Leica M Handleiding

Type
Handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

1
LEICA M
Notice d’utilisation
Nederlandse Gebruiksanwijzing pagina 129.
129
LEICA M
Gebruiksaanwijzing
130
VOORWOORD
Geachte klant
Leica dankt u voor de aanschaf van de Leica M en feliciteert u met
deze beslissing. U hebt met deze unieke digitale meetzoekercamera
een uitstekende keuze gemaakt.
Wij wensen u veel plezier en succes bij het fotograferen met uw
nieuwe Leica M.
Om de mogelijkheden van deze camera volledig te kunnen benutten,
adviseren wij u eerst deze handleiding te lezen.
Aanwijzingen:
•Leica werkt voortdurend aan de verdere ontwikkeling en
optimalisering van de Leica M. Omdat bij digitale camera’s zeer
veel functies door software worden gestuurd, kunnen verbeteringen
en uitbreidingen van functies en opties naderhand in de camera
worden geïnstalleerd. Om deze reden biedt Leica in onregelmatige
intervallen zogenaamde firmware-updates aan. Deze camera's zijn
af fabriek altijd uitgerust met de nieuwste firmware, maar u kunt de
firmware ook zelf eenvoudig van onze homepage downloaden en
naar uw camera overdragen.
Als u zich als eigenaar op de Leica Camera homepage registreert,
dan wordt u via de newsletter van de beschikbaarheid van een
firmware-update op de hoogte gesteld.
Verdere informatie omtrent de registratie en de firmware-updates
van uw Leica M evenals eventuele wijzigingen en toevoegingen bij
de uitleg in de handleiding vindt u in het „Kundenbereich“ onder:
https://owners.leica-camera.com
Of uw camera is uitgerust met de actuele Firmware-versie, kunt u
onder het hoofdmenupunt
Firmware nakijken (pagina 5, sectie
SETUP , zie pag. 154, 246).
•Controleer, voordat u uw LEICA M in gebruik neemt, de
meegeleverde accessoires op volledigheid.
132
INHOUD
Voorwoord .........................................................................................130
Waarschuwingen ................................................................................ 134
Juridische opmerkingen ...................................................................... 134
Milieuvriendelijk afvoeren elektrische en elektronische apparatuur .....135
Aanduiding van de onderdelen ...........................................................136
Verkorte handleiding ..........................................................................138
Uitvoerige handleiding ........................................................................ 140
Voorbereidingen ............................................................................. 140
Aanbrengen van de draagriem .....................................................140
Opladen van de batterij ................................................................141
Vervangen van batterij en geheugenkaart .....................................144
Leica M-objectieven ....................................................................147
Objectief plaatsen .....................................................................149
Objectief verwijderen ................................................................ 149
De belangrijkste instellingen / bedieningselementen ......................150
In- en uitschakelen van de camera .............................................. 150
De ontspanner .............................................................................151
Serieopnamen ..........................................................................152
Het tijd-draaiwiel .........................................................................153
De menubediening .......................................................................154
Voorinstellingen .................................................................................158
Camera-basisinstellingen ................................................................ 158
Menutaal ..................................................................................... 158
Datum en tijd ..............................................................................158
Automatisch uitschakelen ............................................................ 160
Signaalgeluiden ...........................................................................161
Opname-basisinstellingen ............................................................... 162
In- / uitschakelen van de herkenning van het objectieftype .......... 162
Compressiepercentage/bestandsformaat .................................... 163
Resolutie .....................................................................................163
Witbalans ....................................................................................165
ISO-filmgevoeligheid ....................................................................167
Beeldeigenschappen / contrast, scherpte, kleurverzadiging .........169
Filmstijlen ....................................................................................170
Kleurruimte .................................................................................170
De lichtkader-meetzoeker ............................................................ 171
Het LCD-scherm .......................................................................... 173
Live View-modus .........................................................................174
133
Afstandsmeting ...........................................................................175
Met de optische afstandsmeter ................................................. 175
Met LCD-schermbeeld in Live View-modus ................................ 177
Met aanduiding van scherp afgebeelde
gebieden op het LCD-scherm .................................................... 178
In- / uitschakelen van de belichtingsmeter ..................................179
Belichtingsmeetmethoden ...........................................................180
De belichtingsprogramma's .........................................................182
Tijdautomaat ............................................................................182
Meetwaardegeheugen ............................................................ 183
Belichtingscorrecties ..............................................................184
Automatische belichtingsseries ................................................. 186
Handmatige instelling van de belichting .....................................188
De B-instelling / T-functie ......................................................... 188
Over- en onderschrijding van meetbereik .....................................189
Flitsmodus ...................................................................................190
Overige functies .............................................................................196
Video-opnamen ...........................................................................196
Geluidsopname ...........................................................................197
Fotograferen met de zelfontspanner ............................................198
Kenmerken van beeldgegevens ter bescherming van het auteursrecht .198
Registratie van opnamelocatie met GPS ........................................ 198
Waterpas ..................................................................................... 201
Gebruikers- / programmaprofielen ..............................................201
Terugzetten van alle individuele instellingen .................................203
De weergavemodus ........................................................................ 204
Overige functies ..............................................................................216
Mappenbeheer ............................................................................216
Formatteren van de geheugenkaart ..............................................218
Gegevensoverdracht naar een computer ...................................... 219
Adobe
®
Photoshop
®
Lightroom
®
..................................................222
Leica Image Shuttle
®
...................................................................222
Met onbewerkte gegevens DNG werken .......................................222
Installeren van firmware-updates .................................................223
Overige zaken ...................................................................................224
Systeemaccessoires voor de Leica M .............................................224
Vervangende onderdelen ................................................................ 227
Veiligheidsmaatregelen en onderhoud ................................................228
Algemene voorzorgsmaatregelen ....................................................228
Onderhoud ..................................................................................... 230
Reinigen van de sensor/stofdetectie ..............................................234
Opbergen ....................................................................................... 236
Storingen en oplossingen ...................................................................236
Bijlage ...............................................................................................238
De indicaties ..................................................................................238
De menuopties ............................................................................... 246
Trefwoordenregister ...........................................................................248
Technische gegevens .........................................................................250
Leica Service-adressen .....................................................................254
134
De CE-markering van onze producten geeft aan dat de
basiseisen van de geldende EU-richtlijnen in acht worden
genomen.
WAARSCHUWINGEN
•Moderne elektronische elementen reageren gevoelig op
elektrostatische ontlading. Omdat mensen bijv. bij het lopen over
synthetisch tapijt zonder moeite een lading van tienduizenden Volt
kunnen ontwikkelen, kan het bij aanraking van uw Leica M tot een
ontlading komen, vooral als deze op een gemakkelijk geleidende
ondergrond ligt. Wanneer het alleen de camerabehuizing betreft, is
deze ontlading voor de elektronica absoluut ongevaarlijk. De naar
buiten gebrachte contacten als batterij- of achterwandcontacten
moeten echter, ondanks extra ingebouwde veiligheidsschakelingen,
om veiligheidsredenen zo mogelijk niet worden aangeraakt.
•Gebruik voor het eventueel schoonmaken van de contacten geen
optiek-microvezeldoek (synthetisch), maar een katoenen of linnen
doek! Wanneer u van tevoren bewust een verwarmingsbuis of
waterleiding (geleidend, met „aarde“ verbonden materiaal)
aanraakt, zal een eventuele elektrostatische lading veilig worden
ontladen. Vermijd vervuiling en oxidatie van de contacten, ook door
uw Leica M altijd met een objectief of bajonetdeksel op de camera
droog op te bergen!
•Gebruik uitsluitend aanbevolen accessoires om storing, kortsluiting
of een elektrische schok te vermijden.
•Probeer niet onderdelen van de body (afdekkingen) te verwijderen;
vakkundige reparaties kunnen alleen door een erkend servicepunt
worden uitgevoerd.
JURIDISCHE OPMERKINGEN
•Neem zorgvuldig het auteursrecht in acht. Het kopiëren en
publiceren van zelf opgenomen media, zoals banden, cd's, of door
anderen uitgegeven of gepubliceerd materiaal kan het auteursrecht
schenden.
•Dit geldt ook voor alle meegeleverde software.
•De SD-, HDMI- en USB-logo*s zijn gedeponeerde merken.
•Overige namen, firma- en productnamen die in deze handleiding
worden genoemd, zijn handelsmerk, resp. gedeponeerd
handelsmerk van de betreffende ondernemingen.
135
MILIEUVRIENDELIJK AFVOEREN
ELEKTRISCHE EN ELEKTRONISCHE
APPARATUUR
(geldt voor de EU en overige Europese landen met
gescheiden inzameling)
Dit toestel bevat elektrische en/of elektronische onderdelen en mag
daarom niet met het normale huisvuil worden meegegeven! In plaats
daarvan moet het voor recycling op door de gemeenten beschikbaar
gestelde inzamelpunten worden afgegeven. Dit is voor u gratis. Als
het toestel zelf verwisselbare batterijen of accu’s bevat, moeten deze
vooraf worden verwijderd en evt. volgens de voorschriften
milieuvriendelijk worden afgevoerd.
Meer informatie over dit onderwerp ontvangt u bij uw gemeentelijke
instantie, uw afvalverwerkingsbedrijf of de zaak waar u het toestel
hebt gekocht.
136
AANDUIDING VAN DE ONDERDELEN
Afbeeldingen op de voorste en achterste omslag
Vooraanzicht
1. Objectief-ontgrendelingsknop
2. Ogen voor draagriem
3. Focusknop
4. Kijkvenster van de afstandsmeter
5. Helderheidssensor
1
6. Kijkvenster van de zoeker
7. Zelfontspanner-lichtdiode
8. Borglip van het bodemdeksel
1
Leica M-objectieven met zoekeradapter verbergen de helderheidssensor. Informatie
over de werkwijze met deze en andere objectieven vindt u in de hoofdstukken „De
indicaties / In de zoeker“, pag. 238, en „Leica M-Objectieven“, pag. 147.
Bovenaanzicht
9. Microfoon
10. Vaststaande ring met
a. index voor afstandsinstelling,
b. scherptediepteschaal en
c. rode indexknop voor het wisselen van objectief
11. Diafragma-instelring
12. Witte indexpunt voor diafragma-instelling
13. Tegenlichtkap
14. Afstandsinstelring met
a. greep
15. Hoofdschakelaar met klikstanden voor
OFF (camera uitgeschakeld)
S (enkele opnamen)
C (serieopnamen)
(zelfontspanner)
16. Ontspanner met
a. schroefdraad voor draadontspanner
17. Video-ontspanner
18. Tijdinstelwiel met klikstanden voor
A voor automatische regeling van de sluitertijd
Sluitertijden
1
/
4000
- 8s (inclusief tussenwaarden)
B (Langdurige belichting)
Flitssynchronisatietijd (
1
/
180
s)
19. Flitsschoen
137
Achteraanzicht
20.
SET-knop
voor het oproepen van het Opnameparameter-menu
voor het oproepen van het submenu in de menubediening
voor overname van de in de submenu's geselecteerde
instellingen/opties
21.
MENU-knop om de hoofd- en submenu's op te roepen of te
verlaten
22.
ISO-knop voor het oproepen van de gevoeligheidsinstelling
23.
DELETE-knop voor selectie van de wisfunctie
24.
PLAY-knop
voor het inschakelen van de (continu) weergave
voor terugkeer naar volledig beeld
25.
LV-knop om de Live View-modus mee aan of uit te zetten
26. Zoekeropening
27. Aansluiting voor de externe elektronische zoeker/ microfoon-
adapter
1
(deksel verwijderd)
28. Helderheidssensor voor monitor
29. Instelwiel
voor het navigeren door de menu's
voor het instellen van de geselecteerde menuopties
voor het instellen van een belichtingscorrectie
voor het vergroten/verkleinen van de weergegeven opname
voor het bladeren in het opnamegeheugen
30. Kruisknop
voor het navigeren door de menu's
voor het instellen van de geselecteerde menuopties
voor het bladeren in het opnamegeheugen
31.
INFO-knop
voor weergave van instellingen/gegevens bij opname
voor weergave van de opnamegegevens bij beeldweergave
voor het accepteren van de instellingen
32. Luidspreker
33. Lichtdiode voor opnameregistratie / gegevensopslag op kaart
34. Monitor
Beeld van onder
(bodemdeksel is geplaatst)
35. Vergrendelingsknop voor bodemkap
36. Statiefschroefdraad A ¼, DIN 4503 (¼“)
37. Bodemdeksel
(bij verwijderde bodemdeksel)
38. Aansluiting voor multifunctionele handgreep M
1
39. Geheugenkaartsleuf
40. Batterijvak
41. Batterij-vergrendelingsschuif
1
Verkrijgbaar als accessoire, zie pag. 226
138
BEKNOPTE HANDLEIDING
HOUD DE VOLGENDE ONDERDELEN GEREED:
Camera
Batterij
Geheugenkaart (niet meegeleverd)
Laadapparaat en netsnoer
139
VOORBEREIDINGEN
1. Batterij laden (zie pag. 141)
2. Batterij plaatsen (zie pag. 144)
3. Geheugenkaart plaatsen (zie pag. 146)
4. Camera inschakelen (zie pag. 150)
5. Menutaal instellen (zie pag. 158)
6. Datum en tijd instellen (zie pag. 158)
7. Geheugenkaart evt. formatteren (zie pag. 218)
FOTOGRAFEREN
8. Objectief plaatsen (zie pag. 149)
9. Tijdinstelwiel op A instellen (zie pag. 153)
10. Scherpte instellen (zie pag. 174)
11. Camera inschakelen (zie pag. 150)
12. Belichtingsmeting inschakelen (zie pag. 151)
13. Belichting evt. formatteren (zie pag. 182)
14. Ontspannen (zie pag. 151)
Opmerking:
Over de juiste procedure bij video-opnamen, zie pag. 196
BEKIJKEN VAN DE OPNAMEN
De camera is af fabriek ingesteld op de automatische, kortstondige
weergave van de laatste opname (zie pag. 204).
U kunt de weergave altijd met de
PLAY-knop inschakelen (geen
tijdlimiet) (zie pag. 204).
Om andere opnamen te bekijken, hoeft u maar op de linker- of
rechterzijde van de kruisknop te drukken (zie pag. 210).
Om de opnamen te vergroten, drukt u het instelwiel naar rechts (zie
pag. 211).
WISSEN VAN OPNAMEN
Druk op de DELETE-knop en volg de aanwijzingen op het scherm (zie
pag. 212).
141
BATTERIJ LADEN
De Leica M wordt door een lithium-ionen batterij van de nodige
energie voorzien.
•Als bevestiging van het oplaadproces begint de groene, met
CHARGE gemarkeerde LED te knipperen. Zodra de batterij tot
minstens
4
/
5
van zijn capaciteit is opgeladen, brandt bovendien de
gele, met
80% gemarkeerde LED. Als de batterij volledig is
opgeladen, gaat ook de groene LED permanent branden.
Opmerking:
De
80%-LED zal vanwege het werkingsprincipe van het laadproces al
na ca. 2 uur gaan banden.
Het laadapparaat dient vervolgens van het net te worden gescheiden.
Er is geen gevaar voor overlading.
1
(met de Live View-/ Classic-modus)
142
Let op:
•Er mogen in deze camera uitsluitend batterijen (Best.-Nr. 14 499)
worden gebruikt die in deze handleiding of door Leica Camera AG
worden genoemd en beschreven.
•Deze batterijen mogen uitsluitend met de speciaal daarvoor
bestemde apparaten en alleen precies zoals hierna beschreven
worden opgeladen.
•Als deze batterijen niet volgens de voorschriften worden gebruikt
of als batterijen worden gebruikt die niet hiervoor zijn bestemd, kan
onder bepaalde omstandigheden een explosie ontstaan!
•Deze batterijen mogen niet voor langere tijd aan hitte of zonlicht en
vooral ook nooit aan vochtigheid of water worden blootgesteld.
Bovendien mogen deze batterijen nooit in een magnetron of in een
omgeving met hoge druk worden geplaatst wegens gevaar voor
brand of explosie!
•Een veiligheidsventiel in de batterij zorgt ervoor dat bij onjuiste
omgang met de batterij eventuele overdruk gecontroleerd kan
ontwijken.
•Er mag uitsluitend het Leica laadapparaat dat in deze handleiding
wordt genoemd (Bestelnr. 14 494) worden gebruikt. Het gebruik
van andere, niet door Leica Camera AG goedgekeurde
batterijladers kan tot schade aan de batterijen leiden en in een
extreem geval ook tot ernstige, levensgevaarlijke verwondingen.
•Het meegeleverde laadapparaat mag uitsluitend voor het opladen
van deze batterijen worden gebruikt. Probeer het niet voor andere
doeleinden te gebruiken.
•De meegeleverde autolaadkabel mag in geen geval worden
aangesloten als de batterijlader met het net is verbonden.
•Zorg ervoor dat de gebruikte stopcontact tijdens het laden vrij
toegankelijk is.
•Het oplaadapparaat mag niet worden geopend. Reparaties mogen
alleen door erkende werkplaatsen worden uitgevoerd.
143
Aanwijzingen:
•De batterij moet worden opgeladen voordat de Leica M voor de
eerste keer wordt gebruikt.
•De batterij moet een temperatuur tussen 10°-30°C hebben om te
kunnen worden opgeladen (anders schakelt het oplaadapparaat
niet in, resp. weer uit).
•Lithium-ionen batterijen kunnen altijd en onafhankelijk van de
batterijconditie worden opgeladen. Als een batterij maar ten dele is
ontladen voordat hij weer wordt opgeladen, zal de volledige
oplading sneller worden bereikt.
•Tijdens het oplaadproces worden de batterijen warm. Dit is
normaal en geen storing.
•Indien beide LEDs van de lader snel gaan knipperen (>2Hz) net
nadat het laden is begonnen, duidt dit op een laadfout (bijv.
wegens overschrijden van de maximale laadtijd, spanningen of
temperaturen buiten het toegestane gebied, of kortsluiting). Haal in
zo’n geval het laadapparaat van de netvoeding en verwijder de
batterij. Zorg ervoor dat aan de hiervoor genoemde
temperatuurvoorwaarden wordt voldaan en start het oplaadproces
opnieuw. Als het probleem niet kan worden opgelost, neem dan
contact op met uw dealer, de nationale vertegenwoordiging van
Leica of Leica Camera AG.
•Een nieuwe batterij bereikt zijn volledige capaciteit pas na 2-3 maal
volledig opladen en ontladen door gebruik in de camera. Dit
ontladingsproces moet telkens na ca. 25 keer laden worden
herhaald. Voor een maximale levensduur van de batterij moet deze
niet permanent aan extreem hoge of lage temperaturen (bijv. 's
zomers resp. 's winters in een geparkeerde auto) worden
blootgesteld .
•De levensduur van elke batterij is – zelfs bij optimaal gebruik –
begrensd! Na enkele honderden keren opladen wordt dit duidelijk
door de korter wordende ontladingstijden.
•Na hoogstens vier jaar dient u de batterij te vervangen, omdat de
prestaties afnemen en u vooral bij koude niet meer verzekerd bent
van een betrouwbare werking.
•Defecte batterijen moeten volgens de betreffende voorschriften
(zie pag. 231) worden afgevoerd.
•De verwisselbare batterij voedt een vast in de camera ingebouwde
bufferbatterij die de opslag van de ingevoerde datum/tijd
gedurende maximaal 2 maanden verzekert. Als de bufferbatterij
uitgeput is, moet deze door het plaatsen van de verwisselbare
batterij weer worden opgeladen. De volledige capaciteit van de
bufferbatterij is – met geplaatste verwisselbare batterij - na enkele
dagen weer bereikt. De camera hoeft hiervoor niet ingeschakeld te
blijven.
144
VERVANGEN VAN BATTERIJ EN GEHEUGENKAART
Zet de hoofdschakelaar (1.18) op
OFF.
Belangrijk:
Open het bodemdeksel niet en verwijder de geheugenkaart of batterij
niet zolang als teken van opnameregistratie en/of gegevensopslag op
de kaart de rode LED (33) rechtsonder naast het LCD-scherm (34)
knippert. Anders kunnen nog niet (volledig) opgeslagen
opnamegegevens verloren gaan.
Bodemdeksel verwijderen
Batterij plaatsen
Batterij verwijderen
145
Indicaties batterijconditie
De batterijconditie verschijnt - in de opnamemodus - op het scherm
(34) als u de
INFO-knop (31) indrukt.
Aanwijzingen:
•Verwijder de batterij als u de camera langere tijd niet gebruikt.
•Uiterlijk 2 maanden nadat de capaciteit van een batterij in de
camera uitgeput is (zie hiervoor ook de laatste opmerking onder
„Opladen van de batterij“, pag. 141), moeten de datum/tijd
opnieuw worden ingevoerd.
•Als de batterijcapaciteit afzwakt, ofwel als u een oude batterij
gebruikt, zullen de waarschuwingen, indicaties en opties eventueel
beperkt of geblokkeerd blijven, afhankelijk van de gebruikte
camera-optie.
Bruikbare geheugenkaarten
De Leica M slaat de opnamen op een SD- (Secure Digital), ofwel
SDHC- (High Capacity), ofwel SDXC- (eXtended Capacity) kaart op.
SD/SDHC/SDXC-geheugenkaarten worden door verschillende
producenten en met uiteenlopende capaciteit en schrijf-/leessnelheid
aangeboden. Vooral die met een grote capaciteit en hoge schrijf-/
leessnelheid maken een aanzienlijk snellere registratie en weergave
van gegevens mogelijk. Ze hebben een schakelaar voor
schrijfbeveiliging, waarmee de gegevens tegen onopzettelijk opslaan
en wissen kunnen worden beschermd. Deze schakelaar is als schuif
op de niet-afgeschuinde kant van de kaart uitgevoerd en beveiligt
gegevens op de kaart in zijn onderste stand die met LOCK is
gemarkeerd.
Opmerking:
Raak de contacten van de geheugenkaart niet aan.
146
Geheugenkaart plaatsen
Geheugenkaart verwijderen
Aanwijzingen:
• Het aanbod van SD/SDHC/SDXC-kaarten is zo groot dat Leica Camera AG
alle verkrijgbare typen niet volledig op compatibiliteit en kwaliteit
kan controleren. Bij gebruik van andere kaarttypen is beschadiging
van camera of kaart weliswaar niet te verwachten, maar omdat
vooral zogenoemde „No-Name“-kaarten ten dele niet aan de SD-/
SDHC/SDXC-standaards voldoen, kan Leica Camera AG geen
garantie bieden voor een goede werking.
•Vooral video-opnamen vereisen een hoge schrijfsnelheid.
•Als de geheugenkaart niet is te plaatsen, controleert u de juiste
uitlijning.
•Wanneer u bij ingeschakelde camera de bodemdeksel of de
geheugenkaart verwijdert, verschijnen op het LCD-scherm de
betreff ende waarschuwingen in plaats van de indicaties:
Attention Bottom cover removed
Attention No card inserted.
•Omdat elektromagnetische velden, elektrostatische lading evenals
defecten aan de camera en de kaart tot beschadiging of verlies van
gegevens op de geheugenkaart kunnen leiden, is het raadzaam de
gegevens naar een computer te kopiëren en daar op te slaan (zie
pag. 220).
•Om dezelfde reden wordt geadviseerd de kaart in principe in een
antistatisch foedraal te bewaren.
147
LEICA M-OBJECTIEVEN
In principe geldt: de meeste Leica M-objectieven kunnen op de Leica M
worden gebruikt. Bijzonderheden over de enkele uitzonderingen en
beperkingen worden in de volgende opmerkingen toegelicht.
Het gebruik is onafhankelijk van de objectief-uitrusting – met of
zonder 6-bit codering in de bajonet.
Ook zonder deze extra uitrusting, d.w.z. ook bij gebruik van Leica
M-objectieven zonder code, zal de Leica M in de meeste gevallen
goede opnamen maken.
Om ook in zulke gevallen optimale beeldkwaliteit te bereiken,
adviseren wij u het objectieftype in te voeren (zie pag. 162).
Belangrijk:
•Niet geschikt:
Hologon 1:8/15mm,
Summicron 1:2/50mm met dichtbij-instelling,
Elmar 1:4/90mm met uitschuifbare buis (productieperiode
1954-1968)
Sommige exemplaren van de Summilux-M 1.4/35mm (niet
asferisch, productieperiode 1961-1995, Made in Canada)
kunnen niet op de Leica M worden gezet, resp. niet tot oneindig
focusseren. De Leica Customer Care kan deze objectieven
dusdanig modifi ceren dat ze ook op de Leica M kunnen worden
gebruikt.
•Bruikbaar, maar gevaar voor beschadiging van camera en/of
objectief Objectieven met uitschuifbare buis kunnen uitsluitend
met uitgetrokken buis worden gebruikt, d.w.z. de buis mag op de
Leica M in geen geval naar binnen worden geschoven. Dit geldt
niet voor de huidige Makro-Elmar-M 1:4/90mm, waarvan de buis
ook in ingeschoven toestand niet in de camera steekt en daarom
onbeperkt kan worden gebruikt.
148
•Bepert bruikbaar
Ondanks de grote nauwkeurigheid van de meetzoeker van de Leica M
kan precies focusseren met 135mm-objectieven bij open
diafragma als gevolg van de zeer geringe scherptediepte niet
worden gegarandeerd. Wij raden u aan minstens 2 stops te
diafragmeren.
Daarentegen kunt u dankzij de Live View-modus (zie pag. 173)
van de Leica M en haar verscheidene instellingshulpjes dit
objectief onbeperkt gebruiken.
•Bruikbaar, maar uitgezonderd van de
Classic-belichtingsmeting
(zie pag. 180)
Super-Angulon-M 1:4/21mm
Super-Angulon-M 1:3,4/21mm
Elmarit-M 1:2,8/28mm met fabr.nr. onder 2 314 921.
Aanwijzingen:
•Leica Customer Care kan vele Leica M-objectieven achteraf van de
6-bit codering voorzien. (Adres, zie pag. 254).
•Er kunnen aan de Leica M, behalve Leica M-objectieven met en
zonder codering, m.b.v. de als toebehoren verkrijgbare Leica
M-adapter R (zie pag. 224) ook Leica R-objectieven worden
ingezet.
149
Objectief plaatsen
1. Camera uitschakelen
2. Het objectief aan de starre ring (10) vasthouden.
3. De rode indexknop (10b) van het objectief tegenover de
ontgrendelingsknop (1) op de camerabody houden
4. Het objectief in deze stand passend op de camera plaatsen.
5. Met een korte draai naar rechts wordt het objectief hoor- en
voelbaar vergrendeld.
Objectief verwijderen
1. Camera uitschakelen
2. Het objectief aan de starre ring (10) vasthouden.
3. De ontgrendelingsknop (1) op de camerabody indrukken
4. Het objectief naar links draaien tot zijn rode indexknop (10b)
tegenover de ontgrendelingsknop staat
5. Objectief dan zonder te wrikken verwijderen
Aanwijzingen:
•In principe geldt: op de Leica M moet als bescherming tegen het
binnendringen van stof e.d. in het binnenwerk van de camera altijd
een objectief zijn geplaatst, of de kap van de body.
•Om dezelfde reden moet het verwisselen van een objectief zo
mogelijk in een stofvrije ruimte plaatsvinden.
•Camera- of objectiefkappen moeten niet in een broekzak worden
bewaard omdat ze daar stof aantrekken dat bij plaatsing in het
binnenwerk van de camera terecht kan komen.
150
DE BELANGRIJKSTE INSTELLINGEN / BEDIENINGSELEMENTEN
IN- EN UITSCHAKELEN VAN DE CAMERA
15 16
De Leica M wordt met de hoofdschakelaar (15) in- en uitgeschakeld.
Deze bevindt zich onder de ontspanner (16) en is als hendel met vier
klikstanden uitgevoerd:
a.
OFF –Camera uitgeschakeld
b.
S – Enkele opname-stand
Door de ontspanner in te drukken (zie hierna) maakt u telkens
één opname, of u hem nu ingedrukt houdt of niet.
c. C - Opnameserie-stand
Zolang u de ontspanner ingedrukt houdt en de capaciteit van de
gebruikte geheugenkaart en het interne geheugen het toelaten,
(zie „Geheugenkaart vervangen“, pag. 144) zullen er continu
opnamen worden gemaakt. Eerst minstens 8 snel achter elkaar,
daarna met vertraagde frequentie.
d.
- Zelfontspanner
Het bedienen van de ontspanner (zie hierna) start de ingestelde
voorlooptijd (zie pag. 198) waarna de opname wordt gemaakt.
INSCHAKELEN
Na het inschakelen, d.w.z. na het instellen van een van de drie
functies
S, C of licht de LED (33) even op en de indicaties in de
zoeker worden zichtbaar (zie pag. 238).
Opmerking:
De camera is vanaf ca.1s na het inschakelen paraat.
UITSCHAKELEN
Ook als de hoofdschakelaar niet op
OFF is gezet, zal de camera
automatisch worden uitgeschakeld als u via het menu een
automatische uitschakeltijd hebt ingesteld (
Auto Power Off , zie pag.
160) en de camera binnen deze tijd niet wordt bediend.
151
Opmerking:
Wanneer de camera langere tijd niet wordt gebruikt of in een tas
wordt opgeborgen, moet deze altijd met de hoofdschakelaar worden
uitgeschakeld. Hierdoor wordt elk stroomverbruik voorkomen dat ook
in de stand-by modus na het automatisch uitschakelen van de
belichtingsmeter en het verdwijnen van de indicaties toch nog
plaatsvindt. Onbedoelde opnamen worden hiermee ook verhinderd.
DE ONTSPANNER
De ontspanner (16) heeft drie indrukstanden:
1. Indrukken tot het 1e drukpunt
activeert de belichtingsmeting en de zoekerweergave
start in tijdautomaat de registratie van de gemeten
belichtingswaarde, d.w.z. de door de camera berekende
sluitertijd (meer hierover staat in het hoofdstuk “Het
meetwaardegeheugen“ op pag. 183)
start de tijd van een eventueel lopende zelfontspanner
opnieuw (zie pag. 198)
Als de ontspanner op deze indrukstand wordt vastgehouden, blijft de
indicatie zichtbaar, ofwel als vooraf de weergavemodus was ingesteld,
zal de camera teruggaan naar de opnamemodus. Als de camera
vooraf in stand-by stond (zie pag. 150), zal hij weer worden
geactiveerd en de weergave worden ingeschakeld.
Na het loslaten van de ontspanner blijven het meetsysteem en de
indicaties nog ca. 12s ingeschakeld en kunt u opnieuw een meting
uitvoeren (meer hierover vindt u in het hoofdstuk „De
belichtingsmeting“ vanaf pag. 180).
Opmerking:
De ontspanner blijft geblokkeerd
als het interne geheugen (tijdelijk) vol is, bijv. na een serie van ≥ 8
opnamen, of
als de geplaatste geheugenkaart en het interne geheugen (tijdelijk)
vol zijn, of
als de batterij zijn grenzen heeft bereikt (capaciteit, temperatuur,
leeftijd)
2. Als de ontspanner helemaal wordt doorgedrukt, wordt de opname
gemaakt, ofwel de eventueel ingestelde tijd van de zelfontspanner
begint af te lopen. De gegevens worden daarna op de
geheugenkaart opgeslagen.
De ontspanner heeft genormeerde schroefdraad (16) voor
draadontspanners.
152
Aanwijzingen:
•Als vooraf de weergavemodus (zie “Weergavemodus“, pag. 204)
of de menubediening (zie pag. 154) geactiveerd was, zal door
aantippen van de ontspanner meteen de opnamemodus worden
ingeschakeld.
•De ontspanner moet, om bewegingsonscherpte te voorkomen,
voorzichtig – niet met een ruk – worden ingedrukt, totdat de sluiter
met licht klikken gaat afl open.
•U kunt de sluiter zelfs tijdens een video-opname indrukken om een
of meerdere foto-opnamen te maken. Meer informatie over
video-opnamen en de video-startknop (17), vindt u op pagina
196.
Serieopnamen
Met de Leica M kunnen niet alleen afzonderlijke opnamen worden
gemaakt - hoofdschakelaar 15 op (
S [single]), maar ook opnameseries
- hoofdschakelaar op (
C [continuous]), bijv. om een bewegingsproces
in meerdere stappen vast te leggen.
Afgezien van de bediening van de ontspanner (16) maakt u
serieopnamen op dezelfde wijze als enkele opnamen: zolang u de
hem helemaal ingedrukt houdt (en de capaciteit van de
geheugenkaart dit toelaat) worden er serieopnamen gemaakt.
Wanneer u een hem slechts kort indrukt, zullen er steeds
afzonderlijke opnamen worden gemaakt.
Er kunnen maximaal ca. 3 foto’s per seconde worden gemaakt. Eerst
minstens 8 snel achter elkaar, daarna met iets vertraagde frequentie.
Aanwijzingen:
•De genoemde opnamen per seconde en het maximaal mogelijke
aantal opnamen in een serie baseren op de standaardinstelling
-
ISO 200 en als formaat JPEG fine . In andere instellingen ofwel
afhankelijk van de gebruikte geheugenkaart kunnen de frequentie
en het aantal lager zijn.
•Onafhankelijk van het aantal opnamen in een serie, wordt in beide
weergavemodi (zie pag. 204) eerst de laatste foto van de serie
resp. de laatste foto van de serie getoond die op de geheugenkaart
is opgeslagen – mits op dit tijdstip nog niet alle opnamen van de
serie door het interne geheugen van de camera op de kaart zijn
overschreven.
153
DE TIJD-INSTELKNOP
Met het tijd-draaiwiel (18) van de Leica M worden de belichtingsmodi
geselecteerd:
tijdautomaat door instelling op de rood gemarkeerde
A-stand (zie
pag. 182),
handmatig door het kiezen van een sluitertijd tussen
1
/
4000
s t/m
8s, (tussenwaarden die in ½ stappen vastklikken zijn eveneens
beschikbaar), alsook
de met het
-symbool gemarkeerde, kortst mogelijke
synchronisatietijd
1
/
180
s voor de fl itsmodus (zie pag. 191) en
B voor lange belichtingstijden (zie pag. 188).
Het tijd-draaiwiel heeft geen aanslag, d.w.z. dat het vanuit elke stand
in een willekeurige richting kan worden gedraaid. Deze klikt bij alle
gegraveerde standen en tussenwaarden in. Tussenstanden buiten de
klikposities mogen niet worden gebruikt. Meer informatie over de
instelling van de juiste belichting staat in het hoofdstuk: “De
belichtingsmeting” vanaf pag. 179.
154
DE MENUBEDIENING
Vele instellingen worden op de Leica M in twee van elkaar
onafhankelijke menu’s (zie pag. 246/247) uitgevoerd.
HOOFDMENU
Het hoofdmenu bestaat uit 34 punten. Het is verdeeld in 3
functionele groepen:
CAMERA (Camera–basisinstellingen – pagina 1)
IMAGE (Opname-instellingen – pagina 2)
SETUP (Secundaire opties - pagina's 3-5)
OPNAMEPARAMETER-MENU
Het opnameparameter-menu bestaat uit 8 punten. Het bevat, behalve
de basisinstellingen voor de opname, 2 punten die op de
belichtingsmeting en -instelling van invloed zijn, en één waarmee
gebruikersprofielen kunnen worden aangemaakt en opgeroepen.
Door de verdeling in 2 menu's en de groepering binnen het
hoofdmenu kunnen de menu-items die in de praktijk het meest
worden gebruikt zeer snel en eenvoudig worden opgeroepen en
ingesteld.
De betreffende instellingen resp. instellingsstappen van deze
menu-items worden bij ingeschakelde camera overzichtelijk en stap
voor stap op het LCD-scherm (34) getoond.
In beide menu’s vinden de instellingen in principe op dezelfde wijze
plaats, alleen het oproepen en verlaten is verschillend.
155
Instellen van de menu-opties
1. Het hoofdmenu wordt opgeroepen met de
MENU-knop (21), het
opnameparameter-menu met de
SET-knop (20).
•Er verschijnt in het hoofdmenu de eerste =
CAMERA-pagina
met de eerste 6 items; in het menu Opnameparameters dan
alle punten.
Het momenteel actieve menu-item is na het selecteren van een
pagina eerst altijd het laatst veranderde.
Opmerking:
Het opnameparameter-menu is uitsluitend vanuit de opnamemodus
toegankelijk.
156
2. Het gewenste menu-item kunt u zowel met de insteldraaiknop
(29, draaien naar rechts = in het menu naar beneden, draaien
links = in het menu naar boven) alsook met de kruisknop (30;
omhoog of omlaag drukken) selecteren.
Aanwijzingen:
•Het gebruik van de insteldraaiknop is niet alleen gemakkelijker,
maar ook aanzienlijk sneller.
•Individuele menu-items, zoals
GPS en Format SD card alsmede
enkele submenu-items kunnen alleen worden opgeroepen onder
bepaalde omstandigheden. Meer informatie hierover vindt u in de
betreffende secties.
•De letters in de betreffende regels zijn grijs om dit aan te geven.
3. De betreffende submenu's kunt u zowel met de
SET-, alsook met
de
INFO-knop (31) oproepen, of door op de rechterzijde van de
kruisknop te drukken.
•In de kopregel veranderen de aanwijzingen: links in zwart staat
de bijbehorende optiegroep (in het hoofdmenu
CAMERA ,
IMAGE of SETUP , in het Opnameparameter-menu altijd SET),
rechts in wit het opgeroepen menu-item.
De submenu's bestaan meestal uit verschillende optievarianten
die u in de volgende stap direct kunt selecteren.
In sommige gevallen is er ook een schaal voor het instellen van
waarden of de sub-menu's zijn op hun beurt samengesteld uit
items waar u opnieuw optievarianten voor kunt instellen.
157
4. De gewenste optievariant / de gewenste waarde kiest u dan
ofwel met de insteldraaiknop of door op de betreffende zijde van
de kruisknop te drukken, d.w.z.
omhoog/omlaag voor volgende/vorige regel, ofwel voor het
selecteren van de optievariant(en)
links/rechts voor instellingen in een regel, of op een schaal
In sub-items met selecteerbare optievarianten kunt u ook naar
een andere regel gaan met de
INFO-knop.
•In sub-items met selecteerbare optievarianten veranderen de
aanwijzingen in de kop van de regel opnieuw: links in het zwart
het sub-item en rechts in het wit de opgeroepen optievariant.
Opmerking:
Sommige menu-items, zoals de datum/tijd en de opties bracketing en
witbalans vereisen bijkomende instellingen. De toelichtingen en meer
bijzonderheden over de andere menufuncties, staan in de betreffende
secties.
5. Sla uw instelling op door op de
SET- of de INFO-knop te drukken.
•Op het LCD-scherm verschijnt weer het startscherm. Rechts
op de betreffende menubalk staat nu de zojuist ingestelde
optievariant.
Opmerking:
De menu's en submenu's kunt u op elk gewenst moment - en zonder
de gewijzigde instellingen toe te passen - verlaten door op de
volgende knoppen te drukken:
Ontspanner /
Video-startknop
16/17
PLAY
(24)
MENU
(21)
Hoofdmenu
De camera schakelt
over op de
opnamemodus
De camera
schakelt over op
de weergave-
modus
Gaat telkens een stap
terug (bijv. naar het
vorige menu-niveau)
Opname-
parameter-
menu
De camera schakelt
over op de
opnamemodus
De camera
schakelt over op
de weergave-
modus
Gaat telkens een stap
terug (bijv. naar het
vorige menu-niveau),
ofwel springt naar het
hoofdmenu.
158
VOORINSTELLINGEN
CAMERA-BASISINSTELLINGEN
MENUTAAL
De Leica M is af fabriek ingesteld op Engels. De andere selecteerbare
menutalen zijn Duits, Frans, Spaans, Italiaans, Russisch, Japans of
traditioneel, resp. vereenvoudigd Chinees.
Instellen van de optie
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie p. 154/246)
Language
(pagina 5, sectie
SETUP) en
2. in het bijbehorende submenu de gewenste taal.
Op enkele uitzonderingen na (knopaanduidingen, korte begrippen)
worden alle aanwijzingen in de taal gewijzigd.
DATUM EN TIJD
Deze informatie kunt u in het menu-item
Date / Time instellen.
Instellen van de functies
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie p. 154/246)
Date / Time
(pagina 5, sectie
SETUP) en
2. roep het submenu op. Dit bevat de drie items
Auto time/time
zone , Date en Time .
Automatische, door GPS gestuurde tijdindicatie
Dit menu-item is alleen beschikbaar als de multifunctionele
handgreep M bevestigd is (als toebehoren verkrijgbaar, zie pag.
226).
3. Selecteer
Auto time/Time zone .
•Er verschijnt nog een submenu met de drie items
Auto time
via GPS , (alleen beschikbaar als de optie GPS in het menu
ingeschakeld is, zie pag. 199),
Time zone en Summer time .
4. Selecteer in dit submenu
Auto time via GPS en
5. hier dan de gewenste variant (
On /Off ).
Als u de optie hebt geactiveerd, zal de op de camera ingestelde tijd
continu aan de hand van de ontvangen GPS-signalen worden
gecorrigeerd.
159
Voor correcte tijdindicatie overal ter wereld:
6. Kies in hetzelfde submenu
Time zone en
7. hier de gewenste zone/de momentele locatie.
•Rechts in de regel staat de momenteel ingestelde afwijking
t.o.v. Greenwich Mean Time, daaronder grotere steden in de
betreffende tijdzones en de daar actuele tijd.
Voor correcte tijdindicatie in landen met tijdaanpassing van
het seizoen:
8. Kies in hetzelfde submenu
Summer time en
9. hier dan de gewenste variant (
On /Off ).
Opmerking:
Time zone is alleen beschikbaar als de GPS-optie is uitgeschakeld.
DATUM
Er zijn 3 varianten voor de volgorde van de weergave beschikbaar.
3. Kies in het
Date / Time-submenu Date. Het bevat de twee items
Format en Setting.
4. Kies
Format.
5. Kies in het
Format-submenu een van de 3 mogelijke volgorden
Day/Month/Year, Month/Day/Year, en Year/Month/Day.
6. Sla uw instelling op.
• Het
Date-submenu verschijnt weer.
7. Kies
Setting.
• Er verschijnt een ander submenu met kolommen voor jaar,
dag en maand. De momenteel actieve, dat wil zeggen de
aanpasbare kolom, is rood onderstreept, de categorie heeft
witte letters en de variabele getallen hebben rode letters.
Met behulp van de insteldraaiknop (29) of de kruisknop (30) stelt
u de numerieke waarden / de maanden in en met de
SET- knop
(20), de
INFO-knop (31) of de kruisknop wisselt u van kolom.
8. Na het instellen van alle 3 categorieën dient u ze te bevestigen en
op te slaan.
160
TIJD
De tijd kan naar keuze in 24-uurs of 12-uurs formaat worden
aangegeven.
Het instellen van de weergave en de beide getallengroepen doet u in
het sub-item
Time in principe net zo als de Date in de voorafgaande
sectie.
Opmerking:
Zelfs als er geen batterij is geplaatst, of als deze leeg is, blijft de
instelling van datum en tijd door een ingebouwde bufferbatterij
gedurende circa 2 maanden behouden. Daarna moeten datum en tijd
zoals hiervoor beschreven opnieuw worden ingesteld.
AUTOMATISCH UITSCHAKELEN
Deze functie schakelt de Leica M vanzelf uit na een vooraf ingestelde
tijd.
Instellen van de optie
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie pag. 154/246)
Auto Power Off (pag. 4, sectie SETUP).
2. Kies nu de gewenste tijdsduur.
Opmerking:
Ook als de camera in de paraatstand staat, d.w.z. de indicaties na
30s zijn verdwenen, of de geactiveerde optie
Auto Power Off deze
heeft uitgeschakeld, kunt u de camera te allen tijde door indrukken
van de ontspanner (16) weer activeren.
161
SIGNAALGELUIDEN
Met de Leica M kunt u zelf bepalen of de waarschuwingen op het
LCD-scherm en/of de aflopende zelfontspanner door akoestische
signalen – er zijn twee volumes – extra bevestigd dienen te worden,
of dat de werking van de camera vooral geruisloos moet zijn.
Opmerking:
De signaalgeluiden staan af fabriek op
Off ingesteld.
Instellen van de functies
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie pag. 154/246)
ACOUSTIC
SIGNAL (pag. 5, sectie SETUP).
2. Nu kunt u
Off , Low of High volume kiezen.
162
BASISINSTELLINGEN OPNAME
IN-/UITSCHAKELEN VAN DE HERKENNING VAN HET
OBJECTIEFTYPE
De 6-bit codering in de bajonet van de huidige Leica M-objectieven
stelt de Leica M in staat met de sensor in zijn bajonet het geplaatste
objectieftype te herkennen.
Deze informatie wordt o.a. voor het optimaliseren van de
beeldgegevens gebruikt. Bijvoorbeeld wordt de randverduistering,
die bijv. bij groothoekobjectieven en grote diafragma-openingen
bijzonder opvallend kan zijn, in de beeldgegevens gecompenseerd.
Ook de regeling van de flitsbelichting en de flitsreflector maakt
gebruik van de objectiefgegevens (zie „Geschikte flitsapparaten“,
pag. 190).
Bovendien wordt de informatie die deze 6-bit codering oplevert in
het EXIF-bestand van de opnamen weggeschreven. In de
uitgebreide beeldgegevens zal de brandpuntafstand van het
objectief bovendien worden weergegeven (zie pag. 238).
Opmerking:
Bij het gebruik van objectieven zonder 6-bit codering moet de
herkenningsfunctie ter vermijding van storingen worden
uitgeschakeld, of moet het gebruikte objectieftype handmatig worden
ingevoerd (zie pag. 162).
Instellen van de optie
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie pag. 154/246)
Lens
Detection (pagina 1, sectie CAMERA ) en
2. in het bijbehorende submenu de gewenste variant:
Off, of
Automatic, als een gecodeerd objectief is geplaatst, of
Manual, als een niet-gecodeerd objectief is geplaatst.
HANDMATIG INVOEREN VAN OBJECTIEFTYPE /
BRANDPUNTAFSTAND
Vroegere Leica M-objectieven worden bij gebrek aan identificatie niet
herkend door de camera. U kunt de "identificatie" echter via het menu
invoeren.
Hetzelfde geldt voor Leica R-objectieven die m.b.v. de Leica
R-adapter M op de Leica M kunnen worden gebruikt (voor meer
details verwijzen wij u naar de instructies van de adapter).
3. Selecteer in de lijst van het submenu Manuell het objectief dat u
gebruikt.
•Op het LCD-scherm verschijnt een lijst met objectieven waarin
voor ondubbelzinnige identificatie ook de betreffende
artikelnummers staan vermeld. De camera kan detecteren of
er een M-objectief is bevestigd, of een Leica R-lens d.m.v. de
adapter. Bijgevolg zal de lijst ofwel M-, of R-objectieven
bevatten.
163
Aanwijzingen:
•Het artikelnummer is bij vele objectieven aan de andere kant van
de scherptediepteschaal gegraveerd.
•De lijst vermeldt objectieven die zonder codering verkrijgbaar
waren (ca. voor juni 2006). Objectieven van een latere
introductiedatum zijn uitsluitend gecodeerd verkrijgbaar en kunnen
daarom niet handmatig worden geselecteerd.
•Bij gebruik van de Leica Tri-Elmar-M 1:4/16-18-21mm ASPH.
wordt de ingestelde brandpuntsafstand niet aan de camerabody
overgedragen en daarom ook niet in de EXIF-gegevensrecord van
de opnamen vermeld. U kunt de brandpuntsafstand echter naar
wens handmatig opgeven.
•De Leica Tri-Elmar -M 1:4/28-35-50mm ASPH. bezit daarentegen
de voor de inspiegeling van de geschikte lichtkaders in de zoeker
noodzakelijke mechanische overbrenging van de ingestelde
brandpuntafstand naar de camera, die door de elektronica van de
camera wordt afgetast en voor de correctie van deze
brandpuntafstand wordt gebruikt. Wegens gebrek aan ruimte staat
in het menu alleen een artikelnummer - 11 625 U kunt.
Vanzelfsprekend ook de beide andere varianten – 11 890 en 11
894 – gebruiken en de in het menu ingestelde waarden gelden
hiervoor net zo.
COMPRESSIEGRAAD/BESTANDSFORMAAT
Registratie van de beeldgegevens kan naar keuze gebeuren
a. met een van twee verschillende JPEG-compressiegraden -
JPEG
fine / JPEG standard , of
b. met het bestandsformaat
DNG , ofwel ongecomprimeerd, of
gecomprimeerd, of
c. met combinaties van telkens een van de twee JPG-
compressiegraden en het ingestelde DNG-formaat, d.w.z. er
ontstaan per opname altijd twee bestanden.
Dit maakt enerzijds een precieze afstemming op de beoogde
toepassingsdoeleinden resp. op het gebruik van de aanwezige
geheugencapaciteit op de kaart mogelijk, maar anderzijds ook op de
benodigde zekerheid en flexibiliteit voor toepassingen naderhand.
Instellen van de optie
Keuze van de JPEG-compressie resp. de formaatcombinatie
1. Kies in het Opnameparameter-menu (zie pag. 154/246)
File
format en
2. in het bijbehorende submenu de gewenste compressie /
combinatie.
164
Selectie van DNG-compressie
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie pag. 154/246)
DNG
compression (pagina 2, sectie IMAGE ) en
2. in het bijbehorende submenu de gewenste optie (
On [=
gecomprimeerd] /
Off [=ongecomprimeerd]).
Aanwijzingen:
•Voor de ongecomprimeerde opslag van onbewerkte
opnamegegevens wordt het gestandaardiseerde formaat DNG
(Digital Negative) gebruikt.
•De voor het DNG-formaat beschikbare compressie
is lossless, wat betekent dat het niet leidt tot een verlies aan
kwaliteit
behoudt alle mogelijkheden van nabewerking van de
beeldgegevens
maakt snellere opslag mogelijk
neemt minder ruimte in beslag.
•Bij gelijktijdige opslag van de beeldgegevens als DNG en JPEG
wordt voor het JPEG-formaat de bestaande instelling van de
resolutie gebruikt, d.w.z. de beide bestanden kunnen vaak
verschillende resoluties hebben.
•Door een hoge compressiegraad, zoals bij
JPEG standard kunnen
fijne structuren in het motief verloren gaan, resp. onzuiver worden
weergegeven (artefacten; bijv. „blokjesvorming“ op schuine
randen).
•Het op het LCD-scherm getoonde, resterende aantal opnamen
verandert niet noodzakelijkerwijs na elke opname. Dit hangt van
het motief af; zeer fijne structuren resulteren bij JPEG-bestanden in
een grotere hoeveelheid gegevens, homogene vlakken in een
kleinere hoeveelheid.
RESOLUTIE
De registratie van de beeldgegevens is in het JPEG-formaat met vier
verschillende resoluties mogelijk. Dit maakt een precieze afstemming
op het voorgenomen gebruik, resp. de capaciteit van de aanwezige
geheugenkaart mogelijk. Met de hoogste resolutie (overeenkomend
met de grootste datahoeveelheid), die u bijv. voor de hoogste kwaliteit
bij grotere afdrukken dient te kiezen, kunnen natuurlijk aanzienlijk
minder opnames op een kaart worden opgeslagen dan met de laagste
resolutie.
Instellen van de optie
1. Kies in het Opnameparameter-menu (zie pag. 154/246)
JPEG resolution en
2. in het bijbehorende submenu de gewenste resolutie.
Opmerking:
De resolutie is bij de DNG-indeling altijd 24MP, onafhankelijk van een
mogelijk andere instelling voor het JPEG-formaat.
165
WITBALANS
In de digitale fotografie zorgt de witbalans voor een neutrale
kleurweergave bij elk licht. De kleur die als wit moet worden
weergegeven, wordt vooraf in de camera ingesteld.
Bij de Leica M kunt u hiervoor uit tien verschillende instellingen
kiezen:
Automatic – voor de automatische regeling, die in de meeste
situaties neutrale resultaten oplevert.
Zeven vaste voorinstellingen voor de meest voorkomende
lichtbronnen,
Daglicht, - bijv. voor buitenopnamen in de zon,
Wolken, - bijv. voor buitenopnamen bij bewolkte hemel,
Schaduw, - bijv. voor buitenopnamen met het hoofdmotief in
de schaduw,
Kunstlicht, - bijv. voor binnenopnamen met (voornamelijk)
licht van gloeilampen
TL-buis warm - bijv. voor binnenopnamen met (voornamelijk)
licht van TL-buizen, bijv. voor woonruimten met warm licht van
ca. 2700K dat het licht van gloeilampen nabootst
TL-buis koel - bijv. voor binnenopnamen met (voornamelijk)
licht van TL-buizen, bijv. voor werkruimten en buitenverlichting
met koel licht van ca. 4000K
Flits - bijvoorbeeld voor opnamen met elektronische
flitsbelichting,
Gray card – voor de handmatige instelling door meting en
Color temperature
1
– voor een direct instelbare
kleurtemperatuurwaarde.
Opmerking:
Bij het gebruik van elektronenflitsers die over de technische
mogelijkheden van een System-Camera-Adaption (SCA) van het
systeem 3000 en over de adapter SCA-3502-5 beschikken, of een
overeenkomstig geïntegreerde voet, kan de witbalans voor een juiste
kleurweergave op Automatisch worden gezet.
