ESAB CC-11 Handleiding

Categorie
Waterpompen
Type
Handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

C C-11
Instructiehandleiding (NL)
0558007524
Circulatiepomp voor plasmavloeistof
Dit apparaat werkt conform de beschrijving in deze handleiding en de bijbehorende labels en/of bladen wan-
neer het wordt geïnstalleerd, bediend, onderhouden en gerepareerd volgens de bijgeleverde instructies. Dit ap-
paraat moet periodiek worden gecontroleerd. Een slecht werkend of verkeerd onderhouden apparaat mag niet
worden gebruikt. Gebroken, ontbrekende, versleten, vervormde of besmette onderdelen moeten onmiddellijk
worden vervangen. Als een dergelijke reparatie of vervanging nodig is, raadt de fabrikant u aan om telefonisch
of schriftelijk een serviceaanvraag in te dienen bij de erkende distributeur, of bij wie u het apparaat hebt aan-
geschaft.
Dit apparaat en de bijbehorende onderdelen mogen niet zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van
de fabrikant worden gewijzigd. De gebruiker van dit apparaat is zelf verantwoordelijk voor defecten die ont-
staan vanwege onjuist gebruik, verkeerd onderhoud, schade, verkeerde reparatie of wijzigingen door iemand
anders dan de fabrikant of een servicefaciliteit die door de fabrikant is aangewezen.
ZORG DAT U DEZE INFORMATIE DOORGEEFT AAN DE BEDIENER
VAN DIT APPARAAT.
BIJ UW LEVERANCIER KUNT U EXTRA EXEMPLAREN KRIJGEN.
Deze instructies zijn voor ervaren bedieners. Als u niet bekend bent met de principes van
de bediening en veilige werking van booglassen en -snijden, raden wij u dringend aan om
ons boekje “Precautions and Safe Practices for Arc Welding, Cutting, and Gouging,” for-
mulier 52-529 door te lezen. Laat ongetraind personeel dit apparaat NIET installeren, be-
dienen of onderhouden. Probeer dit apparaat NIET te installeren of te bedienen voordat
u deze instructies volledig hebt gelezen en begrepen. Als u deze instructies niet helemaal
begrijpt, neemt u contact op met de leverancier voor meer informatie. Lees de veiligheids-
voorschriften voordat u dit apparaat installeert of bedient.
LET OP
VERANTWOORDELIJKHEID VAN DE GEBRUIKER
LEES EN BEGRIJP DE INSTRUCTIEHANDELING VOORDAT U HET APPARAAT BEDIENT.
BESCHERM UZELF EN ANDEREN!
INHOUDSOPGAVE
1.0 Voorzorgsmaatregelen ...............................................................................41
2.0 Beschrijving......................................................................................... 43
2.1 Specicaties ................................................................................... 43
3.0 Installatie ........................................................................................... 45
3.1 Aansluitingen van ingangsvoeding............................................................. 46
3.2 Aansluitingen voor bedieningspaneel .......................................................... 48
3.3 Aansluitingen voor koelvloeistof ............................................................... 49
3.4 Toevoerdruk regelen........................................................................... 50
3.5 CC-11 Knoppen/functies van het voorpaneel.....................................................51
4.0 Onderhoud ........................................................................................325
4.1 Problemen oplossen..........................................................................325
4.2 Testprocedure ................................................................................ 326
5.0 Vervangingsonderdelen............................................................................329
5.1 Algemeen ....................................................................................329
5.2 Bestellen .....................................................................................329
Hoofdstuk / Titel Pagina
41
HOOFDSTUK 1 VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
1.0 Veiligheidsvoorschriften
Gebruikers van ESAB-las- en plasmasnijapparaten moeten er zelf voor zorgen dat iedereen die met of in de buurt
van het apparaat werkt zich aan de betreende veiligheidsvoorschriften houdt. De veiligheidsvoorschriften
moeten aan de eisen voor dit type las- of plasmasnijapparaat voldoen. Houd u aan de volgende aanbevelingen
en aan de standaardreguleringen die voor de werkplek gelden.
Het werk moet worden uitgevoerd door getraind personeel dat goed bekend is met de bediening van las- of
plasmijsnijapparaten. Onjuiste bediening van de apparatuur kan leiden tot gevaarlijke situaties, die kunnen
leiden tot persoonlijk letsel en schade aan het apparaat.
1. Iedereen die las- of plasmasnijapparaten gebruikt, moet bekend zijn met:
- de bediening
- de plaats van noodstop
- de werking
- de relevante veiligheidsvoorschriften
- lassen en/of plasmasnijden
2. Degene die het apparaat bedient, moet ervoor zorgen dat:
- er zich geen ongeautoriseerd personeel in het werkgebied van het apparaat bevindt wanneer dit wordt
opgestart
- niemand onbeschermd is wanneer de boog wordt gestart
3. Het werkgebied moet:
- geschikt zijn voor het doel
- vrij zijn van tocht
4. Artikelen voor uw persoonlijke veiligheid:
- Draag altijd de aanbevolen artikelen voor persoonlijke veiligheid, zoals een veiligheidsbril,
vlambestendige kleding en veiligheidshandschoenen.
- Draag geen loszittende artikelen, zoals dassen, armbanden, ringen, enz. Deze kunnen verstrikt raken en
brandwonden veroorzaken.
5. Algemene voorzorgsmaatregelen:
- Zorg dat de retourkabel veilig is aangesloten.
- Werkzaamheden met apparatuur van een hoog voltage mogen alleen door een gekwaliceerde
elektricien worden uitgevoerd.
- De juiste brandblusapparatuur moet duidelijk zijn aangegeven en binnen handbereik staan.
