voortdurend gaan slippen waardoor
uiteindelijk brandgevaar als gevolg
van oververhitting ontstaat.
PT
Een fraai en vol gazon ontstaat
11. Veiligheidsvoorzieningen
Voor een veilige bediening en ter
voorkoming van ondeskundig gebruik is de
machine met meerdere
veiligheidsvoorzieningen uitgevoerd.
Kans op letsel!
Bij een eventueel defect aan een
van de veiligheidsvoorzieningen
mag de machine niet in bedrijf
worden genomen. Neem contact op
met een vakhandelaar, VIKING
beveelt u de VIKING vakhandelaar
aan.
Voor het starten van de
verbrandingsmotor moet in elk geval:
– het maaiwerk moet uitgeschakeld zijn,
– het rempedaal ingeduwd of de handrem
aangetrokken zijn.
De verbrandingsmotor zal worden
uitgeschakeld als de gebruiker
– de bestuurdersstoel verlaat terwijl het
maaiwerk is ingeschakeld,
– bij ingeschakeld maaiwerk de
grasopvangbox kantelt of optilt of de
deflector (speciale accessoire)
weghaalt,
– de bestuurdersstoel verlaat terwijl de
handrem niet is aangetrokken.
Geïntegreerde uitlooprem:
Na het uitschakelen komt het maaimes
pas na 5 seconden tot stilstand.
198
Aanwijzing
Na het inschakelen van het
maaiwerk draait het maaimes en is
er een windgeruis te horen.
De uitlooptijd duurt even lang als
het windgeruis na het uitschakelen.
Dit kan met een stopwatch worden
gemeten.
12. Apparaat in gebruik
nemen
Kans op letsel!
Lees vóór het in bedrijf stellen het
volledige hoofdstuk ¨Voor uw
veiligheid¨ zorgvuldig door en volg
de instructies op. (Ö 4.)
Om veiligheidsredenen mag het
apparaat niet op hellingen steiler
dan 10° (17,6 %) worden gebruikt.
17,6 % helling betekent een
verticale stijging van 17,6 cm bij
100 cm horizontale lengte.
● Maak uzelf voor ingebruiksname
vertrouwd met de bedieningselementen
van het apparaat. (Ö 8.)
● Neem vóór de ingebruikname het
onderhoudsschema door en voer al de
noodzakelijk
onderhoudswerkzaamheden uit.
(Ö 14.1)
● Controleer vóór elk gebruik de
veiligheidsvoorzieningen. (Ö 11.)
De zitmaaier mag niet in bedrijf worden
genomen als er veiligheidsinrichtingen
ontbreken, beschadigd, overbrugd of
gewijzigd zijn.
12.1 Brandstof bijtanken
Vul de brandstoftank niet helemaal,
maar slechts tot ongeveer 4 cm
onder de rand van de vulplug,
zodat de brandstof ruimte heeft om
uit te zetten.
Maximale tankinhoud: 6 liter
Brandstofadvies:
Loodvrije benzine, recente
merkbrandstoffen.
Gegevens over de brandstofkwaliteit
(octaangetal) vindt u in de
gebruiksaanwijzing onder het punt van de
verbrandingsmotor.
Vulprocedure:
● Schakel de verbrandingsmotor voor het
bijtanken uit en laat deze afkoelen
(handwarm). (Ö 12.3)
● Handrem aantrekken. (Ö 8.10)
Om morsen van brandstof te
voorkomen, gebruik voor het vullen
van de brandstof een geschikte
trechter (wordt niet meegeleverd)
gebruiken.
Brandstof langzaam en voorzichtig vullen.
Om overlopen te vermijden moet het
vullen in meerdere stappen opgedeeld
worden.
Tussen de verschillende stappen de
vultrechter wegnemen en visueel de
inhoud van de tank op de tankindicatie
controleren.
Hoe meer brandstof reeds werd gevuld,
des te kleiner moeten de hoeveelheden
per stap worden.
0478 193 9902 A - NL
12.2 Verbrandingsmotor starten
Tankdop (1) losdraaien en verwijderen.
● Brandstof met behulp van een
overeenkomstige trechter vullen. Let
hierbij op de tankindicatie, om te
voorkomen dat de brandstof overloopt.
Tankindicatie:
Schade aan het apparaat
vermijden!
Start de verbrandingsmotor niet
onmiddellijk, maak dan een pauze
tussen de startpogingen.
Contactsleutel nooit langer dan 10
seconden in de positie
"Verbrandingsmotor starten" zetten.
Vóór het starten:
● Motoroliepeil controleren. (Ö 14.13)
● Grasresten uit het maaiwerk en de
motorruimte verwijderen.
● Controleer brandstof en tank indien
nodig bij. (Ö 12.1)
● Controleer vóór elke ingebruikname of
de rem goed werkt. (Ö 12.5)
● Alle persoonlijke instellingen
(verstelling bestuurdersstoel) op het
apparaat doorvoeren – niet bij
draaiende verbrandingsmotor!
● Start het apparaat niet als er personen,
in het bijzonder kinderen, of dieren in de
buurt zijn.
Startvolgorde:
● Brandstofkraan openen. (Ö 14.16)
0478 193 9902 A - NL
● Koude verbrandingsmotor:
Gashendel in choke-positie zetten.
(Ö 8.2)
Warme verbrandingsmotor:
gashendel in de MAX-stand zetten.
(Ö 8.2)
DE
EN
FR
● Contactsleutel in het contactslot steken
en in de positie "Contact aan" draaien.
(Ö 8.1)
NL
● Veeg gemorste brandstof droog en laat
deze even verdampen, voordat de
verbrandingsmotor wordt gestart.
● Het rempedaal vóór het starten tot aan
de aanslag intrappen en vasthouden of
de handrem aantrekken. (Ö 8.9),
(Ö 8.10)
IT
● Tankdop aanbrengen en erin draaien.
Vervolgens de tankdop handvast
vastdraaien.
● ga op de bestuurdersstoel zitten.
● Contactsleutel in de stand
"Verbrandingsmotor starten" draaien.
De verbrandingsmotor start. Zodra de
verbrandingsmotor draait,
contactsleutel loslaten. Deze springt
vanzelf terug in de positie
"verbrandingsmotor draait".
● Gashendel bij draaiende
verbrandingsmotor in MAX-stand
terugzetten.
Op klikstand letten! (Ö 8.2)
● Bij draaiende verbrandingsmotor kan
de voet van het rempedaal worden
genomen of de parkeerrem gelost
worden.
12.3 Verbrandingsmotor uitschakelen
● Rem het apparaat af totdat het stil staat.
● Maaiwerk uitschakelen. (Ö 8.3)
● Gashendel in de MIN stand zetten.
(Ö 8.2)
● Contactsleutel in de positie
"verbrandingsmotor uit" draaien. De
verbrandingsmotor wordt
uitgeschakeld.
199
ES
Het brandstofpeil in de tank kan via de
tankindicatie (2) worden afgelezen. De
tank met brandstof vullen tot het
brandstofpeil de bovenste markering
bereikt.
PT
Tankdop:
● Handrem aantrekken. (Ö 8.10)
Achteruit rijden:
● Eventueel de brandstofkraan sluiten.
(Ö 14.16)
● gashendel in de MAX-stand zetten.
(Ö 8.2)
● De contactsleutel eruit trekken en veilig
bewaren.
● Rijrichting achteruit kiezen. (Ö 8.5)
12.4 Rijden
Waarschuwing!
Kies op ongebaande paden altijd
een lagere rijsnelheid.
Elke keer dat u van rijrichting
verandert, met name op hellingen,
moet de rijsnelheid overeenkomstig
verlaagd worden.
Schade aan het apparaat
vermijden!
Altijd met het maximale toerental
van de verbrandingsmotor rijden
om een ideale koppeling van de
transmissie te garanderen. De
rijsnelheid dus alleen met het
aandrijfpedaal en niet met de
gashendel regelen.
Vóór het rijden:
● werking van de rem controleren.
● Hendel van de transmissie inschakelen.
(Ö 8.14)
● Verbrandingsmotor starten. (Ö 12.2)
Vooruit rijden:
● gashendel in de MAX-stand zetten.
(Ö 8.2)
● Rijrichting vooruit kiezen. (Ö 8.5)
● Handrem loszetten, indien
aangetrokken. (Ö 8.10)
● Aandrijfpedaal bedienen, het apparaat
zet zich vooruit in beweging.
200
● Handrem loszetten, indien
aangetrokken. (Ö 8.10)
● Aandrijfpedaal intrappen, het apparaat
zet zich achteruit in beweging.
12.7 Maaien
Wordt het maaiwerk tijdens het
rijden ingeschakeld, dan wordt het
toerental van de verbrandingsmotor
door de extra belasting (aanloop
van het maaimes) bij het starten
van de maaimessen gedurende
korte tijd lager.
Vóór het maaien:
12.5 Remmen
● Rijsnelheid door lossen van het
aandrijfpedaal verminderen, abrupt
remmen bij volle rijsnelheid
vermijden. (Ö 8.8)
● Rempedaal gelijkmatig induwen totdat
het apparaat tot stilstand komt. (Ö 8.9)
12.6 Snijhoogte instellen
Gevaar op letsel!
De snijhoogte enkel aanpassen als
het apparaat stil staat.
● Rem het apparaat af totdat het stil staat.
● Hendel snijhoogteverstelling
ontgrendelen en vasthouden. (Ö 8.11)
● De snijhoogte kan in 6 standen worden
ingesteld door de hendel
snijhoogteverstelling omhoog en
omlaag te bewegen.
● Hoofdstuk "Opmerkingen bij het
werken" lezen en opvolgen. (Ö 10.)
● Werk altijd bij een maximaal toerental
van de verbrandingsmotor. Het
maaimes is voor dit toerental
geoptimaliseerd, hierdoor krijgt men het
beste maairesultaat en de beste
aanzuigende werking voor het
verzamelen van het maaigoed.
Het maaiwerk in de volgende volgorde
koppelen:
● verbrandingsmotor starten. (Ö 12.2)
● Gashendel in de MAX-stand zetten.
(Ö 8.2)
● Zitmaaier op het te maaien gazon
rijden.
Schakel het maaiwerk niet in hoog gras
of in de laagste snijstand in. Maaiwerk
allen koppelen wanneer het apparaat al
op het te bewerken gazon staat.
● Hendel snijhoogteverstelling
vergrendelen. (Ö 8.11)
Snijstand 1:
laagste snijhoogte (35 mm)
Snijstand 6:
hoogste snijhoogte (90 mm)
0478 193 9902 A - NL
● De rijsnelheid altijd aan de grashoogte
of de snijstand aanpassen.
Kies bij hoog gras of de laagste
snijstand een lage rijsnelheid.
Een continue toon wijst op een
gevulde grasopvangbox. (Ö 12.9)
De elektromagnetische
messenkoppeling kan zodanig
worden geprogrammeerd dat het
maaiwerk bij een volle grasopvangbox
automatisch wordt ontkoppeld. Dit
verhoogt het gebruiksgemak, aangezien
het verstoppen van het uitwerpkanaal kan
worden voorkomen.
● Verbrandingsmotor
uitschakelen. (Ö 12.3)
● Voor het achteruit maaien de
veilgheidsschakelaar achteruit maaien
binnen een vastgelegd tijdsvenster
(5 seconden voor of 1 seconde na het
omschakelen) een keer indrukken.
