Leica M Monochrom de handleiding

Type
de handleiding
LEICA M Monochrom
Notice d’utilisation/
Gebruiksaanwijzing
93 449 VII/12/BW/B
Leica Camera AG
I
Oskar-Barnack-Straße 11
I
35606 SOLMS
I
DEUTSCHLAND
Telefon +49 (0) 6442-208-0
I
Telefax +49 (0) 6442-208-333
I
www.leica-camera.com
Nederlandse Gebruiksanwijzing pagina 85-166
LEICA M Monochrom
Notice d’utilisation
LEICA M Monochrom
Gebruiksaanwijzing
VOORWOORD
Geachte klant
Leica dankt u voor de aanschaf van de Leica M
Monochrom en feliciteert u met deze beslissing.
U hebt met deze unieke digitale meetzoekercamera
een uitstekende keuze gemaakt.
Wij wensen u veel plezier en succes bij het fotograferen
met uw nieuwe Leica M Monochrom.
Om de mogelijkheden van deze camera volledig
te kunnen benutten, adviseren wij u eerst deze
handleiding te lezen.
Deze handleiding werd op 100% chloorvrij-gebleekt papier gedrukt,
waarvan het kostbare productieproces het oppervlaktewater ontziet
en daarmee het milieu spaart.
86
88
INHOUDSOPGAVE
Voorwoord ...............................................................86
Waarschuwingen ...................................................... 90
Juridische opmerkingen ............................................ 90
Milieuvriendelijk afvoeren van elektrische en
elektronische apparatuur.......................................... 90
Leveringsomvang ..................................................... 91
Aanduiding van de onderdelen ................................. 92
De indicaties
In de zoeker .......................................................... 94
Op het LCD-scherm ............................................... 95
De menupunten
In het hoofdmenu .................................................. 97
In het menu met de opnameparameters ................ 97
Beknopte handleiding ............................................... 98
Uitvoerige handleiding
Voorbereidingen
Aanbrengen van de draagriem .......................... 100
Opladen van de batterij .................................... 100
Batterij in de camera plaatsen
uit de camera nemen........................................ 102
Indicaties batterijconditie .............................. 102
Plaatsen en vervangen van de geheugenkaarten ... 103
Leica M-objectieven ......................................... 104
Plaatsen van een objectief ............................. 105
Verwijderen van een objectief ........................ 105
De belangrijkste instellingen / bedieningselementen
In- en uitschakelen van de camera .................... 106
De ontspanner ................................................. 107
Serie-opnamen .............................................. 107
Discreet / trillingsvrij ontspannen ...................108  
Het tijd-instelwiel ................................................ 108
het LCD-scherm .................................................. 109
Instellen van de helderheid ................................109
De menubediening .............................................. 110
Hoofdmenu ...................................................... 110
Het menu met de opnameparameters ............... 110
Instellen van de menuopties ............................. 110
Voorinstellingen
Camera-basisinstellingen
Menutaal .......................................................... 112
Datum en tijd ................................................... 112
Automatische uitschakeling .............................. 113
Knopbevestigingstonen resp. geluidssignalen .... 113
Opname-basisinstellingen
In- / uitschakelen van de herkenning van
het type objectief ............................................. 114
Handmatig opgeven van het objectieftype/
de brandpuntafstand .........................................114
Resolutie .......................................................... 115
Compressiegraad / bestandsformaat ............... 115
ISO-gevoeligheid .............................................. 116
Beeldeigenschappen (contrast, scherpte) ..........118
Geluiden ...........................................................118
Juist vasthouden van de camera .......................... 119
De lichtkader-meetzoeker ............................ 120/121
De beeldveldkiezer ........................................... 120
Afstandsmeting ................................................... 122
Mengbeeldmethode (dubbelbeeld) .................... 122
Deelbeeldmethode ........................................... 122
Belichtingsmeting ................................................ 123
In- / uitschakelen van de belichtingsmeter ....... 123
De belichtingsprogramma's .............................. 124
Tijdautomaat ................................................. 124
Meetwaarde-opslag .................................... 124
Belichtingscorrecties .................................. 125
Automatische belichtingsreeksen ................ 127
Handmatig instellen van de belichting ............ 128
De
B
-instelling/De T-optie ............................. 128
Het meetbereik van de belichtingsmeter ........... 129
Over- en onderschrijding van meetbereik ....... 129
89
Algemene informatie over meting
en regeling van het flitsen .................................... 130
Geschikte flitsapparaten ................................... 130
Flitsapparaat monteren .................................... 131
Het flitsprogramma .......................................... 131
De instellingen van het door de camera
geregelde, automatische flitsprogramma ........ 132
De belichtingsindicaties in de
zoeker met systeem-compatibele flitsers .........132
In de automatische flitsmodus ....................... 133
Bij instelling van het flitsapparaat op computer-
sturing (
A
) of handmatige modus (
M
) .............. 133
Keuze van synchronisatietijd /
synchronisatietijd-bereik ................................ 134
Keuze van het synchronisatietijdstip ............... 135
Overige functies
Gebruikers- / programmaprofielen ................... 136
Terugzetten van alle individuele instellingen ...... 137
De weergavemodus ............................................. 138
Onbegrensde weergave –
PLAY
..........................138
Automatische weergave van de laatste
opname .............................................................139
Normale weergave 3.2.......................................139
Weergave met histogram 3.3 .............................140
Weergave met clipping-indicatie 3.4 ..................140
Clipping-instellingen .......................................140
Weergave met bijkomende optie 4.4 ..................141
Bekijken van andere opnamen / „bladeren“
in het geheugen ................................................ 142
Vergroten / kiezen van de uitsnede /
gelijktijdig bekijken van meerdere
verkleinde opnamen ......................................... 142
Wissen van opnamen ........................................ 143
Beveiligen van opnamen/
Wisbeveiliging opheffen .................................... 144
Overige functies
Mappenbeheer ................................................. 146
Formatteren van geheugenkaarten ................... 147
Fotograferen met de zelfontspanner ................. 147
Gegevensoverdracht naar een computer ........... 148
USB-verbinding ................................................ 148
met Windows
®
XP/Vista
®
/7
®
........................ 148
met Mac
®
OS X (10.6) .................................... 149
Met de camera als extern station ....................149
Met kaartlezers ............................................. 150
Datastructuur op de geheugenkaart .................. 150
Met onbewerkte gegevens DNG werken ............ 150
Installeren van firmware-updates ...................... 151
Overige zaken
De systeemaccessoires voor de Leica M Monochrom
Wisselobjectieven ............................................. 152
Filters............................................................... 152
Universele groothoekzoeker M .......................... 152
Zoeker voor 21/24/28mm .............................. 152
Spiegelzoeker M .............................................. 152
Zoekerloep M 1.25x en M 1.4x ......................... 152
Geschikte flitsapparaten ................................... 153
Handgreep M ................................................... 153
Correctielenzen ................................................ 153
Tassen ............................................................. 153
Reserve-onderdelen ............................................ 153
Veiligheidsmaatregelen en onderhoud
Algemene voorzorgsmaatregelen ..........................154
LCD-scherm ..................................................... 155
Sensor ..............................................................155
Condens .......................................................... 155
Onderhoud
Voor de camera ................................................ 155
Voor objectieven .............................................. 156
Voor de batterij ................................................ 156
Voor de batterijlader ......................................... 157
Voor geheugenkaarten ...................................... 157
Reinigen van de sensor........................................ 158
Opbergen ............................................................ 159
Storingen en oplossingen .................................... 160
Trefwoordenregister ............................................ 162
Technische gegevens en toestelbeschrijving ........ 164
Leica Akademie ................................................... 167
Leica op Internet ................................................. 167
Leica Infodienst ................................................... 167
Leica klantenservice............................................ 167
90
WAARSCHUWENDE
OPMERKINGEN
•Gebruik uitsluitend aanbevolen accessoires om
storing, kortsluiting of een elektrische schok te
vermijden.
•Stel het toestel nooit bloot aan vocht of regen.
•Probeer niet onderdelen van de body (afdekkingen)
te verwijderen; vakkundige reparaties kunnen alleen
door een erkend servicepunt worden uitgevoerd.
JURIDISCHE OPMERKINGEN
•Neem zorgvuldig het auteursrecht in acht. Het
kopiëren en publiceren van zelf opgenomen media,
zoals banden, cd's, of door anderen uitgegeven
of gepubliceerd materiaal kan het auteursrecht
schenden.
•Dit geldt ook voor alle meegeleverde software.
•Het SD-logo is een handelsmerk.
•Overige namen, firma- en productnamen, die in deze
handleiding worden genoemd, zijn handelsmerk, resp.
gedeponeerd handelsmerk van de betreffende firma’s.
MILIEUVRIENDELIJK
AFVOEREN
ELEKTRISCHE EN
ELEKTRONISCHE
APPARATUUR
(geldt voor de EU en overige Europese landen met
gescheiden inzameling)
Dit toestel bevat elektrische en/of elektronische
onderdelen en mag daarom niet met het normale
huisvuil worden meegegeven! In plaats daarvan moet
het voor recycling op door de gemeenten beschikbaar
gestelde inzamelpunten worden afgegeven. Dit is voor
u gratis.
Als het toestel zelf verwisselbare batterijen of accu’s
bevat, moeten deze vooraf worden verwijderd en evt.
volgens de voorschriften milieuvriendelijk worden
afgevoerd.
Meer informatie over dit onderwerp ontvangt u bij uw
gemeentelijke instantie, uw afvalverwerkingsbedrijf of
de zaak waar u het toestel hebt gekocht.
91
LEVERINGSOMVANG
Controleer, voordat u uw Leica M Monochrom in
gebruik neemt, de meegeleverde accessoires op
volledigheid.
A. Batterij
B. Oplaadapparaat
C. USB-verbindingssnoer
D. Draagriem
92
AANDUIDING VAN DE ONDER-
DELEN
1.
VOORAANZICHT
1.1 Objectief-ontgrendelingsknop
1.2 Ogen voor draagriem
1.3 Kijkvenster van de afstandsmeter
1.4 Helderheidssensor
1
1.5 Belichtingsvenster voor de lichtkaders
1.6 Kijkvenster van de zoeker met spiegelingen voor
een betere herkenning van de zoekerindicaties in
een zeer lichte omgeving
1.7 Zelfontspanner-lichtdiode
1.8 Beeldveldkiezer
1.9 Borglip van de bodemkap
VOORAANZICHT CAMERABAJONET /
ACHTERAANZICHT OBJECTIEFBAJONET
1.10 Sensor voor objectiefdetectie
1.11 6-bit objectiefdetectie
1
Leica M-objectieven met zoekeradapter verbergen de
helderheidssensor. Informatie over de werkwijze met deze en
andere objectieven vindt u in de hoofdstukken „De indicaties / In
de zoeker“, p. 10 en „Leica M-objectieven“, p. 20.
BOVENAANZICHT
1.12 Vaststaande ring met
a. index voor afstandsinstelling,
b. scherptediepteschaal en
c. rode indexknop voor het wisselen van
objectief
1.13 Afstandsinstelring met
a. greep
1.14 Diafragma-instelring
1.15 Witte indexpunt voor diafragma-instelling
1.16 Tegenlichtkap
1.17 Tijd-instelknop met
A
Klikstand voor automatische regeling
van de sluitertijd
1.18 Hoofdschakelaar met klikstanden voor
OFF
(camera uitgeschakeld)
S
(enkele opnamen)
C
(serie-opnamen)
(zelfontspanner)
1.19 Ontspanknop met
– schroefdraad voor draadontspanner
1.20 Flitsschoen met
a. midden (ontstekings-) en
b. stuurcontacten, evenals
c. opening voor borgpen
93
ACHTERAANZICHT
1.21
SET
-knop voor het oproepen van het
opnameparameter-menu / voor het oproepen
van het submenu binnen het menu / voor
het overnemen van in de submenu’s gekozen
instellingen/functies
1.22
INFO
-knop voor de indicatie van instellingen/
gegevens bij de opname/van de
opnamegegevens bij beeldweergave
1.23
ISO
-knop voor het oproepen van de
gevoeligheidsinstelling
1.24
DELETE
-knop om de wisfunctie mee te kiezen
1.25 Afdekklep over de USB-aansluitbus
1.26
PLAY
-knop voor het inschakelen van de
(permanente) weergavemodus / voor terugkeer
naar de volledige weergave
1.27 Zoekeropening
1.28
MENU
-knop voor het oproepen en verlaten van
het hoofdmenu
1.29 Centrale instelknop voor navigeren in het
menu / voor instellen van de gekozen
menupunten/opties / voor instellen van een
belichtingscorrectie / voor bladeren in het
opnamegeheugen / voor vergroten/verkleinen
van bekeken opnamen
1.30 Kruisknoppen voor navigeren in de menu’s /
voor instellen van de gekozen menupunten/
opties / voor bladeren in het opnamegeheugen
1.31 Lichtdiode voor opnameregistratie /
gegevensopslag op kaart
1.32 Monitor
AANZICHT BIJ GEOPENDE AFDEKKLEP
1.33 USB-bus (5-polig, voor verbinding met
computers)
ONDERAANZICHT
(bij aangebrachte bodemdeksel)
1.34 Statiefaansluiting A
1
/
4
“, DIN 4503 (
1
/
4
“)
1.35 Bodemdeksel
1.36 Vergrendelingsknop voor bodemkap
(bij verwijderde bodemdeksel)
1.37 Batterijvak
1.38 Batterij-vergrendelingsschuif
1.39 Geheugenkaartsleuf
OPLAADAPPARAAT
1.40 Groene (
CHARGE
) lichtdiode voor de indicatie
van het oplaadproces
1.41 Gele (
80%
) lichtdiode voor de indicatie::
80% lading bereikt
1.42 Sleuf voor batterij met
a. contacten
1.43 Bus voor autolaadsnoer
1.44 2-polige bus voor
1.45 Verwisselbaar netsnoer
94
DE INDICATIES
2. IN DE ZOEKER
2.1 door LEDs
(Light Emitting Diodes – lichtgevende diodes)
(met automatische helderheidsregeling
aangepast aan het omgevingslicht
1
) voor:
2.1.1 digitale indicatie in vier posities en zeven
segmenten met onder- en bovenliggende punten
Digitale indicatie:
– Indicatie van de automatisch berekende
sluitertijd bij tijdautomaat
A, ofwel bij het
aflopen van langere sluitertijden dan 1s
– Waarschuwing voor waarden onder resp. boven
het meetbereik of het instelbereik bij
tijdautomaat
A
– Indicatie van de belichtingscorrectie
(kortstondig tijdens de instelling)
– Aanduiding (tijdelijk) van vol buffergeheugen
– Aanduiding ontbrekende geheugenkaart (
Sd)
– Aanduiding volle geheugenkaart (
Full)
Bovenliggende punt:
– Aanduiding (brandt) van actief
meetwaardegeheugen
Onderliggende punt:
– Aanduiding (knipperen) van actieve
belichtingscorrectie
1
De automatische regeling is voor Leica M-objectieven met
zoekeradapter niet mogelijk omdat deze de helderheidssensor 1.4
afdekt die de informatie hiervoor moet leveren. In zulke gevallen
branden de indicaties altijd met constante helderheid.
2.1.2 Twee driehoekige en een ronde led:
– Bij handmatige instelling: gemeenschappelijk
als lichtschaal voor de belichtingsregeling
– Waarschuwing voor waarde onder het
meetbereik
2.1.3 Flitssymbool:
– Paraatstatus flits
– Informatie over de flitsbelichting voor en na
de opname
2.2 Lichtkaders voor 50mm en 75mm
(Voorbeeld)
2.3 Meetveld voor afstandsinstelling
2.1.1
2.1.3
2.1.2
2.3
2.2
2.1
95
3. OP HET LCD-SCHERM
3.1 Bij opname
(door indrukken van de INFO-knop, 1.22)
3.1.1 Batterijcapaciteit
3.1.2 Resterende geheugencapaciteit in MByte
3.1.3 Resterende aantal opnamen
3.1.4 Ingestelde/geregelde sluitertijd
3.1.5 Type objectief
3.2 Bij normale weergave
(beeld/en op gehele monitorveld)
3.2.1 Symbool wisbeveiliging (alleen als ingesteld)
3.2.2 Sluitertijd (niet bij vergrote weergave)
3.2.3 Gevoeligheid (niet bij vergrote weergave)
3.2.4 Beeldnummer / totaal aantal aanwezige
opnamen (niet bij vergrote weergave)
3.2.5 Vergrotingstrap, resp. plaats van de getoonde
uitsnede
(schematisch, alleen indien ingesteld)
3.2.6  Geselecteerd beeld
(alleen bij verkleinde weergave van 4 resp. 9 beelden)
3.3 Weergave met histogram
(als 3.2, extra)
3.3.1 JPG-Histogram
3.3.2
DNG-Histogram
(schematisch weergegeven; de breedte en het
aantal van de segmenten kunnen in werkelijkheid
afwijkend zijn)
3.1.2
3.1.1
3.1.3
3.1.4
3.1.5
3.2.1 3.2.2 3.2.3 3.2.4
3.2.5
3.2.6
3.3.1
3.3.2
96
3.5 Bij weergave met extra informatie
(door indrukken van de INFO-knop, 1.22; Beeld verkleind)
3.5.1 Beeld (evt. met indicatie „Clipping“
1
)
3.5.2 Histogram
3.5.3 Symbool wisbeveiliging
(alleen als ingesteld)
3.5.4 Sluitertijd
3.5.5 Filmgevoeligheid
3.5.6 Beeldnummer / totaal aantal aanwezige
opnamen
3.5.7 Beeldgegevens
a. Belichtingsprogramma
b. Brandpuntafstand
2
c. belichtingscorrectie
d. Resolutie
e. Compressie/bestandsformaat
f. naam gebruikersprofiel
g. bestandsnummer
h. Vergrotingstrap, resp. positie van de
getoonde uitsnede (alleen als ingesteld)
i. Datum / tijd
1
zie „Weergave met histogram 3.3“, p. 140
2
Alleen met Leica M-objectieven van het nieuwste type met 6-bit
codering, resp. zodanig omgebouwde objectieven (zie p. 104),
ofwel bij handmatige instelling in het menu (zie p. 115).
DE INDICATIES
3. OP HET LCD-SCHERM (vervolg):
3.4 Bij weergave met clipping-informatie
3.4.1 Heldere beeldpartijen zonder indicatie
3.4.2 Donkere beeldpartijen zonder indicatie
3.4.1
3.4.2
a
b
c
h
e
f
g
i
d
3.5.7
3.5.2
3.5.1
3.5.3 3.5.4 3.5.5 3.5.6
97
DE MENUPUNTEN
4.
4.1 In het hoofdmenu (via
MENU
-knop, 1.28)
4.2 In het menu met de opnameparameters
(via de
SET
-knop, 1.21)
Menupunt Toelichting
4.1.1
Lens detection
zie p. 114
4.1.2
Save user Profile
Gebruikersspecifiek profiel (opslaan) zie p. 136
4.1.3
Advance
Trillingsvrij ontspannen / Tijdstip spannen sluiter zie p. 108
4.1.4
Self-timer
Zelfontspanner-voorlooptijd zie p. 147
4.1.5
Auto ISO setup
zie p. 116
4.1.6
Sharpening
Beeldscherpte zie p. 118
4.1.7
Contrast
Beeldcontrast zie p. 118
4.1.8
Toning
Opnamen tinten zie p. 118
4.1.9
Bracketing setup
Opname-aantal / -indeling / -volgorde zie p. 127
4.1.10
Exp. Comp. setup
Via menu / centrale instelknop zie p. 125
4.1.11
Monitor brightness
zie p. 109
4.1.12
Clipping
Weergave van over- en onderbelichte gedeelten zie p. 150
4.1.13
Folder manag.
Naam wijzigen / aanmaken zie p. 146
4.1.14
Auto review
Automatische weergave van telkens de laatste opname zie p. 139
4.1.15
Auto power off
Automatische uitschakeling zie p. 113
4.1.16
Flash sync
zie p. 135
4.1.17
Auto Slow Sync
Flits-sluitertijd zie p. 134
4.1.18
Reset
(op de fabrieksinstellingen) zie p. 137
4.1.19
Sensor cleaning
Open sluiter voor reiniging van de sensor zie p. 158
4.1.20
Date
zie p. 112
4.1.21
Time
Tijd zie p. 112
4.1.22
Tone
Knopbevestigingstonen zie p. 113
4.1.23
Language
Taal zie p. 112
4.1.24
USB connection
Herkenning van de camera als ext. station of volgens PTP-protocol zie p. 148
4.1.25
Format SD card
Formatteren van de geheugenkaart zie p. 147
4.1.26
Firmware
Firmware-versie zie p. 151
Menupunt Toelichting
4.2.1
Compression
Compressiepercentage/bestandsformaat
zie p. 115
4.2.2
Resolution
Resolutie
zie p. 115
4.2.3
Exp. Comp.
Belichtingscorrecties (instellen)
zie p. 125
4.2.4
Bracketing
In- / uitschakelen
zie p. 127
4.2.5
User profile
Gebruikerspecifiek profiel
zie p. 136
98
VERKORTE HANDLEIDING
Houd de volgende onderdelen gereed:
– Camera
– Batterij (A)
– Geheugenkaart (niet meegeleverd)
– Oplaadapparaat (B)
VOORINSTELLINGEN
1. Plaats de accu (A) in het oplaadapparaat (zie p. 100)
2. Sluit het oplaadapparaat (B) op het net aan om de
accu op te laden (zie p. 100)
3. Zet de hoofdschakelaar (1.18) op
OFF
(zie p. 106).
4. Plaats de opgeladen batterij in de camera
(zie p. 102).
5. Plaats een geheugenkaart (zie p. 103).
6. Zet de hoofdschakelaar (1.18) op
S
(zie p. 106).
7. Stel de gewenste menutaal in (zie p. 112).
8. Formatteer de geheugenkaart (zie p. 147).
Aanwijzingen:
•Meestal is dit alleen nodig bij geheugenkaarten die
niet af fabriek zijn geformatteerd.
•Bij gewoon formatteren gaan de gegevens op de kaart
voorlopig nog niet onherroepelijk verloren. Alleen de
directory wordt gewist zodat de aanwezige bestanden
niet meer direct toegankelijk zijn. Met de goede
software kunnen de gegevens weer toegankelijk
worden gemaakt. Alleen de gegevens die daarna
door het opslaan van nieuwe gegevens worden
overschreven, zijn ook werkelijk definitief gewist.
Maak er daarom een gewoonte van al uw opnamen
altijd zo snel mogelijk op een veilig geheugenmedium
op te slaan, bijv. de harde schijf van uw computer (zie
ook pag 148).
9. Stel datum en tijd in (zie p. 112/113).
FOTOGRAFEREN
10. Plaats het gewenste objectief op de camera
(zie p. 105).
11. Draai de tijdinstelknop (1.17) naar
A
voor de
automatische regeling van de sluitertijd (zie p. 108).
12. Stel, met uw oog tegen de zoeker, de scherpte in met
de afstandsinstelring van het objectief (zie p. 122).
13. Activeer de belichtingsmeting van de camera door
indrukken van de ontspanner (1.19) tot het eerste
drukpunt.
14. Corrigeer evt. de belichting met de diafragma-
instelring van het objectief (1.14) (zie p. 124).
15. Druk de ontspanner voor de opname helemaal in.
99
BEKIJKEN VAN DE OPNAMEN
Voor automatische, kortstondige weergave van telkens
de laatste opname (in de opnamemodus):
De Leica M Monochrom is af fabriek al op deze functie -
Auto Review.– ingesteld. In het hoofdmenu kunt u
onder dit punt (4.1.14) verschillende optievarianten
uitkiezen (zie p. 138/139).
Weergave voor onbeperkte tijd:
1. Stel door indrukken van de
PLAY
-knop (1.26) de
weergavemodus in (zie p. 138).
2. Druk op de linker of rechter kruisknop (1.30) om
andere opnamen te bekijken.
Opmerking:
Indien u met de optie serieopnamen (zie p. 107) hebt
gefotografeerd, wordt in beide weergavemodi eerst de
laatste foto van de serie resp. de laatste foto van de
serie getoond die op de geheugenkaart is opgeslagen –
mits op dit tijdstip nog niet alle opnamen van de serie
door het interne buffergeheugen van de camera op de
kaart zijn overschreven.
VERGROTEN VAN OPNAMEN OP HET
MONITORBEELD
Draai de centrale instelknop (1.29) naar rechts (met
klok mee) om de getoonde opname vergroot te
bekijken (zie p. 142).
WISSEN VAN OPNAMEN
Druk op de wistoets (
DELETE, 1.24) en volg de
instructies op het LCD-scherm op (1.32) (zie p. 143).
100
UITVOERIGE
HANDLEIDING
VOORBEREIDINGEN
AANBRENGEN VAN DE DRAAGRIEM
a b
OPLADEN VAN DE BATTERIJ
De Leica M Monochrom wordt door een lithium-ionen
batterij (A) van de benodigde energie voorzien.
Opgelet:
•Er mogen uitsluitend batterijen worden gebruikt die
in deze handleiding of door Leica Camera AG worden
genoemd en beschreven.
•Deze batterijen mogen uitsluitend met de speciaal
daarvoor bestemde apparaten en alleen precies zoals
hierna beschreven worden opgeladen.
•Als deze batterijen niet volgens de voorschriften
worden gebruikt of als batterijen worden gebruikt
die niet hiervoor zijn bestemd, kan onder bepaalde
omstandigheden een explosie ontstaan!
•Deze batterij's mogen niet voor langere tijd aan hitte
of zonlicht en vooral ook niet aan vochtigheid of
water worden blootgesteld. Bovendien mogen deze
batterijen nooit in een magnetron of in een omgeving
met hoge druk worden geplaatst wegens gevaar voor
brand of explosie!
•Een veiligheidsventiel in de batterij zorgt ervoor dat bij
onjuiste omgang met de batterij eventuele overdruk
gecontroleerd kan ontwijken.
•Er mag uitsluitend een oplaadapparaat dat in
deze handleiding wordt genoemd of het Leica
oplaadapparaat met bestelnr. 14 463 worden
gebruikt.
Het gebruik van andere, niet door Leica Camera AG
goedgekeurde batterijladers kan tot schade aan de
batterijen leiden en in een extreem geval ook tot
ernstige, levensgevaarlijke verwondingen.
•Het meegeleverde oplaadapparaat mag uitsluitend
voor het opladen van deze batterijen worden gebruikt.
Probeer het niet voor andere doeleinden te gebruiken.
•De meegeleverde autolaadkabel mag in geen geval
worden aangesloten als de batterijlader met het net
is verbonden.
•Zorg ervoor dat de gebruikte stopcontact vrij
toegankelijk is.
•Het oplaadapparaat mag niet worden geopend.
Reparaties mogen alleen door erkende werkplaatsen
worden uitgevoerd.
Aanwijzingen:
•De batterij moet worden opgeladen voordat de Leica
M Monochrom voor de eerste keer wordt gebruikt.
•De batterij moet een temperatuur tussen 0°-35°C
hebben om te kunnen worden opgeladen (anders
schakelt het oplaadapparaat niet in, resp. weer uit).
•Lithium-ionen batterijen kunnen altijd en
onafhankelijk van de batterijconditie worden
opgeladen. Als een batterij maar ten dele is ontladen
voordat hij weer wordt opgeladen, zal de volledige
oplading sneller worden bereikt.
•Tijdens het oplaadproces worden batterijen warm. Dit
is normaal en geen storing.
•Wanneer de beide lichtdioden (1.40/1.41) na
het begin van opladen snel knipperen (>2Hz),
duidt dit op een laadfout. Haal in zo’n geval het
oplaadapparaat van de netvoeding en verwijder de
batterij. Zorg ervoor dat aan de hiervoor genoemde
temperatuurvoorwaarden wordt voldaan en start het
oplaadproces opnieuw.
101
Als het probleem niet kan worden opgelost, neem
dan contact op met uw dealer, de nationale
vertegenwoordiging van Leica of Leica Camera AG.
•Een nieuwe batterij bereikt zijn volledige capaciteit
pas na 2-3 maal volledig opladen en ontladen door
gebruik in de camera. Dit ontladingsproces moet
telkens na ca. 25 cycli worden herhaald.
•Voor een maximale standtijd en levensduur van de
batterij moet deze niet permanent aan extreem hoge
of lage temperaturen (bijv.'s zomers of 's winters in
een geparkeerde auto) worden blootgesteld.
•De levensduur van elke batterij is – zelfs bij optimaal
gebruik –begrensd! Na enkele honderden keren
opladen wordt dit duidelijk door de korter wordende
ontladingstijden.
•Defecte batterijen moeten volgens de betreffende
voorschriften (zie p. 90) milieuvriendelijk worden
afgevoerd.
•De verwisselbare batterij voedt een vast in de
camera ingebouwde bufferbatterij die de opslag van
ingevoerde gegevens, bijv. de datum, gedurende
maximaal 3 maanden garandeert. Als de bufferbatterij
uitgeput is, moet deze door het plaatsen van de
verwisselbare batterij weer worden opgeladen. De
volledige capaciteit van de bufferbatterij is – met
geplaatste verwisselbare batterij - na ca. 60 uur weer
bereikt. De camera hoeft hiervoor niet ingeschakeld
te blijven.
1. Sluit het oplaadapparaat aan, d.w.z. steek de stekker
van het netsnoer (1.45) in de passende bus van
het oplaadapparaat (1.44) en de netstekker in een
stopcontact.
2. Plaats een batterij met de contacten naar beneden
en de met een pijl gemarkeerde zijkant naar voren
wijzend tot de aanslag in de laadsleuf (1.42) van
het oplaadapparaat. De vorm van de laadsleuf
garandeert daarbij de juiste positie van de batterij.
CHARGE
80%


•Als bevestiging van het oplaadproces begint daarna
de groene, met
CHARGE
beletterde LED (1.40) te
knipperen. Als de batterij tot minstens
4
/
5
van zijn
capaciteit is opgeladen, zal bovendien de gele, met
80%
beletterde LED (1.41) gaan branden. Wanneer
de batterij volledig is opgeladen, d.w.z. 100%
capaciteit heeft bereikt - (na ca. 3
1
/
2
uur, zal ook de
groene LED continu gaan branden.
Let op:
de
80%
-LED zal vanwege het werkingsprincipe van
het laadproces al na ca. 2 uur gaan banden. Alleen al
met deze capaciteit zijn 280 opnamen mogelijk.
Als u de volledige capaciteit van 350 opnamen niet
beslist nodig hebt, kan de camera altijd in relatief
zeer korte tijd weer paraat zijn.
3. Vervolgens dient u de lader van het net nemen. Er is
echter geen gevaar voor overlading.
4. Verwijder de batterij door deze uit de laadsleuf te
trekken of – schuiven (hiervoor dient een uitsparing
aan de kopse kant van de sleuf).
102
BATTERIJ IN DE CAMERA PLAATSEN / UIT DE
CAMERA VERWIJDEREN
1. Zet de hoofdschakelaar (1.19) op
OFF
.
2. Verwijder de bodemdeksel (1.35) van de camera.
Hiervoor:
a. de hendel (1.36) van de bodemkap omhoog
klappen,
b. deze naar links draaien en
c. de bodemkap eraf halen.
3. Plaats de batterij met de contacten naar voren in
het vak. Druk deze zover in het vak (1.37) tot de
geveerde, witte vergrendelingsschuif (1.38) als
beveiliging over de batterij schuift.
4. Doe het bodemdeksel weer dicht. Hiervoor:
a. deze aan de borglip (1.9) aan de camerazijde
vasthaken,
b. dicht klappen,
c. met de hendel door draaien naar rechts tot aan
de aanslag vergrendelen en
d. de hendel naar beneden klappen.
Ga voor het verwijderen van de batterij in
omgekeerde volgorde te werk. De geveerde, witte
vergrendelingsschuif in het batterijvak moet daarbij
voor ontgrendeling van de batterij naar de zijkant
worden gedrukt.
Opmerking:
De camera moet altijd uitgeschakeld zijn als de batterij
wordt verwijderd. Met volledig opgeladen batterij zijn
volgens de CIPA-standaard ca. 350 opnamen met
telkens 4s weergavetijd mogelijk.
INDICATIES BATTERIJCONDITIE (3.1.1)
De batterijconditie wordt - in de opnamemodus - op het
scherm (1.32) door indrukken van de
INFO-knop (1.22)
aangegeven. Als de capaciteit slechts bij 10% of minder
ligt, moet de batterij worden vervangen of opgeladen.
Aanwijzingen:
•Verwijder de batterij als u de camera langere tijd niet
gebruikt. Schakel hiervoor van tevoren de camera
met de hoofdschakelaar uit.
•Uiterlijk 3 maanden nadat de capaciteit van een
batterij in de camera uitgeput is (zie hiervoor ook de
laatste opmerking onder „Opladen van de batterij“,
p. 100), moeten alle individuele instellingen opnieuw
worden ingevoerd.
103
PLAATSEN EN VERWIJDEREN VAN DE
GEHEUGENKAART
De Leica M Monochrom slaat de opnamegegevens op
een zeer compacte SD- (Secure Digital) resp. SDHC
(-High Capacity) kaart op.
SD/SDHC-geheugenkaarten zijn kleine, lichte en
uitwisselbare externe geheugenmedia. SD/SDHC-
geheugenkaarten, vooral die met een grote capaciteit
en hoge schrijf-/leessnelheid, maken het wegschrijven
en weergeven van gegevens aanzienlijk sneller. Ze
hebben een schakelaar voor schrijfbeveiliging, waarmee
tegen onopzettelijk opslaan en wissen kan worden
beschermd. Deze schakelaar is als schuif op de niet-
afgeschuinde kant van de kaart uitgevoerd en beveiligt
gegevens op de kaart in zijn onderste stand die met
LOCK is gemarkeerd. SD/SDHC-geheugenkaarten
worden door verschillende producenten en met
uiteenlopende capaciteit en schrijf-/leessnelheid
aangeboden.
Opmerking:
Raak de contacten van de geheugenkaart niet aan.
1. Zet de hoofdschakelaar (1.18) op
OFF
.
2. Verwijder de bodemdeksel (1.35) van de camera.
Hiervoor:
a. de hendel (1.36) van de bodemkap omhoog
klappen,
b. deze tot de aanslag naar links draaien en
c. de bodemkap eraf halen.
3. Plaats de geheugenkaart met de contacten naar
achteren – en met de afgeschuinde hoek naar
beneden wijzend in de sleuf (1.42). Schuif deze
tegen de veerweerstand in helemaal naar binnen tot
deze hoorbaar inklikt.
4. Doe de bodemdeksel weer dicht. Hiervoor:
a. deze aan de borglip (1.9) aan de camerazijde
vasthaken,
b. dicht klappen,
c. met de hendel door naar rechts tot aan de
aanslag te draaien, vergrendelen en
d. de hendel wegklappen.
Voor het verwijderen van de geheugenkaart de camera
uitschakelen en in de omgekeerde volgorde te werk
gaan. Om te kunnen ontgrendelen moet de kaart –
zoals aangegeven op de onderkant van de camera –
eerst nog iets verder naar binnen worden geschoven.
Aanwijzingen:
•Het aanbod van SD/SDHC-kaarten is zo groot dat
Leica Camera AG alle verkrijgbare typen niet volledig
op compatibiliteit en kwaliteit kan controleren.
Daarom adviseren wij bijv. de „Extreme III“- kaarten
van het bekende merk„SanDisk“.
•Bij gebruik van andere kaarttypen is beschadiging van
camera of kaart weliswaar niet te verwachten, maar
omdat vooral zogenoemde „No-Name“-kaarten ten
dele niet aan de SD en SDHC standaards voldoen,
kan Leica Camera AG geen garantie bieden voor een
goede werking.
•Als de geheugenkaart niet kan worden geplaatst,
controleer dan of hij goed om zit.
•Wanneer u het bodemdeksel of de geheugenkaart
verwijdert, verschijnen op het LCD-scherm de
betreffende waarschuwingen in plaats van de
indicaties:
- Attention Bottom cover removed
- Attention No memory card
104
•Open het bodemdeksel niet en verwijder de
geheugenkaart of batterij niet zolang als teken van
opnameregistratie en/of gegevensopslag op de
kaart de rode LED (1.31) rechtsonder naast het
LCD-scherm (1.32) knippert. Anders kunnen nog niet
(volledig) opgeslagen opnamegegevens verloren gaan.
•Omdat elektromagnetische velden, elektrostatische
lading evenals defecten aan de camera en kaart
tot beschadiging of verlies van gegevens op de
geheugenkaart kunnen leiden, is het raadzaam de
gegevens naar een computer te kopiëren en daar op
te slaan (zie p. 148).
•Om dezelfde reden wordt geadviseerd de kaart in
principe in een antistatisch foedraal te bewaren.
LEICA M-OBJECTIEVEN
In principe geldt: de meeste Leica M-objectieven
kunnen op de Leica M Monochrom worden gebruikt.
Bijzonderheden over enkele weinige uitzonderingen
en beperkingen worden in de volgende opmerkingen
toegelicht.
Het gebruik is onafhankelijk van de objectief-uitrusting
– met of zonder 6-bit codering in de bajonet (nieuwste
versie).
Ook zonder deze extra uitrusting, d.w.z. ook bij gebruik
van Leica M-objectieven zonder code zal de Leica M
Monochrom in de meeste gevallen goede opnamen
maken.
Om ook in zulke gevallen optimale beeldkwaliteit te
bereiken, adviseren wij u het objectieftype in te voeren
(zie „In- / uitschakelen van de herkenning van het
objectieftype“, p. 114).
Belangrijk:
•Niet geschikt:
– Hologon 1:8/15mm,
– Summicron 1:2/50mm met dichtbij-instelling.
– Elmar 1:4/90mm met uitschuifbare buis
(productieperiode 1954-1968)
– Sommige exemplaren van de Summilux-M
1.4/35mm (niet asferisch, productieperiode 1961-
1995, Made in Canada) kunnen niet op de Leica M
Monochrom worden gezet, resp. niet tot oneindig
focusseren. Leica Customer Service kan deze
objectieven zo modificeren dat ze ook op de Leica
M Monochrom kunnen worden gebruikt.
•Geschikt, maar met risico van beschadiging
van de camera, resp. het objectief
Objectieven met uitschuifbare buis kunnen uitsluitend
met uitgetrokken buis worden gebruikt, d.w.z. de
buis mag op de Leica M Monochrom in geen geval
naar binnen worden geschoven. Dit geldt niet voor
de huidige Macro-Elmar-M 1:4/90mm, waarvan de
buis zelfs in ingeschoven toestand niet in de camera
steekt en daarom onbeperkt kan worden gebruikt.
•Beperkt te gebruiken
Ondanks de grote nauwkeurigheid van de meetzoeker
van de Leica M Monochrom kan precies focusseren
met 135mm-objectieven bij open diafragma op basis
van de zeer geringe scherptediepte niet worden
gegarandeerd. Wij raden u in dat geval aan met min.
2 stops te diafragmeren.
•Geschikt, maar dit geldt niet voor de
belichtingsmeting
– Super-Angulon-M 1:4/21mm
– Super-Angulon-M 1:3,4/21mm
– Elmarit-M 1:2,8/28mm met fabr.nr.
onder 2 314 921.
Opmerking:
Leica klantenservice kan vele Leica M-objectieven
achteraf van de 6-bit codering voorzien. Vraagt u
ernaar, indien van toepassing (adres, zie p. 167).
105
PLAATSEN VAN EEN OBJECTIEF
1. Het objectief bij de vaste ring (1.12) nemen,
2. de rode indexknop (1.12c) van het objectief
tegenover de ontgrendelingsknop (1.1) op de
camerabody plaatsen en dan
3. het objectief in deze stand recht plaatsen.
4. Met een korte draai naar rechts wordt het objectief
hoor- en voelbaar vergrendeld.
VERWIJDEREN VAN EEN OBJECTIEF
1. Het objectief bij de vaste ring (1.12) nemen,
2. de ontgrendelingsknop (1.1) op de camerabody
indrukken,
3. het objectief naar links draaien tot de rode
indexknop ervan (1.12c) tegenover de
ontgrendelingsknop staat en
4. dan recht verwijderen.
Aanwijzingen:
•In principe geldt: op de Leica M Monochrom moet als
bescherming tegen het binnendringen van stof enz. in
het binnenwerk van de camera altijd een objectief zijn
geplaatst, of de kap van de body.
•Om dezelfde reden moet het verwisselen van
een objectief zo mogelijk in een stofvrije ruimte
plaatsvinden.
•Camera- of objectiefkappen dient u niet in uw
broekzak te bewaren omdat ze daar stof aantrekken
dat in het binnenwerk van de camera terecht kan
komen.
DE BELANGRIJKSTE INSTELLINGEN /
BEDIENINGSELEMENTEN
IN- EN UITSCHAKELEN VAN DE CAMERA
1.181.19
De Leica M Monochrom wordt met de hoofdschakelaar
(1.18) in- en uitgeschakeld. Deze bevindt zich onder de
ontspanner (1.19) en is als hendel met vier klikstanden
uitgevoerd:
106
a.
OFF
Camera uitgeschakeld
In deze ruststand is de camera uitgeschakeld.
b.
S
Enkel beeld-stand
Door de ontspanner in te drukken (zie hierna) maakt
u telkens één opname , of u hem nu ingedrukt houdt
of niet.
Voor bijzonder discreet werken, kunt u in het menu
(zie p. 97/110) de optie Discreet activeren (zie p.
108).
c.
C
Serieopnamen-stand
Als u de ontspanner (zie p. 107) ingedrukt houdt,
zullen er ≤ 8 opnamen na elkaar worden gemaakt -
zolang de capaciteit van de gebruikte geheugenkaart
en het interne buffergeheugen voldoende is (zie
„Plaatsen en vervangen van de geheugenkaarten“ ,
p. 103).
d.
Zelfontspanner
Door de ontspanner in te drukken (zie p. 107) zal de
ingestelde voorlooptijd af gaan lopen (zie p. 147),
waarna de opname wordt gemaakt.
Inschakelen
Na het inschakelen, d.w.z. na het instellen van een
van de drie opties
S
,
C
of zal de LED (1.31) kort
gaan branden en de indicaties in de zoeker (2.1.1)
verschijnen (zie p. 94).
Uitschakelen
Ook al staat de hoofdschakelaar niet op
OFF
, zal de
camera toch automatisch worden uitgeschakeld als
u in het menu een automatische uitschakeltijd hebt
ingesteld (Auto Power off., 4.1.15, zie p. 113), en
er binnen deze tijd geen bediening plaatsvindt.
Opmerking:
Wanneer de camera langere tijd niet wordt gebruikt of
in een tas wordt opgeborgen, moet deze altijd met de
hoofdschakelaar worden uitgeschakeld. Hierdoor wordt
elke vorm van stroomverbruik voorkomen, dat ook in de
stand-by modus na het automatisch uitschakelen van
de belichtingsmeter en het verdwijnen van de indicaties
toch nog plaatsvindt. Onbedoelde opnamen worden
hiermee ook verhinderd.
107
DE ONTSPANNER
De ontspanner (1.19) heeft drie indrukstanden:
1. Kort aantippen tot het 1e drukpunt activeert de
belichtingsmeting en zoekerindicatie en start een
evt. ingestelde zelfontspanner-voorlooptijd (zie p.
147). Na het loslaten van de ontspanner blijven
het meetsysteem en de indicatie nog ca. 12s
ingeschakeld (meer hierover vindt u in het hoofdstuk
„De belichtingsmeting“ vanaf p. 123).
Als de ontspanner op deze indrukstand wordt
vastgehouden, blijft de weergave aan staan, resp. als
vooraf de weergavemodus was ingesteld (zie p. 138),
zal de camera teruggaan naar de opnamemodus.
Als de camera vooraf in stand-by stond (zie p. 106)
zal hij weer worden geactiveerd en de weergave
weer verschijnen.
Terwijl de ontspanner in deze stand wordt
gehouden, kan met de instelknop (1.29) zeer snel
en eenvoudig een belichtingscorrectie worden
uitgevoerd (meer hierover staat in het hoofdstuk
“Belichtingscorrecties“ op p. 125).
Opmerking:
De ontspanner blijft geblokkeerd
– als het interne tussengeheugen (tijdelijk) vol is, bijv.
na een serie van ≥ 8 opnamen, of
– als de geplaatste geheugenkaart en het interne
buffergeheugen (tijdelijk) vol zijn.
2. Indrukken tot het 2e drukpunt start in tijdautomaat
de registratie van de gemeten belichtingswaarde,
d.w.z. de door de camera berekende sluitertijd
(meer hierover staat in het hoofdstuk “Het
meetwaardegeheugen“ op p. 124). Na het loslaten
van de ontspanner kan een nieuwe meting
plaatsvinden.
3. Als de ontspanner helemaal wordt ingedrukt, vindt
opname plaats. De gegevens worden daarna op de
geheugenkaart opgeslagen.
Aanwijzingen:
•Het tweede drukpunt is bij het gebruik
van draadontspanners niet voelbaar.
•Ook al zouden van tevoren de weergavemodus
(zie pag 138) of de menubediening (zie pag 110)
geactiveerd zijn, zal door aantippen van de
ontspanner meteen naar de opnamemodus worden
omgeschakeld.
•Via het menu kunt u knopbevestigingstonen
(terugmeldingen) selecteren, ofwel instellen (zie p. 113).
•U dient de ontspanner om bewegingsonscherpte te
voorkomen beheerst in te drukken – niet met een ruk
– totdat de sluiter met licht klikken reageert.
SERIEOPNAMEN
Met de Leica M Monochrom kunt u niet alleen
afzonderlijke opnamen maken - Hoofdschakelaar
1.18 op (
S [single]), maar ook opnameseries -
Hoofdschakelaar op (C [continuous]), bijv. om het
verloop van bewegingen in meerdere stappen vast te
houden.
Afgezien van de bediening van de ontspanner (1.19)
maakt u serieopnamen op dezelfde wijze als enkele
opnamen: zolang u de ontspanner helemaal ingedrukt
houdt (en de capaciteit van de geheugenkaart dit
toelaat) worden er serieopnamen gemaakt. Als de
ontspanner echter kort wordt ingedrukt worden
afzonderlijke opnamen gemaakt.
Er kunnen maximaal ca. 2 foto’s per seconde en ≤ 8 na
elkaar worden gemaakt.
Aanwijzingen:
•De genoemde opnamen per seconde en het maximaal
mogelijke aantal opnamen in een serie baseren op de
standaardinstelling – ISO 320 en als bestandsindeling
DNG. Met andere instellingen kunnen de opnamen per
seconde en het maximum aantal lager zijn.
•Onafhankelijk van het aantal opnamen in een serie,
zal in beide weergavemodi (zie p. 138) eerst de
laatste foto van de serie, resp. de laatste foto van de
serie die op de geheugenkaart is opgeslagen, worden
getoond – mits op dit tijdstip nog niet alle opnamen
van de serie door het interne buffergeheugen van de
camera op de kaart zijn overschreven.
DISCREET / TRILLINGSVRIJ ONTSPANNEN
In situaties waarin de grootst mogelijke discretie is
gevraagd, kan het zinvol zijn het geluid van het spannen
van de sluiter in ieder geval tijdelijk te onderdrukken. Er
zijn ook situaties waarin het zinvol is de camera bij het
ontspannen zo rustig mogelijk te houden.
Hiervoor kan de werking van de ontspanner via het
menu worden gewijzigd.
Instellen van de functies
1. Kies in het hoofdmenu (zie p. 97-110)
Advance
(4.1.3) en
2. in het bijbehorende submenu de gewenste werking,
Standard, Soft, Discreet of Discreet & Soft.
108
Met de optie Soft zal de ontspanner al bij het 2e
drukpunt ontspannen, d.w.z. zonder dat u door de
normaal gesproken aanwezige weerstand heen
moet drukken. Hierdoor kan ook op het moment van
ontspannen de camera rustig worden gehouden –
een voorwaarde voor scherpe opnamen met langere
sluitertijden.
Met de optie Discreet zal de sluiter pas weer spannen
nadat u de ontspanner hebt losgelaten – in plaats van
direct na de opname, zoals gebruikelijk.
Deze – willekeurig lange – vertragingstijd kunt
u bijvoorbeeld gebruiken om de camera in een
geluiddempende omgeving te spannen (onder een
kledingstuk of iets dergelijks) of om een geschikt
tijdstip af te wachten.
Ofschoon de opties Soft zowel bij enkele opnamen
alsook serieopnamen beschikbaar zijn, kunnen de
opties onder Discreet uitsluitend in de enkel beeld-
modus (hoofdschakelaar 1.18 op stand
S
) worden
toegepast.
DE TIJD-INSTELKNOP
1.17
Grootte en plaatsing van de tijd-instelknop (1.17) van
de Leica M Monochrom zijn ergonomisch optimaal
geconstrueerd: aan de ene kant is de knop – ook als u
de camera voor het oog hebt – uitstekend te bedienen;
aan de andere kant is hij toch goed beschermd tegen
ongewild verstellen.
