Leica M7 de handleiding

Type
de handleiding
LEICA M7
Notice d’utilisation/
Gebruiksaanwijzing
76
De CE-markering van onze producten geeft aan dat de basiseisen van de
betreffende geldende EU-richtlijn in acht worden genomen.
Waarschuwingen
Moderne elektronische elementen reageren gevoelig op elektrostatische ontlading.
Omdat mensen bijv. bij het lopen over synthetisch tapijt zonder moeite een lading van tiendui-
zenden Volt kunnen ontwikkelen, kan het, vooral als uw LEICA M7 op een gemakkelijk gelei-
dende ondergrond ligt, tot een ontlading komen.
Wanneer het alleen om de camerabehuizing gaat, is deze ontlading voor de elektronica geheel
ongevaarlijk. De naar buiten gebrachte contacten als batterij- of achterwandcontacten moeten
echter, ondanks extra ingebouwde veiligheidsschakelingen, om veiligheidsredenen zo mogelijk
niet worden aangeraakt.
Gebruik voor het eventueel schoonmaken van de contacten niet het optiek-microvezeldoek (syn-
thetisch), maar een katoenen of linnen doek! Wanneer u van tevoren bewust een verwarmings-
buis of waterleiding (gemakkelijk geleidend, met "aarde" verbonden materiaal) vastpakt, wordt
uw eventuele elektrostatische lading zeker afgevoerd.
Vermijd vervuiling en oxidatie ook door het in gesloten toestand droog opslaan van uw Leica!
Bij geplaatst objectief moet de sluiter tegen sterk, direct van voren invallend zonlicht worden
beschermd, bijv. in de tas. Anders kan door het brandglas-effect, dat met grotere diafragma-
openingen toeneemt, schade aan het sluiterdoek ontstaan. Bij grote diafragmaopeningen kan
dit al na korte tijd plaatsvinden.
Hoewel in de praktijk bij opnamen met de zon in beeld zelden met een grote diafragmaopening
wordt gewerkt, moet deze situatie altijd in acht worden genomen.
77
Voorwoord
Geachte klant,
Leica bedankt u voor de aanschaf van de LEICA M7
en feliciteert u met deze beslissing. U hebt met
deze unieke meetzoeker-camera een uitstekende
keuze gedaan.
Wij wensen u veel plezier en succes bij het foto-
graferen met uw nieuwe Leica.
Om de mogelijkheden van deze camera volledig te
kunnen benutten, adviseren wij u eerst deze hand-
leiding te lezen.
78
Inhoudsopgave
CE–markering/Waarschuwingen . . . . . . . . .76
Voorwoord . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .77
Benaming van de onderdelen . . . . . . . . .80-84
Indicaties in de zoeker . . . . . . . . . . . . . . . . . .85
Bevestigen van de draagriem . . . . . . . . . . . .86
De voeding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .87
- Geschikte batterijen . . . . . . . . . . . . . . . . . .87
- Plaatsen en vervangen van de batterijen . .88
- Automatische batterijcontrole . . . . . . . . . . .89
- Opmerkingen over batterijgebruik . . . . . . . .89
De hoofdschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .90
De ontspanknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .91
De tijd-instelknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .92
De sneltransporthendel . . . . . . . . . . . . . . . . .93
Film wisselen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .94
- Openen van de camera . . . . . . . . . . . . . . . .94
- Inleggen van een film . . . . . . . . . . . . . . . . .95
- Sluiten van de camera . . . . . . . . . . . . . . . . .95
- Transporteren naar de eerste opname . . . .96
- Terugspoelen en uitnemen van de film . . . .96
Instellen van de filmgevoeligheid . . . . . . . . .97
- Volgende instellingen zijn mogelijk . . . . . . .98
- Indicaties filmgevoeligheid in de zoeker . . .98
- Filmgevoeligheid instelling/
-indicatie/toepassing . . . . . . . . . . . . . . . . .99
Instellen van een belichtingscorrectie . . . .100
- Voorbeeld van een correctie naar plus . . .101
- Voorbeeld van een correctie naar min . . . .101
Plaatsen en verwijderen van een objectief
- Plaatsen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .102
- Verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .102
De opbouw van Leica M objectieven . . . . .103
- De afstandsinstelring . . . . . . . . . . . . . . . .103
- De diafragma-instelring . . . . . . . . . . . . . . .104
-
Scherptediepte/De scherptediepteschaal . .
105
- Tegenlichtkapjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .106
Het gebruik van tot nu toe geleverde
Leica M objectieven . . . . . . . . . . . . . . . . . . .106
Juist vasthouden van de camera . . . . . . . . .107
De lichtkader-meetzoeker . . . . . . . . . . . . . .108
- De beeldveldkiezer . . . . . . . . . . . . . . . . . . .110
De afstandsmeting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .112
- Mengbeeldmethode (dubbelbeeld) . . . . . .112
- Deelbeeldmethode . . . . . . . . . . . . . . . . . . .112
Het meten van de belichting . . . . . . . . . . . .114
- Inschakelen van de belichtingsmeter . . . . .114
- De belichtingsmodi . . . . . . . . . . . . . . . . . .115
De tijdautomaat . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .115
Het opslaan van de gemeten waarde . . .116
De handmatige instelling van de belichting . .
117
- De B-instelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .118
79
- Het meetbereik van de belichtingsmeter . .118
Onder het meetbereik . . . . . . . . . . . . . . .118
- Uitschakelen van de belichtingsmeter . . . .119
- Meetdiagram . . . . . . . . . . . . . . . . . . .119/121
-
De meetveld-grootte in de zoeker .
120/122-123
- Algemene aanwijzingen voor het
meten van de belichting . . . . . . . . . . . . . .124
De flitsfunctie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .126
- Geschikte flitsapparaten . . . . . . . . . . . . . .128
-
Plaatsen en aansluiten van het flitsapparaat . .
128
- De TTL-flitsfunctie . . . . . . . . . . . . . . . . . . .129
De instellingen voor de TTL-flitsfunctie . .129
De belichtingscontrole-indicaties in
de zoeker met opgezet flitsapparaat
SF 20/SF 24D of aan het systeem
aangepaste flitsapparaten met
adapter SCA 3502/3501 . . . . . . . . . . . .130
- De indicaties bij TTL en automatische
flitsfunctie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .130
- De indicaties bij handmatige flitsfunctie . .131
- Synchronisatie op het tweede
sluitergordijn . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .132
- De lineaire flitstechniek . . . . . . . . . . . . . . .134
- De stroboscoop flitsfunctie . . . . . . . . . . . .135
De indicaties van de flits-led bij
stroboscoopfunctie . . . . . . . . . . . . . . . . .135
De systeemaccessoires
- Wisselobjectieven . . . . . . . . . . . . . . . . . . .136
- Filters . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .136
- Objectiefhouder M . . . . . . . . . . . . . . . . . . .137
- Zoeker M voor 21/24/28mm Objectieven 137
- Zoekerloep M 1.25x . . . . . . . . . . . . . . . . .138
- Correctielenzen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .139
- Motor M . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .139
- LEICAVIT M . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .140
- Handgreep M . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .140
- Fototassen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .141
Reserveonderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . .141
Tips voor het onderhoud van uw
Leica-camera en objectieven . . . . . . . . . . . .142
Trefwoordenregister . . . . . . . . . . . . . . . . . .144
Technische gegevens . . . . . . . . . . . . . . . . . .146
Overige Leica producten
- Projectoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .150
- Verrekijkers, laser-afstandsmeters
en monoculaire kijkers . . . . . . . . . . . . . . .150
Leica Akademie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .150
Leica op internet . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .151
Leica informatiedienst . . . . . . . . . . . . . . . . .151
Leica klantenservice . . . . . . . . . . . . . . . . . .151
80
1. Borgpen van het bodemdeksel
2. Batterijvakdeksel
3. Objectief-ontgrendelingsknop
4. Ogen voor draagriem
5. Hendel voor vrijgave terugspoelen
6. Kijkvenster van de afstandsmeter
7. Belichtingsvenster voor het lichtkader
8. Kijkvenster van de zoeker met spiegelingen om de
led’s in een zeer lichte omgeving beter te kunnen zien
en gravering voor zoeker-vergrotingsfactor
9. Beeldveldkiezer
Benaming van de onderdelen
39
44
5
2
1
678
81
10. Uitklapbare terugspoelslinger
11. Vaststaande ring met
a. Index voor afstandsinstelling
b. Scherptediepteschaal
c. Rode indexknop voor objectief wisselen
12. Afstandsinstelring met
a. Vingeruitsparing
13. Diafragma-instelring
14. Indexpunt voor diafragma-instelling
15. Tegenlichtkap
16. Tijd-instelknop met klikkende instellingen voor:
Handmatig instelbare sluitertijden van 4s tot
1/1000s, incl. twee mechanisch opgebouwde
tijden 1/60s en 1/125s, die altijd, d.w.z. ook
zonder batterijspanning beschikbaar zijn
voor de synchronisatietijd 1/50s voor flitsfunctie
B voor lange belichtingstijden
AUTO voor de belichtingsmodus tijdautomaat
(met handmatige diafragmakeuze) met sluitertij-
den van 32s tot 1/1000s
17. Hoofdschakelaar
18. Ontspanknop met
a. Schroefdraad voor draadontspanner
19. Automatisch beeldtelwerk
20.
Sneltransporthendel voor sluiterlift en filmtransport
21. Accessoireschoen voor flitsregeling met:
a. Midden- (ontstekings-)
b. Stuurcontacten
c. Opening voor vergrendelingspin
19
18a
18
17
16
11 c
15
12a
10
11 a
11
11 b
12
13
14
21c 21b 21a 21 20
82
22. Zoekeroculair
23. Contactbus voor flitsapparaat met kabelaansluiting
24. Achterwand
25.
Belichting-correctieschaal met instelbereik van ±2 EV
in stappen van een derde EV
26. Instelring voor belichtingscorrecties met
a. Witte indexpunt
27. Draaibare schijf voor de instelling van de filmgevoe-
ligheid met:
ISO gevoeligheidswaarden van 6 tot 6400
DX-positie voor automatische instelling van ISO
25/15° tot ISO 5000/38°
28. Ontgrendelingsknop voor belichtingscorrectie-in-
stelring
Benaming van de onderdelen (vervolg)
22 23
24
2728 2526a26
83
29. Schroefdraad voor statief A
1
/
4
, DIN 4503 (
1
/
4
")
30. Bodemdeksel
31. Vergrendelingsknevel voor bodemdeksel
29 30 31
84
Aanzicht bij afgenomen bodemdeksel en geopende
achterwand
32. Contacten voor overdracht van de gekozen instel-
wijze filmgevoeligheid automatisch per DX-code
of handmatig, resp. van de handmatig ingestelde
filmgevoeligheid en een evt. ingestelde belichtings-
correctie
33. Opwikkelspoel
34. Koppeling voor motorisch of extern mechanisch
filmtransport
35. Schematische voorstelling voor het inleggen van
film
Aanzicht van het filmcassettevak
36. DX-contactstrip
Benaming van de onderdelen (vervolg)
33 34 35
32
36
85
Indicaties in de zoeker
A. LED’s (Light Emitting Diodes – lichtdioden)
Digitale indicatie van vier in zeven segmenten
met boven en beneden liggende punten
(met automatische helderheidsregeling aange-
past aan de helderheid buiten*) voor:
Indicatie van automatisch geprogrammeer-
de of handmatig ingestelde filmgevoeligheid
Aanwijzing van ingestelde belichtingscor-
rectie
Indicatie van de automatisch ingestelde
sluitertijden als tijdautomaat
Aanwijzing dat opslag van gemeten waarde
wordt gebruikt
Waarschuwing voor over- of onderbe-
lichting, resp. onder het meetbereik blijven
als tijdautomaat
Afloop van sluitertijden langzamer dan 1s
Indicatie van batterijconditie
*Eerder geleverde Leica M objectieven met "bril" voor aanpas-
sing van de grootte van het beeldveld bedekken de sensor
voor de helderheid buiten in het zoekvenster, zodat de auto-
matische sturing begrensd is.
Twee driehoekige en een ronde LED:
Gemeenschappelijk als lichtschaal voor de
belichtingsregeling bij handmatige instelling
en
Als waarschuwing voor het niet halen van
het meetbereik
Flitsvormige LED:
Flitsstatus
B. Lichtkaders voor 50mm en 75mm
(voorbeeld)
C. Meetveld voor afstandsinstelling
C (75 mm)
C (50 mm)
A
B
D
B (75 mm)
B (50 mm)
C
A
86
Bevestigen van de draagriem
!
87
De voeding
De LEICA M7 heeft voor de sturing van de sluiter
– behalve voor de twee mechanisch opgebouwde
en daarom altijd beschikbare sluitertijden van
1/60s en 1/125s evenals voor het meten van
de belichting twee lithium-batterijen type DL
1
/
3
N
van elk 3 Volt nodig.
Lithiumbatterijen zijn bijzonder geschikt als de ca-
mera vaak gedurende langere tijd niet wordt ge-
bruikt of als reserve om me te nemen, omdat ze
vele jaren bijna zonder energieverlies kunnen wor-
den bewaard.
Een set nieuwe batterijen is bij kamertemperatuur
en een meettijd van 10s per opname voldoende
voor 65 films à 36 opnames, dat zijn ca. 2340 op-
names (volgens Leica testnormen).
Belangrijk: Voor de elektronisch gestuurde ac-
tivering van een aangesloten flitsapparaat zijn ze
eveneens nodig.
Geschikte batterijen
Lithiumcellen
Duracell DL
1
/
3
N N
Kodak K 58 L
Philips CR
1
/
3
NN
Ucar 2 L 76
Varta CR
1
/
3
NN
88
Plaatsen en vervangen van de batterijen
1. De bajonetsluiting van het batterijvakdeksel
(2) door links draaien (ca. 40°, tegen wijzers
van klok in) ontgrendelen en dit verwijderen.
2. De batterijen met een schone doek van even-
tuele oxidatieplekken ontdoen.
3. De eerste batterij met de minpool naar boven
(volgens aanduiding in het batterijvak) in het
batterijvak leggen en daarin naar boven schui-
ven. Vervolgens ook de tweede batterij in de-
zelfde stand in het open gedeelte van het vak
plaatsen.
Opmerking: De contactveer drukt de onderste
batterij voor eenvoudige verwijdering licht in de
richting van het deksel. De definitieve positie van
de batterijen wordt pas door het plaatsen van het
deksel gegarandeerd.
4. Daarna het deksel, tegen de veerdruk in, weer
aanbrengen en door draaien naar rechts tot
een voelbare klik vergrendelen.
5. Ga voor het verwijderen van de batterijen in de
omgekeerde volgorde te werk. De bovenste
batterij valt bij loodrechte positie van het ca-
merahuis vanzelf naar beneden. Evt. kan als
hulp met de camera lic
ht op de hand worden
geklopt.
o
p
e
n
e
n
s
l
u
i
t
e
n
89
Automatische batterijcontrole
De batterijen moeten worden vervangen als bij het
activeren van de belichtingsmeter de LED’s van de
decimale indicatie of de lichtschaal knipperen.
Wanneer de batterijen te zwak zijn om de elektro-
nisch gestuurde functies van de camera te waar-
borgen (het meten van de belichting en de elek-
tronisch opgebouwde sluitertijden), licht
bbcc
op, re-
sp. verdwijnen de indicaties volledig.
In zulke gevallen kan toch met de twee ter be-
schikking staande mechanisch ingestelde sluiter-
tijden 1/60s en 1/125s en een belichtingsinstel-
ling op basis van een schatting, resp. met behulp
van een externe hand-belichtingsmeter verder
worden gefotografeerd.
Opmerkingen over batterijgebruik
Nieuwe en gebruikte batterijen of die van ver-
schillende capaciteit of van verschillende fabri-
kanten mogen niet tezamen gebruikt worden.
Door oxidatie van het batterijoppervlak kan het
stroomcircuit worden onderbroken en kunnen
de LED’s uitgaan. Haal in dat geval de batteri-
jen eruit en reinig ze met een schoon doekje.
Eventueel ook de contacten in de camera
schoonmaken.
De batterijcontacten moeten schoon worden
gehouden.
Lege batterijen moeten zo snel mogelijk verwij-
derd worden en mogen niet met het normale
afval worden meegegeven, omdat ze milieube-
lastende stoffen bevatten.
Voor recycling moet u ze bij de handelaar afge-
ven of bij het speciale afval mee- of afgeven
(verzamelplaats).
Batterijen moeten koel en droog worden be-
waard.
Let op: Batterijen mogen in geen geval in het vuur
gegooid, weer opgeladen, opengebroken, gede-
monteerd of verhit worden.
90
De hoofdschakelaar
De als klikkende hendel uitgevoerde hoofdscha-
kelaar (17) bevindt zich voor en onder de ont-
spanner (18). Voor het inschakelen van de came-
ra wordt de hendel naar rechts gedraaid, zodat de
rode punt wordt bedekt (B). In de ruststand, d.w.z.
als hij zich in zijn linker stand bevindt en de rode
punt zichtbaar is (A), schakelt hij de cameraelek-
tronica uit en blokkeert gelijktijdig mechanisch de
ontspanner om ongewilde opnames te voorko-
men.
Wanneer de sluiter bij het inschakelen gespannen
is, wordt ook de belichtingsmeter geactiveerd.
Eerst lichten in de zoeker gegevens over de film-
gevoeligheid gedurende 2s op of knipperen (af-
hankelijk van de instelling; meer hierover vindt u in
het hoofdstuk "Indicaties filmgevoeligheid in de
zoeker" op p. 98). Daarna verandert de indicatie
en lichten de gegevens over de belichtingsmeter
gedurende 14s op. Wanneer de sluiter bij het in-
schakelen echter niet gespannen is, volgt geen in-
dicatie.
In de handmatige functie kan direct na het in-
schakelen van de hoofdschakelaar worden ont-
spannen, bij instelling als tijdautomaat echter pas
na ca. 2s (als de indicatie van de filmgevoeligheid
uit is).
Opmerking: Bij vervoer in bijv. een tas en
wanneer de camera niet langer wordt gebruikt,
moet deze met de hoofdschakelaar worden uitge-
schakeld.
A
1817
B
91
De ontspanknop
De ontspanknop (18) heeft twee drukniveaus.
Licht indrukken tot het eerste drukpunt activeert
de belichtingsmeter, voorzover de sluiter gespan-
nen is. Na het loslaten van de ontspanknop blijven
het meetsysteem en de indicatie in de zoeker nog
ca. 14s ingeschakeld (meer hierover vindt u in het
hoofdstuk "Het meten van de belichting" op p.
114).
Bij indrukken tot het tweede drukpunt wordt als
tijdautomaat de gemeten belichtingswaarde op-
geslagen, d.w.z. de door de camera bepaalde
sluitertijd (meer hierover vindt u in het hoofdstuk
"Het opslaan van de gemeten waarde" op p.116).
Voorbij het tweede drukpunt wordt de sluiter ont-
spannen.
De ontspanknop moet zachtjes – niet met een ruk
worden ingedrukt totdat de sluiter met licht klik-
ken gaat lopen. De ontspanknop heeft genor-
meerde schroefdraad (18a) voor draadontspan-
ners.
Opmerking: Het tweede drukpunt is bij het ge-
bruik van draadontspanners niet voelbaar.
92
De tijd-instelknop
Grootte en groepering van de tijd-instelknop (16)
van de LEICA M7 zijn ergonomisch optimaal. En-
erzijds is deze – ook met de camera voor het oog
– uitstekend te bedienen. Anderzijds is deze toch
goed beschermd tegen ongewild verstellen. Bo-
vendien komt de draairichting ervan (evenals die
van de diafragma-instelring van het objectief) bij
handmatige instelling overeen met de belichtings-
meter-indicaties in de zoeker. Wanneer bijvoor-
beeld de linker, driehoekige LED oplicht, leidt
draaiing in pijlrichting, d.w.z. naar rechts, tot de
vereiste langere sluitertijd.
Met de tijd-instelknop van de LEICA M7 worden
de beide belichtingsmodi gekozen de functie
tijdautomaat door instelling op de oranje, resp.
rood* gemarkeerde AUTO-stand, de handmatige
functie door keuze van een van de sluitertijden
van 1/1000s tot 4s, de synchronisatietijd 1/50s
voor flitsfunctie in de oranje, resp. rood* gemar-
keerde -stand, of B voor lange belichtingen. Bij
de instelling op B blijft de sluiter zolang open als
de ontspanknop ingedrukt wordt gehouden.
In de functie als tijdautomaat wordt de belichting
met sluitertijden in een gebied van 1/1000s tot
32s automatisch en traploos gestuurd. Deze slui-
tertijden worden, zoals ook de meeste handmatig
ingestelde, elektronisch opgebouwd, ze staan al-
leen bij voldoende spanning ter beschikking (meer
hierover vindt u in het hoofdstuk "De voeding" op
p. 87).
In tegenstelling hiermee worden in de handmatige
functie selecteerbare, en door een rechts naast
de getalwaarden gegraveerde witte streep extra
gemarkeerde sluitertijden van 1/60s en 1/125s
mechanisch opgebouwd en zijn zo altijd, d.w.z.
ook zonder spanning beschikbaar.
* Voor het optimaal aflezen zijn deze graveringen bij zwart ver-
chroomde, resp. gelakte camera’s oranje uitgevoerd en bij
zilver verchroomde camera’s rood.
20
16 19
93
Opmerking: De vergrendelingen bij de overgang
van elektronisch – naar mechanisch opgebouwde
sluitertijden, d.w.z. tussen de -stand en 1/60s
resp. 1/125s en 1/250s zijn duidelijk voelbaar.
Dit wordt door een mechanische hendelverstel-
ling bepaald en is daarom normaal.
De tijd-instelknop van de LEICA M7 heeft geen
aanslag, d.w.z. dat deze vanuit elke stand in wille-
keurige richting kan worden gedraaid. Hij klikt in
op alle gegraveerde standen waarbij de vergren-
deling in de AUTO-stand bijzonder duidelijk voel-
baar is. Dit garandeert ook zonder visuele contro-
le eenvoudige herkenning, bijv. met het oog aan
de zoeker, evenals bescherming tegen ongewild
verstellen. Tussenwaarden mogen niet worden ge-
bruikt. Op basis van de omschakeling van elektro-
nische naar mechanische besturing en omge-
keerd zijn de afstanden tussen de -positie
(1/50s) en 1/60s, resp. tussen 1/125s en 1/250s
iets groter dan tussen alle andere instellingen.
Nadere informatie over juiste belichting vindt u in
het hoofdstuk "Het meten van de belichting" vanaf
p. 114.
De sneltransporthendel
Met de sneltransporthendel (20) wordt de film
verder getransporteerd, de sluiter opgetrokken en
het beeldtelwerk automatisch doorgeschakeld.
Het transport kan uitgevoerd worden met één be-
weging van de hendel helemaal tot de aanslag,
maar ook met meerdere korte bewegingen van de
sneltransporthendel. Om snel te kunnen werken
kan de hendel in een "standby-positie” worden ge-
draaid of blijven staan.
94
Film wisselen
Ga eerst door aan de terugspoelslinger (10) in de
pijlrichting te draaien na of niet reeds een film is
ingelegd. Als u weerstand voelt, gaat u te werk zo-
als op p. 96 is beschreven.
Houd de camera zodanig vast dat het bodemdek-
sel naar boven wijst.
Openen van de camera
1. Klap de knevel (31) van het bodemdeksel (30)
omhoog,
2. draai naar links,
3. haal het bodemdeksel eraf, en
4. klap de achterwand (24) naar achteren.
Opmerking:
Bij opengeklapte achterwand zijn
steeds drie contacten (32) voor de overbrenging
van de ingestelde filmgevoeligheid naar de camera-
besturing op de achterwand en/of een belichtings-
correctie waar de camerabesturing op de achter-
wand en in de camerabehuizing zichtbaar. Deze
contacten zijn verguld en daarmee beschermd te-
gen corrosie en grotendeels ongevoelig voor vervui-
ling. Een speciaal onderhoud is niet nodig.
Bij het wisselen van film moet er echter op worden
gelet, dat geen sterke vervuiling of directe be-
vochtiging door bijv. regendruppels kan plaatsvin-
den.
Dit geldt ook voor de DX-contacten (36) in de film-
patroonkamer.
32
353433
1
31
95
Inleggen van een film
5. Neem de filmpatroon in de rechterhand en
breng die ongeveer voor de helft in de hiervoor
bestemde ruimte van de camera.
Opmerking: De patroon wordt bij het plaatsen op
de geveerde DX-contacten geschoven. In principe
is daarbij enige weerstand te voelen.
6. Neem de aanloopstrook van de film en trek de-
ze, zoals op de schematische voorstelling (35)
aan de binnenkant van de behuizing te zien is,
in de opwikkelspoel (33).
7. Druk de filmpatroon en de aanloopstrook van
de film voorzichtig met de vingertoppen in de
camera.
Opmerkingen:
De aanloopstrook van de film moet zoals bij el-
ke geconfectioneerde film ingesneden zijn.
Als de aanloopstrook van de film zo ver wordt
uitgetrokken, dat deze enigszins uit een tegen-
overliggende sleuf van de opwikkelspoel
steekt, belemmert dit de functie niet. Alleen bij
vorst moet de film precies volgens de schema-
tische voorstelling worden ingelegd, d.w.z. de
aanloopstrook van de film mag maar door één
sleuf van de opwikkelspoel worden gegrepen.
Belangrijk: Het filmtransport mag niet bij geopen-
de camera worden gecontroleerd, omdat het bo-
demdeksel zodanig is uitgevoerd dat bij plaatsing
ervan op de camera de film in de juiste positie
wordt gebracht.
Sluiten van de camera
8. Klap de achterwand dicht,
9. plaats het bodemdeksel op de borgpen (1)
aan de zijkant van de camera,
10. klap hem toe, waarbij u er op moet letten dat
de achterwand geheel is aangedrukt, zodat
het bodemdeksel deze omvat, en
11. vergrendel met de knevel.
Transporteren naar de eerste opname
12. Transporteer de film met de sneltransport-
hendel (20) een opname verder en activeer de
camera.
13. Span vervolgens de film door de terugspoel-
slinger (10) voorzichtig in de pijlrichting te
draaien. De film wordt goed getransporteerd
als bij nogmaals bedienen van de sneltrans-
porthendel de terugspoelslinger tegen de pijl-
richting in meedraait.
14. Ontspan ten slotte de camera opnieuw en
span de sluiter voor de derde keer. Het beeld-
telwerk (19) staat nu op 1 en de camera is, na
controle of instelling van de filmgevoeligheid
(zie daarvoor de betreffende hoofdstukken
vanaf p. 97), gereed voor opnames.
Terugspoelen en uitnemen van de film
Als de film tot en met de laatste opname is belicht,
kan de sneltransporthendel niet meer worden be-
diend. Voordat u de film uitneemt, moet de film in
de filmpatroon worden teruggespoeld.
Haal
1. de hendel voor terugspoelontgrendeling (5)
over naar R,
2. klap de terugspoelslinger uit,
3. draai deze met de klokwijzers mee (pijlrichting)
totdat de film na lichte weerstand uit de op-
wikkelspoel is getrokken.
4. Open vervolgens het bodemdeksel,
5. klap de achterwand open, en
6. neem de filmpatroon eruit.
96
5 10
97
Opmerking: De geveerde DX-contacten die op de
filmpatroon drukken, leiden ertoe dat de patroon
met lichte weerstand uit de camera moet worden
getrokken. Ter ondersteuning kan de camera evt.
lic
ht op de hand worden geklopt.
Wanneer een film niet goed op de cassettespoel is
bevestigd, bijv. bij gebruik van een goedkoop pro-
duct, kan het voorkomen dat het uiteinde van de
film afscheurt en van de opwikkelspoel moet wor-
den gehaald.
Haal
1. In een volledig donkere ruimte het bodemdek-
sel van de camera,
2. houd de camera vervolgens zodanig dat het ge-
opende bodemdeksel naar beneden wijst, en
3. haal de sneltransporthendel meerdere keren
langzaam over totdat de film vanzelf zo ver uit
de camera komt dat men hem kan beetpakken
en eruit trekken. Klop om dit te vergemakkelij-
ken de camera zo nodig lic
htjes tegen uw
hand.
