Munters MX2G de handleiding

Type
de handleiding
Oorspronkelijkegebruiksaanwijzing
Gebruikershan-
dleiding
MX²30–95G
Sorptieluchtontvochtiger
metgasverwarmingvoorregeneratie
Geldendvooralleapparaten
gefabriceerdvanafweek01,
2015.
190TNL–1090–G1412 ©MuntersEuropeAB2015
Belangrijkeinformatievoordegebruiker
Bedoeldgebruik
Munters-luchtontvochtigers moeten worden gebruikt
voor het ontvochtigen van lucht. Elke andere vorm van
g ebr uik van de apparatuur, of gebruik da t in tegenspraak
is met de instructies in deze handleiding, kan leiden
tot persoonlijk lets el en/of schade aan het apparaat en
andere voorwerpen.
Zonder voorafgaande goedkeuring van Munters m ag
het apparaat niet worden gewijzigd. Het bevestigen
of installeren van bijkomende apparatuur is alleen
toegestaan na schriftelijke toestemming van Munters.
Garantie
De garantiepe
riode is geldig vanaf de datum waarop de
apparatuur d
e fabriek he eft verlaten, tenz ij schriftelijk
anders wordt
aang egeven. De garantie is beperkt tot het
gratisomru
ilen van onderdelen of componenten die
defect zijn
ger aakt als gevolg van gebrekkige kwaliteit of
fabricagef
outen.
Bij alle garantieclaims moet worden bewezen dat de
storing b inne n de garantieperiode heeft plaatsgevonden
en dat het apparaat is gebruikt volgens de specicaties.
Bij alle claims moet het type en fabricagenummer van
het apparaat worden vermeld. Deze gegevens zijn op het
identicatieplaatje van h et apparaat gestempe ld, zie de
paragraaf Merktekens..
Een voorwaarde van de garan tie is dat h et apparaat
gedurende de volledige garantieperiode wordt
onderhouden en g eïnspecteerd door een ge kwaliceerd
Munters technicus of een door Munte rs goedgekeurde
technicus. Toegang tot specieke gekalibreerde
testapparatuur is noodzakelijk. Service en onderhoud
moeten gedocumenteerd zijn om de geldigheid van de
garantie te behouden.
Neem altijd contact op met M unters voor onderhoud of
reparaties. Er kunnen zich bedieningfouten voordoen
wanneer het apparaat onvoldoende of incorr ect wordt
onderhouden.
Veiligheid
Informatie over g evaren waren in deze handleiding
aangeduid met het welbekende waarschuwingssymbool:
WAARSCHUWING!
Wijstopeenmogelijkgevaardateenletselkanveroorzaken.
VOORZICHTIG!
Wijstopeenmogelijkgevaaraantegevendatschadeaan
hetapparaat,aanandereapparatuurofaandeomgeving
kanveroorzaken.
OPMERKING!
Wijstopbijkomendeinformatievoor
optimaalgebruikvanhetapparaat.
Overeenstemm
ingmetRichtlijnen
De ontvochtig
er is in overeenstemming met de
essentiële v
eiligheids- en gezondheidseisen van de
Machinerich
tlijn 2006/42/EG, de Ecodesignrichtlijn
(ErP) 2009/1
25/EG, de Ecodesignrichtlijn voor
elektrisch
e motoren 2005/32/EG en de EMC-richtlijn
2004/108/E
G. De ontvochtiger is geproduce erd
door een I S
O 9001- en ISO 14001-gecerticeerde
productie
organisatie.
Copyright
De inhoud van deze handleiding kan zonder
voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
OPMERKING!
Dezehandleidingbevatinformatiedie
auteursrechtelijkisbeschermd. Hetisniettoegestaandelen
vandezehandleidingtekopiërenoftepublicerenzonder
schriftelijkeinstemmingvanMunters.
Op- en
aanmerkingen betreffende de inhoud van deze
publi
catie kunt u sturen aan:
Munters Europe AB
Technical Documentation
P.O. Box 1150
SE- 164 26 KISTA Z weden
e-mail: t-doc@munters.se
ii
Belangrijkeinformatievoordegebruiker
190TNL–1090–G1412
Inhoudsopgave
Belangrijkeinformatievoorde
gebruiker .................................... ii
Bedoeldgebruik .......................
ii
Garantie ................................
ii
Veiligheid ..............................
ii
OvereenstemmingmetRichtlijnen ...
ii
Copyright ..............................
ii
Inhoudsopgave ............................. iii
1 Inleiding ...................................... 1
1.1 Algemeen ..............................
1
1.2 Overdezehandleiding ................
1
1.3 Veiligheidenwaarschuwingen .......
1
1.3.1 Veiligheidslabels ...............
2
1.4 Bedrijfscontrole .......................
2
1.5 Beperkingenaanhetgebruik .........
3
1.6 Storingsmeldingen ....................
3
1.7 Merktekens ............................
4
1.7.1 identicatieplaatje .............
4
1.7.2 Gasbrandergegevens ........
4
1.7.3 Meetpunten ....................
5
2 Ontwerpvandeluchtontvochtiger ....... 6
2.1 Productomschrijving ..................
6
2.2 Werkingsprincipe .....................
6
2.3 Belangrijksteonderdelen,MX²30 ....
8
2.4 Belangrijksteonderdelen,MX²
3595 ..................................
10
2.5 Gasbrander ............................
12
2.6 GasMultiBloc
®
regeleenheid .........
13
2.6.1 Werkingsprincipe ..............
13
2.6.2 Overzicht .......................
14
2.6.3 Lagedrukschakelaar ..........
14
2.7 Gasregelklepeenheid ................
15
2.8 Branderbeveiligingsautomaat .......
16
2.8.1 Bedieningopstartproce-
dure .............................
16
2.8.2 Programma-indicator .........
17
2.8.3 Vlamdetectie ................... 18
2.8.4 Alarmering .....................
18
2.9 Temperatuurbeveiliging ..............
19
2.10 Conguratiekenmerken ..............
20
2.10.1Geïsoleerdeprocesluchtto-
evoer ............................
20
2.10.2Procesluchtventilator
bediening .......................
20
2.10.3Bypassklep .....................
21
2.10.4EnergyRecoveryPurgeen
EnergyEfficiencyPurge .......
22
2.10.5Laagdauwpuntspoellucht ....
23
3 Installatie .................................... 24
3.1 Veiligheid ..............................
24
3.2 Verplaatsenvande
luchtontvochtiger ......................
24
3.3 Inspectievandelevering .............
25
3.4 Deontvochtigeropslaan ..............
25
3.5 Eisenaandeinstallatielocatie ........
25
3.6 Ondergrond ............................
26
3.7 Kanaalinstallatie ......................
27
3.7.1 Algemeneaanbevelingen .....
27
3.7.2 Kanaalvoorbuitenluchtto-
evoer ............................
28
3.7.3 Kanaalvoornatte-luchtafvoer
28
3.7.4 Afmetingen
luchtkanaalaansluitingen,
inlaten ..........................
29
3.7.6 Afmetingen
luchtkanaalaansluitingen
(unitzonderprocesluchtventila-
tor) ..............................
30
3.7.7 Afmetingen
luchtkanaalaansluitingen,
procesluchtventilator ..........
31
3.7.8 Afmetingen
luchtkanaalaansluitingen,
regeneratieluchtventilator ....
32
3.8 Gas-enluchttoevoer .................. 33
3.9 Elektrischeaansluitingen .............
34
3.10 Externevochtigheidsopnemer .......
34
4 Inbedrijfstelling ............................. 35
4.1 Controlesvoorhetopstarten .........
35
4.2 Afstellenvandegasbrander ..........
35
4.3 Afstellingvandeluchtstroom .........
37
190TN L–1090–G1412
Inhoudsopgave
iii
4.3.1 Algemeen ......................
37
4.3.2 Instellenvandenominale
luchtstroom .....................
37
4.3.3 Standaardconfiguratie-
instellingen .....................
39
4.4 Instellenentestenvande
gasbrander ............................
40
4.4.1 Instellenvanhetmaximale
vermogen ......................
40
4.4.2 Instellenvanhetminimale
vermogen ......................
41
5 Bedrijf ........................................ 42
5.1 Controlepaneel ........................
42
5.2 Algemeen ..............................
43
5.3 Noodstop ..............................
43
5.4 Bedieningvanhetapparaat ..........
44
5.4.1 Eerstekeeropstarten,
handbediening(MAN) .........
44
5.4.2 Eerstekeeropstarten,
automaat(AUTO)regelen
naardeinstelwaarde .......... 44
6 Serviceenonderhoud ..................... 45
6.1 Veiligheid ..............................
45
6.2 Periodiekeserviceenonderhoud ....
45
6.3 Service-opties .........................
46
6.4 Uitgebreidegarantie ..................
46
6.5 Servicelampje .........................
46
6.6 Service-enonderhoudsschema
(024000uur) .........................
47
6.7 Service-enonderhoudsschema
(28000-48000uur) ....................
48
6.8 Onderhoudvandegasverwarming ..
48
6.8.1 Onderhoudsschema ..........
49
6.9 Luchtltervervangen .................
50
7 Storingenzoeken ........................... 52
7.1 Veiligheid ..............................
52
7.2 Storingenlijst,ontvochtiger ...........
53
7.3 Lijststoringenidentificeren,
gasverwarming ........................
56
7.3.1 Metenvanvlamsignaalen
verschilgasdruk ................
58
8 Technischespecicaties .................. 59
8.1 Capaciteitsdiagrammen ..............
59
8.2 Geluidsgegevens .....................
61
8.2.1 Geluidnaarkamer .............
61
8.2.2 Geluidinkanalen .............. 63
8.3 Afmetingenenbenodigderuimtevoor
onderhoud .............................
65
8.3.1 Dimensioni .....................
65
8.3.2 Afmetingen(Ontvochtiger
zonderprocesluchtventilator) .
66
8.3.3 Ruimtevooronderhoud ....... 67
8.4 Technischegegevens .................
68
9 Afvoer ........................................ 71
10 NeemcontactopmetMunters ............ 72
iv
Inhoudsopgave
190TNL–1090–G1412
1 Inleiding
1.1 Algemeen
Munters fabriceert een breed scala aan efciënte luchtontvochtigers die s peciaal zijn ontworpen voor
ver schillende gebruiks doeleinden en toepassinge n. Neem contact op met de dichtstbijzijnde vestiging van
Munters bij vragen over de installatie of het gebruik van uw luchtontvochtiger.
Voor productgegevens zie parag r aaf Technische specicaties.
Regeneratie met gasverwar m ing wil zeggen dat aardgas of propaan/LPG (optie) wordt gebr uikt als
energiebron voor regeneratie van de rotor van de luchtontvochtiger. Deze techniek is bedoeld voor
toepassing op locaties waar aardg as of propaan/LPG beschikbaar is voor verwarming in plaats van
elektriciteit of stoom.
1.2 Overdezehandleiding
Deze handleiding bevat noodzakelijke informatie voor een veilige en efciënte installatie en gebruik van de
ontvochtig er. De bedieningsins tructies voor het regelsysteem vindt u terug in een aparte bijlage, die ook met
de ontvochtiger is meegeleverd.
OPMERKING!
Zorgdatuallerelevanteonderdelenvandezehandleidingleestalvorensdeontvochtigerte
bedienenoferaantewerken. Dezehandleidingmoetopeenvastelocatieindebuurtvandeontvochtigerworden
bewaard.
1.3 Veiligheidenwaarschuwingen
Het ontwerp en de fabricage van de luchtontvochtiger is zorgvuldig uitgevoerd om te kunnen
garanderen dat de unit voldoet aan de veiligheidseisen van de richtlijnen en normen die zijn vermeld in de
Conformiteitsverklaring voor de EU.
De informatie in deze handleiding mag op geen enkele wijze voor rang krijgen boven individuele
verantwoordelijkheden of lokale voorschriften.
Tijdens bedrijf en andere werkzaamheden aan een machine is het te allen tijde uw persoonlijke
verantwoordelijkheid om rekening te houden met het volgende:
De veiligheid van alle betrokken personen.
Veiligheid van het apparaat en andere apparatuur.
Bescherming van het milieu.
De soorten gevaar die in deze handleiding wor den aangegeven zijn beschreven in paragraaf Belangrijke
informatie voor de gebruiker.
190TN L–1090–G1412
Inleiding
1
WAARSCHUWING!
-Hetapparaatmagnietwordenblootgesteldaanwaterstralenofwordenondergedompeldinwater.
-Hetapparaatmagnooitopeenanderespanningoffrequentiewordenaangeslotendanwaarvoorhetis
ontworpen. Raadpleeghetidentificatieplaatjevanhetapparaat. Eentehogelijnspanningkaneenelektrische
schokenschadeaanhetapparaatveroorzaken.
-Steeknooitvingersofvoorwerpenindeuitblaasopeningen.
-Alleelektrischeaansluitingenmoetenwordenuitgevoerddooreengekwalificeerdelektricienenconformde
lokalevoorschriften.
-Deluchtontvochtigerkanautomatischopnieuwopstartennaeenstroomstoring. Schakelaltijdde
hoofdschakelaarUITenborgdezetegenopnieuwinschakelenvoordatonderhoudswerkzaamhedenworden
uitgevoerd.
-Gebruikbijverplaatsi
ngvanhetapparaatalleengoedgekeurdmaterieelomletselsenschadeaandeapparatuur
tevoorkomen.
-NeemaltijdcontactopmetMuntersvooronderhoudofreparaties.
1.3.1 Veiligheidslabels
De onderstaande veiligheidslabels zijn aan het apparaat vastgemaakt. Zorg ervoor dat elk personeelslid dat
met of in de buurt van het apparaat werkt op de hoogte is van de betekenis van elk label.
Figuur 1.1 Risico van le tsel door elektrische schok. Figu ur 1.2 Risico van letsel door hete oppervlakken.
1.4 Bedrijfscontrole
De luchtontvochtig er wordt g e reg eld en gecontroleerd via het controlepaneel aan de voorzijde van het
apparaat, zie paragraaf 5.1, Controlepaneel. De HMI (Human Machine Interface) wordt gebruikt om de
waarden en parameters weer te geven en om instellingen en commando's voor het regelsysteem in te voeren.
De HMI wordt in de afzonderlijke bijlage beschreven.
2
Inleiding
190TN L–1090–G1412
1.5 Beperkingenaanhetgebruik
De luchtontvochtiger voldoet aan de emissiegrenzen voor huishoudelijke, handels- en lichtindus triële
omgevingen, met uitzondering van de emissiegrenzen voor harmonischen (EN 61000-3-12).
Aangezien de apparatuur de grenzen voor harmonischen overs chrijdt, mag deze n iet worden g ebruikt
in een huishoudelijke, handels- of licht industriële omgeving zonder passende maatregelen voor de
voedingsinstallatie, zoals het voeden van de apparatuur via een speciale transformator aangesloten op het
hoog- of middenspanningsnet.
Thedehumidier conforms to R
sce
33, see Tabel 1.1.
Harmonisch, getal Limiet (%)
1)
Meetwaarde (%)
18
0,32
3 4 0,24
4 10,7 4,00
5 2,67 0,05
6
7,2
2,09
7
2
0,05
9 1,6 0,02
10 3,1 0,56
11
1,33 0,01
12 2
0,54
PWHD
2)
22
3,1
1)
Measured values valid for R
sce
=33
2)
PWHD-vervorming
Tabel 1.1
De luchtontvochtiger mag uitsluitend worden gebruikt in industriële omgevingen (klasse A) wanneer
de HMI is uitgerust met een aanraakpaneel. Als de HMI is uitg erust met een tekstpaneel kan de
luchtontvochtiger in a lle omgeving en worden gebruikt omdat het tekstpaneel is goedg ekeurd volgens klasse
B.
De luchtontvochtiger is uitsluitend bedoeld voor installatie binnenshuis.
1.6 Storingsmeldingen
Eventuele storing en worden aangegeven door het rode lampje op het controlepaneel. De oorzaak van het
alar m wordt weergegeven op het display.
