Truma Trumatic E 4000, Trumatic E 4000 A Handleiding

  • Hallo! Ik ben een AI-chatbot die speciaal is getraind om je te helpen met de Truma Trumatic E 4000 Handleiding. Ik heb het document al doorgenomen en kan je duidelijke en eenvoudige antwoorden geven.
Gebrauchsanweisung Seite 2
Einbauanweisung Seite 9
Im Fahrzeug mitzuführen!
Operating instructions Page 17
Installation instructions Page 21
To be kept in the vehicle!
Mode d‘emploi Page 29
Instructions de montage Page 33
À garder dans le véhicule !
Istruzioni per l‘uso Pagina 42
Istruzioni di montaggio Pagina 46
Da tenere nel veicolo!
Gebruiksaanwijzing Pagina 55
Inbouwhandleiding Pagina 59
In het voertuig meenemen!
Brugsanvisning Side 68
Monteringsanvisning Side 72
Skal medbringes i køretøjet!
Instrucciones de uso Página 80
Instrucciones de montaje Página 84
¡Llévalas en el vehículo!
Trumatic E 4000 / E 4000 A ab 07 / 2010
Page 92
Trumatic E
1
3
5
7
9
NO!
Einbauvarianten
Installation options
Variantes d’installation
Varianti d’installazione
Inbowvarianten
Indbygningsvarianter
Variantes de montaje
Example d’installation
1 Pièce de commande
(au choix)
2 Minuterie (Accessoires)
3 Air de combustion
4 Gas d’échappement
5 Commande électronique
6 Alimentation électrique
7 Raccordement au gaz
W Air chaud
U Air de circulation
Installation example
1 Control panel
(of your choice)
2 Time switch (Accessories)
3 Combustion air
4 Flue gas
5 Electronic control unit
6 Power supply
7 Gas connection
W Warm air
U Circulating air
Einbaubeispiel
1 Bedienteil (nach Wahl)
2 Zeitschaltuhr (Zubehör)
3 Verbrennungsluft-
Zuführung
4 Abgasführung
5 Elektronische
Steuereinheit
6 Stromzuführung
7 Gasanschluss
W Warmluft
U Umluft
Esempio d´installazione
1 Unità di comando
(a scelta)
2 Orologio temporizzatore
(Accessori)
3 Aria dicombustione
4 Scarico gas
5 Scheda elettronica
6 Alimentazione elettrica
7 Collegamento gas
W Aria calda
U Aria di ritorno
Installatievoorbeeld
1 Bedieningspaneel
(naar keuze)
2 Tijdklokschakelaar
(Accessoires)
3 Verbrandingslucht
4 Rookgassen
5 Elektronischbesturingskastje
6 Stroomvoorziening
7 Gasaansluiting
W Warmelucht
U Omgeringslucht
Indbygningseksempel
1 Betjeningsdel (ønsket type)
2 Tidsur (Tilbehør)
3 Forbrændingsluft-tilførsel
4 Forbrændingsgasudledning
5 Elektronisk styreenhed
6 Strømtilførsel
7 Gastilslutning
W Varmluft
U Cirkulationsluft
Ejemplo de montaje
1 Unidad de mandos
(a elección)
2 Interruptor de tiempo
(Accesorios)
3 Alimentación de aire
de combuston
4 Descarga de gas
de escape
5 Unidad electrónica
de control
6 Alimentación de corriente
7 Conexión del gas
W Aire caliente
U Aire circulante
4
U
W
5
3
2
2
1
6
53
Inhoudsopgave
Gebruikte symbolen ............................................................ 53
Veiligheidsaanwijzingen ................................................. 53
Belangrijke bedieningsvoorschriften ........................... 54
Richtlijnen voor mobiele verwarmingsinstallaties .............. 54
Gebruiksaanwijzing
Bedieningspaneel met schuifschakelaar ..................... 55
Bedieningspaneel met draaischakelaar ....................... 55
Inbedrijf nemen verwarmen ................................................ 55
Inbedrijfname ventilatie ....................................................... 55
Uitschakelen ........................................................................ 55
Afvalverwerking ............................................................... 55
Accessoires ....................................................................... 56
Technische gegevens ...................................................... 56
Conformiteitsverklaring .................................................. 57
Garantieverklaring van de fabrikant Truma ............... 57
Instructies voor het opsporen van fouten ................... 58
Inbouwhandleiding
Gebruiksdoel ....................................................................... 59
Toelating .............................................................................. 59
Voorschriften ....................................................................... 59
Aanwijzingen voor inbouw in bedrijfsauto’s ....................... 59
Aanwijzingen voor de inbouw in bestuurderscabines ........ 59
Inbouwinstructies voor vast gemonteerde
laadruimteverwarmingen .................................................... 59
Aanwijzingen voor de inbouw in boten .............................. 60
Plaatskeuze ....................................................................... 60
Rookgasgeleiding ............................................................ 60
Geoorloofde buislengten ..................................................... 60
Inwendige montage met wandschoorsteenset .......... 60
Montage van de wandschoorsteen .................................... 60
Dubbele-buizenaansluiting op de verwarming ................... 61
Inwendige montage met dakschoorsteenset ............. 61
Montage van de condenswaterafscheider ......................... 61
Montage van de dakschoorsteen ....................................... 61
Aansluiting van de gecombineerde aan-/afvoerbuis
op de kachel ........................................................................ 61
Montage onder de vloer met
warmte-uitlaat-set voor in de wand ............................. 62
Bevestiging van de verwarming ......................................... 62
Buitenmontage met haardsteun ................................... 62
Bevestiging van de verwarming .................................... 62
Warmelucht-verdeling en recirculatie bij
inbouw binnen .................................................................. 62
Verdeling van warmelucht en terugvoer van
omgevingslucht bij uitwendige montage .................... 63
Montage van het bedieningspaneel ............................. 63
Montage van het bedieningspaneel met draaischakelaar .. 63
Montage van het bedieningspaneel met schuifschakelaar 64
Montage van de elektronische regeleenheid ............. 64
Elektrische aan sluiting 12 V / 24 V ............................... 64
Gasaansluiting .................................................................. 64
Functiecontrole ................................................................ 65
Waarschuwingen ............................................................. 65
Trumatic E 4000, E 4000 A
Veiligheidsaanwijzingen
Voor de werking van gasregelaars, gastoestellen resp. gasin-
stallaties, is het gebruik van staande gasflessen waaruit gas
in gasvormige toestand wordt genomen verplicht voorge-
schreven. Gasflessen waaruit gas in vloeibare toestand wordt
genomen (bijv. voor heftrucks) zijn voor de werking verboden,
omdat zij tot beschadiging van de gasinstallatie leiden.
Bij lekken in de gasinstallatie of wanneer een gasreuk wordt
waargenomen:
alle open vlammen blussen
niet roken
de apparate uitschakelen
sluit de gasfles
ramen en deuren openen
zet geen elektrische apparaten aan
laat de hele installatie door een vakbekwaam monteur
controlen!
Reparaties mogen alleen door vakbekwame monteurs
worden uitgevoerd!
Na elke demontage van de rookgasafvoerbuis moet een
nieuwe O-ring gemonteerd worden!
Garantie en claims i.v.m. aansprakelijkheid komen in
onderstaande gevallen te vervallen:
veranderingen aan het apparaat
(met inbegrip van toebehoren),
veranderingen aan de afvoer van de uitlaatgassen en
aan de schoorsteen,
gebruik van andere dan originele Truma-onderdelen als
vervangende onderdelen of toebehoren,
het niet opvolgen van de montage- en gebruiksaanwijzing.
Bovendien vervalt hierdoor de gebruikstoelating voor het ap-
paraat en in sommige landen ook voor het voertuig.
De werkdruk van de gasvoorziening 30 mbar moet overeen-
stemmen met de werkdruk van het toestel (zie typeplaat).
Installaties voor vloeibaar gas moeten voldoen aan de bepalin-
gen van het respectievelijke land van gebruik (in Europa bijv.