(Ö 8.4)
● Contactsleutel in de positie "Contact
aan" draaien. (Ö 8.1)
● Apparaat op het gazonvlak tot stilstand
brengen en de gewenste rijrichting met
de hendel keuze rijrichting instellen.
(Ö 8.5)
● Veiligheidsschakelaar achteruit maaien
en aandrijfpedaal tegelijkertijd
gedurende 5 seconden indrukken.
Een korte pieptoon wijst erop dat de
automaat ingeschakeld is.
Het maaimes in de volgende volgorde
uitschakelen:
● rijd naar een reeds gemaaid gazon of
selecteer de hoogste snijstand van het
maaiwerk. (Ö 8.11)
0478 193 9902 A - NL
DE
EN
FR
● De huidige instelling wordt permanent
opgeslagen.
NL
12.8 Programmeren van het
automatisch ontkoppelen van het
maaiwerk
Rijrichting wisselen bij gekoppeld
maaiwerk:
● Maaien verderzetten.
● Veiligheidsschakelaar achteruit maaien
en aandrijfpedaal tegelijkertijd
gedurende 5 seconden indrukken.
3 korte opeenvolgende pieptonen
wijzen erop dat de automaat
uitgeschakeld is.
12.9 Grasopvangbox ledigen
Gevaar voor letsel!
De grasopvangbox mag uitsluitend
op vlakke ondergronden worden
geledigd, omdat het zwaartepunt
door het omhoog zwenken van de
grasopvangbox verandert en zo de
kans op kantelen toeneemt.
Wanneer er tijdens het maaien een
ononderbroken toon klinkt, is de
grasopvangbox vol en moet deze
worden geledigd.
Maaiwerk uitschakelen. Na het
uitschakelen van het maaiwerk
gaat deze toon uit.
● Op zelfdiagnose van de elektronica
wachten.
Grasopvangbox wordt niet helemaal
gevuld
Automatisch ontkoppelen activeren:
● Controleren of het uitwerpkanaal
gemonteerd is. (Ö 14.6)
● De huidige instelling wordt permanent
opgeslagen.
● Peilindicator (grasopvangbox) juist
instellen. (Ö 8.15)
● Bij het ledigen van de grasopvangbox
het uitwerpkanaal op verstoppingen
controleren en indien nodig reinigen.
● Vleugels van het maaimes op
beschadiging of slijtage controleren en
indien nodig vervangen.
201
IT
● gashendel in de MAX-stand zetten.
(Ö 8.2)
Gevaar op letsel!
Houd na het uitschakelen van het
maaiwerk rekening met de uitloop.
Het duurt even (tot. 5 seconden)
voordat het maaimes tot stilstand
komt. (Ö 11.)
Automatisch ontkoppelen deactiveren:
ES
Tijdens het maaien:
● Maaiwerk uitschakelen door opnieuw
op de maaiwerkschakelaar te drukken.
(Ö 8.3)
PT
● Vooruit maaien:
Rijrichting vooruit (Ö 8.5) kiezen,
aansluitend het maaiwerk door
indrukken van de schakelaar maaiwerk
koppelen. (Ö 8.3)
Achteruit maaien:
Rijrichting achteruit (Ö 8.5) kiezen, en
veiligheidsschakelaar achteruit maaien
(Ö 8.4) eenmaal kort indrukken,
aansluitend het maaiwerk door
indrukken van de schakelaar maaiwerk
binnen 6 seconden koppelen. (Ö 8.3)
Grasopvangbox ledigen
● Maaiwerk uitschakelen. (Ö 8.3)
De ononderbroken toon klinkt niet
meer.
● De hoogste snijstand van het maaiwerk
selecteren. (Ö 8.11)
● De machine verplaatsen naar de plek
waar het maaigoed wordt uitgeworpen.
● Hendel voor het ledigen van de
grasopvangbox uittrekken en naar
voren drukken. (Ö 8.12)
De grasopvangbox zwenkt naar boven
en het maaigoed valt uit de
grasopvangbox.
● Verbrandingsmotor uitschakelen.
(Ö 12.3)
Grasopvangbox (2) verwijderen.
Grasopvangbox inhaken
Bij het wegnemen en vasthaken
van de grasopvangbox moet de
beugel voor het ontgrendelen van
de grasopvangbox altijd in de
ontgrendelde stand worden
gehouden totdat de grasopvangbox
volledig is verwijderd of
vastgehaakt.
Grasopvangbox verwijderen
● Met een omhoog geklapte
grasopvangbox eventueel iets naar
voren rijden, zodat het maaigoed uit de
grasopvangbox kan vallen.
● De grasopvangbox kort omhoog en
omlaag zwenken, opdat het maaigoed
volledig uit de grasopvangbox valt.
● De hendel voor het ledigen van de
grasopvangbox langzaam naar
achteren laten komen en de
grasopvangbox weer op de achterkant
vastklikken.
● De hendel voor het ledigen van de
grasopvangbox weer loslaten en
omlaag drukken tot deze weer in de
ingetrokken uitgangsstand is.
12.10 Grasopvangbox wegnemen en
vasthaken
Trek de beugel ontgrendeling
grasopvangbox (1) naar boven en houd
deze vast.
Grasopvangbox (2) aan beide haken (3)
op de achterwand bevestigen.
● Ontgrendelhendel grasopvangbox
indrukken en vasthouden. (Ö 8.13)
Vóór het wegnemen:
● maaiwerk uitschakelen. (Ö 8.3)
● Grasopvangbox ledigen. (Ö 12.9)
● Handrem aantrekken. (Ö 8.10)
202
0478 193 9902 A - NL
Grasopvangbox (2) tot aan de aanslag
naar boven klappen.
● Op hellingen vermijden om van richting
te veranderen, als dat toch noodzakelijk
blijkt te zijn moet u hierbij uiterst
voorzichtig te werk gaan.
● Ontgrendelhendel grasopvangbox
loslaten en erop letten of de
grasopvangbox vastklikt. (Ö 8.13)
Als het apparaat zonder
grasopvangbox of deflector
(toebehoren, niet meegeleverd)
wordt gebruikt, kan het maaiwerk
niet worden ingeschakeld.
In dat geval wordt de
verbrandingsmotor automatisch
uitgeschakeld.
12.13 Oriëntatiehulp
Maximaal gewicht aanhanger op vlakke
ondergrond = 250 kg
Maximaal gewicht aanhanger bij een
maximale stijging van 10° = 100 kg
Kans op letsel!
Bij het transport van lasten wijzigen
de rijeigenschappen van het
apparaat (b. v. langere remweg).
Hoe zwaarder de last, hoe sterker
de rijeigenschappen veranderen!
Kies bij trekken van lasten altijd een
lage rijsnelheid.
0478 193 9902 A - NL
Aanwijzing
De nauwkeurigheid van de
oriëntatiehulp hangt af van de
lichaamslengte van de gebruiker en
van de instelling van de
bestuurdersstoel.
Om ongemaaide gedeelten tussen
meerdere maaibanen te voorkomen, is het
apparaat uitgevoerd met een
oriëntatiehulp.
12.11 Trekken van lasten
DE
EN
FR
● Op hellingen altijd in de lengterichting
rijden. Bij het dwars rijden is er meer
kans op kantelen – let op de maximum
helling. (Ö 4.7)
● De gebruiker zit op de
bestuurdersstoel.
Maximale kogeldruk = 40 kg
Maximale treklast = 40 kg
203
NL
● Controleer vóór elk gebruik op een
helling of de rem goed werkt. (Ö 12.5)
IT
12.12 Gebruik op hellingen
ES
● Controleer vóór het vasthaken van
lasten of de rem goed functioneert.
(Ö 12.5)
Een treklast van 40 kg aan de
trekhaak wordt op een vlakke
ondergrond bereikt bij het trekken
van een aanhanger met een
gewicht van 250 kg.
PT
Voorkom schade aan het
apparaat!
Op hellingen wordt de maximale
treklast minder.
13. Maaiwerk
Overzicht van de onderdelen van het
maaiwerk in gemonteerde staat
13.1 Maaiwerk demonteren
Gevaar op letsel!
Lees voorafgaand aan alle
werkzaamheden aan het maaiwerk
het hoofdstuk "Voor uw veiligheid"
zorgvuldig door en volg de
instructies op. (Ö 4.)
Schade aan het apparaat
vermijden!
Bij gedemonteerd maaiwerk mag
de zitmaaier niet met een
gemonteerd uitwerpkanaal in
werking worden gezet.
Het uitwerpkanaal uitbouwen, zodat
dit tijdens het rijden niet aan
obstakels (molshopen, wortels
enz.) kan blijven steken en hierdoor
beschadigd wordt. (Ö 14.5)
Als de oriëntatiehulp zich (1) vanaf de
bestuurdersstoel gezien precies op de
maairand (overgang van reeds gemaaid
gazon naar niet gemaaid gazon) bevindt,
dan wordt het gazon met een
overlapping (A) van ca. 5 cm gemaaid.
Bij een overlapping maait het maaimes ca.
5 cm in de reeds gemaaide maaibaan. Zo
blijven er gegarandeerd geen ongemaaide
gedeelten tussen de beide maaibanen
achter.
● Plaats het apparaat op een vlakke en
stevige ondergrond.
● Verbrandingsmotor uitschakelen.
(Ö 12.3)
● Contactsleutel eruit trekken.
● Handrem aantrekken. (Ö 8.10)
● Grasopvangbox wegnemen. (Ö 12.10)
● Uitwerpkanaal demonteren. (Ö 14.5)
1 Maaiwerk
2 V-riem
3 Borgsplitpen
4 Bevestigingsbout
5 Hendel V-riemspanner
6 V-riempoelie
7 Maaiwerkophanging voor
Afdekking achterste V-riem
demonteren
Kans op brandwonden!
Vóór het demonteren van de
afdekking van de achterste V-riem
de machine, vooral de uitlaat,
geheel laten afkoelen.
● Laagste snijstand kiezen.
8 Maaiwerkophanging achter
204
0478 193 9902 A - NL
DE
EN
IT
Aanwijzing
Voor een snellere demontage moet
u de volgorde van de onderdelen
precies aanhouden.
FR
Gevaar voor knellen!
Controleer bij het lostrekken van de
bevestigingsbouten of er zich geen
lichaamsdelen (hand, vingers, voet,
enz.) direct onder het maaiwerk
bevinden.
NL
Maaiwerk achter loshaken
PT
ES
Hendel V-riemspanner (5) met behulp van
een geschikt stuk buis in de richting van de
pijl (naar voren) drukken en vasthouden.
Stap 1:
Draai de afsluitschroef (1) 90° linksom.
Stap 2:
Afdekking achterste V-riem (2) naar voren
trekken en verwijderen.
V-riem loshaken
● Snijstand 3 kiezen.
V-riem (2) van de V-riempoelie (6)
verwijderen.
● Na het verwijderen van de V-riem de
hendel V-riemspanner langzaam
loslaten.
Stap 1:
Borgsplitpen (3) van de bevestigingsbout
(4) lostrekken.
Stap 2:
Maaiwerk (1) iets omhoog tillen en
vasthouden. Bevestigingsbout (4) eraf
trekken en verwijderen.