Instellen van de filmgevoeligheid
Met de draaibare schijf (27) wordt de gewenste
filmgevoeligheid gekozen automatisch in de DX-
positie – of handmatig door instelling van een van
de schaalwaarden in een gebied van 6 tot 6400
(conform ISO 6/9° tot 6400/39°). In de DX-posi-
tie wordt de filmgevoeligheid automatisch in een
gebied van ISO 25/15° tot 5000/38° van de film-
patroon afgetast. (ISO is de internationale aandui-
ding voor de filmgevoeligheid).
De klikkende schijf wordt zodanig gedraaid dat de
gewenste instelling – DX of de gewenste waarde
– tegenover de witte indexpunt (26a) op de instel-
ring van de belichtingscorrectie (26) staat.
25
26a
26
27
28
98
Volgende instellingen zijn mogelijk
De zone met het kader markeert de automatisch
met DX-code instelbare gevoeligheden.
Schaal ISO Gevoeligheid
(ASA/DIN)
6 6/ 9°
- 8/1
- 10/1
12 12/1
- 16/1
- 20/1
25 25/1
- 32/1
- 40/1
50 50/1
- 64/1
- 80/20°
100 100/2
- 125/22°
- 160/23°
200 200/2
- 250/25°
- 320/26°
400 400/27°
- 500/28°
- 640/29°
800 800/30°
- 1000/2
- 1250/32°
1600 1600/33°
- 2000/34°
- 2500/35°
3200 3200/36°
- 4000/37°
- 5000/38°
6400 6400/39°
Indicaties filmgevoeligheid in de zoeker
Afhankelijk van de ingelegde film, instelling van de
filmgevoeligheid en belichtingscorrectie, lichten
na het inschakelen van de camera met de hoofd-
schakelaar verschillende indicaties in de zoeker
gedurende 2s op of knipperen, voordat daarna de
normale indicaties van de belichtingsmeter ver-
schijnen.
Als de elektronica van de camera een foutieve in-
stelling detecteert, knippert de indicatie als waar-
schuwing. Wanneer bijv. de instelring op DX
staat, maar er geen film met DX-code of een film
met beschadigd en dus niet leesbaar kenmerk is
ingelegd, knippert
110000
als aanduiding dat de be-
lichtingsregeling van de filmgevoeligheid ISO
100/21° uitgaat. Wanneer de instelring echter op
een ontoelaatbare positie tussen DX en de hand-
matige waarden staat, knippert gedurende de to-
tale indicatieduur van 16s de indicatie
AASSAA
en
volgt geen indicatie van de belichtingsmeter. Voor
de belichting wordt ook in dit geval ISO 100/2
gekozen.
In de volgende tabel worden de verschillende si-
tuaties gedetailleerd opgesomd.
99
Ingelegd Instelling Ingestelde Zoekerindicaties Voor
filmtype
1
filmgevoeligheid belichtings-
belichtingsmeting
correctie eerste 2s overige 14s
2
gebruikte waarde
DX DX Nee DX-waarde Ind. bel.met. DX-waarde
Ja DX-waarde knippert Ind. bel.met. Result. waarde
ond. pnt. knippert
(ISO-+ waarde bel. corr)
DX Nee DX-waarde Ind. bel.met. DX-waarde
Ja DX-waarde knippert Ind. bel.met. Result. waarde
ond. pnt. knippert
(ISO-+ waarde bel. corr)
DX Handmatig, Nee/Ja DX-waarde knippert
3
Ind. bel.met.
Ingest./Result. waarde
ongelijke DX-waarde
ond. pnt. knippert
3
(ISO-+ waarde bel. corr)
Niet-DX Handmatig, Nee Ingest. waarde Ind. bel.met. Ingest. waarde
ond. pnt. knippert
Ja Result. waarde4 Ind. bel.met. Result. waarde
ond. pnt. knippert
(ISO-+ waarde bel. corr)
Niet-DX DX Nee/Ja
110000
knippert Ind. bel.met.
ISO 100 /Result. waarde
ond. pnt. knippert
(100-+ waarde bel. corr)
DX of niet -DX Fout, tussende Ja/Nee
AASSAA
knippert
AASSAA
knippert ISO 100
bereiken
Handmatig,
gelijk DX-waarde
Filmgevoeligheid instelling/-indicatie/toepassing
1
Gevallen van niet DX gelden ook voor films met DX-code waarvan de camera het DX-kenmerk niet kan lezen, bijv. door beschadiging of vervuiling.
2
Bij verminderde batterijspanning ontstaan afwijkende indicaties (zie hiervoor ook het hoofdstuk "Automatische batterijcontrole" op p. 89).
3
Knippert niet als ingestelde ISO-waarde plus belichtingscorrectiewaarde = DX-waarde.
4
Hoge gevoeligheidswaarden geven samen met de correcties evt. effectieve ISO-waarden die groter zijn dan 8000 bijv. ISO 6400/39°
+
2
/
3
EV fi ISO 10000/41°),
d.w.z. vijfcijferige waarden, die de viercijferige indicatie niet kan weergeven. In zulke gevallen verschijnen steeds de vier linker cijfers van de ontstane waarde,
waarbij als aanduiding op de "ontbrekende” nul de rechter nul knippert, in het voorbeeld dus
""11 000000
.
100
Instellen van een belichtingscorrectie
Belichtingsmeters zijn op een gemiddelde grijs-
waarde geijkt (18% reflectie), die overeenkomt
met de helderheid van een normaal, d.w.z. gemid-
deld fotografisch motief (meer hierover vindt u in
het hoofdstuk "Algemene aanwijzingen voor het
meten van de belichting" op p. 124). Wanneer het
betreffende motief niet aan deze voorwaarden
voldoet, kan een belichtingscorrectie worden uit-
gevoerd.
Vooral bij meerdere opnames achter elkaar, bijv.
als om bepaalde redenen voor een serie opnames
bewust een iets krappere of ruimere belichting ge-
wenst is, kan de belichtingscorrectie een zeer
handige functie zijn. Eenmaal ingesteld, blijft deze
in tegenstelling tot het opslaan van de gemeten
waarde effectief, tot (bewust) weer wordt terug-
gesteld (meer over het opslaan van de gemeten
waarde vindt u in het betreffende hoofdstuk op
p.116).
Op de LEICA M7 kunnen belichtingscorrecties in
een gebied van ±2EV in stappen van een derde EV
worden ingesteld.
Hiertoe wordt:
1. de ontgrendelingsknop (28) ingedrukt gehou-
den,
2. en daarna de klikkende instelring (26) zodanig
gedraaid, totdat de witte indexpunt (26a) er-
van tegenover de gewenste correctiewaarde
op de schaal (25) staat.
De instelbare correcties van ±2EV zijn bij alle ge-
graveerde filmgevoeligheden volledig te gebrui-
ken. Door op deze wijze het instelgebied te ver-
groten wordt het mogelijk gevoeligheden van ISO
1,5/3° tot en met ISO 25000/45° toe te passen.
Een ingestelde belichtingscorrectie wordt in de
zoeker van de camera geregistreerd; zie hiervoor
de tabel op p. 99.
Opmerking: Een op de camera ingestelde be-
lichtingscorrectie beïnvloedt zowel de meting van
het aanwezige licht als de meting van de be-
lichting voor de TTL-flits.
101
Voorbeeld van een correctie naar plus
Bij zeer lichte motieven als sneeuw of strand zal
de belichtingsmeter door de grote helderheid een
relatief korte belichtingstijd aangeven. De sneeuw
wordt daardoor in een gemiddelde grijswaarde
weergegeven en aanwezige personen zijn te don-
ker: onderbelichting! Om dit te voorkomen moet
de belichtingstijd verlengd of het diafragma geo-
pend worden, d.w.z. op bijv. +1,5 worden inge-
steld.
Voorbeeld van een correctie naar min
Bij zeer donkere motieven, die zeer weinig licht re-
flecteren, zal de belichtingsmeter een te lange be-
lichtingstijd aangeven. Een zwarte auto wordt een
grijze auto: overbelichting! De belichtingstijd moet
verkort worden, d.w.z. op bijv. –1 worden inge-
steld.
Bilder werden in Offset-
montage durch Origina-
le
ersetzt!
Bilder werden in Offset-
montage durch Origina-
le
ersetzt!
102
Plaatsen en verwijderen van een objectief
Plaatsen
1 Het objectief bij de vaste ring (11) nemen,
2. de rode indexknop (11c) van het objectief
tegenover de ontgrendelingsknop (3) op de
camerabehuizing plaatsen, en dan
3. het objectief in deze stand recht plaatsen.
4. Met een korte draai naar rechts wordt het ob-
jectief hoor- en voelbaar vergrendeld.
Verwijderen
1. Het objectief bij de vaste ring (11) nemen,
2. de ontgrendelingsknop (3) op de camerabehui-
zing indrukken,
3. het objectief naar links draaien, totdat de rode
indexknop ervan (11c) tegenover de ontgren-
delingsknop staat, en dan
4. recht verwijderen.
Opmerking: Bij ingelegde film moet het wisselen
van objectief in de schaduw van het lichaam
plaatsvinden, omdat bij direct zonlicht lichtinval
door de sluiter mogelijk is.
103
De opbouw van Leica M objectieven
Alle Leica M-objectieven vertonen in principe de-
zelfde uiterlijke opbouw: er is een vaststaande
ring (11) met index voor afstandsinstelling (11a),
een scherptediepteschaal (11b) en een rode in-
dexknop voor het wisselen van objectief (11c),
een draaibare afstandsinstelring (12) en een
diafragma-instelring (13) evenals de bijbehorende
indexpunt (14).
De afstandsinstelring
De afstandsinstelring (12) toont de ingestelde af-
stand en in combinatie met de scherptediepte-
schaal (11b) het bereik van de scherptediepte.
Meerdere Leica M objectieven zijn voorzien van
een greep (12a), die bijzonder snel en eenvoudig
instellen mogelijk maakt.
Meer over de instelling van de afstand vindt u in
het hoofdstuk "De afstandsmeting” op p.112.
11
11 a
12
13
14
15
11 b
12a
11 c
104
De diafragma-instelring
De diafragmagetallen zijn internationaal vastge-
legd. Ze zijn zodanig gekozen dat de lichthoeveel-
heid die op de film komt, bij het steeds kleiner ma-
ken van het diafragmagetal telkens met de helft
vermindert. Een diafragmatrap komt overeen met
een trap op de tijd-instelknop (16).
Evenals de belichtingstijden bij handmatige instel-
ling vergrendelt de diafragma-instelring op het ob-
jectief voelbaar op ieder getal (bij de meeste ob-
jectieven ook op halve waarden). U kunt na enige
oefening dus ook in het donker informatie over de
instelling van het diafragma krijgen.
De draairichting van de diafragmaring komt
evenals die van de tijd-instelknop bij handmatige
instelling overeen met de belichtingsmeter-indica-
ties in de zoeker. Wanneer bijvoorbeeld de linker,
driehoekige LED oplicht, leidt draaiing in pijl-
richting, d.w.z. naar rechts, tot de vereiste grote-
re, d.w.z. verder geopende diafragmaopening
(kleinere diafragmawaarde).
Nadere informatie over juiste belichting vindt u
in het hoofdstuk "Het meten van de belichting” op
p. 114.
105
Scherptediepte/De Scherptediepteschaal
Met de hoogste scherpte wordt dat aan de film
parallelle niveau in het motief afgebeeld, waarop
het objectief is ingesteld. Deze maximale scherp-
te neemt naar voren en naar achteren geleidelijk
af, zodat er een bepaald dieptebereik ontstaat,
dat op het beeld scherp wordt weergegeven: de
scherptediepte. Deze is afhankelijk van de opna-
meafstand, de brandpuntsafstand van het objec-
tief (samen levert dat de afbeeldingsschaal op) en
het ingestelde diafragma. Door het diafragma te
verkleinen, d.w.z. een grotere waarde in te stellen,
vergroot u de scherptediepte. Door het diafragma
te vergroten, d.w.z. een kleinere waarde in te stel-
len, vermindert u de scherptediepte. Samen met
de scherptediepteschaal kunt u op de afstandsin-
stelring het bereik van de scherptediepte bij de
betreffende ingestelde afstand aflezen.
Hebt u bijvoorbeeld het objectief LEICA
SUMMILUX-M 1:1,4/50mm ASPH. op 5m inge-
steld, dan ligt de scherpte bij diafragma 1,4 onge-
veer tussen 4,6m en 5,5m. Verkleint u het
diafragma echter bij dezelfde afstand tot 16, dan
ligt de scherpte ongeveer tussen 2,5m en onein-
dig.
106
Tegenlichtkapjes
De afzonderlijke Leica M objectieven worden ge-
leverd met verschillende functioneel gevormde te-
genlichtkapjes. Bij diverse objectieven zijn ze in-
gebouwd en telescopisch uittrekbaar.
Tegenlichtkapjes moeten in principe altijd worden
gebruikt, omdat ze het objectief effectief be-
schermen tegen diffuus licht en irradiatie, maar
ook tegen regendruppels en vingerafdrukken.
Belangrijk: Als de camera niet wordt gebruikt of
terzijde wordt gelegd, moet het objectiefdeksel
ter bescherming van de sluiter altijd worden ge-
plaatst.
Het gebruik van tot nu toe geleverde Leica M
objectieven
Alle Leica M objectieven kunnen worden gebruikt.
Voor de belichtingsmeting zijn echter niet ge-
schikt:
Hologon 1:8/15mm,
Super-Angulon-M 1:4/21mm
Super-Angulon -M 1:3,4/21mm
Elmarit-M 1:2,8/28mm onder fabr.-nr. 2 314 921.
Bij het wisselen van objectief moet op oneindig
zijn ingesteld:
Summicron 1:2/50mm met dichtbij-instelling.
Bild wird in Offset-
montage durch Film
ersetzt!
107
Juist vasthouden van de camera
Voor scherpe, niet bewogen opnames moet de ca-
mera zo rustig mogelijk en gemakkelijk worden
vastgehouden. U krijgt een geschikte, stabiele
"driepuntsondersteuning" van de LEICA M7 als u
deze met de rechterhand vasthoudt, terwijl de
wijsvinger op de ontspanknop ligt en de duim ach-
ter de in standby-positie uitgeklapte sneltranspor-
thendel geschoven wordt. Daarbij ondersteunt de
linkerhand tevens nog van onderen het objectief
om snel te focusseren of omsluit deze de camera.
Wanneer u de camera tegen voorhoofd en wang
gedrukt houdt, heeft deze nog extra houvast.
Voor rechtop staande foto’s wordt de LEICA M7
naar links gedraaid. De handen kunnen daarbij in
dezelfde positie als bij opnames in liggend for-
maat blijven.
De camera kan ook naar rechts worden gedraaid.
In dat geval kan het handig zijn met de duim op de
ontspanknop te drukken.
Opmerking: Als praktisch accessoire wordt de
Handgreep M voor bijzonder stabiel vasthouden
en met losse hand dragen van de LEICA M7 gead-
viseerd (bestelnr. 14 405).
108
De lichtkader-meetzoeker
(zie ook p. 85/110-111)
De lichtkader-meetzoeker van de LEICA M7 is niet
alleen een bijzonder hoogwaardige, grote, briljan-
te en heldere zoeker, maar ook een aan het ob-
jectief gekoppelde, zeer precieze afstandsmeter.
De grootte van de lichtkaders komt overeen met
een beeldformaat van 23 x 35mm (diaformaat) bij
de voor elke brandpuntsafstand kortste instelaf-
stand. Bij grotere afstanden wordt door de came-
ra iets meer van het motief geregistreerd dan bin-
nen de lichtkaders is te zien.
De lichtkaders zijn met de afstandsinstelling zo-
danig gekoppeld, dat de parallax de offset tus-
sen de objectief- en zoekeras automatisch
wordt gecompenseerd en lichtkaderbeeld en op-
namebeeld elkaar over het totale afstand-instel-
gebied van 0,7m tot oneindig dekken.
De LEICA M7 is in de standaardversie* van een
zoeker voorzien die 0,72-voudig vergroot. Als
objectieven met de brandpuntsafstanden 28
(Elmarit vanaf productienummer 2411001), 35,
* Als alternatief in het kader van het programma Leica à la car-
te kunnen ook de zoekervergrotingen 0,58 en 0,85, evenals de
lichtkader-voorziening worden gekozen. De mogelijke combi-
naties evenals de ingespiegelde lichtkader(paren) kunt u aan
de tabel hiernaast ontlenen.
50, 75, 90 en 135mm worden gebruikt, worden
automatisch de bijbehorende lichtkaders met de
combinaties 28+90mm, 35+135mm, 50+75mm
ingespiegeld.
In het midden van het zoekerveld ligt het recht-
hoekige afstand-meetbeeld, dat lichter is dan het
omliggende beeldveld. Alle objectieven met een
brandpuntsafstand van 21 tot 135mm worden bij
plaatsing op de LEICA M7 aan de afstandsmeter
gekoppeld.
Wanneer de belichtingsmeter is ingeschakeld, ver-
schijnen aan de onderkant van het zoekerbeeld de
LED’s van de belichtingsmeter en het led-flitssym-
bool.
Meer over de afstands- en belichtingsmeting
evenals de flitsfunctie vindt u in de betreffende
hoofdstukken op de p. 112/114/126.
109
1
De sterkere vergroting van de 0,85-voudige zoeker sluit de weergave van een 28mm-kader uit.
2
In de 0,85-voudige zoeker wordt het middelste gebied van het onderste 50mm lichtkader door de indicatie verborgen.
3
In de 0,58-voudige zoeker ontbreekt het 135mm-lichtkader omdat dit te klein voor een zinvolle beeldvorming zou zijn.
Zoeker- Lichtkadervoorziening Ingespiegelde lichtkaders
vergroting
Met 21, 28 en 90mm, Met 24, 35 en 135mm Met 50 en 75mm
objectieven/ objectieven/ objectieven/
Beeldveldkiezer binnen beeldveldkiezer buiten
beeldveldkiezer midden
28/35/50/75/90/135 mm 28 en 90mm 35 en 135mm 50 en 75mm
(standaarduitrusting)
35/50/90mm 90mm 35mm 50 mm
(d.w.z. zonder 28/75/135mm)
28/35/50/90/135 mm 28 en 90mm 35 en 135mm 50mm
(d.w.z. zonder 75mm)
35/50/75/90/135 mm 90mm
1
35 en135 mm 50 en 75mm
35/50/90/135 mm 90mm
1
35 en 135 mm 50mm
2
(d.w.z. zonder 75mm)
28/35/50/75/90mm 28 en 90 mm 35mm
3
50 en 75mm
28/35/50/90mm 28 en 90mm 35mm
3
50mm
(d.w.z. zonder 75mm)
0,72-voudig
0,85
-voudig
0,58
-voudig
110
De beeldveldkiezer
De beeldveldkiezer (9) vergroot de mogelijkheden
van de zoeker bij de Leica M7. Met deze ingebouw-
de universele zoeker kunt u te allen tijde de beeld-
kaders in beeld brengen, die niet tot het op dat
moment gebruikte objectief behoren. U ziet dan
direct of het voor de beeldvorming gunstiger is het
betreffende motief met een andere brandpuntsaf-
stand op te nemen.
Als de hendel in de standaardversie van de LEICA
M7*naar buiten, d.w.z. van het objectief wordt
weggedraaid, verschijnen de beeldbegrenzingen
voor de brandpuntsafstanden 35 en 135mm.
Als de hendel in de verticale, centrale positie
wordt gedraaid, verschijnen de beeldveldbegren-
zingen voor 50 en 75mm brandpuntsafstand.
Als de hendel naar binnen, d.w.z. naar het objec-
tief toe wordt gedraaid, verschijnen de beeldbe-
grenzingen voor 28 en 90mm brandpuntsafstand.
* De telkens ingespiegelde lichtkader(paren) bij de gekozen al-
ternatieve zoekervergrotingen en lichtkaders in het program-
ma Leica à la carte kunt u ontlenen aan de tabel op p.109.
35 mm + 135 mm*
112
De afstandsmeting
Met de afstandsmeter van de drie LEICA M7 kan
vanwege zijn grote effectieve meetbasis zeer pre-
cies worden gewerkt. Dit blijkt vooral bij gebruik
van groothoekobjectieven met hun grote scherp-
tediepte gunstig te zijn.
Zoeker Mechanische meetbasis x Zoeker- = Effectieve
(afstand van de optische vergroting meetbasis
assen van het
zoekvenster en het
afstandsmeter-
kijkvenster)
ca.
0.72x 69.25 mm x 0.72 = 49.9mm
ca.
0.85x
1, 2
69.25 mm x 0.85 = 58.9 mm
ca.
0.58x
1
69.25 mm x 0.58 = 40.2 mm
1
Als alternatief te kiezen in het programma Leica à la carte
2
De sterkere vergroting in het geval van de 0,85-voudige zoeker leidt
daarbij door een nog grotere effectieve meetbasis tot een verdere
toename van de precisie.
Het meetveld van de afstandsmeter is in het mid-
den van de zoeker als lichte, scherp afgebakende
rechthoek te zien. Als u het grote kijkvenster (8)
van de zoeker dichthoudt, blijven slechts het in
beeld gespiegelde lichtkader en dit meetveld
zichtbaar. De scherpte kan volgens de mengbeeld-
of deelbeeldmethode worden ingesteld.
Mengbeeldmethode (dubbelbeeld)
Richt bij een portret bijv. het meetveld van de af-
standsmeter op het oog en draai net zo lang aan
de afstandsinstelring van het objectief totdat de
contouren in het meetveld precies samenvallen.
Daarna het motief vastleggen.
Deelbeeldmethode
Richt bij een architectuur-opname het meetveld
van de afstandsmeter bijv. op de verticale zijkant
van een huis of een andere duidelijk afgebakende
verticale lijn en draai met de afstandsinstelring
van het objectief net zo lang totdat de contouren
van de zijkant of lijn op de begrenzingen van het
meetveld zonder offset zijn te zien. Daarna het
motief vastleggen.
Een duidelijke scheiding van beide instelmetho-
des komt in de praktijk zelden voor. Beide criteria
kunnen heel goed in combinatie worden gebruikt.
113
Dubbele contour = onscherp
Onderbroken lijn = onscherp
Samenvallen van contouren = scherp
Doorlopende lijn = scherp
114
Het meten van de belichting
Bij de LEICA M7 wordt de belichtingsmeting voor
het aanwezige omgevingslicht selectief via het ob-
jectief bij het werkzame diafragma uitgevoerd.
Daarbij wordt het door een lichte meetstip gere-
flecteerde licht door een fotodiode (pijl) opgevan-
gen en gemeten. Deze silicium-fotodiode met er-
voor geplaatste convergerende lens bevindt zich
links boven de sluiter. De meetstip (12mm in dia-
meter, hetgeen overeenkomt met 13% van het ne-
gatief) bevindt zich in het midden van het eerste
sluitergordijn.
De ongelijkmatige dekking van de witte kleur is
niet het gevolg van een gebrekkige productie,
maar van het feit dat op het flexibele rubberdoek
van de sluiter geen dikke verflaag aangebracht
kan worden zonder dat het functioneren van de
sluiter wordt belemmerd. De ongelijkmatige struc-
tuur van de meetstip heeft geen enkele invloed op
het belichtingsresultaat.
De voor een juiste belichting geschikte tijd-/
diafragma-combinaties worden door de zoekerin-
dicaties weergegeven of hiermee bepaald. Bij ge-
bruik van de tijdautomaat wordt het diafragma
met de hand gekozen, waarna de camera zelfstan-
dig de bijbehorende sluitertijd kiest. In deze func-
tie informeert een digitale LED-indicatie over de
ontstane sluitertijd (bijv. 1000).
Bij handmatige instelling van beide waarden dient
voor de afstemming van de belichting een uit drie
rode LED’s bestaande lichtschaal (
). Als de
instelling goed is, licht alleen de middelste, ronde
LED op.
Inschakelen van de belichtingsmeter
De belichtingsmeter wordt door licht indrukken
van de ontspanknop (18) tot het eerste drukpunt
ingeschakeld, mits de camera met de hoofdscha-
kelaar (17) is aangezet, de sluiter volledig is opge-
trokken en de tijd-instelkop (16) niet op B staat.
Wanneer de belichtingsmeter gereed is om te
meten, brandt een van de indicaties in de zoeker
voortdurend:
115
bij tijdautomaat door de digitale LED-indicatie
van de sluitertijd,
bij handmatige instelling door een van de bei-
de driehoekige LED’s, evt. samen met de mid-
delste, ronde LED.
Als de ontspanknop weer wordt losgelaten, zon-
der de sluiter te activeren, blijft de belichtingsme-
ter nog ca. 14s lang ingeschakeld en blijft/blijven
de betreffende LED(’s) zolang branden.
Na het aflopen van de sluiter is de belichtingsme-
ter uitgeschakeld en de is/zijn de LED(’s) in de
zoeker uit.
Wanneer de hoofdschakelaar niet is ingeschakeld
(d.w.z. dat de camera is uitgeschakeld), en/of de
sluiter niet gespannen is, en/of de tijd-instelknop
op B staat, is de belichtingsmeter uitgeschakeld.
Opmerkingen:
Als de sluiter niet is gespannen of de indicaties
uit zijn, bevindt de camera zich in de standby-
positie.
Bij zeer weinig omgevingslicht, d.w.z. in het
grensgebied van de belichtingsmeter, kan het
ca. 0,2s duren voordat de LED’s oplichten.
Als een juiste belichting met de beschikbare
sluitertijden bij de tijdautomaat niet mogelijk
is, knippert als waarschuwing de sluitertijd-in-
dicatie (meer hierover vindt u in het hoofdstuk
"De tijdautomaat" op p.115).
Als bij handmatige instelling en zeer weinig
licht het meetbereik van de belichtingsmeter
niet wordt gehaald, knippert als waarschuwing
de linker driehoekige LED. Als tijdautomaat
wordt de sluitertijd geactiveerd. Wanneer de
benodigde sluitertijd de langst mogelijke tijd
van 32s overschrijdt, knippert ook deze indi-
catie.
De belichtingsmodi
De LEICA M7 biedt de fotograaf twee belichtings-
modi: tijdautomaat of handmatige instelling.
Afhankelijk van motief, situatie en persoonlijke
voorkeur kan gekozen worden voor een iets snel-
lere en gemakkelijke werkwijze of een vaste in-
stelling vooraf van sluitertijd en diafragma, zoals
bekend bij de andere Leica M modellen.
De tijdautomaat
Als de tijd-instelknop (16) zich in de bijzonder dui-
delijk klikkende AUTO-positie bevindt, bepaalt
de elektronica van de camera de geschikte slui-
tertijd automatisch en traploos in een bereik van
1/1000s tot 32s, en wel afhankelijk van de per
DX-code geprogrammeerde of handmatig inge-
stelde filmgevoeligheid, gemeten helderheid en
het handmatig gekozen diafragma.
Hierdoor is de tijdautomaat zeer geschikt
116
names waarbij aan de ene kant minder instelwerk
wordt gewenst en aan de andere kant om vorm-
gevende redenen de scherptediepte moet worden
vastgelegd. De automatisch bepaalde sluitertijd
kan echter naar behoefte bewust worden gewij-
zigd door het diafragma te verstellen, bijv. voor
het creëren van bepaalde "veegeffecten" met lan-
gere sluitertijden of voor het "bevriezen" van be-
wegingen met kortere sluitertijden.
In de zoeker van de camera wordt de bepaalde
sluitertijd digitaal, en voor een beter overzicht in
halve trappen getoond.
Bij langere sluitertijden dan 2s wordt na het ont-
spannen de resterende belichtingstijd in de indi-
catie in seconden teruggeteld. De werkelijk be-
paalde, en traploos gestuurde belichtingstijd kan
echter van de indicatie in halve trappen afwijken:
Als bijv. vóór het ontspannen
1166
(als dichtstbijge-
legen waarde) in de indicatie is te zien en de be-
paalde belichtingstijd toch langer is, kan het te-
rugtellen na ontspannen ook met
1199
beginnen.