- Tijdens de bediening van het apparaat mag geen smering en onderhoud worden uitgevoerd.
De IP-code geeft de behuizingsklasse aan, bijv. de bestendigheid tegen doordringing van vaste voorwerpen
of water. Het is bestendig tegen vingeraanrakingen, doordringing van vaste voorwerpen die groter zijn dan
12 mm en opspattend water tot 60 graden vanaf een verticaal oppervlak. Apparatuur met de markering IP23S
mag buiten worden opgeslagen, maar is niet bedoeld voor gebruik buitenshuis bij neerslag tenzij de appara-
tuur is afgeschermd.
Behuizingsklasse
15°
Maximale
toegestane
schuine stand
Wanneer de apparatuur op een schuin op-
pervlak met een helling van meer dan 1
wordt geplaatst, kan deze omkiepen. Dit
kan persoonlijk letsel en/of ernstige schade
aan de apparatuur tot gevolg hebben.
WAARSCHUWING
42
HOOFDSTUK 1 VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
LASSEN EN PLASMASNIJDEN KUNEN PERSOONLIJK LETSEL EN LETSEL BIJ
ANDEREN VEROORZAKEN. NEEM VOORZORGSMAATREGELEN WANNEER
U LAST OF SNIJDT. VRAAG UW WERKGEVER WELKE MAATREGELEN U
MOET TREFFEN, OP BASIS VAN DE RISICOGEGEVENS VAN DE FABRIKANT.
ELEKTRISCHE SCHOK - kan dodelijk zijn.
- Installeer en aard de las- of plasmasnijunit volgens de geldende normen.
- Raak geen elektrische onderdelen of elektrodes die onder stroom staan met de blote huid, natte hand
schoenen of natte kleding aan.
- Isoleer uzelf van de aarde en het werkstuk.
- Zorg voor een goede werkhouding.
ROOK EN GAS - kunnen gevaarlijk voor de gezondheid zijn.
- Houd uw hoofd uit de rook.
- Gebruik ventilatie of boogextractie, of beide, om rook en gassen uit de ademzone en de algemene ruimte
te verwijderen.
BOOGSTRALEN - kunnen letsel aan ogen en huid veroorzaken.
- Bescherm uw lichaam en uw ogen. Gebruik het juiste las/plasmasnijscherm en lterlens, en draag bescher
- mende kleding.
- Bescherm omstanders met geschikte schermen of gordijnen.
BRANDGEVAAR
- Vonken (spatten) kunnen brand veroorzaken. Zorg daarom dat er geen ontvlambare materialen in de
buurt staan.
LAWAAI - te veel lawaai kan het gehoor beschadigen.
- Bescherm uw oren. Gebruik oorbeschermers of een andere gehoorbescherming.
- Wijs omstanders op het risico.
DEFECTEN - bel voor assistentie van een expert als het apparaat defect is.
LEES EN BEGRIJP DE INSTRUCTIEHANDELING VOORDAT U HET APPARAAT BEDIENT.
BESCHERM UZELF EN ANDEREN!
WAARSCHUWING
Dit product is uitsluitend bedoeld voor plasmasnijden. Elk
ander gebruik kan persoonlijk letsel en/of schade aan de
apparatuur tot gevolg hebben.
WAARSCHUWING
Ter voorkoming van persoonlijk letsel en/of
schade aan de apparatuur, zijn hier de wijze
waarop getild moet worden en de bevesti-
gingspunten afgebeeld.
WAARSCHUWING
43
HOOFDSTUK 2 BESCHRIJVING
2.0 Beschrijving
2.1 Specicaties
In deze instructies vindt u informatie over de installatie, de bediening, het onderhoud en de onderdelen van
de CC-11 Circulatiepomp voor plasmavloeistof. Dit apparaat pompt koelvloeistof rond om de apparatuur voor
elektrische boogsnij- en lasapparatuur te koelen.
Afmetingen: 864 mm hoog x 552 mm breed x 711 mm diep
Gewicht: 97,5 kg droog / 113 kg nat
Type pomp: Positieve verplaatsing, schuifschoepen met regelbare omloopklep (max. 200 psi / 13,8 bar).
CW-rotatie volgens naamplaatje.
Radiatortype: Koperen buizen, aluminium ribben, type lucht-naar-water met gegalvaniseerd stalen frame.
AC-ingangsvoltages
50 Hz, 1-fase ingangsvermogen 60 Hz, 1-fase ingangsvermogen
200 / 230 / 400 / 460 / 575 V., + / - 10%
AC-ingangsampèrage 9 / 8 / 5 / 4 / 3 ampère
Pompcapaciteit
6,0 l/min bij 12 bar
(1,60 gpm bij 175 psi)
6,0 l/min bij 12 bar
(1,60 gpm bij 175 psi)
Koelvermogen bij 6,0 l/min (1,60 gpm) 16.830 BTU / uur (4900 watt) 20.200 BTU / uur (5900 watt)
bij 7.2°C temperatuurverschil tussen hoge koelvloeistoftemperatuur en temperatuur van de omgevingslucht met ESAB-
koelvloeistof O/N 0558004297 (25% propyleenglycol / 75% gedistilleerd water).
Maximale toevoerdruk 175 psig (12 bar)
Reservoircapaciteit 15,2 liter (4 gallons)
44
HOOFDSTUK 2 BESCHRIJVING
45
HOOFDSTUK 3 INSTALLATIE
3.0 Installatie
Zet de CC-11 op een geschikte plaats zodat de lucht op onbelemmerde en adequate wijze in en uit de behuizing
kan stromen. Voor permanente bevestiging raadpleegt u afbeelding 3.1 voor de afmetingen van bevestigings-
gaten aan de onderkant van het apparaat.
