Viking MI 422 P de handleiding

Type
de handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

231
DEENFRIT NL
0478 131 9923 B - NL
Geachte klant,
Hartelijk dank voor uw aankoop van een
kwaliteitsproduct van de firma VIKING.
Dit product werd volgens de meest
moderne procedures en met veel zorg
voor kwaliteit gefabriceerd, want wij
hebben ons doel pas bereikt als u
tevreden bent over uw apparaat.
Neem contact op met uw dealer of met
onze verkoopafdeling als u vragen over uw
apparaat heeft.
Veel plezier met uw VIKING apparaat.
Directeur
Gedrukt op chloorvrij, gebleekt papier. Papier is recycleerbaar. Flap is vrij van halogeen.
1. Inhoudsopgave
Over deze gebruiksaanwijzing 232
Algemeen 232
Landspecifieke varianten 232
Instructie voor het lezen van de
gebruiksaanwijzing 232
Beschrijving van het apparaat 234
Robotmaaier 234
Dockingstation 235
Scherm 236
Hoe de robotmaaier werkt 237
Werkingsprincipe 237
Veiligheidsvoorzieningen 238
STOP-toets 238
Machineblokkering 238
Beschermkappen 238
Stootsensor 238
Ophefbeveiliging 239
Hellingssensor 239
Displayverlichting 239
Diefstalbeveiliging 239
Voor uw veiligheid 239
Algemeen 239
Kleding en uitrusting 240
Waarschuwing - gevaar voor
elektrische schokken 241
Accu 241
Transport van het apparaat 242
Vóór de inbedrijfstelling 242
Programmering 243
Tijdens gebruik 243
Onderhoud en reparaties 244
Opslag bij langdurige
bedrijfsonderbrekingen 245
Afvoer 245
Toelichting van de symbolen 245
Leveringsomvang 247
Eerste installatie 248
Aanwijzingen m.b.t. de eerste
installatie 248
Snijhoogte instellen 248
Taal, datum, tijd instellen 248
Dockingstation installeren 249
Begrenzingsdraad leggen 252
Begrenzingsdraad aansluiten 254
Robotmaaier en dockingstation
koppelen 257
Installatie testen 258
Robotmaaier programmeren 258
Eerste installatie afsluiten 260
Eerste maaibeurt na de eerste
installatie 260
Menu 260
Bedieningsaanwijzingen 260
Statusmelding 261
Infogedeelte 262
Hoofdmenu 263
Commando’s 263
Maaischema 264
Actieve tijden 264
Maaiduur 265
Informatie 265
Instellingen 266
iMow – apparaatinstellingen 266
Regensensor instellen 267
Statusmelding instellen 267
Installatie 267
Startpunten instellen 268
Veiligheid 268
Service 270
Begrenzingsdraad 270
0478 131 9923 B - NL
232
2.1 Algemeen
Deze gebruiksaanwijzing is een originele
gebruiksaanwijzing van de fabrikant in
de zin van de EG-richtlijn 2006/42/EC.
VIKING werkt voortdurend aan de
ontwikkeling van zijn producten;
wijzigingen in het product qua vorm,
techniek en uitvoering blijven daarom
voorbehouden.
Op basis van gegevens of afbeeldingen uit
dit boekje kunnen bijgevolg geen
aanspraken worden gemaakt.
Deze gebruiksaanwijzing wordt
beschermd door het auteursrecht. Alle
rechten blijven voorbehouden, met name
het recht van verveelvoudiging, vertaling
en de verwerking met elektronische
systemen.
2.2 Landspecifieke varianten
VIKING levert afhankelijk van het
leveringsland apparaten met verschillende
stekkers en schakelaars.
In de afbeeldingen worden apparaten met
eurostekkers weergegeven. Apparaten
met andere stekkeruitvoeringen worden
op dezelfde manier op de voeding
aangesloten.
2.3 Instructie voor het lezen van de
gebruiksaanwijzing
Afbeeldingen en teksten beschrijven
bepaalde bedieningsstappen.
Ligging van de begrenzingsdraad
plannen 271
Schets van het maaivlak maken 271
Begrenzingsdraad leggen 271
Begrenzingsdraad aansluiten 271
Draadafstanden – iRuler gebruiken 272
Vernauwingen 273
Verbindingstrajecten installeren 274
Verboden zones 274
Aanpalende gazons 275
Doorgangen 275
Precies langs randen maaien 277
Afhellend terrein in het maaivlak 277
Draadreserve installeren 277
Draadverbinders gebruiken 278
Dockingstation 278
Led op het dockingstation 278
Tips voor het maaien 279
Algemeen 279
Mulchen 279
Actieve tijden 279
Maaiduur 279
Apparaat in gebruik nemen 280
Voorbereiding 280
Klep 280
Programmering aanpassen 280
Maaien met automaat 281
Maaien ongeacht actieve tijden 281
Robotmaaier aandokken 282
Accu opladen 282
Onderhoud 283
Onderhoudsschema 283
Apparaat reinigen 283
Slijtagegrenzen van het maaimes
controleren 284
Maaimes uit- en inbouwen 284
Maaimes slijpen 285
Meenemerschijf uit- en inbouwen 285
Draadbreuk zoeken 286
Voedingsstekker 287
Opslag en winterpauze 287
Standaard reserveonderdelen 288
Accessoires 288
Slijtage minimaliseren en schade
voorkomen 288
Milieubescherming 289
Accu uitbouwen 289
Transport 290
Apparaat opheffen of dragen 291
Apparaat vastsjorren 291
CE-conformiteitsverklaring van de
fabrikant 291
Technische gegevens 292
Meldingen 292
Defectopsporing 297
Onderhoudsschema 300
Leveringbevestiging 300
Servicebevestiging 300
Installatievoorbeelden 301
2. Over deze
gebruiksaanwijzing
233
DEENFRIT NL
0478 131 9923 B - NL
Alle pictogrammen die op het apparaat zijn
aangebracht, worden in deze
gebruiksaanwijzing toegelicht.
Kijkrichting:
kijkrichting bij gebruik ´links´ en ´rechts´
in de gebruiksaanwijzing:
De gebruiker staat achter het apparaat en
kijkt in de rijrichting naar voren.
Hoofdstukverwijzing:
naar de desbetreffende hoofdstukken en
paragrafen met nadere uitleg wordt met
een pijltje verwezen. Het volgende
voorbeeld bevat een verwijzing naar een
hoofdstuk: (Ö 2.1)
Markeringen van tekstpassages:
de beschreven aanwijzingen kunnen zoals
in de volgende voorbeelden gemarkeerd
zijn.
Handelingen waarbij ingrijpen van de
gebruiker vereist is:
Bout (1) met een schroevendraaier
losdraaien, hendel (2) activeren ...
Algemene opsommingen:
productgebruik bij sport- of
wedstrijdevenementen
Teksten met aanvullende betekenis:
tekstpassages met aanvullende betekenis
zijn met één van de onderstaand
beschreven symbolen gemarkeerd om
deze in de gebruiksaanwijzing extra te
accentueren.
Teksten met afbeeldingverwijzing:
sommige afbeeldingen die nodig zijn voor
het gebruik van het apparaat, vindt u
geheel aan het begin van de
gebruiksaanwijzing.
Het camerasymbool koppelt de
afbeeldingen op de pagina's met
afbeeldingen met het
desbetreffende tekstgedeelte in de
gebruiksaanwijzing.
Afbeeldingen met tekstpassages:
Bedieningsstappen met directe verwijzing
naar de afbeelding vindt u onmiddellijk na
de afbeelding met bijbehorende
positienummers.
Voorbeeld:
Het stuurkruis (1) is bedoeld voor
navigeren in de menu's, met de OK-
toets (2) worden instellingen bevestigd en
menu's geopend. Met de Terug-toets (3)
kunt u menu's weer afsluiten.
Gevaar!
Gevaar voor ongevallen en ernstig
letsel. Bepaalde handelingen zijn
noodzakelijk of verboden.
Waarschuwing!
Kans op letsel. Bepaalde
handelingen voorkomen mogelijk of
waarschijnlijk letsel.
Voorzichtig!
Minder ernstig letsel of materiële
schade dat/die door bepaalde
handelingen kan worden
voorkomen.
Aanwijzing
Informatie voor een beter
apparaatgebruik en om een
mogelijk oneigenlijk gebruik te
vermijden.
1
0478 131 9923 B - NL
234
3.1 Robotmaaier
3. Beschrijving van het
apparaat
1 Beweeglijk gemonteerde afdekkap
(Ö 5.4), (Ö 5.5)
2 Stootstrip MI 422 P
3 Laadcontacten:
aansluitcontacten voor
dockingstation
4 Handgreep voor (in de beweeglijke
kap geïntegreerd) (Ö 20.1)
5 STOP-toets (Ö 5.1)
6 Klep (Ö 14.2)
7 Aandrijfwiel
8 Handgreep achter (in de beweeg-
lijke kap geïntegreerd) (Ö 20.1)
9 Regensensor (Ö 10.12)
10 Draaiknop snijhoogteverstelling
(Ö 9.2)
11 Typeplaatje met machinenummer
12 Voorwiel
13 Dubbelzijdig geslepen maaimes
(Ö 15.4)
14 Maaiwerk
235
DEENFRIT NL
0478 131 9923 B - NL
3.2 Dockingstation
1 Bodemplaat
2 Kabelgeleidingen voor het leggen
van de begrenzingsdraad (Ö 9.1)
3 Voeding
4 Afneembare afdekking (Ö 9.4)
5 Laadcontacten:
aansluitcontacten voor robotmaaier
6 Rode led (Ö 12.1)
0478 131 9923 B - NL
236
3.3 Scherm
1 Grafisch display
2 Stuurkruis:
navigeren in menu's (Ö 10.1)
3 OK-toets:
navigeren in menu's (Ö 10.1)
4 Terug-toets:
navigeren in menu's
237
DEENFRIT NL
0478 131 9923 B - NL
4.1 Werkingsprincipe
De robotmaaier (1) is ontwikkeld voor het
automatisch onderhouden van gazons. Hij
maait het gazon in willekeurig gekozen
banen.
Opdat de robotmaaier de grenzen van het
maaivlak A herkent, moet er een
begrenzingsdraad (2) rondom dit vlak
worden gelegd. Hierdoor stroomt een
draadsignaal, dat door het
dockingstation (3) wordt opgewekt.
Vaste hindernissen (4) op het maaivlak
worden door de robotmaaier met behulp
van een stootsensor veilig herkend.
Zones (5) die de robotmaaier niet mag
betreden en hindernissen die hij niet mag
raken, moeten met behulp van de
begrenzingsdraad van de rest van het
maaivlak worden afgebakend.
In automatische maaimodus verlaat de
robotmaaier tijdens de actieve
tijden (Ö 10.7) zelfstandig het
dockingstation en maait hij het gazon. De
robotmaaier rijdt zelfstandig naar het
dockingstation om de accu’s op te laden.
Hierbij worden het aantal en de duur van
de maai- en oplaadbeurten binnen de
actieve tijden volautomatisch aangepast.
Zo wordt de benodigde wekelijkse
maaiduur gegarandeerd bereikt.
Bij uitgeschakelde automaat en voor
maaibeurten ongeacht de actieve tijden
kan een maaibeurt met het commando
4. Hoe de robotmaaier werkt
0478 131 9923 B - NL
238
"Maaien starten" of "Maaien met
vertraagde start" worden geactiveerd.
(Ö 10.5)
De VIKING robotmaaier
kan betrouwbaar en
storingsvrij in de buurt van
andere robotmaaiers
worden gebruikt. Het
draadsignaal voldoet aan
de norm van de EGMF
(Vereniging van Europese fabrikanten van
tuinapparatuur) met betrekking tot de
elektromagnetische emissie.
Voor een veilige bediening en ter
voorkoming van ondeskundig gebruik is de
machine met meerdere
veiligheidsvoorzieningen uitgevoerd.
5.1 STOP-toets
Door indrukken van de rode STOP-toets
op de bovenkant van de robotmaaier stopt
het apparaat onmiddellijk. Het maaimes
komt binnen enkele seconden tot stilstand
en op het display verschijnt de melding
"STOP-toets bediend". Zolang de melding
actief is, kan de robotmaaier niet in gebruik
worden genomen en is hij in een veilige
toestand. (Ö 23.)
Bij ingeschakelde automaat
volgt er na bevestiging van de
melding met OK een vraag of het
automatische gebruik moet
worden voortgezet.
Bij Ja bewerkt de robotmaaier het
maaivlak verder volgens maaischema.
Bij Nee blijft de robotmaaier op het
maaivlak staan, de automaat wordt
uitgeschakeld. (Ö 10.5)
5.2 Machineblokkering
De robotmaaier moet vóór alle
onderhouds- en
reinigingswerkzaamheden,
vóór transport en vóór de
inspectie worden geblokkeerd.
Bij een geactiveerde machineblokkering
kan de robotmaaier niet in gebruik worden
genomen.
Machineblokkering activeren:
STOP-toets lang indrukken,
in het menu Commando's,
in het menu Veiligheid.
Machineblokkering via menu
Commando's activeren:
in het menu "Commando's" de optie
"iMow blokkeren" selecteren en met
OK-toets bevestigen. (Ö 10.5)
Machineblokkering via menu Veiligheid
activeren:
in het menu "Instellingen" het submenu
"Veiligheid" openen. (Ö 10.16)
optie "Machinestop" selecteren en met
OK-toets bevestigen.
Machineblokkering ongedaan maken:
zo nodig apparaat met een druk op een
willekeurige knop activeren.
robotmaaier met aangegeven
toetscombinatie ontgrendelen.
Hiervoor moeten de OK-toets en
de Terug-toets in de op het
display afgebeelde volgorde
worden ingedrukt.
5.3 Beschermkappen
De robotmaaier is met beschermkappen
uitgerust om een onopzettelijk contact met
het maaimes en het maaigoed te
voorkomen.
Hiertoe dient de afdekkap in het bijzonder.
5.4 Stootsensor
De robotmaaier is voorzien van een
beweeglijke kap die als stootsensor dient.
De robotmaaier blijft meteen stilstaan als
deze bij automatisch gebruik op een vaste
hindernis stoot die een bepaalde
minimumhoogte (8 cm) heeft en vast met
de ondergrond verbonden is. Aansluitend
verandert hij van rijrichting en gaat hij
verder met maaien. Als de stootsensor te
vaak wordt geactiveerd, wordt ook het
maaimes gestopt.
5. Veiligheidsvoorzieningen
Kans op letsel!
Bij een eventueel defect aan een
van de veiligheidsvoorzieningen
mag de machine niet in bedrijf
worden genomen. Neem contact op
met een vakhandelaar, VIKING
beveelt u de VIKING vakhandelaar
aan.
Bij lang indrukken van de STOP-
toets wordt bovendien de
machineblokkering geactiveerd.
(Ö 5.2)
239
DEENFRIT NL
0478 131 9923 B - NL
5.5 Ophefbeveiliging
Als de robotmaaier aan de kap wordt
opgetild, onderbreekt deze meteen de
maaibeurt. Het maaimes komt binnen
enkele seconden tot stilstand.
5.6 Hellingssensor
Als tijdens het gebruik de toegestane
helling wordt overschreden, verandert de
robotmaaier meteen van rijrichting. Bij
overslaan worden de wielaandrijving en de
maaimotor uitgeschakeld.
5.7 Displayverlichting
Tijdens het gebruik wordt de
displayverlichting geactiveerd. Door het
licht is de robotmaaier ook in het donker
goed herkenbaar.
5.8 Diefstalbeveiliging
Na het activeren van de diefstalbeveiliging
klinkt er na het opheffen van de
robotmaaier een alarmsignaal als de PIN-
code niet binnen een minuut wordt
ingevoerd. (Ö 10.16)
De robotmaaier kan uitsluitend samen met
het meegeleverde dockingstation worden
gebruikt. Een ander dockingstation moet
aan de robotmaaier worden gekoppeld.
(Ö 9.7)
6.1 Algemeen
Tijdens de werkzaamheden met
het apparaat moeten de
voorschriften ter preventie van
ongevallen beslist in acht
worden genomen.
Vóór de eerste inbedrijfstelling
moet u de hele
gebruiksaanwijzing goed
doorlezen. Bewaar de
gebruiksaanwijzing voor later gebruik
zorgvuldig op een veilige plaats.
Deze veiligheidsmaatregelen zijn
onontbeerlijk voor uw veiligheid, maar
deze opsomming is niet uitputtend.
Gebruik het apparaat altijd verstandig en
met verantwoordelijkheidsgevoel, en denk
erom dat de gebruiker aansprakelijk wordt
gesteld voor ongevallen met andere
personen of voor schade aan hun
eigendommen.
Het begrip "gebruiken" omvat alle
werkzaamheden aan de robotmaaier, aan
het dockingstation en aan de
begrenzingsdraad.
De definitie van een "gebruiker":
Een persoon die de robotmaaier
opnieuw programmeert of de
bestaande programmering wijzigt.
Een persoon die werkzaamheden aan
de robotmaaier verricht.
Een persoon die het apparaat in bedrijf
neemt of activeert.
Een persoon die de begrenzingsdraad
of het dockingstation installeert of
deïnstalleert.
Gebruik het apparaat alleen als u uitgerust
bent en een goede lichamelijke en
geestelijke conditie hebt. Als u een
verminderde gezondheid heeft, dient u uw
arts te vragen of u met het apparaat kunt
werken. Na het gebruik van alcohol, drugs
of medicijnen die de reactiesnelheid
nadelig beïnvloeden, mag niet met het
apparaat worden gewerkt.
Maak u vertrouwd met de
bedieningsonderdelen en het gebruik van
het apparaat.
Het apparaat mag alleen worden gebruikt
door personen die de gebruiksaanwijzing
hebben gelezen en die met de bediening
ervan vertrouwd zijn. Elke gebruiker moet
vóór de eerste ingebruikname vragen om
een deskundige en praktische instructie.
De verkoper of een andere deskundige
moet aan de gebruiker uitleggen, hoe hij
veilig met het apparaat kan werken.
Bij deze instructie moet de gebruiker er
vooral bewust van worden gemaakt dat
voor het werken met dit apparaat uiterste
zorgvuldigheid en concentratie vereist zijn.
Het stoten tegen een hindernis
gebeurt met een bepaalde kracht.
Gevoelige hindernissen of lichte
voorwerpen zoals kleine
bloempotten kunnen daarom
worden omgeworpen of worden
beschadigd.
VIKING raadt aan hindernissen te
verwijderen of met verboden zones
af te bakenen. (Ö 11.8)
VIKING raadt aan, een van de
veiligheidsstanden "Laag",
"Middel" of "Hoog" in te stellen. Zo
kunnen onbevoegden de
robotmaaier gegarandeerd niet met
andere dockingstations in gebruik
nemen of de instelling of de
programmering wijzigen.
6. Voor uw veiligheid
0478 131 9923 B - NL
240
Leen het apparaat alleen uit aan personen
die met dit model en de bediening ervan
vertrouwd zijn. De gebruiksaanwijzing is
onderdeel van het apparaat en moet altijd
worden meegegeven.
Laat het apparaat in geen geval gebruiken
door kinderen, personen met beperkte
lichamelijke, zintuiglijke of geestelijke
vermogens of onvoldoende ervaring en
kennis of personen die niet met de
instructies vertrouwd zijn.
Kinderen of jongeren onder 16 jaar mogen
het apparaat niet gebruiken. De
minimumleeftijd van de gebruiker kan
vastgelegd zijn in plaatselijke bepalingen.
Om veiligheidsredenen is het verboden
wijzigingen aan de machine aan te
brengen, behalve vakkundige montage
van toebehoren en combi-apparaten die
door VIKING zijn goedgekeurd. Bovendien
heeft dit tot gevolg, dat uw garantie vervalt.
Neem voor informatie over goedgekeurde
toebehoren en combi-apparaten contact
op met uw VIKING vakhandelaar.
Vooral elke wijziging aan het apparaat
waardoor het vermogen of het toerental
van de elektromotoren wordt veranderd, is
verboden.
Er mogen geen wijzigingen worden
aangebracht aan het apparaat die leiden
tot een toename van het geluidsniveau.
De apparaatsoftware mag om
veiligheidsredenen nooit worden gewijzigd
of gemanipuleerd.
Bij het gebruik op openbare terreinen,
parken, sportvelden, langs wegen en op
land- en bosbouwbedrijven moet u
bijzonder behoedzaam te werk gaan.
Vervoer geen voorwerpen, dieren of
personen, met name kinderen, met het
apparaat.
Sta nooit toe dat personen, met name
kinderen, meerijden op de robotmaaier of
erop gaan zitten.
Let op - gevaar voor ongevallen!
De robotmaaier is bedoeld voor
automatisch gazononderhoud. Een
andere toepassing is niet toegestaan en
kan gevaarlijk zijn of schade aan het
apparaat tot gevolg hebben.
Om persoonlijk letsel van de gebruiker te
vermijden, mag het apparaat bijvoorbeeld
niet worden ingezet voor volgende werken
(onvolledige opsomming):
het trimmen van bosjes, heggen en
struiken,
het snoeien van rankgewas,
gazononderhoud op dakbeplantingen
en in bloembakken,
het hakselen en klein hakken van
boom- en heggensnoeisel,
het schoonmaken van voetpaden
(opzuigen, wegblazen),
het egaliseren van oneffenheden in de
bodem, zoals molshopen.
6.2 Kleding en uitrusting
Draag stevige schoenen met
grip en werk nooit blootsvoets of
bijvoorbeeld met sandalen,
wanneer u de robotmaaier tijdens
bedrijf nadert.
Draag bij het installeren, bij
onderhoudswerkzaamheden en
alle andere werkzaamheden
aan het apparaat en aan het
dockingstation geschikte werkkleding.
Draag nooit losse kledingstukken die aan
draaiende onderdelen kunnen blijven
hangen – ook geen sieraden, geen
stropdassen en geen sjaals.
Draag een lange broek,
wanneer u de robotmaaier tijdens
bedrijf nadert.
Draag bij onderhouds- en
reinigingswerkzaamheden, bij
het leggen en verwijderen van
draden en bij het vastzetten van
het dockingstation altijd stevige
handschoenen.
Bescherm de handen bij alle
werkzaamheden aan het maaimes en bij
het inslaan van de bevestigingspennen en
de haringen van het dockingstation.
U dient bij alle werkzaamheden aan het
apparaat lang haar samen te binden en te
bedekken (met een hoofddoek, muts,
enz.).
Draag bij het inslaan van de
bevestigingsnagels en de
haringen van het dockingstation
een geschikte veiligheidsbril.
Levensgevaar door verstikking!
Verstikkingsgevaar voor kinderen
bij het spelen met
verpakkingsmateriaal. Houd
verpakkingsmateriaal altijd buiten
het bereik van kinderen.
241
DEENFRIT NL
0478 131 9923 B - NL
6.3 Waarschuwing - gevaar voor
elektrische schokken
Alleen originele voeding gebruiken.
Gebruik de voeding niet,
als deze beschadigd of versleten is,
als er bedrading beschadigd of
versleten is. Controleer de
voedingskabel regelmatig op schade en
veroudering.
Onderhouds- en
herstellingswerkzaamheden aan
voedingskabels en aan de voeding mogen
alleen door speciaal opgeleide vaklui
worden uitgevoerd.
Gevaar voor stroomstoten!
Een beschadigde kabel mag niet op het
stroomnet worden aangesloten en u mag
een beschadigde kabel pas aanraken als
deze is losgekoppeld.
De aansluitkabels op de voeding mogen
niet worden veranderd (bijv. ingekort). De
kabel tussen de voeding en het
dockingstation mag niet worden verlengd.
Gevaar voor stroomstoten!
Beschadigde kabels, koppelingen en
stekkers of aansluitkabels die niet aan de
voorschriften voldoen, mogen niet worden
gebruikt.
Let er altijd op dat de gebruikte
voedingskabels voldoende beveiligd zijn.
Verwijder de aansluitkabel met de stekker
en de stekkerbus en trek niet aan de
aansluitkabels zelf.
U mag het apparaat alleen op een voeding
aansluiten die beveiligd is door een
foutstroombeveiliging met een
afschakelstroom van maximaal 30 mA.
Voor nadere informatie kunt u terecht bij
de elektricien.
Als de adapter wordt aangesloten op een
voeding buiten een gebouw, dan moet het
stopcontact voor gebruik buitenshuis
goedgekeurd zijn. Voor nadere informatie
over de landspecifieke voorschriften kunt u
terecht bij de elektricien.
Bedenk dat het apparaat bij het aansluiten
op een stroomaggregaat door
spanningsschommelingen kan worden
beschadigd.
6.4 Accu
Alleen originele accu gebruiken.
De accu is uitsluitend bedoeld voor vaste
inbouw in een VIKING robotmaaier. Hij is
daar optimaal beveiligd en wordt
opgeladen wanneer de robotmaaier in het
dockingstation staat. Er mag geen ander
oplaadapparaat worden gebruikt. Bij het
gebruik van een niet geschikt
oplaadapparaat is er gevaar voor een
elektrische schok, oververhitting of
uitstromen van bijtende accuvloeistof.
Accu nooit openen.
Accu niet laten vallen.
Geen defecte of vervormde accu
gebruiken.
Accu buiten bereik van kinderen bewaren.
Accu alleen bij temperaturen
tussen -10 °C en +50 °C
gebruiken en bewaren.
Accu tegen regen en vocht
beschermen – niet in vloeistoffen
onderdompelen.
Accu niet in magnetron stoppen
of onder hoge druk zetten.
Accucontacten nooit op metalen
voorwerpen aansluiten (kortsluiten). Accu
kan door kortsluiting schade oplopen.
Niet gebruikte accu ver van metalen
voorwerpen (bijv. spijkers, munten,
sieraden) houden. Geen metalen
transportbakken gebruiken – Explosie- en
brandgevaar!
Bij ondeskundig gebruik kan er vloeistof uit
de accu stromen - contact vermijden! Bij
onbedoeld contact met water afspoelen.
Indien de vloeistof in aanraking komt met
de ogen, spoelt u deze eerst met water en
consulteert u een arts. Uitstromende
accuvloeistof kan huidirritatie en
brandwonden en bijtende plekken
veroorzaken.
Geen voorwerpen in de ventilatiesleuven
van de accu steken.
Zie www.viking-garden.com/safety-data-
sheets voor verdere aanwijzingen m.b.t.
de veiligheid
Opgelet!
Kans op stroomstoten!
Voor de elektrische
veiligheid zijn een intacte
voedingskabel en een
intacte stekker op de
voeding erg belangrijk.
Beschadigde kabels, koppelingen
en stekkers of aansluitkabels die
niet aan de voorschriften voldoen,
mogen niet gebruikt worden, zodat
gevaar voor elektrische schokken
kan worden voorkomen.
Controleer de aansluitkabel daarom
regelmatig op beschadigingen of
slijtage (barsten).
Explosiegevaar!
Bescherm de accu tegen
direct zonlicht, hitte en
vuur – nooit in open vuur
werpen.
0478 131 9923 B - NL
242
6.5 Transport van het apparaat
Vóór elk transport, met name vóór het
opheffen van de robotmaaier, moet de
machineblokkering worden geactiveerd.
(Ö 5.2)
Laat het apparaat vóór het transport
afkoelen.
Raak het maaimes bij het optillen en
dragen niet aan. De robotmaaier mag
alleen aan beide handgrepen worden
opgetild. Grijp nooit onder het apparaat.
Let op het gewicht van het apparaat en
gebruik zo nodig voor het laden geschikte
hulpmiddelen (hefvoorzieningen).
Maak met geschikte
bevestigingsmaterialen (gordels, kabels,
enz.) het apparaat en
meegetransporteerde
apparaatonderdelen (bijv. dockingstation)
op het laadoppervlak vast aan de
bevestigingspunten, die in de
gebruiksaanwijzing beschreven zijn.
(Ö 20.)
Houd u bij het transport van het apparaat
aan de plaatselijke voorschriften, met
name wat betreft de laadveiligheid en het
transport van voorwerpen op
laadoppervlakken.
Laat de accu niet in de auto liggen en stel
deze nooit bloot aan direct zonlicht.
Lithium-ionaccu's moeten bij het transport
met de grootste zorg worden behandeld.
Let met name op het voorkomen van
kortsluiting. Vervoer de accu alleen in de
robotmaaier.
6.6 Vóór de inbedrijfstelling
Iedereen die het apparaat gebruikt, moet
de gebruiksaanwijzing kennen.
Ga te werk volgens de instructies voor het
installeren van het dockingstation (Ö 12.1)
en de begrenzingsdraad (Ö 11.).
De begrenzingsdraad en de
voedingskabel moeten goed op de bodem
worden bevestigd, opdat er niet over kan
worden gestruikeld. Het aanleggen over
randen (bijv. voetpaden,
straatsteenranden) moet worden
vermeden. Op bodems waar de
meegeleverde bevestigingsnagels niet
kunnen worden ingeslagen (bijv.
straatstenen, voetpaden), moet een
kabelkanaal worden gebruikt
Controleer regelmatig of de
begrenzingsdraad en de voedingskabel
goed liggen.
Sla bevestigingsnagels altijd volledig in de
grond, om de kans op struikelen te
voorkomen.
Installeer het dockingstation niet op slecht
zichtbare plaatsen, waar men er mogelijk
over kan struikelen (bijv. achter een hoek
van een huis).
Installeer het dockingstation zo mogelijk
buiten het bereik van kruipdieren zoals
mieren of slakken – vermijd met name
gebieden rondom mierennesten en
composteerhopen.
Zones waar de robotmaaier niet zonder
gevaar kan rijden (bijv. wegens
valgevaar), moeten door de
begrenzingsdraad worden afgebakend.
VIKING raadt aan, met de robotmaaier
alleen over gazons en verharde wegen
(bijv. geplaveide opritten) te rijden.
De robotmaaier herkent geen plekken
waar deze kan omvallen, zoals randen,
terrassen, zwembaden of vijvers. Als de
begrenzingsdraad langs mogelijke
plekken waar deze kan vallen wordt
gelegd, moet er om veiligheidsredenen
tussen de begrenzingsdraad en de
gevarenzone een afstand van meer dan
1m worden aangehouden.
Controleer regelmatig het terrein waarop
het apparaat wordt gebruikt en verwijder
alle stenen, stokken, kabels, botten en alle
andere voorwerpen die door het apparaat
omhoog kunnen worden geslingerd.
Verwijder na de installatie van de
begrenzingsdraad alle gereedschap van
het maaivlak. Afgebroken of beschadigde
bevestigingsnagels moeten worden
uitgetrokken en worden afgevoerd.
Controleer het te maaien oppervlak
regelmatig op oneffenheden en verwijder
ze.
Gebruik de machine nooit met
beschadigde of ontbrekende
veiligheidsvoorzieningen.
De op het apparaat geïnstalleerde
schakel- en veiligheidsinrichtingen mogen
niet worden verwijderd of overbrugd.
Vóór het gebruik van het apparaat moeten
alle versleten en beschadigde onderdelen
worden vervangen. Onleesbare of
beschadigde waarschuwingsaanwijzingen
op het apparaat moeten worden
vervangen. Stickers en alle verdere
vervangingsonderdelen zijn verkrijgbaar
bij uw VIKING vakhandelaar.
Voor de ingebruikstelling moet u
controleren
243
DEENFRIT NL
0478 131 9923 B - NL
of het apparaat gebruiksklaar is. Dit
betekent dat de afdekkingen,
veiligheidsvoorzieningen en de klep
zich op hun plaats en in onberispelijke
staat bevinden.
of het dockingstation apparaat
gebruiksklaar is. Daarbij moeten alle
afdekkingen goed zijn gemonteerd en
in onberispelijke staat zijn.
dat de elektrische verbinding van de
voeding wordt gemaakt met een correct
geïnstalleerd stopcontact.
of op de voeding de isolatie van de
aansluitkabel en de voedingsstekker in
perfecte toestand is.
of het gehele apparaat (behuizing, kap,
klep, bevestigingselementen,
maaimes, messenas, enz.) noch
versleten noch beschadigd is.
of het maaimes en de mesbevestiging
in goede staat zijn (goed vast zitten,
beschadigingen, slijtage). (Ö 15.3)
of alle schroeven, moeren en andere
bevestigingselementen aanwezig zijn
of zijn vastgedraaid. Losgemaakte
schroeven en moeren moeten voor de
ingebruikstelling worden vastgedraaid
(aandraaimoment respecteren).
Indien nodig de noodzakelijke werken
uitvoeren of toevertrouwen aan de
vakhandelaar. VIKING beveelt de VIKING
vakhandelaar aan.
6.7 Programmering
Neem de gemeentelijk voorgeschreven
tijden voor het gebruik van tuinapparatuur
met elektromotor in acht en programmeer
de actieve tijden aan de hand daarvan.
(Ö 13.3)
De programmering moet zodanig worden
aangepast dat er zich tijdens het maaien
geen kinderen, toeschouwers of dieren op
het te maaien oppervlak bevinden.
De robotmaaier mag niet tegelijkertijd met
een sproei-installatie worden gebruikt, pas
de programmering hierop aan.
Zorg ervoor dat de juiste datum en het
juiste tijdstip op de robotmaaier zijn
ingesteld. Corrigeer indien nodig de
instellingen. Foutieve instellingen kunnen
het ongeplande vertrek van de
robotmaaier als gevolg hebben.
6.8 Tijdens gebruik
Houd andere personen,
in het bijzonder kinderen en
dieren,
uit de gevarenzone.
Sta nooit toe dat kinderen de robotmaaier
tijdens bedrijf naderen of ermee spelen.
Laat de robotmaaier nooit zonder toezicht
werken, wanneer u weet dat er zich dieren
of personen – in het bijzonder kinderen –
in de buurt bevinden.
Opgelet – kans op letsel!
Houd handen of voeten nooit
tegen of onder draaiende
onderdelen. Raak het
ronddraaiende mes nooit aan.
Koppel de voeding vóór onweersbuien of
bij blikseminslaggevaar van het
elektriciteitsnet. De robotmaaier mag dan
niet in gebruik genomen worden.
De robotmaaier mag met draaiende
elektromotor nooit worden gekanteld of
worden opgetild.
Probeer nooit de instellingen van het
apparaat te veranderen wanneer één van
de elektromotoren draait.
MI 422:
Om veiligheidsredenen mag het apparaat
(MI 422) niet op hellingen steiler dan 19,3°
(35 %) worden gebruikt.
Kans op letsel!
Een helling van 19,3° betekent een
verticale stijging van 35 cm bij een
horizontale lengte van 100 cm.
MI 422 P:
Om veiligheidsredenen mag het apparaat
(MI 422 P) niet op hellingen steiler dan
21,8° (40 %) worden gebruikt.
Kans op letsel! Een helling van 21,8°
betekent een verticale stijging van 40 cm
bij een horizontale lengte van 100 cm.
Houd rekening met de uitloop
van het snijgereedschap. Het
duurt enkele seconden voordat
het snijgereedschap helemaal
tot stilstand is gekomen.
Druk onderweg op de STOP-
toets (Ö 5.1),
0478 131 9923 B - NL
244
voordat u de klep opent.
Activeer de machineblokkering (Ö 5.2),
voordat u het apparaat optilt en draagt,
voordat u het apparaat transporteert,
voordat u blokkeringen of
verstoppingen verwijdert,
voor het werken aan het maaimes
wordt aangevat,
voordat het apparaat wordt
gecontroleerd of gereinigd,
wanneer een vreemd voorwerp geraakt
werd of als de robotmaaier abnormaal
hard begint te trillen. Controleer in deze
gevallen het apparaat, in het bijzonder
de snijeenheid (messen, messenas,
mesbevestiging), op beschadigingen
en voer de noodzakelijke herstellingen
uit voordat u het apparaat opnieuw start
en ermee gaat werken.
Vóór u het apparaat achterlaat, moeten de
veiligheidsinstellingen van de robotmaaier
zodanig worden aangepast dat deze niet
door onbevoegden in gebruik kan worden
genomen. (Ö 10.16)
Strek bij de bediening van de machine en
de bijbehorende randapparatuur niet naar
voren. Zorg altijd voor een goed evenwicht
en een stabiele houding op hellingen.
Loop altijd normaal en ga niet rennen.
6.9 Onderhoud en reparaties
Activeer voorafgaand aan
reinigings-, reparatie- en
onderhoudsactiviteiten de
machineblokkering en zet de
robotmaaier op een stevige, effen
ondergrond.
Trek vóór alle werkzaamheden
aan het dockingstation en aan
de begrenzingsdraad de
stekker van de voeding eruit.
Laat de robotmaaier vóór alle
onderhoudswerkzaamheden
ca. 5 minuten afkoelen.
De voedingskabel mag uitsluitend door
erkende elektriekers worden hersteld of
worden vervangen.
Na alle werkzaamheden aan het apparaat
moet vóór het opnieuw in gebruik nemen
de programmering van de robotmaaier
worden gecontroleerd en indien nodig
aangepast. De datum en de tijd moeten
worden ingesteld.
Reiniging:
het gehele apparaat moet met regelmatige
tussenpozen zorgvuldig worden gereinigd.
(Ö 15.2)
Richt waterstralen
(hogedrukreinigers in het
bijzonder) nooit op
motoronderdelen, pakkingen,
lagers en elektrische onderdelen. Dit kan
leiden tot beschadigingen of dure
reparaties.
Reinig het apparaat niet onder stromend
water (bijv. met een tuinslang).
Gebruik geen agressieve
reinigingsmiddelen. Dergelijke
reinigingsmiddelen kunnen kunststoffen
en metalen zodanig beschadigen dat de
veiligheid van uw VIKING apparaat
wellicht in het gedrang komt.
Onderhoudswerkzaamheden:
er mogen alleen
onderhoudswerkzaamheden worden
uitgevoerd die in deze gebruiksaanwijzing
worden vermeld. Alle andere
werkzaamheden dient u door uw
vakhandelaar te laten uitvoeren.
Neem altijd contact op met uw
vakhandelaar als u niet over de vereiste
kennis en gereedschappen beschikt.
VIKING raadt aan
onderhoudswerkzaamheden en reparaties
uitsluitend door de VIKING vakhandelaar
te laten uitvoeren.
VIKING vakhandelaars volgen regelmatig
cursussen en krijgen voortdurend
technische informatie ter beschikking
gesteld.
Gebruik uitsluitend gereedschappen,
accessoires of combi-apparaten die voor
dit apparaat door VIKING zijn toegelaten
of technisch gelijkwaardige delen, anders
is er kans op ongevallen met letsel of
schade aan het apparaat. Neem bij vragen
contact op met een vakhandelaar.
Originele VIKING gereedschappen,
accessoires en vervangingsonderdelen
zijn wat betreft hun eigenschappen
optimaal op het apparaat en de behoeften
van de gebruiker afgestemd. Originele
VIKING vervangingsonderdelen zijn
herkenbaar aan het VIKING
onderdeelnummer, het VIKING logo en
Kans op letsel!
Hard trillen wijst meestal op een
storing.
De robotmaaier mag niet worden
gebruikt als de messenas
beschadigd of verbogen is of als
het maaimes beschadigd of
verbogen is.
Laat de noodzakelijke herstellingen
door een vakman uitvoeren –
VIKING beveelt de VIKING
vakhandelaar aan – indien u niet
over de nodige kennis beschikt.
245
DEENFRIT NL
0478 131 9923 B - NL
eventueel het VIKING symbool op de
onderdelen. Op kleine onderdelen kan ook
alleen het teken staan.
Houd waarschuwings- en
instructiestickers altijd leesbaar en
schoon. Beschadigde of verloren gegane
stickers moeten via uw VIKING
vakhandelaar door nieuwe originele
stickers worden vervangen. Let er bij het
vervangen van een onderdeel door een
nieuw onderdeel op dat het nieuwe
onderdeel van dezelfde stickers is
voorzien.
Werk aan de snijeenheid uitsluitend met
dikke werkhandschoenen en met de
uiterste voorzichtigheid.
Zorg dat alle schroeven en moeren, alle
schroeven en bevestigingselementen van
de snijeenheid, goed zijn vastgedraaid,
zodat u het apparaat veilig kunt gebruiken.
Inspecteer het gehele apparaat op gezette
tijden, in het bijzonder voor de opslag van
het apparaat (bijv. voor de winterpauze),
op slijtage en beschadigingen. Versleten
of beschadigde onderdelen moeten om
veiligheidsredenen direct worden
vervangen, om ervoor te zorgen dat het
apparaat altijd in veilige staat is.
Als onderdelen of
veiligheidsvoorzieningen voor
onderhoudswerkzaamheden zijn
verwijderd, moeten deze weer meteen en
correct worden aangebracht.
6.10 Opslag bij langdurige
bedrijfsonderbrekingen
Stel voor het opslaan de hoogste
veiligheidsstand in. (Ö 10.16)
Activeer ook de machineblokkering.
Controleer of het apparaat tegen gebruik
door onbevoegden (bijv. kinderen) is
beveiligd.
Sla het apparaat in een veilige staat op.
Reinig het apparaat voor het opslaan (bijv.
winterpauze) grondig.
Laat het apparaat ca. 5 minuten afkoelen
voordat u het in een gesloten ruimte
plaatst.
De opslagruimte moet droog, vorstvrij en
afsluitbaar zijn.
Bewaar het apparaat nooit in de buurt van
open vuur of sterke warmtebronnen (bijv.
oven).
Demonteer bij langere
bedrijfsonderbrekingen (bijv. winterpauze)
het dockingstation en bewaar het samen
met de robotmaaier op een veilige manier.
(Ö 15.9)
6.11 Afvoer
Afvalproducten kunnen schadelijk zijn
voor mens, dier en milieu en moeten
daarom deskundig worden afgevoerd.
Neem contact op met het Recycling
Center of uw vakhandelaar voor nadere
informatie over het deskundig afvoeren
van afvalproducten. VIKING beveelt u de
VIKING vakhandelaar aan.
Voer een apparaat aan het einde van de
levensduur volgens de voorschriften af.
Stel het apparaat vóór het afvoeren buiten
werking. Verwijder ter voorkoming van
ongevallen de voedingskabel van de
voeding en de accu van de robotmaaier.
Kans op letsel door het maaimes!
Laat ook een grasmaaier aan het eind van
de levensduur ervan nooit zonder toezicht
staan. Bewaar het apparaat en in het
bijzonder het maaimes altijd buiten het
bereik van kinderen.
De accu moet gescheiden van het
apparaat worden afgevoerd. Zorg dat
accu’s veilig en milieuvriendelijk worden
afgevoerd.
Waarschuwing!
Lees de gebruiksaanwijzing vóór
ingebruikname.
Waarschuwing!
Blijf op een veilige afstand van het
apparaat als het in werking is.
Houd andere personen uit de
gevarenzone.
Waarschuwing!
Blokkeer het apparaat alvorens het op te
tillen of werkzaamheden eraan uit te
voeren.
7. Toelichting van de
symbolen
0478 131 9923 B - NL
246
Waarschuwing!
Niet op het apparaat gaan zitten of
stappen.
Waarschuwing!
Raak het ronddraaiende mes nooit aan.
247
DEENFRIT NL
0478 131 9923 B - NL
8. Leveringsomvang
Pos. Beschrijving Stk.
A Robotmaaier 1
B Dockingstation 1
C Voeding 1
D iRuler 2
E Begrenzingsdraad op
spoel (150 m):
MI 422 1
MI 422 P 0
F Begrenzingsdraad op
spoel (200 m):
MI 422 0
MI 422 P 1
G Klemstekkers voor
begrenzingsdraad 2
H Draadverbinder 3
I Bevestigingspen voor
begrenzingsdraad:
MI 422 150
MI 422 P 225
J Haring voor
dockingstation 4
K Trekker voor
meenemerschijf 1
Gebruiksaanwijzing 1
Pos. Beschrijving Stk.
0478 131 9923 B - NL
248
9.1 Aanwijzingen m.b.t. de eerste
installatie
Voor de installatie van de
robotmaaier is een
installatiewizard beschikbaar.
Dit programma begeleidt u door
het gehele proces van de eerste installatie:
Taal, datum, tijd instellen
Dockingstation installeren
Begrenzingsdraad leggen
Begrenzingsdraad aansluiten
Robotmaaier en dockingstation
koppelen
Installatie testen
Robotmaaier programmeren
Eerste installatie afsluiten
De installatiewizard moet geheel worden
doorlopen. Pas daarna is de robotmaaier
gebruiksklaar.
Voorbereidende maatregelen:
Maai het gazon vóór de eerste
installatie met een gewone grasmaaier
(optimale hoogte van het gras 3 tot 4
cm).
Bevochtig bij een harde en droge
ondergrond het maaivlak, om de
bevestigingspennen eenvoudiger te
kunnen inslaan.
9.2 Snijhoogte instellen
Laagste snijhoogte:
Stand 1 (20 mm)
Hoogste snijhoogte:
Stand 8 (60 mm)
Open de klep. (Ö 14.2)
Draai aan de draaiknop (1). De
markering (2) wijst naar de ingestelde
snijhoogte.
9.3 Taal, datum, tijd instellen
Door het indrukken van een
willekeurige toets op het display
activeert u het apparaat en daardoor de
installatiewizard.
9. Eerste installatie
De installatiewizard wordt na een
reset (terugzetten op
fabrieksinstellingen) opnieuw
geactiveerd. (Ö 10.17)
Neem bij het bedienen van de
menu's de instructies in het
hoofdstuk "Bedieningsinstructies"
door. (Ö 10.1)
Met het stuurkruis worden opties,
menuopties of knoppen
geselecteerd.