Bij extreme lichtomstandigheden kan de be-
lichtingsmeting bij de interpretatie van alle para-
meters sluitertijden geven die buiten het werkge-
bied liggen, d.w.z. dat er belichtingstijden korter
dan 1/1000s of langer dan 32s vereist zouden
zijn. In zulke gevallen worden toch de genoemde
minimale en maximale sluitertijden gebruikt en
als waarschuwing knipperen deze waarden in de
zoeker.
Het opslaan van de gemeten waarde
Vaak worden belangrijke motieven om beeldvor-
mende redenen uit het midden geplaatst en soms
zijn deze motieven lichter of donkerder dan nor-
maal. De selectieve meting van de LEICA M7 ge-
beurt, zoals in de hoofdstukken "Het meten van de
belichting" op p. 114 en " Algemene aanwijzingen
voor het meten van de belichting" op p. 124 is be-
schreven, uitsluitend in het midden van het beeld
en is op een gemiddelde grijswaarde geijkt.
Motieven en situaties van dit genre kunnen ook
met de tijdautomaat en zeer eenvoudig met het
opslaan van de gemeten waarde worden geregis-
treerd.
Hiertoe wordt:
1. het meetveld door zwenken van de camera
eerst op het belangrijke motiefdetail en daarna
op een ander detail van gemiddelde helderheid
gericht (zie hiervoor ook de afbeeldingen ter
oriëntatie van het meetveld in de zoeker op p.
122-123),
2. en door indrukken van de ontspanknop (18) tot
het tweede drukpunt de afstand gemeten en
opgeslagen. Zolang het drukpunt wordt ge-
handhaafd, verschijnt ter bevestiging boven in
de zoeker een rode punt op de cijferregel en de
tijdsindicatie verandert ook bij gewijzigde hel-
derheid niet meer.
117
3. met nog steeds ingedrukt gehouden ontspan-
knop wordt de camera vervolgens naar het de-
finitieve fragment gezwenkt,
4. en kan met de eerder bepaalde belichting wor-
den ontspannen.
Een wijziging van de diafragma-instelling nadat de
gemeten waarde is opgeslagen heeft geen aan-
passing van de sluitertijd tot gevolg, hetgeen wil
zeggen dat dit tot een foutieve belichting leidt.
Het opslaan wordt beëindigd als de vinger het
drukpunt van de ontspanknop loslaat.
Opmerking: Het opslaan van de gemeten waarde
is bij gebruik van een camera met motorische
aandrijving, bijv. LEICA MOTOR-M, alleen in com-
binatie met een afzonderlijke opname mogelijk en
niet met een serie opnames.
De handmatige instelling van de belichting
Als de belichtingsmeting volledig met de hand
moet plaatsvinden, moet de tijd-instelknop (16)
op een van de gegraveerde sluitertijden zijn ver-
grendeld.
Vervolgens:
1. schakelt u de belichtingsmeter in en
2. zorgt u door de tijd-instelknop en/of de dia-
fragma-instelling van het objectief (13) in de
door de oplichtende, driehoekige LED aange-
geven richting te draaien, dat alleen de ronde
LED gaat branden.
Naast de voor een juiste belichting benodigde
draairichting van tijd-instelknop en diafragma-in-
stelring, geven de drie LED’s van de lichtschaal op
de volgende wijze onderbelichting, overbelichting
alsmede de juiste belichting aan:
Onderbelichting van minstens één diafrag-
matrap; draaiing naar rechts nodig
Onderbelichting van een
1
/
2
halve diafrag-
matrap; draaiing naar rechts nodig
Juiste belichting
Overbelichting van een
1
/
2
halve diafrag-
matrap; draaiing naar links nodig
Overbelichting van minstens één diafrag-
matrap; draaiing naar links nodig
Opmerking: Bij langere sluitertijden dan 2s wordt
na het ontspannen de resterende belichtingstijd
in de indicatie in seconden teruggeteld.
118
De B-instelling
Met de B-instelling, waarbij de sluiter zolang blijft
geopend als de ontspanknop ingedrukt wordt ge-
houden, zijn belichtingen van willekeurige duur
mogelijk.
De belichtingsmeter blijft daarbij uitgeschakeld en
na de ontspanning telt de digitale cijferindicatie
ter oriëntatie de afgelopen belichtingstijd in se-
conden mee. Om de batterijen te sparen wordt
maximaal tot 999 geteld en aangegeven. Daarna
verdwijnt de indicatie, de sluiter kan niettemin wil-
lekeurig lang geopend blijven.
Opmerking: Voor het openen en sluiten van de
sluiter zijn ook in de B-functie batterijen nodig.
Tijdens de totale duur van de belichting heeft de
openstaande sluiter geen voeding nodig, alleen
voor de cameraregeling is een geringe batterij-
stroom nodig.
Het meetbereik van de belichtingsmeter
Het meetbereik loopt bij kamertemperatuur, nor-
male luchtvochtigheid en diafragma 1,0 van 0,03
tot 125000cd/m
2
. Bij ISO 100/2 komt dit
overeen met EV-2 tot 20 resp. f/1,0 en 4s tot
f/ 32 en1/1000s (zie ook het diagram op p.121).
Onder het meetbereik
Als bij handmatige instelling en zeer weinig licht
het meetbereik van de belichtingsmeter niet
wordt gehaald, knippert als waarschuwing de lin-
ker driehoekige LED. Bij tijdautomaat wordt ver-
der de sluitertijd aangegeven. Wanneer de be-
nodigde sluitertijd de langst mogelijke tijd van 32s
overschrijdt, knippert ook deze indicatie.
Omdat de belichtingsmeting met het actieve
diafragma plaatsvindt, kan deze situatie ook door
het kleiner maken van het diafragma ontstaan.
De belichtingsmeter blijft ook bij daling tot on-
der het meetbereik nog ca. 14s na het loslaten
van de ontspanknop ingeschakeld. Wanneer bin-
nen dit tijdsbestek de lichtomstandigheden verbe-
teren (bijv. door wijziging van het motief of door
openen van het diafragma), knippert de LED-indi-
catie niet langer maar brandt continu, resp. bij
tijdautomaat verdwijnt de driehoek en geeft daar-
mee aan dat kan worden gemeten.
119
Uitschakelen van de belichtingsmeter
Als de camera langere tijd niet wordt gebruikt of
in een tas wordt gedaan, moet de hoofdschake-
laar altijd worden uitgeschakeld. Hierdoor wordt
elk stroomverbruik vermeden, ook de geringe
hoeveelheid die in de standby-positie na het
zelfstandig uitschakelen van de belichtingsmeter
en het verdwijnen van de indicatie nog plaats-
vindt. Bovendien wordt op deze wijze ongewild
ontspannen voorkomen.
Meetdiagram (zie ook p.121)
Het meetdiagram geldt voor beide belichtingsmo-
di, tijdautomaat en handmatige instelling.
Gegevens over het meetbereik van de belichtings-
meter bevinden zich aan de rechterkant van het
diagram. Daartussen zijn belichtingswaarden (EV
= Exposure value) af te lezen.
Het meetbereik van de belichtingsmeter wordt
rechts in het diagram in cd/m
2
(candela per vier-
kante meter) aangegeven.
Daarboven staan de filmgevoeligheidsinstellingen
(SV = Speed value) in ISO-waarden.
Links in het diagram ziet u de gegevens over de
belichtingstijd in seconden (TV = Time value). Het
werkgebied van de spleetsluiter van de LEICA M7
is symbolisch aangegeven met een gearceerd vlak
in de kolom ernaast. Bij instelling op B is het be-
reik naar boven toe open.
Linksonder worden de diafragmagetallen (AV =
Aperture value) afgelezen.
120
In voorbeeld A kunt u het verband tussen filmge-
voeligheid, helderheid, belichtingstijd en diafrag-
ma zien.
Vanaf de filmgevoeligheidsindicatie (ISO 100/
21°) volgt u eerst de verticale lijn tot aan het snij-
punt van de bij de betreffende helderheid beho-
rende horizontale lijn. In dit voorbeeld is dat
4000cd/m
2
, hetgeen overeenkomt met een hel-
derheid bij stralend zonlicht. Diagonaal loopt de
lijn nu naar de verticale lijn van het ingestelde
diafragma (11) en vandaar horizontaal naar links
verder naar de daarbij noodzakelijke belichtingsti-
jd (1/250s). Aan het verloop van de diagonale li-
jn kan ook de belichtingswaarde (EV15) worden
afgelezen.
Aan voorbeeld B ziet u dat bij kaarslicht en een
filmgevoeligheid van ISO 400/27° (1cd/m
2
) bijv.
met diafragma 1,4 en 1/15s gefotografeerd moet
worden. Diafragmawaarden vanaf 16 kunnen niet
worden gebruikt, omdat hiervoor langere be-
lichtingstijden dan 4s nodig zijn en op de tijd-in-
stelknop maximaal 4s kan worden ingesteld. Daa-
rom is in zulke gevallen direct meten niet meer
mogelijk - omrekenen of aflezen van de juiste be-
lichtingstijd in dit diagram is daarmee onvermijde-
lijk.
Als tijdautomaat bouwt de LEICA M7 daarentegen
automatisch sluitertijden tot 32s op, zodat in het
getoonde voorbeeld elk diafragma van het objec-
tief gebruikt zou kunnen worden.
De meetveld-grootte in de zoeker
(Grafieken zie p.122-123)
De diameter van het ronde meetveld bedraagt
12mm. Daarmee komt het overeen met
1
/
2
van de
formaathoogte resp.
1
/
3
van de formaatbreedte en
ongeveer 23% van de Formaatoppervlakte. In het
zoekerbeeld verandert echter de meetveldgrootte
in verhouding tot het geldige kader afhankelijk van
de gebruikte brandpuntsafstand en ingestelde af-
stand enigszins.
Dat geldt ook voor objectieven met zoekeradap-
ter, zoals de oudere LEICA ELMARIT-M 1:2,8/
135mm.
122
Zoekervergroting 0.72xZoekervergroting 0.58x*
* De alternatieve zoekervergrotingen zijn in het kader van het programma Leica á la carte te kiezen.
24 mm
21 mm21 mm
75 mm
50 mm
90 mm28 mm
135 mm35 mm
28 mm
35 mm
50 mm
123
Zoekervergroting 0.85x*
* De alternatieve zoekervergrotingen zijn in het kader van het programma Leica á la carte te kiezen.
28 mm
35 mm
50 mm
24 mm 24 mm21 mm
90 mm
135 mm
75 mm
90 mm
135 mm
75 mm
124
Algemene aanwijzingen voor het
meten van de belichting
De meeste motieven kennen in de regel een gelijk-
matige verdeling van donkere en lichte object-
details. Zulke normale motieven reflecteren 18%
van het invallende licht en komen zo overeen met
een grijswaarde waarop alle belichtingsmeters
zijn geijkt.
Wanneer door het motief aanzienlijk meer licht
wordt gereflecteerd, bijv. door een besneeuwd
winterlandschap, het gele zandstrand, de lichte
huismuren of een lichte bruidsjapon, zou een in-
stelling van sluitertijd en diafragma volgens de be-
lichtingsmeter-indicatie onderbelichting tot ge-
volg hebben.
Bij motieven met overwegend donkere details,
bijv. een zwarte stoomlocomotief, donkergrijze lei-
daken of het donkerblauwe uniform van een kapi-
tein, wordt daarentegen minder licht gereflec-
teerd en zou een instelling van sluitertijd en
diafragma volgens de belichtingsmeter-indicatie
overbelichting tot gevolg hebben.
In dergelijke gevallen moet de gemeten be-
lichtingswaarde worden gecorrigeerd om optima-
le belichtingsresultaten te verkrijgen. Tenzij van
tevoren al een juiste belichtingscorrectie werd in-
gesteld of met behulp van de selectieve meting
van het motief een fragment werd gemeten, waar-
in een goede verdeling van lichte en donkere de-
tails aanwezig is (meer hierover vindt u in het
hoofdstuk "Instellen van een belichtingscorrectie"
op p. 100).
Bij een huwelijksfoto zult u bijv. het gezicht van de
bruid en niet de witte bruidsjapon meten. Bij land-
schapsopnames met een groothoekobjectief zult
u de camera zo ver schuin houden dat het selec-
tieve meetveld van de LEICA M7 niet de lichte par-
tijen van de hemel meet.
Het opslaan van de gemeten waarde veroorlooft
de gemakkelijke toepassing van deze techniek
ook bij gebruik van de tijdautomaat (meer hiero-
ver vindt u in het hoofdstuk "De tijdautomaat" op
p.115).
Kan bij handmatige instelling van de belichting
geen overeenkomstig fragment in het motief wor-
den gemeten, moet een verlengingsfactor worden
gebruikt, d.w.z. de belichtingstijd wordt twee tot
vier maal verlengd of het diafragma 1 tot 2 trap-
pen geopend.
Bij een door de zon beschenen sneeuwvlakte
vindt bijv. een correctie met factor 4 plaats, d.w.z.
in plaats van de gemeten belichtingstijd van
1/1000s bij diafragma 8 wordt met 1/250s bij
diafragma 8 of met 1/1000s bij diafragma 4 be-
licht. Bij minder lichte motieven, bijv. een licht
zeestrand, volstaat een verlengingsfactor van 1,5.
Dienovereenkomstig gaat u omgekeerd te werk bij
donkere motieven.
125
Bij zeer grote contrasten tussen lichte en donkere
partijen is het belichtingsbereik van de film onvol-
doende om zowel in het "licht" als in de "schaduw"
alle helderheidsverschillen te registreren. Het is
aan de fotograaf in welke partijen hij nog tekening
wenst. Iemand kan dan bijv. als zwarte silhouette
(onderbelicht) voor een juist belicht landschap, of
juist belicht voor een "bleke" achtergrond (over-
belicht) staan.
Het meten van "licht" en "schaduw" en een daaruit
voortvloeiend compromis voor de belichting leidt
gewoonlijk tot onbevredigende resultaten omdat
zowel in de lichte als donkere partijen onder-
scheid verloren gaat.
Bewust krapper of ruimer gekozen belichtingen
versterken vaak het karakter van een foto en kun-
nen daarom als beeldvormend middel zinvol wor-
den toegepast.
126
De flitsfunctie
De LEICA M7 is behalve met de meetcel voor het
omgevingslicht bovendien uitgerust met een
tweede meetcel voor flitslicht (pijl). Door deze
rechts onder de sluiter geplaatste silicium-fotodi-
ode kan de camera het flitslicht via het objectief
voor het actieve diafragma meten. De "Through
The Lens"-flitsmeting van de LEICA M7 werkt inte-
graal met nadruk op het midden.
De meting van het flitslicht en de automatische
besturing ervan verricht de LEICA M7 met
het speciaal voor LEICA M6TTL /M7 en LEICA
R8/R9 ontwikkelde systeemflitsapparaat
LEICA
SF 20/SF 24D
(bestelnr. 14 444 [swart]
/ 14 448 [titaan]) of
flitsapparaten die beschikken over de techni-
sche mogelijkheden van een System-Camera-
Adaption (SCA) van het systeem 3000 en over
de adapter SCA-3502/3501 beschikken.
23
21
127
Bovendien beschikt de LEICA M7, voorzover het
gebruikte flitsapparaat de betreffende functies
heeft*, over vormgevend interessante flitstech-
nieken als synchronisatie op het tweede in plaats
van het gewoonlijk eerste sluitergordijn, het flit-
sen met kortere sluitertijden dan de synchronisa-
tietijd van 1/50s en stroboscoopflitsen (meer
hierover vindt u de betreffende, onderstaande
hoofdstukken).
De TTL gestuurde flits-belichtingsmeting en –be-
sturing kan in beide belichtingsmodi worden ge-
bruikt.
* Voor het flitsen op het tweede sluitergordijn en het lineaire flit-
sen is de adapter SCA 3502 nodig. Stroboscoopflitsen is daa-
rentegen al met SCA 3501 mogelijk.
Belangrijk: Om de via de accessoireschoen of de
contactbus (23) aangesloten flitsapparaten te
kunnen ontsteken en te besturen moet u eerst de
LEICA M7 van batterijen voorzien en de be-
lichtingsmeting inschakelen door de ontspanner
licht in te drukken, d.w.z. de indicatie moet op de
gegevens van de sluitertijden of de lichtschaal
zijn omgeschakeld.
128
Geschikte flitsapparaten
Met zijn compacte afmetingen en zijn op de came-
ra afgestemde design is de LEICA SF 20/SF 24D
bij
uitstek geschikt. Dankzij de vast ingebouwde flit-
servoet met de bijbehorende extra regel- en sig-
naalcontacten, die bedoeld zijn voor de automati-
sche overdracht van een reeks gegevens en in-
stellingen, is hij zeer gemakkelijk te bedienen. Bo-
vendien biedt hij een aantal interessante extra
functies.
Op de LEICA M7 kunnen echter ook alle andere
gangbare flitsapparaten met genormeerde flitser-
stekkers (centrale stekkers) alsmede opzet-flits-
apparaten met genormeerde flitservoet geplaatst
en via het midden-/X-contact (21a) ontstoken
worden. Wij adviseren het gebruik van moderne
thyristor-gestuurde elektronenflitsers.
Plaatsen en aansluiten van het flitsapparaat
Op de LEICA M7 hebt u de keuze uit twee flits-
aansluitingen:
Een flitsschoen (21) met midden(ontstekings)-
(21a) en stuurcontacten (21b) voor alle flitsap-
paraten met genormeerd flitsvoetje.
Belangrijk: Bij het plaatsen van een flitsapparaat
in de flitserschoen van de LEICA M7 moet u erop
letten dat de voet van het flitsapparaat geheel in-
geschoven en, indien aanwezig, met de klemmoer
wordt geborgd om per ongeluk eruit vallen te
voorkomen. Dit is vooral bij flitsapparaten met ex-
tra regel- en signaalcontacten alleen al daarom
belangrijk omdat positieverschuivingen in de flit-
serschoen kunnen leiden tot onderbreking van de
vereiste contacten en daardoor tot disfunctione-
ren.
Aan de achterkant van de camera vlak onder
de flitserschoen is een contactbus (23, = X-
contact) voor de aansluiting van flitsapparaten
via kabelverbinding.
Beide aansluitingen kunnen gelijktijdig voor de
ontsteking van meerdere flitsapparaten worden
gebruikt.
Opmerking: Schakel camera en flitsapparaat uit
voordat u het flitsapparaat aanbrengt.
129
De TTL-flitsfunctie
Deze modus is voor de LEICA M7 bij beide be-
lichtingsmodi, tijdautomaat en handmatige instel-
ling beschikbaar en is zowel mogelijk bij de LEICA
SF20/SF24D als bij andere SCA 3000 flitsappa-
raten die van de SCA 3502/3501 adapter worden
voorzien. Zodra bij deze flitsapparaten de vereiste
lichthoeveelheid bereikt is, zendt de elektronica
van de LEICA M7 een stopsignaal naar het flitsap-
paraat, dat vervolgens de lichtuitzending onmid-
dellijk onderbreekt. Het voordeel van deze flits-
functie is dat automatisch rekening wordt gehou-
den met alle factoren die van invloed zijn op de be-
lichting van de film (bijv. opnamefilter en diafrag-
mawijziging).
Bovendien geeft de LEICA M7 de filmgevoeligheid
door aan het flitsapparaat. Daarmee kan het flits-
apparaat, voorzover het dergelijke indicaties
heeft, en voorzover de op het objectief gekozen
diafragma handmatig ook aan het flitsapparaat
wordt doorgegeven, zijn afstandsindicatie auto-
matisch dienovereenkomstig bijwerken.
De instelling van de filmgevoeligheid kan niet
door het flitsapparaat worden beïnvloed.
Opmerking: Meer over de flitsfunctie, vooral over
die van andere flitsapparaten die niet geschikt
zijn voor TTL, evenals over de verschillende be-
lichtingsmodi van de flitsapparaten kunt u aan de
betreffende handleiding ontlenen.
De instellingen voor de TTL-flitsfunctie
Nadat het gebruikte flitsapparaat is ingeschakeld
en op de modus TTL is gezet, moet op de LEICA
M7
1. voor elke flitsopname eerst de belichtingsme-
ting door licht indrukken van de ontspanknop
worden ingeschakeld, d.w.z. de indicatie moet
op de gegevens van de sluitertijden of de licht-
schaal zijn omgeschakeld. Mocht u dit door het
in één ruk te snel volledig indrukken van de
ontspanknop verzuimen, dan bestaat de moge-
lijkheid dat het flitsapparaat niet flitst.
2. de tijd-instelknop op AUTO en de flits-syn-
chronisatietijd (1/50s), of voor speciale ef-
fecten op een langere sluitertijd (ook B) wor-
den ingesteld. In de functie als tijdautomaat
schakelt de camera automatisch op de flits-
synchronisatietijd van 1/50s.
3. het gewenste of het voor de betreffende af-
stand tot het motief vereiste diafragma worden
ingesteld.
130
De flitsbelichtingscontrole-indicaties in
de zoeker met geplaatst flitsapparaat
SF20/ SF 24D of aan het systeem
aangepaste flitsapparaten met adapter
SCA 3502/3501
In de zoeker van de LEICA M7 dient een LED (A) in
de vorm van een bliksemflits voor terugmelding en
indicatie van diverse operationele situaties. Deze
LED verschijnt samen met de in de betreffende
hoofdstukken beschreven indicaties voor de be-
lichtingsmeting van het aanwezige licht.
De indicaties bij TTL en automatische
flitsfunctie
verschijnt ondanks ingeschakeld en bedrijfs
klaar flitsapparaat niet:
Op de camera is handmatig een kortere slui-
tertijd dan 1/50s ingesteld, op het flitsappa-
raat echter niet de functie "Lineaire flits". In
zulke gevallen ontsteekt de LEICA M7 ook een
ingeschakeld en bedrijfsklaar flitsapparaat
niet.
Opmerking: Lineair flitsen is alleen met handma-
tige bediening van het flitsapparaat mogelijk,
maar niet in computer of TTL functie.
knippert voor de opname langzaam (met
2Hz):
het flitsapparaat is nog niet bedrijfsklaar.
licht op voor de opname:
het flitsapparaat is bedrijfsklaar.
blijft na het ontspannen branden, de overige
indicaties zijn echter verdwenen:
flitsbelichting was in orde, de flitser blijft be-
drijfsklaar.
knippert snel (met 4Hz) na het ontspannen,
de overige indicaties zijn echter verdwenen:
de flitsbelichting was in orde, maar de flitser is
nog niet weer bedrijfsklaar.
verdwijnt samen met de overige indicaties na
het ontspannen:
onderbelichting, bijv. door een voor het motief
te klein gekozen diafragma. Wanneer op het
flitsapparaat een instelling voor deellicht is uit-
gevoerd, kan de flitser op basis van de gerin-
gere opgeroepen hoeveelheid vermogen on-
danks de verdwenen flits-LED toch bedrijfs-
klaar zijn.
131
De indicaties bij handmatige flitsfunctie
verschijnt ondanks ingeschakeld en bedrijfs-
klaar flitsapparaat niet:
op de camera is handmatig een kortere sluiter-
tijd dan 1/50s ingesteld, op het flitsapparaat
echter niet de functie "Lineaire flits". In zulke
gevallen ontsteekt de LEICA M7 ook een inge-
schakeld en bedrijfsklaar flitsapparaat niet.
Opmerking: Lineair flitsen is alleen met handma-
tige bediening van het flitsapparaat mogelijk,
maar niet in computer of TTL functie.
knippert voor de opname langzaam (met
2Hz):
het flitsapparaat is nog niet bedrijfsklaar.
licht op voor de opname:
het flitsapparaat is bedrijfsklaar.
132
Synchronisatie op het tweede sluitergordijn
De LEICA M7 maakt het mogelijk, voorzover het
aangebrachte flitsapparaat deze functie bezit en
een SCA 3502 adapter wordt gebruikt, de ontste-
king van de flits naar keuze op het eerste of twee-
de sluitergordijn te schakelen. Zo wordt het mo-
gelijk, de slechts zeer korte flitsbelichting aan het
begin of einde van de in verhouding duidelijk lan-
gere belichting van het aanwezige licht te doen
plaatsvinden. Vooral bij motieven in een donkere
omgeving die zelf oplichten, resp. licht reflecteren
bijv. auto’s geeft synchronisatie op het tweede
sluitergordijn vaak een meer natuurlijk beeld.
De functie is bij alle camera- en flitserinstellingen
beschikbaar, zowel als tijdautomaat alsook bij
handmatige keuze van sluitertijden, bij TTL, auto-
matische en ook handmatige flitsfunctie, de indi-
caties zijn in beide gevallen gelijk.
De keuze van het tijdstip van synchronisatie vindt
plaats op de hiervoor geschikte flitsapparaten.
Meer kunt u aan de betreffende handleidingen
ontlenen.
ab
133
Belangrijk: Voor synchronisatie op het tweede
sluitergordijn evenals voor lineaire en strobo-
scoop flitstechniek moet de camera volledig voe-
ding hebben, d.w.z. de belichtingsgegevens moe-
ten worden getoond. Hiermee wordt gegaran-
deerd dat de gegevensuitwisseling tussen camera
en flitsapparaat kan plaatsvinden. Het is niet vol-
doende de camera met de hoofdschakelaar
slechts in de standby-positie te zetten. Wanneer
de camera niet volledig van voeding werd voor-
zien, kan het bij deze flitsfuncties tot disfunctio-
neren komen (bijv. geen ontsteking of volledige
flits in plaats van stroboscoop functie.
Om dezelfde reden moeten deze flitsmodi niet in
combinatie met snelle fotosessies met motori-
sche aandrijving gekozen worden.
134
De lineaire flitstechniek
De LEICA M7 maakt het mogelijk, voorzover het
aangebrachte flitsapparaat deze functie bezit en
een SCA 3502 adapter wordt gebruikt, ook de kor-
tere sluitertijden 1/250s, 1/500s en 1/1000s
voor de flitsbelichting toe te passen. Met deze li-
neaire flitstechniek wordt de speelruimte van
beeldvorming bij flitsopnames aanzienlijk ver-
groot. Dit geldt vooral voor bewegende motieven
waarop bij daglicht wordt geflitst en waarbij we-
gens de gewenste geringe scherptediepte grote
diafragmaopeningen en wegens de grote helder-
heid buiten gelijktijdig korte sluitertijden nodig
zijn.
Spleetsluiters zoals die in de LEICA M7 kunnen
met de gebruikelijke flitstechniek alleen worden
gesynchroniseerd met sluitertijden, waarbij op
een bepaald ogenblik het beeldvenster van de ca-
mera volledig geopend is. Bij de LEICA M7 zijn dat
alle sluitertijden tot 1/50s. Bij kortere sluitertij-
den bevindt zich steeds weer een deel van het eer-
ste of tweede sluitergordijn in het beeldvenster,
zodat een flits nooit het gehele beeld kan belich-
ten.
Sommige moderne flitsapparaten hebben echter
een "High Speed Synchronisation - HSS", waarbij
gedurende een korte periode zeer snel flitsen van
geringer vermogen worden afgegeven. Omdat de-
ze flitsen tijdens de gehele afloopduur van beide
sluitergordijnen worden afgegeven en op deze wij-
ze gedurende deze periode als een voortdurende
lichtbron werken, is met deze techniek de sluiter-
tijd op zich niet doorslaggevend.
Voor het gebruik van de "lineaire flitstechniek"
moet op de LEICA M7 een van de drie mogelijke
sluitertijden 1/250s, 1/500s of 1/1000s hand-
matig worden ingesteld. De lichtafgifte van het
flitsapparaat gebeurt ook handmatig en daarom
moet de instelling met behulp van de diafragma-
computer van het flitsapparaat worden uitge-
voerd. De indicaties komen overeen met de eer-
der beschreven, normale handmatige flitsfunctie.
Meer kunt u aan de betreffende handleidingen
ontlenen.
