Documenttranscriptie
LEICA X-E
Leica Camera AG I Am Leitz-Park 5 I 35578 WETZLAR I DEUTSCHLAND
Telefon +49 (0) 6441-2080-0 I Telefax +49 (0) 6441-2080-333 I www.leica-camera.com
93583 IX/14/HW/D
Notice d’utilisation | Gebruiksaanwijzing
1.2
1.5
1.1
1.6
1.7
1.8
1.1
1.3
1.40
1.39
1.32a
1.4
1.11c 1.11b 1.11a 1.11
1.4a
1.17
1.18
1.19
1.10
1.32
1.9
1.21
1.30
1.15
1.14
EV +/-
1.22
MENU
/SET
1.13
1.31
AF/MF
1.12
1.35
1.29
1.28 1.27 1.26 1.25 1.24 1.23
1.34
1.38a 1.38
1.20
1.16
1.33
Marque du Groupe Leica Camera / ® Marque déposée
Handelsmerk van de Leica Camera Groep / ® Geregistreerd handelsmerk
© 2012 Leica Camera AG
1.36
1.37
1.42
1.41
LEICA X-E
Notice d’utilisation
Nederlandse Gebruiksanwijzing pagina 82 - 164
VOORWOORD
LEVERINGSOMVANG
Geachte klant
Alvorens u uw LEICA X-E voor het eerst gebruikt, geven wij het advies te
controleren of de meegeleverde apparatuur compleet is.
We wensen u veel plezier en succes toe met uw nieuwe LEICA X-E. De
hoogwaardige Leica DC Elmarit 24mm f/2.8 Asph. lens biedt excellente
beeldkwaliteit.
Dankzij de volledig automatische belichtingsregeling en de automatische flitser biedt de LEICA X-E ongecompliceerd fotograferen. U kunt als alternatief
de beeldcompositie altijd zelf overnemen met de handmatige instellingen.
U kunt uit talloze speciale functies kiezen om de beeldkwaliteit ook in moeilijke belichtingssituaties te verbeteren.
Lees deze instructies zorgvuldig door om maximaal profijt te trekken van de
mogelijkheden van uw LEICA X-E.
A. Batterij Leica BP-DC 8
(bestelnr. 18 706)
B. Batterijhouder
(bestelnr. 423-089.003-012)
C. Batterijlader Leica BC-DC8 met verwisselbare stekkers
(bestelnr. 423-089.003-008)
D. USB cord
(bestelnr.. 423-089.003-022)
E. Lederen draagriem
(bestelnr. 439-612.060-000)
F. Lensdop
(bestelnr. 423-097.001-024)
G. Flitsschoenbeschermer
(bestelnr. 439-097.001-026)
H. Camera registratiekaart met TAN voor het downloaden van Adobe®
Photoshop® Lightroom®
(na registratie van de camera op de Leica Camera AG homepage)
De productiedatum van uw camera vindt u op de stickers in de
garantiekaart ofwel op de verpakking. De schrijfwijze is: jaar/maand/
dag.
Deze handleiding is op 100% chloorvrij gebleekt papier gedrukt in een hoogwaardig productieproces dat het water beschermd en milieuvriendelijk is.
84
WETTELIJKE KENNISGEVING
De CE-identificatie van onze productdocumentatie voldoet aan
de fundamentele vereisten van de geldige EU richtlijnen.
• Let op dat u zich aan de auteursrechten houdt. Het opnemen en publiceren van bestaande opnames op media zoals banden, cd's, dvd's en
ander gepubliceerd of uitgezonden materiaal kan een overtreding van de
auteursrechten betekenen.
WAARSCHUWINGEN
• Modern elektronische componenten reageren gevoelig op elektrostatische
ontlading. Omdat mensen gemakkelijk met tienduizenden volts kunnen
worden geladen, door bijvoorbeeld over synthetisch tapijt te lopen, kan er
een ontlading plaatsvinden als u uw LEICA X3 aanraakt, vooral als deze
zich op een geleidend oppervlak bevindt. Als enkel de camerabehuizing
wordt aangeraakt, is deze ontlading onschadelijk voor de elektronica.
Ondanks de ingebouwde beveiligingscircuits dienen de buitencontacten,
zoals de contacten in de camerabodem, echter om veiligheidsredenen
indien mogelijk nooit worden aangeraakt. Om deze contacten te reinigen,
dient u geen optische microvezeldoekjes (synthetisch) te gebruiken; katoenen of linnen doekjes zijn beter geschikt. Om deze contacten te reinigen,
dient u geen optische microvezeldoekjes (synthetisch) te gebruiken; katoenen of linnen doekjes zijn beter geschikt. Alvorens u de contacten aanraakt, dient u zichzelf elektrostatisch te ontladen door een verwarmingsof waterleiding aan te raken (of ander geleidend en geaard materiaal). U
kunt vervuiling en oxidatie van de contacten voorkomen door uw LEICA
X-E op een droge plaats op te bergen met de lensdop op de lens.
• Gebruik uitsluitend aanbevolen toebehoren om storingen, kortsluiting of
elektrische schok te voorkomen.
• Probeer niet zelf delen van de behuizing te verwijderen (deksels); gespecialiseerde reparatie kan alleen bij geautoriseerde service centers worden
uitgevoerd.
• Dit betreft ook alle meegeleverde software.
• De SD, HDMI, en USB logo's zijn geregistreerde handelsmerken.
• Andere namen, merk- of productnamen die in dit handboek worden
genoemd, zijn handelsmerken of geregistreerde handelsmerken van de
betreffende ondernemingen.
VERWIJDEREN VAN ELEKTRISCHE
OF ELEKTRONISCHE APPARATUUR
(Toepasselijk binnen de EU en in andere Europese landen met
gescheiden recyclingsystemen)
Dit toestel bevat elektrische en/of elektronische componenten en mag
daarom niet in het huishoudelijk afval worden gegooid! In plaats daarvan
dient het op een officieel verzamelpunt te worden ingeleverd. Dat is gratis.
Als het toestel zelf vervangbare (oplaadbare) batterijen bevat, dienen deze
eerst te worden verwijderd en, indien nodig, eveneens volgens de geldende
regelingen.
De lokale autoriteiten, afvalverwerkende bedrijven of de winkel waar u het
toestel heeft gekocht, kunnen u meer informatie hierover geven.
85
INHOUDSOPGAVE
Voorwoord ...................................................... 84
Leveringsomvang............................................. 84
CE Notice ...................................................... 85
Waarschuwingen.............................................. 85
Wettelijke kennisgeving.................................... 85
Verwijderen van elektrische of elektronische
apparatuur.................................................... 85
Aanduiding van de onderdelen......................... 88
Displays
In de opnamemodus..................................... 90
In weergavemodus....................................... 93
De menupunten............................................... 94
Quick guide..................................................... 95
Gedetailleerde instructies
Voorbereidingen
Aanbrengen van de draagriem.................... 96
Opladen van de batterij.............................. 96
De batterij invoeren en verwijderen /
De geheugenkaart invoeren en
verwijderen.............................................. 100
De belangrijkste instellingen/
bedieningselementen
De camera aan/uit zetten / Het
selecteren van de belichtingsfrequentie....104
Opname- en weergavemodi kiezen...........105
Ontspanner..............................................107
Menubediening........................................108
Voorkeuze-instellingen
Standaard camera-instellingen............112
Menu taal...........................................112
Datum ...............................................112
Tijd ....................................................112
Automatische stand-by modus............113
Knopbevestiging (respons)
en sluitergeluiden...............................113
Instellingen beeldscherm en
elektronische zoeker...........................114
Omschakelen van displaysets...........114
Vastleggen van het LCD-scherm als
het enige display voor het bekijken
van afbeeldingen..............................114
Uitschakelen van het LCD-scherm....115
Helderheid en kleurweergave...........115
Schermuitschakeling........................115
Standaard foto-instellingen
JPEG resolutie.......................................116
Bestandsformaat / compressiegraad.....116
Witbalans..............................................116
Vaste standaardinstellingen................116
Handmatige instelling door meting......117
Directe instelling kleurtemperatuur.....117
Fijnafstemmen van de
witbalansinstellingen..........................117
ISO gevoeligheid....................................118
Beeldeigenschappen/contrast,
scherpte, kleurverzadiging.....................118
Kleurweergave.......................................119
86
De opnamemodus
Scherpstellen........................................... 120
Automatische scherpstelling.................. 121
AF Assist-lampje................................. 121
AF-meetprogramma's......................... 122
1 veldmodus ................................... 122
11 veldmodus.................................. 123
Spot-programma.............................. 123
Gezichtsdetectieprogramma............ 124
Handmatig scherpstellen.................... 124
Handmatige scherpstelassist-functie...125
Belichtingsmeting en -regeling
Programma's voor belichtingsmeting.... 126
Multi-veldmeting........................... 126
Center-georiënteerd meten .......... 126
Spotmeten ................................... 126
Het histogram.................................. 126
Belichtingsregeling........................... 127
Geprogrammeerde
automatische belichting................ 128
Programmawissel-modus.............. 128
Diafragma-automaat..................... 129
Tijdautomaat................................. 129
Handmatig programma................. 130
Meetwaardegeheugen................... 130
Belichtingscompensatie................ 131
Automatische belichtingsserie....... 132
Flitsopnamen
Opnamen maken met het ingebouwde
flitsapparaat.............................................134
Flitsprogramma's.....................................134
Automatische flitsinschakeling ..............134
Automatische flitsinschakeling
met voorflits..........................................135
Handmatige flitsinschakeling ................135
Handmatige flits- en voorflitsinschakeling ..135
Automatische flitsinschakeling met
langere sluitertijden ..............................135
Automatische flits- en
voorflitsinschakeling met langere
sluitertijden ..........................................135
Studio programma.................................136
Het flitsbereik..........................................136
Synchronisatie op het einde
van de belichtingstijd...............................136
Flits-belichtingscompensatie....................137
Het gebruik van externe flitsapparaten......137
Overige functies
Zelfontspanner.........................................138
Het formatteren van de geheugenkaart.....139
Werking kleurbereik..................................140
Beeldgegevens van het interne
geheugen naar een geheugenkaart
kopiëren...................................................140
Nieuwe mapnummers aanmaken..............140
Gebruikersprofiel......................................141
Beeldstabilisatie.......................................141
Weergavemodus
Weergavemodus selecteren......................142
Opnamen selecteren................................143
Beeld vergroten / gelijktijdige
weergave van 16 foto's............................143
Selectie van de uitsnede...........................144
Opnamen wissen......................................145
Opnamen beveiligen/beveiliging opheffen.146
Weergave van portretformaat...................148
Weergave met HDMI-apparatuur...............148
Andere zaken
Gegevensoverdracht naar een pc..............149
Gegevensoverdracht met
de camera als wisselstation��������������������� 149
Kaartlezers aansluiten en
gegevens overdragen...............................150
Met DNG raw data (ruwe gegevens)
werken ....................................................150
Installeren van Adobe® Photoshop®
Lightroom®.............................................150
Installeren van firmware-updates..............151
Accessoires
Lederen draagtas X.....................................152
Camerabeschermer X..................................152
Paraattas X.................................................152
Kleine systeemtas.......................................152
Polsband X..................................................152
Lichtkader-meetzoeker 36mm.....................152
Elektronische meetzoeker EVF ...................152
Handgreep X...............................................153
Flitsapparaten.............................................153
HDMI-kabel.................................................153
Vervangende onderdelen................................153
Voorzorgsmaatregelen en onderhoud
Algemene voorzorgsmaatregelen.................154
Onderhoudsinstructies................................155
Voor de camera........................................155
Voor het objectief.....................................155
Voor de batterij........................................155
Voor de batterijlader.................................156
Voor geheugenkaarten..............................156
Opbergen....................................................157
Technische gegevens.....................................158
Leica Information Service...............................161
Leica Customer Care.....................................161
87
AANDUIDING VAN DE ONDERDELEN
ACHTERAANZICHT
1.12 INFO-knop voor
- het selecteren van schermweergaven in opname en kijkmodus
- handmatig terugverplaatsen van AF meetkader naar het centrum
- het oproepen van scherm voor ingestelde resolutie, compressie,
witbalans, en beeld stabilisatie-status
FRONTAANZICHT (optionele handgreep bevestigd en flitser ingeklapt)
1.1 Bevestigingsogen van de draagriem.
1.2 Zelfontspanner LED / AF-Assist-licht
1.3 Lens
(Na >1 sec. indrukken; verdwijnt na 5 sec.)
1.4 Handgreep meta.
a. Stelschroef
1.13 ISO knop om het menu lichtgevoeligheid op te roepen
BOVENAANZICHT
1.5 Flitser
1.15
1.14 WB knop om menu witbalans op te roepen
1.6 Beschermring schroefdraad
1.7 Hoofdschakelaar met palposities voor
- OFF (camera uitgeschakeld)
- S (enkel beeld)
- C (continu fotograferen)
DELETE / FOCUS knop voor het
- oproepen van het menu wissen
- oproepen van menu scherptemeting
- activeren van AF-meetveldkader
1.16 PLAY knop voor het
- activeren van de (continu) weergavemodus
- terugkeren naar volledig 1:1 scherm
1.17 Schuifregelaar flitserunit
1.8 Ontspanner
1.18 Aansluiting voor externe elektronische zoeker (deksel verwijderd)1
1.9 Diafragmakeuze met
- A positiepal voor automatische diafragmakeuze
(diafragma-automaat / programmamodi)
1.19 Status LED focus/belichting (licht alleen op bij vasthouden drukpunt ontspanner,
niet bij handmatige instelling van de scherpte)
a. Knippert:
b. Brandt continu:
1.10 Sluitertijdkeuze met
-A
positiepal voor automatische sluitertijd
(tijdsautomaat- / programmamodi)
Scherpstelling niet mogelijk
Scherpte en belichting ingesteld en vergrendeld
1.20 Instelwieltje voor
- handmatig scherpstellen
- scrollen in menulijst
- door opnamegeheugen scrollen
1.11 Flitsschoen met
a. Centraal (ontstekings-) contact
b. Sturingscontacten
c. Gat voor de vergrendelpen
1Uitsluitend
88
voor het gebruik van de Leica EVF2 (zie ook p.152)
1.28 LED indicatie dat gegevens voor weergave worden opgehaald / beeldgegevens worden weggeschreven
(verschijnt bij alle modi maar kort; brandt continu als de monitor is uitgeschakeld)
1.21 Klepje van USB en HDMI aansluitingen
1.22 Instelring voor
- door menu- en submenulijsten scrollen
- instellen waarden belichtingscorrectie, belichtingsserie, flitsbelichtingsserie
- door opnamegeheugen scrollen
- opnameweergave vergroten/verkleinen
1.29 Beeldscherm
AANZICHT VAN RECHTS
1.31 HDMI-aansluiting
Kantelknop voor
1.23
- o
proepen belichtingscorrectie-, belichtingsserie- en flitsbelichtingscompensatie-menu's
- door menu- en submenulijsten scrollen
- door opnamegeheugen scrollen
- het verplaatsen van het AF-meetveld
1.24
(klep open)
1.30 USB-aansluiting
ONDERAANZICHT
1.32 Batterijvak- / geheugenkaartgleuf-klep met
a. Vergrendelingshendel
1.33 Statief schroefdraad A1/4“ DIN 4503 (1/4“)
Kantelknop voor
- oproepen/instellen van flitsprogramma-menu
- submenu's openen
- door opnamegeheugen scrollen
- het verplaatsen van het AF-meetveld
1.34 Gat voor pen handgreep (klep open)
1.35 Batterijvakvergrendeling
1.36 Batterijvak
1.37 Geheugenkaartgleuf
1.25 MENU/SET-knop voor
- oproepen van het menu
- menu-instellingen opslaan en submenu's en menu's verlaten
1.26
Kantelknop voor
- oproepen van scherpstelmodus-menu
- door menu- en submenulijsten scrollen
- door opnamegeheugen scrollen
- het verplaatsen van het AF-meetveld
1.27 Kantelknop voor
- oproepen van zelfontspannermenu
- het verlaten van submenu's en menu's zonder de instellingen op te slaan
- het verplaatsen van het AF-meetveld
BATTERIJLADER
1.38 Batterijvak met
a. Contactpunten
1.39 Status-LED
1.40 Uitwisselbare stekker
1.41 Stekker-ontgrendelingsknop
(Uitwisselbare stekker verwijderd)
1.42 Contacten
89
DISPLAYS
2.1.1 Belichtingsstand
a. P: Geprogrammeerde automatische belichtingsstand
b. A: Tijdautomaat
c. T: Diafragma-automaat
d. M: Handmatige instelling van sluitertijd en diafragma
2.1 IN DE OPNAMEMODUS
2.1.1
2.1.2
2.1.3
2.1.4
2.1.5
2.1.2 Flitsprogramma
(voor ingebouwde en externe flitsers, knippert rood als flitser niet gereed is, anders wit)
a.
b.
c.
d.
e.
f.
g.
2.1.6
2.1.7
2.1.8
2.1.9
2.1.10
2.1.11
2.1.25
2.1.24
2.1.23
2.1.13
2.1.22
2.1.21
:
automatische flitsinschakeling
: automatische flitsinschakeling met voorflits
:
handmatige flitsinschakeling
: handmatige flitsinschakeling met voorflits
: automatische flitsinschakeling met langere sluitertijden
: Automatische flitsinschakeling met voorflits en langere sluitertijden
: vast flitsvermogen om de hulpflitsers te activeren
2.1.3 ISO gevoeligheid1
2.1.18 2.1.16
2.1.20 2.1.17 2.1.15 2.1.14
(verschijnt in plaats van 2.1.2 als de flitser uitgeschakeld is; AUTO ISO waarden verschijnen
ook wanneer displays uitgeschakeld zijn als de ontspanner wordt ingedrukt)
a.
b.
c.
d.
e.
f.
g.
h.
I.
2.1.12
2.1.19
AUTO ISO
100
200
400
800
1600
3200
6400
12500
2.1.4 Compressiegraad
a. JPG Super fine
b. JPG fine
c. DNG + JPG S. fine
d. DNG + JPG fine
Opmerking:
De hier en in de verdere handleiding afgebeelde display verschijnen allemaal ofwel op
het LCD-scherm ofwel in de optioneel verkrijgbare externe elektronische zoeker, indien
deze met zijn eigen knop is ingeschakeld. Niettemin hebben deze instructies alleen
betrekking op het LCD-scherm. Voor meer informatie over de Leica EVF 2, zie p. 152 en
de handleiding van de zoeker.
90
1 Volgens
CIPA DC-004 Standaard
2.1.5 Laadniveau batterij
a.
: Voldoende capaciteit
b.
: Verminderde capaciteit
c.
: Onvoldoende capaciteit
d.
: Vervangen of opnieuw opladen van de batterij noodzakelijk
2.1.17 Sluitertijd
2.1.6 Opnameteller (hoeveelheid resterende foto's)
2.1.18 Lichtschaal
(verschijnt bij handmatige instelling onmiddellijk, d.w.z. in de belichtingsprogramma’s
T/M, na het aantippen van de ontspanner bij automatische instelling, d.w.z. in de belichtingsprogramma’s P/A, rood na vasthouden drukpunt van de ontspanner bij overschrijding van het minimale of maximale instelbereik met de belichtingsprogramma’s P/T/A,
anders wit)
(alternatief voor 2.1.19, verschijnt alleen bij handmatige instelling van sluitertijd en diafragma)
(bij ontbrekende geheugencapaciteit knippert 0 als waarschuwing)
2.1.19 Afstand / diepte van veldschaal
2.1.7 Indicatie dat de opnamen in het interne geheugen worden opgeslagen
(verschijnt alleen bij handmatige scherpstelling, met schaal in meter en feet)
(als er geen geheugenkaart is geplaatst)
2.1.20 Diafragmawaarde
2.1.8 Spot-autofocusmeetveld
2.1.10 Indicatie van ingeschakelde spot-belichtingsmeting
(verschijnt bij handmatige instelling onmiddellijk, d.w.z. in de belichtingsprogramma’s
T/M, na het aantippen van de ontspanner bij automatische instelling, d.w.z. in de belichtingsprogramma’s P/A, rood na vasthouden drukpunt van de ontspanner bij overschrijding van het minimale of maximale instelbereik met de belichtingsprogramma’s P/T/A,
anders wit)
2.1.11 Zelfontspanner ingeschakeld/actief
2.1.21 Belichtingscorrectie ingesteld, inclusief correctiewaarde
a.
b.