EN 1949 voor voertuigen of EN ISO 10239 voor boten). Natio-
nale voorschriften en regelingen (in Duitsland b.v. het DVGW-
werkblad G 607 voor voertuigen of G 608 voor boten) moeten
in acht genomen worden.
Bij commercieel gebruikte voertuigen moeten de overeenkom-
stige ongevallenpreventievoorschriften van de beroepsvereni-
gingen (in Duitsland bijv. BGV D 34) in acht genomen worden.
De controle van de gasinstallatie dient alle 2 jaren van een
deskundige voor vloeibaar gas (DVFG, TÜV, DEKRA) te
worden herhaald. Ze dient op het overeenkomstig onderzoek-
attest (G 607, G 608 resp. BGG 935) te worden bevestigd.
Verantwoordelijk voor de aanleiding van de controle is de
bezitter van het voertuig.
Drukregelapparatuur en slangleidingen dienen uiterlijk
10 jaar (bij zakelijk gebruik 8 jaar) na de fabricagedatum
door nieuwe te worden vervangen. Hiervoor is de gebruiker
verantwoordelijk.
Generatorgastoestellen mogen bij het tanken, in parkeergara-
ges, garages of op veerboten niet gebruikt worden.
Bij de eerste ingebruikname van een fabrieknieuw apparaat
(en na een langere stilstand) kan zich kort een lichte rook – en
geurontwikkeling voordoen. Het is raadzaam het apparaat di-
rect met de hoogste temperatuurinstelling te laten branden en
voor een goede beluchting van de ruimte te zorgen.
Gebruikte symbolen
Inbouw en reparatie van het toestel mogen alleen
door een vakman uitgevoerd worden.
Symbool wijst op mogelijke gevaren.
Opmerking met informatie en tips.
54
Een abnormaal brandergeraas of een afblazende vlam duidt
op een defecte regelaar. Laat deze regelaar in dat geval
nakijken.
Voorwerpen die gevoelig zijn voor warmte (b.v. spuitbussen)
mogen niet in het inbouwframe van de verwarming worden
opgeborgen omdat het hier eventueel tot verhoogde tempera-
turen kan komen.
Voor de gasinstallatie mogen uitsluitend drukregelaars con-
form EN 12864 (in voertuigen) resp. EN ISO 10239 (voor
boten) met een vaste uitgangsdruk van 30 mbar gebruikt wor-
den. De doorstromingssnelheid van de drukregelaar moet ten
minste overeenstemmen met het maximum verbruik van alle
door de installatiefabrikant ingebouwde toestellen.
Voor voertuigen adviseren wij de gasdrukregelinstallatie
Truma MonoControl CS en voor de gasinstallatie met twee
flessen de gasdrukregelinstallaties Truma DuoComfort /
DuoControl CS.
Bij temperaturen rond 0 °C en daaronder moet de gasdrukre-
gelaar resp. de omschakelklep met de regelaarverwarming
EisEx gebruikt worden.
Er mogen uitsluitend voor het land van gebruik geschikte
regelaar-aansluitslangen die voldoen aan de eisen van het
land, gebruikt worden. Deze moeten regelmatig gecontroleerd
worden op broosheid. Voor gebruik in de winter mogen uit-
sluitend winterharde speciale slangen gebruikt worden.
Wanneer de drukregelaars bloot staan aan weersinvloeden –
speciaal bij de vrachtwagen – dient de regelaar steeds door
de Truma beschermkap te worden beschermd (serie-accessoi-
re van vrachtwagen aanbouwset).
Belangrijke bedieningsvoorschriften
Werd de schoorsteen in de buurt resp. direct onder een te
openen venster geplaatst, dan moet het toestel voorzien zijn
van een automatische uitschakelinrichting, om werking bij
geopend venster te verhinderen.
Regelmatig, vooral na lange reizen, moet worden gecontro-
leerd of de gecombineerde aan-/afvoerpijp niet is beschadigd
en of de aansluitingen nog intact zijn. Dit geldt ook voor het
toestel zelf en de schoorsteen.
Na een kleine interne gasontploffing (foutieve ontsteking)
moet de rookgasafvoer door een vakbekwaam monteur wor-
den gecontroleerd!
Bij de verwarmingen die buiten het voertuig zijn gemonteerd,
dienen de flexibele luchtbuizen regelmatig op beschadigingen
te worden gecontroleerd. Door een beschadigde buis kunnen
eventuele rookgassen in het voertuig terecht komen.
De warmte-uitlaat voor de rookgasavoer en de toevoer van
verbrandingslucht moet altijd wprden gehouden van vuil
(sneeuwblubber, bladeren, enz.).
De ingebouwde temperatuurbegrenzer sluit de gastoevoer
af wanneer het apparaat te heet wordt. Daarom mogen de
warme-luchtuitlaten en de recirculatieopening niet worden
afgesloten.
Bij een storing van de elektronische printplaat, moet deze
goed verpakt worden teruggestuurd. Als u dit niet doet,
vervalt iedere aanspraak op garantie. Ter vervanging mogen
enkel
originele printplaten worden gebruikt!
Voor verwarming tijdens het rijden is in richtlijn 2004/78/EG
voor campers een veiligheidsafsluitinrichting voorgeschreven.
De gasdrukregelinstallatie Truma MonoControl CS voldoet aan
deze eis.
Wanneer geen veiligheidsafsluitinrichting (bijv. gas-
drukregelinstallatie Truma MonoControl CS) geïnstalleerd
is, moet de gasfles tijdens het rijden gesloten zijn en moeten
er waarschuwingsborden in de flessenkast en in de buurt
van het bedieningspaneel aangebracht worden.
Voor verwarming tijdens het rijden raden wij voor caravans
ook een veiligheidsafsluitinrichting aan.
Bij rookgasleiding onder de vloer moet de vloer van het voer-
tuig dicht zijn. Bovendien moeten ten minste drie kanten on-
der de voertuigbodem vrij zijn, om een ongehinderd wegtrek-
ken van het rookgas te garanderen (sneeuw, spoilers, enz.).
Richtlijnen voor mobiele verwarmingsinstallaties
Door de beroepsorganisaties worden de mobiele laadruim-
teverwarmingen van Truma toegelaten. Het gaat hierbij om
complete verwarmingsinstallaties die naar behoefte gewoon
met de te laden goederen in de laadruimte worden geplaatst.
De kachels zijn volkomen onafhankelijk en er es geen buiten-
aansluiting voor nodig.
De toelating geldt uitsluitend voor de originele, mobiele laad-
ruimtekachels van Truma. Eventuele imitaties van derden zijn
niet toegelaten! Truma biedt geen enkele garantie voor veilig-
heid en werking van om het even welke imitatiekachel voor
mobiele laadruimtes.
Gebruik in voer-/vaartuigen bestemd voor het transport van
gevaarlijke goederen is niet geoorloofd.
55
Voor ingebruikname dienen eerst de gebruiksaanwijzing
en de „Belangrijke bedieningsvoorschriften“ te worden
doorgenomen! De eigenaar van het voertuig is ervoor ver-
antwoordelijk dat het apparaat op correcte wijze kan worden
bediend!
De bij het apparaat geleverde gele sticker met waarschuwin-
gen voor de gebruiker moet door de inbouwer of de eigenaar
van het voertuig op een voor elke gebruiker duidelijk zichtbare
plaats in het voertuig worden aangebracht (bijv. op de deur
van de klerenkast). Als u deze sticker niet hebt, moet u die bij
Truma aanvragen.
Bedieningspaneel met schuifschakelaar
ab
Afbeelding 7
a = Schuifschakelaar
Verwarmen – Uit – Ventilatie
b = Schuifschakelaar voor
Volledige belasting (groot vlammensymbool)
Gedeeltelijke last (klein vlammensymbool)
Bedieningspaneel met draaischakelaar
Trumatic E
1
3
5
7
9
d
c
e
Afbeelding 8
c = Draaischakelaar „Verwarmen“
Volledige belasting (groot vlammensymbool)
Gedeeltelijke last (klein vlammensymbool)
d = Draaischakelaar „Uit“
e = Draaischakelaar „Ventilatie“
Volledige belasting (groot symbool)
Gedeeltelijke last (klein symbool)
Inbedrijf nemen verwarmen
Schoorsteenafdekkap afnemen.