Wanneer echter andere, niet specifiek op de Leica M afgestemde
flitsapparaten worden gebruikt, die de witbalans van de camera niet
automatisch omschakelen, moet de instelling
Flits worden
gebruikt.
Instellen van de functie
Voor de automatische of een van de vaste instellingen
1. Kies in het Opnameparameter-menu (zie pag. 154/246)
White Balance en
2. in het bijbehorende submenu de gewenste functie.
1
Kleurtemperaturen worden in principe in Kelvin aangegeven.
166
Voor directe instelling van de kleurtemperatuur
U kunt waarden tussen 2000 en 13100 (K
1
) direct instellen (van 2000
tot 5000K in stappen van 100, van 5000 tot 8000K in stappen van
200 en van 8000 tot 13.100K in stappen van 300). Daarmee is een
zeer groot gebied beschikbaar dat bijna alle in de praktijk
voorkomende kleurtemperaturen dekt en waarbinnen u de
kleurweergave zeer nauwkeurig op de aanwezige lichtkleur en uw
persoonlijke voorkeur kunt afstemmen.
1. Kies in het Opnameparameter-menu (zie pag. 154/246)
White
Balance en
2. in het bijbehorende submenu de variant
Color temperature .
3. Kies met de insteldraaiknop (29) of met de bovenste/onderste
kruisknop (30) de gewenste waarde en
4. bevestig uw instelling met de
INFO- (31) of de SET-knop (20).
Voor de handmatige instelling door meting
1. Kies in het Opnameparameter-menu (zie pag. 154/246)
White
Balance en
2. in het bijbehorende submenu de variant
Gray card .
•Op het LCD-scherm verschijnt de melding
Please take a
picture for setting the white balance..
3. Maak nu een opname en let daarbij op dat er een wit of neutraal
grijs (referentie-)vlak in beeld is.
• Op het LCD-scherm verschijnt
de afbeelding op basis van de automatische witbalans-
instelling
in het beeldmidden een dradenkruis
4. Door de kruisknop in de gewenste richting te drukken, kunt u het
dradenkruis op het detail van het motief richten dat de basis voor
de nieuwe witbalans-instelling moet vormen (bijv. op het
genoemde referentievlak).
5. Druk op de
INFO-knop.
• De kleurweergave van het beeld wordt aangepast.
6. U kunt deze nieuwe instelling van de witbalans nu
ofwel overnemen – door de
SET-toets in te drukken,
• Op het LCD-scherm verschijnt de melding
White balance
set
ofwel verdere instellingen naar wens uitvoeren, zoals onder
4. - 5. beschreven staat.
Een waarde die op deze wijze is bepaald, blijft zo lang opgeslagen,
d.w.z. wordt voor alle volgende opnames gebruikt, tot er een nieuwe
meting of een andere instelling van de witbalans wordt gebruikt.
Opmerking:
als gevolg van de witbalans-instelling wordt er, in plaats van de
originele opname, de opname met de betreffende kleurweergave
opgeslagen.
167
ISO-GEVOELIGHEID
De ISO-instelling van de Leica M heeft een bereik van ISO 200 - 6400
n
1
/
3
ISO stappen, wat de handmatige instelling van de sluitertijd-/
diafragmawaarden aan de betreffende situaties mogelijk maakt.
De instelling
Pull 100 komt qua helderheid overeen met gevoeligheid
ISO 100. Opnamen met deze instelling hebben echter een lagere
contrastomvang. Bij toepassing van deze gevoeligheid moet er beslist
op worden gelet dat belangrijke delen van het beeld niet worden
overbelicht.
Behalve de vaste instellingen biedt de Leica M ook de optie
Auto
1
waardoor de camera de filmgevoeligheid automatisch aan het
omgevingslicht aanpast. Hierdoor wordt, in combinatie met de
tijdautomaat (zie pag. 182), het bereik van de automatische
belichtingsregeling uitgebreid. Deze optie biedt echter ook de
mogelijkheid prioriteiten vast te leggen, bijv. om creatieve redenen.
Opmerking:
In het bijzonder bij hoge ISO-waarden en latere beeldbewerking en
vooral in grotere gebieden van uniforme helderheid van het
onderwerp kan er ruis zichtbaar worden, alsmede verticale en
horizontale strepen.
1
Bij handmatige instelling van de belichting en bij gebruik van flitsapparaten (altijd
met
1
/
180
s) is de functie niet beschikbaar.
Instellen van de optie
Met de
ISO-knop
1. Druk op de
ISO-knop (22).
•Op het LCD-scherm (1.36) verschijnt het betreffende
submenu.
2. Selecteer, terwijl u de
ISO-knop ingedrukt houdt, met de
insteldraaiknop (29), of door boven of onder op de kruisknop (30)
te drukken, de gevoeligheid, resp. de automatische instelling.
Opmerking:
Het submenu blijft na het loslaten van de
ISO-knop nog ca. 2s
zichtbaar. De ingestelde waarde wordt echter direct overgenomen.
Met de menubediening
1. Kies in het Opnameparameter-menu (zie pag. 154/246)
ISO
en
2. met de insteldraaiknop (29), of door boven of onder op de
kruisknop (30) te drukken, de gewenste gevoeligheid, resp. de
automatische instelling.
3. Bevestig uw instelling door op de
SET-, of de INFO-knop te
drukken.
Als de gevoeligheid automatisch moet worden ingesteld
Kies in de 2e stap
Auto , en
3. roep het betreffende submenu op.
•Het bevat de drie items
OK , set maximum ISO en Set maximum
exposure time.
168
Als de automatische instelling onbegrensd dient te
functioneren
4. Kies in dit submenu
OK.
De automatische instelling gebruikt (af fabriek) gevoeligheden t/m
ISO 800 en sluitertijden t/m 1/Focal length.
Opmerking:
Af fabriek is de
Maximum ISO-optie begrensd tot ISO 800.
Als u het gebied van de automatische instelling wilt begrenzen
4. Selecteer in dit submenu
Set maximum ISO en/of Set maximum
exposure time.
•Bij
Set maximum ISO verschijnt een lijst met de beschikbare
waarden; bij 'Maximale Belichtungszeit einstellen' nog een
submenu met de keuzes
1/Focal length en Manual setting .
Kies in het submenu
Set maximum ISO de hoogste gevoeligheid
die u wilt gebruiken en leg zodoende vast in welk gebied de
automatische instelling dient te werken, resp. in het submenu
Set maximum exposure time ofwel 1/Focal length
2
, als u het
aan de camera wilt overlaten de sluitertijden te regelen, ofwel
handmatig met
Manual setting.
Bij 1/Focal length schakelt de camera pas over op een hogere
filmgevoeligheid als wegens geringere helderheid de sluitertijd
onder de
1/Focal length -drempel zou vallen, dus bijv. bij langere
sluitertijden
1
/
60
s met een 50mm-objectief.
5. Kies in het submenu
Manual setting welke langste sluitertijd u
wilt vastleggen (
1/2s - 1/500s ; in hele stappen).
6. Bevestig uw instelling door op de knop
SET of INFO te drukken.
Opmerking:
Bij gebruik van de automatische belichtings-bracketing (zie pag. 186)
geldt de volgende regel:
de gevoeligheid die door de camera automatisch voor de niet-
gecorrigeerde opname is bepaald, zal ook voor alle andere opnamen
van een serie worden toegepast, d.w.z. dat deze ISO-waarde tijdens
een serie niet wordt veranderd. Dit kan er mogelijk toe leiden dat de
langste onder
Set maximum exposure time ingestelde sluitertijd
overschreden wordt.
2
Deze functie vereist het gebruik van gecodeerde objectieven, resp. de instelling van
het gebruikte objectieftype in het menu (zie pagina 162 ).
169
Opmerking:
De in de volgende twee alinea's beschreven opties en instellingen
hebben alleen betrekking op opnamen in een van de JPEG-formaten.
Als u een van de twee DNG-bestandsformaten hebt gekozen, hebben
deze instellingen geen effect, omdat de beeldgegevens in dit geval
altijd in de oorspronkelijke vorm worden opgeslagen.
BEELDEIGENSCHAPPEN / CONTRAST, SCHERPTE,
KLEURVERZADIGING
In de elektronische fotografie kunnen wezenlijke beeldeigenschappen
eenvoudig worden aagepast. Terwijl beeldbewerkingsprogramma’s dit
– na de opname en op de computer – in grote mate mogelijk maken,
kunt u bij de Leica M drie van de belangrijkste beeldeigenschappen al
voor de opnamen beïnvloeden:
•Het contrast, d.w.z. het verschil tussen lichte en donkere partijen,
bepaalt of een beeld eerder „mat“ of „briljant“ overkomt. Daarom
kan het contrast door vergroten of verkleinen van dit verschil,
d.w.z. door de heldere weergave van lichte en donkere partijen
worden beïnvloed.
•Een scherpe afbeelding door de juiste afstandsinstelling –
tenminste van het hoofdmotief - is een voorwaarde voor een
gelukte opname. De scherpe indruk van een beeld wordt weer
sterk bepaald door de scherpte aan de randen, d.w.z. hoe klein het
overgangsgebied van licht naar donker aan de zijkanten van het
beeld is. Door het vergroten of verkleinen van dit gebied kan dus
ook de indruk van scherpte worden gewijzigd.
•De kleurverzadiging bepaalt of de kleuren op het beeld meer „flets“
en pastelkleurig of „knallend“ en bont overkomen. Terwijl
lichtomstandigheden en weersgesteldheid (nevelig / helder) voor
de opname een gegeven zijn, kan hierdoor de weergave worden
beïnvloed.
•Alle drie beeldeigenschappen kunnen – onafhankelijk van elkaar
- via het menu op vijf niveaus worden ingesteld, zodat optimaal aan
de betreffende situatie, d.w.z. aan de aanwezige
lichtomstandigheden kan worden aangepast.
Instellen van de functies
1. Kies in het hoofdmenu (zie pag. 154/246)
Sharpness , ofwel
Saturation, resp. Contrast (alles op pag. 2, sectie IMAGE), en
2. in het betreffende submenu het gewenste niveau.
170
FILMSTIJLEN
Met twee van de drie filmstijl-instellingen van de Leica M kunt u aan
uw opnamen het karakter van sommige vroegere filmmaterialen
geven, bijvoorbeeld wat de kleurweergave betreft. Met de derde stijl
krijgt u zwart-witfoto‘s.
Instellen van de functies
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie pag. 154/246)
Film mode
(pagina 2, sectie
IMAGE ) en
2. in het bijbehorende submenu de gewenste variant, resp.
Off.
ACTIEVE KLEURRUIMTE
Voor de verschillende doeleinden van digitale beeldbestanden zijn de
eisen die aan de kleurweergave worden gesteld zeer uiteenlopend.
Daarom zijn verschillende kleurruimten ontwikkeld, zoals bijv.
Standard-RGB (Rood/Groen/Blauw) dat voor eenvoudige afdrukken
volstaat. Voor veeleisende beeldbewerking met de betreffende
programma's, bijv. voor kleurcorrecties, is in de branche Adobe
©
RGB
de standaard geworden.
Instellen van de optie
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie pag. 154/246)
Color Space
(pagina 2, sectie
AUFNAHME ) en
2. in het bijbehorende submenu de gewenste functie.
Aanwijzingen:
•Wanneer u uw afdrukken door een groot fotolaboratorium, een
minilab of via internet fotoservice laat maken, dient u de instelling
sRGB te kiezen.
•De instelling op Adobe RGB is alleen raadzaam voor professionele
beeldbewerking in een werkomgeving met volledig geijkte kleuren.
171
DE LICHTKADER-MEETZOEKER
De lichtkader-meetzoeker van de Leica M is niet alleen een bijzonder
hoogwaardige, grote, briljante en heldere zoeker, maar ook een aan
het objectief gekoppelde, zeer precieze afstandsmeter. Deze heeft
een vergrotingsfactor van 0,68x.
De lichtkaders worden verlicht door LED's - rood of wit, naar keuze.
Ze zijn daardoor perfect te zien in alle lichtomstandigheden en bij alle
onderwerpen.
Kiezen van de lichtkaderkleur
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie p. 154/246)
Frameline Color
(pagina 3/sectie
SETUP) en
2. in het bijbehorende submenu de gewenste kleur.
Als u objectieven met brandpuntafstanden 28 (Elmarit vanaf
fabricagenummer 2 411 001), 35, 50, 75, 90 en 135mm gebruikt,
lichten automatisch de bijbehorende lichtkaders in de combinaties
28+90mm, 35+135mm, 50+75mm op. Alle objectieven met een
brandpuntsafstand van 16 tot 135 mm worden bij plaatsing op de
camera aan de afstandsmeter gekoppeld. De grootte van de
lichtkaders is op het uitgangsformaat van de Leica M afgestemd en
komt daarmee ongeveer overeen met de sensorgrootte van 23,9 x
35,8mm bij een afstandsinstelling van 2m. Deze zijn zodanig met de
afstandsinstelling gekoppeld dat de parallax – de offset tussen de
objectief- en zoekeras – automatisch wordt gecompenseerd.
Lichtkaderbeeld en opnamebeeld dekken elkaar over het totale
afstand-instelgebied van 0,7m tot ∞ verregaand. Verregaand wil
zeggen dat de sensor bij afstanden van minder dan 2m iets minder
registreert dan de binnenkanten van de lichtkaders, bij grotere
afstanden iets meer (zie grafiek). Deze geringe afwijkingen zijn in de
praktijk zelden van doorslaggevende betekenis en worden door het
principe bepaald:
172
lichtkaders van een zoekercamera moeten op de beeldhoek van de
betreff ende objectief-brandpuntsafstanden worden afgestemd. De
nominale beeldhoek verandert echter iets bij het focusseren –
bepaald door de daarbij veranderende uittrekking, d.w.z. door de
afstand van het optische systeem van het sensorvlak. Als de
ingestelde afstand kleiner is dan oneindig (en overeenkomstig de
uittrekking groter), wordt ook de werkelijke beeldhoek kleiner – het
objectief registreert minder van het motief. Bovendien zijn de
verschillen van de beeldhoek bij langere brandpuntsafstanden ten
gevolge van de grotere uittrekking ook groter. In het midden van het
zoekerveld ligt het rechthoekige afstand-meetbeeld, dat helderder is
dan het omliggende beeldveld. Wanneer de belichtingsmeter is
ingeschakeld, verschijnen onder in het zoekerbeeld de LED’s van de
belichtingsmeter, resp. het LED-fl itssymbool.
Meer over de afstands- en belichtingsmeting evenals de fl itsmodus
staat in de betreff ende gedeelten op pagina's 174/ 179.
A
B
Alle opnames en lichtkader-posities gelden voor een brandpuntsafstand van 50mm
A
Lichtkader
B
Werkelijke beeldveld
Instelling op 0,7m: De sensor registreert ca. één kaderbreedte minder.
Instelling op 2m: De sensor registreert precies het beeldveld dat door
de binnenkanten van het lichtkader wordt getoond.
Instelling op oneindig: De sensor detecteert ongeveer 1, ofwel 4 (verticaal of
horizontaal) kaderbreedte(n) meer.
173
DE MONITOR
De Leica M heeft een groot 3" kleuren-LCD-scherm (34), dat door
een afdekglas van extreem hard en bijzonder krasbestendig Gorilla
®
Glass
1
beschermd is.
In de opnamemodus bij ingeschakelde Live View (zie pag. 173 )
geeft deze het beeld weer dat de sensor via het objectief heeft
geregistreerd.
In de weergavemodus dient deze het bekijken van de opnamen op de
geheugenkaart.
In beide gevallen wordt het volledige frame en de betreffende
geselecteerde gegevens en informatie weergegevens (zie pag. 204 ).
Instellen van de helderheid
De helderheid van het LCD-scherm kan worden aangepast in de
menubediening. U kunt naar keuze de automatische regeling
selecteren, d.w.z. afhankelijk van de externe helderheid, of een van
vijf handmatig in te stellen niveaus, zodat u het scherm optimaal aan
de momentele situatie kunt aanpassen:
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie p. 154/246)
Monitor
Brightness (pagina 3, sectie SETUP) en
2. in het submenu de automatische instelling of de gewenste van de
vijf trappen.
1
Gorilla
®
Glass is een geregistreerd handelsmerk van Corning Incorporated.
Aanwijzingen:
•met uitzondering van de menubediening (zie pag. 154) kunt alle in
deze handleiding beschreven indicaties (naar wens) ook in een
geplaatste elektronische zoeker bekijken (zoals de optioneel
verkrijgbare Leica EVF2, zie pag. 224)
•Met de menu-optie
EVF Brightness (Main Menu, pagina 3, sectie
SETUP , zie pag. 154/246) kunt u op dezelfde wijze als
hierboven beschreven de helderheid van een dergelijke zoeker
instellen.
174
LIVE VIEW-MODUS
Met de Live View-modus van de Leica M kunt u tijdens de opname
het onderwerp op het LCD-scherm bekijken, wat precies zo wordt
weergegeven als het geplaatste objectief het weergeeft. Deze modus
is ook vereist voor het gebruik van bepaalde focusseer- (zie pag.
177) en belichtingsmethoden (zie pag. 180).
Met de knop
LV (25) schakelt u de Live View-modus aan of uit.
Weergavehelderheid
De monitor zal meestal gelijkblijvend helder zijn, d.w.z.
zolang de helderheid van het onderwerp
en de ingestelde belichting geen te lage of hoge
helderheidswaarden opleveren
en de interne belichtingstijd met Live View niet langer is dan
1
/
30
s.
Zodra u de ontspanner tot de eerste weerstand indrukt, zal het
LCD-scherm het onderwerp echter met de helderheid vertonen, die
overeenkomt met de betreffende belichtingsinstelling.
Het Live View-beeld op het LCD-scherm bevat in de
standaardinstelling in de kopregel wat basisinformatie. Met behulp
van de toets
INFO (31) kunt u meer informatie oproepen (zie pag.
240).
Opmerking:
•De Live View mode is gebaseerd op het beeld dat door de sensor
wordt geregistreerd. Dit vereist dat de sluiter wordt geopend. Als
de functie wordt gestopt, zal hij weer sluiten en naspannen. Dit is
natuurlijk hoorbar en kan eventueel ook een korte
ontspannervertraging met zich meebrengen.
•Veelvuldig gebruik van de Live View-modus leidt tot verhoogd
stroomverbruik.
175
AFSTANDSMETING
De Leica M biedt voor de afstandsinstelling verscheidene
hulpmiddelen, afhankelijk van of u de camera-interne, optische zoeker
(26) en/of de Live View-modus (zie pag. 174) gebruikt.
Aanwijzingen:
•De elektronische indicaties zijn gebaseerd op het beeld dat door
de sensor wordt geregistreerd. Dit vereist dat de sluiter wordt
geopend. Als de functie wordt gestopt, zal hij weer sluiten en
naspannen. Dit is natuurlijk hoorbar en kan eventueel ook een
korte ontspannervertraging met zich meebrengen en bij frequent
gebruik tot verhoogd stroomverbruik leiden.
•Vanwege de verschillende gevoeligheden en
gebruiksomstandigheden kunnen er verschillen optreden tussen de
als optimaal ervaren, ofwel de weergegeven instellingen.
Met de optische afstandsmeter
Met de afstandsmeter van de Leica M kan vanwege zijn grote
effectieve meetbasis zeer precies worden gewerkt. Dit blijkt vooral bij
het gebruik van groothoekobjectieven met hun relatief grote
scherptediepte gunstig te zijn.
Mechanische meetbasis
(afstand van de optische assen
van het zoekervenster en het
kijkvenster van de
afstandsmeter)
x Zoeker-
vergroting
= Effectieve
meetbasis
69,25mm x 0,68 = ca. 47,1mm
Het meetveld van de afstandsmeter is in het midden van de zoeker als
lichte, scherp afgebakende rechthoek te zien. De scherpte kan
volgens de mengbeeld- of deelbeeldmethode worden ingesteld.
176
Mengbeeldmethode (dubbelbeeld)
Richt bijv. bij een portret het meetveld van de afstandsmeter op het
oog, en draai net zo lang aan de afstandsinstelring van het objectief,
totdat de contouren in het meetveld samenvallen. Daarna het motief
vastleggen.
onscherp scherp
Deelbeeldmethode
Richt bijv. voor een architectuur-opname het meetveld van de
afstandsmeter op de verticale of een andere duidelijk afgebakende
verticale lijn, en draai met de afstandsinstelring van het objectief net
zo lang, totdat de contouren van de kant of lijn op de begrenzingen
van het meetveld zonder offset te zien zijn. Daarna het motief
vastleggen.
onscherp scherp
177
Opmerking:
De volgende twee functies zijn ook beschikbaar met Leica R lenzen,
d.w.z. niet alleen met Leica M-objectieven met 6-bit codering en
Leica M-objectieven die via het menu kunnen worden geselecteerd.
Met het LCD-schermbeeld in de Live View-modus
In de Live View-modus (zie p 174) kunt u m.b.v. het LCD-scherm
focusseren - het scherm geeft het onderwerp net zo scherp weer als
het door het objectief wordt afgebeeld, afhankelijk van de afstands-
en diafragma-instelling.
Procedure
1. Schakel met de
LV -knop (25) in de Live View-modus.
2. Stel met de afstandsinstelring van het objectief (14) de gewenste
delen van het onderwerp scherp.
Om het instellen te vergemakkelijken, ofwel om de instelnauwkeurigheid
te verhogen, kunt u inzoomen op het middelste gedeelte van het
LCD-scherm. Deze optie kan op twee manieren worden opgeroepen.
Voor incidenteel gebruik:
1. Op de focusknop drukken (3).
•Het LCD-scherm toont
het vergrote gebied
het insteldraaiknop-pictogram met de mogelijke
vergrotings-/verkleiningsrichtingen
de huidige vergrotingsfactor.
De vergrotingsfactor kan worden aangepast met de
insteldraaiknop - 5x of 10x.
2. Stel met de afstandsinstelring van het objectief (14) de gewenste
delen van het onderwerp scherp.
Voor continu gebruik:
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie p. 154/246)
Focus Aid
(pagina 3, sectie
SETUP) en
2. in het bijbehorende submenu
On .
•Zodra u aan de afstands-instelring van het objectief (14) draait,
zal het hierboven beschreven vergrote gebied verschijnen.
Met behulp van de insteldraaiknop (29) kunt u de vergroting
aanpassen aan uw wensen, of u kunt het onvergrote 1x beeld op het
volledige scherm laten weergeven.
178
Met aanduiding van scherp afgebeelde
gebieden op het LCD-scherm
Met de Leica M kunt u in de Live View-modus de delen van het
onderwerp die optimaal scherp zijn op het LCD-scherm zichtbaar
maken, zodat ze gemakkelijk te herkennen zijn.
Procedure
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie p. 154/246)
Focus Peaking
(pagina 4, sectie
SETUP) en
2. in het bijbehorende submenu
On .
3. Schakel met de knop
LV (25) Live View aan.
4. Bepaal uw beelduitsnede.
5. Druk op de Focus-knop (3), ofwel draai zolang aan de afstand-
instelring van het objectief (14) dat de gewenste delen van het
onderwerp gemarkeerd zijn.
•Alle delen van het onderwerp die bij de betreffend ingestelde
afstand scherp worden afgebeeld, zijn door rode omrandingen
gemarkeerd.
Belangrijk:
Deze functie baseert op onderwerpcontrast, dat wil zeggen op licht/
donker-verschil. Er kunnen daarom soms delen van het onderwerp
worden gemarkeerd die niet scherp zijn afgebeeld, maar die een hoog
contrast vertonen.
179
AAN-/UITSCHAKELEN VAN DE BELICHTINGSMETER
De belichtingsmeter wordt door licht aantippen van de ontspanner
(16) ingeschakeld, mits de camera met de hoofdschakelaar (15) is
ingeschakeld en de tijd-instelkop (18) niet op
B staat.
Als aanduiding dat de belichtingsmeter gereed is om te meten, brandt
een van de indicaties in de zoeker, resp. op het LCD-scherm continu:
bij tijdautomaat door de LED-indicatie van de sluitertijd,
bij handmatige instelling door een van de beide driehoekige LED’s,
evt. samen met de middelste, ronde LED, en op het LCD-scherm
met de lichtschaal.
Als de ontspanknop weer wordt losgelaten zonder de sluiter te
activeren, blijft de belichtingsmeter nog ca. 30s lang ingeschakeld en
blijft (blijven) de betreffende LED(’s) zolang nog branden.
Wanneer het tijd-draaiwiel op
B staat, is de belichtingsmeter
uitgeschakeld.
Aanwijzingen:
•Als een juiste belichting met de beschikbare sluitertijden bij
tijdautomaat niet mogelijk is, knippert als waarschuwing de
sluitertijd-indicatie (alleen in de zoeker; meer hierover vindt u in het
hoofdstuk “De tijdautomaat“ op pag. 182).
•Als bij handmatige instelling en zeer weinig licht het meetbereik
van de belichtingsmeter niet wordt bereikt, zal als waarschuwing
de linker driehoekige LED gaan knipperen, resp. op het LCD-
scherm de linker streep van de lichtschaal. Bij tijdautomaat wordt
de sluitertijd aangegeven. Wanneer de benodigde sluitertijd de
langst mogelijke tijd van 32 s overschrijdt, knippert ook deze
indicatie in de zoeker.
•Wanneer de camera langere tijd niet wordt gebruikt of in een tas
wordt opgeborgen, moet deze altijd met de hoofdschakelaar
worden uitgeschakeld. Onbedoelde opnamen worden hiermee ook
verhinderd.
Opmerking:
Wisselstroom veroorzaakt bij vele lichtbronnen (vooral LED en
natriumdamplampen) helderheidsvariaties, die onzichtbaar zijn voor
het oog. Vanwege de gevoeligheid en de uitleesfrequentie van
beeldsensoren kan dit leiden tot een flikkerend beeld op het
LCD-scherm of in de video-opnamen (niet op de foto‘s). Door een
lange sluitertijd te kiezen, kunt u dit effect bij de opname vermijden.
180
BELICHTINGSMEETMETHODEN
De Leica M biedt u drie meetmethoden:
in de modus
Classic een sterk centrum-georiënteerde meting.
Deze methode houdt rekening met het gehele beeldveld, maar de
in het midden geregistreerde onderwerpen bepalen veel sterker
dan de randgebieden de berekening van de belichtingswaarde.
Hiervoor wordt het door de lichte sluiterlamel van het eerste
sluitergordijn gereflecteerde licht door een fotodiode geregistreerd
en gemeten.
Met de modus
Advanced, ofwel met de Live View-modus (zie p
174) naar keuze spot-, centrum-georiënteerde of multi-segment-
meting.
Een voorwaarde hiervoor is de meting met de opnamesensor.
Vereiste voorinstellingen, als u niet met de Live View-modus werkt
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie pag. 154/246)
Light
Metering Mode (pagina 1, sectie CAMERA ) en
2. in het bijbehorende submenu
Classic Sluitermeetmethode voor de hierboven beschreven
conventionele meetmethode, of
Advanced Sensormeting, als u zonodig wilt kunnen kiezen
tussen de drie meetmethoden die hieronder beschreven staan.
Opmerking:
in de Live View-modus zijn altijd de drie meetmethoden beschikbaar,
ook al is Klassisch ingesteld.
Keuze van de meetmethode
1. Kies in het Opnameparameter-menu (zie pag. 154/246)
Exposure metering en
2. in het bijbehorende submenu de gewenste meetmethode:
Spot Slechts een klein gedeelte in het centrum wordt
geregistreerd en geëvalueerd. Het gebied wordt aangeduid met
een rechthoek in het midden van het LCD-scherm.
Center-weighted Vergelijkbaar met de hierboven beschreven
Classic -centrum-georiënteerd.
Multi-field Deze meetmethode baseert op de registratie van
meerdere meetwaarden. Ze worden in een algoritme berekend
die aan de situatie is aangepast, wat resulteert in een
belichtingswaarde die is afgestemd op de passende weergave
van het veronderstelde hoofdmotief.
•De ingestelde meetmethode wordt op het LCD-scherm
ingesteld in de Live View- en videomodus en wordt eveneens in
de uitgebreide (
INFO-) weergave getoond (zie pag. 246)
181
Aanwijzingen:
•Voor de op de beeldsensor gebaseerde meetmethoden moet de
sluiter worden geopend en bij het beëindigen ervan eventueel weer
worden gesloten en nagespannen - dit is natuurlijk hoorbar en kan
eventueel leiden tot een korte vertraging bij het ontspannen.
•Veelvuldig gebruik van de Live View-modus leidt tot verhoogd
stroomverbruik.
De sluitertijd die nodig is voor een correcte belichting, resp. de
afwijking van de juiste belichting, wordt aangegeven door de zoeker of
het LCD-scherm, ofwel wordt met hun behulp bepaald (zie de
volgende secties).
182
DE BELICHTINGSPROGRAMMA'S
De Leica M heeft twee belichtingsprogramma's: tijdautomaat of
handmatige instelling. Afhankelijk van motief, situatie en individuele
voorkeur kan op deze wijze gekozen worden uit
de gebruikelijke „half-automaat“ of
de vaste instelling van sluitertijd en diafragma.
TIJDAUTOMAAT
Als het tijd-draaiwiel (18) in de
A-stand staat, dan zal de elektronica
van de camera de geschikte sluitertijd automatisch en traploos
binnen een bereik van
1
/
4000
s t/m 60s bepalen, en wel volgens de
ingestelde filmgevoeligheid, de gemeten helderheid en het handmatig
gekozen diafragma. De bepaalde sluitertijd wordt voor een beter
overzicht in halve stops weergegeven.
Bij langere sluitertijden dan 2s wordt na het ontspannen in de
weergave de resterende belichtingstijd in seconden teruggeteld. De
werkelijk bepaalde, en traploos gestuurde belichtingstijd kan echter
van de indicatie in halve trappen afwijken: Als bijv. vóór het
ontspannen 16 (als dichtstbijgelegen waarde) in de indicatie te zien
is, en de bepaalde belichtingstijd toch langer blijkt, kan het terugtellen
na het ontspannen ook met 19 beginnen.
Bij extreme lichtomstandigheden kan de belichtingsmeting bij de
verwerking van alle parameters sluitertijden opleveren, die buiten het
werkgebied liggen, d.w.z. dat er belichtingstijden korter dan
1
/
4000
s of
langer dan 60s vereist zouden zijn. In zulke gevallen worden toch de
genoemde minimale en maximale sluitertijden gebruikt, maar als
waarschuwing zullen deze waarden in de zoeker knipperen.
Aanwijzingen:
•Zoals in combinatie met de ISO-instelling op pag. 167 beschreven
staat, is bij de toepassing van hoge gevoeligheden, en vooral bij
gelijkmatig donkere vlakken, in meer of mindere mate beeldruis
merkbaar. Ter reductie van dit storende verschijnsel maakt de
Leica M automatisch na opnamen met langere sluitertijden en hoge
ISO-waarden een tweede „zwartopname“ (met gesloten sluiter). De
bij deze parallel-opname gemeten ruis wordt dan door de computer
van de eigenlijke datarecord van de opname „afgetrokken“.
Dienovereenkomstig zal in zulke gevallen als aanwijzing de melding
Noise reduction 12s
1
op het LCD-scherm verschijnen. Deze
verdubbeling van de „belichtings“-tijd moet bij langdurige
belichtingen worden gerespecteerd. De camera mag ondertussen
niet worden uitgeschakeld.
•Als de
B-functie in combinatie met de zelfontspanner (zie pag.
188) wordt gebruikt, moet de ontspanner niet ingedrukt worden
gehouden; de sluiter blijft zolang open tot de ontspanner een
tweede keer wordt ingedrukt (komt in dit geval overeen met de
T-functie).
1
De tijdindicatie is maar een voorbeeld
183
MEETWAARDEGEHEUGEN
Vaak worden belangrijke motieven om vormgevende redenen uit het
midden geplaatst en soms zijn deze motieven lichter of donkerder dan
normaal. De centrum-georiënteerde meting en de spotmeting van de
Leica M registreren in principe maar een gedeelte in het centrum van
het beeld en zijn op een gemiddelde grijswaarde geijkt.
Motieven en situaties van deze soort kunnen ook met de tijdautomaat
zeer eenvoudig met het meetwaardegeheugen worden verwerkt.
Opmerking:
Een meetwaardegeheugen is in combinatie met meerveldmeting niet
zinvol, omdat in dat geval de specifieke registratie van een enkel deel
van het onderwerp niet mogelijk is.
Toepassen van de functie
1. Richt uw camera op het belangrijke deel van het onderwerp (bij
spotmeting met meetveld), ofwel alternatief een ander, gemiddeld
helder detail.
2. Na het indrukken van de ontspanner (1.19) tot het 1e drukpunt
zal er worden gemeten en de meting opgeslagen. Zolang het
drukpunt wordt vastgehouden, verschijnt als bevestiging in de
zoeker een kleine rode punt op de regel met cijfers en de
tijdindicatie verandert ook bij gewijzigde lichtomstandigheden
niet meer. Op het LCD-scherm verschijnt een punt tussen de
ISO- en belichtingscorrectiewaarden.
3. Met nog steeds ingedrukt gehouden ontspanknop wordt de
camera daarna op de uiteindelijke beelduitsnede gezwenkt,
4. en kan dan met de aanvankelijk bepaalde belichting volledig
worden ingedrukt.
Een wijziging van de diafragma-instelling nadat de meetwaarde is
opgeslagen, heeft geen aanpassing van de sluitertijd tot gevolg en zou
tot een foutieve belichting leiden. Het opslaan wordt geannuleerd als
u uw vinger van het drukpunt van de ontspanner neemt.
184
BELICHTINGSCORRECTIES
Belichtingsmeters zijn afgestemd op een gemiddelde grijswaarde
(18% reflectie), die overeenkomt met de helderheid van een normaal,
d.w.z. gemiddeld fotografisch motief. Wanneer het gemeten detail van
het motief niet aan deze voorwaarden voldoet, kan een belichtings-
correctie worden uitgevoerd.
Vooral bij meerdere opnamen achter elkaar, bijv. als om bepaalde
redenen voor een serie opnamen bewust een iets krappere of ruimere
belichting gewenst is, kan de belichtingscorrectie een zeer handige
functie zijn: eenmaal ingesteld blijft deze, anders dan de meetwaarde-
opslag, zolang werkzaam totdat ze weer wordt gereset.
Op de Leica M kunt u belichtingscorrecties in een bereik van ±3EV in
stappen van
1
/
3
EV instellen (EV: Exposure Value = belichtingswaarde).
Instellen en verwijderen van een belichtingscorrectie
Bij de Leica M beschikt u over drie varianten voor de instelling van
een belichtingscorrectie. U kunt dit met de menubediening of met de
insteldraaiknop instellen.
De instelling via het menu wordt aangeraden als u bijv. al weet dat u
altijd een krappere / ruimere belichting van uw onderwerpen wilt
hebben. De bijzonder snelle variant met de instelknop is geschikt
voor onverwacht optredende situaties, zodat u uw onderwerp
ononderbroken in de zoeker kunt blijven volgen.
185
A. Via de menubediening
1. Kies in het Opnameparameter-menu (zie pag. 154/246)
Exposure compensation .
•Op het LCD-scherm verschijnt een schaal met een rood
gekenmerkte EV-waarde in de vorm van een submenu en
daarboven een witte driehoek om de betreffende instelling aan
te duiden. Als deze op de waarde O staat, wil dit zeggen dat de
functie uitgeschakeld is.
2. Stel de gewenste waarde in.
•In de oorspronkelijke menulijst wordt een ingestelde correctie
met
EV+_ X
1
. aangeduid.
B. Met de insteldraaiknop
1. Houd de focusknop (3) ingedrukt.
•In de zoeker wordt de momentele instelling digitaal
weergegeven. Als er geen correctiewaarde is ingesteld,
verschijnt er 0.0.
2. Stel met de insteldraaiknop (29) de gewenste correctiewaarde in.
•In de zoeker zal de correctiewaarde nu veranderen,
bijvoorbeeld 1.0- / 0.5. Op het LCD-scherm (in de Live
View-modus) worden zowel de correctiewaarde alsook de
resulterende sluitertijd weergegeven.
Belangrijk:
Een op de camera ingestelde belichtingscorrectie beïnvloedt
uitsluitend de meting van het voorhanden licht, d.w.z. niet die van de
flitser (Meer informatie over flitsfotografie vindt u in het gedeelte
vanaf p. 191).
Voor de ingestelde correcties geldt - onafhankelijk van de wijze
waarop ze oorspronkelijk zijn ingevoerd:
deze blijven zo lang geldig tot ze handmatig weer op 0 worden
teruggezet. Daarbij doet het er niet toe of die camera tussendoor
uit- en weer ingeschakeld is geweest;
ze kunnen zowel via het menu alsook met de insteldraaiknop
worden gereset;
ze worden in het opnameparameters-menu en op het LCD-scherm
in de Live-View-modus in de vorm van EV-waarden weergegeven en
in de zoeker in de vorm van gewijzigde sluitertijden en de
knipperende onderste punt.
1
Voorbeeld; ofwel plus of minus, „±X“ staat voor de betreffende waarde
186
AUTOMATISCHE BELICHTINGSREEKSEN
Veel aantrekkelijke motieven zijn erg contrastrijk en hebben zowel
zeer lichte alsook zeer donkere gebieden. Afhankelijk van het deel
waarop u uw belichting afstemt, kan het beeldeffect verschillend zijn.
In zulke gevallen kunnen met de Leica M – bij tijdautomaat - met de
automatische belichtingsreeks (bracketing) meerdere alternatieven
met gestaffelde belichting, d.w.z. met verschillende sluitertijden
worden gemaakt. Daarna kunt u de geschiktste opname voor gebruik
selecteren of met beeldbewerkingssoftware een opname met een
bijzonder hoog contrastbereik maken (denk aan HDR).
Beschikbaar zijn:
4 trappen:
0.5EV, 1EV, 1.5EV en 2EV
2 aantallen opnamen: 3 of 5.
Instellen van de optie
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie pag. 154/246)
Bracketing
(pagina 1, sectie
CAMERA ).
•Op het LCD-scherm verschijnt het submenu met de drie
punten
Frames , Aperture stops en Automatic , met
daaronder een schaal.
Als er gelijktijdig een belichtingscorrectie is ingesteld, zal dit
met de betreffende waarde onder de schaal worden
weergegeven.
2. Selecteer onder
Frames of u een belichtingsreeks wilt maken,
resp. hoeveel opnamen.
•Boven de gekozen, rood gekenmerkte intervallen op de schaal
verschijnen nu witte driehoeken. Deze duiden de betreffende
belichtingswaarden aan.
3. Bevestig de instelling.
•De instelling bij
Aperture stops (diafragmastops) is als
gereed voor verwerking gemarkeerd.
4. Kies de gewenste trap.
•De gemarkeerde intervallen en de driehoeken zullen van
locatie wisselen, afhankelijk van de gekozen trap.
187
Aanwijzingen:
•Als de belichtingsreeks het bereik van ±3EV overschrijdt – door de
combinatie van opname-aantal en gekozen trap – zal de
schaalindeling van ±3EV naar ±6EV wisselen. De gemarkeerde
intervallen en driehoeken zullen zich daaraan aanpassen.
•Houd er rekening mee dat de beide instellingen moeten worden
ingesteld en bevestigd, omdat de optie anders niet actief is.
5. Bevestig de instelling.
•De instelling bij
Automatic is als gereed voor verwerking
gemarkeerd.
6. Selecteer de gewenste instelling,
On voor het automatisch maken
van een opnamereeks na 1x ontspannen,
Off voor het maken van
enkele opnamen, telkens als u de ontspanner indrukt.
7. Bevestig de instelling.
•In de oorspronkelijke menulijst wordt een ingestelde
belichtingsreeks met
XEV/X
1
aangeduid.
8. Door een keer, ofwel meerdere keren, te ontspannen (zie pag.
150) worden alle opnamen gemaakt.
1
voorbeeld; de eerste „X“ staat voor de trap, de tweede voor het aantal opnamen
Aanwijzingen:
•Bij gebruik van de automatische belichtingsreeks geldt de volgende
regel:
de gevoeligheid die door de camera automatisch voor de niet-
gecorrigeerde opname is bepaald, zal ook voor alle andere opnamen
van een reeks worden toegepast, d.w.z. dat deze ISO-waarde tijdens
een reeks niet wordt veranderd. Dit kan er mogelijk toe leiden dat de
langste onder
Set maximum exposure time ingestelde sluitertijd
overschreden wordt..
• Afhankelijk van de beschikbare combinatie sluitertijd/diafragma kan
het werkgebied van de automatische belichtingsserie beperkt zijn.
•Onafhankelijk daarvan wordt altijd het ingestelde aantal opnamen
gemaakt en kunnen er daarom meerdere opnamen van een reeks
op dezelfde wijze belicht zijn.
•Er wordt geen rekening gehouden met de laadtoestand van het
flitsapparaat, d.w.z. dat er opnamen met en zonder flits in de reeks
zullen zitten.
•De functie blijft actief tot deze in het menu weer wordt
uitgeschakeld. Als hij niet wordt uitgeschakeld, zal er telkens een
belichtingsreeks worden gemaakt als de ontspanner wordt
ingedrukt.
188
HANDMATIG INSTELLEN VAN DE BELICHTING
Wanneer u de belichting volledig handmatig wilt instellen, moet het
tijd-draaiwiel (18) op een van de ingegraveerde sluitertijden of
tussenwaarden zijn ingeklikt.
Vervolgens
1. de belichtingsmeter inschakelen en
2. door aan het tijd-draaiwiel en /of de diafragma-instelring (11) van
het objectief te draaien – telkens in de richting van de brandende
driehoekige LED – enkel de ronde LED laten branden.
Behalve de voor een goede belichting benodigde draairichting van
tijd-draaiwiel en diafragma-instelring geven de drie LED’s van de
lichtschaal op de volgende wijze onder- en overbelichting evenals de
juiste belichting aan:
Onderbelicht met minstens één diafragmastop; naar rechts
draaien
Onderbelicht met een
1
/
2
diafragmastop; naar rechts draaien
Juiste belichting
Overbelicht met een
1
/
2
diafragmastop; naar links draaien
Overbelicht met minstens één diafragmastop; naar links
draaien
Opmerking:
Bij langere sluitertijden dan 2s wordt na het ontspannen in de
weergave de resterende belichtingstijd in seconden teruggeteld.
DE B-INSTELLING / DE T-FUNCTIE
Met de B-instelling, waarbij de sluiter zo lang geopend blijft, als de
ontspanner ingedrukt wordt gehouden (tot maximaal 60s, afhankelijk
van de ISO-instelling).
In combinatie met de zelfontspanner is er tevens een T-functie
beschikbaar: als zowel
B, alsook de zelfontspanner door het
aantippen van de ontspanner zijn geactiveerd (zie ook pag. 150), zal
de sluiter na de gekozen voorlooptijd automatisch openen. Deze blijft
dan – zonder dat de ontspanner hoeft te worden vastgehouden –
zolang geopend, tot de ontspanner een tweede keer wordt aangetipt.
Zo kan de bewegingsonscherpte, die door bediening van de
ontspanner evt. ontstaat, ook bij langdurige opnamen verregaand
worden vermeden.
De belichtingsmeter blijft in beide gevallen uitgeschakeld, echter telt,
na het ontspannen, de digitale cijferindicatie in de zoeker ter
oriëntatie de verlopen belichtingstijd in seconden af.
Vast instelling van lange sluitertijden
1. Houd de focusknop (3) ingedrukt.
•Op het LCD-scherm verschijnt het submenu met de
sluitertijden. Beschikbare sluitertijden zijn – afhankelijk van de
ISO-gevoeligheid – wit gemarkeerd; niet-beschikbare zijn grijs.
2. Selecteer met het instelwiel of de kruisknop (links/rechts) de
gewenste sluitertijd.
•Het submenu blijft na het loslaten van de ISO-knop nog ca. 2s
zichtbaar.
3. Camera ontspannen.
189
Aanwijzingen:
•Bij lange belichtingstijden kan er zeer sterke beeldruis ontstaan.
•Ter vermindering van dit storende verschijnsel maakt de Leica M
zelfstandig, na opnamen met langere sluitertijden (vanaf ca.
1
/
30
s,
afhankelijk van andere menu-instellingen), een tweede
„zwartopname“ (met gesloten sluiter). De bij deze parallel-opname
gemeten ruis wordt dan door de computer van de eigenlijke
datarecord van de opname „afgetrokken“.
•Deze verdubbeling van de „belichtings“-tijd moet bij langdurige
belichtingen worden gerespecteerd. De camera mag intussen niet
worden uitgeschakeld.
•Bij sluitertijden vanaf 2s verschijnt de melding
Noise reduction
12s
1
op het LCD-scherm.
1
De tijdindicatie is maar een voorbeeld
OVER- EN ONDERSCHREIDEN VAN HET MEETBEREIK
Als bij handmatige instelling en zeer weinig licht het meetbereik van
de belichtingsmeter niet wordt gehaald, knippert als waarschuwing in
de zoeker de linker driehoekige LED (
) en bij te veel licht de rechter
(
). Bij tijdautomaat wordt de sluitertijd aangegeven. Wanneer de
benodigde sluitertijd langer blijkt dan de langste mogelijke tijd van
60s, resp. korter wordt dan de kortste mogelijke tijd van
1
/
4000
s,
zullen ook deze indicaties gaan knipperen. Omdat de
belichtingsmeting met het ingestelde diafragma plaatsvindt, kan deze
situatie ook door diafragmeren van het objectief ontstaan. De
belichtingsmeter blijft – ook als het meetbereik niet wordt gehaald –
nog ca. 30s na het loslaten van de ontspanknop ingeschakeld. Als in
deze periode (bijv. door wijziging van het onderwerp of door openen
van het diafragma) de lichtomstandigheden verbeteren, gaat de
LED-indicatie over van knipperen naar constant branden en geeft
daarmee de meting vrij.
190
FLITSMODUS
De Leica M bepaalt het benodigde flitsvermogen door het afgeven van
een of meer meetflitsen in onderdelen van seconden voor de
eigenlijke opname. Direct daarna, bij het begin van de belichting,
wordt de hoofdflits afgegeven.
Alle factoren die de belichting beïnvloeden (bijv. opnamefilters en
wijziging van de diafragma-instelling) worden automatisch
gerespecteerd.
GESCHIKTE FLITSAPPARATEN
De volgende flitsapparaten zijn in combinatie met de Leica M geschikt
voor alle functies die in deze handleiding zijn beschreven, inclusief
TTL-meting:
•Het systeemflitsapparaat Leica SF 58 (bestelnr. 14 488). Met een
maximaal richtgetal van 58 (bij 105mm-instelling), een automatisch
(bij gecodeerde Leica M-objectieven, zie pag. 147) aangestuurde
zoom-reflector, automatische korte tijd-synchronisatie met kortere
sluitertijden dan
1
/
180
s voor HSS-flitsers (zie pag. 194), een naar
keuze inschakelbare tweede reflector, evenals vele overige functies,
is dit apparaat zowel krachtig als veelzijdig te noemen. Dankzij een
vast ingebouwde flitservoet met extra regel – en signaalcontacten,
die een hele reeks gegevens en instellingen automatisch
overdragen, is het zeer eenvoudig te bedienen.
•Het systeemflitsapparaat Leica SF 24D (bestelnr. 14 444). Met zijn
compacte afmetingen en zijn op de camera afgestemde design is
het bijzonder geschikt. Het bezit, evenals de Leica SF 58, een vast
ingebouwde flitsvoet met alle contacten en is vooral ook bijzonder
eenvoudig te bedienen.
•Flitsapparaten die aan de technische voorwaarden van een
System-Camera-Adaption (SCA) van het systeem 3000 voldoen,
met de adapter SCA-3502/1 zijn uitgerust, het richtgetal kunnen
regelen en de HSS-compatibel zijn (zie pag. 194).
Er kunnen echter ook andere, gebruikelijke flitsapparaten met
gestandaardiseerde flitsvoet
2
en ontsteking via het positieve
middencontact (X-contact, 19) worden gebruikt. Wij adviseren het
gebruik van thyristor-geregelde elektronenflitsers.
1
Bij het gebruik van de adapter SCA-3502 -M5 kan de witbalans (zie pag. 165)
voor een correcte kleurweergave op Automatisch worden gezet.
2
Wanneer andere, niet speciaal op de Leica M afgestemde flitsapparaten worden
gebruikt, die de witbalans van de camera niet automatisch omschakelen, moet de
instelling
worden gebruikt (zie pag. 165).
191
FLITSAPPARAAT PLAATSEN
Alvorens u een flitsapparaat in de flitsschoen (19) van de Leica M
plaatst, moet
het kapje, dat de flitsschoen en de bus (27) beschermt, als ze niet
worden gebruikt, naar achter worden geschoven en
moeten camera en flitser worden uitgeschakeld.
Bij het plaatsen van een flitsapparaat moet u erop letten, dat u de
voet volledig in de flitsschoen schuift en, indien aanwezig, met de
klemmoer tegen ongewild loskomen en vallen beschermt. Dit is vooral
bij flitsapparaten met extra regel- en signaalcontacten belangrijk,
omdat wijziging van de positie in de flitsschoen de vereiste contacten
kan onderbreken en er daardoor storingen kunnen optreden.
Opmerking:
dit geldt ook voor gebruik van de flitser met de SCA-adapterkit (zie
pag. 226)
DE FLITSMODUS
De volautomatische, d.w.z. door de camera geregelde flitsmodus is bij
de Leica M met de hiervoor genoemde systeemcompatibele
flitsapparaten en in beide belichtingsmodi, tijdautomaat
A en
handmatige instelling beschikbaar.
Bovendien is in alle drie belichtingsmodi een automatische invul-
flitsregeling actief. Om steeds een uitgebalanceerde verhouding
tussen flits- en omgevingslicht te garanderen, wordt het flitsvermogen
bij toenemende helderheid evt. met max. 1
2
/
3
EV verminderd.
Wanneer echter het aanwezige licht zelfs met de kortst mogelijke
flitssynchronisatietijd van
1
/
180
s al overbelichting tot gevolg heeft, zal
een HSS-compatibele flits bij tijdautomaat niet worden geactiveerd. In
zulke gevallen wordt de sluitertijd overeenkomstig het omgevingslicht
geregeld en in de zoeker aangegeven.
Bovendien kunt u met de Leica M met tijdautomaat
A en handmatige
instelling gebruik maken van interessante vormgevende
flitstechnieken, zoals flitssynchronisatie op het 2e in plaats van het
gebruikelijke 1e sluitergordijn en het flitsen met langere sluitertijden
dan de synchronisatietijd van
1
/
180
s. Deze functies worden op de
camera via het menu ingesteld (meer hierover in de volgende
hoofdstukken).
Bovendien geeft de Leica M de ingestelde gevoeligheid door aan het
flitsapparaat. Daarmee kan het flitsapparaat, voorzover het deze
indicaties bezit en voorzover het op het objectief gekozen diafragma
ook op het flitsapparaat is ingevoerd, zijn reikwijdte automatisch
aangeven. De gevoeligheidsinstelling kan bij systeemcompatibele
flitsers niet via de flitser zelf worden beïnvloed, omdat deze al door de
camera wordt overgedragen.
192
Aanwijzingen:
•Studioflitsinstallaties hebben vaak een zeer lange flitsduur. Het kan
in dat geval daarom eventueel zinvol zijn een langere sluitertijd dan
1
/
180
s te kiezen.
•Hetzelfde geldt voor radiografisch gestuurde flitstriggers bij het
"draadloos flitsen", omdat de radiografische overdracht een
tijdvertraging kan veroorzaken.
•De instellingen en functies die in de volgende hoofdstukken zijn
beschreven, hebben alleen betrekking op de Leica M en
systeemcompatibele flitsapparaten.
•Een op de camera ingestelde belichtingscorrectie (zie pag. 184)
beïnvloedt uitsluitend de meting van het aanwezige licht! Wanneer
u in de flitsmodus gelijktijdig een correctie van de TTL-
flitsbelichtingsmeting wenst – parallel of tegengesteld, moet u deze
bovendien (op het flitsapparaat) instellen!
•Meer informatie over de flitsmodus, vooral in combinatie met
andere, niet speciaal op de Leica M afgestemde flitsapparaten,
evenals de verschillende modi van de flitsapparaten, vindt u in de
betreffende handleiding.
De instellingen van de door de camera geregelde,
automatische flitsmodus
Nadat u uw flitsapparaat hebt ingeschakeld en in de modus voor
regeling van het richtgetal (bijv. GNC = Guide Number Control) hebt
gezet, moet u hiervoor op de Leica M:
1. voor elke flitsopname eerst de belichtingsmeting inschakelen
door licht op de ontspanner te drukken, d.w.z. de weergave in de
zoeker moet omgeschakeld zijn op de sluitertijden of de
lichtschaal. Als dit door te snel en in één keer volledig indrukken
van de ontspanner wordt verzuimd, zal het flitsapparaat evt. niet
worden geactiveerd.
