Munters MCDG de handleiding

Type
de handleiding
Oorspronkelijkegebruiksaanwijzing
Gebruikershan-
dleiding
MCD100G,MCD120G,MCD140G,MCD155G
Sorptieluchtontvochtiger
metgasverwarmingvoorregeneratie
Geldendvooralleapparaten
gefabriceerdvanafweek22,
2013.
190TNL-1081–J1408 ©MuntersEuropeAB2014
Belang rijkeinformatievoo rdegebruiker
Bedoeldgebruik
Munters-luchtontvochtigers moeten worden gebruikt
voor het ontvochtigen van lucht. Elke andere vorm van
g ebr uik van de apparatuur, of gebruik da t in tegenspraak
is met de instructies in deze handleiding, kan leiden
tot persoonlijk lets el en/of schade aan het apparaat en
andere voorwerpen.
Zonder voorafgaande goedkeuring van Munters m ag
het apparaat niet worden gewijzigd. Het bevestigen
of installeren van bijkomende apparatuur is alleen
toegestaan na schriftelijke toestemming van Munters.
Garantie
De garantiepe
riode is geldig vanaf de datum waarop de
apparatuur d
e fabriek he eft verlaten, tenz ij schriftelijk
anders wordt
aang egeven. De garantie is be p erkt tot het
gratisomru
ilen van onderdelen of componenten die
defect zijn
ger aakt als gevolg van gebrekkige kwaliteit of
fabricagef
outen.
Bij alle garantieclaims moet worden bewezen dat de
storing b inne n de garantieperiode heeft plaatsgevonden
en dat het apparaat is gebruikt volgens de specicaties.
Bij alle claims moet het type en fabricagenummer van
het apparaat worden vermeld. Deze gegevens zijn op het
identicatieplaatje van h et apparaat gestempe ld, zie de
paragraaf Merktekens..
Een voorwaarde van de garan tie is dat h et apparaat
gedurende de volledige garantieperiode wordt
onderhouden en g eïnspecteerd door een ge kwaliceerd
Munters technicus of een door Munte rs goedgekeurde
technicus. Toegan g tot specieke gekalibreerde
testapparatuur is noodzakelijk. Service en onderhoud
moeten gedocumenteerd zijn om de geldigheid van de
garantie te behouden.
Neem altijd contact op met M unters voor onderhoud of
reparaties. Er kunnen zich bedieningfouten voordoen
wanneer het apparaat onvoldoende of incorr ect wordt
onderhouden.
Veiligheid
Informatie over g evaren waren in deze handleiding
aangeduid met het welbekende waarschuwingssymbool:
WAARSCHUWING!
Wijstopeenmogelijkgevaardateenletselkanveroorzaken.
VOORZICHTIG!
Wijstopeenmogelijkgevaaraantegevendatschadeaan
hetapparaat,aanandereapparatuurofaandeomgeving
kanveroorzaken.
OPMERKING!
Wijstopbijkomendeinformatievoor
optimaalgebruikvanhetapparaat.
Overeenstemm
ingmetRichtlijnen
De ontvochtig
er is in overeenstemming met de
essentiële v
eiligheidseisen van de Machinerichtlijn
2006/42/EG,
de Laagspanningsrichtlijn
2006/95/EG e
n de EM C-richtlijn 2004/108/EG.
De ontvocht
iger is geproduceerd door een EN-ISO
9001:2008-
gecertice erde productieorg anisatie.
Copyright
De inhoud van deze handleiding kan zonder
voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
OPMERKING!
Dezehandleidingbevatinformatiedie
auteursrechtelijkisbeschermd. Hetisniettoegestaandelen
vandezehandleidingtekopiërenoftepublicerenzonder
schriftelijkeinstemmingvanMunters.
Op- en a
anmerkingen betreffende de inhoud van deze
publi
catie kunt u sturen aan:
Munters Europe AB
Technical Documentation
P.O. Box 1150
SE- 164 26 KISTA Z weden
e-mail: t-doc@munters.se
ii
Belangrijkeinformatievoordegebruiker
190TNL-1081–J1408
Inhoudsopgave
Belangrijkeinformatievoorde
gebruiker .................................... ii
Bedoeldgebruik .......................
ii
Garantie ................................
ii
Veiligheid ..............................
ii
OvereenstemmingmetRichtlijnen ...
ii
Copyright ..............................
ii
Inhoudsopgave ............................. iii
1 Inleiding ...................................... 1
1.1 Algemeen ..............................
1
1.2 Overdezehandleiding ................
1
1.3 Oneigenlijkgebruik ....................
1
1.4 Veiligheidenwaarschuwingen .......
1
1.5 Bedrijfscontrole .......................
3
1.6 Beperkingenaanhetgebruik .........
3
1.7 Storingsmeldingen ....................
3
1.8 Merktekens ............................
4
2 Ontwerpvandeluchtontvochtiger ....... 5
2.1 Productomschrijving ..................
5
2.2 Werkingsprincipe .....................
5
2.3 Systeemoverzicht .....................
7
2.3.1 Vooraanzicht ................... 7
2.3.2 Achteraanzicht .................
8
2.4 Hoofdonderdelen,opengewerkte
tekening ................................
9
2.5 Gasbrander ............................
10
2.6 GasMultiBloc
®
regeleenheid .........
11
2.6.1 Werkingsprincipe ..............
11
2.6.2 Overzicht ....................... 12
2.6.3 Lagedrukschakelaar ..........
12
2.7 Gasregelklepeenheid ................
13
2.8 Branderbeveiligingsautomaat .......
14
2.8.1 Bedieningopstartproce-
dure .............................
14
2.8.2 Programma-indicator .........
15
2.8.3 Vlamdetectie ...................
16
2.8.4 Alarmering .....................
16
2.9 Temperatuurbeveiliging ..............
16
2.10 Conguratiekenmerken ..............
16
2.10.1Geïsoleerdeprocesluchtto-
evoer ............................
16
2.10.2Procesluchtventilator
bediening .......................
17
2.10.3EnergyRecoveryPurge .......
18
3 Installatie .................................... 19
3.1 Veiligheid ..............................
19
3.2 Algemeen ..............................
19
3.3 Inspectievandelevering .............
20
3.4 Verplaatsenvande
luchtontvochtiger ......................
20
3.5 Deontvochtigeropslaan ..............
21
3.6 Eisenaandeinstallatielocatie ........
21
3.7 Installatievaneenindelengeleverd
apparaat ...............................
21
3.7.1 Montage ........................
24
3.7.2 Elektrischeaansluitingen .....
26
3.8 Kanaalinstallatie ......................
29
3.8.1 Algemeneaanbevelingen .....
29
3.8.2 Kanaalvoorbuitenluchtto-
evoer ............................
30
3.8.3 Kanaalvoornatte-luchtafvoer
30
3.8.4 Afmetingen
luchtkanaalaansluitingen
voorinlaten .....................
31
3.8.5 Afmetingen
luchtkanaalaansluitingen
voorventilatoren ............... 32
3.9 Gas-enluchttoevoer ..................
34
3.10 Elektrischeaansluitingen .............
34
3.11 Externevochtigheidsopnemer .......
35
4 Inbedrijfstelling ............................. 36
4.1 Controlesvoorhetopstarten .........
36
4.2 Afstellenvandegasbrander ..........
36
4.3 Afstellingvandeluchtstroom .........
38
4.3.1 Algemeen ......................
38
4.3.2 Instellenvandenominale
luchtstroom .....................
38
4.3.3 Standaardconfiguratie-
instellingen .....................
39
4.4 Instellenvanhetgasbrandereffect ...
40
190TNL-1081–J1408
Inhoudsopgave
iii
4.4.1 Instellenvanhetmaximale
vermogen ......................
40
4.4.2 Instellenvanhetminimale
vermogen ......................
41
5 Bedrijf ........................................ 42
5.1 Controlepaneel ........................
42
5.2 Algemeen ..............................
43
5.3 Noodstop ..............................
43
5.4 Bedieningvanhetapparaat ..........
44
5.4.1 Eerstekeeropstarten,
handbediening(MAN) .........
44
5.4.2 Eerstekeeropstarten,
automaat(AUTO)regelen
naardeinstelwaarde ..........
44
6 Servicee nonderhoud ..................... 45
6.1 Veiligheid ..............................
45
6.2 Periodiekeserviceenonderhoud .... 45
6.3 Service-opties .........................
46
6.4 Uitgebreidegarantie ..................
46
6.5 Servicelampje .........................
46
6.6 Service-enonderhoudsschema
(024000uur) .........................
47
6.7 Service-enonderhoudsschema
(28000-48000uur) ....................
48
6.9 Onderhoudsschemavoorde
gasverwarming ........................
49
6.10 Luchtltervervangen .................
51
6.10.1Voorbereidingen ...............
51
6.10.2Regeneratieluchtfilter .........
51
6.10.3Procesluchtlter ...............
52
7 Storingenidentificeren,gasverwarm-
ing ............................................. 53
7.1 Storingenlijst ...........................
53
7.2 Metenvanvlamsignaalen
verschilgasdruk .......................
55
8 Technische specicaties .................. 56
8.1 Capaciteitsdiagrammen ..............
56
8.2 Geluidsgegevens .....................
57
8.2.1 MCD100E ......................
57
8.2.2 MCD120E ...................... 58
8.2.3 MCD140E ......................
59
8.2.4 MCD155E ......................
60
8.3 Afmetingenenbenodigderuimtevoor
onderhoud .............................
61
8.3.1 Dimensioni .....................
61
8.3.2 Afmetingenvoorunitszonder
procesventilator ................
62
8.3.3 Ruimtevooronderhoud .......
62
8.4 Technischegegevens .................
63
9 Afvoer ........................................ 65
10 Neem contactopmetMunters ............ 66
iv
Inhoudsopgave
190TNL-1081–J1408
1 Inleiding
1.1 Algemeen
Munters fabriceert een breed scala aan efciënte luchtontvochtigers die s peciaal zijn ontworpen voor
ver schillende gebruiks doeleinden en toepassinge n. Neem contact op met de dichtstbijzijnde vestiging van
Munters bij vragen over de installatie of het gebruik van uw luchtontvochtiger.
Voor productgegevens zie paragraaf Technische specicaties.
Regeneratie met gasverwar m ing wil zeggen dat aardgas of propaan/LPG (optie) wordt gebr uikt als
energiebron voor regeneratie van de rotor van de luchtontvochtiger. Deze techniek is bedoeld voor
toepassing op locaties waar aardg as of propaan/LPG beschikbaar is voor verwarming in plaats van
elektriciteit of stoom.
1.2 Overdezehandleiding
Deze handleiding bevat noodzakelijke informatie voor een veilige en efciënte installatie en gebruik van de
ontvochtig er. De bedieningsins tructies voor het regelsysteem vindt u terug in een aparte bijlage, die ook met
de ontvochtiger is meegeleverd.
OPMERKING!
Zorgdatuallerelevanteonderdelenvandezehandleidingleestalvorensdeontvochtigerte
bedienenoferaantewerken. Dezehandleidingmoetopeenvastelocatieindebuurtvandeontvochtigerworden
bewaard.
1.3 Oneigenlijkgebruik
De volgende beperkingen zijn van toepassing en bij gebruik:
De luchtontvochtiger is niet bedoeld voor installatie buitenshuis.
De ontvochtiger is niet bedoeld voor g e bruik in gezoneerde ge bieden waar explosieveilige apparatuur is
vereist.
De ontvochtiger mag niet worden geïnstalleerd in de nabijheid van een warmtebron die schade aan de
apparatuur kan veroorzaken.
1.4 Veiligheidenw aarschuwingen
Het ontwerp en de fabricage van de luchtontvochtiger is zorgvuldig uitgevoerd om te kunnen
garanderen dat de unit voldoet aan de veiligheidseisen van de richtlijnen en normen die zijn vermeld in de
Conformiteitsverklaring voor de EU.
De informatie in deze handleiding mag op geen enkele wijze voor rang krijgen boven individuele
verantwoordelijkheden of lokale voorschriften.
Tijdens
bedrijf en andere werkzaamheden aan een machine is het te allen tijde uw persoonlijke
verantw
oordelijkheid om rekening te houden met het volg e nde:
De veiligheid van alle betrokken personen.
Veiligheid van het apparaat en andere apparatuur.
Bescherming van het milieu.
De soorten gevaar die in deze handleiding wor den aangegeven zijn beschreven in paragraaf Belangrijke
informatie voor de gebruiker.
190TN L-1081–J1408
Inleiding
1
WAARSCHUWING!
-Hetapparaatmagnietwordenblootgesteldaanwaterstralenofwordenondergedompeldinwater.
-Sluithetapparaatnietaanopeenanderevoedingsspanningdanophetidentificatieplaatjestaatvermeld,
-Steeknooitvingersofvoorwerpenindeuitblaasopeningen.
-Alleelektrischeaansluitingenmoetenwordenuitgevoerddooreengekwalificeerdelektricienenconformde
lokalevoorschriften.
-Deluchtontvochtigerkanautomatischopnieuwopstartennaeenstroomstoring. Schakelaltijdde
hoofdschakelaarUITenborgdezetegenopnieuwinschakelenvoordatonderhoudswerkzaamhedenworden
uitgevoerd.
-Gebruikbijverplaatsin
gvanhetapparaatalleengoedgekeurdmaterieelomletselsenschadeaandeapparatuur
tevoorkomen.
-NeemaltijdcontactopmetMuntersvooronderhoudofreparaties.
WAARSCHUWING!
Tilnooiteengeassembleerdapparaatopdoormiddelvanhijsogenbevestigdopdetopkast. Hijsoogbouten
mogenuitsluitendwordengebruiktvoorhetoptillenvantopkasttijdenshetinstallerenvaneenindelengeleverd
apparaat. Anderskanerschadeaanhetapparaaten/ofpersoonlijkletselontstaan.
De onderstaande veiligheidslabels zijn aan het apparaat vastgemaakt. Zorg ervoor dat elk personeelslid dat
met of in de buurt van het apparaat werkt op de hoogte is van de betekenis van elk label.
Figuur 1.1 Risico op persoonlijke letsels door elektrisch e
schok.
Figuur 1.2 Risico op persoonlijke letsels door hete
oppervlakken.
Tekst op het veiligheidslabel in Figuur 1.3 :
WAARSCHUWING
Alleen het optillen van de topkast is toeg e st aan.
WARNING
!
Only lifting of top box permitted.
Refer to the user manual before lifting.
Figuur 1.3 Het is niet toegestaan het apparaat op te tillen.
Lees de gebruiksaanwijzing alvorens u gaat tillen.
2
Inleiding
190TN L -1081–J1408
1.5 Bedrijfscontrole
De luchtontvochtig er wordt g e reg eld en gecontroleerd via het controlepaneel aan de voorzijde van het
apparaat, zie paragraaf 5.1, Controlepaneel. De HMI (Human Machine Interface) wordt gebruikt om de
waarden en parameters weer te geven en om instellingen en commando's voor het regelsysteem in te voeren.