135
De stroboscoop flitsfunctie
De LEICA M7 maakt het mogelijk, voorzover het
aangebrachte flitsapparaat deze functie bezit en
een SCA 3501/3502 adapter wordt gebruikt, be-
wegingen, door middel van stroboscoop flitsen op
een motief, in verschillende stappen vast te leg-
gen. Bij deze techniek worden bij geopende sluiter
meerdere op elkaar volgende flitsen afgegeven die
het bij voorkeur slechts zwak belichte motief
meermaals in de beweging "bevriezen". De came-
ra berekent hierbij zelfstandig de benodigde slui-
tertijd, die uit het product van de op het flitsappa-
raat aantal gekozen afzonderlijke flitsen en de ge-
kozen flitsfrequentie resulteert.
Deze sluitertijd wordt met de tijdautomaat uitge-
voerd en wel onafhankelijk van de heersende
lichtomstandigheden. De kortste sluitertijd is ook
hier 1/50s.
De tijdsindicatie knippert als waarschuwing
wanneer in combinatie met het gekozen diafrag-
ma overbelichting dreigt. Er volgt echter geen
waarschuwing als daling onder het meetbereik
plaatsvindt.
Bij handmatige instelling van de belichting wordt
de opgegeven sluitertijd uitgevoerd. Afhankelijk
van het feit of deze tijd korter of langer dan de be-
rekende noodzakelijk is, functioneert de combina-
tie camera/flitsapparaat verschillend:
Is de ingestelde sluitertijd korter dan noodzakelijk,
hetgeen wil zeggen dat de gewenste stroboscoop
belichting niet uitvoerbaar is, wordt de flits niet
geactiveerd en verschijnt het flitssymbool niet. De
lichtschaal werkt verder als gebruikelijk.
Is de ingestelde sluitertijd voldoende of langer dan
voor de gewenste stroboscoopbelichting noodza-
kelijk is, wordt de flits geactiveerd en verschijnt
het flitssymbool. De lichtschaal werkt verder als
gebruikelijk.
Bij B wordt de flits eveneens geactiveerd, voor de
opname brandt echter alleen de flits-LED. Na de
opname gaat de flits-LED uit en de digitale indica-
tie telt de afgelopen seconden.
De indicaties van de flits-led bij
stroboscoopfunctie
verschijnt ondanks ingeschakeld en bedrijfs-
klaar flitsapparaat niet:
De op de camera ingestelde sluitertijd is te
kort voor de op het flitsapparaat ingestelde
aantal flitsen.
knippert voor de opname langzaam (met
2Hz):
het flitsapparaat is nog niet bedrijfsklaar.
licht op voor de opname:
het flitsapparaat is bedrijfsklaar.
136
De systeemaccessoires
Wisselobjectieven
Het Leica M systeem biedt de basis voor optimale
aanpassing aan snel en onopvallend fotograferen.
Het assortiment aan objectieven omvat brand-
puntsafstanden van 21 tot 135mm en lichtsterk-
ten tot 1:1.
Filters
In de z/w-fotografie dienen filters voor de bewus-
te beïnvloeding van de weergave van toonwaar-
den, bijv. om een als natuurlijk ervaren weergave
van grijswaarden van de verschillende kleuren te
verkrijgen of om de weergave van de hemel of de
wolken te verbeteren. In de kleurenfotografie kan
met filters de kleurenweergave naar wens worden
aangepast of op de spectrale gevoeligheid van de
gebruikte film worden afgestemd.
Voor de huidige Leica M objectieven, die van ge-
normeerde schroefdraadmaten zijn voorzien, is
een reeks verschillende filters beschikbaar, waar-
onder het universele polarisatiefilter.
Bij een belichtingsmeting via het objectief wordt
rekening gehouden met de energievermindering
door filters. De verschillende films hebben echter
in de afzonderlijke spectrale gebieden een andere
gevoeligheid. Bij minder doorlatende en extreme
filters kunnen daarom afwijkingen ten opzichte
van de gemeten tijd optreden. Zo vereisen bijv.
oranje-filters gewoonlijk een verlenging met één
diafragmatrap en rood-filters gemiddeld twee
diafragmatrappen. Een algemeen geldende waar-
de kan niet gegeven worden omdat de roodgevoe-
ligheid van de zwartwit-films zeer verschillend is.
137
Objektiefhouder M
Een praktisch klein accessoire waarmee u een
tweede objectief veilig en te allen tijde snel en ge-
makkelijk toegankelijk onder aan de camera pa-
raat hebt. Het tweede objectief kan daarbij dienst
doen als gemakkelijke handgreep. De objectief-
houder M wordt bevestigd op het statiefschroef-
draad van de camera (bestelnr. 14 404).
Zoeker M voor 21/24/28 mm Objectieven
De LEICA Zoeker voor 21/24/28mm Objectieven
biedt de mogelijkheid om het beeldfragment van drie
verschillende groothoek-brandpuntsafstanden in te
stellen waarvoor in de zoeker van de camera in prin-
cipe (21 en 24mm), resp. afhankelijk van de gekozen
variant geen lichtkader is (in het geval van 28mm, zie
hiervoor p.109, bij LEICA M4P, M6, M6TTL 0.58/0.72,
M7 0.58/0.72 en MP 0.58/0.72 aanwezig). De drie
instellingen kunnen eenvoudig via een voel- en hoor-
baar klikkende kartelring worden gekozen.
Het optische vermogen komt overeen met het ho-
ge niveau van de LEICA M7 zoeker, is ook geschikt
voor brildragers en biedt een buitengewone ver-
groting en daarmee een goede detailherkenning.
Wanneer de zoeker zonder bril wordt gebruikt,
kunnen voor correctie van oogafwijkingen correc-
tielenzen op de Leica M camera worden geschro-
efd. Het oculair is ter bescherming van brillengla-
zen van een rubberring voorzien.
De robuuste aluminium behuizing van de zoeker is
passend op de uitvoeringen van de camerabe-
huizing naar keuze in zwart en zilver verkrijgbaar
(best.-nr. 12013/12014).
138
Zoekerloep M 1.25x
De LEICA Zoekerloep M 1.25x (best.-nr. 12004)
vereenvoudigt de beeldvorming bij de toepassing
van brandpuntsafstanden vanaf 50mm aanzien-
lijk. Deze kan op alle Leica M modellen worden
gebruikt en vergroot het middelste gebied van het
zoekerbeeld met een kwart. Uit de 0,72x- ontstaat
een 0,9x-zoeker, uit de 0,58x*- een 0,72x-zoeker
en uit de 0,85x*- een 1,06x-zoeker, die zelfs een
lichte vergroting ten opzichte van de waarneming
met het blote oog betekent.
* De alternatieve zoekervergrotingen zijn in het kader van het
programma Leica á la carte te kiezen.
De laatstgenoemde combinatie maakt daardoor
een comfortabele waarneming van het motief met
beide ogen mogelijk. Vooral met de teleobjectie-
ven van 75 tot 135mm van het Leica-M systeem
biedt het zichtbaar grotere zoekerbeeld een veel
betere herkenning van motiefdetails binnen de be-
treffende beeldveldkaders. Tegelijkertijd ontstaat
door de vergroting van 25% van de effectieve
meetbasis een dienovereenkomstige verhoging
van de instelprecisie.
Als beveiliging tegen verlies dient een veiligheids-
kettinkje met snapslot, waarmee de zoeker aan de
bevestigingsring van de draagriem kan worden ge-
hangen.
De zoekerloep wordt in een leren foedraal gele-
verd. Een lus aan het foedraal maakt het mogelijk
de zoekerloep paraat en beschermd aan de draag-
riem te houden.
139
Correctielenzen
Voor optimale aanpassing van het oog aan de
zoeker van de camera bieden wij correctielenzen
aan in de volgende dioptriewaarden (sferisch):
0,5/1/1,5/2/3.
Motor M
Op de LEICA M7 kan de LEICA MOTOR M (best.-nr.
14 408) voor automatische bediening van sluiter-
spanning en filmtransport voor afzonderlijke op-
names of een serie van naar keuze 1,5 of 3 foto’s
per seconde worden aangesloten. Deze wordt in
de plaats van het bodemdeksel op de camera-
behuizing geplaatst. De Motor M is voor alle be-
lichtingstijden van de tijdautomaat en de handma-
tige bediening, d.w.z. van 32s tot 1/1000s inclu-
sief B geschikt. Bij uitgeschakelde Motor M of bij
lege batterijen zijn filmtransport en sluiterlift ook
handmatig mogelijk. De afstandsbediening vindt
plaats via de aansluiting van de draadontspanner.
140
LEICAVIT M
De LEICAVIT M is een lichtlopende en geluidsarme
handmatige snelspoeleenheid voor filmtransport
en sluiterspanning, die in plaats van het bodem-
deksel onder aan de camerabehuizing wordt be-
vestigd. Zonder de camera van het oog te hoeven
halen, transporteert u de film door een uitklapba-
re opwindspoel naar links te trekken, tussenstap-
pen zijn ook mogelijk. Het ontspannen doet u via
de cameraontspanner. De sneltransporthendel
van de camera kan eveneens worden gebruikt.
Passend bij de verschillende camera-uitvoeringen
is de LEICAVIT M er zowel zilver als zwart ver-
chroomd, resp. swart gelakt (bestelnr. 14008/
14 450/14009).
Handgreep M
Met de Handgreep M zijn alle Leica M-camera’s
(behalve M5) veilig en comfortabel vast te hou-
den. Hij wordt bevestigd op het statiefschroef-
draad van de camera (bestelnr. 14405).
141
Fototassen
Voor de LEICA M7 met een objectief tussen 21 en
50mm brandpuntsafstand (behalve M 1:1/50mm
)
is er een leren paraattas met los te knopen voor-
stuk. Daarnaast zijn voor omvangrijke camera-
uitrustingen de klassieke combinatietas voor een
camera met maximaal drie objectieven of de klas-
sieke universele tas voor een camera met maxi-
maal vijf objectieven verkrijgbaar.
Reserveonderdelen bestelnr.
Draagriem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .14 312
Behuizingdeksdel . . . . . . . . . . . . . . . . . . .14 195
142
Tips voor het onderhoud van uw Leica camera
en objectieven
Wanneer uw Leica langere tijd wordt opgeborgen,
neem dan de batterijen eruit en zorg voor een dro-
ge, voldoende geventileerde opslagplaats. Fototas-
sen die bij gebruik nat geworden zijn, moeten wor-
den leeggemaakt om beschadiging van uw uitrus-
ting door vocht en eventueel vrijkomende restan-
ten leerlooimiddel uit te sluiten. Ter bescherming
tegen schimmelvorming (fungus) bij gebruik in een
vochtig en warm tropisch klimaat moet de camera-
uitrusting zo veel mogelijk aan de zon en lucht wor-
den blootgesteld. Het bewaren in dicht afgesloten
koffers of tassen is slechts aan te bevelen als bo-
vendien een droogmiddel, bijv. silicagel, wordt ge-
bruikt. Omdat elke vervuiling tevens een voedings-
bodem voor micro-organismen vormt, moet de
uitrusting zorgvuldig worden schoongehouden.
Alle mechanisch bewegende lagers en glijvlakken
van uw Leica zijn gesmeerd. Denk eraan als u de
camera langere tijd niet gebruikt: Om verharsen
van de smeerpunten te voorkomen, moet de ca-
mera elke drie maanden zonder ingelegde film
meerdere keren worden gespannen en op alle
sluitertijden worden ontspannen. Ook is het raad-
zaam alle overige bedieningselementen, zoals de
beeldveldkiezer, regelmatig te verstellen of te ge-
bruiken. Ook aan de afstands- en diafragma-in-
stelring van de objectieven moet van tijd tot tijd
worden gedraaid.
Een objectief werkt als een brandglas als het volle
zonlicht frontaal op de camera staat. De camera
moet daarom in g
een geval zonder bescherming
tegen de felle zon worden weggelegd. Het plaats-
en van een objectiedeksel, het opbergen van de
camera in de schaduw (of gelijk in de tas) kan er-
toe bijdragen schade aan het binnenwerk van de
camera te voorkomen.
Camera en objectief worden voor het verwijderen
van vlekken en vingerafdrukken met een schone,
pluisvrije doek afgeveegd. Vuil in moeilijk toegan-
kelijke hoeken van de camerabehuizing kan met
een kleine borstel worden verwijderd. Gebruik
a.u.b. geen vloeibare schoonmaakmiddelen om
de behuizing schoon te maken. Stof en pluizen in
het inwendige van de camera (bijv. op de filmge-
leiding) kunnen het beste voorzichtig verwijderd
worden met een zacht haarpenseel, dat telkens in
alcohol ontvet en gedroogd moet worden. Daarbij
mag het sluitergordijn, bijv. met de schacht van
het penseel, niet beschadigd worden.
Op de buitenlenzen van het objectief moet het
verwijderen van stof met het zachte haarpenseel
normaal gesproken volstaan. Bij sterkere vervui-
ling kunnen deze met een zeer schone, gegaran-
deerd smetvrije, zachte doek in cirkelvormige be-
wegingen van binnen naar buiten voorzichtig wor-
den gereinigd. Wij adviseren microvezeldoekjes
(verkrijgbaar in de foto- en optiekzaak) die in een
beschermende verpakking worden bewaard en bij
143
temperaturen tot 40°C wasbaar zijn (geen was-
verzachter, nooit strijken!). Reinigingsdoekjes
voor brillen die met chemische middelen zijn
geïmpregneerd, mogen niet worden gebruikt, om-
dat ze het objectiefglas kunnen beschadigen.
Optimale bescherming van frontlenzen bij
ongunstige opnameomstandigheden (bijv. zand,
spetters zout water) verkrijgt u met kleurloze UVa-
filters. Er moet echter rekening mee worden ge-
houden dat ze bij bepaalde tegenlichtsituaties en
grote contrasten, zoals bij elk filter, ongewenste
reflexen kunnen veroorzaken. Het altijd aan te be-
velen gebruik van tegenlichtkappen biedt extra
bescherming tegen ongewilde vingerafdrukken en
regen.
Noteer het fabricagenummer van uw LEICA M7
(op de accessoireschoen gegraveerd!) en objec-
tieven, omdat die in geval van verlies uitermate
belangrijk zijn.
144
Trefwoordenregister Pagina
Accessoires
- Correctielenzen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .139
- Filters . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .136
- Fototassen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .141
- Handgreep M . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .140
- LEICAVIT M . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .140
- Motor M . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .139
- Objectiefhouder M . . . . . . . . . . . . . . . . . .137
- Wisselobjectieven . . . . . . . . . . . . . . . . . . .136
-
Zoeker M voor 21/24/28mm-Objectieven . .
137
- Zoekerloep M 1,25x . . . . . . . . . . . . . . . . .138
Afstandsinstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .112
- Afstandsmeter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .112
- Deelbeeldmethode . . . . . . . . . . . . . . . . . .112
- Instelring . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .103
- Meetveld . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .112
- Meetveld-grootte in de zoeker . . . . . .122-123
- Mengbeeldmethode . . . . . . . . . . . . . . . . . .112
- Scherptediepte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .105
Akademie, Leica . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .150
Batterijen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .87
- Automatische batterijcontrole . . . . . . . . . .89
- Geschikte batterijen . . . . . . . . . . . . . . . . . .87
- Opmerkingen over batterijgebruik . . . . . . .89
- Plaatsen en vervangen van de batterijen . .88
Beeldveldkiezer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .110
Belichting/Belichtingsmeter . . . . . . . . . . . .114
- Algemene aanwijzingen voor het
meten van de belichting . . . . . . . . . . . . . .124
- B-instelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .118
- Handmatige instelling . . . . . . . . . . . . . . . .117
- Inschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .114
- Meetbereik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .118
Meetdiagram . . . . . . . . . . . . . . . . .119/121
Onder het meetbereik . . . . . . . . . . . . . .118
- Meetveld-grootte in de zoeker . .120/122-123
- Opslaan van de gemeten waarde . . . . . . . .116
- Tijdautomaat . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .115
- Uitschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .119
Belichtingscorrecties . . . . . . . . . . . . . . . . . .100
Correctielenzen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .139
Diafragma-instelring . . . . . . . . . . . . . . . . . .104
Draagriem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .86
DX-codering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .97
Film
- Inleggen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .95
- Terugspoelen en uitnemen . . . . . . . . . . . . .96
Filmgevoeligheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .97
- Instelgebied . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .98
- Instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .97
145
Filters . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .136
Flitsfunctie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .126
- Geschikte flitsapparaten . . . . . . . . . . . . . .128
- Lineair flitsen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .134
- Op het tweede sluitergordijn . . . . . . . . . . .132
- Stroboscoop flitsen . . . . . . . . . . . . . . . . . .135
- Synchronisatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .128
- TTL besturing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .129
Fototassen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .141
Handgreep M . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .140
Hoofdschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .90
Indicaties in de zoeker . . . . . . . . . . . . . . . . .85
Informatiedienst, Leica . . . . . . . . . . . . . . . .151
Internet, Leica homepage . . . . . . . . . . . . . .151
Lichtkader-meetzoeker . . . . . . . . . . . . . . . .108
Motor M . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .139
Objectieven, Leica M . . . . . . . . . . . . . . . . . .103
- Gebruik van huidige objectieven . . . . . . . .106
- Opbouw . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .103
- Plaatsen en verwijderen . . . . . . . . . . . . . .102
Onderhoudstips voor camera en objectieven
.142
Ontspanner, zie ook
technische gegevens . . . . . . . . . . . . . . . . . . .91
Reparatieservice, Leica customer service .151
Scherptediepteschaal . . . . . . . . . . . . . . . . .105
Sluiter, zie ontspanner en technische
gegevens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .148
Sneltransporthendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . .93
Technische gegevens . . . . . . . . . . . . . . . . . .146
Tegenlichtkappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .106
Tijd/diafragmacombinatie, zie belichting
en meetdiagram . . . . . . . . . . . . . . . . . .117/121
Tijdautomaat . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .115
Tijd-instelknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .92
TTL-flitsfunctie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .129
Wisselobjectieven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .136
Vasthouden van de camera, juist . . . . . . . .107
Zoeker . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .108
Indicaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .85
Lichtkader . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .108/110
Verwisselbare zoekers . . . . . . . . . . . .137/138
146
Technische gegevens
Cameratype Compacte kleinbeeld-meetzoeker-systeemca-
mera met elektronisch gestuurde sluiter evenals 2 mecha-
nisch gestuurde sluitertijden.
Aansluiting objectief Leica M bajonet.
Objectiefsysteem Leica M objectieven van 21–135mm.
Belichtingsmeting Belichtingsmeting door het objectief
(TTL), selectief voor het actuele diafragma. Midden-geac-
centueerde, integrale TTL-meting voor flitsbelichting met
aan het systeem aangepaste SCA 3000 Standard flitsappa-
raten.
Meetprincipe Gemeten wordt het door een meetstip, in het
midden van het eerste sluitergordijn, gereflecteerde licht.
De meetstip heeft een diameter van 12mm en komt daar-
mee overeen met ca. 13% van het volledige negatiefformaat
of in de zoeker met ca. twee derde van de korte zijde van het
betreffende zoekerkader.
Meetbereik (b. ISO 100/21°) Van 0,03 tot 125000cd/m
2
bij kamertemperatuur, normale luchtvochtigheid en diafrag-
ma 1,0, dit komt overeen met EV-2 tot 20 resp. f/1 en 4s tot
f/32 en 1/1000s. Knipperen van de linker, driehoekige LED
in de zoeker geeft een waarde onder het meetbereik aan.
Meetcel voor het aanwezige licht (permanent licht-metin-
gen) Silicium-fotodiode met convergerende lens linksboven
achter de bajonetsluiting van de camera.
Filmgevoeligheid bereik Naar keuze automatische instel-
ling van ISO 25/1tot ISO 5000/38° voor films met DX-
code of handmatige instelling van ISO 6/9° tot 6400/39°.
Door extra instelling van een belichtingscorrectie 2 EV)
zijn in totaal gevoeligheiden van ISO 1,5/3° tot 25000/45°
te gebruiken.
Belichtingsmodus Naar keuze automatische besturing van
de sluitertijd met relevante, digitale indicatie bij hand-
matige keuze van het diafragma vooraf (tijdautomaat) of
handmatige instelling van sluitertijd en diafragma en af-
stemming door middel van LED-lichtschaal.
Flitsbesturing
Aansluiting flitsapparatuur
Via accessoireschoen met mid-
den- en stuurcontacten of genormeerde aansluitbus voor flitser.
Synchronisatie Naar keuze op het eerste of tweede sluiter-
gordijn te schakelen (met overeenkomstig flitsapparaat en
SCA 3502 adapter).
Flitssynchronisatietijd = 1/50s; automatische instelling
bij AUTO; langere sluitertijden bij handmatige instelling te
gebruiken; kortere sluitertijden (1/250 s, 1/500s,
1/1000 s) bij handmatige instelling te gebruiken als aan-
gesloten flitsapparaat de functie "High Speed Synchroni-
zation" ondersteunt en SCA-3502 adapter wordt gebruikt.
Flitsbelichting meetmethode (m. SCA-3501/3502 adapter
of SCA-3000-Standard flitsapparaat, bijv. LEICA SF20/
SF24D) TTL besturing met in het midden geaccentueerde,
integrale meting.
Flits meetcel Silicium-fotodiode met convergerende lens
rechts onder achter de bajonetsluiting van de camera.
Filmgevoeligheidsbereik voor TTL flits belichtingsmeting
ISO 12/12° tot 3200/36°
Flits belichtingscorrectie Plus/minus 3
1
/
3
EV in stappen
van
1
/
3
EV op de adapter SCA-3501/3502 in te stellen. Op
de LEICA SF 20/SF 24D zijn ±3 EV in stappen van
1
/
3
EV,
resp. van 0 tot –3 EV in stappen van 1 EV bij computerbe-
sturing in te stellen.
Indicaties bij flitsfunctie Bedrijfsklaar: door voortdurend
branden van de LED als flitssymbool in de zoeker. Voort-
gangscontrole: door het blijven branden of tijdelijk snel
knipperen van de LED na de opname en indicatie van on-
derbelichting door tijdelijk uitgaan van de LED.
147
Zoeker
Zoekerprincipe Grote, lichte lichtkader-meetzoeker met au-
tomatische compensatie parallax.
Oculair Afgestemd op –0,5 dioptrie. Correctielenzen ver-
krijgbaar van –3 tot +3 dioptrieën.
Beeldveldbegrenzing Door inspiegelen van steeds twee
lichtkaders: voor 28 en 90mm, of 35 en 135mm, of 50 en
75mm. Automatisch inspiegelen bij vergrendelen van het
objectief. Met behulp van de beeldveldkiezer kan elk wille-
keurig kaderpaar eingespiegelt werden. In het kader van het
programma Leica à la carte kunnen ook alternatieve licht-
kaders worden gekozen. De mogelijke combinaties evenals
de ingespiegelde lichtkader- (paren) kunt u aan de tabel op
pag.109 ontlenen.
Parallax compensatie Het horizontale en verticale verschil
tussen zoeker en objectief wordt overeenkomstig de betref-
fende afstandsinstelling automatisch gecompenseerd, d.w.z.
het lichtkader van de zoeker komt automatisch overeen met
het door objectief geregistreerde motieffragment.
Overeenstemming van zoeker en filmbeeld De grootte van
het lichtkader komt overeen met een beeldgrootte van ca.
23 x 35mm bij de voor elke brandpuntsafstand kortste in-
stelafstand. Bij instelling op oneindig wordt, afhankelijk van
de brandpuntsafstand, ca. 9% (28 mm) tot 23% (135mm)
meer door de film geregistreerd dan het lichtkader aange-
eft.
Vergroting (bij alle objectieven) 0,72x, In het kader van het
programma Leica à la carte kunnen als aternatief ook de
zoekervergrotingen 0,85 of 0,58 worden gekozen.
Grootbasis-afstandsmeter Deelbeeld- en mengbeeld-af-
standsmeter in het midden van het zoekerbeeld als licht veld
afgebakend.
Effectieve meetbasis 49,9mm (mechanische meetbasis
69,25mm x zoekervergroting 0,72x). In het geval van het in
de programma Leica à la carte als alternatief te kiezen 0,85-
voudige zoekervergroting is dit 58,9mm (mechanische
meetbasis 69,25 mm x zoekervergroting 0,85x), resp. bij
0,58-voudig 40,2mm (mechanische meetbasis 69,25mm x
zoekervergroting 0,58x).
148
Indicaties
In de zoeker (aan de onderkant) LED-symbool voor flitssta-
tus. LED als digitale indicatie van vier in zeven segmenten
met met boven en beneden liggende punten, helderheidsin-
dicatie die aan het licht buiten is aangepast, voor: indicatie
van de filmgevoeligheid, als tijdautomaat waarschuwing bij
belichtingscorrecties van de automatisch opgebouwde slui-
tertijd, aanduiding bij gebruik van het opslaan van de geme-
ten waarde, als tijdautomaat waarschuwing voor een waar-
de boven of onder het meetbereik en sluitertijden langer dan
2s.
Led-lichtschaal Met twee driehoekige LED’s en een ronde
LED in het midden bij handmatige instelling van de be-
lichting. Driehoekige LED’s geven de noodzakelijke draai-
richting aan voor zowel de diafragmaring als de instelknop
van de sluitertijden. Ook als waarschuwing voor overbe-
lichting, resp. onder het meetbereik blijven.
Op afdekkap Beeldtelwerk.
Op achterwand Instelring met DX-positie voor automatisch
programmeren van de filmgevoeligheid, resp. handmatig in-
gestelde filmgevoeligheid evenals belichtingscorrecties.
Sluiter en ontspanning
Sluiter Horizontaal aflopende spleetsluiter van rubberdoek,
extreem geluidsarm. elektronisch gestuurd met 2 mecha-
nisch gestuurde sluitertijden 1/60s en 1/125s.
Sluitertijden Als tijdautomaat (AUTO) traploos van 32s tot
1/1000s. Bij handmatige instelling 4s tot 1/1000s in ge-
hele trappen, B voor langdurige opnames van willekeurige
duur, (1/50s) voor flitssynchronisatie.
Ontspanner In drie stappen: totale voeding opslaan ge-
meten waarde (als tijdautomaat) – ontspanning. Genor-
meerde schroefdraad voor draadontspanner geïntegreerd.
149
Filmtransport
Inleggen Handmatig inleggen van de film na openen van het
bodemdeksel en openklappen van de achterwand.
Transport voorwaarts Handmatig met sneltransporthendel
of LEICAVIT M of motorisch met LEICA MOTOR-M, LEICA
WINDER-M, LEICA WINDER M4-P, of LEICA WINDER M4-2
(vanaf fabr. nr. 10350).
Terugspoelen Handmatig met terugspoelslinger, na het om-
klappen van de "R"-hendel aan de voorzijde van de camera.
Beeldtelwerk Op de bovenkant van de camera. Automatisch
terugstelling op nul na afnemen van het bodemdeksel.
Camerabehuizing
Materiaal Geheel gesloten en metalen behuizing waarvan
de achterwand kan worden opengeklapt. Afdekkap en bo-
demdeksel van messing, beide zwart of zilver verchroomd,
resp. zwart gelakt (in het kader van het programma Leica à
la carte te kiezen).
Beeldveldkiezer Maakt het mogelijk, de lichtkader(paren)
steeds handmatig in te spiegelen (bijv. voor het vergelijken
van fragmenten).
Statiefschroefdraad A
1
/
4
(
1
/
4
") DIN in bodemdeksel.
Achterwand / -uitrusting Draaiknop voor keuze filmgevoe-
ligheid – automatisch door het aflezen van een film met DX-
code of handmatig. Instelring voor belichtingscorrecties.
Bedrijfsspanning 6V
Voeding 2 lithiumcellen, type "DL
1
/
3
N". Batterijcontrole
door knipperende LED’s van de digitale indicatie of de licht-
schaal of door oplichten van de indicatie "
bbcc
" of verdwijnen
van de LED’s.
Afmetingen (lengte x breedte x hoogte)
ca. 138 mm x 38mm x 79,5mm
Gewicht ca. 610 g (z. batt.)
150
Overige Leica producten
Projectoren
Afhankelijk van wensen en gebruiksdoeleinden is
een grote variëteit aan projectoren beschikbaar.
De professionele Pradovit RT modellen voor
ronde magazijnen en de modelreeksen PRADOVIT
PC/IR, P300 en P150 bieden het hoogste bedie-
ningsgemak en veelzijdige uitbreidingsmogelijk-
heden.