2. het tijd-draaiwiel op
A, op de flitssynchronisatietijd (
1
/
180
s), of op
een langere sluitertijd (ook
B) instellen. In de modus tijdautomaat
schakelt de camera automatisch over op de via het menu
ingestelde flitssynchronisatietijd, resp. op het tijdbereik (zie
„Keuze van de synchronisatietijd / het synchronisatietijd-bereik“,
pag. 194). Let daarbij op de kortste flitssynchronisatie-tijd,
omdat deze bepaalt of er een "normale" opnameflits of een
HSS-flits wordt gegeven (zie pag. 194).
3. het gewenste, resp. het voor de betreffende afstand tot het
motief benodigde diafragma instellen.
193
Opmerking:
als de automatische geregelde of handmatig ingestelde sluitertijd
korter is dan
1
/
180
s, dan zal de flitser niet flitsen, behalve als het een
HSS-compatibele flitser is (zie pag. 194).
De controle-indicaties van de flitsbelichting in de zoeker bij
systeemconforme flitsapparaten
In de zoeker van de Leica M bevindt zich een flitsvormige LED (2.1.3)
voor terugmelding en indicatie van de verschillende modi. Deze LED
verschijnt samen met de beschreven indicaties voor de
belichtingsmeting van het aanwezige licht.
In de automatische flitsmodus
(flitsapparaat ingesteld op regeling richtgetal)
•
verschijnt ondanks ingeschakeld en gereed flitsapparaat niet:
op de camera is handmatig een kortere sluitertijd dan
1
/
180
s
ingesteld en het aangesloten flitsapparaat is niet HSS-compatibel.
In zulke gevallen activeert de Leica M ook een ingeschakeld en
paraat flitsapparaat niet.
•
knippert voor de opname langzaam (2Hz):
het flitsapparaat is nog niet paraat
•
brandt voor de opname:
het flitsapparaat is paraat.
•
blijft na het ontspannen ononderbroken branden, de overige
indicaties zijn echter verdwenen:
de flitsbelichting was in orde, het flitsapparaat blijft paraat.
•
knippert na het ontspannen snel (4Hz), de overige indicaties zijn
echter verdwenen:
de flitsbelichting was in orde, maar het flitsapparaat is nog niet
paraat.
•
gaat na het ontspannen samen met de overige indicaties uit:
onderbelichting, bijv. door een te klein gekozen diafragma voor het
motief. Als op het flitsapparaat een gedeelde flitsstand is ingesteld,
kan op basis van het geringere opgeroepen vermogen ondanks de
verdwenen flits-LED het apparaat toch paraat zijn.
Bij instelling van het flitsapparaat op computersturing (A) of
handmatige modus (M)
•
verschijnt ondanks ingeschakeld en gereed flitsapparaat niet:
op de camera is handmatig een kortere sluitertijd dan
1
/
180
s
ingesteld. In zulke gevallen activeert de Leica M ook een
ingeschakeld en paraat flitsapparaat niet.
•
knippert voor de opname langzaam (2Hz):
het flitsapparaat is nog niet paraat.
•
brandt voor de opname:
het flitsapparaat is paraat.
194
LINEAIRE FLITSMODUS HSS (HIGH SPEED SYNCHRONIZATION)
Het volautomatische, d.w.z. door de camera gestuurde HSS-
flitsprogramma is bij de Leica M in combinatie met de flitser Leica SF
58 met alle sluitertijden en met tijdautomaat, alsook met handmatige
belichtingsinstelling beschikbaar. Het wordt automatisch geactiveerd
door de camera, als de geselecteerde of berekende sluitertijd korter
is dan de synchronisatietijd, d.w.z. ≤
1
/
180
s. Bij een juist ingesteld
flitsapparaat vereist deze omschakeling verder geen toedoen van de
fotograaf.
Belangrijk:
de reikwijdte bij het HSS-flitsen is duidelijk korter als bij het TTL-flitsen.
KEUZE VAN SYNCHRONISATIETIJD /
SYNCHRONISATIETIJDBEREIK
De weergave van het voorhanden licht wordt bepaald door de
sluitertijd en het diafragma. Bij vaste instelling van de kortst mogelijke
sluitertijd in de flitsmodus, de synchronisatietijd, leidt dit in vele
situaties tot een onnodige, meer of minder sterke onderbelichting van
alle delen van het onderwerp die door het flitslicht niet goed worden
belicht.
Met de Leica M kunt u in de flitsmodus de in combinatie met de
tijdautomaat gebruikte sluitertijd nauwkeurig aan de voorwaarden
voor het betreffende onderwerp, resp. aan uw wensen met betrekking
tot beeldvorming aanpassen. Hiervoor kunt u uit vijf instellingen
kiezen:
Instellen van de optie
1. Kies in het hoofdmenu (zie pag. 154/246),
Auto Slow Sync..
(pagina 1, sectie
CAMERA), en
2. in het bijbehorende submenu de automatische, van het objectief
afhankelijke instelling -
1/Focal length
1
, ofwel of u zelf een
bepaalde sluitertijd wilt vastleggen - Manuelle Einstellung.
3. In het submenu Manuelle Einstellung bepaalt u het bereik van de
toelaatbare sluitertijden door de kortste te bepalen.
Aanwijzingen:
•
1/Focal length leidt tot de langste sluitertijden volgens de
vuistregel voor stabiele opnamen uit de hand, bijv.
1
/
60
s met een
50mm-objectief. Deze optie is echter in het menu
Auto Slow Sync.
op
1
/
125
s begrensd, ook al is de gebruikte brandpuntafstand langer.
•In het instellingsveld in het submenu
Manual setting zal eerst de
momenteel ingestelde langste sluitertijd verschijnen
•Bij handmatige regeling van de belichting kunt u eveneens alle
sluitertijden t/m de synchronisatietijd
1
/
180
s instellen.
•Als u de Leica SF 58 (zie p. 190) gebruikt en op de camera
kortere sluitertijden instelt, d.w.z. ≤
1
/
180
s, dan zal de flitser
automatisch in de HSS-modus omschakelen.
1
Alleen bij gebruik van Leica M-objectieven met 6-bit codering in de bajonet en
inschakeling van de objectiefdetectie in het menu.
195
KEUZE VAN HET SYNCHRONISATIETIJDSTIP
De belichting van flitsopnamen vindt plaats met twee lichtbronnen, de
aanwezige – en het flitslicht. De uitsluitend of overwegend door het
flitslicht belichte delen van het onderwerp worden daarbij door de
uitzonderlijk korte lichtimpuls bijna altijd (bij correcte scherpstelling)
scherp weergegeven. Daarentegen worden alle andere delen van het
onderwerp – namelijk de delen die voldoende door het aanwezige
licht zijn belicht, resp. zelf oplichten – in hetzelfde beeld met
wisselende scherpte afgebeeld. Of deze delen van het onderwerp
scherp of onduidelijk worden weergegeven, resp. hoe groot de
„wazigheid“ is, wordt door twee – van elkaar afhankelijke – factoren
bepaald:
1. de lengte van de sluitertijd, d.w.z. hoe lang deze delen van het
onderwerp op de sensor „inwerken“ en
2. hoe snel het delen van het onderwerp – of ook de camera zelf
– tijdens de opname bewegen
Hoe langer de sluitertijd, resp. hoe sneller de beweging is, des te
duidelijker zullen beide elkaar overlappende beeldfragmenten
verschillen.
Het gebruikelijke tijdstip van de flitsontsteking is aan het begin van de
belichting, d.w.z. onmiddellijk nadat het 1e sluitergordijn het
beeldvenster volledig heeft geopend. Dit kan zelfs tot schijnbare
tegenstrijdigheden leiden, zoals bij de opname van de motorfiets, die
door zijn eigen lichtsporen wordt ingehaald.
De Leica M biedt u de optie tussen dit gebruikelijke flits-
ontstekingstijdstip en de synchronisatie aan het einde van de
belichting te kiezen, d.w.z. onmiddellijk voordat het 2e sluitergordijn
weer begint met het sluiten van het beeldvenster. Het scherpe beeld
geeft in dit geval het einde van de beweging weer. Deze flitstechniek
verleent de foto een natuurlijkere indruk van beweging en dynamiek.
Deze optie is beschikbaar
bij alle camera- en flitserinstellingen
bij gebruik van de flitser op de camera of met de SCA-adapterkit
bij tijdautomaat evenals bij handmatige sluitertijdkeuze
in het automatische, evenals de handmatige flitsprogramma
De displays zijn in beide gevallen gelijk.
Instellen van de optie
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie pag. 154/246)
Flash Sync.
Mode (pagina 1, sectie CAMERA ) en
2. in het bijbehorende submenu de gewenste variant.
196
OVERIGE FUNCTIES
VIDEO-OPNAMEN
Met de Leica M kunt u ook video-opnamen maken. De volgende
opties zijn hiervoor beschikbaar:
Resolutie
1. Kies in het Opnameparameter-menu (zie pag. 154/246)
Video Resolution en
2. in het bijbehorende submenu de gewenste instelling. De drie
resoluties zijn ieder met twee verschillende beeldfrequenties
combineerbaar om de weergave op het gebruikte
televisiesysteem af te stemmen, 25 b/s voor PAL, 24 en 30 b/s
voor NTSC.
ISO-gevoeligheid
Alle op pagina's 167-168 genoemde instellingen; echter geldt de
hieronder beschreven beperking m.b.t. de sluitertijden.
Opmerking:
Vooral bij het fotograferen van donkere onderwerpen met hoge
ISO-waarden, waarin zich zeer heldere puntvormige lichtbronnen
bevinden, kunnen in de volledige afbeelding verticale en horizontale
strepen optreden.
Afstandsinstelling
Alle op de pagina's 175-178 beschreven varianten
Belichtingsmeetmethoden
Alle op pagina -180 beschreven varianten
Belichtingsprogramma's
Tijdautomaat (zie pag. 182)
Handmatige regeling met sluitertijden van
1
/
30
-
1
/
4000
s; Ingestelde
langere sluitertijden worden behandeld als
1
/
30
s.
Kleurruimte
Video-opnamen alleen mogelijk met sRGB (zie pag. 170).
Verzadiging, contrast, filmstijlen
Alle op pagina -169 beschreven varianten
Opmerking:
Om een gelijkblijvende belichting te verzekeren, dient u de
sluitertijden handmatig in te stellen - wijzigingen aan het onderwerp,
bijv. bij het zwenken, kunnen anders storende schommelingen in de
helderheid veroorzaken.
197
Starten / stoppen van de opname
Door op de video-startknop (17) te drukken, start u de opname en
door er opnieuw op te drukken, stopt u deze weer.
•Als er een video-opname wordt gemaakt, wordt dit in de Live-View-
modus aangegeven door een knipperend rood punt en de weergave
van de lopende opnametijd (zie pag. ). In de zoeker ziet u dit aan
het afwisselend knipperen van de twee punten van het digitale
display.
Omdat video met de Leica M in 16:9-, resp. (bij VGA resolutie) in
4:3-formaat wordt opgenomen, verschijnen er zwarte balken op het
scherm. In het eerste geval boven en onder het beeld en in het
tweede links en rechts ervan.
Foto's maken is zelfs tijdens een video-opname mogelijk. Als u de
sluiterknop indrukt, wordt de video-opname tijdens het maken van de
foto onderbroken. De foto-opnamen worden met de betreffende
instellingen van de camera gemaakt.
GELUIDSOPNAME
De audio-opname met de ingebouwde microfoon (9) is in mono. Voor
stereo-opname is er een externe microfoon als accessoire
beschikbaar (zie pag. 227).
Instellen van de optie
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie pag. 154/246)
Audio (pagina
4/sectie
SETUP).
•Het bijbehorende submenu bestaat uit de punten
Audio
Adjustment en Wind Elimination.
Voor het beïnvloeden van het geluid kunt u kiezen uit twee opties,
plus een handmatige instelling, waarmee u het opnamevolume kunt
instellen, ofwel de geluidsopname kunt uitschakelen.
2. Selecteer in het Audio-Einstellung-submenu
Standard , Concert,
of
Manual .
•Als u
Manual hebt gekozen, zal er naast het microfoon-
pictogram (
) en het momenteel ingestelde volumeniveau (B),
een balkgrafiek met
weergave van het actuele opnamevolume (C)
piekindicator
1
(D)
max. uitsturingsmarkering (E)
198
Handmatige instelling
3. Met behulp van het instelwiel (29) - naar links = lager / naar
rechts = hoger, of met de omhoog/omlaag-knoppen van de
kruisknop (30), stelt u het opnamevolume in. Dit kan zelfs tijdens
de opname gebeuren, als u van tevoren op de knop
INFO drukt
(31). Niveau 0 betekent dat er geen geluid wordt opgenomen.
Om oversturen te vermijden, dient u een opnamevolume te kiezen
waarvan de piekindicatie nooit of maar zeer zelden de max.
uitsturingsmarkering overschrijdt. Voor de duidelijkheid zijn de
indicaties C en D onder deze markering wit en erboven rood.
Opmerking:
bij mono-opnamen bewegen beide balken (= kanalen) van de
balkgrafiek parallel, bij stereo-opnamen apart.
Het volume kan ook bij stereo niet per kanaal afzonderlijk worden
geregeld.
Ter vermindering van mogelijk windgeruis, veroorzaakt tijdens het
opnemen, is er een twee-traps demping beschikbaar.
2. Selecteer in het submenu
Wind Elimination Off , Medium of High .
Als er geen windgeruis te vrezen is, dient u voor het best
mogelijke geluid
Off te selecteren.
FOTOGRAFEREN MET DE ZELFONTSPANNER
Met de zelfontspanner kunt u een opname met een vertraging van
eventueel 2 of 12s maken. Dit is handig als u bijv. onscherpte door
bewegen bij het afdrukken wilt voorkomen of als u bij een
groepsopname zelf ook in beeld wilt verschijnen. In zulke gevallen
wordt geadviseerd de camera op een statief te plaatsen.
Instellen en gebruiken van de functie
1. Draai de hoofdschakelaar (15) op
.
2. Selecteer in het hoofdmenu (zie pag. 154/246)
Self-timer
(pagina 1, sectie
CAMERA ) en
3. in het bijbehorende submenu de gewenste voorlooptijd.
4. Voor het starten van de voorlooptijd dient u de ontspanner (16)
door te drukken tot de 2e trap, zie pag. 151).
•Aan de voorkant van de camera geeft, gedurende de eerste
10s van de 12s voorlooptijd, de knipperende LED (7) het
aflopen van de voorlooptijd aan, en op het LCD-scherm wordt
deze gelijktijdig afgeteld.
Tijdens de lopende zelfontspanner-voorlooptijd kan de functie altijd
door indrukken van de
SET- of de MENU-knop worden geannuleerd
– de instelling blijft behouden, of wordt door opnieuw aantippen van
een van de ontspanners weer gestart.
Belangrijk:
Tijdens zelfontspanning vindt instelling van de belichting niet plaats
bij het drukpunt van de ontspanner, maar pas direct voor de opname.
199
MARKERING VAN BEELDBESTANDEN VOOR
AUTEURSRECHTBESCHERMING
Met de Leica M kunt u uw beeldbestanden markeren door tekst en
andere tekens in te voeren.
Hiervoor kunt u per opname in 2 rubrieken informatie t/m 17 tekens
invoeren.
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie pag. 154/246)
Copyright
information (pagina 4, sectie SETUP).
•Op het LCD-scherm verschijnt het submenu met de drie
punten
Copyright information , Information en Artist .
Aanvankelijk is alleen de regel met
Copyright information
geactiveerd.
2. Zet de
Copyright information -optie aan en bevestig.
•De informatie-regels zijn nu geactiveerd en de eerste plaats is
gemarkeerd als gereed voor bewerking.
3. Selecteer met het instelwiel (29) de gewenste tekens en ga naar
het volgende/vorige teken door op de betreffende zijde van de
kruisknop (30) te drukken.
U gaat naar de regel
Artist door ofwel op de betreffende zijde van
de kruisknop te drukken, of met de knop
INFO (31) of SET (20).
De beschikbare tekens zijn de leestekens, de cijfers van
0 t/m 9,
grote en kleine letters en een spatie
_; ze zijn in deze volgorde in
een eindeloze lus gerangschikt.
4. Bevestig uw instelling door op de knop
SET of INFO te drukken.
REGISTRATIE VAN OPNAMELOCATIE MET GPS
Dit menu-item is alleen beschikbaar als de multifunctionele
handgreep bevestigd is (als toebehoren verkrijgbaar, zie pag. 226).
Met het Global Positioning System kan wereldwijd de juiste positie
van een ontvanger worden bepaald. De multifunctionele handgreep is
uitgerust met een ontvanger. Als het handvat aan de Leica M is
bevestigd, zal de camera, als hij aanstaat, continu signalen
ontvangen en de positiegegevens updaten. De camera kan deze
gegevens – breedte- en lengtegraden, hoogte boven NAP - in de
„EXIF“-data wegschrijven.
Opmerking:
De betreffende menufunctie van de camera is alleen beschikbaar met
een aangesloten multifunctionele handgreep.
Instellen van de optie
1. Selecteer in het hoofdmenu van de camera
GPS (pagina 4/sectie
SETUP, en
2. daar dan
On of Off .
•OP het LCD-scherm van de camera (34) geeft het „Satelliet“-
pictogram
(
)
de betreffende status aan (alleen in het venster met de
opnamegegevens):
= Laatste positiebepaling hoogstens 1 min. geleden
= Laatste positiebepaling hoogstens 24 uur geleden
= Laatste positiebepaling minstens 24 uur geleden, of
er zijn geen positiegegevens
200
Opmerkingen bij deze optie:
•De GPS antenne bevindt zich bovenin de greep van de
multifunctionele handgreep-M.
•Een vereiste voor GPS-positiebepaling is "vrij zicht" van de antenne
naar de hemel. Het is raadzaam de camera zodanig vast te houden
dat de GPS-antenne verticaal naar boven wijst.
•Let erop dat de GPS-antenne niet door uw hand of door andere
voorwerpen wordt bedekt, vooral niet van metaal.
•Een foutloze ontvangst van GPS-satellietensignalen is bijv. op de
volgende plaatsen of situaties eventueel niet mogelijk. In dergelijke
gevallen zal er geen of slechts een gebrekkige positiebepaling
mogelijk zijn.
in gesloten ruimtes
onderaards
onder bomen
in een bewegend voertuig
in de buurt van hoge gebouwen of in nauwe dalen
in de buurt van de hoogspanningsleidingen
in tunnels
in de buurt van de 1,5 Ghz mobiele telefoons
met toebehoren dat in de flitsschoen is geplaatst, zoals een
flitser
Aanwijzing voor veilige toepassing:
het door het GPS-systeem geproduceerde elektromagnetische veld
kan instrumenten en meetapparatuur beïnvloeden. Denkt u er daarom
aan bijv. aan boord van een vliegtuig voor het starten of landen, in
ziekenhuizen en op andere plaatsen waar radioverkeer aan
beperkingen onderworpen is, altijd de GPS-functie uit te schakelen.
Belangrijk (juridische gebaseerde gebruiksbeperkingen):
•In bepaalde landen of regio's is het gebruik van GPS en daarmee
samenhangende technologieën zo mogelijk beperkt. Voor reizen
naar het buitenland dient u zich in elk geval bij de ambassade van
het betreffende land, resp. uw reisorganisatie hierover te
informeren.
•Het gebruik van GPS in de Volksrepubliek China en in Cuba en in
de nabijheid van hun grenzen (uitgezonderd: Hong Kong en Macao)
is verboden door de wetten van het land.
•Overtredingen worden vervolgd door de autoriteiten! De GPS-
functie zal in deze gebieden daarom automatisch worden
gedeactiveerd.
201
WATERPAS
Dankzij de geïntegreerde sensoren kan de Leica M zijn oriëntatie op
het LCD-scherm (34) weergeven. De betreffende indicatie wordt
opgeroepen, indien nodig. Met behulp hiervan kunt u bij onderwerpen
waarvoor dit van belang is, zoals bijv. architectuuropnamen met
statief, de camera exact op de lengte- en breedte-as uitlijnen.
Instellen van de optie
Selecteer in het hoofdmenu (zie pag. 154/246)
Horizon (pagina
3/sectie
SETUP).
•Op het LCD-scherm verschijnt een verticale schaal en een
horizontale balk. Afwijkingen van de beide nulstanden worden
afgebeeld met rode markeringen en de horizontale oriëntatie langs
de lengte- en breedte-as door een groene markering in het midden.
Bovendien worden de betreffende waarden getoond.
Opmerking:
Het monitorbeeld blijft zo lang zichtbaar totdat het weer wordt
uitgeschakeld met een druk op een van de twee ontspanners (16/18)
of de knop
MENU (21).
GEBRUIKERSPROFIELEN / TOEPASSINGSPROFIELEN
Met de Leica M kunt u naar wens combinaties van alle menu-
instellingen permanent opslaan, bijv. om ze bij terugkerende situaties
/ onderwerpen snel en eenvoudig te kunnen oproepen. Er zijn vier
voorkeuzeprofielen voor dergelijke combinaties mogelijk, plus de
onveranderlijke fabrieksinstelling die u altijd weer kunt oproepen. De
naam van de opgeslagen profielen kunt u wijzigen.
De op deze camera ingestelde profielen kunt u op een andere
geheugenkaart overdragen om ze in andere camerabody's toe te
passen, en u kunt profielen die op een andere kaart zijn opgeslagen
ook naar deze camera overdragen.
Instellingen opslaan / profiel aanmaken
1. Stel de gewenste opties in het menu in.
2. Kies in het Opnameparameter-menu (zie pag. 154/246)
User
profile ,
3. in het submenu
Save as user profile en
4. in het bijbehorende submenu de gewenste geheugenplaats.
202
EEN PROFIEL SELECTEREN
1. Kies in het Opnameparameter-menu (zie pag. 154/246)
User
profile .
•Als u gebruikersprofielen hebt opgeslagen, zal de profielnaam
in grijs verschijnen; opslaglocaties die niet bezet zijn blijven
groen.
2. Kies het gewenste profiel in het submenu - ofwel een van de
opgeslagen profielen, of de "Benutzerprofil-Grundeinstellung".
Opmerking:
Als u een instelling van een momenteel toegepast profiel wijzigt, zal er
in de oorspronkelijke menulijst --- verschijnen, in plaats van de naam
van het eerder toegepaste profiel.
NAAM PROFIEL WIJZIGEN
1. Kies in het Opnameparameter-menu (zie pag. 154/246)
User
profile ,
2. in het submenu
Manage profiles en
3. in het bijbehorende submenu
Rename profiles .
•Het profielnummer en de naam verschijnen; het nummer is als
gereed voor bewerking gemarkeerd.
4. Kies het profiel waarvan u de naam wilt wijzigen, door aan het
instelwiel (29) te draaien, of door op de kruisknop (30) naar
boven of beneden te drukken.
5. Bevestig uw instelling met een druk op de knop
SET (20), of de
knop
INFO (31), of met de rechterzijde van de kruisknop.
•De volgende positie wordt gemarkeerd als gereed voor de
instelling.
6. De cijfers en letters van de naam kunt u aanpassen door aan het
instelwiel te draaien of door op het bovenste of onderste deel van
de kruisknop te drukken. Naar de andere cijfers/letters kunt u
gaan door te drukken op
de knop
INFO,
of de knop
SET,
of de linker- of rechterzijde van de kruisknop.
Als tekens kunt u de hoofdletters van
A t/m Z, de cijfers van 0
t/m
9 en een spatie _ gebruiken; ze zijn in deze volgorde in een
eindeloze lus gerangschikt.
7. Bevestig uw instelling – dit kan alleen als u het laatste cijfer/
letter hebt ingevuld - met een druk op de
SET- of de INFO-knop.
203
PROFIELEN OP EEN KAART OPSLAAN / VAN EEN KAART
OVERNEMEN
1. Kies in het Opnameparameter-menu (zie pag. 154/246)
User
profile ,
2. in het submenu
Manage profiles en
3. in het bijbehorende submenu
Import profiles from card of
Export profiles to card .
•Op het LCD-scherm verschijnt de betreffende keuze.
4. Bevestig met de
SET- (20) of de INFO-knop (31) of u het profiel,
ofwel de profielen, werkelijk wilt im- of exporteren.
Opmerking:
Bij het exporteren worden in principe altijd alle 4 profielen naar de
kaart overgedragen, d.w.z. ook profielen die evt. leeg zijn. Als gevolg
daarvan worden bij het importeren van profielen alle evt. reeds op de
camera voorhanden profielen overgeschreven, d.w.z. gewist.
RESETTEN VAN ALLE INDIVIDUELE INSTELLINGEN
Met deze functie kunt u alle eigen instellingen in het hoofdmenu en
opnameparameter-menu in één keer op de fabrieksinstellingen
terugzetten.
Instellen van de optie
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie p. 154/246)
Reset
(pagina 5, sectie
SETUP) en
2. in het bijbehorende submenu
No of Yes .
Opmerking:
Dit terugzetten geldt ook voor de evt. met "Benutzerprofil"
(gebruikersprofiel) vastgelegde en opgeslagen, individuele profielen.
1
De piekindicatie toont de hoogste waarde van de laatste 5s.
204
DE WEERGAVEMODUS
Voor de weergave van opnamen op het LCD-scherm (34) van de Leica M
kunt u kiezen:
PLAY Weergave voor onbeperkte tijd
of
Auto Review. Kortstondige weergave na de opname
QUA TIJD ONBEGRENSDE WEERGAVE –
PLAY
Met de knop PLAY (24) kunt naar de weergavemodus omschakelen.
•Op het LCD-scherm verschijnt het laatste opgenomen beeld
evenals de betreffende indicaties (zie pag. 242).
Wanneer echter geen beeldbestand op de geplaatste
geheugenkaart aanwezig is, verschijnt na omschakeling op
weergave de melding:
Attention: No image to display.
Aanwijzingen:
•Afhankelijk van de vooraf ingestelde functie heeft het indrukken
van de
PLAY-knop verschillende gevolgen:
Uitgangssituatie Na indrukken van de toets PLAY
a. Volledige weergave van een
opname
Opnamemodus
b. Weergave van een vergrote
uitsnede / meerdere kleinere
opnamen (zie pag.210)
Volledige weergave van de opname
c. Een van de menubedieningen
(zie pag. 154), resp. DELETE-
of de wisbeveiligingsoptie (zie
pag. 212/213) activeert de
Volledige weergave van de laatste
getoonde opname
•Met de Leica M kunnen alleen de met camera’s opgenomen
beelden van dit type worden getoond.
205
AUTOMATISCHE WEERGAVE VAN TELKENS DE LAATSTE
OPNAME
In de modus
Auto review wordt elk beeld direct na de opname
weergegeven.
Op deze wijze kan bijv. snel en eenvoudig worden gecontroleerd of de
foto gelukt is, of herhaald moet worden.
Met deze optie stelt u de weergaveduur van het beeld in.
Instellen van de optie
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie pag. 154/246)
Auto review
(pagina 4/sectie
SETUP),
2. in het bijbehorende submenu de gewenste optie, resp. tijdsduur:
(
Off, 1 second , 3 seconds , 5 seconds , Continuous, Shutter
release pressed).
In de modus
Auto review kan altijd naar de normale, d.w.z. qua tijd
onbegrensde
PLAY-weergavemodus worden teruggeschakeld.
Opmerking:
Wanneer u met de serieopname-optie (zie p. 152) fotografeert, zal in
beide weergavemodi vooralsnog de laatste foto van de serie, resp. de
laatste op de geheugenkaart opgeslagen foto van de serie, worden
getoond – mits op dit tijdstip nog niet alle opnamen van de serie door
het interne buffergeheugen van de camera op de kaart zijn
overschreven. Hoe u andere opnamen van de serie kunt kiezen en
welke mogelijkheden er verder nog zijn voor de weergave, kunt u in de
volgende sectie nalezen.
206
Normale weergave
Om de opnamen goed te kunnen bekijken, verschijnt er bij normale
weergave alleen informatie in de kopregel
Als er een detail wordt weergegeven, zal de kopregel verdwijnen en
de betreff ende indicatie verschijnen
.
Videoweergave
Als er video-opname is geselecteerd, zal de indicatie
verschijnen.
207
Om een video af te spelen, dient u met de knop INFO (31) het
volgende venster op te roepen, waarin onder meer de volgende
pictogrammen staan.
1 2 3 4 5 6
1
 terug naar begin
2
 snelle terugloop
3
 play/pauze
4
 snelle voorloop
5
 vooruit tot aan het einde
6
 venster sluiten
Selecteer de gewenste optie met de rechter-/linkerzijde van de
kruisknop (30) of met het instelwiel (29). Hij wordt geactiveerd met
de knop
SET (20), ofwel door erop te drukken, of, bij snelle voorloop/
terugloop, door hem ingedrukt te houden. Dit begint in slow motion
en gaat dan steeds sneller, naarmate u de knop langer ingedrukt
houdt.
•Het op dat moment actieve pictogram is wit, en rood onderstreept.
Opmerking:
Vanuit dit scherm kunt het menu voor beveiliging (zie pag. 214) niet
oproepen. Om dit te doen, dient u met de knop
INFO naar een ander
scherm te gaan.
Behalve de normale weergave kunt u ook nog beschikken over 3 (bij
foto's), resp. 2 (bij video-opnamen) varianten met verschillende
aanvullende informatie. Alle 4, ofwel 3, zijn in een eindeloze lus
gerangschikt en kunnen door (meerdere keren) indrukken van de
knop
INFO worden opgeroepen.
208
Weergave met histogram
Druk 1x op de knop
INFO (uitgaand van normale weergave) om het
histogram weer te geven. Het verschijnt in de onderste beeldhelft.
U kunt kiezen uit twee varianten van het histogram: ofwel gebaseerd
op de totale helderheid (
Standard), of gebaseerd op de 3
kleurkanalen rood/groen/blauw (
RGB).
Instellen van de optie
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie p. 154/246)
Histogram
(pagina 3, sectie
SETUP) en
2. in het bijbehorende submenu de gewenste variant.
Aanwijzingen:
•Het histogram is zowel bij de weergave van het volledige beeld,
alsook van een uitsnede beschikbaar (zie p. 208), maar niet bij
gelijktijdige weergave van verkleinde opnamen (zie p. 211).
•De histogramweergave heeft altijd betrekking op de momenteel
getoonde uitsnede van de opname (zie p. 208).
•Het
RGB-histogram is echter niet beschikbaar in de Live View-
modus.
209
Weergave met clipping-indicatie
Via de menubediening kunt u de clipping-drempelwaarde voor de
indicatie voor zowel de heldere, alsook de donkere gebieden instellen.
Druk 2x op de knop
INFO (uitgaand van normale weergave) om de
gebieden zonder tekening weer te geven.
•Te sterk belichte gebieden knipperen rood en te donkere blauw.
Bovendien verschijnt beneden rechts het Clipping-pictogram (
).
Instellen van de optie
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie p. 154/246)
Clipping setting
(pagina 3/sectie
SETUP) en
2. stel in het bijbehorende submenu de onderste en bovenste
drempelwaarde in.
•De schaal toont de clipping-gebieden in verhouding tot de
totale omvang van de belichting.
In de afbeelding verschijnt dan het volgende:
•te heldere gebieden knipperen rood en te donkere blauw.
Aanwijzingen:
•de clipping-indicatie is zowel bij de weergave van het volledige
beeld, alsook van een uitsnede beschikbaar, maar niet bij
gelijktijdige weergave van 4, 9 of 36 verkleinde opnamen (zie pag.
211).
•De clipping-indicatie heeft altijd betrekking op de momenteel
getoonde uitsnede van de opname (zie p. 211).
210
Weergave met extra informatie
Druk 3x op de knop
INFO (van de normale weergave uitgaand) om
een reeks bijkomende opnamegegevens en een verkleind beeld te
laten weergeven.
Opmerking:
bij deze weergave-variant wordt alleen het volledige beeld
weergegeven, waarbij het er niet toe doet, of u van tevoren een
uitsnede had ingesteld.
ANDERE OPNAMEN BEKIJKEN / "BLADEREN" IN HET
GEHEUGEN
Met de linker en rechter kant van de kruisknop (30) kunt u de overige
opgeslagen opnamen oproepen. Door op de linker kant te drukken,
komt u bij eerdere opnamen, en op de rechter de latere. Na de
eerste/laatste opname beginnen de in een oneindige lus geschakelde
opnamen weer van voren af aan, zodat u alle opnamen in beide
richtingen kunt bereiken.
•Op het LCD-scherm worden beeld- en bestandsnummer telkens
aangepast.
211
VERGROTEN / SELECTEREN VAN UITSNEDE / GELIJKTIJDIG
BEKIJKEN VAN MEERDERE VERKLEINDE OPNAMEN
Met de Leica M is het mogelijk om voor een betere beoordeling op
het LCD-scherm een vergrote uitsnede van een opname op te roepen
en deze uitsnede vrij te kiezen. Omgekeerd kunt u ook maximaal 36
beelden tegelijk op het LCD-scherm bekijken, bijv. om een overzicht
te krijgen of om een opname sneller te vinden.
Aanwijzingen:
•Voor opnamen met een lagere resolutie, bijvoorbeeld 1,7 MP, zijn
niet alle vergrotingsniveaus beschikbaar.
•Zolang een opname vergroot wordt getoond, zijn de linker en
rechter zijde van de kruisknop niet voor het oproepen van andere
opnamen beschikbaar, maar dienen voor de „navigatie“ in het
beeld (uitzondering: zie volgende aanwijzing).
Door het instelwiel (29) naar rechts te draaien wordt een uitsnede
vanuit het midden vergroot. Vergrotingen zijn tot 1:1 mogelijk, d.w.z.
tot 1 pixel van het LCD-scherm 1 pixel van de opname weergeeft.
Met de vier zijden van de kruisknoppen (30) kunt u bij een vergrote
afbeelding bovendien de locatie van de uitsnede willekeurig kiezen.
Hiervoor wordt de zijde van de knop (meermaals) in de richting
ingedrukt, waarin u de uitsnede wilt verschuiven.
•De rechthoek binnen het kader in de rechterbovenhoek van het
LCD-scherm symboliseert de locatie en de vergroting van de
getoonde uitsnede.
212
Opmerking:
U kunt ook bij vergrote afbeelding direct naar een andere opname
gaan, die dan in dezelfde vergroting wordt getoond. Hiervoor gebruikt
u weer de linker of rechter kruisknop – echter met ingedrukt
gehouden knop
PLAY (24).
Door de instelknop naar links te draaien (van de normale afmeting
uitgaand), kunt u gelijktijdig 4, resp. door verder te draaien 9 of 36
opnamen op het LCD-scherm bekijken.
•Op het LCD-scherm worden maximaal 36 verkleinde afbeeldingen
getoond, inclusief de eerder in normale grootte bekeken opname
die door een rode rand is gemarkeerd.
Met de vier zijden van de kruisknoppen kunt u vrij tussen de
verkleinde afbeeldingen navigeren - de actieve afbeelding is
gemarkeerd. Deze afbeelding kunt weer op normale grootte instellen
door aan het instelwiel naar rechts te draaien, ofwel door op de knop
INFO of PLAY te drukken.
Opmerking:
Bij de weergave van 36 beelden wordt door de instelknop verder naar
links te draaien het rode kader om alle beelden geplaatst, zodat
vervolgens “per blok” snel kan worden „gebladerd“.
WISSEN VAN OPNAMEN
Zolang een opname op het LCD-scherm wordt getoond, kan deze
eventueel ook op dat moment worden gewist. Dit kan nuttig zijn als
de opnamen bijv. op andere media werden opgeslagen, als ze niet
meer nodig zijn of wanneer meer geheugen op de kaart nodig is.
De Leica M biedt de mogelijkheid naar wens enkele of gelijktijdig alle
opnamen te wissen.
Aanwijzingen:
•Wissen is alleen in de weergavemodus mogelijk, maar dan
onafhankelijk van de weergave in normale grootte of in meerdere
verkleinde afbeeldingen (behalve als bij de 36-voudige weergave
het rode kader het gehele blok omsluit, zie pag. 211).
•Bij beveiligde opnames moet de wisbescherming eerst worden
opgeheven voordat ze kunnen worden gewist (zie hiervoor ook het
volgende gedeelte).
Procedure
1. Druk op de knop
DELETE (21).
•Op het LCD-scherm verschijnt het submenu in beeld.
213
Opmerking:
Het wissen kan te allen tijde door het indrukken van de knop
PLAY
(24) of
DELETE worden geannuleerd.
2. In de eerste stap dient u te beslissen of u enkele
Delete single,
of gelijktijdig alle opnamen wilt wissen
Delete all.
3. Bevestig uw keuze door op de knop
SET te drukken. Met de
linker en rechter kant van de kruisknop kunt u de overige
opgeslagen opnamen oproepen.
Aanwijzingen:
•Als de getoonde opname tegen wissen is beveiligd (zie pag. 213),
kunt u in het submenu de optievariant Einzeln niet kiezen.
•Bij het wissen van alle opnames moet u – als bescherming tegen
onbedoeld wissen – in een tussenstap nog een keer bevestigen dat
u werkelijk alle beelden op de geheugenkaart wilt wissen.
De indicaties na het wissen
Na het wissen verschijnt de volgende opname. Wanneer echter geen
opnamen meer op de kaart zijn opgeslagen, verschijnt de melding:
Attention No image to display.
WISSEN VAN ALLE OPNAMEN OP DE GEHEUGENKAART
Na het wissen verschijnt de melding:
Attention No image to display.
Als echter een of meerdere opnamen tegen wissen zijn beschermd,
verschijnt deze, resp. de eerste van deze opnamen.
Opmerking:
Door het wissen van een opname worden de volgende opnamen op
het beeldtelwerk volgens het volgende schema opnieuw genummerd:
wist u bijvoorbeeld beeld nr. 3, wordt het beeld dat voorheen nr. 4
was vervolgens nr. 3, het beeld dat voorheen nr. 5 was, wordt nr. 4,
enz. Dit geldt echter niet voor de bestandsnummering op de
geheugenkaart.
214
BESCHERMEN VAN OPNAMEN / WISBEVEILIGING OPHEFFEN
De op de geheugenkaart geregistreerde opnames kunnen tegen
onbedoeld wissen worden beschermd. Deze wisbeveiliging kan altijd
weer worden opgeheven.
Aanwijzingen:
•het beschermen van opname, resp. het opheffen van de
wisbeveiliging is alleen in de weergavemodus mogelijk, maar dan
onafhankelijk van de weergave in normale grootte of in meerdere
verkleinde afbeeldingen (behalve als bij de 36-voudige weergave
het rode kader het gehele blok omsluit, zie pag. 211).
•Zie het vorige gedeelte voor de handelingen/gevolgen bij het
wissen van beveiligde opnamen.
•Wanneer u toch wilt wissen, dient u de beveiliging zoals hierna
beschreven op te heffen.
•De wisbeveiliging is alleen werkzaam op de Leica M.
•Ook beveiligde opnamen worden bij het formatteren van de
geheugenkaart gewist (zie hiervoor ook het volgende gedeelte).
•Bij SD-/SDHC-/SDXC-geheugenkaarten kunt u verhinderen dat u
onbedoeld wist, door de schakelaar voor schrijfbeveiliging van de
kaart (zie pag. 145) in de met LOCK gemarkeerde stand te
schuiven.
Procedure
1. Druk op de knop
SET (20).
•Op het LCD-scherm verschijnt het submenu.
Opmerking:
De instelprocedure kan altijd worden afgebroken
door op de knop
PLAY (24) te drukken om naar de normale
weergavemodus terug te keren,
of door aantippen van een van de ontspanners (16/17) - om in de
opnamemodus te komen.
2. Selecteer
•of u individuele foto's
Protect single, of
•of gelijktijdig alle opnamen wilt beveiligen
Protect all, ofwel
•of u een evt. aanwezige wisbescherming voor een individuele
foto
Clear protection single, of
•of voor alle opnamen wilt opheffen
Clear protection all.
215
Opmerking:
bij de volgende, niet-mogelijke opties verschijnt de menutekst als
aanduiding hiervoor in het donkergrijs in plaats van lichtgrijs:
beveiligen van een een reeds beveiligde opname;
wisbeveiliging van een niet-beveiligde opname opheffen.
3. Bevestig uw keuze door op de knop
SET te drukken. Met de
linker en rechter kant van de kruisknop (30) kunt u de overige
opgeslagen opnamen oproepen.
De indicaties na het beveiligen/
opheffen van de wisbeveiliging
Na het verlaten van het menu verschijnt het oorspronkelijke
LCD-scherm weer; bij beschermde opnames dan met de indicatie (
).
Opmerking:
De indicatie (
) verschijnt ook als er een reeds beschermde opname
wordt opgeroepen.
216
OVERIGE FUNCTIES
MAPPENBEHEER
De beeldgegevens worden op de geheugenkaart in mappen
opgeslagen die automatisch worden aangemaakt. Deze mapnamen
bestaan in principe uit acht tekens: drie cijfers en vijf letters. In de
fabrieksinstelling wordt de eerste map 100LEICA genoemd, de
tweede 101LEICA enz. Als mapnummer wordt in principe altijd het
betreffende volgende nummer gebruikt; er zijn maximaal 999 mappen
mogelijk. Als alle nummers zijn verbruikt, zal er een waarschuwing op
het LCD-scherm verschijnen.
De individuele afbeeldingen in de mappen krijgen doorlopende
nummers tot en met 9999, behalve als er zich op de geheugenkaart
al een afbeelding met een hoger nummer bevindt dan het laatste dat
de camera heeft aangemaakt. In zulke gevallen telt de camera door,
volgens de nummering van de afbeelding op deze kaart. Als de
actuele map het nummer 9999 bevat, zal er automatisch een nieuwe
map worden aangemaakt, waarin de nummering weer bij 0001 zal
beginnen. Als mapnummer 999 en beeldnummer 9999 zijn bereikt,
zal er op het LCD-scherm een betreffende waarschuwing verschijnen
en zult u de nummering moeten resetten (zie hieronder).
Met de Leica M kunt u bovendien altijd een nieuwe map aanmaken,
zelf de naam ervan bepalen, en de bestandsnamen wijzigen
MAPNAAM WIJZIGEN
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie p. 154/246)
Image numbering
(pagina 4/sectie
SETUP) en
2. in het bijbehorende submenu
New folder.
•De mapaanduiding verschijnt (eerst altijd
XXX1LEICA). Het
vierde teken is gemarkeerd als gereed voor bewerking. De
tekens 4-8 kunnen worden gewijzigd.
Opmerking:
Als u een geheugenkaart gebruikt, die niet met uw camera is
geformatteerd (zie pag. 218), zal de camera automatisch een nieuwe
map aanmaken.
3. De cijfers en letters kunt u aanpassen door aan het instelwiel
(29) te draaien of door op het bovenste of onderste deel van de
kruisknop (30) te drukken. Naar de andere cijfers/letters kunt u
gaan door te drukken op
de knop
INFO (31),
of de knop
SET (20),
of de linker- of rechtzijde van de kruisknop.
Als tekens kunt u de hoofdletters van
A t/m Z, de cijfers van 0
t/m
9 en een underscore _ gebruiken; ze zijn in deze volgorde in
een eindeloze lus gerangschikt.
217
4. Bevestig uw instelling – dit kan alleen als u het achtste teken hebt
ingevuld - met een druk op de
SET- of de INFO-knop.
•Er verschijnt nog een submenu, met de vraag
Reset image
numbering?.
5. Kies
Yes of No.
1
De X-tekens zijn bedoeld als plaatshouders.
BESTANDSNAAM AFBEELDING WIJZIGEN
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie p. 154/246)
Image numbering
(pagina 4/sectie
SETUP) en
2. in het bijbehorende submenu
Change file name.
•De naam van het beeldbestand verschijnt. Het eerste teken is
gemarkeerd als gereed voor bewerking.
De tekens 1-4 kunnen worden gewijzigd.
3. De cijfers en letters kunt u aanpassen door aan het instelwiel (29)
te draaien of door op het bovenste of onderste deel van de
kruisknop (30) te drukken. Naar de andere cijfers/letters kunt u
gaan door te drukken op
de knop
INFO (31),
of de knop
SET (20),
of de linker- of rechterzijde van de kruisknop.
Als tekens kunt u de hoofdletters van
A t/m Z, de cijfers van 0
t/m
9 en een underscore _ gebruiken; ze zijn in deze volgorde in
een eindeloze lus gerangschikt.
4. Bevestig uw instelling – dit kan alleen als u het vierde teken hebt
ingevuld - met een druk op de
SET- of de INFO-knop.
•Opnieuw verschijnt het in 2 beschreven instellingenmenu.
218
BESTANDSNAAM AFBEELDING RESETTEN
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie p. 154/246)
mage numbering
(pagina 4/sectie
SETUP) en
2. in het bijbehorende submenu
Reset.
•Er verschijnt nog een submenu, met de vraag
Reset image
numbers?.
3. Kies
Yes of No.
•Nadat u uw keuze met een druk op de knop
INFO (31) of SET
(20) hebt bevestigd, verschijnt weer het onder punt 2.
beschreven instellingenmenu.
1
De X-tekens zijn bedoeld als plaatshouders.
FORMATTEREN VAN DE GEHEUGENKAART
Gewoonlijk is het niet nodig al gebruikte geheugenkaarten te
formatteren. Wanneer echter een ongeformatteerde kaart voor het
eerst wordt geplaatst, moet deze worden geformatteerd.
Opmerking:
Maak er daarom een gewoonte van, al uw opnamen zo snel mogelijk
op een geheugenmedium op te slaan, bijv. de harde schijf van uw
computer. Dit geldt vooral als de camera bij een servicegeval samen
met de geheugenkaart wordt opgestuurd.
Procedure
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie p. 154/246)
Format SD card
(pagina 5, sectie
SETUP) en
2. in het bijbehorende submenu,
Format SD card?
3. Druk op de knop
SET (20) of op de knop INFO (31) om de
geheugenkaart te formatteren.
Aanwijzingen:
•Als de geheugenkaart in een ander apparaat, bijv. een computer is
geformatteerd, moet u hem in deze camera opnieuw formatteren.
•Als de geheugenkaart niet kan worden geformatteerd/beschreven,
vraagt u uw dealer of de Leica Infodienst (adres, zie pag. 254) om
advies.
219
GEGEVENSOVERDRACHT NAAR EEN COMPUTER
De Leica M is compatibel met de volgende besturingssystemen:
Microsoft
®
: Windows
®
XP / Vista
®
/ 7
®
Apple
®
Mac
®
OS X (10.6 of hoger)
De beeldgegevens op een geheugenkaart kunt u met de Leica M op
twee manieren naar een computer overdragen:
als de geheugenkaart zich in de camera bevindt;
Hiervoor moet de als accessoire verkrijgbare, van een USB
2.0-aansluiting voorziene, Multifunctionele handgreep-M
(zie pag. 226) op de camera zijn geplaatst.
met een kaartlezer voor SD-/SDHC/SDXC-kaarten (zie pag. 145 )
Aanwijzingen:
•meer informatie over het plaatsen van de handgreep en zijn
functies, en de omgang ermee, vindt u elders in deze handleiding.
•Bij aansluiting van twee of meer apparaten op een computer door
middel van een USB-verdeler („hub“) of verlengsnoeren, kunnen er
storingen optreden.
USB-VERBINDING
Met de Leica M is de gegevensoverdracht via USB-kabel met twee
verschillende normen mogelijk. Hierdoor wordt er rekening mee
gehouden dat sommige programma's voor de overdracht van
gegevens een verbinding volgens het PTP-protocol vereisen.
Bovendien bestaat altijd de mogelijkheid de camera als een extern
station („massageheugen“) te gebruiken.
Instellen van de optie
1. Selecteer in het hoofdmenu
Main Menu (zie pag. 154/246)
USB mode (pagina 5, sectie SETUP) en
2. in het bijbehorende submenu
PTP of Mass Storage.
Aansluiting en gegevensoverdracht volgens PTP-protocol
Als de camera is ingesteld op PTP, gaat u als volgt te werk:
3. gebruik de USB-kabel (meegeleverd met het handvat) om een
verbinding tussen de USB-bus van de handgreep en een
USB-aansluiting op de computer te maken.
220
met Windows
®
XP
• Na succesvolle aansluiting verschijnt er een melding dat de Leica M
als nieuwe hardware is herkend (alleen bij de eerste keer!).
4. Dubbelklik op de melding
•Er verschijnt een pull-down-menu „M Digital Camera“ voor de
gegevensoverdracht-assistent.
5. Klik op „OK“ en volg de aanwijzingen van de assistent om van
daar de beelden zoals gebruikelijk naar een map van uw keuze te
kopiëren.
Met Windows
®
Vista
®
/ 7
®
•Na succesvolle aansluiting verschijnt boven de taakbalk de melding
over de installatie van de driversoftware voor het toestel.
Gelijktijdig verschijnt er op het LCD-scherm van de camera
USB-Verbindung. De succesvolle installatie wordt met nog een
venster bevestigd. Het menu „Automatische weergave“ met
verschillende toestelopties wordt geopend.
5. U kunt – zoals gebruikelijk –met behulp van de Windows-assistent
kiezen uit „Foto‘s importeren“ of „Het apparaat voor de weergave
van de bestanden openen“.
Met Mac
®
OS X (10.5 of hoger)
•Bij succesvolle verbinding tussen camera en computer verschijnt
op het LCD-scherm (1.36) van de camera: USB-Verbindung.
5. Open nu op de computer de „Finder“.
6. In het linker venstergedeelte in de categorie „Locaties“ op
„Programma‘s“ klikken.
7. Nu in het rechter venstergedeelte het programma „Digitale
afbeeldingen“ selecteren.
•Het programma wordt geopend en op de programma-titelbalk
verschijnt de naam „M Digital Camera“.
8. Nu kunnen de beelden met de knop „Importeer“ op de computer
worden overgedragen.
Aansluiting en gegevensoverdracht met de camera als extern
station (massageheugen)
Met Windows
®
-bedrijfssystemen:
Als de camera via een USB-snoer met de computer is verbonden,
wordt deze als extern station door het besturingssysteem herkend en
wordt er een stationsletter toegewezen.
Met Mac
®
-bedrijfssystemen:
Als de camera via een USB-snoer met de computer is verbonden,
verschijnt de geplaatste geheugenkaart als geheugenmedium op het
bureaublad.
Bij deze werkwijze kan de zoeker gebruikt worden om direct toegang
tot de bestanden te krijgen.
221
Opmerking:
zolang deze optie is geactiveerd, zijn alle andere camerafuncties
geblokkeerd.
Belangrijk:
•Gebruik alleen de USB-kabel die bij de handgreep is meegeleverd.
•Zolang gegevens van de camera naar de computer worden
gekopieerd, mag de verbinding in geen geval worden onderbroken
door de USB-kabel eruit te trekken, omdat anders de computer
en/of de camera kan ‚crashen’ of zelfs de geheugenkaart
onherstelbaar kan worden beschadigd.
•Zolang gegevens van de camera naar de computer worden
overgedragen, mag hij niet worden uitgeschakeld of zichzelf door
onvoldoende batterijcapaciteit uitschakelen, omdat de computer
anders kan ‚crashen’. Als de batterijcapaciteit tijdens de
gegevensoverdracht te laag wordt, dient u de gegevensoverdracht
te annuleren, de camera uit te schakelen (zie p. 150) en de
batterij op te laden (zie p. 141).
DATASTRUCTUUR OP DE GEHEUGENKAART
Gegevens die op een kaart zijn opgeslagen en naar een computer
worden gekopieerd, worden in de volgende map opgeslagen:
In de 100LEICA-, 101LEICA- enz. -mappen kunnen t/m 9999
opnamen worden opgeslagen.
222
ADOBE
®
PHOTOSHOP
®
LIGHTROOM
®
Adobe
®
Photoshop
®
Lightroom
®
kan gratis worden gedownload als u
uw Leica M op de homepage van Leica Camera AG registreert. Voor
meer details, zie "Kundenbereich" op https://owners.leica-camera.com,
of zie de registratiekaart in de cameraverpakking.
LEICA IMAGE SHUTTLE
Met de exclusieve Leica Image Shuttle Software kunt u de camera op
afstand bedienen met de computer, evenals de beeldgegevens direct
op de harde schijf van de computer opslaan d.m.v. „Tethered
Shooting“. Alle belangrijke camerafuncties kunnen worden bediend.
Deze comfortabele oplossing biedt u perfecte ondersteuning in de
studio en "On Location".
Leica Image Shuttle kan gratis worden gedownload als u uw Leica M
op de homepage van Leica Camera AG registreert. Voor meer details,
zie "Kundenbereich" op https://owners.leica-camera.com of zie de
registratiekaart in de cameraverpakking.
Opmerking:
Deze optie is alleen beschikbaar met een aangesloten
multifunctionele handgreep-M (zie pag. 226 ).
MET ONBEWERKTE DNG RAW FILES WERKEN
Wanneer u het DNG (Digital Negativ )-formaat kiest, hebt u de juiste
software nodig, om de opgeslagen onbewerkte gegevens te
converteren, bijvoorbeeld de converter voor onbewerkte (RAW)
gegevens Adobe
®
Photoshop
®
Lightroom
®
Deze biedt kwalitatief
geoptimaliseerde algoritmen voor de digitale kleurverwerking, die
gelijktijdig bijzonder weinig ruis en een verbazingwekkende resolutie
mogelijk maken.