Open de gasfles en de snelsluitkraan in de
gastoevoerleiding.
Gewenste ruimtetemperatuur met de draaiknop instellen.
Inschakelen van de verwarming:
Bedieningspaneel met schuifschakelaar
Schakelaar (a) op verwarmen en schakelaar (b) op het
gewenste vermogen zetten.
Bedieningspaneel met draaischakelaar
Draaischakelaar op het gewenste vermogen (c) zetten.
Bij lage buitentemperatuur verwarming op volle belasting
laten aanlopen.
De verwarming Trumatic E is getest en toegelaten voor
gebruik, ook tijdens het rijden. De ventilator-ondersteun-
de brander garandeert een perfect functioneren, ook bij extre-
me windomstandigheden. Evtl. moeten nationale beperkingen
voor het gebruik van vloeibare gasapparatuur gedurende het
rijden in acht worden genomenen.
Gebruiksaanwijzing
Inbedrijfname ventilatie
Bedieningspaneel met schuifschakelaar
Schakelaar (a) op ventilatie en schakelaar (b) op het gewenste
vermogen zetten.
Bedieningspaneel met draaischakelaar
Draaischakelaar op het gewenste vermogen (e) zetten.
Uitschakelen
Schuifschakelaar (a) resp. draaischakelaar (d) in het midden
zetten. Wanneer de verwarming na een verwarmingsfase
wordt uitgeschakeld, kan de ventilator vanwege het gebruik
van de restwarmte nog nalopen.
Wanneer het apparaat gedurende langere tijd niet wordt ge-
bruikt, de schoorsteenafdekkap erop plaatsen en het snelsluit-
ventiel in de gastoevoerleiding en de gasfles sluiten.
Groen LED „Werking”
(onder draaiknop)
Bij het ingeschakelde apparaat (verwarmen of ventilatie)
moet de groene LED oplichten (de ventilator is in werking).
Indien de LED niet oplicht, eventueel de (hoofd-)schake-
laar controleren. Gebruik hiervoor de handleiding van de
voertuigproducent.
Bij het verwarmen, terwijl de vlam brandt, verdubbelt de
lichtsterkte van de groene LED. Daarmee kan ook het scha-
kelpunt van dat moment voor de ruimtetemperatuur worden
vastgesteld.
Zekeringen
De toestelzekering alsmede de zekering van het bedienings-
paneel bevinden zich op de elektronische regeleenheid op het
toestel.
Toestelzekering (F1):
3,15 AT – traag – (EN 60127-2-3)
Zekering bedieningspaneel (F3):
1,6 AT – traag –
De fijnzekering mag enkel door een bouwidentieke zekering
worden vervangen.
Rood LED „storing”
Bij een storing licht de rode LED op. Mogelijke oorzaken
zijn: geen gastoevoer, onvoldoende verbrandingslucht, sterk
vervuild be luchtings rotor, defecte zekering, enz. De storing
kunt u opheffen door het apparaat eerst uit en dan weer in te
schakelen.
Als het venster, waaraan een vensterschakelaar is
gemonteerd, wordt geopend en gesloten, komt dit
overeen met een uit / aan aan het bedieningspaneel (bijv. bij
storingsreset)!
Knipperen duidt op een te geringe of te hoge bedrijfsspan-
ning voor de verwarming (evtl. batterij opladen).
In Duitsland moet bij storingen in principe het Truma ser-
vicecentrum worden gewaarschuwd; in andere landen staan
de bestaande servicepartners tot uw beschikking (zie Truma
Serviceblad of www.truma.com).
Afvalverwerking
De gaskachel moet volgens de bepalingen van overheidswege
van het desbetreffende land worden afgevoerd. Nationale
voorschriften en wetten (in Duitsland is dit bijv. de Altfahr-
zeug-Verordnung) moeten in acht worden genomen.
56
Accessoires
1 Voorschakelapparaat VG 2
ten behoeve van verwarmingen voor bestuurderscabines
van voertuigen voor het transport van gevaarlijke stoffen en
tankwagens volgens ADR (mag niet in combinatie met een
tijdschakelklok worden gebruikt).
2 Buitenschakelaar AS
voor het in- resp. uitschakelen van de verwarming buiten
het voertuig, bijvoorbeeld bij laadruimte-verwarmingen
(leverbaar met 4 m of 10 m aansluitkabel).
3 Akoestische storingsmelder ASM
geeft een akoestisch signaal bij een eventuele storing.
4 Tijdschakelklok ZUE
t.b.v. het voorprogrammeren van 3 inschakeltijden binnen
7 dagen, compl. met 4 m aansluitkabel (geschikt voor 12 V
en 24 V boordnet).
5 Afstandvoeler
controleert de ruimtetemperatuur, onafhankelijk van de
positie van het bedieningspaneel (leverbaar met 4 m of
10 m aansluitkabel).
6 Multi-contactdoos MSD
voor het aansluiten van meerdere accessoires (b.v. tijdscha-
kelklok en afstandvoeler).
Verlengkabel voor accessoires
Posities 1 – 6 met 4 m of 10 m (zonder afbeelding).
7 Direktschakelaar DIS 1
voor gebruik van de verwarming, alleen in hoogste stand
zonder temperatuurregeling (leverbaar met 10 m aansluitka-
bel). Vervangt het bedieningspaneel.
Of direct-vaste temperatuurschakelaar DFS
voor gebruik van de verwarming ingesteld op een vast
ingestelde temperatuur (40 °C – 70 °C al naar gelang de
uitvoering). Vervangt het bedieningspaneel.
Afbeelding 9
Alle elektrische accessoires zijn voorzien van een stekker en
kunnen afzonderlijk worden aangesloten.
Technische gegevens
Vastgesteld conform EN 624 resp. Truma-keuringsvoorwaarden.
Gassoort
vloeibaar gas (propaan / butaan)
Bedrijfsdruk
30 mbar (zie typeplaat)
Nominaal warmtevermogen
3700 W
Gasverbruik
150 / 310 g/h
Luchtverplaatsing
ca. 70 / 102 m³/h
Stroomverbruik bij 12 V
1,0 / 2,3 A
Stroomverbruik bij 24 V
0,6 / 1,06 A
Ruststroom
0,01 A
Gewicht E 4000 (E 4000 A)
Verwarmingstoestel: 8,6 (9,0) kg
Verwarmingstoestel met periferie: 8,9 (9,3) kg
Technische wijzigingen voorbehouden!
Afmetingen
600
233
162
300
530,5
22
Afbeelding 10
Alle afmetingen in mm.
57
Garantieverklaring van de fabrikant Truma
1. Gevallen waarin op garantie aanspraak kan worden
gemaakt
De fabrikant biedt garantie voor defecten aan het toestel die
worden veroorzaakt door materiaal- of fabricagefouten. Daar-
naast blijven ook de bij de wet bepaalde voorwaarden voor
aanspraak op garantie van kracht.
Er kan geen aanspraak op de garantie worden gemaakt
Voor aan slijtage onderhevige onderdelen en natuurlijke slijtage,
bij gebruik van andere dan originele Truma onderdelen in de
apparaten,
bij gasdrukregelaars die schade opgelopen hebben door
vreemde stoffen (bijv. oliën, weekmakers) in het gas,
indien de inbouw- en gebruiksaanwijzingen van Truma niet
werden aangehouden,
als gevolg van ondeskundig gebruik,
als gevolg van een ondeskundige transportverpakking.
2. Omvang van de garantie
De garantie geldt voor defecten in de zin van punt 1, die
binnen de 24 maanden na het sluiten van de verkoop-ove-
renkomst tussen de verkoper en de eindgebruiker onstaan.
