12
Opgelet: Het bedieningspaneel kan de snelheid en
de afstand in mijlen of kilometers aangeven. De let-
t
ers [MPH] of [KM/H] zullen in het onderste gedeel-
te van de grote display de gekozen eenheid aange-
v
en. Om de meeteenheid te veranderen, druk eerst
enkele seconden op de Intelligente Programma-
toets. Het woord
ENGLISH
(engels) of
METRIC
(metriek) zal op de display verschijnen. Druk dan op
de omlaagtoets om de gewenste meeteenheid te
kiezen. Druk dan op de Intelligente Programma-
toets om uw keuze op te slaan.
5. Uw hartslag meten als u dat wilt.
U kunt uw hartslag met de handsensoren of met
de optionele borstkas-sensor meten (raadpleeg
pagina 15 voor meer informatie over de optionele
borstkas-sensor). Opmerking: Het kan zijn dat het
bedieningspaneel de juiste meting van de hartslag
niet kan aangeven als u de optionele borstkast-
sensor gebruikt en u zich vasthoudt aan de hand-
grepen met polssensor.
Het kan zijn dat er
op de metalen
contactpunten
van de handgreep
met polssensor
een plastic vel zit.
Om uw hartslagfre-
quentie te meten,
houd de handsen-
soren vast met uw
palmen tegen de
metalen contactpunten. Zorg ervoor dat uw han-
den niet bewegen en houd de contactpunten
niet te strak vast.
Als uw hartslag wordt gedetecteerd, zullen er één,
twee of drie streepjes verschijnen en dan wordt uw
hartslag [RATE] weergegeven. Voor een correcte
hartslagmeting, houd de contactpunten ongeveer
15 seconden vast. Opmerking:
Als u de handsen-
soren blijft vasthouden, dan zal uw hartslag 30
seconden op de onderste display worden weerge-
geven.
Als uw hartslag niet wordt weergegeven, zorg
ervoor dat u uw handen goed op de sensoren hebt
geplaatst zoals hierboven wordt aangegeven.
Beweeg uw handen niet of houd de metalen con-
tactpunten niet te strak vast. Voor de beste wer-
king, maak de metalen contactpunten schoon met
een zacht doek;
gebruik nooit alcohol, schuren
-
de of chemische middelen om de contactpun-
ten schoon te maken.
6. Het bedieningspaneel zal automatisch uitgaan
wanneer u klaar bent met uw oefening.
Als de pedalen enkele seconden niet bewegen,
d
an zult u een pieptoon horen en het bediening-
spaneel zal blijven stilstaan. Als de pedalen enkele
minuten niet bewegen, dan zal het bedieningspa-
neel worden uitgeschakeld en de displays worden
gereset.
HOE EEN SMART PROGRAMMA TE GEBRUIKEN
1. Begin te trappen om het bedieningspaneel aan
te zetten.
Kort nadat u begint te lopen, zal de display oplich-
ten.
2. Selecteer een smart programma.
Om een van de
acht intelligente
programma’s te
selecteren, druk
herhaaldelijk op de
Intelligente
Programma-toets
totdat Programma
1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 of 8 op de display verschijnt. De
programmatijd en een profiel van de weerstandin-
stellingen van het programma zullen op de display
worden weergegeven.
3. Begin te trappen om het programma te starten.
Elk programma is onderverdeeld in 20 of 30 seg-
menten van één minuut. Er wordt een weerstands-
niveau en een tempo geprogrammeerd voor elk
segment. Opmerking: hetzelfde weerstandsniveau
en/of tempo kan voor twee of meer opeenvolgende
segmenten worden geprogrammeerd.
T
ijdens het programma, zal het programmaprofiel
uw vorderingen tonen (zie de tekening hierboven)
Het flikkerende segment van het profiel stelt het
huidige segment van het programma voor. De
hoogte van het flikkerende segment geeft de
weerstandsinstellingen voor het huidige segment
weer. Op het einde van elk segment van het pro-
gramma, zult u een reeks pieptonen horen en het
volgende segment zal beginnen te flikkeren. Als er
andere weerstandsinstellingen voor het volgende
segment zijn geprogrammeerd, dan zullen de
nieuwe instellingen enkele seconden op de display
verschijnen om u te waarschuwen. De weerstand
van de pedalen zal dan veranderen.
Contactpunten
Profiel