Stap 3:
Borgsplitpen (3) van de bevestigingsbout
(4) lostrekken.
Stap 4:
Maaiwerk (1) iets omhoog tillen en
vasthouden. Bevestigingsbout (4) eraf
trekken en verwijderen.
● Het maaiwerk langzaam en voorzichtig
neerleggen.
0478 193 9902 A - NL
205
Voorkant maaiwerk loshaken
Gevaar voor knellen!
Controleer vóór het loshaken of er
zich geen lichaamsdelen (hand,
vingers, voet, enz.) direct onder het
maaiwerk bevinden.
Na het loshaken van het maaiwerk
klapt de voorste
maaiwerkophanging automatisch
omhoog.
Maaiwerk (1) aan de rechterzijde eruit
trekken.
Het maaiwerk (1) van de rechterzijde met
de wielen naar voren onder de machine
schuiven.
13.2 Maaiwerk monteren
Maaiwerk (1) parallel naar voren schuiven
en aan de voorste maaiwerkophanging (7)
loshaken.
Maaiwerk verwijderen
● Snijstand 6 kiezen.
Gevaar op letsel!
Lees voorafgaand aan alle
werkzaamheden aan het maaiwerk
het hoofdstuk "Voor uw veiligheid"
zorgvuldig door en volg de
instructies op. (Ö 4.)
● Plaats het apparaat op een vlakke en
stevige ondergrond.
● Verbrandingsmotor uitschakelen.
(Ö 12.3)
● Contactsleutel eruit trekken.
● Handrem aantrekken. (Ö 8.10)
● Hoogste snijstand kiezen.
● Grasopvangbox wegnemen. (Ö 12.10)
● Uitwerpkanaal demonteren. (Ö 14.5)
V-riem (2) boven de standen van de
maaiwerkophanging (8) plaatsen.
Voorkant maaiwerk vasthaken
● Laagste snijstand kiezen.
Maaiwerk inschuiven
● Snijstand 6 kiezen.
206
0478 193 9902 A - NL
DE
EN
Gevaar voor knellen!
Bij het vasthaken van de V-riem
erop letten dat er bij het loslaten
van de hendel V-riemspanner geen
hand of vinger tussen de V-riem en
de V-riempoelie zit.
FR
V-riem aanbrengen
NL
Stap 4:
Borgsplitpen (3) door de boring van de
bevestigingsbout (4) steken.
IT
● Snijstand 3 kiezen.
Maaiwerk achter vasthaken
Aanwijzing
Vóór het vasthaken controleren of
het maaiwerk correct is
vastgehaakt aan de voorste
maaiwerkophanging.
● Maaiwerk (1) met één hand optillen en
vasthouden. De boringen van de
ophanging aan het maaiwerk en de
maaiwerkophanging op de machine
moeten samenvallen.
ES
Stap 1:
De bevestigingsbout (4) tot de aanslag
door de boring van de ophanging aan het
maaiwerk (9) en de maaiwerkophanging
(8) steken.
Stap 2:
Borgsplitpen (3) door de boring van de
bevestigingsbout (4) steken.
Stap 3:
De bevestigingsbout (4) tot de aanslag
door de boring van de ophanging aan het
maaiwerk (9) en de maaiwerkophanging
(8) steken.
PT
Voorste maaiwerkophanging (7) naar
beneden klappen en aan het maaiwerk (1)
vasthaken.
Maaiwerk (1) naar achteren schuiven en
hiermee de voorste maaiwerkophanging
(7) aan het maaiwerk bevestigen.
Hendel V-riemspanner (5) met behulp van
een geschikt stuk buis in de richting van de
pijl (naar voren) drukken en vasthouden.
Aanwijzing
Voor een snellere montage moet u
de volgorde van de onderdelen
precies aanhouden.
0478 193 9902 A - NL
207
Aanwijzing
Controleer na het monteren of de
afdekking achterste V-riem goed
vastzit.
Voorkom schade aan de
machine! De V-riem moet na het
monteren vrij zitten en mag niet de
afdekking achterste V-riem
aanraken.
Controleer dit door een visuele
inspectie.
14. Onderhoud
V-riem (2) van de V-riempoelie (6)
vasthaken.
Bij het vasthaken erop letten, dat de Vriem juist (zonder draaiingen) wordt
gemonteerd.
Kans op letsel!
Lees vóór alle onderhouds- en
reparatiewerken eerst het
hoofdstuk "Voor uw veiligheid", met
name de paragraaf "Onderhoud en
reparaties", zorgvuldig door en volg
de instructies op. (Ö 4.)
● Laat de hendel V-riemspanner (5)
langzaam los en zorg ervoor dat de Vriem goed in de V-riempoelie ligt.
● Uitwerpkanaal monteren. (Ö 14.6)
● Grasopvangbox monteren. (Ö 12.10)
Kans op letsel!
Na het vasthaken van het maaiwerk
een functiecontrole uitvoeren.
Erop letten, dat er geen personen
(in het bijzonder kinderen) of dieren
in de buurt zijn. De functietest
alleen uitvoeren wanneer de
gebruiker op de machine zit.
Plaats de afdekking achterste V-riem (1)
met de bevestiging op de bevestigingsnok
(2) van de transmissie (3) in de pijlrichting.
Uitsluitend met
handschoenen werken.
Raak het maaimes nooit
aan zo lang het niet
stilstaat.
Afdekking achterste V-riem monteren
Kans op brandwonden!
Vóór het monteren van de
afdekking van de achterste V-riem
de machine, vooral de uitlaat,
geheel laten afkoelen.
● Laagste snijstand kiezen.
208
De contactsleutel
uittrekken om een
ongewild starten van de
verbrandingsmotor te
verhinderen.
Druk de afdekking van de achterste V-riem
(1) omhoog en houd deze vast. Draai de
afsluitschroef (2) 90° rechtsom.
Om veiligheidsredenen zijn
onderhoudswerkzaamheden aan
de rem verboden. Laat afstel- en
onderhoudswerkzaamheden door
een vakhandelaar uitvoeren.
VIKING beveelt u de
VIKING vakhandelaar aan.
0478 193 9902 A - NL
● Plaats het apparaat op een vlakke en
stevige ondergrond.
● Verbrandingsmotor uitschakelen.
(Ö 12.3)
● Handrem aantrekken. (Ö 8.10)
– Let op de gegevens voor het reinigen
van de verbrandingsmotor (zie de
gebruiksaanwijzing voor de
verbrandingsmotor).
● Verbrandingsmotor en geluiddemper
volledig laten afkoelen.
Onderhoudswerkzaamheden vóór elk
gebruik:
Voor de volgende onderhouds- en
reparatiewerkzaamheden verwijzen wij
u naar de gebruiksaanwijzing voor de
verbrandingsmotor:
– Reinig de transmissie door grasresten
of andere verontreinigingen af te vegen.
Voor een krachtige en veilige werking en
ter voorkoming van storingen is het van
belang om van de staat van het apparaat
op de hoogte te zijn.
Onderhoudswerkzaamheden na de
eerste 10 bedrijfsuren (eerste
inbedrijfstelling):
– Luchtfilter vervangen.
Daarvoor zijn de volgende inspecties vóór
elke start nodig (visuele inspectie):
– Gegevens van de motorolie (type,
vulhoeveelheid olie enz.).
– Bandenspanning. (Ö 14.9)
– Bougie controleren en vervangen.
– Slijtage van en schade aan banden.
– Brandstoffilter vervangen.
– Lekkage van de brandstofleidingen.
– Reinigen van de verbrandingsmotor.
– Motoroliepeil (zie gebruiksaanwijzing
verbrandingsmotor).
14.1 Onderhoudsschema
Alle gegevens in het onderhoudsschema
moeten nauwkeurig worden opgevolgd.
Bij niet-inachtneming van het
onderhoudsschema kan aanzienlijke
schade aan de machine worden
veroorzaakt.
– Brandstofpeil.
– Algemene visuele controle van het
apparaat en het maaiwerk. Vooral de
beschermkappen moeten op
beschadigingen worden gecontroleerd.
– Goede bevestiging van de
schroefverbindingen.
– Een inspectie door uw vakhandelaar
wordt aanbevolen.
VIKING beveelt u de
VIKING vakhandelaar aan.
Onderhoudswerkzaamheden na elke 25
bedrijfsuren:
– Controle van de messenbevestiging en
scherpte van het mes, op slijtagegrens
van het maaimes letten.
Onderhoudswerkzaamheden na elke 50
bedrijfsuren:
– Algemene smering.
– Inbouwpositie van het maaiwerk
controleren. (Ö 14.8)
Onderhoudswerkzaamheden na elke
100 bedrijfsuren:
– Vervangen van het maaimes.
0478 193 9902 A - NL
209
FR
EN
DE
– Reinigen van het apparaat (maaiwerk,
uitwerpkanaal) en eventuele combiapparaten.
NL
Voor onderhouds-, reparatie- en
reinigingswerkzaamheden:
Schade aan het apparaat
vermijden!
Alle afzettingen op de bovenkant
van het maaiwerk verwijderen, om
ophoping van droog en daardoor
ontvlambaar, organisch materiaal te
voorkomen.
IT
● Onderhouds- en
reparatiewerkzaamheden van de
verbrandingsmotor in de
gebruiksaanwijzing opvolgen.
Onderhoudswerkzaamheden na elk
gebruik:
ES
● Houd het onderhoudsschema en de
onderhoudsintervallen nauwkeurig aan.
Aanwijzing
Bij een zware belasting, met name
bij professioneel gebruik, kunnen
kortere onderhoudsintervallen dan
de hier vermelde noodzakelijk zijn.
Tevens kunnen extreme
omstandigheden zoals een
zanderige of steenachtige bodem,
stof enz. tot kortere
onderhoudsintervallen leiden dan in
de gebruiksaanwijzing worden
aangegeven.
Om de 100 bedrijfsuren of een keer
per jaar moet er een inspectie door
een dealer worden uitgevoerd.
VIKING beveelt u de
VIKING vakhandelaar aan.
PT
Algemene onderhoudsaanwijzingen:
– Een inspectie door een vakhandelaar
laten uitvoeren.
VIKING beveelt u de
VIKING vakhandelaar aan.
Aanwijzing
Bij de inspectie door de
vakhandelaar wordt de werking van
de rem gecontroleerd en wordt de
rem indien nodig onderhouden.
Daarnaast worden alle
noodzakelijke
onderhoudswerkzaamheden aan
de transmissie uitgevoerd.
14.2 Apparaat reinigen
Voorkom schade aan het
apparaat! Richt waterstralen
(hogedrukreinigers) nooit op
motoronderdelen, pakkingen,
elektrische onderdelen (accu,
kabelboom enz.) en lagers. Dit kan
leiden tot beschadigingen of dure
reparaties.
Geen agressieve
reinigingsmiddelen gebruiken.
Dergelijke reinigingsmiddelen
kunnen kunststoffen en metalen
zodanig beschadigen dat de
veiligheid van uw VIKING apparaat
wellicht in het geding komt. Als u
vuil niet met water, met een borstel
of met een doek kunt verwijderen,
raadt VIKING aan een speciaal
reinigingsmiddel te gebruiken (b. v.
STIHL speciale reiniger).