Bij de bewerking hebt u de mogelijkheid achteraf parameters als
witbalans, ruisvermindering, gradatie, scherpte enz. in te stellen en op
deze wijze een maximale beeldkwaliteit te realiseren.
223
INSTALLEREN VAN FIRMWARE-UPDATES
Leica werkt voortdurend aan de verdere ontwikkeling en
optimalisering van zijn producten. Omdat er bij digitale camera’s zeer
veel functies uitsluitend door software worden gestuurd, kunnen
enkele van deze verbeteringen en uitbreidingen van opties achteraf
worden geïnstalleerd.
Om deze reden biedt Leica in onregelmatige intervallen zogenaamde
firmware-updates aan.
Informatie over de daarmee verbonden wijzigingen en aanpassingen
van de uitleg in deze handleiding vindt u op onze Internetpagina.
Of uw camera is uitgerust met de nieuwste firmware-versie, kunt u
lezen in het menu-item
Firmware (pagina 5/sectieSETUP).
U kunt de nieuwe firmware van onze homepage downloaden en naar
uw camera overdragen.
1. Formatteer een geheugenkaart in de camera.
2. Schakel de camera uit en plaats de kaart in een – geïntegreerde
of met uw computer verbonden – SD/SDHC/SDXC-kaartlezer.
3. Download het firmware-bestand van de Leica M-pagina onder de
linknaam „UPDATES“.
4. Sla het bestand m-X_xxx.upd op in het bovenste niveau van de
mapstructuur van de kaart. X_xxx staat voor de betreffende
versie.
5. Verwijder de kaart uit uw kaartlezer en stop de kaart in de
camera. Sluit het bodemdeksel en zet de camera aan.
6. Houd de knop INFO (30) ingedrukt terwijl u de camera aanzet.
De update-procedure begint. Het kan tot 15 minuten duren.
Opmerking:
Wanneer de batterij onvoldoende is geladen, krijgt u de waarschuwing
Battery low . In dit geval moet u eerst de batterij laden en dan de
bovenstaande procedure herhalen.
224
DIVERSEN
DE SYSTEEMACCESSOIRES VOOR DE LEICA M
WISSELOBJECTIEVEN
Het Leica M-systeem biedt de basis voor optimale aanpassing aan
snel en onopvallend fotograferen. Het assortiment aan objectieven
omvat brandpuntsafstanden van 16 tot 135mm en lichtsterkten tot
1:0,95.
R-ADAPTER-M
Met de Leica R adapter-M kunt u bijna alle Leica R-objectieven op de
Leica M gebruiken, onafhankelijk van de (vaste) brandpuntsafstand of
zoom, de kortste instellingslimiet, wat voor regelnokken ze hebben
(SL-"helling" of R"trap") en of ze een ROM-contactstrip hebben of niet.
Het is ook mogelijk om deze lens met de Leica Extender-R modellen,
alsook met macrotoebehoren, zoals de Leica Macro-Adapter-R, Leica
R-tussenringen en de balg-R BR2, te gebruiken.
Dit opent voor de Leica M voor een meetzoekercamera anders niet
beschikbare toepassingsgebieden, zoals opnamen met extreem korte
of lange brandpuntsafstanden en extreme close-ups.
(Bestelnr. 14 642)
FILTERS
Voor de huidige Leica M-objectieven, die van gestandaardiseerde
filterschroefdraad zijn voorzien, zijn er UVa- filters en universele
polfilters beschikbaar.
Opmerking:
Leica UV/IR filters, die speciaal voor gebruik op de Leica M8 en M8.2
werden ontwikkeld, moeten op de Leica M niet worden gebruikt,
omdat er vooral bij groothoekobjectieven kleurverschuiving aan de
beeldranden kan ontstaan.
ELEKTRONISCHE ZOEKER EVF2
De EVF2 biedt bijna 100% TTL-weergave van het beeldveld met een
resolutie van 1,4 megapixels. Dit maakt tegelijkertijd eenvoudige en
nauwkeurige beeldcompositie en volledige controle van alle relevante
gegevens mogelijk. Hij is vooral ook handig gebleken wanneer de
lichtomstandigheden van invloed zijn op de zichtbaarheid van het
LCD-scherm, en - dankzij het kantelbare oculair - voor opnamen
vanuit kikkerperspectief.
(Bestelnr. 18 753)
225
UNIVERSELE GROOTHOEKZOEKER M
De Leica Universele groothoekzoeker M is een uitgesproken praktisch
accessoire. Het kan onbeperkt op alle analoge en digitale Leica
M-modellen worden gebruikt en biedt – precies zoals in de zoeker van
de camera - met ingespiegelde lichtkaders na bepaling van de
beelduitsnede de groothoek-brandpuntsafstanden 16, 18, 21, 24 en
28mm.
De zoeker is voorzien van parallax-compensatie evenals een
waterpas, voor een nauwkeurige horizontale uitlijning van de camera
(Bestelnr. 12 011).
SPIEGELZOEKER M
Voor 18-, 21- en 24mm-objectieven zijn er spiegelzoekers
beschikbaar. Ze munten uit door hun zeer compacte constructie en
heldere zoekerbeeld. Om de beelduitsnede te bepalen wordt er
gebruik gemaakt van lichtkaders, net zoals voor de camerazoeker
(Bestelnr. 18mm: 12 022 zwart, 12 023 zilver / 21mm: 12 024 zwart,
12 025 zilver / 24mm: 12 026 zwart, 12 027 zilver).
DE ZOEKERLOEPEN M 1.25x EN M 1.4x
De Leica zoekerloepen M 1.25x en M 1.4x vereenvoudigen de
beeldvorming bij toepassing van brandpuntsafstanden vanaf 35mm
aanzienlijk. Ze kunnen op alle Leica M-modellen worden gebruikt en
vergroten het middelste gebied van het zoekerbeeld: de 0,68x-zoeker
van de Leica M krijgt met de loep 1.25x een 0,85-voudige vergroting,
met de loep 1.4x een 0.95-voudige vergroting.
Als beveiliging tegen verlies dient een veiligheidskettinkje met
snapslot, waarmee de zoeker aan de bevestigingsring van de
draagriem kan worden gehangen.
De zoekerloep wordt in een leren foedraal geleverd. Een lus aan het
foedraal maakt het mogelijk de zoekerloep paraat en beschermd aan
de draagriem van de camera te houden.
(Bestelnr. 12 004 M 1.25x, 12 006 M 1.4x)
226
FLITSAPPARATEN
De systeemflitser Leica SF 58 is met een maximaal richtgetal van 58
(bij 105mm-instelling), een automatisch (bij gecodeerde Leica
M-objectieven, zie pag. 147) aangestuurde zoom-reflector, een naar
keuze bijschakelbare tweede reflector, automatische korte tijd-
synchronisatie met kortere sluitertijden dan
1
/
180
s voor HSS-flitsers
(zie pag. ), evenals vele overige functies, zowel krachtig als veelzijdig
te noemen. Dankzij een vast ingebouwde flitservoet met extra regel-
en signaalcontacten, die voor de automatische overdracht van een
hele reeks gegevens en instellingen zijn, is het zeer eenvoudig te
bedienen.
Het systeem-flitsapparaat Leica SF 24D is met zijn compacte
afmetingen en op de camera afgestemd design bijzonder geschikt.
Het bezit evenals de Leica SF 58 een vast ingebouwde flitsvoet met
alle contacten en onderscheidt zich door de eenvoudige bediening.
(SF 58: Bestelnr. 14 488 / SF 24D: (Bestelnr. 14 444)
SCA-ADAPTERKIT VOOR MULTIFUNCTIONELE HANDGREEP M
De adapterkit bestaat uit een rail en de SCA-aansluitkabel. In
combinatie met een geplaatste Multifunctionele handgreep M is
TTL-gestuurd flitsen ook dan beschikbaar, wanneer de flitser niet op
de camera wordt gebruikt, bijvoorbeeld voor indirecte verlichting.
Bovendien is zo het gelijktijdig gebruik van twee flitsers mogelijk - één
op de camera en één met behulp van het adapterkit.
(Bestelnr. 14 498)
HANDGREEP M
Als praktisch accessoire adviseren wij de handgreep M voor een
goede hantering van de Leica M en om hem met één hand te dragen.
Deze wordt in plaats van het standaard bodemdeksel aangebracht.
(Bestelnr. 14 496)
MULTIFUNCTIONELE HANDGREEP M
Als Handgreep M. De multifunctionele handgreep M is echter ook
uitgerust met een GPS-antenne, waardoor deze de coördinaten van
de locatie van de opname kan toevoegen. Daarnaast heeft hij
aansluitingen voor: data-overdracht via USB-kabel, netvoeding met de
AC-adapter M, flash triggers met standaard sync-kabels - d.m.v.
SCA-adapterkit - en TTL-regeling van los van de camera gebruikte
compatibele flitsers.
(Bestelnr. 14 495)
227
MICROFOONADAPTERKIT
Met de microfoonadapter M kunt u het geluid bij video-opnamen in
stereo opnemen. Als hij in de flitsschoen van de camera wordt
geplaatst, zullen op dat moment alle nodige verbindingen worden
gemaakt.
(Bestelnr. 14 634)
CORRECTIELENZEN
Voor optimale aanpassing van het oog aan de zoeker van de camera
bieden wij correctielenzen aan in de volgende dioptriewaarden
(sferisch): ±0,5/1/1,5/2/3.
AC-ADAPTER VOOR MULTIFUNCTIONELE HANDGREEP M
De voeding maakt het mogelijk de camera continu te gebruiken (met
aangesloten multifunctionele handgreep M) terwijl hij direct aan het
stopcontact is aangesloten.
(Bestelnr. 14 497)
HANDVAT M VOOR MULTIFUNCTIONELE HANDGREEP M
De Handvaten worden in de Multifunctionele handgreep-M, ofwel de
Handgreep M geschroefd waar ze voor een goede grip van de camera
zorgen, vooral bij het dragen van de camera en bij het gebruik van
lange en zware objectieven.
(Bestnr. S: 14 646/M: -647/L: -648)
FOTOTASSEN
De nieuwe paraattas-M is speciaal ontworpen voor de nieuwe Leica M.
Hij beschermt de camera tijdens transport en kan voor de snelle inzet
bij het fotograferen met de camera verbonden blijven.
Voor een goede bescherming tijdens intensiever fotograferen kan het
voorste gedeelte van de tas worden verwijderd en zodoende het
resterende gedeelte van de tas als camera-protector fungeren.
(Bestelnr. 14 547)
Bovendien is er voor omvangrijkere camera-uitrustingen de klassieke
Billingham combinatietas van waterdicht textiel. Deze biedt plaats aan
twee body’s met twee objectieven of één body met drie objectieven.
Zelfs voor grote objectieven en een gemonteerde handgreep M is er
voldoende ruimte. Bovendien biedt een vak met ritssluiting ruimte aan
een flitser Leica SF 24D en overige accessoires.
(Bestelnr. 14 854 zwart, 14 855 khaki).
VERVANGENDE ONDERDELEN Bestelnr.
Cameradeksel M 14 397
Accessoireschoenkapje M 14 644
Draagriem 14 312
Li-ion batterij BP-SCL2 14 499
Oplader v. BP-SCL2
(met EU/USA netsnoeren, autolaadsnoer)
14 494
Netsnoer voor AUS en UK 14 422 en 14 421
228
VEILIGHEIDSMAATREGELEN EN
ONDERHOUD
ALGEMENE VOORZORGSMAATREGELEN
•Gebruik de Leica M niet in de onmiddellijke nabijheid van
apparatuur met sterke magneetvelden en elektrostatische of
elektromagnetische velden (zoals inductie-ovens, magnetrons,
monitoren van tv of computer, videogame-consoles, mobiele
telefoons, zendapparatuur).
•Wanneer u de Leica M op een televisie plaatst, of in de
onmiddellijke nabijheid gebruikt, kan het magneetveld
beeldregistraties verstoren.
•Hetzelfde geldt voor het gebruik in de buurt van mobiele telefoons.
•Sterke magneetvelden, bijv. die van luidsprekers of grote
elektromotoren kunnen de opgeslagen gegevens beschadigen,
resp. de opnamen verstoren.
•Gebruik de Leica M niet in de onmiddellijke nabijheid van
radiozenders of hoogspanningsleidingen. Hun elektromagnetische
velden kunnen de beeldregistraties eveneens verstoren.
•Als de Leica M door het effect van elektromagnetische velden niet
goed functioneert, schakel hem dan uit, verwijder de batterij en
plaats deze opnieuw, waarna u de camera weer kunt inschakelen.
•Bescherm de Leica M tegen contact met insectenspray en andere
agressieve chemicaliën. Benzine, verdunner en alcohol mogen ook
niet voor reiniging worden gebruikt.
• Bepaalde chemicaliën en vloeistoffen kunnen de body van de Leica M,
resp. de coating, beschadigen.
•Omdat rubber en kunststof soms agressieve chemicaliën
afscheiden, mogen ze niet langere tijd met de Leica M in contact
blijven.
•Zorg ervoor dat zand of stof niet in de Leica M kan binnendringen,
bijv. aan het strand. Zand en stof kunnen de camera en de
geheugenkaart beschadigen. Let hier vooral op bij het vervangen
van objectieven en kaarten.
•Zorg ervoor dat er geen water de Leica M kan binnendringen, bijv.
bij sneeuw, regen of aan het strand. Vocht kan tot storingen leiden
en zelfs onherstelbare schade aan de LEICA M en de
geheugenkaart veroorzaken.
•Als er spetters zout water op de Leica M terecht zijn gekomen, een
zachte doek eerst met leidingwater bevochtigen, deze stevig
uitwringen en hiermee de camera afwissen. Daarna met een droge
doek goed nawrijven.
229
LCD-SCHERM
De productie van de LCD-schirm vindt plaats in een zeer nauwkeurig
proces. Zo is verzekerd dat van de in totaal meer dan 921.600 pixels
maar heel, heel weinig pixels niet werken, d.w.z.dat ze donker blijven,
of altijd helder. Dit is echter geen storing en beïnvloedt de
beeldweergave niet nadelig.
•Wanneer de Leica M aan grote temperatuurschommelingen wordt
blootgesteld, kan er zich condens op het LCD-scherm vormen. Wis
deze voorzichtig met een zachte, droge doek af.
•Als de Leica M bij het inschakelen zeer koud is, kan het LCD-
scherm aanvankelijk iets donkerder zijn dan normaal. Zodra deze
warmer wordt, bereikt het LCD-scherm weer zijn normale
helderheid.
SENSOR
•Hoogtestraling (bijv. bij vluchten) kan pixeldefecten veroorzaken.
CONDENSATIEVOCHT
•Als er zich condens op of in de Leica M heeft gevormd, moet u
deze uitschakelen en ongeveer 1 uur bij kamertemperatuur laten
liggen. Als kamer- en cameratemperatuur gelijk zijn, verdwijnt de
condens vanzelf.
230
ONDERHOUD
Omdat elke vervuiling tevens een voedingsbodem voor micro-
organismen vormt, moet de uitrusting zorgvuldig worden
schoongehouden.
VOOR DE CAMERA
•Reinig de Leica M uitsluitend met een zachte, droge doek.
Hardnekkig vuil moet eerst met een sterk verdund afwasmiddel
worden bevochtigd – en vervolgens met een droge doek worden
weggeveegd.
•Camera en objectief worden voor het verwijderen van vlekken en
vingerafdrukken met een schone, pluisvrije doek afgeveegd. Vuil in
moeilijk toegankelijke hoeken van de camerabody kan met een
klein penseel worden verwijderd. De sluiterlamellen mogen in geen
geval worden aangeraakt.
•Alle mechanisch bewegende lagers en glijvlakken van uw Leica M
zijn gesmeerd. Denk eraan als u de camera langere tijd niet
gebruikt: de camera ongeveer elke drie maanden meerdere keren
ontspannen om verharsen van de smeerpunten te voorkomen. Ook
is het raadzaam alle overige bedieningselementen regelmatig te
verstellen of te gebruiken. Ook de afstandsinstelring en diafragma-
instelring van de objectieven moeten regelmatig worden bewogen.
•Let op dat de sensor voor de 6-bit codering in de bajonet (zie pag.
147) niet wordt vervuild of verkrast. Zorg er ook voor dat zich
daar geen zandkorrels of dergelijke deeltjes verzamelen die
krassen op de bajonet kunnen veroorzaken. Reinig dit onderdeel
uitsluitend droog en oefen geen druk uit op het afdekglas!
VOOR OBJECTIEVEN
•Op de buitenlenzen van het objectief moet het verwijderen van stof
met het zachte haarpenseel normaal gesproken volstaan. Bij
sterkere vervuiling kunnen deze met een zeer schone,
gegarandeerd smetvrije, zachte doek in cirkelvormige bewegingen
van binnen naar buiten voorzichtig worden gereinigd. Wij adviseren
microvezeldoekjes (verkrijgbaar in de foto- en optiekzaak) die in
een beschermende verpakking worden bewaard en bij
temperaturen tot 40°C wasbaar zijn (geen wasverzachter, nooit
strijken!). Reinigingsdoekjes voor brillen die met chemische
middelen zijn geïmpregneerd, mogen niet worden gebruikt omdat
ze het objectiefglas kunnen beschadigen.
•Let op dat de 6-bit codering in de bajonet (sj) niet wordt vervuild of
verkrast. Zorg er ook voor dat zich daar geen zandkorrels of
dergelijke deeltjes verzamelen die krassen op de bajonet kunnen
veroorzaken. Reinig dit onderdeel uitsluitend droog!
•Optimale bescherming van frontlenzen bij ongunstige
opnameomstandigheden (bijv. zand, spetters zout water!) verkrijgt
u met kleurloze UVa-filters. Er moet echter rekening mee worden
gehouden dat ze bij bepaalde tegenlichtsituaties en grote
contrasten, zoals bij elk filter, ongewenste reflexen kunnen
veroorzaken. Het altijd raadzame gebruik van een tegenlichtkap
biedt extra bescherming tegen ongewenste vingerafdrukken en
regen.
231
VOOR DE BATTERIJ
De oplaadbare lithium-ionenbatterijen genereren stroom door interne
chemische reacties. Deze reacties worden ook door de
buitentemperatuur en luchtvochtigheid beïnvloed. Zeer hoge en lage
temperaturen verkorten de standtijd en levensduur van de batterijen.
•Verwijder altijd de batterij, als u de Leica M langere tijd niet
gebruikt. Anders kan de batterij na enkele weken diep worden
ontladen, d.w.z. de spanning daalt sterk, omdat de Leica M, zelfs
wanneer deze is uitgeschakeld, een geringe ruststroom verbruikt
(bijv. voor de opslag van de datum).
•Lithium-ionen batterijen moeten in gedeeltelijk opgeladen toestand
worden bewaard, d.w.z. niet volledig ontladen, maar ook niet
volledig opgeladen (volgens de indicatie op het LCD-scherm). Bij
zeer langdurige opslag moet de batterij ongeveer tweemaal per jaar
gedurende ca. 15 minuten worden opgeladen om diepe ontlading
te vermijden.
•Houd de batterijcontacten steeds schoon en vrij. Lithium-ionen
batterijen zijn weliswaar tegen kortsluiting beveiligd, maar toch
mag u de contacten niet in aanraking laten komen met metalen
voorwerpen als paperclips of sieraden. Een kortgesloten batterij
kan zeer heet worden en ernstige brandwonden veroorzaken.
•Als er een batterij op de grond valt, dient u daarna de behuizing en
contacten op eventuele schade te controleren. Het plaatsen van
een beschadigde batterij kan de Leica M beschadigen.
•Als er geuren, verkleuringen, vervormingen, oververhitting of
lekkages van vloeistof optreden, moet onmiddellijk de accu uit de
camera of acculader worden verwijderd en moet deze worden
vervangen. Bij voortgezet gebruik van de accu is er anders een
reëel risiko voor oververhitting met brand- en/of explosiegevaar!
•Bij brandlucht of lekkende vloeistoffen dient u de accu uit de buurt
van warmtebronnen te houden. De lekkende vloeistof kan gaan
branden!
•Een veiligheidsventiel in de batterij zorgt ervoor dat bij onjuiste
omgang met de batterij eventuele overdruk gecontroleerd kan
ontwijken.
•Batterijen hebben slechts een beperkte levensduur. Wij adviseren
een vervanging na ca. vier jaar.
•Geef de schadelijke batterijen af aan een verzamelpunt voor
correcte recycling.
•Deze accu's mogen niet voor langere tijd aan hitte of zonlicht en
vooral ook niet aan vochtigheid of water worden blootgesteld.
Bovendien mogen deze accu's nooit in een magnetron of in een
omgeving onder hoge druk worden geplaatst wegens gevaar voor
brand of explosie!
232
VOOR HET OPLAADAPPARAAT
•Wanneer het oplaadapparaat in de buurt van radio-ontvangers
wordt gebruikt, kan de ontvangst worden verstoord; zorg voor een
afstand van minimaal 1 m tussen de apparaten.
•Het oplaadapparaat kan bij gebruik geluid (“zoemen“) veroorzaken
– dit is normaal en geen storing.
•Trek de netstekker van het oplaadapparaat eruit als dit niet wordt
gebruikt, omdat het ook zonder batterij (zeer weinig) stroom
verbruikt.
•Houd de contacten van het oplaadapparaat steeds schoon en
maak nooit kortsluiting.
•De meegeleverde autolaadkabel
mag alleen in 12 V stroomcircuits worden gebruikt;
mag in geen geval worden aangesloten als de batterijlader met
het net is verbonden.
VOOR GEHEUGENKAARTEN
•Zolang een opname wordt opgeslagen of de geheugenkaart wordt
uitgelezen, mag deze niet worden verwijderd en de Leica M niet
worden uitgeschakeld of aan schokken worden blootgesteld.
•Geheugenkaarten moeten als bescherming in principe uitsluitend in
het meegeleverde antistatische foedraal worden bewaard.
•Bewaar geheugenkaarten niet op een plaats waar ze aan hoge
temperaturen, direct zonlicht, magneetvelden of statische
ontlading worden blootgesteld.
•Laat de geheugenkaart niet vallen en buig deze niet, omdat deze
anders beschadigd kan worden en de opgeslagen gegevens
verloren kunnen gaan.
•Verwijder altijd de geheugenkaart als u de Leica M langere tijd niet
gebruikt.
•Raak de aansluitingen aan de achterzijde van de geheugenkaart
niet aan en houd ze vrij van vuil, stof en vocht.
•Het is raadzaam de geheugenkaart af en toe te formatteren, omdat
door het wissen fragmentatie optreedt, die een deel van de
geheugencapaciteit blokkeren kan.
233
Aanwijzingen:
•Bij gewoon formatteren gaan de gegevens op de kaart voorlopig
nog niet onherroepelijk verloren. Alleen de directory wordt gewist
zodat de aanwezige bestanden niet meer direct toegankelijk zijn.
Met de juiste software kunnen de gegevens weer toegankelijk
worden gemaakt. Alleen de gegevens die daarna door het opslaan
van nieuwe gegevens worden overschreven, zijn ook werkelijk
definitief gewist. Maak er daarom een gewoonte van al uw
opnamen altijd zo snel mogelijk op een veilig geheugenmedium op
te slaan, bijv. de harde schijf van uw computer. Dit geldt vooral als
de camera bij een servicegeval samen met de geheugenkaart
wordt opgestuurd.
•Afhankelijk van de toegepaste geheugenkaart kan het formatteren
wel 3 minuten duren.
234
REINIGEN VAN DE SENSOR / STOFDETECTIE
Als zich stof- of vuildeeltjes aan het sensor-afdekglas hechten, kan
dit, afhankelijk van de grootte, door donkere punten of vlekken op de
opnamen zichtbaar worden.
Met de optie
Dust detection kunt u controleren, of er zich stof op de
sensor bevindt en hoeveel. Dit is veel exacter als een visuele controle
en zodoende dus een betrouwbare methode om te kunnen
beoordelen of reiniging nodig is.
De Leica M kan voor reiniging van de sensor - tegen een vergoeding
- naar de Customer Care van Leica Camera AG worden gestuurd
(adres: zie p. 254). Deze reiniging maakt geen deel uit van de
garantie.
U kunt de reiniging ook zelf ter hand nemen; hiervoor dient de
menu-optie
Sensor cleaning. U verkrijgt dan toegang tot de sensor
via de openstaande sluiter.
STOFDETECTIE
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie pag. 154/246)
Sensor
cleaning (pagina 4/sectie SETUP).
•het submenu verschijnt.
2. Selecteer
Dust detection.
•Er verschijnt de volgende melding
Attention Please close the
aperture to the largest value (16 or 22), and take a picture
of a homogeneous surface (defocussed).
3. Druk de ontspanner (16) in.
•Op het LCD-scherm verschijnt na een korte tijd een "foto"
waarop zwarte pixels de stofdeeltjes weergeven.
Opmerking:
Als de stofdetectie niet mogelijk is gebleken, zal er in plaats daarvan
een betreffende melding verschijnen. Na enkele seconden zal het
scherm weer teruggaan naar het onder 2. genoemde. De opname kan
herhaald worden.
REINIGEN
1. Selecteer in het hoofdmenu (zie pag. 154/246)
Sensor
cleaning (pagina 4/sectie SETUP).
•het submenu verschijnt.
2. Selecteer
Open shutter.
3. Selecteer
Yes. Bij voldoende batterijcapaciteit, d.w.z. bij minstens
60% zal de sluiter opengaan.
•Er verschijnt een melding
Please switch off camera after
inspection..
Opmerking:
wanneer de batterijcapaciteit echter lager is, verschijnt in plaats
daarvan de waarschuwing
Attention Battery too low for sensor
cleaning. om erop te wijzen, dat de optie niet beschikbaar is, d.w.z.
Yes niet kan worden gekozen
4. Voer de reiniging uit. Neem daarbij beslist de onderstaande
aanwijzingen in acht.
5. Na succesvolle reiniging wordt de sluiter door uitschakelen van
de camera weer gesloten.
•Er verschijnt een melding
Attention Please stop sensor
cleaning immediately.
235
Aanwijzingen:
•In principe geldt: op de Leica M moet als bescherming tegen het
binnendringen van stof e.d. in het binnenwerk van de camera altijd
een objectief zijn geplaatst, of de kap van de body.
•Om dezelfde reden moet het verwisselen van een objectief zo
mogelijk in een stofvrije ruimte plaatsvinden.
•Omdat onderdelen van kunststof snel statisch worden opgeladen
en dan in toenemende mate stof aantrekken, dient u kappen van
de objectieven en body slechts kort in de zakken van uw kleding te
bewaren.
•Om nog meer vervuiling te vermijden, moeten inspectie en
reiniging van de sensor zo mogelijk in een stofvrije ruimte
plaatsvinden.
•Zwak aanhechtend stof kan met schoon, evt. geïoniseerd gas zoals
lucht of stikstof van het sensor-afdekglas worden geblazen.
Hiervoor kan een (rubber-) blaasbalg zonder penseel worden
gebruikt. Ook speciale, drukloze reinigingssprays, zoals „Tetenal
Antidust Professional“ kunnen volgens hun gebruiksaanwijzing
worden gebruikt.
•Als de aangehechte deeltjes op de beschreven wijze niet kunnen
worden verwijderd, neem dan contact op met de Leica Infodienst.
•Als de batterijcapaciteit bij geopende sluiter terugloopt tot minder
dan 40%, verschijnt op het LCD-scherm de waarschuwing
Attention Please stop sensor cleaning immediately.. Gelijktijdig
volgt een aanhoudende pieptoon, die alleen door uitschakelen van
de camera kan worden beëindigd. Door het uitschakelen wordt ook
de sluiter weer gesloten.
•Let er beslist op het sluitervenster in dat geval vrij te houden, d.w.z.
dat er, om schade te voorkomen, geen voorwerp het sluiten van de
sluiter verhindert!
Belangrijk:
•Leica Camera AG biedt geen garantie voor schade die door de
gebruiker bij het reinigen van de sensor wordt veroorzaakt.
•Probeer niet stofdeeltjes met de mond van het sensor-afdekglas te
blazen; de kleinste druppeltjes speeksel kunnen al moeilijk te
verwijderen vlekken veroorzaken.
•Persluchtreinigers met hoge druk mogen niet worden gebruikt,
omdat deze ook schade kunnen veroorzaken.
•Voorkom dat het sensoroppervlak bij inspectie en reiniging met
een of ander hard voorwerp in aanraking komt.
236
OPBERGEN
•Als u de Leica M langere tijd niet gebruikt, is het raadzaam
a. de geheugenkaart te verwijderen (zie pag. 146) en
b. de batterij te verwijderen (zie pag. 144), (na uiterlijk 2
maanden gaan de opgeslagen tijd en datum verloren).
•Een objectief werkt als een brandglas als het volle zonlicht frontaal
op de camera staat. De camera moet daarom altijd tegen sterk
zonnestraling worden beschermd. Het plaatsen van een
objectiefkap en het opbergen van de camera in de schaduw (of
meteen in de tas) draagt ertoe bij interne schade aan de camera te
voorkomen.
•Bewaar de Leica M bij voorkeur in een gesloten en gestoffeerde
houder, zodat er niets tegenaan kan schuren en stof op afstand
wordt gehouden.
•Bewaar de Leica M op een droge, voldoende geventileerde plaats
die bescherming biedt tegen hoge temperatuur en vochtigheid. De
Leica M moet bij gebruik in een vochtige omgeving beslist vrij zijn
van alle vocht alvorens u de camera opbergt.
•Fototassen die bij gebruik nat zijn geworden, moeten worden
leeggemaakt om beschadiging van uw uitrusting door vocht en
eventueel vrijkomende restanten leerlooimiddel uit te sluiten.
•Ter bescherming tegen schimmelvorming, bij gebruik in een vochtig
en warm tropisch klimaat, moet de camera-uitrusting zo veel
mogelijk aan zon en lucht worden blootgesteld. Het bewaren in
afgesloten koffers of tassen is slechts aan te bevelen als er
bovendien een droogmiddel, bijv. silicagel, wordt gebruikt.
•Bewaar de Leica M ter vermijding van schimmelvorming ook niet
voor langere tijd in een leren tas.
•Noteer het fabricagenummer van uw Leica M (op de
accessoireschoen gegraveerd!) en de objectieven, omdat die in
geval van verlies uitermate belangrijk zijn.
STORINGEN EN REMEDIES
DE LEICA M REAGEERT NIET OP HET INSCHAKELEN.
Is de batterij goed geplaatst?
Is de batterijconditie voldoende?
Gebruik een opgeladen batterij.
Is het bodemdeksel goed geplaatst?
ONMIDDELLIJK NA HET INSCHAKELEN SCHAKELT DE LEICA M
ZICHZELF WEER UIT.
Is de batterijconditie voldoende voor de werking van de Leica M?
Laad de batterij op of plaats een opgeladen batterij.
Is er sprake van condens?
Dit komt voor, als de Leica M van een koude naar een warme
plaats wordt gebracht. Wacht in dat geval eerst tot de condensatie
is vervluchtigd.
237
DE LEICA M LAAT ZICH NIET ONTSPANNEN.
Er worden zojuist beeldgegevens naar de geheugenkaart
gekopieerd en het buffergeheugen is vol.
De capaciteit van de geheugenkaart is onvoldoende en het
buffergeheugen is vol.
Wis opnamen die niet meer benodigd zijn, voordat u nieuwe maakt.
Er is geen geheugenkaart geplaatst en het buffergeheugen is vol.
DE OPNAME KAN NIET WORDEN OPGESLAGEN.
Is er een geheugenkaart geplaatst?
De capaciteit van de geheugenkaart is onvoldoende.
Wis opnamen die niet meer benodigd zijn, voordat u nieuwe maakt.
HET LCD-SCHERM IS TE LICHT OF TE DONKER.
De kwaliteit van het schermbeeld wordt onder een grote hoek
bekeken altijd minder.
Als u recht naar het LCD-scherm kijkt en het beeld is te donker of
te licht: Stel de helderheid anders in, of gebruik de als accessoire
verkrijgbare, externe elektronische zoeker EVF2 (zie pag. 224).
DE ZOJUIST GEMAAKTE OPNAME WORDT NIET OP HET
LCD-SCHERM GETOOND.
Is (indien de Leica M in de opnamemodus staat) de optie Autom.
Wiederg. (automatische weergave) ingeschakeld?
DE OPNAME KAN NIET WORDEN GETOOND.
Is er een geheugenkaart geplaatst?
Er zijn geen gegevens op de geheugenkaart.
ONDANKS AANSLUITING OP EEN COMPUTER (VIA DE
AANGESLOTEN MULTIFUNCTIONELE HANDGREEP) KUNNEN DE
GEGEVENS NIET WORDEN GEKOPIËERD.
Controleer of computer, multifunctionele handgreep en camera
goed met elkaar zijn verbonden.
DE TIJD EN DATUM ZIJN ONJUIST, RESP. NIET MEER AANWEZIG.
De Leica M is een lange tijd niet gebruikt; vooral als de batterij
verwijderd is geweest.
Plaats een volledig opgeladen batterij.
Stel datum en tijd in.
238
APPENDIX
DE INDICATIES IN DE ZOEKER
1
2
3
239
1. Lichtkaders voor 50mm en 75mm
1
(voorbeeld)
2. Meetveld voor afstandsinstelling
3. Met LED’s
1
(Light Emitting Diodes – lichtdiodes) voor:
a. digitale indicatie met vier tekens, met onder- en
bovenliggende punten
Digitale indicatie:
Indicatie van de automatisch berekende sluitertijd bij
tijdautomaat A, ofwel bij het aflopen van langere
sluitertijden dan 1s
Waarschuwing voor waarden onder resp. boven het
meetbereik of het instelbereik bij tijdautomaat A
Indicatie van de belichtingscorrectie (kortstondig tijdens
de instelling)
Aanwijzing (tijdelijk) van vol buffergeheugen
Aanwijzing ontbrekende geheugenkaart (Sd)
Aanduiding volle geheugenkaart (Full)
b.
Bovenliggend punt:
Aanduiding (branden) van actief meetwaardegeheugen
c.
Onderliggend punt:
Aanduiding (knipperen) van actieve belichtingscorrectie
d.
Twee driehoekige en een ronde led:
Bij handmatige belichtingsinstelling: samen als
lichtschaal voor de belichtingsregeling. Driehoekige
LED’s geven de noodzakelijke draairichting aan voor
zowel de diafragmaring als de instelknop van de
sluitertijden.
Waarschuwing voor waarde onder het meetbereik
e.
Flitssymbool:
Paraatstatus flits
Informatie over de flitsbelichting voor en na de opname
1
Met automatische, aan het daglicht aangepaste helderheidsregeling. De
automatische regeling is met Leica M-objectieven met zoekeradapter niet mogelijk,
omdat deze de helderheidssensor 1.5 bedekt, die de informatie hiervoor moet
leveren. In zulke gevallen branden de kaders en indicaties altijd met constante
helderheid.
240
DE INDICATIES OP HET LCD-SCHERM
BIJ OPNAME
In Live View-modus
1 2 3 4 5 6
7
8 9
1
Belichtingsprogramma
2
Sluitertijd
3
Methode belichtingsmeting
4
ISO-filmgevoeligheid
5
Opslaan van de meetwaarde
6
Belichtingscorrectie
(bijkomend bij spotmeting)
7
Meetveld
(bijkomend bij 1-7, bij video-opnamen)
8
Lopende opnametijd
9
Indicatie voor lopende opname (knipperend)
241
10 11
12
(bijkomend bij 1-9, door focusseren van het objectief, ofwel door op
de focusknop te drukken (1.3); alternatief bij 13-17; niet bij
video-opnamen)
10
Symbool voor instelwiel / beschikbare vergrotings-/
verkleiningsfactoren
11
Momentele vergrotingsfactor
12
Kader voor vergrootbare uitsnede
13 14 15 16
17
18 19 20 21
(bijkomend bij 1-10, door op de knop
INFO
(1.33) te drukken; 13-15
als alternatief bij 10-12)
13
Batterijcapaciteit
14
Belichtingsreeks
15
Lichtsterkte/brandpuntafstand of type objectief
16
Witbalans
17
Bestandsformaat / compressie / resolutie of videoformaat
(afhankelijk van type opname)
18
Resterende opslagcapaciteit/opname-aantal of -tijd (afhankelijk
van type opname)
19
GPS-status (alleen met geplaatste multifunctionele handgreep M)
20
Zelfontspanner-status/-voorlooptijd
21
Opnamehistogram (niet bij video-opnamen)
242
In de Zoekermodus, met een druk op de knop INFO
22 23
(bijkomend zu 1-7/13-21)
22
Batterijcapaciteit
23
Capaciteit geheugenkaart
243
BIJ WEERGAVE
24 25 26 27
32
31
28
24
Belichtingsprogramma
25
Sluitertijd
26
Methode belichtingsmeting
27
Nummer van de zichtbare opname / totaal aantal opnamen op
de geheugenkaart
28
ISO-filmgevoeligheid
29
Pictogram voor Bladeren/Vergroten (altijd maar een van beide)
30
Weergave van de grootte en de locatie van de uitsnede (alleen bij
uitsneden)
31
Pictogram voor tegen wissen beveiligde opnamen
32
Pictogram voor video-opname
33
Geselecteerd beeld (alleen bij verkleinde weergave van 4/9/36
afbeeldingen)
34
35 36
(aanvullend bij 24-33, door op de knop
INFO
(1.33) te drukken bij een
video-opname)
34
Pictogram voor videoweergave
35
Videopictogrammen
36
Verstreken afspeeltijd / voortgangsbalk
244
Met histogram
37
(als 24-36, aanvullend)
37
Histogram (standaard of RGB; selecteerbaar via menubediening)
Met clipping-indicatie
38
(als 24-36, beeldgebieden zonder tekening knipperen rood/blauw,
aanvullend)
38
Clipping-pictogram
245
Met aanvullende informatie
39
40
41
43
44
45
46
47
48
49
5051
42
(aanvullend bij 28-37, door op de knop
INFO
(1.33) te drukken.
Afbeelding verkleind)
39
Nummer/naam gebruikersprofiel
40
Kleurruimte
41
Datum
42
Tijd
43
Mapnummer/bestandsnaam
44
Bestandsformaat / compressie / resolutie of videformaat
(afhankelijk van type opname)
45
Belichtingscorrectie
46
Witbalans
47
Lichtsterkte/brandpuntafstand
48
Pictogram voor video-opname
49
Pictogram voor wisbeveiligde opname (verschijnt alleen bij
betreffende opnamen)
50
GPS-status
51
Pictogram voor flitsopname (niet bij video-opnamen)
Bij menubediening
52 53
54
55
56
52
Vermelding van het menu, MENU = hoofdmenu / SET =
opnameparameters-menu
53
Vermelding van het menugebied (alleen in het hoofdmenu)
54
Scrollbalk met pagina-aanduiding (alleen in het hoofdmenu)
55
Menu-item
56
Instellen van menu-item
248
TREFWOORDENREGISTER
Aanduiding van de onderdelen .....................................................136
Afstandsinstelling .........................................................................175
Afstandsmeter ............................................................................171
Deelbeeldmethode ......................................................................176
Instelring .....................................................................................136
Meetveld ............................................................................ 171/238
Mengbeeldmethode ....................................................................176
Op het LCD-scherm.....................................................................157
Scherpstelhulpmiddelen ..................................................... 177/178
Auteursrecht ................................................................................199
Batterij, plaatsen en verwijderen ..................................................144
Beeldeigenschappen (contrast, scherpte, kleurverzadiging) ..........169
Beeldfrequentie ............................................................................152
Belichting / belichtingsregeling / belichtingsmeter.........................00
Automatische belichtingsseries ...................................................186
Belichtingscorrecties ................................................................... 184
Filmgevoeligheid ................................................................ 189/250
Handmatige instelling ..................................................................188
Inschakelen .................................................................................179
Meetbereik ........................................................................ 189/250
Meetmethoden ...........................................................................180
Meetwaarde geheugen ................................................................183
Over- en onderschrijding van meetbereik .....................................189
Tijdautomaat ...............................................................................182
Uitschakelen ...............................................................................179
Beschermen van opnamen / opheffen van de wisbescherming .....214
Bekijken van de opname ..............................................................204
met de Auto Review-optie (automatische Wiedergabe) .................205
Met de PLAY-functie .................................................................... 204
Compressiegraad .........................................................................143
Contrast, zie beeldeigenschappen
Correctielenzen ...........................................................................227
Datastructuur op de geheugenkaart .............................................221
Diafragma-instelring .....................................................................130
DNG ................................................................................... 163/222
Draagriem .................................................................................... 140
Elektronische zoeker ....................................................................224
Filmgevoeligheid ................................................................. 157/189
Filmstijlen ....................................................................................170
Filters ..........................................................................................224
Firmware-downloads ....................................................................223
Flitsmodus ...................................................................................190
Flitsapparaten .............................................................................190
Synchronisatie ............................................................................194
Formatteren van de geheugenkaart ..............................................218
Fototassen ...................................................................................227
Gegevensoverdracht naar een computer .......................................219
Geheugenkaart, plaatsen en verwijderen ......................................145
Geluiden (knopbevestigingstonen, terugmelding) ..........................161
Geluidsopname ............................................................................197
GPS .............................................................................................199
Handgreep M ...............................................................................226
Histogram ........................................................................... 208/241
Hoofdschakelaar ..........................................................................150
Horizon ........................................................................................ 201
HSS-flitsen ................................................................................... 194
In- / uitschakelen ........................................................................150
Indicaties
In de zoeker ...............................................................................238
Op de monitor .............................................................................240
249
Informatiedienst, Leica ................................................................. 254
ISO-filmgevoeligheid .....................................................................147
Klantenservice .............................................................................254
Kleurverzadiging, zie beeldeigenschappen
Leveringsomvang .........................................................................253
Lichtkader-meetzoeker .................................................................171
Lineair flitsprogramma (HSS) ........................................................ 194
Live View ............................................................................ 174/177
Menu ...........................................................................................154
Menupunten ................................................................................246
Menutaal .....................................................................................258
Microfoonadapter M .....................................................................227
Monitor ........................................................................................173
Multifunctionele Handgreep M .....................................................226
Objectieven, Leica M....................................................................247
Plaatsen en verwijderen ..............................................................249
Opbouw ......................................................................................136
Gebruik van oudere objectieven ..................................................247
Onbewerkte gegevens ......................................................... 163/222
Onderdelen, benaming van de ......................................................136
Onderhoud ...................................................................................230
Ontspanner, zie ook sluiter en technische gegevens ............. 151/252
Opbergen .....................................................................................236
R Adapter-M.................................................................................224
Reparaties / Leica Customer Care ...............................................254
Resolutie ......................................................................................164
SCA-Adapterkit ............................................................................226
Scherpte, zie beeldeigenschappen
Scherptediepteschaal ...................................................................136
Serieopnamen .............................................................................152
Sluiter, zie ontspanner en technische gegevens
Storingen en oplossingen .............................................................236
Technische gegevens ...................................................................250
Terugzetten van alle individuele menu-instellingen .........................203
Tijd/diafragma-combinatie, zie Belichtingsinstelling ......................188
Tijd en datum ...............................................................................158
Tijd-instelknop .............................................................................153
Tijdautomaat ..................................................................................00
Uitschakeling, automatische .........................................................160
Uitsnede, kiezen van, zie weergavemodus ............................ 204/211
Vergroten van de opname ............................................................211
Vervangende onderdelen ..............................................................227
Video-opnamen ............................................................................196
Volume ........................................................................................161
Voorzorgsmaatregelen .................................................................228
Waarschuwingen ..........................................................................134
Waterpas .....................................................................................191
Weergavemodus ........................................................................... 204
Wissen van de opname ................................................................212
Wisselobjectieven ............................................................... 147/224
Witbalans ..................................................................................... 165
Zelfontspanner .............................................................................198
Zoeker .........................................................................................171
Indicaties ....................................................................................238
Lichtkader .......................................................................... 171/228
Opzetbare zoeker ............................................................... 224/225
250
TECHNISCHE GEGEVENS
Cameratype
LEICA M (Typ 240), compacte digitale meetzoeker-systeemcamera.
Objectiefaansluiting
Leica M-bajonet met extra sensor voor 6-bit codering.
Objectiefsysteem
LEICA M-objectieven van 16 – 135mm.
Opnameformaat / beeldsensor
CMOS-chip, actief oppervlak ca. 23,9 x 35,8 mm (komt overeen met
het bruikbare formaat van analoge Leica M-modellen).
Resolutie
DNG™: 5976 x 3992 pixels (24MP),
JPEG: 5952 x 3968 pixels (24MP), 4256 x 2832 pixels (12MP), 2976
x 1984 pixels (6MP), 1600 x 1072 (1,7 MP);
bij video-opnamen: 640 x 480 pixels (VGA), 720p, 1080p.
Bestandsformaten
DNG ™ (raw data), naar keuze ongecomprimeerd of gecomprimeerd
(lossless), 2 JPEG-compressiegraden.
Bestandsgrootte
DNG™: Gecomprimeerd 20-30 MB, ongecomprimeerd 48,2 MB,
JPEG: Afhankelijk van resolutie en beeldinhoud.
Video-opnameformaten
Motion JPG, Quicktime
Video frame rates
24 b/s, 25 b/s, 30 b/s (alleen met VGA-resolutie)
Kleurruimten
Adobe
®
RGB, sRGB.
Geluidsopname
Mono; stereo met microfoonadapter (zie pag. 227); naar keuze
automatische of handmatige uitsturing tijdens de opname, resp.
standaard instelling „Konzert“,
Witbalans
Automatisch, handmatig, 7 voorinstellingen, instelling
kleurtemperatuur.
Geheugenmedium SD-kaarten t/m 2GB, SDHC-kaarten t/m 32GB
/ SDXC-kaarten.
Menutalen Duits, Engels, Frans, Spaans, Italiaans, Japans,
traditioneel Chinees, vereenvoudigd Chinees, Russisch.
Compatibiliteit
Windows
®
Vista
®
SP2/ 7
®
SP1; Mac
®
OS X (10.6.8 of hoger)
Belichtingsmeting
Belichtingsmeting door het objectief (TTL), bij werkdiafragma. In het
midden geaccentueerde TTL-meting voor flitsbelichting met
systeemconforme SCA 3000/2 Standard flitsapparaten.
Meetprincipe/-methode
Bij de meting van het licht van de heldere lamellen van het 1e
sluitergordijn op een meetcel gereflecteerd licht: sterk centrum-
georiënteerd, bij het meten van de sensor: spot-, centrum-
georiënteerde en meerveldmeting.
Meetbereik
(bij ISO 200/24) Komt bij kamertemperatuur en normale
luchtvochtigheid overeen met ISO 200, diafragma f/1.0 EV0 t/m
EV20 bij diafragma 32. Knipperen van de linker, driehoekige LED in
de zoeker geeft een waarde onder het meetbereik aan.
251
Gevoeligheidsbereik
ISO 200/21 t/m ISO 6400/39, in 1/3 ISO-stappen instelbaar,
optionele automatische regeling of handmatige instelling, Pull 100.
Belichtingsprogramma
Naar keuze automatische regeling van de sluitertijd met handmatige
diafragma-voorkeuze - tijdautomaat
A, of handmatige instelling van
sluitertijd en diafragma.
Flits-belichtingsregeling
Aansluiting flitsapparaat
Via accessoireschoen met midden-en stuurcontacten, ofwel m.b.v.
SCA-adapterkit (zie pag. 226).
Synchronisatie
Naar keuze op het eerste of tweede sluitergordijn om te schakelen.
Flitssynchronisatietijd
=
1
/
180
s, langere sluitertijden mogelijk wanneer synchronisatietijd
wordt onderschreden: Automatisch overschakelen naar TTL-lineair
flitsen met HSS-compatibele Leica flitsers.
Meting van de flitsbelichting
(m. SCA-3502-M5 adapter, resp. SCA-3000-standaard flitsapparaat,
bijv. Leica SF 24D/Leica SF 58) Regeling door centrum-
georiënteerde TTL-voorflitsmeting.
Flits-meetcel
2 silicium-fotodiodes met convergerende lens op de camerabodem.
Flitsbelichtingscorrectie
±3
1
/
3
EV in
1
/
3
EV-stappen op de SCA-3502-adapter instelbaar. Op
de Leica SF 24D zijn bij computersturing ±3EV in
1
/
3
EV-stappen
resp. van 0 tot –3EV in 1EV-stappen / op de Leica SF 58 in alle modi
±3EV in
1
/
3
EV-stappen instelbaar.
Displays in flash-modus (alleen in de zoeker)
Paraat: flitssymbool-LED in de zoeker brandt continu,
Werkingscontrole: LED brandt of knippert tijdelijk snel na de opname.
Onderbelichtingsindicatie: LED gaat tijdelijk uit
Zoeker
Zoekerprincipe
Grote, heldere lichtkader-meetzoeker met automatische parallax-
compensatie.
Oculair
Afgestemd op –0,5 dioptrie. Correctielenzen verkrijgbaar van –3 tot
+3 dioptrieën.
Beeldveldbegrenzing
Twee oplichtende kaders: voor 35 en 135mm, of voor 28 en 90mm,
of voor 50 en 75mm. Automatische omschakeling bij het plaatsen
van het objectief. Kleur van de kaders (rood / wit) in het menu
selecteerbaar.
Parallax-compensatie
Het horizontale en verticale verschil tussen zoeker en objectief wordt
overeenkomstig de afstandsinstelling automatisch gecompenseerd,
d.w.z. het lichtkader van de zoeker komt automatisch overeen met de
door het objectief geregistreerde uitsnede van het onderwerp.
252
Overeenstemming van zoekerbeeld en werkelijk beeld
De grootte van het lichtkader komt bij een instelafstand van 2 meter
exact overeen met de sensorgrootte van ca. 23,9 x 35,8mm. Bij
instelling op oneindig wordt afhankelijk van de brandpuntsafstand ca.
7,3% (28mm) tot 18% (135mm) meer door de sensor geregistreerd
dan het lichtkader toont, omgekeerd bij kortere instelafstanden dan
2m iets minder.
Vergroting (voor alle objectieven)
0,68-voudig
Grootbasis-afstandsmeter
Deelbeeld- en mengbeeldafstandsmeter in het midden van het
zoekerbeeld, als helder veld gemarkeerd.
Effectieve meetbasis
47,1mm (mechanische meetbasis 69,25mm x zoekervergroting
0,68x).
Indicaties
In de zoeker
Digitale indicatie met vier tekens, met onder- en bovenliggende
punten, indicaties, zie pag. 238.
Op achterwand
3“ kleuren-TFT-LCD-scherm met 16 miljoen kleuren en 921.600
pixels, ca. 100% beeldveld, max. 170° kijkhoek, anti-reflex/-
vuilwerend beschermglas (Gorilla Glass
®
), kleurruimte: sRGB. Voor
Live-View- en weergavemodus en displays zie p. 240.
Sluiter en ontspanning
Sluiter
Spleetsluiter van metalen lamellen met verticaal verloop.
Sluitertijden
Bij tijdautomaat: (
A) traploos van 60s tot en met
1
/
4000
s.
Bij handmatige instelling: 8s bis
1
/
4000
s in halve stappen,
B: Voor lange belichtingstijden tot hoogstens 60s (samen met
zelfontspanner T-functie, d.w.z. 1e keer ontspannen = sluiter opent
en 2e keer ontspannen = sluiter sluit weer),
(
1
/
180
s): Kortste sluitertijd voor flitssynchronisatie, HSS lineair
flitsen met alle kortere sluitertijden dan
1
/
180
s mogelijk (met
HSS-compatibele Leica-systeemflitsers).
Voor video-opnamen (tijdautomaat en handmatige modus):
1
/
30
t/m
1
/
4000
s, eventueel in handmatige modus oversturing van de vooraf
ingestelde sluitertijd om juiste belichting te verzekeren.
Sluiter spannen
Door geïntegreerde motor, met laag geluidsniveau.
Serieopnamen
ca. 3 beelden/s, ≤12 beelden in serie.
Ontspanner
Voor individuele foto's: In twee fasen: ten eerste activering van de
belichtingsmeting en het meetwaardegeheugen (bij tijdautomaat), ten
tweede ontspannen.
Genormde schroefdraad voor draadontspanner is ingebouwd.
Zelfontspanner
Voorlooptijd naar keuze 2s (bij tijdautomaat en handmatige instelling
van de belichting) of 12s (via menu instelbaar). Indicatie door
knipperende lichtdiode (LED) aan de voorzijde van de camera,
evenals indicatie op het LCD-scherm.
253
In- / uitschakelen van de camera
Met hoofdschakelaar op de camera-afdekkap; naar keuze zelfstandig
uitschakelen van de camera-elektronica na ca. 2/5/10 min; opnieuw
activeren door aantippen van de ontspanner.
Voeding
1 lithium-ionenbatterij, nom. spanning 7,4V, capaciteit 1800mAh.
Indicatie van de capaciteit op het LCD-scherm; bij geopende sluiter
(voor reiniging sensor) bovendien akoestische waarschuwing bij
onvoldoende capaciteit; maximum laadstroom/-spanning:
gelijkstroom 1100mA/ 8,25V.