Met de OK-toets wordt een
submenu geopend of een
selectie bevestigd.
Met de toets Terug wordt het
actieve menu afgesloten of
gaat de installatiewizard een
stap terug.
Als er zich tijdens de eerste
installatie fouten of storingen
voordoen, verschijnt er een
bijbehorende melding op het
display. (Ö 23.)
De draaiknop van het
verstelelement kan omhoog worden
getrokken. Deze constructie dient
de veiligheid (zo kan het apparaat
gegarandeerd niet aan de
draaiknop worden opgetild en
gedragen) en helpt voorkomen dat
de snijhoogte door onbevoegden
wordt gewijzigd.
249
DEENFRIT NL
0478 131 9923 B - NL
Selecteer de gewenste displaytaal
en bevestig deze met de OK-toets.
Bevestig de geselecteerde taal met
de OK-toets of selecteer "Wijzigen"
en selecteer een andere taal.
Voer indien gevraagd het 9-cijferige
serienummer van de robotmaaier in. U
vindt dit nummer op het typeplaatje (zie
beschrijving van het apparaat). (Ö 3.1)
Stel de huidige datum met behulp
van het stuurkruis in en bevestig
deze met de OK-toets.
Stel de huidige tijd met behulp van
het stuurkruis in en bevestig deze
met de OK-toets.
9.4 Dockingstation installeren
Installeer het dockingstation op een
veilige, schaduwrijke plek. Bij direct
zonlicht kan het apparaat oververhit raken
en kan de accu meer tijd voor het laden
nodig hebben.
Het dockingstation moet op de gewenste
locatie goed herkenbaar zijn, opdat
niemand erover kan struikelen.
Het dockingstation werkt alleen via een
netaansluiting. Deze mag slechts zo ver
van het dockingstation verwijderd zijn, dat
de betreffende voedingskabels zowel op
het dockingstation als op de netaansluiting
kunnen worden aangesloten – breng geen
veranderingen aan in de voedingskabel
van de voeding.
Intern dockingstation:
Het dockingstation (1) bevindt zich binnen
het maaivlak (A) (grijs gebied).
Houd u aan de
installatievoorbeelden in deze
gebruiksaanwijzing. (Ö 26.)
Op het dockingstation kan een als
toebehoren verkrijgbaar zonnedak
worden gemonteerd. Zo is de
robotmaaier beter beschermd
tegen weersinvloeden.
Het dockingstation kan in twee
varianten (intern en extern) worden
geïnstalleerd. Het interne
dockingstation bevindt zich binnen
het maaivlak. Het externe
dockingstation bevindt zich niet
direct in het maaivlak.
0478 131 9923 B - NL
250
Vóór het dockingstation (1) moet er een
effen vrij vlak (2) met minstens 1 m radius
zijn. Egaliseer eventuele heuvels of kuilen.
Extern dockingstation
Bij een extern dockingstation (1) bevindt
het dockingstation zich buiten het
maaivlak (A).
Minimale afstand tot het maaivlak:
A =0,5m
Maximale afstand tot het maaivlak:
B =12m
Buiten de begrenzingsdraad en naast het
dockingstation (1) moet zich een effen vrij
vlak bevinden. Egaliseer eventuele
heuvels of kuilen.
Breedte van het vrije vlak: C =0,34m
Dockingstation bevestigen:
Zet het dockingstation (B) op de gewenste
locatie met vier haringen (J) vast.
De bodem op de gewenste locatie moet
horizontaal zijn. Het dockingstation mag
maximaal 2 cm naar achteren en 8 cm
naar voren gekanteld zijn. Buig de
bodemplaat nooit door. Egaliseer
eventuele oneffenheden onder de
bodemplaat, opdat deze over het gehele
vlak goed ligt.
In combinatie met een extern
dockingstation moet voor een
verplaatste rit naar het begin een
apart verkrijgbaar toebehoren
(AED 600) worden gebruikt. Voor
nadere informatie verwijzen wij u
naar uw VIKING dealer.
251
DEENFRIT NL
0478 131 9923 B - NL
Trek de afdekking (1) zoals afgebeeld
links en rechts iets uit elkaar en neem het
naar boven weg.
Sluit de stekker van de
voeding (1) aan op de
aansluiting (2) van de printplaat
van het dockingstation.
Geleid de voedingskabel zoals afgebeeld
door de trekontlasting (1), door de
kabelgoot (2) en verder naar de voeding.
Installeer de netvoeding buiten het
maaivlak, beschermd tegen direct
zonlicht en vocht – bevestig deze zo
nodig aan een muur.
Leg alle voedingskabels buiten het
maaivlak, met name ook buiten het
bereik van het maaimes en zet deze
vast aan de bodem of berg deze op in
een kabelgoot.
Rol de voedingskabel in de buurt van
het dockingstation uit om storingen van
het draadsignaal te vermijden.
Het deksel (1) bevestigen aan
het dockingstation en laat het
vastklikken – voorkom dat er
kabels gekneld raken. Sluit
daarna de voedingsstekker aan.
Druk na het afronden van de
werkzaamheden op de OK-toets
op het display.
De stekker kan indien nodig eraf
worden geschroefd (bijv. wanneer
de voedingskabel door een gat in
de muur wordt geleid).
Let bij het bevestigen van de
stekker aan de voedingskabel op
de juiste polariteit. (Ö 15.8)
De voeding werkt alleen bij een
bedrijfstemperatuur die tussen
C en 60 °C ligt.
Op het dockingstation knippert de
rode led snel, zo lang als er geen
begrenzingsdraad aangesloten is.
(Ö 12.1)
0478 131 9923 B - NL
252
Til de robotmaaier aan de handgreep (1)
iets op om de aandrijfwielen te ontlasten.
Schuif het apparaat op de voorwielen in
het dockingstation.
Druk daarna op de OK-toets op het
display.
9.5 Begrenzingsdraad leggen
Bevestig de begrenzingsdraad (1)
links A of rechts B naast de
bodemplaat, rechtstreeks naast een
draaduitgang met een bevestigingspen (2)
op de bodem.
Houd een vrij draaduiteinde (1) van
ongeveer 1 m lengte aan.
Als er een extern dockingstation
geïnstalleerd is, adviseert VIKING
om na de eerste installatie
minstens één startpunt buiten de
doorgang naar het dockingstation
vast te leggen. De startfrequentie
moet zo worden gedefinieerd dat 0
van 10 maaibeurten (0/10) bij het
dockingstation (startpunt 0) worden
gestart. (Ö 10.15)
Als de accu ontladen is,
verschijnt er na het
aandokken rechtsboven op
het display een
voedingsstekkersymbool in plaats
van het accusymbool. De accu
wordt opgeladen terwijl de
begrenzingsdraad wordt gelegd.
(Ö 14.7)
Neem vóór het leggen van de
draad de inhoud van het hoofdstuk
"Begrenzingsdraad" ter harte.
(Ö 11.)
Plan vooral het leggen, houd de
draadafstanden aan en installeer
verboden zones, draadreserves,
verbindingstrajecten,
aanpalende gazons en
doorgangen bij het leggen.
253
DEENFRIT NL
0478 131 9923 B - NL
Intern dockingstation:
leg vóór en achter het dockingstation (1)
de begrenzingsdraad (2) 0,6 m rechtuit en
in een rechte hoek ten opzichte van de
bodemplaat. Volg daarna met de
begrenzingsdraad de rand van het
maaivlak.
Extern dockingstation:
leg vóór en achter het dockingstation (1)
de begrenzingsdraad (2) met een
afstand (A) in een rechte hoek ten
opzichte van de bodemplaat. Installeer
aansluitend een doorgang. (Ö 11.10)
Naast de bodemplaat moet ten minste een
afstand (B) door de robotmaaier vrij
begaanbaar zijn.
A = 0,5 m
B = 0,34 m
Volg daarna met de begrenzingsdraad de
rand van het maaivlak.
Bedrading om het maaivlak:
leg de begrenzingsdraad (1) rondom het
maaivlak en rondom eventueel aanwezige
hindernissen (Ö 11.8) en bevestig deze
met bevestigingspennen (2) op de bodem.
Controleer de afstanden met behulp van
de iRuler. (Ö 11.5)
Leg de draad bij voorkeur niet in scherpe
hoeken (kleiner dan 90°). Leg in de spits
toelopende hoeken van het gazon de
begrenzingsdraad (1) zoals afgebeeld met
bevestigingspennen (2) bevestigd op de
bodem.
Leg bij een verplaatste rit naar het
begin (corridor) vóór en achter het
dockingstation de
begrenzingsdraad minstens 1,5 m
rechtuit en in een rechte hoek ten
opzichte van de bodemplaat.
(Ö 10.14)
Zie voor meer informatie over de
installatie van het externe
dockingstation het hoofdstuk
Installatievoorbeelden. (Ö 9.4)
0478 131 9923 B - NL
254
Bij het leggen rond hoge hindernissen
zoals muurhoeken en hoge beddingen A
moet in de hoeken een grotere
draadafstand worden aangehouden, om te
voorkomen dat de robotmaaier tegen de
hindernis schuurt. Leg de
begrenzingsdraad (1) met behulp van de
iRuler (2) zoals afgebeeld.
Verleng de begrenzingsdraad indien
gewenst met de meegeleverde
draadverbinders. (Ö 11.14)
Installeer bij meerdere
samenhangende maaivlakken
aanpalende gazons (Ö 11.9) of verbind
maaivlakken met doorgangen.
(Ö 11.10)
Sla de laatste bevestigingspen (1) weer
links of rechts naast de bodemplaat
rechtstreeks naast de draaduitlaat. Knip
de begrenzingsdraad (2) af, houd vrije
draaduiteinden van ongeveer 1m lengte
aan.
Controleer de bevestiging van de
begrenzingsdraad op de bodem, als
richtwaarde volstaat één
bevestigingspen per meter. De
begrenzingsdraad moet altijd op het
gazon liggen. Sla de
bevestigingspennen geheel erin.
Druk na het afronden van de
werkzaamheden op de OK-toets
op het display.
9.6 Begrenzingsdraad aansluiten
Zet de robotmaaier (1) zoals
afgebeeld achter het
dockingstation (2) op het maaivlak
en druk daarna op de OK-toets.
Als de accu voor het afwerken van
de overige stappen van de
installatiewizard te weinig
opgeladen is, verschijnt de
desbetreffende melding. Laat in dit
geval de robotmaaier in het
dockingstation en laad de accu
verder op.
U kunt pas met de OK-toets naar
de volgende stap van de
installatiewizard gaan, als de
accuspanning weer op peil is.
255
DEENFRIT NL
0478 131 9923 B - NL
Koppel de stekker van de voeding
los van het elektriciteitsnet en druk
daarna op de OK-toets.
Verwijder de afdekking zoals beschreven
in de paragraaf "Dockingstation
installeren". (Ö 9.4)
Druk daarna op de OK-toets op het
display.
Leg de begrenzingsdraad (1) in
kabelgeleidingen van de bodemplaat en
geleid deze door de sokkel (2).
Kort de uiteinden van de
begrenzingsdraad (1) af tot ongeveer
10 cm vrije lengte.
Druk klemstekkers (G) met een geschikte
tang op de kabeluiteinden – ga na of ze
goed vastklikken.
Let goed op de vrije lengte en rol de
uitstekende draadeinden niet op. Te
lange vrije uiteinden kunnen de
goede werking van de robotmaaier
verstoren.
De klemstekkers kunnen maar één
keer aan de begrenzingsdraad
worden gemonteerd. Na
demontage mogen ze niet opnieuw
worden gebruikt. Extra
klemstekkers zijn bij de VIKING
vakhandelaar verkrijgbaar. (Ö 16.)
0478 131 9923 B - NL
256
Plaats de begrenzingsdraad (1)
binnen de twee
markeringen (2). Sluit de
stekker (3) zoals afgebeeld op de twee
pennen (4) aan. Sluit het uiteinde van de
begrenzingsdraad links en rechts aan –
verwissel de draaduiteinden niet.
Sluit de deksels van de kabelgoot (5).
Druk na het afronden van de
werkzaamheden op de OK-toets
op het display.
Monteer de afdekking zoals beschreven in
de paragraaf "Dockingstation installeren".
(Ö 9.4)
Druk daarna op de OK-toets op het
display.
Sluit de stekker van de voeding aan
op het elektriciteitsnet en druk
daarna op de OK-toets.
Als de begrenzingsdraad goed
geïnstalleerd is en het dockingstation op
het elektriciteitsnet aangesloten is, brandt
de rode led (1).
Til de robotmaaier aan de handgreep (1)
iets op om de aandrijfwielen te ontlasten.
Schuif het apparaat op de voorwielen in
het dockingstation.
Na het aandokken knippert de rode led
langzaam op het dockingstation. (Ö 12.1)
Druk daarna op de OK-toets op het
display.
Neem de inhoud van het hoofdstuk
"Dockingstation" door, met name
wanneer de led niet zoals
beschreven brandt. (Ö 12.)
257
DEENFRIT NL
0478 131 9923 B - NL
9.7 Robotmaaier en dockingstation
koppelen
De test van het draadsignaal kan
meerdere minuten duren. Met de rode
STOP-knop op de bovenkant van het
apparaat wordt het koppelen afgebroken,
de vorige stap van de installatiewizard
verschijnt.
Normale ontvangst
Draadsignaal OK:
Op het display verschijnt de
tekst "Draadsignaal OK". De
robotmaaier en het
dockingstation zijn goed gekoppeld.
Ga door met de eerste installatie
door op de OK-toets te drukken.
Verstoorde ontvangst
De robotmaaier ontvangt geen
draadsignaal:
Op het display verschijnt de
tekst "Geen draadsignaal".
De robotmaaier ontvangt een
verstoord draadsignaal:
Op het display verschijnt de
tekst "Draadsignaal testen".
De robotmaaier ontvangt een
omgepoold draadsignaal:
Op het display verschijnt de
tekst "Aansluiting omgewisseld
of iMow buiten het".
Mogelijke oorzaak:
Tijdelijke storing
De robotmaaier is niet aangedokt
Begrenzingsdraad omgepoold
(verkeerd aangesloten)
Dockingstation is uitgeschakeld of niet
aangesloten op het elektriciteitsnet
Gebrekkige stekkerverbindingen
Een opgewikkelde voedingskabel in de
buurt van het dockingstation
Te lange uiteinden van de
begrenzingsdraad
Breuk in de begrenzingsdraad
Externe signalen zoals een mobiele
telefoon of het signaal van een ander
dockingstation
Een stroomgeleidende aardingskabel,
gewapend beton of storende metalen in
de bodem onder het dockingstation
Maximale lengte van de
begrenzingsdraad overschreden
(Ö 11.1)
Oplossing:
Koppelen zonder verdere maatregelen
herhalen
Robotmaaier aandokken (Ö 14.6)
Uiteinden van de begrenzingsdraad
juist aansluiten (Ö 9.6)
Netaansluiting van het dockingstation
controleren, voedingskabel in de buurt
van het dockingstation uitrollen en niet
opgewikkeld neerleggen
Stekkerverbindingen van de
begrenzingsdraad controleren, te lange
uiteinden van de begrenzingsdraad
inkorten (Ö 9.6)
Ledlampjes op het dockingstation
controleren (Ö 12.1)
Draadbreuk repareren
Mobiele telefoons of dockingstations in
de buurt uitschakelen
Positie van het dockingstation
veranderen of interferentiebronnen
onder het dockingstation elimineren
Begrenzingsdraad met grotere
diameter gebruiken (speciaal
toebehoren)
Herhaal het koppelen na het
uitvoeren van de betreffende
maatregel door op de OK-toets te
drukken.
De robotmaaier kan pas in gebruik
worden genomen als deze het door
het dockingstation verzonden
draadsignaal goed ontvangt.
(Ö 9.7)
0478 131 9923 B - NL
258
9.8 Installatie testen
Start de proefrit door de OK-toets in te
drukken – het maaimes wordt daarbij
niet geactiveerd.
Sluit de klep van de robotmaaier. (Ö 14.2)
Pas als de klep gesloten is, start de
robotmaaier zelfstandig en rijdt deze een
ronde om het maaivlak langs de
begrenzingsdraad.
Loop tijdens het afrijden van de rand
achter de robotmaaier aan en let erop,
dat de robotmaaier de rand van het
maaivlak zoals gepland volgt,
dat de afstanden tot hindernissen en tot
de grenzen van het maaivlak in orde
zijn,
dat het uit- en aandokken goed werkt.
Op het display wordt de afgelegde afstand
weergegeven – deze meting is nodig voor
het instellen van startpunten aan de rand
van het maaivlak. (Ö 10.15)
Lees op het gewenste punt de
weergegeven waarde af en noteer
deze. Stel het startpunt na de eerste
installatie handmatig in.
Het afrijden van de rand wordt
automatisch door hindernissen of door het
rijden op te grote hellingen of handmatig
door het indrukken van de STOP-toets
onderbroken.
Als de proefrit automatisch
onderbroken is: corrigeer de positie van
de begrenzingsdraad of verwijder
hindernissen.
Controleer vóór het verder afrijden van
de rand de positie van de robotmaaier.
Het apparaat moet op de
begrenzingsdraad of binnen het
maaivlak met de voorkant richting
begrenzingsdraad staan.
Verder na een onderbreking:
Ga na een onderbreking met OK verder
met afrijden van de rand.
Proefrit afsluiten:
Met het aandokken na een volledige ronde
verschijnt de volgende stap van de
installatiewizard.
9.9 Robotmaaier programmeren
Voer de grootte van het gazon in en
bevestig deze met OK.
Neem contact op met de VIKING
vakhandelaar als het draadsignaal
niet goed kan worden ontvangen en
de beschreven maatregelen geen
oplossing bieden.
VIKING adviseert de proefrit niet af
te breken. Mogelijke problemen bij
het afrijden van de rand van het
maaivlak of bij het aandokken
zouden niet kunnen worden
herkend.
De proefrit kan desgewenst na de
eerste installatie opnieuw worden
gemaakt. (Ö 10.14)
259
DEENFRIT NL
0478 131 9923 B - NL
Een nieuw maaischema wordt berekend.
Met de rode STOP-knop op de bovenkant
van het apparaat kan de procedure
worden afgebroken.
Bevestig de aanwijzing "Elke dag
apart bevestigen of actieve tijden
wijzigen" door op de OK-toets te
drukken.
De actieve tijden van maandag
worden weergegeven en de
menuoptie Actieve tijden
bevestigen is geactiveerd.
Met OK worden alle actieve tijden
bevestigd en wordt de volgende dag
weergegeven.
De weergegeven actieve tijden
kunnen worden gewijzigd. Selecteer
hiervoor het gewenste tijdsinterval
met het stuurkruis en open het met
OK. (Ö 10.7)
Selecteer als er meer actieve tijden
gewenst zijn de menuoptie
Nieuwe actieve tijd en open deze
met OK. Leg in het selectievenster de
begin- en eindtijd van de nieuwe actieve
tijd vast en bevestig deze met OK. Er zijn
maximaal drie actieve tijden per dag
mogelijk.
Selecteer als alle weergegeven
actieve tijden moeten worden gewist
de menuoptie Alle act. tijden
wissen en bevestig deze met OK.
Na het bevestigen van de actieve
tijden voor zondag verschijnt het
maaischema.
Met OK wordt het weergegeven
maaischema bevestigd en de
afsluitende stap van de
installatiewizard verschijnt.
Selecteer als wijzigingen nodig zijn
Wijzigen en pas de actieve tijden specifiek
aan.
Geïnstalleerde verboden zones of
naastgelegen gazons moeten niet
bij de grootte van het maaivlak
worden gerekend.
Bij kleine maaivlakken worden niet
alle weekdagen gebruikt om te
maaien. In dat geval worden geen
actieve tijden weergegeven, de
menuoptie "Alle act. tijden wissen"
vervalt. Dagen zonder actieve
tijden moeten ook met OK worden
bevestigd.
0478 131 9923 B - NL
260
9.10 Eerste installatie afsluiten
Sluit de eerste installatie af door op
de OK-toets te drukken.
9.11 Eerste maaibeurt na de eerste
installatie
Als de afsluiting van de eerste installatie in
een actieve tijd valt, begint de robotmaaier
meteen met het bewerken van het
maaivlak.
Als de eerste installatie buiten de
actieve tijd wordt afgesloten, kan
door het indrukken van de OK-toets
een maaibeurt worden gestart. Selecteer
"Nee" als de robotmaaier niet moet
maaien.
10.1 Bedieningsaanwijzingen
Vier richtingstoetsen vormen het
stuurkruis (1). Dit is bedoeld voor het
navigeren in de menu's. Met de OK-
toets (2) worden instellingen bevestigd en
menu's geopend. Met de Terug-toets (3)
kunt u menu's weer afsluiten.
Het hoofdmenu bestaat uit 4 submenu's,
weergegeven als knoppen. Het
geselecteerde submenu is zwart
gemarkeerd en wordt met de OK-toets
geopend.
Tijdens de actieve tijden moeten
derden uit de gevarenzone blijven.
Pas de actieve tijden eventueel
aan.
Houd u bovendien aan de
gemeentelijke bepalingen voor het
gebruik van robotmaaiers en de
instructies in het hoofdstuk "Voor
uw veiligheid" (Ö 6.) en verander
de actieve tijden desgewenst
meteen of na de eerste installatie in
het menu "Maaischema". (Ö 10.6)
Vraag met name bij de
verantwoordelijke autoriteit na op
welke tijden het apparaat overdag
en 's nachts mag worden gebruikt.
Verwijder alle vreemde voorwerpen
(bijv. speelgoed, gereedschap) van
het maaivlak.
Na de eerste installatie is de
veiligheidsstand "Geen"
geactiveerd. VIKING raadt aan, een
van de veiligheidsstanden "Laag",
"Middel" of "Hoog" te selecteren. Zo
kunnen onbevoegden
gegarandeerd geen instellingen
wijzigen en kan de robotmaaier niet
met andere dockingstations in
gebruik worden genomen.
(Ö 10.16)
10. Menu
261
DEENFRIT NL
0478 131 9923 B - NL
Op het tweede menuniveau worden de
betreffende submenu's met tabbladen
weergegeven.
Tabbladen worden geselecteerd door het
stuurkruis naar links of naar rechts te
drukken, submenu's door het stuurkruis
omlaag of omhoog te drukken.
Actieve tabbladen of menuopties zijn zwart
gemarkeerd.
De scrollbalk rechts op het display geeft
aan dat er door het omlaag of omhoog
drukken van het stuurkruis nog meer
opties kunnen worden weergegeven.
Submenu's worden geopend door op de
OK-toets te drukken.
In submenu's worden opties vermeld.
Actieve lijstopties zijn zwart gemarkeerd.
Bij het indrukken van de OK-toets
verschijnt er een selectievenster of een
dialoogvenster.
Selectievenster:
Instelwaarden kunnen door het indrukken
van het stuurkruis worden gewijzigd. De
huidige waarde is zwart geaccentueerd.
Met de OK-toets worden alle waarden
bevestigd.
Dialoogvenster:
Als er wijzigingen moeten worden
opgeslagen of meldingen moeten worden
bevestigd, verschijnt er op het display een
dialoogvenster. De actieve knop is zwart
gemarkeerd.
Bij een selectieoptie kan door het naar
links of rechts drukken van het stuurkruis
de betreffende knop worden geactiveerd.
Met de OK-toets wordt de geselecteerde
optie bevestigd en wordt het
bovenliggende menu opgevraagd.
10.2 Statusmelding
De statusmelding verschijnt,
wanneer het standby-bedrijf van de
robotmaaier door het indrukken van
een toets wordt beëindigd,
wanneer in het hoofdmenu op de
Terug-toets wordt gedrukt,
tijdens het gebruik.
Boven in het scherm staan twee
configureerbare velden. Hierin kan diverse
informatie over de robotmaaier of de
maaibeurten worden weergegeven.
(Ö 10.13)
Statusinformatie zonder lopende
activiteit:
0478 131 9923 B - NL
262
Onder in het scherm wordt de tekst
"iMow bedrijfsklaar" samen met het
afgebeelde symbool en de status
van de automaat weergegeven. (Ö 10.5)
Statusinformatie tijdens lopende
activiteiten:
Tijdens een lopende maaibeurt
verschijnen op het display de tekst
"iMow maait het gazon" en een
bijbehorend symbool. De tekstinformatie
en het symbool worden aangepast op de
op dat moment actieve procedure.
Vóór de maaibeurt verschijnen de tekst
"Opgelet – iMow start" en een
waarschuwingssymbool.
Randmaaien:
Terwijl de robotmaaier de rand van
het maaivlak bewerkt, verschijnt de
tekst "Rand wordt gemaaid".
Naar dockingstation:
Wanneer de robotmaaier naar het
dockingstation terugrijdt, wordt op
het display de betreffende reden
(bijv. Accu leeg, Maaien beëindigd)
weergegeven.
Laden van de accu:
Bij het laden van de accu verschijnt
de tekst "Accu wordt opgeladen".
Meldingen:
Fouten, storingen of suggesties worden
samen met waarschuwingssymbool,
datum, tijd en meldingscode
weergegeven. Als er meerdere meldingen
actief zijn, verschijnen ze afwisselend.
(Ö 23.)
10.3 Infogedeelte
Rechtsboven op het display wordt de
volgende informatie weergegeven:
1. Laadtoestand van de accu of
laadprocedure
2. Status automaat
3. Tijd
1. Laadtoestand:
het accusymbool geeft de
laadtoestand weer.
geen balkje – accu leeg
1 t/m 5 balkjes – accu deels leeg
6 balkjes – accu geheel opgeladen
Tijdens het opladen verschijnt er in
plaats van het accusymbool een
voedingsstekkersymbool.
2. Status automaat:
bij ingeschakelde automaat
verschijnt het automaatsymbool.
3. Tijd:
de actuele tijd wordt in het 24h-formaat
weergegeven.
Een knipperende displayverlichting
en een signaaltoon geven daarbij
de aanstaande start van de
maaimotor aan. Het maaimes wordt
pas enkele seconden nadat de
robotmaaier in beweging is
gekomen, ingeschakeld.
Als de robotmaaier bedrijfsklaar is,
worden melding en statusinformatie
afwisselend weergegeven.
263
DEENFRIT NL
0478 131 9923 B - NL
10.4 Hoofdmenu
Het hoofdmenu verschijnt,
wanneer de statusmelding
(Ö 10.2) door op de OK-toets te
drukken wordt afgesloten,
wanneer op het tweede menuniveau op
de Terug-toets wordt gedrukt.
1. Commando’s (Ö 10.5)
iMow blokkeren
Automaat in- en uitschakelen
Naar dockingstation
Maaien starten
Maaien met vertraagde start
Volgende actieve tijd uitlaten
Randmaaien
2. Maaischema (Ö 10.6)
Actieve tijden
Maaiduur
3. Informatie (Ö 10.9)
Meldingen
Activiteiten
Status iMow
Status gazon
4. Instellingen (Ö 10.10)
iMow
Installatie
Veiligheid
Service
Vakhandel
10.5 Commando’s
Selecteer het gewenste commando met
het stuurkruis en voer het met OK uit.
1. iMow blokkeren
2. Automaat inschak./uitschakelen
3. Naar dockingstation
4. Maaien starten
5. Maaien met vertraagde start
6. Volgende actieve tijd uitlaten
7. Randmaaien
1. iMow blokkeren:
machineblokkering activeren.
Druk op de aangegeven
toetsencombinatie om te
ontgrendelen. (Ö 5.2)
2. Automaat inschak./
uitschakelen:
bij ingeschakelde automaat
verschijnt in de statusmelding de
tekst "Automaat ingeschakeld". Naast het
accusymbool verschijnt in de menu's het
automaatsymbool. De robotmaaier
bewerkt het maaivlak volautomatisch.
Bij uitgeschakelde automaat verschijnt
in de statusmelding de tekst "Automaat
uitgeschakeld". De actieve tijden in het
maaischema worden inactief (grijs)
weergegeven. Het maaivlak wordt niet
automatisch bewerkt. Maaibeurten
kunnen via de commando's "Maaien
starten", "Maaien met vertraagde start"
worden geactiveerd.
3. Naar dockingstation:
de robotmaaier rijdt terug naar
het dockingstation en laadt de
accu op. Bij ingeschakelde
automaat bewerkt de robotmaaier tijdens
de eerstmogelijke actieve tijd weer het
maaivlak.
4. Maaien starten:
na het activeren start de
robotmaaier automatisch de
maaibeurt. Leg het einde van de
maaibeurt vast.
Als er een aanpalend gazon geïnstalleerd
is, moet na het indrukken van de OK-toets
worden vastgelegd of de maaibeurt op een
aanpalend gazon of op het hoofdgazon
plaatsvindt. (Ö 10.14)
De standaardinstelling voor de duur van
de maaibeurt kan in de
apparaatinstellingen onder "Maaitijd"
worden gewijzigd. (Ö 10.10)
5. Maaien met vertraagde
start:
na het activeren start de
robotmaaier automatisch, maar
met een vertraagde start de maaibeurt.
Leg de starttijd en het einde van de
maaibeurt vast.
Als er een aanpalend gazon geïnstalleerd
is, moet na het indrukken van de OK-toets
worden vastgelegd of de maaibeurt op een
aanpalend gazon of op het hoofdgazon
Als er een extern dockingstation
met een doorgang geïnstalleerd is,
robotmaaier vóór het activeren van
het commando "Maaien starten"
naar het maaivlak brengen.
0478 131 9923 B - NL
264
plaatsvindt. (Ö 10.14)
De standaardinstellingen voor de duur van
de maaibeurt en de vertraging kunnen in
de apparaatinstellingen onder "Maaitijd" of
"Vertraging" worden gewijzigd. (Ö 10.10)
6. Volgende actieve tijd
uitlaten:
het commando kan worden
gebruikt als de robotmaaier
tijdens de volgende actieve tijd niet moet
werken (bijv. bij een tuinfeest).
Na bevestiging wordt er tijdens de
volgende actieve tijd niet gemaaid. Een
zodanig geblokkeerde actieve tijd wordt in
het maaischema grijs weergegeven. Ze
kan in het menu "Dagschema" weer voor
het maaien worden vrijgegeven. (Ö 10.7)
Als het commando meerdere keren achter
elkaar wordt uitgevoerd, wordt altijd de
eerstvolgende actieve tijd overgeslagen.
Als er in de lopende week geen verdere
actieve tijd over is, verschijnt de melding
"Volgende week wordt niet gemaaid".
7. Randmaaien:
na het activeren maait de
robotmaaier de rand van het
maaivlak. Na een ronde rijdt
deze terug naar het dockingstation en
laadt de accu op.
10.6 Maaischema
Het opgeslagen maaischema
wordt via het menu "Maaischema" in
het hoofdmenu opgevraagd. De
rechthoekige vlakken onder de
betreffende dag staan voor de opgeslagen
actieve tijden. In zwart gemarkeerde
actieve tijden kan worden gemaaid, grijze
vlakken staan voor actieve tijden zonder
maaibeurten – bijv. bij een uitgeschakelde
actieve tijd of na het commando "Actieve
tijd uitlaten". (Ö 10.5)
Als het stuurkruis omhoog of omlaag wordt
gedrukt, kunnen de submenu's Actieve
tijden (Ö 10.7) of Maaiduur (Ö 10.8)
worden geselecteerd en met de OK-toets
worden geopend.
Als de actieve tijden van een
specifieke dag moeten worden
bewerkt, moet de dag met het
stuurkruis (naar links of rechts drukken)
worden geactiveerd en het submenu
Actieve tijden worden geopend.
10.7 Actieve tijden
In actieve tijden met een vinkje is
maaien toegestaan, ze worden in
het maaischema zwart gemarkeerd.
In actieve tijden zonder een vinkje
is maaien niet toegestaan, ze
worden in het maaischema grijs
gemarkeerd.
De opgeslagen actieve tijden kunnen apart
worden geselecteerd en bewerkt.
De menuoptie Nieuwe actieve tijd
kan worden geselecteerd, zo lang
als er minder dan 3 actieve tijden per
dag zijn opgeslagen. Een aanvullende
actieve tijd mag geen andere actieve tijden
overlappen.
Als de robotmaaier op de
geselecteerde dag niet moet
maaien, moet de menuoptie Alle
act. tijden wissen worden geselecteerd.
Als er een extern dockingstation
met een doorgang geïnstalleerd is,
robotmaaier vóór het activeren van
het commando "Maaien met
vertraagde start" naar het maaivlak
brengen.
Bij uitgeschakelde automaat is het
gehele maaischema inactief, alle
actieve tijden worden grijs
weergegeven.
Neem de aanwijzingen in het
hoofdstuk "Actieve tijden" ter harte.
(Ö 13.3)
Tijdens de actieve tijden moeten
met name derden uit de
gevarenzone blijven.
265
DEENFRIT NL
0478 131 9923 B - NL
Actieve tijd bewerken:
Met Actieve tijd uit of Actieve tijd
aan wordt de geselecteerde actieve
tijd voor het automatische maaien
geblokkeerd of vrijgegeven.
Met Actieve tijd wijzigen kan het
tijdvenster worden gewijzigd.
Als de geselecteerde actieve tijd niet
meer nodig is, moet de menuoptie
Actieve tijd wissen worden
geselecteerd.
10.8 Maaiduur
De wekelijkse maaitijd kan onder
Maaiduur aanpassen worden
ingesteld. De ingestelde waarde is
afgestemd op de grootte van het maaivlak.
(Ö 13.4)
Lees de aanwijzingen in het hoofdstuk
"Programmering aanpassen". (Ö 14.3)
Het commando Nieuw
maaischema wist alle opgeslagen
actieve tijden. De stap "Robotmaaier
programmeren" van de installatiewizard
verschijnt. (Ö 9.9)
10.9 Informatie
1. Meldingen:
lijst met alle actieve fouten,
storingen en aanbevelingen; samen
met het tijdstip van het optreden vermeld.
Bij een storingsvrij bedrijf verschijnt de
tekst "Geen meldingen".
Meldingsdetails verschijnen na het
indrukken van de OK-toets. (Ö 23.)
2. Activiteiten:
lijst met de laatste activiteiten van de
robotmaaier.
Details van de activiteit (extra tekst, tijdstip
en code) verschijnen na het indrukken van
de OK-toets.
3. Status iMow:
informatie over de robotmaaier
Laadtoestand:
acculading in procenten
Resttijd:
resterende maaiduur in de lopende
week in uren en minuten
Datum en tijd
Bij onvoldoende tijdvensters voor
de benodigde maaibeurten en
oplaadprocedures moeten actieve
tijden worden verlengd of
aangevuld of moet de maaiduur
worden verkort. Op het display
verschijnt een bijbehorende
melding.
Als de afsluiting van de nieuwe
programmering in een actieve tijd
valt, start de robotmaaier na het
bevestigen van de afzonderlijke
dagschema's een automatische
maaibeurt.
Raadpleeg uw VIKING
vakhandelaar als sommige
activiteiten ongewoon vaak
optreden. Fouten bij normaal bedrijf
worden gedocumenteerd in de
meldingen.
0478 131 9923 B - NL
266
Starttijd:
start van de volgende geplande
maaibeurt
Aantal alle afgesloten maaibeurten
–Maaiuren:
duur van alle afgesloten maaibeurten in
uren
Afstand:
totaal afgelegde afstand in meters
Ser.-No.:
serienummer van de robotmaaier, ook
af te lezen op het typeplaatje (zie
beschrijving van het apparaat). (Ö 3.1)
Accu:
serienummer van de accu
Software:
geïnstalleerde apparaatsoftware
4. Status gazon:
informatie over het gazon
Maaivlak in vierkante meters:
waarde zoals ingevoerd bij de eerste
installatie of bij een nieuwe installatie
(Ö 9.3)
Rondetijd:
duur van een ronde rondom het
maaivlak in minuten en seconden
Startpunten 1 – 4:
afstand van het betreffende startpunt
van het dockingstation in meters,
rechtsom gemeten (Ö 10.15)
Omvang:
omvang van het maaivlak in meters
Randmaaien:
frequentie van het randmaaien per
week (Ö 10.14)
10.10 Instellingen
1. iMow:
apparaatinstellingen
aanpassen (Ö 10.11)
2. Installatie:
installatie aanpassen en testen
(Ö 10.14)
3. Veiligheid:
veiligheidsinstellingen aanpassen
(Ö 10.16)
4. Service:
onderhoud en service (Ö 10.17)
5. Vakhandel:
menu is door de
vakhandelcode beveiligd. De
VIKING vakhandelaar voert met behulp
van dit menu diverse onderhouds- en
serviceactiviteiten uit.
10.11 iMow – apparaatinstellingen
1. Regensensor:
de regensensor kan zodanig worden
ingesteld dat het maaien bij regen
wordt onderbroken of niet wordt gestart.
Regensensor instellen (Ö 10.12)
2. Maaitijd:
instellen van de standaard voor de
duur van een maaibeurt na het
activeren van een commando "Maaien
starten". (Ö 10.5)
3. Vertraging:
instellen van de standaard voor de
vertraging na het activeren van een
commando "Maaien met vertraagde start".
(Ö 10.5)
4. Statusmelding:
selecteren van de informatie die in
de statusmelding moet verschijnen.
(Ö 10.13)
Statusmelding instellen (Ö 10.13)
5. Tijd:
instellen van de actuele tijd.
De ingestelde tijd moet dezelfde zijn
als de werkelijke tijd, om te voorkomen dat
de robotmaaier ongewenst gaat maaien.
6. Datum:
instellen van de actuele datum.
De ingestelde datum moet dezelfde
zijn als de werkelijke kalenderdatum, om
te voorkomen dat de robotmaaier
ongewenst gaat maaien.
7. Datumformaat:
instellen van het gewenste
datumformaat.
8. Verplaatsing:
de robotmaaier rijdt standaard 6 cm
naar binnen verplaatst langs de
begrenzingsdraad. Met deze waarde dokt
het apparaat gegarandeerd goed aan. De
iRuler werkt ook met een verplaatsing van
6cm.
VIKING raadt aan de
standaardinstelling van 6 cm niet te
wijzigen.
267
DEENFRIT NL
0478 131 9923 B - NL
Alleen indien nodig kan het
selectievenster met OK worden
geopend en de gewenste waarde (3 cm
tot 9 cm) worden ingesteld.
9. Taal:
instellen van de gewenste
displaytaal. Standaard is de taal
ingesteld die bij de eerste installatie
geselecteerd is.
10. Contrast:
indien nodig kan het displaycontrast
worden ingesteld.
10.12 Regensensor instellen
Druk voor het instellen van de
sensor met 5 standen het
stuurkruis naar links of rechts.
De huidige waarde verschijnt in het menu
"Instellingen" met een streepjesgrafiek.
De gevoeligheid van de regensensor kan
aan de lokale situatie en wensen worden
aangepast. Met name kan ook worden
ingesteld hoe lang de robotmaaier na
regen wacht op het opdrogen van het
maaivlak.
Bij een gemiddelde
gevoeligheid is de
robotmaaier gereed voor
gebruik onder normale
buitenomstandigheden.
Schuif de balk verder naar
links voor het maaien bij
hogere vochtigheid.
Helemaal links maait de
robotmaaier ook in natte
omstandigheden en onderbreekt de
maaibeurt niet wanneer regendruppels op
de sensor terecht komen.
Schuif de balk verder naar
rechts voor het maaien bij
geringe vochtigheid.
Helemaal rechts, maait de
robotmaaier alleen wanneer
de regensensor volledig droog is.
10.13 Statusmelding instellen
Selecteer voor het configureren van de
statusmelding de linker of rechter melding
met het stuurkruis en bevestig met OK.
Laadtoestand:
weergave van het accusymbool
samen met de laadtoestand in
procenten
Resttijd:
resterende maaiduur in de lopende
week in uren en minuten
Tijd en datum:
huidige datum en huidige tijd
Starttijd:
start van de volgende geplande
maaibeurt. Bij een lopende actieve
tijd verschijnt de tekst "actief".
Maaibeurten:
aantal van alle maaibeurten tot nu
toe
Maaiuren:
duur van alle maaibeurten tot nu toe
Afstand:
totaal afgelegde afstand
10.14 Installatie
1. Corridor:
verplaatste rit naar begin in- en
uitschakelen.
Bij een ingeschakelde corridor rijdt de
robotmaaier naar binnen verplaatst langs
de begrenzingsdraad terug naar het
dockingstation.
Corridorbreedte: 30-70 cm
De afstand tot de begrenzingsdraad wordt
binnen de corridor willekeurig gekozen.
2. Nieuwe installatie:
de installatiewizard wordt opnieuw
gestart, het bestaande maaischema
wordt gewist. (Ö 9.3)
3. Startpunten:
de robotmaaier begint het maaien bij
het dockingstation
(standaardinstelling) of bij een startpunt.
Startpunten moeten worden gedefinieerd,
als deelzones gericht moeten worden
behandeld, omdat ze onvoldoende
worden bewerkt,
als zones alleen via een doorgang
bereikbaar zijn. Leg in deze deelzones
minstens één startpunt vast.
Startpunten instellen (Ö 10.15)
4. Rand testen:
proefrit ter controle van een goede
draadligging starten.
In combinatie met een extern
dockingstation moet voor een
verplaatste rit naar het begin een
apart verkrijgbaar toebehoren
(AED 600) worden gebruikt. Voor
nadere informatie verwijzen wij u
naar uw VIKING dealer.
De verplaatste rit naar het begin
kan alleen worden ingeschakeld,
als de begrenzingsdraad op smalle
plaatsen met een afstand van meer
dan 2 m is geïnstalleerd. In het
maaivlak mogen geen doorgangen
geïnstalleerd zijn.
0478 131 9923 B - NL
268
De stap "Installatie controleren" van de
installatiewizard wordt opgevraagd.
(Ö 9.8)
5. Randmaaien:
frequentie van het randmaaien
vastleggen.
Nooit – standaardinstelling
Eén keer – de rand wordt een keer per
week gemaaid.
Twee keer – de rand wordt twee keer per
week gemaaid.
6. Aanpalende gazons:
aanpalende gazons vrijgeven.
Inactief – standaardinstelling
Actief – instelling, als er op aanpalende
gazons moet worden gemaaid. Bij de
commando's "Maaien starten" en "Maaien
met vertraagde start" moet het maaivlak
(hoofdgazon/aanpalend gazon) worden
geselecteerd. (Ö 14.5)
10.15 Startpunten instellen
Om in te stellen
startpunten aanleren
of
gewenst startpunt selecteren en
handmatig definiëren.
Startpunten aanleren:
Na het indrukken van de OK-toets
start de robotmaaier een oefenrit
langs de begrenzingsdraad. Als de
robotmaaier niet is aangedokt, rijdt deze
eerst naar het dockingstation. Alle
bestaande startpunten worden gewist.
Onderweg kunnen er door het openen van
de klep en door het indrukken van de OK-
toets maximaal 4 startpunten worden
vastgelegd.
Aanleerpocedure onderbreken:
Handmatig – door op de STOP-toets te
drukken.
Automatisch – door hindernissen aan de
rand van het maaivlak.
Als het aanleren automatisch is
onderbroken, corrigeer dan de positie
van de begrenzingsdraad of verwijder
de hindernissen.
Controleer vóór het verder aanleren de
positie van de robotmaaier. Het
apparaat moet op de begrenzingsdraad
of binnen het maaivlak met de voorkant
richting begrenzingsdraad staan.
Aanleerpocedure beëindigen:
Handmatig – na een onderbreking.
Automatisch – na het aandokken.
De nieuwe startpunten worden na het
aandokken of na het afbreken door het
openen van de klep en door bevestiging
met OK opgeslagen.
Startfrequentie:
Met de startfrequentie wordt gedefinieerd
hoe vaak een maaibeurt bij een startpunt
moet worden begonnen.
Standaardinstelling is 2 van 10
maaibeurten (2/10) bij elk startpunt.
Wijzig indien nodig na het aanleren de
startfrequentie.
Stuur bij voortijdige beëindiging van het
aanleren de robotmaaier via het
commando naar het dockingstation.
(Ö 10.5)
Startpunt 1 t/m 4 handmatig
instellen:
Leg de afstand van de startpunten
van het dockingstation vast en
definieer de startfrequentie.
De afstand is het traject van het
dockingstation naar het startpunt in
meters, rechtsom gemeten.
De startfrequentie kan tussen 0 van 10
maaibeurten (0/10) en 10 van 10
maaibeurten (10/10) liggen.
10.16 Veiligheid
1. Machineblokkering
2. Stand
3. Pincode wijzigen
4. Startsignaal
5. Meldsignaal
6. Menusignaal
7. Speelstop
8. Toetsenblok.
9. iMow + Dock koppelen
1. Machineblokkering:
met OK wordt de machineblokkering
actief, de robotmaaier kan niet meer
in gebruik worden genomen.
De robotmaaier moet vóór alle
onderhouds- en
Als controle van de correcte
bedrading rond een verboden zone,
de robotmaaier met de voorzijde in
de richting van de verboden zone in
het maaivlak plaatsen en
testverloop starten.
Als de startpunten handmatig
worden ingesteld, mag vóór het
openen van de klep niet op de
STOP-toets worden gedrukt.
Het dockingstation is als
startpunt 0 gedefinieerd.
Standaard worden
maaibeurten van daaruit gestart.
