Leica X-E Handleiding

Type
Handleiding
LEICA X-E
Notice d’utilisation
|
Gebruiksaanwijzing
Leica Camera AG
I
Am Leitz-Park 5
I
35578 WETZLAR
I
DEUTSCHLAND
Telefon +49 (0) 6441-2080-0
I
Telefax +49 (0) 6441-2080-333
I
www.leica-camera.com
93583 IX/14/HW/D
1.1
1.4
1.5
1.6 1.7 1.8
1.4a
1.1
1.3
1.2
1.91.101.11a1.11b1.11c 1.11
EV +/-
AF/MF
MENU
/SET
EV +/-
AF/MF
MENU
/SET
1.16
1.15
1.14
1.13
1.12
1.191.17 1.18
1.22
1.21
1.20
1.29 1.28 1.27 1.26 1.25 1.24 1.23
1.30
1.31
1.32a 1.32 1.33 1.34
1.40
1.41
1.38a 1.38
1.39
1.42
1.36 1.371.35
Marque du Groupe Leica Camera / ® Marque déposée
Handelsmerk van de Leica Camera Groep / ® Geregistreerd handelsmerk
© 2012 Leica Camera AG
LEICA X-E
Notice d’utilisation
Nederlandse Gebruiksanwijzing pagina 82 - 164
VOORWOORD
Geachte klant
We wensen u veel plezier en succes toe met uw nieuwe LEICA X-E. De
hoogwaardige Leica DC Elmarit 24mm f/2.8 Asph. lens biedt excellente
beeldkwaliteit.
Dankzij de volledig automatische belichtingsregeling en de automatische flit-
ser biedt de LEICA X-E ongecompliceerd fotograferen. U kunt als alternatief
de beeldcompositie altijd zelf overnemen met de handmatige instellingen.
U kunt uit talloze speciale functies kiezen om de beeldkwaliteit ook in moei-
lijke belichtingssituaties te verbeteren.
Lees deze instructies zorgvuldig door om maximaal profijt te trekken van de
mogelijkheden van uw LEICA X-E.
Deze handleiding is op 100% chloorvrij gebleekt papier gedrukt in een hoogwaardig productiepro-
ces dat het water beschermd en milieuvriendelijk is.
LEVERINGSOMVANG
Alvorens u uw LEICA X-E voor het eerst gebruikt, geven wij het advies te
controleren of de meegeleverde apparatuur compleet is.
A. Batterij Leica BP-DC 8
(bestelnr. 18 706)
B. Batterijhouder
(bestelnr. 423-089.003-012)
C. Batterijlader Leica BC-DC8 met verwisselbare stekkers
(bestelnr. 423-089.003-008)
D. USB cord
(bestelnr.. 423-089.003-022)
E. Lederen draagriem
(bestelnr. 439-612.060-000)
F. Lensdop
(bestelnr. 423-097.001-024)
G. Flitsschoenbeschermer
(bestelnr. 439-097.001-026)
H. Camera registratiekaart met TAN voor het downloaden van Adobe®
Photoshop® Lightroom®
(na registratie van de camera op de Leica Camera AG homepage)
De productiedatum van uw camera vindt u op de stickers in de
garantiekaart ofwel op de verpakking. De schrijfwijze is: jaar/maand/
dag.
84
De CE-identificatie van onze productdocumentatie voldoet aan
de fundamentele vereisten van de geldige EU richtlijnen.
WAARSCHUWINGEN
Modern elektronische componenten reageren gevoelig op elektrostatische
ontlading. Omdat mensen gemakkelijk met tienduizenden volts kunnen
worden geladen, door bijvoorbeeld over synthetisch tapijt te lopen, kan er
een ontlading plaatsvinden als u uw LEICA X3 aanraakt, vooral als deze
zich op een geleidend oppervlak bevindt. Als enkel de camerabehuizing
wordt aangeraakt, is deze ontlading onschadelijk voor de elektronica.
Ondanks de ingebouwde beveiligingscircuits dienen de buitencontacten,
zoals de contacten in de camerabodem, echter om veiligheidsredenen
indien mogelijk nooit worden aangeraakt. Om deze contacten te reinigen,
dient u geen optische microvezeldoekjes (synthetisch) te gebruiken; katoe-
nen of linnen doekjes zijn beter geschikt. Om deze contacten te reinigen,
dient u geen optische microvezeldoekjes (synthetisch) te gebruiken; ka-
toenen of linnen doekjes zijn beter geschikt. Alvorens u de contacten aan-
raakt, dient u zichzelf elektrostatisch te ontladen door een verwarmings-
of waterleiding aan te raken (of ander geleidend en geaard materiaal). U
kunt vervuiling en oxidatie van de contacten voorkomen door uw LEICA
X-E op een droge plaats op te bergen met de lensdop op de lens.
Gebruik uitsluitend aanbevolen toebehoren om storingen, kortsluiting of
elektrische schok te voorkomen.
Probeer niet zelf delen van de behuizing te verwijderen (deksels); gespeci-
aliseerde reparatie kan alleen bij geautoriseerde service centers worden
uitgevoerd.
WETTELIJKE KENNISGEVING
Let op dat u zich aan de auteursrechten houdt. Het opnemen en publi-
ceren van bestaande opnames op media zoals banden, cd's, dvd's en
ander gepubliceerd of uitgezonden materiaal kan een overtreding van de
auteursrechten betekenen.
Dit betreft ook alle meegeleverde software.
De SD, HDMI, en USB logo's zijn geregistreerde handelsmerken.
Andere namen, merk- of productnamen die in dit handboek worden
genoemd, zijn handelsmerken of geregistreerde handelsmerken van de
betreffende ondernemingen.
VERWIJDEREN VAN ELEKTRISCHE
OF ELEKTRONISCHE APPARATUUR
(Toepasselijk binnen de EU en in andere Europese landen met
gescheiden recyclingsystemen)
Dit toestel bevat elektrische en/of elektronische componenten en mag
daarom niet in het huishoudelijk afval worden gegooid! In plaats daarvan
dient het op een officieel verzamelpunt te worden ingeleverd. Dat is gratis.
Als het toestel zelf vervangbare (oplaadbare) batterijen bevat, dienen deze
eerst te worden verwijderd en, indien nodig, eveneens volgens de geldende
regelingen.
De lokale autoriteiten, afvalverwerkende bedrijven of de winkel waar u het
toestel heeft gekocht, kunnen u meer informatie hierover geven.
85
INHOUDSOPGAVE
Voorwoord ..................................................... 84
Leveringsomvang ............................................ 84
CE Notice ..................................................... 85
Waarschuwingen ............................................. 85
Wettelijke kennisgeving ................................... 85
Verwijderen van elektrische of elektronische
apparatuur ................................................... 85
Aanduiding van de onderdelen ........................ 88
Displays
In de opnamemodus .................................... 90
In weergavemodus ...................................... 93
De menupunten .............................................. 94
Quick guide..................................................... 95
Gedetailleerde instructies
Voorbereidingen
Aanbrengen van de draagriem ................... 96
Opladen van de batterij ............................. 96
De batterij invoeren en verwijderen /
De geheugenkaart invoeren en
verwijderen ............................................. 100
De belangrijkste instellingen/
bedieningselementen
De camera aan/uit zetten / Het
selecteren van de belichtingsfrequentie ...104
Opname- en weergavemodi kiezen...........105
Ontspanner .............................................107
Menubediening .......................................108
Voorkeuze-instellingen
Standaard camera-instellingen ...........112
Menu taal ..........................................112
Datum ..............................................112
Tijd ...................................................112
Automatische stand-by modus ...........113
Knopbevestiging (respons)
en sluitergeluiden ..............................113
Instellingen beeldscherm en
elektronische zoeker ..........................114
Omschakelen van displaysets ..........114
Vastleggen van het LCD-scherm als
het enige display voor het bekijken
van afbeeldingen .............................114
Uitschakelen van het LCD-scherm ...115
Helderheid en kleurweergave ..........115
Schermuitschakeling .......................115
Standaard foto-instellingen
JPEG resolutie.......................................116
Bestandsformaat / compressiegraad ....116
Witbalans .............................................116
Vaste standaardinstellingen ...............116
Handmatige instelling door meting .....117
Directe instelling kleurtemperatuur ....117
Fijnafstemmen van de
witbalansinstellingen..........................117
ISO gevoeligheid ...................................118
Beeldeigenschappen/contrast,
scherpte, kleurverzadiging ....................118
Kleurweergave ......................................119
De opnamemodus
Scherpstellen .......................................... 120
Automatische scherpstelling ................. 121
AF Assist-lampje ................................ 121
AF-meetprogramma's ........................ 122
1 veldmodus .................................. 122
11 veldmodus ................................. 123
Spot-programma ............................. 123
Gezichtsdetectieprogramma ........... 124
Handmatig scherpstellen ................... 124
Handmatige scherpstelassist-functie .. 125
Belichtingsmeting en -regeling
Programma's voor belichtingsmeting ... 126
Multi-veldmeting .......................... 126
Center-georiënteerd meten ......... 126
Spotmeten .................................. 126
Het histogram ................................. 126
Belichtingsregeling .......................... 127
Geprogrammeerde
automatische belichting ............... 128
Programmawissel-modus ............. 128
Diafragma-automaat .................... 129
Tijdautomaat ................................ 129
Handmatig programma ................ 130
Meetwaardegeheugen .................. 130
Belichtingscompensatie ............... 131
Automatische belichtingsserie ...... 132
86
87
Flitsopnamen
Opnamen maken met het ingebouwde
flitsapparaat ............................................134
Flitsprogramma's ....................................134
Automatische flitsinschakeling .............134
Automatische flitsinschakeling
met voorflits .........................................135
Handmatige flitsinschakeling ...............135
Handmatige flits- en voorflitsinschakeling .135
Automatische flitsinschakeling met
langere sluitertijden .............................135
Automatische flits- en
voorflitsinschakeling met langere
sluitertijden .........................................135
Studio programma ................................136
Het flitsbereik..........................................136
Synchronisatie op het einde
van de belichtingstijd...............................136
Flits-belichtingscompensatie ...................137
Het gebruik van externe flitsapparaten .....137
Overige functies
Zelfontspanner ........................................138
Het formatteren van de geheugenkaart ....139
Werking kleurbereik .................................140
Beeldgegevens van het interne
geheugen naar een geheugenkaart
kopiëren ..................................................140
Nieuwe mapnummers aanmaken .............140
Gebruikersprofiel .....................................141
Beeldstabilisatie ......................................141
Weergavemodus
Weergavemodus selecteren .....................142
Opnamen selecteren ...............................143
Beeld vergroten / gelijktijdige
weergave van 16 foto's ...........................143
Selectie van de uitsnede ..........................144
Opnamen wissen .....................................145
Opnamen beveiligen/beveiliging opheffen 146
Weergave van portretformaat ..................148
Weergave met HDMI-apparatuur ..............148
Andere zaken
Gegevensoverdracht naar een pc .............149
Gegevensoverdracht met
de camera als wisselstation ..................... 149
Kaartlezers aansluiten en
gegevens overdragen ..............................150
Met DNG raw data (ruwe gegevens)
werken ...................................................150
Installeren van Adobe® Photoshop®
Lightroom® ............................................150
Installeren van firmware-updates .............151
Accessoires
Lederen draagtas X ....................................152
Camerabeschermer X .................................152
Paraattas X ................................................152
Kleine systeemtas ......................................152
Polsband X .................................................152
Lichtkader-meetzoeker 36mm ....................152
Elektronische meetzoeker EVF ..................152
Handgreep X ..............................................153
Flitsapparaten ............................................153
HDMI-kabel ................................................153
Vervangende onderdelen ...............................153
Voorzorgsmaatregelen en onderhoud
Algemene voorzorgsmaatregelen ................154
Onderhoudsinstructies ...............................155
Voor de camera .......................................155
Voor het objectief ....................................155
Voor de batterij .......................................155
Voor de batterijlader ................................156
Voor geheugenkaarten .............................156
Opbergen ...................................................157
Technische gegevens ....................................158
Leica Information Service ..............................161
Leica Customer Care ....................................161
AANDUIDING VAN DE ONDERDELEN
FRONTAANZICHT (optionele handgreep bevestigd en flitser ingeklapt)
1.1 Bevestigingsogen van de draagriem.
1.2 Zelfontspanner LED / AF-Assist-licht
1.3 Lens
1.4 Handgreep meta.
a. Stelschroef
BOVENAANZICHT
1.5 Flitser
1.6 Beschermring schroefdraad
1.7 Hoofdschakelaar met palposities voor
-
OFF
(camera uitgeschakeld)
-
S
(enkel beeld)
-
C
(continu fotograferen)
1.8 Ontspanner
1.9 Diafragmakeuze met
-
A
positiepal voor automatische diafragmakeuze
(diafragma-automaat / programmamodi)
1.10 Sluitertijdkeuze met
-
A
positiepal voor automatische sluitertijd
(tijdsautomaat- / programmamodi)
1.11 Flitsschoen met
a. Centraal (ontstekings-) contact
b. Sturingscontacten
c. Gat voor de vergrendelpen
ACHTERAANZICHT
1.12 INFO-knop voor
- het selecteren van schermweergaven in opname en kijkmodus
- handmatig terugverplaatsen van AF meetkader naar het centrum
- het oproepen van scherm voor ingestelde resolutie, compressie,
witbalans, en beeld stabilisatie-status
(Na >1 sec. indrukken; verdwijnt na 5 sec.)
1.13
ISO
knop om het menu lichtgevoeligheid op te roepen
1.14
WB
knop om menu witbalans op te roepen
1.15
DELETE / FOCUS
knop voor het
- oproepen van het menu wissen
- oproepen van menu scherptemeting
- activeren van AF-meetveldkader
1.16
PLAY
knop voor het
- activeren van de (continu) weergavemodus
- terugkeren naar volledig 1:1 scherm
1.17 Schuifregelaar flitserunit
1.18 Aansluiting voor externe elektronische zoeker
(deksel verwijderd)
1
1.19 Status LED focus/belichting (licht alleen op bij vasthouden drukpunt ontspanner,
niet bij handmatige instelling van de scherpte)
a. Knippert: Scherpstelling niet mogelijk
b. Brandt continu: Scherpte en belichting ingesteld en vergrendeld
1.20 Instelwieltje voor
- handmatig scherpstellen
- scrollen in menulijst
- door opnamegeheugen scrollen
1
Uitsluitend voor het gebruik van de Leica EVF2 (zie ook p.152)
88
89
1.21 Klepje van USB en HDMI aansluitingen
1.22 Instelring voor
- door menu- en submenulijsten scrollen
- instellen waarden belichtingscorrectie, belichtingsserie, flitsbelich
-
tingsserie
- door opnamegeheugen scrollen
- opnameweergave vergroten/verkleinen
1.23
Kantelknop voor
- oproepen belichtingscorrectie-, belichtingsserie- en flitsbelichtings-
compensatie-menu's
- door menu- en submenulijsten scrollen
- door opnamegeheugen scrollen
- het verplaatsen van het AF-meetveld
1.24
Kantelknop voor
- oproepen/instellen van flitsprogramma-menu
- submenu's openen
- door opnamegeheugen scrollen
- het verplaatsen van het AF-meetveld
1.25
MENU
/
SET
-knop voor
- oproepen van het menu
- menu-instellingen opslaan en submenu's en menu's verlaten
1.26 Kantelknop voor
- oproepen van scherpstelmodus-menu
- door menu- en submenulijsten scrollen
- door opnamegeheugen scrollen
- het verplaatsen van het AF-meetveld
1.27 Kantelknop voor
- oproepen van zelfontspannermenu
- het verlaten van submenu's en menu's zonder de instellingen op te slaan
- het verplaatsen van het AF-meetveld
1.28 LED indicatie dat gegevens voor weergave worden opgehaald / beeld
-
gegevens worden weggeschreven
(verschijnt bij alle modi maar kort; brandt continu als de monitor is uitgeschakeld)
1.29 Beeldscherm
AANZICHT VAN RECHTS (klep open)
1.30 USB-aansluiting
1.31 HDMI-aansluiting
ONDERAANZICHT
1.32 Batterijvak- / geheugenkaartgleuf-klep met
a. Vergrendelingshendel
1.33 Statief schroefdraad A
1
/
4
“ DIN 4503 (
1
/
4
“)
1.34 Gat voor pen handgreep
(klep open)
1.35 Batterijvakvergrendeling
1.36 Batterijvak
1.37 Geheugenkaartgleuf
BATTERIJLADER
1.38 Batterijvak met
a. Contactpunten
1.39 Status-LED
1.40 Uitwisselbare stekker
1.41 Stekker-ontgrendelingsknop
(Uitwisselbare stekker verwijderd)
1.42 Contacten
DISPLAYS
2.1 IN DE OPNAMEMODUS
Opmerking:
De hier en in de verdere handleiding afgebeelde display verschijnen allemaal ofwel op
het LCD-scherm ofwel in de optioneel verkrijgbare externe elektronische zoeker, indien
deze met zijn eigen knop is ingeschakeld. Niettemin hebben deze instructies alleen
betrekking op het LCD-scherm. Voor meer informatie over de Leica EVF 2, zie p. 152 en
de handleiding van de zoeker.
2.1.1 Belichtingsstand
a. P: Geprogrammeerde automatische belichtingsstand
b. A: Tijdautomaat
c. T: Diafragma-automaat
d. M: Handmatige instelling van sluitertijd en diafragma
2.1.2 Flitsprogramma
(voor ingebouwde en externe flitsers, knippert rood als flitser niet gereed is, anders wit)
a. : automatische flitsinschakeling
b. : automatische flitsinschakeling met voorflits
c. : handmatige flitsinschakeling
d. : handmatige flitsinschakeling met voorflits
e. : automatische flitsinschakeling met langere sluitertijden
f. : Automatische flitsinschakeling met voorflits en langere sluitertijden
g. : vast flitsvermogen om de hulpflitsers te activeren
2.1.3 ISO gevoeligheid
1
(verschijnt in plaats van 2.1.2 als de flitser uitgeschakeld is; AUTO ISO waarden verschijnen
ook wanneer displays uitgeschakeld zijn als de ontspanner wordt ingedrukt)
a. AUTO ISO
b. 100
c. 200
d. 400
e. 800
f. 1600
g. 3200
h. 6400
I. 12500
2.1.4 Compressiegraad
a. JPG Super fine
b. JPG fine
c. DNG + JPG S. fine
d. DNG + JPG fine
1
Volgens CIPA DC-004 Standaard
90
2.1.19
2.1.12
2.1.52.1.32.1.22.1.1
2.1.25
2.1.24
2.1.23
2.1.22
2.1.21
2.1.13
2.1.7
2.1.6
2.1.11
2.1.9
2.1.10
2.1.8
2.1.20 2.1.17 2.1.15 2.1.14
2.1.18 2.1.16
2.1.4
91
2.1.5 Laadniveau batterij
a. : Voldoende capaciteit
b. : Verminderde capaciteit
c. : Onvoldoende capaciteit
d. : Vervangen of opnieuw opladen van de batterij noodzakelijk
2.1.6 Opnameteller (hoeveelheid resterende foto's)
(bij ontbrekende geheugencapaciteit knippert 0 als waarschuwing)
2.1.7 Indicatie dat de opnamen in het interne geheugen worden opgeslagen
(als er geen geheugenkaart is geplaatst)
2.1.8 Spot-autofocusmeetveld
(als alternatief voor 2.1.9)
2.1.9 Normaal autofocusmeetveld
2.1.10 Indicatie van ingeschakelde spot-belichtingsmeting
2.1.11 Zelfontspanner ingeschakeld/actief
(als alternatief voor 2.1.9/2.1.10/2.1.12)
a. : 2 seconden vertraging
b. : 12 seconden vertraging
2.1.12 Vergrote beelduitsnede uit het midden
(verschijnt alleen bij handmatig scherpstellen)
2.1.13 Histogram
(verschijnt alleen indien geactiveerd, geel indien flitsapparaat is ingeschakeld, resp. bij
sluitertijden langer dan 1/2 sec, anders wit)
2.1.14 Flitsbelichtingscompensatie ingesteld, inclusief compensatiewaarde
(verschijnt in het gebied van 2.1.37 met autofocus-modus)
2.1.15 Indicatie van programmawisselfunctie / voor instelling van de langste
sluitertijden met de instelknop
(verschijnt alleen met geprogrammeerde automatische belichting / alleen wanneer de
sluitertijdknop is ingesteld op
2+)
2.1.16 Indicatie dat beide waarden verschoven zijn
(verschijnt alleen met programma-automaat en na verschuiving)
2.1.17 Sluitertijd
(verschijnt bij handmatige instelling onmiddellijk, d.w.z. in de belichtingsprogramma’s
T/M, na het aantippen van de ontspanner bij automatische instelling, d.w.z. in de belich-
tingsprogramma’s P/A, rood na vasthouden drukpunt van de ontspanner bij overschrij-
ding van het minimale of maximale instelbereik met de belichtingsprogramma’s P/T/A,
anders wit)
2.1.18 Lichtschaal
(alternatief voor 2.1.19, verschijnt alleen bij handmatige instelling van sluitertijd en diafragma)
2.1.19 Afstand / diepte van veldschaal
(verschijnt alleen bij handmatige scherpstelling, met schaal in meter en feet)
2.1.20 Diafragmawaarde
(verschijnt bij handmatige instelling onmiddellijk, d.w.z. in de belichtingsprogramma’s
T/M, na het aantippen van de ontspanner bij automatische instelling, d.w.z. in de belich-
tingsprogramma’s P/A, rood na vasthouden drukpunt van de ontspanner bij overschrij-
ding van het minimale of maximale instelbereik met de belichtingsprogramma’s P/T/A,
anders wit)
2.1.21 Belichtingscorrectie ingesteld, inclusief correctiewaarde
(niet bij handmatige instelling van sluitertijd en diafragma)
2.1.22 Belichting-meetmethode
a.
: meting op het midden geconcentreerd
b.
: multi-veldmeting
c. : Spotmeten
2.1.23 Automatische belichtingsserie
2.1.24 Beeldstabilisatie
2.1.25 Scherpstellingsmodus
a. AF: Automatische scherpstelling
b. MF: Handmatig scherpstellen
DISPLAYS
2.1 IN OPNAMEMODUS
2.1.26
INFO
-scherm met instelling van
– Resolutie
Bestandsformaat/Compressiegraad
(zie 2.1.4)
Witbalans
(Symbolen met extra *– als fijnafstemming witbalans is ingesteld)
a. Geen indicatie: Automatische instelling
b.
: voor gloeilamplicht
c.
: voor daglicht
d.
: voor elektronenflitsers
e.
: voor bewolkte hemel
f.
: voor schaduwsituaties
g.
: voor handmatige instelling 1
h.
: voor handmatige instelling 1
i.
: voor instelling kleurtemperatuur
– Kleurzweem (Voorkeuze-instelling film)
– Beeldstabilisatie
92
93
2.2.52.2.42.2.32.2.22.2.1
2.2.122.2.11 2.2.10 2.2.9
2.2.19
2.2.18
2.2.15
2.2.17
2.2.16
2.2.13
2.2.14
2.2.6
2.2.8
2.2.20
2.2.21
2.2.7
2.2 IN WEERGAVEMODUS
2.2.1 Indicatie weergavemodus
2.2.2 Resolutie
2.2.3 Bestandsformaat /Compressiegraad
(zie punt 2.1.4)
2.2.4 Beveiligde opname
2.2.5 Laadniveau batterij
(zie punt 2.1.5)
2.2.6 Map-/opnamenummer
2.2.7 Indicatie dat de opnamen in het interne geheugen worden opgeslagen
(als er geen geheugenkaart is geplaatst)
2.2.8 Histogram
(zie punt 2.1.3)
2.2.9 Opnamenummer van serie-opname/totaal aantal opnamen op
geplaatste geheugenkaart
2.2.10 ISO gevoeligheid
(zie punt 2.1.3)
2.2.11 Sluitertijd
(zie punt 2.1.17)
2.2.12 Diafragma
(zie punt 2.1.20)
2.2.13 Flits-belichtingscorrecties
(zie punt 2.1.14)
2.2.14 Flitsprogramma
(zie punt 2.1.2)
a. Geen indicatie: Opname zonder flits
b.
/ / / : Flitsopname zonder voorflits
c.
/ / : Flitsopname met voorflits
2.2.15 Belichtingsstand
(zie 2.1.1)
2.2.16 Belichtingscompensatie (zie 2.1.1)
2.2.17 Witbalans (zie 2.1.26)
2.2.18 Beeldstabilisatie (zie 2.1.24)
2.2.19 Datum en tijd van de getoonde opname
2.2.20 Indicatie om het instellingswiel 1.20 te gebruiken voor het verande
-
ren van foto's met vergrote sectie
2.2.21 Positie vergrote sectie in beeld
94
DE MENUPUNTEN
De menupunten Uitleg Blz
3.1 Resolution Bestandsgrootte 116
3.2 Compression Bestandsgrootte / Compressiegraad 116
3.3 AUTO ISO Settings 118
3.4 Metering Mode Belichtingsmeting 126
3.5 Continuous Beeldfrequentie serie-opname 104
3.6 AF Assist-lamp AF functie bij zwakke verlichting 121
3.7 MF Assist Vergroting displayweergave 125
3.8 Image Stabilization Beeldstabilisatie bij camerabewegingen 141
3.9 Preset Film Instelling overheersende kleur 119
3.10 Sharpening Opnamescherpte 118
3.11 Saturation Opnameverzadiging 118
3.12 Contrast Beeldcontrast 118
3.13 Opt. Viewfinder Scherm uit voor externe optische
zoeker 115
3.14 Flash Sync Flits tijdens begin of einde van de
belichting 136
3.15 Monitor Brightness Instellingen 115
3.16 EVF Brightness Instellingen 115
3.17 Monitor Color Adjustment Instellingen 115
3.18 EVF Color Adjustment Instellingen 115
3.19 Play on Monitor Instellingen 114
3.20 Rec. Play Histogram Grafische weergave van de helderheids 127
verdeling
3.21 Play Histogram Grafische weergave van de helderheids 127
verdeling
3.22 Reset Picture Numbering Instellingen 140
3.23 Auto Review Automatische weergave
van de laatste opname 106
3.24 Auto Power Off Automatisch uitschakelen 113
3.25 Auto LCD Off Scherm/EVF weergave uitschakelen 115
3.26 Color Space Werkkleurruimte 140
3.27 Date Datumsinstellingen 112
3.28 Time Tijdsinstellingen 112
3.29 Shutter Volume Akoestisch sluitergeluid 113
3.30 Acoustic Signal Bevestigingsgeluiden 113
Signaal voor geheugenkaart
capaciteitslimiet
3.31 Language Menutaal 112
3.32 Auto Rotate Display Weergave automatisch rechtzetten 148
3.33 HDMI Instellingen diapresentatie 148
3.34 Protect Menu wisbeveiliging 146
3.35 Copy Data transfer vanaf intern 140
geheugen naar kaart
3.36 Format bestandsindeling geheugenkaart 139
3.37 Firmware Version Ter informatie 151
3.38 User Profile Door gebruiker instelbaar profiel 141
QUICK GUIDE
Houd de volgende onderdelen gereed:
• Camera
Batterij (A)
Batterijlader (B) met passende netstekker (C)
Geheugenkaart (niet meegeleverd)
VOORKEUZE-INSTELLINGEN
1. Verbind de juiste stekker met de batterijlader (zie p. 99).
2. Plaats de batterij (A) in de batterijlader (C) om deze te op te laden
(zie p. 99).
3. Verbind de batterijlader met het net (zie p. 99).
4. Zet de hoofdschakelaar (1.7) op
OFF
(zie p. 104).
5. Plaats de opgeladen batterij in de camera (zie p. 100).
6. Stop de geheugenkaart in de camera (zie p. 102).
7. Verwijder de lensdop (F).
8. Zet de hoofdschakelaar (1.7) op
S
(zie p. 104).
9. Stel de datum en tijd in (zie p. 112).
10. Stel de gewenste menutaal in (zie p. 112).
FOTOGRAFEREN
11. Zet zowel
a. snelheid (1.10) als diafragma (1.9) knoppen op
A
(zie p. 126),
b. Scherpstellingsmodus to AF (see p. 120),
c. Belichtingsmeteringmodus op (zie p. 126).
Opm.:
De hierboven geadviseerde instellingen garanderen eenvoudig, snel en be-
trouwbaar fotograferen voor uw eerste opnames met de LEICA X-E. Details
over de verschillende modi/functies kunt u ontlenen aan de betreffende
gedeelten op de aangegeven pagina’s.
12. Druk de ontspanner in (1.8) tot het eerste drukpunt om de scherpstelling
en belichtingsmeting te activeren (zie p. 124).
13. Druk de ontspanner volledig in om een opname te maken.
OPNAMEN BEKIJKEN
1. Druk op de
PLAY
-knop (1.16).
2. Druk op de rechter- of linker richtingsknop (1.23/1.27) om andere opna-
men te bekijken.
OPNAMEN VERGROTEN
Draai de instelknop (1.22) naar rechts (met de klokwijzers mee) om de ge-
toonde opname vergroot te bekijken (zie p. 142).
OPNAMEN WISSEN
Druk op de
DELETE/FOCUS
-knop (1.15), en selecteer de gewenste functie in
het menu dat op het scherm verschijnt.
95
96
GEDETAILLEERDE INSTRUCTIES
VOORBEREIDINGEN
AANBRENGEN VAN DE DRAAGRIEM
OPLADEN VAN DE BATTERIJ
De LEICA X-E wordt door een lithium-ionen batterij (A) van energie voorzien.
Waarschuwing:
Er mogen uitsluitend batterijladers worden gebruikt die in deze handlei-
ding worden genoemd, ofwel andere batterijladers die door Leica Camera
AG zijn gespecifi ceerd. Het gebruik van andere batterijen die niet zijn
goedgekeurd door Leica Camera AG kan schade aan de batterij en / of de
camera veroorzaken, en in extreme gevallen een explosie veroorzaken.
Defecte batterijen dienen te worden vernietigd, overeenkomstig de desbe-
treff ende instructies (zie p. 85) bij een verzamelpunt ten behoeve van een
goede recycling.
Let op:
Deze batterij mag uitsluitend in de toestellen worden toegepast waar deze
voor is ontworpen en mag alleen worden geladen zoals navolgend staat
beschreven.
Gebruik van deze batterij in strijd met de voorschriften kan onder be-
paalde omstandigheden leiden tot een explosie.
Stel batterijen niet voor langere tijd bloot aan direct zonlicht, hitte of voch-
tigheid. Plaats de batterij ook nooit in een magnetron en stel deze niet
bloot aan hoge druk om het risico van brand of explosie te voorkomen.
Gooi de batterijen in geen geval in vuur, omdat ze anders kunnen explo-
deren!
Vochtige of natte batterijen mogen in geen enkel geval worden opgeladen
of in de camera worden geplaatst.
Houd de batterijcontacten altijd schoon en vrij toegankelijk. Hoewel
lithiumbatterijen bestendig zijn tegen kortsluiting, dienen deze toch tegen
contact met metalen voorwerpen, zoals paperclips of sieraden te worden
beschermd. Een kortgesloten batterij kan zeer warm worden en ernstige
brandwonden veroorzaken.
Als er een batterij valt, controleert dan de behuizing en contacten op
eventuele schade. Het gebruik van een beschadigde batterij kan ook de
camera beschadigen.
Als er geluid, verkleuring, vervorming, oververhitting of een vloeistoflek
optreedt, moet de batterij onmiddellijk uit de camera of de batterijlader
worden gehaald en worden vervangen. Verder gebruik van deze batterij
kan oververhitting, brand en zelfs een explosie veroorzaken.
Als er vloeistof uitlekt of er een brandreuk optreedt, dient u de batterij van
hittebronnen verwijderd te houden. De gelekte vloeistof is brandbaar.
Er mogen uitsluitend batterijladers worden gebruikt die in deze handlei-
ding worden genoemd, ofwel andere batterijladers die door Leica Camera
AG zijn gespecificeerd. Het gebruik van niet door de Leica Camera AG
goedgekeurde batterijladers kan schade aan de batterijen en, in extreme
gevallen, ernstig en zelfs levensgevaarlijk letsel veroorzaken.
De meegeleverde lader dient uitsluitend voor het laden van dit batterijtype
te worden gebruikt. Probeer deze niet voor andere doeleinden te gebrui-
ken.
Zorg ervoor, dat de gebruikte netcontactdoos vrij toegankelijk is.
Batterij en lader mogen niet worden geopend. Reparaties mogen alleen
door geautoriseerde vakbedrijven worden uitgevoerd.
Let op dat batterijen niet in kinderhanden terecht komen. Ingeslikte bat-
terijen kunnen verstikking veroorzaken.
Eerste hulp:
Als batterijvloeistof in contact met de ogen komt, is er risico op blindheid.
Spoel de ogen onmiddellijk grondig uit met schoon water. Wrijf de ogen
niet. Zoek onmiddellijk medische hulp.
Op huid of kleding gelekte vloeistof kan letsel veroorzaken. Was de betrof
-
fen gebieden met schoon water. In dit geval hoeft u geen medische hulp
te zoeken.
97
98
Opmerkingen:
• De batterij kan alleen buiten de camera worden opgeladen.
De batterijen moet eerst worden geladen alvorens u de camera voor het
eerst gebruikt.
De batterij moet een temperatuur tussen 0°-35°C hebben om te kunnen
worden opgeladen (anders zal de lader niet inschakelen of weer uitscha-
kelen).
Lithiumbatterijen kunnen altijd en onafhankelijk van de batterijconditie
worden opgeladen. Als een batterij bij het begin van het opladen slechts
ten dele is ontladen, wordt de volledige oplading sneller bereikt.
Lithiumbatterijen dienen ten dele opgeladen te worden bewaard, d.w.z.
niet volledig ge- of ontladen. Bij een zeer lange bewaartijd moeten ze
ongeveer eenmaal per jaar 15 minuten worden geladen om volledige ont
-
lading te voorkomen.
Tijdens het oplaadproces worden de batterijen en de lader warm. Dit is
normaal en geen storing.
Een nieuwe batterij bereikt pas zijn volle capaciteit nadat deze volledig is
opgeladen en – door gebruik in de camera - 2 of 3 keer is ontladen. Deze
ontladingsprocedure dient ongeveer 25 cycli te worden herhaald.
Oplaadbare lithiumbatterijen produceren stroom d.m.v. interne chemische
reacties. Deze reacties worden ook door de buitentemperatuur en lucht-
vochtigheid beïnvloed. Voor een lange levensduur van de batterij dient u
deze niet langdurig aan extreme (hoge of lage) temperaturen (bijv. in een
geparkeerde auto in de zomer of de winter) bloot te stellen.
Ook in ideale omstandigheden heeft elke batterij een begrensde levens
-
duur! Na enkele honderden laadcycli merkt u dit aan de beduidend kortere
bedrijfsduur.
De oplaadbare batterij laadt op zijn beurt een back-up-batterij die per-
manent in de camera is gemonteerd. Deze back-up-batterij zorgt ervoor
dat datum en tijd t/m 2 dagen worden vastgehouden. Als deze back-up-
batterij ook ontlaadt, dient deze d.m.v. de vervangbare, opgeladen batterij
weer te worden opgeladen. Als de vervangbare batterij geplaatst is, zal
de volledige capaciteit van de back-up-batterij zijn hersteld na ca. 60 uur.
Voor deze procedure hoeft de camera niet te worden ingeschakeld. U
dient in dit geval wel de tijd en de datum opnieuw in te stellen.
Verwijder de batterij als u de camera langere tijd niet gebruikt. Schakel
hiervoor van tevoren de camera met de hoofdschakelaar uit (zie p. 104).
Anders kan de batterij na enkele weken diep worden ontladen, d.w.z. de
spanning daalt sterk, omdat de camera een geringe ruststroom verbruikt
(voor de opslag van de instellingen), zelfs wanneer deze is uitgeschakeld.
99
Batterijlader voorbereiden (C)
U dient de juiste stekker (1.40) voor het lokale stopcontact aan de batterij-
lader te bevestigen.
Om de stekker te bevestigen
wordt de juiste stekker in de lader gedrukt tot deze vastklikt.
1.40 1.41
Om de stekker te verwijderen, tegelijkertijd
a. druk de vergrendelknop (1.41) en
b. trek de verbonden stekker naar boven los uit zijn normale positie.
Opmerking:
De batterijlader zal automatisch naar de lokale spanning omschakelen.
De batterij in de lader plaatsen
1. Verbind de batterijlader met het net.
2. Plaats de batterij in de oplader door
a. hem naar beneden gericht tegen de contacten (1.38a) in het batterij-
vak te plaatsen en
b. naar beneden te drukken, tot hij plat in het vak ligt.
1.38a
1.39
Indicatie oplaadniveau
Juiste oplading wordt aangeduid door een rode status-LED (1.39); als de LED
groen brandt, is de batterij volledig opgeladen.
DE BATTERIJ INVOEREN EN VERWIJDEREN /
DE GEHEUGENKAART INVOEREN EN VERWIJDEREN
De camera uitzetten (zie ook p. 104) met de hoofdschakelaar (1.7).
Het openen van het batterij- / geheugenkaart-vak
Draai het vergrendelingsslot (1.32a) kloksgewijs. De geveerde klep (1.32)
springt vervolgens zelfstandig open.
1.32a 1.32
De batterij plaatsen / verwijderen
Plaats de batterij (A) met de contacten in richting van de achterzijde van de
camera in het vak. Druk deze zover in het vak (1.36) tot de geveerde, licht-
grijze vergrendelingsschuif (1.35) als beveiliging over de batterij schuift.
100
Ga voor het verwijderen van de batterij in de omgekeerde volgorde te werk.
De geveerde, lichtgrijze vergrendelingsschuif in het batterijvak moet voor
ontgrendeling van de batterij zijwaarts worden gedrukt.
Belangrijk:
Het verwijderen van de batterij terwijl deze is ingeschakeld (zie p. 104) kan
tot gevolg hebben dat de instellingen die u in de menu's heeft gemaakt, ge-
wist worden (zie p. 105) en de kaart beschadigd wordt.
Indicatie batterijcapaciteit
De batterijcapaciteit wordt op het scherm weergegeven (zie p. 90, 2.1.5).
Opmerkingen:
Verwijder de batterij als u de camera langere tijd niet gebruikt. Schakel
hiervoor van tevoren de camera met de hoofdschakelaar uit (1.7, zie p.
104).
Circa 3 dagen nadat de capaciteit van een batterij in de camera is uitge
-
put, moeten datum en tijd opnieuw worden ingesteld (zie p. 112).