Bovendien komt de draairichting ervan (evenals die
van de diafragma-instelring van de objectieven) bij
handmatige instelling overeen met de belichtingsmeter-
indicaties in de zoeker (2.1.3): wanneer bijvoorbeeld
de linker, driehoekige led oplicht, leidt draaiing in
pijlrichting, d.w.z. naar rechts, tot de vereiste langere
sluitertijd.
109
Met de tijd-instelknop van de Leica M Monochrom
selecteert u de beide belichtingsmodi:
– tijdautomaat door instelling op de
rood gemarkeerde A-stand (zie p. 124).
– handmatig door keuze van een sluitertijd tussen
1
/
4000
s t/m 8s, (tussenwaarden, in
1
/
2
stappen
inklikkend, kunt u eveneens instellen, zie p. 128)
evenals
– de met het
-pictogram gemarkeerde, kortst
mogelijke synchronisatietijd
1
/
180
s voor het
flitsprogramma (zie p. 130) en
B
voor lange belichtingstijden (zie p. 128).
De tijd-instelknop van de Leica M Monochrom heeft
geen aanslag, d.w.z. dat deze vanuit elke stand in
willekeurige richting kan worden gedraaid. Deze klikt
bij alle gegraveerde standen en tussenwaarden in.
Tussenstanden buiten de klikposities mogen niet
worden gebruikt.
Aanwijzingen:
•Zoals reeds in combinatie met de ISO-instelling op
p. 116 beschreven, is bij de toepassing van grotere
filmgevoeligheid, vooral bij gelijkmatig donkere
vlakken, meer of minder beeldruis zichtbaar. Ter
vermindering van dit storende verschijnsel maakt
de Leica M Monochrom automatisch na opnamen
met langere sluitertijden een tweede „zwartopname“
(met gesloten sluiter). De bij deze parallel-opname
gemeten ruis wordt dan door de computer van de
eigenlijke datarecord van de opname „afgetrokken“.
•Met deze verdubbeling van de „belichtings“-tijd
moet bij langdurige belichtingen rekening worden
gehouden. De camera mag intussen niet worden
uitgeschakeld.
•Bij sluitertijden vanaf 2s verschijnt de waarschuwing
Noise reduction 12s
1
op het LCD-scherm.
•Indien de
B-optie in combinatie met de zelfontspanner
(zie p. 147) wordt gebruikt, hoeft u de ontspanner
niet ingedrukt te houden; de sluiter blijft zolang open
tot de ontspanner een tweede keer wordt ingedrukt
(overeenkomend met een T-functie).
Meer informatie over de instelling van de
juiste belichting staat in het hoofdstuk: „De
belichtingsmeting“ vanaf p. 123.
1
Tijdindicatie is een voorbeeld
HET LCD-SCHERM
De Leica M9 heeft een groot 2,5“ LCD-kleurenscherm
(1.32).
Het moet
- de basisinstellingen in opnamemodus weergeven.
Door te drukken op de knop
INFO
(1.22) kunt u
de resterende capaciteit van de batterijen en de
geheugenkaarten en enkele andere instellingen laten
weergeven (zie p. 141).
- van de menubediening (zie vlg. p.).
- van het bekijken van de opnamen op de
geheugenkaart. De weergavemodus (zie pag 138)
wordt met de knop
PLAY
(1.26) ingeschakeld, ofwel
vanzelf als de Auto review geactiveerd is.
Het LCD-scherm van de Leica M Monochrom is
beschermd door een buitengewoon hard en daardoor
krasvast saffier-schutglas.
Instellen van de helderheid
De helderheid van het monitorbeeld kan via het menu
op vijf niveaus worden ingesteld zodat optimaal op de
betreffende situatie, d.w.z. aan de aanwezige lichtom
-
standigheden kan worden aangepast.
Instellen van de optie
1. Kies in het hoofdmenu (zie p. 97/109) Monitor
brightness
(4.1.11) en
2. in het submenu het gewenste van niveaus (
Low,
Medium low, Standard, Medium high, High).
110
DE MENU'S
Vele instellingen worden op de Leica M Monochrom via
de menu’s (zie p. 97) uitgevoerd.
Tijdautomaat en handmatige instelling van de
belichting zijn twee van elkaar onafhankelijke menu’s.
Het hoofdmenu bestaat uit 26 punten (4.1.1-.26),
bovendien is er een opnameparameter-menu. Door de
groepering en scheiding kunnen de menupunten die
in de praktijk het meest worden gebruikt zeer snel en
eenvoudig worden opgeroepen en ingesteld.
HOOFDMENU
In het hoofdmenu zijn bij tijdautomaat en handmatige
instelling van de belichting, behalve de basisinstellingen
van de camera, ook de opgeslagen gebruikersprofielen,
evenals de nevenfuncties samengevat.
OPNAMEPARAMETER-MENU
In het opnameparameter-menu, dat uit 5 punten
bestaat (4.2.1-.5), stelt u de basisinstellingen voor
de opname evenals de keuze van de opgeslagen
gebruikersprofielen in.
De betreffende instellingen resp. instellingsstappen
van deze functies worden bij ingeschakelde camera
overzichtelijk en stap voor stap op het LCD-scherm
(1.32) getoond.
In beide menu’s vinden de instellingen in principe op
dezelfde wijze plaats, alleen het oproepen en verlaten
is verschillend.
INSTELLEN VAN DE MENUFUNCTIES
1. Het hoofdmenu wordt opgeroepen met de knop
MENU
(1.28) en het opnameparameters-menu met
de knop
SET
(1.21).
•Vervolgens verschijnen in het hoofdmenu de eerste
7 menupunten; in het opnameparameters-menu
verschijnen ze allemaal.
Aanwijzingen:
•Het opnameparameter-menu is
– uitsluitend in de opnamemodus toegankelijk en
– alleen bij gebruik van de belichtingsmodi
tijdautomaat (zie p. 124) en handmatige instelling
(zie p. 128) beschikbaar.
•Het hoofdmenu is tijdens het
DELETE
-proces of
de wisbeveiligingsfunctie niet (zie p. 143/144)
toegankelijk.
2. Het gewenste menupunt kan door draaien van de
instelknop (1.29) of met de bovenste/onderste
kruisknop (1.30) worden gekozen.
111
3. Druk voor het instellen van de betreffende functie
eerst – resp. in het opnameparameter-menu
opnieuw - de
SET
-knop in.
•Rechts naast het menupunt verschijnt het rood
omrande, bijbehorende submenu in meerdere
regels. Het telkens gekozen punt is als markering
licht geaccentueerd.
4. De gewenste optievariant kan dan weer door draaien
van de instelknop of met de bovenste/onderste
kruisknop worden gekozen.
5. Door de knop
SET
opnieuw te bedienen, wordt de
instelling opgeslagen.
•Rechts op de menubalk staat dan de ingestelde
optievariant.
6. U kunt de menu's verlaten door op de volgende
knoppen te drukken:
Ontspanner
(1.19)
PLAY
(1.25)
MENU
(1.28)
Hoofdmenu De camera
schakelt
over op de
opname-
modus
Camera
schakelt
over op de
weergave-
modus
Geen
verdere
functie-
overscha-
kelingen
Opname-
parameter-
menu
- -
Aanwijzingen:
•In het hoofdmenu kunt u de submenu's altijd verlaten
door indrukken van de knop
MENU
zonder de daar
evt. aangebrachte instellingen over te nemen.
•Menupunten, zoals
Date (4.1.22) en Time (4.1.23)
vereisen meer instellingen. De toelichtingen en meer
bijzonderheden over de andere menuopties, staan in
de betreffende secties.
112
VOORINSTELLINGEN
CAMERA-BASISINSTELLINGEN
Menutalen
De fabrieksinstelling van de menutaal is Engels, d.w.z.
dat alle menupunten aanvankelijk met hun Engelse
benamingen verschijnen. Als alternatieve menutaal kan
ook Duits, Frans, Spaans, Italiaans, Japans, Russisch
of traditioneel resp. vereenvoudigd Chinees worden
gekozen.
Instellen van de optie
1. Kies in het hoofdmenu (zie p. 97/110)
Language
(4.1.23) en
2. in het bijbehorende submenu de gewenste taal.
•Op enkele uitzonderingen na (knopaanduidingen,
korte begrippen) worden alle gegevens in de taal
gewijzigd.
DATUM EN TIJD
Datum en tijd worden via eigen menupunten ingesteld.
DATUM
Er zijn 3 varianten voor de volgorde van weergave
beschikbaar.
Instellen
1. Kies in het hoofdmenu (zie p. 97/110)
Date (4.1.20)
en
2. roep het submenu op. Het bestaat uit de 2 punten
Setting en Sequence.
3. Kies
Setting.
•Er verschijnt opnieuw een submenu met
cijfergroepen voor de jaar-, maand- en
dagaanduidingen, waarbij de telkens geactiveerde,
d.w.z. instelbare groep met een zwarte
achtergrond en rode rand wordt gemarkeerd.
4. Met de instelknop (1.29) of de bovenste en onderste
kruisknop (1.30) worden de getallen ingesteld, met
de linker en rechter kruisknop worden de groepen
gekozen.
Aanwijzingen:
Het gebruik van de instelknop is niet alleen
gemakkelijker, maar ook aanzienlijk sneller.
5. Na de instelling van alle 3 waarden deze bevestigen
en opslaan met de knop
SET
(1.21).
•De lijst met de menupunten verschijnt weer.
6. Om de weergave aan te passen, kiest u in het
submenu nu het punt
Sequence.
•Er verschijnen de 3 mogelijke volgordes
Day/
Month/Year, Month/Day/Year
en Year/Month/
Day
.
7. De instelling en bevestiging vinden in principe op
dezelfde wijze plaats als onder de punten 3 en 4.
Opmerking:
Zelfs als geen batterij is geplaatst of als deze leeg
is, blijft de instelling van datum en tijd door een
ingebouwde bufferbatterij gedurende circa 3 maanden
behouden (zie hiervoor ook „Indicaties batterijconditie“,
p. 102). Daarna moeten datum en tijd echter zoals
hiervoor beschreven opnieuw worden ingesteld.
113
TIJD
De tijd kan naar keuze in 24-uurs of 12-uurs formaat
worden aangegeven.
Instellen
U kunt zowel de beide cijfergroepen alsook de
weergave ervan instellen onder het menupunt
Time
(5.1.19) in de onderpunten Setting en Time Format en
in principe net zo als beschreven bij Date in de vorige
sectie.
AUTOMATISCHE UITSCHAKELING
Deze functie schakelt de Leica M Monochrom vanzelf
uit na een vooraf ingestelde tijd. Deze situatie komt
overeen met de hoofdschakelaar-
stand
OFF
(1.18, zie p. 106).
U kunt kiezen
a. of deze functie moet worden geactiveerd en zo ja,
b. na welke tijd de camera wordt uitgeschakeld.
Hiermee kunt u deze functie optimaal aan uw
persoonlijke werkwijze aanpassen en evt. de
gebruiksduur van de batterij aanzienlijk verlengen.
Instellen van de optie
1. Kies in het hoofdmenu (zie p. 97/110) Auto power
off.
(4.1.15) en
2. daar de gewenste functie.
Opmerking:
Ook als de camera zich in de paraatstand bevindt,
d.w.z. de indicaties na 12s zijn verdwenen of de
geactiveerde functie
Auto power off deze heeft
uitgeschakeld, kan de camera te allen tijde door
indrukken van de ontspanner (1.19) weer in gebruik
worden genomen.
KNOPBEVESTIGINGSTONEN RESP.
GELUIDSSIGNALEN
Met de Leica M Monochrom kunt u bepalen of uw
instellingen en het verloop van enkele functies en
waarschuwingen door akoestische signalen – er zijn
twee volumes – bevestigd moeten worden of dat de
werking van de camera voornamelijk geruisloos moet
zijn.
Als terugmelding gelden een klik- resp. een pieptoon
die telkens voor de bevestiging van de knopbediening
en als signaal voor een volle geheugenkaart kunnen
worden geactiveerd.
Opmerking:
In de fabrieksinstelling zijn de geluidssignalen
uitgeschakeld.
Instellen van de functies
1. Kies in het hoofdmenu (zie p. 97/110)
Acoustic
signal
(4.1.22) en
2. roep het submenu op. Het bestaat uit de 3 punten
Volume, Key Click en SD Card full.
3. Kies
Volume en
•er verschijnt een volgend submenu met de
3 keuze-opties Off (geen enkele toon),
Low en High.
4. Kies in dit submenu de gewenste functie.
•Na de bevestiging verschijnt weer het
oorspronkelijke schermbeeld.
5. Kies in de beide andere submenu's of u de geluiden
voor de beoogde functies wilt activeren of niet.
114
OPNAME-BASISINSTELLINGEN
IN- / UITSCHAKELEN VAN DE HERKENNING
VAN HET OBJECTIEFTYPE
Door de 6-bit codering in de bajonet (1.11) van actuele
Leica M-objectieven kan de Leica M Monochrom
met zijn sensor in de bajonet (1.10) het geplaatste
objectieftype herkennen.
– Deze informatie wordt o.a. voor het optimaliseren
van de beeldgegevens gebruikt. Zo wordt de
randverduistering, die bijv. bij groothoekobjectieven
en grote diafragma-openingen bijzonder opvallend
kan zijn, in de beeldgegevens gecompenseerd.
– Ook de regeling van de flitsbelichting en de
flitsreflector gebruikt de objectiefgegevens (zie
„Geschikte flitsapparaten“, p. 130).
Bovendien wordt de informatie die deze 6-bit codering
levert naar het EXIF-bestand van de opnamen
geschreven. Bij de beeldgegevens van de
INFO-
weergave (zie pag 141) is bovendien de objectief-
brandpuntsafstand (3.3.7 b, zie p. 96) aangegeven.
Opmerking:
Bij het gebruik van objectieven zonder 6-bit codering
moet de herkenningsfunctie ter vermijding van foutieve
functies worden uitgeschakeld of moet het gebruikte
objectieftype handmatig worden opgegeven (zie p.
114).
INSTELLEN VAN DE OPTIE
1. Kies in het hoofdmenu (zie p. 97/110)
Lens
Detection
(4.1.1) en
2. in het bijbehorende submenu de gewenste variant:
Off of
Auto als er een gecodeerd objectief
is geplaatst, of
Manual als er een niet-gecodeerd objectief
is geplaatst.
HANDMATIG INVOEREN VAN HET OBJECTIEF
-
TYPE / DE BRANDPUNTSAFSTAND
Oudere Leica M-objectieven worden wegens het
ontbreken van de codering niet door de camerabody
herkend, maar de „identificatie“ kan via het menu
plaatsvinden.
3. Selecteer in de lijst van het submenu
Manual het
objectief dat u gebruikt.
•Op het LCD-scherm (1.32) verschijnt een
objectieflijst die voor een ondubbelzinnige
identificatie ook de betreffende artikelnummers
vermeldt
Aanwijzingen:
•Het artikelnummer is bij vele objectieven aan de
andere kant van de scherptediepteschaal gegraveerd.
•De lijst vermeldt objectieven die zonder codering
verkrijgbaar waren (ca. voor juni 2006). Objectieven
van een latere introductiedatum zijn uitsluitend
gecodeerd verkrijgbaar en kunnen daarom niet
handmatig worden geselecteerd.
•Bij gebruik van de Leica Tri-Elmar-M 1:4/16-18-
21mm ASPH. wordt de ingestelde brandpuntsafstand
niet aan de camerabody overgedragen en daarom
ook niet in de EXIF-gegevensrecord van de opnamen
vermeld. U kunt de brandpuntsafstand echter naar
wens handmatig opgeven.
•De Leica Tri-Elmar-M 1:4/28-35-50mm ASPH. bezit
daarentegen de voor de inspiegeling van de geschikte
lichtkaders in de zoeker noodzakelijke mechanische
overbrenging van de ingestelde brandpuntsafstand
naar de camera, die door de elektronica van de
camera wordt afgetast en voor de correctie van
deze brandpuntsafstand wordt gebruikt. Wegens
gebrek aan ruimte staat in het menu alleen een
artikelnummer - 11 625. U kunt vanzelfsprekend
ook de beide andere varianten – 11 890 en 11 894
– gebruiken - de in het menu ingestelde waarden
gelden hiervoor net zo.
115
RESOLUTIE
De registratie van de beeldgegevens is in het JPEG-
formaat met vijf verschillende aantallen pixels, d.w.z.
resoluties mogelijk. Dit maakt een precieze afstemming
op het voorgenomen gebruik, resp. de capaciteit van de
aanwezige geheugenkaart mogelijk.
Met de grootste resolutie (overeenkomend met de
grootste datahoeveelheid), die u bijv. voor de hoogste
kwaliteit bij grotere afdrukken wilt kiezen, kunnen
natuurlijk aanzienlijk minder opnamen op een kaart
worden opgeslagen dan bij de kleinste resolutie, die
bijv. voor verzending per e-mail of voor internetpagina’s
ruim voldoende is.
Opmerking:
Opslag van onbewerkte beeldgegevens (
DNG, zie het
volgende gedeelte) is altijd uitsluitend met de hoogste
resolutie.
Instellen van de optie
1. Kies in het menu met de opnameparameters (zie p.
97/110) Resolution (4.2.2) en
2. in het bijbehorende submenu de gewenste resolutie.
BESTANDSFORMAAT
Registratie van de beeldgegevens kan naar keuze
gebeuren
a. in de gewenste JPEG-indeling – JPG fine of
b. in de bestandsindeling
DNG, of
c. gelijktijdig in beide (d.w.z. dat er per opname altijd
twee bestanden ontstaan). Daarbij wordt altijd
voor het JPG-bestand de voor de gekozen variant
ingestelde resolutie gebruikt.
Dit maakt enerzijds een precieze afstemming op de
beoogde toepassingsdoeleinden resp. op het gebruik
van de aanwezige geheugencapaciteit op de kaart
mogelijk, maar anderzijds ook op de benodigde
zekerheid en flexibiliteit voor toepassingen naderhand.
Instellen van de optie
1. Kies in het menu met de opnameparameters (zie p.
97/110) Resolution (4.2.1) en
2. in het bijbehorende submenu de gewenste variant.
Aanwijzingen:
•Voor de ongecomprimeerde opslag van onbewerkte
opnamegegevens wordt het gestandaardiseerde
formaat DNG (Digital Negative) gebruikt.
•Bij de opslag van onbewerkte gegevens (
DNG) wordt
de resolutie automatisch en onafhankelijk van de
bestaande instelling (voor het JPEG-formaat) op
(18MP) ingesteld, (zie vorige sectie).
•Bij gelijktijdige opslag van de beeldgegevens als
DNG en JPG fine wordt voor het JPEG-formaat de
bestaande instelling van de resolutie gebruikt, d.w.z.
de beide bestanden kunnen verschillende resoluties
hebben.
•Het op het LCD-scherm getoonde, resterende
aantal opnamen verandert niet noodzakelijkerwijs
na elke opname. Dit hangt van het motief af; zeer
fijne structuren resulteren bij JPEG-bestanden in een
grotere hoeveelheid gegevens, homogene vlakken in
een kleinere hoeveelheid.
116
ISO-GEVOELIGHEID
In de gebruikelijke fotografie wordt met de keuze van
de ISO-waarde de lichtgevoeligheid van de gebruikte
film in acht genomen. Gevoelige films staan – bij
gelijke helderheid – kortere sluitertijden en/of kleinere
diafragma’s toe en omgekeerd. De ISO-waarden
van de Leica M Monochrom zijn instelbaar van ISO
320–10 000. De optimale weergavekwaliteit wordt
met de laagste instelling
ISO 320 bereikt. De hogere
gevoeligheden hebben toenemende "beeldruis" tot
gevolg. Dit effect kan met de "korrelstructuur" van zeer
gevoelige films worden vergeleken. De instelling Pull
160
komt qua helderheid overeen met gevoeligheid
ISO 160. Opnamen met deze instelling hebben echter
een lagere contrastomvang. Bij toepassing van deze
gevoeligheid moet er beslist op worden gelet dat
belangrijke delen van het beeld niet worden overbelicht.
De instelling is in
1
/
3
ISO-stappen en maakt zodoende
een nauwkeurige, handmatige en aangepaste instelling
mogelijk van sluitertijd/diafragma aan de betreffende
situaties.
Behalve de vaste instellingen heeft de Leica M
Monochrom ook een functie
AUTO ISO waarbij de
camera de filmgevoeligheid automatisch aan het
omgevingslicht aanpast. Samen met de tijdautomaat
1
(zie p. 124) vergroot dit het bereik van de automatische
belichtingsregeling aanzienlijk – namelijk met wel
4 diafragmastops. Deze optie biedt echter ook de
mogelijkheid prioriteiten vast te leggen, bijv. om
creatieve redenen. U kunt zowel het gebied van de
gebruikte filmgevoeligheid begrenzen – bijv. wegens
de hiervoor beschreven ruis, alsook de minimale
sluitertijd bepalen waarbij de automatische verhoging
van de filmgevoeligheid wordt toegepast - bijv. om met
zekerheid bewogen opnamen te vermijden.
1
Bij handmatige instelling van de belichting en bij gebruik van flitsap-
paraten (altijd met
1
/
180
s) is deze functie niet beschikbaar.
Instellen van de optie
1. Houdt u de
ISO
-knop (1.23) ingedrukt.
•Op het LCD-scherm (1.32) verschijnen,
gerangschikt in
een raster, de mogelijke instellingen.
2. Kies, terwijl u de
ISO
-knop ingedrukt houdt,
met de instelknop (1.29, volgende en vorige) of
de kruisknoppen (1.30, per regel of kolom), de
gewenste gevoeligheid, resp. de automatische
instelling.
Opmerking:
De lijst blijft na het loslaten van de
ISO
-knop nog ca.
2s zichtbaar. Als de lijst verdwijnt, wordt de ingestelde
waarde overgenomen. Als er AUTO ISO is ingesteld,
kunt u de optie aan uw werkwijze, resp. uw wensen met
betrekking tot beeldvorming aanpassen
2
.
3. Kies hiervoor in het hoofdmenu (zie p. 97/110)
AUTO ISO Einst. (4.1.5) en
4. in het bijbehorende submenu
Max ISO en/of
Slowest speed.
2
Deze functie vereist het gebruik van gecodeerde objectieven
(zie p. 104).
117
5. Kies daarna in het Max ISO-submenu;
– het gebied waarin de automaat moet werken,
door de hoogste te gebruiken gevoeligheid vast te
leggen en/of
– in het
Slowest speed-submenu, of u het aan de
camera wilt overlaten sluitertijden voor onbewogen
opnamen in te stellen – met Lens dependent
2
,
– of u zelf een bepaalde langste sluitertijd in het
gebied tussen de
1
/
125
s en
1
/
8
s (in hele stappen)
wilt voorinstellen.
Bij Lens dependent schakelt de camera pas
over op een hogere filmgevoeligheid als wegens
geringere helderheid de sluitertijd onder de
1
/
brandpuntafstand
-drempel zou dalen, dus bijv. bij
langere tijden dan
1
/
30
s met een 35mm-objectief.
Opmerking:
Bij het gebruik van de automatische belichtingsserie
(zie p. 127) zijn alle
AUTO ISO-instellingen vastgelegd:
- De gevoeligheid die door de camera automatisch voor
de eerste opname is bepaald, wordt ook voor alle
andere opnamen van een serie gebruikt, d.w.z. deze
ISO-waarde wordt tijdens een serie niet veranderd.
- De instellingen in de
AUTO ISO-submenu's zijn niet
effectief, d.w.z. de sluitertijden van de camera zijn
volledig beschikbaar.
118
Opmerking:
De in de volgende drie alinea's beschreven opties en
instellingen hebben alleen betrekking op opnamen in
een van de JPEG-formaten. Als het bestandsformaat
DNG is gekozen, hebben deze geen effect, omdat de
beelddata in dit geval in principe in de oorspronkelijke
vorm worden opgeslagen (wijzigingen moeten later op
de computer worden aangebracht).
BEELDEIGENSCHAPPEN/
CONTRAST EN SCHERPTE
Een van de vele voordelen van digitale
fotografie is de zeer eenvoudige wijziging
van belangrijke beeldeigenschappen. Terwijl
beeldbewerkingsprogramma’s dit – na de opname
en op de computer – in grote mate toestaan, kunt u
bij de Leica M Monochrom twee van de belangrijkste
beeldeigenschappen al voor de opname beïnvloeden:
•Het contrast, d.w.z. het verschil tussen lichte en
donkere partijen, bepaalt of een beeld eerder „flets“
of „briljant“ overkomt. Daarom kan het contrast door
vergroten of verkleinen van dit verschil, d.w.z. door
de heldere weergave van lichte en donkere partijen
worden beïnvloed.
•Een scherpe afbeelding door de juiste
afstandsinstelling – tenminste van het hoofdmotief
– is een voorwaarde voor een gelukte opname. De
scherpe indruk van een beeld wordt weer sterk
bepaald door de scherpte aan de zijkanten, d.w.z. hoe
klein het overgangsgebied van licht naar donker aan
de zijkanten van het beeld is. Door het vergroten of
verkleinen van dit gebied kan dus ook de indruk van
scherpte worden gewijzigd.
Alle twee beeldeigenschappen kunnen – onafhankelijk
van elkaar - via het menu op vijf niveaus worden
ingesteld, zodat u de camera optimaal aan de
betreffende situatie, d.w.z. aan de aanwezige
lichtomstandigheden kunt aanpassen.
Opmerking:
Deze instellingen betreffen alleen opnamen met
een van de JPEG-formaten. Als u een van de twee
DNG-bestandsformaten hebt gekozen, hebben deze
instellingen geen effect, omdat de beelden in dit
geval in principe in de oorspronkelijke vorm worden
opgeslagen (wijzigingen moeten later op de computer
worden aangebracht).
Instellen van de functies
1. Kies in het hoofdmenu (zie p. 97/110) Sharpening
(4.1.6), ofwel Contrast (4.1.7) en
2. in het submenu het gewenste niveau (
Low, Medium
Low
, Standard, Medium high, High).
TINTEN
Tinten is in de zwart-witfotografie altijd al een populair
stijlmiddel geweest. Een lichte „inkleuring“ van de
zwart-witopname verleent hem een ander „karakter“.
Een bruine tint kan bijvoorbeeld een „antieke“ werking
hebben en een blauwige tint een koude stemming
creëren.
Met de Leica M Monochrome hebt u de keuze tussen
drie zulke tinten, in telkens twee intensiteitsstappen.
Instellen van de functies
1. Kies in het hoofdmenu (zie p. 97/110)
TONING
(4.1.8)
2. en in het volgende submenu het type tinting,
HUE of
STRENGTH
3. in het betreffende submenu het gewenste niveau, bij
Hue de kleur van de tint (sepia, blue of selenium),
ofwel bij STRENGTH de kleurverzadiging, (Off,
Medium low of High).
119
JUIST VASTHOUDEN VAN DE CAMERA
Voor scherpe, onbewogen opnamen moet de camera zo
rustig mogelijk en comfortabel worden vastgehouden. U
krijgt een geschikte, stabiele „driepuntsondersteuning“
van de Leica M Monochrom als u deze met de rechter-
hand vasthoudt, waarbij de wijsvinger op de ontspan-
knop ligt en de duim stabiliserend daarachter op de
achterkant van de behuizing rust. Daarbij ondersteunt
de linkerhand tevens aan de onderkant nog het objec-
tief om snel te focusseren of omsluit deze de camera.
U krijgt extra steun als u de camera tegen voorhoofd en
wang gedrukt houdt. Voor rechtop staande foto’s dient
u de Leica M Monochrom naar links te draaien. De han
-
den kunnen daarbij in dezelfde positie als bij opnamen
in liggend formaat blijven.
De camera kan echter ook naar rechts worden
gedraaid. In dat geval kan het handig zijn met de duim
op de ontspanknop te drukken.
Aanwijzingen:
•Als praktisch accessoire wordt de handgreep M
voor bijzonder stabiel vasthouden en met losse hand
dragen van de Leica M Monochrom aanbevolen
(bestelnr. 14 486 zwart)
•De Leica M Monochrom is van een geïntegreerde
sensor voorzien die de stand van de camera –
horizontaal of verticaal (beide richtingen) – bij elke
opname registreert. Deze informatie maakt het
mogelijk dat opnamen bij aansluitende weergave
met programma’s op een computer (niet op het LCD-
scherm van de camera!) steeds automatisch rechtop
worden getoond.
120
DE LICHTKADER-MEETZOEKER
De lichtkader-meetzoeker van de Leica M Monochrom
is niet alleen een bijzonder hoogwaardige, grote,
briljante en heldere zoeker, maar ook een aan het
objectief gekoppelde, zeer precieze afstandsmeter.
Deze heeft een vergrotingsfactor van 0,68x.
De grootte van de lichtkaders is op het uitgangsformaat
van de Leica M Monochrom afgestemd en komt
daarmee ongeveer overeen met de sensorgrootte
van 24 x 36mm
1
bij een afstandsinstelling van 1m.
De lichtkaders zijn zodanig met de afstandsinstelling
gekoppeld dat de parallax – de offset tussen
de objectief- en zoekeras – automatisch wordt
gecompenseerd. Lichtkaderbeeld en opnamebeeld
dekken elkaar over het totale afstand-instelgebied van
0,7m tot ∞ verregaand. Verregaand wil zeggen dat de
sensor bij afstanden van minder dan 1m iets minder
registreert dan de binnenkanten van de lichtkaders, bij
grotere afstanden iets meer (zie grafieken hiernaast).
Deze geringe afwijkingen zijn in de praktijk zelden
van doorslaggevende betekenis en worden door het
principe bepaald:
1
Het exacte formaat bedraagt 23,9 x 35,8mm en komt daarmee ove-
reen met het bruikbare formaat van analoge Leica M-modellen.
lichtkaders van een zoekercamera moeten op
de beeldhoek van de betreffende objectief-
brandpuntsafstanden worden afgestemd. De nominale
beeldhoek verandert echter iets bij het focusseren
– bepaald door de daarbij veranderende uittrekking,
d.w.z. door de afstand van het optische systeem t.o.v.
het sensorvlak. Als de ingestelde afstand kleiner is dan
oneindig (en overeenkomstig de uittrekking groter),
wordt ook de werkelijke beeldhoek kleiner – het
objectief registreert minder van het motief. Bovendien
zijn de verschillen van de beeldhoek bij langere
brandpuntsafstanden ten gevolge van de grotere
uittrekking ook groter.
Als u objectieven met brandpuntafstanden 28 mm
(Elmarit vanaf fabricagenummer 2 411 001), 35, 50,
75, 90 en 135mm gebruikt, worden automatisch de
bijbehorende lichtkaders in de combinaties 28+90mm,
35+135mm, 50+75mm ingespiegeld.
In het midden van het zoekerveld ligt het rechthoekige
afstand-meetbeeld, dat lichter is dan het omliggende
beeldveld. Alle objectieven van 16 tot 135mm
brandpuntafstand koppelen bij het plaatsen op de Leica
M Monochrom aan de afstandsmeter aan.
Wanneer de belichtingsmeter is ingeschakeld,
verschijnen onder in het zoekerbeeld de LED’s van de
belichtingsmeter, resp. het LED-flitssymbool.
Meer over de afstands- en belichtingsmeting evenals de
flitsmodus staat in de relevante secties op de pagina’s
122/123/130.
DE BEELDVELDKIEZER
De beeldveldkiezer (1.8) vergroot de mogelijkheden
van de zoeker bij de Leica M Monochrom. Met deze
ingebouwde universele zoeker kunt u te allen tijde de
beeldkaders in beeld brengen die niet tot het op dat
moment gebruikte objectief behoren. U ziet dan direct
of het voor de beeldvorming gunstiger is het motief met
een andere brandpuntsafstand op te nemen.
Als de hendel naar buiten, d.w.z. van het objectief
wordt weg gezwenkt, verschijnen de beeldbegrenzingen
voor 35 en 135mm brandpuntsafstand.
Als de hendel in de verticale, centrale positie wordt
gedraaid, verschijnen de beeldveldbegrenzingen voor
50 en 75 mm brandpuntsafstand.
Als de hendel naar binnen, d.w.z. naar het objectief
wordt gezwenkt, verschijnen de beeldbegrenzingen
voor 28 en 90mm brandpuntsafstand.
121
28mm + 90mm
50mm + 75mm
35mm + 135mm
A
B
A Lichtkader / B Werkelijk beeldveld
Instelling op 0,7m: de sensor registreert ca. een kader-breedte minder.
Instelling op 1m: de sensor registreert precies het beeldveld dat door de binnenkanten van het lichtkader wordt gevat.
Instelling op oneindig: de sensor registreert ca. 1 (verticaal)/4 (horizontaal) kaderbreedte(n) meer.
122
AFSTANDSMETING
Met de afstandsmeter van de Leica M Monochrom
kan vanwege zijn grote effectieve meetbasis zeer
precies worden gewerkt. Dit blijkt vooral bij het gebruik
van groothoekobjectieven met hun relatief grote
scherptediepte gunstig te zijn.
Mechanische meetbasis
(afstand van de optische assen van
het zoekervenster en het kijkvenster
van de afstandsmeter)
x zoeker-
vergroting
= effectieve
meetbasis
69,25mm x 0,68 = 47,1mm
Het meetveld van de afstandsmeter is in het midden
van de zoeker als lichte, scherp afgebakende rechthoek
te zien. Als u het grote kijkvenster (1.6) van de zoeker
dicht houdt, blijven slechts het in beeld gespiegelde
lichtkader en dit meetveld zichtbaar. De scherpte kan
volgens de mengbeeld- of deelbeeldmethode worden
ingesteld.
MENGBEELDMETHODE (DUBBELBEELD)
Richt bij een portret bijv. het meetveld van de
afstandsmeter op het oog en draai net zo lang aan de
afstandsinstelring van het objectief totdat de contouren
in het meetveld samenvallen. Daarna het motief
vastleggen.
DEELBEELDMETHODE
Richt bij een architectuur-opname het meetveld van
de afstandsmeter bijv. op de verticale zijkant van een
huis of een andere duidelijk afgebakende verticale lijn
en draai met de afstandsinstelring van het objectief net
zo lang totdat de contouren van de zijkant of lijn op de
begrenzingen van het meetveld zonder offset zijn te
zien. Daarna het motief vastleggen.
Een duidelijke scheiding van beide instelmethodes
komt in de praktijk zelden voor. Beide criteria kunnen
heel goed in combinatie worden gebruikt.
Dubbele contour = onscherp
Onderbroken lijn = onscherp
Contouren op elkaar = scherp
Doorlopende lijn = scherp
123
BELICHTINGSMETING
Bij de Leica M Monochrom wordt de belichtingsmeting
van het aanwezige omgevingslicht via het objectief bij
het ingestelde diafragma en met nadruk op het midden
uitgevoerd. Daarbij wordt het door de lichte sluiterlamel
van het eerste sluitergordijn gereflecteerde licht door
een fotodiode opgevangen en gemeten. Deze silicium-
fotodiode met ervoor geplaatste convergerende lens is
in het midden van de camerabodem geplaatst.
De voor een juiste belichting geschikte tijd-/diafragma-
combinaties worden door de zoeker- ofwel LCD-
scherm-indicaties aangegeven of hiermee bepaald.
Bij de tijdautomaat wordt het diafragma met de hand
gekozen, de bijbehorende geschikte sluitertijd kiest
de camera echter zelf. In deze modus informeert een
digitale LED-indicatie over de berekende sluitertijd (bijv.
1000)
Bij handmatige instelling van beide waarden dient voor
de afstemming van de belichting een uit drie rode LED’s
bestaande lichtschaal ( ). Als de instelling goed is,
licht alleen de middelste, ronde LED op.
IN- / UITSCHAKELEN VAN DE
BELICHTINGSMETER
De belichtingsmeter wordt door licht indrukken van de
ontspanner (1.19) tot het 1e drukpunt ingeschakeld,
mits de camera met de hoofdschakelaar is (1.18)
ingeschakeld en de tijd-instelknop (1.17) niet op
B
staat.
Als aanduiding dat de belichtingsmeter gereed is om
te meten, brandt een van de indicaties in de zoeker
voortdurend:
– bij tijdautomaat door de digitale LED-indicatie van de
sluitertijd,
– bij handmatige instelling door een van de beide
driehoekige LED’s, evt. samen met de middelste,
ronde LED.
Als de ontspanknop weer wordt losgelaten, zonder de
sluiter te activeren, blijft de belichtingsmeter nog ca.
12s lang ingeschakeld en blijft (blijven) de betreffende
LED(’s) zolang branden.
Wanneer de tijd-instelknop op
B
staat, is de
belichtingsmeting uitgeschakeld.
Aanwijzingen:
•Als de indicaties verdwenen zijn, bevindt
de camera zich in „Stand-by“.
•Bij zeer weinig omgevingslicht, d.w.z. in het
grensgebied van de belichtingsmeter, kan het
ca. 0,2s duren voordat de LED’s oplichten.
•Als een juiste belichting met de beschikbare
sluitertijden bij tijdautomaat niet mogelijk is, knippert
als waarschuwing de sluitertijd-indicatie (meer
hierover vindt u in het hoofdstuk “De tijdautomaat“
op p. 124).
•Als het meetbereik van de belichtingsmeter bij
handmatige instelling en zeer lage luminantie te laag
is, knippert als waarschuwingsindicatie de linker
driehoekige led. Bij tijdautomaat wordt de sluitertijd
aangegeven. Wanneer de benodigde sluitertijd de
langst mogelijke tijd van 32s overschrijdt, knippert
ook deze indicatie.
•Wanneer de camera langere tijd niet wordt gebruikt
of in een tas wordt opgeborgen, moet deze altijd met
de hoofdschakelaar worden uitgeschakeld. Hierdoor
wordt elk stroomverbruik voorkomen dat ook in de
stand-by modus na het automatisch uitschakelen
van de belichtingsmeter en het verdwijnen van de
indicaties toch nog plaatsvindt. Onbedoelde opnamen
worden hiermee ook verhinderd.
•Voor een optimale opname dient u erop te letten
dat heldere beeldpartijen in geen geval overbelicht
worden. Hiervan kunt u zich met de clipping-indicatie
(zie p. 140) eenvoudig verzekeren.
124
DE BELICHTINGSPROGRAMMA'S
De Leica M Monochrom kent twee belichtingsmodi:
tijdautomaat of handmatige instelling. Afhankelijk van
motief, situatie en individuele voorkeur kan op deze
wijze gekozen worden uit
– de gebruikelijke „half-automaat“ of
– de vaste instelling van sluitertijd en diafragma.
TIJDAUTOMAAT
Als de tijd-instelknop (1.17) zich in de stand
A
bevindt,
berekent de elektronica van de camera de geschikte
sluitertijd automatisch en traploos in een gebied
van
1
/
4000
s tot 32s, overeenkomstig de ingestelde
gevoeligheid, gemeten helderheid en het handmatig
gekozen diafragma.
In de zoeker van de camera wordt de bepaalde
sluitertijd digitaal weergegeven, voor een beter
overzicht in halve trappen.
Bij langere sluitertijden dan 2s wordt na het ontspannen
in de weergave de resterende belichtingstijd in
seconden teruggeteld. De werkelijk bepaalde, en
traploos gestuurde belichtingstijd kan echter van de
indicatie in halve trappen afwijken: Als er bijv. voor het
ontspannen 16 (als dichtstbijgelegen waarde) in de
indicatie te zien is en de bepaalde belichtingstijd toch
langer is, kan het terugtellen na het ontspannen ook
met
19 beginnen.
Bij extreme lichtomstandigheden kan de
belichtingsmeting bij de interpretatie van alle
parameters sluitertijden geven die buiten het
werkgebied liggen, d.w.z. dat er belichtingstijden
korter dan
1
/
4000
s of langer dan 32s nodig zijn. In
zulke gevallen worden toch de genoemde minimale en
maximale sluitertijden gebruikt en als waarschuwing
knipperen deze waarden in de zoeker.
MEETWAARDEGEHEUGEN
Vaak worden belangrijke motieven om vormgevende
redenen uit het midden geplaatst en soms zijn deze
motieven lichter of donkerder dan normaal. De sterk
in het midden geaccentueerde meting van de Leica
M Monochrom registreert echter vooral een gebied
in het midden van het beeld en is op een gemiddelde
grijswaarde geijkt.
Motieven en situaties van deze soort kunnen
ook met de tijdautomaat zeer eenvoudig met het
meetwaardegeheugen worden verwerkt.
Hiertoe wordt:
1. het midden van de zoeker door zwenken van de
camera eerst op het belangrijke deel van het
motief gericht en daarna op een ander detail van
gemiddelde helderheid
2. en door indrukken van de ontspanner (1.19) tot
het 2e drukpunt gemeten en opgeslagen. Zolang
het drukpunt wordt vastgehouden, verschijnt als
bevestiging in de zoeker een kleine rode punt op de
regel met cijfers en de tijdindicatie verandert ook bij
gewijzigde lichtomstandigheden niet meer.
3. Met nog steeds ingedrukt gehouden ontspanknop
wordt de camera daarna op de definitieve
beelduitsnede gezwenkt
4. en kan dan met de aanvankelijk bepaalde belichting
worden ontspannen.
Een wijziging van de diafragma-instelling nadat de
meetwaarde is opgeslagen, heeft geen aanpassing
van de sluitertijd tot gevolg en zou tot een foutieve
belichting leiden.
Het geheugen wordt gewist als de vinger het drukpunt
van de ontspanner loslaat.
Opmerking:
Het meetwaardegeheugen is niet beschikbaar als de
ontspannerfunctie op
Soft is ingesteld (zie p. 108).
125
BELICHTINGSCORRECTIES
Belichtingsmeters zijn afgestemd op een gemiddelde
grijswaarde (18% reflectie), die overeenkomt met
de helderheid van een normaal, d.w.z. gemiddeld
fotografisch motief. Wanneer het gemeten detail van
het motief niet aan deze voorwaarden voldoet, kan een
belichtingscorrectie worden uitgevoerd.
Vooral bij meerdere opnamen achter elkaar, bijv. als
om bepaalde redenen voor een serie opnamen bewust
een iets krappere of ruimere belichting gewenst is, kan
de belichtingscorrectie een zeer handige functie zijn.
Eenmaal ingesteld, blijft deze in tegenstelling tot het
meetwaardegeheugen effectief tot u deze (bewust)
weer terugstelt (meer over het meetwaardegeheugen
staat in het hoofdstuk op p. 124).
Op de Leica M Monochrom kunnen
belichtingscorrecties in een gebied van ±3EV in
stappen van
1
/
3
EV-stappen worden ingesteld
(EV: Exposure Value = belichtingswaarde).
Instellen van de optie
Bij de Leica M Monochrom zijn twee varianten voor
de instelling van een belichtingscorrectie beschikbaar:
Daarmee kiest u gelijktijdig of u de instelling via het
menu of met de instelknop wilt uitvoeren.
De instelling via het menu wordt geadviseerd als u
bijv. al weet dat u een krappere/ruimere belichting
van uw motieven wilt bereiken. De bijzonder snelle
variant met de instelknop is geschikt voor onverwacht
optredende situaties en maakt het mogelijk uw motief
ononderbroken in de zoeker te volgen.
A. Via het menu
1. Kies, in het opnameparameters-menu (zie p.
97/110) Exposure comp. (4.2.3) en
2. in het bijbehorende submenu de gewenste
correctiewaarde.
B. Via de instelknop
1. Kies in het Hoofdmenu (zie p. 97/110)
Exp. comp.
setup
(4.1.10) en
2. in het bijbehorende submenu
Setting ring.
3. Door aan de instelknop (1.29) te draaien, kunt u de
belichtingscorrecties instellen – met de klok mee
voor positieve waarden, andersom voor negatieve.
C. Met ontspanner en instelwiel
1. Kies in het Hoofdmenu (zie p. 97/110)
Exp. comp.
setup
(4.1.10) en
2. in het bijbehorende submenu
Set. ring & rel. but..
3. Als de ontspanner (1.19) op het eerste drukpunt
wordt gehouden
1
kan door draaien aan de instelknop
(1.29) een belichtingscorrectie voor de daarop
volgende opname worden ingesteld.
Voor de ingestelde correcties geldt – onafhankelijk van
de wijze waarop ze oorspronkelijk zijn ingevoerd:
– ze blijven continu actief totdat ze handmatig op 0
worden teruggezet;
– ze kunnen zowel via het menu alsook met de
instelknop worden teruggezet;
– ze worden in het opnameparameter-menu in de vorm
van EV-waarden, en in de zoeker in de vorm van
gewijzigde sluitertijden weergegeven.
1
Meer over de functie van de ontspanner staat in het hoofdstuk
vanaf p. 110.
126
Opmerking:
Een op de camera ingestelde belichtingscorrectie
beïnvloedt uitsluitend de meting van het aanwezige
licht! Wanneer u in de flitsmodus gelijktijdig een
correctie van de TTL-flitsbelichtingsmeting wenst –
parallel of tegengesteld, moet u deze bovendien (op het
flitsapparaat) instellen! Zie hiervoor ook de secties over
de flitsmodus vanaf p. 130.
VOORBEELD VAN EEN CORRECTIE NAAR PLUS
Bij zeer lichte motieven als sneeuw of strand zal de
belichtingsmeter door de grote helderheid een relatief
korte belichtingstijd aangeven. De sneeuw wordt
daardoor in een gemiddelde grijswaarde weergegeven
en aanwezige personen zijn te donker: onderbelichting!
Om dit te voorkomen moet de belichtingstijd verlengd
of het diafragma geopend worden, d.w.z. op bijv. +1
1
/
3
EV worden ingesteld.
VOORBEELD VAN EEN CORRECTIE NAAR MIN
Bij zeer donkere motieven, die zeer weinig licht
reflecteren, zal de belichtingsmeter een te lange
belichtingstijd aangeven. Een zwarte auto wordt een
grijze auto: overbelichting! De belichtingstijd moet
verkort worden, d.w.z. op bijv. –1EV worden ingesteld.
127
AUTOMATISCHE BELICHTINGSSERIES
Veel aantrekkelijke motieven zijn erg contrastrijk en
hebben zowel zeer lichte alsook zeer donkere gebieden.
Afhankelijk van het deel waarop u uw belichting
afstemt, kan het beeldeffect verschillend zijn. In zulke
gevallen kunnen met de Leica M Monochrom – bij
tijdautomaat - met de automatische belichtingsserie
meerdere alternatieven met gestaffelde belichting,
d.w.z. met verschillende sluitertijden worden gemaakt.
Daarna kan de geschiktste opname voor gebruik
worden geselecteerd of met bewerkingssoftware een
opname met zeer veel contrast worden gemaakt
(denk aan HDR).
Beschikbaar zijn:
– 4 trappen: 0,5EV, 1EV, 1,5EV en 2EV
– 3 aantallen opnamen: 3, 5 of 7
– 2 volgorden: juiste belichting, overbelichting/en,
onderbelichting/en of onderbelichting/en, juiste
belichting, overbelichting/en.
Aanwijzingen:
•Bij het gebruik van de automatische belichtingsserie
zijn alle
AUTO ISO-instellingen (zie p. 116) vastgelegd:
– De gevoeligheid die door de camera automatisch
voor de eerste opname is bepaald, wordt ook
voor alle andere opnamen van een serie gebruikt,
d.w.z. deze ISO-waarde wordt tijdens een serie niet
veranderd.
– De instellingen in de
AUTO ISO-submenu's zijn niet
effectief, d.w.z. de sluitertijden van de camera zijn
volledig beschikbaar.
•Afhankelijk van de beschikbare combinatie sluitertijd/
diafragma kan het werkgebied van de automatische
belichtingsserie beperkt zijn. Voorbeelden (altijd bij
vastgelegde diafragma-instelling):
– Gemeten sluitertijd
1
/
1000
s, belichtingsreeks met
5 opnamen/2EV: beperkte werking, omdat de
opname met -2EV
1
/
16000
s zou vereisen.
– Gemeten sluitertijd
1
/
125
s, belichtingsreeks met
5 opnamen/2EV: onbeperkte werking, omdat de
opname met -2EV
1
/
2000
s mogelijk is.
– Gemeten sluitertijd
1
/
1000
s, belichtingsreeks met
7 opnamen/1EV: beperkte werking, omdat de
opname met -3EV
1
/
8000
s zou vereisen.
– Gemeten sluitertijd
1
/
500
s, belichtingsreeks met
7 opnamen/1EV: onbeperkte werking, omdat de
opname met -3EV
1
/
4000
s mogelijk is.
•Onafhankelijk daarvan wordt altijd het ingestelde
aantal opnamen gemaakt en zijn daarom evt.
meerdere opnamen van een serie gelijk belicht.
•Voor series van 7 opnamen zijn alleen de niveaus
0,5EV en 1EV beschikbaar.
•Automatische belichtingsseries zijn in combinatie
met de flitsmodus niet mogelijk. Als er een geplaatst
flitsapparaat wordt ingeschakeld, vindt er geen
opname plaats.
