Leica MD Handleiding

Type
Handleiding
LEICA M-D
Notice d’utilisation | Gebruiksaanwijzing
93690II/16/FDV/B
Leica Camera AG
I
Am Leitz-Park 5
I
35578 WETZLAR
I
DEUTSCHLAND
Telefon +49 (0) 6441-2080-0
I
Telefax +49 (0) 6441-2080-333
I
www.leica-camera.com
Leica M-D
Gebruiksaanwijzing
NL
56
Voorwoord
VOORWOORD
Geachte klant
Leica dankt u voor de aanschaf van de Leica M-D en feliciteert u
met deze beslissing. U hebt met deze unieke digitale meetzoeker-
camera een uitstekende keuze gemaakt.
Wij wensen u veel plezier en succes bij het fotograferen met uw
nieuwe camera.
Om de mogelijkheden van deze camera volledig te kunnen benut-
ten, adviseren wij u eerst deze handleiding te lezen.
NL
58
Inhoudsopgave
INHOUDSOPGAVE
Voorwoord .................................................................................56
Waarschuwingen ........................................................................60
Juridische opmerkingen ..............................................................60
Milieuvriendelijk afvoeren van elektrische en
elektronische apparatuur............................................................61
Naam van de onderdelen ...........................................................62
Beknopte handleiding .................................................................64
Uitvoerige handleiding ................................................................64
Voorbereidingen
De draagriem aanbrengen ......................................................64
De batterij opladen ..................................................................65
Batterij / geheugenkaart vervangen .........................................68
Leica M-objectieven ...............................................................71
Plaatsen ..............................................................................73
Afnemen ..............................................................................73
Bedieningselementen
Hoofdschakelaar .....................................................................74
Ontspanner ............................................................................74
Tijd-instelwieltje .....................................................................75
Basisinstellingen
Datum en tijd ..........................................................................76
ISO-gevoeligheid .....................................................................77
Vaste camera-instellingen .......................................................77
De lichtkader-meetzoeker .........................................................78
De beeldveldkiezer ..................................................................79
Afstandsmeting .........................................................................80
Belichtingsmeting.......................................................................82
De belichtingsmeter in-/uitschakelen .....................................82
De belichtingsprogramma's ....................................................83
Tijdautomaat ........................................................................83
Meetwaarde opslaan ..........................................................84
Belichtingscorrecties ..........................................................84
Handmatige instelling van de belichting ................................84
De B-instelling .....................................................................85
Waardes boven of onder het meetbereik .................................85
Flitsmodus ................................................................................86
NL
59
Inhoudsopgave
Overige zaken
Fotograferen met de zelfontspanner ........................................90
Weergave ................................................................................90
Gegevensoverdracht naar een computer .................................90
Werken met onbewerkte gegevens DNG .................................90
Firmware-updates installeren ..................................................91
Systeemaccessoires .................................................................92
Reserveonderdelen ...................................................................93
Veiligheidsmaatregelen en onderhoud
Algemene voorzorgsmaatregelen ............................................94
Onderhoud .............................................................................95
De sensor reinigen ..................................................................97
Opbergen ...............................................................................98
Storingen en oplossingen ...........................................................99
Bijlage
De weergaven in de zoeker ....................................................100
Trefwoordenregister .................................................................102
Technische gegevens ...............................................................104
Leica service-adressen ............................................................108
NL
60
Waarschuwingen / juridische opmerkingen
De CE-markering van onze producten geeft aan dat de
basiseisen van de geldende EU-richtlijnen worden nageleefd.
WAARSCHUWINGEN
Moderne elektronische elementen reageren gevoelig op elektro-
statische ontlading. Omdat mensen bijvoorbeeld bij het lopen
over synthetisch tapijt zonder moeite een lading van tienduizen-
den Volt kunnen ontwikkelen, kan het bij aanraking van uw
camera tot een ontlading komen, vooral als deze op een gemak-
kelijk geleidende ondergrond ligt. Wanneer het alleen de camera-
behuizing betreft, is deze ontlading voor de elektronica absoluut
ongevaarlijk. Maar om veiligheidsredenen moeten de naar buiten
gebrachte contacten (zoals batterij- of achterwandcontacten),
ondanks extra ingebouwde veiligheidsschakelingen, zo mogelijk
niet worden aangeraakt. Als de accessoireschoen niet wordt
geplaatst, moet de bijbehorende afdekking (meegeleverd) steeds
zijn geplaatst.
Gebruik voor het schoonmaken van de contacten geen optiek-
microvezeldoek (synthetisch), maar een katoenen of linnen doek!
Wanneer u van tevoren bewust een verwarmingsbuis of waterlei-
ding (geleidend, met 'aarde' verbonden materiaal) aanraakt, zal
een eventuele elektrostatische lading veilig worden ontladen.
Vermijd vervuiling en oxidatie van de contacten, ook door uw
camera altijd met een objectief of bajonetdeksel op de camera
droog op te bergen.
Gebruik uitsluitend aanbevolen accessoires om storing, kortslui-
ting of een elektrische schok te vermijden.
Probeer nooit onderdelen van de behuizing (afdekkingen) te
verwijderen; vakkundige reparaties kunnen alleen door een
erkend servicepunt worden uitgevoerd.
JURIDISCHE OPMERKINGEN
Neem het auteursrecht nauwlettend in acht. Het kopiëren en
publiceren van zelf opgenomen media, zoals banden, cd's, of
door anderen uitgegeven of gepubliceerd materiaal kan het
auteursrecht schenden.
Dit geldt ook voor alle meegeleverde software.
De SD- en HDMI-logo´s zijn gedeponeerde merken.
Overige namen, firma- en productnamen die in deze handleiding
worden genoemd, zijn handelsmerken, respectievelijk gedepo-
neerde handelsmerken van de betreende ondernemingen.
NL
61
Milieuvriendelijk afvoeren van elektrische en elektronische apparatuur
MILIEUVRIENDELIJK AFVOEREN VAN
ELEKTRISCHE EN ELEKTRONISCHE
APPARATUUR
(geldt voor de EU en overige Europese landen met
gescheiden inzameling)
Dit apparaat bevat elektrische en / of elektronische onderdelen en
mag daarom niet met het gangbare huisvuil worden meegegeven!
In plaats daarvan moet het voor recycling op door de gemeenten
beschikbaar gestelde inzamelpunten worden afgegeven. Dit is voor
u gratis. Als het toestel zelf verwisselbare batterijen bevat, moeten
deze vooraf worden verwijderd en eventueel volgens de voorschrif-
ten milieuvriendelijk worden afgevoerd.
Meer informatie over dit onderwerp ontvangt u bij uw gemeente-
lijke instantie, uw afvalverwerkingsbedrijf of de zaak waar u het toe-
stel hebt gekocht.
De productiedatum van uw camera vindt u op de stickers op de
garantiekaart, respectievelijk op de verpakking, die van de batterij
op diens behuizing. Bij de camera is de notering jaar/maand/dag,
bij de batterij kalenderweek/jaar (WWJJ).
NL
62
Benaming van de onderdelen
BENAMING VAN DE ONDERDELEN
Afbeeldingen op de voorste en achterste omslagpagina's
Vooraanzicht
1 Objectief-ontgrendelingsknop
2 Ogen voor draagriem
3 Kijkvenster van de afstandsmeter
4 Helderheidssensor
1
5 Zelfontspanner-lichtdiode
6 Kijkvenster van de zoeker
7 Beeldveldkiezer
8 Borglip van de bodemdeksel
1 Leica M-objectieven met zoekeradapter verbergen de helderheidssensor. Informatie over de
werkwijze met deze en andere objectieven vindt u in de hoofdstukken 'De weergaven in de
zoeker', pagina 100, en 'Leica M-objectieven', pagina 71.
Bovenaanzicht
9 Vaststaande ring met
a. Index voor afstandsinstelling
b. Scherptediepteschaal
c. Rode indexknop voor het wisselen van objectief
10 Diafragma-instelring
11 Indexpunt voor diafragma-instelling
12 Tegenlichtkap
13 Afstandsinstelring met
a. Vingergreep
14 Ontspanner
15 Functieknop
16 Hoofdschakelaar met klikstanden voor
OFF (camera uitgeschakeld)
S (afzonderlijke opnamen)
C (serieopnamen)
(Zelfontspanner, instelling van datum en tijd, respectieve-
lijk sensorreiniging)
17 Tijd-instelwieltje met klikstanden voor
A voor automatische regeling van de sluitertijd
– Sluitertijden
1
4000 - 8 s (inclusief tussenwaarden)
B (langdurige belichting)
Flitssynchronisatietijd (
1
180 s)
18 Accessoireschoen
NL
63
Benaming van de onderdelen
Achteraanzicht
19 Zoeker
20 Duimwieltje
21 ISO-instelling met
a. Schaalverdeling
b. Matglas
c. Indexpunt
22 Lichtdiode voor opnameregistratie / gegevensopslag op kaart
Onderaanzicht
(bodemdeksel is geplaatst)
23 Vergrendelingsknevel voor bodemdeksel
24 Statiefschroefdraad A ¼, DIN 4503 (¼“)
25 Bodemdeksel
(bij verwijderde bodemkap)
26 Geheugenkaartensleuf
27 Batterijvak
28 Batterij–vergrendelingsschuif
NL
64
BEKNOPTE HANDLEIDING
BEKNOPTE HANDLEIDING
HOUD DE VOLGENDE ONDERDELEN GEREED:
Camera
Batterij
Geheugenkaart (niet meegeleverd)
Laadapparaat en netsnoer
VOORBEREIDINGEN
1. Batterij laden (zie pagina 65)
2. Batterij plaatsen (zie pagina 68)
3. Geheugenkaart plaatsen (zie pagina 69)
4. Camera inschakelen (zie pagina 74)
5. Datum en tijd instellen (zie pagina 76)
FOTOGRAFEREN
6. Objectief plaatsen (zie pagina 73)
7. Tijd-instelwieltje op
A instellen (zie pagina 75)
8. Scherpte instellen (zie pagina 80)
9. Camera inschakelen (zie pagina 74)
10. Belichtingsmeting inschakelen (zie pagina 82)
11. Belichting eventueel formatteren (zie pagina 84)
12. Ontspannen (zie pagina 54)
UITVOERIGE HANDLEIDING
VOORBEREIDINGEN
DE DRAAGRIEM AANBRENGEN
NL
65
Voorbereidingen
DE BATTERIJ LADEN
De camera wordt door een lithium-ionen batterij van de nodige
energie voorzien.
Als bevestiging van het oplaadproces begint de groene, met
CHARGE gemarkeerde LED te knipperen. Zodra de batterij tot
minstens
4
5 van zijn capaciteit is opgeladen, brandt bovendien
de gele, met
80% gemarkeerde LED. Als de batterij volledig is
opgeladen, gaat ook de groene LED permanent branden.
Opmerking:
De
80%-LED zal vanwege het werkingsprincipe van het laadproces
al na circa 2 uur gaan branden.
Het laadapparaat moet van het lichtnet worden gehaald als het
opladen is voltooid. Er is geen gevaar voor overlading.
NL
66
Voorbereidingen
Let op:
Er mogen in deze camera uitsluitend batterijen (bestelnummer
14 499) worden gebruikt die in deze handleiding of door Leica
Camera AG worden genoemd en beschreven.
Deze batterijen mogen uitsluitend met de speciaal daarvoor
bestemde apparaten en alleen precies zoals hierna beschreven
worden opgeladen.
Als deze batterijen niet volgens de voorschriften worden gebruikt
of als batterijen worden gebruikt die niet hiervoor zijn bestemd,
kan onder bepaalde omstandigheden een explosie ontstaan!
Deze batterijen mogen niet voor langere tijd aan hitte of zonlicht
en vooral ook nooit aan vochtigheid of water worden blootge-
steld. Bovendien mogen deze batterijen nooit in een magnetron
of in een omgeving onder hoge druk worden geplaatst wegens
gevaar van brand of explosie!
Een veiligheidsklep in de batterij zorgt ervoor dat bij onjuiste
omgang met de batterij eventuele overdruk gecontroleerd kan
ontwijken.
Er mag uitsluitend het Leica laadapparaat dat in deze handlei-
ding wordt genoemd (bestelnummer 14 494) worden gebruikt.
Het gebruik van andere, niet door Leica Camera AG toegestane,
oplaadapparaten kan tot schade aan de batterijen leiden en in
een extreem geval ook tot ernstige, levensgevaarlijke verwondin-
gen.
Het meegeleverde oplaadapparaat mag uitsluitend voor het
opladen van deze batterijen worden gebruikt. Probeer het niet
voor andere doeleinden te gebruiken.
De meegeleverde autolaadkabel mag in geen geval worden
aangesloten als de batterijlader met het net is verbonden.
Zorg ervoor dat het gebruikte stopcontact tijdens het laden vrij
toegankelijk is.
Het oplaadapparaat mag niet worden geopend. Reparaties
mogen uitsluitend door erkende werkplaatsen worden uitge-
voerd.
NL
67
Voorbereidingen
Opmerking:
De batterij moet worden opgeladen voordat de camera voor de
eerste keer wordt gebruikt.
De batterij moet een temperatuur tussen 10 en 30 °C hebben
om te kunnen worden opgeladen (anders schakelt het oplaadap-
paraat niet in, respectievelijk weer uit).
Lithium-ion batterijen kunnen altijd en onafhankelijk van de
laadtoestand worden opgeladen. Als een batterij maar ten dele
is ontladen voordat hij weer wordt opgeladen, zal de volledige
oplading sneller worden bereikt.
Tijdens het oplaadproces worden de batterijen warm. Dit is
normaal en geen storing.
Indien beide LEDs van de lader snel gaan knipperen (>2 Hz) net
nadat het laden is begonnen, duidt dit op een laadfout (bijvoor-
beeld wegens overschrijden van de maximale laadtijd, spannin-
gen of temperaturen buiten het toegestane gebied, of kortslui-
ting). Haal in zo’n geval het oplaadapparaat van de netvoeding
en verwijder de batterij. Zorg ervoor dat aan de hiervoor
genoemde temperatuurvoorwaarden wordt voldaan en start het
oplaadproces opnieuw. Als het probleem niet kan worden opge-
lost, neem dan contact op met uw dealer, de nationale vertegen-
woordiging van Leica of Leica Camera AG.
Een nieuwe batterij bereikt zijn volledige capaciteit pas na 2-3
maal volledig opladen en ontladen door gebruik in de camera.
Dit ontlaadproces moet telkens na circa 25 keer laden worden
herhaald. Voor een maximale levensduur van de batterij mag
deze niet permanent aan extreem hoge of lage temperaturen
(bijvoorbeeld 's zomers respectievelijk 's winters in een gepar-
keerde auto) worden blootgesteld.
De levensduur van elke batterij is (zelfs bij optimale gebruiksvoor-
waarden) begrensd! Na enkele honderden oplaadcycli is dit
duidelijk te zien aan de korter wordende gebruiksperioden.
Na hoogstens vier jaar dient u de batterij te vervangen, omdat
de prestaties afnemen en u vooral bij lage temperaturen niet
meer verzekerd bent van een betrouwbare werking.
Defecte batterijen moeten volgens de betreende voorschriften
(zie pagina 61) worden afgevoerd.
De verwisselbare batterij voedt een vast in de camera inge-
bouwde buerbatterij die de opslag van de ingevoerde datum /
tijd gedurende maximaal 2 maanden verzekert. Als de buerbat-
terij uitgeput is, moet deze door het plaatsen van de verwissel-
bare batterij weer worden opgeladen. De volledige capaciteit van
de buerbatterij is (met geplaatste verwisselbare batterij) na
enkele dagen weer bereikt. De camera hoeft hiervoor niet
ingeschakeld te blijven.
NL
68
Voorbereidingen
BATTERIJ EN GEHEUGENKAART VERVANGEN
Schakel de camera uit (zie pagina 74).
Belangrijk:
Open het bodemdeksel niet en verwijder de geheugenkaart of
batterij niet zolang als teken van opnameregistratie en/of gege-
vensopslag op de kaart de rode LED rechtsonder naast de monitor
knippert. Anders kunnen nog niet (volledig) opgeslagen opnamege-
gevens verloren gaan.
Bodemdeksel verwijderen
1
3
2
4
Batterij plaatsen
Batterij verwijderen
2
1
NL
69
Voorbereidingen
Laadstatus-weergave
De actuele batterijcapaciteit kunt u laten weergeven in de zoeker:
1. Camera inschakelen
Uitsluitend nodig als de camera weliswaar is ingeschakeld, maar de
zoekerweergave weer is verdwenen:
2. Ontspanner tot het eerste drukpunt indrukken
3. Functieknop 2x indrukken.
Bij herhaald indrukken wordt bij het vervangen het beschik-
bare percentage batterij- en geheugen-capaciteit weergege-
ven. Ter onderscheid brandt bij de weergave van de batterij-
capaciteit bovendien bovenin een punt.
Opmerking:
De capaciteitsweergave verschijnt onafhankelijk van het feit of
de zoekerweergave reeds actief was of niet.
Verwijder de batterij als u de camera een tijd lang niet gebruikt.
Uiterlijk twee maanden nadat de capaciteit van een batterij in de
camera uitgeput is (zie hiervoor ook de laatste opmerking onder
'Batterij opladen', pagina 65), moeten de datum en tijd opnieuw
worden ingevoerd.
Geheugenkaart plaatsen
Geheugenkaart verwijderen
NL
70
Voorbereidingen
Bruikbare geheugenkaarten
De camera slaat de opnamen op een SD- (Secure Digital), respec-
tievelijk SDHC- (High Capacity), respectievelijk SDXC- (eXtended
Capacity) kaart op.
SD/SDHC/SDXC-geheugenkaarten worden door verschillende pro-
ducenten en met uiteenlopende capaciteit en schrijf-/leessnelheid
aangeboden. Vooral die met een grote capaciteit en hoge schrijf-/
leessnelheid maken een aanzienlijk snellere registratie en weer-
gave mogelijk. De kaarten hebben een schakelaar voor schrijfbevei-
liging, waarmee de gegevens tegen onopzettelijk opslaan en wissen
kunnen worden beschermd. Deze schakelaar is als schuif op de
niet-afgeschuinde kant van de kaart uitgevoerd en beveiligt gege-
vens op de kaart in zijn onderste stand, die met LOCK is gemar-
keerd.
Opmerking:
Raak de contacten van de geheugenkaart niet aan.
Weergave van de geheugenkaart-capaciteit
In de zoeker kunt u laten weergeven hoeveel opnames u nog kunt
maken:
1. Camera inschakelen
Eerst verschijnt de batterij-capaciteit.
2. Functieknop 1x indrukken
Uitsluitend nodig als de camera weliswaar is ingeschakeld, maar de
zoekerweergave weer is verdwenen:
3. Ontspanner tot het eerste drukpunt indrukken
4. Functieknop 1x indrukken
De betreende waarde verschijnt
3 s na het indrukken van de ontspanner tot aan het eerste
indrukpunt, of na het loslaten van de functieknop gaat de
weergave terug naar de gangbare toestand.
Als de capaciteitsgrens is bereikt, verschijnt altijd Full,
onafhankelijk van het feit of de zoekerweergave reeds in- of
uitgeschakeld was.
Opmerking:
Het aanbod van SD/SDHC/SDXC-kaarten is zo groot dat Leica
Camera AG alle verkrijgbare typen niet volledig op compatibiliteit
en kwaliteit kan controleren. Een beschadiging van camera of
kaart is weliswaar niet te verwachten, maar omdat vooral zoge-
noemde merkloze kaarten ten dele niet aan de SD-/SDHC/
SDXC-standaards voldoen, kan Leica Camera AG geen garantie
bieden voor een goede werking.
Als de geheugenkaart niet is te plaatsen, controleert u de juiste
uitlijning.
Omdat elektromagnetische velden, elektrostatische lading evenals
defecten aan de camera en de kaart tot beschadiging of verlies van
gegevens op de geheugenkaart kunnen leiden, is het raadzaam de
gegevens naar een computer te kopren en daar op te slaan (zie pagina
90).
Om dezelfde reden wordt geadviseerd de kaart in principe in een
antistatisch foedraal te bewaren.
NL
71
Voorbereidingen
LEICA M-OBJECTIEVEN
Als basisregel geldt: De meeste Leica M-objectieven kunnen worden
gebruikt. Bijzonderheden over de enkele uitzonderingen en beper-
kingen worden in de volgende opmerkingen toegelicht.
Het gebruik is onafhankelijk van de objectiefuitrusting: met of
zonder 6-bit codering in de bajonet. Bij objectieven met codering
gebruikt de camera de overgedragen informatie om belichting en
beeldgegevens te optimaliseren.
Ook zonder deze extra uitrusting (dat wil zeggen: bij gebruik van
Leica M-objectieven zonder code) zal de camera in de meeste
gevallen goede opnamen maken.
Belangrijk:
Niet geschikt:
Hologon 1:8 / 15 mm,
Summicron 1:2 / 50 mm met dichtbij-instelling,
Elmar 1:4/90 mm met verzinkbare tubus (productieperiode
1954-1968)
Verscheidene exemplaren van de Summilux-M 1.4 / 35 mm
(niet asferisch, productieperiode 1961-1995, Made in
Canada) kunnen niet op de camera worden gezet, respectie-
velijk niet tot oneindig scherpstellen. De Leica Customer Care
afdeling kan deze objectieven dusdanig modifi ceren dat ze ook
op de camera kunnen worden gebruikt.
Geschikt, maar met het risico van beschadiging van de camera
respectievelijk het objectief:
Objectieven met verzinkbare tubus kunnen uitsluitend met
uitgetrokken tubus worden gebruikt, dat wil zeggen: hun tubus
mag op de camera in geen geval worden verzonken. Dit geldt
niet voor de huidige Makro-Elmar-M 1:4/90 mm, waarvan de
tubus zelf in verzonken toestand niet in de camera steekt en
daarom onbeperkt kan worden gebruikt.
NL
72
Voorbereidingen
In beperkte mate geschikt
Ondanks de grote nauwkeurigheid van de meetzoeker van de
camera kan precies scherpstellen met 135 mm-objectieven bij
open diafragma als gevolg van de zeer geringe scherptediepte niet
worden gegarandeerd. Wij raden u aan minstens twee stops te
diafragmeren.
Bruikbaar, maar uitgezonderd van de belichtingsmeting
Super-Angulon-M 1:4 / 21 mm
Super-Angulon-M 1:3,4 / 21 mm
Elmarit-M 1:2,8 / 28 mm met fabricagenummer onder 2 314 921.
Opmerking:
Leica Customer Care kan vele Leica M-objectieven achteraf van
de 6-bit codering voorzien. (Adres, zie pagina 108).
Bij gebruik van de Leica Tri-Elmar-M 1:4 / 16-18-21 mm ASPH.
wordt de ingestelde brandpuntsafstand niet aan de camerabe-
huizing overgedragen en daarom ook niet in de EXIF-gegevensre-
cord van de opnamen vermeld.
De Leica Tri-Elmar-M 1:4 / 28-35-50 mm ASPH. bezit daarente-
gen de voor de inspiegeling van de geschikte lichtkaders in de
zoeker noodzakelijke mechanische overbrenging van de inge-
stelde brandpuntsafstand naar de camera, die door de camera-
elektronica worden gemonsterd en worden gebruikt voor de
brandpuntsafstand-specifieke correctie. Dit geldt voor alle drie
varianten van het objectief (artikelnummers 11 625, 11 890 en
11 894).
NL
73
Voorbereidingen
Objectief plaatsen
1. Camera uitschakelen
2. Het objectief aan de vaste ring beetpakken.
3. De rode indexknop van het objectief tegenover de ontgrendel-
knop op de camerabehuizing houden
4. Het objectief in deze stand passend op de camera plaatsen
5. Met een korte draai naar rechts wordt het objectief hoor- en
voelbaar vergrendeld.