Afbeelding 3.1 Afmetingen voor bevestigingsgaten
Diameter 13,5 mm, standaard, 8 plaatsen
495 mm
43 mm
87 mm
452 mm
87 mm
46
Afbeelding 3.2 Voltageverbindingen
HOOFDSTUK 3 INSTALLATIE
3.1 Aansluitingen van ingangsvoeding
U moet een A 3-geleidingskabel installeren die geschikt is om aan het vereiste ingangsvermogen te voldoen.
Aan het uiteinde van de kabel die op het apparaat wordt aangesloten, moeten aansluitklemmen van ten minste
6,4 mm zijn aangesloten. Sluit de voedingskabels aan op de terminals L1 en L2 op het TB1 Input Power Terminal
Board en de aardekabel op de aardeaansluiting aan de achterkant van het ventilatorsteunpaneel. Er is een trek-
ontlasting aanwezig zodat u de voedingskabel door het achterpaneel van de behuizing kunt voeren. Raadpleeg
afbeelding 3.2 voor de correcte plaatsing van de ingangsvoltageverbinding. Op afbeelding 3.2 ziet u de link
voor de verbinding van 460 volt. De elektrische installatie moet voldoen aan de plaatselijke elektrische codes
voor dit type apparatuur.
47
HOOFDSTUK 3 INSTALLATIE
Afbeelding 3.3 Schema van ingangsverbinding
Standaardinstallatie -
Door de gebruiker geleverde 1-fase stopcontact met zekering en
aan/uit-schakelaar met receptakel en plug
Ingangsvoedingskabel
EEN ELEKTRISCHE SCHOK KAN DODELIJK ZIJN! VOORDAT U DE
ELEKTRISCHE INGANGEN AANSLUIT OP DE VOEDINGSBRON, MOET
U DE “APPARAATNEUTRALISATIEPROCEDURES” TOEPASSEN. ALS
DE VERBINDINGEN WORDEN GEMAAKT VANAF EEN STOPCONTACT
MET AAN/UITSCHAKELAAR, ZET U DE SCHAKELAAR IN DE STAND
UIT EN ZORGT U DAT NIEMAND DE STROOM KAN INSCHAKELEN. ALS
DE VERBINDINGEN WORDEN GEMAAKT VANAF EEN ZEKERINGKAST,
VERWIJDERT U DE BETREFFENDE ZEKERINGEN EN DOET U DE KAST
DICHT. ALS HET NIET MOGELIJK OM DE KAST TE VERGRENDELEN, SLUIT
U EEN ROOD LINT AAN OP HET STOPCONTACT OF DE ZEKERINGKAST
OM ANDEREN TE WAARSCHUWEN DAT U AAN HET CIRCUIT WERKT.
WAARSCHUWING
48
Laat de pomp niet met tussenpozen draaien omdat de pomp hier-
door onnodig verslijt.
HOOFDSTUK 3 INSTALLATIE
8-pins contraplug
3.2 Aansluitingen voor bedieningspaneel
Op het achterpaneel is een 8-pins receptakel J1 aanwezig om de CC-11 te voorzien van 115 VAC-stuurspanning
voor de pompmotorschakelaar. De CC-11 wordt normaliter met deze stuurspanning geleverd om de pomp en
de ventilator te laten werken. J-1 biedt geeft contactsluitsignalen voor een verzadigde 3,8 l/m stroomschakelaar
(pinnen D en C), en verzadigde koelvloeistofniveauschakelaar (pinnen E en H).
LET OP
49
Sluit de slangen niet aan op een solenoïdeklep die gesloten kan
worden wanneer de pomp loopt omdat de pomp hierdoor bescha-
digd kan raken.
HOOFDSTUK 3 INSTALLATIE
3.3 Aansluitingen voor koelvloeistof
Deze aansluitingen bevinden zich aan de achterkant van het apparaat. Sluit de slangen dienovereenkomstig op
de CC-11 aan. De toortsslanguiteinden moeten worden aangesloten met een 5/8”-18 linkshandige lucht-/water-
slangconnector en een 5/8”-18 rechtshandige lucht-/waterslangcontraconnector.
Wanneer de toorts en de CC-11 zijn aangesloten, vult u het reservoir met de speciaal geformuleerde toorts-
koelvloeistof. Gebruik geen normale antivriesoplossingen, zoals voor auto’s, omdat de additieven de pomp en
de toorts beschadigen. ESAB O/N 0558004297 wordt aanbevolen tot service tot -11° C. ESAB P/N 156F05 wordt
aanbevolen voor service onder -11°C tot -36°C.
Nadat u het reservoir hebt gevuld, verwijdert u de dop en laat u de pomp lopen om de lucht uit de radiator, de
slangen en de toorts te laten ontsnappen. Controleer opnieuw het koelvloeistofniveau om ervoor te zorgen dat
het reservoir is gevuld. Plaats de reservoirdop nadat u de lucht hebt laten ontsnappen en het koelvloeistofni-
veau hebt gecontroleerd.
LET OP
Aansluitingen voor koelvloeistof
50
HOOFDSTUK 3 INSTALLATIE
Drukregelschroef
3.4 Toevoerdruk regelen
De toevoerdruk wordt geregeld door de overdrukklep die naast de pomp in het tankcompartiment is gemon-
teerd. Draai de drukregelschroef met de klok mee om de druk op de veer te verhogen en de toevoerdruk te
laten toenemen. Draai de schroef tegen de klok in om de druk op de veer te verlagen en de toevoerdruk te laten
afnemen. De druk die op de fabriek is ingesteld, heeft een toevoer van 12 bar (175 psig) bij 5,7 l/min (1,5 gallon).