Demonteer het maaiwerk altijd voor
reinigings- en
onderhoudswerkzaamheden.
● Verbrandingsmotor uitschakelen.
(Ö 12.3)
210
● Handrem aantrekken. (Ö 8.10)
● De contactsleutel eruit trekken en op
een veilige plek bewaren.
● Maaiwerk demonteren. (Ö 13.1)
● Verwijder eerst de aangekoekte
grasresten in de maaiwerkbehuizing
met een houten staaf.
● Reinig de onderkant van het maaiwerk
met een borstel en water.
Uit voorzorg moet de peilindicator elke
keer na het maaien of bij elke reiniging van
het uitwerpkanaal worden gereinigd.
● Verbrandingsmotor uitschakelen.
(Ö 12.3)
● De contactsleutel eruit trekken en op
een veilige plek bewaren.
● Handrem aantrekken. (Ö 8.10)
● Grasopvangbox wegnemen. (Ö 12.10)
● Bij het reinigen van de bovenzijde van
het maaiwerk erop letten dat er geen
water op V-riemen en tandriemen
terechtkomt, nooit waterstralen richten
op de openingen van de afdekkingen.
● Reinig het uitwerpkanaal in
gedemonteerde toestand los van het
apparaat met stromend water en een
borstel.
● Grasresten uit het maaiwerk (boven- en
onderkant), de motorruimte en de
transmissie verwijderen. Koelvinnen
van de verbrandingsmotor en
transmissie reinigen.
● De maaimessen met borstel en water
reinigen, voor het lossen van vervuiling
in geen geval op de maaimessen
kloppen (b. v. met een hamer).
● De grasopvangbox wegnemen en deze
apart reinigen van het apparaat met
stromend water en een borstel.
(Ö 12.10)
14.3 Peilindicator (grasopvangbox)
reinigen
De peilindicator (grasopvangbox) (1) met
lichte druk naar beneden drukken. Hierbij
moet hij vlot kunnen worden bewogen en
moet er een zacht "klikken" van de
schakelaar hoorbaar zijn.
Na het loslaten van de inhoudsindicator
moet deze weer zelfstandig terug naar
boven in de uitgangspositie springen.
● Als de inhoudsindicator niet soepel kan
worden bewogen of bij vervuiling, moet
deze met behulp van een borstel
voorzichtig worden gereinigd – geen
water gebruiken.
De peilindicator (grasopvangbox) kan bij
het maaien van nat of vochtig gras vuil
worden. Daardoor werkt deze slechter.
0478 193 9902 A - NL
Remcontactschakelaar controleren:
● ga op de bestuurdersstoel zitten.
● Grasopvangbox monteren. (Ö 12.10)
● Schakel de verbrandingsmotor uit en
laat deze tot stilstand komen.
Stoelcontactschakelaar controleren:
● ga op de bestuurdersstoel zitten.
● Verbrandingsmotor starten en op
maximaal toerental laten draaien.
(Ö 12.2), (Ö 8.2)
● Maaiwerk inschakelen. (Ö 8.3)
● Bestuurdersstoel ontlasten door
langzaam en voorzichtig op te staan.
Niet afstappen!
Bij een geactiveerde
stoelcontactschakelaar wordt de
verbrandingsmotor uitgeschakeld.
● Maaiwerk uitschakelen. (Ö 8.3)
Contactschakelaar grasopvangbox
controleren:
● Rempedaal niet intrappen of handrem
loszetten.
● ga op de bestuurdersstoel zitten.
● Contactsleutel in de positie
"Verbrandingsmotor starten" draaien.
(Ö 8.1)
De verbrandingsmotor kan niet worden
gestart met een geactiveerde
remcontactschakelaar.
Maaiwerkcontactschakelaar
controleren:
● Verbrandingsmotor starten (Ö 12.2) en
op maximaal toerental laten draaien.
(Ö 8.2)
● Maaiwerk inschakelen. (Ö 8.3)
● Rijrichting achteruit kiezen en
vertrekken. (Ö 8.5)
Bij een werkende veiligheidsschakelaar
achteruit maaien wordt het maaiwerk
na 1 seconde ontkoppeld.
14.5 Uitwerpkanaal demonteren
Voor betere reiniging van het
uitwerpkanaal kan het zonder extra
gereedschap worden gedemonteerd.
● Verbrandingsmotor uitschakelen.
(Ö 12.3)
● Verbrandingsmotor starten en op
maximaal toerental laten draaien.
(Ö 12.2), (Ö 8.2)
● De contactsleutel eruit trekken en op
een veilige plek bewaren.
● Maaiwerk inschakelen. (Ö 8.3)
● Grasopvangbox wegnemen. (Ö 12.10)
● Handrem aantrekken. (Ö 8.10)
● Grasopvangbox vanuit de
bestuurdersstoel omhoog klappen
(ledigen) met behulp van de hendel
voor het ledigen van de
grasopvangbox. (Ö 12.9)
● ga op de bestuurdersstoel zitten.
0478 193 9902 A - NL
DE
EN
● Op de bestuurdersstoel plaats nemen –
veiligheidsschakelaar achteruit maaien
niet aanraken.
FR
De verbrandingsmotor kan niet worden
gestart met een geactiveerde
maaiwerkcontactschakelaar.
Veiligheidsschakelaar achteruit maaien
controleren:
NL
● Contactsleutel in de positie
"Verbrandingsmotor starten" draaien.
(Ö 8.1)
IT
● Maaiwerk inschakelen. (Ö 8.3)
Bij een geactiveerde contactschakelaar
van de grasopvangbox worden de
verbrandingsmotor en het maaiwerk
uitgeschakeld!
ES
Gevaar voor letsel!
De veiligheidsvoorzieningen mogen
uitsluitend vanuit de
bestuurdersstoel worden
gecontroleerd.
Hierbij mogen geen personen (in
het bijzonder kinderen) of dieren in
de buurt zijn.
Controleer ten minste eenmaal per
maand of alle
veiligheidsvoorzieningen goed
werken.
Controleer na een langere
bedrijfspauze, bij weinig gebruikte
apparaten of na reparaties vóór het
opnieuw in gebruik nemen alle
veiligheidsvoorzieningen.
● Rempedaal tot aan de aanslag
intrappen en vasthouden. (Ö 8.9)
211
PT
14.4 Veiligheidsvoorzieningen
controleren
● Handrem aantrekken. (Ö 8.10)
Onderhoudswerkzaamheden:
● Grasopvangbox wegnemen. (Ö 12.10)
● Slijtagegrenzen van het maaimes
controleren.
● Laagste snijstand kiezen.
● Zo nodig maaimes slijpen.
Als het maairesultaat na verloop van tijd
verslechtert, dient het maaimes te
worden geslepen.
Slijtagegrenzen van het mes
controleren
De sluitmoer (1) eruit draaien en
wegnemen. Uitwerpkanaal (2) eruit
trekken.
Schade aan het apparaat
vermijden!
Monteer het uitwerpkanaal weer
meteen na het reinigen om te
voorkomen dat het wordt vergeten.
14.6 Uitwerpkanaal monteren
Schade aan het apparaat
vermijden!
Bij het inschuiven van het
uitwerpkanaal controleren of dit aan
alle kanten over de uitwerpopening
van het maaiwerk wordt gestulpt.
Aanwijzing
Bij elke reiniging of elke keer bij het
monteren van het uitwerpkanaal
ook de peilindicator
(grasopvangbox) inspecteren en
indien nodig reinigen.
● Verbrandingsmotor uitschakelen.
(Ö 12.3)
● De contactsleutel eruit trekken en op
een veilige plek bewaren.
212
Het uitwerpkanaal (1) tot de aanslag erin
schuiven en over de uitwerpopening van
het maaiwerk aanbrengen.
Sluitmoer (2) indraaien en aantrekken.
14.7 Maaimessen onderhouden
Gevaar voor letsel!
Werk uitsluitend met
handschoenen. Neem altijd
contact op met een vakhandelaar
(VIKING beveelt u de
VIKING vakhandelaar aan) als u
niet over de vereiste kennis of
gereedschappen beschikt.
VIKING raadt aan originele VIKING
reserveonderdelen te gebruiken.
Raak het maaimes nooit aan zo
lang het niet stilstaat.
Plaats het maaiwerk altijd op een
slipvaste ondergrond.
Gevaar op letsel!
Een versleten maaimes kan
afbreken en ernstig letsel
veroorzaken. Volg daarom de
onderhoudsinstructies voor het
mes. Maaimessen worden
afhankelijk van de toepassing en de
gebruiksduur in meer of mindere
mate slijtagegevoelig. Als u het
apparaat op een zandige
ondergrond of in droge
omstandigheden gebruikt, slijten de
maaimessen door een sterkere
belasting sneller dan gemiddeld.
Opgelet!
Bij het vervangen van het maaimes
altijd ook de mesbout en de
borgring vernieuwen.
VIKING raadt in verband met het
controleren van de slijtagegrenzen
aan het maaiwerk te demonteren.
Als u over een geschikte hefbrug
beschikt, kunt u de slijtagegrenzen
aan het maaimes ook controleren
zonder dat u het maaiwerk hoeft te
demonteren.
● Maaiwerk demonteren. (Ö 13.1)
● Maaiwerk en maaimessen zorgvuldig
reinigen.
Onderhoudsinterval:
Na elke 25 bedrijfsuren.
0478 193 9902 A - NL
DE
Mesbreedte:
Dikte:
Meet de breedte van het maaimes (1) op
de afgebeelde plaats met een schuifmaat.
Het maaimes moet de minimale breedte B
hebben.
B > 65 mm
Gevaar op letsel!
Wanneer de gespecificeerde
slijtagegrenzen worden bereikt of
onderschreden, moet het maaimes
om veiligheidsredenen worden
vervangen.
Maaimes demonteren
● Maaiwerk demonteren. (Ö 13.1)
● Maaiwerk tegen een muur zetten en
wegglijden voorkomen.
Meet de dikte van het maaimes (1) met
een schuifmaat op meerdere plaatsen. Het
maaimes moet op elk specifieke punt de
minimale dikte A hebben.
Maaimes slijpen
Gevaar op letsel!
Draag tijdens het slijpen altijd een
veiligheidsbril en handschoenen.
Slijp het maaimes met inachtneming van
de volgende punten:
● Koel het maaimes tijdens het slijpen,
bijvoorbeeld met water. Het mes mag
niet blauw worden, omdat anders de
snijresultaten minder worden.
● Slijp het maaimes gelijkmatig om
vibratie door onbalans te voorkomen.
● Houd de slijphoek van 30° aan.
● Houd tijdens het slijpen rekening met
de slijtagegrenzen.
A > 2,5 mm
0478 193 9902 A - NL
213
PT
Maaiwerk (1) tegen een muur zetten en
met de voet wegglijden voorkomen.
Mesbout (1) met behulp van een
schroevendraaier SW17 (niet
meegeleverd) losdraaien en eruit
schroeven.
Mesbout (1) samen met de borgring (2)
verwijderen. Het maaimes verwijderen.
ES
IT
NL
FR
EN
Maaiwerk veilig neerzetten voor de
controle:
Gevaar op letsel!