190TN L–1090–G1412
Inleiding
3
1.7 Merktekens
1.7.1 identificatieplaatje
MX² 35-95G
MX² 30G
Figuur 1.3 Locatie van he
tidenticatieplaatje
1005 170XXX XXXXX
4,1 kW
Max
4,6 kW
Munters Europe AB
Isafjordsgatan 1
164 26 Kista, Sweden
M
GAS
Made in Sweden
Fabr. No.
Fabr. year 2010
3 ~ 400V 50 Hz
Type
IP33
MX² 55G
Figuur 1.4 Identicatie
plaatje, voorbeeld
Spieg azione di "N. di fa
bbricazione" sulla targhetta di identicazione:
10 Fabricagejaar 170XXX Artikelnummer
05 Fabricageweek XXXXX Serienummer
1.7.2 Gasbrandergegevens
AT-BE-DK-DE-ES-FI-FR-GB-GR-IE-IT-LU-NL-PT-SE
Qn:
Inlet pressure:
150 kW net.
B22-C12-C32
G20-G25
18-30 mbar
This unit must be installed in accordance with the rules in force.
Consult instructions before installation and use of this appliance.
Unit Gas Category:
Unit Categories:
Figuur 1.6 Voorbeeld van de sticker voor aardgas
MX² 30G
MX² 35-95G
Figuur 1.5 L ocatie sticke r
AT-BE-DK-DE-ES-FI-FR-GB-GR-IE-IT-LU-NL-PT-SE
Qn:
Inlet pressure:
150 kW net.
B22-C12-C32
G31
18-30 mbar
This unit must be installed in accordance with the rules in force.
Consult instructions before installation and use of this appliance.
Unit Gas Category:
Unit Categories:
Figuur 1.7 Voorbeeld van het plaatje voor propaan (optie)
4
Inleiding
190TN L–1090–G1412
1.7.3 Meetpunten
De g eïntegreerde druk meetpunten worden gebruikt voor het meten van de drukval in de componenten
tijdens standaar d installatiewerkzaamheden en inspectie van de rotortoestand. Voor luchtstroom re geling,
zie paragraaf 4.3, Afstelling van de lu ch tstroom .
MX² 30G
MX² 35-95G
Figuur 1.8 L ocatie stic
ker
TP1
TP2
TP3
TP4
Figuur 1.9 Drukmeet pun
ten
TP1. Proceslucht TP1–TP4. Verschildr uk, proces
lucht
TP2. Natte lucht TP2–TP3. Verschildruk, regen
eratielucht
TP3. Regeneratielucht
TP4. drog e lucht
190TN L–1090–G1412
Inleiding
5
2 Ontwerpvandeluchtontvochtiger
2.1 Productomschrijving
De sorptieluchtontvochtiger is ont worpen om efciënt de lucht te ontvochtigen in ruimten waar een lage
luchtvochtigheid is vereist.
Alle functionele onderdelen zijn bijgesloten in een corrosiewerende Aluzink
®
behuizing (standaard) of
roestvrij stalen behuizing (optie) voor een eenvoudige installatie en onderhoud. Het apparaat is g e bouwd op
een stalen frame waardoor een vorkheftruck kan worden gebruikt voor transport en installatie.
Het elektrische regelsysteem voldoet aan de norm EN 60204-1. De elektrische onderdelen z ijn gemonteerd
op contactrails. De luchtontvochtigers voldoet aan Europese normen en de eisen voor CE-m arkering.
2.2 Werkingsprincipe
1
4
2
3
Figuur 2.1 Rotorprincipe
1. Proceslucht
2. droge lucht
3. Regeneratielucht
4. Natte lucht
De sorptierotor is het onderdeel dat zorgt voor de luchtontvochtiging door adsorptie. De rotorstr uctuur
bestaat uit een groot aantal kleine luchtkanalen.
De sorptierotor is g emaakt van een composietmateriaal dat zeer effectief is in het aantrekken en vasthouden
van waterdamp. De rotor is opgedeeld in twee zones. De luchtstroom die moet worden ont vochtigd,
proceslucht, loopt door de grootste zone van de rotor en verlaat de rotor als dr oge lucht. Omdat de
rotor langzaam draait, valt de inkomende lucht steeds op een droge zone van de rotor waardoor een
ononderbroken luchtontvochtigingsproces plaatsvindt.
De luchtstroom waarmee de rotor wordt gedroogd, r e generat ielucht, is verwarmd. De regene ratielucht
stroomt door de rotor in teg engestelde richting aan de proceslucht en verlaat de rotor als natte lucht
(warme, vochtige lucht). Door dit principe werkt de luchtontvochtiger zeer effectief, z elfs bij temperaturen
onder 0.
6
Ontwerpvandeluchtontvochtiger
190TN L–1090–G1412
A
4
A
3
A
2
A
1
A
5
A
6
A
7
Figuur 2.2 Overzicht van de
luchtstromen
1. Proceslucht
2. Droge lucht
3. Regeneratielucht
4. Natte lucht
5. Regeneratieluchtventilator
6. Rotor
7. Procesluchtventilator
Het gasbrandersysteem gebruikt voor regeneratie is gebaseerd op een brander werkend op aardgas of
propaan/LPG (optie). De brander werkt als een direct g estookt systeem dat de buitenlucht verwarmt tot de
vereiste reg eneratieluchttemper atuur.
190TN L–1090–G1412
Ontwerpvandeluchtontvochtiger
7
2.3 Belangrijksteonderdelen,MX²30
4
14
3
1
2
7
8
10
12
11
15
5
16
13
17
6
9
Figuur 2.3 Opengewerkte tekening
20
21
15
22
19
18
Figuur 2.4 Vooraanz icht
23
6
Figuur 2.5 Achteraanz icht
8
Ontwerpvandeluchtontvochtiger
190TN L–1090–G1412
Item Nr.
Beschrijving
1.
Regeneratieluchtventilator
2.
Filter, regeneratielucht
3. Filter, proces lucht
4.
Gasbrander
5.
Koelventilator met lte r
6.
Gasstraat met GasMultiBloc regeleenheid
7.
Filter, koelventilator
8.
Kijkglas
9. Connector, RJ45
10.
Hoofdschakelaar
11.
Druksensor
1)
12.
Procesluchtventilator
13. Rotor
14.
Aandrijfmotor, rotor
15.
Elektrisch paneel
16.
Display reg elsysteem
17.
Controlepaneel
18.
Branderbeveiligingsautomaat
19.
Dr ukschakelaar voor regeneratielucht
20.
Filterbescherming
21.
Sensor, rotor stop
22.
Kanaal, handmatige omloopklep
1)
23.
Gasafsluitklep
*
Temperatuurbeveiliging (HTCO)
1)
Optie
* Item niet afgebeeld, zie Figuur 2.16 .
Tabel 2.1 Belangrijkste onderdelen, MX² 30
190TN L–1090–G1412
Ontwerpvandeluchtontvochtiger
9
2.4 Belangrijksteonderdelen,MX²35–95
10
9
3
1
12
4
5
7
8
11
16
17
18
13
14
15
6
2
Figuur 2.6 Opengewerkte tekening
3
22
23
26
25
24
20
19
21
Figuur 2.7 Vooraanz icht
27
28
17
Figu ur 2.8 Ach teraanzicht
10
Ontwerpvandeluchtontvochtiger
190TN L–1090–G1412
Item Nr.
Beschrijving
1.
Display regelsysteem
2.
Controlepaneel
3.
Procesluchtventilator
4.
K a naal, h andmatige omloopklep
1)
5.
Kanaal,purge,rechts
1)
6.
Temperatuurbeveiliging (HTCO)
7.
Elektrisch paneel
8.
Aandrijfmotor, rotor
9.
Rotorcassette
10.
Kanaal,purge,links
1)
11.
Filterbescherming
12.
Plaat, omloop
13.
Filter, proceslucht
14.
Regeneratieluchtventilator (links)
2)
15.
Regeneratieluchtventilator
16.
Filter, regeneratielucht
17.
Gasst raat met GasMultiBloc regeleenheid
18.
Gasbrander
19.
Drukschakelaar voor regeneratielucht
20.
Branderbeveiligingsautomaat
21.
Elektrisch paneel
2
2.
Connector, RJ45
23.
Hoofdschakelaar
24
Temperatuurbeveiliging met reset-knop
25. Druksensor
1)
26. Sensor, rotor stop
27.
Kijkglas
28.
Gasafsluitklep
1)
Optie
2)
Alleen g eb ruikt voor omgekeerde montage
Tabel 2.2 Be langrijkste onderdelen, MX² 35–95
190TN L–1090–G1412
Ontwerpvandeluchtontvochtiger
11
2.5 Gasbrander
Op alle luchtontvochtigers van de M X²-serie worden directg estookte gasbranders toegepast. De brander
werkt op aardgas of propaan (optie) en maakt gebruik van de reg eneratielucht als zuurstoftoevoer voor
de verbranding. Een juiste r egeneratieluchtstroom is dan ook essentieel voor een efciënte werking van
de brander.
Voor optimale prestaties moet de r egeneratielucht ten minste 20 % zuurstof bevatten. Retourlucht van de
brander kan niet worden ge bruikt. Voor een efciënte werking van de g asbrander is het t evens van belang
dat de afvoer voor natte lucht juist wordt aangebracht. Voorkomen m oet worden dat de natte lucht in
de regeneratieluchttoevoer kan komen.
De brander is gemonteerd in de reg eneratieluchtstroom. Het gas wordt gemengd met de regeneratielucht in
de ruimte tussen de V-vormige mengplat en.
Een ontstekingsbougie en ionisatiestaaf maken deel uit van de verbrandingskamer van de
brander. De ionisatie-elektrode stuurt volgens het ionisatie principe een ‘vlam’-signaal naar de
branderbeveiligingsautom aat.
Het werkingsprincipe, met een constante luchtstroom en een drukval over de brander, zorgt voor een goede
menging van gas en regeneratielucht.
4
2
1
6
3
5
Figuur 2.9 Gasbranderstraat
1. Mengplaten
2. Eindplaten
3. Ionisatiestaaf
4. Ontstekingstransformator
5. Ontstekingsbougie
6. Branderkop
12
Ontwerpvandeluchtontvochtiger
190TN L–1090–G1412
6
8
2
4
5
3
7
1
Figuur 2.10 Zijaanzicht van de verbrandingskamer van de
brander
1. Branderkopopening
2. Ionisatiestaaf
3. Mengplaten
4. Ontstekingselektrode
5. Aansluitstekker ontstekingselektrode
6. Gaspijp
7. Aansluitstekker ionisatie-elektrode
8. Siliconenkabel
2.6 GasMultiBloc
®
regel
eenheid
2.6.1 Werkingsprincipe
In de gasstraat bevindt zich een G asM u ltiBloc regeleenheid die de gasdruk en gasstroom regelt en bewaakt.
Het GasMultiBloc bevat een instelbare debietregelaar waarmee, in combinatie met een externe regelklep, de
brandercapaciteit automatisch kan worden gemoduleerd, zie Figuur 2.12 .
L1
N
3
4
V1
V2
5
1
2
N
L1
Figuur 2.11 Diagram, GasMultiBloc
3.
Gaslter
N.
Neutraal
4.
Lagedrukschakelaar
V1.
Magneetklep
5.
Gasdrukregelaar
V2.
Magneetklep(inclusief instelbare debietr egelaar)
L1. Fase
Het gas stroomt in het GasMultiBloc en gaat door het gaslter (3) en de instelbare lagedrukschakelaar (4).
Kleppen V1 en V 2 worden bekrachtigd door hetzelfde regelsignaal en openen gelijktijdig. De dr uk wordt
ingesteld met de drukregelaar (5). De maximaal toegestane gasstroom (maximale brandercapaciteit) wordt
beperkt door de instelbare debietregelaar in kle p V2.
190TN L–1090–G1412
Ontwerpvandeluchtontvochtiger
13
2.6.2 Overzicht
1
8
5
2
3
4
6
7
9
A
B
Figuur 2.12 Overz icht, GasMultiBloc
A.
Stroom van g astoevoer B.
Stroom naar gasbrander
1.
Gasafsluitklep
6.
Deksel voor gaslter
2.
Lagedrukschakelaar
7.
Schroef voor deksel
3.
Drukmeetpunt voor g astoevoer (P
e
)
8.
Dr ukmeetpunt (voor klep V1)
4.
Instelknop maximaal debiet
9.
Gasregelklep met motor
5.
Drukmeetpunt (na klep V1)
2.6.3 Lagedrukschakelaar
De lagedrukschakelaar is aangesloten op de toevoerleiding van de GasMultiBloc regelaar. Wanneer de
gasdruk te laag is, wordt de stroomtoevoer naar de regelaar onderbroken. De luchtontvochtiger wordt dan
automatisch uitgeschakeld en op het display van het controlepaneel wordt een alarm weergegeven voor
een te lage gasdruk. De lag edrukschakelaar heeft een bereik van 5 tot 150 mbar. De standaardinstelling
is 15 mbar.
Made in Germany
IP 54
5
90
10
20
30
50
70
110
130
mbar
GW 50 A5
pmax.= 500 mbar Gas
~(AC) 50-60Hz 10A 250V
15T70
ID.No:CE-0085
AO 0012
150
Figuur 2.13 Lagedrukschakelaar
14
Ontwerpvandeluchtontvochtiger
190TN L–1090–G1412
2.7 Gasregelklepeenheid
Dit gemoduleerde gasgestookte regeneratielucht verwarmingssysteem is voorzien van een regelklep in de
gasleiding tussen het GasMultiBloc en de brander. Hiermee kunnen het gasdebiet en de brandercapaciteit
tijdens bedrijf worden g evarieerd. De regelklep is aangesloten op een elektrische servomotor die wordt
aangestuurd door de regeleenheid met een 0–10 V DC-signaal.
0
1
0
A
B
C
D
A. Draaiende-klepexten sie
C.
Knop opheffen
B.
Schroe f voor mi
nimale capaciteit D.
Schakelaar geïnverteerde regeling
190TN L–1090–G1412
Ontwerpvandeluchtontvochtiger
15
2.8 Branderbeveiligingsautomaat
De beveiligingsautomaat zorgt voor het veilig ont steken, opstarten en stoppen van de brander, zowel tijdens
normaal bedrijf als bij detectie van een storing.
Deze is voorzien van een vlambewakingscircuit dat het verbrandingsproces regelt. Het
vlambewakingscircuit voer t de ver eiste veiligheidsmaatregelen uit wanneer het vlamsignaal te vroeg of juist
niet opt reedt en bij storingen in de vlamdetector, detectorkabels of vlamsignaalversterker.
Storingen tijdens het opstarten of tijdens nor maal bedrijf resulteren in uitschakeling. Er is dan geen bedrijf
mogelijk tot de storing is verholpen en de b randerbeveiligingsautomaat is gereset met de s tandenschakelaar.
1
2
Figuur 2.14 Branderbeveiligingsa utomaat
1. Program ma-indicator
2. Waarschuwingslampje voor alarmschakelaar
Zie het bedradingsschema voor meer informatie over de automaataansluitingen.
2.8.1 Bedieningopstartprocedure
Wanneer het rela
is wordt bekrachtigd en het startcontact wordt gesloten, gaat de branderbeveilig-
ingsautomaat na
ar de ‘start’-positie. Wanneer de branderbeveiligingsautomaat een startsignaal krijgt
van de PLC, cont
roleert de branderbeve iligingsautomaat automatisch de drukschakelaar voor de
reg eneratielu
chtstroom om te controleren of het contact is g eopend. Wanneer het contact is g eopend,
kan de regener
atieluchtventilator worden gestart.
Wanneer h et dr ukschakelaarcontact is gesloten (d.w.z. in de positie ‘geen lucht’), zal de
beveiligingsautomaat niet starten.
Kort nadat de r egeneratieluchtventilator is gestar t, contr oleer t de branderbeveiligingsautomaat of het
dr ukschakelaarcontact is gesloten (toevoer van ve rbrandingslucht aanwezig).
Wanneer h et contact niet is gesloten, breekt de beveiligingsautomaat de branderopstar tpro-
cedure af.