De HMI wordt in de afzonderlijke bijlage beschreven.
1.6 Beperkingenaanhetgebruik
De luchtontvochtiger voldoet aan de emissiegrenzen voor huishoudelijke, handels- en lichtindus triële
omgevingen, met uitzondering van de emissiegrenzen voor harmonischen (EN 61000-3-12).
Aangezien de apparatuur de grenzen voor harmonischen overs chrijdt, mag deze n iet worden g ebruikt
in een huishoudelijke, handels- of licht industriële omgeving zonder passende maatregelen voor de
voedingsinstallatie, zoals het voeden van de apparatuur via een speciale transformator aangesloten op het
hoog- of middenspanningsnet.
De luchtontvochtiger mag uitsluitend worden gebruikt in industriële omgevingen (klasse A) wanneer
de HMI is uitgerust met een aanraakpaneel. Als de HMI is uitg erust met een tekstpaneel mag de
luchtontvochtiger in a lle omgeving en worden gebruikt omdat het tekstpaneel is goedg ekeurd volgens klasse
B.
1.7 S toringsmeldingen
Eventuele stor
ing en worden aangegeven door het rode lampje op het controlepaneel. De oorzaak van het
alarm wordt wee
rgegeven op het display.
190TN L-1081–J1408
Inleiding
3
1.8 Merktekens
Figuur 1.4 L ocatie van het identicatieplaatje
15 kW
Max
15,7 kW
M
IP33
GAS
Munters Europe AB
Isafjordsgatan 1
164 26 Kista, Sweden
Made in Sweden
MCD140G
0910 170XXX XXXXX
Fabr. No.
Fabr. year 2009
3 ~ 400V 50 Hz
Type
Figuur 1.5 Identicatieplaatje, voorbeeld
Toelichting bij "Fabr. no" op het identicatie plaatje:
09: Fabricagejaar
10: Fabricageweek
170XXX: Artikelnummer
XXXXX: Serienummer
Het identicatie plaatje van de gasverwarming voor regeneratie bevindt zich naast het identicatieplaatje
van het apparaat.
AT-BE-DK-DE-ES-FI-FR-GB-GR-IE-IT-LU-NL-PT-SE
Qn:
Inlet pressure:
150 kW net.
B22-C12-C32
G20-G25
18-30 mbar
This unit must be installed in accordance with the rules in force.
Consult instructions before installation and use of this appliance.
Unit Gas Category:
Unit Categories:
Figuur 1.6 Voorbeeld van het plaatje voor aardgas
AT-BE-DK-DE-ES-FI-FR-GB-GR-IE-IT-LU-NL-PT-SE
Qn:
Inlet pressure:
150 kW net.
B22-C12-C32
G31
18-30 mbar
This unit must be installed in accordance with the rules in force.
Consult instructions before installation and use of this appliance.
Unit Gas Category:
Unit Categories:
Figuur 1.7 Voorbeeld van het plaatje voor propaan (optie)
4
Inleiding
190TN L -1081–J1408
2 Ontwerpvandeluchtontvochtiger
2.1 Productomschrijving
De sorptieluchtontvochtiger is ont worpen om efciënt de lucht te ontvochtigen in ruimten waar een lage
luchtvochtigheid is vereist.
Alle functionele onderdelen zijn bijgesloten in een corrosiewerende Aluzink
®
behuizing (standaard) of
roestvrij stalen behuizing (optie) voor een eenvoudige installatie en onderhoud. Het apparaat is g e bouwd op
een stalen frame waardoor een vorkheftruck kan worden gebruikt voor transport en installatie.
Het elektrische regelsysteem voldoet aan de norm EN 60204-1. De elektrische onderdelen z ijn gemonteerd
op contactrails. De luchtontvochtigers voldoet aan Europese normen en de eisen voor CE-m arkering.
2.2 Werkingsprincipe
1
4
2
3
Figuur 2.1 Rotorprincipe
1. Proceslucht
2. droge lucht
3. Regeneratielucht
4. Natte lucht
De sorptierotor is het onderdeel dat zorgt voor de luchtontvochtiging door adsorptie. De rotorstr uctuur
bestaat uit een groot aantal kleine luchtkanalen.
De sorptierotor is g emaakt van een composietmateriaal dat zeer effectief is in het aantrekken en vasthouden
van waterdamp. De rotor is opgedeeld in twee zones. De luchtstroom die moet worden ont vochtigd,
proceslucht, loopt door de grootste zone van de rotor en verlaat de rotor als dr oge lucht. Omdat de
rotor langzaam draait, valt de inkomende lucht steeds op een droge zone van de rotor waardoor een
ononderbroken luchtontvochtigingsproces plaatsvindt.
De luchtstroom waarmee de rotor wordt gedroogd, r e generat ielucht, is verwarmd. De regene ratielucht
stroomt door de rotor in teg engestelde richting aan de proceslucht en verlaat de rotor als natte lucht
(warme, vochtige lucht). Door dit principe werkt de luchtontvochtiger zeer effectief, z elfs bij temperaturen
onder 0.
Het gasbrandersysteem gebruikt voor regeneratie is gebaseerd op een brander werkend op aardgas of
propaan/LPG (optie). De brander werkt als een direct g estookt systeem dat de buitenlucht verwarmt tot de
vereiste reg eneratieluchttemper atuur.
190TN L-1081–J1408
Ontwerpvandeluchtontvochtiger
5
2
1
4
3
Figuur 2.2 Overzicht van de
luchtstromen
1. Proceslucht
2. droge lucht
3. Regeneratielucht
4. Natte luch t
6
Ontwerpvandeluchtontvochtiger
190TN L -1081–J1408
2.3 Systeemo verzicht
2.3.1 Vooraanzicht
3
5
7
3
6
9
1
2
8
4
Figuur 2.3 Vooraanz icht, hoofdond erdelen
1. Filterkast,proceslucht 6. Drukschakelaarvoorregeneratielucht
2. Motorregeneratieventilator 7. Temperatuurbeveiligingsschakelaar(HTCO).
3. Temperatuursensor,PT1000 8. Procesventilatormotor
4. Filterkast,regeneratielucht 9. Aandrijfmotorvoorrotor
5. Branderbeveiligingsautomaat
190TN L-1081–J1408
Ontwerpvandeluchtontvochtiger
7
2.3.2 Achteraanzicht
3
4
5
6
7
1
2
Figuur 2.4 Achteraa nzicht, h oofdonderdelen
1. Controlepaneel 5. Kijkglas
2. Hoofdschakelaar 6. GasMultiBloc-regeleenheid
3. Gasafsluitklep 7. Gasregelklepmetmotor
4. Gasbrander
8
Ontwerpvandeluchtontvochtiger
190TN L -1081–J1408
2.4 Hoofdonderdelen,opengewerktetekening
2
5
6
11
13
7
8
9
10
12
1
3
4
Figuur 2.5 Hoofdonderdelen
1. Regeneratieventilator 8. Rotoraandrijfmotor
2. Filter,regeneratielucht 9. Aandrijfriem
3. GasstraatmetGasMultiBlocregeleenheid 10. Rotor
4. Procesluchtventilator 11. Rotorafdichting
5. Elektrischpaneel 12. Filterkast,proceslucht
6. Gasbrander 13. Filterkast,proceslucht(optie)
7. Temperatuursensor
190TN L-1081–J1408
Ontwerpvandeluchtontvochtiger
9
2.5 Gasbrander
Op alle luchtontvochtigers van de MCD- serie worden directg estookte gasbranders toegepast. De brander
werkt op aardgas of propaan (optie) en maakt gebruik van de reg eneratielucht als zuurstoftoevoer voor
de verbranding. Een juiste r egeneratieluchtstroom is dan ook essentieel voor een efciënte werking van
de brander.
Voor optimale prestaties moet de r egeneratielucht ten minste 20 % zuurstof bevatten. Retourlucht van de
brander kan niet worden ge bruikt. Voor een efciënte werking van de ga sbrander is het t evens van belang
dat de afvoer voor natte lucht juist wordt aangebracht. Voorkomen moet worden dat de natte lucht in
de regeneratieluchttoevoer kan komen.
De brander is gemonteerd in de reg eneratieluchtstroom. Het gas wordt gemengd met de regeneratielucht in
de ruimte tussen de V-vormige mengplat en.
Een ontstekingsbougie en ionisatiestaaf maken deel uit van de verbrandingskamer van de
brander. De ionisatie-elektrode stuurt volgens het ionisatie principe een ‘vlam’-signaal naar de
branderbeveiligingsautom aat.
Het werkingsprincipe, met een constante luchtstroom en een drukval over de brander, zorgt voor een goede
menging van gas en regeneratielucht.
4
2
1
6
3
5
Figuur 2.6 Gasbranderstraat
1. Mengplaten
2. Eindplaat
3. Ionisatiestaaf
4. Ontstekingstransformator
5. Ontstekingselektrode
6. Branderkop
10
Ontwerpvandeluchtontvochtiger
190TN L -1081–J1408
6
8
2
4
5
3
7
1
Figuur 2.7 Zijaanzicht van de brander
1. Branderkopopening
2. Ionisatiestaaf
3. Mengplaten
4. Ontstekingselektrode
5. Aansluitstekker ontstekingselektrode
6. Gaspijp
7. Aansluitstekker ionisatie-elektrode
8. Siliconenkabel
2.6 GasMultiBloc
®
regeleenheid
2.6.1 Werkingsprincipe
In de gasstraat bevindt zich een G asM u ltiBloc regeleenheid die de gasdruk en gasstroom regelt en bewaakt.
Het GasMultiBloc bevat een instelbare debietregelaar waarmee, in combinatie met een externe regelklep, de
brandercapaciteit automatisch kan worden gemoduleerd, zie Figuur 2.9 .
L1
N
3
4
V1
V2
5
1
2
N
L1
Figuur 2.8 Diagram, GasMultiBloc
3. Gaslter V1. Magneetklep
4. Lagedrukschakelaar V2. Magneetklep(inclusief instelbare debietregelaar)
5. Gasdrukregelaar L1. Fase
N. Neutraal
Het gas stroomt in het GasMultiBloc en gaat door het gaslter (3) en de instelbare lagedrukschakelaar (4).
Kleppen V1 en V 2 worden bekrachtigd door hetzelfde regelsignaal en openen gelijktijdig. De dr uk wordt
ingesteld met de drukregelaar (5). De maximaal toegestane gasstroom (maximale brandercapaciteit) wordt
beperkt door de instelbare debietregelaar in kle p V2.
190TN L-1081–J1408
Ontwerpvandeluchtontvochtiger
11
2.6.2 Overzicht
1
8
5
2
3
4
6
7
9
A
B
Figuur 2.9 Over zicht, GasMultiBloc
A. Gastoevoer B. Toevoer naar g asbrander
1. Gasafsluitklep 6. Afdekplaat voor gaslter
2. Lagedrukschakelaar 7. Schroef voor afdekplaat
3. Drukmeetpunt voor g astoevoer (P
e
) 8. D rukmeetpunt (voor ventiel V1)
4. Instelknop maximaal debiet 9. G asregelklep met mot or
5. Drukmeetpunt (na ventiel V1)
2.6.3 Lagedrukschakelaar
De lagedrukschakelaar is aangesloten op de toevoerleiding van de GasMultiBloc regelaar. Wanneer de
gasdruk te laag is, wordt de stroomtoevoer naar de regelaar onderbroken. De luchtontvochtiger wordt dan
automatisch uitgeschakeld en op het display van het controlepaneel wordt een alarm weergegeven voor
een te lage gasdruk. De lag edrukschakelaar heeft een bereik van 5 tot 150 mbar. De standaardinstelling
is 15 mbar.
Made in Germany
IP 54
5
90
10
20
30
50
70
110
130
mbar
GW 50 A5
pmax.= 500 mbar Gas
~(AC) 50-60Hz 10A 250V
15T70
ID.No:CE-0085
AO 0012
150
Figuur 2.10 Lagedrukschakelaar
12
Ontwerpvandeluchtontvochtiger
190TN L -1081–J1408
2.7 Gasregelklepeenheid
Dit gemoduleerde gasgestookte regeneratielucht verwarmingssysteem is voorzien van een regelklep in de
gasleiding tussen het GasMultiBloc en de brander. Hiermee kunnen het gasdebiet en de brandercapaciteit
tijdens bedrijf worden g evarieerd. De regelklep is aangesloten op een elektrische servomotor die wordt
aangestuurd door de reg e leenheid met een 0 10V DC-signaal.
0
1
0
A
B
C
D
A. Draaiende klepsteel C. Knop opheffen
B. Instelschroef minimale capaciteit D. Schakelaar geïnverteerde regeling
190TN L-1081–J1408
Ontwerpvandeluchtontvochtiger
13
2.8 Branderbeveiligingsautomaat
De branderbeveiligingsautomaat bevindt zich op het elektrische controle paneel, zie Figuur 2.3 .
De beveiligingsautomaat zorgt voor het veilig ont steken, opstarten en stoppen van de brander, zowel tijdens
normaal bedrijf als bij detectie van een storing.
Deze is voorzien van een vlambewakingscircuit dat het verbrandingsproces regelt. Het
vlambewakingscircuit voer t de ver eiste veiligheidsmaatregelen uit wanneer het vlamsignaal te vroeg of juist
niet opt reedt en bij storingen in de vlamdetector, detectorkabels of vlamsignaalversterker.
Storingen tijdens het opstarten of tijdens nor maal bedrijf resulteren in uitschakeling. Er is dan geen bedrijf
mogelijk tot de storing is verholpen en de b randerbeveiligingsautomaat is gereset met de s tandenschakelaar.
Raadpleeg het bedradingsschema om de elektronische onderdelen in het afzonderlijke controlepaneel
te identiceren.
1
2
Figuur 2.11 Branderbeveiligingsa utomaat
1. Programma-indicator
2. Waarschuwingslampje voor alar mschakelaar
2.8.1 Bedieningopsta
rtprocedure
Wanneer het relais wordt bekrachtigd en het startcontact wordt gesloten, gaat de branderbeveilig-
ingsautomaat naar de ‘start’-positie. Wanneer de branderbeveiligings automaat een startsignaal krijgt
van de PLC, controleert de branderbeveiligingsautomaat autom atisch de drukschakelaar voor de
regeneratieluchtstroom om te controleren of het contact is geopend. Wanneer het contact is geopend,
kan de regeneratieluchtventilator worden gestart.
Wanneer h et dr
ukschakelaarcontact is gesloten (d.w.z. in de p ositie ‘geen lucht’), zal de
beveiligin
gsautomaat niet starten.
