Leica MP Handleiding

Type
Handleiding
LEICA MP
Notice d'utilisation /
Gebruiksaanwijzing
54
De CE-markering van onze producten geeft aan dat de basiseisen van
de betreffende geldende EU-richtlijnen in acht worden genomen.
Waarschuwing
Moderne elektronische elementen reageren gevoelig op elektrostatische ontlading.
Omdat mensen bijv. bij het lopen over synthetisch tapijt zonder moeite een lading van tiendui-
zenden Volt kunnen ontwikkelen, kan het bij aanraking van uw LEICA MP tot een ontlading ko-
men, vooral als deze op een gemakkelijk geleidende ondergrond ligt.
Wanneer het alleen om de camerabehuizing gaat, is deze ontlading voor de elektronica geheel
ongevaarlijk. De naar buiten gebrachte contacten als batterij- of achterwandcontacten moeten
echter, ondanks extra ingebouwde veiligheidsschakelingen, om veiligheidsredenen zo mogelijk
niet worden aangeraakt.
Gebruik voor het eventueel schoonmaken van de contacten niet het optiek-microvezeldoek
(synthetisch), maar een katoenen of linnen doek! Wanneer u van tevoren bewust een verwar-
mingsbuis of waterleiding (gemakkelijk geleidend, met "aarde" verbonden materiaal) vastpakt,
wordt uw eventuele elektrostatische lading zeker afgevoerd.
Vermijd vervuiling en oxidatie ook door uw Leica in gesloten toestand droog op te bergen!
55
Voorwoord
Geachte klant,
Leica dankt u voor de aanschaf van de LEICA MP
en feliciteert u met deze beslissing. U hebt met
deze unieke meetzoekercamera een uitstekende
keuze gemaakt.
Wij wensen u veel plezier en succes bij het foto-
graferen met uw nieuwe Leica.
Om alle mogelijkheden van uw nieuwe camera
goed te kunnen benutten, adviseren wij u eerst
deze handleiding te lezen.
56
Inhoudsopgave
CE-markering. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
Voorwoord. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55
Benaming van de onderdelen . . . . . . . . . . . . . 58
De indicaties in de zoeker . . . . . . . . . . . . . . . . 59
Bevestigen van de draagriem . . . . . . . . . . . . . 60
De voeding. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61
- Geschikte batterijen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61
- Plaatsen en vervangen van de batterijen. . . . 61
- Automatische batterijcontrole. . . . . . . . . . . . 62
- Opmerking over batterijgebruik. . . . . . . . . . . 63
De ontspanknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
De tijd-instelknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
De sneltransporthendel. . . . . . . . . . . . . . . . . . 65
Film wisselen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
- Openen van de camera . . . . . . . . . . . . . . . . . 66
- Inleggen van een film. . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
- Sluiten van de camera. . . . . . . . . . . . . . . . . . 67
- Transporteren naar de eerste opname . . . . . 68
- Terugspoelen en uitnemen van de film . . . . . 68
Instellen van de filmgevoeligheid. . . . . . . . . . . 69
- De volgende instellingen zijn mogelijk. . . . . . 70
Plaatsen van een objectief . . . . . . . . . . . . . . . 70
Verwijderen van een objectief . . . . . . . . . . . . . 71
De opbouw van Leica M-objectieven . . . . . . . . 71
- De afstandsinstelring . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
- De diafragma-instelring . . . . . . . . . . . . . . . . . 72
- De scherptediepteschaal. . . . . . . . . . . . . . . . 73
- Tegenlichtkapjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
- Het gebruik van tot nu toe geleverde
Leica M objectieven. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
Juist vasthouden van de camera . . . . . . . . . . . 75
De lichtkader-meetzoeker . . . . . . . . . . . . . . . . 76
De beelveldkiezer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
De afstandsmeting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
- Mengbeeldmethode (dubbelbeeld) . . . . . . . . 80
- Deelbeeldmethode . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80
Het meten van de belichting . . . . . . . . . . . . . . 82
- Inschakelen van de belichtingsmeter . . . . . . 82
- Instellen van de belichting / - van een
passende sluitertijd-/diafragma-combinatie. 83
- De B-instelling / uitschakelen van de
belichtingsmeter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84
- Het meetbereik van de belichtingsmeter . . . 84
- Onder het meetbereik . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84
- Meetdiagram. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85/87
- De meetveld-oriëntatie in de zoeker . 86/88-89
- Algemene aanwijzingen voor het meten
van de belichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90
57
De flitsfunctie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92
- Geschikte flitsapparaten . . . . . . . . . . . . . . . . 92
- Plaatsen en aansluiten van het flitsapparaat. . 93
De systeemaccessoires voor de LEICA MP . . . 94
- Wisselobjectieven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94
- Filters . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94
- Objectiefhouder M . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95
- Zoeker voor objektieven van 21/24/28mm. . 95
- Zoekerloep M 1,25x . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96
- Correctielenzen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97
- LEICA MOTOR M . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97
- LEICAVIT M . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98
- Opzetbare terugspoelslinger . . . . . . . . . . . . . 98
- Handgreep M. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99
- Fototassen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99
Tips voor het onderhoud van uw
Leica-camera en objectieven. . . . . . . . . . . . . 100
Trefwoordenregister . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 102
Technische gegevens. . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104
Overige Leica producten . . . . . . . . . . . . . . . . 106
- Projectoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 106
- Verrekijkers en monoculaire kijkers . . . . . . 106
Leica Akademie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 106
Leica op internet . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 107
Leica informatiedienst. . . . . . . . . . . . . . . . . . 107
Leica klantenservice . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 107
58
Benaming van de onderdelen
11. Borgpen van het bodemdeksel
12. Batterijvakdeksel
13. Objectief-ontgrendelingsknop
14. Ogen voor draagriem
15. Hendel voor vrijgave terugspoelen
16. Automatisch beeldtelwerk
17. Ontspanknop
18. Schroefdraad voor draadontspanner
19. Sneltransporthendel voor sluiterspannen en
filmtransport (wordt bij het fotograferen in
stand-bypositie uitgeklapt)
10. Tijd-instelknop met klikkende instellingen voor:
• Handmatig instelbare sluitertijden van 1s
tot 1/1000s,
• voor de synchronisatietijd 1/50s voor
flitsfunctie en
B/OFF voor lange belichtingstijden en
uitschakeling van de belichtingsmeting
11. Kijkvenster van de afstandsmeter
12. a. Accessoireschoen met
b. middencontact voor activering van het flitsen
13. Belichtingsvenster voor het lichtkader
14. Kijkvenster van de zoeker met spiegelingen
om de led’s in een zeer lichte omgeving beter
te kunnen zien en gravering voor zoeker-ver-
grotingsfactor
15. Uittrekbare terugspoelknop
16. Vaststaande ring met
a. index voor afstandsinstelling,
b. rode indexknop voor het wisselen van
objectief en
c. scherptediepteschaal
17. Afstandsinstelring
18. Diafragma-instelring
19. Wit indexpunt voor diafragma-instelling
20. Beeldveldkiezer
21. Zoekervizier
22. Contactbus voor flitsapparaat met kabel-
aansluiting
23. Achterwand
24.
Schroefdraad voor statief A
1
/
4
, DIN 4503 (
1
/
4
")
25. Bodemdeksel
26. Draaibare schijf voor de instelling van de
filmgevoeligheid met ISO-gevoeligheids-
waarden van 6 tot 6400
27. Indexpunt voor instelling van de filmgevoeligheid
28. Vergrendelingsknevel voor bodemdeksel
29. Contacten voor overdracht van de instelling
van de filmgevoeligheid
30. Opwikkelspoel
31. Koppeling voor motorisch of extern mecha-
nisch filmtransport
32. Schematische voorstelling voor het inleggen
van film
59
De indicaties in de zoeker
A. Met led’s (Light Emitting Diodes
lichtdioden)
Twee driehoekige en één ronde led:
• Gemeenschappelijk als lichtschaal voor de
belichtingsregeling en
• de linker driehoekig led als waarschuwing
voor het niet halen van het meetbereik.
Batterijvormige led:
• voor batterij-waarschuwingsindicatie
B. Lichtkaders voor 50mm en 75mm (voorbeeld)
C. Meetveld voor afstandsinstelling
60
Bevestigen van de draagriem
!
61
De voeding
De LEICA MP heeft voor de belichtingsmeting
twee zilveroxide-knoopcellen met elk 1,55 volt of
een lithiumbatterij type DL
1
/
3
N met 3 volt
nodig. Lithiumbatterijen zijn bijzonder geschikt
als de camera vaak gedurende langere tijd niet
wordt gebruikt of als reserve om me te nemen,
omdat ze vele jaren bijna zonder energieverlies
kunnen worden bewaard.
Geschikte batterijen
Zilveroxide-knoopcellen Lithiumcellen
Duracell D357 (10 L 14) Duracell DL
1
/
3
N
Everready EPX 76 Kodak K 58 L
Kodak KSX 76 Philips CR
1
/
3
N
Maxell SR 44 Ucar 2 L 76
National SR 44 Varta CR
1
/
3
N
Panasonic SR 44
Philips 357
Ray-o-vac 357
Sony SR 44
Ucar EPX 76
Varta V 76 PX
Plaatsen en vervangen van de batterijen
1. Schroef het deksel van het batterijvak (2) er
tegen de wijzers van de klok af.
Aanwijzing:
Bij de levering is een tweede batterijvakdeksel in-
begrepen. In tegenstelling tot de geribbelde rand
van het in de afbeeldingen getoonde deksel bezit
dit een sleuf, zodat het met behulp van een
muntstuk open en dicht geschroefd kan worden.
o
p
e
n
e
n
s
l
u
i
t
e
n
62
2. Ontdoe de batterij(en) met een schone doek
van eventuele oxidatieplekken en
3. plaats de batterij(en) met de pluspool naar
boven (volgens de aanduiding) in de korf van
het deksel.
4. Schroef vervolgens het deksel met de ge-
plaatste batterij(en) met de wijzers van de klok
mee weer in de camera.
5. Ga om de batterijen verwijderen in de omge-
keerde volgorde te werk.
Een set nieuwe batterijen is bij kamertempera-
tuur en een meettijd van 14s per opname vol-
doende voor 100 films à 36 opnames, dat zijn ca.
3600 opnames (volgens Leica-testnormen).
Automatische batterijcontrole
Als de batterijvormige led extra bij de led’s van
de lichtschaal op (A) brandt, moeten de batteri-
jen spoedig worden vervangen. Een nauwkeurige
belichtingsmeting blijft echter ook dan nog ge-
waarborgd.
Als de batterijen te zwak zijn om de elektroni-
sche belichtingsmeting van de camera te garan-
deren, brandt alleen nog maar de batterijvormige
led, zolang als de ontspanknop op het drukpunt
wordt gehouden of verdwijnen de indicaties
volledig.
In zo’n geval kan met een belichtingsinstelling op
basis van een schatting of met behulp van een
externe hand-belichtingsmeter verder worden
gefotografeerd.
Aanwijzing:
Door oxidatie van het batterijoppervlak kan het
stroomcircuit worden onderbroken en kunnen de
led’s uitgaan. Haal in dat geval de batterijen eruit
en reinig ze met een schoon doekje. Eventueel
ook de contacten in de camera schoonmaken.
63
Opmerking over batterijgebruik
• Nieuwe en gebruikte batterijen of die van ver-
schillende capaciteit of van verschillende fabri-
kanten mogen niet tezamen worden gebruikt.
• De batterijcontacten moeten schoon worden
gehouden.
• Batterijen mogen in geen geval in het vuur
gegooid, weer opgeladen, opengebroken, ge-
demonteerd of verwarmd worden.
• Lege batterijen moeten zo snel mogelijk verwij-
derd worden en mogen niet met het normale
afval worden meegegeven. Want ze bevatten
milieubelastende stoffen.
• Voor recycling moet u ze bij de handelaar of
een verzamelpunt van chemisch afval afgeven.
• Als de camera gedurende langere tijd niet
wordt gebruikt, moet(en) de batterij(en)
eveneens worden verwijderd.
• Batterijen moeten koel en droog worden be-
waard.
64
De ontspanknop
De ontspanknop (7) heeft één drukniveau. Licht
indrukken tot het drukpunt activeert de be-
lichtingsmeter, voorzover de sluiter gespannen is.
Na het loslaten van de ontspanknop blijven het
meetsysteem en de indicatie in de zoeker nog ca.
14s ingeschakeld (meer hierover vindt u in het
hoofdstuk "Het meten van de belichting" op p. 82).
Voorbij het drukpunt wordt de sluiter ontspan-
nen. De ontspanknop moet zachtjes niet met
een ruk worden ingedrukt totdat de sluiter met
licht klikken gaat lopen.
De ontspanknop heeft een genormeerd schroef-
draad voor draadontspanners (8).
De tijd-instelknop
Met de tijd-instelknop (10) van de LEICA MP wor-
den de sluitertijden van 1/1000s tot 1s en in de
oranje resp. rood
1
gemarkeerd
11
-stand de syn-
chronisatietijd 1/50s voor de flitsfunctie geko-
zen. Onder de eveneens oranje resp. rood
1
gemarkeerde B/OFF-stand zijn twee functies
samengebracht:
• De belichtingsmeter is uitgeschakeld.
• Als de ontspanner (7) bij instelling in deze
stand wordt ingedrukt, blijft de sluiter voor
lange belichtingstijden net zo lang open als
de ontspanner ingedrukt wordt gehouden.
Alle standen klikken duidelijk merkbaar in, geen
enkele is vergrendeld.
1
Voor het optimaal aflezen zijn deze graveringen bij zwart
verchroomde camera’s oranje uitgevoerd en bij zilver ver-
chroomde camera’s rood.
9
7
810
65
Aanwijzingen:
Tussenwaarden mogen niet worden gebruikt.
Tussen de stand 1000 en B/OFF bevindt zich
een aanslag, zodat andere instellingen vanuit
stand 1000 alleen door draaien tegen de wijzers
van de klok, resp. vanuit stand B/OFF alleen
door draaien met de wijzers van de klok mee mo-
gelijk zijn. Bij vervoer in bijv. een tas en wanneer
de camera niet langer wordt gebruikt, moet deze
worden uitgeschakeld, d.w.z. op B/OFF worden
gezet.
De sneltransporthendel
Met de sneltransporthendel (9) wordt de film ver-
der getransporteerd, de sluiter opgetrokken en
het beeldtelwerk automatisch doorgeschakeld.
Het transport kan uitgevoerd worden met één
beweging van de hendel helemaal tot de aanslag,
maar ook met meerdere korte bewegingen van
de sneltransporthendel. Om snel te kunnen wer-
ken kan de hendel in een "standby-positie” wor-
den gedraaid of blijven staan.
66
Film wisselen
Ga eerst door aan de uittrekbare terugspoelknop
(15) in de pijlrichting te draaien na of niet reeds
een film is ingelegd. Als u weerstand voelt, gaat
u te werk zoals in het hoofdstuk "Terugspoelen
en uitnemen van de film" op pagina 68 is be-
schreven.
Neem de camera in de linkerhand, zodat het
bodemdeksel naar boven wijst.
Openen van de camera
1. Klap de knevel (28) van het bodemdeksel (25)
omhoog,
2. Draai naar links.
3. Haal het bodemdeksel eraf.
4. Klap de achterwand (23) naar achteren.
Aanwijzing:
Bij opengeklapte achterwand zijn daar en op de
camerabehuizing steeds drie contacten (29) voor
de overbrenging van de ingestelde filmgevoelig-
heid naar het belichtingsmeetsysteem te zien.
Deze contacten zijn verguld en daarmee be-
schermd tegen corrosie en grotendeels ongevoe-
lig voor vervuiling. Een speciaal onderhoud is niet
nodig.
Bij het wisselen van film moet er echter op wor-
den gelet, dat geen sterke vervuiling of directe
bevochtiging door bijv. regendruppels kan plaats-
vinden.
1
28
29
23
32
31
30
67
Inleggen van een film
5. Neem de filmpatroon in de rechterhand en
breng die ongeveer voor de helft in de hier-
voor bestemde ruimte van de camera.
6. Neem de aanloopstrook van de film en trek
deze, zoals op de schematische voorstelling
(32) aan de binnenkant van de behuizing te
zien is, in de opwikkelspoel (30).
7. Druk de filmpatroon en de aanloopstrook van
de film voorzichtig met de vingertoppen in de
camera.
Aanwijzingen:
De aanloopstrook van de film moet zoals bij elke
geconfectioneerde film ingesneden zijn.
Als de aanloopstrook van de film zo ver wordt
uitgetrokken, dat deze engiszins uit een tegeno-
verliggende sleuf van de opwikkelspoel steekt,
belemmert dit de functie niet. Alleen bij vorst
moet de film precies volgens de schematische
voorstelling worden ingelegd, d.w.z. de aanloop-
strook van de film mag maar door één sleuf van
de opwikkelspoel worden gegrepen.
Let op:
Het filmtransport mag niet bij geopende camera
worden gecontroleerd, omdat het bodemdeksel
zodanig is uitgevoerd dat bij plaatsing ervan op
de camera de film in de juiste positie wordt ge-
bracht.
Sluiten van de camera
18. Klap de achterwand dicht.
19. Plaats het bodemdeksel op de borgpen (1)
aan de zijkant van de camera.
10. Klap hem toe, waarbij u er op moet letten dat
de achterwand geheel is aangedrukt, zodat
het bodemdeksel deze omvat.
11. Vergrendel met de knevel.
68
Transporteren naar de eerste opname
12. Transporteer de film met de sneltransport-
hendel (9) een opname verder en activeer de
camera.
13. Span vervolgens de film door de uittrekbaar
terugspoelknop (15) voorzichtig in de pijl-
richting te draaien. De film wordt goed
getransporteerd als bij nogmaals bedienen
van de sneltransporthendel de terugspoel-
knop tegen de pijlrichting in meedraait.