De startfrequentie is even hoog als
de berekende restwaarde op 10
van 10 maaibeurten.
269
DEENFRIT NL
0478 131 9923 B - NL
reinigingswerkzaamheden, vóór transport
en vóór de inspectie worden geblokkeerd.
(Ö 5.1)
Druk voor het ongedaan maken van de
machineblokkering op de aangegeven
toetsencombinatie.
2. Stand:
er kunnen 4 veiligheidsstanden
worden ingesteld, afhankelijk van de
stand worden er bepaalde blokkeringen en
veiligheidsvoorzieningen actief.
Geen:
de robotmaaier is niet beveiligd.
Laag:
voer een pincode in voor het koppelen van
robotmaaier en dockingstation en voor het
terugzetten van het apparaat op de
fabrieksinstellingen; tijdblokkering is
actief.
Middel:
zie "Laag", daarbij kunnen instellingen pas
na het invoeren van de pincode worden
gewijzigd.
Hoog:
zie "Middel", naast de vraag om de
pincode is een diefstalbeveiliging actief.
Selecteer de gewenste stand en
bevestig met OK. Voer desgewenst een
4-cijferige pincode in.
Resetgrendel:
vraag om pincode voor het terugzetten van
het apparaat op fabrieksinstellingen.
Koppelgrendel:
vraag om pincode voor het koppelen van
robotmaaier en dockingstation.
Tijdblokkering:
vraag om pincode voor het wijzigen van
een instelling, wanneer er langer dan 1
maand geen pincode meer ingevoerd is.
Instelbescherm.:
vraag om de pincode, wanneer
instellingen worden gewijzigd.
Diefstalbeveil.:
als de maaier langer dan 10 seconden bij
de greep omhoog wordt gehouden, dan
verschijnt de vraag om de pincode. Als de
pincode niet binnen 1 minuut wordt
ingevoerd, klinkt er een alarmtoon en
wordt de automaat uitgeschakeld.
3. Pincode wijzigen:
de 4-cijferige pincode kan zo nodig
worden gewijzigd.
Voer eerst de oude pincode in en
bevestig deze met OK.
Stel de nieuwe 4-cijferige pincode in en
bevestig deze met OK.
4. Startsignaal:
in- of uitschakelen van het
akoestische signaal dat klinkt
voordat het maaimes wordt ingeschakeld.
5. Meldsignaal:
in- of uitschakelen van het
akoestische signaal dat klinkt
wanneer de robotmaaier tegen een
hindernis rijdt.
6. Menusignaal:
in- of uitschakelen van het
akoestische kliksignaal dat klinkt
wanneer er een menu wordt geopend of
een optie met OK wordt bevestigd.
7. Speelstop:
in- of uitschakelen van de inrichting die
voorkomt dat het maaimes wordt
ingeschakeld als met het apparaat wordt
gespeeld.
Werking:
als de stootsensor in korte tijd meerdere
keren wordt geactiveerd, bijvoorbeeld als
een kind met de robotmaaier speelt, wordt
het maaimes uitgeschakeld en blijft de
robotmaaier met een melding staan.
Als de stootsensor niet meer wordt
geactiveerd, maait de robotmaaier na
enkele seconden automatisch door.
8. Toetsenblok.:
na het inschakelen van de
toetsenblokkering kunnen de
toetsen op het display alleen
worden bediend wanneer eerst de
toets Terug ingedrukt wordt gehouden en
daarna het stuurkruis naar voren wordt
gedrukt.
De toetsenblokkering wordt 2 minuten na
de laatste bediening van de toetsen actief.
9. iMow + Dock koppelen:
de robotmaaier werkt na de eerste
ingebruikname uitsluitend met het
geïnstalleerde dockingstation.
Na het vervangen van het dockingstation
of van elektronische onderdelen in de
robotmaaier of voor het in gebruik nemen
van de robotmaaier op een ander maaivlak
VIKING raadt aan, één van de
veiligheidsstanden "Laag", "Middel"
of "Hoog" in te stellen.
De menuoptie "Pincode wijzigen"
verschijnt alleen bij de
veiligheidsstanden "Laag", "Middel"
of "Hoog".
VIKING raadt aan de gewijzigde
pincode te noteren.
Als de pincode 5 keer onjuist
ingevoerd is, is een 4-cijferige
mastercode nodig. Bovendien
wordt de automaat uitgeschakeld.
Voor het genereren van de
mastercode moet u de VIKING
vakhandelaar het 9-cijferige
serienummer en de 4-cijferige
datum, die op het selectievenster
verschijnen, doorgeven.
0478 131 9923 B - NL
270
met een ander dockingstation moeten
robotmaaier en dockingstation worden
gekoppeld.
Installeer het dockingstation en sluit de
begrenzingsdraad aan. (Ö 9.4), (Ö 9.6)
Til de robotmaaier aan de handgreep (1)
iets op om de aandrijfwielen te ontlasten.
Schuif het apparaat op de voorwielen in
het dockingstation.
Voer na het indrukken van de
OK-toets de pincode in. Daarna
zoekt de robotmaaier naar het
draadsignaal en slaat het automatisch
op. De procedure duurt enkele minuten.
(Ö 9.7)
10.17 Service
1. Vervang de messen:
met OK wordt het inbouwen van een nieuw
maaimes bevestigd.
2. Draadbreuk zoeken:
als op het dockingstation de rode led snel
knippert, is de begrenzingsdraad
onderbroken. (Ö 12.1)
Met OK wordt er een wizard voor het
vinden van de breuk geactiveerd.
Draadbreuk zoeken (Ö 15.7)
3. Resetinstellingen:
met OK wordt de robotmaaier op
fabrieksinstellingen teruggezet en wordt
de installatiewizard opnieuw gestart.
(Ö 9.3)
Voer na het indrukken van de
OK-toets de pincode in.
Controleer vóór het definitief vastzetten
van de begrenzingsdraad de installatie.
(Ö 9.) De bedrading moet in de regel bij
doorgangen, vernauwingen of verboden
zones worden aangepast.
Afwijkingen kunnen voorkomen,
als de technische mogelijkheden van
de robotmaaier worden uitgeput,
bijvoorbeeld door zeer lange
doorgangen of bij een ligging in de
buurt van metalen voorwerpen of boven
metaal onder het gazon.
als de constructie van het maaivlak
speciaal voor het gebruik van de
robotmaaier wordt gewijzigd.
De pincode is bij veiligheidsstand
"Geen" niet nodig.
Als het mes meer dan 200 uur in
gebruik is geweest, verschijnt de
melding "Maaimes vervangen".
(Ö 15.4)
De pincode is bij veiligheidsstand
"Geen" niet nodig.
11. Begrenzingsdraad
Vóór het leggen van de
begrenzingsdraad, met
name vóór de eerste
installatie, moet u het
gehele hoofdstuk doorlezen en de
ligging van de draad precies
plannen.
Voer de eerste installatie met de
installatiewizard uit. (Ö 9.)
Als u ondersteuning nodig hebt, is
de VIKING vakhandelaar u graag
van dienst bij het voorbereiden van
het maaivlak en het installeren van
de begrenzingsdraad.
De in deze gebruiksaanwijzing
vermelde draadafstanden zijn
afgestemd op de ligging van de
begrenzingsdraad op het gazon.
De begrenzingsdraad kan ook
maximaal 10 cm diep worden
ingegraven (bijv. met een speciale
machine).
Door het ingraven wordt de
signaalontvangst beïnvloed, vooral
als over de begrenzingsdraad
tegels of stenen worden gelegd. De
robotmaaier rijdt mogelijk verder
naar buiten langs de
begrenzingsdraad, waardoor meer
ruimte in doorgangen,
vernauwingen en bij het afrijden
van de rand nodig is. Pas de
bedrading zo nodig aan.
271
DEENFRIT NL
0478 131 9923 B - NL
11.1 Ligging van de begrenzingsdraad
plannen
Leg de locatie van het dockingstation
vast. (Ö 9.4)
Verwijder hindernissen op het
maaivlak of breng verboden zones
aan. (Ö 11.8)
De begrenzingsdraad moet in een
doorlopende lus rondom het gehele
maaivlak worden gelegd – maximale
lengte:
500 m.
Doorgangen en aanpalende gazons:
verbind alle zones van het maaivlak
met doorgangen voor het maaien in de
automatische modus. (Ö 11.10)
Als daarvoor onvoldoende ruimte is,
moeten er aanpalende gazons worden
ingesteld. (Ö 11.9)
Neem bij het leggen van de
begrenzingsdraad de afstanden in acht
(Ö 11.5):
bij begaanbare hindernissen
(bijv. voetpaden): 0cm
bij doorgangen: 22 cm
bij hoge hindernissen (bijv. muren,
bomen): 22 cm
minimale afstand in vernauwingen:
44 cm
bij wateroppervlakken en mogelijke
plekken waar het apparaat kan
omvallen (randen, terrassen): 100 cm
Hoeken:
vermijd het leggen in scherpe hoeken
(kleiner dan 90°).
Draadreserve:
om het verplaatsen van
begrenzingsdraad nadien vlotter te
laten verlopen, dient men meerdere
draadreserves te installeren. (Ö 11.13)
11.2 Schets van het maaivlak
maken
Bij het installeren van de
robotmaaier en het dockingstation
verdient het aanbeveling om een schets
van het maaivlak te maken. Aan het begin
van deze gebruiksaanwijzing is hiervoor
een pagina voorzien.
Deze schets moet bij latere wijzigingen
worden aangepast.
Inhoud van de schets:
vorm van het maaivlak met
belangrijke hindernissen, grenzen en
eventuele verboden zones waarin de
robotmaaier niet mag werken. (Ö 26.)
positie van het dockingstation (Ö 9.4)
ligging van de begrenzingsdraad
De begrenzingsdraad groeit na korte
tijd in de bodem in en is niet meer te
zien. Geef de ligging van de draad
rondom hindernissen aan. (Ö 9.5)
ligging van de draadverbinders
De gebruikte draadverbinders zijn na
korte tijd niet meer te zien. Noteer hun
positie, om ze zo nodig te kunnen
vervangen. (Ö 11.14)
11.3 Begrenzingsdraad leggen
Installeer het dockingstation. (Ö 9.4)
Leg de begrenzingsdraad vanaf het
dockingstation rondom het maaivlak en
om eventueel aanwezige hindernissen
(Ö 11.8) en bevestig deze met
bevestigingspennen aan de bodem.
Controleer de afstanden met behulp
van de iRuler. (Ö 11.5)
Lees de informatie in het hoofdstuk
"Eerste installatie". (Ö 9.5)
Sluit de begrenzingsdraad aan.
(Ö 11.4)
11.4 Begrenzingsdraad aansluiten
Stekker uittrekken en
afdekking van het
dockingstation wegnemen.
Leg de begrenzingsdraad in
kabelgeleidingen van de bodemplaat,
geleid deze door de sokkel, breng de
stekker aan en sluit deze aan op het
dockingstation.
Lees de informatie in het hoofdstuk
"Eerste installatie". (Ö 9.)
Lees de installatievoorbeelden
aan het einde van de
gebruiksaanwijzing door. (Ö 26.)
Installeer bij het leggen van de
begrenzingsdraad ook verboden
zones, doorgangen, aanpalende
gazons en draadreserve, om latere
correcties te voorkomen.
Opgewikkelde reststukken van de
begrenzingsdraad kunnen
storingen veroorzaken en moeten
worden verwijderd.
1
Gebruik originele
bevestigingspennen en originele
begrenzingsdraad.
De legrichting (rechts- of linksom)
kan naar keuze worden
geselecteerd.
Trek bevestigingspennen nooit met
behulp van het begrenzingsdraad
eruit – gebruik altijd geschikt
gereedschap (bijv. combinatietang).
Maak een schets van de ligging van
de begrenzingsdraad. (Ö 11.2)
0478 131 9923 B - NL
272
Afdekking van het
dockingstation monteren en
daarna voedingsstekker
aansluiten.
Draadsignaal testen. (Ö 9.7)
Aandokken testen. (Ö 9.7)
Verbeter indien nodig de positie van de
begrenzingsdraad bij het
dockingstation.
11.5 Draadafstanden – iRuler gebruiken
Langs begaanbare hindernissen zoals
terrassen en begaanbare wegen kan de
begrenzingsdraad (1) zonder afstand
worden gelegd. De robotmaaier rijdt dan
met een achterwiel buiten het maaivlak.
Maximaal hoogteverschil tussen gazon en
hindernis: 2 cm
Draadafstanden met de iRuler meten:
om de begrenzingsdraad op de juiste
afstand tot de rand van het gazon en tot
hindernissen te leggen, moet voor het
meten van de afstand de iRuler worden
gebruikt.
A –22cm
Hoge hindernis:
afstand tussen een hoge
hindernis en de begrenzingsdraad.
De robotmaaier moet volledig binnen het
maaivlak rijden en mag de hindernis niet
aanraken.
A –22cm
Doorgangen:
draadafstand in doorgangen.
(Ö 11.10)
Een doorgang verbindt meerdere
maaivlakken of overbrugt vernauwingen.
B –6cm
Afstandsvergroting voor het
leggen van de begrenzingsdraad
om een buitenhoek bij een hoge hindernis.
Door de extra afstand B op de iRuler (1)
rijdt de robotmaaier langs de
begrenzingsdraad (3) om de hoek zonder
tegen de hindernis (2) te stoten.
A + C =24cm
Binnenhoek:
afstand voor het leggen van de
begrenzingsdraad in een binnenhoek bij
een hoge hindernis.
Let er bij het onderhoud van de
rand van het gazon op dat de
begrenzingsdraad niet beschadigd
raakt. Installeer de
begrenzingsdraad zo nodig op
enige afstand (2-3 cm) van de rand
van het gazon.
De afstanden op de iRuler zijn zo
gedefinieerd, dat de robotmaaier bij
een verplaatsing van 6 cm zonder
storing (zonder tegen hindernissen
te stoten) langs de rand kan rijden.
Verklein de verplaatsing zo nodig
(te veel ongemaaid gras aan de
rand). (Ö 10.11)
273
DEENFRIT NL
0478 131 9923 B - NL
Door de grotere afstand (24 cm) rijdt de
robotmaaier langs de
begrenzingsdraad (2) in de hoek om een
hoge hindernis zonder tegen de
hindernis (1) te stoten.
A + C =24cm
Verboden zone:
afstand voor het leggen van de
begrenzingsdraad rondom een verboden
zone.
De robotmaaier rijdt langs zonder stoten
langs de begrenzingsdraad (1) om de
hindernis (2).
Hoogte van hindernissen meten:
De robotmaaier kan over
hindernissen als wegen rijden als
het te overwinnen hoogteverschil
minder dan 2 cm is. De stand op de iRuler
is precies deze hoogte.
Hindernis (1) is lager dan 2 cm: leg de
begrenzingsdraad (2) zonder afstand tot
de hindernis.
Hindernis (1) is hoger dan 2 cm:
leg de begrenzingsdraad (2) met
afstand A (22 cm) tot de hindernis.
11.6 Vernauwingen
De robotmaaier rijdt automatisch door alle
vernauwingen, zolang de minimale
draadafstand wordt aangehouden. Smalle
gebieden van het maaivlak moeten met
begrenzingsdraad worden afgebakend.
Als de begrenzingsdraad zonder
afstand tot de hindernis (grote
tegels, enz.) wordt gelegd, moet
erop worden gelet dat de tegels
22 cm vrij begaanbaar zijn (zonder
hindernis).
Stel desgewenst de snijhoogte zo
in dat de robotmaaier met het
maaiwerk geen hindernissen raakt.
Als de laagste snijhoogte wordt
ingesteld, kan de robotmaaier
minder dan 2 cm overwinnen.
Als in het maaivlak een vernauwing
is geïnstalleerd, moet de
verplaatste rit naar het begin
(corridor) worden uitgeschakeld.
(Ö 10.14)
0478 131 9923 B - NL
274
Als er twee maaivlakken door een smal
gedeelte met elkaar zijn verbonden, kan er
een doorgang worden
geïnstalleerd. (Ö 11.10)
De minimale draadafstand is 44 cm, ofwel
2 iRuler-lengtes of de breedte van het
apparaat.
Daarom is er bij vernauwingen de
volgende ruimte nodig:
tussen hoge hindernissen van meer
dan 2 cm hoog, zoals muren 88 cm,
tussen begaanbare hindernissen van
minder dan 2 cm hoog, zoals wegen
44 cm.
11.7 Verbindingstrajecten installeren
De robotmaaier negeert het
begrenzingsdraadsignaal wanneer de
draden dicht bij elkaar, parallel worden
gelegd. Verbindingstrajecten moeten
worden geïnstalleerd,
als er naastgelegen gazons moeten
worden geïnstalleerd. (Ö 11.9)
als er verboden zones nodig zijn.
(Ö 11.8)
In verbindingstrajecten wordt de
begrenzingsdraad (1) parallel gelegd, de
draden mogen elkaar niet kruisen en
moeten dicht bij elkaar liggen. Maak het
verbindingstraject met voldoende
bevestigingspennen (2) aan de bodem
vast.
11.8 Verboden zones
Installeer verboden zones
rondom hindernissen die de
robotmaaier niet mag aanraken,
rondom hindernissen die niet stabiel
genoeg zijn,
rondom hindernissen die te laag zijn.
Minimumhoogte: 8 cm
VIKING raadt aan,
hindernissen met verboden zones af te
grenzen of te verwijderen,
verboden zones na de eerste installatie
of na veranderingen in de
draadinstallatie met behulp van het
commando "Rand testen" te
controleren. (Ö 10.14)
Verboden zones moeten een minimale
diamater van 48 cm hebben.
De afstand tot de randlus A moet groter
dan 44 cm zijn.
VIKING raadt aan
verbindingstrajecten in het kader
van het leggen van de draad
samen met de betreffende
verboden zones of naastgelegen
gazons te leggen.
Bij achteraf installeren moet de
draadlus worden doorgeknipt,
verbindingstrajecten moeten dan
via de meegeleverde
draadverbinders worden
opgenomen. (Ö 11.14)
275
DEENFRIT NL
0478 131 9923 B - NL
Om storingen bij het aandokken te
voorkomen, mag in een gebied van ten
minste 2m rondom het dockingstation (1)
geen verboden zone worden
geïnstalleerd.
Geleid de begrenzingsdraad (1) van de
omranding naar de hindernis, leg deze op
de juiste afstand (iRuler gebruiken)
rondom de hindernis (2) en bevestig deze
met een voldoende aantal
bevestigingspennen (3) aan de bodem.
Leg de begrenzingsdraad daarna terug
naar de omranding.
Tussen hindernis en omranding moet de
begrenzingsdraad parallel en zonder
doorkruisen in een verbindingstraject
worden gelegd. (Ö 11.7)
11.9 Aanpalende gazons
Aanpalende gazons zijn gebieden van het
maaivlak die door de robotmaaier niet
volautomatisch kunnen worden bewerkt,
omdat hij daar geen toegang heeft. Zo
kunnen meerdere gescheiden
maaivlakken met een enkele
begrenzingsdraad worden omrand. De
robotmaaier moet met de hand van het
ene naar het andere maaivlak worden
gebracht. De maaibeurt wordt via het
commando "Maaien starten" (Ö 10.5) of
"Maaien met vertraagde start" (Ö 10.5)
geactiveerd.
Het dockingstation (1) wordt op het
maaivlak A geïnstalleerd. Dit wordt
volgens het maaischema volautomatisch
bewerkt.
De aanpalende gazons B en C zijn met
verbindingstrajecten (2) met het
maaivlak A verbonden. Op alle gazons
moet de begrenzingsdraad in dezelfde
richting worden gelegd –
begrenzingsdraad in de
verbindingstrajecten niet doorkruisen.
Aanpalende gazons in het menu
"Instellingen – Installatie" activeren.
(Ö 10.14)
11.10 Doorgangen
Als er meerdere maaivlakken moeten
worden gemaaid (bijv. maaivlakken vóór
en achter het huis), kan er een doorgang
als verbinding worden geïnstalleerd. Zo
kunnen alle maaivlakken automatisch
worden bewerkt.
Voorwaarden:
minimale breedte tussen vaste
hindernissen in de doorgang 88 cm,
tussen begaanbare wegen 22 cm.
De verplaatste rit naar het begin
(corridor) is uitgeschakeld. (Ö 10.14)
Doorgang is vrij begaanbaar.
In doorgangen wordt het gazon
alleen bij het afrijden van de
begrenzingsdraad gemaaid.
Activeer desgewenst automatisch
randmaaien of maai de zone van
de doorgang regelmatig manueel.
(Ö 10.14), (Ö 10.14)
De vermelde draadafstanden zijn
afgestemd op de ligging van de
begrenzingsdraad op het gazon.
Bij relatief lange doorgangen is
afhankelijk van de
bodemgesteldheid mogelijk iets
meer ruimte nodig. Installeer
relatief lange doorgangen zo
mogelijk altijd midden tussen
hindernissen.
0478 131 9923 B - NL
276
In de zone van het tweede maaivlak
wordt minstens 1 startpunt
gedefinieerd. (Ö 10.15)
Het dockingstation (1) wordt in het
maaivlak A geïnstalleerd. Het
maaivlak B is met een doorgang (2) met
het maaivlak A verbonden. De
begrenzingsdraad (3) kan door de
robotmaaier geheel worden afgereden.
Voor het bewerken van het maaivlak B
moeten startpunten (4) worden
gedefinieerd. (Ö 10.15)
Afzonderlijke maaibeurten beginnen dan
afhankelijk van de instelling
(startfrequentie) bij de startpunten.
Begin en einde van de doorgang
installeren:
Aan het begin en aan het einde van de
doorgang moet de begrenzingsdraad (1)
zoals afgebeeld trechtervormig worden
gelegd (afstanden A en B). Daardoor
wordt voorkomen dat de robotmaaier
tijdens het maaien onbedoeld de doorgang
inrijdt.
A = 22 cm
B = 6 cm
Doorgang installeren:
De draadafstand in doorgangen: 22 cm
Daarom is er de volgende ruimte nodig:
tussen hoge hindernissen (meer dan
2 cm hoog – zoals muren):
88 cm,
tussen voetpaden of begaanbare
hindernissen (minder dan 2 cm hoog –
zoals wegen):
22 cm.
In doorgangen wordt de
begrenzingsdraad (1) parallel gelegd en
met voldoende bevestigingspennen (2) op
de bodem vastgemaakt. Aan het begin en
aan het einde van de doorgang moet ook
een trechtervormige toegang en uitgang
worden geïnstalleerd.
277
DEENFRIT NL
0478 131 9923 B - NL
11.11 Precies langs randen maaien
Minimale breedte van de stenen:
Leg de begrenzingsdraad (1) op 22 cm
afstand van de hindernis. Om ervoor te
zorgen dat de rand van het gazon volledig
wordt gemaaid, moeten de stenen ten
minste 20 cm (afstand B) breed zijn. Als
bredere stenen worden gelegd, wordt de
rand van het gazon nog preciezer
gemaaid.
11.12 Afhellend terrein in het maaivlak
Om ervoor te zorgen dat de robotmaaier in
een afhellend gedeelte van het maaivlak
(helling tot 15°) automatisch en zonder
storingen kan maaien, moet bij de
installatie van de begrenzingsdraad op de
helling een minimumafstand tot de rand
van het terrein worden aangehouden.
Afhellende gedeelten met een helling
van 5-15°:
Als zich in het maaivlak een afhellend
gedeelte met een helling van 5-15°
bevindt, kan de begrenzingsdraad zoals
afgebeeld onder de rand van het terrein in
het afhellende gedeelte worden gelegd.
Voor een storingsvrije werking van de
robotmaaier moet de minimumafstand
(0,5 m) van de begrenzingsdraad tot de
rand van het terrein worden aangehouden.
Afhellende rand van het terrein met een
helling van > 15°:
Als zich in het maaivlak een afhellend
gedeelte met een helling van > 15°
bevindt, wordt geadviseerd om de
begrenzingsdraad (1) zoals afgebeeld in
het vlakke gedeelte boven de rand van het
terrein te leggen. De rand van het terrein
en het afhellende gedeelte worden niet
gemaaid.
11.13 Draadreserve installeren
Draadreserves die op regelmatige afstand
zijn geïnstalleerd vergemakkelijken de
noodzakelijke correcties, zoals de positie
van het dockingstation of het verloop van
de begrenzingsdraad nadien te wijzigen.
Draadreserves zullen vooral in de buurt
van moeilijke doorgangen geplaatst
worden.
Begrenzingsdraad (1) over een lengte van
ca. 1 m tussen 2 bevestigingspennen
plaatsen zoals afgebeeld. Draadreserve in
het midden met een andere
bevestigingspen aan de bodem
vastmaken.
Bij een verplaatsing van 6 cm
ontstaat langs hoge hindernissen
een tot 20 cm brede strook met
ongemaaid gras. Zo nodig kunnen
stenen om hoge hindernissen
worden gelegd.
Leg de begrenzingsdraad rondom
buiten- en binnenhoeken verder
van de stenen. (Ö 9.1)
Gebruik indien nodig bredere
stenen.
0478 131 9923 B - NL
278
11.14 Draadverbinders gebruiken
Voor het verlengen van de
begrenzingsdraad of voor het verbinden
van losse draaduiteinden mogen
uitsluitend de meegeleverde, met gel
gevulde draadverbinders worden gebruikt.
Ze voorkomen vroegtijdige slijtage
(bijv. corrosie aan de draaduiteinden) en
garanderen een optimale verbinding.
Geef de positie van de draadverbinders op
de schets van het maaivlak aan. (Ö 11.2)
Steek losse, niet gestripte
draaduiteinden (1) tot aan de aanslag in
draadverbinders (H). Druk
draadverbinders met een geschikte tang
bij elkaar – ga na of ze goed vastklikken.
Bevestig de begrenzingsdraad zoals
afgebeeld met twee bevestigingspennen
op de bodem om de kabel op trek te
ontlasten.
12.1 Led op het dockingstation
Een rode led (1) geeft informatie over de
status van het dockingstation en het
draadsignaal.
Rode led brandt continu:
het dockingstation is ingeschakeld en de
robotmaaier is niet aangedokt.
Rode led knippert langzaam:
het dockingstation is ingeschakeld, de
robotmaaier is aangedokt of wordt
opgeladen.
Rode led knippert snel (ca. 2x per
seconde):
de begrenzingsdraad is niet goed op het
dockingstation aangesloten of er is door
een defecte begrenzingsdraad
(draadbreuk) geen draadsignaal meer.
Rode led knippert snel en onderbroken:
de led knippert afwisselend 3 keer elke
seconde, 3 keer elke 2 seconden, 3 keer
elke seconde, 5 seconden pauze. Na de
pauze wordt het signaal herhaald.
Bij deze knippervolgorde is sprake van
een storing in het dockingstation. (Ö 24.)
Rode led brandt niet:
dockingstation is uitgeschakeld, het
draadsignaal wordt niet verzonden.
Dockingstation inschakelen
Bij automatisch gebruik wordt het
dockingstation automatisch in- en
uitgeschakeld.
12. Dockingstation
Rode led brandt continu
Rode led knippert langzaam
Rode led knippert snel
Rode led knippert onderbroken
Led brandt niet
279
DEENFRIT NL
0478 131 9923 B - NL
Handmatig inschakelen:
open bij de aangedokte robotmaaier de
klep en druk op de OK-toets of de
Terug-toets. De robotmaaier en het
dockingstation worden ingeschakeld.
13.1 Algemeen
De robotmaaier is ontwikkeld voor het
automatisch onderhouden van
gazonoppervlakken. Hierbij wordt het gras
door een continue bewerking kort
gehouden. Het resultaat is een fraai en vol
gazon.
Gazons die niet eerder met een
conventionele grasmaaier zijn gemaaid,
zijn pas na meerdere maaibeurten zuiver
bewerkt. Vooral bij iets hoger gras ontstaat
er daardoor pas na een paar maaibeurten
een zuiver maairesultaat.
Bij warm en droog weer moet het gazon
niet te kort worden gehouden, omdat het
anders verbrandt door de zon en lelijk
wordt.
Met een scherp mes is het maairesultaat
fraaier dan met een bot mes. Verwissel het
daarom regelmatig.
13.2 Mulchen
De robotmaaier is een mulchmaaier.
Bij het mulchen worden de grassprieten na
het maaien verder in het maaiwerkhuis
verkleind. Daarna vallen zij terug in het
grasveld, waar zij blijven liggen en
verrotten.
Het klein gehakte maaigoed geeft
organische voedingsstoffen aan de bodem
terug en dient zo als natuurlijke mest. Zo
hoeft u veel minder vaak te bemesten.
13.3 Actieve tijden
Tijdens de actieve tijden mag de
robotmaaier te allen tijde het
dockingstation verlaten en het gazon
maaien. Tijdens deze tijden vinden
daarom maaibeurten, oplaadbeurten en
rustfases plaats. De robotmaaier verdeelt
de benodigde maai- en oplaadbeurten
automatisch over de beschikbare
tijdvensters.
Bij de installatie worden actieve tijden
automatisch over de gehele week
verdeeld. Er wordt ook rekening gehouden
met tijdreserves – zo is een optimaal
gazononderhoud gegarandeerd, ook als
er bij uitzondering geen maaibeurten
mogelijk zijn (bijv. vanwege regen).
13.4 Maaiduur
De maaiduur geeft aan hoeveel uur per
week het gazon moet worden gemaaid.
Deze kan worden verlengd of verkort.
(Ö 10.8)
De maaiduur is gelijk aan de tijd
gedurende welke de robotmaaier het
gazon maait. Perioden waarin de accu
wordt opgeladen, worden niet bij de
maaiduur geteld.
Bij de eerste installatie berekent de
robotmaaier de maaiduur automatisch
vanuit de opgegeven grootte van het
maaivlak. Deze richtwaarde is afgestemd
op normale gazons bij droge
omstandigheden.
Te bewerken oppervlak:
Voor 100 m
2
heeft de robotmaaier
gemiddeld nodig:
Het dockingstation wordt uitsluitend
door de aangedokte robotmaaier
ingeschakeld.
Zet de robotmaaier eerst in het
dockingstation en schakel deze in
door op de betreffende toets te
drukken, om het dockingstation te
activeren.
13. Tips voor het maaien
Tijdens de actieve tijden moeten
derden uit de gevarenzone blijven.
Pas de actieve tijden eventueel
aan.
Houd u bovendien aan de
gemeentelijke bepalingen voor het
gebruik van robotmaaiers en de
instructies in het hoofdstuk "Voor
uw veiligheid" (Ö 6.) en verander
de actieve tijden in het menu
"Maaischema". (Ö 10.7)
Vraag met name bij de
verantwoordelijke autoriteit na op
welke tijden het apparaat overdag
en ´s nachts mag worden gebruikt.
MI 422: 120 minuten
MI 422 P: 100 minuten
0478 131 9923 B - NL
280
14.1 Voorbereiding
Dockingstation installeren (Ö 9.4)
Begrenzingsdraad leggen (Ö 9.5) en
aansluiten (Ö 9.6)
Vreemde voorwerpen (bijv. speelgoed,
gereedschap) van het maaivlak
verwijderen
Accu opladen (Ö 14.7)
Tijd en datum instellen (Ö 10.11)
Maaischema controleren en zo nodig
aanpassen – zorg ervoor dat u tijdens
de actieve tijden buiten de gevarenzone
blijft. (Ö 10.6)
14.2 Klep
De robotmaaier is voorzien van een klep
die het display beschermt tegen
weersinvloeden en onbedoelde bediening.
Als de klep tijdens het gebruik van de
robotmaaier wordt geopend, stopt deze
met maaien. Het maaimes en de
robotmaaier komen tot stilstand.
Klep openen:
Pak de klep (1) bij de handgreep (A) vast
en maak deze met een lichte ruk naar
boven los. Open de klep tot aan de
aanslag.
Klep sluiten:
Laat de klep voorzichtig zakken tot deze
vastklikt.
14.3 Programmering aanpassen
De huidige programmering kan in het
maaischema worden bekeken. (Ö 10.6)
Het maaischema wordt bij de installatie of
het maken van een nieuw maaischema
vanuit de grootte van het maaivlak
berekend.
De actieve tijden en de maaiduur kunnen
specifiek worden gewijzigd, de vereiste
maaibeurten zelf worden automatisch
verdeeld over de mogelijke actieve tijden.
Zo nodig lopen er tijdens een actieve tijd
ook meerdere maaibeurten en
oplaadprocedures af. Desgewenst wordt
de rand van het maaivlak automatisch met
regelmatige tussenpozen gemaaid.
(Ö 10.14)
Er zijn maximaal drie verschillende actieve
tijden per dag mogelijk. (Ö 10.6)
Als de robotmaaier bepaalde zones in het
maaivlak gericht moet behandelen,
moeten er specifieke startpunten worden
gedefinieerd. (Ö 10.15)
Wijzigen van de actieve tijden: (Ö 10.7)
Aanvullende actieve tijden voor verdere
maaibeurten
Tijdvensters aanpassen, om bijv. 's
morgens of 's nachts maaien te
vermijden.
Specifieke activiteiten overslaan,
omdat het maaivlak bijv. wordt gebruikt
voor een feestje.
Verlengen van de maaiduur: (Ö 10.8)
14. Apparaat in gebruik
nemen
Voor de eerste installatie is een
installatiewizard beschikbaar.
(Ö 9.)
Zeer hoog gazon vóór gebruik van
de robotmaaier met een gewone
grasmaaier kort maaien (bijv. na
een lange onderbreking).
Om veiligheidsredenen moet
tijdens het gebruik van de
robotmaaier vóór het openen van
de klep op de STOP-toets worden
gedrukt.
De geopende klep kan naar boven
van het apparaat worden
getrokken. Deze constructie dient
de veiligheid: zo kan het apparaat
gegarandeerd niet aan de klep
worden opgetild en gedragen.
De robotmaaier kan alleen in
gebruik worden genomen als de
kap goed vastgeklikt is.
Soms (bijv. mooi weer of royale
tijdvensters) worden voor een
optimaal gazononderhoud niet alle
actieve tijden benut.
281
DEENFRIT NL
0478 131 9923 B - NL
Er zijn zones die niet voldoende worden
gemaaid, bijv. omdat het maaivlak veel
hoeken heeft.
Intensieve aangroei van het gras in het
groeiseizoen
Zeer vol gazon
Verkorten van de maaiduur: (Ö 10.8)
Minder aangroei van het gras vanwege
hitte, koude of droogte
Maken van een nieuw maaischema:
(Ö 10.6)
De grootte van het maaivlak is
gewijzigd.
Nieuwe installatie: (Ö 10.14)
Nieuwe locatie van het dockingstation
Eerste inbedrijfstelling op een nieuw
maaivlak
14.4 Maaien met automaat
Automaat inschakelen:
bij ingeschakelde automaat
verschijnt op het display naast
het accusymbool het
automaatsymbool. (Ö 10.5)
Maaibeurten starten:
de maaibeurten worden automatisch
over de beschikbare actieve tijden
verdeeld. (Ö 10.7)
Maaibeurten beëindigen:
als de accu leeg is, rijdt de robotmaaier
automatisch terug naar het
dockingstation. (Ö 14.6)
Met de STOP-toets kan de lopende
maaibeurt op elk moment handmatig
worden beëindigd. (Ö 5.1)
14.5 Maaien ongeacht actieve tijden
Maaivlakken met dockingstation:
Activeer de robotmaaier terwijl deze in
het dockingstation staat. Daardoor
wordt ook het dockingstation
geactiveerd.
Om een zone van het maaivlak te
bewerken die alleen via een doorgang
te bereiken is, moet de robotmaaier er
naartoe worden dragen.
Meteen maaien:
activeer het commando Maaien
starten (Ö 10.5).
De maaibeurt start meteen en duurt tot
het geselecteerde tijdstip.
Maaien met vertraging:
activeer het commando Maaien met
vertraagde start. (Ö 10.5)
De maaibeurt start bij de geselecteerde
starttijd en duurt tot aan het
geselecteerde eindtijdstip.
Maaien handmatig beëindigen:
met de STOP-toets kan de lopende
maaibeurt op elk moment worden
beëindigd. (Ö 5.1)
Aanpalende gazons:
Activeer de robotmaaier terwijl deze in
het dockingstation staat. Daardoor
wordt ook het dockingstation
geactiveerd.
Draag de robotmaaier naar het
aanpalende gazon.
Activeer het aanpalende gazon.
(Ö 10.5)
Meteen maaien:
activeer het commando Maaien
starten (Ö 10.5).
De maaibeurt start meteen en duurt tot
het geselecteerde tijdstip.
Maaien met vertraging:
activeer het commando Maaien met
vertraagde start. (Ö 10.5)
De maaibeurt start bij de geselecteerde
starttijd en duurt tot aan het
geselecteerde eindtijdstip.
Maaien beëindigen:
wanneer het geselecteerde eindtijdstip
bereikt is, rijdt de robotmaaier naar de
begrenzingsdraad en blijft staan. Plaats
het apparaat voor het opladen van de
accu in het dockingstation en bevestig
de getoonde melding. (Ö 23.)
Met de STOP-toets kan de lopende
maaibeurt op elk moment handmatig
worden beëindigd. (Ö 5.1)
Maaivlakken die de robotmaaier via
een doorgang bereikt, worden
alleen bewerkt als er startpunten in
dit vlak zijn gedefinieerd.
Indien gewenst laadt de
robotmaaier tussentijds de accu op
en zet daarna de maaibeurt voort
tot aan het geselecteerde
eindtijdstip.
Wanneer de accu vóór het gekozen
eindtijdstip leeg is, wordt de
maaibeurt dienovereenkomstig
ingekort.
0478 131 9923 B - NL
282
14.6 Robotmaaier aandokken
Aandokken bij automatisch gebruik:
De robotmaaier rijdt automatisch terug
naar het dockingstation wanneer de
actieve tijd verstreken is of wanneer de
accu leeg is.
Aandokken forceren:
Activeer het commando Naar
dockingstation. (Ö 10.5)
Op het dockingstation knippert na het
aandokken de rode led. (Ö 12.1)
Handmatig aandokken:
Schuif de robotmaaier met de hand in
het dockingstation.
Til de robotmaaier aan de handgreep (1)
iets op om de aandrijfwielen te ontlasten.
Schuif het apparaat op de voorwielen in
het dockingstation.
Op het dockingstation knippert na het
aandokken de rode led. (Ö 12.1)
14.7 Accu opladen
Automatisch laden:
Bij het maaien gebeurt het laden
automatisch steeds aan het einde van de
maaibeurt, wanneer de robotmaaier
aandokt in het dockingstation.
Laadprocedure handmatig starten:
Breng de robotmaaier na gebruik op
aanpalende gazons naar het maaivlak
en dok deze aan. (Ö 14.6)
Dok de robotmaaier na het afbreken
van een maaibeurt aan. (Ö 14.6)
Beëindig desgewenst standby van de
robotmaaier door een toets in te
drukken.
Het opladen start automatisch.
Opladen:
Tijdens het opladen verschijnt op de
statusmelding de tekst "Accu wordt
opgeladen".
In alle overige menu's verschijnt op
het infogedeelte van het display een
voedingsstekkersymbool in plaats
van het accusymbool.
Het opladen duurt niet altijd even lang en
wordt automatisch afgestemd op het
volgende gebruik.
Laadtoestand:
In de statusmelding kan de huidige
laadtoestand rechtstreeks worden
afgelezen, als de betreffende
melding geselecteerd is. (Ö 10.13)
In alle overige menu's geeft het
accusymbool op het infogedeelte
van het display de laadtoestand
weer. (Ö 10.3)
In de lopende actieve tijd volgt er
na het aandokken geen verdere
maaibeurt.
Laad de accu uitsluitend op via het
dockingstation.
Bouw de accu nooit uit en laad
deze niet op met een extern
oplaadapparaat.
Na het aandokken knippert op het
dockingstation de rode led.
(Ö 12.1)
Bij oplaadproblemen verschijnt een
bijbehorende melding op het
display. (Ö 23.)
De accu wordt pas na het dalen
onder een bepaalde spanning
opgeladen.
283
DEENFRIT NL
0478 131 9923 B - NL
15.1 Onderhoudsschema
De onderhoudsintervallen zijn onder
andere gebaseerd op de bedrijfsuren. De
betreffende teller "Maaiuren" kan in het
menu "Informatie" worden opgevraagd.
(Ö 10.9)
Houd de opgegeven
onderhoudsintervallen nauwkeurig aan.
Onderhoudswerkzaamheden op dagen
met actieve tijden:
algemene toestand van het apparaat en
het dockingstation visueel inspecteren.
Displaymelding controleren – huidige
tijd en start van de volgende maaibeurt
controleren.
Controleer het maaivlak en verwijder zo
nodig vreemde voorwerpen enz.
Controleer of de accu wordt opgeladen.
(Ö 14.7)
Wekelijkse
onderhoudswerkzaamheden:
apparaat reinigen. (Ö 15.2)
Inspecteer het maaimes, de
mesbevestiging en het maaiwerk
visueel op beschadigingen (inkepingen,
scheuren, breuken enz.) en slijtage.
(Ö 15.3)
Om de 200 uur:
maaimes vervangen. Op het display
verschijnt een herinnering daartoe.
(Ö 15.4)
Jaarlijkse onderhoudswerkzaamheden:
VIKING beveelt een jaarlijkse inspectie
in de wintermaanden door de VIKING
vakhandelaar aan.
Hierbij worden met name de accu, de
elektronica en de software
onderhouden.
15.2 Apparaat reinigen
Door het apparaat zorgzaam te
behandelen, beschermt u het tegen
beschadigingen en verlengt u de
levensduur.
Reinigings- en onderhoudspositie:
Zet het apparaat voor het reinigen van de
bovenkant (kap, klep) op een effen,
stevige en horizontale ondergrond. Kantel
de robotmaaier voor het reinigen van de
onderkant van het apparaat (maaimes,
maaiwerk) zoals afgebeeld op de linker- of
rechterkant en zet deze tegen een muur.
15. Onderhoud
Kans op letsel!
Voordat u aan onderhouds-- of
reinigingswerkzaamheden aan het
apparaat begint, dient u het
hoofdstuk ¨Voor uw veiligheid¨
(Ö 6.), in het bijzonder de
paragraaf ¨Onderhoud en
reparaties¨ (Ö 6.9), zorgvuldig te
lezen en alle veiligheidsinstructies
op te volgen.
Activeer vóór alle
onderhouds- of
reinigingswerkzaamhede
n de machineblokkering.
(Ö 5.2)
Trek voorafgaand aan
onderhoudswerkzaamhe
den aan het
dockingstation de
stekker eruit.
Draag bij alle
onderhoudswerkzaamhe
den handschoenen,
vooral bij
werkzaamheden aan het maaimes.
Wijzig de veiligheidsstand in
"Geen" of geef de gebruikte
pincode door aan de vakhandelaar,
zodat hij alle
onderhoudswerkzaamheden goed
kan uitvoeren.
Voer reinigingswerkzaamheden
aan het maaimes uitsluitend met
dikke handschoenen uit en ga
uiterst voorzichtig te werk.
0478 131 9923 B - NL
284
Verwijder vuil met een borstel of met
een doek. Reinig zeker ook het
maaimes en het dockingstation.
Maak eerst de aangekoekte grasresten
in de behuizing en in het maaiwerk met
een houten spatel los.
Gebruik indien nodig een speciaal
reinigingsmiddel (bijv. STIHL speciale
reiniger).
Bouw de meenemerschijf regelmatig uit
om grasresten te verwijderen. (Ö 15.6)
15.3 Slijtagegrenzen van het maaimes
controleren
Activeer de machineblokkering. (Ö 5.2)
Kantel de robotmaaier opzij en plaats
deze veilig tegen een stabiele muur.
Reinig het maaiwerk en het maaimes
zorgvuldig. (Ö 15.2)
Meet de mesbreedte A en de
mesdikte B met een schuifmaat.
Is het maaimes op een punt smaller dan
25 mm of dunner dan 1,3 mm, dan moet
het worden vervangen.
15.4 Maaimes uit- en inbouwen
Activeer de
machineblokkering (Ö 5.2)
en trek handschoenen aan.
Kantel de robotmaaier opzij en plaats
deze veilig tegen een stabiele muur.
Reinig het maaiwerk en het maaimes
zorgvuldig. (Ö 15.2)
Maaimes uitbouwen:
Druk beide lippen (1) op de
meenemerschijf met een hand bij
elkaar en houd deze vast. Draai
de borgmoer (2) met de andere
hand eruit. Verwijder het maaimes samen
met de borgmoer.
Maaimes inbouwen:
Bij nat weer moet de
meenemerschijf vaker worden
gereinigd. Aangekoekt vuil tussen
de meenemerschijf en de
maaiwerkbehuizing veroorzaakt
wrijving en daarmee een hoger
energieverbruik.
Kans op letsel!
Een versleten maaimes kan
afbreken en ernstig letsel
veroorzaken. Volg daarom de
onderhoudsinstructies voor het
mes. Maaimessen worden
afhankelijk van de toepassing en de
gebruiksduur in meer of mindere
mate slijtagegevoelig. Als u het
apparaat op een zanderige
ondergrond of in droge
omstandigheden gebruikt, slijten de
maaimessen sneller dan
gemiddeld.
Vervang het maaimes ten minste
om de 200 bedrijfsuren en laat het
door de VIKING vakhandelaar
slijpen. (Ö 15.5)
Het maaimes gaat 200 uur mee. Na
deze tijd verschijnt op het display
een bijbehorende melding.