Kort nadat d
e reg eneratieluchtventilator is gestart, controleert de branderbeveiligingsautomaat of het
dr ukschake
laarcontact is g esloten ( toevoer van verbrandingslucht aanwezig).
Wanneer h et contact niet is gesloten, br eekt de beveiligingsautomaat de branderopstartpr o-
cedure af.
Wanneer het drukschakelaarcont act is gesloten, start de spoeltijd. Gedurende ca. 30 seconden worden
alle resterende gassen uit de verbrandingskamer gespoeld. Na aoop van de spoeltijd wordt de ontsteking
gestart. Een paar seconden later worden de gastoevoerkleppen (V1 en V2) bekrachtigd. Wanneer de
vlam is ontstoken en door de ionis atie-elektrode is gedetecteerd, blijft het relais bekrachtigd tot de
‘run’-positie wordt bereikt. Wanneer er geen vlam is of deze niet wordt gedetecteerd, genereer t het relais een
branderalarm waarbij V1 en V2 onmiddellijk worden gesloten. De programma-indicator s topt op de positie
waarbij het probleem is opgetreden als hulp bij het opsporen van de storing.
14
Ontwerpvandeluchtontvochtiger
190TN L -1081–J1408
2.8.2 Programma-indicator
De programma-indicator toont de status van de brander. Omdat de prog ramma-indicator blijft stilstaan
op de positie waarbij een alarm optreedt, geeft het waardevolle informatie om storingen op te sporen. De
diverse situaties waarbij een alarm kan optreden worden aangegeven met de volgende symbolen:
P
1
2
a
b
b
P
1
2
e
d
c
f
Figuur 2.12 Pro
gramma-indicator
Symbool Beschrijving
a–b Opstartprocedure
..........
Duurvanveiligheidstijd
c Startpositie
d Geenstartwanneerhetdrukschakelaarcontactvoorderegeneratieluchtstroomisgesloten(positie‘geenlucht’)
e Alarm(storinginhetvlambewakingscircuit)
f Afbrekenvandeopstartprocedure(nietingebruikbijdezetoepassing)
1 Alarm(geenvlam)
2 Alarm(geenvlam),hogevlam(nietingebruikbijdezetoepassing)
P Alarm(geenregeneratielucht)
190TN L-1081–J1408
Ontwerpvandeluchtontvochtiger
15
2.8.3 Vlamdetectie
Een ionisatie-elektrode wordt gebruikt om vast te stellen of de vlam is ontstoken. De ionisatie-elektrode
bestaat uit een metalen elektrode die in de vlam steekt.
De branderbeveiligingsautomaat detecteert de aanwezigheid, of het ontbreken, en de conditie van de vlam
tijdens het opstarten en normaal bedrijf. Een vlamstoring leidt altijd tot het uitschakelen van de brander en
een alarm.
2.8.4 Alarmering
Wanneer een alarm optreedt, moet de oorzaak ervan worden verholpen voordat de brander opnieuw
kan worden gestar t met de standenschakelaar. Om de brander opnieuw te kunnen s tarten, moet de
standenschakelaar eerst op 0 worden g ezet en vervolgens op 'star t'. Een alarm kan door een van de volgende
oorzaken optreden:
De lagedrukschakelaar op het GasMultiBloc is defect of onjuist ingest eld
De drukschakelaar voor de reg eneratielucht is defect of onjuist ingesteld
De g askle ppen gaan niet open
Geen ontsteking
Defect in de regeneratieluchtventilator
Vlamstoring (tijdens het opstar ten of tijdens normaal bedrijf)
Zie Tabel 7.1 voor mogelijke storingen en de vereiste maatregelen om de branderbeveiligingsautomaat te
kunnen resetten.
2.9 Temperatuurbeveiliging
Het apparaat is voorzien van een temperatuurbeveiliging ('HTCO') die voorkomt dat het apparaat
oververhit raakt en beschadigt wanneer de rege neratielucht te heet is. De temperatuurbeveiliging schakelt de
brander uit zodra de temperatuur boven de HTCO-instelling komt.
De thermostaatbehuizing bevindt zich naast het elektrische paneel, z ie Figuur 2.3 . De r esetknop bevindt
zich aan de achterzijde van de t herm ostaatbehuizing.
De HTCO-sensor bevindt zich in het regeneratieluchtkanaal. Wanneer de HTCO wordt geactiveerd, the
ver schijnt de melding "Verwarming (temperatuurbeveiliging)" op het dis play van het controlepaneel.
2.10 Configurati ekenmerken
In dit hoof
dstuk vindt u infor matie over alle functies en onderdelen die kunnen worden t oegevoegd wanneer
ueenMX²-
luchtontvochtiger bestelt. Bij de levering is elk apparaat g econgureerd volgens het datablad dat
bij de han
dleiding is geleve rd.
2.10.1 Geïsoleerdeprocesluchttoevoer
Alle luchtontvochtigers die werken met voorg e koelde proceslucht hebben een geïsoleerde
procesluchtt oevoer. De procesluchtsector vóór de rotor heeft een binnenvoering van isolatiemateriaal om
condensvorming in het apparaat te voorkomen.
16
Ontwerpvandeluchtontvochtiger
190TN L -1081–J1408
2.10.2 Procesluchtventilatorbediening
Er is een frequentieregelaar geïnstalleerd om de procesventilatorsnelheid te regelen. De bediening van de
procesluchtventilator kan met vaste of variabele snelheid worden ingesteld, in ove reenstemming met het
onderstaande:
Vaste snelheid
De frequentieregelaar van de pr
ocesluchtventilator wordt vooraf in de fabriek ingesteld en de
procesluchtventilator dr aait
altijd aan een constante snelheid die voor de procesluchtstroom zorgt.
Variabele sn elh eid
De frequentieregelaar van de procesluchtventilator wordt ofwel door debiet of dr uk geregeld.
Op debietregeling m eet een druksensor het drukverschil in de inlaatconus op de procesluchtventilator. Op
dr ukreg eling meet een druksensor de luchtdr uk in het droge lucht kanaal.
De eigenlijke waarde van de druksensor wordt berekend, samen met het ventilatorcoefciënt, door de
PLC in het regelsysteem. De PLC vergelijkt de eigenlijke waarde met de ingestelde waarde en wijzigt het
regelsignaal naar de frequentieregelaar indien er een verschil is tussen de waarden.
190TN L-1081–J1408
Ontwerpvandeluchtontvochtiger
17
2.10.3 EnergyRecoveryPurge
1
2
3
4
7
6
5
6
Figuur 2.13 Principe van E nergy Recovery Purge
1. Regeneratielucht
2. Verwarmde regenera tielucht
3. Vochtige lucht
4. Proceslucht
5. Droge lucht
6. Proceslucht via omloop
7. Warm e spoellucht
Energ y Recovery Purge (ERP) is een energiebesparende oplossing die de war mte van de
rotor recyclen, na de regeneratiesectie in de rotatierichting van de rotor. Een klein deel van de
regeneratieluchtstroom wordt omgeleid naar de warme sector van de rotor, alvorens de luchtstroom de
regeneratieluchtverwarmer binnenkomt. De luchtstroom wordt door de rotor opgewarmd en vervolgens
met de regeneratieluchtstroom ver mengd, na de regeneratieluchtverwarmer. De gerecyclede warmte van
de rotor verhoogt de efciëntie en vermindert het energieverbruik.
Vergeleken met een standaard unit, biedt ERP dezelfde ontvochtigingscapaciteit met vermindere
regeneratieverwarmingsenergie.
18
Ontwerpvandeluchtontvochtiger
190TN L -1081–J1408
3 Ins tallat ie
3.1 Veiligheid
WAARSCHUWING!
Alleelektrischeaansluitingenvanapparatuurmoetenwordenuitgevoerdconformdelokalevoorschriftenendoor
gekwalificeerdpersoneel. Risicovanelektrocutie.
WAARSCHUWING!
Hetapparaatmagnooitopeenandervoltageofanderefrequentiewordenaangeslotendanwaarvoorhetis
ontworpen. Ziehetidentificatieplaatjevanhetapparaat.
WAARSCHUWING!
Denetvoedingispermanentaangeslotenopdehoofdschakelaarvanhetapparaat.
WAARSCHUWING!
Deluchtontvochtigermaguitsluitendwordengeïnstalleerdingoedgeventileerderuimtenconformde
voorschriftenvandeRichtlijnGastoestellen.
WAARSCHUWING!
Tilnooiteengeassembleerdapparaatopdoormiddelvanhijsogenbevestigdopdetopkast. Hijsoogbouten
mogenuitsluitendwordengebruiktvoorhetoptillenvantopkasttijdenshetinstallerenvaneenindelengeleverd
apparaat. Anderskanerschadeaanhetapparaaten/ofpersoonlijkletselontstaan.
VOORZICHTIG!
Klimnooitophetapparaatengebruikhetnietomoptestaan.
3.2 Algemeen
De luchtontvochtig e r wordt doorgaans geleverd op een enkele pallet. Vanwege hoogtebeperkingen wordt
de ontvochtiger soms geleverd in delen, verdeeld over vier pallets met r otorkast, topkast, ventilatoren en
lterkast.
190TN L-1081–J1408
Installatie
19
3.3 I nspectievandelevering
1. Inspecteer de levering en vergelijk ze met de levernota, orderbevestiging of andere leverinformatie.
Zorg ervoor dat alles is m eeg eleverd en dat er niets bes chadigd is.
2. Neem direct contact op m et M unters wanneer de levering incompleet is om vertraging van de installatie
te voorkomen.
3. Wanneer het apparaat voor de installatie wordt opgeslagen, vindt u hierover informatie in De apparatuur
opslaan.
4. Verwijder al het verpakkingsmateriaal van het apparaat en controleer zorgvuldig of het g een
transportschade heeft opgelopen.
5. Rapporteer elke zichtbare schade binnen 5 dagen en voor aanvang va n de installatie schriftelijk aan
Munters.
6. Verwijder het verpakkingsmateriaal volgens de geldende wetgeving.
OPMERKING!
Controleerinhetbijzonder,wanneerdeluchtontvochtigerindelenisgeleverd,datde
afdichtingenvanderotorkastnietzijnbeschadigd.
Figuur 3.1 Roto rkast afdichtingen
OPMERKING!
Nainspectievandeleveringkandevrachtbriefwordengetekendbijwijzevan
ontvangstbevestiging.
3.4 Verplaatsenvandeluchtontvochtiger
De luchton
tvochtiger moet voorzichtig worden behandeld. Alle paneeldeuren m oeten t ijdens transport
gesloten
zijn. Gebruik een vorkheftr uck of palletwagen om de ontvochtiger te verplaatsen. De
vorkheft
ruck/palletwagen moet zijn voorzien van verlengdelepels voor een gelijkmatige gewichtsverdeling.
Zie p ara
graaf8.4, Technische gegevens voor g ewichtsgeg evens.
WAARSCHUWING!
Verplaatsdeontvochtigervoorzichtigomdathetrisicobestaatdatdeontvochtigeromvalt.
20
Installatie
190TN L -1081–J1408
Figuur3.2Juistelengtevandelepelsvandevorkheftruck
VOORZICHTIG!
Verplaatsdeontvochtigernooitwanneerdeprocesventilatorendelterkastzijngeïnstalleerd. Anderszaler
schadeaanhetapparaatontstaan.
3.5 D eontvochtigeropslaan
Wanneer de luchtontvochtiger m oet worden opgeslage n voordat deze wordt geïnstalleerd, is het volgende
van belang:
Plaats de luchtontvochtiger rechtop op een horizontaal oppervlak.
Bescherm de luchtontvochtiger tegen fysieke beschadiging.
Sla de luchtontvochtiger afg edekt op en bescherm het apparaat tegen stof, vorst, regen, agressieve en
verontreinigende stoffen.
Zie paragraaf 8.4, Technische gegevens voor de correcte opslagtemperatuur.
3.6 Eisenaandeinstalla
tielocatie
OPMERKING!
Voordebestmogelijkeprestatieseneenprobleemlozewerkingishetvanbelangdatde
beoogdeinstallatielocatievoldoetaandeeisen.
OPMERKING!
Voorzowelonderhouds-alsservicedoeleindenishetbelangrijkdatdeminimaleafmetingen
voorserviceruimtewordenaangehouden.
De luchtontvochtiger is uitsluitend bedoeld voor installatie binnenshuis. Installeer de luchtontvochtiger
niet in een vochtige omg eving waar water het apparaat kan binnendringen of in een zeer stofge omgeving.
Neem voor advies zonodig contact op met Munters.
OPMERKING!
Wanneerhettrillingsniveauvandeluchtontvochtigermoetwordengereduceerd,neemdan
contactopmetMuntersvoorinstructies. ZiedenormEN1299+A1:2008.
Zie paragraaf 8.3, Afmetingen en benodigde ruimte voor onderhoud voor de afmeting en van het apparaat en de
benodigde ruimte voor onderhoud.
3.7 Installatievaneenindelengeleverdapparaat
WAARSC HU
WING!
Omletse
lvanpersonenenschadeaandeontvochtigertevoorkomen,dientualtijdgoedgekeurdehijsapparatuur
tegebru
iken.
WAARSCHUWING!
Controleervoorafdatdehijsapparatuurgeschiktisvoorhetgewichtvandetopkast.
Zieparagraaf8.4,Technischegegevensvoorgewichtsgegevens.
190TN L-1081–J1408
Installatie
21
VOORZICHTIG!
Ermoeteenhijsjukmetvierhijsbandenwordengebruiktvoorhethijsenvandetopkast. Dehijshoekmagnietmeer
bedragendan15°,
zieFiguur3.9.
Figuur 3.3 Rotorkast Figuur 3.4 Topkast
Figuur 3.5 Ventilatoren Figuur 3.6 Filterkast
22
Installatie
190TN L -1081–J1408
1
2
3
3
Figuur 3.7
1. Regeneratieluchtventilator
2. P rocesluchtventilator
3. Filterkasten
190TN L-1081–J1408
Installatie
23
3.7.1 Montage
1. Verwijder de beschermingstape van de rotorkastafdichtingen.
2. Controleer dat de vier hijsogen voor de topkast vastgezet zijn.
Figuur 3.8 Hijsogen vo
or topkast
3. Til de topkast op de rotorkast en zorg dat de geleidestrips en M8- schroeven op alle hoeken passen, zie
Figuur 3.9 .
A
B
max 15°
C
Figuur 3.9 Hijsen van de topkast
A.M8-schroef
B.Geleidestrip
C.Hijsjuk
24
Installatie
190TN L -1081–J1408
A
Figuur 3.10 A: M8-schroef van onderaf gezien.
D
Figuur 3.11 D: Afdekplaten
4. Draai de vier M8-schroeven (A) vast om de afdichtingen samen te drukken.
5. Zet de twee a fdekplaten (D) vast met popnagels (4 x 10 mm).
6. Draai de hijsogen van de topkast los om t e vermijden dat apparaat wordt opg etild.
7. Plaats het apparaat in zijn de nitieve positie op de site door middel van een vorkheftruck of een
palletwagen, nog voor de ventilatoren e n lterkast(en) worden geïnstalleerd.