Oplaadapparaat
Ingangen: wisselstroom 100-240V, 50/60Hz, 300mA, met
automatische omschakeling, of gelijkspanning 12V, 1,3A;
Uitgang: gelijkstroom, maximaal 8,25V, 1100mA.
GPS
Inschakelbaar (alleen met multifunctionele handgreep (zie pag. 226);
wegens nationale wetgeving niet overal beschikbaar, d.w.z. in deze
landen wordt automatisch uitgeschakeld); de gegevens worden in de
EXIF-header van de beeldbestanden weggeschreven.
Waterpas
Meting door 3-assige versnellingssensor, meetbereik: kantelen om de
dwars-as en om de lengte-as, beide ±90°; meetprecisie/
weergavegevoeligheid: ≤1° bij 0-40°C en horizontale uitlijning;
weergave op LCD-scherm
Camerabody
Materiaal
Volledig metalen body van gegoten magnesium met elektro-
kathodische dompellak, afgewerkt met kunstleer. Afdekkap en
bodemdeksel van messing, zwart of staalgrijs gelakt.
Statiefschroefdraad
A ¼ (¼“) DIN van edelstaal in bodemdeksel.
Operationeel
0-40°C
Aansluitingen
ISO flitsschoen, accessoire-aansluiting, contactstrip voor
multifunctionele handgreep M.
Afmetingen
(breedte x diepte x hoogte) ca. 138,6 x 42 x 80mm
Gewicht
686g (met batterij)
Leveringsomvang
Oplaadapparaat 100-240V met 2 netsnoeren (Euro, USA, voor
sommige exportmarkten afwijkend) en 1 autolaadsnoer, lithium-
ionenbatterij, draagriem, bajonetdeksel voor behuizing, deksel voor
flitsschoen/accessoire-aansluiting , Adobe
®
Photoshop
®
Lightroom
®
.
Wijziging in constructie, uitvoering en aanbod voorbehouden.
254
LEICA AKADEMIE
Naast hoogwaardige producten van topklasse voor observatie en
opname, bieden wij reeds vele jaren als bijzondere service in de Leica
Akademie praktijkgerichte seminars en scholingen aan. Hier kunnen
zowel beginners als gevorderde fotografieliefhebbers kennis vergaren
over de wereld van de fotografie.
De inhoud van de cursussen – die in modern uitgeruste
cursusruimten in de fabriek in Solms en in het nabijgelegen landgoed
Altenberg door een geschoold team van vakdocenten worden
verzorgd – varieert van algemene fotografie tot interessante
specialisaties en omvat een overvloed aan tips, informatie en
adviezen voor in de praktijk. Nadere inlichtingen en het actuele
seminarprogramma, inclusief de fotoreizen, zijn verkrijgbaar bij:
Leica Camera AG
Leica Akademie
Oskar-Barnack-Str. 11
D-35606 Solms
Tel.: +49 (0) 6442-208-421
Fax: +49 (0) 6442-208-425
LEICA INFODIENST
Technische vragen over toepassingen met Leica-producten, ook over
de meegeleverde software, worden schriftelijk, telefonisch of per
e-mail beantwoord door de Leica gebruikersdienst.
Ook voor koopadvies en het bestellen van handleidingen is dit uw
contactadres. U kunt uw vragen eveneens d.m.v. het contactformulier
op de website van Leica Camera AG aan ons richten.
Leica Camera AG
Gebruikersservice/Software-support
Postfach 1180
D-35599 Solms
Tel.: +49 (0) 6442-208-111 / -108
Fax: +49 (0) 6442-208-490
255
LEICA KLANTENSERVICE
Voor het onderhoud van uw Leica-uitrusting en in geval van schade
kunt u gebruik maken van de Customer Care van Leica Camera AG of
de reparatieservice van een Leica vertegenwoordiging in uw land
(voor adressenlijst zie garantiebewijs).
Leica Camera AG
Customer Care
Solmser Gewerbepark 8
D-35606 Solms
Tel.: +49 (0) 6442-208-189
Fax: +49 (0) 6442-208-339

Documenttranscriptie

LEICA M Notice d’utilisation Nederlandse Gebruiksanwijzing pagina 129. 1 LEICA M Gebruiksaanwijzing 129 VOORWOORD Aanwijzingen: • Leica werkt voortdurend aan de verdere ontwikkeling en optimalisering van de Leica M. Omdat bij digitale camera’s zeer veel functies door software worden gestuurd, kunnen verbeteringen en uitbreidingen van functies en opties naderhand in de camera worden geïnstalleerd. Om deze reden biedt Leica in onregelmatige intervallen zogenaamde firmware-updates aan. Deze camera's zijn af fabriek altijd uitgerust met de nieuwste firmware, maar u kunt de firmware ook zelf eenvoudig van onze homepage downloaden en naar uw camera overdragen. Als u zich als eigenaar op de Leica Camera homepage registreert, dan wordt u via de newsletter van de beschikbaarheid van een firmware-update op de hoogte gesteld. Verdere informatie omtrent de registratie en de firmware-updates van uw Leica M evenals eventuele wijzigingen en toevoegingen bij de uitleg in de handleiding vindt u in het „Kundenbereich“ onder: https://owners.leica-camera.com Of uw camera is uitgerust met de actuele Firmware-versie, kunt u onder het hoofdmenupunt Firmware nakijken (pagina 5, sectie SETUP , zie pag. 154, 246). • Controleer, voordat u uw LEICA M in gebruik neemt, de meegeleverde accessoires op volledigheid. Geachte klant Leica dankt u voor de aanschaf van de Leica M en feliciteert u met deze beslissing. U hebt met deze unieke digitale meetzoekercamera een uitstekende keuze gemaakt. Wij wensen u veel plezier en succes bij het fotograferen met uw nieuwe Leica M. Om de mogelijkheden van deze camera volledig te kunnen benutten, adviseren wij u eerst deze handleiding te lezen. 130 Inhoud Voorinstellingen..................................................................................158 Camera-basisinstellingen .................................................................158 Menutaal ......................................................................................158 Datum en tijd ...............................................................................158 Automatisch uitschakelen .............................................................160 Signaalgeluiden ............................................................................161 Opname-basisinstellingen ................................................................162 In- / uitschakelen van de herkenning van het objectieftype ...........162 Compressiepercentage/bestandsformaat .....................................163 Resolutie ......................................................................................163 Witbalans .....................................................................................165 ISO-filmgevoeligheid .....................................................................167 Beeldeigenschappen / contrast, scherpte, kleurverzadiging ..........169 Filmstijlen .....................................................................................170 Kleurruimte ..................................................................................170 De lichtkader-meetzoeker .............................................................171 Het LCD-scherm ...........................................................................173 Live View-modus ..........................................................................174 Voorwoord..........................................................................................130 Waarschuwingen.................................................................................134 Juridische opmerkingen.......................................................................134 Milieuvriendelijk afvoeren elektrische en elektronische apparatuur......135 Aanduiding van de onderdelen............................................................136 Verkorte handleiding...........................................................................138 Uitvoerige handleiding.........................................................................140 Voorbereidingen ..............................................................................140 Aanbrengen van de draagriem ......................................................140 Opladen van de batterij ................................................................141 Vervangen van batterij en geheugenkaart .....................................144 Leica M-objectieven .....................................................................147 Objectief plaatsen .....................................................................149 Objectief verwijderen .................................................................149 De belangrijkste instellingen / bedieningselementen .......................150 In- en uitschakelen van de camera ...............................................150 De ontspanner ..............................................................................151 Serieopnamen ...........................................................................152 Het tijd-draaiwiel ..........................................................................153 De menubediening .......................................................................154 132 Overige functies...............................................................................216 Mappenbeheer .............................................................................216 Formatteren van de geheugenkaart ...............................................218 Gegevensoverdracht naar een computer .......................................219 Adobe® Photoshop® Lightroom® ...................................................222 Leica Image Shuttle® ....................................................................222 Met onbewerkte gegevens DNG werken ........................................222 Installeren van firmware-updates ..................................................223 Afstandsmeting ............................................................................175 Met de optische afstandsmeter ..................................................175 Met LCD-schermbeeld in Live View-modus .................................177 Met aanduiding van scherp afgebeelde gebieden op het LCD-scherm .....................................................178 In- / uitschakelen van de belichtingsmeter ...................................179 Belichtingsmeetmethoden ............................................................180 De belichtingsprogramma's ..........................................................182 Tijdautomaat .............................................................................182 Meetwaardegeheugen .............................................................183 Belichtingscorrecties ...............................................................184 Automatische belichtingsseries ..................................................186 Handmatige instelling van de belichting ......................................188 De B-instelling / T-functie ..........................................................188 Over- en onderschrijding van meetbereik ......................................189 Flitsmodus ....................................................................................190 Overige zaken ....................................................................................224 Systeemaccessoires voor de Leica M ..............................................224 Vervangende onderdelen .................................................................227 Veiligheidsmaatregelen en onderhoud.................................................228 Algemene voorzorgsmaatregelen .....................................................228 Onderhoud ......................................................................................230 Reinigen van de sensor/stofdetectie ...............................................234 Opbergen ........................................................................................236 Storingen en oplossingen....................................................................236 Overige functies ..............................................................................196 Video-opnamen ............................................................................196 Geluidsopname ............................................................................197 Fotograferen met de zelfontspanner .............................................198 Kenmerken van beeldgegevens ter bescherming van het auteursrecht ..198 Registratie van opnamelocatie met GPS.........................................198 Waterpas ......................................................................................201 Gebruikers- / programmaprofielen ...............................................201 Terugzetten van alle individuele instellingen ..................................203 Bijlage................................................................................................238 De indicaties ...................................................................................238 De menuopties ................................................................................246 Trefwoordenregister............................................................................248 Technische gegevens..........................................................................250 De weergavemodus .........................................................................204 Leica Service-adressen ......................................................................254 133 Juridische opmerkingen De CE-markering van onze producten geeft aan dat de basiseisen van de geldende EU-richtlijnen in acht worden genomen. • Neem zorgvuldig het auteursrecht in acht. Het kopiëren en publiceren van zelf opgenomen media, zoals banden, cd's, of door anderen uitgegeven of gepubliceerd materiaal kan het auteursrecht schenden. • Dit geldt ook voor alle meegeleverde software. • De SD-, HDMI- en USB-logo*s zijn gedeponeerde merken. • Overige namen, firma- en productnamen die in deze handleiding worden genoemd, zijn handelsmerk, resp. gedeponeerd handelsmerk van de betreffende ondernemingen. Waarschuwingen • Moderne elektronische elementen reageren gevoelig op elektrostatische ontlading. Omdat mensen bijv. bij het lopen over synthetisch tapijt zonder moeite een lading van tienduizenden Volt kunnen ontwikkelen, kan het bij aanraking van uw Leica M tot een ontlading komen, vooral als deze op een gemakkelijk geleidende ondergrond ligt. Wanneer het alleen de camerabehuizing betreft, is deze ontlading voor de elektronica absoluut ongevaarlijk. De naar buiten gebrachte contacten als batterij- of achterwandcontacten moeten echter, ondanks extra ingebouwde veiligheidsschakelingen, om veiligheidsredenen zo mogelijk niet worden aangeraakt. • Gebruik voor het eventueel schoonmaken van de contacten geen optiek-microvezeldoek (synthetisch), maar een katoenen of linnen doek! Wanneer u van tevoren bewust een verwarmingsbuis of waterleiding (geleidend, met „aarde“ verbonden materiaal) aanraakt, zal een eventuele elektrostatische lading veilig worden ontladen. Vermijd vervuiling en oxidatie van de contacten, ook door uw Leica M altijd met een objectief of bajonetdeksel op de camera droog op te bergen! • Gebruik uitsluitend aanbevolen accessoires om storing, kortsluiting of een elektrische schok te vermijden. • Probeer niet onderdelen van de body (afdekkingen) te verwijderen; vakkundige reparaties kunnen alleen door een erkend servicepunt worden uitgevoerd. 134 Milieuvriendelijk afvoeren elektrische en elektronische apparatuur (geldt voor de EU en overige Europese landen met gescheiden inzameling) Dit toestel bevat elektrische en/of elektronische onderdelen en mag daarom niet met het normale huisvuil worden meegegeven! In plaats daarvan moet het voor recycling op door de gemeenten beschikbaar gestelde inzamelpunten worden afgegeven. Dit is voor u gratis. Als het toestel zelf verwisselbare batterijen of accu’s bevat, moeten deze vooraf worden verwijderd en evt. volgens de voorschriften milieuvriendelijk worden afgevoerd. Meer informatie over dit onderwerp ontvangt u bij uw gemeentelijke instantie, uw afvalverwerkingsbedrijf of de zaak waar u het toestel hebt gekocht. 135 Aanduiding van de onderdelen Bovenaanzicht 9. Microfoon 10. Vaststaande ring met a. index voor afstandsinstelling, b. scherptediepteschaal en c. rode indexknop voor het wisselen van objectief 11. Diafragma-instelring 12. Witte indexpunt voor diafragma-instelling 13. Tegenlichtkap 14. Afstandsinstelring met a. greep 15. Hoofdschakelaar met klikstanden voor –– OFF (camera uitgeschakeld) –– S (enkele opnamen) –– C (serieopnamen) –– (zelfontspanner) 16. Ontspanner met a. schroefdraad voor draadontspanner 17. Video-ontspanner 18. Tijdinstelwiel met klikstanden voor –– A voor automatische regeling van de sluitertijd –– Sluitertijden 1/4000 - 8s (inclusief tussenwaarden) –– B (Langdurige belichting) –– Flitssynchronisatietijd (1/180s) 19. Flitsschoen Afbeeldingen op de voorste en achterste omslag Vooraanzicht 1. Objectief-ontgrendelingsknop 2. Ogen voor draagriem 3. Focusknop 4. Kijkvenster van de afstandsmeter 5. Helderheidssensor1 6. Kijkvenster van de zoeker 7. Zelfontspanner-lichtdiode 8. Borglip van het bodemdeksel 1 L eica M-objectieven met zoekeradapter verbergen de helderheidssensor. Informatie over de werkwijze met deze en andere objectieven vindt u in de hoofdstukken „De indicaties / In de zoeker“, pag. 238, en „Leica M-Objectieven“, pag. 147. 136 Achteraanzicht 20. SET-knop –– voor het oproepen van het Opnameparameter-menu –– voor het oproepen van het submenu in de menubediening –– voor overname van de in de submenu's geselecteerde instellingen/opties 21. MENU -knop om de hoofd- en submenu's op te roepen of te verlaten 22. ISO -knop voor het oproepen van de gevoeligheidsinstelling 23. DELETE -knop voor selectie van de wisfunctie 24. PLAY-knop –– voor het inschakelen van de (continu) weergave –– voor terugkeer naar volledig beeld 25. LV -knop om de Live View-modus mee aan of uit te zetten 26. Zoekeropening 27. Aansluiting voor de externe elektronische zoeker/ microfoonadapter1 (deksel verwijderd) 28. Helderheidssensor voor monitor 29. Instelwiel –– voor het navigeren door de menu's –– voor het instellen van de geselecteerde menuopties –– voor het instellen van een belichtingscorrectie –– voor het vergroten/verkleinen van de weergegeven opname –– voor het bladeren in het opnamegeheugen 30. Kruisknop –– voor het navigeren door de menu's –– voor het instellen van de geselecteerde menuopties –– voor het bladeren in het opnamegeheugen 31. INFO -knop –– voor weergave van instellingen/gegevens bij opname –– voor weergave van de opnamegegevens bij beeldweergave –– voor het accepteren van de instellingen 32. Luidspreker 33. Lichtdiode voor opnameregistratie / gegevensopslag op kaart 34. Monitor Beeld van onder (bodemdeksel is geplaatst) 35. Vergrendelingsknop voor bodemkap 36. Statiefschroefdraad A ¼, DIN 4503 (¼“) 37. Bodemdeksel (bij verwijderde bodemdeksel) 38. Aansluiting voor multifunctionele handgreep M 1 39. Geheugenkaartsleuf 40. Batterijvak 41. Batterij-vergrendelingsschuif 1 137 Verkrijgbaar als accessoire, zie pag. 226 BEKNOPTE HANDLEIDING Houd de volgende onderdelen gereed: –– Camera –– Batterij –– Geheugenkaart (niet meegeleverd) –– Laadapparaat en netsnoer 138 Voorbereidingen Bekijken van de opnamen 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. De camera is af fabriek ingesteld op de automatische, kortstondige weergave van de laatste opname (zie pag. 204). U kunt de weergave altijd met de PLAY-knop inschakelen (geen tijdlimiet) (zie pag. 204). Om andere opnamen te bekijken, hoeft u maar op de linker- of rechterzijde van de kruisknop te drukken (zie pag. 210). Om de opnamen te vergroten, drukt u het instelwiel naar rechts (zie pag. 211). Batterij laden (zie pag. 141) Batterij plaatsen (zie pag. 144) Geheugenkaart plaatsen (zie pag. 146) Camera inschakelen (zie pag. 150) Menutaal instellen (zie pag. 158) Datum en tijd instellen (zie pag. 158) Geheugenkaart evt. formatteren (zie pag. 218) Fotograferen 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. Wissen van opnamen Objectief plaatsen (zie pag. 149) Tijdinstelwiel op A instellen (zie pag. 153) Scherpte instellen (zie pag. 174) Camera inschakelen (zie pag. 150) Belichtingsmeting inschakelen (zie pag. 151) Belichting evt. formatteren (zie pag. 182) Ontspannen (zie pag. 151) Druk op de DELETE -knop en volg de aanwijzingen op het scherm (zie pag. 212). Opmerking: Over de juiste procedure bij video-opnamen, zie pag. 196 139 BAttERIJ LADEn Opmerking: De 80% -LED zal vanwege het werkingsprincipe van het laadproces al na ca. 2 uur gaan banden. De Leica M wordt door een lithium-ionen batterij van de nodige energie voorzien. Het laadapparaat dient vervolgens van het net te worden gescheiden. Er is geen gevaar voor overlading. • Als bevestiging van het oplaadproces begint de groene, met CHARGE gemarkeerde LED te knipperen. Zodra de batterij tot minstens 4/5 van zijn capaciteit is opgeladen, brandt bovendien de gele, met 80% gemarkeerde LED. Als de batterij volledig is opgeladen, gaat ook de groene LED permanent branden. 1 141 (met de Live View-/ Classic -modus) Let op: • Er mogen in deze camera uitsluitend batterijen (Best.-Nr. 14 499) worden gebruikt die in deze handleiding of door Leica Camera AG worden genoemd en beschreven. • Deze batterijen mogen uitsluitend met de speciaal daarvoor bestemde apparaten en alleen precies zoals hierna beschreven worden opgeladen. • Als deze batterijen niet volgens de voorschriften worden gebruikt of als batterijen worden gebruikt die niet hiervoor zijn bestemd, kan onder bepaalde omstandigheden een explosie ontstaan! • Deze batterijen mogen niet voor langere tijd aan hitte of zonlicht en vooral ook nooit aan vochtigheid of water worden blootgesteld. Bovendien mogen deze batterijen nooit in een magnetron of in een omgeving met hoge druk worden geplaatst wegens gevaar voor brand of explosie! • Een veiligheidsventiel in de batterij zorgt ervoor dat bij onjuiste omgang met de batterij eventuele overdruk gecontroleerd kan ontwijken. • Er mag uitsluitend het Leica laadapparaat dat in deze handleiding wordt genoemd (Bestelnr. 14 494) worden gebruikt. Het gebruik van andere, niet door Leica Camera AG goedgekeurde batterijladers kan tot schade aan de batterijen leiden en in een extreem geval ook tot ernstige, levensgevaarlijke verwondingen. • Het meegeleverde laadapparaat mag uitsluitend voor het opladen van deze batterijen worden gebruikt. Probeer het niet voor andere doeleinden te gebruiken. • De meegeleverde autolaadkabel mag in geen geval worden aangesloten als de batterijlader met het net is verbonden. • Zorg ervoor dat de gebruikte stopcontact tijdens het laden vrij toegankelijk is. • Het oplaadapparaat mag niet worden geopend. Reparaties mogen alleen door erkende werkplaatsen worden uitgevoerd. 142 Aanwijzingen: • De batterij moet worden opgeladen voordat de Leica M voor de eerste keer wordt gebruikt. • De batterij moet een temperatuur tussen 10°-30°C hebben om te kunnen worden opgeladen (anders schakelt het oplaadapparaat niet in, resp. weer uit). • Lithium-ionen batterijen kunnen altijd en onafhankelijk van de batterijconditie worden opgeladen. Als een batterij maar ten dele is ontladen voordat hij weer wordt opgeladen, zal de volledige oplading sneller worden bereikt. • Tijdens het oplaadproces worden de batterijen warm. Dit is normaal en geen storing. • Indien beide LEDs van de lader snel gaan knipperen (>2Hz) net nadat het laden is begonnen, duidt dit op een laadfout (bijv. wegens overschrijden van de maximale laadtijd, spanningen of temperaturen buiten het toegestane gebied, of kortsluiting). Haal in zo’n geval het laadapparaat van de netvoeding en verwijder de batterij. Zorg ervoor dat aan de hiervoor genoemde temperatuurvoorwaarden wordt voldaan en start het oplaadproces opnieuw. Als het probleem niet kan worden opgelost, neem dan contact op met uw dealer, de nationale vertegenwoordiging van Leica of Leica Camera AG. • Een nieuwe batterij bereikt zijn volledige capaciteit pas na 2-3 maal volledig opladen en ontladen door gebruik in de camera. Dit ontladingsproces moet telkens na ca. 25 keer laden worden herhaald. Voor een maximale levensduur van de batterij moet deze niet permanent aan extreem hoge of lage temperaturen (bijv. 's zomers resp. 's winters in een geparkeerde auto) worden blootgesteld . • De levensduur van elke batterij is – zelfs bij optimaal gebruik – begrensd! Na enkele honderden keren opladen wordt dit duidelijk door de korter wordende ontladingstijden. • Na hoogstens vier jaar dient u de batterij te vervangen, omdat de prestaties afnemen en u vooral bij koude niet meer verzekerd bent van een betrouwbare werking. • Defecte batterijen moeten volgens de betreffende voorschriften (zie pag. 231) worden afgevoerd. • De verwisselbare batterij voedt een vast in de camera ingebouwde bufferbatterij die de opslag van de ingevoerde datum/tijd gedurende maximaal 2 maanden verzekert. Als de bufferbatterij uitgeput is, moet deze door het plaatsen van de verwisselbare batterij weer worden opgeladen. De volledige capaciteit van de bufferbatterij is – met geplaatste verwisselbare batterij - na enkele dagen weer bereikt. De camera hoeft hiervoor niet ingeschakeld te blijven. 143 VERVAngEn VAn BAttERIJ En gEhEugEnkAARt Batterij plaatsen Zet de hoofdschakelaar (1.18) op OFF. Belangrijk: Open het bodemdeksel niet en verwijder de geheugenkaart of batterij niet zolang als teken van opnameregistratie en/of gegevensopslag op de kaart de rode LED (33) rechtsonder naast het LCD-scherm (34) knippert. Anders kunnen nog niet (volledig) opgeslagen opnamegegevens verloren gaan. Bodemdeksel verwijderen Batterij verwijderen 144 Indicaties batterijconditie Bruikbare geheugenkaarten De batterijconditie verschijnt - in de opnamemodus - op het scherm (34) als u de INFO -knop (31) indrukt. De Leica M slaat de opnamen op een SD- (Secure Digital), ofwel SDHC- (High Capacity), ofwel SDXC- (eXtended Capacity) kaart op. SD/SDHC/SDXC-geheugenkaarten worden door verschillende producenten en met uiteenlopende capaciteit en schrijf-/leessnelheid aangeboden. Vooral die met een grote capaciteit en hoge schrijf-/ leessnelheid maken een aanzienlijk snellere registratie en weergave van gegevens mogelijk. Ze hebben een schakelaar voor schrijfbeveiliging, waarmee de gegevens tegen onopzettelijk opslaan en wissen kunnen worden beschermd. Deze schakelaar is als schuif op de niet-afgeschuinde kant van de kaart uitgevoerd en beveiligt gegevens op de kaart in zijn onderste stand die met LOCK is gemarkeerd. Aanwijzingen: • Verwijder de batterij als u de camera langere tijd niet gebruikt. • Uiterlijk 2 maanden nadat de capaciteit van een batterij in de camera uitgeput is (zie hiervoor ook de laatste opmerking onder „Opladen van de batterij“, pag. 141), moeten de datum/tijd opnieuw worden ingevoerd. • Als de batterijcapaciteit afzwakt, ofwel als u een oude batterij gebruikt, zullen de waarschuwingen, indicaties en opties eventueel beperkt of geblokkeerd blijven, afhankelijk van de gebruikte camera-optie. Opmerking: Raak de contacten van de geheugenkaart niet aan. 145 geheugenkaart plaatsen Aanwijzingen: • Het aanbod van SD/SDHC/SDXC-kaarten is zo groot dat Leica Camera AG alle verkrijgbare typen niet volledig op compatibiliteit en kwaliteit kan controleren. Bij gebruik van andere kaarttypen is beschadiging van camera of kaart weliswaar niet te verwachten, maar omdat vooral zogenoemde „No-Name“-kaarten ten dele niet aan de SD-/ SDHC/SDXC-standaards voldoen, kan Leica Camera AG geen garantie bieden voor een goede werking. • Vooral video-opnamen vereisen een hoge schrijfsnelheid. • Als de geheugenkaart niet is te plaatsen, controleert u de juiste uitlijning. • Wanneer u bij ingeschakelde camera de bodemdeksel of de geheugenkaart verwijdert, verschijnen op het LCD-scherm de betreffende waarschuwingen in plaats van de indicaties: – Attention Bottom cover removed – Attention No card inserted. • Omdat elektromagnetische velden, elektrostatische lading evenals defecten aan de camera en de kaart tot beschadiging of verlies van gegevens op de geheugenkaart kunnen leiden, is het raadzaam de gegevens naar een computer te kopiëren en daar op te slaan (zie pag. 220). • Om dezelfde reden wordt geadviseerd de kaart in principe in een antistatisch foedraal te bewaren. geheugenkaart verwijderen 146 LEICA M-OBJECtIEVEn Belangrijk: • Niet geschikt: – Hologon 1:8/15mm, – Summicron 1:2/50mm met dichtbij-instelling, – Elmar 1:4/90mm met uitschuifbare buis (productieperiode 1954-1968) – Sommige exemplaren van de Summilux-M 1.4/35mm (niet asferisch, productieperiode 1961-1995, Made in Canada) kunnen niet op de Leica M worden gezet, resp. niet tot oneindig focusseren. De Leica Customer Care kan deze objectieven dusdanig modificeren dat ze ook op de Leica M kunnen worden gebruikt. In principe geldt: de meeste Leica M-objectieven kunnen op de Leica M worden gebruikt. Bijzonderheden over de enkele uitzonderingen en beperkingen worden in de volgende opmerkingen toegelicht. Het gebruik is onafhankelijk van de objectief-uitrusting – met of zonder 6-bit codering in de bajonet. Ook zonder deze extra uitrusting, d.w.z. ook bij gebruik van Leica M-objectieven zonder code, zal de Leica M in de meeste gevallen goede opnamen maken. Om ook in zulke gevallen optimale beeldkwaliteit te bereiken, adviseren wij u het objectieftype in te voeren (zie pag. 162). • Bruikbaar, maar gevaar voor beschadiging van camera en/of objectief Objectieven met uitschuifbare buis kunnen uitsluitend met uitgetrokken buis worden gebruikt, d.w.z. de buis mag op de Leica M in geen geval naar binnen worden geschoven. Dit geldt niet voor de huidige Makro-Elmar-M 1:4/90mm, waarvan de buis ook in ingeschoven toestand niet in de camera steekt en daarom onbeperkt kan worden gebruikt. 147 Aanwijzingen: • Leica Customer Care kan vele Leica M-objectieven achteraf van de 6-bit codering voorzien. (Adres, zie pag. 254). • Er kunnen aan de Leica M, behalve Leica M-objectieven met en zonder codering, m.b.v. de als toebehoren verkrijgbare Leica M-adapter R (zie pag. 224) ook Leica R-objectieven worden ingezet. • Bepert bruikbaar Ondanks de grote nauwkeurigheid van de meetzoeker van de Leica M kan precies focusseren met 135mm-objectieven bij open diafragma als gevolg van de zeer geringe scherptediepte niet worden gegarandeerd. Wij raden u aan minstens 2 stops te diafragmeren. Daarentegen kunt u dankzij de Live View-modus (zie pag. 173) van de Leica M en haar verscheidene instellingshulpjes dit objectief onbeperkt gebruiken. • Bruikbaar, maar uitgezonderd van de Classic -belichtingsmeting (zie pag. 180) –– Super-Angulon-M 1:4/21mm –– Super-Angulon-M 1:3,4/21mm –– Elmarit-M 1:2,8/28mm met fabr.nr. onder 2 314 921. 148 Objectief plaatsen Objectief verwijderen 1. Camera uitschakelen 2. Het objectief aan de starre ring (10) vasthouden. 3. De rode indexknop (10b) van het objectief tegenover de ontgrendelingsknop (1) op de camerabody houden 4. Het objectief in deze stand passend op de camera plaatsen. 5. Met een korte draai naar rechts wordt het objectief hoor- en voelbaar vergrendeld. 1. 2. 3. 4. Camera uitschakelen Het objectief aan de starre ring (10) vasthouden. De ontgrendelingsknop (1) op de camerabody indrukken Het objectief naar links draaien tot zijn rode indexknop (10b) tegenover de ontgrendelingsknop staat 5. Objectief dan zonder te wrikken verwijderen Aanwijzingen: • In principe geldt: op de Leica M moet als bescherming tegen het binnendringen van stof e.d. in het binnenwerk van de camera altijd een objectief zijn geplaatst, of de kap van de body. • Om dezelfde reden moet het verwisselen van een objectief zo mogelijk in een stofvrije ruimte plaatsvinden. • Camera- of objectiefkappen moeten niet in een broekzak worden bewaard omdat ze daar stof aantrekken dat bij plaatsing in het binnenwerk van de camera terecht kan komen. 149 DE BELAngRIJkstE InstELLIngEn / BEDIEnIngsELEMEntEn c. C - Opnameserie-stand Zolang u de ontspanner ingedrukt houdt en de capaciteit van de gebruikte geheugenkaart en het interne geheugen het toelaten, (zie „Geheugenkaart vervangen“, pag. 144) zullen er continu opnamen worden gemaakt. Eerst minstens 8 snel achter elkaar, daarna met vertraagde frequentie. d. - Zelfontspanner Het bedienen van de ontspanner (zie hierna) start de ingestelde voorlooptijd (zie pag. 198) waarna de opname wordt gemaakt. In- En uItsChAkELEn VAn DE CAMERA 15 16 InsChAkELEn Na het inschakelen, d.w.z. na het instellen van een van de drie functies S , C of licht de LED (33) even op en de indicaties in de zoeker worden zichtbaar (zie pag. 238). Opmerking: De camera is vanaf ca.1s na het inschakelen paraat. De Leica M wordt met de hoofdschakelaar (15) in- en uitgeschakeld. Deze bevindt zich onder de ontspanner (16) en is als hendel met vier klikstanden uitgevoerd: uItsChAkELEn a. OFF –Camera uitgeschakeld b. S – Enkele opname-stand Door de ontspanner in te drukken (zie hierna) maakt u telkens één opname, of u hem nu ingedrukt houdt of niet. Ook als de hoofdschakelaar niet op OFF is gezet, zal de camera automatisch worden uitgeschakeld als u via het menu een automatische uitschakeltijd hebt ingesteld (Auto Power Off , zie pag. 160) en de camera binnen deze tijd niet wordt bediend. 150 Opmerking: De ontspanner blijft geblokkeerd –– als het interne geheugen (tijdelijk) vol is, bijv. na een serie van ≥ 8 opnamen, of –– als de geplaatste geheugenkaart en het interne geheugen (tijdelijk) vol zijn, of –– als de batterij zijn grenzen heeft bereikt (capaciteit, temperatuur, leeftijd) Opmerking: Wanneer de camera langere tijd niet wordt gebruikt of in een tas wordt opgeborgen, moet deze altijd met de hoofdschakelaar worden uitgeschakeld. Hierdoor wordt elk stroomverbruik voorkomen dat ook in de stand-by modus na het automatisch uitschakelen van de belichtingsmeter en het verdwijnen van de indicaties toch nog plaatsvindt. Onbedoelde opnamen worden hiermee ook verhinderd. DE ONTSPANNER 2. Als de ontspanner helemaal wordt doorgedrukt, wordt de opname gemaakt, ofwel de eventueel ingestelde tijd van de zelfontspanner begint af te lopen. De gegevens worden daarna op de geheugenkaart opgeslagen. De ontspanner (16) heeft drie indrukstanden: 1. Indrukken tot het 1e drukpunt –– activeert de belichtingsmeting en de zoekerweergave –– start in tijdautomaat de registratie van de gemeten belichtingswaarde, d.w.z. de door de camera berekende sluitertijd (meer hierover staat in het hoofdstuk “Het meetwaardegeheugen“ op pag. 183) –– start de tijd van een eventueel lopende zelfontspanner opnieuw (zie pag. 198) De ontspanner heeft genormeerde schroefdraad (16) voor draadontspanners. Als de ontspanner op deze indrukstand wordt vastgehouden, blijft de indicatie zichtbaar, ofwel als vooraf de weergavemodus was ingesteld, zal de camera teruggaan naar de opnamemodus. Als de camera vooraf in stand-by stond (zie pag. 150), zal hij weer worden geactiveerd en de weergave worden ingeschakeld. Na het loslaten van de ontspanner blijven het meetsysteem en de indicaties nog ca. 12s ingeschakeld en kunt u opnieuw een meting uitvoeren (meer hierover vindt u in het hoofdstuk „De belichtingsmeting“ vanaf pag. 180). 151 Aanwijzingen: • Als vooraf de weergavemodus (zie “Weergavemodus“, pag. 204) of de menubediening (zie pag. 154) geactiveerd was, zal door aantippen van de ontspanner meteen de opnamemodus worden ingeschakeld. • De ontspanner moet, om bewegingsonscherpte te voorkomen, voorzichtig – niet met een ruk – worden ingedrukt, totdat de sluiter met licht klikken gaat aflopen. • U kunt de sluiter zelfs tijdens een video-opname indrukken om een of meerdere foto-opnamen te maken. Meer informatie over video-opnamen en de video-startknop (17), vindt u op pagina 196. serieopnamen Met de Leica M kunnen niet alleen afzonderlijke opnamen worden gemaakt - hoofdschakelaar 15 op (S [single]), maar ook opnameseries - hoofdschakelaar op (C [continuous]), bijv. om een bewegingsproces in meerdere stappen vast te leggen. Afgezien van de bediening van de ontspanner (16) maakt u serieopnamen op dezelfde wijze als enkele opnamen: zolang u de hem helemaal ingedrukt houdt (en de capaciteit van de geheugenkaart dit toelaat) worden er serieopnamen gemaakt. Wanneer u een hem slechts kort indrukt, zullen er steeds afzonderlijke opnamen worden gemaakt. Er kunnen maximaal ca. 3 foto’s per seconde worden gemaakt. Eerst minstens 8 snel achter elkaar, daarna met iets vertraagde frequentie. Aanwijzingen: • De genoemde opnamen per seconde en het maximaal mogelijke aantal opnamen in een serie baseren op de standaardinstelling - ISO 200 en als formaat JPEG fine . In andere instellingen ofwel afhankelijk van de gebruikte geheugenkaart kunnen de frequentie en het aantal lager zijn. • Onafhankelijk van het aantal opnamen in een serie, wordt in beide weergavemodi (zie pag. 204) eerst de laatste foto van de serie resp. de laatste foto van de serie getoond die op de geheugenkaart is opgeslagen – mits op dit tijdstip nog niet alle opnamen van de serie door het interne geheugen van de camera op de kaart zijn overschreven. 152 DE tIJD-InstELknOp Het tijd-draaiwiel heeft geen aanslag, d.w.z. dat het vanuit elke stand in een willekeurige richting kan worden gedraaid. Deze klikt bij alle gegraveerde standen en tussenwaarden in. Tussenstanden buiten de klikposities mogen niet worden gebruikt. Meer informatie over de instelling van de juiste belichting staat in het hoofdstuk: “De belichtingsmeting” vanaf pag. 179. Met het tijd-draaiwiel (18) van de Leica M worden de belichtingsmodi geselecteerd: – tijdautomaat door instelling op de rood gemarkeerde A -stand (zie pag. 182), – handmatig door het kiezen van een sluitertijd tussen 1/4000s t/m 8s, (tussenwaarden die in ½ stappen vastklikken zijn eveneens beschikbaar), alsook – de met het -symbool gemarkeerde, kortst mogelijke synchronisatietijd 1/180s voor de flitsmodus (zie pag. 191) en – B voor lange belichtingstijden (zie pag. 188). 153 DE MENUBEDIENING Opnameparameter-menu Vele instellingen worden op de Leica M in twee van elkaar onafhankelijke menu’s (zie pag. 246/247) uitgevoerd. Het opnameparameter-menu bestaat uit 8 punten. Het bevat, behalve de basisinstellingen voor de opname, 2 punten die op de belichtingsmeting en -instelling van invloed zijn, en één waarmee gebruikersprofielen kunnen worden aangemaakt en opgeroepen. Door de verdeling in 2 menu's en de groepering binnen het hoofdmenu kunnen de menu-items die in de praktijk het meest worden gebruikt zeer snel en eenvoudig worden opgeroepen en ingesteld. De betreffende instellingen resp. instellingsstappen van deze menu-items worden bij ingeschakelde camera overzichtelijk en stap voor stap op het LCD-scherm (34) getoond. In beide menu’s vinden de instellingen in principe op dezelfde wijze plaats, alleen het oproepen en verlaten is verschillend. Hoofdmenu Het hoofdmenu bestaat uit 34 punten. Het is verdeeld in 3 functionele groepen: –– CAMERA (Camera–basisinstellingen – pagina 1) –– IMAGE (Opname-instellingen – pagina 2) –– SETUP (Secundaire opties - pagina's 3-5) 154 Instellen van de menu-opties 1. Het hoofdmenu wordt opgeroepen met de MENU -knop (21), het opnameparameter-menu met de SET-knop (20). • Er verschijnt in het hoofdmenu de eerste = CAMERA -pagina met de eerste 6 items; in het menu Opnameparameters dan alle punten. Het momenteel actieve menu-item is na het selecteren van een pagina eerst altijd het laatst veranderde. Opmerking: Het opnameparameter-menu is uitsluitend vanuit de opnamemodus toegankelijk. 155 Aanwijzingen: • Het gebruik van de insteldraaiknop is niet alleen gemakkelijker, maar ook aanzienlijk sneller. • Individuele menu-items, zoals GPS en Format SD card alsmede enkele submenu-items kunnen alleen worden opgeroepen onder bepaalde omstandigheden. Meer informatie hierover vindt u in de betreffende secties. • De letters in de betreffende regels zijn grijs om dit aan te geven. 2. Het gewenste menu-item kunt u zowel met de insteldraaiknop (29, draaien naar rechts = in het menu naar beneden, draaien links = in het menu naar boven) alsook met de kruisknop (30; omhoog of omlaag drukken) selecteren. 3. De betreffende submenu's kunt u zowel met de SET-, alsook met de INFO -knop (31) oproepen, of door op de rechterzijde van de kruisknop te drukken. • In de kopregel veranderen de aanwijzingen: links in zwart staat de bijbehorende optiegroep (in het hoofdmenu CAMERA , IMAGE of SETUP , in het Opnameparameter-menu altijd SET ), rechts in wit het opgeroepen menu-item. De submenu's bestaan meestal uit verschillende optievarianten die u in de volgende stap direct kunt selecteren. In sommige gevallen is er ook een schaal voor het instellen van waarden of de sub-menu's zijn op hun beurt samengesteld uit items waar u opnieuw optievarianten voor kunt instellen. 156 Opmerking: De menu's en submenu's kunt u op elk gewenst moment - en zonder de gewijzigde instellingen toe te passen - verlaten door op de volgende knoppen te drukken: 4. De gewenste optievariant / de gewenste waarde kiest u dan ofwel met de insteldraaiknop of door op de betreffende zijde van de kruisknop te drukken, d.w.z. –– omhoog/omlaag voor volgende/vorige regel, ofwel voor het selecteren van de optievariant(en) –– links/rechts voor instellingen in een regel, of op een schaal In sub-items met selecteerbare optievarianten kunt u ook naar een andere regel gaan met de INFO -knop. • In sub-items met selecteerbare optievarianten veranderen de aanwijzingen in de kop van de regel opnieuw: links in het zwart het sub-item en rechts in het wit de opgeroepen optievariant. Ontspanner / Video-startknop PLAY (24) MENU (21) 16/17 Opmerking: Sommige menu-items, zoals de datum/tijd en de opties bracketing en witbalans vereisen bijkomende instellingen. De toelichtingen en meer bijzonderheden over de andere menufuncties, staan in de betreffende secties. 5. Sla uw instelling op door op de SET- of de INFO -knop te drukken. • Op het LCD-scherm verschijnt weer het startscherm. Rechts op de betreffende menubalk staat nu de zojuist ingestelde optievariant. 157 Hoofdmenu De camera schakelt De camera Gaat telkens een stap over op de schakelt over op terug (bijv. naar het opnamemodus de weergave­ vorige menu-niveau) modus Opnameparametermenu De camera schakelt De camera over op de schakelt over op opnamemodus de weergave­ modus Gaat telkens een stap terug (bijv. naar het vorige menu-niveau), ofwel springt naar het hoofdmenu. VOORINSTELLINGEN DATUM EN TIJD CAMERA-BASISINSTELLINGEN Instellen van de functies MENUTAAL 1. Selecteer in het hoofdmenu (zie p. 154/246) Date / Time (pagina 5, sectie SETUP ) en 2. roep het submenu op. Dit bevat de drie items Auto time/time zone , Date en Time . Deze informatie kunt u in het menu-item Date / Time instellen. De Leica M is af fabriek ingesteld op Engels. De andere selecteerbare menutalen zijn Duits, Frans, Spaans, Italiaans, Russisch, Japans of traditioneel, resp. vereenvoudigd Chinees. Automatische, door GPS gestuurde tijdindicatie Dit menu-item is alleen beschikbaar als de multifunctionele handgreep M bevestigd is (als toebehoren verkrijgbaar, zie pag. 226). 3. Selecteer Auto time/Time zone  . • Er verschijnt nog een submenu met de drie items Auto time via GPS  , (alleen beschikbaar als de optie GPS in het menu ingeschakeld is, zie pag. 199), Time zone   en Summer time . 4. Selecteer in dit submenu Auto time via GPS en 5. hier dan de gewenste variant (On /Off ). Als u de optie hebt geactiveerd, zal de op de camera ingestelde tijd continu aan de hand van de ontvangen GPS-signalen worden gecorrigeerd. Instellen van de optie 1. Selecteer in het hoofdmenu (zie p. 154/246) Language (pagina 5, sectie SETUP ) en 2. in het bijbehorende submenu de gewenste taal. Op enkele uitzonderingen na (knopaanduidingen, korte begrippen) worden alle aanwijzingen in de taal gewijzigd. 158 Voor correcte tijdindicatie overal ter wereld: Datum 6. Kies in hetzelfde submenu Time zone en 7. hier de gewenste zone/de momentele locatie. • Rechts in de regel staat de momenteel ingestelde afwijking t.o.v. Greenwich Mean Time, daaronder grotere steden in de betreffende tijdzones en de daar actuele tijd. Er zijn 3 varianten voor de volgorde van de weergave beschikbaar. 3. Kies in het Date / Time -submenu Date. Het bevat de twee items Format en Setting . 4. Kies Format . 5. Kies in het Format -submenu een van de 3 mogelijke volgorden Day/Month/Year, Month/Day/Year, en Year/Month/Day. 6. Sla uw instelling op. • Het Date -submenu verschijnt weer. 7. Kies Setting . • Er verschijnt een ander submenu met kolommen voor jaar, dag en maand. De momenteel actieve, dat wil zeggen de aanpasbare kolom, is rood onderstreept, de categorie heeft witte letters en de variabele getallen hebben rode letters. Met behulp van de insteldraaiknop (29) of de kruisknop (30) stelt u de numerieke waarden / de maanden in en met de SET- knop (20), de INFO -knop (31) of de kruisknop wisselt u van kolom. 8. Na het instellen van alle 3 categorieën dient u ze te bevestigen en op te slaan. Voor correcte tijdindicatie in landen met tijdaanpassing van het seizoen: 8. Kies in hetzelfde submenu Summer time en 9. hier dan de gewenste variant (On /Off ). Opmerking: is alleen beschikbaar als de GPS -optie is uitgeschakeld. Time zone   159 Tijd AUTOMATISCH UITSCHAKELEN De tijd kan naar keuze in 24-uurs of 12-uurs formaat worden aangegeven. Het instellen van de weergave en de beide getallengroepen doet u in het sub-item Time in principe net zo als de Date in de voorafgaande sectie. Deze functie schakelt de Leica M vanzelf uit na een vooraf ingestelde tijd. Instellen van de optie 1. Selecteer in het hoofdmenu (zie pag. 154/246) Auto Power Off   (pag. 4, sectie SETUP ). 2. Kies nu de gewenste tijdsduur. Opmerking: Zelfs als er geen batterij is geplaatst, of als deze leeg is, blijft de instelling van datum en tijd door een ingebouwde bufferbatterij gedurende circa 2 maanden behouden. Daarna moeten datum en tijd zoals hiervoor beschreven opnieuw worden ingesteld. Opmerking: Ook als de camera in de paraatstand staat, d.w.z. de indicaties na 30s zijn verdwenen, of de geactiveerde optie Auto Power Off deze heeft uitgeschakeld, kunt u de camera te allen tijde door indrukken van de ontspanner (16) weer activeren. 160 SIGNAALGELUIDEN Met de Leica M kunt u zelf bepalen of de waarschuwingen op het LCD-scherm en/of de aflopende zelfontspanner door akoestische signalen – er zijn twee volumes – extra bevestigd dienen te worden, of dat de werking van de camera vooral geruisloos moet zijn. Opmerking: De signaalgeluiden staan af fabriek op Off ingesteld. Instellen van de functies 1. Selecteer in het hoofdmenu (zie pag. 154/246) ACOUSTIC SIGNAL (pag. 5, sectie SETUP ). 2. Nu kunt u Off , Low of High volume kiezen. 161 BASISINSTELLINGEN OPNAME Instellen van de optie 1. Selecteer in het hoofdmenu (zie pag. 154/246) Lens Detection (pagina 1, sectie CAMERA ) en 2. in het bijbehorende submenu de gewenste variant: –– Off, of –– Automatic , als een gecodeerd objectief is geplaatst, of –– Manual , als een niet-gecodeerd objectief is geplaatst. In-/uitschakelen van de herkenning van het objectieftype De 6-bit codering in de bajonet van de huidige Leica M-objectieven stelt de Leica M in staat met de sensor in zijn bajonet het geplaatste objectieftype te herkennen. –– Deze informatie wordt o.a. voor het optimaliseren van de beeldgegevens gebruikt. Bijvoorbeeld wordt de randverduistering, die bijv. bij groothoekobjectieven en grote diafragma-openingen bijzonder opvallend kan zijn, in de beeldgegevens gecompenseerd. –– Ook de regeling van de flitsbelichting en de flitsreflector maakt gebruik van de objectiefgegevens (zie „Geschikte flitsapparaten“, pag. 190). –– Bovendien wordt de informatie die deze 6-bit codering oplevert in het EXIF-bestand van de opnamen weggeschreven. In de uitgebreide beeldgegevens zal de brandpuntafstand van het objectief bovendien worden weergegeven (zie pag. 238). HANDMATIG INVOEREN VAN OBJECTIEFTYPE / BRANDPUNTAFSTAND Vroegere Leica M-objectieven worden bij gebrek aan identificatie niet herkend door de camera. U kunt de "identificatie" echter via het menu invoeren. Hetzelfde geldt voor Leica R-objectieven die m.b.v. de Leica R-adapter M op de Leica M kunnen worden gebruikt (voor meer details verwijzen wij u naar de instructies van de adapter). 3. Selecteer in de lijst van het submenu Manuell het objectief dat u gebruikt. • Op het LCD-scherm verschijnt een lijst met objectieven waarin voor ondubbelzinnige identificatie ook de betreffende artikelnummers staan vermeld. De camera kan detecteren of er een M-objectief is bevestigd, of een Leica R-lens d.m.v. de adapter. Bijgevolg zal de lijst ofwel M-, of R-objectieven bevatten. Opmerking: Bij het gebruik van objectieven zonder 6-bit codering moet de herkenningsfunctie ter vermijding van storingen worden uitgeschakeld, of moet het gebruikte objectieftype handmatig worden ingevoerd (zie pag. 162). 162 Aanwijzingen: • Het artikelnummer is bij vele objectieven aan de andere kant van de scherptediepteschaal gegraveerd. • De lijst vermeldt objectieven die zonder codering verkrijgbaar waren (ca. voor juni 2006). Objectieven van een latere introductiedatum zijn uitsluitend gecodeerd verkrijgbaar en kunnen daarom niet handmatig worden geselecteerd. • Bij gebruik van de Leica Tri-Elmar-M 1:4/16-18-21mm ASPH. wordt de ingestelde brandpuntsafstand niet aan de camerabody overgedragen en daarom ook niet in de EXIF-gegevensrecord van de opnamen vermeld. U kunt de brandpuntsafstand echter naar wens handmatig opgeven. • De Leica Tri-Elmar -M 1:4/28-35-50mm ASPH. bezit daarentegen de voor de inspiegeling van de geschikte lichtkaders in de zoeker noodzakelijke mechanische overbrenging van de ingestelde brandpuntafstand naar de camera, die door de elektronica van de camera wordt afgetast en voor de correctie van deze brandpuntafstand wordt gebruikt. Wegens gebrek aan ruimte staat in het menu alleen een artikelnummer - 11 625 U kunt. Vanzelfsprekend ook de beide andere varianten – 11 890 en 11 894 – gebruiken en de in het menu ingestelde waarden gelden hiervoor net zo. COMPRESSIEGRAAD/BESTANDSFORMAAT Registratie van de beeldgegevens kan naar keuze gebeuren a. met een van twee verschillende JPEG-compressiegraden - JPEG fine / JPEG standard , of b. met het bestandsformaat DNG , ofwel ongecomprimeerd, of gecomprimeerd, of c. met combinaties van telkens een van de twee JPGcompressiegraden en het ingestelde DNG-formaat, d.w.z. er ontstaan per opname altijd twee bestanden. Dit maakt enerzijds een precieze afstemming op de beoogde toepassingsdoeleinden resp. op het gebruik van de aanwezige geheugencapaciteit op de kaart mogelijk, maar anderzijds ook op de benodigde zekerheid en flexibiliteit voor toepassingen naderhand. Instellen van de optie Keuze van de JPEG-compressie resp. de formaatcombinatie 1. Kies in het Opnameparameter-menu (zie pag. 154/246) File format en 2. in het bijbehorende submenu de gewenste compressie / combinatie. 