14. Ontspan ten slotte de camera opnieuw en
span de sluiter voor de derde keer. Het beeld-
telwerk (6) staat nu op 1 en de camera is, na
controle of instelling van de filmgevoeligheid
(zie daarvoor de betreffende hoofdstukken
van p. 69), gereed voor opnames.
Terugspoelen en uitnemen van de film
Als de film tot en met de laatste opname is
belicht, kan de sneltransporthendel niet meer
worden bediend. Voordat u de film uitneemt,
moet de film in de filmpatroon worden terugge-
spoeld.
Hiertoe handelt u als volgt:
1. Haal de hendel voor terugspoelontgrendeling
(5) over naar R.
2. Trek de terugspoelknop naar boven (max. ca.
11mm).
3. Draai deze met de wijzers van de klok mee
(pijlrichting) totdat de film na lichte weerstand
uit de opwikkelspoel is getrokken.
5
69
4. Open vervolgens het bodemdeksel.
5. Klap de achterwand open.
6. Neem de filmpatroon eruit.
Wanneer een film niet goed op de cassettespoel
is bevestigd, bijv. bij gebruik van een goedkoop
product, kan het voorkomen dat het uiteinde van
de film afscheurt en van de opwikkelspoel moet
worden gehaald.
Hiertoe handelt u als volgt:
1. Haal in een volledig donkere ruimte het bo-
demdeksel van de camera .
2. Houd de camera vervolgens zodanig dat het
geopende bodemdeksel naar beneden wijst.
3. Haal de sneltransporthendel meerdere keren
langzaam over totdat de film vanzelf zo ver uit
de camera komt dat u hem kunt beetpakken
en eruit trekken. Klop om dit te vergemakkelij-
ken de camera zo nodig lichtjes tegen uw
hand.
Instellen van de filmgevoeligheid
Met de instelring (26) kiest u de filmgevoeligheid
handmatig door een van de waarden binnen het
bereik van ISO 6 tot 6400 in te stellen. (ISO is de
internationale aanduiding voor de filmgevoelig-
heid).
Daarvoor wordt de inklikkende ring zo gedraaid
dat de gewenste waarde tegenover de witte in-
dexpunt (27) staat.
26
70
De volgende instellingen zijn mogelijk
Schaal ISO Gevoeligheid (ASA/DIN)
6 6/ 9°
- 8/1
- 10/1
12 12/12°
- 16/13°
- 20/1
25 25/1
- 32/1
- 40/1
50 50/1
- 64/1
- 80/20°
100 100/2
- 125/22°
- 160/23°
200 200/2
- 250/25°
- 320/26°
400 400/27°
- 500/28°
- 640/29°
800 800/30°
- 1000/2
- 1250/32°
1600 1600/33°
- 2000/34°
- 2500/35°
3200 3200/36°
- 4000/37°
- 5000/38°
6400 6400/39°
Plaatsen van een objektief
1. Houd het objectief bij de vaste ring (16) vast.
2. Plaats de rode indexknop (16b) van het objec-
tief tegenover de ontgrendelingsknop (3) op
de camerabehuizing.
3. Plaats het objectief er in deze stand recht in.
4. Met een korte draai naar rechts wordt het
objectief hoor- en voelbaar vergrendeld.
71
Verwijderen van een objectief
1. Houd het objectief bij de vaste ring (16) vast.
2. Druk de ontgrendelingsknop (3) op de camera-
behuizing in.
3. Draai het objectief naar links, totdat de index-
knop ervan (16b) tegenover de ontgrende-
lingsknop staat.
4. Haal het objectief er vervolgens recht uit.
Aanwijzing:
Bij ingelegde film moet het wisselen van objec-
tief in de schaduw van het lichaam plaatsvinden,
omdat bij direct zonlicht lichtinval door de sluiter
mogelijk is.
De opbouw van Leica M-objectieven
De Leica M objectieven hebben een vaststaande
ring met index voor afstandsinstelling (16a), in-
dexknop voor het wisselen van objectief (16b) en
een scherptediepteschaal (16c), een draaibare
afstandsinstelring (17) en een diafragma-instel-
ring (18) alsmede de bijbehorende witte index-
punt (19).
16
17
16 c
18
19
16 b
16 a
72
De afstandsinstelring
De afstandsinstelring (17) geeft de ingestelde af-
stand en in combinatie met de scherptediepte-
schaal (16c) het bereik van de scherptediepte
aan.
Meer over de instelling van de afstand vindt u in
het hoofdstuk "De afstandsmeting” op pagina 80.
De diafragma-instelring
De diafragmagetallen zijn internationaal vastge-
legd. Ze zijn zodanig gekozen dat de lichthoeveel-
heid die op de film komt, bij het steeds kleiner
maken van het diafragmagetal telkens met de
helft vermindert. Een diafragmatrap komt over-
een met een trap op de tijd-instelknop (9).
Net als bij de belichtingstijden klikt de diafrag-
ma-instelring (17) op het objectief voelbaar bij ie-
der getal in (bij de meeste objectieven ook bij
halve waarden). U kunt na enige oefening dus
ook in het donker informatie over de instelling
van het diafragma krijgen.
De draairichting van de diafragmaring komt
overeen met de belichtingsmeter-indicaties in de
zoeker.
Wanneer bijvoorbeeld de linker, driehoekige led
oplicht, leidt een draaiing in de pijlrichting, d.w.z.
naar rechts, tot het vereiste, grotere, d.w.z. ver-
der geopende diafragma (kleinere diafragma-
waarde).
Nadere informatie over de instelling van de juiste
belichting vindt u in het hoofdstuk "Het meten
van de belichting” op pagina 82.
73
De scherptediepteschaal
Met de hoogste scherpte wordt dat aan de film
parallelle niveau in het objectief afgebeeld,
waarop het objectief is ingesteld. Deze maximale
scherpte neemt naar voren en naar achteren ge-
leidelijk af, zodat er een bepaald dieptebereik
ontstaat, dat op het beeld scherp wordt weerge-
geven: de scherptediepte Deze is afhankelijk van
de opnameafstand, de brandpuntsafstand van
het objectief (samen levert dat de afbeeldings-
schaal op) en het ingestelde diafragma. Door het
diafragma te verkleinen, d.w.z. een grotere waar-
de in te stellen, vergroot u de scherptediepte.
Door het diafragma te vergroten, d.w.z. een klei-
nere waarde in te stellen, vermindert u de
scherptediepte. Samen met de scherptediepte-
schaal (16c) kunt u op de afstandsinstelring (17)
het bereik van de scherptediepte bij de betref-
fende ingestelde afstand aflezen.
Hebt u bijvoorbeeld het objectief LEICA SUMMILUX-M
1:1,4/
50mm op 5m ingesteld,dan ligt de scherp-
te bij diafragma 4 tussen 4m en ongeveer 8m.
Verkleint u het diafragma echter bij dezelfde
afstand tot 11, dan ligt de scherpte tussen 3m en
ongeveer 20m.
74
Tegenlichtkapjes
De afzonderlijke Leica M-objectieven worden ge-
leverd met verschillende functioneel gevormde
tegenlichtkapjes. Bij diverse objectieven zijn ze
ingebouwd en telescopisch uittrekbaar. Tegen-
lichtkapjes moeten in principe altijd worden
gebruikt, omdat ze het objectief effectief be-
schermen tegen diffuus licht en irradiatie, maar
ook tegen regendruppels en vingerafdrukken.
Het gebruik van tot nu toe geleverde
Leica M objectieven
Alle Leica M objectieven kunnen worden ge-
bruikt. Voor de belichtingsmeting zijn echter niet
geschikt:
Hologon 1:8/15mm,
Super-Angulon-M 1:4/21mm
Super-Angulon-M 1:3,4/21mm
Elmarit-M 1:2,8/28mm met fabr. nr. lager dan
2314921.
Bij het wisselen van objectief moet op oneindig
zijn ingesteld:
Summicron 1:2/50mm met dichtbij-instelling.
75
Juist vasthouden van de camera
Voor scherpe, niet bewogen opnames moet de
camera zo rustig mogelijk en gemakkelijk worden
vastgehouden. U krijgt een geschikte, stabiele
"driepuntsondersteuning" van de LEICA MP als u
deze met de rechterhand vasthoudt, terwijl de
wijsvinger op de ontspanknop ligt en de duim
achter de in stand-bystand uitgeklapte sneltrans-
porthendel wordt geschoven. Daarbij onder-
steunt de linkerhand tevens nog van onderen het
objectief om snel te focusseren of omsluit deze
de camera. Wanneer u de camera tegen voor-
hoofd en wang gedrukt houdt, heeft deze nog
extra houvast. Voor rechtop staande foto’s wordt
de LEICA MP naar links gedraaid. De handen
kunnen daarbij in dezelfde positie als bij opna-
mes in liggend formaat blijven.
De camera kan ook naar rechts worden gedraaid.
In dat geval kan het handig zijn met de duim op
de ontspanknop te drukken.
Aanwijzing:
Als praktisch accessoire wordt de Handgreep M
voor bijzonder stabiel vasthouden en met losse
hand dragen van de LEICA M7 aanbevolen (be-
stelnr. 14 405).
76
De lichtkader-meetzoeker
De lichtkader-meetzoeker van de LEICA MP is
niet alleen een bijzonder hoogwaardige, grote,
briljante en heldere zoeker, maar ook een aan
het objectief gekoppelde, zeer precieze afstands-
meter.
De grootte van de lichtkaders komt overeen met
een beeldformaat van 23 x 35mm (diaformaat)
bij de voor elke brandpuntsafstand kortste instel-
afstand. Bij grotere afstanden wordt door de ca-
mera iets meer van het motief geregistreerd dan
binnen de lichtkaders is te zien.
De lichtkaders zijn met de afstandsinstelling
zodanig gekoppeld, dat de parallax de offset
tussen de objectief- en zoekeras automatisch
wordt gecompenseerd en lichtkaderbeeld en op-
namebeeld elkaar over het totale afstand-instel-
gebied van 0,7m tot 8m dekken.
Van de LEICA MP zijn drie modellen met verschil-
lende varianten van deze zoeker beschikbaar, die
alleen door hun vergroting verschillen.
Als bij de LEICA MP met 0,72-voudige zoekervergroting
objectieven met de brandpuntsafstanden 28mm
(Elmarit vanaf productienummer 2411 001), 35, 50,
75, 90 en 135mm worden gebruikt, worden automa-
tisch de bijbehorende lichtkaders met de combinaties
28+90mm, 35+135mm, 50+75mm ingespiegeld.
Bij het LEICA MP-model met de sterkere, 0,85-
voudige zoekervergroting worden vijf kaders voor
de brandpuntsafstanden vanaf 35mm ingespie-
geld (90mm, 35+135mm, 50+75mm).
Bij de LEICA MP 0,58 worden vijf kaders voor de
brandpuntsafstanden vanaf 90mm ingespiegeld
(28+90mm, 35mm, 50+75mm).
In het midden van het zoekerveld ligt het recht-
hoekige afstand-meetbeeld, dat lichter is dan het
omliggende beeldveld. Alle objectieven met een
brandpuntsafstand van 21 tot 135mm worden bij
plaatsing op de LEICA MP aan de afstandsmeter
gekoppeld.
Wanneer de belichtingsmeter is ingeschakeld,
verschijnen aan de onderkant van het zoeker-
beeld de led’s van de belichtingsmeter en de led-
batterij-waarschuwingsindicatie.
Meer over de afstands- en belichtingsmeting
evenals de flitsfunctie vindt u in de betreffende
hoofdstukken op pagina 80 en 82.
Aanwijzing:
Bij de LEICA MP 0.85 wordt het middelste gebied
van het onderste 50mm-lichtkader door de indi-
catie verborgen.
77
Licht-
Kader
35mm
Licht-
Kader
135 mm
LED voor batterij-waarschuwing
LED’s van de belichtingsmeter
Meetveld van
de afstandmeter
78
De beeldveldkiezer
De beeldveldkiezer (20) vergroot de mogelijkhe-
den van de zoeker bij de LEICA MP. Met deze in-
gebouwde universele zoeker kunt u te allen tijde
de beeldkaders in beeld brengen, die niet tot het
op dat moment gebruikte objectief behoren. U
ziet dan direct of het voor de beeldvorming guns-
tiger is het betreffende object met een andere
brandpuntsafstand op te nemen.
Als de hendel naar buiten, d.w.z. van het objec-
tief weg wordt gedraaid, verschijnen de beeldbe-
grenzingen voor de brandpuntsafstanden 35 en
13mm (de beeldbegrenzing voor 135mm brand-
puntsafstand ontbreekt bij de LEICA MP 0.58).
Als de hendel in de verticale, centrale positie
wordt gedraaid, verschijnen de beeldveldbegren-
zingen voor 50 en 75mm brandpuntsafstand.
Als de hendel naar binnen, d.w.z. naar het ob-
jectief toe wordt gedraaid, verschijnen bij de
LEICA MP met 0,72-voudige zoekervergroting de
beeldbegrenzingen voor 28 en 90mm brandpunt-
safstand, bij het model met 0,85-voudige zoeker-
vergroting alleen het lichtkader voor 90mm
brandpuntsafstand.
* niet bij Leica MP 0.58
35 mm +
135 mm*
79
28 mm* +
90 mm
50 mm + 75 mm
* niet bij Leica MP 0.85
80
De afstandsmeting
Met de afstandsmeter van de drie LEICA MP-mo-
dellen kan vanwege zijn grote effectieve meetba-
sis zeer precies worden gewerkt. Dit blijkt vooral
bij gebruik van groothoekobjectieven met hun
grote scherptediepte gunstig te zijn. De sterkere
vergroting in het geval van de 0,85-voudige zoe-
ker leidt daarbij door een nog grotere effectieve
meetbasis tot een verdere toename van de precisie.
Het meetveld van de afstandsmeter is in het mid-
den van de zoeker als lichte, scherp afgebakende
rechthoek te zien. Als u het grote kijkvenster (14)
van de zoeker dichthoudt, blijven slechts het in
beeld gespiegelde lichtkader en dit meetveld
zichtbaar. De scherpte kan volgens de meng-
beeld- of deelbeeldmethode worden ingesteld.
Mengbeeldmethode (dubbelbeeld)
Richt bij een portret bijv. het meetveld van de af-
standsmeter op het oog en draai net zo lang aan
de afstandsinstelring van het objectief totdat de
contouren in het meetveld precies samenvallen.
Daarna het motief vastleggen.
Deelbeeldmethode
Richt bij een architectuur-opname het meetveld
van de afstandsmeter bijv. op de verticale zijkant
van een huis of een andere duidelijk afgebaken-
de verticale lijn en draai met de afstandsinstel-
ring van het objectief net zo lang totdat de con-
touren van de zijkant of lijn op de begrenzingen
van het meetveld zonder offset zijn te zien.
Daarna het motief vastleggen.
Een duidelijke scheiding van beide instelmetho-
des komt in de praktijk zelden voor. Beide crite-
ria kunnen heel goed in combinatie worden ge-
bruikt.
Mechanische meetbasis x zoeker- = Effectieve
(afstand van de optische vergroting meetbasis
assen van het
zoekvenster en het
afstandsmeter-
kijkvenster)
Leica MP m.
0,72x zoeker 69,25 mm x 0,72 = ca. 49,9 mm
Leica MP m.
0,85x zoeker 69,25 mm x 0,85 = ca. 58,9 mm
Leica MP m.
0,58x zoeker 69,25 mm x 0,58 = ca. 40,2 mm
81
Dubbele contour = onscherp Samenvallen van contouren = scherp
Onderbroken lijn = onscherp Doorlopende lijn = scherp
82
Het meten van de belichting
Bij de LEICA MP wordt de belichtingsmeting voor
het aanwezige omgevingslicht selectief via het
objectief bij het werkzame diafragma uitgevoerd.
Daarbij wordt het door een lichte meetstip gere-
flecteerde licht door een fotodiode (pijl) opgevan-
gen en gemeten. Deze silicium-fotodiode met er-
voor geplaatste convergerende lens bevindt zich
links boven de sluiter. De meetstip (12mm in
diameter, hetgeen overeenkomt met 13% van het
negatief) bevindt zich in het midden van het
eerste sluitergordijn.
De ongelijkmatige dekking van de witte kleur is
niet het gevolg van een gebrekkige productie,
maar van het feit dat op het flexibele rubberdoek
van de sluiter geen dikke verflaag aangebracht
kan worden zonder dat het functioneren van de
sluiter wordt belemmerd. De ongelijkmatige
structuur van de meetstip heeft geen enkele in-
vloed op het belichtingsresultaat.
De voor een correcte belichting passende tijd-
/diafragma-combinaties worden met behulp van
de zoekerindicaties bepaald - een uit drie rode
LED’s bestaande lichtschaal (). Als de in-
stelling goed is, licht alleen de middelste, ronde
led op.
Inschakelen van de belichtingsmeter
De belichtingsmeter wordt door licht indrukken
van de ontspanknop (7) tot zijn drukpunt inge-
schakeld, mits de camera met de hoofdschake-
laar is aangezet, d.w.z. de tijd-instelknop (10)
staat op een andere stand dan B/OFF en de slui-
ter is volledig gespannen. Indien de belichtings-
meter gereed is om te meten, wordt dat aange-
geven door het constant branden van een van de
beide driehoekige led’s, evt. samen met de mid-
delste, ronde led. Als u de ontspanknop weer los-
laat, zonder de sluiter te ontspannen, blijft de be-
lichtingsmeter nog ca. 14s lang ingeschakeld en
blijft/blijven de betreffende led(’s) zolang bran-
den. Na ontspannen en het aflopen van de sluiter
is de belichtingsmeter uitgeschakeld en de is/
zijn de led(’s) in de zoeker uit.
83
De belichtingsmeter is eveneens uitgeschakeld
als de sluiter niet gespannen is en/of de tijd-in-
stelknop op B/OFF staat (d.w.z. de camera is
uitgeschakeld).
Aanwijzingen:
Als de sluiter niet is gespannen of de indicaties
uit zijn, bevindt de camera zich in de standby-
stand. Bij zeer weinig omgevingslicht, d.w.z. in
het grensgebied van de belichtingsmeter, kan het
ca. 0,2s duren voordat de led’s oplichten.
