Documenttranscriptie
Carl Valentin GmbH
Postfach 3744
78026 Villingen-Schwenningen
Neckarstraße 78 – 86 u. 94
78056 Villingen-Schwenningen
Phone
Fax
+49 7720 9712-0
+49 7720 9712-9901
E-Mail
Internet
[email protected]
www.carl-valentin.de
Copyright by Carl Valentin GmbH / 7974080A.0420
Korte handleiding &
Productveiligheid
Nederlands
ILX
copyright by Carl Valentin GmbH
Informatie over leveromvang, uitzicht, vermogen, afmetingen en gewicht komen overeen met onze kennis op het tijdstip van het
ter perse gaan. Onder voorbehoud van veranderingen.
Alle rechten voorbehouden, ook die van de vertaling.
Geen enkel deel van dit werk mag in eender welke vorm (druk, fotokopie of een ander proces) zonder schriftelijke toestemming
van Carl Valentin GmbH gereproduceerd of door middel van elektronische systemen verwerkt, gepubliceerd of verspreid
worden.
Door de permanente verdere ontwikkeling van de printsystemen kunnen er afwijkingen zijn tussen de documentatie en het
printsysteem.
De actuele publicatie is te vinden onder www.carl-valentin.de.
Handelsmerk
Alle vernoemde merken of handelsmerken zijn geregistreerde merken of geregistreerde handelsmerken van hun desbetreffende
eigenaren en evt. niet afzonderlijk gemarkeerd. Uit het ontbreken van de markering kan niet geconcludeerd worden dat het
geen geregistreerd merk of geregistreerd handelsmerk betreft.
Printsystemen van Carl Valentin GmbH voldoen aan de volgende EU-richtlijnen:
CE
EG-Laagspanningsrichtlijn 2014/35/EG
EG-Richtlijn Elektromagnetische Compatibiliteit 2014/30/EG
RoHS-Richtlijn 2011/65/EU
Carl Valentin GmbH
Postfach 3744
78026 Villingen-Schwenningen
Neckarstraße 78 – 86 u. 94
78056 Villingen-Schwenningen
Phone
Fax
+49 7720 9712-0
+49 7720 9712-9901
E-Mail
Internet
[email protected]
www.carl-valentin.de
136
Nederlands
ILX
Inhoud
Gebruik volgens de bestemming
Veiligheidsvoorschriften
Milieuvriendelijke afvoer
Omgevingscondities
Printsysteem uitpakken
Leveromvang
Printsysteem opstellen
Printsysteem aansluiten
Printsysteem in gebruik nemen
Etikettenrol inleggen in de dispensermodus
Transferbandcassette inleggen
Print Settings (Afdrukken)
Layout Settings (Opdruk)
Device Settings (Printerparameter)
Dispenser I/O (Houder I/O)
Network (TCP/IP Poort)
Password (Wachtwoord)
Interface (Interfaces)
Emulation (Emulatie)
Date & Time (Datum & tijd)
Service Parameters (Serviceparameter)
Main Menu (Hoofdmenu)
Compact Flash Card / USB memorystick
Technische gegevens
Transferband-trekwals reinigen
Printrol reinigen
Printkop reinigen
Etiketfotocel reinigen
Drukkop vervangen
136
136
137
138
141
141
141
141
141
142
143
144
144
145
147
148
149
150
150
151
152
154
155
159
162
162
163
163
164
Nederlands
137
ILX
Gebruik volgens de bestemming
•
Het printsysteem is volgens de stand van de techniek en de erkende veiligheidstechnische regels gebouwd. Toch kan er
bij het gebruik levensgevaar voor de gebruiker of derden ontstaan of kan er schade aan het printsysteem en andere
voorwerpen ontstaan.
•
Het printsysteem mag alleen in technisch perfecte staat alsook conform de bestemming, op een veilige manier en rekening
houdende met de gevaren en de aanwijzingen in de gebruiksaanwijzing gebruikt worden! Vooral storingen die de veiligheid
in gevaar brengen, moeten onmiddellijk verholpen worden.
•
Het printsysteem is uitsluitend voor het bedrukken van geschikte en door de fabrikant vrijgegeven materialen bestemd.
Een ander of daarvan afwijkend gebruik is niet volgens de bestemming. Voor uit misbruik resulterende schade is de
fabrikant/leverancier niet aansprakelijk; het risico draagt alleen de gebruiker.
•
Tot het gebruik volgens de bestemming behoort ook het in acht nemen van de gebruiksaanwijzing, inclusief de door de
fabrikant gegeven onderhoudsaanbevelingen/-voorschriften.
Veiligheidsvoorschriften
•
Het printsysteem is voor stroomnetten met wisselspanning van 110 … 230 V AC bestemd. Het printsysteem alleen aan
stopcontacten met aarddraadcontact aansluiten.
•
Het printsysteem alleen aan toestellen koppelen met lage spanning.
•
Voor het tot stand brengen of losmaken van aansluitingen alle betroffen toestellen (computer, module, toebehoren)
uitschakelen.
•
Het printsysteem alleen in een droge omgeving gebruiken en niet aan nattigheid (spatwater, nevel, etc.) blootstellen.
•
Gebruik het printsysteem niet in een omgeving waar explosiegevaar heerst en niet in de buurt van
hoogspanningsleidingen.
•
Het printsysteem alleen in omgevingen gebruiken die tegen slijpstof, metalen spanen en dergelijke voorwerpen beschermd
zijn.
•
Onderhouds- en reparatiemaatregelen mogen alleen door geschoolde vaklui worden uitgevoerd.
•
Bedienend personeel moet door de exploitant aan de hand van de gebruikshandleiding worden onderwezen.
•
Wordt het printsysteem bij een geopend deksel gebruikt, dan dient erop gelet te worden dat kleding, haar, juwelen of
dergelijke van personen niet met de open liggende, roterende delen in aanraking komen.
LET OP!
•
Als de printerunit openstaat wordt op grond van de constructie niet voldaan aan de voorschriften van EN 62368-1
betreffende brandveilige behuizingen. Dit dient door de integratie in het uiteindelijke apparaat te worden
gewaarborgd.
Het apparaat (printer) en de onderdelen (bijv. motor, printkop) kunnen tijdens het printen warm worden. Tijdens de werking
niet aanraken en voor het vervangen van onderdelen, demonteren of bijstellen laten afkoelen.
•
Nooit licht brandbare hulpstoffen gebruiken.
•
Alleen de in deze gebruiksaanwijzing beschreven handelingen uitvoeren. Werkzaamheden die erboven uitstijgen, mogen
enkel door de fabrikant of in samenspraak met de fabrikant uitgevoerd worden.
•
Onoordeelkundige ingrepen in elektronische componenten en de bijbehorende software kunnen storingen veroorzaken.
•
Onvakkundige werkzaamheden of andere wijzigingen aan het printsysteem kunnen de bedrijfszekerheid in gevaar
brengen.
•
Servicewerkzaamheden altijd uit laten voeren in een erkende werkplaats, die de noodzakelijke vakkennis en de werktuigen
voor de uitvoering van het vereiste werk bezit.
•
Op de printsystemen zijn etiketten met waarschuwingen aangebracht. Deze stickers mogen niet worden verwijderd, anders
kunnen de risico’s niet meer onderkend worden.
•
Voor het inbouwen van het printsysteem in de installatie moet de inbedrijfsteller zich ervan verzekeren dat de wettelijke
veiligheidsvoorschriften in acht worden genomen en dat de noodzakelijke beveiligingsinrichtingen zijn aangebracht.
LET OP!
Bij de montage van een optioneel etiketteersysteem moeten de geldende veiligheidsvoorschriften in acht worden
genomen.
•
138
Vóór het in werking zetten van het printsysteem moeten alle scheidende veiligheidsinrichtingen aangebracht zijn.
Nederlands
ILX
GEVAAR!
Levensgevaar door netspanning!

Open de behuizing van het printsysteem niet.
VOORZICHTIG!
Tweepolig zekering.