•De functie blijft actief tot deze weer in het
menu wordt uitgeschakeld. Als deze niet wordt
uitgeschakeld, vindt bij elke bediening van de
ontspanner een volgende belichtingsserie plaats.
Instellen van de optie
1. Kies in het opnameparameters-menu (zie p. 13/26)
Bracketing (4.2.4) en
2. of u de functie wilt in- of uitschakelen.
3. Kies vervolgens in het Hoofdmenu (zie p. 13/26)
Bracketing setup. (4.1.9),
4. in het bijbehorende submenu
No. of exposures,
ofwel Sequence, ofwel EV incremements en
5. in de submenu's de gewenste waarden of varianten.
128
HANDMATIGE INSTELLING VAN DE
BELICHTING
Wanneer u de belichting volledig handmatig wilt
instellen, moet de tijd-instelknop (1.17) op een van
de ingegraveerde sluitertijden of tussenwaarden zijn
ingeklikt.
Vervolgens
1. de belichtingsmeter inschakelen en
2. door draaien van de tijd-instelknop en/of diafragma-
instelring van het objectief (1.14) – telkens in de
richting van de oplichtende driehoekige LED – alleen
de ronde LED laten branden.
Behalve de voor een goede belichting benodigde
draairichting van tijd-instelknop en diafragma-instelring
geven de drie LED’s van de lichtschaal op de volgende
wijze onder- en overbelichting evenals de juiste
belichting aan:
Onderbelichting van minstens één diafragmatrap;
draaien naar rechts nodig
Onderbelichting van
1
/
2
diafragmastop; naar
rechts draaien nodig
Juiste belichting
Onderbelichting van
1
/
2
diafragmastop; naar links
draaien nodig
Overbelichting van minstens één diafragmatrap;
draaien naar links nodig
Opmerking:
Bij langere sluitertijden dan 2s wordt na het ontspannen
in de weergave de resterende belichtingstijd in
seconden teruggeteld.
DE B-INSTELLING / T-FUNCTIE
Met de
B
-instelling, waarbij de sluiter zo lang geopend
blijft als de ontspanknop ingedrukt wordt gehouden (tot
maximaal 240s).
In combinatie met de zelfontspanner is tevens een
T-functie beschikbaar: Als zowel
B
is ingesteld en ook
de zelfontspanner door aantippen van de ontspanner
is geactiveerd (zie hiervoor ook p. 153), zal de sluiter
na de gekozen voorlooptijd automatisch openen.
Deze blijft dan – zonder dat de ontspanner hoeft
te worden vastgehouden – zolang geopend tot de
ontspanner een tweede keer wordt aangetipt. Zo kan
de bewegingsonscherpte die door bediening van de
ontspanner evt. ontstaat ook bij langdurige opnamen
verregaand worden vermeden.
De belichtingsmeter blijft in beide gevallen
uitgeschakeld, na de ontspanning telt de digitale
cijferindicatie in de zoeker echter ter oriëntatie de
verlopen belichtingstijd in seconden mee.
129
Aanwijzingen:
•Bij lange belichtingstijden kan zeer sterke beeldruis
ontstaan.
Ter vermindering van dit storende verschijnsel maakt
de Leica M Monochrom automatisch na opnamen
met langere sluitertijden (ca. vanaf
1
/
30
s, verschilt
afhankelijk van de menu-instellingen) een tweede,
„zwarte opname“ (tegen het gesloten gordijn). De bij
deze parallel-opname gemeten ruis wordt dan door
de computer van de eigenlijke datarecord van de
opname „afgetrokken“.
•Deze verdubbeling van de „belichtings“-tijd moet bij
langdurige belichtingen worden gerespecteerd. De
camera mag intussen niet worden uitgeschakeld.
•Bij sluitertijden vanaf 2s verschijnt de waarschuwing
Noise reduction
1
op het LCD-scherm.
1
De tijdindicatie is maar een voorbeeld
HET MEETBEREIK VAN DE BELICHTINGSMETER
Het meetbereik is bij kamertemperatuur, normale
luchtvochtigheid en ISO 160/23 EV 0 tot 20 resp. diaf.
1,0 en 1,2s tot diaf. 32 en
1
/
1000
s.
OVER- EN ONDERSCHRIJDING VAN
MEETBEREIK
Als bij handmatige instelling en zeer weinig licht het
meetbereik van de belichtingsmeter niet wordt gehaald,
knippert als waarschuwing de linker driehoekige LED
en bij te veel licht de rechter. Bij tijdautomaat wordt
de sluitertijd aangegeven. Wanneer de benodigde
sluitertijd langer wordt dan de langst mogelijke van 32s,
resp. korter wordt dan de kortst mogelijke van
1
/
4000
s,
zullen ook deze indicaties gaan knipperen.
Omdat de belichtingsmeting met het ingestelde
diafragma plaatsvindt, kan deze situatie ook door
diafragmeren van het objectief ontstaan.
De belichtingsmeter blijft – ook als het meetbereik niet
wordt gehaald – nog ca. 12s na het loslaten van de
ontspanknop ingeschakeld. Als in deze tijd (bijv. door
wijziging van de motiefuitsnede of door openen van het
diafragma) de lichtomstandigheden verbeteren, gaat
de LED-indicatie over van knipperen naar constant
branden en geeft daarmee de meting vrij.
130
ALGEMENE INFORMATIE OVER METING EN
REGELING FLITSBELICHTING
Flitser-meetcellen
De Leica M Monochrom bepaalt het benodigde
flitsvermogen door het afgeven van een of meer
meetflitsen in onderdelen van seconden voor de
eigenlijke op name. Direct daarna, bij het begin van de
belichting, wordt de hoofdflits afgegeven.
Met alle factoren die de belichting beïnvloeden (bijv.
opnamefilters en wijziging van de diafragma-instelling)
wordt automatisch rekening gehouden.
GESCHIKTE FLITSAPPARATEN
De volgende flitsapparaten op de Leica M Monochrom
zijn geschikt voor alle opties die in deze handleiding zijn
beschreven:
•Het systeemflitsapparaat Leica SF 58 (bestelnr.
14 488). Met zijn maximale richtgetal van 58 (bij
105mm-instelling), een automatisch (bij gecodeerde
Leica M-objectieven, zie p. 104) aangestuurde
zoom-reflector, een naar keuze inschakelbare tweede
reflector evenals vele overige functies is dit apparaat
zowel krachtig als veelzijdig te noemen. Dankzij een
vast ingebouwde flitservoet met extra regel – en
signaalcontacten, die de automatische overdracht
van een hele reeks gegevens en instellingen mogelijk
maken, is het zeer eenvoudig te bedienen.
•Het systeemflitsapparaat Leica SF 24D (bestelnr.
14 444). Met zijn compacte afmetingen en zijn
op de camera afgestemde design is het bijzonder
geschikt. Het bezit, evenals de Leica SF 58, een vast
ingebouwde flitsvoet met alle contacten en is vooral
ook bijzonder eenvoudig te bedienen.
•Flitsapparaten die aan de technische voorwaarden
van een System-Camera-Adaption (SCA) van het
systeem 3000 voldoen, met de adapter SCA-
3502/3501 zijn uitgerust en het richtgetal kunnen
regelen.
1.20a
Er kunnen echter ook andere, gebruikelijke opzet-
flitsapparaten met gestandaardiseerde flitsvoet
1
en
ontsteking via het positieve middencontact (X-contact,
1.20a) worden gebruikt. Wij adviseren het gebruik van
thyristor-geregelde elektronenflitsers.
1
Het geopende diafragma van het objectief moet handmatig op het
flitsapparaat worden ingesteld.
131
PLAATSEN VAN HET FLITSAPPARAAT
Bij het plaatsen van een flitsapparaat moet erop worden
gelet dat de voet helemaal in de flitsschoen (1.20)
van de Leica M Monochrom wordt geschoven en,
indien aanwezig, met de klemmoer tegen onverhoopt
loskomen wordt beveiligd. Dit is vooral bij flitsapparaten
met extra regel- en signaalcontacten belangrijk omdat
wijziging van de positie in de flitsschoen de vereiste
contacten onderbreekt en er daardoor storingen
kunnen ontstaan.
Opmerking:
Voor het plaatsen moeten camera en flitsapparaat
worden uitgeschakeld.
DE FLITSMODUS
De volautomatische, d.w.z. door de camera geregelde,
flitsmodus is bij de Leica M Monochrom beschikbaar
met de hiervoor genoemde systeemcompatibele
flitsapparaten en in beide belichtingsmodi -
tijdautomaat
A
en handmatige instelling.
Bovendien is in alle drie belichtingsmodi een
automatische invul-flitsregeling actief. Om steeds
een uitgebalanceerde verhouding tussen flits- en
omgevingslicht te garanderen, wordt het flitsvermogen
bij toenemende helderheid evt. met max. 1
2
/
3
EV
verminderd. Wanneer echter het aanwezige licht
zelfs met de kortst mogelijke flitssynchronisatietijd
van
1
/
180
s al overbelichting tot gevolg heeft, zal de
flits met de tijdautomaat niet worden geactiveerd. In
zulke gevallen wordt de sluitertijd overeenkomstig het
omgevingslicht geregeld en in de zoeker aangegeven.
Bovendien kunt u met de Leica M Monochrom met
tijdautomaat
A
gebruik maken van interessante
vormgevende flitstechniek zoals flitssynchronisatie op
het 2e in plaats van het gebruikelijke 1e sluitergordijn
en het flitsen met langere sluitertijden dan de
synchronisatietijd
1
/
180
s. Deze functies worden op de
camera via het menu ingesteld (meer hierover in de
volgende hoofdstukken).
De Leica M Monochrom geeft de ingestelde
gevoeligheid ook door aan het flitsapparaat.
Daarmee kan het flitsapparaat, voorzover het deze
indicaties bezit en voorzover het op het objectief
gekozen diafragma ook op het flitsapparaat is
ingevoerd, zijn reikwijdte automatisch corrigeren. De
gevoeligheidsinstelling kan niet door het flitsapparaat
worden beïnvloed.
132
Aanwijzingen:
•De instellingen en opties die in de volgende
hoofdstukken zijn beschreven hebben alleen
betrekking op de Leica M Monochrom en systeem-
compatibele flitsers.
•Een op de camera ingestelde belichtingscorrectie
(zie p. 125) beïnvloedt uitsluitend de meting
van het aanwezige licht! Wanneer u in de
flitsmodus gelijktijdig een correctie van de TTL-
flitsbelichtingsmeting wenst – parallel of tegengesteld
– moet u deze extra (op de flitser) instellen!
•Meer informatie over de flitsmodus, vooral in
combinatie met andere, niet speciaal op de Leica M
Monochrom afgestemde flitsapparaten, evenals de
verschillende modi van de flitsapparaten, vindt u in de
betreffende handleiding.
DE INSTELLINGEN VOOR HET
DOOR DE CAMERA GEREGELD,
AUTOMATISCH FLITSEN
Nadat het flitsapparaat is ingeschakeld en in de modus
voor regeling van het richtgetal (bijv. GNC = Guide
Number Control) is gezet, moet hiervoor op de Leica M
Monochrom
1. voor elke flitsopname eerst de belichtingsmeting
door licht indrukken van de ontspanner worden
ingeschakeld, d.w.z. de weergave in de zoeker
moet overgeschakeld zijn op de sluitertijden
of de lichtschaal. Als dit door te snel en in één
keer volledig indrukken van de ontspanner wordt
verzuimd, zal het flitsapparaat evt. niet worden
geactiveerd.
2. het tijdinstelwiel op
A
, op de flits-synchronisatietijd
(
1
/
180
s), of, voor speciale effecten, een langere
sluitertijd (ook
B
) worden ingesteld.
In de modus tijdautomaat schakelt de camera
automatisch over op de in het menu ingestelde
flitssynchronisatietijd, resp. het tijdbereik met
(zie „Kiezen van de synchronisatietijd/het
synchronisatietijd-bereik“, p. 134).
3. de gewenste, resp. het voor de betreffende afstand
tot het motief benodigde diafragma worden
ingesteld.
Opmerking:
Als de automatisch geregelde of handmatig ingestelde
sluitertijd korter is dan
1
/
180
s is, zal de flitser niet
flitsen.
DE CONTROLE-INDICATIES VAN DE FLITSBE-
LICHTING IN DE ZOEKER ALS U MET SYSTEEM-
CONFORME FLITSAPPARATEN WERKT
In de zoeker van de Leica M Monochrom staat een
flitsvormige LED (2.1.3) die de toestand van de
flitser weergeeft. Deze LED verschijnt samen met de
beschreven indicaties voor de belichtingsmeting van
het aanwezige licht.
133
IN DE AUTOMATISCHE FLITSMODUS
(flitsapparaat op regeling richtgetal ingesteld)
•
verschijnt ook bij een ingeschakelde flitser niet:
als er op de camera handmatig een kortere sluitertijd
dan
1
/
180
s is ingesteld. In zulke gevallen activeert de
Leica M Monochrom ook een ingeschakeld en paraat
flitsapparaat niet.
•
knippert voor de opname langzaam (2Hz):
het flitsapparaat is nog niet paraat
•
brandt voor de opname:
de flitser is paraat
•
blijft na het ontspannen ononderbroken branden,
de overige indicaties zijn echter verdwenen:
de flitsbelichting was in orde, het flitsapparaat blijft
verder paraat.
•
knippert na het ontspannen snel (4 Hz), de overige
indicaties zijn echter verdwenen:
de flitsbelichting was in orde en het flitsapparaat is
nog niet paraat.
•
gaat na het ontspannen samen met de overige
indicaties uit:
onderbelichting, bijv. door een te klein gekozen
diafragma voor het motief. Als op het flitsapparaat
een gedeelde flitsstand is ingesteld, kan op basis
van het geringere opgeroepen vermogen ondanks de
verdwenen flits-LED het apparaat toch paraat zijn.
BIJ INSTELLING VAN HET FLITSAPPARAAT OP
COMPUTERSTURING (A) OF HANDMATIGE
WERKING (
M
)
•
verschijnt ook bij een ingeschakelde flitser niet:
als er op de camera handmatig een kortere sluitertijd
dan
1
/
180
s is ingesteld. In zulke gevallen activeert de
Leica M Monochrom ook een ingeschakeld en paraat
flitsapparaat niet.
•
knippert voor de opname langzaam (met 2 Hz):
de flitser is nog niet paraat.
•
brandt voor de opname:
de flitser is paraat
134
KIEZEN VAN DE SYNCHRONISATIETIJD/
HET SYNCHRONISATIETIJD-BEREIK
Ook als de gebruikte sluitertijd op de regeling van
de flitsbelichting geen invloed heeft (door de toch
al veel kortere duur van de flits), wordt de weergave
van het aanwezige licht toch door de sluitertijd – en
het diafragma – bepaald. Bij vaste instelling van
de kortst mogelijke sluitertijd in de flitsmodus, de
synchronisatietijd, leidt dit in vele situaties tot een
onnodige, meer of minder sterke onderbelichting van
alle motiefdelen die door het flitslicht niet goed worden
belicht.
Met de Leica M Monochrom kunt u in de flitsmodus
in combinatie met de tijdautomaat de sluitertijd
nauwkeurig aan de voorwaarden voor het betreffende
motief resp. aan uw wensen met betrekking tot
beeldvorming aanpassen. Hiervoor kunt u uit vijf
instellingen kiezen:
1.
Lens dependent
Automatische regeling van de sluitertijd, afhankelijk
van de gebruikte brandpuntafstand (volgens
vuistregel voor onbewogen opnamen uit de hand
=
1
/
brandpuntafstand
, bijv.
1
/
60
s met de Summicron-M
1:2/50mm) tot en met synchronisatietijd
1
/
180
s.
1
2. Off (1/180s)
vaste instelling van de kortstmogelijke sluitertijd
1
/
180
s, bijv. voor de scherpe afbeelding van
bewegende motieven en het invulflitsen.
3.
down to 1/30s, 4. down to 1/8s en 5. down to 32s
Automatische regeling van alle sluitertijden, van
genoemde waarde t/m synchronisatietijd
1
/
180
s.
1
Alleen bij gebruik van Leica M-objectieven met 6-bit codering in de
bajonet en inschakeling van de objectiefdetectie in het menu (zie p.
97/114/110)
Opmerking:
Bij handmatige regeling van de belichting kunnen
eveneens alle sluitertijden tot aan de synchronisatietijd
1
/
180
s worden ingesteld.
Instellen van de optie
1. Kies in het hoofdmenu (zie p. 97/110)
Auto Slow
Sync
(4.1.17) en
2. in het bijbehorende submenu de gewenste variant.
135
KEUZE VAN HET SYNCHRONISATIETIJDSTIP
De belichting van flitsopnamen vindt plaats met twee
lichtbronnen, de aanwezige – en het flitslicht. De
uitsluitend of overwegend door het flitslicht belichte
motiefdelen worden daarbij door de uitzonderlijk korte
lichtimpuls bijna altijd (bij correcte scherpstelling)
gestoken scherp weergegeven. Daarentegen worden
alle andere motiefdelen – namelijk de delen die
voldoende door het aanwezige licht zijn belicht, resp.
zelf oplichten – in hetzelfde beeld met wisselende
scherpte afgebeeld.
Of deze motiefdelen scherp of onduidelijk worden
weergegeven, resp. hoe groot de „wazigheid“ is, wordt
door twee – van elkaar afhankelijke – factoren bepaald:
1. de lengte van de sluitertijd, d.w.z. hoe lang deze
motiefonderdelen op de sensor „inwerken“ en
2. hoe snel deze motiefdelen – of ook de camera zelf –
tijdens de opname bewegen
Hoe langer de sluitertijd resp. hoe sneller de beweging
is, hoe duidelijker beide – elkaar overlappende –
beeldfragmenten verschillen.
Bij het gebruikelijke tijdstip van de flitsontsteking tot
het begin van de belichting, d.w.z. onmiddellijk nadat
het 1e sluitergordijn het beeldvenster volledig heeft
geopend, kan dit zelfs tot schijnbare tegenstrijdigheden
leiden, zoals bij de opname van de motorfiets (links) die
door zijn eigen lichtsporen wordt ingehaald.
De Leica M Monochrom stelt u in staat tussen
dit gebruikelijke flits-ontstekingstijdstip en de
synchronisatie aan het einde van de belichting te
kiezen, d.w.z. onmiddellijk voordat het 2e sluitergordijn
weer begint met het sluiten van het beeldvenster. Het
scherpe beeld bevindt zich in dit geval aan het einde
van de beweging. Deze flitstechniek verleent de foto
(rechts) een meer natuurlijke indruk van beweging en
dynamiek.
De functie is bij alle instellingen van camera en
flitsapparaat beschikbaar, bij tijdautomaat evenals bij
handmatige sluitertijden, in de verschillende
automatische flitsmodi - alsook in de handmatige
flitsmodus, de indicaties zijn in beide gevallen identiek.
Instellen van de optie
1. Kies in het hoofdmenu (zie p. 97/110) Flash sync
(4.1.16) en
2. in het bijbehorende submenu de gewenste variant:
1st curtain of 2nd curtain.
136
OVERIGE FUNCTIES GEBRUIKERS- / GEBRUIKERSSPECIFIEKE
PROFIELEN
Met de Leica M Monochrom kunnen willekeurige
combinaties van alle instellingen in het hoofdmenu en
opnameparameter-menu continu worden opgeslagen,
bijv. om ze steeds bij terugkerende situaties / motieven
snel en eenvoudig te kunnen oproepen.
Er zijn in totaal vier geheugenplaatsen voor zulke
combinaties beschikbaar. De namen van deze
profielen bestaan in principe uit tien plaatsen. In de
fabrieksinstelling wordt de eerste map
Profile__1_
1
genoemd, de tweede Profile_2_
1
enz. De namen van
de mappen in de camera kunnen echter ook worden
gewijzigd en bijv. op hun toepassing worden gebaseerd.
Zo kunnen ze beter en sneller worden herkend en
opgeroepen.
1
* De underscore „_“ staat hier voor joker, op het scherm blijven
„onbezette“ plaatsen leeg.
Instellingen overnemen / profiel aanmaken
1. Stel de gewenste functies in het hoofdmenu en
opnameparameter-menu in.
2. Kies in het Hoofdmenu (zie p. 97/110)
Save user profile (4.1.2) en
3. in het bijbehorende submenu de gewenste
geheugenplaats.
•De profielnaam verschijnt. De eerste plaats is
gemarkeerd als gereed voor bewerking.
4. Met de bovenste en onderste kruisknoppen (1.30)
resp. de centrale instelknop (1.29) verandert u
de tekens, met de linker en rechter kruisknoppen
selecteert u de andere plaatsen.
•De beschikbare tekens zijn de hoofdletters
A t/m
Z, de kleine letters van a t/m z en de getallen van
0 t/m 9; ze zijn in deze volgorde in een eindeloze
lus gerangschikt.
5. Sla de instellingen op door indrukken van de
SET
-
knop (1.21).
137
Kiezen van een opgeslagen profiel
1. Kies, in het opnameparameters-menu (zie p.
97/110) User profile (4.2.5) en
2. in het bijbehorende submenu het gewenste profiel.
Aanwijzingen:
•Wanneer u een van de instellingen van het zojuist
gebruikte profiel wijzigt, verdwijnt het betreffende
cijfer.
•U kunt het geactiveerde snapshot-profiel altijd door
bedienen van de knop
SET
(1.21) verlaten.
TERUGZETTEN VAN ALLE INDIVIDUELE
INSTELLINGEN
Met deze functie kunt u alle eigen instellingen in het
hoofdmenu en opnameparameter-menu in één keer op
de fabrieksinstellingen terugzetten.
Instellen van de optie
1. Kies in het Hoofdmenu (zie p. 97/110)
Reset
(4.1.18) en
2. roep met de
SET
-knop (1.21) het bijbehorende
submenu op.
3. Kies daarna met de linker/rechter kruisknop (1.30)
de gewenste functie en
4. bevestig de keuze door opnieuw bedienen van de
SET
-knop.
Opmerking:
Deze reset betreft ook de eventueel met
Save user
Profile
(4.1.2, zie boven) vastgelegde en opgeslagen,
individuele profielen.
138
DE WEERGAVEMODUS
Voor de weergave van opnamen op het LCD-scherm
(1.32) van de Leica M Monochrom kunt u uit twee modi
kiezen:
PLAY
Weergave voor onbeperkte tijd
Auto review. Kortstondige weergave na de opname
CONTINU WEERGAVE –
PLAY
Door het indrukken van de PLAY-knop (1.26) kunt u
naar de weergavemodus omschakelen.
•Op het LCD-scherm verschijnt het laatste opgenomen
beeld evenals de betreffende indicaties (zie p. 95).
Wanneer er echter geen beeldbestand op de
geplaatste geheugenkaart aanwezig is, verschijnt na
omschakeling op weergave de melding:
Attention: No valid image data to play.
Aanwijzingen:
•Afhankelijk van de vooraf ingestelde optie levert het
indrukken van de
PLAY
-knop verschillende reacties
op:
Uitgangssituatie Na druk op de
knop
PLAY
a.
Volledige weergave van een
opname
Opnamemodus,
LCD-scherm uit
b.
Weergave van een vergrote
uitsnede van meerdere
kleinere opnamen
(zie p. 142)
1
Volledige weergave
van de opname
c.
INFO
-weergave met
vergroting naar keuze
(zie p. 143)
INFO
-weergave met
volledig beeld
d.
Een van de
menubedieningen (zie p.
26), ofwel
DELETE
- of
wisbeveiligingsoptie
1
(zie p.
143/144) geactiveerd.
Volledig beeld van de
laatste getoonde opname
1
De
PLAY
-knop moet in dit geval twee keer worden ingedrukt.
•De Leica M Monochrom slaat de opnamen volgens de
DCF-Standards (Design Rule for Camera File System)
op.
•Met de Leica M Monochrom kunnen alleen beelddata
van hetzelfde type als deze camera worden getoond.
139
AUTOMATISCHE WEERGAVE VAN TELKENS
DE LAATSTE OPNAME
In de
Auto review-modus wordt elk beeld direct na de
opname weergegeven.
Op deze wijze kan bijv. snel en eenvoudig worden
gecontroleerd of de foto gelukt is of herhaald moet
worden.
Met deze optie stelt u de weergaveduur van het beeld
in.
Instellen van de optie
1. Kies in het Hoofdmenu (zie p. 97/110) Auto review
(4.1.14),
2. in het bijbehorende submenu eerst het punt
Duration en
3. in het daarna verschijnende submenu de gewenste
optie, resp. tijdsduur: (
Off, 1s, 3s, 5s, Permanent,
Release button hold).
4. Voor weergave met of zonder
histogram (zie hiervoor ook p. 140),
opnieuw het eerste submenu oproepen,
5. kies
Histogram,
6. en hier dan de gewenste variant (
On, Off). Uit de
Auto review-modus kunt u de weergavemodus altijd
naar de normale, d.w.z. qua tijd onbegrensde
PLAY
-
modus (zie boven) terugzetten.
Aanwijzingen:
•De weergave-opties zullen altijd de instellingen
van de betreffende actieve map van de gebruikte
geheugenkaart toepassen. Als u opnamen uit andere
mappen wilt bekijken, moet u de betreffende map
activeren (zie p. 146).
•Indien u met de optie serieopnamen (zie p. 107) hebt
gefotografeerd, wordt in beide weergavemodi eerst de
laatste foto van de serie resp. de laatste foto van de
serie getoond die op de geheugenkaart is opgeslagen
– mits op dit tijdstip nog niet alle opnamen van de
serie door het interne buffergeheugen van de camera
op de kaart zijn overschreven.
Hoe u andere opnamen van de serie kunt kiezen en
welke mogelijkheden er verder nog zijn voor de weerga
-
ve, kunt u in de volgende sectie nalezen.
Normale weergave 3.2
Om de opnamen goed te kunnen bekijken, verschijnt er
bij normale weergave alleen informatie in de kopregel
(3.2.1 -3.2.6).
Als er een uitsnede wordt weergegeven, zal er een
betreffende indicatie bij worden getoond (zie p. 95).
Behalve de normale weergave kunt u ook nog kiezen uit
3 varianten met verschillende extra informatie. Alle 4
zijn in een eindeloze lus gerangschikt en kunnen door
(meerdere keren) indrukken van de knop
INFO
(1.22)
worden opgeroepen.
140
Weergave met histogram 3.3
Druk op de knop
INFO
1x (uitgaand van normale weer-
gave) om het histogram (3.3.1) in te voegen.
•Het histogram verschijnt in de onderste beeldhelft. Bij
gebruik van DNG-indeling (zie p. 115) is het histogram
in 11 delen ingedeeld, waarvan de stappen telkens
een helderheidsverschil van 1EV betekenen.
Als u bovendien de clipping-weergave hebt
ingeschakeld (zie volgende sectie), dan zullen
eventueel de linker (dan blauw) en/of de rechter (dan
rood) einden van het histogram knipperen.
Aanwijzingen:
•De indeling van het DNG-histogram is vergelijkbaar
met zones. Dit systeem werd in de analoge zwart-
witfotografie gebruikt om de belichting zodanig
af te stemmen dat de in het motief voorhanden
contrastomvang op de gewenste manier in de
ontwikkelde afbeelding kon worden weergegeven.
•Het histogram is zowel bij weergave van het gehele
beeld, alsook bij een beelduitsnede beschikbaar (zie
p. 142), maar niet bij gelijktijdige weergave van 4 of 9
verkleinde opnamen (zie p. 142).
•De histogramweergave heeft altijd betrekking op de
momenteel getoonde uitsnede van de opname (zie
p. 142).
Weergave met clipping-indicatie 3.4
Druk op de knop
INFO
2x (uitgaande van normale weer-
gave).
Clipping-instellingen
Via de menubediening kunt u uitkiezen of de gebieden
in de afbeelding moeten worden gekenmerkt die zijn
onder- of overbelicht en geen tekening meer vertonen.
Deze verschijning wordt in de fotografie clipping genoemd.
Bovendien kunt u de clipping-drempels, d.w.z. de
helderheidswaarden vanaf wanneer er clipping wordt
weergegeven, zelf bepalen.
Als de clipping-indicatie is ingeschakeld, zal deze ook
worden weergegeven als het histogram te zien is (3.3).
Instellen van de optie
1. Kies in het Hoofdmenu (zie p. 97/110)
Clipping
(4.1.12) en
2. in het bijbehorende submenu of u de indicaties
voor onderbelichting -
Shadow Clipping en/of
overbelichting - Highlight Clipping wilt instellen.
141
3. In de dan verschijnende submenu's (in beide
gevallen in principe hetzelfde) kiest u dan of
– er geen clipping-indicatie moet verschijnen –
Off,
of
– er alleen moet worden weergegeven dat er onder-
en overbelichte gebieden zijn –
0%, ofwel 100%,
of
– u de weergavedrempels wilt instellen –
0% - 5%, ofwel 95% - 100%.
In de afbeelding verschijnt dan het volgende:
•te heldere gebieden knipperen rood en te donkere
blauw.
Bij weergave met histogram (3.2) verschilt dit,
afhankelijk of er 0%, ofwel 100% of een andere
drempelwaarde is ingesteld. In het eerste geval
verschijnen alleen de linker- en/of rechter rand
blauw/rood, in het twee ook de betreffende delen
van het histogram.
Aanwijzingen:
•De clipping-indicatie is zowel bij de weergave van het
volledige beeld, alsook van een uitsnede beschikbaar,
maar niet bij gelijktijdige weergave van 4 of 9
verkleinde opnamen (zie p. 142).
•De clipping-indicatie heeft altijd betrekking op de
momenteel getoonde uitsnede van de opname (zie
p. 142).
Weergave met extra informatie 3.5
Druk de knop
INFO
3x naar voren (beginnend met de
normale weergave) om een reeks bijkomende opname-
gegevens en een verkleind beeld te laten weergeven.
Opmerking:
bij deze weergave-variant wordt alleen het volledige
beeld weergegeven, waarbij het er niet toe doet, of u
van tevoren een uitsnede had ingesteld.
142
OVERIGE OPTIES TIJDENS HET BEKIJKEN
A. BEKIJKEN VAN ANDERE OPNAMEN /
„BLADEREN“ IN HET GEHEUGEN
Met de linker en rechter kruisknop (1.30) kunt u de
overige opgeslagen opnamen oproepen. Door op de
linkerknop te drukken worden opnamen met lagere
nummers getoond en door op de rechterknop te
drukken de hogere. Door langer te blijven drukken (ca.
2s) gaat het sneller lopen. Na het hoogste en laagste
nummer beginnen de in een oneindige lus geschakelde
opnamen weer van voren af aan, zodat u alle opnamen
in beide richtingen kunt bereiken.
•Op het LCD-scherm veranderen overeenkomstig het
beeld- en bestandsnummer.
B. VERGROTEN / KIEZEN VAN DE UITSNEDE /
GELIJKTIJDIG BEKIJKEN VAN MEERDERE
VERKLEINDE OPNAMEN
Met de Leica M Monochrom is het mogelijk om voor
een betere beoordeling op het LCD-scherm een
vergrote uitsnede van een opname op te roepen en
de uitsnede vrij te kiezen. Omgekeerd kunt u ook
maximaal 9 beelden tegelijk op het LCD-scherm
bekijken, bijv. om een overzicht te krijgen of om een
opname sneller te vinden.
Aanwijzingen:
•Hoe sterker de opname wordt vergroot, hoe minder
– door de naar verhouding kleinere resolutie – de
weergavekwaliteit op het LCD-scherm wordt.
•Zolang een opname vergroot wordt getoond,
zijn de kruisknoppen niet voor het oproepen van
andere opnamen beschikbaar, maar dienen voor de
„navigatie“ in het beeld (uitzondering: zie volgende
aanwijzing).
Door de instelknop (1.29) naar rechts te draaien (met
de klokwijzers mee) wordt een uitsnede vanuit het
midden vergroot. Hoe verder u draait, hoe sterker de
vergroting en hoe kleiner de uitsnede. Vergrotingen zijn
tot 1:1 mogelijk, d.w.z. tot 1 pixel van het LCD-scherm
1 pixel van de opname weergeeft.
Met de vier kruisknoppen (1.30) kunt u bij vergrote
afbeelding bovendien de locatie van de uitsnede
willekeurig kiezen. Hiervoor wordt de knop (meermaals)
in de richting ingedrukt, waarin u de uitsnede wilt
verschuiven.
•De rechthoek binnen het kader (3.2.5/3.5.7j)
in de rechterbenedenhoek van het LCD-scherm
symboliseert – bovendien als vergroting - de locatie
van de getoonde uitsnede.
143
Opmerking:
U kunt ook bij vergrote afbeelding direct naar een
andere opname gaan die dan in dezelfde vergroting
wordt getoond. Hiertoe dienen weer de linker en
rechter kruisknop - maar u moet daarbij de knop
PLAY
(1.26) ingedrukt houden.
Door de instelknop naar links te draaien (tegen de
klokwijzers in, uitgaande van de normale grootte),
kunt u gelijktijdig 4 -, resp. door verder te draaien 9
opnamen op het LCD-scherm bekijken.
•Op het LCD-scherm (1.32) worden maximaal 9
verkleinde afbeeldingen getoond, inclusief de eerder
in normale grootte bekeken opname die door een
rode rand is gemarkeerd.
Met de vier kruisknoppen kunt u vrij tussen de
verkleinde afbeeldingen navigeren, het betreffende
beeld wordt gemarkeerd. Dit beeld kunt u door de
instelknop naar rechts te draaien weer op normale
grootte brengen.
Opmerking:
Bij de weergave van 9 beelden wordt door de
instelknop verder naar links te draaien het rode kader
om alle beelden geplaatst, zodat vervolgens “per blok”
snel kan worden „gebladerd“.
C. WISSEN VAN OPNAMEN
Zolang een opname op het LCD-scherm wordt getoond,
kan deze eventueel ook op dat moment worden gewist.
Dit kan nuttig zijn als de opnamen bijv. op andere
media werden opgeslagen, als ze niet meer nodig zijn of
wanneer meer geheugen op de kaart nodig is.
De Leica M Monochrom biedt de mogelijkheid naar
behoefte afzonderlijke of gelijktijdig alle opnamen te
wissen.
Aanwijzingen:
•Wissen is alleen in de weergavemodus mogelijk,
onafhankelijk of de opname in normale grootte of
in meerdere verkleinde afbeeldingen wordt getoond
(echter niet als bij de 9-voudige weergave het rode
kader het gehele blok omsluit, zie p. 147).
•Bij beveiligde opnamen moet de wisbescherming
eerst worden opgeheven voordat ze kunnen worden
gewist (zie hiervoor ook het volgende gedeelte).
Belangrijk:
Het wissen van de opnamen is definitief. Ze kunnen
daarna niet meer worden opgeroepen.
Procedure
1. Druk op de knop
DELETE
(1.24).
•Op het LCD-scherm (1.32) verschijnt het submenu
in beeld.
Aanwijzingen:
•Het wissen kan altijd door opnieuw op de knop
DELETE
te drukken, worden onderbroken.
•Tijdens de gehele wisprocedure zijn de volgende
bedieningselementen, resp. hun functies
niet beschikbaar: de knop
INFO
(1.22) en de
wisbeveiliging.
144
2. In eerste instantie bepaalt u
•of u enkele opnamen wilt wissen
Delete Single, of
•gelijktijdig alle opnamen wilt wissen
Delete All.
3. De overige bediening vindt plaats via het menu,
d.w.z. in principe net zoals in het hoofdstuk „De
menubediening“ is beschreven (zie p. 110). Dus na
het kiezen van het vereiste menu en met behulp van
de instelknop (1.29), de kruisknoppen (1.30) en de
knop
SET
(1.21).
Opmerking:
•Als de getoonde opname wisbeveiligd is (zie p.
144), kan in het submenu de optievariant
Single niet
worden geselecteerd.
•Bij het wissen van alle opnamen moet u – als
bescherming tegen onbedoeld wissen – in een
tussenstap nog een keer bevestigen dat u werkelijk
alle beelden op de geheugenkaart wilt wissen.
DE INDICATIES NA HET WISSEN
WISSEN VAN AFZONDERLIJKE OPNAMEN
Na het wissen verschijnt de voorgaande opname.
Wanneer echter geen opnamen meer op de kaart zijn
opgeslagen, verschijnt de melding:
Attention No valid image to play.
WISSEN VAN ALLE OPNAMEN OP DE
GEHEUGENKAART
Na het wissen verschijnt de melding:
Attention No valid image to play.
Als echter een of meerdere opnamen tegen wissen zijn
beschermd, verschijnen deze, resp. de eerste van deze
opnamen.
Opmerking:
Door het wissen van een opname worden de volgende
opnamen op het beeldtelwerk (3.2.4/3.3.6) volgens
het volgende voorbeeld opnieuw genummerd: wist u
bijvoorbeeld beeld nr. 3, wordt het beeld dat voorheen
nr. 4 was vervolgens nr. 3, het beeld dat voorheen
nr. 5 was, wordt nr. 4, enz. Dit geldt echter niet voor
de bestandsnummering op de geheugenkaart (bij de
INFO
-weergave, zie p. 96/141) van de resterende
beeldbestanden in de map (3.3.7i), die in principe
ongewijzigd blijft.
D. BEVEILIGEN VAN OPNAMEN /
OPHEFFEN VAN DE WISBEVEILIGING
De op de geheugenkaart geregistreerde opnamen
kunnen tegen onbedoeld wissen worden beveiligd. Deze
wisbeveiliging kan altijd weer worden opgeheven.
Aanwijzingen:
•Het beveiligen van opnamen, resp. het opheffen van
de wisbeveiliging is alleen in de weergavemodus
mogelijk, maar onafhankelijk van de weergave
in normale grootte of in meerdere verkleinde
afbeeldingen (maar niet als bij de 9-voudige weergave
het rode kader het gehele blok omsluit, zie p. 142).
•Zie het vorige gedeelte voor de handelingen/gevolgen
bij het wissen van beveiligde opnamen.
•Wanneer u toch wilt wissen, dient u de beveiliging
zoals hierna beschreven op te heffen.
•De wisbeveiliging is alleen in de Leica M Monochrom
effectief.
•Ook beveiligde opnamen worden bij het formatteren
van de geheugenkaart gewist (zie hiervoor ook het
volgende gedeelte).
•Bij SD-/SDHC-geheugenkaarten kunt u onbedoeld
wissen verhinderen door de schakelaar voor
schrijfbeveiliging van de kaart (zie p. 103) in de met
LOCK
gekenmerkte stand te zetten.
145
Procedure
1. Druk op de knop
SET
(1.21).
•Op het LCD-scherm (1.32) verschijnt het submenu
in beeld.
Aanwijzingen:
•U kunt het instellen altijd weer annuleren, ofwel door
een druk op de knop
PLAY
(1.26) om naar de normale
weergave terug te keren, of door de ontspanner
kort aan te tippen (1.19) om in de opnamemodus te
komen.
•Tijdens de gehele instelprocedure zijn
de volgende bedieningselementen, resp. hun functies
niet beschikbaar:
DELETE
- (1.24) en
INFO
- (1.22)
knoppen
De overige bediening loopt via het menu, d.w.z. in
principe net zoals in het hoofdstuk „De menubediening“
is beschreven (zie p. 110). Dus na het kiezen van het
vereiste menu en met behulp van de instelknop (1.29),
de kruisknoppen (1.30) en de knop
SET
(1.21).
2. In eerste instantie bepaalt u
•of u enkele opnamen wilt beveiligen
Protect
Single
, of
•of gelijktijdig alle opnamen wilt beveiligen
Protect
All
, ofwel
•of u een evt. aanwezige wisbescherming voor een
afzonderlijke opname
Unprotect Single, of
•of voor alle opnamen wilt opheffen
Unprotect All.
Opmerking:
Bij het oproepen van de volgende niet-mogelijke opties
verschijnt de menutekst als aanduiding hiervoor in het
wit in plaats van zwart:
– Beschermen van een reeds beschermde opname
resp. als alle opnamen al zijn beschermd.
– Opheffen van de wisbescherming bij een opname
die niet is beschermd resp. als geen opnamen zijn
beschermd.
DE INDICATIES NA HET BESCHERMEN /
OPHEFFEN VAN DE WISBESCHERMING
Na het verlaten van het menu verschijnt het
oorspronkelijke schermbeeld weer; bij beschermde
opnamen met de betreffende indicatie
(3.2.1/3.3.3).
Opmerking:
De indicatie verschijnt ook als een reeds
beschermde opname wordt opgeroepen.
146
OVERIGE FUNCTIES
MAPPENBEHEER
De beelden worden op de kaart in mappen opgeslagen
die automatisch worden aangemaakt. Deze mapnamen
bestaan in principe uit acht tekens: drie cijfers en vijf
letters. In de fabrieksinstelling wordt de eerste map
„100LEICA“ genoemd en de tweede „101LEICA“ enz.
Op die manier kan de camera een maximum van 999
mappen aanmaken. U kunt deze nummering altijd weer
resetten.
Met de Leica M Monochrom kunt u bovendien altijd
een nieuwe map aanmaken en zelf de naam ervan
bepalen, d.w.z.
– mapnummers resetten
– mappen aanmaken / namen zelf vastleggen
MAPNUMMERS RESETTEN
Opmerking:
deze optie kan alleen op een geheugenkaart worden
uitgevoerd waarop geen beeldgegevens en geen lege
mappen voorhanden zijn, dus kaarten die nog niet zijn
gebruikt, of kaarten die eerst zijn geformatteerd (zie p. 147).
1. Kies in het Hoofdmenu (zie p. 97/110)
Folder
managem.
(4.1.13) en
2. in het bijbehorende submenu
Reset folder no..
De camera-interne mapnummering wordt hiermee
gereset, d.w.z. dat er bij het aanmaken van een
nieuwe map altijd de laagste nog niet ingedeelde
nummer wordt gebruikt.
Opmerking:
Dit kan veroorzaken dat in bepaalde gevallen een
of meer nummers niet kunnen worden gebruikt:
Als bijvoorbeeld de camera het nummer 102 heeft
toegewezen en er dan een kaart wordt geplaatst
waarvan het hoogste mapnummer 105 is, zullen
de volgende mappen vanaf 106 verder worden
genummerd.
MAP SELECTEREN
De weergave-opties (zie p. 138) en de
gegevensoverdracht volgens PTP-standaard (zie p. 148)
zullen altijd de instellingen van de betreffende actieve
map van de gebruikte geheugenkaart toepassen. Als u
opnamen uit andere mappen wilt bekijken of naar een
extern medium wilt overdragen, moet u de betreffende
map activeren.
1. Kies in het hoofdmenu (zie p. 97/110)
Folder
managem.
(4.1.13) en
2. in het bijbehorende submenu
Folder managem.
•Op het LCD-scherm (1.32) verschijnt een lijst
van alle aanwezige mappen. Als de kaart grote
datahoeveelheden bevat, zal het even duren
voordat de indicatie dit kan weergeven en in plaats
daarvan verschijnt tijdelijk een melding
Folder are
being read Please wait
3. Kies de gewenste map.
MAPPEN AANMAKEN / NAMEN ZELF VAST
-
LEGGEN
Met de Leica M Monochrom kunt u nieuwe mappen op
de geheugenkaart aanmaken waarvan u de namen zelf
kunt bepalen.
1. Kies in het hoofdmenu (zie p. 97/110)
Folder
managem.
(4.1.13) en
2. in het bijbehorende submenu
Create new folder.
•De mapnaam verschijnt (begint altijd met „Leica“).
De eerste van de vijf letters van de bestaande
naam is gemarkeerd als gereed voor bewerking.
Opmerking:
Als mapnummer wordt in principe het eerste vrije
nummer aangemaakt.
3. Met de bovenste en onderste kruisknoppen (1.30)
resp. de centrale instelknop (1.29) verandert u
de eerste vijf plaatsen, met de linker en rechter
kruisknoppen selecteert u de andere plaatsen.
De beschikbare tekens zijn de hoofdletters A t/m
Z, de kleine letters van a t/m z en de getallen van 0
t/m 9; ze zijn in deze volgorde in een eindeloze lus
gerangschikt.
147
FORMATTEREN VAN DE GEHEUGENKAART
Gewoonlijk is het niet nodig de geheugenkaart te
formatteren (te initialiseren). Wanneer echter een
ongeformatteerde kaart voor het eerst wordt geplaatst,
moet deze worden geformatteerd. Daarom verschijnt
in zulke gevallen automatisch het submenu
Format SD
card
.
Met de Leica M Monochrom hebt u de keuze of u de
geheugenkaart alleen wilt formatteren of dat u wilt
overschrijven, bijv. als beveiliging tegen misbruik,
waarbij alle aanwezige gegevens op de kaart volledig
worden gewist.
Aanwijzingen:
•Bij gewoon formatteren gaan de gegevens op de kaart
voorlopig nog niet onherroepelijk verloren. Alleen de
directory wordt gewist zodat de aanwezige bestanden
niet meer direct toegankelijk zijn. Met de goede
software kunnen de gegevens weer toegankelijk
worden gemaakt.
Alleen de gegevens die daarna door het opslaan van
nieuwe gegevens worden overschreven, zijn ook
werkelijk definitief gewist.
Maak er daarom een gewoonte van al uw opnamen
altijd zo snel mogelijk op een veilig geheugenmedium
op te slaan, bijv. de harde schijf van uw computer. Dit
geldt vooral als de camera bij een servicegeval samen
met de geheugenkaart wordt opgestuurd.
•Afhankelijk van de toegepaste geheugenkaart
kan het formatteren wel 3 minuten duren.
Procedure
1. Kies in het Hoofdmenu (zie p. 97/110)
Format SD
card
(4.1.25) en
2. in het bijbehorende submenu de gewenste optie,
Yes, No of Overwrite.
3. Wanneer u de geheugenkaart werkelijk wilt
overschrijven, moet u dit daarna – als beveiliging
tegen onbedoelde instellingen – in het bijbehorende
submenu bevestigen.
Aanwijzingen:
•Schakel de Leica M Monochrom niet uit terwijl de
geheugenkaart wordt geformatteerd/overschreven.
•Als de geheugenkaart in een ander apparaat, bijv. een
computer is geformatteerd, moet u deze in de Leica
M Monochrom opnieuw formatteren.
•Als de geheugenkaart niet kan worden geformatteerd
c.q. overgeschreven, vraag dan uw handelaar of de
Leica Infodienst (voor adres zie p. 167) om advies.
•Bij het formatteren worden zelfs beschermde
opnamen (zie vorige hoofdstuk) gewist.
•Afhankelijk van de capaciteit en lees-/schrijfsnelheid
van de kaart kan het overschrijven max. 60 minuten in
beslag nemen; controleer daarom eerst de capaciteit
van de batterij (zie p. 102). Als de capaciteit van de
batterij tijdens het overschrijven onvoldoende is,
verschijnt op het LCD-scherm een melding.
FOTOGRAFEREN MET DE ZELFONTSPANNER
Met de zelfontspanner kunt u een opname met een
vertraging van 2 of 12s maken. Dit is handig als u
bijv. onscherpte door bewegen bij het afdrukken
wilt voorkomen of als u bij een groepsopname zelf
ook in beeld wilt verschijnen. In zulke gevallen wordt
geadviseerd de camera op een statief te plaatsen.
Instellen en gebruiken van de functie
1. Zet de hoofdschakelaar (1.18) op .
2. Kies in het Hoofdmenu (zie p. 97/110)
Selftimer
(4.1.4) en
3. in het bijbehorende submenu de gewenste
voorlooptijd, of
Off.
4. Voor het starten van de voorlooptijd de ontspanner
(1.19) aantippen (tot de 1e indruktrap, zie p. 107).
Aan de voorkant van de camera geeft gedurende
de eerste 10s bij 12s voorlooptijd de knipperende,
anders permanent brandende, LED (1.7) het aflopen
van de voorlooptijd aan en op het LCD-scherm wordt
deze gelijktijdig afgeteld.
Tijdens de lopende zelfontspanner-voorlooptijd kan de
functie altijd door indrukken van de
SET
-knop (1.21)
worden afgebroken – de instelling blijft behouden of
wordt door opnieuw aantippen van de ontspanner
opnieuw gestart.
Belangrijk:
Tijdens zelfontspanning vindt instelling van de belichting
niet plaats bij het drukpunt van de ontspanner, maar
pas direct voor de opname.
148
GEGEVENSOVERDRACHT NAAR EEN COMPUTER
De Leica M Monochrom is compatibel met de volgende
besturingssystemen:
Microsoft
®
: Windows
®
XP/Vista
®
/7
®
Apple
®
Macintosh
®
: Mac
®
OS X (10.6)
Voor het snel overdragen van gegevens naar een
computer is de Leica M Monochrom voorzien van een
USB 2.0-poort. Dit maakt de snelle gegevensoverdracht
naar computers met een gelijksoortige interface
mogelijk. De gebruikte computer moet een USB-
aansluiting (voor directe aansluiting van de Leica M
Monochrom) hebben of met een kaartlezer voor SD-/
SDHC-kaarten zijn uitgerust.