De fabrikant zal dergelijke gebreken alsnog verhelpen, d.w.z.
naar eigen keuze herstellen of voor een vervangende levering
zorgdragen. Indien de fabrikant dit onder garantie verhelpt,
begint de garantietermijn voor het gerepareerde of vervangen
onderdeel niet opnieuw, maar valt het verder onder de oude
garantietermijn. Andere aanspraken, met name vervanging bij
schade voor de koper of derden is uitgesloten. De voorschrif-
ten van de wet op produkt-aansprakelijheid blijven onvermin-
derd gelden.
De kosten voor het beroep dat op de eigen service-afdeling
van Truma wordt gedaan om een defect te herstellen dat
onder de garantie valt, met name transport-, verplaatsings-,
arbeids- en materiaalkosten, worden door de fabrikant gedra-
gen, als de service-afdeling in Duitsland wordt ingezet. Werk-
zaamheden van de afdeling klantenservice in andere landen
vallen niet onder de garantie.
Bijkomende kosten voor extra in- en uitbouwwerkzaamheden
aan het toestel (bijv. demontage van meubel- of carrosserie-
onderdelen) vallen niet onder de garantie.
3. Indienen van garantieclaim
Het adres van de fabrikant luidt:
Truma Gerätetechnik GmbH & Co. KG
Wernher-von-Braun-Straße 12
85640 Putzbrunn, Duitsland
Bij storingen kunt u zich tot het Truma Servicecentrum wen-
den of tot een van onze erkende servicepartners (zie Truma
Serviceblad of www.truma.com). Omschrijf uw klacht(en) ge-
detailleerd en vermeld het serienummer van het toestel en de
aankoopdatum.
Om de fabrikant in staat te stellen te controleren of er sprake
is van een geval dat onder de garantie valt, moet de con-
sument het toestel op zijn risico naar de fabrikant / service-
partner brengen of naar hem opsturen. Bij schade aan de
warmtewisselaar moet ook de gebruikte gasdrukregelaar
meegestuurd worden.
Bij airconditioningtoestellen:
Om transportschade te vermijden, mag het toestel alleen
na overleg met het Truma Servicecentrum Duitsland of de
erkende servicepartner verstuurd worden. Anders draagt de
verzender het risico voor eventuele transportschade.
Bij opsturen naar de fabriek dient het toestel als vrachtgoed
verzonden te worden. Indien het geval onder de garantie
valt, draagt de fabriek de transportkosten resp. kosten van
opsturen en terugsturen. Als niet op garantie aanspraak kan
worden gemaakt, informeert de fabrikant de klant hierover en
geeft aan welke kosten niet voor rekening van de fabrikant
zijn. Bovendien zijn in dit geval de verzendkosten voor reke-
ning van de klant.
Conformiteitsverklaring
1. Stamgegevens van de fabrikant
Naam: Truma Gerätetechnik GmbH & Co. KG
Adres: Wernher-von-Braun-Str. 12, D-85640 Putzbrunn
2. Identificatie van het apparaat
Type / uitvoering:
Verwarmingstoestel / Trumatic E 40000 / E 4000 A
3. Voldoet aan de voorschriften in de volgende
EG-richtlijnen
3.1 Gastoestellenrichtlijn 90/396/EEG
3.2 Richtlijn 2001/56/EG, 2004/78/EG, 2006/119/EG
betreffende verwarmingstoestellen
3.3 Richtlijn voor radio-ontstoring van motorvoertuigen
72/245/EEG (met aanvullingen)
3.4 Elektromagnetische compatibiliteit 2004/108/EG
3.5 Richtlijn 2000/53/EG betreffende oude voertuigen
en draagt de typegoedkeuringsnummers
e1 00 0145, e1 03 2605
en het CE-teken met het CE-productidentificatienummer
CE-0085A0232.
4. Basis van het conformiteitbewijs
EN 624, EN 298, DIN 30694-1, 2001/56/EG, 2004/78/
EG, 2006/119/EG; 2004/104/EG, 2005/83/EG, 2006/28/EG;
2004/108/EG; 2000/53/EG
5. Controlerende instantie
DVGW, Kraftfahrt-Bundesamt (Duitse overheidsdienst voor
mobiliteit en vervoer)
6. Gegevens over de functie van de ondertekenaar
Handtekening: Dr. Andreas Schmoll
Bedrijfsleiding techniek Putzbrunn, 19.08.2009
58
Instructies voor het opsporen van fouten
Fout Oorzaak Verhelpen
Na inschakelen brandt
geen LED.
Geen bedrijfsspanning.
Toestel- of voertuigzeke-
ring defect.
Accuspanning 12 V / 24 V controleren, zonodig opladen.
Alle elektrische steekverbindingen controleren.
Contactonderbreker van toestel en voertuig controleren en
eventueel vernieuwen (zie zekeringen).
Na het inschakelen brandt de
groene LED, maar de kachel
brandt niet.
De ingestelde tempera-
tuur op het bedienings-
deel is lager dan de
binnentemperatuur.
Binnentemperatuur op het bedieningsdeel hoger zetten.
Rode LED knippert 1 x per
seconde.
Rode LED knippert 3 x per
seconde.
Venster boven de
schoorsteen open
(vensterschakelaar).
Onderspanningsbereik
12 V: 10,9 V – 10,5 V
24 V: 21,8 V – 20,7 V.
Overspanningsbereik
12 V: 15,8 V – 16,4 V
24 V: 31,8 V – 33,1 V.
Venster sluiten.
Accu laden!
Batterijspanning en spanningsbronnen, zoals bijvoorbeeld
het laadapparaat, nakijken.
Ca. 30 sec. na het inscha-
kelen van de kachel gaat de
rode LED branden.
Gasfles of snelsluitende
klep in de gastoevoerlei-
ding gesloten.
Verbrandingsluchttoe-
voer c.q. uitlaatgasafvoer
gesloten.
Gastoevoer controleren en kleppen openen.
Schoorsteenafdekkap afnemen.
Openingen controleren op verontreinigingen (sneeuwblub-
ber, ijs, bladeren etc.) en deze eventueel verwijderen.
Kachel schakelt na een lange
werkingstijd uit op storing.
Uitlaatopeningen warme
lucht geblokkeerd.
Circulatie-aanzuiging
geblokkeerd.
Gasdrukregelaar bevroren.
Controle van de afzonderlijke uitlaatopeningen.
Blokkade in de circulatie-aanzuiging verwijderen.
Regelaarverwarming (EisEx) gebruiken.
Als deze maatregelen de storing niet verhelpen, neem dan contact op met de Truma Service.
59
Voor aanvang van de werkzaamheden de
inbouwhandleiding zorgvuldig doorlezen
en opvolgen!
Het niet naleven van de inbouwvoorschriften of
een verkeerde montage kan lichamelijke letsels
en zaakschade veroorzaken.
Gebruiksdoel
Dit apparaat is geconstrueerd voor de inbouw in voertuigen
(reisvoertuigen, caravans, boten, Vrachtwagens). Andere toe-
passingen zijn in overleg met Truma mogelijk.
Inbouw binnenin autobussen (voertuigklasse M2 en M3) is
niet toegestaan.
Voertuigen voor gevaarlijke stoffen van de klasse EX/II
en EX/III
Verbrandingstoestellen voor gasvormige brandstof zijn niet
toegestaan.
Toelating
Voor verwarming tijdens het rijden is in richtlijn 2004/78/EG voor
campers een veiligheidsafsluitinrichting voorgeschreven. De
gasdrukregelinstallatie Truma MonoControl CS voldoet aan
deze eis.
Door de inbouw van een veiligheidsafsluitinrichting zoals
bijv. de gasdrukregelinstallatie Truma MonoControl CS, met
dienovereenkomstig geconcipieerde gasinstallatie is de wer-
king van een vloeibaar-gaskachel met typekeuring tijdens
het rijden conform de EG-richtlijn 2001/56/EG in heel Europa
toegestaan.
Voor verwarming tijdens het rijden raden wij voor caravans
ook een veiligheidsafsluitinrichting aan.