Voor alle onderhoudswerkzaamheden het printer loskoppelen van het stroomnet en even
wachten tot de adapter ontladen is.
Milieuvriendelijke afvoer
Fabrikanten van B2B toestellen zijn vanaf 23.03.2006 verplicht oude toestellen, die na 13.08.2005 gefabriceerd werden, terug te
nemen en te recycleren. Deze oude toestellen mogen principieel niet bij de gemeentelijke inzamelplaatsen afgeleverd worden.
Zij dienen door de fabrikant op een georganiseerde manier gerecycleerd en opgeslagen te worden. Overeenkomstig
gekenmerkte Valentinproducten kunnen daarom in de toekomst terugbezorgd worden aan Carl Valentin GmbH.
De oude toestellen kunnen hierdoor vakkundig opgeslagen worden.
Carl Valentin GmbH behartigt hierdoor tijdig alle verplichtingen in het kader van de opslag van oude toestellen en maakt
daardoor ook op een vlotte manier de handel van de producten mogelijk in de toekomst. Wij kunnen enkel de ons franko
bezorgde toestellen terugnemen.
De elektronische printplaat van het printsysteem is voorzien van een Lithium-batterij. Deze moet via inzamelbakken voor oude
batterijen of via openbare afvalbeheerbedrijven worden verwijderd.
Verdere informatie kan verkregen worden in de WEEE-richtlijn of op onze website www.carl-valentin.de.
Nederlands
139
ILX
Omgevingscondities
De omgevingscondities zijn voorwaarden waaraan voldaan moet zijn voordat het printsysteem in gebruik wordt genomen en
tijdens het gebruik ervan, omdat anders een veilig en storingsvrij gebruik van het apparaat niet kan worden gegarandeerd.
Lees de gebruiksaanwijzing zorgvuldig en aandachtig door.
Neem contact op met de leverancier of de fabrikant wanneer u vragen heeft op het gebied van de praktische toepasbaarheid of
de omgevingscondities.
Algemene voorwaarden
Het printsysteem moet tot het eerste gebruik in de originele verpakking worden getransporteerd en opgeslagen worden.
Het printsysteem mag niet worden geplaatst en niet worden gebruikt voordat aan de omgevingscondities is voldaan.
Onze printsystemen mogen alleen in gebruik genomen, geprogrammeerd, bediend, gereinigd en onderhouden worden nadat de
betreffende persoon de handleiding grondig heeft gelezen.
Het apparaat mag alleen door voldoende geïnstrueerd personeel worden bediend.
LET OP!
We benadrukken nogmaals het belang van instructie.
De inhoud van de scholingen zijn hoofdstuk 'Omgevingscondities', hoofdstuk 'Materiaal plaatsen' en hoofdstuk
'Reiniging en onderhoud'.
De tips zijn ook van toepassing op de door ons geleverde apparatuur van derden.
Gebruik uitsluitend originele ge- en verbruiksartikelen.
Voor vervangings-/slijtageonderdelen: gelieve u tot de fabrikant te wenden.
Voorwaarden voor de gebruikslocatie
Het apparaat moet op een vlakke, stabiele ondergrond vrij van trillingen en niet in een luchtstroom worden geplaatst.
Stel het apparaat zodanig op dat het gemakkelijk kan worden bediend en goed bereikbaar is voor onderhoud.
Installatie en voeding
Het printsysteem mag uitsluitend worden aangesloten op een elektrische installatie die voldoet aan de internationale
standaarden en de daaruit voortvloeiende regels. In de praktijk betekent dat dat de installatie moet voldoen aan de voorschriften
van één van de volgende drie instanties:
•
International Electronic Committee (IEC)
•
European Committee for Electrotechnical Standardization (CENELEC)
•
Verband Deutscher Elektrotechniker (VDE)
Onze printsystemen zijn gebouwd volgens VDE-Schutzklasse I en moeten worden aangesloten op een geaarde installatie. De
elektrische installatie moet geaard zijn om interferentiespanningen in het apparaat af te voeren.
Technische gegevens van de voeding
Netspanning en –frequentie
Zie typeplaatje
Toegestane spanningsfluctuatie
+6 % … −10 % van nominale waarde
Toegestane frequentiefluctuatie
+2 % … −2 % van nominale waarde
Toegestane vervorming van de netspanning:
≤5%
Ontstoringsmaatregelen:
Wanneer het net sterk wordt beïnvloedt (bijvoorbeeld bij het gebruik van thyristorgestuurde installaties) moet de elektrische
installatie in het gebouw worden aangepast. Dat kan op de volgende manieren:
•
Onze printsystemen aansluiten op een schone leiding (afzonderlijke groep).
•
Waar nodig een scheidingstransformator of vergelijkbaar ontstoringsapparaat in de netvoedingsleiding voor onze
printsystemen monteren.
140
Nederlands
ILX
Straling en interferentie
Interferentie/emission volgens EN 61000-6-4: 2011-09 Industriebereik
•
Stoorspanning op leidingen volgens EN 55024: 2010
•
Stoorveldsterkte volgens EN 55024: 2010
•
Overtrillingsstromen (netterugwerking) volgens EN 61000-3-2: 2006 + A1: 2009 + A2: 2009
•
Flikkeringen volgens EN 61000-3-3: 2013
Storingsgevoeligheid/immunity volgens EN 61000-6-2: 2006-03 Industriebereik
•
Storingsgevoeligheid voor ontlading van statische elektriciteit volgens EN 61000-4-2: 2009
•
Elektromagnetische velden volgens EN 61000-4-3: 2006 + A1: 2008 + A2: 2010
•
Storingsgevoeligheid voor snelle transiënte storingsinvloeden (burst) volgens EN 61000-4-4: 2013-04
•
Storingsgevoeligheid voor spanningspulsen (surge) volgens EN 61000-4-5: 2014
•
HF-spanning volgens EN 61000-4-6: 2014
•
Weerstand tegen interferentie door magnetische velden EN 61000-4-8: 2010
•
Spanningsonderbrekingen en spanningsverlaging volgens EN 61000-4-11: 2004
LET OP!
Dit is een apparaat dat is ingedeeld in Klasse A. Dit apparaat kan bij gebruik in huiselijke kring storingen op radio- en
televisiesignalen veroorzaken. In dat geval dient de exploitant afdoende maatregelen te treffen om dit te voorkomen.
Aansluitingen met externe apparaten
Alle verbindingskabels moeten afgeschermd zijn. De afscherming moet aan beide zijden van de kabel royaal worden bevestigd
op de behuizing van de stekker.
De kabels mogen niet naast stroomkabels worden gelegd. Wanneer dit niet kan worden voorkomen, moet de afstand tussen de
kabels minimaal 0,5 m zijn.
Temperatuurbereik van de leidingen: −15 tot +80 °C.
Er mogen alleen apparaten met stroomkringen worden aangesloten die aan de eis 'Safety Extra Low Voltage' (SELV) voldoen.
In het algemeen zijn dit apparaten die volgens EN 62368-1 zijn gekeurd.
Installatie van dataleidingen
De datakabels moeten volledig afgeschermd zijn en voorzien van een metalen of gemetalliseerde stekkerbehuizing.
Afgeschermde kabels en stekkers zijn noodzakelijk om het uitzenden en ontvangen van elektrische storing te vermijden.
Toegestane kabels
Afgeschermde kabel:
4 x 2 x 0,14 mm² ( 4 x 2 x AWG 26)
6 x 2 x 0,14 mm² ( 6 x 2 x AWG 26)
12 x 2 x 0,14 mm² (12 x 2 x AWG 26)
De zend- en ontvangleidingen moeten paarsgewijs gewikkeld zijn.
Maximale leidinglengte:
Bij interface V24 (RS232C) - 3 m (met afscherming)
Bij parallelle interface - 3 m
Bij USB - 3 m
Bij Ethernet - 100 m
Luchtconvectie
Om te voorkomen dat de module te warm wordt, moet het printsysteem voldoende geventileerd kunnen worden.
Nederlands
141
ILX
Grenswaarden
Omgevingstemperatuur °C (tijdens gebruik):
Minimaal +5 °C
Maximaal +40 °C
Omgevingstemperatuur °C (transport, tijdens opslag):
Minimaal −25
Maximaal +60 °C
Relatieve luchtvochtigheid % (tijdens gebruik):
Maximaal 80 %
Relatieve luchtvochtigheid % (transport, tijdens opslag):
Maximaal 80 % (condensatie niet toegestaan)
Garantie
Wij aanvaarden geen aansprakelijkheid voor schade die is ontstaan door:
•
het gebruik in een omgeving waarvoor het apparaat niet geschikt is en op een andere manier dan is omschreven in de
gebruiksaanwijzing
•
fouten in de elektrische installatie waarop het apparaat is aangesloten.
•
aangebrachte wijzigingen in het printsysteem.
•
foutieve programmering en bediening.
•
slecht gegevensbeheer
•
gebruik van niet originele vervangende onderdelen en accessoires.
•
natuurlijke slijtage en normaal gebruik.
Controleer de werking van het printsysteem met een testrun en testafdruk wanneer u het apparaat opnieuw instelt of
programmeert. Daardoor worden een onbevredigend resultaat, slechte afdrukken en verkeerde beoordelingen voorkomen.
Het printsysteem mag alleen door voldoende geïnstrueerde medewerkers worden bediend.
Controleer of het personeel op de juiste manier werkt met onze producten en herhaal zonodig de instructies.
Wij geven geen enkele garantie dat de in deze handleiding beschreven eigenschappen bij alle modellen ook daadwerkelijk
aanwezig zijn. Doordat deze apparaten steeds verder ontwikkeld en verbeterd worden, is het mogelijk dat de technische
gegevens veranderen, zonder dat daarover voorafgaand mededelingen worden gedaan.
Door deze ontwikkeling, of door landspecifieke voorschriften, kunnen afbeeldingen en voorbeelden in de handleiding afwijken
van de geleverde uitvoering.
Lees de informatie over de toelaatbare afdrukmedia en de aanwijzingen voor het onderhoud aandachtig door, om beschadiging
en vroegtijdige slijtage te voorkomen.
Wij hebben ons uiterste best gedaan om deze handleiding zo begrijpelijk mogelijk uit te voeren en u zo veel mogelijk informatie
te verstrekken. Wanneer u vragen heeft of een of meerdere fouten ontdekt, verzoeken we u om ons daarvan op de hoogte te
stellen, waardoor we onze handleidingen kunnen verbeteren.
142
Nederlands
ILX
Printsysteem uitpakken

Printsysteem aan de onderkant van het apparaat optillen en uit het karton halen.

Printsysteem op transportschade controleren.

Verwijder de vervoersbeveiliging van schuimstof rondom de printerkop.

Levering op volledigheid controleren.
Leveromvang
•
Printsysteem.
•
Documentatie.
•
Netsnoer.
•
Printerdriver CD.
•
Kartonnen kern (leeg), voorgemonteerd op
transferbandopwikkeling.
•
Labelstar Office LITE.
•
Dispenserrand.
LET OP!
Bewaar de originele verpakking voor later transport.
Printsysteem opstellen
VOORZICHTIG!
Schade aan het printsysteem en het printmateriaal door vocht en nattigheid.

Printsysteem alleen op droge en tegen spatwater beschermde plaatsen opstellen.
Printsysteem aansluiten
Het printsysteem is uitgerust met een grootbereiknetelement.
Het gebruik met een netspanning van 110 … 230 V AC / 50 … 60 Hz is zonder ingreep aan het toestel mogelijk.
VOORZICHTIG!
Beschadiging van het printsysteem door ongedefinieerde inschakelstromen.

Voor de netaansluiting de netschakelaar op "O" zetten.

Netsnoer in de voedingsaansluiting steken.

Stekker van het netsnoer in geaard stopcontact steken.
LET OP!
Door ontoereikende of ontbrekende aarding kunnen storingen in het gebruik optreden.
Let erop dat alle op het printsysteem aangesloten computers alsook de verbindingskabels geaard zijn.

Printsysteem met computer of netwerk met een geschikte kabel verbinden.
Printsysteem in gebruik nemen

Als alle aansluitingen tot stand gebracht zijn, printsysteem aan de netschakelaar inschakelen.

Plaats het etiketmateriaal en het transferlint.

Start de meetprocedure in het menu Label layout/Measure label (Opdruk/Etiket meten).