Het maaimes moet worden
vervangen zodra inkepingen of
scheuren te zien zijn of als de
gegevens in het hoofdstuk
"Slijtagegrenzen nazien" worden
onderschreden.
Balans van maaimes controleren
Maaimes monteren
Gevaar op letsel!
Controleer het maaimes
voorafgaand aan het inbouwen op
beschadigingen (inkepingen of
scheuren) en slijtage.
Vervang versleten of beschadigde
maaimessen.
Vervang de borgring bij elke
montage van de messen.
Borg de mesbout extra met
Loctite 243.
Houd het voorgeschreven
aandraaimoment van de mesbout
precies aan, omdat een veilige
bevestiging van het
snijgereedschap daarvan afhangt.
● Maaimes met de omhoog gebogen
windvleugels naar boven (richting
maaiwerk) monteren.
Aandraaimoment mesbout:
65 - 70 Nm
14.8 Inbouwpositie van het maaiwerk
controleren
Onderhoudsinterval:
Het maaiwerk moet worden geïnspecteerd
na elke 50 uren gebruikstijd, of zo vaak als
nodig (b.v. na krachtige schokken tegen
het maaiwerk of bij onzuivere snede).
Een gelijkmatige bandenspanning
is belangrijk voor het controleren
van een correcte positie.
Voorafgaand aan de controle van
de juiste inbouwpositie moet de
bandenspanning op alle banden
worden gecontroleerd en eventueel
worden gecorrigeerd. (Ö 14.9)
Het maaiwerk is juist gemonteerd als het
aan de voorkant iets lager staat dan aan
de achterkant.
Schroevendraaier (1) door de middelste
boring steken.
Als het maaimes (2) uitgelijnd is, moet het
in de afgebeelde stand staan.
● Apparaat op een vlakke ondergrond
zetten.
● Verbrandingsmotor uitschakelen.
(Ö 12.3)
Gevaar voor letsel!
Bij een eventuele onbalans van het
maaimes moet de procedure
"Maaimes slijpen" worden herhaald
totdat het maaimes
uitgebalanceerd is.
Het maaimes mag enkel door het
slijpen van de snijkanten worden
gebalanceerd.
● Handrem aantrekken. (Ö 8.10)
● De contactsleutel eruit trekken en op
een veilige plek bewaren.
● Laagste snijstand kiezen. (Ö 8.11)
Maaimes (1) aanbrengen en de mesbout
(2) met borgring (3) (op welving van de
borgring letten) erin draaien en met het
voorgeschreven aandraaimoment
vastdraaien.
214
0478 193 9902 A - NL
14.10 Wielen vervangen
Hoogteverschil A meten.
A = 10 mm
Bij beschadigingen (gaten, scheuren,
snedes enz.) aan de randen het
beschadigde wiel demonteren en hiermee
naar uw vakhandelaar gaan.
Apparaat optillen en ondersteunen
14.9 Bandenspanning
De juiste bandenspanning is
belangrijk voor het verstellen van
het maaiwerk en om een mooi
maairesultaat te bereiken.
Door een te hoge bandenspanning
zou de grasnerf door de
bandnoppen worden beschadigd.
0478 193 9902 A - NL
Gevaar op letsel!
Apparaat voor het optillen altijd
tegen wegrollen beveiligen.
Let op het grote gewicht van het
apparaat voor het optillen (zie
hoofdstuk "Technische gegevens").
(Ö 21.)
Breng het apparaat indien nodig
met behulp van een tweede
persoon of met een krik (niet
meegeleverd) omhoog.
De rem werkt alleen op de
achterwielen. Neem daarom bij het
optillen van de achteras extra
geschikte maatregelen tegen
wegrollen.
DE
EN
FR
NL
Achterbanden:
0,7 - 1,0 bar
● Het apparaat op een vlakke en vaste
ondergrond zetten.
IT
Voorbanden:
0,9 - 1,2 bar
Voorkom schade aan het
apparaat
Bij het ondersteunen erop letten,
dat het apparaat alleen met de as
of met de achterwand op de
ondergrond ligt.
Het apparaat alleen aan de
hiervoor bedoelde onderdelen (bijv.
frame, bumper, velgen, as) optillen.
Het apparaat nooit aan de kunststof
delen optillen of hierop laten rusten.
● Verbrandingsmotor uitschakelen.
(Ö 12.3)
ES
● Met behulp van een geschikte
luchtpomp met manometer de volgende
bandenspanningswaarden instellen.
● Handrem aantrekken. (Ö 8.10)
● De contactsleutel eruit trekken en op
een veilige plek bewaren.
215
PT
Afdekkap van het ventiel (1) schroeven.
Wiel demonteren
Afdekkap (1) lostrekken. Borgring (2)
wegnemen met behulp van een
schroevendraaier.
Grote ring (3) samen met het wiel (4) van
de wielas trekken.
De pasveer (5) in de achterste wielas
plaatsen. Wiel (4) met de grote ring (3) op
de wielas schuiven.
Controleer bij het demonteren van
de achterwielen of de meenemers
(pasveer) niet kwijtraken.
Wiel monteren
Vooras:
A > 200 mm
Achteras:
B > 120 mm
Controleer vóór het monteren van
de achterwielen of de meenemers
(pasveer) aan beide kanten in de
groef van de wielas zitten.
Vóór het monteren van de wielen de
volgende punten afwerken:
● Vuil van de wielas halen.
● Wielas vóór de montage dun met
smeervet insmeren.
Borgring (2) in de inkeping van de wielas
laten vallen.
Afdekkap (1) op wielas steken.
14.11 Opbergvak openen en sluiten
Opbergvak openen:
● Schakel de verbrandingsmotor uit en
laat deze afkoelen. (Ö 12.3)
216
0478 193 9902 A - NL
DE
● Grasopvangbox demonteren.
(Ö 12.10)
● Uitwerpkanaal demonteren. (Ö 14.5)
● Trek de verstelhendel bestuurdersstoel
omhoog en breng de bestuurdersstoel
in de voorste stand (naar het stuurwiel)
of klap deze naar voren.
● Laat de verbrandingsmotor volledig
afkoelen.
● Maaiwerk demonteren. (Ö 13.1)
Afdekking van de verbrandingsmotor
losmaken
ES
Gevaar op klemmen!
Bij het loshalen van de stang
snijhoogteverstelling erop letten,
dat er zich geen lichaamsdelen
(vingers, hand, voet, enz.) direct
onder het maaiwerk bevinden.
PT
Opbergvak (1) dichtklappen.
Bouten (2) iets omlaag drukken en
vasthouden.
Bouten (2) rechtsom erin draaien (ca. 90°).
Draai de schroeven (1) 90° linksom.
14.12 Afdekking van de
verbrandingsmotor
Voor onderhouds- en
reinigingswerkzaamheden aan de
verbrandingsmotor kan de afdekking van
de verbrandingsmotor omhoog worden
geklapt. Bij een omhoog geklapte
afdekking is voldoende ruimte voor zulke
werkzaamheden.
Vóór het omhoog klappen
● Plaats het apparaat op een vlakke en
stevige ondergrond.
● Verbrandingsmotor uitschakelen.
(Ö 12.3)
Klap het opbergvak (2) naar voren toe
omhoog (richting bestuurdersstoel).
0478 193 9902 A - NL
FR
EN
● Handrem aantrekken. (Ö 8.10)
NL
Opbergvak sluiten:
IT
● De contactsleutel eruit trekken en veilig
bewaren.
● De contactsleutel eruit trekken en op
een veilige plek bewaren.
● Handrem aantrekken. (Ö 8.10)
217
Splint (1) aan de rechterzijde van de
maaiwerkophanging achter (4) eruit
trekken. Stang snijhoogteverstelling (3)
van de maaiwerkophanging achter (4)
losmaken.
Afdekking van de verbrandingsmotor
omhoog klappen
Gevaar op letsel!
Afdekking altijd volledig tot de
aanslag omhoog klappen, zodat de
vergrendeling aan het frame
vastklikt. Hierdoor kan de afdekking
van de verbrandingsmotor niet
dicht slaan.
Afdekking van de verbrandingsmotor
sluiten
Gevaar op klemmen!
Let er bij het sluiten op, dat er geen
lichaamsdelen bekneld kunnen
raken.
Afdekking langzaam en voorzichtig
sluiten.
Hierbij bouten (5) zover losdraaien dat
deze losgaan.
Bescherming tegen verlies!
De bouten kunnen na het
losdraaien niet worden
weggenomen.
218
Afdekking van de verbrandingsmotor (6)
tot aan de aanslag omhoog klappen.
Zorg er hierbij voor dat de
vergrendeling (7) goed op het frame
vastklikt.
Afdekking van de verbrandingsmotor (6)
iets naar voren drukken en vasthouden.
Vergrendeling (7) ontgrendelen (optillen)
en de afdekking (6) langzaam laten
zakken.
0478 193 9902 A - NL
DE
● Verbrandingsmotor uitschakelen.
(Ö 12.3)
● Handrem aantrekken. (Ö 8.10)
EN
● Verbrandingsmotor laten afkoelen.
Draai beide bouten (5) erin en haal deze
aan.
Aandraaimoment: 20 - 25 Nm
Stang snijhoogteverstelling (3) in de
boring van de maaiwerkophanging (4)
steken.
Splint (1) insteken.
Voor informatie over voorgeschreven
motorolie en vulhoeveelheid olie verwijzen
wij u naar de gebruiksaanwijzing van de
verbrandingsmotor.
Motorolie verversen als de
verbrandingsmotor handwarm is.
Geschikte olieopvangbak (hou rekening
met vulhoeveelheid olie) onder de
olieaftapleiding zetten.
Voer gebruikte olie af conform de
wettelijke bepalingen.
● Maaiwerk monteren. (Ö 13.2)
Verversingsintervallen voor olie:
● Uitwerpkanaal monteren. (Ö 14.6)
De aanbevolen intervallen voor het
verversen van motorolie vindt u in de
gebruiksaanwijzing voor de
verbrandingsmotor.
● Grasopvangbox vasthaken. (Ö 12.10)
14.13 Inhoud van de motorolie
controleren
● Plaats het apparaat op een vlakke
ondergrond.
Motorolie aftappen:
● Schakel de verbrandingsmotor uit en
laat deze afkoelen (handwarm).
(Ö 12.3)
● Handrem aantrekken. (Ö 8.10)
0478 193 9902 A - NL
219
PT
Kans op letsel!
Vóór het bijvullen of verversen van
de motorolie de verbrandingsmotor
volledig laten afkoelen.
Gevaar voor verbranding door hete
motorolie!
ES
IT
14.14 Motorolie verversen
NL
● Inhoud van de motorolie controleren
volgens gebruiksaanwijzing
verbrandingsmotor – indien nodig
motorolie bijvullen. (Ö 14.15)
FR
● Opbergvak openen. (Ö 14.11)
● Motorolie zoals beschreven in de
gebruiksaanwijzing verbrandingsmotor
bijvullen – een geschikte trechter en
een slang (wordt niet meegeleverd)
gebruiken.
Hierbij de trechter zo in de slang steken
dat de motorolie in de trechter kan
worden geleegd en vervolgens door de
slang stroomt.
● De contactsleutel eruit trekken en op
een veilige plek bewaren.