Het voornaamste gemeenschappelijke kenmerk
van alle Leica projectoren en vooral de projectie-
objectieven van Leica is een optimaal optisch ver-
mogen, waarbij alles op het doek wordt gebracht,
dat u met uw Leica M objectieven hebt vastge-
legd.
Verrekijkers, laser-afstandsmeters en
monoculaire kijkers
Het bijzondere pluspunt van Duovid, Ultravid,
Trinovid en Geovid verrekijkers, Rangemaster en
Pinmaster laser-afstandsmeters en Televid mono-
culaire kijkers is de uitmuntende optiek. Ze wor-
den van dezelfde hoogwaardige glassoorten ge-
maakt als de over de gehele wereld bekende
Leica objectieven. Het grote optische vermogen,
het grote oplossende vermogen en de schitteren-
de brillance zorgen ook bij zwakke contrasten
voor een plastisch beeld.
Leica Akademie
Naast hoogwaardige producten uit de topklasse
voor observatie tot en met weergave bieden wij
reeds vele jaren als bijzondere service in de Leica
Akademie praktijkgerichte seminars en opleidin-
gen aan. Hier kunnen zowel beginners als gevor-
derde foto-enthousiastelingen kennis vergaren
over fotografie, projectie en vergroting.
De inhoud van de cursussen die in modern uit-
geruste cursusruimten in de fabriek in Solms en in
het nabijgelegen landgoed Altenberg worden ver-
zorgd door een hoog opgeleid team van vakdo-
centen varieert van algemene fotografie tot in-
teressante specialisaties en omvat een overvloed
van suggesties, informatie en adviezen voor de
praktijk. Nadere inlichtingen en het actuele semi-
narprogramma, inclusief de fotoreizen, zijn
verkrijgbaar bij:
Leica Camera AG
Leica Akademie
Oskar-Barnack Str. 11
D-35606 Solms
Tel: +49 (0) 64 42-208-421
Fax: +49 (0) 6442-208-425
e-mail: la@leica-camer
a.com
151
Leica op internet
Actuele informatie over producten, wetenswaar-
digheden, evenementen en de onderneming Leica
krijgt u op onze homepage op internet onder:
http://www.leica-camera.com
Leica informatiedienst
Technische vragen over het Leica programma wor-
den schriftelijk, telefonisch of per e-mail beant-
woord door de Leica informatiedienst.
Leica Camera AG
Informations-Service
Postfach 1180
D-35599 Solms
Tel: +49 (0) 6442-208-111
Fax: +49 (0) 6442-208-339
e-mail: inf
Leica klantenservice
Voor het onderhoud van uw Leica-uitrusting als-
mede in geval van schade kunt u gebruik maken
van de Customer Service van Leica Camera AG of
een nationale vertegenwoordiging van Leica (voor
adressenlijst zie garantiebewijs). Wend u zich tot
een erkende Leica-speciaalzaak.
Leica Camera AG
Customer Service
Solmser Gewerbepark 8
D-35606 Solms
Tel: +49 (0) 6442-208-189
Fax: +49 (0) 6442-208-339
e-mail: cus
tomer.service@leica-camera

Documenttranscriptie

LEICA M7 Notice d’utilisation/ Gebruiksaanwijzing De CE-markering van onze producten geeft aan dat de basiseisen van de betreffende geldende EU-richtlijn in acht worden genomen. Waarschuwingen Moderne elektronische elementen reageren gevoelig op elektrostatische ontlading.  Omdat mensen bijv. bij het lopen over synthetisch tapijt zonder moeite een lading van tienduizenden Volt kunnen ontwikkelen, kan het, vooral als uw LEICA M7 op een gemakkelijk geleidende ondergrond ligt, tot een ontlading komen. Wanneer het alleen om de camerabehuizing gaat, is deze ontlading voor de elektronica geheel ongevaarlijk. De naar buiten gebrachte contacten als batterij- of achterwandcontacten moeten echter, ondanks extra ingebouwde veiligheidsschakelingen, om veiligheidsredenen zo mogelijk niet worden aangeraakt. Gebruik voor het eventueel schoonmaken van de contacten niet het optiek-microvezeldoek (synthetisch), maar een katoenen of linnen doek! Wanneer u van tevoren bewust een verwarmingsbuis of waterleiding (gemakkelijk geleidend, met "aarde" verbonden materiaal) vastpakt, wordt uw eventuele elektrostatische lading zeker afgevoerd. Vermijd vervuiling en oxidatie ook door het in gesloten toestand droog opslaan van uw Leica!  Bij geplaatst objectief moet de sluiter tegen sterk, direct van voren invallend zonlicht worden beschermd, bijv. in de tas. Anders kan door het brandglas-effect, dat met grotere diafragmaopeningen toeneemt, schade aan het sluiterdoek ontstaan. Bij grote diafragmaopeningen kan dit al na korte tijd plaatsvinden. Hoewel in de praktijk bij opnamen met de zon in beeld zelden met een grote diafragmaopening wordt gewerkt, moet deze situatie altijd in acht worden genomen. 76 Voorwoord Geachte klant, Leica bedankt u voor de aanschaf van de LEICA M7 en feliciteert u met deze beslissing. U hebt met deze unieke meetzoeker-camera een uitstekende keuze gedaan. Wij wensen u veel plezier en succes bij het fotograferen met uw nieuwe Leica. Om de mogelijkheden van deze camera volledig te kunnen benutten, adviseren wij u eerst deze handleiding te lezen. 77 Inhoudsopgave CE–markering/Waarschuwingen . . . . . . . . .76 Voorwoord . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .77 Benaming van de onderdelen . . . . . . . . .80-84 Indicaties in de zoeker . . . . . . . . . . . . . . . . . .85 Bevestigen van de draagriem . . . . . . . . . . . .86 De voeding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .87 - Geschikte batterijen . . . . . . . . . . . . . . . . . .87 - Plaatsen en vervangen van de batterijen . .88 - Automatische batterijcontrole . . . . . . . . . . .89 - Opmerkingen over batterijgebruik . . . . . . . .89 De hoofdschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .90 De ontspanknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .91 De tijd-instelknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .92 De sneltransporthendel . . . . . . . . . . . . . . . . .93 Film wisselen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .94 - Openen van de camera . . . . . . . . . . . . . . . .94 - Inleggen van een film . . . . . . . . . . . . . . . . .95 - Sluiten van de camera . . . . . . . . . . . . . . . . .95 - Transporteren naar de eerste opname . . . .96 - Terugspoelen en uitnemen van de film . . . .96 Instellen van de filmgevoeligheid . . . . . . . . .97 - Volgende instellingen zijn mogelijk . . . . . . .98 - Indicaties filmgevoeligheid in de zoeker . . .98 - Filmgevoeligheid instelling/ -indicatie/toepassing . . . . . . . . . . . . . . . . .99 Instellen van een belichtingscorrectie . . . .100 - Voorbeeld van een correctie naar plus . . .101 - Voorbeeld van een correctie naar min . . . .101 Plaatsen en verwijderen van een objectief - Plaatsen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .102 - Verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .102 De opbouw van Leica M objectieven . . . . .103 - De afstandsinstelring . . . . . . . . . . . . . . . .103 - De diafragma-instelring . . . . . . . . . . . . . . .104 - Scherptediepte/De scherptediepteschaal . .105 - Tegenlichtkapjes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .106 Het gebruik van tot nu toe geleverde Leica M objectieven . . . . . . . . . . . . . . . . . . .106 Juist vasthouden van de camera . . . . . . . . .107 De lichtkader-meetzoeker . . . . . . . . . . . . . .108 - De beeldveldkiezer . . . . . . . . . . . . . . . . . . .110 De afstandsmeting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .112 - Mengbeeldmethode (dubbelbeeld) . . . . . .112 - Deelbeeldmethode . . . . . . . . . . . . . . . . . . .112 Het meten van de belichting . . . . . . . . . . . .114 - Inschakelen van de belichtingsmeter . . . . .114 - De belichtingsmodi . . . . . . . . . . . . . . . . . .115 De tijdautomaat . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .115 Het opslaan van de gemeten waarde . . .116 De handmatige instelling van de belichting . .117 - De B-instelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .118 78 De systeemaccessoires - Wisselobjectieven . . . . . . . . . . . . . . . . . . .136 - Filters . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .136 - Objectiefhouder M . . . . . . . . . . . . . . . . . . .137 - Zoeker M voor 21/24/28 mm Objectieven 137 - Zoekerloep M 1.25x . . . . . . . . . . . . . . . . .138 - Correctielenzen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .139 - Motor M . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .139 - LEICAVIT M . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .140 - Handgreep M . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .140 - Fototassen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .141 Reserveonderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . .141 Tips voor het onderhoud van uw Leica-camera en objectieven . . . . . . . . . . . .142 Trefwoordenregister . . . . . . . . . . . . . . . . . .144 Technische gegevens . . . . . . . . . . . . . . . . . .146 Overige Leica producten - Projectoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .150 - Verrekijkers, laser-afstandsmeters en monoculaire kijkers . . . . . . . . . . . . . . .150 Leica Akademie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .150 Leica op internet . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .151 Leica informatiedienst . . . . . . . . . . . . . . . . .151 Leica klantenservice . . . . . . . . . . . . . . . . . .151 - Het meetbereik van de belichtingsmeter . .118 Onder het meetbereik . . . . . . . . . . . . . . .118 - Uitschakelen van de belichtingsmeter . . . .119 - Meetdiagram . . . . . . . . . . . . . . . . . . .119/121 - De meetveld-grootte in de zoeker .120/122-123 - Algemene aanwijzingen voor het meten van de belichting . . . . . . . . . . . . . .124 De flitsfunctie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .126 - Geschikte flitsapparaten . . . . . . . . . . . . . .128 - Plaatsen en aansluiten van het flitsapparaat . .128 - De TTL-flitsfunctie . . . . . . . . . . . . . . . . . . .129 De instellingen voor de TTL-flitsfunctie . .129 De belichtingscontrole-indicaties in de zoeker met opgezet flitsapparaat SF 20/SF 24D of aan het systeem aangepaste flitsapparaten met adapter SCA 3502/3501 . . . . . . . . . . . .130 - De indicaties bij TTL en automatische flitsfunctie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .130 - De indicaties bij handmatige flitsfunctie . .131 - Synchronisatie op het tweede sluitergordijn . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .132 - De lineaire flitstechniek . . . . . . . . . . . . . . .134 - De stroboscoop flitsfunctie . . . . . . . . . . . .135 De indicaties van de flits-led bij stroboscoopfunctie . . . . . . . . . . . . . . . . .135 79 Benaming van de onderdelen 6 7 8 5 4 4 3 9 2 1 1. Borgpen van het bodemdeksel 2. Batterijvakdeksel 3. Objectief-ontgrendelingsknop 4. Ogen voor draagriem 5. Hendel voor vrijgave terugspoelen 6. Kijkvenster van de afstandsmeter 7. Belichtingsvenster voor het lichtkader 8. Kijkvenster van de zoeker met spiegelingen om de led’s in een zeer lichte omgeving beter te kunnen zien en gravering voor zoeker-vergrotingsfactor 9. Beeldveldkiezer 80 15 14 13 12 11b 11 16 17 18 18a 12a 11c 11a 10 19 21c 21b 21a 21 10. Uitklapbare terugspoelslinger 11. Vaststaande ring met a. Index voor afstandsinstelling b. Scherptediepteschaal c. Rode indexknop voor objectief wisselen 12. Afstandsinstelring met a. Vingeruitsparing 13. Diafragma-instelring 14. Indexpunt voor diafragma-instelling 15. Tegenlichtkap 16. Tijd-instelknop met klikkende instellingen voor: Handmatig instelbare sluitertijden van 4s tot 1/1000 s, incl. twee mechanisch opgebouwde tijden – 1/60s en 1/125s, die altijd, d.w.z. ook zonder batterijspanning beschikbaar zijn  20  voor de synchronisatietijd 1/50s voor flitsfunctie B voor lange belichtingstijden AUTO voor de belichtingsmodus tijdautomaat (met handmatige diafragmakeuze) met sluitertijden van 32 s tot 1/1000 s 17. Hoofdschakelaar 18. Ontspanknop met a. Schroefdraad voor draadontspanner 19. Automatisch beeldtelwerk 20. Sneltransporthendel voor sluiterlift en filmtransport 21. Accessoireschoen voor flitsregeling met: a. Midden- (ontstekings-) b. Stuurcontacten c. Opening voor vergrendelingspin    81 Benaming van de onderdelen (vervolg) 22 23 24 28 27 26 26a 25 27. Draaibare schijf voor de instelling van de filmgevoeligheid met: ISO gevoeligheidswaarden van 6 tot 6400 DX-positie voor automatische instelling van ISO 25/15° tot ISO 5000/38° 28. Ontgrendelingsknop voor belichtingscorrectie-instelring 22. 23. 24. 25. Zoekeroculair Contactbus voor flitsapparaat met kabelaansluiting Achterwand Belichting-correctieschaal met instelbereik van ±2 EV in stappen van een derde EV 26. Instelring voor belichtingscorrecties met a. Witte indexpunt   82 29 30 31 29. Schroefdraad voor statief A 1/4, DIN 4503 (1/4") 30. Bodemdeksel 31. Vergrendelingsknevel voor bodemdeksel 83 Benaming van de onderdelen (vervolg) 33 34 35 32 36 Aanzicht bij afgenomen bodemdeksel en geopende achterwand 32. Contacten voor overdracht van de gekozen instelwijze filmgevoeligheid – automatisch per DX-code of handmatig, resp. van de handmatig ingestelde filmgevoeligheid en een evt. ingestelde belichtingscorrectie 33. Opwikkelspoel 34. Koppeling voor motorisch of extern mechanisch filmtransport 35. Schematische voorstelling voor het inleggen van film Aanzicht van het filmcassettevak 36. DX-contactstrip 84 Indicaties in de zoeker Twee driehoekige en een ronde LED: Gemeenschappelijk als lichtschaal voor de belichtingsregeling bij handmatige instelling en Als waarschuwing voor het niet halen van het meetbereik Flitsvormige LED: Flitsstatus  A. LED’s (Light Emitting Diodes – lichtdioden) Digitale indicatie van vier in zeven segmenten met boven en beneden liggende punten (met automatische helderheidsregeling aangepast aan de helderheid buiten*) voor: Indicatie van automatisch geprogrammeerde of handmatig ingestelde filmgevoeligheid Aanwijzing van ingestelde belichtingscorrectie Indicatie van de automatisch ingestelde sluitertijden als tijdautomaat Aanwijzing dat opslag van gemeten waarde wordt gebruikt Waarschuwing voor over- of onderbelichting, resp. onder het meetbereik blijven als tijdautomaat Afloop van sluitertijden langzamer dan 1s Indicatie van batterijconditie    B. Lichtkaders voor 50 mm en 75 mm (voorbeeld)   C. Meetveld voor afstandsinstelling   CB (50 (50 mm) mm) C mm) B (75 mm)   D C *Eerder geleverde Leica M objectieven met "bril" voor aanpassing van de grootte van het beeldveld bedekken de sensor voor de helderheid buiten in het zoekvenster, zodat de automatische sturing begrensd is. 왘 쐌 A A 85 왗  B Bevestigen van de draagriem ! 86 Belangrijk: Voor de – elektronisch gestuurde – activering van een aangesloten flitsapparaat zijn ze eveneens nodig. De voeding De LEICA M7 heeft voor de sturing van de sluiter – behalve voor de twee mechanisch opgebouwde en daarom altijd beschikbare sluitertijden van 1/60 s en 1/125 s – evenals voor het meten van de belichting twee lithium-batterijen type DL 1/3 N van elk 3 Volt nodig. Lithiumbatterijen zijn bijzonder geschikt als de camera vaak gedurende langere tijd niet wordt gebruikt of als reserve om me te nemen, omdat ze vele jaren bijna zonder energieverlies kunnen worden bewaard. Een set nieuwe batterijen is bij kamertemperatuur en een meettijd van 10 s per opname voldoende voor 65 films à 36 opnames, dat zijn ca. 2340 opnames (volgens Leica testnormen). Geschikte batterijen Lithiumcellen Duracell DL 1/3 N N Kodak K 58 L Philips CR 1/3 NN Ucar 2 L 76 Varta CR 1/3 NN 87 ope nen sl u i te n Plaatsen en vervangen van de batterijen 1. De bajonetsluiting van het batterijvakdeksel (2) door links draaien (ca. 40°, tegen wijzers van klok in) ontgrendelen en dit verwijderen. 2. De batterijen met een schone doek van eventuele oxidatieplekken ontdoen. 3. De eerste batterij met de minpool naar boven (volgens aanduiding in het batterijvak) in het batterijvak leggen en daarin naar boven schuiven. Vervolgens ook de tweede batterij in dezelfde stand in het open gedeelte van het vak plaatsen. Opmerking: De contactveer drukt de onderste batterij voor eenvoudige verwijdering licht in de richting van het deksel. De definitieve positie van de batterijen wordt pas door het plaatsen van het deksel gegarandeerd. 4. Daarna het deksel, tegen de veerdruk in, weer aanbrengen en door draaien naar rechts tot een voelbare klik vergrendelen. 5. Ga voor het verwijderen van de batterijen in de omgekeerde volgorde te werk. De bovenste batterij valt bij loodrechte positie van het camerahuis vanzelf naar beneden. Evt. kan als hulp met de camera licht op de hand worden geklopt. 88 Opmerkingen over batterijgebruik Nieuwe en gebruikte batterijen of die van verschillende capaciteit of van verschillende fabrikanten mogen niet tezamen gebruikt worden. Door oxidatie van het batterijoppervlak kan het stroomcircuit worden onderbroken en kunnen de LED’s uitgaan. Haal in dat geval de batterijen eruit en reinig ze met een schoon doekje. Eventueel ook de contacten in de camera schoonmaken. De batterijcontacten moeten schoon worden gehouden. Lege batterijen moeten zo snel mogelijk verwijderd worden en mogen niet met het normale afval worden meegegeven, omdat ze milieubelastende stoffen bevatten. Voor recycling moet u ze bij de handelaar afgeven of bij het speciale afval mee- of afgeven (verzamelplaats). Batterijen moeten koel en droog worden bewaard. Let op: Batterijen mogen in geen geval in het vuur gegooid, weer opgeladen, opengebroken, gedemonteerd of verhit worden. Automatische batterijcontrole De batterijen moeten worden vervangen als bij het activeren van de belichtingsmeter de LED’s van de decimale indicatie of de lichtschaal knipperen. Wanneer de batterijen te zwak zijn om de elektronisch gestuurde functies van de camera te waarborgen (het meten van de belichting en de elektronisch opgebouwde sluitertijden), licht bc op, resp. verdwijnen de indicaties volledig. In zulke gevallen kan toch met de twee ter beschikking staande mechanisch ingestelde sluitertijden 1/60 s en 1/125 s en een belichtingsinstelling op basis van een schatting, resp. met behulp van een externe hand-belichtingsmeter verder worden gefotografeerd.       89 17 18 B A De hoofdschakelaar De als klikkende hendel uitgevoerde hoofdschakelaar (17) bevindt zich voor en onder de ontspanner (18). Voor het inschakelen van de camera wordt de hendel naar rechts gedraaid, zodat de rode punt wordt bedekt (B). In de ruststand, d.w.z. als hij zich in zijn linker stand bevindt en de rode punt zichtbaar is (A), schakelt hij de cameraelektronica uit en blokkeert gelijktijdig mechanisch de ontspanner om ongewilde opnames te voorkomen. Wanneer de sluiter bij het inschakelen gespannen is, wordt ook de belichtingsmeter geactiveerd. Eerst lichten in de zoeker gegevens over de filmgevoeligheid gedurende 2s op of knipperen (afhankelijk van de instelling; meer hierover vindt u in het hoofdstuk "Indicaties filmgevoeligheid in de zoeker" op p. 98). Daarna verandert de indicatie en lichten de gegevens over de belichtingsmeter gedurende 14s op. Wanneer de sluiter bij het inschakelen echter niet gespannen is, volgt geen indicatie. In de handmatige functie kan direct na het inschakelen van de hoofdschakelaar worden ontspannen, bij instelling als tijdautomaat echter pas na ca. 2s (als de indicatie van de filmgevoeligheid uit is). Opmerking: Bij vervoer in bijv. een tas en wanneer de camera niet langer wordt gebruikt, moet deze met de hoofdschakelaar worden uitgeschakeld. 90 De ontspanknop De ontspanknop (18) heeft twee drukniveaus. Licht indrukken tot het eerste drukpunt activeert de belichtingsmeter, voorzover de sluiter gespannen is. Na het loslaten van de ontspanknop blijven het meetsysteem en de indicatie in de zoeker nog ca. 14s ingeschakeld (meer hierover vindt u in het hoofdstuk "Het meten van de belichting" op p. 114). Bij indrukken tot het tweede drukpunt wordt als tijdautomaat de gemeten belichtingswaarde opgeslagen, d.w.z. de door de camera bepaalde sluitertijd (meer hierover vindt u in het hoofdstuk "Het opslaan van de gemeten waarde" op p.116). Voorbij het tweede drukpunt wordt de sluiter ontspannen. De ontspanknop moet zachtjes – niet met een ruk – worden ingedrukt totdat de sluiter met licht klikken gaat lopen. De ontspanknop heeft genormeerde schroefdraad (18a) voor draadontspanners. Opmerking: Het tweede drukpunt is bij het gebruik van draadontspanners niet voelbaar. 91 16 rood* gemarkeerde AUTO-stand, de handmatige functie door keuze van een van de sluitertijden van 1/1000 s tot 4s, de synchronisatietijd 1/50 s voor flitsfunctie in de oranje, resp. rood* gemarkeerde -stand, of B voor lange belichtingen. Bij de instelling op B blijft de sluiter zolang open als de ontspanknop ingedrukt wordt gehouden. In de functie als tijdautomaat wordt de belichting met sluitertijden in een gebied van 1/1000s tot 32s automatisch en traploos gestuurd. Deze sluitertijden worden, zoals ook de meeste handmatig ingestelde, elektronisch opgebouwd, ze staan alleen bij voldoende spanning ter beschikking (meer hierover vindt u in het hoofdstuk "De voeding" op p. 87). In tegenstelling hiermee worden in de handmatige functie selecteerbare, en door een rechts naast de getalwaarden gegraveerde witte streep extra gemarkeerde sluitertijden van 1/60 s en 1/125 s mechanisch opgebouwd en zijn zo altijd, d.w.z. ook zonder spanning beschikbaar. 19 20 De tijd-instelknop Grootte en groepering van de tijd-instelknop (16) van de LEICA M7 zijn ergonomisch optimaal. Enerzijds is deze – ook met de camera voor het oog – uitstekend te bedienen. Anderzijds is deze toch goed beschermd tegen ongewild verstellen. Bovendien komt de draairichting ervan (evenals die van de diafragma-instelring van het objectief) bij handmatige instelling overeen met de belichtingsmeter-indicaties in de zoeker. Wanneer bijvoorbeeld de linker, driehoekige LED oplicht, leidt draaiing in pijlrichting, d.w.z. naar rechts, tot de vereiste langere sluitertijd. Met de tijd-instelknop van de LEICA M7 worden de beide belichtingsmodi gekozen – de functie tijdautomaat door instelling op de oranje, resp. * Voor het optimaal aflezen zijn deze graveringen bij zwart verchroomde, resp. gelakte camera’s oranje uitgevoerd en bij zilver verchroomde camera’s rood. 92 De sneltransporthendel Met de sneltransporthendel (20) wordt de film verder getransporteerd, de sluiter opgetrokken en het beeldtelwerk automatisch doorgeschakeld. Het transport kan uitgevoerd worden met één beweging van de hendel helemaal tot de aanslag, maar ook met meerdere korte bewegingen van de sneltransporthendel. Om snel te kunnen werken kan de hendel in een "standby-positie” worden gedraaid of blijven staan. Opmerking: De vergrendelingen bij de overgang van elektronisch – naar mechanisch opgebouwde sluitertijden, d.w.z. tussen de -stand en 1/60 s resp. 1/125 s en 1/250 s zijn duidelijk voelbaar. Dit wordt door een mechanische hendelverstelling bepaald en is daarom normaal. De tijd-instelknop van de LEICA M7 heeft geen aanslag, d.w.z. dat deze vanuit elke stand in willekeurige richting kan worden gedraaid. Hij klikt in op alle gegraveerde standen waarbij de vergrendeling in de AUTO-stand bijzonder duidelijk voelbaar is. Dit garandeert ook zonder visuele controle eenvoudige herkenning, bijv. met het oog aan de zoeker, evenals bescherming tegen ongewild verstellen. Tussenwaarden mogen niet worden gebruikt. Op basis van de omschakeling van elektronische naar mechanische besturing en omgekeerd zijn de afstanden tussen de -positie (1/50s) en 1/60s, resp. tussen 1/125s en 1/250s iets groter dan tussen alle andere instellingen. Nadere informatie over juiste belichting vindt u in het hoofdstuk "Het meten van de belichting" vanaf p. 114. 93 33 34 35 31 1 32 Film wisselen Ga eerst door aan de terugspoelslinger (10) in de pijlrichting te draaien na of niet reeds een film is ingelegd. Als u weerstand voelt, gaat u te werk zoals op p. 96 is beschreven. Houd de camera zodanig vast dat het bodemdeksel naar boven wijst. Opmerking: Bij opengeklapte achterwand zijn steeds drie contacten (32) voor de overbrenging van de ingestelde filmgevoeligheid naar de camerabesturing op de achterwand en/of een belichtingscorrectie waar de camerabesturing op de achterwand en in de camerabehuizing zichtbaar. Deze contacten zijn verguld en daarmee beschermd tegen corrosie en grotendeels ongevoelig voor vervuiling. Een speciaal onderhoud is niet nodig. Bij het wisselen van film moet er echter op worden gelet, dat geen sterke vervuiling of directe bevochtiging door bijv. regendruppels kan plaatsvinden. Dit geldt ook voor de DX-contacten (36) in de filmpatroonkamer. Openen van de camera 1. Klap de knevel (31) van het bodemdeksel (30) omhoog, 2. draai naar links, 3. haal het bodemdeksel eraf, en 4. klap de achterwand (24) naar achteren. 94 Opmerkingen: De aanloopstrook van de film moet zoals bij elke geconfectioneerde film ingesneden zijn. Als de aanloopstrook van de film zo ver wordt uitgetrokken, dat deze enigszins uit een tegenoverliggende sleuf van de opwikkelspoel steekt, belemmert dit de functie niet. Alleen bij vorst moet de film precies volgens de schematische voorstelling worden ingelegd, d.w.z. de aanloopstrook van de film mag maar door één sleuf van de opwikkelspoel worden gegrepen. Belangrijk: Het filmtransport mag niet bij geopende camera worden gecontroleerd, omdat het bodemdeksel zodanig is uitgevoerd dat bij plaatsing ervan op de camera de film in de juiste positie wordt gebracht.   Inleggen van een film 5. Neem de filmpatroon in de rechterhand en breng die ongeveer voor de helft in de hiervoor bestemde ruimte van de camera. Opmerking: De patroon wordt bij het plaatsen op de geveerde DX-contacten geschoven. In principe is daarbij enige weerstand te voelen. Sluiten van de camera 8. Klap de achterwand dicht, 9. plaats het bodemdeksel op de borgpen (1) aan de zijkant van de camera, 10. klap hem toe, waarbij u er op moet letten dat de achterwand geheel is aangedrukt, zodat het bodemdeksel deze omvat, en 11. vergrendel met de knevel. 6. Neem de aanloopstrook van de film en trek deze, zoals op de schematische voorstelling (35) aan de binnenkant van de behuizing te zien is, in de opwikkelspoel (33). 7. Druk de filmpatroon en de aanloopstrook van de film voorzichtig met de vingertoppen in de camera. 95 Transporteren naar de eerste opname 12. Transporteer de film met de sneltransporthendel (20) een opname verder en activeer de camera. 