Druk op de toets
om de meetprocedure te annuleren
LET OP!
Voor een correcte bepaling van de grootte van de etiketten is het noodzakelijk dat tenminste twee complete
etiketten worden getransporteerd (geldt niet bij rollen etiketmateriaal).
Bij het bepalen van de grootte van de etiketten en de tussenruimte kunnen geringe verschillen optreden. De waarden voor de
etiket- en tussenruimtehoogte kunnen daarom in het menu Label layout/Label and gap (Opdruk/Etiket en Tussenruimte) ook
handmatig worden ingevoerd.
Nederlands
143
ILX
Etikettenrol inleggen in de dispensermodus
ILX 56/8, 80/8, 54/12, 81/12
F
E
D
D
D
C
B
A
NML K
D J
H G
ILX 103/8, 104/8, 106/12, 106/24, 108/12
•
Klap de printkop (B) omhoog, door de aandrukhendel
(C) tegen de wijzers van de klok in te draaien.
•
Verwijder de buitenste etikettenhouder (F).
•
Etikettenrol met binnenwikkeling op de afwikkelinrichting
(E) zetten.
•
Etikettenhouder (F) weer aanbrengen.
•
Etikettenmateriaal om de geleiderrollen (D) leiden.
Zorg ervoor dat het materiaal onder de belichter (K)
loopt.
•
Klap de printkop (B) weer terug door de aandrukhendel
(C) in de richting van de wijzers van de klok te draaien
totdat de printkop vastklikt.
•
Stelring (J) van de etikettengeleiding instellen op de
materiaalbreedte.
•
Testprint met de toets
activeren of een meetproces
in werking zetten om de precieze positie van het
etikettenbegin te bepalen.
•
Offsetwaarde in het menupunt Dispenser I/O (dispenser
I/O) invoeren.
•
Dispenserkop (N) naar voren/omlaag klappen door aan
de gekartelde knop (M) te trekken.
•
Trek enkele etiketten van de drager los en voer de
drager over de dispenserrand (A) en achter de
geribbelde kunststofwals (L) door.
•
Druk de dispenserkop (N) weer omhoog totdat deze
vastklikt.
•
Dragermateriaal aan de opwikkelinrichting (H) met klem
(G) bevestigen.
•
Klap de printkop (B) omhoog, door de aandrukhendel
(C) tegen de wijzers van de klok in te draaien.
•
Verwijder de buitenste etikettenhouder (F).
F
•
Etikettenrol met binnenwikkeling op de afwikkelinrichting
(E) zetten.
E
•
Etikettenhouder (F) weer aanbrengen.
•
Etikettenmateriaal om de geleiderrollen (D) leiden.
Zorg ervoor dat het materiaal onder de belichter (K)
loopt.
•
Klap de printkop (B) weer terug door de aandrukhendel
(C) in de richting van de wijzers van de klok te draaien
totdat de printkop vastklikt.
•
Stelring (J) van de etikettengeleiding instellen op de
materiaalbreedte.
•
Testprint met de toets
activeren of een meetproces
in werking zetten om de precieze positie van het
etikettenbegin te bepalen.
•
Offsetwaarde in het menupunt Dispenser I/O (dispenser
I/O) invoeren.
•
Verdeelwip (L) naar onder wegklappen, door de
sluithendel (N) in wijzerzin naar boven te draaien.
•
Trek een paar etiketten van het dragermateriaal af en
voer het dragermateriaal over de dispenserrand (A), de
geribbelde kunststofwals (M) en de as van de
dispenserkop (L) door.
•
Druk de dispenserkop (L) weer omhoog totdat deze
vastklikt.
•
Dragermateriaal aan de opwikkelinrichting (H) met klem
(G) bevestigen.
D
D
D
C
B
A
NM LK
144
D J
HG
Nederlands
ILX
Een transferlintrol inleggen
LET OP!
Voor afdrukken met thermotransfer moet een transferlint worden geplaatst. Wanneer het printsysteem wordt gebruikt
voor directe thermisch afdrukken, is een transferlint niet nodig. De transferlinten die in het printsysteem worden
gebruikt, moeten minimaal zo breed zijn als het afdrukmedium. Wanneer het transferlint smaller is dan het
afdrukmedium, blijft de printkop voor een deel onbedekt, waardoor deze sneller zal slijten.
ILX 56/8, 80/8, 54/12, 81/12
ILX 103/8, 104/8, 106/12, 106/24, 108/12
E
D
E
D
C
B
A
C
B
A
LET OP!
Voordat een nieuwe lintrol wordt geplaatst, is het raadzaam om de printkop te reinigen met printkop- en walsreiniger
(97.20.002). De hanteringsvoorschriften bij het gebruik van isopropanol (IPA) dienen in acht genomen te worden. Bij
contact met de huid of de ogen grondig met vloeiend water uitwassen. Bij aanhoudende irritatie een arts opzoeken.
Voor goede ventilatie zorgen.
•
Klap de printkop (A) omhoog, door de aandrukhendel (B) tegen de wijzers van de klok in te draaien.
VOORZICHTIG!
Gevaar voor schaafwonden bij het inleggen van de transferband resp. bij het uitnemen van de gebruikte transferband!
 Let op de randen van de veerplaat!
•
•
•
•
Plaats het transferlint (D) met de inktzijde aan de buitenzijde op de afwikkelrol (C).
Zorg ervoor dat de kern van de transferlintrol goed tegen de aanslag van de afwikkelrol ligt. Voor een goed afdrukresultaat
is het van belang dat het transferlint niet smaller is dan het materiaal van het etiket.
Schuif een lege lintspoel over de opwikkelrol (E). Voer het transferlint onder de printkop door.
Bevestig het lint met een stukje plakband in de wikkelrichting van de opwikkelrol op de lintspoel.
Draai de opwikkelspoel (E) meerdere slagen rechtsom (tegen de richting van de wijzers van de klok in) om te controleren
of het transferlint netjes wordt opgewikkeld.
Klap de printkop (A) weer terug door de aandrukhendel (B) in de richting van de wijzers van de klok te draaien totdat de
printkop vastklikt.
LET OP!
Omdat door elektrostatische ontlading de dunne coating van de thermo-printkop of andere elektronische
componenten kan worden beschadigd, moet de transferlintrol antistatisch zijn.
Het gebruik van verkeerde materialen kan tot storingen in de printsysteem en het vervallen van de garantie leiden.
VOORZICHTIG!
Ontstaan van vouwen bij gebruik van transferlint met gekleurde zijde vanbinnen, door toedoen van beperkte
terugtrekking.

Transferlint met gekleurde zijde vanbuiten gebruiken.
VOORZICHTIG!
Invloed van statisch materiaal op mensen!