● Uitwerpkanaal demonteren. (Ö 14.5)
● Opbergvak openen. (Ö 14.11)
● Oliedop eraf schroeven (zie
gebruiksaanwijzing
verbrandingsmotor).
● Opbergvak sluiten. (Ö 14.11)
14.16 Brandstofkraan
Snelsluiting (2) van de olieaftapslang (1)
een halve slag linksom draaien en
wegnemen.
Motorolie volledig aftappen.
● Snelsluiting sluiten.
● Olieaftapslang aan de
verbrandingsmotor vasthaken.
De olieaftapslang (1) bevindt zich op de
verbrandingsmotor vlakbij het
rechterachterwiel.
● Geschikte opvangbak voor olie eronder
zetten.
● Olieaftapslang loshaken.
Door de brandstofkraan open en
dicht te draaien, wordt de
brandstofstroom in de
brandstofleiding vrijgegeven of
onderbroken.
De brandstofkraan bevindt zich achter het
linker achterwiel.
● Verbrandingsmotor
uitschakelen. (Ö 12.3)
● Handrem aantrekken. (Ö 8.10)
14.15 Motorolie bijvullen
Voorkom schade aan het
apparaat
Zorg ervoor dat de motorolie niet
beneden of boven het juiste peil
komt te staan.
● Opbergvak openen. (Ö 14.11)
● Inhoud van de motorolie
controleren. (Ö 14.13)
220
0478 193 9902 A - NL
DE
EN
FR
NL
IT
14.18 Afdekking van de stuurkolom
monteren
● Verbrandingsmotor uitschakelen.
(Ö 12.3)
● Handrem aantrekken. (Ö 8.10)
De brandstofkraan (1) wordt geopend of
gesloten door aan de verstelklep (2) te
draaien.
14.17 Afdekking van de stuurkolom
demonteren
● Verbrandingsmotor uitschakelen.
(Ö 12.3)
● Handrem aantrekken. (Ö 8.10)
● De contactsleutel eruit trekken en op
een veilige plek bewaren.
● De contactsleutel eruit trekken en op
een veilige plek bewaren.
14.19 Zekeringen
Brandgevaar!
De zekeringen mogen nooit met
een draad of folie worden
overbrugd.
Plaats nooit een zekering met een
andere dan de voorgeschreven
capaciteit (ampère).
Als er binnen korte tijd weer een
zekering doorbrandt, is een defect
(bijv. kortsluiting) de mogelijke
oorzaak.
Neem contact op met een
vakhandelaar. VIKING beveelt de
VIKING vakhandelaar aan.
● Verbrandingsmotor uitschakelen.
(Ö 12.3)
● Handrem aantrekken. (Ö 8.10)
0478 193 9902 A - NL
221
ES
Afdekking stuurkolom (1) van onderen
naar boven in het dashboard (2) geleiden.
De klemnokken (3) in de openingen (4)
steken. Afdekking stuurkolom (1) laten
vastklikken door deze iets in te drukken.
PT
Beide klemnokken (1) iets indrukken en
vasthouden. Afdekking stuurkolom (2)
naar beneden trekken en verwijderen.
● De contactsleutel eruit trekken en op
een veilige plek bewaren.
De accu is onderhoudsvrij en moet
alleen worden vervangen bij een
beschadiging of gedemonteerd bij
een langere stillegging (bijv.
winterpauze).
Verwijder de accu uit het apparaat
voordat u deze afvoert.
Bied de accu niet via het huisvuil
aan, maar lever deze bij de
vakhandelaar of het afvalpunt voor
gevaarlijke stoffen in.
● Afdekking van de stuurkolom
demonteren. (Ö 14.17)
Steekzekeringen:
Nominale stroomsterkte: 10 A
● Verbrandingsmotor uitschakelen.
(Ö 12.3)
● Handrem aantrekken. (Ö 8.10)
● De contactsleutel eruit trekken en op
een veilige plek bewaren.
Steekzekeringen (1) verwijderen.
Inspecteer visueel of de draad in het
kunststof (2) beschadigd (doorgebrand) is.
Bij een beschadigde draad (2) moet de
zekering worden vervangen.
Hoofdzekering:
Nominale stroomsterkte: 150 A
222
Afdekking (1) openen.
Inspecteer visueel of de draad (2)
beschadigd (doorgebrand) is. Bij een
beschadigde draad moet de zekering (3)
door een vakhandelaar worden
vervangen.
VIKING beveelt u de
VIKING vakhandelaar aan.
Afdekking (1) weer sluiten.
● Afdekking van de stuurkolom
demonteren. (Ö 14.17)
Accu loskoppelen:
14.20 Accu
Gevaar op letsel!
Bij het loskoppelen van de accu
altijd eerst de zwarte minkabel (–)
en pas dan de rode pluskabel (+)
loskoppelen!
Bij het aansluiten van de accu altijd
eerst de rode pluskabel (+)
aansluiten.
De moer (1) van de zwarte aansluitkabel
(2) met behulp van twee
schroevendraaiers SW8 eruit draaien en
schroef, ring en moer verwijderen.
Aansluitkabel (2) van de minpool (–) op de
accu loshalen en wegnemen.
0478 193 9902 A - NL
DE
moer (7) vastschroeven – twee
schroevendraaiers SW8 gebruiken.
Aandraaimoment: 4 - 5 Nm
EN
Accu verwijderen:
FR
● Afdekking van de stuurkolom
demonteren. (Ö 14.17)
IT
NL
● Accu loskoppelen. (Ö 14.20)
● Zo nodig de accu verwijderen.
(Ö 14.20)
Afdekkap (3) over de schroefverbinding
heen stulpen.
● Bouten, ringen en moeren tot nader
gebruik weer op de minpool (–) en de
pluspool (+) van de accu schroeven.
● Afdekking van de stuurkolom monteren.
(Ö 14.18)
Accu plaatsen
● Afdekking van de stuurkolom
demonteren. (Ö 14.17)
Accu aansluiten:
● Controleer vóór het monteren de
accuspanning. Als de
minimumspanning niet wordt bereikt,
de accu nog vóór het inbouwen met een
acculader volledig opladen.
Minimumspanning: 11,5 V
● Indien nodig bout, ring en moer van de
accu wegnemen.
0478 193 9902 A - NL
Bevestigingsklem (1) openen.) Accu (2)
verwijderen.
● Bevestigingsklem sluiten.
● Zo nodig de afdekking van het
stuurkolom monteren. (Ö 14.18)
● Accu plaatsen.
ES
Aansluitklem van de rode aansluitkabel (4)
op de pluspool (+) van de accu
aanbrengen.
Aansluitkabel met schroef (5), ring (6) en
moer (7) vastschroeven – twee
schroevendraaiers SW8 gebruiken.
Aandraaimoment: 4 - 5 Nm
PT
Afdekkap (3) lostrekken. De
schroefverbinding van de rode
aansluitkabel (4) met behulp van twee
schroevendraaiers SW8 van de pluspool
(+) op de accu loshalen en schroef, ring en
moer wegnemen.
Aansluitkabel (4) van de pluspool (+)
loshalen en wegnemen.
Aansluitklem van de zwarte
aansluitkabel (2) op de minpool (–) van de
accu aanbrengen.
Aansluitkabel met schroef (5), ring (6) en
223
14.21 Smeren
Beide fusees op de vooras boven beide
smeernippels aan de vooras smeren.
Aanwijzing
Vóór het smeren moet de vooras
door een juiste ondersteuning
worden ontlast.
De smeernippel moet elke keer
vóór het smeren worden gereinigd
om te voorkomen dat er vuil in de
fusee komt.
Verwijder uitgelopen smeervet altijd
na het smeren (afvegen).
Gebruik standaard smeervet.
Smering:
Accu (1) plaatsen. Bevestigingsklem (2)
sluiten.
● Accu aansluiten. (Ö 14.20)
● Afdekking van de stuurkolom monteren.
(Ö 14.18)
Accu laden:
Gevaar op letsel!
Voor het opladen van de accu met
behulp van andere laadsystemen
moet de accu worden
gedemonteerd.
Neem de specificaties op het
bijblad van de accu en het
oplaadapparaat in acht.
● Verbrandingsmotor uitschakelen.
(Ö 12.3)
● De contactsleutel eruit trekken en op
een veilige plek bewaren.
● Accu loskoppelen. (Ö 14.20)
● Accu verwijderen (Ö 14.20) en met een
overeenkomstig laadsysteem opladen.
224
● verbrandingsmotor uitschakelen.
(Ö 12.3)
● De contactsleutel eruit trekken en op
een veilige plek bewaren.
Met behulp van een vetspuit (niet
meegeleverd) aan beide kanten via de
smeernippel (1) smeervet erin spuiten
totdat er bij de fusees iets vet uitstroomt.
● Uitgestroomd smeermiddel
verwijderen.
● Ondersteuning van de vooras
verwijderen.
14.22 Verbrandingsmotor
Neem de gebruiks- en
onderhoudsinstructies in de bijgevoegde
gebruiksaanwijzing van de
verbrandingsmotor in acht.
Voor een lange gebruiksduur is het van
belang de olie op peil te houden,
regelmatig de motorolie te verversen en
het luchtfilter te vervangen.
● Handrem aantrekken. (Ö 8.10)
14.23 Transmissie
● De vooras ontlasten door deze te
ondersteunen (optillen).
De transmissie is voor de gebruiker
onderhoudsvrij.
Bij inspectie van de machine door de
vakhandelaar worden noodzakelijke
onderhoudswerkzaamheden aan de
transmissie uitgevoerd.
14.24 Opslag
● Apparaat in een droge en stofarme
ruimte opslaan, buiten het bereik van
kinderen of onbevoegde personen.
● Eventuele storingen aan het apparaat
moeten in de regel vóór het opbergen
worden verholpen, zodat de machine
altijd veilig kan worden gebruikt.
● Brandstofkraan sluiten. (Ö 14.16)
0478 193 9902 A - NL
● Smeer alle bewegende delen goed in
met olie of vet.
● Brandstof uit de brandstoftank aftappen
en carburator ledigen (bijvoorbeeld
door leegrijden).
● Handrem aantrekken. (Ö 8.10)
● Volg de aanwijzingen in de
gebruiksaanwijzing van de
verbrandingsmotor op.
● Ververs de motorolie (zie
gebruiksaanwijzing
verbrandingsmotor). (Ö 14.14)
● Accu loskoppelen. (Ö 14.20)
● Accu helemaal opgeladen veilig in een
koele, droge ruimte opslaan.
14.26 Na langere bedrijfspauzes (bijv.
winterpauze)
● Accuspanning controleren. Als de
minimumspanning niet wordt bereikt,
de accu nog vóór het inbouwen met een
acculader volledig opladen.
Minimumspanning: 11,5 V
● Accu plaatsen en aansluiten. (Ö 14.20)
● Controleer de bandenspanning op alle
wielen. (Ö 14.9)
0478 193 9902 A - NL
15. Transport
Kans op letsel!
Lees voor het transport het
hoofdstuk "Voor uw veiligheid", in
het bijzonder de paragraaf
"Transport van de zitmaaier"
zorgvuldig door en volg de
instructies op. (Ö 4.), (Ö 4.3)
Laadhellingen langzaam en zeer
voorzichtig oprijden en erop letten u
met de wielen niet over de zijkant
van de laadhellingen geraakt –
Gevaar op vallen!