13. Span vervolgens de film door de terugspoelslinger (10) voorzichtig in de pijlrichting te draaien. De film wordt goed getransporteerd als bij nogmaals bedienen van de sneltransporthendel de terugspoelslinger tegen de pijlrichting in meedraait. 14. Ontspan ten slotte de camera opnieuw en span de sluiter voor de derde keer. Het beeldtelwerk (19) staat nu op 1 en de camera is, na controle of instelling van de filmgevoeligheid (zie daarvoor de betreffende hoofdstukken vanaf p. 97), gereed voor opnames. 5 10 Terugspoelen en uitnemen van de film Als de film tot en met de laatste opname is belicht, kan de sneltransporthendel niet meer worden bediend. Voordat u de film uitneemt, moet de film in de filmpatroon worden teruggespoeld. Haal 1. de hendel voor terugspoelontgrendeling (5) over naar R, 2. klap de terugspoelslinger uit, 3. draai deze met de klokwijzers mee (pijlrichting) totdat de film na lichte weerstand uit de opwikkelspoel is getrokken. 4. Open vervolgens het bodemdeksel, 5. klap de achterwand open, en 6. neem de filmpatroon eruit. 96 Opmerking: De geveerde DX-contacten die op de filmpatroon drukken, leiden ertoe dat de patroon met lichte weerstand uit de camera moet worden getrokken. Ter ondersteuning kan de camera evt. licht op de hand worden geklopt. 26 26a Wanneer een film niet goed op de cassettespoel is bevestigd, bijv. bij gebruik van een goedkoop product, kan het voorkomen dat het uiteinde van de film afscheurt en van de opwikkelspoel moet worden gehaald. Haal 1. In een volledig donkere ruimte het bodemdeksel van de camera, 2. houd de camera vervolgens zodanig dat het geopende bodemdeksel naar beneden wijst, en 3. haal de sneltransporthendel meerdere keren langzaam over totdat de film vanzelf zo ver uit de camera komt dat men hem kan beetpakken en eruit trekken. Klop om dit te vergemakkelijken de camera zo nodig lichtjes tegen uw hand. 28 25 27 Instellen van de filmgevoeligheid Met de draaibare schijf (27) wordt de gewenste filmgevoeligheid gekozen – automatisch in de DXpositie – of handmatig door instelling van een van de schaalwaarden in een gebied van 6 tot 6400 (conform ISO 6/9° tot 6400/39°). In de DX-positie wordt de filmgevoeligheid automatisch in een gebied van ISO 25/15° tot 5000/38° van de filmpatroon afgetast. (ISO is de internationale aanduiding voor de filmgevoeligheid). De klikkende schijf wordt zodanig gedraaid dat de gewenste instelling – DX of de gewenste waarde – tegenover de witte indexpunt (26a) op de instelring van de belichtingscorrectie (26) staat. 97 Volgende instellingen zijn mogelijk De zone met het kader markeert de automatisch met DX-code instelbare gevoeligheden. Schaal 6 12 25 50 100 200 400 800 1600 3200 6400 Indicaties filmgevoeligheid in de zoeker Afhankelijk van de ingelegde film, instelling van de filmgevoeligheid en belichtingscorrectie, lichten na het inschakelen van de camera met de hoofdschakelaar verschillende indicaties in de zoeker gedurende 2s op of knipperen, voordat daarna de normale indicaties van de belichtingsmeter verschijnen. Als de elektronica van de camera een foutieve instelling detecteert, knippert de indicatie als waarschuwing. Wanneer bijv. de instelring op DX staat, maar er geen film met DX-code of een film met beschadigd en dus niet leesbaar kenmerk is ingelegd, knippert 100 als aanduiding dat de belichtingsregeling van de filmgevoeligheid ISO 100/21° uitgaat. Wanneer de instelring echter op een ontoelaatbare positie tussen DX en de handmatige waarden staat, knippert gedurende de totale indicatieduur van 16s de indicatie ASA en volgt geen indicatie van de belichtingsmeter. Voor de belichting wordt ook in dit geval ISO 100/21° gekozen. In de volgende tabel worden de verschillende situaties gedetailleerd opgesomd. ISO Gevoeligheid (ASA/DIN) 6/ 9° 8/10° 10/11° 12/12° 16/13° 20/14° 25/15° 32/16° 40/17° 50/18° 64/19° 80/20° 100/21° 125/22° 160/23° 200/24° 250/25° 320/26° 400/27° 500/28° 640/29° 800/30° 1000/21° 1250/32° 1600/33° 2000/34° 2500/35° 3200/36° 4000/37° 5000/38° 6400/39° 98 Filmgevoeligheid instelling/-indicatie/toepassing Ingelegd filmtype 1 DX DX DX Niet-DX Instelling filmgevoeligheid Ingestelde belichtingscorrectie Zoekerindicaties Voor belichtingsmeting gebruikte waarde eerste 2s overige 14s 2 Nee DX-waarde Ind. bel.met. DX-waarde Ja DX-waarde knippert Ind. bel.met. ond. pnt. knippert Result. waarde Handmatig, gelijk DX-waarde Nee DX-waarde Ind. bel.met. DX-waarde Ja DX-waarde knippert Ind. bel.met. ond. pnt. knippert Result. waarde Handmatig, ongelijke DX-waarde Nee/Ja DX-waarde knippert3 Ind. bel.met. ond. pnt. knippert3 Ingest./Result. waarde Handmatig, Nee Ingest. waarde Ind. bel.met. ond. pnt. knippert Ingest. waarde Ja Result. waarde4 Ind. bel.met. ond. pnt. knippert DX Niet-DX DX Nee/Ja 1 0 0 knippert DX of niet -DX Fout, tussende bereiken Ja/Nee A S A knippert Ind. bel.met. ond. pnt. knippert A S A knippert (ISO-+ waarde bel. corr) (ISO-+ waarde bel. corr) (ISO-+ waarde bel. corr) Result. waarde (ISO-+ waarde bel. corr) ISO 100/Result. waarde (100-+ waarde bel. corr) ISO 100 1 Gevallen van niet DX gelden ook voor films met DX-code waarvan de camera het DX-kenmerk niet kan lezen, bijv. door beschadiging of vervuiling. 2 3 4 Bij verminderde batterijspanning ontstaan afwijkende indicaties (zie hiervoor ook het hoofdstuk "Automatische batterijcontrole" op p. 89). Knippert niet als ingestelde ISO-waarde plus belichtingscorrectiewaarde = DX-waarde. Hoge gevoeligheidswaarden geven samen met de correcties evt. effectieve ISO-waarden die groter zijn dan 8000 bijv. ISO 6400/39° + 2/3 EV fi ISO 10000/41°), d.w.z. vijfcijferige waarden, die de viercijferige indicatie niet kan weergeven. In zulke gevallen verschijnen steeds de vier linker cijfers van de ontstane waarde, waarbij als aanduiding op de "ontbrekende” nul de rechter nul knippert, in het voorbeeld dus " 1 0 0 0 ”. 99 Op de LEICA M7 kunnen belichtingscorrecties in een gebied van ±2 EV in stappen van een derde EV worden ingesteld. Hiertoe wordt: 1. de ontgrendelingsknop (28) ingedrukt gehouden, 2. en daarna de klikkende instelring (26) zodanig gedraaid, totdat de witte indexpunt (26a) ervan tegenover de gewenste correctiewaarde op de schaal (25) staat. Instellen van een belichtingscorrectie Belichtingsmeters zijn op een gemiddelde grijswaarde geijkt (18% reflectie), die overeenkomt met de helderheid van een normaal, d.w.z. gemiddeld fotografisch motief (meer hierover vindt u in het hoofdstuk "Algemene aanwijzingen voor het meten van de belichting" op p. 124). Wanneer het betreffende motief niet aan deze voorwaarden voldoet, kan een belichtingscorrectie worden uitgevoerd. Vooral bij meerdere opnames achter elkaar, bijv. als om bepaalde redenen voor een serie opnames bewust een iets krappere of ruimere belichting gewenst is, kan de belichtingscorrectie een zeer handige functie zijn. Eenmaal ingesteld, blijft deze in tegenstelling tot het opslaan van de gemeten waarde effectief, tot (bewust) weer wordt teruggesteld (meer over het opslaan van de gemeten waarde vindt u in het betreffende hoofdstuk op p.116). De instelbare correcties van ±2 EV zijn bij alle gegraveerde filmgevoeligheden volledig te gebruiken. Door op deze wijze het instelgebied te vergroten wordt het mogelijk gevoeligheden van ISO 1,5/3° tot en met ISO 25000/45° toe te passen. Een ingestelde belichtingscorrectie wordt in de zoeker van de camera geregistreerd; zie hiervoor de tabel op p. 99. Opmerking: Een op de camera ingestelde belichtingscorrectie beïnvloedt zowel de meting van het aanwezige licht als de meting van de belichting voor de TTL-flits. 100 Bilder werden in Offsetmontage durch Originale ersetzt! Bilder werden in Offsetmontage durch Originale ersetzt! Voorbeeld van een correctie naar min Bij zeer donkere motieven, die zeer weinig licht reflecteren, zal de belichtingsmeter een te lange belichtingstijd aangeven. Een zwarte auto wordt een grijze auto: overbelichting! De belichtingstijd moet verkort worden, d.w.z. op bijv. –1 worden ingesteld. Voorbeeld van een correctie naar plus Bij zeer lichte motieven als sneeuw of strand zal de belichtingsmeter door de grote helderheid een relatief korte belichtingstijd aangeven. De sneeuw wordt daardoor in een gemiddelde grijswaarde weergegeven en aanwezige personen zijn te donker: onderbelichting! Om dit te voorkomen moet de belichtingstijd verlengd of het diafragma geopend worden, d.w.z. op bijv. +1,5 worden ingesteld. 101 Plaatsen en verwijderen van een objectief Verwijderen 1. Het objectief bij de vaste ring (11) nemen, 2. de ontgrendelingsknop (3) op de camerabehuizing indrukken, 3. het objectief naar links draaien, totdat de rode indexknop ervan (11c) tegenover de ontgrendelingsknop staat, en dan 4. recht verwijderen. Opmerking: Bij ingelegde film moet het wisselen van objectief in de schaduw van het lichaam plaatsvinden, omdat bij direct zonlicht lichtinval door de sluiter mogelijk is. Plaatsen 1 Het objectief bij de vaste ring (11) nemen, 2. de rode indexknop (11c) van het objectief tegenover de ontgrendelingsknop (3) op de camerabehuizing plaatsen, en dan 3. het objectief in deze stand recht plaatsen. 4. Met een korte draai naar rechts wordt het objectief hoor- en voelbaar vergrendeld. 102 14 De afstandsinstelring De afstandsinstelring (12) toont de ingestelde afstand en in combinatie met de scherptediepteschaal (11b) het bereik van de scherptediepte. Meerdere Leica M objectieven zijn voorzien van een greep (12a), die bijzonder snel en eenvoudig instellen mogelijk maakt. Meer over de instelling van de afstand vindt u in het hoofdstuk "De afstandsmeting” op p.112. 15 13 12 11a 11 12a 11b 11c De opbouw van Leica M objectieven Alle Leica M-objectieven vertonen in principe dezelfde uiterlijke opbouw: er is een vaststaande ring (11) met index voor afstandsinstelling (11a), een scherptediepteschaal (11b) en een rode indexknop voor het wisselen van objectief (11c), een draaibare afstandsinstelring (12) en een diafragma-instelring (13) evenals de bijbehorende indexpunt (14). 103 De draairichting van de diafragmaring komt evenals die van de tijd-instelknop bij handmatige instelling overeen met de belichtingsmeter-indicaties in de zoeker. Wanneer bijvoorbeeld de linker, driehoekige LED oplicht, leidt draaiing in pijlrichting, d.w.z. naar rechts, tot de vereiste grotere, d.w.z. verder geopende diafragmaopening (kleinere diafragmawaarde). Nadere informatie over juiste belichting vindt u in het hoofdstuk "Het meten van de belichting” op p. 114. De diafragma-instelring De diafragmagetallen zijn internationaal vastgelegd. Ze zijn zodanig gekozen dat de lichthoeveelheid die op de film komt, bij het steeds kleiner maken van het diafragmagetal telkens met de helft vermindert. Een diafragmatrap komt overeen met een trap op de tijd-instelknop (16). Evenals de belichtingstijden bij handmatige instelling vergrendelt de diafragma-instelring op het objectief voelbaar op ieder getal (bij de meeste objectieven ook op halve waarden). U kunt na enige oefening dus ook in het donker informatie over de instelling van het diafragma krijgen. 104 len, vermindert u de scherptediepte. Samen met de scherptediepteschaal kunt u op de afstandsinstelring het bereik van de scherptediepte bij de betreffende ingestelde afstand aflezen. Hebt u bijvoorbeeld het objectief LEICA SUMMILUX-M 1:1,4/50 mm ASPH. op 5 m ingesteld, dan ligt de scherpte bij diafragma 1,4 ongeveer tussen 4,6 m en 5,5 m. Verkleint u het diafragma echter bij dezelfde afstand tot 16, dan ligt de scherpte ongeveer tussen 2,5 m en oneindig. Scherptediepte/De Scherptediepteschaal Met de hoogste scherpte wordt dat – aan de film parallelle – niveau in het motief afgebeeld, waarop het objectief is ingesteld. Deze maximale scherpte neemt naar voren en naar achteren geleidelijk af, zodat er een bepaald dieptebereik ontstaat, dat op het beeld scherp wordt weergegeven: de scherptediepte. Deze is afhankelijk van de opnameafstand, de brandpuntsafstand van het objectief (samen levert dat de afbeeldingsschaal op) en het ingestelde diafragma. Door het diafragma te verkleinen, d.w.z. een grotere waarde in te stellen, vergroot u de scherptediepte. Door het diafragma te vergroten, d.w.z. een kleinere waarde in te stel- 105 Het gebruik van tot nu toe geleverde Leica M objectieven Alle Leica M objectieven kunnen worden gebruikt. Voor de belichtingsmeting zijn echter niet geschikt: Hologon 1:8/15 mm, Super-Angulon-M 1:4/21 mm Super-Angulon -M 1:3,4/21 mm Elmarit-M 1:2,8/28 mm onder fabr.-nr. 2 314 921. Bij het wisselen van objectief moet op oneindig zijn ingesteld: Summicron 1:2/50 mm met dichtbij-instelling. Bild wird in Offsetmontage durch Film ersetzt! Tegenlichtkapjes De afzonderlijke Leica M objectieven worden geleverd met verschillende functioneel gevormde tegenlichtkapjes. Bij diverse objectieven zijn ze ingebouwd en telescopisch uittrekbaar. Tegenlichtkapjes moeten in principe altijd worden gebruikt, omdat ze het objectief effectief beschermen tegen diffuus licht en irradiatie, maar ook tegen regendruppels en vingerafdrukken. Belangrijk: Als de camera niet wordt gebruikt of terzijde wordt gelegd, moet het objectiefdeksel ter bescherming van de sluiter altijd worden geplaatst. 106 Juist vasthouden van de camera Voor scherpe, niet bewogen opnames moet de camera zo rustig mogelijk en gemakkelijk worden vastgehouden. U krijgt een geschikte, stabiele "driepuntsondersteuning" van de LEICA M7 als u deze met de rechterhand vasthoudt, terwijl de wijsvinger op de ontspanknop ligt en de duim achter de in standby-positie uitgeklapte sneltransporthendel geschoven wordt. Daarbij ondersteunt de linkerhand tevens nog van onderen het objectief om snel te focusseren of omsluit deze de camera. Wanneer u de camera tegen voorhoofd en wang gedrukt houdt, heeft deze nog extra houvast. Voor rechtop staande foto’s wordt de LEICA M7 naar links gedraaid. De handen kunnen daarbij in dezelfde positie als bij opnames in liggend formaat blijven. De camera kan ook naar rechts worden gedraaid. In dat geval kan het handig zijn met de duim op de ontspanknop te drukken. Opmerking: Als praktisch accessoire wordt de Handgreep M voor bijzonder stabiel vasthouden en met losse hand dragen van de LEICA M7 geadviseerd (bestelnr. 14 405). 107 De lichtkader-meetzoeker (zie ook p. 85/110-111) De lichtkader-meetzoeker van de LEICA M7 is niet alleen een bijzonder hoogwaardige, grote, briljante en heldere zoeker, maar ook een aan het objectief gekoppelde, zeer precieze afstandsmeter. De grootte van de lichtkaders komt overeen met een beeldformaat van 23 x 35 mm (diaformaat) bij de voor elke brandpuntsafstand kortste instelafstand. Bij grotere afstanden wordt door de camera iets meer van het motief geregistreerd dan binnen de lichtkaders is te zien. De lichtkaders zijn met de afstandsinstelling zodanig gekoppeld, dat de parallax – de offset tussen de objectief- en zoekeras – automatisch wordt gecompenseerd en lichtkaderbeeld en opnamebeeld elkaar over het totale afstand-instelgebied van 0,7 m tot oneindig dekken. De LEICA M7 is in de standaardversie* van een zoeker voorzien die 0,72-voudig vergroot. Als objectieven met de brandpuntsafstanden 28 (Elmarit vanaf productienummer 2411001), 35, 50, 75, 90 en 135 mm worden gebruikt, worden automatisch de bijbehorende lichtkaders met de combinaties 28+90 mm, 35+135 mm, 50+75 mm ingespiegeld. In het midden van het zoekerveld ligt het rechthoekige afstand-meetbeeld, dat lichter is dan het omliggende beeldveld. Alle objectieven met een brandpuntsafstand van 21 tot 135 mm worden bij plaatsing op de LEICA M7 aan de afstandsmeter gekoppeld. Wanneer de belichtingsmeter is ingeschakeld, verschijnen aan de onderkant van het zoekerbeeld de LED’s van de belichtingsmeter en het led-flitssymbool. Meer over de afstands- en belichtingsmeting evenals de flitsfunctie vindt u in de betreffende hoofdstukken op de p. 112/114/126. * Als alternatief in het kader van het programma Leica à la carte kunnen ook de zoekervergrotingen 0,58 en 0,85, evenals de lichtkader-voorziening worden gekozen. De mogelijke combinaties evenals de ingespiegelde lichtkader(paren) kunt u aan de tabel hiernaast ontlenen. 108 Zoekervergroting Lichtkadervoorziening Ingespiegelde lichtkaders Met 21, 28 en 90 mm, objectieven/ Beeldveldkiezer binnen 0,72-voudig Met 24, 35 en 135 mm Met 50 en 75 mm objectieven/ objectieven/ beeldveldkiezer buiten beeldveldkiezer midden 28/35/50/75/90/135 mm (standaarduitrusting) 28 en 90 mm 35 en 135 mm 50 en 75 mm 35/50/90 mm (d.w.z. zonder 28/75/135mm) 90 mm 35 mm 50 mm 28/35/50/90/135 mm (d.w.z. zonder 75 mm) 28 en 90 mm 35 en 135 mm 50 mm 35/50/75/90/135 mm 90 mm1 35 en135 mm 50 en 75 mm 35/50/90/135 mm (d.w.z. zonder 75 mm) 90 mm1 35 en 135 mm 50 mm2 28/35/50/75/90 mm 28 en 90 mm 35 mm3 50 en 75 mm 28/35/50/90 mm (d.w.z. zonder 75 mm) 28 en 90 mm 35 mm3 50 mm 0,85-voudig 0,58-voudig 1 2 3 De sterkere vergroting van de 0,85-voudige zoeker sluit de weergave van een 28 mm-kader uit. In de 0,85-voudige zoeker wordt het middelste gebied van het onderste 50 mm lichtkader door de indicatie verborgen. In de 0,58-voudige zoeker ontbreekt het 135 mm-lichtkader omdat dit te klein voor een zinvolle beeldvorming zou zijn. 109 De beeldveldkiezer De beeldveldkiezer (9) vergroot de mogelijkheden van de zoeker bij de Leica M7. Met deze ingebouwde universele zoeker kunt u te allen tijde de beeldkaders in beeld brengen, die niet tot het op dat moment gebruikte objectief behoren. U ziet dan direct of het voor de beeldvorming gunstiger is het betreffende motief met een andere brandpuntsafstand op te nemen. Als de hendel in de standaardversie van de LEICA M7*naar buiten, d.w.z. van het objectief wordt weggedraaid, verschijnen de beeldbegrenzingen voor de brandpuntsafstanden 35 en 135 mm. Als de hendel in de verticale, centrale positie wordt gedraaid, verschijnen de beeldveldbegrenzingen voor 50 en 75 mm brandpuntsafstand. Als de hendel naar binnen, d.w.z. naar het objectief toe wordt gedraaid, verschijnen de beeldbegrenzingen voor 28 en 90 mm brandpuntsafstand. 35 mm + 135 mm* * De telkens ingespiegelde lichtkader(paren) bij de gekozen alternatieve zoekervergrotingen en lichtkaders in het programma Leica à la carte kunt u ontlenen aan de tabel op p.109. 110 Mengbeeldmethode (dubbelbeeld) Richt bij een portret bijv. het meetveld van de afstandsmeter op het oog en draai net zo lang aan de afstandsinstelring van het objectief totdat de contouren in het meetveld precies samenvallen. Daarna het motief vastleggen. De afstandsmeting Met de afstandsmeter van de drie LEICA M7 kan vanwege zijn grote effectieve meetbasis zeer precies worden gewerkt. Dit blijkt vooral bij gebruik van groothoekobjectieven met hun grote scherptediepte gunstig te zijn. 1 2 Zoeker Mechanische meetbasis (afstand van de optische assen van het zoekvenster en het afstandsmeterkijkvenster) x Zoeker- = Effectieve vergroting meetbasis 0.72x 69.25 mm x 0.72 ca. = 49.9 mm 0.85x 1, 2 69.25 mm x 0.85 ca. = 58.9 mm 0.58x 1 69.25 mm x 0.58 ca. = 40.2 mm Deelbeeldmethode Richt bij een architectuur-opname het meetveld van de afstandsmeter bijv. op de verticale zijkant van een huis of een andere duidelijk afgebakende verticale lijn en draai met de afstandsinstelring van het objectief net zo lang totdat de contouren van de zijkant of lijn op de begrenzingen van het meetveld zonder offset zijn te zien. Daarna het motief vastleggen. Een duidelijke scheiding van beide instelmethodes komt in de praktijk zelden voor. Beide criteria kunnen heel goed in combinatie worden gebruikt. Als alternatief te kiezen in het programma Leica à la carte De sterkere vergroting in het geval van de 0,85-voudige zoeker leidt daarbij door een nog grotere effectieve meetbasis tot een verdere toename van de precisie. Het meetveld van de afstandsmeter is in het midden van de zoeker als lichte, scherp afgebakende rechthoek te zien. Als u het grote kijkvenster (8) van de zoeker dichthoudt, blijven slechts het in beeld gespiegelde lichtkader en dit meetveld zichtbaar. De scherpte kan volgens de mengbeeldof deelbeeldmethode worden ingesteld. 112 Dubbele contour = onscherp Samenvallen van contouren = scherp Onderbroken lijn = onscherp Doorlopende lijn = scherp 113 kan worden zonder dat het functioneren van de sluiter wordt belemmerd. De ongelijkmatige structuur van de meetstip heeft geen enkele invloed op het belichtingsresultaat. De voor een juiste belichting geschikte tijd-/ diafragma-combinaties worden door de zoekerindicaties weergegeven of hiermee bepaald. Bij gebruik van de tijdautomaat wordt het diafragma met de hand gekozen, waarna de camera zelfstandig de bijbehorende sluitertijd kiest. In deze functie informeert een digitale LED-indicatie over de ontstane sluitertijd (bijv. 1000). Bij handmatige instelling van beide waarden dient voor de afstemming van de belichting een uit drie rode LED’s bestaande lichtschaal (). Als de instelling goed is, licht alleen de middelste, ronde LED op. Het meten van de belichting Bij de LEICA M7 wordt de belichtingsmeting voor het aanwezige omgevingslicht selectief via het objectief bij het werkzame diafragma uitgevoerd. Daarbij wordt het door een lichte meetstip gereflecteerde licht door een fotodiode (pijl) opgevangen en gemeten. Deze silicium-fotodiode met ervoor geplaatste convergerende lens bevindt zich links boven de sluiter. De meetstip (12 mm in diameter, hetgeen overeenkomt met 13% van het negatief) bevindt zich in het midden van het eerste sluitergordijn. De ongelijkmatige dekking van de witte kleur is niet het gevolg van een gebrekkige productie, maar van het feit dat op het flexibele rubberdoek van de sluiter geen dikke verflaag aangebracht Inschakelen van de belichtingsmeter De belichtingsmeter wordt door licht indrukken van de ontspanknop (18) tot het eerste drukpunt ingeschakeld, mits de camera met de hoofdschakelaar (17) is aangezet, de sluiter volledig is opgetrokken en de tijd-instelkop (16) niet op B staat. Wanneer de belichtingsmeter gereed is om te meten, brandt een van de indicaties in de zoeker voortdurend: 114 – bij tijdautomaat door de digitale LED-indicatie van de sluitertijd, – bij handmatige instelling door een van de beide driehoekige LED’s, evt. samen met de middelste, ronde LED. Als de ontspanknop weer wordt losgelaten, zonder de sluiter te activeren, blijft de belichtingsmeter nog ca. 14s lang ingeschakeld en blijft/blijven de betreffende LED(’s) zolang branden. Na het aflopen van de sluiter is de belichtingsmeter uitgeschakeld en de is/zijn de LED(’s) in de zoeker uit. Wanneer de hoofdschakelaar niet is ingeschakeld (d.w.z. dat de camera is uitgeschakeld), en/of de sluiter niet gespannen is, en/of de tijd-instelknop op B staat, is de belichtingsmeter uitgeschakeld. Opmerkingen: Als de sluiter niet is gespannen of de indicaties uit zijn, bevindt de camera zich in de standbypositie. Bij zeer weinig omgevingslicht, d.w.z. in het grensgebied van de belichtingsmeter, kan het ca. 0,2s duren voordat de LED’s oplichten. Als een juiste belichting met de beschikbare sluitertijden bij de tijdautomaat niet mogelijk is, knippert als waarschuwing de sluitertijd-indicatie (meer hierover vindt u in het hoofdstuk "De tijdautomaat" op p.115).  Als bij handmatige instelling en zeer weinig licht het meetbereik van de belichtingsmeter niet wordt gehaald, knippert als waarschuwing de linker driehoekige LED. Als tijdautomaat wordt de sluitertijd geactiveerd. Wanneer de benodigde sluitertijd de langst mogelijke tijd van 32 s overschrijdt, knippert ook deze indicatie. De belichtingsmodi De LEICA M7 biedt de fotograaf twee belichtingsmodi: tijdautomaat of handmatige instelling. Afhankelijk van motief, situatie en persoonlijke voorkeur kan gekozen worden voor een iets snellere en gemakkelijke werkwijze of een vaste instelling vooraf van sluitertijd en diafragma, zoals bekend bij de andere Leica M modellen.  De tijdautomaat Als de tijd-instelknop (16) zich in de bijzonder duidelijk klikkende AUTO-positie bevindt, bepaalt de elektronica van de camera de geschikte sluitertijd automatisch en traploos in een bereik van 1/1000 s tot 32s, en wel afhankelijk van de per DX-code geprogrammeerde of handmatig ingestelde filmgevoeligheid, gemeten helderheid en het handmatig gekozen diafragma. Hierdoor is de tijdautomaat zeer geschikt    115 Het opslaan van de gemeten waarde Vaak worden belangrijke motieven om beeldvormende redenen uit het midden geplaatst en soms zijn deze motieven lichter of donkerder dan normaal. De selectieve meting van de LEICA M7 gebeurt, zoals in de hoofdstukken "Het meten van de belichting" op p. 114 en " Algemene aanwijzingen voor het meten van de belichting" op p. 124 is beschreven, uitsluitend in het midden van het beeld en is op een gemiddelde grijswaarde geijkt. Motieven en situaties van dit genre kunnen ook met de tijdautomaat en zeer eenvoudig met het opslaan van de gemeten waarde worden geregistreerd. Hiertoe wordt: 1. het meetveld door zwenken van de camera eerst op het belangrijke motiefdetail en daarna op een ander detail van gemiddelde helderheid gericht (zie hiervoor ook de afbeeldingen ter oriëntatie van het meetveld in de zoeker op p. 122-123), 2. en door indrukken van de ontspanknop (18) tot het tweede drukpunt de afstand gemeten en opgeslagen. Zolang het drukpunt wordt gehandhaafd, verschijnt ter bevestiging boven in de zoeker een rode punt op de cijferregel en de tijdsindicatie verandert ook bij gewijzigde helderheid niet meer. names waarbij aan de ene kant minder instelwerk wordt gewenst en aan de andere kant om vormgevende redenen de scherptediepte moet worden vastgelegd. De automatisch bepaalde sluitertijd kan echter naar behoefte bewust worden gewijzigd door het diafragma te verstellen, bijv. voor het creëren van bepaalde "veegeffecten" met langere sluitertijden of voor het "bevriezen" van bewegingen met kortere sluitertijden. In de zoeker van de camera wordt de bepaalde sluitertijd digitaal, en voor een beter overzicht in halve trappen getoond. Bij langere sluitertijden dan 2s wordt na het ontspannen de resterende belichtingstijd in de indicatie in seconden teruggeteld. De werkelijk bepaalde, en traploos gestuurde belichtingstijd kan echter van de indicatie in halve trappen afwijken: Als bijv. vóór het ontspannen 16 (als dichtstbijgelegen waarde) in de indicatie is te zien en de bepaalde belichtingstijd toch langer is, kan het terugtellen na ontspannen ook met 19 beginnen. Bij extreme lichtomstandigheden kan de belichtingsmeting bij de interpretatie van alle parameters sluitertijden geven die buiten het werkgebied liggen, d.w.z. dat er belichtingstijden korter dan 1/1000 s of langer dan 32s vereist zouden zijn. In zulke gevallen worden toch de genoemde minimale en maximale sluitertijden gebruikt en als waarschuwing knipperen deze waarden in de zoeker. 