De verwarming is toegelaten voor inbouw in motorvoertuigen
(campers voertuigklasse M1) voor personenvervoer met maxi-
maal 8 zitplaatsen buiten de chauffeursstoel, voor aanhangers
(caravans voertuigklasse O) alsmede voor bedrijfswagens
(voertuigklasse N).
Het jaar van de eerste ingebruikname moet op de
typeplaat worden aangekruist.
Voorschriften
Garantie en claims i.v.m. aansprakelijkheid komen in
onderstaande gevallen te vervallen:
veranderingen aan het apparaat
(met inbegrip van toebehoren),
veranderingen aan de afvoer van de uitlaatgassen en aan
de schoorsteen,
gebruik van andere dan originele Truma-onderdelen als
vervangende onderdelen of toebehoren,
het niet opvolgen van de montage- en gebruiksaanwijzing.
Bovendien vervalt hierdoor de gebruikstoelating voor het ap-
paraat en in sommige landen ook voor het voertuig.
Het inbouwen in voertuigen moet voldoen aan de bepalingen
van het respectievelijke land van gebruik (in Europa bijv.
EN 1949 voor voertuigen). Nationale voorschriften en regelin-
gen (in Duitsland b.v. het DVGW-werkblad G 607 voor voertui-
gen of G 608 voor boten) moeten in acht genomen worden.
Inbouwhandleiding
Bij commercieel gebruikte voertuigen moeten de overeenkom-
stige ongevallenpreventievoorschriften van de beroepsvereni-
gingen (in Duitsland bijv. BGV D 34) in acht genomen worden.
Meer informatie over de voorschriften in de verschillende
landen kunt u aanvragen bij onze dealers in het buitenland
(zie Truma Serviceblad of www.truma.com).
Aanwijzingen voor inbouw in bedrijfsauto’s
De TÜV-gekeurde flessenhouder
(art.-nr. 39742-00) is bestanddeel van
de typegoedkeuring volgens de verwar-
mingsrichtlijn 2001/56/EG voor de ver-
warmingen Trumatic E. Volgens deze
verordening mogen 2 gasflessen met
ieder max. 15 kg inhoud aangesloten
zijn en gedurende het rijden voor de
werking van de verwarmingen worden
gebruikt. Ter bescherming van hetfles-
senventiel en de gas-drukregelaar is
alleen de met de flessenhouder meege-
leverde beschermkap noodzakelijk.
Afbeelding 11
Ter voorkoming van diefstal of om opti-
sche redenen kan de gasfles ook door
de afsluitbare flessenkast (art.-nr. 39010-
21100) omsloten worden. De kast wordt
tezamen met de flessenhouder aan het
voertuigframe vastgeschroefd.
Afbeelding 12
Bij inbouw van het verwarmingstoestel in bijzonderen voertui-
gen (bijvoorbeeld voertuigen voor het transport van gevaarlijk
stoffen) moeten de voor dergelijke voertuigen geldende voor-
schriften in acht worden genomen
Aanwijzingen voor de inbouw in
bestuurderscabines
Bij verwarmingen met gasafvoer onder de voertuigbodem
moet de afvoermonding tot de zijdelingse of achterste begren-
zing van de bestuurderscabine of van het voertuig gebracht
worden. Er moet gegarandeerd zijn, dat er geen afvoergassen
(bijv. van onderen door de voertuigbodem) in de binnenkant
van het voertuig terecht kunnen komen.
Montagehandleidingen en inbouwsets voor de betreffende
types zijn bij Truma verkrijgbaar.
In Duitsland is bij voertuigen voor gevaarlijke stoffen en tank-
wagens in het toepassingsgebied van de ADR de verwarming
alleen toegelaten met het Truma voorschakelapparaat.
Inbouwinstructies voor vast gemonteerde
laadruimteverwarmingen
Voor het gebruik als laadruimteverwarming moeten de mon-
tagevoorschriften van Truma voor „Bijkomende verwarmingen
voor vrachtwagens” en „Laadruimteverwarming E 4000 A” in
acht genomen worden.
Bij commercieel gebruikte voertuigen moeten de overeenkom-
stige ongevallenpreventievoorschriften van de beroepsvereni-
gingen (in Duitsland bijv. BGV D 34) in acht genomen worden.
In het montagevoorschrift „Laadruimteverwarming E 4000 A
is een formulier voor de vereiste „Montagebevestiging door
het vakbedrijf” inbegrepen.
60
Bij de montage van de schoorsteen in de buurt van het dak-
luik is installatie van een elektrische raamschakelaar (art.-nr.
34000-85800) verplicht. Het gastoestel moet bij het openen
van het venster via de automatische uitschakelinrichting van
Truma (Accessoires, art.-nr. 39050-00800) automatisch uitge-
schakeld worden.
Aanwijzing m.b.t. watervoorziening
Bij de inbouw van een watertoevoer in het voertuig moet
ervoor gezorgd worden, dat tussen de waterslangen en de
warmtebron (bijv. verwarming, warmeluchtbuis) voldoende
afstand voorzien wordt.
Een waterslang mag pas op een afstand van 1,5 m tot de
verwarming aan de warmeluchtbuis aangelegd worden. De
Truma slangclip SC (art.-nr. 40712-01) kan vanaf deze afstand
gebruikt worden. Bij parallelle plaatsing, bijv. doorvoer door
een wand, moet een afstandhouder (bijv. een isolatie) aange-
bracht worden, om contact te vermijden.
Rookgasgeleiding
Voor de verwarmingen Trumatic E 4000 (A) mogen voor de
montage met wand- resp. dakschoorsteen alleen de Truma-
rookgasbuis AA 3 (art.-nr. 39320-00) resp. bij montage op een
boot de Truma roestvrij stalen rookgasbuis AEM 3 (art.-nr.
39360-00) en de verbrandingslucht-toevoerbuis ZR (art.-nr.
39580-00) worden gebruikt, aangezien de toestellen alleen
met deze buizen zijn gekeurd en goedgekeurd.
Na elke demontage dient een nieuwe O-ring te worden
gemonteerd.
Geoorloofde buislengten
1. Inwendige montage met wandschoorsteen
(zie montagevarianten 2, blz. 2):
Buislengten tot max. 30 cm kunnen horizontaal of met een
inclinatie van maximaal 5 cm worden gelegd.
Buislengten tot max. 100 cm moeten met een stijging van
minstens 5 cm ten opzichte van de wandschoorsteen wor-
den gelegd.
2. Inwendige montage met dakschoorsteen
(zie inbouwvarianten 3, blz. 2):
Buislengten tot max. 200 cm moeten met een
stijgingshoek van minstens 45° worden gelegd.
3. Montage onder de bodem met wandschoorsteen
(zie montagevariant 5, blz. 2):
Buislengten tot max. 30 cm kunnen horizontaal of met
een inclinatie tot maximaal 5 cm worden gelegd. Teven
dienen zij tegen beschadiging door steenslag te worden
beschermd.
Inwendige montage met
wandschoorsteenset
Zie montagevarianten afb. 2 (blz. 2).
Montage van de wandschoorsteen
Wandschoorsteen (pijl wijst naar boven) op een vlakke
ondergrond monteren, waarlangs wind aan alle kanten kan
stromen. Boor een opening Ø 83 mm (eventuele holle ruimten
rond de schoorsteen met hout opvullen). Dicht af met behulp
van de meegeleverde rubberen pakking (8). Gestructureerde
oppervlakken moeten met een plastisch carrosserie-dichtmid-
del – geen siliconenkit! – worden ingesmeerd.
Voordat u de gecombineerde aan-/afvoerbuis door de ope-
ning heen steekt, moet u de buisklem (7) over de buis heen
schuiven.
Aanwijzingen voor de inbouw in boten
Het inbouwen in boten moet voldoen aan de bepalingen van
het respectievelijke land van gebruik (bijv. EN ISO 10239).
Nationale voorschriften en regelingen (in Duitsland b.v. het
DVGW-werkblad G 608) moeten in acht genomen worden.