101
102
De geheugenkaart invoeren en verwijderen
De Leica X-E gebruikt SC, SDHC, of SDXC geheugenkaarten. Deze kaarten
hebben een schrijfbeveiliging om te voorkomen dat onbedoeld opnamen
worden opgeslagen of verwijderd. Deze schakelaar is als schuif op de niet-
afgeschuinde kant van de kaart uitgevoerd; in de onderste stand die met
LOCK is gemarkeerd, zijn de gegevens beveiligd.
SD, SDHC, en SDXC geheugenkaarten zijn verkrijgbaar bij verschillende win-
kels en met verschillende geheugens en lees/schrijfsnelheden.
Opmerking:
Raak de contacten van de geheugenkaart niet aan.
Plaats de geheugenkaart (B) met de contacten in richting van de batterij in
de sleuf (1.37). Schuif deze tegen de veerweerstand in helemaal naar binnen
tot deze hoorbaar inklikt.
Ga voor het verwijderen van de geheugenkaart in de omgekeerde volgorde
te werk. Voor ontgrendeling moet de kaart – zoals aangegeven op de klep –
eerst nog iets verder naar binnen worden geschoven.
103
Opmerkingen:
Als er een geheugenkaart in de camera is geplaatst, zullen de beeldgege-
vens op de kaart opgeslagen worden. Als er geen kaart is geplaatst, zullen
deze gegevens op het interne geheugen geplaatst worden.
Als de geheugenkaart niet in de gleuf kan worden geschoven, dient u te
controleren of de kaart goed past.
Het gamma aan beschikbare SD / SDHC / SDXC-kaarten is te uitgebreid,
zodat Leica Camera AG niet alle beschikbare types op compatibiliteit
en kwaliteit kan testen. Daarom raden wij bijvoorbeeld de "Extreme III"-
kaarten van het toonaangevende merk "SanDisk" aan. Hoewel er geen
schade aan de camera of de kaart te verwachten is bij het gebruik van
andere soorten kaarten, kunnen vooral merkloze kaarten soms niet volle-
dig voldoen aan de SD/SDHC/SDXC-standaard en kan Leica Camera AG
daarom geen enkele garantie op hun werking geven.
Open het vak niet en verwijder de geheugenkaart of de batterij niet zolang
de LED 1.28 aanduidt dat de camera nog naar het geheugen wegschrijft.
Anders kunnen de gegevens op de kaart onbruikbaar worden en de ca-
mera storingen gaan vertonen.
Omdat elektromagnetische velden, elektrostatische oplading evenals
defecten aan de camera en kaart tot beschadiging of verlies van gegevens
op de geheugenkaart kunnen leiden, is het raadzaam de gegevens naar
een computer te kopiëren en daar op te slaan (zie p. 149)
Om dezelfde reden is het aan te bevelen de kaart in principe altijd in een
antistatische box te bewaren.
Het openen van het batterij- / geheugenkaart-compartiment
Sluit het batterijvakdeksel (1.32) en draai de vergrendelingshendel (1.32a)
tegen de klok in.
104
DE BELANGRIJKSTE INSTELLINGEN/BEDIENINGSELEMENTEN
DE CAMERA AAN-/UITZETTEN HET SELECTEREN VAN DE
BELICHTINGSFREQUENTIE
De LEICA X-E wordt met de hoofdschakelaar (1.7) in- en uitgeschakeld. Dit
wordt gedaan door deze van
OFF
in het gewenste programma, bijv.
S
(single
shot), of
C
(continuous shooting) te zetten.
De afbeelding (2.1) verschijnt op het scherm.
1.7
Opmerking:
Als u vergeet de lenskap te verwijderen als u de camera aanzet, verschijnt
er een melding. Dit gebeurt ook als de camera uit de stand-by-modus wordt
geactiveerd (zie p. 113) met de kap nog op de lens.
Als de hoofdschakelaar op
C
wordt gezet, produceert de Leica X-E continu
beeld sequenties. Frequenties van 3fps (Low) of 5fps (High) staan ter be-
schikking.
Selecteer Continuous (3.5) in het menu, en de gewenste instelling in het
submenu.
Opmerkingen:
Serie-opnamen zijn niet met fl itsgebruik mogelijk. Als de fl itsfunctie is ge-
activeerd, wordt er maar een opname gemaakt.
Als de
C
-modus en de zelfontspanner (zie p. 138) in combinatie worden
gebruikt, zal er maar één opname worden gemaakt.
De maximale frequentie van 5fps wordt alleen bereikt met sluitersnelhe-
den van
1
/
60
s of sneller (
1
/
4
s met 3fps).
Onafhankelijk van het aantal foto's in een serie, zullen de
PLAY
- (zie p. 106)
en Auto Review-functies (zie p. 106) altijd de laatste opname het eerst
weergeven. De overige opnamen van de serie kunnen door indrukken
van de rechter- en/of linkerrand van de kantelknop (1.24/1.27) worden
geselecteerd.
105
OPNAME- EN WEERGAVEMODI KIEZEN
Als u de LEICA X-E inschakelt (zie vorig hoofdstuk), of deze uit de stand-by-
modus wordt geactiveerd (zie p. 113) omdat u de ontspanner indrukt (1.8,
zie p. 107), zal deze normaal gesproken in de opnamemodus starten (zie p.
120). Om de foto's te bekijken, kunt u kiezen tussen twee modi:
1. PLAY PLAY Onbeperkte weergave
2. Auto review Korte vertoning na het maken van de foto
ONBEPERKTE WEERGAVE - PLAY
Door het drukken op de knop
PLAY
(1.16) schakelt u naar de weergavemo-
dus.
De laatst genomen foto verschijnt op het scherm samen met de bijbe-
horende vensters (zie p. 93). Echter, als het interne geheugen, ofwel
een geplaatste kaart, geen afbeeldingen bevat, zal het volgende bericht
verschijnen wanneer u overschakelt naar de weergavemodus: No valid
image to play.
Opmerking:
Als u de camera direct in de weergavemodus wilt zetten, kunt u dit doen
door de knop
PLAY
ingedrukt te houden terwijl u hem inschakelt.
AUTOMATISCHE WEERGAVE VAN DE LAATSTE OPNAME
Als Auto Review is ingeschakeld, zal elke foto direct na de opname op het
scherm verschijnen. Op deze wijze kunt u bijv. snel en eenvoudig controle-
ren of de foto gelukt is of herhaald moet worden.
Met deze functie kunt u de tijdsduur voor de weergave van de foto vastleg-
gen, bovendien kunt u hiermee de continuweergave inschakelen en of het
histogram eveneens dient te worden weergegeven.
Selecteer Auto Review (zie p. 108/94, 3.23) in het menu, dan Duration of
Histogram in het eerste submenu en de gewenste instelling in het tweede
submenu.
Opmerking:
Als u foto's heeft genomen met behulp van serie-opnamen (zie p. 104) of
de automatische belichtingsseries (zie p. 132), dan wordt in beide weer-
gavemodi de laatste foto in de serie als eerste getoond, of de laatste foto
die is opgeslagen op de kaart/het interne geheugen, als ze ten tijde van de
weergave niet allemaal al van het buffergeheugen van de camera zijn over-
gedragen. Details over hoe u andere foto's in de serie kunt selecteren en
andere opties in de weergavemodus staan beschreven in de secties onder
"Review-modus" vanaf p. 142.
106
ONTSPANNER
1.7
De ontspanner (1.7) werkt in twee stappen. Door deze licht in te drukken
(tot het eerste drukpunt) worden automatisch scherpstellen, belichtings-
meting en -regeling geactiveerd en de betreff ende instellingen/waarden
opgeslagen (zie p. 126). Als de camera in de stand-by-modus stond (zie p.
113), zal dit de camera weer activeren en het schermbeeld aanzetten (zie
ook p. 114).
Houd er rekening dat vóór het volledig indrukken van de ontspanner de
scherpstelling/autofocus (voor zover ingeschakeld) en belichtingsmeting
moeten zijn voltooid (zie voor details over belichtingsinstellingen, AF en de
betreff ende indicaties op het scherm pagina's 126, 121, 90, respectievelijk).
Door de ontspanner volledig in te drukken, neemt u de foto.
Opmerkingen:
Via het menu kunt u knopbevestigingsgeluiden en sluitergeluiden selec-
teren, ofwel instellen en kan het geluidsvolume ervan worden aangepast
(zie p. 113)
Om bewegingsonscherpte te voorkomen moet de ontspanner gelijkmatig
en niet met een trekkende beweging worden ingedrukt.
107
MENUBEDIENING
De meeste instellingen van de LEICA X-E doet u via het menu. Navigeren in
het menu wordt gedaan met de instellingsring (1.22) en de 4 richtingsknop-
pen (1.23/.24/.26/.27). Het instellingswiel (1.20) kan worden gebruikt als
alternatief om snel te scrollen in de menulijst.
Opmerking:
U kunt de menu's hetzij op het scherm (1.29, zie p.114) of in de elektroni-
sche zoeker (zie p.152) bedienen.
HET MENU OPENEN
Druk op de knop
MENU/SET
(1.25).
De menulijst verschijnt. Het actieve menu-punt is omlijst, dat wil zeggen:
in rood met witte letters op een zwarte achtergrond. Een rode driehoek
aan de rechterkant geeft aan hoe u het betreff ende submenu bereikt. Een
gele balk aan de rechterkant beweegt mee tijdens het scrollen in de lijst,
waardoor gemakkelijk direct te zien is op welke pagina van de menulijst u
zich bevindt.
SCROLLEN IN DE MENULIJST
U kunt ervoor kiezen om per punt of per pagina te scrollen.
SCROLLEN PER PUNT
- Draai ofwel aan de instelring 1.22 (met de klok mee = omlaag, tegen de
klok in = omhoog),
- of druk op de bovenste (1.23) of onderste (1.26) richtingsknop.
SCROLLEN PER PAGINA
Draai het stelwiel 1.20 naar rechts (= omlaag) of naar links (= omhoog).
108
HET SUBMENU VAN EEN MENUPUNT OPROEPEN
Druk op de rechter richtingsknop (1.24).
De submenulijst verschijnt en is omlijst, d.w.z. rood omrand. Het actieve
punt heeft witte letters op een zwarte achtergrond.
EEN INSTELLING / WAARDE IN EEN SUBMENU KIEZEN
Draai aan de instelring (1.22) of druk op de onderste (1.23) of bovenste
(1.26) richtingsknop.
Het actieve punt zal in de omlijsting omhoog of omlaag bewegen.
BEVESTIGEN VAN EEN INSTELLING
Druk op de knop
MENU/SET
(1.25).
Het submenukader verdwijnt en de bevestigde (nieuwe) instelling wordt
aan de rechterkant van de actieve menulijst weergegeven.
OM HET SUBMENU TE VERLATEN ZONDER DAT U EEN
INSTELLING HEEFT BEVESTIGD
Druk op de linker richtingsknop (1.27) of de ontspanner (1.8).
De submenu-omlijsting verdwijnt en de bestaande (oude) instelling wordt
aan de rechterkant van de actieve menulijst weergegeven.
109
110
MENU VERLATEN
Druk ofwel
- de knop
MENU/SET
(1.25),
Het menuscherm keert terug naar de opnamemodus (zie p. 120).
- of de ontspanner (1.8),
• Het menuscherm keert terug naar de opnamemodus (zie p. 120).
- of de knop
PLAY
(1.16).
• Het menuscherm keert terug naar de weergavemodus (zie p. 125).
Opmerkingen:
Sommige functies zijn, afhankelijk van andere instellingen, niet beschik
-
baar; in dit geval wordt het menupunt grijs weergegeven wat betekent dat
het niet kan worden geselecteerd.
Het menu opent meestal op de positie van het punt dat het laatst is inge-
steld.
Sommige menupunten bevatten nog meer instellingsopties op een tweede
submenu-niveau. In deze gevallen staat er een rode driehoek in plaats
van een instellingsoptie aan de rechterkant van de lijn. Instellingen op het
tweede niveau van de submenu's zijn toegankelijk en worden uitgevoerd
zoals hierboven beschreven. Submenu's van het tweede niveau vullen het
volledige menuscherm, dat wil zeggen dat de menu-item lijst niet meer op
de achtergrond wordt weergegeven.
111
Een aantal andere functies worden in hoofdzaak op dezelfde wijze gere-
geld, na te zijn geopend door op de respectievelijke knoppen:
-
ISO
(1.13) voor Gevoeligheid
- WB (1.14) voor Witbalans
- DELETE/FOCUS (1.15) voor het verwijderen van beeldbestanden/selec-
teren van scherptemetingsmodi (alleen in weergave- ofwel opnamemodus)
-
EV+/-
(1.23) voor de belichtingscorrectie-, belichtingsserie- en flitsbe-
lichtingscorrectie-instellingen
- (1.24) voor selectie van de flitsmodi
- AF/MF (1.26) voor selectie van de scherpstelmodi
- (1.27) voor het inschakelen van de zelfontspanner en selecteren van
vertragingstijd
In tegenstelling tot de menu-items kunt u uw instellingen voor deze functies
ook bevestigen met behulp van de ontspanknop (1.8) (door tot het eerste
drukpunt te drukken).
Zie de betreffende secties voor meer informatie.
112
VOORKEUZE-INSTELLINGEN
STANDAARD CAMERA-INSTELLINGEN
MENU TAAL
De volgende talen kunnen worden ingesteld:
Duits, Japans, Engels, Frans, Spaans, Italiaans, traditioneel Chinees, vereen-
voudigd Chinees, Russisch en Koreaans.
Selecteer Language (3.31) in het menu en de gewenste instelling in het
submenu.
DATUM
De datum kan tussen 2009 en 2099 worden ingesteld.
Selecteer Date (3.27) in het menu, dan ofwel Setting of
Sequence
in het
eerste submenu en de gewenste instelling in het tweede submenu.
In het Setting-submenu kunt u met de instelknop (1.22) of met de om
-
hoog-/omlaagknoppen (1.23/1.26) de getallen en de maand wijzigen en
met de rechter en linker richtingsknoppen (1.24/1.27) tussen de drie groe-
pen heen en weer schakelen.
TIJD
Selecteer Time (3.28) in het menu, dan ofwel Setting of View in het eerste
submenu en de gewenste instelling in het tweede submenu.
In het Setting-submenu kunt u met de instelknop (1.22) of met de omhoog/
omlaagknoppen (1.23/1.26) de getallen wijzigen en met de rechter en
linker richtingsknoppen (1.24/1.27) tussen de twee groepen heen en weer
schakelen.
In het View-submenu kunt u het 24-uurs of het 12-uurs formaat selecteren.
Opmerking:
Zelfs als geen batterij is geplaatst of als deze leeg is blijft de instelling van
datum en tijd door een ingebouwde bufferbatterij ongeveer 2 dagen be
-
houden. Daarna moeten datum en tijd, zoals hiervoor beschreven, opnieuw
worden ingesteld.
113
AUTOMATISCHE STAND-BY MODUS
Als deze functie is geactiveerd, zal de camera na afloop van een ingestelde
tijd in de standby-modus gaan om energie te besparen.
Selecteer Auto Power Off (3.24) in het menu, en de gewenste instelling in
het submenu.
Opmerking:
Ook wanneer de camera zich in de paraatstand bevindt, kan deze altijd door
indrukken van de ontspanner (1.8) of door uit- en inschakelen met de hoofd
-
schakelaar (1.7) weer in gebruik worden genomen.
KNOPBEVESTIGINGS- (RESPONS) EN SLUITERGELUIDEN
Met de LEICA X-E kunt u bepalen of uw instellingen en het verloop van en
-
kele functies door akoestische signalen – er zijn twee volumes – bevestigd
moeten worden of dat het gebruik van uw camera en het fotograferen voor-
namelijk geruisloos verloopt.
Voor sluitergeluiden
Selecteer Shutter Volume (3.29) in het menu, en de gewenste instelling in
het submenu: Off, Low, of High.
Voor bevestiging van knopdrukken en limietgeluiden van de
geheugenkaart
Selecteer Acoustic Signal (3.30) in het menu, dan in het eerste submenu
Volume en in het tweede submenu: Off, Low, of High.
De geluiden die als bevestiging van een knopdruk dienen en om capaciteitsli-
miet van de geheugenkaart aan te duiden, kunnen apart in de betreffende
submenu's Keyclick en SD card full worden ingesteld.
INSTELLINGEN BEELDSCHERM EN ELEKTRONISCHE ZOEKER
Opmerking:
Het LCD-scherm en de optionele elektronische zoeker geven een identiek
beeld weer. Waarop het beeld wordt weergegeven is afhankelijk van de zoe-
ker en of deze met zijn eigen knop aan of uit is gezet.
De betreffende instellingen blijven actief, ook als
- de camera zichzelf automatisch in stand-by modus zet (zie p.113),
- de camera wordt uitgeschakeld met de hoofdschakelaar (zie p. 104), of
- de batterij wordt verwijderd (zie p. 100).
Zie voor meer informatie over de Leica EVF 2 (verkrijgbaar als accessoire, zie
p. 152) de handleiding van de meetzoeker.
OMSCHAKELEN VAN DISPLAYSETS
Selecteer de gewenste optie met de INFO-knop (1.12). Scroll door de
verscheidene opties (in een oneindige lus) door op de knop te drukken.
De volgorde:
In de opnamemodus
a. alle displays (zie p. 90, plus histogram indien ingesteld, zie p. 127)
b. alleen standaard belichtingsinstellingen (zie p. 90) en AF en belichtings-
meetvelden
c. b. met rasterlijnen (plus histogram indien ingesteld, zie p. 127)
d. monitor uitgeschakeld (In dat geval brandt de LED 1.28 continu als indi-
catie)
In weergavemodus
a. alle displays (zie p. 93, plus histogram indien ingesteld, zie p. 127)
b. alleen standaard belichtingsinstellingen (zie p. 93)
Opmerkingen:
Mode d. is alleen beschikbaar als deze eerder is ingesteld in het menu; zie
het volgende hoofdstuk.
In de opnamemodus kunt u de knop
INFO
≥1s ingedrukt houden om een
scherm met vijf belangrijke instellingen op te roepen (2.1.26, zie p. 92).
VASTLEGGEN VAN HET LCD-SCHERM ALS HET ENIGE
DISPLAY VOOR HET BEKIJKEN VAN AFBEELDINGEN
U kunt bepalen dat het LCD-scherm automatisch wordt ingeschakeld telkens
wanneer u op de knop PLAY (1.16) drukt om afbeeldingen te bekijken, zelfs
als de Leica EVF 2 wordt gebruikt.
Selecteer in het menu Play on Monitor (3.19), en in het submenu On zodat
het scherm altijd in de weergavemodus wordt ingeschakeld, of Off als u in
plaats daarvan de EVF 2 wenst te gebruiken (als het is ingeschakeld, zie hier
-
boven en in de handleiding van de meetzoeker).
Opmerking:
Deze functie werkt alleen in de modus
PLAY
, niet in de modus Auto Review,
d.w.z. ongeachtof de Play on Monitor is ingeschakeld - als de EVF 2 en
Auto Review (zie p. 106) ingeschakeld zijn, worden de afbeeldingen in de
zoeker weergegeven.
114
UITSCHAKELEN VAN HET LCD-SCHERM
Bij gebruik van de optionele externe optische meetzoeker (zie p. 152) kan
het lcd-scherm storend werken. Om dit te verhinderen, kunt u het scherm in
de opnamemodus volledig uitschakelen.
Selecteer Opt. Viewfinder (3.13) in het menu en in het submenu On om het
scherm uit te zetten, of Off om het aan te zetten.
Opmerking:
Ook als het scherm in dit menu is uitgeschakeld, zal het toch altijd inschake
-
len als u naar de weergavemodus gaat, en voor menuselectie.
HELDERHEID EN KLEURWEERGAVE
Om een perfecte zichtbaarheid te garanderen en om aan te passen aan verschil-
lend omgevingslicht kunnen de helderheid en de kleurweergave van zowel het lcd-
scherm alsook de optionele externe elektronische zoeker worden aangepast.
Om helderheid in te stellen
Selecteer Monitor Brightness (3.15) of EVF Brightness (3.16) in het menu,
en dan in de betreffende submenu's een van de vijf niveaus.
Voor kleurinstellingen
1. 1. Selecteer Monitor Color Adjustment (3.17) of EVF Color Adjustment
(3.18) in het menu.
Er wordt een afbeelding weergegeven met een kruis er overheen. De
einden van het kruis zijn met de kleuren geel, groen, blauw en magenta
gemarkeerd, wat de mogelijke instellingen aanduidt.
2. Gebruik de richtingsknoppen om de oorspronkelijk in het midden ge-
plaatste cursor in de gewenste richting te bewegen; elke willekeurige
instelling in het schermgebied is mogelijk.
• De kleurweergave van het scherm verandert met de instelling.
SCHERMUITSCHAKELING LCD-SCHERM EN
ELEKTRONISCHE ZOEKER
Als deze functie is geactiveerd, zal de camera na afloop van een ingestelde
tijd het LCD-scherm, ofwel de eventueel aangesloten EVF uitzetten. Dit
bespaart niet alleen energie, maar vermindert ook de warmte die door het
scherm wordt opgewekt.
Selecteer Auto LCD Off (3.25) in het menu, en de gewenste instelling in het
submenu.
115
STANDAARD FOTO-INSTELLINGEN
JPEG RESOLUTIE
Als u een van de JPG-formaten heeft geselecteerd (zie volgend hoofdstuk)
kunt u de opname in 4 verschillende resoluties (aantal pixels) wegschrijven.
Hiermee kunt u de opnamen precies afstemmen op het beoogde doel en/of
de voorhanden capaciteit van de geheugenkaart.
Selecteer Resolution (3.1) in het menu en de gewenste instelling in het
submenu.
Opmerking:
Raw opnamen (DNG-formaat) worden altijd met de hoogste resolutie wegge
-
schreven, onafhankelijk van de instellingen voor JPG-opnamen.
BESTANDSFORMAAT /COMPRESSIEGRAAD
Er staan twee JPG-compressiegraden ter beschikking: JPG fine en JPG
super fine. Beide kunnen met gelijktijdige DNG (RAW-dataformaat) opslag
worden gecombineerd.
Selecteer Compression (3.2) in het menu en de gewenste instelling in het
submenu.
Opmerking:
Het op het scherm getoonde, resterende aantal opnamen, ofwel de opname
-
duur, is een schatting, omdat de bestandsgrootte van gecomprimeerde op-
namen, afhankelijk van het gefotografeerde onderwerp, sterk kan variëren.
WITBALANS
In de digitale fotografie zorgt de witbalans voor een neutrale, d.w.z. natuur
-
getrouwe kleurweergave bij elk type licht. De kleur die als wit moet worden
weergegeven, wordt vooraf op de camera ingesteld. U kunt kiezen uit meer-
dere voorinstellingen, automatische witbalans, twee vaste handmatige instel-
lingen en de instelling van een directe kleurtemperatuur.
Bovendien heeft u de mogelijkheid de instellingen precies op de heersende
opname-omstandigheden en/of uw eigen ideeën in te stellen.
Vaste standaardinstellingen
Druk de
WB
-knop in (1.14), in het menu dat op het scherm verschijnt, selec-
teer AWB voor automatische setting, of (voor gloeilicht), (voor opna-
men buiten in zonlicht), (voor flitslicht), (voor opnamen buiten met
bewolking), (voor opnamen buiten van voorwerpen in de schaduw).
116
Handmatige instelling door meting
Druk op de
WB
-knop (1.14) en selecteer in het schermmenu of
.
Richt het gele kader dat in het midden van het scherm verschijnt op een
object met een gelijkmatig wit of grijs oppervlak zodat het scherm volledig
wordt gevuld en druk dan op de
MENU
/
SET
-knop (1.23), zoals in de melding
aangeduid.
De instellingen worden opgeslagen en kunnen te allen tijde worden opgeroe-
pen met de optie of .
Directe instelling kleurtemperatuur
Druk op de
WB
-knop (1.14) en selecteer in het schermmenu SET K.
Gebruik de instelknop (1.22) of de omhoog/omlaag-knoppen (1.23/1.26)
om het getal in de rechthoek in het midden van het scherm te wijzigen.
De instellingen worden opgeslagen en kunnen te allen tijde worden opgeroe-
pen met de optie K.
FIJNAFSTEMMEN VAN DE WITBALANSINSTELLINGEN
Als u de genoemde instellingen heeft voltooid, gaat u naar het WB Adjust-
scherm via het witbalansmenu door op de rechtsknop (1.24) te drukken,
zoals door het driehoekje is aangeduid.
Met de richtingsknoppen kunt u de ronde aanwijzer in de positie verplaatsen
die de gewenste kleurweergave op het scherm tot gevolg heeft, bijv. in de
richting van de betreffende kleurblokjes aan de randen.
De instellingen worden samen met de betreffende standaardinstelling opge-
slagen.
117
ISO GEVOELIGHEID
De ISO-instelling bepaalt de mogelijke combinaties van sluitertijd en dia-
fragma voor een gegeven belichtingssituatie. Een hogere gevoeligheid staat
snellere sluitertijden en/of een kleiner diafragma toe (om scherpe, snelle
actiefoto's te maken, ofwel om een hogere scherptediepte te bereiken) ten
koste van meer beeldruis.
Druk op de knop
ISO
(1.13) en selecteer in het schermmenu ofwel AUTO ISO
voor de automatische instelling, of een van de zes vaste instellingen.
Met de AUTO ISO-optie kunt u het toegepaste gevoeligheidsgebied begren
-
zen – bijv. om beeldruis te voorkomen, maar ook de langste toe te passen
sluitertijd vastleggen, bijv. om onscherpte van bewegende onderwerpen te
voorkomen.
Selecteer Auto ISO Settings (3.3) in het menu, dan Slowest Speed of Max
ISO in het eerste submenu en de gewenste instellingen in het tweede sub
-
menu.
Opmerking:
De waarde AUTO ISO (2.1.3) die is ingesteld door de camera, kan worden
bekeken, zelfs als de schermen zijn uitgeschakeld (zie p.115), door de ont-
spanner tot het eerste drukpunt in te drukken (1.8, zie p.107).
BEELDEIGENSCHAPPEN /
CONTRAST, SCHERPTE, KLEURVERZADIGING
Een van de vele voordelen van digitale fotografie is de zeer eenvoudige wijzi-
ging van belangrijke beeldeigenschappen, d.w.z. die het beeldkarakter bepa-
len. Met de LEICA X-E kunt u drie van de belangrijkste beeldeigenschappen
beïnvloeden, nog voor u de foto neemt:
- Het contrast, d.w.z. het verschil tussen lichte en donkere partijen, bepaalt
of een beeld ”effen” of meer ”stralend” wordt. U kunt hiermee het con-
trast beïnvloeden door dit verschil te vergroten of te verkleinen, d.w.z. het
helderder weergeven van heldere partijen en donkerder weergeven van de
donkere partijen.
- De scherpe juist afbeelden door de juiste afstandsinstelling - in ieder geval
voor het hoofdmotief - is een voorwaarde voor een geslaagde opname. Het
scherpte-effect van een beeld wordt op zijn beurt weer sterk bepaald door
de contourscherpte, d.w.z. hoe klein het overgangsgebied tussen licht en
donker op de contouren van het beeld is. Door vergroten of verkleinen van
zulke gebieden kan dus ook het scherpte-effect worden aangepast.
- De kleurverzadiging bepaalt of de kleuren op het beeld meer ”flets” en pas-
telkleurig, of ”knallend” en bont verschijnen. Hoewel de lichtomstandighe-
den en weersgesteldheid (nevelig / helder) voor de opname gegeven zijn,
kan de weergave hiermee toch goed worden beïnvloed.
Bij alle drie beeldeigenschappen kunt u – onafhankelijk van elkaar - behalve
de normale Standard, d.w.z. ongewijzigde weergave, ook telkens twee
zwakkere of sterkere niveaus instellen.
Selecteer Sharpening (3.10), Saturation (3.11), of Contrast (3.12) in het
menu en de gewenste instellingen in de betreffende submenu's.
Opmerking:
Deze instellingen hebben alleen effect op JPG-bestanden; DNG-bestanden
blijven onveranderd.
118
KLEURWEERGAVE
Behalve de aanpassingen aan scherpte, verzadiging en contrast (zie vorig
hoofdstuk), kunt u ook standaard kleurweergaveopties instellen. U hebt de
keuze tussen Standard, Vivid - voor zeer levendige, verzadigde kleuren - en
Natural- voor iets minder verzadigde kleuren en iets zachter contrast, plus
de twee zwart-wit-instellingen B&W Natural en B&W High Contr. (hoog
contrast).
Selecteer Preset Film (3.9) in het menu, en de gewenste instelling in het
submenu.
Opmerkingen:
Deze instelling heeft alleen effect op JPG bestanden; DNG bestanden blij
-
ven onveranderd.
Alle vijf instellingen kunnen verder worden aangepast m.b.v. de beeldei-
genschappen en ruisonderdrukkingsopties in de desbetreffende vorige en
volgende hoofdstukken. In deze gevallen verschijnen de kleurweergave-
opties gemarkeerd met een sterretje, bijv. Standard*.
119
DE OPNAMEMODUS
SCHERPSTELLEN
De Leica X-E biedt zowel automatische als handmatige scherpstelling; beide
modi hebben een bereik van 30 cm tot oneindig.
De modus selecteren
Druk op de onderste richtingsknop (
AF/MF
, 1.26), en selecteer in het menu
dat verschijnt AF of MF. Bevestig de instelling door op de sluiterknop (1.8)
of de
MENU/SET
-knop (1.25) te drukken.
De volgende informatie verschijnt op het scherm:
- de actieve scherpstelmodus (2.1.25)
- het meetveld, aangegeven door een witte rechthoek (in het geval van 1
meetveld-, 11 meetvelden- en AF spotmeting-modi, zie p. 90/122/123)
120
AUTOMATISCHE AFSTANDSINSTELLING / AUTOFOCUS
Als de AF-modus is ingesteld, wordt er automatisch scherpgesteld wanneer
de ontspanner tot het eerste drukpunt wordt ingedrukt (1.8), dat wil zeggen
dat de afstand wordt gemeten, ingesteld en vergrendeld (zie ook p. 147).
Om aan te duiden dat de AF-instelling juist is en vast staat
- wordt de framekleur groen,
- er verschijnen t/m 9 groene rechthoeken bij de 11-velden-meting (zie
p.123),
- de groene focusstatus-LED (1.19.) gaat branden en
- er wordt een akoestisch signaal gegenereerd (indien geselecteerd, zie
p. 123).
Opmerkingen:
AF-instellingen zijn gekoppeld aan de belichtingsinstellingen (zie p. 126).
Onder sommige omstandigheden kan het AF-systeem niet goed focussen,
bijv.
als de afstand tot het doelobject buiten het beschikbare bereik ligt en/
of
als het onderwerp niet voldoende verlicht is (zie volgende sectie).
Om dergelijke situaties / onderwerpen aan te duiden
– verandert de kleur van het frame naar rood,
bij de 11-gebieden-meting zal het display in een rood kader veranderen
– de focusseer-status LED (1.19) knippert.
Belangrijk:
De sluiterknop (1.8.) is niet vergrendeld, ongeacht of het onderwerp correct
scherp is gesteld of niet.
AF ASSIST-LAMPJE
Het ingebouwde AF assist-lampje (1.2) vergroot het bedieningsbereik van
het AF-systeem in omstandigheden met weinig licht. Wanneer deze functie
geactiveerd is, gaat het lampje in zulke situaties automatisch aan als de slui-
terknop (1.8.) wordt ingedrukt.
Selecteer AF-Assist Lamp (3.6) in het menu en de gewenste instelling in
het submenu.
Opmerking:
Het bereik van de AF-lamp is ongeveer 4m/13ft. Daarom werkt de AF in
omstandigheden met weinig licht niet bij afstanden boven deze grens.
121
122
AF-MEETPROGRAMMA'S
Met de LEICA X-E kunt u uit vier AF-meetprogramma's kiezen. Dit biedt u de
mogelijkheid het AF-systeem aan te passen, zodat u optimaal met de ver-
schillende objecten, situaties en compositionele ideeën om kunt gaan.
Druk op de knop
DELETE/FOCUS
(1.15), en selecteer de gewenste functie in
het menu dat op het scherm verschijnt. De instelling worden bevestigd door
op de sluiterknop (1.8) of de knop
MENU/SET
(1.25) te drukken.
1 VELD-MODUS
Scherpstellen baseert op het veld dat aangeduid wordt door een AF-frame
(2.1.9) in het midden van het beeldscherm. Omdat het veld groter is dan bij
het Spot-programma, is het richten minder kieskeurig en daarom eenvoudi
-
ger, terwijl selectief opmeten nog steeds kan.
Daarnaast kunt u het AF-frame naar iedere gewenste plaats op het beeld-
scherm verplaatsen, bijv. voor snellere compositie bij objecten die zich
buiten het midden bevinden.
Druk gedurende ≥1 seconde op de
DELETE/FOCUS
-knop (1.15).
Alle weergaven behalve het AF-frame verdwijnen van het scherm. Rode
driehoeken aan alle kanten van het frame geven de mogelijk bewegings-
richtingen weer. De respectievelijke driehoeken verdwijnen nabij de ran-
den om de bewegingslimieten weer te geven.
Maak gebruik van de richtingsknoppen om het AF-frame naar de gewenste
positie te verplaatsen.
U kunt het frame op ieder gewenst moment op de centrale positie terugzet-
ten met behulp van de knop INFO (1.12).
Druk op de sluiterknop (1.8.) of op
de knop
MENU/SET
om dit programma te verlaten.
123
11-VELDEN-MODUS
Scherpstellen baseert op de velden die worden aangeduid met de 11 AF-
frames. Ze zijn gegroepeerd zodat ze een groot deel van het beeld beslaan,
waardoor dus maximale scherpstelzekerheid wordt verkregen bij snapshot-
fotografie. Scherpte wordt in alle 11 gebieden geregistreerd, maar het
scherpstellen wordt automatisch bepaald door de dichtstbijzijnde geregis-
treerde objecten.
Daarnaast kunt u het scherpstellen richten op ieder van de vier kanten van
het beeld door het aantal gebruikte gebieden te verminderen en de respec-
tievelijke groepen te selecteren.
Druk gedurende ≥1 seconde op de
DELETE/FOCUS
-knop (1.15).
Alle weergaven in het scherm worden vervangen door de 11 AF-frames. In
het begin hebben alleen de 9 frames die de centrale groep vormen rode
randen. Rode driehoeken aan alle kanten geven de mogelijke instellingen
weer.
Naast de centrale groep kunt u groepen selecteren van, ofwel de bovenste,
of onderste drie of de vier linker of rechter AF-gebieden. Gebruik de rich-
tingsknoppen om de gewenste AF-framegroep te selecteren. U kunt het
frame op ieder gewenst moment op de centrale positie terugzetten met be-
hulp van de knop (1.12). Druk op de sluiterknop (1.8.) of op de knop
MENU/SET
om dit programma te verlaten.
SPOT-PROGRAMMA
Scherpstellen baseert op het veld dat aangeduid wordt door een klein AF-
frame in het midden van het beeldscherm. Door de afmeting van dit veld
kunt u het meten concentreren op zelfs de kleinste objectdetails. Bijv. bij
een portret is het normaal gesproken raadzaam op de ogen scherp te stellen.
Daarnaast kunt u het AF-frame naar iedere gewenste plaats op het beeld-
scherm verplaatsen, bijv. voor snellere compositie bij objecten die zich
buiten het midden bevinden.
Druk gedurende ≥1 seconde op de
DELETE/FOCUS
-knop (1.15).
Alle weergaven behalve het AF-frame verdwijnen van het scherm. Rode
driehoeken aan alle kanten van het frame geven de mogelijk bewegings-
richtingen weer. De respectievelijke driehoeken verdwijnen nabij de ran-
den om de bewegingslimieten weer te geven.
Maak gebruik van de richtingsknoppen om het AF-frame naar de gewenste
positie te verplaatsen.
U kunt het frame op ieder gewenst moment op de centrale positie terugzet-
ten met behulp van de knop INFO (1.12).
INFO
Druk op de sluiterknop (1.8.)
of op de knop
MENU/SET
om dit programma te verlaten.
124
GEZICHTSDETECTIEPROGRAMMA
Met dit programma herkent de LEICA X-E automatisch gezichten in het beeld
en baseert vervolgens de scherpstelling op de dichtstbijzijnde. Als er geen
gezichten worden gedetecteerd, wordt de 11 punten-modus gebruikt.
HANDMATIG SCHERPSTELLEN
Bij bepaalde objecten en onder bepaalde omstandigheden kan het gunstig
zijn de scherpstelling zelf uit te voeren in plaats van autofocus te gebruiken
(zie de voorgaande hoofdstukken). Als bijvoorbeeld dezelfde instelling nodig
is voor verscheidene foto's en het gebruik van het meetwaardegeheugen
(zie p. 130) daarom meer inspanning zou betekenen, of als de instelling voor
bijv. landschapsfoto's op oneindig moet blijven staan, of als de lichtomstan-
digheden slecht zijn, d.w.z. zeer donker, en er dus geen of alleen een lang-
zame AF-werking mogelijk is.
Druk op de onderste richtingsknop.
AF/MF
(1.24) en selecteer dan in het
menu dat op het scherm verschijnt MF. Bevestig de instelling door op de
sluiterknop (1.8) of de
MENU/SET
-knop (1.25) te drukken.
Indien ingesteld kunt u handmatig scherpstellen door aan het stelwiel (1.20)
te draaien totdat het schermbeeld van het/de belangrijke deel/delen van
het object wordt weergegeven zoals gewenst is/zijn.
Er verschijnt een afstandsschaal (2.1.20). Een groene balk op de schaal
geeft de diepte van het veld als gevolg van de betreffende afstandsinstel
-
ling aan (en het automatisch of handmatig ingestelde diafragma; zie ook
de hoofdstukken over "Belichtingsmeting en -regeling", p. 126). De schaal
verdwijnt ca. 5 sec. na de laatste scherpstelling.
Handmatige scherpstelling wordt bepaald door hoe snel u aan het instelwiel
draait:
- Voor grof scherpstellen: snel aan de instelknop draaien
- Voor fijn scherpstellen: langzaam aan de instelknop draaien
Hierdoor kunt u zowel sneller als nauwkeuriger scherpstellen.
U kunt de nauwkeurigheid van het handmatig scherpstellen verbeteren met
behulp van de MF Assist-functie (zie volgende hoofdstuk).
125
Opmerkingen:
U kunt een handmatig ingestelde scherptewaarde vastzetten door de knop
DELETE/FOCUS
(1.15) langer dan een seconde in te drukken. Dit kan heel
praktisch zijn om onbedoeld foute instellingen te vermijden, vooral bij op-
eenvolgende opnamen van hetzelfde onderwerp.
Een handmatige scherpte-instelling blijft behouden als de camera uit en
weer aan wordt gezet (zie p. 127). Dit kan heel praktisch zijn als u bijv.
meerdere opnamen van onderwerpen maakt die zich op dezelfde afstand
bevinden en u de camera tussendoor wilt uitzetten om batterijstroom te
besparen.