8. Monteer de procesluchtventilator en lterkast(en) op de rotorkast.
OPMERKING!
Standaardwordtéénprocesluchtfilterkastmeegeleverd.
9. Bevestig een hijsband aan de reg eneratieventilator conform Figuur 3.12 en hijs de ventilator in positie
op de rotorka st.
10. Draai de bevestigings schroeven van de ventilator vast voordat de hijsband wordt verwijderd.
Figuur 3.12 Hijsen van de regeneratieventilator Figuur 3.13 Regeneratieventilator in positie
190TN L-1081–J1408
Installatie
25
3.7.2 Elektrischeaansluitingen
1. Installeer de toevoerkast en de kabel voor de voeding.
E
Figuur 3.14 Voedin g toevoerkast (E)
2. Sluit regeneratie- en procesluchtventilator aan, zie Figuur 3.15 , Figuur 3.16 en Figuur 3.17 .
Figuur 3.15 Ventilatormotorbedrading Figuur 3.16 Pr ocesluchtventilator
Figuur 3.17 Regeneratieluchtventilator Figuur 3.18 Rotoraandrijfmotor
3. Sluit de rotoraandrijfmotor aan confor m Tabel 3.1 en Figuur 3.18 .
26
Installatie
190TN L -1081–J1408
Klemmenstrook(aandrijfmotor) Aandrijfmotorkabel
bruinedraad 5
bruinedraad 4
6(geel) 3
4(blauw) 2
2(groen) 1
Tabel 3.1 Aansluitingen rotoraandrijfmotor
4. Sluit de HTCO en PT1000 aan, zie Figuur 3.19 , Figuur 3.20 en Figuur 3.21 .
Leid de kabels door de r ubberen doorvoer (F). Steek de HTCO-kabel zo ver mog elijk in de buis (I).
5. Breng siliconenkit aan rondom de kabel aan het uiteinde van de buis.
F
Figuur 3.
19 F: Doorvoer voor
HTCO/PT1
000
G
I
H
Figuur 3.
20 PT1000-kabel (G), HTCO-kabel (H), buis
(I)
Figuur 3.21 PT1000-aansluiting bij regeneratieventilator
190TN L-1081–J1408
Installatie
27
6. Sluit de DPT (Dif ferential P ressure Transmitter, verschildrukopnemer) aan voor de
regeneratieventilator. De twee aansluitingen aan de onderzijde van de D PT zijn gemarkeerd met plus
(+) en min ( -).
Sluit de buis van het ventilatorkanaal (voor het rotorblad) aan op plus (+).
Sluit de buis van het ventilatorconus (rotorblad) aan op min (-).
7. Sluit de DPT aan voor de procesluchtventilator.
Sluit de buis van het ventilatorkanaal (voor het rotorblad) aan op plus (+).
Sluit de buis van het ventilatorconus (rotorblad) aan op min (-).
Figuur 3.22 Aansluiting DPT (regeneratieventilator) Figuur 3.23 Aansluiting DPT (procesluchtventilator)
28
Installatie
190TN L -1081–J1408
3.8 K anaalinstallatie
3.8.1 Algemeneaanbevelingen
De aansluitingen voor proces- en regeneratielucht zijn ontworpen volgens de aanbevelingen in ISO 13351.
De rechthoekige kanaalaansluitingen zijn voorzien van inzetstukken met schroefdraad voor M8 schroeven.
OPMERKING!
Deluchtontvochtigerisontworpenvoorgebruikmetspecifiekeprocesluchtstromen
(overeenkomstigdegeïnstalleerdeventilatorformaten)enmagnietrechtstreekswordenaangeslotenop
airconditioningsystemen.
Bij het installeren van kanalen tussen d e luchtontvochtiger en de toevoer - e n afvoeraansluitingen moeten de
volgende aanbevelingen in acht worden genomen:
De lengte van de kanalen moet zo kort mogelijk worden gehouden om statische luchtdrukverliezen tot
een minimum te beperken.
Voor optimale prestaties moeten alle vaste kanaalverbindingen voor proces- en regeneratielucht lucht-
en dampdicht zijn.
De kanalen voor de proceslucht moeten geïsoleerd zijn om te voorkomen dat er zich condens vormt aan
de buitenkant van het kanaal telkens wanneer de temperatuur van de lucht binnen in het kanaal beneden
de dauwpuntstemperatuur van de buitenlucht komt waardoor het kanaal wordt geleid.
De kanalen moeten altijd worden geïsoleerd wanneer er gevaar op bevriezing bestaat.
De natte lucht die de luchtontvocht ig e r verlaat zal door het hoge vochtgehalte condenseren op de
binnenzijde van de kanaalwanden. Isolatie van de kanalen verminder t de mate van condensvor ming.
Horizontale natte-luchtkanalen moeten onder licht afschot worden geïnstalleerd (van de
luchtontvochtiger a f) om eventuele condens af t e voeren. Op de laagste punt en van het
natte-luchtafvoerkanaal moeten geschikte condensafvoeren worden geïnstalleerd, zie Figuur 3.25 .
Zorg bij ontwerp en installatie van kanaalwerk voor voldoende ruimte voor bediening en onderhoud.
Zie voor meer infor m atie paragraaf 8.3, Afmetingen en benodigde r uimte voor onderhoud.
Om overdracht van g eluid en/of trillingen via vaste kanalen te beperken moeten luchtdichte exibele
verbindingen van goede kwaliteit worden toege past.
K analen die direct op de luchtontvocht ig er zijn aangesloten, moeten voldoende worden ondersteund
om belastingen en s panningen door het gewicht en de bewegingen van de kanalen tot een minimum te
beperken.
Er moeten reg elkleppen voor het afstellen van de luchtstroom worden aangebracht in het afvoerkanaal
voor drog e lucht en het toevoerkanaal voor regeneratielucht. Voor een effectieve werking van
het apparaat zijn cor r ecte luchtstromen van groot belang. Voor informatie over afstelling van de
luchtstromen, zie parag ra a f 4.3, Afs telling van de luchtstr oom.
Wanneer de luchtontvochtiger is voorzien van een frequentieregelaar voor de proceslucht, zie paragraaf
4.3, Afstelling van de luchtstroom, worden de procesluchtdruk en -stroom afg esteld door middel van de
frequentieregelaar van de procesluchtventilator. In dat g eval is g e en klep in het droge-luchtkanaal nodig.
De totale drukval in de proces- en regeneratieluchtkanalen mag niet hoger zijn dan de beschikbare druk
van de ventilatoren van de luchtontvochtiger. Z ie voor details over de minimaal beschikbare statische
dr uk paragraaf 8.4, Technische gegevens.
190TN L-1081–J1408
Installatie
29
3.8.2 Kanaalvoorbuitenluchttoevoer
Wanneer buitenlucht door de luchtontvochtiger wordt aangezog en, moet de opening van het toevoerkanaal
op voldoende hoogte boven de grond worden gemonteerd om te voorkomen dat er stof en vuil wordt
aangezogen.
Het kanaalwerk m oet zo zijn ontworpen dat regen en sneeuw niet in de luchtontvochtiger kunnen worden
aangezog en. De luchttoevoer mag zich niet in de buurt van mogelijke bronnen van vervuiling bevinden,
zoals uitlaatgassen, stoom en schadelijke dampen.
Om te voorkomen dat de natte (af
voer)lucht de regeneratie- (toevoer)lucht bevochtigt, moet de
regeneratieluchttoevoer zi
ch ten minste 2 m van de natte-luchtafvoer bevinden .
Bevestig draadgaas met een m aaswijdte van ca. 10 mm voor de buitenopening van het kanaal. Dit voorkomt
dat dieren in het kanaalwerk van de luchtontvochtig er kunnen komen.
A
B
C
C
Figuur 3.24 Ontwerp buitenluchttoevoer
A.Rechthoekigekanalen
B.Rondekanalen
C.Draadgaas
3.8.3 Kanaalvoornatte-luchtafvoer
Het materiaal van de natte-luchtkanalen moet corrosiebestendig zijn en bestand tegen temperaturen tot
100°C. De natte-luchtkanalen moeten altijd worden geïsoleerd wanneer er gevaar op condensatie bestaat.
Vanweg e het hoge vochtgehalte van de natte lucht die door de luchtontvochtiger wordt afge voerd, kan zich
gemakkelijk condens vormen aan de binnenzijde van de kanalen.
Horizontale kanalen moeten onder licht afschot worden geïnstalleerd (van de luchtontvochtiger af)
om eventuele condens af te voeren. Het afschot moet ten minste 2 cm per meter kanaal bedragen. Op
lage punten van het kanaal moeten afvoergaten (5 mm) worden aang ebracht om ophoping van water te
voorkomen.
Bevestig draadgaas met een m aaswijdte van ca. 10 mm voor de buitenopening van het kanaal. Dit voorkomt
dat dieren in het kanaalwerk van de luchtontvochtig er kunnen komen.
A
B
C
C
D
D
E
Figuur 3.25 Ontwerp natte-luchtafvoer
A.Horizontalenatte-luchtafvoer
B.Verticalenatte-luchtafvoer
C.Draadgaas
D.Aflopendehelling
E.Condensafvoer
30
Installatie
190TN L -1081–J1408
3.8.4 Afmetingenluchtkanaalaansluitingenvoorinlaten
A
B
MCD100-155G
454
33
35 887
524
241
241
21
957
C
A
C
Figuur 3.26 Regeneratieluchttoe vo er
171
250
250
178
16
250 (5X)
1408
135825
9
25
822
69
B
C
872
Figuur 3.27 Pr ocesluchttoevoer
(voor installatie met lterkast)
250
(5x)
170
84
M8 (12x)
136
1250
1418
823
877
12
1358
B
C
Figuur 3.28 Procesluchttoevoer
(voor installa tie zonder lterkast)
C: Gebruik zeskantschroeven (M8 x 25).
OPMERKING!
Hetbeschermingsroostervoordeventilatorisvooreenbeterzichtopdeafmetingen
verwijderdin
Figuur 3.28
.
190TN L-1081–J1408
Installatie
31
3.8.5 Afmetingenluchtkanaalaansluitingenvoorventilatoren
A
MCD100-155G
12
165
(4x)
12187
(2x)
30630
690
M8 (12x)
30337
397
C
A
Figuur 3.29 Procesluchtafvoer (droge-luchtafvoer)
C: Gebruik zeskantschroeven (M8 x 25).
32
Installatie
190TN L -1081–J1408
B
MCD100-155G
MCD100
MCD155
MCD120
MCD140
B
B
30
244
304
30
450
510
140
(2x)
162
(3x)
12
12
M8 (10x)
502
450
26
134
(2x)
12
239
(2x)
291
231
30
M8 (8x)
C
C
Figuur 3.30 Regeneratieluchtafvoer (natte-luchtafvoer)
C: Gebruik zeskantschroeven (M8 x 25).
190TN L-1081–J1408
Installatie
33
3.9 Gas-enluchttoevoer
WAARSCHUWING!
Allegasaansluitingenophetapparaatmoetenwordenuitgevoerdconformdelokalevoorschriftenendoor
gekwalificeerdpersoneel.
WAARSCHUWING!
Deregeneratieluchtmagnietverontreinigdzijnmetbrandbarestoffenindevormvangas,stoom,nevelofstof,die
ingemengdmetluchtleidentotgevaarlijkesituaties.
WAARSCHUWING!
Denatte-luchtafvoeristevensdeuitlaatvoordeverbrandingsgassen. Hetisdaaromvangrootbelangdatde
kanalenwordengeïnstalleerdconformdelokalevoorschriften.
De g astoevoerleidingen moeten voldoende worden ondersteund om belastingen e n spanningen door
het gewicht en de bewegingen van de leidingen tot een minimum t e beperken.
De ga stoevoerdruk moet over eenkomen met de specicaties van de brander, zie parag raaf
8.4, Technische gegevens.
De regeneratielucht naar de brander moet bestaan uit verse lucht (geen retourlucht) met een minimaal
zuurstofgehalte van 20 %.
Er mag uitsluitend gas met een zwavelgehalte van ten hoogste 30 ppm (silica-gelrotor) worden gebruikt.
Het juiste type gasbrandstof staat vermeld op de s ticker bij het identicatieplaatje, zie paragraaf
1.8, Merktekens.
3.10 Elektrischeaansluitingen
Het a pparaat is ontworpen voor een driefasenvoeding met vier g eleiders. Alle apparaten worden geleverd
met alle interne bedrading com pleet g e ïnst alleerd en gecongureerd in overeenstemming met de spanning
en frequentie vermeld op het identicatie plaatje.
De netvoeding wordt rechtstreeks aangesloten op de hoofdschakelaar van het apparaat. De voedingskabel
en hoofdzeker ing e n m oeten overeenkomen met de specicaties van het te installeren apparaat. Raadpleeg
voor meer informatie over de aansluiting het identicatieplaatje en het elektrisch schakelschema, of
paragraaf 8.4, Technische gegevens.
OPMERKING!
Devoedingsspanningmagnietmeerdan+/-10%afwijkenvandegespecificeerde
bedrijfsspanning.
34
Installatie
190TN L -1081–J1408
3.11 Externevochtigheidsopnemer
De luchtontvochtiger wordt geleverd met een van de hieronder beschreven vocht igheidsopnemers. De
opnemer heeft een uitgangssignaal van 4–20 mA voor respectievelijk t emperatuur en vochtigheid.
Vochtigheidssensor voor relatieve vochtigheid t.b.v. wandmontage (standaard):
Het meetbereik voor vochtigheid bedraagt s tandaard 0-100 % RV. Het meetbereik voor temperatuur
bedraagt standaard -5...+55 .
Vochtigheidsopnemer voor relatieve vochtigheid t .b.v. kanaalmontage (standaard):
Het meetbereik voor vochtigheid bedraagt s tandaard 0-100 % RV. Het meetbereik voor temperatuur
bedraagt standaard -20...+80 .
Vochtigheidssensor voor dauwpunt (optioneel):
Meetbereik -80...+20 °C.
De vochtigheidssensor wordt exter n gemonteerd en aangesloten volgens het bedradingsschema dat met het
apparaat is meegeleverd. De vochtigheidsse nsor regelt de luchtontvochtiger wanneer de standenschakelaar
op AUTO staat, d.w.z. automatisch bedrijf, e n geeft tevens de huidige vochtigheid aan.
Voor een juiste werking moet de vochtigheidssensor worden aangesloten met NOVOFLEX NCY
(afgeschermd 4G, 0,75 mm²) elektriciteitskabel of equivalent.