Als het meetbereik van de belichtingsmeter bij
zeer lage luminantie te laag is, knippert als waar-
schuwingsindicatie de linker driehoekige led.
Instellen van de belichting / - van een pas-
sende sluitertijd-/diafragma-combinatie
Als de belichting volgens de opgaven van de be-
lichtingsmeter moet worden ingesteld, moet de
sluiter volledig gespannen zijn en de tijd-instel-
knop (10) bij een van de gegraveerde sluiter-
tijden zijn ingeklikt.
Dan
1. de belichtingsmeter door licht drukken op de
ontspanner (7, tot het drukpunt) inschakelen en
2. door draaien van de tijd-instelknop en/of
diafragma-instelring van het objectief (18) zor-
gen dat de ronde led alleen gaat branden.
Naast de voor een juiste belichting benodigde
draairichting van de diafragma-instelring geven
de drie led’s van de lichtschaal op de volgende
wijze onderbelichting, overbelichting en juiste be-
lichting aan:
 Onderbelichting van minstens één
diafragmatrap; draaien van de diafrag-
maring naar rechts en/of van de tijd-
instelring naar links nodig
 Onderbelichting van
1
/
2
diafragmatrap;
draaien van de diafragmaring naar rechts
of van de tijd-instelring naar links nodig
Juiste belichting
 Overbelichting van
1
/
2
diafragmatrap;
draaien van de diafragmaring naar links
of van de tijd-instelring naar rechts nodig
 Overbelichting van minstens één dia-
fragmatrap; draaien van diafragmaring
naar links en/of van de tijd-instelring
naar rechts nodig.
84
De B-instelling / uitschakelen van de be-
lichtingsmeter
Met de B/OFF-instelling van de sluitertijd-instel-
ring zijn belichtingen van willekeurige duur moge-
lijk. Daarbij blijft de sluiter net zo lang geopend
als de ontspanknop ingedrukt wordt gehouden.
De belichtingsmeter is daarbij echter uitgescha-
keld.
Als de camera langere tijd niet wordt gebruikt of
in een tas wordt opgeborgen, moet u hem altijd
uitschakelen door de tijd-instelring in de B/OFF-
stand te draaien. Daardoor wordt elk stroomver-
bruik afgesneden, ook het geringe verbruik dat in
de stand-bymodus na het automatisch uitschake-
len van de belichtingsmeter en het verdwijnen
van de indicatie blijft bestaan.
Het meetbereik van de belichtingsmeter
Het meetbereik ligt bij kamertemperatuur, nor-
male luchtvochtigheid en diafragma 1,0 tussen
0,03 en 125000 cd/m
2
. Bij ISO 100/2 komt
dit overeen met EV -2 tot 20 ofwel diafr. 1,0 en
4s tot diafr. 32 en 1/1000s (zie ook diagram
pagina 87).
Onder het meetbereik
Als de belichting bij zeer lage luminantie onder
het meetbereik van de belichtingsmeter is ge-
daald, knippert als waarschuwingsindicatie de
linker driehoekige led.
Omdat de belichtingsmeting met werkdiafragma
wordt uitgevoerd, kan deze toestand ook ont-
staan door diafragmeren van het objectief.
De belichtingsmeter blijft ook de belichting on-
der het meetbereik is gedaald nog ca. 14s na
het loslaten van de ontspanknop ingeschakeld.
Als de lichtsituatie binnen deze tijd verbetert
(bijv. door wijzigen van het motieffragment of do-
or openen van het diafragma), gaat de led-indica-
tie van knipperen over in constant branden en
geeft die daarmee aan dat de belichtingsmeter
gereed is om te meten.
85
Meetdiagram (diagram zie p. 87)
Indicaties voor het meetbereik van de be-
lichtingsmeter staan aan de rechterkant van het
diagram, indicaties voor het werkbereik van de
spleetsluiter en van de objectieven aan de linker-
kant. Daartussen kunnen belichtingswaarden (EV
= Exposure Value) worden afgelezen.
Het meetbereik van de belichtingsmeter wordt
rechts in het diagram in cd/m
2
(candela per vier-
kante meter) aangegeven.
Daarboven worden de filmgevoeligheidsinstellin-
gen (SV = Speed Value) in ISO-waarden vermeld.
Links in het diagram ziet u de belichtingstijd-indi-
caties in seconden (TV = Time Value) . Het werk-
bereik van de spleetsluiter van de LEICA MP is
symbolisch voorgesteld met een gearceerd vlak
in de kolom ernaast. Bij instelling B/OFF is het
bereik naar boven toe open.
Linksonder worden de diafragmagetallen (AV =
Aperture Value) afgelezen.
Aan voorbeeld A kan het verband tussen filmge-
voeligheid, luminantie (helderheid), belichtings-
tijd en diafragma worden afgelezen.
Van de filmgevoeligheidsindicatie (ISO 100/21°)
volgt u eerst de loodrechte lijn tot het snijpunt
met de horizontale lijn van de gegeven helder-
heid. In dit voorbeeld zijn dat 4000cd/m
2
, wat
overeenkomt met een helderheid bij stralende
zonneschijn. Diagonaal loopt nu de lijn naar de
verticale lijn van het ingestelde diafragma (11) en
van daar horizontaal naar links door tot aan de
daarbij vereiste belichtingstijd (1/250s). In het
verloop van de diagonale lijnvoering kan ook de
belichtingswaard (EV15) worden afgelezen.
Aan voorbeeld B leest u af dat bij kaarslicht en
een filmgevoeligheid van ISO 400/27° (1cd/m
2
)
bijv. met diafragma 1,4 en 1/15s moet worden
gefotografeerd.
86
Het diafragma 11 op het objectief kan bijv. niet
worden gebruikt, omdat de bijbehorende be-
lichtingstijd van 4s op de tijd-instelknop niet be-
schikbaar is. Omdat met de tijd-instelknop als
langste belichtingstijd alleen maar 1s kan wor-
den ingesteld, is ook direct meten niet meer mo-
gelijk. Daardoor is het onvermijdelijk de juiste
belichtingstijd om te rekenen of af te lezen van
dit diagram.
De meetveld-oriëntatie in de zoeker
(Grafieken zie p. 88-89)
De diameter van het ronde meetveld bedraagt
12mm. Daarmee komt het overeen met
1
/
2
van
de formaathoogte resp.
1
/
3
van de formaatbreed-
te. In het zoekerbeeld verandert echter de meet-
veldgrootte in verhouding tot het geldige kader
afhankelijk van de gebruikte brandpuntsafstand
en ingestelde afstand enigszins.
Dat geldt ook voor objectieven met zoekeradap-
ter, zoals de LEICA ELMARIT-M 1:2,8/135mm.
90
Algemene aanwijzingen voor het meten van
de belichting
De meeste motieven bezitten doorgaans een
gelijkmatige verdeling van donkere en heldere
objectdetails. Zulke normale motieven reflecte-
ren 18% van het invallende licht en komen daar-
mee overeen met een grijswaarde waarop alle
belichtingsmeters zijn afgestemd.
Als door het motief aanzienlijk meer licht wordt
gereflecteerd, bijv. bij een besneeuwd winter-
landschap, door het gele zandstrand, door lichte
huismuren of een witte bruidsjapon, dan zou een
instelling van sluitertijd en diafragma volgens de
indicatie van de belichtingsmeter een onderbe-
lichting tot gevolg hebben.
Bij motieven met overwegend donkere details,
bijv. bij een zwarte stoomlocomotief, bij donker-
grijze leidaken of het donkerblauwe uniform van
een kapitein, wordt daarentegen minder licht ge-
reflecteerd en zou een instelling van sluitertijd en
diafragma volgens de indicatie van de be-
lichtingsmeter een overbelichting tot gevolg heb-
ben.
In dergelijke gevallen moet de belichtingsmeet-
waarde worden gecorrigeerd, als optimale be-
lichtingsresultaten worden nagestreefd. Tenzij
met behulp van de selectieve meting in het mo-
tief een fragment wordt gemeten, waarin een
goede verdeling van licht en donkere details aan-
wezig is.
Bij een trouwfoto wordt bijv. het gezicht van de
bruid en niet de witte bruidsjapon gemeten. Bij
landschapsopnamen met een groothoekobjectief
zult u de camera zover schuin houden dat het
selectieve meetveld van de LEICA MP niet de
lichte partijen van de hemel registreert.
Als niet zo’n fragment in het motief worden
gemeten, moet een verlengingsfactor worden
gebruikt, d.w.z. de belichtingstijd wordt 2 tot 4
keer verlengd of het diafragma wordt met 1 à 2
trappen geopend.
Bij een door de zon beschenen sneeuwvlakte
vindt bijv. een correctie plaats met de factor 4,
d.w.z. in plaats van de gemeten belichtingstijd
van 1/1000s bij diafragma 8 wordt ofwel met
1/250s bij diafragma 8 of met 1/1000s bij
diafragma 4 belicht. Bij minder lichte motieven,
bijv. bij een licht zeestrand, volstaat een verlen-
gingsfactor van 1,5. Dienovereenkomstig gaat u
omgekeerd te werk bij donkere motieven.
Bij zeer grote contrasten tussen lichte en donke-
re partijen volstaat de belichtingsomvang van de
films niet meer om zowel in het "licht” als in de
"schaduw” differentiaties in de helderheid van
91
het motief te registreren. De fotograaf moet be-
slissen in welke partijen hij nog tekening wilt
hebben. Een persoon kan bijv. als zwarte silhouet
(onderbelicht) voor een goed belicht landschap
of goed belicht voor een "verbleekte” achter-
grond (overbelicht) staan. Het meten van "licht”
en "schaduw” en een op grond daarvan bepaalde
compromis-belichting leidt doorgaans tot onbe-
vredigende resultaten, omdat dan zowel in de
lichte als in de donkere partijen differentiaties
verloren gaan.
Bewust korter of bewust ruimer gekozen be-
lichtingen versterken vaak het karakter van een
foto en kunnen daarom als vormgevend middel
zinvol worden gebruikt.
92
De flitsfunctie
De LEICA MP bezit geen eigen flitsmeting en
besturing. Daarom moet de besturing van de
flitsbelichting ofwel door het aangebrachte flits-
apparaat zelf worden uitgevoerd (computerbestu-
ring) of moet – volgens berekening van het richt-
getal – het diafragma overeenkomstig de afstand
van het motief ten opzichte van de camera voor
elke opname opnieuw worden ingesteld.
De kortst mogelijke belichingstijd voor opnamen
met elektronenflitsers, de synchronisatietijd
1/50s, is op de tijd-instelknop (7) met
11
gemar-
keerd. Voor speciale effecten kunnen ook de lan-
gere sluitertijden inclusief de instelling B/OFF
worden gebruikt.
Let op:
De mechanisch gestuurde ontsteking van de via
de accessoireschoen (12) of de contactbus (22)
aangesloten flitsapparaten kunt u ook bij ont-
spannen sluiter laten plaatsvinden door de ont-
spanner in te drukken.
Geschikte flitsapparaten
Met zijn compacte afmetingen en zijn op de ca-
mera afgestemde design is de LEICA SF20 bij-
zonder geschikt. Dankzij zijn computergestuurde
flits-belichtingsautomaat is hij zeer eenvoudig te
bedienen. Bovendien biedt hij tal van interessan-
te extra functies.
Op de LEICA MP kunnen echter ook alle andere,
in de handel verkrijgbare flitsapparaten met ge-
normeerde flitsstekkers (centraalstekkers) als-
12 b
22
12 a
93
mede opzetflitsers met standaard-flitsvoetje wor-
den gebruikt en via het middencontact (X-
contact, 12b) worden ontstoken. Wij adviseren u
moderne thyristorgestuurde elektronenflitsers te
gebruiken.
Plaatsen en aansluiten van het flitsapparaat
Op de LEICA MP hebt u de keuze uit twee flit-
saansluitingen:
• een flitsschoen met midden(ontstekings)
contact (12 a/b) voor alle flitsapparaten met
genormeerd flitsvoetje. Bij het plaatsen van
een flitsapparaat in de flitsschoen van de
LEICA MP dient u erop te letten dat het voetje
van het flitsapparaat er geheel in geschoven
wordt en, indien aanwezig, met de klemmoer
geborgd wordt tegen onbedoeld eruit vallen.
Dit is alleen al daarom belangrijk, omdat posi-
tieveranderingen in het flitserschoentje het
vereiste contact kunnen onderbreken, zodat
het geplaatste flitsapparaat niet zou werken.
• Aan de achterzijde van de camera direct
onder het flitsschoentje is een contactbus
(= X-contact, 22) voor de aansluiting via kabel-
verbindingen aangebracht.
Beide aansluitingen kunnen gelijktijdig voor de
ontsteking van meerdere flitsapparaten worden
gebruikt.
Aanwijzingen:
Voordat u het flitsapparaat aanbrengt, moeten
camera en flitsapparaat worden uitgeschakeld.
Meer over de flitsfunctie alsmede over de ver-
schillende modi van de flitsapparaten vindt u in
de betreffende handleiding.
94
De systeemaccessoires voor de LEICA MP
Wisselobjectieven
Het Leica M-systeem biedt de basis voor optima-
le aanpassing aan snel en onopvallend fotografe-
ren. Het assortiment aan objectieven omvat
brandpuntsafstanden van 21 tot 135mm en licht-
sterkten tot 1:1.
Filters
Filters dienen in de zwartwitfotografie voor de
gerichte beïnvloeding van de weergave van de
grijstrappen, bijv. om een weergave van grijs-
waarden van de verschillende kleuren te berei-
ken die als natuurlijk ervaren wordt of om de
weergave van de hemel of van de wolken te ver-
beteren. In de kleurenfotografie kan met filters
de kleurweergave afgestemd worden op de per-
soonlijke smaak of op de spectrale gevoeligheid
van de gebruikte film. Voor de actuele Leica M-
objectieven, die zijn voorzien van filterschroef-
draad in standaardmaten, is een reeks uiteenlo-
pende filters beschikbaar, waaronder circulaire
polarisatiefilters. Bij een belichtingsmeting via
het objectief wordt rekening gehouden met de
energievermindering door filters. De verschillen-
de films hebben echter in de afzonderlijke
spectrale gebieden een andere gevoeligheid. Bij
minder doorlatende en extreme filters kunnen
daarom afwijkingen ten opzichte van de gemeten
tijd optreden. Zo vereisen bijv. oranje-filters ge-
woonlijk een verlenging met één diafragmatrap
en rood-filters gemiddeld twee diafragmatrap-
pen. Een algemeen geldende waarde kan niet ge-
geven worden omdat de roodgevoeligheid van de
zwartwit-films zeer verschillend is.
95
Objektiefhouder M
Een praktisch klein accessoire waarmee u een
tweede objectief veilig en te allen tijde snel en
gemakkelijk toegankelijk onder aan de camera
paraat hebt. Het tweede objectief kan daarbij
dienst doen als gemakkelijke handgreep. De Ob-
jectiefhouder M wordt bevestigd op het statief-
schroefdraad van de camera (bestelnr. 14 404).
Zoeker voor Objektieven van 21/24/28mm
De LEICA Zoeker voor Objectieven van
21/24/28mm biedt de mogelijkheid om het
beeldfragment van drie verschillende groothoek-
brandpuntsafstanden in te stellen waarvoor in de
zoeker van de camera geen of niet in alle geval
len
lichtkaders zijn (28mm-kaders bij LEICA M4 P, M6,
M6TTL 0.58/0.72, M7 0.58/0.72 en MP 0.58/0.72
aanwijzig). De drie instellingen kunnen eenvoudig
via een voel- en hoorbaar klikkende kartelring
worden gekozen.
Het optische vermogen komt overeen met het
hoge niveau van de LEICA MP-zoeker, is ook
geschikt voor brildragers en biedt een buitenge-
wone vergroting en daarmee een goede detail-
herkenning. Wanneer de zoeker zonder bril wordt
gebruikt, kunnen ter compensatie van oogafwi-
jkingen correctielenzen op de Leica M-camera
worden geschroefd. Het oculair is ter bescher-
ming van brillenglazen van een rubberring voorzien.
De robuuste aluminium behuizing van de zoeker
is passend op de uitvoeringen van de camera-
behuizing naar keuze in zwart of zilver verkrijg-
baar (bestelnr. 12 013/12 014).
96
Zoekerloep M 1.25 x
De LEICA Zoekerloep M 1.25x vereenvoudigt de
beeldvorming bij toepassing van brandpuntsaf-
standen vanaf 50mm aanzienlijk. Deze kan op
alle Leica M-modellen worden gebruikt en ver-
groot het middelste gebied van het zoekerbeeld
met een kwart. Uit de 0,58x- ontstaat een
0,72x-zoeker, uit de 0,72x- een 0,9x-zoeker en
uit de 0,85x- een 1,06x-zoeker, die zelfs een lich-
te vergroting ten opzichte van de waarneming
met het blote oog betekent.
De laatstgenoemde combinatie maakt daardoor
een comfortabele waarneming van het motief
met beide ogen mogelijk. Vooral met de teleob-
jectieven van 75 tot 135mm van het Leica M-
systeem biedt het zichtbaar grotere zoekerbeeld
een veel betere herkenning van motiefdetails bin-
nen de betreffende beeldveldkaders. Tegelijker-
tijd ontstaat door de vergroting van 25% van de
effectieve meetbasis een dienovereenkomstige
verhoging van de instelprecisie.
Als beveiligng tegen verlies dient een veilgheids-
kettinkje met snapslot, waarmee de zoeker aan
de bevestigingsring van de draagriem kan wor-
den gehangen.
De zoekerloep wordt in leren foedraal geleverd.
Een lus aan het foedraal maakt het mogelijk de
zoekerloep paraat en beschermd aan de draag-
riem te houden (bestelnr. 12004).
97
Correctielenzen
Voor optimale aanpassing van het oog aan de
zoeker van de camera bieden wij correctielenzen
aan in de volgende dioptriewaarden (sferisch):
0,5/1/1,5/2/3.