Objectief verwijderen
1. Camera uitschakelen
2. Het objectief aan de vaste ring beetpakken.
3. De ontgrendelknop op de camerabody indrukken
4. Het objectief naar links draaien tot zijn rode indexknop tegen-
over de ontgrendelknop staat
5. Objectief dan zonder te wrikken verwijderen
Opmerking:
Als basisregel geldt: Ter bescherming tegen het binnendringen
van stof en dergelijke moet u altijd een objectief of de came-
radop op de camera laten zitten.
Om dezelfde reden moet het wisselen van een objectief snel en
in een zo stofvrij mogelijke ruimte plaatsvinden.
Kunststof camera- of objectiefdoppen moeten niet in een broek-
zak worden bewaard, omdat ze daar stof aantrekken dat bij het
plaatsen van het objectief in de camera kan terechtkomen.
NL
74
Camerabediening
BEDIENINGSELEMENTEN
HOOFDSCHAKELAAR
16 17
De camera wordt met de hoofdschakelaar in- en uitgeschakeld.
Deze bevindt zich onder de ontspanner en is als hendel met vier
klikstanden uitgevoerd:
OFF Camera uitgeschakeld
b.
S Enkele opnamestand
Door de ontspanner in te drukken maakt u telkens één opname,
of u hem nu ingedrukt houdt of niet. Het spannen van de sluiter
gebeurt bijzonder stil en zonder veel trillingen.
c.
C Opnameserie-stand
Zolang u de ontspanner ingedrukt houdt en de capaciteit van de
gebruikte geheugenkaart en het interne geheugen het toelaten,
zullen er continu opnamen worden gemaakt. Eerst minstens
acht snel achter elkaar, daarna met lagere frequentie.
d.
Zelfontspanner
Het bedienen van de ontspanner start de ingestelde wachttijd
(zie pagina 90) waarna de opname wordt gemaakt.
Opmerking:
De camera is vanaf circa 1 s na het inschakelen paraat.
Wanneer de camera langere tijd niet wordt gebruikt of in een tas
wordt opgeborgen, moet deze altijd met de hoofdschakelaar
worden uitgeschakeld. Hierdoor wordt ieder stroomverbruik
voorkomen dat ook in de stand-by modus na het automatisch
uitschakelen van de belichtingsmeter en het verdwijnen van de
weergaven toch nog plaatsvindt. Onbedoelde opnamen worden
hiermee ook verhinderd.
ONTSPANNER
De ontspanner heeft twee indrukstanden:
1. Indrukken tot het eerste drukpunt
activeert de belichtingsmeting en de zoekerweergave
slaat in tijdautomaat de gemeten belichtingswaarde op, dat
wil zeggen: de door de camera berekende sluitertijd (meer
hierover vindt u in het hoofdstuk 'De opslag van meetwaar-
den' op pagina 84)
* Afhankelijk van de kaart-snelheid
NL
75
Camerabediening
Als de ontspanner op deze indrukstand wordt gehouden, blijft de
weergave actief. Als de camera vooraf in stand-by stond, zal hij
weer worden geactiveerd en de weergave worden ingeschakeld.
Na het loslaten van de ontspanner blijven het meetsysteem en de
weergaven nog circa 30 s ingeschakeld en kunt u opnieuw een
meting uitvoeren (meer hierover vindt u in de gedeelten onder
'Belichtingsmeting' vanaf pagina 82).
Opmerking:
De ontspanner blijft geblokkeerd als
het interne geheugen (tijdelijk) vol is, bijvoorbeeld na een serie
van 16 opnamen, of
de geplaatste geheugenkaart en het interne geheugen (tijdelijk)
vol zijn, of
de geplaatste geheugenkaart een schrijfbeveiliging heeft, of
de beeldnummering van de geplaatste geheugenkaart is 'ver-
bruikt' (in een dergelijk geval de kaart na het opslaan van de
gegevens buiten de camera formatteren), of
de batterij zijn grenzen heeft bereikt (capaciteit, temperatuur,
leeftijd), of
het bodemdeksel niet is geplaatst.
2. Als de ontspanner helemaal wordt ingedrukt, vindt de opname
plaats. De gegevens worden daarna op de geheugenkaart opge-
slagen.
Opmerking:
De ontspanner moet, om bewegingsonscherpte te voorkomen,
voorzichtig (niet met een ruk) worden ingedrukt, totdat de sluiter
functioneert.
TIJD-INSTELWIELTJE
Met het tijd-instelwieltje worden de belichtingsmodi geselecteerd,
tijdautomaatmodus door instelling op de rood gemarkeerde
A-posi-
tie (zie pagina 83),
handmatig door het kiezen van een sluitertijd tussen
1
4000 en 8 s,
(tussenwaarden die in ½ stappen vastklikken zijn eveneens
beschikbaar), maar ook
de met het
-symbool gemarkeerde, kortst mogelijke synchroni-
satietijd
1
180 s voor de fl itsmodus (zie pagina 89), en
B voor lange belichtingstijden (zie pagina 85).
Het tijd-instelwieltje heeft geen aanslag, het kan vanuit elke stand
in een willekeurige richting kan worden gedraaid. Het klikt bij alle
gegraveerde standen en de tussenwaarden vast. Tussenstanden
buiten de klikstanden mogen niet worden gebruikt.
Meer informatie over de instelling van de juiste belichting staat in
de hoofdstukken onder: 'Belichtingsmeting' vanaf pagina 82
NL
76
Camerabediening
BASISINSTELLINGEN
DATUM EN TIJD
De eigenlijke instelling wordt uitsluitend met de functieknop, het
duimwieltje en de zoekerweergave gerealiseerd.
De instelmodus oproepen:
1. Hoofdschakelaar op
stellen
2. Functieknop lang indrukken (12 s, waarbij geen andere
bedieningsstap mag worden gerealiseerd)
De betre ende waarden instellen:
3. Met het duimwieltje
Omschakelen tussen de waardegroepen:
4. Functieknop kort indrukken
Volgorde van de waardegroep
Het jaar instellen:
De maand instellen:
De dag instellen:
Het uur instellen:
De minuut instellen:
De instelmodus verlaten
1. Functieknop lang indrukken (12 s), of hoofdschakelaar uit de
-positie draaien, of ontspanner aantikken
Alle instellingen worden daarbij overgenomen / opgeslagen.
NL
77
Camerabediening
ISO-GEVOELIGHEID
De ISO-instelling heeft een gebied van ISO 200 – 6400 in
1
3 ISO-
stappen, wat de instelling van de sluitertijd-/diafragmawaarden aan
de betreende situaties mogelijk maakt. Daartoe dient de vastklik-
kende instelschijf aan de achterzijde van de camera. Draai deze
zodanig dat het indexpunt tegenover de gewenste schaalwaarde
staat.
Opmerking:
In het bijzonder bij hoge ISO-waarden en latere beeldbewerking en
vooral in grotere gebieden van uniforme helderheid van het onder-
werp kan er ruis zichtbaar worden, alsmede verticale en horizon-
tale strepen.
VASTE CAMERA-INSTELLINGEN
Deze camera slaat de beeldgegevens op in het verliesvrij gecompri-
meerde DNG-formaat. De witbalans vindt automatisch plaats.
NL
78
Camerabediening
DE LICHTKADER-MEETZOEKER
De lichtkader-meetzoeker van de camera is niet alleen een bijzon-
der hoogwaardige, grote, briljante en heldere zoeker, maar ook een
aan het objectief gekoppelde, zeer precieze afstandmeter. Hij heeft
een vergrotingsfactor van 0,68x. De lichtkaders worden door LED's
wit belicht.
Ze zijn zodanig met de afstandsinstelling gekoppeld dat de parallax
(de o set tussen de objectief- en zoekeras) automatisch wordt
gecompenseerd. De sensor registreert bij afstanden van minder
dan 2 m iets minder dan dat de binnenkanten van de lichtkaders
aanduiden, bij grotere afstanden iets meer (zie afbeeldingen hier-
naast). Deze geringe afwijkingen zijn in de praktijk zelden van
doorslaggevende betekenis en worden bepaald door het principe:
Lichtkaders van een zoekercamera moeten op de beeldhoek van
de betre ende objectief-brandpuntsafstanden worden afgestemd.
De nominale beeldhoek verandert echter iets bij het scherpstellen
vanwege de daarbij veranderende uittrekking; dat wil zeggen: door
de afstand van het optische systeem van het sensorvlak. Als de
ingestelde afstand kleiner is dan oneindig (en overeenkomstig de
uittrekking groter), wordt ook de werkelijke beeldhoek kleiner: het
objectief registreert minder van het onderwerp. Bovendien zijn de
verschillen van de beeldhoek bij langere brandpuntsafstanden ten
gevolge van de grotere uittrekking ook groter.
In het midden van het zoekerveld ligt het rechthoekige afstand-
meetveld, dat lichter is dan het omliggende beeldveld.
Wanneer de belichtingsmeter is ingeschakeld, verschijnen onder in
het zoekerbeeld de LED’s van de belichtingsmeter, respectievelijk
het LED-fl itssymbool. Meer over de afstands- en belichtingsmeting
evenals de fl itsmodus staat in de betre ende gedeelten op pagi-
na's 80/82/86.
22:45 PM 22.02.2012
999-9000
8234/999912MP
2.8F 1/8000 12500ISO EV
INFO
A
B
Alle opnamen en lichtkader-posities gelden voor een brandpuntsafstand van 50 mm
A
Lichtkader
B
Werkelijk beeldveld
Instelling op 0,7 m: De sensor registreert circa één kaderbreedte minder.
Instelling op 2 m: De sensor registreert precies het beeldveld dat door de
binnenkanten van het lichtkader wordt getoond.
Instelling op oneindig: De sensor detecteert één respectievelijk vier (verticaal of
horizontaal) kaderbreedte(n) meer.
NL
79
Camerabediening
DE BEELDVELDKIEZER
De beeldveldkiezer breidt de mogelijkheid van deze ingebouwde
universele zoeker nog uit: u kunt wanneer u maar wilt de beeldka-
ders in beeld brengen die niet tot het op dat moment gebruikte
objectief behoren. Met deze ingebouwde universele zoeker kunt u
te allen tijde de beeldkaders in beeld brengen die niet tot het op
dat moment gebruikte objectief behoren. U ziet dan direct of het
voor de beeldvorming gunstiger is het onderwerp met een andere
brandpuntsafstand op te nemen. Als de hendel naar buiten wordt
gezwenkt (dus van het objectief weg), verschijnen de beeldbegren-
zingen voor 35 en 135 mm brandpuntsafstand.
Als de hendel in de verticale, centrale positie wordt gezwenkt,
verschijnen de beeldveldbegrenzingen voor 50 en 75 mm brand-
puntsafstand. Als de hendel naar binnen wordt gezwenkt (richting
objectief), verschijnen de beeldbegrenzingen voor de 28 en 90 mm
brandpuntsafstand.
35mm + 135mm
22:45 PM 22.02.2012
999-9000
8234/999912MP
2.8F 1/8000 12500ISO EV
INFO
50mm + 75mm
22:45 PM 22.02.2012
999-9000
8234/999912MP
2.8F 1/8000 12500ISO EV
INFO
28mm + 90mm
22:45 PM 22.02.2012
999-9000
8234/999912MP
2.8F 1/8000 12500ISO EV
INFO
NL
80
Opnamemodus
AFSTANDSMETING
Met de afstandsmeter van deze camera kan vanwege zijn grote
eectieve meetbasis zeer precies worden gewerkt. Dit blijkt vooral
bij het gebruik van groothoekobjectieven met hun relatief grote
scherptediepte gunstig te zijn.
Mechanische meetbasis
(afstand van de optische assen
van het zoekervenster en het
kijkvenster van de afstandsme-
ter)
x zoeker-
vergroting
= eectieve
meetbasis
69,25 mm x 0,68 = circa 47,1
mm
Het meetveld van de afstandsmeter is in het midden van de zoeker
als lichte, scherp afgebakende rechthoek te zien. De scherpte kan
volgens de mengbeeld- of deelbeeldmethode worden ingesteld:
Mengbeeldmethode
Richt bijvoorbeeld bij een portret het meetveld van de afstandsme-
ter op het oog, en draai net zo lang aan de afstand-instelring van
het objectief, totdat de contouren in het meetveld samenvallen.
Daarna de uitsnede van het onderwerp vastleggen.
onscherp scherp
NL
81
Opnamemodus
Deelbeeldmethode
Richt bijvoorbeeld voor een architectuuropname het meetveld van
de afstandsmeter op de verticale of een andere duidelijk afgeba-
kende verticale lijn, en draai met de afstandsinstelring van het
objectief net zo lang, totdat de contouren van de kant of lijn op de
begrenzingen van het meetveld zonder oset te zien zijn. Daarna
de uitsnede van het onderwerp vastleggen.
onscherp scherp
NL
82
Opnamemodus
BELICHTINGSMETING
Bij deze camera vindt de belichtingsmeting voor het aanwezige
omgevingslicht plaats door het objectief bij werkdiafragma met
sterke centrumoriëntatie. Daarbij wordt het door de lichte sluiterla-
mel van het eerste sluitergordijn gereflecteerde licht gemeten. De
voor een correcte belichting geschikte tijd/diafragma-combinaties
worden door de zoekerweergaven aangegeven respectievelijk
worden met hun hulp berekend.
Met de tijdautomaat wordt het diafragma handmatig geselecteerd,
maar de camera berekent zelf de bijbehorende sluitertijd. In deze
modus informeert een digitale LED-weergave over de berekende
sluitertijd (bijvoorbeeld
1000)
Bij handmatige instelling van beide waarden dient voor de afstelling
van de belichting een lichtschaal (▸▯◂) van drie rode LED's. Als de
instelling goed is, brandt uitsluitend de middelste, ronde LED.
De belichtingsmeter in-/uitschakelen
De belichtingsmeter wordt ingeschakeld door de ontspanner licht
in te drukken tot aan zijn eerste drukpunt, vooropgesteld dat de
camera met de hoofdschakelaar is ingeschakeld en het tijd-instel-
wieltje niet op B staat. Eén van de weergaven in de zoeker meldt
door middel van constant branden dat de belichtingsmeter gereed
is om te meten:
bij tijdautomaat door de digitale LED-weergave van de sluitertijd,
bij handmatige instelling door een van de beide driehoekige
LED’s, eventueel samen met de middelste, ronde LED.
Als de ontspanner weer wordt losgelaten zonder de sluiter te
activeren, blijft de belichtingsmeter nog circa 12 s lang ingescha-
keld en blijft (blijven) de betreende LED(’s) zolang branden.
Wanneer het tijd-instelwieltje op
B staat, is de belichtingsmeter
uitgeschakeld.
Opmerking:
Als de weergaven zijn verdwenen, bevindt de camera zich in een
'Stand-by'-toestand.
Bij zeer weinig omgevingslicht (dat wil zeggen: in het grensge-
deelte van de belichtingsmeter) kan het circa 0,2 s duren tot de
LED's branden.
Als een juiste belichting met de beschikbare sluitertijden bij
tijdautomaat niet mogelijk is, knippert als waarschuwing de
sluitertijdweergave (meer hierover vindt u in het hoofdstuk 'De
tijdautomaat' op pagina 83).
Als bij handmatige instelling en zeer weinig licht het meetbereik
van de belichtingsmeter niet wordt gehaald, knippert als waar-
schuwing de linker driehoekige LED. Bij tijdautomaat wordt
verder de sluitertijd weergegeven. Wanneer de benodigde slui-
tertijd de langst mogelijke tijd van 60 s overschrijdt, knippert
ook deze weergave.
Wanneer de camera langere tijd niet wordt gebruikt of in een tas
wordt opgeborgen, moet deze altijd met de hoofdschakelaar
worden uitgeschakeld. Hierdoor wordt ieder stroomverbruik
voorkomen dat ook in de stand-by modus na het automatisch
uitschakelen van de belichtingsmeter en het verdwijnen van de
weergaven toch nog plaatsvindt. Onbedoelde opnamen worden
hiermee ook verhinderd.
De sluitertijd die nodig is voor een correcte belichting, respectieve-
lijk de afwijking van een juiste belichting, wordt aangegeven door
de zoekerweergaven, respectievelijk wordt met hun behulp bere-
kend (zie de volgende secties).
NL
83
Opnamemodus
DE BELICHTINGSMODI
De camera kent twee belichtingsmodi: Tijdautomaat of handmatige
instelling. Afhankelijk van onderwerp, situatie en individuele voor-
keur kan op deze wijze gekozen worden uit
de gebruikelijke 'half-automaat' of
de vaste instelling van sluitertijd en diafragma.
TIJDAUTOMAAT
Als het tijd-instelwieltje in de
A-stand staat, zal de elektronica van de
camera de geschikte sluitertijd automatisch en traploos binnen een
bereik van
1
4000 tot 60 s bepalen, en wel volgens de ingestelde filmge-
voeligheid, de gemeten lichtsterkte en het handmatig gekozen
diafragma. De bepaalde sluitertijd wordt voor een beter overzicht in
halve stappen weergegeven.
Bij langere sluitertijden dan 2 s wordt na het ontspannen in de
weergave de resterende belichtingstijd in seconden teruggeteld. De
werkelijk berekende, en traploos gestuurde belichtingstijd kan echter
van de halve-stap weergaven afwijken: Als bijvoorbeeldór het
ontspannen 16 (als dichtstbijgelegen waarde) in de weergave is te
zien en de bepaalde belichtingstijd toch langer is, kan het terugtellen
na ontspannen ook met 19 beginnen.
Bij extreme lichtomstandigheden kan de belichtingsmeting bij de
verwerking van alle parameters sluitertijden opleveren die buiten
het werkgebied liggen. Dat wil zeggen: dat er belichtingstijden
korter dan
1
4000 s of langer dan 60 s vereist zouden zijn. In zulke
gevallen worden toch de genoemde minimale en maximale sluiter-
tijden gebruikt, maar als waarschuwing zullen deze waarden in de
zoeker knipperen.
Opmerking:
Zoals in combinatie met de ISO-instelling op pagina 77 beschre-
ven staat, is bij de toepassing van hoge gevoeligheden, en vooral
bij gelijkmatig donkere vlakken, in meerdere of mindere mate
beeldruis merkbaar. Ter reductie van dit storende verschijnsel
maakt de camera automatisch na opnamen met langere sluiter-
tijden en hoge ISO-waarden een tweede 'zwartopname' (met
gesloten sluiter). De bij deze parallel-opname gemeten ruis
wordt dan rekenkundig van het eigenlijke opnamerecord 'afge-
trokken'. Bij langdurige belichtingen moet rekening worden
gehouden met deze verdubbeling van de 'belichtings'-tijd. De
camera mag intussen niet worden uitgeschakeld.
Als u een donkere of lichtere weergave van het onderwerp
wenst, kunt u de belichting het best handmatig instellen (zie
pagina 84).
NL
84
Opnamemodus
MEETWAARDEGEHEUGEN
Vaak worden belangrijke delen van het onderwerp om vormge-
vende redenen uit het midden geplaatst en soms zijn ze lichter of
donkerder dan gemiddeld. De centrumgeoriënteerde meting neemt
maar een gedeelte in het centrum van het beeld op en is geijkt op
een gemiddelde grijswaarde.
Onderwerpen en situaties van deze soort kunnen ook met de
tijdautomaat zeer eenvoudig met het meetwaardegeheugen worden
verwerkt.
Toepassen van de functie
1. Richt uw camera op het belangrijke deel van het onderwerp
respectievelijk alternatief op een ander, gemiddeld helder
detail.
2. Door het indrukken van de ontspanner tot het eerste drukpunt
vinden de meting en opslag plaats. Zolang het drukpunt wordt
vastgehouden, verschijnt als bevestiging in de zoeker een
kleine rode punt op de regel met cijfers en de tijdweergave
verandert ook bij gewijzigde lichtomstandigheden niet meer.
3. Met nog steeds ingedrukt gehouden ontspanner wordt de
camera daarna op de uiteindelijke beelduitsnede gezwenkt,
4. en kan dan met de aanvankelijk bepaalde belichting worden
ontspannen.
Een wijziging van de diafragma-instelling nadat de meetwaarde is
opgeslagen, heeft geen aanpassing van de sluitertijd tot gevolg en
zou tot een foutieve belichting leiden. Het opslaan wordt geannu-
leerd als u uw vinger van het drukpunt van de ontspanner neemt.
BELICHTINGSCORRECTIES
Belichtingsmeters zijn geijkt op een grijswaarde die overeenkomt
met de lichtsterkte van een normaal (dat wil zeggen: gemiddeld
fotografisch) onderwerp. Wanneer het gemeten detail van het
onderwerp niet aan deze voorwaarden voldoet, kan een belich-
tingscorrectie worden uitgevoerd. Vooral bij meerdere opnamen
achter elkaar, bijvoorbeeld als om bepaalde redenen voor een serie
opnamen bewust een iets krappere of ruimere belichting gewenst
is, kan de belichtingscorrectie een zeer handige functie zijn. Een-
maal ingesteld blijft deze anders dan de meetwaarde-opslag werk-
zaam totdat deze weer wordt gereset. U kunt belichtingscorrecties
in een gebied van ±3 EV in stappen van
1
3 EV instellen (EV: Expo-
sure Value = belichtingswaarde).
1. Camera inschakelen
2. Functieknop ingedrukt houden en duimwieltje draaien
Tijdens het instellen geeft de digitale weergave in de zoeker
de desbetreende waarde aan. Ook na het aantikken van de
ontspanner verschijnt hij kortstondig.
HANDMATIG INSTELLEN VAN DE BELICHTING
Wanneer u de belichting volledig handmatig wilt instellen, moet het
tijd-instelwieltje op één van de ingegraveerde sluitertijden of
tussenwaarden zijn vastgeklikt.
Vervolgens
1. de belichtingsmeter inschakelen en
2. door draaien van het tijd-instelwieltje en / of diafragma-instel-
ring van het objectief (telkens in de richting van de oplichtende
driehoekige LED) alleen de ronde LED laten branden.
NL
85
Opnamemodus
Behalve de voor een goede belichting benodigde draairichting van
het tijd-instelwieltje en de diafragma-instelring geven de drie LED’s
van de lichtschaal op de volgende wijze onder- en overbelichting
evenals de juiste belichting aan:
Onderbelicht met minstens één diafragmastop; naar rechts
draaien
Onderbelicht met hooguit een halve diafragmastop; naar
rechts draaien
Juiste belichting
Overbelicht met hooguit een halve diafragmastop; naar links
draaien
Overbelicht met minstens één diafragmastop; naar links
draaien
Opmerking:
Bij langere sluitertijden dan 2 s wordt na het ontspannen in de
weergave de resterende belichtingstijd in seconden teruggeteld.
DE
B-INSTELLING
Bij de
B-instelling blijft de sluiter zo lang geopend als de ontspan-
ner ingedrukt wordt gehouden (tot maximaal 60 s, afhankelijk van
de ISO-instelling).
De belichtingsmeter blijft uitgeschakeld, de digitale cijferweergave
in de zoeker telt ter oriëntatie de verlopen belichtingstijd in secon-
den mee.
Opmerking:
Bij lange belichtingstijden kan er zeer sterke beeldruis ontstaan.
Ter reductie van dit storende verschijnsel maakt deze camera
automatisch na opnamen met langere sluitertijden (vanaf circa
1
30 s,) een tweede 'zwartopname' (met gesloten sluiter). De bij
deze parallel-opname gemeten ruis wordt dan rekenkundig van
het eigenlijke opnamerecord 'afgetrokken'.
Bij langdurige belichtingen moet rekening worden gehouden met
deze verdubbeling van de 'belichtings'-tijd. De camera mag
intussen niet worden uitgeschakeld.