Wanneer de vochtigheidssensor teg e n de wand wordt gemonteerd, moet deze zich 1-1,5 m boven de vloer
bevinden. De sensor moet zo worden ge plaatst dat deze niet direct wordt blootgesteld aan droge lucht
afkomstig uit het apparaat of vochtige lucht die via open- en dichtgaande deuren binnenkomt. Hij mag niet
in de buur t van warmtebronnen worden geplaatst of worden blootgesteld aan direct zonlicht.
Zie het bedradingsschema dat bij het apparaat is meegeleverd en de mont age-instructies bij de
vochtigheidssensor.
190TN L-1081–J1408
Installatie
35
4 In bedrijfstelling
WAARSCHUWING!
Inbedrijfstellingenhetvoorde
eerstekeeropstartenvanhetapparaatmaguitsluitendwordenuitgevoerddoor
Munters-personeel.
WAARSCHUWING!
Denetvoedingispermanentaangeslotenopdehoofdschakelaarvanhetapparaat. Risicovanelektrischeschok.
4.1 Controlesvoorhetopstarte
n
1. Zet de hoofdschakelaar op het bedieningspaneel in de positie 0 .
2. Controleer dat de gastoevoerklep is gesloten.
3. Open de afdekplaat va n het elektrische paneel en controleer dat er g een stroomonderbrekers of
automatische zekeringen zijn g eactiveerd. Zie voor meer informatie het bedradingss chema dat met
het apparaat is meegeleverd.
4. Inspecteer de gasstraat en controleer dat alle leidingen, onderdelen en bedrading correct zijn
geïnstalleerd e n bevestigd.
5. Controleer dat de lagedrukschakelaar op het GasMultiBloc is ing esteld op 18 mbar.
6. Inspecteer de luchttoevoerlters en controleer dat z e onbeschadigd en correct zijn bevestigd en dat alle
verschillende inwendige delen van het apparaat schoon zijn.
7. Inspecteer alle kanalen en kanaalaansluitingen om te controleren dat alle aansluitingen correct zijn
aangebracht en dat er geen aanwijzingen zijn voor schade. Controleer ook dat alle kanalen vrij zijn van
obstakels die de lucht stroom kunnen blokkeren.
8. Controleer dat de netvoeding de juiste spanning heeft en dat de kabels correct zijn aangesloten.
9. Controleer dat de vocht igheidssensor cor rect in het kanaal is geplaatst en op de juiste manier is
aangesloten op de luchtontvochtiger, zie paragraaf 3.11, Extern e vochtigheidsopnemer.
4.2 A fstellenvandegasbrander
WAARSCHUWING!
Debranderendeomliggendemetalenonderdelenwordenzeerheet. Pasopvoorbrandwonden.
1. Verw ijder de a fdekking van het branderkijkglas.
2. Controleer dat de gastoevoer naar de luchtontvochtiger is ingeschakeld.
3. Open de gastoevoerklep.
4. Spoel de gastoevoer door de schroef te openen op het drukmeetpunt van de lagedrukschakelaar tot er
gas uitstroomt. Zie Figuur 4.1 .
Made in Germany
IP 54
5
90
10
20
30
50
70
110
130
mbar
GW 50 A5
pmax.= 500 mbar Gas
~(AC) 50-60Hz 10A 250V
15T70
ID.No:CE-0085
AO 0012
150
P
e
Figuur 4.1 Drukmeetpunt (P
e
)
36
Inbedrijfstelling
190TN L -1081–J1408
5. Meet de gastoevoerdruk door een drukmeter aan te sluiten op het drukmeetpunt (Pe). De druk m oet
20–30 mbar bedragen.
OPMERKING!
Wanneerdegastoevoerdrukmeerbedraagtdan30mbarmoeteenreduceerventielworden
geïnstalleerdindegastoevoerleiding.
6. Sluit het drukmeetpunt (P
e
).
7. Verwijder de kap van de instelknop en controleer dat de lagedrukschakelaar is ingesteld op 18 mbar. Stel
zonodig de druk in met de instelknop, zie Figuur 4.2 en Figuur 4.3 .


Figuur 4.2 De kap verwijderen
NO NC
21
5
90
10
20
30
50
70
110
130
mbar
GW 50 A5
pmax.= 500 mbar Gas
~(AC) 50-60Hz 10A 250V
15T70
ID.No:CE-0085
AO 0012
Made in Germany
IP 54
150
Figuur 4.3 Instellen van de druk
8. Controleer de g asstraat tot aan de brander op lekkag es.
9. Stel de verschildr uk op de drukschakelaar voor de rege neratieluchtstroom in op 50 Pa. Dit om te
voorkomen dat de branderautomaa t uitschakelt wanneer de luchtstroom wordt a fgesteld.
0,4
2,1
0,6
0,8
1,2
1,5
1,8
2,4
2,7
mbar
pmax.= 500 mbar Gas
~(AC) 50-60Hz 10A 250V
15T70
LGW 3 A4
ID.No:CE-0085
AO 0012
3,0
Figuur 4.4 Drukschakelaar voor regeneratieluchtstroom
OPMERKING!
Resetdedrukschakelaarnaar1,2mbarwanneerhetafstellenvandegasbranderisvoltooid.
10. Zet de hoofdschakelaar op 1.
11. Start het apparaat door de standenschakelaar op MAN te zetten.
12. Controleer dat de rotor draait in de richting die wordt aang egeven door de pijl. Indien de rotatierichting
verkeerd is, verwissel dan de aansluitingen van de toevoerkabels in de hoofdstroomschakelaar.
13. Meet de geregelde gastoevoerdruk door een drukmeter aan te sluiten op drukmeetpunt P
a
aan de
achterzijde van het GasMultiBloc (terwijl de luchtontvochtiger in bedrijf is). De druk moet 15 mbar
bedragen. Pas de druk zonodig aan met behulp van de schroef, zie (A) in Figuur 4.5 .
190TN L-1081–J1408
Inbedrijfstelling
37
+
A
Figuur 4.5 A: S telschroef voor geregelde gastoevoerdruk.
14. Schakel het apparaat uit en ga door met de procedure beschreven in parag raaf
4.3, Afstelling van de luchtstroom.
4.3 Afstellingvandeluchts
troom
4.3.1 Algemeen
Voor optimale prestaties moeten de proces- en de reg eneratieluchtstromen correct worden afg esteld
overeenkomstig de specicaties, z ie 8.4, Technische gegevens. De luchtstromen kunnen op het display van het
regelsysteem zonder ge bruik van regelkleppen worden ingesteld.
Zie de bijlage over het bedieningssysteem voor meer infor m atie over parameters en instellinge n.
Neem contact op met Munters Service voor hulp bij de installatie en instellingen. Voor contactgegevens, zie
paragraaf 10, Neem con ta ct op met Munters.
OPMERKING!
DeinstellingenvanhetprogrammavandefrequentieregelaarwordendoorMuntersinde
fabriekuitgevoerd. Hetfrequentiebereikisafgestemdopdeaanvaardbareventilatorsnelheden.
WAARSCHUWING!
Gevaarvandraaiendedelenomcontactmetderotorbladentevoorkomen,magdeluchtontvochtigeruitsluitend
inbedrijfwordengesteldmetaangeslotennatte-endroge-luchtkanalen.
VOORZICHTIG!
Eenonjuisteafstellingvandeluchtstromenkanleidentotstoringeninhetapparaat.
Allemogelijkeschadeaanhetapparaattengevolgevaneenonjuisteafstellingvandeluchtstromenkantenkoste
gaanvandegarantieophetapparaat.
Deluchtstromenmogennooithogerdandenominaleluchtstromenwordeningesteld. Neemcontactopmet
Munterstercontroleindienerhogereluchtstromennodigzijn.
4.3.2 Instellenvandenominaleluchtstroom
Procesventilatorbediening met vaste snelheid
1. Bereken de overeenkomstige verschildr ukwaarden voor de actuele proces- en regeneratieluchtstromen.
Gebr uik de formule en de ventilatorcoëfciënten in paragraaf 4.3.3, Standaard conguratie-instellingen.
2. Start de ontvochtiger en laat deze op vol vermogen draaien.
3. Sluit een manometer aan op de druknippel op de procesventilator. Meet en registreer het drukverschil.
4. Vergelijk de gemeten verschildruk met de berekende waarde.
38
Inbedrijfstelling
190TN L -1081–J1408
5. Stel het instelpunt voor de proceslucht in het regelsysteem zo af, dat de gemeten verschildruk
overeenkomt met de berekende waarde.
6. Sluit de manometer aan op het drukmeetpunt op de reg e neratieventilator. Herhaal stappen 3-5 om
de actuele reg eneratieluchtstroom in te stellen.
OPMERKING!
Deactueleluchtstroomhangtafvandetemperatuurbijdeventilatoruitlaat.
Procesventilatorbediening m et variabele snelheid
1. Start de ontvochtiger en laat deze op vol vermogen draaien.
2. Stel de vereiste procesluchtstroom in het regelsysteem in.
3. Meet de actuele procesluchtstroom buiten de ontvochtiger door middel van externe, g ekalibreerde
testapparat uur.
4. Stel indien nodig de ins telwaarde van de procesluchtstroom in het bedieningssysteem in.
5. Stel de vereiste regeneratieluchtstroom in het bedieningssysteem in. Herhaal stappen 3-4 om de actuele
regeneratieluchtstroom in te stellen.
4.3.3 Standaardconfiguratie-instellingen
Ventilator-
coëfciënt
Luchtstroom
(m
3
/u
Verschildruk
(Pa)
Ventil atorsnelheid,
(tpm)
Procesluchtventila-
tor
690 10000 210 1900
MCD-
100
Regener-
atieluchtventilator
150 3060 416 2940
Procesluchtventila-
tor
690 12000 302 2150
MCD-
120
Regener-
atieluchtventilator
220 3960 324 2710
Procesluchtventila-
tor
690 14000 412 2450
MCD-
140
Regener-
atieluchtventilator
220 4500 418 2920
Procesluchtventila-
tor
690 15300 492 2450
MCD-
155
Regener-
atieluchtventilator
150 3060 416 2840
Tabel 4.1 Standaard conguratie-instellingen voor nom ina le luchtstromen bij een luchtdichth eid van 1,2 kg/m
3
Δ
p
=
q
k
(
2
)
Figuur 4.6 Formule voor berekening van de verschildruk
p=verschildruk(Pa)
q=luchtstroom(m
3
/hbijactueletemperatuur
)k=ventilatorcoëfficiënt
190TN L-1081–J1408
Inbedrijfstelling
39
4.4 Instellenvanhetgasbrandereffect
4.4.1 Instellenvanhetmaximalevermogen
OPMERKING!
Deprocedureinparagraaf4.3,Afstellingvandeluchtstroommoetwordenuitgevoerdalvorens
hetgasbrandereffectintestellen.
1. Start het apparaat door de standenschakelaar op MAN.
2. Wacht tot de regelklep helemaal is geopend, d.w.z. de klepsteelindicator s taat op E als afg ebeeld in
Figuur 4.7 .
E
Figuur 4.7 Regelklep volledig geo pend (E)
3. Controleer dat op het display van het regelsysteem 100% verwarmingsvermog en wordt weergeg even.
4. Lees de regeneratietemperatuur op het display van het regelsysteem af. Is deze hoger dan 125 °C,
reduceer dan de gastoevoer met de knop op het GasMultiBloc, zie Figuur 4.8 .
4a. Draai eerst de borgschroeven (B) los.
4b. Reduceer de maximale toevoer met de buitenste knop (D) tot het display ca. 120 °C weerg eeft.
OPMERKING!
Pasdeinstellinginkleinestappenaanenlaatdetemperatuurstabiliseren.
+
B
C
D
B
Figuur 4.8 A fstellen brandervermogen
B. Borgschroeven
C. Knop voor afstelling van de hydraulische
demping
D. Knop voor afstelling van de g a stoevoer
40
Inbedrijfstelling
190TN L -1081–J1408
5. Controleer de vlam door het kijkglas. De vlam moet gelijkmatig over de volledige lengte van de brander
zijn verdeeld en blauw van kleur zijn.
6. Werkt het apparaat normaal, wacht dan 5- 10 m inuten zodat de normale bedrijfstemperatuur kan worden
bereikt voordat u verder gaat met de volgende stap.
7. Meet en noteer de temperatuur in de regeneratieluchttoevoer.
8. Selecteer het scherm met de status van de regeneratieluchtverwarming.
9. Bereken de tempera tuurstijging over de brander (de temperatuur van de regeneratielucht min de bij stap
7 hierboven gemeten temperatuur). De temperatuur moet stijgen met 95 °C.
Wanneer de temperatuur te laag is, moet het verwarmingsver mogen worden verhoogd met de knop op
het GasMultiBloc, zoals in Figuur 4.8 .
10. Draai de borgschroeven va st.
11. Installeer de kap op de lagedrukschakelaar .
12. Reset de dr ukschakelaar voor de regeneratieluchtstroom naar 1,2 mbar.
OPMERKING!
Dehydraulischedempingisaffabriekingesteldopmaximum. Aanpassingisnietnoodzakelijk.
4.4.2 Instellenvanhetminimalevermogen
1. Start het apparaat door de standenschakelaar op AUTO.
2. Stel de ontvochtigingsinstelwaarde in op de laagste mogelijke waarde.
3. Stel de schroef voor de m inimale capaciteit zo in dat de regelkle p half gesloten is.
0
1
0
Figuur 4.9 Schroef voor minimale capaciteit
4. Wacht tot de servomotor van de klep is gestabiliseerd in gesloten positie. Dit kan tot vijf minuten duren.
5. Controleer de vlam door het kijkglas en stel langzaam de schroef voor de m inimale capaciteit af op de
kleinst mogelijke vlam (zonder dat het apparaat in alarm valt).
6. Lees de regeneratietemperatuur af. De temperatuur moet tussen 30–40 °C liggen.
7. Stel de instelwaarde voor ontvochtiging in op de hoogst mogelijke waarde. Controleer dat de reg elkle p
volledig opent.
8. Borg de schroef voor de minimale capaciteit na voltooiing van het afstellen
190TN L-1081–J1408
Inbedrijfstelling
41
5 Bed rijf
5.1 Controlepaneel
RUN
SERVICE
ALARM
1
2
34
0
Figuur 5.1 Control epaneel
o
OFF
o
1
ON
OFF
SIEMENS
Figuur 5.2 Hoo fdschakelaar
Onderdeel Schakelaar/controlelampje Functie
Hoofdschakelaar(zie
Figuur 5.2
) Wanneerdehoofdstroomschakelaarindepositie0staat,isde
stroomtoevoernaarhetapparaatvollediguitgeschakeld.
Wanneerdehoofdstroomschakelaarindepositie1staat,kan
deluchtontvochtigerwordengestart.
Regelsysteem(HMI) Raadpleegdebijlagevoormeerinformatieoverde
HMI-werking.