LEICA MOTOR M
Op de LEICA MP kan de LEICA MOTOR M voor
automatische bediening van sluiterspannen en
filmtransport voor afzonderlijke opnames of een
serie van naar keuze 1,5 of 3 foto’s per seconde
worden aangesloten. Hij wordt in plaats van het
bodemdeksel onder aan de camerabehuizing be-
vestigd.
De Motor M is voor alle belichtingstijden, d.w.z.
van 1s tot 1/1000s inclusief B geschikt. Bij uit-
geschakelde Motor M of bij lege batterijen zijn
filmtransport en sluiterspannen ook handmatig
mogelijk. De afstandsbediening vindt plaats via
de aansluiting van de draadontspanner (bestelnr.
14 408).
98
LEICAVIT M
De LEICAVIT M is een lichtlopende en geluidsar-
me handmatige snelspoeleenheid voor filmtrans-
port en sluiterontspanning, die in plaats van het
bodemdeksel onder aan de camerabehuizing
wordt bevestigd. Zonder de camera van het oog
te hoeven halen, transporteert u de film door een
uitklapbare opwindspoel naar links te trekken,
tussenstappen zijn ook mogelijk. Het ontspannen
doet u via de cameraontspanner. De sneltrans-
porthendel van de camera kan eveneens worden
gebruikt.
Passend bij de verschillende camera-uitvoerin-
gen is de LEICAVIT M er zowel zilver verchroomd
als zwart gelakt (bestelnr. 14008/14009).
Opzetbare terugspoelslinger
Deze eenvoudig door vastklemmen te beves-
tigen slinger kan naar wens ook vast blijven
zitten. Hij vergemakkelijkt en versnelt het terug-
spoelen van de film aanzienlijk.
Passend bij de verschillende camera-uitvoerin-
gen is de slinger er zowel zilver verchroomd als
zwart gelakt (bestelnr. 14437/14 438).
99
Handgreep M
Met de Handgreep M zijn alle Leica M-camera’s
(behalve M5) veilig en comfortabel vast te hou-
den. Hij wordt bevestigd op het statiefschroef-
draad van de camera (bestelnr. 14405).
Fototassen
Voor de LEICA MP met een objectief tussen 21
en 50mm brandpuntsafstand (behalve M 1:1/
50mm) is er een leren paraattas met los te kno-
pen voorstuk. Daarnaast zijn voor omvangrijke
camera-uitrustingen de klassieke combinatietas
voor een camera met maximaal drie objectieven
of de klassieke universele tas voor een camera
met maximaal vijf objectieven verkrijgbaar (zie
Leica systeemhandboek).
100
Tips voor het onderhoud van uw Leica
camera en objectieven
Wanneer uw Leica langere tijd wordt opgebor-
gen, neem dan de batterijen eruit en zorg voor
een droge, voldoende geventileerde opslag-
plaats. Fototassen die bij gebruik nat geworden
zijn, moeten worden leeggemaakt om beschadi-
ging van uw uitrusting door vocht en eventueel
vrijkomende restanten leerlooimiddel uit te slui-
ten. Ter berscherming tegen schimmelvorming
(fungus) bij gebruik in een vochtig en warm tro-
pisch klimaat moet de camera-uitrusting zo veel
mogelijk aan de zon en lucht worden blootge-
steld. Het bewaren in dicht afgesloten koffers of
tassen is slechts aan te bevelen als bovendien
een droogmiddel, bijv. silicagel, wordt gebruikt.
Omdat elke vervuiling tevens een voedingsbo-
dem voor micro-organismen vormt, moet de
uitrusting zorgvuldig worden schoongehouden.
Alle mechanisch bewegende lagers en glijvlakken
van uw Leica zijn gesmeerd. Denk eraan als u de
camera langere tijd niet gebruikt: Om verharsen
van de smeerpunten te voorkomen, moet de ca-
mera elke drie maanden zonder ingelegde film
meerdere keren worden gespannen en op alle
sluitertijden worden ontspannen. Ook is het
raadzaam alle overige bedieningselementen, zo-
als de beeldveldkiezer, regelmatig te verstellen of
te gebruiken. Ook aan de afstands- en diafragma-
instelringen van de objectieven moet van tijd tot
tijd worden gedraaid.
Een objectief werkt als een brandglas als het
volle zonlicht frontaal op de camera staat. De
camera moet daarom in geen geval zonder be-
scherming tegen de felle zon worden weggelegd.
Het plaatsen van een objectiefdeksel, het opber-
gen van de camera in de schaduw (of gelijk in
de tas) kan ertoe bijdragen schade aan het
binnenwerk van de camera te voorkomen.
Camera en objectief worden voor het ver-
wijderen van vlekken en vingerafdrukken met
een schone, pluisvrije doek afgeveegd. Vuil in
moeilijk toegankelijke hoeken van de camera-
behuizing kan met een kleine borstel worden
verwijderd. Gebruik a.u.b. geen vloeibare
schoonmaakmiddelen om de behuizing schoon
te maken. Stof en pluizen in het inwendige van
de camera (bijv. op de filmgeleiding) kunnen het
beste voorzichtig verwijderd worden met een
zacht haarpenseel, dat telkens in alcohol ontvet
en gedroogd moet worden. Daarbij mag het slui-
tergordijn, bijv. met de schacht van het penseel,
niet beschadigd worden.
101
Op de buitenlenzen van het objectief moet het
verwijderen van stof met het zachte haarpenseel
normaal gesproken volstaan. Bij sterkere vervui-
ling kunnen deze met een zeer schone, gegaran-
deerd smetvrije, zachte doek in cirkelvormige be-
wegingen van binnen naar buiten voorzichtig
worden gereinigd. Wij adviseren microvezel-
doekjes (verkrijgbaar in de foto- en optiekzaak)
die in een beschermende verpakking worden be-
waard en bij temperaturen tot 40°C wasbaar zijn
(geen wasverzachter, nooit strijken!). Reinigings-
doekjes voor brillen die met chemische middelen
zijn geïmpregneerd, mogen niet worden gebruikt,
omdat ze het objectiefglas kunnen beschadigen.
Optimale bescherming van frontlenzen bij
ongunstige opnameomstandigheden (bijv. zand,
spetters zout water) verkrijgt u met kleurloze
Uva-filters. Er moet echter rekening mee worden
gehouden dat ze bij bepaalde tegenlichtsituaties
en grote contrasten, zoals bij elk filter, ongewen-
ste reflexen kunnen veroorzaken. Het altijd aan
te bevelen gebruik van tegenlichtkappen biedt
extra bescherming tegen ongewilde vingerafdruk-
ken en regen.
Noteer het fabricagenummer van uw LEICA MP
(op de accessoireschoen gegraveerd!) en objec-
tieven, omdat die in geval van verlies uitermate
belangrijk zijn.
102
Trefwoordenregister Pagina
Accessoires......................................................94
- Correctielenzen..............................................97
- Filters.............................................................94
- Fototassen .....................................................99
- Handgreep M .................................................99
- LEICAVIT M ....................................................98
- Motor M .........................................................97
- Terugspoelslinger...........................................98
- Wisselobjectieven ..........................................94
- Zoeker voor Objectieven 21/24/28mm .......95
- Zoekerloep M 1,25x.......................................96
Afstandsinstelling.............................................80
- Deelbeeldmethode.........................................80
- Instelring........................................................72
- Mengbeeldmethode .......................................80
- Meetveld........................................................80
- Scherptediepte ..............................................73
Akademie, Leica.............................................106
Batterijen..........................................................61
- Automatische batterijcontrole........................62
- Geschikte batterijen .......................................61
- Opmerking over batterijgebruik .....................63
- Plaatsen en vervangen van de batterijen........61
Beeldveldkiezer................................................78
Belichting / belichtingsmeter ..........................82
- Algemene aanwijzingen voor het
meten van de belichting.................................92
- B-instelling .....................................................84
- Inschakelen van de belichtingsmeter.............82
- Instellen van de belichting / - van een
- passende tijd-/diafragma-combinatie............83
- Meetbereik.....................................................84
- Meetdiagram ...........................................85/87
- Meetveldgrootte in de zoeker.............86/88-89
- Onder het meetbereik....................................84
- Uitschakelen van de belichtingsmeter............84
Draagriem ........................................................60
Film..................................................................66
- Inleggen .........................................................67
- Terugspoelen en eruit nemen.........................68
Filmgevoeligheid ..............................................69
- Instellen .........................................................69
- Instelbereik....................................................70
Filters...............................................................94
Flitsfunctie .......................................................92
- Synchronisatie ...............................................92
Indicaties in de zoeker...............................59/83
Informatiedienst, Leica...................................107
103
Internet / Leica-homepage ............................107
Lichtkader / meetzoeker..................................76
Objectieven, Leica M........................................71
- Gebruik van huidige objectieven ....................74
- Opbouw ....................................................71-73
- Plaatsen en verwijderen...........................70/71
Onderhoudstips voor camera en objectieven...100
Ontspanner, zie ook sluiter en technische
gegevens .................................................64/104
Reparaties / Leica Customer Service ............107
Scherptediepteschaal ......................................73
Sneltransporthendel ........................................65
Sluiter, zie ontspanner en technische
gegevens .................................................64/104
Technische gegevens .....................................104
Tegenlichtkappen .............................................74
Tijd-/diafragma-combinatie, zie
belichtingsinstelling en meetdiagram..83/85/87
Tijd-instelknop..................................................64
Vasthouden van de camera, juist .....................75
Zoeker ..............................................................76
- Indicaties.................................................59/83
- Lichtkader ......................................................76
- Opzetbare zoeker...........................................95
104
Technische gegevens
Cameratype
Compacte kleinbeeld-meetzoeker-systeemcamera
met mechanisch gestuurde sluiter.
Aansluting objectief Leica M-bajonet.
Objectiefsysteem Leica M-objectief van 21–135mm.
Belichtingsmeting Belichtingsmeting door het objectief
(TTL), selectief voor het actuele diafragma.
Meetprincipe Gemeten wordt het door een meetstip, in het
midden van het eerste sluitergordijn, gereflecteerde licht. De
meetstip heeft een diameter van 12mm en komt daarmee over-
een met ca. 13% van het volledige negatiefformaat of in de
zoeker met ca. de helft van de korte zijde van het betreffende
zoekerkader.
Meetbereik
(bij ISO 100/21°) Van 0,03cd/m
2
tot 125000
cd/m
2
bij kamertemperatuur, normale luchtvochtigheid en
diafragma 1,0. Bij ISO 100/2komt dit overeen met EV-2 tot
20 resp. diafr. 1 en 4 s tot diafr. 32 en 1/1000s. Knipperen van
de linker, driehoekige led in de zoeker geeft een waarde onder
het meetbereik aan.
Meetcel voor het aanwezige licht (permanent-lichtmetin-
gen) Silicium-fotodiode met convergerende lens linksboven
achter de bajonetsluiting van de camera.
Filmgevoeligheidsbereik Handmatige instelling van ISO
6/9° tot ISO 6400/39°.
Belichtingsmodus Handmatige instelling van sluitertijd en
diafragma en regeling met led-lichtschaal.
Flits-belichtingsbesturing
Aansluiting flitsapparaten Via accessoireschoen met mid-
dencontact en/of genormeerde aansluitbus voor flits.
Synchronisatietijdstip Op het eerste sluitergordijn.
Flitssynchronisatietijd
11
= 1/50s; langere sluitertijden
bruikbaar.
Flits-belichtingsbesturing Door computerbesturing van het
flitsapparaat of door berekening van het richtgetal en handma-
tige instelling van het vereiste diafragma.
Zoeker
Zoekerprincipe Grote, lichte lichtkader-meetzoeker met au-
tomatische compensatie parallax.
Oculair Afgestemd op 0,5 dioptrie. Correctielenzen verkrijg-
baar van –3 tot +3 dioptrieën.
Beeldveldbegrenzing Door inspiegelen van steeds twee licht-
kaders: voor 28 en 90mm (90mm-kaders alleen in LEICA MP 0.85),
of 35 en 135mm (35mm kader alleen in LEICA MP 0.58), of 50
en 75mm. Automatisch inspiegelen bij vergrendelen van het
objectief. Met behulp van de beeldveldkiezer kan elke gewenst
kader worden ingespiegeld.
Parallax-compensatie het horizontale en verticale verschil
tussen zoeker en objectief wordt overeenkomstig de betreffen-
de afstandsinstelling automatisch gecompenseerd, d.w.z. het
lichtkader van de zoeker komt automatisch overeen met het
door objectief geregistreerde motieffragment.
Overeenstemming van zoeker- en filmbeeld De grootte
van het lichtkader komt overeen met een beeldgrootte van ca.
23 x 35mm bij de voor elke brandpuntsafstand kortste instelaf-
stand. Bij instelling op oneindig wordt, afhankelijk van de
brandpuntsafstand, ca. 9% (28mm) tot 23 % (135mm) meer
door de film geregistreerd dan het lichtkader aangeeft.
105
Vergroting (bij alle objectieven) LEICA MP 0.58: 0,58x,
LEICA MP 0.72: 0,72x, LEICA MP 0.85: 0,85x.
Grootbasis-afstandsmeter Deelbeeld- en mengbeeld-af-
standsmeter in het midden van het zoekerbeeld als licht veld
afgebakend.
Effectieve meetbasis LEICA MP 0.58: 40,2mm (mechani-
sche meetbasis 69,25mm x zoekervergroting 0,58x), LEICA
MP 0.72: 49,9mm (mechanische meetbasis 69,25mm x zoe-
kervergroting 0,72x), LEICA MP 0,85: 58,9 mm (mechanische
meetbasis 69,25mm x zoekervergroting 0,85x).
Indicaties
In de zoeker (aan de onderkant) Led-symbool als batterij-
waarschuwingsindicatie. Led-lichtschaal met twee driehoekige
led’s en een ronde led in het midden voor de afregeling van
de belichting. Driehoekige led’s geven de voor de afregeling
vereiste draairichting voor de diafragmaring aan.
Op afdekkap Beeldtelwerk.
Op achterwand Instelring voor handmatige instelling van de
filmgevoeligheid.
Sluiter en ontspanning
Sluiter Horizontaal aflopende spleetsluiter van rubberdoek,
extreem geluidsarm, mechanisch gestuurd.
Sluitertijden Van 1s tot 1/1000s in gehele trappen, B voor
langdurige opnames van willekeurige duur,
11
(1/50s) voor flits-
synchronisatie.
Ontspanner In twee stappen: voeding (activeren van de be-
lichtingmeter) - ontspanning. Genormeerde schroefdraad voor
draadontspanner geïntegreerd.
Filmtransport
Inleggen Handmatig inleggen van de film na openen van het
bodemdeksel en openklappen van de achterwand.
Transport vooruit Handmatig met sneltransporthendel of
LEICAVIT M, of motorisch met MOTOR-M, LEICA WINDER-M,
LEICA WINDER M4-P, of LEICA WINDER M4-2 (vanaf fabr. nr.
10350).
Terugspoelen Handmatig met uittrekbare terugspoelknop,
na het omklappen van de R-hendel aan de voorzijde van de ca-
mera. Opzetbare terugspoelslinger als accessoire verkrijgbaar.
Beeldtelwerk Op de bovenkant van de camera. Automatisch
terugstelling op nul na afnemen van het bodemdeksel.
Camerabehuizing
Materiaal Gesloten, geheel metalen behuizing waarvan de
achterwand kan worden opengeklapt. Afdekkap en bodemdek-
sel van messing, zwart gelakt of zilver verchroomd.
Beeldveldkiezer Maakt het mogelijk de beide lichtkaders
steeds handmatig in te spiegelen (bijv. voor het vergelijken van
fragmenten).
Statiefschroefdraad A
1
/
4
(
1
/
4
") DIN in bodemdeksel.
Achterwand/-uitrusting Instelring voor keuze filmgevoeligheid.
Bedrijfsspanning 3V
Voeding 2 zilveroxide-knoopcellen, type "PX 76/SR 44" of
1 lithiumcel, type "DL
1
/
3
N". Batterijcontrole door oplichten
van de batterij-waarschuwingsindicatie samen met de licht-
schaal-led’s (eerste niveau), uitgaan van de led’s van de licht-
schaal (tweede niveau) of uitgaan van alle led’s.
Afmetingen (lengte x breedte x hoogte)
138mm x 38mm x 77mm
Gewicht 585 g (zonder batt.)
106
Overige Leica producten
Projectoren
Afhankelijk van wensen en gebruiksdoeleinden
is een grote variëteit aan projectoren beschik-
baar. De professionele PRADOVIT RT-modellen
voor ronde magazijnen en de modelreeksen
PRADOVIT P600, P300 und P150 bieden het
hoogste bedieningsgemak en veelzijdige uitbrei-
dingsmogelijkheden. Het voornaamste gemeen-
schappelijke kenmerk van alle Leica-projectoren
en vooral de projectieobjectieven van Leica is
een optimaal optisch vermogen, waarbij alles op
het doek wordt gebracht, dat u met uw Leica M-
objectieven hebt vastgelegd.
Verrekijkers en monoculaire kijkers
Het bijzondere pluspunt van DUOVID en
TRINOVID verrekijkers, RANGEMASTER en
PINMASTER laser-afstandsmeters en TELEVID
monoculaire kijkers is de uitmuntende optiek. Ze
worden van dezelfde hoogwaardige glassoorten
gemaakt als de over de gehele wereld bekende
Leica-objectieven. Het grote optische vermogen,
het grote oplossende vermogen en de schitteren-
de brillance zorgen ook bij zwakke contrasten
voor een plastisch beeld.
Leica Akademie
Naast hoogwaardige producten uit de topklasse
voor observatie tot en met weergave bieden wij
reeds vele jaren als bijzondere service in de
Leica Akademie praktijkgerichte seminars en
opleidingen aan. Hier kunnen zowel beginners als
gevorderde foto-enthousiastelingen kennis verga-
ren over fotografie, projectie en vergroting.