WAARDES BOVEN OF ONDER HET MEETBEREIK
Als bij handmatige instelling en zeer weinig licht het meetbereik
van de belichtingsmeter niet wordt gehaald, knippert als waarschu-
wing in de zoeker de linker driehoekige LED (
) en bij te veel licht
de rechter (
). Bij tijdautomaat wordt verder de sluitertijd weerge-
geven. Wanneer de benodigde sluitertijd langer blijkt dan de lang-
ste mogelijke tijd van 60 s, respectievelijk korter wordt dan de
kortste mogelijke tijd van
1
4000 s, zullen ook deze weergaven gaan
knipperen. Omdat de belichtingsmeting met het ingestelde dia-
fragma plaatsvindt, kan deze situatie ook door diafragmeren van
het objectief ontstaan. De belichtingsmeter blijft (ook als het
meetbereik niet wordt gehaald) nog circa 30 s na het loslaten van
de ontspanner ingeschakeld. Als in deze periode (bijvoorbeeld door
wijziging van de onderwerp-uitsnede of door openen van het
diafragma) de lichtomstandigheden verbeteren, gaat de LED-weer-
gave over van knipperen naar constant branden en geeft daarmee
de meting vrij.
NL
86
Opnamemodus
FLITSMODUS
De camera bepaalt het benodigde flitsvermogen door het afgeven
van één of meer meetflitsen in fracties van seconden voor de
eigenlijke opname. Direct daarna, bij het begin van de belichting,
wordt de hoofdflits afgegeven. Alle factoren die de belichting
beïnvloeden (bijvoorbeeld opnamefilters en wijziging van de dia-
fragma-instelling) worden automatisch gerespecteerd.
GESCHIKTE FLITSAPPARATEN
De volgende flitsapparaten zijn in combinatie met de camera
geschikt voor alle functies die in deze handleiding zijn beschreven,
inclusief TTL-meting:
Leica System-flitsapparaten zoals de modellen SF 40, SF 64, SF
26, SF 58.
Flitsapparaten die aan de technische voorwaarden van een
System-Camera-Adaption (SCA) van het systeem 3000 voldoen,
en met de adapter SCA-3502-M5 zijn uitgerust.
Er kunnen echter ook andere, gebruikelijke flitsapparaten met
gestandaardiseerde flitsvoet en ontsteking via het positieve mid-
dencontact (X-contact) worden gebruikt.
FLITSAPPARAAT PLAATSEN
Alvorens u een flitsapparaat in de accessoireschoen van de camera
plaatst, moet
het kapje dat de accessoireschoen beschermt, als het niet wordt
gebruikt, naar achter worden geschoven en
moeten camera en flitsapparaat worden uitgeschakeld.
Bij het plaatsen van een flitsapparaat moet u erop letten, dat u de
voet volledig in de accessoireschoen schuift en, indien aanwezig,
met de klemmoer tegen ongewild loskomen en vallen beschermt.
Dit is vooral bij flitsapparaten met extra regel- en signaalcontacten
belangrijk omdat wijziging van de positie in de accessoireschoen
de vereiste contacten onderbreekt en daardoor storingen kunnen
ontstaan.
Opmerking:
Als de accessoireschoen niet wordt geplaatst, moet de bijbeho-
rende afdekking (meegeleverd) steeds zijn geplaatst.
NL
87
Opnamemodus
FLITS-BELICHTINGSREGELING
De volautomatische (dat wil zeggen: door de camera geregelde)
flitsmodus is bij de camera met de hiervoor genoemde systeem-
compatibele flitsapparaten en in beide belichtingsmodi (tijdauto-
maat
A en handmatige instelling) beschikbaar.
Bovendien is in beide belichtingsmodi een automatische invul-flits-
regeling actief. Om steeds een uitgebalanceerde verhouding tussen
flits- en omgevingslicht te garanderen, wordt het flitsvermogen bij
toenemende lichtsterkte eventueel met maximaal 1
2
3 EV vermin-
derd. Wanneer echter de aanwezige lichtsterkte zelfs met de kortst
mogelijke flitssynchronisatietijd van
1
180 s al overbelichting tot
gevolg heeft, zal een HSS-compatibele flits bij tijdautomaat niet
worden geactiveerd (details over de HSS-modus, zie pagina 89). In
zulke gevallen wordt de sluitertijd overeenkomstig het omgevings-
licht geregeld en in de zoeker aangegeven.
Bovendien geeft de camera de ingestelde gevoeligheid door aan
het flitsapparaat. Daarmee kan het flitsapparaat, voorzover het
deze weergaven bezit en voorzover het op het objectief gekozen
diafragma ook op het flitsapparaat is ingevoerd, zijn reikwijdte
automatisch aangeven. De gevoeligheidsinstelling kan bij systeem-
compatibele flitsers niet via de flitser zelf worden beïnvloed, omdat
deze al door de camera wordt overgedragen.
Opmerking:
Studioflitsinstallaties hebben vaak een zeer lange flitsduur. Het
kan in dat geval daarom eventueel zinvol zijn een langere sluiter-
tijd dan
1
180 s te kiezen.
Hetzelfde geldt voor radiografisch gestuurde flitstriggers bij het
'draadloos flitsen', omdat de radiografische overdracht een
tijdvertraging kan veroorzaken.
De instellingen en functies die in de volgende hoofdstukken zijn
beschreven, hebben alleen betrekking op deze camera en
systeemcompatibele flitsapparaten.
Meer informatie over de flitsmodus, vooral in combinatie met
andere, niet speciaal op deze camera afgestemde flitsapparaten,
evenals de verschillende modi van de flitsapparaten, vindt u in
de betreende handleiding.
NL
88
Opnamemodus
De instellingen van de door de camera geregelde, automati-
sche flitsmodus
Nadat het gebruikte flitsapparaat is ingeschakeld en op de
geschikte modus voor TTL flits-belichtingsregeling (zie flitshandlei-
ding) is geplaatst, moet daartoe aan de camera:
1. vóór elke flitsopname eerst de belichtingsmeting door licht
indrukken van de ontspanner worden ingeschakeld; dat wil
zeggen: de weergave in de zoeker moet overgeschakeld zijn op
de sluitertijden of de lichtschaal. Als dit door te snel en in één
keer volledig indrukken van de ontspanner wordt verzuimd, zal
het flitsapparaat eventueel niet worden geactiveerd.
2. het tijd-instelwieltje op
A, op de flitssynchronisatietijd (
1
180 s),
of op een langere sluitertijd (ook
B) worden ingesteld. In de
modus Tijdautomaat bepaalt de camera de sluitertijd aan de
hand van het omgevingslicht, begrenst echter lange sluitertijden
conform de 1/brandpuntsafstand-regel om bewegingson-
scherpte te verminderen.
3. de gewenste (respectievelijk het voor de betreende afstand
tot het onderwerp benodigde) diafragma worden ingesteld.
Opmerking:
Als de automatische geregelde of handmatig ingestelde sluitertijd
korter is dan
1
180 s, zal het flitsapparaat niet flitsen, behalve als het
een HSS-compatibel flitsapparaat is (zie pagina 89).
De controleweergaven van de flitsbelichting in de zoeker bij
systeemconforme flitsapparaten
In de zoeker dient een flitsvormige LED voor terugmelding en weer-
gave van verschillende situaties. Deze LED verschijnt samen met de
beschreven weergaven voor de belichtingsmeting van het aanwezige
licht.
In de automatische flitsmodus
(Flitsapparaat ingesteld op regeling richtgetal of TTL)
verschijnt ondanks ingeschakeld en paraat flitsapparaat niet:
Op de camera is handmatig een kortere sluitertijd dan
1
180 s
ingesteld en het aangesloten flitsapparaat is niet HSS-compati-
bel. In zulke gevallen activeert de camera ook een ingeschakeld
en paraat flitsapparaat niet.
knippert voor de opname langzaam (2 Hz):
Het flitsapparaat is nog niet paraat
brandt voor de opname:
Het flitsapparaat is paraat.
blijft na het ontspannen ononderbroken branden, de overige
weergaven zijn echter uit:
De flits blijft paraat.
knippert na het ontspannen snel (met 4 Hz), de overige weer-
gaven zijn echter uit:
Het apparaat is nog niet weer bedrijfsgereed gemaakt.
gaat na het ontspannen samen met de overige weergaven uit:
Onderbelichting, bijvoorbeeld door een voor het onderwerp te
klein geselecteerd diafragma.
NL
89
Opnamemodus
Bij instelling van het flitsapparaat op computerregeling (A)
of handmatige modus (M)
verschijnt ondanks ingeschakeld en paraat flitsapparaat niet:
op de camera is handmatig een kortere sluitertijd dan
1
180 s
ingesteld.
In zulke gevallen activeert de camera ook een inge-
schakeld en paraat flitsapparaat niet.
knippert voor de opname langzaam (2 Hz):
het flitsapparaat is nog niet paraat.
brandt vóór de opname:
het flitsapparaat is paraat.
LINEAIRE FLITSMODUS HSS (HIGH SPEED SYNCHRONIZATION)
De volautomatische (dat wil zeggen: door de camera gestuurde)
HSS-flitsmodus is beschikbaar bij de camera met desbetreend
uitgeruste Leica systeemflitsapparaten, met alle sluitertijden en
met tijdautomaat, en met handmatige belichtingsregeling. Hij wordt
automatisch geactiveerd door de camera, als de geselecteerde of
berekende sluitertijd korter is dan de synchronisatietijd
1
180 s. Bij
een juist ingesteld flitsapparaat vereist deze omschakeling verder
geen activiteiten van de fotograaf.
Belangrijk:
De reikwijdte bij het HSS-flitsen is duidelijk korter dan bij het
TTL-flitsen.
Opmerking:
Bij handmatige regeling van de belichting kunt u eveneens alle
sluitertijden tot de synchronisatietijd
1
180 s instellen.
Als kortere sluitertijden dan
1
180 s worden gebruikt, schakelt het
flitsapparaat automatisch over naar de HSS-modus.
NL
90
Overige zaken
DIVERSEN
FOTOGRAFEREN MET DE ZELFONTSPANNER
Met de zelfontspanner kunt u een opname met een vertraging van
12 s maken. In zulke gevallen is het raadzaam de camera daartoe
op een statief te bevestigen.
De functie instellen en gebruiken
1. Draai de hoofdschakelaar op
.
2. Voor het starten van de voorlooptijd dient u de ontspanner
door te drukken tot de tweede indrukstand, zie pagina 23).
Aan de voorkant van de camera geeft, gedurende de eerste
10 s, de knipperende LED 7 het verstrijken van de voorloop-
tijd aan.
Gedurende de voorlooptijd kan deze tijd door het aantikken van de
ontspanner opnieuw worden gestart, respectievelijk door de hoofd-
schakelaar uit de
-positie te verdraaien, worden geannuleerd.
Belangrijk:
Tijdens zelfontspanning vindt instelling van de belichting niet plaats
bij het drukpunt van de ontspanner, maar pas direct vóór de
opname.
WEERGAVE
De weergave van uw opnamen vindt op uw computer plaats. Daar-
toe moet u een computer hebben met een ingebouwd, respectieve-
lijk aangesloten kaart-leesapparaat.
GEGEVENSOVERDRACHT NAAR EEN COMPUTER
De overdracht van de beeldgegevens van de geheugenkaart naar
een computer gebeurt met behulp van een kaartlezer. U kunt zowel
een in de computer geïntegreerd als een extern via de USB-kabel
aangesloten leesapparaat gebruiken.
Datastructuur op de geheugenkaart
In de 100LEICA-, 101LEICA-, enzovoort mappen kunnen steeds
maximaal 9999 opnamen worden opgeslagen.
MET ONBEWERKTE GEGEVENS DNG WERKEN
Voor de verdere beeldbewerking hebt u een op het gebruikte
DNG- (Digital Negative)-formaat afgestemde software nodig, om de
opgeslagen onbewerkte gegevens naar de hoogste kwaliteit te
converteren, bijvoorbeeld het converteerprogramma Adobe
®
Photoshop
®
Lightroom
®
. Deze software biedt kwalitatief geoptima-
liseerde algoritmen voor de digitale kleurverwerking, die gelijktijdig
bijzonder weinig ruis en een verbazingwekkende resolutie mogelijk
maakt.
Bij de bewerking hebt u de mogelijkheid achteraf parameters zoals
ruisvermindering, gradatie, scherpte enzovoort in te stellen en op
deze wijze een maximale beeldkwaliteit te realiseren.
NL
91
Overige zaken
INSTALLEREN VAN FIRMWARE-UPDATES
Leica werkt voortdurend aan de verdere ontwikkeling en optimali-
sering van zijn producten. Omdat er bij digitale camera’s zeer veel
functies uitsluitend door software worden gestuurd, kunnen
enkele van deze verbeteringen en uitbreidingen van opties
achteraf worden geïnstalleerd.
Om deze reden biedt Leica in onregelmatige intervallen zoge-
naamde firmware-updates aan. Informatie over de daarmee ver-
bonden wijzigingen en aanpassingen van de uitleg in deze handlei-
ding vindt u op onze internetpagina:
www.leica-camera.com
Procedure:
1. Camera uitschakelen
2. Geheugenkaart in een (geïntegreerd of met uw computer
verbonden) kaartleesapparaat plaatsen
3. Geheugenkaart formatteren
4. Van onze internetpagina het firmware-bestand ophalen onder
de link 'FIRMWARE'
5. Bestand *.FW op het hoogste niveau van de geheugenkaarten-
mappenstructuur opslaan
6. Bestand *.FW eventueel uitpakken
7. Geheugenkaart uit het kaartleesapparaat nemen
8. Garanderen dat de camera is uitgeschakeld, de geheugenkaart
in de camera plaatsen en het bodemdeksel plaatsen
9. Functieknop ingedrukt houden en dan camera inschakelen
De update-procedure begint. Het kan tot 15 minuten duren.
Weergaven
Zoeker-LED
(permanent branden)
Achterwand-LED
Tijdens de procedure
UP
brandt
Na verrichte update
UP
dooft
Batterijcapaciteit te
laag voor updatepro-
cedure
bc
knippert langzaam
Update niet mogelijk*
Err
knippert snel
* bijvoorbeeld omdat de camera geen updatebestand op de kaart vindt
NL
92
Accessoires
SYSTEEMACCESSOIRES
WISSELOBJECTIEVEN
Het Leica M-systeem biedt de basis voor optimale aanpassing aan
snel en onopvallend fotograferen. Het assortiment aan objectieven
omvat brandpuntsafstanden van 16 tot 135 mm en lichtsterkten
tot 1:0,95.
FILTER
Voor de actuele Leica M-objectieven zijn verschillende filtertypen
en -grootten beschikbaar.
Opmerking:
Leica UV/IR filters, die speciaal voor gebruik op de Leica M8 en
M8.2 werden ontwikkeld, moeten op de LeicaM niet worden
gebruikt, omdat er vooral bij groothoekobjectieven kleurverschui-
ving aan de beeldranden kan ontstaan.
SPIEGELZOEKER M
Voor ieder van de 18, 21 en 24 mm objectieven is er een passende
spiegelzoeker beschikbaar. Ze onderscheiden zich door hun zeer
compacte constructie en heldere zoekerbeeld. Om de beelduit-
snede te bepalen, wordt er gebruik gemaakt van lichtkaders, net
zoals voor de camerazoeker (bestelnummer 18 mm: 12 022 zwart,
12 023 zilver / 21 mm: 12 024 zwart, 12 025 zilver / 24 mm: 12
026 zwart, 12 027 zilver).
UNIVERSELE GROOTHOEKZOEKER M
De Leica Universele groothoekzoeker M is een uitgesproken prak-
tisch accessoire. Deze kan onbeperkt op alle analoge en digitale
Leica M-modellen worden gebruikt en biedt (precies zoals in de
zoeker van de camera) met ingespiegelde lichtkaders na bepaling
van de beelduitsnede de groothoek-brandpuntsafstanden 16, 18,
21, 24 en 28 mm. De zoeker is voorzien van parallax-compensatie
evenals een waterpas voor een nauwkeurige horizontale uitlijning
van de camera.
(Bestelnummer 12 011).
ZOEKERLOEPEN M 1.25x EN M 1.4x
De Leica zoekerloepen M 1.25x en M 1.4x vereenvoudigen de
beeldvorming bij toepassing van brandpuntsafstanden vanaf 35
mm aanzienlijk. Ze kunnen op alle LEICA M-modellen worden
gebruikt en vergroten het middelste gebied van het zoekerbeeld: de
0,68x-zoeker van deze camera krijgt met de loep 1.25x een
0,85-voudige vergroting, met de loep 1.4x een 0,95-voudige vergro-
ting.
Als beveiliging tegen verlies dient een veiligheidskettinkje met
kliksluiting, waarmee de zoeker aan de bevestigingsring van de
draagriem kan worden gehangen.
De zoekerloepen worden in een leren foedraal geleverd. Met een
lus aan het foedraal houdt u de zoekerloep paraat aan de draag-
riem van de camera en blijft hij beschermd.
(Bestelnummer 12 004 M 1.25x, 12 006 M 1.4x)
NL
93
Accessoires / onderdelen
FLITSAPPARATEN
De Leica M-D kan met verschillende soorten flitsapparaten
worden gebruikt. Uitsluitend systeemcompatibele apparaten met
de merkenrechtelijk beschermde Leica interface maken een
camera-afhankelijke, volautomatische flits-belichtingsregeling
mogelijk. Leica biedt hiertoe meerdere, verschillend uitgeruste
modellen aan.
Opmerking:
Zorg dat het accessoireschoenkapje steeds is aangebracht als er
geen accessoire wordt gebruikt.
CORRECTIELENZEN
Voor optimale aanpassing van het oog aan de zoeker van de
camera bieden wij correctielenzen in de volgende dioptriewaarden
(sferisch) aan: ±0,5 / 1 / 1,5 / 2 / 3.
FOTOTASSEN
De nieuwe paraattas-M werd speciaal voor de nieuwe LeicaM ontwik-
keld. Hij beschermt de camera tijdens transport en kan voor de
snelle inzet bij het fotograferen met de camera verbonden blijven.
Voor een goede bescherming tijdens intensiever fotograferen kan
het voorste gedeelte van de tas worden verwijderd, zodat het
resterende gedeelte van de tas als camera-protector kan blijven
fungeren.
(Bestelnummer 14 547)
Bovendien is er voor omvangrijkere camera-uitrustingen de klas-
sieke Billingham combinatietas van waterdichte stof. Deze biedt
plaats aan twee body’s met twee objectieven of één body met drie
objectieven. Zelfs voor grote objectieven en een gemonteerde
handgreep M is er voldoende ruimte. Een vak met ritssluiting biedt
ruimte voor een flitsapparaat Leica SF 26 en overige accessoires.
(Bestelnummer 14 854 zwart, 14 855 khaki)
RESERVEONDERDELEN Bestelnummer
Bajonetdeksel M 14 397
Afdekking accessoireschoen M 14 900
Draagriem 439-612.105-000
Li-ionbatterij BP-SCL2 14 499
Laadtoestel BC-SCL2
(met EU/USA-netsnoeren, autolaadsnoer)
14 494
Netsnoer voor AUS en UK 14 422 en 14 421
NL
94
Veiligheidsmaatregelen en onderhoud
VEILIGHEIDSMAATREGELEN EN
ONDERHOUD
ALGEMENE VOORZORGSMAATREGELEN
Gebruik uw camera niet in de onmiddellijke nabijheid van appa-
ratuur met sterke magneetvelden en elektrostatische of elektro-
magnetische velden (zoals inductie-ovens, magnetrons, monito-
ren van tv of computer, videogame-consoles, mobiele telefoons,
zendapparatuur).
Wanneer u de camera op een televisie plaatst, of in de onmiddel-
lijke nabijheid van een televisie gebruikt, kan het magneetveld
beeldregistraties verstoren.
Hetzelfde geldt voor gebruik in de buurt van mobiele telefoons.
Sterke magneetvelden, bijvoorbeeld die van luidsprekers of grote
elektromotoren kunnen de opgeslagen gegevens beschadigen,
respectievelijk de opnames verstoren.
Gebruik de camera niet in de onmiddellijke nabijheid van radio-
zenders of hoogspanningsleidingen. Hun elektromagnetische
velden kunnen de beeldregistraties eveneens verstoren.
Als de camera door het eect van elektromagnetische velden
niet goed functioneert, deze uitschakelen, de batterij verwijde-
ren en daarna de batterij weer plaatsen en de camera weer
inschakelen.
Bescherm de camera tegen contact met insectenspray en
andere agressieve chemicaliën. Benzine, verdunner en alcohol
mogen ook niet voor reiniging worden gebruikt.
Bepaalde chemicaliën en vloeistoen kunnen de behuizing van
de camera, respectievelijk het oppervlak beschadigen.
Omdat rubber en kunststof soms agressieve chemicaliën
afscheiden, mogen ze niet langere tijd met de camera in contact
blijven.
Zorg ervoor, dat zand of stof niet in de camera kan binnendrin-
gen, bijvoorbeeld aan het strand. Zand en stof kunnen de
camera en de geheugenkaart beschadigen. Let hier vooral op bij
het vervangen van objectieven en het plaatsen en uitnemen van
de kaart.
Zorg ervoor, dat geen water in de camera kan binnendringen,
bijvoorbeeld bij sneeuw, regen of aan het strand. Vocht kan tot
storingen leiden en zelfs onherstelbare schade aan de camera
en geheugenkaart veroorzaken.
Zorg dat het accessoireschoenkapje steeds is aangebracht als
er geen accessoire wordt gebruikt (bijvoorbeeld een flitsappa-
raat).
Als er spetters zout water op uw camera zijn gekomen, bevoch-
tigt u een zachte doek eerst met leidingwater, wringt deze stevig
uit en wist hiermee de camera af. Daarna met een droge doek
goed nawrijven.
SENSOR
Hoogtestraling (bijvoorbeeld bij vluchten) kan pixeldefecten
veroorzaken.
CONDENSATIEVOCHT
Als er zich condens op of in de camera heeft gevormd, moet u
hem uitschakelen en ongeveer 1 uur bij kamertemperatuur laten
liggen. Als kamer- en cameratemperatuur gelijk zijn, verdwijnt de
condens vanzelf.
NL
95
Veiligheidsmaatregelen en onderhoud
ONDERHOUD
Omdat elke vervuiling tevens een voedingsbodem voor micro-orga-
nismen vormt, moet de uitrusting zorgvuldig worden schoongehou-
den.
VOOR DE CAMERA
Reinig de camera uitsluitend met een zachte, droge doek. Hard-
nekkig vuil moet eerst met een sterk verdund afwasmiddel
worden bevochtigd, en vervolgens met een droge doek worden
weggeveegd.
Camera en objectief moeten voor het verwijderen van vlekken
en vingerafdrukken met een schone, pluisvrije doek worden
afgeveegd. Vuil in moeilijk toegankelijke hoeken van de camera-
behuizing kan met een klein borsteltje worden verwijderd. De
sluiterlamellen mogen in geen geval worden aangeraakt.
Alle mechanisch bewegende lagers en glijvlakken van uw camera
zijn gesmeerd. Denk daar aan als u de camera langere tijd niet
gebruikt: de camera ongeveer elke drie maanden meerdere
keren ontspannen om verharsen van de smeerpunten te vermij-
den. Het is ook aanbevolen dat u herhaaldelijk alle andere
bedieningselementen verstelt en gebruikt. Ook de afstandsin-
stelring en diafragma-instelring van de objectieven moet regel-
matig worden bewogen.
Let op dat er geen vuil of krassen op de sensor voor de 6-bit
codering in de bajonet komen. Zorg er ook voor dat zich daar
geen zandkorrels of dergelijke deeltjes verzamelen die krassen
op de bajonet kunnen veroorzaken. Reinig dit onderdeel uitslui-
tend droog en oefen geen druk uit op het afdekglas!
