23
5. Veiligheidsmaatregelen
■ Vanuit het oogpunt van milieubescherming is het zon-
der geschikte voorbehandeling afvoeren van zaagslik in
het oppervlaktewater of in de riolering problematisch.
Informeer bij de lokale autoriteiten naar de bestaande voor-
schriften. Wij raden de volgende voorbehandeling aan:
– Verzamel het zaagslik (b.v. met een industriezuiger).
– Laat het slik neerslaan en voer het vaste deel af naar
een stortplaats voor bouwafval (uitvlokkingsmidde-
len kunnen het afscheidingsproces versnellen).
– Voordat u het resterende water in de riolering laat
lopen, neutraliseert u het met neutralisatiemiddelen
of door het met veel water te verdunnen.
Reglementair gebruik, veiligheid tijdens het
werken
■ De draadzaag DS WS15 is ontwikkeld voor de tech-
nische sloop van staal-, beton- en steen- en metsel-
werkstructuren in boven- en ondergrondse bouw. Er kan
nat of droog gezaagd worden (normalerwijs wordt er nat
gezaagd). Hiervan afwijkend gebruik wordt beschouwd
als niet-reglementair en vereist overleg met de fabrikant.
■ De verantwoordelijke operateur moet zich bewust zijn
van de mogelijke gevaren en de verantwoordelijkheid
voor de veiligheid, ook van andere personen.
■ De draadzaag mag alleen bediend worden door spe-
ciaal geschoolde betonzagers, hierna operateurs genoemd.
Zij moeten met de inhoud van de gebruiksaanwijzing
vertrouwd zijn en door een Hilti specialist geschoold zijn
in het veilige gebruik van de machine.
■ Controleer voor het gebruik of de draadzaag, de com-
ponenten, de zaagdraad en de koppelingen goed wer-
ken. Verhelp eventuele schade voor het zagen.
■ Plaats het besturingspaneel zo ver mogelijk buiten de
gevarenzone en blijf tijdens het zagen bij het besturing-
spaneel.
■ De aandrijving moet op een solide, vlakke onder-
grond staan. Als de aandrijving op een stellage wordt
geplaatst, moet deze stabiel genoeg zijn en de aan-
drijving moet beveiligd zijn tegen verschuiven of val-
len. Een vallende aandrijving kan ernstige schade of
ernstig letsel veroorzaken.
■ Sluit de elektriciteitsvoorziening pas na het inrichten
aan de draadzaag aan.
5.4
■ Alleen zagen als de beschermkap op de aandrijving is
gemonteerd.
■ Het betreden van het gevaarlijk gebied (b.v. om de
rollen of de watertoevoer bij te stellen) is alleen toege-
staan wanneer de aandrijving uitgeschakeld is en het
aandrijvingswiel stilstaat. Schakel de stroomvoorzie-
ning uit of maak ze los voor het binnengaan van het
gevaarlijk gebied.
■ Houd u bij het zagen aan de aanbevolen richtwaarden
voor zaagsnelheid en voortbewegingsdruk.
■ Gebruik alleen zaagdraden die goedgekeurd zijn voor
een zaagsnelheid van minstens 30 m/sec en die een rub-
ber of plastic coating hebben.
■ Om veiligheidsredenen moet de vrije draadlengte altijd
zo kort mogelijk worden gehouden! Zo verkleint u bij een
eventuele draadbreuk het gevaar van zweepslagen.
■ Houd geen objecten met de hand in de draad om deze
b.v. als geïmproviseerde zaag te gebruiken.
■ Door gebruik van zaagdraden en draadkoppelingen
van goede kwaliteit (in combinatie met het geschikte
montagewerktuig) kan het aantal draadbreuken aan-
zienlijk verminderd worden.
■ Bij droogzagen, b.v. in metselwerk, moet een vol-
doende lange draad gebruikt worden. Dan kan de draad
tijdens het rondlopen afkoelen voordat hij weer in con-
tact komt met het te zagen object.
■ De draad kan heet worden; raak hem niet zonder
handschoenen aan!
■ Droog zagen kan enorm veel stof veroorzaken;
draag in dat geval een stofmasker!
■ Nationale voorschriften en wetten, de gebruiksaan-
wijzing en de veiligheidsmaatregelen voor de gebruikte
toebehoren (zaagdraad, bevestigingstoebehoren, etc.)
moeten in acht genomen worden.
■ Gebruik voor het vastzetten van de rolbokken en de
aandrijvingseenheid alleen materiaal van voldoende afme-
tingen (ankers, schroeven etc.). Aanbevelingen hiervoor
vindt u in de prospectus van de draadzaag.