Wanneer het dr ukschakelaarcontact is g esloten, start de spoeltijd. Gedurende ca. 30 seconden
worden alle resterende gassen uit de verbrandingskamer gespoeld. Een paar seconden later worden de
gastoevoerkleppen (V1 en V2) bekrachtigd. Wanneer de vlam is ontstoken en door de ionisatie-elektrode
is gedetecteerd, blijft het relais bekrachtigd tot de run-positie wo r dt bereikt.Wanneer er g een vlam is of
deze niet wordt gedetecteerd, genereert het relais een branderalarm waarbij V 1 en V2 onmiddellijk worden
gesloten. D e prog ramma-indicator stopt op de positie waarbij het probleem is opg etreden als hulp bij het
opsporen van de storing.
16
Ontwerpvandeluchtontvochtiger
190TN L–1090–G1412
2.8.2 Programma-indicator
De programma-indicator toont de status van de brander. Omdat de prog ramma-indicator blijft stilstaan
op de positie waarbij een alarm optreedt, geeft het waardevolle informatie om storingen op te sporen. De
diverse situaties waarbij een alarm kan optreden worden aangegeven met de volgende symbolen:
P
1
2
a
b
b
P
1
2
e
d
c
f
Figuur 2.15 Pro
gramma-indicator
Symbool Beschrijving
a–b
Opstartprocedure
..........
Duur van veiligheidstijd
c
Startpositie
d
Geen start wanneer het drukschakelaarcontact voor de regeneratieluchtstroom is g esloten (positie
‘geen lucht’)
e
Alarm (storing in het vlambewakingscircuit)
f
Afbreken van de opstar tprocedure (niet in gebruik bij deze toe passing)
1 Alarm (geen vlam)
2
Alarm (geen vlam), hoge vlam (niet in gebruik bij deze toepassing)
P
Alarm (geen r egeneratielucht)
190TN L–1090–G1412
Ontwerpvandeluchtontvochtiger
17
2.8.3 Vlamdetectie
Een ionisatie-elektrode wordt gebruikt om vast te stellen of de vlam is ontstoken. De ionisatie-elektrode
bestaat uit een metalen elektrode die in de vlam steekt.
De branderbeveiligingsautomaat detecteert de aanwezigheid, of het ontbreken, en de conditie van de vlam
tijdens het opstarten en normaal bedrijf. Een vlamstoring leidt altijd tot het uitschakelen van de brander en
een alarm.
2.8.4 Alarmering
Wanneer een alar m optreedt, moet de oorzaak ervan worden verholpen voordat de brander opnieuw
kan worden gestar t met de standenschakelaar. Om de brander opnieuw te kunnen s tarten, moet de
standenschakelaar eerst op 0 worden g ezet en vervolgens op 'star t'. Een alarm kan door een van de volgende
oorzaken optreden:
De lagedrukschakelaar op het GasMultiBloc is defect of onjuist ingest eld
De drukschakelaar voor de reg eneratielucht is defect of onjuist ingesteld
De g askle ppen gaan niet open
Geen ontsteking
Defect in de regeneratieluchtventilator
Vlamstoring (tijdens het opstar ten of tijdens normaal bedrijf)
Zie Tabel 7.2 voor mogelijke storingen en de vereiste maatregelen om de branderbeveiligingsautomaat te
kunnen resetten.
18
Ontwerpvandeluchtontvochtiger
190TN L–1090–G1412
2.9 Temperatuurbeveiliging
De ontvochtiger is voorzien van een temperatuurbeveiliging ('HTCO') die voorkomt dat het apparaat
oververhit en beschadigd raakt wanneer de regeneratielucht te heet is.
De ther mostaat met thermostaatvoeler bevindt zich in het regeneratieluchtkanaal en meet de temperatuur
voor de rotor. Indien de regeneratieluchttemperatuur de thermostaatinstelling e n overschrijdt, wordt de
regeneratieverwarming uitgeschakeld en verschijnt de alarmmelding "React Heater HTCO” op het display
van het controlepaneel.
Na een alarm moet de temperatuurbeveiliging worden gereset door de knop de thermostaatbehuizing in te
dr ukken. Zie Figuur 2.16 voor toeg ang tot de thermostaatbehuizing.
Figuur 2.
16 Locatie van de thermostaatbehuizing
190TN L–1090–G1412
Ontwerpvandeluchtontvochtiger
19
2.10 Configuratiekenmerken
In dit hoofdstuk v indt u informatie over alle functies en onderdelen die kunnen worden toeg evoegd wanneer
u een MX²-luchtontvoch tiger be s telt.
2.10.1 Geïsoleerdeprocesluchttoevoer
Alle luchtontvochtigers die werken met voorg e koelde proceslucht hebben een geïsoleerde
procesluchtt oevoer. De procesluchtsector vóór de rotor heeft een binnenvoering van isolatiemateriaal om
condensvorming in het apparaat te voorkomen.
2.10.2 Procesluchtventilatorbediening
Er is een f requentiereg
elaar geïnstalleerd om de procesventilatorsnelheid te regelen. D e bediening van de
procesluchtventilat
or kan met vaste of variabele snelheid worden ingesteld, in overeenstemming met het
onderstaande:
Vaste snelheid
De frequentieregelaar van de procesluchtventilator wordt vooraf in de fabriek ingesteld en de
procesluchtventilator dr aait altijd aan een constante snelheid die voor de procesluchtstroom zorgt.
Variabele snelheid
De frequentieregel
aar van de procesluchtventilator wordt ofwel door debiet of druk geregeld.
Op debietregeling m eet een druksensor het drukverschil in de inlaatconus op de procesluchtventilator. Op
dr ukreg eling meet een druksensor de luchtdr uk in het droge lucht kanaal.
De eigenlijke waarde van de druksensor wordt berekend, samen met het ventilatorcoefciënt, door de
PLC in het regelsysteem. De PLC vergelijkt de eigenlijke waarde met de ingestelde waarde en wijzigt het
regelsignaal naar de frequentieregelaar indien er een verschil is tussen de waarden.
20
Ontwerpvandeluchtontvochtiger
190TN L–1090–G1412
2.10.3 Bypassklep
MX² 30
MX² 35-95
Figuur 2.17 Hendel voor omloopklep
Met een geïnstalleerde handmatige omloopklepset kan een vaste luchtstroom worden gebruikt wanneer de
procesluchtstroom de maximale volumecapaciteit van de rotor overstijgt. De omloopfunctie bestaat uit
een verstelbare klep die zich in het omloopluchtstroomkanaal bevindt. Het omloopluchtstroomkanaal is
geïntegreerd in het apparaat en loopt onder de rotor door.
OPMERKING!
Deomloopklepmagalleendoorspeciaalopgeleidpersoneelwordenafgesteld.
1
2
3
4
6
5
Figuur 2.18 Omloopprincipe
1. Regeneratielucht
2. Verwarmde r egeneratielucht
3. Vochtige lucht
4. Proceslucht
5. Drog e lucht
6. Proceslucht via omloop
190TN L–1090–G1412
Ontwerpvandeluchtontvochtiger
21
2.10.4 EnergyRecoveryPurgeenEnergyEfficiencyPurge
1
2
3
4
7
6
5
6
Figuur 2.19 Principe van warm teterugwinning en energiezuinigheid
spoelsector
1. Regeneratielucht
2. Verwarmde regeneratielucht
3. Vochtige lucht
4. Proceslucht
5. Drog e lucht
6. Proceslucht via omloop
7. Warme spoellucht
Energy Recovery Purge (ERP) en Energ y Efciency Purge (EEP) zijn twee energiebesparende oplossingen
die de war mte van de rotor recyclen, na de regeneraties ectie in de rotatierichting van de rotor. Een klein deel
van de regeneratieluchtstroom wordt omgeleid naar de warme sector van de rotor, alvorens de luchtstroom
de regeneratieluchtverwarmer binnenkomt. De luchtstroom wordt door de rotor opgewar md en vervolgens
met de regeneratieluchtstroom ver mengd, na de regeneratieluchtverwarmer. De gerecyclede war mte van de
rotor vergroot de efciëntie en ver mindert het energieverbruik.
Vergeleken met een standaard unit biedt ERP dezelfde ontvochtigingscapaciteit met een lag er verbruik van
de reg eneratieluchtverwarmer. Met E EP is het verbruik van de regeneratieluchtverwarming ge lijk aan dat
van de standaard unit, terwijl de ontvochtigingscapaciteit is gestegen.
Het controleluchtst roomkanaal op de M X² 30 wordt aan de achterzijde van het apparaat g emonteerd. De
controlelucht (ERP, EEP, LDP) kan worden g ereg eld door middel van een klep op het kanaal.
MX² 30
Figuur 2.20 Controleluchtstroomkanaal
Het controleluchtstroomkanaal op de MX² 35–95 bevindt z ich in het apparaat en de controleluchtstroom
(ERP, EEP) kan niet worden geregeld. E en verstelbare klep voor Laag Dauwpunt Spoellucht bevindt zich
op het apparaat.
22
Ontwerpvandeluchtontvochtiger
190TN L–1090–G1412
2.10.5 Laagdauwpuntspoellucht
2
5
3
6
4
1
7
Figuur 2.21 Laag dauwpunt spoellucht principe
1. Regeneratielucht
2. Verwarmde regeneratielucht
3. Vochtige lucht
4. Proceslucht
5. Drog e lucht
6. Proceslucht via omloop
7. Regelbare kle p
Low D ewpoint Purge (LDP) wordt gebruikt om extra lage dauwpunt en mogelijk te make n. Een klein
gedeelte van de procesluchtstroom wordt door een kleinere sector van de rotor g eblazen die, gezien
in de draairichting van de rotor, direct achter de regeneratiesector ligt. Het resultaat is dat een deel
van de proceslucht wordt weggeleid (spoellucht) en het rotor materiaal af koelt voordat het aan de
droge-luchtafvoersector wordt blootgesteld. De warme spoelluchtstroom wordt uit deze kleinere
rotorsector, via een afstelbare klep, net voor d e regeneratielucht verwarming aan de reg eneratielucht
toegevoerd. Het drogen van de r otor verloopt zo efciënter.
OPMERKING!
Deinstellingvandespoelluchtstroomistoepassingspecifiekmoettijdensdeinbedrijfstelling
wordenafgestelddoorspeciaalopgeleidpersoneelomhetgewenstedauwpuntvoordedrogeluchtteverkrijgen.
Inhetalgemeenzaldespoelluchtstroomovereenkomenmet10%vandetotaleprocesluchtstroom.
MX² 30
MX² 35-95
Figuur 2.
22 Verstelbare kle p voor L aag Dauwpunt Spoellucht
OPMERKING!
Deverstelbareklepisindefabriekingesteldenmagalleendoorspeciaalopgeleidpersoneel
wordenafgesteld.
190TN L–1090–G1412
Ontwerpvandeluchtontvochtiger
23
3 Installatie
3.1 Veiligheid
WAARSCHUWING!
Omletselvanpersonenenschadeaandeontvochtigertevoorkomen,dientualtijdgoedgekeurdehijsapparatuur
tegebruiken.
VOORZICHTIG!
Klimnooitopdeluchtontvochtigerenplaatsergeenvoorwerpenop.
WAARSCHUWING!
Installatie,aanpassingen,onderhoudenreparatiesmogenalleenwordenuitgevoerddoorgekwalificeerd
personeeldatopdehoogteisvanderisico'svanhetuitvoerenvanonderhoudaanapparatuurdiemethoge
elektrischespanningenhogemachinetemperaturenwerkt.
WAARSCHUWING!
Deluchtontvochtigermaguitsluitendwordengeïnstalleerdingoedgeventileerderuimtenconformde
voorschriftenvandeRichtlijnGastoestellen.
3.2 Verplaatsenvandeluchtontvochtiger
De luchtontvochtig e r m oet voorzichtig worden behandeld. A lle paneeldeuren moeten tijdens transport
gesloten zijn. Gebruik een vorkheft ruck of palletwagen om de ontvochtiger te verplaatsen. De
vorkheftruck/palletwagen moet zijn voorzien van verlengde le pels voor een gelijkmatige gewichtsverdeling.
Figuur3.1Juistelengtevandelepelsvandevorkheftruck
Zie paragraaf 8.4, Technische gegevens voor g ewichtsgeg evens.
WAARSCHUWING!
Verplaatsdeontvochtigervoorzichtigomdathetrisicobestaatdatdeontvochtigeromvalt.
24
Installatie
190TN L–1090–G1412
3.3 Inspectievandelevering
1. Inspecteer de levering en vergelijk ze met de levernota, orderbevestiging of andere leverinformatie.
Zorg ervoor dat alles is m eeg eleverd en dat er niets bes chadigd is.
2. Neem direct contact op m et M unters wanneer de levering incompleet is om vertraging van de installatie
te voorkomen.
3. Verwijder al het verpakkingsmateriaal van het apparaat en controleer zorgvuldig of het g een
transportschade heeft opgelopen.
4. Rapporteer elke zichtbare schade binnen 5 dagen en voor aanvang va n de installatie schriftelijk aan
Munters.
5. Verwijder het verpakkingsmateriaal volgens de geldende wetgeving.
If the unit is to be put into storage prior to installation, see section 3.4, De ontvochtiger opslaan.
3.4 Deontvochtigeropslaan
Volg deze instructies w
anneer de luchtontvochtig er moet worden opgeslagen:
Plaats de luchtontvochtiger rechtop op een horizontaal oppervlak.
Hergebr uik het verpakkingsmateriaal om het apparaat te beschermen.
Bescherm de luchtontvochtiger tegen fysieke beschadiging.
Sla de luchtontvochtiger afg edekt op en bescherm het apparaat tegen stof, vorst, regen, agressieve en
verontreinigende stoffen.
Zie paragraaf 8.4, Technische gegevens voor de correcte opslagtemperatuur.
3.5 Eisenaandeinstallatielocatie
OPMERKING!
Voordebestmogelijkeprestatieseneenprobleemlozewerkingishetvanbelangdatde
beoogdeinstallatielocatievoldoetaandeeisen.
OPMERKING!
Voorzowelonderhouds-alsservicedoeleindenishetbelangrijkdatdeminimaleafmetingen
voorserviceruimtewordenaangehouden.
De luchtontvochtiger is uitsluitend bedoeld voor installatie binnenshuis. Installeer de luchtontvochtiger
niet in een vochtige omg eving waar water het apparaat kan binnendringen of in een zeer stofge omgeving.
Neem voor advies zonodig contact op met Munters.
OPMERKING!
Wanneerhettrillingsniveauvandeluchtontvochtigermoetwordengereduceerd,neemdan
contactopmetMuntersvoorinstructies. ZiedenormEN1299+A1:2008.
Zie paragraaf 8.3, Afmetingen en benodigde ruimte voor onderhoud voor de afmeting en van het apparaat en de
benodigde ruimte voor onderhoud.
190TN L–1090–G1412
Installatie
25
3.6 Ondergrond
De luchtontvochtiger dient te worden geïnstalleerd op een egaal vloeroppervlak of platform dat is
ontworpen met een vloerbelastingscapaciteit die g eschikt is om het gewicht van het apparaat te dragen.
Wanneer de maximale vloerbelastingscapaciteit niet wordt overschreden, is g een speciale fundatie vereist.
Wanneer de luchtontvochtig e r is geïnstalleerd, moet worden gecontroleerd dat deze waterpas staat.
Indien plaatselijke voorschriften vereisen dat het apparaat permanent in positie g emonteerd is, kunnen de
bevestigingsg aten worden gebruikt om het apparaat met bouten aan de vloer vast te maken.
D
47
47
E
B
A/2
A
C
F
Ø 13,5
G
Figuur 3.2 Bevestigingsplatfor m
MX² 30 MX² 35-55 MX² 60-95
Afmeting (mm) Afmeting (mm) Afmeting (mm)
A
600 880 970
B
110 94 151
C26 25 25
D 800 1063 1063
E 811
1068
1272
F
101 94 151
G
Middenlijn
Tabel 3.1 Afmetingen bevestigingsplatform
26
Installatie
190TN L–1090–G1412
3.7 Kanaalinstallatie
3.7.1 Algemeneaanbevelingen
De aansluitingen voor proces- en regeneratielucht zijn ontworpen volgens de aanbevelingen in ISO 13351.
De rechthoekige kanaalaansluitingen zijn voorzien van inzetstukken met schroefdraad voor M8 schroeven.
OPMERKING!
Deluchtontvochtigerisontworpenvoorgebruikmetspecifiekeprocesluchtstromen,
overeenkomstigdegeïnstalleerdeventilatorformaten.