VOOR DE BATTERIJEN
De oplaadbare lithium-ion batterijen genereren stroom door interne
chemische reacties. Deze reacties worden ook door de buitentem-
peratuur en luchtvochtigheid beïnvloed. Zeer hoge en lage tempe-
raturen verkorten de standtijd en levensduur van de batterijen.
Verwijder de batterij altijd als u de camera langere tijd niet
gebruikt. Anders kan de batterij na enkele weken diep worden
ontladen; dat wil zeggen: de spanning daalt sterk, omdat de
camera, zelfs wanneer deze is uitgeschakeld, een geringe rust-
stroom verbruikt (bijvoorbeeld voor de opslag van de datum).
Lithium-ionen batterijen moeten in gedeeltelijk opgeladen toe-
stand worden bewaard; dat wil zeggen: niet volledig ontladen,
maar ook niet volledig opgeladen (volgens de weergave op het
LCD-scherm). Bij zeer langdurige opslag moet de batterij onge-
veer tweemaal per jaar gedurende circa 15 minuten worden
opgeladen om diepe ontlading te vermijden.
Houd de contacten van de batterijen steeds schoon en vrij
toegankelijk. Lithium-ion batterijen zijn weliswaar tegen kortslui-
ting beveiligd, maar toch mag u de contacten niet in aanraking
laten komen met metalen voorwerpen zoals paperclips of siera-
den. Een kortgesloten batterij kan zeer heet worden en ernstige
brandwonden veroorzaken.
Als er een batterij op de grond valt, moet u daarna de behuizing
en contacten op eventuele schade controleren. Het plaatsen
van een beschadigde batterij kan de camera beschadigen.
Als er geuren, verkleuringen, vervormingen, oververhitting of
lekkages van vloeistof optreden, moet onmiddellijk de batterij uit
de camera of oplaadapparaat worden verwijderd en moet deze
worden vervangen. Bij voortgezet gebruik van de batterij is er
anders een reëel risico voor oververhitting met brand- en/of
explosiegevaar!
NL
96
Veiligheidsmaatregelen en onderhoud
Bij brandlucht of lekkende vloeistoen moet u de batterij uit de
buurt van warmtebronnen houden. De lekkende vloeistof kan
gaan branden!
Een veiligheidsklep in de batterij zorgt ervoor dat bij onjuiste
omgang met de batterij eventuele overdruk gecontroleerd kan
ontwijken.
Batterijen hebben slechts een beperkte levensduur. Het is aan te
bevelen om ze na circa vier jaar te vervangen, bij gebruik in een
koude omgeving kan dit ook vroeger nodig zijn. (De productieda-
tum van de batterij vindt u op diens behuizing. Notatie: kalender-
week/jaar (WW/JJ))
Geef de schadelijke batterijen af aan een verzamelpunt voor
correcte recycling.
Deze batterijen mogen niet voor langere tijd aan hitte of zonlicht
en vooral ook nooit aan vochtigheid of water worden blootge-
steld. Bovendien mogen deze batterijen nooit in een magnetron
of in een omgeving onder hoge druk worden geplaatst wegens
gevaar van brand of explosie!
VOOR HET OPLAADAPPARAAT
Wanneer het oplaadapparaat in de buurt van radio-ontvangers
wordt gebruikt, kan de ontvangst worden verstoord. Houd
tussen de apparaten een afstand van minimaal 1 m aan.
Wanneer het oplaadapparaat wordt gebruikt, kan dit geluid
veroorzaken ('zoemen'); dit is normaal en geen storing.
Trek de netstekker van het oplaadapparaat eruit als dit niet
wordt gebruikt, omdat het ook zonder batterij (zeer weinig)
stroom verbruikt.
Houd de contacten van het oplaadapparaat altijd schoon en
maak nooit kortsluiting.
De meegeleverde autolaadkabel
mag alleen in 12 V-stroomcircuits worden gebruikt,
mag in geen geval worden aangesloten als de lader met het net
is verbonden.
VOOR GEHEUGENKAARTEN
Zolang een opname wordt opgeslagen of de geheugenkaart
wordt uitgelezen, mag deze niet worden verwijderd, en mag de
camera niet worden uitgeschakeld en niet aan trillingen worden
blootgesteld.
Geheugenkaarten moeten veiligheidshalve uitsluitend in het
meegeleverde antistatische foedraal worden bewaard.
Bewaar geheugenkaarten niet op een plaats waar ze aan hoge
temperaturen, direct zonlicht, magneetvelden of statische
ontlading worden blootgesteld.
Laat de geheugenkaart niet vallen en buig deze niet, omdat deze
anders beschadigd kan worden en de opgeslagen gegevens
verloren kunnen gaan.
Verwijder altijd de geheugenkaart als u de camera langere tijd
niet gebruikt.
Raak de aansluitingen aan de achterzijde van de geheugenkaart
niet aan en houd ze vrij van vuil, stof en vocht.
Het is raadzaam de geheugenkaart af en toe te formatteren,
omdat voor de fragmentering bij het wissen enige geheugencapaci-
teit nodig kan zijn.
NL
97
Veiligheidsmaatregelen en onderhoud
DE SENSOR REINIGEN
Als zich stof- of vuildeeltjes aan het sensor-afdekglas hechten, kan
dit, afhankelijk van de grootte, zich manifesteren in donkere punten
of vlekken op de opnamen. De camera kan voor reiniging van de
sensor - tegen een vergoeding - naar de Customer Care van Leica
Camera AG worden gestuurd (adres: zie pagina 108). Deze reini-
ging maakt geen deel uit van de garantie.
U kunt de reiniging echter ook zelf verrichten:
1. Controleren of de camerabatterij minstens 60% capaciteit
aangeeft
2. Hoofdschakelaar op ST zetten
3. Eerst de functieknop ingedrukt houden, en vervolgens de
ontspanner indrukken.
De sluiter opent en geeft daardoor de sensor vrij voor reiniging
(als de batterij te weinig capaciteit heeft, opent de sluiter niet
en in de zoeker verschijnt als aanwijzing
bc (= battery capa-
city)).
4. Reiniging realiseren:
Neem daarbij beslist de volgende aanwijzingen in acht.
5. Na het voltooien van de reiniging de camera uitschakelen met
de hoofdschakelaar. De sluiter sluit na 10 s weer.
Opmerking:
Als basisregel geldt: Ter bescherming tegen het binnendringen
van stof en dergelijke moet u altijd een objectief of de came-
radop op de camera laten zitten.
Om dezelfde reden moet het wisselen van een objectief snel en
in een zo stofvrij mogelijke ruimte plaatsvinden.
Omdat onderdelen van kunststof snel statisch worden opgeladen
en dan in toenemende mate stof aantrekken, moet u objectief- en
cameradoppen van dergelijk materiaal slechts korte tijd in de
zakken van uw kleding bewaren.
Om nog meer vervuiling te vermijden, moet reiniging van de sensor
in een zo stofvrij mogelijke ruimte plaatsvinden.
Zwak aanhechtend stof kan met schoon, eventueel goniseerd gas
zoals lucht of stikstof van het sensor-afdekglas worden geblazen.
Hiervoor kan een (rubber-) blaasbalg zonder borsteltje worden
gebruikt. Ook speciale, drukloze reinigingssprays, zoals 'Tetenal
Antidust Professional' kunnen conform hun gebruiksaanwijzing
worden gebruikt.
Als de aangehechte deeltjes op de beschreven wijze niet kunnen
worden verwijderd, neem dan contact op met de Leica klantenser-
vice.
Schade vermijden!
Om schade te vermijden, moet u voordat u de camera uitschakelt er
beslist altijd op letten, dat niet een voorwerp het correct sluiten van
de sluiter kan hinderen!
NL
98
Veiligheidsmaatregelen en onderhoud
Belangrijk:
Leica Camera AG biedt geen garantie voor schade die door de
gebruiker bij het reinigen van de sensor wordt veroorzaakt.
Probeer niet met de mond stofdeeltjes van het sensor-afdekglas
te blazen; de kleinste druppeltjes speeksel kunnen al moeilijk te
verwijderen vlekken veroorzaken.
Persluchtreinigers met hoge gasdruk mogen niet worden
gebruikt, omdat deze ook schade kunnen veroorzaken.
Verhinder dat het sensoroppervlak bij reiniging met een of ander
hard voorwerp in aanraking komt.
OPBERGEN
Wanneer u de camera een tijd lang niet gebruikt, is het raad-
zaam:
de geheugenkaart te verwijderen (zie pagina 69), en
b. de batterij te verwijderen (zie pagina 68), (na uiterlijk twee
maanden gaan de opgeslagen tijd en datum verloren).
Een objectief werkt als een brandglas als het volle zonlicht
frontaal op de camera staat. De camera moet daarom altijd
tegen sterke zonnestraling worden beschermd. Het plaatsen van
een objectiefkap en het opbergen van de camera in de schaduw
(of meteen in de tas) draagt ertoe bij interne schade aan de
camera te voorkomen.
Bewaar de camera bij voorkeur in een gesloten en gestoeerd
foedraal, zodat er niets tegenaan kan schuren en stof op afstand
wordt gehouden.
Bewaar de camera op een droge, voldoende geventileerde
plaats, die bescherming biedt tegen hoge temperatuur en voch-
tigheid. De camera moet bij gebruik in een vochtige omgeving
voor de opslag beslist vrij zijn van ieder vocht.
Fototassen die bij gebruik nat zijn geworden, moeten worden
leeggemaakt om beschadiging van uw uitrusting door vocht en
eventueel vrijkomende restanten leerlooimiddel uit te sluiten.
Ter bescherming tegen schimmelvorming, bij gebruik in een
vochtig en warm tropisch klimaat, moet de camera-uitrusting zo
veel mogelijk aan zon en lucht worden blootgesteld. Het bewaren
in afgesloten koers of tassen is slechts aan te bevelen als boven-
dien een droogmiddel, bijvoorbeeld silicagel, wordt gebruikt.
Bewaar de camera ter vermijding van schimmelvorming niet voor
lange tijd in de leren tas.
Noteer het fabricagenummer van uw camera (in de accessoire-
schoen gegraveerd!) en de objectieven, omdat die in geval van
verlies uitermate belangrijk zijn.
NL
99
Storingen en oplossingen
STORINGEN EN REMEDIES
DE CAMERA REAGEERT NIET OP HET INSCHAKELEN.
Is de batterij goed geplaatst?
Is de batterijconditie voldoende?
Gebruik een opgeladen batterij.
Is de bodemkap goed geplaatst?
ONMIDDELLIJK NA HET INSCHAKELEN SCHAKELT DE
CAMERA ZICHZELF WEER UIT.
Is de batterijconditie voldoende voor de werking van de camera?
Laad de batterij op of plaats een opgeladen batterij.
Is er sprake van condens?
Dit komt voor als de camera van een koude naar een warme
plaats wordt gebracht. Wacht in dat geval eerst tot het condens
is vervluchtigd.
DE CAMERA LAAT ZICH NIET ONTSPANNEN.
Er worden beeldgegevens naar de geheugenkaart gekopieerd en
nou is het buergeheugen net vol.
De capaciteit van de geheugenkaart is onvoldoende en het
buergeheugen is vol.
Er is geen geheugenkaart geplaatst en het buergeheugen is vol.
De geplaatste geheugenkaart heeft een schrijfbeveiliging.
De beeldnummering van de geplaatste geheugenkaart is 'ver-
bruikt' (in een dergelijk geval de kaart na het opslaan van de
gegevens buiten de camera formatteren).
De batterij heeft zijn grenzen bereikt (capaciteit, temperatuur,
leeftijd).
Het bodemdeksel is niet geplaatst.
DE OPNAME KAN NIET WORDEN OPGESLAGEN.
Is een geheugenkaart geplaatst?
De capaciteit van de geheugenkaart is onvoldoende.
DE TIJD EN DATUM ZIJN ONJUIST RESPECTIEVELIJK NIET
MEER AANWEZIG.
De camera werd lange tijd niet gebruikt; vooral bij verwijderde
batterij.
Plaats een volledig opgeladen batterij.
Stel datum en tijd in.
NL
100
De weergaven in de zoeker
APPENDIX
DE WEERGAVEN IN DE ZOEKER
1
2
3
NL
101
De weergaven in de zoeker
1. Lichtkaders voor 50 mm en 75 mm
1
(voorbeeld)
2. Meetveld voor afstandsinstelling
3. Met LED’s
1
(Light Emitting Diodes: lichtdiodes) voor:
digitale weergave met vier tekens, met onder- en bovenlig-
gende punten
Digitale weergave:
Weergave van de automatisch berekende sluitertijd bij
tijdautomaat A, respectievelijk bij het verstrijken van
langere sluitertijden dan 1 s
Weergave van een ingestelde flits-belichtingscorrectie
(bij eerste drukpunt van de ontspanner)
Waarschuwing voor waarden onder respectievelijk
boven het meetbereik of het instelbereik bij tijdauto-
maat A
Weergave van tijd / datum (uitsluitend bij het instellen)
Aanduiding (tijdelijk) van vol buergeheugen
Aanwijzing ontbrekende, beschadigde, of tegen schrij-
ven beveiligde geheugenkaart (
Sd), respectievelijk
fotonummergrens bereikt, of bodemdeksel niet
geplaatst
Aanduiding volle geheugenkaart (
Full)
Aanduiding geringe batterijcapaciteit (
bc)
Aanduiding lopende of afgesloten firmware-update (
UP)
Firmware-update niet mogelijk (
Err)
b.
Bovenliggend punt:
Aanduiding (branden) van actief meetwaardegeheugen
Aanduiding datumweergave (uitsluitend bij de instelling)
Aanduiding weergave batterijcapaciteit (na het inscha-
kelen van de camera, respectievelijk in combinatie met
functieknop)
c.
Onderliggend punt:
Aanduiding (knipperen) van actieve belichtingscorrectie
Aanduiding tijdsweergave (uitsluitend bij de instelling)
Twee driehoekige LED’s en een ronde LED:
Bij handmatige belichtingsinstelling: Gemeenschappelijk
als lichtschaal voor de belichtingsregeling. Driehoekige
LED’s geven de noodzakelijke draairichting aan voor
zowel de diafragmaring als het instelwieltje van de
sluitertijden.
Waarschuwing voor waarde onder het meetbereik
d.
Flitssymbool:
Flitsparaatstatus
Informatie over de flitsbelichting vóór en na de opname
1
Met automatische, aan het daglicht aangepaste lichtsterkteregeling. De automatische regeling
is met Leica M-objectieven met zoekeradapter niet mogelijk, omdat deze de helderheidssensor
bedekt, die de informatie hiervoor moet leveren. In zulke gevallen branden de kaders en
weergaven altijd met constante helderheid.
NL
102
Trefwoordenregister
TREFWOORDENREGISTER
Aanduiding van de onderdelen ...................................................62
Accessoires ...............................................................................92
Afstandsinstelling .......................................................................80
Afstandsmeter ...........................................................................80
Deelbeeldmethode ..................................................................81
Meetveld ...................................................................... 80 / 100
Mengbeeldmethode .................................................................80
Batterij, plaatsen en verwijderen ................................................68
Beeldveldkiezer .........................................................................79
Belichting / belichtingsregeling / belichtingsmeter
Belichtingscorrecties ...............................................................84
Handmatige instelling ..............................................................84
Inschakelen .................................................................... 74 / 82
ISO-gevoeligheid ....................................................................77
Meetbereik ................................................................... 85 / 104
Meetwaarde opslaan ..............................................................84
Tijdautomaat ...........................................................................83
Uitschakelen .................................................................. 74 / 82
Waardes boven of onder het meetbereik ..................................85
Bewaren ....................................................................................98
Correctielenzen..........................................................................93
Datastructuur op de geheugenkaart ...........................................90
Datum en tijd .............................................................................76
DNG ................................................................................. 77 / 90
Draagriem ..................................................................................64
Filter ..........................................................................................92
Firmware download ....................................................................91
Flitsmodus .................................................................................86
Flitsapparaten .........................................................................86
Formaatkader ......................................................... 78 / 79 / 100
Fototassen .................................................................................93
Gegevensoverdracht naar een computer ...................................90
Geheugenkaart, plaatsen en verwijderen ....................................69
Gevoeligheid ................................................................... 77 / 104
Hoofdschakelaar ........................................................................74
In-/uitschakelen ........................................................................74
ISO-gevoeligheid ............................................................. 77 / 104
Klantenservice, Leica Customer Care .......................................108
Klantenservice, Leica Product Support .....................................108
NL
103
Trefwoordenregister
Lichtkader-meetzoeker...............................................................78
Objectieven, Leica M .................................................................71
Gebruik van aanwezige objectieven .........................................71
Plaatsen en verwijderen ...........................................................73
Omvang van de levering ...........................................................107
Onbewerkte gegevens ....................................................... 77 / 90
Onderdelen, benaming van de ....................................................62
Onderhoud .................................................................................95
Ontspanner, zie ook Sluiter en Technische gegevens ...... 74 / 106
Reparaties / Leica Customer Care ...........................................108
Reserveonderdelen ....................................................................93
Sluiter, zie Ontspanner en Technische gegevens
Storingen en oplossingen ...........................................................99
Technische gegevens ...............................................................104
Tijd-instelwieltje .........................................................................75
Tijdautomaat ..............................................................................83
Voorzorgsmaatregelen ...............................................................94
Waarschuwingen ........................................................................60
Weergave ...................................................................................90
Weergaven in de zoeker ..........................................................100
Wisselobjectieven ............................................................ 71 / 92
Zoeker .......................................................................................78
Lichtkader ............................................................ 78 / 79 / 100
Opzetbare zoeker ....................................................................92
Weergeven ............................................................................100
NL
104
Technische gegevens
TECHNISCHE GEGEVENS
Cameratype
Leica M-D (Typ 262), compacte digitale meetzoeker-systeemca-
mera
Objectiefaansluiting
Leica M-bajonet met extra sensor voor 6-bit codering
Objectiefsysteem
Leica M-objectieven van 16 tot 135 mm
Opnameformaat / beeldsensor
CMOS-type, actief oppervlak circa 23,9 x 35,8 mm (komt overeen
met het bruikbare formaat van analoge Leica M-modellen)
Resolutie
5976 x 3992 pixels (24 MP)
Gegevensformaat
DNG™ (onbewerkte gegevens), zonder verlies gecomprimeerd
Bestandsgrootte
Afhankelijk van het onderwerp
Buergeheugen
1 GB
Opslagmedium
SD-kaarten tot 2 GB / SDHC-kaarten tot 32 GB / SDXC-kaarten
Belichtingsmeting
Omgevingslicht: Door het objectief (TTL), bij ingesteld diafragma,
flitslicht: TTL-meting met systeemconforme, SCA-3000/2 stan-
daard flitsapparaten
Meetprincipe/-methode
Meting van het door lichte lamellen van het eerste sluitergordijn op
een meetcel gereflecteerde licht: sterk centrumgeoriënteerd
Meetbereik
Komt overeen bij kamertemperatuur, normale luchtvochtigheid en
ISO 200 bij diafragma 1,0 EV0 tot EV20 bij diafragma 32. Als de
linker driehoekige LED in de zoeker knippert, duidt dit op waarden
onder het meetgebied
Gevoeligheidsbereik
ISO 200 tot ISO 6400, handmatig in
1
3 ISO-stappen instelbaar
Belichtingsprogramma
Naar keuze automatische regeling van de sluitertijd met handma-
tige diafragma-selectie (tijdautomaat A) of handmatige instelling
van sluitertijd en diafragma
NL
105
Technische gegevens
Flits-belichtingsregeling
Aansluiting flitsapparaten
Via accessoireschoen met midden- en regelcontacten
Synchronisatie
Op het eerste sluitergordijn
Flitssynchronisatietijd
=
1
180 s; langere sluitertijden toepasbaar als de waarde lager is
dan de synchronisatietijd: automatische omschakeling naar TTL-
lineaire flitsmodus met HSS-compatibele Leica systeemflitsappara-
ten
Flits-belichtingsmeting
Met systeemcompatibele flitsapparaten, regeling met centrumge-
oriënteerde TTL-voorflitsmeting
Flitsbelichtingscorrecties
Aan navenant uitgeruste flitsapparaten: in alle modi ± 3 EV in
1
3
EV-stappen
Weergaven bij flitsmodus
Paraatheid: door constant branden van het flitssymbool–LED in de
zoeker, succescontrole: door opnieuw branden respectievelijk
tijdelijk snel knipperen van de LED na de opname, weergave
onderbelichting: door tijdelijk doven van de LED
Zoeker
Zoekerprincipe
Grote, heldere lichtkader-meetzoeker met automatische parallax-
compensatie.
Oculair
Afgestemd op -0,5 dioptrie; correctielenzen verkrijgbaar van –3 tot
+3 dioptrieën
Beeldveldbegrenzing
Door twee oplichtende kaders: voor 35 en 135 mm, ofwel 28 en
90 mm, ofwel 50 en 75 mm; automatische omschakeling als het
objectief wordt geplaatst; kleur van het kader: wit
Parallax-compensatie
Het horizontale en verticale verschil tussen zoeker en objectief
wordt conform de betreende afstandsinstelling automatisch
gecompenseerd door het lichtkader te verschuiven
Overeenstemming van zoekerbeeld en werkelijk beeld
De afmetingen van de lichtkaders komen bij een afstandsinstelling
van 2 m exact overeen met de sensorafmetingen van circa 23,9 x
35,8 mm; wanneer op oneindig is ingesteld, wordt er, afhankelijk
van de brandpuntsafstand, circa 7,3% (28 mm) tot 18% (135 mm)
méér door de sensor gezien dan het betreende lichtkader aan-
duidt en vice versa iets minder bij kortere afstanden dan 2 m
Vergroting (voor alle objectieven)
0,68-voudig
Grootbasis afstandsmeter
Deelbeeld- en mengbeeldafstandsmeter in het midden van het
zoekerbeeld, als helder veld gemarkeerd
Eectieve meetbasis
47,1 mm (mechanische meetbasis 69,25 mm x zoekervergroting
0,68x)
Weergaven
Digitale weergave met vier tekens, met onder- en bovenliggende
punten, weergaven, zie pagina 100
NL
106
Technische gegevens
Sluiter en ontspanning
Sluiter
Spleetsluiter van metalen lamellen met verticaal verloop
Sluitertijden
Bij tijdautomaat: (A) traploos van 60 tot
1
4000 s, bij handmatige
instelling: 8 tot
1
4000 s in halve stappen,
B: Voor lange-tijdopnamen tot maximaal 60 s,
(
1
180 s): moge-
lijkheid van erg korte sluitertijd voor flitssynchronisatie, HSS lineair
flitsen met sluitertijden korter dan
1
180 s met navenant uitgeruste
Leica System flitsapparaten mogelijk
Sluiter spannen
Door geïntegreerde motor, met laag geluidsniveau
Ontspanner
Tweetraps, eerste activering van de belichtingsmeting en meet-
waardeopslag (bij tijdautomaat), tweede ontspanning
De camera in-/uitschakelen
Met hoofdschakelaar op de camera-afdekkap, opnieuw activeren
door de ontspanner aan te tikken
Voeding
1 Lithium-ionen batterij, nominale spanning 7,4 V, capaciteit 1800
mAh.; capaciteitsaanduiding in de zoeker, gebruiksvoorwaarden (in
camera): 0-40 °C; modelnummer: BP-SCL2, fabrikant: PT. VARTA
Microbattery Indonesia, geproduceerd in Indonesië
Oplaadapparaat
Ingangen: wisselspanning 100-240 V, 50 / 60 Hz, 300 mA, auto-
matische omschakeling of gelijkspanning 12 V / 1,3 A; uitgang:
Gelijkspanning nominaal 7,4 V, 1000 mA / maximaal 8,25 V, 1100
mA; gebruiksvoorwaarden (laden): 10-30 °C; modelnummer:
BC-SCL2, fabrikant: Guangdong PISEN Electronics Co, Ltd., gepro-
duceerd in China
NL
107
Technische gegevens
Camerabehuizing
Materiaal
Volledig metalen behuizing van gegoten magnesium / aluminium,
afgewerkt met leer; afdekkap en bodemkap van messing, zwart
gelakt
Statiefschroefdraad
A ¼ (¼“) DIN van roestvast staal in bodem
Gebruiksvoorwaarden
0-40 °C
Interface
ISO-accessoireschoen
Maten
(breedte x diepte x hoogte) circa 138,6 x 42 x 80 mm
Gewicht
circa 720 g (met batterij)
Leveringsomvang
Oplaadapparaat 100-240 V met twee netsnoeren (Euro, VS, op
enkele exportmarkten afwijkend), Lithium-ionen batterij, draagriem,
behuizing-bajonetdeksel, Afdekking voor accessoireschoen
NL
108
LEICA PRODUCT SUPPORT
Technische vragen over toepassingen met Leica-producten, ook
over de meegeleverde software, worden schriftelijk, telefonisch of
per e-mail beantwoord door de afdeling Product Support van Leica
Camera AG.