Kans op letsel!
Controleer het mes vóór het
inbouwen op beschadigingen. Het
mes moet worden vervangen zodra
inkepingen of scheuren te zien zijn
of als het op een bepaald punt
smaller dan 25 mm of dunner dan
1,3 mm is. (Ö 15.3)
De meenemerschijf en de
borgmoer moeten ook worden
vervangen, als deze beschadigd
zijn (bijv. gebroken, versleten). De
borgmoer moet goed in de
meenemerschijf vastklikken.
285
DEENFRIT NL
0478 131 9923 B - NL
Reinig het mes, de meenemerschijf en
de borgmoer vóór de montage.
Bevestig het maaimes (1) en de
borgmoer (2) zoals afgebeeld aan de
meenemerschijf (3). Zet de
bevestigingsnokken in de juiste stand (4)
in het maaimes.
Schroef de borgmoer (1) tot aan de
aanslag erop. Tijdens het vastdraaien
klinken er meerdere klikgeluiden.
Controleer of het maaimes goed vast zit
door voorzichtig eraan te schudden.
Bevestig na het inbouwen van een
nieuw maaimes het vervangen van het
mes in het menu "Service". (Ö 10.17)
15.5 Maaimes slijpen
VIKING raadt aan een bot maaimes door
een nieuw exemplaar te vervangen. Laat
een bot maaimes altijd door een VIKING
vakhandelaar slijpen. Hij beschikt over de
noodzakelijke vakkennis en speciale
gereedschappen.
15.6 Meenemerschijf uit- en inbouwen
Activeer de
machineblokkering (Ö 5.2)
en trek handschoenen aan.
Kantel de robotmaaier opzij
en plaats deze veilig tegen een stabiele
muur. Reinig het maaiwerk en het
maaimes zorgvuldig. (Ö 15.2)
Meenemerschijf uitbouwen:
Demonteer het maaimes. (Ö 15.4)
Steek de trekker (K) erin en draai deze tot
aan de aanslag linksom.
Ondersteun het apparaat met één hand.
Trek de meenemerschijf (1) er met de
trekker (2) af.
Het apparaat werkt alleen maar
goed als het maaimes uiterst
precies uitgebalanceerd is.
Een onjuist geslepen mes (bijv.
onbalans, onjuiste slijphoek)
produceert meer geluid en kan
schade aan het apparaat
veroorzaken.
Voor het reinigen van het maaiwerk
kan de meenemerschijf worden
gedemonteerd.
0478 131 9923 B - NL
286
Meenemerschijf inbouwen:
Reinig de messenas (1) en de bevestiging
op de meenemerschijf (2) grondig. Schuif
de meenemerschijf tot aan de aanslag op
de messenas.
Monteer het maaimes. (Ö 15.4)
15.7 Draadbreuk zoeken
Neem de afdekking van het dockingstation
weg en koppel het uiteinde van de
begrenzingsdraad rechts (1) los.
Hierna wordt het rechtsom zoeken naar
een draadbreuk beschreven, d.w.z. de
begrenzingsdraad wordt vanuit het
dockingstation rechtsom afgereden. Zo
nodig kan ook linksom worden gezocht. In
dat geval moet echter het uiteinde van de
begrenzingsdraad links worden
losgekoppeld.
Neem de robotmaaier uit het
dockingstation.
Selecteer in het menu "Service" de
optie "Draadbreuk zoeken" en bevestig
deze met OK. (Ö 10.17)
Rijd de rand van het maaivlak met de
robotmaaier vanaf het dockingstation
rechtsom af. Til daarvoor het apparaat
aan de handgreep achter (1) iets op om de
aandrijfwielen te ontlasten. Volg met de
robotmaaier op de voorwielen de
begrenzingsdraad (2). Zorg ervoor dat de
begrenzingsdraad (2) onder de
draadsensoren loopt. De draadsensoren
zijn afgeschermd links- en rechtsvoor op
de robotmaaier gemonteerd.
Op het display wordt bij het zoeken naar
de draadbreuk de signaalsterkte
weergegeven, de draadsensoren staan
optimaal boven de begrenzingsdraad
wanneer de waarde het hoogst is.
Wanneer de draadsensoren het
draadsignaal correct
ontvangen, verschijnt op het
display het symbool
Draadsignaal OK.
Bij de draadbreuk daalt de
signaalsterkte en op het display
wordt het symbool voor
Draadsignaal testen
weergegeven.
Bij een draadbreuk knippert de rode
led snel op het dockingstation.
(Ö 12.1) Op het display van de
robotmaaier verschijnt een
bijbehorende melding.
Neem contact op met de VIKING
vakhandelaar als een draadbreuk
niet zoals beschreven kan worden
gevonden.
287
DEENFRIT NL
0478 131 9923 B - NL
Overbrug de breuk met behulp van een
draadverbinder (Ö 11.14) en leg zo
nodig de begrenzingsdraad bij de breuk
opnieuw.
Als de draadbreuk verholpen is, brandt
na het aansluiten van de
begrenzingsdraad de rode led op het
dockingstation. (Ö 12.1)
15.8 Voedingsstekker
De voeding is met een afschroefbare
stekker uitgerust.
Deze stekker kan worden gedemonteerd
als de voeding in een gebouw wordt
geïnstalleerd en de voedingskabel daarom
door een gat in de muur moet worden
geleid.
Monteer de blauwe kabel (BL) en de
bruine kabel (BR) zoals afgebeeld op de
stekker. Draai de schroeven (1) vast.
15.9 Opslag en winterpauze
Neem bij een langere stilstand van de
robotmaaier (bijv. winterpauze) de
volgende punten in acht:
Laad de accu op. (Ö 14.7)
Schakel de automaat uit. (Ö 10.5)
Activeer de hoogste veiligheidsstand
(diefstalbeveiliging). (Ö 10.16)
Activeer de machineblokkering. (Ö 5.2)
Koppel de stekker van de voeding los
van het elektriciteitsnet.
Verwijder de afdekking van het
dockingstation. (Ö 9.4)
Koppel de begrenzingsdraad (1) los. Open
de deksels van de kabelgoot (2) en leid de
begrenzingsdraad samen met de
klemstekkers uit de bodemplaat van het
dockingstation.
Koppel de voedingskabel bij het
dockingstation los.
Monteer de afdekking van het
dockingstation. (Ö 9.4)
Demonteer het dockingstation.
Bescherm de vrije uiteinden (stekker)
van de begrenzingsdraad tegen
invloeden van buitenaf – bijv. afplakken
met geschikte isolatietape.
Maak alle onderdelen aan de
buitenkant van de robotmaaier en het
dockingstation zorgvuldig schoon.
Sla de robotmaaier samen met het
dockingstation en de voeding in een
droge, afgesloten en stofvrije ruimte in
de normale stand op. Dok de
robotmaaier aan in het dockingstation.
Bewaar het apparaat altijd buiten het
bereik van kinderen.
Sla de robotmaaier alleen in een goede
staat op.
Zorg ervoor dat alle schroeven vast zijn
aangedraaid, vernieuw onleesbaar
geworden waarschuwingsaanwijzingen
op het apparaat, controleer de gehele
machine op slijtage of beschadigingen.
Vervang versleten of beschadigde
onderdelen.
Eventuele storingen aan het apparaat
moeten in de regel voor het opbergen
worden verholpen.
Kans op letsel!
Trek vóór alle werkzaamheden aan
de voeding de voedingsstekker
eruit en koppel de voeding bij het
dockingstation los.
Neem de veiligheidsvoorschriften in
het hoofdstuk "Waarschuwing –
gevaar voor elektrische schokken"
ter harte. (Ö 6.3)
Maak de klemstekkers niet van de
begrenzingsdraad los. Deze
kunnen maar één keer worden
gemonteerd. Extra klemstekkers
zijn bij de VIKING vakhandelaar
verkrijgbaar. (Ö 16.)
Verwijder de begrenzingsdraad niet
uit het maaivlak.
0478 131 9923 B - NL
288
Robotmaaier na een langere
onderbreking weer in gebruik nemen:
Bereid het maaivlak voor:
verwijder vuil en maai een zeer hoog
gazon met een gewone grasmaaier
kort.
Installeer het dockingstation (Ö 9.4) en
sluit de begrenzingsdraad aan. (Ö 9.6)
Laad de accu op. (Ö 14.7)
Controleer de tijd en de datum en stel
deze zo nodig in. (Ö 9.3)
Controleer het maaischema en wijzig
het indien nodig. (Ö 10.6)
Schakel de automaat in. (Ö 10.5)
Maaimes:
6301 702 0101
Bevestigingspennen AFN 075:
6301 007 1010
Begrenzingsdraad ARB 151:
draaddiameter: 2,3 mm
draadlengte: 150 m
0000 400 8630
Begrenzingsdraad ARB 200:
draaddiameter: 2,3 mm
draadlengte: 200 m
0000 400 8635
Begrenzingsdraad ARB 501:
draaddiameter: 3,4 mm
draadlengte: 500 m
0000 400 8625
Draadverbinders ADV 010:
6909 007 1090
Klemstekkers AKS 010:
voor draaddiameter: 2,3 mm
6909 007 1095
Klemstekkers AKS 011:
voor draaddiameter 3,4 mm
6909 007 1096
Voor de machine zijn nog meer
accessoires verkrijgbaar.
Voor nadere informatie verwijzen wij u
naar uw VIKING vakhandelaar, het
internet (www.viking-garden.com) of de
VIKING catalogus.
Belangrijke aanwijzingen voor het
onderhoud van de productgroep
Robotmaaier, met accuvoeding
De firma VIKING aanvaardt in geen geval
aansprakelijkheid voor materiële schade
en persoonlijk letsel die veroorzaakt zijn
als gevolg van het niet in acht nemen van
de instructies in de gebruiksaanwijzing,
met name betreffende veiligheid,
bediening en onderhoud, of die door
gebruik van niet toegestane montage- of
reserveonderdelen optreden.
Neem de volgende belangrijke
aanwijzingen in acht om schade of
overmatige slijtage aan uw VIKING
apparaat te vermijden:
1. Slijtageonderdelen
Sommige onderdelen van het VIKING
apparaat zijn ook bij reglementair gebruik
aan normale slijtage onderhevig en
moeten afhankelijk van de gebruikswijze
en gebruiksduur tijdig worden vervangen.
Dit omvat o.a.:
maaimes
–accu
2. Inachtneming van de voorschriften in
deze gebruiksaanwijzing
Het VIKING apparaat moet zo zorgvuldig
mogelijk worden gebruikt, onderhouden
en opgeslagen, zoals omschreven in deze
gebruiksaanwijzing. Voor alle
beschadigingen die door het niet in acht
nemen van veiligheids-, bedienings- en
onderhoudsaanwijzingen worden
veroorzaakt, is de gebruiker zelf
verantwoordelijk.
Dit geldt met name voor:
onjuist omgaan met de accu (opladen,
opslaan),
foutieve aansluiting (spanning),
niet door VIKING toegelaten
wijzigingen aan het product,
het gebruik van gereedschappen of
toebehoren die niet voor het apparaat
zijn goedgekeurd, niet geschikt zijn of
van een minder goede kwaliteit zijn,
niet reglementair gebruik van het
product,
gebruik van het product bij sport- of
wedstrijdevenementen,
gevolgschade door een product met
defecte onderdelen verder te
gebruiken.
Leg of bewaar nooit voorwerpen op
de robotmaaier of het
dockingstation.
16. Standaard
reserveonderdelen
17. Accessoires
Om veiligheidsredenen mag u bij
deze machine uitsluitend door
VIKING goedgekeurde accessoires
gebruiken.
18. Slijtage minimaliseren en
schade voorkomen
289
DEENFRIT NL
0478 131 9923 B - NL
3. Onderhoudswerkzaamheden
Alle in het hoofdstuk "Onderhoud"
vermelde werkzaamheden moeten
regelmatig worden uitgevoerd.
Voor zover deze
onderhoudswerkzaamheden niet door de
gebruiker zelf kunnen worden uitgevoerd,
moeten deze aan een vakhandelaar
worden overgedragen.
VIKING raadt aan
onderhoudswerkzaamheden en reparaties
uitsluitend bij de VIKING vakhandelaar te
laten uitvoeren.
VIKING vakhandelaars volgen regelmatig
cursussen en krijgen voortdurend
technische informatie ter beschikking
gesteld.
Worden deze werkzaamheden niet
uitgevoerd, dan kan er schade ontstaan
waarvoor de gebruiker verantwoordelijk is.
Hiertoe behoren onder andere:
beschadigingen aan het apparaat door
onvoldoende of onjuiste reiniging,
corrosie- en andere gevolgschade door
ondeskundige opslag,
beschadigingen aan het apparaat door
het gebruik van kwalitatief
minderwaardige reserveonderdelen,
beschadigingen door niet tijdig of
ondeskundig uitgevoerd onderhoud
resp. beschadigingen door
onderhouds- of
reparatiewerkzaamheden die niet in
werkplaatsen van vakhandelaars zijn
uitgevoerd.
De verpakkingen, het apparaat en de
toebehoren zijn met recycleerbaar
materiaal gefabriceerd en moeten
overeenkomstig worden verwerkt.
Door materiaalresten afzonderlijk en
milieubewust te verwerken, ondersteunt u
de recyclage van waardevolle stoffen.
Daarom moet het apparaat na afloop van
de gebruikelijke levensduur als bijzonder
afval worden verwerkt. Raadpleeg bij het
afvoeren de informatie in het hoofdstuk
"Afvoeren". (Ö 6.11)
Voer afvalproducten als accu’s
altijd op de juiste wijze af. Neem
de plaatselijke voorschriften in
acht.
Bied lithium-ionaccu’s niet via
het huisvuil aan, maar lever
deze bij de vakhandelaar of het
afvalpunt voor gevaarlijke
stoffen in.
19.1 Accu uitbouwen
Activeer de machineblokkering. (Ö 5.2)
Open de klep. (Ö 14.2)
Trek de draaiknop (1) er naar boven af.
Draai de schroeven (1) van de
afdekking (2) eruit. Trek de afdekking (2)
er naar boven af.
19. Milieubescherming
0478 131 9923 B - NL
290
Draai de bouten (1) eruit.
Klap het bovenstuk van de behuizing (1)
naar achteren op.
Trek de kabelstekker (1) (accu) los.
Neem kabel (1) en kabel (2) uit de
kabelgeleidingen en verwijder de accu (3).
Kans op letsel!
Er mogen geen kabels aan de accu
worden doorgesneden. Kans op
kortsluiting!
Koppel de kabels altijd los en
verwijder deze samen met de accu.
Kans op letsel!
Voorkom schade aan de accu.
20. Transport
Kans op letsel!
Lees vóór het transport het
hoofdstuk "Voor uw veiligheid"
(Ö 6.), met name de paragraaf
"Transport van het apparaat"
(Ö 6.5), zorgvuldig door en volg
alle veiligheidsinstructies precies
op – activeer altijd de
machineblokkering. (Ö 5.2)
291
DEENFRIT NL
0478 131 9923 B - NL
20.1 Apparaat opheffen of dragen
Gebruik bij het optillen en dragen de
handgreep voor (1) en achter (2). Zorg
ervoor dat het maaimes altijd van het
lichaam af is gekeerd en houd altijd
voldoende afstand tot het maaimes, met
name wat betreft de voeten en benen.
20.2 Apparaat vastsjorren
Zet de grasmaaier op het laadoppervlak
vast. Zet het apparaat daarvoor zoals
afgebeeld met geschikte
bevestigingsmiddelen (gordels, kabels)
vast.
Beveilig meegetransporteerde
apparaatonderdelen (bijv. dockingstation,
kleine onderdelen) ook tegen verschuiven.
Wij,
VIKING GmbH
Hans Peter Stihl-Straße 5
A 6336 Langkampfen/Kufstein
verklaren, dat de
Grasmaaier, automatisch en met
accuvoeding (MI)
met het
dockingstation
voldoet aan de volgende EG richtlijnen:
2002/96/EC, 2014/30/EU, 2006/42/EC,
2006/66/EC, 2011/65/EU
De producten zijn in overeenstemming
met de volgende normen ontwikkeld:
EN 60335-1, EN 50636-2-107
Samenstelling en klassement van de
Technische Documentatie:
Sven Zimmermann
VIKING GmbH
Het bouwjaar en het serienummer staan
vermeld op het typeplaatje van het
apparaat.
Langkampfen,
2016-01-02 (JJJJ-MM-DD)
VIKING GmbH
Afdelingshoofd Bouw
21. CE-
conformiteitsverklaring van
de fabrikant
Merk: VIKING
Type: MI 422.0
MI 422.0 P
Serienummer 6301
Merk: VIKING
Type: ADO 400
Serienummer 6301
Merk: VIKING
0478 131 9923 B - NL
292
Transport van VIKING accu´s:
VIKING accu´s voldoen aan de cf. UN-
handboek ST/SG/AC.10/11/Rev.5 deel III,
paragraaf 38.3 vermelde voorwaarden.
De gebruiker kan VIKING accu´s bij
transport over de weg zonder verdere
voorwaarden naar de plaats van gebruik
van het apparaat vervoeren.
Neem voor het transport per vliegtuig of
per schip de landspecifieke voorschriften
in acht.
Zie www.viking-garden.com/safety-data-
sheets voor verdere aanwijzingen m.b.t.
het transport
REACH:
REACH duidt op een EG-verordening
inzake het registeren, analyseren en
toestaan van chemicaliën. Voor informatie
over het voldoen aan de REACH-
verordening (EG) nr. 1907/2006 gaat u
naar www.stihl.com/reach
Meldingen informeren over actieve
fouten, storingen en aanbevelingen.
Ze worden in een dialoogvenster
weergegeven en kunnen na het indrukken
van de OK-toets in het menu "Meldingen"
worden opgevraagd. (Ö 23.)
Aanbevelingen en actieve meldingen
verschijnen ook in de statusmelding.
(Ö 10.13)
In de meldingsdetails kunnen de
meldingscode, het tijdstip, de prioriteit en
de frequentie worden opgevraagd.
Aanbevelingen hebben de
prioriteit "Laag" of "Info", ze
verschijnen in de statusmelding
afwisselend met de tekst "iMow
bedrijfsklaar".
De robotmaaier kan nog steeds in
gebruik worden genomen, het
automatische gebruik blijft actief.
Storingen hebben de prioriteit
"Midden" en vragen om actie van
de gebruiker.
De robotmaaier kan pas na het
verhelpen van de storing weer in
gebruik worden genomen.
22. Technische gegevens
MI 422.0, MI 422.0 P:
Serie-identificatie 6301
Maaisysteem Mulchmaaiwerk
Snijvoorziening Mesbalk
Snijbreedte 20 cm
Toerental
snijvoorziening 4450 omw/min
Accutype Lithium-ion
Accuspanning U
DC
18,5 V
Snijhoogte 20 - 60 mm
Beschermklasse III
Classificatie IPX1
Conform richtlijn 2006/42/EC
en norm EN 50636-2-107:
Gemeten geluidsni-
veau L
WA
60,0 dB(A)
Onzekerheid K
WA
2,3 dB(A)
L
WA
+K
WA
62 dB(A)
Geluidsdrukniveau
L
pA
49 dB(A)
Onzekerheid K
pA
2 dB(A)
Lengte 60 cm
Breedte 43 cm
Hoogte 27 cm
MI 422.0:
Maximale grootte
van maaivlak 500 m
2
Vermogen 60 W
Beschrijving accu AAI 40
Accu-energie 42 Wh
Accucapaciteit 2,25 Ah
Gewicht 9 kg
MI 422.0 P:
Maximale grootte
van maaivlak 1000 m
2
Vermogen 60 W
Beschrijving accu AAI 80
Accu-energie 83 Wh
Accucapaciteit 4,50 Ah
Gewicht 9 kg
Dockingstation ADO 400:
Spanning U
DC
27 V
Beschermklasse III
Classificatie IPX1
Gewicht 3 kg
Voeding:
Beschrijving OWA-60E-27
2,23
Netspanning U
AC
100-240 V
Frequentie 50/60 Hz
Gelijkspanning U
DC
27 V
Beschermklasse II
Classificatie IP67
23. Meldingen
293
DEENFRIT NL
0478 131 9923 B - NL
–Bij fouten met de prioriteit "Hoog"
verschijnt op het display de tekst
"Vakhandelaar contacteren".
De robotmaaier kan pas na het
verhelpen van de fout door de VIKING
vakhandelaar weer in gebruik worden
genomen.
Melding:
0001 – Data verlies
Om vrij te geven OK drukken
Mogelijke oorzaak:
update van de apparaatsoftware is
uitgevoerd
spanningsverlies
software- of hardwarefout
Oplossing:
na het indrukken van de OK-toets werkt
de robotmaaier met
voorgeprogrammeerde instellingen –
instellingen (datum, tijd, maaischema)
controleren en corrigeren
Melding:
0100 – Accu leeg
Accu laden
Mogelijke oorzaak:
spanning van de accu te laag
Oplossing:
robotmaaier in het dockingstation
zetten om de accu op te laden (Ö 14.7)
Melding:
0180 – Temperatuur laag
Onder de temperatuur
Mogelijke oorzaak:
temperatuur in robotmaaier te laag
Oplossing:
robotmaaier laten opwarmen
Melding:
0181 – Temperatuur hoog
Boven de temperatuur
Mogelijke oorzaak:
temperatuur in robotmaaier te hoog
Oplossing:
robotmaaier laten afkoelen
Melding:
0183 – Temperatuur te hoog
zie melding 0181
Melding:
0185 – Temperatuur hoog
zie melding 0181
Melding:
0186 – Temperatuur laag
zie melding 0180
Melding:
0187 – Temperatuur hoog
zie melding 0181
Melding:
0302 – Storing motor
Boven de temperatuur
Mogelijke oorzaak:
temperatuur in linker aandrijfmotor te
hoog
Oplossing:
robotmaaier laten afkoelen
Melding:
0305 – Storing motor
Linker wiel zit vast
Mogelijke oorzaak:
aandrijfwiel links overbelast
Oplossing:
robotmaaier reinigen (Ö 15.2)
Oneffenheden (gaten, kuilen) op het
maaivlak verhelpen
Melding:
0402 – Storing motor
Boven de temperatuur
Mogelijke oorzaak:
temperatuur in rechter motor te hoog
Oplossing:
robotmaaier laten afkoelen
Melding:
0405 – Storing motor
Rechter wiel zit vast
Mogelijke oorzaak:
aandrijfwiel rechts overbelast
Oplossing:
robotmaaier reinigen (Ö 15.2)
Neem contact op met de VIKING
vakhandelaar als een melding
ondanks de voorgestelde oplossing
actief blijft.
Fouten die uitsluitend door een
VIKING vakhandelaar kunnen
worden verholpen, worden
onderstaand niet vermeld. Als een
dergelijke fout optreedt, moeten de
4-cijferige foutcode en de fouttekst
aan de vakhandelaar worden
doorgegeven.
0478 131 9923 B - NL
294
Oneffenheden (gaten, kuilen) op het
maaivlak verhelpen
Melding:
0502 – Storing maaimotor
Boven de temperatuur
Mogelijke oorzaak:
temperatuur in de maaimotor te hoog
Oplossing:
robotmaaier laten afkoelen
Melding:
0505 – Storing maaimotor
Maaimessen zitten vast
Mogelijke oorzaak:
Vuil tussen meenemerschijf en
maaiwerkbehuizing
Maaimotor kan niet worden
ingeschakeld
Maaimotor overbelast
Oplossing:
Maaimes en maaiwerk reinigen
(Ö 15.2)
Meenemerschijf reinigen (Ö 15.6)
Hogere snijhoogte instellen (Ö 9.2)
Oneffenheden (gaten, kuilen) op het
maaivlak verhelpen
Melding:
0701 – Accu storing
Temperatuurbereik verlaten
Mogelijke oorzaak:
temperatuur in accu te laag of te hoog
Oplossing:
robotmaaier laten opwarmen of
afkoelen – toegelaten
temperatuurbereik van de accu
aanhouden (Ö 6.4)
Melding:
0703 – Accu leeg
zie melding 0100
Melding:
0704 – Accu leeg
zie melding 0100
Melding:
1000 – Overslaan
Toegelaten helling overschreden
Mogelijke oorzaak:
hellingsensor heeft overslaan
vastgesteld
Oplossing:
robotmaaier op de wielen zetten, op
beschadigingen controleren en melding
met OK bevestigen
Melding:
1010 – iMow opgeheven
Om vrij te geven OK drukken
Mogelijke oorzaak:
robotmaaier is aan de kap opgeheven
Oplossing:
beweeglijkheid van kap testen en
melding met OK bevestigen
Melding:
1030 – Kapstoring
Kap testen
Daarna OK drukken
Mogelijke oorzaak:
geen kap herkend
Oplossing:
kap testen (beweeglijkheid, vast zitten)
en melding met OK bevestigen
Melding:
1105 – Klep geopend
Procedure afgebroken
Mogelijke oorzaak:
klep tijdens de automatische
maaimodus geopend
klep tijdens het automatisch afrijden
van de rand geopend
Oplossing:
klep sluiten (Ö 14.2)
Melding:
1120 – Kap geblokkeerd
Kap testen
Daarna OK drukken
Mogelijke oorzaak:
permanente botsing herkend
Oplossing:
robotmaaier losmaken, zo nodig
hindernis verwijderen of verloop van de
begrenzingsdraad wijzigen – daarna
melding met OK bevestigen
Beweeglijkheid van kap testen en
melding met OK bevestigen
Melding:
1125 – Hindernis uitschakelen
Bedrading controleren
Mogelijke oorzaak:
Begrenzingsdraad onnauwkeurig
gelegd
Oplossing:
Ligging van de begrenzingsdraad
controleren, afstanden met de iRuler
controleren (Ö 11.5)
295
DEENFRIT NL
0478 131 9923 B - NL
Melding:
1130 – Vastgereden
iMow losrijden
Daarna OK drukken
Mogelijke oorzaak:
Robotmaaier zit vast
Aandrijfwielen draaien verder
Oplossing:
Robotmaaier losmaken, oneffenheden
op het maaivlak verwijderen of verloop
van de begrenzingsdraad wijzigen –
daarna melding met OK bevestigen
Aandrijfwielen reinigen, zo nodig bij
regen niet gebruiken – daarna melding
met OK bevestigen (Ö 10.12)
Melding:
1135 – Behalve
iMow in het maaiveld plaatsen
Mogelijke oorzaak:
De robotmaaier bevindt zich buiten het
maaivlak
Oplossing:
Robotmaaier naar het maaivlak
brengen
Melding:
1140 – Te steil
Bedrading controleren
Mogelijke oorzaak:
MI 422:
hellingssensor heeft een helling van
meer dan 35% vastgesteld
–MI 422 P:
hellingssensor heeft een helling van
meer dan 40% vastgesteld
Oplossing:
–MI 422:
ligging van begrenzingsdraad wijzigen,
gazons met een helling van meer dan
35% vermijden
–MI 422 P:
ligging van begrenzingsdraad wijzigen,
gazons met een helling van meer dan
40% vermijden
Melding:
1170 – Geen signaal
Draadsignaal testen
Mogelijke oorzaak:
Draadsignaal wordt tijdens het maaien
niet meer ontvangen
De robotmaaier bevindt zich buiten het
maaivlak
Dockingstation of elektronische
componenten werden vervangen
Oplossing:
Stroomvoorziening van het
dockingstation controleren
Led op het dockingstation testen – de
rode led moet tijdens het maaien
voortdurend branden (Ö 12.1)
Robotmaaier naar het maaivlak
brengen
Robotmaaier en dockingstation
koppelen (Ö 9.7)
Melding:
1180 – iMow aandokken
Automatisch aandokken
niet mogelijk
Mogelijke oorzaak:
Dockingstation is niet gevonden
Oplossing:
Led op het dockingstation testen,
dockingstation zo nodig inschakelen
(Ö 12.1)
Aandokken testen (Ö 14.6)
Melding:
1190 – Dockingstoring
Dockingstation bezet
Mogelijke oorzaak:
dockingstation bezet door een tweede
robotmaaier
Oplossing:
robotmaaier aandokken wanneer het
dockingstation weer vrij is
Melding:
1200 – Storing maaimotor
zie melding 0505
Melding:
1210 – Storing motor
Wiel vastgereden
Mogelijke oorzaak:
aandrijfwiel overbelast
Oplossing:
robotmaaier reinigen (Ö 15.2)
Oneffenheden (gaten, kuilen) op het
maaivlak verhelpen
0478 131 9923 B - NL
296
Melding:
1220 – Regen ontdekt
Maaien afgebroken
Mogelijke oorzaak:
maaien is wegens regen afgebroken of
niet begonnen
Oplossing:
geen actie vereist, zo nodig
regensensor instellen (Ö 10.12)
Melding:
2000 – Signaalprobleem
iMow aandokken
Mogelijke oorzaak:
draadsignaal met fouten,
fijnafstemming nodig
Oplossing:
robotmaaier in het dockingstation
zetten – daarna op OK drukken
Melding:
2010 – Maaimes vervangen
Toegelaten levensduur bereikt
Mogelijke oorzaak:
Maaimes is meer dan 200 uur in
gebruik, vervangen
Oplossing:
Maaimes vervangen en daarna het
vervangen van het mes in het menu
"Service" bevestigen (Ö 15.4)
Melding:
2020 – Advies
Jaarlijks onderhoud door de vakhandelaar
Mogelijke oorzaak:
beurt aanbevolen
Oplossing:
jaarlijks onderhoud bij de VIKING
vakhandelaar laten uitvoeren
Melding:
2030 – Accu
Toegelaten levensduur bereikt
Mogelijke oorzaak:
accu vervangen nodig
Oplossing:
accu door VIKING vakhandelaar laten
vervangen
Melding:
2032 – Accu storing bij opladen
zie melding 0701
Melding:
4001 – Interne storing
Temperatuurbereik verlaten
Mogelijke oorzaak:
temperatuur in accu of in het apparaat
te laag of te hoog
Oplossing:
robotmaaier laten opwarmen of
afkoelen – toegelaten
temperatuurbereik van de accu
aanhouden (Ö 6.4)
Melding:
2040 – Accu storing bij start maaimodus
zie melding 0701
Melding:
2050 – Maaiplan aanpassen
Actieve tijd verlengen
Mogelijke oorzaak:
actieve tijden zijn verkort/gewist of
maaiduur is verlengd - opgeslagen
actieve tijden zijn niet voldoende voor
de benodigde maaibeurten
Oplossing:
actieve tijd verlengen (Ö 10.7) of
maaiduur verkorten (Ö 10.8)
Melding:
2060 – Maaien beëindigd
Om vrij te geven OK drukken
Mogelijke oorzaak:
maaien op aanpalend gazon beëindigd
Oplossing:
robotmaaier naar het maaivlak brengen
en aandokken om accu op te laden
(Ö 14.6)
Melding:
2120 – Speelstop
Speelstop actief
Mogelijke oorzaak:
Stootsensor meermaals na elkaar
bediend
Robotmaaier tijdens het rijden opgetild
Oplossing:
Melding met OK bevestigen
Speelstop uitschakelen (Ö 10.16)
Melding:
4002 – Overslaan
zie melding 1000
297
DEENFRIT NL
0478 131 9923 B - NL
Melding:
4003 – Kap opgelicht
Kap testen
Daarna OK drukken
Mogelijke oorzaak:
kap is opgelicht.
Oplossing:
kap testen en melding met OK
bevestigen.
Melding:
4004 – Interne storing
Om vrij te geven OK drukken
Mogelijke oorzaak:
storing in programmaverloop
Stroomuitval tijdens automatische
maaimodus
Robotmaaier bevindt zich buiten het
maaivlak
Oplossing:
melding met OK bevestigen
Stroomvoorziening van het
dockingstation testen – de rode led
moet tijdens het maaien voortdurend
branden, daarna OK-toets
indrukken (Ö 12.1)
Robotmaaier naar het maaivlak
brengen, daarna op OK-toets drukken
Melding:
4005 – Interne storing
zie melding 4004
Melding:
4006 – Interne storing
zie melding 4004
Melding:
4027 – STOP-toets bediend
Om vrij te geven OK drukken
Mogelijke oorzaak:
STOP-toets is ingedrukt
Oplossing:
melding met OK bevestigen
Storing:
De robotmaaier werkt op het verkeerde
tijdstip
Mogelijke oorzaak:
tijd en datum verkeerd ingesteld
Actieve tijden verkeerd ingesteld
Apparaat is door onbevoegden in
gebruik genomen
Oplossing:
tijd en datum instellen (Ö 10.10)
Actieve tijden instellen (Ö 10.6)
Veiligheidsstand "Midden" of "Hoog"
instellen (Ö 10.16)
Storing:
De robotmaaier werkt tijdens een actieve
tijd niet
Mogelijke oorzaak:
Accu wordt geladen
Automaat uitgeschakeld
Actieve tijd uitgeschakeld
Regen ontdekt
Wekelijkse maaiduur is bereikt, geen
verdere maaibeurt in deze week nodig
Melding is actief
Klep geopend of niet aanwezig
Dockingstation niet aangesloten op het
elektriciteitsnet
–Stroomuitval
Oplossing:
Accu geheel laten laden (Ö 14.7)
Automaat inschakelen (Ö 10.5)
Actieve tijd vrijgeven (Ö 10.7)
Regensensor instellen (Ö 10.12)
Geen verdere actie vereist,
maaibeurten worden automatisch over
de week verdeeld – zo nodig maaibeurt
met het commando "Maaien" starten
(Ö 10.5)
Weergegeven storing verhelpen en
melding met OK bevestigen (Ö 23.)
Klep sluiten (Ö 14.2)
Stroomvoorziening van het
dockingstation controleren (Ö 9.4)
Stroomvoorziening controleren. Zodra
de robotmaaier na een periodieke
controle weer een draadsignaal
herkent, zet deze het onderbroken
maaiproces voort. Daardoor kan het
ook meerdere minuten duren, voordat
het maaien na de stroomuitval
automatisch wordt voortgezet. De
afstanden tussen de afzonderlijke
periodieke controles nemen toe
naarmate de stroomuitval langer duurt.
Storing:
De robotmaaier maait niet na het opvragen
van de commando's "Maaien starten" of
"Maaien met vertraagde start"
Mogelijke oorzaak:
Accu onvoldoende opgeladen
Regen ontdekt
Klep niet gesloten of niet aanwezig
Melding is actief
Oplossing:
Accu opladen (Ö 14.7)
Regensensor instellen (Ö 10.12)
24. Defectopsporing
# Neem eventueel contact op met een
vakhandelaar, VIKING beveelt u de
VIKING vakhandelaar aan.
0478 131 9923 B - NL
298
Klep sluiten (Ö 14.2)
Weergegeven storing verhelpen en
melding met OK bevestigen (Ö 23.)
Storing:
de robotmaaier werkt niet en er staat geen
melding in het display
Mogelijke oorzaak:
apparaat staat in standby
Accu defect
Oplossing:
willekeurige toets indrukken om
robotmaaier te activeren –
statusmelding verschijnt (Ö 10.13)
Accu vervangen (#)
Storing:
De robotmaaier maakt veel geluid en trilt
Mogelijke oorzaak:
maaimes is beschadigd
Maaiwerk is erg vuil
Oplossing:
maaimes vervangen – hindernissen op
het gazon verwijderen (Ö 15.4), (#)
Maaiwerk reinigen (Ö 15.2)
Storing:
Slechte mulch- of maairesultaten
Mogelijke oorzaak:
grashoogte is in verhouding tot de
snijhoogte te hoog
Het gazon is erg nat
Maaimes is bot of versleten
Actieve tijden ontoereikend, maaiduur
te kort
Grootte van maaivlak verkeerd
afgesteld
Maaivlak met zeer hoog gazon
Lange regenfasen
Oplossing:
snijhoogte instellen (Ö 9.2)
Regensensor instellen (Ö 10.12)
Actieve tijden verschuiven (Ö 10.7)
Maaimes vervangen (Ö 15.4), (#)
Actieve tijd verlengen of aanvullen
(Ö 10.7)
Maaiduur verlengen (Ö 10.8)
Nieuw maaischema maken (Ö 10.6)
Voor een goed maairesultaat heeft de
robotmaaier afhankelijk van de grootte
van het te maaien oppervlak zo´n 2
weken nodig.
Maaien bij regen toestaan (Ö 10.12)
Actieve tijd verlengen (Ö 10.7)
Storing:
Display in een vreemde taal
Mogelijke oorzaak:
taalinstelling is gewijzigd
Oplossing:
taal instellen (Ö 10.13)
Storing:
Op het maaivlak ontstaan bruine
(aardachtige) plekken
Mogelijke oorzaak:
maaiduur is in verhouding met het
maaivlak te lang
Begrenzingsdraad is in te scherpe
bochten gelegd
Grootte van maaivlak verkeerd
afgesteld
Oplossing:
maaiduur verkorten (Ö 10.8)
Ligging van de begrenzingsdraad
verbeteren (Ö 11.3)
Nieuw maaischema maken (Ö 10.6)
Storing:
Maaibeurten zijn duidelijk korter dan
normaal
Mogelijke oorzaak:
gras is erg lang of te nat
Apparaat (maaiwerk, aandrijfwielen) is
erg vervuild
Accu is aan het einde van zijn
levensduur
Oplossing:
snijhoogte instellen (Ö 9.2)
Regensensor instellen (Ö 10.12)
Actieve tijden verschuiven (Ö 10.7)
Apparaat reinigen (Ö 15.2)
Accu vervangen – een aanbeveling
daartoe op het display opvolgen (#),
(Ö 23.)
Storing:
Robotmaaier is aangedokt, de accu wordt
niet opgeladen
Mogelijke oorzaak:
Opladen van de accu niet nodig
Dockingstation niet aangesloten op het
elektriciteitsnet
Aandokken met fouten
Laadcontacten gecorrodeerd
Apparaat staat in standby
Oplossing:
Geen actie vereist – opladen van de
accu gebeurt automatisch na het dalen
onder een bepaalde spanning
Stroomvoorziening van het
dockingstation controleren (Ö 9.4)
Robotmaaier op het maaivlak
uitschakelen en terug naar het
dockingstation (Ö 10.5) sturen, hierbij
nagaan of hij goed aandokt – zo nodig
positie van dockingstation verbeteren
(Ö 9.4)
Laadcontacten vervangen (#)
299
DEENFRIT NL
0478 131 9923 B - NL
Willekeurige toets indrukken om
robotmaaier te activeren -
statusmelding verschijnt (Ö 10.13)
Storing:
Aandokken werkt niet
Mogelijke oorzaak:
oneffenheden bij de toegang tot het
dockingstation
Aandrijfwielen of bodemplaat vuil
Begrenzingsdraad bij dockingstation
onjuist gelegd
Uiteinden van de begrenzingsdraad
niet ingekort
Oplossing:
oneffenheden bij de toegang verhelpen
(Ö 9.4)
Aandrijfwielen en bodemplaat van het
dockingstation reinigen (Ö 15.2)
Begrenzingsdraad opnieuw leggen –
nagaan of deze bij het dockingstation
goed ligt (Ö 9.5)
Begrenzingsdraad zoals beschreven
inkorten en zonder draadreserves
leggen – uitstekende uiteinden niet
oprollen (Ö 9.6)
Storing:
Robotmaaier rijdt aan het dockingstation
voorbij of dokt scheef aan
Mogelijke oorzaak:
Draadsignaal door invloeden van
buitenaf beïnvloed
Begrenzingsdraad bij dockingstation
onjuist gelegd
Oplossing:
Robotmaaier en dockingstation
opnieuw koppelen – erop letten dat de
robotmaaier voor het koppelen recht in
het dockingstation staat (Ö 9.7)
Begrenzingsdraad opnieuw leggen –
nagaan of deze bij het dockingstation
goed ligt (Ö 11.3)
Controleren of de uiteinden van de
begrenzingsdraad goed op het
dockingstation zijn aangesloten
(Ö 11.4)
Storing:
De robotmaaier is over de
begrenzingsdraad heengereden
Mogelijke oorzaak:
begrenzingsdraad is onjuist gelegd,
afstanden zijn niet juist
Te grote helling in het maaivlak
Stoorvelden beïnvloeden de
robotmaaier
Oplossing:
ligging van de begrenzingsdraad
controleren (Ö 10.14), afstanden met
de iRuler controleren (Ö 11.5)
Ligging van de begrenzingsdraad
controleren, zones met een te grote
helling afzetten (Ö 10.14)
VIKING vakhandelaar contacteren (#)
Storing:
De robotmaaier zit vaak vast
Mogelijke oorzaak:
snijhoogte te laag
Aandrijfwielen vuil
Kuilen, hindernissen op het maaivlak
Oplossing:
snijhoogte hoger zetten (Ö 9.2)
Aandrijfwielen reinigen (Ö 15.2)
Gaten in het maaivlak dichtmaken,
verboden zones rond hindernissen
aanbrengen, hindernissen verwijderen
(Ö 11.3)
Storing:
De stootsensor wordt niet geactiveerd
wanneer de robotmaaier een hindernis
raakt
Mogelijke oorzaak:
Lage hindernis (minder dan 8 cm hoog)
De hindernis zit niet vast aan de
ondergrond – bijv. fruit uit een boom of
een tennisbal
Oplossing:
Hindernis verwijderen of met verboden
zone afbakenen (Ö 11.8)
Hindernis verwijderen
Storing:
Rijsporen aan de rand van het maaivlak
Mogelijke oorzaak:
Te vaak randmaaien
Startpunten in gebruik
Accu wordt aan het einde van de
levensduur zeer vaak opgeladen
Corridor niet ingeschakeld
Oplossing:
Randmaaien uitschakelen of
terugbrengen naar één keer per week
(Ö 10.14)
Op geschikte maaivlakken alle
maaibeurten bij het dockingstation
starten (Ö 10.15)
Accu vervangen – een aanbeveling
daartoe op het display opvolgen (#)
(Ö 23.)
Corridor inschakelen (Ö 10.14)
Storing:
ongemaaid gras aan de rand van het
maaivlak
Mogelijke oorzaak:
randmaaien uitgeschakeld
0478 131 9923 B - NL
300
Begrenzingsdraad onnauwkeurig
gelegd
Gras is buiten bereik van het maaimes
Oplossing:
rand één- of tweemaal per week
maaien (Ö 10.14)
Ligging van de begrenzingsdraad
controleren (Ö 10.14), afstanden met
de iRuler controleren (Ö 11.5)
Ongemaaide zones regelmatig met een
geschikte gazontrimmer bewerken
Storing:
Geen draadsignaal
Mogelijke oorzaak:
Dockingstation uitgeschakeld – led
brandt niet
Dockingstation niet aangesloten op het
elektriciteitsnet – led brandt niet
Begrenzingsdraad niet aangesloten op
het dockingstation – rode led knippert
snel
Begrenzingsdraad onderbroken – rode
led knippert snel
Robotmaaier en dockingstation zijn niet
gekoppeld
Defect in de elektronica
Oplossing:
Dockingstation inschakelen (Ö 12.1)
Stroomvoorziening van het
dockingstation controleren (Ö 9.4)
Begrenzingsdraad op dockingstation
aansluiten (Ö 9.6)
Draadbreuk zoeken (Ö 10.17), daarna
begrenzingsdraad met draadverbinders
herstellen (Ö 11.14)
Robotmaaier en dockingstation
koppelen (Ö 9.7)
VIKING vakhandelaar contacteren (#)
25.1 Leveringbevestiging
25.2 Servicebevestiging
Geef deze gebruiksaanwijzing aan
uw VIKING vakhandelaar in geval
van onderhoudswerkzaamheden.
Hij bevestigt op de voorgedrukte velden de
servicewerkzaamheden die werden
uitgevoerd.
25. Onderhoudsschema
Service uitgevoerd op
Datum volgende servicebeurt
2
301
DEENFRIT NL
0478 131 9923 B - NL
Rechthoekig maaivlak met vrijstaande
boom en zwembad
Dockingstation:
Locatie (1) vlakbij het huis A
Verboden zone:
Installatie rondom de vrijstaande
boom (3), uitgaand van een in de rechte
hoek t.o.v. de rand geïnstalleerd
verbindingstraject.
Zwembad:
Omwille van de veiligheid
(voorgeschreven draadafstand) wordt de
begrenzingsdraad (2) om het bad B heen
gelegd.
Draadafstanden: (Ö 11.5)
Afstand tot de rand: 22 cm
Afstand tot begaanbare hindernis: 0cm
Afstand rondom de boom: 24 cm
Afstand tot het wateroppervlak: 100 cm
Programmering:
Na het vastleggen van de grootte van het
maaivlak zijn geen verdere aanpassingen
nodig.
Bijzonderheden:
Maai ongemaaide zones rondom het
zwembad regelmatig manueel of bewerk
deze met een geschikte gazontrimmer.
26. Installatievoorbeelden
0478 131 9923 B - NL
302
U-vormig maaivlak met meerdere
vrijstaande bomen
Dockingstation:
Locatie (1) vlakbij het huis A
Verboden zones:
Installatie rondom de vrijstaande bomen,
steeds uitgaand van in een rechte hoek
ten opzichte van de rand (2)
geïnstalleerde verbindingstrajecten, 2
verboden zones zijn met een
verbindingstraject verbonden.
Draadafstanden: (Ö 11.5)
Afstand tot de rand: 22 cm
Afstand tot begaanbare hindernis: 0cm
Afstand rondom de bomen: 24 cm
Programmering:
Na het vastleggen van de grootte van het
maaivlak zijn geen verdere aanpassingen
nodig.