Bij het installeren van kanalen tussen d e luchtontvochtiger en de toevoer - e n afvoeraansluitingen moeten de
volgende aanbevelingen in acht worden genomen:
De lengte van de kanalen moet zo kort mogelijk worden gehouden om statische luchtdrukverliezen tot
een minimum te beperken.
Voor optimale prestaties moeten alle vas te kanaalverbindingen voor proces- en reg eneratielucht lucht-
en dampdicht zijn.
De kanalen voor de proceslucht moeten geïsoleerd zijn om te voorkomen dat er zich condens vormt aan
de buitenkant van het kanaal telkens wanneer de temperatuur van de lucht binnen in het kanaal beneden
de dauwpuntstemperatuur van de buitenlucht komt waardoor het kanaal wordt geleid.
De kanalen moeten altijd worden geïsoleerd wanneer er gevaar op bevriezing bestaat.
De natte lucht die de luchtontvocht ig e r verlaat zal door het hoge vochtgehalte condenseren op de
binnenzijde van de kanaalwanden. Isolatie van de kanalen verminder t de mate van condensvor ming.
Horizontale natte-luchtkanalen moeten onder licht afschot worden geïnstalleerd (van de
luchtontvochtiger a f) om eventuele condens af t e voeren. Op de laagste punt en van het
natte-luchtafvoerkanaal moeten geschikte condensafvoeren worden geïnstalleerd, zie Figuur 3.4 .
Zorg bij ontwerp en installatie van kanaalwerk voor voldoende ruimte voor bediening en onderhoud.
Zie voor meer infor m atie paragraaf 8.3, Afmetingen en benodigde r uimte voor onderhoud.
Om overdracht van g eluid en/of trillingen via vaste kanalen te beperken moeten luchtdichte exibele
verbindingen van goede kwaliteit worden toege past.
K analen die direct op de luchtontvocht ig er zijn aangesloten, moeten voldoende worden ondersteund
om belastingen en s panningen door het gewicht en de bewegingen van de kanalen tot een minimum te
beperken.
De totale drukval in de proces- en regeneratieluchtkanalen mag niet hoger zijn dan de beschikbare druk
van de ventilatoren van de luchtontvochtiger. Z ie voor details over de minimaal beschikbare statische
dr uk paragraaf 8.4, Technische gegevens.
190TN L–1090–G1412
Installatie
27
3.7.2 Kanaalvoorbuitenluchttoevoer
Wanneer buitenlucht door de luchtontvochtiger wordt aangezogen, moet de opening van het toevoerkanaal
op voldoende hoogte boven de grond worden gemonteerd om te voorkomen dat er stof en vuil wordt
aangezogen.
Het kanaalwerk m oet zo zijn ontworpen dat regen en sneeuw niet in de luchtontvochtiger kunnen worden
aangezog en. De luchttoevoer mag zich niet in de buurt van mogelijke bronnen van vervuiling bevinden,
zoals uitlaatgassen, stoom en schadelijke dampen.
Om te voorkomen dat de natte (af
voer)lucht de regeneratie- (toevoer)lucht bevochtigt, moet de
regeneratieluchttoevoer zi
ch ten minste 2 m van de natte-luchtafvoer bevinden .
Bevestig draadgaas met een m aaswijdte van ca. 10 mm voor de buitenopening van het kanaal. Dit voorkomt
dat dieren in het kanaalwerk van de luchtontvochtig er kunnen komen.
A
B
C
C
Figuur 3.3 O ntwerp buitenluchttoevoer
A. Rechthoekig kanaal
B. Rond kanaal
C. Draadg aas
3.7.3 Kanaalvoornatte-luchtafvoer
Het materiaal van de natte-luchtkanalen moet corrosiebestendig zijn en bestand tegen temperaturen tot
100°C. De natte-luchtkanalen moeten altijd worden geïsoleerd wanneer er gevaar op condensatie bestaat.
Vanwege het hoge vochtgehalte van de natte lucht die door de luchtontvochtiger wordt afgevoerd, kan zich
gemakkelijk condens vormen aan de binnenzijde van de kanalen.
Horizontale kanalen moeten onder licht afschot worden geïnstalleerd (van de luchtontvochtiger af)
om eventuele condens af te voeren. Het afschot moet ten minste 2 cm per meter kanaal bedragen. Op
lage punten van het kanaal moeten afvoergaten (5 mm) worden aang ebracht om ophoping van water te
voorkomen.
Bevestig draadgaas met een m aaswijdte van ca. 10 mm voor de buitenopening van het kanaal. Dit voorkomt
dat dieren in het kanaalwerk van de luchtontvochtig er kunnen komen.
A
B
C
C
D
D
E
Figuur 3.4 O ntwerp buitenluchttoevoer
A. Horizontale natte lucht-afvoer
B. Vert icale n atte lucht-afvoer
C. Draadgaas
D. Loopt naar beneden
E. Condensafvoer
28
Installatie
190TN L–1090–G1412
3.7.4 Afmetingenluchtkanaalaansluitingen,inlaten
MX² 35-95G
A
B
MX² 30G
A
B
630
95
20 200
(2x)
43 150 200
(3x)
M
8
(18x)
1075
900
590
480
22
120
200
(2x)
120
200
120
M
8
(14x)
770
640
MX² 35-55
MX² 35-55
24 145 145 145
170170
380
527
20
M6 (10x)
MX² 30
33 138 138 138
160 160 160 160
467
771
22
M6 (14x)
MX² 30
22 120 200
(2x)
480
20
120 200
120
M8 (14X)
640
770
20 120
200
(4x)
1040
1199
20 120 200
(2x)
640
680
M8 (20x)
MX² 60-95
MX² 60-95
AA
A
A
B
B
B
Fig
uur 3.5 Regeneratielu cht-toevoer (A) en proceslucht-toevoer (B)
190TN L–1090–G1412
Installatie
29
3.7.6 Afmetingenluchtkanaalaansluitingen(unitzonderprocesluchtventilator)
MX² 35-95G
C
D
MX² 30G
C
D
138
MX² 35-55
321)x2(002
046
021
)x4(002831
021
0401
)x02(8M
MX² 60-95
MX² 30
158
138
138
108
160
160
160
160
)x
4
1(
6
M
414
640
C
D
C
D
C
D
Figuur 3.6 Droge-luchtafvoer (C) en procesluchtinlaat zonder lter (D )
30
Installatie
190TN L–1090–G1412
3.7.7 Afmetingenluchtkanaalaansluitingen,procesluchtventilator
A
MX² 30-95G
A
MX² 30
C
M8 (8x)
283
222
218
218
12
12
128128
460
414
307
243
(2x)
12
12
141,5
(2x)
510
C
M8 (8X)
A
247
450
MX² 35-55
23,5273
333
560
25
500
12
175
(3x)
12
154,5
(2x)
C
M8(10x)
A
MX² 60-95
Figuur 3.7 Procesluchtuitlaat (dr oge-luchtafvoer)
C. Gebruik zeskantschroeven ( M8 x 25).
190TN L–1090–G1412
Installatie
31
3.7.8 Afmetingenluchtkanaalaansluitingen,regeneratieluchtventilator
B
MX² 35-95G
MX² 30G
B
MX² 30
C
284
222
130
130
12
170
126
M8 (6x)
12
73
73
12
143
(2x)
310
12
95
(2x)
214
B
M8(8x)
190
C
250
154
MX² 35-55
12
218
(2x)
27,5
185
245
23 400
460
12
110,5
(2x)
M8(8x)
C
B
12
239
(2x)
12
133,5
(2x)
291
502
C
M8(8x)
B
450
231
B
MX² 60
MX² 95
MX² 80
Figuur 3.8 Regeneratieluchtuitlaat (natte-luchtuitlaat)
C: Gebruik zeskantschroeven (M8 x 25).
32
Installatie
190TN L–1090–G1412
3.8 Gas-enluchttoevoer
WAARSCHUWING!
Allegasaansluitingenophetapparaatmoetenwordenuitgevoerdconformdelokalevoorschriftenendoor
gekwalificeerdpersoneel.
WAARSCHUWING!
Deregeneratieluchtmagnietverontreinigdzijnmetbrandbarestoffenindevormvangas,stoom,nevelofstof,die
ingemengdmetluchtleidentotgevaarlijkesituaties.
WAARSCHUWING!
Denatte-luchtafvoeristevensdeuitlaatvoordeverbrandingsgassen. Hetisdaaromvangrootbelangdatde
kanalenwordengeïnstalleerdconformdelokalevoorschriften.
De g astoevoerleidingen moeten voldoende worden ondersteund om belastingen e n spanningen door
het gewicht en de bewegingen van de leidingen tot een minimum t e beperken.
De ga stoevoerdruk moet over eenkomen met de specicaties van de brander, zie parag raaf
8.4, Technische gegevens.
De regeneratielucht naar de brander moet bestaan uit verse lucht (geen retourlucht) met een minimaal
zuurstofgehalte van 20%.
Er mag uitsluitend gas met een zwavelgehalte van ten hoogste 30 ppm (silica-gelrotor) worden gebruikt.
Het juiste type gasbrandstof staat vermeld op de s ticker bij het identicatieplaatje, zie paragraaf
1.7.2, Gasbrander gegevens.
190TN L–1090–G1412
Installatie
33
3.9 Elektrischeaansluitingen
Het a pparaat is ontworpen voor een driefasenvoeding met vier g eleiders. Alle apparaten worden geleverd
met alle interne bedrading com pleet g e ïnst alleerd en gecongureerd in overeenstemming met de spanning
en frequentie vermeld op het identicatie plaatje.
De netvoeding wordt rechtstreeks aangesloten op de hoofdschakelaar van het apparaat. De voedingskabel
en hoofdzeker ing e n m oeten overeenkomen met de specicaties van het te installeren apparaat. Raadpleeg
voor meer informatie over de aansluiting het identicatieplaatje en het elektrisch schakelschema, of
paragraaf 8.4, Technische gegevens.
OPMERKING!
Devoedingsspanningmagnietmeerdan+/-10%afwijkenvandegespecificeerde
bedrijfsspanning.
3.10 Externevochtigheidsopnemer
De luchtontvochtiger kan worden g eleverd zonder vochtigheidssensor, m aar wordt normaal geleverd met
een van de hieronder beschreven vochtigheidssensoren.
Vochtigheidssensor voor relatieve vochtigheid en temperatuur t.b.v. wandmontage (standaard):
Het meetbereik voor vochtigheid bedraagt s tandaard 0-100 % RV. Het meetbereik voor temperatuur
bedraagt standaard -5...+55 .
Vochtigheidssensor voor relatieve vochtigheid en temperatuur t.b.v. kanaalmontage (standaard):
Het meetbereik voor vochtigheid bedraagt s tandaard 0-99 % RV. Het meetbereik voor temperatuur
bedraagt standaard -20...+80 °C.
Vochtigheidssensor voor dauwpunt (optioneel):
Het meetbereik voor dauwpuntstemperatuur bedraagt -80...+20 .
Vochtigheidssensor voor absolute vochtigheid (optioneel):
Het meetbereik bedraagt 0...99% RH (niet-condenserend), -40 °C...60 °C, met scherm - 30...60°C.
De vochtigheidssensor wordt exter n gemonteerd en aangesloten volgens het bedradingsschema dat met het
apparaat is meegeleverd. De vochtigheidsse nsor regelt de luchtontvochtiger wanneer de standenschakelaar
op AUTO staat, d.w.z. automatisch bedrijf, en geeft tevens de huidige vochtigheid aan.
Voor een juiste werking moet de vochtigheidssensor worden aangesloten met NOVOFLEX NCY
(afgeschermd 4G, 0,75 mm²) elektriciteitskabel of equivalent.
Wanneer de vochtigheidssensor tegen de wand wordt gemonteerd, moet deze zich 1-1,5 m boven de vloer
bevinden. De sensor moet zo worden ge plaatst dat deze niet direct wordt blootgesteld aan droge lucht
afkomstig uit het apparaat of vochtige lucht die via open- en dichtgaande deuren binnenkomt. Hij mag niet
in de buur t van warmtebronnen worden geplaatst of worden blootgesteld aan direct zonlicht.
Zie het be
dradingsschema dat bij het a pparaat is meegeleverd en de montage-instructies bij de
vochtigh
eidssensor.
34
Installatie
190TN L–1090–G1412
4 Inbedrijfstelling
WAARSCHUWING!
Inbedrijfstellingenhetvoorde
eerstekeeropstartenvanhetapparaatmaguitsluitendwordenuitgevoerddoor
gekwalificeerdpersoneel.
WAARSCHUWING!
Denetvoedingispermanentaangeslotenopdehoofdschakelaarvanhetapparaat. Risicovanelektrischeschok.
4.1 Controlesvoorhetopstarten
1. Controleer of de hoofdschakelaar op het controlepaneel in de positie 0 staat.
2. Controleer dat de gastoevoerklep is gesloten.
3. Open de afdekplaat va n het elektrische paneel en controleer dat er g een stroomonderbrekers of
automatische zekeringen zijn g eactiveerd. Zie voor meer informatie het bedradingss chema dat met
het apparaat is meegeleverd.
4. Inspecteer de gasstraat en controleer dat alle leidingen, onderdelen en bedrading correct zijn
geïnstalleerd e n bevestigd.
5. Controleer dat de lagedrukschakelaar op het GasMultiBloc is ing esteld op 18 mbar.
6. Inspecteer de luchttoevoerlters en controleer dat z e onbeschadigd en correct zijn bevestigd en dat alle
verschillende inwendige delen van het apparaat schoon zijn.
7. Inspecteer alle kanalen en kanaalaansluitingen om te controleren dat alle aansluitingen correct zijn
aangebracht en dat er geen aanwijzingen zijn voor schade. Controleer ook dat alle kanalen vrij zijn van
obstakels die de lucht stroom kunnen blokkeren.
8. Controleer dat de vochtigheidssensor correct in de ruimte is g eplaatst en op de juiste manier is
aangesloten op de luchtontvochtig er.
9. Controleer dat de netvoeding de juiste spanning heeft en dat de kabels correct zijn aangesloten.
4.2 Afstellenvandegasbrander
WAARSCHUWING!
Debranderendeomliggendemetalenonderdelenwordenzeerheet. Pasopvoorbrandwonden.
1. Verwijder de afdekking van het branderkijkglas.
2. Controleer dat de gastoevoer naar de luchtontvochtiger is ingeschakeld.
3. Open de gastoevoerklep.
4. Spoel de gastoevoer door de schroef te openen op het drukmeetpunt van de lagedrukschakelaar tot er
gas uitstroomt. Zie Figuur 4.1 .
Made in Germany
IP 54
5
90
10
20
30
50
70
110
130
mbar
GW 50 A5
pmax.= 500 mbar Gas
~(AC) 50-60Hz 10A 250V
15T70
ID.No:CE-0085
AO 0012
150
P
e
Figuur 4.1 Drukmeetpunt (P
e
)
190TN L–1090–G1412
Inbedrijfstelling
35
5. Meet de gastoevoerdruk door een drukmeter aan te sluiten op het drukmeetpunt (Pe). De druk m oet
20–30 mbar bedragen.
OPMERKING!
Wanneerdegastoevoerdrukmeerbedraagtdan30mbarmoeteenreduceerventielworden
geïnstalleerdindegastoevoerleiding.
6. Sluit het drukmeetpunt (P
e
).
7. Verwijder de kap van de instelknop en controleer dat de lagedrukschakelaar is ing esteld op 18 mbar. Stel
zonodig de druk in met de instelknop, zie Figuur 4.2 en Figuur 4.3 .


Figuur 4.2 Verwijder en van de kap
NO NC
21
5
90
10
20
30
50
70
110
130
mbar
GW 50 A5
pmax.= 500 mbar Gas
~(AC) 50-60Hz 10A 250V
15T70
ID.No:CE-0085
AO 0012
Made in Germany
IP 54
150
Figuur 4.3 Instellen van de druk
8. Controleer de g asstraat tot aan de brander op lekkag es.
9. Stel de verschildr uk op de drukschakelaar voor de rege neratieluchtstroom in op 50 Pa. Dit om te
voorkomen dat de branderautomaa t uitschakelt wanneer de luchtstroom wordt a fgesteld.