Opmerking:
Bij gebruik van een USB-verbinding moet op het
volgende worden gelet: Bij aansluiting van twee of
meer apparaten op een computer, resp. door middel
van een verdeler („hub“) of verlengkabels, kunnen er
functiestoringen optreden.
USB-VERBINDING
Met de Leica M Monochrom is de gegevensoverdracht
via USB-kabel met twee verschillende normen
mogelijk. Daarmee wordt er rekening mee gehouden
dat sommige programma's voor de overdracht van
gegevens een verbinding volgens het PTP-protocol
vereisen.
Bovendien bestaat altijd de mogelijkheid de camera als
een extern station („massageheugen“) te gebruiken.
Instellen van de optie
1. Kies in het Hoofdmenu (zie p. 97/110)
USB-
Connection
(4.1.24) en
2. in het bijbehorende submenu
PTP of Mass storage.
AANSLUITING EN GEGEVENSOVERDRACHT
VOLGENS PTP-PROTOCOL
Als de Leica M Monochrom op PTP is ingesteld en door
de aangesloten computer wordt herkend, gaat u als
volgt te werk:
Opmerking:
De gegevensoverdracht volgens PTP-standaard zal altijd
de instellingen van de betreffende actieve map van de
gebruikte geheugenkaart toepassen. Als u opnamen
uit andere mappen wilt bekijken of naar een extern
medium wilt overdragen, moet u de betreffende map
activeren (zie p. 146).
MET WINDOWS
®
XP/VISTA
®
/7
®
1. Maak met de meegeleverde USB-kabel (C)
verbinding tussen de USB-bus (1.33) van de Leica
M Monochrom en een USB-bus van de computer.
Daarvoor moet eerst het klepje (1.25) over de bus
van de camera naar beneden worden geopend.
MET WINDOWS
®
XP
•Na succesvolle aansluiting verschijnt op het
bureaublad een melding dat de Leica M Monochrom
als nieuwe hardware is herkend (alleen bij de eerste
aansluiting!).
2. Dubbelklik op de melding (na de eerste aansluiting
niet meer nodig).
•Er wordt een pull-down menu „M Monochrom
Digital Camera“ geopend voor de
gegevensoverdracht-assistent.
3. Klik op „OK“ en volg de aanwijzingen van de
assistent om van daar de beelden zoals gebruikelijk
naar een map van uw keuze te kopiëren en te
openen.
MET WINDOWS
®
VISTA
®
/7
®
•Na succesvolle aansluiting verschijnt boven de
taakbalk de melding over de installatie van de
driversoftware voor het toestel. Gelijktijdig verschijnt
op de display van de camera USB connection. De
succesvolle installatie wordt met nog een venster
bevestigd. Er verschijnt een menu Auto reviewmet
verschillende apparaatopties.
2. U kunt – zoals gebruikelijk – met behulp van de
Windows-assistent kiezen uit „Import Images“ of
„Open Device to View Files“ om
3. met Windows Verkenner de directory-structuur van
de kaart te openen.
149
AANSLUITING EN GEGEVENSOVERDRACHT
MET MAC
®
OS X (10.6)
1. Maak met de meegeleverde USB-kabel (C)
verbinding tussen de USB-bus (1.33) van de Leica
M Monochrom en een USB-bus van de computer.
Daarvoor moet eerst het klepje (1.25) over de bus
van de camera naar beneden worden geopend.
•Bij een succesvolle verbinding tussen camera en
computer verschijnt op het display van de camera
USB connection.
2. Open nu op de computer de „Finder“.
3. In het linker venstergedeelte in de categorie
„Locations“ op „Programs“ klikken.
4. Nu in het rechter venstergedeelte het programma
„Digital Images“ selecteren.
•Het programma wordt geopend en op de
programma-titelbalk verschijnt de naam „M
Monochrom Digital Camera“.
5. Nu kunnen de beelden met de knop „Load“ op de
computer worden opgeslagen.
AANSLUITING EN GEGEVENSOVERDRACHT
MET DE CAMERA ALS EXTERN STATION (MAS
-
SAGEHEUGEN)
Met Windows-besturingssystemen:
Als de Leica M Monochrom via een USB-snoer met de
computer is verbonden, wordt deze als extern station
door het besturingssysteem herkend en zal er een
stationsletter worden toegewezen. Gebruik Windows
Verkenner voor het kopiëren/opslaan van de beelden
op uw computer.
Met Mac-besturingssystemen:
Als de Leica M Monochrom via een USB-snoer met
de computer is verbonden, verschijnt de geplaatste
geheugenkaart als geheugenmedium op het
bureaublad. Gebruik de Finder voor het kopiëren/
opslaan van de beelden op uw computer.
Belangrijk:
•Gebruik uitsluitend het meegeleverde USB-snoer (C).
•Zolang gegevens van de Leica M Monochrom naar de
computer worden gekopieerd, mag de verbinding in
geen geval worden onderbroken door de USB-kabel
eruit te trekken, omdat anders de computer en/of de
Leica M Monochrom kunnen; vastlopen, of zelfs de
geheugenkaart onherstelbaar kan worden beschadigd.
•Zolang er gegevens van de Leica M Monochrom
naar de computer worden overgedragen, mag de
camera niet worden uitgeschakeld of zichzelf door
onvoldoende batterijspanning uitschakelen, omdat de
computer anders kan; vastlopen. Om dezelfde reden
mag de batterij bij geactiveerde verbinding in geen
geval worden verwijderd. Als de batterijcapaciteit
tijdens de gegevensoverdracht te laag wordt, dient
u de gegevensoverdracht te annuleren, de Leica
M Monochrom uit te schakelen (zie p. 106) en de
batterij op te laden (zie p. 100).
150
AANSLUITING EN GEGEVENSOVERDRACHT
MET KAARTLEZERS
Met een gebruikelijke kaartlezer voor SD-/
SDHC-geheugenkaarten kunnen de beeldbestanden
ook naar andere computers worden gekopieerd. Voor
computers met een USB–poort zijn kaartlezers met een
USB-poort verkrijgbaar. Wanneer uw computer van een
PCMCIA-slot is voorzien (vaak bij draagbare modellen),
zijn als alternatief hiervoor kaarten met een PCMCIA-
aansluiting verkrijgbaar. Deze accessoires en meer
informatie vindt u in een computerspeciaalzaak.
Opmerking:
De Leica M Monochrom is van een geïntegreerde
sensor voorzien die de stand van de camera –
horizontaal of verticaal (in beide richtingen) – bij
elke opname registreert. Deze informatie maakt het
mogelijk dat opnamen bij aansluitende weergave
met programma’s op een computer (niet op het LCD-
scherm van de camera!) steeds automatisch rechtop
worden getoond.
DATASTRUCTUUR OP DE GEHEUGENKAART
Gegevens die op een kaart zijn opgeslagen en naar een
computer worden gekopieerd, worden in de volgende
map opgeslagen:
In de 100LEICA-, 101LEICA- enz. -mappen kunnen t/m
9999 opnamen worden opgeslagen.
MET ONBEWERKTE GEGEVENS DNG WERKEN
Wanneer u het gestandaardiseerde en toekomstveilige
DNG (Digital Negativ)-formaat hebt gekozen, is zeer
geavanceerde software nodig om de opgeslagen
onbewerkte gegevens in de maximale kwaliteit te
converteren, bijvoorbeeld de professionele converters
voor onbewerkte gegevens Photoshop
®
Lightroom
®
van
Adobe
®
. Deze biedt kwalitatief geoptimaliseerde
algoritmen voor de digitale kleurverwerking,
die gelijktijdig bijzonder weinig ruis en een
verbazingwekkende beeldresolutie mogelijk maken.
Bij de bewerking hebt u de mogelijkheid achteraf
parameters, zoals ruisvermindering, gradatie, scherpte
enz. in te stellen en op deze wijze de maximale
beeldkwaliteit te realiseren.
Adobe
®
Photoshop
®
Lightroom
®
staan kosteloos
als download ter beschikking, als u uw Leica M
Monochrom op de klantpagina's op de homepage van
de Leica Camera AG registreert. Meer bijzonderheden
staan in het bijlageblad in de verpakking van de
camera.
Na de registratie van uw Leica M Monochrom staat
verder nog de software Silver Efex Pro
TM
2 van het
merk NIK
®
Software ter beschikking. Silver Efex Pro
TM
2 biedt uitstekende, krachtige tools om boeiende
zwart-witfoto's mee te creëren. Silver Efex Pro
TM
2
valt op door zijn unieke, krachtige, donkere-kamer-
geïnspireerde tools om er zwart-witfoto's van hoge
kwaliteit mee te kunnen maken. De revolutionaire U
Point
®
-technologie (selectie van specifieke gedeelten
van de afbeelding met een muisklik om ze dan
te kunnen bewerken) biedt u de mogelijkheid uw
afbeeldingen exact te optimaliseren .
151
INSTALLEREN VAN FIRMWARE-UPDATES
Leica werkt voortdurend aan de verdere ontwikkeling
en optimalisering van zijn producten. Omdat er
bij digitale camera’s zeer veel functies uitsluitend
elektronisch worden gestuurd, kunnen enkele van deze
verbeteringen en uitbreidingen van opties achteraf in de
camera worden geïnstalleerd.
Hiervoor biedt Leica na onregelmatige intervallen
zogenoemde firmware-updates aan, die u zelf op
eenvoudige wijze van onze homepage naar uw camera
kunt downloaden, d.w.z. kunt kopiëren:
1. Formatteer een geheugenkaart in uw
Leica M Monochrom (zie p. 147).
2. Schakel de camera uit en plaats de kaart in een –
geïntegreerde of met uw computer verbonden – SD/
SDHC-kaartlezer. (Een lezer is voor firmware-updates
noodzakelijk).
3. Download het firmware-bestand bijvoorbeeld
van de Leica M Monochrom-pagina onder de link
„UPDATES“.
4. Sla het bestand Mm-X_xxx.upd op in het bovenste
niveau van de mapstructuur van de kaart. X_xxx
staat voor de betreffende versie.
5. Verwijder de kaart volgens de instructies uit uw
kaartlezer, plaats de kaart in de camera en sluit
het bodemdeksel. Schakel de camera in met de
hoofdschakelaar.
6. Bevestig de vraag die op het LCD-scherm verschijnt
of de firmware van de camera naar de versie X_xxx
moet worden bijgewerkt.
Het update-proces duurt ca. 180s. Daarna verschijnt
het verzoek de camera via de hoofdschakelaar opnieuw
te starten.
7. Schakel de camera uit en weer in.
Aanwijzingen:
•Wanneer de batterij onvoldoende is geladen, krijgt u
een overeenkomstige waarschuwing.
•De firmware-versie die zich momenteel in de camera
bevindt, kunt u m.b.v. het menupunt
Firmware
(4.1.26) nakijken.
152
OVERIGE ZAKEN
DE SYSTEEMACCESSOIRES VOOR DE
LEICA M MONOCHROM
WISSELOBJECTIEVEN
Het Leica M-systeem biedt de basis voor
optimale aanpassing aan snel en onopvallend
fotograferen. Het assortiment aan objectieven
omvat brandpuntsafstanden van 16 tot 135mm en
lichtsterkten tot 1:0,95.
FILTERS
Voor de actuele Leica M-objectieven die van
gestandaardiseerde filterschroefdraad zijn voorzien, zijn
er UVa- filters en universele pol-filters beschikbaar.
UNIVERSELE GROOTHOEKZOEKER M
De Leica universele groothoekzoeker M is een
uitgesproken praktisch accessoire. Deze kan onbeperkt
op alle analoge en digitale Leica M-modellen worden
gebruikt en biedt – precies zoals in de zoeker
van de camera's - met ingespiegelde lichtkaders
na bepaling van de beelduitsnede de groothoek-
brandpuntsafstanden 16, 18, 21, 24 en 28mm.
De zoeker is voorzien van parallax-compensatie,
evenals een waterpas voor een nauwkeurige horizontale
uitlijning van de camera (bestelnr. 12 011).
ZOEKER VOOR 21/24/28MM
De Leica zoeker voor 21/24/28mm-objectieven kan
op alle Leica M-modellen worden gebruikt en toont met
zijn verstelbare optiek naar keuze de beelduitsnede van
de favoriete groothoek-brandpuntsafstanden 21mm,
24mm en 28mm. De ingewikkelde optische constructie
garandeert een hoge weergavekwaliteit op het niveau
van de zoeker van de Leica M. De vergroting zorgt in
combinatie met de pupillenafstand van 15mm, die ook
goed geschikt is voor brildragers, voor zowel goede
zichtbaarheid van details, alsook voor aangename
observatie van het gehele beeldveld (bestelnr. 12 013).
SPIEGELZOEKER M
Voor 18-, 21- en 24mm-objectieven zijn er
spiegelzoekers beschikbaar. Ze munten uit door hun
zeer compacte constructie en heldere zoekerbeeld. Om
de beelduitsnede te bepalen wordt er gebruik gemaakt
van lichtkaders, net zoals voor de camerazoeker
(bestelnr. 18mm: 12 022 zwart/ 12 023 zilver /
21mm: 12 024 zwart/ 12 025 zilver / 24mm: 12 026
zwart/ 12 027 zilver).
DE ZOEKERLOEPEN M 1.25X EN M 1.4X
De Leica zoekerloepen M 1.25x en M 1.4x
vereenvoudigen de beeldvorming bij toepassing van
brandpuntsafstanden vanaf 35mm aanzienlijk. Ze
kunnen op alle Leica M-modellen worden gebruikt en
vergroten het middelste gebied van het zoekerbeeld:
de 0,68x-zoeker van de Leica M Monochrom krijgt met
de loep 1.25x een 0,85-voudige vergroting, met de loep
1.4x een 0.95-voudige vergroting.
Als beveiliging tegen verlies dient een
veiligheidskettinkje met snapslot, waarmee de zoeker
aan de bevestigingsring van de draagriem kan worden
gehangen.
De zoekerloepen worden in een leren foedraal geleverd.
Met de lus aan het foedraal hangt u de zoekerloep
altijd bereid en veilig aan de draagriem van de camera
(bestelnr. 12 004 M 1.25x, 12 006 M 1.4x).
153
FLITSAPPARATEN
Het systeem-flitsapparaat Leica SF 58 (bestelnr.
14 488) is een krachtige, veelzijdige flitser met een
maximaal richtgetal van 58 (bij 105mm-instelling), een
automatisch (bij gecodeerde Leica M-objectieven, zie
p. 104) aangestuurde zoom-reflector, een naar keuze
inschakelbare, tweede reflector, evenals vele andere
functies. Dankzij een vast ingebouwde flitservoet met
extra regel- en signaalcontacten, die de automatische
overdracht van een hele reeks gegevens en instellingen
verzekeren, is het zeer eenvoudig te bedienen.
Het systeem-flitsapparaat Leica SF 24D (bestelnr. 14 444)
is met zijn compacte afmetingen en op de camera
afgestemd design bijzonder geschikt. Het bezit evenals
de Leica SF 58 een vast ingebouwde flitsvoet met alle
contacten en onderscheidt zich door de eenvoudige
bediening.
HANDGREEP M
Als praktisch accessoire adviseren wij de handgreep M
voor een goede hantering van de Leica M Monochrom
en om hem met één hand te dragen. Deze wordt in
plaats van het standaard bodemdeksel aangebracht.
(bestelnr. 14 486 zwart).
CORRECTIELENZEN
Voor optimale aanpassing van het oog aan de zoeker
van de camera bieden wij correctielenzen aan in de
volgende dioptriewaarden (sferisch): ±0,5/1/1,5/2/3.
FOTOTASSEN
Voor de Leica M Monochrom zijn er twee neopreen-
paraattassen met meerdere voorvakken voor
objectieven van verschillende lengte, een klassieke
paraattas van leer en een protector, die op het onderste
deel van de bekende paraattas lijkt. Deze protector
garandeert ook bij het fotograferen de bescherming van
de camerabody (bestelnr. 14 867 kort, 14 868 lang,
14 872 leer, 14 869 protector).
Bovendien is er voor omvangrijke camera-uitrustingen
de klassieke Billingham combinatietas van waterdicht
textiel. Deze biedt plaats aan twee body’s met twee
objectieven of één body met drie objectieven. Zelfs
voor grote objectieven en een gemonteerde handgreep
M is voldoende plaats. Een vak met ritssluiting biedt
tevens plaats aan een flitser Leica SF 24D en overige
accessoires (bestelnr. 14 854 zwart, 14 855 kaki).
VERVANGENDE ONDERDELEN bestelnr.
Camera-bajonetdeksel .......................................14 195
Draagriem ..........................................................14 312
Lithium-ionenbatterij ..........................................14 464
Compacte batterijlader (met EU/USA
netsnoeren, autolaadsnoer) ................................14 470
Netsnoer voor AUS en UK .................... 14 422/14 421
USB-snoer, (2m, 4- op 6-polig) .......... 420-200.023-000
154
VEILIGHEIDSMAATREGELEN EN ONDERHOUD ALGEMENE VOORZORGSMAATREGELEN
•Gebruik uw Leica M Monochrom niet in de
onmiddellijke nabijheid van apparatuur met
sterke magneetvelden en elektrostatische of
elektromagnetische velden (zoals bijv. inductie-
ovens, magnetrons, monitoren van tv of computer,
videospelletjes, mobiele telefoons, zendapparatuur).
•Als u de Leica M Monochrom op een televisie plaatst,
of in zijn onmiddellijke nabijheid gebruikt, kan het
magneetveld beeldregistraties verstoren.
•Hetzelfde geldt voor het gebruik in de buurt van
mobiele telefoons.
•Sterke magneetvelden, bijv. die van luidsprekers of
grote elektromotoren kunnen de opgeslagen gegevens
beschadigen, resp. de opnamen verstoren.
•Gebruik de Leica M Monochrom niet in de
onmiddellijke nabijheid van radiozenders of
hoogspanningsleidingen. Hun elektromagnetische
velden kunnen de beeldregistraties eveneens
verstoren.
•Als de Leica M Monochrom door het effect van
elektromagnetische velden niet goed functioneert,
schakel hem dan uit, verwijder de batterij, plaats hem
daarna weer en schakel de camera weer in.
•Bescherm uw Leica M Monochrom tegen contact
met insectenspray en andere agressieve chemicaliën.
Benzine, verdunner en alcohol mogen ook niet voor
reiniging worden gebruikt.
•Bepaalde chemicaliën en vloeistoffen kunnen de
body van de Leica M Monochrom resp. de coating
beschadigen.
•Omdat rubber en kunststof soms agressieve
chemicaliën afscheiden, mogen ze niet langere tijd
met de Leica M Monochrom in contact blijven.
•Zorg ervoor dat zand of stof niet in de Leica M
Monochrom kan binnendringen, bijv. aan het strand.
Zand en stof kunnen de camera en geheugenkaart
beschadigen. Let hier vooral op bij het vervangen van
objectieven en kaarten.
•Zorg ervoor dat er geen water in de Leica M
Monochrom kan binnendringen, bijv. bij sneeuw,
regen of aan het strand. Vocht kan tot storingen
leiden en zelfs onherstelbare schade aan de Leica M
Monochrom en geheugenkaart veroorzaken.
•Als er spetters zout water op de Leica M Monochrom
zijn gekomen, een zachte doek eerst met leidingwater
bevochtigen, deze stevig uitwringen en hiermee de
camera afwissen. Daarna met een droge doek goed
nawrijven.
155
MONITOR
De productie van het LCD-scherm vindt plaats in een
zeer nauwkeurig proces. Zo is verzekerd dat van de
in totaal meer dan 230.000 pixels meer dan 99,995%
correct werkt en slechts 0,005% donker blijft of altijd
helder is. Dit is echter geen storing en beïnvloedt de
beeldweergave niet nadelig.
•Wanneer de Leica M Monochrom aan grote
temperatuurschommelingen wordt blootgesteld, kan
er zich condens op het LCD-scherm vormen. Wis deze
voorzichtig met een zachte, droge doek af.
•Als de Leica M Monochrombij het inschakelen zeer
koud is, kan het LCD-scherm aanvankelijk enigszins
donkerder zijn dan normaal. Zodra deze warmer
wordt, bereikt het LCD-scherm weer zijn normale
helderheid.
SENSOR
Hoogtestraling (bijv. bij vluchten) kan pixeldefecten
veroorzaken.
CONDENSATIEVOCHT
Als er zich condens op of in de Leica M Monochrom
heeft gevormd, moet u deze uitschakelen en ongeveer
1 uur bij kamertemperatuur laten liggen. Als kamer- en
cameratemperatuur gelijk zijn, verdwijnt de condens
vanzelf.
ONDERHOUD
Omdat elke vervuiling tevens een voedingsbodem voor
micro-organismen vormt, moet de uitrusting zorgvuldig
worden schoongehouden.
VOOR DE CAMERA
•Reinig de Leica M Monochrom uitsluitend met een
zachte, droge doek. Hardnekkig vuil moet eerst met
een sterk verdund afwasmiddel worden bevochtigd –
en vervolgens met een droge doek worden afgeveegd.
•Camera en objectief worden voor het verwijderen van
vlekken en vingerafdrukken met een schone, pluisvrije
doek afgeveegd. Vuil in moeilijk toegankelijke hoeken
van de camerabody kan met een klein penseel
worden verwijderd. Daarbij mogen de sluiterlamellen
niet worden beschadigd, bijv. met de schacht van het
penseel.
•Alle mechanisch bewegende lagers en glijvlakken
van uw Leica M Monochrom zijn gesmeerd. Denk
eraan als u de camera langere tijd niet gebruikt:
de camera ongeveer elke drie maanden meerdere
keren ontspannen om verharsen van de smeerpunten
te voorkomen. Ook is het raadzaam alle overige
bedieningselementen, zoals bijv. de beeldveldkiezer,
regelmatig te verstellen of te gebruiken. Ook de
afstandsinstelring en diafragma-instelring van de
objectieven moet regelmatig worden bewogen.
•Let erop dat op de sensor voor de 6-bit codering
(1.10) in de bajonet geen vuil en krassen ontstaan.
Zorg er ook voor dat zich daar geen zandkorrels of
dergelijke deeltjes verzamelen die krassen op de
bajonet kunnen veroorzaken. Reinig dit onderdeel
uitsluitend droog!
156
VOOR OBJECTIEVEN
•Op de buitenlenzen van het objectief moet het
verwijderen van stof met het zachte haarpenseel
normaal gesproken volstaan. Bij sterkere vervuiling
kunnen deze met een zeer schone, gegarandeerd
smetvrije, zachte doek in cirkelvormige bewegingen
van binnen naar buiten voorzichtig worden gereinigd.
Wij adviseren microvezeldoekjes (verkrijgbaar in
de foto- en optiekzaak) die in een beschermende
verpakking worden bewaard en bij temperaturen
tot 40°C wasbaar zijn (geen wasverzachter, nooit
strijken!). Reinigingsdoekjes voor brillen die met
chemische middelen zijn geïmpregneerd, mogen niet
worden gebruikt omdat ze het objectiefglas kunnen
beschadigen.
•Let erop dat op de sensor voor de 6-bit codering
(1.11) in de bajonet geen vuil en krassen ontstaan.
Zorg er ook voor dat zich daar geen zandkorrels of
dergelijke deeltjes verzamelen die krassen op de
bajonet kunnen veroorzaken. Reinig dit onderdeel
uitsluitend droog!
•Optimale bescherming van frontlenzen bij ongunstige
opnameomstandigheden (bijv. zand, spetters zout
water!) verkrijgt u met kleurloze UVa-filters. Er moet
echter rekening mee worden gehouden dat ze bij
bepaalde tegenlichtsituaties en grote contrasten,
zoals bij elk filter, ongewenste reflexen kunnen
veroorzaken. Het altijd raadzame gebruik van
een tegenlichtkap biedt extra bescherming tegen
ongewenste vingerafdrukken en regen.
VOOR DE BATTERIJ
De oplaadbare lithium-ionenbatterijen genereren
stroom door interne chemische reacties. Deze
reacties worden ook door de buitentemperatuur
en luchtvochtigheid beïnvloed. Zeer hoge en lage
temperaturen verkorten de standtijd en levensduur van
de batterijen.
•Verwijder altijd de batterij als u de Leica M
Monochrom langere tijd niet gebruikt. Anders kan
de accu na enkele weken diep worden ontladen,
d.w.z. de spanning daalt sterk, omdat de Leica M
Monochrom, zelfs wanneer deze is uitgeschakeld, een
geringe ruststroom verbruikt (voor de opslag van de
datum).
•Lithium-ionen batterijen moeten in gedeeltelijk
opgeladen toestand worden bewaard, d.w.z. niet
volledig ontladen of volledig opgeladen volgens
de indicatie op het LCD-scherm (1.32). Bij zeer
langdurige opslag moet de batterij ongeveer
tweemaal per jaar gedurende ca. 15 minuten worden
opgeladen om diepe ontlading te vermijden.
•Houd de batterijcontacten steeds schoon en
vrij. Lithium-ionen batterijen zijn weliswaar
tegen kortsluiting beveiligd, maar toch mag u
de contacten niet in aanraking laten komen met
metalen voorwerpen als paperclips of sieraden.
Een kortgesloten batterij kan zeer heet worden en
ernstige brandwonden veroorzaken.
•Als er een batterij valt, dient u daarna de behuizing
en contacten op eventuele schade te controleren.
Het plaatsen van een beschadigde batterij kan ook de
Leica M Monochrom beschadigen.
•Als er geuren, verkleuringen, vervormingen,
oververhitting of lekkages van vloeistof optreden,
moet onmiddellijk de batterij uit de camera of
batterijlader worden verwijderd en moet deze worden
vervangen. Bij voortgezet gebruik van de accu is er
anders een reëel risico voor oververhitting met brand-
en/of explosiegevaar!
•Bij brandlucht of lekkende vloeistoffen dient u de
batterij uit de buurt van warmtebronnen te houden.
De lekkende vloeistof kan gaan branden!
•Een veiligheidsventiel in de batterij zorgt ervoor dat bij
onjuiste omgang met de batterij eventuele overdruk
gecontroleerd kan ontwijken.
•Batterijen hebben slechts een beperkte levensduur.
•Geef de schadelijke batterijen af aan een
verzamelpunt voor correcte recycling.
•Deze batterijen mogen niet voor langere tijd aan
hitte of zonlicht en vooral ook niet aan vochtigheid of
water worden blootgesteld. Bovendien mogen deze
batterijen nooit in een magnetron of in een omgeving
onder hoge druk worden geplaatst wegens gevaar
voor brand of explosie!
157
VOOR HET OPLAADAPPARAAT
•Wanneer het oplaadapparaat in de buurt van radio-
ontvangers wordt gebruikt, kan de ontvangst worden
verstoord, zorg voor een afstand van minimaal 1 m
tussen de apparaten.
•Wanneer het oplaadapparaat wordt gebruikt, kan dit
geluid (“zoemen“) veroorzaken – dit is normaal en
geen storing.
•Trek de netstekker van het oplaadapparaat eruit als
dit niet wordt gebruikt, omdat het ook zonder batterij
(zeer weinig) stroom verbruikt.
•Houd de contacten van het oplaadapparaat steeds
schoon en maak nooit kortsluiting.
•De meegeleverde autolaadkabel mag in geen geval
worden aangesloten als de batterijlader met het net
is verbonden.
•Zorg ervoor dat de batterijlader alleen bij
temperaturen tussen de -40 en +70°C wordt
opgeslagen.
VOOR GEHEUGENKAARTEN
•Zolang een opname wordt opgeslagen of de
geheugenkaart wordt uitgelezen, mag deze niet
worden verwijderd, de Leica M Monochrom mag niet
worden uitgeschakeld en niet aan trillingen worden
blootgesteld.
•Geheugenkaarten moeten als bescherming in principe
uitsluitend in het meegeleverde antistatische foedraal
worden bewaard.
•Bewaar geheugenkaarten niet op een plaats
waar ze aan hoge temperaturen, direct zonlicht,
magneetvelden of statische ontlading worden
blootgesteld.
•Laat de geheugenkaart niet vallen en buig deze niet,
omdat deze anders beschadigd kan worden en de
opgeslagen gegevens verloren kunnen gaan.
•Verwijder altijd de batterij als u de Leica M
Monochrom langere tijd niet gebruikt.
•Raak de aansluitingen aan de achterzijde van de
geheugenkaart niet aan en houd ze vrij van vuil, stof
en vocht.
•Het is raadzaam de geheugenkaart af en toe te
formatteren, omdat voor de fragmentering bij het
wissen enige geheugencapaciteit nodig kan zijn.
Aanwijzingen:
•Bij gewoon formatteren gaan de gegevens op de kaart
voorlopig nog niet onherroepelijk verloren. Alleen de
directory wordt gewist zodat de aanwezige bestanden
niet meer direct toegankelijk zijn. Met de goede
software kunnen de gegevens weer toegankelijk
worden gemaakt.
Alleen de gegevens die daarna door het opslaan
van nieuwe gegevens worden overschreven, zijn
ook werkelijk definitief gewist. Maak er daarom een
gewoonte van al uw opnamen altijd zo snel mogelijk
op een veilig geheugenmedium op te slaan, bijv.
de harde schijf van uw computer. Dit geldt vooral
als de camera bij een servicegeval samen met de
geheugenkaart wordt opgestuurd.
•Afhankelijk van de toegepaste geheugenkaart kan het
formatteren wel 3 minuten duren.
158
REINIGEN VAN DE SENSOR
Als zich stof- of vuildeeltjes aan het sensor-afdekglas
hechten, kan dit, afhankelijk van de grootte, door
donkere punten of vlekken op de opnamen zichtbaar
worden.
De Leica M Monochrom kan voor reiniging van de
sensor - tegen een vergoeding - naar de Customer
Care van Leica Camera AG worden gestuurd (adres:
zie p. 167). Deze reiniging maakt geen deel uit van de
garantie.
U kunt de reiniging ook zelf ter hand nemen, hiervoor
dient de menuoptie
Sensor cleaning. U verkrijgt dan
toegang tot de sensor via de openstaande sluiter.
Opmerkingen:
•In principe geldt: Op de Leica M Monochrom moet,
als bescherming tegen het binnendringen van stof
enz. in het binnenwerk van de camera, altijd een
objectief zijn geplaatst, of de kap van de body.
•Om dezelfde reden moet het verwisselen van
een objectief zo mogelijk in een stofvrije ruimte
plaatsvinden.
•Omdat onderdelen van kunststof enigszins statisch
worden opgeladen en dan in toenemende mate stof
aantrekken, moeten kappen van de objectieven en
body slechts kort in de zakken van kleding worden
bewaard.
Instellen van de optie
1. Kies in het Hoofdmenu (zie p. 97/110)
Sensor
cleaning
(4.1.19).
•het submenu verschijnt.
2. Bevestig – bij voldoende batterijcapaciteit, d.w.z. bij
minstens 60% - in het submenu de optie.
•Een volgend submenu verschijnt.
Opmerking:
Wanneer de batterijcapaciteit echter minder is,
verschijnt in plaats daarvan de waarschuwing
Attention Battery too low for sensor cleaning als
melding dat de optie niet beschikbaar is, d.w.z. Yes niet
kan worden gekozen
3. Druk de ontspanner (1.19) in. De sluiter opent en
blijft vervolgens open.
4. Voer de reiniging uit. Neem daarbij beslist de
volgende instructies in acht:
Aanwijzingen:
•Om nog meer vervuiling te vermijden, moeten
inspectie en reiniging van de sensor zo mogelijk in
een stofvrije ruimte plaatsvinden.
•Bij de inspectie voor en na de reiniging is een
loep met 8-voudige of 10-voudige vergroting zeer
behulpzaam.
•Zwak aanhechtend stof kan met schoon, evt.
geïoniseerd gas zoals lucht of stikstof van het
sensor-afdekglas worden geblazen. Hiervoor kan een
(rubber-) blaasbalg zonder penseel worden gebruikt.
Ook speciale, drukloze reinigingssprays, zoals
Tetenal Antidust Professional“ kunnen volgens hun
gebruiksaanwijzing worden gebruikt.
•Als de hechtende deeltjes op de beschreven wijze
niet zijn te verwijderen, kunt u contact opnemen met
de Leica Infodienst (adres: zie p. 167).
•Als de batterijcapaciteit bij geopende sluiter
terugloopt tot minder dan 40%, verschijnt er op
het LCD-scherm een waarschuwing Attention
Battery low Switch off camera
Gelijktijdig volgt een
aanhoudende pieptoon die alleen door uitschakelen
van de camera kan worden beëindigd. Door het
uitschakelen wordt ook de sluiter weer gesloten. Let
er beslist op het sluitervenster in dat geval vrij te
houden, d.w.z. dat er, om schade te voorkomen, geen
voorwerp het sluiten van de sluiter verhindert!
159
Belangrijk:
•Leica Camera AG biedt geen garantie voor schade die
door de gebruiker bij het reinigen van de sensor wordt
veroorzaakt.
•Probeer niet stofdeeltjes met de mond van het
sensor-afdekglas te blazen; de kleinste druppeltjes
speeksel kunnen al moeilijk te verwijderen vlekken
veroorzaken.
•Persluchtreinigers met hoge druk mogen niet
worden gebruikt, omdat deze ook schade kunnen
veroorzaken.
•Voorkom in elk geval dat het sensoroppervlak bij
inspectie en reiniging met een hard voorwerp in
aanraking komt.
Opbergen
•Als u de Leica M Monochrom langere tijd niet
gebruikt, is het raadzaam
a. deze uit te schakelen (zie pag. 106).
b. de geheugenkaart eruit te halen (zie pag. 103) en
c. de batterij eruit te halen (zie pag. 102), (na
uiterlijk 3 maanden gaan de ingevoerde tijd en
datum verloren, zie pag. 112).
•Een objectief werkt als een brandglas als het volle
zonlicht frontaal op de camera staat. De camera moet
daarom in geen geval zonder bescherming tegen fel
zonlicht worden weggelegd. Het plaatsen van een
objectiefkap en het opbergen van de camera in de
schaduw (of meteen in de tas) draagt ertoe bij interne
schade aan de camera te voorkomen.
•Bewaar de Leica M Monochrom bij voorkeur in een
gesloten en gestoffeerde houder, zodat er niets
tegenaan kan schuren en stof op afstand wordt
gehouden.
•Berg de Leica M Monochrom op een droge,
voldoende geventileerde plaats op, die bescherming
biedt tegen hoge temperatuur en vochtigheid. De
Leica M Monochrom moet bij gebruik in een vochtige
omgeving beslist vrij zijn van alle vocht alvorens u
hem opbergt.
•Fototassen die bij gebruik nat zijn geworden,
moeten worden leeggemaakt om beschadiging van
uw uitrusting door vocht en eventueel vrijkomende
restanten leerlooimiddel uit te sluiten.
•Ter bescherming tegen schimmelvorming (fungus) bij
gebruik in een vochtig en warm tropisch klimaat moet
de camera-uitrusting zo veel mogelijk aan zon en
lucht worden blootgesteld. Het bewaren in afgesloten
koffers of tassen is slechts aan te bevelen als er
bovendien een droogmiddel, bijv. silicagel, wordt
gebruikt.
•Berg de Leica M Monochrom ter vermijding van
schimmelvorming ook niet langere tijd op in een leren
tas.
•Noteer het fabricagenummer van uw Leica M
Monochrom (op de accessoireschoen gegraveerd!) en
objectieven, omdat die in geval van verlies uitermate
belangrijk zijn.
160
STORINGEN EN OPLOSSINGEN 1. De Leica M Monochrom reageert niet op
het inschakelen.
1.1 Is de batterij goed geplaatst?
1.2 Is de batterijconditie voldoende?
Gebruik een opgeladen batterij.
1.3 Is het bodemdeksel goed geplaatst?
2. Onmiddellijk na het inschakelen schakelt
de Leica M Monochrom zichzelf weer uit.
2.1 Is de batterijconditie voldoende voor werking van
de Leica M Monochrom?
Laad de batterij op of plaats een opgeladen
batterij.
2.2 Is er sprake van condens? Dit komt voor als de
Leica M Monochrom van een koude naar een
warme plaats wordt gebracht.
Wacht tot de condens is verdampt.
3. De Leica M Monochrom laat zich niet ont-
spannen.
3.1 Er worden zojuist beeldgegevens naar de
geheugenkaart gekopieerd en het buffergeheugen
is vol.
3.2 De capaciteit van de geheugenkaart is
onvoldoende en het buffergeheugen is vol. Wis
opnamen die niet meer benodigd zijn, voordat u
nieuwe maakt.
3.3 Er is geen geheugenkaart geplaatst en het
buffergeheugen is vol.
4. De opname kan niet worden opgeslagen.
4.1 Is een geheugenkaart geplaatst?
4.2 De capaciteit van de geheugenkaart is
onvoldoende.
Wis opnamen die niet meer benodigd zijn, voordat
u nieuwe maakt.
161
5. Het LCD-scherm is te licht of te donker.
5.1 De kwaliteit van het schermbeeld wordt onder een
grote hoek bekeken altijd minder.
Als u recht naar het LCD-scherm kijkt en het beeld
is te donker of te licht: past u de helderheid aan.
6. De zojuist gemaakte opname wordt niet op
het LCD-scherm getoond.
6.1 Is (indien de Leica M Monochrom in de
opnamemodus staat) de Auto review-optie
ingeschakeld?
7. De opname kan niet worden getoond.
7.1 Is er een geheugenkaart geplaatst?
7.2 Er zijn geen gegevens op de geheugenkaart.
8. Ondanks aansluiting op een computer zijn
de gegevens niet te kopiëren.
8.1 Controleer of computer en camera goed met
elkaar zijn verbonden.
9. De tijd en datum zijn onjuist, resp. niet
meer aanwezig.
9.1 De camera werd lange tijd niet gebruikt; vooral als
de batterij verwijderd is geweest.
1. Plaats een volledig opgeladen batterij.
2. Stel datum en tijd in.
162
TREFWOORDENREGISTER
Aanduiding van de onderdelen ................................. 92
Afstandsinstelling ................................................... 130
Afstandsmeting ................................................... 130
Deelbeeldmethode .............................................. 130
Instelring ............................................................... 92
Meetveld ............................................................. 130
Mengbeeldmethode ............................................ 130
Batterij
Indicaties batterijconditie .................................... 104
Laden ................................................................. 102
Plaatsen / verwijderen ....................................... 104
Belichting/belichtingsmeter ................................... 131
Gevoeligheid ....................................................... 138
Handmatige instelling .......................................... 136
Inschakelen......................................................... 131
Meetbereik ......................................................... 138
Over- en onderschrijding van meetbereik .......... 138
Tijdautomaat ....................................................... 132
Uitschakelen ....................................................... 131
Beeldeigenschappen (contrast, scherpte) ............... 123
Beeldfrequentie ...................................................... 111
Belichtingscorrecties .............................................. 133
Bekijken van de opname
(in opnamemodus, direct na opname) .................. 109
met de Auto Review.-functie
(automatische weergave) ..................................... 109
met de PLAY-functie ................................... 109/146
Beveiligen van opnamen/Wisbeveiliging opheffen ... 150
Clipping ..................................................................140
Compressiegraad ................................................... 121
Contrast, zie beeldeigenschappen
Correctielenzen...................................................... 159
Datastructuur op de geheugenkaart ....................... 156
De beeldveldkiezer ................................................. 128
De menubediening ................................................... 87
Diafragma-instelring ................................................. 92
Draagriem .............................................................. 102
Filters .................................................................... 158
Firmware-downloads .............................................. 157
Flitsers .......................................................... 137/159
Formatteren van geheugenkaarten ......................... 153
Gegevensoverdracht naar een computer ................ 154
Geheugenkaart, plaatsen en verwijderen ................ 105
Geluiden (knopbevestigingstonen, terugmelding) .... 119
Gevoeligheid ................................................. 124/138
Instellen .............................................................. 124
Helderheid instellen ............................................... 113
Het flitsprogramma ................................................ 147
Synchronisatie ........................................... 143/144
Histogram .............................................................. 114
Hoofdschakelaar .................................................... 108
In- / uitschakelen .................................................. 108
Indicaties
In de zoeker ......................................................... 94
Op het LCD-scherm............................................... 95
163
Infodienst, Leica..................................................... 167
Internet/Leica Homepage ...................................... 167
ISO-gevoeligheid .................................................... 122
Juist vasthouden van de camera ............................. 126
LCD-scherm ........................................................... 113
Leveringsomvang ..................................................... 91
Licht-Clipping ......................................................... 115
Lichtkader-meetzoeker.................................. 127/129
Menupunten ..................................................... 98/99
Menutaal ............................................................... 119
Objectieven, Leica M ............................................. 103
Gebruik van voorhanden objectieven ................... 106
Opbouw ................................................................ 92
Plaatsen en verwijderen ...................................... 107
Onderdelen, benaming van de ...................................92
Onderhoudstips ..................................................... 161
Ontspanner, zie ook sluiter
en technische gegevens ................................ 110/172
Opname- en weergavemodi .................................... 105
Raw data ...................................................... 121/156
Reparaties / Leica Customer Care ......................... 173
Reserve-onderdelen ............................................... 159
Resolutie ............................................................... 121
Scherpte, zie beeldeigenschappen
Scherptediepteschaal .............................................. 92
Serie-opnamen ...................................................... 111
Storingen en oplossingen ....................................... 167
Tassen ................................................................... 159
Technische gegevens ............................................. 170
Terugzetten van alle individuele menu-instellingen .... 85
Tijd/diafragma-combinatie, zie belichtingsinstelling
Tijd en datum ................................................ 118/119
Tijdautomaat .......................................................... 132
Tijdinstelwiel ............................................................ 86
Tinten .................................................................... 125
Toebehoren ........................................................... 158
Correctielenzen ................................................... 159
Filters ................................................................. 159
Geschikte flitsapparaten ...................................... 159
Handgreep M ...................................................... 159
Spiegelzoeker M ................................................. 159
Tassen ................................................................ 160
Universele groothoekzoeker M ............................ 159
Wisselobjectieven ............................................... 159
Zoekerloep M 1.25x / M 1.4x ............................. 159
Uitschakeling, automatische ................................... 119
Uitsnede, kiezen van, zie weergavemodus .... 147/146
USB-verbinding ...................................................... 154
Uw Leica M Monochrom opbergen ......................... 186
Vergroten, zie weergavemodus en bekijken van
opname Sluiter, zie ontspanner en technische
gegevens
Volume, instellen van de knopbevestigings-tonen ... 119
Voorzorginstructies ................................................ 160
Waarschuwingen ...................................................... 90
Weergavemodus .................................................... 146
Enkele opnamen ................................................. 146
Gelijktijdig vier/negen afzonderlijke opnamen ..... 147
Selectie uitsnede ................................................ 147
Vergroten ............................................................ 147
Wisselobjectieven ......................................... 106/158
Wissen van de opname........................................... 149
Afzonderlijke opnamen ........................................ 149
Alle opnamen op de geheugenkaart ..................... 149
Zelfontspanner ....................................................... 153
Zoeker .......................................................... 127/129
Indicaties .............................................................. 94
Lichtkader .......................................... 127/128/129
Opzetbare zoeker
Spiegelzoeker M .............................................. 158
Universele groothoekzoeker M ......................... 158
Zoekerloep M 1.25x / M 1.4x .......................... 158
164
TECHNISCHE GEGEVENS
Cameratype Compacte digitale meetzoeker-
systeemcamera met zwart-witsensor.
Objectiefaansluiting Leica M-bajonet met extra
sensor voor 6-bit codering.
Objectiefsysteem Leica M-objectieven
van 16–135 mm.
Opnameformaat/beeldsensor 5270 x 3516
pixels (18,5 megapixels) monochroom-CCD-chip, actief
oppervlak ca. 23,9 x 35,8 mm, 5212 x 3472 pixels
(18 megapixels). Infraroodfilter om het niet-zichtbare
spectrum boven de 700nm weg te filteren, geen low-
pass-filter
Resolutie Naar keuze, DNG™: 5212 x 3472 (18
megapixels), JPEG: 5212 x 3472 (18 megapixels),
3840 x 2592 (10 megapixels), 2592 x 1728 (4,5
megapixels), 1728 x 1152 (2 megapixels), 1280 x 846
(1 megapixels).
Bestandsformaten DNG™ (RAW-data),
ongecomprimeerd, JPEG met op hoge kwaliteit
ingestelde compressie
Bestandsgrootte DNG™: 36 MB, JPEG: ca. 2–10 MB.
Geheugenmedium SD-kaarten t/m 2 GB, SDHC-
kaarten t/m 32 GB.
MenutalenDuits, Engels, Frans, Spaans, Italiaans,
Japans, traditioneel Chinees, vereenvoudigd Chinees,
Russisch.
Belichtingsmeting door het objectief (TTL), in het
midden geaccentueerd bij werkdiafragma.
In het midden geaccentueerde TTL-meting voor
flitsbelichting met systeemconforme SCA-3000/2-
standaard flitsapparaten.
Meetprincipe Gemeten wordt het door lichte
lamellen in het 1e sluitergordijn gereflecteerde licht.
Meetbereik (bij ISO 160/23°) Komt bij
kamertemperatuur en normale luchtvochtigheid EV 0
tot 20 overeen met resp. diaf.1,0 en 1,2s t/m diaf. 32
en
1
/
1000
s. Knipperen van de linker, driehoekige LED in
de zoeker geeft een waarde onder het meetbereik aan.
Meetcel voor aanwezig licht (permanente licht-
metingen) Silicium fotodiode met convergerende lens in
het midden onderin de camera.
Gevoeligheidsbereik ISO 320/19° t/m ISO
10000/41°, in
1
/
3
-ISO-stappen instelbaar, met
tijdautomaat (
A
) en handmatige belichtingsinstelling,
naar keuze automatische regeling of handmatige
instelling. Bovendien is ISO 160 als pull-functie
beschikbaar.
Belichtingsmodus Naar keuze automatische regeling
van de sluitertijd bij handmatige keuze diafragma -
tijdautomaat
A
- met digitale indicatie of handmatige
instelling van sluitertijd en diafragma en vergelijking met
LED-lichtschaal met indicatie van de juiste belichting.
165
Indicaties
In de zoeker (onderste rand) LED-symbool voor
flitsstatus. LED als digitale indicatie in vier posities
en zeven segmenten met boven- en onderliggende
punten, indicatiehelderheid van het omgevingslicht
aangepast voor: waarschuwing bij belichtingscorrecties,
indicatie van de automatisch berekende sluitertijd
bij tijdautomaat, melding van gebruik van het
meetwaardegeheugen, waarschuwing voor waarden
boven en onder het meetbereik bij tijdautomaat en
verloop van langere sluitertijden dan 2s.
LED-lichtschaal met twee driehoekige LED’s en een
ronde LED in het midden bij handmatige instelling van
de belichting. Driehoekige LED’s geven de noodzakelijke
draairichting aan voor zowel de diafragmaring als de
instelknop van de sluitertijden. Ook voor waarschuwing
bij waarden boven of onder het meetbereik.
Op achterwand 2,5“ monitor (kleuren-TFT-LCD) met
230.000 pixels; indicaties zie pag. 95.
Zoeker
Zoekerprincipe Grote, heldere lichtkader-meetzoeker
met automatische parallax-compensatie.
Oculair Afgestemd op –0,5 dioptrie. Correctielenzen
verkrijgbaar van –3 tot +3 dioptrieën.
Beeldveldbegrenzing Door inspiegelen van
twee lichtkaders: Voor 35 en 135mm, of voor 28 en
90mm, of voor 50 en 75mm. Automatisch inspiegelen
bij vergrendelen van het objectief. Met behulp van de
beeldveldkiezer kan elk gewenst kaderpaar worden
ingespiegeld.
Parallax-compensatie Het horizontale en
verticale verschil tussen zoeker en objectief wordt
overeenkomstig de afstandsinstelling automatisch
gecompenseerd, d.w.z. het lichtkader van de zoeker
komt automatisch overeen met de door het objectief
geregistreerde uitsnede van het motief.
Overeenstemming van zoekerbeeld en
werkelijk beeld De grootte van het lichtkader komt
bij een instelafstand van 1 meter exact overeen met de
sensorgrootte van ca. 23,9 x 35,8mm. Bij instelling op
oneindig wordt afhankelijk van de brandpuntsafstand
ca. 7,3% (28mm) tot 18% (135mm) meer door de sensor
geregistreerd dan het lichtkader toont, omgekeerd bij
kortere instelafstanden dan 1m iets minder.
Vergroting (Bij alle objectieven)  0,68-voudig.
Grootbasis-afstandsmeter Deelbeeld- en
mengbeeldafstandsmeter in het midden van het
zoekerbeeld als helder veld gemarkeerd.
Effectieve meetbasis 47,1mm (mechanische
meetbasis 69,25mm x zoekervergroting 0,68x).
Flits-belichtingsregeling
Aansluiting flitsapparaten Via accessoireschoen
met midden- en stuurcontacten.
Synchronisatie Naar keuze op het eerste of tweede
sluitergordijn om te schakelen.
Flitssynchronisatietijd
=
1
/
180
s; langere
sluitertijden mogelijk.
Flits-belichtingsmeting (m. SCA-3501/3502
adapter, resp. SCA-3000-standaard flitsapparaat, bijv.