In Duitsland moeten voor de commerciële binnenscheepvaart
de „Richtlijnen voor bouw, uitrusting, controle en gebruik van
generatorgasinstallaties voor huishoudelijke doeleinden op
watervoertuigen in de binnenscheepvaart” (BGR 146) nage-
leefd worden. Volgens deze mag de generatorgasinstallatie
uitsluitend ingebouwd worden door installateurs die erkend
zijn door de ongevallenverzekeringen voor de binnenscheep-
vaart, en door experts van deze ongevallenverzekeringen ge-
controleerd worden.
In andere landen dienen de aldaar geldende voorschriften te
worden opgevolgd.
Verdere aanwijzingen voor de inbouw kunt u vinden in de
montagehandleiding voor de bootverwarming Trumatic E.
Plaatskeuze
Het apparaat en de rookgasafvoer moeten zo worden geplaatst
dat deze altijd goed toegankelijk zijn voor onderhoudswerk-
zaamheden en makkelijk in- en uitgebouwd kunnen worden.
Om een gelijkmatige opwarming van het voertuig te bereiken,
moet de verwarming zo centraal mogelijk in (of onder het
voertuig) worden gemonteerd, waardoor de luchtverdelings-
buizen ongeveer even lang kunnen worden gelegd.
Haarden moeten zo geplaatst zijn, dat er geen afvoergassen
in de binnenruimte terecht kunnen komen. De gasafvoer moet
altijd ten minste tot de zijwand gebeuren.
Afbeelding 13
R
De wandschoorsteen moet zo aange-
bracht worden, dat er zich in een straal
van 500 mm (R) geen tanksteun en geen
tankventilatieopening bevindt. Bovendien
mag zich binnen 300 mm (R) geen ont-
luchtingsopening voor het woongedeelte
of vensteropening bevinden.
Afbeelding 14
Bij de montage van de haard
binnen het gearceerde bereik
onder of naast een te openen ven-
ster moet dwingend een elektrische
vensterschakelaar (art.-nr.
34000-85800) aangebracht wor-
den. Het gastoestel moet bij het
openen van het venster via de au-
tomatische uitschakelinrichting van
Truma (Accessoires, art.-nr.
39050-00800) automatisch uitge-
schakeld worden
3
00 mm
300 mm
Afbeelding 15
Aanwijzing m.b.t. dakluiken/-ramen
Bij dakluiken (te openen) moet de schoorsteenkap minstens
10 cm boven het geopende luik uitsteken. Als de schoorsteen
zich naast het luik bevindt, moet er afhankelijk van de inbouw-
positie (rechts of links te openen) voor worden gezorgd, dat
er geen uitlaatgassen via het geopende luik (bijv. door wind)
kunnen binnendringen resp. dat de schoorsteen voldoende
luchtaanvoer krijgt.
61
Rubber afdichting (8 – gladde kant naar schoorsteen,
afdichtingslippen naar de wand) op binnengedeelte van
schoorsteen (9) schuiven.
Uitlaatgasbuis (1) bij het begin – op ca. 2 cm – samendrukken
zodat de winding op de winding ligt.
Klem (2 – klauwen naar de schoorsteen) op uitlaatgasbuis (1)
schuiven.
Uitlaatgasbuis (1) tot aan de aanslag op de aansluiting (11 –
de afwikkeling wijst naar boven) schuiven.
Klem (2) tot aan de aanslag schuiven – de aanslag moet tus-
sen de klauwen van de klem liggen – en vastschroeven.
Verbrandingslucht-toevoerbuis (5) op de getande
aansluiting (12) schuiven.
Zet het binnengedeelte van de schoorsteen (9) met 6 plaat-
schroeven (13) vast, plaats het buitengedeelte van de schoor-
steen (14) en zet het met 2 schroeven (15) vast.
Zet de verbrandings-luchttoevoerbuis met de buisklem (7) van
binnenuit op het aansluitstuk (12) vast.
Bevestig de gecombineerde aan-/afvoerbuis met minstens
een ZRS-buisklem (16) tegen de wand.
16
7
1
5
3 – 4 Nm
3
11
12
9
14
13
8
15
Ø
83 mm
TOP OBEN
Afbeelding 16
Dubbele-buizenaansluiting op de verwarming
Klem (7) over de buizen schuiven. Stuik de rookgasbuis (1)
bij het begin ineen, zodat de windingen tegen elkaar liggen.
Schuif de klem (4) over de rookgasbuis (1). Schuif de rookgas-
buis over de O-ring op de sok (2). Haak de klem (4) aan
en schroef deze vast. Bevestig de verbrandingsluchtaanvoer-
buis (5) met de klem (7) op de sok (6).
Afbeelding 17
Inwendige montage met dakschoorsteenset
Zie montagevarianten afb. 3 (blz. 2).
Monteer de dakschoorsteen op een zo recht mogelijk opper-
vlak, waar de wind aan alle kanten omheen kan stromen. Van
de verwarming naar de schoorsteen moet de buis direct, over
de gehele lengte stijgend (max. 2 m) gelegd kunnen worden!
Montage van de condenswaterafscheider
Tussen verwarming en dub-
bele buis dient een condens-
waterafscheider te worden
gemonteerd, waardoor
condens- en regenwater kan
weglopen.
De dubbele rookgasbuis
mag niet doorhangen;
de laagste plaats moet de con-
denswaterafscheider zijn!
Schuif de klem (4) geheel
geopend over de O-ring op
de rookgassok (2). Schuif de
rookgasmof (17) over de O-
ring op de rookgassok (2) – als
de condenswaterafscheider
met de verwarming horizon-
taal wordt gemonteerd, moet
de afvoer (18) omlaag wijzen).
Hang de klem (4) in en schroef
deze vast. Draai de afvoer (18)
vast.
Montage van de
dakschoorsteen
Boor een opening (8) met
Ø 83 mm (bij holle ruimten in
het bereik van de schoorsteen-
boring met hout opvullen). Het
afdichten gebeurt door middel
van de bijgevoegde rubber
afdichting (22). Breng bij ge-
structureerde oppervlakken
plastisch carrosserie-afdicht-
middel – geen silicone – aan.
Afbeelding 18
Bij dikkere daken sluit u de dubbele rookgasbuis eerst van
buiten op de schoorsteen aan. Schuif de rubber afdichtring
(22) en de klem (4) op het schoorsteen-binnenstuk (23).
Stuik de rookgasbuis (1) bij het begin ineen, zodat de windin-
gen tegen elkaar liggen, en schuif hem over de O-ring op de
sok (24). Haak de klem (4) aan en schroef deze vast.
Schuif de verbrandingslucht-aanvoerbuis (5) op de getande
sok en beveilig een en ander met de zwarte schroef (25).
Bevestig het schoorsteengedeelte (23) met 6 schroeven (26).
Steek het schoorsteendakje (27) op de schoorsteen en bevei-
lig het met 2 schroeven (28).
De rookgasopeningen van het schoorsteendak moeten
dwars op de rijrichting staan.
Breng de afdekkap (29) altijd aan als de verwarming niet in
gebruik is.
Aansluiting van de gecombineerde aan-/
afvoerbuis op de kachel
Druk de rookgasbuis (1) aan het begin samen, zodat de
windingen tegen elkaar liggen. Buisklem (4) over de rookaf-
voerbuis (1) schuiven. Steek de rookgasafvoerbuis (1) over de
O-ring op de rookgasmof (17). Plaats de rookgasafvoerbuis-
spanner (4) op de rookgasmof (17), haak deze in en schroef
het geheel vast. Plaats het aansluitstuk (19) met de brede kant
over de rookgasafvoerbuis en schuif deze stevig over het aan-
sluitstuk (6) op de kachel. Het boorgat in het aansluitstuk (19)
moet op dezelfde hoogte als de afvoer (18) liggen. Slang
pilaar (20) vastschroeven.
62
Bevestiging van de verwarming
Inwendige montage met wand- of
dakschoorsteen
Naar gelang de montagepositie schroeft u de verwarming met
de bijgevoegde klamp (a) of hoeken (b) stevig vast.