0,4
2,1
0,6
0,8
1,2
1,5
1,8
2,4
2,7
mbar
pmax.= 500 mbar Gas
~(AC) 50-60Hz 10A 250V
15T70
LGW 3 A4
ID.No:CE-0085
AO 0012
3,0
Figuur 4.4 Drukschakelaar voor regeneratieluchtstroom
OPMERKING!
Resetdedrukschakelaarnaar1,2mbarwanneerhettestenvandegasbranderisvoltooid.
10. Zet de hoofdschakelaar op 1.
11. Start het apparaat door de standenschakelaar op MAN te zetten.
12. Controleer dat de rotor draait in de richting die wordt aang egeven door de pijl. Indien de rotatierichting
verkeerd is, verwissel dan de aansluitingen van de toevoerkabels in de hoofdstroomschakelaar.
13. Meet de geregelde gastoevoerdruk door een drukmeter aan te sluiten op drukmeetpunt P
a
aan de
achterzijde van het GasMultiBloc (terwijl de luchtontvochtiger in bedrijf is). De druk moet 15 mbar
bedragen. Pas de druk zonodig aan met behulp van de schroef, zie (A) in Figuur 4.5 .
36
Inbedrijfstelling
190TN L–1090–G1412
+
A
Figuur 4.5 A: S telschroef voor geregelde gastoevoerdruk.
14. Schakel het apparaat uit en voer de procedure uit beschreven in parag raaf 4.3, Afstelling van de luchtstr o om.
4.3 Afstellingvandeluchtstroom
4.3.1 Algemeen
Voor optimale prestaties moeten de toevoerlucht- en de regeneratieluchtstromen correct worden afgesteld
overeenkomstig de specicaties, z ie 8.4, Technische gegevens.Hetisaanbevolendeluchtstromenophetdisplay
van het regelsysteem zonder g ebruik van reg e lkleppen in te stellen.
Zie de bijlage over het bedieningssysteem voor meer infor m atie over parameters en instellinge n.
Neem contact op met Munters Service voor hulp bij de installatie en instellingen. Voor contactgegevens, zie
paragraaf 10, Neem con ta ct op met Munters.
OPMERKING!
DeinstellingenvanhetprogrammavandefrequentieregelaarwordendoorMuntersinde
fabriekuitgevoerd. Hetfrequentiebereikisafgestemdopdeaanvaardbareventilatorsnelheden.
WAARSCHUWING!
Gevaarvandraaiendedelenomcontactmetderotorbladentevoorkomen,magdeluchtontvochtigeruitsluitend
inbedrijfwordengesteldmetaangeslotennatte-endroge-luchtkanalen.
VOORZICHTIG!
Eenonjuisteafstellingvandeluchtstromenkanleidentotstoringeninhetapparaat.
Allemogelijkeschadeaanhetapparaattengevolgevaneenonjuisteafstellingvandeluchtstromenkantenkoste
gaanvandegarantieophetapparaat.
DeluchtstromenmogennooitbovendenominaleluchtstromenwordeningesteldzondervoorafmetMunterste
overleggen.
4.3.2 Instellenvandenominaleluchtstroom
Procesventilatorbediening met vaste snelheid
1. Bereken de overeenkomstige verschildr ukwaarden voor de actuele proces- en regeneratieluchtstromen.
Gebr uik de formule en de ventilatorcoëfciënten in paragraaf 4.3.3, Standaard conguratie-instellingen.
2. Start het apparaat door de standenschakelaar op MAN te zetten.
3. Sluit een manometer aan op de druknippel op de procesventilator. Meet en registreer het drukverschil.
4. Vergelijk de gemeten verschildruk met de berekende waarde.
190TN L–1090–G1412
Inbedrijfstelling
37
5. Stel de procesluchtstroom in het regelsysteem zo af, dat de gemeten verschildrukwaarde overeenkomt
met de berekende waarde.
6. Sluit de manometer aan op het drukmeetpunt op de reg e neratieventilator. Herhaal stappen 3-5 om
de actuele reg eneratieluchtstroom in te stellen.
OPMERKING!
Deactueleluchtstroomhangtafvandetemperatuurbijdeventilatoruitlaat.
Procesventilatorbediening m et variabele snelheid
1. Start het apparaat door de standenschakelaar op AUTO te zetten.
2. Stel de g ewenste procesluchtstroom of proceslucht druk in het regelsysteem in.
3. Meet de actuele procesluchtstroom buiten de ontvochtiger door middel van externe, g ekalibreerde
testapparat uur.
4. Pas indien nodig de gewenste procesluchtstroom of procesluchtdr uk in het regelsysteem aan.
5. Stel de vereiste regeneratieluchtstroom in het bedieningssysteem in.
6. Meet de actuele regeneratieluchtstroom buiten de ontvochtig er door middel van externe, gekalibreerde
testapparat uur.
7. Stel indien nodig de ins telwaarde van de regeneratielucht stroom in het bedieningssysteem in.
38
Inbedrijfstelling
190TN L–1090–G1412
4.3.3 Standaardconfiguratie-instellingen
Δ
p
=
q
k
(
2
)
Figuur 4.6 Formule voor berekening van de verschildruk
p=verschildruk(Pa)
q=luchtstroom(m
3
/u)
k=ventilatorcoëfficiënt
Ventilatorcoëfciënt Luchtstroom
(m
3
/u
Ver schildruk
(Pa)
Ventilator snel-
heid
(tpm)
Procesluchtventi-
lator
140 2700 372 3000
MX² 30
Regener-
atieluchtventi-
lator
47 900 367 3000
Procesluchtventi-
lator
222 3500 249 2400
MX² 35
Regener-
atieluchtventi-
lator
94 1080 132 2550
Procesluchtventi-
lator
222
4000 325 2770
MX² 40
Regener-
atieluchtventi-
lator
94 1260 180 3000
Procesluchtventi-
lator
222
5500 614 3000
MX² 55
Regener-
atieluchtventi-
lator
94 1080 132 2550
Procesluchtventi-
lator
390 6000 237 2330
MX² 60
Regener-
atieluchtventi-
lator
147 1980
181
2930
Procesluchtventi-
lator
390 8000 421 2820
MX
²80
Regener-
atieluchtventi-
lator
150 2520
282
2940
Procesluchtventi-
lator
390 9500 593 3000
MX² 95
Regener-
atieluchtventi-
lator
147 1800 150 2540
Tabel 4.1 Standaard conguratie-in stellingen
190TN L–1090–G1412
Inbedrijfstelling
39
4.4 Instellenentestenvandegasbrander
4.4.1 Instellenvanhetmaximalevermogen
OPMERKING!
Deprocedureinparagraaf4.3,Afstellingvandeluchtstroommoetwordenuitgevoerdvoordat
wordtbegonnenmethetinstellenentestenvandegasbrander.
1. Start het apparaat door de standenschakelaar op MAN.
2. Wacht tot de rege lklep helemaal is g eopend, d.w.z. de klepsteelindicator staat op E als afgebeeld in
Figuur 4.7 .
E
Figuur 4.7 Regelklep volledig geo pend (E)
3. Controleer dat
op het display van het regelsysteem 100% verwarmingsvermogen wordt weergegeven.
4. Lees de regener
atietemperatuur op het display van het regelsysteem af. Is deze hoger dan 125 °C,
reduceer dan de
g astoevoer met de knop op het GasMultiB loc, zie Figuur 4.8 .
4a. Draai eers
t de borgschroeven (B ) los.
4b. Reduceer d
e maximale toevoer met de buitenste knop (D) tot het display ca. 120 °C weerg eeft.
OPMERKING!
P
asdeinstellinginkleinestappenaanenlaatdetemperatuurstabiliseren.
+
B
C
D
B
Figuur 4.8 A fstellen brandervermogen
B. Borgschroeven
C. Knop voor afstelling van de hydraulische
demping
D. Knop voor afstelling van de gastoevoer
40
Inbedrijfstelling
190TN L–1090–G1412
5. Controleer de vlam door het kijkglas. De vlam moet gelijkmatig over de volledige lengte van de brander
zijn verdeeld en blauw van kleur zijn.
6. We rkt het apparaat normaal, wacht dan 5-10 m inuten zodat de normale bedrijfstemperatuur kan worden
bereikt voordat u verder gaat met de volgende stap.
7. Meet en noteer de temperatuur in de regeneratieluchttoevoer.
8. Selecteer het scherm met de status van de regeneratieluchtverwarming.
9. Bereken de tempera tuurstijging over de brander (de temperatuur van de regeneratielucht min de bij stap
7 hierboven gemeten temperatuur). De temperatuur moet stijgen met 95 °C.
Wanneer de temperatuur te laag is, moet het verwarmingsver mogen worden verhoogd met de knop op
het GasMultiBloc, zoals in Figuur 4.8 .
10. Draai de borgschroeven vast.
11. Installeer de kap op de lagedrukschakelaar.
12. Reset de drukschakelaar voor de regeneratieluchtstroom naar 1,2 mbar.
OPMERKING!
Dehydraulischedempingisaffabriekingesteldopmaximum. Aanpassingisnietnoodzakelijk.
4.4.2 Instellenvanhetminimalevermogen
1. Start het apparaat door de standenschakelaar op AUTO.
2. Stel de ontvochtigingsinstelwaarde in op de laagste mogelijke waarde.
3. Stel de schroef voor de m inimale capaciteit zo in dat de regelkle p half gesloten is.
0
1
0
Figuur 4.9 Schroef voor minimale capaciteit
4. Wacht tot de servomotor van de klep is gestabiliseerd in g esloten positie. D it kan t ot vijf minuten duren.
5. Controleer de vlam door het kijkglas en stel langzaam de schroef voor de m inimale capaciteit af op de
kleinst mogelijke vlam (zonder dat het apparaat in alarm valt).
6. Lees de regeneratietemperatuur af. De temperatuur moet tussen 30–40 °C liggen.
7. Stel de instelwaarde voor ontvochtiging in op de hoogst mogelijke waarde. Controleer dat de reg elkle p
volledig opent.
8. Borg de schroef voor de minimale capaciteit na voltooiing van het afstellen
190TN L–1090–G1412
Inbedrijfstelling
41
5 Bedrijf
5.1 Controlepaneel
RUN
SERVICE
ALARM
1
2
34
0
Figuur 5.1 Control epaneel
o
OFF
o
1
ON
OFF
SIEMENS
Figuur 5.2 Hoofdschakelaar
Onderdeel Schakelaar/controlelampje Functie
Hoofdschakelaar(zie
Figuur 5.2
) Wanneerdehoofdstroomschakelaarindepositie0
staat,isdestroomtoevoernaarhetapparaatvolledig
uitgeschakeld.
Wanneerdehoofdstroomschakelaarindepositie1staat,
kandeluchtontvochtigerwordengestart.
Regelsysteem(HMI) Raadpleegdebijlagevoormeerinformatieoverde
HMI-werking.
1 Standenschakelaar WanneerdestandenschakelaaropMANstaat,draaitde
luchtontvochtigercontinu(volvermogen). Hetapparaat
startmeteenkortevertraging.
WanneerdestandenschakelaaropAUTOstaat,wordt
deluchtontvochtigergeregelddooreeninterninstelbare
vochtigheidsinstelwaardeofviaeenexterningangssignaal.
2 Witlampje(RUN) Brandtwanneereenvandeventilatorendraait.
3Roodla
mpje(ALARM)
Brandt
continuwanneereenalarmisgeactiveerd.
Contro
leerwelkalarminwerkingisgesteld.
4 Geel
lampje(SERVICE)
Bran
dtwanneereenfiltermoetwordenvervangenofde
luch
tontvochtigerhetaantalbedrijfsurenofdedatumheeft
bere
iktwaaroponderhoudmoetwordenuitgevoerd,zie
par
agraaf
6.5, Servicelampje
.
Tabel 5.1 Controle paneelfuncties
42
Bedrijf
190TN L–1090–G1412
5.2 Algemeen
De standenschakelaar op het controlepaneel heeft twee bedrijfsstanden:
AUTO (automatisch bedrijf): de ventilatoren, rotor en rege neratieluchtverwar ming van de
ontvochtiger worden uitsluitend geactiveerd wanneer de vochtigheid hoger is dan de gewenste waarde
(de instelwaarde). Wanneer ononderbroken werking van de procesluchtventilator is geselecteerd
in het reg elsysteem, blijft de procesluchtventilator draaien, zelfs nadat het apparaat is g estopt met
ontvochtigen.
MAN (maximaal vermog e n): de ventilatoren, rotor en regeneratieluchtverwarming van de
luchtontvochtiger werken continu op vol ve rmogen.
De standenschakelaar wordt tevens gebruikt om een gasalarm te resetten. Wanneer de schakelaar op 0 wordt
gezet, wordt een branderalarm g ereset.
Externe start/stop
Wanneer een externe star t-/stopschakelaar is aang esloten, moet de standenschakelaar op AUTO staan om
de luchtontvochtiger in bedrijf te kunnen stellen.
Externe regeling
Wanneer de luchtontvochtig er wordt g ereg eld door een extern signaal, start en de ventilatoren en de
aandrijfmotor wanneer de "externe star t"-schakelaar wordt gesloten, ongeacht de huidige vochtigheid.
Om de luchtontvochtiger in bedrijf te kunnen stellen, moet het externe signaal >1 V zijn. De
regeneratielucht verwarming wordt g ereg eld door het ingangssignaal.
Bij levering is de luchtontvochtiger ingesteld om automatisch opnieuw op te starten na een stroomstoring.
5.3 Noodstop
Onder normale bedrijfsomstandigheden wordt de standenschakelaar gebruikt om het apparaat te stoppen
en te starten (zie ). Gebruik in noodgevallen de hoofdschakelaar op de luchtont vochtiger.
190TN L–1090–G1412
Bedrijf
43
5.4 Bedieningvanhetapparaat
5.4.1 Eerstekeeropstarten,handbediening(MAN)
1. Zet de hoofdstroomschakelaar in de stand 1 en controleer dat het display oplicht.
2. Zet de standenschakelaar in de stand MAN. Controleer dat:
Het witte lampje brandt om aan te geven dat de luchtontvochtiger in bedrijf is. E en vert raging van
enkele seconden is normaal.
De ventilatoren zijn gestar t .
De debieten van proces- en regeneratielucht zijn correct, zie paragraaf 8.4, Technische gegevens.
3. Laat het apparaat ca. 10 minuten draaien zodat de bedrijfsomstandigheden zich kunnen stabiliseren.
Controleer dat de temperatuur van de regeneratieluchtverwarming correct is.
4. Zet de standenschakelaar op het controlepaneel in de stand 0. Om restwar mte af te voeren, blijft de
regeneratieluchtventilator draaien nadat het apparaat is uitgeschakeld. De ventilator draait door tot de
temperatuur is gedaald onder de vooraf ing estelde temperatuur of gedurende een vooraf ingestelde tijd.
De standaard temperatuurwaarde bedraagt 50 °C en de tijdwaarde bedraagt 30 s.
5.4.2 Eerstekeeropstarten,automaat(AUTO)regelennaardeinstelwaarde
Als u het apparaat in de automatische stand wilt gebruiken tot een gewenste instelwaarde is bereikt, moet
een vochtigheidsopnemer zijn aang esloten. Wanneer het systeem is voorzien van een "externe start", moet
deze schakelaar ges loten zijn.
Wordt geen externe startschakelaar g ebruikt, controleer dan dat de brug t ussen aansluitpunten 9 en 10 op
klemmenstrook XT1 is aang e bracht.
De volgende stappen zijn altijd van toepassing, ongeacht of het apparaat wordt aangestuurd m et
instelwa arden ingevoerd via het eigen display of extern.
1. Zet de hoofdstroomschakelaar in de stand 1; het display licht op en geeft aan dat de e lektrische
aansluiting tot stand is gebracht.
2. Stel de vochtigheidsinstelwaarde in op de laagst mog elijke waarde, inter n of extern.
3. Zet de standenschakelaar in de stand AUTO. Controleer dat:
Het witte lampje brandt om aan te geven dat het apparaat in bedrijf is. Een vertraging van enkele
seconden is normaal.
De ventilatoren zijn gestar t .
De verwarming is ingeschakeld.