Bijzonderheden:
Boom in de hoek van het maaivlak –
bewerk het gebied achter de afgebakende
boom regelmatig met een geschikte
gazontrimmer of laat het als hoog gras
staan.
303
DEENFRIT NL
0478 131 9923 B - NL
Gedeeld maaivlak met vijver en
vrijstaande boom
Dockingstation:
Locatie (1) vlakbij het huis A
Verboden zone:
Installatie rondom de vrijstaande boom,
uitgaand van een in een rechte hoek t.o.v.
de rand geïnstalleerd verbindingstraject.
Vijver:
Omwille van de veiligheid
(voorgeschreven draadafstand) wordt de
begrenzingsdraad (2) om de vijver B
heen gelegd.
Draadafstanden: (Ö 11.5)
Afstand tot de rand: 22 cm
Afstand tot begaanbare hindernis: 0cm
Rondom de boom: 24 cm
Afstand tot het wateroppervlak: 100 cm
Vernauwing:
Installatie van een doorgang (3).
Draadafstand: 22 cm (Ö 11.10)
Programmering:
Leg de totale grootte van het maaivlak
vast, programmeer 2 startpunten (4) (in de
buurt van het dockingstation en in de buurt
van de vijver) (Ö 10.15)
Bijzonderheden:
Maai ongemaaide zones, bijv. rondom de
vijver, regelmatig manueel of bewerk deze
met een geschikte gazontrimmer.
0478 131 9923 B - NL
304
Maaivlak rondom een vrijstaand gebouw.
Dockingstation:
Locatie (1) aan de rand van het maaivlak.
Het huis A is afgebakend met een
verboden zone, waardoor het
dockingstation niet in de onmiddellijke
nabijheid van het huis worden opgesteld.
Leg de voedingskabel in een geschikte
kabelgoot van het huis naar het
dockingstation.
Verboden zone:
Installatie rondom het huis, uitgaand van
een in de rechte hoek t.o.v. de rand
geïnstalleerd verbindingstraject.
Draadafstanden: (Ö 11.5)
Afstand tot de rand (2): 22 cm
Afstand tot begaanbare hindernis: 0cm
Programmering:
Na het vastleggen van de grootte van het
maaivlak zijn geen verdere aanpassingen
nodig.
Bijzonderheden:
Leg in de spits toelopende hoek van het
gazon (3) de begrenzingsdraad zoals
afgebeeld – vermijd kleinere hoeken dan
90°. (Ö 9.5)
Bewerk de zone in de hoek van het gazon
met een geschikte gazontrimmer.
305
DEENFRIT NL
0478 131 9923 B - NL
Rechthoekig maaivlak
Dockingstation:
Locatie (1) vlakbij de garage B en achter
het huis A.
Draadafstanden: (Ö 11.5)
Afstand tot de rand: 22 cm
Afstand tot begaanbare hindernis: 0cm
Afstand rondom de boom: 24 cm
Afstand tot het wateroppervlak: 100 cm
Programmering:
Na het vastleggen van de grootte van het
maaivlak zijn geen verdere aanpassingen
nodig.
Bijzonderheden:
Er werd een begin (3) van een
doorgang (4) geïnstalleerd. Aansluitend
werd een doorgang geïnstalleerd. Een
meter voor het dockinstation werd de
doorgang tot de breedte van de grondplaat
vergroot (5).

Documenttranscriptie

Neem contact op met uw dealer of met onze verkoopafdeling als u vragen over uw apparaat heeft. Veel plezier met uw VIKING apparaat. Directeur 0478 131 9923 B - NL 232 232 232 232 234 234 235 236 237 237 238 238 238 238 238 239 239 239 239 239 239 240 241 241 242 242 243 243 244 245 245 Gedrukt op chloorvrij, gebleekt papier. Papier is recycleerbaar. Flap is vrij van halogeen. 248 248 248 249 252 254 257 258 258 260 260 260 260 261 262 263 263 264 264 265 265 266 266 267 267 267 268 268 270 270 231 DE EN Over deze gebruiksaanwijzing Algemeen Landspecifieke varianten Instructie voor het lezen van de gebruiksaanwijzing Beschrijving van het apparaat Robotmaaier Dockingstation Scherm Hoe de robotmaaier werkt Werkingsprincipe Veiligheidsvoorzieningen STOP-toets Machineblokkering Beschermkappen Stootsensor Ophefbeveiliging Hellingssensor Displayverlichting Diefstalbeveiliging Voor uw veiligheid Algemeen Kleding en uitrusting Waarschuwing - gevaar voor elektrische schokken Accu Transport van het apparaat Vóór de inbedrijfstelling Programmering Tijdens gebruik Onderhoud en reparaties Opslag bij langdurige bedrijfsonderbrekingen Afvoer 245 247 248 FR Dit product werd volgens de meest moderne procedures en met veel zorg voor kwaliteit gefabriceerd, want wij hebben ons doel pas bereikt als u tevreden bent over uw apparaat. 1. Inhoudsopgave Toelichting van de symbolen Leveringsomvang Eerste installatie Aanwijzingen m.b.t. de eerste installatie Snijhoogte instellen Taal, datum, tijd instellen Dockingstation installeren Begrenzingsdraad leggen Begrenzingsdraad aansluiten Robotmaaier en dockingstation koppelen Installatie testen Robotmaaier programmeren Eerste installatie afsluiten Eerste maaibeurt na de eerste installatie Menu Bedieningsaanwijzingen Statusmelding Infogedeelte Hoofdmenu Commando’s Maaischema Actieve tijden Maaiduur Informatie Instellingen iMow – apparaatinstellingen Regensensor instellen Statusmelding instellen Installatie Startpunten instellen Veiligheid Service Begrenzingsdraad NL Hartelijk dank voor uw aankoop van een kwaliteitsproduct van de firma VIKING. IT Geachte klant, Ligging van de begrenzingsdraad plannen Schets van het maaivlak maken Begrenzingsdraad leggen Begrenzingsdraad aansluiten Draadafstanden – iRuler gebruiken Vernauwingen Verbindingstrajecten installeren Verboden zones Aanpalende gazons Doorgangen Precies langs randen maaien Afhellend terrein in het maaivlak Draadreserve installeren Draadverbinders gebruiken Dockingstation Led op het dockingstation Tips voor het maaien Algemeen Mulchen Actieve tijden Maaiduur Apparaat in gebruik nemen Voorbereiding Klep Programmering aanpassen Maaien met automaat Maaien ongeacht actieve tijden Robotmaaier aandokken Accu opladen Onderhoud Onderhoudsschema Apparaat reinigen Slijtagegrenzen van het maaimes controleren Maaimes uit- en inbouwen Maaimes slijpen 232 271 271 271 271 272 273 274 274 275 275 277 277 277 278 278 278 279 279 279 279 279 280 280 280 280 281 281 282 282 283 283 283 284 284 285 Meenemerschijf uit- en inbouwen Draadbreuk zoeken Voedingsstekker Opslag en winterpauze Standaard reserveonderdelen Accessoires Slijtage minimaliseren en schade voorkomen Milieubescherming Accu uitbouwen Transport Apparaat opheffen of dragen Apparaat vastsjorren CE-conformiteitsverklaring van de fabrikant Technische gegevens Meldingen Defectopsporing Onderhoudsschema Leveringbevestiging Servicebevestiging Installatievoorbeelden 285 286 287 287 288 288 288 289 289 290 291 291 291 292 292 297 300 300 300 301 2. Over deze gebruiksaanwijzing 2.1 Algemeen Deze gebruiksaanwijzing is een originele gebruiksaanwijzing van de fabrikant in de zin van de EG-richtlijn 2006/42/EC. VIKING werkt voortdurend aan de ontwikkeling van zijn producten; wijzigingen in het product qua vorm, techniek en uitvoering blijven daarom voorbehouden. Op basis van gegevens of afbeeldingen uit dit boekje kunnen bijgevolg geen aanspraken worden gemaakt. Deze gebruiksaanwijzing wordt beschermd door het auteursrecht. Alle rechten blijven voorbehouden, met name het recht van verveelvoudiging, vertaling en de verwerking met elektronische systemen. 2.2 Landspecifieke varianten VIKING levert afhankelijk van het leveringsland apparaten met verschillende stekkers en schakelaars. In de afbeeldingen worden apparaten met eurostekkers weergegeven. Apparaten met andere stekkeruitvoeringen worden op dezelfde manier op de voeding aangesloten. 2.3 Instructie voor het lezen van de gebruiksaanwijzing Afbeeldingen en teksten beschrijven bepaalde bedieningsstappen. 0478 131 9923 B - NL Hoofdstukverwijzing: naar de desbetreffende hoofdstukken en paragrafen met nadere uitleg wordt met een pijltje verwezen. Het volgende voorbeeld bevat een verwijzing naar een hoofdstuk: (Ö 2.1) Markeringen van tekstpassages: de beschreven aanwijzingen kunnen zoals in de volgende voorbeelden gemarkeerd zijn. Handelingen waarbij ingrijpen van de gebruiker vereist is: ● Bout (1) met een schroevendraaier losdraaien, hendel (2) activeren ... Algemene opsommingen: – productgebruik bij sport- of wedstrijdevenementen Teksten met aanvullende betekenis: tekstpassages met aanvullende betekenis zijn met één van de onderstaand beschreven symbolen gemarkeerd om deze in de gebruiksaanwijzing extra te accentueren. DE EN Voorzichtig! Minder ernstig letsel of materiële schade dat/die door bepaalde handelingen kan worden voorkomen. Aanwijzing Informatie voor een beter apparaatgebruik en om een mogelijk oneigenlijk gebruik te vermijden. Teksten met afbeeldingverwijzing: sommige afbeeldingen die nodig zijn voor het gebruik van het apparaat, vindt u geheel aan het begin van de gebruiksaanwijzing. Het camerasymbool koppelt de afbeeldingen op de pagina's met afbeeldingen met het desbetreffende tekstgedeelte in de gebruiksaanwijzing. FR kijkrichting bij gebruik ´links´ en ´rechts´ in de gebruiksaanwijzing: De gebruiker staat achter het apparaat en kijkt in de rijrichting naar voren. NL Kijkrichting: Waarschuwing! Kans op letsel. Bepaalde handelingen voorkomen mogelijk of waarschijnlijk letsel. IT Alle pictogrammen die op het apparaat zijn aangebracht, worden in deze gebruiksaanwijzing toegelicht. Het stuurkruis (1) is bedoeld voor navigeren in de menu's, met de OKtoets (2) worden instellingen bevestigd en menu's geopend. Met de Terug-toets (3) kunt u menu's weer afsluiten. 1 Afbeeldingen met tekstpassages: Bedieningsstappen met directe verwijzing naar de afbeelding vindt u onmiddellijk na de afbeelding met bijbehorende positienummers. Voorbeeld: Gevaar! Gevaar voor ongevallen en ernstig letsel. Bepaalde handelingen zijn noodzakelijk of verboden. 0478 131 9923 B - NL 233 3. Beschrijving van het apparaat 3.1 Robotmaaier 1 2 3 4 5 6 7 234 Beweeglijk gemonteerde afdekkap (Ö 5.4), (Ö 5.5) Stootstrip MI 422 P Laadcontacten: aansluitcontacten voor dockingstation Handgreep voor (in de beweeglijke kap geïntegreerd) (Ö 20.1) STOP-toets (Ö 5.1) Klep (Ö 14.2) Aandrijfwiel 8 9 10 11 12 13 14 Handgreep achter (in de beweeglijke kap geïntegreerd) (Ö 20.1) Regensensor (Ö 10.12) Draaiknop snijhoogteverstelling (Ö 9.2) Typeplaatje met machinenummer Voorwiel Dubbelzijdig geslepen maaimes (Ö 15.4) Maaiwerk 0478 131 9923 B - NL DE IT NL FR EN 3.2 Dockingstation 1 2 3 4 5 6 Bodemplaat Kabelgeleidingen voor het leggen van de begrenzingsdraad (Ö 9.1) Voeding Afneembare afdekking (Ö 9.4) Laadcontacten: aansluitcontacten voor robotmaaier Rode led (Ö 12.1) 0478 131 9923 B - NL 235 3.3 Scherm 1 2 3 4 236 Grafisch display Stuurkruis: navigeren in menu's (Ö 10.1) OK-toets: navigeren in menu's (Ö 10.1) Terug-toets: navigeren in menu's 0478 131 9923 B - NL DE EN 4. Hoe de robotmaaier werkt IT NL FR 4.1 Werkingsprincipe De robotmaaier (1) is ontwikkeld voor het automatisch onderhouden van gazons. Hij maait het gazon in willekeurig gekozen banen. Opdat de robotmaaier de grenzen van het maaivlak A herkent, moet er een begrenzingsdraad (2) rondom dit vlak worden gelegd. Hierdoor stroomt een draadsignaal, dat door het dockingstation (3) wordt opgewekt. 0478 131 9923 B - NL Vaste hindernissen (4) op het maaivlak worden door de robotmaaier met behulp van een stootsensor veilig herkend. Zones (5) die de robotmaaier niet mag betreden en hindernissen die hij niet mag raken, moeten met behulp van de begrenzingsdraad van de rest van het maaivlak worden afgebakend. In automatische maaimodus verlaat de robotmaaier tijdens de actieve tijden (Ö 10.7) zelfstandig het dockingstation en maait hij het gazon. De robotmaaier rijdt zelfstandig naar het dockingstation om de accu’s op te laden. Hierbij worden het aantal en de duur van de maai- en oplaadbeurten binnen de actieve tijden volautomatisch aangepast. Zo wordt de benodigde wekelijkse maaiduur gegarandeerd bereikt. Bij uitgeschakelde automaat en voor maaibeurten ongeacht de actieve tijden kan een maaibeurt met het commando 237 "Maaien starten" of "Maaien met vertraagde start" worden geactiveerd. (Ö 10.5) De VIKING robotmaaier kan betrouwbaar en storingsvrij in de buurt van andere robotmaaiers worden gebruikt. Het draadsignaal voldoet aan de norm van de EGMF (Vereniging van Europese fabrikanten van tuinapparatuur) met betrekking tot de elektromagnetische emissie. Bij ingeschakelde automaat volgt er na bevestiging van de melding met OK een vraag of het automatische gebruik moet worden voortgezet. Bij Ja bewerkt de robotmaaier het maaivlak verder volgens maaischema. Bij Nee blijft de robotmaaier op het maaivlak staan, de automaat wordt uitgeschakeld. (Ö 10.5) Bij lang indrukken van de STOPtoets wordt bovendien de machineblokkering geactiveerd. (Ö 5.2) ● optie "Machinestop" selecteren en met OK-toets bevestigen. Machineblokkering ongedaan maken: ● zo nodig apparaat met een druk op een willekeurige knop activeren. ● robotmaaier met aangegeven toetscombinatie ontgrendelen. Hiervoor moeten de OK-toets en de Terug-toets in de op het display afgebeelde volgorde worden ingedrukt. 5.3 Beschermkappen 5. Veiligheidsvoorzieningen Voor een veilige bediening en ter voorkoming van ondeskundig gebruik is de machine met meerdere veiligheidsvoorzieningen uitgevoerd. Kans op letsel! Bij een eventueel defect aan een van de veiligheidsvoorzieningen mag de machine niet in bedrijf worden genomen. Neem contact op met een vakhandelaar, VIKING beveelt u de VIKING vakhandelaar aan. 5.2 Machineblokkering De robotmaaier moet vóór alle onderhouds- en reinigingswerkzaamheden, vóór transport en vóór de inspectie worden geblokkeerd. Bij een geactiveerde machineblokkering kan de robotmaaier niet in gebruik worden genomen. Machineblokkering activeren: – STOP-toets lang indrukken, – in het menu Commando's, – in het menu Veiligheid. 5.1 STOP-toets Door indrukken van de rode STOP-toets op de bovenkant van de robotmaaier stopt het apparaat onmiddellijk. Het maaimes komt binnen enkele seconden tot stilstand en op het display verschijnt de melding "STOP-toets bediend". Zolang de melding actief is, kan de robotmaaier niet in gebruik worden genomen en is hij in een veilige toestand. (Ö 23.) 238 Machineblokkering via menu Commando's activeren: ● in het menu "Commando's" de optie "iMow blokkeren" selecteren en met OK-toets bevestigen. (Ö 10.5) De robotmaaier is met beschermkappen uitgerust om een onopzettelijk contact met het maaimes en het maaigoed te voorkomen. Hiertoe dient de afdekkap in het bijzonder. 5.4 Stootsensor De robotmaaier is voorzien van een beweeglijke kap die als stootsensor dient. De robotmaaier blijft meteen stilstaan als deze bij automatisch gebruik op een vaste hindernis stoot die een bepaalde minimumhoogte (8 cm) heeft en vast met de ondergrond verbonden is. Aansluitend verandert hij van rijrichting en gaat hij verder met maaien. Als de stootsensor te vaak wordt geactiveerd, wordt ook het maaimes gestopt. Machineblokkering via menu Veiligheid activeren: ● in het menu "Instellingen" het submenu "Veiligheid" openen. (Ö 10.16) 0478 131 9923 B - NL 5.5 Ophefbeveiliging Als de robotmaaier aan de kap wordt opgetild, onderbreekt deze meteen de maaibeurt. Het maaimes komt binnen enkele seconden tot stilstand. 5.6 Hellingssensor Als tijdens het gebruik de toegestane helling wordt overschreden, verandert de robotmaaier meteen van rijrichting. Bij overslaan worden de wielaandrijving en de maaimotor uitgeschakeld. 5.7 Displayverlichting Tijdens het gebruik wordt de displayverlichting geactiveerd. Door het licht is de robotmaaier ook in het donker goed herkenbaar. 5.8 Diefstalbeveiliging Na het activeren van de diefstalbeveiliging klinkt er na het opheffen van de robotmaaier een alarmsignaal als de PINcode niet binnen een minuut wordt ingevoerd. (Ö 10.16) 0478 131 9923 B - NL 6. Voor uw veiligheid 6.1 Algemeen Tijdens de werkzaamheden met het apparaat moeten de voorschriften ter preventie van ongevallen beslist in acht worden genomen. Vóór de eerste inbedrijfstelling moet u de hele gebruiksaanwijzing goed doorlezen. Bewaar de gebruiksaanwijzing voor later gebruik zorgvuldig op een veilige plaats. Deze veiligheidsmaatregelen zijn onontbeerlijk voor uw veiligheid, maar deze opsomming is niet uitputtend. Gebruik het apparaat altijd verstandig en met verantwoordelijkheidsgevoel, en denk erom dat de gebruiker aansprakelijk wordt gesteld voor ongevallen met andere personen of voor schade aan hun eigendommen. DE EN De definitie van een "gebruiker": – Een persoon die de robotmaaier opnieuw programmeert of de bestaande programmering wijzigt. FR VIKING raadt aan, een van de veiligheidsstanden "Laag", "Middel" of "Hoog" in te stellen. Zo kunnen onbevoegden de robotmaaier gegarandeerd niet met andere dockingstations in gebruik nemen of de instelling of de programmering wijzigen. Het begrip "gebruiken" omvat alle werkzaamheden aan de robotmaaier, aan het dockingstation en aan de begrenzingsdraad. – Een persoon die werkzaamheden aan de robotmaaier verricht. – Een persoon die het apparaat in bedrijf neemt of activeert. – Een persoon die de begrenzingsdraad of het dockingstation installeert of deïnstalleert. Gebruik het apparaat alleen als u uitgerust bent en een goede lichamelijke en geestelijke conditie hebt. Als u een verminderde gezondheid heeft, dient u uw arts te vragen of u met het apparaat kunt werken. Na het gebruik van alcohol, drugs of medicijnen die de reactiesnelheid nadelig beïnvloeden, mag niet met het apparaat worden gewerkt. Maak u vertrouwd met de bedieningsonderdelen en het gebruik van het apparaat. Het apparaat mag alleen worden gebruikt door personen die de gebruiksaanwijzing hebben gelezen en die met de bediening ervan vertrouwd zijn. Elke gebruiker moet vóór de eerste ingebruikname vragen om een deskundige en praktische instructie. De verkoper of een andere deskundige moet aan de gebruiker uitleggen, hoe hij veilig met het apparaat kan werken. Bij deze instructie moet de gebruiker er vooral bewust van worden gemaakt dat voor het werken met dit apparaat uiterste zorgvuldigheid en concentratie vereist zijn. 239 NL VIKING raadt aan hindernissen te verwijderen of met verboden zones af te bakenen. (Ö 11.8) De robotmaaier kan uitsluitend samen met het meegeleverde dockingstation worden gebruikt. Een ander dockingstation moet aan de robotmaaier worden gekoppeld. (Ö 9.7) IT Het stoten tegen een hindernis gebeurt met een bepaalde kracht. Gevoelige hindernissen of lichte voorwerpen zoals kleine bloempotten kunnen daarom worden omgeworpen of worden beschadigd. Levensgevaar door verstikking! Verstikkingsgevaar voor kinderen bij het spelen met verpakkingsmateriaal. Houd verpakkingsmateriaal altijd buiten het bereik van kinderen. Leen het apparaat alleen uit aan personen die met dit model en de bediening ervan vertrouwd zijn. De gebruiksaanwijzing is onderdeel van het apparaat en moet altijd worden meegegeven. Laat het apparaat in geen geval gebruiken door kinderen, personen met beperkte lichamelijke, zintuiglijke of geestelijke vermogens of onvoldoende ervaring en kennis of personen die niet met de instructies vertrouwd zijn. Bij het gebruik op openbare terreinen, parken, sportvelden, langs wegen en op land- en bosbouwbedrijven moet u bijzonder behoedzaam te werk gaan. Vervoer geen voorwerpen, dieren of personen, met name kinderen, met het apparaat. Sta nooit toe dat personen, met name kinderen, meerijden op de robotmaaier of erop gaan zitten. Let op - gevaar voor ongevallen! De robotmaaier is bedoeld voor automatisch gazononderhoud. Een andere toepassing is niet toegestaan en kan gevaarlijk zijn of schade aan het apparaat tot gevolg hebben. Kinderen of jongeren onder 16 jaar mogen het apparaat niet gebruiken. De minimumleeftijd van de gebruiker kan vastgelegd zijn in plaatselijke bepalingen. Om persoonlijk letsel van de gebruiker te vermijden, mag het apparaat bijvoorbeeld niet worden ingezet voor volgende werken (onvolledige opsomming): Om veiligheidsredenen is het verboden wijzigingen aan de machine aan te brengen, behalve vakkundige montage van toebehoren en combi-apparaten die door VIKING zijn goedgekeurd. Bovendien heeft dit tot gevolg, dat uw garantie vervalt. Neem voor informatie over goedgekeurde toebehoren en combi-apparaten contact op met uw VIKING vakhandelaar. – het trimmen van bosjes, heggen en struiken, Vooral elke wijziging aan het apparaat waardoor het vermogen of het toerental van de elektromotoren wordt veranderd, is verboden. Er mogen geen wijzigingen worden aangebracht aan het apparaat die leiden tot een toename van het geluidsniveau. De apparaatsoftware mag om veiligheidsredenen nooit worden gewijzigd of gemanipuleerd. 240 – het snoeien van rankgewas, – gazononderhoud op dakbeplantingen en in bloembakken, – het hakselen en klein hakken van boom- en heggensnoeisel, – het schoonmaken van voetpaden (opzuigen, wegblazen), – het egaliseren van oneffenheden in de bodem, zoals molshopen. – wanneer u de robotmaaier tijdens bedrijf nadert. Draag bij het installeren, bij onderhoudswerkzaamheden en alle andere werkzaamheden aan het apparaat en aan het dockingstation geschikte werkkleding. Draag nooit losse kledingstukken die aan draaiende onderdelen kunnen blijven hangen – ook geen sieraden, geen stropdassen en geen sjaals. Draag een lange broek, – wanneer u de robotmaaier tijdens bedrijf nadert. Draag bij onderhouds- en reinigingswerkzaamheden, bij het leggen en verwijderen van draden en bij het vastzetten van het dockingstation altijd stevige handschoenen. Bescherm de handen bij alle werkzaamheden aan het maaimes en bij het inslaan van de bevestigingspennen en de haringen van het dockingstation. U dient bij alle werkzaamheden aan het apparaat lang haar samen te binden en te bedekken (met een hoofddoek, muts, enz.). Draag bij het inslaan van de bevestigingsnagels en de haringen van het dockingstation een geschikte veiligheidsbril. 6.2 Kleding en uitrusting Draag stevige schoenen met grip en werk nooit blootsvoets of bijvoorbeeld met sandalen, 0478 131 9923 B - NL Controleer de aansluitkabel daarom regelmatig op beschadigingen of slijtage (barsten). Alleen originele voeding gebruiken. Gebruik de voeding niet, – als deze beschadigd of versleten is, – als er bedrading beschadigd of versleten is. Controleer de voedingskabel regelmatig op schade en veroudering. Onderhouds- en herstellingswerkzaamheden aan voedingskabels en aan de voeding mogen alleen door speciaal opgeleide vaklui worden uitgevoerd. Gevaar voor stroomstoten! Een beschadigde kabel mag niet op het stroomnet worden aangesloten en u mag een beschadigde kabel pas aanraken als deze is losgekoppeld. De aansluitkabels op de voeding mogen niet worden veranderd (bijv. ingekort). De kabel tussen de voeding en het dockingstation mag niet worden verlengd. 0478 131 9923 B - NL Let er altijd op dat de gebruikte voedingskabels voldoende beveiligd zijn. Verwijder de aansluitkabel met de stekker en de stekkerbus en trek niet aan de aansluitkabels zelf. Explosiegevaar! Bescherm de accu tegen direct zonlicht, hitte en vuur – nooit in open vuur werpen. U mag het apparaat alleen op een voeding aansluiten die beveiligd is door een foutstroombeveiliging met een afschakelstroom van maximaal 30 mA. Voor nadere informatie kunt u terecht bij de elektricien. Accu alleen bij temperaturen tussen -10 °C en +50 °C gebruiken en bewaren. Als de adapter wordt aangesloten op een voeding buiten een gebouw, dan moet het stopcontact voor gebruik buitenshuis goedgekeurd zijn. Voor nadere informatie over de landspecifieke voorschriften kunt u terecht bij de elektricien. Accu niet in magnetron stoppen of onder hoge druk zetten. Bedenk dat het apparaat bij het aansluiten op een stroomaggregaat door spanningsschommelingen kan worden beschadigd. 6.4 Accu Alleen originele accu gebruiken. De accu is uitsluitend bedoeld voor vaste inbouw in een VIKING robotmaaier. Hij is daar optimaal beveiligd en wordt opgeladen wanneer de robotmaaier in het dockingstation staat. Er mag geen ander oplaadapparaat worden gebruikt. Bij het gebruik van een niet geschikt oplaadapparaat is er gevaar voor een elektrische schok, oververhitting of uitstromen van bijtende accuvloeistof. Accu nooit openen. DE Accu buiten bereik van kinderen bewaren. EN Geen defecte of vervormde accu gebruiken. FR Voor de elektrische veiligheid zijn een intacte voedingskabel en een intacte stekker op de voeding erg belangrijk. Beschadigde kabels, koppelingen en stekkers of aansluitkabels die niet aan de voorschriften voldoen, mogen niet gebruikt worden, zodat gevaar voor elektrische schokken kan worden voorkomen. Accu niet laten vallen. NL Opgelet! Kans op stroomstoten! Gevaar voor stroomstoten! Beschadigde kabels, koppelingen en stekkers of aansluitkabels die niet aan de voorschriften voldoen, mogen niet worden gebruikt. IT 6.3 Waarschuwing - gevaar voor elektrische schokken Accu tegen regen en vocht beschermen – niet in vloeistoffen onderdompelen. Accucontacten nooit op metalen voorwerpen aansluiten (kortsluiten). Accu kan door kortsluiting schade oplopen. Niet gebruikte accu ver van metalen voorwerpen (bijv. spijkers, munten, sieraden) houden. Geen metalen transportbakken gebruiken – Explosie- en brandgevaar! Bij ondeskundig gebruik kan er vloeistof uit de accu stromen - contact vermijden! Bij onbedoeld contact met water afspoelen. Indien de vloeistof in aanraking komt met de ogen, spoelt u deze eerst met water en consulteert u een arts. Uitstromende accuvloeistof kan huidirritatie en brandwonden en bijtende plekken veroorzaken. Geen voorwerpen in de ventilatiesleuven van de accu steken. Zie www.viking-garden.com/safety-datasheets voor verdere aanwijzingen m.b.t. de veiligheid 241 6.5 Transport van het apparaat 6.6 Vóór de inbedrijfstelling Vóór elk transport, met name vóór het opheffen van de robotmaaier, moet de machineblokkering worden geactiveerd. (Ö 5.2) Iedereen die het apparaat gebruikt, moet de gebruiksaanwijzing kennen. Laat het apparaat vóór het transport afkoelen. Raak het maaimes bij het optillen en dragen niet aan. De robotmaaier mag alleen aan beide handgrepen worden opgetild. Grijp nooit onder het apparaat. Let op het gewicht van het apparaat en gebruik zo nodig voor het laden geschikte hulpmiddelen (hefvoorzieningen). Maak met geschikte bevestigingsmaterialen (gordels, kabels, enz.) het apparaat en meegetransporteerde apparaatonderdelen (bijv. dockingstation) op het laadoppervlak vast aan de bevestigingspunten, die in de gebruiksaanwijzing beschreven zijn. (Ö 20.) Houd u bij het transport van het apparaat aan de plaatselijke voorschriften, met name wat betreft de laadveiligheid en het transport van voorwerpen op laadoppervlakken. Laat de accu niet in de auto liggen en stel deze nooit bloot aan direct zonlicht. Lithium-ionaccu's moeten bij het transport met de grootste zorg worden behandeld. Let met name op het voorkomen van kortsluiting. Vervoer de accu alleen in de robotmaaier. 242 Ga te werk volgens de instructies voor het installeren van het dockingstation (Ö 12.1) en de begrenzingsdraad (Ö 11.). De begrenzingsdraad en de voedingskabel moeten goed op de bodem worden bevestigd, opdat er niet over kan worden gestruikeld. Het aanleggen over randen (bijv. voetpaden, straatsteenranden) moet worden vermeden. Op bodems waar de meegeleverde bevestigingsnagels niet kunnen worden ingeslagen (bijv. straatstenen, voetpaden), moet een kabelkanaal worden gebruikt De robotmaaier herkent geen plekken waar deze kan omvallen, zoals randen, terrassen, zwembaden of vijvers. Als de begrenzingsdraad langs mogelijke plekken waar deze kan vallen wordt gelegd, moet er om veiligheidsredenen tussen de begrenzingsdraad en de gevarenzone een afstand van meer dan 1 m worden aangehouden. Controleer regelmatig het terrein waarop het apparaat wordt gebruikt en verwijder alle stenen, stokken, kabels, botten en alle andere voorwerpen die door het apparaat omhoog kunnen worden geslingerd. Verwijder na de installatie van de begrenzingsdraad alle gereedschap van het maaivlak. Afgebroken of beschadigde bevestigingsnagels moeten worden uitgetrokken en worden afgevoerd. Controleer regelmatig of de begrenzingsdraad en de voedingskabel goed liggen. Controleer het te maaien oppervlak regelmatig op oneffenheden en verwijder ze. Sla bevestigingsnagels altijd volledig in de grond, om de kans op struikelen te voorkomen. Gebruik de machine nooit met beschadigde of ontbrekende veiligheidsvoorzieningen. Installeer het dockingstation niet op slecht zichtbare plaatsen, waar men er mogelijk over kan struikelen (bijv. achter een hoek van een huis). De op het apparaat geïnstalleerde schakel- en veiligheidsinrichtingen mogen niet worden verwijderd of overbrugd. Installeer het dockingstation zo mogelijk buiten het bereik van kruipdieren zoals mieren of slakken – vermijd met name gebieden rondom mierennesten en composteerhopen. Zones waar de robotmaaier niet zonder gevaar kan rijden (bijv. wegens valgevaar), moeten door de begrenzingsdraad worden afgebakend. VIKING raadt aan, met de robotmaaier alleen over gazons en verharde wegen (bijv. geplaveide opritten) te rijden. Vóór het gebruik van het apparaat moeten alle versleten en beschadigde onderdelen worden vervangen. Onleesbare of beschadigde waarschuwingsaanwijzingen op het apparaat moeten worden vervangen. Stickers en alle verdere vervangingsonderdelen zijn verkrijgbaar bij uw VIKING vakhandelaar. Voor de ingebruikstelling moet u controleren 0478 131 9923 B - NL – dat de elektrische verbinding van de voeding wordt gemaakt met een correct geïnstalleerd stopcontact. – of op de voeding de isolatie van de aansluitkabel en de voedingsstekker in perfecte toestand is. – of het gehele apparaat (behuizing, kap, klep, bevestigingselementen, maaimes, messenas, enz.) noch versleten noch beschadigd is. – of het maaimes en de mesbevestiging in goede staat zijn (goed vast zitten, beschadigingen, slijtage). (Ö 15.3) – of alle schroeven, moeren en andere bevestigingselementen aanwezig zijn of zijn vastgedraaid. Losgemaakte schroeven en moeren moeten voor de ingebruikstelling worden vastgedraaid (aandraaimoment respecteren). Indien nodig de noodzakelijke werken uitvoeren of toevertrouwen aan de vakhandelaar. VIKING beveelt de VIKING vakhandelaar aan. 6.7 Programmering Neem de gemeentelijk voorgeschreven tijden voor het gebruik van tuinapparatuur met elektromotor in acht en programmeer de actieve tijden aan de hand daarvan. (Ö 13.3) 0478 131 9923 B - NL Zorg ervoor dat de juiste datum en het juiste tijdstip op de robotmaaier zijn ingesteld. Corrigeer indien nodig de instellingen. Foutieve instellingen kunnen het ongeplande vertrek van de robotmaaier als gevolg hebben. 6.8 Tijdens gebruik Houd andere personen, in het bijzonder kinderen en dieren, uit de gevarenzone. Sta nooit toe dat kinderen de robotmaaier tijdens bedrijf naderen of ermee spelen. Laat de robotmaaier nooit zonder toezicht werken, wanneer u weet dat er zich dieren of personen – in het bijzonder kinderen – in de buurt bevinden. MI 422 P: Om veiligheidsredenen mag het apparaat (MI 422 P) niet op hellingen steiler dan 21,8° (40 %) worden gebruikt. Kans op letsel! Een helling van 21,8° betekent een verticale stijging van 40 cm bij een horizontale lengte van 100 cm. Opgelet – kans op letsel! Houd handen of voeten nooit tegen of onder draaiende onderdelen. Raak het ronddraaiende mes nooit aan. Koppel de voeding vóór onweersbuien of bij blikseminslaggevaar van het elektriciteitsnet. De robotmaaier mag dan niet in gebruik genomen worden. De robotmaaier mag met draaiende elektromotor nooit worden gekanteld of worden opgetild. DE EN MI 422: Om veiligheidsredenen mag het apparaat (MI 422) niet op hellingen steiler dan 19,3° (35 %) worden gebruikt. Kans op letsel! Een helling van 19,3° betekent een verticale stijging van 35 cm bij een horizontale lengte van 100 cm. FR De robotmaaier mag niet tegelijkertijd met een sproei-installatie worden gebruikt, pas de programmering hierop aan. Probeer nooit de instellingen van het apparaat te veranderen wanneer één van de elektromotoren draait. NL – of het dockingstation apparaat gebruiksklaar is. Daarbij moeten alle afdekkingen goed zijn gemonteerd en in onberispelijke staat zijn. De programmering moet zodanig worden aangepast dat er zich tijdens het maaien geen kinderen, toeschouwers of dieren op het te maaien oppervlak bevinden. IT – of het apparaat gebruiksklaar is. Dit betekent dat de afdekkingen, veiligheidsvoorzieningen en de klep zich op hun plaats en in onberispelijke staat bevinden. Houd rekening met de uitloop van het snijgereedschap. Het duurt enkele seconden voordat het snijgereedschap helemaal tot stilstand is gekomen. Druk onderweg op de STOPtoets (Ö 5.1), 243 – voordat u de klep opent. – voordat u het apparaat transporteert, Strek bij de bediening van de machine en de bijbehorende randapparatuur niet naar voren. Zorg altijd voor een goed evenwicht en een stabiele houding op hellingen. Loop altijd normaal en ga niet rennen. – voordat u blokkeringen of verstoppingen verwijdert, 6.9 Onderhoud en reparaties Activeer de machineblokkering (Ö 5.2), – voordat u het apparaat optilt en draagt, – voor het werken aan het maaimes wordt aangevat, – voordat het apparaat wordt gecontroleerd of gereinigd, – wanneer een vreemd voorwerp geraakt werd of als de robotmaaier abnormaal hard begint te trillen. Controleer in deze gevallen het apparaat, in het bijzonder de snijeenheid (messen, messenas, mesbevestiging), op beschadigingen en voer de noodzakelijke herstellingen uit voordat u het apparaat opnieuw start en ermee gaat werken. Kans op letsel! Hard trillen wijst meestal op een storing. De robotmaaier mag niet worden gebruikt als de messenas beschadigd of verbogen is of als het maaimes beschadigd of verbogen is. Laat de noodzakelijke herstellingen door een vakman uitvoeren – VIKING beveelt de VIKING vakhandelaar aan – indien u niet over de nodige kennis beschikt. Vóór u het apparaat achterlaat, moeten de veiligheidsinstellingen van de robotmaaier zodanig worden aangepast dat deze niet door onbevoegden in gebruik kan worden genomen. (Ö 10.16) 244 Activeer voorafgaand aan reinigings-, reparatie- en onderhoudsactiviteiten de machineblokkering en zet de robotmaaier op een stevige, effen ondergrond. Trek vóór alle werkzaamheden aan het dockingstation en aan de begrenzingsdraad de stekker van de voeding eruit. Laat de robotmaaier vóór alle onderhoudswerkzaamheden ca. 5 minuten afkoelen. De voedingskabel mag uitsluitend door erkende elektriekers worden hersteld of worden vervangen. Na alle werkzaamheden aan het apparaat moet vóór het opnieuw in gebruik nemen de programmering van de robotmaaier worden gecontroleerd en indien nodig aangepast. De datum en de tijd moeten worden ingesteld. Reiniging: het gehele apparaat moet met regelmatige tussenpozen zorgvuldig worden gereinigd. (Ö 15.2) Richt waterstralen (hogedrukreinigers in het bijzonder) nooit op motoronderdelen, pakkingen, lagers en elektrische onderdelen. Dit kan leiden tot beschadigingen of dure reparaties. Reinig het apparaat niet onder stromend water (bijv. met een tuinslang). Gebruik geen agressieve reinigingsmiddelen. Dergelijke reinigingsmiddelen kunnen kunststoffen en metalen zodanig beschadigen dat de veiligheid van uw VIKING apparaat wellicht in het gedrang komt. Onderhoudswerkzaamheden: er mogen alleen onderhoudswerkzaamheden worden uitgevoerd die in deze gebruiksaanwijzing worden vermeld. Alle andere werkzaamheden dient u door uw vakhandelaar te laten uitvoeren. Neem altijd contact op met uw vakhandelaar als u niet over de vereiste kennis en gereedschappen beschikt. VIKING raadt aan onderhoudswerkzaamheden en reparaties uitsluitend door de VIKING vakhandelaar te laten uitvoeren. VIKING vakhandelaars volgen regelmatig cursussen en krijgen voortdurend technische informatie ter beschikking gesteld. Gebruik uitsluitend gereedschappen, accessoires of combi-apparaten die voor dit apparaat door VIKING zijn toegelaten of technisch gelijkwaardige delen, anders is er kans op ongevallen met letsel of schade aan het apparaat. Neem bij vragen contact op met een vakhandelaar. Originele VIKING gereedschappen, accessoires en vervangingsonderdelen zijn wat betreft hun eigenschappen optimaal op het apparaat en de behoeften van de gebruiker afgestemd. Originele VIKING vervangingsonderdelen zijn herkenbaar aan het VIKING onderdeelnummer, het VIKING logo en 0478 131 9923 B - NL Houd waarschuwings- en instructiestickers altijd leesbaar en schoon. Beschadigde of verloren gegane stickers moeten via uw VIKING vakhandelaar door nieuwe originele stickers worden vervangen. Let er bij het vervangen van een onderdeel door een nieuw onderdeel op dat het nieuwe onderdeel van dezelfde stickers is voorzien. Sla het apparaat in een veilige staat op. De accu moet gescheiden van het apparaat worden afgevoerd. Zorg dat accu’s veilig en milieuvriendelijk worden afgevoerd. Zorg dat alle schroeven en moeren, alle schroeven en bevestigingselementen van de snijeenheid, goed zijn vastgedraaid, zodat u het apparaat veilig kunt gebruiken. Inspecteer het gehele apparaat op gezette tijden, in het bijzonder voor de opslag van het apparaat (bijv. voor de winterpauze), op slijtage en beschadigingen. Versleten of beschadigde onderdelen moeten om veiligheidsredenen direct worden vervangen, om ervoor te zorgen dat het apparaat altijd in veilige staat is. Als onderdelen of veiligheidsvoorzieningen voor onderhoudswerkzaamheden zijn verwijderd, moeten deze weer meteen en correct worden aangebracht. 6.10 Opslag bij langdurige bedrijfsonderbrekingen Stel voor het opslaan de hoogste veiligheidsstand in. (Ö 10.16) Activeer ook de machineblokkering. 0478 131 9923 B - NL De opslagruimte moet droog, vorstvrij en afsluitbaar zijn. 7. Toelichting van de symbolen NL Laat het apparaat ca. 5 minuten afkoelen voordat u het in een gesloten ruimte plaatst. Bewaar het apparaat nooit in de buurt van open vuur of sterke warmtebronnen (bijv. oven). Demonteer bij langere bedrijfsonderbrekingen (bijv. winterpauze) het dockingstation en bewaar het samen met de robotmaaier op een veilige manier. (Ö 15.9) IT Werk aan de snijeenheid uitsluitend met dikke werkhandschoenen en met de uiterste voorzichtigheid. Reinig het apparaat voor het opslaan (bijv. winterpauze) grondig. Waarschuwing! Lees de gebruiksaanwijzing vóór ingebruikname. 6.11 Afvoer Afvalproducten kunnen schadelijk zijn voor mens, dier en milieu en moeten daarom deskundig worden afgevoerd. Neem contact op met het Recycling Center of uw vakhandelaar voor nadere informatie over het deskundig afvoeren van afvalproducten. VIKING beveelt u de VIKING vakhandelaar aan. Voer een apparaat aan het einde van de levensduur volgens de voorschriften af. Stel het apparaat vóór het afvoeren buiten werking. Verwijder ter voorkoming van ongevallen de voedingskabel van de voeding en de accu van de robotmaaier. DE staan. Bewaar het apparaat en in het bijzonder het maaimes altijd buiten het bereik van kinderen. EN Controleer of het apparaat tegen gebruik door onbevoegden (bijv. kinderen) is beveiligd. FR eventueel het VIKING symbool op de onderdelen. Op kleine onderdelen kan ook alleen het teken staan. Waarschuwing! Blijf op een veilige afstand van het apparaat als het in werking is. Houd andere personen uit de gevarenzone. Waarschuwing! Blokkeer het apparaat alvorens het op te tillen of werkzaamheden eraan uit te voeren. Kans op letsel door het maaimes! Laat ook een grasmaaier aan het eind van de levensduur ervan nooit zonder toezicht 245 Waarschuwing! Niet op het apparaat gaan zitten of stappen. Waarschuwing! Raak het ronddraaiende mes nooit aan. 246 0478 131 9923 B - NL DE IT NL FR EN 8. Leveringsomvang Pos. A B C D E F Beschrijving Robotmaaier Dockingstation Voeding iRuler Begrenzingsdraad op spoel (150 m): MI 422 MI 422 P Begrenzingsdraad op spoel (200 m): MI 422 MI 422 P 0478 131 9923 B - NL Stk. 1 1 1 2 1 0 Pos. G H I J K 0 1 − Beschrijving Klemstekkers voor begrenzingsdraad Draadverbinder Bevestigingspen voor begrenzingsdraad: MI 422 MI 422 P Haring voor dockingstation Trekker voor meenemerschijf Gebruiksaanwijzing Stk. 2 3 150 225 4 1 1 247 9. Eerste installatie 9.1 Aanwijzingen m.b.t. de eerste installatie Voor de installatie van de robotmaaier is een installatiewizard beschikbaar. Dit programma begeleidt u door het gehele proces van de eerste installatie: ● Taal, datum, tijd instellen ● Dockingstation installeren ● Begrenzingsdraad leggen ● Begrenzingsdraad aansluiten ● Robotmaaier en dockingstation koppelen Neem bij het bedienen van de menu's de instructies in het hoofdstuk "Bedieningsinstructies" door. (Ö 10.1) Met het stuurkruis worden opties, menuopties of knoppen geselecteerd. Met de OK-toets wordt een submenu geopend of een selectie bevestigd. Met de toets Terug wordt het actieve menu afgesloten of gaat de installatiewizard een stap terug. Als er zich tijdens de eerste installatie fouten of storingen voordoen, verschijnt er een bijbehorende melding op het display. (Ö 23.) ● Installatie testen ● Robotmaaier programmeren 9.2 Snijhoogte instellen ● Eerste installatie afsluiten Laagste snijhoogte: Stand 1 (20 mm) De installatiewizard moet geheel worden doorlopen. Pas daarna is de robotmaaier gebruiksklaar. De installatiewizard wordt na een reset (terugzetten op fabrieksinstellingen) opnieuw geactiveerd. (Ö 10.17) Voorbereidende maatregelen: Hoogste snijhoogte: Stand 8 (60 mm) – Open de klep. (Ö 14.2) Draai aan de draaiknop (1). De markering (2) wijst naar de ingestelde snijhoogte. De draaiknop van het verstelelement kan omhoog worden getrokken. Deze constructie dient de veiligheid (zo kan het apparaat gegarandeerd niet aan de draaiknop worden opgetild en gedragen) en helpt voorkomen dat de snijhoogte door onbevoegden wordt gewijzigd. 