Handmatige scherpstelassist-functie
Hoe groter de details van het object op het scherm worden weergegeven,
hoe beter de scherpstelling beoordeeld kan worden, en hoe nauwkeuriger
het is. De LEICA X-E biedt voor dit doel naar wens een loepfunctie als onder-
steuning aan, waarbij de beelduitsnede in het midden van het schermbeeld
vergroot wordt weergegeven.
Selecteer MF Assist (3.7) in het menu, en de gewenste instelling in het
submenu.
Stel scherp met behulp van het stelwiel (1.20).
Een ong. 6x vergroot deel van het beeld verschijnt boven de schaal wan
-
neer deze functie geactiveerd is. Het verdwijnt ong. 5 sec. na de laatste
scherpstelling.
Opmerking:
U kunt ook het vergrote deel laten verschijnen door op de knop
DELETE/
FOCUS
(1.15) te drukken, bijv. om de instelling nogmaals te controleren en
zodoende ieder risico vermijden het per ongeluk weer te veranderen.
Daarnaast kunt u het vergrote deel naar iedere gewenste plaats op het
beeldscherm verplaatsen, bijv. voor gemakkelijker scherpstellen in het geval
van objecten die zich buiten het midden bevinden, of om andere delen van
het beeld zichtbaar te houden.
U kunt het frame op ieder gewenst moment op de centrale positie terugzet-
ten met behulp van de
INFO
-knop (1.12).
BELICHTINGSMETING EN -REGELING
PROGRAMMA'S VOOR BELICHTINGSMETING
Met de LEICA X-E kunt u uit 3 programma's voor belichtingsmeting kiezen.
Ze komen tegemoet aan de heersende lichtomstandigheden, de situatie,
resp. uw werkwijze en uw creatieve ideeën.
Selecteer Metering Mode (3,4) in het menu, en de gewenste instelling in
het submenu.
MULTI-VELDMETING –
Bij deze meetmethode analyseert de camera zelfstandig de helderheidsver-
schillen van het object en baseert zich door vergelijking met de geprogram-
meerde helderheidsverdeling op de vermoedelijke situatie van het hoofdob-
ject en de overeenkomende, beste (compromis-) belichting.
Dienovereenkomstig is deze methode, zelfs onder moeilijke omstandighe-
den, met name geschikt voor spontane, ongecompliceerde maar betrouw-
bare fotografie, en daarom voor het gebruik samen met geprogrammeerde
automatische belichting (zie p. 128).
CENTER-GEORIËNTEERD METEN –
Deze meetmethode legt de meeste nadruk op het midden van het beeldveld,
maar registreert ook alle andere gebieden.
Hiermee is – vooral in combinatie met het meetwaardegeheugen (zie p. 130)
– doelgericht afstemmen van de belichting op bepaalde delen van het ob-
ject, terwijl gelijktijdig rekening wordt gehouden met het gehele beeldveld.
SPOTMETEN –
.
Dit programma richt zich uitsluitend op een klein gebied in het midden van
het beeld aangegeven op het scherm met een groen plek (2.1.10).
Het biedt de mogelijkheid tot het precies meten van zelfs minieme details
voor exacte belichting – bij voorkeur in combinatie met handmatige instelling
(zie p. 130)
Bij tegenlichtopnamen moet bijvoorbeeld meestal worden voorkomen dat
de donkere omgeving tot onderbelichting van het hoofdobject leidt. Met zijn
uiterst kleine meetgebied biedt spotmeten u de mogelijkheid dit soort details
selectief te evalueren.
126
HET HISTOGRAM
Het histogram (2.1.13/2.2.8) toont de helderheidsverdeling van de opname.
Daarbij loopt de horizontale as van de grijstrappen van zwart (links) via grijs
naar wit (rechts). De verticale as toont het aantal pixels voor de betreffende
helderheid.
Deze weergave maakt het mogelijk – naast de beeldindruk op zich – een
extra, snelle en eenvoudige beoordeling van de belichtingsinstelling, zowel
vóór alsook na de opname te maken. Het histogram is bijzonder geschikt
voor handmatige instelling van de belichting (zie p. 130) of om de automati-
sche belichting te bekijken(P, T, A; zie p. 128/129).
Het histogram is verkrijgbaar met opname- en weergave en weergave-
programma´s (zie p. 120/142).
Voor het opname-programma, selecteer Rec. Histogram (3.20) in het menu,
en de gewenste instelling in het submenu.
Opmerking:
In het geval van een opname met flits kan het histogram de eindbelichting
niet vertegenwoordigen, omdat de flits afgaat na de weergave.
Voor het weergave-programma, selecteer Play Histogram (3.21) in het
menu, en de gewenste instelling in het submenu. Selecteer een optie met
afkapping, om te lichte of te donkere delen van de foto te markeren.
Opmerkingen:
Het histogram kan niet gelijktijdig gebruikt worden met het bekijken van
verkleinde of vergrote foto's (zie p. 143).
In de opnamefuncties moet het histogram als een indicatie van de ten
-
dens worden beschouwd en niet als weergave van het nauwkeurige aantal
pixels.
Het histogram kan bij de weergave van een beeld iets van de opname
afwijken.
BELICHTINGSREGELING
Met de LEICA X-E kunt u uit vier belichtingsprogramma's kiezen, waarmee u
de camera optimaal op de werkwijze van uw voorkeur of op het betreffende
object kunt instellen.
Zowel de vier programma's en de handmatige instellingen van de sluitersnel
-
heid als het diafragma kunnen worden geselecteerd met de respectievelijke
knoppen (1.10/1.9).
Er zijn sluitersnelheden van 30 s. tot
1
/
2000
sec. en diafragma's van 2.8 tot
16 verkrijgbaar. Beide besturingen hebben handmatige instelgebieden met
click-stop posities - de snelheidsknop in gehele stappen en het diafragma
in 1/3-stappen, en beiden hebben ook een
A
-positie voor automatische
werking.
Sluitersnelheden van 1 sec. en langzamer worden ingesteld door eerst de
sluitersnelheid-knop naar de
1+
-positie te draaien, en dan de snelheid met
de instelknop te selecteren (1.22).
Als een extra indicatie, verschijnt (2.1.15) .
Opmerking:
Afhankelijk van de heersende lichtomstandigheden kan de helderheid van
het schermbeeld van de werkelijke opnamen afwijken. Vooral bij langere
belichtingen van donkere objecten verschijnt het schermbeeld duidelijk don-
kerder dan de – correct belichte – opname.
127
128
GEPROGRAMMEERDE AUTOMATISCHE BELICHTING
Voor snelle, volautomatische fotografie. In dit programma wordt de be-
lichting door automatische instelling van de sluitertijd en het diafragma
gestuurd.
Om dit programma in te stellen, draai beide knoppen naar hun
A
-posities.
• Dit programma wordt weergegeven door
P
(2.1.1).
Druk, om een opname te maken met dit programma,
1. op de ontspanner (1.8) tot zijn eerste weerstandspunt
De sluitertijd (2.1.17) en het diafragma (2.1.20) verschijnen in het
wit. Bovendien verschijnt tevens de melding van de mogelijkheid om
gebruik te maken van de programma shift functie
(2.1.15, zie
volgende sectie).Als zelfs de geheel open of gesloten opening in com-
binatie met de laagste of snelste sluitertijd zou resulteren in onder- of
overbelichting, kleuren beide waarden rood als indicatie.
Wanneer beide automatisch ingestelde waarden goed lijken te zijn voor de
beoogde compositie:
2. Druk de sluiterknop volledig in om een opname te maken.
Als dit niet het geval is, kunt u beide waarden voor het ontspannen ook
wijzigen:
PROGRAMMAWISSEL-MODUS
Het verschuiven van de programmakarakteristiek combineert de betrouw
-
baarheid en snelheid van de volautomatische belichtingsregeling met de
mogelijkheid om elke door de camera gekozen tijd/diafragma-combinatie
naar eigen wens te wijzigen.
Dit wordt bereikt met de instelknop (1.22). Wilt u bijv. bij sportopnamen
met snelle tijden werken, dan wordt deze naar links (tegengesteld aan de
klokwijzers) gedraaid. Hecht u echter meer waarde aan grote scherptediepte
(geknepen diafragma) en accepteert u de daarvoor benodigde, langere
tijden, dan wordt deze naar rechts (richting klokwijzers) gedraaid. (bijv. bij
landschapsopnamen).
De totale belichting, d.w.z. de helderheid van het beeld, blijft daarbij on-
gewijzigd. Het verschuifbereik is beperkt om zo een juiste belichting te
behouden.
Iedere keer wanneer een paar waarden worden veranderd door verschui-
ven, zijn er twee indicaties, een asterisk naast de waarden (2.1.16) en een
symbool dat de instelknop vertegenwoordigt (2.1.15). Dit zorgt ervoor dat
de automatische standaardwaarden op ieder moment herkend kunnen
worden.
Wanneer de belichtingsmeting na 12 sec. automatisch uitgeschakeld
wordt, wordt de programmawisseling teruggesteld naar de standaard
waarden, d.w.z. gereset naar de door de camera voorgestelde waarden.
Programmawisseling wordt ook teruggesteld naar standaard nadat een
opname is gemaakt, om zodoende onbedoeld gebruik te voorkomen.
129
DIAFRAGMA-AUTOMAAT
De snelheidsautomaat regelt automatische de belichting gebaseerd op de
handmatig ingestelde sluitersnelheid. Deze is daarom bijzonder geschikt
voor opnamen van bewegende objecten, waarbij de scherpte van de af-
gebeelde beweging - die door de ingestelde sluitertijd wordt bepaald - het
doorslaggevende, beeldvormende element is.
Zo kunt u met de handmatige selectie van een korte sluitertijd ongewenste
bewegingsonscherpte vermijden – uw object ”bevriezen”. Of, omgekeerd,
met een langere sluitertijd de dynamiek van de beweging door een bewust
„veegeffect” tot uitdrukking brengen.
Om dit programma in te stellen, draai de diafragmaknop (1.9) naar de
A
-
positie en stel de gewenste sluitersnelheid in met de desbetreffende knop
(1.10).
Dit programma wordt weergegeven door
T
(2.1.1). Bovendien verschijnt
de handmatig ingestelde sluitertijd - in het wit - (2.1.17).
Om een opname te maken met dit programma,
1. Druk op de ontspanner (1.8) tot aan zijn drukpunt
Het automatisch ingestelde diafragma verschijnt in het wit (2.1.20). Als
zelfs het volledig geopende of gesloten diafragma in combinatie met de
ingestelde sluitertijd zou resulteren in onder-of overbelichting, kleuren
beide waarden rood als een indicatie.
Wanneer de automatisch ingestelde diafragmawaarde goed lijkt te zijn voor
de beoogde compositie:
2. Druk de sluiterknop volledig in om een opname te maken.
Als dit niet het geval is, kunt u de sluitertijd wijzigen voordat u de sluiterknop
indrukt.
TIJDAUTOMAAT
De diafragma-automaat regelt automatisch de belichting gebaseerd op het
handmatig ingestelde diafragma. Deze is daarom bijzonder geschikt voor op
-
namen waarbij de scherptediepte – die door het ingestelde diafragma wordt
bepaald – het doorslaggevende, beeldvormende element is.
Zo kunt u met de handmatige selectie van een kleine diafragmawaarde
(= grote diafragma-opening) het bereik van de scherptediepte verkleinen,
bijvoorbeeld om bij een portret het scherp afgebeelde gezicht voor een
onbelangrijke of storende achtergrond te accentueren. Of, omgekeerd, met
een grotere diafragmawaarde (= kleine diafragmaopening) het bereik van de
scherptediepte te vergroten om bij een landschapsopname alles op de voor-
en achtergrond scherp weer te geven.
Om dit programma in te stellen, draai de diafragmaknop (1.10) naar de
A
-
positie en stel de gewenste sluitersnelheid in met de desbetreffende knop
(1.9).
Dit programma wordt weergegeven door
A
(2.1.1). Bovendien verschijnt
de handmatig ingestelde sluitertijd - in het wit - (2.1.20).
Druk, om een opname te maken met dit programma,
1. Druk op de ontspannerknop (1.8) tot het drukpunt.
De automatisch ingestelde sluitertijd verschijnt in het wit (2.1.17). Als
zelfs de langste of kortste sluitertijd in combinatie met de ingestelde
diafragmatijd zou resulteren in onder- of overbelichting, worden beide
waarden rood aangegeven.
Wanneer de automatisch ingestelde sluitertijd goed lijkt te zijn voor de be
-
oogde compositie:
2. Druk de sluiterknop volledig in om een opname te maken.
Als dit niet het geval is, kunt u de sluitertijd wijzigen voordat u de sluiterknop
indrukt.
HANDMATIG PROGRAMMA
Wanneer u bijv. bewust een speciaal beeldeffect wilt bereiken dat alleen met
een bepaalde belichting is te realiseren, of wanneer u bij meerdere opnamen
en verschillende uitsneden een absoluut identieke belichting wilt garande-
ren, kunt u de sluitertijd en het diafragma handmatig instellen.
Stel de gewenste waarde in op zowel de sluitertijd- en diafragmaknoppen om
dit programma in te stellen (1.10/1.9).
Dit programma wordt weergegeven door
M
(2.1.1). Bovendien verschijnen
de handmatig ingestelde sluitertijd (2.1.17) en diafragmawaarde (2.1.20)
in het wit.
Druk, om een opname te maken met dit programma,
1. op de ontspanner voor de opname (1.8) tot zijn eerste weerstandspunt
De lichtbalans-schaal (2.1.18) verschijnt. Het heeft een bereik van ± 2 EV
(belichtingswaarde) in stappen van
1
/
3
EV. Instellingen binnen ± 2 EV van
de juiste belichting voor het gerichte onderwerp worden vertegenwoordigd
doordat een van de merktekens rood kleurt. Instellingen hoger dan ±2EV
worden weergegeven door de – of + markeringen die aan het einde van de
schaal rood worden.
Om de juiste belichting te verkrijgen dient u de sluitertijd- en/of diafragma-
instellingen aan te passen, zodat de middelste markering rood is.
2. Druk de sluiterknop volledig in om een opname te maken.
MEETWAARDEGEHEUGEN
Om reden van beeldvorming kan het gunstig zijn het hoofdobject niet in het
midden van het beeld te plaatsen. Door het echter vanaf het begin al buiten
het midden te plaatsen, zal dit vaak leiden dat het meten gebaseerd is op
een deel van het object dat een stuk dichterbij is of verder weg. Dit geldt
net zo voor de 1 punt- en spot AF-meetprogramma's (zie p. 122/123) met
betrekking tot scherpte, en de belichtingsstanden P, T en A (zie p. 128/129)
met betrekking tot verschillen in helderheid. Het resultaat zou dan zijn dat
het hoofdobject onscherp is en/of ongunstig donker of licht uitvalt.
De oplossing is dat het meetwaardegeheugen van de LEICA X-E de mogelijk
-
heid biedt eerst het hoofdonderwerp te meten en deze instelling zolang vast
te houden tot u uw definitieve beelduitsnede heeft bepaald en wilt ontspan-
nen.
De werkwijze:
1. Richt het respectievelijke AF-frame (2.1.8/2.1.9) en/of de groene belich
-
tingsmeetspot (2.1.10) op dat deel van uw object dat u correct scherpge-
steld en belicht wilt hebben. Zodra de scherpstelling en belichting inge-
steld en vastgezet zijn door de sluiterknop tot het eerste weerstandspunt
in te drukken (z. p. 147), verandert de kleur van het AF-frame in groen en
het scherpstelsignaal (1.19) gaat aan ter bevestiging.
2. Houd de sluiterknop half ingedrukt en bepaal door zwenken van de ca-
mera uw uiteindelijke beelduitsnede.
3 Druk de sluiterknop volledig in om een opname te maken.
Opmerking:
Vóór de opname kan een onbeperkt aantal metingen voor het geheugen
worden verricht.
130
BELICHTINGSCOMPENSATIE
Belichtingsmeters worden gekalibreerd op een normaal, d.w.z. gemiddeld
fotografisch object. Als het betreffende detail van het object niet aan deze
eisen voldoet, bijvoorbeeld grote delen met sneeuw of, in het tegenover-
gestelde geval, een zwarte stoomlocomotief die het frame vult, en als u de
belichting in zulke gevallen voor een paar opnamen gelijk wilt laten afwijken,
kan het makkelijker zijn een geschikte belichtingscompensatie toe te passen
in plaats van iedere keer het meetwaardegeheugen te gebruiken (zie vorige
hoofdstuk).
1. Om een compensatie in te stellen, drukt u op de bovenste
EV+/-
richtings-
knop (1.23) 1 maal.
• Het bijbehorende sub-menu verschijnt.
2. Selecteer de gewenste compensatiewaarde met de linker en rechter rich
-
tingsknoppen (1.24/1.27). Waarden van +3 tot -3EV met
1
/
3
EV stappen
zijn beschikbaar.
Tijdens het instellen kunt u de werking zien als het beeld overeenkom-
stig donkerder of lichter wordt.
3. Bevestig de instelling door op de ontspanknop (1.8) of de
MENU/SET
knop
(1.25) te drukken.
Het belichtingscompensatiesymbool en de ingestelde waarde (2.1.21)
verschijnen.
Opmerkingen:
Een belichtingscompensatie kan niet ingesteld worden wanneer een hand
-
matig belichtingsprogramma gebruikt wordt (zie p. 119)
De
EV+/
-richtingsknop wordt tevens gebruikt om de menu's voor belich-
tingsseries op te roepen (zie volgende hoofdstuk) en flits-belichtingscom-
pensatie (zie p. 130). Ze zijn in een oneindige lus geschakeld en daarom
door herhaald indrukken te kiezen.
Een ingestelde compensatie blijft actief totdat het naar ±0 geschakeld
wordt (zie stap 2.), d.w.z. na een aantal opnames en zelfs als de camera
wordt uitgeschakeld.
131
AUTOMATISCHE BELICHTINGSSERIE
Vele fraaie objecten zijn zeer contrastrijk en vertonen zowel zeer heldere
als zeer donkere delen. Het resulterende effect kan behoorlijk verschillen
afhankelijk van de delen waarop u uw belichting afstemt. In zulke gevallen
kunt u met de automatische belichtingsserie een serie van drie opnamen
met een getrapte belichting maken. Daarna kunt u de geschiktste opname
voor gebruik kiezen.
1. Om een belichtingsserie in te stellen, dient u op de richtingsknop
EV+/-
(1.23) twee keer te drukken.
• Het bijbehorende submenu verschijnt.
2. Selecteer de gewenste compensatiewaarde met de linker en rechter rich
-
tingsknoppen (1.24/1.27). Waarden van +3 tot -3EV met
1
/
3
EV stappen
zijn voorhanden.
3. Bevestig de instelling door op de ontspanknop (1.8) of de
MENU/SET
-knop
(1.25) te drukken.
Het belichtingscompensatiesymbool en de ingestelde waarde (2.1.23)
verschijnen.
Opmerkingen:
Afhankelijk van de beschikbare combinatie sluitertijd/diafragma kan het
werkgebied van de automatische belichtingsserie beperkt zijn.
De
EV+/-
richtingsknop wordt tevens gebruikt om de menu's voor belich-
tingsseries op te roepen (zie volgende hoofdstuk) en flits-belichtingscom-
pensatie (zie p. 137). Ze zijn in een oneindige lus geschakeld en daarom
door herhaald indrukken te kiezen.
Een ingestelde compensatie blijft actief totdat het naar Off geschakeld
wordt (zie stap 2.), d.w.z. na een aantal opnames en zelfs wanneer de
camera wordt uitgeschakeld.
132
FLITSOPNAMEN
OPNAMEN MAKEN MET HET INGEBOUWDE FLITSAPPARAAT
De LEICA X-E is uitgerust met een ingebouwd flitsapparaat (1.5) dat zich in
de camerabehuizing bevindt wanneer het niet gebruikt wordt. Voor flitsopna-
men moet het uitgenomen worden.
Om dit te doen, duwt u de schuif 1.17 naar het cameracentrum. De verende
flitser ontvouwt vervolgens in de werkstand waarbij hij ook ingeschakeld is.
Als u de flitser niet wenst te gebruiken, rustig ingetrokken houden of zorgvul-
dig naar beneden drukken totdat deze vastklikt in de uitgangspositie.
De betreffende indicatie (2.1.2) voor het instellen van het flitsprogramma
(zie onder) verschijnt in het wit. In het begin kan het korte tijd rood knip-
peren om aan te geven dat het nog niet volledig geladen is en dus niet
klaar.
1.5
De flitsbelichtingen worden door de camera gestuurd m.b.v. een voorflitsme-
ting. Daarbij wordt - onmiddellijk vóór de hoofdflits - een meetflits gegene-
reerd. De hoeveelheid licht die dan gereflecteerd wordt bepaalt de sterkte
van de hoofdflits.
Opmerking:
Flitsgebruik is niet mogelijk bij continu belichtingen (zie p. 104) en automa-
tische series (zie p. 132). Dienovereenkomstig zal de flitsindicatie niet ver-
schijnen ook al staat het flitsapparaat open, en zal de flits niet afgaan.
FLITSPROGRAMMA'S
Druk op de rechter knop (1.24), en selecteer de gewenste functie in het
menu dat op het scherm verschijnt. Dit kan ook worden gedaan met de in-
stelring (1.22), de op en neer-richtingknoppen (1.23/1.26), of door herhaal-
delijk opnieuw op de rechter knop te blijven drukken.
Bevestig de instelling door op de sluiterknop (1.8) of de
MENU/SET
-knop
(1.25) te drukken.
• De flitser-aanduiding (2.1.2) verandert dienovereenkomstig.
AUTOMATISCHE FLITSINSCHAKELING –
Dit is het standaardprogramma. Bij deze programma’s gaat het flitsapparaat
automatisch af, als bij weinig licht opnamen uit de vrije hand door langere
belichtingstijden tot bewegingsonscherpte leiden, bijv. in donkere ruimten,
buiten in de schemering of bij slecht weer.
134
AUTOMATISCHE FLITS- EN VOORFLITSINSCHAKELING
(voor vermindering van het „rode ogen”-effect)
Bij geflitste portret- en groepsopnamen kunnen „rode ogen“ ontstaan als
het flitslicht door het netvlies direct in de camera wordt gereflecteerd. De
personen die gefotografeerd worden, dienen liever niet direct in de camera
te kijken. Omdat het effect groter is naarmate bij weinig licht de pupillen
zich verwijden, moet bijv. bij binnenopnamen zoveel mogelijk licht worden
ingeschakeld zodat de pupillen zich vernauwen.
Door de voorflits, die bij het indrukken van de ontspanner kort voor de
hoofdflits wordt afgegeven, vernauwen zich de pupillen van de personen die
in de richting van de camera kijken. Hiermee wordt het „rode-ogen-effect“
verminderd.
HANDMATIGE FLITSINSCHAKELING –
Voor tegenlichtopnamen waarbij uw hoofdobject niet formaatvullend is of
zich in de schaduw bevindt, of in het geval dat u grote contrasten (bijv. bij
direct zonlicht) wilt afzwakken (invulflitsen).
Zolang dit programma geactiveerd is, wordt het flitsapparaat, onafhankelijk
van de heersende lichtomstandigheden voor elke opname ingeschakeld;
voor het overige komen de functies precies overeen met die van de automa-
tische flitsinschakeling.
In dit geval wordt het flitsvermogen geregeld aan de hand van de gemeten
helderheid buiten: Bij slecht licht zoals bij het automatische programma, met
toenemende helderheid echter met minder vermogen (tot op een maximum
van -1
2
/
3
EV). De flits werkt dan als invulflits om bijv. donkere schaduw op
de voorgrond of objecten in tegenlicht te belichten met als doel een meer
evenwichtige belichting te krijgen.
HANDMATIGE FLITS- EN VOORFLITSINSCHAKELING –
Voor de combinatie van de laatste en hiervoor beschreven situaties, resp.
functies.
AUTOMATISCHE FLITSINSCHAKELING MET LANGERE SLUITERTIJ-
DEN –
Voor een gelijktijdige (lichtere) weergave van vooral een donkere achter-
grond en flitsinvulling voor de voorgrond. Om het risico op bewegingson-
scherpte te minimaliseren, is in de overige programma’s met flitsinschake-
ling de sluitertijd niet langer dan
1
/
30
sec. verlengd. Daarom wordt bij
opnamen met flits de achtergrond, die door de flits niet wordt bereikt, vaak
sterk onderbelicht.
Om rekening te houden met het aanwezige omgevingslicht worden in zulke
opnamesituaties noodzakelijk langere sluitertijden (tot op 30 sec) hier toe-
gestaan.
Opmerking:
De langste sluitertijd die door de camera wordt gebruikt kan worden bepaald
met de AUTO ISO Settings (3.3, zie p. 118).
Mede afhankelijk van de AUTO ISO Settings-instellingen, hoeven langere
sluitertijden niet door de camera ingesteld te worden, omdat in dergelijke
gevallen zijn prioriteit ligt bij het eerst verhogen van de ISO-gevoeligheid.
AUTOMATISCHE FLITS- EN VOORFLITSINSCHAKELING MET
LANGERE SLUITERTIJDEN –
Voor de combinatie van de direct hierboven beschreven situaties, resp.
functies.
135
STUDIO PROGRAMMA –
Dit programma is uitsluitend bedoeld om andere flitsapparaten te activeren,
bijv. studioflitsapparaten uitgerust met een slave-functie (optisch geacti-
veerd door de flits van de camera), d.w.z. dat het niet voor normale flitsop-
namen gebruikt kan worden.
Opmerking:
Ter vermijding van bewogen opnamen met langere sluitertijden in de
,
en -programma´s moet u de camera stabiel houden, d.w.z.
ondersteunen of een statief gebruiken. Als alternatief kunt u een grotere
gevoeligheid kiezen (zie p. 118).
HET FLITSBEREIK
Het praktische flitsbereik is afhankelijk van het ingestelde diafragma en de
ingestelde filmgevoeligheid. Voor goede resultaten is het belangrijk dat het
hoofdobject zich binnen het flitsbereik bevindt. Zie hiervoor de volgende
tabel.
Gevoeligheid Maximaal flitsbereik
1
ISO 100 2,0m/6ft
ISO 200 2,8m/9ft
ISO 400 4,0m/13ft
ISO 800 5,6m/18ft
ISO 1600 8,0m/26ft
ISO 3200 11m/36ft
ISO 6400 16 m/53ft
ISO 12500 22 m/73ft
1
Bereiken gebaseerd op diafragma-instelling op 2.8. Bij andere diafragma-instellingen zijn de
bereiken dienovereenkomstig kleiner.
SYNCHRONISATIE OP HET EINDE VAN DE BELICHTINGSTIJD
De belichting van flitsopnamen vindt plaats met twee lichtbronnen, de aan-
wezige – en het flitslicht. De uitsluitend of overwegend door het flitslicht
belichte objectdelen worden daarbij door de uitzonderlijk snelle lichtimpuls
bijna altijd (bij correcte scherpstelling) gestoken scherp weergegeven. Daar-
entegen worden alle andere objectdelen – namelijk de delen die voldoende
door het aanwezige licht zijn belicht, resp. zelf oplichten – in hetzelfde beeld
met wisselende scherpte afgebeeld.
Of deze objectdelen scherp of onduidelijk worden weergegeven, resp. hoe
groot de „vaagheid” is, wordt door twee onafhankelijke factoren bepaald.
1. De lengte van de belichtingstijd, d.w.z. hoe lang deze objectdelen op de
sensor „inwerken”, en
2. Hoe snel deze objectdelen – of ook de camera zelf – tijdens de belichting
bewegen.
Hoe langer de sluiter-/belichtingstijd of hoe sneller de beweging is, hoe dui-
delijker beide elkaar overlappende beeldfragmenten kunnen verschillen.
Bij het gebruikelijke tijdstip van de flitsontsteking aan het begin van de be-
lichting, d.w.z. onmiddellijk nadat de sluiter volledig is geopend, kan dit zelfs
tot schijnbare tegenstellingen leiden, zoals een voertuig dat “ingehaald” lijkt
te worden door de lichtsporen van zijn eigen achterlichten.
De LEICA X-E stelt u in staat tussen dit gebruikelijke flitsontstekingstijdstip
en synchronisatie aan het einde van de belichting te kiezen, d.w.z. onmid-
dellijk voordat de sluiter weer begint te sluiten. Het scherpe beeld bevindt
zich in dit geval aan het einde van de beweging. In het genoemde voorbeeld
zouden de achterlichtsporen het voertuig volgen zoals men zou verwachten.
Deze techniek geeft dus vaak een veel natuurlijker beeld van beweging en
dynamiek.
Selecteer Flash Sync (3.14) in het menu, en de gewenste instelling in het
submenu.
136
Opmerking:
Bij het flitsen met de kortere sluitertijden ontstaat, behalve bij zeer snelle
bewegingen, nauwelijks verschil in beeld tussen twee flitstijdstippen.
FLITS-BELICHTINGSCORRECTIES
Met deze functie kan de flitsbelichting onafhankelijk van de belichting door
het aanwezige licht bewust worden afgezwakt of versterkt, bijv. om bij een
buitenopname in de avond het gezicht van een persoon op de voorgrond te
accentueren, terwijl de lichtsfeer moet worden gehandhaafd.
1. Om flitscompensatie in te stellen, dient u de richtingsknop EV+/- (1.23)
drie keer in te drukken.
• Het betreffende submenu verschijnt.
2. Selecteer de gewenste compensatiewaarde met de linker en rechter rich
-
tingsknoppen (1.24/1.27). Waarden van +3 tot -3EV met
1
/
3
EV stappen
zijn voorhanden.
3. Bevestig de instelling door op de ontspanknop (1.8) of de
MENU/SET
-knop
(1.25) te drukken.
Het belichtingscompensatiesymbool en de ingestelde waarde (2.1.14)
verschijnen.
Opmerkingen:
Een sterkere flitsverlichting die gekozen is met een pluscompensatie,
behoeft een grotere flits-output en vice versa. Daarom beïnvloeden flits-
belichtingscompensaties het flitsbereik min of meer behoorlijk: Een plus-
compensatie verkleint het bereik, een minuscompensatie vergroot het.
De
EV
/richtingsknop wordt tevens gebruikt om de menu's voor belich-
tingsseries op te roepen (zie volgende hoofdstuk) en flits-belichtingscom-
pensatie (zie p. 132). Ze zijn in een oneindige lus geschakeld en daarom
door herhaald indrukken te kiezen.
Een ingestelde compensatie blijft actief totdat het naar ±0 geschakeld
wordt (zie stap 2.), d.w.z. na een aantal opnames en zelfs als de camera
wordt uitgeschakeld.
HET GEBRUIK VAN EXTERNE FLITSAPPARATEN
Met de ISO-flitsschoen (1.11) van de LEICA X-E kunnen ook sterkere externe
flitsapparaten gebruikt worden. We adviseren uitdrukkelijk het gebruik van
specifiek hiervoor ontworpen apparaten zoals de LEICA SF 24D (zie p. 153).
Zodra er een extern flitsapparaat wordt aangesloten, en als er flitsprogram
-
ma's met voorflitsfunctie ( / / ) zijn ingesteld, worden deze
aangepast aan dezelfde programma's zonder voorflits ( / / ) en
dienovereenkomstig weergegeven.
Bij het verwijderen van het flitsapparaat wordt de camera echter weer in het
oorspronkelijke ingestelde programma teruggeschakeld.
Op de LEICA SF 24D, moet voor automatische regeling door de camera
het programma
TTL/GNC
zijn ingesteld. Bij instelling op
A
worden meer en
minder dan gemiddeld lichte objecten evt. niet optimaal belicht. Bij instelling
op
M
, moet de flitsbelichting door instelling van een gedeelde flitsstand op
de diafragma-en afstandswaarde worden afgestemd die door de camera is
ingesteld.
Opmerkingen:
Wanneer een extern flitsapparaat is bevestigd, moet het ook zijn ingescha-
keld, d.w.z. paraat zijn, anders kunnen foutieve belichtingen en foutmel-
dingen van de camera ontstaan.
Gelijktijdig gebruik van de elektronische zoeker EVF 2 (zie p. 152) is niet
mogelijk.
137
OVERIGE FUNCTIES
ZELFONTSPANNER
Met de zelfontspanner kunt naar wens een opname met een vertraging van
2 of 12 sec. maken. Dit is heel handig, bijv. bij groepsopnamen waarbij u zelf
ook in beeld wilt verschijnen of wanneer u bewegingsonscherpte bij het af-
drukken wilt vermijden. In zulke gevallen is het raadzaam de camera op een
statief te bevestigen.
Instelling
1. Druk de linker
richtingsknop in (1.27).
• De betreffende aanduiding verschijnt (2.2.11).
2. In het menu dat verschijnt, selecteert u de gewenste vertraging. Dit kan
ook worden gedaan met de instelring (1.22), de op en neer-richtingknop
-
pen (1.23/1.26), of door herhaaldelijk opnieuw op de linker knop te
blijven drukken
• De indicatie (2.2.11) zal zich aanpassen.
3. Bevestig de instelling door op de sluiterknop (1.8) of de
MENU/SET
-knop
(1.25) te drukken.
Toepassing
Druk de ontspanner (1.8, zie p. 127) voor de opname helemaal in om een
foto te nemen.
De voortgang wordt aangegeven door het knipperen van de zelfontspan
-
ner LED (1.2)
- met 12 sec. vertraging eerst langzaam (1Hz) en sneller (2Hz) in de laat-
ste 2 sec.,
- met 2 sec. vertraging zoals hierboven beschreven voor de laatste 2 sec.
Op het scherm telt een bericht de resterende tijd (2.1.11).
Opmerkingen:
U kunt de zelfontspanner altijd weer herstarten door opnieuw op de ont
-
spanner te drukken.
De zelfontspanner kan alleen worden geannuleerd door met de hoofdscha
-
kelaar een andere modus te kiezen of door de camera uit te schakelen.
Bij ingeschakelde zelfontspanner zijn altijd slechts afzonderlijke opnamen
mogelijk, d.w.z. serie-opnamen (zie p. 104) evenals automatische belich
-
tingsseries (zie p.132) kunnen niet met de zelfontspanner-modus worden
gecombineerd.
138
HET FORMATTEREN VAN DE GEHEUGENKAART
Normaal gesproken is het niet nodig een geheugenkaart die al eens is ge
-
bruikt opnieuw te formatteren (initialiseren). Indien een kaart die nog moet
worden geformatteerd, voor de eerste keer geplaatst wordt, eerst formatte
-
ren. In zulke gevallen verschijnt het Format sub-menu automatisch.
Het is ook raadzaam de geheugenkaart af en toe te formatteren, omdat
bepaalde restbestanden (bijkomende informatie) enige geheugencapaciteit
kunnen opeisen.
Selecteer Format (3.32) in het menu, en bevestig of annuleer het format
-
teren in het submenu.
Opmerkingen:
Eenvoudig formatteren verwijdert de gegevens niet onherroepelijk van
de kaart. Er wordt alleen de directory gewist, waardoor de bestaande
gegevens niet meer bereikbaar zijn. De gegevens kunnen opnieuw worden
bekeken met behulp van passende software. Alleen de gegevens die dan
overschreven worden door het opslaan van nieuwe gegevens worden dan
volledig verwijderd. Hoe dan ook moet u er een gewoonte van maken al
uw foto's op een beveiligde bulk opslagmedium, bijvoorbeeld de harde
schijf van uw computer, te bewaren.
Schakel de LEICA X-E niet uit terwijl de geheugenkaart wordt geformat
-
teerd.
Als de geheugenkaart in een ander apparaat, bijv. een computer is gefor
-
matteerd, moet u deze in de LEICA X-E opnieuw formatteren.
Als de geheugenkaart niet kan worden geformatteerd, dient u uw han
-
delaar of de Leica Informatiedienst (zie voor adres p. 160) om advies te
vragen.
Ook de beveiligde opnamen (zie p.146) worden door het formatteren
gewist.
Als er geen geheugenkaart is ingevoerd, wordt het interne geheugen ge
-
formatteerd.
139
140
WERKING KLEURBEREIK
De vereisten voor kleurweergave kunnen aanmerkelijk verschillen, afhan-
kelijk van de verschillende toepassingsmogelijkheden van uw digitale foto-
bestanden. Om deze reden zijn er verschillende kleurruimten ontwikkeld,
bijvoorbeeld de RGB-norm (red/green/blue) die voor eenvoudig drukwerk
absoluut voldoende is. Voor veeleisendere beeldverwerking met specifieke
programma's, bijv. voor kleurcorrectie, is Adobe© RGB de geëtableerde
standaard in de relevante sectors.
Selecteer Color space (3.26) in het menu en de gewenste instelling in het
submenu.
Opmerkingen:
Als u uw afdrukken bij een groot fotolab, minilab of online fotoservice laat
maken, dient u altijd de sRGB-instelling.
De Adobe RGB-instelling wordt alleen geadviseerd voor beeldbewerking in
volledig gekalibreerde werkomgevingen.
BEELDGEGEVENS VAN HET INTERNE GEHEUGEN NAAR EEN
GEHEUGENKAART KOPIËREN
Dankzij de ca. 110MB intern geheugen kan de LEICA X-E meerdere beelden
opslaan zonder dat er een kaart in de camera zit. Als u deze afbeeldingen
permanent wenst op te slaan, dient u ze echter naar de geheugenkaart te
kopiëren.
Selecteer Copy (3.35) in het menu, en bevestig of annuleer het kopiëren in
het submenu.
NIEUWE MAPNUMMERS AANMAKEN
De LEICA X-E schrijft de beeldnummers in doorlopende volgorde naar de ge
-
heugenkaart. De bijbehorende bestanden worden eerst allemaal in een map
opgeslagen. U kunt echter altijd een nieuwe map aanmaken waarin de vol-
gende opnamen worden opgeslagen, bijv. om ze overzichtelijk te groeperen.
Selecteer Reset Image Numbering (3.22) in het menu en bevestig of an
-
nuleer het resetten in het submenu.
Opmerkingen:
De bestandsnamen (bijv. L1002345.jpg) bestaan uit twee groepen 100 en
2345. De eerste drie cijfers staan voor de betreffende map en de volgende
vier cijfers zijn het volgende beeldnummer in de map. Daardoor is gewaar-
borgd, dat ook na het gebruiken van de functie en het kopiëren van de
gegevens naar een computer geen dubbele bestandsnamen ontstaan.
Als u het mapnummer op 100 wilt resetten, dan kunt u dit doen door de
kaart of het interne geheugen te formatteren en onmiddellijk daarna het
opnamenummer te resetten. Hierdoor wordt ook het opnamenummer
gereset (op 0001).