De regeneratietemperatuur stijgt.
4. Zet de standenschakelaar in de stand 0.
5. Om rest warm te af te voeren, blijft de regeneratieluchtventilator draaien nadat het apparaat is
uitgeschakeld. De ventilator draait door t ot de temperatuur is gedaald onder de vooraf ing e stelde
temperatuur of gedurende een vooraf ingestelde tijd. De standaard temperatuurwaarde bedraagt 50 °C,
de tijdwaarde bedraagt 30 s.
6. Stel de vereiste verwachte vochtigheidswaarde in en star t het a pparaat zonodig opnieuw op.
44
Bedrijf
190TN L–1090–G1412
6 Serviceenonderhoud
6.1 Veiligheid
WAARSCHUWING!
Installatie,aanpassingen,onderhoudenreparatiesmogenalleenwordenuitgevoerddoorgekwalificeerd
personeeldatopdehoogteisvanderisico'svanhetuitvoerenvanonderhoudaanapparatuurdiemethoge
elektrischespanningenhogemachinetemperaturenwerkt.
WAARSCHUWING!
Denetvoedingispermanentaangeslotenopdehoofdschakelaarvanhetapparaat. Risicovanelektrischeschok.
WAARSCHUWING!
Deluchtontvochtiger
kanautomatischopnieuwopstartennaeenstroomstoring. Schakelaltijdde
hoofdschakelaaruite
nborgdezetegenopnieuwinschakelenvoordatonderhoudswerkzaamhedenworden
uitgevoerd.
6.2 Periodiekeserviceenonderhoud
Luchtontvochtigers van Munters zijn ontworpen voor langdurig en betrouwbaar continubedrijf.
Regelmatige service en onderhoud zijn ve reist om e rvoor te zorgen dat de luchtontvochtig er zo efciënt en
economische m ogelijk werkt.
De frequentie van service en onderhoud is voornamelijk afhankelijk van de bedrijfsomstandigheden en d e
omgeving waarin het apparaat is g eïnstalleerd. Wanneer de proceslucht bijvoorbeeld een hoog stofgehalte
beva t, moet vaker preventief onderhoud worden uitge voerd. Hetzelfde g eldt wanneer de luchtontvochtiger
intensief wordt gebruikt.
De serviceniveaus voor een s tandaard service- en onderhoudsprog ramma staan beschreven in paragraaf
6.3, Serv ice-op ties.
Het regelsysteem van de luchtontvochtiger is voorzien van een servicelampje. Tijdens installatie en
inbedrijfstelling moet een inschatting worden gemaakt van het toeg estane aantal bedrijfsuren tot de
eerstvolge nde servicebeur t of moet een datum voor de eerstvolgende servicebeurt worden bepaald. Deze
waarde wordt bij de eerste keer opstarten van het apparaat ge programmeerd door personeel van Munters.
190TN L–1090–G1412
Serviceenonderhoud
45
6.3 Service-opties
Naast inbedrijfstelling van het apparaat kunt u standaard uit vier service-opties (A - D) kiezen:
S. Inbedrijfstelling/eerste keer opstarten
A. Inspectie en (zonodig) ver vanging van lters. Algem ene functionele controle.
B. Naast A, ve iligheidscontrole en controle van de capaciteit, temperatuur- en vochtigheidsmeting en
-regeling.
C. Bovenop B worden na 3 jaar bedrijf enkele onderdelen preventief vervangen.
D. Bovenop C worden na 6 jaar bedrijf enkele onderdelen preventief vervangen.
OPMERKING!
NeemaltijdcontactopmetMuntersvooronderhoudofreparaties. Erkunnenzich
bedieningfoutenvoordoenwanneerhetapparaatonvoldoendeofincorrectwordtonderhouden.
OPMERKING!
OmdevolledigegarantietebehoudeniseenInbedrijfstelling/eerstekeeropstartendoor
Muntersvanhettype"S"vereist.
Servicemonteurs van Munter s beschikken over speciale a pparatuur en snelle toeg ang tot
reserveonder delen om alle Munters-producten te kunnen onderhouden. De testapparat uur die door onze
werknemers worden gebruikt om de juiste afstelling van het apparaat te verzekeren, is gekalibreerd.
De serviceafdeling van Munters kan tevens een serviceprog ramma aanbieden dat is afgestemd op de
bedrijfsomstandigheden van een specieke installatie. Raadpleeg de contactadressen op de achterap van
deze handleiding.
De service-opties omvatten de diensten ver meld in Tabel 6.1 en Tabel 6.2.
6.4 Uitgebreidegarantie
Munters biedt een g arantie aan bovenop de standaardvoorwaarden indien de klant een serviceovereenkomst
bij Munters ondertekent. Meer informatie is op aanvraag verkrijgbaar.
6.5 Servicelampje
Het gele s ervicelampje kan het volgende aange ven:
Er moet een lter worden vervangen
Het vochtigheidsniveau is te hoog
Er is een servicebeurt vereist
De reden voor het servicealar m wordt op het scherm van het controlesysteem getoond.
46
Serviceenonderhoud
190TN L–1090–G1412
6.6 Service-enonderhoudsschema
(0–24000uur)
Serviceniveau S A B A B A C
Bedrijfstijdinuren 0 4000 8000 12000 16000 20000 24000Servicewerkzaamheden
Kalendertijdinmaanden 0 6 12 18 24 30 36
Filterinspectie,filtervervangingindiennodig,operationele
controle
XXXXXXX
Preventieveinspectie,inclusiefveiligheidscontrole XXXX
Capaciteitscontrole,rotorinspectie XXXX
VervangingvanHTCO-thermostaten
1)
X
Inspectievanelektrischeverwarming/stoomverwarming X
Vervangingvanaandrijfriemenriemspanner X
Vervangingvanderotoraandrijfmotor
Inspectievanventilatoren(rotorbladen,motoren,lagers)
Controlevanoperationelestatusvanelektrischpaneelen
regelsysteem
XXXX
Kalibratievanvochtigheidscontroleapparatuur,sensors,kleppen,
SSR
XXXX
Kalibratievantemperatuurregelapparatuurensensoren XX XX
Vervangingvanrotorafdichtingen
1)
Nietvereistbijapparatenmetstoomegeneratieverwarming.
Tabel 6.1 Service- en onderhoudsschema (0 –24000 uur)
OPMERKING!
OmdevolledigegarantietebehoudeniseenInbedrijfstelling/eerstekeeropstartendoor
Muntersvanhettype"S"vereist.
OPMERKING!
Servicewerkzaamhedenmoetenwordenuitgevoerdnahetvermeldeaantalbedrijfsurenofde
vermeldekalendertijd,watheteerstkomt.
OPMERKING!
Desorptierotorwordtnietpreventiefvervangen,maarafhankelijkvandegemetencapaciteit.
190TN L–1090–G1412
Serviceenonderhoud
47
6.7 Service-enonderhoudsschema
(28000-48000uur)
Serviceniveau A B A B A D
Bedrijfstijdinuren 28000 32000 36000 40000 44000 48000Servicewerkzaamheden
Kalendertijdinmaanden 42 48 54 60 66 72
Filterinspectie,filtervervangingindiennodig,operationelecontrole XXXXXX
Preventieveinspectie,inclusiefveiligheidscontrole XXX
Capaciteitscontrole,rotorinspectie XXX
VervangingvanHTCO-thermostaten
1)
X
Inspectievanelektrischeverwarming/stoomverwarming X
Vervangingvanaandrijfriemenriemspanner X
Vervangingvanderotoraandrijfmotor X
Inspectievanventilatoren(rotorbladen,motoren,lagers) X
Controlevanoperationelestatusvanelektrischpaneelenregelsysteem XXX
Kalibratievanvochtigheidscontroleapparatuur,sensors,kleppen,SSR XXX
Kalibratievantemperatuurregelapparatuurensensoren XXX
Vervangingvanrotorafdichtingen X
1)
Nietvereistbijapparatenmetstoomegeneratieverwarming.
Tabel 6.2 Service- en onderhoudsschema (28000-48000 uur)
OPMERKING!
HetonderhoudsschemamoetnahetonderhoudvolgensDwordenherhaald.
6.8 Onderhoudvandegasverwarming
WAARSCHUWING!
Aanpassingen,onderhoudswerkzaamhedenenreparatiesmogenuitsluitendwordenuitgevoerddoor
gekwalificeerdpersoneeldatbekendismetdegevarendiezijnverbondenaanbedieningenonderhoudvan
apparatuurmethogespanningen,hogetemperaturenenbrandbaregassen.
WAARSCHUWING!
Lekkendgaskanbrandofeenexplosieveroorzaken. Voeraltijdeenlekkagetestuitwanneerdegasverwarmingis
gedemonteerdenopnieuwgemonteerd. Gebruiklekdetectiesprayofeensoortgelijkmiddel.
48
Serviceenonderhoud
190TN L–1090–G1412
6.8.1 Onderhoudsschema
InspectieOnderdeel
6-12maanden 24maanden
Regeneratielucht Controleerdeluchtstroomenstelindiennodigderegelingbij. Controleerdeluchtstroomenstelindiennodigderegeling
bij. .
Elektrischeonderdelenen
bedrading
Controleerelektrischeonderdelenenbedradingop
beschadigingenentekenenvanoververhitting.
Controleerelektrischeonderdelenenbedradingop
beschadigingenentekenenvanoververhitting. Controleer
datalleelektrischeaansluitingenvastzittenenniet
beschadigdzijn.
Gasbrander Inspecteerdevlamencontroleerdatzegelijkmatigbrandten
dejuistehoogteenkleurheeft.
Inspecteerdevlamencontroleerdatzegelijkmatigbrandt
endejuistehoogteenkleurheeft.Eventueleaanslagof
vreemdedeeltjesonderinhetbrandercompartimentmoeten
wordenverwijderd. Eventueleophopingvanaanslagof
vreemdedeeltjesaanbeidezijdenvandemengplatenmoet
wordenverwijderdmeteenstaalborstel. Controleerdat
degaatjesindemengplatenofbranderopeningennietzijn
verstopt. Debranderopeningenmogennietwordenvergroot;
ditheefteennadeligeffectopdeprestaties.
Gasfilter ControleerhetgasfilterophetGasMultiBlocopverstopping.
Reinigofvervangzonodighetfilter.
ControleerhetgasfilterophetGasMultiBlocopverstopping.
Reinigofvervangzonodighetfilter.
Ontstekingselektrode Reinigdeontstekingsbougie. Controleerdatde
siliconenkabelenaansluitstekkervoorontstekingselektrode
nietbeschadigdzijn. Controleerdatdeisolatierondomde
vonkspleetnietisgebarstenofgebroken. Vervangzonodig
deontstekingselektrode.
Reinigdeontstekingsbougie. Controleerdatde
siliconenkabelenaansluitstekkervoorontstekingselektrode
nietbeschadigdzijn. Controleerdatdeisolatierondomde
vonkspleetnietisgebarstenofgebroken.Vervangzonodig
deontstekingselektrode.
Ionisatie-elektrode Reinigdeionisatiestaaf. Controleerdatdeionisatie-
elektrodecorrectisgemonteerdennietisbeschadigd.
Controleerdatdesiliconenkabelendeaansluitstekker
ionisatie-elektrodenietbeschadigdzijn.
Reinigdeionisatiestaaf. Controleerdatdeionisatie-
elektrodecorrectisgemonteerdennietisbeschadigd.
Controleerdatdesiliconenkabelendeaansluitstekker
ionisatie-elektrodenietbeschadigdzijn.
Instellingvanhetsysteem Controleerdeinstellingvandebrandercapaciteitconformde
gebruikershandleiding.
Tabel 6.3 Onderhoudsschema voor de gasverwarming
190TN L–1090–G1412
Serviceenonderhoud
49
6.9 Luchtfiltervervangen
MX² 30
MX² 35-95
Figuur 6.1 Vereiste werktuigen
De procedure voor vervanging van het lter is dezelfde voor proceslter en rege neratielter. Vervanging
van regeneratielter op MX² 55 wordt g etoond als voorbeeld. De ge tallen tussen haakjes verwijzen naar
Figuur 6.2 en Figuur 6.3 .
1. Zet de standenschakelaar in de stand 0.
2. Wacht 60 seconden om de verwarming te laten afkoelen.
3. Zet de hoofdschakelaar op 0 en vergrendel de schakelaar.
4. Open de deur van de lterkast door het s lot linksom te draaien (1).
5. Verwijderdedeur(2).
6. Dr uk op de onderste en bovenste klem tot het lter vrijkomt (3).
7. Trek het lter naar buiten (4).
1
2
3
4
Figuur 6.2
50
Serviceenonderhoud
190TN L–1090–G1412
8. Reinig de lterklemmen en lterkast met een stofzuiger.
9. Steek het nieuwe lter tussen de lterklemmenendrukhetlter volledig in de lterkast. Controleer dat
de pijlrichting op het lter overeenkomt met de richting van de luchtstroom (5).
10. Schuif de onderste en bovenste lterklem in de richting va n de opening van de lterkast, tot de klemmen
in de vergrendelde posit ie vastklikken (6).
11. Installeer de deur (7).
12. Draai de vergrendeling vast (8).
6
7
5
8
Figuur 6.3
190TN L–1090–G1412
Serviceenonderhoud
51
7 Storingenzoeken
7.1 Veiligheid
WAARSCHUWING!
Installatie,aanpassingen,onderhoudenreparatiesmogenalleenwordenuitgevoerddoorgekwalificeerd
personeeldatopdehoogteisvanderisico'svanhetuitvoerenvanonderhoudaanapparatuurdiemethoge
elektrischespanningenhogemachinetemperaturenwerkt.
WAARSCHUWING!
Denetvoedingispermanentaangeslotenopdehoofdschakelaarvanhetapparaat. Risicovanelektrischeschok.
WAARSCHUWING!
Deluchtontvochtiger
kanautomatischopnieuwopstartennaeenstroomstoring. Schakelaltijdde
hoofdschakelaaruite
nborgdezetegenopnieuwinschakelenvoordatonderhoudswerkzaamhedenworden
uitgevoerd.
52
Storingenzoeken
190TN L–1090–G1412
7.2 Storingenlijst,ontvochtiger
Neem onderstaande storingenlijst door voordat u contact opneemt met Munters. Bepaal de oorzaak van
de storing en verhelp deze zo mogelijk. De lijst biedt hulp bij het opsporen van storingen die vaak kunnen
worden verholpen zonder de hulp van speciaal opg eleid personeel.
OPMERKING!
Anderealarmmeldingenzijnmogelijk. Neemindiegevallencontactopmetdeserviceafdeling
vanMunters.
Storingsymptoom Controlelampjes Mogelijkeoorzaak Correctievehandeling
Storingnetvoeding. Controleerdenetvoedingvanhetapparaat.Apparaatisgestopt. Hetdisplayisuit.
Eenzekeringen/of
stroomonderbrekeris
geactiveerd.
Bepaaldeoorzaakvandestoringen
verhelpdeze. Steldezekeringende
stroomonderbrekerterugin. Neemcontact
opmetMunterswanneerdestoringopnieuw
optreedt.
Erisgeenontvochtigingvereist. Controleerdathethuidigevochtigheidsniveau
lagerisdandeinstelwaarde.
Controleerdewerkingdoordeinstelwaarde
lagerintestellendandewerkelijkevochtigheid
tothetapparaatstart.
Controleerofdehygrostaateencorrecte
waardegeeft.
HetapparaatstaatinAUTOenis
gestopt.
Hetdisplayisaan.
Afstandsbedieningniet
aangesloten.
Controleerdebruggeninhetexterne
startcircuit.
Hetrodealarmlampjeophet
besturingspaneelbrandt. De
volgendetekstwordtafgebeeld:
Modbuscomm Communicatiestoringmetde
frequentieregelaar.
Stophetapparaatmetdestandenschakelaar
enstartopnieuw.Resethetalarm.
ReactFanFault Lagevoedingsspanning. Controleerdebieten,ventilatormotoren
stroomonderbreker. Repareerdedefectenen
zetdestroomonderbrekerterug.
ProcessFanFault Lagevoedingsspanning. Controleerdebieten,ventilatormotoren
stroomonderbreker. Repareerdedefectenen
zetdestroomonderbrekerterug.