Afbeelding 20
Warmelucht-verdeling en recirculatie bij
inbouw binnen
Warmeluchtverdeling
Aanzuigopeningen voor verwarmingslucht moeten zo zijn
gerangschickt, dat een aanzuigen van uitlaatgazen van de
voertuigmotor en het verwarmingstoestel niet kan plaatsvin-
den. Bij de inbouw moeten maatregelen worden genomen
om te voorkomen dat de in het interieur van het voertuig
gebrachte verwarmingslucht kan worden verontreinigd (bijv.
door oliedampen). Aan deze voorwaarde wordt bijvoorbeeld
voldaan bij luchtkachels in recirculatiestand (zowel bij inbouw
binnen als bij inbouw buiten). (Bij frisseluchtgebruik mag de
frisselucht niet uit de motorruimte, uit de buurt van de uitlaat
of de rookgasafvoer-warmte-uitlaat van de kachel worden
aangezogen.)
De warme lucht (W) wordt door de verwarming via 2 sokken
uitgeblazen, direct dan wel via een warmeluchtbuis VR 72
(Ø 72 mm).
Afbeelding 21
Leg van de verwarming naar de eerste luchtuittrede alleen
buis VR 72 (Ø 72 mm) tot ca. 1,5 m lengte. Ter voorkoming
van oververhitting dient het eerste luchtspoor niet-afsluit-
baar te zijn (zwenkopening SCW 2, eindstuk EN-O). Na de
eerste luchtuittrede kan ook buis ÜR (Ø 65 mm) verder wor-
den gelegd. Warme-luchtbuizen die een oppervlaktetempera-
tuur van meer dan 80 °C hebben (vooral tot de eerste lucht-
uittrede bij E 4000), moeten met een aanrakingsbeveiliging
(bijv. Truma isolatiebuis I 80) worden afgedekt. Beveilig alle
buisaansluitingen met plaatschroeven. Bevestig buizen met
klemmen.
Druk de verbrandingsluchttoevoerbuis (5) stevig op het aan-
sluitstuk (19) en zet deze met de buisklem (7) vast.
Boor voor de condensslang (21) in de voertuigbodem een
opening van Ø 10 mm. Sluit de condensslang op de slangpi-
laar (20) aan en steek de slang door de opening.
Wegens vorstgevaar mag de slang niet meer dan 2 cm
onder de voertuigbodem uitsteken!
Montage onder de vloer met
warmte-uitlaat-set voor in de wand
Zie inbouwvariant afb. 5 (blz. 2).
Haarden moeten zo geplaatst zijn, dat er geen afvoergassen
in de binnenruimte terecht kunnen komen. De gasafvoer moet
altijd ten minste tot de zijwand gebeuren (zie „Plaatskeuze”).
Bevestiging van de verwarming
De montage vindt plaats door middel van montagehouders.
Bevestig beide houders (36) met doorsteekschroeven (min-
stens M5) vast en duurzaam. Bevestig het U-profiel (37) met
de meegeleverde schroeven (38) aan de buitenkant van de
kachel. Zet de kachel met 4 schroeven M6 x 10 (39) en zich-
zelf borgende moeren vast. Plaats aan de buitenzijde van het
vaartuig twee beschermende kappen (40).
Afbeelding 19
Om condenswater af te voeren boort u op het laagste punt
ca. 20 mm van de rand een gat (Ø 8 mm) in de kachelmantel.
Zorg ervoor dat de boor niet meer dan 10 mm in de kachelm-
antel doordringt, aangezien dit tot beschadiging van het bin-
nengedeelte kan leiden. Bijgevoegd rubberen buisje (d) inste-
ken (het steekt ca. 4 cm uit naar beneden).
Buitenmontage met haardsteun
Zie inbouwvariant afbeelding 4 (bladzijde 2) en montagevoor-
schriften van Truma voor „Bijkomende verwarmingen voor
vrachtwagens” en „Laadruimteverwarming E 4000 A”.
63
Het warme-luchtsysteem is voor elk voertuigtype afzonderlijk
volgens een modulair principe ontworpen. Er zijn dan ook
veel accessoires beschikbaar (zie catalogus). Tekeningen met
optimale inbouwvoorstellen voor warmeluchtinstallaties in alle
gangbare campertypes kunnen via het Truma servicecentrum
gratis worden aangevraagd.
Circulatielucht-retourgeleiding
De circulatielucht (U) wordt door de verwarming direct weer
aangezogen.
Wanneer de verwarming in een stuwkast o.i.d. is gemonteerd,
dient u daarin een overeenkomstig grote opening (ca. 200 cm²)
voor de circulatielucht-retourgeleiding aan te brengen.
Zorg ervoor dat de luchtwegen naar de verwarming
steeds vrij blijven!
Verdeling van warmelucht en terugvoer van
omgevingslucht bij uitwendige montage
Zie Inbouwvarianten afb. 4 + 5 (blz. 2).
De toevoer van warmelucht en de retourluchtaanvoer tussen
kachel en voertuig moet, vooral in het steenslaggebied, met
flexibele luchtbuizen van het type LF of, in het beschermde
gebied, met luchtbuizen van het type LI (Ø 106 mm) worden
bewerksteligd.
Een beschermkast over de gehele verwarmingsinstallatie
beschermt deze tegen beschadigingen en weersinvloeden en
dient als extra isolatie.
Boor twee openingen Ø 100 mm.
Voorzie de twee aansluitsok-
ken (41) aan de flens van afdicht-
middel en schroef deze aan de
openingen buiten vast. Leg het
rooster (47) in de circulatielucht-
retourgeleiding (U) tussen de aan-
zuigsok en de voer-/vaartuigwand.
Klem LFS (42) op de luchtbuis (43)
rijgen. Luchtbuis over de aansluit-
stukken van de verwarming (44)
en de aansluitstompen (41) schui-
ven en telkens met klem LFS (42)
bevestigen. Dicht de overgangen
met silicone af.
Afbeelding 22
Holle dubbele wanden moeten
in de buurt van de luchtcirculatie
worden afgedicht. Plaats hiervoor
twee opgerolde stroken blik of
buisstukken (45) Ø 97 tot 100 mm
in de openingen.
Afbeelding 23
In het interieur van het voer/-vaar-
tuig kan de warme lucht door mid-
del van luchtbuis LI (Ø 106 mm)
worden verdergeleid. Bevestig
de luchtbuis door middel mit een
tweede aansluitsstuk (41) bij de
opening aan de binnenkant. Beide
aansluitstukken kunnen door de
wand heen aan elkaar worden
vastgeschroefd.
Afbeelding 24
Als u verdeling van warme lucht in het interieur an het
voer-/vaartuig wilt, kunt u met vier schrueven boven de toe-
voer van warme lucht (W) een luchtverdeler (46) aanbrengen.
Sluit de opening voor de luchtterugvoer niet af en ver-
klein deze niet!
De luchtverdeler (46) heeft 2 aansluitingen voor de buis VR 72
(Ø 72 mm), die geen van beide afgesloten mogen worden. De
meegeleverde beschermingsplaat (48) dient als warmtebevei-
liging en moet over de luchtverdeler (46) worden aangebracht.
Als afsluitbescherming kan een tweede beschermingsplaat (49)
boven de opening voor de luchtterugvoer worden vastge-
schroefd (Accessoire, art.-nr. 39010-11500).
Het warmeluchtsysteem is voor elk voertuigtype afzonderlijk
volgens een modulair principe ontworpen. Er zijn dan ook heel
wat accessoires beschikbaar (zie catalogus).
Montage van het bedieningspaneel
Bij toepassing van voertuig-, resp. fabrieksspecifieke
bedieningspanelen dient de elektrische aansluiting in
overeenstemming met de Truma aansluitbeschrijvingen plaats
te hebben. Iedere wijziging van de desbetreffende Truma-on-
derdelen leidt tot wegval van de garantie alsook tot uitsluiting
van aansprakelijkheidsclaims. De inbouwer (fabrikant) is voor
een gebruiksaanwijzing voor de gebruiker alsook voor het be-
drukken van de bedieningspanelen verantwoordelijk!