Anti-statische transferband gebruiken omdat het bij het wegnemen tot statische lading kankomen.
Nederlands
145
ILX
Print Settings (Printinitialisatie)
Toetsenvolgorde:
,
Speed
(Snelheid)
Weergave van de afdruksnelheid in mm/s.
De afdruksnelheid kan voor elke printopdracht apart worden ingesteld.
De instelling voor de afdruksnelheid heeft ook invloed op de proefdrukken.
Instelbereik: 50 mm/s … 300 mm/s (zie technische gegevens).
Contrast
(Contrast)
Weergave van de waarde om de kleurintensiteit bij het gebruik van verschillende materialen,
afdruksnelheden of bepaalde af te drukken inhoud goed in te stellen.
Instelbereik: 10 % … 200 %.
Toets:
Transfer ribbon control
(Lintdetectie)
Gecontroleerd wordt of het einde van de lintrol is bereikt, of dat de lintrol bij de afwikkelrol is
gescheurd. U kunt kiezen uit de volgende functies.
Off (Uit): Hiermee wordt de lintdetectie uitgeschakeld.
On, weak sensibility (Aan, lage gevoeligheid): Hiermee wordt de lintdetectie ingeschakeld.
Het printsysteem reageert ongeveer 30 % langzamer op het einde van het transferlint (default).
On, strong sensibility (Aan, hoge gevoeligheid): Hiermee wordt de lintdetectie ingeschakeld.
Het printsysteem reageert direct op het eind van het transferlint.
Toets:
Y displacement
(Verplaatsing langs
de Y-as)
Instelling voor de verplaatsing van het nulpunt (in mm).
Verschuiving van het volledige printbeeld in de looprichting van het papier. Bij positieve waarden
begint het printen in de looprichting van het papier later.
Instelbereik: −30,0 … +90,0
Toets:
X displacement
(Verplaatsing langs
de X-as)
Verschuiving van de volledige positie van het beeld dwars op de looprichting van het papier.
De verschuiving is alleen tot aan de randen van de afdrukzone mogelijk en wordt door de
breedte van de brandlijn in de printkop bepaald.
Instelbereik: −90,0 … +90,0
Toets:
Tear-off offset
(Afscheurlijn)
Weergave van de waarde waarmee het laatste etiket van een printopdracht naar voren
geschoven en bij een nieuwe opdracht weer naar achteren naar het begin van het etiket wordt
getrokken.
Instelbereik: 0 … 50 mm
Standaardwaarde: 12 mm.
Layout Settings(Opdruk)
Toetsenvolgorde:
,
,
Label length
(Lengte van het etiket)
Weergave van de lengte van het etiket in mm.
Aanbevolen minimumhoogte: 15 mm
Gap length
(Lengte van de gleuf)
Weergave van de afstand tussen twee etiketten in mm.
Aanbevolen minimumwaarde: 1 mm.
Toets:
Column printing
(Meerbaans-printen)
Opgave van de breedte van een etiket en van het aantal etiketten dat zich naast elkaar op de
drager bevindt.
Toets:
Measure label
(Etiket meten)
Start de meetprocedure door de toets
in te drukken.
Toets:
Label type
(Etiket type)
146
Standaard staat de instelling op kleefetiketten. Druk op toets
selecteren.
Nederlands
om kettingetiketten te
ILX
Toets:
Material selection
(Materiaalkeuze)
Het te verwerken materiaal selecteren.
Toets:
Photocell
(Belichter)
De te gebruiken belichter selecteren. De volgende mogelijkheden staan ter beschikking:
Doorlicht-fotocel normaal en doorlicht-fotocel invers.
Scan position - SP
(Aftastpositie - AP)
Met behulp van deze functie kan de procentuele lengte van het etiket worden aangegeven, nadat
het etiketeinde is gezocht.
Toets:
Label error length
(Foutlengte etiketten)
Melding van na hoeveel mm er bij een storing een melding in het display moet verschijnen.
Instelbereik: 1 … 999 mm.
Synchronization
(Synchroniseren)
On (Aan): Indien een etiket op de drager ontbreekt, wordt een foutmelding getoond.
Off (Uit): Ontbrekende etiketten worden genegeerd, d.w.z.: er wordt in de spleet geprint.
Toets:
Flip layout
(Opdruk spiegelen)
De spiegelas bevindt zich in het midden van het etiket. Indien de etiketbreedte niet aan het
printsyteem werd gemeld, wordt de standaard etiketbereedte, d.w.z. de breedte van de
printerkop gebruikt. Daarom moet u erop letten, dat het etiket net zo breed is als de printkop,
anders kunnen er problemen bij het positioneren optreden.
Toets:
Rotate layout
(Opdruk roteren)
Standaard wordt het etiket met de kop naar voren, onder een draaihoek van 0° afgedrukt. Wordt
deze functie geactiveerd, dan wordt het etiket over 180° gedraaid en in de leesrichting afgedrukt.
Toets:
Alignment
(Opdruk uitlijnen)
De uitlijning van het etiket gebeurt pas na het draaien/spiegelen, d.w.z. dar de uitrichting
onafhankelijk is van de draaiing en de spiegeling.
Left (Links): De etiket wordt aan de linkerrand van de printkop gepositioneerd.
Centre (Midden): De etiket wordt in het midden (gecentreerd) van de printkop gepositioneerd.
Right (Rechts): De etiket wordt aan de rechterkant van de printkop gepositioneerd.
Device Settings (Printerparameter)
Toetsenvolgorde:
Field handling
(Veldverwerking)
,
,
,
Off (Uit): De inhoud van het afdrukgeheugen wordt volledig gewist.
Keep graphic (Behoud logo): Een afbeelding of een TrueType-lettertype wordt een keer naar
het printsysteem verstuurd en daar in het interne geheugen opgeslagen. Bij de volgende
afdrukopdracht worden daarna alleen de gewijzigde gegevens naar het printsysteem verstuurd.
Het voordeel van deze methode is dat de overdrachtsnelheid per lay-out toeneemt, omdat niet
steeds de hele afbeelding moet worden verstuurd.
Delete graphic (Delete grafische voorstelling): De afbeelding die resp. het TrueTypelettertype dat in het interne geheugen van het printsysteem is opgeslagen, wordt gewist, terwijl
de overige velden in het geheugen blijven opgeslagen.
Restore graphic (Logo herstellen): Aan het eind van een printopdracht kan op de printmodule
de geprinte opdracht opnieuw worden gestart. Alle grafieken en TrueType-lettertypes worden
opnieuw geprint.
Uitzondering: Bij printen in verschillende breedtes moeten altijd volle banen worden geprint
(aantal altijd veel verschillende breedtes). Verwijderde breedtes worden niet meer aangemaakt.
Toets:
Codepage
(Codepage)
Opgave van de te gebruiken tekenset. Momenteel zijn de volgende tekensets beschikbaar:
Codepage 437, Codepage 850, Codepage 852, Codepage 857, Codepage 1250, Codepage
1251, Codepage 1252, Codepage 1253, Codepage 1254, Codepage 1257, WGL4.
De tabel bij de genoemde tekensets vindt u op onze homepage.
Nederlands
147
ILX
Toets:
External parameters
(Externe parameters)
Label dimension only (Enkel etiketafmeting): De parameters voor etiketlengte, lengte van de
tussenruimte en etiketbreedte kunnen overgedragen worden. Alle verdere parameterinstellingen
moeten rechtstreeks aan de printsysteem uitgevoerd worden.
On (Aan): U kunt parameters zoals printsnelheid en contrast via onze software naar het
printsysteem sturen. Parameters die eerder op het printsysteem zelf werden ingesteld, worden
verder genegeerd.
Off (Uit): Alleen de instellingen die daarna op het printsysteem zelf worden gemaakt, worden
wel gehanteerd.
Toets:
Buzzer
(Zoemer)
On (Aan): Wanneer deze toets wordt ingedrukt, wordt een akoestisch signaal (zoemtoon)
weergegeven.
Instelbereik: 1 … 7.
Off (Uit): Er wordt geen signaal weergegeven.
Display
(Display)
Hiermee kan het contrast van het display worden ingesteld.
Instelbereik: 45 … 75.
Toets:
Language
(Taalinstelling)
Hier kunt u de taal kiezen die in het display wordt gebruikt.
Momenteel kunt u kiezen uit de volgende talen: Duits, Engels, Frans, Spaans, Fins, Tsjechisch,
Portugees, Nederlands, Italiaans, Deens, Pools, Grieks, Hongaars, Russisch, Chinees (optie),
Oekraïens, Turks, Zweeds, Noors.
Toets:
Keyboard
(Indeling toetsenbord)
Selectie van het gebied voor de gewenste toetsenbordindeling. Momenteel kunt u kiezen uit:
Duitsland, Engeland, Frankrijk, Griekenland, Spanje, Zweden, de USA en Rusland.
Toets:
Customized entry
(Ingave variabele)
Off (Uit): Op de display verschijnt geen opvraag van de bedienergeleide variabele. In dit geval
wordt de gedeponeerde Default-waarde afgedrukt.
On (Aan): De opvraag naar de bedienergeleide variabelen verschijnt eenmaal voor printstart op
de display.
Auto (Automatisch): De vraag naar de bedienergestuurde variabelen en het aantal verschijnt
na iedere lay-out
Auto without quantity query (Automatisch zonder vraag om aantal): De vraag naar de
bedienergestuurde variabelen en het aantal verschijnt na elke lay-out
Toets:
Hotstart
(Snelstart)
On (Aan): Een onderbroken printopdracht kan na het opnieuw inschakelen van het
printsysteem weer worden voortgezet (alleen als het printsysteem met de optie Compact Flash
card is uitgerust).
Off (Uit): Bij het uitschakelen van het printsysteem gaan alle gegevens verloren.
Toets:
Autoload
(Autoload)
On (Aan): Een etiket dat vanuit de Compact Flash kaart werd geladen, kan na het opnieuw
starten van het printsysteem automatisch terug worden ingeladen.
Steeds wordt het laatst van de Compact Flash kaart gelezen etiket opnieuw geladen na een
nieuwe start van het printsysteem.
Off (Uit): Na het opnieuw starten van het printsysteem moet het laatst gebruikte etiket opnieuw
handmatig vanaf de Compact Flash kaart geladen worden.
Een gemeenschappelijk gebruik van de functies Autoload en Warme start is niet mogelijk.
Toets:
Manual reprint
(Handmatig opnieuw
afdrukken)
148
Yes (Ja): Indien het printsysteem gestopt is omdat er zich vb. een fout heeft voorgedaan, kunt u
met behulp van de toetsen
en
het laatst gedrukte etiket opnieuw afdrukken.
No (Nee): Er worden alleen maar lege etiketten naar voren geschoven.
Nederlands
ILX
Toets:
Backfeed/Delay
(Terugspoelen/Vertragen)
Backfeed (Terugspoelen): Het terugspoelen in de bedieningswijze Afwikkelen werd
geoptimaliseerd, zodat bij het werken in Offset, indien het volgende etiket mogelijk reeds
‚proefgeprint’ werd, en hierdoor ook het terugspoelen van het etiket vervalt, daardoor tijd kan
uitgespaard worden.
Delay (Vertragen): De instelbare vertragingstijd is enkel van betekenis bij de bedieningswijze
Terugspoelen automatisch.
Toets:
CMI length
(CMI-lengte)
Wanneer het afdrukken van het etiket wordt onderbroken, kan er aan de printkop een kleine
onderbreking in het drukbeeld ontstaan, waarbij een dunne witte lijn op het etiket te zien is. Om
dat te voorkomen, kan een waarde voor het minimale terugspoelen worden ingesteld (0–1 mm),
waarmee het etiketmateriaal terug wordt gespoeld. Als er dan de volgende keer met afdrukken
wordt gestart, wordt er over het lege gebied heen geprint. De instelling van de CMI-lengte heeft
alleen effect bij selectie van de terugspoelmodus Optimaal Terugspoelen.
Toets:
Label confirmation
(Opdruk bevestigen)
On (Aan): Een nieuwe moduleeropdracht wordt pas gemoduleerd na bevestiging aan het
printsysteem.
Een reeds actief voortlopende moduleeropdracht wordt verder gemoduleerd, tot de bevestiging
aan het printsysteem volgt.
Off (Uit): Er verschijnt geen opvraag op het display van de sturing.
Toets:
Standard label
(Standaard etiket)
On (Aan): Indien een printopdracht gestart wordt, zonder voorafgaande definitie van een etiket,
wordt het standaardetiket (toesteltype, firmwareversie, buildversie) geprint.
Off (Uit): Indien een printopdracht gestart wordt, zonder voorafgaande definitie van een etiket,
verschijnt een foutmelding op het display.
Toets:
Synchronization at
switching on
(synchronisatie bij het
inschakelen)
Off (Uit): De synchronisatie is gedeactiveerd, d.w.z. dat het meetproces en het naar voren
schuiven van etiketten handmatig in werking moeten worden gezet.
Measure (Meten): Na het inschakelen van het printsysteem wordt het geplaatste etiket meteen
gemeten.
Label feed (Etiketten naar voren schuiven): Na het inschakelen van het printsysteem wordt
het etiket aan het etiketbegin gesynchroniseerd. Hiervoor worden een of meerdere etiketten
naar voren geschoven.
Dispenser I/O (Houder I/O)
Toetsenvolgorde:
,
Operating mode
(Bedrijfswijze houder)
,
,
,
Op de toets
drukken om de bedrijfswijze te selecteren. De volgende bedrijfswijzen staan ter
beschikking:
I/O statisch, I/O statisch doorlopend, I/O dynamisch, I/O dynamisch doorlopend, lichtsluis en
lichtsluis doorlopend.
Toets:
Dispenser photocell
(dispenser fotocel)
Waarde 1:
Opgave van het actuele sensorpeil. Deze weergave dient enkel ter controle en
kan niet gewijzigd worden.
Waarde 2:
Opgave of een etiket (waarde =1) of géén etiket (waarde = 0) gevonden werd.
Deze weergave dient om te controleren of de ingestelde inschakeldrempel tot de
correcte etikettenherkenning leidt.
Waarde 3:
Opgave van de inschakeldrempel.
Standaard: 1.2
Waarde 4:
Zendvermogen van de etikettensensor
Naargelang het etikettenmateriaal (kleur) kan hier het sensorpeil aangepast
worden, om een zekere etikettenherkenning mogelijk te maken.
Waardebereik: 1 … 255
Standaard: 80
Nederlands
149
ILX
Toets:
I/O ports 1-8 and 9-16
(I/O-poorten 1-8 en 9-16)
Definities van de poortfuncties.
Voor elke poort tonen telkenmale 2 karakters de actuele instelling.
I = poort werkt als ingang (input)
O = poort werkt als uitgang (output)
N = poort heeft geen functie (not defined)
Waarde :
De instellingen kunnen niet gewijzigd worden.
Waarde 2:
+ = actief signaalpeil is 'high' (1).
- = actief signaalpeil is 'low' (0).
x = poort is gedeactiveerd.
& = functie wordt bij elke wissel van het signaalpeil uitgevoerd.
s = toestand kan via interface opgevraagd/beïnvloed worden.
s = De systeeminterne functie is geactiveerd.