De inhoud van de cursussen die in modern uit-
geruste cursusruimten in de fabriek in Solms en
in het nabijgelegen landgoed Altenberg worden
verzorgd door een hoog opgeleid team van vak-
docenten varieert van algemene fotografie tot
interessante specialisaties en omvat een over-
vloed van suggesties, informatie en adviezen
voor de praktijk.
Nadere inlichtingen en het actuele seminarpro-
gramma zijn verkrijgbaar bij:
Leica Camera AG
Leica Akademie
Oskar-Barnack Str. 11
D - 35606 Solms
Tel: +49 (0) 6442-208-421
Fax: +49 (0) 6442-208-425
107
Leica op internet
Actuele informatie over producten, wetenswaar-
digheden, evenementen en de onderneming
Leica krijgt u op onze homepage op internet
onder:
http://www.leica-camera.com
Leica informatiedienst
Technische vragen over het Leica-programma
worden schriftelijk, telefonisch of per e-mail be-
antwoord door de Leica informatiedienst.
Leica Camera AG
Informations-Service
Postfach 1180
D - 35599 Solms
Tel: +49 (0) 6442-208-111
Fax: +49 (0) 6442-208-339
Leica klantenservice
Voor het onderhoud van uw Leica-uitrusting
alsmede in geval van schade kunt u gebruik ma-
ken van de reparatieservice van Leica Camera
AG of een nationale vertegenwoordiging van
Leica (voor adressenlijst zie garantiebewijs).
Wend u zich tot een erkende Leica-speciaalzaak
(in Duitsland: Leica Repräsentanz).
Leica Camera AG
Customer Service
Oskar-Barnack Str. 11
D - 35606 Solms
Tel: +49 (0) 6442-208-189
Fax: +49 (0) 6442-208-339
e-mail: customer.service@leica-camera.com

Documenttranscriptie

LEICA MP Notice d'utilisation / Gebruiksaanwijzing De CE-markering van onze producten geeft aan dat de basiseisen van de betreffende geldende EU-richtlijnen in acht worden genomen. Waarschuwing Moderne elektronische elementen reageren gevoelig op elektrostatische ontlading. Omdat mensen bijv. bij het lopen over synthetisch tapijt zonder moeite een lading van tienduizenden Volt kunnen ontwikkelen, kan het bij aanraking van uw LEICA MP tot een ontlading komen, vooral als deze op een gemakkelijk geleidende ondergrond ligt. Wanneer het alleen om de camerabehuizing gaat, is deze ontlading voor de elektronica geheel ongevaarlijk. De naar buiten gebrachte contacten als batterij- of achterwandcontacten moeten echter, ondanks extra ingebouwde veiligheidsschakelingen, om veiligheidsredenen zo mogelijk niet worden aangeraakt. Gebruik voor het eventueel schoonmaken van de contacten niet het optiek-microvezeldoek (synthetisch), maar een katoenen of linnen doek! Wanneer u van tevoren bewust een verwarmingsbuis of waterleiding (gemakkelijk geleidend, met "aarde" verbonden materiaal) vastpakt, wordt uw eventuele elektrostatische lading zeker afgevoerd. Vermijd vervuiling en oxidatie ook door uw Leica in gesloten toestand droog op te bergen! 54 Voorwoord Geachte klant, Leica dankt u voor de aanschaf van de LEICA MP en feliciteert u met deze beslissing. U hebt met deze unieke meetzoekercamera een uitstekende keuze gemaakt. Wij wensen u veel plezier en succes bij het fotograferen met uw nieuwe Leica. Om alle mogelijkheden van uw nieuwe camera goed te kunnen benutten, adviseren wij u eerst deze handleiding te lezen. 55 Inhoudsopgave De opbouw van Leica M-objectieven . . . . . . . . 71 - De afstandsinstelring . . . . . . . . . . . . . . . . . . 72 - De diafragma-instelring . . . . . . . . . . . . . . . . . 72 - De scherptediepteschaal. . . . . . . . . . . . . . . . 73 - Tegenlichtkapjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74 - Het gebruik van tot nu toe geleverde Leica M objectieven. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74 CE-markering. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54 Voorwoord. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55 Benaming van de onderdelen . . . . . . . . . . . . . 58 De indicaties in de zoeker . . . . . . . . . . . . . . . . 59 Bevestigen van de draagriem . . . . . . . . . . . . . 60 De voeding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61 - Geschikte batterijen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 61 - Plaatsen en vervangen van de batterijen . . . . 61 - Automatische batterijcontrole. . . . . . . . . . . . 62 - Opmerking over batterijgebruik. . . . . . . . . . . 63 Juist vasthouden van de camera . . . . . . . . . . . 75 De lichtkader-meetzoeker . . . . . . . . . . . . . . . . 76 De beelveldkiezer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78 De afstandsmeting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80 - Mengbeeldmethode (dubbelbeeld) . . . . . . . . 80 - Deelbeeldmethode . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 80 De ontspanknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64 De tijd-instelknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64 De sneltransporthendel. . . . . . . . . . . . . . . . . . 65 Het meten van de belichting . . . . . . . . . . . . . . 82 - Inschakelen van de belichtingsmeter . . . . . . 82 - Instellen van de belichting / - van een passende sluitertijd-/diafragma-combinatie . 83 - De B-instelling / uitschakelen van de belichtingsmeter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84 - Het meetbereik van de belichtingsmeter . . . 84 - Onder het meetbereik . . . . . . . . . . . . . . . . . . 84 - Meetdiagram. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85/87 - De meetveld-oriëntatie in de zoeker . 86/88-89 - Algemene aanwijzingen voor het meten van de belichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90 Film wisselen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 66 - Openen van de camera . . . . . . . . . . . . . . . . . 66 - Inleggen van een film. . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67 - Sluiten van de camera . . . . . . . . . . . . . . . . . . 67 - Transporteren naar de eerste opname . . . . . 68 - Terugspoelen en uitnemen van de film . . . . . 68 Instellen van de filmgevoeligheid. . . . . . . . . . . 69 - De volgende instellingen zijn mogelijk. . . . . . 70 Plaatsen van een objectief . . . . . . . . . . . . . . . 70 Verwijderen van een objectief . . . . . . . . . . . . . 71 56 Leica Akademie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 106 De flitsfunctie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92 - Geschikte flitsapparaten . . . . . . . . . . . . . . . . 92 - Plaatsen en aansluiten van het flitsapparaat. . 93 Leica op internet . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 107 Leica informatiedienst . . . . . . . . . . . . . . . . . . 107 De systeemaccessoires voor de LEICA MP . . . 94 - Wisselobjectieven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94 - Filters . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94 - Objectiefhouder M . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95 - Zoeker voor objektieven van 21/24/28mm. . 95 - Zoekerloep M 1,25 x . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 96 - Correctielenzen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97 - LEICA MOTOR M . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97 - LEICAVIT M . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98 - Opzetbare terugspoelslinger . . . . . . . . . . . . . 98 - Handgreep M. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99 - Fototassen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99 Leica klantenservice . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 107 Tips voor het onderhoud van uw Leica-camera en objectieven. . . . . . . . . . . . . 100 Trefwoordenregister . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 102 Technische gegevens. . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104 Overige Leica producten . . . . . . . . . . . . . . . . 106 - Projectoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 106 - Verrekijkers en monoculaire kijkers . . . . . . 106 57 15. Uittrekbare terugspoelknop 16. Vaststaande ring met a. index voor afstandsinstelling, b. rode indexknop voor het wisselen van objectief en c. scherptediepteschaal 17. Afstandsinstelring 18. Diafragma-instelring 19. Wit indexpunt voor diafragma-instelling 20. Beeldveldkiezer 21. Zoekervizier 22. Contactbus voor flitsapparaat met kabelaansluiting 23. Achterwand 24. Schroefdraad voor statief A 1/4 , DIN 4503 (1/4") 25. Bodemdeksel 26. Draaibare schijf voor de instelling van de filmgevoeligheid met ISO-gevoeligheidswaarden van 6 tot 6400 27. Indexpunt voor instelling van de filmgevoeligheid 28. Vergrendelingsknevel voor bodemdeksel 29. Contacten voor overdracht van de instelling van de filmgevoeligheid 30. Opwikkelspoel 31. Koppeling voor motorisch of extern mechanisch filmtransport 32. Schematische voorstelling voor het inleggen van film Benaming van de onderdelen 11. Borgpen van het bodemdeksel 12. Batterijvakdeksel 13. Objectief-ontgrendelingsknop 14. Ogen voor draagriem 15. Hendel voor vrijgave terugspoelen 16. Automatisch beeldtelwerk 17. Ontspanknop 18. Schroefdraad voor draadontspanner 19. Sneltransporthendel voor sluiterspannen en filmtransport (wordt bij het fotograferen in stand-bypositie uitgeklapt) 10. Tijd-instelknop met klikkende instellingen voor: • Handmatig instelbare sluitertijden van 1 s tot 1/1000 s, • voor de synchronisatietijd 1/50 s voor flitsfunctie en • B/OFF voor lange belichtingstijden en uitschakeling van de belichtingsmeting 11. Kijkvenster van de afstandsmeter 12. a. Accessoireschoen met b. middencontact voor activering van het flitsen 13. Belichtingsvenster voor het lichtkader 14. Kijkvenster van de zoeker met spiegelingen om de led’s in een zeer lichte omgeving beter te kunnen zien en gravering voor zoeker-vergrotingsfactor 58 De indicaties in de zoeker A. Met led’s (Light Emitting Diodes – lichtdioden) Twee driehoekige en één ronde led: • Gemeenschappelijk als lichtschaal voor de belichtingsregeling en • de linker driehoekig led als waarschuwing voor het niet halen van het meetbereik. Batterijvormige led: • voor batterij-waarschuwingsindicatie B. Lichtkaders voor 50mm en 75mm (voorbeeld) C. Meetveld voor afstandsinstelling 59 Bevestigen van de draagriem ! 60 De voeding De LEICA MP heeft voor de belichtingsmeting twee zilveroxide-knoopcellen met elk 1,55 volt of een lithiumbatterij type DL 1/3 N met 3 volt nodig. Lithiumbatterijen zijn bijzonder geschikt als de camera vaak gedurende langere tijd niet wordt gebruikt of als reserve om me te nemen, omdat ze vele jaren bijna zonder energieverlies kunnen worden bewaard. openen slu i t en Plaatsen en vervangen van de batterijen Geschikte batterijen Zilveroxide-knoopcellen Lithiumcellen Duracell Everready Kodak Maxell National Panasonic Philips Ray-o-vac Sony Ucar Varta Duracell Kodak Philips Ucar Varta D 357 (10 L 14) EPX 76 KSX 76 SR 44 SR 44 SR 44 357 357 SR 44 EPX 76 V 76 PX 1. Schroef het deksel van het batterijvak (2) er tegen de wijzers van de klok af. DL 1/3 N K 58 L CR 1/3 N 2 L 76 CR 1/3 N Aanwijzing: Bij de levering is een tweede batterijvakdeksel inbegrepen. In tegenstelling tot de geribbelde rand van het in de afbeeldingen getoonde deksel bezit dit een sleuf, zodat het met behulp van een muntstuk open en dicht geschroefd kan worden. 61 Automatische batterijcontrole Als de batterijvormige led extra bij de led’s van de lichtschaal op (A) brandt, moeten de batterijen spoedig worden vervangen. Een nauwkeurige belichtingsmeting blijft echter ook dan nog gewaarborgd. Als de batterijen te zwak zijn om de elektronische belichtingsmeting van de camera te garanderen, brandt alleen nog maar de batterijvormige led, zolang als de ontspanknop op het drukpunt wordt gehouden of verdwijnen de indicaties volledig. In zo’n geval kan met een belichtingsinstelling op basis van een schatting of met behulp van een externe hand-belichtingsmeter verder worden gefotografeerd. 2. Ontdoe de batterij(en) met een schone doek van eventuele oxidatieplekken en 3. plaats de batterij(en) met de pluspool naar boven (volgens de aanduiding) in de korf van het deksel. 4. Schroef vervolgens het deksel met de geplaatste batterij(en) met de wijzers van de klok mee weer in de camera. Aanwijzing: Door oxidatie van het batterijoppervlak kan het stroomcircuit worden onderbroken en kunnen de led’s uitgaan. Haal in dat geval de batterijen eruit en reinig ze met een schoon doekje. Eventueel ook de contacten in de camera schoonmaken. 5. Ga om de batterijen verwijderen in de omgekeerde volgorde te werk. Een set nieuwe batterijen is bij kamertemperatuur en een meettijd van 14 s per opname voldoende voor 100 films à 36 opnames, dat zijn ca. 3600 opnames (volgens Leica-testnormen). 62 Opmerking over batterijgebruik • Nieuwe en gebruikte batterijen of die van verschillende capaciteit of van verschillende fabrikanten mogen niet tezamen worden gebruikt. • De batterijcontacten moeten schoon worden gehouden. • Batterijen mogen in geen geval in het vuur gegooid, weer opgeladen, opengebroken, gedemonteerd of verwarmd worden. • Lege batterijen moeten zo snel mogelijk verwijderd worden en mogen niet met het normale afval worden meegegeven. Want ze bevatten milieubelastende stoffen. • Voor recycling moet u ze bij de handelaar of een verzamelpunt van chemisch afval afgeven. • Als de camera gedurende langere tijd niet wordt gebruikt, moet(en) de batterij(en) eveneens worden verwijderd. • Batterijen moeten koel en droog worden bewaard. 63 10 7 De tijd-instelknop 8 Met de tijd-instelknop (10) van de LEICA MP worden de sluitertijden van 1/1000 s tot 1 s en in de oranje resp. rood1 gemarkeerd 1 -stand de synchronisatietijd 1/50 s voor de flitsfunctie gekozen. Onder de eveneens oranje resp. rood1 gemarkeerde B/OFF-stand zijn twee functies samengebracht: 9 • De belichtingsmeter is uitgeschakeld. De ontspanknop • Als de ontspanner (7) bij instelling in deze stand wordt ingedrukt, blijft de sluiter – voor lange belichtingstijden – net zo lang open als de ontspanner ingedrukt wordt gehouden. De ontspanknop (7) heeft één drukniveau. Licht indrukken tot het drukpunt activeert de belichtingsmeter, voorzover de sluiter gespannen is. Na het loslaten van de ontspanknop blijven het meetsysteem en de indicatie in de zoeker nog ca. 14 s ingeschakeld (meer hierover vindt u in het hoofdstuk "Het meten van de belichting" op p. 82). Voorbij het drukpunt wordt de sluiter ontspannen. De ontspanknop moet zachtjes – niet met een ruk – worden ingedrukt totdat de sluiter met licht klikken gaat lopen. De ontspanknop heeft een genormeerd schroefdraad voor draadontspanners (8). Alle standen klikken duidelijk merkbaar in, geen enkele is vergrendeld. 1 Voor het optimaal aflezen zijn deze graveringen bij zwart verchroomde camera’s oranje uitgevoerd en bij zilver verchroomde camera’s rood. 64 De sneltransporthendel Aanwijzingen: Tussenwaarden mogen niet worden gebruikt. Tussen de stand 1000 en B/OFF bevindt zich een aanslag, zodat andere instellingen vanuit stand 1000 alleen door draaien tegen de wijzers van de klok, resp. vanuit stand B/OFF alleen door draaien met de wijzers van de klok mee mogelijk zijn. Bij vervoer in bijv. een tas en wanneer de camera niet langer wordt gebruikt, moet deze worden uitgeschakeld, d.w.z. op B/OFF worden gezet. Met de sneltransporthendel (9) wordt de film verder getransporteerd, de sluiter opgetrokken en het beeldtelwerk automatisch doorgeschakeld. Het transport kan uitgevoerd worden met één beweging van de hendel helemaal tot de aanslag, maar ook met meerdere korte bewegingen van de sneltransporthendel. Om snel te kunnen werken kan de hendel in een "standby-positie” worden gedraaid of blijven staan. 65 28 31 1 32 30 29 23 Aanwijzing: Bij opengeklapte achterwand zijn daar en op de camerabehuizing steeds drie contacten (29) voor de overbrenging van de ingestelde filmgevoeligheid naar het belichtingsmeetsysteem te zien. Deze contacten zijn verguld en daarmee beschermd tegen corrosie en grotendeels ongevoelig voor vervuiling. Een speciaal onderhoud is niet nodig. Bij het wisselen van film moet er echter op worden gelet, dat geen sterke vervuiling of directe bevochtiging door bijv. regendruppels kan plaatsvinden. Film wisselen Ga eerst door aan de uittrekbare terugspoelknop (15) in de pijlrichting te draaien na of niet reeds een film is ingelegd. Als u weerstand voelt, gaat u te werk zoals in het hoofdstuk "Terugspoelen en uitnemen van de film" op pagina 68 is beschreven. Neem de camera in de linkerhand, zodat het bodemdeksel naar boven wijst. Openen van de camera 1. Klap de knevel (28) van het bodemdeksel (25) omhoog, 2. Draai naar links. 3. Haal het bodemdeksel eraf. 4. Klap de achterwand (23) naar achteren. 66 verliggende sleuf van de opwikkelspoel steekt, belemmert dit de functie niet. Alleen bij vorst moet de film precies volgens de schematische voorstelling worden ingelegd, d.w.z. de aanloopstrook van de film mag maar door één sleuf van de opwikkelspoel worden gegrepen. Let op: Het filmtransport mag niet bij geopende camera worden gecontroleerd, omdat het bodemdeksel zodanig is uitgevoerd dat bij plaatsing ervan op de camera de film in de juiste positie wordt gebracht. Inleggen van een film 5. Neem de filmpatroon in de rechterhand en breng die ongeveer voor de helft in de hiervoor bestemde ruimte van de camera. 