1 Standenschakelaar WanneerdestandenschakelaarindepositieMA Nstaat,werkt
deluchtontvochtigerononderbroken(volvermogen). Het
apparaatstartmeteenkortevertraging.
WanneerdestandenschakelaarindestandAUTOstaat,wordt
deluchtontvochtigergeregelddooreeninterningestelde
waardevoorhetvochtigheidsniveauofdooreenextern
invoersignaal.
2 Witlampje(RUN) Brandtwanneereenvandeventilatorendraait.
3 Roodlampje(ALARM) Brandtcontinuwanneereenalarmisgeactiveerd. Controleer
welkalarminwerkingisgesteld.
4 Geellampje(SERVICE) Brandtwanneereenfiltermoetwordenvervangenofde
luchtontvochtigerhetaantalbedrijfsurenofdedatumheeft
bereiktwaaroponderhoudmoetwordenuitgevoerd.
Tabel 5.1 Controle paneelfuncties
42
Bedrijf
190TN L -1081–J1408
5.2 Algemeen
De standenschakelaar op het controlepaneel heeft twee bedrijfsstanden:
AUTO (automatisch): De ventilatoren, rotor en reg e neratieverwarming van de luchtontvochtig e r
worden alleen ge activeerd wanneer de relatieve luchtvochtigheid de gewenste waarde (de instelwaarde)
overschrijdt. Wanneer ononderbroken werking van de procesluchtventilator is geselecteerd in
het regelsysteem, blijft de procesluchtventilator draaien, zelfs nadat het apparaat is g e stopt met
ontvochtigen.
MAN (maximaal vermog e n): de ventilatoren, rotor en regeneratieluchtverwarming van de
luchtontvochtiger werken continu op vol ve rmogen.
De standenschakelaar wordt tevens gebruikt om een gasalarm te resetten. Wanneer de schakelaar op 0 wordt
gezet, wordt een branderalarm g ereset.
Externe start/stop
Wanneer een externe start-/stopschakelaar is aangesloten, moet de standenschakelaar op AUT O staan om
de luchtontvochtiger in bedrijf te kunnen stellen.
Externe regeling
Wanneer de luchtontvochtiger wordt gereg eld door een extern signaal, start en de ventilatoren en de
aandrijfmotor wanneer de "externe star t"-schakelaar wordt gesloten, ongeacht de huidige vochtigheid.
Om de luchtontvochtiger in bedrijf te kunnen stellen, moet het externe signaal >1 V zijn. De
regeneratielucht verwarming wordt g ereg eld door het ingangssignaal.
Bij levering is de luchtontvochtiger ingesteld om automatisch opnieuw op te starten na een stroomstoring.
5.3 Noodstop
Onder normale bedrijfsomstandigheden wordt de standenschakelaar gebruikt om het apparaat te stoppen
en te starten (zie ). Gebruik in noodgevallen de hoofdschakelaar op de luchtontvochtiger. Als optie is een
extern gemonteerde noodstopknop verkrijgbaar.
190TN L-1081–J1408
Bedrijf
43
5.4 Bedieningvanhetapparaat
5.4.1 Eerstekeeropstarten,handbediening(MAN)
1. Zet de hoofdstroomschakelaar in de stand 1 en controleer dat het display oplicht.
2. Zet de standenschakelaar in de stand MAN. Controleer dat:
Het witte lampje brandt om aan te geven dat de luchtontvochtiger in bedrijf is. Een vertraging van
enkele seconden is normaal.
De ventilatoren zijn gestar t .
De debieten van proces- en regeneratielucht zijn correct, zie paragraaf 8.4, Technische gegevens.
3. Laat het apparaat ca. 10 minuten draaien zodat de bedrijfsomstandigheden zich kunnen stabiliseren.
Controleer dat de temperatuur van de regeneratieluchtverwarming correct is.
4. Zet de standenschakelaar op het controlepaneel in de stand 0. Om restwar mte af te voeren, blijft de
regeneratieluchtventilator draaien nadat het apparaat is uitgeschakeld. De ventilator draait door tot de
temperatuur is gedaald onder de vooraf ing estelde temperatuur of gedurende een vooraf ingestelde tijd.
De standaard temperatuurwaarde bedraagt 50 °C en de tijdwaarde bedraagt 30 s.
5.4.2 Eerstekeeropstarten,automaat(AUTO)regelennaardeinstelwaarde
Als u het apparaat in de automatische stand wilt gebruiken tot een gewenste instelwaarde is bereikt, moet
de vochtigheidsopnemer zijn aangesloten. Wanneer een externe startschakelaar is aangesloten, moet deze
gesloten zijn.
Wordt geen exter ne startschakelaar gebruikt, controleer dan dat de br ug t ussen aansluitpunten 9 en 10 op
klemmenstrook XT1 is aang e bracht.
De volgende stappen zijn altijd van toepassing, ongeacht of het apparaat wordt aangestuurd m et
instelwa arden ingevoerd via het eigen display of extern.
1. Zet de hoofdstroomschakelaar in de stand 1; het display licht op en geeft aan dat de e lektrische
aansluiting tot stand is gebracht.
2. Stel de vochtigheidsinstelwaarde in op de laagst mog elijke waarde, inter n of extern.
3. Zet de standenschakelaar in de stand AUTO. Controleer dat:
Het witte lampje brandt om aan te geven dat het apparaat in bedrijf is. Een vertraging van enkele
seconden is normaal.
De ventilatoren zijn gestar t .
De verwarming is ingeschakeld.
De regeneratietemperatuur stijgt.
4. Zet de standenschakelaar op 0. Om restwarmte af te voeren, blijft de regeneratieluchtventilator
draaien nadat het a pparaat is uitg eschakeld. De ventilator draait door tot de temperatuur is gedaald
onder de vooraf ingestelde temperatuur of gedurende een vooraf ingestelde tijd. De standaard
temperatuurwaarde bedraagt 50 °C en de tijdwaarde bedraagt 30 s.
5. Stel de vereiste verwachte vochtigheidswaarde in en star t het a pparaat zonodig opnieuw op.
44
Bedrijf
190TN L -1081–J1408
6 Serviceenonderhou d
6.1 Veiligheid
WAARSCHUWING!
Aanpassingen,onderhoudswerkzaamhedenenreparatiesmogenuitsluitendwordenuitgevoerddoor
gekwalificeerdpersoneeldatbekendismetdegevarendiezijnverbondenaanbedieningenonderhoudvan
apparatuurmethogespanningen,hogetemperaturenenbrandbaregassen.
WAARSCHUWING!
Denetvoedingispermanentaangeslotenopdehoofdschakelaarvanhetapparaat.
WAARSCHUWING!
Deluchtontvochtiger
kanautomatischopnieuwopstartennaeenstroomstoring. Schakelaltijdde
hoofdschakelaaruite
nborgdezetegenopnieuwinschakelenvoordatonderhoudswerkzaamhedenworden
uitgevoerd.
6.2 P eriodiekeserviceenonderhoud
Luchtontvochtigers van Munters zijn ontworpen voor langdurig en betrouwbaar continubedrijf.
Regelmatige service en onderhoud zijn ve reist om e rvoor te zorgen dat de luchtontvochtig er zo efciënt en
economische m ogelijk werkt.
De frequentie van service en onderhoud is voornamelijk afhankelijk van de bedrijfsomstandigheden en d e
omgeving waarin het apparaat is g eïnstalleerd. Wanneer de proceslucht bijvoorbeeld een hoog stofge halte
beva t, moet vaker preventief onderhoud worden uitge voerd. Hetzelfde g eldt wanneer de luchtontvochtiger
intensief wordt gebruikt.
De serviceniveaus voor een s tandaard service- en onderhoudsprog ramma staan beschreven in paragraaf
6.3, Serv ice-op ties.
Het regelsysteem van de luchtontvochtiger is voorzien van een servicelampje. Tijdens installatie en
inbedrijfstelling moet een inschatting worden gemaakt van het toeg estane aantal bedrijfsuren tot de
eerstvolge nde servicebeur t of moet een datum voor de eerstvolgende servicebeurt worden bepaald. Deze
waarde wordt bij de eerste keer opstarten van het apparaat ge programmeerd door personeel van Munters.
190TN L-1081–J1408
Serviceenonderhoud
45
6.3 Service-opties
Naast inbedrijfstelling van het apparaat kunt u standaard uit vier service-opties (A - D) kiezen:
S. Inbedrijfstelling/eerste keer opstarten
A. Inspectie en (zonodig) ver vanging van lters. Algem ene functionele controle.
B. Naast A, ve iligheidscontrole en controle van de capaciteit, temperatuur- en vochtigheidsmeting en
-regeling.
C. Bovenop B worden na 3 jaar bedrijf enkele onderdelen preventief vervangen.
D. Bovenop C worden na 6 jaar bedrijf enkele onderdelen preventief vervangen.
OPMERKING!
NeemaltijdcontactopmetMuntersvooronderhoudofreparaties. Erkunnenzich
bedieningfoutenvoordoenwanneerhetapparaatonvoldoendeofincorrectwordtonderhouden.
OPMERKING!
OmdevolledigegarantietebehoudeniseenInbedrijfstelling/eerstekeeropstartendoor
Muntersvanhettype"S"vereist.
Servicemonteurs van Munter s beschikken over speciale a pparatuur en snelle toeg ang tot
reserveonder delen om alle Munters-producten te kunnen onderhouden. De testapparat uur die door onze
werknemers worden gebruikt om de juiste afstelling van het apparaat te verzekeren, is gekalibreerd.
De serviceafdeling van Munters kan tevens een serviceprog ramma aanbieden dat is afgestemd op de
bedrijfsomstandigheden van een specieke installatie. Raadpleeg de contactadressen op de achterap van
deze handleiding.
6.4 Uitgebreidegaranti e
Munters biedt een g arantie aan bovenop de standaardvoorwaarden indien de klant een serviceovereenkomst
bij Munters ondertekent. Meer informatie is op aanvraag verkrijgbaar.
6.5 Servicelampje
Het gele s ervicelampje kan het volgende aange ven:
Er moet een lter worden vervangen
Het vochtigheidsniveau is te hoog
Er is een servicebeurt vereist
46
Serviceenonderhoud
190TN L -1081–J1408
6.6 Service-enonderhoudsschema
(0–24000uur)
Serviceniveau Start A B A B A C
Bedr ijfstijdinuren 0 4000 8000 1200 0 16000 20000 24000Servic ewerkzaamhed en
Kalendert ijd inmaande n 0 6 12 18 24 30 36
Filterinspectie,zonodigfiltervervangen,functionelecontrole XXXXXXX
Preventieveinspectie,inclusiefveiligheidscontrole XXXX
Capaciteitscontrole,rotorinspectie XXXX
1)
Vervangingvandethermischebeveiliging X
Inspectievanverwarmingsspiralen X
Vervangingvanaandrijfriemenriemspanner X
Vervangingvanderotoraandrijfmotor
Inspectievanventilatoren(rotorbladen,motoren,lagers)
Controleelektrischeenregelsystemen,functionelecontrole XXXX
Kalibratievanvochtigheidsregelapparatuur,sensorenenkleppen XXXX
Kalibratievantemperatuurregelapparatuurensensoren XXXX
Inspectievanrotors,zonodigvervangingvanrotorpakkingen
1)
Nietvereistbijapparatenmetstoomverwarming.
Tabel 6.1 Service- en onderhoudsschema (0 –24000 uur)
190TN L-1081–J1408
Serviceenonderhoud
47
6.7 Service-enonderhoudsschema
(28000-48000u ur)
Serv icenivea u A B A B A D
Bedr ijfstijdinuren 2800 0 3200 0 3600 0 400 00 44000 48000Servicewerkz aamheden
Kalendertijdinmaanden 42 48 54 60 66 72
Filterinspectie,zonodigfiltervervangen,functionelecontrole XXXXXX
Preventieveinspectie,inclusiefveiligheidscontrole XXX
Capaciteitscontrole,rotorinspectie XXX
1)
Vervangingvandethermischebeveiliging X
Inspectievanverwarmingsspiralen X
Vervangingvanaandrijfriemenriemspanner X
Vervangingvanderotoraandrijfmotor X
Inspectievanventilatoren(rotorbladen,motoren,lagers) X
Controleelektrischeenregelsystemen,functionelecontrole XXX
Kalibratievanvochtigheidsregelapparatuur,sensorenenkleppen XXX
Kalibratievantemperatuurregelapparatuurensensoren XXX
Inspectievanrotors,zonodigvervangingvanrotorpakkingen X
1)
Nietvereistbijapparatenmetstoomverwarming.
Tabel 6.2 Service- en onderhoudsschema (28000-48000 uur)
48
Serviceenonderhoud
190TN L -1081–J1408
6.9 O nderhoudsschemavoordegasverwarming
De inspectie- en onderhoudsprocedures staan beschreven in onderstaande tabel.
WAARSCHUWING!
Aanpassingen,onderhoudswerkzaamhedenenreparatiesmogenuitsluitendwordenuitgevoerddoor
gekwalificeerdpersoneeldatbekendismetdegevarendiezijnverbondenaanbedieningenonderhoudvan
apparatuurmethogespanningen,hogetemperaturenenbrandbaregassen.
WAARSCHUWING!
Lekkendgaskanbrandofeenexplosieveroorzaken. Voeraltijdeenlekkagetestuitwanneerdegasverwarmingis
gedemonteerdenopnieuwgemonteerd. Gebruiklekdetectiesprayofeensoortgelijkmiddel.
Onderdeel Inspectie
6-12maanden 24maanden
Regeneratielucht Controleerdeluchtstroomenstelindiennodigderegelingbij. Controleerdeluchtstroomenstelindiennodigderegeling
bij. .
Elektrischeonderdelenen
bedrading
Controleerelektrischeonderdelenenbedradingop
beschadigingenentekenenvanoververhitting.
Controleerelektrischeonderdelenenbedradingop
beschadigingenentekenenvanoververhitting. Controleer
datalleelektrischeaansluitingenvastzittenenniet
beschadigdzijn.
Gasbrander Inspecteerdevlamencontroleerdatzegelijkmatigbrandten
dejuistehoogteenkleurheeft.
Inspecteerdevlamencontroleerdatzegelijkmatigbrandt
endejuistehoogteenkleurheeft.Eventueleaanslagof
vreemdedeeltjesonderinhetbrandercompartimentmoeten
wordenverwijderd. Eventueleophopingvanaanslagof
vreemdedeeltjesaanbeidezijdenvandemengplatenmoet
wordenverwijderdmeteenstaalborstel. Controleerdat
degaatjesindemengplatenofbranderopeningennietzijn
verstopt. Debranderopeningenmogennietwordenvergroot;
ditheefteennadeligeffectopdeprestaties.
Gasfilter ControleerhetgasfilterophetGasMultiBlocopverstopping.
Reinigofvervangzonodighetfilter.