Aandrijfriemstoring. Controleerdespanningendetoestandvande
riemaandrijving.
RotorDriveFault
Deaandrijfmotorisoververhit;de
rotorlooptzwaar.
Controleermotor,aandrijvingen
rotorafdichtingen. Zetdestroomonderbreker
terug.
Apparaatisgestopt.
DemperOpen/geslotenfout Dempermotorfout. Controleermotorentandwielen.
190TN L–1090–G1412
Storingenzoeken
53
Storingsymptoom Controlelampjes Mogelijkeoorzaak Correctievehandeling
Voorapparatenmetelektrischeverwarming:
Controleerdathetdebietjuistis.
Resetdecircuitonderbrekersende
temperatuurbeveiliging.
Deluchtstroomistelaag. Eén
vandetemperatuurbeveiligingen
isgeactiveerdalsgevolg
vaneenobstakelinde
regeneratieluchtstroomof
omdathetregeneratiedebiette
laagisingesteld.
Voorapparatenmetgasverwarming:
Controleerdathetdebietjuistis.Resetde
temperatuurbeveiliging.
PT1000-sensordefect. Controleerdatdesensorwerkt.
ReactHeaterHTCO
Storingnetvoeding. Controleerdenetvoedingvanhetapparaat.
Deontvochtigerisgestopt.
ReactHeaterFault Regeneratieluchtverwarming
fout.
NeemcontactopmetMunters.
Hetgelealarmlampjeophet
besturingspaneelbrandt. De
volgendetekstwordtafgebeeld:
ReactFilter1 Regeneratiefilterisverstopt Vervanghetlterenresethetalarm.
ReactFilter2 Regeneratiefilterisverstopt Vervanghetlterenresethetalarm.
ProcesPreFilter1 Procesfilterverstopt. Vervanghetfilterenresethetalarm.
ProcesPreFilter2 Procesfilterverstopt. Vervanghetfilterenresethetalarm.
Vochtafwijkingsalarm Devochtigheidligtboven
deinstelwaarde. Ditwordt
waarschijnlijkveroorzaakt
dooreenstoringinde
luchtontvochtigerofeentijdelijke
extremevochtigheidinderuimte.
Resethetalarm.
Temperatuurafwijkingsalarm Geentoevoerkoel-
/verwarmingsmiddelnaar
elementen,ongebruikelijke
verwarmings-/koelbelasting
(openraam,teveelmensen).
Controleertoevoervanmedium
Vereistenvoorservice Devoorafingesteldedatum
en/ofhetaantalbedrijfsuren
voordevolgendeservicebeurtis
verstreken.
NeemcontactopmetMunters.
Geelalarmwanneerhetapparaatin
bedrijfis
ReactHeaterGasLow Voorapparatenmetgasbrander:
GAsdrukistelaag.
Controleerdegastoevoernaarhetapparaat.
54
Storingenzoeken
190TN L–1090–G1412
Storingsymptoom Controlelampjes Mogelijkeoorzaak Correctievehandeling
Deregeneratie-en
procesluchtstromenkomen
nietovereenmetdenominale
luchtstromen.
Controleerenstelderegeneratie-en
procesluchtstroomin,raadpleegde
basishandleidingvanhetapparaat.
Deluchtontvochtigerwerkt,maar
verlaagtdeluchtvochtigheidniet.
Vochtafwijking
Devochtigheidssensorwerktniet
goed.
Controleerdatdevochtigheidsopnemergoed
werktenjuistisaangeslotenzoalsbeschreven
indeaanbevelingen.
DeP-versterking,I-tijdof
hysteresezijnonjuistingesteld.
Controleerdezeparameters.Deluchtontvochtigerwerkt,maar
verlaagtdeluchtvochtigheidniet.
Vochtafwijking
Derotorisversleten. NeemcontactopmetMunters.
Tabel 7.1 Storingenlijst, o ntvochtiger
190TN L–1090–G1412
Storingenzoeken
55
7.3 Lijststoringenidentificeren,gasverwarming
De onderstaande lijst met s toringen helpt u bij het identicerenvanstoringenbetreffende
gasverwarmingsmodellen.
Doorloop de onderstaande lijst en verhelp de storing indien m ogelijk alvorens contact op te nemen m et
Munters.
Voor storingen tijdens het opstarten vormen de indicatoren op de branderbeveiligingsautomaat de beste
informatiebron om de storing te bepalen. Zie voor meer inform atie paragraaf 2.8.2, Programma-indicator.
Storingsymptoom Mogelijkeoorzaak Correctievehandeling
Deservomotorvandebranderbeveilig-
ingsautomaatlooptniet.
Controleerdatdenetvoedingisingeschakeld
(aansluitpunten1en2). Controleerofdebrander
zoumoetenstarten(vraagnaarontvochtiging).
Hetstartenvandebranderkanworden
gecontroleerdaandehandvaneengesloten
contacttussenaansluitpunten4en5.
Deservomotorvandebranderbeveilig-
ingsautomaatlooptendeindicatordraait,maar
branderstartniet.
Controleerdatdedrukschakelaarvoorde
regeneratieluchtstroomindepositie‘geenlucht’
staat(opencircuittussenpinnen12en14vande
branderbeveiligingsautomaat).
Controleerdeprogramma-indicatoromde
oorzaakvandestoringvasttestellen.
Controleerdatdedrukschakelaarcontactvoorde
regeneratieluchtstroomisgesloten(geenlucht).
Controleerdatderegeneratieluchtventilator
draaitendatdeluchtstroomcorrectisafgesteld.
Controleerdaterzichobstakelsofverstoppingen
inhetregeneratieluchtkanaalbevinden.
Controleerofdeontstekingselektrodecorrect
werkt. Controleerdatdeisolatievande
ontstekingselektrodenietisgebarstenendatde
kabelvandeontstekingstransformatornaarde
elektrodegeenkortsluitingmaaktnaarmassa.
Controleerofdeionisatiestaafcorrectindevlamis
geplaatstenofhet"vlam"-signaal
(>12μA)aanwezigisoppin24vande
branderbeveiligingsautomaat.
Branderstartniet.
Deindicatorvandebranderbeveiligingsautomaat
isgestopt.
Controleerdatdeisolatievandeionisatie-
elektrodenietisgebarsten.
56
Storingenzoeken
190TN L–1090–G1412
Storingsymptoom Mogelijkeoorzaak Correctievehandeling
Controleerdeprogramma-indicatoromde
oorzaakvandestoringvasttestellen.
Controleerdatwanneerdebeidesolenoïdeklep-
pen(V1,V2)inhetGasMultiBlocgeopendzijn,de
veranderingvandevlamernietvoorzorgtdatde
vlam'loskomt'vandeverbrandingskopwaardoor
deionisatie-elektrodetijdelijkgeencontactmaakt
metdevlam.
Controleeroponderbrekingenvandegastoevoer.
Controleeropstoringenindetoevoervan
verbrandingslucht.
Controleerofdeionisatie-elektrodecorrectis
geplaatst.
Branderstartniet. Deindicatorvandebranderbeveiligingsautomaat
isgestopt.
Controleeropdefectenvandeisolatievande
ionisatie-elektrodeendesiliconenkabel.
Brandervlamistehoog. Gasvolumeen/of-drukistehoogingesteld. Stel
demaximalebrandercapaciteitafconformde
gebruikershandleiding.
Brandervlamisgeelaanhetuiteinde. Deregeneratieluchtstroomistelaagofbevat
teweinigzuurstof. Hetzuurstofgehalte
moetgroterzijndan20%. Gerecirculeerde
luchtuitdenatte-luchtafvoermagnietinde
regeneratieluchttoevoerterechtkomen.
Vlamvandebranderisongelijkmatig(langeraan
éénkantvandebrander).
Slechtverbrandingsluchtstroompatroon.
Controleerhetregeneratieluchtkanaalop
verstoppingen. Controleerdatdegaatjesin
demengplatenofbranderopeningennietzijn
verstopt.
Debranderinstellingenzijnonjuist. Controleerde
branderinstellingenconformdegebruikershan-
dleiding.
Prestatieproblemen
Debranderfunctioneert,maardeunitregeltde
luchtvochtigheidniet.
Debrandercapaciteitisonjuist. Controleerde
brandercapaciteitendetemperatuurtoenameover
debranderconformdegebruikershandleiding.
Tabe l 7.2 Li jst storingen id enticer en, gasverwarming
190TN L–1090–G1412
Storingenzoeken
57
7.3.1 Metenvanvlamsignaalenverschilgasdruk
3
4
5
24
22
1
+
2 (> 12 μA DC)
6
Figuur 7.1 Meten van vlamsignaa l en verschilgasdr uk.
1. Ionisatie-elektrode 4. GasMultiBloc-regeleenheid
2. DCmeter(0–100µA)* 5. verschildrukindicatorofU-buis
3. Verbrandingskamer 6. Luchtstroomdoorbrander
*Hetvlamsignaalmoetgroterzijndan12µA.
58
Storingenzoeken
190TN L–1090–G1412
8 Technischespecificaties
8.1 Capaciteitsdiagrammen
OPMERKING!
Dewaardenindediagrammenzijngebaseerdopeennominaaldebiet(1/1).
0
10
20
30
-10 0 10 20 30
kg/h
80 % RH
40 % RH
60 % RH
°C
3
2
1
MX² 30
0
10
20
30
40
-10 0 10 20 30
80 % RH
40 % RH
60 % RH
°C
MX² 35
0
10
20
30
40
50
-10 0 10 20 30
kg/h
80 % RH
40 % RH
60 % RH
°C
MX² 40
0
10
20
30
40
-10 0 10 20 30
kg/h
80 % RH
40 % RH
60 % RH
°C
MX² 55
1. Temperatuurproceslucht(°C)
2. Relatievevochtigheidproceslucht(%RV)
3. Luchtontvochtigingscapaciteit(vochtverwijdering)(kg/u)
190TN L–1090–G1412
Technischespecificaties
59
0
10
20
30
40
50
60
70
-10 0 10 20 30
kg/h
80 % RH
40 % RH
60 % RH
°C
MX² 60
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
-10 0 10 20 30
kg/h
80 % RH
40 % RH
60 % RH
°C
MX² 80
0
10
20
30
40
50
60
-10 0 10 20 30
kg/h
80 % RH
40 % RH
60 % RH
°C
MX² 95
60
Technischespecificaties
190TN L–1090–G1412
8.2 Geluidsgegevens
8.2.1 Geluidnaarkamer
BCD
1
2
3
4
3
2
4
1
3
2
4
1
3
2
4
1
A
Figuur 8.1 Con guraties luchtkan aalaansluitingen
ConfiguratieA:allekanalenaangesloten 1. Kanalenvoordrogelu
cht
ConfiguratieB:procesinlaatnietaangeslotenopkanaal 2. Kanalenvoorproceslucht
ConfiguratieC:regeneratieinlaatnietaangeslotenopkanaal 3. Kanalenvoorregeneratielucht
ConfiguratieD:rege
neratie-enprocesinlaatnietaangeslotenop
kanaal
4. Kanalenvoornattelucht
Lp(A) 100 m
2
= Nominaal g eluidsdrukniveau bij absorptie 100 m
2
ruimte (A-gewogen).
Lwt = totaal geluidsniveau dB (t.o.v. 10 –12 W)
Kok = correctie voor berekening van Lw (Lw = Lwt + Kok)
MX²30E CorrectieKokdBopmiddenfrequentieISO-band,Hz
Setup Lp(A)100m
2
Lwt
(dB)
63 125 250 500 1000 2000 4000 8000
A6888-13
-5
-3 -10 -14 -15 -16 -22
B 69 89 -14 -3 -5 -10 -14 -14 -16 -22
C6990-8
-5 -5
-11 -14 -15 -16 -22
D6990-11-4
-5
-10 -14 -14 -17 -22
MX²35E CorrectieKokdBopmiddenfrequentieISO-band,Hz
Setup Lp(A)100m
2
Lwt
(dB)
63 125 250 500 1000 2000 4000 8000
A 67 84 -10 -6 -7 -9 -6 -14 -16 -14
B6887-8
-5
-8 -8 -9 -17 -20 -18
C
68 86 -10
-5
-9 -10
-5
-16 -18 -16
D6988
-7
-4 -10 -9 -8 -18 -20 -18
Tabel 8.1 Geluid naar kamer
190TN L–1090–G1412
Technischespecificaties
61
MX²40E CorrectieKokdBopmiddenfrequentieISO-band,Hz
Setup Lp(A)100m
2
Lwt
(dB)
63 125 250 500 1000 2000 4000 8000
A 71 90 -9 -5 -8 -7 -11 -14 -17 -18
B 73 93 -8 -4 -10 -6 -14 -17 -20 -22
C
71 91 -8 -4
-7
-10 -12 -14 -16 -20
D7292-6
-5
-9 -8 -13 -16 -17 -19
MX²55E CorrectieKokdBopmiddenfrequentieISO-band,Hz
Setup Lp(A)100m
2
Lwt
(dB)
63 125 250 500 1000 2000 4000 8000
A7190
-7
-4 -10 -9 -9 -14 -15 -19
B7293
-7
-3 -9 -9 -11 -15 -19 -22
C
70 91 -10 -3 -8 -10 -12 -14 -16 -20
D 72 93 -6 -3 -11 -10 -12 -17 -18 -22
MX²60E CorrectieKokdBopmiddenfrequentieISO-band,Hz
Setup Lp(A)100m
2
Lwt
(dB)
63 125 250 500 1000 2000 4000 8000
A7392-6
-7
-6 -10 -10 -16 -14 -14
B 75 94 -7 -8 -7 -5 -12 -18 -16 -15
C7393-6-6
-7
-11 -11 -17 -14 -15
D
75
94
-7
-8
-7
-6 -12 -16 -16 -15
MX²80E CorrectieKokdBopmiddenfrequentieISO-band,Hz
Setup Lp(A)100m
2
Lwt
(dB)
63 125 250 500 1000 2000 4000 8000
A 76 95 -5 -7 -7 -10 -10 -15 -14 -16
B7897-6-8-8
-5
-11 -17 -16 -16
C
76 96
-5
-6 -8 -11 -10 -15 -15 -16
D 78 97 -6 -8 -8 -6 -12 -15 -16 -16
MX²95E CorrectieKokdBopmiddenfrequentieISO-band,Hz
Setup Lp(A)100m
2
Lwt
(dB)
63 125 250 500 1000 2000 4000 8000
A7697
-5 -5
-9 -12 -12 -13 -15 -19
B7998
-5 -7
-9 -8 -12 -13 -18 -20
C
76 97 -5 -4 -9 -10 -13 -14 -18 -19
D 79 98 -5 -6 -8 -8 -12 -13 -17 -21
Tabel 8.2 Geluid naar kamer
62
Technischespecificaties
190TN L–1090–G1412
8.2.2 Geluidinkanalen
BCD
1
2
3
4
3
2
4
1
3
2
4
1
3
2
4
1
A
Figuur 8.2 Con guraties luchtkan aalaansluitingen
ConfiguratieA:allekanalenaangesloten
1. Kanalenvoordrogelucht
ConfiguratieB:procesinlaatnietaangeslotenopkanaal
2. Kanalenvoorproceslucht
ConfiguratieC:regeneratieinlaatnietaangeslotenopkanaal
3. Kanalenvoorregeneratielucht
ConfiguratieD:regeneratie-enprocesinlaatnietaangeslotenop
kanaal
4. Kanalenvoornattelucht
Lwt = totaal geluidsniveau dB (t.o.v. 10 –12 W)
Kok = correctie voor berekening van Lw (Lw = Lwt + Kok)
MX²30E CorrectieKokdBopmiddenfrequentieISO-band,Hz
Kanalen
Lwt(dB)