Wijzig de snelheid of de richting
niet abrupt.
Bij transport op de openbare weg
mag het apparaat uitsluitend met
behulp van een geschikt voertuig of
een geschikte aanhanger worden
getransporteerd! Niet wegslepen!
● Voor het laden hoogste snijstand
kiezen. (Ö 12.6)
● Bij het gebruik van een aanhangwagen
deze aan de voorzijde ondersteunen
om te voorkomen dat deze onder het
gewicht van het apparaat omhoog
klapt.
● Gebruik voor het laden een geschikte
hefvoorziening of aangepaste stabiele
laadhellingen die voldoende breed zijn.
● Na het laden laagste snijstand kiezen.
(Ö 12.6)
● Verbrandingsmotor uitschakelen.
(Ö 12.3)
● Schuif het apparaat zover naar voor dat
de bumper de voorwand van de
aanhanger of voertuig raakt.
● Handrem aantrekken. (Ö 8.10)
● Brandstofkraan sluiten. (Ö 14.16)
● Zet het apparaat met behulp van
geschikte bevestigingsmiddelen
(gordels, kabels enz.) aan de voorste
bumper tegen de voorste wand van de
aanhanger of voertuig en borg deze.
● Plaats vervolgens wiggen (niet
meegeleverd) onder de wielen, zodat
onbedoeld wegrollen kan worden
vermeden.
16. Standaard
reserveonderdelen
Maaimes:
6140 702 0100
Mesbout:
9010 345 2430
Veerring:
0000 702 6600
De bevestigingselementen van het
maaimes (bijv. mesbout) moeten bij
het verwisselen of monteren van
een mes worden vervangen.
Vervangingsonderdelen zijn bij de
VIKING vakhandelaar verkrijgbaar.
225
DE
FR
EN
● Verdeel de last gelijkmatig over de
aanhanger.
NL
● Controleer de inhoud van de motorolie
en vul eventueel motorolie bij.
(Ö 14.13)
IT
● Reinig zorgvuldig alle buitendelen van
de verbrandingsmotor en het apparaat,
vooral de koelvinnen.
● Eventueel de motorolie verversen.
(Ö 14.14)
● Laadhellingen stevig plaatsen en
bevestigen, wielstand en spoorbreedte
van de zitmaaier in acht nemen. (Ö 21.)
ES
14.25 Stilleggen bij langere
onderbrekingen (bijvoorbeeld
winterpauze)
● Controleer het brandstofpeil en tank
indien nodig bij.
PT
● Contactsleutel uittrekken en zorgvuldig
bewaren zodat onbevoegde personen,
met name kinderen, de sleutel niet
kunnen bemachtigen.
17. Accessoires
Voor de machine zijn nog meer
accessoires verkrijgbaar.
Voor nadere informatie verwijzen wij u
naar uw VIKING vakhandelaar, het
internet (www.viking-garden.com) of de
VIKING catalogus.
Om veiligheidsredenen mag u bij
deze machine uitsluitend door
VIKING goedgekeurde accessoires
gebruiken.
18. Milieubescherming
Grasafval hoort niet in de
vuilnisbak, maar moeten
worden gecomposteerd.
De verpakkingen, het apparaat
en de accessoires zijn met
recycleerbaar materiaal gefabriceerd en
moeten overeenkomstig worden verwerkt.
Door materiaalresten afzonderlijk en
milieubewust te verwerken, ondersteunt u
de recyclage van waardevolle stoffen.
Daarom moet het apparaat na afloop van
de gebruikelijke levensduur gerecycleerd
worden om de waardevolle stoffen te
verzamelen.
Afvalproducten als afgewerkte olie
(motorolie, transmissieolie), brandstof en
accu’s altijd deskundig afvoeren. Neem de
plaatselijke voorschriften in acht!
Verwijder de accu voor het afvoeren uit de
machine.
Bied de accu niet via het huisvuil aan,
maar lever deze bij de vakhandelaar of het
afvalpunt voor gevaarlijke stoffen in.
226
Neem contact op met het Recycling
Center of uw vakhandelaar voor nadere
informatie over het deskundig afvoeren
van afvalproducten.
VIKING beveelt u de VIKING dealer aan.
19. Slijtage minimaliseren en
schade voorkomen
– niet reglementair gebruik van het
product.
– het gebruik van niet door VIKING
toegelaten brandstoffen
(smeermiddelen, benzine en motorolie,
zie gegevens van de motorfabrikant).
– niet door VIKING toegelaten
productwijzigingen.
Neem de volgende belangrijke
aanwijzingen in acht om schade of
overmatige slijtage aan uw VIKING
apparaat te vermijden:
– het gebruik van gereedschappen of
accessoires die niet voor het apparaat
zijn goedgekeurd, niet geschikt zijn of
van een minder goede kwaliteit zijn.
1. Slijtageonderdelen
– gebruik van het product bij sport- of
wedstrijdevenementen.
Sommige onderdelen van het VIKING
apparaat zijn ook bij reglementair gebruik
aan normale slijtage onderhevig en
moeten afhankelijk van de gebruikswijze
en gebruiksduur tijdig worden vervangen.
Hiertoe behoren onder andere:
– Maaimes
– Grasopvangbox
– V-riem
– Accu
– Banden, rollen
– Bougie
2. Inachtneming van de voorschriften in
deze gebruiksaanwijzing
Het VIKING apparaat moet zo zorgvuldig
mogelijk worden gebruikt, onderhouden
en opgeslagen, zoals omschreven in deze
gebruiksaanwijzing. Voor alle
beschadigingen die door het niet in acht
nemen van veiligheids-, bedienings- en
onderhoudsaanwijzingen worden
veroorzaakt, is de gebruiker zelf
verantwoordelijk.
Dit geldt met name voor:
– gevolgschade door een product met
defecte onderdelen verder te
gebruiken.
3. Onderhoudswerkzaamheden
Alle in het hoofdstuk "Onderhoud"
vermelde werkzaamheden moeten
regelmatig worden uitgevoerd.
Voor zover deze
onderhoudswerkzaamheden niet door de
gebruiker zelf kunnen worden uitgevoerd,
moeten deze aan een vakhandelaar
worden overgedragen.
VIKING raadt aan
onderhoudswerkzaamheden en reparaties
uitsluitend bij de VIKING vakhandelaar te
laten uitvoeren.
VIKING vakhandelaars volgen regelmatig
cursussen en krijgen voortdurend
technische informatie ter beschikking
gesteld.
Worden deze werkzaamheden niet
uitgevoerd, dan kan er schade ontstaan
waarvoor de gebruiker verantwoordelijk is.
Hiertoe behoren onder andere:
0478 193 9902 A - NL
20. CEconformiteitsverklaring van
de fabrikant
Wij,
VIKING GmbH
Hans Peter Stihl-Straße 5
A 6336 Langkampfen/Kufstein
Het bouwjaar en het serienummer staan
vermeld op het typeplaatje van het
apparaat.
Gemeten geluidsniveau:
99,7 dB(A)
Gewaarborgd geluidsniveau:
100 dB(A)
Langkampfen,
2016-01-02 (JJJJ-MM-DD)
VIKING GmbH
verklaren, dat de
Grasmaaier met bestuurdersstoel en
verbrandingsmotor (MR),
Merk
Type
Productiecode
VIKING
MR 4082.1
6140
Afdelingshoofd Bouw
stemt overeen met volgende EUrichtlijnen:
97/68/EC, 2000/14/EC, 2004/108/EC,
2006/42/EC, 2006/66/EC
Het product is ontwikkeld in
overeenstemming met de volgende
normen:
EN ISO 5395-1, EN ISO 5395-3
Toegepaste
conformiteitsbeoordelingsprocedure:
appendix VIII (2000/14/EC)
0478 193 9902 A - NL
21. Technische gegevens
Type
Serienummer
Verbrandingsmotor,
bouwwijze
MR 4082.1
6140
4-takt
verbrandingsmotor
Type accu
Nominale spanning
Capaciteit
Aandraaimoment
mesbout
Wielaandrijving
Achterwiel
65 - 70 Nm
traploos
vooruit en
achteruit
ja
13x5.00-6
DE
EN
Samenstelling en klassement van de
Technische Documentatie:
Sven Zimmermann
VIKING GmbH
FR
– beschadigingen door niet tijdig of
ondeskundig uitgevoerd onderhoud
resp. beschadigingen door
onderhouds- of
reparatiewerkzaamheden die niet in
werkplaatsen van vakhandelaars zijn
uitgevoerd.
B&S Series 3130
344 cm3
6,5 - 2700
kW - omw/min
2700 omw/min
6l
Elektrostart met
contactsleutel
Lood-gel
12 V
17 Ah
NL
TÜV Rheinland LGA Products GmbH
Tillystraße 2
D-90431 Nürnberg
IT
– beschadigingen aan de machine door
het gebruik van kwalitatief
minderwaardige reserveonderdelen.
Verbrandingsmotor,
type
Cilinderinhoud
Nominaal vermogen
bij nominaal toerental
Hoogste toerental
Brandstoftank
Startsysteem
ES
Naam en adres van de bevoegde
instantie:
PT
– corrosie en andere gevolgschade door
ondeskundige opslag.
Brandstofkraan
Voorwielen
Bandenspanning
voorwielen
0,9 - 1,2 bar
Achterwielen
16x6.50-8
Bandenspanning
achterwielen
0,7 - 1,0 bar
Snijbreedte
80 cm
Snijhoogte
35 - 90 mm
Capaciteit
grasopvangbox
250 l
Conform richtlijn 2000/14/EC:
Gewaarborgd
100 dB(A)
geluidsniveau LWAd
Conform richtlijn 2006/42/EC:
geluidsdrukniveau op
86 dB(A)
werkplek LpA
Onzekerheid KpA
2 dB(A)
Meting conform EN ISO 5395-1/-3,
EN 1032:
227
Vibraties op de stoel
(lichaamsversnel0,60 m/s2
ling) aw
Onzekerheid Kw
0,30 m/s2
Meting conform EN ISO 5395-1/-3,
EN 20643:
Vibraties bij het
3,00 m/s2
stuurwiel ahw
Onzekerheid Khw
1,50 m/s2
Opgegeven trillingskarakteristiek conform
EN 12096
Gewicht met maaiwerk en met lege
grasopvangbox
198 kg
21.1 Afmetingen
A=
B=
C=
D=
E=
F=
G=
87 cm
90 cm
113 cm
177 cm
213 cm
110 cm
118 cm
22. Defectopsporing
# Neem eventueel contact op met een
vakhandelaar, VIKING beveelt u de
VIKING vakhandelaar aan.
@ Zie gebruiksaanwijzing
verbrandingsmotor.
Storing:
Startmotor draait, verbrandingsmotor slaat
niet aan.
Mogelijke oorzaak:
– Gashendel staat in stand MIN.
– Chokestand (gashendel) is niet
geactiveerd.
– Geen brandstof in de tank.
– Brandstofkraan dicht.
– Er wordt te weinig brandstof
aangevoerd.
– Bougie vol roet of beschadigd.
– Verkeerde afstand elektroden.
– Bougiestekker is van de bougie
losgetrokken.
– Verbrandingsmotor is na meermaals
opstarten "verzopen".
– Luchtfilter is verstopt.