Ook voor koopadvies en het bestellen van handleidingen is dit uw
contactadres. U kunt uw vragen eveneens via het contactformulier
op de website van Leica Camera AG aan ons richten.
Leica Camera AG
Product Support / Software Support
Am Leitz-Park 5
D-35578 Wetzlar
Telefoon: +49(0)6441-2080-111 /-108
Telefax: +49(0)6441-2080-490
LEICA CUSTOMER CARE
Voor het onderhoud van uw Leica-uitrusting en in geval van schade
kunt u gebruik maken van de Customer Care van Leica Camera AG
of de reparatieservice van een Leica-vertegenwoordiging in uw land
(voor adressenlijst zie garantiebewijs).
Leica Camera AG
Customer Care
Am Leitz-Park 5
D-35578 Wetzlar
Telefoon: +49(0) 6441-2080-189
Telefax: +49(0) 6441-2080-339
customer.care@leica-camera.com

Documenttranscriptie

LEICA M-D Notice d’utilisation | Gebruiksaanwijzing Leica M-D Gebruiksaanwijzing Voorwoord NL 56 VOORWOORD Geachte klant Leica dankt u voor de aanschaf van de Leica M-D en feliciteert u met deze beslissing. U hebt met deze unieke digitale meetzoekercamera een uitstekende keuze gemaakt. Wij wensen u veel plezier en succes bij het fotograferen met uw nieuwe camera. Om de mogelijkheden van deze camera volledig te kunnen benutten, adviseren wij u eerst deze handleiding te lezen. Inhoudsopgave NL INHOUDSOPGAVE Voorwoord .................................................................................56 Waarschuwingen ........................................................................60 Juridische opmerkingen ..............................................................60 Milieuvriendelijk afvoeren van elektrische en elektronische apparatuur............................................................61 Naam van de onderdelen ...........................................................62 Beknopte handleiding.................................................................64 Uitvoerige handleiding ................................................................64 Voorbereidingen De draagriem aanbrengen ......................................................64 De batterij opladen ..................................................................65 Batterij / geheugenkaart vervangen.........................................68 Leica M-objectieven ...............................................................71 Plaatsen ..............................................................................73 Afnemen ..............................................................................73 Bedieningselementen Hoofdschakelaar .....................................................................74 Ontspanner ............................................................................74 Tijd-instelwieltje .....................................................................75 Basisinstellingen Datum en tijd ..........................................................................76 ISO-gevoeligheid .....................................................................77 Vaste camera-instellingen .......................................................77 De lichtkader-meetzoeker .........................................................78 De beeldveldkiezer ..................................................................79 Afstandsmeting .........................................................................80 Belichtingsmeting.......................................................................82 De belichtingsmeter in-/uitschakelen .....................................82 De belichtingsprogramma's ....................................................83 Tijdautomaat ........................................................................83 Meetwaarde opslaan ..........................................................84 Belichtingscorrecties ..........................................................84 Handmatige instelling van de belichting ................................84 De B-instelling .....................................................................85 Waardes boven of onder het meetbereik .................................85 Flitsmodus ................................................................................86 58 Storingen en oplossingen ...........................................................99 Systeemaccessoires .................................................................92 Reserveonderdelen ...................................................................93 Technische gegevens ...............................................................104 Veiligheidsmaatregelen en onderhoud Algemene voorzorgsmaatregelen ............................................94 Onderhoud .............................................................................95 De sensor reinigen ..................................................................97 Opbergen ...............................................................................98 Bijlage De weergaven in de zoeker ....................................................100 Trefwoordenregister .................................................................102 NL Inhoudsopgave Overige zaken Fotograferen met de zelfontspanner ........................................90 Weergave ................................................................................90 Gegevensoverdracht naar een computer .................................90 Werken met onbewerkte gegevens DNG .................................90 Firmware-updates installeren ..................................................91 Leica service-adressen ............................................................108 59 Waarschuwingen / juridische opmerkingen NL 60 De CE-markering van onze producten geeft aan dat de basiseisen van de geldende EU-richtlijnen worden nageleefd. WAARSCHUWINGEN • Moderne elektronische elementen reageren gevoelig op elektrostatische ontlading. Omdat mensen bijvoorbeeld bij het lopen over synthetisch tapijt zonder moeite een lading van tienduizenden Volt kunnen ontwikkelen, kan het bij aanraking van uw camera tot een ontlading komen, vooral als deze op een gemakkelijk geleidende ondergrond ligt. Wanneer het alleen de camerabehuizing betreft, is deze ontlading voor de elektronica absoluut ongevaarlijk. Maar om veiligheidsredenen moeten de naar buiten gebrachte contacten (zoals batterij- of achterwandcontacten), ondanks extra ingebouwde veiligheidsschakelingen, zo mogelijk niet worden aangeraakt. Als de accessoireschoen niet wordt geplaatst, moet de bijbehorende afdekking (meegeleverd) steeds zijn geplaatst. • Gebruik voor het schoonmaken van de contacten geen optiekmicrovezeldoek (synthetisch), maar een katoenen of linnen doek! Wanneer u van tevoren bewust een verwarmingsbuis of waterleiding (geleidend, met 'aarde' verbonden materiaal) aanraakt, zal een eventuele elektrostatische lading veilig worden ontladen. Vermijd vervuiling en oxidatie van de contacten, ook door uw camera altijd met een objectief of bajonetdeksel op de camera droog op te bergen. • Gebruik uitsluitend aanbevolen accessoires om storing, kortsluiting of een elektrische schok te vermijden. • Probeer nooit onderdelen van de behuizing (afdekkingen) te verwijderen; vakkundige reparaties kunnen alleen door een erkend servicepunt worden uitgevoerd. JURIDISCHE OPMERKINGEN • Neem het auteursrecht nauwlettend in acht. Het kopiëren en publiceren van zelf opgenomen media, zoals banden, cd's, of door anderen uitgegeven of gepubliceerd materiaal kan het auteursrecht schenden. • Dit geldt ook voor alle meegeleverde software. • De SD- en HDMI-logo´s zijn gedeponeerde merken. • Overige namen, firma- en productnamen die in deze handleiding worden genoemd, zijn handelsmerken, respectievelijk gedeponeerde handelsmerken van de betreffende ondernemingen. (geldt voor de EU en overige Europese landen met gescheiden inzameling) Dit apparaat bevat elektrische en / of elektronische onderdelen en mag daarom niet met het gangbare huisvuil worden meegegeven! In plaats daarvan moet het voor recycling op door de gemeenten beschikbaar gestelde inzamelpunten worden afgegeven. Dit is voor u gratis. Als het toestel zelf verwisselbare batterijen bevat, moeten deze vooraf worden verwijderd en eventueel volgens de voorschriften milieuvriendelijk worden afgevoerd. Meer informatie over dit onderwerp ontvangt u bij uw gemeentelijke instantie, uw afvalverwerkingsbedrijf of de zaak waar u het toestel hebt gekocht. De productiedatum van uw camera vindt u op de stickers op de garantiekaart, respectievelijk op de verpakking, die van de batterij op diens behuizing. Bij de camera is de notering jaar/maand/dag, bij de batterij kalenderweek/jaar (WWJJ). NL Milieuvriendelijk afvoeren van elektrische en elektronische apparatuur MILIEUVRIENDELIJK AFVOEREN VAN ELEKTRISCHE EN ELEKTRONISCHE APPARATUUR 61 Benaming van de onderdelen NL BENAMING VAN DE ONDERDELEN Afbeeldingen op de voorste en achterste omslagpagina's Vooraanzicht 1 Objectief-ontgrendelingsknop 2 Ogen voor draagriem 3 Kijkvenster van de afstandsmeter 4 Helderheidssensor1 5 Zelfontspanner-lichtdiode 6 Kijkvenster van de zoeker 7 Beeldveldkiezer 8 Borglip van de bodemdeksel 1 Leica M-objectieven met zoekeradapter verbergen de helderheidssensor. Informatie over de werkwijze met deze en andere objectieven vindt u in de hoofdstukken 'De weergaven in de zoeker', pagina 100, en 'Leica M-objectieven', pagina 71. 62 Bovenaanzicht 9 Vaststaande ring met a. Index voor afstandsinstelling b. Scherptediepteschaal c. Rode indexknop voor het wisselen van objectief 10 Diafragma-instelring 11 Indexpunt voor diafragma-instelling 12 Tegenlichtkap 13 Afstandsinstelring met a. Vingergreep 14 Ontspanner 15 Functieknop 16 Hoofdschakelaar met klikstanden voor – OFF (camera uitgeschakeld) – S (afzonderlijke opnamen) – C (serieopnamen) – (Zelfontspanner, instelling van datum en tijd, respectievelijk sensorreiniging) 17 Tijd-instelwieltje met klikstanden voor – A voor automatische regeling van de sluitertijd – Sluitertijden 1⁄4000 - 8 s (inclusief tussenwaarden) – B (langdurige belichting) – Flitssynchronisatietijd (1⁄180 s) 18 Accessoireschoen Onderaanzicht (bodemdeksel is geplaatst) 23 Vergrendelingsknevel voor bodemdeksel 24 Statiefschroefdraad A ¼, DIN 4503 (¼“) 25 Bodemdeksel NL Benaming van de onderdelen Achteraanzicht 19 Zoeker 20 Duimwieltje 21 ISO-instelling met a. Schaalverdeling b. Matglas c. Indexpunt 22 Lichtdiode voor opnameregistratie / gegevensopslag op kaart (bij verwijderde bodemkap) 26 Geheugenkaartensleuf 27 Batterijvak 28 Batterij–vergrendelingsschuif 63 BEKNOPTE HANDLEIDING NL BEKNOPTE HANDLEIDING UITVOERIGE HANDLEIDING HOUD DE VOLGENDE ONDERDELEN GEREED: VOORBEREIDINGEN – – – – DE DRAAGRIEM AANBRENGEN Camera Batterij Geheugenkaart (niet meegeleverd) Laadapparaat en netsnoer VOORBEREIDINGEN 1. 2. 3. 4. 5. Batterij laden (zie pagina 65) Batterij plaatsen (zie pagina 68) Geheugenkaart plaatsen (zie pagina 69) Camera inschakelen (zie pagina 74) Datum en tijd instellen (zie pagina 76) FOTOGRAFEREN 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 64 Objectief plaatsen (zie pagina 73) Tijd-instelwieltje op A instellen (zie pagina 75) Scherpte instellen (zie pagina 80) Camera inschakelen (zie pagina 74) Belichtingsmeting inschakelen (zie pagina 82) Belichting eventueel formatteren (zie pagina 84) Ontspannen (zie pagina 54) DE BATTERIJ LADEN Opmerking: De 80% -LED zal vanwege het werkingsprincipe van het laadproces al na circa 2 uur gaan branden. Het laadapparaat moet van het lichtnet worden gehaald als het opladen is voltooid. Er is geen gevaar voor overlading. NL Voorbereidingen De camera wordt door een lithium-ionen batterij van de nodige energie voorzien. • Als bevestiging van het oplaadproces begint de groene, met CHARGE gemarkeerde LED te knipperen. Zodra de batterij tot minstens 4⁄5 van zijn capaciteit is opgeladen, brandt bovendien de gele, met 80% gemarkeerde LED. Als de batterij volledig is opgeladen, gaat ook de groene LED permanent branden. 65 Voorbereidingen NL 66 Let op: • Er mogen in deze camera uitsluitend batterijen (bestelnummer 14 499) worden gebruikt die in deze handleiding of door Leica Camera AG worden genoemd en beschreven. • Deze batterijen mogen uitsluitend met de speciaal daarvoor bestemde apparaten en alleen precies zoals hierna beschreven worden opgeladen. • Als deze batterijen niet volgens de voorschriften worden gebruikt of als batterijen worden gebruikt die niet hiervoor zijn bestemd, kan onder bepaalde omstandigheden een explosie ontstaan! • Deze batterijen mogen niet voor langere tijd aan hitte of zonlicht en vooral ook nooit aan vochtigheid of water worden blootgesteld. Bovendien mogen deze batterijen nooit in een magnetron of in een omgeving onder hoge druk worden geplaatst wegens gevaar van brand of explosie! • Een veiligheidsklep in de batterij zorgt ervoor dat bij onjuiste omgang met de batterij eventuele overdruk gecontroleerd kan ontwijken. • Er mag uitsluitend het Leica laadapparaat dat in deze handleiding wordt genoemd (bestelnummer 14 494) worden gebruikt. Het gebruik van andere, niet door Leica Camera AG toegestane, oplaadapparaten kan tot schade aan de batterijen leiden en in een extreem geval ook tot ernstige, levensgevaarlijke verwondingen. • Het meegeleverde oplaadapparaat mag uitsluitend voor het opladen van deze batterijen worden gebruikt. Probeer het niet voor andere doeleinden te gebruiken. • De meegeleverde autolaadkabel mag in geen geval worden aangesloten als de batterijlader met het net is verbonden. • Zorg ervoor dat het gebruikte stopcontact tijdens het laden vrij toegankelijk is. • Het oplaadapparaat mag niet worden geopend. Reparaties mogen uitsluitend door erkende werkplaatsen worden uitgevoerd. • De levensduur van elke batterij is (zelfs bij optimale gebruiksvoorwaarden) begrensd! Na enkele honderden oplaadcycli is dit duidelijk te zien aan de korter wordende gebruiksperioden. • Na hoogstens vier jaar dient u de batterij te vervangen, omdat de prestaties afnemen en u vooral bij lage temperaturen niet meer verzekerd bent van een betrouwbare werking. • Defecte batterijen moeten volgens de betreffende voorschriften (zie pagina 61) worden afgevoerd. • De verwisselbare batterij voedt een vast in de camera ingebouwde bufferbatterij die de opslag van de ingevoerde datum / tijd gedurende maximaal 2 maanden verzekert. Als de bufferbatterij uitgeput is, moet deze door het plaatsen van de verwisselbare batterij weer worden opgeladen. De volledige capaciteit van de bufferbatterij is (met geplaatste verwisselbare batterij) na enkele dagen weer bereikt. De camera hoeft hiervoor niet ingeschakeld te blijven. NL Voorbereidingen Opmerking: • De batterij moet worden opgeladen voordat de camera voor de eerste keer wordt gebruikt. • De batterij moet een temperatuur tussen 10 en 30 °C hebben om te kunnen worden opgeladen (anders schakelt het oplaadapparaat niet in, respectievelijk weer uit). • Lithium-ion batterijen kunnen altijd en onafhankelijk van de laadtoestand worden opgeladen. Als een batterij maar ten dele is ontladen voordat hij weer wordt opgeladen, zal de volledige oplading sneller worden bereikt. • Tijdens het oplaadproces worden de batterijen warm. Dit is normaal en geen storing. • Indien beide LEDs van de lader snel gaan knipperen (>2 Hz) net nadat het laden is begonnen, duidt dit op een laadfout (bijvoorbeeld wegens overschrijden van de maximale laadtijd, spanningen of temperaturen buiten het toegestane gebied, of kortsluiting). Haal in zo’n geval het oplaadapparaat van de netvoeding en verwijder de batterij. Zorg ervoor dat aan de hiervoor genoemde temperatuurvoorwaarden wordt voldaan en start het oplaadproces opnieuw. Als het probleem niet kan worden opgelost, neem dan contact op met uw dealer, de nationale vertegenwoordiging van Leica of Leica Camera AG. • Een nieuwe batterij bereikt zijn volledige capaciteit pas na 2-3 maal volledig opladen en ontladen door gebruik in de camera. Dit ontlaadproces moet telkens na circa 25 keer laden worden herhaald. Voor een maximale levensduur van de batterij mag deze niet permanent aan extreem hoge of lage temperaturen (bijvoorbeeld 's zomers respectievelijk 's winters in een geparkeerde auto) worden blootgesteld. 67 NL BATTERIJ EN GEHEUGENKAART VERVANGEN Batterij plaatsen Voorbereidingen Schakel de camera uit (zie pagina 74). Belangrijk: Open het bodemdeksel niet en verwijder de geheugenkaart of batterij niet zolang als teken van opnameregistratie en/of gegevensopslag op de kaart de rode LED rechtsonder naast de monitor knippert. Anders kunnen nog niet (volledig) opgeslagen opnamegegevens verloren gaan. Bodemdeksel verwijderen Batterij verwijderen 1 2 1 3 68 4 2 Laadstatus-weergave Geheugenkaart plaatsen Uitsluitend nodig als de camera weliswaar is ingeschakeld, maar de zoekerweergave weer is verdwenen: 2. Ontspanner tot het eerste drukpunt indrukken 3. Functieknop 2x indrukken. • Bij herhaald indrukken wordt bij het vervangen het beschikbare percentage batterij- en geheugen-capaciteit weergegeven. Ter onderscheid brandt bij de weergave van de batterijcapaciteit bovendien bovenin een punt. Opmerking: • De capaciteitsweergave verschijnt onafhankelijk van het feit of de zoekerweergave reeds actief was of niet. • Verwijder de batterij als u de camera een tijd lang niet gebruikt. • Uiterlijk twee maanden nadat de capaciteit van een batterij in de camera uitgeput is (zie hiervoor ook de laatste opmerking onder 'Batterij opladen', pagina 65), moeten de datum en tijd opnieuw worden ingevoerd. NL Voorbereidingen De actuele batterijcapaciteit kunt u laten weergeven in de zoeker: 1. Camera inschakelen Geheugenkaart verwijderen 69 Voorbereidingen NL Bruikbare geheugenkaarten De camera slaat de opnamen op een SD- (Secure Digital), respectievelijk SDHC- (High Capacity), respectievelijk SDXC- (eXtended Capacity) kaart op. SD/SDHC/SDXC-geheugenkaarten worden door verschillende producenten en met uiteenlopende capaciteit en schrijf-/leessnelheid aangeboden. Vooral die met een grote capaciteit en hoge schrijf-/ leessnelheid maken een aanzienlijk snellere registratie en weergave mogelijk. De kaarten hebben een schakelaar voor schrijfbeveiliging, waarmee de gegevens tegen onopzettelijk opslaan en wissen kunnen worden beschermd. Deze schakelaar is als schuif op de niet-afgeschuinde kant van de kaart uitgevoerd en beveiligt gegevens op de kaart in zijn onderste stand, die met LOCK is gemarkeerd. Opmerking: Raak de contacten van de geheugenkaart niet aan. Weergave van de geheugenkaart-capaciteit In de zoeker kunt u laten weergeven hoeveel opnames u nog kunt maken: 1. Camera inschakelen • Eerst verschijnt de batterij-capaciteit. 2. Functieknop 1x indrukken 70 Uitsluitend nodig als de camera weliswaar is ingeschakeld, maar de zoekerweergave weer is verdwenen: 3. Ontspanner tot het eerste drukpunt indrukken 4. Functieknop 1x indrukken • De betreffende waarde verschijnt 3 s na het indrukken van de ontspanner tot aan het eerste indrukpunt, of na het loslaten van de functieknop gaat de weergave terug naar de gangbare toestand. Als de capaciteitsgrens is bereikt, verschijnt altijd Full, onafhankelijk van het feit of de zoekerweergave reeds in- of uitgeschakeld was. Opmerking: • Het aanbod van SD/SDHC/SDXC-kaarten is zo groot dat Leica Camera AG alle verkrijgbare typen niet volledig op compatibiliteit en kwaliteit kan controleren. Een beschadiging van camera of kaart is weliswaar niet te verwachten, maar omdat vooral zogenoemde merkloze kaarten ten dele niet aan de SD-/SDHC/ SDXC-standaards voldoen, kan Leica Camera AG geen garantie bieden voor een goede werking. • Als de geheugenkaart niet is te plaatsen, controleert u de juiste uitlijning. • Omdat elektromagnetische velden, elektrostatische lading evenals defecten aan de camera en de kaart tot beschadiging of verlies van gegevens op de geheugenkaart kunnen leiden, is het raadzaam de gegevens naar een computer te kopiëren en daar op te slaan (zie pagina 90). • Om dezelfde reden wordt geadviseerd de kaart in principe in een antistatisch foedraal te bewaren. LEICA M-OBJECTIEVEN Belangrijk: • Niet geschikt: – Hologon 1:8 / 15 mm, – Summicron 1:2 / 50 mm met dichtbij-instelling, – Elmar 1:4/90 mm met verzinkbare tubus (productieperiode 1954-1968) – Verscheidene exemplaren van de Summilux-M 1.4 / 35 mm (niet asferisch, productieperiode 1961-1995, Made in Canada) kunnen niet op de camera worden gezet, respectievelijk niet tot oneindig scherpstellen. De Leica Customer Care afdeling kan deze objectieven dusdanig modificeren dat ze ook op de camera kunnen worden gebruikt. • Geschikt, maar met het risico van beschadiging van de camera respectievelijk het objectief: Objectieven met verzinkbare tubus kunnen uitsluitend met uitgetrokken tubus worden gebruikt, dat wil zeggen: hun tubus mag op de camera in geen geval worden verzonken. Dit geldt niet voor de huidige Makro-Elmar-M 1:4/90 mm, waarvan de tubus zelf in verzonken toestand niet in de camera steekt en daarom onbeperkt kan worden gebruikt. NL Voorbereidingen Als basisregel geldt: De meeste Leica M-objectieven kunnen worden gebruikt. Bijzonderheden over de enkele uitzonderingen en beperkingen worden in de volgende opmerkingen toegelicht. Het gebruik is onafhankelijk van de objectiefuitrusting: met of zonder 6-bit codering in de bajonet. Bij objectieven met codering gebruikt de camera de overgedragen informatie om belichting en beeldgegevens te optimaliseren. Ook zonder deze extra uitrusting (dat wil zeggen: bij gebruik van Leica M-objectieven zonder code) zal de camera in de meeste gevallen goede opnamen maken. 71 Voorbereidingen NL 72 In beperkte mate geschikt Ondanks de grote nauwkeurigheid van de meetzoeker van de camera kan precies scherpstellen met 135 mm-objectieven bij open diafragma als gevolg van de zeer geringe scherptediepte niet worden gegarandeerd. Wij raden u aan minstens twee stops te diafragmeren. • Bruikbaar, maar uitgezonderd van de belichtingsmeting – Super-Angulon-M 1:4 / 21 mm – Super-Angulon-M 1:3,4 / 21 mm – Elmarit-M 1:2,8 / 28 mm met fabricagenummer onder 2 314 921. Opmerking: • Leica Customer Care kan vele Leica M-objectieven achteraf van de 6-bit codering voorzien. (Adres, zie pagina 108). • Bij gebruik van de Leica Tri-Elmar-M 1:4 / 16-18-21 mm ASPH. wordt de ingestelde brandpuntsafstand niet aan de camerabehuizing overgedragen en daarom ook niet in de EXIF-gegevensrecord van de opnamen vermeld. • De Leica Tri-Elmar-M 1:4 / 28-35-50 mm ASPH. bezit daarentegen de voor de inspiegeling van de geschikte lichtkaders in de zoeker noodzakelijke mechanische overbrenging van de ingestelde brandpuntsafstand naar de camera, die door de cameraelektronica worden gemonsterd en worden gebruikt voor de brandpuntsafstand-specifieke correctie. Dit geldt voor alle drie varianten van het objectief (artikelnummers 11 625, 11 890 en 11 894). Objectief verwijderen 1. Camera uitschakelen 2. Het objectief aan de vaste ring beetpakken. 