De wijziging van de signaalpeilen wordt enkel bij de bedrijfsmodi I/O statisch, I/O dynamisch,
I/O statisch doorlopend en I/O dynamisch doorlopend in acht genomen.
Toets:
Debouncing
(Kontaktdender)
Als het startsignaal onzuiver is, kan met deze instelling de drukstartingang gedempt worden.
Instelbereik: 0 … 100 ms.
Toets:
Start signal delay
(Startsignaal vertraging)
Met deze instelling kan de drukstart worden vertraagd.
Instelbereik: 0.00 … 9.99.
Toets:
I/O protocol
(I/O protocol)
Keuze van de interface waarover de wijzigingen van de ingangssignalen/uitgangssignalen (I/O)
worden verstuurd.
Toets:
Save signal
(Bespaarsignaal)
On (Aan): Het startsignaal voor de volgende label kan reeds gegeven worden tijdens het
printen van de huidige label. Het signaal wordt geregistreerd door het printsysteem . Het
printsysteem start met het printen van de volgende label zodra het huidige label wordt voltooid
is. Hierdoor wordt tijd bespaard en prestatie verbeterd.
Off (Uit): Het startsignaal voor de volgende label kan alleen worden gegeven indien de huidige
label volledig geprint is en het printsysteem weer in ‘wacht’-stand is (uitvoer 'klaar’ ingesteld).
Indien het startsignaal al eerder gegeven was, dan wordt dit genegeerd.
Toets:
I/O profile
(I/O-profiel)
Selectie van de aanwezige configuratie Std_Label (fabrieksinstelling), StdFileSetLabel of APL.
De overeenkomstige invulling bevindt zich in het handboek.
TCP/IP Poort
Toetsenvolgorde:
,
,
,
,
,
Het menu-item kan echter alleen worden gekozen indien bij het inschakelen van de module een netwerkkaart wordt herkend;
anders wordt erop gewezen dat de optie niet beschikbaar is.
150
Nederlands
ILX
Password (Wachtwoord)
Toetsenvolgorde:
,
,
,
,
,
,
Operation (Bediening)
Password (Wachtwoord)
Invoer van een 4-cijferig wachtwoord.
Toets:
Protection configuration
(Wachtwoordbeveiliging
Functiemenu)
Printerinstellingen kunnen worden veranderd.
(printcontrast, snelheid, werkmodus, ...). De wachtwoordbeveiliging verhindert wijzigingen aan
de printerinstelling.
Toets:
Protection favorites
(Wachtwoordbeveiliging
favorieten)
De wachtwoordbeveiliging verhindert de toegang tot het favorietenmenu.
Toets:
Protection memory card
(Wachtwoordbeveiliging
Geheugenkaart)
Met de geheugenkaartfuncties kunnen etiketten worden opgeslagen, geladen, ... De
wachtwoordbeveiliging moet onderscheiden of er geen toegang is tot de geheugenkaart, of
alleen met Alleen lezen.
Volledige toegang: geen wachtwoordbeveiliging
Alleen lezen: inhoud kan alleen worden gelezen
Beveiligd: toegang vergrendeld
Toets:
Protection printing
(Wachtwoordbeveiliging
Afdrukken)
Als de printer is aangesloten op een computer kan het nuttig zijn als degene die de printer
bedient, handmatig geen printopdracht kan geven. De wachtwoordbeveiliging voorkomt dat
iemand handmatig een printopdracht kan geven.
Network (Netwerk)
Password (Wachtwoord)
Invoer van een wachtwoord met 15 tekens. Het wachtwoord kan uit alfanumerieke en speciale
tekens bestaan.
Toets:
Protection HTTP
(Wachtwoordbeveiliging
HTTP)
De communicatie via HTTP kan worden vermeden.
Toets:
Protection Telnet
(Wachtwoordbeveiliging
Telnet)
Instellingen van de Telnet-service kunnen niet worden gewijzigd.
Toets:
Protection remote access
(Wachtwoordbeveiliging
Toegang op afstand)
Toegang via een externe HMI-interface kan worden voorkomen.
LET OP!
Om een vergrendelde functie te kunnen uitvoeren, moet eerst het geldige wachtwoord worden ingevoerd. Als het
juiste wachtwoord is ingevoerd, wordt de gewenste functie uitgevoerd.
Nederlands
151
ILX
Interface
Toetsenvolgorde:
,
,
COM1 / Baud / P / D / S
,
,
,
,
,
COM1:
0 - seriële interface Uit
1 - seriële interface Aan
2 - seriële interface Aan; wanneer een fout bij de gegevensoverdracht plaatsvindt, wordt geen
foutmelding gegenereerd.
Baud:
Instelling voor het aantal bits dat per seconden wordt verzonden. De volgende waarden kunnen
worden ingesteld: 1200, 2400, 4800, 9600, 19200, 38400, 57600 en 115200.
P = pariteit
N - geen pariteit; E - Even; O - Oneven
Zorg ervoor dat de instellingen hier overeenkomen met de instellingen van het printsysteem.
D = Databits:
Hier kan het aantal databits worden ingesteld. Mogelijke instelwaarden zijn 7 of 8 bits.
S = Stopbits:
Het mogelijke aantal stopbits is 1 of 2. Instelling van het aantal stopbits tussen de bytes.
Toets:
Start/stop sign
(Startteken/Stopteken)
SOH: Start van het gegevensblok
HEX-indeling 01
ETB: Einde van het gegevensblok
HEX-indeling 17
Toets:
Data memory
(Datageheugen)
Standard (Standaard): Na het starten van een printopdracht worden gegevens ontvangen
totdat de printbuffer vol is.
Extended (Uitgebreid): Tijdens een lopende printopdracht worden nog steeds gegevens
ontvangen en verwerkt.
Off (Uit): Na het starten van een printopdracht worden er geen gegevens meer ontvangen.
Toets:
Port test
(Poorttest)
Controle of gegevens via de interface overgedragen werden.
De knoppen
en
indrukken om Algemeen (On) te selecteren. De knop
indrukken,
en gegevens die via een willekeurige poort verzonden worden (COM1, LPT, USB, TCP/IP),
worden geprint.
Emulation (Emulatie)
Toetsenvolgorde:
,
Protocol
(Protocol)
,
,
,
,
,
,
,
CVPL: Carl Valentin Programming Language
ZPL: Zebra® Programming Language
Met de toetsen
en
het protocol selecteren. Op de toets
drukken, om uw selectie te
bevestigen. Het printsysteem wordt opnieuw gestart en de ZPL II®-commando’s worden intern
omgezet in CVPL-commando’s.
Toets:
Printhead resolution
(Printerkop-resolutie)
Bij ingeschakelde ZPL II®-emulatie moet de printerkop-resolutie van het geëmuleerde
printsysteem worden ingesteld.
LET OP!
Als de printkop-resolutie van het Zebra® printsysteem verschilt van die van het
Valentin-toestel, dan komt de grootte van de objecten (bijv. tekst, afbeeldingen) niet
precies overeen.
Toets:
Drive mapping
(Station-toewijzing)
De toegang tot Zebra®-stations wordt naar de juiste Valentin-stations omgeleid.
LET OP!
Omdat de in Zebra® printsystemen intern opgenomen fonts niet op de toestellen van
Valentin ter beschikking zijn, kan het komen tot kleine verschillen in het tekenbeeld..
152
Nederlands
ILX
Toets:
PJL – Printer Job Language Er kan bij een printopdracht bepaalde statusinformatie worden weergegeven.
(PJT – Printopdracht Taal)
Date & Time (Datum & tijd)
Toetsenvolgorde:
,
Set date/time
(Aanpassen van datum en
tijd)
,
,
,
,
,
,
,
,
De bovenste regel van het display toont de actuele datum, de onderste regel toont de actuele
tijd. Met behulp van de toetsen
en
waarde met de toetsen
te veranderen (verhogen resp. verlagen).
en
kunt u naar het volgende veld gaan om de getoonde
Toets:
Sumertime
(Zomertijd)
On (Aan): De module schakelt automatisch om naar zomer- of wintertijd.
Off (Uit): De zomertijd wordt niet automatisch herkend en ingesteld.
Toets:
Start of summertime format
(Startdformaat zomertijd)
Keuze van de notatie om het begin van de zomertijd in te voeren.
DD = Dag
WW = Week
WD = Weekdag
MM = Maand
YY = Jaar
next day = pas de volgende dag wordt meegenomen
Toets:
Start of summertime - date
(Startdatum zomertijd)
Invoer van de datum waarop de zomertijd moet beginnen. Deze invoer heeft betrekking op de
eerder gekozen notatie.
Toets:
Start of summertime - time
(Starttijd zomertijd)
Met behulp van deze functie kunt u het tijdstip aangeven waarop de zomertijd moet beginnen.
Toets:
End of summertime - format Keuze uit de notaties om het einde van de zomertijd in te voeren.
(Eindformaat zomertijd)
Toets:
End of summertime - date
(Einddatum zomertijd)
Invoer van de datum waarop de zomertijd moet eindigen. De invoer heeft betrekking op de
eerder gekozen notatie.
Toets:
End of summertime - time
(Eindtijd zomertijd)
Invoer van het tijdstip waarop de zomertijd moet eindigen.
Toets:
Time shifting
(Tijdverschuiving)
Invoer van de tijdverschuiving bij de omschakeling zomer-/wintertijd in uren en minuten.
Nederlands
153
ILX
Service Parameters (Serviceparameter)
LET OP!
Om de dealer of de fabrikant bij een hulpvraag te ondersteunen, kan belangrijke informatie, zoals bijv. de ingestelde
parameters, direct op het printsysteem worden afgelezen.
Toetsenvolgorde:
,
Label parameters
(Etiketparameters)
,
,
,
,
,
,
,
,
,
Instelling voor de etikettenparameters (in Volt).
A: De laagste waarde wordt weergegeven.
B: De hoogste waarde wordt weergegeven.
C: De waarde van de schakelpuls wordt weergegeven. Wordt bepaald door meting en kan
worden gewijzigd.
Toets:
Photocell settings
(Fotocel sensoren)
Met deze functie kunnen de fotocelniveaus worden gedefinieerd.
Als er problemen optreden bij het positioneren of meten van het etiket, kunnen niveaus voor de
etiketfotocel handmatig worden ingesteld. Stel een zo groot mogelijke naaf (label >3 V, opening
<1 V) in.
Toets:
Photocell parameters
(Fotocel parameters)
TLS: Uitlezing van de piek van de doorlicht-belichter (in Volt).
RLS: Uitlezing van de piek van de opzicht-belichter (in Volt).
SLS: Uitlezing van de piek van de afwikkellichtkast in volt.
RC: Uitlezing van de toestand van de belichter van het transferlint (0 of 1).
Toets:
Paper counter
(Totaalteller)
D: Instelling voor de snelheid van de printkop (in meters).
G: Instelling voor de snelheid van het apparaat (in meters).
Toets:
Heater resistance
(Printkop (Ohm))
Om een goed drukbeeld te realiseren moet, wanneer de printkop wordt vervangen, de OHMwaarde die op de printkop is vermeld worden ingesteld.
Toets:
Printhead temperature
(Printkoptemperatuur)
Aanduiding van de printkoptemperatuur in °C. Normaliter heeft de printkop kamertemperatuur.
Wordt de maximale printkoptemperatuur echter overschreden, dan wordt de lopende
printopdracht onderbroken en verschijnt er een foutmelding op het printerdisplay.
Toets:
Motor Ramp
(Motorversnelling)
Hoe hoger de waarde '++' wordt ingesteld, hoe langzamer de transportmotor versnelt.
Hoe lager de waarde '−−' wordt ingesteld, hoe sneller de transportmotor wordt afgeremd.
Toets:
Print examples
(Afdrukvoorbeelden)
Wanneer u deze menu-optie selecteert, worden alle instellingen afgedrukt.
Settings (Statusrapport): Alle instellingen zoals de snelheid, contrast etc. worden afgedrukt.
Bar codes (Barcodes): Alle in het direct-printen-systeem beschikbare barcodes worden
afgedrukt.
Fonts (Lettertypen): Alle in het direct-printen-systeem beschikbare lettertypen worden
afgedrukt.
Toets:
Input
(Ingang)
Weergave van de niveau's voor ingangen van de IO-parameters.
0 = Low
1 = High
Toets:
Output
(Uitgang)
154
Weergave van de niveau's voor uitgangen van de IO-parameters.
0 = Low
1 = High
Nederlands
ILX
Toets:
I/O status
(I/O-modus)
Relevante gebeurtenissen worden geteld en in het RAM-geheugen vastgelegd. Het protocol
gaat na uitschakeling van het apparaat verloren.
RInt = Real Interrupts
Telt de startingangsimpulsen direct aan de interrupt.
Dbnc = Debounced
Telt de startingangsimpulsen die langer dan de ingestelde debouncetijd zijn. Alleen deze
startimpulsen kunnen tot een print leiden. Is een startimpuls te kort, dan genereert hij geen print.
Dit is te herkennen aan het feit, dat RInt telt, maar Dbnc niet.
NPrn = Not Printed
Telt gedebouncete startingangsimpulsen die niet tot een print hebben geleid. Oorzaken
daarvoor: geen printopdracht actief, printopdracht onderbroken (handmatig of vanwege een
fout) of het printsysteem is nog actief met het afwerken van een printopdracht.
PrtStrtReset = Reset van alle tellers.
PrtStrtTime = Gemeten lengte van de laatste startimpuls in ms.
Toets:
Cutter photocell
(Mes fotocel)
1 = Het printsysteem is met een mes uitgerust.
0 = Het printsysteem is niet met een mes uitgerust.
Cutter Home (CH)
1 = Het mes bevindt zich in de uitgangspositie en is dus klaar om te snijden.
0 = Het mes bevindt zich nog niet in de uitgangspositie en moet eerst in deze positie gebracht
worden voordat er met snijden kan worden begonnen.
Toets:
Online/Offline
(Online/Offline)
Wanneer de functie geactiveerd is, kan met de toets
gewisseld worden.
Standaard: uit
tussen online en offline modus
Online: Gegevens kunnen ontvangen worden via interface. De toetsen van het folietoetsenbord
zijn enkel actief wanneer met de toets
naar de offline modus gewisseld wordt.
Offline: De toetsen van het folietoetsenbord zijn weer actief doch de ontvangen gegevens
worden niet meer afgewerkt. Wanneer het printsysteem weer in online modus is, worden weer
nieuwe moduleeropdrachten ontvangen worden.
Toets:
Transfer ribbon warning
(Transferlint
voorafwaarschuwing)
Transfer ribbon advance warning (Transferlint voorafwaarschuwing):
Wanneer deze functie werd gekozen, wordt voor het transferlinteinde een signaal via een
stuuruitgang uitgegeven.
Warning diameter (Transferlint voorverwarmingsdiameter):
Instellen van de transferband-voorwaarschuwingsdiameter.
Wordt hier een waarde in mm ingevoerd, wordt bij het bereiken van deze diameter (gemeten op
de transferbandrol) een signaal gegeven via een besturingsuitgang.
Ribbon advance warning mode (Bedrijfsmodus voor voorafwaarschuwing):
Warning (Waarschuwing): Bij het bereiken van de voorafwaarschuwingsdiameter wordt de
dienovereenkomstige I/O-uitgang ingesteld.
Reduced print speed (Verlaagde snelheid): Snelheid waartoe de afdruksnelheid verlaagd