6. Neem de aanloopstrook van de film en trek deze, zoals op de schematische voorstelling (32) aan de binnenkant van de behuizing te zien is, in de opwikkelspoel (30). Sluiten van de camera 18. Klap de achterwand dicht. 19. Plaats het bodemdeksel op de borgpen (1) aan de zijkant van de camera. 10. Klap hem toe, waarbij u er op moet letten dat de achterwand geheel is aangedrukt, zodat het bodemdeksel deze omvat. 11. Vergrendel met de knevel. 7. Druk de filmpatroon en de aanloopstrook van de film voorzichtig met de vingertoppen in de camera. Aanwijzingen: De aanloopstrook van de film moet zoals bij elke geconfectioneerde film ingesneden zijn. Als de aanloopstrook van de film zo ver wordt uitgetrokken, dat deze engiszins uit een tegeno67 Transporteren naar de eerste opname 12. Transporteer de film met de sneltransporthendel (9) een opname verder en activeer de camera. 5 13. Span vervolgens de film door de uittrekbaar terugspoelknop (15) voorzichtig in de pijlrichting te draaien. De film wordt goed getransporteerd als bij nogmaals bedienen van de sneltransporthendel de terugspoelknop tegen de pijlrichting in meedraait. Terugspoelen en uitnemen van de film 14. Ontspan ten slotte de camera opnieuw en span de sluiter voor de derde keer. Het beeldtelwerk (6) staat nu op 1 en de camera is, na controle of instelling van de filmgevoeligheid (zie daarvoor de betreffende hoofdstukken van p. 69), gereed voor opnames. Als de film tot en met de laatste opname is belicht, kan de sneltransporthendel niet meer worden bediend. Voordat u de film uitneemt, moet de film in de filmpatroon worden teruggespoeld. Hiertoe handelt u als volgt: 1. Haal de hendel voor terugspoelontgrendeling (5) over naar R. 2. Trek de terugspoelknop naar boven (max. ca. 11 mm). 3. Draai deze met de wijzers van de klok mee (pijlrichting) totdat de film na lichte weerstand uit de opwikkelspoel is getrokken. 68 4. Open vervolgens het bodemdeksel. 5. Klap de achterwand open. 6. Neem de filmpatroon eruit. 26 Wanneer een film niet goed op de cassettespoel is bevestigd, bijv. bij gebruik van een goedkoop product, kan het voorkomen dat het uiteinde van de film afscheurt en van de opwikkelspoel moet worden gehaald. Hiertoe handelt u als volgt: 1. Haal in een volledig donkere ruimte het bodemdeksel van de camera . Instellen van de filmgevoeligheid Met de instelring (26) kiest u de filmgevoeligheid handmatig door een van de waarden binnen het bereik van ISO 6 tot 6400 in te stellen. (ISO is de internationale aanduiding voor de filmgevoeligheid). Daarvoor wordt de inklikkende ring zo gedraaid dat de gewenste waarde tegenover de witte indexpunt (27) staat. 2. Houd de camera vervolgens zodanig dat het geopende bodemdeksel naar beneden wijst. 3. Haal de sneltransporthendel meerdere keren langzaam over totdat de film vanzelf zo ver uit de camera komt dat u hem kunt beetpakken en eruit trekken. Klop om dit te vergemakkelijken de camera zo nodig lichtjes tegen uw hand. 69 De volgende instellingen zijn mogelijk Schaal 6 12 25 50 100 200 400 800 1600 3200 6400 ISO Gevoeligheid (ASA/DIN) 6/ 9° 8/10° 10/11° 12/12° 16/13° 20/14° 25/15° 32/16° 40/17° 50/18° 64/19° 80/20° 100/21° 125/22° 160/23° 200/24° 250/25° 320/26° 400/27° 500/28° 640/29° 800/30° 1000/21° 1250/32° 1600/33° 2000/34° 2500/35° 3200/36° 4000/37° 5000/38° 6400/39° Plaatsen van een objektief 1. Houd het objectief bij de vaste ring (16) vast. 2. Plaats de rode indexknop (16 b) van het objectief tegenover de ontgrendelingsknop (3) op de camerabehuizing. 3. Plaats het objectief er in deze stand recht in. 4. Met een korte draai naar rechts wordt het objectief hoor- en voelbaar vergrendeld. 70 19 18 17 16 c 16 a 16 16 b Verwijderen van een objectief De opbouw van Leica M-objectieven 1. Houd het objectief bij de vaste ring (16) vast. 2. Druk de ontgrendelingsknop (3) op de camerabehuizing in. 3. Draai het objectief naar links, totdat de indexknop ervan (16 b) tegenover de ontgrendelingsknop staat. 4. Haal het objectief er vervolgens recht uit. De Leica M objectieven hebben een vaststaande ring met index voor afstandsinstelling (16 a), indexknop voor het wisselen van objectief (16 b) en een scherptediepteschaal (16 c), een draaibare afstandsinstelring (17) en een diafragma-instelring (18) alsmede de bijbehorende witte indexpunt (19). Aanwijzing: Bij ingelegde film moet het wisselen van objectief in de schaduw van het lichaam plaatsvinden, omdat bij direct zonlicht lichtinval door de sluiter mogelijk is. 71 De afstandsinstelring De diafragma-instelring De afstandsinstelring (17) geeft de ingestelde afstand en in combinatie met de scherptediepteschaal (16 c) het bereik van de scherptediepte aan. Meer over de instelling van de afstand vindt u in het hoofdstuk "De afstandsmeting” op pagina 80. De diafragmagetallen zijn internationaal vastgelegd. Ze zijn zodanig gekozen dat de lichthoeveelheid die op de film komt, bij het steeds kleiner maken van het diafragmagetal telkens met de helft vermindert. Een diafragmatrap komt overeen met een trap op de tijd-instelknop (9). Net als bij de belichtingstijden klikt de diafragma-instelring (17) op het objectief voelbaar bij ieder getal in (bij de meeste objectieven ook bij halve waarden). U kunt na enige oefening dus ook in het donker informatie over de instelling van het diafragma krijgen. De draairichting van de diafragmaring komt overeen met de belichtingsmeter-indicaties in de zoeker. Wanneer bijvoorbeeld de linker, driehoekige led oplicht, leidt een draaiing in de pijlrichting, d.w.z. naar rechts, tot het vereiste, grotere, d.w.z. verder geopende diafragma (kleinere diafragmawaarde). Nadere informatie over de instelling van de juiste belichting vindt u in het hoofdstuk "Het meten van de belichting” op pagina 82. 72 het bereik van de scherptediepte bij de betreffende ingestelde afstand aflezen. Hebt u bijvoorbeeld het objectief LEICA SUMMILUX-M 1:1,4/50 mm op 5 m ingesteld,dan ligt de scherpte bij diafragma 4 tussen 4 m en ongeveer 8 m. Verkleint u het diafragma echter bij dezelfde afstand tot 11, dan ligt de scherpte tussen 3 m en ongeveer 20 m. De scherptediepteschaal Met de hoogste scherpte wordt dat – aan de film parallelle – niveau in het objectief afgebeeld, waarop het objectief is ingesteld. Deze maximale scherpte neemt naar voren en naar achteren geleidelijk af, zodat er een bepaald dieptebereik ontstaat, dat op het beeld scherp wordt weergegeven: de scherptediepte Deze is afhankelijk van de opnameafstand, de brandpuntsafstand van het objectief (samen levert dat de afbeeldingsschaal op) en het ingestelde diafragma. Door het diafragma te verkleinen, d.w.z. een grotere waarde in te stellen, vergroot u de scherptediepte. Door het diafragma te vergroten, d.w.z. een kleinere waarde in te stellen, vermindert u de scherptediepte. Samen met de scherptediepteschaal (16 c) kunt u op de afstandsinstelring (17) 73 Het gebruik van tot nu toe geleverde Leica M objectieven Alle Leica M objectieven kunnen worden gebruikt. Voor de belichtingsmeting zijn echter niet geschikt: Hologon 1:8/15 mm, Super-Angulon-M 1:4/21 mm Super-Angulon-M 1:3,4/21 mm Elmarit-M 1:2,8/28 mm met fabr. nr. lager dan 2 314 921. Bij het wisselen van objectief moet op oneindig zijn ingesteld: Summicron 1:2/50 mm met dichtbij-instelling. Tegenlichtkapjes De afzonderlijke Leica M-objectieven worden geleverd met verschillende functioneel gevormde tegenlichtkapjes. Bij diverse objectieven zijn ze ingebouwd en telescopisch uittrekbaar. Tegenlichtkapjes moeten in principe altijd worden gebruikt, omdat ze het objectief effectief beschermen tegen diffuus licht en irradiatie, maar ook tegen regendruppels en vingerafdrukken. 74 kunnen daarbij in dezelfde positie als bij opnames in liggend formaat blijven. De camera kan ook naar rechts worden gedraaid. In dat geval kan het handig zijn met de duim op de ontspanknop te drukken. Juist vasthouden van de camera Voor scherpe, niet bewogen opnames moet de camera zo rustig mogelijk en gemakkelijk worden vastgehouden. U krijgt een geschikte, stabiele "driepuntsondersteuning" van de LEICA MP als u deze met de rechterhand vasthoudt, terwijl de wijsvinger op de ontspanknop ligt en de duim achter de in stand-bystand uitgeklapte sneltransporthendel wordt geschoven. Daarbij ondersteunt de linkerhand tevens nog van onderen het objectief om snel te focusseren of omsluit deze de camera. Wanneer u de camera tegen voorhoofd en wang gedrukt houdt, heeft deze nog extra houvast. Voor rechtop staande foto’s wordt de LEICA MP naar links gedraaid. De handen Aanwijzing: Als praktisch accessoire wordt de Handgreep M voor bijzonder stabiel vasthouden en met losse hand dragen van de LEICA M7 aanbevolen (bestelnr. 14 405). 75 De lichtkader-meetzoeker Bij het LEICA MP-model met de sterkere, 0,85voudige zoekervergroting worden vijf kaders voor de brandpuntsafstanden vanaf 35 mm ingespiegeld (90 mm, 35+135 mm, 50+75 mm). Bij de LEICA MP 0,58 worden vijf kaders voor de brandpuntsafstanden vanaf 90 mm ingespiegeld (28+90 mm, 35 mm, 50+75 mm). In het midden van het zoekerveld ligt het rechthoekige afstand-meetbeeld, dat lichter is dan het omliggende beeldveld. Alle objectieven met een brandpuntsafstand van 21 tot 135 mm worden bij plaatsing op de LEICA MP aan de afstandsmeter gekoppeld. Wanneer de belichtingsmeter is ingeschakeld, verschijnen aan de onderkant van het zoekerbeeld de led’s van de belichtingsmeter en de ledbatterij-waarschuwingsindicatie. Meer over de afstands- en belichtingsmeting evenals de flitsfunctie vindt u in de betreffende hoofdstukken op pagina 80 en 82. De lichtkader-meetzoeker van de LEICA MP is niet alleen een bijzonder hoogwaardige, grote, briljante en heldere zoeker, maar ook een aan het objectief gekoppelde, zeer precieze afstandsmeter. De grootte van de lichtkaders komt overeen met een beeldformaat van 23 x 35 mm (diaformaat) bij de voor elke brandpuntsafstand kortste instelafstand. Bij grotere afstanden wordt door de camera iets meer van het motief geregistreerd dan binnen de lichtkaders is te zien. De lichtkaders zijn met de afstandsinstelling zodanig gekoppeld, dat de parallax – de offset tussen de objectief- en zoekeras – automatisch wordt gecompenseerd en lichtkaderbeeld en opnamebeeld elkaar over het totale afstand-instelgebied van 0,7 m tot 8 m dekken. Van de LEICA MP zijn drie modellen met verschillende varianten van deze zoeker beschikbaar, die alleen door hun vergroting verschillen. Als bij de LEICA MP met 0,72-voudige zoekervergroting objectieven met de brandpuntsafstanden 28mm (Elmarit vanaf productienummer 2411001), 35, 50, 75, 90 en 135mm worden gebruikt, worden automatisch de bijbehorende lichtkaders met de combinaties 28+90mm, 35+135mm, 50+75mm ingespiegeld. Aanwijzing: Bij de LEICA MP 0.85 wordt het middelste gebied van het onderste 50 mm-lichtkader door de indicatie verborgen. 76 LED voor batterij-waarschuwing LichtKader 35 mm LichtKader 135 mm LED’s van de belichtingsmeter Meetveld van de afstandmeter 77 De beeldveldkiezer De beeldveldkiezer (20) vergroot de mogelijkheden van de zoeker bij de LEICA MP. Met deze ingebouwde universele zoeker kunt u te allen tijde de beeldkaders in beeld brengen, die niet tot het op dat moment gebruikte objectief behoren. U ziet dan direct of het voor de beeldvorming gunstiger is het betreffende object met een andere brandpuntsafstand op te nemen. Als de hendel naar buiten, d.w.z. van het objectief weg wordt gedraaid, verschijnen de beeldbegrenzingen voor de brandpuntsafstanden 35 en 13 mm (de beeldbegrenzing voor 135 mm brandpuntsafstand ontbreekt bij de LEICA MP 0.58). Als de hendel in de verticale, centrale positie wordt gedraaid, verschijnen de beeldveldbegrenzingen voor 50 en 75 mm brandpuntsafstand. Als de hendel naar binnen, d.w.z. naar het objectief toe wordt gedraaid, verschijnen bij de LEICA MP met 0,72-voudige zoekervergroting de beeldbegrenzingen voor 28 en 90 mm brandpuntsafstand, bij het model met 0,85-voudige zoekervergroting alleen het lichtkader voor 90 mm brandpuntsafstand. 35 mm + 135 mm* * niet bij Leica MP 0.58 78 50 mm + 75 mm 28 mm* + 90 mm * niet bij Leica MP 0.85 79 De afstandsmeting Mengbeeldmethode (dubbelbeeld) Met de afstandsmeter van de drie LEICA MP-modellen kan vanwege zijn grote effectieve meetbasis zeer precies worden gewerkt. Dit blijkt vooral bij gebruik van groothoekobjectieven met hun grote scherptediepte gunstig te zijn. De sterkere vergroting in het geval van de 0,85-voudige zoeker leidt daarbij door een nog grotere effectieve meetbasis tot een verdere toename van de precisie. Richt bij een portret bijv. het meetveld van de afstandsmeter op het oog en draai net zo lang aan de afstandsinstelring van het objectief totdat de contouren in het meetveld precies samenvallen. Daarna het motief vastleggen. Leica MP m. 0,72 x zoeker Leica MP m. 0,85 x zoeker Leica MP m. 0,58 x zoeker Mechanische meetbasis (afstand van de optische assen van het zoekvenster en het afstandsmeterkijkvenster) x zoekervergroting = Effectieve meetbasis 69,25 mm x 0,72 = ca. 49,9 mm 69,25 mm x 0,85 = ca. 58,9 mm 69,25 mm x 0,58 = ca. 40,2 mm Deelbeeldmethode Richt bij een architectuur-opname het meetveld van de afstandsmeter bijv. op de verticale zijkant van een huis of een andere duidelijk afgebakende verticale lijn en draai met de afstandsinstelring van het objectief net zo lang totdat de contouren van de zijkant of lijn op de begrenzingen van het meetveld zonder offset zijn te zien. Daarna het motief vastleggen. Een duidelijke scheiding van beide instelmethodes komt in de praktijk zelden voor. Beide criteria kunnen heel goed in combinatie worden gebruikt. Het meetveld van de afstandsmeter is in het midden van de zoeker als lichte, scherp afgebakende rechthoek te zien. Als u het grote kijkvenster (14) van de zoeker dichthoudt, blijven slechts het in beeld gespiegelde lichtkader en dit meetveld zichtbaar. De scherpte kan volgens de mengbeeld- of deelbeeldmethode worden ingesteld. 80 Dubbele contour = onscherp Samenvallen van contouren = scherp Onderbroken lijn = onscherp Doorlopende lijn = scherp 81 ➞ sluiter wordt belemmerd. De ongelijkmatige structuur van de meetstip heeft geen enkele invloed op het belichtingsresultaat. De voor een correcte belichting passende tijd/diafragma-combinaties worden met behulp van de zoekerindicaties bepaald - een uit drie rode LED’s bestaande lichtschaal (). Als de instelling goed is, licht alleen de middelste, ronde led op. Het meten van de belichting Inschakelen van de belichtingsmeter Bij de LEICA MP wordt de belichtingsmeting voor het aanwezige omgevingslicht selectief via het objectief bij het werkzame diafragma uitgevoerd. Daarbij wordt het door een lichte meetstip gereflecteerde licht door een fotodiode (pijl) opgevangen en gemeten. Deze silicium-fotodiode met ervoor geplaatste convergerende lens bevindt zich links boven de sluiter. De meetstip (12 mm in diameter, hetgeen overeenkomt met 13 % van het negatief) bevindt zich in het midden van het eerste sluitergordijn. De ongelijkmatige dekking van de witte kleur is niet het gevolg van een gebrekkige productie, maar van het feit dat op het flexibele rubberdoek van de sluiter geen dikke verflaag aangebracht kan worden zonder dat het functioneren van de De belichtingsmeter wordt door licht indrukken van de ontspanknop (7) tot zijn drukpunt ingeschakeld, mits de camera met de hoofdschakelaar is aangezet, d.w.z. de tijd-instelknop (10) staat op een andere stand dan B/OFF en de sluiter is volledig gespannen. Indien de belichtingsmeter gereed is om te meten, wordt dat aangegeven door het constant branden van een van de beide driehoekige led’s, evt. samen met de middelste, ronde led. Als u de ontspanknop weer loslaat, zonder de sluiter te ontspannen, blijft de belichtingsmeter nog ca. 14 s lang ingeschakeld en blijft/blijven de betreffende led(’s) zolang branden. Na ontspannen en het aflopen van de sluiter is de belichtingsmeter uitgeschakeld en de is/ zijn de led(’s) in de zoeker uit. 82 Dan De belichtingsmeter is eveneens uitgeschakeld als de sluiter niet gespannen is en/of de tijd-instelknop op B/OFF staat (d.w.z. de camera is uitgeschakeld). 