3. De rode indexknop van het objectief tegenover de ontgrendelknop op de camerabehuizing houden 4. Het objectief in deze stand passend op de camera plaatsen 5. Met een korte draai naar rechts wordt het objectief hoor- en voelbaar vergrendeld. 1. 2. 3. 4. NL Voorbereidingen Objectief plaatsen Camera uitschakelen Het objectief aan de vaste ring beetpakken. De ontgrendelknop op de camerabody indrukken Het objectief naar links draaien tot zijn rode indexknop tegenover de ontgrendelknop staat 5. Objectief dan zonder te wrikken verwijderen Opmerking: • Als basisregel geldt: Ter bescherming tegen het binnendringen van stof en dergelijke moet u altijd een objectief of de cameradop op de camera laten zitten. • Om dezelfde reden moet het wisselen van een objectief snel en in een zo stofvrij mogelijke ruimte plaatsvinden. • Kunststof camera- of objectiefdoppen moeten niet in een broekzak worden bewaard, omdat ze daar stof aantrekken dat bij het plaatsen van het objectief in de camera kan terechtkomen. 73 NL BEDIENINGSELEMENTEN Camerabediening HOOFDSCHAKELAAR d. 16 17 De camera wordt met de hoofdschakelaar in- en uitgeschakeld. Deze bevindt zich onder de ontspanner en is als hendel met vier klikstanden uitgevoerd: OFF Camera uitgeschakeld b. S Enkele opnamestand Door de ontspanner in te drukken maakt u telkens één opname, of u hem nu ingedrukt houdt of niet. Het spannen van de sluiter gebeurt bijzonder stil en zonder veel trillingen. c. C Opnameserie-stand Zolang u de ontspanner ingedrukt houdt en de capaciteit van de gebruikte geheugenkaart en het interne geheugen het toelaten, zullen er continu opnamen worden gemaakt. Eerst minstens acht snel achter elkaar, daarna met lagere frequentie. 74 Zelfontspanner Het bedienen van de ontspanner start de ingestelde wachttijd (zie pagina 90) waarna de opname wordt gemaakt. Opmerking: • De camera is vanaf circa 1 s na het inschakelen paraat. • Wanneer de camera langere tijd niet wordt gebruikt of in een tas wordt opgeborgen, moet deze altijd met de hoofdschakelaar worden uitgeschakeld. Hierdoor wordt ieder stroomverbruik voorkomen dat ook in de stand-by modus na het automatisch uitschakelen van de belichtingsmeter en het verdwijnen van de weergaven toch nog plaatsvindt. Onbedoelde opnamen worden hiermee ook verhinderd. ONTSPANNER De ontspanner heeft twee indrukstanden: 1. Indrukken tot het eerste drukpunt – activeert de belichtingsmeting en de zoekerweergave – slaat in tijdautomaat de gemeten belichtingswaarde op, dat wil zeggen: de door de camera berekende sluitertijd (meer hierover vindt u in het hoofdstuk 'De opslag van meetwaarden' op pagina 84) * Afhankelijk van de kaart-snelheid Opmerking: De ontspanner blijft geblokkeerd als – het interne geheugen (tijdelijk) vol is, bijvoorbeeld na een serie van ≥ 16 opnamen, of – de geplaatste geheugenkaart en het interne geheugen (tijdelijk) vol zijn, of – de geplaatste geheugenkaart een schrijfbeveiliging heeft, of – de beeldnummering van de geplaatste geheugenkaart is 'verbruikt' (in een dergelijk geval de kaart na het opslaan van de gegevens buiten de camera formatteren), of – de batterij zijn grenzen heeft bereikt (capaciteit, temperatuur, leeftijd), of – het bodemdeksel niet is geplaatst. 2. Als de ontspanner helemaal wordt ingedrukt, vindt de opname plaats. De gegevens worden daarna op de geheugenkaart opgeslagen. Opmerking: De ontspanner moet, om bewegingsonscherpte te voorkomen, voorzichtig (niet met een ruk) worden ingedrukt, totdat de sluiter functioneert. TIJD-INSTELWIELTJE NL Camerabediening Als de ontspanner op deze indrukstand wordt gehouden, blijft de weergave actief. Als de camera vooraf in stand-by stond, zal hij weer worden geactiveerd en de weergave worden ingeschakeld. Na het loslaten van de ontspanner blijven het meetsysteem en de weergaven nog circa 30 s ingeschakeld en kunt u opnieuw een meting uitvoeren (meer hierover vindt u in de gedeelten onder 'Belichtingsmeting' vanaf pagina 82). Met het tijd-instelwieltje worden de belichtingsmodi geselecteerd, – tijdautomaatmodus door instelling op de rood gemarkeerde A -positie (zie pagina 83), – handmatig door het kiezen van een sluitertijd tussen 1⁄4000 en 8 s, (tussenwaarden die in ½ stappen vastklikken zijn eveneens beschikbaar), maar ook – de met het -symbool gemarkeerde, kortst mogelijke synchronisatietijd 1⁄180 s voor de flitsmodus (zie pagina 89), en – B voor lange belichtingstijden (zie pagina 85). Het tijd-instelwieltje heeft geen aanslag, het kan vanuit elke stand in een willekeurige richting kan worden gedraaid. Het klikt bij alle gegraveerde standen en de tussenwaarden vast. Tussenstanden buiten de klikstanden mogen niet worden gebruikt. Meer informatie over de instelling van de juiste belichting staat in de hoofdstukken onder: 'Belichtingsmeting' vanaf pagina 82 75 Camerabediening NL BASISINSTELLINGEN De instelmodus oproepen: DATUM EN TIJD 1. Hoofdschakelaar op stellen 2. Functieknop lang indrukken (≥12 s, waarbij geen andere bedieningsstap mag worden gerealiseerd) De eigenlijke instelling wordt uitsluitend met de functieknop, het duimwieltje en de zoekerweergave gerealiseerd. De betreffende waarden instellen: 3. Met het duimwieltje Omschakelen tussen de waardegroepen: 4. Functieknop kort indrukken Volgorde van de waardegroep Het jaar instellen: De maand instellen: De dag instellen: Het uur instellen: De minuut instellen: De instelmodus verlaten 1. Functieknop lang indrukken (≥12 s), of hoofdschakelaar uit de -positie draaien, of ontspanner aantikken Alle instellingen worden daarbij overgenomen / opgeslagen. 76 VASTE CAMERA-INSTELLINGEN De ISO-instelling heeft een gebied van ISO 200 – 6400 in 1⁄3 ISOstappen, wat de instelling van de sluitertijd-/diafragmawaarden aan de betreffende situaties mogelijk maakt. Daartoe dient de vastklikkende instelschijf aan de achterzijde van de camera. Draai deze zodanig dat het indexpunt tegenover de gewenste schaalwaarde staat. Deze camera slaat de beeldgegevens op in het verliesvrij gecomprimeerde DNG-formaat. De witbalans vindt automatisch plaats. Opmerking: In het bijzonder bij hoge ISO-waarden en latere beeldbewerking en vooral in grotere gebieden van uniforme helderheid van het onderwerp kan er ruis zichtbaar worden, alsmede verticale en horizontale strepen. NL Camerabediening ISO-GEVOELIGHEID 77 Camerabediening NL 78 DE LICHTKADER-MEETZOEKER De lichtkader-meetzoeker van de camera is niet alleen een bijzonder hoogwaardige, grote, briljante en heldere zoeker, maar ook een aan het objectief gekoppelde, zeer precieze afstandmeter. Hij heeft een vergrotingsfactor van 0,68x. De lichtkaders worden door LED's wit belicht. Ze zijn zodanig met de afstandsinstelling gekoppeld dat de parallax (de offset tussen de objectief- en zoekeras) automatisch wordt gecompenseerd. De sensor registreert bij afstanden van minder dan 2 m iets minder dan dat de binnenkanten van de lichtkaders aanduiden, bij grotere afstanden iets meer (zie afbeeldingen hiernaast). Deze geringe afwijkingen zijn in de praktijk zelden van doorslaggevende betekenis en worden bepaald door het principe: Lichtkaders van een zoekercamera moeten op de beeldhoek van de betreffende objectief-brandpuntsafstanden worden afgestemd. De nominale beeldhoek verandert echter iets bij het scherpstellen vanwege de daarbij veranderende uittrekking; dat wil zeggen: door de afstand van het optische systeem van het sensorvlak. Als de ingestelde afstand kleiner is dan oneindig (en overeenkomstig de uittrekking groter), wordt ook de werkelijke beeldhoek kleiner: het objectief registreert minder van het onderwerp. Bovendien zijn de verschillen van de beeldhoek bij langere brandpuntsafstanden ten gevolge van de grotere uittrekking ook groter. In het midden van het zoekerveld ligt het rechthoekige afstandmeetveld, dat lichter is dan het omliggende beeldveld. Wanneer de belichtingsmeter is ingeschakeld, verschijnen onder in het zoekerbeeld de LED’s van de belichtingsmeter, respectievelijk het LED-flitssymbool. Meer over de afstands- en belichtingsmeting evenals de flitsmodus staat in de betreffende gedeelten op pagina's 80/82/86. F2.8 1/8000 ISO 12500 EV B 999-9000 A INFO 22:45PM 22.02.2012 12MP 8234/9999 Alle opnamen en lichtkader-posities gelden voor een brandpuntsafstand van 50 mm A B Instelling op 0,7 m: Instelling op 2 m: Instelling op oneindig: Lichtkader Werkelijk beeldveld De sensor registreert circa één kaderbreedte minder. De sensor registreert precies het beeldveld dat door de binnenkanten van het lichtkader wordt getoond. De sensor detecteert één respectievelijk vier (verticaal of horizontaal) kaderbreedte(n) meer. DE BEELDVELDKIEZER F2.8 1/8000 ISO 12500 EV INFO 22:45PM 22.02.2012 F2.8 1/8000 ISO 12500 EV 12MP 8234/9999 1/8000 ISO 12500 EV 999-9000 999-9000 INFO INFO 22:45PM 22.02.2012 Camerabediening 999-9000 28mm + 90mm 35mm + 135mm F2.8 NL 50mm + 75mm De beeldveldkiezer breidt de mogelijkheid van deze ingebouwde universele zoeker nog uit: u kunt wanneer u maar wilt de beeldkaders in beeld brengen die niet tot het op dat moment gebruikte objectief behoren. Met deze ingebouwde universele zoeker kunt u te allen tijde de beeldkaders in beeld brengen die niet tot het op dat moment gebruikte objectief behoren. U ziet dan direct of het voor de beeldvorming gunstiger is het onderwerp met een andere brandpuntsafstand op te nemen. Als de hendel naar buiten wordt gezwenkt (dus van het objectief weg), verschijnen de beeldbegrenzingen voor 35 en 135 mm brandpuntsafstand. Als de hendel in de verticale, centrale positie wordt gezwenkt, verschijnen de beeldveldbegrenzingen voor 50 en 75 mm brandpuntsafstand. Als de hendel naar binnen wordt gezwenkt (richting objectief), verschijnen de beeldbegrenzingen voor de 28 en 90 mm brandpuntsafstand. 12MP 8234/9999 22:45PM 22.02.2012 12MP 8234/9999 79 Opnamemodus NL AFSTANDSMETING Mengbeeldmethode Met de afstandsmeter van deze camera kan vanwege zijn grote effectieve meetbasis zeer precies worden gewerkt. Dit blijkt vooral bij het gebruik van groothoekobjectieven met hun relatief grote scherptediepte gunstig te zijn. Richt bijvoorbeeld bij een portret het meetveld van de afstandsmeter op het oog, en draai net zo lang aan de afstand-instelring van het objectief, totdat de contouren in het meetveld samenvallen. Daarna de uitsnede van het onderwerp vastleggen. x zoekerMechanische meetbasis (afstand van de optische assen vergroting van het zoekervenster en het kijkvenster van de afstandsmeter) 69,25 mm x 0,68 = effectieve meetbasis = circa 47,1 mm Het meetveld van de afstandsmeter is in het midden van de zoeker als lichte, scherp afgebakende rechthoek te zien. De scherpte kan volgens de mengbeeld- of deelbeeldmethode worden ingesteld: 80 onscherp scherp NL Deelbeeldmethode onscherp Opnamemodus Richt bijvoorbeeld voor een architectuuropname het meetveld van de afstandsmeter op de verticale of een andere duidelijk afgebakende verticale lijn, en draai met de afstandsinstelring van het objectief net zo lang, totdat de contouren van de kant of lijn op de begrenzingen van het meetveld zonder offset te zien zijn. Daarna de uitsnede van het onderwerp vastleggen. scherp 81 Opnamemodus NL BELICHTINGSMETING Bij deze camera vindt de belichtingsmeting voor het aanwezige omgevingslicht plaats door het objectief bij werkdiafragma met sterke centrumoriëntatie. Daarbij wordt het door de lichte sluiterlamel van het eerste sluitergordijn gereflecteerde licht gemeten. De voor een correcte belichting geschikte tijd/diafragma-combinaties worden door de zoekerweergaven aangegeven respectievelijk worden met hun hulp berekend. Met de tijdautomaat wordt het diafragma handmatig geselecteerd, maar de camera berekent zelf de bijbehorende sluitertijd. In deze modus informeert een digitale LED-weergave over de berekende sluitertijd (bijvoorbeeld 1000) Bij handmatige instelling van beide waarden dient voor de afstelling van de belichting een lichtschaal (▸▯◂) van drie rode LED's. Als de instelling goed is, brandt uitsluitend de middelste, ronde LED. De belichtingsmeter in-/uitschakelen De belichtingsmeter wordt ingeschakeld door de ontspanner licht in te drukken tot aan zijn eerste drukpunt, vooropgesteld dat de camera met de hoofdschakelaar is ingeschakeld en het tijd-instelwieltje niet op B staat. Eén van de weergaven in de zoeker meldt door middel van constant branden dat de belichtingsmeter gereed is om te meten: – bij tijdautomaat door de digitale LED-weergave van de sluitertijd, – bij handmatige instelling door een van de beide driehoekige LED’s, eventueel samen met de middelste, ronde LED. Als de ontspanner weer wordt losgelaten zonder de sluiter te activeren, blijft de belichtingsmeter nog circa 12 s lang ingeschakeld en blijft (blijven) de betreffende LED(’s) zolang branden. Wanneer het tijd-instelwieltje op B staat, is de belichtingsmeter uitgeschakeld. 82 Opmerking: • Als de weergaven zijn verdwenen, bevindt de camera zich in een 'Stand-by'-toestand. • Bij zeer weinig omgevingslicht (dat wil zeggen: in het grensgedeelte van de belichtingsmeter) kan het circa 0,2 s duren tot de LED's branden. • Als een juiste belichting met de beschikbare sluitertijden bij tijdautomaat niet mogelijk is, knippert als waarschuwing de sluitertijdweergave (meer hierover vindt u in het hoofdstuk 'De tijdautomaat' op pagina 83). • Als bij handmatige instelling en zeer weinig licht het meetbereik van de belichtingsmeter niet wordt gehaald, knippert als waarschuwing de linker driehoekige LED. Bij tijdautomaat wordt verder de sluitertijd weergegeven. Wanneer de benodigde sluitertijd de langst mogelijke tijd van 60 s overschrijdt, knippert ook deze weergave. • Wanneer de camera langere tijd niet wordt gebruikt of in een tas wordt opgeborgen, moet deze altijd met de hoofdschakelaar worden uitgeschakeld. Hierdoor wordt ieder stroomverbruik voorkomen dat ook in de stand-by modus na het automatisch uitschakelen van de belichtingsmeter en het verdwijnen van de weergaven toch nog plaatsvindt. Onbedoelde opnamen worden hiermee ook verhinderd. De sluitertijd die nodig is voor een correcte belichting, respectievelijk de afwijking van een juiste belichting, wordt aangegeven door de zoekerweergaven, respectievelijk wordt met hun behulp berekend (zie de volgende secties). DE BELICHTINGSMODI TIJDAUTOMAAT Als het tijd-instelwieltje in de A -stand staat, zal de elektronica van de camera de geschikte sluitertijd automatisch en traploos binnen een bereik van 1⁄4000 tot 60 s bepalen, en wel volgens de ingestelde filmgevoeligheid, de gemeten lichtsterkte en het handmatig gekozen diafragma. De bepaalde sluitertijd wordt voor een beter overzicht in halve stappen weergegeven. Bij langere sluitertijden dan 2 s wordt na het ontspannen in de weergave de resterende belichtingstijd in seconden teruggeteld. De werkelijk berekende, en traploos gestuurde belichtingstijd kan echter van de halve-stap weergaven afwijken: Als bijvoorbeeld vóór het ontspannen 16 (als dichtstbijgelegen waarde) in de weergave is te zien en de bepaalde belichtingstijd toch langer is, kan het terugtellen na ontspannen ook met 19 beginnen. Bij extreme lichtomstandigheden kan de belichtingsmeting bij de verwerking van alle parameters sluitertijden opleveren die buiten het werkgebied liggen. Dat wil zeggen: dat er belichtingstijden korter dan 1⁄4000 s of langer dan 60 s vereist zouden zijn. In zulke gevallen worden toch de genoemde minimale en maximale sluitertijden gebruikt, maar als waarschuwing zullen deze waarden in de zoeker knipperen. Opmerking: • Zoals in combinatie met de ISO-instelling op pagina 77 beschreven staat, is bij de toepassing van hoge gevoeligheden, en vooral bij gelijkmatig donkere vlakken, in meerdere of mindere mate beeldruis merkbaar. Ter reductie van dit storende verschijnsel maakt de camera automatisch na opnamen met langere sluitertijden en hoge ISO-waarden een tweede 'zwartopname' (met gesloten sluiter). De bij deze parallel-opname gemeten ruis wordt dan rekenkundig van het eigenlijke opnamerecord 'afgetrokken'. Bij langdurige belichtingen moet rekening worden gehouden met deze verdubbeling van de 'belichtings'-tijd. De camera mag intussen niet worden uitgeschakeld. • Als u een donkere of lichtere weergave van het onderwerp wenst, kunt u de belichting het best handmatig instellen (zie pagina 84). NL Opnamemodus De camera kent twee belichtingsmodi: Tijdautomaat of handmatige instelling. Afhankelijk van onderwerp, situatie en individuele voorkeur kan op deze wijze gekozen worden uit – de gebruikelijke 'half-automaat' of – de vaste instelling van sluitertijd en diafragma. 83 NL MEETWAARDEGEHEUGEN BELICHTINGSCORRECTIES Opnamemodus Vaak worden belangrijke delen van het onderwerp om vormgevende redenen uit het midden geplaatst en soms zijn ze lichter of donkerder dan gemiddeld. De centrumgeoriënteerde meting neemt maar een gedeelte in het centrum van het beeld op en is geijkt op een gemiddelde grijswaarde. Onderwerpen en situaties van deze soort kunnen ook met de tijdautomaat zeer eenvoudig met het meetwaardegeheugen worden verwerkt. Belichtingsmeters zijn geijkt op een grijswaarde die overeenkomt met de lichtsterkte van een normaal (dat wil zeggen: gemiddeld fotografisch) onderwerp. Wanneer het gemeten detail van het onderwerp niet aan deze voorwaarden voldoet, kan een belichtingscorrectie worden uitgevoerd. Vooral bij meerdere opnamen achter elkaar, bijvoorbeeld als om bepaalde redenen voor een serie opnamen bewust een iets krappere of ruimere belichting gewenst is, kan de belichtingscorrectie een zeer handige functie zijn. Eenmaal ingesteld blijft deze anders dan de meetwaarde-opslag werkzaam totdat deze weer wordt gereset. U kunt belichtingscorrecties in een gebied van ±3 EV in stappen van 1⁄3 EV instellen (EV: Exposure Value = belichtingswaarde). 1. Camera inschakelen 2. Functieknop ingedrukt houden en duimwieltje draaien • Tijdens het instellen geeft de digitale weergave in de zoeker de desbetreffende waarde aan. Ook na het aantikken van de ontspanner verschijnt hij kortstondig. Toepassen van de functie 1. Richt uw camera op het belangrijke deel van het onderwerp respectievelijk alternatief op een ander, gemiddeld helder detail. 2. Door het indrukken van de ontspanner tot het eerste drukpunt vinden de meting en opslag plaats. Zolang het drukpunt wordt vastgehouden, verschijnt als bevestiging in de zoeker een kleine rode punt op de regel met cijfers en de tijdweergave verandert ook bij gewijzigde lichtomstandigheden niet meer. 3. Met nog steeds ingedrukt gehouden ontspanner wordt de camera daarna op de uiteindelijke beelduitsnede gezwenkt, 4. en kan dan met de aanvankelijk bepaalde belichting worden ontspannen. Een wijziging van de diafragma-instelling nadat de meetwaarde is opgeslagen, heeft geen aanpassing van de sluitertijd tot gevolg en zou tot een foutieve belichting leiden. Het opslaan wordt geannuleerd als u uw vinger van het drukpunt van de ontspanner neemt. 84 HANDMATIG INSTELLEN VAN DE BELICHTING Wanneer u de belichting volledig handmatig wilt instellen, moet het tijd-instelwieltje op één van de ingegraveerde sluitertijden of tussenwaarden zijn vastgeklikt. Vervolgens 1. de belichtingsmeter inschakelen en 2. door draaien van het tijd-instelwieltje en / of diafragma-instelring van het objectief (telkens in de richting van de oplichtende driehoekige LED) alleen de ronde LED laten branden. Opmerking: • Bij lange belichtingstijden kan er zeer sterke beeldruis ontstaan. • Ter reductie van dit storende verschijnsel maakt deze camera automatisch na opnamen met langere sluitertijden (vanaf circa 1 ⁄30 s,) een tweede 'zwartopname' (met gesloten sluiter). De bij deze parallel-opname gemeten ruis wordt dan rekenkundig van het eigenlijke opnamerecord 'afgetrokken'. • Bij langdurige belichtingen moet rekening worden gehouden met deze verdubbeling van de 'belichtings'-tijd. De camera mag intussen niet worden uitgeschakeld. Opmerking: Bij langere sluitertijden dan 2 s wordt na het ontspannen in de weergave de resterende belichtingstijd in seconden teruggeteld. Als bij handmatige instelling en zeer weinig licht het meetbereik van de belichtingsmeter niet wordt gehaald, knippert als waarschuwing in de zoeker de linker driehoekige LED ( ) en bij te veel licht de rechter ( ). Bij tijdautomaat wordt verder de sluitertijd weergegeven. Wanneer de benodigde sluitertijd langer blijkt dan de langste mogelijke tijd van 60 s, respectievelijk korter wordt dan de kortste mogelijke tijd van 1⁄4000 s, zullen ook deze weergaven gaan knipperen. Omdat de belichtingsmeting met het ingestelde diafragma plaatsvindt, kan deze situatie ook door diafragmeren van het objectief ontstaan. De belichtingsmeter blijft (ook als het meetbereik niet wordt gehaald) nog circa 30 s na het loslaten van de ontspanner ingeschakeld. Als in deze periode (bijvoorbeeld door wijziging van de onderwerp-uitsnede of door openen van het diafragma) de lichtomstandigheden verbeteren, gaat de LED-weergave over van knipperen naar constant branden en geeft daarmee de meting vrij. DE B -INSTELLING Bij de B -instelling blijft de sluiter zo lang geopend als de ontspanner ingedrukt wordt gehouden (tot maximaal 60 s, afhankelijk van de ISO-instelling). De belichtingsmeter blijft uitgeschakeld, de digitale cijferweergave in de zoeker telt ter oriëntatie de verlopen belichtingstijd in seconden mee. NL Opnamemodus Behalve de voor een goede belichting benodigde draairichting van het tijd-instelwieltje en de diafragma-instelring geven de drie LED’s van de lichtschaal op de volgende wijze onder- en overbelichting evenals de juiste belichting aan: Onderbelicht met minstens één diafragmastop; naar rechts draaien Onderbelicht met hooguit een halve diafragmastop; naar rechts draaien Juiste belichting Overbelicht met hooguit een halve diafragmastop; naar links draaien Overbelicht met minstens één diafragmastop; naar links draaien WAARDES BOVEN OF ONDER HET MEETBEREIK 85 Opnamemodus NL FLITSMODUS De camera bepaalt het benodigde flitsvermogen door het afgeven van één of meer meetflitsen in fracties van seconden voor de eigenlijke opname. Direct daarna, bij het begin van de belichting, wordt de hoofdflits afgegeven. Alle factoren die de belichting beïnvloeden (bijvoorbeeld opnamefilters en wijziging van de diafragma-instelling) worden automatisch gerespecteerd. GESCHIKTE FLITSAPPARATEN De volgende flitsapparaten zijn in combinatie met de camera geschikt voor alle functies die in deze handleiding zijn beschreven, inclusief TTL-meting: • Leica System-flitsapparaten zoals de modellen SF 40, SF 64, SF 26, SF 58. • Flitsapparaten die aan de technische voorwaarden van een System-Camera-Adaption (SCA) van het systeem 3000 voldoen, en met de adapter SCA-3502-M5 zijn uitgerust. Er kunnen echter ook andere, gebruikelijke flitsapparaten met gestandaardiseerde flitsvoet en ontsteking via het positieve middencontact (X-contact) worden gebruikt. FLITSAPPARAAT PLAATSEN Alvorens u een flitsapparaat in de accessoireschoen van de camera plaatst, moet – het kapje dat de accessoireschoen beschermt, als het niet wordt gebruikt, naar achter worden geschoven en – moeten camera en flitsapparaat worden uitgeschakeld. Bij het plaatsen van een flitsapparaat moet u erop letten, dat u de voet volledig in de accessoireschoen schuift en, indien aanwezig, met de klemmoer tegen ongewild loskomen en vallen beschermt. Dit is vooral bij flitsapparaten met extra regel- en signaalcontacten belangrijk omdat wijziging van de positie in de accessoireschoen de vereiste contacten onderbreekt en daardoor storingen kunnen ontstaan. Opmerking: Als de accessoireschoen niet wordt geplaatst, moet de bijbehorende afdekking (meegeleverd) steeds zijn geplaatst. 