Dit is een geschikte waarde voor de PT-36 op een M3-systeem. Normaliter hoeft u de waarde niet te veranderen,
tenzij u de C-11 in een andere toepassing gebruikt.
Deze overdrukklep stuurt de omgeleide koelvloeistof door de radiatoren terug in de tank. Daarom zou een ge-
sloten persleiding de pomp niet moeten beschadigen.
In de pomp is tevens een overdrukklep ingebouwd. Deze klep wordt volgens de fabrikant van de pomp volledig
geopend bij 17,3 bar (250 psig). Het enige doel is de bescherming van de pomp in geval de externe overdruk-
klep-fail is gesloten. Deze overdrukklep mag niet zomaar worden gewijzigd. In het onwaarschijnlijke geval dat
de externe overdrukklep-fail sluit en de persleiding is gesloten, wordt de pompmotor gestopt door een thermo-
staat als de pomptemperatuur hoger dan 55°C is.
51
HOOFDSTUK 3 INSTALLATIE
3.5 CC-11 Knoppen/functies van het voorpaneel
A. Pompdrukmeter:
Dit is de toevoerdruk van de toevoertting. De toe-
voerdruk is op de fabriek ingesteld tussen 11,7 tot
12,1 bar bij 5,7 l/min (170 tot 175 psig bij 1,5 gpm). Een
lagere stroom leidt tot een hogere drukwaarde. Een
hogere stroom leidt tot een lagere drukwaarde.
De druk wordt ingesteld met een drukbegrenzer nabij
het koelvloeistofreservoir. In principe zou het niet no-
dig moeten zijn om de drukinstelling zelf te wijzigen,
tenzij de drukbegrenzer wordt vervangen, of tenzij u
de CC-11 gebruikt in een toepassing waarbij een la-
gere toevoerdruk nodig is.
De pomp heeft tevens een op de fabriek ingestelde
overdrukklep die alleen ter bescherming van de pomp
dient. Deze instelling mag u in geen geval wijzigen.
B. Lampje Netspanning aan:
Dit lampje geeft aan dat het netspanningsvoltage
aanwezig is.
A
F
E
D
C
B
C. Lampje Pomp aan:
Dit lampje geeft aan dat vermogen wordt geleverd
aan de pomp en de ventilatormotoren.
EEN ELEKTRISCHE SCHOK KAN DODELIJK ZIJN.
VERTROUW NIET OP DIT LAMPJE OM TE BEPALEN
OF DODELIJKE VOLTAGES AANWEZIG ZIJN VOOR-
DAT U EEN ZIJPANEEL VERWIJDERT OF SERVICE
UITVOERT AAN DIT APPARAAT. SLUIT HET APPA-
RAAT LOS VAN DE VOEDINGSBRON EN MAAK DE
KABEL LOS VAN DE AMFENOLCONNECTOR. DEZE
CONNECTOR WORDT GEBRUIKT OM 115 VAC TE
LEVEREN AAN EEN RELAIS IN DE CC-11.
WAARSCHUWING
D. Auto/Test-schakelaar:
Wanneer deze schakelaar in de stand Auto staat, wor-
den de pomp en de ventilatormotoren van de CC-
11 van energie voorzien indien een 115 VAC-signaal
wordt ontvangen van de plasmaprocescontroller. De
plasmaprocescontroller moet dit signaal geven wan-
neer het ingangsvermogen wordt afgegeven aan de
voedingsbron voor plasmasnijden.
Wanneer de schakelaar in de stand Test staat, worden
de pomp en de ventilatormotoren van de CC-11 van
stroom voorzien zonder dat de procescontroller een
signaal afgeeft.
52
HOOFDSTUK 3 INSTALLATIE
E. Lampje Pomptemperatuur te hoog:
Als de koelvloeistofstroom door de CC-11 in hoge mate is geblokkeerd en de drukbegrenzer niet correct werkt,
wordt de pomp tijdelijk beschermd door diens interne overdrukklep. Na een aantal minuten bereikt de pomp
echter temperaturen waardoor de werking van de pomp wordt gedeactiveerd. Een thermale schakelaar bij de
pomp detecteert een te hoge temperatuur en schakelt de pompmotor uit voordat schade optreedt. Als deze
thermale schakelaar wordt geactiveerd, brandt het lampje.
F. F1 en F2:
Elk van deze zekeringen bevindt zich op een tak van de 230 VAC die geleverd wordt door de CC-11 aan de venti-
lator- en pompmotoren.