141
GEBRUIKERSPROFIEL
Met de LEICA X-E kunt u een willekeurige combinatie van menu-instellingen
permanent opslaan, zodat deze bijv. snel en eenvoudig kunnen worden
opgeroepen in herhaaldelijk terugkerende situaties / onderwerpen. Er zijn
in totaal drie geheugenadressen voor zulke combinaties beschikbaar. U kunt
alle menupunten ook weer in de fabrieksinstellingen resetten.
Een profiel aanmaken
1. Stel de gewenste functies in het menu in.
2. Selecteer User Profile (3.38) uit het menu, dan
3. in het submenu Save User Profile,
4. in het tweede submenu het gewenste geheugenadres en
5. bevestig de instelling met een druk op de knop
MENU/SET
(1.25).
Een profiel toepassen
Selecteer User Profile in het menu, en het gewenste geheugenadres in het
submenu.
ALLE MENU-INSTELLINGEN TERUGZETTEN
Selecteer User Profile in het menu, en in het submenu Factory Setting.
Opmerking:
Op standaardwaarden terugzetten zal datum, tijd en taal niet resetten.
BEELDSTABILISATIE
Vooral in situaties met weinig licht kan de sluitertijd te langzaam zijn voor
scherpe beelden, zelfs met de AUTO ISO-functie geactiveerd (zie p. 118). De
LEICA X-E biedt een functie waarmee u ook bij lage sluitersnelheden scherpe
opnamen kunt maken.
Selecteer Image Stabilization in het menu, en de gewenste instelling in het
submenu.
Opmerkingen:
De camera neemt met deze functie automatisch twee foto's achter elkaar:
één met een snellere en één met een tragere sluitertijd (u zult de sluiter
twee keer horen). Dan verwerkt deze de twee opnamen en combineert ze
in één afbeelding d.m.v. digitale beeldverwerking.
Houd de camera dus stil tot de sluiter een tweede keer heeft gereageerd.
Omdat de functie met twee belichtingen werkt, kan deze alleen op stati
-
sche objecten worden toegepast.
Beeldstabilisatie is alleen mogelijk met sluitertijden binnen het bereik van
1
/
4
s. tot
1
/
30
s. en gevoeligheden tot ISO 1600.
WEERGAVEMODUS
WEERGAVEMODUS SELECTEREN
Druk op de PLAY-knop (1.16) om van opname- of menu-instellingsmodus
naar de weergavemodus te starten.
Bovendien kunt u elke foto onmiddellijk na de opname automatisch laten
weergeven.
1. Selecteer Auto Review (3.23), in het menu,
2. in het submenu Duration, en
3. in het betreffende twee submenu de gewenste functie of tijdsduur
4. Om te kiezen of opnamen met of zonder histogram (zie p.127) worden
weergegeven, roept u het eerste submenu weer op, dan
5. selecteer Histogram, en dan
6. de gewenste optie.
Op het scherm wordt het laatste opgenomen beeld getoond en verschij-
nen de indicaties van de weergavefunctie (zie p. 73). Als er geen afbeel-
ding in het interne geheugen en/of de geheugenkaart is opgeslagen
(zie p. 140), verschijnt de melding No valid image to play
Opmerkingen:
Als er een geheugenkaart is ingevoerd (zie p. 82), zullen enkel de af-
beeldingen op de kaart voor weergave toegankelijk zijn, d.w.z. als u een
afbeelding van het interne geheugen wilt bekijken, moet de kaart eerst
worden verwijderd.
De LEICA X-E slaat opnamen op volgens de DCF-norm (Design Rule for
Camera File System).
Opnamen die niet met een LEICA X-E zijn gemaakt, kunnen soms niet
worden weergegeven.
In sommige gevallen is het schermbeeld slechter als gewoonlijk, of het
scherm blijft zelfs volledig zwart, behalve dat de bestandsnaam wordt
weergegeven.
142
OPNAMEN SELECTEREN
U kunt de andere opgeslagen beelden selecteren met ofwel
- de linker- of rechter richtingsknop (1.24/1.27), of
- met behulp van het stelwiel (1.20.)
Links indrukken of naar links draaien toont u de opnamen met lagere num-
mers en rechts indrukken of draaien naar rechts de hogere. Houd de knop-
pen ingedrukt om continu door te scrollen met een snelheid van ca. 2sec.
per beeld.
Na het hoogste en laagste nummer begint de in een oneindige lus gescha-
kelde reeks weer van voren af aan, zodat u alle opnamen in beide richtingen
kunt bereiken.
Het opname- en bestandsnummer verandert dienovereenkomstig.
BEELD VERGROTEN /
GELIJKTIJDIGE WEERGAVE VAN 16 FOTO'S
Met de LEICA X-E kunt u uitsnede van de opname tot 16 x vergroten, om
deze gedetailleerder te bekijken. Omgekeerd is het ook mogelijk om gelijktij-
dig 16 foto's te bekijken, bijvoorbeeld om een overzicht te krijgen, of om de
afbeelding die u zoekt sneller te vinden.
Draai de instelring (1.22) met de klok mee om de foto te vergroten, en tegen
de klokin voorbij aan de normale afmeting om 16 foto's op het scherm te
krijgen.
Met vergrote foto's verschijnen er vermeldingen van de geschatte grootte
van de sectie (2.2.21) en dat het instelwiel nog beschikbaar is voor het
selecteren van andere foto's (2.2.20). Bij de 16-foto-weergave wordt
het eerder op normale grootte bekeken beeld aangegeven met een rood
kader.
143
Opmerkingen:
Hoe meer het beeld wordt vergroot, hoe minder de kwaliteit van de repro-
ductie op het scherm, door de verhoudingsgewijs lagere resolutie.
Opnamen die met een ander type camera zijn gemaakt kunnen eventueel
niet worden vergroot.
Als u een vergrote uitsnede bekijkt en dan aan de instelknop draait, zullen
de volgende opnamen ook als vergrote uitsneden worden weergegeven.
Het histogram (zie p. 127) is niet beschikbaar bij vergrote weergave.
In de 16-foto-weergave functioneert de selectie van andere opnamen net
als bij weergave in normale grootte, behalve dat als u de knoppen ingedrukt
houdt, het scrollen zeer snel gaat.
• De gekozen opname wordt met een rood kader gemarkeerd.
U kunt elke gemarkeerde opname naar normale weergave terugzetten door
de knop met de klok mee te draaien, of met een druk op de knop
MENU/SET
(1.25).
SELECTIE VAN DE UITSNEDE
Als een opname vergroot wordt weergegeven, kunt u de vergrote uitsnede
uit het midden bewegen om bijv. de weergave van details langs de randen
te bekijken.
Gebruik de betreff ende richtingsknoppen om de vergrote uitsnede omhoog,
omlaag, naar links of rechts te bewegen (1.23/1.24/1.26/1.27).
Het scherm 2.2.21 duidt de geschatte locatie aan van de uitsnede in de
foto.
144
OPNAMEN WISSEN
Opnamen op de geheugenkaart en in het interne geheugen kunnen altijd
weer worden gewist. Dit kan nuttig zijn als u de opnamen bijv. op andere
media heeft opgeslagen, als ze niet meer nodig zijn of wanneer u geheugen
op de kaart wilt vrijmaken.
De LEICA X-E biedt u de mogelijkheid naar wens enkele, gelijktijdig meer-
dere of zelfs alle opnamen te wissen.
Opmerkingen:
Als er een geheugenkaart is ingevoerd (zie p. 102), zullen enkel de af-
beeldingen op de kaart voor weergave toegankelijk zijn, d.w.z. als u een
afbeelding van het interne geheugen wilt bekijken, moet de kaart eerst
worden verwijderd.
Beschermde opnamen moeten eerst worden vrijgegeven voordat ze gewist
kunnen worden. Zie p. 146 voor details.
Als u een opname wist, zullen de volgende opnamen in het telwerk (2.2.9)
opnieuw worden genummerd volgens dit patroon: wist u bijvoorbeeld
opname nummer 3, dan krijgt de vorige foto met nummer 4 het nummer
3, nummer 5 krijgt nummer 4, enz. Dit geldt echter niet voor de numme-
ring van de resterende beeldbestanden in de map (2.2.6), die in principe
ongewijzigd blijft.
Belangrijk:
Het wissen van de opnamen is defi nitief. U kunt ze daarna niet meer oproe-
pen. Druk op de knop
DELETE/FOCUS
(1.15) om de wisfunctie op te roepen.
• Het menu Wissen verschijnt.
De volgende acties zijn afhankelijk van of u enkele foto's wilt verwijderen
of alle foto's tegelijkertijd.
Enkele opnamen wissen
1. Selecteer Single en druk op de knop
MENU/SET
(1.25).
Na het wissen verschijnt de volgende foto. Als de opname beschermd
is (zie p. 146), blijft het zichtbaar en This is protected verschijnt een
korte tijd in beeld.
145
Alle opnamen wissen
1. Selecteer All en druk op de knop
MENU/SET
(1.25).
• Een submenu verschijnt.
2. Bevestig of verwerp het proces en druk opnieuw op de knop
MENU/SET.
De melding No valid image to play of het oorspronkelijk aangegeven
beeld verschijnt weer, als het niet onverhoopt is verwijderd. Als er som-
mige foto's zijn beschermd (zie ook volgende sectie), dan verschijnt
er Protected images were not deleted voor een korte tijd, waarna de
eerste foto's weer in beeld verschijnen.
Opmerking:
Als u van gedachten veranderd en geen opnamen wilt wissen, kunt u het wis-
menu verlaten door opnieuw op de knop
DELETE/FOCUS
te drukken.
OPNAMEN BEVEILIGEN/BEVEILIGING OPHEFFEN
De op de geheugenkaart en in het interne geheugen opgeslagen opnamen
kunnen tegen abusievelijk wissen worden beveiligd.
1. Selecteer in het menu Protect (3.34).
Na een korte tijd verschijnt de eerder getoonde foto opnieuw in beeld
samen met een menu. Afhankelijk van de eventuele beveiliging bevat
het menu de opties Unprotect of Protect.
146
2. selecteer de betreff ende optie en
3. bevestig door te drukken op de knop
MENU/SET
(1.25).
Een beschermd beeld wordt aangegeven door het slot-pictogram
(2.2.4).
Opmerkingen:
Als er een geheugenkaart is ingevoerd (zie p. 102) zullen enkel de af-
beeldingen op de kaart voor weergave toegankelijk zijn, d.w.z. als u een
afbeelding van het interne geheugen wilt bekijken, moet de kaart eerst
worden verwijderd.
U kunt naar de normale weergavemodus terugkeren door op Exit te drukken.
Als het menu Beveiligen/Beveiliging opheff en wordt weergegeven, kunt u
de andere opnamen met de linker en rechter richtingsknoppen selecteren
(1.24/1.27).
Ook de beveiligde opnamen (zie p. 139) worden door het formatteren van
het geheugen gewist.
Wanneer wordt geprobeerd beveiligde opnamen te wissen (zie p.146),
verschijnt er op het scherm een waarschuwing. Wilt u deze toch wissen,
verwijder dan de beveiliging zoals hierboven beschreven.
• De schrijfbeveiliging functioneert alleen op deze camera.
Bij SD-geheugenkaarten kunt u abusievelijk wissen verhinderen door de
schakelaar voor schrijfbeveiliging van de kaart (zie p.102) in de LOCK-
stand te zetten.
147
148
WEERGAVE VAN PORTRETFORMAAT
Normaal gesproken worden de opnamen op het scherm weergegeven zoals
ze werden gemaakt, d.w.z. als de camera horizontaal werd gehouden, zal
de weergave ook horizontaal zijn. Bij portretopnamen, waarbij de camera
verticaal werd gehouden, is dit onpraktisch omdat de camera, als deze weer
horizontaal wordt gehouden, de opname niet rechtop zal tonen.
De LEICA X-E heeft hier een oplossing voor.
Selecteer Auto Rotate Display (3.32) en de gewenste instelling in het sub
-
menu.
Als u On selecteert, worden portretformaat opnamen automatisch rechtop
weergegeven.
Opmerkingen:
Portretformaat opnamen die op het scherm worden gedraaid zijn natuur
-
lijk een stuk kleiner.
Deze functie is voor de automatische weergave niet beschikbaar (zie p.
106)
WEERGAVE MET HDMI-APPARATUUR
Met de LEICA X-E kunt u uw foto's met een tv, projector, of monitor met
HDMI-ingang bekijken, waardoor een optimale weergave gegarandeerd is.
Bovendien kunt u uit drie resolutieniveaus kiezen: 1080i, 720p, and 480p.
Instelling
Selecteer HDMI (3.31) in het menu, en de gewenste instelling in het sub
-
menu.
Verbinding maken/afspelen van de opnamen
1. Sluit de HDMI-kabel aan op de camera en de televisie-, monitor of projec-
tor HDMI-aansluitingen.
2. Doe de TV, het scherm of de projector aan en selecteer HDMI input.
3. Schakel de camera aan en druk op de knop
PLAY
(1.16.) om de weergave-
modus in te stellen.
Opmerkingen:
U hebt een HDMI-kabel nodig voor de verbinding met een tv, monitor of
projector. Gebruik alleen de kabel die als toebehoren van Leica voor deze
camera wordt aangeboden (zie p. 153)
Als de maximale resolutie van de TV, het scherm of de projector lager is
dan het geselecteerde niveau op de camera, zal hij automatisch naar de
maximale resolutie van het aangesloten toestel omschakelen. Bijvoor-
beeld, als u 1080i instelt op de camera en de verbonden unit heeft een
maximum van 480p, zal de camera automatisch 480p toepassen.
De vereiste instellingen van de tv, projector of monitor kunt u aan de be-
treffende handleiding ontlenen.
Het beeld op het externe scherm zal de informatie niet weergeven die u
op het scherm van de camera ziet.
149
ANDERE ZAKEN
GEGEVENSOVERDRACHT NAAR EEN PC
De LEICA X-E is compatibel met de volgende besturingssystemen:
Microsoft®: Windows® XP / Vista® / 7®
Apple® Macintosh®: Mac® OS X (10.4) en hoger
De LEICA X-E heeft een USB 2.0 High Speed aansluiting voor de gegevens-
overdracht naar de pc. Dit maakt zeer snelle gegevensoverdracht naar com-
puters met hetzelfde type aansluiting mogelijk. De computer die u gebruikt
moet een USB-poort hebben (voor een directe verbinding met de LEICA X-E)
of een kaartlezer voor SD/SDHC/SDXC-kaarten (inclusief UHS I standaard
types).
GEGEVENSOVERDRACHT MET DE CAMERA ALS WISSELSTATION
Met Windows bedrijfssystemen:
Als de LEICA X-E met een USB-kabel aan de pc is bevestigd, zal het be-
drijfssysteem een wisselstation herkennen en een stationsletter toewijzen.
Gebruik de Windows Verkenner om de beeldgegevens naar uw pc over te
dragen en op te slaan.
Met Mac bedrijfssysteem:
Als de LEICA X-E met een USB-kabel aan de computer is bevestigd, zal de
geheugenkaart als opslagmedium op het bureaublad verschijnen. Gebruik
de Finder om de beeldgegevens naar uw computer over te dragen en op te
slaan.
Belangrijk:
Gebruik uitsluitend de meegeleverde USB-kabel (D).
Zolang gegevens van de LEICA X-E naar de computer worden gekopieerd,
mag in geen geval de verbinding worden verbroken door de USB-kabel
eruit te trekken. De computer en/of de LEICA X-E kunnen vastlopen en de
geheugenkaart kan zelfs onherstelbaar worden beschadigd.
LEICA X-E kan vanwege een lage batterijstand niet worden uitgeschakeld
of zichzelf automatisch uitschakelen terwijl er gegevens van de camera
naar de computer worden overgedragen, omdat dit de computer kan laten
vastlopen. Om dezelfde reden mag de batterij nooit uit de camera worden
verwijderd als de verbinding nog actief is. Als de batterijstand te laag
wordt tijdens de gegevensoverdracht, verschijnt het scherm
INFO
(2.1.26)
en de batterijstandindicatie (2.1.5) gaat knipperen. Stop in dat geval de
gegevensoverdracht, schakel de de LEICA X-E uit (zie p. 104) en laad de
batterij (zie p. 100).
150
KAARTLEZERS AANSLUITEN EN GEGEVENS OVERDRAGEN
De beeldbestanden kunnen op andere computers met een standaard kaart-
lezer voor SD/SDHC(SDXC-geheugenkaarten worden ingelezen (inclusief
UHS standaardtypes). Kaartlezers met een USB-aansluiting zijn beschikbaar
voor computers met USB.
Opmerking:
De LEICA X-E is uitgerust met een geïntegreerde sensor die de positie van
de camera herkent – horizontaal of verticaal (in beide richtingen) – voor elke
foto. Dankzij deze informatie kan de opname altijd automatisch rechtop wor-
den weergegeven, ook als deze naderhand op een computer met het betref-
fende programma wordt afgebeeld.
MET DNG RAW DATA (RUWE GEGEVENS) WERKEN
Als u hebt gekozen voor de gestandaardiseerde en toekomstzekere DNG
(Digital Negative) formaat, heeft u zeer gespecialiseerde software nodig om
de opgeslagen ruwe data om te zetten in optimale kwaliteit, bijvoorbeeld de
professionele Adobe® Photoshop® Lightroom® raw data converter. Het
biedt optimale kwaliteitsalgoritmen voor digitale kleurverwerking, wat afbeel-
dingen produceert met weinig beeldruis en tegelijkertijd een uitzonderlijk
hoge resolutie.
Tijdens het bewerken heeft u de mogelijkheid bepaalde parameters aan te
passen, zoals witbalans. ruisonderdrukking, gradatie, scherpte, etc. om zo-
doende optimale beeldkwaliteit te bereiken.
Adobe® Photoshop® Lightroom® is beschikbaar als gratis download wan-
neer u uw Leica X-E registreert op de Leica Camera AG homepage Verdere
informatie vindt u op de registratiefolder in de cameraverpakking.
INSTALLEREN VAN ADOBE
®
PHOTOSHOP
®
LIGHTROOM
®
Om de installatie te starten, heeft de computer een actieve Internet-verbin-
ding nodig (d.w.z. moet online zijn).
U heeft ook een geldig e-mailadres nodig om de software te activeren.
Houd de vereiste softwarelicentiecode paraat - u zult een antwoordmail van
Leica krijgen als u de software hebt gedownload.
Mocht u ondersteuning nodig hebben voor Adobe® Photoshop® Lightroom®
Home: u vind een supportformulier op de Leica Camera AG homepage in
de 'owners area' waar u uw camera geregistreerd hebt en de software kunt
downloaden.
151
Systeemvereisten
Net als andere software, vraagt elke versie van Adobe® Lightroom® om
verschillende versies van het gebruikte besturingssysteem (Windows / Mac).
Controleer daarom of uw besturingssysteem compatibel is voor u het down-
loaden van Adobe® Lightroom® start.
In sommige Windows-versies kan er een waarschuwing over een ontbre-
kende Windows-signatuur worden gemeld. Negeer de melding en ga verder
met de installatie.
INSTALLEREN VAN FIRMWARE-UPDATES
Leica werkt continu aan de ontwikkeling en optimalisering van haar produc-
ten. Omdat digitale camera's veel functies hebben die elektronisch worden
gestuurd, kunnen sommige verbeteringen en uitbreidingen op een later tijd-
stip op de camera worden geïnstalleerd.
Hiervoor stelt Leica af en toe firmware-updates ter beschikking die u een-
voudig van onze homepage kunt downloaden.
Als u uw camera heeft geregistreerd, zal Leica u over nieuwe updates op de
hoogte houden.
152
ACCESSOIRES
Belangrijk:
Enkel de accessoires gespecificeerd en hieronder beschreven en/of die
gespecificeerd en beschreven zijn door Leica Camera AG mogen worden
gebruikt in deze camera.
Lederen draagtas X
Tas gemaakt van topkwaliteit echt leder (zwart). De tas draagt de camera
in een verticale positie - de camera glijdt in en uit de tas voor gemakkelijk
dragen en foto's maken. Wordt geleverd met een lange riem.
(Bestelnr. 18 755)
Camerabeschermer X
De beschermer geeft vrije toegang tot alle bedieningselementen als de ca-
mera erin zit. De camera kan in de beschermer blijven om foto's te maken.
Gemaakt van topkwaliteit leder (zwart).
(Bestelnr. 18 731)
Paraattas X
Deze hoogwaardige cameratas is gemaakt van plantaardig gelooid rundleer.
Hij beschermt goed, maar blijft spontaan: De camera kan tijdens het foto-
graferen in de tas blijven zitten.
(Bestelnr. 18 754)
Kleine systeemtas
Kleine systeemtas van hoge kwaliteit, waterbestendige zeildoek (zwart).
Draagt de camera plus accessoires zoals handgreep, zoeker en flitser.
(Bestelnr. 18 757)
Polsband X
Contourgevormd, gemaakt van topkwaliteit leder (zwart).
(Bestelnr. 18 713)
Externe Zoekers
Lichtkader-meetzoeker 36mm
Hoogwaardige externe optische zoeker. De lichtkaders geven het beeldveld
weer, zowel voor afstanden tussen 60 cm en oneindig, maar ook tussen de
30 en 60cm.
(Bestelnr. 18 707)
Elektronische meetzoeker EVF 2
De EVF 2 biedt een bijna 100% TTL weergave van het beeldframe met 1.4 Mpixel
resolutie. Dit zorgt voor een precieze en eenvoudigere compositie en te
-
gelijkertijd de beheersing over alle belangrijke beeldparameters. De EVF 2
is vooral handig in verlichtingssituaties die de zichtbaarheid van het beeld-
scherm verminderen en dankzij de scharnierende constructie ook bij opna-
men onder ooghoogte.
(Bestelnr. 18 753)
Beide zoekers zijn gemonteerd op de flitsschoen van de camera, net als - en
dus in plaats van - een externe flitser. Zie p.114/115 voor meer informatie
over de relevante instellingen van het scherm bij gebruik van een externe
zoeker.
153
Handgreep X
Met de handgreep van de LEICA X-E draagt u de camera veilig en comforta-
bel. Deze wordt bevestigd aan de statiefschroefdraad met de kartelschroef
onderaan de handgreep.
(Bestelnr. 18712)
Opmerkingen:
Deze handgreep is speciaal ontworpen voor de Leica X-E en de Leica X1/
X2. Hij kan niet worden bevestigd aan een andere camera vanwege de
verschillende afmetingen en positie van de statiefschroefdraad.
Omdat de handgreep het batterijvak van de camera afdekt, moet deze
worden verwijderd om de batterij of de kaart te verwijderen of vervangen.
Zorg ervoor de geleidepen van de handgreep in lijn te brengen met het
betreffende gat van de camera (1.34) om de camera te beschermen tegen
krassen.
Flitsapparaten
De LEICA SF 24D systeemflitser is bijzonder geschikt vanwege de com-
pacte afmetingen en een vormgeving die bij de camera past. Hij heeft een
permanent bevestigde flitservoet met alle benodigde contacten en is uiterst
gemakkelijk te bedienen.
(Bestelnr. 14 444)
HDMI-kabel
De HDMI-kabel maakt bijzonder snelle overdracht van de beeldgegevens
mogelijk d.m.v. de betreffende HDMI-aansluitingen. Lengte = ca. 1.5m/5ft.
(Bestelnr. 14 491)
VERVANGENDE ONDERDELEN Bestelnr.
Lensdop ............................................................................423-097.001-024
Flitsschoenkapje ............................................................... 423-097.001-026
Leren draagriem ................................................................439-612.060-000
USB-kabel .........................................................................423-089.003-022
Lithium-Ionen-batterij Leica BP-DC 8
1
................................................ 18 706
Batterijdoosje ...................................................................423-089.003-012
LEICA BC-DC8 Oplader (inclusief verwisselbare stekkers) ............ 423-089.803-008
AC-stekker EU ..................................................................423-089.003-014
AC-stekker US/JP ............................................................. 423-089.003-016
AC-stekker UK/HK ...........................................................423-089.003-018
AC-stekker China .............................................................. 423-089.003-020
AC-stekker Korea ..............................................................423-089.003-028
AC-stekker Australië .........................................................423-089.003-030
1
Om zeker te zijn van stroomvoorziening wanneer u de camera voor een langere periode wilt
gebruiken (bijvoorbeeld bij evenementen, op reis, etc.) raden wij u aan altijd een reservebatterij
mee te nemen.
154
VOORZORGSMAATREGELEN EN ONDERHOUD
ALGEMENE VOORZORGSMAATREGELEN
Gebruik de LEICA X-E niet in de onmiddellijke nabijheid van apparatuur
met krachtige magnetische, elektrostatische of elektromagnetische velden
(zoals inductieovens, magnetrons, televisietoestellen, computermonitors,
videogame-consoles, mobiele telefoons en radioapparatuur).
Wanneer u de LEICA X-E op of naast een televisie plaatst, kan het magne-
tisch veld de beeldregistratie storen.
Dit geldt ook voor gebruik naast mobiele telefoons.
Sterke magneetvelden, bijv. die van luidsprekers of grote elektromotoren
kunnen de opgeslagen bestanden beschadigen, resp. de opnamen ver-
storen.
Als de Leica X-E storingen geeft als gevolg van de effecten van elektro-
magnetische velden, verwijder dan de batterij en schakel de camera weer
in. Gebruik de Leica X-E niet in de directe omgeving van radiozenders of
stroomlijnen met hoge spanning.
De magnetische velden kunnen de registratie van foto-opnamen storen.
Bescherm de Leica X-E tegen contact met insectensprays en andere
agressieve chemicaliën. Benzine, verdunner en alcohol mogen niet voor
reiniging worden gebruikt.
Bepaalde chemicaliën en vloeistoffen kunnen de behuizing van de LEICA
X-E, resp. het oppervlak beschadigen.
Omdat rubber en kunststof soms agressieve chemicaliën uitstoten, moeten
ze niet te lang in contact blijven met de Leica X-E. Zorg ervoor dat zand en
stof niet in de Leica X-E kunnen geraken, bijvoorbeeld op het strand.
Zand en stof kunnen de camera en geheugenkaart beschadigen. Wees
vooral voorzichtig bij het plaatsen en verwijderen van de kaart. Zorg er-
voor dat er geen water in de Leica X-E kan komen, bijvoorbeeld wanneer
het sneeuwt of regent, of op het strand.
Vocht kan tot storingen leiden en zelfs permanente schade aan uw LEICA
X-E en geheugenkaart veroorzaken.
Als er spetters zout water op uw LEICA X-E zijn gekomen, bevochtigt u een
zachte doek eerst met leidingwater, wringt deze stevig uit en wist hiermee
de camera af. Daarna met een droge doek grondig afdrogen.
Belangrijk:
Er mogen uitsluitend accessoires met deze camera worden gebruikt die in
deze handleiding worden genoemd en/of door Leica Camera AG zijn gespe-
cificeerd.
BEELDSCHERM
Wanneer de LEICA X-E aan grote temperatuurschommelingen wordt bloot-
gesteld, kan zich condens op het beeldscherm vormen. Wis deze voorzich-
tig met een zachte, droge doek af.
Als de LEICA X-E bij het inschakelen zeer koud is, kan het zoeker-/moni-
torbeeld eerst iets donkerder zijn dan normaal. Als het is opgewarmd, zal
het weer de normale helderheid vertonen.
De productie van het scherm vindt plaats in een zeer nauwkeurig proces.
Zo wordt verzekerd dat van in totaal meer dan 230.000 pixels meer dan
99,995% correct werkt en slechts 0,005% donker blijft of altijd licht is. Dit
is echter geen storing en beïnvloedt de beeldweergave niet nadelig.
155
SENSOR
Hoogtestraling (bijv. bij vluchten) kan pixeldefecten veroorzaken.
CONDENS
Als er condens is ontstaan op of in uw LEICA X-E, dient u de camera uit te
schakelen en ongeveer een uur in een omgeving met kamertemperatuur te
laten staan. Als de temperatuur van de camera aan de kamertemperatuur is
aangepast, zal de condens vanzelf verdwijnen.
ONDERHOUDSINSTRUCTIES
Omdat vuil een voedingsbodem voor micro-organismen vormt, dient u uw ap-
paratuur schoon te houden.
VOOR DE CAMERA
Reinig de LEICA X-E uitsluitend met een zachte, droge doek. Hardnekkig
vuil moet eerst met een sterk verdund schoonmaakmiddel worden be-
vochtigd – en vervolgens met een droge doek worden afgeveegd.
Om vlekken en vingerafdrukken te verwijderen, dient u de camera met een
niet-pluizende doek af te vegen. Vuil dat in moeilijk bereikbare hoeken van
de behuizing vastzit, kunt met een borsteltje verwijderen.
Alle mechanisch werkende lagers en glijvlakken van uw LEICA X-E zijn
gesmeerd. Houd hier rekening mee als u de camera langere tijd niet ge-
bruikt. Om te vermijden dat de smeerpunten gaan verharsen, dient u de
ontspanner van de camera telkens na zo'n drie maanden een paar keer in
te drukken. Wij raden u ook aan de andere bedieningselementen regelma-
tig te bewegen en te gebruiken.
VOOR HET OBJECTIEF
Normaal gesproken voldoet een zacht haren borsteltje om stof van de
buitenste lens te verwijderen. Als er vaster vuil op zit, dient dit voorzichtig
met een volledig schone en zachte doek waar absoluut geen ander mate-
riaal op- of aanzit met cirkelbewegingen van binnen naar buiten te worden
gereinigd. Wij adviseren het gebruik van microvezeldoekjes (verkrijgbaar in
de fotohandel of bij een opticien) die u in een doosje opbergt en die u bij
40°C of lager kunt wassen (zonder wasverzachter en nooit strijken!). Bril-
poetsdoekjes die met chemische producten zijn behandeld, dient u niet te
gebruiken, omdat deze het glas van de lens kunnen beschadigen.
De bij de levering inbegrepen lensdop beschermt de lens tegen onbe-
doelde vingerafdrukken en regen.
VOOR DE BATTERIJ
Oplaadbare lithiumbatterijen produceren stroom d.m.v. interne chemische
reacties. Deze reacties worden ook door de buitentemperatuur en lucht-
vochtigheid beïnvloed. Zeer hoge en lage temperaturen verkorten de levens-
duur van de batterijen.
Verwijder de batterij altijd als u de LEICA X-E langere tijd niet gebruikt.
Anders kan de batterij na enkele weken volledig ontladen, ofwel de span-
ning beduidend verminderen.
Lithiumbatterijen dienen ten dele opgeladen te worden bewaard, d.w.z.
niet volledig ge- of ontladen (op het betreffende scherm (2.1.5/2.2.5).
Bij een zeer lange bewaartijd moet deze ongeveer twee maal per jaar 15
minuten worden geladen om volledige ontlading te voorkomen.
De batterij moet een temperatuur tussen 0°-35°C hebben om te kunnen
worden opgeladen (anders zal de lader niet inschakelen of weer uitscha-
kelen).
156
Houd de batterijcontacten altijd schoon en vrij toegankelijk. Hoewel
lithiumbatterijen bestendig zijn tegen kortsluiting, dienen deze toch tegen
contact met metalen voorwerpen, zoals paperclips of sieraden te worden
beschermd. Een kortgesloten batterij kan zeer heet worden en ernstige
brandwonden veroorzaken.
Als er een batterij valt, controleert dan de behuizing en contacten op
eventuele schade. Het gebruik van een beschadigde batterij kan de LEICA
X-E beschadigen.
• Batterijen hebben slechts een beperkte levensduur.
Verwijder beschadigde batterijen via een verzamelpunt om goed recyclen
te waarborgen.
Gooi de batterijen in geen geval in vuur, omdat ze anders kunnen explo-
deren!
VOOR DE BATTERIJLADER
Wanneer de batterijlader in de buurt van radio-ontvangers wordt gebruikt,
kan de ontvangst worden verstoord. Zorg daarom voor een afstand van
minimaal 1m tussen de apparaten.
Wanneer de batterijlader wordt gebruikt, maakt deze soms geluid (zoe-
men) – dit is normaal en geen storing.
Trek de batterijlader uit de netvoeding als deze niet wordt gebruikt, omdat
ook bij uitgeschakelde camera en niet geplaatste batterij een (zeer ge-
ringe) hoeveelheid stroom wordt gebruikt.
Houd de batterijcontacten altijd schoon en zorg ervoor dat ze geen kort-
sluiting kunnen maken.
VOOR GEHEUGENKAARTEN
Zolang een opname wordt opgeslagen of de geheugenkaart wordt uitgele
-
zen, mag deze niet worden verwijderd en mag de LEICA X-E niet worden
uitgeschakeld en niet aan trillingen worden blootgesteld.
Geheugenkaarten moeten voor de veiligheid in principe uitsluitend in het
meegeleverde antistatische foedraal worden bewaard.
Bewaar geheugenkaarten niet waar ze aan hoge temperaturen, direct zon-
licht, magneetvelden of statische ontlading zijn blootgesteld.
Laat de geheugenkaart niet vallen en buig deze niet, omdat deze anders
beschadigd kan worden en de opgeslagen gegevens verloren kunnen
gaan.
Verwijder de batterij altijd als u de LEICA X-E langere tijd niet gebruikt.
Raak de contacten aan de achterzijde van de geheugenkaart niet aan en
houd ze vrij van vuil, stof en vocht.
Het is ook raadzaam de geheugenkaart af en toe te formatteren, omdat
gewiste bestanden fragmentatie veroorzaken, wat enige geheugencapaci-
teit kan opeisen.
157
OPBERGEN
Als u geen gebruik maakt van de Leica X-E voor een langere periode,
raden wij u aan de camera:
a. uit te schakelen (zie p. 104),
b. haal de memory card eruit (zie p. 102), en
c. verwijder de batterij (zie p. 100) (na maximaal 3 dagen zullen de tijd en
datum verloren gaan, zie p. 102).
Lenzen werken als vergrootglazen als er helder zonlicht op de camera
schijnt. Laat de camera daarom nooit zonder bescherming in helder zon-
licht staan. Gebruik de lensdop en houd de camera in de schaduw (of berg
deze meteen weer in de tas op) om schade aan het binnenwerk van de
camera te voorkomen.
Bewaar de LEICA X-E bij voorkeur in een gesloten en gestoffeerd foedraal,
zodat niets er tegenaan kan schuren en stof op afstand wordt gehouden.
Berg de LEICA X-E op in een droge, geventileerde ruimte, waar geen hoge
temperaturen en hoge vochtigheid optreden. Bij gebruik in een vochtige
omgeving dient hij voor het opbergen volledig vrij gemaakt te zijn van
vochtigheid.
Fototassen die nat geworden zijn, dient u te legen om schade aan uw ap
-
paratuur door vocht en resten van looivloeistof uit het leer te vermijden.
Om schimmel in hete, vochtige, tropenklimaat te voorkomen, dient de
camera zo veel mogelijk aan lucht en licht te worden blootgesteld. Lucht-
dichte tassen en boxen zijn alleen aan te bevelen als er een droogmiddel,
zoals silicaat gel bij in wordt gedaan.
Bewaar de LEICA X-E ter vermijding van schimmelvorming niet voor lan-
gere tijd in de leren tas.
Noteer de serienummers van uw Leica X-E, want die zijn uiterst belangrijk
in geval van verlies.
158
TECHNISCHE GEGEVENS
Cameratype LEICA X-E (Typ 102)
Sensor APS-C-formaat CMOS-sensor (23,6 x 15,7 mm) met 16.5/16.2 Me-
gapixels (in totaal/effectief), beeldverhouding 3:2
Resolutie Selecteerbaar voor het JPEG-formaat: 4928 x 3264 pixels
(16.2M), 4288 x 2856 pixels (12.2M), 3264 x 2160 pixels (7M), 2144 x 1424
pixels (3.1M), 1632 x 1080 pixels (1.8M), DNG: 4944 x 3272 pixels.
Lens Leica Elmarit 24mm f/2.8 Asph. (komt overeen met 36 mm van het
35mm-formaat), 8 lenselementen in 6 groepen, 1 asferisch oppervlak.
Diafragma-instellingen van f/2.8 t/m tot f/16 in 1/3EV-stappen
Kleinste objectveld 18 x 27cm / 7
7
/
8
” x 10
5
/
8
” (vanaf een afstand van
30cm/1ft.).
Beeldbestandsformaten/compressiegraden Selecteerbaar:JPG
Super fine, JPG fine, DNG + JPG S. fine, DNG + JPG fine.
Opslagmedia SD/SDHC/SDHX geheugenkaarten, MultiMedia-kaarten.
Intern buffergeheugen Circa 110MB.
ISO gevoeligheidsinstelling
2
Automatisch, naar keuze met sluitertijd
en/of ISO-gevoeligheidsgrenzen ISO 100, ISO 200, ISO 400, ISO 800, ISO
1600, ISO 3200, ISO 6400, ISO 12500.
Witbalans Selecteerbare modi: Automatisch, voorinstellingen voor dag-
licht, bewolking, halogeenlicht, schaduw, elektronische flits, 2 handmatige
instellingen, handmatige instelling van de kleurtemperatuur, naar keuze met
fijnafstemming van alle instellingen.
Kleurinstellingen Selecteerbaar: Standaard, Levendig, Natuurlijk,
B&W natuurlijk, B&W hoog contrast.
Autofocussysteem Contrast-gebaseerd systeem dat gebruik maakt van
de beeldsensor, optionele AF-assist-lamp voor situaties met weinig licht.
Scherpstelbereik van 30cm/1ft. t/m oneindig. Autofocus of Handma
-
tige afstandsinstelling van 30cm tot oneindig met instelwieltje achterop de
camera, naar keuze met vergrootfunctie als hulpmiddel bij het scherpstellen.
Autofocus meetmethodes 1 veld, 11 velden, spot, gezichtsherkenning.
Belichtingsprogramma’s Geprogrammeerde automatische belichting
(P), programmawissel-optie, tijdautomaat (A), diafragma-automaat (T) en
handmatige instelling (M).
Belichtingsmeting Meerdere velden, centrum-georiënteerd, spot, naar
keuze met histogramweergave voor analyse van helderheidsverdeling.
Belichtingscompensatie ±3EV in
1
/
3
EV-stappen.
Automatische belichtingsserie 3 opnamen met belichtingsintervallen
tot 3EV, instelbaar in
1
/
3
EV-stappen.
Sluitertijden 30 s. tot
1
/
2000
s., in de normale flitsstand van
1
/
30
s, in de
langzame flitsstand vanaf 30 sec.
Serie-opnamen Selecteerbaar: 3fps or 5fps, max. 8 foto's. met constante
beeldfrequentie en DNG + JPG fine.
159
Flitsprogramma's Flitser wordt aan- en uitgeschakeld door hem uit of
in te schuiven, automatische flitsactivering zonder voorflits, handmatige
flitsactivering met en zonder voorflits, automatische flitsactivering met trage
sluitertijden met of zonder voorflits, studiomodus om een externe slave-
flitser te activeren.