86 FLITS-BELICHTINGSREGELING Opmerking: • Studioflitsinstallaties hebben vaak een zeer lange flitsduur. Het kan in dat geval daarom eventueel zinvol zijn een langere sluitertijd dan 1⁄180 s te kiezen. • Hetzelfde geldt voor radiografisch gestuurde flitstriggers bij het 'draadloos flitsen', omdat de radiografische overdracht een tijdvertraging kan veroorzaken. • De instellingen en functies die in de volgende hoofdstukken zijn beschreven, hebben alleen betrekking op deze camera en systeemcompatibele flitsapparaten. • Meer informatie over de flitsmodus, vooral in combinatie met andere, niet speciaal op deze camera afgestemde flitsapparaten, evenals de verschillende modi van de flitsapparaten, vindt u in de betreffende handleiding. NL Opnamemodus De volautomatische (dat wil zeggen: door de camera geregelde) flitsmodus is bij de camera met de hiervoor genoemde systeemcompatibele flitsapparaten en in beide belichtingsmodi (tijdautomaat A en handmatige instelling) beschikbaar. Bovendien is in beide belichtingsmodi een automatische invul-flitsregeling actief. Om steeds een uitgebalanceerde verhouding tussen flits- en omgevingslicht te garanderen, wordt het flitsvermogen bij toenemende lichtsterkte eventueel met maximaal 12⁄3 EV verminderd. Wanneer echter de aanwezige lichtsterkte zelfs met de kortst mogelijke flitssynchronisatietijd van 1⁄180 s al overbelichting tot gevolg heeft, zal een HSS-compatibele flits bij tijdautomaat niet worden geactiveerd (details over de HSS-modus, zie pagina 89). In zulke gevallen wordt de sluitertijd overeenkomstig het omgevingslicht geregeld en in de zoeker aangegeven. Bovendien geeft de camera de ingestelde gevoeligheid door aan het flitsapparaat. Daarmee kan het flitsapparaat, voorzover het deze weergaven bezit en voorzover het op het objectief gekozen diafragma ook op het flitsapparaat is ingevoerd, zijn reikwijdte automatisch aangeven. De gevoeligheidsinstelling kan bij systeemcompatibele flitsers niet via de flitser zelf worden beïnvloed, omdat deze al door de camera wordt overgedragen. 87 NL De instellingen van de door de camera geregelde, automatische flitsmodus De controleweergaven van de flitsbelichting in de zoeker bij systeemconforme flitsapparaten Opnamemodus Nadat het gebruikte flitsapparaat is ingeschakeld en op de geschikte modus voor TTL flits-belichtingsregeling (zie flitshandleiding) is geplaatst, moet daartoe aan de camera: 1. vóór elke flitsopname eerst de belichtingsmeting door licht indrukken van de ontspanner worden ingeschakeld; dat wil zeggen: de weergave in de zoeker moet overgeschakeld zijn op de sluitertijden of de lichtschaal. Als dit door te snel en in één keer volledig indrukken van de ontspanner wordt verzuimd, zal het flitsapparaat eventueel niet worden geactiveerd. 2. het tijd-instelwieltje op A , op de flitssynchronisatietijd (1⁄180 s), of op een langere sluitertijd (ook B ) worden ingesteld. In de modus Tijdautomaat bepaalt de camera de sluitertijd aan de hand van het omgevingslicht, begrenst echter lange sluitertijden conform de 1/brandpuntsafstand-regel om bewegingsonscherpte te verminderen. 3. de gewenste (respectievelijk het voor de betreffende afstand tot het onderwerp benodigde) diafragma worden ingesteld. In de zoeker dient een flitsvormige LED voor terugmelding en weergave van verschillende situaties. Deze LED verschijnt samen met de beschreven weergaven voor de belichtingsmeting van het aanwezige licht. Opmerking: Als de automatische geregelde of handmatig ingestelde sluitertijd korter is dan 1⁄180 s, zal het flitsapparaat niet flitsen, behalve als het een HSS-compatibel flitsapparaat is (zie pagina 89). • In de automatische flitsmodus (Flitsapparaat ingesteld op regeling richtgetal of TTL) • • • • • 88 verschijnt ondanks ingeschakeld en paraat flitsapparaat niet: Op de camera is handmatig een kortere sluitertijd dan 1⁄180 s ingesteld en het aangesloten flitsapparaat is niet HSS-compatibel. In zulke gevallen activeert de camera ook een ingeschakeld en paraat flitsapparaat niet. knippert voor de opname langzaam (2 Hz): Het flitsapparaat is nog niet paraat brandt voor de opname: Het flitsapparaat is paraat. blijft na het ontspannen ononderbroken branden, de overige weergaven zijn echter uit: De flits blijft paraat. knippert na het ontspannen snel (met 4 Hz), de overige weergaven zijn echter uit: Het apparaat is nog niet weer bedrijfsgereed gemaakt. gaat na het ontspannen samen met de overige weergaven uit: Onderbelichting, bijvoorbeeld door een voor het onderwerp te klein geselecteerd diafragma. • verschijnt ondanks ingeschakeld en paraat flitsapparaat niet: op de camera is handmatig een kortere sluitertijd dan 1⁄180 s ingesteld. In zulke gevallen activeert de camera ook een ingeschakeld en paraat flitsapparaat niet. • knippert voor de opname langzaam (2 Hz): het flitsapparaat is nog niet paraat. • brandt vóór de opname: het flitsapparaat is paraat. LINEAIRE FLITSMODUS HSS (HIGH SPEED SYNCHRONIZATION) NL De volautomatische (dat wil zeggen: door de camera gestuurde) HSS-flitsmodus is beschikbaar bij de camera met desbetreffend uitgeruste Leica systeemflitsapparaten, met alle sluitertijden en met tijdautomaat, en met handmatige belichtingsregeling. Hij wordt automatisch geactiveerd door de camera, als de geselecteerde of berekende sluitertijd korter is dan de synchronisatietijd 1⁄180 s. Bij een juist ingesteld flitsapparaat vereist deze omschakeling verder geen activiteiten van de fotograaf. Opnamemodus Bij instelling van het flitsapparaat op computerregeling (A) of handmatige modus (M) Belangrijk: De reikwijdte bij het HSS-flitsen is duidelijk korter dan bij het TTL-flitsen. Opmerking: • Bij handmatige regeling van de belichting kunt u eveneens alle sluitertijden tot de synchronisatietijd 1⁄180 s instellen. • Als kortere sluitertijden dan 1⁄180 s worden gebruikt, schakelt het flitsapparaat automatisch over naar de HSS-modus. 89 Overige zaken NL DIVERSEN FOTOGRAFEREN MET DE ZELFONTSPANNER Met de zelfontspanner kunt u een opname met een vertraging van 12 s maken. In zulke gevallen is het raadzaam de camera daartoe op een statief te bevestigen. De functie instellen en gebruiken 1. Draai de hoofdschakelaar op . 2. Voor het starten van de voorlooptijd dient u de ontspanner door te drukken tot de tweede indrukstand, zie pagina 23). • Aan de voorkant van de camera geeft, gedurende de eerste 10 s, de knipperende LED 7 het verstrijken van de voorlooptijd aan. Gedurende de voorlooptijd kan deze tijd door het aantikken van de ontspanner opnieuw worden gestart, respectievelijk door de hoofdschakelaar uit de -positie te verdraaien, worden geannuleerd. Belangrijk: Tijdens zelfontspanning vindt instelling van de belichting niet plaats bij het drukpunt van de ontspanner, maar pas direct vóór de opname. 90 WEERGAVE De weergave van uw opnamen vindt op uw computer plaats. Daartoe moet u een computer hebben met een ingebouwd, respectievelijk aangesloten kaart-leesapparaat. GEGEVENSOVERDRACHT NAAR EEN COMPUTER De overdracht van de beeldgegevens van de geheugenkaart naar een computer gebeurt met behulp van een kaartlezer. U kunt zowel een in de computer geïntegreerd als een extern via de USB-kabel aangesloten leesapparaat gebruiken. Datastructuur op de geheugenkaart In de 100LEICA-, 101LEICA-, enzovoort mappen kunnen steeds maximaal 9999 opnamen worden opgeslagen. MET ONBEWERKTE GEGEVENS DNG WERKEN Voor de verdere beeldbewerking hebt u een op het gebruikte DNG- (Digital Negative)-formaat afgestemde software nodig, om de opgeslagen onbewerkte gegevens naar de hoogste kwaliteit te converteren, bijvoorbeeld het converteerprogramma Adobe® Photoshop® Lightroom®. Deze software biedt kwalitatief geoptimaliseerde algoritmen voor de digitale kleurverwerking, die gelijktijdig bijzonder weinig ruis en een verbazingwekkende resolutie mogelijk maakt. Bij de bewerking hebt u de mogelijkheid achteraf parameters zoals ruisvermindering, gradatie, scherpte enzovoort in te stellen en op deze wijze een maximale beeldkwaliteit te realiseren. INSTALLEREN VAN FIRMWARE-UPDATES Procedure: 1. Camera uitschakelen 2. Geheugenkaart in een (geïntegreerd of met uw computer verbonden) kaartleesapparaat plaatsen 3. Geheugenkaart formatteren 4. Van onze internetpagina het firmware-bestand ophalen onder de link 'FIRMWARE' 5. Bestand *.FW op het hoogste niveau van de geheugenkaartenmappenstructuur opslaan 6. Bestand *.FW eventueel uitpakken 7. Geheugenkaart uit het kaartleesapparaat nemen 8. Garanderen dat de camera is uitgeschakeld, de geheugenkaart in de camera plaatsen en het bodemdeksel plaatsen 9. Functieknop ingedrukt houden en dan camera inschakelen De update-procedure begint. Het kan tot 15 minuten duren. NL Weergaven Zoeker-LED Achterwand-LED (permanent branden) Tijdens de procedure Na verrichte update Batterijcapaciteit te laag voor updateprocedure Update niet mogelijk* UP UP bc brandt Err knippert snel dooft Overige zaken Leica werkt voortdurend aan de verdere ontwikkeling en optimalisering van zijn producten. Omdat er bij digitale camera’s zeer veel functies uitsluitend door software worden gestuurd, kunnen enkele van deze verbeteringen en uitbreidingen van opties achteraf worden geïnstalleerd. Om deze reden biedt Leica in onregelmatige intervallen zogenaamde firmware-updates aan. Informatie over de daarmee verbonden wijzigingen en aanpassingen van de uitleg in deze handleiding vindt u op onze internetpagina: www.leica-camera.com knippert langzaam * bijvoorbeeld omdat de camera geen updatebestand op de kaart vindt 91 Accessoires NL SYSTEEMACCESSOIRES WISSELOBJECTIEVEN Het Leica M-systeem biedt de basis voor optimale aanpassing aan snel en onopvallend fotograferen. Het assortiment aan objectieven omvat brandpuntsafstanden van 16 tot 135 mm en lichtsterkten tot 1:0,95. UNIVERSELE GROOTHOEKZOEKER M De Leica Universele groothoekzoeker M is een uitgesproken praktisch accessoire. Deze kan onbeperkt op alle analoge en digitale Leica M-modellen worden gebruikt en biedt (precies zoals in de zoeker van de camera) met ingespiegelde lichtkaders na bepaling van de beelduitsnede de groothoek-brandpuntsafstanden 16, 18, 21, 24 en 28 mm. De zoeker is voorzien van parallax-compensatie evenals een waterpas voor een nauwkeurige horizontale uitlijning van de camera. (Bestelnummer 12 011). FILTER Voor de actuele Leica M-objectieven zijn verschillende filtertypen en -grootten beschikbaar. Opmerking: Leica UV/IR filters, die speciaal voor gebruik op de Leica M8 en M8.2 werden ontwikkeld, moeten op de Leica M niet worden gebruikt, omdat er vooral bij groothoekobjectieven kleurverschuiving aan de beeldranden kan ontstaan. SPIEGELZOEKER M Voor ieder van de 18, 21 en 24 mm objectieven is er een passende spiegelzoeker beschikbaar. Ze onderscheiden zich door hun zeer compacte constructie en heldere zoekerbeeld. Om de beelduitsnede te bepalen, wordt er gebruik gemaakt van lichtkaders, net zoals voor de camerazoeker (bestelnummer 18 mm: 12 022 zwart, 12 023 zilver / 21 mm: 12 024 zwart, 12 025 zilver / 24 mm: 12 026 zwart, 12 027 zilver). 92 ZOEKERLOEPEN M 1.25x EN M 1.4x De Leica zoekerloepen M 1.25x en M 1.4x vereenvoudigen de beeldvorming bij toepassing van brandpuntsafstanden vanaf 35 mm aanzienlijk. Ze kunnen op alle LEICA M-modellen worden gebruikt en vergroten het middelste gebied van het zoekerbeeld: de 0,68x-zoeker van deze camera krijgt met de loep 1.25x een 0,85-voudige vergroting, met de loep 1.4x een 0,95-voudige vergroting. Als beveiliging tegen verlies dient een veiligheidskettinkje met kliksluiting, waarmee de zoeker aan de bevestigingsring van de draagriem kan worden gehangen. De zoekerloepen worden in een leren foedraal geleverd. Met een lus aan het foedraal houdt u de zoekerloep paraat aan de draagriem van de camera en blijft hij beschermd. (Bestelnummer 12 004 M 1.25x, 12 006 M 1.4x) NL FOTOTASSEN De Leica M-D kan met verschillende soorten flitsapparaten worden gebruikt. Uitsluitend systeemcompatibele apparaten met de merkenrechtelijk beschermde Leica interface maken een camera-afhankelijke, volautomatische flits-belichtingsregeling mogelijk. Leica biedt hiertoe meerdere, verschillend uitgeruste modellen aan. De nieuwe paraattas-M werd speciaal voor de nieuwe Leica M ontwikkeld. Hij beschermt de camera tijdens transport en kan voor de snelle inzet bij het fotograferen met de camera verbonden blijven. Voor een goede bescherming tijdens intensiever fotograferen kan het voorste gedeelte van de tas worden verwijderd, zodat het resterende gedeelte van de tas als camera-protector kan blijven fungeren. (Bestelnummer 14 547) Bovendien is er voor omvangrijkere camera-uitrustingen de klassieke Billingham combinatietas van waterdichte stof. Deze biedt plaats aan twee body’s met twee objectieven of één body met drie objectieven. Zelfs voor grote objectieven en een gemonteerde handgreep M is er voldoende ruimte. Een vak met ritssluiting biedt ruimte voor een flitsapparaat Leica SF 26 en overige accessoires. (Bestelnummer 14 854 zwart, 14 855 khaki) Opmerking: Zorg dat het accessoireschoenkapje steeds is aangebracht als er geen accessoire wordt gebruikt. CORRECTIELENZEN Voor optimale aanpassing van het oog aan de zoeker van de camera bieden wij correctielenzen in de volgende dioptriewaarden (sferisch) aan: ±0,5 / 1 / 1,5 / 2 / 3. RESERVEONDERDELEN Bajonetdeksel M Afdekking accessoireschoen M Draagriem Li-ionbatterij BP-SCL2 Laadtoestel BC-SCL2 (met EU/USA-netsnoeren, autolaadsnoer) Netsnoer voor AUS en UK Accessoires / onderdelen FLITSAPPARATEN Bestelnummer 14 397 14 900 439-612.105-000 14 499 14 494 14 422 en 14 421 93 Veiligheidsmaatregelen en onderhoud NL 94 VEILIGHEIDSMAATREGELEN EN ONDERHOUD ALGEMENE VOORZORGSMAATREGELEN • Gebruik uw camera niet in de onmiddellijke nabijheid van apparatuur met sterke magneetvelden en elektrostatische of elektromagnetische velden (zoals inductie-ovens, magnetrons, monitoren van tv of computer, videogame-consoles, mobiele telefoons, zendapparatuur). • Wanneer u de camera op een televisie plaatst, of in de onmiddellijke nabijheid van een televisie gebruikt, kan het magneetveld beeldregistraties verstoren. • Hetzelfde geldt voor gebruik in de buurt van mobiele telefoons. • Sterke magneetvelden, bijvoorbeeld die van luidsprekers of grote elektromotoren kunnen de opgeslagen gegevens beschadigen, respectievelijk de opnames verstoren. • Gebruik de camera niet in de onmiddellijke nabijheid van radiozenders of hoogspanningsleidingen. Hun elektromagnetische velden kunnen de beeldregistraties eveneens verstoren. • Als de camera door het effect van elektromagnetische velden niet goed functioneert, deze uitschakelen, de batterij verwijderen en daarna de batterij weer plaatsen en de camera weer inschakelen. • Bescherm de camera tegen contact met insectenspray en andere agressieve chemicaliën. Benzine, verdunner en alcohol mogen ook niet voor reiniging worden gebruikt. • Bepaalde chemicaliën en vloeistoffen kunnen de behuizing van de camera, respectievelijk het oppervlak beschadigen. • Omdat rubber en kunststof soms agressieve chemicaliën afscheiden, mogen ze niet langere tijd met de camera in contact blijven. • Zorg ervoor, dat zand of stof niet in de camera kan binnendringen, bijvoorbeeld aan het strand. Zand en stof kunnen de camera en de geheugenkaart beschadigen. Let hier vooral op bij het vervangen van objectieven en het plaatsen en uitnemen van de kaart. • Zorg ervoor, dat geen water in de camera kan binnendringen, bijvoorbeeld bij sneeuw, regen of aan het strand. Vocht kan tot storingen leiden en zelfs onherstelbare schade aan de camera en geheugenkaart veroorzaken. • Zorg dat het accessoireschoenkapje steeds is aangebracht als er geen accessoire wordt gebruikt (bijvoorbeeld een flitsapparaat). • Als er spetters zout water op uw camera zijn gekomen, bevochtigt u een zachte doek eerst met leidingwater, wringt deze stevig uit en wist hiermee de camera af. Daarna met een droge doek goed nawrijven. SENSOR • Hoogtestraling (bijvoorbeeld bij vluchten) kan pixeldefecten veroorzaken. CONDENSATIEVOCHT • Als er zich condens op of in de camera heeft gevormd, moet u hem uitschakelen en ongeveer 1 uur bij kamertemperatuur laten liggen. Als kamer- en cameratemperatuur gelijk zijn, verdwijnt de condens vanzelf. VOOR DE BATTERIJEN Omdat elke vervuiling tevens een voedingsbodem voor micro-organismen vormt, moet de uitrusting zorgvuldig worden schoongehouden. De oplaadbare lithium-ion batterijen genereren stroom door interne chemische reacties. Deze reacties worden ook door de buitentemperatuur en luchtvochtigheid beïnvloed. Zeer hoge en lage temperaturen verkorten de standtijd en levensduur van de batterijen. • Verwijder de batterij altijd als u de camera langere tijd niet gebruikt. Anders kan de batterij na enkele weken diep worden ontladen; dat wil zeggen: de spanning daalt sterk, omdat de camera, zelfs wanneer deze is uitgeschakeld, een geringe ruststroom verbruikt (bijvoorbeeld voor de opslag van de datum). • Lithium-ionen batterijen moeten in gedeeltelijk opgeladen toestand worden bewaard; dat wil zeggen: niet volledig ontladen, maar ook niet volledig opgeladen (volgens de weergave op het LCD-scherm). Bij zeer langdurige opslag moet de batterij ongeveer tweemaal per jaar gedurende circa 15 minuten worden opgeladen om diepe ontlading te vermijden. • Houd de contacten van de batterijen steeds schoon en vrij toegankelijk. Lithium-ion batterijen zijn weliswaar tegen kortsluiting beveiligd, maar toch mag u de contacten niet in aanraking laten komen met metalen voorwerpen zoals paperclips of sieraden. Een kortgesloten batterij kan zeer heet worden en ernstige brandwonden veroorzaken. • Als er een batterij op de grond valt, moet u daarna de behuizing en contacten op eventuele schade controleren. Het plaatsen van een beschadigde batterij kan de camera beschadigen. • Als er geuren, verkleuringen, vervormingen, oververhitting of lekkages van vloeistof optreden, moet onmiddellijk de batterij uit de camera of oplaadapparaat worden verwijderd en moet deze worden vervangen. Bij voortgezet gebruik van de batterij is er anders een reëel risico voor oververhitting met brand- en/of explosiegevaar! VOOR DE CAMERA • Reinig de camera uitsluitend met een zachte, droge doek. Hardnekkig vuil moet eerst met een sterk verdund afwasmiddel worden bevochtigd, en vervolgens met een droge doek worden weggeveegd. • Camera en objectief moeten voor het verwijderen van vlekken en vingerafdrukken met een schone, pluisvrije doek worden afgeveegd. Vuil in moeilijk toegankelijke hoeken van de camerabehuizing kan met een klein borsteltje worden verwijderd. De sluiterlamellen mogen in geen geval worden aangeraakt. • Alle mechanisch bewegende lagers en glijvlakken van uw camera zijn gesmeerd. Denk daar aan als u de camera langere tijd niet gebruikt: de camera ongeveer elke drie maanden meerdere keren ontspannen om verharsen van de smeerpunten te vermijden. Het is ook aanbevolen dat u herhaaldelijk alle andere bedieningselementen verstelt en gebruikt. Ook de afstandsinstelring en diafragma-instelring van de objectieven moet regelmatig worden bewogen. • Let op dat er geen vuil of krassen op de sensor voor de 6-bit codering in de bajonet komen. Zorg er ook voor dat zich daar geen zandkorrels of dergelijke deeltjes verzamelen die krassen op de bajonet kunnen veroorzaken. Reinig dit onderdeel uitsluitend droog en oefen geen druk uit op het afdekglas! NL Veiligheidsmaatregelen en onderhoud ONDERHOUD 95 Veiligheidsmaatregelen en onderhoud NL • Bij brandlucht of lekkende vloeistoffen moet u de batterij uit de buurt van warmtebronnen houden. De lekkende vloeistof kan gaan branden! • Een veiligheidsklep in de batterij zorgt ervoor dat bij onjuiste omgang met de batterij eventuele overdruk gecontroleerd kan ontwijken. • Batterijen hebben slechts een beperkte levensduur. Het is aan te bevelen om ze na circa vier jaar te vervangen, bij gebruik in een koude omgeving kan dit ook vroeger nodig zijn. (De productiedatum van de batterij vindt u op diens behuizing. Notatie: kalenderweek/jaar (WW/JJ)) • Geef de schadelijke batterijen af aan een verzamelpunt voor correcte recycling. • Deze batterijen mogen niet voor langere tijd aan hitte of zonlicht en vooral ook nooit aan vochtigheid of water worden blootgesteld. Bovendien mogen deze batterijen nooit in een magnetron of in een omgeving onder hoge druk worden geplaatst wegens gevaar van brand of explosie! VOOR HET OPLAADAPPARAAT • Wanneer het oplaadapparaat in de buurt van radio-ontvangers wordt gebruikt, kan de ontvangst worden verstoord. Houd tussen de apparaten een afstand van minimaal 1 m aan. • Wanneer het oplaadapparaat wordt gebruikt, kan dit geluid veroorzaken ('zoemen'); dit is normaal en geen storing. • Trek de netstekker van het oplaadapparaat eruit als dit niet wordt gebruikt, omdat het ook zonder batterij (zeer weinig) stroom verbruikt. • Houd de contacten van het oplaadapparaat altijd schoon en maak nooit kortsluiting. 