3.5 CC-11 Knoppen/functies van het voorpaneel (vervolg)

Documenttranscriptie

CC-11 Circulatiepomp voor plasmavloeistof Instructiehandleiding (NL) 0558007524 ZORG DAT U DEZE INFORMATIE DOORGEEFT AAN DE BEDIENER VAN DIT APPARAAT. BIJ UW LEVERANCIER KUNT U EXTRA EXEMPLAREN KRIJGEN. LET OP Deze instructies zijn voor ervaren bedieners. Als u niet bekend bent met de principes van de bediening en veilige werking van booglassen en -snijden, raden wij u dringend aan om ons boekje “Precautions and Safe Practices for Arc Welding, Cutting, and Gouging,” formulier 52-529 door te lezen. Laat ongetraind personeel dit apparaat NIET installeren, bedienen of onderhouden. Probeer dit apparaat NIET te installeren of te bedienen voordat u deze instructies volledig hebt gelezen en begrepen. Als u deze instructies niet helemaal begrijpt, neemt u contact op met de leverancier voor meer informatie. Lees de veiligheidsvoorschriften voordat u dit apparaat installeert of bedient. VERANTWOORDELIJKHEID VAN DE GEBRUIKER Dit apparaat werkt conform de beschrijving in deze handleiding en de bijbehorende labels en/of bladen wan­ neer het wordt geïnstalleerd, bediend, onderhouden en gerepareerd volgens de bijgeleverde instructies. Dit ap­ paraat moet periodiek worden gecontroleerd. Een slecht werkend of verkeerd onderhouden apparaat mag niet worden gebruikt. Gebroken, ontbrekende, versleten, vervormde of besmette onderdelen moeten onmiddellijk worden vervangen. Als een dergelijke reparatie of vervanging nodig is, raadt de fabrikant u aan om telefonisch of schriftelijk een serviceaanvraag in te dienen bij de erkende distributeur, of bij wie u het apparaat hebt aangeschaft. Dit apparaat en de bijbehorende onderdelen mogen niet zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de fabrikant worden gewijzigd. De gebruiker van dit apparaat is zelf verantwoordelijk voor defecten die ont­ staan vanwege onjuist gebruik, verkeerd onderhoud, schade, verkeerde reparatie of wijzigingen door iemand anders dan de fabrikant of een servicefaciliteit die door de fabrikant is aangewezen. LEES EN BEGRIJP DE INSTRUCTIEHANDELING VOORDAT U HET APPARAAT BEDIENT. BESCHERM UZELF EN ANDEREN! INHOUDSOPGAVE Hoofdstuk / Titel Pagina 1.0 Voorzorgsmaatregelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41 2.0 Beschrijving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43 2.1 Specificaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 43 3.0 Installatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.1 Aansluitingen van ingangsvoeding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.2 Aansluitingen voor bedieningspaneel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.3 Aansluitingen voor koelvloeistof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.4 Toevoerdruk regelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.5 CC-11 Knoppen/functies van het voorpaneel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45 46 48 49 50 51 4.0 Onderhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 325 4.1 Problemen oplossen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 325 4.2 Testprocedure . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 326 5.0 Vervangingsonderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 329 5.1 Algemeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 329 5.2 Bestellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 329 HOOFDSTUK 1 VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN 1.0 Veiligheidsvoorschriften Gebruikers van ESAB-las- en plasmasnijapparaten moeten er zelf voor zorgen dat iedereen die met of in de buurt van het apparaat werkt zich aan de betreffende veiligheidsvoorschriften houdt. De veiligheidsvoorschriften moeten aan de eisen voor dit type las- of plasmasnijapparaat voldoen. Houd u aan de volgende aanbevelingen en aan de standaardreguleringen die voor de werkplek gelden. Het werk moet worden uitgevoerd door getraind personeel dat goed bekend is met de bediening van las- of plasmijsnijapparaten. Onjuiste bediening van de apparatuur kan leiden tot gevaarlijke situaties, die kunnen leiden tot persoonlijk letsel en schade aan het apparaat. 1. Iedereen die las- of plasmasnijapparaten gebruikt, moet bekend zijn met: - de bediening - de plaats van noodstop - de werking - de relevante veiligheidsvoorschriften - lassen en/of plasmasnijden 2. Degene die het apparaat bedient, moet ervoor zorgen dat: - er zich geen ongeautoriseerd personeel in het werkgebied van het apparaat bevindt wanneer dit wordt opgestart - niemand onbeschermd is wanneer de boog wordt gestart 3. Het werkgebied moet: - geschikt zijn voor het doel - vrij zijn van tocht 4. Artikelen voor uw persoonlijke veiligheid: - Draag altijd de aanbevolen artikelen voor persoonlijke veiligheid, zoals een veiligheidsbril, vlambestendige kleding en veiligheidshandschoenen. - Draag geen loszittende artikelen, zoals dassen, armbanden, ringen, enz. Deze kunnen verstrikt raken en brandwonden veroorzaken. 