ControleerhetgasfilterophetGasMultiBlocopverstopping.
Reinigofvervangzonodighetfilter.
Ontstekingselektrode Reinigdeontstekingsbougie. Controleerdatde
siliconenkabelenaansluitstekkervoorontstekingselektrode
nietbeschadigdzijn. Controleerdatdeisolatierondomde
vonkspleetnietisgebarstenofgebroken. Vervangzonodig
deontstekingselektrode.
Reinigdeontstekingsbougie. Controleerdatde
siliconenkabelenaansluitstekkervoorontstekingselektrode
nietbeschadigdzijn. Controleerdatdeisolatierondomde
vonkspleetnietisgebarstenofgebroken.Vervangzonodig
deontstekingselektrode.
Ionisatie-elektrode Reinigdeionisatiestaaf. Controleerdatdeionisatie-
elektrodecorrectisgemonteerdennietisbeschadigd.
Controleerdatdesiliconenkabelendeaansluitstekker
ionisatie-elektrodenietbeschadigdzijn.
Reinigdeionisatiestaaf. Controleerdatdeionisatie-
elektrodecorrectisgemonteerdennietisbeschadigd.
Controleerdatdesiliconenkabelendeaansluitstekker
ionisatie-elektrodenietbeschadigdzijn.
190TN L-1081–J1408
Serviceenonderhoud
49
Onderdeel Inspectie
Instellingvanhetsysteem Controleerdeinstellingvandebrandercapaciteitconformde
gebruikershandleiding.
Tabel 6.3 Onderhoudsschema voor de gasverwarming
50
Serviceenonderhoud
190TN L -1081–J1408
6.10 Luchtfiltervervangen
6.10.1 Voorbereidingen
1. Zet de standenschakelaar in de stand 0.
2. Wacht 60 seconden om de verwar ming te laten afkoelen.
3. Zet de hoofdschakelaar op 0 en vergrendel de schakelaar.
6.10.2 Regeneratieluchtfilter
1. Maak de twee klembouten en verwijder het deksel van de lterkast, z ie Figuur 6.1 en Figuur 6.2 .
2. Trek het lter uit de lterkast , zie Figuur 6.3 .
3. Reinig de lterkast met een stofzuiger.
4. Duw het nieuwe lter in de lterkast. Controleer dat de pijlrichting op het lter overeenkomt met de
richting van de luchtstroom, z ie Figuur 6.4 .
5. Monteer het eindpaneel en sluit de klemmen.
Figuur 6.1
Figuur 6.2
Figuur 6.3
Figuur 6.4
190TN L-1081–J1408
Serviceenonderhoud
51
6.10.3 Procesluchtfilter
1. Maak de schroeven van één van de bescher mkappen los (zie Figuur 6.5 ). Verwijder zorgvuldig de
beschermkap van de lterkast zonder de afdichting te beschadigen.
2. Trek de kanaal spacers recht uit de lterkast om de lters vr ij t e maken, zie Figuur 6.6 .
3. Trek de lters uit de lterkast, zie Fig uur 6.7 .
4. Reinig de lterkast met een stofzuiger.
5. Duw de nieuwe lters in de lterkast. Controleer dat de pijlrichting op het lter overeenkomt met de
richting van de luchtstroom, z ie Figuur 6.8 .
6. Installeer de kanaal spacers.
7. Vervang de afdichting van de bescher mkap indien beschadigd.
8. Breng de afdekplaat aan en draai de schroeven vast.
8 x M6
Figuur 6.5 Figuur 6.6
Figuur 6.7 Figuur 6.8
52
Serviceenonderhoud
190TN L -1081–J1408
7 Sto ring enidentifice ren,gasverwarmin g
7.1 Storingenlijst
De onderstaande lijst met s toringen helpt u bij het identicerenvanstoringenbetreffende
gasverwarmingsmodellen. D e lijst vult de instructies voor het identiceren van storing e n in de bijlage aan.
Voor storingen tijdens het opstarten vormen de indicatoren op de branderbeveiligingsautomaat de beste
infor m atiebron om de storing te bepalen. Raadpleeg sectie 2.8.2, Programma-indicator voor meer informatie.
Doorloop de onderstaande lijst en verhelp de storing indien m ogelijk alvorens contact op te nemen m et
Munters.
WAARSCHUWING!
Aanpassingen,onderhou
dswerkzaamhedenenreparatiesmogenuitsluitendwordenuitgevoerddoor
gekwalificeerdpersone
eldatbekendismetdegevarendiezijnverbondenaanbedieningenonderhoudvan
apparatuurmethogespa
nningen,hogetemperaturenenbrandbaregassen.
Stor ingsym ptoom Mog elijkeoo rzaak Correctievehandeling
Deservomotorvandebranderbeveilig-
ingsautomaatlooptniet.
Controleerdatdenetvoedingisingeschakeld
(aansluitpunten1en2). Controleerofdebrander
zoumoetenstarten(vraagnaarontvochtiging).
Hetstartenvandebranderkanworden
gecontroleerdaandehandvaneengesloten
contacttussenaansluitpunten4en5.
Deservomotorvandebranderbeveilig-
ingsautomaatlooptendeindicatordraait,maar
branderstartniet.
Controleerdatdedrukschakelaarvoorde
regeneratieluchtstroomindepositie‘geenlucht’
staat(opencircuittussenpinnen12en14vande
branderbeveiligingsautomaat).
Controleerdeprogramma-indicatoromde
oorzaakvandestoringvasttestellen.
Controleerdatdedrukschakelaarcontactvoorde
regeneratieluchtstroomisgesloten(geenlucht).
Controleerdatderegeneratieluchtventilator
draaitendatdeluchtstroomcorrectisafgesteld.
Controleerdaterzichobstakelsofverstoppingen
inhetregeneratieluchtkanaalbevinden.
Branderstartniet.
Deindicatorvandebranderbeveiligingsautomaat
isgestopt.
Controleerofdeontstekingselektrodecorrect
werkt. Controleerdatdeisolatievande
ontstekingselektrodenietisgebarstenendatde
kabelvandeontstekingstransformatornaarde
elektrodegeenkortsluitingmaaktnaarmassa.
190TN L-1081–J1408
Storingenidentificeren,gasverwarming
53
Stor ingsym ptoom Mog elijkeoo rzaak Correctievehandeling
Controleerdatdeionisatie-elektrodecorrectinde
vlamisgemonteerdendathetvlamsignaal
(>12μA)aanwezigisoppin24vande
branderbeveiligingsautomaat.
Branderstartniet. Deindicatorvandebranderbeveiligingsautomaat
isgestopt.
Controleerdatdeisolatievandeionisatie-
elektrodenietisgebarsten.
Controleerdeprogramma-indicatoromde
oorzaakvandestoringvasttestellen.
Controleerdatwanneerdebeidesolenoïdeklep-
pen(V1,V2)inhetGasMultiBlocgeopendzijn,de
veranderingvandevlamernietvoorzorgtdatde
vlam'loskomt'vandeverbrandingskopwaardoor
deionisatie-elektrodetijdelijkgeencontactmaakt
metdevlam.
Controleeroponderbrekingenvandegastoevoer.
Controleeropstoringenindetoevoervan
verbrandingslucht.
Controleerofdeionisatie-elektrodecorrectis
geplaatst.
Branderstartniet. Deindicatorvandebranderbeveiligingsautomaat
isgestopt.
Controleeropdefectenvandeisolatievande
ionisatie-elektrodeendesiliconenkabel.
Prestatieproblemen Brandervlamistehoog. Gasvolumeen/of-drukistehoogingesteld.Stel
demaximalebrandercapaciteitafconformde
gebruikershandleiding.
Brandervlamisgeelaanhetuiteinde. Deregeneratieluchtstroomistelaagofbevat
teweinigzuurstof. Hetzuurstofgehalte
moetgroterzijndan20%. Gerecirculeerde
luchtuitdenatte-luchtafvoermagnietinde
regeneratieluchttoevoerterechtkomen.
Vlamvandebranderisongelijkmatig(langeraan
éénkantvandebrander).
Slechtverbrandingsluchtstroompatroon.
Controleerhetregeneratieluchtkanaalop
verstoppingen. Controleerdatdegaatjesin
demengplatenofbranderopeningennietzijn
verstopt.
Debranderfunctioneert,maardeunitregeltde
luchtvochtigheidniet.
Debranderinstellingenzijnonjuist. Controleerde
branderinstellingenconformdegebruikershan-
dleiding.
54
Storingenidentificeren,gasverwarming
190TN L -1081–J1408
Stor ingsym ptoom Mog elijkeoo rzaak Correctievehandeling
Prestatieproblemen Debranderfunctioneert,maardeunitregeltde
luchtvochtigheidniet.
Debrandercapaciteitisonjuist. Controleerde
brandercapaciteitendetemperatuurtoenameover
debranderconformdegebruikershandleiding.
Tabel 7.1 Storingen identiceren, gasv erwarming
7.2 M etenvanvlamsignaalenverschilgasdruk
3
4
5
24
22
1
+
2 (> 12 μA DC)
6
Figuur 7.1 Meten van vlamsignaa l en verschilgasdr uk.
1. Ionisatie-elektrode 4. GasMultiBloc-regeleenheid
2. DCmeter(0–100µA)* 5. verschildrukindicatorofU-buis
3. Verbrandingskamer 6. Luchtstroomdoorbrander
*Hetvlamsignaalmoetgroterzijndan12µA.
190TN L-1081–J1408
Storingenidentificeren,gasverwarming
55
8 Technischespecifica ties
8.1 C apaciteitsdiagrammen
Capaciteit bij benadering in kg/h. Neem voor meer informatie contact op met de dichtstbijzijnde vestiging
van Munters.
OPMERKING!
Dewaardenindediagrammenzijngebaseerdopeennominaaldebiet(1/1).
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
110
120
130
140
150
kg/h
80 % RH
40 % RH
60 % RH
°C
1
2
3
-10
0
10
20
30
MCD100
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
110
120
130
140
150
-10
kg/h
80 % RH
40 % RH
60 % RH
°C
0
10
20
30
MCD120
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
110
120
130
140
150
kg/h
80 % RH
40 % RH
60 % RH
°C
MCD140
-10
0
10
20
30
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
110
120
130
140
150
kg/h
80 % RH
40 % RH
60 % RH
°C
-10
0
10
20
30
MCD155
56
Technischespecificaties
190TN L -1081–J1408
8.2 G eluidsgegevens
8.2.1 MCD100E
BCD
1
2
3
4
3
2
4
1
3
2
4
1
3
2
4
1
A
ConfiguratieA:allekanalenaangesloten
1. Kanalenvoordrogelucht
ConfiguratieB:procesinlaatnietaangeslotenopkanaal
2. Kanalenvoorproceslucht
ConfiguratieC:regeneratieinlaatnietaangeslotenopkanaal
3. Kanalenvoorregeneratielucht
ConfiguratieD:regeneratie-enprocesinlaatnietaangeslotenop
kanaal
4. Kanalenvoornattelucht
Geluid naar kamer
CorrectieKokdBopmiddenfrequent ieISO-bandHz
Configuratie
Lp(A)100m
2
Lwt
(dB)
63 125 250 500 1000 2000 4000 8000
A
77
99 -8 -3 -6 -16 -14 -18 -17 -17
B 78 99 -8 -4 -6 -11 -14 -20 -18 -16
C
77 99 -7 -3 -7 -17 -14 -19 -18 -17
D 78 100 -8 -4 -6 -11 -15 -18 -18 -16
Tabel 8.1 Geluid naar kamer
Lp(A) 100 m
2
= Nominaal g eluidsdrukniveau bij absorptie 100 m
2
ruimte (A-gewogen).
Lwt = totaal geluidsniveau dB (t.o.v. 10 –12 W)
Kok = correctie voor berekening van Lw (Lw = Lwt + Kok)
Geluid in kanalen
CorrectieKokdBopmiddenfrequentieISO-bandHz
Kanalen
Lwt(dB)
63 125 250 500 1000 2000 4000 8000
1. Drogelucht 110 -7 -7 -3 -16 -19 -25 -32 -38
2. Proceslucht 92 -2
-7
-9 -21 -28 -34 -44 -52
3. Regeneratielucht 84 -1 -9 -9 -22 -25 -28 -34 -44
4. Nattelucht 100 -13 -9 -2 -11 -18 -22 -28 -31
Tabel 8.2 G eluid in kanalen
190TN L-1081–J1408
Technischespecificaties
57
8.2.2 MCD120E
BCD
1
2
3
4
3
2
4
1
3
2
4
1
3
2
4
1
A
ConfiguratieA:allekanalenaa
ngesloten 1. Kanalenvoordrogelucht
ConfiguratieB:procesinlaatnietaangeslotenopkanaal
2. Kanalenvoorproceslucht
ConfiguratieC:regeneratieinlaatnietaangeslotenopkanaal
3. Kanalenvoorregeneratielucht
ConfiguratieD:regeneratie-enprocesinlaatnietaangeslotenop
kanaal
4. Kanalenvoornattelucht
Geluid naar kamer
CorrectieKokdBopmiddenfrequent ieISO-bandHz
Configuratie
Lp(A)100m
2
Lwt
(dB)
63 125 250 500 1000 2000 4000 8000
A 79 101
-7
-3
-7
-12 -13 -17 -18 -18
B 81 102 -8 -4
-7 -7
-14 -19 -19 -18
C
79 101 -7 -3 -8 -13 -13 -18 -19 -18
D 81 102 -7 -4 -8 -8 -14 -17 -20 -18
Tabel 8.3 Geluid naar kamer
Lp(A) 100 m
2
= Nominaal g eluidsdrukniveau bij absorptie 100 m
2
ruimte (A-gewogen).
Lwt = totaal geluidsniveau dB (t.o.v. 10 -12 W)
Kok = correctie voor berekening van Lw (Lw = Lwt + Kok)
Geluid in kanalen
CorrectieKokdBopmiddenfrequentieISO-bandHz
Kanalen
Lwt(dB) 63 125 250 500 100 0 2000 4000 8000
1. Drogelucht 112
-7
-6 -3 -9 -18 -24 -30 -37
2. Proceslucht 95 -2
-7
-12 -21 -27 -33 -40 -50
3. Regeneratielucht 91 -1 -8 -22 -24 -30 -34 -39 -52
4. Nattelucht 103 -6 -4 -8 -29 -14 -17 -24 -29
Tabel 8.4 G eluid in kanalen
58
Technischespecificaties
190TN L -1081–J1408
8.2.3 MCD140E
BCD
1
2
3
4
3
2
4
1
3
2
4
1
3
2
4
1
A
ConfiguratieA:allekanalenaa
ngesloten 1. Kanalenvoordrogelucht
ConfiguratieB:procesinlaatnietaangeslotenopkanaal
2. Kanalenvoorproceslucht
ConfiguratieC:regeneratieinlaatnietaangeslotenopkanaal
3. Kanalenvoorregeneratielucht
ConfiguratieD:regeneratie-enprocesinlaatnietaangeslotenop
kanaal
4. Kanalenvoornattelucht
Geluid naar kamer
CorrectieKokdBopmiddenfrequent ieISO-bandHz
Configuratie
Lp(A)100m
2
Lwt
(dB)
63 125 250 500 1000 2000 4000 8000
A 81 103 -6 -3 -12 -14 -12 -16 -17 -20
B 83 103
-7
-3 -11 -8 -12 -17 -18 -20
C
81 103 -6 -2 -13 -15 -12 -17 -18 -21
D 83 104 -6 -3 -12 -9 -13 -15 -18 -20
Tabel 8.5 Geluid naar kamer
Lp(A) 100 m
2
= Nominaal g eluidsdrukniveau bij absorptie 100 m
2
ruimte (A-gewogen).