116 Naast de voor een juiste belichting benodigde draairichting van tijd-instelknop en diafragma-instelring, geven de drie LED’s van de lichtschaal op de volgende wijze onderbelichting, overbelichting alsmede de juiste belichting aan: Onderbelichting van minstens één diafragmatrap; draaiing naar rechts nodig Onderbelichting van een 1/2 halve diafragmatrap; draaiing naar rechts nodig Juiste belichting Overbelichting van een 1/2 halve diafragmatrap; draaiing naar links nodig Overbelichting van minstens één diafragmatrap; draaiing naar links nodig Opmerking: Bij langere sluitertijden dan 2s wordt na het ontspannen de resterende belichtingstijd in de indicatie in seconden teruggeteld. 3. met nog steeds ingedrukt gehouden ontspanknop wordt de camera vervolgens naar het definitieve fragment gezwenkt, 4. en kan met de eerder bepaalde belichting worden ontspannen. Een wijziging van de diafragma-instelling nadat de gemeten waarde is opgeslagen heeft geen aanpassing van de sluitertijd tot gevolg, hetgeen wil zeggen dat dit tot een foutieve belichting leidt. Het opslaan wordt beëindigd als de vinger het drukpunt van de ontspanknop loslaat. Opmerking: Het opslaan van de gemeten waarde is bij gebruik van een camera met motorische aandrijving, bijv. LEICA MOTOR-M, alleen in combinatie met een afzonderlijke opname mogelijk en niet met een serie opnames. De handmatige instelling van de belichting Als de belichtingsmeting volledig met de hand moet plaatsvinden, moet de tijd-instelknop (16) op een van de gegraveerde sluitertijden zijn vergrendeld. Vervolgens: 1. schakelt u de belichtingsmeter in en 2. zorgt u door de tijd-instelknop en/of de diafragma-instelling van het objectief (13) in de door de oplichtende, driehoekige LED aangegeven richting te draaien, dat alleen de ronde LED gaat branden. 117 Het meetbereik van de belichtingsmeter Het meetbereik loopt bij kamertemperatuur, normale luchtvochtigheid en diafragma 1,0 van 0,03 tot 125 000 cd/m2. Bij ISO 100/21° komt dit overeen met EV -2 tot 20 resp. f/1,0 en 4s tot f/ 32 en1/1000 s (zie ook het diagram op p.121). De B-instelling Met de B-instelling, waarbij de sluiter zolang blijft geopend als de ontspanknop ingedrukt wordt gehouden, zijn belichtingen van willekeurige duur mogelijk. De belichtingsmeter blijft daarbij uitgeschakeld en na de ontspanning telt de digitale cijferindicatie ter oriëntatie de afgelopen belichtingstijd in seconden mee. Om de batterijen te sparen wordt maximaal tot 999 geteld en aangegeven. Daarna verdwijnt de indicatie, de sluiter kan niettemin willekeurig lang geopend blijven. Opmerking: Voor het openen en sluiten van de sluiter zijn ook in de B-functie batterijen nodig. Tijdens de totale duur van de belichting heeft de openstaande sluiter geen voeding nodig, alleen voor de cameraregeling is een geringe batterijstroom nodig. Onder het meetbereik Als bij handmatige instelling en zeer weinig licht het meetbereik van de belichtingsmeter niet wordt gehaald, knippert als waarschuwing de linker driehoekige LED. Bij tijdautomaat wordt verder de sluitertijd aangegeven. Wanneer de benodigde sluitertijd de langst mogelijke tijd van 32s overschrijdt, knippert ook deze indicatie. Omdat de belichtingsmeting met het actieve diafragma plaatsvindt, kan deze situatie ook door het kleiner maken van het diafragma ontstaan. De belichtingsmeter blijft – ook bij daling tot onder het meetbereik – nog ca. 14s na het loslaten van de ontspanknop ingeschakeld. Wanneer binnen dit tijdsbestek de lichtomstandigheden verbeteren (bijv. door wijziging van het motief of door openen van het diafragma), knippert de LED-indicatie niet langer maar brandt continu, resp. bij tijdautomaat verdwijnt de driehoek en geeft daarmee aan dat kan worden gemeten. 118 Meetdiagram (zie ook p.121) Het meetdiagram geldt voor beide belichtingsmodi, tijdautomaat en handmatige instelling. Gegevens over het meetbereik van de belichtingsmeter bevinden zich aan de rechterkant van het diagram. Daartussen zijn belichtingswaarden (EV = Exposure value) af te lezen. Het meetbereik van de belichtingsmeter wordt rechts in het diagram in cd/m2 (candela per vierkante meter) aangegeven. Daarboven staan de filmgevoeligheidsinstellingen (SV = Speed value) in ISO-waarden. Links in het diagram ziet u de gegevens over de belichtingstijd in seconden (TV = Time value). Het werkgebied van de spleetsluiter van de LEICA M7 is symbolisch aangegeven met een gearceerd vlak in de kolom ernaast. Bij instelling op B is het bereik naar boven toe open. Linksonder worden de diafragmagetallen (AV = Aperture value) afgelezen.  Uitschakelen van de belichtingsmeter Als de camera langere tijd niet wordt gebruikt of in een tas wordt gedaan, moet de hoofdschakelaar altijd worden uitgeschakeld. Hierdoor wordt elk stroomverbruik vermeden, ook de geringe hoeveelheid die in de standby-positie na het zelfstandig uitschakelen van de belichtingsmeter en het verdwijnen van de indicatie nog plaatsvindt. Bovendien wordt op deze wijze ongewild ontspannen voorkomen. 119 De meetveld-grootte in de zoeker (Grafieken zie p. 122-123) De diameter van het ronde meetveld bedraagt 12mm. Daarmee komt het overeen met 1/2 van de formaathoogte resp. 1/3 van de formaatbreedte en ongeveer 23 % van de Formaatoppervlakte. In het zoekerbeeld verandert echter de meetveldgrootte in verhouding tot het geldige kader afhankelijk van de gebruikte brandpuntsafstand en ingestelde afstand enigszins. Dat geldt ook voor objectieven met zoekeradapter, zoals de oudere LEICA ELMARIT-M 1:2,8/ 135 mm. In voorbeeld A kunt u het verband tussen filmgevoeligheid, helderheid, belichtingstijd en diafragma zien. Vanaf de filmgevoeligheidsindicatie (ISO 100/ 21°) volgt u eerst de verticale lijn tot aan het snijpunt van de bij de betreffende helderheid behorende horizontale lijn. In dit voorbeeld is dat 4000 cd/m2, hetgeen overeenkomt met een helderheid bij stralend zonlicht. Diagonaal loopt de lijn nu naar de verticale lijn van het ingestelde diafragma (11) en vandaar horizontaal naar links verder naar de daarbij noodzakelijke belichtingstijd (1/250 s). Aan het verloop van de diagonale lijn kan ook de belichtingswaarde (EV15) worden afgelezen. Aan voorbeeld B ziet u dat bij kaarslicht en een filmgevoeligheid van ISO 400/27° (1cd/m2) bijv. met diafragma 1,4 en 1/15 s gefotografeerd moet worden. Diafragmawaarden vanaf 16 kunnen niet worden gebruikt, omdat hiervoor langere belichtingstijden dan 4s nodig zijn en op de tijd-instelknop maximaal 4s kan worden ingesteld. Daarom is in zulke gevallen direct meten niet meer mogelijk - omrekenen of aflezen van de juiste belichtingstijd in dit diagram is daarmee onvermijdelijk. Als tijdautomaat bouwt de LEICA M7 daarentegen automatisch sluitertijden tot 32s op, zodat in het getoonde voorbeeld elk diafragma van het objectief gebruikt zou kunnen worden. 120 Zoekervergroting 0.58 x* Zoekervergroting 0.72 x 21 mm 24 mm 21 mm 28 mm 90 mm 28 mm 35 mm 135 mm 35 mm 50 mm 75 mm 50 mm * De alternatieve zoekervergrotingen zijn in het kader van het programma Leica á la carte te kiezen. 122 Zoekervergroting 0.85x* 123 24 mm 21 mm 24 mm 90 mm 28 mm 90 mm 135 mm 35 mm 135 mm 75 mm 50 mm 75 mm * De alternatieve zoekervergrotingen zijn in het kader van het programma Leica á la carte te kiezen. tails aanwezig is (meer hierover vindt u in het hoofdstuk "Instellen van een belichtingscorrectie" op p. 100). Bij een huwelijksfoto zult u bijv. het gezicht van de bruid en niet de witte bruidsjapon meten. Bij landschapsopnames met een groothoekobjectief zult u de camera zo ver schuin houden dat het selectieve meetveld van de LEICA M7 niet de lichte partijen van de hemel meet. Het opslaan van de gemeten waarde veroorlooft de gemakkelijke toepassing van deze techniek ook bij gebruik van de tijdautomaat (meer hierover vindt u in het hoofdstuk "De tijdautomaat" op p.115). Kan bij handmatige instelling van de belichting geen overeenkomstig fragment in het motief worden gemeten, moet een verlengingsfactor worden gebruikt, d.w.z. de belichtingstijd wordt twee tot vier maal verlengd of het diafragma 1 tot 2 trappen geopend. Bij een door de zon beschenen sneeuwvlakte vindt bijv. een correctie met factor 4 plaats, d.w.z. in plaats van de gemeten belichtingstijd van 1/1000 s bij diafragma 8 wordt met 1/250s bij diafragma 8 of met 1/1000 s bij diafragma 4 belicht. Bij minder lichte motieven, bijv. een licht zeestrand, volstaat een verlengingsfactor van 1,5. Dienovereenkomstig gaat u omgekeerd te werk bij donkere motieven. Algemene aanwijzingen voor het meten van de belichting De meeste motieven kennen in de regel een gelijkmatige verdeling van donkere en lichte objectdetails. Zulke normale motieven reflecteren 18% van het invallende licht en komen zo overeen met een grijswaarde waarop alle belichtingsmeters zijn geijkt. Wanneer door het motief aanzienlijk meer licht wordt gereflecteerd, bijv. door een besneeuwd winterlandschap, het gele zandstrand, de lichte huismuren of een lichte bruidsjapon, zou een instelling van sluitertijd en diafragma volgens de belichtingsmeter-indicatie onderbelichting tot gevolg hebben. Bij motieven met overwegend donkere details, bijv. een zwarte stoomlocomotief, donkergrijze leidaken of het donkerblauwe uniform van een kapitein, wordt daarentegen minder licht gereflecteerd en zou een instelling van sluitertijd en diafragma volgens de belichtingsmeter-indicatie overbelichting tot gevolg hebben. In dergelijke gevallen moet de gemeten belichtingswaarde worden gecorrigeerd om optimale belichtingsresultaten te verkrijgen. Tenzij van tevoren al een juiste belichtingscorrectie werd ingesteld of met behulp van de selectieve meting van het motief een fragment werd gemeten, waarin een goede verdeling van lichte en donkere de124 Het meten van "licht" en "schaduw" en een daaruit voortvloeiend compromis voor de belichting leidt gewoonlijk tot onbevredigende resultaten omdat zowel in de lichte als donkere partijen onderscheid verloren gaat. Bewust krapper of ruimer gekozen belichtingen versterken vaak het karakter van een foto en kunnen daarom als beeldvormend middel zinvol worden toegepast. Bij zeer grote contrasten tussen lichte en donkere partijen is het belichtingsbereik van de film onvoldoende om zowel in het "licht" als in de "schaduw" alle helderheidsverschillen te registreren. Het is aan de fotograaf in welke partijen hij nog tekening wenst. Iemand kan dan bijv. als zwarte silhouette (onderbelicht) voor een juist belicht landschap, of juist belicht voor een "bleke" achtergrond (overbelicht) staan. 125 21 23 De flitsfunctie De LEICA M7 is behalve met de meetcel voor het omgevingslicht bovendien uitgerust met een tweede meetcel voor flitslicht (pijl). Door deze rechts onder de sluiter geplaatste silicium-fotodiode kan de camera het flitslicht via het objectief voor het actieve diafragma meten. De "Through The Lens"-flitsmeting van de LEICA M7 werkt integraal met nadruk op het midden. De meting van het flitslicht en de automatische besturing ervan verricht de LEICA M7 met het speciaal voor LEICA M6TTL /M7 en LEICA R8/R9 ontwikkelde systeemflitsapparaat LEICA SF 20/SF 24D (bestelnr. 14 444 [swart] / 14 448 [titaan]) of flitsapparaten die beschikken over de technische mogelijkheden van een System-CameraAdaption (SCA) van het systeem 3000 en over de adapter SCA-3502/3501 beschikken.   126 Bovendien beschikt de LEICA M7, voorzover het gebruikte flitsapparaat de betreffende functies heeft*, over vormgevend interessante flitstechnieken als synchronisatie op het tweede in plaats van het gewoonlijk eerste sluitergordijn, het flitsen met kortere sluitertijden dan de synchronisatietijd van 1/50 s en stroboscoopflitsen (meer hierover vindt u de betreffende, onderstaande hoofdstukken). De TTL gestuurde flits-belichtingsmeting en –besturing kan in beide belichtingsmodi worden gebruikt. Belangrijk: Om de via de accessoireschoen of de contactbus (23) aangesloten flitsapparaten te kunnen ontsteken en te besturen moet u eerst de LEICA M7 van batterijen voorzien en de belichtingsmeting inschakelen door de ontspanner licht in te drukken, d.w.z. de indicatie moet op de gegevens van de sluitertijden of de lichtschaal zijn omgeschakeld. * Voor het flitsen op het tweede sluitergordijn en het lineaire flitsen is de adapter SCA 3502 nodig. Stroboscoopflitsen is daarentegen al met SCA 3501 mogelijk. 127 Plaatsen en aansluiten van het flitsapparaat Op de LEICA M7 hebt u de keuze uit twee flitsaansluitingen: Een flitsschoen (21) met midden(ontstekings)(21a) en stuurcontacten (21b) voor alle flitsapparaten met genormeerd flitsvoetje. Belangrijk: Bij het plaatsen van een flitsapparaat in de flitserschoen van de LEICA M7 moet u erop letten dat de voet van het flitsapparaat geheel ingeschoven en, indien aanwezig, met de klemmoer wordt geborgd om per ongeluk eruit vallen te voorkomen. Dit is vooral bij flitsapparaten met extra regel- en signaalcontacten alleen al daarom belangrijk omdat positieverschuivingen in de flitserschoen kunnen leiden tot onderbreking van de vereiste contacten en daardoor tot disfunctioneren. Aan de achterkant van de camera vlak onder de flitserschoen is een contactbus (23, = Xcontact) voor de aansluiting van flitsapparaten via kabelverbinding. Beide aansluitingen kunnen gelijktijdig voor de ontsteking van meerdere flitsapparaten worden gebruikt. Opmerking: Schakel camera en flitsapparaat uit voordat u het flitsapparaat aanbrengt.  Geschikte flitsapparaten Met zijn compacte afmetingen en zijn op de camera afgestemde design is de LEICA SF 20/SF 24D bij uitstek geschikt. Dankzij de vast ingebouwde flitservoet met de bijbehorende extra regel- en signaalcontacten, die bedoeld zijn voor de automatische overdracht van een reeks gegevens en instellingen, is hij zeer gemakkelijk te bedienen. Bovendien biedt hij een aantal interessante extra functies. Op de LEICA M7 kunnen echter ook alle andere gangbare flitsapparaten met genormeerde flitserstekkers (centrale stekkers) alsmede opzet-flitsapparaten met genormeerde flitservoet geplaatst en via het midden-/X-contact (21a) ontstoken worden. Wij adviseren het gebruik van moderne thyristor-gestuurde elektronenflitsers.  128 De instellingen voor de TTL-flitsfunctie Nadat het gebruikte flitsapparaat is ingeschakeld en op de modus TTL is gezet, moet op de LEICA M7 1. voor elke flitsopname eerst de belichtingsmeting door licht indrukken van de ontspanknop worden ingeschakeld, d.w.z. de indicatie moet op de gegevens van de sluitertijden of de lichtschaal zijn omgeschakeld. Mocht u dit door het in één ruk te snel volledig indrukken van de ontspanknop verzuimen, dan bestaat de mogelijkheid dat het flitsapparaat niet flitst. 2. de tijd-instelknop op AUTO en de flits-synchronisatietijd  (1/50 s), of – voor speciale effecten op een langere sluitertijd (ook B) worden ingesteld. In de functie als tijdautomaat schakelt de camera automatisch op de flitssynchronisatietijd van 1/50 s. 3. het gewenste of het voor de betreffende afstand tot het motief vereiste diafragma worden ingesteld. De TTL-flitsfunctie Deze modus is voor de LEICA M7 bij beide belichtingsmodi, tijdautomaat en handmatige instelling beschikbaar en is zowel mogelijk bij de LEICA SF 20/SF 24D als bij andere SCA 3000 flitsapparaten die van de SCA 3502/3501 adapter worden voorzien. Zodra bij deze flitsapparaten de vereiste lichthoeveelheid bereikt is, zendt de elektronica van de LEICA M7 een stopsignaal naar het flitsapparaat, dat vervolgens de lichtuitzending onmiddellijk onderbreekt. Het voordeel van deze flitsfunctie is dat automatisch rekening wordt gehouden met alle factoren die van invloed zijn op de belichting van de film (bijv. opnamefilter en diafragmawijziging). Bovendien geeft de LEICA M7 de filmgevoeligheid door aan het flitsapparaat. Daarmee kan het flitsapparaat, voorzover het dergelijke indicaties heeft, en voorzover de op het objectief gekozen diafragma handmatig ook aan het flitsapparaat wordt doorgegeven, zijn afstandsindicatie automatisch dienovereenkomstig bijwerken. De instelling van de filmgevoeligheid kan niet door het flitsapparaat worden beïnvloed. Opmerking: Meer over de flitsfunctie, vooral over die van andere flitsapparaten die niet geschikt zijn voor TTL, evenals over de verschillende belichtingsmodi van de flitsapparaten kunt u aan de betreffende handleiding ontlenen. 129 De flitsbelichtingscontrole-indicaties in de zoeker met geplaatst flitsapparaat SF 20/ SF 24D of aan het systeem aangepaste flitsapparaten met adapter SCA 3502/3501 In de zoeker van de LEICA M7 dient een LED (A) in de vorm van een bliksemflits voor terugmelding en indicatie van diverse operationele situaties. Deze LED verschijnt samen met de in de betreffende hoofdstukken beschreven indicaties voor de belichtingsmeting van het aanwezige licht.     De indicaties bij TTL en automatische flitsfunctie  verschijnt ondanks ingeschakeld en bedrijfs klaar flitsapparaat niet: Op de camera is handmatig een kortere sluitertijd dan 1/50 s ingesteld, op het flitsapparaat echter niet de functie "Lineaire flits". In zulke gevallen ontsteekt de LEICA M7 ook een ingeschakeld en bedrijfsklaar flitsapparaat niet. Opmerking: Lineair flitsen is alleen met handmatige bediening van het flitsapparaat mogelijk, maar niet in computer of TTL functie.   130  knippert voor de opname langzaam (met 2Hz): het flitsapparaat is nog niet bedrijfsklaar.  licht op voor de opname: het flitsapparaat is bedrijfsklaar.  blijft na het ontspannen branden, de overige indicaties zijn echter verdwenen: flitsbelichting was in orde, de flitser blijft bedrijfsklaar.  knippert snel (met 4Hz) na het ontspannen, de overige indicaties zijn echter verdwenen: de flitsbelichting was in orde, maar de flitser is nog niet weer bedrijfsklaar.  verdwijnt samen met de overige indicaties na het ontspannen: onderbelichting, bijv. door een voor het motief te klein gekozen diafragma. Wanneer op het flitsapparaat een instelling voor deellicht is uitgevoerd, kan de flitser op basis van de geringere opgeroepen hoeveelheid vermogen ondanks de verdwenen flits-LED toch bedrijfsklaar zijn. De indicaties bij handmatige flitsfunctie  verschijnt ondanks ingeschakeld en bedrijfsklaar flitsapparaat niet: op de camera is handmatig een kortere sluitertijd dan 1/50 s ingesteld, op het flitsapparaat echter niet de functie "Lineaire flits". In zulke gevallen ontsteekt de LEICA M7 ook een ingeschakeld en bedrijfsklaar flitsapparaat niet. Opmerking: Lineair flitsen is alleen met handmatige bediening van het flitsapparaat mogelijk, maar niet in computer of TTL functie.     knippert voor de opname langzaam (met 2Hz): het flitsapparaat is nog niet bedrijfsklaar.  licht op voor de opname: het flitsapparaat is bedrijfsklaar. 131 a b – bijv. auto’s – geeft synchronisatie op het tweede sluitergordijn vaak een meer natuurlijk beeld. De functie is bij alle camera- en flitserinstellingen beschikbaar, zowel als tijdautomaat alsook bij handmatige keuze van sluitertijden, bij TTL, automatische en ook handmatige flitsfunctie, de indicaties zijn in beide gevallen gelijk. De keuze van het tijdstip van synchronisatie vindt plaats op de hiervoor geschikte flitsapparaten. Meer kunt u aan de betreffende handleidingen ontlenen. Synchronisatie op het tweede sluitergordijn De LEICA M7 maakt het mogelijk, voorzover het aangebrachte flitsapparaat deze functie bezit en een SCA 3502 adapter wordt gebruikt, de ontsteking van de flits naar keuze op het eerste of tweede sluitergordijn te schakelen. Zo wordt het mogelijk, de slechts zeer korte flitsbelichting aan het begin of einde van de in verhouding duidelijk langere belichting van het aanwezige licht te doen plaatsvinden. Vooral bij motieven in een donkere omgeving die zelf oplichten, resp. licht reflecteren 132 Belangrijk: Voor synchronisatie op het tweede sluitergordijn evenals voor lineaire en stroboscoop flitstechniek moet de camera volledig voeding hebben, d.w.z. de belichtingsgegevens moeten worden getoond. Hiermee wordt gegarandeerd dat de gegevensuitwisseling tussen camera en flitsapparaat kan plaatsvinden. Het is niet voldoende de camera met de hoofdschakelaar slechts in de standby-positie te zetten. Wanneer de camera niet volledig van voeding werd voorzien, kan het bij deze flitsfuncties tot disfunctioneren komen (bijv. geen ontsteking of volledige flits in plaats van stroboscoop functie. Om dezelfde reden moeten deze flitsmodi niet in combinatie met snelle fotosessies met motorische aandrijving gekozen worden. 133 sluitergordijnen worden afgegeven en op deze wijze gedurende deze periode als een voortdurende lichtbron werken, is met deze techniek de sluitertijd op zich niet doorslaggevend. Voor het gebruik van de "lineaire flitstechniek" moet op de LEICA M7 een van de drie mogelijke sluitertijden 1/250 s, 1/500 s of 1/1000 s handmatig worden ingesteld. De lichtafgifte van het flitsapparaat gebeurt ook handmatig en daarom moet de instelling met behulp van de diafragmacomputer van het flitsapparaat worden uitgevoerd. De indicaties komen overeen met de eerder beschreven, normale handmatige flitsfunctie. Meer kunt u aan de betreffende handleidingen ontlenen. De lineaire flitstechniek De LEICA M7 maakt het mogelijk, voorzover het aangebrachte flitsapparaat deze functie bezit en een SCA 3502 adapter wordt gebruikt, ook de kortere sluitertijden 1/250 s, 1/500 s en 1/1000 s voor de flitsbelichting toe te passen. Met deze lineaire flitstechniek wordt de speelruimte van beeldvorming bij flitsopnames aanzienlijk vergroot. Dit geldt vooral voor bewegende motieven waarop bij daglicht wordt geflitst en waarbij wegens de gewenste geringe scherptediepte grote diafragmaopeningen en wegens de grote helderheid buiten gelijktijdig korte sluitertijden nodig zijn. Spleetsluiters zoals die in de LEICA M7 kunnen met de gebruikelijke flitstechniek alleen worden gesynchroniseerd met sluitertijden, waarbij op een bepaald ogenblik het beeldvenster van de camera volledig geopend is. Bij de LEICA M7 zijn dat alle sluitertijden tot 1/50s. Bij kortere sluitertijden bevindt zich steeds weer een deel van het eerste of tweede sluitergordijn in het beeldvenster, zodat een flits nooit het gehele beeld kan belichten. Sommige moderne flitsapparaten hebben echter een "High Speed Synchronisation - HSS", waarbij gedurende een korte periode zeer snel flitsen van geringer vermogen worden afgegeven. Omdat deze flitsen tijdens de gehele afloopduur van beide 134 hetgeen wil zeggen dat de gewenste stroboscoop belichting niet uitvoerbaar is, wordt de flits niet geactiveerd en verschijnt het flitssymbool niet. De lichtschaal werkt verder als gebruikelijk. Is de ingestelde sluitertijd voldoende of langer dan voor de gewenste stroboscoopbelichting noodzakelijk is, wordt de flits geactiveerd en verschijnt het flitssymbool. De lichtschaal werkt verder als gebruikelijk. Bij B wordt de flits eveneens geactiveerd, voor de opname brandt echter alleen de flits-LED. Na de opname gaat de flits-LED uit en de digitale indicatie telt de afgelopen seconden. De stroboscoop flitsfunctie De LEICA M7 maakt het mogelijk, voorzover het aangebrachte flitsapparaat deze functie bezit en een SCA 3501/3502 adapter wordt gebruikt, bewegingen, door middel van stroboscoop flitsen op een motief, in verschillende stappen vast te leggen. Bij deze techniek worden bij geopende sluiter meerdere op elkaar volgende flitsen afgegeven die het bij voorkeur slechts zwak belichte motief meermaals in de beweging "bevriezen". De camera berekent hierbij zelfstandig de benodigde sluitertijd, die uit het product van de op het flitsapparaat aantal gekozen afzonderlijke flitsen en de gekozen flitsfrequentie resulteert. Deze sluitertijd wordt met de tijdautomaat uitgevoerd en wel onafhankelijk van de heersende lichtomstandigheden. De kortste sluitertijd is ook hier 1/50 s. De tijdsindicatie knippert als waarschuwing wanneer in combinatie met het gekozen diafragma overbelichting dreigt. Er volgt echter geen waarschuwing als daling onder het meetbereik plaatsvindt. Bij handmatige instelling van de belichting wordt de opgegeven sluitertijd uitgevoerd. Afhankelijk van het feit of deze tijd korter of langer dan de berekende noodzakelijk is, functioneert de combinatie camera/flitsapparaat verschillend: Is de ingestelde sluitertijd korter dan noodzakelijk, De indicaties van de flits-led bij stroboscoopfunctie  verschijnt ondanks ingeschakeld en bedrijfsklaar flitsapparaat niet: De op de camera ingestelde sluitertijd is te kort voor de op het flitsapparaat ingestelde aantal flitsen.  knippert voor de opname langzaam (met 2Hz): het flitsapparaat is nog niet bedrijfsklaar.  licht op voor de opname: het flitsapparaat is bedrijfsklaar.    135 Bij een belichtingsmeting via het objectief wordt rekening gehouden met de energievermindering door filters. De verschillende films hebben echter in de afzonderlijke spectrale gebieden een andere gevoeligheid. Bij minder doorlatende en extreme filters kunnen daarom afwijkingen ten opzichte van de gemeten tijd optreden. Zo vereisen bijv. oranje-filters gewoonlijk een verlenging met één diafragmatrap en rood-filters gemiddeld twee diafragmatrappen. Een algemeen geldende waarde kan niet gegeven worden omdat de roodgevoeligheid van de zwartwit-films zeer verschillend is. De systeemaccessoires Wisselobjectieven Het Leica M systeem biedt de basis voor optimale aanpassing aan snel en onopvallend fotograferen. Het assortiment aan objectieven omvat brandpuntsafstanden van 21 tot 135 mm en lichtsterkten tot 1:1. Filters In de z/w-fotografie dienen filters voor de bewuste beïnvloeding van de weergave van toonwaarden, bijv. om een als natuurlijk ervaren weergave van grijswaarden van de verschillende kleuren te verkrijgen of om de weergave van de hemel of de wolken te verbeteren. In de kleurenfotografie kan met filters de kleurenweergave naar wens worden aangepast of op de spectrale gevoeligheid van de gebruikte film worden afgestemd. Voor de huidige Leica M objectieven, die van genormeerde schroefdraadmaten zijn voorzien, is een reeks verschillende filters beschikbaar, waaronder het universele polarisatiefilter. 