5. Algemene voorzorgsmaatregelen: - Zorg dat de retourkabel veilig is aangesloten. - Werkzaamheden met apparatuur van een hoog voltage mogen alleen door een gekwalificeerde elektricien worden uitgevoerd. - De juiste brandblusapparatuur moet duidelijk zijn aangegeven en binnen handbereik staan. - Tijdens de bediening van het apparaat mag geen smering en onderhoud worden uitgevoerd. Behuizingsklasse De IP-code geeft de behuizingsklasse aan, bijv. de bestendigheid tegen doordringing van vaste voorwerpen of water. Het is bestendig tegen vingeraanrakingen, doordringing van vaste voorwerpen die groter zijn dan 12 mm en opspattend water tot 60 graden vanaf een verticaal oppervlak. Apparatuur met de markering IP23S mag buiten worden opgeslagen, maar is niet bedoeld voor gebruik buitenshuis bij neerslag tenzij de appara­ tuur is afgeschermd. WAARSCHUWING Maximale toegestane schuine stand Wanneer de apparatuur op een schuin oppervlak met een helling van meer dan 15° wordt geplaatst, kan deze omkiepen. Dit kan persoonlijk letsel en/of ernstige schade aan de apparatuur tot gevolg hebben. 15° 41 Hoofdstuk 1 veiligheidsvoorschriften WAARSCHUWING LASSEN EN PLASMASNIJDEN KUNEN PERSOONLIJK LETSEL EN LETSEL BIJ ANDEREN VEROORZAKEN. NEEM VOORZORGSMAATREGELEN WANNEER U LAST OF SNIJDT. VRAAG UW WERKGEVER WELKE MAATREGELEN U MOET TREFFEN, OP BASIS VAN DE RISICOGEGEVENS VAN DE FABRIKANT. ELEKTRISCHE SCHOK - kan dodelijk zijn. - Installeer en aard de las- of plasmasnijunit volgens de geldende normen. - Raak geen elektrische onderdelen of elektrodes die onder stroom staan met de blote huid, natte hand schoenen of natte kleding aan. - Isoleer uzelf van de aarde en het werkstuk. - Zorg voor een goede werkhouding. ROOK EN GAS - kunnen gevaarlijk voor de gezondheid zijn. - Houd uw hoofd uit de rook. - Gebruik ventilatie of boogextractie, of beide, om rook en gassen uit de ademzone en de algemene ruimte te verwijderen. BOOGSTRALEN - kunnen letsel aan ogen en huid veroorzaken. - Bescherm uw lichaam en uw ogen. Gebruik het juiste las/plasmasnijscherm en filterlens, en draag bescher - mende kleding. - Bescherm omstanders met geschikte schermen of gordijnen. BRANDGEVAAR - Vonken (spatten) kunnen brand veroorzaken. Zorg daarom dat er geen ontvlambare materialen in de buurt staan. LAWAAI - te veel lawaai kan het gehoor beschadigen. - Bescherm uw oren. Gebruik oorbeschermers of een andere gehoorbescherming. - Wijs omstanders op het risico. DEFECTEN - bel voor assistentie van een expert als het apparaat defect is. LEES EN BEGRIJP DE INSTRUCTIEHANDELING VOORDAT U HET APPARAAT BEDIENT. BESCHERM UZELF EN ANDEREN! WAARSCHUWING Dit product is uitsluitend bedoeld voor plasmasnijden. Elk ander gebruik kan persoonlijk letsel en/of schade aan de apparatuur tot gevolg hebben. WAARSCHUWING Ter voorkoming van persoonlijk letsel en/of schade aan de apparatuur, zijn hier de wijze waarop getild moet worden en de bevestigingspunten afgebeeld. 42 Hoofdstuk 2 Beschrijving 2.0 Beschrijving In deze instructies vindt u informatie over de installatie, de bediening, het onderhoud en de onderdelen van de CC-11 Circulatiepomp voor plasmavloeistof. Dit apparaat pompt koelvloeistof rond om de apparatuur voor elektrische boogsnij- en lasapparatuur te koelen. 2.1 Specificaties Afmetingen: 864 mm hoog x 552 mm breed x 711 mm diep Gewicht: 97,5 kg droog / 113 kg nat Type pomp: Positieve verplaatsing, schuifschoepen met regelbare omloopklep (max. 200 psi / 13,8 bar). CW-rotatie volgens naamplaatje. Radiatortype: Koperen buizen, aluminium ribben, type lucht-naar-water met gegalvaniseerd stalen frame. AC-ingangsvoltages 50 Hz, 1-fase ingangsvermogen 60 Hz, 1-fase ingangsvermogen 200 / 230 / 400 / 460 / 575 V., + / - 10% AC-ingangsampèrage 9 / 8 / 5 / 4 / 3 ampère 6,0 l/min bij 12 bar 6,0 l/min bij 12 bar (1,60 gpm bij 175 psi) (1,60 gpm bij 175 psi) 16.830 BTU / uur (4900 watt) 20.200 BTU / uur (5900 watt) Pompcapaciteit Koelvermogen bij 6,0 l/min (1,60 gpm) bij 7.2°C temperatuurverschil tussen hoge koelvloeistoftemperatuur en temperatuur van de omgevingslucht met ESABkoelvloeistof O/N 0558004297 (25% propyleenglycol / 75% gedistilleerd water). Maximale toevoerdruk 175 psig (12 bar) Reservoircapaciteit 15,2 liter (4 gallons) 43 Hoofdstuk 2 Beschrijving 44 Hoofdstuk 3 Installatie 3.0 Installatie Zet de CC-11 op een geschikte plaats zodat de lucht op onbelemmerde en adequate wijze in en uit de behuizing kan stromen. Voor permanente bevestiging raadpleegt u afbeelding 3.1 voor de afmetingen van bevestigings­ gaten aan de onderkant van het apparaat. Diameter 13,5 mm, standaard, 8 plaatsen 495 mm 43 mm 87 mm 452 mm 87 mm Afbeelding 3.1 Afmetingen voor bevestigingsgaten 45 Hoofdstuk 3 3.1 Installatie Aansluitingen van ingangsvoeding U moet een A 3-geleidingskabel installeren die geschikt is om aan het vereiste ingangsvermogen te voldoen. Aan het uiteinde van de kabel die op het apparaat wordt aangesloten, moeten aansluitklemmen van