dient te worden.
Error (Fout): Wanneer de voorafwaarschuwingsdiameter bereikt is, blijft het printsysteem
stilstaan met de melding ‘te weinig transferlint’.
Reduced print speed (Verlaagde snelheid):
Instelling van de verlaagde druksnelheid in mm/s. Deze kan binnen de grenzen van de normale
afdruksnelheid ingesteld worden.
Toets:
Zero point adjustment
in Y direction
(Nivellering nulpunt
in Y-richting)
Het ingeven van de waarde gebeurt in 1/100 mm.
Indien na het vervangen van de printkop het printen niet op dezelfde plaats op het etiket
voortgezet wordt, kan dit verschil in de printrichting gecorrigeerd worden.
LET OP!
De waarde voor de nivellering van het nulpunt wordt ingesteld in de fabriek en mag
enkel bij het vervangen van de printkop door servicepersoneel opnieuw ingesteld
worden.
Nederlands
155
ILX
Toets:
Zero point adjustment
in X direction
(Nivellering nulpunt
in X-richting)
Het ingeven van de waarde gebeurt in 1/100 mm.
Indien na het vervangen van de printkop het printen niet op dezelfde plaats op het etiket
voortgezet wordt, kan dit verschil dwars ten opzichte van de printrichting gecorrigeerd worden.
LET OP!
De waarde voor de nivellering van het nulpunt wordt ingesteld in de fabriek en mag
enkel bij het vervangen van de printkop door servicepersoneel opnieuw ingesteld
worden.
Toets:
Print length +/(Druklengte +/-)
Instelling van de correctie van het drukbeeld in procent.
Door mechanische invloeden (bv. rollengrootte) kan het drukbeeld zowel vergroot als verkleind
in verhouding met de originele grootte gedrukt worden.
Instelbereik: +10.0 % … −10.0 %
Toets:
Write log files on MC
(Logbestanden op MC
schrijven)
Via dit commando worden verschillende LOG-bestanden op een opslagmedium (MC-kaart of
USB-stick) geschreven. Na de melding ‘Gereed‘ kan het opslagmedium worden verwijderd.
De bestanden bevinden zich in de map 'log':
LogMemErr.txt: geregistreerde fouten met aanvullende informatie, zoals datum/tijd en
bestandsnaam/regelnummer (voor ontwerpers)
LogMemStd.txt: registratie geselecteerde incidenten
LogMemNet.txt: de als laatste via poort 9100 verzonden bestanden
Parameters.log: alle printerparameters in door mensen leesbare vorm
TaskStatus.txt: de statistieken van alle printertaken
Main Menu (Hoofdmenu)
Nadat het printsysteem is ingeschakeld wordt het basismenu weergegeven. Het basismenu geeft informatie zoals bijv. het
toesteltype, de huidige datum en tijd, het versienummer van de firmware en de gebruikte FPGA’s.
De geselecteerde weergave wordt slechts korte tijd getoond, daarna springt het display weer naar de eerste informatie.
Met de toets
156
gaat u steeds naar de volgende weergave.
Nederlands
ILX
Compact Flash Card / USB memorystick
Met de toetsen van het folietoetsenbord of met verschillende functietoetsen van een aangesloten USB-toetsenbord wordt het
memorymenu bediend.
Terug naar het laatste menu.
In de functie Load layout (Lay-out laden): Ga naar Verkenner.
Verkenner (File Explorer): Ga naar het contextmenu (context menu).
Markeer een bestand/een map wanneer meerdere keuzes mogelijk zijn.
Basismenu: Kiezen van het memorymenu.
Verkenner (File Explorer): Maken van een nieuw bestand.
De huidige functie uitvoeren voor het huidige bestand/de huidige map.
Ga naar de bovenliggende map.
Ga naar de actueel gemarkeerde map.
In de actuele map naar boven scrollen.
In de actuele map naar beneden scrollen.
Define user directory
(Gebruikersmap definiëren)
Definiëren van de standaard Gebruikersmap op de CF-kaart waarin alle te gebruiken
bestanden worden opgeslagen.
LET OP!
Een Gebruikersmap moet gedefinieerd worden:
•
•
vooraleer een toepassing of navigatie door het geheugenmenu uitgevoerd dient te worden.
indien het formatteren van de CF-kaart via de pc werd uitgevoerd en daardoor de STANDARD-map niet
automatisch gecreëerd werd op de CF-kaart.
Toegang tot het memorymenu.
De Verkenner (File Explorer) openen.
,
+
,
Map selecteren.
Aanwijzing van beschikbare functies.
Functie Set as user dir (als gebruikersmap) selecteren
,
Keuze bevestigen.
Terug naar het basismenu.
Bij de volgende keer oproepen van het Geheugenmenu wordt
de geselecteerde map als Gebruikersmap getoond.
Load layout
(Lay-out laden)
Laden van een lay-out binnen de vastgelegde Gebruikersmap. De functie maakt een
snelle toegang tot de gewenste lay-out mogelijk, aangezien enkel lay-outbestanden
getoond worden en alle andere mappen worden verborgen.
Toegang tot het memorymenu.
,
+
,
Lay-out kiezen.
Keuze bevestigen.
Het venster voor de invoer van het aantal stuks wordt
automatisch weergegeven.
,
+
,
Aantal lay-outs kiezen, die afgedrukt moeten worden.
Printopdracht starten.
LET OP!
De map kan hier NIET gewisseld worden. Verandering van de map MOET in de Verkenner (File Explorer) met de
functie Change directory (Veranderen van map) worden uitgevoerd.
Nederlands
157
ILX
File Explorer
De File Explorer is het bestandsbeheersysteem van het printsysteem. De hoofdfuncties
voor de interface van het Geheugenmenu worden in de File Explorer ter beschikking
gesteld.
In de weergave van de Gebruikersmap de toets
indrukken om naar de File
Explorer te gaan.
De volgende functies kunnen geselecteerd worden:
Change directory
(Veranderen van map)
•
Station of map wisselen
•
Bestand laden
•
Lay-out of configuratie opslaan
•
Bestand(en) wissen
•
CF-kaart formatteren
•
Bestand(en) kopiëren
Selectie van het station of map waarin de bestanden zijn opgeslagen.
Toegang tot het memorymenu.
De Verkenner (File Explorer) openen.
,
+
,
Map selecteren.
Keuze bevestigen.
Het geselecteerde register wordt getoond.
Load file
(Bestand laden)
Laad een willekeurig bestand. Dit kan een tevoren opgeslagen configuratie, een lay-out
etc. zijn.
Toegang tot het memorymenu.
De Verkenner (File Explorer) openen.
+
Bestand selecteren.
Het gekozen bestand wordt geladen.
LET OP!
Is het geselecteerde bestand een lay-out, dan kan het aantal te drukken kopieën onmiddellijk ingevoerd worden.
Load layout
(Lay-out opslaan)
Slaat de actueel geladen lay-out onder de geselecteerde naam op.
Toegang tot het memorymenu.
De Verkenner (File Explorer) openen.
Ga naar het menu Save file (Bestand opslaan).
,
De functie Save layout (Lay-out opslaan) selecteren.
Keuze bevestigen.
Indien een USB-toetsenbord aangesloten is, dan kan voor noname een nieuwe
bestandsnaam toegekend worden.
158
Nederlands
ILX
Save configuration
(Configuratie opslaan)
Slaat de complete, actuele printerconfiguratie onder de geselecteerde naam op.
Toegang tot het memorymenu.
De Verkenner (File Explorer) openen.
Ga naar het menu Save file (Bestand opslaan).
De functie Save configuration (Configuratie opslaan)
selecteren.
,
Keuze bevestigen.
Indien een USB-toetsenbord aangesloten is, dan kan voor config.cfg een nieuwe
bestandsnaam toegekend worden.
Delete file
(Bestanden wissen)
Wist een of meerdere bestanden of mappen onherroepelijk. Bij het wissen van een
map worden zowel de aanwezige bestanden als de submappen gewist.
Toegang tot het memorymenu.
De Verkenner (File Explorer) openen.
Bestand selecteren.
+
Bestanden markeren die gewist moeten worden. De
gemarkeerde records worden met * gekenmerkt. Deze
handeling net zo lang uitvoeren tot alle gewenste bestanden
resp. mappen gemarkeerd zijn om te wissen.
Ga naar het contextmenu (context menu).
De functie Delete (Wissen) selecteren.
+
Keuze bevestigen.
Formatting
(Formatteren)
Wist alle bestanden op de geheugenkaart.
LET OP!
USB-sticks kunnen NIET op het de printsysteem geformatteerd worden!
Toegang tot het memorymenu.
De Verkenner (File Explorer) openen.
,
+
,
Het station selecteren dat geformatteerd moet worden.
Ga naar het contextmenu (context menu).
+
De functie Formatting (Formatteren) selecteren.
Keuze bevestigen.
Nederlands
159
ILX
Copying
(Kopiëren)
Maakt een kopie van het oorspronkelijke bestand resp. de oorspronkelijke map om
vervolgens onafhankelijk van het origineel veranderingen uit te kunnen voeren.
Toegang tot het memorymenu.
De Verkenner (File Explorer) openen.
Bestand selecteren.
+
Bestanden markeren die gekopieerd moeten worden. De
gemarkeerde records worden met * gekenmerkt. Deze
handeling net zo lang uitvoeren tot alle gewenste bestanden
resp. mappen gemarkeerd zijn om te kopiëren.
Ga naar het contextmenu (context menu).
De functie Copying (Kopiëren) selecteren.
+
Bestemming voor de kopieën vastleggen.
,
+
,
De doelmap selecteren.
Keuze bevestigen.
Filter:
Alleen mogelijk in combinatie met een USB-toetsenbord.
Waneer er een USB-toetsenbord is aangesloten, kan bij bepaalde functies een
filtermasker of de bestandsnaam van een op te slaan bestand worden aangegeven.
Deze invoer wordt bij het pad weergegeven. Met het filtermasker is het mogelijk, naar
bepaalde bestanden te zoeken. Zo worden er bijvoorbeeld bij het invoeren van „L“ alleen
bestanden weergegeven, die met de tekenreeks „L“ beginnen. (op hoofd- en kleine
letters wordt niet gelet).
Zonder filter
160
Met filter
Nederlands
ILX
Technische gegevens
Max. afdruksnelheid
ILX
ILX
ILX
ILX
ILX
ILX
ILX
ILX
ILX
56/8
80/8
54/12
81/12
103/8
104/8
106/12
106/24
108/12
300 mm/s 300 mm/s 300 mm/s 300 mm/s 300 mm/s 300 mm/s 300 mm/s 100 mm/s 300 mm/s
Resolutie
200 dpi
200 dpi
300 dpi
300 dpi
203 dpi
203 dpi
300 dpi
Max. afdrukbreedte
56 mm
80 mm
54 mm
81 mm
104 mm
104 mm
105,7 mm 105,7 mm 108,4 mm
Max. doorlaatbreedte
60 mm
90 mm
60 mm
90 mm
116 mm
116 mm
116 mm
Printkop
Flat Type Flat Type Flat Type Flat Type Flat Type Flat Type Flat Type Flat Type Flat Type
600 dpi
116 mm
300 dpi
116 mm
Etiketten
Etiketten- of
kettingmateriaal
Op rollen: papier, karton, textiel, kunststof
Materiaaldikte
max. 220 gr/m² (dikker op verzoek)
Min. etiketbreedte
20 mm
Min. etikethoogte
15 mm
Max. etikethoogte
3000 mm
20 mm
20 mm
20 mm
25 mm
25 mm
25 mm
25 mm
25 mm
55 mm
85 mm
110 mm
110 mm
110 mm
110 mm
110 mm
Max. Roldiameter
Opwikkeling intern
Afwikkeling extern
150 mm
300 mm (optie)
Min. kerndiameter
40 mm / 76 mm
Wikkeling
buiten of binnen
Etikettensensor
Doorlicht
Transferlint
Kleurkant
buiten of binnen
Max. Roldiameter
Ø 80 mm
Kerndiameter
25,4 mm / 1″
Max. lengte
450 m
Max. breedte
55 mm
85 mm
Afmetingen (mm)
Breedte x hoogte x
diepte
201 x 241 226 x 241 201 x 241 226 x 241 261 x 281 261 x 281 261 x 281 261 x 281 261 x 281
x 375
x 375
x 375
x 375
x 375
x 375
x 375
x 375
x 375
Gewicht
8,7 kg
9,6 kg
8,7 kg
9,6 kg
10,5 kg
10,5 kg
10,5 kg
10,5 kg
10,5 kg
Elektronica
Processor
High Speed 32 Bit
Werkgeheugen (RAM) 16 MB
Sleuven
voor Compact Flash kaart type I
Batterij
voor real-time klok (gegevensopslag bij stroomuitval)
Waarschuwing
Akoestisch signaal bij storing
Interfaces
Serieel
RS-232C (tot 115200 Baud)
Parallel
SPP
USB
2.0 High speed slave
Ethernet
10/100 Base T, LPD, RawIP-Printing, DHCP, HTTP, FTP
2 x USB Master
Aansluiting voor een extern USB-toetsenbord en een -memorystick
Aansluitwaarden
Nominale spanning
110 … 230 V AC / 50 … 60 Hz
Nominale stroom
2,5 A
Waarden zekering
2x T5A 250 V
Temperatuurgebied
5 … 40 °C
Relatieve vochtighheid max. 80 % (niet condenserend)
Nederlands
161
ILX
Bedieningspaneel
Toetsen
Proefdruk, functiemenu, aantal, CF-kaart, feed, enter, 4 x cursor
LCD-display
Grafisch display 132 x 64 pixels
Instellingen
Datum, tijd, roosterindeling
11 taalinstellingen (meer op aanvraag)
apparaatparameters, interfaces, wachtwoordbeveiliging
Veiligheden
Het afdrukken stopt bij
Einde transferband / einde etiket
Statusafdruk
Afdruk met apparaatinstellingen, zoals bijv. printrecord, fotocel-, interface-, netwerkparameters
afprinten van de intern aanwezige fonts en alle ondersteunde barcodes
Lettertypes
Fonts
6 Bitmap fonts
8 Vector fonts/Truetype fonts
6 Proportionele fonts;
Meer lettertypes op aanvraag
Tekensets
Windows 1250 tot 1257, DOS 437, 850, 852, 857, UTF-8
Alle West- en Oost-Europese, Romeinse, Cyrillische,
Griekse en Arabische (optie) tekens worden ondersteunt.
Andere tekensets op aanvraag
Bitmap fonts
Grootte in breedte en hoogte 0,8 … 5,6
Vergrotingsfactor 2 … 9
Oriëntatie 0°, 90°, 180°, 270°
Vector fonts/
TrueType fonts
Grootte in breedte en hoogte 1 … 99 mm
Vergrotingsfactor traploos
Oriëntatie 0°, 90°, 180°, 270°
Letter-attributen
Al naar gelang het lettertype
vet, cursief, geïnverteerd, verticaal
Tekenafstand
Variabel
Barcodes
1D Barcodes
CODABAR, Code 128, Code 2/5 interleaved, Code 39, Code 39 extended, Code 93, EAN 13, EAN 8,
EAN ADD ON, GS1-128, Identcode, ITF 14, Leitcode, Pharmacode, PZN 7 Code, PZN 8 Code, UPC-A,
UPC-E
2D Barcodes
Aztec Code, CODABLOCK F, DataMatrix, GS1 DataMatrix, MAXICODE, PDF 417, QR Code
Composite Barcodes
GS1 DataBar Expanded, GS1 DataBar Limited, GS1 DataBar Omnidirectional, GS1 DataBar Stacked,
GS1 DataBar Stacked Omnidirectional, GS1 DataBar Truncated
Alle barcodes zijn variabel in hoogte, module-breedte en ratio-variabel
Oriëntatie 0°, 90°, 180°, 270°
Naar keuze controlenummer of uitgeschreven print
Software
Configuratie
ConfigTool
Procesbesturing
NiceLabel
Vormgevingssoftware
Labelstar Office Lite
Labelstar Office
Windows printerdriver
Windows 7® - 10® 32/64 Bit
Windows Server 2008® (R2) - Windows Server 2019®
Technische wijzigingen voorbehouden.
162
Nederlands
ILX
Reiniging en onderhoud
GEVAAR!
Levensgevaar door elektrische schokken