Leica SF 24D/Leica SF 58) Regeling met meting van in
het midden geaccentueerde TTL-voorflits.
Flitsmeetcel 2 silicium-fotodiodes met
convergerende lens onderin de camera.
Flits-belichtingscorrecties  ±3
1
/
3
EV in
1
/
3
EV-
stappen op de SCA-3501/3502-adapter instelbaar.
Op de Leica SF 24D zijn bij computersturing ±3EV in
1
/
3
EV-stappen, ofwel van 0 t/m –3EV in 1EV-stappen/
op de Leica SF 58 in alle modi ±3EV in
1
/
3
EV-stappen
instelbaar.
Indicaties bij flitsprogramma's Paraatheid: door
continu branden van de LED met het flitssymbool in
de zoeker; succescontrole: door continu branden of
tijdelijk snel knipperen van de LED na de opname;
indicatie van onderbelichting door tijdelijk uitgaan van
de LED.
166
Gewicht ca. 600 g
Leveringsomvang Oplaadapparaat 100-240V met
2 netsnoeren (Euro, USA, op enkele exportmarkten
afwijkend) en 1 autolaadsnoer, lithium-ionen batterij,
USB-snoer, draagriem.
Wijziging in constructie, uitvoering en aanbod
voorbehouden.
In-/uitschakelen van de camera Met
hoofdschakelaar op de camera-afdekkap, naar keuze
zelfstandig uitschakelen van de camera-elektronica na
ca. 2/5/10 min., opnieuw activeren door aantippen
van de ontspanner.
Stroomvoorziening Een Lithium-ionen-batterij,
nominale spanning 3,7 V, capaciteit 1900 mAh.
Indicatie van de capaciteit op het LCD-scherm, bij
geopende sluiter (voor reiniging sensor) bovendien
akoestische waarschuwing bij onvoldoende capaciteit.
Oplaadapparaat Ingangen: wisselspanning 100-
240 V, 50/60 Hz, automatische omschakeling, of
gelijkspanning 12/24 V; uitgang: gelijkstroom 4,2 V,
800 mA.
Camerabody
Materiaal Volledig metalen body van gegoten
magnesium met elektro-kathodische dompellak,
afwerking van kunstleer. Bovenste plaat en bodem van
messing, zwart of staalgrijs gelakt.
Beeldveldkiezer Maakt het mogelijk de beide
lichtkaders te allen tijde handmatig in te spiegelen (bijv.
voor het vergelijken van uitsneden).
Statiefaansluiting A
1
/
4
(
1
/
4
“) DIN van roestvrij
staal in bodemplaat.
Gebruiksomstandigheden 0 tot +40°C
Interface 5-polige mini USB-bus 2.0 High-Speed voor
snelle gegevensoverdracht.
Afmetingen (breedte x diepte x hoogte) ca. 139 x 37
x 80mm
Sluiter en ontspanning
Sluiter Door microprocessor gestuurde, bijzonder
geruisloze spleetsluiter van metalen lamellen met
verticaal verloop.
Sluitertijden Bij tijdautomaat (
A
) traploos van
32s t/m
1
/
4000
s. Bij handmatige instelling 8s t/m
1
/
4000
s in halve stappen,
B
voor langdurige opnamen
(≤ 240s, in combinatie met zelfontspanner T-functie,
d.w.z. 1. ontspannen = sluiter opent, 2. ontspannen
= sluiter sluit), (
1
/
180
s) kortste sluitertijd voor
flitssynchronisatie.
Spannen van de sluiter Door geïntegreerde,
geluidsarme motor, naar keuze pas na loslaten van de
ontspanner.
Serie-opnamen ca. 2 beelden/s, ≤ 8 beelden in
serie.
Ontspanner Drietraps: activering van de
belichtingsmeting – meetwaardegeheugen (bij
tijdautomaat) – ontspannen. Genormde schroefdraad
voor draadontspanner is ingebouwd.
Zelfontspanner Voorlooptijd naar keuze 2 of 12s (via
menu instelbaar), indicatie door knipperende lichtdiode
(LED) aan de voorzijde van de camera evenals indicatie
op het LCD-scherm.
167
LEICA KLANTENSERVICE
Voor het onderhoud van uw Leica-uitrusting en in geval
van schade kunt u gebruik maken van de Customer
Care van Leica Camera AG of de reparatieservice
van een Leica vertegenwoordiging in uw land (voor
adressenlijst zie garantiebewijs).
Leica Camera AG
Customer Care
Solmser Gewerbepark 8
D-35606 Solms
Tel.: +49 (0) 6442-208-189
Fax: +49 (0) 6442-208-339
LEICA OP INTERNET
Actuele informatie over producten,
wetenswaardigheden, evenementen en de onderneming
Leica vindt u op internet op onze homepage onder:
http://www.leica-camera.com
LEICA INFORMATIEDIENST
Technische vragen over toepassingen met Leica-
producten, ook over de meegeleverde software, worden
schriftelijk, telefonisch of per e-mail beantwoord door
de Leica gebruikersdienst.
Ook voor koopadvies en het bestellen van
handleidingen is dit uw contactadres.
U kunt uw vragen eveneens d.m.v. het contactformulier
op de website van Leica Camera AG (zie hieronder) aan
ons richten.
Leica Camera AG
Gebruikersservice/Software-support
Postfach 1180
D-35599 Solms
Tel.: +49 (0) 6442-208-111 / -108
Fax: +49 (0) 6442-208-490
LEICA AKADEMIE
Naast hoogwaardige producten uit de topklasse
voor observatie en opname bieden wij reeds vele
jaren als bijzondere service in de Leica Akademie
praktijkgerichte seminars en opleidingen aan.
Hier kunnen zowel beginners als gevorderde
fotografieliefhebbers kennis vergaren over fotografie,
projectie en vergroting.
De inhoud van de cursussen – die in modern uitgeruste
cursusruimten in de fabriek in Solms en in het
nabijgelegen landgoed Altenberg worden verzorgd
door een geschoold team van vakdocenten – varieert
van algemene fotografie tot interessante specialisaties
en omvat een overvloed aan interessante suggesties,
informatie en adviezen voor in de praktijk.
Nadere inlichtingen en het actuele seminarprogramma,
inclusief de fotoreizen, zijn verkrijgbaar bij:
Leica Camera AG
Leica Akademie
Oskar-Barnack-Str. 11
D-35606 Solms
Tel.: +49 (0) 6442-208-421
Fax: +49 (0) 6442-208-425

Documenttranscriptie

LEICA M Monochrom Leica Camera AG I Oskar-Barnack-Straße 11 I 35606 Solms I Deutschland Telefon +49 (0) 6442-208-0 I Telefax +49 (0) 6442-208-333 I www.leica-camera.com 93 449 VII/12/BW/ B Notice d’utilisation/ Gebruiksaanwijzing LEICA M Monochrom Notice d’utilisation Nederlandse Gebruiksanwijzing pagina 85-166 LEICA M Monochrom Gebruiksaanwijzing Voorwoord Geachte klant Leica dankt u voor de aanschaf van de Leica M Monochrom en feliciteert u met deze beslissing. U hebt met deze unieke digitale meetzoekercamera een uitstekende keuze gemaakt. Wij wensen u veel plezier en succes bij het fotograferen met uw nieuwe Leica M Monochrom. Om de mogelijkheden van deze camera volledig te kunnen benutten, adviseren wij u eerst deze handleiding te lezen. Deze handleiding werd op 100% chloorvrij-gebleekt papier gedrukt, waarvan het kostbare productieproces het oppervlaktewater ontziet en daarmee het milieu spaart. 86 Inhoudsopgave Voorwoord ................................................................86 Waarschuwingen....................................................... 90 Juridische opmerkingen............................................. 90 Milieuvriendelijk afvoeren van elektrische en elektronische apparatuur.......................................... 90 Leveringsomvang...................................................... 91 Aanduiding van de onderdelen.................................. 92 De indicaties In de zoeker........................................................... 94 Op het LCD-scherm................................................ 95 De menupunten In het hoofdmenu................................................... 97 In het menu met de opnameparameters................. 97 Beknopte handleiding................................................ 98 88 Uitvoerige handleiding Voorbereidingen Aanbrengen van de draagriem........................... 100 Opladen van de batterij..................................... 100 Batterij in de camera plaatsen uit de camera nemen........................................ 102 Indicaties batterijconditie............................... 102 Plaatsen en vervangen van de geheugenkaarten.... 103 Leica M-objectieven.......................................... 104 Plaatsen van een objectief.............................. 105 Verwijderen van een objectief......................... 105 De belangrijkste instellingen / bedieningselementen In- en uitschakelen van de camera..................... 106 De ontspanner.................................................. 107 Serie-opnamen............................................... 107 Discreet / trillingsvrij ontspannen....................108 Het tijd-instelwiel................................................. 108 het LCD-scherm................................................... 109 Instellen van de helderheid.................................109 De menubediening............................................... 110 Hoofdmenu....................................................... 110 Het menu met de opnameparameters................ 110 Instellen van de menuopties.............................. 110 Voorinstellingen Camera-basisinstellingen Menutaal........................................................... 112 Datum en tijd.................................................... 112 Automatische uitschakeling............................... 113 Knopbevestigingstonen resp. geluidssignalen..... 113 Opname-basisinstellingen In- / uitschakelen van de herkenning van het type objectief.............................................. 114 Handmatig opgeven van het objectieftype/ de brandpuntafstand..........................................114 Resolutie........................................................... 115 Compressiegraad / bestandsformaat................ 115 ISO-gevoeligheid............................................... 116 Beeldeigenschappen (contrast, scherpte)...........118 Geluiden............................................................118 Juist vasthouden van de camera........................... 119 De lichtkader-meetzoeker............................. 120/121 De beeldveldkiezer............................................ 120 Afstandsmeting.................................................... 122 Mengbeeldmethode (dubbelbeeld)..................... 122 Deelbeeldmethode............................................ 122 Belichtingsmeting................................................. 123 In- / uitschakelen van de belichtingsmeter........ 123 De belichtingsprogramma's............................... 124 Tijdautomaat.................................................. 124 Meetwaarde-opslag..................................... 124 Belichtingscorrecties................................... 125 Automatische belichtingsreeksen................. 127 Handmatig instellen van de belichting............. 128 De B -instelling/De T-optie.............................. 128 Het meetbereik van de belichtingsmeter............ 129 Over- en onderschrijding van meetbereik........ 129  Algemene informatie over meting en regeling van het flitsen..................................... 130 Geschikte flitsapparaten.................................... 130 Flitsapparaat monteren..................................... 131 Het flitsprogramma........................................... 131 De instellingen van het door de camera geregelde, automatische flitsprogramma......... 132 De belichtingsindicaties in de zoeker met systeem-compatibele flitsers..........132 In de automatische flitsmodus........................ 133 Bij instelling van het flitsapparaat op computer­ sturing (A) of handmatige modus (M )............... 133 Keuze van synchronisatietijd / synchronisatietijd-bereik................................. 134 Keuze van het synchronisatietijdstip................ 135 Overige functies Gebruikers- / programmaprofielen.................... 136 Terugzetten van alle individuele instellingen....... 137 De weergavemodus.............................................. 138 Onbegrensde weergave – PLAY..........................138 Automatische weergave van de laatste opname..............................................................139 Normale weergave 3.2.......................................139 Weergave met histogram 3.3..............................140 Weergave met clipping-indicatie 3.4...................140 Clipping-instellingen........................................140 Weergave met bijkomende optie 4.4...................141 Bekijken van andere opnamen / „bladeren“ in het geheugen................................................. 142 Vergroten / kiezen van de uitsnede / gelijktijdig bekijken van meerdere verkleinde opnamen.......................................... 142 Wissen van opnamen......................................... 143 Beveiligen van opnamen/ Wisbeveiliging opheffen..................................... 144 Overige functies Mappenbeheer.................................................. 146 Formatteren van geheugenkaarten .................... 147 Fotograferen met de zelfontspanner.................. 147 Gegevensoverdracht naar een computer............ 148 USB-verbinding................................................. 148 met Windows®XP/Vista®/7®......................... 148 met Mac®OS X (10.6)..................................... 149 Met de camera als extern station.....................149 Met kaartlezers.............................................. 150 Datastructuur op de geheugenkaart................... 150 Met onbewerkte gegevens DNG werken............. 150 Installeren van firmware-updates....................... 151 Overige zaken De systeemaccessoires voor de Leica M Monochrom Wisselobjectieven.............................................. 152 Filters............................................................... 152 Universele groothoekzoeker M........................... 152 Zoeker voor 21/24/28mm ............................... 152 Spiegelzoeker M ............................................... 152 Zoekerloep M 1.25x en M 1.4x.......................... 152 Geschikte flitsapparaten.................................... 153 Handgreep M.................................................... 153 Correctielenzen................................................. 153 Tassen.............................................................. 153 Reserve-onderdelen............................................. 153 Veiligheidsmaatregelen en onderhoud Algemene voorzorgsmaatregelen...........................154 LCD-scherm...................................................... 155 Sensor...............................................................155 Condens........................................................... 155 Onderhoud Voor de camera................................................. 155 Voor objectieven............................................... 156 Voor de batterij................................................. 156 Voor de batterijlader.......................................... 157 Voor geheugenkaarten....................................... 157 Reinigen van de sensor........................................ 158 Opbergen............................................................. 159 Storingen en oplossingen..................................... 160 Trefwoordenregister............................................. 162 Technische gegevens en toestelbeschrijving......... 164 Leica Akademie.................................................... 167 Leica op Internet.................................................. 167 Leica Infodienst.................................................... 167 Leica klantenservice............................................ 167 89 Waarschuwende opmerkingen • Gebruik uitsluitend aanbevolen accessoires om storing, kortsluiting of een elektrische schok te vermijden. • Stel het toestel nooit bloot aan vocht of regen. • Probeer niet onderdelen van de body (afdekkingen) te verwijderen; vakkundige reparaties kunnen alleen door een erkend servicepunt worden uitgevoerd. 90 Juridische opmerkingen • Neem zorgvuldig het auteursrecht in acht. Het kopiëren en publiceren van zelf opgenomen media, zoals banden, cd's, of door anderen uitgegeven of gepubliceerd materiaal kan het auteursrecht schenden. • Dit geldt ook voor alle meegeleverde software. Milieuvriendelijk afvoeren elektrische en elektronische apparatuur (geldt voor de EU en overige Europese landen met gescheiden inzameling) • Het SD-logo is een handelsmerk. • Overige namen, firma- en productnamen, die in deze handleiding worden genoemd, zijn handelsmerk, resp. gedeponeerd handelsmerk van de betreffende firma’s. Dit toestel bevat elektrische en/of elektronische onderdelen en mag daarom niet met het normale huisvuil worden meegegeven! In plaats daarvan moet het voor recycling op door de gemeenten beschikbaar gestelde inzamelpunten worden afgegeven. Dit is voor u gratis. Als het toestel zelf verwisselbare batterijen of accu’s bevat, moeten deze vooraf worden verwijderd en evt. volgens de voorschriften milieuvriendelijk worden afgevoerd. Meer informatie over dit onderwerp ontvangt u bij uw gemeentelijke instantie, uw afvalverwerkingsbedrijf of de zaak waar u het toestel hebt gekocht. Leveringsomvang Controleer, voordat u uw Leica M Monochrom in gebruik neemt, de meegeleverde accessoires op volledigheid. A. Batterij B. Oplaadapparaat C. USB-verbindingssnoer D. Draagriem 91 Aanduiding van de onderdelen 1. Vooraanzicht 1.1 Objectief-ontgrendelingsknop 1.2 Ogen voor draagriem 1.3 Kijkvenster van de afstandsmeter 1.4 Helderheidssensor1 1.5 Belichtingsvenster voor de lichtkaders 1.6 Kijkvenster van de zoeker met spiegelingen voor een betere herkenning van de zoekerindicaties in een zeer lichte omgeving 1.7 Zelfontspanner-lichtdiode 1.8 Beeldveldkiezer 1.9 Borglip van de bodemkap Vooraanzicht camerabajonet / achteraanzicht objectiefbajonet 1.10 Sensor voor objectiefdetectie 1.11 6-bit objectiefdetectie Bovenaanzicht 1.12 Vaststaande ring met a. index voor afstandsinstelling, b. scherptediepteschaal en c. rode indexknop voor het wisselen van objectief 1.13 Afstandsinstelring met a. greep 1.14 Diafragma-instelring 1.15 Witte indexpunt voor diafragma-instelling 1.16 Tegenlichtkap 1.17 Tijd-instelknop met ––A Klikstand voor automatische regeling van de sluitertijd 1.18 Hoofdschakelaar met klikstanden voor ––OFF (camera uitgeschakeld) ––S (enkele opnamen) ––C (serie-opnamen) –– (zelfontspanner) 1.19 Ontspanknop met ––schroefdraad voor draadontspanner 1.20 Flitsschoen met a. midden (ontstekings-) en b. stuurcontacten, evenals c. opening voor borgpen 1 92 L eica M-objectieven met zoekeradapter verbergen de helderheidssensor. Informatie over de werkwijze met deze en andere objectieven vindt u in de hoofdstukken „De indicaties / In de zoeker“, p. 10 en „Leica M-objectieven“, p. 20. Achteraanzicht Aanzicht bij geopende afdekklep Oplaadapparaat 1.21 SET-knop voor het oproepen van het opnameparameter-menu / voor het oproepen van het submenu binnen het menu / voor het overnemen van in de submenu’s gekozen instellingen/functies 1.33 USB-bus (5-polig, voor verbinding met computers) 1.40 Groene (CHARGE ) lichtdiode voor de indicatie van het oplaadproces Onderaanzicht 1.41 Gele (80%) lichtdiode voor de indicatie:: 80% lading bereikt 1.22 INFO -knop voor de indicatie van instellingen/ gegevens bij de opname/van de opnamegegevens bij beeldweergave 1.34 Statiefaansluiting A1/4“, DIN 4503 (1/4“) 1.23 ISO -knop voor het oproepen van de gevoeligheidsinstelling 1.24 DELETE -knop om de wisfunctie mee te kiezen 1.25 Afdekklep over de USB-aansluitbus 1.26 PLAY-knop voor het inschakelen van de (permanente) weergavemodus / voor terugkeer naar de volledige weergave (bij aangebrachte bodemdeksel) 1.35 Bodemdeksel 1.36 Vergrendelingsknop voor bodemkap (bij verwijderde bodemdeksel) 1.42 Sleuf voor batterij met a. contacten 1.43 Bus voor autolaadsnoer 1.44 2-polige bus voor 1.45 Verwisselbaar netsnoer 1.37 Batterijvak 1.38 Batterij-vergrendelingsschuif 1.39 Geheugenkaartsleuf 1.27 Zoekeropening 1.28 MENU -knop voor het oproepen en verlaten van het hoofdmenu 1.29 Centrale instelknop voor navigeren in het menu / voor instellen van de gekozen menupunten/opties / voor instellen van een belichtingscorrectie / voor bladeren in het opnamegeheugen / voor vergroten/verkleinen van bekeken opnamen 1.30 Kruisknoppen voor navigeren in de menu’s / voor instellen van de gekozen menupunten/ opties / voor bladeren in het opnamegeheugen 1.31 Lichtdiode voor opnameregistratie / gegevensopslag op kaart 1.32 Monitor 93 De indicaties 2. In de zoeker 2.1 2.1.1 digitale indicatie in vier posities en zeven segmenten met onder- en bovenliggende punten Digitale indicatie: ––Indicatie van de automatisch berekende sluitertijd bij tijdautomaat A, ofwel bij het aflopen van langere sluitertijden dan 1s 2.1.3 ––Waarschuwing voor waarden onder resp. boven het meetbereik of het instelbereik bij tijdautomaat A 2.2 2.3 ––Indicatie van de belichtingscorrectie (kortstondig tijdens de instelling) ––Aanduiding (tijdelijk) van vol buffergeheugen ––Aanduiding ontbrekende geheugenkaart (Sd) ––Aanduiding volle geheugenkaart (Full) Bovenliggende punt: ––Aanduiding (brandt) van actief meetwaardegeheugen 2.1 Onderliggende punt: ––Aanduiding (knipperen) van actieve belichtingscorrectie 1 94 ––Bij handmatige instelling: gemeenschappelijk als lichtschaal voor de belichtingsregeling door LEDs (Light Emitting Diodes – lichtgevende diodes) ––Waarschuwing voor waarde onder het meetbereik (met automatische helderheidsregeling aangepast aan het omgevingslicht1) voor: 2.1.1 2.1.2 2.1.2 Twee driehoekige en een ronde led:  e automatische regeling is voor Leica M-objectieven met D zoekeradapter niet mogelijk omdat deze de helderheidssensor 1.4 afdekt die de informatie hiervoor moet leveren. In zulke gevallen branden de indicaties altijd met constante helderheid. 2.1.3 Flitssymbool: ––Paraatstatus flits ––Informatie over de flitsbelichting voor en na de opname 2.2 Lichtkaders voor 50mm en 75mm (Voorbeeld) 2.3 Meetveld voor afstandsinstelling 3. Op het LCD-scherm 3.3 Weergave met histogram (als 3.2, extra) 3.1 Bij opname (door indrukken van de INFO-knop, 1.22) 3.1.1 3.1.1 Batterijcapaciteit 3.1.2 3.1.2 Resterende geheugencapaciteit in MByte 3.1.3 3.1.4 Ingestelde/geregelde sluitertijd 3.1.4 3.1.5 Type objectief 3.1.3 Resterende aantal opnamen 3.3.1 3.1.5 3.3.1 JPG-Histogram 3.2.1 3.2.2 3.2.3 3.2 3.2.4 Bij normale weergave (beeld/en op gehele monitorveld) 3.2.1 Symbool wisbeveiliging (alleen als ingesteld) 3.2.2 Sluitertijd (niet bij vergrote weergave) 3.2.3 Gevoeligheid (niet bij vergrote weergave) 3.2.4 Beeldnummer / totaal aantal aanwezige opnamen (niet bij vergrote weergave) 3.2.5 3.2.6 3.2.5 V  ergrotingstrap, resp. plaats van de getoonde uitsnede 3.3.2 (schematisch, alleen indien ingesteld) 3.2.6 Geselecteerd beeld (alleen bij verkleinde weergave van 4 resp. 9 beelden) 3.3.2 D  NG-Histogram (schematisch weergegeven; de breedte en het aantal van de segmenten kunnen in werkelijkheid afwijkend zijn) 95 De indicaties 3.5.3 3.5.4 3. Op het LCD-scherm (vervolg): 3.4 Bij weergave met clipping-informatie 3.5.2 3.5.1 3.4.1 3.5.5 3.5 3.5.6 3.5.7 a b c d e f g h i 3.5.1 Beeld (evt. met indicatie „Clipping“1) 3.5.2 Histogram 3.5.3 Symbool wisbeveiliging (alleen als ingesteld) 3.5.4 Sluitertijd 3.5.5 Filmgevoeligheid 3.5.6 Beeldnummer / totaal aantal aanwezige opnamen 3.5.7 Beeldgegevens a. b. c. d. e. f. g. h. Belichtingsprogramma Brandpuntafstand2 belichtingscorrectie Resolutie Compressie/bestandsformaat naam gebruikersprofiel bestandsnummer Vergrotingstrap, resp. positie van de getoonde uitsnede (alleen als ingesteld) i. Datum / tijd 3.4.2 3.4.1 Heldere beeldpartijen zonder indicatie 3.4.2 Donkere beeldpartijen zonder indicatie 1 2 96 Bij weergave met extra informatie (door indrukken van de INFO-knop, 1.22; Beeld verkleind) zie „Weergave met histogram 3.3“, p. 140 Alleen met Leica M-objectieven van het nieuwste type met 6-bit codering, resp. zodanig omgebouwde objectieven (zie p. 104), ofwel bij handmatige instelling in het menu (zie p. 115). De menupunten 4. 4.1 In het hoofdmenu (via MENU -knop, 1.28) 4.2 In het menu met de opnameparameters (via de SET-knop, 1.21) 4.1.1 4.1.2 4.1.3 4.1.4 4.1.5 4.1.6 4.1.7 4.1.8 4.1.9 4.1.10 4.1.11 4.1.12 4.1.13 4.1.14 4.1.15 4.1.16 4.1.17 4.1.18 4.1.19 4.1.20 4.1.21 4.1.22 4.1.23 4.1.24 4.1.25 4.1.26 4.2.1 4.2.2 4.2.3 4.2.4 4.2.5 Menupunt Toelichting Lens detection Save user Profile Advance Self-timer Auto ISO setup Sharpening Contrast Toning Bracketing setup Exp. Comp. setup Monitor brightness Clipping Folder manag. Auto review Auto power off Flash sync Auto Slow Sync Reset Sensor cleaning Date Time Tone Language USB connection Format SD card Firmware – Gebruikersspecifiek profiel (opslaan) Trillingsvrij ontspannen / Tijdstip spannen sluiter Zelfontspanner-voorlooptijd – Beeldscherpte Beeldcontrast Opnamen tinten Opname-aantal / -indeling / -volgorde Via menu / centrale instelknop – Weergave van over- en onderbelichte gedeelten Naam wijzigen / aanmaken Automatische weergave van telkens de laatste opname Automatische uitschakeling – Flits-sluitertijd (op de fabrieksinstellingen) Open sluiter voor reiniging van de sensor – Tijd Knopbevestigingstonen Taal Herkenning van de camera als ext. station of volgens PTP-protocol Formatteren van de geheugenkaart Firmware-versie Menupunt Toelichting Compression Resolution Exp. Comp. Bracketing User profile Compressiepercentage/bestandsformaat Resolutie Belichtingscorrecties (instellen) In- / uitschakelen Gebruikerspecifiek profiel zie p. 114 zie p. 136 zie p. 108 zie p. 147 zie p. 116 zie p. 118 zie p. 118 zie p. 118 zie p. 127 zie p. 125 zie p. 109 zie p. 150 zie p. 146 zie p. 139 zie p. 113 zie p. 135 zie p. 134 zie p. 137 zie p. 158 zie p. 112 zie p. 112 zie p. 113 zie p. 112 zie p. 148 zie p. 147 zie p. 151 zie p. 115 zie p. 115 zie p. 125 zie p. 127 zie p. 136 97 Verkorte handleiding Houd de volgende onderdelen gereed: ––Camera ––Batterij (A) ––Geheugenkaart (niet meegeleverd) ––Oplaadapparaat (B) Voorinstellingen 1. Plaats de accu (A) in het oplaadapparaat (zie p. 100) 2. Sluit het oplaadapparaat (B) op het net aan om de accu op te laden (zie p. 100) 3. Zet de hoofdschakelaar (1.18) op OFF (zie p. 106). 4. Plaats de opgeladen batterij in de camera (zie p. 102). 5. Plaats een geheugenkaart (zie p. 103). 6. Zet de hoofdschakelaar (1.18) op S (zie p. 106). Fotograferen 7. Stel de gewenste menutaal in (zie p. 112). 10. Plaats het gewenste objectief op de camera (zie p. 105). 8. Formatteer de geheugenkaart (zie p. 147). Aanwijzingen: • Meestal is dit alleen nodig bij geheugenkaarten die niet af fabriek zijn geformatteerd. • Bij gewoon formatteren gaan de gegevens op de kaart voorlopig nog niet onherroepelijk verloren. Alleen de directory wordt gewist zodat de aanwezige bestanden niet meer direct toegankelijk zijn. Met de goede software kunnen de gegevens weer toegankelijk worden gemaakt. Alleen de gegevens die daarna door het opslaan van nieuwe gegevens worden overschreven, zijn ook werkelijk definitief gewist. Maak er daarom een gewoonte van al uw opnamen altijd zo snel mogelijk op een veilig geheugenmedium op te slaan, bijv. de harde schijf van uw computer (zie ook pag 148). 9. Stel datum en tijd in (zie p. 112/113). 98 11. Draai de tijdinstelknop (1.17) naar A voor de automatische regeling van de sluitertijd (zie p. 108). 12. Stel, met uw oog tegen de zoeker, de scherpte in met de afstandsinstelring van het objectief (zie p. 122). 13. Activeer de belichtingsmeting van de camera door indrukken van de ontspanner (1.19) tot het eerste drukpunt. 14. Corrigeer evt. de belichting met de diafragmainstelring van het objectief (1.14) (zie p. 124). 15. Druk de ontspanner voor de opname helemaal in. Bekijken van de opnamen Voor automatische, kortstondige weergave van telkens de laatste opname (in de opnamemodus): De Leica M Monochrom is af fabriek al op deze functie Auto Review.– ingesteld. In het hoofdmenu kunt u onder dit punt (4.1.14) verschillende optievarianten uitkiezen (zie p. 138/139). Weergave voor onbeperkte tijd: 1. Stel door indrukken van de PLAY-knop (1.26) de weergavemodus in (zie p. 138). Vergroten van opnamen op het monitorbeeld Draai de centrale instelknop (1.29) naar rechts (met klok mee) om de getoonde opname vergroot te bekijken (zie p. 142). Wissen van opnamen Druk op de wistoets (DELETE, 1.24) en volg de instructies op het LCD-scherm op (1.32) (zie p. 143). 2. Druk op de linker of rechter kruisknop (1.30) om andere opnamen te bekijken. Opmerking: Indien u met de optie serieopnamen (zie p. 107) hebt gefotografeerd, wordt in beide weergavemodi eerst de laatste foto van de serie resp. de laatste foto van de serie getoond die op de geheugenkaart is opgeslagen – mits op dit tijdstip nog niet alle opnamen van de serie door het interne buffergeheugen van de camera op de kaart zijn overschreven. 99 uItVoErIgE hAndLEIdIng opLAdEn VAn dE bAttErIJ VoorbErEIdIngEn opgelet: • Er mogen uitsluitend batterijen worden gebruikt die in deze handleiding of door Leica Camera AG worden genoemd en beschreven. De Leica M Monochrom wordt door een lithium-ionen batterij (A) van de benodigde energie voorzien. AAnbrEngEn VAn dE drAAgrIEM • Deze batterijen mogen uitsluitend met de speciaal daarvoor bestemde apparaten en alleen precies zoals hierna beschreven worden opgeladen. • Als deze batterijen niet volgens de voorschriften worden gebruikt of als batterijen worden gebruikt die niet hiervoor zijn bestemd, kan onder bepaalde omstandigheden een explosie ontstaan! a b • Deze batterij's mogen niet voor langere tijd aan hitte of zonlicht en vooral ook niet aan vochtigheid of water worden blootgesteld. Bovendien mogen deze batterijen nooit in een magnetron of in een omgeving met hoge druk worden geplaatst wegens gevaar voor brand of explosie! • Een veiligheidsventiel in de batterij zorgt ervoor dat bij onjuiste omgang met de batterij eventuele overdruk gecontroleerd kan ontwijken. • Er mag uitsluitend een oplaadapparaat dat in deze handleiding wordt genoemd of het Leica oplaadapparaat met bestelnr. 14 463 worden gebruikt. Het gebruik van andere, niet door Leica Camera AG goedgekeurde batterijladers kan tot schade aan de batterijen leiden en in een extreem geval ook tot ernstige, levensgevaarlijke verwondingen. 100 • Het meegeleverde oplaadapparaat mag uitsluitend voor het opladen van deze batterijen worden gebruikt. Probeer het niet voor andere doeleinden te gebruiken. • De meegeleverde autolaadkabel mag in geen geval worden aangesloten als de batterijlader met het net is verbonden. • Zorg ervoor dat de gebruikte stopcontact vrij toegankelijk is. • Het oplaadapparaat mag niet worden geopend. Reparaties mogen alleen door erkende werkplaatsen worden uitgevoerd. Aanwijzingen: • De batterij moet worden opgeladen voordat de Leica M Monochrom voor de eerste keer wordt gebruikt. • De batterij moet een temperatuur tussen 0°-35°C hebben om te kunnen worden opgeladen (anders schakelt het oplaadapparaat niet in, resp. weer uit). • Lithium-ionen batterijen kunnen altijd en onafhankelijk van de batterijconditie worden opgeladen. Als een batterij maar ten dele is ontladen voordat hij weer wordt opgeladen, zal de volledige oplading sneller worden bereikt. • Tijdens het oplaadproces worden batterijen warm. Dit is normaal en geen storing. • Wanneer de beide lichtdioden (1.40/1.41) na het begin van opladen snel knipperen (>2Hz), duidt dit op een laadfout. Haal in zo’n geval het oplaadapparaat van de netvoeding en verwijder de batterij. Zorg ervoor dat aan de hiervoor genoemde temperatuurvoorwaarden wordt voldaan en start het oplaadproces opnieuw. • Voor een maximale standtijd en levensduur van de batterij moet deze niet permanent aan extreem hoge of lage temperaturen (bijv.'s zomers of 's winters in een geparkeerde auto) worden blootgesteld. • De levensduur van elke batterij is – zelfs bij optimaal gebruik –begrensd! Na enkele honderden keren opladen wordt dit duidelijk door de korter wordende ontladingstijden. • Defecte batterijen moeten volgens de betreffende voorschriften (zie p. 90) milieuvriendelijk worden afgevoerd. • De verwisselbare batterij voedt een vast in de camera ingebouwde bufferbatterij die de opslag van ingevoerde gegevens, bijv. de datum, gedurende maximaal 3 maanden garandeert. Als de bufferbatterij uitgeput is, moet deze door het plaatsen van de verwisselbare batterij weer worden opgeladen. De volledige capaciteit van de bufferbatterij is – met geplaatste verwisselbare batterij - na ca. 60 uur weer bereikt. De camera hoeft hiervoor niet ingeschakeld te blijven. 2. Plaats een batterij met de contacten naar beneden en de met een pijl gemarkeerde zijkant naar voren wijzend tot de aanslag in de laadsleuf (1.42) van het oplaadapparaat. De vorm van de laadsleuf garandeert daarbij de juiste positie van de batterij. Let op: de 80% -LED zal vanwege het werkingsprincipe van het laadproces al na ca. 2 uur gaan banden. Alleen al met deze capaciteit zijn 280 opnamen mogelijk. Als u de volledige capaciteit van 350 opnamen niet beslist nodig hebt, kan de camera altijd in relatief zeer korte tijd weer paraat zijn. 3. Vervolgens dient u de lader van het net nemen. Er is echter geen gevaar voor overlading. 4. Verwijder de batterij door deze uit de laadsleuf te trekken of – schuiven (hiervoor dient een uitsparing aan de kopse kant van de sleuf). CHARGE • Een nieuwe batterij bereikt zijn volledige capaciteit pas na 2-3 maal volledig opladen en ontladen door gebruik in de camera. Dit ontladingsproces moet telkens na ca. 25 cycli worden herhaald. 1. Sluit het oplaadapparaat aan, d.w.z. steek de stekker van het netsnoer (1.45) in de passende bus van het oplaadapparaat (1.44) en de netstekker in een stopcontact. 80% Als het probleem niet kan worden opgelost, neem dan contact op met uw dealer, de nationale vertegenwoordiging van Leica of Leica Camera AG. • Als bevestiging van het oplaadproces begint daarna de groene, met CHARGE beletterde LED (1.40) te knipperen. Als de batterij tot minstens 4/5 van zijn capaciteit is opgeladen, zal bovendien de gele, met 80% beletterde LED (1.41) gaan branden. Wanneer de batterij volledig is opgeladen, d.w.z. 100% capaciteit heeft bereikt - (na ca. 31/2 uur, zal ook de groene LED continu gaan branden. 101 Batterij in de camera plaatsen / uit de camera verwijderen Opmerking: De camera moet altijd uitgeschakeld zijn als de batterij wordt verwijderd. Met volledig opgeladen batterij zijn volgens de CIPA-standaard ca. 350 opnamen met telkens 4s weergavetijd mogelijk. 1. Zet de hoofdschakelaar (1.19) op OFF. Indicaties batterijconditie (3.1.1) De batterijconditie wordt - in de opnamemodus - op het scherm (1.32) door indrukken van de INFO-knop (1.22) aangegeven. Als de capaciteit slechts bij 10% of minder ligt, moet de batterij worden vervangen of opgeladen. 2. Verwijder de bodemdeksel (1.35) van de camera. Hiervoor: a. de hendel (1.36) van de bodemkap omhoog klappen, b. deze naar links draaien en c. de bodemkap eraf halen. 3. Plaats de batterij met de contacten naar voren in het vak. Druk deze zover in het vak (1.37) tot de geveerde, witte vergrendelingsschuif (1.38) als beveiliging over de batterij schuift. Aanwijzingen: • Verwijder de batterij als u de camera langere tijd niet gebruikt. Schakel hiervoor van tevoren de camera met de hoofdschakelaar uit. 4. Doe het bodemdeksel weer dicht. Hiervoor: • Uiterlijk 3 maanden nadat de capaciteit van een batterij in de camera uitgeput is (zie hiervoor ook de laatste opmerking onder „Opladen van de batterij“, p. 100), moeten alle individuele instellingen opnieuw worden ingevoerd. a. deze aan de borglip (1.9) aan de camerazijde vasthaken, b. dicht klappen, c. met de hendel door draaien naar rechts tot aan de aanslag vergrendelen en d. de hendel naar beneden klappen. Ga voor het verwijderen van de batterij in omgekeerde volgorde te werk. De geveerde, witte vergrendelingsschuif in het batterijvak moet daarbij voor ontgrendeling van de batterij naar de zijkant worden gedrukt. 102 Voor het verwijderen van de geheugenkaart de camera uitschakelen en in de omgekeerde volgorde te werk gaan. Om te kunnen ontgrendelen moet de kaart – zoals aangegeven op de onderkant van de camera – eerst nog iets verder naar binnen worden geschoven. Plaatsen en verwijderen van de geheugenkaart De Leica M Monochrom slaat de opnamegegevens op een zeer compacte SD- (Secure Digital) resp. SDHC (-High Capacity) kaart op. SD/SDHC-geheugenkaarten zijn kleine, lichte en uitwisselbare externe geheugenmedia. SD/SDHCgeheugenkaarten, vooral die met een grote capaciteit en hoge schrijf-/leessnelheid, maken het wegschrijven en weergeven van gegevens aanzienlijk sneller. Ze hebben een schakelaar voor schrijfbeveiliging, waarmee tegen onopzettelijk opslaan en wissen kan worden beschermd. Deze schakelaar is als schuif op de nietafgeschuinde kant van de kaart uitgevoerd en beveiligt gegevens op de kaart in zijn onderste stand die met LOCK is gemarkeerd. SD/SDHC-geheugenkaarten worden door verschillende producenten en met uiteenlopende capaciteit en schrijf-/leessnelheid aangeboden. Opmerking: Raak de contacten van de geheugenkaart niet aan. 1. Zet de hoofdschakelaar (1.18) op OFF. 2. Verwijder de bodemdeksel (1.35) van de camera. Hiervoor: a. de hendel (1.36) van de bodemkap omhoog klappen, b. deze tot de aanslag naar links draaien en c. de bodemkap eraf halen. 3. Plaats de geheugenkaart met de contacten naar achteren – en met de afgeschuinde hoek naar beneden wijzend in de sleuf (1.42). Schuif deze tegen de veerweerstand in helemaal naar binnen tot deze hoorbaar inklikt. 4. Doe de bodemdeksel weer dicht. Hiervoor: a. deze aan de borglip (1.9) aan de camerazijde vasthaken, b. dicht klappen, c. met de hendel door naar rechts tot aan de aanslag te draaien, vergrendelen en d. de hendel wegklappen. Aanwijzingen: • Het aanbod van SD/SDHC-kaarten is zo groot dat Leica Camera AG alle verkrijgbare typen niet volledig op compatibiliteit en kwaliteit kan controleren. Daarom adviseren wij bijv. de „Extreme III“- kaarten van het bekende merk„SanDisk“. • Bij gebruik van andere kaarttypen is beschadiging van camera of kaart weliswaar niet te verwachten, maar omdat vooral zogenoemde „No-Name“-kaarten ten dele niet aan de SD en SDHC standaards voldoen, kan Leica Camera AG geen garantie bieden voor een goede werking. • Als de geheugenkaart niet kan worden geplaatst, controleer dan of hij goed om zit. • Wanneer u het bodemdeksel of de geheugenkaart verwijdert, verschijnen op het LCD-scherm de betreffende waarschuwingen in plaats van de indicaties: - Attention Bottom cover removed - Attention No memory card 103 • Open het bodemdeksel niet en verwijder de geheugenkaart of batterij niet zolang als teken van opnameregistratie en/of gegevensopslag op de kaart de rode LED (1.31) rechtsonder naast het LCD-scherm (1.32) knippert. Anders kunnen nog niet (volledig) opgeslagen opnamegegevens verloren gaan. • Omdat elektromagnetische velden, elektrostatische lading evenals defecten aan de camera en kaart tot beschadiging of verlies van gegevens op de geheugenkaart kunnen leiden, is het raadzaam de gegevens naar een computer te kopiëren en daar op te slaan (zie p. 148). • Om dezelfde reden wordt geadviseerd de kaart in principe in een antistatisch foedraal te bewaren. Leica M-objectieven In principe geldt: de meeste Leica M-objectieven kunnen op de Leica M Monochrom worden gebruikt. Bijzonderheden over enkele weinige uitzonderingen en beperkingen worden in de volgende opmerkingen toegelicht. Het gebruik is onafhankelijk van de objectief-uitrusting – met of zonder 6-bit codering in de bajonet (nieuwste versie). Ook zonder deze extra uitrusting, d.w.z. ook bij gebruik van Leica M-objectieven zonder code zal de Leica M Monochrom in de meeste gevallen goede opnamen maken. Om ook in zulke gevallen optimale beeldkwaliteit te bereiken, adviseren wij u het objectieftype in te voeren (zie „In- / uitschakelen van de herkenning van het objectieftype“, p. 114). Belangrijk: • Niet geschikt: ––Hologon 1:8/15mm, ––Summicron 1:2/50mm met dichtbij-instelling. ––Elmar 1:4/90mm met uitschuifbare buis (productieperiode 1954-1968) ––Sommige exemplaren van de Summilux-M 1.4/35mm (niet asferisch, productieperiode 19611995, Made in Canada) kunnen niet op de Leica M Monochrom worden gezet, resp. niet tot oneindig focusseren. Leica Customer Service kan deze objectieven zo modificeren dat ze ook op de Leica M Monochrom kunnen worden gebruikt. 104 • Geschikt, maar met risico van beschadiging van de camera, resp. het objectief Objectieven met uitschuifbare buis kunnen uitsluitend met uitgetrokken buis worden gebruikt, d.w.z. de buis mag op de Leica M Monochrom in geen geval naar binnen worden geschoven. Dit geldt niet voor de huidige Macro-Elmar-M 1:4/90mm, waarvan de buis zelfs in ingeschoven toestand niet in de camera steekt en daarom onbeperkt kan worden gebruikt. • Beperkt te gebruiken Ondanks de grote nauwkeurigheid van de meetzoeker van de Leica M Monochrom kan precies focusseren met 135mm-objectieven bij open diafragma op basis van de zeer geringe scherptediepte niet worden gegarandeerd. Wij raden u in dat geval aan met min. 2 stops te diafragmeren. • Geschikt, maar dit geldt niet voor de belichtingsmeting ––Super-Angulon-M 1:4/21mm ––Super-Angulon-M 1:3,4/21mm ––Elmarit-M 1:2,8/28mm met fabr.nr. onder 2 314 921. Opmerking: Leica klantenservice kan vele Leica M-objectieven achteraf van de 6-bit codering voorzien. Vraagt u ernaar, indien van toepassing (adres, zie p. 167). Plaatsen van een objectief Verwijderen van een objectief 1. Het objectief bij de vaste ring (1.12) nemen, 1. Het objectief bij de vaste ring (1.12) nemen, 2. de rode indexknop (1.12c) van het objectief tegenover de ontgrendelingsknop (1.1) op de camerabody plaatsen en dan 2. de ontgrendelingsknop (1.1) op de camerabody indrukken, 3. het objectief in deze stand recht plaatsen. 4. Met een korte draai naar rechts wordt het objectief hoor- en voelbaar vergrendeld. 3. het objectief naar links draaien tot de rode indexknop ervan (1.12c) tegenover de ontgrendelingsknop staat en 4. dan recht verwijderen. Aanwijzingen: • In principe geldt: op de Leica M Monochrom moet als bescherming tegen het binnendringen van stof enz. in het binnenwerk van de camera altijd een objectief zijn geplaatst, of de kap van de body. • Om dezelfde reden moet het verwisselen van een objectief zo mogelijk in een stofvrije ruimte plaatsvinden. • Camera- of objectiefkappen dient u niet in uw broekzak te bewaren omdat ze daar stof aantrekken dat in het binnenwerk van de camera terecht kan komen. 105 De belangrijkste instellingen / bedieningselementen In- en uitschakelen van de camera 1.19 1.18 a. OFF – Camera uitgeschakeld In deze ruststand is de camera uitgeschakeld. Enkel beeld-stand b. S – Door de ontspanner in te drukken (zie hierna) maakt u telkens één opname , of u hem nu ingedrukt houdt of niet. Voor bijzonder discreet werken, kunt u in het menu (zie p. 97/110) de optie Discreet activeren (zie p. 108). Serieopnamen-stand c. C – Als u de ontspanner (zie p. 107) ingedrukt houdt, zullen er ≤ 8 opnamen na elkaar worden gemaakt zolang de capaciteit van de gebruikte geheugenkaart en het interne buffergeheugen voldoende is (zie „Plaatsen en vervangen van de geheugenkaarten“ , p. 103). De Leica M Monochrom wordt met de hoofdschakelaar (1.18) in- en uitgeschakeld. Deze bevindt zich onder de ontspanner (1.19) en is als hendel met vier klikstanden uitgevoerd: 106 Zelfontspanner d.  – Door de ontspanner in te drukken (zie p. 107) zal de ingestelde voorlooptijd af gaan lopen (zie p. 147), waarna de opname wordt gemaakt. Inschakelen Na het inschakelen, d.w.z. na het instellen van een zal de LED (1.31) kort van de drie opties S , C of gaan branden en de indicaties in de zoeker (2.1.1) verschijnen (zie p. 94). Uitschakelen Ook al staat de hoofdschakelaar niet op OFF, zal de camera toch automatisch worden uitgeschakeld als u in het menu een automatische uitschakeltijd hebt ingesteld (Auto Power off., 4.1.15, zie p. 113), en er binnen deze tijd geen bediening plaatsvindt. Opmerking: Wanneer de camera langere tijd niet wordt gebruikt of in een tas wordt opgeborgen, moet deze altijd met de hoofdschakelaar worden uitgeschakeld. Hierdoor wordt elke vorm van stroomverbruik voorkomen, dat ook in de stand-by modus na het automatisch uitschakelen van de belichtingsmeter en het verdwijnen van de indicaties toch nog plaatsvindt. Onbedoelde opnamen worden hiermee ook verhinderd. De ontspanner De ontspanner (1.19) heeft drie indrukstanden: 1. Kort aantippen tot het 1e drukpunt activeert de belichtingsmeting en zoekerindicatie en start een evt. ingestelde zelfontspanner-voorlooptijd (zie p. 147). Na het loslaten van de ontspanner blijven het meetsysteem en de indicatie nog ca. 12s ingeschakeld (meer hierover vindt u in het hoofdstuk „De belichtingsmeting“ vanaf p. 123). Als de ontspanner op deze indrukstand wordt vastgehouden, blijft de weergave aan staan, resp. als vooraf de weergavemodus was ingesteld (zie p. 138), zal de camera teruggaan naar de opnamemodus. Als de camera vooraf in stand-by stond (zie p. 106) zal hij weer worden geactiveerd en de weergave weer verschijnen. Terwijl de ontspanner in deze stand wordt gehouden, kan met de instelknop (1.29) zeer snel en eenvoudig een belichtingscorrectie worden uitgevoerd (meer hierover staat in het hoofdstuk “Belichtingscorrecties“ op p. 125). Opmerking: De ontspanner blijft geblokkeerd ––als het interne tussengeheugen (tijdelijk) vol is, bijv. na een serie van ≥ 8 opnamen, of ––als de geplaatste geheugenkaart en het interne buffergeheugen (tijdelijk) vol zijn. 2. Indrukken tot het 2e drukpunt start in tijdautomaat de registratie van de gemeten belichtingswaarde, d.w.z. de door de camera berekende sluitertijd (meer hierover staat in het hoofdstuk “Het meetwaardegeheugen“ op p. 124). Na het loslaten van de ontspanner kan een nieuwe meting plaatsvinden. 