Lwt = totaal geluidsniveau dB (t.o.v. 10 -12 W)
Kok = correctie voor berekening van Lw (Lw = Lwt + Kok)
Geluid in kanalen
CorrectieKokdBopmiddenfrequentieISO-bandHz
Kanalen
Lwt(dB) 63 125 250 500 100 0 2000 4000 8000
1. Drogelucht 114
-5
-4 -8 -10 -14 -20 -26 -33
2. Proceslucht 96 -2
-5
-12 -18 -24 -30 -39 -47
3. Regeneratielucht 93 -1 -8 -23 -22 -29 -33 -38 -51
4. Nattelucht 106 -8 -4 -8 -6 -14 -17 -23 -30
Tabel 8.6 G eluid in kanalen
190TN L-1081–J1408
Technischespecificaties
59
8.2.4 MCD155E
BCD
1
2
3
4
3
2
4
1
3
2
4
1
3
2
4
1
A
ConfiguratieA:allekanalenaa
ngesloten 1. Kanalenvoordrogelucht
ConfiguratieB:procesinlaatnietaangeslotenopkanaal
2. Kanalenvoorproceslucht
ConfiguratieC:regeneratieinlaatnietaangeslotenopkanaal
3. Kanalenvoorregeneratielucht
ConfiguratieD:regeneratie-enprocesinlaatnietaangeslotenop
kanaal
4. Kanalenvoornattelucht
Geluid naar kamer
CorrectieKokdBopmiddenfrequent ieISO-bandHz
Configuratie
Lp(A)100m
2
Lwt
(dB)
63 125 250 500 1000 2000 4000 8000
A 81 103 -6 -3 -12 -14 -12 -16 -17 -20
B 83 103
-7
-3 -11 -8 -12 -17 -18 -20
C
81 103 -6 -2 -13 -15 -12 -17 -18 -21
D 83 104 -6 -3 -12 -9 -13 -15 -18 -20
Tabel 8.7 Geluid naar kamer
Lp(A) 100 m
2
= Nominaal g eluidsdrukniveau bij absorptie 100 m
2
ruimte (A-gewogen).
Lwt = totaal geluidsniveau dB (t.o.v. 10 -12 W)
Kok = correctie voor berekening van Lw (Lw = Lwt + Kok)
Geluid in kanalen
CorrectieKokdBopmiddenfrequentieISO-bandHz
Kanalen
Lwt(dB) 63 125 250 500 100 0 2000 4000 8000
1. Drogelucht 114
-5
-4 -8 -10 -14 -20 -26 -33
2. Proceslucht 96 -2
-5
-12 -18 -24 -30 -39 -47
3. Regeneratielucht 84 -1 -9 -9 -22 -25 -28 -34 -44
4. Nattelucht 100 -13 -9 -2 -11 -18 -22 -28 -31
Tabel 8.8 G eluid in kanalen
60
Technischespecificaties
190TN L -1081–J1408
8.3 Afmetingenenbenodigderui mtevoorond erhoud
8.3.1 Dimensioni
6012
4151
A
243
"4/3PR
955
5631
0012
6
2
5
1
004
596
297
)
x2(46
8
4
0
1
2
2
1
2
7
8
348
578
501
5
7
5
2
0
0
6
0951822
275
C
9
9
2
0
0
313
6
9
B
D
001DCM021DCM041DCM
AmiD202902902
BmiD4
360
660
66
Cm
iD8
98787
075
Figuur 8.1 Afmetingen, MCD100–140G
D. Optie
9051
075
"
4/3PR
5631
5251
0012
755
596
297
004
)x2(46
5752
006
0951
075
3501
478221
5
7
8
2
48
302
501
89
29
26
9
5
0
13
0
0
31
99
2
5
36
6012
822
D
Figuur 8.2 Afmetingen, MCD155G
D. Optie
190TN L-1081–J1408
Technischespecificaties
61
8.3.2 Afmetingenvoorunitszonderprocesventilator
6
0
1
2
D
A
243
5
6
3
1
0
0
1
2
9
5
5
6
2
5
1
004
596
)x2
(
4
6
597
501
5
7
5
2
9
5
5
8220951
59
7
C
0
0
3
1B
001DCM021DCM041DCM
AmiD202902902
BmiD4
360
660
66
Cm
iD8
98787
551DCM
032
356
89
Dim D 1514
1514
1514
1509
075
29
Figuur 8.3 A fmetingen voor units zonder procesventilator
8.3.3 Ruimtevooronderhoud
1600
750
750
200
1000
Figuur 8.4 Servicegebied
62
Technischespecificaties
190TN L -1081–J1408
8.4 Technischegegevens
MCD100G M CD120G MCD140G M CD155G
Proceslucht
Genoemdegetallenzijnnominaal,gebaseerdop
eenventilatortoevoertemperatuurvan20,eneen
luchtdichtheidvan1,2kg/m
3
.
Nominaleluchtstroom(m
3
/s) 2,78 3,33 3,89 4,25
Nominaleluchtstroom(m
3
/u) 10000 12000 14000 15300
Minimaalbeschikbarestatischedruk(Pa) 300 300 300 300
Motorvermogenventilator(kW) 11 11 11 11
Regeneratielucht
Nominaleluchtstroom(m
3
/s) 0,850 1,100 1,250 0,850
Nominaleluchtstroom(m
3
/u) 3060 3960 4500 3060
Minimaalbeschikbarestatischedruk(Pa) 300 300 300 300
Motorvermogenventilator(kW) 2,2 4,0 4,0 2,2
Regeneratieluchtverwarming
Temperatuurstijgingoververwarming(°C) 100 100 100 100
Vermogenregeneratieluchtverwarming(kW) 102 132 150 102
Gasverbruik(m
3
/h) 10,04 12,99 14,77 10,04
GasverbruikmetERP(m
3
/u) 8,86 11,81 12,99 8,86
Totaalopgenom envermogen(50Hz)
metproces-enregeneratieventilators(kW) 13,9 15,7 15,7 13,9
Zonderprocesluchtventilator(kW) 2,9 4,7 4,7 2,9
Nominalestroom
metp roces-enregeneratieventilators
380V,3~50Hz(A) 27 31 33 28
400V,3~50Hz(A) 26 29(29)
1
31 27
415V,3~50Hz(A) 25 28 30 26
Gewicht
Gewicht,rotorkastentopkast(kg) 872 872 872 802
Gewichtrotorkast(kg) 552 552 492 407
Gewichttopkast(kg) 320 320 380 395
Gewichtregeneratieventilator(kg) 60 81 81 60
Gewichtprocesluchtventilator(kg) 200 200 200 200
Gewichtfilterkast(kg) 92 92 92 92
190TN L-1081–J1408
Technischespecificaties
63
MCD100G M CD120G MCD140G M CD155G
Totaalgewicht(kg) 1132 1153 1153 1062
Gewicht,totaal,zonderprocesluchtventilator(kg) 932 953 953 862
Diversegegevens
Vermogenaandrijfmotor,50/60Hz(W) 10/12 10/12 10/12 10/12
Filterklasse(standaard) G4 G4 G4 G4
IEC-beschermingsklasse,apparaat IP33 IP33 IP33 IP33
IEC-beschermingsklasse,elektrischpaneel IP54 IP54 IP54 IP54
Isolatieklasse,ventilatormotorwikkelingen KlasseF KlasseF KlasseF KlasseF
Isolatieklasse,aandrijfmotorwikkelingen KlasseF KlasseF KlasseF KlasseF
Contactorspoel,spanning(VAC) 230 230 230 230
Vochtverwijderingaan20°C,RV60%(kg/24hr) 1910 2380 2660 1900
Maximaalgeluidsniveau,zonderluchtkanalen(dBa) 78 81 83 83
Beschermingsklasse,buitenbehuizing C4(geverfd,AluZink150,ISO12944)
Corrosieklasse,binnenbehuizing C3(ongeverfd,AluZink150,ISO12944)
Gasbrander MCD100G M CD120G MCD140G MCD155G
Gasverbruik(m
3
/h) 10,04 12,99 14,77 10,04
GasverbruikmetERP(m
3
/u) 8,86 11,81 12,99 8,86
Spanninggasbranderbeveiligingssysteem 1~50/60Hz,220/240V
Regelklep,nominalespanning 1~50/60Hz,24VAC
Regelklep,regelspanning 0–10VDC
Vlamstroomsignaal(normaalbedrijf) 12–50μA
Vlamstroomsignaal(vlamstoring) <12μA
Gasspecificaties
Aardgasdruk(mbar) 18–30(G20/G25)
1Nm
3
/haardgas=10,158kW
Maximaalzwavelgehalte,HPSrotor(ppm) 30
Omgevingsvoo rwaarde n
Bedrijfstemperatuur(°C) -20... +40
Maximaleinstallatiehoogte,bovenzeeniveau(m) 2000
Transport-enopslagtemperatuur(°C) -20... +70
Tabel8.9 Technische specicaties, apparaten met gasverwarming
64
Technischespecificaties
190TN L -1081–J1408
9Afvoer
De unit moet conform de geldende wettelijke voorschriften en r egels worden vernietigd. Neem contact op
met de lokale instanties.
Het rotormateriaal is niet brandbaar en moet worden verwijderd zoals glasvezelmateriaal.
Als de r otor aan chemicaliën is blootgesteld die schadelijk voor het milieu zijn, moet het risico
worden beoordeeld. De chemicaliën kunnen zich in het rotormateriaal ophopen. Neem de nodig e
voorzorgsmaatregelen om t e beantwoorden aan de g eldende wettelijke voorschriften en r egels.
WAARSCHUWING!
DegebruikermoeteengeschiktgezichtsmaskerdragenmetCE-keurmerk,datisaangebrachtovereenkomstigde
geldendeveiligheidsnormenwanneerderotorinstukkenwordtgesneden.
190TN L-1081–J1408
Afvoer
65
10 Neemcontactopm etMunters
OOSTENRIJK
MuntersGmbH
AirTreatment
ZweigniederlassungWien
Eduard-Kittenberger-Gasse56,
Obj. 6
A-1235Wien
Tel.: +4316164298–9251
luftentfeuchtung@munters.at
www.munters.com
BELGIË
MuntersBelgiumnv
AirTreatment
Blarenberglaan21c
B-2800Mechelen
Tel.: +3215285611
service@muntersbelgium.be
www.muntersbelgium.be
TSJECHIË
MuntersCZ,organizacnislozka
AirTreatment
Slevacská2368/68
CZ-61500BRNO
Tel: +420775569657
info@munters-odvlhcovani.cz
www.munters-odvlhcovani.cz
DENEMARKEN
MuntersA/S
AirTreatment
Ryttermarken4
DK-3520Farum
Tel.: +4544953355
info@munters.dk
www.munters.dk
FINLAND
MuntersFinlandOy
Kuivaajamyynti
Hakamäenkuja3
FI-01510VANTAA
Tel.: +358207768230
laitemyynti@munters.fi
www.munters.fi
FRANKRIJK
MuntersFranceSA
AirTreatment
106,BoulevardHéloise
F-95815ArgenteuilCedex
Tel.:+33134115757
dh@munters.fr
www.munters.fr
DUITSLAND
MuntersGmbH
AirTreatment-Zentrale
Hans-Duncker-Str. 8
D-21035Hamburg
Tel.: +49(0)40879690-0
mgd@munters.de
www.munters.de
ITALIË
MuntersItalyS.p.A
AirTreatment
StradaPiani2
I-18027Chiusavecchia
IM
Tel.: +390183521377
marketing@munters.it
www.munters.it
NEDERLAND
MuntersVochtbeheersing Energieweg69
NL-2404HEAlphena/dRijn
Tel.:+31172433231
vochtbeheersing@munters.nl
www.munters.n
l
POLEN
MuntersSp. zo.o.
OddzialwPolsce
AirTreatment
ul.Swietojanska55/11
81-391Gdynia
Tel.: +48583053517
dh@munters.pl
www.munters.
com.pl
SPANJE
MuntersSpainSA
AirTreatment
EuropaEpresarial. EdificioLondres.
C/PlayadeLiencres2.
28230LasMatas. Madrid
Tel.: +34916400902
marketing@munters.es
www.munters.es
ZWEDEN
MuntersEuropeAB
AirTreatment
POBox1150
S-16426Kista
Tel.: +4686266300
avfuktning@munters.se
www.munters.se
ZWITSERLAND
MuntersGmbH
AirTreatment
ZweigniederlassungRümlang
Glattalstr. 501
CH-8153Rümlang
Tel.: +41523438886
info.dh@munters.ch
www.munters.ch
VERENIGDKONINKRIJK
MuntersLtd
AirTreatment
PathfinderPlace10RamsayCourt
Hinc
hingbrookeBusinessPark
HuntingdonPE296FYCambs
Tel.: +441480432243
info@munters.co.uk
www.munters.co.uk
AUSTRALIË
Tel:+61288431588
dh
.info@munters.com.au
MEXICO
Tel.: +52.722.2704029
mu
nters@munters.com.mx
BRAZILIË
Tel.: +551150540150
www.munters.com.br
SINGAPORE
Tel.: +6567446828
singapore@muntersasia.com
CANADA
Tel.: +1-800-843-5360
dhinfo@munters.com
ZUID-AFRIKA
Tel.: +2711.9972000
info@munters.co.za
CHINA
Tel.: +861080418000
marketing@munters.cn
TURKIJE
Tel.: +90.216.5481444
info@muntersform.com
INDIA
Tel.: +9120.66818.900
info@munters.in
UAE(Dubai)
Tel.: +9714.8813026
middle.east@munters.com
JAPAN
Tel:+81359700021
mkk@munters.jp
VerenigdeStaten
Tel.: +1-800-843-5360
dhinfo@munters.com
KOREA
Tel.: +822.7618701
munters@munters.kr
66
Neemcontactopm etMunters
190TN L -1081–J1408
www.munters.com
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72

Munters MCDG de handleiding

Type
de handleiding