ten minste 6,4 mm zijn aangesloten. Sluit de voedingskabels aan op de terminals L1 en L2 op het TB1 Input Power Terminal Board en de aardekabel op de aardeaansluiting aan de achterkant van het ventilatorsteunpaneel. Er is een trek­ ontlasting aanwezig zodat u de voedingskabel door het achterpaneel van de behuizing kunt voeren. Raadpleeg afbeelding 3.2 voor de correcte plaatsing van de ingangsvoltageverbinding. Op afbeelding 3.2 ziet u de link voor de verbinding van 460 volt. De elektrische installatie moet voldoen aan de plaatselijke elektrische codes voor dit type apparatuur. Afbeelding 3.2 Voltageverbindingen 46 Hoofdstuk 3 Installatie WAARSCHUWING Een Elektrische Schok Kan Dodelijk Zijn! Voordat U De ­Elektrische Ingangen Aansluit Op De Voedingsbron, Moet U De “Apparaatneutralisatieprocedures” Toepassen. Als De ­Verbindingen Worden Gemaakt Vanaf Een Stopcontact Met Aan/Uit-Schakelaar, Zet U De Schakelaar In De Stand Uit En Zorgt U Dat Niemand De Stroom Kan Inschakelen. Als De ­Verbindingen Worden Gemaakt Vanaf Een Zekeringkast, ­Verwijdert U De Betreffende Zekeringen En Doet U De Kast Dicht. Als Het Niet Mogelijk Om De Kast Te Vergrendelen, Sluit U Een ROod Lint Aan Op Het Stopcontact Of De Zekeringkast Om Anderen Te Waarschuwen Dat U Aan Het Circuit Werkt. Standaardinstallatie Door de gebruiker geleverde 1-fase stopcontact met zekering en aan/uit-schakelaar met receptakel en plug Ingangsvoedingskabel Afbeelding 3.3 Schema van ingangsverbinding 47 Hoofdstuk 3 3.2 Installatie Aansluitingen voor bedieningspaneel Op het achterpaneel is een 8-pins receptakel J1 aanwezig om de CC-11 te voorzien van 115 VAC-stuurspanning voor de pompmotorschakelaar. De CC-11 wordt normaliter met deze stuurspanning geleverd om de pomp en de ventilator te laten werken. J-1 biedt geeft contactsluitsignalen voor een verzadigde 3,8 l/m stroomschakelaar (pinnen D en C), en verzadigde koelvloeistofniveauschakelaar (pinnen E en H). 8-pins contraplug LET OP Laat de pomp niet met tussenpozen draaien omdat de pomp hierdoor onnodig verslijt. 48 Hoofdstuk 3 3.3 Installatie Aansluitingen voor koelvloeistof Deze aansluitingen bevinden zich aan de achterkant van het apparaat. Sluit de slangen dienovereenkomstig op de CC-11 aan. De toortsslanguiteinden moeten worden aangesloten met een 5/8”-18 linkshandige lucht-/water­ slangconnector en een 5/8”-18 rechtshandige lucht-/waterslangcontraconnector. Wanneer de toorts en de CC-11 zijn aangesloten, vult u het reservoir met de speciaal geformuleerde toorts­ koelvloeistof. Gebruik geen normale antivriesoplossingen, zoals voor auto’s, omdat de additieven de pomp en de toorts beschadigen. ESAB O/N 0558004297 wordt aanbevolen tot service tot -11° C. ESAB P/N 156F05 wordt aanbevolen voor service onder -11°C tot -36°C. Aansluitingen voor koelvloeistof Nadat u het reservoir hebt gevuld, verwijdert u de dop en laat u de pomp lopen om de lucht uit de radiator, de slangen en de toorts te laten ontsnappen. Controleer opnieuw het koelvloeistofniveau om ervoor te zorgen dat het reservoir is gevuld. Plaats de reservoirdop nadat u de lucht hebt laten ontsnappen en het koelvloeistofni­ veau hebt gecontroleerd. LET OP Sluit de slangen niet aan op een solenoïdeklep die gesloten kan worden wanneer de pomp loopt omdat de pomp hierdoor beschadigd kan raken. 49 Hoofdstuk 3 3.4 Installatie Toevoerdruk regelen De toevoerdruk wordt geregeld door de overdrukklep die naast de pomp in het tankcompartiment is gemon­ teerd. Draai de drukregelschroef met de klok mee om de druk op de veer te verhogen en de toevoerdruk te laten toenemen. Draai de schroef tegen de klok in om de druk op de veer te verlagen en de toevoerdruk te laten afnemen. De druk die op de fabriek is ingesteld, heeft een toevoer van 12 bar (175 psig) bij 5,7 l/min (1,5 gallon). Dit is een geschikte waarde voor de PT-36 op een M3-systeem. Normaliter hoeft u de waarde niet te veranderen, tenzij u de C-11 in een andere toepassing gebruikt. Deze overdrukklep stuurt de omgeleide koelvloeistof door de radiatoren terug in de tank. Daarom zou een ge­ sloten persleiding de pomp niet moeten beschadigen. In de pomp is tevens een overdrukklep ingebouwd. Deze klep wordt volgens de fabrikant van de pomp volledig geopend bij 17,3 bar (250 psig). Het enige doel is de bescherming van de pomp in geval de externe overdruk­ klep-fail is gesloten. Deze overdrukklep mag niet zomaar worden gewijzigd. In het onwaarschijnlijke geval dat de externe overdrukklep-fail sluit en de persleiding is gesloten, wordt de pompmotor gestopt door een thermo­ staat als de pomptemperatuur hoger dan 55°C is. Drukregelschroef 50 Hoofdstuk 3 3.5 Installatie CC-11 Knoppen/functies van het voorpaneel A A. Pompdrukmeter: Dit is de toevoerdruk van de toevoerfitting. De toe­ voerdruk is op de fabriek ingesteld tussen 11,7 tot 12,1 bar bij 5,7 l/min (170 tot 175 psig bij 1,5 gpm). Een lagere stroom leidt tot een hogere drukwaarde. Een hogere stroom leidt tot een lagere