3. Als de ontspanner helemaal wordt ingedrukt, vindt opname plaats. De gegevens worden daarna op de geheugenkaart opgeslagen. Aanwijzingen: • Het tweede drukpunt is bij het gebruik van draadontspanners niet voelbaar. • Ook al zouden van tevoren de weergavemodus (zie pag 138) of de menubediening (zie pag 110) geactiveerd zijn, zal door aantippen van de ontspanner meteen naar de opnamemodus worden omgeschakeld. • Via het menu kunt u knopbevestigingstonen (terugmeldingen) selecteren, ofwel instellen (zie p. 113). • U dient de ontspanner om bewegingsonscherpte te voorkomen beheerst in te drukken – niet met een ruk – totdat de sluiter met licht klikken reageert. Serieopnamen Met de Leica M Monochrom kunt u niet alleen afzonderlijke opnamen maken - Hoofdschakelaar 1.18 op (S [single]), maar ook opnameseries Hoofdschakelaar op (C [continuous]), bijv. om het verloop van bewegingen in meerdere stappen vast te houden. Afgezien van de bediening van de ontspanner (1.19) maakt u serieopnamen op dezelfde wijze als enkele opnamen: zolang u de ontspanner helemaal ingedrukt houdt (en de capaciteit van de geheugenkaart dit toelaat) worden er serieopnamen gemaakt. Als de ontspanner echter kort wordt ingedrukt worden afzonderlijke opnamen gemaakt. Er kunnen maximaal ca. 2 foto’s per seconde en ≤ 8 na elkaar worden gemaakt. Aanwijzingen: • De genoemde opnamen per seconde en het maximaal mogelijke aantal opnamen in een serie baseren op de standaardinstelling – ISO 320 en als bestandsindeling DNG. Met andere instellingen kunnen de opnamen per seconde en het maximum aantal lager zijn. • Onafhankelijk van het aantal opnamen in een serie, zal in beide weergavemodi (zie p. 138) eerst de laatste foto van de serie, resp. de laatste foto van de serie die op de geheugenkaart is opgeslagen, worden getoond – mits op dit tijdstip nog niet alle opnamen van de serie door het interne buffergeheugen van de camera op de kaart zijn overschreven. 107 Discreet / trillingsvrij ontspannen In situaties waarin de grootst mogelijke discretie is gevraagd, kan het zinvol zijn het geluid van het spannen van de sluiter in ieder geval tijdelijk te onderdrukken. Er zijn ook situaties waarin het zinvol is de camera bij het ontspannen zo rustig mogelijk te houden. Hiervoor kan de werking van de ontspanner via het menu worden gewijzigd. Instellen van de functies 1. Kies in het hoofdmenu (zie p. 97-110) Advance (4.1.3) en 2. in het bijbehorende submenu de gewenste werking, Standard, Soft, Discreet of Discreet & Soft. 108 Met de optie Soft zal de ontspanner al bij het 2e drukpunt ontspannen, d.w.z. zonder dat u door de normaal gesproken aanwezige weerstand heen moet drukken. Hierdoor kan ook op het moment van ontspannen de camera rustig worden gehouden – een voorwaarde voor scherpe opnamen met langere sluitertijden. Met de optie Discreet zal de sluiter pas weer spannen nadat u de ontspanner hebt losgelaten – in plaats van direct na de opname, zoals gebruikelijk. Deze – willekeurig lange – vertragingstijd kunt u bijvoorbeeld gebruiken om de camera in een geluiddempende omgeving te spannen (onder een kledingstuk of iets dergelijks) of om een geschikt tijdstip af te wachten. Ofschoon de opties Soft zowel bij enkele opnamen alsook serieopnamen beschikbaar zijn, kunnen de opties onder Discreet uitsluitend in de enkel beeldmodus (hoofdschakelaar 1.18 op stand S ) worden toegepast. De tijd-instelknop 1.17 Grootte en plaatsing van de tijd-instelknop (1.17) van de Leica M Monochrom zijn ergonomisch optimaal geconstrueerd: aan de ene kant is de knop – ook als u de camera voor het oog hebt – uitstekend te bedienen; aan de andere kant is hij toch goed beschermd tegen ongewild verstellen. Bovendien komt de draairichting ervan (evenals die van de diafragma-instelring van de objectieven) bij handmatige instelling overeen met de belichtingsmeterindicaties in de zoeker (2.1.3): wanneer bijvoorbeeld de linker, driehoekige led oplicht, leidt draaiing in pijlrichting, d.w.z. naar rechts, tot de vereiste langere sluitertijd. Met de tijd-instelknop van de Leica M Monochrom selecteert u de beide belichtingsmodi: ––tijdautomaat door instelling op de rood gemarkeerde A-stand (zie p. 124). ––handmatig door keuze van een sluitertijd tussen 1 /4000s t/m 8s, (tussenwaarden, in 1/2 stappen inklikkend, kunt u eveneens instellen, zie p. 128) evenals ––de met het -pictogram gemarkeerde, kortst mogelijke synchronisatietijd 1/180s voor het flitsprogramma (zie p. 130) en ––B voor lange belichtingstijden (zie p. 128). De tijd-instelknop van de Leica M Monochrom heeft geen aanslag, d.w.z. dat deze vanuit elke stand in willekeurige richting kan worden gedraaid. Deze klikt bij alle gegraveerde standen en tussenwaarden in. Tussenstanden buiten de klikposities mogen niet worden gebruikt. Aanwijzingen: • Zoals reeds in combinatie met de ISO-instelling op p. 116 beschreven, is bij de toepassing van grotere filmgevoeligheid, vooral bij gelijkmatig donkere vlakken, meer of minder beeldruis zichtbaar. Ter vermindering van dit storende verschijnsel maakt de Leica M Monochrom automatisch na opnamen met langere sluitertijden een tweede „zwartopname“ (met gesloten sluiter). De bij deze parallel-opname gemeten ruis wordt dan door de computer van de eigenlijke datarecord van de opname „afgetrokken“. • Met deze verdubbeling van de „belichtings“-tijd moet bij langdurige belichtingen rekening worden gehouden. De camera mag intussen niet worden uitgeschakeld. • Bij sluitertijden vanaf 2s verschijnt de waarschuwing Noise reduction 12s1 op het LCD-scherm. • Indien de B-optie in combinatie met de zelfontspanner (zie p. 147) wordt gebruikt, hoeft u de ontspanner niet ingedrukt te houden; de sluiter blijft zolang open tot de ontspanner een tweede keer wordt ingedrukt (overeenkomend met een T-functie). Meer informatie over de instelling van de juiste belichting staat in het hoofdstuk: „De belichtingsmeting“ vanaf p. 123. Het LCD-scherm De Leica M9 heeft een groot 2,5“ LCD-kleurenscherm (1.32). Het moet -- de basisinstellingen in opnamemodus weergeven. Door te drukken op de knop INFO (1.22) kunt u de resterende capaciteit van de batterijen en de geheugenkaarten en enkele andere instellingen laten weergeven (zie p. 141). -- van de menubediening (zie vlg. p.). -- van het bekijken van de opnamen op de geheugenkaart. De weergavemodus (zie pag 138) wordt met de knop PLAY (1.26) ingeschakeld, ofwel vanzelf als de Auto review geactiveerd is. Het LCD-scherm van de Leica M Monochrom is beschermd door een buitengewoon hard en daardoor krasvast saffier-schutglas. Instellen van de helderheid De helderheid van het monitorbeeld kan via het menu op vijf niveaus worden ingesteld zodat optimaal op de betreffende situatie, d.w.z. aan de aanwezige lichtomstandigheden kan worden aangepast. Instellen van de optie 1. Kies in het hoofdmenu (zie p. 97/109) Monitor brightness (4.1.11) en 2. in het submenu het gewenste van niveaus (Low, Medium low, Standard, Medium high, High). 1 Tijdindicatie is een voorbeeld 109 De menu's Instellen van de menufuncties Vele instellingen worden op de Leica M Monochrom via de menu’s (zie p. 97) uitgevoerd. Tijdautomaat en handmatige instelling van de belichting zijn twee van elkaar onafhankelijke menu’s. Het hoofdmenu bestaat uit 26 punten (4.1.1-.26), bovendien is er een opnameparameter-menu. Door de groepering en scheiding kunnen de menupunten die in de praktijk het meest worden gebruikt zeer snel en eenvoudig worden opgeroepen en ingesteld. 1. Het hoofdmenu wordt opgeroepen met de knop MENU (1.28) en het opnameparameters-menu met de knop SET (1.21). Hoofdmenu In het hoofdmenu zijn bij tijdautomaat en handmatige instelling van de belichting, behalve de basisinstellingen van de camera, ook de opgeslagen gebruikersprofielen, evenals de nevenfuncties samengevat. Opnameparameter-menu In het opnameparameter-menu, dat uit 5 punten bestaat (4.2.1-.5), stelt u de basisinstellingen voor de opname evenals de keuze van de opgeslagen gebruikersprofielen in. De betreffende instellingen resp. instellingsstappen van deze functies worden bij ingeschakelde camera overzichtelijk en stap voor stap op het LCD-scherm (1.32) getoond. In beide menu’s vinden de instellingen in principe op dezelfde wijze plaats, alleen het oproepen en verlaten is verschillend. 110 • Vervolgens verschijnen in het hoofdmenu de eerste 7 menupunten; in het opnameparameters-menu verschijnen ze allemaal. Aanwijzingen: • Het opnameparameter-menu is ––uitsluitend in de opnamemodus toegankelijk en ––alleen bij gebruik van de belichtingsmodi tijdautomaat (zie p. 124) en handmatige instelling (zie p. 128) beschikbaar. • Het hoofdmenu is tijdens het DELETE -proces of de wisbeveiligingsfunctie niet (zie p. 143/144) toegankelijk. 2. Het gewenste menupunt kan door draaien van de instelknop (1.29) of met de bovenste/onderste kruisknop (1.30) worden gekozen. 6. U kunt de menu's verlaten door op de volgende knoppen te drukken: Hoofdmenu 3. Druk voor het instellen van de betreffende functie eerst – resp. in het opnameparameter-menu opnieuw - de SET-knop in. • Rechts naast het menupunt verschijnt het rood omrande, bijbehorende submenu in meerdere regels. Het telkens gekozen punt is als markering licht geaccentueerd. Opnameparametermenu Ontspanner (1.19) PLAY (1.25) MENU (1.28) De camera schakelt over op de opnamemodus Camera schakelt over op de weergavemodus Geen verdere functieoverschakelingen - Aanwijzingen: • In het hoofdmenu kunt u de submenu's altijd verlaten door indrukken van de knop MENU zonder de daar evt. aangebrachte instellingen over te nemen. • Menupunten, zoals Date (4.1.22) en Time (4.1.23) vereisen meer instellingen. De toelichtingen en meer bijzonderheden over de andere menuopties, staan in de betreffende secties. - 4. De gewenste optievariant kan dan weer door draaien van de instelknop of met de bovenste/onderste kruisknop worden gekozen. 5. Door de knop SET opnieuw te bedienen, wordt de instelling opgeslagen. • Rechts op de menubalk staat dan de ingestelde optievariant. 111 Voorinstellingen Datum en tijd Datum en tijd worden via eigen menupunten ingesteld. Camera-basisinstellingen Menutalen De fabrieksinstelling van de menutaal is Engels, d.w.z. dat alle menupunten aanvankelijk met hun Engelse benamingen verschijnen. Als alternatieve menutaal kan ook Duits, Frans, Spaans, Italiaans, Japans, Russisch of traditioneel resp. vereenvoudigd Chinees worden gekozen. Instellen van de optie 1. Kies in het hoofdmenu (zie p. 97/110) Language (4.1.23) en 2. in het bijbehorende submenu de gewenste taal. • Op enkele uitzonderingen na (knopaanduidingen, korte begrippen) worden alle gegevens in de taal gewijzigd. 112 Datum Aanwijzingen: Het gebruik van de instelknop is niet alleen gemakkelijker, maar ook aanzienlijk sneller. Er zijn 3 varianten voor de volgorde van weergave beschikbaar. 5. Na de instelling van alle 3 waarden deze bevestigen en opslaan met de knop SET (1.21). Instellen 1. Kies in het hoofdmenu (zie p. 97/110) Date (4.1.20) en 6. Om de weergave aan te passen, kiest u in het submenu nu het punt Sequence. 2. roep het submenu op. Het bestaat uit de 2 punten Setting en Sequence. 3. Kies Setting. • Er verschijnt opnieuw een submenu met cijfergroepen voor de jaar-, maand- en dagaanduidingen, waarbij de telkens geactiveerde, d.w.z. instelbare groep met een zwarte achtergrond en rode rand wordt gemarkeerd. 4. Met de instelknop (1.29) of de bovenste en onderste kruisknop (1.30) worden de getallen ingesteld, met de linker en rechter kruisknop worden de groepen gekozen. • De lijst met de menupunten verschijnt weer. • Er verschijnen de 3 mogelijke volgordes Day/ Month/Year, Month/Day/Year en Year/Month/ Day. 7. De instelling en bevestiging vinden in principe op dezelfde wijze plaats als onder de punten 3 en 4. Opmerking: Zelfs als geen batterij is geplaatst of als deze leeg is, blijft de instelling van datum en tijd door een ingebouwde bufferbatterij gedurende circa 3 maanden behouden (zie hiervoor ook „Indicaties batterijconditie“, p. 102). Daarna moeten datum en tijd echter zoals hiervoor beschreven opnieuw worden ingesteld. Hiermee kunt u deze functie optimaal aan uw persoonlijke werkwijze aanpassen en evt. de gebruiksduur van de batterij aanzienlijk verlengen. Knopbevestigingstonen resp. geluidssignalen Met de Leica M Monochrom kunt u bepalen of uw instellingen en het verloop van enkele functies en waarschuwingen door akoestische signalen – er zijn twee volumes – bevestigd moeten worden of dat de werking van de camera voornamelijk geruisloos moet zijn. Als terugmelding gelden een klik- resp. een pieptoon die telkens voor de bevestiging van de knopbediening en als signaal voor een volle geheugenkaart kunnen worden geactiveerd. Instellen van de optie 1. Kies in het hoofdmenu (zie p. 97/110) Auto power off. (4.1.15) en Opmerking: In de fabrieksinstelling zijn de geluidssignalen uitgeschakeld. Tijd Automatische uitschakeling De tijd kan naar keuze in 24-uurs of 12-uurs formaat worden aangegeven. Deze functie schakelt de Leica M Monochrom vanzelf uit na een vooraf ingestelde tijd. Deze situatie komt overeen met de hoofdschakelaarstand OFF (1.18, zie p. 106). U kunt kiezen Instellen U kunt zowel de beide cijfergroepen alsook de weergave ervan instellen onder het menupunt Time (5.1.19) in de onderpunten Setting en Time Format en in principe net zo als beschreven bij Date in de vorige sectie. a. of deze functie moet worden geactiveerd en zo ja, b. na welke tijd de camera wordt uitgeschakeld. 2. daar de gewenste functie. Opmerking: Ook als de camera zich in de paraatstand bevindt, d.w.z. de indicaties na 12s zijn verdwenen of de geactiveerde functie Auto power off deze heeft uitgeschakeld, kan de camera te allen tijde door indrukken van de ontspanner (1.19) weer in gebruik worden genomen. Instellen van de functies 1. Kies in het hoofdmenu (zie p. 97/110) Acoustic signal (4.1.22) en 2. roep het submenu op. Het bestaat uit de 3 punten Volume, Key Click en SD Card full. 3. Kies Volume en • er verschijnt een volgend submenu met de 3 keuze-opties Off (geen enkele toon), Low en High. 4. Kies in dit submenu de gewenste functie. • Na de bevestiging verschijnt weer het oorspronkelijke schermbeeld. 5. Kies in de beide andere submenu's of u de geluiden voor de beoogde functies wilt activeren of niet. 113 Opname-basisinstellingen In- / uitschakelen van de herkenning van het objectieftype Door de 6-bit codering in de bajonet (1.11) van actuele Leica M-objectieven kan de Leica M Monochrom met zijn sensor in de bajonet (1.10) het geplaatste objectieftype herkennen. ––Deze informatie wordt o.a. voor het optimaliseren van de beeldgegevens gebruikt. Zo wordt de randverduistering, die bijv. bij groothoekobjectieven en grote diafragma-openingen bijzonder opvallend kan zijn, in de beeldgegevens gecompenseerd. ––Ook de regeling van de flitsbelichting en de flitsreflector gebruikt de objectiefgegevens (zie „Geschikte flitsapparaten“, p. 130). ––Bovendien wordt de informatie die deze 6-bit codering levert naar het EXIF-bestand van de opnamen geschreven. Bij de beeldgegevens van de INFOweergave (zie pag 141) is bovendien de objectiefbrandpuntsafstand (3.3.7 b, zie p. 96) aangegeven. Opmerking: Bij het gebruik van objectieven zonder 6-bit codering moet de herkenningsfunctie ter vermijding van foutieve functies worden uitgeschakeld of moet het gebruikte objectieftype handmatig worden opgegeven (zie p. 114). 114 Instellen van de optie 1. Kies in het hoofdmenu (zie p. 97/110) Lens Detection (4.1.1) en 2. in het bijbehorende submenu de gewenste variant: ––Off of ––Auto als er een gecodeerd objectief is geplaatst, of ––Manual als er een niet-gecodeerd objectief is geplaatst. Handmatig invoeren van het objectieftype / de brandpuntsafstand Oudere Leica M-objectieven worden wegens het ontbreken van de codering niet door de camerabody herkend, maar de „identificatie“ kan via het menu plaatsvinden. 3. Selecteer in de lijst van het submenu Manual het objectief dat u gebruikt. • Op het LCD-scherm (1.32) verschijnt een objectieflijst die voor een ondubbelzinnige identificatie ook de betreffende artikelnummers vermeldt Aanwijzingen: • Het artikelnummer is bij vele objectieven aan de andere kant van de scherptediepteschaal gegraveerd. • De lijst vermeldt objectieven die zonder codering verkrijgbaar waren (ca. voor juni 2006). Objectieven van een latere introductiedatum zijn uitsluitend gecodeerd verkrijgbaar en kunnen daarom niet handmatig worden geselecteerd. • Bij gebruik van de Leica Tri-Elmar-M 1:4/16-1821mm ASPH. wordt de ingestelde brandpuntsafstand niet aan de camerabody overgedragen en daarom ook niet in de EXIF-gegevensrecord van de opnamen vermeld. U kunt de brandpuntsafstand echter naar wens handmatig opgeven. • De Leica Tri-Elmar-M 1:4/28-35-50mm ASPH. bezit daarentegen de voor de inspiegeling van de geschikte lichtkaders in de zoeker noodzakelijke mechanische overbrenging van de ingestelde brandpuntsafstand naar de camera, die door de elektronica van de camera wordt afgetast en voor de correctie van deze brandpuntsafstand wordt gebruikt. Wegens gebrek aan ruimte staat in het menu alleen een artikelnummer - 11 625. U kunt vanzelfsprekend ook de beide andere varianten – 11 890 en 11 894 – gebruiken - de in het menu ingestelde waarden gelden hiervoor net zo. Resolutie Bestandsformaat De registratie van de beeldgegevens is in het JPEGformaat met vijf verschillende aantallen pixels, d.w.z. resoluties mogelijk. Dit maakt een precieze afstemming op het voorgenomen gebruik, resp. de capaciteit van de aanwezige geheugenkaart mogelijk. Met de grootste resolutie (overeenkomend met de grootste datahoeveelheid), die u bijv. voor de hoogste kwaliteit bij grotere afdrukken wilt kiezen, kunnen natuurlijk aanzienlijk minder opnamen op een kaart worden opgeslagen dan bij de kleinste resolutie, die bijv. voor verzending per e-mail of voor internetpagina’s ruim voldoende is. Registratie van de beeldgegevens kan naar keuze gebeuren a. in de gewenste JPEG-indeling – JPG fine of Opmerking: Opslag van onbewerkte beeldgegevens (DNG, zie het volgende gedeelte) is altijd uitsluitend met de hoogste resolutie. Instellen van de optie 1. Kies in het menu met de opnameparameters (zie p. 97/110) Resolution (4.2.2) en b. in de bestandsindeling DNG, of c. gelijktijdig in beide (d.w.z. dat er per opname altijd twee bestanden ontstaan). Daarbij wordt altijd voor het JPG-bestand de voor de gekozen variant ingestelde resolutie gebruikt. Dit maakt enerzijds een precieze afstemming op de beoogde toepassingsdoeleinden resp. op het gebruik van de aanwezige geheugencapaciteit op de kaart mogelijk, maar anderzijds ook op de benodigde zekerheid en flexibiliteit voor toepassingen naderhand. Instellen van de optie 1. Kies in het menu met de opnameparameters (zie p. 97/110) Resolution (4.2.1) en Aanwijzingen: • Voor de ongecomprimeerde opslag van onbewerkte opnamegegevens wordt het gestandaardiseerde formaat DNG (Digital Negative) gebruikt. • Bij de opslag van onbewerkte gegevens (DNG) wordt de resolutie automatisch en onafhankelijk van de bestaande instelling (voor het JPEG-formaat) op (18MP) ingesteld, (zie vorige sectie). • Bij gelijktijdige opslag van de beeldgegevens als DNG en JPG fine wordt voor het JPEG-formaat de bestaande instelling van de resolutie gebruikt, d.w.z. de beide bestanden kunnen verschillende resoluties hebben. • Het op het LCD-scherm getoonde, resterende aantal opnamen verandert niet noodzakelijkerwijs na elke opname. Dit hangt van het motief af; zeer fijne structuren resulteren bij JPEG-bestanden in een grotere hoeveelheid gegevens, homogene vlakken in een kleinere hoeveelheid. 2. in het bijbehorende submenu de gewenste variant. 2. in het bijbehorende submenu de gewenste resolutie. 115 ISO-gevoeligheid In de gebruikelijke fotografie wordt met de keuze van de ISO-waarde de lichtgevoeligheid van de gebruikte film in acht genomen. Gevoelige films staan – bij gelijke helderheid – kortere sluitertijden en/of kleinere diafragma’s toe en omgekeerd. De ISO-waarden van de Leica M Monochrom zijn instelbaar van ISO 320–10 000. De optimale weergavekwaliteit wordt met de laagste instelling ISO 320 bereikt. De hogere gevoeligheden hebben toenemende "beeldruis" tot gevolg. Dit effect kan met de "korrelstructuur" van zeer gevoelige films worden vergeleken. De instelling Pull 160 komt qua helderheid overeen met gevoeligheid ISO 160. Opnamen met deze instelling hebben echter een lagere contrastomvang. Bij toepassing van deze gevoeligheid moet er beslist op worden gelet dat belangrijke delen van het beeld niet worden overbelicht. De instelling is in 1/3 ISO-stappen en maakt zodoende een nauwkeurige, handmatige en aangepaste instelling mogelijk van sluitertijd/diafragma aan de betreffende situaties. Behalve de vaste instellingen heeft de Leica M Monochrom ook een functie AUTO ISO waarbij de camera de filmgevoeligheid automatisch aan het omgevingslicht aanpast. Samen met de tijdautomaat 1 (zie p. 124) vergroot dit het bereik van de automatische belichtingsregeling aanzienlijk – namelijk met wel 4 diafragmastops. Deze optie biedt echter ook de mogelijkheid prioriteiten vast te leggen, bijv. om creatieve redenen. U kunt zowel het gebied van de gebruikte filmgevoeligheid begrenzen – bijv. wegens de hiervoor beschreven ruis, alsook de minimale sluitertijd bepalen waarbij de automatische verhoging van de filmgevoeligheid wordt toegepast - bijv. om met zekerheid bewogen opnamen te vermijden. 2. Kies, terwijl u de ISO -knop ingedrukt houdt, met de instelknop (1.29, volgende en vorige) of de kruisknoppen (1.30, per regel of kolom), de gewenste gevoeligheid, resp. de automatische instelling. Opmerking: De lijst blijft na het loslaten van de ISO -knop nog ca. 2s zichtbaar. Als de lijst verdwijnt, wordt de ingestelde waarde overgenomen. Als er AUTO ISO is ingesteld, kunt u de optie aan uw werkwijze, resp. uw wensen met betrekking tot beeldvorming aanpassen2. 3. Kies hiervoor in het hoofdmenu (zie p. 97/110) AUTO ISO Einst. (4.1.5) en 4. in het bijbehorende submenu Max ISO en/of Slowest speed. 1 116 Instellen van de optie 1. Houdt u de ISO -knop (1.23) ingedrukt. • Op het LCD-scherm (1.32) verschijnen, gerangschikt in een raster, de mogelijke instellingen.  ij handmatige instelling van de belichting en bij gebruik van flitsapB paraten (altijd met 1/180s) is deze functie niet beschikbaar. 2  eze functie vereist het gebruik van gecodeerde objectieven D (zie p. 104). 5. Kies daarna in het Max ISO-submenu; ––het gebied waarin de automaat moet werken, door de hoogste te gebruiken gevoeligheid vast te leggen en/of ––in het Slowest speed-submenu, of u het aan de camera wilt overlaten sluitertijden voor onbewogen opnamen in te stellen – met Lens dependent2, ––of u zelf een bepaalde langste sluitertijd in het gebied tussen de 1/125s en 1/8s (in hele stappen) wilt voorinstellen. Bij Lens dependent schakelt de camera pas over op een hogere filmgevoeligheid als wegens geringere helderheid de sluitertijd onder de 1/ brandpuntafstand-drempel zou dalen, dus bijv. bij langere tijden dan 1/30s met een 35mm-objectief. Opmerking: Bij het gebruik van de automatische belichtingsserie (zie p. 127) zijn alle AUTO ISO-instellingen vastgelegd: -- De gevoeligheid die door de camera automatisch voor de eerste opname is bepaald, wordt ook voor alle andere opnamen van een serie gebruikt, d.w.z. deze ISO-waarde wordt tijdens een serie niet veranderd. -- De instellingen in de AUTO ISO-submenu's zijn niet effectief, d.w.z. de sluitertijden van de camera zijn volledig beschikbaar. 117 Opmerking: De in de volgende drie alinea's beschreven opties en instellingen hebben alleen betrekking op opnamen in een van de JPEG-formaten. Als het bestandsformaat DNG is gekozen, hebben deze geen effect, omdat de beelddata in dit geval in principe in de oorspronkelijke vorm worden opgeslagen (wijzigingen moeten later op de computer worden aangebracht). Beeldeigenschappen/ Contrast EN scherpte Een van de vele voordelen van digitale fotografie is de zeer eenvoudige wijziging van belangrijke beeldeigenschappen. Terwijl beeldbewerkingsprogramma’s dit – na de opname en op de computer – in grote mate toestaan, kunt u bij de Leica M Monochrom twee van de belangrijkste beeldeigenschappen al voor de opname beïnvloeden: • Het contrast, d.w.z. het verschil tussen lichte en donkere partijen, bepaalt of een beeld eerder „flets“ of „briljant“ overkomt. Daarom kan het contrast door vergroten of verkleinen van dit verschil, d.w.z. door de heldere weergave van lichte en donkere partijen worden beïnvloed. • Een scherpe afbeelding door de juiste afstandsinstelling – tenminste van het hoofdmotief – is een voorwaarde voor een gelukte opname. De scherpe indruk van een beeld wordt weer sterk bepaald door de scherpte aan de zijkanten, d.w.z. hoe klein het overgangsgebied van licht naar donker aan de zijkanten van het beeld is. Door het vergroten of verkleinen van dit gebied kan dus ook de indruk van scherpte worden gewijzigd. Tinten Alle twee beeldeigenschappen kunnen – onafhankelijk van elkaar - via het menu op vijf niveaus worden ingesteld, zodat u de camera optimaal aan de betreffende situatie, d.w.z. aan de aanwezige lichtomstandigheden kunt aanpassen. Instellen van de functies 1. Kies in het hoofdmenu (zie p. 97/110) Toning (4.1.8) Opmerking: Deze instellingen betreffen alleen opnamen met een van de JPEG-formaten. Als u een van de twee DNG-bestandsformaten hebt gekozen, hebben deze instellingen geen effect, omdat de beelden in dit geval in principe in de oorspronkelijke vorm worden opgeslagen (wijzigingen moeten later op de computer worden aangebracht). Instellen van de functies 1. Kies in het hoofdmenu (zie p. 97/110) Sharpening (4.1.6), ofwel Contrast (4.1.7) en 2. in het submenu het gewenste niveau (Low, Medium Low, Standard, Medium high, High). 118 Tinten is in de zwart-witfotografie altijd al een populair stijlmiddel geweest. Een lichte „inkleuring“ van de zwart-witopname verleent hem een ander „karakter“. Een bruine tint kan bijvoorbeeld een „antieke“ werking hebben en een blauwige tint een koude stemming creëren. Met de Leica M Monochrome hebt u de keuze tussen drie zulke tinten, in telkens twee intensiteitsstappen. 2. en in het volgende submenu het type tinting, HUE of STRENGTH 3. in het betreffende submenu het gewenste niveau, bij Hue de kleur van de tint (sepia, blue of selenium), ofwel bij STRENGTH de kleurverzadiging, (Off, Medium low of High). Juist vasthouden van de camera Voor scherpe, onbewogen opnamen moet de camera zo rustig mogelijk en comfortabel worden vastgehouden. U krijgt een geschikte, stabiele „driepuntsondersteuning“ van de Leica M Monochrom als u deze met de rechterhand vasthoudt, waarbij de wijsvinger op de ontspanknop ligt en de duim stabiliserend daarachter op de achterkant van de behuizing rust. Daarbij ondersteunt de linkerhand tevens aan de onderkant nog het objectief om snel te focusseren of omsluit deze de camera. U krijgt extra steun als u de camera tegen voorhoofd en wang gedrukt houdt. Voor rechtop staande foto’s dient u de Leica M Monochrom naar links te draaien. De handen kunnen daarbij in dezelfde positie als bij opnamen in liggend formaat blijven. De camera kan echter ook naar rechts worden gedraaid. In dat geval kan het handig zijn met de duim op de ontspanknop te drukken. Aanwijzingen: • Als praktisch accessoire wordt de handgreep M voor bijzonder stabiel vasthouden en met losse hand dragen van de Leica M Monochrom aanbevolen (bestelnr. 14 486 zwart) • De Leica M Monochrom is van een geïntegreerde sensor voorzien die de stand van de camera – horizontaal of verticaal (beide richtingen) – bij elke opname registreert. Deze informatie maakt het mogelijk dat opnamen bij aansluitende weergave met programma’s op een computer (niet op het LCDscherm van de camera!) steeds automatisch rechtop worden getoond. 119 De lichtkader-meetzoeker De lichtkader-meetzoeker van de Leica M Monochrom is niet alleen een bijzonder hoogwaardige, grote, briljante en heldere zoeker, maar ook een aan het objectief gekoppelde, zeer precieze afstandsmeter. Deze heeft een vergrotingsfactor van 0,68x. De grootte van de lichtkaders is op het uitgangsformaat van de Leica M Monochrom afgestemd en komt daarmee ongeveer overeen met de sensorgrootte van 24 x 36mm1 bij een afstandsinstelling van 1m. De lichtkaders zijn zodanig met de afstandsinstelling gekoppeld dat de parallax – de offset tussen de objectief- en zoekeras – automatisch wordt gecompenseerd. Lichtkaderbeeld en opnamebeeld dekken elkaar over het totale afstand-instelgebied van 0,7m tot ∞ verregaand. Verregaand wil zeggen dat de sensor bij afstanden van minder dan 1m iets minder registreert dan de binnenkanten van de lichtkaders, bij grotere afstanden iets meer (zie grafieken hiernaast). Deze geringe afwijkingen zijn in de praktijk zelden van doorslaggevende betekenis en worden door het principe bepaald: 1 Het exacte formaat bedraagt 23,9 x 35,8mm en komt daarmee overeen met het bruikbare formaat van analoge Leica M-modellen. 120 lichtkaders van een zoekercamera moeten op de beeldhoek van de betreffende objectiefbrandpuntsafstanden worden afgestemd. De nominale beeldhoek verandert echter iets bij het focusseren – bepaald door de daarbij veranderende uittrekking, d.w.z. door de afstand van het optische systeem t.o.v. het sensorvlak. Als de ingestelde afstand kleiner is dan oneindig (en overeenkomstig de uittrekking groter), wordt ook de werkelijke beeldhoek kleiner – het objectief registreert minder van het motief. Bovendien zijn de verschillen van de beeldhoek bij langere brandpuntsafstanden ten gevolge van de grotere uittrekking ook groter. Als u objectieven met brandpuntafstanden 28 mm (Elmarit vanaf fabricagenummer 2 411 001), 35, 50, 75, 90 en 135mm gebruikt, worden automatisch de bijbehorende lichtkaders in de combinaties 28+90mm, 35+135mm, 50+75mm ingespiegeld. In het midden van het zoekerveld ligt het rechthoekige afstand-meetbeeld, dat lichter is dan het omliggende beeldveld. Alle objectieven van 16 tot 135mm brandpuntafstand koppelen bij het plaatsen op de Leica M Monochrom aan de afstandsmeter aan. Wanneer de belichtingsmeter is ingeschakeld, verschijnen onder in het zoekerbeeld de LED’s van de belichtingsmeter, resp. het LED-flitssymbool. Meer over de afstands- en belichtingsmeting evenals de flitsmodus staat in de relevante secties op de pagina’s 122/123/130. De beeldveldkiezer De beeldveldkiezer (1.8) vergroot de mogelijkheden van de zoeker bij de Leica M Monochrom. Met deze ingebouwde universele zoeker kunt u te allen tijde de beeldkaders in beeld brengen die niet tot het op dat moment gebruikte objectief behoren. U ziet dan direct of het voor de beeldvorming gunstiger is het motief met een andere brandpuntsafstand op te nemen. Als de hendel naar buiten, d.w.z. van het objectief wordt weg gezwenkt, verschijnen de beeldbegrenzingen voor 35 en 135mm brandpuntsafstand. Als de hendel in de verticale, centrale positie wordt gedraaid, verschijnen de beeldveldbegrenzingen voor 50 en 75 mm brandpuntsafstand. Als de hendel naar binnen, d.w.z. naar het objectief wordt gezwenkt, verschijnen de beeldbegrenzingen voor 28 en 90mm brandpuntsafstand. B A 35mm + 135mm 50mm + 75mm 28mm + 90mm A Lichtkader / B Werkelijk beeldveld Instelling op 0,7m: de sensor registreert ca. een kader-breedte minder. Instelling op 1m: de sensor registreert precies het beeldveld dat door de binnenkanten van het lichtkader wordt gevat. Instelling op oneindig: de sensor registreert ca. 1 (verticaal)/4 (horizontaal) kaderbreedte(n) meer. 121 Afstandsmeting Met de afstandsmeter van de Leica M Monochrom kan vanwege zijn grote effectieve meetbasis zeer precies worden gewerkt. Dit blijkt vooral bij het gebruik van groothoekobjectieven met hun relatief grote scherptediepte gunstig te zijn. Mechanische meetbasis x zoeker- = effectieve (afstand van de optische assen van vergroting meetbasis x 0,68 = 47,1mm het zoekervenster en het kijkvenster van de afstandsmeter) 69,25mm Dubbele contour = onscherp Contouren op elkaar = scherp Onderbroken lijn = onscherp Doorlopende lijn = scherp Het meetveld van de afstandsmeter is in het midden van de zoeker als lichte, scherp afgebakende rechthoek te zien. Als u het grote kijkvenster (1.6) van de zoeker dicht houdt, blijven slechts het in beeld gespiegelde lichtkader en dit meetveld zichtbaar. De scherpte kan volgens de mengbeeld- of deelbeeldmethode worden ingesteld. Mengbeeldmethode (dubbelbeeld) Richt bij een portret bijv. het meetveld van de afstandsmeter op het oog en draai net zo lang aan de afstandsinstelring van het objectief totdat de contouren in het meetveld samenvallen. Daarna het motief vastleggen. 122 Deelbeeldmethode Richt bij een architectuur-opname het meetveld van de afstandsmeter bijv. op de verticale zijkant van een huis of een andere duidelijk afgebakende verticale lijn en draai met de afstandsinstelring van het objectief net zo lang totdat de contouren van de zijkant of lijn op de begrenzingen van het meetveld zonder offset zijn te zien. Daarna het motief vastleggen. Een duidelijke scheiding van beide instelmethodes komt in de praktijk zelden voor. Beide criteria kunnen heel goed in combinatie worden gebruikt. Belichtingsmeting Bij de Leica M Monochrom wordt de belichtingsmeting van het aanwezige omgevingslicht via het objectief bij het ingestelde diafragma en met nadruk op het midden uitgevoerd. Daarbij wordt het door de lichte sluiterlamel van het eerste sluitergordijn gereflecteerde licht door een fotodiode opgevangen en gemeten. Deze siliciumfotodiode met ervoor geplaatste convergerende lens is in het midden van de camerabodem geplaatst. De voor een juiste belichting geschikte tijd-/diafragmacombinaties worden door de zoeker- ofwel LCDscherm-indicaties aangegeven of hiermee bepaald. Bij de tijdautomaat wordt het diafragma met de hand gekozen, de bijbehorende geschikte sluitertijd kiest de camera echter zelf. In deze modus informeert een digitale LED-indicatie over de berekende sluitertijd (bijv. 1000) Bij handmatige instelling van beide waarden dient voor de afstemming van de belichting een uit drie rode LED’s bestaande lichtschaal ( • ). Als de instelling goed is, licht alleen de middelste, ronde LED op. In- / uitschakelen van de belichtingsmeter De belichtingsmeter wordt door licht indrukken van de ontspanner (1.19) tot het 1e drukpunt ingeschakeld, mits de camera met de hoofdschakelaar is (1.18) ingeschakeld en de tijd-instelknop (1.17) niet op B staat. Als aanduiding dat de belichtingsmeter gereed is om te meten, brandt een van de indicaties in de zoeker voortdurend: ––bij tijdautomaat door de digitale LED-indicatie van de sluitertijd, ––bij handmatige instelling door een van de beide driehoekige LED’s, evt. samen met de middelste, ronde LED. Als de ontspanknop weer wordt losgelaten, zonder de sluiter te activeren, blijft de belichtingsmeter nog ca. 12s lang ingeschakeld en blijft (blijven) de betreffende LED(’s) zolang branden. Wanneer de tijd-instelknop op B staat, is de belichtingsmeting uitgeschakeld. Aanwijzingen: • Als de indicaties verdwenen zijn, bevindt de camera zich in „Stand-by“. • Als een juiste belichting met de beschikbare sluitertijden bij tijdautomaat niet mogelijk is, knippert als waarschuwing de sluitertijd-indicatie (meer hierover vindt u in het hoofdstuk “De tijdautomaat“ op p. 124). • Als het meetbereik van de belichtingsmeter bij handmatige instelling en zeer lage luminantie te laag is, knippert als waarschuwingsindicatie de linker driehoekige led. Bij tijdautomaat wordt de sluitertijd aangegeven. Wanneer de benodigde sluitertijd de langst mogelijke tijd van 32s overschrijdt, knippert ook deze indicatie. • Wanneer de camera langere tijd niet wordt gebruikt of in een tas wordt opgeborgen, moet deze altijd met de hoofdschakelaar worden uitgeschakeld. Hierdoor wordt elk stroomverbruik voorkomen dat ook in de stand-by modus na het automatisch uitschakelen van de belichtingsmeter en het verdwijnen van de indicaties toch nog plaatsvindt. Onbedoelde opnamen worden hiermee ook verhinderd. • Voor een optimale opname dient u erop te letten dat heldere beeldpartijen in geen geval overbelicht worden. Hiervan kunt u zich met de clipping-indicatie (zie p. 140) eenvoudig verzekeren. • Bij zeer weinig omgevingslicht, d.w.z. in het grensgebied van de belichtingsmeter, kan het ca. 0,2s duren voordat de LED’s oplichten. 123 De belichtingsprogramma's De Leica M Monochrom kent twee belichtingsmodi: tijdautomaat of handmatige instelling. Afhankelijk van motief, situatie en individuele voorkeur kan op deze wijze gekozen worden uit ––de gebruikelijke „half-automaat“ of ––de vaste instelling van sluitertijd en diafragma. Tijdautomaat Als de tijd-instelknop (1.17) zich in de stand A bevindt, berekent de elektronica van de camera de geschikte sluitertijd automatisch en traploos in een gebied van 1/4000s tot 32s, overeenkomstig de ingestelde gevoeligheid, gemeten helderheid en het handmatig gekozen diafragma. In de zoeker van de camera wordt de bepaalde sluitertijd digitaal weergegeven, voor een beter overzicht in halve trappen. Bij langere sluitertijden dan 2s wordt na het ontspannen in de weergave de resterende belichtingstijd in seconden teruggeteld. De werkelijk bepaalde, en traploos gestuurde belichtingstijd kan echter van de indicatie in halve trappen afwijken: Als er bijv. voor het ontspannen 16 (als dichtstbijgelegen waarde) in de indicatie te zien is en de bepaalde belichtingstijd toch langer is, kan het terugtellen na het ontspannen ook met 19 beginnen. 124 Bij extreme lichtomstandigheden kan de belichtingsmeting bij de interpretatie van alle parameters sluitertijden geven die buiten het werkgebied liggen, d.w.z. dat er belichtingstijden korter dan 1/4000s of langer dan 32s nodig zijn. In zulke gevallen worden toch de genoemde minimale en maximale sluitertijden gebruikt en als waarschuwing knipperen deze waarden in de zoeker. Meetwaardegeheugen Vaak worden belangrijke motieven om vormgevende redenen uit het midden geplaatst en soms zijn deze motieven lichter of donkerder dan normaal. De sterk in het midden geaccentueerde meting van de Leica M Monochrom registreert echter vooral een gebied in het midden van het beeld en is op een gemiddelde grijswaarde geijkt. Motieven en situaties van deze soort kunnen ook met de tijdautomaat zeer eenvoudig met het meetwaardegeheugen worden verwerkt. Hiertoe wordt: 1. het midden van de zoeker door zwenken van de camera eerst op het belangrijke deel van het motief gericht en daarna op een ander detail van gemiddelde helderheid 2. en door indrukken van de ontspanner (1.19) tot het 2e drukpunt gemeten en opgeslagen. Zolang het drukpunt wordt vastgehouden, verschijnt als bevestiging in de zoeker een kleine rode punt op de regel met cijfers en de tijdindicatie verandert ook bij gewijzigde lichtomstandigheden niet meer. 3. Met nog steeds ingedrukt gehouden ontspanknop wordt de camera daarna op de definitieve beelduitsnede gezwenkt 4. en kan dan met de aanvankelijk bepaalde belichting worden ontspannen. Een wijziging van de diafragma-instelling nadat de meetwaarde is opgeslagen, heeft geen aanpassing van de sluitertijd tot gevolg en zou tot een foutieve belichting leiden. Het geheugen wordt gewist als de vinger het drukpunt van de ontspanner loslaat. Opmerking: Het meetwaardegeheugen is niet beschikbaar als de ontspannerfunctie op Soft is ingesteld (zie p. 108). Belichtingscorrecties Belichtingsmeters zijn afgestemd op een gemiddelde grijswaarde (18% reflectie), die overeenkomt met de helderheid van een normaal, d.w.z. gemiddeld fotografisch motief. Wanneer het gemeten detail van het motief niet aan deze voorwaarden voldoet, kan een belichtingscorrectie worden uitgevoerd. Vooral bij meerdere opnamen achter elkaar, bijv. als om bepaalde redenen voor een serie opnamen bewust een iets krappere of ruimere belichting gewenst is, kan de belichtingscorrectie een zeer handige functie zijn. Eenmaal ingesteld, blijft deze in tegenstelling tot het meetwaardegeheugen effectief tot u deze (bewust) weer terugstelt (meer over het meetwaardegeheugen staat in het hoofdstuk op p. 124). Op de Leica M Monochrom kunnen belichtingscorrecties in een gebied van ±3EV in stappen van 1/3EV-stappen worden ingesteld (EV: Exposure Value = belichtingswaarde). Instellen van de optie Bij de Leica M Monochrom zijn twee varianten voor de instelling van een belichtingscorrectie beschikbaar: Daarmee kiest u gelijktijdig of u de instelling via het menu of met de instelknop wilt uitvoeren. De instelling via het menu wordt geadviseerd als u bijv. al weet dat u een krappere/ruimere belichting van uw motieven wilt bereiken. De bijzonder snelle variant met de instelknop is geschikt voor onverwacht optredende situaties en maakt het mogelijk uw motief ononderbroken in de zoeker te volgen. A. Via het menu 1. Kies, in het opnameparameters-menu (zie p. 97/110) Exposure comp. (4.2.3) en 2. in het bijbehorende submenu de gewenste correctiewaarde. B. Via de instelknop 1. Kies in het Hoofdmenu (zie p. 97/110) Exp. comp. setup (4.1.10) en 2. in het bijbehorende submenu Setting ring. 3. Door aan de instelknop (1.29) te draaien, kunt u de belichtingscorrecties instellen – met de klok mee voor positieve waarden, andersom voor negatieve. C. Met ontspanner en instelwiel 1. Kies in het Hoofdmenu (zie p. 97/110) Exp. comp. setup (4.1.10) en 2. in het bijbehorende submenu Set. ring & rel. but.. 3. Als de ontspanner (1.19) op het eerste drukpunt wordt gehouden1 kan door draaien aan de instelknop (1.29) een belichtingscorrectie voor de daarop volgende opname worden ingesteld. Voor de ingestelde correcties geldt – onafhankelijk van de wijze waarop ze oorspronkelijk zijn ingevoerd: ––ze blijven continu actief totdat ze handmatig op 0 worden teruggezet; ––ze kunnen zowel via het menu alsook met de instelknop worden teruggezet; ––ze worden in het opnameparameter-menu in de vorm van EV-waarden, en in de zoeker in de vorm van gewijzigde sluitertijden weergegeven. 1Meer over de functie van de ontspanner staat in het hoofdstuk vanaf p. 110. 125 Opmerking: Een op de camera ingestelde belichtingscorrectie beïnvloedt uitsluitend de meting van het aanwezige licht! Wanneer u in de flitsmodus gelijktijdig een correctie van de TTL-flitsbelichtingsmeting wenst – parallel of tegengesteld, moet u deze bovendien (op het flitsapparaat) instellen! Zie hiervoor ook de secties over de flitsmodus vanaf p. 130. 126 Voorbeeld van een correctie naar plus Voorbeeld van een correctie naar min Bij zeer lichte motieven als sneeuw of strand zal de belichtingsmeter door de grote helderheid een relatief korte belichtingstijd aangeven. De sneeuw wordt daardoor in een gemiddelde grijswaarde weergegeven en aanwezige personen zijn te donker: onderbelichting! Om dit te voorkomen moet de belichtingstijd verlengd of het diafragma geopend worden, d.w.z. op bijv. +1 1 /3EV worden ingesteld. Bij zeer donkere motieven, die zeer weinig licht reflecteren, zal de belichtingsmeter een te lange belichtingstijd aangeven. Een zwarte auto wordt een grijze auto: overbelichting! De belichtingstijd moet verkort worden, d.w.z. op bijv. –1EV worden ingesteld. Automatische belichtingsseries Veel aantrekkelijke motieven zijn erg contrastrijk en hebben zowel zeer lichte alsook zeer donkere gebieden. Afhankelijk van het deel waarop u uw belichting afstemt, kan het beeldeffect verschillend zijn. In zulke gevallen kunnen met de Leica M Monochrom – bij tijdautomaat - met de automatische belichtingsserie meerdere alternatieven met gestaffelde belichting, d.w.z. met verschillende sluitertijden worden gemaakt. Daarna kan de geschiktste opname voor gebruik worden geselecteerd of met bewerkingssoftware een opname met zeer veel contrast worden gemaakt (denk aan HDR). Beschikbaar zijn: ––4 trappen: 0,5EV, 1EV, 1,5EV en 2EV ––3 aantallen opnamen: 3, 5 of 7 ––2 volgorden: juiste belichting, overbelichting/en, onderbelichting/en of onderbelichting/en, juiste belichting, overbelichting/en. Aanwijzingen: • Bij het gebruik van de automatische belichtingsserie zijn alle AUTO ISO-instellingen (zie p. 116) vastgelegd: ––De gevoeligheid die door de camera automatisch voor de eerste opname is bepaald, wordt ook voor alle andere opnamen van een serie gebruikt, d.w.z. deze ISO-waarde wordt tijdens een serie niet veranderd. ––De instellingen in de AUTO ISO-submenu's zijn niet effectief, d.w.z. de sluitertijden van de camera zijn volledig beschikbaar. • Afhankelijk van de beschikbare combinatie sluitertijd/ diafragma kan het werkgebied van de automatische belichtingsserie beperkt zijn. Voorbeelden (altijd bij vastgelegde diafragma-instelling): ––Gemeten sluitertijd 1/1000s, belichtingsreeks met 5 opnamen/2EV: beperkte werking, omdat de opname met -2EV 1/16000s zou vereisen. • Onafhankelijk daarvan wordt altijd het ingestelde aantal opnamen gemaakt en zijn daarom evt. meerdere opnamen van een serie gelijk belicht. • Voor series van 7 opnamen zijn alleen de niveaus 0,5EV en 1EV beschikbaar. • Automatische belichtingsseries zijn in combinatie met de flitsmodus niet mogelijk. Als er een geplaatst flitsapparaat wordt ingeschakeld, vindt er geen opname plaats. • De functie blijft actief tot deze weer in het menu wordt uitgeschakeld. Als deze niet wordt uitgeschakeld, vindt bij elke bediening van de ontspanner een volgende belichtingsserie plaats. Instellen van de optie 1. Kies in het opnameparameters-menu (zie p. 13/26) Bracketing (4.2.4) en ––Gemeten sluitertijd 1/125s, belichtingsreeks met 5 opnamen/2EV: onbeperkte werking, omdat de opname met -2EV 1/2000s mogelijk is. 2. of u de functie wilt in- of uitschakelen. ––Gemeten sluitertijd 1/1000s, belichtingsreeks met 7 opnamen/1EV: beperkte werking, omdat de opname met -3EV 1/8000s zou vereisen. 