163 Selectie van DNG-compressie RESOLUTIE 1. Selecteer in het hoofdmenu (zie pag. 154/246) DNG compression (pagina 2, sectie IMAGE ) en 2. in het bijbehorende submenu de gewenste optie (On [= gecomprimeerd] / Off [=ongecomprimeerd]). De registratie van de beeldgegevens is in het JPEG-formaat met vier verschillende resoluties mogelijk. Dit maakt een precieze afstemming op het voorgenomen gebruik, resp. de capaciteit van de aanwezige geheugenkaart mogelijk. Met de hoogste resolutie (overeenkomend met de grootste datahoeveelheid), die u bijv. voor de hoogste kwaliteit bij grotere afdrukken dient te kiezen, kunnen natuurlijk aanzienlijk minder opnames op een kaart worden opgeslagen dan met de laagste resolutie. Aanwijzingen: • Voor de ongecomprimeerde opslag van onbewerkte opnamegegevens wordt het gestandaardiseerde formaat DNG (Digital Negative) gebruikt. • De voor het DNG-formaat beschikbare compressie –– is lossless, wat betekent dat het niet leidt tot een verlies aan kwaliteit –– behoudt alle mogelijkheden van nabewerking van de beeldgegevens –– maakt snellere opslag mogelijk –– neemt minder ruimte in beslag. • Bij gelijktijdige opslag van de beeldgegevens als DNG en JPEG wordt voor het JPEG-formaat de bestaande instelling van de resolutie gebruikt, d.w.z. de beide bestanden kunnen vaak verschillende resoluties hebben. • Door een hoge compressiegraad, zoals bij JPEG standard kunnen fijne structuren in het motief verloren gaan, resp. onzuiver worden weergegeven (artefacten; bijv. „blokjesvorming“ op schuine randen). • Het op het LCD-scherm getoonde, resterende aantal opnamen verandert niet noodzakelijkerwijs na elke opname. Dit hangt van het motief af; zeer fijne structuren resulteren bij JPEG-bestanden in een grotere hoeveelheid gegevens, homogene vlakken in een kleinere hoeveelheid. Instellen van de optie 1. Kies in het Opnameparameter-menu (zie pag. 154/246) JPEG resolution en 2. in het bijbehorende submenu de gewenste resolutie. Opmerking: De resolutie is bij de DNG-indeling altijd 24MP, onafhankelijk van een mogelijk andere instelling voor het JPEG-formaat. 164 WITBALANS Opmerking: Bij het gebruik van elektronenflitsers die over de technische mogelijkheden van een System-Camera-Adaption (SCA) van het systeem 3000 en over de adapter SCA-3502-5 beschikken, of een overeenkomstig geïntegreerde voet, kan de witbalans voor een juiste kleurweergave op Automatisch worden gezet. Wanneer echter andere, niet specifiek op de Leica M afgestemde flitsapparaten worden gebruikt, die de witbalans van de camera niet automatisch omschakelen, moet de instelling Flits worden gebruikt. In de digitale fotografie zorgt de witbalans voor een neutrale kleurweergave bij elk licht. De kleur die als wit moet worden weergegeven, wordt vooraf in de camera ingesteld. Bij de Leica M kunt u hiervoor uit tien verschillende instellingen kiezen: –– Automatic – voor de automatische regeling, die in de meeste situaties neutrale resultaten oplevert. –– Zeven vaste voorinstellingen voor de meest voorkomende lichtbronnen, –– Daglicht, - bijv. voor buitenopnamen in de zon, –– Wolken, - bijv. voor buitenopnamen bij bewolkte hemel, –– Schaduw, - bijv. voor buitenopnamen met het hoofdmotief in de schaduw, –– Kunstlicht, - bijv. voor binnenopnamen met (voornamelijk) licht van gloeilampen –– TL-buis warm - bijv. voor binnenopnamen met (voornamelijk) licht van TL-buizen, bijv. voor woonruimten met warm licht van ca. 2700K dat het licht van gloeilampen nabootst –– TL-buis koel - bijv. voor binnenopnamen met (voornamelijk) licht van TL-buizen, bijv. voor werkruimten en buitenverlichting met koel licht van ca. 4000K –– Flits - bijvoorbeeld voor opnamen met elektronische flitsbelichting, –– Gray card – voor de handmatige instelling door meting en –– Color temperature 1 – voor een direct instelbare kleurtemperatuurwaarde. Instellen van de functie Voor de automatische of een van de vaste instellingen 1. Kies in het Opnameparameter-menu (zie pag. 154/246) White Balance en 2. in het bijbehorende submenu de gewenste functie. 1 165 Kleurtemperaturen worden in principe in Kelvin aangegeven. Voor directe instelling van de kleurtemperatuur 3. Maak nu een opname en let daarbij op dat er een wit of neutraal grijs (referentie-)vlak in beeld is. • Op het LCD-scherm verschijnt –– de afbeelding op basis van de automatische witbalansinstelling –– in het beeldmidden een dradenkruis 4. Door de kruisknop in de gewenste richting te drukken, kunt u het dradenkruis op het detail van het motief richten dat de basis voor de nieuwe witbalans-instelling moet vormen (bijv. op het genoemde referentievlak). 5. Druk op de INFO -knop. • De kleurweergave van het beeld wordt aangepast. 6. U kunt deze nieuwe instelling van de witbalans nu –– ofwel overnemen – door de SET-toets in te drukken, • Op het LCD-scherm verschijnt de melding White balance U kunt waarden tussen 2000 en 13100 (K1) direct instellen (van 2000 tot 5000K in stappen van 100, van 5000 tot 8000K in stappen van 200 en van 8000 tot 13.100K in stappen van 300). Daarmee is een zeer groot gebied beschikbaar dat bijna alle in de praktijk voorkomende kleurtemperaturen dekt en waarbinnen u de kleurweergave zeer nauwkeurig op de aanwezige lichtkleur en uw persoonlijke voorkeur kunt afstemmen. 1. Kies in het Opnameparameter-menu (zie pag. 154/246) White Balance en 2. in het bijbehorende submenu de variant Color temperature  . 3. Kies met de insteldraaiknop (29) of met de bovenste/onderste kruisknop (30) de gewenste waarde en 4. bevestig uw instelling met de INFO - (31) of de SET-knop (20). set –– ofwel verdere instellingen naar wens uitvoeren, zoals onder 4. - 5. beschreven staat. Voor de handmatige instelling door meting 1. Kies in het Opnameparameter-menu (zie pag. 154/246) White Balance en 2. in het bijbehorende submenu de variant Gray card . • Op het LCD-scherm verschijnt de melding Please take a picture for setting the white balance. . Een waarde die op deze wijze is bepaald, blijft zo lang opgeslagen, d.w.z. wordt voor alle volgende opnames gebruikt, tot er een nieuwe meting of een andere instelling van de witbalans wordt gebruikt. Opmerking: als gevolg van de witbalans-instelling wordt er, in plaats van de originele opname, de opname met de betreffende kleurweergave opgeslagen. 166 ISO-GEVOELIGHEID Instellen van de optie De ISO-instelling van de Leica M heeft een bereik van ISO 200 - 6400 n 1/3 ISO stappen, wat de handmatige instelling van de sluitertijd-/ diafragmawaarden aan de betreffende situaties mogelijk maakt. De instelling Pull 100 komt qua helderheid overeen met gevoeligheid ISO 100. Opnamen met deze instelling hebben echter een lagere contrastomvang. Bij toepassing van deze gevoeligheid moet er beslist op worden gelet dat belangrijke delen van het beeld niet worden overbelicht. Behalve de vaste instellingen biedt de Leica M ook de optie Auto 1 waardoor de camera de filmgevoeligheid automatisch aan het omgevingslicht aanpast. Hierdoor wordt, in combinatie met de tijdautomaat (zie pag. 182), het bereik van de automatische belichtingsregeling uitgebreid. Deze optie biedt echter ook de mogelijkheid prioriteiten vast te leggen, bijv. om creatieve redenen. Met de ISO -knop 1. Druk op de ISO -knop (22). • Op het LCD-scherm (1.36) verschijnt het betreffende submenu. 2. Selecteer, terwijl u de ISO -knop ingedrukt houdt, met de insteldraaiknop (29), of door boven of onder op de kruisknop (30) te drukken, de gevoeligheid, resp. de automatische instelling. Opmerking: Het submenu blijft na het loslaten van de ISO -knop nog ca. 2s zichtbaar. De ingestelde waarde wordt echter direct overgenomen. Met de menubediening 1. Kies in het Opnameparameter-menu (zie pag. 154/246) ISO en 2. met de insteldraaiknop (29), of door boven of onder op de kruisknop (30) te drukken, de gewenste gevoeligheid, resp. de automatische instelling. 3. Bevestig uw instelling door op de SET-, of de INFO -knop te drukken. Opmerking: In het bijzonder bij hoge ISO-waarden en latere beeldbewerking en vooral in grotere gebieden van uniforme helderheid van het onderwerp kan er ruis zichtbaar worden, alsmede verticale en horizontale strepen. Als de gevoeligheid automatisch moet worden ingesteld Kies in de 2e stap Auto , en 3. roep het betreffende submenu op. • Het bevat de drie items OK , set maximum ISO en Set maximum exposure time. Bij handmatige instelling van de belichting en bij gebruik van flitsapparaten (altijd met 1/180s) is de functie niet beschikbaar. 1 167 Als de automatische instelling onbegrensd dient te functioneren Bij 1/Focal length schakelt de camera pas over op een hogere filmgevoeligheid als wegens geringere helderheid de sluitertijd onder de 1/Focal length -drempel zou vallen, dus bijv. bij langere sluitertijden 1/60s met een 50mm-objectief. 5. Kies in het submenu Manual setting welke langste sluitertijd u wilt vastleggen (1/2s - 1/500s ; in hele stappen). 6. Bevestig uw instelling door op de knop SET of INFO te drukken. 4. Kies in dit submenu OK . De automatische instelling gebruikt (af fabriek) gevoeligheden t/m ISO 800 en sluitertijden t/m 1/Focal length . Opmerking: Af fabriek is de Maximum ISO -optie begrensd tot ISO 800. Opmerking: Bij gebruik van de automatische belichtings-bracketing (zie pag. 186) geldt de volgende regel: de gevoeligheid die door de camera automatisch voor de nietgecorrigeerde opname is bepaald, zal ook voor alle andere opnamen van een serie worden toegepast, d.w.z. dat deze ISO-waarde tijdens een serie niet wordt veranderd. Dit kan er mogelijk toe leiden dat de langste onder Set maximum exposure time ingestelde sluitertijd overschreden wordt. Als u het gebied van de automatische instelling wilt begrenzen 4. Selecteer in dit submenu Set maximum ISO en/of Set maximum exposure time. • Bij Set maximum ISO verschijnt een lijst met de beschikbare waarden; bij 'Maximale Belichtungszeit einstellen' nog een submenu met de keuzes 1/Focal length   en Manual setting . Kies in het submenu Set maximum ISO de hoogste gevoeligheid die u wilt gebruiken en leg zodoende vast in welk gebied de automatische instelling dient te werken, resp. in het submenu Set maximum exposure time ofwel 1/Focal length 2, als u het aan de camera wilt overlaten de sluitertijden te regelen, ofwel handmatig met Manual setting . 2 Deze functie vereist het gebruik van gecodeerde objectieven, resp. de instelling van het gebruikte objectieftype in het menu (zie pagina 162 ). 168 Opmerking: De in de volgende twee alinea's beschreven opties en instellingen hebben alleen betrekking op opnamen in een van de JPEG-formaten. Als u een van de twee DNG-bestandsformaten hebt gekozen, hebben deze instellingen geen effect, omdat de beeldgegevens in dit geval altijd in de oorspronkelijke vorm worden opgeslagen. • Een scherpe afbeelding door de juiste afstandsinstelling – tenminste van het hoofdmotief - is een voorwaarde voor een gelukte opname. De scherpe indruk van een beeld wordt weer sterk bepaald door de scherpte aan de randen, d.w.z. hoe klein het overgangsgebied van licht naar donker aan de zijkanten van het beeld is. Door het vergroten of verkleinen van dit gebied kan dus ook de indruk van scherpte worden gewijzigd. • De kleurverzadiging bepaalt of de kleuren op het beeld meer „flets“ en pastelkleurig of „knallend“ en bont overkomen. Terwijl lichtomstandigheden en weersgesteldheid (nevelig / helder) voor de opname een gegeven zijn, kan hierdoor de weergave worden beïnvloed. • Alle drie beeldeigenschappen kunnen – onafhankelijk van elkaar - via het menu op vijf niveaus worden ingesteld, zodat optimaal aan de betreffende situatie, d.w.z. aan de aanwezige lichtomstandigheden kan worden aangepast. BEELDEIGENSCHAPPEN / CONTRAST, SCHERPTE, KLEURVERZADIGING In de elektronische fotografie kunnen wezenlijke beeldeigenschappen eenvoudig worden aagepast. Terwijl beeldbewerkingsprogramma’s dit – na de opname en op de computer – in grote mate mogelijk maken, kunt u bij de Leica M drie van de belangrijkste beeldeigenschappen al voor de opnamen beïnvloeden: • Het contrast, d.w.z. het verschil tussen lichte en donkere partijen, bepaalt of een beeld eerder „mat“ of „briljant“ overkomt. Daarom kan het contrast door vergroten of verkleinen van dit verschil, d.w.z. door de heldere weergave van lichte en donkere partijen worden beïnvloed. Instellen van de functies 1. Kies in het hoofdmenu (zie pag. 154/246) Sharpness , ofwel Saturation , resp. Contrast (alles op pag. 2, sectie IMAGE ), en 2. in het betreffende submenu het gewenste niveau. 169 Filmstijlen ACTIEVE KLEURRUIMTE Met twee van de drie filmstijl-instellingen van de Leica M kunt u aan uw opnamen het karakter van sommige vroegere filmmaterialen geven, bijvoorbeeld wat de kleurweergave betreft. Met de derde stijl krijgt u zwart-witfoto‘s. Voor de verschillende doeleinden van digitale beeldbestanden zijn de eisen die aan de kleurweergave worden gesteld zeer uiteenlopend. Daarom zijn verschillende kleurruimten ontwikkeld, zoals bijv. Standard-RGB (Rood/Groen/Blauw) dat voor eenvoudige afdrukken volstaat. Voor veeleisende beeldbewerking met de betreffende programma's, bijv. voor kleurcorrecties, is in de branche Adobe© RGB de standaard geworden. Instellen van de functies 1. Selecteer in het hoofdmenu (zie pag. 154/246) Film mode   (pagina 2, sectie IMAGE ) en 2. in het bijbehorende submenu de gewenste variant, resp. Off. Instellen van de optie 1. Selecteer in het hoofdmenu (zie pag. 154/246) Color Space (pagina 2, sectie AUFNAHME ) en 2. in het bijbehorende submenu de gewenste functie. Aanwijzingen: • Wanneer u uw afdrukken door een groot fotolaboratorium, een minilab of via internet fotoservice laat maken, dient u de instelling sRGB te kiezen. • De instelling op Adobe RGB is alleen raadzaam voor professionele beeldbewerking in een werkomgeving met volledig geijkte kleuren. 170 DE LICHTKADER-MEETZOEKER Als u objectieven met brandpuntafstanden 28 (Elmarit vanaf fabricagenummer 2 411 001), 35, 50, 75, 90 en 135mm gebruikt, lichten automatisch de bijbehorende lichtkaders in de combinaties 28+90mm, 35+135mm, 50+75mm op. Alle objectieven met een brandpuntsafstand van 16 tot 135 mm worden bij plaatsing op de camera aan de afstandsmeter gekoppeld. De grootte van de lichtkaders is op het uitgangsformaat van de Leica M afgestemd en komt daarmee ongeveer overeen met de sensorgrootte van 23,9 x 35,8mm bij een afstandsinstelling van 2m. Deze zijn zodanig met de afstandsinstelling gekoppeld dat de parallax – de offset tussen de objectief- en zoekeras – automatisch wordt gecompenseerd. Lichtkaderbeeld en opnamebeeld dekken elkaar over het totale afstand-instelgebied van 0,7m tot ∞ verregaand. Verregaand wil zeggen dat de sensor bij afstanden van minder dan 2m iets minder registreert dan de binnenkanten van de lichtkaders, bij grotere afstanden iets meer (zie grafiek). Deze geringe afwijkingen zijn in de praktijk zelden van doorslaggevende betekenis en worden door het principe bepaald: De lichtkader-meetzoeker van de Leica M is niet alleen een bijzonder hoogwaardige, grote, briljante en heldere zoeker, maar ook een aan het objectief gekoppelde, zeer precieze afstandsmeter. Deze heeft een vergrotingsfactor van 0,68x. De lichtkaders worden verlicht door LED's - rood of wit, naar keuze. Ze zijn daardoor perfect te zien in alle lichtomstandigheden en bij alle onderwerpen. Kiezen van de lichtkaderkleur 1. Selecteer in het hoofdmenu (zie p. 154/246) Frameline Color (pagina 3/sectie SETUP ) en 2. in het bijbehorende submenu de gewenste kleur. 171 lichtkaders van een zoekercamera moeten op de beeldhoek van de betreffende objectief-brandpuntsafstanden worden afgestemd. De nominale beeldhoek verandert echter iets bij het focusseren – bepaald door de daarbij veranderende uittrekking, d.w.z. door de afstand van het optische systeem van het sensorvlak. Als de ingestelde afstand kleiner is dan oneindig (en overeenkomstig de uittrekking groter), wordt ook de werkelijke beeldhoek kleiner – het objectief registreert minder van het motief. Bovendien zijn de verschillen van de beeldhoek bij langere brandpuntsafstanden ten gevolge van de grotere uittrekking ook groter. In het midden van het zoekerveld ligt het rechthoekige afstand-meetbeeld, dat helderder is dan het omliggende beeldveld. Wanneer de belichtingsmeter is ingeschakeld, verschijnen onder in het zoekerbeeld de LED’s van de belichtingsmeter, resp. het LED-flitssymbool. Meer over de afstands- en belichtingsmeting evenals de flitsmodus staat in de betreffende gedeelten op pagina's 174/ 179. B A Alle opnames en lichtkader-posities gelden voor een brandpuntsafstand van 50mm A Lichtkader B Werkelijke beeldveld Instelling op 0,7m: De sensor registreert ca. één kaderbreedte minder. Instelling op 2m: De sensor registreert precies het beeldveld dat door de binnenkanten van het lichtkader wordt getoond. Instelling op oneindig: De sensor detecteert ongeveer 1, ofwel 4 (verticaal of horizontaal) kaderbreedte(n) meer. 172 DE MONITOR Aanwijzingen: • met uitzondering van de menubediening (zie pag. 154) kunt alle in deze handleiding beschreven indicaties (naar wens) ook in een geplaatste elektronische zoeker bekijken (zoals de optioneel verkrijgbare Leica EVF2, zie pag. 224) • Met de menu-optie EVF Brightness (Main Menu , pagina 3, sectie SETUP , zie pag. 154/246) kunt u op dezelfde wijze als hierboven beschreven de helderheid van een dergelijke zoeker instellen. De Leica M heeft een groot 3" kleuren-LCD-scherm (34), dat door een afdekglas van extreem hard en bijzonder krasbestendig Gorilla® Glass1 beschermd is. In de opnamemodus bij ingeschakelde Live View (zie pag. 173 ) geeft deze het beeld weer dat de sensor via het objectief heeft geregistreerd. In de weergavemodus dient deze het bekijken van de opnamen op de geheugenkaart. In beide gevallen wordt het volledige frame en de betreffende geselecteerde gegevens en informatie weergegevens (zie pag. 204 ). Instellen van de helderheid De helderheid van het LCD-scherm kan worden aangepast in de menubediening. U kunt naar keuze de automatische regeling selecteren, d.w.z. afhankelijk van de externe helderheid, of een van vijf handmatig in te stellen niveaus, zodat u het scherm optimaal aan de momentele situatie kunt aanpassen: 1. Selecteer in het hoofdmenu (zie p. 154/246) Monitor Brightness (pagina 3, sectie SETUP ) en 2. in het submenu de automatische instelling of de gewenste van de vijf trappen. 1 Gorilla® Glass is een geregistreerd handelsmerk van Corning Incorporated. 173 Opmerking: • De Live View mode is gebaseerd op het beeld dat door de sensor wordt geregistreerd. Dit vereist dat de sluiter wordt geopend. Als de functie wordt gestopt, zal hij weer sluiten en naspannen. Dit is natuurlijk hoorbar en kan eventueel ook een korte ontspannervertraging met zich meebrengen. • Veelvuldig gebruik van de Live View-modus leidt tot verhoogd stroomverbruik. Live View-modus Met de Live View-modus van de Leica M kunt u tijdens de opname het onderwerp op het LCD-scherm bekijken, wat precies zo wordt weergegeven als het geplaatste objectief het weergeeft. Deze modus is ook vereist voor het gebruik van bepaalde focusseer- (zie pag. 177) en belichtingsmethoden (zie pag. 180). Met de knop LV (25) schakelt u de Live View-modus aan of uit. Weergavehelderheid De monitor zal meestal gelijkblijvend helder zijn, d.w.z. –– zolang de helderheid van het onderwerp –– en de ingestelde belichting geen te lage of hoge helderheidswaarden opleveren –– en de interne belichtingstijd met Live View niet langer is dan 1/30s. Zodra u de ontspanner tot de eerste weerstand indrukt, zal het LCD-scherm het onderwerp echter met de helderheid vertonen, die overeenkomt met de betreffende belichtingsinstelling. Het Live View-beeld op het LCD-scherm bevat in de standaardinstelling in de kopregel wat basisinformatie. Met behulp van de toets INFO (31) kunt u meer informatie oproepen (zie pag. 240). 174 AFSTANDSMETING Met de optische afstandsmeter De Leica M biedt voor de afstandsinstelling verscheidene hulpmiddelen, afhankelijk van of u de camera-interne, optische zoeker (26) en/of de Live View-modus (zie pag. 174) gebruikt. Met de afstandsmeter van de Leica M kan vanwege zijn grote effectieve meetbasis zeer precies worden gewerkt. Dit blijkt vooral bij het gebruik van groothoekobjectieven met hun relatief grote scherptediepte gunstig te zijn. Aanwijzingen: • De elektronische indicaties zijn gebaseerd op het beeld dat door de sensor wordt geregistreerd. Dit vereist dat de sluiter wordt geopend. Als de functie wordt gestopt, zal hij weer sluiten en naspannen. Dit is natuurlijk hoorbar en kan eventueel ook een korte ontspannervertraging met zich meebrengen en bij frequent gebruik tot verhoogd stroomverbruik leiden. • Vanwege de verschillende gevoeligheden en gebruiksomstandigheden kunnen er verschillen optreden tussen de als optimaal ervaren, ofwel de weergegeven instellingen. Mechanische meetbasis (afstand van de optische assen van het zoekervenster en het kijkvenster van de afstandsmeter) 69,25mm x Zoekervergroting = Effectieve meetbasis x 0,68 = ca. 47,1mm Het meetveld van de afstandsmeter is in het midden van de zoeker als lichte, scherp afgebakende rechthoek te zien. De scherpte kan volgens de mengbeeld- of deelbeeldmethode worden ingesteld. 175 Mengbeeldmethode (dubbelbeeld) Deelbeeldmethode Richt bijv. bij een portret het meetveld van de afstandsmeter op het oog, en draai net zo lang aan de afstandsinstelring van het objectief, totdat de contouren in het meetveld samenvallen. Daarna het motief vastleggen. Richt bijv. voor een architectuur-opname het meetveld van de afstandsmeter op de verticale of een andere duidelijk afgebakende verticale lijn, en draai met de afstandsinstelring van het objectief net zo lang, totdat de contouren van de kant of lijn op de begrenzingen van het meetveld zonder offset te zien zijn. Daarna het motief vastleggen. onscherp scherp onscherp 176 scherp Opmerking: De volgende twee functies zijn ook beschikbaar met Leica R lenzen, d.w.z. niet alleen met Leica M-objectieven met 6-bit codering en Leica M-objectieven die via het menu kunnen worden geselecteerd. Voor incidenteel gebruik: 1. Op de focusknop drukken (3). • Het LCD-scherm toont –– het vergrote gebied –– het insteldraaiknop-pictogram met de mogelijke vergrotings-/verkleiningsrichtingen –– de huidige vergrotingsfactor. De vergrotingsfactor kan worden aangepast met de insteldraaiknop - 5x of 10x. 2. Stel met de afstandsinstelring van het objectief (14) de gewenste delen van het onderwerp scherp. Met het LCD-schermbeeld in de Live View-modus In de Live View-modus (zie p 174) kunt u m.b.v. het LCD-scherm focusseren - het scherm geeft het onderwerp net zo scherp weer als het door het objectief wordt afgebeeld, afhankelijk van de afstandsen diafragma-instelling. Procedure Voor continu gebruik: 1. Schakel met de LV -knop (25) in de Live View-modus. 2. Stel met de afstandsinstelring van het objectief (14) de gewenste delen van het onderwerp scherp. 1. Selecteer in het hoofdmenu (zie p. 154/246) Focus Aid (pagina 3, sectie SETUP ) en 2. in het bijbehorende submenu On . • Zodra u aan de afstands-instelring van het objectief (14) draait, zal het hierboven beschreven vergrote gebied verschijnen. Met behulp van de insteldraaiknop (29) kunt u de vergroting aanpassen aan uw wensen, of u kunt het onvergrote 1x beeld op het volledige scherm laten weergeven. Om het instellen te vergemakkelijken, ofwel om de instelnauwkeurigheid te verhogen, kunt u inzoomen op het middelste gedeelte van het LCD-scherm. Deze optie kan op twee manieren worden opgeroepen. 177 Met aanduiding van scherp afgebeelde gebieden op het LCD-scherm Procedure 1. Selecteer in het hoofdmenu (zie p. 154/246) Focus Peaking (pagina 4, sectie SETUP ) en 2. in het bijbehorende submenu On . 3. Schakel met de knop LV (25) Live View aan. 4. Bepaal uw beelduitsnede. 5. Druk op de Focus-knop (3), ofwel draai zolang aan de afstandinstelring van het objectief (14) dat de gewenste delen van het onderwerp gemarkeerd zijn. • Alle delen van het onderwerp die bij de betreffend ingestelde afstand scherp worden afgebeeld, zijn door rode omrandingen gemarkeerd. Belangrijk: Deze functie baseert op onderwerpcontrast, dat wil zeggen op licht/ donker-verschil. Er kunnen daarom soms delen van het onderwerp worden gemarkeerd die niet scherp zijn afgebeeld, maar die een hoog contrast vertonen. Met de Leica M kunt u in de Live View-modus de delen van het onderwerp die optimaal scherp zijn op het LCD-scherm zichtbaar maken, zodat ze gemakkelijk te herkennen zijn. 178 Aanwijzingen: • Als een juiste belichting met de beschikbare sluitertijden bij tijdautomaat niet mogelijk is, knippert als waarschuwing de sluitertijd-indicatie (alleen in de zoeker; meer hierover vindt u in het hoofdstuk “De tijdautomaat“ op pag. 182). • Als bij handmatige instelling en zeer weinig licht het meetbereik van de belichtingsmeter niet wordt bereikt, zal als waarschuwing de linker driehoekige LED gaan knipperen, resp. op het LCDscherm de linker streep van de lichtschaal. Bij tijdautomaat wordt de sluitertijd aangegeven. Wanneer de benodigde sluitertijd de langst mogelijke tijd van 32 s overschrijdt, knippert ook deze indicatie in de zoeker. • Wanneer de camera langere tijd niet wordt gebruikt of in een tas wordt opgeborgen, moet deze altijd met de hoofdschakelaar worden uitgeschakeld. Onbedoelde opnamen worden hiermee ook verhinderd. AAN-/UITSCHAKELEN VAN DE BELICHTINGSMETER De belichtingsmeter wordt door licht aantippen van de ontspanner (16) ingeschakeld, mits de camera met de hoofdschakelaar (15) is ingeschakeld en de tijd-instelkop (18) niet op B staat. Als aanduiding dat de belichtingsmeter gereed is om te meten, brandt een van de indicaties in de zoeker, resp. op het LCD-scherm continu: –– bij tijdautomaat door de LED-indicatie van de sluitertijd, –– bij handmatige instelling door een van de beide driehoekige LED’s, evt. samen met de middelste, ronde LED, en op het LCD-scherm met de lichtschaal. Als de ontspanknop weer wordt losgelaten zonder de sluiter te activeren, blijft de belichtingsmeter nog ca. 30s lang ingeschakeld en blijft (blijven) de betreffende LED(’s) zolang nog branden. Wanneer het tijd-draaiwiel op B staat, is de belichtingsmeter uitgeschakeld. Opmerking: Wisselstroom veroorzaakt bij vele lichtbronnen (vooral LED en natriumdamplampen) helderheidsvariaties, die onzichtbaar zijn voor het oog. Vanwege de gevoeligheid en de uitleesfrequentie van beeldsensoren kan dit leiden tot een flikkerend beeld op het LCD-scherm of in de video-opnamen (niet op de foto‘s). Door een lange sluitertijd te kiezen, kunt u dit effect bij de opname vermijden. 179 Belichtingsmeetmethoden Opmerking: in de Live View-modus zijn altijd de drie meetmethoden beschikbaar, ook al is Klassisch ingesteld. De Leica M biedt u drie meetmethoden: –– in de modus Classic een sterk centrum-georiënteerde meting. Deze methode houdt rekening met het gehele beeldveld, maar de in het midden geregistreerde onderwerpen bepalen veel sterker dan de randgebieden de berekening van de belichtingswaarde. –– Hiervoor wordt het door de lichte sluiterlamel van het eerste sluitergordijn gereflecteerde licht door een fotodiode geregistreerd en gemeten. –– Met de modus Advanced , ofwel met de Live View-modus (zie p 174) naar keuze spot-, centrum-georiënteerde of multi-segmentmeting. Een voorwaarde hiervoor is de meting met de opnamesensor. Keuze van de meetmethode 1. Kies in het Opnameparameter-menu (zie pag. 154/246) Exposure metering en 2. in het bijbehorende submenu de gewenste meetmethode: –– Spot Slechts een klein gedeelte in het centrum wordt geregistreerd en geëvalueerd. Het gebied wordt aangeduid met een rechthoek in het midden van het LCD-scherm. –– Center-weighted Vergelijkbaar met de hierboven beschreven Classic -centrum-georiënteerd. –– Multi-field Deze meetmethode baseert op de registratie van meerdere meetwaarden. Ze worden in een algoritme berekend die aan de situatie is aangepast, wat resulteert in een belichtingswaarde die is afgestemd op de passende weergave van het veronderstelde hoofdmotief. • De ingestelde meetmethode wordt op het LCD-scherm ingesteld in de Live View- en videomodus en wordt eveneens in de uitgebreide (INFO -) weergave getoond (zie pag. 246) Vereiste voorinstellingen, als u niet met de Live View-modus werkt 1. Selecteer in het hoofdmenu (zie pag. 154/246) Light Metering Mode (pagina 1, sectie CAMERA ) en 2. in het bijbehorende submenu –– Classic Sluitermeetmethode voor de hierboven beschreven conventionele meetmethode, of –– Advanced Sensormeting, als u zonodig wilt kunnen kiezen tussen de drie meetmethoden die hieronder beschreven staan. 180 Aanwijzingen: • Voor de op de beeldsensor gebaseerde meetmethoden moet de sluiter worden geopend en bij het beëindigen ervan eventueel weer worden gesloten en nagespannen - dit is natuurlijk hoorbar en kan eventueel leiden tot een korte vertraging bij het ontspannen. • Veelvuldig gebruik van de Live View-modus leidt tot verhoogd stroomverbruik. De sluitertijd die nodig is voor een correcte belichting, resp. de afwijking van de juiste belichting, wordt aangegeven door de zoeker of het LCD-scherm, ofwel wordt met hun behulp bepaald (zie de volgende secties). 181 DE BELICHTINGSPROGRAMMA'S Aanwijzingen: • Zoals in combinatie met de ISO-instelling op pag. 167 beschreven staat, is bij de toepassing van hoge gevoeligheden, en vooral bij gelijkmatig donkere vlakken, in meer of mindere mate beeldruis merkbaar. Ter reductie van dit storende verschijnsel maakt de Leica M automatisch na opnamen met langere sluitertijden en hoge ISO-waarden een tweede „zwartopname“ (met gesloten sluiter). De bij deze parallel-opname gemeten ruis wordt dan door de computer van de eigenlijke datarecord van de opname „afgetrokken“. Dienovereenkomstig zal in zulke gevallen als aanwijzing de melding Noise reduction 12s 1 op het LCD-scherm verschijnen. Deze verdubbeling van de „belichtings“-tijd moet bij langdurige belichtingen worden gerespecteerd. De camera mag ondertussen niet worden uitgeschakeld. • Als de B -functie in combinatie met de zelfontspanner (zie pag. 188) wordt gebruikt, moet de ontspanner niet ingedrukt worden gehouden; de sluiter blijft zolang open tot de ontspanner een tweede keer wordt ingedrukt (komt in dit geval overeen met de T-functie). De Leica M heeft twee belichtingsprogramma's: tijdautomaat of handmatige instelling. Afhankelijk van motief, situatie en individuele voorkeur kan op deze wijze gekozen worden uit –– de gebruikelijke „half-automaat“ of –– de vaste instelling van sluitertijd en diafragma. TIJDAUTOMAAT Als het tijd-draaiwiel (18) in de A -stand staat, dan zal de elektronica van de camera de geschikte sluitertijd automatisch en traploos binnen een bereik van 1/4000s t/m 60s bepalen, en wel volgens de ingestelde filmgevoeligheid, de gemeten helderheid en het handmatig gekozen diafragma. De bepaalde sluitertijd wordt voor een beter overzicht in halve stops weergegeven. Bij langere sluitertijden dan 2s wordt na het ontspannen in de weergave de resterende belichtingstijd in seconden teruggeteld. De werkelijk bepaalde, en traploos gestuurde belichtingstijd kan echter van de indicatie in halve trappen afwijken: Als bijv. vóór het ontspannen 16 (als dichtstbijgelegen waarde) in de indicatie te zien is, en de bepaalde belichtingstijd toch langer blijkt, kan het terugtellen na het ontspannen ook met 19 beginnen. Bij extreme lichtomstandigheden kan de belichtingsmeting bij de verwerking van alle parameters sluitertijden opleveren, die buiten het werkgebied liggen, d.w.z. dat er belichtingstijden korter dan 1/4000s of langer dan 60s vereist zouden zijn. In zulke gevallen worden toch de genoemde minimale en maximale sluitertijden gebruikt, maar als waarschuwing zullen deze waarden in de zoeker knipperen. 1 182 De tijdindicatie is maar een voorbeeld MEETWAARDEGEHEUGEN Toepassen van de functie Vaak worden belangrijke motieven om vormgevende redenen uit het midden geplaatst en soms zijn deze motieven lichter of donkerder dan normaal. De centrum-georiënteerde meting en de spotmeting van de Leica M registreren in principe maar een gedeelte in het centrum van het beeld en zijn op een gemiddelde grijswaarde geijkt. Motieven en situaties van deze soort kunnen ook met de tijdautomaat zeer eenvoudig met het meetwaardegeheugen worden verwerkt. 1. Richt uw camera op het belangrijke deel van het onderwerp (bij spotmeting met meetveld), ofwel alternatief een ander, gemiddeld helder detail. 2. Na het indrukken van de ontspanner (1.19) tot het 1e drukpunt zal er worden gemeten en de meting opgeslagen. Zolang het drukpunt wordt vastgehouden, verschijnt als bevestiging in de zoeker een kleine rode punt op de regel met cijfers en de tijdindicatie verandert ook bij gewijzigde lichtomstandigheden niet meer. Op het LCD-scherm verschijnt een punt tussen de ISO- en belichtingscorrectiewaarden. 3. Met nog steeds ingedrukt gehouden ontspanknop wordt de camera daarna op de uiteindelijke beelduitsnede gezwenkt, 4. en kan dan met de aanvankelijk bepaalde belichting volledig worden ingedrukt. Opmerking: Een meetwaardegeheugen is in combinatie met meerveldmeting niet zinvol, omdat in dat geval de specifieke registratie van een enkel deel van het onderwerp niet mogelijk is. Een wijziging van de diafragma-instelling nadat de meetwaarde is opgeslagen, heeft geen aanpassing van de sluitertijd tot gevolg en zou tot een foutieve belichting leiden. Het opslaan wordt geannuleerd als u uw vinger van het drukpunt van de ontspanner neemt. 183 BELICHTINGSCORRECTIES Instellen en verwijderen van een belichtingscorrectie Belichtingsmeters zijn afgestemd op een gemiddelde grijswaarde (18% reflectie), die overeenkomt met de helderheid van een normaal, d.w.z. gemiddeld fotografisch motief. Wanneer het gemeten detail van het motief niet aan deze voorwaarden voldoet, kan een belichtingscorrectie worden uitgevoerd. Vooral bij meerdere opnamen achter elkaar, bijv. als om bepaalde redenen voor een serie opnamen bewust een iets krappere of ruimere belichting gewenst is, kan de belichtingscorrectie een zeer handige functie zijn: eenmaal ingesteld blijft deze, anders dan de meetwaardeopslag, zolang werkzaam totdat ze weer wordt gereset. Op de Leica M kunt u belichtingscorrecties in een bereik van ±3EV in stappen van 1/3EV instellen (EV: Exposure Value = belichtingswaarde). Bij de Leica M beschikt u over drie varianten voor de instelling van een belichtingscorrectie. U kunt dit met de menubediening of met de insteldraaiknop instellen. De instelling via het menu wordt aangeraden als u bijv. al weet dat u altijd een krappere / ruimere belichting van uw onderwerpen wilt hebben. De bijzonder snelle variant met de instelknop is geschikt voor onverwacht optredende situaties, zodat u uw onderwerp ononderbroken in de zoeker kunt blijven volgen. 184 Belangrijk: Een op de camera ingestelde belichtingscorrectie beïnvloedt uitsluitend de meting van het voorhanden licht, d.w.z. niet die van de flitser (Meer informatie over flitsfotografie vindt u in het gedeelte vanaf p. 191). A. Via de menubediening 1. Kies in het Opnameparameter-menu (zie pag. 154/246) Exposure compensation . • Op het LCD-scherm verschijnt een schaal met een rood gekenmerkte EV-waarde in de vorm van een submenu en daarboven een witte driehoek om de betreffende instelling aan te duiden. Als deze op de waarde O staat, wil dit zeggen dat de functie uitgeschakeld is. 2. Stel de gewenste waarde in. • In de oorspronkelijke menulijst wordt een ingestelde correctie met EV+_X1. aangeduid. Voor de ingestelde correcties geldt - onafhankelijk van de wijze waarop ze oorspronkelijk zijn ingevoerd: –– deze blijven zo lang geldig tot ze handmatig weer op 0 worden teruggezet. Daarbij doet het er niet toe of die camera tussendoor uit- en weer ingeschakeld is geweest; –– ze kunnen zowel via het menu alsook met de insteldraaiknop worden gereset; –– ze worden in het opnameparameters-menu en op het LCD-scherm in de Live-View-modus in de vorm van EV-waarden weergegeven en in de zoeker in de vorm van gewijzigde sluitertijden en de knipperende onderste punt. B. Met de insteldraaiknop 1. Houd de focusknop (3) ingedrukt. • In de zoeker wordt de momentele instelling digitaal weergegeven. Als er geen correctiewaarde is ingesteld, verschijnt er 0.0. 2. Stel met de insteldraaiknop (29) de gewenste correctiewaarde in. • In de zoeker zal de correctiewaarde nu veranderen, bijvoorbeeld 1.0- / 0.5. Op het LCD-scherm (in de Live View-modus) worden zowel de correctiewaarde alsook de resulterende sluitertijd weergegeven. 1 185 Voorbeeld; ofwel plus of minus, „±X“ staat voor de betreffende waarde AUTOMATISCHE BELICHTINGSREEKSEN Instellen van de optie Veel aantrekkelijke motieven zijn erg contrastrijk en hebben zowel zeer lichte alsook zeer donkere gebieden. Afhankelijk van het deel waarop u uw belichting afstemt, kan het beeldeffect verschillend zijn. In zulke gevallen kunnen met de Leica M – bij tijdautomaat - met de automatische belichtingsreeks (bracketing) meerdere alternatieven met gestaffelde belichting, d.w.z. met verschillende sluitertijden worden gemaakt. Daarna kunt u de geschiktste opname voor gebruik selecteren of met beeldbewerkingssoftware een opname met een bijzonder hoog contrastbereik maken (denk aan HDR). Beschikbaar zijn: –– 4 trappen: 0.5EV, 1EV, 1.5EV en 2EV –– 2 aantallen opnamen: 3 of 5. 1. Selecteer in het hoofdmenu (zie pag. 154/246) Bracketing (pagina 1, sectie CAMERA ). • Op het LCD-scherm verschijnt het submenu met de drie punten Frames , Aperture stops   en Automatic , met daaronder een schaal. Als er gelijktijdig een belichtingscorrectie is ingesteld, zal dit met de betreffende waarde onder de schaal worden weergegeven. 2. Selecteer onder Frames of u een belichtingsreeks wilt maken, resp. hoeveel opnamen. • Boven de gekozen, rood gekenmerkte intervallen op de schaal verschijnen nu witte driehoeken. Deze duiden de betreffende belichtingswaarden aan. 3. Bevestig de instelling. • De instelling bij Aperture stops (diafragmastops) is als gereed voor verwerking gemarkeerd. 4. Kies de gewenste trap. • De gemarkeerde intervallen en de driehoeken zullen van locatie wisselen, afhankelijk van de gekozen trap. 186 Aanwijzingen: • Als de belichtingsreeks het bereik van ±3EV overschrijdt – door de combinatie van opname-aantal en gekozen trap – zal de schaalindeling van ±3EV naar ±6EV wisselen. De gemarkeerde intervallen en driehoeken zullen zich daaraan aanpassen. • Houd er rekening mee dat de beide instellingen moeten worden ingesteld en bevestigd, omdat de optie anders niet actief is. Aanwijzingen: • Bij gebruik van de automatische belichtingsreeks geldt de volgende regel: de gevoeligheid die door de camera automatisch voor de nietgecorrigeerde opname is bepaald, zal ook voor alle andere opnamen van een reeks worden toegepast, d.w.z. dat deze ISO-waarde tijdens een reeks niet wordt veranderd. Dit kan er mogelijk toe leiden dat de langste onder Set maximum exposure time ingestelde sluitertijd overschreden wordt.. • Afhankelijk van de beschikbare combinatie sluitertijd/diafragma kan het werkgebied van de automatische belichtingsserie beperkt zijn. • Onafhankelijk daarvan wordt altijd het ingestelde aantal opnamen gemaakt en kunnen er daarom meerdere opnamen van een reeks op dezelfde wijze belicht zijn. • Er wordt geen rekening gehouden met de laadtoestand van het flitsapparaat, d.w.z. dat er opnamen met en zonder flits in de reeks zullen zitten. • De functie blijft actief tot deze in het menu weer wordt uitgeschakeld. Als hij niet wordt uitgeschakeld, zal er telkens een belichtingsreeks worden gemaakt als de ontspanner wordt ingedrukt. 5. Bevestig de instelling. • De instelling bij Automatic is als gereed voor verwerking gemarkeerd. 6. Selecteer de gewenste instelling, On voor het automatisch maken van een opnamereeks na 1x ontspannen, Off voor het maken van enkele opnamen, telkens als u de ontspanner indrukt. 7. Bevestig de instelling. • In de oorspronkelijke menulijst wordt een ingestelde belichtingsreeks met XEV/X1 aangeduid. 8. Door een keer, ofwel meerdere keren, te ontspannen (zie pag. 150) worden alle opnamen gemaakt. 1 voorbeeld; de eerste „X “ staat voor de trap, de tweede voor het aantal opnamen 187 HANDMATIG INSTELLEN VAN DE BELICHTING DE B-INSTELLING / DE T-FUNCTIE Wanneer u de belichting volledig handmatig wilt instellen, moet het tijd-draaiwiel (18) op een van de ingegraveerde sluitertijden of tussenwaarden zijn ingeklikt. Vervolgens 1. de belichtingsmeter inschakelen en 2. door aan het tijd-draaiwiel en /of de diafragma-instelring (11) van het objectief te draaien – telkens in de richting van de brandende driehoekige LED – enkel de ronde LED laten branden. Behalve de voor een goede belichting benodigde draairichting van tijd-draaiwiel en diafragma-instelring geven de drie LED’s van de lichtschaal op de volgende wijze onder- en overbelichting evenals de juiste belichting aan: Onderbelicht met minstens één diafragmastop; naar rechts draaien Onderbelicht met een 1/2 diafragmastop; naar rechts draaien Juiste belichting Overbelicht met een 1/2 diafragmastop; naar links draaien Overbelicht met minstens één diafragmastop; naar links draaien Met de B -instelling, waarbij de sluiter zo lang geopend blijft, als de ontspanner ingedrukt wordt gehouden (tot maximaal 60s, afhankelijk van de ISO-instelling). In combinatie met de zelfontspanner is er tevens een T-functie beschikbaar: als zowel B , alsook de zelfontspanner door het aantippen van de ontspanner zijn geactiveerd (zie ook pag. 150), zal de sluiter na de gekozen voorlooptijd automatisch openen. Deze blijft dan – zonder dat de ontspanner hoeft te worden vastgehouden – zolang geopend, tot de ontspanner een tweede keer wordt aangetipt. Zo kan de bewegingsonscherpte, die door bediening van de ontspanner evt. ontstaat, ook bij langdurige opnamen verregaand worden vermeden. De belichtingsmeter blijft in beide gevallen uitgeschakeld, echter telt, na het ontspannen, de digitale cijferindicatie in de zoeker ter oriëntatie de verlopen belichtingstijd in seconden af. Vast instelling van lange sluitertijden 1. Houd de focusknop (3) ingedrukt. • Op het LCD-scherm verschijnt het submenu met de sluitertijden. Beschikbare sluitertijden zijn – afhankelijk van de ISO-gevoeligheid – wit gemarkeerd; niet-beschikbare zijn grijs. 2. Selecteer met het instelwiel of de kruisknop (links/rechts) de gewenste sluitertijd. • Het submenu blijft na het loslaten van de ISO-knop nog ca. 2s zichtbaar. 3. Camera ontspannen. Opmerking: Bij langere sluitertijden dan 2s wordt na het ontspannen in de weergave de resterende belichtingstijd in seconden teruggeteld. 188 Aanwijzingen: • Bij lange belichtingstijden kan er zeer sterke beeldruis ontstaan. • Ter vermindering van dit storende verschijnsel maakt de Leica M zelfstandig, na opnamen met langere sluitertijden (vanaf ca. 1/30s, afhankelijk van andere menu-instellingen), een tweede „zwartopname“ (met gesloten sluiter). De bij deze parallel-opname gemeten ruis wordt dan door de computer van de eigenlijke datarecord van de opname „afgetrokken“. • Deze verdubbeling van de „belichtings“-tijd moet bij langdurige belichtingen worden gerespecteerd. De camera mag intussen niet worden uitgeschakeld. • Bij sluitertijden vanaf 2s verschijnt de melding Noise reduction 12s1 op het LCD-scherm. 1 OVER- EN ONDERSCHREIDEN VAN HET MEETBEREIK Als bij handmatige instelling en zeer weinig licht het meetbereik van de belichtingsmeter niet wordt gehaald, knippert als waarschuwing in de zoeker de linker driehoekige LED ( ) en bij te veel licht de rechter ( ). Bij tijdautomaat wordt de sluitertijd aangegeven. Wanneer de benodigde sluitertijd langer blijkt dan de langste mogelijke tijd van 60s, resp. korter wordt dan de kortste mogelijke tijd van 1/4000s, zullen ook deze indicaties gaan knipperen. Omdat de belichtingsmeting met het ingestelde diafragma plaatsvindt, kan deze situatie ook door diafragmeren van het objectief ontstaan. De belichtingsmeter blijft – ook als het meetbereik niet wordt gehaald – nog ca. 30s na het loslaten van de ontspanknop ingeschakeld. Als in deze periode (bijv. door wijziging van het onderwerp of door openen van het diafragma) de lichtomstandigheden verbeteren, gaat de LED-indicatie over van knipperen naar constant branden en geeft daarmee de meting vrij. De tijdindicatie is maar een voorbeeld 189 Flitsmodus • Het systeemflitsapparaat Leica SF 24D (bestelnr. 14 444). Met zijn compacte afmetingen en zijn op de camera afgestemde design is het bijzonder geschikt. Het bezit, evenals de Leica SF 58, een vast ingebouwde flitsvoet met alle contacten en is vooral ook bijzonder eenvoudig te bedienen. • Flitsapparaten die aan de technische voorwaarden van een System-Camera-Adaption (SCA) van het systeem 3000 voldoen, met de adapter SCA-3502/1 zijn uitgerust, het richtgetal kunnen regelen en de HSS-compatibel zijn (zie pag. 194). De Leica M bepaalt het benodigde flitsvermogen door het afgeven van een of meer meetflitsen in onderdelen van seconden voor de eigenlijke opname. Direct daarna, bij het begin van de belichting, wordt de hoofdflits afgegeven. Alle factoren die de belichting beïnvloeden (bijv. opnamefilters en wijziging van de diafragma-instelling) worden automatisch gerespecteerd. Er kunnen echter ook andere, gebruikelijke flitsapparaten met gestandaardiseerde flitsvoet2 en ontsteking via het positieve middencontact (X-contact, 19) worden gebruikt. Wij adviseren het gebruik van thyristor-geregelde elektronenflitsers. GESCHIKTE FLITSAPPARATEN De volgende flitsapparaten zijn in combinatie met de Leica M geschikt voor alle functies die in deze handleiding zijn beschreven, inclusief TTL-meting: • Het systeemflitsapparaat Leica SF 58 (bestelnr. 14 488). Met een maximaal richtgetal van 58 (bij 105mm-instelling), een automatisch (bij gecodeerde Leica M-objectieven, zie pag. 147) aangestuurde zoom-reflector, automatische korte tijd-synchronisatie met kortere sluitertijden dan 1/180s voor HSS-flitsers (zie pag. 194), een naar keuze inschakelbare tweede reflector, evenals vele overige functies, is dit apparaat zowel krachtig als veelzijdig te noemen. Dankzij een vast ingebouwde flitservoet met extra regel – en signaalcontacten, die een hele reeks gegevens en instellingen automatisch overdragen, is het zeer eenvoudig te bedienen. 1 Bij het gebruik van de adapter SCA-3502 -M5 kan de witbalans (zie pag. 165) voor een correcte kleurweergave op Automatisch worden gezet. 2 Wanneer andere, niet speciaal op de Leica M afgestemde flitsapparaten worden gebruikt, die de witbalans van de camera niet automatisch omschakelen, moet de worden gebruikt (zie pag. 165). instelling 190 FLITSAPPARAAT PLAATSEN zulke gevallen wordt de sluitertijd overeenkomstig het omgevingslicht geregeld en in de zoeker aangegeven. Bovendien kunt u met de Leica M met tijdautomaat A en handmatige instelling gebruik maken van interessante vormgevende flitstechnieken, zoals flitssynchronisatie op het 2e in plaats van het gebruikelijke 1e sluitergordijn en het flitsen met langere sluitertijden dan de synchronisatietijd van 1/180s. Deze functies worden op de camera via het menu ingesteld (meer hierover in de volgende hoofdstukken). Bovendien geeft de Leica M de ingestelde gevoeligheid door aan het flitsapparaat. Daarmee kan het flitsapparaat, voorzover het deze indicaties bezit en voorzover het op het objectief gekozen diafragma ook op het flitsapparaat is ingevoerd, zijn reikwijdte automatisch aangeven. De gevoeligheidsinstelling kan bij systeemcompatibele flitsers niet via de flitser zelf worden beïnvloed, omdat deze al door de camera wordt overgedragen. Alvorens u een flitsapparaat in de flitsschoen (19) van de Leica M plaatst, moet –– het kapje, dat de flitsschoen en de bus (27) beschermt, als ze niet worden gebruikt, naar achter worden geschoven en –– moeten camera en flitser worden uitgeschakeld. Bij het plaatsen van een flitsapparaat moet u erop letten, dat u de voet volledig in de flitsschoen schuift en, indien aanwezig, met de klemmoer tegen ongewild loskomen en vallen beschermt. Dit is vooral bij flitsapparaten met extra regel- en signaalcontacten belangrijk, omdat wijziging van de positie in de flitsschoen de vereiste contacten kan onderbreken en er daardoor storingen kunnen optreden. Opmerking: dit geldt ook voor gebruik van de flitser met de SCA-adapterkit (zie pag. 226) DE FLITSMODUS De volautomatische, d.w.z. door de camera geregelde flitsmodus is bij de Leica M met de hiervoor genoemde systeemcompatibele flitsapparaten en in beide belichtingsmodi, tijdautomaat A en handmatige instelling beschikbaar. Bovendien is in alle drie belichtingsmodi een automatische invulflitsregeling actief. Om steeds een uitgebalanceerde verhouding tussen flits- en omgevingslicht te garanderen, wordt het flitsvermogen bij toenemende helderheid evt. met max. 12/3EV verminderd. Wanneer echter het aanwezige licht zelfs met de kortst mogelijke flitssynchronisatietijd van 1/180s al overbelichting tot gevolg heeft, zal een HSS-compatibele flits bij tijdautomaat niet worden geactiveerd. In 191 De instellingen van de door de camera geregelde, automatische flitsmodus Aanwijzingen: • Studioflitsinstallaties hebben vaak een zeer lange flitsduur. Het kan in dat geval daarom eventueel zinvol zijn een langere sluitertijd dan 1/ 180s te kiezen. • Hetzelfde geldt voor radiografisch gestuurde flitstriggers bij het "draadloos flitsen", omdat de radiografische overdracht een tijdvertraging kan veroorzaken. • De instellingen en functies die in de volgende hoofdstukken zijn beschreven, hebben alleen betrekking op de Leica M en systeemcompatibele flitsapparaten. • Een op de camera ingestelde belichtingscorrectie (zie pag. 184) beïnvloedt uitsluitend de meting van het aanwezige licht! Wanneer u in de flitsmodus gelijktijdig een correctie van de TTLflitsbelichtingsmeting wenst – parallel of tegengesteld, moet u deze bovendien (op het flitsapparaat) instellen! • Meer informatie over de flitsmodus, vooral in combinatie met andere, niet speciaal op de Leica M afgestemde flitsapparaten, evenals de verschillende modi van de flitsapparaten, vindt u in de betreffende handleiding. Nadat u uw flitsapparaat hebt ingeschakeld en in de modus voor regeling van het richtgetal (bijv. GNC = Guide Number Control) hebt gezet, moet u hiervoor op de Leica M: 1. voor elke flitsopname eerst de belichtingsmeting inschakelen door licht op de ontspanner te drukken, d.w.z. de weergave in de zoeker moet omgeschakeld zijn op de sluitertijden of de lichtschaal. Als dit door te snel en in één keer volledig indrukken van de ontspanner wordt verzuimd, zal het flitsapparaat evt. niet worden geactiveerd. 2. het tijd-draaiwiel op A , op de flitssynchronisatietijd (1/180s), of op een langere sluitertijd (ook B ) instellen. In de modus tijdautomaat schakelt de camera automatisch over op de via het menu ingestelde flitssynchronisatietijd, resp. op het tijdbereik (zie „Keuze van de synchronisatietijd / het synchronisatietijd-bereik“, pag. 194). Let daarbij op de kortste flitssynchronisatie-tijd, omdat deze bepaalt of er een "normale" opnameflits of een HSS-flits wordt gegeven (zie pag. 194). 3. het gewenste, resp. het voor de betreffende afstand tot het motief benodigde diafragma instellen. 192 Opmerking: als de automatische geregelde of handmatig ingestelde sluitertijd korter is dan 1/180s, dan zal de flitser niet flitsen, behalve als het een HSS-compatibele flitser is (zie pag. 194). blijft na het ontspannen ononderbroken branden, de overige indicaties zijn echter verdwenen: de flitsbelichting was in orde, het flitsapparaat blijft paraat. • knippert na het ontspannen snel (4Hz), de overige indicaties zijn echter verdwenen: de flitsbelichting was in orde, maar het flitsapparaat is nog niet paraat. • gaat na het ontspannen samen met de overige indicaties uit: onderbelichting, bijv. door een te klein gekozen diafragma voor het motief. Als op het flitsapparaat een gedeelde flitsstand is ingesteld, kan op basis van het geringere opgeroepen vermogen ondanks de verdwenen flits-LED het apparaat toch paraat zijn. • De controle-indicaties van de flitsbelichting in de zoeker bij systeemconforme flitsapparaten In de zoeker van de Leica M bevindt zich een flitsvormige LED (2.1.3) voor terugmelding en indicatie van de verschillende modi. Deze LED verschijnt samen met de beschreven indicaties voor de belichtingsmeting van het aanwezige licht. In de automatische flitsmodus (flitsapparaat ingesteld op regeling richtgetal) Bij instelling van het flitsapparaat op computersturing (A) of handmatige modus (M) • • verschijnt ondanks ingeschakeld en gereed flitsapparaat niet: op de camera is handmatig een kortere sluitertijd dan 1/180s ingesteld. In zulke gevallen activeert de Leica M ook een ingeschakeld en paraat flitsapparaat niet. • knippert voor de opname langzaam (2Hz): het flitsapparaat is nog niet paraat. • brandt voor de opname: het flitsapparaat is paraat. verschijnt ondanks ingeschakeld en gereed flitsapparaat niet: op de camera is handmatig een kortere sluitertijd dan 1/180s ingesteld en het aangesloten flitsapparaat is niet HSS-compatibel. In zulke gevallen activeert de Leica M ook een ingeschakeld en paraat flitsapparaat niet. • knippert voor de opname langzaam (2Hz): het flitsapparaat is nog niet paraat • brandt voor de opname: het flitsapparaat is paraat. 193 Lineaire flitsmodus HSS (High Speed Synchronization) Instellen van de optie Het volautomatische, d.w.z. door de camera gestuurde HSSflitsprogramma is bij de Leica M in combinatie met de flitser Leica SF 58 met alle sluitertijden en met tijdautomaat, alsook met handmatige belichtingsinstelling beschikbaar. Het wordt automatisch geactiveerd door de camera, als de geselecteerde of berekende sluitertijd korter is dan de synchronisatietijd, d.w.z. ≤ 1/180s. Bij een juist ingesteld flitsapparaat vereist deze omschakeling verder geen toedoen van de fotograaf. 1. Kies in het hoofdmenu (zie pag. 154/246), Auto Slow Sync.. (pagina 1, sectie CAMERA), en 2. in het bijbehorende submenu de automatische, van het objectief afhankelijke instelling - 1/Focal length 1, ofwel of u zelf een bepaalde sluitertijd wilt vastleggen - Manuelle Einstellung. 3. In het submenu Manuelle Einstellung bepaalt u het bereik van de toelaatbare sluitertijden door de kortste te bepalen. Belangrijk: de reikwijdte bij het HSS-flitsen is duidelijk korter als bij het TTL-flitsen. Aanwijzingen: • 1/Focal length leidt tot de langste sluitertijden volgens de vuistregel voor stabiele opnamen uit de hand, bijv. 1/60s met een 50mm-objectief. Deze optie is echter in het menu Auto Slow Sync. op 1/125s begrensd, ook al is de gebruikte brandpuntafstand langer. • In het instellingsveld in het submenu Manual setting zal eerst de momenteel ingestelde langste sluitertijd verschijnen • Bij handmatige regeling van de belichting kunt u eveneens alle sluitertijden t/m de synchronisatietijd 1/180s instellen. • Als u de Leica SF 58 (zie p. 190) gebruikt en op de camera kortere sluitertijden instelt, d.w.z. ≤1/180s, dan zal de flitser automatisch in de HSS-modus omschakelen. KEUZE VAN SYNCHRONISATIETIJD / SYNCHRONISATIETIJDBEREIK De weergave van het voorhanden licht wordt bepaald door de sluitertijd en het diafragma. Bij vaste instelling van de kortst mogelijke sluitertijd in de flitsmodus, de synchronisatietijd, leidt dit in vele situaties tot een onnodige, meer of minder sterke onderbelichting van alle delen van het onderwerp die door het flitslicht niet goed worden belicht. Met de Leica M kunt u in de flitsmodus de in combinatie met de tijdautomaat gebruikte sluitertijd nauwkeurig aan de voorwaarden voor het betreffende onderwerp, resp. aan uw wensen met betrekking tot beeldvorming aanpassen. Hiervoor kunt u uit vijf instellingen kiezen: 1 Alleen bij gebruik van Leica M-objectieven met 6-bit codering in de bajonet en inschakeling van de objectiefdetectie in het menu. 194 KEUZE VAN HET SYNCHRONISATIETIJDSTIP De Leica M biedt u de optie tussen dit gebruikelijke flitsontstekingstijdstip en de synchronisatie aan het einde van de belichting te kiezen, d.w.z. onmiddellijk voordat het 2e sluitergordijn weer begint met het sluiten van het beeldvenster. Het scherpe beeld geeft in dit geval het einde van de beweging weer. Deze flitstechniek verleent de foto een natuurlijkere indruk van beweging en dynamiek. Deze optie is beschikbaar –– bij alle camera- en flitserinstellingen –– bij gebruik van de flitser op de camera of met de SCA-adapterkit –– bij tijdautomaat evenals bij handmatige sluitertijdkeuze –– in het automatische, evenals de handmatige flitsprogramma De displays zijn in beide gevallen gelijk. De belichting van flitsopnamen vindt plaats met twee lichtbronnen, de aanwezige – en het flitslicht. De uitsluitend of overwegend door het flitslicht belichte delen van het onderwerp worden daarbij door de uitzonderlijk korte lichtimpuls bijna altijd (bij correcte scherpstelling) scherp weergegeven. Daarentegen worden alle andere delen van het onderwerp – namelijk de delen die voldoende door het aanwezige licht zijn belicht, resp. zelf oplichten – in hetzelfde beeld met wisselende scherpte afgebeeld. Of deze delen van het onderwerp scherp of onduidelijk worden weergegeven, resp. hoe groot de „wazigheid“ is, wordt door twee – van elkaar afhankelijke – factoren bepaald: 1. de lengte van de sluitertijd, d.w.z. hoe lang deze delen van het onderwerp op de sensor „inwerken“ en 2. hoe snel het delen van het onderwerp – of ook de camera zelf – tijdens de opname bewegen Hoe langer de sluitertijd, resp. hoe sneller de beweging is, des te duidelijker zullen beide elkaar overlappende beeldfragmenten verschillen. Het gebruikelijke tijdstip van de flitsontsteking is aan het begin van de belichting, d.w.z. onmiddellijk nadat het 1e sluitergordijn het beeldvenster volledig heeft geopend. Dit kan zelfs tot schijnbare tegenstrijdigheden leiden, zoals bij de opname van de motorfiets, die door zijn eigen lichtsporen wordt ingehaald. Instellen van de optie 1. Selecteer in het hoofdmenu (zie pag. 154/246) Flash Sync. Mode (pagina 1, sectie CAMERA ) en 2. in het bijbehorende submenu de gewenste variant. 195 OVERIGE FUNCTIES Afstandsinstelling Alle op de pagina's 175-178 beschreven varianten VIDEO-OPNAMEN Belichtingsmeetmethoden Met de Leica M kunt u ook video-opnamen maken. De volgende opties zijn hiervoor beschikbaar: Alle op pagina -180 beschreven varianten Belichtingsprogramma's –– Tijdautomaat (zie pag. 182) –– Handmatige regeling met sluitertijden van 1/30-1/4000s; Ingestelde langere sluitertijden worden behandeld als 1/30s. Resolutie 1. Kies in het Opnameparameter-menu (zie pag. 154/246) Video Resolution en 2. in het bijbehorende submenu de gewenste instelling. De drie resoluties zijn ieder met twee verschillende beeldfrequenties combineerbaar om de weergave op het gebruikte televisiesysteem af te stemmen, 25 b/s voor PAL, 24 en 30 b/s voor NTSC. Kleurruimte ISO-gevoeligheid Alle op pagina -169 beschreven varianten Video-opnamen alleen mogelijk met sRGB (zie pag. 170). Verzadiging, contrast, filmstijlen Alle op pagina's 167-168 genoemde instellingen; echter geldt de hieronder beschreven beperking m.b.t. de sluitertijden. Opmerking: Om een gelijkblijvende belichting te verzekeren, dient u de sluitertijden handmatig in te stellen - wijzigingen aan het onderwerp, bijv. bij het zwenken, kunnen anders storende schommelingen in de helderheid veroorzaken. Opmerking: Vooral bij het fotograferen van donkere onderwerpen met hoge ISO-waarden, waarin zich zeer heldere puntvormige lichtbronnen bevinden, kunnen in de volledige afbeelding verticale en horizontale strepen optreden. 196 Starten / stoppen van de opname GELUIDSOPNAME Door op de video-startknop (17) te drukken, start u de opname en door er opnieuw op te drukken, stopt u deze weer. • Als er een video-opname wordt gemaakt, wordt dit in de Live-Viewmodus aangegeven door een knipperend rood punt en de weergave van de lopende opnametijd (zie pag. ). In de zoeker ziet u dit aan het afwisselend knipperen van de twee punten van het digitale display. Omdat video met de Leica M in 16:9-, resp. (bij VGA resolutie) in 4:3-formaat wordt opgenomen, verschijnen er zwarte balken op het scherm. In het eerste geval boven en onder het beeld en in het tweede links en rechts ervan. De audio-opname met de ingebouwde microfoon (9) is in mono. Voor stereo-opname is er een externe microfoon als accessoire beschikbaar (zie pag. 227). Instellen van de optie 1. Selecteer in het hoofdmenu (zie pag. 154/246) Audio (pagina 4/sectie SETUP ). • Het bijbehorende submenu bestaat uit de punten Audio Adjustment en Wind Elimination . Voor het beïnvloeden van het geluid kunt u kiezen uit twee opties, plus een handmatige instelling, waarmee u het opnamevolume kunt instellen, ofwel de geluidsopname kunt uitschakelen. 2. Selecteer in het Audio-Einstellung-submenu Standard , Concert , of Manual . • Als u Manual hebt gekozen, zal er naast het microfoonpictogram ( ) en het momenteel ingestelde volumeniveau (B), een balkgrafiek met –– weergave van het actuele opnamevolume (C) –– piekindicator1 (D) –– max. uitsturingsmarkering (E) Foto's maken is zelfs tijdens een video-opname mogelijk. Als u de sluiterknop indrukt, wordt de video-opname tijdens het maken van de foto onderbroken. De foto-opnamen worden met de betreffende instellingen van de camera gemaakt. 197 Handmatige instelling FOTOGRAFEREN MET DE ZELFONTSPANNER 3. Met behulp van het instelwiel (29) - naar links = lager / naar rechts = hoger, of met de omhoog/omlaag-knoppen van de kruisknop (30), stelt u het opnamevolume in. Dit kan zelfs tijdens de opname gebeuren, als u van tevoren op de knop INFO drukt (31). Niveau 0 betekent dat er geen geluid wordt opgenomen. Om oversturen te vermijden, dient u een opnamevolume te kiezen waarvan de piekindicatie nooit of maar zeer zelden de max. uitsturingsmarkering overschrijdt. Voor de duidelijkheid zijn de indicaties C en D onder deze markering wit en erboven rood. Met de zelfontspanner kunt u een opname met een vertraging van eventueel 2 of 12s maken. Dit is handig als u bijv. onscherpte door bewegen bij het afdrukken wilt voorkomen of als u bij een groepsopname zelf ook in beeld wilt verschijnen. In zulke gevallen wordt geadviseerd de camera op een statief te plaatsen. Instellen en gebruiken van de functie 1. Draai de hoofdschakelaar (15) op . 2. Selecteer in het hoofdmenu (zie pag. 154/246) Self-timer (pagina 1, sectie CAMERA ) en 3. in het bijbehorende submenu de gewenste voorlooptijd. 4. Voor het starten van de voorlooptijd dient u de ontspanner (16) door te drukken tot de 2e trap, zie pag. 151). • Aan de voorkant van de camera geeft, gedurende de eerste 10s van de 12s voorlooptijd, de knipperende LED (7) het aflopen van de voorlooptijd aan, en op het LCD-scherm wordt deze gelijktijdig afgeteld. Opmerking: bij mono-opnamen bewegen beide balken (= kanalen) van de balkgrafiek parallel, bij stereo-opnamen apart. Het volume kan ook bij stereo niet per kanaal afzonderlijk worden geregeld. Ter vermindering van mogelijk windgeruis, veroorzaakt tijdens het opnemen, is er een twee-traps demping beschikbaar. 2. Selecteer in het submenu Wind Elimination Off , Medium of High . Als er geen windgeruis te vrezen is, dient u voor het best mogelijke geluid Off te selecteren. Tijdens de lopende zelfontspanner-voorlooptijd kan de functie altijd door indrukken van de SET- of de MENU -knop worden geannuleerd – de instelling blijft behouden, of wordt door opnieuw aantippen van een van de ontspanners weer gestart. Belangrijk: Tijdens zelfontspanning vindt instelling van de belichting niet plaats bij het drukpunt van de ontspanner, maar pas direct voor de opname. 198 MARKERING VAN BEELDBESTANDEN VOOR AUTEURSRECHTBESCHERMING REGISTRATIE VAN OPNAMELOCATIE MET GPS Dit menu-item is alleen beschikbaar als de multifunctionele handgreep bevestigd is (als toebehoren verkrijgbaar, zie pag. 226). Met het Global Positioning System kan wereldwijd de juiste positie van een ontvanger worden bepaald. De multifunctionele handgreep is uitgerust met een ontvanger. Als het handvat aan de Leica M is bevestigd, zal de camera, als hij aanstaat, continu signalen ontvangen en de positiegegevens updaten. De camera kan deze gegevens – breedte- en lengtegraden, hoogte boven NAP - in de „EXIF“-data wegschrijven. Met de Leica M kunt u uw beeldbestanden markeren door tekst en andere tekens in te voeren. Hiervoor kunt u per opname in 2 rubrieken informatie t/m 17 tekens invoeren. 1. Selecteer in het hoofdmenu (zie pag. 154/246) Copyright information (pagina 4, sectie SETUP ). • Op het LCD-scherm verschijnt het submenu met de drie punten Copyright information  , Information en Artist . Aanvankelijk is alleen de regel met Copyright information geactiveerd. 2. Zet de Copyright information -optie aan en bevestig. • De informatie-regels zijn nu geactiveerd en de eerste plaats is gemarkeerd als gereed voor bewerking. 3. Selecteer met het instelwiel (29) de gewenste tekens en ga naar het volgende/vorige teken door op de betreffende zijde van de kruisknop (30) te drukken. U gaat naar de regel Artist door ofwel op de betreffende zijde van de kruisknop te drukken, of met de knop INFO (31) of SET (20). De beschikbare tekens zijn de leestekens, de cijfers van 0 t/m 9, grote en kleine letters en een spatie _ ; ze zijn in deze volgorde in een eindeloze lus gerangschikt. 4. Bevestig uw instelling door op de knop SET of INFO te drukken. Opmerking: De betreffende menufunctie van de camera is alleen beschikbaar met een aangesloten multifunctionele handgreep. Instellen van de optie 1. Selecteer in het hoofdmenu van de camera GPS (pagina 4/sectie SETUP, en 2. daar dan On of Off . • OP het LCD-scherm van de camera (34) geeft het „Satelliet“pictogram ( ) de betreffende status aan (alleen in het venster met de opnamegegevens): –– = Laatste positiebepaling hoogstens 1 min. geleden –– = Laatste positiebepaling hoogstens 24 uur geleden –– = Laatste positiebepaling minstens 24 uur geleden, of er zijn geen positiegegevens 199 Aanwijzing voor veilige toepassing: het door het GPS-systeem geproduceerde elektromagnetische veld kan instrumenten en meetapparatuur beïnvloeden. Denkt u er daarom aan bijv. aan boord van een vliegtuig voor het starten of landen, in ziekenhuizen en op andere plaatsen waar radioverkeer aan beperkingen onderworpen is, altijd de GPS-functie uit te schakelen. Opmerkingen bij deze optie: • De GPS antenne bevindt zich bovenin de greep van de multifunctionele handgreep-M. • Een vereiste voor GPS-positiebepaling is "vrij zicht" van de antenne naar de hemel. Het is raadzaam de camera zodanig vast te houden dat de GPS-antenne verticaal naar boven wijst. • Let erop dat de GPS-antenne niet door uw hand of door andere voorwerpen wordt bedekt, vooral niet van metaal. • Een foutloze ontvangst van GPS-satellietensignalen is bijv. op de volgende plaatsen of situaties eventueel niet mogelijk. In dergelijke gevallen zal er geen of slechts een gebrekkige positiebepaling mogelijk zijn. –– in gesloten ruimtes –– onderaards –– onder bomen –– in een bewegend voertuig –– in de buurt van hoge gebouwen of in nauwe dalen –– in de buurt van de hoogspanningsleidingen –– in tunnels –– in de buurt van de 1,5 Ghz mobiele telefoons –– met toebehoren dat in de flitsschoen is geplaatst, zoals een flitser Belangrijk (juridische gebaseerde gebruiksbeperkingen): • In bepaalde landen of regio's is het gebruik van GPS en daarmee samenhangende technologieën zo mogelijk beperkt. Voor reizen naar het buitenland dient u zich in elk geval bij de ambassade van het betreffende land, resp. uw reisorganisatie hierover te informeren. • Het gebruik van GPS in de Volksrepubliek China en in Cuba en in de nabijheid van hun grenzen (uitgezonderd: Hong Kong en Macao) is verboden door de wetten van het land. • Overtredingen worden vervolgd door de autoriteiten! De GPSfunctie zal in deze gebieden daarom automatisch worden gedeactiveerd. 200 WATERPAS GEBRUIKERSPROFIELEN / TOEPASSINGSPROFIELEN Dankzij de geïntegreerde sensoren kan de Leica M zijn oriëntatie op het LCD-scherm (34) weergeven. De betreffende indicatie wordt opgeroepen, indien nodig. Met behulp hiervan kunt u bij onderwerpen waarvoor dit van belang is, zoals bijv. architectuuropnamen met statief, de camera exact op de lengte- en breedte-as uitlijnen. Met de Leica M kunt u naar wens combinaties van alle menuinstellingen permanent opslaan, bijv. om ze bij terugkerende situaties / onderwerpen snel en eenvoudig te kunnen oproepen. Er zijn vier voorkeuzeprofielen voor dergelijke combinaties mogelijk, plus de onveranderlijke fabrieksinstelling die u altijd weer kunt oproepen. De naam van de opgeslagen profielen kunt u wijzigen. De op deze camera ingestelde profielen kunt u op een andere geheugenkaart overdragen om ze in andere camerabody's toe te passen, en u kunt profielen die op een andere kaart zijn opgeslagen ook naar deze camera overdragen. Instellen van de optie Selecteer in het hoofdmenu (zie pag. 154/246) Horizon (pagina 3/sectie SETUP ). • Op het LCD-scherm verschijnt een verticale schaal en een horizontale balk. Afwijkingen van de beide nulstanden worden afgebeeld met rode markeringen en de horizontale oriëntatie langs de lengte- en breedte-as door een groene markering in het midden. Bovendien worden de betreffende waarden getoond. Instellingen opslaan / profiel aanmaken 1. Stel de gewenste opties in het menu in. 2. Kies in het Opnameparameter-menu (zie pag. 154/246) User profile  , 3. in het submenu Save as user profile en 4. in het bijbehorende submenu de gewenste geheugenplaats. Opmerking: Het monitorbeeld blijft zo lang zichtbaar totdat het weer wordt uitgeschakeld met een druk op een van de twee ontspanners (16/18) of de knop MENU (21). 201 Een profiel selecteren Naam profiel wijzigen 1. Kies in het Opnameparameter-menu (zie pag. 154/246) User profile  . • Als u gebruikersprofielen hebt opgeslagen, zal de profielnaam in grijs verschijnen; opslaglocaties die niet bezet zijn blijven groen. 2. Kies het gewenste profiel in het submenu - ofwel een van de opgeslagen profielen, of de "Benutzerprofil-Grundeinstellung". 1. Kies in het Opnameparameter-menu (zie pag. 154/246) User profile  , 2. in het submenu Manage profiles en 3. in het bijbehorende submenu Rename profiles . • Het profielnummer en de naam verschijnen; het nummer is als gereed voor bewerking gemarkeerd. 4. Kies het profiel waarvan u de naam wilt wijzigen, door aan het instelwiel (29) te draaien, of door op de kruisknop (30) naar boven of beneden te drukken. 5. Bevestig uw instelling met een druk op de knop SET (20), of de knop INFO (31), of met de rechterzijde van de kruisknop. • De volgende positie wordt gemarkeerd als gereed voor de instelling. 6. De cijfers en letters van de naam kunt u aanpassen door aan het instelwiel te draaien of door op het bovenste of onderste deel van de kruisknop te drukken. Naar de andere cijfers/letters kunt u gaan door te drukken op –– de knop INFO , –– of de knop SET, –– of de linker- of rechterzijde van de kruisknop. Als tekens kunt u de hoofdletters van A t/m Z , de cijfers van 0 t/m 9 en een spatie _ gebruiken; ze zijn in deze volgorde in een eindeloze lus gerangschikt. 7. Bevestig uw instelling – dit kan alleen als u het laatste cijfer/ letter hebt ingevuld - met een druk op de SET- of de INFO -knop. Opmerking: Als u een instelling van een momenteel toegepast profiel wijzigt, zal er in de oorspronkelijke menulijst --- verschijnen, in plaats van de naam van het eerder toegepaste profiel. 202 Profielen op een kaart opslaan / van een kaart overnemen RESETTEN VAN ALLE INDIVIDUELE INSTELLINGEN Met deze functie kunt u alle eigen instellingen in het hoofdmenu en opnameparameter-menu in één keer op de fabrieksinstellingen terugzetten. 1. Kies in het Opnameparameter-menu (zie pag. 154/246) User profile  , 2. in het submenu Manage profiles en 3. in het bijbehorende submenu Import profiles from card of Export profiles to card . • Op het LCD-scherm verschijnt de betreffende keuze. 4. Bevestig met de SET- (20) of de INFO -knop (31) of u het profiel, ofwel de profielen, werkelijk wilt im- of exporteren. Instellen van de optie 1. Selecteer in het hoofdmenu (zie p. 154/246) Reset (pagina 5, sectie SETUP ) en 2. in het bijbehorende submenu No of Yes . Opmerking: Dit terugzetten geldt ook voor de evt. met "Benutzerprofil" (gebruikersprofiel) vastgelegde en opgeslagen, individuele profielen. Opmerking: Bij het exporteren worden in principe altijd alle 4 profielen naar de kaart overgedragen, d.w.z. ook profielen die evt. leeg zijn. Als gevolg daarvan worden bij het importeren van profielen alle evt. reeds op de camera voorhanden profielen overgeschreven, d.w.z. gewist. 1 203 De piekindicatie toont de hoogste waarde van de laatste 5s. DE WEERGAVEMODUS Aanwijzingen: • Afhankelijk van de vooraf ingestelde functie heeft het indrukken van de PLAY-knop verschillende gevolgen: Voor de weergave van opnamen op het LCD-scherm (34) van de Leica M kunt u kiezen: –– PLAY Weergave voor onbeperkte tijd of –– Auto Review. Kortstondige weergave na de opname Qua tijd onbegrensde weergave – PLAY Met de knop PLAY (24) kunt naar de weergavemodus omschakelen. • Op het LCD-scherm verschijnt het laatste opgenomen beeld evenals de betreffende indicaties (zie pag. 242). Wanneer echter geen beeldbestand op de geplaatste geheugenkaart aanwezig is, verschijnt na omschakeling op weergave de melding: Attention: No image to display. Uitgangssituatie Na indrukken van de toets PLAY a. Volledige weergave van een opname Opnamemodus b. Weergave van een vergrote uitsnede / meerdere kleinere opnamen (zie pag.210) Volledige weergave van de opname c. Een van de menubedieningen (zie pag. 154), resp. DELETEof de wisbeveiligingsoptie (zie pag. 212/213) activeert de Volledige weergave van de laatste getoonde opname • Met de Leica M kunnen alleen de met camera’s opgenomen beelden van dit type worden getoond. 204 Automatische weergave van telkens de laatste opname Opmerking: Wanneer u met de serieopname-optie (zie p. 152) fotografeert, zal in beide weergavemodi vooralsnog de laatste foto van de serie, resp. de laatste op de geheugenkaart opgeslagen foto van de serie, worden getoond – mits op dit tijdstip nog niet alle opnamen van de serie door het interne buffergeheugen van de camera op de kaart zijn overschreven. Hoe u andere opnamen van de serie kunt kiezen en welke mogelijkheden er verder nog zijn voor de weergave, kunt u in de volgende sectie nalezen. In de modus Auto review wordt elk beeld direct na de opname weergegeven. Op deze wijze kan bijv. snel en eenvoudig worden gecontroleerd of de foto gelukt is, of herhaald moet worden. Met deze optie stelt u de weergaveduur van het beeld in. Instellen van de optie 1. Selecteer in het hoofdmenu (zie pag. 154/246) Auto review (pagina 4/sectie SETUP ), 2. in het bijbehorende submenu de gewenste optie, resp. tijdsduur: (Off, 1 second , 3 seconds , 5 seconds , Continuous , Shutter release pressed ). In de modus Auto review kan altijd naar de normale, d.w.z. qua tijd onbegrensde PLAY-weergavemodus worden teruggeschakeld. 205 normale weergave Videoweergave Om de opnamen goed te kunnen bekijken, verschijnt er bij normale weergave alleen informatie in de kopregel Als er video-opname is geselecteerd, zal de indicatie Als er een detail wordt weergegeven, zal de kopregel verdwijnen en de betreffende indicatie verschijnen . 206 verschijnen. Selecteer de gewenste optie met de rechter-/linkerzijde van de kruisknop (30) of met het instelwiel (29). Hij wordt geactiveerd met de knop SET (20), ofwel door erop te drukken, of, bij snelle voorloop/ terugloop, door hem ingedrukt te houden. Dit begint in slow motion en gaat dan steeds sneller, naarmate u de knop langer ingedrukt houdt. • Het op dat moment actieve pictogram is wit, en rood onderstreept. Om een video af te spelen, dient u met de knop INFO (31) het volgende venster op te roepen, waarin onder meer de volgende pictogrammen staan. Opmerking: Vanuit dit scherm kunt het menu voor beveiliging (zie pag. 214) niet oproepen. Om dit te doen, dient u met de knop INFO naar een ander scherm te gaan. 1 2 3 4 5 6 1 2 3 4 5 6 Behalve de normale weergave kunt u ook nog beschikken over 3 (bij foto's), resp. 2 (bij video-opnamen) varianten met verschillende aanvullende informatie. Alle 4, ofwel 3, zijn in een eindeloze lus gerangschikt en kunnen door (meerdere keren) indrukken van de knop INFO worden opgeroepen. terug naar begin snelle terugloop play/pauze snelle voorloop vooruit tot aan het einde venster sluiten 207 Weergave met histogram Aanwijzingen: • Het histogram is zowel bij de weergave van het volledige beeld, alsook van een uitsnede beschikbaar (zie p. 208), maar niet bij gelijktijdige weergave van verkleinde opnamen (zie p. 211). • De histogramweergave heeft altijd betrekking op de momenteel getoonde uitsnede van de opname (zie p. 208). • Het RGB -histogram is echter niet beschikbaar in de Live Viewmodus. Druk 1x op de knop INFO (uitgaand van normale weergave) om het histogram weer te geven. Het verschijnt in de onderste beeldhelft. U kunt kiezen uit twee varianten van het histogram: ofwel gebaseerd op de totale helderheid (Standard ), of gebaseerd op de 3 kleurkanalen rood/groen/blauw (RGB ). Instellen van de optie 1. Selecteer in het hoofdmenu (zie p. 154/246) Histogram (pagina 3, sectie SETUP ) en 2. in het bijbehorende submenu de gewenste variant. 208 Weergave met clipping-indicatie Instellen van de optie Via de menubediening kunt u de clipping-drempelwaarde voor de indicatie voor zowel de heldere, alsook de donkere gebieden instellen. Druk 2x op de knop INFO (uitgaand van normale weergave) om de gebieden zonder tekening weer te geven. • Te sterk belichte gebieden knipperen rood en te donkere blauw. Bovendien verschijnt beneden rechts het Clipping-pictogram ( ). 1. Selecteer in het hoofdmenu (zie p. 154/246) Clipping setting (pagina 3/sectie SETUP ) en 2. stel in het bijbehorende submenu de onderste en bovenste drempelwaarde in. • De schaal toont de clipping-gebieden in verhouding tot de totale omvang van de belichting. In de afbeelding verschijnt dan het volgende: • te heldere gebieden knipperen rood en te donkere blauw. Aanwijzingen: • de clipping-indicatie is zowel bij de weergave van het volledige beeld, alsook van een uitsnede beschikbaar, maar niet bij gelijktijdige weergave van 4, 9 of 36 verkleinde opnamen (zie pag. 211). • De clipping-indicatie heeft altijd betrekking op de momenteel getoonde uitsnede van de opname (zie p. 211). 209 ANDERE OPNAMEN BEKIJKEN / "BLADEREN" IN HET GEHEUGEN Weergave met extra informatie Druk 3x op de knop INFO (van de normale weergave uitgaand) om een reeks bijkomende opnamegegevens en een verkleind beeld te laten weergeven. Met de linker en rechter kant van de kruisknop (30) kunt u de overige opgeslagen opnamen oproepen. Door op de linker kant te drukken, komt u bij eerdere opnamen, en op de rechter de latere. Na de eerste/laatste opname beginnen de in een oneindige lus geschakelde opnamen weer van voren af aan, zodat u alle opnamen in beide richtingen kunt bereiken. • Op het LCD-scherm worden beeld- en bestandsnummer telkens aangepast. Opmerking: bij deze weergave-variant wordt alleen het volledige beeld weergegeven, waarbij het er niet toe doet, of u van tevoren een uitsnede had ingesteld. 210 VERGROTEN / SELECTEREN VAN UITSNEDE / GELIJKTIJDIG BEKIJKEN VAN MEERDERE VERKLEINDE OPNAMEN • De rechthoek binnen het kader in de rechterbovenhoek van het LCD-scherm symboliseert de locatie en de vergroting van de getoonde uitsnede. Met de Leica M is het mogelijk om voor een betere beoordeling op het LCD-scherm een vergrote uitsnede van een opname op te roepen en deze uitsnede vrij te kiezen. Omgekeerd kunt u ook maximaal 36 beelden tegelijk op het LCD-scherm bekijken, bijv. om een overzicht te krijgen of om een opname sneller te vinden. Aanwijzingen: • Voor opnamen met een lagere resolutie, bijvoorbeeld 1,7 MP, zijn niet alle vergrotingsniveaus beschikbaar. • Zolang een opname vergroot wordt getoond, zijn de linker en rechter zijde van de kruisknop niet voor het oproepen van andere opnamen beschikbaar, maar dienen voor de „navigatie“ in het beeld (uitzondering: zie volgende aanwijzing). Door het instelwiel (29) naar rechts te draaien wordt een uitsnede vanuit het midden vergroot. Vergrotingen zijn tot 1:1 mogelijk, d.w.z. tot 1 pixel van het LCD-scherm 1 pixel van de opname weergeeft. Met de vier zijden van de kruisknoppen (30) kunt u bij een vergrote afbeelding bovendien de locatie van de uitsnede willekeurig kiezen. Hiervoor wordt de zijde van de knop (meermaals) in de richting ingedrukt, waarin u de uitsnede wilt verschuiven. 211 WISSEN VAN OPNAMEN Opmerking: U kunt ook bij vergrote afbeelding direct naar een andere opname gaan, die dan in dezelfde vergroting wordt getoond. Hiervoor gebruikt u weer de linker of rechter kruisknop – echter met ingedrukt gehouden knop PLAY (24). Zolang een opname op het LCD-scherm wordt getoond, kan deze eventueel ook op dat moment worden gewist. Dit kan nuttig zijn als de opnamen bijv. op andere media werden opgeslagen, als ze niet meer nodig zijn of wanneer meer geheugen op de kaart nodig is. De Leica M biedt de mogelijkheid naar wens enkele of gelijktijdig alle opnamen te wissen. Door de instelknop naar links te draaien (van de normale afmeting uitgaand), kunt u gelijktijdig 4, resp. door verder te draaien 9 of 36 opnamen op het LCD-scherm bekijken. • Op het LCD-scherm worden maximaal 36 verkleinde afbeeldingen getoond, inclusief de eerder in normale grootte bekeken opname die door een rode rand is gemarkeerd. Met de vier zijden van de kruisknoppen kunt u vrij tussen de verkleinde afbeeldingen navigeren - de actieve afbeelding is gemarkeerd. Deze afbeelding kunt weer op normale grootte instellen door aan het instelwiel naar rechts te draaien, ofwel door op de knop INFO of PLAY te drukken. Aanwijzingen: • Wissen is alleen in de weergavemodus mogelijk, maar dan onafhankelijk van de weergave in normale grootte of in meerdere verkleinde afbeeldingen (behalve als bij de 36-voudige weergave het rode kader het gehele blok omsluit, zie pag. 211). • Bij beveiligde opnames moet de wisbescherming eerst worden opgeheven voordat ze kunnen worden gewist (zie hiervoor ook het volgende gedeelte). Procedure 1. Druk op de knop DELETE (21). • Op het LCD-scherm verschijnt het submenu in beeld. Opmerking: Bij de weergave van 36 beelden wordt door de instelknop verder naar links te draaien het rode kader om alle beelden geplaatst, zodat vervolgens “per blok” snel kan worden „gebladerd“. 212 De indicaties na het wissen Na het wissen verschijnt de volgende opname. Wanneer echter geen opnamen meer op de kaart zijn opgeslagen, verschijnt de melding: Attention No image to display. WISSEN VAN ALLE OPNAMEN OP DE GEHEUGENKAART Na het wissen verschijnt de melding: Attention No image to display. Als echter een of meerdere opnamen tegen wissen zijn beschermd, verschijnt deze, resp. de eerste van deze opnamen. Opmerking: Het wissen kan te allen tijde door het indrukken van de knop PLAY (24) of DELETE worden geannuleerd. Opmerking: Door het wissen van een opname worden de volgende opnamen op het beeldtelwerk volgens het volgende schema opnieuw genummerd: wist u bijvoorbeeld beeld nr. 3, wordt het beeld dat voorheen nr. 4 was vervolgens nr. 3, het beeld dat voorheen nr. 5 was, wordt nr. 4, enz. Dit geldt echter niet voor de bestandsnummering op de geheugenkaart. 2. In de eerste stap dient u te beslissen of u enkele Delete single , of gelijktijdig alle opnamen wilt wissen Delete all. 3. Bevestig uw keuze door op de knop SET te drukken. Met de linker en rechter kant van de kruisknop kunt u de overige opgeslagen opnamen oproepen. Aanwijzingen: • Als de getoonde opname tegen wissen is beveiligd (zie pag. 213), kunt u in het submenu de optievariant Einzeln niet kiezen. • Bij het wissen van alle opnames moet u – als bescherming tegen onbedoeld wissen – in een tussenstap nog een keer bevestigen dat u werkelijk alle beelden op de geheugenkaart wilt wissen. 213 BESCHERMEN VAN OPNAMEN / WISBEVEILIGING OPHEFFEN De op de geheugenkaart geregistreerde opnames kunnen tegen onbedoeld wissen worden beschermd. Deze wisbeveiliging kan altijd weer worden opgeheven. Aanwijzingen: • het beschermen van opname, resp. het opheffen van de wisbeveiliging is alleen in de weergavemodus mogelijk, maar dan onafhankelijk van de weergave in normale grootte of in meerdere verkleinde afbeeldingen (behalve als bij de 36-voudige weergave het rode kader het gehele blok omsluit, zie pag. 211). • Zie het vorige gedeelte voor de handelingen/gevolgen bij het wissen van beveiligde opnamen. • Wanneer u toch wilt wissen, dient u de beveiliging zoals hierna beschreven op te heffen. • De wisbeveiliging is alleen werkzaam op de Leica M. • Ook beveiligde opnamen worden bij het formatteren van de geheugenkaart gewist (zie hiervoor ook het volgende gedeelte). • Bij SD-/SDHC-/SDXC-geheugenkaarten kunt u verhinderen dat u onbedoeld wist, door de schakelaar voor schrijfbeveiliging van de kaart (zie pag. 145) in de met LOCK gemarkeerde stand te schuiven. Opmerking: De instelprocedure kan altijd worden afgebroken –– door op de knop PLAY (24) te drukken om naar de normale weergavemodus terug te keren, –– of door aantippen van een van de ontspanners (16/17) - om in de opnamemodus te komen. 2. Selecteer • of u individuele foto's Protect single , of • of gelijktijdig alle opnamen wilt beveiligen Protect all , ofwel • of u een evt. aanwezige wisbescherming voor een individuele foto Clear protection single , of • of voor alle opnamen wilt opheffen Clear protection all. Procedure 1. Druk op de knop SET (20). • Op het LCD-scherm verschijnt het submenu. 214 De indicaties na het beveiligen/ Opmerking: bij de volgende, niet-mogelijke opties verschijnt de menutekst als aanduiding hiervoor in het donkergrijs in plaats van lichtgrijs: –– beveiligen van een een ​​reeds beveiligde opname; –– wisbeveiliging van een niet-beveiligde opname opheffen. opheffen van de wisbeveiliging Na het verlaten van het menu verschijnt het oorspronkelijke LCD-scherm weer; bij beschermde opnames dan met de indicatie ( ). Opmerking: De indicatie ( ) verschijnt ook als er een reeds beschermde opname wordt opgeroepen. 3. Bevestig uw keuze door op de knop SET te drukken. Met de linker en rechter kant van de kruisknop (30) kunt u de overige opgeslagen opnamen oproepen. 215 OVERIGE FUNCTIES Mapnaam wijzigen 1. Selecteer in het hoofdmenu (zie p. 154/246) Image numbering (pagina 4/sectie SETUP ) en 2. in het bijbehorende submenu New folder. • De mapaanduiding verschijnt (eerst altijd XXX1LEICA). Het vierde teken is gemarkeerd als gereed voor bewerking. De tekens 4-8 kunnen worden gewijzigd. MAPPENBEHEER De beeldgegevens worden op de geheugenkaart in mappen opgeslagen die automatisch worden aangemaakt. Deze mapnamen bestaan in principe uit acht tekens: drie cijfers en vijf letters. In de fabrieksinstelling wordt de eerste map 100LEICA genoemd, de tweede 101LEICA enz. Als mapnummer wordt in principe altijd het betreffende volgende nummer gebruikt; er zijn maximaal 999 mappen mogelijk. Als alle nummers zijn verbruikt, zal er een waarschuwing op het LCD-scherm verschijnen. De individuele afbeeldingen in de mappen krijgen doorlopende nummers tot en met 9999, behalve als er zich op de geheugenkaart al een afbeelding met een hoger nummer bevindt dan het laatste dat de camera heeft aangemaakt. In zulke gevallen telt de camera door, volgens de nummering van de afbeelding op deze kaart. Als de actuele map het nummer 9999 bevat, zal er automatisch een nieuwe map worden aangemaakt, waarin de nummering weer bij 0001 zal beginnen. Als mapnummer 999 en beeldnummer 9999 zijn bereikt, zal er op het LCD-scherm een betreffende waarschuwing verschijnen en zult u de nummering moeten resetten (zie hieronder). Met de Leica M kunt u bovendien altijd een nieuwe map aanmaken, zelf de naam ervan bepalen, en de bestandsnamen wijzigen Opmerking: Als u een geheugenkaart gebruikt, die niet met uw camera is geformatteerd (zie pag. 218), zal de camera automatisch een nieuwe map aanmaken. 3. De cijfers en letters kunt u aanpassen door aan het instelwiel (29) te draaien of door op het bovenste of onderste deel van de kruisknop (30) te drukken. Naar de andere cijfers/letters kunt u gaan door te drukken op –– de knop INFO (31), –– of de knop SET (20), –– of de linker- of rechtzijde van de kruisknop. Als tekens kunt u de hoofdletters van A t/m Z , de cijfers van 0 t/m 9 en een underscore _ gebruiken; ze zijn in deze volgorde in een eindeloze lus gerangschikt. 216 Bestandsnaam afbeelding wijzigen 4. Bevestig uw instelling – dit kan alleen als u het achtste teken hebt ingevuld - met een druk op de SET- of de INFO -knop. • Er verschijnt nog een submenu, met de vraag Reset image numbering?. 5. Kies Yes of No. 1 1. Selecteer in het hoofdmenu (zie p. 154/246) Image numbering (pagina 4/sectie SETUP ) en 2. in het bijbehorende submenu Change file name. • De naam van het beeldbestand verschijnt. Het eerste teken is gemarkeerd als gereed voor bewerking. De tekens 1-4 kunnen worden gewijzigd. 3. De cijfers en letters kunt u aanpassen door aan het instelwiel (29) te draaien of door op het bovenste of onderste deel van de kruisknop (30) te drukken. Naar de andere cijfers/letters kunt u gaan door te drukken op –– de knop INFO (31), –– of de knop SET (20), –– of de linker- of rechterzijde van de kruisknop. Als tekens kunt u de hoofdletters van A t/m Z , de cijfers van 0 t/m 9 en een underscore _ gebruiken; ze zijn in deze volgorde in een eindeloze lus gerangschikt. 4. Bevestig uw instelling – dit kan alleen als u het vierde teken hebt ingevuld - met een druk op de SET- of de INFO -knop. • Opnieuw verschijnt het in 2 beschreven instellingenmenu. De X-tekens zijn bedoeld als plaatshouders. 217 Bestandsnaam afbeelding resetten FORMATTEREN VAN DE GEHEUGENKAART 1. Selecteer in het hoofdmenu (zie p. 154/246) mage numbering (pagina 4/sectie SETUP ) en 2. in het bijbehorende submenu Reset . • Er verschijnt nog een submenu, met de vraag Reset image numbers?. 3. Kies Yes of No. • Nadat u uw keuze met een druk op de knop INFO (31) of SET (20) hebt bevestigd, verschijnt weer het onder punt 2. beschreven instellingenmenu. Gewoonlijk is het niet nodig al gebruikte geheugenkaarten te formatteren. Wanneer echter een ongeformatteerde kaart voor het eerst wordt geplaatst, moet deze worden geformatteerd. Opmerking: Maak er daarom een gewoonte van, al uw opnamen zo snel mogelijk op een geheugenmedium op te slaan, bijv. de harde schijf van uw computer. Dit geldt vooral als de camera bij een servicegeval samen met de geheugenkaart wordt opgestuurd. Procedure 1. Selecteer in het hoofdmenu (zie p. 154/246) Format SD card (pagina 5, sectie SETUP ) en 2. in het bijbehorende submenu, Format SD card? 3. Druk op de knop SET (20) of op de knop INFO (31) om de geheugenkaart te formatteren. Aanwijzingen: • Als de geheugenkaart in een ander apparaat, bijv. een computer is geformatteerd, moet u hem in deze camera opnieuw formatteren. • Als de geheugenkaart niet kan worden geformatteerd/beschreven, vraagt u uw dealer of de Leica Infodienst (adres, zie pag. 254) om advies. 1 De X-tekens zijn bedoeld als plaatshouders. 218 GEGEVENSOVERDRACHT NAAR EEN COMPUTER USB-verbinding De Leica M is compatibel met de volgende besturingssystemen: –– Microsoft®: Windows® XP / Vista® / 7® –– Apple® Mac® OS X (10.6 of hoger) De beeldgegevens op een geheugenkaart kunt u met de Leica M op twee manieren naar een computer overdragen: –– als de geheugenkaart zich in de camera bevindt; Hiervoor moet de als accessoire verkrijgbare, van een USB 2.0-aansluiting voorziene, Multifunctionele handgreep-M (zie pag. 226) op de camera zijn geplaatst. –– met een kaartlezer voor SD-/SDHC/SDXC-kaarten (zie pag. 145 ) Met de Leica M is de gegevensoverdracht via USB-kabel met twee verschillende normen mogelijk. Hierdoor wordt er rekening mee gehouden dat sommige programma's voor de overdracht van gegevens een verbinding volgens het PTP-protocol vereisen. Bovendien bestaat altijd de mogelijkheid de camera als een extern station („massageheugen“) te gebruiken. Instellen van de optie 1. Selecteer in het hoofdmenu Main Menu (zie pag. 154/246) USB mode (pagina 5, sectie SETUP ) en 2. in het bijbehorende submenu PTP of Mass Storage. Aanwijzingen: • meer informatie over het plaatsen van de handgreep en zijn functies, en de omgang ermee, vindt u elders in deze handleiding. • Bij aansluiting van twee of meer apparaten op een computer door middel van een USB-verdeler („hub“) of verlengsnoeren, kunnen er storingen optreden. Aansluiting en gegevensoverdracht volgens PTP-protocol Als de camera is ingesteld op PTP, gaat u als volgt te werk: 3. gebruik de USB-kabel (meegeleverd met het handvat) om een verbinding tussen de USB-bus van de handgreep en een USB-aansluiting op de computer te maken. 219 met Windows® XP Met Mac® OS X (10.5 of hoger) • Na succesvolle aansluiting verschijnt er een melding dat de Leica M als nieuwe hardware is herkend (alleen bij de eerste keer!). • Bij succesvolle verbinding tussen camera en computer verschijnt op het LCD-scherm (1.36) van de camera: USB-Verbindung. 4. Dubbelklik op de melding • Er verschijnt een pull-down-menu „M Digital Camera“ voor de gegevensoverdracht-assistent. 5. Klik op „OK“ en volg de aanwijzingen van de assistent om van daar de beelden zoals gebruikelijk naar een map van uw keuze te kopiëren. 5. Open nu op de computer de „Finder“. 6. In het linker venstergedeelte in de categorie „Locaties“ op „Programma‘s“ klikken. 7. Nu in het rechter venstergedeelte het programma „Digitale afbeeldingen“ selecteren. • Het programma wordt geopend en op de programma-titelbalk verschijnt de naam „M Digital Camera“. 8. Nu kunnen de beelden met de knop „Importeer“ op de computer worden overgedragen. Met Windows® Vista® / 7® • Na succesvolle aansluiting verschijnt boven de taakbalk de melding over de installatie van de driversoftware voor het toestel. Gelijktijdig verschijnt er op het LCD-scherm van de camera USB-Verbindung. De succesvolle installatie wordt met nog een venster bevestigd. Het menu „Automatische weergave“ met verschillende toestelopties wordt geopend. Aansluiting en gegevensoverdracht met de camera als extern station (massageheugen) Met Windows®-bedrijfssystemen: 5. U kunt – zoals gebruikelijk –met behulp van de Windows-assistent kiezen uit „Foto‘s importeren“ of „Het apparaat voor de weergave van de bestanden openen“. Als de camera via een USB-snoer met de computer is verbonden, wordt deze als extern station door het besturingssysteem herkend en wordt er een stationsletter toegewezen. Met Mac®-bedrijfssystemen: Als de camera via een USB-snoer met de computer is verbonden, verschijnt de geplaatste geheugenkaart als geheugenmedium op het bureaublad. Bij deze werkwijze kan de zoeker gebruikt worden om direct toegang tot de bestanden te krijgen. 220 Opmerking: zolang deze optie is geactiveerd, zijn alle andere camerafuncties geblokkeerd. DATASTRUCTUUR OP DE GEHEUGENKAART Belangrijk: • Gebruik alleen de USB-kabel die bij de handgreep is meegeleverd. • Zolang gegevens van de camera naar de computer worden gekopieerd, mag de verbinding in geen geval worden onderbroken door de USB-kabel eruit te trekken, omdat anders de computer en/of de camera kan ‚crashen’ of zelfs de geheugenkaart onherstelbaar kan worden beschadigd. • Zolang gegevens van de camera naar de computer worden overgedragen, mag hij niet worden uitgeschakeld of zichzelf door onvoldoende batterijcapaciteit uitschakelen, omdat de computer anders kan ‚crashen’. Als de batterijcapaciteit tijdens de gegevensoverdracht te laag wordt, dient u de gegevensoverdracht te annuleren, de camera uit te schakelen (zie p. 150) en de batterij op te laden (zie p. 141). In de 100LEICA-, 101LEICA- enz. -mappen kunnen t/m 9999 opnamen worden opgeslagen. Gegevens die op een kaart zijn opgeslagen en naar een computer worden gekopieerd, worden in de volgende map opgeslagen: 221 Adobe® Photoshop® Lightroom® MET ONBEWERKTE DNG RAW FILES WERKEN Adobe® Photoshop® Lightroom® kan gratis worden gedownload als u uw Leica M op de homepage van Leica Camera AG registreert. Voor meer details, zie "Kundenbereich" op https://owners.leica-camera.com, of zie de registratiekaart in de cameraverpakking. Wanneer u het DNG (Digital Negativ )-formaat kiest, hebt u de juiste software nodig, om de opgeslagen onbewerkte gegevens te converteren, bijvoorbeeld de converter voor onbewerkte (RAW) gegevens Adobe® Photoshop® Lightroom® Deze biedt kwalitatief geoptimaliseerde algoritmen voor de digitale kleurverwerking, die gelijktijdig bijzonder weinig ruis en een verbazingwekkende resolutie mogelijk maken. Bij de bewerking hebt u de mogelijkheid achteraf parameters als witbalans, ruisvermindering, gradatie, scherpte enz. in te stellen en op deze wijze een maximale beeldkwaliteit te realiseren. LEICA Image Shuttle Met de exclusieve Leica Image Shuttle Software kunt u de camera op afstand bedienen met de computer, evenals de beeldgegevens direct op de harde schijf van de computer opslaan d.m.v. „Tethered Shooting“. Alle belangrijke camerafuncties kunnen worden bediend. Deze comfortabele oplossing biedt u perfecte ondersteuning in de studio en "On Location". Leica Image Shuttle kan gratis worden gedownload als u uw Leica M op de homepage van Leica Camera AG registreert. Voor meer details, zie "Kundenbereich" op https://owners.leica-camera.com of zie de registratiekaart in de cameraverpakking. Opmerking: Deze optie is alleen beschikbaar met een aangesloten multifunctionele handgreep-M (zie pag. 226 ). 222 INSTALLEREN VAN FIRMWARE-UPDATES 6. Houd de knop INFO (30) ingedrukt terwijl u de camera aanzet. Leica werkt voortdurend aan de verdere ontwikkeling en optimalisering van zijn producten. Omdat er bij digitale camera’s zeer veel functies uitsluitend door software worden gestuurd, kunnen enkele van deze verbeteringen en uitbreidingen van opties achteraf worden geïnstalleerd. Om deze reden biedt Leica in onregelmatige intervallen zogenaamde firmware-updates aan. Informatie over de daarmee verbonden wijzigingen en aanpassingen van de uitleg in deze handleiding vindt u op onze Internetpagina. Of uw camera is uitgerust met de nieuwste firmware-versie, kunt u lezen in het menu-item Firmware (pagina 5/sectieSETUP) . U kunt de nieuwe firmware van onze homepage downloaden en naar uw camera overdragen. 1. Formatteer een geheugenkaart in de camera. 2. Schakel de camera uit en plaats de kaart in een – geïntegreerde of met uw computer verbonden – SD/SDHC/SDXC-kaartlezer. 3. Download het firmware-bestand van de Leica M-pagina onder de linknaam „UPDATES“. 4. Sla het bestand m-X_xxx.upd op in het bovenste niveau van de mapstructuur van de kaart. X_xxx staat voor de betreffende versie. 5. Verwijder de kaart uit uw kaartlezer en stop de kaart in de camera. Sluit het bodemdeksel en zet de camera aan. De update-procedure begint. Het kan tot 15 minuten duren. Opmerking: Wanneer de batterij onvoldoende is geladen, krijgt u de waarschuwing Battery low . In dit geval moet u eerst de batterij laden en dan de bovenstaande procedure herhalen. 223 DIVERSEN FILTERS DE SYSTEEMACCESSOIRES VOOR DE LEICA M Voor de huidige Leica M-objectieven, die van gestandaardiseerde filterschroefdraad zijn voorzien, zijn er UVa- filters en universele polfilters beschikbaar. WISSELOBJECTIEVEN Opmerking: Leica UV/IR filters, die speciaal voor gebruik op de Leica M8 en M8.2 werden ontwikkeld, moeten op de Leica M niet worden gebruikt, omdat er vooral bij groothoekobjectieven kleurverschuiving aan de beeldranden kan ontstaan. Het Leica M-systeem biedt de basis voor optimale aanpassing aan snel en onopvallend fotograferen. Het assortiment aan objectieven omvat brandpuntsafstanden van 16 tot 135mm en lichtsterkten tot 1:0,95. R-ADAPTER-M ELEKTRONISCHE ZOEKER EVF2 Met de Leica R adapter-M kunt u bijna alle Leica R-objectieven op de Leica M gebruiken, onafhankelijk van de (vaste) brandpuntsafstand of zoom, de kortste instellingslimiet, wat voor regelnokken ze hebben (SL-"helling" of R"trap") en of ze een ROM-contactstrip hebben of niet. Het is ook mogelijk om deze lens met de Leica Extender-R modellen, alsook met macrotoebehoren, zoals de Leica Macro-Adapter-R, Leica R-tussenringen en de balg-R BR2, te gebruiken. Dit opent voor de Leica M voor een meetzoekercamera anders niet beschikbare toepassingsgebieden, zoals opnamen met extreem korte of lange brandpuntsafstanden en extreme close-ups. (Bestelnr. 14 642) De EVF2 biedt bijna 100% TTL-weergave van het beeldveld met een resolutie van 1,4 megapixels. Dit maakt tegelijkertijd eenvoudige en nauwkeurige beeldcompositie en volledige controle van alle relevante gegevens mogelijk. Hij is vooral ook handig gebleken wanneer de lichtomstandigheden van invloed zijn op de zichtbaarheid van het LCD-scherm, en - dankzij het kantelbare oculair - voor opnamen vanuit kikkerperspectief. (Bestelnr. 18 753) 224 UNIVERSELE GROOTHOEKZOEKER M DE ZOEKERLOEPEN M 1.25x EN M 1.4x De Leica Universele groothoekzoeker M is een uitgesproken praktisch accessoire. Het kan onbeperkt op alle analoge en digitale Leica M-modellen worden gebruikt en biedt – precies zoals in de zoeker van de camera - met ingespiegelde lichtkaders na bepaling van de beelduitsnede de groothoek-brandpuntsafstanden 16, 18, 21, 24 en 28mm. De zoeker is voorzien van parallax-compensatie evenals een waterpas, voor een nauwkeurige horizontale uitlijning van de camera (Bestelnr. 