– Accu bijna leeg.
Oplossing:
– Gashendel helemaal naar voren in de
chokestand of in de stand MAX zetten.
(Ö 8.2)
– Gashendel in chokestand zetten.
(Ö 8.2)
– Brandstof bijvullen.
– Brandstofkraan openen. (Ö 14.16)
– Brandstoffilter controleren. (@)
– Bougie reinigen of vervangen. (@)
– Afstand elektroden instellen. (#)
228
0478 193 9902 A - NL
Mogelijke oorzaak:
– Veiligheidsvoorzieningen blokkeren de
startmotor.
– Accu niet of fout aangesloten.
– Accu volledig ontladen of onvoldoende
geladen.
– Hoofdzekering (150 A) defect.
– Onjuiste massa-aansluiting op
verbrandingsmotor of onderstel.
– Startmotor defect.
Oplossing:
– Alle veiligheidsvoorzieningen in acht
nemen. (Ö 11.)
– Aansluitingen accu controleren.
(Ö 14.20)
– Accu laden. (Ö 14.20)
– Hoofdzekering vervangen. (#)
– Aansluitkabels op de accu en het
onderstel controleren. (#)
– Startmotor repareren. (#)
Storing:
Start slecht of het vermogen van de
verbrandingsmotor wordt minder.
Mogelijke oorzaak:
– Water in de brandstoftank en de
carburator; carburator is verstopt.
– Brandstoftank is vuil.
0478 193 9902 A - NL
Storing:
Verbrandingsmotor wordt zeer heet.
Mogelijke oorzaak:
– Koelvinnen zijn vuil.
– Te laag oliepeil in de motor.
– V-riem versleten.
Oplossing:
– Koelvinnen reinigen. (@)
– Controleer de inhoud van de motorolie
en vul motorolie bij. (Ö 14.13)
– V-riem vervangen. (#)
Storing:
Apparaat rijdt niet.
Mogelijke oorzaak:
– Transmissie losgekoppeld.
– V-riem (transmissie) losgeraakt.
– V-riem (transmissie) versleten of
beschadigd.
– Ontbrekende pasveer tussen de
achteras en achterwielen.
Storing:
Onzuivere snede, gras wordt na het
maaien geel.
Mogelijke oorzaak:
– Maaimes bot of versleten.
– Rijsnelheid is te hoog in verhouding tot
de maaisituatie (snijhoogte, kwaliteit
van het gazon).
– Maximaal toerental van de
verbrandingsmotor niet ingesteld
(gashendel niet in stand MAX).
– Maaiwerkinstelling niet in orde.
– Uitwerpkanaal verstopt.
Oplossing:
– Transmissie vastkoppelen (beugel
vrijloop van de transmissie). (Ö 8.14)
– V-riem (transmissie) vasthaken. (#)
– V-riem (transmissie) vervangen. (#)
– Pasveer monteren. (Ö 14.10)
229
FR
EN
DE
Oplossing:
– Maaimes opnieuw slijpen en
balanceren of maaimes vervangen.
(Ö 14.7)
– Mesbout met aangegeven
aanhaalkoppel vastdraaien. (Ö 14.7)
– Bevestiging van de verbrandingsmotor
vastzetten. (#)
– V-riem vervangen. (#)
– Uitwerpkanaal reinigen. (#)
NL
Mogelijke oorzaak:
– Het maaimes is ongebalanceerd door
verkeerd slijpen of beschadigingen.
– De mesbout is niet goed aangetrokken.
– De bevestiging van de
verbrandingsmotor is niet goed
aangetrokken.
– V-riem beschadigd.
– Uitwerpkanaal verstopt.
IT
Oplossing:
– Brandstoftank ledigen; brandstoftank,
brandstofleiding en carburator reinigen.
(#)
– Brandstoftank reinigen. (#)
– Luchtfilter reinigen/vervangen. (@)
– Bougie reinigen. (@)
– De snijstand en de rijsnelheid
aanpassen aan de te maaien
oppervlakte.
Storing:
Sterke vibraties tijdens gebruik.
ES
Storing:
Startmotor werkt niet.
– Luchtfilter is vuil.
– Bougie vol roet.
– Maaien van te hoog of te vochtig gras.
PT
– Bougiestekker aansluiten; verbinding
tussen bougiekabel en stekker
controleren. (#)
– Draai de bougie los en droog deze; zet
de gashendel in de stand MIN en start
meermaals zonder bougie; schroef de
bougie er weer in en steek de
bougiestekker vast. (@)
– Luchtfilter reinigen. (@)
– Laadniveau van de accu controleren en
zo nodig de accu opladen.
– Het maaiwerk is verontreinigd met
grasresten (verklevingen aan de
binnenkant van de
maaiwerkbehuizing).
Oplossing:
– Maaimes slijpen of vervangen (op
slijtagegrenzen letten). (Ö 14.7)
– Rijsnelheid verlagen of hogere
snijhoogte kiezen.
– Gashendel in stand MAX zetten.
(Ö 8.2)
– Maaiwerkinstelling controleren en
indien nodig het maaiwerk juist
afstellen. (Ö 14.8)
– Grasopvangbox wegnemen en
grasresten uit het uitwerpkanaal
verwijderen.
– De binnenkant van het maaiwerk
reinigen.
Storing:
Uitwerpkanaal verstopt.
Mogelijke oorzaak:
– Maaimesvleugel versleten of
beschadigd.
– Maaien van te hoog of te vochtig gras.
– De rijsnelheid is te hoog in verhouding
tot de ingestelde snijhoogte.
– Maximaal toerental van de
verbrandingsmotor niet ingesteld
(gashendel niet in stand MAX).
– Peilindicator verkeerd afgesteld.
Oplossing:
– Maaimes vervangen. (Ö 14.7)
– Gazon in twee sessies maaien: 1.
maaisessie met de hoogste snijstand,
2. maaisessie met de gewenste
snijhoogte.
– Rijsnelheid verlagen of hogere
snijhoogte kiezen.
– Gashendel in stand MAX zetten.
(Ö 8.2)
230
– Peilindicator instellen (schuif helemaal
eruit trekken). (Ö 8.15)
Storing:
Grasopvangbox wordt niet helemaal
gevuld.
Mogelijke oorzaak:
– Peilindicator niet juist afgesteld.
– Snijhoogte te laag ingesteld.
– Gras te vochtig en daardoor te zwaar
om door de luchtstroom door het
uitwerpkanaal in de grasopvangbox te
worden meegevoerd.
– Maaimes is bot of versleten.
– Gras is te hoog.
– Luchtgaten in de grasopvangbox
verstopt (geen luchtdoorstroming in de
grasopvangbox).
– Uitwerpkanaal of maaiwerk
(binnenkant) vuil door verkleefd gras
(grasresten van de laatste keer
maaien).
Oplossing:
– Peilindicator afstellen. (Ö 8.15)
– Hogere snijhoogte kiezen.
– Wachten totdat het grasoppervlak
droog is.
– Maaimes slijpen of vervangen. (Ö 14.7)
– Gazon in twee sessies maaien:
1. maaisessie met de hoogste
snijstand,
2. maaisessie met de gewenste
snijhoogte.
– Grasopvangbox schoonmaken
(luchtdoorstroming reinigen).
– Uitwerpkanaal of binnenkant van het
maaiwerk schoonmaken.
Storing:
Peilindicator (grasopvangbox) werkt niet
juist.
Mogelijke oorzaak:
– Peilindicator (grasopvangbox) vuil door
grasresten.
– Peilindicator (grasopvangbox) niet juist
afgesteld.
– Rijsnelheid te hoog.
Oplossing:
– Peilindicator reinigen en controleren of
deze soepel loopt.
– Peilindicator (grasopvangbox)
afstellen. (Ö 8.15)
– Rijsnelheid aan de te maaien
oppervlakte aanpassen (rijsnelheid
verlagen).
Storing:
Maaimes wordt niet ingeschakeld of draait
niet.
Mogelijke oorzaak:
– De veiligheidsvoorzieningen
voorkomen dat het maaimes wordt
ingeschakeld.
– V-riem (maaiwerk) versleten,
losgekoppeld of beschadigd.
Oplossing:
– Controleren of alle
veiligheidsvoorzieningen voor het
inschakelen van het maaimes werken.
(Ö 11.)
– V-riem (maaiwerk) controleren en zo
nodig vervangen. (#)
0478 193 9902 A - NL
Storing:
Maaiwerk wordt bij het achteruit rijden
ontkoppeld.
Mogelijke oorzaak:
– Veiligheidsschakelaar achteruit maaien
niet bediend.
Oplossing:
– Maaimes binnen het tijdsvenster
vrijgeven (5 seconden voor, tot
1 seconde na het koppelen of wijzigen
van de rijrichting). (Ö 8.4)
Storing:
Verbrandingsmotor slaat af bij het verlaten
van de bestuurdersstoel.
DE
EN
23. Onderhoudsschema
FR
23.1 Leveringbevestiging
NL
Storing:
Er klinken 3 kort op elkaar volgende
akoestische signalen.
Mogelijke oorzaak:
– Defect in de stoelcontactschakelaar of
in het elektrisch circuit (kortsluiting).
IT
Oplossing:
– Op de bestuurdersstoel gaan zitten of
anders gaan zitten.
– Stoelcontactschakelaar of kabels
repareren of vervangen. (#)
– Grasopvangbox of deflector (niet in de
levering inbegrepen) monteren of de
schakelaar grasopvangbox repareren
of vervangen. (#)
Oplossing:
– Handrem voor het verlaten van de
bestuurdersstoel aantrekken. (Ö 8.10)
– Maaiwerk voor het verlaten van de
bestuurdersstoel uitschakelen. (Ö 8.3)
Oplossing:
– Contactsleutel in de positie
"Verbrandingsmotor uit" draaien,
zelfdiagnose uitvoeren. (Ö 9.1)
ES
Mogelijke oorzaak:
– Gebruiker zit niet of niet goed op de
bestuurdersstoel.
– Stoelcontactschakelaar of de kabels
zijn defect.
– Schakelaar grasopvangbox niet
bediend of defect.
– Maaiwerk ingeschakeld
(veiligheidsvoorziening).
PT
Storing:
Verbrandingsmotor slaat af bij het
inschakelen van het maaiwerk.
Storing:
Permanente toon actief.
Mogelijke oorzaak:
– Grasopvangbox is vol.
– Storing in de elektronica.
– Accu met onjuiste polariteit
aangesloten.
Oplossing:
– Maaiwerk ontkoppelen en
grasopvangbox ledigen. (Ö 12.9)
– Contactsleutel in de positie
"Verbrandingsmotor uit" draaien,
zelfdiagnose uitvoeren. (Ö 9.1)
– Polariteit van de accuaansluitingen
controleren, de kabel eventueel juist
aansluiten. (Ö 14.20)
23.2 Servicebevestiging
1
Geef deze gebruiksaanwijzing aan
uw VIKING vakhandelaar in geval
van onderhoudswerkzaamheden.
Hij bevestigt op de voorgedrukte velden de
servicewerkzaamheden die werden
uitgevoerd.
Service uitgevoerd op
Datum volgende servicebeurt
Mogelijke oorzaak:
– Handrem niet aangetrokken.
0478 193 9902 A - NL
231