4. in het bijbehorende submenu No. of exposures, ofwel Sequence, ofwel EV incremements en 3. Kies vervolgens in het Hoofdmenu (zie p. 13/26) Bracketing setup. (4.1.9), 5. in de submenu's de gewenste waarden of varianten. ––Gemeten sluitertijd 1/500s, belichtingsreeks met 7 opnamen/1EV: onbeperkte werking, omdat de opname met -3EV 1/4000s mogelijk is. 127 Handmatige instelling van de belichting Wanneer u de belichting volledig handmatig wilt instellen, moet de tijd-instelknop (1.17) op een van de ingegraveerde sluitertijden of tussenwaarden zijn ingeklikt. Vervolgens 1. de belichtingsmeter inschakelen en 2. door draaien van de tijd-instelknop en/of diafragmainstelring van het objectief (1.14) – telkens in de richting van de oplichtende driehoekige LED – alleen de ronde LED laten branden. Behalve de voor een goede belichting benodigde draairichting van tijd-instelknop en diafragma-instelring geven de drie LED’s van de lichtschaal op de volgende wijze onder- en overbelichting evenals de juiste belichting aan: • • • • 128 Onderbelichting van minstens één diafragmatrap; draaien naar rechts nodig Onderbelichting van 1/2 diafragmastop; naar rechts draaien nodig Juiste belichting Onderbelichting van 1/2 diafragmastop; naar links draaien nodig Overbelichting van minstens één diafragmatrap; draaien naar links nodig Opmerking: Bij langere sluitertijden dan 2s wordt na het ontspannen in de weergave de resterende belichtingstijd in seconden teruggeteld. De B-instelling / T-functie Met de B -instelling, waarbij de sluiter zo lang geopend blijft als de ontspanknop ingedrukt wordt gehouden (tot maximaal 240s). In combinatie met de zelfontspanner is tevens een T-functie beschikbaar: Als zowel B is ingesteld en ook de zelfontspanner door aantippen van de ontspanner is geactiveerd (zie hiervoor ook p. 153), zal de sluiter na de gekozen voorlooptijd automatisch openen. Deze blijft dan – zonder dat de ontspanner hoeft te worden vastgehouden – zolang geopend tot de ontspanner een tweede keer wordt aangetipt. Zo kan de bewegingsonscherpte die door bediening van de ontspanner evt. ontstaat ook bij langdurige opnamen verregaand worden vermeden. De belichtingsmeter blijft in beide gevallen uitgeschakeld, na de ontspanning telt de digitale cijferindicatie in de zoeker echter ter oriëntatie de verlopen belichtingstijd in seconden mee. Aanwijzingen: • Bij lange belichtingstijden kan zeer sterke beeldruis ontstaan. Ter vermindering van dit storende verschijnsel maakt de Leica M Monochrom automatisch na opnamen met langere sluitertijden (ca. vanaf 1/30s, verschilt afhankelijk van de menu-instellingen) een tweede, „zwarte opname“ (tegen het gesloten gordijn). De bij deze parallel-opname gemeten ruis wordt dan door de computer van de eigenlijke datarecord van de opname „afgetrokken“. • Deze verdubbeling van de „belichtings“-tijd moet bij langdurige belichtingen worden gerespecteerd. De camera mag intussen niet worden uitgeschakeld. • Bij sluitertijden vanaf 2s verschijnt de waarschuwing Noise reduction1 op het LCD-scherm. 1 Het meetbereik van de belichtingsmeter Het meetbereik is bij kamertemperatuur, normale luchtvochtigheid en ISO 160/23 EV 0 tot 20 resp. diaf. 1,0 en 1,2s tot diaf. 32 en 1/1000s. Over- en onderschrijding van meetbereik Als bij handmatige instelling en zeer weinig licht het meetbereik van de belichtingsmeter niet wordt gehaald, knippert als waarschuwing de linker driehoekige LED en bij te veel licht de rechter. Bij tijdautomaat wordt de sluitertijd aangegeven. Wanneer de benodigde sluitertijd langer wordt dan de langst mogelijke van 32s, resp. korter wordt dan de kortst mogelijke van 1/4000s, zullen ook deze indicaties gaan knipperen. Omdat de belichtingsmeting met het ingestelde diafragma plaatsvindt, kan deze situatie ook door diafragmeren van het objectief ontstaan. De belichtingsmeter blijft – ook als het meetbereik niet wordt gehaald – nog ca. 12s na het loslaten van de ontspanknop ingeschakeld. Als in deze tijd (bijv. door wijziging van de motiefuitsnede of door openen van het diafragma) de lichtomstandigheden verbeteren, gaat de LED-indicatie over van knipperen naar constant branden en geeft daarmee de meting vrij. De tijdindicatie is maar een voorbeeld 129 Algemene informatie over meting en regeling flitsbelichting Flitser-meetcellen De Leica M Monochrom bepaalt het benodigde flitsvermogen door het afgeven van een of meer meetflitsen in onderdelen van seconden voor de eigenlijke op­name. Direct daarna, bij het begin van de belichting, wordt de hoofdflits afgegeven. Met alle factoren die de belichting beïnvloeden (bijv. opnamefilters en wijziging van de diafragma-instelling) wordt automatisch rekening gehouden. Geschikte flitsapparaten De volgende flitsapparaten op de Leica M Monochrom zijn geschikt voor alle opties die in deze handleiding zijn beschreven: • Het systeemflitsapparaat Leica SF 58 (bestelnr. 14 488). Met zijn maximale richtgetal van 58 (bij 105mm-instelling), een automatisch (bij gecodeerde Leica M-objectieven, zie p. 104) aangestuurde zoom-reflector, een naar keuze inschakelbare tweede reflector evenals vele overige functies is dit apparaat zowel krachtig als veelzijdig te noemen. Dankzij een vast ingebouwde flitservoet met extra regel – en signaalcontacten, die de automatische overdracht van een hele reeks gegevens en instellingen mogelijk maken, is het zeer eenvoudig te bedienen. 1.20a Er kunnen echter ook andere, gebruikelijke opzetflitsapparaten met gestandaardiseerde flitsvoet 1 en ontsteking via het positieve middencontact (X-contact, 1.20a) worden gebruikt. Wij adviseren het gebruik van thyristor-geregelde elektronenflitsers. • Het systeemflitsapparaat Leica SF 24D (bestelnr. 14 444). Met zijn compacte afmetingen en zijn op de camera afgestemde design is het bijzonder geschikt. Het bezit, evenals de Leica SF 58, een vast ingebouwde flitsvoet met alle contacten en is vooral ook bijzonder eenvoudig te bedienen. • Flitsapparaten die aan de technische voorwaarden van een System-Camera-Adaption (SCA) van het systeem 3000 voldoen, met de adapter SCA3502/3501 zijn uitgerust en het richtgetal kunnen regelen. 1 Het geopende diafragma van het objectief moet handmatig op het flitsapparaat worden ingesteld. 130 Plaatsen van het flitsapparaat Bij het plaatsen van een flitsapparaat moet erop worden gelet dat de voet helemaal in de flitsschoen (1.20) van de Leica M Monochrom wordt geschoven en, indien aanwezig, met de klemmoer tegen onverhoopt loskomen wordt beveiligd. Dit is vooral bij flitsapparaten met extra regel- en signaalcontacten belangrijk omdat wijziging van de positie in de flitsschoen de vereiste contacten onderbreekt en er daardoor storingen kunnen ontstaan. De flitsmodus De volautomatische, d.w.z. door de camera geregelde, flitsmodus is bij de Leica M Monochrom beschikbaar met de hiervoor genoemde systeemcompatibele flitsapparaten en in beide belichtingsmodi tijdautomaat A en handmatige instelling. Bovendien is in alle drie belichtingsmodi een automatische invul-flitsregeling actief. Om steeds een uitgebalanceerde verhouding tussen flits- en omgevingslicht te garanderen, wordt het flitsvermogen bij toenemende helderheid evt. met max. 12/3EV verminderd. Wanneer echter het aanwezige licht zelfs met de kortst mogelijke flitssynchronisatietijd van 1/180s al overbelichting tot gevolg heeft, zal de flits met de tijdautomaat niet worden geactiveerd. In zulke gevallen wordt de sluitertijd overeenkomstig het omgevingslicht geregeld en in de zoeker aangegeven. Bovendien kunt u met de Leica M Monochrom met tijdautomaat A gebruik maken van interessante vormgevende flitstechniek zoals flitssynchronisatie op het 2e in plaats van het gebruikelijke 1e sluitergordijn en het flitsen met langere sluitertijden dan de synchronisatietijd 1/180s. Deze functies worden op de camera via het menu ingesteld (meer hierover in de volgende hoofdstukken). De Leica M Monochrom geeft de ingestelde gevoeligheid ook door aan het flitsapparaat. Daarmee kan het flitsapparaat, voorzover het deze indicaties bezit en voorzover het op het objectief gekozen diafragma ook op het flitsapparaat is ingevoerd, zijn reikwijdte automatisch corrigeren. De gevoeligheidsinstelling kan niet door het flitsapparaat worden beïnvloed. Opmerking: Voor het plaatsen moeten camera en flitsapparaat worden uitgeschakeld. 131 Aanwijzingen: • De instellingen en opties die in de volgende hoofdstukken zijn beschreven hebben alleen betrekking op de Leica M Monochrom en systeemcompatibele flitsers. • Een op de camera ingestelde belichtingscorrectie (zie p. 125) beïnvloedt uitsluitend de meting van het aanwezige licht! Wanneer u in de flitsmodus gelijktijdig een correctie van de TTLflitsbelichtingsmeting wenst – parallel of tegengesteld – moet u deze extra (op de flitser) instellen! • Meer informatie over de flitsmodus, vooral in combinatie met andere, niet speciaal op de Leica M Monochrom afgestemde flitsapparaten, evenals de verschillende modi van de flitsapparaten, vindt u in de betreffende handleiding. De instellingen voor het door de camera geregeld, automatisch flitsen Nadat het flitsapparaat is ingeschakeld en in de modus voor regeling van het richtgetal (bijv. GNC = Guide Number Control) is gezet, moet hiervoor op de Leica M Monochrom 1. voor elke flitsopname eerst de belichtingsmeting door licht indrukken van de ontspanner worden ingeschakeld, d.w.z. de weergave in de zoeker moet overgeschakeld zijn op de sluitertijden of de lichtschaal. Als dit door te snel en in één keer volledig indrukken van de ontspanner wordt verzuimd, zal het flitsapparaat evt. niet worden geactiveerd. 2. het tijdinstelwiel op A , op de flits-synchronisatietijd (1/180s), of, voor speciale effecten, een langere sluitertijd (ook B ) worden ingesteld. In de modus tijdautomaat schakelt de camera automatisch over op de in het menu ingestelde flitssynchronisatietijd, resp. het tijdbereik met (zie „Kiezen van de synchronisatietijd/het synchronisatietijd-bereik“, p. 134). 3. de gewenste, resp. het voor de betreffende afstand tot het motief benodigde diafragma worden ingesteld. 132 Opmerking: Als de automatisch geregelde of handmatig ingestelde sluitertijd korter is dan 1/180s is, zal de flitser niet flitsen. De controle-indicaties van de flitsbelichting in de zoeker als u met systeemconforme flitsapparaten werkt In de zoeker van de Leica M Monochrom staat een flitsvormige LED (2.1.3) die de toestand van de flitser weergeeft. Deze LED verschijnt samen met de beschreven indicaties voor de belichtingsmeting van het aanwezige licht. In de automatische flitsmodus (flitsapparaat op regeling richtgetal ingesteld) • verschijnt ook bij een ingeschakelde flitser niet: als er op de camera handmatig een kortere sluitertijd dan 1/180s is ingesteld. In zulke gevallen activeert de Leica M Monochrom ook een ingeschakeld en paraat flitsapparaat niet. • Bij instelling van het flitsapparaat op computersturing (A) of handmatige werking (M ) • knippert voor de opname langzaam (2Hz): het flitsapparaat is nog niet paraat verschijnt ook bij een ingeschakelde flitser niet: als er op de camera handmatig een kortere sluitertijd dan 1/180s is ingesteld. In zulke gevallen activeert de Leica M Monochrom ook een ingeschakeld en paraat flitsapparaat niet. • • brandt voor de opname: de flitser is paraat knippert voor de opname langzaam (met 2 Hz): de flitser is nog niet paraat. • • blijft na het ontspannen ononderbroken branden, de overige indicaties zijn echter verdwenen: de flitsbelichting was in orde, het flitsapparaat blijft verder paraat. brandt voor de opname: de flitser is paraat • knippert na het ontspannen snel (4 Hz), de overige indicaties zijn echter verdwenen: de flitsbelichting was in orde en het flitsapparaat is nog niet paraat. • gaat na het ontspannen samen met de overige indicaties uit: onderbelichting, bijv. door een te klein gekozen diafragma voor het motief. Als op het flitsapparaat een gedeelde flitsstand is ingesteld, kan op basis van het geringere opgeroepen vermogen ondanks de verdwenen flits-LED het apparaat toch paraat zijn. 133 Kiezen van de synchronisatietijd/ het synchronisatietijd-bereik Ook als de gebruikte sluitertijd op de regeling van de flitsbelichting geen invloed heeft (door de toch al veel kortere duur van de flits), wordt de weergave van het aanwezige licht toch door de sluitertijd – en het diafragma – bepaald. Bij vaste instelling van de kortst mogelijke sluitertijd in de flitsmodus, de synchronisatietijd, leidt dit in vele situaties tot een onnodige, meer of minder sterke onderbelichting van alle motiefdelen die door het flitslicht niet goed worden belicht. Met de Leica M Monochrom kunt u in de flitsmodus in combinatie met de tijdautomaat de sluitertijd nauwkeurig aan de voorwaarden voor het betreffende motief resp. aan uw wensen met betrekking tot beeldvorming aanpassen. Hiervoor kunt u uit vijf instellingen kiezen: 1. Lens dependent Automatische regeling van de sluitertijd, afhankelijk van de gebruikte brandpuntafstand (volgens vuistregel voor onbewogen opnamen uit de hand = 1/brandpuntafstand, bijv. 1/60s met de Summicron-M 1:2/50mm) tot en met synchronisatietijd 1/180s.1 2. Off (1/180s) vaste instelling van de kortstmogelijke sluitertijd 1 /180s, bijv. voor de scherpe afbeelding van bewegende motieven en het invulflitsen. 3. down to 1/30s, 4. down to 1/8s en 5. down to 32s Automatische regeling van alle sluitertijden, van genoemde waarde t/m synchronisatietijd 1/180s. 1 Alleen bij gebruik van Leica M-objectieven met 6-bit codering in de bajonet en inschakeling van de objectiefdetectie in het menu (zie p. 97/114/110) 134 Opmerking: Bij handmatige regeling van de belichting kunnen eveneens alle sluitertijden tot aan de synchronisatietijd 1 /180s worden ingesteld. Instellen van de optie 1. Kies in het hoofdmenu (zie p. 97/110) Auto Slow Sync (4.1.17) en 2. in het bijbehorende submenu de gewenste variant. Keuze van het synchronisatietijdstip De belichting van flitsopnamen vindt plaats met twee lichtbronnen, de aanwezige – en het flitslicht. De uitsluitend of overwegend door het flitslicht belichte motiefdelen worden daarbij door de uitzonderlijk korte lichtimpuls bijna altijd (bij correcte scherpstelling) gestoken scherp weergegeven. Daarentegen worden alle andere motiefdelen – namelijk de delen die voldoende door het aanwezige licht zijn belicht, resp. zelf oplichten – in hetzelfde beeld met wisselende scherpte afgebeeld. Of deze motiefdelen scherp of onduidelijk worden weergegeven, resp. hoe groot de „wazigheid“ is, wordt door twee – van elkaar afhankelijke – factoren bepaald: 1. de lengte van de sluitertijd, d.w.z. hoe lang deze motiefonderdelen op de sensor „inwerken“ en 2. hoe snel deze motiefdelen – of ook de camera zelf – tijdens de opname bewegen Hoe langer de sluitertijd resp. hoe sneller de beweging is, hoe duidelijker beide – elkaar overlappende – beeldfragmenten verschillen. Bij het gebruikelijke tijdstip van de flitsontsteking tot het begin van de belichting, d.w.z. onmiddellijk nadat het 1e sluitergordijn het beeldvenster volledig heeft geopend, kan dit zelfs tot schijnbare tegenstrijdigheden leiden, zoals bij de opname van de motorfiets (links) die door zijn eigen lichtsporen wordt ingehaald. De Leica M Monochrom stelt u in staat tussen dit gebruikelijke flits-ontstekingstijdstip en de synchronisatie aan het einde van de belichting te kiezen, d.w.z. onmiddellijk voordat het 2e sluitergordijn weer begint met het sluiten van het beeldvenster. Het scherpe beeld bevindt zich in dit geval aan het einde van de beweging. Deze flitstechniek verleent de foto (rechts) een meer natuurlijke indruk van beweging en dynamiek. De functie is bij alle instellingen van camera en flitsapparaat beschikbaar, bij tijdautomaat evenals bij handmatige sluitertijden, in de verschillende automatische flitsmodi - alsook in de handmatige flitsmodus, de indicaties zijn in beide gevallen identiek. Instellen van de optie 1. Kies in het hoofdmenu (zie p. 97/110) Flash sync (4.1.16) en 2. in het bijbehorende submenu de gewenste variant: 1st curtain of 2nd curtain. 135 Overige functies Gebruikers- / gebruikersspecifieke profielen Met de Leica M Monochrom kunnen willekeurige combinaties van alle instellingen in het hoofdmenu en opnameparameter-menu continu worden opgeslagen, bijv. om ze steeds bij terugkerende situaties / motieven snel en eenvoudig te kunnen oproepen. Er zijn in totaal vier geheugenplaatsen voor zulke combinaties beschikbaar. De namen van deze profielen bestaan in principe uit tien plaatsen. In de fabrieksinstelling wordt de eerste map Profile__1_1 genoemd, de tweede Profile_2_1 enz. De namen van de mappen in de camera kunnen echter ook worden gewijzigd en bijv. op hun toepassing worden gebaseerd. Zo kunnen ze beter en sneller worden herkend en opgeroepen. Instellingen overnemen / profiel aanmaken 1. Stel de gewenste functies in het hoofdmenu en opnameparameter-menu in. 2. Kies in het Hoofdmenu (zie p. 97/110) Save user profile (4.1.2) en 3. in het bijbehorende submenu de gewenste geheugenplaats. • De profielnaam verschijnt. De eerste plaats is gemarkeerd als gereed voor bewerking. 4. Met de bovenste en onderste kruisknoppen (1.30) resp. de centrale instelknop (1.29) verandert u de tekens, met de linker en rechter kruisknoppen selecteert u de andere plaatsen. • De beschikbare tekens zijn de hoofdletters A t/m Z, de kleine letters van a t/m z en de getallen van 0 t/m 9; ze zijn in deze volgorde in een eindeloze lus gerangschikt. 5. Sla de instellingen op door indrukken van de SETknop (1.21). 1 * De underscore „_“ staat hier voor joker, op het scherm blijven „onbezette“ plaatsen leeg. 136 Kiezen van een opgeslagen profiel 1. Kies, in het opnameparameters-menu (zie p. 97/110) User profile (4.2.5) en 2. in het bijbehorende submenu het gewenste profiel. Terugzetten van alle individuele instellingen Met deze functie kunt u alle eigen instellingen in het hoofdmenu en opnameparameter-menu in één keer op de fabrieksinstellingen terugzetten. Aanwijzingen: • Wanneer u een van de instellingen van het zojuist gebruikte profiel wijzigt, verdwijnt het betreffende cijfer. Instellen van de optie 1. Kies in het Hoofdmenu (zie p. 97/110) Reset (4.1.18) en • U kunt het geactiveerde snapshot-profiel altijd door bedienen van de knop SET (1.21) verlaten. 2. roep met de SET-knop (1.21) het bijbehorende submenu op. 3. Kies daarna met de linker/rechter kruisknop (1.30) de gewenste functie en 4. bevestig de keuze door opnieuw bedienen van de SET-knop. Opmerking: Deze reset betreft ook de eventueel met Save user Profile (4.1.2, zie boven) vastgelegde en opgeslagen, individuele profielen. 137 De weergavemodus Continu weergave – PLAY Voor de weergave van opnamen op het LCD-scherm (1.32) van de Leica M Monochrom kunt u uit twee modi kiezen: ––PLAY Weergave voor onbeperkte tijd Door het indrukken van de PLAY-knop (1.26) kunt u naar de weergavemodus omschakelen. • Op het LCD-scherm verschijnt het laatste opgenomen beeld evenals de betreffende indicaties (zie p. 95). Wanneer er echter geen beeldbestand op de geplaatste geheugenkaart aanwezig is, verschijnt na omschakeling op weergave de melding: ––Auto review. Kortstondige weergave na de opname Attention: No valid image data to play. Aanwijzingen: • Afhankelijk van de vooraf ingestelde optie levert het indrukken van de PLAY-knop verschillende reacties op: Uitgangssituatie  a druk op de N knop PLAY a. Volledige weergave van een b. opname Weergave van een vergrote LCD-scherm uit Volledige weergave uitsnede van meerdere van de opname Opnamemodus, kleinere opnamen c. d. (zie p. 142)1 INFO -weergave met INFO -weergave met vergroting naar keuze volledig beeld (zie p. 143) Een van de Volledig beeld van de menubedieningen (zie p. laatste getoonde opname 26), ofwel DELETE - of wisbeveiligingsoptie1 (zie p. 143/144) geactiveerd. 1 De PLAY-knop moet in dit geval twee keer worden ingedrukt. • De Leica M Monochrom slaat de opnamen volgens de DCF-Standards (Design Rule for Camera File System) op. • Met de Leica M Monochrom kunnen alleen beelddata van hetzelfde type als deze camera worden getoond. 138 Automatische weergave van telkens de laatste opname In de Auto review-modus wordt elk beeld direct na de opname weergegeven. Op deze wijze kan bijv. snel en eenvoudig worden gecontroleerd of de foto gelukt is of herhaald moet worden. Met deze optie stelt u de weergaveduur van het beeld in. Instellen van de optie 1. Kies in het Hoofdmenu (zie p. 97/110) Auto review (4.1.14), 2. in het bijbehorende submenu eerst het punt Duration en 3. in het daarna verschijnende submenu de gewenste optie, resp. tijdsduur: (Off, 1s, 3s, 5s, Permanent, Release button hold). 4. Voor weergave met of zonder histogram (zie hiervoor ook p. 140), opnieuw het eerste submenu oproepen, Aanwijzingen: • De weergave-opties zullen altijd de instellingen van de betreffende actieve map van de gebruikte geheugenkaart toepassen. Als u opnamen uit andere mappen wilt bekijken, moet u de betreffende map activeren (zie p. 146). Normale weergave 3.2 Om de opnamen goed te kunnen bekijken, verschijnt er bij normale weergave alleen informatie in de kopregel (3.2.1 -3.2.6). Als er een uitsnede wordt weergegeven, zal er een betreffende indicatie bij worden getoond (zie p. 95). • Indien u met de optie serieopnamen (zie p. 107) hebt gefotografeerd, wordt in beide weergavemodi eerst de laatste foto van de serie resp. de laatste foto van de serie getoond die op de geheugenkaart is opgeslagen – mits op dit tijdstip nog niet alle opnamen van de serie door het interne buffergeheugen van de camera op de kaart zijn overschreven. Hoe u andere opnamen van de serie kunt kiezen en welke mogelijkheden er verder nog zijn voor de weergave, kunt u in de volgende sectie nalezen. Behalve de normale weergave kunt u ook nog kiezen uit 3 varianten met verschillende extra informatie. Alle 4 zijn in een eindeloze lus gerangschikt en kunnen door (meerdere keren) indrukken van de knop INFO (1.22) worden opgeroepen. 5. kies Histogram, 6. en hier dan de gewenste variant (On, Off). Uit de Auto review-modus kunt u de weergavemodus altijd naar de normale, d.w.z. qua tijd onbegrensde PLAYmodus (zie boven) terugzetten. 139 Weergave met histogram 3.3 Druk op de knop INFO 1x (uitgaand van normale weergave) om het histogram (3.3.1) in te voegen. • Het histogram verschijnt in de onderste beeldhelft. Bij gebruik van DNG-indeling (zie p. 115) is het histogram in 11 delen ingedeeld, waarvan de stappen telkens een helderheidsverschil van 1EV betekenen. Als u bovendien de clipping-weergave hebt ingeschakeld (zie volgende sectie), dan zullen eventueel de linker (dan blauw) en/of de rechter (dan rood) einden van het histogram knipperen. Aanwijzingen: • De indeling van het DNG-histogram is vergelijkbaar met zones. Dit systeem werd in de analoge zwartwitfotografie gebruikt om de belichting zodanig af te stemmen dat de in het motief voorhanden contrastomvang op de gewenste manier in de ontwikkelde afbeelding kon worden weergegeven. • Het histogram is zowel bij weergave van het gehele beeld, alsook bij een beelduitsnede beschikbaar (zie p. 142), maar niet bij gelijktijdige weergave van 4 of 9 verkleinde opnamen (zie p. 142). • De histogramweergave heeft altijd betrekking op de momenteel getoonde uitsnede van de opname (zie p. 142). Weergave met clipping-indicatie 3.4 Druk op de knop INFO 2x (uitgaande van normale weergave). Clipping-instellingen Via de menubediening kunt u uitkiezen of de gebieden in de afbeelding moeten worden gekenmerkt die zijn onder- of overbelicht en geen tekening meer vertonen. Deze verschijning wordt in de fotografie clipping genoemd. Bovendien kunt u de clipping-drempels, d.w.z. de helderheidswaarden vanaf wanneer er clipping wordt weergegeven, zelf bepalen. Als de clipping-indicatie is ingeschakeld, zal deze ook worden weergegeven als het histogram te zien is (3.3). Instellen van de optie 1. Kies in het Hoofdmenu (zie p. 97/110) Clipping (4.1.12) en 2. in het bijbehorende submenu of u de indicaties voor onderbelichting - Shadow Clipping en/of overbelichting - Highlight Clipping wilt instellen. 140 3. In de dan verschijnende submenu's (in beide gevallen in principe hetzelfde) kiest u dan of Weergave met extra informatie 3.5 Druk de knop INFO 3x naar voren (beginnend met de normale weergave) om een reeks bijkomende opnamegegevens en een verkleind beeld te laten weergeven. ––er geen clipping-indicatie moet verschijnen – Off, of ––er alleen moet worden weergegeven dat er onderen overbelichte gebieden zijn – 0%, ofwel 100%, of ––u de weergavedrempels wilt instellen – 0% - 5%, ofwel 95% - 100%. In de afbeelding verschijnt dan het volgende: • te heldere gebieden knipperen rood en te donkere blauw. Bij weergave met histogram (3.2) verschilt dit, afhankelijk of er 0%, ofwel 100% of een andere drempelwaarde is ingesteld. In het eerste geval verschijnen alleen de linker- en/of rechter rand blauw/rood, in het twee ook de betreffende delen van het histogram. Aanwijzingen: • De clipping-indicatie is zowel bij de weergave van het volledige beeld, alsook van een uitsnede beschikbaar, maar niet bij gelijktijdige weergave van 4 of 9 verkleinde opnamen (zie p. 142). Opmerking: bij deze weergave-variant wordt alleen het volledige beeld weergegeven, waarbij het er niet toe doet, of u van tevoren een uitsnede had ingesteld. • De clipping-indicatie heeft altijd betrekking op de momenteel getoonde uitsnede van de opname (zie p. 142). 141 Overige opties tijdens het bekijken A. Bekijken van andere opnamen / „bladeren“ in het geheugen Met de linker en rechter kruisknop (1.30) kunt u de overige opgeslagen opnamen oproepen. Door op de linkerknop te drukken worden opnamen met lagere nummers getoond en door op de rechterknop te drukken de hogere. Door langer te blijven drukken (ca. 2s) gaat het sneller lopen. Na het hoogste en laagste nummer beginnen de in een oneindige lus geschakelde opnamen weer van voren af aan, zodat u alle opnamen in beide richtingen kunt bereiken. • Op het LCD-scherm veranderen overeenkomstig het beeld- en bestandsnummer. B. Vergroten / kiezen van de uitsnede / gelijktijdig bekijken van meerdere verkleinde opnamen Met de Leica M Monochrom is het mogelijk om voor een betere beoordeling op het LCD-scherm een vergrote uitsnede van een opname op te roepen en de uitsnede vrij te kiezen. Omgekeerd kunt u ook maximaal 9 beelden tegelijk op het LCD-scherm bekijken, bijv. om een overzicht te krijgen of om een opname sneller te vinden. Aanwijzingen: • Hoe sterker de opname wordt vergroot, hoe minder – door de naar verhouding kleinere resolutie – de weergavekwaliteit op het LCD-scherm wordt. • Zolang een opname vergroot wordt getoond, zijn de kruisknoppen niet voor het oproepen van andere opnamen beschikbaar, maar dienen voor de „navigatie“ in het beeld (uitzondering: zie volgende aanwijzing). Door de instelknop (1.29) naar rechts te draaien (met de klokwijzers mee) wordt een uitsnede vanuit het midden vergroot. Hoe verder u draait, hoe sterker de vergroting en hoe kleiner de uitsnede. Vergrotingen zijn tot 1:1 mogelijk, d.w.z. tot 1 pixel van het LCD-scherm 1 pixel van de opname weergeeft. Met de vier kruisknoppen (1.30) kunt u bij vergrote afbeelding bovendien de locatie van de uitsnede willekeurig kiezen. Hiervoor wordt de knop (meermaals) in de richting ingedrukt, waarin u de uitsnede wilt verschuiven. 142 • De rechthoek binnen het kader (3.2.5/3.5.7j) in de rechterbenedenhoek van het LCD-scherm symboliseert – bovendien als vergroting - de locatie van de getoonde uitsnede. Opmerking: U kunt ook bij vergrote afbeelding direct naar een andere opname gaan die dan in dezelfde vergroting wordt getoond. Hiertoe dienen weer de linker en rechter kruisknop - maar u moet daarbij de knop PLAY (1.26) ingedrukt houden. Door de instelknop naar links te draaien (tegen de klokwijzers in, uitgaande van de normale grootte), kunt u gelijktijdig 4 -, resp. door verder te draaien 9 opnamen op het LCD-scherm bekijken. • Op het LCD-scherm (1.32) worden maximaal 9 verkleinde afbeeldingen getoond, inclusief de eerder in normale grootte bekeken opname die door een rode rand is gemarkeerd. Met de vier kruisknoppen kunt u vrij tussen de verkleinde afbeeldingen navigeren, het betreffende beeld wordt gemarkeerd. Dit beeld kunt u door de instelknop naar rechts te draaien weer op normale grootte brengen. Opmerking: Bij de weergave van 9 beelden wordt door de instelknop verder naar links te draaien het rode kader om alle beelden geplaatst, zodat vervolgens “per blok” snel kan worden „gebladerd“. C. Wissen van opnamen Zolang een opname op het LCD-scherm wordt getoond, kan deze eventueel ook op dat moment worden gewist. Dit kan nuttig zijn als de opnamen bijv. op andere media werden opgeslagen, als ze niet meer nodig zijn of wanneer meer geheugen op de kaart nodig is. De Leica M Monochrom biedt de mogelijkheid naar behoefte afzonderlijke of gelijktijdig alle opnamen te wissen. Aanwijzingen: • Wissen is alleen in de weergavemodus mogelijk, onafhankelijk of de opname in normale grootte of in meerdere verkleinde afbeeldingen wordt getoond (echter niet als bij de 9-voudige weergave het rode kader het gehele blok omsluit, zie p. 147). • Bij beveiligde opnamen moet de wisbescherming eerst worden opgeheven voordat ze kunnen worden gewist (zie hiervoor ook het volgende gedeelte). Belangrijk: Het wissen van de opnamen is definitief. Ze kunnen daarna niet meer worden opgeroepen. Procedure 1. Druk op de knop DELETE (1.24). • Op het LCD-scherm (1.32) verschijnt het submenu in beeld. Aanwijzingen: • Het wissen kan altijd door opnieuw op de knop DELETE te drukken, worden onderbroken. • Tijdens de gehele wisprocedure zijn de volgende bedieningselementen, resp. hun functies niet beschikbaar: de knop INFO (1.22) en de wisbeveiliging. 143 2. In eerste instantie bepaalt u De indicaties na het wissen • of u enkele opnamen wilt wissen Delete Single, of Wissen van afzonderlijke opnamen • gelijktijdig alle opnamen wilt wissen Delete All. Na het wissen verschijnt de voorgaande opname. Wanneer echter geen opnamen meer op de kaart zijn opgeslagen, verschijnt de melding: Attention No valid image to play. 3. De overige bediening vindt plaats via het menu, d.w.z. in principe net zoals in het hoofdstuk „De menubediening“ is beschreven (zie p. 110). Dus na het kiezen van het vereiste menu en met behulp van de instelknop (1.29), de kruisknoppen (1.30) en de knop SET (1.21). Opmerking: • Als de getoonde opname wisbeveiligd is (zie p. 144), kan in het submenu de optievariant Single niet worden geselecteerd. • Bij het wissen van alle opnamen moet u – als bescherming tegen onbedoeld wissen – in een tussenstap nog een keer bevestigen dat u werkelijk alle beelden op de geheugenkaart wilt wissen. 144 Wissen van alle opnamen op de geheugenkaart Na het wissen verschijnt de melding: Attention No valid image to play. Als echter een of meerdere opnamen tegen wissen zijn beschermd, verschijnen deze, resp. de eerste van deze opnamen. Opmerking: Door het wissen van een opname worden de volgende opnamen op het beeldtelwerk (3.2.4/3.3.6) volgens het volgende voorbeeld opnieuw genummerd: wist u bijvoorbeeld beeld nr. 3, wordt het beeld dat voorheen nr. 4 was vervolgens nr. 3, het beeld dat voorheen nr. 5 was, wordt nr. 4, enz. Dit geldt echter niet voor de bestandsnummering op de geheugenkaart (bij de INFO -weergave, zie p. 96/141) van de resterende beeldbestanden in de map (3.3.7i), die in principe ongewijzigd blijft. D. Beveiligen van opnamen / opheffen van de wisbeveiliging De op de geheugenkaart geregistreerde opnamen kunnen tegen onbedoeld wissen worden beveiligd. Deze wisbeveiliging kan altijd weer worden opgeheven. Aanwijzingen: • Het beveiligen van opnamen, resp. het opheffen van de wisbeveiliging is alleen in de weergavemodus mogelijk, maar onafhankelijk van de weergave in normale grootte of in meerdere verkleinde afbeeldingen (maar niet als bij de 9-voudige weergave het rode kader het gehele blok omsluit, zie p. 142). • Zie het vorige gedeelte voor de handelingen/gevolgen bij het wissen van beveiligde opnamen. • Wanneer u toch wilt wissen, dient u de beveiliging zoals hierna beschreven op te heffen. • De wisbeveiliging is alleen in de Leica M Monochrom effectief. • Ook beveiligde opnamen worden bij het formatteren van de geheugenkaart gewist (zie hiervoor ook het volgende gedeelte). • Bij SD-/SDHC-geheugenkaarten kunt u onbedoeld wissen verhinderen door de schakelaar voor schrijfbeveiliging van de kaart (zie p. 103) in de met LOCK gekenmerkte stand te zetten. Procedure 1. Druk op de knop SET (1.21). • Op het LCD-scherm (1.32) verschijnt het submenu in beeld. De overige bediening loopt via het menu, d.w.z. in principe net zoals in het hoofdstuk „De menubediening“ is beschreven (zie p. 110). Dus na het kiezen van het vereiste menu en met behulp van de instelknop (1.29), de kruisknoppen (1.30) en de knop SET (1.21). 2. In eerste instantie bepaalt u • of u enkele opnamen wilt beveiligen Protect Single, of • of gelijktijdig alle opnamen wilt beveiligen Protect All, ofwel De indicaties na het beschermen / opheffen van de wisbescherming Na het verlaten van het menu verschijnt het oorspronkelijke schermbeeld weer; bij beschermde opnamen met de betreffende indicatie (3.2.1/3.3.3). Opmerking: De indicatie verschijnt ook als een reeds beschermde opname wordt opgeroepen. • of u een evt. aanwezige wisbescherming voor een afzonderlijke opname Unprotect Single, of Aanwijzingen: • U kunt het instellen altijd weer annuleren, ofwel door een druk op de knop PLAY (1.26) om naar de normale weergave terug te keren, of door de ontspanner kort aan te tippen (1.19) om in de opnamemodus te komen. • Tijdens de gehele instelprocedure zijn de volgende bedieningselementen, resp. hun functies niet beschikbaar: DELETE - (1.24) en INFO - (1.22) knoppen • of voor alle opnamen wilt opheffen Unprotect All. Opmerking: Bij het oproepen van de volgende niet-mogelijke opties verschijnt de menutekst als aanduiding hiervoor in het wit in plaats van zwart: ––Beschermen van een reeds beschermde opname resp. als alle opnamen al zijn beschermd. ––Opheffen van de wisbescherming bij een opname die niet is beschermd resp. als geen opnamen zijn beschermd. 145 Overige functies Mappenbeheer De beelden worden op de kaart in mappen opgeslagen die automatisch worden aangemaakt. Deze mapnamen bestaan in principe uit acht tekens: drie cijfers en vijf letters. In de fabrieksinstelling wordt de eerste map „100Leica“ genoemd en de tweede „101Leica“ enz. Op die manier kan de camera een maximum van 999 mappen aanmaken. U kunt deze nummering altijd weer resetten. Met de Leica M Monochrom kunt u bovendien altijd een nieuwe map aanmaken en zelf de naam ervan bepalen, d.w.z. ––mapnummers resetten ––mappen aanmaken / namen zelf vastleggen Mapnummers resetten Opmerking: deze optie kan alleen op een geheugenkaart worden uitgevoerd waarop geen beeldgegevens en geen lege mappen voorhanden zijn, dus kaarten die nog niet zijn gebruikt, of kaarten die eerst zijn geformatteerd (zie p. 147). 1. Kies in het Hoofdmenu (zie p. 97/110) Folder managem. (4.1.13) en 2. in het bijbehorende submenu Reset folder no.. De camera-interne mapnummering wordt hiermee gereset, d.w.z. dat er bij het aanmaken van een nieuwe map altijd de laagste nog niet ingedeelde nummer wordt gebruikt. 146 Opmerking: Dit kan veroorzaken dat in bepaalde gevallen een of meer nummers niet kunnen worden gebruikt: Als bijvoorbeeld de camera het nummer 102 heeft toegewezen en er dan een kaart wordt geplaatst waarvan het hoogste mapnummer 105 is, zullen de volgende mappen vanaf 106 verder worden genummerd. Map selecteren De weergave-opties (zie p. 138) en de gegevensoverdracht volgens PTP-standaard (zie p. 148) zullen altijd de instellingen van de betreffende actieve map van de gebruikte geheugenkaart toepassen. Als u opnamen uit andere mappen wilt bekijken of naar een extern medium wilt overdragen, moet u de betreffende map activeren. 1. Kies in het hoofdmenu (zie p. 97/110) Folder managem. (4.1.13) en 2. in het bijbehorende submenu Folder managem. • Op het LCD-scherm (1.32) verschijnt een lijst van alle aanwezige mappen. Als de kaart grote datahoeveelheden bevat, zal het even duren voordat de indicatie dit kan weergeven en in plaats daarvan verschijnt tijdelijk een melding Folder are being read Please wait 3. Kies de gewenste map. Mappen aanmaken / namen zelf vastleggen Met de Leica M Monochrom kunt u nieuwe mappen op de geheugenkaart aanmaken waarvan u de namen zelf kunt bepalen. 1. Kies in het hoofdmenu (zie p. 97/110) Folder managem. (4.1.13) en 2. in het bijbehorende submenu Create new folder. • De mapnaam verschijnt (begint altijd met „Leica“). De eerste van de vijf letters van de bestaande naam is gemarkeerd als gereed voor bewerking. Opmerking: Als mapnummer wordt in principe het eerste vrije nummer aangemaakt. 3. Met de bovenste en onderste kruisknoppen (1.30) resp. de centrale instelknop (1.29) verandert u de eerste vijf plaatsen, met de linker en rechter kruisknoppen selecteert u de andere plaatsen. De beschikbare tekens zijn de hoofdletters A t/m Z, de kleine letters van a t/m z en de getallen van 0 t/m 9; ze zijn in deze volgorde in een eindeloze lus gerangschikt. Formatteren van de geheugenkaart Gewoonlijk is het niet nodig de geheugenkaart te formatteren (te initialiseren). Wanneer echter een ongeformatteerde kaart voor het eerst wordt geplaatst, moet deze worden geformatteerd. Daarom verschijnt in zulke gevallen automatisch het submenu Format SD card. Met de Leica M Monochrom hebt u de keuze of u de geheugenkaart alleen wilt formatteren of dat u wilt overschrijven, bijv. als beveiliging tegen misbruik, waarbij alle aanwezige gegevens op de kaart volledig worden gewist. Aanwijzingen: • Bij gewoon formatteren gaan de gegevens op de kaart voorlopig nog niet onherroepelijk verloren. Alleen de directory wordt gewist zodat de aanwezige bestanden niet meer direct toegankelijk zijn. Met de goede software kunnen de gegevens weer toegankelijk worden gemaakt. Alleen de gegevens die daarna door het opslaan van nieuwe gegevens worden overschreven, zijn ook werkelijk definitief gewist. Maak er daarom een gewoonte van al uw opnamen altijd zo snel mogelijk op een veilig geheugenmedium op te slaan, bijv. de harde schijf van uw computer. Dit geldt vooral als de camera bij een servicegeval samen met de geheugenkaart wordt opgestuurd. • Afhankelijk van de toegepaste geheugenkaart kan het formatteren wel 3 minuten duren. Procedure 1. Kies in het Hoofdmenu (zie p. 97/110) Format SD card (4.1.25) en 2. in het bijbehorende submenu de gewenste optie, Yes, No of Overwrite. 3. Wanneer u de geheugenkaart werkelijk wilt overschrijven, moet u dit daarna – als beveiliging tegen onbedoelde instellingen – in het bijbehorende submenu bevestigen. Aanwijzingen: • Schakel de Leica M Monochrom niet uit terwijl de geheugenkaart wordt geformatteerd/overschreven. • Als de geheugenkaart in een ander apparaat, bijv. een computer is geformatteerd, moet u deze in de Leica M Monochrom opnieuw formatteren. • Als de geheugenkaart niet kan worden geformatteerd c.q. overgeschreven, vraag dan uw handelaar of de Leica Infodienst (voor adres zie p. 167) om advies. • Bij het formatteren worden zelfs beschermde opnamen (zie vorige hoofdstuk) gewist. • Afhankelijk van de capaciteit en lees-/schrijfsnelheid van de kaart kan het overschrijven max. 60 minuten in beslag nemen; controleer daarom eerst de capaciteit van de batterij (zie p. 102). Als de capaciteit van de batterij tijdens het overschrijven onvoldoende is, verschijnt op het LCD-scherm een melding. Fotograferen met de zelfontspanner Met de zelfontspanner kunt u een opname met een vertraging van 2 of 12s maken. Dit is handig als u bijv. onscherpte door bewegen bij het afdrukken wilt voorkomen of als u bij een groepsopname zelf ook in beeld wilt verschijnen. In zulke gevallen wordt geadviseerd de camera op een statief te plaatsen. Instellen en gebruiken van de functie 1. Zet de hoofdschakelaar (1.18) op . 2. Kies in het Hoofdmenu (zie p. 97/110) Selftimer (4.1.4) en 3. in het bijbehorende submenu de gewenste voorlooptijd, of Off. 4. Voor het starten van de voorlooptijd de ontspanner (1.19) aantippen (tot de 1e indruktrap, zie p. 107). Aan de voorkant van de camera geeft gedurende de eerste 10s bij 12s voorlooptijd de knipperende, anders permanent brandende, LED (1.7) het aflopen van de voorlooptijd aan en op het LCD-scherm wordt deze gelijktijdig afgeteld. Tijdens de lopende zelfontspanner-voorlooptijd kan de functie altijd door indrukken van de SET-knop (1.21) worden afgebroken – de instelling blijft behouden of wordt door opnieuw aantippen van de ontspanner opnieuw gestart. Belangrijk: Tijdens zelfontspanning vindt instelling van de belichting niet plaats bij het drukpunt van de ontspanner, maar pas direct voor de opname. 147 Gegevensoverdracht naar een computer De Leica M Monochrom is compatibel met de volgende besturingssystemen: Microsoft®: Windows® XP/Vista®/7® Apple®Macintosh®: Mac®OS X (10.6) Voor het snel overdragen van gegevens naar een computer is de Leica M Monochrom voorzien van een USB 2.0-poort. Dit maakt de snelle gegevensoverdracht naar computers met een gelijksoortige interface mogelijk. De gebruikte computer moet een USBaansluiting (voor directe aansluiting van de Leica M Monochrom) hebben of met een kaartlezer voor SD-/ SDHC-kaarten zijn uitgerust. Opmerking: Bij gebruik van een USB-verbinding moet op het volgende worden gelet: Bij aansluiting van twee of meer apparaten op een computer, resp. door middel van een verdeler („hub“) of verlengkabels, kunnen er functiestoringen optreden. USB-verbinding Met de Leica M Monochrom is de gegevensoverdracht via USB-kabel met twee verschillende normen mogelijk. Daarmee wordt er rekening mee gehouden dat sommige programma's voor de overdracht van gegevens een verbinding volgens het PTP-protocol vereisen. Bovendien bestaat altijd de mogelijkheid de camera als een extern station („massageheugen“) te gebruiken. 148 Instellen van de optie 1. Kies in het Hoofdmenu (zie p. 97/110) USBConnection (4.1.24) en 2. in het bijbehorende submenu PTP of Mass storage. Aansluiting en gegevensoverdracht volgens PTP-protocol Als de Leica M Monochrom op PTP is ingesteld en door de aangesloten computer wordt herkend, gaat u als volgt te werk: Opmerking: De gegevensoverdracht volgens PTP-standaard zal altijd de instellingen van de betreffende actieve map van de gebruikte geheugenkaart toepassen. Als u opnamen uit andere mappen wilt bekijken of naar een extern medium wilt overdragen, moet u de betreffende map activeren (zie p. 146). Met Windows®XP/Vista®/7® 1. Maak met de meegeleverde USB-kabel (C) verbinding tussen de USB-bus (1.33) van de Leica M Monochrom en een USB-bus van de computer. Daarvoor moet eerst het klepje (1.25) over de bus van de camera naar beneden worden geopend. Met Windows®XP • Na succesvolle aansluiting verschijnt op het bureaublad een melding dat de Leica M Monochrom als nieuwe hardware is herkend (alleen bij de eerste aansluiting!). 2. Dubbelklik op de melding (na de eerste aansluiting niet meer nodig). • Er wordt een pull-down menu „M Monochrom Digital Camera“ geopend voor de gegevensoverdracht-assistent. 3. Klik op „OK“ en volg de aanwijzingen van de assistent om van daar de beelden zoals gebruikelijk naar een map van uw keuze te kopiëren en te openen. Met Windows®Vista®/7® • Na succesvolle aansluiting verschijnt boven de taakbalk de melding over de installatie van de driversoftware voor het toestel. Gelijktijdig verschijnt op de display van de camera USB connection. De succesvolle installatie wordt met nog een venster bevestigd. Er verschijnt een menu Auto reviewmet verschillende apparaatopties. 2. U kunt – zoals gebruikelijk – met behulp van de Windows-assistent kiezen uit „Import Images“ of „Open Device to View Files“ om 3. met Windows Verkenner de directory-structuur van de kaart te openen. Aansluiting en gegevensoverdracht met Mac®OS X (10.6) 1. Maak met de meegeleverde USB-kabel (C) verbinding tussen de USB-bus (1.33) van de Leica M Monochrom en een USB-bus van de computer. Daarvoor moet eerst het klepje (1.25) over de bus van de camera naar beneden worden geopend. • Bij een succesvolle verbinding tussen camera en computer verschijnt op het display van de camera USB connection. 2. Open nu op de computer de „Finder“. 3. In het linker venstergedeelte in de categorie „Locations“ op „Programs“ klikken. 4. Nu in het rechter venstergedeelte het programma „Digital Images“ selecteren. • Het programma wordt geopend en op de programma-titelbalk verschijnt de naam „M Monochrom Digital Camera“. 5. Nu kunnen de beelden met de knop „Load“ op de computer worden opgeslagen. Aansluiting en gegevensoverdracht MET DE CAMERA ALS EXTERN STATION (MASSAGEHEUGEN) Met Windows-besturingssystemen: Als de Leica M Monochrom via een USB-snoer met de computer is verbonden, wordt deze als extern station door het besturingssysteem herkend en zal er een stationsletter worden toegewezen. Gebruik Windows Verkenner voor het kopiëren/opslaan van de beelden op uw computer. Met Mac-besturingssystemen: Als de Leica M Monochrom via een USB-snoer met de computer is verbonden, verschijnt de geplaatste geheugenkaart als geheugenmedium op het bureaublad. Gebruik de Finder voor het kopiëren/ opslaan van de beelden op uw computer. Belangrijk: • Gebruik uitsluitend het meegeleverde USB-snoer (C). • Zolang gegevens van de Leica M Monochrom naar de computer worden gekopieerd, mag de verbinding in geen geval worden onderbroken door de USB-kabel eruit te trekken, omdat anders de computer en/of de Leica M Monochrom kunnen; vastlopen, of zelfs de geheugenkaart onherstelbaar kan worden beschadigd. • Zolang er gegevens van de Leica M Monochrom naar de computer worden overgedragen, mag de camera niet worden uitgeschakeld of zichzelf door onvoldoende batterijspanning uitschakelen, omdat de computer anders kan; vastlopen. Om dezelfde reden mag de batterij bij geactiveerde verbinding in geen geval worden verwijderd. Als de batterijcapaciteit tijdens de gegevensoverdracht te laag wordt, dient u de gegevensoverdracht te annuleren, de Leica M Monochrom uit te schakelen (zie p. 106) en de batterij op te laden (zie p. 100). 149 Aansluiting en gegevensoverdracht met kaartlezers Met een gebruikelijke kaartlezer voor SD-/ ­SDHC-geheugenkaarten kunnen de beeldbestanden ook naar andere computers worden gekopieerd. Voor computers met een USB–poort zijn kaartlezers met een USB-poort verkrijgbaar. Wanneer uw computer van een PCMCIA-slot is voorzien (vaak bij draagbare modellen), zijn als alternatief hiervoor kaarten met een PCMCIAaansluiting verkrijgbaar. Deze accessoires en meer informatie vindt u in een computerspeciaalzaak. Opmerking: De Leica M Monochrom is van een geïntegreerde sensor voorzien die de stand van de camera – horizontaal of verticaal (in beide richtingen) – bij elke opname registreert. Deze informatie maakt het mogelijk dat opnamen bij aansluitende weergave met programma’s op een computer (niet op het LCDscherm van de camera!) steeds automatisch rechtop worden getoond. 