2.1.22 Belichting-meetmethode
: meting op het midden geconcentreerd
a.
: multi-veldmeting
b.
c.
: Spotmeten
(als alternatief voor 2.1.9)
2.1.9 Normaal autofocusmeetveld
(als alternatief voor 2.1.9/2.1.10/2.1.12)
(niet bij handmatige instelling van sluitertijd en diafragma)
: 2 seconden vertraging
: 12 seconden vertraging
2.1.12 Vergrote beelduitsnede uit het midden
(verschijnt alleen bij handmatig scherpstellen)
2.1.13 Histogram
2.1.23 Automatische belichtingsserie
(verschijnt alleen indien geactiveerd, geel indien flitsapparaat is ingeschakeld, resp. bij
sluitertijden langer dan 1/2 sec, anders wit)
2.1.24 Beeldstabilisatie
2.1.25 Scherpstellingsmodus
a. AF: Automatische scherpstelling
b. MF: Handmatig scherpstellen
2.1.14 Flitsbelichtingscompensatie ingesteld, inclusief compensatiewaarde
(verschijnt in het gebied van 2.1.37 met autofocus-modus)
2.1.15 Indicatie van programmawisselfunctie / voor instelling van de langste
sluitertijden met de instelknop
(verschijnt alleen met geprogrammeerde automatische belichting / alleen wanneer de
sluitertijdknop is ingesteld op 2+)
2.1.16 Indicatie dat beide waarden verschoven zijn
(verschijnt alleen met programma-automaat en na verschuiving)
91
DISPLAYS
2.1.26 INFO-scherm met instelling van
– Resolutie
– Bestandsformaat/Compressiegraad
2.1 IN OPNAMEMODUS
(zie 2.1.4)
– Witbalans
(Symbolen met extra *– als fijnafstemming witbalans is ingesteld)
a. Geen indicatie: Automatische instelling
: voor gloeilamplicht
b.
: voor daglicht
c.
: voor elektronenflitsers
d.
: voor bewolkte hemel
e.
: voor schaduwsituaties
f.
: voor handmatige instelling 1
g.
: voor handmatige instelling 1
h.
: voor instelling kleurtemperatuur
i.
– Kleurzweem (Voorkeuze-instelling film)
– Beeldstabilisatie
92
2.2
2.2.6 Map-/opnamenummer
IN WEERGAVEMODUS
2.2.7 Indicatie dat de opnamen in het interne geheugen worden opgeslagen
2.2.1
2.2.2
2.2.3
2.2.4 2.2.5
(als er geen geheugenkaart is geplaatst)
2.2.8 Histogram
2.2.6
2.2.7
2.2.19
2.2.18
(zie punt 2.1.3)
2.2.9 Opnamenummer van serie-opname/totaal aantal opnamen op
geplaatste geheugenkaart
2.2.10 ISO gevoeligheid
2.2.17
2.2.16
2.2.15
2.2.14
2.2.13
(zie punt 2.1.3)
2.2.11 Sluitertijd
2.2.8
(zie punt 2.1.17)
2.2.12 Diafragma
2.2.122.2.11
2.2.10
2.2.9
(zie punt 2.1.20)
2.2.13 Flits-belichtingscorrecties
(zie punt 2.1.14)
2.2.14 Flitsprogramma
2.2.20
(zie punt 2.1.2)
a. Geen indicatie: Opname zonder flits
b.
c.
/
/
/
/
: Flitsopname zonder voorflits
/
: Flitsopname met voorflits
2.2.15 Belichtingsstand (zie 2.1.1)
2.2.21
2.2.16 Belichtingscompensatie (zie 2.1.1)
2.2.17 Witbalans (zie 2.1.26)
2.2.1 Indicatie weergavemodus
2.2.18 Beeldstabilisatie (zie 2.1.24)
2.2.2 Resolutie
2.2.19 Datum en tijd van de getoonde opname
2.2.3 Bestandsformaat /Compressiegraad
2.2.20 Indicatie om het instellingswiel 1.20 te gebruiken voor het veranderen van foto's met vergrote sectie
(zie punt 2.1.4)
2.2.4 Beveiligde opname
2.2.21 Positie vergrote sectie in beeld
2.2.5 Laadniveau batterij
(zie punt 2.1.5)
93
DE MENUPUNTEN
3.20
Rec. Play Histogram Grafische weergave van de helderheids 127
verdeling
3.21
Play Histogram Grafische weergave van de helderheids 127
verdeling
3.22
Reset Picture Numbering
3.23
Auto Review Automatische weergave
van de laatste opname
106
De menupunten
Uitleg
Blz
3.1
Resolution
Bestandsgrootte
116
3.2
Compression
Bestandsgrootte / Compressiegraad
116
3.3
AUTO ISO Settings
3.4
Metering Mode
Belichtingsmeting
126
3.24
Auto Power Off
Automatisch uitschakelen
113
3.5
Continuous
Beeldfrequentie serie-opname
104
3.25
Auto LCD Off
Scherm/EVF weergave uitschakelen
115
3.6
AF Assist-lamp
AF functie bij zwakke verlichting
121
3.26
Color Space
Werkkleurruimte
140
3.7
MF Assist
Vergroting displayweergave
125
3.27
Date
Datumsinstellingen
112
3.8
Image Stabilization
Beeldstabilisatie bij camerabewegingen 141
3.28
Time
Tijdsinstellingen
112
3.9
Preset Film
Instelling overheersende kleur
119
3.29
Shutter Volume
Akoestisch sluitergeluid
113
3.10
Sharpening
Opnamescherpte
118
3.30
3.11
Saturation
Opnameverzadiging
118
3.12
Contrast
Beeldcontrast
118
Acoustic Signal Bevestigingsgeluiden
Signaal voor geheugenkaart
capaciteitslimiet
3.13
Opt. Viewfinder Scherm uit voor externe optische
zoeker
3.31
Language
Menutaal
112
3.32
Auto Rotate Display
Weergave automatisch rechtzetten
148
3.33
HDMI
Instellingen diapresentatie
148
Menu wisbeveiliging
146
118
115
Instellingen
140
113
3.14 Flash Sync
Flits tijdens begin of einde van de
belichting
136
3.34
Protect
3.15
Monitor Brightness
Instellingen
115
3.35
3.16
EVF Brightness
Instellingen
115
Copy Data transfer vanaf intern
geheugen naar kaart
3.17
Monitor Color Adjustment
Instellingen
115
3.36
Format
bestandsindeling geheugenkaart
139
3.18
EVF Color Adjustment
Instellingen
115
3.37
Firmware Version
Ter informatie
151
3.38
User Profile
Door gebruiker instelbaar profiel
141
3.19
Play on Monitor
Instellingen
114
94
140
QUICK GUIDE
FOTOGRAFEREN
11. Zet zowel
a. snelheid (1.10) als diafragma (1.9) knoppen op A (zie p. 126),
b. Scherpstellingsmodus to AF (see p. 120),
c. Belichtingsmeteringmodus op
(zie p. 126).
Houd de volgende onderdelen gereed:
• Camera
• Batterij (A)
• Batterijlader (B) met passende netstekker (C)
• Geheugenkaart (niet meegeleverd)
Opm.:
De hierboven geadviseerde instellingen garanderen eenvoudig, snel en betrouwbaar fotograferen voor uw eerste opnames met de LEICA X-E. Details
over de verschillende modi/functies kunt u ontlenen aan de betreffende
gedeelten op de aangegeven pagina’s.
VOORKEUZE-INSTELLINGEN
1. Verbind de juiste stekker met de batterijlader (zie p. 99).
2. Plaats de batterij (A) in de batterijlader (C) om deze te op te laden
(zie p. 99).
3. Verbind de batterijlader met het net (zie p. 99).
4. Zet de hoofdschakelaar (1.7) op OFF (zie p. 104).
5. Plaats de opgeladen batterij in de camera (zie p. 100).
6. Stop de geheugenkaart in de camera (zie p. 102).
7. Verwijder de lensdop (F).
8. Zet de hoofdschakelaar (1.7) op S (zie p. 104).
9. Stel de datum en tijd in (zie p. 112).
10. Stel de gewenste menutaal in (zie p. 112).
12. Druk de ontspanner in (1.8) tot het eerste drukpunt om de scherpstelling
en belichtingsmeting te activeren (zie p. 124).
13. Druk de ontspanner volledig in om een opname te maken.
OPNAMEN BEKIJKEN
1. Druk op de PLAY-knop (1.16).
2. Druk op de rechter- of linker richtingsknop (1.23/1.27) om andere opnamen te bekijken.
OPNAMEN VERGROTEN
Draai de instelknop (1.22) naar rechts (met de klokwijzers mee) om de getoonde opname vergroot te bekijken (zie p. 142).
OPNAMEN WISSEN
Druk op de DELETE/FOCUS-knop (1.15), en selecteer de gewenste functie in
het menu dat op het scherm verschijnt.
95
GEDETAILLEERDE INSTRUCTIES
OPLADEN VAN DE BATTERIJ
De LEICA X-E wordt door een lithium-ionen batterij (A) van energie voorzien.
VOORBEREIDINGEN
Waarschuwing:
• Er mogen uitsluitend batterijladers worden gebruikt die in deze handleiding worden genoemd, ofwel andere batterijladers die door Leica Camera
AG zijn gespecificeerd. Het gebruik van andere batterijen die niet zijn
goedgekeurd door Leica Camera AG kan schade aan de batterij en / of de
camera veroorzaken, en in extreme gevallen een explosie veroorzaken.
• Defecte batterijen dienen te worden vernietigd, overeenkomstig de desbetreffende instructies (zie p. 85) bij een verzamelpunt ten behoeve van een
goede recycling.
AANBRENGEN VAN DE DRAAGRIEM
Let op:
• Deze batterij mag uitsluitend in de toestellen worden toegepast waar deze
voor is ontworpen en mag alleen worden geladen zoals navolgend staat
beschreven.
• Gebruik van deze batterij in strijd met de voorschriften kan onder bepaalde omstandigheden leiden tot een explosie.
• Stel batterijen niet voor langere tijd bloot aan direct zonlicht, hitte of vochtigheid. Plaats de batterij ook nooit in een magnetron en stel deze niet
bloot aan hoge druk om het risico van brand of explosie te voorkomen.
• Gooi de batterijen in geen geval in vuur, omdat ze anders kunnen exploderen!
• Vochtige of natte batterijen mogen in geen enkel geval worden opgeladen
of in de camera worden geplaatst.
• Houd de batterijcontacten altijd schoon en vrij toegankelijk. Hoewel
lithiumbatterijen bestendig zijn tegen kortsluiting, dienen deze toch tegen
contact met metalen voorwerpen, zoals paperclips of sieraden te worden
beschermd. Een kortgesloten batterij kan zeer warm worden en ernstige
brandwonden veroorzaken.
96
• Als er een batterij valt, controleert dan de behuizing en contacten op
eventuele schade. Het gebruik van een beschadigde batterij kan ook de
camera beschadigen.
• Als er geluid, verkleuring, vervorming, oververhitting of een vloeistoflek
optreedt, moet de batterij onmiddellijk uit de camera of de batterijlader
worden gehaald en worden vervangen. Verder gebruik van deze batterij
kan oververhitting, brand en zelfs een explosie veroorzaken.
• Als er vloeistof uitlekt of er een brandreuk optreedt, dient u de batterij van
hittebronnen verwijderd te houden. De gelekte vloeistof is brandbaar.
• Er mogen uitsluitend batterijladers worden gebruikt die in deze handleiding worden genoemd, ofwel andere batterijladers die door Leica Camera
AG zijn gespecificeerd. Het gebruik van niet door de Leica Camera AG
goedgekeurde batterijladers kan schade aan de batterijen en, in extreme
gevallen, ernstig en zelfs levensgevaarlijk letsel veroorzaken.
• De meegeleverde lader dient uitsluitend voor het laden van dit batterijtype
te worden gebruikt. Probeer deze niet voor andere doeleinden te gebruiken.
• Zorg ervoor, dat de gebruikte netcontactdoos vrij toegankelijk is.
• Batterij en lader mogen niet worden geopend. Reparaties mogen alleen
door geautoriseerde vakbedrijven worden uitgevoerd.
• Let op dat batterijen niet in kinderhanden terecht komen. Ingeslikte batterijen kunnen verstikking veroorzaken.
Eerste hulp:
• Als batterijvloeistof in contact met de ogen komt, is er risico op blindheid.
Spoel de ogen onmiddellijk grondig uit met schoon water. Wrijf de ogen
niet. Zoek onmiddellijk medische hulp.
• Op huid of kleding gelekte vloeistof kan letsel veroorzaken. Was de betroffen gebieden met schoon water. In dit geval hoeft u geen medische hulp
te zoeken.
97
• Ook in ideale omstandigheden heeft elke batterij een begrensde levensduur! Na enkele honderden laadcycli merkt u dit aan de beduidend kortere
bedrijfsduur.
Opmerkingen:
• De batterij kan alleen buiten de camera worden opgeladen.
• De batterijen moet eerst worden geladen alvorens u de camera voor het
eerst gebruikt.
• De oplaadbare batterij laadt op zijn beurt een back-up-batterij die permanent in de camera is gemonteerd. Deze back-up-batterij zorgt ervoor
dat datum en tijd t/m 2 dagen worden vastgehouden. Als deze back-upbatterij ook ontlaadt, dient deze d.m.v. de vervangbare, opgeladen batterij
weer te worden opgeladen. Als de vervangbare batterij geplaatst is, zal
de volledige capaciteit van de back-up-batterij zijn hersteld na ca. 60 uur.
Voor deze procedure hoeft de camera niet te worden ingeschakeld. U
dient in dit geval wel de tijd en de datum opnieuw in te stellen.
• De batterij moet een temperatuur tussen 0°-35°C hebben om te kunnen
worden opgeladen (anders zal de lader niet inschakelen of weer uitschakelen).
• Lithiumbatterijen kunnen altijd en onafhankelijk van de batterijconditie
worden opgeladen. Als een batterij bij het begin van het opladen slechts
ten dele is ontladen, wordt de volledige oplading sneller bereikt.
• Lithiumbatterijen dienen ten dele opgeladen te worden bewaard, d.w.z.
niet volledig ge- of ontladen. Bij een zeer lange bewaartijd moeten ze
ongeveer eenmaal per jaar 15 minuten worden geladen om volledige ontlading te voorkomen.
• Verwijder de batterij als u de camera langere tijd niet gebruikt. Schakel
hiervoor van tevoren de camera met de hoofdschakelaar uit (zie p. 104).
Anders kan de batterij na enkele weken diep worden ontladen, d.w.z. de
spanning daalt sterk, omdat de camera een geringe ruststroom verbruikt
(voor de opslag van de instellingen), zelfs wanneer deze is uitgeschakeld.
• Tijdens het oplaadproces worden de batterijen en de lader warm. Dit is
normaal en geen storing.
• Een nieuwe batterij bereikt pas zijn volle capaciteit nadat deze volledig is
opgeladen en – door gebruik in de camera - 2 of 3 keer is ontladen. Deze
ontladingsprocedure dient ongeveer 25 cycli te worden herhaald.
• Oplaadbare lithiumbatterijen produceren stroom d.m.v. interne chemische
reacties. Deze reacties worden ook door de buitentemperatuur en luchtvochtigheid beïnvloed. Voor een lange levensduur van de batterij dient u
deze niet langdurig aan extreme (hoge of lage) temperaturen (bijv. in een
geparkeerde auto in de zomer of de winter) bloot te stellen.
98
Batterijlader voorbereiden (C)
U dient de juiste stekker (1.40) voor het lokale stopcontact aan de batterijlader te bevestigen.
De batterij in de lader plaatsen
1. Verbind de batterijlader met het net.
2. Plaats de batterij in de oplader door
a. hem naar beneden gericht tegen de contacten (1.38a) in het batterijvak te plaatsen en
b. naar beneden te drukken, tot hij plat in het vak ligt.
Om de stekker te bevestigen
wordt de juiste stekker in de lader gedrukt tot deze vastklikt.
1.39
1.40
1.41
1.38a
Om de stekker te verwijderen, tegelijkertijd
a. druk de vergrendelknop (1.41) en
b. trek de verbonden stekker naar boven los uit zijn normale positie.
Indicatie oplaadniveau
Juiste oplading wordt aangeduid door een rode status-LED (1.39); als de LED
groen brandt, is de batterij volledig opgeladen.
Opmerking:
De batterijlader zal automatisch naar de lokale spanning omschakelen.
99
DE BATTERIJ INVOEREN EN VERWIJDEREN /
DE GEHEUGENKAART INVOEREN EN VERWIJDEREN
De camera uitzetten (zie ook p. 104) met de hoofdschakelaar (1.7).
De batterij plaatsen / verwijderen
Plaats de batterij (A) met de contacten in richting van de achterzijde van de
camera in het vak. Druk deze zover in het vak (1.36) tot de geveerde, lichtgrijze vergrendelingsschuif (1.35) als beveiliging over de batterij schuift.
Het openen van het batterij- / geheugenkaart-vak
Draai het vergrendelingsslot (1.32a) kloksgewijs. De geveerde klep (1.32)
springt vervolgens zelfstandig open.
1.32a
1.32
100
Ga voor het verwijderen van de batterij in de omgekeerde volgorde te werk.
De geveerde, lichtgrijze vergrendelingsschuif in het batterijvak moet voor
ontgrendeling van de batterij zijwaarts worden gedrukt.
Indicatie batterijcapaciteit
De batterijcapaciteit wordt op het scherm weergegeven (zie p. 90, 2.1.5).
Opmerkingen:
•V
erwijder de batterij als u de camera langere tijd niet gebruikt. Schakel
hiervoor van tevoren de camera met de hoofdschakelaar uit (1.7, zie p.
104).
•C
irca 3 dagen nadat de capaciteit van een batterij in de camera is uitgeput, moeten datum en tijd opnieuw worden ingesteld (zie p. 112).
Belangrijk:
Het verwijderen van de batterij terwijl deze is ingeschakeld (zie p. 104) kan
tot gevolg hebben dat de instellingen die u in de menu's heeft gemaakt, gewist worden (zie p. 105) en de kaart beschadigd wordt.
101
Plaats de geheugenkaart (B) met de contacten in richting van de batterij in
de sleuf (1.37). Schuif deze tegen de veerweerstand in helemaal naar binnen
tot deze hoorbaar inklikt.
De geheugenkaart invoeren en verwijderen
De Leica X-E gebruikt SC, SDHC, of SDXC geheugenkaarten. Deze kaarten
hebben een schrijfbeveiliging om te voorkomen dat onbedoeld opnamen
worden opgeslagen of verwijderd. Deze schakelaar is als schuif op de nietafgeschuinde kant van de kaart uitgevoerd; in de onderste stand die met
LOCK is gemarkeerd, zijn de gegevens beveiligd.
SD, SDHC, en SDXC geheugenkaarten zijn verkrijgbaar bij verschillende winkels en met verschillende geheugens en lees/schrijfsnelheden.