Voor alle onderhoudswerkzaamheden het printer loskoppelen van het stroomnet en even wachten tot de
adapter ontladen is.
LET OP!
Voor de reiniging van het printsysteem strekken persoonlijke veiligheidsmaatregelen zoals een beschermingsbril en
handschoenen tot aanbeveling.
Onderhoudstaak
Frequentie
Algemene reiniging.
Naar behoefte.
Reinigen transferband-trekwals.
Steeds als de transferbandrol wordt vervangen of bij slechte
afdrukken.
Printrol reinigen
Telkens bij het vervangen van de etiketrol of bij fouten in het
drukbeeld en van het etikettentransport.
Reiniging printkop.
Directe thermodruk:
Telkens bij het vervangen van de etiketrol
Thermotransferdruk:
Telkens bij het vervangen van de transferfolie of bij fouten in
het drukbeeld
Etiketfotocel reinigen
Bij het vervangen van de etiketrol.
Printkop vervangen.
Bij fouten in de afdruk.
LET OP!
De hanteringsvoorschriften bij het gebruik van isopropanol (IPA) dienen in acht genomen te worden. Bij contact met de
huid of de ogen grondig met vloeiend water uitwassen. Bij aanhoudende irritatie een arts opzoeken. Voor goede
ventilatie zorgen.
WAARSCHUWING!
Brandgevaar door licht ontvlambare etiketloten!