1. de belichtingsmeter door licht drukken op de ontspanner (7, tot het drukpunt) inschakelen en 2. door draaien van de tijd-instelknop en/of diafragma-instelring van het objectief (18) zorgen dat de ronde led alleen gaat branden. Aanwijzingen: Als de sluiter niet is gespannen of de indicaties uit zijn, bevindt de camera zich in de standbystand. Bij zeer weinig omgevingslicht, d.w.z. in het grensgebied van de belichtingsmeter, kan het ca. 0,2 s duren voordat de led’s oplichten. Als het meetbereik van de belichtingsmeter bij zeer lage luminantie te laag is, knippert als waarschuwingsindicatie de linker driehoekige led. Naast de voor een juiste belichting benodigde draairichting van de diafragma-instelring geven de drie led’s van de lichtschaal op de volgende wijze onderbelichting, overbelichting en juiste belichting aan:  Onderbelichting van minstens één diafragmatrap; draaien van de diafragmaring naar rechts en/of van de tijdinstelring naar links nodig  Onderbelichting van 1/2 diafragmatrap; draaien van de diafragmaring naar rechts of van de tijd-instelring naar links nodig  Juiste belichting  Overbelichting van 1/2 diafragmatrap; draaien van de diafragmaring naar links of van de tijd-instelring naar rechts nodig  Overbelichting van minstens één diafragmatrap; draaien van diafragmaring naar links en/of van de tijd-instelring naar rechts nodig. Instellen van de belichting / - van een passende sluitertijd-/diafragma-combinatie Als de belichting volgens de opgaven van de belichtingsmeter moet worden ingesteld, moet de sluiter volledig gespannen zijn en de tijd-instelknop (10) bij een van de gegraveerde sluitertijden zijn ingeklikt. 83 Onder het meetbereik De B-instelling / uitschakelen van de belichtingsmeter Als de belichting bij zeer lage luminantie onder het meetbereik van de belichtingsmeter is gedaald, knippert als waarschuwingsindicatie de linker driehoekige led. Omdat de belichtingsmeting met werkdiafragma wordt uitgevoerd, kan deze toestand ook ontstaan door diafragmeren van het objectief. De belichtingsmeter blijft – ook de belichting onder het meetbereik is gedaald – nog ca. 14 s na het loslaten van de ontspanknop ingeschakeld. Als de lichtsituatie binnen deze tijd verbetert (bijv. door wijzigen van het motieffragment of door openen van het diafragma), gaat de led-indicatie van knipperen over in constant branden en geeft die daarmee aan dat de belichtingsmeter gereed is om te meten. Met de B/OFF-instelling van de sluitertijd-instelring zijn belichtingen van willekeurige duur mogelijk. Daarbij blijft de sluiter net zo lang geopend als de ontspanknop ingedrukt wordt gehouden. De belichtingsmeter is daarbij echter uitgeschakeld. Als de camera langere tijd niet wordt gebruikt of in een tas wordt opgeborgen, moet u hem altijd uitschakelen door de tijd-instelring in de B/OFFstand te draaien. Daardoor wordt elk stroomverbruik afgesneden, ook het geringe verbruik dat in de stand-bymodus na het automatisch uitschakelen van de belichtingsmeter en het verdwijnen van de indicatie blijft bestaan. Het meetbereik van de belichtingsmeter Het meetbereik ligt bij kamertemperatuur, normale luchtvochtigheid en diafragma 1,0 tussen 0,03 en 125 000 cd/m2. Bij ISO 100/21° komt dit overeen met EV -2 tot 20 ofwel diafr. 1,0 en 4 s tot diafr. 32 en 1/1000 s (zie ook diagram pagina 87). 84 Aan voorbeeld A kan het verband tussen filmgevoeligheid, luminantie (helderheid), belichtingstijd en diafragma worden afgelezen. Van de filmgevoeligheidsindicatie (ISO 100/21°) volgt u eerst de loodrechte lijn tot het snijpunt met de horizontale lijn van de gegeven helderheid. In dit voorbeeld zijn dat 4000 cd/m2, wat overeenkomt met een helderheid bij stralende zonneschijn. Diagonaal loopt nu de lijn naar de verticale lijn van het ingestelde diafragma (11) en van daar horizontaal naar links door tot aan de daarbij vereiste belichtingstijd (1/250 s). In het verloop van de diagonale lijnvoering kan ook de belichtingswaard (EV 15) worden afgelezen. Aan voorbeeld B leest u af dat bij kaarslicht en een filmgevoeligheid van ISO 400/27° (1 cd/m2) bijv. met diafragma 1,4 en 1/15 s moet worden gefotografeerd. Meetdiagram (diagram zie p. 87) Indicaties voor het meetbereik van de belichtingsmeter staan aan de rechterkant van het diagram, indicaties voor het werkbereik van de spleetsluiter en van de objectieven aan de linkerkant. Daartussen kunnen belichtingswaarden (EV = Exposure Value) worden afgelezen. Het meetbereik van de belichtingsmeter wordt rechts in het diagram in cd/m2 (candela per vierkante meter) aangegeven. Daarboven worden de filmgevoeligheidsinstellingen (SV = Speed Value) in ISO-waarden vermeld. Links in het diagram ziet u de belichtingstijd-indicaties in seconden (TV = Time Value) . Het werkbereik van de spleetsluiter van de LEICA MP is symbolisch voorgesteld met een gearceerd vlak in de kolom ernaast. Bij instelling B/OFF is het bereik naar boven toe open. Linksonder worden de diafragmagetallen (AV = Aperture Value) afgelezen. 85 De meetveld-oriëntatie in de zoeker Het diafragma 11 op het objectief kan bijv. niet worden gebruikt, omdat de bijbehorende belichtingstijd van 4 s op de tijd-instelknop niet beschikbaar is. Omdat met de tijd-instelknop als langste belichtingstijd alleen maar 1 s kan worden ingesteld, is ook direct meten niet meer mogelijk. Daardoor is het onvermijdelijk de juiste belichtingstijd om te rekenen of af te lezen van dit diagram. (Grafieken zie p. 88-89) De diameter van het ronde meetveld bedraagt 12 mm. Daarmee komt het overeen met 1/2 van de formaathoogte resp. 1/3 van de formaatbreedte. In het zoekerbeeld verandert echter de meetveldgrootte in verhouding tot het geldige kader afhankelijk van de gebruikte brandpuntsafstand en ingestelde afstand enigszins. Dat geldt ook voor objectieven met zoekeradapter, zoals de LEICA ELMARIT-M 1:2,8/135 mm. 86 tief een fragment wordt gemeten, waarin een goede verdeling van licht en donkere details aanwezig is. Bij een trouwfoto wordt bijv. het gezicht van de bruid en niet de witte bruidsjapon gemeten. Bij landschapsopnamen met een groothoekobjectief zult u de camera zover schuin houden dat het selectieve meetveld van de LEICA MP niet de lichte partijen van de hemel registreert. Als niet zo’n fragment in het motief worden gemeten, moet een verlengingsfactor worden gebruikt, d.w.z. de belichtingstijd wordt 2 tot 4 keer verlengd of het diafragma wordt met 1 à 2 trappen geopend. Bij een door de zon beschenen sneeuwvlakte vindt bijv. een correctie plaats met de factor 4, d.w.z. in plaats van de gemeten belichtingstijd van 1/1000 s bij diafragma 8 wordt ofwel met 1/250 s bij diafragma 8 of met 1/1000 s bij diafragma 4 belicht. Bij minder lichte motieven, bijv. bij een licht zeestrand, volstaat een verlengingsfactor van 1,5. Dienovereenkomstig gaat u omgekeerd te werk bij donkere motieven. Bij zeer grote contrasten tussen lichte en donkere partijen volstaat de belichtingsomvang van de films niet meer om zowel in het "licht” als in de "schaduw” differentiaties in de helderheid van Algemene aanwijzingen voor het meten van de belichting De meeste motieven bezitten doorgaans een gelijkmatige verdeling van donkere en heldere objectdetails. Zulke normale motieven reflecteren 18% van het invallende licht en komen daarmee overeen met een grijswaarde waarop alle belichtingsmeters zijn afgestemd. Als door het motief aanzienlijk meer licht wordt gereflecteerd, bijv. bij een besneeuwd winterlandschap, door het gele zandstrand, door lichte huismuren of een witte bruidsjapon, dan zou een instelling van sluitertijd en diafragma volgens de indicatie van de belichtingsmeter een onderbelichting tot gevolg hebben. Bij motieven met overwegend donkere details, bijv. bij een zwarte stoomlocomotief, bij donkergrijze leidaken of het donkerblauwe uniform van een kapitein, wordt daarentegen minder licht gereflecteerd en zou een instelling van sluitertijd en diafragma volgens de indicatie van de belichtingsmeter een overbelichting tot gevolg hebben. In dergelijke gevallen moet de belichtingsmeetwaarde worden gecorrigeerd, als optimale belichtingsresultaten worden nagestreefd. Tenzij met behulp van de selectieve meting in het mo90 Bewust korter of bewust ruimer gekozen belichtingen versterken vaak het karakter van een foto en kunnen daarom als vormgevend middel zinvol worden gebruikt. het motief te registreren. De fotograaf moet beslissen in welke partijen hij nog tekening wilt hebben. Een persoon kan bijv. als zwarte silhouet (onderbelicht) voor een goed belicht landschap of goed belicht voor een "verbleekte” achtergrond (overbelicht) staan. Het meten van "licht” en "schaduw” en een op grond daarvan bepaalde compromis-belichting leidt doorgaans tot onbevredigende resultaten, omdat dan zowel in de lichte als in de donkere partijen differentiaties verloren gaan. 91 Let op: De mechanisch gestuurde ontsteking van de via de accessoireschoen (12) of de contactbus (22) aangesloten flitsapparaten kunt u ook bij ontspannen sluiter laten plaatsvinden door de ontspanner in te drukken. 12 b 12 a 22 De flitsfunctie De LEICA MP bezit geen eigen flitsmeting en – besturing. Daarom moet de besturing van de flitsbelichting ofwel door het aangebrachte flitsapparaat zelf worden uitgevoerd (computerbesturing) of moet – volgens berekening van het richtgetal – het diafragma overeenkomstig de afstand van het motief ten opzichte van de camera voor elke opname opnieuw worden ingesteld. De kortst mogelijke belichingstijd voor opnamen met elektronenflitsers, de synchronisatietijd 1/50 s, is op de tijd-instelknop (7) met 1 gemarkeerd. Voor speciale effecten kunnen ook de langere sluitertijden inclusief de instelling B/OFF worden gebruikt. Geschikte flitsapparaten Met zijn compacte afmetingen en zijn op de camera afgestemde design is de LEICA SF 20 bijzonder geschikt. Dankzij zijn computergestuurde flits-belichtingsautomaat is hij zeer eenvoudig te bedienen. Bovendien biedt hij tal van interessante extra functies. Op de LEICA MP kunnen echter ook alle andere, in de handel verkrijgbare flitsapparaten met genormeerde flitsstekkers (centraalstekkers) als92 Beide aansluitingen kunnen gelijktijdig voor de ontsteking van meerdere flitsapparaten worden gebruikt. mede opzetflitsers met standaard-flitsvoetje worden gebruikt en via het middencontact (Xcontact, 12 b) worden ontstoken. Wij adviseren u moderne thyristorgestuurde elektronenflitsers te gebruiken. Aanwijzingen: Voordat u het flitsapparaat aanbrengt, moeten camera en flitsapparaat worden uitgeschakeld. Meer over de flitsfunctie alsmede over de verschillende modi van de flitsapparaten vindt u in de betreffende handleiding. Plaatsen en aansluiten van het flitsapparaat Op de LEICA MP hebt u de keuze uit twee flitsaansluitingen: • een flitsschoen met midden(ontstekings) contact (12 a/b) voor alle flitsapparaten met genormeerd flitsvoetje. Bij het plaatsen van een flitsapparaat in de flitsschoen van de LEICA MP dient u erop te letten dat het voetje van het flitsapparaat er geheel in geschoven wordt en, indien aanwezig, met de klemmoer geborgd wordt tegen onbedoeld eruit vallen. Dit is alleen al daarom belangrijk, omdat positieveranderingen in het flitserschoentje het vereiste contact kunnen onderbreken, zodat het geplaatste flitsapparaat niet zou werken. • Aan de achterzijde van de camera direct onder het flitsschoentje is een contactbus (= X-contact, 22) voor de aansluiting via kabelverbindingen aangebracht. 93 De systeemaccessoires voor de LEICA MP Filters Wisselobjectieven Filters dienen in de zwartwitfotografie voor de gerichte beïnvloeding van de weergave van de grijstrappen, bijv. om een weergave van grijswaarden van de verschillende kleuren te bereiken die als natuurlijk ervaren wordt of om de weergave van de hemel of van de wolken te verbeteren. In de kleurenfotografie kan met filters de kleurweergave afgestemd worden op de persoonlijke smaak of op de spectrale gevoeligheid van de gebruikte film. Voor de actuele Leica Mobjectieven, die zijn voorzien van filterschroefdraad in standaardmaten, is een reeks uiteenlopende filters beschikbaar, waaronder circulaire polarisatiefilters. Bij een belichtingsmeting via het objectief wordt rekening gehouden met de energievermindering door filters. De verschillende films hebben echter in de afzonderlijke spectrale gebieden een andere gevoeligheid. Bij minder doorlatende en extreme filters kunnen daarom afwijkingen ten opzichte van de gemeten tijd optreden. Zo vereisen bijv. oranje-filters gewoonlijk een verlenging met één diafragmatrap en rood-filters gemiddeld twee diafragmatrappen. Een algemeen geldende waarde kan niet gegeven worden omdat de roodgevoeligheid van de zwartwit-films zeer verschillend is. Het Leica M-systeem biedt de basis voor optimale aanpassing aan snel en onopvallend fotograferen. Het assortiment aan objectieven omvat brandpuntsafstanden van 21 tot 135 mm en lichtsterkten tot 1:1. 94 Objektiefhouder M M6TTL 0.58/0.72, M7 0.58/0.72 en MP 0.58/0.72 aanwijzig). De drie instellingen kunnen eenvoudig via een voel- en hoorbaar klikkende kartelring worden gekozen. Het optische vermogen komt overeen met het hoge niveau van de LEICA MP-zoeker, is ook geschikt voor brildragers en biedt een buitengewone vergroting en daarmee een goede detailherkenning. Wanneer de zoeker zonder bril wordt gebruikt, kunnen ter compensatie van oogafwijkingen correctielenzen op de Leica M-camera worden geschroefd. Het oculair is ter bescherming van brillenglazen van een rubberring voorzien. De robuuste aluminium behuizing van de zoeker is – passend op de uitvoeringen van de camerabehuizing – naar keuze in zwart of zilver verkrijgbaar (bestelnr. 12 013/12 014). Een praktisch klein accessoire waarmee u een tweede objectief veilig en te allen tijde snel en gemakkelijk toegankelijk onder aan de camera paraat hebt. Het tweede objectief kan daarbij dienst doen als gemakkelijke handgreep. De Objectiefhouder M wordt bevestigd op het statiefschroefdraad van de camera (bestelnr. 14 404). Zoeker voor Objektieven van 21/24/28 mm De LEICA Zoeker voor Objectieven van 21/24/28 mm biedt de mogelijkheid om het beeldfragment van drie verschillende groothoekbrandpuntsafstanden in te stellen waarvoor in de zoeker van de camera geen of niet in alle gevallen lichtkaders zijn (28 mm-kaders bij LEICA M4 P, M6, 95 nen de betreffende beeldveldkaders. Tegelijkertijd ontstaat door de vergroting van 25 % van de effectieve meetbasis een dienovereenkomstige verhoging van de instelprecisie. Als beveiligng tegen verlies dient een veilgheidskettinkje met snapslot, waarmee de zoeker aan de bevestigingsring van de draagriem kan worden gehangen. De zoekerloep wordt in leren foedraal geleverd. Een lus aan het foedraal maakt het mogelijk de zoekerloep paraat en beschermd aan de draagriem te houden (bestelnr. 12 004). Zoekerloep M 1.25 x De LEICA Zoekerloep M 1.25 x vereenvoudigt de beeldvorming bij toepassing van brandpuntsafstanden vanaf 50 mm aanzienlijk. Deze kan op alle Leica M-modellen worden gebruikt en vergroot het middelste gebied van het zoekerbeeld met een kwart. Uit de 0,58 x- ontstaat een 0,72 x-zoeker, uit de 0,72 x- een 0,9 x-zoeker en uit de 0,85 x- een 1,06 x-zoeker, die zelfs een lichte vergroting ten opzichte van de waarneming met het blote oog betekent. De laatstgenoemde combinatie maakt daardoor een comfortabele waarneming van het motief met beide ogen mogelijk. Vooral met de teleobjectieven van 75 tot 135 mm van het Leica Msysteem biedt het zichtbaar grotere zoekerbeeld een veel betere herkenning van motiefdetails bin96 Correctielenzen Voor optimale aanpassing van het oog aan de zoeker van de camera bieden wij correctielenzen aan in de volgende dioptriewaarden (sferisch): 0,5/1/1,5/ 2 /3. LEICA MOTOR M Op de LEICA MP kan de LEICA MOTOR M voor automatische bediening van sluiterspannen en filmtransport voor afzonderlijke opnames of een serie van naar keuze 1,5 of 3 foto’s per seconde worden aangesloten. Hij wordt in plaats van het bodemdeksel onder aan de camerabehuizing bevestigd. De Motor M is voor alle belichtingstijden, d.w.z. van 1 s tot 1/1000 s inclusief B geschikt. Bij uitgeschakelde Motor M of bij lege batterijen zijn filmtransport en sluiterspannen ook handmatig mogelijk. De afstandsbediening vindt plaats via de aansluiting van de draadontspanner (bestelnr. 14 408). 97 LEICAVIT M Opzetbare terugspoelslinger De LEICAVIT M is een lichtlopende en geluidsarme handmatige snelspoeleenheid voor filmtransport en sluiterontspanning, die in plaats van het bodemdeksel onder aan de camerabehuizing wordt bevestigd. Zonder de camera van het oog te hoeven halen, transporteert u de film door een uitklapbare opwindspoel naar links te trekken, tussenstappen zijn ook mogelijk. Het ontspannen doet u via de cameraontspanner. De sneltransporthendel van de camera kan eveneens worden gebruikt. Passend bij de verschillende camera-uitvoeringen is de LEICAVIT M er zowel zilver verchroomd als zwart gelakt (bestelnr. 14 008/14 009). Deze eenvoudig – door vastklemmen – te bevestigen slinger kan naar wens ook vast blijven zitten. Hij vergemakkelijkt en versnelt het terugspoelen van de film aanzienlijk. Passend bij de verschillende camera-uitvoeringen is de slinger er zowel zilver verchroomd als zwart gelakt (bestelnr. 14 437/14 438). 98 Handgreep M Fototassen Met de Handgreep M zijn alle Leica M-camera’s (behalve M5) veilig en comfortabel vast te houden. Hij wordt bevestigd op het statiefschroefdraad van de camera (bestelnr. 