9.3 Taal, datum, tijd instellen ● Door het indrukken van een willekeurige toets op het display activeert u het apparaat en daardoor de installatiewizard. ● Maai het gazon vóór de eerste installatie met een gewone grasmaaier (optimale hoogte van het gras 3 tot 4 cm). ● Bevochtig bij een harde en droge ondergrond het maaivlak, om de bevestigingspennen eenvoudiger te kunnen inslaan. 248 0478 131 9923 B - NL Selecteer de gewenste displaytaal en bevestig deze met de OK-toets. Stel de huidige tijd met behulp van het stuurkruis in en bevestig deze met de OK-toets. 9.4 Dockingstation installeren Houd u aan de installatievoorbeelden in deze gebruiksaanwijzing. (Ö 26.) Bevestig de geselecteerde taal met de OK-toets of selecteer "Wijzigen" en selecteer een andere taal. ● Voer indien gevraagd het 9-cijferige serienummer van de robotmaaier in. U vindt dit nummer op het typeplaatje (zie beschrijving van het apparaat). (Ö 3.1) Het dockingstation werkt alleen via een netaansluiting. Deze mag slechts zo ver van het dockingstation verwijderd zijn, dat de betreffende voedingskabels zowel op het dockingstation als op de netaansluiting kunnen worden aangesloten – breng geen veranderingen aan in de voedingskabel van de voeding. Het dockingstation kan in twee varianten (intern en extern) worden geïnstalleerd. Het interne dockingstation bevindt zich binnen het maaivlak. Het externe dockingstation bevindt zich niet direct in het maaivlak. Intern dockingstation: Op het dockingstation kan een als toebehoren verkrijgbaar zonnedak worden gemonteerd. Zo is de robotmaaier beter beschermd tegen weersinvloeden. Het dockingstation (1) bevindt zich binnen het maaivlak (A) (grijs gebied). 0478 131 9923 B - NL 249 DE EN FR NL Installeer het dockingstation op een veilige, schaduwrijke plek. Bij direct zonlicht kan het apparaat oververhit raken en kan de accu meer tijd voor het laden nodig hebben. Het dockingstation moet op de gewenste locatie goed herkenbaar zijn, opdat niemand erover kan struikelen. IT Stel de huidige datum met behulp van het stuurkruis in en bevestig deze met de OK-toets. In combinatie met een extern dockingstation moet voor een verplaatste rit naar het begin een apart verkrijgbaar toebehoren (AED 600) worden gebruikt. Voor nadere informatie verwijzen wij u naar uw VIKING dealer. Vóór het dockingstation (1) moet er een effen vrij vlak (2) met minstens 1 m radius zijn. Egaliseer eventuele heuvels of kuilen. Dockingstation bevestigen: Zet het dockingstation (B) op de gewenste locatie met vier haringen (J) vast. Extern dockingstation Minimale afstand tot het maaivlak: A = 0,5 m Maximale afstand tot het maaivlak: B = 12 m Buiten de begrenzingsdraad en naast het dockingstation (1) moet zich een effen vrij vlak bevinden. Egaliseer eventuele heuvels of kuilen. Breedte van het vrije vlak: C = 0,34 m Bij een extern dockingstation (1) bevindt het dockingstation zich buiten het maaivlak (A). 250 De bodem op de gewenste locatie moet horizontaal zijn. Het dockingstation mag maximaal 2 cm naar achteren en 8 cm naar voren gekanteld zijn. Buig de bodemplaat nooit door. Egaliseer eventuele oneffenheden onder de bodemplaat, opdat deze over het gehele vlak goed ligt. 0478 131 9923 B - NL DE De voeding werkt alleen bij een bedrijfstemperatuur die tussen 0 °C en 60 °C ligt. EN Sluit de stekker van de voeding (1) aan op de aansluiting (2) van de printplaat van het dockingstation. IT NL FR De stekker kan indien nodig eraf worden geschroefd (bijv. wanneer de voedingskabel door een gat in de muur wordt geleid). Let bij het bevestigen van de stekker aan de voedingskabel op de juiste polariteit. (Ö 15.8) Trek de afdekking (1) zoals afgebeeld links en rechts iets uit elkaar en neem het naar boven weg. Geleid de voedingskabel zoals afgebeeld door de trekontlasting (1), door de kabelgoot (2) en verder naar de voeding. ● Installeer de netvoeding buiten het maaivlak, beschermd tegen direct zonlicht en vocht – bevestig deze zo nodig aan een muur. ● Leg alle voedingskabels buiten het maaivlak, met name ook buiten het bereik van het maaimes en zet deze vast aan de bodem of berg deze op in een kabelgoot. ● Rol de voedingskabel in de buurt van het dockingstation uit om storingen van het draadsignaal te vermijden. 0478 131 9923 B - NL Het deksel (1) bevestigen aan het dockingstation en laat het vastklikken – voorkom dat er kabels gekneld raken. Sluit daarna de voedingsstekker aan. Op het dockingstation knippert de rode led snel, zo lang als er geen begrenzingsdraad aangesloten is. (Ö 12.1) ● Druk na het afronden van de werkzaamheden op de OK-toets op het display. 251 Als er een extern dockingstation geïnstalleerd is, adviseert VIKING om na de eerste installatie minstens één startpunt buiten de doorgang naar het dockingstation vast te leggen. De startfrequentie moet zo worden gedefinieerd dat 0 van 10 maaibeurten (0/10) bij het dockingstation (startpunt 0) worden gestart. (Ö 10.15) Als de accu ontladen is, verschijnt er na het aandokken rechtsboven op het display een voedingsstekkersymbool in plaats van het accusymbool. De accu wordt opgeladen terwijl de begrenzingsdraad wordt gelegd. (Ö 14.7) 9.5 Begrenzingsdraad leggen Neem vóór het leggen van de draad de inhoud van het hoofdstuk "Begrenzingsdraad" ter harte. (Ö 11.) Plan vooral het leggen, houd de draadafstanden aan en installeer verboden zones, draadreserves, verbindingstrajecten, aanpalende gazons en doorgangen bij het leggen. Bevestig de begrenzingsdraad (1) links A of rechts B naast de bodemplaat, rechtstreeks naast een draaduitgang met een bevestigingspen (2) op de bodem. Houd een vrij draaduiteinde (1) van ongeveer 1 m lengte aan. Til de robotmaaier aan de handgreep (1) iets op om de aandrijfwielen te ontlasten. Schuif het apparaat op de voorwielen in het dockingstation. Druk daarna op de OK-toets op het display. 252 0478 131 9923 B - NL Bedrading om het maaivlak: DE Extern dockingstation: IT NL FR EN Intern dockingstation: leg vóór en achter het dockingstation (1) de begrenzingsdraad (2) 0,6 m rechtuit en in een rechte hoek ten opzichte van de bodemplaat. Volg daarna met de begrenzingsdraad de rand van het maaivlak. Leg bij een verplaatste rit naar het begin (corridor) vóór en achter het dockingstation de begrenzingsdraad minstens 1,5 m rechtuit en in een rechte hoek ten opzichte van de bodemplaat. (Ö 10.14) leg vóór en achter het dockingstation (1) de begrenzingsdraad (2) met een afstand (A) in een rechte hoek ten opzichte van de bodemplaat. Installeer aansluitend een doorgang. (Ö 11.10) Naast de bodemplaat moet ten minste een afstand (B) door de robotmaaier vrij begaanbaar zijn. A = 0,5 m B = 0,34 m Zie voor meer informatie over de installatie van het externe dockingstation het hoofdstuk Installatievoorbeelden. (Ö 9.4) Volg daarna met de begrenzingsdraad de rand van het maaivlak. 0478 131 9923 B - NL leg de begrenzingsdraad (1) rondom het maaivlak en rondom eventueel aanwezige hindernissen (Ö 11.8) en bevestig deze met bevestigingspennen (2) op de bodem. Controleer de afstanden met behulp van de iRuler. (Ö 11.5) Leg de draad bij voorkeur niet in scherpe hoeken (kleiner dan 90°). Leg in de spits toelopende hoeken van het gazon de begrenzingsdraad (1) zoals afgebeeld met bevestigingspennen (2) bevestigd op de bodem. 253 9.6 Begrenzingsdraad aansluiten Bij het leggen rond hoge hindernissen zoals muurhoeken en hoge beddingen A moet in de hoeken een grotere draadafstand worden aangehouden, om te voorkomen dat de robotmaaier tegen de hindernis schuurt. Leg de begrenzingsdraad (1) met behulp van de iRuler (2) zoals afgebeeld. ● Verleng de begrenzingsdraad indien gewenst met de meegeleverde draadverbinders. (Ö 11.14) ● Installeer bij meerdere samenhangende maaivlakken aanpalende gazons (Ö 11.9) of verbind maaivlakken met doorgangen. (Ö 11.10) Sla de laatste bevestigingspen (1) weer links of rechts naast de bodemplaat rechtstreeks naast de draaduitlaat. Knip de begrenzingsdraad (2) af, houd vrije draaduiteinden van ongeveer 1 m lengte aan. ● Controleer de bevestiging van de begrenzingsdraad op de bodem, als richtwaarde volstaat één bevestigingspen per meter. De begrenzingsdraad moet altijd op het gazon liggen. Sla de bevestigingspennen geheel erin. ● Druk na het afronden van de werkzaamheden op de OK-toets op het display. Als de accu voor het afwerken van de overige stappen van de installatiewizard te weinig opgeladen is, verschijnt de desbetreffende melding. Laat in dit geval de robotmaaier in het dockingstation en laad de accu verder op. U kunt pas met de OK-toets naar de volgende stap van de installatiewizard gaan, als de accuspanning weer op peil is. 254 Zet de robotmaaier (1) zoals afgebeeld achter het dockingstation (2) op het maaivlak en druk daarna op de OK-toets. 0478 131 9923 B - NL DE IT NL FR Let goed op de vrije lengte en rol de uitstekende draadeinden niet op. Te lange vrije uiteinden kunnen de goede werking van de robotmaaier verstoren. EN Koppel de stekker van de voeding los van het elektriciteitsnet en druk daarna op de OK-toets. Verwijder de afdekking zoals beschreven in de paragraaf "Dockingstation installeren". (Ö 9.4) Druk daarna op de OK-toets op het display. Leg de begrenzingsdraad (1) in kabelgeleidingen van de bodemplaat en geleid deze door de sokkel (2). Druk klemstekkers (G) met een geschikte tang op de kabeluiteinden – ga na of ze goed vastklikken. De klemstekkers kunnen maar één keer aan de begrenzingsdraad worden gemonteerd. Na demontage mogen ze niet opnieuw worden gebruikt. Extra klemstekkers zijn bij de VIKING vakhandelaar verkrijgbaar. (Ö 16.) Kort de uiteinden van de begrenzingsdraad (1) af tot ongeveer 10 cm vrije lengte. 0478 131 9923 B - NL 255 Druk daarna op de OK-toets op het display. Plaats de begrenzingsdraad (1) binnen de twee markeringen (2). Sluit de stekker (3) zoals afgebeeld op de twee pennen (4) aan. Sluit het uiteinde van de begrenzingsdraad links en rechts aan – verwissel de draaduiteinden niet. Sluit de deksels van de kabelgoot (5). Sluit de stekker van de voeding aan op het elektriciteitsnet en druk daarna op de OK-toets. ● Druk na het afronden van de werkzaamheden op de OK-toets op het display. Til de robotmaaier aan de handgreep (1) iets op om de aandrijfwielen te ontlasten. Schuif het apparaat op de voorwielen in het dockingstation. Als de begrenzingsdraad goed geïnstalleerd is en het dockingstation op het elektriciteitsnet aangesloten is, brandt de rode led (1). Monteer de afdekking zoals beschreven in de paragraaf "Dockingstation installeren". (Ö 9.4) 256 Na het aandokken knippert de rode led langzaam op het dockingstation. (Ö 12.1) Druk daarna op de OK-toets op het display. Neem de inhoud van het hoofdstuk "Dockingstation" door, met name wanneer de led niet zoals beschreven brandt. (Ö 12.) 0478 131 9923 B - NL Verstoorde ontvangst De robotmaaier ontvangt geen draadsignaal: Op het display verschijnt de tekst "Geen draadsignaal". De robotmaaier ontvangt een verstoord draadsignaal: Op het display verschijnt de tekst "Draadsignaal testen". De test van het draadsignaal kan meerdere minuten duren. Met de rode STOP-knop op de bovenkant van het apparaat wordt het koppelen afgebroken, de vorige stap van de installatiewizard verschijnt. Normale ontvangst De robotmaaier ontvangt een omgepoold draadsignaal: Op het display verschijnt de tekst "Aansluiting omgewisseld of iMow buiten het". Mogelijke oorzaak: – Tijdelijke storing – De robotmaaier is niet aangedokt – Begrenzingsdraad omgepoold (verkeerd aangesloten) – Dockingstation is uitgeschakeld of niet aangesloten op het elektriciteitsnet – Gebrekkige stekkerverbindingen – Een opgewikkelde voedingskabel in de buurt van het dockingstation – Te lange uiteinden van de begrenzingsdraad – Breuk in de begrenzingsdraad – Externe signalen zoals een mobiele telefoon of het signaal van een ander dockingstation 0478 131 9923 B - NL DE EN – Maximale lengte van de begrenzingsdraad overschreden (Ö 11.1) Oplossing: – Koppelen zonder verdere maatregelen herhalen – Robotmaaier aandokken (Ö 14.6) – Uiteinden van de begrenzingsdraad juist aansluiten (Ö 9.6) – Netaansluiting van het dockingstation controleren, voedingskabel in de buurt van het dockingstation uitrollen en niet opgewikkeld neerleggen – Stekkerverbindingen van de begrenzingsdraad controleren, te lange uiteinden van de begrenzingsdraad inkorten (Ö 9.6) – Ledlampjes op het dockingstation controleren (Ö 12.1) – Draadbreuk repareren – Mobiele telefoons of dockingstations in de buurt uitschakelen – Positie van het dockingstation veranderen of interferentiebronnen onder het dockingstation elimineren – Begrenzingsdraad met grotere diameter gebruiken (speciaal toebehoren) Herhaal het koppelen na het uitvoeren van de betreffende maatregel door op de OK-toets te drukken. 257 FR Ga door met de eerste installatie door op de OK-toets te drukken. – Een stroomgeleidende aardingskabel, gewapend beton of storende metalen in de bodem onder het dockingstation NL De robotmaaier kan pas in gebruik worden genomen als deze het door het dockingstation verzonden draadsignaal goed ontvangt. (Ö 9.7) Draadsignaal OK: Op het display verschijnt de tekst "Draadsignaal OK". De robotmaaier en het dockingstation zijn goed gekoppeld. IT 9.7 Robotmaaier en dockingstation koppelen ● Controleer vóór het verder afrijden van de rand de positie van de robotmaaier. Het apparaat moet op de begrenzingsdraad of binnen het maaivlak met de voorkant richting begrenzingsdraad staan. Neem contact op met de VIKING vakhandelaar als het draadsignaal niet goed kan worden ontvangen en de beschreven maatregelen geen oplossing bieden. Verder na een onderbreking: 9.8 Installatie testen Ga na een onderbreking met OK verder met afrijden van de rand. – dat de robotmaaier de rand van het maaivlak zoals gepland volgt, VIKING adviseert de proefrit niet af te breken. Mogelijke problemen bij het afrijden van de rand van het maaivlak of bij het aandokken zouden niet kunnen worden herkend. – dat de afstanden tot hindernissen en tot de grenzen van het maaivlak in orde zijn, De proefrit kan desgewenst na de eerste installatie opnieuw worden gemaakt. (Ö 10.14) Loop tijdens het afrijden van de rand achter de robotmaaier aan en let erop, Start de proefrit door de OK-toets in te drukken – het maaimes wordt daarbij niet geactiveerd. – dat het uit- en aandokken goed werkt. Proefrit afsluiten: Op het display wordt de afgelegde afstand weergegeven – deze meting is nodig voor het instellen van startpunten aan de rand van het maaivlak. (Ö 10.15) Met het aandokken na een volledige ronde verschijnt de volgende stap van de installatiewizard. ● Lees op het gewenste punt de weergegeven waarde af en noteer deze. Stel het startpunt na de eerste installatie handmatig in. 9.9 Robotmaaier programmeren Het afrijden van de rand wordt automatisch door hindernissen of door het rijden op te grote hellingen of handmatig door het indrukken van de STOP-toets onderbroken. Sluit de klep van de robotmaaier. (Ö 14.2) Pas als de klep gesloten is, start de robotmaaier zelfstandig en rijdt deze een ronde om het maaivlak langs de begrenzingsdraad. 258 ● Als de proefrit automatisch onderbroken is: corrigeer de positie van de begrenzingsdraad of verwijder hindernissen. Voer de grootte van het gazon in en bevestig deze met OK. 0478 131 9923 B - NL NL FR EN DE Selecteer als alle weergegeven actieve tijden moeten worden gewist de menuoptie Alle act. tijden wissen en bevestig deze met OK. Geïnstalleerde verboden zones of naastgelegen gazons moeten niet bij de grootte van het maaivlak worden gerekend. Een nieuw maaischema wordt berekend. Met de rode STOP-knop op de bovenkant van het apparaat kan de procedure worden afgebroken. Bevestig de aanwijzing "Elke dag apart bevestigen of actieve tijden wijzigen" door op de OK-toets te drukken. 0478 131 9923 B - NL Met OK worden alle actieve tijden bevestigd en wordt de volgende dag weergegeven. IT De actieve tijden van maandag worden weergegeven en de menuoptie Actieve tijden bevestigen is geactiveerd. Na het bevestigen van de actieve tijden voor zondag verschijnt het maaischema. Bij kleine maaivlakken worden niet alle weekdagen gebruikt om te maaien. In dat geval worden geen actieve tijden weergegeven, de menuoptie "Alle act. tijden wissen" vervalt. Dagen zonder actieve tijden moeten ook met OK worden bevestigd. De weergegeven actieve tijden kunnen worden gewijzigd. Selecteer hiervoor het gewenste tijdsinterval met het stuurkruis en open het met OK. (Ö 10.7) Selecteer als er meer actieve tijden gewenst zijn de menuoptie Nieuwe actieve tijd en open deze met OK. Leg in het selectievenster de begin- en eindtijd van de nieuwe actieve tijd vast en bevestig deze met OK. Er zijn maximaal drie actieve tijden per dag mogelijk. Met OK wordt het weergegeven maaischema bevestigd en de afsluitende stap van de installatiewizard verschijnt. Selecteer als wijzigingen nodig zijn Wijzigen en pas de actieve tijden specifiek aan. 259 Tijdens de actieve tijden moeten derden uit de gevarenzone blijven. Pas de actieve tijden eventueel aan. Houd u bovendien aan de gemeentelijke bepalingen voor het gebruik van robotmaaiers en de instructies in het hoofdstuk "Voor uw veiligheid" (Ö 6.) en verander de actieve tijden desgewenst meteen of na de eerste installatie in het menu "Maaischema". (Ö 10.6) Vraag met name bij de verantwoordelijke autoriteit na op welke tijden het apparaat overdag en 's nachts mag worden gebruikt. 9.10 Eerste installatie afsluiten Na de eerste installatie is de veiligheidsstand "Geen" geactiveerd. VIKING raadt aan, een van de veiligheidsstanden "Laag", "Middel" of "Hoog" te selecteren. Zo kunnen onbevoegden gegarandeerd geen instellingen wijzigen en kan de robotmaaier niet met andere dockingstations in gebruik worden genomen. (Ö 10.16) 10.1 Bedieningsaanwijzingen 9.11 Eerste maaibeurt na de eerste installatie Als de afsluiting van de eerste installatie in een actieve tijd valt, begint de robotmaaier meteen met het bewerken van het maaivlak. Verwijder alle vreemde voorwerpen (bijv. speelgoed, gereedschap) van het maaivlak. Sluit de eerste installatie af door op de OK-toets te drukken. 10. Menu Vier richtingstoetsen vormen het stuurkruis (1). Dit is bedoeld voor het navigeren in de menu's. Met de OKtoets (2) worden instellingen bevestigd en menu's geopend. Met de Terug-toets (3) kunt u menu's weer afsluiten. Als de eerste installatie buiten de actieve tijd wordt afgesloten, kan door het indrukken van de OK-toets een maaibeurt worden gestart. Selecteer "Nee" als de robotmaaier niet moet maaien. Het hoofdmenu bestaat uit 4 submenu's, weergegeven als knoppen. Het geselecteerde submenu is zwart gemarkeerd en wordt met de OK-toets geopend. 260 0478 131 9923 B - NL DE Selectievenster: Op het tweede menuniveau worden de betreffende submenu's met tabbladen weergegeven. Tabbladen worden geselecteerd door het stuurkruis naar links of naar rechts te drukken, submenu's door het stuurkruis omlaag of omhoog te drukken. Actieve tabbladen of menuopties zijn zwart gemarkeerd. Instelwaarden kunnen door het indrukken van het stuurkruis worden gewijzigd. De huidige waarde is zwart geaccentueerd. Met de OK-toets worden alle waarden bevestigd. Dialoogvenster: De scrollbalk rechts op het display geeft aan dat er door het omlaag of omhoog drukken van het stuurkruis nog meer opties kunnen worden weergegeven. IT NL FR EN 10.2 Statusmelding De statusmelding verschijnt, – wanneer het standby-bedrijf van de robotmaaier door het indrukken van een toets wordt beëindigd, – wanneer in het hoofdmenu op de Terug-toets wordt gedrukt, – tijdens het gebruik. Submenu's worden geopend door op de OK-toets te drukken. Als er wijzigingen moeten worden opgeslagen of meldingen moeten worden bevestigd, verschijnt er op het display een dialoogvenster. De actieve knop is zwart gemarkeerd. In submenu's worden opties vermeld. Actieve lijstopties zijn zwart gemarkeerd. Bij het indrukken van de OK-toets verschijnt er een selectievenster of een dialoogvenster. 0478 131 9923 B - NL Bij een selectieoptie kan door het naar links of rechts drukken van het stuurkruis de betreffende knop worden geactiveerd. Boven in het scherm staan twee configureerbare velden. Hierin kan diverse informatie over de robotmaaier of de maaibeurten worden weergegeven. (Ö 10.13) Statusinformatie zonder lopende activiteit: Met de OK-toets wordt de geselecteerde optie bevestigd en wordt het bovenliggende menu opgevraagd. 261 Randmaaien: Terwijl de robotmaaier de rand van het maaivlak bewerkt, verschijnt de tekst "Rand wordt gemaaid". Onder in het scherm wordt de tekst "iMow bedrijfsklaar" samen met het afgebeelde symbool en de status van de automaat weergegeven. (Ö 10.5) Statusinformatie tijdens lopende activiteiten: 10.3 Infogedeelte Naar dockingstation: Wanneer de robotmaaier naar het dockingstation terugrijdt, wordt op het display de betreffende reden (bijv. Accu leeg, Maaien beëindigd) weergegeven. Laden van de accu: Bij het laden van de accu verschijnt de tekst "Accu wordt opgeladen". Meldingen: Rechtsboven op het display wordt de volgende informatie weergegeven: Tijdens een lopende maaibeurt verschijnen op het display de tekst "iMow maait het gazon" en een bijbehorend symbool. De tekstinformatie en het symbool worden aangepast op de op dat moment actieve procedure. 1. Laadtoestand van de accu of laadprocedure Fouten, storingen of suggesties worden samen met waarschuwingssymbool, datum, tijd en meldingscode weergegeven. Als er meerdere meldingen actief zijn, verschijnen ze afwisselend. (Ö 23.) Als de robotmaaier bedrijfsklaar is, worden melding en statusinformatie afwisselend weergegeven. Vóór de maaibeurt verschijnen de tekst "Opgelet – iMow start" en een waarschuwingssymbool. Een knipperende displayverlichting en een signaaltoon geven daarbij de aanstaande start van de maaimotor aan. Het maaimes wordt pas enkele seconden nadat de robotmaaier in beweging is gekomen, ingeschakeld. 262 2. Status automaat 3. Tijd 1. Laadtoestand: het accusymbool geeft de laadtoestand weer. geen balkje – accu leeg 1 t/m 5 balkjes – accu deels leeg 6 balkjes – accu geheel opgeladen Tijdens het opladen verschijnt er in plaats van het accusymbool een voedingsstekkersymbool. 2. Status automaat: bij ingeschakelde automaat verschijnt het automaatsymbool. 3. Tijd: de actuele tijd wordt in het 24h-formaat weergegeven. 0478 131 9923 B - NL 3. Naar dockingstation: de robotmaaier rijdt terug naar het dockingstation en laadt de accu op. Bij ingeschakelde automaat bewerkt de robotmaaier tijdens de eerstmogelijke actieve tijd weer het maaivlak. Het hoofdmenu verschijnt, – wanneer de statusmelding (Ö 10.2) door op de OK-toets te drukken wordt afgesloten, – wanneer op het tweede menuniveau op de Terug-toets wordt gedrukt. 1. Commando’s (Ö 10.5) iMow blokkeren Automaat in- en uitschakelen Naar dockingstation Maaien starten Maaien met vertraagde start Volgende actieve tijd uitlaten Randmaaien 2. Maaischema (Ö 10.6) Actieve tijden Maaiduur 3. Informatie (Ö 10.9) Meldingen Activiteiten Status iMow Status gazon 4. Instellingen (Ö 10.10) iMow Installatie Veiligheid Service Vakhandel 0478 131 9923 B - NL Selecteer het gewenste commando met het stuurkruis en voer het met OK uit. 1. iMow blokkeren 2. Automaat inschak./uitschakelen 3. Naar dockingstation 4. Maaien starten 5. Maaien met vertraagde start 6. Volgende actieve tijd uitlaten 7. Randmaaien 1. iMow blokkeren: machineblokkering activeren. Druk op de aangegeven toetsencombinatie om te ontgrendelen. (Ö 5.2) 2. Automaat inschak./ uitschakelen: bij ingeschakelde automaat verschijnt in de statusmelding de tekst "Automaat ingeschakeld". Naast het accusymbool verschijnt in de menu's het automaatsymbool. De robotmaaier bewerkt het maaivlak volautomatisch. Bij uitgeschakelde automaat verschijnt in de statusmelding de tekst "Automaat uitgeschakeld". De actieve tijden in het 4. Maaien starten: na het activeren start de robotmaaier automatisch de maaibeurt. Leg het einde van de maaibeurt vast. Als er een aanpalend gazon geïnstalleerd is, moet na het indrukken van de OK-toets worden vastgelegd of de maaibeurt op een aanpalend gazon of op het hoofdgazon plaatsvindt. (Ö 10.14) De standaardinstelling voor de duur van de maaibeurt kan in de apparaatinstellingen onder "Maaitijd" worden gewijzigd. (Ö 10.10) Als er een extern dockingstation met een doorgang geïnstalleerd is, robotmaaier vóór het activeren van het commando "Maaien starten" naar het maaivlak brengen. 5. Maaien met vertraagde start: na het activeren start de robotmaaier automatisch, maar met een vertraagde start de maaibeurt. Leg de starttijd en het einde van de maaibeurt vast. Als er een aanpalend gazon geïnstalleerd is, moet na het indrukken van de OK-toets worden vastgelegd of de maaibeurt op een aanpalend gazon of op het hoofdgazon 263 DE EN FR maaischema worden inactief (grijs) weergegeven. Het maaivlak wordt niet automatisch bewerkt. Maaibeurten kunnen via de commando's "Maaien starten", "Maaien met vertraagde start" worden geactiveerd. NL 10.5 Commando’s IT 10.4 Hoofdmenu plaatsvindt. (Ö 10.14) De standaardinstellingen voor de duur van de maaibeurt en de vertraging kunnen in de apparaatinstellingen onder "Maaitijd" of "Vertraging" worden gewijzigd. (Ö 10.10) 10.6 Maaischema 10.7 Actieve tijden Het opgeslagen maaischema wordt via het menu "Maaischema" in het hoofdmenu opgevraagd. De rechthoekige vlakken onder de betreffende dag staan voor de opgeslagen actieve tijden. In zwart gemarkeerde actieve tijden kan worden gemaaid, grijze vlakken staan voor actieve tijden zonder maaibeurten – bijv. bij een uitgeschakelde actieve tijd of na het commando "Actieve tijd uitlaten". (Ö 10.5) In actieve tijden met een vinkje is maaien toegestaan, ze worden in het maaischema zwart gemarkeerd. Als er een extern dockingstation met een doorgang geïnstalleerd is, robotmaaier vóór het activeren van het commando "Maaien met vertraagde start" naar het maaivlak brengen. 6. Volgende actieve tijd uitlaten: het commando kan worden gebruikt als de robotmaaier tijdens de volgende actieve tijd niet moet werken (bijv. bij een tuinfeest). Na bevestiging wordt er tijdens de volgende actieve tijd niet gemaaid. Een zodanig geblokkeerde actieve tijd wordt in het maaischema grijs weergegeven. Ze kan in het menu "Dagschema" weer voor het maaien worden vrijgegeven. (Ö 10.7) Als het commando meerdere keren achter elkaar wordt uitgevoerd, wordt altijd de eerstvolgende actieve tijd overgeslagen. Als er in de lopende week geen verdere actieve tijd over is, verschijnt de melding "Volgende week wordt niet gemaaid". 7. Randmaaien: na het activeren maait de robotmaaier de rand van het maaivlak. Na een ronde rijdt deze terug naar het dockingstation en laadt de accu op. 264 Bij uitgeschakelde automaat is het gehele maaischema inactief, alle actieve tijden worden grijs weergegeven. Als het stuurkruis omhoog of omlaag wordt gedrukt, kunnen de submenu's Actieve tijden (Ö 10.7) of Maaiduur (Ö 10.8) worden geselecteerd en met de OK-toets worden geopend. Als de actieve tijden van een specifieke dag moeten worden bewerkt, moet de dag met het stuurkruis (naar links of rechts drukken) worden geactiveerd en het submenu Actieve tijden worden geopend. In actieve tijden zonder een vinkje is maaien niet toegestaan, ze worden in het maaischema grijs gemarkeerd. Neem de aanwijzingen in het hoofdstuk "Actieve tijden" ter harte. (Ö 13.3) Tijdens de actieve tijden moeten met name derden uit de gevarenzone blijven. De opgeslagen actieve tijden kunnen apart worden geselecteerd en bewerkt. De menuoptie Nieuwe actieve tijd kan worden geselecteerd, zo lang als er minder dan 3 actieve tijden per dag zijn opgeslagen. Een aanvullende actieve tijd mag geen andere actieve tijden overlappen. Als de robotmaaier op de geselecteerde dag niet moet maaien, moet de menuoptie Alle act. tijden wissen worden geselecteerd. 0478 131 9923 B - NL DE Actieve tijd bewerken: 10.9 Informatie De wekelijkse maaitijd kan onder Maaiduur aanpassen worden ingesteld. De ingestelde waarde is afgestemd op de grootte van het maaivlak. (Ö 13.4) Lees de aanwijzingen in het hoofdstuk "Programmering aanpassen". (Ö 14.3) 1. Meldingen: lijst met alle actieve fouten, storingen en aanbevelingen; samen met het tijdstip van het optreden vermeld. Bij een storingsvrij bedrijf verschijnt de tekst "Geen meldingen". Meldingsdetails verschijnen na het indrukken van de OK-toets. (Ö 23.) Met Actieve tijd uit of Actieve tijd aan wordt de geselecteerde actieve tijd voor het automatische maaien geblokkeerd of vrijgegeven. Met Actieve tijd wijzigen kan het tijdvenster worden gewijzigd. Als de geselecteerde actieve tijd niet meer nodig is, moet de menuoptie Actieve tijd wissen worden geselecteerd. Bij onvoldoende tijdvensters voor de benodigde maaibeurten en oplaadprocedures moeten actieve tijden worden verlengd of aangevuld of moet de maaiduur worden verkort. Op het display verschijnt een bijbehorende melding. Het commando Nieuw maaischema wist alle opgeslagen actieve tijden. De stap "Robotmaaier programmeren" van de installatiewizard verschijnt. (Ö 9.9) Als de afsluiting van de nieuwe programmering in een actieve tijd valt, start de robotmaaier na het bevestigen van de afzonderlijke dagschema's een automatische maaibeurt. 2. Activiteiten: lijst met de laatste activiteiten van de robotmaaier. Details van de activiteit (extra tekst, tijdstip en code) verschijnen na het indrukken van de OK-toets. Raadpleeg uw VIKING vakhandelaar als sommige activiteiten ongewoon vaak optreden. Fouten bij normaal bedrijf worden gedocumenteerd in de meldingen. 3. Status iMow: informatie over de robotmaaier – Laadtoestand: acculading in procenten – Resttijd: resterende maaiduur in de lopende week in uren en minuten – Datum en tijd 0478 131 9923 B - NL 265 IT NL FR EN 10.8 Maaiduur – Starttijd: start van de volgende geplande maaibeurt 10.10 Instellingen – Aantal alle afgesloten maaibeurten – Maaiuren: duur van alle afgesloten maaibeurten in uren 2. Maaitijd: instellen van de standaard voor de duur van een maaibeurt na het activeren van een commando "Maaien starten". (Ö 10.5) – Afstand: totaal afgelegde afstand in meters 3. Vertraging: instellen van de standaard voor de vertraging na het activeren van een commando "Maaien met vertraagde start". (Ö 10.5) – Ser.-No.: serienummer van de robotmaaier, ook af te lezen op het typeplaatje (zie beschrijving van het apparaat). (Ö 3.1) 4. Statusmelding: selecteren van de informatie die in de statusmelding moet verschijnen. (Ö 10.13) – Accu: serienummer van de accu – Software: geïnstalleerde apparaatsoftware 4. Status gazon: informatie over het gazon – Maaivlak in vierkante meters: waarde zoals ingevoerd bij de eerste installatie of bij een nieuwe installatie (Ö 9.3) – Rondetijd: duur van een ronde rondom het maaivlak in minuten en seconden – Startpunten 1 – 4: afstand van het betreffende startpunt van het dockingstation in meters, rechtsom gemeten (Ö 10.15) – Omvang: omvang van het maaivlak in meters – Randmaaien: frequentie van het randmaaien per week (Ö 10.14) 1. iMow: apparaatinstellingen aanpassen (Ö 10.11) 2. Installatie: installatie aanpassen en testen (Ö 10.14) 3. Veiligheid: veiligheidsinstellingen aanpassen (Ö 10.16) 4. Service: onderhoud en service (Ö 10.17) 5. Vakhandel: menu is door de vakhandelcode beveiligd. De VIKING vakhandelaar voert met behulp van dit menu diverse onderhouds- en serviceactiviteiten uit. 10.11 iMow – apparaatinstellingen 1. Regensensor: de regensensor kan zodanig worden ingesteld dat het maaien bij regen wordt onderbroken of niet wordt gestart. ● Regensensor instellen (Ö 10.12) 266 ● Statusmelding instellen (Ö 10.13) 5. Tijd: instellen van de actuele tijd. De ingestelde tijd moet dezelfde zijn als de werkelijke tijd, om te voorkomen dat de robotmaaier ongewenst gaat maaien. 6. Datum: instellen van de actuele datum. De ingestelde datum moet dezelfde zijn als de werkelijke kalenderdatum, om te voorkomen dat de robotmaaier ongewenst gaat maaien. 7. Datumformaat: instellen van het gewenste datumformaat. 8. Verplaatsing: de robotmaaier rijdt standaard 6 cm naar binnen verplaatst langs de begrenzingsdraad. Met deze waarde dokt het apparaat gegarandeerd goed aan. De iRuler werkt ook met een verplaatsing van 6 cm. VIKING raadt aan de standaardinstelling van 6 cm niet te wijzigen. 0478 131 9923 B - NL 10. Contrast: indien nodig kan het displaycontrast worden ingesteld. 10.12 Regensensor instellen Druk voor het instellen van de sensor met 5 standen het stuurkruis naar links of rechts. De huidige waarde verschijnt in het menu "Instellingen" met een streepjesgrafiek. De gevoeligheid van de regensensor kan aan de lokale situatie en wensen worden aangepast. Met name kan ook worden ingesteld hoe lang de robotmaaier na regen wacht op het opdrogen van het maaivlak. Selecteer voor het configureren van de statusmelding de linker of rechter melding met het stuurkruis en bevestig met OK. Laadtoestand: weergave van het accusymbool samen met de laadtoestand in procenten Resttijd: resterende maaiduur in de lopende week in uren en minuten Tijd en datum: huidige datum en huidige tijd Starttijd: start van de volgende geplande maaibeurt. Bij een lopende actieve tijd verschijnt de tekst "actief". Bij een gemiddelde gevoeligheid is de robotmaaier gereed voor gebruik onder normale buitenomstandigheden. Maaibeurten: aantal van alle maaibeurten tot nu toe Schuif de balk verder naar links voor het maaien bij hogere vochtigheid. Helemaal links maait de robotmaaier ook in natte omstandigheden en onderbreekt de maaibeurt niet wanneer regendruppels op de sensor terecht komen. Afstand: totaal afgelegde afstand 0478 131 9923 B - NL Maaiuren: duur van alle maaibeurten tot nu toe DE In combinatie met een extern dockingstation moet voor een verplaatste rit naar het begin een apart verkrijgbaar toebehoren (AED 600) worden gebruikt. Voor nadere informatie verwijzen wij u naar uw VIKING dealer. De verplaatste rit naar het begin kan alleen worden ingeschakeld, als de begrenzingsdraad op smalle plaatsen met een afstand van meer dan 2 m is geïnstalleerd. In het maaivlak mogen geen doorgangen geïnstalleerd zijn. 2. Nieuwe installatie: de installatiewizard wordt opnieuw gestart, het bestaande maaischema wordt gewist. (Ö 9.3) 3. Startpunten: de robotmaaier begint het maaien bij het dockingstation (standaardinstelling) of bij een startpunt. Startpunten moeten worden gedefinieerd, – als deelzones gericht moeten worden behandeld, omdat ze onvoldoende worden bewerkt, – als zones alleen via een doorgang bereikbaar zijn. Leg in deze deelzones minstens één startpunt vast. 10.14 Installatie ● Startpunten instellen (Ö 10.15) 1. Corridor: verplaatste rit naar begin in- en uitschakelen. Bij een ingeschakelde corridor rijdt de robotmaaier naar binnen verplaatst langs 4. Rand testen: proefrit ter controle van een goede draadligging starten. 267 EN De afstand tot de begrenzingsdraad wordt binnen de corridor willekeurig gekozen. FR 10.13 Statusmelding instellen de begrenzingsdraad terug naar het dockingstation. Corridorbreedte: 30-70 cm NL 9. Taal: instellen van de gewenste displaytaal. Standaard is de taal ingesteld die bij de eerste installatie geselecteerd is. Schuif de balk verder naar rechts voor het maaien bij geringe vochtigheid. Helemaal rechts, maait de robotmaaier alleen wanneer de regensensor volledig droog is. IT ● Alleen indien nodig kan het selectievenster met OK worden geopend en de gewenste waarde (3 cm tot 9 cm) worden ingesteld. De stap "Installatie controleren" van de installatiewizard wordt opgevraagd. (Ö 9.8) Als controle van de correcte bedrading rond een verboden zone, de robotmaaier met de voorzijde in de richting van de verboden zone in het maaivlak plaatsen en testverloop starten. 5. Randmaaien: frequentie van het randmaaien vastleggen. Nooit – standaardinstelling Eén keer – de rand wordt een keer per week gemaaid. Twee keer – de rand wordt twee keer per week gemaaid. 6. Aanpalende gazons: aanpalende gazons vrijgeven. Inactief – standaardinstelling Actief – instelling, als er op aanpalende gazons moet worden gemaaid. Bij de commando's "Maaien starten" en "Maaien met vertraagde start" moet het maaivlak (hoofdgazon/aanpalend gazon) worden geselecteerd. (Ö 14.5) 10.15 Startpunten instellen Om in te stellen ● startpunten aanleren of ● gewenst startpunt selecteren en handmatig definiëren. Startpunten aanleren: Na het indrukken van de OK-toets start de robotmaaier een oefenrit langs de begrenzingsdraad. Als de robotmaaier niet is aangedokt, rijdt deze eerst naar het dockingstation. Alle bestaande startpunten worden gewist. 268 Als de startpunten handmatig worden ingesteld, mag vóór het openen van de klep niet op de STOP-toets worden gedrukt. Onderweg kunnen er door het openen van de klep en door het indrukken van de OKtoets maximaal 4 startpunten worden vastgelegd. Aanleerpocedure onderbreken: Handmatig – door op de STOP-toets te drukken. Automatisch – door hindernissen aan de rand van het maaivlak. ● Als het aanleren automatisch is onderbroken, corrigeer dan de positie van de begrenzingsdraad of verwijder de hindernissen. ● Controleer vóór het verder aanleren de positie van de robotmaaier. Het apparaat moet op de begrenzingsdraad of binnen het maaivlak met de voorkant richting begrenzingsdraad staan. Aanleerpocedure beëindigen: Handmatig – na een onderbreking. Automatisch – na het aandokken. De nieuwe startpunten worden na het aandokken of na het afbreken door het openen van de klep en door bevestiging met OK opgeslagen. Startfrequentie: Met de startfrequentie wordt gedefinieerd hoe vaak een maaibeurt bij een startpunt moet worden begonnen. Standaardinstelling is 2 van 10 maaibeurten (2/10) bij elk startpunt. ● Wijzig indien nodig na het aanleren de startfrequentie. ● Stuur bij voortijdige beëindiging van het aanleren de robotmaaier via het commando naar het dockingstation. (Ö 10.5) Startpunt 1 t/m 4 handmatig instellen: Leg de afstand van de startpunten van het dockingstation vast en definieer de startfrequentie. De afstand is het traject van het dockingstation naar het startpunt in meters, rechtsom gemeten. De startfrequentie kan tussen 0 van 10 maaibeurten (0/10) en 10 van 10 maaibeurten (10/10) liggen. Het dockingstation is als startpunt 0 gedefinieerd. Standaard worden maaibeurten van daaruit gestart. De startfrequentie is even hoog als de berekende restwaarde op 10 van 10 maaibeurten. 10.16 Veiligheid 1. Machineblokkering 2. Stand 3. Pincode wijzigen 4. Startsignaal 5. Meldsignaal 6. Menusignaal 7. Speelstop 8. Toetsenblok. 