96 • De meegeleverde autolaadkabel – mag alleen in 12 V-stroomcircuits worden gebruikt, – mag in geen geval worden aangesloten als de lader met het net is verbonden. VOOR GEHEUGENKAARTEN • Zolang een opname wordt opgeslagen of de geheugenkaart wordt uitgelezen, mag deze niet worden verwijderd, en mag de camera niet worden uitgeschakeld en niet aan trillingen worden blootgesteld. • Geheugenkaarten moeten veiligheidshalve uitsluitend in het meegeleverde antistatische foedraal worden bewaard. • Bewaar geheugenkaarten niet op een plaats waar ze aan hoge temperaturen, direct zonlicht, magneetvelden of statische ontlading worden blootgesteld. • Laat de geheugenkaart niet vallen en buig deze niet, omdat deze anders beschadigd kan worden en de opgeslagen gegevens verloren kunnen gaan. • Verwijder altijd de geheugenkaart als u de camera langere tijd niet gebruikt. • Raak de aansluitingen aan de achterzijde van de geheugenkaart niet aan en houd ze vrij van vuil, stof en vocht. • Het is raadzaam de geheugenkaart af en toe te formatteren, omdat voor de fragmentering bij het wissen enige geheugencapaciteit nodig kan zijn. DE SENSOR REINIGEN U kunt de reiniging echter ook zelf verrichten: 1. Controleren of de camerabatterij minstens 60% capaciteit aangeeft 2. Hoofdschakelaar op ST zetten 3. Eerst de functieknop ingedrukt houden, en vervolgens de ontspanner indrukken. De sluiter opent en geeft daardoor de sensor vrij voor reiniging (als de batterij te weinig capaciteit heeft, opent de sluiter niet en in de zoeker verschijnt als aanwijzing bc (= battery capacity)). 4. Reiniging realiseren: Neem daarbij beslist de volgende aanwijzingen in acht. 5. Na het voltooien van de reiniging de camera uitschakelen met de hoofdschakelaar. De sluiter sluit na 10 s weer. NL Veiligheidsmaatregelen en onderhoud Als zich stof- of vuildeeltjes aan het sensor-afdekglas hechten, kan dit, afhankelijk van de grootte, zich manifesteren in donkere punten of vlekken op de opnamen. De camera kan voor reiniging van de sensor - tegen een vergoeding - naar de Customer Care van Leica Camera AG worden gestuurd (adres: zie pagina 108). Deze reiniging maakt geen deel uit van de garantie. Opmerking: • Als basisregel geldt: Ter bescherming tegen het binnendringen van stof en dergelijke moet u altijd een objectief of de cameradop op de camera laten zitten. • Om dezelfde reden moet het wisselen van een objectief snel en in een zo stofvrij mogelijke ruimte plaatsvinden. • Omdat onderdelen van kunststof snel statisch worden opgeladen en dan in toenemende mate stof aantrekken, moet u objectief- en cameradoppen van dergelijk materiaal slechts korte tijd in de zakken van uw kleding bewaren. • Om nog meer vervuiling te vermijden, moet reiniging van de sensor in een zo stofvrij mogelijke ruimte plaatsvinden. • Zwak aanhechtend stof kan met schoon, eventueel geïoniseerd gas zoals lucht of stikstof van het sensor-afdekglas worden geblazen. Hiervoor kan een (rubber-) blaasbalg zonder borsteltje worden gebruikt. Ook speciale, drukloze reinigingssprays, zoals 'Tetenal Antidust Professional' kunnen conform hun gebruiksaanwijzing worden gebruikt. • Als de aangehechte deeltjes op de beschreven wijze niet kunnen worden verwijderd, neem dan contact op met de Leica klantenservice. • Schade vermijden! • Om schade te vermijden, moet u voordat u de camera uitschakelt er beslist altijd op letten, dat niet een voorwerp het correct sluiten van de sluiter kan hinderen! 97 Veiligheidsmaatregelen en onderhoud NL 98 Belangrijk: • Leica Camera AG biedt geen garantie voor schade die door de gebruiker bij het reinigen van de sensor wordt veroorzaakt. • Probeer niet met de mond stofdeeltjes van het sensor-afdekglas te blazen; de kleinste druppeltjes speeksel kunnen al moeilijk te verwijderen vlekken veroorzaken. • Persluchtreinigers met hoge gasdruk mogen niet worden gebruikt, omdat deze ook schade kunnen veroorzaken. • Verhinder dat het sensoroppervlak bij reiniging met een of ander hard voorwerp in aanraking komt. OPBERGEN • Wanneer u de camera een tijd lang niet gebruikt, is het raadzaam: de geheugenkaart te verwijderen (zie pagina 69), en b. de batterij te verwijderen (zie pagina 68), (na uiterlijk twee maanden gaan de opgeslagen tijd en datum verloren). • Een objectief werkt als een brandglas als het volle zonlicht frontaal op de camera staat. De camera moet daarom altijd tegen sterke zonnestraling worden beschermd. Het plaatsen van een objectiefkap en het opbergen van de camera in de schaduw (of meteen in de tas) draagt ertoe bij interne schade aan de camera te voorkomen. • Bewaar de camera bij voorkeur in een gesloten en gestoffeerd foedraal, zodat er niets tegenaan kan schuren en stof op afstand wordt gehouden. • Bewaar de camera op een droge, voldoende geventileerde plaats, die bescherming biedt tegen hoge temperatuur en vochtigheid. De camera moet bij gebruik in een vochtige omgeving voor de opslag beslist vrij zijn van ieder vocht. • Fototassen die bij gebruik nat zijn geworden, moeten worden leeggemaakt om beschadiging van uw uitrusting door vocht en eventueel vrijkomende restanten leerlooimiddel uit te sluiten. • Ter bescherming tegen schimmelvorming, bij gebruik in een vochtig en warm tropisch klimaat, moet de camera-uitrusting zo veel mogelijk aan zon en lucht worden blootgesteld. Het bewaren in afgesloten koffers of tassen is slechts aan te bevelen als bovendien een droogmiddel, bijvoorbeeld silicagel, wordt gebruikt. • Bewaar de camera ter vermijding van schimmelvorming niet voor lange tijd in de leren tas. • Noteer het fabricagenummer van uw camera (in de accessoireschoen gegraveerd!) en de objectieven, omdat die in geval van verlies uitermate belangrijk zijn. DE CAMERA REAGEERT NIET OP HET INSCHAKELEN. – Is de batterij goed geplaatst? – Is de batterijconditie voldoende? Gebruik een opgeladen batterij. – Is de bodemkap goed geplaatst? ONMIDDELLIJK NA HET INSCHAKELEN SCHAKELT DE CAMERA ZICHZELF WEER UIT. – Is de batterijconditie voldoende voor de werking van de camera? Laad de batterij op of plaats een opgeladen batterij. – Is er sprake van condens? Dit komt voor als de camera van een koude naar een warme plaats wordt gebracht. Wacht in dat geval eerst tot het condens is vervluchtigd. DE CAMERA LAAT ZICH NIET ONTSPANNEN. NL – Er worden beeldgegevens naar de geheugenkaart gekopieerd en nou is het buffergeheugen net vol. – De capaciteit van de geheugenkaart is onvoldoende en het buffergeheugen is vol. – Er is geen geheugenkaart geplaatst en het buffergeheugen is vol. – De geplaatste geheugenkaart heeft een schrijfbeveiliging. – De beeldnummering van de geplaatste geheugenkaart is 'verbruikt' (in een dergelijk geval de kaart na het opslaan van de gegevens buiten de camera formatteren). – De batterij heeft zijn grenzen bereikt (capaciteit, temperatuur, leeftijd). – Het bodemdeksel is niet geplaatst. Storingen en oplossingen STORINGEN EN REMEDIES DE OPNAME KAN NIET WORDEN OPGESLAGEN. – Is een geheugenkaart geplaatst? – De capaciteit van de geheugenkaart is onvoldoende. DE TIJD EN DATUM ZIJN ONJUIST RESPECTIEVELIJK NIET MEER AANWEZIG. – De camera werd lange tijd niet gebruikt; vooral bij verwijderde batterij. Plaats een volledig opgeladen batterij. Stel datum en tijd in. 99 De weergaven in de zoeker NL APPENDIX DE WEERGAVEN IN DE ZOEKER 1 2 3 100 2. Meetveld voor afstandsinstelling 3. Met LED’s1 (Light Emitting Diodes: lichtdiodes) voor: digitale weergave met vier tekens, met onder- en bovenliggende punten Digitale weergave: – Weergave van de automatisch berekende sluitertijd bij tijdautomaat A, respectievelijk bij het verstrijken van langere sluitertijden dan 1 s – Weergave van een ingestelde flits-belichtingscorrectie (bij eerste drukpunt van de ontspanner) – Waarschuwing voor waarden onder respectievelijk boven het meetbereik of het instelbereik bij tijdautomaat A – Weergave van tijd / datum (uitsluitend bij het instellen) – Aanduiding (tijdelijk) van vol buffergeheugen – Aanwijzing ontbrekende, beschadigde, of tegen schrijven beveiligde geheugenkaart (Sd), respectievelijk fotonummergrens bereikt, of bodemdeksel niet geplaatst – Aanduiding volle geheugenkaart (Full) – Aanduiding geringe batterijcapaciteit (bc) – Aanduiding lopende of afgesloten firmware-update (UP) – Firmware-update niet mogelijk (Err) NL De weergaven in de zoeker b. • Bovenliggend punt: – Aanduiding (branden) van actief meetwaardegeheugen – Aanduiding datumweergave (uitsluitend bij de instelling) – Aanduiding weergave batterijcapaciteit (na het inschakelen van de camera, respectievelijk in combinatie met functieknop) c. • Onderliggend punt: – Aanduiding (knipperen) van actieve belichtingscorrectie – Aanduiding tijdsweergave (uitsluitend bij de instelling) Twee driehoekige LED’s en een ronde LED: – Bij handmatige belichtingsinstelling: Gemeenschappelijk als lichtschaal voor de belichtingsregeling. Driehoekige LED’s geven de noodzakelijke draairichting aan voor zowel de diafragmaring als het instelwieltje van de sluitertijden. – Waarschuwing voor waarde onder het meetbereik d. Flitssymbool: – Flitsparaatstatus – Informatie over de flitsbelichting vóór en na de opname 1. Lichtkaders voor 50 mm en 75 mm1 (voorbeeld) Met automatische, aan het daglicht aangepaste lichtsterkteregeling. De automatische regeling is met Leica M-objectieven met zoekeradapter niet mogelijk, omdat deze de helderheidssensor bedekt, die de informatie hiervoor moet leveren. In zulke gevallen branden de kaders en weergaven altijd met constante helderheid. 1 101 Trefwoordenregister NL 102 TREFWOORDENREGISTER Aanduiding van de onderdelen ...................................................62 Accessoires ...............................................................................92 Afstandsinstelling .......................................................................80 Afstandsmeter ...........................................................................80 Deelbeeldmethode ..................................................................81 Meetveld ...................................................................... 80 / 100 Mengbeeldmethode.................................................................80 Batterij, plaatsen en verwijderen ................................................68 Beeldveldkiezer .........................................................................79 Belichting / belichtingsregeling / belichtingsmeter Belichtingscorrecties ...............................................................84 Handmatige instelling ..............................................................84 Inschakelen .................................................................... 74 / 82 ISO-gevoeligheid ....................................................................77 Meetbereik ................................................................... 85 / 104 Meetwaarde opslaan ..............................................................84 Tijdautomaat ...........................................................................83 Uitschakelen .................................................................. 74 / 82 Waardes boven of onder het meetbereik ..................................85 Bewaren ....................................................................................98 Correctielenzen..........................................................................93 Datastructuur op de geheugenkaart ...........................................90 Datum en tijd .............................................................................76 DNG ................................................................................. 77 / 90 Draagriem ..................................................................................64 Filter ..........................................................................................92 Firmware download ....................................................................91 Flitsmodus .................................................................................86 Flitsapparaten .........................................................................86 Formaatkader ......................................................... 78 / 79 / 100 Fototassen .................................................................................93 Gegevensoverdracht naar een computer ...................................90 Geheugenkaart, plaatsen en verwijderen ....................................69 Gevoeligheid ................................................................... 77 / 104 Hoofdschakelaar ........................................................................74 In-/uitschakelen ........................................................................74 ISO-gevoeligheid ............................................................. 77 / 104 Klantenservice, Leica Customer Care .......................................108 Klantenservice, Leica Product Support .....................................108 Voorzorgsmaatregelen ...............................................................94 Waarschuwingen ........................................................................60 Weergave ...................................................................................90 Weergaven in de zoeker ..........................................................100 Wisselobjectieven ............................................................ 71 / 92 Zoeker .......................................................................................78 Lichtkader ............................................................ 78 / 79 / 100 Opzetbare zoeker ....................................................................92 Weergeven ............................................................................100 NL Trefwoordenregister Lichtkader-meetzoeker...............................................................78 Objectieven, Leica M .................................................................71 Gebruik van aanwezige objectieven .........................................71 Plaatsen en verwijderen...........................................................73 Omvang van de levering ...........................................................107 Onbewerkte gegevens ....................................................... 77 / 90 Onderdelen, benaming van de ....................................................62 Onderhoud.................................................................................95 Ontspanner, zie ook Sluiter en Technische gegevens ...... 74 / 106 Reparaties / Leica Customer Care ...........................................108 Reserveonderdelen ....................................................................93 Sluiter, zie Ontspanner en Technische gegevens Storingen en oplossingen ...........................................................99 Technische gegevens ...............................................................104 Tijd-instelwieltje .........................................................................75 Tijdautomaat ..............................................................................83 103 Technische gegevens NL 104 TECHNISCHE GEGEVENS Cameratype Leica M-D (Typ 262), compacte digitale meetzoeker-systeemcamera Objectiefaansluiting Leica M-bajonet met extra sensor voor 6-bit codering Objectiefsysteem Leica M-objectieven van 16 tot 135 mm Opnameformaat / beeldsensor CMOS-type, actief oppervlak circa 23,9 x 35,8 mm (komt overeen met het bruikbare formaat van analoge Leica M-modellen) Resolutie 5976 x 3992 pixels (24 MP) Gegevensformaat DNG™ (onbewerkte gegevens), zonder verlies gecomprimeerd Bestandsgrootte Afhankelijk van het onderwerp Buffergeheugen 1 GB Opslagmedium SD-kaarten tot 2 GB / SDHC-kaarten tot 32 GB / SDXC-kaarten Belichtingsmeting Omgevingslicht: Door het objectief (TTL), bij ingesteld diafragma, flitslicht: TTL-meting met systeemconforme, SCA-3000/2 standaard flitsapparaten Meetprincipe/-methode Meting van het door lichte lamellen van het eerste sluitergordijn op een meetcel gereflecteerde licht: sterk centrumgeoriënteerd Meetbereik Komt overeen bij kamertemperatuur, normale luchtvochtigheid en ISO 200 bij diafragma 1,0 EV0 tot EV20 bij diafragma 32. Als de linker driehoekige LED in de zoeker knippert, duidt dit op waarden onder het meetgebied Gevoeligheidsbereik ISO 200 tot ISO 6400, handmatig in 1⁄3 ISO-stappen instelbaar Belichtingsprogramma Naar keuze automatische regeling van de sluitertijd met handmatige diafragma-selectie (tijdautomaat A) of handmatige instelling van sluitertijd en diafragma Zoeker Zoekerprincipe Grote, heldere lichtkader-meetzoeker met automatische parallaxcompensatie. Oculair Afgestemd op -0,5 dioptrie; correctielenzen verkrijgbaar van –3 tot +3 dioptrieën Beeldveldbegrenzing Door twee oplichtende kaders: voor 35 en 135 mm, ofwel 28 en 90 mm, ofwel 50 en 75 mm; automatische omschakeling als het objectief wordt geplaatst; kleur van het kader: wit Parallax-compensatie Het horizontale en verticale verschil tussen zoeker en objectief wordt conform de betreffende afstandsinstelling automatisch gecompenseerd door het lichtkader te verschuiven Overeenstemming van zoekerbeeld en werkelijk beeld De afmetingen van de lichtkaders komen bij een afstandsinstelling van 2 m exact overeen met de sensorafmetingen van circa 23,9 x 35,8 mm; wanneer op oneindig is ingesteld, wordt er, afhankelijk van de brandpuntsafstand, circa 7,3% (28 mm) tot 18% (135 mm) méér door de sensor gezien dan het betreffende lichtkader aanduidt en vice versa iets minder bij kortere afstanden dan 2 m Vergroting (voor alle objectieven) 0,68-voudig Grootbasis afstandsmeter Deelbeeld- en mengbeeldafstandsmeter in het midden van het zoekerbeeld, als helder veld gemarkeerd Effectieve meetbasis 47,1 mm (mechanische meetbasis 69,25 mm x zoekervergroting 0,68x) Weergaven Digitale weergave met vier tekens, met onder- en bovenliggende punten, weergaven, zie pagina 100 NL Technische gegevens Flits-belichtingsregeling Aansluiting flitsapparaten Via accessoireschoen met midden- en regelcontacten Synchronisatie Op het eerste sluitergordijn Flitssynchronisatietijd = 1⁄180 s; langere sluitertijden toepasbaar als de waarde lager is dan de synchronisatietijd: automatische omschakeling naar TTLlineaire flitsmodus met HSS-compatibele Leica systeemflitsapparaten Flits-belichtingsmeting Met systeemcompatibele flitsapparaten, regeling met centrumgeoriënteerde TTL-voorflitsmeting Flitsbelichtingscorrecties Aan navenant uitgeruste flitsapparaten: in alle modi ± 3 EV in 1⁄3 EV-stappen Weergaven bij flitsmodus Paraatheid: door constant branden van het flitssymbool–LED in de zoeker, succescontrole: door opnieuw branden respectievelijk tijdelijk snel knipperen van de LED na de opname, weergave onderbelichting: door tijdelijk doven van de LED 105 Technische gegevens NL 106 Sluiter en ontspanning Sluiter Spleetsluiter van metalen lamellen met verticaal verloop Sluitertijden Bij tijdautomaat: (A) traploos van 60 tot 1⁄4000 s, bij handmatige instelling: 8 tot 1⁄4000 s in halve stappen, B: Voor lange-tijdopnamen tot maximaal 60 s, (1⁄180 s): mogelijkheid van erg korte sluitertijd voor flitssynchronisatie, HSS lineair flitsen met sluitertijden korter dan 1⁄180 s met navenant uitgeruste Leica System flitsapparaten mogelijk Sluiter spannen Door geïntegreerde motor, met laag geluidsniveau Ontspanner Tweetraps, eerste activering van de belichtingsmeting en meetwaardeopslag (bij tijdautomaat), tweede ontspanning De camera in-/uitschakelen Met hoofdschakelaar op de camera-afdekkap, opnieuw activeren door de ontspanner aan te tikken Voeding 1 Lithium-ionen batterij, nominale spanning 7,4 V, capaciteit 1800 mAh.; capaciteitsaanduiding in de zoeker, gebruiksvoorwaarden (in camera): 0-40 °C; modelnummer: BP-SCL2, fabrikant: PT. VARTA Microbattery Indonesia, geproduceerd in Indonesië Oplaadapparaat Ingangen: wisselspanning 100-240 V, 50 / 60 Hz, 300 mA, automatische omschakeling of gelijkspanning 12 V / 1,3 A; uitgang: Gelijkspanning nominaal 7,4 V, 1000 mA / maximaal 8,25 V, 1100 mA; gebruiksvoorwaarden (laden): 10-30 °C; modelnummer: BC-SCL2, fabrikant: Guangdong PISEN Electronics Co, Ltd., geproduceerd in China NL Technische gegevens Camerabehuizing Materiaal Volledig metalen behuizing van gegoten magnesium / aluminium, afgewerkt met leer; afdekkap en bodemkap van messing, zwart gelakt Statiefschroefdraad A ¼ (¼“) DIN van roestvast staal in bodem Gebruiksvoorwaarden 0-40 °C Interface ISO-accessoireschoen Maten (breedte x diepte x hoogte) circa 138,6 x 42 x 80 mm Gewicht circa 720 g (met batterij) Leveringsomvang Oplaadapparaat 100-240 V met twee netsnoeren (Euro, VS, op enkele exportmarkten afwijkend), Lithium-ionen batterij, draagriem, behuizing-bajonetdeksel, Afdekking voor accessoireschoen 107 NL LEICA PRODUCT SUPPORT LEICA CUSTOMER CARE Technische vragen over toepassingen met Leica-producten, ook over de meegeleverde software, worden schriftelijk, telefonisch of per e-mail beantwoord door de afdeling Product Support van Leica Camera AG. Ook voor koopadvies en het bestellen van handleidingen is dit uw contactadres. U kunt uw vragen eveneens via het contactformulier op de website van Leica Camera AG aan ons richten. Voor het onderhoud van uw Leica-uitrusting en in geval van schade kunt u gebruik maken van de Customer Care van Leica Camera AG of de reparatieservice van een Leica-vertegenwoordiging in uw land (voor adressenlijst zie garantiebewijs). Leica Camera AG Product Support / Software Support Am Leitz-Park 5 D-35578 Wetzlar Telefoon: +49(0)6441-2080-111 /-108 Telefax: +49(0)6441-2080-490 [email protected] / [email protected] 108 Leica Camera AG Customer Care Am Leitz-Park 5 D-35578 Wetzlar Telefoon: +49(0) 6441-2080-189 Telefax: +49(0) 6441-2080-339 [email protected]
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113

Leica MD Handleiding

Type
Handleiding

in andere talen