63 125 250 500 1000 2000 4000 8000
1. Drogelucht 105 -18 -18 0 -15 -23 -28 -34 -40
2. Proceslucht 87 -2 -11 -6 -14 -25 -30 -37 -47
3. Regeneratielucht 87 0 -12 -19 -29 -36 -39 -45 -53
4. Nattelucht 93 -9 -11 -2 -8 -13 -20 -25 -32
MX²35E CorrectieKokdBopmiddenfrequentieISO-band,Hz
Kanalen Lwt(dB) 63 125 250 500 1000 2000 4000 8000
1. Drogelucht 96 -8 -6 -4
-7
-15 -21 -28 -36
2. Proceslucht 85 -1 -11 -16 -13 -24 -34 -41 -51
3. Regeneratielucht 93 -1 -7 -21 -38 -42 -45 -52 -57
4. Nattelucht 100
-7
-11 -2 -18 -24 -29 -37 -42
MX²40E CorrectieKokdBopmiddenfrequentieISO-band,Hz
Kanalen
Lwt(dB)
63 125 250 500 1000 2000 4000 8000
1. Drogelucht 100 -8 -4
-7
-9 -14 -17 -23 -31
2. Proceslucht 86 -1 -8 -13 -11 -22 -28 -35 -47
3. Regeneratielucht 88 -2 -4 -16 -24 -31 -36 -43 -64
4. Nattelucht 100 -8 -9 -3 -9 -16 -22 -31 -35
Tabel 8.3 G eluid in kanalen
190TN L–1090–G1412
Technischespecificaties
63
MX²55E CorrectieKokdBopmiddenfrequentieISO-band,Hz
Kanalen
Lwt(dB)
63 125 250 500 1000 2000 4000 8000
1. Drogelucht 103 -9 -4 -8
-5
-13 -17 -23 -29
2. Proceslucht 88 -2 -8 -13 -11 -20 -27 -34 -46
3. Regeneratielucht 87 -1
-7
-17 -32 -36 -38 -44 -49
4. Nattelucht 96
-5 -7
-4 -13 -18 -23 -32 -35
MX²60E CorrectieKokdBopmiddenfrequentieISO-band,Hz
Kanalen
Lwt(dB)
63 125 250 500 1000 2000 4000 8000
1. Drogelucht 104 -6 -4 -9 -9 -14 -21 -27 -34
2. Proceslucht 87 -2
-7
-10 -13 -19 -27 -37 -44
3. Regeneratielucht 84 -2
-7
-8 -18 -26 -31 -38 -48
4. Nattelucht 100 -8 -6 -5 -7 -17 -20 -27 -34
MX²80E CorrectieKokdBopmiddenfrequentieISO-band,Hz
Kanalen Lwt(dB) 63 125 250 500 1000 2000 4000 8000
1. Drogelucht 109 -6 -4 -9 -8 -13 -19 -25 -32
2. Proceslucht 93 -1 -8 -13 -15 -22 -28 -35 -45
3. Regeneratielucht 84 -1 -9 -9 -22 -25 -28 -34 -44
4. Nattelucht 100 -13 -9 -2 -11 -18 -22 -28 -31
MX²95E CorrectieKokdBopmiddenfrequentieISO-band,Hz
Kanalen
Lwt(dB)
63 125 250 500 1000 2000 4000 8000
1. Drogelucht 110 -8 -4 -8 -9 -12 -18 -23 -29
2. Proceslucht 94 -2 -8 -13 -13 -22 -27 -35 -43
3. Regeneratielucht 82 -1 -12 -9 -23 -29 -33 -40 -47
4. Nattelucht 98 -6
-5
-6 -10 -17 -23 -28 -35
Tabel 8.4 G eluid in kanalen
64
Technischespecificaties
190TN L–1090–G1412
8.3 Afmetingenenbenodigderuimtevooronderhoud
8.3.1 Dimensioni
M
B
C
D
N
A
I
J
K
L
H
G
Q
R
E
F
P
O
T
S
U
"4
/
3
PR
Figuur 8.3 MX² 30G
E
T
S
P
O
Q
F
R
B
M
U
H
G
"4
/3
PR
I
K
L
J
A
N
C
D
Figuur 8.4 MX² 35–95G
190TN L–1090–G1412
Technischespecificaties
65
8.3.2 Afmetingen(Ontvochtigerzonderprocesluchtventilator)
M
B
C
H
G
"4
/
3
PR
U
I
X
A
V
E
F
P
O
Q
R
T
S
Figuur 8.5 MX² 30G zonder procesluchtventilator
B
M
C
U
H
G
"
4
/
3
P
R
I
X
A
V
E
T
S
P
O
Q
F
R
Figuur 8.6 MX² 35–95G zonder procesluchtventilator
66
Technischespecificaties
190TN L–1090–G1412
Afmetingen
(mm)
MX²30G MX²35G MX²40G MX²55G MX²60G M80G MX²95G
A 810 1091 1091 1091 1307 1307 1307
B 455 518 518 518 561 634 561
C 800 1068 1068 1068 1068 1068 1068
D 641 711 711 711 787 787 787
E 228 241 241 241 242 242 242
F 279 383 383 383 383 383 383
G
211 354 354 354 357 357 357
H 177 165 165 165 181 204 181
I 1882 1899 1899 1899 2204 2204 2204
J 381 541 541 541 629 629 626
K 365 450 450 450 500 500 500
L 666 753 753 753 853 853 853
M 586 737 737 737 921 891 921
N
1)
189 177 177 177 177 177 177
N
2)
650 602 602 602 602 602 602
O
1322 1519 1519 1519 1824 1825 1825
P 1092 1165 1165 1165 1214 1214 1214
Q 278 341 341 341 427 427 427
R 348 509 509 509 648 648 648
S 348 417 417 417 443 443 443
T 800 955 955 955 1163 1163 1163
U 958 1100 1100 1100 1304 1322 1304
V 381 510 510 510 649 649 646
X 365 417 417 417 443 443 443
N
1)
:G4lter
N
2)
: F7filter(optie)
Tabel 8.5 Dimensioni
8.3.3 Ruimtevooronderhoud
1200
1000
500
500
200 (S)
Figuur 8.7 Servicegebied
190TN L–1090–G1412
Technischespecificaties
67
8.4 Technischegegevens
MX²30G MX²35G MX²40G MX²55G MX²60G M80G M95G
Proceslucht
Genoemdegetallenzijnnominaal,gebaseerdop
eenventilatortoevoertemperatuurvan20,en
eenluchtdichtheidvan1,2kg/m
3
.
Nominaleluchtstroom(m
3
/s) 0.750 0.972 1,111 1,528 1,667 2,222 2,639
Nominaleluchtstroom(m
3
/u)
2700 3500 4000 5500 6000 8000 9500
Minimaalbeschikbare
statischedruk(Pa)
300 300 300 300 300 300 300
Motorvermogenvent
ilator(kW)
2,2 3,0 3,0 3,0 7,5 7,5 7,5
Regeneratielucht
Nominaleluchts
troom(m
3
/s)
0.250 0.300 0,350 0,300 0,550 0,700 0,500
Nominalelucht
stroom(m
3
/u)
900 1080 1260 1080 1980 2520 1800
Minimaalbesc
hikbarestatischedruk(Pa)
300 300 300 300 300 300 300
Motorvermo
genventilator(kW)
0,75 1,1 1,1 1,1 1,5 2,2 1,5
Nominales
troommet
proces-e
nregeneratieluchtventilator,
Standaa
rd/EEP
Stroom
sterkte(amp./fase)380V,50/60Hz(A)
7101010192019
Stroo
msterkte(amp./fase)400V,50/60Hz(A)
7 9 9 9 18 19 18
Str
oomsterkte(amp./fase)415V,50/60Hz(A)
7 9 9 9 17 18 17
St
roomsterkte(amp./fase)440V,50/60Hz(A)
6 8 8 8 16 17 16
N
ominalestroom
metproces-enregeneratieventilators,ERP
Stroomsterkte(amp./fase)380V,50/60Hz(A) 7 10 10 10 19 21 19
Stroomsterkte(amp./fase)400V,50/60Hz(A) 7 9 9 9 18 20 18
Stroomsterkte(amp./fase)415V,50/60Hz(A) 7 9 9 9 18 19 18
Stroomsterkte(amp./fase)440V,50/60Hz(A) 6 9 9 9 17 18 17
Regeneratieluchtverwarming
TemperatuurstijgingoververwarmingC) 100 100 100 100 100 100 100
Vermogenregeneratieluchtverwarming(kW) 30 36 42 36 66 84 60
Vermogenregeneratieverwarming,ERP(kW) 25 36 36 36 60 78 60
68
Technischespecificaties
190TN L–1090–G1412
MX²30G MX²35G MX²40G MX²55G MX²60G M80G M95G
Totaalopgenomenvermogen(50Hz)
Metproces-enregeneratieluchtventilator,50Hz
(kW)
3,4 4,6 4,6 4,6 9,5 10,2 9,5
Zonderprocesluchtventilator,50Hz(kW) 1,2 1,6 1,6 1,6 2,0 2,7 2,0
Diversegegevens
Vermogenaandrijfmotor(W) 10 10 10 10 10 10 10
IEC-beschermingsklasse,apparaat IP33 IP33 IP33 IP33 IP33 IP33 IP33
IEC-beschermingsklasse,elektrischpaneel IP54 IP54 IP54 IP54 IP54 IP54 IP54
Isolatieklasseventilatormotorwikkelingen KlasseF KlasseF KlasseF KlasseF KlasseF KlasseF KlasseF
Isolatieklasse,aandrijfmotorwikkelingen KlasseF KlasseF KlasseF KlasseF KlasseF KlasseF KlasseF
Contactorspoel,spanning(VAC) 230 230 230 230 230 230 230
Externe(potentiaalvrije)uitgangscontacten 8A,250V
AC(max.)
8A,250V
AC(max.)
8A,250V
AC(max.)
8A,250V
AC(max.)
8A,250V
AC(max.)
8A,250V
AC(max.)
8A,250V
AC(max.)
Vochtverwijderingaan20°C,RV60%(kg/24hr) 535 520 768 660 1220 1550 1150
Gewicht(kg) 407 488 557 492 721 729 673
Gewichtzonderprocesluchtventilator(kg) 385 412 481 416 599 607 551
Beschermingsklasse,buitenbehuizing C4(geverfd,AluZink150,ISO12944)
Corrosieklasse,binnenbehuizing C3(ongeverfd,AluZink150,ISO12944)
Omgevingsvoorwaarden
Bedrijfstemperatuur(°C) -20... +40
Maximaleinstallatiehoogte,
bovenzeeniveau(m)
2000
Transport-enopslagtemperatuur(°C) -20... +70
Gasbrander MX²30G MX²35G MX²40G MX²55G MX²60G MX²80G MX²95G
Gasverbruik(m
3
/u) 2,95 3,54 4,13 3,54 6,50 8,27 5,91
Gasverbruik,ERP(m
3
/u) 2,46 3,54 3,54 3,54 5,91 7,68 5,91
Spanninggasbranderbeveiligingssysteem 1~50/60Hz,220/240V
Regelklep,nominalespanning 1~50/60Hz,24VAC
Regelklep,regelspanning 0–10VDC
Vlamstroomsignaal(normaalbedrijf) 12–50μA
Vlamstroomsignaal(vlamstoring) <12μA
190TN L–1090–G1412
Technischespecificaties
69
MX²30G MX²35G MX²40G MX²55G MX²60G M80G M95G
Gasspecificaties
Aardgasdruk:18–49mbar(G20/G25)
MaximaalzwavelgehalteHPS-rotor: 30ppm
1Nm
3
/haardgas=10,158kW
Tabel8.6 Technische specicaties voor apparaten met gasverwarming
70
Technischespecificaties
190TN L–1090–G1412
9Afvoer
De unit moet conform de geldende wettelijke voorschriften en r egels worden vernietigd. Neem contact op
met de lokale instanties.
Het rotormateriaal is niet brandbaar en moet worden verwijderd zoals glasvezelmateriaal.
Als de r otor aan chemicaliën is blootgesteld die schadelijk voor het milieu zijn, moet het risico
worden beoordeeld. De chemicaliën kunnen zich in het rotormateriaal ophopen. Neem de nodig e
voorzorgsmaatregelen om t e beantwoorden aan de g eldende wettelijke voorschriften en r egels.
WAARSCHUWING!
DegebruikermoeteengeschiktgezichtsmaskerdragenmetCE-keurmerk,datisaangebrachtovereenkomstigde
geldendeveiligheidsnormenwanneerderotorinstukkenwordtgesneden.
190TN L–1090–G1412
Afvoer
71
10 NeemcontactopmetMunters
OOSTENRIJK
MuntersGmbH
AirTreatment
ZweigniederlassungWien
Eduard-Kittenberger-Gasse56,
Obj. 6
A-1235Wien
Tel.: +4316164298–9251
luftentfeuchtung@munters.at
www.munters.com
BELGIË
MuntersBelgiumnv
AirTreatment
Blarenberglaan21c
B-2800Mechelen
Tel.: +3215285611
service@muntersbelgium.be
www.muntersbelgium.be
TSJECHIË
MuntersCZ,organizacnislozka
AirTreatment
Slevacská2368/68
CZ-61500BRNO
Tel: +420775569657
info@munters-odvlhcovani.cz
www.munters-odvlhcovani.cz
DENEMARKEN
MuntersA/S
AirTreatment
Ryttermarken4
DK-3520Farum
Tel.: +4544953355
info@munters.dk
www.munters.dk
FINLAND
MuntersFinlandOy
Kuivaajamyynti
Hakamäenkuja3
FI-01510VANTAA
Tel.:+358207768230
laitemyynti@munters.fi
www.munters.fi
FRANKRIJK
MuntersFranceSA
AirTreatment
106,BoulevardHéloise
F-95815ArgenteuilCedex
Tel.:+33134115757
dh@munters.fr
www.munters.fr
DUITSLAND
MuntersGmbH
AirTreatment-Zentrale
Hans-Duncker-Str. 8
D-21035Hamburg
Tel.: +49(0)40879690-0
mgd@munters.de
www.munters.de
ITALIË
MuntersItalyS.p.A
AirTreatment
StradaPiani2
I-18027Chiusavecchia
IM
Tel.:+390183521377
marketing@munters.it
www.munters.it
NEDERLAND
MuntersVochtbeheersing Energieweg69
NL-2404HEAlphena/dRijn
Tel.:+31172433231
vochtbeheersing@munters.nl
www.munters.n
l
POLEN
MuntersSp. zo.o.
OddzialwPolsce
AirTreatment
ul.Swietojanska55/11
81-391Gdynia
Tel.: +48583053517
dh@munters.pl
www.munters.
com.pl
SPANJE
MuntersSpainSA
AirTreatment
EuropaEpresarial. EdificioLondres.
C/PlayadeLiencres2.
28230LasMatas. Madrid
Tel.:+34916400902
marketing@munters.es
www.munters.es
ZWEDEN
MuntersEuropeAB
AirTreatment
POBox1150
S-16426Kista
Tel.:+4686266300
avfuktning@munters.se
www.munters.se
ZWITSERLAND
MuntersGmbH
AirTreatment
ZweigniederlassungRümlang
Glattalstr. 501
CH-8153Rümlang
Tel.:+41523438886
info.dh@munters.ch
www.munters.ch
VERENIGDKONINKRIJK
MuntersLtd
AirTreatment
PathfinderPlace10RamsayCourt
Hinc
hingbrookeBusinessPark
HuntingdonPE296FYCambs
Tel.: +441480432243
info@munters.co.uk
www.munters.co.uk
AUSTRALIË
Tel:+61288431588
dh
.info@munters.com.au
MEXICO
Tel.: +52.722.2704029
mu
nters@munters.com.mx
BRAZILIË
Tel.: +551150540150
www.munters.com.br
SINGAPORE
Tel.:+6567446828
singapore@muntersasia.com
CANADA
Tel.: +1-800-843-5360
dhinfo@munters.com
ZUID-AFRIKA
Tel.:+2711.9972000
info@munters.co.za
CHINA
Tel.: +861080418000
marketing@munters.cn
TURKIJE
Tel.: +90.216.5481444
info@muntersform.com
INDIA
Tel.:+9120.66818.900
info@munters.in
UAE(Dubai)
Tel.:+9714.8813026
middle.east@munters.com
JAPAN
Tel:+81359700021
mkk@munters.jp
VerenigdeStaten
Tel.: +1-800-843-5360
dhinfo@munters.com
KOREA
Tel.:+822.7618701
munters@munters.kr
72
NeemcontactopmetMunters
190TN L–1090–G1412
.
www.munters.com
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80

Munters MX2G de handleiding

Type
de handleiding