drukwaarde. B De druk wordt ingesteld met een drukbegrenzer nabij het koelvloeistofreservoir. In principe zou het niet no­ dig moeten zijn om de drukinstelling zelf te wijzigen, tenzij de drukbegrenzer wordt vervangen, of tenzij u de CC-11 gebruikt in een toepassing waarbij een la­ gere toevoerdruk nodig is. C D De pomp heeft tevens een op de fabriek ingestelde overdrukklep die alleen ter bescherming van de pomp dient. Deze instelling mag u in geen geval wijzigen. E B. Lampje Netspanning aan: Dit lampje geeft aan dat het netspanningsvoltage aanwezig is. F WAARSCHUWING EEN ELEKTRISCHE SCHOK KAN DODELIJK ZIJN. VERTROUW NIET OP DIT LAMPJE OM TE BEPALEN OF DODELIJKE VOLTAGES AANWEZIG ZIJN VOORDAT U EEN ZIJPANEEL VERWIJDERT OF SERVICE UITVOERT AAN DIT APPARAAT. SLUIT HET APPARAAT LOS VAN DE VOEDINGSBRON EN MAAK DE KABEL LOS VAN DE AMFENOLCONNECTOR. DEZE CONNECTOR WORDT GEBRUIKT OM 115 VAC TE LEVEREN AAN EEN RELAIS IN DE CC-11. D. Auto/Test-schakelaar: Wanneer deze schakelaar in de stand Auto staat, wor­ den de pomp en de ventilatormotoren van de CC11 van energie voorzien indien een 115 VAC-signaal wordt ontvangen van de plasmaprocescontroller. De plasmaprocescontroller moet dit signaal geven wan­ neer het ingangsvermogen wordt afgegeven aan de voedingsbron voor plasmasnijden. C. Lampje Pomp aan: Dit lampje geeft aan dat vermogen wordt geleverd aan de pomp en de ventilatormotoren. Wanneer de schakelaar in de stand Test staat, worden de pomp en de ventilatormotoren van de CC-11 van stroom voorzien zonder dat de procescontroller een signaal afgeeft. 51 Hoofdstuk 3 3.5 Installatie CC-11 Knoppen/functies van het voorpaneel (vervolg) E. Lampje Pomptemperatuur te hoog: Als de koelvloeistofstroom door de CC-11 in hoge mate is geblokkeerd en de drukbegrenzer niet correct werkt, wordt de pomp tijdelijk beschermd door diens interne overdrukklep. Na een aantal minuten bereikt de pomp echter temperaturen waardoor de werking van de pomp wordt gedeactiveerd. Een thermale schakelaar bij de pomp detecteert een te hoge temperatuur en schakelt de pompmotor uit voordat schade optreedt. Als deze thermale schakelaar wordt geactiveerd, brandt het lampje. F. F1 en F2: Elk van deze zekeringen bevindt zich op een tak van de 230 VAC die geleverd wordt door de CC-11 aan de venti­ lator- en pompmotoren. 52
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212
  • Page 213 213
  • Page 214 214
  • Page 215 215
  • Page 216 216
  • Page 217 217
  • Page 218 218
  • Page 219 219
  • Page 220 220
  • Page 221 221
  • Page 222 222
  • Page 223 223
  • Page 224 224
  • Page 225 225
  • Page 226 226
  • Page 227 227
  • Page 228 228
  • Page 229 229
  • Page 230 230
  • Page 231 231
  • Page 232 232
  • Page 233 233
  • Page 234 234
  • Page 235 235
  • Page 236 236
  • Page 237 237
  • Page 238 238
  • Page 239 239
  • Page 240 240
  • Page 241 241
  • Page 242 242
  • Page 243 243
  • Page 244 244
  • Page 245 245
  • Page 246 246
  • Page 247 247
  • Page 248 248
  • Page 249 249
  • Page 250 250
  • Page 251 251
  • Page 252 252
  • Page 253 253
  • Page 254 254
  • Page 255 255
  • Page 256 256
  • Page 257 257
  • Page 258 258
  • Page 259 259
  • Page 260 260
  • Page 261 261
  • Page 262 262
  • Page 263 263
  • Page 264 264
  • Page 265 265
  • Page 266 266
  • Page 267 267
  • Page 268 268
  • Page 269 269
  • Page 270 270
  • Page 271 271
  • Page 272 272
  • Page 273 273
  • Page 274 274
  • Page 275 275
  • Page 276 276
  • Page 277 277
  • Page 278 278
  • Page 279 279
  • Page 280 280
  • Page 281 281
  • Page 282 282
  • Page 283 283
  • Page 284 284
  • Page 285 285
  • Page 286 286
  • Page 287 287
  • Page 288 288
  • Page 289 289
  • Page 290 290
  • Page 291 291
  • Page 292 292
  • Page 293 293
  • Page 294 294
  • Page 295 295
  • Page 296 296
  • Page 297 297
  • Page 298 298
  • Page 299 299
  • Page 300 300
  • Page 301 301
  • Page 302 302
  • Page 303 303
  • Page 304 304
  • Page 305 305
  • Page 306 306
  • Page 307 307
  • Page 308 308
  • Page 309 309
  • Page 310 310
  • Page 311 311
  • Page 312 312
  • Page 313 313
  • Page 314 314
  • Page 315 315
  • Page 316 316
  • Page 317 317
  • Page 318 318
  • Page 319 319
  • Page 320 320
  • Page 321 321
  • Page 322 322
  • Page 323 323
  • Page 324 324
  • Page 325 325
  • Page 326 326
  • Page 327 327
  • Page 328 328
  • Page 329 329
  • Page 330 330
  • Page 331 331
  • Page 332 332
  • Page 333 333
  • Page 334 334
  • Page 335 335
  • Page 336 336
  • Page 337 337
  • Page 338 338
  • Page 339 339
  • Page 340 340
  • Page 341 341
  • Page 342 342
  • Page 343 343
  • Page 344 344
  • Page 345 345
  • Page 346 346
  • Page 347 347
  • Page 348 348
  • Page 349 349
  • Page 350 350
  • Page 351 351
  • Page 352 352
  • Page 353 353
  • Page 354 354
  • Page 355 355
  • Page 356 356
  • Page 357 357
  • Page 358 358

ESAB CC-11 Handleiding

Categorie
Waterpompen
Type
Handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor