1. Installatie
1.1 Installatievoorwarden (afb. ①)
• Klep verticaal naar boven gericht in een
buisleiding of op een drukvat monteren.
In geen geval horizontaal of loodrecht
naar beneden gericht monteren.
• Veiligheidsklep zo montieren, dat tijdens de
ontluchting van de klep geen lichamelijk
letsel noch schade aan voorwerpen
verorzaakt kan worden.
Soms kunnen er grote hoeveelheden
lucht worden uitgeblazen, die naar
beneden afgevoerd worden.
• Niet beneden de minimumafstanden gaan
(zie afb. ①)
• In de aanvoerleiding mogen zich geen afsluit-
inrichtingen bevinden. De doorsnede van de
aanvoerleiding mag niet kleiner zijn dan de
doorsnede van de inlaat van het veiligheids-
ventiel. Het drukverlies in de aanvoerleiding
mag bij maximaal af te voeren massastroom
niet hoger zijn dan 3 % van het drukverschil
tussen aanspreekoverdruk en vreemde
tegendruk.
1.2 Montage (afb. ② - ⑤)
• Nazien of huls, schroefdraad en
verzegeling niet beschadigd zijn.
- geen beschadigde kleppen monteren!
• Afschermdop van de schroefdraad trekken
• Klep afdichten
- met hennep, isolatie- of koperband
• Klep erinsschroeven en met een
steeksleutel SW 55 vastdraaien.
- oppassen, dat de klep daarbij niet
beschadigd wordt.
1.3 Inbedrijfsteööing (afb. ⑥)
• Bij de aflevering bevindt het apparaat zich
in de ontluchtingstoestand
• De stelknop in de richting van de wijzers van
de klok vastdraaien
• De klep is nu bedrijfsklaar
Wordt de installatie gedurende langere tijd
buiten bedrijf gesteld, dan dient het apparaat
weer in de ntluchtingstoestand te worden
geplaatst. Daartoe dient men de stelknop 4
toeren in de richting tegenovergesteld aan
die van de wijzers van de klok te draaien.
2. Technische gegevens
Bedrijfsmedium: perslucht tot 180 °C
Aansluitschroefdraad: 1
1
/4" of 1
1
/2" (ISO 228)
Zeshoekig: 55 mm
Kenmerken van de bestanddelen:
TÜV
.
SV
.
04 - 930
.
28
.
F/K/S
.
αw
.
p
αw = ontlastingscoéfficiént
p = overdrukinstelling (bar)
Certificaar volgens de richtlijnen voor
luchtdrukdoestellen 97/23 E.G.
Kenncijfer CE 0035
De overdrukwaarden kunnen op de fabriek tussen
0,9 en 4,3 bar worden ingesteld.
Materialien:
Afdichtring: fluorrubber
Vouwbalg: Siliconrubber
Ontluchtinshuls polyamide
Behuizing messing
Toepassingsgebied:
Vastgemonteerde tanks voor producten in de vorm
van korrels of stop resp. tanks op voertuigen voor
producten in de vorm van vloeistoffen, korrels of
stof, die met behulp van perslucht worden ontladen.
3. Onderhoud
Controleren of er zich geen stof verzamelt rond
het afvoergebied van de veiligheidsklep.
4. Functiecontroles
De tijdsafstand tussen de verschillende functie-
controles van het veiligheidsventiel dienen met
inachtneming van de plaatselijke voorschriften
voor drukbakken vastgelegd te worden door
diegene, die de installatie gebruikt (minstens één
keer per jaar, volgens de aanbevelingen van de
fabrikant).
De gebruiker van de installatie zorgt ervoor dat
deze functiecontroles regelmatig worden
uitgevoerd door vakpersoneel.
5. Veiligheidsinstructies
• Wijzigingen van de ingestelde druk alsmede
herstelwerkzaamheden mogen alleen door de
fabriek worden uitgevoerd.
• Soms kunnen er grote hoeveelheden lucht
worden uitgeblazen, die naar beneden afge-
voerd worden. De bedieningsorganen mogen
dan ook niet onder de klep gemonteerd zijn.
• Het apparaat uitsluitend in perfecte technische
conditie overeenkomstig het gebruiksdoel
daarvan benutten, daarbij rekening houdend met
de veiligheid en eventuele gevaren en met
inachtneming van het installatievoorschrift. Met
name storingen, die de veiligheid in gevaar
kunnen brengen, onmiddellijk laten verhelpen.
• Veiligheidskleppen van het type S245S zijn
uitsluitend bestemd voor de in dit installatie-
voorschrift vermelde toepassingsgebieden. Elk
ander gebruik of daarvan afwijkende toepassing
wordt geacht met het gebruiksdoel in strijd te
zijn.
NL
5