14 405). Voor de LEICA MP met een objectief tussen 21 en 50 mm brandpuntsafstand (behalve M 1:1/ 50 mm) is er een leren paraattas met los te knopen voorstuk. Daarnaast zijn voor omvangrijke camera-uitrustingen de klassieke combinatietas voor een camera met maximaal drie objectieven of de klassieke universele tas voor een camera met maximaal vijf objectieven verkrijgbaar (zie Leica systeemhandboek). 99 als de beeldveldkiezer, regelmatig te verstellen of te gebruiken. Ook aan de afstands- en diafragmainstelringen van de objectieven moet van tijd tot tijd worden gedraaid. Een objectief werkt als een brandglas als het volle zonlicht frontaal op de camera staat. De camera moet daarom in geen geval zonder bescherming tegen de felle zon worden weggelegd. Het plaatsen van een objectiefdeksel, het opbergen van de camera in de schaduw (of gelijk in de tas) kan ertoe bijdragen schade aan het binnenwerk van de camera te voorkomen. Camera en objectief worden voor het verwijderen van vlekken en vingerafdrukken met een schone, pluisvrije doek afgeveegd. Vuil in moeilijk toegankelijke hoeken van de camerabehuizing kan met een kleine borstel worden verwijderd. Gebruik a.u.b. geen vloeibare schoonmaakmiddelen om de behuizing schoon te maken. Stof en pluizen in het inwendige van de camera (bijv. op de filmgeleiding) kunnen het beste voorzichtig verwijderd worden met een zacht haarpenseel, dat telkens in alcohol ontvet en gedroogd moet worden. Daarbij mag het sluitergordijn, bijv. met de schacht van het penseel, niet beschadigd worden. Tips voor het onderhoud van uw Leica camera en objectieven Wanneer uw Leica langere tijd wordt opgeborgen, neem dan de batterijen eruit en zorg voor een droge, voldoende geventileerde opslagplaats. Fototassen die bij gebruik nat geworden zijn, moeten worden leeggemaakt om beschadiging van uw uitrusting door vocht en eventueel vrijkomende restanten leerlooimiddel uit te sluiten. Ter berscherming tegen schimmelvorming (fungus) bij gebruik in een vochtig en warm tropisch klimaat moet de camera-uitrusting zo veel mogelijk aan de zon en lucht worden blootgesteld. Het bewaren in dicht afgesloten koffers of tassen is slechts aan te bevelen als bovendien een droogmiddel, bijv. silicagel, wordt gebruikt. Omdat elke vervuiling tevens een voedingsbodem voor micro-organismen vormt, moet de uitrusting zorgvuldig worden schoongehouden. Alle mechanisch bewegende lagers en glijvlakken van uw Leica zijn gesmeerd. Denk eraan als u de camera langere tijd niet gebruikt: Om verharsen van de smeerpunten te voorkomen, moet de camera elke drie maanden zonder ingelegde film meerdere keren worden gespannen en op alle sluitertijden worden ontspannen. Ook is het raadzaam alle overige bedieningselementen, zo100 Noteer het fabricagenummer van uw LEICA MP (op de accessoireschoen gegraveerd!) en objectieven, omdat die in geval van verlies uitermate belangrijk zijn. Op de buitenlenzen van het objectief moet het verwijderen van stof met het zachte haarpenseel normaal gesproken volstaan. Bij sterkere vervuiling kunnen deze met een zeer schone, gegarandeerd smetvrije, zachte doek in cirkelvormige bewegingen van binnen naar buiten voorzichtig worden gereinigd. Wij adviseren microvezeldoekjes (verkrijgbaar in de foto- en optiekzaak) die in een beschermende verpakking worden bewaard en bij temperaturen tot 40° C wasbaar zijn (geen wasverzachter, nooit strijken!). Reinigingsdoekjes voor brillen die met chemische middelen zijn geïmpregneerd, mogen niet worden gebruikt, omdat ze het objectiefglas kunnen beschadigen. Optimale bescherming van frontlenzen bij ongunstige opnameomstandigheden (bijv. zand, spetters zout water) verkrijgt u met kleurloze Uva-filters. Er moet echter rekening mee worden gehouden dat ze bij bepaalde tegenlichtsituaties en grote contrasten, zoals bij elk filter, ongewenste reflexen kunnen veroorzaken. Het altijd aan te bevelen gebruik van tegenlichtkappen biedt extra bescherming tegen ongewilde vingerafdrukken en regen. 101 Trefwoordenregister Pagina Accessoires......................................................94 - Correctielenzen..............................................97 - Filters.............................................................94 - Fototassen .....................................................99 - Handgreep M .................................................99 - LEICAVIT M ....................................................98 - Motor M .........................................................97 - Terugspoelslinger ...........................................98 - Wisselobjectieven ..........................................94 - Zoeker voor Objectieven 21/ 24/28 mm .......95 - Zoekerloep M 1,25 x.......................................96 Belichting / belichtingsmeter ..........................82 - Algemene aanwijzingen voor het meten van de belichting.................................92 - B-instelling .....................................................84 - Inschakelen van de belichtingsmeter .............82 - Instellen van de belichting / - van een - passende tijd-/diafragma-combinatie............83 - Meetbereik.....................................................84 - Meetdiagram ...........................................85/87 - Meetveldgrootte in de zoeker.............86/88-89 - Onder het meetbereik ....................................84 - Uitschakelen van de belichtingsmeter............84 Afstandsinstelling.............................................80 - Deelbeeldmethode.........................................80 - Instelring........................................................72 - Mengbeeldmethode .......................................80 - Meetveld ........................................................80 - Scherptediepte ..............................................73 Draagriem ........................................................60 Film ..................................................................66 - Inleggen .........................................................67 - Terugspoelen en eruit nemen.........................68 Filmgevoeligheid ..............................................69 - Instellen .........................................................69 - Instelbereik ....................................................70 Akademie, Leica.............................................106 Batterijen..........................................................61 - Automatische batterijcontrole........................62 - Geschikte batterijen .......................................61 - Opmerking over batterijgebruik .....................63 - Plaatsen en vervangen van de batterijen........61 Filters ...............................................................94 Flitsfunctie .......................................................92 - Synchronisatie ...............................................92 Indicaties in de zoeker...............................59/83 Beeldveldkiezer................................................78 Informatiedienst, Leica...................................107 102 Internet / Leica-homepage ............................107 Zoeker ..............................................................76 - Indicaties.................................................59/83 - Lichtkader ......................................................76 - Opzetbare zoeker...........................................95 Lichtkader / meetzoeker..................................76 Objectieven, Leica M........................................71 - Gebruik van huidige objectieven ....................74 - Opbouw ....................................................71-73 - Plaatsen en verwijderen...........................70/71 Onderhoudstips voor camera en objectieven...100 Ontspanner, zie ook sluiter en technische gegevens .................................................64/104 Reparaties / Leica Customer Service ............107 Scherptediepteschaal ......................................73 Sneltransporthendel ........................................65 Sluiter, zie ontspanner en technische gegevens .................................................64/104 Technische gegevens .....................................104 Tegenlichtkappen .............................................74 Tijd-/diafragma-combinatie, zie belichtingsinstelling en meetdiagram ..83/85/87 Tijd-instelknop..................................................64 Vasthouden van de camera, juist .....................75 103 Technische gegevens Flits-belichtingsbesturing Aansluiting flitsapparaten Via accessoireschoen met middencontact en/of genormeerde aansluitbus voor flits. Synchronisatietijdstip Op het eerste sluitergordijn. Flitssynchronisatietijd 1 = 1/50 s; langere sluitertijden bruikbaar. Flits-belichtingsbesturing Door computerbesturing van het flitsapparaat of door berekening van het richtgetal en handmatige instelling van het vereiste diafragma. Cameratype Compacte kleinbeeld-meetzoeker-systeemcamera met mechanisch gestuurde sluiter. Aansluting objectief Leica M-bajonet. Objectiefsysteem Leica M-objectief van 21–135 mm. Belichtingsmeting Belichtingsmeting door het objectief (TTL), selectief voor het actuele diafragma. Meetprincipe Gemeten wordt het door een meetstip, in het midden van het eerste sluitergordijn, gereflecteerde licht. De meetstip heeft een diameter van 12 mm en komt daarmee overeen met ca. 13 % van het volledige negatiefformaat of in de zoeker met ca. de helft van de korte zijde van het betreffende zoekerkader. Meetbereik (bij ISO 100/21°) Van 0,03cd/m2 tot 125000 cd/m2 bij kamertemperatuur, normale luchtvochtigheid en diafragma 1,0. Bij ISO 100/21° komt dit overeen met EV-2 tot 20 resp. diafr. 1 en 4 s tot diafr. 32 en 1/1000s. Knipperen van de linker, driehoekige led in de zoeker geeft een waarde onder het meetbereik aan. Meetcel voor het aanwezige licht (permanent-lichtmetingen) Silicium-fotodiode met convergerende lens linksboven achter de bajonetsluiting van de camera. Filmgevoeligheidsbereik Handmatige instelling van ISO 6/9° tot ISO 6400/39°. Belichtingsmodus Handmatige instelling van sluitertijd en diafragma en regeling met led-lichtschaal. Zoeker Zoekerprincipe Grote, lichte lichtkader-meetzoeker met automatische compensatie parallax. Oculair Afgestemd op –0,5 dioptrie. Correctielenzen verkrijgbaar van –3 tot +3 dioptrieën. Beeldveldbegrenzing Door inspiegelen van steeds twee lichtkaders: voor 28 en 90mm (90mm-kaders alleen in LEICA MP 0.85), of 35 en 135 mm (35 mm kader alleen in LEICA MP 0.58), of 50 en 75 mm. Automatisch inspiegelen bij vergrendelen van het objectief. Met behulp van de beeldveldkiezer kan elke gewenst kader worden ingespiegeld. Parallax-compensatie het horizontale en verticale verschil tussen zoeker en objectief wordt overeenkomstig de betreffende afstandsinstelling automatisch gecompenseerd, d.w.z. het lichtkader van de zoeker komt automatisch overeen met het door objectief geregistreerde motieffragment. Overeenstemming van zoeker- en filmbeeld De grootte van het lichtkader komt overeen met een beeldgrootte van ca. 23 x 35 mm bij de voor elke brandpuntsafstand kortste instelafstand. Bij instelling op oneindig wordt, afhankelijk van de brandpuntsafstand, ca. 9 % (28 mm) tot 23 % (135 mm) meer door de film geregistreerd dan het lichtkader aangeeft. 104 Filmtransport Inleggen Handmatig inleggen van de film na openen van het bodemdeksel en openklappen van de achterwand. Transport vooruit Handmatig met sneltransporthendel of LEICAVIT M, of motorisch met MOTOR-M, LEICA WINDER-M, LEICA WINDER M4-P, of LEICA WINDER M4-2 (vanaf fabr. nr. 10 350). Terugspoelen Handmatig met uittrekbare terugspoelknop, na het omklappen van de R-hendel aan de voorzijde van de camera. Opzetbare terugspoelslinger als accessoire verkrijgbaar. Beeldtelwerk Op de bovenkant van de camera. Automatisch terugstelling op nul na afnemen van het bodemdeksel. Vergroting (bij alle objectieven) LEICA MP 0.58: 0,58 x, LEICA MP 0.72: 0,72 x, LEICA MP 0.85: 0,85 x. Grootbasis-afstandsmeter Deelbeeld- en mengbeeld-afstandsmeter in het midden van het zoekerbeeld als licht veld afgebakend. Effectieve meetbasis LEICA MP 0.58: 40,2 mm (mechanische meetbasis 69,25 mm x zoekervergroting 0,58 x), LEICA MP 0.72: 49,9 mm (mechanische meetbasis 69,25 mm x zoekervergroting 0,72 x), LEICA MP 0,85: 58,9 mm (mechanische meetbasis 69,25 mm x zoekervergroting 0,85 x). Indicaties In de zoeker (aan de onderkant) Led-symbool als batterijwaarschuwingsindicatie. Led-lichtschaal met twee driehoekige led’s en een ronde led in het midden voor de afregeling van de belichting. Driehoekige led’s geven de voor de afregeling vereiste draairichting voor de diafragmaring aan. Op afdekkap Beeldtelwerk. Op achterwand Instelring voor handmatige instelling van de filmgevoeligheid. Camerabehuizing Materiaal Gesloten, geheel metalen behuizing waarvan de achterwand kan worden opengeklapt. Afdekkap en bodemdeksel van messing, zwart gelakt of zilver verchroomd. Beeldveldkiezer Maakt het mogelijk de beide lichtkaders steeds handmatig in te spiegelen (bijv. voor het vergelijken van fragmenten). Statiefschroefdraad A 1/4 (1/4") DIN in bodemdeksel. Achterwand/-uitrusting Instelring voor keuze filmgevoeligheid. Bedrijfsspanning 3 V Voeding 2 zilveroxide-knoopcellen, type "PX 76/SR 44" of 1 lithiumcel, type "DL 1/3 N". Batterijcontrole door oplichten van de batterij-waarschuwingsindicatie samen met de lichtschaal-led’s (eerste niveau), uitgaan van de led’s van de lichtschaal (tweede niveau) of uitgaan van alle led’s. Afmetingen (lengte x breedte x hoogte) 138 mm x 38 mm x 77 mm Gewicht 585 g (zonder batt.) Sluiter en ontspanning Sluiter Horizontaal aflopende spleetsluiter van rubberdoek, extreem geluidsarm, mechanisch gestuurd. Sluitertijden Van 1 s tot 1/1000 s in gehele trappen, B voor langdurige opnames van willekeurige duur, 1 (1/50 s) voor flitssynchronisatie. Ontspanner In twee stappen: voeding (activeren van de belichtingmeter) - ontspanning. Genormeerde schroefdraad voor draadontspanner geïntegreerd. 105 Overige Leica producten Leica Akademie Projectoren Naast hoogwaardige producten uit de topklasse voor observatie tot en met weergave bieden wij reeds vele jaren als bijzondere service in de Leica Akademie praktijkgerichte seminars en opleidingen aan. Hier kunnen zowel beginners als gevorderde foto-enthousiastelingen kennis vergaren over fotografie, projectie en vergroting. De inhoud van de cursussen – die in modern uitgeruste cursusruimten in de fabriek in Solms en in het nabijgelegen landgoed Altenberg worden verzorgd door een hoog opgeleid team van vakdocenten – varieert van algemene fotografie tot interessante specialisaties en omvat een overvloed van suggesties, informatie en adviezen voor de praktijk. Nadere inlichtingen en het actuele seminarprogramma zijn verkrijgbaar bij: Afhankelijk van wensen en gebruiksdoeleinden is een grote variëteit aan projectoren beschikbaar. De professionele PRADOVIT RT-modellen voor ronde magazijnen en de modelreeksen PRADOVIT P 600, P 300 und P150 bieden het hoogste bedieningsgemak en veelzijdige uitbreidingsmogelijkheden. Het voornaamste gemeenschappelijke kenmerk van alle Leica-projectoren en vooral de projectieobjectieven van Leica is een optimaal optisch vermogen, waarbij alles op het doek wordt gebracht, dat u met uw Leica Mobjectieven hebt vastgelegd. Verrekijkers en monoculaire kijkers Het bijzondere pluspunt van DUOVID en TRINOVID verrekijkers, RANGEMASTER en PINMASTER laser-afstandsmeters en TELEVID monoculaire kijkers is de uitmuntende optiek. Ze worden van dezelfde hoogwaardige glassoorten gemaakt als de over de gehele wereld bekende Leica-objectieven. Het grote optische vermogen, het grote oplossende vermogen en de schitterende brillance zorgen ook bij zwakke contrasten voor een plastisch beeld. Leica Camera AG Leica Akademie Oskar-Barnack Str. 11 D - 35606 Solms Tel: +49 (0) 6442 - 208 - 421 Fax: +49 (0) 6442 - 208 - 425 e-mail: [email protected] 106 Leica op internet Leica klantenservice Actuele informatie over producten, wetenswaardigheden, evenementen en de onderneming Leica krijgt u op onze homepage op internet onder: Voor het onderhoud van uw Leica-uitrusting alsmede in geval van schade kunt u gebruik maken van de reparatieservice van Leica Camera AG of een nationale vertegenwoordiging van Leica (voor adressenlijst zie garantiebewijs). Wend u zich tot een erkende Leica-speciaalzaak (in Duitsland: Leica Repräsentanz). http://www.leica-camera.com Leica informatiedienst Technische vragen over het Leica-programma worden schriftelijk, telefonisch of per e-mail beantwoord door de Leica informatiedienst. Leica Camera AG Customer Service Oskar-Barnack Str. 11 D - 35606 Solms Tel: +49 (0) 6442 - 208 - 189 Fax: +49 (0) 6442 - 208 - 339 e-mail: [email protected] Leica Camera AG Informations-Service Postfach 1180 D - 35599 Solms Tel: +49 (0) 6442 - 208 - 111 Fax: +49 (0) 6442 - 208 - 339 e-mail: [email protected] 107
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114

Leica MP Handleiding

Type
Handleiding

in andere talen