Flitsbelichtingscompensatie ±3EV in
1
/
3
EV-stappen.
Werkbereik van het ingebouwde flitsapparaat (bij ISO 100/21°) ca.
0,3-2,0 m/1-6ft., richtgetal 5.
Oplaadtijd van de ingebouwde flitser ca. 5sec. met volledig opgela-
denbatterij.
LCD-Scherm 2,7“ TFT LCD met ca. 230.000 pixels.
Displays zie p. 90
Zelfontspanner Vertraging naar keuze 2 of 12 sec.
Aansluitingen 5-pin mini USB aansluiting 2.0 high-speed voor snelle ge-
gevensoverdracht naar de computer, HDMI-aansluiting voor directe digitale
verbinding met betreffende apparatuur, merkgebonden aansluitschoen voor
externe elektronische meetzoeker Leica EVF 2
1
.
Stroomvoorziening Lithium-ionen batterij, 3,7 V, 1600mAh capaciteit
(volgens CIPA-normen): Ca. 450 opnamen, laadtijd (bij volledige ontlading):
ca. 200 min.
Netvoeding/lader-unit Input: Wisselstroom 100-240 V, 50/60Hz, auto-
matische schakeling.
Behuizing Behuizing in Leica Design gemaakt van stevig, lichtgewicht
magnesium Twee bevestigingsogen van de draagriem. ISO-flitsschoen met
midden- en stuurcontacten voor de aansluiting van externe, sterkere flitsap-
paraten, zoals de LEICA SF 24D en de externe elektronische meetzoeker
Leica EVF 2
1
.
Statief schroefdraad A
1
/
4
DIN 4503 (
1
/
4
“).
Afmetingen (BxHxD) ca. 124 x 69 x 51,5 mm / 4
7
/
8
x 2
11
/
32
x 2
1
/
32
inch
Gewicht ca. 307/345g (met/zonder batterij)
1
Verkrijgbaar als accessoire; zie ook p. 152
2
Volgens CIPA DC-004 Standaard
Constructie en vormgeving aan verandering onderhevig.
160
Leica Product support
Technische vragen over toepassingen met Leica-producten, ook over de
meegeleverde software, worden schriftelijk, telefonisch of per e-mail beant-
woord door de Product Support-afdeling van de Leica Camera AG.
Ook voor koopadvies en het bestellen van handleidingen is dit uw contact-
adres. U kunt uw vragen eveneens d.m.v. het contactformulier op de website
van Leica Camera AG aan ons richten.
Leica Camera AG
Productsupport / Softwaresupport
Am Leitz-Park 5
D-35578 Wetzlar
Telefoon: +49(0)6441-2080-111 /-108
Fax: +49(0)6441-2080-490
Leica klantenservice
Voor het onderhoud van uw Leica-uitrusting en in geval van schade kunt u
gebruik maken van de Customer Care van Leica Camera AG of de reparatie-
service van een Leica-vertegenwoordiging in uw land (voor adressenlijst zie
garantiebewijs).
Leica Camera AG
Customer Care
Am Leitz-Park 5
D-35578 Wetzlar
Telefoon: +49 6441 2080-189
Fax: +49 6441 2080-339

Documenttranscriptie

LEICA X-E Leica Camera AG I Am Leitz-Park 5 I 35578 WETZLAR I DEUTSCHLAND Telefon +49 (0) 6441-2080-0 I Telefax +49 (0) 6441-2080-333 I www.leica-camera.com 93583 IX/14/HW/D Notice d’utilisation | Gebruiksaanwijzing 1.2 1.5 1.1 1.6 1.7 1.8 1.1 1.3 1.40 1.39 1.32a 1.4 1.11c 1.11b 1.11a 1.11 1.4a 1.17 1.18 1.19 1.10 1.32 1.9 1.21 1.30 1.15 1.14 EV +/- 1.22 MENU /SET 1.13 1.31 AF/MF 1.12 1.35 1.29 1.28 1.27 1.26 1.25 1.24 1.23 1.34 1.38a 1.38 1.20 1.16 1.33 Marque du Groupe Leica Camera / ® Marque déposée Handelsmerk van de Leica Camera Groep / ® Geregistreerd handelsmerk © 2012 Leica Camera AG 1.36 1.37 1.42 1.41 LEICA X-E Notice d’utilisation Nederlandse Gebruiksanwijzing pagina 82 - 164 VOORWOORD LEVERINGSOMVANG Geachte klant Alvorens u uw LEICA X-E voor het eerst gebruikt, geven wij het advies te controleren of de meegeleverde apparatuur compleet is. We wensen u veel plezier en succes toe met uw nieuwe LEICA X-E. De hoogwaardige Leica DC Elmarit 24mm f/2.8 Asph. lens biedt excellente beeldkwaliteit. Dankzij de volledig automatische belichtingsregeling en de automatische flitser biedt de LEICA X-E ongecompliceerd fotograferen. U kunt als alternatief de beeldcompositie altijd zelf overnemen met de handmatige instellingen. U kunt uit talloze speciale functies kiezen om de beeldkwaliteit ook in moeilijke belichtingssituaties te verbeteren. Lees deze instructies zorgvuldig door om maximaal profijt te trekken van de mogelijkheden van uw LEICA X-E. A. Batterij Leica BP-DC 8 (bestelnr. 18 706) B. Batterijhouder (bestelnr. 423-089.003-012) C. Batterijlader Leica BC-DC8 met verwisselbare stekkers (bestelnr. 423-089.003-008) D. USB cord (bestelnr.. 423-089.003-022) E. Lederen draagriem (bestelnr. 439-612.060-000) F. Lensdop (bestelnr. 423-097.001-024) G. Flitsschoenbeschermer (bestelnr. 439-097.001-026) H. Camera registratiekaart met TAN voor het downloaden van Adobe® Photoshop® Lightroom® (na registratie van de camera op de Leica Camera AG homepage) De productiedatum van uw camera vindt u op de stickers in de garantiekaart ofwel op de verpakking. De schrijfwijze is: jaar/maand/ dag. Deze handleiding is op 100% chloorvrij gebleekt papier gedrukt in een hoogwaardig productieproces dat het water beschermd en milieuvriendelijk is. 84 WETTELIJKE KENNISGEVING De CE-identificatie van onze productdocumentatie voldoet aan de fundamentele vereisten van de geldige EU richtlijnen. • Let op dat u zich aan de auteursrechten houdt. Het opnemen en publiceren van bestaande opnames op media zoals banden, cd's, dvd's en ander gepubliceerd of uitgezonden materiaal kan een overtreding van de auteursrechten betekenen. WAARSCHUWINGEN • Modern elektronische componenten reageren gevoelig op elektrostatische ontlading. Omdat mensen gemakkelijk met tienduizenden volts kunnen worden geladen, door bijvoorbeeld over synthetisch tapijt te lopen, kan er een ontlading plaatsvinden als u uw LEICA X3 aanraakt, vooral als deze zich op een geleidend oppervlak bevindt. Als enkel de camerabehuizing wordt aangeraakt, is deze ontlading onschadelijk voor de elektronica. Ondanks de ingebouwde beveiligingscircuits dienen de buitencontacten, zoals de contacten in de camerabodem, echter om veiligheidsredenen indien mogelijk nooit worden aangeraakt. Om deze contacten te reinigen, dient u geen optische microvezeldoekjes (synthetisch) te gebruiken; katoenen of linnen doekjes zijn beter geschikt. Om deze contacten te reinigen, dient u geen optische microvezeldoekjes (synthetisch) te gebruiken; katoenen of linnen doekjes zijn beter geschikt. Alvorens u de contacten aanraakt, dient u zichzelf elektrostatisch te ontladen door een verwarmingsof waterleiding aan te raken (of ander geleidend en geaard materiaal). U kunt vervuiling en oxidatie van de contacten voorkomen door uw LEICA X-E op een droge plaats op te bergen met de lensdop op de lens. • Gebruik uitsluitend aanbevolen toebehoren om storingen, kortsluiting of elektrische schok te voorkomen. • Probeer niet zelf delen van de behuizing te verwijderen (deksels); gespecialiseerde reparatie kan alleen bij geautoriseerde service centers worden uitgevoerd. • Dit betreft ook alle meegeleverde software. • De SD, HDMI, en USB logo's zijn geregistreerde handelsmerken. • Andere namen, merk- of productnamen die in dit handboek worden genoemd, zijn handelsmerken of geregistreerde handelsmerken van de betreffende ondernemingen. VERWIJDEREN VAN ELEKTRISCHE OF ELEKTRONISCHE APPARATUUR (Toepasselijk binnen de EU en in andere Europese landen met gescheiden recyclingsystemen) Dit toestel bevat elektrische en/of elektronische componenten en mag daarom niet in het huishoudelijk afval worden gegooid! In plaats daarvan dient het op een officieel verzamelpunt te worden ingeleverd. Dat is gratis. Als het toestel zelf vervangbare (oplaadbare) batterijen bevat, dienen deze eerst te worden verwijderd en, indien nodig, eveneens volgens de geldende regelingen. De lokale autoriteiten, afvalverwerkende bedrijven of de winkel waar u het toestel heeft gekocht, kunnen u meer informatie hierover geven. 85 INHOUDSOPGAVE Voorwoord ...................................................... 84 Leveringsomvang............................................. 84 CE Notice ...................................................... 85 Waarschuwingen.............................................. 85 Wettelijke kennisgeving.................................... 85 Verwijderen van elektrische of elektronische apparatuur.................................................... 85 Aanduiding van de onderdelen......................... 88 Displays In de opnamemodus..................................... 90 In weergavemodus....................................... 93 De menupunten............................................... 94 Quick guide..................................................... 95 Gedetailleerde instructies Voorbereidingen Aanbrengen van de draagriem.................... 96 Opladen van de batterij.............................. 96 De batterij invoeren en verwijderen / De geheugenkaart invoeren en verwijderen.............................................. 100 De belangrijkste instellingen/ bedieningselementen De camera aan/uit zetten / Het selecteren van de belichtingsfrequentie....104 Opname- en weergavemodi kiezen...........105 Ontspanner..............................................107 Menubediening........................................108 Voorkeuze-instellingen Standaard camera-instellingen............112 Menu taal...........................................112 Datum ...............................................112 Tijd ....................................................112 Automatische stand-by modus............113 Knopbevestiging (respons) en sluitergeluiden...............................113 Instellingen beeldscherm en elektronische zoeker...........................114 Omschakelen van displaysets...........114  Vastleggen van het LCD-scherm als het enige display voor het bekijken van afbeeldingen..............................114 Uitschakelen van het LCD-scherm....115 Helderheid en kleurweergave...........115 Schermuitschakeling........................115 Standaard foto-instellingen JPEG resolutie.......................................116 Bestandsformaat / compressiegraad.....116 Witbalans..............................................116 Vaste standaardinstellingen................116 Handmatige instelling door meting......117 Directe instelling kleurtemperatuur.....117 Fijnafstemmen van de witbalansinstellingen..........................117 ISO gevoeligheid....................................118 Beeldeigenschappen/contrast, scherpte, kleurverzadiging.....................118 Kleurweergave.......................................119 86 De opnamemodus Scherpstellen........................................... 120 Automatische scherpstelling.................. 121 AF Assist-lampje................................. 121 AF-meetprogramma's......................... 122 1 veldmodus ................................... 122 11 veldmodus.................................. 123 Spot-programma.............................. 123 Gezichtsdetectieprogramma............ 124 Handmatig scherpstellen.................... 124 Handmatige scherpstelassist-functie...125 Belichtingsmeting en -regeling Programma's voor belichtingsmeting.... 126 Multi-veldmeting........................... 126 Center-georiënteerd meten .......... 126 Spotmeten ................................... 126 Het histogram.................................. 126 Belichtingsregeling........................... 127 Geprogrammeerde automatische belichting................ 128 Programmawissel-modus.............. 128 Diafragma-automaat..................... 129 Tijdautomaat................................. 129 Handmatig programma................. 130 Meetwaardegeheugen................... 130 Belichtingscompensatie................ 131 Automatische belichtingsserie....... 132 Flitsopnamen Opnamen maken met het ingebouwde flitsapparaat.............................................134 Flitsprogramma's.....................................134 Automatische flitsinschakeling ..............134 Automatische flitsinschakeling met voorflits..........................................135 Handmatige flitsinschakeling ................135 Handmatige flits- en voorflitsinschakeling ..135 Automatische flitsinschakeling met langere sluitertijden ..............................135 Automatische flits- en voorflitsinschakeling met langere sluitertijden ..........................................135 Studio programma.................................136 Het flitsbereik..........................................136 Synchronisatie op het einde van de belichtingstijd...............................136 Flits-belichtingscompensatie....................137 Het gebruik van externe flitsapparaten......137 Overige functies Zelfontspanner.........................................138 Het formatteren van de geheugenkaart.....139 Werking kleurbereik..................................140 Beeldgegevens van het interne geheugen naar een geheugenkaart kopiëren...................................................140 Nieuwe mapnummers aanmaken..............140 Gebruikersprofiel......................................141 Beeldstabilisatie.......................................141 Weergavemodus Weergavemodus selecteren......................142 Opnamen selecteren................................143 Beeld vergroten / gelijktijdige weergave van 16 foto's............................143 Selectie van de uitsnede...........................144 Opnamen wissen......................................145 Opnamen beveiligen/beveiliging opheffen.146 Weergave van portretformaat...................148 Weergave met HDMI-apparatuur...............148 Andere zaken Gegevensoverdracht naar een pc..............149 Gegevensoverdracht met de camera als wisselstation��������������������� 149 Kaartlezers aansluiten en gegevens overdragen...............................150 Met DNG raw data (ruwe gegevens) werken ....................................................150 Installeren van Adobe® Photoshop® Lightroom®.............................................150 Installeren van firmware-updates..............151 Accessoires Lederen draagtas X.....................................152 Camerabeschermer X..................................152 Paraattas X.................................................152 Kleine systeemtas.......................................152 Polsband X..................................................152 Lichtkader-meetzoeker 36mm.....................152 Elektronische meetzoeker EVF ...................152 Handgreep X...............................................153 Flitsapparaten.............................................153 HDMI-kabel.................................................153 Vervangende onderdelen................................153 Voorzorgsmaatregelen en onderhoud Algemene voorzorgsmaatregelen.................154 Onderhoudsinstructies................................155 Voor de camera........................................155 Voor het objectief.....................................155 Voor de batterij........................................155 Voor de batterijlader.................................156 Voor geheugenkaarten..............................156 Opbergen....................................................157 Technische gegevens.....................................158 Leica Information Service...............................161 Leica Customer Care.....................................161 87 AANDUIDING VAN DE ONDERDELEN ACHTERAANZICHT 1.12 INFO-knop voor - het selecteren van schermweergaven in opname en kijkmodus - handmatig terugverplaatsen van AF meetkader naar het centrum - het oproepen van scherm voor ingestelde resolutie, compressie, witbalans, en beeld stabilisatie-status FRONTAANZICHT (optionele handgreep bevestigd en flitser ingeklapt) 1.1 Bevestigingsogen van de draagriem. 1.2 Zelfontspanner LED / AF-Assist-licht 1.3 Lens (Na >1 sec. indrukken; verdwijnt na 5 sec.) 1.4 Handgreep meta. a. Stelschroef 1.13 ISO knop om het menu lichtgevoeligheid op te roepen BOVENAANZICHT 1.5 Flitser 1.15 1.14 WB knop om menu witbalans op te roepen 1.6 Beschermring schroefdraad 1.7 Hoofdschakelaar met palposities voor - OFF (camera uitgeschakeld) - S (enkel beeld) - C (continu fotograferen) DELETE / FOCUS knop voor het - oproepen van het menu wissen - oproepen van menu scherptemeting - activeren van AF-meetveldkader 1.16 PLAY knop voor het - activeren van de (continu) weergavemodus - terugkeren naar volledig 1:1 scherm 1.17 Schuifregelaar flitserunit 1.8 Ontspanner 1.18 Aansluiting voor externe elektronische zoeker (deksel verwijderd)1 1.9 Diafragmakeuze met - A positiepal voor automatische diafragmakeuze (diafragma-automaat / programmamodi) 1.19 Status LED focus/belichting (licht alleen op bij vasthouden drukpunt ontspanner, niet bij handmatige instelling van de scherpte) a. Knippert: b. Brandt continu: 1.10 Sluitertijdkeuze met -A  positiepal voor automatische sluitertijd (tijdsautomaat- / programmamodi) Scherpstelling niet mogelijk Scherpte en belichting ingesteld en vergrendeld 1.20 Instelwieltje voor - handmatig scherpstellen - scrollen in menulijst - door opnamegeheugen scrollen 1.11 Flitsschoen met a. Centraal (ontstekings-) contact b. Sturingscontacten c. Gat voor de vergrendelpen 1Uitsluitend 88 voor het gebruik van de Leica EVF2 (zie ook p.152) 1.28 LED indicatie dat gegevens voor weergave worden opgehaald / beeldgegevens worden weggeschreven (verschijnt bij alle modi maar kort; brandt continu als de monitor is uitgeschakeld) 1.21 Klepje van USB en HDMI aansluitingen 1.22 Instelring voor - door menu- en submenulijsten scrollen - instellen waarden belichtingscorrectie, belichtingsserie, flitsbelichtingsserie - door opnamegeheugen scrollen - opnameweergave vergroten/verkleinen 1.29 Beeldscherm AANZICHT VAN RECHTS 1.31 HDMI-aansluiting Kantelknop voor 1.23 - o  proepen belichtingscorrectie-, belichtingsserie- en flitsbelichtingscompensatie-menu's - door menu- en submenulijsten scrollen - door opnamegeheugen scrollen - het verplaatsen van het AF-meetveld 1.24 (klep open) 1.30 USB-aansluiting ONDERAANZICHT 1.32 Batterijvak- / geheugenkaartgleuf-klep met a. Vergrendelingshendel 1.33 Statief schroefdraad A1/4“ DIN 4503 (1/4“) Kantelknop voor - oproepen/instellen van flitsprogramma-menu - submenu's openen - door opnamegeheugen scrollen - het verplaatsen van het AF-meetveld 1.34 Gat voor pen handgreep (klep open) 1.35 Batterijvakvergrendeling 1.36 Batterijvak 1.37 Geheugenkaartgleuf 1.25 MENU/SET-knop voor - oproepen van het menu - menu-instellingen opslaan en submenu's en menu's verlaten 1.26  Kantelknop voor - oproepen van scherpstelmodus-menu - door menu- en submenulijsten scrollen - door opnamegeheugen scrollen - het verplaatsen van het AF-meetveld 1.27  Kantelknop voor - oproepen van zelfontspannermenu - het verlaten van submenu's en menu's zonder de instellingen op te slaan - het verplaatsen van het AF-meetveld BATTERIJLADER 1.38 Batterijvak met a. Contactpunten 1.39 Status-LED 1.40 Uitwisselbare stekker 1.41 Stekker-ontgrendelingsknop (Uitwisselbare stekker verwijderd) 1.42 Contacten 89 DISPLAYS 2.1.1 Belichtingsstand a. P: Geprogrammeerde automatische belichtingsstand b. A: Tijdautomaat c. T: Diafragma-automaat d. M: Handmatige instelling van sluitertijd en diafragma 2.1 IN DE OPNAMEMODUS 2.1.1 2.1.2 2.1.3 2.1.4 2.1.5 2.1.2 Flitsprogramma (voor ingebouwde en externe flitsers, knippert rood als flitser niet gereed is, anders wit) a. b. c. d. e. f. g. 2.1.6 2.1.7 2.1.8 2.1.9 2.1.10 2.1.11 2.1.25 2.1.24 2.1.23 2.1.13 2.1.22 2.1.21 : automatische flitsinschakeling : automatische flitsinschakeling met voorflits : handmatige flitsinschakeling : handmatige flitsinschakeling met voorflits : automatische flitsinschakeling met langere sluitertijden : Automatische flitsinschakeling met voorflits en langere sluitertijden : vast flitsvermogen om de hulpflitsers te activeren 2.1.3 ISO gevoeligheid1 2.1.18 2.1.16 2.1.20 2.1.17 2.1.15 2.1.14 (verschijnt in plaats van 2.1.2 als de flitser uitgeschakeld is; AUTO ISO waarden verschijnen ook wanneer displays uitgeschakeld zijn als de ontspanner wordt ingedrukt) a. b. c. d. e. f. g. h. I. 2.1.12 2.1.19 AUTO ISO 100 200 400 800 1600 3200 6400 12500 2.1.4 Compressiegraad a. JPG Super fine b. JPG fine c. DNG + JPG S. fine d. DNG + JPG fine Opmerking: De hier en in de verdere handleiding afgebeelde display verschijnen allemaal ofwel op het LCD-scherm ofwel in de optioneel verkrijgbare externe elektronische zoeker, indien deze met zijn eigen knop is ingeschakeld. Niettemin hebben deze instructies alleen betrekking op het LCD-scherm. Voor meer informatie over de Leica EVF 2, zie p. 152 en de handleiding van de zoeker. 90 1 Volgens CIPA DC-004 Standaard 2.1.5 Laadniveau batterij a. : Voldoende capaciteit b. : Verminderde capaciteit c. : Onvoldoende capaciteit d. : Vervangen of opnieuw opladen van de batterij noodzakelijk 2.1.17 Sluitertijd 2.1.6 Opnameteller (hoeveelheid resterende foto's) 2.1.18 Lichtschaal (verschijnt bij handmatige instelling onmiddellijk, d.w.z. in de belichtingsprogramma’s T/M, na het aantippen van de ontspanner bij automatische instelling, d.w.z. in de belichtingsprogramma’s P/A, rood na vasthouden drukpunt van de ontspanner bij overschrijding van het minimale of maximale instelbereik met de belichtingsprogramma’s P/T/A, anders wit) (alternatief voor 2.1.19, verschijnt alleen bij handmatige instelling van sluitertijd en diafragma) (bij ontbrekende geheugencapaciteit knippert 0 als waarschuwing) 2.1.19 Afstand / diepte van veldschaal 2.1.7 Indicatie dat de opnamen in het interne geheugen worden opgeslagen (verschijnt alleen bij handmatige scherpstelling, met schaal in meter en feet) (als er geen geheugenkaart is geplaatst) 2.1.20 Diafragmawaarde 2.1.8 Spot-autofocusmeetveld 2.1.10 Indicatie van ingeschakelde spot-belichtingsmeting (verschijnt bij handmatige instelling onmiddellijk, d.w.z. in de belichtingsprogramma’s T/M, na het aantippen van de ontspanner bij automatische instelling, d.w.z. in de belichtingsprogramma’s P/A, rood na vasthouden drukpunt van de ontspanner bij overschrijding van het minimale of maximale instelbereik met de belichtingsprogramma’s P/T/A, anders wit) 2.1.11 Zelfontspanner ingeschakeld/actief 2.1.21 Belichtingscorrectie ingesteld, inclusief correctiewaarde a. b. 2.1.22 Belichting-meetmethode : meting op het midden geconcentreerd a. : multi-veldmeting b. c. : Spotmeten (als alternatief voor 2.1.9) 2.1.9 Normaal autofocusmeetveld (als alternatief voor 2.1.9/2.1.10/2.1.12) (niet bij handmatige instelling van sluitertijd en diafragma) : 2 seconden vertraging : 12 seconden vertraging 2.1.12 Vergrote beelduitsnede uit het midden (verschijnt alleen bij handmatig scherpstellen) 2.1.13 Histogram 2.1.23 Automatische belichtingsserie (verschijnt alleen indien geactiveerd, geel indien flitsapparaat is ingeschakeld, resp. bij sluitertijden langer dan 1/2 sec, anders wit) 2.1.24 Beeldstabilisatie 2.1.25 Scherpstellingsmodus a. AF: Automatische scherpstelling b. MF: Handmatig scherpstellen 2.1.14 Flitsbelichtingscompensatie ingesteld, inclusief compensatiewaarde (verschijnt in het gebied van 2.1.37 met autofocus-modus) 2.1.15 Indicatie van programmawisselfunctie / voor instelling van de langste sluitertijden met de instelknop (verschijnt alleen met geprogrammeerde automatische belichting / alleen wanneer de sluitertijdknop is ingesteld op 2+) 2.1.16 Indicatie dat beide waarden verschoven zijn (verschijnt alleen met programma-automaat en na verschuiving) 91 DISPLAYS 2.1.26 INFO-scherm met instelling van – Resolutie – Bestandsformaat/Compressiegraad 2.1 IN OPNAMEMODUS (zie 2.1.4) – Witbalans (Symbolen met extra *– als fijnafstemming witbalans is ingesteld) a. Geen indicatie: Automatische instelling : voor gloeilamplicht b. : voor daglicht c. : voor elektronenflitsers d. : voor bewolkte hemel e. : voor schaduwsituaties f. : voor handmatige instelling 1 g. : voor handmatige instelling 1 h. : voor instelling kleurtemperatuur i. – Kleurzweem (Voorkeuze-instelling film) – Beeldstabilisatie 92 2.2 2.2.6 Map-/opnamenummer IN WEERGAVEMODUS 2.2.7 Indicatie dat de opnamen in het interne geheugen worden opgeslagen 2.2.1 2.2.2 2.2.3 2.2.4 2.2.5 (als er geen geheugenkaart is geplaatst) 2.2.8 Histogram 2.2.6 2.2.7 2.2.19 2.2.18 (zie punt 2.1.3) 2.2.9 Opnamenummer van serie-opname/totaal aantal opnamen op geplaatste geheugenkaart 2.2.10 ISO gevoeligheid 2.2.17 2.2.16 2.2.15 2.2.14 2.2.13 (zie punt 2.1.3) 2.2.11 Sluitertijd 2.2.8 (zie punt 2.1.17) 2.2.12 Diafragma 2.2.122.2.11 2.2.10 2.2.9 (zie punt 2.1.20) 2.2.13 Flits-belichtingscorrecties (zie punt 2.1.14) 2.2.14 Flitsprogramma 2.2.20 (zie punt 2.1.2) a. Geen indicatie: Opname zonder flits b. c. / / / / : Flitsopname zonder voorflits / : Flitsopname met voorflits 2.2.15 Belichtingsstand (zie 2.1.1) 2.2.21 2.2.16 Belichtingscompensatie (zie 2.1.1) 2.2.17 Witbalans (zie 2.1.26) 2.2.1 Indicatie weergavemodus 2.2.18 Beeldstabilisatie (zie 2.1.24) 2.2.2 Resolutie 2.2.19 Datum en tijd van de getoonde opname 2.2.3 Bestandsformaat /Compressiegraad 2.2.20 Indicatie om het instellingswiel 1.20 te gebruiken voor het veranderen van foto's met vergrote sectie (zie punt 2.1.4) 2.2.4 Beveiligde opname 2.2.21 Positie vergrote sectie in beeld 2.2.5 Laadniveau batterij (zie punt 2.1.5) 93 DE MENUPUNTEN 3.20 Rec. Play Histogram Grafische weergave van de helderheids 127 verdeling 3.21 Play Histogram Grafische weergave van de helderheids 127 verdeling 3.22 Reset Picture Numbering 3.23 Auto Review Automatische weergave van de laatste opname 106 De menupunten Uitleg Blz 3.1 Resolution Bestandsgrootte 116 3.2 Compression Bestandsgrootte / Compressiegraad 116 3.3 AUTO ISO Settings 3.4 Metering Mode Belichtingsmeting 126 3.24 Auto Power Off Automatisch uitschakelen 113 3.5 Continuous Beeldfrequentie serie-opname 104 3.25 Auto LCD Off Scherm/EVF weergave uitschakelen 115 3.6 AF Assist-lamp AF functie bij zwakke verlichting 121 3.26 Color Space Werkkleurruimte 140 3.7 MF Assist Vergroting displayweergave 125 3.27 Date Datumsinstellingen 112 3.8 Image Stabilization Beeldstabilisatie bij camerabewegingen 141 3.28 Time Tijdsinstellingen 112 3.9 Preset Film Instelling overheersende kleur 119 3.29 Shutter Volume Akoestisch sluitergeluid 113 3.10 Sharpening Opnamescherpte 118 3.30 3.11 Saturation Opnameverzadiging 118 3.12 Contrast Beeldcontrast 118 Acoustic Signal Bevestigingsgeluiden Signaal voor geheugenkaart capaciteitslimiet 3.13 Opt. Viewfinder Scherm uit voor externe optische zoeker 3.31 Language Menutaal 112 3.32 Auto Rotate Display Weergave automatisch rechtzetten 148 3.33 HDMI Instellingen diapresentatie 148 Menu wisbeveiliging 146 118 115 Instellingen 140 113 3.14 Flash Sync Flits tijdens begin of einde van de belichting 136 3.34 Protect 3.15 Monitor Brightness Instellingen 115 3.35 3.16 EVF Brightness Instellingen 115 Copy Data transfer vanaf intern geheugen naar kaart 3.17 Monitor Color Adjustment Instellingen 115 3.36 Format bestandsindeling geheugenkaart 139 3.18 EVF Color Adjustment Instellingen 115 3.37 Firmware Version Ter informatie 151 3.38 User Profile Door gebruiker instelbaar profiel 141 3.19 Play on Monitor Instellingen 114 94 140 QUICK GUIDE FOTOGRAFEREN 11. Zet zowel a. snelheid (1.10) als diafragma (1.9) knoppen op A (zie p. 126), b. Scherpstellingsmodus to AF (see p. 120), c. Belichtingsmeteringmodus op (zie p. 126). Houd de volgende onderdelen gereed: • Camera • Batterij (A) • Batterijlader (B) met passende netstekker (C) • Geheugenkaart (niet meegeleverd) Opm.: De hierboven geadviseerde instellingen garanderen eenvoudig, snel en betrouwbaar fotograferen voor uw eerste opnames met de LEICA X-E. Details over de verschillende modi/functies kunt u ontlenen aan de betreffende gedeelten op de aangegeven pagina’s. VOORKEUZE-INSTELLINGEN 1. Verbind de juiste stekker met de batterijlader (zie p. 99). 2. Plaats de batterij (A) in de batterijlader (C) om deze te op te laden (zie p. 99). 3. Verbind de batterijlader met het net (zie p. 99). 4. Zet de hoofdschakelaar (1.7) op OFF (zie p. 104). 5. Plaats de opgeladen batterij in de camera (zie p. 100). 6. Stop de geheugenkaart in de camera (zie p. 102). 7. Verwijder de lensdop (F). 8. Zet de hoofdschakelaar (1.7) op S (zie p. 104). 9. Stel de datum en tijd in (zie p. 112). 10. Stel de gewenste menutaal in (zie p. 112). 12. Druk de ontspanner in (1.8) tot het eerste drukpunt om de scherpstelling en belichtingsmeting te activeren (zie p. 124). 13. Druk de ontspanner volledig in om een opname te maken. OPNAMEN BEKIJKEN 1. Druk op de PLAY-knop (1.16). 2. Druk op de rechter- of linker richtingsknop (1.23/1.27) om andere opnamen te bekijken. OPNAMEN VERGROTEN Draai de instelknop (1.22) naar rechts (met de klokwijzers mee) om de getoonde opname vergroot te bekijken (zie p. 142). OPNAMEN WISSEN Druk op de DELETE/FOCUS-knop (1.15), en selecteer de gewenste functie in het menu dat op het scherm verschijnt. 95 GEDETAILLEERDE INSTRUCTIES OPLADEN VAN DE BATTERIJ De LEICA X-E wordt door een lithium-ionen batterij (A) van energie voorzien. VOORBEREIDINGEN Waarschuwing: • Er mogen uitsluitend batterijladers worden gebruikt die in deze handleiding worden genoemd, ofwel andere batterijladers die door Leica Camera AG zijn gespecificeerd. Het gebruik van andere batterijen die niet zijn goedgekeurd door Leica Camera AG kan schade aan de batterij en / of de camera veroorzaken, en in extreme gevallen een explosie veroorzaken. • Defecte batterijen dienen te worden vernietigd, overeenkomstig de desbetreffende instructies (zie p. 85) bij een verzamelpunt ten behoeve van een goede recycling. AANBRENGEN VAN DE DRAAGRIEM Let op: • Deze batterij mag uitsluitend in de toestellen worden toegepast waar deze voor is ontworpen en mag alleen worden geladen zoals navolgend staat beschreven. • Gebruik van deze batterij in strijd met de voorschriften kan onder bepaalde omstandigheden leiden tot een explosie. • Stel batterijen niet voor langere tijd bloot aan direct zonlicht, hitte of vochtigheid. Plaats de batterij ook nooit in een magnetron en stel deze niet bloot aan hoge druk om het risico van brand of explosie te voorkomen. • Gooi de batterijen in geen geval in vuur, omdat ze anders kunnen exploderen! • Vochtige of natte batterijen mogen in geen enkel geval worden opgeladen of in de camera worden geplaatst. • Houd de batterijcontacten altijd schoon en vrij toegankelijk. Hoewel lithiumbatterijen bestendig zijn tegen kortsluiting, dienen deze toch tegen contact met metalen voorwerpen, zoals paperclips of sieraden te worden beschermd. Een kortgesloten batterij kan zeer warm worden en ernstige brandwonden veroorzaken. 96 • Als er een batterij valt, controleert dan de behuizing en contacten op eventuele schade. Het gebruik van een beschadigde batterij kan ook de camera beschadigen. • Als er geluid, verkleuring, vervorming, oververhitting of een vloeistoflek optreedt, moet de batterij onmiddellijk uit de camera of de batterijlader worden gehaald en worden vervangen. Verder gebruik van deze batterij kan oververhitting, brand en zelfs een explosie veroorzaken. • Als er vloeistof uitlekt of er een brandreuk optreedt, dient u de batterij van hittebronnen verwijderd te houden. De gelekte vloeistof is brandbaar. • Er mogen uitsluitend batterijladers worden gebruikt die in deze handleiding worden genoemd, ofwel andere batterijladers die door Leica Camera AG zijn gespecificeerd. Het gebruik van niet door de Leica Camera AG goedgekeurde batterijladers kan schade aan de batterijen en, in extreme gevallen, ernstig en zelfs levensgevaarlijk letsel veroorzaken. • De meegeleverde lader dient uitsluitend voor het laden van dit batterijtype te worden gebruikt. Probeer deze niet voor andere doeleinden te gebruiken. • Zorg ervoor, dat de gebruikte netcontactdoos vrij toegankelijk is. • Batterij en lader mogen niet worden geopend. Reparaties mogen alleen door geautoriseerde vakbedrijven worden uitgevoerd. • Let op dat batterijen niet in kinderhanden terecht komen. Ingeslikte batterijen kunnen verstikking veroorzaken. Eerste hulp: • Als batterijvloeistof in contact met de ogen komt, is er risico op blindheid. Spoel de ogen onmiddellijk grondig uit met schoon water. Wrijf de ogen niet. Zoek onmiddellijk medische hulp. • Op huid of kleding gelekte vloeistof kan letsel veroorzaken. Was de betroffen gebieden met schoon water. In dit geval hoeft u geen medische hulp te zoeken. 97 • Ook in ideale omstandigheden heeft elke batterij een begrensde levensduur! Na enkele honderden laadcycli merkt u dit aan de beduidend kortere bedrijfsduur. Opmerkingen: • De batterij kan alleen buiten de camera worden opgeladen. • De batterijen moet eerst worden geladen alvorens u de camera voor het eerst gebruikt. • De oplaadbare batterij laadt op zijn beurt een back-up-batterij die permanent in de camera is gemonteerd. Deze back-up-batterij zorgt ervoor dat datum en tijd t/m 2 dagen worden vastgehouden. Als deze back-upbatterij ook ontlaadt, dient deze d.m.v. de vervangbare, opgeladen batterij weer te worden opgeladen. Als de vervangbare batterij geplaatst is, zal de volledige capaciteit van de back-up-batterij zijn hersteld na ca. 60 uur. Voor deze procedure hoeft de camera niet te worden ingeschakeld. U dient in dit geval wel de tijd en de datum opnieuw in te stellen. • De batterij moet een temperatuur tussen 0°-35°C hebben om te kunnen worden opgeladen (anders zal de lader niet inschakelen of weer uitschakelen). • Lithiumbatterijen kunnen altijd en onafhankelijk van de batterijconditie worden opgeladen. Als een batterij bij het begin van het opladen slechts ten dele is ontladen, wordt de volledige oplading sneller bereikt. • Lithiumbatterijen dienen ten dele opgeladen te worden bewaard, d.w.z. niet volledig ge- of ontladen. Bij een zeer lange bewaartijd moeten ze ongeveer eenmaal per jaar 15 minuten worden geladen om volledige ontlading te voorkomen. • Verwijder de batterij als u de camera langere tijd niet gebruikt. Schakel hiervoor van tevoren de camera met de hoofdschakelaar uit (zie p. 104). Anders kan de batterij na enkele weken diep worden ontladen, d.w.z. de spanning daalt sterk, omdat de camera een geringe ruststroom verbruikt (voor de opslag van de instellingen), zelfs wanneer deze is uitgeschakeld. • Tijdens het oplaadproces worden de batterijen en de lader warm. Dit is normaal en geen storing. • Een nieuwe batterij bereikt pas zijn volle capaciteit nadat deze volledig is opgeladen en – door gebruik in de camera - 2 of 3 keer is ontladen. Deze ontladingsprocedure dient ongeveer 25 cycli te worden herhaald. • Oplaadbare lithiumbatterijen produceren stroom d.m.v. interne chemische reacties. Deze reacties worden ook door de buitentemperatuur en luchtvochtigheid beïnvloed. Voor een lange levensduur van de batterij dient u deze niet langdurig aan extreme (hoge of lage) temperaturen (bijv. in een geparkeerde auto in de zomer of de winter) bloot te stellen. 98 Batterijlader voorbereiden (C) U dient de juiste stekker (1.40) voor het lokale stopcontact aan de batterijlader te bevestigen. De batterij in de lader plaatsen 1. Verbind de batterijlader met het net. 2. Plaats de batterij in de oplader door a. hem naar beneden gericht tegen de contacten (1.38a) in het batterijvak te plaatsen en b. naar beneden te drukken, tot hij plat in het vak ligt. Om de stekker te bevestigen wordt de juiste stekker in de lader gedrukt tot deze vastklikt. 1.39 1.40 1.41 1.38a Om de stekker te verwijderen, tegelijkertijd a. druk de vergrendelknop (1.41) en b. trek de verbonden stekker naar boven los uit zijn normale positie. Indicatie oplaadniveau Juiste oplading wordt aangeduid door een rode status-LED (1.39); als de LED groen brandt, is de batterij volledig opgeladen. Opmerking: De batterijlader zal automatisch naar de lokale spanning omschakelen. 