Let er bij de plaatsingskeuze op, dat de bedieningspanelen
niet aan direkte warmteuitstraling mogen worden blootgezet.
Lengte van de aansluitkabel 4 m of 10 m.
Is een montage enkel achter gordijnen of soortgelijke plaatsen
met temperatuur-schommelingen mogelijk, moet een af-
standssensor voor de ruimtetemperatuur worden toegepast
(Accessoires).
Montage van het bedieningspaneel met
draaischakelaar
Als inbouwmontage niet mogelijk is, dan levert Truma
desgewenst een opbouwraampje (1 – art.-nr. 40000-
52600) als toebehoren.
Gat Ø 55 mm boren.
De bedieningspaneelkabel (2) aan het bedieningspaneel (3)
aansluiten en vervolgens de achterste afdekkap (4) als trek-
ontlasting opsteken.
De kabel naar achteren doorschuiven en naar de elektroni-
sche regeleenheid verleggen.
Ø 55 mm
2
7
7
6
1
3
5
4
Afbeelding 25
Het bedieningspaneel met 4 schroeven (5) bevestigen en
afdekframe (6) opsteken.
Voor optische afsluiting van de afdeklijst (6) levert
Truma zijdelen (7) in 8 verschillende kleuren. Vraag uw
leverancier.
64
Elektrische aan sluiting 12 V / 24 V
Elektrische leidingen, schakel- en stuurapparaten voor verwar-
mingstoestellen moeten zo in het voertuig worden geplaatst
dat ze onder normale bedrijfsomstandigheden probleemloos
kunnen werken. Alle wanddoorvoeringen van leidingen die
naar buiten voeren, moeten spatwaterdicht zijn uitgevoerd.
Voordat u met elektrische onderdelen begint te werken,
moet u de stroomtoevoer naar het apparaat afsluiten.
Het volstaat niet het apparaat uit te schakelen vanaf het
bedieningspaneel!
Bij elektrisch laswerk aan het koetswerk moet het apparaat
volledig worden losgekoppeld van de stroomkring van het
voertuig.
Als u de polen verkeerd aansluit, bestaat het risico dat
de kabels in brand raken. Bovendien vervalt hierdoor
elke aanspraak op garantie of verantwoordelijkheid!
De rode kabel is plus, de blauwe kabel min!
Sluit het apparaat met een kabel van 2 x 1,5 mm² op het
beveiligde boordnet aan (centrale zekering 5 – 10 A); bij
een lengte van meer dan 6 m gebruikt u een kabel van
2 x 2,5 mm². Sluit de minpool aan op de centrale massa. Bij
een directe aansluiting op de accu, moeten de plus- en de
minleiding worden beveiligd. Voer de aansluitingen volledig
geïsoleerd in Faston uit (autovlakstekersysteem 6,3 mm).
Op de toevoerleidingen mogen geen andere stroomafnemen-
de toestellen worden aangesloten!
Bij gebruik van net- cq stroomvoorzieningapparaten
moet erop gelet worden dat deze een geregelde uit-
gangsspanning tussen 11 V en 15 V leveren en de rimpelfac-
tor van de wisselspanning < 1,2 Vss bedraagt.
Gasaansluiting
De werkdruk van de gasvoorziening 30 mbar moet
overeenstemmen met de werkdruk van het toestel
(zie typeplaat).
De gastoevoerbuis Ø 8 mm moet met een snijringverbinding
op de aansluitstomp aangesloten worden. Bij het vastdraaien
zorgvuldig tegenhouden met een tweede sleutel!
Het gasaansluitstuk op het toestel mag niet worden ingekort
of verbogen.
Zorg ervoor dat bij het aansluiten op de boiler de gasleidingen
vrij zijn van vuil, splinters en dergelijke!
De buis zo aanleggen dat het toestel voor servicewerkzaam-
heden gemakkelijk kan worden gedemonteerd.
Het aantal koppelingen in gasleidingen die gelegd zijn in door
personen gebruikte ruimtes moet tot het technisch onvermij-
delijke minimum worden beperkt.
De gasinstallatie moet voldoen aan de technische en adminis-
tratieve voorschriften van het betreffende land van gebruik (in
Europa b.v. EN 1949 voor voertuigen of EN ISO 10239 voor
boten). Nationale voorschriften en regelingen (in Duitsland
b.v. het DVGW-werkblad G 607 voor voertuigen of G 608 voor
boten) moeten in acht genomen worden.
Montage van het bedieningspaneel met
schuifschakelaar
Voor voorhanden inbouwuitsparingen.
Afdekplaat uit de inbouwuitsparing verwijderen.
Bedieningspaneelkabel (10) aan het bedieningspaneel (8)
aansluiten, door de inbouwuitsparing naar achteren doorvoe-
ren en naar de elektronische regeleenheid verleggen.
Afbeelding 26
Bedieningspaneel (8) indrukken tot de frontvlakte gelijk ligt.
Indien geen inbouwuitsparing voorhanden is, kan het
bedieningspaneel met de meegeleverde frame voor ver-
zonken montage worden gemonteerd.
Als inbouwmontage niet mogelijk is, dan levert Truma des-
gewenst een opbouwraampje (art.-nr. 39050-11600) als
toebehoren.
Montage van de elektronische regeleenheid
Deksel van de regeleenheid losschroeven.
De stekkers aan de elektronische regeleenheid mogen
enkel losgetrokken en aangesloten worden als van
tevoren de voedingsspanning werd afgeklemd. Stekker recht
lostrekken!
Stekker van de bedieningspaneelkabel (1) volgens afbeelding
aan de rode pennenlijst van de regeleenheid aansluiten.
Afbeelding 27
Indien een schakelklok of een afstandvoeler is ingebouwd,
e stekker hiervan aan de zwarte pennenlijst aansluiten.
Bij gelijktijdige toepassing van meerdere onderdelen ge-
schiedt de aansluiting via het multistopcontact (Accessoire).
Onderdeel aan een goed bereikbare, tegen vochtigheid be-
schermde plek met 2 schroeven bevestigen (mag niet over
65 °C worden verwarmd).
Deksel van de regeleenheid losschroeven.
Bij verwarmingen die buiten het voertuig zijn gemonteerd
moet de elektronische stuureenheid in de binnenruimte van
het voertuig zodanig worden bevestigd dat deze tegen vocht
en beschadiging is beschermd. In de vloer resp. in de wand
een opening van Ø 25 mm boren, stekker (2) van de 20-poli-
gen kabel van de stuureenheid aftrekken en door de opening
leiden. Met kabelvulling afdichten. Stekker er weer insteken.
In uitzonderingsgevallen kan de elektronische stuureenheid
met beschermkast voor buiten aanwezige elektronica
(Accessoire, art.-nr. 39950-00) buiten het voertuig worden
gemonteerd.
65
Functiecontrole
Na de inbouw moet de dichtheid van de gastoevoerleiding
volgens de drukverminderingsmethode gecontroleerd
worden. Een keuringsverklaring (in Duitsland b.v. conform
DVGW-werkblad G 607 voor voertuigen of G 608 voor boten)
moet afgegeven worden.
Vervolgens conform de gebruiksaanwijzing alle functies van
het toestel controleren.
De gebruiksaanwijzing moet worden overhandigd aan de
voertuigbezitter.
Het typeplaatje uit de gebruiks- en inbouwhandleiding
nemen en op een goed zichtbare, tegen beschadigin-
gen beschermde plaats op de verwarming kleven. Het jaar
van de eerste ingebruikname moet op de typeplaat worden
aangekruist.
Waarschuwingen
De bij het apparaat geleverde gele sticker met waarschuwin-
gen voor de gebruiker moet door de inbouwer of de eigenaar
van het voertuig op een voor elke gebruiker duidelijk zichtbare
plaats in het voertuig worden aangebracht (bijv. op de deur
van de klerenkast)! Als u deze sticker niet hebt, moet u die bij
Truma aanvragen.
/