Ga voor het verwijderen van de geheugenkaart in de omgekeerde volgorde
te werk. Voor ontgrendeling moet de kaart – zoals aangegeven op de klep –
eerst nog iets verder naar binnen worden geschoven.
Opmerking:
Raak de contacten van de geheugenkaart niet aan.
102
Het openen van het batterij- / geheugenkaart-compartiment
Sluit het batterijvakdeksel (1.32) en draai de vergrendelingshendel (1.32a)
tegen de klok in.
Opmerkingen:
• Als er een geheugenkaart in de camera is geplaatst, zullen de beeldgegevens op de kaart opgeslagen worden. Als er geen kaart is geplaatst, zullen
deze gegevens op het interne geheugen geplaatst worden.
• Als de geheugenkaart niet in de gleuf kan worden geschoven, dient u te
controleren of de kaart goed past.
• Het gamma aan beschikbare SD / SDHC / SDXC-kaarten is te uitgebreid,
zodat Leica Camera AG niet alle beschikbare types op compatibiliteit
en kwaliteit kan testen. Daarom raden wij bijvoorbeeld de "Extreme III"kaarten van het toonaangevende merk "SanDisk" aan. Hoewel er geen
schade aan de camera of de kaart te verwachten is bij het gebruik van
andere soorten kaarten, kunnen vooral merkloze kaarten soms niet volledig voldoen aan de SD/SDHC/SDXC-standaard en kan Leica Camera AG
daarom geen enkele garantie op hun werking geven.
• Open het vak niet en verwijder de geheugenkaart of de batterij niet zolang
de LED 1.28 aanduidt dat de camera nog naar het geheugen wegschrijft.
Anders kunnen de gegevens op de kaart onbruikbaar worden en de camera storingen gaan vertonen.
• Omdat elektromagnetische velden, elektrostatische oplading evenals
defecten aan de camera en kaart tot beschadiging of verlies van gegevens
op de geheugenkaart kunnen leiden, is het raadzaam de gegevens naar
een computer te kopiëren en daar op te slaan (zie p. 149)
• Om dezelfde reden is het aan te bevelen de kaart in principe altijd in een
antistatische box te bewaren.
103
Als de hoofdschakelaar op C wordt gezet, produceert de Leica X-E continu
beeld sequenties. Frequenties van 3fps (Low) of 5fps (High) staan ter beschikking.
DE BELANGRIJKSTE INSTELLINGEN/BEDIENINGSELEMENTEN
DE CAMERA AAN-/UITZETTEN HET SELECTEREN VAN DE
BELICHTINGSFREQUENTIE
De LEICA X-E wordt met de hoofdschakelaar (1.7) in- en uitgeschakeld. Dit
wordt gedaan door deze van OFF in het gewenste programma, bijv. S (single
shot), of C (continuous shooting) te zetten.
• De afbeelding (2.1) verschijnt op het scherm.
Selecteer Continuous (3.5) in het menu, en de gewenste instelling in het
submenu.
Opmerkingen:
• Serie-opnamen zijn niet met flitsgebruik mogelijk. Als de flitsfunctie is geactiveerd, wordt er maar een opname gemaakt.
• Als de C-modus en de zelfontspanner (zie p. 138) in combinatie worden
gebruikt, zal er maar één opname worden gemaakt.
• De maximale frequentie van 5fps wordt alleen bereikt met sluitersnelheden van 1/60s of sneller (1/4s met 3fps).
• Onafhankelijk van het aantal foto's in een serie, zullen de PLAY- (zie p. 106)
en Auto Review-functies (zie p. 106) altijd de laatste opname het eerst
weergeven. De overige opnamen van de serie kunnen door indrukken
van de rechter- en/of linkerrand van de kantelknop (1.24/1.27) worden
geselecteerd.
1.7
Opmerking:
Als u vergeet de lenskap te verwijderen als u de camera aanzet, verschijnt
er een melding. Dit gebeurt ook als de camera uit de stand-by-modus wordt
geactiveerd (zie p. 113) met de kap nog op de lens.
104
OPNAME- EN WEERGAVEMODI KIEZEN
Als u de LEICA X-E inschakelt (zie vorig hoofdstuk), of deze uit de stand-bymodus wordt geactiveerd (zie p. 113) omdat u de ontspanner indrukt (1.8,
zie p. 107), zal deze normaal gesproken in de opnamemodus starten (zie p.
120). Om de foto's te bekijken, kunt u kiezen tussen twee modi:
1. PLAY
PLAY Onbeperkte weergave
2. Auto review
Korte vertoning na het maken van de foto
ONBEPERKTE WEERGAVE - PLAY
Door het drukken op de knop PLAY (1.16) schakelt u naar de weergavemodus.
• De laatst genomen foto verschijnt op het scherm samen met de bijbehorende vensters (zie p. 93). Echter, als het interne geheugen, ofwel
een geplaatste kaart, geen afbeeldingen bevat, zal het volgende bericht
verschijnen wanneer u overschakelt naar de weergavemodus: No valid
image to play.
Opmerking:
Als u de camera direct in de weergavemodus wilt zetten, kunt u dit doen
door de knop PLAY ingedrukt te houden terwijl u hem inschakelt.
105
AUTOMATISCHE WEERGAVE VAN DE LAATSTE OPNAME
Als Auto Review is ingeschakeld, zal elke foto direct na de opname op het
scherm verschijnen. Op deze wijze kunt u bijv. snel en eenvoudig controleren of de foto gelukt is of herhaald moet worden.
Met deze functie kunt u de tijdsduur voor de weergave van de foto vastleggen, bovendien kunt u hiermee de continuweergave inschakelen en of het
histogram eveneens dient te worden weergegeven.
Opmerking:
Als u foto's heeft genomen met behulp van serie-opnamen (zie p. 104) of
de automatische belichtingsseries (zie p. 132), dan wordt in beide weergavemodi de laatste foto in de serie als eerste getoond, of de laatste foto
die is opgeslagen op de kaart/het interne geheugen, als ze ten tijde van de
weergave niet allemaal al van het buffergeheugen van de camera zijn overgedragen. Details over hoe u andere foto's in de serie kunt selecteren en
andere opties in de weergavemodus staan beschreven in de secties onder
"Review-modus" vanaf p. 142.
Selecteer Auto Review (zie p. 108/94, 3.23) in het menu, dan Duration of
Histogram in het eerste submenu en de gewenste instelling in het tweede
submenu.
106
ONTSPANNER
Opmerkingen:
• Via het menu kunt u knopbevestigingsgeluiden en sluitergeluiden selecteren, ofwel instellen en kan het geluidsvolume ervan worden aangepast
(zie p. 113)
• Om bewegingsonscherpte te voorkomen moet de ontspanner gelijkmatig
en niet met een trekkende beweging worden ingedrukt.
1.7
De ontspanner (1.7) werkt in twee stappen. Door deze licht in te drukken
(tot het eerste drukpunt) worden automatisch scherpstellen, belichtingsmeting en -regeling geactiveerd en de betreffende instellingen/waarden
opgeslagen (zie p. 126). Als de camera in de stand-by-modus stond (zie p.
113), zal dit de camera weer activeren en het schermbeeld aanzetten (zie
ook p. 114).
Houd er rekening dat vóór het volledig indrukken van de ontspanner de
scherpstelling/autofocus (voor zover ingeschakeld) en belichtingsmeting
moeten zijn voltooid (zie voor details over belichtingsinstellingen, AF en de
betreffende indicaties op het scherm pagina's 126, 121, 90, respectievelijk).
Door de ontspanner volledig in te drukken, neemt u de foto.
107
MENUBEDIENING
De meeste instellingen van de LEICA X-E doet u via het menu. Navigeren in
het menu wordt gedaan met de instellingsring (1.22) en de 4 richtingsknoppen (1.23/.24/.26/.27). Het instellingswiel (1.20) kan worden gebruikt als
alternatief om snel te scrollen in de menulijst.
Opmerking:
U kunt de menu's hetzij op het scherm (1.29, zie p.114) of in de elektronische zoeker (zie p.152) bedienen.
SCROLLEN IN DE MENULIJST
U kunt ervoor kiezen om per punt of per pagina te scrollen.
SCROLLEN PER PUNT
- Draai ofwel aan de instelring 1.22 (met de klok mee = omlaag, tegen de
klok in = omhoog),
- of druk op de bovenste (1.23) of onderste (1.26) richtingsknop.
HET MENU OPENEN
Druk op de knop MENU/SET (1.25).
• De menulijst verschijnt. Het actieve menu-punt is omlijst, dat wil zeggen:
in rood met witte letters op een zwarte achtergrond. Een rode driehoek
aan de rechterkant geeft aan hoe u het betreffende submenu bereikt. Een
gele balk aan de rechterkant beweegt mee tijdens het scrollen in de lijst,
waardoor gemakkelijk direct te zien is op welke pagina van de menulijst u
zich bevindt.
SCROLLEN PER PAGINA
Draai het stelwiel 1.20 naar rechts (= omlaag) of naar links (= omhoog).
108
HET SUBMENU VAN EEN MENUPUNT OPROEPEN
Druk op de rechter richtingsknop (1.24).
• De submenulijst verschijnt en is omlijst, d.w.z. rood omrand. Het actieve
punt heeft witte letters op een zwarte achtergrond.
BEVESTIGEN VAN EEN INSTELLING
Druk op de knop MENU/SET (1.25).
• Het submenukader verdwijnt en de bevestigde (nieuwe) instelling wordt
aan de rechterkant van de actieve menulijst weergegeven.
EEN INSTELLING / WAARDE IN EEN SUBMENU KIEZEN
Draai aan de instelring (1.22) of druk op de onderste (1.23) of bovenste
(1.26) richtingsknop.
• Het actieve punt zal in de omlijsting omhoog of omlaag bewegen.
OM HET SUBMENU TE VERLATEN ZONDER DAT U EEN
INSTELLING HEEFT BEVESTIGD
Druk op de linker richtingsknop (1.27) of de ontspanner (1.8).
• De submenu-omlijsting verdwijnt en de bestaande (oude) instelling wordt
aan de rechterkant van de actieve menulijst weergegeven.
109
MENU VERLATEN
Druk ofwel
- de knop MENU/SET (1.25),
•Het menuscherm keert terug naar de opnamemodus (zie p. 120).
- of de ontspanner (1.8),
• Het menuscherm keert terug naar de opnamemodus (zie p. 120).
- of de knop PLAY (1.16).
• Het menuscherm keert terug naar de weergavemodus (zie p. 125).
Opmerkingen:
• Sommige functies zijn, afhankelijk van andere instellingen, niet beschikbaar; in dit geval wordt het menupunt grijs weergegeven wat betekent dat
het niet kan worden geselecteerd.
• Het menu opent meestal op de positie van het punt dat het laatst is ingesteld.
• Sommige menupunten bevatten nog meer instellingsopties op een tweede
submenu-niveau. In deze gevallen staat er een rode driehoek in plaats
van een instellingsoptie aan de rechterkant van de lijn. Instellingen op het
tweede niveau van de submenu's zijn toegankelijk en worden uitgevoerd
zoals hierboven beschreven. Submenu's van het tweede niveau vullen het
volledige menuscherm, dat wil zeggen dat de menu-item lijst niet meer op
de achtergrond wordt weergegeven.
110
• Een aantal andere functies worden in hoofdzaak op dezelfde wijze geregeld, na te zijn geopend door op de respectievelijke knoppen:
- ISO (1.13) voor Gevoeligheid
- WB (1.14) voor Witbalans
-D
ELETE/FOCUS (1.15) voor het verwijderen van beeldbestanden/selecteren van scherptemetingsmodi (alleen in weergave- ofwel opnamemodus)
-E
V+/- (1.23) voor de belichtingscorrectie-, belichtingsserie- en flitsbelichtingscorrectie-instellingen
- (1.24) voor selectie van de flitsmodi
- AF/MF (1.26) voor selectie van de scherpstelmodi
- (1.27) voor het inschakelen van de zelfontspanner en selecteren van
vertragingstijd
In tegenstelling tot de menu-items kunt u uw instellingen voor deze functies
ook bevestigen met behulp van de ontspanknop (1.8) (door tot het eerste
drukpunt te drukken).
Zie de betreffende secties voor meer informatie.
111
VOORKEUZE-INSTELLINGEN
DATUM
De datum kan tussen 2009 en 2099 worden ingesteld.
STANDAARD CAMERA-INSTELLINGEN
Selecteer Date (3.27) in het menu, dan ofwel Setting of Sequence in het
eerste submenu en de gewenste instelling in het tweede submenu.
MENU TAAL
De volgende talen kunnen worden ingesteld:
Duits, Japans, Engels, Frans, Spaans, Italiaans, traditioneel Chinees, vereenvoudigd Chinees, Russisch en Koreaans.
In het Setting-submenu kunt u met de instelknop (1.22) of met de omhoog-/omlaagknoppen (1.23/1.26) de getallen en de maand wijzigen en
met de rechter en linker richtingsknoppen (1.24/1.27) tussen de drie groepen heen en weer schakelen.
Selecteer Language (3.31) in het menu en de gewenste instelling in het
submenu.
TIJD
Selecteer Time (3.28) in het menu, dan ofwel Setting of View in het eerste
submenu en de gewenste instelling in het tweede submenu.
In het Setting-submenu kunt u met de instelknop (1.22) of met de omhoog/
omlaagknoppen (1.23/1.26) de getallen wijzigen en met de rechter en
linker richtingsknoppen (1.24/1.27) tussen de twee groepen heen en weer
schakelen.
In het View-submenu kunt u het 24-uurs of het 12-uurs formaat selecteren.
Opmerking:
Zelfs als geen batterij is geplaatst of als deze leeg is blijft de instelling van
datum en tijd door een ingebouwde bufferbatterij ongeveer 2 dagen behouden. Daarna moeten datum en tijd, zoals hiervoor beschreven, opnieuw
worden ingesteld.
112
KNOPBEVESTIGINGS- (RESPONS) EN SLUITERGELUIDEN
Met de LEICA X-E kunt u bepalen of uw instellingen en het verloop van enkele functies door akoestische signalen – er zijn twee volumes – bevestigd
moeten worden of dat het gebruik van uw camera en het fotograferen voornamelijk geruisloos verloopt.
AUTOMATISCHE STAND-BY MODUS
Als deze functie is geactiveerd, zal de camera na afloop van een ingestelde
tijd in de standby-modus gaan om energie te besparen.
Selecteer Auto Power Off (3.24) in het menu, en de gewenste instelling in
het submenu.
Voor sluitergeluiden
Selecteer Shutter Volume (3.29) in het menu, en de gewenste instelling in
het submenu: Off, Low, of High.
Opmerking:
Ook wanneer de camera zich in de paraatstand bevindt, kan deze altijd door
indrukken van de ontspanner (1.8) of door uit- en inschakelen met de hoofdschakelaar (1.7) weer in gebruik worden genomen.
Voor bevestiging van knopdrukken en limietgeluiden van de
geheugenkaart
Selecteer Acoustic Signal (3.30) in het menu, dan in het eerste submenu
Volume en in het tweede submenu: Off, Low, of High.
De geluiden die als bevestiging van een knopdruk dienen en om capaciteitslimiet van de geheugenkaart aan te duiden, kunnen apart in de betreffende
submenu's Keyclick en SD card full worden ingesteld.
113
Opmerkingen:
• Mode d. is alleen beschikbaar als deze eerder is ingesteld in het menu; zie
het volgende hoofdstuk.
• In de opnamemodus kunt u de knop INFO ≥1s ingedrukt houden om een
scherm met vijf belangrijke instellingen op te roepen (2.1.26, zie p. 92).
INSTELLINGEN BEELDSCHERM EN ELEKTRONISCHE ZOEKER
Opmerking:
Het LCD-scherm en de optionele elektronische zoeker geven een identiek
beeld weer. Waarop het beeld wordt weergegeven is afhankelijk van de zoeker en of deze met zijn eigen knop aan of uit is gezet.
De betreffende instellingen blijven actief, ook als
- de camera zichzelf automatisch in stand-by modus zet (zie p.113),
- de camera wordt uitgeschakeld met de hoofdschakelaar (zie p. 104), of
- de batterij wordt verwijderd (zie p. 100).
Zie voor meer informatie over de Leica EVF 2 (verkrijgbaar als accessoire, zie
p. 152) de handleiding van de meetzoeker.
VASTLEGGEN VAN HET LCD-SCHERM ALS HET ENIGE
DISPLAY VOOR HET BEKIJKEN VAN AFBEELDINGEN
U kunt bepalen dat het LCD-scherm automatisch wordt ingeschakeld telkens
wanneer u op de knop PLAY (1.16) drukt om afbeeldingen te bekijken, zelfs
als de Leica EVF 2 wordt gebruikt.
Selecteer in het menu Play on Monitor (3.19), en in het submenu On zodat
het scherm altijd in de weergavemodus wordt ingeschakeld, of Off als u in
plaats daarvan de EVF 2 wenst te gebruiken (als het is ingeschakeld, zie hierboven en in de handleiding van de meetzoeker).
OMSCHAKELEN VAN DISPLAYSETS
Selecteer de gewenste optie met de INFO-knop (1.12). Scroll door de
verscheidene opties (in een oneindige lus) door op de knop te drukken.
Opmerking:
Deze functie werkt alleen in de modus PLAY, niet in de modus Auto Review,
d.w.z. ongeachtof de Play on Monitor is ingeschakeld - als de EVF 2 en
Auto Review (zie p. 106) ingeschakeld zijn, worden de afbeeldingen in de
zoeker weergegeven.
De volgorde:
In de opnamemodus
a. alle displays (zie p. 90, plus histogram indien ingesteld, zie p. 127)
b. alleen standaard belichtingsinstellingen (zie p. 90) en AF en belichtingsmeetvelden
c. b. met rasterlijnen (plus histogram indien ingesteld, zie p. 127)
d. m
onitor uitgeschakeld (In dat geval brandt de LED 1.28 continu als indicatie)
In weergavemodus
a. alle displays (zie p. 93, plus histogram indien ingesteld, zie p. 127)
b. alleen standaard belichtingsinstellingen (zie p. 93)
114
SCHERMUITSCHAKELING LCD-SCHERM EN
ELEKTRONISCHE ZOEKER
Als deze functie is geactiveerd, zal de camera na afloop van een ingestelde
tijd het LCD-scherm, ofwel de eventueel aangesloten EVF uitzetten. Dit
bespaart niet alleen energie, maar vermindert ook de warmte die door het
scherm wordt opgewekt.
UITSCHAKELEN VAN HET LCD-SCHERM
Bij gebruik van de optionele externe optische meetzoeker (zie p. 152) kan
het lcd-scherm storend werken. Om dit te verhinderen, kunt u het scherm in
de opnamemodus volledig uitschakelen.
Selecteer Opt. Viewfinder (3.13) in het menu en in het submenu On om het
scherm uit te zetten, of Off om het aan te zetten.
Selecteer Auto LCD Off (3.25) in het menu, en de gewenste instelling in het
submenu.
Opmerking:
Ook als het scherm in dit menu is uitgeschakeld, zal het toch altijd inschakelen als u naar de weergavemodus gaat, en voor menuselectie.
HELDERHEID EN KLEURWEERGAVE
Om een perfecte zichtbaarheid te garanderen en om aan te passen aan verschillend omgevingslicht kunnen de helderheid en de kleurweergave van zowel het lcdscherm alsook de optionele externe elektronische zoeker worden aangepast.
Om helderheid in te stellen
Selecteer Monitor Brightness (3.15) of EVF Brightness (3.16) in het menu,
en dan in de betreffende submenu's een van de vijf niveaus.
Voor kleurinstellingen
1. 1
. Selecteer Monitor Color Adjustment (3.17) of EVF Color Adjustment
(3.18) in het menu.