136 Objektiefhouder M Een praktisch klein accessoire waarmee u een tweede objectief veilig en te allen tijde snel en gemakkelijk toegankelijk onder aan de camera paraat hebt. Het tweede objectief kan daarbij dienst doen als gemakkelijke handgreep. De objectiefhouder M wordt bevestigd op het statiefschroefdraad van de camera (bestelnr. 14 404). M7 0.58/0.72 en MP 0.58/0.72 aanwezig). De drie instellingen kunnen eenvoudig via een voel- en hoorbaar klikkende kartelring worden gekozen. Het optische vermogen komt overeen met het hoge niveau van de LEICA M7 zoeker, is ook geschikt voor brildragers en biedt een buitengewone vergroting en daarmee een goede detailherkenning. Wanneer de zoeker zonder bril wordt gebruikt, kunnen voor correctie van oogafwijkingen correctielenzen op de Leica M camera worden geschroefd. Het oculair is ter bescherming van brillenglazen van een rubberring voorzien. De robuuste aluminium behuizing van de zoeker is – passend op de uitvoeringen van de camerabehuizing – naar keuze in zwart en zilver verkrijgbaar (best.-nr. 12 013/12 014). Zoeker M voor 21/24/28 mm Objectieven De LEICA Zoeker voor 21/24/28mm Objectieven biedt de mogelijkheid om het beeldfragment van drie verschillende groothoek-brandpuntsafstanden in te stellen waarvoor in de zoeker van de camera in principe (21 en 24mm), resp. afhankelijk van de gekozen variant geen lichtkader is (in het geval van 28mm, zie hiervoor p.109, bij LEICA M4P, M6, M6TTL 0.58/0.72, 137 De laatstgenoemde combinatie maakt daardoor een comfortabele waarneming van het motief met beide ogen mogelijk. Vooral met de teleobjectieven van 75 tot 135 mm van het Leica-M systeem biedt het zichtbaar grotere zoekerbeeld een veel betere herkenning van motiefdetails binnen de betreffende beeldveldkaders. Tegelijkertijd ontstaat door de vergroting van 25% van de effectieve meetbasis een dienovereenkomstige verhoging van de instelprecisie. Als beveiliging tegen verlies dient een veiligheidskettinkje met snapslot, waarmee de zoeker aan de bevestigingsring van de draagriem kan worden gehangen. De zoekerloep wordt in een leren foedraal geleverd. Een lus aan het foedraal maakt het mogelijk de zoekerloep paraat en beschermd aan de draagriem te houden. Zoekerloep M 1.25x De LEICA Zoekerloep M 1.25x (best.-nr. 12 004) vereenvoudigt de beeldvorming bij de toepassing van brandpuntsafstanden vanaf 50 mm aanzienlijk. Deze kan op alle Leica M modellen worden gebruikt en vergroot het middelste gebied van het zoekerbeeld met een kwart. Uit de 0,72x- ontstaat een 0,9x-zoeker, uit de 0,58 x*- een 0,72x-zoeker en uit de 0,85x*- een 1,06 x-zoeker, die zelfs een lichte vergroting ten opzichte van de waarneming met het blote oog betekent. * De alternatieve zoekervergrotingen zijn in het kader van het programma Leica á la carte te kiezen. 138 Correctielenzen Voor optimale aanpassing van het oog aan de zoeker van de camera bieden wij correctielenzen aan in de volgende dioptriewaarden (sferisch): 0,5/1/1,5/2/3. Motor M Op de LEICA M7 kan de LEICA MOTOR M (best.-nr. 14 408) voor automatische bediening van sluiterspanning en filmtransport voor afzonderlijke opnames of een serie van naar keuze 1,5 of 3 foto’s per seconde worden aangesloten. Deze wordt in de plaats van het bodemdeksel op de camerabehuizing geplaatst. De Motor M is voor alle belichtingstijden van de tijdautomaat en de handmatige bediening, d.w.z. van 32s tot 1/1000 s inclusief B geschikt. Bij uitgeschakelde Motor M of bij lege batterijen zijn filmtransport en sluiterlift ook handmatig mogelijk. De afstandsbediening vindt plaats via de aansluiting van de draadontspanner. 139 Handgreep M Met de Handgreep M zijn alle Leica M-camera’s (behalve M5) veilig en comfortabel vast te houden. Hij wordt bevestigd op het statiefschroefdraad van de camera (bestelnr. 14 405). LEICAVIT M De LEICAVIT M is een lichtlopende en geluidsarme handmatige snelspoeleenheid voor filmtransport en sluiterspanning, die in plaats van het bodemdeksel onder aan de camerabehuizing wordt bevestigd. Zonder de camera van het oog te hoeven halen, transporteert u de film door een uitklapbare opwindspoel naar links te trekken, tussenstappen zijn ook mogelijk. Het ontspannen doet u via de cameraontspanner. De sneltransporthendel van de camera kan eveneens worden gebruikt. Passend bij de verschillende camera-uitvoeringen is de LEICAVIT M er zowel zilver als zwart verchroomd, resp. swart gelakt (bestelnr. 14 008/ 14 450/14 009). 140 Reserveonderdelen bestelnr. Draagriem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .14 312 Behuizingdeksdel . . . . . . . . . . . . . . . . . . .14 195 Fototassen Voor de LEICA M7 met een objectief tussen 21 en 50 mm brandpuntsafstand (behalve M 1:1/50 mm) is er een leren paraattas met los te knopen voorstuk. Daarnaast zijn voor omvangrijke camerauitrustingen de klassieke combinatietas voor een camera met maximaal drie objectieven of de klassieke universele tas voor een camera met maximaal vijf objectieven verkrijgbaar. 141 Een objectief werkt als een brandglas als het volle zonlicht frontaal op de camera staat. De camera moet daarom in geen geval zonder bescherming tegen de felle zon worden weggelegd. Het plaatsen van een objectiedeksel, het opbergen van de camera in de schaduw (of gelijk in de tas) kan ertoe bijdragen schade aan het binnenwerk van de camera te voorkomen. Camera en objectief worden voor het verwijderen van vlekken en vingerafdrukken met een schone, pluisvrije doek afgeveegd. Vuil in moeilijk toegankelijke hoeken van de camerabehuizing kan met een kleine borstel worden verwijderd. Gebruik a.u.b. geen vloeibare schoonmaakmiddelen om de behuizing schoon te maken. Stof en pluizen in het inwendige van de camera (bijv. op de filmgeleiding) kunnen het beste voorzichtig verwijderd worden met een zacht haarpenseel, dat telkens in alcohol ontvet en gedroogd moet worden. Daarbij mag het sluitergordijn, bijv. met de schacht van het penseel, niet beschadigd worden. Op de buitenlenzen van het objectief moet het verwijderen van stof met het zachte haarpenseel normaal gesproken volstaan. Bij sterkere vervuiling kunnen deze met een zeer schone, gegarandeerd smetvrije, zachte doek in cirkelvormige bewegingen van binnen naar buiten voorzichtig worden gereinigd. Wij adviseren microvezeldoekjes (verkrijgbaar in de foto- en optiekzaak) die in een beschermende verpakking worden bewaard en bij Tips voor het onderhoud van uw Leica camera en objectieven Wanneer uw Leica langere tijd wordt opgeborgen, neem dan de batterijen eruit en zorg voor een droge, voldoende geventileerde opslagplaats. Fototassen die bij gebruik nat geworden zijn, moeten worden leeggemaakt om beschadiging van uw uitrusting door vocht en eventueel vrijkomende restanten leerlooimiddel uit te sluiten. Ter bescherming tegen schimmelvorming (fungus) bij gebruik in een vochtig en warm tropisch klimaat moet de camerauitrusting zo veel mogelijk aan de zon en lucht worden blootgesteld. Het bewaren in dicht afgesloten koffers of tassen is slechts aan te bevelen als bovendien een droogmiddel, bijv. silicagel, wordt gebruikt. Omdat elke vervuiling tevens een voedingsbodem voor micro-organismen vormt, moet de uitrusting zorgvuldig worden schoongehouden. Alle mechanisch bewegende lagers en glijvlakken van uw Leica zijn gesmeerd. Denk eraan als u de camera langere tijd niet gebruikt: Om verharsen van de smeerpunten te voorkomen, moet de camera elke drie maanden zonder ingelegde film meerdere keren worden gespannen en op alle sluitertijden worden ontspannen. Ook is het raadzaam alle overige bedieningselementen, zoals de beeldveldkiezer, regelmatig te verstellen of te gebruiken. Ook aan de afstands- en diafragma-instelring van de objectieven moet van tijd tot tijd worden gedraaid. 142 temperaturen tot 40°C wasbaar zijn (geen wasverzachter, nooit strijken!). Reinigingsdoekjes voor brillen die met chemische middelen zijn geïmpregneerd, mogen niet worden gebruikt, omdat ze het objectiefglas kunnen beschadigen. Optimale bescherming van frontlenzen bij ongunstige opnameomstandigheden (bijv. zand, spetters zout water) verkrijgt u met kleurloze UVafilters. Er moet echter rekening mee worden gehouden dat ze bij bepaalde tegenlichtsituaties en grote contrasten, zoals bij elk filter, ongewenste reflexen kunnen veroorzaken. Het altijd aan te bevelen gebruik van tegenlichtkappen biedt extra bescherming tegen ongewilde vingerafdrukken en regen. Noteer het fabricagenummer van uw LEICA M7 (op de accessoireschoen gegraveerd!) en objectieven, omdat die in geval van verlies uitermate belangrijk zijn. 143 Trefwoordenregister Pagina Accessoires - Correctielenzen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .139 - Filters . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .136 - Fototassen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .141 - Handgreep M . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .140 - LEICAVIT M . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .140 - Motor M . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .139 - Objectiefhouder M . . . . . . . . . . . . . . . . . .137 - Wisselobjectieven . . . . . . . . . . . . . . . . . . .136 - Zoeker M voor 21/24/28mm-Objectieven . .137 - Zoekerloep M 1,25x . . . . . . . . . . . . . . . . .138 Afstandsinstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .112 - Afstandsmeter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .112 - Deelbeeldmethode . . . . . . . . . . . . . . . . . .112 - Instelring . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .103 - Meetveld . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .112 - Meetveld-grootte in de zoeker . . . . . .122-123 - Mengbeeldmethode . . . . . . . . . . . . . . . . . .112 - Scherptediepte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .105 Akademie, Leica . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .150 Batterijen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .87 - Automatische batterijcontrole . . . . . . . . . .89 - Geschikte batterijen . . . . . . . . . . . . . . . . . .87 - Opmerkingen over batterijgebruik . . . . . . .89 - Plaatsen en vervangen van de batterijen . .88 Beeldveldkiezer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .110 Belichting/Belichtingsmeter . . . . . . . . . . . .114 - Algemene aanwijzingen voor het meten van de belichting . . . . . . . . . . . . . .124 - B-instelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .118 - Handmatige instelling . . . . . . . . . . . . . . . .117 - Inschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .114 - Meetbereik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .118 Meetdiagram . . . . . . . . . . . . . . . . .119/121 Onder het meetbereik . . . . . . . . . . . . . .118 - Meetveld-grootte in de zoeker . .120/122-123 - Opslaan van de gemeten waarde . . . . . . . .116 - Tijdautomaat . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .115 - Uitschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .119 Belichtingscorrecties . . . . . . . . . . . . . . . . . .100 Correctielenzen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .139 Diafragma-instelring . . . . . . . . . . . . . . . . . .104 Draagriem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .86 DX-codering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .97 Film - Inleggen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .95 - Terugspoelen en uitnemen . . . . . . . . . . . . .96 Filmgevoeligheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .97 - Instelgebied . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .98 - Instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .97 144 Filters . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .136 Flitsfunctie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .126 - Geschikte flitsapparaten . . . . . . . . . . . . . .128 - Lineair flitsen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .134 - Op het tweede sluitergordijn . . . . . . . . . . .132 - Stroboscoop flitsen . . . . . . . . . . . . . . . . . .135 - Synchronisatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .128 - TTL besturing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .129 Fototassen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .141 Handgreep M . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .140 Hoofdschakelaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .90 Indicaties in de zoeker . . . . . . . . . . . . . . . . .85 Informatiedienst, Leica . . . . . . . . . . . . . . . .151 Internet, Leica homepage . . . . . . . . . . . . . .151 Lichtkader-meetzoeker . . . . . . . . . . . . . . . .108 Motor M . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .139 Objectieven, Leica M . . . . . . . . . . . . . . . . . .103 - Gebruik van huidige objectieven . . . . . . . .106 - Opbouw . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .103 - Plaatsen en verwijderen . . . . . . . . . . . . . .102 Onderhoudstips voor camera en objectieven .142 Ontspanner, zie ook technische gegevens . . . . . . . . . . . . . . . . . . .91 Reparatieservice, Leica customer service .151 Scherptediepteschaal . . . . . . . . . . . . . . . . .105 Sluiter, zie ontspanner en technische gegevens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .148 Sneltransporthendel . . . . . . . . . . . . . . . . . . .93 Technische gegevens . . . . . . . . . . . . . . . . . .146 Tegenlichtkappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .106 Tijd/diafragmacombinatie, zie belichting en meetdiagram . . . . . . . . . . . . . . . . . .117/121 Tijdautomaat . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .115 Tijd-instelknop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .92 TTL-flitsfunctie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .129 Wisselobjectieven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .136 Vasthouden van de camera, juist . . . . . . . .107 Zoeker . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .108 Indicaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .85 Lichtkader . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .108/110 Verwisselbare zoekers . . . . . . . . . . . .137/138 145 Technische gegevens matige keuze van het diafragma vooraf (tijdautomaat) of handmatige instelling van sluitertijd en diafragma en afstemming door middel van LED-lichtschaal. Cameratype Compacte kleinbeeld-meetzoeker-systeemcamera met elektronisch gestuurde sluiter evenals 2 mechanisch gestuurde sluitertijden. Aansluiting objectief Leica M bajonet. Objectiefsysteem Leica M objectieven van 21–135 mm. Flitsbesturing Aansluiting flitsapparatuur Via accessoireschoen met midden- en stuurcontacten of genormeerde aansluitbus voor flitser. Synchronisatie Naar keuze op het eerste of tweede sluitergordijn te schakelen (met overeenkomstig flitsapparaat en SCA 3502 adapter). Flitssynchronisatietijd  = 1/50s; automatische instelling bij AUTO; langere sluitertijden bij handmatige instelling te gebruiken; kortere sluitertijden (1/250 s, 1/500 s, 1/1000 s) bij handmatige instelling te gebruiken als aangesloten flitsapparaat de functie "High Speed Synchronization" ondersteunt en SCA-3502 adapter wordt gebruikt. Flitsbelichting meetmethode (m. SCA-3501/3502 adapter of SCA-3000-Standard flitsapparaat, bijv. LEICA SF 20/ SF 24D) TTL besturing met in het midden geaccentueerde, integrale meting. Flits meetcel Silicium-fotodiode met convergerende lens rechts onder achter de bajonetsluiting van de camera. Filmgevoeligheidsbereik voor TTL flits belichtingsmeting ISO 12/12° tot 3200/36° Flits belichtingscorrectie Plus/minus 3 1/3 EV in stappen van 1/3 EV op de adapter SCA-3501/3502 in te stellen. Op de LEICA SF 20/SF 24D zijn ±3 EV in stappen van 1/3 EV, resp. van 0 tot –3 EV in stappen van 1 EV bij computerbesturing in te stellen. Indicaties bij flitsfunctie Bedrijfsklaar: door voortdurend branden van de LED als flitssymbool in de zoeker. Voortgangscontrole: door het blijven branden of tijdelijk snel knipperen van de LED na de opname en indicatie van onderbelichting door tijdelijk uitgaan van de LED. Belichtingsmeting Belichtingsmeting door het objectief (TTL), selectief voor het actuele diafragma. Midden-geaccentueerde, integrale TTL-meting voor flitsbelichting met aan het systeem aangepaste SCA 3000 Standard flitsapparaten. Meetprincipe Gemeten wordt het door een meetstip, in het midden van het eerste sluitergordijn, gereflecteerde licht. De meetstip heeft een diameter van 12 mm en komt daarmee overeen met ca. 13% van het volledige negatiefformaat of in de zoeker met ca. twee derde van de korte zijde van het betreffende zoekerkader. Meetbereik (b. ISO 100/21°) Van 0,03 tot 125 000 cd/m2 bij kamertemperatuur, normale luchtvochtigheid en diafragma 1,0, dit komt overeen met EV -2 tot 20 resp. f/1 en 4s tot f/32 en 1/1000 s. Knipperen van de linker, driehoekige LED in de zoeker geeft een waarde onder het meetbereik aan. Meetcel voor het aanwezige licht (permanent licht-metingen) Silicium-fotodiode met convergerende lens linksboven achter de bajonetsluiting van de camera. Filmgevoeligheid bereik Naar keuze automatische instelling van ISO 25/15° tot ISO 5000/38° voor films met DXcode of handmatige instelling van ISO 6/9° tot 6400/39°. Door extra instelling van een belichtingscorrectie (± 2 EV) zijn in totaal gevoeligheiden van ISO 1,5/3° tot 25000/45° te gebruiken. Belichtingsmodus Naar keuze automatische besturing van de sluitertijd – met relevante, digitale indicatie – bij hand- 146 Effectieve meetbasis 49,9 mm (mechanische meetbasis 69,25 mm x zoekervergroting 0,72x). In het geval van het in de programma Leica à la carte als alternatief te kiezen 0,85voudige zoekervergroting is dit 58,9 mm (mechanische meetbasis 69,25 mm x zoekervergroting 0,85x), resp. bij 0,58-voudig 40,2 mm (mechanische meetbasis 69,25 mm x zoekervergroting 0,58x). Zoeker Zoekerprincipe Grote, lichte lichtkader-meetzoeker met automatische compensatie parallax. Oculair Afgestemd op –0,5 dioptrie. Correctielenzen verkrijgbaar van –3 tot +3 dioptrieën. Beeldveldbegrenzing Door inspiegelen van steeds twee lichtkaders: voor 28 en 90 mm, of 35 en 135 mm, of 50 en 75 mm. Automatisch inspiegelen bij vergrendelen van het objectief. Met behulp van de beeldveldkiezer kan elk willekeurig kaderpaar eingespiegelt werden. In het kader van het programma Leica à la carte kunnen ook alternatieve lichtkaders worden gekozen. De mogelijke combinaties evenals de ingespiegelde lichtkader- (paren) kunt u aan de tabel op pag.109 ontlenen. Parallax compensatie Het horizontale en verticale verschil tussen zoeker en objectief wordt overeenkomstig de betreffende afstandsinstelling automatisch gecompenseerd, d.w.z. het lichtkader van de zoeker komt automatisch overeen met het door objectief geregistreerde motieffragment. Overeenstemming van zoeker en filmbeeld De grootte van het lichtkader komt overeen met een beeldgrootte van ca. 23 x 35 mm bij de voor elke brandpuntsafstand kortste instelafstand. Bij instelling op oneindig wordt, afhankelijk van de brandpuntsafstand, ca. 9% (28 mm) tot 23% (135 mm) meer door de film geregistreerd dan het lichtkader aangeeft. Vergroting (bij alle objectieven) 0,72x, In het kader van het programma Leica à la carte kunnen als aternatief ook de zoekervergrotingen 0,85 of 0,58 worden gekozen. Grootbasis-afstandsmeter Deelbeeld- en mengbeeld-afstandsmeter in het midden van het zoekerbeeld als licht veld afgebakend. 147 Sluiter en ontspanning Sluiter Horizontaal aflopende spleetsluiter van rubberdoek, extreem geluidsarm. elektronisch gestuurd met 2 mechanisch gestuurde sluitertijden 1/60s en 1/125s. Sluitertijden Als tijdautomaat (AUTO) traploos van 32s tot 1/1000 s. Bij handmatige instelling 4s tot 1/1000 s in gehele trappen, B voor langdurige opnames van willekeurige duur,  (1/50 s) voor flitssynchronisatie. Ontspanner In drie stappen: totale voeding – opslaan gemeten waarde (als tijdautomaat) – ontspanning. Genormeerde schroefdraad voor draadontspanner geïntegreerd. Indicaties In de zoeker (aan de onderkant) LED-symbool voor flitsstatus. LED als digitale indicatie van vier in zeven segmenten met met boven en beneden liggende punten, helderheidsindicatie die aan het licht buiten is aangepast, voor: indicatie van de filmgevoeligheid, als tijdautomaat waarschuwing bij belichtingscorrecties van de automatisch opgebouwde sluitertijd, aanduiding bij gebruik van het opslaan van de gemeten waarde, als tijdautomaat waarschuwing voor een waarde boven of onder het meetbereik en sluitertijden langer dan 2s. Led-lichtschaal Met twee driehoekige LED’s en een ronde LED in het midden bij handmatige instelling van de belichting. Driehoekige LED’s geven de noodzakelijke draairichting aan voor zowel de diafragmaring als de instelknop van de sluitertijden. Ook als waarschuwing voor overbelichting, resp. onder het meetbereik blijven. Op afdekkap Beeldtelwerk. Op achterwand Instelring met DX-positie voor automatisch programmeren van de filmgevoeligheid, resp. handmatig ingestelde filmgevoeligheid evenals belichtingscorrecties. 148 Camerabehuizing Materiaal Geheel gesloten en metalen behuizing waarvan de achterwand kan worden opengeklapt. Afdekkap en bodemdeksel van messing, beide zwart of zilver verchroomd, resp. zwart gelakt (in het kader van het programma Leica à la carte te kiezen). Beeldveldkiezer Maakt het mogelijk, de lichtkader(paren) steeds handmatig in te spiegelen (bijv. voor het vergelijken van fragmenten). Statiefschroefdraad A 1/4 (1/4") DIN in bodemdeksel. Achterwand / -uitrusting Draaiknop voor keuze filmgevoeligheid – automatisch door het aflezen van een film met DXcode of handmatig. Instelring voor belichtingscorrecties. Bedrijfsspanning 6V Voeding 2 lithiumcellen, type "DL 1/3 N". Batterijcontrole door knipperende LED’s van de digitale indicatie of de lichtschaal of door oplichten van de indicatie "bbc " of verdwijnen van de LED’s. Afmetingen (lengte x breedte x hoogte) ca. 138 mm x 38 mm x 79,5 mm Gewicht ca. 610 g (z. batt.) Filmtransport Inleggen Handmatig inleggen van de film na openen van het bodemdeksel en openklappen van de achterwand. Transport voorwaarts Handmatig met sneltransporthendel of LEICAVIT M of motorisch met LEICA MOTOR-M, LEICA WINDER-M, LEICA WINDER M4-P, of LEICA WINDER M4-2 (vanaf fabr. nr. 10 350). Terugspoelen Handmatig met terugspoelslinger, na het omklappen van de "R"-hendel aan de voorzijde van de camera. Beeldtelwerk Op de bovenkant van de camera. Automatisch terugstelling op nul na afnemen van het bodemdeksel. 149 Leica Akademie Naast hoogwaardige producten uit de topklasse voor observatie tot en met weergave bieden wij reeds vele jaren als bijzondere service in de Leica Akademie praktijkgerichte seminars en opleidingen aan. Hier kunnen zowel beginners als gevorderde foto-enthousiastelingen kennis vergaren over fotografie, projectie en vergroting. De inhoud van de cursussen – die in modern uitgeruste cursusruimten in de fabriek in Solms en in het nabijgelegen landgoed Altenberg worden verzorgd door een hoog opgeleid team van vakdocenten – varieert van algemene fotografie tot interessante specialisaties en omvat een overvloed van suggesties, informatie en adviezen voor de praktijk. Nadere inlichtingen en het actuele seminarprogramma, inclusief de fotoreizen, zijn verkrijgbaar bij: Leica Camera AG Leica Akademie Oskar-Barnack Str. 11 D - 35606 Solms Tel: +49 (0) 64 42 - 208-421 Fax: +49 (0) 64 42 - 208-425 e-mail: [email protected] Overige Leica producten Projectoren Afhankelijk van wensen en gebruiksdoeleinden is een grote variëteit aan projectoren beschikbaar. De professionele Pradovit RT modellen voor ronde magazijnen en de modelreeksen PRADOVIT PC/IR, P300 en P150 bieden het hoogste bedieningsgemak en veelzijdige uitbreidingsmogelijkheden. Het voornaamste gemeenschappelijke kenmerk van alle Leica projectoren en vooral de projectieobjectieven van Leica is een optimaal optisch vermogen, waarbij alles op het doek wordt gebracht, dat u met uw Leica M objectieven hebt vastgelegd. Verrekijkers, laser-afstandsmeters en monoculaire kijkers Het bijzondere pluspunt van Duovid, Ultravid, Trinovid en Geovid verrekijkers, Rangemaster en Pinmaster laser-afstandsmeters en Televid monoculaire kijkers is de uitmuntende optiek. Ze worden van dezelfde hoogwaardige glassoorten gemaakt als de over de gehele wereld bekende Leica objectieven. Het grote optische vermogen, het grote oplossende vermogen en de schitterende brillance zorgen ook bij zwakke contrasten voor een plastisch beeld. 150 Leica op internet Actuele informatie over producten, wetenswaardigheden, evenementen en de onderneming Leica krijgt u op onze homepage op internet onder: http://www.leica-camera.com Leica klantenservice Voor het onderhoud van uw Leica-uitrusting alsmede in geval van schade kunt u gebruik maken van de Customer Service van Leica Camera AG of een nationale vertegenwoordiging van Leica (voor adressenlijst zie garantiebewijs). Wend u zich tot een erkende Leica-speciaalzaak. Leica Camera AG Customer Service Solmser Gewerbepark 8 D - 35606 Solms Tel: +49 (0) 64 42 - 208-189 Fax: +49 (0) 64 42 - 208-339 e-mail: customer.service@leica-camera Leica informatiedienst Technische vragen over het Leica programma worden schriftelijk, telefonisch of per e-mail beantwoord door de Leica informatiedienst. Leica Camera AG Informations-Service Postfach 1180 D -35599 Solms Tel: +49 (0) 64 42 - 208-111 Fax: +49 (0) 64 42 - 208-339 e-mail: [email protected] 151
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155

Leica M7 de handleiding

Type
de handleiding

in andere talen