150 Datastructuur op de geheugenkaart Met onbewerkte gegevens DNG werken Gegevens die op een kaart zijn opgeslagen en naar een computer worden gekopieerd, worden in de volgende map opgeslagen: Wanneer u het gestandaardiseerde en toekomstveilige DNG (Digital Negativ)-formaat hebt gekozen, is zeer geavanceerde software nodig om de opgeslagen onbewerkte gegevens in de maximale kwaliteit te converteren, bijvoorbeeld de professionele converters voor onbewerkte gegevens Photoshop®Lightroom®van Adobe®. Deze biedt kwalitatief geoptimaliseerde algoritmen voor de digitale kleurverwerking, die gelijktijdig bijzonder weinig ruis en een verbazingwekkende beeldresolutie mogelijk maken. Bij de bewerking hebt u de mogelijkheid achteraf parameters, zoals ruisvermindering, gradatie, scherpte enz. in te stellen en op deze wijze de maximale beeldkwaliteit te realiseren. Adobe®Photoshop®Lightroom®staan kosteloos als download ter beschikking, als u uw Leica M Monochrom op de klantpagina's op de homepage van de Leica Camera AG registreert. Meer bijzonderheden staan in het bijlageblad in de verpakking van de camera. Na de registratie van uw Leica M Monochrom staat verder nog de software Silver Efex ProTM 2 van het merk NIK® Software ter beschikking. Silver Efex ProTM 2 biedt uitstekende, krachtige tools om boeiende zwart-witfoto's mee te creëren. Silver Efex ProTM 2 valt op door zijn unieke, krachtige, donkere-kamergeïnspireerde tools om er zwart-witfoto's van hoge kwaliteit mee te kunnen maken. De revolutionaire U Point®-technologie (selectie van specifieke gedeelten van de afbeelding met een muisklik om ze dan te kunnen bewerken) biedt u de mogelijkheid uw afbeeldingen exact te optimaliseren . In de 100Leica-, 101Leica- enz. -mappen kunnen t/m 9999 opnamen worden opgeslagen. Installeren van firmware-updates Leica werkt voortdurend aan de verdere ontwikkeling en optimalisering van zijn producten. Omdat er bij digitale camera’s zeer veel functies uitsluitend elektronisch worden gestuurd, kunnen enkele van deze verbeteringen en uitbreidingen van opties achteraf in de camera worden geïnstalleerd. Hiervoor biedt Leica na onregelmatige intervallen zogenoemde firmware-updates aan, die u zelf op eenvoudige wijze van onze homepage naar uw camera kunt downloaden, d.w.z. kunt kopiëren: 5. Verwijder de kaart volgens de instructies uit uw kaartlezer, plaats de kaart in de camera en sluit het bodemdeksel. Schakel de camera in met de hoofdschakelaar. 6. Bevestig de vraag die op het LCD-scherm verschijnt of de firmware van de camera naar de versie X_xxx moet worden bijgewerkt. Het update-proces duurt ca. 180s. Daarna verschijnt het verzoek de camera via de hoofdschakelaar opnieuw te starten. 1. Formatteer een geheugenkaart in uw Leica M Monochrom (zie p. 147). 7. Schakel de camera uit en weer in. 2. Schakel de camera uit en plaats de kaart in een – geïntegreerde of met uw computer verbonden – SD/ SDHC-kaartlezer. (Een lezer is voor firmware-updates noodzakelijk). Aanwijzingen: • Wanneer de batterij onvoldoende is geladen, krijgt u een overeenkomstige waarschuwing. 3. Download het firmware-bestand bijvoorbeeld van de Leica M Monochrom-pagina onder de link „UPDATES“. • De firmware-versie die zich momenteel in de camera bevindt, kunt u m.b.v. het menupunt Firmware (4.1.26) nakijken. 4. Sla het bestand Mm-X_xxx.upd op in het bovenste niveau van de mapstructuur van de kaart. X_xxx staat voor de betreffende versie. 151 Overige zaken De systeemaccessoires voor de LEICA M MONOCHROM Wisselobjectieven Het Leica M-systeem biedt de basis voor optimale aanpassing aan snel en onopvallend fotograferen. Het assortiment aan objectieven omvat brandpuntsafstanden van 16 tot 135mm en lichtsterkten tot 1:0,95. Filters Voor de actuele Leica M-objectieven die van gestandaardiseerde filterschroefdraad zijn voorzien, zijn er UVa- filters en universele pol-filters beschikbaar. 152 Universele groothoekzoeker M Spiegelzoeker M De Leica universele groothoekzoeker M is een uitgesproken praktisch accessoire. Deze kan onbeperkt op alle analoge en digitale Leica M-modellen worden gebruikt en biedt – precies zoals in de zoeker van de camera's - met ingespiegelde lichtkaders na bepaling van de beelduitsnede de groothoekbrandpuntsafstanden 16, 18, 21, 24 en 28mm. De zoeker is voorzien van parallax-compensatie, evenals een waterpas voor een nauwkeurige horizontale uitlijning van de camera (bestelnr. 12 011). Voor 18-, 21- en 24mm-objectieven zijn er spiegelzoekers beschikbaar. Ze munten uit door hun zeer compacte constructie en heldere zoekerbeeld. Om de beelduitsnede te bepalen wordt er gebruik gemaakt van lichtkaders, net zoals voor de camerazoeker (bestelnr. 18mm: 12 022 zwart/ 12 023 zilver / 21mm: 12 024 zwart/ 12 025 zilver / 24mm: 12 026 zwart/ 12 027 zilver). Zoeker voor 21/24/28mm De Leica zoeker voor 21/24/28mm-objectieven kan op alle Leica M-modellen worden gebruikt en toont met zijn verstelbare optiek naar keuze de beelduitsnede van de favoriete groothoek-brandpuntsafstanden 21mm, 24mm en 28mm. De ingewikkelde optische constructie garandeert een hoge weergavekwaliteit op het niveau van de zoeker van de Leica M. De vergroting zorgt in combinatie met de pupillenafstand van 15mm, die ook goed geschikt is voor brildragers, voor zowel goede zichtbaarheid van details, alsook voor aangename observatie van het gehele beeldveld (bestelnr. 12 013). De zoekerloepen M 1.25x en M 1.4x De Leica zoekerloepen M 1.25x en M 1.4x vereenvoudigen de beeldvorming bij toepassing van brandpuntsafstanden vanaf 35mm aanzienlijk. Ze kunnen op alle Leica M-modellen worden gebruikt en vergroten het middelste gebied van het zoekerbeeld: de 0,68x-zoeker van de Leica M Monochrom krijgt met de loep 1.25x een 0,85-voudige vergroting, met de loep 1.4x een 0.95-voudige vergroting. Als beveiliging tegen verlies dient een veiligheidskettinkje met snapslot, waarmee de zoeker aan de bevestigingsring van de draagriem kan worden gehangen. De zoekerloepen worden in een leren foedraal geleverd. Met de lus aan het foedraal hangt u de zoekerloep altijd bereid en veilig aan de draagriem van de camera (bestelnr. 12 004 M 1.25x, 12 006 M 1.4x). Flitsapparaten Correctielenzen Vervangende onderdelen Het systeem-flitsapparaat Leica SF 58 (bestelnr. 14 488) is een krachtige, veelzijdige flitser met een maximaal richtgetal van 58 (bij 105mm-instelling), een automatisch (bij gecodeerde Leica M-objectieven, zie p. 104) aangestuurde zoom-reflector, een naar keuze inschakelbare, tweede reflector, evenals vele andere functies. Dankzij een vast ingebouwde flitservoet met extra regel- en signaalcontacten, die de automatische overdracht van een hele reeks gegevens en instellingen verzekeren, is het zeer eenvoudig te bedienen. Het systeem-flitsapparaat Leica SF 24D (bestelnr. 14 444) is met zijn compacte afmetingen en op de camera afgestemd design bijzonder geschikt. Het bezit evenals de Leica SF 58 een vast ingebouwde flitsvoet met alle contacten en onderscheidt zich door de eenvoudige bediening. Voor optimale aanpassing van het oog aan de zoeker van de camera bieden wij correctielenzen aan in de volgende dioptriewaarden (sferisch): ± 0,5/1/1,5/2/3. Camera-bajonetdeksel........................................14 195 Draagriem...........................................................14 312 Lithium-ionenbatterij...........................................14 464 Compacte batterijlader (met EU/USA netsnoeren, autolaadsnoer).................................14 470 Netsnoer voor AUS en UK..................... 14 422/14 421 USB-snoer, (2m, 4- op 6-polig)........... 420-200.023-000 Handgreep M Als praktisch accessoire adviseren wij de handgreep M voor een goede hantering van de Leica M Monochrom en om hem met één hand te dragen. Deze wordt in plaats van het standaard bodemdeksel aangebracht. (bestelnr. 14 486 zwart). Fototassen Voor de Leica M Monochrom zijn er twee neopreenparaattassen met meerdere voorvakken voor objectieven van verschillende lengte, een klassieke paraattas van leer en een protector, die op het onderste deel van de bekende paraattas lijkt. Deze protector garandeert ook bij het fotograferen de bescherming van de camerabody (bestelnr. 14 867 kort, 14 868 lang, 14 872 leer, 14 869 protector). Bovendien is er voor omvangrijke camera-uitrustingen de klassieke Billingham combinatietas van waterdicht textiel. Deze biedt plaats aan twee body’s met twee objectieven of één body met drie objectieven. Zelfs voor grote objectieven en een gemonteerde handgreep M is voldoende plaats. Een vak met ritssluiting biedt tevens plaats aan een flitser Leica SF 24D en overige accessoires (bestelnr. 14 854 zwart, 14 855 kaki). bestelnr. 153 Veiligheidsmaatregelen en onderhoud Algemene voorzorgsmaatregelen • Gebruik uw Leica M Monochrom niet in de onmiddellijke nabijheid van apparatuur met sterke magneetvelden en elektrostatische of elektromagnetische velden (zoals bijv. inductieovens, magnetrons, monitoren van tv of computer, videospelletjes, mobiele telefoons, zendapparatuur). • Als u de Leica M Monochrom op een televisie plaatst, of in zijn onmiddellijke nabijheid gebruikt, kan het magneetveld beeldregistraties verstoren. • Hetzelfde geldt voor het gebruik in de buurt van mobiele telefoons. • Sterke magneetvelden, bijv. die van luidsprekers of grote elektromotoren kunnen de opgeslagen gegevens beschadigen, resp. de opnamen verstoren. • Gebruik de Leica M Monochrom niet in de onmiddellijke nabijheid van radiozenders of hoogspanningsleidingen. Hun elektromagnetische velden kunnen de beeldregistraties eveneens verstoren. • Als de Leica M Monochrom door het effect van elektromagnetische velden niet goed functioneert, schakel hem dan uit, verwijder de batterij, plaats hem daarna weer en schakel de camera weer in. 154 • Bescherm uw Leica M Monochrom tegen contact met insectenspray en andere agressieve chemicaliën. Benzine, verdunner en alcohol mogen ook niet voor reiniging worden gebruikt. • Bepaalde chemicaliën en vloeistoffen kunnen de body van de Leica M Monochrom resp. de coating beschadigen. • Omdat rubber en kunststof soms agressieve chemicaliën afscheiden, mogen ze niet langere tijd met de Leica M Monochrom in contact blijven. • Zorg ervoor dat zand of stof niet in de Leica M Monochrom kan binnendringen, bijv. aan het strand. Zand en stof kunnen de camera en geheugenkaart beschadigen. Let hier vooral op bij het vervangen van objectieven en kaarten. • Zorg ervoor dat er geen water in de Leica M Monochrom kan binnendringen, bijv. bij sneeuw, regen of aan het strand. Vocht kan tot storingen leiden en zelfs onherstelbare schade aan de Leica M Monochrom en geheugenkaart veroorzaken. • Als er spetters zout water op de Leica M Monochrom zijn gekomen, een zachte doek eerst met leidingwater bevochtigen, deze stevig uitwringen en hiermee de camera afwissen. Daarna met een droge doek goed nawrijven. Monitor Onderhoud De productie van het LCD-scherm vindt plaats in een zeer nauwkeurig proces. Zo is verzekerd dat van de in totaal meer dan 230.000 pixels meer dan 99,995% correct werkt en slechts 0,005% donker blijft of altijd helder is. Dit is echter geen storing en beïnvloedt de beeldweergave niet nadelig. • Wanneer de Leica M Monochrom aan grote temperatuurschommelingen wordt blootgesteld, kan er zich condens op het LCD-scherm vormen. Wis deze voorzichtig met een zachte, droge doek af.  mdat elke vervuiling tevens een voedingsbodem voor O micro-organismen vormt, moet de uitrusting zorgvuldig worden schoongehouden. • Als de Leica M Monochrombij het inschakelen zeer koud is, kan het LCD-scherm aanvankelijk enigszins donkerder zijn dan normaal. Zodra deze warmer wordt, bereikt het LCD-scherm weer zijn normale helderheid.  Sensor  oogtestraling (bijv. bij vluchten) kan pixeldefecten H veroorzaken. Condensatievocht  ls er zich condens op of in de Leica M Monochrom A heeft gevormd, moet u deze uitschakelen en ongeveer 1 uur bij kamertemperatuur laten liggen. Als kamer- en cameratemperatuur gelijk zijn, verdwijnt de condens vanzelf. Voor de camera • Let erop dat op de sensor voor de 6-bit codering (1.10) in de bajonet geen vuil en krassen ontstaan. Zorg er ook voor dat zich daar geen zandkorrels of dergelijke deeltjes verzamelen die krassen op de bajonet kunnen veroorzaken. Reinig dit onderdeel uitsluitend droog! • Reinig de Leica M Monochrom uitsluitend met een zachte, droge doek. Hardnekkig vuil moet eerst met een sterk verdund afwasmiddel worden bevochtigd – en vervolgens met een droge doek worden afgeveegd. • Camera en objectief worden voor het verwijderen van vlekken en vingerafdrukken met een schone, pluisvrije doek afgeveegd. Vuil in moeilijk toegankelijke hoeken van de camerabody kan met een klein penseel worden verwijderd. Daarbij mogen de sluiterlamellen niet worden beschadigd, bijv. met de schacht van het penseel. • Alle mechanisch bewegende lagers en glijvlakken van uw Leica M Monochrom zijn gesmeerd. Denk eraan als u de camera langere tijd niet gebruikt: de camera ongeveer elke drie maanden meerdere keren ontspannen om verharsen van de smeerpunten te voorkomen. Ook is het raadzaam alle overige bedieningselementen, zoals bijv. de beeldveldkiezer, regelmatig te verstellen of te gebruiken. Ook de afstandsinstelring en diafragma-instelring van de objectieven moet regelmatig worden bewogen. 155 Voor objectieven Voor de batterij • Op de buitenlenzen van het objectief moet het verwijderen van stof met het zachte haarpenseel normaal gesproken volstaan. Bij sterkere vervuiling kunnen deze met een zeer schone, gegarandeerd smetvrije, zachte doek in cirkelvormige bewegingen van binnen naar buiten voorzichtig worden gereinigd. Wij adviseren microvezeldoekjes (verkrijgbaar in de foto- en optiekzaak) die in een beschermende verpakking worden bewaard en bij temperaturen tot 40°C wasbaar zijn (geen wasverzachter, nooit strijken!). Reinigingsdoekjes voor brillen die met chemische middelen zijn geïmpregneerd, mogen niet worden gebruikt omdat ze het objectiefglas kunnen beschadigen. De oplaadbare lithium-ionenbatterijen genereren stroom door interne chemische reacties. Deze reacties worden ook door de buitentemperatuur en luchtvochtigheid beïnvloed. Zeer hoge en lage temperaturen verkorten de standtijd en levensduur van de batterijen. • Let erop dat op de sensor voor de 6-bit codering (1.11) in de bajonet geen vuil en krassen ontstaan. Zorg er ook voor dat zich daar geen zandkorrels of dergelijke deeltjes verzamelen die krassen op de bajonet kunnen veroorzaken. Reinig dit onderdeel uitsluitend droog! • Optimale bescherming van frontlenzen bij ongunstige opnameomstandigheden (bijv. zand, spetters zout water!) verkrijgt u met kleurloze UVa-filters. Er moet echter rekening mee worden gehouden dat ze bij bepaalde tegenlichtsituaties en grote contrasten, zoals bij elk filter, ongewenste reflexen kunnen veroorzaken. Het altijd raadzame gebruik van een tegenlichtkap biedt extra bescherming tegen ongewenste vingerafdrukken en regen. 156 • Verwijder altijd de batterij als u de Leica M Monochrom langere tijd niet gebruikt. Anders kan de accu na enkele weken diep worden ontladen, d.w.z. de spanning daalt sterk, omdat de Leica M Monochrom, zelfs wanneer deze is uitgeschakeld, een geringe ruststroom verbruikt (voor de opslag van de datum). • Als er een batterij valt, dient u daarna de behuizing en contacten op eventuele schade te controleren. Het plaatsen van een beschadigde batterij kan ook de Leica M Monochrom beschadigen. • Als er geuren, verkleuringen, vervormingen, oververhitting of lekkages van vloeistof optreden, moet onmiddellijk de batterij uit de camera of batterijlader worden verwijderd en moet deze worden vervangen. Bij voortgezet gebruik van de accu is er anders een reëel risico voor oververhitting met branden/of explosiegevaar! • Bij brandlucht of lekkende vloeistoffen dient u de batterij uit de buurt van warmtebronnen te houden. De lekkende vloeistof kan gaan branden! • Lithium-ionen batterijen moeten in gedeeltelijk opgeladen toestand worden bewaard, d.w.z. niet volledig ontladen of volledig opgeladen volgens de indicatie op het LCD-scherm (1.32). Bij zeer langdurige opslag moet de batterij ongeveer tweemaal per jaar gedurende ca. 15 minuten worden opgeladen om diepe ontlading te vermijden. • Een veiligheidsventiel in de batterij zorgt ervoor dat bij onjuiste omgang met de batterij eventuele overdruk gecontroleerd kan ontwijken. • Houd de batterijcontacten steeds schoon en vrij. Lithium-ionen batterijen zijn weliswaar tegen kortsluiting beveiligd, maar toch mag u de contacten niet in aanraking laten komen met metalen voorwerpen als paperclips of sieraden. Een kortgesloten batterij kan zeer heet worden en ernstige brandwonden veroorzaken. • Deze batterijen mogen niet voor langere tijd aan hitte of zonlicht en vooral ook niet aan vochtigheid of water worden blootgesteld. Bovendien mogen deze batterijen nooit in een magnetron of in een omgeving onder hoge druk worden geplaatst wegens gevaar voor brand of explosie! • Batterijen hebben slechts een beperkte levensduur. • Geef de schadelijke batterijen af aan een verzamelpunt voor correcte recycling. Voor het oplaadapparaat Voor geheugenkaarten • Wanneer het oplaadapparaat in de buurt van radioontvangers wordt gebruikt, kan de ontvangst worden verstoord, zorg voor een afstand van minimaal 1 m tussen de apparaten. • Zolang een opname wordt opgeslagen of de geheugenkaart wordt uitgelezen, mag deze niet worden verwijderd, de Leica M Monochrom mag niet worden uitgeschakeld en niet aan trillingen worden blootgesteld. • Wanneer het oplaadapparaat wordt gebruikt, kan dit geluid (“zoemen“) veroorzaken – dit is normaal en geen storing. • Trek de netstekker van het oplaadapparaat eruit als dit niet wordt gebruikt, omdat het ook zonder batterij (zeer weinig) stroom verbruikt. • Geheugenkaarten moeten als bescherming in principe uitsluitend in het meegeleverde antistatische foedraal worden bewaard. • Houd de contacten van het oplaadapparaat steeds schoon en maak nooit kortsluiting. • Bewaar geheugenkaarten niet op een plaats waar ze aan hoge temperaturen, direct zonlicht, magneetvelden of statische ontlading worden blootgesteld. • De meegeleverde autolaadkabel mag in geen geval worden aangesloten als de batterijlader met het net is verbonden. • Laat de geheugenkaart niet vallen en buig deze niet, omdat deze anders beschadigd kan worden en de opgeslagen gegevens verloren kunnen gaan. • Zorg ervoor dat de batterijlader alleen bij temperaturen tussen de -40 en +70°C wordt opgeslagen. • Verwijder altijd de batterij als u de Leica M Monochrom langere tijd niet gebruikt. Aanwijzingen: • Bij gewoon formatteren gaan de gegevens op de kaart voorlopig nog niet onherroepelijk verloren. Alleen de directory wordt gewist zodat de aanwezige bestanden niet meer direct toegankelijk zijn. Met de goede software kunnen de gegevens weer toegankelijk worden gemaakt. Alleen de gegevens die daarna door het opslaan van nieuwe gegevens worden overschreven, zijn ook werkelijk definitief gewist. Maak er daarom een gewoonte van al uw opnamen altijd zo snel mogelijk op een veilig geheugenmedium op te slaan, bijv. de harde schijf van uw computer. Dit geldt vooral als de camera bij een servicegeval samen met de geheugenkaart wordt opgestuurd. • Afhankelijk van de toegepaste geheugenkaart kan het formatteren wel 3 minuten duren. • Raak de aansluitingen aan de achterzijde van de geheugenkaart niet aan en houd ze vrij van vuil, stof en vocht. • Het is raadzaam de geheugenkaart af en toe te formatteren, omdat voor de fragmentering bij het wissen enige geheugencapaciteit nodig kan zijn. 157 Reinigen van de sensor Als zich stof- of vuildeeltjes aan het sensor-afdekglas hechten, kan dit, afhankelijk van de grootte, door donkere punten of vlekken op de opnamen zichtbaar worden. De Leica M Monochrom kan voor reiniging van de sensor - tegen een vergoeding - naar de Customer Care van Leica Camera AG worden gestuurd (adres: zie p. 167). Deze reiniging maakt geen deel uit van de garantie. U kunt de reiniging ook zelf ter hand nemen, hiervoor dient de menuoptie Sensor cleaning. U verkrijgt dan toegang tot de sensor via de openstaande sluiter. Opmerkingen: • In principe geldt: Op de Leica M Monochrom moet, als bescherming tegen het binnendringen van stof enz. in het binnenwerk van de camera, altijd een objectief zijn geplaatst, of de kap van de body. • Om dezelfde reden moet het verwisselen van een objectief zo mogelijk in een stofvrije ruimte plaatsvinden. • Omdat onderdelen van kunststof enigszins statisch worden opgeladen en dan in toenemende mate stof aantrekken, moeten kappen van de objectieven en body slechts kort in de zakken van kleding worden bewaard. 158 Instellen van de optie 1. Kies in het Hoofdmenu (zie p. 97/110) Sensor cleaning (4.1.19). • het submenu verschijnt. 2. Bevestig – bij voldoende batterijcapaciteit, d.w.z. bij minstens 60% - in het submenu de optie. • Een volgend submenu verschijnt. Aanwijzingen: • Om nog meer vervuiling te vermijden, moeten inspectie en reiniging van de sensor zo mogelijk in een stofvrije ruimte plaatsvinden. • Bij de inspectie voor en na de reiniging is een loep met 8-voudige of 10-voudige vergroting zeer behulpzaam. melding dat de optie niet beschikbaar is, d.w.z. Yes niet kan worden gekozen • Zwak aanhechtend stof kan met schoon, evt. geïoniseerd gas zoals lucht of stikstof van het sensor-afdekglas worden geblazen. Hiervoor kan een (rubber-) blaasbalg zonder penseel worden gebruikt. Ook speciale, drukloze reinigingssprays, zoals „Tetenal Antidust Professional“ kunnen volgens hun gebruiksaanwijzing worden gebruikt. 3. Druk de ontspanner (1.19) in. De sluiter opent en blijft vervolgens open. • Als de hechtende deeltjes op de beschreven wijze niet zijn te verwijderen, kunt u contact opnemen met de Leica Infodienst (adres: zie p. 167). Opmerking: Wanneer de batterijcapaciteit echter minder is, verschijnt in plaats daarvan de waarschuwing Attention Battery too low for sensor cleaning als 4. Voer de reiniging uit. Neem daarbij beslist de volgende instructies in acht: • Als de batterijcapaciteit bij geopende sluiter terugloopt tot minder dan 40%, verschijnt er op het LCD-scherm een waarschuwing Attention Battery low Switch off camera Gelijktijdig volgt een aanhoudende pieptoon die alleen door uitschakelen van de camera kan worden beëindigd. Door het uitschakelen wordt ook de sluiter weer gesloten. Let er beslist op het sluitervenster in dat geval vrij te houden, d.w.z. dat er, om schade te voorkomen, geen voorwerp het sluiten van de sluiter verhindert! Belangrijk: • Leica Camera AG biedt geen garantie voor schade die door de gebruiker bij het reinigen van de sensor wordt veroorzaakt. • Probeer niet stofdeeltjes met de mond van het sensor-afdekglas te blazen; de kleinste druppeltjes speeksel kunnen al moeilijk te verwijderen vlekken veroorzaken. • Persluchtreinigers met hoge druk mogen niet worden gebruikt, omdat deze ook schade kunnen veroorzaken. • Voorkom in elk geval dat het sensoroppervlak bij inspectie en reiniging met een hard voorwerp in aanraking komt. Opbergen • Als u de Leica M Monochrom langere tijd niet gebruikt, is het raadzaam a. deze uit te schakelen (zie pag. 106). b. de geheugenkaart eruit te halen (zie pag. 103) en c. de batterij eruit te halen (zie pag. 102), (na uiterlijk 3 maanden gaan de ingevoerde tijd en datum verloren, zie pag. 112). • Een objectief werkt als een brandglas als het volle zonlicht frontaal op de camera staat. De camera moet daarom in geen geval zonder bescherming tegen fel zonlicht worden weggelegd. Het plaatsen van een objectiefkap en het opbergen van de camera in de schaduw (of meteen in de tas) draagt ertoe bij interne schade aan de camera te voorkomen. • Ter bescherming tegen schimmelvorming (fungus) bij gebruik in een vochtig en warm tropisch klimaat moet de camera-uitrusting zo veel mogelijk aan zon en lucht worden blootgesteld. Het bewaren in afgesloten koffers of tassen is slechts aan te bevelen als er bovendien een droogmiddel, bijv. silicagel, wordt gebruikt. • Berg de Leica M Monochrom ter vermijding van schimmelvorming ook niet langere tijd op in een leren tas. • Noteer het fabricagenummer van uw Leica M Monochrom (op de accessoireschoen gegraveerd!) en objectieven, omdat die in geval van verlies uitermate belangrijk zijn. • Bewaar de Leica M Monochrom bij voorkeur in een gesloten en gestoffeerde houder, zodat er niets tegenaan kan schuren en stof op afstand wordt gehouden. • Berg de Leica M Monochrom op een droge, voldoende geventileerde plaats op, die bescherming biedt tegen hoge temperatuur en vochtigheid. De Leica M Monochrom moet bij gebruik in een vochtige omgeving beslist vrij zijn van alle vocht alvorens u hem opbergt. • Fototassen die bij gebruik nat zijn geworden, moeten worden leeggemaakt om beschadiging van uw uitrusting door vocht en eventueel vrijkomende restanten leerlooimiddel uit te sluiten. 159 Storingen en oplossingen 1. De Leica M Monochrom reageert niet op het inschakelen. 1.1 Is de batterij goed geplaatst? 1.2 Is de batterijconditie voldoende? Gebruik een opgeladen batterij. 1.3 Is het bodemdeksel goed geplaatst? 2. Onmiddellijk na het inschakelen schakelt de Leica M Monochrom zichzelf weer uit. 2.1 Is de batterijconditie voldoende voor werking van de Leica M Monochrom? Laad de batterij op of plaats een opgeladen batterij. 2.2 Is er sprake van condens? Dit komt voor als de Leica M Monochrom van een koude naar een warme plaats wordt gebracht. Wacht tot de condens is verdampt. 160 3. De Leica M Monochrom laat zich niet ontspannen. 3.1 Er worden zojuist beeldgegevens naar de geheugenkaart gekopieerd en het buffergeheugen is vol. 3.2 De capaciteit van de geheugenkaart is onvoldoende en het buffergeheugen is vol. Wis opnamen die niet meer benodigd zijn, voordat u nieuwe maakt. 3.3 Er is geen geheugenkaart geplaatst en het buffergeheugen is vol. 4. De opname kan niet worden opgeslagen. 4.1 Is een geheugenkaart geplaatst? 4.2 De capaciteit van de geheugenkaart is onvoldoende. Wis opnamen die niet meer benodigd zijn, voordat u nieuwe maakt. 5. Het LCD-scherm is te licht of te donker. 5.1 De kwaliteit van het schermbeeld wordt onder een grote hoek bekeken altijd minder. Als u recht naar het LCD-scherm kijkt en het beeld is te donker of te licht: past u de helderheid aan. 6. De zojuist gemaakte opname wordt niet op het LCD-scherm getoond. 6.1 Is (indien de Leica M Monochrom in de opnamemodus staat) de Auto review-optie ingeschakeld? 7. De opname kan niet worden getoond. 7.1 Is er een geheugenkaart geplaatst? 7.2 Er zijn geen gegevens op de geheugenkaart. 8. Ondanks aansluiting op een computer zijn de gegevens niet te kopiëren. 8.1 Controleer of computer en camera goed met elkaar zijn verbonden. 9. De tijd en datum zijn onjuist, resp. niet meer aanwezig. 9.1 De camera werd lange tijd niet gebruikt; vooral als de batterij verwijderd is geweest. 1. Plaats een volledig opgeladen batterij. 2. Stel datum en tijd in. 161 Trefwoordenregister 162 Aanduiding van de onderdelen.................................. 92 Afstandsinstelling.................................................... 130 Afstandsmeting.................................................... 130 Deelbeeldmethode............................................... 130 Instelring................................................................ 92 Meetveld.............................................................. 130 Mengbeeldmethode............................................. 130 Batterij Indicaties batterijconditie..................................... 104 Laden.................................................................. 102 Plaatsen / verwijderen ........................................ 104 Belichting/belichtingsmeter.................................... 131 Gevoeligheid........................................................ 138 Handmatige instelling........................................... 136 Inschakelen......................................................... 131 Meetbereik.......................................................... 138 Over- en onderschrijding van meetbereik........... 138 Tijdautomaat........................................................ 132 Uitschakelen........................................................ 131 Beeldeigenschappen (contrast, scherpte)................ 123 Beeldfrequentie....................................................... 111 Belichtingscorrecties............................................... 133 Bekijken van de opname (in opnamemodus, direct na opname)................... 109 met de Auto Review.-functie (automatische weergave)...................................... 109 met de PLAY-functie.................................... 109/146 Beveiligen van opnamen/Wisbeveiliging opheffen.... 150 Clipping...................................................................140 Compressiegraad.................................................... 121 Contrast, zie beeldeigenschappen Correctielenzen...................................................... 159 Datastructuur op de geheugenkaart........................ 156 De beeldveldkiezer.................................................. 128 De menubediening.................................................... 87 Diafragma-instelring.................................................. 92 Draagriem............................................................... 102 Filters..................................................................... 158 Firmware-downloads............................................... 157 Flitsers........................................................... 137/159 Formatteren van geheugenkaarten.......................... 153 Gegevensoverdracht naar een computer................. 154 Geheugenkaart, plaatsen en verwijderen................. 105 Geluiden (knopbevestigingstonen, terugmelding)..... 119 Gevoeligheid.................................................. 124/138 Instellen............................................................... 124 Helderheid instellen................................................ 113 Het flitsprogramma................................................. 147 Synchronisatie............................................ 143/144 Histogram............................................................... 114 Hoofdschakelaar..................................................... 108 In- / uitschakelen................................................... 108 Indicaties In de zoeker .......................................................... 94 Op het LCD-scherm............................................... 95 Infodienst, Leica..................................................... 167 Internet/Leica Homepage....................................... 167 ISO-gevoeligheid..................................................... 122 Juist vasthouden van de camera.............................. 126 LCD-scherm............................................................ 113 Leveringsomvang...................................................... 91 Licht-Clipping.......................................................... 115 Lichtkader-meetzoeker.................................. 127/129 Menupunten...................................................... 98/99 Menutaal................................................................ 119 Objectieven, Leica M.............................................. 103 Gebruik van voorhanden objectieven.................... 106 Opbouw................................................................. 92 Plaatsen en verwijderen....................................... 107 Onderdelen, benaming van de....................................92 Onderhoudstips...................................................... 161 Ontspanner, zie ook sluiter en technische gegevens................................. 110/172 Opname- en weergavemodi..................................... 105 Raw data....................................................... 121/156 Reparaties / Leica Customer Care.......................... 173 Reserve-onderdelen................................................ 159 Resolutie................................................................ 121 Scherpte, zie beeldeigenschappen Scherptediepteschaal............................................... 92 Serie-opnamen....................................................... 111 Storingen en oplossingen........................................ 167 Tassen.................................................................... 159 Technische gegevens.............................................. 170 Terugzetten van alle individuele menu-instellingen..... 85 Tijd/diafragma-combinatie, zie belichtingsinstelling Tijd en datum................................................. 118/119 Tijdautomaat........................................................... 132 Tijdinstelwiel............................................................. 86 Tinten..................................................................... 125 Toebehoren............................................................ 158 Correctielenzen.................................................... 159 Filters.................................................................. 159 Geschikte flitsapparaten....................................... 159 Handgreep M....................................................... 159 Spiegelzoeker M.................................................. 159 Tassen................................................................. 160 Universele groothoekzoeker M............................. 159 Wisselobjectieven................................................ 159 Zoekerloep M 1.25x / M 1.4x.............................. 159 Uitschakeling, automatische.................................... 119 Uitsnede, kiezen van, zie weergavemodus ..... 147/146 USB-verbinding....................................................... 154 Uw Leica M Monochrom opbergen.......................... 186 Vergroten, zie weergavemodus en bekijken van opname Sluiter, zie ontspanner en technische gegevens Volume, instellen van de knopbevestigings-tonen.... 119 Voorzorginstructies................................................. 160 Waarschuwingen....................................................... 90 Weergavemodus..................................................... 146 Enkele opnamen.................................................. 146 Gelijktijdig vier/negen afzonderlijke opnamen...... 147 Selectie uitsnede................................................. 147 Vergroten............................................................. 147 Wisselobjectieven.......................................... 106/158 Wissen van de opname........................................... 149 Afzonderlijke opnamen......................................... 149 Alle opnamen op de geheugenkaart...................... 149 Zelfontspanner........................................................ 153 Zoeker........................................................... 127/129 Indicaties............................................................... 94 Lichtkader........................................... 127/128/129 Opzetbare zoeker Spiegelzoeker M ............................................... 158 Universele groothoekzoeker M.......................... 158 Zoekerloep M 1.25x / M 1.4x........................... 158 163 Technische gegevens Cameratype Compacte digitale meetzoekersysteemcamera met zwart-witsensor. Objectiefaansluiting Leica M-bajonet met extra sensor voor 6-bit codering. Objectiefsysteem Leica M-objectieven van 16–135 mm. Opnameformaat/beeldsensor 5270 x 3516 pixels (18,5 megapixels) monochroom-CCD-chip, actief oppervlak ca. 23,9 x 35,8 mm, 5212 x 3472 pixels (18 megapixels). Infraroodfilter om het niet-zichtbare spectrum boven de 700nm weg te filteren, geen lowpass-filter Resolutie Naar keuze, DNG™: 5212 x 3472 (18 megapixels), JPEG: 5212 x 3472 (18 megapixels), 3840 x 2592 (10 megapixels), 2592 x 1728 (4,5 megapixels), 1728 x 1152 (2 megapixels), 1280 x 846 (1 megapixels). Bestandsformaten DNG™ (RAW-data), ongecomprimeerd, JPEG met op hoge kwaliteit ingestelde compressie Bestandsgrootte DNG™: 36 MB, JPEG: ca. 2–10 MB. Geheugenmedium SD-kaarten t/m 2 GB, SDHCkaarten t/m 32 GB. MenutalenDuits, Engels, Frans, Spaans, Italiaans, Japans, traditioneel Chinees, vereenvoudigd Chinees, Russisch. 164 Belichtingsmeting door het objectief (TTL), in het midden geaccentueerd bij werkdiafragma. In het midden geaccentueerde TTL-meting voor flitsbelichting met systeemconforme SCA-3000/2standaard flitsapparaten. Meetprincipe Gemeten wordt het door lichte lamellen in het 1e sluitergordijn gereflecteerde licht. Meetbereik (bij ISO 160/23°) Komt bij kamertemperatuur en normale luchtvochtigheid EV 0 tot 20 overeen met resp. diaf.1,0 en 1,2s t/m diaf. 32 en 1/1000s. Knipperen van de linker, driehoekige LED in de zoeker geeft een waarde onder het meetbereik aan. Meetcel voor aanwezig licht (permanente lichtmetingen) Silicium fotodiode met convergerende lens in het midden onderin de camera. Gevoeligheidsbereik ISO 320/19° t/m ISO 10000/41°, in 1/3-ISO-stappen instelbaar, met tijdautomaat (A) en handmatige belichtingsinstelling, naar keuze automatische regeling of handmatige instelling. Bovendien is ISO 160 als pull-functie beschikbaar. Belichtingsmodus Naar keuze automatische regeling van de sluitertijd bij handmatige keuze diafragma tijdautomaat A - met digitale indicatie of handmatige instelling van sluitertijd en diafragma en vergelijking met LED-lichtschaal met indicatie van de juiste belichting. Flits-belichtingsregeling Zoeker Indicaties Aansluiting flitsapparaten Via accessoireschoen met midden- en stuurcontacten. Zoekerprincipe Grote, heldere lichtkader-meetzoeker met automatische parallax-compensatie. Synchronisatie Naar keuze op het eerste of tweede sluitergordijn om te schakelen. Oculair Afgestemd op –0,5 dioptrie. Correctielenzen verkrijgbaar van –3 tot +3 dioptrieën. In de zoeker (onderste rand) LED-symbool voor flitsstatus. LED als digitale indicatie in vier posities en zeven segmenten met boven- en onderliggende punten, indicatiehelderheid van het omgevingslicht aangepast voor: waarschuwing bij belichtingscorrecties, indicatie van de automatisch berekende sluitertijd bij tijdautomaat, melding van gebruik van het meetwaardegeheugen, waarschuwing voor waarden boven en onder het meetbereik bij tijdautomaat en verloop van langere sluitertijden dan 2s. LED-lichtschaal met twee driehoekige LED’s en een ronde LED in het midden bij handmatige instelling van de belichting. Driehoekige LED’s geven de noodzakelijke draairichting aan voor zowel de diafragmaring als de instelknop van de sluitertijden. Ook voor waarschuwing bij waarden boven of onder het meetbereik. Flitssynchronisatietijd sluitertijden mogelijk. = 1/180s; langere Flits-belichtingsmeting (m. SCA-3501/3502 adapter, resp. SCA-3000-standaard flitsapparaat, bijv. Leica SF 24D/Leica SF 58) Regeling met meting van in het midden geaccentueerde TTL-voorflits. Flitsmeetcel 2 silicium-fotodiodes met convergerende lens onderin de camera. Flits-belichtingscorrecties ±31/3 EV in 1/3 EVstappen op de SCA-3501/3502-adapter instelbaar. Op de Leica SF 24D zijn bij computersturing ±3EV in 1/ EV-stappen, ofwel van 0 t/m –3EV in 1EV-stappen/ 3 op de Leica SF 58 in alle modi ±3EV in 1/3 EV-stappen instelbaar. Indicaties bij flitsprogramma's Paraatheid: door continu branden van de LED met het flitssymbool in de zoeker; succescontrole: door continu branden of tijdelijk snel knipperen van de LED na de opname; indicatie van onderbelichting door tijdelijk uitgaan van de LED. Beeldveldbegrenzing Door inspiegelen van twee lichtkaders: Voor 35 en 135mm, of voor 28 en 90mm, of voor 50 en 75mm. Automatisch inspiegelen bij vergrendelen van het objectief. Met behulp van de beeldveldkiezer kan elk gewenst kaderpaar worden ingespiegeld. Parallax-compensatie Het horizontale en verticale verschil tussen zoeker en objectief wordt overeenkomstig de afstandsinstelling automatisch gecompenseerd, d.w.z. het lichtkader van de zoeker komt automatisch overeen met de door het objectief geregistreerde uitsnede van het motief. Overeenstemming van zoekerbeeld en werkelijk beeld De grootte van het lichtkader komt bij een instelafstand van 1 meter exact overeen met de sensorgrootte van ca. 23,9 x 35,8mm. Bij instelling op oneindig wordt afhankelijk van de brandpuntsafstand ca. 7,3% (28mm) tot 18% (135mm) meer door de sensor geregistreerd dan het lichtkader toont, omgekeerd bij kortere instelafstanden dan 1m iets minder. Op achterwand 2,5“ monitor (kleuren-TFT-LCD) met 230.000 pixels; indicaties zie pag. 95. Vergroting (Bij alle objectieven) 0,68-voudig. Grootbasis-afstandsmeter Deelbeeld- en mengbeeldafstandsmeter in het midden van het zoekerbeeld als helder veld gemarkeerd. Effectieve meetbasis 47,1mm (mechanische meetbasis 69,25mm x zoekervergroting 0,68x). 165 Sluiter en ontspanning Sluiter Door microprocessor gestuurde, bijzonder geruisloze spleetsluiter van metalen lamellen met verticaal verloop. Sluitertijden Bij tijdautomaat (A) traploos van 32s t/m1/4000s. Bij handmatige instelling 8s t/m 1 /4000s in halve stappen, B voor langdurige opnamen (≤ 240s, in combinatie met zelfontspanner T-functie, d.w.z. 1. ontspannen = sluiter opent, 2. ontspannen = sluiter sluit), (1/180s) kortste sluitertijd voor flitssynchronisatie. In-/uitschakelen van de camera Met hoofdschakelaar op de camera-afdekkap, naar keuze zelfstandig uitschakelen van de camera-elektronica na ca. 2/5/10 min., opnieuw activeren door aantippen van de ontspanner. Gewicht ca. 600 g Leveringsomvang Oplaadapparaat 100-240V met 2 netsnoeren (Euro, USA, op enkele exportmarkten afwijkend) en 1 autolaadsnoer, lithium-ionen batterij, USB-snoer, draagriem. Stroomvoorziening Een Lithium-ionen-batterij, nominale spanning 3,7 V, capaciteit 1900 mAh. Indicatie van de capaciteit op het LCD-scherm, bij geopende sluiter (voor reiniging sensor) bovendien akoestische waarschuwing bij onvoldoende capaciteit. Spannen van de sluiter Door geïntegreerde, geluidsarme motor, naar keuze pas na loslaten van de ontspanner. Oplaadapparaat Ingangen: wisselspanning 100240 V, 50/60 Hz, automatische omschakeling, of gelijkspanning 12/24 V; uitgang: gelijkstroom 4,2 V, 800 mA. Serie-opnamen ca. 2 beelden/s, ≤ 8 beelden in serie. Camerabody Ontspanner Drietraps: activering van de belichtingsmeting – meetwaardegeheugen (bij tijdautomaat) – ontspannen. Genormde schroefdraad voor draadontspanner is ingebouwd. Materiaal Volledig metalen body van gegoten magnesium met elektro-kathodische dompellak, afwerking van kunstleer. Bovenste plaat en bodem van messing, zwart of staalgrijs gelakt. Zelfontspanner Voorlooptijd naar keuze 2 of 12s (via menu instelbaar), indicatie door knipperende lichtdiode (LED) aan de voorzijde van de camera evenals indicatie op het LCD-scherm. Beeldveldkiezer Maakt het mogelijk de beide lichtkaders te allen tijde handmatig in te spiegelen (bijv. voor het vergelijken van uitsneden). Statiefaansluiting A 1/4 (1/4“) DIN van roestvrij staal in bodemplaat. Gebruiksomstandigheden 0 tot +40°C Interface 5-polige mini USB-bus 2.0 High-Speed voor snelle gegevensoverdracht. Afmetingen (breedte x diepte x hoogte) ca. 139 x 37 x 80mm 166 Wijziging in constructie, uitvoering en aanbod voorbehouden. Leica Akademie Naast hoogwaardige producten uit de topklasse voor observatie en opname bieden wij reeds vele jaren als bijzondere service in de Leica Akademie praktijkgerichte seminars en opleidingen aan. Hier kunnen zowel beginners als gevorderde fotografieliefhebbers kennis vergaren over fotografie, projectie en vergroting. De inhoud van de cursussen – die in modern uitgeruste cursusruimten in de fabriek in Solms en in het nabijgelegen landgoed Altenberg worden verzorgd door een geschoold team van vakdocenten – varieert van algemene fotografie tot interessante specialisaties en omvat een overvloed aan interessante suggesties, informatie en adviezen voor in de praktijk. Nadere inlichtingen en het actuele seminarprogramma, inclusief de fotoreizen, zijn verkrijgbaar bij: Leica op internet Actuele informatie over producten, wetenswaardigheden, evenementen en de onderneming Leica vindt u op internet op onze homepage onder: Leica Camera AG Leica Akademie Oskar-Barnack-Str. 11 D-35606 Solms Tel.: +49 (0) 6442-208-421 Fax: +49 (0) 6442-208-425 [email protected] Leica Camera AG Gebruikersservice/Software-support Postfach 1180 D-35599 Solms Tel.: +49 (0) 6442-208-111 / -108 Fax: +49 (0) 6442-208-490 [email protected] / [email protected] http://www.leica-camera.com Leica informatiedienst Technische vragen over toepassingen met Leicaproducten, ook over de meegeleverde software, worden schriftelijk, telefonisch of per e-mail beantwoord door de Leica gebruikersdienst. Ook voor koopadvies en het bestellen van handleidingen is dit uw contactadres. U kunt uw vragen eveneens d.m.v. het contactformulier op de website van Leica Camera AG (zie hieronder) aan ons richten. Leica klantenservice Voor het onderhoud van uw Leica-uitrusting en in geval van schade kunt u gebruik maken van de Customer Care van Leica Camera AG of de reparatieservice van een Leica vertegenwoordiging in uw land (voor adressenlijst zie garantiebewijs). Leica Camera AG Customer Care Solmser Gewerbepark 8 D-35606 Solms Tel.: +49 (0) 6442-208-189 Fax: +49 (0) 6442-208-339 [email protected] 167
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170

Leica M Monochrom de handleiding

Type
de handleiding