9. iMow + Dock koppelen 1. Machineblokkering: met OK wordt de machineblokkering actief, de robotmaaier kan niet meer in gebruik worden genomen. De robotmaaier moet vóór alle onderhouds- en 0478 131 9923 B - NL VIKING raadt aan, één van de veiligheidsstanden "Laag", "Middel" of "Hoog" in te stellen. ● Selecteer de gewenste stand en bevestig met OK. Voer desgewenst een 4-cijferige pincode in. Resetgrendel: vraag om pincode voor het terugzetten van het apparaat op fabrieksinstellingen. Koppelgrendel: vraag om pincode voor het koppelen van robotmaaier en dockingstation. Tijdblokkering: vraag om pincode voor het wijzigen van een instelling, wanneer er langer dan 1 maand geen pincode meer ingevoerd is. 0478 131 9923 B - NL 3. Pincode wijzigen: de 4-cijferige pincode kan zo nodig worden gewijzigd. De menuoptie "Pincode wijzigen" verschijnt alleen bij de veiligheidsstanden "Laag", "Middel" of "Hoog". ● Voer eerst de oude pincode in en bevestig deze met OK. ● Stel de nieuwe 4-cijferige pincode in en bevestig deze met OK. VIKING raadt aan de gewijzigde pincode te noteren. Als de pincode 5 keer onjuist ingevoerd is, is een 4-cijferige mastercode nodig. Bovendien wordt de automaat uitgeschakeld. Voor het genereren van de mastercode moet u de VIKING vakhandelaar het 9-cijferige serienummer en de 4-cijferige datum, die op het selectievenster verschijnen, doorgeven. 4. Startsignaal: in- of uitschakelen van het akoestische signaal dat klinkt voordat het maaimes wordt ingeschakeld. DE EN 6. Menusignaal: in- of uitschakelen van het akoestische kliksignaal dat klinkt wanneer er een menu wordt geopend of een optie met OK wordt bevestigd. 7. Speelstop: in- of uitschakelen van de inrichting die voorkomt dat het maaimes wordt ingeschakeld als met het apparaat wordt gespeeld. Werking: als de stootsensor in korte tijd meerdere keren wordt geactiveerd, bijvoorbeeld als een kind met de robotmaaier speelt, wordt het maaimes uitgeschakeld en blijft de robotmaaier met een melding staan. Als de stootsensor niet meer wordt geactiveerd, maait de robotmaaier na enkele seconden automatisch door. 8. Toetsenblok.: na het inschakelen van de toetsenblokkering kunnen de toetsen op het display alleen worden bediend wanneer eerst de toets Terug ingedrukt wordt gehouden en daarna het stuurkruis naar voren wordt gedrukt. De toetsenblokkering wordt 2 minuten na de laatste bediening van de toetsen actief. 9. iMow + Dock koppelen: de robotmaaier werkt na de eerste ingebruikname uitsluitend met het geïnstalleerde dockingstation. Na het vervangen van het dockingstation of van elektronische onderdelen in de robotmaaier of voor het in gebruik nemen van de robotmaaier op een ander maaivlak 269 FR 2. Stand: er kunnen 4 veiligheidsstanden worden ingesteld, afhankelijk van de stand worden er bepaalde blokkeringen en veiligheidsvoorzieningen actief. Geen: de robotmaaier is niet beveiligd. Laag: voer een pincode in voor het koppelen van robotmaaier en dockingstation en voor het terugzetten van het apparaat op de fabrieksinstellingen; tijdblokkering is actief. Middel: zie "Laag", daarbij kunnen instellingen pas na het invoeren van de pincode worden gewijzigd. Hoog: zie "Middel", naast de vraag om de pincode is een diefstalbeveiliging actief. 5. Meldsignaal: in- of uitschakelen van het akoestische signaal dat klinkt wanneer de robotmaaier tegen een hindernis rijdt. NL ● Druk voor het ongedaan maken van de machineblokkering op de aangegeven toetsencombinatie. Instelbescherm.: vraag om de pincode, wanneer instellingen worden gewijzigd. Diefstalbeveil.: als de maaier langer dan 10 seconden bij de greep omhoog wordt gehouden, dan verschijnt de vraag om de pincode. Als de pincode niet binnen 1 minuut wordt ingevoerd, klinkt er een alarmtoon en wordt de automaat uitgeschakeld. IT reinigingswerkzaamheden, vóór transport en vóór de inspectie worden geblokkeerd. (Ö 5.1) met een ander dockingstation moeten robotmaaier en dockingstation worden gekoppeld. ● Installeer het dockingstation en sluit de begrenzingsdraad aan. (Ö 9.4), (Ö 9.6) Als het mes meer dan 200 uur in gebruik is geweest, verschijnt de melding "Maaimes vervangen". (Ö 15.4) 2. Draadbreuk zoeken: als op het dockingstation de rode led snel knippert, is de begrenzingsdraad onderbroken. (Ö 12.1) Met OK wordt er een wizard voor het vinden van de breuk geactiveerd. ● Draadbreuk zoeken (Ö 15.7) 3. Resetinstellingen: met OK wordt de robotmaaier op fabrieksinstellingen teruggezet en wordt de installatiewizard opnieuw gestart. (Ö 9.3) ● Voer na het indrukken van de OK-toets de pincode in. Til de robotmaaier aan de handgreep (1) iets op om de aandrijfwielen te ontlasten. Schuif het apparaat op de voorwielen in het dockingstation. ● Voer na het indrukken van de OK-toets de pincode in. Daarna zoekt de robotmaaier naar het draadsignaal en slaat het automatisch op. De procedure duurt enkele minuten. (Ö 9.7) De pincode is bij veiligheidsstand "Geen" niet nodig. 10.17 Service 1. Vervang de messen: met OK wordt het inbouwen van een nieuw maaimes bevestigd. 270 De pincode is bij veiligheidsstand "Geen" niet nodig. 11. Begrenzingsdraad Vóór het leggen van de begrenzingsdraad, met name vóór de eerste installatie, moet u het gehele hoofdstuk doorlezen en de ligging van de draad precies plannen. Voer de eerste installatie met de installatiewizard uit. (Ö 9.) Controleer vóór het definitief vastzetten van de begrenzingsdraad de installatie. (Ö 9.) De bedrading moet in de regel bij doorgangen, vernauwingen of verboden zones worden aangepast. Afwijkingen kunnen voorkomen, – als de technische mogelijkheden van de robotmaaier worden uitgeput, bijvoorbeeld door zeer lange doorgangen of bij een ligging in de buurt van metalen voorwerpen of boven metaal onder het gazon. – als de constructie van het maaivlak speciaal voor het gebruik van de robotmaaier wordt gewijzigd. De in deze gebruiksaanwijzing vermelde draadafstanden zijn afgestemd op de ligging van de begrenzingsdraad op het gazon. De begrenzingsdraad kan ook maximaal 10 cm diep worden ingegraven (bijv. met een speciale machine). Door het ingraven wordt de signaalontvangst beïnvloed, vooral als over de begrenzingsdraad tegels of stenen worden gelegd. De robotmaaier rijdt mogelijk verder naar buiten langs de begrenzingsdraad, waardoor meer ruimte in doorgangen, vernauwingen en bij het afrijden van de rand nodig is. Pas de bedrading zo nodig aan. Als u ondersteuning nodig hebt, is de VIKING vakhandelaar u graag van dienst bij het voorbereiden van het maaivlak en het installeren van de begrenzingsdraad. 0478 131 9923 B - NL ● Leg de locatie van het dockingstation vast. (Ö 9.4) ● Verwijder hindernissen op het maaivlak of breng verboden zones aan. (Ö 11.8) ● De begrenzingsdraad moet in een doorlopende lus rondom het gehele maaivlak worden gelegd – maximale lengte: 500 m. ● Doorgangen en aanpalende gazons: verbind alle zones van het maaivlak met doorgangen voor het maaien in de automatische modus. (Ö 11.10) Als daarvoor onvoldoende ruimte is, moeten er aanpalende gazons worden ingesteld. (Ö 11.9) ● Neem bij het leggen van de begrenzingsdraad de afstanden in acht (Ö 11.5): bij begaanbare hindernissen (bijv. voetpaden): 0 cm bij doorgangen: 22 cm bij hoge hindernissen (bijv. muren, bomen): 22 cm minimale afstand in vernauwingen: 44 cm bij wateroppervlakken en mogelijke plekken waar het apparaat kan omvallen (randen, terrassen): 100 cm 0478 131 9923 B - NL Opgewikkelde reststukken van de begrenzingsdraad kunnen storingen veroorzaken en moeten worden verwijderd. 11.2 Schets van het maaivlak maken DE De legrichting (rechts- of linksom) kan naar keuze worden geselecteerd. Trek bevestigingspennen nooit met behulp van het begrenzingsdraad eruit – gebruik altijd geschikt gereedschap (bijv. combinatietang). Maak een schets van de ligging van de begrenzingsdraad. (Ö 11.2) 1 Bij het installeren van de robotmaaier en het dockingstation verdient het aanbeveling om een schets van het maaivlak te maken. Aan het begin van deze gebruiksaanwijzing is hiervoor een pagina voorzien. Deze schets moet bij latere wijzigingen worden aangepast. Inhoud van de schets: ● Installeer het dockingstation. (Ö 9.4) ● Leg de begrenzingsdraad vanaf het dockingstation rondom het maaivlak en om eventueel aanwezige hindernissen (Ö 11.8) en bevestig deze met bevestigingspennen aan de bodem. Controleer de afstanden met behulp van de iRuler. (Ö 11.5) Lees de informatie in het hoofdstuk "Eerste installatie". (Ö 9.5) – vorm van het maaivlak met belangrijke hindernissen, grenzen en eventuele verboden zones waarin de robotmaaier niet mag werken. (Ö 26.) ● Sluit de begrenzingsdraad aan. (Ö 11.4) – positie van het dockingstation (Ö 9.4) 11.4 Begrenzingsdraad aansluiten – ligging van de begrenzingsdraad De begrenzingsdraad groeit na korte tijd in de bodem in en is niet meer te zien. Geef de ligging van de draad rondom hindernissen aan. (Ö 9.5) ● Stekker uittrekken en afdekking van het dockingstation wegnemen. – ligging van de draadverbinders De gebruikte draadverbinders zijn na korte tijd niet meer te zien. Noteer hun positie, om ze zo nodig te kunnen vervangen. (Ö 11.14) ● Leg de begrenzingsdraad in kabelgeleidingen van de bodemplaat, geleid deze door de sokkel, breng de stekker aan en sluit deze aan op het dockingstation. Lees de informatie in het hoofdstuk "Eerste installatie". (Ö 9.) 271 EN Gebruik originele bevestigingspennen en originele begrenzingsdraad. FR ● Draadreserve: om het verplaatsen van begrenzingsdraad nadien vlotter te laten verlopen, dient men meerdere draadreserves te installeren. (Ö 11.13) 11.3 Begrenzingsdraad leggen NL Lees de installatievoorbeelden aan het einde van de gebruiksaanwijzing door. (Ö 26.) Installeer bij het leggen van de begrenzingsdraad ook verboden zones, doorgangen, aanpalende gazons en draadreserve, om latere correcties te voorkomen. ● Hoeken: vermijd het leggen in scherpe hoeken (kleiner dan 90°). IT 11.1 Ligging van de begrenzingsdraad plannen ● Afdekking van het dockingstation monteren en daarna voedingsstekker aansluiten. ● Draadsignaal testen. (Ö 9.7) ● Aandokken testen. (Ö 9.7) Verbeter indien nodig de positie van de begrenzingsdraad bij het dockingstation. 11.5 Draadafstanden – iRuler gebruiken De afstanden op de iRuler zijn zo gedefinieerd, dat de robotmaaier bij een verplaatsing van 6 cm zonder storing (zonder tegen hindernissen te stoten) langs de rand kan rijden. Verklein de verplaatsing zo nodig (te veel ongemaaid gras aan de rand). (Ö 10.11) Draadafstanden met de iRuler meten: om de begrenzingsdraad op de juiste afstand tot de rand van het gazon en tot hindernissen te leggen, moet voor het meten van de afstand de iRuler worden gebruikt. A – 22 cm Hoge hindernis: afstand tussen een hoge hindernis en de begrenzingsdraad. Langs begaanbare hindernissen zoals terrassen en begaanbare wegen kan de begrenzingsdraad (1) zonder afstand worden gelegd. De robotmaaier rijdt dan met een achterwiel buiten het maaivlak. Maximaal hoogteverschil tussen gazon en hindernis: 2 cm Let er bij het onderhoud van de rand van het gazon op dat de begrenzingsdraad niet beschadigd raakt. Installeer de begrenzingsdraad zo nodig op enige afstand (2-3 cm) van de rand van het gazon. 272 A – 22 cm Doorgangen: draadafstand in doorgangen. (Ö 11.10) Een doorgang verbindt meerdere maaivlakken of overbrugt vernauwingen. B – 6 cm Afstandsvergroting voor het leggen van de begrenzingsdraad om een buitenhoek bij een hoge hindernis. Door de extra afstand B op de iRuler (1) rijdt de robotmaaier langs de begrenzingsdraad (3) om de hoek zonder tegen de hindernis (2) te stoten. A + C = 24 cm Binnenhoek: afstand voor het leggen van de begrenzingsdraad in een binnenhoek bij een hoge hindernis. De robotmaaier moet volledig binnen het maaivlak rijden en mag de hindernis niet aanraken. 0478 131 9923 B - NL DE Hoogte van hindernissen meten: NL FR EN De robotmaaier kan over hindernissen als wegen rijden als het te overwinnen hoogteverschil minder dan 2 cm is. De stand op de iRuler is precies deze hoogte. A + C = 24 cm Verboden zone: afstand voor het leggen van de begrenzingsdraad rondom een verboden zone. IT Door de grotere afstand (24 cm) rijdt de robotmaaier langs de begrenzingsdraad (2) in de hoek om een hoge hindernis zonder tegen de hindernis (1) te stoten. Hindernis (1) is lager dan 2 cm: leg de begrenzingsdraad (2) zonder afstand tot de hindernis. Als de begrenzingsdraad zonder afstand tot de hindernis (grote tegels, enz.) wordt gelegd, moet erop worden gelet dat de tegels 22 cm vrij begaanbaar zijn (zonder hindernis). Hindernis (1) is hoger dan 2 cm: leg de begrenzingsdraad (2) met afstand A (22 cm) tot de hindernis. Stel desgewenst de snijhoogte zo in dat de robotmaaier met het maaiwerk geen hindernissen raakt. Als de laagste snijhoogte wordt ingesteld, kan de robotmaaier minder dan 2 cm overwinnen. 11.6 Vernauwingen Als in het maaivlak een vernauwing is geïnstalleerd, moet de verplaatste rit naar het begin (corridor) worden uitgeschakeld. (Ö 10.14) De robotmaaier rijdt langs zonder stoten langs de begrenzingsdraad (1) om de hindernis (2). 0478 131 9923 B - NL De robotmaaier rijdt automatisch door alle vernauwingen, zolang de minimale draadafstand wordt aangehouden. Smalle gebieden van het maaivlak moeten met begrenzingsdraad worden afgebakend. 273 Als er twee maaivlakken door een smal gedeelte met elkaar zijn verbonden, kan er een doorgang worden geïnstalleerd. (Ö 11.10) VIKING raadt aan verbindingstrajecten in het kader van het leggen van de draad samen met de betreffende verboden zones of naastgelegen gazons te leggen. Bij achteraf installeren moet de draadlus worden doorgeknipt, verbindingstrajecten moeten dan via de meegeleverde draadverbinders worden opgenomen. (Ö 11.14) – rondom hindernissen die de robotmaaier niet mag aanraken, – rondom hindernissen die niet stabiel genoeg zijn, – rondom hindernissen die te laag zijn. Minimumhoogte: 8 cm VIKING raadt aan, ● hindernissen met verboden zones af te grenzen of te verwijderen, ● verboden zones na de eerste installatie of na veranderingen in de draadinstallatie met behulp van het commando "Rand testen" te controleren. (Ö 10.14) De minimale draadafstand is 44 cm, ofwel 2 iRuler-lengtes of de breedte van het apparaat. Daarom is er bij vernauwingen de volgende ruimte nodig: – tussen hoge hindernissen van meer dan 2 cm hoog, zoals muren 88 cm, – tussen begaanbare hindernissen van minder dan 2 cm hoog, zoals wegen 44 cm. 11.7 Verbindingstrajecten installeren De robotmaaier negeert het begrenzingsdraadsignaal wanneer de draden dicht bij elkaar, parallel worden gelegd. Verbindingstrajecten moeten worden geïnstalleerd, – als er naastgelegen gazons moeten worden geïnstalleerd. (Ö 11.9) – als er verboden zones nodig zijn. (Ö 11.8) 274 In verbindingstrajecten wordt de begrenzingsdraad (1) parallel gelegd, de draden mogen elkaar niet kruisen en moeten dicht bij elkaar liggen. Maak het verbindingstraject met voldoende bevestigingspennen (2) aan de bodem vast. Verboden zones moeten een minimale diamater van 48 cm hebben. De afstand tot de randlus A moet groter dan 44 cm zijn. 11.8 Verboden zones Installeer verboden zones 0478 131 9923 B - NL Om storingen bij het aandokken te voorkomen, mag in een gebied van ten minste 2 m rondom het dockingstation (1) geen verboden zone worden geïnstalleerd. Aanpalende gazons zijn gebieden van het maaivlak die door de robotmaaier niet volautomatisch kunnen worden bewerkt, omdat hij daar geen toegang heeft. Zo kunnen meerdere gescheiden maaivlakken met een enkele begrenzingsdraad worden omrand. De robotmaaier moet met de hand van het ene naar het andere maaivlak worden gebracht. De maaibeurt wordt via het commando "Maaien starten" (Ö 10.5) of "Maaien met vertraagde start" (Ö 10.5) geactiveerd. 11.10 Doorgangen Als er meerdere maaivlakken moeten worden gemaaid (bijv. maaivlakken vóór en achter het huis), kan er een doorgang als verbinding worden geïnstalleerd. Zo kunnen alle maaivlakken automatisch worden bewerkt. In doorgangen wordt het gazon alleen bij het afrijden van de begrenzingsdraad gemaaid. Activeer desgewenst automatisch randmaaien of maai de zone van de doorgang regelmatig manueel. (Ö 10.14), (Ö 10.14) De vermelde draadafstanden zijn afgestemd op de ligging van de begrenzingsdraad op het gazon. Voorwaarden: – minimale breedte tussen vaste hindernissen in de doorgang 88 cm, tussen begaanbare wegen 22 cm. Geleid de begrenzingsdraad (1) van de omranding naar de hindernis, leg deze op de juiste afstand (iRuler gebruiken) rondom de hindernis (2) en bevestig deze met een voldoende aantal bevestigingspennen (3) aan de bodem. Leg de begrenzingsdraad daarna terug naar de omranding. 0478 131 9923 B - NL Het dockingstation (1) wordt op het maaivlak A geïnstalleerd. Dit wordt volgens het maaischema volautomatisch bewerkt. De aanpalende gazons B en C zijn met verbindingstrajecten (2) met het maaivlak A verbonden. Op alle gazons Bij relatief lange doorgangen is afhankelijk van de bodemgesteldheid mogelijk iets meer ruimte nodig. Installeer relatief lange doorgangen zo mogelijk altijd midden tussen hindernissen. – De verplaatste rit naar het begin (corridor) is uitgeschakeld. (Ö 10.14) – Doorgang is vrij begaanbaar. 275 DE EN FR 11.9 Aanpalende gazons ● Aanpalende gazons in het menu "Instellingen – Installatie" activeren. (Ö 10.14) NL moet de begrenzingsdraad in dezelfde richting worden gelegd – begrenzingsdraad in de verbindingstrajecten niet doorkruisen. IT Tussen hindernis en omranding moet de begrenzingsdraad parallel en zonder doorkruisen in een verbindingstraject worden gelegd. (Ö 11.7) – In de zone van het tweede maaivlak wordt minstens 1 startpunt gedefinieerd. (Ö 10.15) Begin en einde van de doorgang installeren: Daarom is er de volgende ruimte nodig: – tussen hoge hindernissen (meer dan 2 cm hoog – zoals muren): 88 cm, – tussen voetpaden of begaanbare hindernissen (minder dan 2 cm hoog – zoals wegen): 22 cm. Het dockingstation (1) wordt in het maaivlak A geïnstalleerd. Het maaivlak B is met een doorgang (2) met het maaivlak A verbonden. De begrenzingsdraad (3) kan door de robotmaaier geheel worden afgereden. Voor het bewerken van het maaivlak B moeten startpunten (4) worden gedefinieerd. (Ö 10.15) Afzonderlijke maaibeurten beginnen dan afhankelijk van de instelling (startfrequentie) bij de startpunten. Aan het begin en aan het einde van de doorgang moet de begrenzingsdraad (1) zoals afgebeeld trechtervormig worden gelegd (afstanden A en B). Daardoor wordt voorkomen dat de robotmaaier tijdens het maaien onbedoeld de doorgang inrijdt. A = 22 cm B = 6 cm Doorgang installeren: In doorgangen wordt de begrenzingsdraad (1) parallel gelegd en met voldoende bevestigingspennen (2) op de bodem vastgemaakt. Aan het begin en aan het einde van de doorgang moet ook een trechtervormige toegang en uitgang worden geïnstalleerd. De draadafstand in doorgangen: 22 cm 276 0478 131 9923 B - NL Afhellende gedeelten met een helling van 5-15°: DE Als zich in het maaivlak een afhellend gedeelte met een helling van > 15° bevindt, wordt geadviseerd om de begrenzingsdraad (1) zoals afgebeeld in het vlakke gedeelte boven de rand van het terrein te leggen. De rand van het terrein en het afhellende gedeelte worden niet gemaaid. EN Bij een verplaatsing van 6 cm ontstaat langs hoge hindernissen een tot 20 cm brede strook met ongemaaid gras. Zo nodig kunnen stenen om hoge hindernissen worden gelegd. installatie van de begrenzingsdraad op de helling een minimumafstand tot de rand van het terrein worden aangehouden. FR 11.11 Precies langs randen maaien Minimale breedte van de stenen: Leg de begrenzingsdraad (1) op 22 cm afstand van de hindernis. Om ervoor te zorgen dat de rand van het gazon volledig wordt gemaaid, moeten de stenen ten minste 20 cm (afstand B) breed zijn. Als bredere stenen worden gelegd, wordt de rand van het gazon nog preciezer gemaaid. Leg de begrenzingsdraad rondom buiten- en binnenhoeken verder van de stenen. (Ö 9.1) Gebruik indien nodig bredere stenen. 11.12 Afhellend terrein in het maaivlak Om ervoor te zorgen dat de robotmaaier in een afhellend gedeelte van het maaivlak (helling tot 15°) automatisch en zonder storingen kan maaien, moet bij de 0478 131 9923 B - NL Als zich in het maaivlak een afhellend gedeelte met een helling van 5-15° bevindt, kan de begrenzingsdraad zoals afgebeeld onder de rand van het terrein in het afhellende gedeelte worden gelegd. Voor een storingsvrije werking van de robotmaaier moet de minimumafstand (0,5 m) van de begrenzingsdraad tot de rand van het terrein worden aangehouden. Draadreserves die op regelmatige afstand zijn geïnstalleerd vergemakkelijken de noodzakelijke correcties, zoals de positie van het dockingstation of het verloop van de begrenzingsdraad nadien te wijzigen. Draadreserves zullen vooral in de buurt van moeilijke doorgangen geplaatst worden. Afhellende rand van het terrein met een helling van > 15°: Begrenzingsdraad (1) over een lengte van ca. 1 m tussen 2 bevestigingspennen plaatsen zoals afgebeeld. Draadreserve in het midden met een andere bevestigingspen aan de bodem vastmaken. 277 IT NL 11.13 Draadreserve installeren 11.14 Draadverbinders gebruiken Rode led brandt continu Voor het verlengen van de begrenzingsdraad of voor het verbinden van losse draaduiteinden mogen uitsluitend de meegeleverde, met gel gevulde draadverbinders worden gebruikt. Ze voorkomen vroegtijdige slijtage (bijv. corrosie aan de draaduiteinden) en garanderen een optimale verbinding. Rode led knippert langzaam Geef de positie van de draadverbinders op de schets van het maaivlak aan. (Ö 11.2) Rode led knippert snel Rode led knippert onderbroken Led brandt niet Bevestig de begrenzingsdraad zoals afgebeeld met twee bevestigingspennen op de bodem om de kabel op trek te ontlasten. 12. Dockingstation 12.1 Led op het dockingstation Rode led brandt continu: het dockingstation is ingeschakeld en de robotmaaier is niet aangedokt. Rode led knippert langzaam: het dockingstation is ingeschakeld, de robotmaaier is aangedokt of wordt opgeladen. Rode led knippert snel (ca. 2x per seconde): de begrenzingsdraad is niet goed op het dockingstation aangesloten of er is door een defecte begrenzingsdraad (draadbreuk) geen draadsignaal meer. Rode led knippert snel en onderbroken: de led knippert afwisselend 3 keer elke seconde, 3 keer elke 2 seconden, 3 keer elke seconde, 5 seconden pauze. Na de pauze wordt het signaal herhaald. Bij deze knippervolgorde is sprake van een storing in het dockingstation. (Ö 24.) Steek losse, niet gestripte draaduiteinden (1) tot aan de aanslag in draadverbinders (H). Druk draadverbinders met een geschikte tang bij elkaar – ga na of ze goed vastklikken. 278 Een rode led (1) geeft informatie over de status van het dockingstation en het draadsignaal. Rode led brandt niet: dockingstation is uitgeschakeld, het draadsignaal wordt niet verzonden. Dockingstation inschakelen – Bij automatisch gebruik wordt het dockingstation automatisch in- en uitgeschakeld. 0478 131 9923 B - NL 13. Tips voor het maaien 13.1 Algemeen De robotmaaier is ontwikkeld voor het automatisch onderhouden van gazonoppervlakken. Hierbij wordt het gras door een continue bewerking kort gehouden. Het resultaat is een fraai en vol gazon. Gazons die niet eerder met een conventionele grasmaaier zijn gemaaid, zijn pas na meerdere maaibeurten zuiver bewerkt. Vooral bij iets hoger gras ontstaat er daardoor pas na een paar maaibeurten een zuiver maairesultaat. Bij warm en droog weer moet het gazon niet te kort worden gehouden, omdat het anders verbrandt door de zon en lelijk wordt. Met een scherp mes is het maairesultaat fraaier dan met een bot mes. Verwissel het daarom regelmatig. 0478 131 9923 B - NL Het klein gehakte maaigoed geeft organische voedingsstoffen aan de bodem terug en dient zo als natuurlijke mest. Zo hoeft u veel minder vaak te bemesten. 13.3 Actieve tijden Tijdens de actieve tijden mag de robotmaaier te allen tijde het dockingstation verlaten en het gazon maaien. Tijdens deze tijden vinden daarom maaibeurten, oplaadbeurten en rustfases plaats. De robotmaaier verdeelt de benodigde maai- en oplaadbeurten automatisch over de beschikbare tijdvensters. Bij de installatie worden actieve tijden automatisch over de gehele week verdeeld. Er wordt ook rekening gehouden met tijdreserves – zo is een optimaal gazononderhoud gegarandeerd, ook als er bij uitzondering geen maaibeurten mogelijk zijn (bijv. vanwege regen). 13.4 Maaiduur De maaiduur geeft aan hoeveel uur per week het gazon moet worden gemaaid. Deze kan worden verlengd of verkort. (Ö 10.8) De maaiduur is gelijk aan de tijd gedurende welke de robotmaaier het gazon maait. Perioden waarin de accu wordt opgeladen, worden niet bij de maaiduur geteld. Bij de eerste installatie berekent de robotmaaier de maaiduur automatisch vanuit de opgegeven grootte van het maaivlak. Deze richtwaarde is afgestemd op normale gazons bij droge omstandigheden. Te bewerken oppervlak: Voor 100 m2 heeft de robotmaaier gemiddeld nodig: MI 422: MI 422 P: 120 minuten 100 minuten 279 DE EN Bij het mulchen worden de grassprieten na het maaien verder in het maaiwerkhuis verkleind. Daarna vallen zij terug in het grasveld, waar zij blijven liggen en verrotten. FR De robotmaaier is een mulchmaaier. Tijdens de actieve tijden moeten derden uit de gevarenzone blijven. Pas de actieve tijden eventueel aan. Houd u bovendien aan de gemeentelijke bepalingen voor het gebruik van robotmaaiers en de instructies in het hoofdstuk "Voor uw veiligheid" (Ö 6.) en verander de actieve tijden in het menu "Maaischema". (Ö 10.7) Vraag met name bij de verantwoordelijke autoriteit na op welke tijden het apparaat overdag en ´s nachts mag worden gebruikt. NL Het dockingstation wordt uitsluitend door de aangedokte robotmaaier ingeschakeld. Zet de robotmaaier eerst in het dockingstation en schakel deze in door op de betreffende toets te drukken, om het dockingstation te activeren. 13.2 Mulchen IT – Handmatig inschakelen: open bij de aangedokte robotmaaier de klep en druk op de OK-toets of de Terug-toets. De robotmaaier en het dockingstation worden ingeschakeld. 14. Apparaat in gebruik nemen 14.1 Voorbereiding Klep openen: Om veiligheidsredenen moet tijdens het gebruik van de robotmaaier vóór het openen van de klep op de STOP-toets worden gedrukt. Voor de eerste installatie is een installatiewizard beschikbaar. (Ö 9.) ● Begrenzingsdraad leggen (Ö 9.5) en aansluiten (Ö 9.6) ● Vreemde voorwerpen (bijv. speelgoed, gereedschap) van het maaivlak verwijderen ● Accu opladen (Ö 14.7) ● Tijd en datum instellen (Ö 10.11) Zeer hoog gazon vóór gebruik van de robotmaaier met een gewone grasmaaier kort maaien (bijv. na een lange onderbreking). 14.2 Klep De robotmaaier is voorzien van een klep die het display beschermt tegen weersinvloeden en onbedoelde bediening. Als de klep tijdens het gebruik van de robotmaaier wordt geopend, stopt deze met maaien. Het maaimes en de robotmaaier komen tot stilstand. De huidige programmering kan in het maaischema worden bekeken. (Ö 10.6) Het maaischema wordt bij de installatie of het maken van een nieuw maaischema vanuit de grootte van het maaivlak berekend. De actieve tijden en de maaiduur kunnen specifiek worden gewijzigd, de vereiste maaibeurten zelf worden automatisch verdeeld over de mogelijke actieve tijden. Zo nodig lopen er tijdens een actieve tijd ook meerdere maaibeurten en oplaadprocedures af. Desgewenst wordt de rand van het maaivlak automatisch met regelmatige tussenpozen gemaaid. (Ö 10.14) ● Dockingstation installeren (Ö 9.4) ● Maaischema controleren en zo nodig aanpassen – zorg ervoor dat u tijdens de actieve tijden buiten de gevarenzone blijft. (Ö 10.6) 14.3 Programmering aanpassen Er zijn maximaal drie verschillende actieve tijden per dag mogelijk. (Ö 10.6) Pak de klep (1) bij de handgreep (A) vast en maak deze met een lichte ruk naar boven los. Open de klep tot aan de aanslag. Als de robotmaaier bepaalde zones in het maaivlak gericht moet behandelen, moeten er specifieke startpunten worden gedefinieerd. (Ö 10.15) De geopende klep kan naar boven van het apparaat worden getrokken. Deze constructie dient de veiligheid: zo kan het apparaat gegarandeerd niet aan de klep worden opgetild en gedragen. Soms (bijv. mooi weer of royale tijdvensters) worden voor een optimaal gazononderhoud niet alle actieve tijden benut. Klep sluiten: Laat de klep voorzichtig zakken tot deze vastklikt. De robotmaaier kan alleen in gebruik worden genomen als de kap goed vastgeklikt is. Wijzigen van de actieve tijden: (Ö 10.7) – Aanvullende actieve tijden voor verdere maaibeurten – Tijdvensters aanpassen, om bijv. 's morgens of 's nachts maaien te vermijden. – Specifieke activiteiten overslaan, omdat het maaivlak bijv. wordt gebruikt voor een feestje. Verlengen van de maaiduur: (Ö 10.8) 280 0478 131 9923 B - NL 14.5 Maaien ongeacht actieve tijden Verkorten van de maaiduur: (Ö 10.8) Maaivlakken met dockingstation: – Minder aangroei van het gras vanwege hitte, koude of droogte ● Activeer de robotmaaier terwijl deze in het dockingstation staat. Daardoor wordt ook het dockingstation geactiveerd. Maken van een nieuw maaischema: (Ö 10.6) – De grootte van het maaivlak is gewijzigd. Nieuwe installatie: (Ö 10.14) – Nieuwe locatie van het dockingstation – Eerste inbedrijfstelling op een nieuw maaivlak 14.4 Maaien met automaat ● Om een zone van het maaivlak te bewerken die alleen via een doorgang te bereiken is, moet de robotmaaier er naartoe worden dragen. ● Meteen maaien: activeer het commando Maaien starten (Ö 10.5). De maaibeurt start meteen en duurt tot het geselecteerde tijdstip. ● Automaat inschakelen: bij ingeschakelde automaat verschijnt op het display naast het accusymbool het automaatsymbool. (Ö 10.5) ● Maaien met vertraging: activeer het commando Maaien met vertraagde start. (Ö 10.5) De maaibeurt start bij de geselecteerde starttijd en duurt tot aan het geselecteerde eindtijdstip. ● Maaibeurten starten: de maaibeurten worden automatisch over de beschikbare actieve tijden verdeeld. (Ö 10.7) ● Maaien handmatig beëindigen: met de STOP-toets kan de lopende maaibeurt op elk moment worden beëindigd. (Ö 5.1) ● Maaibeurten beëindigen: als de accu leeg is, rijdt de robotmaaier automatisch terug naar het dockingstation. (Ö 14.6) Met de STOP-toets kan de lopende maaibeurt op elk moment handmatig worden beëindigd. (Ö 5.1) 0478 131 9923 B - NL Indien gewenst laadt de robotmaaier tussentijds de accu op en zet daarna de maaibeurt voort tot aan het geselecteerde eindtijdstip. ● Draag de robotmaaier naar het aanpalende gazon. DE EN ● Activeer de robotmaaier terwijl deze in het dockingstation staat. Daardoor wordt ook het dockingstation geactiveerd. FR – Zeer vol gazon Aanpalende gazons: ● Activeer het aanpalende gazon. (Ö 10.5) ● Meteen maaien: activeer het commando Maaien starten (Ö 10.5). De maaibeurt start meteen en duurt tot het geselecteerde tijdstip. ● Maaien met vertraging: activeer het commando Maaien met vertraagde start. (Ö 10.5) De maaibeurt start bij de geselecteerde starttijd en duurt tot aan het geselecteerde eindtijdstip. ● Maaien beëindigen: wanneer het geselecteerde eindtijdstip bereikt is, rijdt de robotmaaier naar de begrenzingsdraad en blijft staan. Plaats het apparaat voor het opladen van de accu in het dockingstation en bevestig de getoonde melding. (Ö 23.) Met de STOP-toets kan de lopende maaibeurt op elk moment handmatig worden beëindigd. (Ö 5.1) Wanneer de accu vóór het gekozen eindtijdstip leeg is, wordt de maaibeurt dienovereenkomstig ingekort. 281 NL – Intensieve aangroei van het gras in het groeiseizoen Maaivlakken die de robotmaaier via een doorgang bereikt, worden alleen bewerkt als er startpunten in dit vlak zijn gedefinieerd. IT – Er zijn zones die niet voldoende worden gemaaid, bijv. omdat het maaivlak veel hoeken heeft. 14.6 Robotmaaier aandokken Aandokken bij automatisch gebruik: De robotmaaier rijdt automatisch terug naar het dockingstation wanneer de actieve tijd verstreken is of wanneer de accu leeg is. 14.7 Accu opladen Laad de accu uitsluitend op via het dockingstation. Bouw de accu nooit uit en laad deze niet op met een extern oplaadapparaat. Aandokken forceren: Automatisch laden: ● Activeer het commando Naar dockingstation. (Ö 10.5) Bij het maaien gebeurt het laden automatisch steeds aan het einde van de maaibeurt, wanneer de robotmaaier aandokt in het dockingstation. ● Op het dockingstation knippert na het aandokken de rode led. (Ö 12.1) In de lopende actieve tijd volgt er na het aandokken geen verdere maaibeurt. Handmatig aandokken: ● Schuif de robotmaaier met de hand in het dockingstation. Na het aandokken knippert op het dockingstation de rode led. (Ö 12.1) Bij oplaadproblemen verschijnt een bijbehorende melding op het display. (Ö 23.) De accu wordt pas na het dalen onder een bepaalde spanning opgeladen. Laadtoestand: In de statusmelding kan de huidige laadtoestand rechtstreeks worden afgelezen, als de betreffende melding geselecteerd is. (Ö 10.13) In alle overige menu's geeft het accusymbool op het infogedeelte van het display de laadtoestand weer. (Ö 10.3) Laadprocedure handmatig starten: ● Breng de robotmaaier na gebruik op aanpalende gazons naar het maaivlak en dok deze aan. (Ö 14.6) ● Dok de robotmaaier na het afbreken van een maaibeurt aan. (Ö 14.6) ● Beëindig desgewenst standby van de robotmaaier door een toets in te drukken. Het opladen start automatisch. Opladen: Tijdens het opladen verschijnt op de statusmelding de tekst "Accu wordt opgeladen". Til de robotmaaier aan de handgreep (1) iets op om de aandrijfwielen te ontlasten. Schuif het apparaat op de voorwielen in het dockingstation. ● Op het dockingstation knippert na het aandokken de rode led. (Ö 12.1) 282 In alle overige menu's verschijnt op het infogedeelte van het display een voedingsstekkersymbool in plaats van het accusymbool. Het opladen duurt niet altijd even lang en wordt automatisch afgestemd op het volgende gebruik. 0478 131 9923 B - NL Activeer vóór alle onderhouds- of reinigingswerkzaamhede n de machineblokkering. (Ö 5.2) Trek voorafgaand aan onderhoudswerkzaamhe den aan het dockingstation de stekker eruit. Draag bij alle onderhoudswerkzaamhe den handschoenen, vooral bij werkzaamheden aan het maaimes. 15.1 Onderhoudsschema De onderhoudsintervallen zijn onder andere gebaseerd op de bedrijfsuren. De betreffende teller "Maaiuren" kan in het menu "Informatie" worden opgevraagd. (Ö 10.9) Houd de opgegeven onderhoudsintervallen nauwkeurig aan. 0478 131 9923 B - NL ● Controleer het maaivlak en verwijder zo nodig vreemde voorwerpen enz. ● Controleer of de accu wordt opgeladen. (Ö 14.7) DE EN Reinigings- en onderhoudspositie: FR ● Displaymelding controleren – huidige tijd en start van de volgende maaibeurt controleren. Door het apparaat zorgzaam te behandelen, beschermt u het tegen beschadigingen en verlengt u de levensduur. Voer reinigingswerkzaamheden aan het maaimes uitsluitend met dikke handschoenen uit en ga uiterst voorzichtig te werk. Wekelijkse onderhoudswerkzaamheden: ● apparaat reinigen. (Ö 15.2) ● Inspecteer het maaimes, de mesbevestiging en het maaiwerk visueel op beschadigingen (inkepingen, scheuren, breuken enz.) en slijtage. (Ö 15.3) Om de 200 uur: ● maaimes vervangen. Op het display verschijnt een herinnering daartoe. (Ö 15.4) Jaarlijkse onderhoudswerkzaamheden: ● VIKING beveelt een jaarlijkse inspectie in de wintermaanden door de VIKING vakhandelaar aan. Hierbij worden met name de accu, de elektronica en de software onderhouden. Wijzig de veiligheidsstand in "Geen" of geef de gebruikte pincode door aan de vakhandelaar, zodat hij alle onderhoudswerkzaamheden goed kan uitvoeren. NL Kans op letsel! Voordat u aan onderhouds-- of reinigingswerkzaamheden aan het apparaat begint, dient u het hoofdstuk ¨Voor uw veiligheid¨ (Ö 6.), in het bijzonder de paragraaf ¨Onderhoud en reparaties¨ (Ö 6.9), zorgvuldig te lezen en alle veiligheidsinstructies op te volgen. ● algemene toestand van het apparaat en het dockingstation visueel inspecteren. 15.2 Apparaat reinigen IT 15. Onderhoud Onderhoudswerkzaamheden op dagen met actieve tijden: Zet het apparaat voor het reinigen van de bovenkant (kap, klep) op een effen, stevige en horizontale ondergrond. Kantel de robotmaaier voor het reinigen van de onderkant van het apparaat (maaimes, maaiwerk) zoals afgebeeld op de linker- of rechterkant en zet deze tegen een muur. 283 ● Verwijder vuil met een borstel of met een doek. Reinig zeker ook het maaimes en het dockingstation. ● Maak eerst de aangekoekte grasresten in de behuizing en in het maaiwerk met een houten spatel los. ● Kantel de robotmaaier opzij en plaats deze veilig tegen een stabiele muur. Reinig het maaiwerk en het maaimes zorgvuldig. (Ö 15.2) ● Kantel de robotmaaier opzij en plaats deze veilig tegen een stabiele muur. Reinig het maaiwerk en het maaimes zorgvuldig. (Ö 15.2) Maaimes uitbouwen: ● Gebruik indien nodig een speciaal reinigingsmiddel (bijv. STIHL speciale reiniger). ● Bouw de meenemerschijf regelmatig uit om grasresten te verwijderen. (Ö 15.6) Bij nat weer moet de meenemerschijf vaker worden gereinigd. Aangekoekt vuil tussen de meenemerschijf en de maaiwerkbehuizing veroorzaakt wrijving en daarmee een hoger energieverbruik. Druk beide lippen (1) op de meenemerschijf met een hand bij elkaar en houd deze vast. Draai de borgmoer (2) met de andere hand eruit. Verwijder het maaimes samen met de borgmoer. 15.3 Slijtagegrenzen van het maaimes controleren Kans op letsel! Een versleten maaimes kan afbreken en ernstig letsel veroorzaken. Volg daarom de onderhoudsinstructies voor het mes. Maaimessen worden afhankelijk van de toepassing en de gebruiksduur in meer of mindere mate slijtagegevoelig. Als u het apparaat op een zanderige ondergrond of in droge omstandigheden gebruikt, slijten de maaimessen sneller dan gemiddeld. Vervang het maaimes ten minste om de 200 bedrijfsuren en laat het door de VIKING vakhandelaar slijpen. (Ö 15.5) Meet de mesbreedte A en de mesdikte B met een schuifmaat. Is het maaimes op een punt smaller dan 25 mm of dunner dan 1,3 mm, dan moet het worden vervangen. 15.4 Maaimes uit- en inbouwen Het maaimes gaat 200 uur mee. Na deze tijd verschijnt op het display een bijbehorende melding. ● Activeer de machineblokkering (Ö 5.2) en trek handschoenen aan. Maaimes inbouwen: Kans op letsel! Controleer het mes vóór het inbouwen op beschadigingen. Het mes moet worden vervangen zodra inkepingen of scheuren te zien zijn of als het op een bepaald punt smaller dan 25 mm of dunner dan 1,3 mm is. (Ö 15.3) De meenemerschijf en de borgmoer moeten ook worden vervangen, als deze beschadigd zijn (bijv. gebroken, versleten). De borgmoer moet goed in de meenemerschijf vastklikken. ● Activeer de machineblokkering. (Ö 5.2) 284 0478 131 9923 B - NL DE Schroef de borgmoer (1) tot aan de aanslag erop. Tijdens het vastdraaien klinken er meerdere klikgeluiden. Controleer of het maaimes goed vast zit door voorzichtig eraan te schudden. EN ● Reinig het mes, de meenemerschijf en de borgmoer vóór de montage. NL FR ● Bevestig na het inbouwen van een nieuw maaimes het vervangen van het mes in het menu "Service". (Ö 10.17) VIKING raadt aan een bot maaimes door een nieuw exemplaar te vervangen. Laat een bot maaimes altijd door een VIKING vakhandelaar slijpen. Hij beschikt over de noodzakelijke vakkennis en speciale gereedschappen. IT 15.5 Maaimes slijpen Steek de trekker (K) erin en draai deze tot aan de aanslag linksom. Het apparaat werkt alleen maar goed als het maaimes uiterst precies uitgebalanceerd is. Bevestig het maaimes (1) en de borgmoer (2) zoals afgebeeld aan de meenemerschijf (3). Zet de bevestigingsnokken in de juiste stand (4) in het maaimes. Een onjuist geslepen mes (bijv. onbalans, onjuiste slijphoek) produceert meer geluid en kan schade aan het apparaat veroorzaken. 