99 DE BATTERIJ INVOEREN EN VERWIJDEREN / DE GEHEUGENKAART INVOEREN EN VERWIJDEREN De camera uitzetten (zie ook p. 104) met de hoofdschakelaar (1.7). De batterij plaatsen / verwijderen Plaats de batterij (A) met de contacten in richting van de achterzijde van de camera in het vak. Druk deze zover in het vak (1.36) tot de geveerde, lichtgrijze vergrendelingsschuif (1.35) als beveiliging over de batterij schuift. Het openen van het batterij- / geheugenkaart-vak Draai het vergrendelingsslot (1.32a) kloksgewijs. De geveerde klep (1.32) springt vervolgens zelfstandig open. 1.32a 1.32 100 Ga voor het verwijderen van de batterij in de omgekeerde volgorde te werk. De geveerde, lichtgrijze vergrendelingsschuif in het batterijvak moet voor ontgrendeling van de batterij zijwaarts worden gedrukt. Indicatie batterijcapaciteit De batterijcapaciteit wordt op het scherm weergegeven (zie p. 90, 2.1.5). Opmerkingen: •V  erwijder de batterij als u de camera langere tijd niet gebruikt. Schakel hiervoor van tevoren de camera met de hoofdschakelaar uit (1.7, zie p. 104). •C  irca 3 dagen nadat de capaciteit van een batterij in de camera is uitgeput, moeten datum en tijd opnieuw worden ingesteld (zie p. 112). Belangrijk: Het verwijderen van de batterij terwijl deze is ingeschakeld (zie p. 104) kan tot gevolg hebben dat de instellingen die u in de menu's heeft gemaakt, gewist worden (zie p. 105) en de kaart beschadigd wordt. 101 Plaats de geheugenkaart (B) met de contacten in richting van de batterij in de sleuf (1.37). Schuif deze tegen de veerweerstand in helemaal naar binnen tot deze hoorbaar inklikt. De geheugenkaart invoeren en verwijderen De Leica X-E gebruikt SC, SDHC, of SDXC geheugenkaarten. Deze kaarten hebben een schrijfbeveiliging om te voorkomen dat onbedoeld opnamen worden opgeslagen of verwijderd. Deze schakelaar is als schuif op de nietafgeschuinde kant van de kaart uitgevoerd; in de onderste stand die met LOCK is gemarkeerd, zijn de gegevens beveiligd. SD, SDHC, en SDXC geheugenkaarten zijn verkrijgbaar bij verschillende winkels en met verschillende geheugens en lees/schrijfsnelheden. Ga voor het verwijderen van de geheugenkaart in de omgekeerde volgorde te werk. Voor ontgrendeling moet de kaart – zoals aangegeven op de klep – eerst nog iets verder naar binnen worden geschoven. Opmerking: Raak de contacten van de geheugenkaart niet aan. 102 Het openen van het batterij- / geheugenkaart-compartiment Sluit het batterijvakdeksel (1.32) en draai de vergrendelingshendel (1.32a) tegen de klok in. Opmerkingen: • Als er een geheugenkaart in de camera is geplaatst, zullen de beeldgegevens op de kaart opgeslagen worden. Als er geen kaart is geplaatst, zullen deze gegevens op het interne geheugen geplaatst worden. • Als de geheugenkaart niet in de gleuf kan worden geschoven, dient u te controleren of de kaart goed past. • Het gamma aan beschikbare SD / SDHC / SDXC-kaarten is te uitgebreid, zodat Leica Camera AG niet alle beschikbare types op compatibiliteit en kwaliteit kan testen. Daarom raden wij bijvoorbeeld de "Extreme III"kaarten van het toonaangevende merk "SanDisk" aan. Hoewel er geen schade aan de camera of de kaart te verwachten is bij het gebruik van andere soorten kaarten, kunnen vooral merkloze kaarten soms niet volledig voldoen aan de SD/SDHC/SDXC-standaard en kan Leica Camera AG daarom geen enkele garantie op hun werking geven. • Open het vak niet en verwijder de geheugenkaart of de batterij niet zolang de LED 1.28 aanduidt dat de camera nog naar het geheugen wegschrijft. Anders kunnen de gegevens op de kaart onbruikbaar worden en de camera storingen gaan vertonen. • Omdat elektromagnetische velden, elektrostatische oplading evenals defecten aan de camera en kaart tot beschadiging of verlies van gegevens op de geheugenkaart kunnen leiden, is het raadzaam de gegevens naar een computer te kopiëren en daar op te slaan (zie p. 149) • Om dezelfde reden is het aan te bevelen de kaart in principe altijd in een antistatische box te bewaren. 103 Als de hoofdschakelaar op C wordt gezet, produceert de Leica X-E continu beeld sequenties. Frequenties van 3fps (Low) of 5fps (High) staan ter beschikking. DE BELANGRIJKSTE INSTELLINGEN/BEDIENINGSELEMENTEN DE CAMERA AAN-/UITZETTEN HET SELECTEREN VAN DE BELICHTINGSFREQUENTIE De LEICA X-E wordt met de hoofdschakelaar (1.7) in- en uitgeschakeld. Dit wordt gedaan door deze van OFF in het gewenste programma, bijv. S (single shot), of C (continuous shooting) te zetten. • De afbeelding (2.1) verschijnt op het scherm. Selecteer Continuous (3.5) in het menu, en de gewenste instelling in het submenu. Opmerkingen: • Serie-opnamen zijn niet met flitsgebruik mogelijk. Als de flitsfunctie is geactiveerd, wordt er maar een opname gemaakt. • Als de C-modus en de zelfontspanner (zie p. 138) in combinatie worden gebruikt, zal er maar één opname worden gemaakt. • De maximale frequentie van 5fps wordt alleen bereikt met sluitersnelheden van 1/60s of sneller (1/4s met 3fps). • Onafhankelijk van het aantal foto's in een serie, zullen de PLAY- (zie p. 106) en Auto Review-functies (zie p. 106) altijd de laatste opname het eerst weergeven. De overige opnamen van de serie kunnen door indrukken van de rechter- en/of linkerrand van de kantelknop (1.24/1.27) worden geselecteerd. 1.7 Opmerking: Als u vergeet de lenskap te verwijderen als u de camera aanzet, verschijnt er een melding. Dit gebeurt ook als de camera uit de stand-by-modus wordt geactiveerd (zie p. 113) met de kap nog op de lens. 104 OPNAME- EN WEERGAVEMODI KIEZEN Als u de LEICA X-E inschakelt (zie vorig hoofdstuk), of deze uit de stand-bymodus wordt geactiveerd (zie p. 113) omdat u de ontspanner indrukt (1.8, zie p. 107), zal deze normaal gesproken in de opnamemodus starten (zie p. 120). Om de foto's te bekijken, kunt u kiezen tussen twee modi: 1. PLAY PLAY Onbeperkte weergave 2. Auto review Korte vertoning na het maken van de foto ONBEPERKTE WEERGAVE - PLAY Door het drukken op de knop PLAY (1.16) schakelt u naar de weergavemodus. • De laatst genomen foto verschijnt op het scherm samen met de bijbehorende vensters (zie p. 93). Echter, als het interne geheugen, ofwel een geplaatste kaart, geen afbeeldingen bevat, zal het volgende bericht verschijnen wanneer u overschakelt naar de weergavemodus: No valid image to play. Opmerking: Als u de camera direct in de weergavemodus wilt zetten, kunt u dit doen door de knop PLAY ingedrukt te houden terwijl u hem inschakelt. 105 AUTOMATISCHE WEERGAVE VAN DE LAATSTE OPNAME Als Auto Review is ingeschakeld, zal elke foto direct na de opname op het scherm verschijnen. Op deze wijze kunt u bijv. snel en eenvoudig controleren of de foto gelukt is of herhaald moet worden. Met deze functie kunt u de tijdsduur voor de weergave van de foto vastleggen, bovendien kunt u hiermee de continuweergave inschakelen en of het histogram eveneens dient te worden weergegeven. Opmerking: Als u foto's heeft genomen met behulp van serie-opnamen (zie p. 104) of de automatische belichtingsseries (zie p. 132), dan wordt in beide weergavemodi de laatste foto in de serie als eerste getoond, of de laatste foto die is opgeslagen op de kaart/het interne geheugen, als ze ten tijde van de weergave niet allemaal al van het buffergeheugen van de camera zijn overgedragen. Details over hoe u andere foto's in de serie kunt selecteren en andere opties in de weergavemodus staan beschreven in de secties onder "Review-modus" vanaf p. 142. Selecteer Auto Review (zie p. 108/94, 3.23) in het menu, dan Duration of Histogram in het eerste submenu en de gewenste instelling in het tweede submenu. 106 ONTSPANNER Opmerkingen: • Via het menu kunt u knopbevestigingsgeluiden en sluitergeluiden selecteren, ofwel instellen en kan het geluidsvolume ervan worden aangepast (zie p. 113) • Om bewegingsonscherpte te voorkomen moet de ontspanner gelijkmatig en niet met een trekkende beweging worden ingedrukt. 1.7 De ontspanner (1.7) werkt in twee stappen. Door deze licht in te drukken (tot het eerste drukpunt) worden automatisch scherpstellen, belichtingsmeting en -regeling geactiveerd en de betreffende instellingen/waarden opgeslagen (zie p. 126). Als de camera in de stand-by-modus stond (zie p. 113), zal dit de camera weer activeren en het schermbeeld aanzetten (zie ook p. 114). Houd er rekening dat vóór het volledig indrukken van de ontspanner de scherpstelling/autofocus (voor zover ingeschakeld) en belichtingsmeting moeten zijn voltooid (zie voor details over belichtingsinstellingen, AF en de betreffende indicaties op het scherm pagina's 126, 121, 90, respectievelijk). Door de ontspanner volledig in te drukken, neemt u de foto. 107 MENUBEDIENING De meeste instellingen van de LEICA X-E doet u via het menu. Navigeren in het menu wordt gedaan met de instellingsring (1.22) en de 4 richtingsknoppen (1.23/.24/.26/.27). Het instellingswiel (1.20) kan worden gebruikt als alternatief om snel te scrollen in de menulijst. Opmerking: U kunt de menu's hetzij op het scherm (1.29, zie p.114) of in de elektronische zoeker (zie p.152) bedienen. SCROLLEN IN DE MENULIJST U kunt ervoor kiezen om per punt of per pagina te scrollen. SCROLLEN PER PUNT - Draai ofwel aan de instelring 1.22 (met de klok mee = omlaag, tegen de klok in = omhoog), - of druk op de bovenste (1.23) of onderste (1.26) richtingsknop. HET MENU OPENEN Druk op de knop MENU/SET (1.25). • De menulijst verschijnt. Het actieve menu-punt is omlijst, dat wil zeggen: in rood met witte letters op een zwarte achtergrond. Een rode driehoek aan de rechterkant geeft aan hoe u het betreffende submenu bereikt. Een gele balk aan de rechterkant beweegt mee tijdens het scrollen in de lijst, waardoor gemakkelijk direct te zien is op welke pagina van de menulijst u zich bevindt. SCROLLEN PER PAGINA Draai het stelwiel 1.20 naar rechts (= omlaag) of naar links (= omhoog). 108 HET SUBMENU VAN EEN MENUPUNT OPROEPEN Druk op de rechter richtingsknop (1.24). • De submenulijst verschijnt en is omlijst, d.w.z. rood omrand. Het actieve punt heeft witte letters op een zwarte achtergrond. BEVESTIGEN VAN EEN INSTELLING Druk op de knop MENU/SET (1.25). • Het submenukader verdwijnt en de bevestigde (nieuwe) instelling wordt aan de rechterkant van de actieve menulijst weergegeven. EEN INSTELLING / WAARDE IN EEN SUBMENU KIEZEN Draai aan de instelring (1.22) of druk op de onderste (1.23) of bovenste (1.26) richtingsknop. • Het actieve punt zal in de omlijsting omhoog of omlaag bewegen. OM HET SUBMENU TE VERLATEN ZONDER DAT U EEN INSTELLING HEEFT BEVESTIGD Druk op de linker richtingsknop (1.27) of de ontspanner (1.8). • De submenu-omlijsting verdwijnt en de bestaande (oude) instelling wordt aan de rechterkant van de actieve menulijst weergegeven. 109 MENU VERLATEN Druk ofwel - de knop MENU/SET (1.25), •Het menuscherm keert terug naar de opnamemodus (zie p. 120). - of de ontspanner (1.8), • Het menuscherm keert terug naar de opnamemodus (zie p. 120). - of de knop PLAY (1.16). • Het menuscherm keert terug naar de weergavemodus (zie p. 125). Opmerkingen: • Sommige functies zijn, afhankelijk van andere instellingen, niet beschikbaar; in dit geval wordt het menupunt grijs weergegeven wat betekent dat het niet kan worden geselecteerd. • Het menu opent meestal op de positie van het punt dat het laatst is ingesteld. • Sommige menupunten bevatten nog meer instellingsopties op een tweede submenu-niveau. In deze gevallen staat er een rode driehoek in plaats van een instellingsoptie aan de rechterkant van de lijn. Instellingen op het tweede niveau van de submenu's zijn toegankelijk en worden uitgevoerd zoals hierboven beschreven. Submenu's van het tweede niveau vullen het volledige menuscherm, dat wil zeggen dat de menu-item lijst niet meer op de achtergrond wordt weergegeven. 110 • Een aantal andere functies worden in hoofdzaak op dezelfde wijze geregeld, na te zijn geopend door op de respectievelijke knoppen: - ISO (1.13) voor Gevoeligheid - WB (1.14) voor Witbalans -D  ELETE/FOCUS (1.15) voor het verwijderen van beeldbestanden/selecteren van scherptemetingsmodi (alleen in weergave- ofwel opnamemodus) -E  V+/- (1.23) voor de belichtingscorrectie-, belichtingsserie- en flitsbelichtingscorrectie-instellingen - (1.24) voor selectie van de flitsmodi - AF/MF (1.26) voor selectie van de scherpstelmodi -  (1.27) voor het inschakelen van de zelfontspanner en selecteren van vertragingstijd In tegenstelling tot de menu-items kunt u uw instellingen voor deze functies ook bevestigen met behulp van de ontspanknop (1.8) (door tot het eerste drukpunt te drukken). Zie de betreffende secties voor meer informatie. 111 VOORKEUZE-INSTELLINGEN DATUM De datum kan tussen 2009 en 2099 worden ingesteld. STANDAARD CAMERA-INSTELLINGEN Selecteer Date (3.27) in het menu, dan ofwel Setting of Sequence in het eerste submenu en de gewenste instelling in het tweede submenu. MENU TAAL De volgende talen kunnen worden ingesteld: Duits, Japans, Engels, Frans, Spaans, Italiaans, traditioneel Chinees, vereenvoudigd Chinees, Russisch en Koreaans. In het Setting-submenu kunt u met de instelknop (1.22) of met de omhoog-/omlaagknoppen (1.23/1.26) de getallen en de maand wijzigen en met de rechter en linker richtingsknoppen (1.24/1.27) tussen de drie groepen heen en weer schakelen. Selecteer Language (3.31) in het menu en de gewenste instelling in het submenu. TIJD Selecteer Time (3.28) in het menu, dan ofwel Setting of View in het eerste submenu en de gewenste instelling in het tweede submenu. In het Setting-submenu kunt u met de instelknop (1.22) of met de omhoog/ omlaagknoppen (1.23/1.26) de getallen wijzigen en met de rechter en linker richtingsknoppen (1.24/1.27) tussen de twee groepen heen en weer schakelen. In het View-submenu kunt u het 24-uurs of het 12-uurs formaat selecteren. Opmerking: Zelfs als geen batterij is geplaatst of als deze leeg is blijft de instelling van datum en tijd door een ingebouwde bufferbatterij ongeveer 2 dagen behouden. Daarna moeten datum en tijd, zoals hiervoor beschreven, opnieuw worden ingesteld. 112 KNOPBEVESTIGINGS- (RESPONS) EN SLUITERGELUIDEN Met de LEICA X-E kunt u bepalen of uw instellingen en het verloop van enkele functies door akoestische signalen – er zijn twee volumes – bevestigd moeten worden of dat het gebruik van uw camera en het fotograferen voornamelijk geruisloos verloopt. AUTOMATISCHE STAND-BY MODUS Als deze functie is geactiveerd, zal de camera na afloop van een ingestelde tijd in de standby-modus gaan om energie te besparen. Selecteer Auto Power Off (3.24) in het menu, en de gewenste instelling in het submenu. Voor sluitergeluiden Selecteer Shutter Volume (3.29) in het menu, en de gewenste instelling in het submenu: Off, Low, of High. Opmerking: Ook wanneer de camera zich in de paraatstand bevindt, kan deze altijd door indrukken van de ontspanner (1.8) of door uit- en inschakelen met de hoofdschakelaar (1.7) weer in gebruik worden genomen. Voor bevestiging van knopdrukken en limietgeluiden van de geheugenkaart Selecteer Acoustic Signal (3.30) in het menu, dan in het eerste submenu Volume en in het tweede submenu: Off, Low, of High. De geluiden die als bevestiging van een knopdruk dienen en om capaciteitslimiet van de geheugenkaart aan te duiden, kunnen apart in de betreffende submenu's Keyclick en SD card full worden ingesteld. 113 Opmerkingen: • Mode d. is alleen beschikbaar als deze eerder is ingesteld in het menu; zie het volgende hoofdstuk. • In de opnamemodus kunt u de knop INFO ≥1s ingedrukt houden om een scherm met vijf belangrijke instellingen op te roepen (2.1.26, zie p. 92). INSTELLINGEN BEELDSCHERM EN ELEKTRONISCHE ZOEKER Opmerking: Het LCD-scherm en de optionele elektronische zoeker geven een identiek beeld weer. Waarop het beeld wordt weergegeven is afhankelijk van de zoeker en of deze met zijn eigen knop aan of uit is gezet. De betreffende instellingen blijven actief, ook als - de camera zichzelf automatisch in stand-by modus zet (zie p.113), - de camera wordt uitgeschakeld met de hoofdschakelaar (zie p. 104), of - de batterij wordt verwijderd (zie p. 100). Zie voor meer informatie over de Leica EVF 2 (verkrijgbaar als accessoire, zie p. 152) de handleiding van de meetzoeker. VASTLEGGEN VAN HET LCD-SCHERM ALS HET ENIGE DISPLAY VOOR HET BEKIJKEN VAN AFBEELDINGEN U kunt bepalen dat het LCD-scherm automatisch wordt ingeschakeld telkens wanneer u op de knop PLAY (1.16) drukt om afbeeldingen te bekijken, zelfs als de Leica EVF 2 wordt gebruikt. Selecteer in het menu Play on Monitor (3.19), en in het submenu On zodat het scherm altijd in de weergavemodus wordt ingeschakeld, of Off als u in plaats daarvan de EVF 2 wenst te gebruiken (als het is ingeschakeld, zie hierboven en in de handleiding van de meetzoeker). OMSCHAKELEN VAN DISPLAYSETS Selecteer de gewenste optie met de INFO-knop (1.12). Scroll door de verscheidene opties (in een oneindige lus) door op de knop te drukken. Opmerking: Deze functie werkt alleen in de modus PLAY, niet in de modus Auto Review, d.w.z. ongeachtof de Play on Monitor is ingeschakeld - als de EVF 2 en Auto Review (zie p. 106) ingeschakeld zijn, worden de afbeeldingen in de zoeker weergegeven. De volgorde: In de opnamemodus a. alle displays (zie p. 90, plus histogram indien ingesteld, zie p. 127) b. alleen standaard belichtingsinstellingen (zie p. 90) en AF en belichtingsmeetvelden c. b. met rasterlijnen (plus histogram indien ingesteld, zie p. 127) d. m  onitor uitgeschakeld (In dat geval brandt de LED 1.28 continu als indicatie) In weergavemodus a. alle displays (zie p. 93, plus histogram indien ingesteld, zie p. 127) b. alleen standaard belichtingsinstellingen (zie p. 93) 114 SCHERMUITSCHAKELING LCD-SCHERM EN ELEKTRONISCHE ZOEKER Als deze functie is geactiveerd, zal de camera na afloop van een ingestelde tijd het LCD-scherm, ofwel de eventueel aangesloten EVF uitzetten. Dit bespaart niet alleen energie, maar vermindert ook de warmte die door het scherm wordt opgewekt. UITSCHAKELEN VAN HET LCD-SCHERM Bij gebruik van de optionele externe optische meetzoeker (zie p. 152) kan het lcd-scherm storend werken. Om dit te verhinderen, kunt u het scherm in de opnamemodus volledig uitschakelen. Selecteer Opt. Viewfinder (3.13) in het menu en in het submenu On om het scherm uit te zetten, of Off om het aan te zetten. Selecteer Auto LCD Off (3.25) in het menu, en de gewenste instelling in het submenu. Opmerking: Ook als het scherm in dit menu is uitgeschakeld, zal het toch altijd inschakelen als u naar de weergavemodus gaat, en voor menuselectie. HELDERHEID EN KLEURWEERGAVE Om een ​​perfecte zichtbaarheid te garanderen en om aan te passen aan verschillend omgevingslicht kunnen de helderheid en de kleurweergave van zowel het lcdscherm alsook de optionele externe elektronische zoeker worden aangepast. Om helderheid in te stellen Selecteer Monitor Brightness (3.15) of EVF Brightness (3.16) in het menu, en dan in de betreffende submenu's een van de vijf niveaus. Voor kleurinstellingen 1. 1  . Selecteer Monitor Color Adjustment (3.17) of EVF Color Adjustment (3.18) in het menu. • Er wordt een afbeelding weergegeven met een kruis er overheen. De einden van het kruis zijn met de kleuren geel, groen, blauw en magenta gemarkeerd, wat de mogelijke instellingen aanduidt. 2. G  ebruik de richtingsknoppen om de oorspronkelijk in het midden geplaatste cursor in de gewenste richting te bewegen; elke willekeurige instelling in het schermgebied is mogelijk. • De kleurweergave van het scherm verandert met de instelling. 115 WITBALANS In de digitale fotografie zorgt de witbalans voor een neutrale, d.w.z. natuurgetrouwe kleurweergave bij elk type licht. De kleur die als wit moet worden weergegeven, wordt vooraf op de camera ingesteld. U kunt kiezen uit meerdere voorinstellingen, automatische witbalans, twee vaste handmatige instellingen en de instelling van een directe kleurtemperatuur. Bovendien heeft u de mogelijkheid de instellingen precies op de heersende opname-omstandigheden en/of uw eigen ideeën in te stellen. STANDAARD FOTO-INSTELLINGEN JPEG RESOLUTIE Als u een van de JPG-formaten heeft geselecteerd (zie volgend hoofdstuk) kunt u de opname in 4 verschillende resoluties (aantal pixels) wegschrijven. Hiermee kunt u de opnamen precies afstemmen op het beoogde doel en/of de voorhanden capaciteit van de geheugenkaart. Selecteer Resolution (3.1) in het menu en de gewenste instelling in het submenu. Vaste standaardinstellingen Druk de WB-knop in (1.14), in het menu dat op het scherm verschijnt, selecteer AWB voor automatische setting, of (voor gloeilicht), (voor opnamen buiten in zonlicht), (voor flitslicht), (voor opnamen buiten met bewolking), (voor opnamen buiten van voorwerpen in de schaduw). Opmerking: Raw opnamen (DNG-formaat) worden altijd met de hoogste resolutie weggeschreven, onafhankelijk van de instellingen voor JPG-opnamen. BESTANDSFORMAAT /COMPRESSIEGRAAD Er staan twee JPG-compressiegraden ter beschikking: JPG fine en JPG super fine. Beide kunnen met gelijktijdige DNG (RAW-dataformaat) opslag worden gecombineerd. Selecteer Compression (3.2) in het menu en de gewenste instelling in het submenu. Opmerking: Het op het scherm getoonde, resterende aantal opnamen, ofwel de opnameduur, is een schatting, omdat de bestandsgrootte van gecomprimeerde opnamen, afhankelijk van het gefotografeerde onderwerp, sterk kan variëren. 116 Handmatige instelling door meting Druk op de WB-knop (1.14) en selecteer in het schermmenu of . Richt het gele kader dat in het midden van het scherm verschijnt op een object met een gelijkmatig wit of grijs oppervlak zodat het scherm volledig wordt gevuld en druk dan op de MENU/SET-knop (1.23), zoals in de melding aangeduid. De instellingen worden opgeslagen en kunnen te allen tijde worden opgeroepen met de optie of . FIJNAFSTEMMEN VAN DE WITBALANSINSTELLINGEN Als u de genoemde instellingen heeft voltooid, gaat u naar het WB Adjustscherm via het witbalansmenu door op de rechtsknop (1.24) te drukken, zoals door het driehoekje is aangeduid. Met de richtingsknoppen kunt u de ronde aanwijzer in de positie verplaatsen die de gewenste kleurweergave op het scherm tot gevolg heeft, bijv. in de richting van de betreffende kleurblokjes aan de randen. De instellingen worden samen met de betreffende standaardinstelling opgeslagen. Directe instelling kleurtemperatuur Druk op de WB-knop (1.14) en selecteer in het schermmenu SET K. Gebruik de instelknop (1.22) of de omhoog/omlaag-knoppen (1.23/1.26) om het getal in de rechthoek in het midden van het scherm te wijzigen. De instellingen worden opgeslagen en kunnen te allen tijde worden opgeroepen met de optie K. 117 BEELDEIGENSCHAPPEN / CONTRAST, SCHERPTE, KLEURVERZADIGING Een van de vele voordelen van digitale fotografie is de zeer eenvoudige wijziging van belangrijke beeldeigenschappen, d.w.z. die het beeldkarakter bepalen. Met de LEICA X-E kunt u drie van de belangrijkste beeldeigenschappen beïnvloeden, nog voor u de foto neemt: - Het contrast, d.w.z. het verschil tussen lichte en donkere partijen, bepaalt of een beeld ”effen” of meer ”stralend” wordt. U kunt hiermee het contrast beïnvloeden door dit verschil te vergroten of te verkleinen, d.w.z. het helderder weergeven van heldere partijen en donkerder weergeven van de donkere partijen. - De scherpe juist afbeelden door de juiste afstandsinstelling - in ieder geval voor het hoofdmotief - is een voorwaarde voor een geslaagde opname. Het scherpte-effect van een beeld wordt op zijn beurt weer sterk bepaald door de contourscherpte, d.w.z. hoe klein het overgangsgebied tussen licht en donker op de contouren van het beeld is. Door vergroten of verkleinen van zulke gebieden kan dus ook het scherpte-effect worden aangepast. - De kleurverzadiging bepaalt of de kleuren op het beeld meer ”flets” en pastelkleurig, of ”knallend” en bont verschijnen. Hoewel de lichtomstandigheden en weersgesteldheid (nevelig / helder) voor de opname gegeven zijn, kan de weergave hiermee toch goed worden beïnvloed. Bij alle drie beeldeigenschappen kunt u – onafhankelijk van elkaar - behalve de normale Standard, d.w.z. ongewijzigde weergave, ook telkens twee zwakkere of sterkere niveaus instellen. ISO GEVOELIGHEID De ISO-instelling bepaalt de mogelijke combinaties van sluitertijd en diafragma voor een gegeven belichtingssituatie. Een hogere gevoeligheid staat snellere sluitertijden en/of een kleiner diafragma toe (om scherpe, snelle actiefoto's te maken, ofwel om een hogere scherptediepte te bereiken) ten koste van meer beeldruis. Druk op de knop ISO (1.13) en selecteer in het schermmenu ofwel AUTO ISO voor de automatische instelling, of een van de zes vaste instellingen. Met de AUTO ISO-optie kunt u het toegepaste gevoeligheidsgebied begrenzen – bijv. om beeldruis te voorkomen, maar ook de langste toe te passen sluitertijd vastleggen, bijv. om onscherpte van bewegende onderwerpen te voorkomen. Selecteer Auto ISO Settings (3.3) in het menu, dan Slowest Speed of Max ISO in het eerste submenu en de gewenste instellingen in het tweede submenu. Opmerking: De waarde AUTO ISO (2.1.3) die is ingesteld door de camera, kan worden bekeken, zelfs als de schermen zijn uitgeschakeld (zie p.115), door de ontspanner tot het eerste drukpunt in te drukken (1.8, zie p.107). Selecteer Sharpening (3.10), Saturation (3.11), of Contrast (3.12) in het menu en de gewenste instellingen in de betreffende submenu's. Opmerking: Deze instellingen hebben alleen effect op JPG-bestanden; DNG-bestanden blijven onveranderd. 118 KLEURWEERGAVE Behalve de aanpassingen aan scherpte, verzadiging en contrast (zie vorig hoofdstuk), kunt u ook standaard kleurweergaveopties instellen. U hebt de keuze tussen Standard, Vivid - voor zeer levendige, verzadigde kleuren - en Natural- voor iets minder verzadigde kleuren en iets zachter contrast, plus de twee zwart-wit-instellingen B&W Natural en B&W High Contr. (hoog contrast). Selecteer Preset Film (3.9) in het menu, en de gewenste instelling in het submenu. Opmerkingen: • Deze instelling heeft alleen effect op JPG bestanden; DNG bestanden blijven onveranderd. • Alle vijf instellingen kunnen verder worden aangepast m.b.v. de beeldeigenschappen en ruisonderdrukkingsopties in de desbetreffende vorige en volgende hoofdstukken. In deze gevallen verschijnen de kleurweergaveopties gemarkeerd met een sterretje, bijv. Standard*. 119 DE OPNAMEMODUS De modus selecteren Druk op de onderste richtingsknop (AF/MF, 1.26), en selecteer in het menu dat verschijnt AF of MF. Bevestig de instelling door op de sluiterknop (1.8) of de MENU/SET-knop (1.25) te drukken. • De volgende informatie verschijnt op het scherm: - de actieve scherpstelmodus (2.1.25) - het meetveld, aangegeven door een witte rechthoek (in het geval van 1 meetveld-, 11 meetvelden- en AF spotmeting-modi, zie p. 90/122/123) SCHERPSTELLEN De Leica X-E biedt zowel automatische als handmatige scherpstelling; beide modi hebben een bereik van 30 cm tot oneindig. 120 AUTOMATISCHE AFSTANDSINSTELLING / AUTOFOCUS Als de AF-modus is ingesteld, wordt er automatisch scherpgesteld wanneer de ontspanner tot het eerste drukpunt wordt ingedrukt (1.8), dat wil zeggen dat de afstand wordt gemeten, ingesteld en vergrendeld (zie ook p. 147). • Om aan te duiden dat de AF-instelling juist is en vast staat - wordt de framekleur groen, - er verschijnen t/m 9 groene rechthoeken bij de 11-velden-meting (zie p.123), - de groene focusstatus-LED (1.19.) gaat branden en - er wordt een akoestisch signaal gegenereerd (indien geselecteerd, zie p. 123). AF ASSIST-LAMPJE Het ingebouwde AF assist-lampje (1.2) vergroot het bedieningsbereik van het AF-systeem in omstandigheden met weinig licht. Wanneer deze functie geactiveerd is, gaat het lampje in zulke situaties automatisch aan als de sluiterknop (1.8.) wordt ingedrukt. Selecteer AF-Assist Lamp (3.6) in het menu en de gewenste instelling in het submenu. Opmerking: Het bereik van de AF-lamp is ongeveer 4m/13ft. Daarom werkt de AF in omstandigheden met weinig licht niet bij afstanden boven deze grens. Opmerkingen: • AF-instellingen zijn gekoppeld aan de belichtingsinstellingen (zie p. 126). • Onder sommige omstandigheden kan het AF-systeem niet goed focussen, bijv. – a ls de afstand tot het doelobject buiten het beschikbare bereik ligt en/ of – als het onderwerp niet voldoende verlicht is (zie volgende sectie). Om dergelijke situaties / onderwerpen aan te duiden – verandert de kleur van het frame naar rood, – bij de 11-gebieden-meting zal het display in een rood kader veranderen – de focusseer-status LED (1.19) knippert. Belangrijk: De sluiterknop (1.8.) is niet vergrendeld, ongeacht of het onderwerp correct scherp is gesteld of niet. 121 1 VELD-MODUS Scherpstellen baseert op het veld dat aangeduid wordt door een AF-frame (2.1.9) in het midden van het beeldscherm. Omdat het veld groter is dan bij het Spot-programma, is het richten minder kieskeurig en daarom eenvoudiger, terwijl selectief opmeten nog steeds kan. Daarnaast kunt u het AF-frame naar iedere gewenste plaats op het beeldscherm verplaatsen, bijv. voor snellere compositie bij objecten die zich buiten het midden bevinden. AF-MEETPROGRAMMA'S Met de LEICA X-E kunt u uit vier AF-meetprogramma's kiezen. Dit biedt u de mogelijkheid het AF-systeem aan te passen, zodat u optimaal met de verschillende objecten, situaties en compositionele ideeën om kunt gaan. Druk op de knop DELETE/FOCUS (1.15), en selecteer de gewenste functie in het menu dat op het scherm verschijnt. De instelling worden bevestigd door op de sluiterknop (1.8) of de knop MENU/SET (1.25) te drukken. Druk gedurende ≥1 seconde op de DELETE/FOCUS-knop (1.15). • Alle weergaven behalve het AF-frame verdwijnen van het scherm. Rode driehoeken aan alle kanten van het frame geven de mogelijk bewegingsrichtingen weer. De respectievelijke driehoeken verdwijnen nabij de randen om de bewegingslimieten weer te geven. Maak gebruik van de richtingsknoppen om het AF-frame naar de gewenste positie te verplaatsen. U kunt het frame op ieder gewenst moment op de centrale positie terugzetten met behulp van de knop INFO (1.12). Druk op de sluiterknop (1.8.) of op de knop MENU/SET om dit programma te verlaten. 122 11-VELDEN-MODUS Scherpstellen baseert op de velden die worden aangeduid met de 11 AFframes. Ze zijn gegroepeerd zodat ze een groot deel van het beeld beslaan, waardoor dus maximale scherpstelzekerheid wordt verkregen bij snapshotfotografie. Scherpte wordt in alle 11 gebieden geregistreerd, maar het scherpstellen wordt automatisch bepaald door de dichtstbijzijnde geregistreerde objecten. Daarnaast kunt u het scherpstellen richten op ieder van de vier kanten van het beeld door het aantal gebruikte gebieden te verminderen en de respectievelijke groepen te selecteren. SPOT-PROGRAMMA Scherpstellen baseert op het veld dat aangeduid wordt door een klein AFframe in het midden van het beeldscherm. Door de afmeting van dit veld kunt u het meten concentreren op zelfs de kleinste objectdetails. Bijv. bij een portret is het normaal gesproken raadzaam op de ogen scherp te stellen. Daarnaast kunt u het AF-frame naar iedere gewenste plaats op het beeldscherm verplaatsen, bijv. voor snellere compositie bij objecten die zich buiten het midden bevinden. Druk gedurende ≥1 seconde op de DELETE/FOCUS-knop (1.15). • Alle weergaven behalve het AF-frame verdwijnen van het scherm. Rode driehoeken aan alle kanten van het frame geven de mogelijk bewegingsrichtingen weer. De respectievelijke driehoeken verdwijnen nabij de randen om de bewegingslimieten weer te geven. Druk gedurende ≥1 seconde op de DELETE/FOCUS-knop (1.15). •A  lle weergaven in het scherm worden vervangen door de 11 AF-frames. In het begin hebben alleen de 9 frames die de centrale groep vormen rode randen. Rode driehoeken aan alle kanten geven de mogelijke instellingen weer. Maak gebruik van de richtingsknoppen om het AF-frame naar de gewenste positie te verplaatsen. U kunt het frame op ieder gewenst moment op de centrale positie terugzetten met behulp van de knop INFO (1.12).INFO Druk op de sluiterknop (1.8.) of op de knop MENU/SET om dit programma te verlaten. Naast de centrale groep kunt u groepen selecteren van, ofwel de bovenste, of onderste drie of de vier linker of rechter AF-gebieden. Gebruik de richtingsknoppen om de gewenste AF-framegroep te selecteren. U kunt het frame op ieder gewenst moment op de centrale positie terugzetten met behulp van de knop (1.12). Druk op de sluiterknop (1.8.) of op de knop MENU/SET om dit programma te verlaten. 123 Indien ingesteld kunt u handmatig scherpstellen door aan het stelwiel (1.20) te draaien totdat het schermbeeld van het/de belangrijke deel/delen van het object wordt weergegeven zoals gewenst is/zijn. • Er verschijnt een afstandsschaal (2.1.20). Een groene balk op de schaal geeft de diepte van het veld als gevolg van de betreffende afstandsinstelling aan (en het automatisch of handmatig ingestelde diafragma; zie ook de hoofdstukken over "Belichtingsmeting en -regeling", p. 126). De schaal verdwijnt ca. 5 sec. na de laatste scherpstelling. GEZICHTSDETECTIEPROGRAMMA Met dit programma herkent de LEICA X-E automatisch gezichten in het beeld en baseert vervolgens de scherpstelling op de dichtstbijzijnde. Als er geen gezichten worden gedetecteerd, wordt de 11 punten-modus gebruikt. HANDMATIG SCHERPSTELLEN Bij bepaalde objecten en onder bepaalde omstandigheden kan het gunstig zijn de scherpstelling zelf uit te voeren in plaats van autofocus te gebruiken (zie de voorgaande hoofdstukken). Als bijvoorbeeld dezelfde instelling nodig is voor verscheidene foto's en het gebruik van het meetwaardegeheugen (zie p. 130) daarom meer inspanning zou betekenen, of als de instelling voor bijv. landschapsfoto's op oneindig moet blijven staan, of als de lichtomstandigheden slecht zijn, d.w.z. zeer donker, en er dus geen of alleen een langzame AF-werking mogelijk is. Handmatige scherpstelling wordt bepaald door hoe snel u aan het instelwiel draait: - Voor grof scherpstellen: snel aan de instelknop draaien - Voor fijn scherpstellen: langzaam aan de instelknop draaien Hierdoor kunt u zowel sneller als nauwkeuriger scherpstellen. U kunt de nauwkeurigheid van het handmatig scherpstellen verbeteren met behulp van de MF Assist-functie (zie volgende hoofdstuk). Druk op de onderste richtingsknop. AF/MF (1.24) en selecteer dan in het menu dat op het scherm verschijnt MF. Bevestig de instelling door op de sluiterknop (1.8) of de MENU/SET-knop (1.25) te drukken. 124 Opmerkingen: • U kunt een handmatig ingestelde scherptewaarde vastzetten door de knop DELETE/FOCUS (1.15) langer dan een seconde in te drukken. Dit kan heel praktisch zijn om onbedoeld foute instellingen te vermijden, vooral bij opeenvolgende opnamen van hetzelfde onderwerp. • Een handmatige scherpte-instelling blijft behouden als de camera uit en weer aan wordt gezet (zie p. 127). Dit kan heel praktisch zijn als u bijv. meerdere opnamen van onderwerpen maakt die zich op dezelfde afstand bevinden en u de camera tussendoor wilt uitzetten om batterijstroom te besparen. Handmatige scherpstelassist-functie Hoe groter de details van het object op het scherm worden weergegeven, hoe beter de scherpstelling beoordeeld kan worden, en hoe nauwkeuriger het is. De LEICA X-E biedt voor dit doel naar wens een loepfunctie als ondersteuning aan, waarbij de beelduitsnede in het midden van het schermbeeld vergroot wordt weergegeven. Selecteer MF Assist (3.7) in het menu, en de gewenste instelling in het submenu. Stel scherp met behulp van het stelwiel (1.20). • Een ong. 6x vergroot deel van het beeld verschijnt boven de schaal wanneer deze functie geactiveerd is. Het verdwijnt ong. 5 sec. na de laatste scherpstelling. Opmerking: U kunt ook het vergrote deel laten verschijnen door op de knop DELETE/ FOCUS (1.15) te drukken, bijv. om de instelling nogmaals te controleren en zodoende ieder risico vermijden het per ongeluk weer te veranderen. Daarnaast kunt u het vergrote deel naar iedere gewenste plaats op het beeldscherm verplaatsen, bijv. voor gemakkelijker scherpstellen in het geval van objecten die zich buiten het midden bevinden, of om andere delen van het beeld zichtbaar te houden. U kunt het frame op ieder gewenst moment op de centrale positie terugzetten met behulp van de INFO-knop (1.12). 125 BELICHTINGSMETING EN -REGELING CENTER-GEORIËNTEERD METEN – Deze meetmethode legt de meeste nadruk op het midden van het beeldveld, maar registreert ook alle andere gebieden. Hiermee is – vooral in combinatie met het meetwaardegeheugen (zie p. 130) – doelgericht afstemmen van de belichting op bepaalde delen van het object, terwijl gelijktijdig rekening wordt gehouden met het gehele beeldveld. PROGRAMMA'S VOOR BELICHTINGSMETING Met de LEICA X-E kunt u uit 3 programma's voor belichtingsmeting kiezen. Ze komen tegemoet aan de heersende lichtomstandigheden, de situatie, resp. uw werkwijze en uw creatieve ideeën. Selecteer Metering Mode (3,4) in het menu, en de gewenste instelling in het submenu. SPOTMETEN – . Dit programma richt zich uitsluitend op een klein gebied in het midden van het beeld aangegeven op het scherm met een groen plek (2.1.10). Het biedt de mogelijkheid tot het precies meten van zelfs minieme details voor exacte belichting – bij voorkeur in combinatie met handmatige instelling (zie p. 130) Bij tegenlichtopnamen moet bijvoorbeeld meestal worden voorkomen dat de donkere omgeving tot onderbelichting van het hoofdobject leidt. Met zijn uiterst kleine meetgebied biedt spotmeten u de mogelijkheid dit soort details selectief te evalueren. MULTI-VELDMETING – Bij deze meetmethode analyseert de camera zelfstandig de helderheidsverschillen van het object en baseert zich door vergelijking met de geprogrammeerde helderheidsverdeling op de vermoedelijke situatie van het hoofdobject en de overeenkomende, beste (compromis-) belichting. Dienovereenkomstig is deze methode, zelfs onder moeilijke omstandigheden, met name geschikt voor spontane, ongecompliceerde maar betrouwbare fotografie, en daarom voor het gebruik samen met geprogrammeerde automatische belichting (zie p. 128). 126 HET HISTOGRAM Het histogram (2.1.13/2.2.8) toont de helderheidsverdeling van de opname. Daarbij loopt de horizontale as van de grijstrappen van zwart (links) via grijs naar wit (rechts). De verticale as toont het aantal pixels voor de betreffende helderheid. Deze weergave maakt het mogelijk – naast de beeldindruk op zich – een extra, snelle en eenvoudige beoordeling van de belichtingsinstelling, zowel vóór alsook na de opname te maken. Het histogram is bijzonder geschikt voor handmatige instelling van de belichting (zie p. 130) of om de automatische belichting te bekijken(P, T, A; zie p. 128/129). Het histogram is verkrijgbaar met opname- en weergave en weergaveprogramma´s (zie p. 120/142). BELICHTINGSREGELING Met de LEICA X-E kunt u uit vier belichtingsprogramma's kiezen, waarmee u de camera optimaal op de werkwijze van uw voorkeur of op het betreffende object kunt instellen. Zowel de vier programma's en de handmatige instellingen van de sluitersnelheid als het diafragma kunnen worden geselecteerd met de respectievelijke knoppen (1.10/1.9). Er zijn sluitersnelheden van 30 s. tot 1/2000sec. en diafragma's van 2.8 tot 16 verkrijgbaar. Beide besturingen hebben handmatige instelgebieden met click-stop posities - de snelheidsknop in gehele stappen en het diafragma in 1/3-stappen, en beiden hebben ook een A-positie voor automatische werking. Sluitersnelheden van 1 sec. en langzamer worden ingesteld door eerst de sluitersnelheid-knop naar de 1+-positie te draaien, en dan de snelheid met de instelknop te selecteren (1.22). • Als een extra indicatie, verschijnt (2.1.15) . Voor het opname-programma, selecteer Rec. Histogram (3.20) in het menu, en de gewenste instelling in het submenu. Opmerking: In het geval van een opname met flits kan het histogram de eindbelichting niet vertegenwoordigen, omdat de flits afgaat na de weergave. Opmerking: Afhankelijk van de heersende lichtomstandigheden kan de helderheid van het schermbeeld van de werkelijke opnamen afwijken. Vooral bij langere belichtingen van donkere objecten verschijnt het schermbeeld duidelijk donkerder dan de – correct belichte – opname. Voor het weergave-programma, selecteer Play Histogram (3.21) in het menu, en de gewenste instelling in het submenu. Selecteer een optie met afkapping, om te lichte of te donkere delen van de foto te markeren. Opmerkingen: • Het histogram kan niet gelijktijdig gebruikt worden met het bekijken van verkleinde of vergrote foto's (zie p. 143). • In de opnamefuncties moet het histogram als een indicatie van de tendens worden beschouwd en niet als weergave van het nauwkeurige aantal pixels. • Het histogram kan bij de weergave van een beeld iets van de opname afwijken. 127 PROGRAMMAWISSEL-MODUS Het verschuiven van de programmakarakteristiek combineert de betrouwbaarheid en snelheid van de volautomatische belichtingsregeling met de mogelijkheid om elke door de camera gekozen tijd/diafragma-combinatie naar eigen wens te wijzigen. Dit wordt bereikt met de instelknop (1.22). Wilt u bijv. bij sportopnamen met snelle tijden werken, dan wordt deze naar links (tegengesteld aan de klokwijzers) gedraaid. Hecht u echter meer waarde aan grote scherptediepte (geknepen diafragma) en accepteert u de daarvoor benodigde, langere tijden, dan wordt deze naar rechts (richting klokwijzers) gedraaid. (bijv. bij landschapsopnamen). De totale belichting, d.w.z. de helderheid van het beeld, blijft daarbij ongewijzigd. Het verschuifbereik is beperkt om zo een juiste belichting te behouden. • Iedere keer wanneer een paar waarden worden veranderd door verschuiven, zijn er twee indicaties, een asterisk naast de waarden (2.1.16) en een symbool dat de instelknop vertegenwoordigt (2.1.15). Dit zorgt ervoor dat de automatische standaardwaarden op ieder moment herkend kunnen worden. • Wanneer de belichtingsmeting na 12 sec. automatisch uitgeschakeld wordt, wordt de programmawisseling teruggesteld naar de standaard waarden, d.w.z. gereset naar de door de camera voorgestelde waarden. • Programmawisseling wordt ook teruggesteld naar standaard nadat een opname is gemaakt, om zodoende onbedoeld gebruik te voorkomen. GEPROGRAMMEERDE AUTOMATISCHE BELICHTING Voor snelle, volautomatische fotografie. In dit programma wordt de belichting door automatische instelling van de sluitertijd en het diafragma gestuurd. Om dit programma in te stellen, draai beide knoppen naar hun A-posities. • Dit programma wordt weergegeven door P (2.1.1). Druk, om een opname te maken met dit programma, 1. op de ontspanner (1.8) tot zijn eerste weerstandspunt • De sluitertijd (2.1.17) en het diafragma (2.1.20) verschijnen in het wit. Bovendien verschijnt tevens de melding van de mogelijkheid om (2.1.15, zie gebruik te maken van de programma shift functie volgende sectie).Als zelfs de geheel open of gesloten opening in combinatie met de laagste of snelste sluitertijd zou resulteren in onder- of overbelichting, kleuren beide waarden rood als indicatie. Wanneer beide automatisch ingestelde waarden goed lijken te zijn voor de beoogde compositie: 2. Druk de sluiterknop volledig in om een opname te maken. Als dit niet het geval is, kunt u beide waarden voor het ontspannen ook wijzigen: 128 TIJDAUTOMAAT De diafragma-automaat regelt automatisch de belichting gebaseerd op het handmatig ingestelde diafragma. Deze is daarom bijzonder geschikt voor opnamen waarbij de scherptediepte – die door het ingestelde diafragma wordt bepaald – het doorslaggevende, beeldvormende element is. Zo kunt u met de handmatige selectie van een kleine diafragmawaarde (= grote diafragma-opening) het bereik van de scherptediepte verkleinen, bijvoorbeeld om bij een portret het scherp afgebeelde gezicht voor een onbelangrijke of storende achtergrond te accentueren. Of, omgekeerd, met een grotere diafragmawaarde (= kleine diafragmaopening) het bereik van de scherptediepte te vergroten om bij een landschapsopname alles op de vooren achtergrond scherp weer te geven. DIAFRAGMA-AUTOMAAT De snelheidsautomaat regelt automatische de belichting gebaseerd op de handmatig ingestelde sluitersnelheid. Deze is daarom bijzonder geschikt voor opnamen van bewegende objecten, waarbij de scherpte van de afgebeelde beweging - die door de ingestelde sluitertijd wordt bepaald - het doorslaggevende, beeldvormende element is. Zo kunt u met de handmatige selectie van een korte sluitertijd ongewenste bewegingsonscherpte vermijden – uw object ”bevriezen”. Of, omgekeerd, met een langere sluitertijd de dynamiek van de beweging door een bewust „veegeffect” tot uitdrukking brengen. Om dit programma in te stellen, draai de diafragmaknop (1.9) naar de Apositie en stel de gewenste sluitersnelheid in met de desbetreffende knop (1.10). • Dit programma wordt weergegeven door T (2.1.1). Bovendien verschijnt de handmatig ingestelde sluitertijd - in het wit - (2.1.17). Om dit programma in te stellen, draai de diafragmaknop (1.10) naar de Apositie en stel de gewenste sluitersnelheid in met de desbetreffende knop (1.9). • Dit programma wordt weergegeven door A (2.1.1). Bovendien verschijnt de handmatig ingestelde sluitertijd - in het wit - (2.1.20). Om een opname te maken met dit programma, 1. Druk op de ontspanner (1.8) tot aan zijn drukpunt •Het automatisch ingestelde diafragma verschijnt in het wit (2.1.20). Als zelfs het volledig geopende of gesloten diafragma in combinatie met de ingestelde sluitertijd zou resulteren in onder-of overbelichting, kleuren beide waarden rood als een indicatie. Druk, om een opname te maken met dit programma, 1. Druk op de ontspannerknop (1.8) tot het drukpunt. • De automatisch ingestelde sluitertijd verschijnt in het wit (2.1.17). Als zelfs de langste of kortste sluitertijd in combinatie met de ingestelde diafragmatijd zou resulteren in onder- of overbelichting, worden beide waarden rood aangegeven. Wanneer de automatisch ingestelde diafragmawaarde goed lijkt te zijn voor de beoogde compositie: 2. Druk de sluiterknop volledig in om een opname te maken. Wanneer de automatisch ingestelde sluitertijd goed lijkt te zijn voor de beoogde compositie: 2. Druk de sluiterknop volledig in om een opname te maken. Als dit niet het geval is, kunt u de sluitertijd wijzigen voordat u de sluiterknop indrukt. Als dit niet het geval is, kunt u de sluitertijd wijzigen voordat u de sluiterknop indrukt. 129 MEETWAARDEGEHEUGEN Om reden van beeldvorming kan het gunstig zijn het hoofdobject niet in het midden van het beeld te plaatsen. Door het echter vanaf het begin al buiten het midden te plaatsen, zal dit vaak leiden dat het meten gebaseerd is op een deel van het object dat een stuk dichterbij is of verder weg. Dit geldt net zo voor de 1 punt- en spot AF-meetprogramma's (zie p. 122/123) met betrekking tot scherpte, en de belichtingsstanden P, T en A (zie p. 128/129) met betrekking tot verschillen in helderheid. Het resultaat zou dan zijn dat het hoofdobject onscherp is en/of ongunstig donker of licht uitvalt. De oplossing is dat het meetwaardegeheugen van de LEICA X-E de mogelijkheid biedt eerst het hoofdonderwerp te meten en deze instelling zolang vast te houden tot u uw definitieve beelduitsnede heeft bepaald en wilt ontspannen. HANDMATIG PROGRAMMA Wanneer u bijv. bewust een speciaal beeldeffect wilt bereiken dat alleen met een bepaalde belichting is te realiseren, of wanneer u bij meerdere opnamen en verschillende uitsneden een absoluut identieke belichting wilt garanderen, kunt u de sluitertijd en het diafragma handmatig instellen. Stel de gewenste waarde in op zowel de sluitertijd- en diafragmaknoppen om dit programma in te stellen (1.10/1.9). • Dit programma wordt weergegeven door M (2.1.1). Bovendien verschijnen de handmatig ingestelde sluitertijd (2.1.17) en diafragmawaarde (2.1.20) in het wit. Druk, om een opname te maken met dit programma, 1. op de ontspanner voor de opname (1.8) tot zijn eerste weerstandspunt • De lichtbalans-schaal (2.1.18) verschijnt. Het heeft een bereik van ± 2 EV (belichtingswaarde) in stappen van 1/3 EV. Instellingen binnen ± 2 EV van de juiste belichting voor het gerichte onderwerp worden vertegenwoordigd doordat een van de merktekens rood kleurt. Instellingen hoger dan ±2EV worden weergegeven door de – of + markeringen die aan het einde van de schaal rood worden. De werkwijze: 1. Richt het respectievelijke AF-frame (2.1.8/2.1.9) en/of de groene belichtingsmeetspot (2.1.10) op dat deel van uw object dat u correct scherpgesteld en belicht wilt hebben. Zodra de scherpstelling en belichting ingesteld en vastgezet zijn door de sluiterknop tot het eerste weerstandspunt in te drukken (z. p. 147), verandert de kleur van het AF-frame in groen en het scherpstelsignaal (1.19) gaat aan ter bevestiging. 2. Houd de sluiterknop half ingedrukt en bepaal door zwenken van de camera uw uiteindelijke beelduitsnede. 3 Druk de sluiterknop volledig in om een opname te maken. Om de juiste belichting te verkrijgen dient u de sluitertijd- en/of diafragmainstellingen aan te passen, zodat de middelste markering rood is. 2. Druk de sluiterknop volledig in om een opname te maken. Opmerking: Vóór de opname kan een onbeperkt aantal metingen voor het geheugen worden verricht. 130 Opmerkingen: • Een belichtingscompensatie kan niet ingesteld worden wanneer een handmatig belichtingsprogramma gebruikt wordt (zie p. 119) BELICHTINGSCOMPENSATIE Belichtingsmeters worden gekalibreerd op een normaal, d.w.z. gemiddeld fotografisch object. Als het betreffende detail van het object niet aan deze eisen voldoet, bijvoorbeeld grote delen met sneeuw of, in het tegenovergestelde geval, een zwarte stoomlocomotief die het frame vult, en als u de belichting in zulke gevallen voor een paar opnamen gelijk wilt laten afwijken, kan het makkelijker zijn een geschikte belichtingscompensatie toe te passen in plaats van iedere keer het meetwaardegeheugen te gebruiken (zie vorige hoofdstuk). • De EV+/-richtingsknop wordt tevens gebruikt om de menu's voor belichtingsseries op te roepen (zie volgende hoofdstuk) en flits-belichtingscompensatie (zie p. 130). Ze zijn in een oneindige lus geschakeld en daarom door herhaald indrukken te kiezen. • Een ingestelde compensatie blijft actief totdat het naar ±0 geschakeld wordt (zie stap 2.), d.w.z. na een aantal opnames en zelfs als de camera wordt uitgeschakeld. 1. O  m een compensatie in te stellen, drukt u op de bovenste EV+/-richtingsknop (1.23) 1 maal. • Het bijbehorende sub-menu verschijnt. 2. S  electeer de gewenste compensatiewaarde met de linker en rechter richtingsknoppen (1.24/1.27). Waarden van +3 tot -3EV met1/3 EV stappen zijn beschikbaar. • T ijdens het instellen kunt u de werking zien als het beeld overeenkomstig donkerder of lichter wordt. 3. B  evestig de instelling door op de ontspanknop (1.8) of de MENU/SET knop (1.25) te drukken. •H  et belichtingscompensatiesymbool en de ingestelde waarde (2.1.21) verschijnen. 131 AUTOMATISCHE BELICHTINGSSERIE Vele fraaie objecten zijn zeer contrastrijk en vertonen zowel zeer heldere als zeer donkere delen. Het resulterende effect kan behoorlijk verschillen afhankelijk van de delen waarop u uw belichting afstemt. In zulke gevallen kunt u met de automatische belichtingsserie een serie van drie opnamen met een getrapte belichting maken. Daarna kunt u de geschiktste opname voor gebruik kiezen. Opmerkingen: • Afhankelijk van de beschikbare combinatie sluitertijd/diafragma kan het werkgebied van de automatische belichtingsserie beperkt zijn. 1. O  m een belichtingsserie in te stellen, dient u op de richtingsknop EV+/(1.23) twee keer te drukken. • Het bijbehorende submenu verschijnt. • Een ingestelde compensatie blijft actief totdat het naar Off geschakeld wordt (zie stap 2.), d.w.z. na een aantal opnames en zelfs wanneer de camera wordt uitgeschakeld. • De EV+/- richtingsknop wordt tevens gebruikt om de menu's voor belichtingsseries op te roepen (zie volgende hoofdstuk) en flits-belichtingscompensatie (zie p. 137). Ze zijn in een oneindige lus geschakeld en daarom door herhaald indrukken te kiezen. 2. S  electeer de gewenste compensatiewaarde met de linker en rechter richtingsknoppen (1.24/1.27). Waarden van +3 tot -3EV met 1/3 EV stappen zijn voorhanden. 3. Bevestig de instelling door op de ontspanknop (1.8) of de MENU/SET-knop (1.25) te drukken. • Het belichtingscompensatiesymbool en de ingestelde waarde (2.1.23) verschijnen. 132 De flitsbelichtingen worden door de camera gestuurd m.b.v. een voorflitsmeting. Daarbij wordt - onmiddellijk vóór de hoofdflits - een meetflits gegenereerd. De hoeveelheid licht die dan gereflecteerd wordt bepaalt de sterkte van de hoofdflits. FLITSOPNAMEN OPNAMEN MAKEN MET HET INGEBOUWDE FLITSAPPARAAT De LEICA X-E is uitgerust met een ingebouwd flitsapparaat (1.5) dat zich in de camerabehuizing bevindt wanneer het niet gebruikt wordt. Voor flitsopnamen moet het uitgenomen worden. Opmerking: Flitsgebruik is niet mogelijk bij continu belichtingen (zie p. 104) en automatische series (zie p. 132). Dienovereenkomstig zal de flitsindicatie niet verschijnen ook al staat het flitsapparaat open, en zal de flits niet afgaan. Om dit te doen, duwt u de schuif 1.17 naar het cameracentrum. De verende flitser ontvouwt vervolgens in de werkstand waarbij hij ook ingeschakeld is. Als u de flitser niet wenst te gebruiken, rustig ingetrokken houden of zorgvuldig naar beneden drukken totdat deze vastklikt in de uitgangspositie. • De betreffende indicatie (2.1.2) voor het instellen van het flitsprogramma (zie onder) verschijnt in het wit. In het begin kan het korte tijd rood knipperen om aan te geven dat het nog niet volledig geladen is en dus niet klaar. FLITSPROGRAMMA'S Druk op de rechter knop (1.24), en selecteer de gewenste functie in het menu dat op het scherm verschijnt. Dit kan ook worden gedaan met de instelring (1.22), de op en neer-richtingknoppen (1.23/1.26), of door herhaaldelijk opnieuw op de rechter knop te blijven drukken. Bevestig de instelling door op de sluiterknop (1.8) of de MENU/SET-knop (1.25) te drukken. • De flitser-aanduiding (2.1.2) verandert dienovereenkomstig. 1.5 AUTOMATISCHE FLITSINSCHAKELING – Dit is het standaardprogramma. Bij deze programma’s gaat het flitsapparaat automatisch af, als bij weinig licht opnamen uit de vrije hand door langere belichtingstijden tot bewegingsonscherpte leiden, bijv. in donkere ruimten, buiten in de schemering of bij slecht weer. 134 HANDMATIGE FLITS- EN VOORFLITSINSCHAKELING – Voor de combinatie van de laatste en hiervoor beschreven situaties, resp. functies. AUTOMATISCHE FLITS- EN VOORFLITSINSCHAKELING – (voor vermindering van het „rode ogen”-effect) Bij geflitste portret- en groepsopnamen kunnen „rode ogen“ ontstaan als het flitslicht door het netvlies direct in de camera wordt gereflecteerd. De personen die gefotografeerd worden, dienen liever niet direct in de camera te kijken. Omdat het effect groter is naarmate bij weinig licht de pupillen zich verwijden, moet bijv. bij binnenopnamen zoveel mogelijk licht worden ingeschakeld zodat de pupillen zich vernauwen. Door de voorflits, die bij het indrukken van de ontspanner kort voor de hoofdflits wordt afgegeven, vernauwen zich de pupillen van de personen die in de richting van de camera kijken. Hiermee wordt het „rode-ogen-effect“ verminderd. AUTOMATISCHE FLITSINSCHAKELING MET LANGERE SLUITERTIJDEN – Voor een gelijktijdige (lichtere) weergave van vooral een donkere achtergrond en flitsinvulling voor de voorgrond. Om het risico op bewegingsonscherpte te minimaliseren, is in de overige programma’s met flitsinschakeling de sluitertijd niet langer dan 1/30 sec. verlengd. Daarom wordt bij opnamen met flits de achtergrond, die door de flits niet wordt bereikt, vaak sterk onderbelicht. Om rekening te houden met het aanwezige omgevingslicht worden in zulke opnamesituaties noodzakelijk langere sluitertijden (tot op 30 sec) hier toegestaan. HANDMATIGE FLITSINSCHAKELING – Voor tegenlichtopnamen waarbij uw hoofdobject niet formaatvullend is of zich in de schaduw bevindt, of in het geval dat u grote contrasten (bijv. bij direct zonlicht) wilt afzwakken (invulflitsen). Zolang dit programma geactiveerd is, wordt het flitsapparaat, onafhankelijk van de heersende lichtomstandigheden voor elke opname ingeschakeld; voor het overige komen de functies precies overeen met die van de automatische flitsinschakeling. In dit geval wordt het flitsvermogen geregeld aan de hand van de gemeten helderheid buiten: Bij slecht licht zoals bij het automatische programma, met toenemende helderheid echter met minder vermogen (tot op een maximum van -1 2/3 EV). De flits werkt dan als invulflits om bijv. donkere schaduw op de voorgrond of objecten in tegenlicht te belichten met als doel een meer evenwichtige belichting te krijgen. Opmerking: De langste sluitertijd die door de camera wordt gebruikt kan worden bepaald met de AUTO ISO Settings (3.3, zie p. 118). Mede afhankelijk van de AUTO ISO Settings-instellingen, hoeven langere sluitertijden niet door de camera ingesteld te worden, omdat in dergelijke gevallen zijn prioriteit ligt bij het eerst verhogen van de ISO-gevoeligheid. AUTOMATISCHE FLITS- EN VOORFLITSINSCHAKELING MET LANGERE SLUITERTIJDEN – Voor de combinatie van de direct hierboven beschreven situaties, resp. functies. 135 SYNCHRONISATIE OP HET EINDE VAN DE BELICHTINGSTIJD De belichting van flitsopnamen vindt plaats met twee lichtbronnen, de aanwezige – en het flitslicht. De uitsluitend of overwegend door het flitslicht belichte objectdelen worden daarbij door de uitzonderlijk snelle lichtimpuls bijna altijd (bij correcte scherpstelling) gestoken scherp weergegeven. Daarentegen worden alle andere objectdelen – namelijk de delen die voldoende door het aanwezige licht zijn belicht, resp. zelf oplichten – in hetzelfde beeld met wisselende scherpte afgebeeld. Of deze objectdelen scherp of onduidelijk worden weergegeven, resp. hoe groot de „vaagheid” is, wordt door twee onafhankelijke factoren bepaald. 1. De lengte van de belichtingstijd, d.w.z. hoe lang deze objectdelen op de sensor „inwerken”, en 2. Hoe snel deze objectdelen – of ook de camera zelf – tijdens de belichting bewegen. Hoe langer de sluiter-/belichtingstijd of hoe sneller de beweging is, hoe duidelijker beide elkaar overlappende beeldfragmenten kunnen verschillen. Bij het gebruikelijke tijdstip van de flitsontsteking aan het begin van de belichting, d.w.z. onmiddellijk nadat de sluiter volledig is geopend, kan dit zelfs tot schijnbare tegenstellingen leiden, zoals een voertuig dat “ingehaald” lijkt te worden door de lichtsporen van zijn eigen achterlichten. De LEICA X-E stelt u in staat tussen dit gebruikelijke flitsontstekingstijdstip en synchronisatie aan het einde van de belichting te kiezen, d.w.z. onmiddellijk voordat de sluiter weer begint te sluiten. Het scherpe beeld bevindt zich in dit geval aan het einde van de beweging. In het genoemde voorbeeld zouden de achterlichtsporen het voertuig volgen zoals men zou verwachten. Deze techniek geeft dus vaak een veel natuurlijker beeld van beweging en dynamiek. STUDIO PROGRAMMA – Dit programma is uitsluitend bedoeld om andere flitsapparaten te activeren, bijv. studioflitsapparaten uitgerust met een slave-functie (optisch geactiveerd door de flits van de camera), d.w.z. dat het niet voor normale flitsopnamen gebruikt kan worden. Opmerking: , Ter vermijding van bewogen opnamen met langere sluitertijden in de en -programma´s moet u de camera stabiel houden, d.w.z. ondersteunen of een statief gebruiken. Als alternatief kunt u een grotere gevoeligheid kiezen (zie p. 118). HET FLITSBEREIK Het praktische flitsbereik is afhankelijk van het ingestelde diafragma en de ingestelde filmgevoeligheid. Voor goede resultaten is het belangrijk dat het hoofdobject zich binnen het flitsbereik bevindt. Zie hiervoor de volgende tabel. Gevoeligheid Maximaal flitsbereik1 ISO 100 ISO 200 ISO 400 ISO 800 ISO 1600 ISO 3200 ISO 6400 ISO 12500 1 2,0m/6ft 2,8m/9ft 4,0m/13ft 5,6m/18ft 8,0m/26ft 11m/36ft 16 m/53ft 22 m/73ft Selecteer Flash Sync (3.14) in het menu, en de gewenste instelling in het submenu.  ereiken gebaseerd op diafragma-instelling op 2.8. Bij andere diafragma-instellingen zijn de B bereiken dienovereenkomstig kleiner. 136 Opmerking: Bij het flitsen met de kortere sluitertijden ontstaat, behalve bij zeer snelle bewegingen, nauwelijks verschil in beeld tussen twee flitstijdstippen. • Een ingestelde compensatie blijft actief totdat het naar ±0 geschakeld wordt (zie stap 2.), d.w.z. na een aantal opnames en zelfs als de camera wordt uitgeschakeld. FLITS-BELICHTINGSCORRECTIES Met deze functie kan de flitsbelichting onafhankelijk van de belichting door het aanwezige licht bewust worden afgezwakt of versterkt, bijv. om bij een buitenopname in de avond het gezicht van een persoon op de voorgrond te accentueren, terwijl de lichtsfeer moet worden gehandhaafd. HET GEBRUIK VAN EXTERNE FLITSAPPARATEN Met de ISO-flitsschoen (1.11) van de LEICA X-E kunnen ook sterkere externe flitsapparaten gebruikt worden. We adviseren uitdrukkelijk het gebruik van specifiek hiervoor ontworpen apparaten zoals de LEICA SF 24D (zie p. 153). Zodra er een extern flitsapparaat wordt aangesloten, en als er flitsprogramma's met voorflitsfunctie ( / / ) zijn ingesteld, worden deze aangepast aan dezelfde programma's zonder voorflits ( / / ) en dienovereenkomstig weergegeven. Bij het verwijderen van het flitsapparaat wordt de camera echter weer in het oorspronkelijke ingestelde programma teruggeschakeld. Op de LEICA SF 24D, moet voor automatische regeling door de camera het programma TTL/GNC zijn ingesteld. Bij instelling op A worden meer en minder dan gemiddeld lichte objecten evt. niet optimaal belicht. Bij instelling op M, moet de flitsbelichting door instelling van een gedeelde flitsstand op de diafragma-en afstandswaarde worden afgestemd die door de camera is ingesteld. 1. O  m flitscompensatie in te stellen, dient u de richtingsknop EV+/- (1.23) drie keer in te drukken. • Het betreffende submenu verschijnt. 2. S  electeer de gewenste compensatiewaarde met de linker en rechter richtingsknoppen (1.24/1.27). Waarden van +3 tot -3EV met 1/3 EV stappen zijn voorhanden. 3. Bevestig de instelling door op de ontspanknop (1.8) of de MENU/SET-knop (1.25) te drukken. •H  et belichtingscompensatiesymbool en de ingestelde waarde (2.1.14) verschijnen. Opmerkingen: • Een sterkere flitsverlichting die gekozen is met een pluscompensatie, behoeft een grotere flits-output en vice versa. Daarom beïnvloeden flitsbelichtingscompensaties het flitsbereik min of meer behoorlijk: Een pluscompensatie verkleint het bereik, een minuscompensatie vergroot het. • De EV/richtingsknop wordt tevens gebruikt om de menu's voor belichtingsseries op te roepen (zie volgende hoofdstuk) en flits-belichtingscompensatie (zie p. 132). Ze zijn in een oneindige lus geschakeld en daarom door herhaald indrukken te kiezen. Opmerkingen: • Wanneer een extern flitsapparaat is bevestigd, moet het ook zijn ingeschakeld, d.w.z. paraat zijn, anders kunnen foutieve belichtingen en foutmeldingen van de camera ontstaan. • Gelijktijdig gebruik van de elektronische zoeker EVF 2 (zie p. 152) is niet mogelijk. 137 Toepassing Druk de ontspanner (1.8, zie p. 127) voor de opname helemaal in om een foto te nemen. •  De voortgang wordt aangegeven door het knipperen van de zelfontspanner LED (1.2) - met 12 sec. vertraging eerst langzaam (1Hz) en sneller (2Hz) in de laatste 2 sec., - met 2 sec. vertraging zoals hierboven beschreven voor de laatste 2 sec. Op het scherm telt een bericht de resterende tijd (2.1.11). OVERIGE FUNCTIES ZELFONTSPANNER Met de zelfontspanner kunt naar wens een opname met een vertraging van 2 of 12 sec. maken. Dit is heel handig, bijv. bij groepsopnamen waarbij u zelf ook in beeld wilt verschijnen of wanneer u bewegingsonscherpte bij het afdrukken wilt vermijden. In zulke gevallen is het raadzaam de camera op een statief te bevestigen. Instelling richtingsknop in (1.27). 1. D  ruk de linker • De betreffende aanduiding verschijnt (2.2.11). 2. In het menu dat verschijnt, selecteert u de gewenste vertraging. Dit kan ook worden gedaan met de instelring (1.22), de op en neer-richtingknoppen (1.23/1.26), of door herhaaldelijk opnieuw op de linker knop te blijven drukken • De indicatie (2.2.11) zal zich aanpassen. 3. B  evestig de instelling door op de sluiterknop (1.8) of de MENU/SET-knop (1.25) te drukken. Opmerkingen: • U kunt de zelfontspanner altijd weer herstarten door opnieuw op de ontspanner te drukken. • De zelfontspanner kan alleen worden geannuleerd door met de hoofdschakelaar een andere modus te kiezen of door de camera uit te schakelen. • Bij ingeschakelde zelfontspanner zijn altijd slechts afzonderlijke opnamen mogelijk, d.w.z. serie-opnamen (zie p. 104) evenals automatische belichtingsseries (zie p.132) kunnen niet met de zelfontspanner-modus worden gecombineerd. 138 Opmerkingen: • Eenvoudig formatteren verwijdert de gegevens niet onherroepelijk van de kaart. Er wordt alleen de directory gewist, waardoor de bestaande gegevens niet meer bereikbaar zijn. De gegevens kunnen opnieuw worden bekeken met behulp van passende software. Alleen de gegevens die dan overschreven worden door het opslaan van nieuwe gegevens worden dan volledig verwijderd. Hoe dan ook moet u er een gewoonte van maken al uw foto's op een beveiligde bulk opslagmedium, bijvoorbeeld de harde schijf van uw computer, te bewaren. • Schakel de LEICA X-E niet uit terwijl de geheugenkaart wordt geformatteerd. • Als de geheugenkaart in een ander apparaat, bijv. een computer is geformatteerd, moet u deze in de LEICA X-E opnieuw formatteren. • Als de geheugenkaart niet kan worden geformatteerd, dient u uw handelaar of de Leica Informatiedienst (zie voor adres p. 160) om advies te vragen. • Ook de beveiligde opnamen (zie p.146) worden door het formatteren gewist. • Als er geen geheugenkaart is ingevoerd, wordt het interne geheugen geformatteerd. HET FORMATTEREN VAN DE GEHEUGENKAART Normaal gesproken is het niet nodig een geheugenkaart die al eens is gebruikt opnieuw te formatteren (initialiseren). Indien een kaart die nog moet worden geformatteerd, voor de eerste keer geplaatst wordt, eerst formatteren. In zulke gevallen verschijnt het Format sub-menu automatisch. Het is ook raadzaam de geheugenkaart af en toe te formatteren, omdat bepaalde restbestanden (bijkomende informatie) enige geheugencapaciteit kunnen opeisen. Selecteer Format (3.32) in het menu, en bevestig of annuleer het formatteren in het submenu. 139 WERKING KLEURBEREIK De vereisten voor kleurweergave kunnen aanmerkelijk verschillen, afhankelijk van de verschillende toepassingsmogelijkheden van uw digitale fotobestanden. Om deze reden zijn er verschillende kleurruimten ontwikkeld, bijvoorbeeld de RGB-norm (red/green/blue) die voor eenvoudig drukwerk absoluut voldoende is. Voor veeleisendere beeldverwerking met specifieke programma's, bijv. voor kleurcorrectie, is Adobe© RGB de geëtableerde standaard in de relevante sectors. NIEUWE MAPNUMMERS AANMAKEN De LEICA X-E schrijft de beeldnummers in doorlopende volgorde naar de geheugenkaart. De bijbehorende bestanden worden eerst allemaal in een map opgeslagen. U kunt echter altijd een nieuwe map aanmaken waarin de volgende opnamen worden opgeslagen, bijv. om ze overzichtelijk te groeperen. Selecteer Color space (3.26) in het menu en de gewenste instelling in het submenu. Opmerkingen: • De bestandsnamen (bijv. L1002345.jpg) bestaan uit twee groepen 100 en 2345. De eerste drie cijfers staan voor de betreffende map en de volgende vier cijfers zijn het volgende beeldnummer in de map. Daardoor is gewaarborgd, dat ook na het gebruiken van de functie en het kopiëren van de gegevens naar een computer geen dubbele bestandsnamen ontstaan. • Als u het mapnummer op 100 wilt resetten, dan kunt u dit doen door de kaart of het interne geheugen te formatteren en onmiddellijk daarna het opnamenummer te resetten. Hierdoor wordt ook het opnamenummer gereset (op 0001). Selecteer Reset Image Numbering (3.22) in het menu en bevestig of annuleer het resetten in het submenu. Opmerkingen: • Als u uw afdrukken bij een groot fotolab, minilab of online fotoservice laat maken, dient u altijd de sRGB-instelling. • De Adobe RGB-instelling wordt alleen geadviseerd voor beeldbewerking in volledig gekalibreerde werkomgevingen. BEELDGEGEVENS VAN HET INTERNE GEHEUGEN NAAR EEN GEHEUGENKAART KOPIËREN Dankzij de ca. 110MB intern geheugen kan de LEICA X-E meerdere beelden opslaan zonder dat er een kaart in de camera zit. Als u deze afbeeldingen permanent wenst op te slaan, dient u ze echter naar de geheugenkaart te kopiëren. Selecteer Copy (3.35) in het menu, en bevestig of annuleer het kopiëren in het submenu. 140 GEBRUIKERSPROFIEL Met de LEICA X-E kunt u een willekeurige combinatie van menu-instellingen permanent opslaan, zodat deze bijv. snel en eenvoudig kunnen worden opgeroepen in herhaaldelijk terugkerende situaties / onderwerpen. Er zijn in totaal drie geheugenadressen voor zulke combinaties beschikbaar. U kunt alle menupunten ook weer in de fabrieksinstellingen resetten. BEELDSTABILISATIE Vooral in situaties met weinig licht kan de sluitertijd te langzaam zijn voor scherpe beelden, zelfs met de AUTO ISO-functie geactiveerd (zie p. 118). De LEICA X-E biedt een functie waarmee u ook bij lage sluitersnelheden scherpe opnamen kunt maken. Selecteer Image Stabilization in het menu, en de gewenste instelling in het submenu. Een profiel aanmaken 1. Stel de gewenste functies in het menu in. 2. Selecteer User Profile (3.38) uit het menu, dan 3. in het submenu Save User Profile, 4. in het tweede submenu het gewenste geheugenadres en 5. bevestig de instelling met een druk op de knop MENU/SET (1.25). Opmerkingen: • De camera neemt met deze functie automatisch twee foto's achter elkaar: één met een snellere en één met een tragere sluitertijd (u zult de sluiter twee keer horen). Dan verwerkt deze de twee opnamen en combineert ze in één afbeelding d.m.v. digitale beeldverwerking. • Houd de camera dus stil tot de sluiter een tweede keer heeft gereageerd. • Omdat de functie met twee belichtingen werkt, kan deze alleen op statische objecten worden toegepast. • Beeldstabilisatie is alleen mogelijk met sluitertijden binnen het bereik van 1/ s. tot 1/ s. en gevoeligheden tot ISO 1600. 4 30 Een profiel toepassen Selecteer User Profile in het menu, en het gewenste geheugenadres in het submenu. ALLE MENU-INSTELLINGEN TERUGZETTEN Selecteer User Profile in het menu, en in het submenu Factory Setting. Opmerking: Op standaardwaarden terugzetten zal datum, tijd en taal niet resetten. 141 WEERGAVEMODUS Opmerkingen: • Als er een geheugenkaart is ingevoerd (zie p. 82), zullen enkel de afbeeldingen op de kaart voor weergave toegankelijk zijn, d.w.z. als u een afbeelding van het interne geheugen wilt bekijken, moet de kaart eerst worden verwijderd. • De LEICA X-E slaat opnamen op volgens de DCF-norm (Design Rule for Camera File System). • Opnamen die niet met een LEICA X-E zijn gemaakt, kunnen soms niet worden weergegeven. • In sommige gevallen is het schermbeeld slechter als gewoonlijk, of het scherm blijft zelfs volledig zwart, behalve dat de bestandsnaam wordt weergegeven. WEERGAVEMODUS SELECTEREN Druk op de PLAY-knop (1.16) om van opname- of menu-instellingsmodus naar de weergavemodus te starten. Bovendien kunt u elke foto onmiddellijk na de opname automatisch laten weergeven. 1. Selecteer Auto Review (3.23), in het menu, 2. in het submenu Duration, en 3. in het betreffende twee submenu de gewenste functie of tijdsduur 4. O  m te kiezen of opnamen met of zonder histogram (zie p.127) worden weergegeven, roept u het eerste submenu weer op, dan 5. selecteer Histogram, en dan 6. d  e gewenste optie. • Op het scherm wordt het laatste opgenomen beeld getoond en verschijnen de indicaties van de weergavefunctie (zie p. 73). Als er geen afbeelding in het interne geheugen en/of de geheugenkaart is opgeslagen (zie p. 140), verschijnt de melding No valid image to play 142 OPNAMEN SELECTEREN U kunt de andere opgeslagen beelden selecteren met ofwel - de linker- of rechter richtingsknop (1.24/1.27), of - met behulp van het stelwiel (1.20.) Links indrukken of naar links draaien toont u de opnamen met lagere nummers en rechts indrukken of draaien naar rechts de hogere. Houd de knoppen ingedrukt om continu door te scrollen met een snelheid van ca. 2sec. per beeld. Na het hoogste en laagste nummer begint de in een oneindige lus geschakelde reeks weer van voren af aan, zodat u alle opnamen in beide richtingen kunt bereiken. • Het opname- en bestandsnummer verandert dienovereenkomstig. BEELD VERGROTEN / GELIJKTIJDIGE WEERGAVE VAN 16 FOTO'S Met de LEICA X-E kunt u uitsnede van de opname tot 16 x vergroten, om deze gedetailleerder te bekijken. Omgekeerd is het ook mogelijk om gelijktijdig 16 foto's te bekijken, bijvoorbeeld om een overzicht te krijgen, of om de afbeelding die u zoekt sneller te vinden. Draai de instelring (1.22) met de klok mee om de foto te vergroten, en tegen de klokin voorbij aan de normale afmeting om 16 foto's op het scherm te krijgen. • Met vergrote foto's verschijnen er vermeldingen van de geschatte grootte van de sectie (2.2.21) en dat het instelwiel nog beschikbaar is voor het selecteren van andere foto's (2.2.20). Bij de 16-foto-weergave wordt het eerder op normale grootte bekeken beeld aangegeven met een rood kader. 143 SELECTIE VAN DE UITSNEDE Als een opname vergroot wordt weergegeven, kunt u de vergrote uitsnede uit het midden bewegen om bijv. de weergave van details langs de randen te bekijken. Gebruik de betreffende richtingsknoppen om de vergrote uitsnede omhoog, omlaag, naar links of rechts te bewegen (1.23/1.24/1.26/1.27). • Het scherm 2.2.21 duidt de geschatte locatie aan van de uitsnede in de foto. Opmerkingen: • Hoe meer het beeld wordt vergroot, hoe minder de kwaliteit van de reproductie op het scherm, door de verhoudingsgewijs lagere resolutie. • Opnamen die met een ander type camera zijn gemaakt kunnen eventueel niet worden vergroot. • Als u een vergrote uitsnede bekijkt en dan aan de instelknop draait, zullen de volgende opnamen ook als vergrote uitsneden worden weergegeven. • Het histogram (zie p. 127) is niet beschikbaar bij vergrote weergave. In de 16-foto-weergave functioneert de selectie van andere opnamen net als bij weergave in normale grootte, behalve dat als u de knoppen ingedrukt houdt, het scrollen zeer snel gaat. • De gekozen opname wordt met een rood kader gemarkeerd. U kunt elke gemarkeerde opname naar normale weergave terugzetten door de knop met de klok mee te draaien, of met een druk op de knop MENU/SET (1.25). 144 De volgende acties zijn afhankelijk van of u enkele foto's wilt verwijderen of alle foto's tegelijkertijd. OPNAMEN WISSEN Opnamen op de geheugenkaart en in het interne geheugen kunnen altijd weer worden gewist. Dit kan nuttig zijn als u de opnamen bijv. op andere media heeft opgeslagen, als ze niet meer nodig zijn of wanneer u geheugen op de kaart wilt vrijmaken. De LEICA X-E biedt u de mogelijkheid naar wens enkele, gelijktijdig meerdere of zelfs alle opnamen te wissen. Enkele opnamen wissen 1. Selecteer Single en druk op de knop MENU/SET (1.25). • Na het wissen verschijnt de volgende foto. Als de opname beschermd is (zie p. 146), blijft het zichtbaar en This is protected verschijnt een korte tijd in beeld. Opmerkingen: • Als er een geheugenkaart is ingevoerd (zie p. 102), zullen enkel de afbeeldingen op de kaart voor weergave toegankelijk zijn, d.w.z. als u een afbeelding van het interne geheugen wilt bekijken, moet de kaart eerst worden verwijderd. • Beschermde opnamen moeten eerst worden vrijgegeven voordat ze gewist kunnen worden. Zie p. 146 voor details. • Als u een opname wist, zullen de volgende opnamen in het telwerk (2.2.9) opnieuw worden genummerd volgens dit patroon: wist u bijvoorbeeld opname nummer 3, dan krijgt de vorige foto met nummer 4 het nummer 3, nummer 5 krijgt nummer 4, enz. Dit geldt echter niet voor de nummering van de resterende beeldbestanden in de map (2.2.6), die in principe ongewijzigd blijft. Belangrijk: Het wissen van de opnamen is definitief. U kunt ze daarna niet meer oproepen. Druk op de knop DELETE/FOCUS (1.15) om de wisfunctie op te roepen. • Het menu Wissen verschijnt. 145 Alle opnamen wissen 1. Selecteer All en druk op de knop MENU/SET (1.25). • Een submenu verschijnt. 2. Bevestig of verwerp het proces en druk opnieuw op de knop MENU/SET. • De melding No valid image to play of het oorspronkelijk aangegeven beeld verschijnt weer, als het niet onverhoopt is verwijderd. Als er sommige foto's zijn beschermd (zie ook volgende sectie), dan verschijnt er Protected images were not deleted voor een korte tijd, waarna de eerste foto's weer in beeld verschijnen. OPNAMEN BEVEILIGEN/BEVEILIGING OPHEFFEN De op de geheugenkaart en in het interne geheugen opgeslagen opnamen kunnen tegen abusievelijk wissen worden beveiligd. 1. Selecteer in het menu Protect (3.34). • Na een korte tijd verschijnt de eerder getoonde foto opnieuw in beeld samen met een menu. Afhankelijk van de eventuele beveiliging bevat het menu de opties Unprotect of Protect. Opmerking: Als u van gedachten veranderd en geen opnamen wilt wissen, kunt u het wismenu verlaten door opnieuw op de knop DELETE/FOCUS te drukken. 146 2. selecteer de betreffende optie en 3. bevestig door te drukken op de knop MENU/SET (1.25). • Een beschermd beeld wordt aangegeven door het slot-pictogram (2.2.4). Opmerkingen: • Als er een geheugenkaart is ingevoerd (zie p. 102) zullen enkel de afbeeldingen op de kaart voor weergave toegankelijk zijn, d.w.z. als u een afbeelding van het interne geheugen wilt bekijken, moet de kaart eerst worden verwijderd. • U kunt naar de normale weergavemodus terugkeren door op Exit te drukken. • Als het menu Beveiligen/Beveiliging opheffen wordt weergegeven, kunt u de andere opnamen met de linker en rechter richtingsknoppen selecteren (1.24/1.27). • Ook de beveiligde opnamen (zie p. 139) worden door het formatteren van het geheugen gewist. • Wanneer wordt geprobeerd beveiligde opnamen te wissen (zie p.146), verschijnt er op het scherm een waarschuwing. Wilt u deze toch wissen, verwijder dan de beveiliging zoals hierboven beschreven. • De schrijfbeveiliging functioneert alleen op deze camera. • Bij SD-geheugenkaarten kunt u abusievelijk wissen verhinderen door de schakelaar voor schrijfbeveiliging van de kaart (zie p.102) in de LOCKstand te zetten. 147 Instelling Selecteer HDMI (3.31) in het menu, en de gewenste instelling in het submenu. WEERGAVE VAN PORTRETFORMAAT Normaal gesproken worden de opnamen op het scherm weergegeven zoals ze werden gemaakt, d.w.z. als de camera horizontaal werd gehouden, zal de weergave ook horizontaal zijn. Bij portretopnamen, waarbij de camera verticaal werd gehouden, is dit onpraktisch omdat de camera, als deze weer horizontaal wordt gehouden, de opname niet rechtop zal tonen. De LEICA X-E heeft hier een oplossing voor. Verbinding maken/afspelen van de opnamen 1. Sluit de HDMI-kabel aan op de camera en de televisie-, monitor of projector HDMI-aansluitingen. 2. Doe de TV, het scherm of de projector aan en selecteer HDMI input. 3. Schakel de camera aan en druk op de knop PLAY (1.16.) om de weergavemodus in te stellen. Selecteer Auto Rotate Display (3.32) en de gewenste instelling in het submenu. Als u On selecteert, worden portretformaat opnamen automatisch rechtop weergegeven. Opmerkingen: • U hebt een HDMI-kabel nodig voor de verbinding met een tv, monitor of projector. Gebruik alleen de kabel die als toebehoren van Leica voor deze camera wordt aangeboden (zie p. 153) • Als de maximale resolutie van de TV, het scherm of de projector lager is dan het geselecteerde niveau op de camera, zal hij automatisch naar de maximale resolutie van het aangesloten toestel omschakelen. Bijvoorbeeld, als u 1080i instelt op de camera en de verbonden unit heeft een maximum van 480p, zal de camera automatisch 480p toepassen. • De vereiste instellingen van de tv, projector of monitor kunt u aan de betreffende handleiding ontlenen. • Het beeld op het externe scherm zal de informatie niet weergeven die u op het scherm van de camera ziet. Opmerkingen: • Portretformaat opnamen die op het scherm worden gedraaid zijn natuurlijk een stuk kleiner. • Deze functie is voor de automatische weergave niet beschikbaar (zie p. 106) WEERGAVE MET HDMI-APPARATUUR Met de LEICA X-E kunt u uw foto's met een tv, projector, of monitor met HDMI-ingang bekijken, waardoor een optimale weergave gegarandeerd is. Bovendien kunt u uit drie resolutieniveaus kiezen: 1080i, 720p, and 480p. 148 ANDERE ZAKEN Belangrijk: • Gebruik uitsluitend de meegeleverde USB-kabel (D). • Zolang gegevens van de LEICA X-E naar de computer worden gekopieerd, mag in geen geval de verbinding worden verbroken door de USB-kabel eruit te trekken. De computer en/of de LEICA X-E kunnen vastlopen en de geheugenkaart kan zelfs onherstelbaar worden beschadigd. • LEICA X-E kan vanwege een lage batterijstand niet worden uitgeschakeld of zichzelf automatisch uitschakelen terwijl er gegevens van de camera naar de computer worden overgedragen, omdat dit de computer kan laten vastlopen. Om dezelfde reden mag de batterij nooit uit de camera worden verwijderd als de verbinding nog actief is. Als de batterijstand te laag wordt tijdens de gegevensoverdracht, verschijnt het scherm INFO (2.1.26) en de batterijstandindicatie (2.1.5) gaat knipperen. Stop in dat geval de gegevensoverdracht, schakel de de LEICA X-E uit (zie p. 104) en laad de batterij (zie p. 100). GEGEVENSOVERDRACHT NAAR EEN PC De LEICA X-E is compatibel met de volgende besturingssystemen: Microsoft®: Windows® XP / Vista® / 7® Apple® Macintosh®: Mac® OS X (10.4) en hoger De LEICA X-E heeft een USB 2.0 High Speed aansluiting voor de gegevensoverdracht naar de pc. Dit maakt zeer snelle gegevensoverdracht naar computers met hetzelfde type aansluiting mogelijk. De computer die u gebruikt moet een USB-poort hebben (voor een directe verbinding met de LEICA X-E) of een kaartlezer voor SD/SDHC/SDXC-kaarten (inclusief UHS I standaard types). GEGEVENSOVERDRACHT MET DE CAMERA ALS WISSELSTATION Met Windows bedrijfssystemen: Als de LEICA X-E met een USB-kabel aan de pc is bevestigd, zal het bedrijfssysteem een wisselstation herkennen en een stationsletter toewijzen. Gebruik de Windows Verkenner om de beeldgegevens naar uw pc over te dragen en op te slaan. Met Mac bedrijfssysteem: Als de LEICA X-E met een USB-kabel aan de computer is bevestigd, zal de geheugenkaart als opslagmedium op het bureaublad verschijnen. Gebruik de Finder om de beeldgegevens naar uw computer over te dragen en op te slaan. 149 KAARTLEZERS AANSLUITEN EN GEGEVENS OVERDRAGEN De beeldbestanden kunnen op andere computers met een standaard kaartlezer voor SD/SDHC(SDXC-geheugenkaarten worden ingelezen (inclusief UHS standaardtypes). Kaartlezers met een USB-aansluiting zijn beschikbaar voor computers met USB. MET DNG RAW DATA (RUWE GEGEVENS) WERKEN Als u hebt gekozen voor de gestandaardiseerde en toekomstzekere DNG (Digital Negative) formaat, heeft u zeer gespecialiseerde software nodig om de opgeslagen ruwe data om te zetten in optimale kwaliteit, bijvoorbeeld de professionele Adobe® Photoshop® Lightroom® raw data converter. Het biedt optimale kwaliteitsalgoritmen voor digitale kleurverwerking, wat afbeeldingen produceert met weinig beeldruis en tegelijkertijd een uitzonderlijk hoge resolutie. Tijdens het bewerken heeft u de mogelijkheid bepaalde parameters aan te passen, zoals witbalans. ruisonderdrukking, gradatie, scherpte, etc. om zodoende optimale beeldkwaliteit te bereiken. Adobe® Photoshop® Lightroom® is beschikbaar als gratis download wanneer u uw Leica X-E registreert op de Leica Camera AG homepage Verdere informatie vindt u op de registratiefolder in de cameraverpakking. Opmerking: De LEICA X-E is uitgerust met een geïntegreerde sensor die de positie van de camera herkent – horizontaal of verticaal (in beide richtingen) – voor elke foto. Dankzij deze informatie kan de opname altijd automatisch rechtop worden weergegeven, ook als deze naderhand op een computer met het betreffende programma wordt afgebeeld. INSTALLEREN VAN ADOBE® PHOTOSHOP® LIGHTROOM® Om de installatie te starten, heeft de computer een actieve Internet-verbinding nodig (d.w.z. moet online zijn). U heeft ook een geldig e-mailadres nodig om de software te activeren. Houd de vereiste softwarelicentiecode paraat - u zult een antwoordmail van Leica krijgen als u de software hebt gedownload. Mocht u ondersteuning nodig hebben voor Adobe® Photoshop® Lightroom® Home: u vind een supportformulier op de Leica Camera AG homepage in de 'owners area' waar u uw camera geregistreerd hebt en de software kunt downloaden. 150 Systeemvereisten Net als andere software, vraagt elke versie van Adobe® Lightroom® ​​om verschillende versies van het gebruikte besturingssysteem (Windows / Mac). Controleer daarom of uw besturingssysteem compatibel is voor u het downloaden van Adobe® Lightroom® start. In sommige Windows-versies kan er een waarschuwing over een ontbrekende Windows-signatuur worden gemeld. Negeer de melding en ga verder met de installatie. INSTALLEREN VAN FIRMWARE-UPDATES Leica werkt continu aan de ontwikkeling en optimalisering van haar producten. Omdat digitale camera's veel functies hebben die elektronisch worden gestuurd, kunnen sommige verbeteringen en uitbreidingen op een later tijdstip op de camera worden geïnstalleerd. Hiervoor stelt Leica af en toe firmware-updates ter beschikking die u eenvoudig van onze homepage kunt downloaden. Als u uw camera heeft geregistreerd, zal Leica u over nieuwe updates op de hoogte houden. 151 ACCESSOIRES Polsband X Contourgevormd, gemaakt van topkwaliteit leder (zwart). (Bestelnr. 18 713) Belangrijk: Enkel de accessoires gespecificeerd en hieronder beschreven en/of die gespecificeerd en beschreven zijn door Leica Camera AG mogen worden gebruikt in deze camera. Externe Zoekers Lederen draagtas X Tas gemaakt van topkwaliteit echt leder (zwart). De tas draagt ​​de camera in een verticale positie - de camera glijdt in en uit de tas voor gemakkelijk dragen en foto's maken. Wordt geleverd met een lange riem. (Bestelnr. 18 755) Lichtkader-meetzoeker 36mm Hoogwaardige externe optische zoeker. De lichtkaders geven het beeldveld weer, zowel voor afstanden tussen 60 cm en oneindig, maar ook tussen de 30 en 60cm. (Bestelnr. 18 707) Camerabeschermer X De beschermer geeft vrije toegang tot alle bedieningselementen als de camera erin zit. De camera kan in de beschermer blijven om foto's te maken. Gemaakt van topkwaliteit leder (zwart). (Bestelnr. 18 731) Elektronische meetzoeker EVF 2 De EVF 2 biedt een bijna 100% TTL weergave van het beeldframe met 1.4 Mpixel resolutie. Dit zorgt voor een precieze en eenvoudigere compositie en tegelijkertijd de beheersing over alle belangrijke beeldparameters. De EVF 2 is vooral handig in verlichtingssituaties die de zichtbaarheid van het beeldscherm verminderen en dankzij de scharnierende constructie ook bij opnamen onder ooghoogte. (Bestelnr. 18 753) Paraattas X Deze hoogwaardige cameratas is gemaakt van plantaardig gelooid rundleer. Hij beschermt goed, maar blijft spontaan: De camera kan tijdens het fotograferen in de tas blijven zitten. (Bestelnr. 18 754) Beide zoekers zijn gemonteerd op de flitsschoen van de camera, net als - en dus in plaats van - een externe flitser. Zie p.114/115 voor meer informatie over de relevante instellingen van het scherm bij gebruik van een externe zoeker. Kleine systeemtas Kleine systeemtas van hoge kwaliteit, waterbestendige zeildoek (zwart). Draagt de camera plus accessoires zoals handgreep, zoeker en flitser. (Bestelnr. 18 757) 152 Handgreep X Met de handgreep van de LEICA X-E draagt u de camera veilig en comfortabel. Deze wordt bevestigd aan de statiefschroefdraad met de kartelschroef onderaan de handgreep. (Bestelnr. 18712) VERVANGENDE ONDERDELEN  Bestelnr. Lensdop............................................................................. 423-097.001-024 Flitsschoenkapje................................................................ 423-097.001-026 Leren draagriem................................................................. 439-612.060-000 USB-kabel.......................................................................... 423-089.003-022 Lithium-Ionen-batterij Leica BP-DC 81................................................ 18 706 Batterijdoosje.................................................................... 423-089.003-012 LEICA BC-DC8 Oplader (inclusief verwisselbare stekkers)............. 423-089.803-008 AC-stekker EU................................................................... 423-089.003-014 AC-stekker US/JP.............................................................. 423-089.003-016 AC-stekker UK/HK............................................................ 423-089.003-018 AC-stekker China............................................................... 423-089.003-020 AC-stekker Korea............................................................... 423-089.003-028 AC-stekker Australië.......................................................... 423-089.003-030 Opmerkingen: • Deze handgreep is speciaal ontworpen voor de Leica X-E en de Leica X1/ X2. Hij kan niet worden bevestigd aan een andere camera vanwege de verschillende afmetingen en positie van de statiefschroefdraad. • Omdat de handgreep het batterijvak van de camera afdekt, moet deze worden verwijderd om de batterij of de kaart te verwijderen of vervangen. • Zorg ervoor de geleidepen van de handgreep in lijn te brengen met het betreffende gat van de camera (1.34) om de camera te beschermen tegen krassen. Flitsapparaten De LEICA SF 24D systeemflitser is bijzonder geschikt vanwege de compacte afmetingen en een vormgeving die bij de camera past. Hij heeft een permanent bevestigde flitservoet met alle benodigde contacten en is uiterst gemakkelijk te bedienen. (Bestelnr. 14 444) HDMI-kabel De HDMI-kabel maakt bijzonder snelle overdracht van de beeldgegevens mogelijk d.m.v. de betreffende HDMI-aansluitingen. Lengte = ca. 1.5m/5ft. (Bestelnr. 14 491) 1 Om zeker te zijn van stroomvoorziening wanneer u de camera voor een langere periode wilt gebruiken (bijvoorbeeld bij evenementen, op reis, etc.) raden wij u aan altijd een reservebatterij mee te nemen. 153 • Vocht kan tot storingen leiden en zelfs permanente schade aan uw LEICA X-E en geheugenkaart veroorzaken. • Als er spetters zout water op uw LEICA X-E zijn gekomen, bevochtigt u een zachte doek eerst met leidingwater, wringt deze stevig uit en wist hiermee de camera af. Daarna met een droge doek grondig afdrogen. VOORZORGSMAATREGELEN EN ONDERHOUD ALGEMENE VOORZORGSMAATREGELEN Gebruik de LEICA X-E niet in de onmiddellijke nabijheid van apparatuur met krachtige magnetische, elektrostatische of elektromagnetische velden (zoals inductieovens, magnetrons, televisietoestellen, computermonitors, videogame-consoles, mobiele telefoons en radioapparatuur). • Wanneer u de LEICA X-E op of naast een televisie plaatst, kan het magnetisch veld de beeldregistratie storen. • Dit geldt ook voor gebruik naast mobiele telefoons. • Sterke magneetvelden, bijv. die van luidsprekers of grote elektromotoren kunnen de opgeslagen bestanden beschadigen, resp. de opnamen verstoren. • Als de Leica X-E storingen geeft als gevolg van de effecten van elektromagnetische velden, verwijder dan de batterij en schakel de camera weer in. Gebruik de Leica X-E niet in de directe omgeving van radiozenders of stroomlijnen met hoge spanning. • De magnetische velden kunnen de registratie van foto-opnamen storen. Bescherm de Leica X-E tegen contact met insectensprays en andere agressieve chemicaliën. Benzine, verdunner en alcohol mogen niet voor reiniging worden gebruikt. • Bepaalde chemicaliën en vloeistoffen kunnen de behuizing van de LEICA X-E, resp. het oppervlak beschadigen. • Omdat rubber en kunststof soms agressieve chemicaliën uitstoten, moeten ze niet te lang in contact blijven met de Leica X-E. Zorg ervoor dat zand en stof niet in de Leica X-E kunnen geraken, bijvoorbeeld op het strand. • Zand en stof kunnen de camera en geheugenkaart beschadigen. Wees vooral voorzichtig bij het ​​plaatsen en verwijderen van de kaart. Zorg ervoor dat er geen water in de Leica X-E kan komen, bijvoorbeeld wanneer het sneeuwt of regent, of op het strand. Belangrijk: Er mogen uitsluitend accessoires met deze camera worden gebruikt die in deze handleiding worden genoemd en/of door Leica Camera AG zijn gespecificeerd. BEELDSCHERM • Wanneer de LEICA X-E aan grote temperatuurschommelingen wordt blootgesteld, kan zich condens op het beeldscherm vormen. Wis deze voorzichtig met een zachte, droge doek af. • Als de LEICA X-E bij het inschakelen zeer koud is, kan het zoeker-/monitorbeeld eerst iets donkerder zijn dan normaal. Als het is opgewarmd, zal het weer de normale helderheid vertonen. • De productie van het scherm vindt plaats in een zeer nauwkeurig proces. Zo wordt verzekerd dat van in totaal meer dan 230.000 pixels meer dan 99,995% correct werkt en slechts 0,005% donker blijft of altijd licht is. Dit is echter geen storing en beïnvloedt de beeldweergave niet nadelig. 154 SENSOR Hoogtestraling (bijv. bij vluchten) kan pixeldefecten veroorzaken. VOOR HET OBJECTIEF • Normaal gesproken voldoet een zacht haren borsteltje om stof van de buitenste lens te verwijderen. Als er vaster vuil op zit, dient dit voorzichtig met een volledig schone en zachte doek waar absoluut geen ander materiaal op- of aanzit met cirkelbewegingen van binnen naar buiten te worden gereinigd. Wij adviseren het gebruik van microvezeldoekjes (verkrijgbaar in de fotohandel of bij een opticien) die u in een doosje opbergt en die u bij 40°C of lager kunt wassen (zonder wasverzachter en nooit strijken!). Brilpoetsdoekjes die met chemische producten zijn behandeld, dient u niet te gebruiken, omdat deze het glas van de lens kunnen beschadigen. • De bij de levering inbegrepen lensdop beschermt de lens tegen onbedoelde vingerafdrukken en regen. CONDENS Als er condens is ontstaan op of in uw LEICA X-E, dient u de camera uit te schakelen en ongeveer een uur in een omgeving met kamertemperatuur te laten staan. Als de temperatuur van de camera aan de kamertemperatuur is aangepast, zal de condens vanzelf verdwijnen. ONDERHOUDSINSTRUCTIES Omdat vuil een voedingsbodem voor micro-organismen vormt, dient u uw apparatuur schoon te houden. VOOR DE CAMERA • Reinig de LEICA X-E uitsluitend met een zachte, droge doek. Hardnekkig vuil moet eerst met een sterk verdund schoonmaakmiddel worden bevochtigd – en vervolgens met een droge doek worden afgeveegd. • Om vlekken en vingerafdrukken te verwijderen, dient u de camera met een niet-pluizende doek af te vegen. Vuil dat in moeilijk bereikbare hoeken van de behuizing vastzit, kunt met een borsteltje verwijderen. • Alle mechanisch werkende lagers en glijvlakken van uw LEICA X-E zijn gesmeerd. Houd hier rekening mee als u de camera langere tijd niet gebruikt. Om te vermijden dat de smeerpunten gaan verharsen, dient u de ontspanner van de camera telkens na zo'n drie maanden een paar keer in te drukken. Wij raden u ook aan de andere bedieningselementen regelmatig te bewegen en te gebruiken. VOOR DE BATTERIJ Oplaadbare lithiumbatterijen produceren stroom d.m.v. interne chemische reacties. Deze reacties worden ook door de buitentemperatuur en luchtvochtigheid beïnvloed. Zeer hoge en lage temperaturen verkorten de levensduur van de batterijen. • Verwijder de batterij altijd als u de LEICA X-E langere tijd niet gebruikt. Anders kan de batterij na enkele weken volledig ontladen, ofwel de spanning beduidend verminderen. • Lithiumbatterijen dienen ten dele opgeladen te worden bewaard, d.w.z. niet volledig ge- of ontladen (op het betreffende scherm (2.1.5/2.2.5). Bij een zeer lange bewaartijd moet deze ongeveer twee maal per jaar 15 minuten worden geladen om volledige ontlading te voorkomen. • De batterij moet een temperatuur tussen 0°-35°C hebben om te kunnen worden opgeladen (anders zal de lader niet inschakelen of weer uitschakelen). 155 • Houd de batterijcontacten altijd schoon en vrij toegankelijk. Hoewel lithiumbatterijen bestendig zijn tegen kortsluiting, dienen deze toch tegen contact met metalen voorwerpen, zoals paperclips of sieraden te worden beschermd. Een kortgesloten batterij kan zeer heet worden en ernstige brandwonden veroorzaken. • Als er een batterij valt, controleert dan de behuizing en contacten op eventuele schade. Het gebruik van een beschadigde batterij kan de LEICA X-E beschadigen. • Batterijen hebben slechts een beperkte levensduur. • Verwijder beschadigde batterijen via een verzamelpunt om goed recyclen te waarborgen. • Gooi de batterijen in geen geval in vuur, omdat ze anders kunnen exploderen! VOOR GEHEUGENKAARTEN • Zolang een opname wordt opgeslagen of de geheugenkaart wordt uitgelezen, mag deze niet worden verwijderd en mag de LEICA X-E niet worden uitgeschakeld en niet aan trillingen worden blootgesteld. • Geheugenkaarten moeten voor de veiligheid in principe uitsluitend in het meegeleverde antistatische foedraal worden bewaard. • Bewaar geheugenkaarten niet waar ze aan hoge temperaturen, direct zonlicht, magneetvelden of statische ontlading zijn blootgesteld. • Laat de geheugenkaart niet vallen en buig deze niet, omdat deze anders beschadigd kan worden en de opgeslagen gegevens verloren kunnen gaan. • Verwijder de batterij altijd als u de LEICA X-E langere tijd niet gebruikt. • Raak de contacten aan de achterzijde van de geheugenkaart niet aan en houd ze vrij van vuil, stof en vocht. • Het is ook raadzaam de geheugenkaart af en toe te formatteren, omdat gewiste bestanden fragmentatie veroorzaken, wat enige geheugencapaciteit kan opeisen. VOOR DE BATTERIJLADER • Wanneer de batterijlader in de buurt van radio-ontvangers wordt gebruikt, kan de ontvangst worden verstoord. Zorg daarom voor een afstand van minimaal 1m tussen de apparaten. • Wanneer de batterijlader wordt gebruikt, maakt deze soms geluid (zoemen) – dit is normaal en geen storing. • Trek de batterijlader uit de netvoeding als deze niet wordt gebruikt, omdat ook bij uitgeschakelde camera en niet geplaatste batterij een (zeer geringe) hoeveelheid stroom wordt gebruikt. • Houd de batterijcontacten altijd schoon en zorg ervoor dat ze geen kortsluiting kunnen maken. 156 • Fototassen die nat geworden zijn, dient u te legen om schade aan uw apparatuur door vocht en resten van looivloeistof uit het leer te vermijden. • Om schimmel in hete, vochtige, tropenklimaat te voorkomen, dient de camera zo veel mogelijk aan lucht en licht te worden blootgesteld. Luchtdichte tassen en boxen zijn alleen aan te bevelen als er een droogmiddel, zoals silicaat gel bij in wordt gedaan. • Bewaar de LEICA X-E ter vermijding van schimmelvorming niet voor langere tijd in de leren tas. • Noteer de serienummers van uw Leica X-E, want die zijn uiterst belangrijk in geval van verlies. OPBERGEN • Als u geen gebruik maakt van de Leica X-E voor een langere periode, raden wij u aan de camera: a. uit te schakelen (zie p. 104), b. haal de memory card eruit (zie p. 102), en c. verwijder de batterij (zie p. 100) (na maximaal 3 dagen zullen de tijd en datum verloren gaan, zie p. 102). • Lenzen werken als vergrootglazen als er helder zonlicht op de camera schijnt. Laat de camera daarom nooit zonder bescherming in helder zonlicht staan. Gebruik de lensdop en houd de camera in de schaduw (of berg deze meteen weer in de tas op) om schade aan het binnenwerk van de camera te voorkomen. • Bewaar de LEICA X-E bij voorkeur in een gesloten en gestoffeerd foedraal, zodat niets er tegenaan kan schuren en stof op afstand wordt gehouden. • Berg de LEICA X-E op in een droge, geventileerde ruimte, waar geen hoge temperaturen en hoge vochtigheid optreden. Bij gebruik in een vochtige omgeving dient hij voor het opbergen volledig vrij gemaakt te zijn van vochtigheid. 157 TECHNISCHE GEGEVENS Scherpstelbereik van 30cm/1ft. t/m oneindig. Autofocus of Handmatige afstandsinstelling van 30cm tot oneindig met instelwieltje achterop de camera, naar keuze met vergrootfunctie als hulpmiddel bij het scherpstellen. Cameratype LEICA X-E (Typ 102) Autofocus meetmethodes 1 veld, 11 velden, spot, gezichtsherkenning. Sensor APS-C-formaat CMOS-sensor (23,6 x 15,7 mm) met 16.5/16.2 Megapixels (in totaal/effectief), beeldverhouding 3:2 Belichtingsprogramma’s Geprogrammeerde automatische belichting (P), programmawissel-optie, tijdautomaat (A), diafragma-automaat (T) en handmatige instelling (M). Resolutie Selecteerbaar voor het JPEG-formaat: 4928 x 3264 pixels (16.2M), 4288 x 2856 pixels (12.2M), 3264 x 2160 pixels (7M), 2144 x 1424 pixels (3.1M), 1632 x 1080 pixels (1.8M), DNG: 4944 x 3272 pixels. Belichtingsmeting Meerdere velden, centrum-georiënteerd, spot, naar keuze met histogramweergave voor analyse van helderheidsverdeling. Lens Leica Elmarit 24mm f/2.8 Asph. (komt overeen met 36 mm van het 35mm-formaat), 8 lenselementen in 6 groepen, 1 asferisch oppervlak. Belichtingscompensatie ±3EV in 1/3EV-stappen. Automatische belichtingsserie 3 opnamen met belichtingsintervallen tot 3EV, instelbaar in 1/3EV-stappen. Diafragma-instellingen van f/2.8 t/m tot f/16 in 1/3EV-stappen Kleinste objectveld 18 x 27cm / 7 7/8” x 10 5/8” (vanaf een afstand van 30cm/1ft.). Sluitertijden 30 s. tot 1/2000 s., in de normale flitsstand van 1/30s, in de langzame flitsstand vanaf 30 sec. Beeldbestandsformaten/compressiegraden Selecteerbaar:JPG Super fine, JPG fine, DNG + JPG S. fine, DNG + JPG fine. Serie-opnamen Selecteerbaar: 3fps or 5fps, max. 8 foto's. met constante beeldfrequentie en DNG + JPG fine. Opslagmedia SD/SDHC/SDHX geheugenkaarten, MultiMedia-kaarten. Intern buffergeheugen Circa 110MB. ISO gevoeligheidsinstelling2 Automatisch, naar keuze met sluitertijd en/of ISO-gevoeligheidsgrenzen ISO 100, ISO 200, ISO 400, ISO 800, ISO 1600, ISO 3200, ISO 6400, ISO 12500. Witbalans Selecteerbare modi: Automatisch, voorinstellingen voor daglicht, bewolking, halogeenlicht, schaduw, elektronische flits, 2 handmatige instellingen, handmatige instelling van de kleurtemperatuur, naar keuze met fijnafstemming van alle instellingen. Kleurinstellingen Selecteerbaar: Standaard, Levendig, Natuurlijk, B&W natuurlijk, B&W hoog contrast. Autofocussysteem Contrast-gebaseerd systeem dat gebruik maakt van de beeldsensor, optionele AF-assist-lamp voor situaties met weinig licht. 158 Flitsprogramma's Flitser wordt aan- en uitgeschakeld door hem uit of in te schuiven, automatische flitsactivering zonder voorflits, handmatige flitsactivering met en zonder voorflits, automatische flitsactivering met trage sluitertijden met of zonder voorflits, studiomodus om een externe slaveflitser te activeren. Flitsbelichtingscompensatie Aansluitingen 5-pin mini USB aansluiting 2.0 high-speed voor snelle gegevensoverdracht naar de computer, HDMI-aansluiting voor directe digitale verbinding met betreffende apparatuur, merkgebonden aansluitschoen voor externe elektronische meetzoeker Leica EVF 21. Stroomvoorziening Lithium-ionen batterij, 3,7 V, 1600mAh capaciteit (volgens CIPA-normen): Ca. 450 opnamen, laadtijd (bij volledige ontlading): ca. 200 min. ±3EV in 1/3EV-stappen. Werkbereik van het ingebouwde flitsapparaat (bij ISO 100/21°) ca. 0,3-2,0 m/1-6ft., richtgetal 5. Netvoeding/lader-unit Input: Wisselstroom 100-240 V, 50/60Hz, automatische schakeling. Oplaadtijd van de ingebouwde flitser ca. 5sec. met volledig opgeladenbatterij. Behuizing Behuizing in Leica Design gemaakt van stevig, lichtgewicht magnesium Twee bevestigingsogen van de draagriem. ISO-flitsschoen met midden- en stuurcontacten voor de aansluiting van externe, sterkere flitsapparaten, zoals de LEICA SF 24D en de externe elektronische meetzoeker Leica EVF 21. LCD-Scherm 2,7“ TFT LCD met ca. 230.000 pixels. Displays zie p. 90 Zelfontspanner Vertraging naar keuze 2 of 12 sec. Statief schroefdraad A1/4 DIN 4503 (1/4“). Afmetingen (BxHxD) ca. 124 x 69 x 51,5 mm / 47/8 x 2 11/32 x 2 1/32 inch Gewicht ca. 307/345g (met/zonder batterij) 1 Verkrijgbaar 2 Volgens als accessoire; zie ook p. 152 CIPA DC-004 Standaard Constructie en vormgeving aan verandering onderhevig. 159 Leica Product support Technische vragen over toepassingen met Leica-producten, ook over de meegeleverde software, worden schriftelijk, telefonisch of per e-mail beantwoord door de Product Support-afdeling van de Leica Camera AG. Ook voor koopadvies en het bestellen van handleidingen is dit uw contactadres. U kunt uw vragen eveneens d.m.v. het contactformulier op de website van Leica Camera AG aan ons richten. Leica klantenservice Voor het onderhoud van uw Leica-uitrusting en in geval van schade kunt u gebruik maken van de Customer Care van Leica Camera AG of de reparatieservice van een Leica-vertegenwoordiging in uw land (voor adressenlijst zie garantiebewijs). Leica Camera AG Customer Care Am Leitz-Park 5 D-35578 Wetzlar Telefoon: +49 6441 2080-189 Fax: +49 6441 2080-339 [email protected] Leica Camera AG Productsupport / Softwaresupport Am Leitz-Park 5 D-35578 Wetzlar Telefoon: +49(0)6441-2080-111 /-108 Fax: +49(0)6441-2080-490 [email protected] / [email protected] 160
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162

Leica X-E Handleiding

Type
Handleiding

in andere talen