Bij gebruik van etiketloten dient de etiketprinter volledig vrij van stof en gereinigd te zijn.
Algemene reiniging
VOORZICHTIG!
Beschadiging van het printsysteem door bijtende reinigingsmiddelen!

Gebruik geen schuur- of oplosmiddelen om de buitenkant of componenten te reinigen.

Verwijder stof en papiervezels rond het direct-printen-systeem met een zachte kwast of met de stofzuiger.

Maak de vlakken aan de buitenkant schoon met allesreiniger.
Nederlands
163
ILX
Reinigen transferband-trekwals
Vuil op de trekwals leidt tot een slechtere afdrukkwaliteit en kan bovendien slecht zijn voor de materiaaldoorvoer.
•
Klap de printkop (B) omhoog, door de aandrukhendel (A) tegen de wijzers van de klok in te draaien.
•
Etiketten en transferband uit het printermechansime verwijderen.
•
Afzettingen met walsreinigingsmiddel en een zachte doek verwijderen.
•
Als de wals beschadigingen vertoont, moet deze worden vervangen.
Printrol reinigen
Het is niet nodig om de printsysteem uit te schakelen wanneer het printsysteem moet worden gereinigd. Wacht echter, nadat de
printkop omhoog geklapt is, nog twee minuten voordat u het printsysteem gaat reinigen. Wanneer het printsysteem wordt
uitgeschakeld, wordt ook de inhoud van het werkgeheugen gewist.
VOORZICHTIG!
Beschadiging van de printrol door verkeerde hulpmiddelen!

Geen scherpe, puntige of harde voorwerpen gebruiken om de printrol te reinigen.
ILX 56/8, 80/8, 54/12, 81/12
ILX 103/8, 104/8, 106/12, 106/24, 108/12
D
D
A
B
A
B
C
C
•
Klap de printkop (B) omhoog, door de aandrukhendel (A) tegen de wijzers van de klok in te draaien.
•
Etiketten en transferband uit het mechansime verwijderen.
•
Afzettingen met rolreiniger en zachte doek verwijderen.
•
Draai de wals (C + D) met de hand steeds een stukje verder, zodat u de hele wals kunt reinigen. (Alleen mogelijk wanneer
het printsysteem is uitgeschakeld, omdat anders de stappenmotor wordt bekrachtigd en de wals op zijn plaats wordt
gehouden).
164
Nederlands
ILX
Printkop reinigen
Het is niet nodig om de module uit te schakelen wanneer de module moet worden gereinigd. Wacht echter, nadat de printkop
omhoog geklapt is, nog twee minuten voordat u de module gaat reinigen. Wanneer de module wordt uitgeschakeld, wordt ook
de inhoud van het werkgeheugen gewist.
VOORZICHTIG!
Beschadiging van de drukkop door verkeerde hulpmiddelen!

Geen scherpe of harde, puntige voorwerpen gebruiken om de drukknop te reinigen.

Glazen beschermlaag van de printkop niet aanraken.
•
Aandrukhendel tegen de wijzers van de klok in draaien om
de printkop op te tillen.
•
Etiketten en transferband uit het mechansime verwijderen.
•
Printkopoppervlak met speciale reinigingsstift of met een in
zuiver alcohol gedrenkt wattenstaafje reinigen.
•
Voor de ingebruikneming van het printsysteem de printkop
2-3 minuten laten drogen.
Etiketfotocel reinigen
VOORZICHTIG!
Beschadiging van de fotocel door scherpe reinigingsmiddelen!

Geen scherpe of harde voorwerpen of oplosmiddelen gebruiken om de fotocel te reinigen.
De etiketfotocel kan door papierstof vervuild raken. Daardoor kan de herkenning van het etiketbegin gehinderd worden.
ILX 56/8, 80/8, 54/12, 81/12
A
ILX 103/8, 104/8, 106/12, 106/24, 108/12
A
B
B
•
Aandrukhendel tegen de wijzers van de klok in draaien om de printkop op te tillen.
•
Etiketten en transferband uit het mechanisme verwijderen.
•
Blaas de belichter (A) met persluchtspray door. Volg daarbij de aanwijzingen die op de spuitbus zijn vermeld.
•
U kunt verontreinigingen van de belichter ook verwijderen met een reinigingskartonnetje (B), dat u eerst met printkop- en
walsreiniger heeft bevochtigd.
•
Etiketten en transferfolie opnieuw inleggen.
Nederlands
165
ILX
Drukkop vervangen
VOORZICHTIG!
Beschadiging van de moduleerkop door elektrostatische ontladingen of mechanische invloeden!

Printsysteem op aardgeleide basis plaatsen.

Lichaam aarden, bv. door plaatsen van een geaarde manuele koppelingsriem.

Contacten aan de stopcontactverbindingen niet aanraken.

Druklijst niet met harde voorwerpen of met de hand aanraken.
ILX 56/8, 80/8, 54/12, 81/12
Moduleerkop uitbouwen
•
•
Etiketten en transferband uit het mechansime verwijderen.
Terwijl de drukkop vergrendeld is, de bevestigingsschroeven
(E) losmaken.
•
Aandrukhendel (B) tegen de klok in draaien om de drukkop
(C) te ontgrendelen.
•
Indien de drukkop (C) niet vrij op de drukwals ligt,
bevestigingsschroeven (E) verder losdraaien.
•
Drukkop voorzichtig naar voren trekken totdat de
steekverbindingen bereikbaar zijn.
•
Steekverbindingen verwijderen en drukkop (C) eruit nemen.
Moduleerkop uitbouwen
A
B
C
•
•
•
•
•
F D ED
•
•
ILX 103/8, 104/8, 106/12, 106/24, 108/12
Steekverbindingen insteken.
Drukkop (C) dusdanig in de drukkophouder positioneren dat
de meenemers in de overeenkomstige boorgaten in de
tussenlaag grijpen.
Drukkophouder met één vinger licht tegen de drukwals
houden en de correcte positie van de drukkop controleren.
Bevestigingsschroef (E) inschroeven en vastdraaien.
Klap de printkop (C) weer terug door de rode aandrukhendel
(B) in de richting van de wijzers van de klok te draaien totdat
de printkop vastklikt.
Etiketten en transferband terugplaatsen.
Weerstandswaarde op het typeplaatje van de drukkop
controleren en eventueel wijzigen in het menu Service
functions/Heater resistance (servicefuncties/
verwarmingsweerstand).
Moduleerkop uitbouwen
•
•
•
Etiketten en transferband uit het mechansime verwijderen.
Bij vergrendelde drukkop de kartelschroeven (C) losmaken.
Aandrukhendel (A) tegen de klok in draaien om de drukkop
(B) te ontgrendelen.
•
Indien de drukkop (B) niet vrij op de aandrukwals ligt, de
kartelschroeven (C) verder losdraaien.
•
Drukkop voorzichtig naar voren trekken totdat de
steekverbindingen bereikbaar zijn.
•
Steekverbindingen verwijderen en drukkop (B) eruit nemen.
Moduleerkop uitbouwen
•
•
A
B
•
•
•
C
C
•
•
166
Steekverbindingen insteken.
Drukkop (B) zodanig in de tussenpositie plaatsen dat de
boringen van de drukkop met de overeenkomstige boringen in
de tussenpositie overeenstemmen.
Drukkophouder met één vinger licht tegen de drukwals
houden en de correcte positie van de drukkop controleren.
Kartelschroef (C) inschroeven en aandraaien.
Klap de printkop (B) weer terug door de rode aandrukhendel
(A) in de richting van de wijzers van de klok te draaien totdat
de printkop vastklikt.
Etiketten en transferband terugplaatsen.
Weerstandswaarde op het typeplaatje van de drukkop
controleren en eventueel wijzigen in het menu Service
functions/Heater resistance (servicefuncties/
verwarmingsweerstand).
Nederlands
Carl Valentin GmbH
Neckarstraße 78 86 u. 94 . 78056 Villingen-Schwenningen
Phone +49 7720 9712-0 . Fax +49 7720 9712-9901
[email protected] . www.carl-valentin.de