• Er wordt een afbeelding weergegeven met een kruis er overheen. De
einden van het kruis zijn met de kleuren geel, groen, blauw en magenta
gemarkeerd, wat de mogelijke instellingen aanduidt.
2. G
ebruik de richtingsknoppen om de oorspronkelijk in het midden geplaatste cursor in de gewenste richting te bewegen; elke willekeurige
instelling in het schermgebied is mogelijk.
• De kleurweergave van het scherm verandert met de instelling.
115
WITBALANS
In de digitale fotografie zorgt de witbalans voor een neutrale, d.w.z. natuurgetrouwe kleurweergave bij elk type licht. De kleur die als wit moet worden
weergegeven, wordt vooraf op de camera ingesteld. U kunt kiezen uit meerdere voorinstellingen, automatische witbalans, twee vaste handmatige instellingen en de instelling van een directe kleurtemperatuur.
Bovendien heeft u de mogelijkheid de instellingen precies op de heersende
opname-omstandigheden en/of uw eigen ideeën in te stellen.
STANDAARD FOTO-INSTELLINGEN
JPEG RESOLUTIE
Als u een van de JPG-formaten heeft geselecteerd (zie volgend hoofdstuk)
kunt u de opname in 4 verschillende resoluties (aantal pixels) wegschrijven.
Hiermee kunt u de opnamen precies afstemmen op het beoogde doel en/of
de voorhanden capaciteit van de geheugenkaart.
Selecteer Resolution (3.1) in het menu en de gewenste instelling in het
submenu.
Vaste standaardinstellingen
Druk de WB-knop in (1.14), in het menu dat op het scherm verschijnt, selecteer AWB voor automatische setting, of
(voor gloeilicht),
(voor opnamen buiten in zonlicht),
(voor flitslicht),
(voor opnamen buiten met
bewolking),
(voor opnamen buiten van voorwerpen in de schaduw).
Opmerking:
Raw opnamen (DNG-formaat) worden altijd met de hoogste resolutie weggeschreven, onafhankelijk van de instellingen voor JPG-opnamen.
BESTANDSFORMAAT /COMPRESSIEGRAAD
Er staan twee JPG-compressiegraden ter beschikking: JPG fine en JPG
super fine. Beide kunnen met gelijktijdige DNG (RAW-dataformaat) opslag
worden gecombineerd.
Selecteer Compression (3.2) in het menu en de gewenste instelling in het
submenu.
Opmerking:
Het op het scherm getoonde, resterende aantal opnamen, ofwel de opnameduur, is een schatting, omdat de bestandsgrootte van gecomprimeerde opnamen, afhankelijk van het gefotografeerde onderwerp, sterk kan variëren.
116
Handmatige instelling door meting
Druk op de WB-knop (1.14) en selecteer in het schermmenu
of
.
Richt het gele kader dat in het midden van het scherm verschijnt op een
object met een gelijkmatig wit of grijs oppervlak zodat het scherm volledig
wordt gevuld en druk dan op de MENU/SET-knop (1.23), zoals in de melding
aangeduid.
De instellingen worden opgeslagen en kunnen te allen tijde worden opgeroepen met de optie
of
.
FIJNAFSTEMMEN VAN DE WITBALANSINSTELLINGEN
Als u de genoemde instellingen heeft voltooid, gaat u naar het WB Adjustscherm via het witbalansmenu door op de rechtsknop (1.24) te drukken,
zoals door het driehoekje is aangeduid.
Met de richtingsknoppen kunt u de ronde aanwijzer in de positie verplaatsen
die de gewenste kleurweergave op het scherm tot gevolg heeft, bijv. in de
richting van de betreffende kleurblokjes aan de randen.
De instellingen worden samen met de betreffende standaardinstelling opgeslagen.
Directe instelling kleurtemperatuur
Druk op de WB-knop (1.14) en selecteer in het schermmenu SET K.
Gebruik de instelknop (1.22) of de omhoog/omlaag-knoppen (1.23/1.26)
om het getal in de rechthoek in het midden van het scherm te wijzigen.
De instellingen worden opgeslagen en kunnen te allen tijde worden opgeroepen met de optie K.
117
BEELDEIGENSCHAPPEN /
CONTRAST, SCHERPTE, KLEURVERZADIGING
Een van de vele voordelen van digitale fotografie is de zeer eenvoudige wijziging van belangrijke beeldeigenschappen, d.w.z. die het beeldkarakter bepalen. Met de LEICA X-E kunt u drie van de belangrijkste beeldeigenschappen
beïnvloeden, nog voor u de foto neemt:
- Het contrast, d.w.z. het verschil tussen lichte en donkere partijen, bepaalt
of een beeld ”effen” of meer ”stralend” wordt. U kunt hiermee het contrast beïnvloeden door dit verschil te vergroten of te verkleinen, d.w.z. het
helderder weergeven van heldere partijen en donkerder weergeven van de
donkere partijen.
- De scherpe juist afbeelden door de juiste afstandsinstelling - in ieder geval
voor het hoofdmotief - is een voorwaarde voor een geslaagde opname. Het
scherpte-effect van een beeld wordt op zijn beurt weer sterk bepaald door
de contourscherpte, d.w.z. hoe klein het overgangsgebied tussen licht en
donker op de contouren van het beeld is. Door vergroten of verkleinen van
zulke gebieden kan dus ook het scherpte-effect worden aangepast.
- De kleurverzadiging bepaalt of de kleuren op het beeld meer ”flets” en pastelkleurig, of ”knallend” en bont verschijnen. Hoewel de lichtomstandigheden en weersgesteldheid (nevelig / helder) voor de opname gegeven zijn,
kan de weergave hiermee toch goed worden beïnvloed.
Bij alle drie beeldeigenschappen kunt u – onafhankelijk van elkaar - behalve
de normale Standard, d.w.z. ongewijzigde weergave, ook telkens twee
zwakkere of sterkere niveaus instellen.
ISO GEVOELIGHEID
De ISO-instelling bepaalt de mogelijke combinaties van sluitertijd en diafragma voor een gegeven belichtingssituatie. Een hogere gevoeligheid staat
snellere sluitertijden en/of een kleiner diafragma toe (om scherpe, snelle
actiefoto's te maken, ofwel om een hogere scherptediepte te bereiken) ten
koste van meer beeldruis.
Druk op de knop ISO (1.13) en selecteer in het schermmenu ofwel AUTO ISO
voor de automatische instelling, of een van de zes vaste instellingen.
Met de AUTO ISO-optie kunt u het toegepaste gevoeligheidsgebied begrenzen – bijv. om beeldruis te voorkomen, maar ook de langste toe te passen
sluitertijd vastleggen, bijv. om onscherpte van bewegende onderwerpen te
voorkomen.
Selecteer Auto ISO Settings (3.3) in het menu, dan Slowest Speed of Max
ISO in het eerste submenu en de gewenste instellingen in het tweede submenu.
Opmerking:
De waarde AUTO ISO (2.1.3) die is ingesteld door de camera, kan worden
bekeken, zelfs als de schermen zijn uitgeschakeld (zie p.115), door de ontspanner tot het eerste drukpunt in te drukken (1.8, zie p.107).
Selecteer Sharpening (3.10), Saturation (3.11), of Contrast (3.12) in het
menu en de gewenste instellingen in de betreffende submenu's.
Opmerking:
Deze instellingen hebben alleen effect op JPG-bestanden; DNG-bestanden
blijven onveranderd.
118
KLEURWEERGAVE
Behalve de aanpassingen aan scherpte, verzadiging en contrast (zie vorig
hoofdstuk), kunt u ook standaard kleurweergaveopties instellen. U hebt de
keuze tussen Standard, Vivid - voor zeer levendige, verzadigde kleuren - en
Natural- voor iets minder verzadigde kleuren en iets zachter contrast, plus
de twee zwart-wit-instellingen B&W Natural en B&W High Contr. (hoog
contrast).
Selecteer Preset Film (3.9) in het menu, en de gewenste instelling in het
submenu.
Opmerkingen:
• Deze instelling heeft alleen effect op JPG bestanden; DNG bestanden blijven onveranderd.
• Alle vijf instellingen kunnen verder worden aangepast m.b.v. de beeldeigenschappen en ruisonderdrukkingsopties in de desbetreffende vorige en
volgende hoofdstukken. In deze gevallen verschijnen de kleurweergaveopties gemarkeerd met een sterretje, bijv. Standard*.
119
DE OPNAMEMODUS
De modus selecteren
Druk op de onderste richtingsknop (AF/MF, 1.26), en selecteer in het menu
dat verschijnt AF of MF. Bevestig de instelling door op de sluiterknop (1.8)
of de MENU/SET-knop (1.25) te drukken.
• De volgende informatie verschijnt op het scherm:
- de actieve scherpstelmodus (2.1.25)
- het meetveld, aangegeven door een witte rechthoek (in het geval van 1
meetveld-, 11 meetvelden- en AF spotmeting-modi, zie p. 90/122/123)
SCHERPSTELLEN
De Leica X-E biedt zowel automatische als handmatige scherpstelling; beide
modi hebben een bereik van 30 cm tot oneindig.
120
AUTOMATISCHE AFSTANDSINSTELLING / AUTOFOCUS
Als de AF-modus is ingesteld, wordt er automatisch scherpgesteld wanneer
de ontspanner tot het eerste drukpunt wordt ingedrukt (1.8), dat wil zeggen
dat de afstand wordt gemeten, ingesteld en vergrendeld (zie ook p. 147).
• Om aan te duiden dat de AF-instelling juist is en vast staat
- wordt de framekleur groen,
- er verschijnen t/m 9 groene rechthoeken bij de 11-velden-meting (zie
p.123),
- de groene focusstatus-LED (1.19.) gaat branden en
- er wordt een akoestisch signaal gegenereerd (indien geselecteerd, zie
p. 123).
AF ASSIST-LAMPJE
Het ingebouwde AF assist-lampje (1.2) vergroot het bedieningsbereik van
het AF-systeem in omstandigheden met weinig licht. Wanneer deze functie
geactiveerd is, gaat het lampje in zulke situaties automatisch aan als de sluiterknop (1.8.) wordt ingedrukt.
Selecteer AF-Assist Lamp (3.6) in het menu en de gewenste instelling in
het submenu.
Opmerking:
Het bereik van de AF-lamp is ongeveer 4m/13ft. Daarom werkt de AF in
omstandigheden met weinig licht niet bij afstanden boven deze grens.
Opmerkingen:
• AF-instellingen zijn gekoppeld aan de belichtingsinstellingen (zie p. 126).
• Onder sommige omstandigheden kan het AF-systeem niet goed focussen,
bijv.
– a ls de afstand tot het doelobject buiten het beschikbare bereik ligt en/
of
– als het onderwerp niet voldoende verlicht is (zie volgende sectie).
Om dergelijke situaties / onderwerpen aan te duiden
– verandert de kleur van het frame naar rood,
– bij de 11-gebieden-meting zal het display in een rood kader veranderen
– de focusseer-status LED (1.19) knippert.
Belangrijk:
De sluiterknop (1.8.) is niet vergrendeld, ongeacht of het onderwerp correct
scherp is gesteld of niet.
121
1 VELD-MODUS
Scherpstellen baseert op het veld dat aangeduid wordt door een AF-frame
(2.1.9) in het midden van het beeldscherm. Omdat het veld groter is dan bij
het Spot-programma, is het richten minder kieskeurig en daarom eenvoudiger, terwijl selectief opmeten nog steeds kan.
Daarnaast kunt u het AF-frame naar iedere gewenste plaats op het beeldscherm verplaatsen, bijv. voor snellere compositie bij objecten die zich
buiten het midden bevinden.
AF-MEETPROGRAMMA'S
Met de LEICA X-E kunt u uit vier AF-meetprogramma's kiezen. Dit biedt u de
mogelijkheid het AF-systeem aan te passen, zodat u optimaal met de verschillende objecten, situaties en compositionele ideeën om kunt gaan.
Druk op de knop DELETE/FOCUS (1.15), en selecteer de gewenste functie in
het menu dat op het scherm verschijnt. De instelling worden bevestigd door
op de sluiterknop (1.8) of de knop MENU/SET (1.25) te drukken.
Druk gedurende ≥1 seconde op de DELETE/FOCUS-knop (1.15).
• Alle weergaven behalve het AF-frame verdwijnen van het scherm. Rode
driehoeken aan alle kanten van het frame geven de mogelijk bewegingsrichtingen weer. De respectievelijke driehoeken verdwijnen nabij de randen om de bewegingslimieten weer te geven.
Maak gebruik van de richtingsknoppen om het AF-frame naar de gewenste
positie te verplaatsen.
U kunt het frame op ieder gewenst moment op de centrale positie terugzetten met behulp van de knop INFO (1.12). Druk op de sluiterknop (1.8.) of op
de knop MENU/SET om dit programma te verlaten.
122
11-VELDEN-MODUS
Scherpstellen baseert op de velden die worden aangeduid met de 11 AFframes. Ze zijn gegroepeerd zodat ze een groot deel van het beeld beslaan,
waardoor dus maximale scherpstelzekerheid wordt verkregen bij snapshotfotografie. Scherpte wordt in alle 11 gebieden geregistreerd, maar het
scherpstellen wordt automatisch bepaald door de dichtstbijzijnde geregistreerde objecten.
Daarnaast kunt u het scherpstellen richten op ieder van de vier kanten van
het beeld door het aantal gebruikte gebieden te verminderen en de respectievelijke groepen te selecteren.
SPOT-PROGRAMMA
Scherpstellen baseert op het veld dat aangeduid wordt door een klein AFframe in het midden van het beeldscherm. Door de afmeting van dit veld
kunt u het meten concentreren op zelfs de kleinste objectdetails. Bijv. bij
een portret is het normaal gesproken raadzaam op de ogen scherp te stellen.
Daarnaast kunt u het AF-frame naar iedere gewenste plaats op het beeldscherm verplaatsen, bijv. voor snellere compositie bij objecten die zich
buiten het midden bevinden.
Druk gedurende ≥1 seconde op de DELETE/FOCUS-knop (1.15).
• Alle weergaven behalve het AF-frame verdwijnen van het scherm. Rode
driehoeken aan alle kanten van het frame geven de mogelijk bewegingsrichtingen weer. De respectievelijke driehoeken verdwijnen nabij de randen om de bewegingslimieten weer te geven.
Druk gedurende ≥1 seconde op de DELETE/FOCUS-knop (1.15).
•A
lle weergaven in het scherm worden vervangen door de 11 AF-frames. In
het begin hebben alleen de 9 frames die de centrale groep vormen rode
randen. Rode driehoeken aan alle kanten geven de mogelijke instellingen
weer.
Maak gebruik van de richtingsknoppen om het AF-frame naar de gewenste
positie te verplaatsen.
U kunt het frame op ieder gewenst moment op de centrale positie terugzetten met behulp van de knop INFO (1.12).INFO Druk op de sluiterknop (1.8.)
of op de knop MENU/SET om dit programma te verlaten.
Naast de centrale groep kunt u groepen selecteren van, ofwel de bovenste,
of onderste drie of de vier linker of rechter AF-gebieden. Gebruik de richtingsknoppen om de gewenste AF-framegroep te selecteren. U kunt het
frame op ieder gewenst moment op de centrale positie terugzetten met behulp van de knop (1.12). Druk op de sluiterknop (1.8.) of op de knop
MENU/SET om dit programma te verlaten.
123
Indien ingesteld kunt u handmatig scherpstellen door aan het stelwiel (1.20)
te draaien totdat het schermbeeld van het/de belangrijke deel/delen van
het object wordt weergegeven zoals gewenst is/zijn.
• Er verschijnt een afstandsschaal (2.1.20). Een groene balk op de schaal
geeft de diepte van het veld als gevolg van de betreffende afstandsinstelling aan (en het automatisch of handmatig ingestelde diafragma; zie ook
de hoofdstukken over "Belichtingsmeting en -regeling", p. 126). De schaal
verdwijnt ca. 5 sec. na de laatste scherpstelling.
GEZICHTSDETECTIEPROGRAMMA
Met dit programma herkent de LEICA X-E automatisch gezichten in het beeld
en baseert vervolgens de scherpstelling op de dichtstbijzijnde. Als er geen
gezichten worden gedetecteerd, wordt de 11 punten-modus gebruikt.
HANDMATIG SCHERPSTELLEN
Bij bepaalde objecten en onder bepaalde omstandigheden kan het gunstig
zijn de scherpstelling zelf uit te voeren in plaats van autofocus te gebruiken
(zie de voorgaande hoofdstukken). Als bijvoorbeeld dezelfde instelling nodig
is voor verscheidene foto's en het gebruik van het meetwaardegeheugen
(zie p. 130) daarom meer inspanning zou betekenen, of als de instelling voor
bijv. landschapsfoto's op oneindig moet blijven staan, of als de lichtomstandigheden slecht zijn, d.w.z. zeer donker, en er dus geen of alleen een langzame AF-werking mogelijk is.
Handmatige scherpstelling wordt bepaald door hoe snel u aan het instelwiel
draait:
- Voor grof scherpstellen:
snel aan de instelknop draaien
- Voor fijn scherpstellen:
langzaam aan de instelknop draaien
Hierdoor kunt u zowel sneller als nauwkeuriger scherpstellen.
U kunt de nauwkeurigheid van het handmatig scherpstellen verbeteren met
behulp van de MF Assist-functie (zie volgende hoofdstuk).
Druk op de onderste richtingsknop. AF/MF (1.24) en selecteer dan in het
menu dat op het scherm verschijnt MF. Bevestig de instelling door op de
sluiterknop (1.8) of de MENU/SET-knop (1.25) te drukken.
124
Opmerkingen:
• U kunt een handmatig ingestelde scherptewaarde vastzetten door de knop
DELETE/FOCUS (1.15) langer dan een seconde in te drukken. Dit kan heel
praktisch zijn om onbedoeld foute instellingen te vermijden, vooral bij opeenvolgende opnamen van hetzelfde onderwerp.
• Een handmatige scherpte-instelling blijft behouden als de camera uit en
weer aan wordt gezet (zie p. 127). Dit kan heel praktisch zijn als u bijv.
meerdere opnamen van onderwerpen maakt die zich op dezelfde afstand
bevinden en u de camera tussendoor wilt uitzetten om batterijstroom te
besparen.
Handmatige scherpstelassist-functie
Hoe groter de details van het object op het scherm worden weergegeven,
hoe beter de scherpstelling beoordeeld kan worden, en hoe nauwkeuriger
het is. De LEICA X-E biedt voor dit doel naar wens een loepfunctie als ondersteuning aan, waarbij de beelduitsnede in het midden van het schermbeeld
vergroot wordt weergegeven.
Selecteer MF Assist (3.7) in het menu, en de gewenste instelling in het
submenu.
Stel scherp met behulp van het stelwiel (1.20).
• Een ong. 6x vergroot deel van het beeld verschijnt boven de schaal wanneer deze functie geactiveerd is. Het verdwijnt ong. 5 sec. na de laatste
scherpstelling.
Opmerking:
U kunt ook het vergrote deel laten verschijnen door op de knop DELETE/
FOCUS (1.15) te drukken, bijv. om de instelling nogmaals te controleren en
zodoende ieder risico vermijden het per ongeluk weer te veranderen.
Daarnaast kunt u het vergrote deel naar iedere gewenste plaats op het
beeldscherm verplaatsen, bijv. voor gemakkelijker scherpstellen in het geval
van objecten die zich buiten het midden bevinden, of om andere delen van
het beeld zichtbaar te houden.
U kunt het frame op ieder gewenst moment op de centrale positie terugzetten met behulp van de INFO-knop (1.12).
125
BELICHTINGSMETING EN -REGELING
CENTER-GEORIËNTEERD METEN –
Deze meetmethode legt de meeste nadruk op het midden van het beeldveld,
maar registreert ook alle andere gebieden.
Hiermee is – vooral in combinatie met het meetwaardegeheugen (zie p. 130)
– doelgericht afstemmen van de belichting op bepaalde delen van het object, terwijl gelijktijdig rekening wordt gehouden met het gehele beeldveld.
PROGRAMMA'S VOOR BELICHTINGSMETING
Met de LEICA X-E kunt u uit 3 programma's voor belichtingsmeting kiezen.
Ze komen tegemoet aan de heersende lichtomstandigheden, de situatie,
resp. uw werkwijze en uw creatieve ideeën.
Selecteer Metering Mode (3,4) in het menu, en de gewenste instelling in
het submenu.
SPOTMETEN – .
Dit programma richt zich uitsluitend op een klein gebied in het midden van
het beeld aangegeven op het scherm met een groen plek (2.1.10).
Het biedt de mogelijkheid tot het precies meten van zelfs minieme details
voor exacte belichting – bij voorkeur in combinatie met handmatige instelling
(zie p. 130)
Bij tegenlichtopnamen moet bijvoorbeeld meestal worden voorkomen dat
de donkere omgeving tot onderbelichting van het hoofdobject leidt. Met zijn
uiterst kleine meetgebied biedt spotmeten u de mogelijkheid dit soort details
selectief te evalueren.
MULTI-VELDMETING –
Bij deze meetmethode analyseert de camera zelfstandig de helderheidsverschillen van het object en baseert zich door vergelijking met de geprogrammeerde helderheidsverdeling op de vermoedelijke situatie van het hoofdobject en de overeenkomende, beste (compromis-) belichting.
Dienovereenkomstig is deze methode, zelfs onder moeilijke omstandigheden, met name geschikt voor spontane, ongecompliceerde maar betrouwbare fotografie, en daarom voor het gebruik samen met geprogrammeerde
automatische belichting (zie p. 128).
126
HET HISTOGRAM
Het histogram (2.1.13/2.2.8) toont de helderheidsverdeling van de opname.
Daarbij loopt de horizontale as van de grijstrappen van zwart (links) via grijs
naar wit (rechts). De verticale as toont het aantal pixels voor de betreffende
helderheid.
Deze weergave maakt het mogelijk – naast de beeldindruk op zich – een
extra, snelle en eenvoudige beoordeling van de belichtingsinstelling, zowel
vóór alsook na de opname te maken. Het histogram is bijzonder geschikt
voor handmatige instelling van de belichting (zie p. 130) of om de automatische belichting te bekijken(P, T, A; zie p. 128/129).
Het histogram is verkrijgbaar met opname- en weergave en weergaveprogramma´s (zie p. 120/142).
BELICHTINGSREGELING
Met de LEICA X-E kunt u uit vier belichtingsprogramma's kiezen, waarmee u
de camera optimaal op de werkwijze van uw voorkeur of op het betreffende
object kunt instellen.
Zowel de vier programma's en de handmatige instellingen van de sluitersnelheid als het diafragma kunnen worden geselecteerd met de respectievelijke
knoppen (1.10/1.9).
Er zijn sluitersnelheden van 30 s. tot 1/2000sec. en diafragma's van 2.8 tot
16 verkrijgbaar. Beide besturingen hebben handmatige instelgebieden met
click-stop posities - de snelheidsknop in gehele stappen en het diafragma
in 1/3-stappen, en beiden hebben ook een A-positie voor automatische
werking.
Sluitersnelheden van 1 sec. en langzamer worden ingesteld door eerst de
sluitersnelheid-knop naar de 1+-positie te draaien, en dan de snelheid met
de instelknop te selecteren (1.22).
• Als een extra indicatie, verschijnt
(2.1.15) .
Voor het opname-programma, selecteer Rec. Histogram (3.20) in het menu,
en de gewenste instelling in het submenu.
Opmerking:
In het geval van een opname met flits kan het histogram de eindbelichting
niet vertegenwoordigen, omdat de flits afgaat na de weergave.
Opmerking:
Afhankelijk van de heersende lichtomstandigheden kan de helderheid van
het schermbeeld van de werkelijke opnamen afwijken. Vooral bij langere
belichtingen van donkere objecten verschijnt het schermbeeld duidelijk donkerder dan de – correct belichte – opname.
Voor het weergave-programma, selecteer Play Histogram (3.21) in het
menu, en de gewenste instelling in het submenu. Selecteer een optie met
afkapping, om te lichte of te donkere delen van de foto te markeren.
Opmerkingen:
• Het histogram kan niet gelijktijdig gebruikt worden met het bekijken van
verkleinde of vergrote foto's (zie p. 143).
• In de opnamefuncties moet het histogram als een indicatie van de tendens worden beschouwd en niet als weergave van het nauwkeurige aantal
pixels.
• Het histogram kan bij de weergave van een beeld iets van de opname
afwijken.
127
PROGRAMMAWISSEL-MODUS
Het verschuiven van de programmakarakteristiek combineert de betrouwbaarheid en snelheid van de volautomatische belichtingsregeling met de
mogelijkheid om elke door de camera gekozen tijd/diafragma-combinatie
naar eigen wens te wijzigen.
Dit wordt bereikt met de instelknop (1.22). Wilt u bijv. bij sportopnamen
met snelle tijden werken, dan wordt deze naar links (tegengesteld aan de
klokwijzers) gedraaid. Hecht u echter meer waarde aan grote scherptediepte
(geknepen diafragma) en accepteert u de daarvoor benodigde, langere
tijden, dan wordt deze naar rechts (richting klokwijzers) gedraaid. (bijv. bij
landschapsopnamen).
De totale belichting, d.w.z. de helderheid van het beeld, blijft daarbij ongewijzigd. Het verschuifbereik is beperkt om zo een juiste belichting te
behouden.
• Iedere keer wanneer een paar waarden worden veranderd door verschuiven, zijn er twee indicaties, een asterisk naast de waarden (2.1.16) en een
symbool dat de instelknop vertegenwoordigt (2.1.15). Dit zorgt ervoor dat
de automatische standaardwaarden op ieder moment herkend kunnen
worden.
• Wanneer de belichtingsmeting na 12 sec. automatisch uitgeschakeld
wordt, wordt de programmawisseling teruggesteld naar de standaard
waarden, d.w.z. gereset naar de door de camera voorgestelde waarden.
• Programmawisseling wordt ook teruggesteld naar standaard nadat een
opname is gemaakt, om zodoende onbedoeld gebruik te voorkomen.
GEPROGRAMMEERDE AUTOMATISCHE BELICHTING
Voor snelle, volautomatische fotografie. In dit programma wordt de belichting door automatische instelling van de sluitertijd en het diafragma
gestuurd.
Om dit programma in te stellen, draai beide knoppen naar hun A-posities.
• Dit programma wordt weergegeven door P (2.1.1).
Druk, om een opname te maken met dit programma,
1. op de ontspanner (1.8) tot zijn eerste weerstandspunt
• De sluitertijd (2.1.17) en het diafragma (2.1.20) verschijnen in het
wit. Bovendien verschijnt tevens de melding van de mogelijkheid om
(2.1.15, zie
gebruik te maken van de programma shift functie
volgende sectie).Als zelfs de geheel open of gesloten opening in combinatie met de laagste of snelste sluitertijd zou resulteren in onder- of
overbelichting, kleuren beide waarden rood als indicatie.
Wanneer beide automatisch ingestelde waarden goed lijken te zijn voor de
beoogde compositie:
2. Druk de sluiterknop volledig in om een opname te maken.
Als dit niet het geval is, kunt u beide waarden voor het ontspannen ook
wijzigen:
128
TIJDAUTOMAAT
De diafragma-automaat regelt automatisch de belichting gebaseerd op het
handmatig ingestelde diafragma. Deze is daarom bijzonder geschikt voor opnamen waarbij de scherptediepte – die door het ingestelde diafragma wordt
bepaald – het doorslaggevende, beeldvormende element is.
Zo kunt u met de handmatige selectie van een kleine diafragmawaarde
(= grote diafragma-opening) het bereik van de scherptediepte verkleinen,
bijvoorbeeld om bij een portret het scherp afgebeelde gezicht voor een
onbelangrijke of storende achtergrond te accentueren. Of, omgekeerd, met
een grotere diafragmawaarde (= kleine diafragmaopening) het bereik van de
scherptediepte te vergroten om bij een landschapsopname alles op de vooren achtergrond scherp weer te geven.
DIAFRAGMA-AUTOMAAT
De snelheidsautomaat regelt automatische de belichting gebaseerd op de
handmatig ingestelde sluitersnelheid. Deze is daarom bijzonder geschikt
voor opnamen van bewegende objecten, waarbij de scherpte van de afgebeelde beweging - die door de ingestelde sluitertijd wordt bepaald - het
doorslaggevende, beeldvormende element is.
Zo kunt u met de handmatige selectie van een korte sluitertijd ongewenste
bewegingsonscherpte vermijden – uw object ”bevriezen”. Of, omgekeerd,
met een langere sluitertijd de dynamiek van de beweging door een bewust
„veegeffect” tot uitdrukking brengen.
Om dit programma in te stellen, draai de diafragmaknop (1.9) naar de Apositie en stel de gewenste sluitersnelheid in met de desbetreffende knop
(1.10).
• Dit programma wordt weergegeven door T (2.1.1). Bovendien verschijnt
de handmatig ingestelde sluitertijd - in het wit - (2.1.17).
Om dit programma in te stellen, draai de diafragmaknop (1.10) naar de Apositie en stel de gewenste sluitersnelheid in met de desbetreffende knop
(1.9).
• Dit programma wordt weergegeven door A (2.1.1). Bovendien verschijnt
de handmatig ingestelde sluitertijd - in het wit - (2.1.20).
Om een opname te maken met dit programma,
1. Druk op de ontspanner (1.8) tot aan zijn drukpunt
•Het automatisch ingestelde diafragma verschijnt in het wit (2.1.20). Als
zelfs het volledig geopende of gesloten diafragma in combinatie met de
ingestelde sluitertijd zou resulteren in onder-of overbelichting, kleuren
beide waarden rood als een indicatie.
Druk, om een opname te maken met dit programma,
1. Druk op de ontspannerknop (1.8) tot het drukpunt.
• De automatisch ingestelde sluitertijd verschijnt in het wit (2.1.17). Als
zelfs de langste of kortste sluitertijd in combinatie met de ingestelde
diafragmatijd zou resulteren in onder- of overbelichting, worden beide
waarden rood aangegeven.
Wanneer de automatisch ingestelde diafragmawaarde goed lijkt te zijn voor
de beoogde compositie:
2. Druk de sluiterknop volledig in om een opname te maken.
Wanneer de automatisch ingestelde sluitertijd goed lijkt te zijn voor de beoogde compositie:
2. Druk de sluiterknop volledig in om een opname te maken.
Als dit niet het geval is, kunt u de sluitertijd wijzigen voordat u de sluiterknop
indrukt.
Als dit niet het geval is, kunt u de sluitertijd wijzigen voordat u de sluiterknop
indrukt.
129
MEETWAARDEGEHEUGEN
Om reden van beeldvorming kan het gunstig zijn het hoofdobject niet in het
midden van het beeld te plaatsen. Door het echter vanaf het begin al buiten
het midden te plaatsen, zal dit vaak leiden dat het meten gebaseerd is op
een deel van het object dat een stuk dichterbij is of verder weg. Dit geldt
net zo voor de 1 punt- en spot AF-meetprogramma's (zie p. 122/123) met
betrekking tot scherpte, en de belichtingsstanden P, T en A (zie p. 128/129)
met betrekking tot verschillen in helderheid. Het resultaat zou dan zijn dat
het hoofdobject onscherp is en/of ongunstig donker of licht uitvalt.
De oplossing is dat het meetwaardegeheugen van de LEICA X-E de mogelijkheid biedt eerst het hoofdonderwerp te meten en deze instelling zolang vast
te houden tot u uw definitieve beelduitsnede heeft bepaald en wilt ontspannen.
HANDMATIG PROGRAMMA
Wanneer u bijv. bewust een speciaal beeldeffect wilt bereiken dat alleen met
een bepaalde belichting is te realiseren, of wanneer u bij meerdere opnamen
en verschillende uitsneden een absoluut identieke belichting wilt garanderen, kunt u de sluitertijd en het diafragma handmatig instellen.
Stel de gewenste waarde in op zowel de sluitertijd- en diafragmaknoppen om
dit programma in te stellen (1.10/1.9).
• Dit programma wordt weergegeven door M (2.1.1). Bovendien verschijnen
de handmatig ingestelde sluitertijd (2.1.17) en diafragmawaarde (2.1.20)
in het wit.
Druk, om een opname te maken met dit programma,
1. op de ontspanner voor de opname (1.8) tot zijn eerste weerstandspunt
• De lichtbalans-schaal (2.1.18) verschijnt. Het heeft een bereik van ± 2 EV
(belichtingswaarde) in stappen van 1/3 EV. Instellingen binnen ± 2 EV van
de juiste belichting voor het gerichte onderwerp worden vertegenwoordigd
doordat een van de merktekens rood kleurt. Instellingen hoger dan ±2EV
worden weergegeven door de – of + markeringen die aan het einde van de
schaal rood worden.
De werkwijze:
1. Richt het respectievelijke AF-frame (2.1.8/2.1.9) en/of de groene belichtingsmeetspot (2.1.10) op dat deel van uw object dat u correct scherpgesteld en belicht wilt hebben. Zodra de scherpstelling en belichting ingesteld en vastgezet zijn door de sluiterknop tot het eerste weerstandspunt
in te drukken (z. p. 147), verandert de kleur van het AF-frame in groen en
het scherpstelsignaal (1.19) gaat aan ter bevestiging.
2. Houd de sluiterknop half ingedrukt en bepaal door zwenken van de camera uw uiteindelijke beelduitsnede.
3 Druk de sluiterknop volledig in om een opname te maken.
Om de juiste belichting te verkrijgen dient u de sluitertijd- en/of diafragmainstellingen aan te passen, zodat de middelste markering rood is.
2. Druk de sluiterknop volledig in om een opname te maken.
Opmerking:
Vóór de opname kan een onbeperkt aantal metingen voor het geheugen
worden verricht.
130
Opmerkingen:
• Een belichtingscompensatie kan niet ingesteld worden wanneer een handmatig belichtingsprogramma gebruikt wordt (zie p. 119)
BELICHTINGSCOMPENSATIE
Belichtingsmeters worden gekalibreerd op een normaal, d.w.z. gemiddeld
fotografisch object. Als het betreffende detail van het object niet aan deze
eisen voldoet, bijvoorbeeld grote delen met sneeuw of, in het tegenovergestelde geval, een zwarte stoomlocomotief die het frame vult, en als u de
belichting in zulke gevallen voor een paar opnamen gelijk wilt laten afwijken,
kan het makkelijker zijn een geschikte belichtingscompensatie toe te passen
in plaats van iedere keer het meetwaardegeheugen te gebruiken (zie vorige
hoofdstuk).
• De EV+/-richtingsknop wordt tevens gebruikt om de menu's voor belichtingsseries op te roepen (zie volgende hoofdstuk) en flits-belichtingscompensatie (zie p. 130). Ze zijn in een oneindige lus geschakeld en daarom
door herhaald indrukken te kiezen.
• Een ingestelde compensatie blijft actief totdat het naar ±0 geschakeld
wordt (zie stap 2.), d.w.z. na een aantal opnames en zelfs als de camera
wordt uitgeschakeld.
1. O
m een compensatie in te stellen, drukt u op de bovenste EV+/-richtingsknop (1.23) 1 maal.
• Het bijbehorende sub-menu verschijnt.
2. S
electeer de gewenste compensatiewaarde met de linker en rechter richtingsknoppen (1.24/1.27). Waarden van +3 tot -3EV met1/3 EV stappen
zijn beschikbaar.
• T ijdens het instellen kunt u de werking zien als het beeld overeenkomstig donkerder of lichter wordt.
3. B
evestig de instelling door op de ontspanknop (1.8) of de MENU/SET knop
(1.25) te drukken.
•H
et belichtingscompensatiesymbool en de ingestelde waarde (2.1.21)
verschijnen.
131
AUTOMATISCHE BELICHTINGSSERIE
Vele fraaie objecten zijn zeer contrastrijk en vertonen zowel zeer heldere
als zeer donkere delen. Het resulterende effect kan behoorlijk verschillen
afhankelijk van de delen waarop u uw belichting afstemt. In zulke gevallen
kunt u met de automatische belichtingsserie een serie van drie opnamen
met een getrapte belichting maken. Daarna kunt u de geschiktste opname
voor gebruik kiezen.
Opmerkingen:
• Afhankelijk van de beschikbare combinatie sluitertijd/diafragma kan het
werkgebied van de automatische belichtingsserie beperkt zijn.
1. O
m een belichtingsserie in te stellen, dient u op de richtingsknop EV+/(1.23) twee keer te drukken.
• Het bijbehorende submenu verschijnt.
• Een ingestelde compensatie blijft actief totdat het naar Off geschakeld
wordt (zie stap 2.), d.w.z. na een aantal opnames en zelfs wanneer de
camera wordt uitgeschakeld.
• De EV+/- richtingsknop wordt tevens gebruikt om de menu's voor belichtingsseries op te roepen (zie volgende hoofdstuk) en flits-belichtingscompensatie (zie p. 137). Ze zijn in een oneindige lus geschakeld en daarom
door herhaald indrukken te kiezen.
2. S
electeer de gewenste compensatiewaarde met de linker en rechter richtingsknoppen (1.24/1.27). Waarden van +3 tot -3EV met 1/3 EV stappen
zijn voorhanden.
3. Bevestig de instelling door op de ontspanknop (1.8) of de MENU/SET-knop
(1.25) te drukken.
• Het belichtingscompensatiesymbool en de ingestelde waarde (2.1.23)
verschijnen.
132
De flitsbelichtingen worden door de camera gestuurd m.b.v. een voorflitsmeting. Daarbij wordt - onmiddellijk vóór de hoofdflits - een meetflits gegenereerd. De hoeveelheid licht die dan gereflecteerd wordt bepaalt de sterkte
van de hoofdflits.
FLITSOPNAMEN
OPNAMEN MAKEN MET HET INGEBOUWDE FLITSAPPARAAT
De LEICA X-E is uitgerust met een ingebouwd flitsapparaat (1.5) dat zich in
de camerabehuizing bevindt wanneer het niet gebruikt wordt. Voor flitsopnamen moet het uitgenomen worden.
Opmerking:
Flitsgebruik is niet mogelijk bij continu belichtingen (zie p. 104) en automatische series (zie p. 132). Dienovereenkomstig zal de flitsindicatie niet verschijnen ook al staat het flitsapparaat open, en zal de flits niet afgaan.
Om dit te doen, duwt u de schuif 1.17 naar het cameracentrum. De verende
flitser ontvouwt vervolgens in de werkstand waarbij hij ook ingeschakeld is.
Als u de flitser niet wenst te gebruiken, rustig ingetrokken houden of zorgvuldig naar beneden drukken totdat deze vastklikt in de uitgangspositie.
• De betreffende indicatie (2.1.2) voor het instellen van het flitsprogramma
(zie onder) verschijnt in het wit. In het begin kan het korte tijd rood knipperen om aan te geven dat het nog niet volledig geladen is en dus niet
klaar.
FLITSPROGRAMMA'S
Druk op de rechter knop (1.24), en selecteer de gewenste functie in het
menu dat op het scherm verschijnt. Dit kan ook worden gedaan met de instelring (1.22), de op en neer-richtingknoppen (1.23/1.26), of door herhaaldelijk opnieuw op de rechter knop te blijven drukken.
Bevestig de instelling door op de sluiterknop (1.8) of de MENU/SET-knop
(1.25) te drukken.
• De flitser-aanduiding (2.1.2) verandert dienovereenkomstig.
1.5
AUTOMATISCHE FLITSINSCHAKELING –
Dit is het standaardprogramma. Bij deze programma’s gaat het flitsapparaat
automatisch af, als bij weinig licht opnamen uit de vrije hand door langere
belichtingstijden tot bewegingsonscherpte leiden, bijv. in donkere ruimten,
buiten in de schemering of bij slecht weer.
134
HANDMATIGE FLITS- EN VOORFLITSINSCHAKELING –
Voor de combinatie van de laatste en hiervoor beschreven situaties, resp.
functies.
AUTOMATISCHE FLITS- EN VOORFLITSINSCHAKELING –
(voor vermindering van het „rode ogen”-effect)
Bij geflitste portret- en groepsopnamen kunnen „rode ogen“ ontstaan als
het flitslicht door het netvlies direct in de camera wordt gereflecteerd. De
personen die gefotografeerd worden, dienen liever niet direct in de camera
te kijken. Omdat het effect groter is naarmate bij weinig licht de pupillen
zich verwijden, moet bijv. bij binnenopnamen zoveel mogelijk licht worden
ingeschakeld zodat de pupillen zich vernauwen.
Door de voorflits, die bij het indrukken van de ontspanner kort voor de
hoofdflits wordt afgegeven, vernauwen zich de pupillen van de personen die
in de richting van de camera kijken. Hiermee wordt het „rode-ogen-effect“
verminderd.
AUTOMATISCHE FLITSINSCHAKELING MET LANGERE SLUITERTIJDEN –
Voor een gelijktijdige (lichtere) weergave van vooral een donkere achtergrond en flitsinvulling voor de voorgrond. Om het risico op bewegingsonscherpte te minimaliseren, is in de overige programma’s met flitsinschakeling de sluitertijd niet langer dan 1/30 sec. verlengd. Daarom wordt bij
opnamen met flits de achtergrond, die door de flits niet wordt bereikt, vaak
sterk onderbelicht.
Om rekening te houden met het aanwezige omgevingslicht worden in zulke
opnamesituaties noodzakelijk langere sluitertijden (tot op 30 sec) hier toegestaan.
HANDMATIGE FLITSINSCHAKELING –
Voor tegenlichtopnamen waarbij uw hoofdobject niet formaatvullend is of
zich in de schaduw bevindt, of in het geval dat u grote contrasten (bijv. bij
direct zonlicht) wilt afzwakken (invulflitsen).
Zolang dit programma geactiveerd is, wordt het flitsapparaat, onafhankelijk
van de heersende lichtomstandigheden voor elke opname ingeschakeld;
voor het overige komen de functies precies overeen met die van de automatische flitsinschakeling.
In dit geval wordt het flitsvermogen geregeld aan de hand van de gemeten
helderheid buiten: Bij slecht licht zoals bij het automatische programma, met
toenemende helderheid echter met minder vermogen (tot op een maximum
van -1 2/3 EV). De flits werkt dan als invulflits om bijv. donkere schaduw op
de voorgrond of objecten in tegenlicht te belichten met als doel een meer
evenwichtige belichting te krijgen.
Opmerking:
De langste sluitertijd die door de camera wordt gebruikt kan worden bepaald
met de AUTO ISO Settings (3.3, zie p. 118).
Mede afhankelijk van de AUTO ISO Settings-instellingen, hoeven langere
sluitertijden niet door de camera ingesteld te worden, omdat in dergelijke
gevallen zijn prioriteit ligt bij het eerst verhogen van de ISO-gevoeligheid.
AUTOMATISCHE FLITS- EN VOORFLITSINSCHAKELING MET
LANGERE SLUITERTIJDEN –
Voor de combinatie van de direct hierboven beschreven situaties, resp.
functies.
135
SYNCHRONISATIE OP HET EINDE VAN DE BELICHTINGSTIJD
De belichting van flitsopnamen vindt plaats met twee lichtbronnen, de aanwezige – en het flitslicht. De uitsluitend of overwegend door het flitslicht
belichte objectdelen worden daarbij door de uitzonderlijk snelle lichtimpuls
bijna altijd (bij correcte scherpstelling) gestoken scherp weergegeven. Daarentegen worden alle andere objectdelen – namelijk de delen die voldoende
door het aanwezige licht zijn belicht, resp. zelf oplichten – in hetzelfde beeld
met wisselende scherpte afgebeeld.
Of deze objectdelen scherp of onduidelijk worden weergegeven, resp. hoe
groot de „vaagheid” is, wordt door twee onafhankelijke factoren bepaald.
1. De lengte van de belichtingstijd, d.w.z. hoe lang deze objectdelen op de
sensor „inwerken”, en
2. Hoe snel deze objectdelen – of ook de camera zelf – tijdens de belichting
bewegen.
Hoe langer de sluiter-/belichtingstijd of hoe sneller de beweging is, hoe duidelijker beide elkaar overlappende beeldfragmenten kunnen verschillen.
Bij het gebruikelijke tijdstip van de flitsontsteking aan het begin van de belichting, d.w.z. onmiddellijk nadat de sluiter volledig is geopend, kan dit zelfs
tot schijnbare tegenstellingen leiden, zoals een voertuig dat “ingehaald” lijkt
te worden door de lichtsporen van zijn eigen achterlichten.
De LEICA X-E stelt u in staat tussen dit gebruikelijke flitsontstekingstijdstip
en synchronisatie aan het einde van de belichting te kiezen, d.w.z. onmiddellijk voordat de sluiter weer begint te sluiten. Het scherpe beeld bevindt
zich in dit geval aan het einde van de beweging. In het genoemde voorbeeld
zouden de achterlichtsporen het voertuig volgen zoals men zou verwachten.
Deze techniek geeft dus vaak een veel natuurlijker beeld van beweging en
dynamiek.
STUDIO PROGRAMMA –
Dit programma is uitsluitend bedoeld om andere flitsapparaten te activeren,
bijv. studioflitsapparaten uitgerust met een slave-functie (optisch geactiveerd door de flits van de camera), d.w.z. dat het niet voor normale flitsopnamen gebruikt kan worden.
Opmerking:
,
Ter vermijding van bewogen opnamen met langere sluitertijden in de
en
-programma´s moet u de camera stabiel houden, d.w.z.
ondersteunen of een statief gebruiken. Als alternatief kunt u een grotere
gevoeligheid kiezen (zie p. 118).
HET FLITSBEREIK
Het praktische flitsbereik is afhankelijk van het ingestelde diafragma en de
ingestelde filmgevoeligheid. Voor goede resultaten is het belangrijk dat het
hoofdobject zich binnen het flitsbereik bevindt. Zie hiervoor de volgende
tabel.
Gevoeligheid
Maximaal flitsbereik1
ISO 100
ISO 200
ISO 400
ISO 800
ISO 1600
ISO 3200
ISO 6400
ISO 12500
1
2,0m/6ft
2,8m/9ft
4,0m/13ft
5,6m/18ft
8,0m/26ft
11m/36ft
16 m/53ft
22 m/73ft
Selecteer Flash Sync (3.14) in het menu, en de gewenste instelling in het
submenu.
ereiken gebaseerd op diafragma-instelling op 2.8. Bij andere diafragma-instellingen zijn de
B
bereiken dienovereenkomstig kleiner.
136
Opmerking:
Bij het flitsen met de kortere sluitertijden ontstaat, behalve bij zeer snelle
bewegingen, nauwelijks verschil in beeld tussen twee flitstijdstippen.
• Een ingestelde compensatie blijft actief totdat het naar ±0 geschakeld
wordt (zie stap 2.), d.w.z. na een aantal opnames en zelfs als de camera
wordt uitgeschakeld.
FLITS-BELICHTINGSCORRECTIES
Met deze functie kan de flitsbelichting onafhankelijk van de belichting door
het aanwezige licht bewust worden afgezwakt of versterkt, bijv. om bij een
buitenopname in de avond het gezicht van een persoon op de voorgrond te
accentueren, terwijl de lichtsfeer moet worden gehandhaafd.
HET GEBRUIK VAN EXTERNE FLITSAPPARATEN
Met de ISO-flitsschoen (1.11) van de LEICA X-E kunnen ook sterkere externe
flitsapparaten gebruikt worden. We adviseren uitdrukkelijk het gebruik van
specifiek hiervoor ontworpen apparaten zoals de LEICA SF 24D (zie p. 153).
Zodra er een extern flitsapparaat wordt aangesloten, en als er flitsprogramma's met voorflitsfunctie (
/
/
) zijn ingesteld, worden deze
aangepast aan dezelfde programma's zonder voorflits (
/ /
) en
dienovereenkomstig weergegeven.
Bij het verwijderen van het flitsapparaat wordt de camera echter weer in het
oorspronkelijke ingestelde programma teruggeschakeld.
Op de LEICA SF 24D, moet voor automatische regeling door de camera
het programma TTL/GNC zijn ingesteld. Bij instelling op A worden meer en
minder dan gemiddeld lichte objecten evt. niet optimaal belicht. Bij instelling
op M, moet de flitsbelichting door instelling van een gedeelde flitsstand op
de diafragma-en afstandswaarde worden afgestemd die door de camera is
ingesteld.
1. O
m flitscompensatie in te stellen, dient u de richtingsknop EV+/- (1.23)
drie keer in te drukken.
• Het betreffende submenu verschijnt.
2. S
electeer de gewenste compensatiewaarde met de linker en rechter richtingsknoppen (1.24/1.27). Waarden van +3 tot -3EV met 1/3 EV stappen
zijn voorhanden.
3. Bevestig de instelling door op de ontspanknop (1.8) of de MENU/SET-knop
(1.25) te drukken.
•H
et belichtingscompensatiesymbool en de ingestelde waarde (2.1.14)
verschijnen.
Opmerkingen:
• Een sterkere flitsverlichting die gekozen is met een pluscompensatie,
behoeft een grotere flits-output en vice versa. Daarom beïnvloeden flitsbelichtingscompensaties het flitsbereik min of meer behoorlijk: Een pluscompensatie verkleint het bereik, een minuscompensatie vergroot het.
• De EV/richtingsknop wordt tevens gebruikt om de menu's voor belichtingsseries op te roepen (zie volgende hoofdstuk) en flits-belichtingscompensatie (zie p. 132). Ze zijn in een oneindige lus geschakeld en daarom
door herhaald indrukken te kiezen.
Opmerkingen:
• Wanneer een extern flitsapparaat is bevestigd, moet het ook zijn ingeschakeld, d.w.z. paraat zijn, anders kunnen foutieve belichtingen en foutmeldingen van de camera ontstaan.
• Gelijktijdig gebruik van de elektronische zoeker EVF 2 (zie p. 152) is niet
mogelijk.
137
Toepassing
Druk de ontspanner (1.8, zie p. 127) voor de opname helemaal in om een
foto te nemen.
• De voortgang wordt aangegeven door het knipperen van de zelfontspanner LED (1.2)
- met 12 sec. vertraging eerst langzaam (1Hz) en sneller (2Hz) in de laatste 2 sec.,
- met 2 sec. vertraging zoals hierboven beschreven voor de laatste 2 sec.
Op het scherm telt een bericht de resterende tijd (2.1.11).
OVERIGE FUNCTIES
ZELFONTSPANNER
Met de zelfontspanner kunt naar wens een opname met een vertraging van
2 of 12 sec. maken. Dit is heel handig, bijv. bij groepsopnamen waarbij u zelf
ook in beeld wilt verschijnen of wanneer u bewegingsonscherpte bij het afdrukken wilt vermijden. In zulke gevallen is het raadzaam de camera op een
statief te bevestigen.
Instelling
richtingsknop in (1.27).
1. D
ruk de linker
• De betreffende aanduiding verschijnt (2.2.11).
2. In het menu dat verschijnt, selecteert u de gewenste vertraging. Dit kan
ook worden gedaan met de instelring (1.22), de op en neer-richtingknoppen (1.23/1.26), of door herhaaldelijk opnieuw op de linker knop te
blijven drukken
• De indicatie (2.2.11) zal zich aanpassen.
3. B
evestig de instelling door op de sluiterknop (1.8) of de MENU/SET-knop
(1.25) te drukken.
Opmerkingen:
• U kunt de zelfontspanner altijd weer herstarten door opnieuw op de ontspanner te drukken.
• De zelfontspanner kan alleen worden geannuleerd door met de hoofdschakelaar een andere modus te kiezen of door de camera uit te schakelen.
• Bij ingeschakelde zelfontspanner zijn altijd slechts afzonderlijke opnamen
mogelijk, d.w.z. serie-opnamen (zie p. 104) evenals automatische belichtingsseries (zie p.132) kunnen niet met de zelfontspanner-modus worden
gecombineerd.
138
Opmerkingen:
• Eenvoudig formatteren verwijdert de gegevens niet onherroepelijk van
de kaart. Er wordt alleen de directory gewist, waardoor de bestaande
gegevens niet meer bereikbaar zijn. De gegevens kunnen opnieuw worden
bekeken met behulp van passende software. Alleen de gegevens die dan
overschreven worden door het opslaan van nieuwe gegevens worden dan
volledig verwijderd. Hoe dan ook moet u er een gewoonte van maken al
uw foto's op een beveiligde bulk opslagmedium, bijvoorbeeld de harde
schijf van uw computer, te bewaren.
• Schakel de LEICA X-E niet uit terwijl de geheugenkaart wordt geformatteerd.
• Als de geheugenkaart in een ander apparaat, bijv. een computer is geformatteerd, moet u deze in de LEICA X-E opnieuw formatteren.
• Als de geheugenkaart niet kan worden geformatteerd, dient u uw handelaar of de Leica Informatiedienst (zie voor adres p. 160) om advies te
vragen.
• Ook de beveiligde opnamen (zie p.146) worden door het formatteren
gewist.
• Als er geen geheugenkaart is ingevoerd, wordt het interne geheugen geformatteerd.
HET FORMATTEREN VAN DE GEHEUGENKAART
Normaal gesproken is het niet nodig een geheugenkaart die al eens is gebruikt opnieuw te formatteren (initialiseren). Indien een kaart die nog moet
worden geformatteerd, voor de eerste keer geplaatst wordt, eerst formatteren. In zulke gevallen verschijnt het Format sub-menu automatisch.
Het is ook raadzaam de geheugenkaart af en toe te formatteren, omdat
bepaalde restbestanden (bijkomende informatie) enige geheugencapaciteit
kunnen opeisen.
Selecteer Format (3.32) in het menu, en bevestig of annuleer het formatteren in het submenu.
139
WERKING KLEURBEREIK
De vereisten voor kleurweergave kunnen aanmerkelijk verschillen, afhankelijk van de verschillende toepassingsmogelijkheden van uw digitale fotobestanden. Om deze reden zijn er verschillende kleurruimten ontwikkeld,
bijvoorbeeld de RGB-norm (red/green/blue) die voor eenvoudig drukwerk
absoluut voldoende is. Voor veeleisendere beeldverwerking met specifieke
programma's, bijv. voor kleurcorrectie, is Adobe© RGB de geëtableerde
standaard in de relevante sectors.
NIEUWE MAPNUMMERS AANMAKEN
De LEICA X-E schrijft de beeldnummers in doorlopende volgorde naar de geheugenkaart. De bijbehorende bestanden worden eerst allemaal in een map
opgeslagen. U kunt echter altijd een nieuwe map aanmaken waarin de volgende opnamen worden opgeslagen, bijv. om ze overzichtelijk te groeperen.
Selecteer Color space (3.26) in het menu en de gewenste instelling in het
submenu.
Opmerkingen:
• De bestandsnamen (bijv. L1002345.jpg) bestaan uit twee groepen 100 en
2345. De eerste drie cijfers staan voor de betreffende map en de volgende
vier cijfers zijn het volgende beeldnummer in de map. Daardoor is gewaarborgd, dat ook na het gebruiken van de functie en het kopiëren van de
gegevens naar een computer geen dubbele bestandsnamen ontstaan.
• Als u het mapnummer op 100 wilt resetten, dan kunt u dit doen door de
kaart of het interne geheugen te formatteren en onmiddellijk daarna het
opnamenummer te resetten. Hierdoor wordt ook het opnamenummer
gereset (op 0001).
Selecteer Reset Image Numbering (3.22) in het menu en bevestig of annuleer het resetten in het submenu.
Opmerkingen:
• Als u uw afdrukken bij een groot fotolab, minilab of online fotoservice laat
maken, dient u altijd de sRGB-instelling.
• De Adobe RGB-instelling wordt alleen geadviseerd voor beeldbewerking in
volledig gekalibreerde werkomgevingen.
BEELDGEGEVENS VAN HET INTERNE GEHEUGEN NAAR EEN
GEHEUGENKAART KOPIËREN
Dankzij de ca. 110MB intern geheugen kan de LEICA X-E meerdere beelden
opslaan zonder dat er een kaart in de camera zit. Als u deze afbeeldingen
permanent wenst op te slaan, dient u ze echter naar de geheugenkaart te
kopiëren.
Selecteer Copy (3.35) in het menu, en bevestig of annuleer het kopiëren in
het submenu.
140
GEBRUIKERSPROFIEL
Met de LEICA X-E kunt u een willekeurige combinatie van menu-instellingen
permanent opslaan, zodat deze bijv. snel en eenvoudig kunnen worden
opgeroepen in herhaaldelijk terugkerende situaties / onderwerpen. Er zijn
in totaal drie geheugenadressen voor zulke combinaties beschikbaar. U kunt
alle menupunten ook weer in de fabrieksinstellingen resetten.
BEELDSTABILISATIE
Vooral in situaties met weinig licht kan de sluitertijd te langzaam zijn voor
scherpe beelden, zelfs met de AUTO ISO-functie geactiveerd (zie p. 118). De
LEICA X-E biedt een functie waarmee u ook bij lage sluitersnelheden scherpe
opnamen kunt maken.
Selecteer Image Stabilization in het menu, en de gewenste instelling in het
submenu.
Een profiel aanmaken
1. Stel de gewenste functies in het menu in.
2. Selecteer User Profile (3.38) uit het menu, dan
3. in het submenu Save User Profile,
4. in het tweede submenu het gewenste geheugenadres en
5. bevestig de instelling met een druk op de knop MENU/SET (1.25).
Opmerkingen:
• De camera neemt met deze functie automatisch twee foto's achter elkaar:
één met een snellere en één met een tragere sluitertijd (u zult de sluiter
twee keer horen). Dan verwerkt deze de twee opnamen en combineert ze
in één afbeelding d.m.v. digitale beeldverwerking.
• Houd de camera dus stil tot de sluiter een tweede keer heeft gereageerd.
• Omdat de functie met twee belichtingen werkt, kan deze alleen op statische objecten worden toegepast.
• Beeldstabilisatie is alleen mogelijk met sluitertijden binnen het bereik van
1/ s. tot 1/ s. en gevoeligheden tot ISO 1600.
4
30
Een profiel toepassen
Selecteer User Profile in het menu, en het gewenste geheugenadres in het
submenu.
ALLE MENU-INSTELLINGEN TERUGZETTEN
Selecteer User Profile in het menu, en in het submenu Factory Setting.
Opmerking:
Op standaardwaarden terugzetten zal datum, tijd en taal niet resetten.
141
WEERGAVEMODUS
Opmerkingen:
• Als er een geheugenkaart is ingevoerd (zie p. 82), zullen enkel de afbeeldingen op de kaart voor weergave toegankelijk zijn, d.w.z. als u een
afbeelding van het interne geheugen wilt bekijken, moet de kaart eerst
worden verwijderd.
• De LEICA X-E slaat opnamen op volgens de DCF-norm (Design Rule for
Camera File System).
• Opnamen die niet met een LEICA X-E zijn gemaakt, kunnen soms niet
worden weergegeven.
• In sommige gevallen is het schermbeeld slechter als gewoonlijk, of het
scherm blijft zelfs volledig zwart, behalve dat de bestandsnaam wordt
weergegeven.
WEERGAVEMODUS SELECTEREN
Druk op de PLAY-knop (1.16) om van opname- of menu-instellingsmodus
naar de weergavemodus te starten.
Bovendien kunt u elke foto onmiddellijk na de opname automatisch laten
weergeven.
1. Selecteer Auto Review (3.23), in het menu,
2. in het submenu Duration, en
3. in het betreffende twee submenu de gewenste functie of tijdsduur
4. O
m te kiezen of opnamen met of zonder histogram (zie p.127) worden
weergegeven, roept u het eerste submenu weer op, dan
5. selecteer Histogram, en dan
6. d
e gewenste optie.
• Op het scherm wordt het laatste opgenomen beeld getoond en verschijnen de indicaties van de weergavefunctie (zie p. 73). Als er geen afbeelding in het interne geheugen en/of de geheugenkaart is opgeslagen
(zie p. 140), verschijnt de melding No valid image to play
142
OPNAMEN SELECTEREN
U kunt de andere opgeslagen beelden selecteren met ofwel
- de linker- of rechter richtingsknop (1.24/1.27), of
- met behulp van het stelwiel (1.20.)
Links indrukken of naar links draaien toont u de opnamen met lagere nummers en rechts indrukken of draaien naar rechts de hogere. Houd de knoppen ingedrukt om continu door te scrollen met een snelheid van ca. 2sec.
per beeld.
Na het hoogste en laagste nummer begint de in een oneindige lus geschakelde reeks weer van voren af aan, zodat u alle opnamen in beide richtingen
kunt bereiken.
• Het opname- en bestandsnummer verandert dienovereenkomstig.
BEELD VERGROTEN /
GELIJKTIJDIGE WEERGAVE VAN 16 FOTO'S
Met de LEICA X-E kunt u uitsnede van de opname tot 16 x vergroten, om
deze gedetailleerder te bekijken. Omgekeerd is het ook mogelijk om gelijktijdig 16 foto's te bekijken, bijvoorbeeld om een overzicht te krijgen, of om de
afbeelding die u zoekt sneller te vinden.
Draai de instelring (1.22) met de klok mee om de foto te vergroten, en tegen
de klokin voorbij aan de normale afmeting om 16 foto's op het scherm te
krijgen.
• Met vergrote foto's verschijnen er vermeldingen van de geschatte grootte
van de sectie (2.2.21) en dat het instelwiel nog beschikbaar is voor het
selecteren van andere foto's (2.2.20). Bij de 16-foto-weergave wordt
het eerder op normale grootte bekeken beeld aangegeven met een rood
kader.
143
SELECTIE VAN DE UITSNEDE
Als een opname vergroot wordt weergegeven, kunt u de vergrote uitsnede
uit het midden bewegen om bijv. de weergave van details langs de randen
te bekijken.
Gebruik de betreffende richtingsknoppen om de vergrote uitsnede omhoog,
omlaag, naar links of rechts te bewegen (1.23/1.24/1.26/1.27).
• Het scherm 2.2.21 duidt de geschatte locatie aan van de uitsnede in de
foto.
Opmerkingen:
• Hoe meer het beeld wordt vergroot, hoe minder de kwaliteit van de reproductie op het scherm, door de verhoudingsgewijs lagere resolutie.
• Opnamen die met een ander type camera zijn gemaakt kunnen eventueel
niet worden vergroot.
• Als u een vergrote uitsnede bekijkt en dan aan de instelknop draait, zullen
de volgende opnamen ook als vergrote uitsneden worden weergegeven.
• Het histogram (zie p. 127) is niet beschikbaar bij vergrote weergave.
In de 16-foto-weergave functioneert de selectie van andere opnamen net
als bij weergave in normale grootte, behalve dat als u de knoppen ingedrukt
houdt, het scrollen zeer snel gaat.
• De gekozen opname wordt met een rood kader gemarkeerd.
U kunt elke gemarkeerde opname naar normale weergave terugzetten door
de knop met de klok mee te draaien, of met een druk op de knop MENU/SET
(1.25).
144
De volgende acties zijn afhankelijk van of u enkele foto's wilt verwijderen
of alle foto's tegelijkertijd.
OPNAMEN WISSEN
Opnamen op de geheugenkaart en in het interne geheugen kunnen altijd
weer worden gewist. Dit kan nuttig zijn als u de opnamen bijv. op andere
media heeft opgeslagen, als ze niet meer nodig zijn of wanneer u geheugen
op de kaart wilt vrijmaken.
De LEICA X-E biedt u de mogelijkheid naar wens enkele, gelijktijdig meerdere of zelfs alle opnamen te wissen.
Enkele opnamen wissen
1. Selecteer Single en druk op de knop MENU/SET (1.25).
• Na het wissen verschijnt de volgende foto. Als de opname beschermd
is (zie p. 146), blijft het zichtbaar en This is protected verschijnt een
korte tijd in beeld.
Opmerkingen:
• Als er een geheugenkaart is ingevoerd (zie p. 102), zullen enkel de afbeeldingen op de kaart voor weergave toegankelijk zijn, d.w.z. als u een
afbeelding van het interne geheugen wilt bekijken, moet de kaart eerst
worden verwijderd.
• Beschermde opnamen moeten eerst worden vrijgegeven voordat ze gewist
kunnen worden. Zie p. 146 voor details.
• Als u een opname wist, zullen de volgende opnamen in het telwerk (2.2.9)
opnieuw worden genummerd volgens dit patroon: wist u bijvoorbeeld
opname nummer 3, dan krijgt de vorige foto met nummer 4 het nummer
3, nummer 5 krijgt nummer 4, enz. Dit geldt echter niet voor de nummering van de resterende beeldbestanden in de map (2.2.6), die in principe
ongewijzigd blijft.
Belangrijk:
Het wissen van de opnamen is definitief. U kunt ze daarna niet meer oproepen. Druk op de knop DELETE/FOCUS (1.15) om de wisfunctie op te roepen.
• Het menu Wissen verschijnt.
145
Alle opnamen wissen
1. Selecteer All en druk op de knop MENU/SET (1.25).
• Een submenu verschijnt.
2. Bevestig of verwerp het proces en druk opnieuw op de knop MENU/SET.
• De melding No valid image to play of het oorspronkelijk aangegeven
beeld verschijnt weer, als het niet onverhoopt is verwijderd. Als er sommige foto's zijn beschermd (zie ook volgende sectie), dan verschijnt
er Protected images were not deleted voor een korte tijd, waarna de
eerste foto's weer in beeld verschijnen.
OPNAMEN BEVEILIGEN/BEVEILIGING OPHEFFEN
De op de geheugenkaart en in het interne geheugen opgeslagen opnamen
kunnen tegen abusievelijk wissen worden beveiligd.
1. Selecteer in het menu Protect (3.34).
• Na een korte tijd verschijnt de eerder getoonde foto opnieuw in beeld
samen met een menu. Afhankelijk van de eventuele beveiliging bevat
het menu de opties Unprotect of Protect.
Opmerking:
Als u van gedachten veranderd en geen opnamen wilt wissen, kunt u het wismenu verlaten door opnieuw op de knop DELETE/FOCUS te drukken.
146
2. selecteer de betreffende optie en
3. bevestig door te drukken op de knop MENU/SET (1.25).
• Een beschermd beeld wordt aangegeven door het slot-pictogram
(2.2.4).
Opmerkingen:
• Als er een geheugenkaart is ingevoerd (zie p. 102) zullen enkel de afbeeldingen op de kaart voor weergave toegankelijk zijn, d.w.z. als u een
afbeelding van het interne geheugen wilt bekijken, moet de kaart eerst
worden verwijderd.
• U kunt naar de normale weergavemodus terugkeren door op Exit te drukken.
• Als het menu Beveiligen/Beveiliging opheffen wordt weergegeven, kunt u
de andere opnamen met de linker en rechter richtingsknoppen selecteren
(1.24/1.27).
• Ook de beveiligde opnamen (zie p. 139) worden door het formatteren van
het geheugen gewist.
• Wanneer wordt geprobeerd beveiligde opnamen te wissen (zie p.146),
verschijnt er op het scherm een waarschuwing. Wilt u deze toch wissen,
verwijder dan de beveiliging zoals hierboven beschreven.
• De schrijfbeveiliging functioneert alleen op deze camera.
• Bij SD-geheugenkaarten kunt u abusievelijk wissen verhinderen door de
schakelaar voor schrijfbeveiliging van de kaart (zie p.102) in de LOCKstand te zetten.
147
Instelling
Selecteer HDMI (3.31) in het menu, en de gewenste instelling in het submenu.
WEERGAVE VAN PORTRETFORMAAT
Normaal gesproken worden de opnamen op het scherm weergegeven zoals
ze werden gemaakt, d.w.z. als de camera horizontaal werd gehouden, zal
de weergave ook horizontaal zijn. Bij portretopnamen, waarbij de camera
verticaal werd gehouden, is dit onpraktisch omdat de camera, als deze weer
horizontaal wordt gehouden, de opname niet rechtop zal tonen.
De LEICA X-E heeft hier een oplossing voor.
Verbinding maken/afspelen van de opnamen
1. Sluit de HDMI-kabel aan op de camera en de televisie-, monitor of projector HDMI-aansluitingen.
2. Doe de TV, het scherm of de projector aan en selecteer HDMI input.
3. Schakel de camera aan en druk op de knop PLAY (1.16.) om de weergavemodus in te stellen.
Selecteer Auto Rotate Display (3.32) en de gewenste instelling in het submenu.
Als u On selecteert, worden portretformaat opnamen automatisch rechtop
weergegeven.
Opmerkingen:
• U hebt een HDMI-kabel nodig voor de verbinding met een tv, monitor of
projector. Gebruik alleen de kabel die als toebehoren van Leica voor deze
camera wordt aangeboden (zie p. 153)
• Als de maximale resolutie van de TV, het scherm of de projector lager is
dan het geselecteerde niveau op de camera, zal hij automatisch naar de
maximale resolutie van het aangesloten toestel omschakelen. Bijvoorbeeld, als u 1080i instelt op de camera en de verbonden unit heeft een
maximum van 480p, zal de camera automatisch 480p toepassen.
• De vereiste instellingen van de tv, projector of monitor kunt u aan de betreffende handleiding ontlenen.
• Het beeld op het externe scherm zal de informatie niet weergeven die u
op het scherm van de camera ziet.
Opmerkingen:
• Portretformaat opnamen die op het scherm worden gedraaid zijn natuurlijk een stuk kleiner.
• Deze functie is voor de automatische weergave niet beschikbaar (zie p.
106)
WEERGAVE MET HDMI-APPARATUUR
Met de LEICA X-E kunt u uw foto's met een tv, projector, of monitor met
HDMI-ingang bekijken, waardoor een optimale weergave gegarandeerd is.
Bovendien kunt u uit drie resolutieniveaus kiezen: 1080i, 720p, and 480p.
148
ANDERE ZAKEN
Belangrijk:
• Gebruik uitsluitend de meegeleverde USB-kabel (D).
• Zolang gegevens van de LEICA X-E naar de computer worden gekopieerd,
mag in geen geval de verbinding worden verbroken door de USB-kabel
eruit te trekken. De computer en/of de LEICA X-E kunnen vastlopen en de
geheugenkaart kan zelfs onherstelbaar worden beschadigd.
• LEICA X-E kan vanwege een lage batterijstand niet worden uitgeschakeld
of zichzelf automatisch uitschakelen terwijl er gegevens van de camera
naar de computer worden overgedragen, omdat dit de computer kan laten
vastlopen. Om dezelfde reden mag de batterij nooit uit de camera worden
verwijderd als de verbinding nog actief is. Als de batterijstand te laag
wordt tijdens de gegevensoverdracht, verschijnt het scherm INFO (2.1.26)
en de batterijstandindicatie (2.1.5) gaat knipperen. Stop in dat geval de
gegevensoverdracht, schakel de de LEICA X-E uit (zie p. 104) en laad de
batterij (zie p. 100).
GEGEVENSOVERDRACHT NAAR EEN PC
De LEICA X-E is compatibel met de volgende besturingssystemen:
Microsoft®: Windows® XP / Vista® / 7®
Apple® Macintosh®: Mac® OS X (10.4) en hoger
De LEICA X-E heeft een USB 2.0 High Speed aansluiting voor de gegevensoverdracht naar de pc. Dit maakt zeer snelle gegevensoverdracht naar computers met hetzelfde type aansluiting mogelijk. De computer die u gebruikt
moet een USB-poort hebben (voor een directe verbinding met de LEICA X-E)
of een kaartlezer voor SD/SDHC/SDXC-kaarten (inclusief UHS I standaard
types).
GEGEVENSOVERDRACHT MET DE CAMERA ALS WISSELSTATION
Met Windows bedrijfssystemen:
Als de LEICA X-E met een USB-kabel aan de pc is bevestigd, zal het bedrijfssysteem een wisselstation herkennen en een stationsletter toewijzen.
Gebruik de Windows Verkenner om de beeldgegevens naar uw pc over te
dragen en op te slaan.
Met Mac bedrijfssysteem:
Als de LEICA X-E met een USB-kabel aan de computer is bevestigd, zal de
geheugenkaart als opslagmedium op het bureaublad verschijnen. Gebruik
de Finder om de beeldgegevens naar uw computer over te dragen en op te
slaan.
149
KAARTLEZERS AANSLUITEN EN GEGEVENS OVERDRAGEN
De beeldbestanden kunnen op andere computers met een standaard kaartlezer voor SD/SDHC(SDXC-geheugenkaarten worden ingelezen (inclusief
UHS standaardtypes). Kaartlezers met een USB-aansluiting zijn beschikbaar
voor computers met USB.
MET DNG RAW DATA (RUWE GEGEVENS) WERKEN
Als u hebt gekozen voor de gestandaardiseerde en toekomstzekere DNG
(Digital Negative) formaat, heeft u zeer gespecialiseerde software nodig om
de opgeslagen ruwe data om te zetten in optimale kwaliteit, bijvoorbeeld de
professionele Adobe® Photoshop® Lightroom® raw data converter. Het
biedt optimale kwaliteitsalgoritmen voor digitale kleurverwerking, wat afbeeldingen produceert met weinig beeldruis en tegelijkertijd een uitzonderlijk
hoge resolutie.
Tijdens het bewerken heeft u de mogelijkheid bepaalde parameters aan te
passen, zoals witbalans. ruisonderdrukking, gradatie, scherpte, etc. om zodoende optimale beeldkwaliteit te bereiken.
Adobe® Photoshop® Lightroom® is beschikbaar als gratis download wanneer u uw Leica X-E registreert op de Leica Camera AG homepage Verdere
informatie vindt u op de registratiefolder in de cameraverpakking.
Opmerking:
De LEICA X-E is uitgerust met een geïntegreerde sensor die de positie van
de camera herkent – horizontaal of verticaal (in beide richtingen) – voor elke
foto. Dankzij deze informatie kan de opname altijd automatisch rechtop worden weergegeven, ook als deze naderhand op een computer met het betreffende programma wordt afgebeeld.
INSTALLEREN VAN ADOBE® PHOTOSHOP® LIGHTROOM®
Om de installatie te starten, heeft de computer een actieve Internet-verbinding nodig (d.w.z. moet online zijn).
U heeft ook een geldig e-mailadres nodig om de software te activeren.
Houd de vereiste softwarelicentiecode paraat - u zult een antwoordmail van
Leica krijgen als u de software hebt gedownload.
Mocht u ondersteuning nodig hebben voor Adobe® Photoshop® Lightroom®
Home: u vind een supportformulier op de Leica Camera AG homepage in
de 'owners area' waar u uw camera geregistreerd hebt en de software kunt
downloaden.
150
Systeemvereisten
Net als andere software, vraagt elke versie van Adobe® Lightroom® om
verschillende versies van het gebruikte besturingssysteem (Windows / Mac).
Controleer daarom of uw besturingssysteem compatibel is voor u het downloaden van Adobe® Lightroom® start.
In sommige Windows-versies kan er een waarschuwing over een ontbrekende Windows-signatuur worden gemeld. Negeer de melding en ga verder
met de installatie.
INSTALLEREN VAN FIRMWARE-UPDATES
Leica werkt continu aan de ontwikkeling en optimalisering van haar producten. Omdat digitale camera's veel functies hebben die elektronisch worden
gestuurd, kunnen sommige verbeteringen en uitbreidingen op een later tijdstip op de camera worden geïnstalleerd.
Hiervoor stelt Leica af en toe firmware-updates ter beschikking die u eenvoudig van onze homepage kunt downloaden.
Als u uw camera heeft geregistreerd, zal Leica u over nieuwe updates op de
hoogte houden.
151
ACCESSOIRES
Polsband X
Contourgevormd, gemaakt van topkwaliteit leder (zwart).
(Bestelnr. 18 713)
Belangrijk:
Enkel de accessoires gespecificeerd en hieronder beschreven en/of die
gespecificeerd en beschreven zijn door Leica Camera AG mogen worden
gebruikt in deze camera.
Externe Zoekers
Lederen draagtas X
Tas gemaakt van topkwaliteit echt leder (zwart). De tas draagt de camera
in een verticale positie - de camera glijdt in en uit de tas voor gemakkelijk
dragen en foto's maken. Wordt geleverd met een lange riem.
(Bestelnr. 18 755)
Lichtkader-meetzoeker 36mm
Hoogwaardige externe optische zoeker. De lichtkaders geven het beeldveld
weer, zowel voor afstanden tussen 60 cm en oneindig, maar ook tussen de
30 en 60cm.
(Bestelnr. 18 707)
Camerabeschermer X
De beschermer geeft vrije toegang tot alle bedieningselementen als de camera erin zit. De camera kan in de beschermer blijven om foto's te maken.
Gemaakt van topkwaliteit leder (zwart).
(Bestelnr. 18 731)
Elektronische meetzoeker EVF 2
De EVF 2 biedt een bijna 100% TTL weergave van het beeldframe met 1.4 Mpixel
resolutie. Dit zorgt voor een precieze en eenvoudigere compositie en tegelijkertijd de beheersing over alle belangrijke beeldparameters. De EVF 2
is vooral handig in verlichtingssituaties die de zichtbaarheid van het beeldscherm verminderen en dankzij de scharnierende constructie ook bij opnamen onder ooghoogte.
(Bestelnr. 18 753)
Paraattas X
Deze hoogwaardige cameratas is gemaakt van plantaardig gelooid rundleer.
Hij beschermt goed, maar blijft spontaan: De camera kan tijdens het fotograferen in de tas blijven zitten.
(Bestelnr. 18 754)
Beide zoekers zijn gemonteerd op de flitsschoen van de camera, net als - en
dus in plaats van - een externe flitser. Zie p.114/115 voor meer informatie
over de relevante instellingen van het scherm bij gebruik van een externe
zoeker.
Kleine systeemtas
Kleine systeemtas van hoge kwaliteit, waterbestendige zeildoek (zwart).
Draagt de camera plus accessoires zoals handgreep, zoeker en flitser.
(Bestelnr. 18 757)
152
Handgreep X
Met de handgreep van de LEICA X-E draagt u de camera veilig en comfortabel. Deze wordt bevestigd aan de statiefschroefdraad met de kartelschroef
onderaan de handgreep.
(Bestelnr. 18712)
VERVANGENDE ONDERDELEN
Bestelnr.
Lensdop............................................................................. 423-097.001-024
Flitsschoenkapje................................................................ 423-097.001-026
Leren draagriem................................................................. 439-612.060-000
USB-kabel.......................................................................... 423-089.003-022
Lithium-Ionen-batterij Leica BP-DC 81................................................ 18 706
Batterijdoosje.................................................................... 423-089.003-012
LEICA BC-DC8 Oplader (inclusief verwisselbare stekkers)............. 423-089.803-008
AC-stekker EU................................................................... 423-089.003-014
AC-stekker US/JP.............................................................. 423-089.003-016
AC-stekker UK/HK............................................................ 423-089.003-018
AC-stekker China............................................................... 423-089.003-020
AC-stekker Korea............................................................... 423-089.003-028
AC-stekker Australië.......................................................... 423-089.003-030
Opmerkingen:
• Deze handgreep is speciaal ontworpen voor de Leica X-E en de Leica X1/
X2. Hij kan niet worden bevestigd aan een andere camera vanwege de
verschillende afmetingen en positie van de statiefschroefdraad.
• Omdat de handgreep het batterijvak van de camera afdekt, moet deze
worden verwijderd om de batterij of de kaart te verwijderen of vervangen.
• Zorg ervoor de geleidepen van de handgreep in lijn te brengen met het
betreffende gat van de camera (1.34) om de camera te beschermen tegen
krassen.
Flitsapparaten
De LEICA SF 24D systeemflitser is bijzonder geschikt vanwege de compacte afmetingen en een vormgeving die bij de camera past. Hij heeft een
permanent bevestigde flitservoet met alle benodigde contacten en is uiterst
gemakkelijk te bedienen.
(Bestelnr. 14 444)
HDMI-kabel
De HDMI-kabel maakt bijzonder snelle overdracht van de beeldgegevens
mogelijk d.m.v. de betreffende HDMI-aansluitingen. Lengte = ca. 1.5m/5ft.
(Bestelnr. 14 491)
1
Om zeker te zijn van stroomvoorziening wanneer u de camera voor een langere periode wilt
gebruiken (bijvoorbeeld bij evenementen, op reis, etc.) raden wij u aan altijd een reservebatterij
mee te nemen.
153
• Vocht kan tot storingen leiden en zelfs permanente schade aan uw LEICA
X-E en geheugenkaart veroorzaken.
• Als er spetters zout water op uw LEICA X-E zijn gekomen, bevochtigt u een
zachte doek eerst met leidingwater, wringt deze stevig uit en wist hiermee
de camera af. Daarna met een droge doek grondig afdrogen.
VOORZORGSMAATREGELEN EN ONDERHOUD
ALGEMENE VOORZORGSMAATREGELEN
Gebruik de LEICA X-E niet in de onmiddellijke nabijheid van apparatuur
met krachtige magnetische, elektrostatische of elektromagnetische velden
(zoals inductieovens, magnetrons, televisietoestellen, computermonitors,
videogame-consoles, mobiele telefoons en radioapparatuur).
• Wanneer u de LEICA X-E op of naast een televisie plaatst, kan het magnetisch veld de beeldregistratie storen.
• Dit geldt ook voor gebruik naast mobiele telefoons.
• Sterke magneetvelden, bijv. die van luidsprekers of grote elektromotoren
kunnen de opgeslagen bestanden beschadigen, resp. de opnamen verstoren.
• Als de Leica X-E storingen geeft als gevolg van de effecten van elektromagnetische velden, verwijder dan de batterij en schakel de camera weer
in. Gebruik de Leica X-E niet in de directe omgeving van radiozenders of
stroomlijnen met hoge spanning.
• De magnetische velden kunnen de registratie van foto-opnamen storen.
Bescherm de Leica X-E tegen contact met insectensprays en andere
agressieve chemicaliën. Benzine, verdunner en alcohol mogen niet voor
reiniging worden gebruikt.
• Bepaalde chemicaliën en vloeistoffen kunnen de behuizing van de LEICA
X-E, resp. het oppervlak beschadigen.
• Omdat rubber en kunststof soms agressieve chemicaliën uitstoten, moeten
ze niet te lang in contact blijven met de Leica X-E. Zorg ervoor dat zand en
stof niet in de Leica X-E kunnen geraken, bijvoorbeeld op het strand.
• Zand en stof kunnen de camera en geheugenkaart beschadigen. Wees
vooral voorzichtig bij het plaatsen en verwijderen van de kaart. Zorg ervoor dat er geen water in de Leica X-E kan komen, bijvoorbeeld wanneer
het sneeuwt of regent, of op het strand.
Belangrijk:
Er mogen uitsluitend accessoires met deze camera worden gebruikt die in
deze handleiding worden genoemd en/of door Leica Camera AG zijn gespecificeerd.
BEELDSCHERM
• Wanneer de LEICA X-E aan grote temperatuurschommelingen wordt blootgesteld, kan zich condens op het beeldscherm vormen. Wis deze voorzichtig met een zachte, droge doek af.
• Als de LEICA X-E bij het inschakelen zeer koud is, kan het zoeker-/monitorbeeld eerst iets donkerder zijn dan normaal. Als het is opgewarmd, zal
het weer de normale helderheid vertonen.
• De productie van het scherm vindt plaats in een zeer nauwkeurig proces.
Zo wordt verzekerd dat van in totaal meer dan 230.000 pixels meer dan
99,995% correct werkt en slechts 0,005% donker blijft of altijd licht is. Dit
is echter geen storing en beïnvloedt de beeldweergave niet nadelig.
154
SENSOR
Hoogtestraling (bijv. bij vluchten) kan pixeldefecten veroorzaken.
VOOR HET OBJECTIEF
• Normaal gesproken voldoet een zacht haren borsteltje om stof van de
buitenste lens te verwijderen. Als er vaster vuil op zit, dient dit voorzichtig
met een volledig schone en zachte doek waar absoluut geen ander materiaal op- of aanzit met cirkelbewegingen van binnen naar buiten te worden
gereinigd. Wij adviseren het gebruik van microvezeldoekjes (verkrijgbaar in
de fotohandel of bij een opticien) die u in een doosje opbergt en die u bij
40°C of lager kunt wassen (zonder wasverzachter en nooit strijken!). Brilpoetsdoekjes die met chemische producten zijn behandeld, dient u niet te
gebruiken, omdat deze het glas van de lens kunnen beschadigen.
• De bij de levering inbegrepen lensdop beschermt de lens tegen onbedoelde vingerafdrukken en regen.
CONDENS
Als er condens is ontstaan op of in uw LEICA X-E, dient u de camera uit te
schakelen en ongeveer een uur in een omgeving met kamertemperatuur te
laten staan. Als de temperatuur van de camera aan de kamertemperatuur is
aangepast, zal de condens vanzelf verdwijnen.
ONDERHOUDSINSTRUCTIES
Omdat vuil een voedingsbodem voor micro-organismen vormt, dient u uw apparatuur schoon te houden.
VOOR DE CAMERA
• Reinig de LEICA X-E uitsluitend met een zachte, droge doek. Hardnekkig
vuil moet eerst met een sterk verdund schoonmaakmiddel worden bevochtigd – en vervolgens met een droge doek worden afgeveegd.
• Om vlekken en vingerafdrukken te verwijderen, dient u de camera met een
niet-pluizende doek af te vegen. Vuil dat in moeilijk bereikbare hoeken van
de behuizing vastzit, kunt met een borsteltje verwijderen.
• Alle mechanisch werkende lagers en glijvlakken van uw LEICA X-E zijn
gesmeerd. Houd hier rekening mee als u de camera langere tijd niet gebruikt. Om te vermijden dat de smeerpunten gaan verharsen, dient u de
ontspanner van de camera telkens na zo'n drie maanden een paar keer in
te drukken. Wij raden u ook aan de andere bedieningselementen regelmatig te bewegen en te gebruiken.
VOOR DE BATTERIJ
Oplaadbare lithiumbatterijen produceren stroom d.m.v. interne chemische
reacties. Deze reacties worden ook door de buitentemperatuur en luchtvochtigheid beïnvloed. Zeer hoge en lage temperaturen verkorten de levensduur van de batterijen.
• Verwijder de batterij altijd als u de LEICA X-E langere tijd niet gebruikt.
Anders kan de batterij na enkele weken volledig ontladen, ofwel de spanning beduidend verminderen.
• Lithiumbatterijen dienen ten dele opgeladen te worden bewaard, d.w.z.
niet volledig ge- of ontladen (op het betreffende scherm (2.1.5/2.2.5).
Bij een zeer lange bewaartijd moet deze ongeveer twee maal per jaar 15
minuten worden geladen om volledige ontlading te voorkomen.
• De batterij moet een temperatuur tussen 0°-35°C hebben om te kunnen
worden opgeladen (anders zal de lader niet inschakelen of weer uitschakelen).
155
• Houd de batterijcontacten altijd schoon en vrij toegankelijk. Hoewel
lithiumbatterijen bestendig zijn tegen kortsluiting, dienen deze toch tegen
contact met metalen voorwerpen, zoals paperclips of sieraden te worden
beschermd. Een kortgesloten batterij kan zeer heet worden en ernstige
brandwonden veroorzaken.
• Als er een batterij valt, controleert dan de behuizing en contacten op
eventuele schade. Het gebruik van een beschadigde batterij kan de LEICA
X-E beschadigen.
• Batterijen hebben slechts een beperkte levensduur.
• Verwijder beschadigde batterijen via een verzamelpunt om goed recyclen
te waarborgen.
• Gooi de batterijen in geen geval in vuur, omdat ze anders kunnen exploderen!
VOOR GEHEUGENKAARTEN
• Zolang een opname wordt opgeslagen of de geheugenkaart wordt uitgelezen, mag deze niet worden verwijderd en mag de LEICA X-E niet worden
uitgeschakeld en niet aan trillingen worden blootgesteld.
• Geheugenkaarten moeten voor de veiligheid in principe uitsluitend in het
meegeleverde antistatische foedraal worden bewaard.
• Bewaar geheugenkaarten niet waar ze aan hoge temperaturen, direct zonlicht, magneetvelden of statische ontlading zijn blootgesteld.
• Laat de geheugenkaart niet vallen en buig deze niet, omdat deze anders
beschadigd kan worden en de opgeslagen gegevens verloren kunnen
gaan.
• Verwijder de batterij altijd als u de LEICA X-E langere tijd niet gebruikt.
• Raak de contacten aan de achterzijde van de geheugenkaart niet aan en
houd ze vrij van vuil, stof en vocht.
• Het is ook raadzaam de geheugenkaart af en toe te formatteren, omdat
gewiste bestanden fragmentatie veroorzaken, wat enige geheugencapaciteit kan opeisen.
VOOR DE BATTERIJLADER
• Wanneer de batterijlader in de buurt van radio-ontvangers wordt gebruikt,
kan de ontvangst worden verstoord. Zorg daarom voor een afstand van
minimaal 1m tussen de apparaten.
• Wanneer de batterijlader wordt gebruikt, maakt deze soms geluid (zoemen) – dit is normaal en geen storing.
• Trek de batterijlader uit de netvoeding als deze niet wordt gebruikt, omdat
ook bij uitgeschakelde camera en niet geplaatste batterij een (zeer geringe) hoeveelheid stroom wordt gebruikt.
• Houd de batterijcontacten altijd schoon en zorg ervoor dat ze geen kortsluiting kunnen maken.
156
• Fototassen die nat geworden zijn, dient u te legen om schade aan uw apparatuur door vocht en resten van looivloeistof uit het leer te vermijden.
• Om schimmel in hete, vochtige, tropenklimaat te voorkomen, dient de
camera zo veel mogelijk aan lucht en licht te worden blootgesteld. Luchtdichte tassen en boxen zijn alleen aan te bevelen als er een droogmiddel,
zoals silicaat gel bij in wordt gedaan.
• Bewaar de LEICA X-E ter vermijding van schimmelvorming niet voor langere tijd in de leren tas.
• Noteer de serienummers van uw Leica X-E, want die zijn uiterst belangrijk
in geval van verlies.
OPBERGEN
• Als u geen gebruik maakt van de Leica X-E voor een langere periode,
raden wij u aan de camera:
a. uit te schakelen (zie p. 104),
b. haal de memory card eruit (zie p. 102), en
c. verwijder de batterij (zie p. 100) (na maximaal 3 dagen zullen de tijd en
datum verloren gaan, zie p. 102).
• Lenzen werken als vergrootglazen als er helder zonlicht op de camera
schijnt. Laat de camera daarom nooit zonder bescherming in helder zonlicht staan. Gebruik de lensdop en houd de camera in de schaduw (of berg
deze meteen weer in de tas op) om schade aan het binnenwerk van de
camera te voorkomen.
• Bewaar de LEICA X-E bij voorkeur in een gesloten en gestoffeerd foedraal,
zodat niets er tegenaan kan schuren en stof op afstand wordt gehouden.
• Berg de LEICA X-E op in een droge, geventileerde ruimte, waar geen hoge
temperaturen en hoge vochtigheid optreden. Bij gebruik in een vochtige
omgeving dient hij voor het opbergen volledig vrij gemaakt te zijn van
vochtigheid.
157
TECHNISCHE GEGEVENS
Scherpstelbereik van 30cm/1ft. t/m oneindig. Autofocus of Handmatige afstandsinstelling van 30cm tot oneindig met instelwieltje achterop de
camera, naar keuze met vergrootfunctie als hulpmiddel bij het scherpstellen.
Cameratype LEICA X-E (Typ 102)
Autofocus meetmethodes 1 veld, 11 velden, spot, gezichtsherkenning.
Sensor APS-C-formaat CMOS-sensor (23,6 x 15,7 mm) met 16.5/16.2 Megapixels (in totaal/effectief), beeldverhouding 3:2
Belichtingsprogramma’s Geprogrammeerde automatische belichting
(P), programmawissel-optie, tijdautomaat (A), diafragma-automaat (T) en
handmatige instelling (M).
Resolutie Selecteerbaar voor het JPEG-formaat: 4928 x 3264 pixels
(16.2M), 4288 x 2856 pixels (12.2M), 3264 x 2160 pixels (7M), 2144 x 1424
pixels (3.1M), 1632 x 1080 pixels (1.8M), DNG: 4944 x 3272 pixels.
Belichtingsmeting Meerdere velden, centrum-georiënteerd, spot, naar
keuze met histogramweergave voor analyse van helderheidsverdeling.
Lens Leica Elmarit 24mm f/2.8 Asph. (komt overeen met 36 mm van het
35mm-formaat), 8 lenselementen in 6 groepen, 1 asferisch oppervlak.
Belichtingscompensatie
±3EV in 1/3EV-stappen.
Automatische belichtingsserie 3 opnamen met belichtingsintervallen
tot 3EV, instelbaar in 1/3EV-stappen.
Diafragma-instellingen van f/2.8 t/m tot f/16 in 1/3EV-stappen
Kleinste objectveld 18 x 27cm / 7 7/8” x 10 5/8” (vanaf een afstand van
30cm/1ft.).
Sluitertijden 30 s. tot 1/2000 s., in de normale flitsstand van 1/30s, in de
langzame flitsstand vanaf 30 sec.
Beeldbestandsformaten/compressiegraden Selecteerbaar:JPG
Super fine, JPG fine, DNG + JPG S. fine, DNG + JPG fine.
Serie-opnamen Selecteerbaar: 3fps or 5fps, max. 8 foto's. met constante
beeldfrequentie en DNG + JPG fine.
Opslagmedia SD/SDHC/SDHX geheugenkaarten, MultiMedia-kaarten.
Intern buffergeheugen Circa 110MB.
ISO gevoeligheidsinstelling2 Automatisch, naar keuze met sluitertijd
en/of ISO-gevoeligheidsgrenzen ISO 100, ISO 200, ISO 400, ISO 800, ISO
1600, ISO 3200, ISO 6400, ISO 12500.
Witbalans Selecteerbare modi: Automatisch, voorinstellingen voor daglicht, bewolking, halogeenlicht, schaduw, elektronische flits, 2 handmatige
instellingen, handmatige instelling van de kleurtemperatuur, naar keuze met
fijnafstemming van alle instellingen.
Kleurinstellingen Selecteerbaar: Standaard, Levendig, Natuurlijk,
B&W natuurlijk, B&W hoog contrast.
Autofocussysteem Contrast-gebaseerd systeem dat gebruik maakt van
de beeldsensor, optionele AF-assist-lamp voor situaties met weinig licht.
158
Flitsprogramma's Flitser wordt aan- en uitgeschakeld door hem uit of
in te schuiven, automatische flitsactivering zonder voorflits, handmatige
flitsactivering met en zonder voorflits, automatische flitsactivering met trage
sluitertijden met of zonder voorflits, studiomodus om een externe slaveflitser te activeren.
Flitsbelichtingscompensatie
Aansluitingen 5-pin mini USB aansluiting 2.0 high-speed voor snelle gegevensoverdracht naar de computer, HDMI-aansluiting voor directe digitale
verbinding met betreffende apparatuur, merkgebonden aansluitschoen voor
externe elektronische meetzoeker Leica EVF 21.
Stroomvoorziening Lithium-ionen batterij, 3,7 V, 1600mAh capaciteit
(volgens CIPA-normen): Ca. 450 opnamen, laadtijd (bij volledige ontlading):
ca. 200 min.
±3EV in 1/3EV-stappen.
Werkbereik van het ingebouwde flitsapparaat (bij ISO 100/21°) ca.
0,3-2,0 m/1-6ft., richtgetal 5.
Netvoeding/lader-unit Input: Wisselstroom 100-240 V, 50/60Hz, automatische schakeling.
Oplaadtijd van de ingebouwde flitser ca. 5sec. met volledig opgeladenbatterij.
Behuizing Behuizing in Leica Design gemaakt van stevig, lichtgewicht
magnesium Twee bevestigingsogen van de draagriem. ISO-flitsschoen met
midden- en stuurcontacten voor de aansluiting van externe, sterkere flitsapparaten, zoals de LEICA SF 24D en de externe elektronische meetzoeker
Leica EVF 21.
LCD-Scherm 2,7“ TFT LCD met ca. 230.000 pixels.
Displays zie p. 90
Zelfontspanner Vertraging naar keuze 2 of 12 sec.
Statief schroefdraad A1/4 DIN 4503 (1/4“).
Afmetingen (BxHxD) ca. 124 x 69 x 51,5 mm / 47/8 x 2 11/32 x 2 1/32
inch
Gewicht ca. 307/345g (met/zonder batterij)
1 Verkrijgbaar
2 Volgens
als accessoire; zie ook p. 152
CIPA DC-004 Standaard
Constructie en vormgeving aan verandering onderhevig.
159
Leica Product support
Technische vragen over toepassingen met Leica-producten, ook over de
meegeleverde software, worden schriftelijk, telefonisch of per e-mail beantwoord door de Product Support-afdeling van de Leica Camera AG.
Ook voor koopadvies en het bestellen van handleidingen is dit uw contactadres. U kunt uw vragen eveneens d.m.v. het contactformulier op de website
van Leica Camera AG aan ons richten.
Leica klantenservice
Voor het onderhoud van uw Leica-uitrusting en in geval van schade kunt u
gebruik maken van de Customer Care van Leica Camera AG of de reparatieservice van een Leica-vertegenwoordiging in uw land (voor adressenlijst zie
garantiebewijs).
Leica Camera AG
Customer Care
Am Leitz-Park 5
D-35578 Wetzlar
Telefoon: +49 6441 2080-189
Fax: +49 6441 2080-339
[email protected]
Leica Camera AG
Productsupport / Softwaresupport
Am Leitz-Park 5
D-35578 Wetzlar
Telefoon: +49(0)6441-2080-111 /-108
Fax: +49(0)6441-2080-490
[email protected] /
[email protected]
160