12 011). De Leica zoekerloepen M 1.25x en M 1.4x vereenvoudigen de beeldvorming bij toepassing van brandpuntsafstanden vanaf 35mm aanzienlijk. Ze kunnen op alle Leica M-modellen worden gebruikt en vergroten het middelste gebied van het zoekerbeeld: de 0,68x-zoeker van de Leica M krijgt met de loep 1.25x een 0,85-voudige vergroting, met de loep 1.4x een 0.95-voudige vergroting. Als beveiliging tegen verlies dient een veiligheidskettinkje met snapslot, waarmee de zoeker aan de bevestigingsring van de draagriem kan worden gehangen. De zoekerloep wordt in een leren foedraal geleverd. Een lus aan het foedraal maakt het mogelijk de zoekerloep paraat en beschermd aan de draagriem van de camera te houden. (Bestelnr. 12 004 M 1.25x, 12 006 M 1.4x) SPIEGELZOEKER M Voor 18-, 21- en 24mm-objectieven zijn er spiegelzoekers beschikbaar. Ze munten uit door hun zeer compacte constructie en heldere zoekerbeeld. Om de beelduitsnede te bepalen wordt er gebruik gemaakt van lichtkaders, net zoals voor de camerazoeker (Bestelnr. 18mm: 12 022 zwart, 12 023 zilver / 21mm: 12 024 zwart, 12 025 zilver / 24mm: 12 026 zwart, 12 027 zilver). 225 FLITSAPPARATEN HANDGREEP M De systeemflitser Leica SF 58 is met een maximaal richtgetal van 58 (bij 105mm-instelling), een automatisch (bij gecodeerde Leica M-objectieven, zie pag. 147) aangestuurde zoom-reflector, een naar keuze bijschakelbare tweede reflector, automatische korte tijdsynchronisatie met kortere sluitertijden dan 1/180s voor HSS-flitsers (zie pag. ), evenals vele overige functies, zowel krachtig als veelzijdig te noemen. Dankzij een vast ingebouwde flitservoet met extra regelen signaalcontacten, die voor de automatische overdracht van een hele reeks gegevens en instellingen zijn, is het zeer eenvoudig te bedienen. Het systeem-flitsapparaat Leica SF 24D is met zijn compacte afmetingen en op de camera afgestemd design bijzonder geschikt. Het bezit evenals de Leica SF 58 een vast ingebouwde flitsvoet met alle contacten en onderscheidt zich door de eenvoudige bediening. (SF 58: Bestelnr. 14 488 / SF 24D: (Bestelnr. 14 444) Als praktisch accessoire adviseren wij de handgreep M voor een goede hantering van de Leica M en om hem met één hand te dragen. Deze wordt in plaats van het standaard bodemdeksel aangebracht. (Bestelnr. 14 496) MULTIFUNCTIONELE HANDGREEP M Als Handgreep M. De multifunctionele handgreep M is echter ook uitgerust met een GPS-antenne, waardoor deze de coördinaten van de locatie van de opname kan toevoegen. Daarnaast heeft hij aansluitingen voor: data-overdracht via USB-kabel, netvoeding met de AC-adapter M, flash triggers met standaard sync-kabels - d.m.v. SCA-adapterkit - en TTL-regeling van los van de camera gebruikte compatibele flitsers. (Bestelnr. 14 495) SCA-adapterkit voor MULTIFUNCTIONELE HANDGREEP M De adapterkit bestaat uit een rail en de SCA-aansluitkabel. In combinatie met een geplaatste Multifunctionele handgreep M is TTL-gestuurd flitsen ook dan beschikbaar, wanneer de flitser niet op de camera wordt gebruikt, bijvoorbeeld voor indirecte verlichting. Bovendien is zo het gelijktijdig gebruik van twee flitsers mogelijk - één op de camera en één met behulp van het adapterkit. (Bestelnr. 14 498) 226 Microfoonadapterkit FOTOTASSEN Met de microfoonadapter M kunt u het geluid bij video-opnamen in stereo opnemen. Als hij in de flitsschoen van de camera wordt geplaatst, zullen op dat moment alle nodige verbindingen worden gemaakt. (Bestelnr. 14 634) De nieuwe paraattas-M is speciaal ontworpen voor de nieuwe Leica M. Hij beschermt de camera tijdens transport en kan voor de snelle inzet bij het fotograferen met de camera verbonden blijven. Voor een goede bescherming tijdens intensiever fotograferen kan het voorste gedeelte van de tas worden verwijderd en zodoende het resterende gedeelte van de tas als camera-protector fungeren. (Bestelnr. 14 547) Bovendien is er voor omvangrijkere camera-uitrustingen de klassieke Billingham combinatietas van waterdicht textiel. Deze biedt plaats aan twee body’s met twee objectieven of één body met drie objectieven. Zelfs voor grote objectieven en een gemonteerde handgreep M is er voldoende ruimte. Bovendien biedt een vak met ritssluiting ruimte aan een flitser Leica SF 24D en overige accessoires. (Bestelnr. 14 854 zwart, 14 855 khaki). CORRECTIELENZEN Voor optimale aanpassing van het oog aan de zoeker van de camera bieden wij correctielenzen aan in de volgende dioptriewaarden (sferisch): ±0,5/1/1,5/2/3. AC-ADAPTER voor MULTIFUNCTIONELE HANDGREEP M De voeding maakt het mogelijk de camera continu te gebruiken (met aangesloten multifunctionele handgreep M) terwijl hij direct aan het stopcontact is aangesloten. (Bestelnr. 14 497) VERVANGENDE ONDERDELEN Cameradeksel M Accessoireschoenkapje M Draagriem Li-ion batterij BP-SCL2 Oplader v. BP-SCL2 (met EU/USA netsnoeren, autolaadsnoer) Netsnoer voor AUS en UK HANDVAT M voor MULTIFUNCTIONELE HANDGREEP M De Handvaten worden in de Multifunctionele handgreep-M, ofwel de Handgreep M geschroefd waar ze voor een goede grip van de camera zorgen, vooral bij het dragen van de camera en bij het gebruik van lange en zware objectieven. (Bestnr. S: 14 646/M: -647/L: -648) 227 Bestelnr. 14 397 14 644 14 312 14 499 14 494 14 422 en 14 421 VEILIGHEIDSMAATREGELEN EN ONDERHOUD • Omdat rubber en kunststof soms agressieve chemicaliën afscheiden, mogen ze niet langere tijd met de Leica M in contact blijven. • Zorg ervoor dat zand of stof niet in de Leica M kan binnendringen, bijv. aan het strand. Zand en stof kunnen de camera en de geheugenkaart beschadigen. Let hier vooral op bij het vervangen van objectieven en kaarten. • Zorg ervoor dat er geen water de Leica M kan binnendringen, bijv. bij sneeuw, regen of aan het strand. Vocht kan tot storingen leiden en zelfs onherstelbare schade aan de LEICA M en de geheugenkaart veroorzaken. • Als er spetters zout water op de Leica M terecht zijn gekomen, een zachte doek eerst met leidingwater bevochtigen, deze stevig uitwringen en hiermee de camera afwissen. Daarna met een droge doek goed nawrijven. ALGEMENE VOORZORGSMAATREGELEN • Gebruik de Leica M niet in de onmiddellijke nabijheid van apparatuur met sterke magneetvelden en elektrostatische of elektromagnetische velden (zoals inductie-ovens, magnetrons, monitoren van tv of computer, videogame-consoles, mobiele telefoons, zendapparatuur). • Wanneer u de Leica M op een televisie plaatst, of in de onmiddellijke nabijheid gebruikt, kan het magneetveld beeldregistraties verstoren. • Hetzelfde geldt voor het gebruik in de buurt van mobiele telefoons. • Sterke magneetvelden, bijv. die van luidsprekers of grote elektromotoren kunnen de opgeslagen gegevens beschadigen, resp. de opnamen verstoren. • Gebruik de Leica M niet in de onmiddellijke nabijheid van radiozenders of hoogspanningsleidingen. Hun elektromagnetische velden kunnen de beeldregistraties eveneens verstoren. • Als de Leica M door het effect van elektromagnetische velden niet goed functioneert, schakel hem dan uit, verwijder de batterij en plaats deze opnieuw, waarna u de camera weer kunt inschakelen. • Bescherm de Leica M tegen contact met insectenspray en andere agressieve chemicaliën. Benzine, verdunner en alcohol mogen ook niet voor reiniging worden gebruikt. • Bepaalde chemicaliën en vloeistoffen kunnen de body van de Leica M, resp. de coating, beschadigen. 228 LCD-SCHERM De productie van de LCD-schirm vindt plaats in een zeer nauwkeurig proces. Zo is verzekerd dat van de in totaal meer dan 921.600 pixels maar heel, heel weinig pixels niet werken, d.w.z.dat ze donker blijven, of altijd helder. Dit is echter geen storing en beïnvloedt de beeldweergave niet nadelig. • Wanneer de Leica M aan grote temperatuurschommelingen wordt blootgesteld, kan er zich condens op het LCD-scherm vormen. Wis deze voorzichtig met een zachte, droge doek af. • Als de Leica M bij het inschakelen zeer koud is, kan het LCDscherm aanvankelijk iets donkerder zijn dan normaal. Zodra deze warmer wordt, bereikt het LCD-scherm weer zijn normale helderheid. SENSOR • Hoogtestraling (bijv. bij vluchten) kan pixeldefecten veroorzaken. CONDENSATIEVOCHT • Als er zich condens op of in de Leica M heeft gevormd, moet u deze uitschakelen en ongeveer 1 uur bij kamertemperatuur laten liggen. Als kamer- en cameratemperatuur gelijk zijn, verdwijnt de condens vanzelf. 229 ONDERHOUD VOOR OBJECTIEVEN Omdat elke vervuiling tevens een voedingsbodem voor microorganismen vormt, moet de uitrusting zorgvuldig worden schoongehouden. • Op de buitenlenzen van het objectief moet het verwijderen van stof met het zachte haarpenseel normaal gesproken volstaan. Bij sterkere vervuiling kunnen deze met een zeer schone, gegarandeerd smetvrije, zachte doek in cirkelvormige bewegingen van binnen naar buiten voorzichtig worden gereinigd. Wij adviseren microvezeldoekjes (verkrijgbaar in de foto- en optiekzaak) die in een beschermende verpakking worden bewaard en bij temperaturen tot 40°C wasbaar zijn (geen wasverzachter, nooit strijken!). Reinigingsdoekjes voor brillen die met chemische middelen zijn geïmpregneerd, mogen niet worden gebruikt omdat ze het objectiefglas kunnen beschadigen. • Let op dat de 6-bit codering in de bajonet (sj) niet wordt vervuild of verkrast. Zorg er ook voor dat zich daar geen zandkorrels of dergelijke deeltjes verzamelen die krassen op de bajonet kunnen veroorzaken. Reinig dit onderdeel uitsluitend droog! • Optimale bescherming van frontlenzen bij ongunstige opnameomstandigheden (bijv. zand, spetters zout water!) verkrijgt u met kleurloze UVa-filters. Er moet echter rekening mee worden gehouden dat ze bij bepaalde tegenlichtsituaties en grote contrasten, zoals bij elk filter, ongewenste reflexen kunnen veroorzaken. Het altijd raadzame gebruik van een tegenlichtkap biedt extra bescherming tegen ongewenste vingerafdrukken en regen. VOOR DE CAMERA • Reinig de Leica M uitsluitend met een zachte, droge doek. Hardnekkig vuil moet eerst met een sterk verdund afwasmiddel worden bevochtigd – en vervolgens met een droge doek worden weggeveegd. • Camera en objectief worden voor het verwijderen van vlekken en vingerafdrukken met een schone, pluisvrije doek afgeveegd. Vuil in moeilijk toegankelijke hoeken van de camerabody kan met een klein penseel worden verwijderd. De sluiterlamellen mogen in geen geval worden aangeraakt. • Alle mechanisch bewegende lagers en glijvlakken van uw Leica M zijn gesmeerd. Denk eraan als u de camera langere tijd niet gebruikt: de camera ongeveer elke drie maanden meerdere keren ontspannen om verharsen van de smeerpunten te voorkomen. Ook is het raadzaam alle overige bedieningselementen regelmatig te verstellen of te gebruiken. Ook de afstandsinstelring en diafragmainstelring van de objectieven moeten regelmatig worden bewogen. • Let op dat de sensor voor de 6-bit codering in de bajonet (zie pag. 147) niet wordt vervuild of verkrast. Zorg er ook voor dat zich daar geen zandkorrels of dergelijke deeltjes verzamelen die krassen op de bajonet kunnen veroorzaken. Reinig dit onderdeel uitsluitend droog en oefen geen druk uit op het afdekglas! 230 VOOR DE BATTERIJ • Als er geuren, verkleuringen, vervormingen, oververhitting of lekkages van vloeistof optreden, moet onmiddellijk de accu uit de camera of acculader worden verwijderd en moet deze worden vervangen. Bij voortgezet gebruik van de accu is er anders een reëel risiko voor oververhitting met brand- en/of explosiegevaar! • Bij brandlucht of lekkende vloeistoffen dient u de accu uit de buurt van warmtebronnen te houden. De lekkende vloeistof kan gaan branden! • Een veiligheidsventiel in de batterij zorgt ervoor dat bij onjuiste omgang met de batterij eventuele overdruk gecontroleerd kan ontwijken. • Batterijen hebben slechts een beperkte levensduur. Wij adviseren een vervanging na ca. vier jaar. • Geef de schadelijke batterijen af aan een verzamelpunt voor correcte recycling. • Deze accu's mogen niet voor langere tijd aan hitte of zonlicht en vooral ook niet aan vochtigheid of water worden blootgesteld. Bovendien mogen deze accu's nooit in een magnetron of in een omgeving onder hoge druk worden geplaatst wegens gevaar voor brand of explosie! De oplaadbare lithium-ionenbatterijen genereren stroom door interne chemische reacties. Deze reacties worden ook door de buitentemperatuur en luchtvochtigheid beïnvloed. Zeer hoge en lage temperaturen verkorten de standtijd en levensduur van de batterijen. • Verwijder altijd de batterij, als u de Leica M langere tijd niet gebruikt. Anders kan de batterij na enkele weken diep worden ontladen, d.w.z. de spanning daalt sterk, omdat de Leica M, zelfs wanneer deze is uitgeschakeld, een geringe ruststroom verbruikt (bijv. voor de opslag van de datum). • Lithium-ionen batterijen moeten in gedeeltelijk opgeladen toestand worden bewaard, d.w.z. niet volledig ontladen, maar ook niet volledig opgeladen (volgens de indicatie op het LCD-scherm). Bij zeer langdurige opslag moet de batterij ongeveer tweemaal per jaar gedurende ca. 15 minuten worden opgeladen om diepe ontlading te vermijden. • Houd de batterijcontacten steeds schoon en vrij. Lithium-ionen batterijen zijn weliswaar tegen kortsluiting beveiligd, maar toch mag u de contacten niet in aanraking laten komen met metalen voorwerpen als paperclips of sieraden. Een kortgesloten batterij kan zeer heet worden en ernstige brandwonden veroorzaken. • Als er een batterij op de grond valt, dient u daarna de behuizing en contacten op eventuele schade te controleren. Het plaatsen van een beschadigde batterij kan de Leica M beschadigen. 231 VOOR HET OPLAADAPPARAAT VOOR GEHEUGENKAARTEN • Wanneer het oplaadapparaat in de buurt van radio-ontvangers wordt gebruikt, kan de ontvangst worden verstoord; zorg voor een afstand van minimaal 1 m tussen de apparaten. • Het oplaadapparaat kan bij gebruik geluid (“zoemen“) veroorzaken – dit is normaal en geen storing. • Trek de netstekker van het oplaadapparaat eruit als dit niet wordt gebruikt, omdat het ook zonder batterij (zeer weinig) stroom verbruikt. • Houd de contacten van het oplaadapparaat steeds schoon en maak nooit kortsluiting. • De meegeleverde autolaadkabel –– mag alleen in 12 V stroomcircuits worden gebruikt; –– mag in geen geval worden aangesloten als de batterijlader met het net is verbonden. • Zolang een opname wordt opgeslagen of de geheugenkaart wordt uitgelezen, mag deze niet worden verwijderd en de Leica M niet worden uitgeschakeld of aan schokken worden blootgesteld. • Geheugenkaarten moeten als bescherming in principe uitsluitend in het meegeleverde antistatische foedraal worden bewaard. • Bewaar geheugenkaarten niet op een plaats waar ze aan hoge temperaturen, direct zonlicht, magneetvelden of statische ontlading worden blootgesteld. • Laat de geheugenkaart niet vallen en buig deze niet, omdat deze anders beschadigd kan worden en de opgeslagen gegevens verloren kunnen gaan. • Verwijder altijd de geheugenkaart als u de Leica M langere tijd niet gebruikt. • Raak de aansluitingen aan de achterzijde van de geheugenkaart niet aan en houd ze vrij van vuil, stof en vocht. • Het is raadzaam de geheugenkaart af en toe te formatteren, omdat door het wissen fragmentatie optreedt, die een deel van de geheugencapaciteit blokkeren kan. 232 Aanwijzingen: • Bij gewoon formatteren gaan de gegevens op de kaart voorlopig nog niet onherroepelijk verloren. Alleen de directory wordt gewist zodat de aanwezige bestanden niet meer direct toegankelijk zijn. Met de juiste software kunnen de gegevens weer toegankelijk worden gemaakt. Alleen de gegevens die daarna door het opslaan van nieuwe gegevens worden overschreven, zijn ook werkelijk definitief gewist. Maak er daarom een gewoonte van al uw opnamen altijd zo snel mogelijk op een veilig geheugenmedium op te slaan, bijv. de harde schijf van uw computer. Dit geldt vooral als de camera bij een servicegeval samen met de geheugenkaart wordt opgestuurd. • Afhankelijk van de toegepaste geheugenkaart kan het formatteren wel 3 minuten duren. 233 REINIGEN VAN DE SENSOR / STOFDETECTIE Opmerking: Als de stofdetectie niet mogelijk is gebleken, zal er in plaats daarvan een betreffende melding verschijnen. Na enkele seconden zal het scherm weer teruggaan naar het onder 2. genoemde. De opname kan herhaald worden. Als zich stof- of vuildeeltjes aan het sensor-afdekglas hechten, kan dit, afhankelijk van de grootte, door donkere punten of vlekken op de opnamen zichtbaar worden. Met de optie Dust detection kunt u controleren, of er zich stof op de sensor bevindt en hoeveel. Dit is veel exacter als een visuele controle en zodoende dus een betrouwbare methode om te kunnen beoordelen of reiniging nodig is. De Leica M kan voor reiniging van de sensor - tegen een vergoeding - naar de Customer Care van Leica Camera AG worden gestuurd (adres: zie p. 254). Deze reiniging maakt geen deel uit van de garantie. U kunt de reiniging ook zelf ter hand nemen; hiervoor dient de menu-optie Sensor cleaning . U verkrijgt dan toegang tot de sensor via de openstaande sluiter. Reinigen 1. Selecteer in het hoofdmenu (zie pag. 154/246) Sensor cleaning (pagina 4/sectie SETUP ). • het submenu verschijnt. 2. Selecteer Open shutter. 3. Selecteer Yes. Bij voldoende batterijcapaciteit, d.w.z. bij minstens 60% zal de sluiter opengaan. • Er verschijnt een melding Please switch off camera after inspection. . Opmerking: wanneer de batterijcapaciteit echter lager is, verschijnt in plaats daarvan de waarschuwing Attention Battery too low for sensor cleaning. om erop te wijzen, dat de optie niet beschikbaar is, d.w.z. Yes niet kan worden gekozen Stofdetectie 1. Selecteer in het hoofdmenu (zie pag. 154/246) Sensor cleaning (pagina 4/sectie SETUP ). • het submenu verschijnt. 2. Selecteer Dust detection. • Er verschijnt de volgende melding Attention Please close the 4. Voer de reiniging uit. Neem daarbij beslist de onderstaande aanwijzingen in acht. 5. Na succesvolle reiniging wordt de sluiter door uitschakelen van de camera weer gesloten. • Er verschijnt een melding Attention Please stop sensor aperture to the largest value (16 or 22), and take a picture of a homogeneous surface (defocussed). 3. Druk de ontspanner (16) in. • Op het LCD-scherm verschijnt na een korte tijd een "foto" waarop zwarte pixels de stofdeeltjes weergeven. cleaning immediately. 234 Belangrijk: • Leica Camera AG biedt geen garantie voor schade die door de gebruiker bij het reinigen van de sensor wordt veroorzaakt. • Probeer niet stofdeeltjes met de mond van het sensor-afdekglas te blazen; de kleinste druppeltjes speeksel kunnen al moeilijk te verwijderen vlekken veroorzaken. • Persluchtreinigers met hoge druk mogen niet worden gebruikt, omdat deze ook schade kunnen veroorzaken. • Voorkom dat het sensoroppervlak bij inspectie en reiniging met een of ander hard voorwerp in aanraking komt. Aanwijzingen: • In principe geldt: op de Leica M moet als bescherming tegen het binnendringen van stof e.d. in het binnenwerk van de camera altijd een objectief zijn geplaatst, of de kap van de body. • Om dezelfde reden moet het verwisselen van een objectief zo mogelijk in een stofvrije ruimte plaatsvinden. • Omdat onderdelen van kunststof snel statisch worden opgeladen en dan in toenemende mate stof aantrekken, dient u kappen van de objectieven en body slechts kort in de zakken van uw kleding te bewaren. • Om nog meer vervuiling te vermijden, moeten inspectie en reiniging van de sensor zo mogelijk in een stofvrije ruimte plaatsvinden. • Zwak aanhechtend stof kan met schoon, evt. geïoniseerd gas zoals lucht of stikstof van het sensor-afdekglas worden geblazen. Hiervoor kan een (rubber-) blaasbalg zonder penseel worden gebruikt. Ook speciale, drukloze reinigingssprays, zoals „Tetenal Antidust Professional“ kunnen volgens hun gebruiksaanwijzing worden gebruikt. • Als de aangehechte deeltjes op de beschreven wijze niet kunnen worden verwijderd, neem dan contact op met de Leica Infodienst. • Als de batterijcapaciteit bij geopende sluiter terugloopt tot minder dan 40%, verschijnt op het LCD-scherm de waarschuwing Attention Please stop sensor cleaning immediately. . Gelijktijdig volgt een aanhoudende pieptoon, die alleen door uitschakelen van de camera kan worden beëindigd. Door het uitschakelen wordt ook de sluiter weer gesloten. • Let er beslist op het sluitervenster in dat geval vrij te houden, d.w.z. dat er, om schade te voorkomen, geen voorwerp het sluiten van de sluiter verhindert! 235 OPBERGEN • Noteer het fabricagenummer van uw Leica M (op de accessoireschoen gegraveerd!) en de objectieven, omdat die in geval van verlies uitermate belangrijk zijn. • Als u de Leica M langere tijd niet gebruikt, is het raadzaam a. de geheugenkaart te verwijderen (zie pag. 146) en b. de batterij te verwijderen (zie pag. 144), (na uiterlijk 2 maanden gaan de opgeslagen tijd en datum verloren). • Een objectief werkt als een brandglas als het volle zonlicht frontaal op de camera staat. De camera moet daarom altijd tegen sterk zonnestraling worden beschermd. Het plaatsen van een objectiefkap en het opbergen van de camera in de schaduw (of meteen in de tas) draagt ertoe bij interne schade aan de camera te voorkomen. • Bewaar de Leica M bij voorkeur in een gesloten en gestoffeerde houder, zodat er niets tegenaan kan schuren en stof op afstand wordt gehouden. • Bewaar de Leica M op een droge, voldoende geventileerde plaats die bescherming biedt tegen hoge temperatuur en vochtigheid. De Leica M moet bij gebruik in een vochtige omgeving beslist vrij zijn van alle vocht alvorens u de camera opbergt. • Fototassen die bij gebruik nat zijn geworden, moeten worden leeggemaakt om beschadiging van uw uitrusting door vocht en eventueel vrijkomende restanten leerlooimiddel uit te sluiten. • Ter bescherming tegen schimmelvorming, bij gebruik in een vochtig en warm tropisch klimaat, moet de camera-uitrusting zo veel mogelijk aan zon en lucht worden blootgesteld. Het bewaren in afgesloten koffers of tassen is slechts aan te bevelen als er bovendien een droogmiddel, bijv. silicagel, wordt gebruikt. • Bewaar de Leica M ter vermijding van schimmelvorming ook niet voor langere tijd in een leren tas. STORINGEN EN REMEDIES De Leica M reageert niet op het inschakelen. –– Is de batterij goed geplaatst? –– Is de batterijconditie voldoende? Gebruik een opgeladen batterij. –– Is het bodemdeksel goed geplaatst? Onmiddellijk na het inschakelen schakelt de Leica M zichzelf weer uit. –– Is de batterijconditie voldoende voor de werking van de Leica M? Laad de batterij op of plaats een opgeladen batterij. –– Is er sprake van condens? Dit komt voor, als de Leica M van een koude naar een warme plaats wordt gebracht. Wacht in dat geval eerst tot de condensatie is vervluchtigd. 236 De LEICA M laat zich niet ontspannen. De opname kan niet worden getoond. –– Er worden zojuist beeldgegevens naar de geheugenkaart gekopieerd en het buffergeheugen is vol. –– De capaciteit van de geheugenkaart is onvoldoende en het buffergeheugen is vol. Wis opnamen die niet meer benodigd zijn, voordat u nieuwe maakt. –– Er is geen geheugenkaart geplaatst en het buffergeheugen is vol. –– Is er een geheugenkaart geplaatst? –– Er zijn geen gegevens op de geheugenkaart. Ondanks aansluiting op een computer (via de aangesloten multifunctionele handgreep) kunnen de gegevens niet worden gekopiëerd. –– Controleer of computer, multifunctionele handgreep en camera goed met elkaar zijn verbonden. De opname kan niet worden opgeslagen. –– Is er een geheugenkaart geplaatst? –– De capaciteit van de geheugenkaart is onvoldoende. Wis opnamen die niet meer benodigd zijn, voordat u nieuwe maakt. De tijd en datum zijn onjuist, resp. niet meer aanwezig. –– De Leica M is een lange tijd niet gebruikt; vooral als de batterij verwijderd is geweest. Plaats een volledig opgeladen batterij. Stel datum en tijd in. Het LCD-scherm is te licht of te donker. –– De kwaliteit van het schermbeeld wordt onder een grote hoek bekeken altijd minder. Als u recht naar het LCD-scherm kijkt en het beeld is te donker of te licht: Stel de helderheid anders in, of gebruik de als accessoire verkrijgbare, externe elektronische zoeker EVF2 (zie pag. 224). De zojuist gemaakte opname wordt niet op het LCD-scherm getoond. –– Is (indien de Leica M in de opnamemodus staat) de optie Autom. Wiederg. (automatische weergave) ingeschakeld? 237 APPENDIX DE INDICATIES in de zoeker 1 2 3 238 d. 1. Lichtkaders voor 50mm en 75mm1 (voorbeeld) Twee driehoekige en een ronde led: –– Bij handmatige belichtingsinstelling: samen als lichtschaal voor de belichtingsregeling. Driehoekige LED’s geven de noodzakelijke draairichting aan voor zowel de diafragmaring als de instelknop van de sluitertijden. –– Waarschuwing voor waarde onder het meetbereik e. Flitssymbool: –– Paraatstatus flits –– Informatie over de flitsbelichting voor en na de opname 2. Meetveld voor afstandsinstelling 3. Met LED’s1 (Light Emitting Diodes – lichtdiodes) voor: a. digitale indicatie met vier tekens, met onder- en bovenliggende punten Digitale indicatie: –– Indicatie van de automatisch berekende sluitertijd bij tijdautomaat A, ofwel bij het aflopen van langere sluitertijden dan 1s –– Waarschuwing voor waarden onder resp. boven het meetbereik of het instelbereik bij tijdautomaat A –– Indicatie van de belichtingscorrectie (kortstondig tijdens de instelling) –– Aanwijzing (tijdelijk) van vol buffergeheugen –– Aanwijzing ontbrekende geheugenkaart (Sd) –– Aanduiding volle geheugenkaart (Full) b. • Bovenliggend punt: –– Aanduiding (branden) van actief meetwaardegeheugen c. • Onderliggend punt: –– Aanduiding (knipperen) van actieve belichtingscorrectie 1 Met automatische, aan het daglicht aangepaste helderheidsregeling. De automatische regeling is met Leica M-objectieven met zoekeradapter niet mogelijk, omdat deze de helderheidssensor 1.5 bedekt, die de informatie hiervoor moet leveren. In zulke gevallen branden de kaders en indicaties altijd met constante helderheid. 239 DE INDICATIES op het LCD-scherm In Live View-modus 1 Bij opname 2 3 4 5 6 7 8 1 2 3 4 5 6 Belichtingsprogramma Sluitertijd Methode belichtingsmeting ISO-filmgevoeligheid Opslaan van de meetwaarde Belichtingscorrectie (bijkomend bij spotmeting) 7 Meetveld (bijkomend bij 1-7, bij video-opnamen) 8 Lopende opnametijd 9 Indicatie voor lopende opname (knipperend) 240 9 10 11 13 14 15 16 12 17 18 (bijkomend bij 1-9, door focusseren van het objectief, ofwel door op de focusknop te drukken (1.3); alternatief bij 13-17; niet bij video-opnamen) 10 Symbool voor instelwiel / beschikbare vergrotings-/ verkleiningsfactoren 11 Momentele vergrotingsfactor 12 Kader voor vergrootbare uitsnede 19 20 21 (bijkomend bij 1-10, door op de knop INFO (1.33) te drukken; 13-15 als alternatief bij 10-12) 13 Batterijcapaciteit 14 Belichtingsreeks 15 Lichtsterkte/brandpuntafstand of type objectief 16 Witbalans 17 Bestandsformaat / compressie / resolutie of videoformaat (afhankelijk van type opname) 18 Resterende opslagcapaciteit/opname-aantal of -tijd (afhankelijk van type opname) 19 GPS-status (alleen met geplaatste multifunctionele handgreep M) 20 Zelfontspanner-status/-voorlooptijd 21 Opnamehistogram (niet bij video-opnamen) 241 In de Zoekermodus, met een druk op de knop INFO 22 23 (bijkomend zu 1-7/13-21) 22 Batterijcapaciteit 23 Capaciteit geheugenkaart 242 Bij weergave 24 25 26 28 27 34 32 31 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 35 36 (aanvullend bij 24-33, door op de knop INFO (1.33) te drukken bij een video-opname) 34 Pictogram voor videoweergave 35 Videopictogrammen 36 Verstreken afspeeltijd / voortgangsbalk Belichtingsprogramma Sluitertijd Methode belichtingsmeting Nummer van de zichtbare opname / totaal aantal opnamen op de geheugenkaart ISO-filmgevoeligheid Pictogram voor Bladeren/Vergroten (altijd maar een van beide) Weergave van de grootte en de locatie van de uitsnede (alleen bij uitsneden) Pictogram voor tegen wissen beveiligde opnamen Pictogram voor video-opname Geselecteerd beeld (alleen bij verkleinde weergave van 4/9/36 afbeeldingen) 243 Met histogram Met clipping-indicatie 37 38 (als 24-36, beeldgebieden zonder tekening knipperen rood/blauw, aanvullend) 38 Clipping-pictogram (als 24-36, aanvullend) 37 Histogram (standaard of RGB; selecteerbaar via menubediening) 244 Met aanvullende informatie Bij menubediening 52 44 45 54 53 55 56 46 47 43 41 42 48 49 40 39 51 50 (aanvullend bij 28-37, door op de knop INFO (1.33) te drukken. Afbeelding verkleind) 39 Nummer/naam gebruikersprofiel 40 Kleurruimte 41 Datum 42 Tijd 43 Mapnummer/bestandsnaam 44 Bestandsformaat / compressie / resolutie of videformaat (afhankelijk van type opname) 45 Belichtingscorrectie 46 Witbalans 47 Lichtsterkte/brandpuntafstand 48 Pictogram voor video-opname 49 Pictogram voor wisbeveiligde opname (verschijnt alleen bij betreffende opnamen) 50 GPS-status 51 Pictogram voor flitsopname (niet bij video-opnamen) 52 53 54 55 56 245 Vermelding van het menu, MENU = hoofdmenu / SET = opnameparameters-menu Vermelding van het menugebied (alleen in het hoofdmenu) Scrollbalk met pagina-aanduiding (alleen in het hoofdmenu) Menu-item Instellen van menu-item TREFWOORDENREGISTER Compressiegraad..........................................................................143 Contrast, zie beeldeigenschappen Correctielenzen............................................................................227 Datastructuur op de geheugenkaart..............................................221 Diafragma-instelring......................................................................130 DNG.................................................................................... 163/222 Draagriem.....................................................................................140 Elektronische zoeker.....................................................................224 Filmgevoeligheid.................................................................. 157/189 Filmstijlen.....................................................................................170 Filters...........................................................................................224 Firmware-downloads.....................................................................223 Flitsmodus....................................................................................190 Flitsapparaten..............................................................................190 Synchronisatie.............................................................................194 Formatteren van de geheugenkaart...............................................218 Fototassen....................................................................................227 Gegevensoverdracht naar een computer........................................219 Geheugenkaart, plaatsen en verwijderen.......................................145 Geluiden (knopbevestigingstonen, terugmelding)...........................161 Geluidsopname.............................................................................197 GPS..............................................................................................199 Handgreep M................................................................................226 Histogram............................................................................ 208/241 Hoofdschakelaar...........................................................................150 Horizon.........................................................................................201 HSS-flitsen....................................................................................194 In- / uitschakelen.........................................................................150 Indicaties In de zoeker ................................................................................238 Op de monitor..............................................................................240 Aanduiding van de onderdelen......................................................136 Afstandsinstelling..........................................................................175 Afstandsmeter.............................................................................171 Deelbeeldmethode.......................................................................176 Instelring......................................................................................136 Meetveld............................................................................. 171/238 Mengbeeldmethode.....................................................................176 Op het LCD-scherm.....................................................................157 Scherpstelhulpmiddelen...................................................... 177/178 Auteursrecht.................................................................................199 Batterij, plaatsen en verwijderen...................................................144 Beeldeigenschappen (contrast, scherpte, kleurverzadiging)...........169 Beeldfrequentie.............................................................................152 Belichting / belichtingsregeling / belichtingsmeter.........................00 Automatische belichtingsseries....................................................186 Belichtingscorrecties....................................................................184 Filmgevoeligheid................................................................. 189/250 Handmatige instelling...................................................................188 Inschakelen..................................................................................179 Meetbereik......................................................................... 189/250 Meetmethoden............................................................................180 Meetwaarde geheugen.................................................................183 Over- en onderschrijding van meetbereik......................................189 Tijdautomaat................................................................................182 Uitschakelen................................................................................179 Beschermen van opnamen / opheffen van de wisbescherming......214 Bekijken van de opname...............................................................204 met de Auto Review-optie (automatische Wiedergabe)..................205 Met de PLAY-functie.....................................................................204 248 Storingen en oplossingen..............................................................236 Technische gegevens....................................................................250 Terugzetten van alle individuele menu-instellingen..........................203 Tijd/diafragma-combinatie, zie Belichtingsinstelling.......................188 Tijd en datum................................................................................158 Tijd-instelknop..............................................................................153 Tijdautomaat...................................................................................00 Uitschakeling, automatische..........................................................160 Uitsnede, kiezen van, zie weergavemodus............................. 204/211 Vergroten van de opname.............................................................211 Vervangende onderdelen...............................................................227 Video-opnamen.............................................................................196 Volume.........................................................................................161 Voorzorgsmaatregelen..................................................................228 Waarschuwingen...........................................................................134 Waterpas......................................................................................191 Weergavemodus............................................................................204 Wissen van de opname.................................................................212 Wisselobjectieven................................................................ 147/224 Witbalans......................................................................................165 Zelfontspanner..............................................................................198 Zoeker..........................................................................................171 Indicaties.....................................................................................238 Lichtkader........................................................................... 171/228 Opzetbare zoeker................................................................ 224/225 Informatiedienst, Leica..................................................................254 ISO-filmgevoeligheid......................................................................147 Klantenservice..............................................................................254 Kleurverzadiging, zie beeldeigenschappen Leveringsomvang..........................................................................253 Lichtkader-meetzoeker..................................................................171 Lineair flitsprogramma (HSS).........................................................194 Live View............................................................................. 174/177 Menu............................................................................................154 Menupunten.................................................................................246 Menutaal......................................................................................258 Microfoonadapter M......................................................................227 Monitor.........................................................................................173 Multifunctionele Handgreep M......................................................226 Objectieven, Leica M....................................................................247 Plaatsen en verwijderen...............................................................249 Opbouw.......................................................................................136 Gebruik van oudere objectieven...................................................247 Onbewerkte gegevens.......................................................... 163/222 Onderdelen, benaming van de.......................................................136 Onderhoud....................................................................................230 Ontspanner, zie ook sluiter en technische gegevens.............. 151/252 Opbergen......................................................................................236 R Adapter-M.................................................................................224 Reparaties / Leica Customer Care................................................254 Resolutie.......................................................................................164 SCA-Adapterkit.............................................................................226 Scherpte, zie beeldeigenschappen Scherptediepteschaal....................................................................136 Serieopnamen..............................................................................152 Sluiter, zie ontspanner en technische gegevens 249 TECHNISCHE GEGEVENS Geluidsopname Mono; stereo met microfoonadapter (zie pag. 227); naar keuze automatische of handmatige uitsturing tijdens de opname, resp. standaard instelling „Konzert“, Witbalans Automatisch, handmatig, 7 voorinstellingen, instelling kleurtemperatuur. Geheugenmedium SD-kaarten t/m 2GB, SDHC-kaarten t/m 32GB / SDXC-kaarten. Menutalen Duits, Engels, Frans, Spaans, Italiaans, Japans, traditioneel Chinees, vereenvoudigd Chinees, Russisch. Compatibiliteit Windows® Vista® SP2/ 7® SP1; Mac® OS X (10.6.8 of hoger) Cameratype LEICA M (Typ 240), compacte digitale meetzoeker-systeemcamera. Objectiefaansluiting Leica M-bajonet met extra sensor voor 6-bit codering. Objectiefsysteem LEICA M-objectieven van 16 – 135mm. Opnameformaat / beeldsensor CMOS-chip, actief oppervlak ca. 23,9 x 35,8 mm (komt overeen met het bruikbare formaat van analoge Leica M-modellen). Resolutie DNG™: 5976 x 3992 pixels (24MP), JPEG: 5952 x 3968 pixels (24MP), 4256 x 2832 pixels (12MP), 2976 x 1984 pixels (6MP), 1600 x 1072 (1,7 MP); bij video-opnamen: 640 x 480 pixels (VGA), 720p, 1080p. Bestandsformaten DNG ™ (raw data), naar keuze ongecomprimeerd of gecomprimeerd (lossless), 2 JPEG-compressiegraden. Bestandsgrootte DNG™: Gecomprimeerd 20-30 MB, ongecomprimeerd 48,2 MB, JPEG: Afhankelijk van resolutie en beeldinhoud. Video-opnameformaten Motion JPG, Quicktime Video frame rates 24 b/s, 25 b/s, 30 b/s (alleen met VGA-resolutie) Kleurruimten Adobe® RGB, sRGB. Belichtingsmeting Belichtingsmeting door het objectief (TTL), bij werkdiafragma. In het midden geaccentueerde TTL-meting voor flitsbelichting met systeemconforme SCA 3000/2 Standard flitsapparaten. Meetprincipe/-methode Bij de meting van het licht van de heldere lamellen van het 1e sluitergordijn op een meetcel gereflecteerd licht: sterk centrumgeoriënteerd, bij het meten van de sensor: spot-, centrumgeoriënteerde en meerveldmeting. Meetbereik (bij ISO 200/24) Komt bij kamertemperatuur en normale luchtvochtigheid overeen met ISO 200, diafragma f/1.0 EV0 t/m EV20 bij diafragma 32. Knipperen van de linker, driehoekige LED in de zoeker geeft een waarde onder het meetbereik aan. 250 Flitsbelichtingscorrectie ±31/3 EV in 1/3 EV-stappen op de SCA-3502-adapter instelbaar. Op de Leica SF 24D zijn bij computersturing ±3EV in 1/3 EV-stappen resp. van 0 tot –3EV in 1EV-stappen / op de Leica SF 58 in alle modi ±3EV in 1/3 EV-stappen instelbaar. Displays in flash-modus (alleen in de zoeker) Paraat: flitssymbool-LED in de zoeker brandt continu, Werkingscontrole: LED brandt of knippert tijdelijk snel na de opname. Onderbelichtingsindicatie: LED gaat tijdelijk uit Gevoeligheidsbereik ISO 200/21 t/m ISO 6400/39, in 1/3 ISO-stappen instelbaar, optionele automatische regeling of handmatige instelling, Pull 100. Belichtingsprogramma Naar keuze automatische regeling van de sluitertijd met handmatige diafragma-voorkeuze - tijdautomaat A, of handmatige instelling van sluitertijd en diafragma. Flits-belichtingsregeling Aansluiting flitsapparaat Via accessoireschoen met midden-en stuurcontacten, ofwel m.b.v. SCA-adapterkit (zie pag. 226). Synchronisatie Naar keuze op het eerste of tweede sluitergordijn om te schakelen. Flitssynchronisatietijd = 1/180s, langere sluitertijden mogelijk wanneer synchronisatietijd wordt onderschreden: Automatisch overschakelen naar TTL-lineair flitsen met HSS-compatibele Leica flitsers. Meting van de flitsbelichting (m. SCA-3502-M5 adapter, resp. SCA-3000-standaard flitsapparaat, bijv. Leica SF 24D/Leica SF 58) Regeling door centrumgeoriënteerde TTL-voorflitsmeting. Flits-meetcel 2 silicium-fotodiodes met convergerende lens op de camerabodem. Zoeker Zoekerprincipe Grote, heldere lichtkader-meetzoeker met automatische parallaxcompensatie. Oculair Afgestemd op –0,5 dioptrie. Correctielenzen verkrijgbaar van –3 tot +3 dioptrieën. Beeldveldbegrenzing Twee oplichtende kaders: voor 35 en 135mm, of voor 28 en 90mm, of voor 50 en 75mm. Automatische omschakeling bij het plaatsen van het objectief. Kleur van de kaders (rood / wit) in het menu selecteerbaar. Parallax-compensatie Het horizontale en verticale verschil tussen zoeker en objectief wordt overeenkomstig de afstandsinstelling automatisch gecompenseerd, d.w.z. het lichtkader van de zoeker komt automatisch overeen met de door het objectief geregistreerde uitsnede van het onderwerp. 251 Sluiter en ontspanning Sluiter Spleetsluiter van metalen lamellen met verticaal verloop. Sluitertijden Bij tijdautomaat: (A) traploos van 60s tot en met 1/4000s. Bij handmatige instelling: 8s bis 1/4000s in halve stappen, B : Voor lange belichtingstijden tot hoogstens 60s (samen met zelfontspanner T-functie, d.w.z. 1e keer ontspannen = sluiter opent en 2e keer ontspannen = sluiter sluit weer), (1/180s): Kortste sluitertijd voor flitssynchronisatie, HSS lineair flitsen met alle kortere sluitertijden dan 1/180s mogelijk (met HSS-compatibele Leica-systeemflitsers). Voor video-opnamen (tijdautomaat en handmatige modus): 1/30 t/m 1/ 4000s, eventueel in handmatige modus oversturing van de vooraf ingestelde sluitertijd om juiste belichting te verzekeren. Sluiter spannen Door geïntegreerde motor, met laag geluidsniveau. Serieopnamen ca. 3 beelden/s, ≤12 beelden in serie. Ontspanner Voor individuele foto's: In twee fasen: ten eerste activering van de belichtingsmeting en het meetwaardegeheugen (bij tijdautomaat), ten tweede ontspannen. Genormde schroefdraad voor draadontspanner is ingebouwd. Zelfontspanner Voorlooptijd naar keuze 2s (bij tijdautomaat en handmatige instelling van de belichting) of 12s (via menu instelbaar). Indicatie door knipperende lichtdiode (LED) aan de voorzijde van de camera, evenals indicatie op het LCD-scherm. Overeenstemming van zoekerbeeld en werkelijk beeld De grootte van het lichtkader komt bij een instelafstand van 2 meter exact overeen met de sensorgrootte van ca. 23,9 x 35,8mm. Bij instelling op oneindig wordt afhankelijk van de brandpuntsafstand ca. 7,3% (28mm) tot 18% (135mm) meer door de sensor geregistreerd dan het lichtkader toont, omgekeerd bij kortere instelafstanden dan 2m iets minder. Vergroting (voor alle objectieven) 0,68-voudig Grootbasis-afstandsmeter Deelbeeld- en mengbeeldafstandsmeter in het midden van het zoekerbeeld, als helder veld gemarkeerd. Effectieve meetbasis 47,1mm (mechanische meetbasis 69,25mm x zoekervergroting 0,68x). Indicaties In de zoeker Digitale indicatie met vier tekens, met onder- en bovenliggende punten, indicaties, zie pag. 238. Op achterwand 3“ kleuren-TFT-LCD-scherm met 16 miljoen kleuren en 921.600 pixels, ca. 100% beeldveld, max. 170° kijkhoek, anti-reflex/vuilwerend beschermglas (Gorilla Glass®), kleurruimte: sRGB. Voor Live-View- en weergavemodus en displays zie p. 240. 252 In- / uitschakelen van de camera Met hoofdschakelaar op de camera-afdekkap; naar keuze zelfstandig uitschakelen van de camera-elektronica na ca. 2/5/10 min; opnieuw activeren door aantippen van de ontspanner. Voeding 1 lithium-ionenbatterij, nom. spanning 7,4V, capaciteit 1800mAh. Indicatie van de capaciteit op het LCD-scherm; bij geopende sluiter (voor reiniging sensor) bovendien akoestische waarschuwing bij onvoldoende capaciteit; maximum laadstroom/-spanning: gelijkstroom 1100mA/ 8,25V. Oplaadapparaat Ingangen: wisselstroom 100-240V, 50/60Hz, 300mA, met automatische omschakeling, of gelijkspanning 12V, 1,3A; Uitgang: gelijkstroom, maximaal 8,25V, 1100mA. Camerabody Materiaal Volledig metalen body van gegoten magnesium met elektrokathodische dompellak, afgewerkt met kunstleer. Afdekkap en bodemdeksel van messing, zwart of staalgrijs gelakt. Statiefschroefdraad A ¼ (¼“) DIN van edelstaal in bodemdeksel. Operationeel 0-40°C Aansluitingen ISO flitsschoen, accessoire-aansluiting, contactstrip voor multifunctionele handgreep M. Afmetingen (breedte x diepte x hoogte) ca. 138,6 x 42 x 80mm GPS Inschakelbaar (alleen met multifunctionele handgreep (zie pag. 226); wegens nationale wetgeving niet overal beschikbaar, d.w.z. in deze landen wordt automatisch uitgeschakeld); de gegevens worden in de EXIF-header van de beeldbestanden weggeschreven. Waterpas Meting door 3-assige versnellingssensor, meetbereik: kantelen om de dwars-as en om de lengte-as, beide ±90°; meetprecisie/ weergavegevoeligheid: ≤1° bij 0-40°C en horizontale uitlijning; weergave op LCD-scherm Gewicht 686g (met batterij) Leveringsomvang Oplaadapparaat 100-240V met 2 netsnoeren (Euro, USA, voor sommige exportmarkten afwijkend) en 1 autolaadsnoer, lithiumionenbatterij, draagriem, bajonetdeksel voor behuizing, deksel voor flitsschoen/accessoire-aansluiting , Adobe® Photoshop® Lightroom®. Wijziging in constructie, uitvoering en aanbod voorbehouden. 253 LEICA AKADEMIE LEICA INFODIENST Naast hoogwaardige producten van topklasse voor observatie en opname, bieden wij reeds vele jaren als bijzondere service in de Leica Akademie praktijkgerichte seminars en scholingen aan. Hier kunnen zowel beginners als gevorderde fotografieliefhebbers kennis vergaren over de wereld van de fotografie. De inhoud van de cursussen – die in modern uitgeruste cursusruimten in de fabriek in Solms en in het nabijgelegen landgoed Altenberg door een geschoold team van vakdocenten worden verzorgd – varieert van algemene fotografie tot interessante specialisaties en omvat een overvloed aan tips, informatie en adviezen voor in de praktijk. Nadere inlichtingen en het actuele seminarprogramma, inclusief de fotoreizen, zijn verkrijgbaar bij: Technische vragen over toepassingen met Leica-producten, ook over de meegeleverde software, worden schriftelijk, telefonisch of per e-mail beantwoord door de Leica gebruikersdienst. Ook voor koopadvies en het bestellen van handleidingen is dit uw contactadres. U kunt uw vragen eveneens d.m.v. het contactformulier op de website van Leica Camera AG aan ons richten. Leica Camera AG Gebruikersservice/Software-support Postfach 1180 D-35599 Solms Tel.: +49 (0) 6442-208-111 / -108 Fax: +49 (0) 6442-208-490 [email protected] /[email protected] Leica Camera AG Leica Akademie Oskar-Barnack-Str. 11 D-35606 Solms Tel.: +49 (0) 6442-208-421 Fax: +49 (0) 6442-208-425 [email protected] 254 LEICA klantenservice Voor het onderhoud van uw Leica-uitrusting en in geval van schade kunt u gebruik maken van de Customer Care van Leica Camera AG of de reparatieservice van een Leica vertegenwoordiging in uw land (voor adressenlijst zie garantiebewijs). Leica Camera AG Customer Care Solmser Gewerbepark 8 D-35606 Solms Tel.: +49 (0) 6442-208-189 Fax: +49 (0) 6442-208-339 [email protected] 255
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222
  • Page 223 223
  • Page 224 224
  • Page 225 225
  • Page 226 226
  • Page 227 227
  • Page 228 228
  • Page 229 229
  • Page 230 230
  • Page 231 231
  • Page 232 232
  • Page 233 233
  • Page 234 234
  • Page 235 235
  • Page 236 236
  • Page 237 237
  • Page 238 238
  • Page 239 239
  • Page 240 240
  • Page 241 241
  • Page 242 242
  • Page 243 243
  • Page 244 244
  • Page 245 245
  • Page 246 246
  • Page 247 247
  • Page 248 248
  • Page 249 249
  • Page 250 250
  • Page 251 251
  • Page 252 252
  • Page 253 253
  • Page 254 254
  • Page 255 255
  • Page 256 256
  • Page 257 257
  • Page 258 258

Leica M Handleiding

Type
Handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor

in andere talen