15.6 Meenemerschijf uit- en inbouwen Voor het reinigen van het maaiwerk kan de meenemerschijf worden gedemonteerd. ● Activeer de machineblokkering (Ö 5.2) en trek handschoenen aan. ● Kantel de robotmaaier opzij en plaats deze veilig tegen een stabiele muur. Reinig het maaiwerk en het maaimes zorgvuldig. (Ö 15.2) Ondersteun het apparaat met één hand. Trek de meenemerschijf (1) er met de trekker (2) af. Meenemerschijf uitbouwen: ● Demonteer het maaimes. (Ö 15.4) 0478 131 9923 B - NL 285 Meenemerschijf inbouwen: Neem de afdekking van het dockingstation weg en koppel het uiteinde van de begrenzingsdraad rechts (1) los. Reinig de messenas (1) en de bevestiging op de meenemerschijf (2) grondig. Schuif de meenemerschijf tot aan de aanslag op de messenas. ● Monteer het maaimes. (Ö 15.4) 15.7 Draadbreuk zoeken Bij een draadbreuk knippert de rode led snel op het dockingstation. (Ö 12.1) Op het display van de robotmaaier verschijnt een bijbehorende melding. Neem contact op met de VIKING vakhandelaar als een draadbreuk niet zoals beschreven kan worden gevonden. Hierna wordt het rechtsom zoeken naar een draadbreuk beschreven, d.w.z. de begrenzingsdraad wordt vanuit het dockingstation rechtsom afgereden. Zo nodig kan ook linksom worden gezocht. In dat geval moet echter het uiteinde van de begrenzingsdraad links worden losgekoppeld. ● Neem de robotmaaier uit het dockingstation. ● Selecteer in het menu "Service" de optie "Draadbreuk zoeken" en bevestig deze met OK. (Ö 10.17) Rijd de rand van het maaivlak met de robotmaaier vanaf het dockingstation rechtsom af. Til daarvoor het apparaat aan de handgreep achter (1) iets op om de aandrijfwielen te ontlasten. Volg met de robotmaaier op de voorwielen de begrenzingsdraad (2). Zorg ervoor dat de begrenzingsdraad (2) onder de draadsensoren loopt. De draadsensoren zijn afgeschermd links- en rechtsvoor op de robotmaaier gemonteerd. Op het display wordt bij het zoeken naar de draadbreuk de signaalsterkte weergegeven, de draadsensoren staan optimaal boven de begrenzingsdraad wanneer de waarde het hoogst is. Wanneer de draadsensoren het draadsignaal correct ontvangen, verschijnt op het display het symbool Draadsignaal OK. Bij de draadbreuk daalt de signaalsterkte en op het display wordt het symbool voor Draadsignaal testen weergegeven. 286 0478 131 9923 B - NL 15.8 Voedingsstekker De voeding is met een afschroefbare stekker uitgerust. Deze stekker kan worden gedemonteerd als de voeding in een gebouw wordt geïnstalleerd en de voedingskabel daarom door een gat in de muur moet worden geleid. Kans op letsel! Trek vóór alle werkzaamheden aan de voeding de voedingsstekker eruit en koppel de voeding bij het dockingstation los. Neem de veiligheidsvoorschriften in het hoofdstuk "Waarschuwing – gevaar voor elektrische schokken" ter harte. (Ö 6.3) Neem bij een langere stilstand van de robotmaaier (bijv. winterpauze) de volgende punten in acht: ● Laad de accu op. (Ö 14.7) ● Schakel de automaat uit. (Ö 10.5) ● Activeer de hoogste veiligheidsstand (diefstalbeveiliging). (Ö 10.16) ● Activeer de machineblokkering. (Ö 5.2) ● Koppel de stekker van de voeding los van het elektriciteitsnet. ● Verwijder de afdekking van het dockingstation. (Ö 9.4) Verwijder de begrenzingsdraad niet uit het maaivlak. ● Koppel de voedingskabel bij het dockingstation los. ● Demonteer het dockingstation. ● Bescherm de vrije uiteinden (stekker) van de begrenzingsdraad tegen invloeden van buitenaf – bijv. afplakken met geschikte isolatietape. ● Maak alle onderdelen aan de buitenkant van de robotmaaier en het dockingstation zorgvuldig schoon. ● Sla de robotmaaier alleen in een goede staat op. 0478 131 9923 B - NL DE EN ● Monteer de afdekking van het dockingstation. (Ö 9.4) ● Sla de robotmaaier samen met het dockingstation en de voeding in een droge, afgesloten en stofvrije ruimte in de normale stand op. Dok de robotmaaier aan in het dockingstation. Bewaar het apparaat altijd buiten het bereik van kinderen. Koppel de begrenzingsdraad (1) los. Open de deksels van de kabelgoot (2) en leid de begrenzingsdraad samen met de klemstekkers uit de bodemplaat van het dockingstation. FR 15.9 Opslag en winterpauze Maak de klemstekkers niet van de begrenzingsdraad los. Deze kunnen maar één keer worden gemonteerd. Extra klemstekkers zijn bij de VIKING vakhandelaar verkrijgbaar. (Ö 16.) NL ● Als de draadbreuk verholpen is, brandt na het aansluiten van de begrenzingsdraad de rode led op het dockingstation. (Ö 12.1) Monteer de blauwe kabel (BL) en de bruine kabel (BR) zoals afgebeeld op de stekker. Draai de schroeven (1) vast. IT ● Overbrug de breuk met behulp van een draadverbinder (Ö 11.14) en leg zo nodig de begrenzingsdraad bij de breuk opnieuw. ● Zorg ervoor dat alle schroeven vast zijn aangedraaid, vernieuw onleesbaar geworden waarschuwingsaanwijzingen op het apparaat, controleer de gehele machine op slijtage of beschadigingen. Vervang versleten of beschadigde onderdelen. ● Eventuele storingen aan het apparaat moeten in de regel voor het opbergen worden verholpen. 287 Leg of bewaar nooit voorwerpen op de robotmaaier of het dockingstation. Robotmaaier na een langere onderbreking weer in gebruik nemen: ● Bereid het maaivlak voor: verwijder vuil en maai een zeer hoog gazon met een gewone grasmaaier kort. ● Installeer het dockingstation (Ö 9.4) en sluit de begrenzingsdraad aan. (Ö 9.6) ● Laad de accu op. (Ö 14.7) ● Controleer de tijd en de datum en stel deze zo nodig in. (Ö 9.3) ● Controleer het maaischema en wijzig het indien nodig. (Ö 10.6) ● Schakel de automaat in. (Ö 10.5) 16. Standaard reserveonderdelen Maaimes: 6301 702 0101 Bevestigingspennen AFN 075: 6301 007 1010 Klemstekkers AKS 010: voor draaddiameter: 2,3 mm 6909 007 1095 Klemstekkers AKS 011: voor draaddiameter 3,4 mm 6909 007 1096 17. Accessoires Voor de machine zijn nog meer accessoires verkrijgbaar. Voor nadere informatie verwijzen wij u naar uw VIKING vakhandelaar, het internet (www.viking-garden.com) of de VIKING catalogus. Om veiligheidsredenen mag u bij deze machine uitsluitend door VIKING goedgekeurde accessoires gebruiken. 18. Slijtage minimaliseren en schade voorkomen Belangrijke aanwijzingen voor het onderhoud van de productgroep Robotmaaier, met accuvoeding Begrenzingsdraad ARB 200: draaddiameter: 2,3 mm draadlengte: 200 m 0000 400 8635 Begrenzingsdraad ARB 501: draaddiameter: 3,4 mm draadlengte: 500 m 0000 400 8625 Neem de volgende belangrijke aanwijzingen in acht om schade of overmatige slijtage aan uw VIKING apparaat te vermijden: Draadverbinders ADV 010: 6909 007 1090 288 Sommige onderdelen van het VIKING apparaat zijn ook bij reglementair gebruik aan normale slijtage onderhevig en moeten afhankelijk van de gebruikswijze en gebruiksduur tijdig worden vervangen. Dit omvat o.a.: De firma VIKING aanvaardt in geen geval aansprakelijkheid voor materiële schade en persoonlijk letsel die veroorzaakt zijn als gevolg van het niet in acht nemen van de instructies in de gebruiksaanwijzing, met name betreffende veiligheid, bediening en onderhoud, of die door gebruik van niet toegestane montage- of reserveonderdelen optreden. Begrenzingsdraad ARB 151: draaddiameter: 2,3 mm draadlengte: 150 m 0000 400 8630 1. Slijtageonderdelen – maaimes – accu 2. Inachtneming van de voorschriften in deze gebruiksaanwijzing Het VIKING apparaat moet zo zorgvuldig mogelijk worden gebruikt, onderhouden en opgeslagen, zoals omschreven in deze gebruiksaanwijzing. Voor alle beschadigingen die door het niet in acht nemen van veiligheids-, bedienings- en onderhoudsaanwijzingen worden veroorzaakt, is de gebruiker zelf verantwoordelijk. Dit geldt met name voor: – onjuist omgaan met de accu (opladen, opslaan), – foutieve aansluiting (spanning), – niet door VIKING toegelaten wijzigingen aan het product, – het gebruik van gereedschappen of toebehoren die niet voor het apparaat zijn goedgekeurd, niet geschikt zijn of van een minder goede kwaliteit zijn, – niet reglementair gebruik van het product, – gebruik van het product bij sport- of wedstrijdevenementen, – gevolgschade door een product met defecte onderdelen verder te gebruiken. 0478 131 9923 B - NL VIKING raadt aan onderhoudswerkzaamheden en reparaties uitsluitend bij de VIKING vakhandelaar te laten uitvoeren. VIKING vakhandelaars volgen regelmatig cursussen en krijgen voortdurend technische informatie ter beschikking gesteld. Worden deze werkzaamheden niet uitgevoerd, dan kan er schade ontstaan waarvoor de gebruiker verantwoordelijk is. Hiertoe behoren onder andere: – beschadigingen aan het apparaat door onvoldoende of onjuiste reiniging, – corrosie- en andere gevolgschade door ondeskundige opslag, Trek de draaiknop (1) er naar boven af. Voer afvalproducten als accu’s altijd op de juiste wijze af. Neem de plaatselijke voorschriften in acht. Bied lithium-ionaccu’s niet via het huisvuil aan, maar lever deze bij de vakhandelaar of het afvalpunt voor gevaarlijke stoffen in. – beschadigingen aan het apparaat door het gebruik van kwalitatief minderwaardige reserveonderdelen, 19.1 Accu uitbouwen – beschadigingen door niet tijdig of ondeskundig uitgevoerd onderhoud resp. beschadigingen door onderhouds- of reparatiewerkzaamheden die niet in werkplaatsen van vakhandelaars zijn uitgevoerd. ● Open de klep. (Ö 14.2) 0478 131 9923 B - NL FR Door materiaalresten afzonderlijk en milieubewust te verwerken, ondersteunt u de recyclage van waardevolle stoffen. Daarom moet het apparaat na afloop van de gebruikelijke levensduur als bijzonder afval worden verwerkt. Raadpleeg bij het afvoeren de informatie in het hoofdstuk "Afvoeren". (Ö 6.11) EN De verpakkingen, het apparaat en de toebehoren zijn met recycleerbaar materiaal gefabriceerd en moeten overeenkomstig worden verwerkt. NL Voor zover deze onderhoudswerkzaamheden niet door de gebruiker zelf kunnen worden uitgevoerd, moeten deze aan een vakhandelaar worden overgedragen. 19. Milieubescherming IT Alle in het hoofdstuk "Onderhoud" vermelde werkzaamheden moeten regelmatig worden uitgevoerd. DE 3. Onderhoudswerkzaamheden ● Activeer de machineblokkering. (Ö 5.2) Draai de schroeven (1) van de afdekking (2) eruit. Trek de afdekking (2) er naar boven af. 289 Kans op letsel! Er mogen geen kabels aan de accu worden doorgesneden. Kans op kortsluiting! Koppel de kabels altijd los en verwijder deze samen met de accu. Draai de bouten (1) eruit. Neem kabel (1) en kabel (2) uit de kabelgeleidingen en verwijder de accu (3). Kans op letsel! Voorkom schade aan de accu. 20. Transport Trek de kabelstekker (1) (accu) los. Kans op letsel! Lees vóór het transport het hoofdstuk "Voor uw veiligheid" (Ö 6.), met name de paragraaf "Transport van het apparaat" (Ö 6.5), zorgvuldig door en volg alle veiligheidsinstructies precies op – activeer altijd de machineblokkering. (Ö 5.2) Klap het bovenstuk van de behuizing (1) naar achteren op. 290 0478 131 9923 B - NL VIKING 6301 DE Merk: Serienummer VIKING ADO 400 6301 FR Merk: Type: Serienummer EN met het dockingstation voldoet aan de volgende EG richtlijnen: 2002/96/EC, 2014/30/EU, 2006/42/EC, 2006/66/EC, 2011/65/EU De producten zijn in overeenstemming met de volgende normen ontwikkeld: EN 60335-1, EN 50636-2-107 Zet de grasmaaier op het laadoppervlak vast. Zet het apparaat daarvoor zoals afgebeeld met geschikte bevestigingsmiddelen (gordels, kabels) vast. Gebruik bij het optillen en dragen de handgreep voor (1) en achter (2). Zorg ervoor dat het maaimes altijd van het lichaam af is gekeerd en houd altijd voldoende afstand tot het maaimes, met name wat betreft de voeten en benen. Beveilig meegetransporteerde apparaatonderdelen (bijv. dockingstation, kleine onderdelen) ook tegen verschuiven. 21. CEconformiteitsverklaring van de fabrikant Samenstelling en klassement van de Technische Documentatie: Sven Zimmermann VIKING GmbH Het bouwjaar en het serienummer staan vermeld op het typeplaatje van het apparaat. Langkampfen, 2016-01-02 (JJJJ-MM-DD) VIKING GmbH Wij, VIKING GmbH Hans Peter Stihl-Straße 5 A 6336 Langkampfen/Kufstein Afdelingshoofd Bouw verklaren, dat de Grasmaaier, automatisch en met accuvoeding (MI) Merk: Type: 0478 131 9923 B - NL VIKING MI 422.0 MI 422.0 P 291 NL 20.2 Apparaat vastsjorren IT 20.1 Apparaat opheffen of dragen 22. Technische gegevens MI 422.0, MI 422.0 P: Serie-identificatie 6301 Maaisysteem Mulchmaaiwerk Snijvoorziening Mesbalk Snijbreedte 20 cm Toerental snijvoorziening 4450 omw/min Accutype Lithium-ion Accuspanning UDC 18,5 V Snijhoogte 20 - 60 mm Beschermklasse III Classificatie IPX1 Conform richtlijn 2006/42/EC en norm EN 50636-2-107: Gemeten geluidsniveau LWA 60,0 dB(A) 2,3 dB(A) Onzekerheid KWA LWA + KWA 62 dB(A) Geluidsdrukniveau LpA 49 dB(A) Onzekerheid KpA 2 dB(A) Lengte 60 cm Breedte 43 cm Hoogte 27 cm MI 422.0: Maximale grootte van maaivlak Vermogen Beschrijving accu Accu-energie Accucapaciteit Gewicht 292 500 m2 60 W AAI 40 42 Wh 2,25 Ah 9 kg MI 422.0 P: Maximale grootte van maaivlak Vermogen Beschrijving accu Accu-energie Accucapaciteit Gewicht REACH: m2 1000 60 W AAI 80 83 Wh 4,50 Ah 9 kg Dockingstation ADO 400: 27 V Spanning UDC Beschermklasse III Classificatie IPX1 Gewicht 3 kg Voeding: Beschrijving Netspanning UAC Frequentie Gelijkspanning UDC Beschermklasse Classificatie OWA-60E-27 2,23 100-240 V 50/60 Hz 27 V II IP67 Transport van VIKING accu´s: VIKING accu´s voldoen aan de cf. UNhandboek ST/SG/AC.10/11/Rev.5 deel III, paragraaf 38.3 vermelde voorwaarden. De gebruiker kan VIKING accu´s bij transport over de weg zonder verdere voorwaarden naar de plaats van gebruik van het apparaat vervoeren. Neem voor het transport per vliegtuig of per schip de landspecifieke voorschriften in acht. REACH duidt op een EG-verordening inzake het registeren, analyseren en toestaan van chemicaliën. Voor informatie over het voldoen aan de REACHverordening (EG) nr. 1907/2006 gaat u naar www.stihl.com/reach 23. Meldingen Meldingen informeren over actieve fouten, storingen en aanbevelingen. Ze worden in een dialoogvenster weergegeven en kunnen na het indrukken van de OK-toets in het menu "Meldingen" worden opgevraagd. (Ö 23.) Aanbevelingen en actieve meldingen verschijnen ook in de statusmelding. (Ö 10.13) In de meldingsdetails kunnen de meldingscode, het tijdstip, de prioriteit en de frequentie worden opgevraagd. – Aanbevelingen hebben de prioriteit "Laag" of "Info", ze verschijnen in de statusmelding afwisselend met de tekst "iMow bedrijfsklaar". De robotmaaier kan nog steeds in gebruik worden genomen, het automatische gebruik blijft actief. – Storingen hebben de prioriteit "Midden" en vragen om actie van de gebruiker. De robotmaaier kan pas na het verhelpen van de storing weer in gebruik worden genomen. Zie www.viking-garden.com/safety-datasheets voor verdere aanwijzingen m.b.t. het transport 0478 131 9923 B - NL Fouten die uitsluitend door een VIKING vakhandelaar kunnen worden verholpen, worden onderstaand niet vermeld. Als een dergelijke fout optreedt, moeten de 4-cijferige foutcode en de fouttekst aan de vakhandelaar worden doorgegeven. Oplossing: – robotmaaier in het dockingstation zetten om de accu op te laden (Ö 14.7) Melding: 0180 – Temperatuur laag Onder de temperatuur Mogelijke oorzaak: – temperatuur in robotmaaier te laag Oplossing: – robotmaaier laten opwarmen Melding: 0001 – Data verlies Om vrij te geven OK drukken Melding: 0181 – Temperatuur hoog Boven de temperatuur Mogelijke oorzaak: – update van de apparaatsoftware is uitgevoerd – spanningsverlies – software- of hardwarefout Mogelijke oorzaak: – temperatuur in robotmaaier te hoog Oplossing: – na het indrukken van de OK-toets werkt de robotmaaier met voorgeprogrammeerde instellingen – instellingen (datum, tijd, maaischema) controleren en corrigeren Melding: 0183 – Temperatuur te hoog zie melding 0181 Oplossing: – robotmaaier laten afkoelen Melding: 0185 – Temperatuur hoog zie melding 0181 Melding: 0186 – Temperatuur laag zie melding 0180 DE EN Melding: 0302 – Storing motor Boven de temperatuur FR Mogelijke oorzaak: – spanning van de accu te laag Melding: 0187 – Temperatuur hoog zie melding 0181 Mogelijke oorzaak: – temperatuur in linker aandrijfmotor te hoog Oplossing: – robotmaaier laten afkoelen Melding: 0305 – Storing motor Linker wiel zit vast Mogelijke oorzaak: – aandrijfwiel links overbelast Oplossing: – robotmaaier reinigen (Ö 15.2) – Oneffenheden (gaten, kuilen) op het maaivlak verhelpen Melding: 0402 – Storing motor Boven de temperatuur Mogelijke oorzaak: – temperatuur in rechter motor te hoog Oplossing: – robotmaaier laten afkoelen Melding: 0405 – Storing motor Rechter wiel zit vast Mogelijke oorzaak: – aandrijfwiel rechts overbelast Oplossing: – robotmaaier reinigen (Ö 15.2) 0478 131 9923 B - NL NL Neem contact op met de VIKING vakhandelaar als een melding ondanks de voorgestelde oplossing actief blijft. Melding: 0100 – Accu leeg Accu laden IT – Bij fouten met de prioriteit "Hoog" verschijnt op het display de tekst "Vakhandelaar contacteren". De robotmaaier kan pas na het verhelpen van de fout door de VIKING vakhandelaar weer in gebruik worden genomen. 293 – Oneffenheden (gaten, kuilen) op het maaivlak verhelpen Melding: 0502 – Storing maaimotor Boven de temperatuur Mogelijke oorzaak: – temperatuur in de maaimotor te hoog Oplossing: – robotmaaier laten afkoelen Melding: 0703 – Accu leeg zie melding 0100 Melding: 1105 – Klep geopend Procedure afgebroken Melding: 0704 – Accu leeg zie melding 0100 Mogelijke oorzaak: – klep tijdens de automatische maaimodus geopend – klep tijdens het automatisch afrijden van de rand geopend Melding: 1000 – Overslaan Toegelaten helling overschreden Oplossing: – klep sluiten (Ö 14.2) Melding: 0505 – Storing maaimotor Maaimessen zitten vast Mogelijke oorzaak: – hellingsensor heeft overslaan vastgesteld Mogelijke oorzaak: – Vuil tussen meenemerschijf en maaiwerkbehuizing – Maaimotor kan niet worden ingeschakeld – Maaimotor overbelast Oplossing: – robotmaaier op de wielen zetten, op beschadigingen controleren en melding met OK bevestigen Melding: 1120 – Kap geblokkeerd Kap testen Daarna OK drukken Oplossing: – Maaimes en maaiwerk reinigen (Ö 15.2) Meenemerschijf reinigen (Ö 15.6) – Hogere snijhoogte instellen (Ö 9.2) – Oneffenheden (gaten, kuilen) op het maaivlak verhelpen Melding: 0701 – Accu storing Temperatuurbereik verlaten Mogelijke oorzaak: – temperatuur in accu te laag of te hoog Oplossing: – robotmaaier laten opwarmen of afkoelen – toegelaten temperatuurbereik van de accu aanhouden (Ö 6.4) 294 Melding: 1010 – iMow opgeheven Om vrij te geven OK drukken Mogelijke oorzaak: – robotmaaier is aan de kap opgeheven Oplossing: – beweeglijkheid van kap testen en melding met OK bevestigen Melding: 1030 – Kapstoring Kap testen Daarna OK drukken Mogelijke oorzaak: – geen kap herkend Oplossing: – kap testen (beweeglijkheid, vast zitten) en melding met OK bevestigen Mogelijke oorzaak: – permanente botsing herkend Oplossing: – robotmaaier losmaken, zo nodig hindernis verwijderen of verloop van de begrenzingsdraad wijzigen – daarna melding met OK bevestigen – Beweeglijkheid van kap testen en melding met OK bevestigen Melding: 1125 – Hindernis uitschakelen Bedrading controleren Mogelijke oorzaak: – Begrenzingsdraad onnauwkeurig gelegd Oplossing: – Ligging van de begrenzingsdraad controleren, afstanden met de iRuler controleren (Ö 11.5) 0478 131 9923 B - NL Oplossing: – Robotmaaier losmaken, oneffenheden op het maaivlak verwijderen of verloop van de begrenzingsdraad wijzigen – daarna melding met OK bevestigen – Aandrijfwielen reinigen, zo nodig bij regen niet gebruiken – daarna melding met OK bevestigen (Ö 10.12) Melding: 1135 – Behalve iMow in het maaiveld plaatsen Mogelijke oorzaak: – De robotmaaier bevindt zich buiten het maaivlak Oplossing: – Robotmaaier naar het maaivlak brengen Melding: 1140 – Te steil Bedrading controleren Mogelijke oorzaak: – MI 422: hellingssensor heeft een helling van meer dan 35% vastgesteld 0478 131 9923 B - NL Melding: 1170 – Geen signaal Draadsignaal testen Mogelijke oorzaak: – Draadsignaal wordt tijdens het maaien niet meer ontvangen – De robotmaaier bevindt zich buiten het maaivlak – Dockingstation of elektronische componenten werden vervangen Oplossing: – Stroomvoorziening van het dockingstation controleren – Led op het dockingstation testen – de rode led moet tijdens het maaien voortdurend branden (Ö 12.1) – Robotmaaier naar het maaivlak brengen – Robotmaaier en dockingstation koppelen (Ö 9.7) DE EN Mogelijke oorzaak: – Dockingstation is niet gevonden Oplossing: – Led op het dockingstation testen, dockingstation zo nodig inschakelen (Ö 12.1) – Aandokken testen (Ö 14.6) FR Oplossing: – MI 422: ligging van begrenzingsdraad wijzigen, gazons met een helling van meer dan 35% vermijden – MI 422 P: ligging van begrenzingsdraad wijzigen, gazons met een helling van meer dan 40% vermijden Melding: 1180 – iMow aandokken Automatisch aandokken niet mogelijk NL Mogelijke oorzaak: – Robotmaaier zit vast – Aandrijfwielen draaien verder – MI 422 P: hellingssensor heeft een helling van meer dan 40% vastgesteld IT Melding: 1130 – Vastgereden iMow losrijden Daarna OK drukken Melding: 1190 – Dockingstoring Dockingstation bezet Mogelijke oorzaak: – dockingstation bezet door een tweede robotmaaier Oplossing: – robotmaaier aandokken wanneer het dockingstation weer vrij is Melding: 1200 – Storing maaimotor zie melding 0505 Melding: 1210 – Storing motor Wiel vastgereden Mogelijke oorzaak: – aandrijfwiel overbelast Oplossing: – robotmaaier reinigen (Ö 15.2) – Oneffenheden (gaten, kuilen) op het maaivlak verhelpen 295 Melding: 1220 – Regen ontdekt Maaien afgebroken Melding: 2020 – Advies Jaarlijks onderhoud door de vakhandelaar Melding: 2050 – Maaiplan aanpassen Actieve tijd verlengen Mogelijke oorzaak: – maaien is wegens regen afgebroken of niet begonnen Mogelijke oorzaak: – beurt aanbevolen Mogelijke oorzaak: – actieve tijden zijn verkort/gewist of maaiduur is verlengd - opgeslagen actieve tijden zijn niet voldoende voor de benodigde maaibeurten Oplossing: – geen actie vereist, zo nodig regensensor instellen (Ö 10.12) Melding: 2000 – Signaalprobleem iMow aandokken Mogelijke oorzaak: – draadsignaal met fouten, fijnafstemming nodig Oplossing: – robotmaaier in het dockingstation zetten – daarna op OK drukken Melding: 2010 – Maaimes vervangen Toegelaten levensduur bereikt Mogelijke oorzaak: – Maaimes is meer dan 200 uur in gebruik, vervangen Oplossing: – Maaimes vervangen en daarna het vervangen van het mes in het menu "Service" bevestigen (Ö 15.4) Oplossing: – jaarlijks onderhoud bij de VIKING vakhandelaar laten uitvoeren Melding: 2030 – Accu Toegelaten levensduur bereikt Mogelijke oorzaak: – accu vervangen nodig Oplossing: – accu door VIKING vakhandelaar laten vervangen Melding: 2032 – Accu storing bij opladen zie melding 0701 Melding: 4001 – Interne storing Temperatuurbereik verlaten Mogelijke oorzaak: – temperatuur in accu of in het apparaat te laag of te hoog Oplossing: – robotmaaier laten opwarmen of afkoelen – toegelaten temperatuurbereik van de accu aanhouden (Ö 6.4) Melding: 2040 – Accu storing bij start maaimodus zie melding 0701 296 Oplossing: – actieve tijd verlengen (Ö 10.7) of maaiduur verkorten (Ö 10.8) Melding: 2060 – Maaien beëindigd Om vrij te geven OK drukken Mogelijke oorzaak: – maaien op aanpalend gazon beëindigd Oplossing: – robotmaaier naar het maaivlak brengen en aandokken om accu op te laden (Ö 14.6) Melding: 2120 – Speelstop Speelstop actief Mogelijke oorzaak: – Stootsensor meermaals na elkaar bediend – Robotmaaier tijdens het rijden opgetild Oplossing: – Melding met OK bevestigen – Speelstop uitschakelen (Ö 10.16) Melding: 4002 – Overslaan zie melding 1000 0478 131 9923 B - NL Oplossing: – melding met OK bevestigen 24. Defectopsporing Melding: 4004 – Interne storing Om vrij te geven OK drukken Mogelijke oorzaak: – storing in programmaverloop – Stroomuitval tijdens automatische maaimodus – Robotmaaier bevindt zich buiten het maaivlak Oplossing: – melding met OK bevestigen – Stroomvoorziening van het dockingstation testen – de rode led moet tijdens het maaien voortdurend branden, daarna OK-toets indrukken (Ö 12.1) – Robotmaaier naar het maaivlak brengen, daarna op OK-toets drukken Melding: 4005 – Interne storing zie melding 4004 Melding: 4006 – Interne storing zie melding 4004 0478 131 9923 B - NL # Neem eventueel contact op met een vakhandelaar, VIKING beveelt u de VIKING vakhandelaar aan. Storing: De robotmaaier werkt op het verkeerde tijdstip Mogelijke oorzaak: – tijd en datum verkeerd ingesteld – Actieve tijden verkeerd ingesteld – Apparaat is door onbevoegden in gebruik genomen Oplossing: – tijd en datum instellen (Ö 10.10) – Actieve tijden instellen (Ö 10.6) – Veiligheidsstand "Midden" of "Hoog" instellen (Ö 10.16) Storing: De robotmaaier werkt tijdens een actieve tijd niet Mogelijke oorzaak: – Accu wordt geladen – Automaat uitgeschakeld – Actieve tijd uitgeschakeld – Regen ontdekt – Wekelijkse maaiduur is bereikt, geen verdere maaibeurt in deze week nodig – Melding is actief Storing: De robotmaaier maait niet na het opvragen van de commando's "Maaien starten" of "Maaien met vertraagde start" Mogelijke oorzaak: – Accu onvoldoende opgeladen – Regen ontdekt – Klep niet gesloten of niet aanwezig – Melding is actief Oplossing: – Accu opladen (Ö 14.7) – Regensensor instellen (Ö 10.12) 297 DE EN Oplossing: – Accu geheel laten laden (Ö 14.7) – Automaat inschakelen (Ö 10.5) – Actieve tijd vrijgeven (Ö 10.7) – Regensensor instellen (Ö 10.12) – Geen verdere actie vereist, maaibeurten worden automatisch over de week verdeeld – zo nodig maaibeurt met het commando "Maaien" starten (Ö 10.5) – Weergegeven storing verhelpen en melding met OK bevestigen (Ö 23.) – Klep sluiten (Ö 14.2) – Stroomvoorziening van het dockingstation controleren (Ö 9.4) – Stroomvoorziening controleren. Zodra de robotmaaier na een periodieke controle weer een draadsignaal herkent, zet deze het onderbroken maaiproces voort. Daardoor kan het ook meerdere minuten duren, voordat het maaien na de stroomuitval automatisch wordt voortgezet. De afstanden tussen de afzonderlijke periodieke controles nemen toe naarmate de stroomuitval langer duurt. FR Oplossing: – kap testen en melding met OK bevestigen. Mogelijke oorzaak: – STOP-toets is ingedrukt – Klep geopend of niet aanwezig – Dockingstation niet aangesloten op het elektriciteitsnet – Stroomuitval NL Mogelijke oorzaak: – kap is opgelicht. Melding: 4027 – STOP-toets bediend Om vrij te geven OK drukken IT Melding: 4003 – Kap opgelicht Kap testen Daarna OK drukken – Klep sluiten (Ö 14.2) – Weergegeven storing verhelpen en melding met OK bevestigen (Ö 23.) – Lange regenfasen Oplossing: – willekeurige toets indrukken om robotmaaier te activeren – statusmelding verschijnt (Ö 10.13) – Accu vervangen (#) Oplossing: – snijhoogte instellen (Ö 9.2) – Regensensor instellen (Ö 10.12) Actieve tijden verschuiven (Ö 10.7) – Maaimes vervangen (Ö 15.4), (#) – Actieve tijd verlengen of aanvullen (Ö 10.7) Maaiduur verlengen (Ö 10.8) – Nieuw maaischema maken (Ö 10.6) – Voor een goed maairesultaat heeft de robotmaaier afhankelijk van de grootte van het te maaien oppervlak zo´n 2 weken nodig. – Maaien bij regen toestaan (Ö 10.12) Actieve tijd verlengen (Ö 10.7) Storing: De robotmaaier maakt veel geluid en trilt Storing: Display in een vreemde taal Mogelijke oorzaak: – maaimes is beschadigd – Maaiwerk is erg vuil Mogelijke oorzaak: – taalinstelling is gewijzigd Storing: de robotmaaier werkt niet en er staat geen melding in het display Mogelijke oorzaak: – apparaat staat in standby – Accu defect Oplossing: – maaimes vervangen – hindernissen op het gazon verwijderen (Ö 15.4), (#) – Maaiwerk reinigen (Ö 15.2) Storing: Slechte mulch- of maairesultaten Mogelijke oorzaak: – grashoogte is in verhouding tot de snijhoogte te hoog – Het gazon is erg nat – Maaimes is bot of versleten – Actieve tijden ontoereikend, maaiduur te kort – Grootte van maaivlak verkeerd afgesteld – Maaivlak met zeer hoog gazon 298 Oplossing: – taal instellen (Ö 10.13) Storing: Op het maaivlak ontstaan bruine (aardachtige) plekken Mogelijke oorzaak: – maaiduur is in verhouding met het maaivlak te lang – Begrenzingsdraad is in te scherpe bochten gelegd – Grootte van maaivlak verkeerd afgesteld Oplossing: – maaiduur verkorten (Ö 10.8) – Ligging van de begrenzingsdraad verbeteren (Ö 11.3) – Nieuw maaischema maken (Ö 10.6) Storing: Maaibeurten zijn duidelijk korter dan normaal Mogelijke oorzaak: – gras is erg lang of te nat – Apparaat (maaiwerk, aandrijfwielen) is erg vervuild – Accu is aan het einde van zijn levensduur Oplossing: – snijhoogte instellen (Ö 9.2) Regensensor instellen (Ö 10.12) Actieve tijden verschuiven (Ö 10.7) – Apparaat reinigen (Ö 15.2) – Accu vervangen – een aanbeveling daartoe op het display opvolgen (#), (Ö 23.) Storing: Robotmaaier is aangedokt, de accu wordt niet opgeladen Mogelijke oorzaak: – Opladen van de accu niet nodig – Dockingstation niet aangesloten op het elektriciteitsnet – Aandokken met fouten – Laadcontacten gecorrodeerd – Apparaat staat in standby Oplossing: – Geen actie vereist – opladen van de accu gebeurt automatisch na het dalen onder een bepaalde spanning – Stroomvoorziening van het dockingstation controleren (Ö 9.4) – Robotmaaier op het maaivlak uitschakelen en terug naar het dockingstation (Ö 10.5) sturen, hierbij nagaan of hij goed aandokt – zo nodig positie van dockingstation verbeteren (Ö 9.4) – Laadcontacten vervangen (#) 0478 131 9923 B - NL Oplossing: – oneffenheden bij de toegang verhelpen (Ö 9.4) – Aandrijfwielen en bodemplaat van het dockingstation reinigen (Ö 15.2) – Begrenzingsdraad opnieuw leggen – nagaan of deze bij het dockingstation goed ligt (Ö 9.5) – Begrenzingsdraad zoals beschreven inkorten en zonder draadreserves leggen – uitstekende uiteinden niet oprollen (Ö 9.6) Storing: Robotmaaier rijdt aan het dockingstation voorbij of dokt scheef aan Mogelijke oorzaak: – Draadsignaal door invloeden van buitenaf beïnvloed – Begrenzingsdraad bij dockingstation onjuist gelegd Oplossing: – Robotmaaier en dockingstation opnieuw koppelen – erop letten dat de robotmaaier voor het koppelen recht in het dockingstation staat (Ö 9.7) 0478 131 9923 B - NL Storing: De robotmaaier is over de begrenzingsdraad heengereden Mogelijke oorzaak: – begrenzingsdraad is onjuist gelegd, afstanden zijn niet juist – Te grote helling in het maaivlak – Stoorvelden beïnvloeden de robotmaaier Oplossing: – ligging van de begrenzingsdraad controleren (Ö 10.14), afstanden met de iRuler controleren (Ö 11.5) – Ligging van de begrenzingsdraad controleren, zones met een te grote helling afzetten (Ö 10.14) – VIKING vakhandelaar contacteren (#) Storing: De robotmaaier zit vaak vast Mogelijke oorzaak: – snijhoogte te laag – Aandrijfwielen vuil – Kuilen, hindernissen op het maaivlak Oplossing: – snijhoogte hoger zetten (Ö 9.2) – Aandrijfwielen reinigen (Ö 15.2) – Gaten in het maaivlak dichtmaken, verboden zones rond hindernissen aanbrengen, hindernissen verwijderen (Ö 11.3) Mogelijke oorzaak: – Lage hindernis (minder dan 8 cm hoog) – De hindernis zit niet vast aan de ondergrond – bijv. fruit uit een boom of een tennisbal Oplossing: – Hindernis verwijderen of met verboden zone afbakenen (Ö 11.8) – Hindernis verwijderen Storing: Rijsporen aan de rand van het maaivlak Mogelijke oorzaak: – Te vaak randmaaien – Startpunten in gebruik – Accu wordt aan het einde van de levensduur zeer vaak opgeladen – Corridor niet ingeschakeld Oplossing: – Randmaaien uitschakelen of terugbrengen naar één keer per week (Ö 10.14) – Op geschikte maaivlakken alle maaibeurten bij het dockingstation starten (Ö 10.15) – Accu vervangen – een aanbeveling daartoe op het display opvolgen (#) (Ö 23.) – Corridor inschakelen (Ö 10.14) Storing: ongemaaid gras aan de rand van het maaivlak Mogelijke oorzaak: – randmaaien uitgeschakeld 299 DE EN FR Mogelijke oorzaak: – oneffenheden bij de toegang tot het dockingstation – Aandrijfwielen of bodemplaat vuil – Begrenzingsdraad bij dockingstation onjuist gelegd – Uiteinden van de begrenzingsdraad niet ingekort Storing: De stootsensor wordt niet geactiveerd wanneer de robotmaaier een hindernis raakt NL Storing: Aandokken werkt niet – Begrenzingsdraad opnieuw leggen – nagaan of deze bij het dockingstation goed ligt (Ö 11.3) Controleren of de uiteinden van de begrenzingsdraad goed op het dockingstation zijn aangesloten (Ö 11.4) IT – Willekeurige toets indrukken om robotmaaier te activeren statusmelding verschijnt (Ö 10.13) – Begrenzingsdraad onnauwkeurig gelegd – Gras is buiten bereik van het maaimes Oplossing: – rand één- of tweemaal per week maaien (Ö 10.14) – Ligging van de begrenzingsdraad controleren (Ö 10.14), afstanden met de iRuler controleren (Ö 11.5) – Ongemaaide zones regelmatig met een geschikte gazontrimmer bewerken 25. Onderhoudsschema 25.1 Leveringbevestiging Storing: Geen draadsignaal Mogelijke oorzaak: – Dockingstation uitgeschakeld – led brandt niet – Dockingstation niet aangesloten op het elektriciteitsnet – led brandt niet – Begrenzingsdraad niet aangesloten op het dockingstation – rode led knippert snel – Begrenzingsdraad onderbroken – rode led knippert snel – Robotmaaier en dockingstation zijn niet gekoppeld – Defect in de elektronica Oplossing: – Dockingstation inschakelen (Ö 12.1) – Stroomvoorziening van het dockingstation controleren (Ö 9.4) – Begrenzingsdraad op dockingstation aansluiten (Ö 9.6) – Draadbreuk zoeken (Ö 10.17), daarna begrenzingsdraad met draadverbinders herstellen (Ö 11.14) – Robotmaaier en dockingstation koppelen (Ö 9.7) – VIKING vakhandelaar contacteren (#) 300 25.2 Servicebevestiging 2 Geef deze gebruiksaanwijzing aan uw VIKING vakhandelaar in geval van onderhoudswerkzaamheden. Hij bevestigt op de voorgedrukte velden de servicewerkzaamheden die werden uitgevoerd. Service uitgevoerd op Datum volgende servicebeurt 0478 131 9923 B - NL DE IT NL FR EN 26. Installatievoorbeelden Rechthoekig maaivlak met vrijstaande boom en zwembad Dockingstation: Locatie (1) vlakbij het huis A Verboden zone: Installatie rondom de vrijstaande boom (3), uitgaand van een in de rechte hoek t.o.v. de rand geïnstalleerd verbindingstraject. Zwembad: Omwille van de veiligheid (voorgeschreven draadafstand) wordt de begrenzingsdraad (2) om het bad B heen gelegd. 0478 131 9923 B - NL Draadafstanden: (Ö 11.5) Afstand tot de rand: 22 cm Afstand tot begaanbare hindernis: 0 cm Afstand rondom de boom: 24 cm Afstand tot het wateroppervlak: 100 cm Programmering: Na het vastleggen van de grootte van het maaivlak zijn geen verdere aanpassingen nodig. Bijzonderheden: Maai ongemaaide zones rondom het zwembad regelmatig manueel of bewerk deze met een geschikte gazontrimmer. 301 U-vormig maaivlak met meerdere vrijstaande bomen Dockingstation: Locatie (1) vlakbij het huis A Verboden zones: Installatie rondom de vrijstaande bomen, steeds uitgaand van in een rechte hoek ten opzichte van de rand (2) geïnstalleerde verbindingstrajecten, 2 verboden zones zijn met een verbindingstraject verbonden. Programmering: Na het vastleggen van de grootte van het maaivlak zijn geen verdere aanpassingen nodig. Bijzonderheden: Boom in de hoek van het maaivlak – bewerk het gebied achter de afgebakende boom regelmatig met een geschikte gazontrimmer of laat het als hoog gras staan. Draadafstanden: (Ö 11.5) Afstand tot de rand: 22 cm Afstand tot begaanbare hindernis: 0 cm Afstand rondom de bomen: 24 cm 302 0478 131 9923 B - NL DE EN FR NL IT Gedeeld maaivlak met vijver en vrijstaande boom Dockingstation: Locatie (1) vlakbij het huis A Verboden zone: Installatie rondom de vrijstaande boom, uitgaand van een in een rechte hoek t.o.v. de rand geïnstalleerd verbindingstraject. Vijver: Omwille van de veiligheid (voorgeschreven draadafstand) wordt de begrenzingsdraad (2) om de vijver B heen gelegd. Vernauwing: Installatie van een doorgang (3). Draadafstand: 22 cm (Ö 11.10) Programmering: Leg de totale grootte van het maaivlak vast, programmeer 2 startpunten (4) (in de buurt van het dockingstation en in de buurt van de vijver) (Ö 10.15) Bijzonderheden: Maai ongemaaide zones, bijv. rondom de vijver, regelmatig manueel of bewerk deze met een geschikte gazontrimmer. Draadafstanden: (Ö 11.5) Afstand tot de rand: 22 cm Afstand tot begaanbare hindernis: 0 cm Rondom de boom: 24 cm Afstand tot het wateroppervlak: 100 cm 0478 131 9923 B - NL 303 Maaivlak rondom een vrijstaand gebouw. Dockingstation: Locatie (1) aan de rand van het maaivlak. Het huis A is afgebakend met een verboden zone, waardoor het dockingstation niet in de onmiddellijke nabijheid van het huis worden opgesteld. Leg de voedingskabel in een geschikte kabelgoot van het huis naar het dockingstation. Verboden zone: Installatie rondom het huis, uitgaand van een in de rechte hoek t.o.v. de rand geïnstalleerd verbindingstraject. Programmering: Na het vastleggen van de grootte van het maaivlak zijn geen verdere aanpassingen nodig. Bijzonderheden: Leg in de spits toelopende hoek van het gazon (3) de begrenzingsdraad zoals afgebeeld – vermijd kleinere hoeken dan 90°. (Ö 9.5) Bewerk de zone in de hoek van het gazon met een geschikte gazontrimmer. Draadafstanden: (Ö 11.5) Afstand tot de rand (2): 22 cm Afstand tot begaanbare hindernis: 0 cm 304 0478 131 9923 B - NL DE EN FR NL IT Rechthoekig maaivlak Dockingstation: Locatie (1) vlakbij de garage B en achter het huis A. meter voor het dockinstation werd de doorgang tot de breedte van de grondplaat vergroot (5). Draadafstanden: (Ö 11.5) Afstand tot de rand: 22 cm Afstand tot begaanbare hindernis: 0 cm Afstand rondom de boom: 24 cm Afstand tot het wateroppervlak: 100 cm Programmering: Na het vastleggen van de grootte van het maaivlak zijn geen verdere aanpassingen nodig. Bijzonderheden: Er werd een begin (3) van een doorgang (4) geïnstalleerd. Aansluitend werd een doorgang geïnstalleerd. Een 0478 131 9923 B - NL 305
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222
  • Page 223 223
  • Page 224 224
  • Page 225 225
  • Page 226 226
  • Page 227 227
  • Page 228 228
  • Page 229 229
  • Page 230 230
  • Page 231 231
  • Page 232 232
  • Page 233 233
  • Page 234 234
  • Page 235 235
  • Page 236 236
  • Page 237 237
  • Page 238 238
  • Page 239 239
  • Page 240 240
  • Page 241 241
  • Page 242 242
  • Page 243 243
  • Page 244 244
  • Page 245 245
  • Page 246 246
  • Page 247 247
  • Page 248 248
  • Page 249 249
  • Page 250 250
  • Page 251 251
  • Page 252 252
  • Page 253 253
  • Page 254 254
  • Page 255 255
  • Page 256 256
  • Page 257 257
  • Page 258 258
  • Page 259 259
  • Page 260 260
  • Page 261 261
  • Page 262 262
  • Page 263 263
  • Page 264 264
  • Page 265 265
  • Page 266 266
  • Page 267 267
  • Page 268 268
  • Page 269 269
  • Page 270 270
  • Page 271 271
  • Page 272 272
  • Page 273 273
  • Page 274 274
  • Page 275 275
  • Page 276 276
  • Page 277 277
  • Page 278 278
  • Page 279 279
  • Page 280 280
  • Page 281 281
  • Page 282 282
  • Page 283 283
  • Page 284 284
  • Page 285 285
  • Page 286 286
  • Page 287 287
  • Page 288 288
  • Page 289 289
  • Page 290 290
  • Page 291 291
  • Page 292 292
  • Page 293 293
  • Page 294 294
  • Page 295 295
  • Page 296 296
  • Page 297 297
  • Page 298 298
  • Page 299 299
  • Page 300 300
  • Page 301 301
  • Page 302 302
  • Page 303 303
  • Page 304 304
  • Page 305 305
  • Page 306 306
  • Page 307 307
  • Page 308 308
  • Page 309 309
  • Page 310 310
  • Page 311 311
  • Page 312 312
  • Page 313 313
  • Page 314 314
  • Page 315 315
  • Page 316 316
  • Page 317 317
  • Page 318 318
  • Page 319 319
  • Page 320 320
  • Page 321 321
  • Page 322 322
  • Page 323 323
  • Page 324 324
  • Page 325 325
  • Page 326 326
  • Page 327 327
  • Page 328 328
  • Page 329 329
  • Page 330 330
  • Page 331 331
  • Page 332 332
  • Page 333 333
  • Page 334 334
  • Page 335 335
  • Page 336 336
  • Page 337 337
  • Page 338 338
  • Page 339 339
  • Page 340 340
  • Page 341 341
  • Page 342 342
  • Page 343 343
  • Page 344 344
  • Page 345 345
  • Page 346 346
  • Page 347 347
  • Page 348 348
  • Page 349 349
  • Page 350 350
  • Page 351 351
  • Page 352 352
  • Page 353 353
  • Page 354 354
  • Page 355 355
  • Page 356 356
  • Page 357 357
  • Page 358 358
  • Page 359 359
  • Page 360 360
  • Page 361 361
  • Page 362 362
  • Page 363 363
  • Page 364 364
  • Page 365 365
  • Page 366 366
  • Page 367 367
  • Page 368 368
  • Page 369 369
  • Page 370 370
  • Page 371 371
  • Page 372 372
  • Page 373 373
  • Page 374 374
  • Page 375 375
  • Page 376 376
  • Page 377 377
  • Page 378 378
  • Page 379 379
  • Page 380 380
  • Page 381 381
  • Page 382 382
  • Page 383 383
  • Page 384 384
  • Page 385 385
  • Page 386 386
  • Page 387 387
  • Page 388 388

Viking MI 422 P de handleiding

Type
de handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor