NORD Drivesystems NORDAC LINK - SK 250E - Frequency Inverter Handleiding

Type
Handleiding
BU 0250 – nl
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)
Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
2 BU 0250 nl-3920
Documentatie
Titel:
BU 0250
Bestelnr.:
6072505
Serie:
SK 2xxE-FDS
Omvormerserie:
SK 250E-FDS, SK 260E-FDS,
SK 270E-FDS, SK 280E-FDS
App. types:
SK 2x0E-FDS-370-340-A … SK 2x0E-FDS-751-340-A
0,37 7,5 kW, 3~ 380-500 V
Versielijst
Titel,
Datum
Bestelnummer Softwareversie
apparaat
Opmerkingen
BU 0250,
Juli 2016
6072505 / 2916
V 1.0 R0
Eerste uitgave, voor apparaten uit de voorserie
(veldtest)
BU 0250,
Juli 2017
6072505 / 2817
V 1.1 R2
Aanduiding van de optielocaties voor de
bedieningselementen gewijzigd naar H1, H2 en
H3
Technische gegevens aangepast/aangevuld
Vermogensstekkers en M12-connectoren:
Correctie van diverse pintoewijzingen
Parameters P420 / P434 / P480 / P481, functies
37, 42 toegevoegd
Parameters P745 / P746 toegevoegd
AS-i - Correctie van diverse technische gegevens
Remweerstanden, technische gegevens
aangepast
CE-conformiteitsverklaring toegevoegd
Diverse andere correcties
BU 0250,
April 2018
6072505 / 1618
V 1.1 R3
Onder andere
Algemene correcties
Aanpassing van de veiligheidsaanwijzingen
Herziening van de waarschuwings- en
gevaarsaanwijzingen
Toevoeging van UL-gegevens
AS-interface - aanvulling single slave "AXS”
Aanvulling en aanpassing van elektrische
gegevens
Toevoeging van aansluitingstoebehoren
Aanpassing van paramters: P107, 206, 208, 330,
331, 332, 333, 434, 481, 546, 558
Actualisering EU-conformiteitsverklaring
Auteursrechten
BU 0250 nl-3920 3
Titel,
Datum
Bestelnummer Softwareversie
apparaat
Opmerkingen
BU 0250,
September
2019
6072505 / 3919
V 1.3 R0
Onder andere
Algemene correcties
Uitbreiding van de serie met bouwgrootte 0 (vanaf
0,37 kW)
Optie “Implugbare EEPROM“ beschikbaar
Aanpassing van paramters: P245, 301, 420, 480,
434, 481, 504, 539, 558, 746
Nieuwe parameters: P336, 565, 780
Actualisering EU-conformiteitsverklaring
Accessoires (kabels) toegevoegd
BU 0250,
September
2020
6072505 / 3920
V 1.3 R0
Onder andere
Algemene correcties
Toevoeging van de eigenschap "-ASS" als een
variant van de AS-Interface optie
Aanpassing UL-connectoren
Uitbreiding van het overzicht van de aansluiting
van een elektromechanische rem
Tabel 1: Versielijst BU0250
Auteursrechten
Het document geldt als bestanddeel van het hier beschreven apparaat en dient aan elke gebruiker
in geschikte vorm beschikbaar te worden gesteld.
Elke bewerking, wijziging of ander oneigenlijk gebruik van het document is verboden.
Uitgever
Getriebebau NORD GmbH & Co. KG
Getriebebau-Nord-Straße 1 • 22941 Bargteheide, Germany • http://www.nord.com/
Telefoon +49 (0) 45 32 / 289-0 Fax +49 (0) 45 32 / 289-2253
Member of the NORD DRIVESYSTEMS Group
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
4 BU 0250 nl-3920
Inhoud
BU 0250 nl-3920 5
Inhoud
1 Algemeen ................................................................................................................................................... 10
1.1 Overzicht .......................................................................................................................................... 11
1.2 Levering ........................................................................................................................................... 12
1.3 Omvang van de levering .................................................................................................................. 13
1.4 Veiligheids-, installatie- en gebruiksaanwijzingen ............................................................................ 15
1.5 Waarschuwings- en gevaarsaanwijzingen ....................................................................................... 19
1.5.1 Waarschuwings- en gevaarsaanwijzingen op het product .................................................. 19
1.5.2 Waarschuwings- en gevaarsaanwijzingen in het document ............................................... 20
1.6 Normen en toelatingen ..................................................................................................................... 20
1.6.1 UL- en CSA-toelating .......................................................................................................... 20
1.7 Typecode / nomenclatuur ................................................................................................................. 24
1.7.1 Typeplaat ............................................................................................................................ 24
1.7.2 Typecode veldverdeler ....................................................................................................... 26
1.8 Indeling naar vermogens en bouwgroottes ...................................................................................... 27
1.9 Uitvoering in beschermingsklasse IP55, IP65 .................................................................................. 27
2 Montage en installatie ............................................................................................................................... 28
2.1 Montage ........................................................................................................................................... 28
2.2 Optieposities en uitrustingsvarianten ............................................................................................... 30
2.2.1 Optieposities ....................................................................................................................... 30
2.2.1.1 Aansluitingsniveau 30
2.2.1.2 Aansturingsniveau 31
2.2.1.3 Onderhoudsschakelaarniveau 31
2.2.2 Uitrustingsvarianten ............................................................................................................ 32
2.2.2.1 Configureerbare opties 32
2.2.2.2 Configuratie van de optieplaatsen op aansturingsniveau 33
2.2.2.3 Configuratie van de optieposities van het aansluitingsniveau 36
2.2.2.4 Configuratie van de optiepositie van het onderhoudsschakelaarniveau 40
2.3 Elektrische aansluiting ..................................................................................................................... 41
2.3.1 Bekabelingsrichtlijnen ......................................................................................................... 42
2.3.2 Elektrische aansluiting vermogensdeel .............................................................................. 43
2.3.2.1 Netaansluiting 43
2.3.2.2 Motorkabel 44
2.3.2.3 Remweerstand (B+, B-, PE) 45
2.3.2.4 Elektromechanische rem 46
2.3.3 Elektrische aansluiting van de besturings-eenheid ............................................................. 47
2.3.3.1 Details stuuraansluitingen 49
2.3.3.2 Basisconfiguratie van de besturingseenheid 51
2.4 Kleur- en contactbezetting voor incrementele encoder (HTL) .......................................................... 52
3 Weergave, bediening en opties ................................................................................................................ 53
3.1 Weergaven ....................................................................................................................................... 53
3.2 Bedienings- en parameterinstellingsopties ....................................................................................... 58
3.2.1 Bedienings- en parameterboxen, gebruik ........................................................................... 58
3.2.2 Aansluiting van meerdere apparaten op één parametreringstool ....................................... 59
3.3 Optionele modules ........................................................................................................................... 60
3.3.1 Optionele modules SK CU4-............................................................................................... 60
3.3.2 Optie inplugbare EEPROM ................................................................................................. 61
4 Inbedrijfstelling .......................................................................................................................................... 64
4.1 Inbedrijfstelling van het apparaat ..................................................................................................... 64
4.2 Fabrieksinstellingen ......................................................................................................................... 65
4.3 Selectie van de bedrijfsmodus voor de motorbesturing .................................................................... 66
4.3.1 Toelichting van de bedrijfsmodi (P300) .............................................................................. 66
4.3.2 Parameteroverzicht Regelaarinstelling ............................................................................... 68
4.3.3 Inbedrijfstellingsstappen motorbesturing ............................................................................ 69
4.4 Temperatuursensoren ...................................................................................................................... 69
4.5 AS-interface (AS-i) ........................................................................................................................... 70
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
6 BU 0250 nl-3920
4.5.1 Het bussysteem .................................................................................................................. 70
4.5.2 Kenmerken en technische gegevens .................................................................................. 72
4.5.3 Busopbouw en topologie .................................................................................................... 73
4.5.4 Ingebruikname .................................................................................................................... 75
4.5.4.1 Aansluiting 75
4.5.4.2 Weergaven 75
4.5.4.3 Configuratie 76
4.5.4.4 Adressering 77
4.5.5 Certificaat ........................................................................................................................... 78
5 Parameter ................................................................................................................................................... 79
5.1 Parameteroverzicht .......................................................................................................................... 82
5.2 Omschrijving van de parameters...................................................................................................... 85
5.2.1 bedrijfsindicatie ................................................................................................................... 86
5.2.2 Basisparameters ................................................................................................................. 88
5.2.3 Motorgegevens / motorkarakteristiekparameters ................................................................ 95
5.2.4 Regelparameters .............................................................................................................. 103
5.2.5 Stuurklemmen .................................................................................................................. 112
5.2.6 Extra parameters .............................................................................................................. 133
5.2.7 Positionering ..................................................................................................................... 153
5.2.8 Informatie.......................................................................................................................... 153
6 Meldingen over de bedrijftoestand ........................................................................................................ 166
6.1 Weergave van de meldingen ......................................................................................................... 167
6.2 Diagnose-LED’s op het apparaat ................................................................................................... 167
6.3 Meldingen ...................................................................................................................................... 168
6.4 FAQ bedrijfsstoringen .................................................................................................................... 176
7 Technische gegevens ............................................................................................................................. 178
7.1 Algemene gegevens frequentieomvormer ..................................................................................... 178
7.2 Elektrische gegevens ..................................................................................................................... 179
7.2.1 Elektrische gegevens 3~ 400 V ........................................................................................ 179
8 Extra informatie ....................................................................................................................................... 181
8.1 Regelwaardeverwerking ................................................................................................................. 181
8.2 Procesregelaar ............................................................................................................................... 182
8.2.1 Toepassingsvoorbeeld procesregelaars ........................................................................... 183
8.2.2 Parameterinstellingen procesregelaar .............................................................................. 184
8.3 Elektromagnetische compatibiliteit EMC ........................................................................................ 185
8.3.1 Algemene bepalingen ....................................................................................................... 185
8.3.2 Beoordeling van de EMC .................................................................................................. 186
8.3.3 EMC van het apparaat ...................................................................................................... 187
8.3.4 EU-conformiteitsverklaring................................................................................................ 189
8.4 Gereduceerd uitgangvermogen ..................................................................................................... 190
8.4.1 Gereduceerde uitgangstroom op grond van de pulsfrequentie ......................................... 190
8.4.2 Gereduceerde overstroom op basis van de tijd ................................................................ 191
8.4.3 Gereduceerde overstroom op basis van de uitgangsfrequentie ....................................... 192
8.4.4 Gereduceerde overstroom op basis van de netspanning ................................................. 193
8.4.5 Gereduceerde overstroom op basis van de koellichaamtemperatuur............................... 193
8.5 Bedrijf met de aardlekschakelaar ................................................................................................... 194
8.6 Systeembus ................................................................................................................................... 194
8.7 Energie-efficiëntie .......................................................................................................................... 196
8.8 Normering regel-/meetwaarden ..................................................................................................... 197
8.9 Definitie regel- en meetwaardeverwerking (frequenties) ................................................................ 198
8.10 Aansluitingstoebehoren .................................................................................................................. 199
8.10.1 Vermogensaansluitingen - contrastekkers ........................................................................ 199
8.10.2 M12 Y-verdeler ................................................................................................................. 200
8.10.3 Motorkabel ........................................................................................................................ 201
8.10.4 Netkabel ........................................................................................................................... 201
8.10.5 Daisy Chain-kabel ............................................................................................................ 201
8.10.6 Encoderkabels .................................................................................................................. 202
9 Onderhouds- en serviceaanwijzingen ................................................................................................... 203
9.1 Onderhoudsaanwijzingen ............................................................................................................... 203
Inhoud
BU 0250 nl-3920 7
9.2 Service-aanwijzingen ..................................................................................................................... 204
9.3 Afkortingen ..................................................................................................................................... 205
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
8 BU 0250 nl-3920
Afbeeldingenindex
Afbeelding 1: SimpleBox, handheld, SK CSX-3H .................................................................................................. 58
Afbeelding 2: ParameterBox, handheld, SK PAR-3H ............................................................................................ 58
Afbeelding 3: Optionele modules SK CU4 ... als interne klantinterfaces (voorbeeld) ............................................ 60
Afbeelding 4: Regelwaardeverwerking ................................................................................................................ 181
Afbeelding 5: Procesdiagram van de procesregelaar .......................................................................................... 182
Afbeelding 6: Warmteverliezen door de pulsfrequentie ....................................................................................... 190
Afbeelding 7: Uitgangsstroom op basis van de netspanning ............................................................................... 193
Afbeelding 8: Energie-efficiëntie door automatische aanpassing van de magnetisatie ....................................... 196
Tabellenindex
BU 0250 nl-3920 9
Tabellenindex
Tabel 1: Versielijst BU0250 ..................................................................................................................................... 3
Tabel 2: Additionele eigenschappen ...................................................................................................................... 12
Tabel 3: Waarschuwings- en gevaarsaanwijzingen op het product ....................................................................... 19
Tabel 4: Normen en toelatingen ............................................................................................................................ 20
Tabel 5: FAQ bedrijfsstoringen ............................................................................................................................ 177
Tabel 6: EMC - Vergelijking van EN 61800-3 en EN 55011 ................................................................................ 186
Tabel 7: Overzicht volgens productnorm EN 61800-3 ......................................................................................... 188
Tabel 8: Overstroom afhankelijk van de tijd ......................................................................................................... 191
Tabel 9: Overstroom als functie van puls- en uitgangsfrequentie ........................................................................ 192
Tabel 10: Regel- en meetwaardeverwerking in de frequentieomvormer ............................................................. 198
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
10 BU 0250 nl-3920
1 Algemeen
De serie SK 250E-FDS is gebaseerd op het beproefde NORD-platform. De apparaten onderscheiden
zich door hun compacte bouwvorm, optimale regelkarakteristieken en uniforme parametrisering.
De apparaten hebben een sensorloze stroomvectorregeling met veelzijdige instelmogelijkheden. In
combinatie met geschikte motormodellen die altijd voor een optimale spanning/frequentieverhouding
zorgen, kunnen alle driefasen asynchroonmotoren die geschikt zijn voor gebruik met omvormers of
permanent bekrachtigde synchroonmotoren worden aangedreven. Voor de aandrijving betekent dit: de
hoogste opstart- en overbelastingskoppels bij constant toerental.
Het prestatiebereik beslaat 0.37 kW bis 7.5 kW.
Door de modulaire bouwgroepen kan deze apparatenserie aan individuele wensen van klanten worden
aangepast.
Deze handleiding is gebaseerd op de apparaatsoftware die in de versielijst is aangegeven (zie P707).
Bezit de gebruikte frequentieomvormer een andere softwareversie, dan kan dit tot verschillen leiden.
Men dient eventueel het actuele handboek van het internet (www.nord.com) te downloaden.
Er zijn aanvullende beschrijvingen voor optionele functies en bussystemen (http://www.nord.com/).
Toebehoren
Ook de in de handleiding genoemde accessoires kunnen aan verandering onderhevig zijn. Actuele
informatie hierover wordt samengevat in separate datasheets die onder www.nord.com in de rubriek
Documentatie Handboeken Elektronische aandrijftechniek Techn. Info / Datasheet
bijgehouden worden. De op het tijdstip van publicatie van dit handboek beschikbare datasheets worden
in de betreffende hoofdstukken genoemd (TI ...).
Typisch voor deze serie frequentieregelaars is de montage in de nabijheid van de motor, bijv. aan de
muur of op een machineframe.
Alle elektrische aansluitingen (vermogens- en besturingsaansluitingen) gebeuren via
stekkerverbindingen. Dit vereenvoudigt de installatie van het apparaat aanzienlijk en maakt het openen
van het apparaat overbodig.
Om toegang te verkrijgen tot alle parameters kan de interne RS232-interface (toegang via RJ12-
connector) worden gebruikt. De parameters zijn bijv. toegankelijk via een optionele Simple- of
ParameterBox.
De door de exploitant gewijzigde parameterinstellingen worden vastgelegd in het geïntegreerde, niet-
vluchtige geheugen van het apparaat.
Het apparaat wordt geconfigureerd volgens de individuele behoeften van de klant. Het apparaat wordt
dus af fabriek uitgerust. Het achteraf aanbrengen van opties of het ombouwen van het apparaat is niet
voorzien.
1 Algemeen
BU 0250 nl-3920 11
Informatie
Apparaat mag niet worden geopend
Het apparaat mag op geen enkel moment van zijn levensduur geopend worden. Alle montage-, installatie- en
inbedrijfstellingswerkzaamheden worden, net als bij normaal bedrijf, uitsluitend op het gesloten apparaat
uitgevoerd.
De montage gebeurt via vrij toegankelijke montagegaten.
De elektrische aansluiting geschiedt uitsluitend via stekkerverbindingen.
Operationele instellingen worden gemaakt door parameteraanpassingen. De toegang voor het aansluiten
van bijvoorbeeld een parametreertool verloopt via een blinde schroefplug. Deze blinde schroefplug mag
alleen worden verwijderd voor werkzaamheden in verband met de inbedrijfstelling en moet daarna weer op
de juiste wijze worden ingedraaid.
De diagnose-LED's voor de weergave van de schakel- en bedrijfstoestanden zijn van buitenaf zichtbaar.
1.1 Overzicht
Dit handboek beschrijft het totaal van de mogelijke functionaliteiten en uitrustingen. Afhankelijk van het
apparaattype is de uitvoering en functionaliteit beperkt.
Basiseigenschappen
Hoog startkoppel en precieze motortoerentalregeling door sensorloze stroomvectorregeling.
Montage dicht bij de motor als wandmontage.
Toegelaten omgevingstemperatuur -25°C tot 40°C (technische gegevens in acht nemen)
Geïntegreerd EMC-netfilter voor grenswaarden van klasse A / Categorie C2
Automatische meting van de statorweerstand of bepaling van de exacte motorgegevens mogelijk
Programmeerbare gelijkstroomremming
Ingebouwde remchopper voor 4-kwadrantenbedrijf, optionele remweerstanden (intern/extern)
Aparte temperatuursensor-ingang (TF+/TF-) a)
Evaluatie van een incrementele encoder mogelijk via digitale ingangen a)
NORD-systeembus voor de aansluiting van additionele modulaire bouwgroepen a)
Vier aparte, online omschakelbare parametersets
LED's voor diagnose (incl. signaaltoestanden DI's/DO's)
RS232/RS485-interface via RJ12-aansluiting, alternatief USB
24 V DC stuurspanning
moet beschikbaar worden gesteld via connectoren, of
kan door de frequentieregelaar worden geleverd (alleen met optie -HVS).
Het is ook mogelijk om een extra externe 24 V DC voeding aan te sluiten via optionele
connectoren om de voeding van krachtige randapparatuur (bijv. aandrijvingen) te waarborgen.
Geïntegreerde positioneringsbesturing “POSICON” ( BU 0210)
CANopen absolute encoderevaluatie via de NORD-systeembus a)
Bedrijf van draaistroomasynchroonmotoren (ASM) en Permanent Magneet Synchroon Motoren
(PMSM)
Geïntegreerde PLC ( BU 0550)
a)
Aansluiting alleen mogelijk via optionele connectoren.
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
12 BU 0250 nl-3920
De verschillen tussen de individuele uitvoeringen (SK 250E, SK 260E / SK 270E / SK 280E) zijn in de
volgende tabel samengevat en worden in de loop van deze handleiding beschreven.
Additionele eigenschappen
Eigenschap 250E 260E 270E 280E
Aantal digitale ingangen (DIN) 1) 2)
5+2
5+2
5+2
5+2
Aantal digitale uitgangen (DO)
2
2
2
2
Aantal analoge ingangen (AIN)
1)
2
2
2
2
Veilige pulsblokkering (STO / SS1) (
BU0235)
x
x
AS-Interface 3)
x
x
1)
Alternatief kunnen de analoge ingangen ook als digitale ingangen (niet SPS-compatibel) gebruikt
worden.
2)
Indien nodig worden individuele ingangen af fabriek vast gedefinieerd met bepaalde optionele
modules.
3)
Dubbele slave, ondersteunt het CTT2-protocol, (5I / 6O) vanuit het standpunt van het apparaat, 2e
slave: Communicatie van parameterdata en procesdata ( BU 0255)
Tabel 2: Additionele eigenschappen
Optionele functies
Het apparaat kan individueel aan de aandrijvingstaak worden aangepast. Hiervoor staat een uitgebreid
portfolio van interfaces, connectoren en bedieningselementen ter beschikking, waarmee bij de productie
van de apparaten rekening wordt gehouden volgens de eisen van de klant.
Afhankelijk van de apparaatuitrusting kan de betekenis van afzonderlijke LED's, de functies of
toewijzingen van afzonderlijke aansluitingen of de functie van bedieningselementen (bijv. schakelaars)
verschillen. In de loop van deze handleiding worden de mogelijke combinaties getoond en toegelicht.
Het typeplaatje toont de individuele uitrusting van het apparaat en kan worden vergeleken met de
informatie in de handleiding.
1.2 Levering
Onderzoek de frequentieomvormer na ontvangst/uitpakken meteen op transportschades, vervormingen
en losse onderdelen.
Bij beschadiging dient u onmiddellijk contact op te nemen met de vervoerder. Geeft u opdracht voor een
zorgvuldig onderzoek van de stand van zaken.
Belangrijk! Dit geldt ook, wanneer de verpakking onbeschadigd is.
1 Algemeen
BU 0250 nl-3920 13
1.3 Omvang van de levering
Defect in het apparaat
Het gebruik van niet toegestane accessoires en opties (bijv. ook opties van andere apparaatseries (SK
CSX0) kan storingen of defecten van de op elkaar aangesloten componenten tot gevolg hebben.
Gebruik alleen accessoires en opties die specifiek zijn ontworpen voor gebruik met dit apparaat en
die in deze handleiding vermeld zijn.
Standaarduitvoering: Apparaat in IP65-uitvoering (Met opgebouwde ventilator: IP55)
Gebruiksaanwijzing als PDF-bestand op CD-ROM, incl. NORDCON (PC-
parametriseringssoftware)
Configureerbare opties en accessoires:
Aanduiding Voorbeeld Beschrijving
Bedienings- en
parameterinstellingsopties
Parameterboxen voor
tijdelijke verbinding met het
apparaat, handheld
Voor inbedrijfstelling, parameterinstelling en
besturing van het apparaat,
Type SK PAR-3H, SK CSX-3H
( paragraaf 3.2)
NORDAC ACCESS BT
NORDAC ACCESS BT wordt in combinatie met
de NORDCON APP gebruikt voor de mobiele
parametrering van het apparaat.
BU 0960
Interfaces
IO-uitbreidingen
Interfaces voor uitbreiding van de analoge en
digitale in- en uitgangen.
Type SK CU4-IOE…
( paragraaf 3.3.1)
Businterfaces
Interfaces voor aansluiting op een
veldbussysteem (CANopen, DeviceNet,
EtherCAT, Ethernet/IP, Powerlink, Profibus DP,
Profinet IO, Profisafe)
Type SK CU4-...
( paragraaf 3.3.1)
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
14 BU 0250 nl-3920
Remweerstanden
Interne remweerstanden
Remweerstand voor het afvoeren van de
regeneratieve energie van het aandrijfsysteem
door deze om te zetten in warmte.
Generatorische energie wordt opgewekt tijdens
remprocessen of neerwaartse beweging van
lasten,
( paragraaf 2.3.2.3)
Externe remweerstanden
Zie
Interne remweerstanden,
maar voor wandmontage
Type SK BRW5- …
( paragraaf 2.3.2.3)
Software (gratis download)
NORDCON
Software
MS Windows ®-gebaseerd
Voor inbedrijfstelling, parameterinstelling en
besturing van het apparaat
Zie www.nord.com
NORDCON
NORDCON APP
NORDAC ACCESS BT wordt in combinatie met
de NORDCON APP gebruikt voor de mobiele
parametrering van het apparaat.
BU 0960
ePlan-macro’s
Macro’s voor het maken van elektrische
schema’s
In voorbereiding
Stamgegevens van het apparaat
Bestanden met apparaatstamgegevens /
apparaatbeschrijving voor NORD-veldbusopties
Fieldbus Files NORD
S7-standaardmodules voor
PROFIBUS DP en PROFINET IO
Standaardmodules voor NORD-
frequentieomvormers
Zie www.nord.com
S7_Files_NORD
Standaardmodules voor TIA-
Portal voor PROFIBUS DP en
PROFINET IO
Standaardmodules voor NORD-
frequentieomvormers
Beschikbaar op aanvraag.
1 Algemeen
BU 0250 nl-3920 15
1.4 Veiligheids-, installatie- en gebruiksaanwijzingen
Lees de navolgende veiligheidsaanwijzingen bijzonder aandachttig door, voordat u aan of met het
apparaat gaat werken. Neem alle verdere informatie uit het handboek van het apparaat in acht.
Wanneer de informatie en aanwijzingen worden genegeerd, kan dit ernstig of zelfs dodelijk letsel en
materiële schade aan het apparaat of de omgeving ervan tot gevolg hebben.
De veiligheidsaanwijzingen moeten worden bewaard!
1. Algemeen
Gebruik geen defecte apparaten of apparaten met een defecte of beschadigde behuizing of
ontbrekende afdekkingen (bijv. dummy-schroeven). Anders bestaat er een risico op ernstig of zelfs
dodelijk letsel door een elektrische schok of door het barsten van elektrische componenten zoals bijv.
elektrolyt-condensatoren met hoge vermogens.
Bij niet toegestane verwijdering van de vereiste afdekking, bij onvakkundig gebruik, bij verkeerde
installatie of bediening bestaat er een risico op zwaar persoonlijk letsel of materiële schade.
Tijdens het gebruik kunnen de apparaten, afhankelijk van hun beschermingsklasse, spanning voerende,
blanke onderdelen en hete oppervlakken hebben.
Het apparaat voert tijdens het bedrijf gevaarlijke spanning. Op alle aansluitklemmen (o.a. netingang,
motoraansluiting), op toevoerleidingen, contactlijsten en printplaten kan gevaarlijke spanning aanwezig
zijn, zelfs wanneer het apparaat buiten bedrijf is of de motor niet draait (bijv. door een elektronische
blokkering, een geblokkeerde aandrijving of kortsluiting op de uitgangsklemmen).
Het apparaat is niet voorzien van een nethoofdschakelaar en staat dus altijd onder spanning, wanneer
het op de netspanning aangesloten is. Op een aangesloten stilstaande motor kan dus ook spanning
staan. Een optionele netaansluiting - uitgang voert eveneens netspanning.
Ook bij een aan netzijde spanningsvrij geschakelde aandrijving kan een aangesloten motor draaien en
mogelijkerwijze een gevaarlijke spanning genereren.
Bij contact met dergelijke gevaarlijke spanningen bestaat een risico op een elektrische schok die ernstig
of zelfs dodelijk lichamelijk letsel tot gevolg kan hebben.
Vermogensconnectoren mogen niet onder spanning worden losgekoppeld! Houdt men zich hier niet
aan, dan kan zich een lichtboog voordoen die niet alleen een risico op lichamelijk letsel inhoudt, maar
ook een risico op beschadiging of vernieling van het apparaat.
Het doven van de status-led en van andere indicatie-elementen kan niet worden uitgelegd als indicatie
dat het apparaat van het net gescheiden en spanningsvrij is.
Het koellichaam en alle andere metalen delen alsmede de behuizingen voor vermogensconnectoren
kunnen opwarmen tot temperaturen van meer dan 70°C.
Een aanraking van dergelijke onderdelen kan lokale verbrandingen aan de betreffende lichaamsdelen
tot gevolg hebben (afkoelingstijden en afstand tot naastgelegen componenten in acht nemen).
Alle werkzaamheden aan het apparaat, bijv. voor transport, installatie, inbedrijfstelling en onderhoud,
dienen door gekwalificeerd vakkundig personeel te worden verricht (IEC364 of CENELEC HD 384 of
DIN VDE 0100 en IEC 664 of DIN VDE 0110 en de nationale voorschriften voor de ongevallenpreventie
in acht nemen). Met name dient men de algemene en plaatselijke montage- en veiligheidsvoorschriften
voor werkzaamheden aan krachtstroominstallaties (bijv. VDE, NEN, enz.) en de voorschriften over het
correcte gebruik van gereedschappen en persoonlijke beschermingsvoorzieningen op te volgen.
Bij alle werkzaamheden aan het apparaat dient men erop te letten dat geen vreemde voorwerpen, losse
onderdelen, vocht of stof in het apparaat terechtkomen of in het apparaat achterblijven (kortsluitings-,
brand- en corrosiegevaar).
Verdere informatie vindt u in de documentatie.
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
16 BU 0250 nl-3920
2. Gekwalificeerd personeel
Als gekwalificeerd vakpersoneel in de zijn van deze principiële veiligheidsaanwijzingen zijn personen
die vertrouwd zijn met opstelling, montage, inbedrijfstelling en gebruik van het product en die over de
juiste opleiding en ervaring voor hun werkzaamheden beschikken.
Tevens mogen het apparaat en de bijbehorende accessoires alleen door gekwalificeerde
elektrotechnische vakmensen geïnstalleerd en in bedrijf genomen worden. Een gekwalificeerde
elektrotechnische vakman is een persoon die op basis van zijn beroepsopleiding en ervaring over
voldoende kennis beschikt over
het inschakelen, afschakelen, vrijschakelen, aarden en markeren van elektrische ciruits en
apparaten,
het correcte onderhoud en het gebruik van veiligheidsinrichtingen in overeenstemming met de
vastgelegde veiligheidsnormen.
3. Toegelaten gebruik voor het beoogde gebruiksdoel - algemeen
De frequentieomvormer zijn apparaten voor industriële en commerciële installaties voor de exploitatie
van asynchrone draaistroommotoren met kooirotor en Permanent Magnet Synchron Motoren - PMSM.
Deze motoren moeten geschikt zijn voor gebruik in combinatie met de frequentieomvormers. Andere
lasten mogen niet op de frequentieomvormers worden aangesloten.
De apparaten zijn componenten die bestemd zijn voor inbouw in elektrische installaties of machines.
De technische gegevens en de informatie over de aansluitvoorwaarden zijn te vinden op de typeplaat
en in de documentatie.
De apparaten mogen alleen veiligheidsfuncties overnemen die beschreven en uitdrukkelijk toegelaten
zijn.
CE-gemarkeerde apparaten voldoen aan de eisen van de laagspanningsrichtlijn 2014/35/EG. De in de
conformiteitsverklaring genoemde geharmoniseerde normen worden toegepast voor deze apparaten.
a. Aanvulling: Toegelaten gebruik voor het beoogde gebruiksdoel binnen de Europese Unie
Bij de inbouw in machines is de inbedrijfstelling van de aandrijvingsomvormer (d.w.z. het begin
van het gebruik voor het beoogde gebruiksdoel) zolang verboden, tot er vastgesteld is of de
machine voldoet aan de bepalingen van de EU-richtlijn 2006/42/EG (Machinerichtlijn); neem
EN 60204-1 in acht.
De inbedrijfstelling (d.w.z. het begin van het gebruik voor reglementair bedrijf) is alleen
toegestaan, wanneer er wordt voldaan aan de EMC-richtlijn (2014/30/EU).
b. Aanvulling: Toegelaten gebruik voor het beoogde gebruiksdoel buiten de Europese Unie
Voor de inbouw en de inbedrijfstelling van het apparaat dienen de lokale voorschriften van de
eigenaar / exploitant op locatie in acht genomen te worden (zie ook “a) Aanvulling: Toegelaten
gebruik voor het beoogde gebruiksdoel binnen de Europese Unie").
4. Levensfasen
Transport, opslag
De aanwijzingen uit het handboek voor transport, opslag en deugdelijke omgang dienen te worden
opgevolgd.
De toegelaten mechanische en klimaattechnische omgevingsfactoren (zie Technische gegevens in het
handboek van het apparaat) moeten worden nageleefd.
Naar behoefte dienen geschikte, adequaat bemeten transportmiddelen (bijv. hijstuigen,
kabelgeleidingen) te worden gebruikt.
1 Algemeen
BU 0250 nl-3920 17
Opstelling en montage
Bij de opstelling en koeling van het apparaat dient men de voorschriften in de bijbehorende
documentatie op te volgen. De toegelaten mechanische en klimaattechnische omgevingsfactoren (zie
Technische gegevens in het handboek van het apparaat) moeten worden nageleefd.
Het apparaat moet tegen ontoelaatbare belastingen worden beschermd. Met name mogen geen
componenten worden verbogen en/of isolatie-afstanden worden gewijzigd. Het aanraken van
elektronische componenten en contacten dient te worden vermeden.
Het apparaat en de optionele bouwgroepen bevatten elektrostatisch gevoelige componenten, die
gemakkelijk beschadigd raken bij verkeerde behandeling. Elektrische componenten mogen niet
mechanisch beschadigd of kapotgemaakt worden.
Elektrische aansluiting
Zorg ervoor dat het apparaat en de motor voor de aan te sluiten netspanning geschikt zijn.
Installatie-, onderhouds- en servicewerkzaamheden alleen bij spanningsvrij geschakeld apparaat
uitvoeren en een wachttijd van minimaal 5 minuten na de uitschakeling aan netzijde in acht nemen! (Het
toestel kan vanwege eventuele opgeladen condensatoren ook na uitschakeling van de
netstroomtoevoer meer dan 5 minuten lang gevaarlijke spanning voeren). Voor aanvang van de
werkzaamheden moet door meting absoluut de spanningsvrijheid op alle contacten van de
vermogensinsteekverbindingen resp. aansluitklemmen worden vastgesteld.
De elektrische installatie dient volgens de toepasselijke voorschriften te gebeuren (bijv. kabeldiameters,
zekeringen, aardleidingen). Eventuele additionele aanwijzingen vindt u in de documentatie / het
handboek voor het apparaat.
Aanwijzingen voor een EMC-conforme installatie zoals afscherming, aarding en plaatsing van filters
en kabels vindt u in de documentatie van de apparaten en in de technische informatie TI 80-0011.
Deze aanwijzingen dienen ook bij apparaten met CE-keurmerk in acht te worden genomen. Het
aanhouden van de in de EMC-wetgeving gestelde limieten is de verantwoordelijkheid van de producent
van de installatie of machine.
Een ontoereikende aarding door een fout kan bij aanraking van het apparaat een elektrische schok met
mogelijk dodelijke afloop tot gevolg hebben.
Het apparaat mag alleen worden gebruikt met een effectieve aardaansluiting, die voldoet aan de
plaatselijke voorschriften voor grote aardlekstromen (>3,5 mA). Gedetailleerde informatie over de
aansluitings- en bedrijfsvoorwaarden vindt u in de technische informatie TI 80-0019.
De voedingsspanning van het apparaat kan dit direct of indirect in werking stellen. Het aanraken van
elektrisch geleidende onderdelen kan leiden tot een elektrische schok met mogelijk fatale gevolgen.
Alle vermogensaansluitingen (bijv. Spanningsvoorziening) altijd op alle polen scheiden.
Afstellingen, foutzoeken en inbedrijfstelling
Bij werkzaamheden aan onder spanning staande apparaten dienen de toepasselijke nationale
voorschriften voor de ongevallenpreventie (bijv. BVG A3, voorheen VBG4) te worden opgevolgd.
De spanningsvoorziening kan het apparaat direct of indirect in bedrijfstellen resp. bij aanraking van
elektrisch geleidende delen tot een elektrische schok met mogelijkerwijze dodelijke gevolgen leiden.
De parametrering en configuratie van de apparaten dient dusdanig gekozen te worden dat er geen
gevaarlijke situaties ontstaan.
Onder bepaalde instellingsvoorwaarden kan het apparaat of een daarop aangesloten motor na een
inschakeling van de netstroom automatisch opstarten. Een daarmee aangedreven machine (pers, takel,
wals, ventilator enz.) kan een onverwachte beweging in gang zetten. Hierdoor kunnen ook derden
gevaar lopen en gewond raken.
Voordat de netstroom wordt ingeschakeld, dient men daarom de gevarenzone te beveiligen door
iedereen te waarschuwen of uit de gevarenzone weg te sturen.
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
18 BU 0250 nl-3920
Gebruik
Installaties waarin de apparaten ingebouwd zijn, moeten zo nodig worden voorzien van extra
bewakings- en beveiligingsvoorzieningen volgens de actuele veiligheidvoorschriften (zoals bijv. de wet
op de technische arbeidsmiddelen, de voorschriften voor de ongevallenpreventie etc.).
Tijdens het gebruik dienen alle deksels en afdichtingen gesloten te zijn.
Onder bepaalde instellingsvoorwaarden kan het apparaat of een daarop aangesloten motor na een
inschakeling van de netstroom automatisch opstarten. Een daarmee aangedreven machine (pers, takel,
wals, ventilator enz.) kan een onverwachte beweging in gang zetten. Hierdoor kunnen ook derden
gevaar lopen en gewond raken.
Voordat de netstroom wordt ingeschakeld, dient men daarom de gevarenzone te beveiligen door
iedereen te waarschuwen of uit de gevarenzone weg te sturen.
Het apparaat veroorzaakt door de werking geluiden in het voor de mens hoorbare frequentiebereik.
Deze geluiden kunnen op lange termijn tot stress, onbehagen en vermoeidheidsverschijnselen met
negatieve uitwerkingen op de concentratie leiden. Het frequentiebereik, resp. de toon, kan door
aanpassing van de pulsfrequentie naar een minder storend of vrijwel niet meer hoorbaar bereik worden
verschoven. Daarbij moet echter worden gelet op een eventuele derating (vermogensverlaging) van het
apparaat die daaruit zou kunnen resulteren.
Onderhoud, service en buitenbedrijfstelling
Installatie-, onderhouds- en servicewerkzaamheden alleen bij spanningsvrij geschakeld apparaat
uitvoeren en een wachttijd van minimaal 5 minuten na de uitschakeling aan netzijde in acht nemen! (Het
toestel kan vanwege eventuele opgeladen condensatoren ook na uitschakeling van de
netstroomtoevoer meer dan 5 minuten lang gevaarlijke spanning voeren). Voor aanvang van de
werkzaamheden moet door meting absoluut de spanningsvrijheid op alle contacten van de
vermogensinsteekverbindingen resp. aansluitklemmen worden vastgesteld.
Verdere informatie vindt u in het handboek van het apparaat.
Verwijdering
Het product en ook onderdelen van het product en evt. accessoires mogen niet worden meegegeven
met het gewone afval. Aan het einde van de levensduur van het product moeten deze zaken op de juiste
wijze en in overeenstemming met de lokale voorschriften voor industrieel afval afgevoerd en verwerkt
worden. Wij willen er met name op wijzen dat het bij dit product om een apparaat met geïntegreerde
halfgeleidertechniek gaat (besturingskaarten, printplaten en diverse elektronische componenten en evt.
ook elektrolytcondensatoren met hoge vermogens). Bij een onjuiste afvoer en verwerking bestaat een
risico op de vorming van giftige gassen die het milieu kunnen vervuilen en direct of indirect lichamelijk
letsel (bijv. bijtende wonden) tot gevolg kunnen hebben. Bij krachtige elektrolytcondensatoren is ook
een explosie mogelijk inclusief bijkomend letselrisico.
5. Explosiegevaarlijke omgeving (ATEX)
Het apparaat is niet toegelaten voor gebruik of montagewerkzaamheden in explosiegevaarlijke
omgevingen (ATEX).
1 Algemeen
BU 0250 nl-3920 19
1.5 Waarschuwings- en gevaarsaanwijzingen
Onder bepaalde voorwaarden kunnen in samenhang met het apparaat gevaarlijke situaties optreden.
Om u expliciet op potentieel gevaarlijke situaties te attenderen, zijn op het product en in de bijbehorende
documentatie waar nodig eenduidige waarschuwings- en gevaarsaanwijzingen te vinden.
1.5.1 Waarschuwings- en gevaarsaanwijzingen op het product
De volgende waarschuwings- en gevaarsaanwijzingen worden op het product zelf aangebracht.
Symbool Aanvulling op
symbool1) Betekenis
DANGER
Device is alive
> 5min after
removing mains
voltage
Gevaar
Elektrische schok
Het apparaat bevat condensatoren met hoog vermogen. Hierdoor kan het ook
nog na meer dan 5 minuten na het loskoppelen van de
hoofdstroomvoorziening gevaarlijke spanning voeren.
Vóór aanvang van de werkzaamheden aan het apparaat moet met geschikte
meetinstrumenten bij alle vermogenscontacten worden geverifieerd dat het
apparaat spanningsvrij is.
Om gevaarlijke situaties te vermijden moet het handboek absoluut worden
gelezen!
VOORZICHTIG
Hete oppervlakken
Het koellichaam en alle andere metalen delen en oppervlakken kunnen warm
worden tot temperaturen van meer dan 70°C.
Risico op lichamelijk letsel in de vorm van lokale brandwonden aan
lichaamsdelen door aanraking
Beschadiging van voorwerpen in de buurt door hitte
Wacht af tot het apparaat voldoende afgekoeld is, voordat u met de
werkzaamheden begint. Controleer de oppervlaktetemperatuur met geschikte
meetmiddelen. Neem voldoende afstand tot de naastgelegen componenten in
acht of voorzie in een beveiliging tegen direct contact.
OPGELET
ESD
Het apparaat bevat elektrostatisch gevoelige componenten, die beschadigd
kunnen raken bij verkeerde behandeling.
Vermijd elke aanraking (indirect met gereedschappen o.i.d. of direct) van
besturingskaarten / printplaten en de componenten daarvan.
1)
De teksten zijn opgesteld in de Engelse taal.
Tabel 3: Waarschuwings- en gevaarsaanwijzingen op het product
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
20 BU 0250 nl-3920
1.5.2 Waarschuwings- en gevaarsaanwijzingen in het document
De waarschuwings- en gevaarsaanwijzingen in dit document staan aan het begin van het hoofdstuk,
waarin de daarin beschreven instructies gepaard kunnen gaan met daaraan gerelateerde risico's en
gevaren.
Conform de bestaande risico’s en de waarschijnlijkheid en zwaarte van een daaruit resulterend
lichamelijk letsel zijn de waarschuwings- en gevaarsaanwijzingen als volgt geclassificeerd.
GEVAAR Duidt een onmiddellijk dreigend gevaar aan dat zeer ernstig of zelfs
dodelijk letsel tot geval heeft.
WAARSCHUWING Duidt een mogelijk gevaarlijke situatie aan die zeer
ernstig of zelfs
dodelijk letsel tot geval kan hebben.
VOORZICHTIG Duidt een mogelijk gevaarlijke situatie aan die licht of onbeduidend letsel
tot geval kan hebben.
OPGELET Duidt een mogelijk schadelijke situatie aan die tot schade aan het product
of de omgeving kan leiden.
1.6 Normen en toelatingen
Alle apparaten van de gehele serie voldoen aan de navolgend vermelde normen en richtlijnen.
Toelating Richtlijn Toegepaste
normen Certificaten Markeringen
CE (Europese
Unie)
Laagspanning 2014/35/EU
EN 61800-5-1
EN 60529
EN 61800-3
EN 50581
C310701
EMC) 2014/30/EU
RoHS 2011/65/EU
UL
(USA) UL 61800-5-1 E171342
CSA
(Canada) C22.2 No.274-13 E171342
RCM
(Australië) F2018L00028 EN 61800-3 133520966
EAC
(Eur-Azië)
TR CU 004/2011,
TR CU 020/2011 IEC 61800-5-1
IEC 61800-3
EAЭC N RU Д-
DE.HB27.B.02725/
20
Tabel 4: Normen en toelatingen
1.6.1 UL- en CSA-toelating
File No. E171342
De indeling van de beschermingsmiddelen die door de UL zijn goedgekeurd volgens de Amerikaanse
normen voor de in deze handleiding beschreven apparaten wordt hieronder vermeld, in essentie met
de oorspronkelijke bewoordingen. De indeling van de afzonderlijke relevante zekeringen of
vermogensschakelaars vindt u in deze handleiding onder de rubriek "Elektrische gegevens".
Alle apparaten zijn voorzien van een overbelastingsbeveiliging voor de motor.
( paragraaf 7.2)
1 Algemeen
BU 0250 nl-3920 21
Groepszekering
De apparaten kunnen als groep worden beveiligd via een gemeenschappelijke zekering (details
hieronder). Zorg ervoor dat de somstromen in acht worden genomen en dat de juiste kabels en
kabelsecties worden gebruikt. Als het apparaat (de apparaten) dicht bij de motor is (zijn) gemonteerd,
geldt dit ook voor de motorkabels.
Voorwaarden UL / CSA volgens rapport
Information
"Integral solid state short circuit protection does not provide branch circuit protection. Branch circuit protection
must be provided in accordance with manufacturer instructions, the National Electric Code and any additional
local codes.
CSA: For Canada: ”Integral solid state short circuit protection does not provide branch circuit protection.
Branch circuit protection must be provided in accordance with the Canadian Electrical Code, Part I”.”
“Use 75°C Copper Conductors Only. Higher temperature ratings are acceptable."
„For installations according to Canadian National Standard C22.2 No. 274-13: For use in Pollution Degree 2
and Overvoltage Category III environments only.” or equivalent.”
“The device has to be mounted according to the manufacturer instructions.”
“For NFPA79 applications only
“The source shall be derived from a non-corner grounded type TN or IT AC source not exceeding 289 V phase
to earth (or equivalent)”
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
22 BU 0250 nl-3920
Size valid description
1 - 2 For 480V - for 3
phase models
only:
“Suitable For Use On A Circuit Capable Of Delivering Not More Than ______ rms Symmetrical
Amperes, 500 (3-phase) Volts Max., When Protected by High-Interrupting Capacity, Current
Limiting Class RK5 Fuses or faster, rated ______Amperes, and ____Volts”, as listed in 1). The
short circuit rating (max. 65 000 A) is based on the connectors (Details listed below) and will be
printed during production. Details listed in 1).
“Suitable For Use On A Circuit Capable Of Delivering Not More Than _______ rms Symmetrical
Amperes, ____ Volt maximum” (480V for 3-phase models), “When Protected by Circuit Breaker
(inverse time trip type) in accordance with UL 489, rated ______ Amperes, and _______Volts”,
as listed in 1). The short circuit rating (max. 65 000 A) is based on the Connectors (Details listed
below) and will be printed during production. Details listed in 1).
“Suitable For Use On A Circuit Capable Of Delivering Not More Than ______ rms Symmetrical
Amperes, 500 Volt maximum”, “When Protected by Circuit Breaker (inverse time trip type) in
accordance with UL 489, rated ______ Amperes, and 500 Volts”, as listed in 1). The short circuit
rating (max. 20 000 A) is based on the Connectors (Details listed below) and will be printed during
production. Details listed in 1).
Motor group
installation
(Group fusing):
“Suitable for motor group installation on a circuit capable of delivering not more than _______
rms symmetrical amperes, 500 (3-phase) V max, when Protected by High-Interrupting Capacity,
Current Limiting Class RK5 Fuses or faster, rated max. 30 Amperes”. The short circuit rating
(max. 65 000 A) is based on the Connectors (Details listed below) and will be printed during
production. Details listed in 1).
“Suitable for motor group installation on a circuit capable of delivering not more than _______
rms symmetrical amperes, 500 (3-phase) V max, when Protected by Circuit Breaker (inverse
time trip type) in accordance with UL 489, rated 30 Amperes and 500 Volts min.” The short circuit
rating (max. 20 000 A) is based on the Connectors (Details listed below) and will be printed during
production. Details listed in 1).
“Suitable for motor group installation on a circuit capable of delivering not more than _______
rms symmetrical amperes, 480 (3-phase) V max, when Protected by Circuit Breaker (inverse
time trip type) in accordance with UL 489, rated 30 Amperes and respectively 480 Volts min.”
The short circuit rating (max. 65 000A) is based on the Connectors (Details listed below) and will
be printed during production. Details listed in 1).
1) 7.2
1 Algemeen
BU 0250 nl-3920 23
Information
Connector optional
Cat. No. manufactured by rated voltage rated current Fuse size SCCR, RMS
09 12 003 3051
(HAN Q3/0-M)
HARTING ELECTRIC
GMBH & CO KG
600 V 17 A (AWG 16)
21 A (AWG 14)
25 A (AWG 12)
30 A (AWG 10)
65 kA
09 12 003 3151
(HAN Q3/0-F)
09 12 006 3041
(HAN Q4/2 M)
HARTING ELECTRIC
GMBH & CO KG
600 V
Power:
11 A (AWG 16)
14 A (AWG 14)
17 A (AWG 12)
25 A (AWG 10)
30 A (AWG 10,
see Note 1)
Signal:
2A (AWG 26)
65 kA
09 12 006 3141
(HAN Q4/2 F)
09 12 005 3001
(HAN Q5/0-M)
HARTING ELECTRIC
GMBH & CO KG
600 V
11 A (AWG 16)
16 A (AWG 14)
65 kA
09 12 005 3101
(HAN Q5/0-F)
09 12 008 3001
(HAN Q8/0 M)
HARTING ELECTRIC
GMBH & CO KG
600 V
11 A (AWG 16)
18 A (AWG 12)
65 kA
09 12 008 3101
(HAN Q8/0 F)
09 12 002 3051
(HAN Q2/0-M)
HARTING ELECTRIC
GMBH & CO KG
600 V
19 A (AWG 16)
23 A (AWG 14)
25 A (AWG 12)
30 A (AWG 10)
65 kA
09 12 002 3151
(HAN Q2/0-F)
Han Q 4/0-m-crimp
(09 12 004 3051)
HARTING ELECTRIC
GMBH & CO KG
600 V
14 A (AWG 16)
18,5 A (AWG 14)
20 A (AWG 12)
30 A (AWG 10)
65 kA
Han Q 4/0-f-crimp
(09 12 004 3151)
QPD W
3PE2.5…M25
PHOENIX CONTACT
GMBH & CO. KG
600 V 10 A (AWG 16)
15 A (AWG 14)
J, T, CC 5 kA
QPD 4P M25
WHQM
PHOENIX CONTACT
GMBH & CO. KG
600 V 8 A (AWG 16)
12 A (AWG 14)
J, T, CC 5 kA
QPD W
4PE2.5…M25
PHOENIX CONTACT
GMBH & CO. KG
600 V 10 A (AWG 14) J 5 kA
P29036
AMPHENOL SINE
SYSTEMS CORP
600 V 25 A (AWG 10) 30 A
J, T, CC, CB:
30A
65 kA
P29039
AMPHENOL SINE
SYSTEMS CORP
600 V 30 A (AWG 10) 30 A J, T, CC 65 kA
Note 1: The HAN Q4/2 can be used up to 30A with 3 wires connection (3 power / 1 grounding) only. This was tested during the evaluation.
The 25 A rating is for 4 wires connection (4 power / 1 grounding / 2 signals).
Note 2:
The rated current depends on the conductor size of the field wiring.
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
24 BU 0250 nl-3920
1.7 Typecode / nomenclatuur
De typecode van het apparaat geeft de basiskenmerken van de uitrusting aan. Een unieke identificatie
van het apparaat, met inbegrip van alle klantspecifieke uitrustingskenmerken, is alleen mogelijk via het
bestel- of serienummer van het toestel.
1.7.1 Typeplaat
Op de typeplaat is alle relevante apparaatinformatie te vinden, o.a. informatie over de
apparaatidentificatie.
( 1 )
Typ: SK 250E-FDS-301-340-A
HWR-HVS-…
Part-No:
5050601-100
ID:
27Q303614961
Version: AAA 1.0R0
Typ:
Type / aanduiding
Part-No:
Opdrachtnummer
ID:
ID-nummer
Version:
Hardware- / softwareversie
( 2 )
Aan de rechterzijde van het apparaat bevinden zich 2 extra labels met aanvullende technische
gegevens betreffende UL/CSA.
Eerste label
Deze waarschuwing wordt altijd aangebracht.
DANGER
-The opening of the branch-circuit
protective device may be an indication that a
fault current has been interrupted.
To reduce the risk of fire or electrical shock,
current-carrying parts and other components,
of the controller should be examined and
replaced if damaged. lf burnout of the current
element of an overload relay occurs, the
complete overload relay must be replaced.
Tweede label
Het tweede label hangt af van de gebruikte
vermogensstekkers.
Amphenol
SCCR:
65 kA, 500 V, BCP Fuse, Class CC, J, T
SCCR:
65 kA, 480 V, BCP CB
SCCR:
20 kA, 500 V, BCP CB
BCP Rating and further Short Circuit Rating
see manual
Suitable for group fusing
SCCR Group Installation:
same except BCP Fuse or CB rated max. 30 A
1 Algemeen
BU 0250 nl-3920 25
HARTING
SCCR:
65 kA, 500 V, BCP Fuse Class RK5 or faster
SCCR:
65 kA, 480 V, BCP CB
SCCR:
20 kA, 500 V, BCP CB
BCP Rating and further Short Circuit Rating
see manual
Suitable for group fusing
SCCR Group Installation:
same except BCP Fuse or CB rated max. 30 A
Phönix
SCCR:
5 kA, 500 V, BCP Fuse, Class CC, J, T
BCP Rating and further Short Circuit Rating
see manual
Suitable for group fusing
SCCR Group Installation:
same except BCP Fuse or CB rated max. 30 A
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
26 BU 0250 nl-3920
1.7.2 Typecode veldverdeler
SK 250E-FDS-301-340-A (-xxx)
Uitrustingsaanduiding (meerdere mogelijkheden)
Ontstoringsfilter: O = zonder, A = klasse A1(C2)
Netspanning: x40 = 400 V
Aantal netfasen 3xx = 3-fasen
Vermogen, aantal plaatsen voor de komma: 0 = 0.xx, 1 = 0x.x0
Nom. apparaatvermogen: 370 = 0,37 kW, … 301 = 3,0 kW, .
.. 751 = 7,50 kW.
Omvormerserie:
SK 250E-FDS, SK 260E-FDS,
SK 270E-FDS, SK 280E-FDS
Uitrustingsidentificatie
Betekenis
-AS-i
Actuator-sensor interface met "AS-i" stekkeroptie
-ASS
Actuator-sensor-interface met "ASS"-stekkeroptie
-AUX Actuator-sensor-interface met "AUX"-stekkeroptie
-AXS
Actuator-sensor-interface met "AXS"-stekkeroptie
-BRI
Geïntegreerde remweerstand
-BWRN
Geïntegreerde remgelijkrichter voor de aansturing van een 205V-gelijkstroomrem
-EEP
Insteekbare EEPROM voor extra gegevensback-up
-FANO 1)
Koelvinnen met opgebouwde ventilator (alleen voor apparaten < 2,2 kW)
-HWR
Geïntegreerde remgelijkrichter voor de aansturing van een 180 V-gelijkstroomrem
-HVS
Geïntegreerde 24V gelijkstroomvoeding
-TISTO
Interne STO-ingang. Op deze ingang wordt een veilige digitale uitgang van een geïntegreerde,
veiligheidsgerelateerde bouwgroep aangesloten (bijv. SK CU4-PNS), om de functie "Safe Torque
Switch-off" (STO) te kunnen activeren.
-TIDIO
Met behulp van de optie -TIDIO worden de digitale IO's van de frequentieomvormer verbonden
met de overeenkomstige IO's van een in het apparaat geïnstalleerde SK CU4-module.
-TIMSW
Indien de frequentieomvormer met een onderhoudsschakelaar is uitgerust, kan het hulpcontact
van de onderhoudsschakelaar (indien aanwezig) in de frequentieomvormer worden geïntegreerd
en geëvalueerd (onderhoudsschakelaar "Schakelstand AAN / UIT").
-USB
RS232/RS485-Interface: USB-aansluiting in plaats van RJ12-aansluiting.
Opgelet: Op de USB-poort kunnen geen parameterboxen worden aangesloten. Parametrering en
diagnose is dan alleen mogelijk via een PC met de NORDCON-software.
1)
Units met een vermogen van > 1,5 kW zijn standaard uitgerust met een opgebouwde ventilator. De uitrustingsindicatie (-FANO) wordt dan
niet expliciet in de typecode vermeld.
1 Algemeen
BU 0250 nl-3920 27
1.8 Indeling naar vermogens en bouwgroottes
Bouwgrootte
Netwerk- / stroomtoewijzing
3~ 380500 V
BG 0 0,37 ... 0,75 kW
BG 1
1,1 ... 3,0 kW
BG 2
4,0 ... 7,5 kW
1.9 Uitvoering in beschermingsklasse IP55, IP65
De frequentieomvormer van de veldverdelerserie SK 250E-FDS voldoet aan de volgende IP-
beschermingsgraad:
IP55: alle apparaten met aangebouwde ventilator
IP65: alle apparaten zonder aangebouwde ventilator
In de genoemde beschermingsklassen zijn er geen beperkingen of verschillen ten aanzien van de
beschikbare functies.
Informatie
Kabelgeleiding
Bij alle uitvoeringen dient er in elk geval op gelet te worden dat de kabels en kabelwartels minimaal aan de
beschermingklasse van het apparaat en de inbouwvoorschriften voldoen en zorgvuldig op elkaar worden
afgestemd.
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
28 BU 0250 nl-3920
2 Montage en installatie
Er kunnen geen opties achteraf worden ingebouwd. Alle opties moeten door NORD in de loop van de
bestelling, voorafgaand aan het fabricageproces van het apparaat, vastgelegd zijn. Het apparaat mag
en kan op geen enkel moment door de klant worden geopend. Het apparaat wordt bevestigd met
bevestigingsstrips die van buitenaf vrij toegankelijk zijn. De elektrische aansluiting van net-, motor- en
signaalkabels is alleen mogelijk via daarvoor bestemde stekkerverbindingen. De optioneel verkrijgbare
bedieningselementen (bijv. schakelaars) zijn zo gemonteerd dat zij vrij toegankelijk zijn.
Alleen voor de tijdelijke aansluiting van een diagnose-instrument moet een gedefinieerde blinde
schroefplug worden geopend. De diagnostische instrumenten omvatten:
Parameterbox SK CSX-3H/ SK PAR-3H
NORDAC ACCESS BT met de NORDCON APP
PC met de NORDCON-software
2.1 Montage
De apparaten zijn ontworpen voor installatie dicht bij de motor en vereisen geen schakelkast vanwege
hun beschermingsklasse.
Apparaatafstand:
De apparaten moeten voldoende worden geventileerd om ze tegen
oververhitting te beschermen en mogen daarom niet worden afgedekt.
De montage kan direct naast elkaar plaatsvinden.
Er moet rekening worden gehouden met de vereiste afstanden voor de
plaatsing van de aansluitkabels.
Inbouwpositie: verticaal, d.w.z. dat de kabelaansluiting (vermogensaansluiting) zich aan
de onderzijde bevindt
horizontaal, d.w.z. positie bedieningselementen en diagnostische-LED's
aan de bovenzijde
Zie ook de volgende illustraties.
Afmetingen:
De apparaten worden afhankelijk van het vermogen in verschillende bouwgroottes geleverd. Afhankelijk
van het vermogen en de speciale uitrusting kan het koellichaam worden uitgerust met een ventilator.
Bouwgrootte 0 is over het algemeen niet verkrijgbaar met ventilator.
Vermogen
[kW]
Apparaattype
SK 2xxE-FDS-…
Bouwgrootte
Behuizingafmetingen wandmontage
Gewicht
3) (ca.)
van tot van tot B H L 2) L1 L2 X1 X2 X3
0,37
0,75
370-340-…
750-340-…
0
243
130
312
294
243
110
193
263
5,5
3,8
1,1
1,5
111-340-…
151-340-…
1
243
155 1)
312 294 243 110 193 263 5,5
4,6
2,2
3,0
221-340-…
301-340-…
1
175
4,8
4,0
7,5
401-340-…
751-340-…
2
358
184
312
294
243
100
154
263
5,5
6,8
alle maten in [mm]
[kg]
1)
2)
3)
zonder ventilator
zonder onderhoudsschakelaar: 307 mm
afhankelijk van uitrusting
2 Montage en installatie
BU 0250 nl-3920 29
Bouwgrootte 0 en 1
Bouwgrootte 2
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
30 BU 0250 nl-3920
2.2 Optieposities en uitrustingsvarianten
Het apparaat wordt geconfigureerd volgens de specificaties van de klant. Er kunnen geen opties
achteraf worden ingebouwd. Alle opties moeten door NORD in de loop van de bestelling, voorafgaand
aan het fabricageproces van het apparaat, vastgelegd zijn.
De geselecteerde opties en uitrustingskenmerken gelden voor gedefnieerde posities aan het apparaat.
De afhankelijkheden van de gekozen opties onderling en van relevante signaalinrichtingen (LED's) of
parameterinstellingen worden in deze handleiding toegelicht.
2.2.1 Optieposities
Het apparaat is verdeeld in 3 niveaus. Elk van deze niveaus is bestemd voor de montage van bepaalde
opties of optiegroepen.
2.2.1.1 Aansluitingsniveau
Positie: onder
Het ontwerp en de toewijzing van de
vermogensaansluitingen (net- en
motoraansluitingen) zijn afhankelijk van de
productspecificatie van de klant.
Hetzelfde geldt voor de configuratie van de
extra optieplaatsen voor
signaalaansluitingen.
X1 =
X4 =
Z1 =
Z4 =
Vermogensaansluiting 1
Vermogensaansluiting 4
Extra signaalaansluitingen
2 Montage en installatie
BU 0250 nl-3920 31
2.2.1.2 Aansturingsniveau
Positie: Frontaal
De bezetting en functies van de afzonderlijke
optieplaatsen zijn variabel. Zij worden direct
beïnvloed door de specificaties van de klant,
maar zijn ook indirect afhankelijk van andere
uitrustingskenmerken.
De betekenissen van de LED's die aan elke
optielo
catie zijn toegewezen, zijn eveneens
afhankelijk.
D1 =
E1 =
H1 =
H2 =
M1 =
M8 =
Diagnoseopening
Statusindicatoren (LED's)
Bedieningselement 1
Bedieningselement 2
Signaalaansluitingen
2.2.1.3 Onderhoudsschakelaarniveau
Positie: Boven
Afhankelijk van de onderhoudschakelaar
kunnen de bezetting en functie van andere
optieplaatsen worden beïnvloed.
H3 = Onderhoudsschakelaar
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
32 BU 0250 nl-3920
2.2.2 Uitrustingsvarianten
De veldverdeler is zo ontworpen dat hij kan worden geconfigureerd om aan de individuele eisen van de
aandrijvingstaak te voldoen. Het apparaat is dan ook voorzien van uitgebreide interfaces, die uitsluitend
in de vorm van stekkerverbindingen zijn uitgevoerd. De lay-out van deze interfaces op het apparaat,
alsmede de uitrusting met bedieningselementen, is afhankelijk van de configuratie van het apparaat en
varieert daarom sterk. Voor elke optiepositie kan precies één optietype worden gekozen.
Optionele modules van het type SK CU4- worden gebruikt voor functionele uitbreiding van het apparaat
met bijvoorbeeld extra IO's of aansluiting op een veldbussysteem. De communicatie tussen deze
module en het apparaat vindt plaats via de interne systeembus. De door de klant gewenste functies
worden via de optieplaatsen Z1 tot Z4 naar de overeenkomstige M12-connectoren geleid.
De volgende tabellen laten zien welke uitrustingen typisch kunnen worden gecombineerd en welke
invloed deze dan hebben op de desbetreffende optieplaatsen.
Als er initiatoren of actoren worden gebruikt, kunnen de bijbehorende parameters en de toepasselijke
fabrieksinstellingen ook worden afgelezen.
2.2.2.1 Configureerbare opties
De volgende geïntegreerde uitrustingskenmerken kunnen worden geconfigureerd. De keuze van de
opties moet ten tijde van de bestelling van het apparaat plaatsvinden. Een achteraf plaatsvindende
wijziging van de configuratie is niet mogelijk.
Betekenis
-AS-i
Actuator-sensor interface met "AS-i" stekkeroptie
-ASS Actuator-sensor-interface met "ASS"-stekkeroptie
-AUX
Actuator-sensor-interface met "AUX"-stekkeroptie
-AXS
Actuator-sensor-interface met "AXS"-stekkeroptie
-BRI
Geïntegreerde remweerstand
-BWRN
Geïntegreerde remgelijkrichter voor de aansturing van een 205V-gelijkstroomrem
-EEP
Insteekbare EEPROM voor extra gegevensback-up
-FANO 1)
Koelvinnen met opgebouwde ventilator (alleen voor apparaten < 2,2 kW)
-HWR
Geïntegreerde remgelijkrichter voor de aansturing van een 180 V-gelijkstroomrem
-HVS
Geïntegreerde 24V gelijkstroomvoeding
-TISTO Interne STO-ingang. Op deze ingang wordt een veilige digitale uitgang van een geïntegreerde,
veiligheidsgerelateerde bouwgroep aangesloten (bijv. SK CU4-PNS), om de functie "Safe Torque
Switch-off" (STO) te kunnen activeren.
-TIDIO
Met behulp van de optie -TIDIO worden de digitale IO's van de frequentieomvormer verbonden
met de overeenkomstige IO's van een in het apparaat geïnstalleerde SK CU4-module.
-TIMSW
Indien de frequentieomvormer met een onderhoudsschakelaar is uitgerust, kan het hulpcontact
van de onderhoudsschakelaar (indien aanwezig) in de frequentieomvormer worden geïntegreerd
en geëvalueerd (onderhoudsschakelaar "Schakelstand AAN / UIT").
-USB
RS232/RS485-Interface: USB-aansluiting in plaats van RJ12-aansluiting.
Opgelet: Op de USB-poort kunnen geen parameterboxen worden aangesloten. Parametrering en
diagnose is dan alleen mogelijk via een PC met de NORDCON-software.
1) Units met een vermogen van > 1,5 kW zijn standaard uitgerust met een opgebouwde ventilator. De uitrustingsindicatie (-FANO) wordt dan
niet expliciet in de typecode vermeld.
2 Montage en installatie
BU 0250 nl-3920 33
2.2.2.2 Configuratie van de optieplaatsen op aansturingsniveau
De optieposities M1 t/m M8 zijn ontworpen voor M12-connectoren. De relevante toewijzing van de
aansluitingen of de functies van de afzonderlijke optieposities voor het apparaat zijn direct bij de
optiepositie afgedrukt.
Optiepositie Optietype Functie relevante
parameter
Opmerking
M1
a
Geen optie
b
Initiator 1 / 4
DIN1
P420[-01]
Niet beschikbaar indien
M5 c een nulspoor heeft.
Stel de functie van het
nulspoor in P420[-01] in.
DIN4 P420[-04]
M2
a
Geen optie
b
Initiator 4
DIN4
P420[-04]
M3
a
Geen optie
b
Actor 1 / 2
DOUT1
P434[-01]
DOUT2
P434[-02]
M4
a
Geen optie
b
Actor 2
DOUT2
P434[-02]
M5
a
Geen optie
b
Initiator 2 / 3
DIN2
P420[-02]
DIN3
P420[-03]
c
HTL-encoder 1)
HTL-A
P420[-02]
HTL-B
P420[-03]
d
Systeembus Master
SYSM
M6
a
Geen optie
b Initiator 3 DIN3 P420[-03]
Alleen SK 250E-FDS /
SK 270E-FDS
c
Veilige stop
STO
Alleen SK 260E-FDS /
SK 280E-FDS
M7
a
Geen optie
b
Initiator 6 / 7
AIN1 /
DIN6
P400[-01] /
P420[-06], P113
H1 / H2 slechts beperkt
bruikbaar
AIN2 /
DIN7
P400[-02] /
P420[-07], P113
c
Systeembus-slave of absolute
encoder
SYSS
M8
a
Geen optie
b
Initiator 7
AIN2 /
DIN7
P400[-02] /
P420[-07], P113
alleen SK 250E-FDS /
SK 260E-FDS,
H1 / H2 slechts beperkt
bruikbaar
c
24 V DC-voeding 2)
24VI
d
AS-Interface (“AUX”)
AUX
alleen SK 270E-FDS /
SK 280E-FDS
e
AS-interface (“
AS-i”
)
ASI
f
AS-Interface
(“AXS”)
AXS
g
AS-Interface
(“ASS”)
ASS
1) Encoderkabel op aanvraag verkrijgbaar. Indien encoder met nulspoor, dan nulspoor evaluatie via
DIN1
.
2) De 24 V DC stuurspanning kan ook worden geleverd via M8 c (AUX), M8 f (AXS) of de optieposities X1 of Z1... Z4 van
het aansluitniveau.
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
34 BU 0250 nl-3920
De bedieningselementen van het apparaat bevinden zich op de optieposities H1 en H2.
Er kan gekozen worden uit verschillende bedieningselementen. Afhankelijk van de gekozen combinatie
beïnvloeden zij de functies van de afzonderlijke digitale ingangen. Deze functies zijn opgenomen in de
fabrieksinstellingen van de relevante parameters op een apparaatspecifieke basis.
Variant Optiepositie H1 1) Optiepositie H2 2) Parameterfunctie 3)
Type Functie Type Functie P420[-07] P420[-06] P420[-05]
0
-
/
-
/
{0}
{0}
{0}
1
I
L
-
A
-
R
-
/
{34}
{33}
{0}
2
I
L
-
A
-
R
IV
/
-
Q
{34}
{33}
{12}
3
I
L
-
A
-
R
II
Sp1
-
Sp2
{34}
{33}
{35}
4 II A - H - / {0} {15} {0}
5
II
A
-
H
II
Off
-
On
{0}
{37}
{33}
6
II
A
-
H
I
L
-
Off
-
R
{34}
{37}
{33}
7
II
A
-
H
II
Sp1
-
Sp2
{0}
{33}
{12}
8
III
Q
-
A
-
H
-
/
{12}
{15}
{0}
9
III
Q
-
A
-
H
II
Off
-
On
{12}
{37}
{1}
10
III
Q
-
A
-
H
II
Sp1
-
Sp2
{12}
{33}
{35}
Functies
A
Automatische modus actief
H
Manuele modus actief
L
Manuele Modus, vrijgave links
R
Manuele modus, vrijgave rechts
Off
Manuele modus, niet vrijgegeven
On
Manuele modus, vrijgegeven
Sp1
Toerental 1 (waarde van P113 [-01])
Sp2
Toerental 2 (waarde van P113 [-02])
Q
Storing bevestigen
Type bedieningsoptie
I Schakelaar (links - midden - rechts), vergrendelend, uitvoering als schakelaar of sleutelschakelaar
II
Schakelaar (midden - rechts), vergrendelend, uitvoering als schakelaar of sleutelschakelaar
III
Schakelaar (links - midden - rechts), vergrendelend midden en rechts, schakelaar- of sleutelschakelaaruitvoering
IV
Drukknop
1)
Invloed op parameterfuncties van digitale ingangen DIN 6 / 7
2) Invloed op parameterfuncties van digitale ingangen DIN 5 / 7
3) Varianten, waarbij de parameterfuncties op de waarde {0} zijn geconfigureerd, hebben geen functionele invloed op de betreffende digitale
ingang. In deze gevallen kunnen analoge functies worden toegewezen via de respectievelijke alternatieve analoge ingang (zie ook
voorgaande tabel).
2 Montage en installatie
BU 0250 nl-3920 35
Stekkerbezetting van de M12-connectoren
Afhankelijk van de functie worden 5-polige M12-stekkers met gekleurde bus- of stekkerinzet
gemonteerd. De kleuren weerspiegelen de functionele toewijzing van de connector, waardoor deze
gemakkelijk te vinden is op het apparaat. Hetzelfde geldt voor het kleurontwerp van de afdekkappen.
De volgende connectoren kunnen bij het apparaat worden gebruikt, afhankelijk van de klantspecificatie.
Optieposities M1 tot M8
Functie Insteek-/stekkeraansluitingen Optiepositie
Contacten-
diagram
Contactenbezetting
1 2 3 4 5 Nr. Kleur
DIN1 / DIN4
Bus,
A-code
24V
DIN4
GND
DIN1
PE
M1
sw
DIN2 / DIN3
24V
DIN3
GND
DIN2
PE
M5
sw
DIN3 24V GND DIN3 PE M6 sw
DIN4
24V
GND
DIN4
PE
M2
sw
DIN6 / DIN7
24V
DIN7
GND
DIN6
PE
M7
sw
DIN7
24V
GND
DIN7
PE
M8
sw
DOUT1 / DOUT2
24V
DOUT2
GND
DOUT1
PE
M3
sw
DOUT2 24V GND DOUT2 PE M4 sw
AIN1 / AIN2
24V
AIN2
GND
AIN1
+10 V
Ref
M7
ws
AIN2
24V
GND
AIN2
+10 V
Ref
M8
ws
SYSM 1)
24V
GND
CAN_H
of SYS+
CAN_L
of SYS-
M5
bl
STO 1)
Stekker,
A-code
GND SH
24 V SH
M6
ge
SYSS 1)
GND
CAN_H
of SYS+
CAN_L
of SYS-
M7
bl
24VI
24V
GND
M8
sw
ASI
ASI+
ASI-
M8
ge
ASS
ASI+
ASI-
M8
ge
AUX
ASI+
GND
ASI-
24V
M8
ge
AXS
ASI+
GND
ASI-
24V
M8
ge
HTL
1)
Bus,
B-gecodeerd
24V
Spoor-B
GND
Spoor-A
M5
sw
HTL met nulspoor 1)
Bus,
A-code
24V
Spoor-B
GND
Spoor-A
Spoor-0
M5
sw
1)
De connectorbehuizing is intern bekabeld op PE.
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
36 BU 0250 nl-3920
Aansluitmateriaal, zoals T-connectoren voor de aansluiting van dubbele initiators voor het doorlussen
van een externe 24 V DC-voeding of een STO-signaal, is verkrijgbaar bij de vakhandel of op aanvraag
bij NORD (zie ).
2.2.2.3 Configuratie van de optieposities van het aansluitingsniveau
Het aansluitingsniveau van de veldverdeler is verdeeld in 2 zones.
GEVAAR
Elektrische schok bij X2
Een optionele netaansluitingsuitgang (LA) op op optielocatie X2kan ook door een reparatie- en
onderhoudsschakelaar (optielocatie H3
) niet worden uitgeschakeld. Er kan dus nog steeds
netspanning aanwezig zijn.
Raak geen contacten aan.
Koppel het apparaat los van de netaansluiting (netvoeding, optiepositie X1).
Zone 1, optieplaatsen X1 tot X4
Er worden typische machinestekkers gebruikt. Deze worden hoofdzakelijk gebruikt om de net- en
motorkabels aan te sluiten. Bepaalde varianten van de stekkers/connectors maken het bovendien
mogelijk een PTC-weerstand of een 24 V Dc-voeding of van een remweerstand aan te sluiten. De
connectoren zijn voorzien van een verwijderbare beschermkop. De contrastekker is niet bij de
levering inbegrepen.
Optiepositie Type stekker Functie Contactbezetting
X1
a
HARTING Q4/2+
(Stekker)
Netaansluiting
(voeding)
LE
4 mm
2
/ 25 A
(24 V DC: 1,5 mm2)
6 mm2 / 30 A
1
L1
2
L2
3
L3
4
N
(zonder 24 V DC!)
PE
PE
11
24 V DC
12
GND
b PHOENIX QPD-25
(Stekker)
Netaansluiting
(voeding)
LE
2,5 mm2 / 16 A
1
L1
2
L2
3
L3
PE
2 Montage en installatie
BU 0250 nl-3920 37
Optiepositie Type stekker Functie Contactbezetting
X2
a
-
geen functie
Optiepositie niet bezet
b
HARTING Q4/2+
(Bus)
Netaansluiting
(Uitgang)
LA
4 mm2 / 25 A
(24 V DC: 1,5 mm2)
6 mm
2
/ 30 A
1
L1
2
L2
3
L3
4
N
(zonder 24 V DC!)
PE
PE
11
24 V DC
12
GND
c
PHOENIX QPD-25
(Bus)
Netaansluiting
(Uitgang)
LA
2,5 mm2 / 16 A
1
L1
2
L2
3
L3
PE
d
HARTING Q8/0+
(Bus)
Motoraansluiting 2
(Uitgang)
MA2
4 mm2 / 16 A
1
U
3
W
4
BR-
5
TF+
6
BR+
7
V
8
TF-
PE
PE
e HARTING Q2/0+
(Bus)
Remweerstand BA
4 mm2 / 25 A
1
B+
2
B-
PE
PE
X3
a
HARTING Q8/0+
(Bus)
Motoraansluiting 1
(Uitgang)
MA
4 mm2 / 16 A
1
U
3
W
4
BR-
5
TF+
6
BR+
7
V
8
TF-
PE
PE
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
38 BU 0250 nl-3920
X4 a HARTING Q2/0+
(Bus)
Remweerstand BA
(alleen
bouwgrootte 2)
4 mm2 / 25 A
1
B+
2
B-
PE
PE
2 Montage en installatie
BU 0250 nl-3920 39
Zone 2, optieposities Z1 tot Z4
De optieposities Z1 tot Z4 zijn ontworpen voor M12-stekkerconnectoren. Aan de optieposities zijn geen
vaste functies toegewezen. Deze optieposities worden in de eerste plaats gebruikt voor het aansluiten
van initiatoren van een geïntegreerde optie van het type SK CU4-... . Zij kunnen echter ook connectoren
opnemen voor het aansluiten van andere signaal- en besturingskabels. De contrastekker is niet bij
de levering inbegrepen.
Aangezien de inbouwconnectors bij de montage niet worden uitgelijnd, wordt het gebruik van haakse
kabelconnectors afgeraden.
Functie Connector 1) Optiepositie 2)
Contactbeeld Contactbezetting
1 2 3 4 5 Nr. Kleur
DIN1 / DIN2
Bus,
A-code
24V
DIN2
GND
DIN1
PE
Z3
sw
DIN1
24V
GND
DIN1
PE
Z3
sw
DIN2
24V
GND
DIN2
PE
Z4
sw
AIN1 / AIN2 24V AIN2 GND AIN1 +10 V Ref Z1 ws
AIN2
24V
AIN2
GND
+10 V
Ref
Z2
ws
AOUT
24V
AIN2
GND
+10 V
Ref
Z1 - Z4
ws
24VO
24V
GND
Z1 - Z4
sw
CAO
(Bus-IN)
Schield
24V
GND
CAN_H
CAN_L
Z1
gr
DEV (Bus-IN) Schield 24V GND CAN_H CAN_L Z1 gr
CAO-OUT
(Bus-OUT)
Stekker,
A-code
24V
GND
CAN_H
CAN_L
Z2
gr
24VI
24V
GND
Z1 - Z4
sw
ETH
(Bus-IN)
Bus,
D-gecodeerd
TX+
RX+
TX-
RX-
Z1
gn
ETH
(Bus-OUT)
TX+
RX+
TX-
RX-
Z2
gn
PBR
(Bus-IN)
Stekker,
B-gecodeerd
PBR A
PBR B
Z1 / Z2
vi
PBR
(Bus-OUT)
Bus,
B-gecodeerd
5V
PBR A
GND
PBR B
Z2 / Z1
vi
1)
De stekkerbehuizingen zijn intern aangesloten op de PE.
2)
Indien 2 IO-modules van het type SK CU4-IOE of een IO-module naast een veldbusmodule van het type SK CU4-... geïnstalleerd zijn,
worden de initiators en actuators naar keuze via de optieposities Z1 tot Z4 naar buiten geleid. (Gedetailleerde informatie: zie
orderbevestiging).
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
40 BU 0250 nl-3920
Functie Stekker-aansluiting1) Optiepositie
Contacten-
diagram
Contactenbezetting
1 2 3 4 5 6 7 8 Nr. Kleur
SIN-/ COS
(SIN-/COS-encoder)
Bus,
A-code
0V 24V A A\ B B\ - - Z3 ge
SI/SO
(veilige IO's)
0V
24V
SI1
SI2
SO1
SO2
T1
T2
Z4
ge
1) De stekkerbehuizingen zijn intern bekabeld met PE.
2.2.2.4 Configuratie van de optiepositie van het onderhoudsschakelaarniveau
GEVAAR
Elektrische schok bij X2
Een optionele netaansluitingsuitgang (LA) op op optielocatie X2kan ook door een reparatie- en
onderhoudsschakelaar (optielocatie H3
) niet worden uitgeschakeld. Er kan dus nog steeds
netspanning aanwezig zijn.
Raak geen contacten aan.
Koppel het apparaat los van de netaansluiting (netvoeding, optiepositie X1).
Optiepositie H3 is voorzien voor het uitrusten met een optionele reparatie- en onderhoudsschakelaar.
Hierbij kunnen verschillende varianten (bijv. afsluitbaar/niet afsluitbaar) gemonteerd zijn.
De reparatie- en onderhoudsschakelaar onderbreekt de voeding van het apparaat en daarmee ook de
voeding van de direct daarop aangesloten motor. Dit onderbreekt het daisy chain-kanaal niet voor
apparaatvoeringen die zijn ontworpen om netspanning door te laten. Navolgende apparaten blijven
gevoed worden.
2 Montage en installatie
BU 0250 nl-3920 41
2.3 Elektrische aansluiting
Elektrische schok
Op de stekkercontacten van de stroomaansluitingen (bijv. netsnoer, motorkabel) kan gevaarlijke
spanning staan, ook als het apparaat niet in bedrijf is.
Vóór aanvang van de werkzaamheden moet de spanningsvrijheid met geschikte meetmiddelen bij
alle relevante componenten worden gecontroleerd en geverifieerd (spanningsbron, aansluitkabels).
Geïsoleerd gereedschap gebruiken (bijv. schroevendraaier).
DE APPARATEN MOETEN GEAARD ZIJN.
Temperatursensor en PTC-weerstand (TF)
PTC-
weerstanden moeten, zoals andere signaalleidingen ook, gescheiden van motorkabels
geïnstalleerd worden. Anders leiden door de motorwikkeling aan de kabels afgegeven stoorsignalen tot
een storing van het apparaat.
Zorg ervoor dat het apparaat en de motor voor de aan te sluiten netspanning geschikt zijn.
De elektrische aansluiting verloopt uitsluitend via stekkerverbindingen op het apparaat.
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
42 BU 0250 nl-3920
2.3.1 Bekabelingsrichtlijnen
De apparaten werden ontwikkeld voor gebruik in industriële omgevingen. In deze omgeving kunnen
sterke elektromagnetische storingen op het toestel inwerken. Over het algemeen garandeert een
vakkundige installatie een storingvrij en gevaarloos bedrijf. Om te voldoen aan de grenswaarden van
de EMC-richtlijn dienen de navolgende aanwijzingen te worden opgevolgd.
1. Zorg ervoor dat alle apparaten in de schakelkast of het veld die op een gemeenschappelijk aardpunt
of een aardrail aangesloten zijn, goed geaard zijn via korte aardkabels met een grote diameter. Het
is bijzonder belangrijk dat elk op de elektronische aandrijftechniek aangesloten besturingsapparaat
(bijv. een automatiseringsapparaat) via een korte leiding met een grote doorsnede met hetzelfde
aardpunt verbonden is als het apparaat zelf. Platte leidingen (bijv. metalen beugels) verdienen de
voorkeur, omdat zij bij hoge frequenties een lage impedantie te zien geven.
2. De PE-draad van de via het apparaat aangestuurde motor moet zo direct mogelijk op de
aardaansluiting van het bijbehorende apparaat worden aangesloten. Het aanwezig zijn van een
centrale aardrail en het samenvoegen van alle aardleidingen via deze rail garandeert in de regel een
probleemloos bedrijf.
3. Voor zover mogelijk dienen voor de besturingcircuits afgeschermde kabels te worden gebruikt.
Daarbij dient de mantel aan het kabeleinde voor een zorgvuldige afsluiting te zorgen en men dient
erop te letten dat de aders niet over lange afstanden onafgeschermd zijn.
De afscherming van analoge regelwaardekabels dient slechts aan één zijde aan het apparaat te
worden geaard.
4. De stuurleidingen dienen zover mogelijk van de vermogenkabels vandaan te worden aangelegd,
waarbij gebruikt wordt gemaakt van aparte kabelgoten enz. Bij kruisende leidingen dient zoveel
mogelijk een hoek van 90 graden te worden aangehouden.
5. Zorg ervoor dat de relais in de kasten ontstoord zijn door een RC-schakeling in geval van
wisselspanningrelais of door “vrijloop”-dioden bij gelijkstroomrelais, waarbij de
ontstoringscomponenten op de relaisspoelen moeten worden aangebracht. Varistoren voor de
overspanningbeveiliging zijn eveneens effectief.
6. Voor de lastverbindingen (motorkabel) moeten afgeschermde of gewapende kabels worden
gebruikt. De afscherming / wapening moet aan de motor worden geaard en worden aangesloten op
het PE-contact van de connector aan de kant van de frequentieregelaar.
Bovendien dient men er absoluut op te letten dat de bekabeling vanuit EMC-oogpunt optimaal is.
Bij de installatie van de apparaten mogen in geen geval de veiligheidvoorschriften worden
overtreden!
Beschadigingen door hoge spanning
Elektrische belastingen die niet in overeenstemming zijn met de specificatie van het apparaat, kunnen
het apparaat beschadigen.
Aan het apparaat zelf geen hoogspanningsnet uitvoeren.
Vóór de test voor de hoogspanningsisolatie de te testen kabel loskoppelen van het apparaat.
Wanneer het apparaat volgens de aanbevelingen in dit handboek geïnstalleerd wordt, voldoet hij aan
alle eisen van de EMC-richtlijn in overeenstemming met de EMC-productnorm EN 61800-3.
2 Montage en installatie
BU 0250 nl-3920 43
2.3.2 Elektrische aansluiting vermogensdeel
EMC-storing in de omgeving
Deze apparaten veroorzaken hoogfrequente storingen, die in een woonomgeving extra
ontstoringmaatregelen kunnen vereisen (zie 8.3 "Elektromagnetische compatibiliteit EMC").
Het gebruik van afgeschermde motorkabels is absoluut noodzakelijk om aan de aangegeven
ontstoringgraad te voldoen.
Bij de aansluiting van het apparaat dient men het volgende in acht te nemen:
1. Zorg ervoor dat de netvoeding de juiste spanning levert en voor de benodigde stroomsterkte
bemeten is (zie 7 "Technische gegevens").
2. Zorg ervoor dat geschikte elektrische zekeringen met het gespecificeerde nominale
stroomsterktebereik tussen de spanningsbron en het apparaat zijn geplaatst.
3. Aansluiting netsnoer (voeding - “LE"): op optiepositie X1
4. Aansluiting motorkabel (“MA"): op optiepositie X3
5. Optioneel
a. Aansluiting netsnoer (uitgang - “LA"): op optieplaats X2, of
b. Aansluiting motorkabel (2. motor - “MA2"): naar optieplaats X2
Er moet ten minste een 4-aderige motorkabel worden gebruikt, en dus moeten U-V-W en PE op de
stekker worden aangesloten.
aansluitkabels
Voor de aansluiting dienen uitsluitend koperen kabels met min. 80°C of gelijkwaardig
te worden gebruikt. Hogere temperatuurklassen zijn toegelaten.
2.3.2.1 Netaansluiting
Aan de netingangzijde heeft de frequentieomvormer geen bijzondere zekeringenen nodig. Het is aan te
raden om gangbare netzekeringen (zie Technische Gegevens) en een hoofdschakelaar of hoofdrelais
te gebruiken.
Het loskoppelen van of aansluiten op het net moet altijd op alle polen en synchroon worden uitgevoerd.
In de standaard uitvoering is het apparaat geconfigureerd voor bedrijf op TN- en TT-netwerken. Het
netfilter heeft daarbij zijn normale functie en daaruit resulteert een lekstroom. Er moet een netwerk
worden gebruikt dat op het sterpunt is geaard.
Aanpassing aan IT-netwerken - (vanaf bouwgrootte 0)
Onverwachte beweging bij stroomuitval
Bij een
netstoring (aardsluiting) kan een uitgeschakelde frequentieomvormer zichzelf automatisch
inschakelen. Afhankelijk van de parametrisering kan dit leiden tot een automatische start van de
aandrijving en dus tot een risico op letsel.
Beveilig het systeem tegen onverwachte bewegingen (blokkeren, ontkoppeling van de mechanische
aandrijving, valbeveiliging, ...).
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
44 BU 0250 nl-3920
LET OP Bedrijf in een IT-net
Als er in een IT-systeem een netfout (kortsluiting naar aarde) optreedt, kan de tussenkring van een aangesloten
frequentieomvormer zich opladen, ook als deze is uitgeschakeld. Dit leidt tot vernietiging van de DC link
condensatoren door overbelasting.
Sluit een remweerstand aan om overtollige energie af te bouwen (bijv. interne remweerstand = apparaat
met apparaatidentificatie -BRI).
Opmerking: een remweerstand kan niet achteraf worden ingebouwd. Er moet rekening mee worden
gehouden bij het bestellen van het apparaat.
Zorg ervoor dat het besturingsgedeelte van de frequentieregelaar gereed is voor gebruik wanneer dat nodig
is:
Bij gebruik van een apparaat met geïntegreerde voeding (apparaat met uitrustingsmerk -HVS) worden
de interne besturing en daarmee alle bewakingsfuncties automatisch ingeschakeld.
Bij gebruik van een apparaat zonder geïntegreerde voedingseenheid (apparaat zonder uitrustingsmerk -
HVS) moet de 24 V-voeding van het apparaat worden ingeschakeld voordat de netspanning wordt
ingeschakeld. De 24 V-voeding van het apparaat mag pas worden uitgeschakeld als het apparaat van
de netspanning is losgekoppeld.
Het apparaat moet worden geconfigureerd voor gebruik op een IT-netwerk door het geïntegreerde
netfilter aan te passen. Het netfilter wordt in de fabriek afgesteld en dit moet bij de bestelling in acht
genomen worden. De configuratie voor IT-netwerken verlaagt de EMC.
Bij gebruik in combinatie met een isolatiewachter moet de isolatieweerstand van de frequentieomvormer
in acht worden genomen ( paragraaf 7 "Technische gegevens").
Aanpassing aan HRG-netwerken - (vanaf bouwgrootte 0)
Het apparaat kan ook in voedingsnetwerken met hoog-ohmig geaard sterpunt (High Resistance
Grounding) worden ingezet (typisch voor de markt in de VS). Daartoe moet rekening worden gehouden
met dezelfde voorwaarden en aanpassingen die gelden voor bedrijf in een IT--netwerk (zie hierboven).
2.3.2.2 Motorkabel
De motorkabel mag een totale lengte van 100 m hebben, wanneer het gaat om een standaard
kabeltype (op EMC letten). Wordt een afgeschermde motorkabel gebruikt of wordt de kabel in een goed
geaard metalen kabelgoot geïnstalleerd, dan mag de totale lengte 20 m niet worden overschreden (Sluit
de kabelafscherming aan beide zijden aan op PE).
Voorgemonteerde motorkabels zijn op verzoek verkrijgbaar.
Schakelen op de uitgang
Het schakelen van een motorkabel onder last
verhoogt de belasting van het apparaat in een
ontoelaatbare mate. Componenten in de vermogenssectie kunnen op lange termijn of zelfs meteen
beschadigd en vernield worden.
Schakel de motorkabel pas in als de frequentieregelaar geen pulsen meer uitstuurt. D.w.z. het
apparaat moet zich in de toestand "Gereed voor inschakeling" of "Inschakelblokkering" bevinden.
2 Montage en installatie
BU 0250 nl-3920 45
Synchroonmotoren of bedrijf met meerdere motoren
Wanneer synchrone machines of meerdere motoren parallel op een apparaat worden aangesloten,
moet de frequentieomvormer worden overgezet naar een lineaire spanning-/frequentiekarakteristiek (
P211 = 0 en P212 = 0).
Bij bedrijf met meerdere motoren geldt de som van de individuele motork
abellengtes als totale
motorkabellengte.
2.3.2.3 Remweerstand (B+, B-, PE)
Bij dynamisch afremmen (frequentie reduceren) van een draaistroommotor wordt indien nodig
elektrische energie naar de frequentieomvormer teruggestuurd. Hiervoor kan een interne of externe
remweerstand worden toegepast om een overspanningsuitschakeling van het apparaat te vermijden.
De geïntegreerde remchopper (elektronische schakelaar) pulseert de tussenkringspanning
(schakeldrempel ca. 720 V DC) naar de remweerstand. De remweerstand zet tenslotte de overtollige
energie in warmte om.
Interne remweerstand
Afhankelijk van het vermogen van het apparaat worden remweerstanden met de volgende
eigenschappen ingebouwd.
De installatie van een remweerstand is optioneel. Deze wordt in de fabriek ingebouwd en er moet dus
rekening mee worden gehouden bij de bestelling. Aanpassing achteraf is niet mogelijk.
SK 2xxE-FDS-… Weerstand max.
continuvermogen/
begrenzing 2)
(Pn)
Energie-
opname 1)
(Pmax)
…370-340- tot …301-340- 400 100 W / 25% 1,0 kWs
…401-340- tot …751-340-
200
200 W / 25%
2,0 kWs
1)
Maximaal eenmalig binnen 10 s 2)
2)
Om een ontoelaatbaar hoge opwarming van het apparaat te voorkomen, wordt het
continuvermogen beperkt tot 1/4 van de nominale capaciteit van de remweerstand.
Dit heeft ook een beperkende invloed op de energie-opnamehoeveelheid.
Externe remweerstand
Indien grotere remvermogens te verwachten zijn, kunnen deze alleen worden gedissipeerd door een
externe remweerstand. Hiervoor is dan een overeenkomstige stekkerverbinding voorzien op
optiepositie X2 of X4 (alleen bouwgrootte 2).
De connector wordt in de fabriek gemonteerd en moet dus al bij de bestelling in acht genomen worden.
Aanpassing achteraf is niet mogelijk.
Bij de dimensionering van een externe remweerstand moeten de elektrische specificaties ( paragraaf
7 "Technische gegevens") in acht worden genomen om schade aan het apparaat of de remweerstand
als gevolg van overbelasting te voorkomen.
Voor de aansluiting dient te worden gekozen voor een zo kort mogelijke, afgeschermde verbinding.
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
46 BU 0250 nl-3920
SK BRW5-… Weerstand max.
continuvermogen
(Pn)
Energie-
opname 1)
(Pmax)
Materiaalnr. Document
…1-300-225
300
225 W
4,0 kWs
278281070
TI 278281070
…2-150-450
150
450 W
8,0 kWs
278281071
TI 278281071
1)
Maximaal eenmalig binnen 120 s 2)
De aansluiting van de remweerstand op de frequentieregelaar vindt plaats met een van de volgende
optioneel verkrijgbare aansluitkabels.
Aanduiding Kabellengte UL-vergunning Document
SK CE-HQ2-K-BRW5-OE-2_0M
ca. 2,0m
nee
TI 275274881
SK CE-HQ2-K-BRW5-OE-2UL
ca. 2,0m
ja
TI 275274280
SK CE-HQ2-K-BRW5-OE-3UL
ca. 3,0m
ja
TI 275274281
Informatie
Externe remweerstand
Een combinatie van externe en interne remweerstand is niet mogelijk.
De aansluiting van een externe remweerstand op optiepositie X2 sluit de mogelijkheid van daisy-chain-
aansluiting (doorlussen van de netspanning) uit.
2.3.2.4 Elektromechanische rem
Voor de besturing van een elektromechanische rem genereert het apparaat een uitgangsspanning die
op de contacten (BR+ en BR-) van de motorstekker wordt geleverd. De hoogte van deze gelijkspanning
is afhankelijk van de gekozen optie. De volgende opties zijn beschikbaar:
Optie ”geïntegreerde
remgelijkrichter”
Netspanning (AC) Remspoelspanning (DC)
-
-
Geen remaansluiting mogelijk
HWR
400 V ~
180 V =
HWR
480 V ~
205 V =
BWRN 1)
400 V ~
205 V =
BWRN 1)
480 V ~
250 V =
1)
Netaansluitingszijde: N-aansluiting vereist!
Bij de toewijzing van de juiste rem resp. remspoelspanning dient in het ontwerp rekening te worden
gehouden met de netspanning van het apparaat.
Parameter P107/ P114
Wanneer een elektromechanische rem wordt aangesloten op de daarvoor bestemde klemmen op het
apparaat, moeten de parameters P107 en P114 (inval- en lossingstijd van de rem) worden aangepast.
Stel in parameter P107 een waarde ≠ 0 in om schade aan de remaansturing te vermijden.
2 Montage en installatie
BU 0250 nl-3920 47
2.3.3 Elektrische aansluiting van de besturings-eenheid
De besturingskabels worden uitsluitend aangesloten via M12-connectoren. De connectoren zijn
permanent geïnstalleerd af fabriek. Zij maken het gebruik mogelijk van rechte en, op de optionele
plaatsen M1 tot M8, ook van haakse (ingekapselde) kabelconnectoren. Het gebruik van zelf
geassemblerende kabelconnectoren moet in elk afzonderlijk geval worden gecontroleerd.
24V DC-stuurspanning
Het apparaat vereist een stuurspanning van 24 V DC voor het bedrijf. Deze stuurspanning kan op
verschillende manieren worden geleverd, afhankelijk van het apparaat:
Geïntegreerde schakelende voeding (uitrustingaanduiding -HVS),
Externe aansluiting via M12-connector (optiepositie M8),
Externe aansluiting via M12-connector (optiepositie Z1 ... Z4),
Externe aansluiting via vermogensconnector (optiepositie X1).
Apparaten met de optie -HVS hebben doorgaans geen externe 24 V DC-aansluiting nodig. Indien een
dergelijk apparaat echter een optionele 24V-gelijkstroomaansluiting heeft, kan het nog steeds zonder
risico worden gebruikt. In dit geval ondersteunt de externe 24 V DC-voeding de geïntegreerde
schakelende voeding. In het bijzonder wordt daarmee voldaan aan de behoefte van krachtige
actuatoren die door het apparaat worden aangestuurd.
Apparaten zonder de optie -HVS moeten worden gevoed door een externe 24 V DC spanningsbron.
Informatie
Overbelasting stuurspanning
Een overbelasting van de besturing door ontoelaatbaar hoge stromen kan de besturing vernielen. Ontoelaatbare
hoge stromen treden op, wanneer de daadwerkelijk afgenomen somstroom de toelaatbare somstroom
overschrijdt.
24 V kan eventueel van meerdere klemmen worden afgenomen. Daartoe behoren bijv. ook digitale uitgangen of
een via RJ12 aangesloten bedieningsmodule.
De som van de afgenomen stroomsterktes mag de volgende grenswaarden niet overschrijden.
Apparaattype Bouwgrootte
0 1 1) 2 1)
Apparaat met geïntegreerde voedingseenheid (apparaatoptie "-HVS"),
voor SK 270E en SK 280E met optie "-AUX" ook als de voeding
uitsluitend via de gele kabel plaatsvindt.
350 mA
280 mA /
350 mA
280 mA /
420 mA
Opgelet: Bij additioneel aanwezige stuurspanning, bijv. optie "-AUX" of
"-AXS", kunnen de nevenstaande stromen worden afgenomen. Er moet
echter voor worden gezorgd dat de geïntegreerde voeding niet wordt
overbelast als de externe spanning wegvalt.
540 mA 470 mA /
540 mA
370 mA /
510 mA
Apparaat zonder netvoeding (zonder apparaatoptie "-HVS"),
externe aansluiting van de stuurspanning,
bij SK 270E en SK 280E met optie "-AUX", ook als de voeding via de
zwarte of de gele kabel verloopt.
Opmerking: voor AS-i van toepassing bij apparaatoptie "-AUX” of "-
AXS”
540 mA
470 mA /
540 mA
370 mA /
510 mA
Apparaat zonder netvoeding (met apparaatoptie "-AS-i" of "-ASS" en
zonder apparaatoptie "-HVS"), SK 270E en SK 280E met optie "-ASI",
de stroomvoorziening verloopt uitsluitend via de gele kabel
210 mA 140 mA /
210 mA
40 mA /
180 mA
1)
Met ventilator / zonder ventilator op het koellichaam
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
48 BU 0250 nl-3920
Informatie
Reactietijd van de digitale ingangen
De reactietijd op een digitaal signaal bedraagt 4 - 5 ms en is als volgt samengesteld:
Scantijd
1ms
Controle signaalstabiliteit
3 ms
Interne verwerking
<
1ms
Kabelgeleiding
Alle besturingsleidingen (ook PTC-weerstanden) moeten gescheiden van net- en motorkabels worden
aangelegd om storende invloeden op het apparaat te vermijden.
Bij een parallel leidingtraject dient een minimale afstand van 20 cm te
worden aangehouden tot
leidingen die een spanning van > 60 V voeren. Door afscherming van de spanning voerende leidingen
resp. door gebruik van geaarde afscheidingen van metaal binnen het kabelkanaal laat zich de minimale
afstand verkleinen.
alternatief Gebruik van een hybride kabel met afscherming van de besturingsleidingen.
2 Montage en installatie
BU 0250 nl-3920 49
2.3.3.1 Details stuuraansluitingen
Betekenis functies
Beschrijving / technische gegevens
Contact
Parameter
(Aanduiding)
Betekenis
nr.
Functie fabrieksinstellingen
Digitale uitgangen
Signalering van de bedrijfstoestanden van het apparaat
volgens EN 61131-2
24 V DC
Bij inductieve lasten: Zorg voor
bescherming door een vrijloopdiode!
Maximale belasting 50 mA
DOUT1 Digitale uitgang 1 P434 [-01] geen functie
DOUT2
Digitale uitgang 2
P434 [-02]
geen functie
Opmerkingen voor busaansturing:
De digitale uitgangen kunnen worden ingesteld met de User-bits in het besturingswoord.
DOUT1: P480 [-11] = Stuurwoord bit 8
DOUT2: P480 [-12] = Stuurwoord bit 9
Analoge ingangen
Besturing van het apparaat door een externe besturingseenheid, potentiometer, enz.
Resolutie
12Bit
U= 0 …10 V, Ri=30 kΩ
I= 0/420 mA
Maximaal toelaatbare spanning op de
analoge ingang: 30 V DC
De analoge signalen worden gekalibreerd via P402 en P403.
+ 10 V referentiespanning: 5 mA, niet kortsluitvast
Let op!
Voor de stroominstelwaarden moet een belastingweerstand
(250 Ω) worden ingesteld. Dit wordt in de fabriek gedaan. Latere
wijzigingen zijn niet mogelijk.
10 V REF
+ 10 V referentiespanning
-
-
AIN1+
Analoge ingang 1
P400 [-01]
geen functie
AIN2+
Analoge ingang 2
P400 [-02]
geen functie
GND
Referentiepotentieel GND
-
-
Digitale ingangen
Aansturing van het apparaat door een externe besturing, schakelaar enz.,
aansluiting HTL-encoder (alleen DIN2 en DIN3)
De fabrieksinstellingen van de digitale ingangen DIN5 tot DIN7 zijn afhankelijk van
de configuratie van de optieposities H1 en H2.
DIN1-5 volgens EN 61131-2, type 1
low: 0-5 V (~ 9,5 kΩ)
high 15-30 V (~ 2,5 - 3,5 kΩ)
Scantijd: 1ms
Reactietijd: 4 - 5 ms
Ingangscapaciteit
10 nF (DIN1, DIN4, DIN5, DIN6, DIN7)
1,2 nF (DIN2, DIN3)
Grensfrequentie (alleen DIN2 en DIN3)
Min.: 250 Hz, Max.: 205kHz
DIN1
Digitale ingang 1
P420 [-01]
geen functie
DIN2
Digitale ingang 2
P420 [-02]
geen functie
DIN3
Digitale ingang 3
P420 [-03]
geen functie
DIN4 Digitale ingang 4 P420 [-04] geen functie
DIN5
Digitale ingang 5
P420 [-05]
( paragraaf 2.2.2.3)
DIN6 / AIN1
Digitale ingang 6
P420 [-06]
DIN7 / AIN2
Digitale ingang 7
P420 [-07]
Digitale ingangen
Besturing van het apparaat door een externe besturing, schakelaar, enz.
DIN1-5 volgens EN 61131-2, type 1
low: 0-5 V (~ 9,5 kΩ)
high 15-30 V (~ 2,5 - 3,5 kΩ)
Scantijd: 1ms
Reactietijd: 4 … 5 ms
Ingangscapaciteit
10 nF (DIN1, DIN4)
1,2 nF (DIN2, DIN3)
Grensfrequentie (alleen DIN2 en DIN3)
Min.: 250 Hz, Max.: 205kHz
DIN1
Digitale ingang 1
P420 [-01]
geen functie
DIN2
Digitale ingang 2
P420 [-02]
geen functie
DIN3
Digitale ingang 3
P420 [-03]
geen functie
DIN4
Digitale ingang 4
P420 [-04]
geen functie
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
50 BU 0250 nl-3920
Opmerkingen voor DIN6 en DIN7:
De digitale ingangen DIN6 en DIN7 hangen direct samen met de analoge ingangen AIN1 en AIN2. D.w.z. dat de digitale functies alleen
kunnen worden gebruikt als de analoge functies zijn uitgeschakeld (komt overeen met de fabrieksinstelling).
Ingang
motortemperatuur-
voeler
Bewaking van de motortemperatuur door middel van PTC
De PTC-weerstand van de motor (TF) is
aangesloten via motoraansluiting Q8.
Gebruik een afgeschermde kabel.
Om het apparaat bedrijfsklaar te maken, sluit u een
temperatuursensor aan. Als alternatief kunt u de
ingangsfunctie ook uitschakelen. Thermische bewaking van
de motor is dan echter niet meer mogelijk.
TF+
PTC-ingang +
P425 Aan
TF- PTC-ingang -
Bron stuurspanning
Stuurspanning van het apparaat, bijv. voor voeding van accessoires
24 V DC ± 25 %, bestand tegen
kortsluiting
Maximale belasting 1)
VO / 24V
Spanning uitgang
-
-
GND / 0V
Referentiepotentieel GND
-
-
1) Zie informatie "Somstromen" ( paragraaf 2.3.3 "Elektrische aansluiting van de besturings-eenheid")
Bron stuurspanning
Stuurspanning van apparaat, bijv. voor voeding van accessoires
24 V DC ± 25 %, bestand tegen kortsluiting
VO/ 24V
Spanning uitgang
GND/ 0V
Referentiepotentieel GND
Aansluiting
stuurspanning
Voedingsspanning voor het apparaat
24 V DC ± 25 %
200 mA ... 800 mA, afhankelijk van de
belasting van de in- en uitgangen of het
gebruik van opties
Met optie (-HVS): Automatische omschakeling tussen
externe voeding via de connector en interne voeding indien
de aangesloten stuurspanning onvoldoende is.
24V
Spanning ingang
-
-
GND / 0V
Referentiepotentieel GND
-
-
Aansluiting
stuurspanning
Voedingsspanning voor het apparaat
24 V DC ± 25 %, min. 380 mA
24V
Spanning ingang
GND/ 0V
Referentiepotentieel GND
Systeembus
NORD-specifiek bussysteem voor communicatie met andere apparaten (bijv.
intelligente optiemodules of frequentieomvormers)
Op één systeembus kunnen maximaal
vier frequentieomvormers (SK 2xxE, SK
1x0E, SK 2xxE-FDS) worden
aangesloten.
Adres = 32 / 34 / 36 / 38
SYS H
Systeembus+
P509/510
Besturingsklemmen / Auto
SYS L
Systeembus-
P514/515
250kBaud / Adres 32
dec
Remaansturing
Aansluiting en aansturing van een elektromechanische rem. Het apparaat
genereert hiervoor een uitgangsspanning. Deze is afhankelijk van de
netspanning. Met de afstemming van de juiste remspoelspanning dient tijdens de
configuratie absoluut rekening te worden gehouden.
Aansluitwaarden:
( paragraaf 2.3.2.4)
Stroom: ≤ 500 mA
Toelaatbare schakelcyclustijd:
tot 150 Nm: ≤ 1/s
tot 250 Nm: ≤ 0,5/s
BR+
Remaansturing
P107/114
0 / 0
BR-
Remaansturing
AS-interface
Besturing van het apparaat via het eenvoudige veldbusniveau: Actor/Sensor-
Interface
Elektrische gegevens:
Zie 4.5.2 "Kenmerken en technische gegevens"
ASI+
ASI+
P480 …
-
ASI-
ASI-
P483
-
2 Montage en installatie
BU 0250 nl-3920 51
Functionele veiligheid
„Veilige stop“
Veiligheidsgerichte ingang
Details: BU0235, "Technische gegevens”
De ingang is altijd actief. Om het apparaat bedrijfsklaar te
maken, moet deze ingang met de vereiste spanning worden
gevoed.
24 V SH
24 V-ingang
-
-
GND SH
referentiepotentiaal
-
-
Communicatie-interface
Aansluiting van het apparaat op diverse communicatiemiddelen
24 V DC ± 20 % RS 485 (
voor aansluiting van een parameterbox)
9600 … 38400 Baud
Afsluitweerstand(1 kΩ) vast
RS 232 (Voor aansluiting op een PC (NORDCON))
9600 … 38400 Baud
1
RS485 A+
Datakabel RS485
P502…
2
RS485 B-
Datakabel RS485
P513 [-02]
3
GND Referentiepotentiaal
bussignalen
4
RS232 TXD
Datakabel RS232
5
RS232 RXD
Datakabel RS232
6
+24V
Spanning uitgang
1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6
aansluitkabels
(Accessoires / optioneel)
Aansluiting van het apparaat op een MS-Windows® PC met NORDCON-
software
Lengte: ca. 3,0 m + ca. 0,5 m
Artikelnummer: 275274604
Geschikt voor aansluiting op een USB-
poort in de PC of als alternatief op een
SUB-D9-aansluiting.
Details: TI 275274604
Communicatie-interface
Aansluiting van het apparaat op een PC (alternatief voor de RJ12-interface) voor
de communicatie met de NORDCON-software
USB 2.0 RS 232
9600 … 38400 Baud
1
+5V
Voedingspanning
P502…
2
Gegevens -
Datalijn
P513 [-02]
3
Gegevens +
Datalijn
4
GND Referentiepotentiaal
bussignalen
2.3.3.2 Basisconfiguratie van de besturingseenheid
Het apparaat is in de fabriek voorgeconfigureerd, afhankelijk van de uitrusting van het apparaat. Dit
omvat:
Specifieke fabrieksinstellingen van parameters P420 [-05], [-06] en [-07]
Het instellen van de aansluitweerstanden op de systeembus:
Als de systeembus wordt gebruikt, moet deze aan beide uiteinden worden afgesloten. Dit kan worden
gedaan door in de fabriek geschikte afsluitweerstanden binnen het apparaat in te stellen.
Als de afsluitweerstanden niet in de fabriek zijn ingesteld, kan de afsluitweerstand ook door de
inbedrijfsteller worden gerealiseerd met in de handel verkrijgbare afsluitweerstanden (CAN-
afsluitweerstand, M12-stekker, 5-polig). Daartoe moet aan het begin en het einde van elke
systeembus een afsluitweerstand op de M12-connector van de systeembus (SYSM) worden
aangesloten.
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
52 BU 0250 nl-3920
2.4 Kleur- en contactbezetting voor incrementele encoder (HTL)
Functie Aderkleuren
voor incrementele encoders. Bezetting bij SK 2xxE-FDS
24V-voeding
bruin / groen
24V (VO)
0V-voeding
wit / groen
0V (GND)
Spoor A
bruin
DIN2
Spoor A invers (A/)
groen
Spoor B
grijs
DIN3
Spoor B invers (B /)
roze
Spoor 0
rood
(DIN1)
Spoor 0 invers
zwart
Kabelafscherming
Aansuiten op "PE"-contact van de connector.
Let op de stroomopname van de encoder (gewoonlijk tot 150 mA) en de toelaatbare belasting van de
stuurspanningsbron.
Voor het gebruik van de incrementele encoder dienen afhankelijk van de eisen (toerentalfeedback,
servomode resp. positionering) de parameter (P300) of (P600) geactiveerd te worden.
Informatie
Draairichting
De “telrichting” van de incrementele encoder moet overeenkomen met die van de motor. Als de beide richtingen
niet identiek zijn, dan moeten de aansluitingen van de encodersporen (spoor A en spoor B) onderling worden
omgewisseld. Als alternatief kan in de parameter P301 de resolutie (aantal streepjes) van de encoder met een
negatief voorteken worden ingesteld.
Informatie
Storingen van het encodersignaal
Niet benodigde aders (bijv. spoor A invers / B invers) dienen absoluut geïsoleerd te worden.
Anders kunnen bij contact van dergelijke aders onderling of met de kabelafscherming kortsluitingen veroorzaakt
worden die tot storingen van het encodersignaal of tot beschadiging van de draai-encoder kunnen leiden.
Als er een nulspoor op de encoder beschikbaar is, moet dit op digitale ingang 1 van het apparaat worden
aangesloten. Het nulpuntspoor wordt door de frequentieregelaar uitgelezen als parameter P420 [-01] is
ingesteld op functie "43".
3 Weergave, bediening en opties
BU 0250 nl-3920 53
3 Weergave, bediening en opties
Elektrische schok
Het aanraken van de printplaat onder de transparante schroefbevestiging op de optiepositie E1 kan
een elektrische schok met mogelijk ernstig of dodelijk letsel tot gevolg hebben.
Open de schroefbevestiging van de optiepositie E1 alleen als het apparaat is uitgeschakeld.
Wacht na het uitschakelen van het apparaat minimaal 5 minuten alvorens de schroefbevestiging te
openen.
Het apparaat is voorzien van led-indicaties. Er zijn LED-indicaties die direct zijn toegewezen aan de
optieposities H1 en H2, alsmede M1 t/m M8. Zij dienen ter indicatie van de signaaltoestanden op de
betreffende optiepositie. Bovendien zijn er nog extern zichtbare led-indicaties voor statusmeldingen op
de E1-optiepositie.
Voor een eenvoudige inbedrijfstelling door aanpassing van parameters laten zich alfanumerieke
weergave- en bedieningmodules gebruiken ( paragraaf 3.2 "Bedienings- en
parameterinstellingsopties "). Voor complexere taken kan met behulp van de NORDCON
parametreersoftware een aangesloten PC-systeem worden gebruikt.
Een dergelijke parametriseringsoptie wordt aangesloten via de optiepositie D1. Om dit te doen,
verwijdert u de schroefbevestiging. De communicatie verloopt via RS 232 of RS 485 op een
RJ12-aansluiting (standaard). Als alternatief kan een USB-aansluiting worden geïnstalleerd in plaats
van de RJ12-aansluiting. Deze maakt echter alleen de aansluiting van een PC-systeem mogelijk en
daarmee dus het gebruik van de NORDCON-software.
3.1 Weergaven
Uitvoering LED-indicatie Gebruik/betekenis
Geel
-eenkleurig
-statisch
Weergave van de signaalstatus (“AAN"/”UIT") resp. van de daarmee verband
houdende functie van IO's.
Rood / Groen
-eenkleurig of dubbel
-statisch of dynamisch
Weergave van de bedrijfstoestanden op het apparaat- of
communicatieniveau.
H1 en H2
Bij gebruik van schakelaaropties geven de LED's de schakelaarstand aan
(links/rechts). In de middelste stand van de schakelaar zijn de LED's uit.
(kleur geel)
Optiepositie H2: Als hier een verlichte drukknop is geïnstalleerd (optioneel),
worden de signalen van de LED "Apparaatstatus/fout" (zie optieplaats E1) ook
via deze drukknop weergegeven.
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
54 BU 0250 nl-3920
M1 t/m M8
Bij gebruik van
initiators of actuators
geven de LED's hun signaaltoestand aan
(hoog / laag).
(kleur geel)
De optieplaatsen M1, M3, M5 en M7 zijn over het algemeen bedoeld voor een
dubbele bezetting.
onderste LED: Signaalstatus van de eerste ingang of uitgang (bijv. DIN1)
bovenste LED: Signaalstatus van tweede ingang of uitgang (bijv. DIN2)
De optieplaatsen M2, M4, M6 en M8 zijn bedoeld voor enkele bezetting.
onderste LED: Signaaltoestand ingang of uitgang (bijv. DIN2)
Bij buscommunicatie via de AS--interface geven de LED's van de optiepositie
M8 de bedrijfstoestanden van de desbetreffende slave aan.
onderste LED: A-slave
bovenste LED: B-slave
(Kleur Rood / Groen, dubbel)
E1
De optiepositie E1 wordt afgesloten met een transparante schroefafdekking. De op
deze optiepositie ingebouwde led-statusindicaties fungeren als diagnose-led's en
zijn daarom te allen tijde zichtbaar.
1. Apparaatstatus/fout: De LED geeft de bedrijfsstatus van het apparaat aan. (Kleur
Rood / Groen, dubbel)
2. CU4 Status/Error: De LED signaleert de bedrijfsstatus van een ingebouwde
klantinterface van het type SK CU4-....
(Kleur Rood / Groen, dubbel)
3. Systeembus status: De LED geeft de communicatiestatus op de systeembus
aan.
(kleur groen)
4. Systeembus fout: De LED geeft een fout op de systeembus aan.
(kleur rood)
3 Weergave, bediening en opties
BU 0250 nl-3920 55
Diagnose-LED’s
LED
Nr. Kleur Beschrijving Signaal toestand Betekenis
1
‘dual’
Rood/
groen
Apparaatstatus
uit
Apparaat niet bedrijfsklaar,
geen net- en stuurspanning
groen aan
Apparaat is vrijgegeven (omvormer loopt)
groen
knippert
0.5Hz
Apparaat is gereed voor inschakeling, maar
niet vrijgegeven
4Hz
Apparaat is in inschakelblokkering
rood/ groen
4Hz
Waarschuwing
wisselend
1…25 Hz
Overbelastingsgraad van het
ingeschakelde apparaat
rood
knippert
Storing,
knipperfrequentie = foutnummer (groep)
(bijvoorbeeld: 3 x knipperen = E003)
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
56 BU 0250 nl-3920
LED
Nr. Kleur Beschrijving Signaal toestand Betekenis
2
‘dual’
Rood/
groen
CU4-status
uit
Module (SK CU4-...) niet bedrijfsklaar,
geen stuurspanning
geen module SK CU4-... geïnstalleerd
Opgelet: Als een module van het type SK CU4-IOE is
geïnstalleerd, blijft de LED ook uit.
groen aan Cyclisch procesdataverkeer loopt
Details: P173, bit 1
groen
knippert
2Hz
De module is geïnitialiseerd, er is geen
cyclisch procesdataverkeer.
Details: P173, bit 0
rood
knippert
Flash
(1 x 0,25 s om
de 2,5 s)
SK CU4-EIP, -ECT, -POL:
“Time-out externe bus”
SK CU4-CAO:
“Timeout Node bewaking (Watchdog
NMT-Master)”
SK CU4-PBR:
“Timeout Node bewaking (Watchdog
Profibus DP master)”
SK CU4-DEV:
“Time-out (DeviceNet-bewaking of
ingestelde tijdparameter P151)
SK CU4-PNT:
“PROFINET timeout”
Bijzonderheden: voor SK CU4-PNT: P173 bit 4-6,
anders P173, bit 2
Doubleflash
(2 x 0,25 s om
de 2,5 s)
SK CU4-EIP, -ECT, -POL, -CAO, -PBR:
“Timeout volgens P151"
SK CU4-CAO:
"Foute DIP-schakelaarinstelling"
SK CU4-PNT:
"Procesdata (STW) timeout"
"Hardwarefout CAN"
"Hardwarefout IO"
Bijzonderheden: voor SK CU4-PNT: P173 bit 4-6,
anders P173, bit 3
2Hz SK CU4-EIP, -ECT, -POL:
“ASIC reageert niet."
SK CU4-CAO, -DEV:
“Waarschuwing”
SK CU4-PBR:
"Systeemfout businterface"
Details: P173, bit 4
rood aan
SK CU4-EIP, -ECT, -POL:
“Algemene configuratiefout"
SK CU4-CAO, -DEV:
“Bus OFF”
Details: P173, bit 5
3 Weergave, bediening en opties
BU 0250 nl-3920 57
LED
Nr.
Kleur
Beschrijving
Signaal toestand
Betekenis
3
groen
Systeembus
uit
Geen procesdatacommunicatie
Status knipperen 4Hz „BUS Waarschuwing“
aan
Procesdatacommunicatie actief
Ontvangst van minimaal 1 telegram / s
SDO-data - transfer wordt niet
weergegeven
4
rood
Systeembus
uit
Geen fout
Storing
knipperen
4Hz
Bewakingsfout P120 of P513
E10.0 / E10.9
knipperen
1Hz
Fout in een externe systeembusmodule
Busmodule timeout op de externe
BUS (E10.2)
Systeembusmodule heeft een
modulefout (E10.3)
aan Systeembus in de toestand “Bus OFF”
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
58 BU 0250 nl-3920
3.2 Bedienings- en parameterinstellingsopties
Er zijn verschillende bedieningsopties beschikbaar, die geïnstalleerd zijn op de optieplaatsen H1 en H2.
De keuze van de gewenste bedieningsopties en hun functionaliteiten moet worden gemaakt bij de
bestelling of in het configuratieproces ( 2.2.2.2 "Configuratie van de optieplaatsen op
aansturingsniveau"). Aanpassing achteraf is niet mogelijk.
Bovendien bieden parameterinstellingsboxen toegang tot de parameterinstellingen van het apparaat om
deze te kunnen aanpassen.
Aanduiding Artikelnummer Opmerking
Bedienings- en parameterinstellingsboxen
(Handheld)
SK CSX-3H
SimpleBox
275281013
BU 0040
SK PAR-3H
ParameterBox
275281014
BU 0040
SK TIE5-BT-STICK
Bluetooth-stick NORDAC
ACCESS BT
275900120
BU 0960
3.2.1 Bedienings- en parameterboxen, gebruik
Met behulp van een optionele Simple- of ParameterBox is een eenvoudige toegang tot alle parameters
mogelijk om deze uit te lezen of aan te passen. De gewijzigde parameterdata wordt in het niet-vluchtige
EEPROM-geheugen opgeslagen.
Bovendien kunnen maximaal 5 complete apparaatdatasets in de ParameterBox opgeslagen en weer
afgeroepen worden.
De verbinding tussen een SimpleBox of ParameterBox en het apparaat wordt tot stand gebracht met
behulp van een RJ12-RJ12-kabel.
Afbeelding 1: SimpleBox, handheld, SK CSX-3H Afbeelding 2: ParameterBox, handheld, SK PAR-
3H
Optie Beschrijving Gegevens
SK CSX-3H
(SimpleBox handheld)
Wordt gebruik voor de inbedrijfstelling,
parameterinstelling, configuratie en
besturing van het apparaat 1).
• LED-display met vier 7-segments posities,
folietoetsen
• IP20
RJ12-RJ12-kabel
(aansluiting op het apparaat 1))
SK PAR-3H
(ParameterBox handheld)
Wordt gebruikt voor de inbedrijfstelling,
parameterinstelling, configuratie en
besturing van het apparaat en van de
opties daarvan (SK xU4-...). D opslag van
complete parameterdatasets is mogelijk.
LCD-display met 4 regels en
achtergrondverlichting, folietoetsenveld
Opslag van maximaal 5 complete
parameterdatasets
• IP20
Kabel RJ12-RJ12 (aansluiting op het
apparaat)
USB-kabel (aansluiting op een pc)
1)
Geldt niet voor optionele bouwgroepen, bijv. businterfaces
3 Weergave, bediening en opties
BU 0250 nl-3920 59
Aansluiting
1. Diagnoseglas van de RJ12-bus verwijderen.
2. RJ12 RJ12 kabelverbinding tussen bedieningseenheid en
Frequentieomvormer tot stand brengen.
Zolang een diagnoseglas of een van de blinddoppen
geopend is, moet u erop letten dat er geen vuil of vocht in het
apparaat binnendringt.
3. Na de inbedrijfstelling voor het normale bedrijf absoluut alle
diagnoseglazen of blinddoppen weer indraaien en op een
deugdelijke afdichting letten.
,
Aandraaimoment van de diagnosesluitingen
Het aandraaimoment voor de doorzichtige diagnostische sluitingen (kijkglazen) bedraagt 2,5 Nm.
3.2.2 Aansluiting van meerdere apparaten op één parametreringstool
Het is in principe mogelijk via de ParameterBox of via de NORDCON-software meerdere
frequentieomvormers aan te sturen. In het volgende voorbeeld wordt de communicatie met de
parametreringstool uitgevoerd door de protocollen van de afzonderlijke apparaten (max. 4) via de
gemeenschappelijke CAN-systeembus te tunnelen. De volgende punten moeten daarbij in acht worden
genomen:
1. Fysieke busstructuur:
Breng een CAN-verbinding (systeembus) tussen de apparaten tot stand.
2. Parameterbeheer
Parameter Instelling op de FO
Nr. Aanduiding FO1 FO2 FO3 FO4
P503
Masterfunctie uitgang
2 (Systeembus actief)
P512 USS-adres 0 0 0 0
P513
Telegram time out (s)
0,6
0,6
0,6
0,6
P514
CAN-baudrate
5 (250 kbaud)
P515
CAN-busadres
32
34
36
38
3. Sluit het parametreertool op de gebruikelijke manier via RS485 (bijv. via RJ12) op de eerste
frequentieomvormer aan.
Voorwaarden / beperkingen:
In principe kunnen alle frequentieomvormers die momenteel bij NORD verkrijgbaar zijn, via een
gemeenschappelijke systeembus communiceren. Bij de integratie van apparaten van de SK 5xxE-serie
moeten de algemene randvoorwaarden in acht worden genomen die in de handleiding van de
betreffende apparaatserie worden beschreven.
Om apparaten van het type SK 2xxE-FDS in een systeembus te kunnen integreren, moeten deze op de
optieplaatsen M7 en eventueel op M5 van overeenkomstige insteekverbindingen van het type SYSS
(M7) of SYSM (M5) zijn voorzien.
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
60 BU 0250 nl-3920
3.3 Optionele modules
3.3.1 Optionele modules SK CU4-...
Als zogenaamde interne klantinterface maken de SK CU4-optiemodules het mogelijk om het
functiepakket van de apparaten uit te breiden zonder de afmetingen te wijzigen. Het apparaat biedt
precies twee montageposities voor de installatie van dergelijke modules. Deze modules worden
gekozen bij de bestelling tijdens het configuratieproces van het apparaat. Aanpassing achteraf is niet
mogelijk.
De volgende combinaties zijn mogelijk:
Variant Optionele module Inbouwpositie
1 Businterface 1
IO-uitbreiding
2
2
IO-uitbreiding (1)
1
IO-uitbreiding (2)
2
3
Businterface voor veiligheidsdoeleinden (SK
CU4-PNS) 1)
1+2
1) Deze optionele module vereist beide montageposities en kan daarom niet worden gecombineerd met
andere opties.
Afbeelding 3: Optionele modules SK CU4 ... als interne klantinterfaces (voorbeeld)
Aanduiding *) Artikelnummer Document
Businterfaces
SK CU4-CAO(-C)
CANopen
275271001 / (275271501)
TI 275271001 / (TI 275271501)
SK CU4-DEV(-C) DeviceNet 275271002 / (275271502) TI 275271002 / (TI 275271502)
SK CU4-ECT(-C)
EtherCAT
275271017 / (275271517)
TI 275271017 / (TI 275271517)
SK CU4-EIP(-C)
Ethernet IP
275271019 / (275271519)
TI 275271019 / (TI 275274519)
SK CU4-PBR(-C)
PROFIBUS DP
275271000 / (275271500)
TI 275271000 / (TI 275271500)
SK CU4-PNT(-C)
PROFINET IO
275271015 / (275271515)
TI 275271015 / (TI 275271515)
SK CU4-POL(-C) POWERLINK 275271018 / (275271518) TI 275271018 / (TI 275271518)
SK CU4-PNS
PROFIsafe
275271014
TI 275271014
IO-uitbreidingen
SK CU4-IOE(-C)
275271006 / (275271506)
TI 275271006 / (TI 275271506)
SK CU4-IOE2(-C)
275271007 / (275271507)
TI 275271007 / (TI 275271507)
*
Alle modules met de markering -C hebben gelakte printplaten, zodat ze kunnen worden gebruikt in IP6x-apparaten.
3 Weergave, bediening en opties
BU 0250 nl-3920 61
3.3.2 Optie inplugbare EEPROM
De inplugbare EEPROM (uitrustingskenmerk
-EEP)
werkt parallel aan
de interne EEPROM van de frequentieomvormer en wordt
hoofdzakelijk gebruikt voor gegevensback-up. In geval van een defect
aan de frequentieomvormer
kunnen de gegevens
(parameterinstellingen, PLC-
programma) van de beschadigde
frequentieomvormer naar een identiek vervangend apparaat worden
gekopieerd en kan de uitvaltijd overeenkomstig tot een minimum
worden beperkt.
Het bedrijf van de frequentieomvormer zonder de inplugbare EEPROM is zonder beperkingen mogelijk.
Er is geen bewaking van de gegevensoverdracht en geen vergelijking van de gegevens tussen het
interne en het inplugbare EEPROM.
Demontage / Montage
GEVAAR
Elektrische schok
De printplaat onder de transparante schroefafdekking (afdekking van de EEPROM) ligt op het
potentiaal van de gelijkspannings-tussenkring (ca. ½ UZW = 500 V DC). Aanraking van de printplaat
of onderdelen daarvan kan een elektrische schok veroorzaken.
Verwijder de transparante schroefafdekking alleen als de frequentieomvormer uitgeschakeld is en
er geen spanning op het apparaat is vastgesteld.
Neem de frequentieomvormer pas weer in gebruik nadat de transparante schroefafdekking correct
is gemonteerd.
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
62 BU 0250 nl-3920
1.
Koppel de frequentieomvormer los van de netspanning en verzeker dat er geen spanning
op het apparaat staat.
Demontage EEPROM
2. Verwijder de transparante schroefafdekking.
3. EEPROM verwijderen
Als het de bedoeling is de frequentieregelaar te gebruiken zonder
inplugbare EEPROM, ga dan verder met stap 5.
Montage EEPROM
4. Lijn de EEPROM zo uit dat de codeerpen in de ronde uitsparing
op de printplaat kan worden gestoken (zie pijl).
Plaats de EEPROM verticaal (merkbare vergrendeling).
5. Monteer de transparante schroefafdekking (met afdichtring) weer
op de juiste wijze terug (aandraaimoment: 2,5 Nm).
3 Weergave, bediening en opties
BU 0250 nl-3920 63
Werkingswijze
De EEPROM heeft een DIP-
schakelaar met 3 standen. De werking
van de EEPROM kan hierdoor worden beïnvloed. De DIP-schakelaar
kan worden aangepast met een kleine sleufschroevendraaier.
Links
Midden
Rechts
Bovenop de behuizing van de insteekbare EEPROM bevindt zich een
LED die de huidige bedrijfstoestand van de insteekbare EEPROM
aangeeft.
DIP-schakelaar Linker positie (codeerpin wijst naar beneden)
Functie-sequentie LED
Na de inbedrijfstelling van de frequentieomvormer worden de
gegevens één keer gekopieerd van de frequentieomvormer naar de
EEPROM.
Knippert afwisselend
rood / groen
De insteekbare EEPROM schakelt dan over op parallelle werking met
de interne EEPROM van de frequentie-omvormer - alle gegevens
worden gelijktijdig naar beide opslagmedia geschreven.
Brandt oranje
Om de kopieerfunctie weer te kunnen gebruiken, moet de insteekbare
EEPROM tussentijds met een andere stand van de DIP-schakelaar
zijn gebruikt.
Neem de paragraaf "Demontage/montage" in acht (zie boven)!
DIP-schakelaar Positie midden (codeerpen wijst naar beneden) Fabrieksinstelling
Functie-sequentie LED
De insteekbare EEPROM werkt parallel met de interne EEPROM van
de frequentie-omvormer - alle gegevens worden gelijktijdig naar beide
opslagmedia geschreven.
Brandt groen
DIP-schakelaar Positie rechts (codeerpen wijst naar beneden)
Functie-sequentie LED
Na de inbedrijfstelling van de frequentieomvormer worden de
gegevens eenmalig gekopieerd van de insteekbare EEPROM naar de
frequentie-omvormer.
Knippert afwisselend
rood / groen
Daarna blijft de insteekbare EEPROM schrijfbeveiligd.
Brandt rood
Om de kopieerfunctie weer te kunnen gebruiken, moet de insteekbare
EEPROM tussentijds met een andere stand van de DIP-schakelaar
zijn gebruikt.
Neem de paragraaf "Demontage/montage" in acht (zie boven)!
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
64 BU 0250 nl-3920
4 Inbedrijfstelling
WAARSCHUWING
Onverwachte beweging
Het inschakelen van de voedingsspanning kan het apparaat direct of indirect in werking stellen. Dit kan
een onverwachte beweging van de aandrijving en de daarop aangesloten machine veroorzaken, wat
ernstig of dodelijk letsel en/of materiële schade tot gevo
lg kan hebben. Mogelijke oorzaken van
onverwachte bewegingen zijn bijvoorbeeld:
Parametrering van een “automatische opstart”,
Foute parameterinstellingen,
Aansturing van het apparaat met een vrijgavesignaal door een besturing op een hoger niveau
(via I/O- of bussignalen),
Foute motordata,
Foute aansluiting van een incrementele encoder,
Het lossen van een mechanische stoprem,
Externe invloeden zoals de zwaartekracht of anderszins op de aandrijving inwerkende kinetische
energie,
In IT-netwerken: Netfout (aardsluiting).
Om een daaruit resulterend gevaar te vermijden, moet de aandrijving / de aandrijflijn tegen
onverwachte bewegingen beveiligd worden (mechanisch blokkeren en/of ontkoppelen,
valbeveiligingen voorzien enz.) Bovendien moet ervoor worden gezorgd dat er zich geen personen
in het werkingsbereik of de gevarenzone van de installatie bevinden.
4.1 Inbedrijfstelling van het apparaat
Om de basiscapaciteit tot stand te brengen, moeten de elektrische aansluitingen worden verricht nadat
het toestel mechanisch op een geschikte wand is gemonteerd ( paragraaf 2.3.2 "Elektrische
aansluiting vermogensdeel").
Voor apparaten zonder geïntegreerde 24 V DC-voedingseenheid (optie "Geïntegreerde
voedingseenheid": "HVS"), is het bovendien verplicht het toestel te voorzien van een 24 V DC
stuurspanning.
Fabrieksinstellingen
Vóór een hernieuwde inbedrijfstelling dient te zijn
veiliggesteld dat de frequentieomvormer in de
fabrieksinstellingen staat (P523).
De functionele aanpassing aan de toepassing gebeurt door het instellen van de parameters van het
apparaat. Hiervoor staan bedienings- en parametriseringsboxen (SK CSX-3H of SK PAR-3H) of de PC-
ondersteunde NORDCON-software ter beschikking. De parameterinstellingen worden opgeslagen in de
interne EEPROM van het apparaat.
De parameters van het apparaat zijn vooraf ingesteld met typische waarden (fabrieksinstellingen). Voor
het instellen van het basisbedrijf is het daarom meestal alleen nodig om de juiste motorgegevens (P200
v.v.) en, indien nodig, de selectie van de bedrijfsmodus (P300 v.v.) te parametreren.
Individuele aanpassingen aan de aandrijvingstaak, communicatie-instellingen met andere apparaten of
een besturingssysteem, of de optimalisatie van het bedrijfsgedrag moeten dan eveneens door
parametrering worden uitgevoerd. ( paragraaf 5 "Parameter")
4 Inbedrijfstelling
BU 0250 nl-3920 65
4.2 Fabrieksinstellingen
Alle door NORD geleverde frequentieomvormers zijn in hun fabrieksinstellingen voorgeprogrammeerd
voor standaardtoepassingen met 4-polige normmotoren (gelijk vermogen en gelijke spanning). Bij
gebruik van motoren met een ander vermogen of een ander aantal polen moeten de gegevens van de
typeplaat van de motor worden ingevoerd in de parameters P201...P207 van de menugroep
>Motorparameters<.
Alle motorparameters (IE1, IE4) kunnen met de parameter P200 vooraf worden ingesteld. Na gebruik
van deze functie wordt deze parameter weer gereset naar 0 = geen wijziging! De motorparameters
worden eenmalig automatisch in de parameters P201 … P209 geladen en kunnen hier nogmaals met
de gegevens van de motortypeplaat worden vergeleken.
3~ Mot
IEC 56
IM B3
cosj 0,74
cosj 0,74
IP55
Rot. KL 16
Th.Cl.F
EN60034
60 Hz
460 V Y
5,2 A
2,5 kW
1765 /min
1440 /min
P206
P201
P204
P203
P202
P200
9,0 / 5,2 A
50 Hz
2,2 kW
P207
P200 motorlijst:
0 = geen wijziging 8 = 0,37kW 400V
1 = geen motor 9 = 0,50PS 460V
2 = 0,25kW 230V 10 = 0,55kW 230V
3 = 0,33PS 230V 11 = 0,75PS 230V
4 = 0,25kW 400V 12 = 0,55kW 400V
5 = 0,33PS 460V 13 = 0,75PS 460V
6 = 0,37kW 230V 14 = 0,75kW 230V
7 = 0,50PS 230V ....
230 / 400 V D/Y
Voor een probleemloos bedrijf van de frequentieomvormer is het noodzakelijk om zo nauwkeurig
mogelijk de motorgegevens volgens de motortypeplaat in te voeren. Een automatische
statorweerstandmeting met de parameter P220 wordt aanbevolen.
Motorgegevens voor IE2 / IE3-motoren worden via de NORDCON-software beschikbaar gesteld. Met
behulp van de functie “Motorparameters importeren“ (zie ook het handboek voor de NORDCON-
software BU 0000) kan de gewenste dataset worden geselecteerd en in het apparaat geïmporteerd
worden.
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
66 BU 0250 nl-3920
4.3 Selectie van de bedrijfsmodus voor de motorbesturing
De frequentieomvormer is in staat om motoren van alle energie-efficiëntieklassen (IE1 tot IE4) aan te
sturen. Onze motoren zijn ontworpen als asynchroonmotoren in de efficiëntieklassen IE1 tot IE3, terwijl
de IE4-motoren zijn ontworpen als synchroonmotoren.
De werking van de IE4-motoren heeft diverse speciale regeltechnische functies. Om ideale resultaten
te bereiken is de frequentieomvormer daarom speciaal ontworpen voor de aansturing van NORD IE4-
motoren, die in hun opbouw een IPMSM (Interior Permanent Magnet Synchronous Motor) zijn. Bij deze
motoren zijn de permanente magneten ingebed in de rotor. De werking van andere fabrikaten moet
indien nodig door NORD worden gecontroleerd. Zie ook de technische informatie TI 80-0010 "Richtlijnen
voor projectplanning en inbedrijfstelling van NORD IE4-motoren met NORD-frequentieomvormer".
4.3.1 Toelichting van de bedrijfsmodi (P300)
De frequentieomvormer biedt verschillende bedrijfsmodi voor het aansturen van een motor. Alle
bedrijfsmodi kunnen worden toegepast op zowel ASM (asynchrone motor) als PMSM (permanente
magneet synchrone motor), maar vereisen de naleving van verschillende randvoorwaarden. In principe
zijn alle procedures "veldgerichte regelprocedures".
1. VFC open-loop modus (P300, instelling „0“)
Deze bedrijfsmodus is op een spanningsgestuurde, veldgerichte regelmethode (Voltage Flux Control
Mode (VFC)) gebaseerd. Het wordt gebruikt voor zowel ASM als PMSM. In verband met de werking
van asynchrone motoren wordt vaak ook de term "ISD-regeling" gebruikt.
De regeling is altijd encoderloos en uitsluitend gebaseerd op vaste parameters en meetresultaten
van actuele elektrische actuele waarden. In principe zijn er geen specifieke instellingen van de
regelparameters nodig voor het gebruik van deze bedrijfsmodus. Het parametriseren van de meest
nauwkeurige motorgegevens is echter een essentiële voorwaarde voor een hoogwaardige werking.
Als speciaal kenmerk voor de werking van ASM is er ook de mogelijkheid om te sturen volgens een
eenvoudige V/f-karakteristiek. Deze werking is belangrijk wanneer meerdere motoren die niet
mechanisch gekoppeld zijn, slechts op één frequentieomvormer parallel moeten worden gebruikt, of
wanneer de motorgegevens slechts op een relatief onnauwkeurige manier kunnen worden bepaald.
Het bedrijf volgens een V/f-karakteristiek is alleen geschikt voor aandrijftaken met vrij lage eisen aan
de toerentalkwaliteit en -dynamiek (integratortijden 1 s). Besturing volgens een V/f-karakteristiek
kan ook voordelig zijn voor machines die door hun ontwerp een zeer sterke neiging tot mechanische
trillingen hebben. V/f-karakteristieken worden meestal gebruikt voor de regeling van ventilatoren,
bepaalde pompaandrijvingen of ook voor roerwerken. De werking volgens een V/f-karakteristiek
wordt geactiveerd via parameters (P211) en (P212) (elk met instelling "0").
4 Inbedrijfstelling
BU 0250 nl-3920 67
2. CFC closed-loop modus (P300, instelling „1“)
Vergeleken met de instelling "0" "VFC open-loop-bedrijf" is dit in principe een regeling met
stroomgestuurde veldoriëntatie (Current Flux Control). Voor deze bedrijfsmodus, die functioneel
identiek is aan de eerder gebruikte aanduiding onder "Servobesturing" in ASM, is het gebruik van
een encoder verplicht. Dit betekent dat het exacte toerentalgedrag van de motor wordt geregistreerd
en meegenomen in de berekening voor de motorbesturing. De encoder maakt het ook mogelijk om
de rotorpositie te bepalen, waarbij de initiële waarde van de rotorpositie ook moet worden bepaald
voor de werking van een PMSM. Dit maakt een nog nauwkeurigere en snellere controle van de
aandrijving mogelijk.
Deze bedrijfsmodus biedt de best mogelijke resultaten in het regelgedrag voor zowel ASM als PMSM
en is bijzonder geschikt voor hijstoepassingen of toepassingen die een zo hoog mogelijk dynamisch
gedrag vereisen (integratortijden ≥ 0,05 s). Deze bedrijfsmodus biedt het grootste voordeel in
combinatie met een IE4-motor (energie-efficiëntie, dynamiek, precisie).
3. CFC open-loop modus (P300, instelling „2“)
De CFC-modus is ook mogelijk in open-loop-modus, d.w.z. in encoderloos bedrijf. In dit geval wordt
de toerental- en positiedetectie door middel van "waarnemers" bepaald uit meet- en instelwaarden.
Ook voor deze bedrijfsmodus is een nauwkeurige afstelling van de stroom- en toerentalregelaars
een basisvereiste. Deze bedrijfsmodus is met name geschikt voor toepassingen met een hogere
dynamische belasting in vergelijking met de VFC-regeling (aanlooptijden 0,25 s) en bijvoorbeeld
ook voor pomptoepassingen met een hoog losbreekkoppel.
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
68 BU 0250 nl-3920
4.3.2 Parameteroverzicht Regelaarinstelling
De volgende afbeelding geeft een overzicht van alle parameters die afhankelijk van de gekozen
bedrijfsmodus van belang zijn. Er wordt onder andere een onderscheid gemaakt tussen "relevant" en
"belangrijk", wat een indicatie is van de vereiste nauwkeurigheid van de relevante parameterinstelling.
In principe geldt echter dat hoe nauwkeuriger de instellingen worden uitgevoerd, hoe exacter de
besturing is en hoe hoger de waarden zijn voor de dynamiek en de precisie in de werking van de
aandrijving. Een gedetailleerde beschrijving van de afzonderlijke parameters is te vinden in hoofdstuk 5
"Parameter"
„Ø“ =
Parameter zonder betekenis
„-“ =
De parameter in de fabrieksinstelling laten staan
„√“ =
Parameteraanpassing relevant
„!“ =
Aanpassing van de parameter belangrijk
Groep Parameter Bedrijfsmodus
VFC open-loop CFC open-loop CFC closed-loop
ASM PMSM ASM PMSM ASM PMSM
Motorgegevens
P201 … P209
P208
!
!
!
!
!
!
P210
1)
Ø
Ø
P211, P212
-2)
-
-
-
-
-
P215, P216
-1)
-
-
-
-
-
P217
Ø
Ø
P220
P240
-
-
-
P241
-
-
-
P243
-
-
-
P244
-
-
-
P246
-
-
-
P245, 247
-
Ø
Ø
Ø
Ø
Regelaargegevens
P300
P301
Ø
Ø
Ø
Ø
!
!
P310 … P320
Ø
Ø
P312, P313, P315, P316
Ø
Ø
-
-
P330 … P333
-
-
-
P334
Ø
Ø
Ø
Ø
-
1) = voor V/f - karakteristiek: nauwkeurige instelling van de parameter belangrijk
2) =
voor V/f - karakteristiek: typische instelling "0
4 Inbedrijfstelling
BU 0250 nl-3920 69
4.3.3 Inbedrijfstellingsstappen motorbesturing
Hieronder worden de belangrijkste inbedrijfstellingsstappen in hun ideale volgorde weergegeven. Er
wordt uitgegaan van de juiste toewijzing van de omvormer en de motor en de keuze van de netspanning.
Gedetailleerde informatie, met name voor de optimalisatie van stroom-, toerental- en positieregelaars
van asynchrone motoren, wordt uitvoerig beschreven in de handleiding "Regelaaroptimalisatie" (PLC
0100). Gedetailleerde informatie over de inbedrijfstelling en optimalisatie van PMSM in het CFC closed
loop-modus vindt u in de handleiding "Aandrijfoptimalisatie" (PLC 0101). Neem hiervoor contact op met
onze technische ondersteuning.
1. Omvormer- en motoraansluiting op de gebruikelijke installeren ( / Y in acht nemen!), sluit de
encoder aan, indien aanwezig.
2. Netspanning inschakelen
3. Fabrieksinstelling (P523) uitvoeren
4. Selecteer de basismotor uit de motortabel (P200) (ASM-types staan aan het begin van de lijst, PMSM
aan het einde, geïdentificeerd door de typeaanduiding (bijv. …80T…))
5. Motorgegevens (P201 ... P209) met typeplaatje/motorgegevensblad controleren en aanpassen.
6. Statorweerstandsmeting (P220) uitvoeren P208, P241[-01] wordt gemeten, P241[-02] wordt
berekend. (Opmerking: als een SPMSM wordt gebruikt, moet P241[-02] worden overschreven met
de waarde van P241[-01]).
7. Encoder: Instellingen controleren (P301, P735)
8. alleen bij PMSM:
a. EMK-spanning (P240) Typeplaatje motor / motorgegevensblad
b. Reluctantiehoek (P243) toewijzen / instellen (bij NORD-motoren niet noodzakelijk)
c. Piekstroom PMSM (P244) Motorgegevensblad
d. alleen PMSM in de VFC-modus:
(P245), (247) vaststellen
e. (P246) bepalen
9. Bedrijfsmodus selecteren (P300)
10. Stroomregelaar (P312 ... P316) vaststellen / instellen
11. Toerentalregelaar (P310, P311) vaststellen / instellen
12. alleen PMSM:
a. Regelmethode (P330) selecteren
b. Instellingen voor het aanloopgedrag uitvoeren (P331 ... P333)
c. Instellingen voor 0-puls van de encoder (P334 ... P335)
d. Activering van de sleepfoutbewaking (P327 ≠ 0)
Meer informatie over de inbedrijfstelling van NORD IE4-motoren met NORD frequentieomvormers vindt
onder Technische Informatie TI80_0010.
4.4 Temperatuursensoren
De aansluiting van motoren met temperatuursensor (KTY-84 of PT100/PT1000) vereist een technisch
overleg met onze technische ondersteuning.
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
70 BU 0250 nl-3920
4.5 AS-interface (AS-i)
Dit hoofdstuk is alleen relevant voor apparaten van het type SK 270E-FDS / SK 280E-FDS.
4.5.1 Het bussysteem
Algemene informatie
De Actor-Sensor-Interface (AS-interface) is een bussysteem voor het onderste veldbusniveau. Het
busysteem is gedefinieerd in de AS-Interface Complete Specification en is volgens EN 50295, IEC62026
gestandaardiseerd.
Het transmissieprincipe is een single-mastersysteem met cyclische polling. Sinds de Complete
Specification V2.1 kunnen maximaal 31 standaardslaves met het apparaatprofiel S-7.0. of 62 slaves
in uitgebreide adresseringsmodus met het apparaatprofiel S-7.A. worden gebruikt op een niet-
afgeschermde tweedraads leiding met een lengte tot 100 m bij een willekeurige netwerkstructuur.
De verdubbeling van het aantal mogelijke slave-deelnemers wordt gerealiseerd door de dubbele
toewijzing van de adressen 1-31 en de markering "A-Slave" of "B-Slave". Slaves in de uitgebreide
adresseermodus worden aangeduid met de ID-code A en zijn daardoor eenduidig herkenbaar voor de
master.
Apparaten met slave-profielen S-7.0 en S-7.A. kunnen samen worden gebruikt binnen een AS-i-netwerk
vanaf versie 2.1 (Masterprofiel M4), rekening houdend met de adrestoewijzing (zie voorbeeld).
toegelaten niet toegelaten
Standaardslave 1 (adres 6)
Standaardslave 1 (adres 6)
A/B slave 1 (adres 7A) Standaardslave 2 (adres 7)
A/B-slave 2 (adres 7B)
A/B-slave 1 (adres 7B)
Standaardslave 2 (adres 8)
Standaardslave 3 (adres 8)
De adressering vindt plaats via de master die ook verdere beheerfuncties ter beschikking stelt, of via
een apart adresseerapparaat.
Apparaatspecifieke informatie
De 4-bit-gebruiksdata (per richting) worden bij standaard Slaves met een effectieve storingsbeveiliging
met een maximale cyclustijd van 5 ms verzonden. Bij slaves in uitgebreide adresseermodus wordt de
cyclustijd (max. 10 ms) voor dataverzending van de slave naar de master verdubbeld vanwege het
grotere aantal deelnemers. Uitgebreide adresseringsprocessen voor de verzending van gegevens naar
de Slave veroorzaken bovendien aan extra verdubbeling van de cyclustijd naar max. 21 ms.
De AS-interfacekabel (geel) brengt data en energie over.
Deze kan worden gebruikt om zowel de totale benodigde stuurspanning (inclusief stuurspanning voor
het apparaat en eventueel aangesloten sensoren) alsook de AS-interface alleen te voeden.
De stroomvoorziening van het apparaat en de eventueel aangesloten sensoren kan ook worden
verzorgd door een interne voedingseenheid (optie "-HVS"), via de "zwarte tweedraadsleiding" (alleen
mogelijk met optie connector: “-AUX" of "-AXS" op optiepositie M8) of een combinatie van beide.
De voedingseenheid (optie "-HVS") neemt een ontlastende functie van de energievoorziening over bij
de optie "-AUX" of "-AXS". Bij de opties “-ASI” en "-ASS” hangt het ervan af hoe hoog de voedende
AS-i-spanning is. Daarom kan niet in alle gevallen op een ontlasting worden gerekend.
Optie "-AUX" of "-AXS" (optiepositie M8): Het is niet dwingend noodzakelijk om de voeding via een
beschermende lage spanning (PELV - Protective Extra Low Voltage) te realiseren, maar het wordt wel
aanbevolen.
4 Inbedrijfstelling
BU 0250 nl-3920 71
Aanvulling bij stekkeroptie "-ASI" of "-AUX"
Het apparaat is ontworpen als een dubbele slave en ondersteunt het CTT2-protocol. Voor dit doel zijn
twee AS-Interface-slaves (1. slave en 2. Slave) fysiek geïntegreerd in het apparaat. Beide slaves zijn
van het type A/B - Slave. Elk van deze beide slaves moet een afzonderlijk adres toegewezen krijgen in
het uitgebreide adresbereik (1A ... 31A of 1B ... 31B). Ook hier geldt dat adressen niet dubbel mogen
worden toegewezen.
Dankzij het dubbele slave-ontwerp kunnen de volgende communicatietypes met het apparaat worden
geïmplementeerd:
Cyclische gegevensuitwisseling:
1. Slave: 4I / 4O
2. Slave: 1I / 2O (vanuit het oogpunt van het apparaat)
Acyclische gegevensuitwisseling:
1. Slave: niet beschikbaar
2. Slave: Uitgebreide gegevensoverdracht via CTT2 protocol
-Parametergegevens (PKW)
-
Procesgegevens (PZD, bijvoorbeeld: stuurwoord, setpoints, let hierbij op
de parameters P509, P510)
Gedetailleerde informatie over het gebruik van de communicatietypes wordt beschreven in handleiding
BU0255.
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
72 BU 0250 nl-3920
4.5.2 Kenmerken en technische gegevens
Het apparaat kan direct in een AS-Interface-netwerk worden geïntegreerd en is in de fabriek zo
geparametriseerd dat de gebruikelijke AS-i-basisfunctionaliteiten meteen beschikbaar zijn. Alleen
aanpassingen voor toepassingsspecifieke functies van het apparaat of het bussysteem, de adressering
en de juiste aansluiting van de voedings-, BUS-, sensor- en actuatorkabels moeten worden uitgevoerd.
Kenmerken
Galvanisch gescheiden businterface
Statusweergave (LED)
Configuratie door parametrering
24 V DC-voeding (geïntegreerde AS-i-module en Frequentieomvormer)
De volgende opties zijn nuttig om toe te passen.
a. Apparaat met geïntegreerde voedingseenheid (apparaatoptie-HVS”) en stekkeroptie "-ASIof “-
ASS”.
- Aansluiting gele kabel voor voeding van de AS-i-module
- Voeding van het toestel en de aangesloten initiatoren of actuatoren door geïntegreerde
voedingseenheid
Opmerking: Als er geen netspanning op het apparaat staat, zijn de daarop aangesloten
initiators niet zichtbaar voor de AS-i-Master.
b. Apparaat met geïntegreerde voedingseenheid (apparaatoptie “-HVS”) en stekkeroptie "-AUX” of
-AXS”.
- Aansluiting gele kabel voor voeding van de AS-i module
- Aansluiting zwarte kabel voor voeding van het apparaat en de aangesloten initiators
Opmerking: Als de spanning van de zwarte kabel tot onder de spanning van de geïntegreerde
voedingseenheid daalt, neemt de geïntegreerde voedingseenheid de voeding van het
apparaat over. Als de spanning van de zwarte kabel tot onder ca. 16 V DC daalt, neemt de
geïntegreerde voedingseenheid ook de voeding van de aangesloten initiators of actuators
over.
c. Apparaat zonder netvoeding (zonder apparaatoptie “-HVS") en met stekkeroptie "-AUX” of-AXS
- Aansluiting gele kabel voor de voeding van de AS-i-module
- Aansluiting zwarte kabel voor de voeding van het apparaat en de aangesloten initiators of
actuators
d. Apparaat zonder netvoeding (zonder apparaatoptie "-HVS") en met stekkeroptie "-ASI" of "-ASS"
- Aansluiting gele leiding voor voeding van de AS-i module en het apparaat
Opmerking: Deze variant veroorzaakt een hoog stroomverbruik op de AS-i-leiding en biedt
slechts kleine reserves voor de directe aansluiting van initiators en actuators op het apparaat.
Aansluiting op het apparaat
- via M12-systeemconnector op optiepositie M8
4 Inbedrijfstelling
BU 0250 nl-3920 73
Technische gegevens AS-interface
Aanduiding
Optiepositie M8: Apparaat met stekkeroptie ...
… „-ASI“ … „-ASS“ … „-AUX“ … „-AXS“
Voeding AS-i
(gele kabel)
24 31,6 V DC,
500 mA 1)
24 31,6 V DC,
≤ 25 mA 2)
Voeding AUX
(zwarte kabel) Aansluiting niet mogelijk
24 V DC ± 25 %,
≤ 800 mA
Uitgebreide vereiste
Master M4
M0, M1, M2,
M3, M4 M4
M0, M1,
M2, M3, M4
1. Slave 2. Slave - 1. Slave 2. Slave -
Slaveprofiel
S-7.A
S-7.A
S-7.0
S-7.A
S-7.A
S-7.0
I/O-code
7
7
7
7
7
7
ID-code
A
A
0
A
A
0
Ext. ID-code 1 / 2
7
7 / 5
F
7
7 / 5
F
Adres 1A – 31A en 1B 31B 1 31 1A – 31A en 1B 31B 1 31
Toestand bij levering
0 A
0
0 A
0
Cyclustijd
Slave
Master
10 ms
10 ms
5 ms
10 ms
10 ms
5 ms
Master
Slave
21 ms
10 ms
5 ms
21 ms
10 ms
5 ms
Aantal gebruiksgegevens
(BUS I/O)
Vanuit het oogpunt van
AS-i Master 4I/4O 2I/1O 3) 4I/4O 4I/4O 2I/1O 3) 4I/4O
Vanuit het oogpunt van
SK 2xxE-FDS 4I/4O 1I/2O 3) 4I/4O 4I/4O 1I/2O 3) 4I/4O
1) Uitsluitend voeding via de gele AS-i-kabel
2)
Bij voeding van het apparaat en eventueel aangesloten sensoren / actuatoren via de geïntegreerde voedingseenheid van het apparaat
(optie "-HVS") en / of via de zwarte kabel.
3) + Uitgebreide gegevensoverdracht volgens CTT2-protocol (parametergegevens, procesgegevens)
4.5.3 Busopbouw en topologie
Het AS-Interface-netwerk kan in elke vorm worden opgezet (lijn-, ster-, ring- en boomstructuur) en wordt
beheerd door een AS-interface-master als interface tussen PLC en slaves. Een bestaand netwerk kan
op elk moment worden uitgebreid met verdere slaves tot een limiet van 31 standaard-Slaves of 62
Slaves in uitgebreide adresseringsmodus. De adressering van de slaves verloopt via de Master of een
overeenkomstige adresseringsinrichting.
Een AS-i-master communiceert zelfstandig en wisselt data uit met de aangesloten AS-i Slaves. In het
AS-interface-netwerk mogen geen normale voedingen worden gebruikt. Er mag per AS-interface-streng
slechts één speciale AS-interfacevoeding voor de voedingspanning worden toegepast. Deze
AS-interface voedingspanning wordt direct op de gele standaardkabel (AS-i+ en AS-i(-) kabel)
aangesloten en dient zo dicht mogelijk bij de AS-i-master te worden gepositioneerd om de spanningsval
laag te houden.
Om storingen te vermijden, moet de PE-aansluiting van de AS-Interface-voeding (voor zover
aanwezig) verplicht worden geaard.
De bruine AS-i(+)- en de blauwe AS-i(-)ader van de gele AS-Interface-kabel mogen niet worden
geaard.
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
74 BU 0250 nl-3920
1) SK 27xE-FDS / SK 28xE-FDS met “connector “-ASI” a) resp. „-ASS“ a)
2)
SK 27xE-FDS / SK 28xE-FDS met “connector “-AUX” a) resp. „-AXS“ a)
a) met of zonder geïntegreerde voedingseenheid (optie "-HVS")
AS-interface
Master
AS-interface
Voeding
Sensoren
Actoren
Sensoren
Besturing /
automatisering-
apparaat
Maximale
stroombelasting
in acht nemen
24 V
voedingseenheid
voor hulpenergie
AS-interface
Slave 1)
AS-interface
Slave 2)
AS-i
AS-
AUX
AS-Interface gele
kabel
Actoren
24 V Hulpvoeding
zwarte kabel
4 Inbedrijfstelling
BU 0250 nl-3920 75
4.5.4 Ingebruikname
4.5.4.1 Aansluiting
1. De aansluiting van de AS-Interface-kabel (geel) verloopt via de connectoren “-ASI“, “-AUX”, “-AXS
of “-ASS“ op de optiepositie M8.
2. De aansluiting van een tweedraadsleiding voor de hulpenergievoorziening ("zwarte kabel") verloopt
via de stekkerverbinding “-AUX” of “-AXS” op de optieplaats M8 (alleen indien beschikbaar). De
stroomvoorziening wordt bij voorkeur verzorgd door een PELV.
( paragraaf 2.3.3 "Elektrische aansluiting van de besturings-eenheid")
4.5.4.2 Weergaven
De status van de AS-
interface wordt gesignaleerd door
meerkleurige LED's op de optiepositie M8
. Eén LED is
toegewezen aan elk van de twee slaves van het apparaat.
2. Slave 1)
1. Slave
1) Alleen bij stekkeroptie “-ASI” of “-AUX“
LED AS-i Betekenis
UIT
Geen AS-interfacespanning op de module
Aansluitleidingen niet aangesloten of verwisseld
groen AAN
Normaal bedrijf (AS-interface actief)
Rood AAN
Geen data-uitwisseling
- Slave-adres = 0 (slave staat nog in fabrieksinstelling)
- Slave niet in LPS (lijst project-slaves)
- Slave met foute IO/ID
- Master in STOP-mode
- Reset actief
rood knipperen
(2 Hz) 1)
Slave wordt in "Reset" gehouden tijdens de adressering
rood/ groen
afwisselend
Knipperen (2 Hz) 1)
Periferiefout, AS-i Communicatiecontroller in updatemodus
1)
Inschakelfrequentie per seconde, voorbeeld: 2 Hz = LED 2 x per seconde “Aan
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
76 BU 0250 nl-3920
4.5.4.3 Configuratie
De belangrijkste functies worden toegewezen via de parameters (P480) en (P481).
Bus I/O Bits
WAARSCHUWING
Onverwachte beweging door automatisch opstarten
In geval van een fout
(communicatieverlies of onderbreking van de buslijn) schakelt het apparaat
automatisch uit, aangezien de vrijgave van het apparaat niet meer aanwezig is.
Herstel van de communicatie kan resulteren in een automatische opstart en onverwachte beweging
van de
aandrijving. Om gevaar te voorkomen, moet een eventuele automatische opstart als volgt
worden voorkomen:
Als er een communicatiefout optreedt, moet de busmaster de controlebits actief op "nul" zetten.
Initiators kunnen rechtstreeks op de digitale ingangen van het apparaat worden aangesloten. Actoren
kunnen worden aangesloten via de beschikbare digitale uitgangen van het apparaat. De volgende
toewijzingen zijn voorzien voor de gebruikersdatabits:
BUS-IN Functie (P480[-01…-05])
Status
Toestand
Bit 1 Bit 0
Bit 0
Vrijgave rechts 1)
0
0
Motor is uitgeschakeld
Bit 1
Vrijgave links 1)
0
1
Draaiveld rechts is actief op de
motor
Bit 2
Selectie tipfrequentie
1
0
Draaiveld links is actief op de motor
Bit 3
Storing bevestigen
2)
1
1
Motor is uitgeschakeld
Bit 4 3)
Rem handmatig lossen
1)
Vrijgave met jogfrequentie 1 of 2 (overeenkomstig
selectiebit 2)
2) Bevestigen door flank 0 1.
Bij besturing via de bus vindt de bevestiging niet
automatisch plaats door middel van een flank op een van
de vrijgave-ingangen.
3)
Alleen bij stekkeroptie-ASI” of “-AUX“
BUS-OUT Functie (P481 [-01 … -04])
Status
Toestand
Bit 1 Bit 0
Bit 0
Omvormer gereed
0
0
Storing actief
Bit 1
Waarschuwing
0
1
Waarschuwing
Bit 2
Toestand dig. ing. 1
1
0
Inschakelblokkering
Bit 3
Toestand dig. ing. 4
1
1
Bedrijfsklaar / Run
Bit 4 1)
Schakelaar H1: Afstandsbediening
Bit 5 1)
STO inactief
1)
Alleen bij stekkeroptie-ASI” of “-AUX“
Besturing via de BUS en via de digitale ingangen is parallel mogelijk. De betreffende ingangen worden
quasi behandeld als normale digitale ingangen.
4 Inbedrijfstelling
BU 0250 nl-3920 77
4.5.4.4 Adressering
Adressering bij stekkeroptie “-ASI” of “-AUX”
Om het apparaat in een AS-i-netwerk te gebruiken, moeten beide slaves (1. slave en 2. slave), die in dit
apparaat zijn geïnstalleerd, een uniek adres toegewezen krijgen. Af fabriek zijn beide slaves ingesteld
op het adres "0". Het adres "0" maakt het mogelijk dat de Slave in kwestie door een AS-i Master als een
"nieuw apparaat" wordt herkend (voorwaarde voor automatische adrestoekenning door de Master).
Zolang de 1. slave in de fabrieksinstelling (adres "0") staat, is alleen deze slave zichtbaar op de bus. De
status-LED voor de 1. slave (onder) brandt permanent rood. De 2. slave is echter niet zichtbaar. De
status-LED voor de 2. slave (boven) knippert rood.
De adressering van de 1. slave kan plaatsvinden.
Is aan de 1. slave een adres toegewezen (≠ "0"), dan wordt automatisch de 2. slave die nog op adres
"0" staat, zichtbaar voor de bus. De status-LED voor de 1. slave (onder) licht groen op. De status-LED
voor de 2. slave (boven) brandt nu permanent rood.
De adressering van de 2. slave kan plaatsvinden.
Is aan de 2. slave nu ook een adres toegewezen (≠ "0"), dan brandt zijn status-LED (boven) ook groen.
Adresseren bij connectoroptie "-AXS" of "-ASS".
Om het apparaat in een AS-i netwerk te gebruiken, moet het een uniek adres krijgen. Het adres 0 is in
de fabriek ingesteld. Hierdoor kan het apparaat door een AS-i-master als "nieuw apparaat" worden
herkend (voorwaarde voor automatische adrestoewijzing door de master).
Werkwijze
Zorg voor stroomtoevoer naar de AS-Interface via de gele AS-interfacekabel.
Scheid de aansluiting van de AS-Interface Master voor de duur van de adressering
Adres ≠ “0” voor de 1e Slave instellen
Adres ≠ “0” voor de 2e Slave instellen (Alleen bij aansluitoptie "-ASI" of "-AUX").
Geen dubbele toekenning van de adressen
In veel andere gevallen wordt de adressering uitgevoerd met een in de handel verkrijgbaar
adresseringsapparaat voor AS-interface-slaves (onderstaande voorbeelden).
- Pepperl+Fuchs, VBP-HH1-V3.0-V1 (aparte M12-aansluiting voor externe voeding)
- IFM, AC1154 (adresseerapparaat op batterijen)
Bijzondere voorwaarden voor voeding uitsluitend via de gele kabel
Stroomvoorziening van het apparaat SK 270E-FDS / SK 280E-FDS ook via de gele As-
interfacekabel waarborgen (stroomopname van het besturingsniveau van het apparaat SK 270E-
FDS / SK 280E-FDS in acht nemen (500 mA))
Bij gebruik van een adresseerapparaat
- gebruik niet de interne spanningsbron van de adresseerinrichting
- Adresseerapparaten op batterijen leveren niet de vereiste stroom en zijn daarom ongeschikt
- Gebruik adresseringsapparaten met een aparte 24V DC-aansluiting voor een externe voeding
(voorbeeld: Pepperl+Fuchs, VBP-HH1-V3.0-V1)
Hieronder worden mogelijkheden opgesomd hoe de adressering van de AS-i-slave met een
adresseringsinrichting in de praktijk kan worden uitgevoerd.
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
78 BU 0250 nl-3920
Variant 1
Met een adresseerapparaat dat van een
M12-connector voor aansluiting op de AS-i
bus voorzien is, kunt u verbinding maken met
het AS-interface-
netwerk via een
overeenkomstige toegang.
Hierbij geldt als
voorwaarde dat de AS-i-master
weggeschakeld kan worden.
Variant 2
Bij een adresseerapparaat dat van een
M12-connector voor aansluiting op de AS-i
bus en een extra M12-connector voor
aansluiting van een externe voeding
voerzien is, kan het adresseerapparaat direct
worden geïntegreerd in de AS-i-leiding.
Resetten van adressen naar fabrieksinstelling (adres "0")
(Alleen met aansluitoptie "-ASI" of "-AUX").
Om de fabrieksinstelling te kunnen herstellen, moet de 1. slave worden geadresseerd op "0". Na ca. 10
s is de 1. slave niet langer zichtbaar voor de master (onderste LED knippert rood). Vervolgens kan ook
de 2. slave worden geadresseerd op "0".
Daarna wordt de 1. slave weer actief en zichtbaar voor de master. De 2. slave is niet langer zichtbaar
op de bus.
De oorspronkelijke toestand is hersteld.
4.5.5 Certificaat
Momenteel beschikbare certificaten zijn te vinden op het internet onder de link “www.nord.com”
AS-i
Adresseerapparaat
AS-i
Slave
AS-i
Power
AS-i
Master
AS-i
Adresseerapparaat
AS-i
Slave
AS-i
leiding
externe
spanningstoevoer
5 Parameter
BU 0250 nl-3920 79
5 Parameter
WAARSCHUWING
Onverwachte beweging
Het inschakelen van de voedingsspanning kan het apparaat direct of indirect in werking stellen. Dit kan
een onverwachte beweging van de aandrijving en de daarop aangesloten machine veroorzaken, wat
ernstig of dodelijk letsel en/of materiële schade tot gevo
lg kan hebben. Mogelijke oorzaken van
onverwachte bewegingen zijn bijvoorbeeld:
Parametrering van een “automatische opstart”,
Foute parameterinstellingen,
Aansturing van het apparaat met een vrijgavesignaal door een besturing op een hoger niveau
(via I/O- of bussignalen),
Foute motordata,
Foute aansluiting van een incrementele encoder,
Het lossen van een mechanische stoprem,
Externe invloeden zoals de zwaartekracht of anderszins op de aandrijving inwerkende kinetische
energie,
In IT-netwerken: Netfout (aardsluiting).
Om een daaruit resulterend gevaar te vermijden, moet de aandrijving / de aandrijflijn tegen
onverwachte bewegingen beveiligd worden (mechanisch blokkeren en/of ontkoppelen,
valbeveiligingen voorzien enz.) Bovendien moet ervoor worden gezorgd dat er zich geen personen
in het werkingsbereik of de gevarenzone van de installatie bevinden.
WAARSCHUWING
Onverwachte beweging door wijziging van de parameterinstellingen
Parameterwijzingen zijn meteen effectief. Onder bepaalde voorwaarden kunnen zelfs bij stilstand van
de aandrijving gevaarlijke situaties ontstaan. Zo kunnen functies als P428 "Automatische start", P420
"Digitale ingangen", of de instelling "Rem lossen" de aandrijving in beweging zetten en mensen in
gevaar brengen door bewegende onderdelen.
Daarom geldt:
Veranderingen van de parameterinstellingen mogen alleen worden verricht, wanneer de
Frequentieomvormer niet vrijgegeven is.
Bij parameterinstellingswerkzaamheden dienen maatregelen te worden genomen die ongewenste
aandrijfbewegingen verhinderen (bijv. omlaag zakken van een hefinstallatie). De gevarenzone van
de installatie mag niet worden betreden.
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
80 BU 0250 nl-3920
WAARSCHUWING
Onverwachte beweging door overbelasting
Door een overbelasting van de aandrijving bestaat het risico dat de motor “kantelt” (= plotseling
optredend verlies van het koppel). Een overbelasting kan bijvoorbeeld veroorzaakt worden door
onderdimensionering van de aandrijving of een plotselinge lastpiek. Plotselinge lastpieken kunnen een
mechanische oorsprong hebben (bijv. klemzitten), maar kunnen ook door extreem steile
acceleratiecurven (P102, P103, P426) worden veroorzaakt.
Het “kantelen” van een motor kan - afhankelijk van de aard van de toepassing -
tot onverwachte
bewegingen leiden (bijv. een val van lasten bij hefinstallaties).
Ter vermijding van risico's dient men het volgende in acht te nemen:
Voor hefinrichtingtoepassingen of toepassingen met frequente of sterke lastwisselingen moet de
parameter P219 dwingend in de fabrieksinstelling (100%) worden gelaten.
Aandrijving niet te klein bemeten, voorzien in voldoende overbelastingsreserves.
Evt. valbescherming (bijv. bij hefinstallaties) of vergelijkbare veiligheidsmaatregelen voorzien.
Navolgend treft u de beschrijvingen van de relevante parameters voor het apparaat aan. De toegang
tot de parameters verloopt met behulp van een parameterinstellingstool (bijv. NORDCON-software of
een bedienings- en parameteinstellingsbox, zie ook ( paragraaf 3.2 "Bedienings- en
parameterinstellingsopties ") en maakt zo de optimale aanpassing van het apparaat aan de
aandrijvingstaak mogelijk. De verschillende uitvoeringen van de apparaten kunnen gevolgen hebben
voor de relevante parameters.
Toegang tot de parameters is alleen mogelijk, wanneer de besturing van het apparaat actief is.
Afhankelijk van de configuratie van het apparaat kan de stuurspanning worden geleverd via een
optionele connector. Als alternatief kan het apparaat worden uitgerust met een voedingseenheid (optie:
"-HVS"), die de vereiste 24 V DC stuurspanning genereert door de netspanning aan te leggen (zie
paragraaf 2.3.2 "Elektrische aansluiting vermogensdeel").
Elk apparaat is af fabriek ingesteld voor een NORD--motor met overeenkomstig vermogen. Alle
parameters laten zich “online” instellen. Er zijn vier, tijdens het bedrijf omschakelbare parametersets.
Via de supervisor-parameter P003 kan de omvang van de weer te geven parameters beïnvloed worden.
De fabrieksinstellingen van parameter P420 zijn afhankelijk van de configuratie van het apparaat (
paragraaf 2.2.2.3 "Configuratie van de optieposities van het aansluitingsniveau").
Onderstaand worden de relevante parameters voor het apparaat beschreven. Toelichtingen voor
parameters die bijv. de veldbusopties of speciale functionaliteiten betreffen, zijn te vinden in de relevante
extra handboeken.
Informatie
ParameterBox SK PAR-3H
De ParameterBox SK PAR-3H moet minimaal over de softwareversie 4.6 R1 beschikken.
5 Parameter
BU 0250 nl-3920 81
De individuele parameters zijn in verschillende functie-groepen samengevat. Met het eerste cijfer van
het parameternummer wordt de indeling bij een menugroep aangegeven:
Menugroep nr. Hoofdfunctie
Bedrijfsweergaven
(P0--)
Weergave van parameters en bedrijfswaarden
Basis-parameters
(P1--)
Elementaire apparaatinstellingen, bijv. in- en uitschakelgedrag
Motorgegevens
(P2--)
Elektrische instellingen voor de motor (motorstroom of startspanning
(opstartspanning))
Regelingsparameters
(P3--) Instelling van stroom-
en toerentalregelaars, alsmede instellingen voor
incrementele encoders en instellingen voor de geïntegreerde PLC.
Stuurklemmen
(P4--)
Toewijzing van de functies voor de in- en uitgangen
Extra parameters
(P5--)
Prioriteit voor bewakingsfuncties en andere parameters
Positionering
(P6--) Instelling van de positioneerfunctie (details BU0210)
Informatie
(P7--)
Weergave van bedrijfswaarden en toestandsmeldingen
Fabrieksinstelling P523
Met behulp van de parameter P523
kunnen altijd de fabrieksinstellingen voor het gehele
parameterpakket worden geladen. Dit kan bijv. nuttig zijn bij een inbedrijfstelling, wanneer niet bekend
is welke parameters van het apparaat op een eerder tijdstip gewi
jzigd werden en daardoor het
bedrijfsgedrag van de aandrijving op een onverwachte manier zouden kunnen beïnvloeden.
Het herstellen van de fabrieksinstellingen (P523) betreft gewoonlijk alle parameters. Dit betekent dat
vervolgens alle motorgegevens gecontroleerd en opnieuw ingesteld moeten worden. De parameter
P523 biedt echter ook de mogelijkheid bij herstel van de fabrieksinstellingen de motorgegevens of de
voor de buscommunicatie relevante parameters uit te sluiten.
Het wordt aanbevolen om de huidige instellingen van het apparaat vooraf op te slaan.
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
82 BU 0250 nl-3920
5.1 Parameteroverzicht
Bedrijfsweergaven
P000
bedrijfsindicatie
P001
displaykeuze
P002
Display-factor
P003
Supervisorcode
Basis-parameters
P100
parameterset
P101
Param.-set kopiëren
P102
Acceleratietijd
P103
Deceleratietijd
P104
Minimale frequentie
P105
Maximale frequentie
P106
S-curve
P107
Reactietijd rem
P108
Afschakelmodus
P109
Stroom DC-rem
P110
Tijd DC-rem
P111
P-factor koppelw.
P112
Koppelstroomgrens
P113
Tipfrequentie
P114
Vertr. motorrem
P120
Optiebewaking
Motorgegevens
P200
Motorlijst
P201
Nom. motorfrequentie
P202
Nom. motortoerental
P203
Nom. motorstroom
P204
Nom. motorspanning
P205
Nom. motorvermogen
P206
Motor cos. phi
P207
Motoraansluiting
P208
Statorweerstand
P209
Nullaststroom
P210
Statische boost
P211
Dynamische boost
P212
Slipcompensatie
P213
Verst. ISD-regeling
P214
Koppelgrens
P215
Boost grens
P216
Tijd boost grens
P217
Oscillatiedemping
P218
Modulatiegraad
P219
automatische Magn.
aanpassing
P220
Par.-identificatie
P240
EMC-spanning PMSM
P241
Inductiviteit PMSM
P243
Reluctant.hoek IPMSM
P244
Piekstroom PMSM
P245
Osc. demping PMSM
VFC
P246
Massatraagheid
P247
Omsch.freq. VFC PMSM
Regelingsparameters
P300
Servo-modus
P301
resolut. incr. enc.
P310
Toerentalregelaar P
P311
Toerentalregelaar I
P312
koppelstroomreglaar P
P313
Koppelstroomregelaar I
P314
Grens M.-stroomreg.
P315
Veldstroomregelaar P
P316
Veldstroomregelaar I
P317
Grens
veldstroomregelaar
P318
Veldverzw. reg. P
P319
Veldverzw. reg. I
P320
Veldverzw. grens
P321
Toerentalr. I vent.tijd
P325
functie incr. enc.
P326
Overbrenging encoder
P327
toerental slipfout
P328
Slipfout tijdvertraging
P330
Startrot.pos. herk.
P331
Omschakelfreq. CFC ol
P332
Hyst. omschak. CFC ol
P333
Flowterugkopp. CFC ol
P334
Encoder offset PMSM
P336
Modus rotorpositie-
identificatie
P350
PLC functionaliteit
P351
PLC regelwaarde selectie
P353
Bustoestand via PLC
P355
PLC integer
regelwaarde
P356
PLC Long regelwaarde
P360
PLC weergavewaarde
P370
PLC status
5 Parameter
BU 0250 nl-3920 83
Stuurklemmen
P400
Func. regelw. ing.
P401
Modus an. ingang
P402
Ijking an.ing.: 0 %
P403
Ijking an.ing.: 100 %
P404
Filter an. ingang
P410
Min. freq. Nevenregelw.
P411
Max. freq. Nevenregelw.
P412
Nom.waard.proces.reg
P413
P-aandeel PI-regelaar
P414
I-aandeel PI-regelaar
P415
Grens procesregelaar
P416
Acc. tijd PI-regelw.
Acceleratietijd PI-
regelwaarde)
P417
Offset analoge uitgang
P418
Funct. an. uitgang
P419
IJking Analoge uitgang
P420
Digitale ingangen
P425
Ingang motortemperatuur-
voeler
P426
Snelstoptijd
P427
Snelstop Foutmelding
P428
Automatische start
P434
Digitale uitgang
P435
Afschalen dig.-uitg.
P436
Hysterese dig.-uitg.
P460
Watchdogtijd
P464
modus vaste frequen.
P465
Vaste freq. veld
P466
Min.freq.proces.reg.
P475
in-/uitg.vertraging
P480
Funkt. busIO in bits
P481
Funkt. busIO out bits
P482
IJking Bus IO out bits
P483
Hyst. busIO out bits
Extra parameters
P501
frequentieomvormernaa
m
P502
Waarde leidfunctie
P503
Masterfunctie uitgang
P504
Pulsfrequentie
P505
Abs. min. freq.
P506
Autom. storingreset
P509
Bron stuurwoord
P510
Bron regelwaarde
P511
USS-baudrate
P512
USS-adres
P513
Telegram time out
P514
CAN-baudrate
P515
CAN-busadres
P516
Skipfrequentie 1
P517
Skipfreq. 1 bovengr.
P518
Skipfrequentie 2
P519
Skipfreq. 2 bovengr.
P520
vangschakeling
P521
Vangschak. resolutie
P522
Vangschak. offset
P523
Fabrieksinstelling
P525
Lastbewaking max.
P526
Lastbewaking min.
P527
Lastbewak. Freq.
P528
Lastbewak. vertrag.
P529
modus lastbewaking
P533
Factor I²t
P534
Afschakellim. koppel
P535
I²t motor
P536
stroomgrens
P537
Puls afschakeling
P539
motorspanningsbewaking
P540
modus draairichting
P541
Relais inschakelen
P542
An. uitg. inschak.
P543
Bus-meetwaarde
P546
Functie Bus-
regelwaarde
P549
Functie poti-box
P550
EEPROM kopieeropdr.
P552
CAN master cyclus
P553
PLC regelwaarde
P555
P-begrenzing chopper
P556
Remweerstand
P557
Vermogen remweerst.
P558
Voormagn. tijd
P559
DC-nalooptijd
P560
parameter
geheugenmode
P565
AS-i mode
Positionering
P600
Positieregeling
P601
Actuele positie
P602
Actuele instelpositie
P603
Actueel pos.-verschil
P604
Encodersysteem
P605
Absolute encoder
P607
Overbrengverhouding
P608
Reductie
P609
Offset positie
P610
instelwaardemodus
P611
P-actuele positieregelaar
P612
Lengte kruipweg
P613
Positie
P615
Maximale positie
P616
Minimale positie
P625
Hysterese uitgang
P626
Positie uitg.
P630
Positie slipfout
P631
Slipfout Abs/Inc
P640
Eenheid positiewaarde
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
84 BU 0250 nl-3920
Informatie
P700
Act. bedrijfstoestand
P701
Laatste fout
P702
Freq. laatste storing
P703
Stroom laatste storing
P704
Spg. laatste storing
P705
Tussenkr. laatste storing
P706
P.set laatste storing
P707
Softwareversie
P708
toestand dig. ing.
P709
Spanning an. ing.
P710
spanning an. uitg.
P711
Toestand relais
P714
Gebruiksduur
P715
Vrijgaveduur
P716
Actuele frequentie
P717
Actuele toerental
P718
Act. instelfreq.
P719
Actuele stroom
P720
Act. koppelstroom
P721
Actuele veldstroom
P722
Actuele spanning
P723
Spanning -d
P724
Spanning -q
P725
Act. cos phi
P726
Schijnbaar vermogen
P727
Mechanisch vermogen
P728
Ingangsspanning
P729
Draaimoment
P730
Draaiveld
P731
parameterset
P732
Motorstroom fase u
P733
Motorstroom fase v
P734
Motorstroom fase w
P735
Toerental incr. enc.
P736
tussenkringspanning
P737
Remweerst. belasting
P738
Motorbelasting
P739
Temp. koellichaam
P740
PZD in
P741
PZD uit
P742
Databaseversie
P743
Omvormertype
P744
Configuratie
P745
AS-i version
P746
AS-i status
P747
Spanningsbereik FO
P748
CANopen toestand
P749
Toestand DIP-
schakelaar
P750
Stat. overstroom
P751
Stat. overspanning
P752
Stat. netfout
P753
Stat. Overtemp.
P754
Stat. Param.-verlies
P755
Stat. Systeemfout
P756
Stat. time-out
P757
Stat. Klantfout
P760
actuele stroom
P780
Apparaat-ID
P799
Bedr.uren laatste stor.
5 Parameter
BU 0250 nl-3920 85
5.2 Omschrijving van de parameters
1
Parameternummer
2
Array-waarden
3
Parametertekst; boven: Weergave in ParameterBox, onder: Betekenis
4
Bijzonderheden (bijvoorbeeld: alleen beschikbaar in apparaattype SK xxx)
5
(S) Parameter van het Supervisor-type, afhankelijk van de instelling in P003
6
(P) Parameter waaraan verschillende waarden kunnen worden toegewezen, afhankelijk van de
geselecteerde parameterset (selectie in P100).
7
Waardenbereik van de parameter
8
Beschrijving van de parameter
9
Fabrieksinstelling (standaardwaarde) van de parameter
Array-parameter-weergave
Bij enkele parameters is het mogelijk om instellingen of weergaven op meerdere niveaus ('arrays') af te
beelden. Daartoe verschijnt na de selectie van een van deze parameters het arrayniveau, dat dan op
zijn beurt moet worden uitgekozen.
Bij gebruik van de SimpleBox SK CSX-3H wordt het Array-niveau door _ - 0 1 weergegeven. Bij de
ParameterBox SK PAR-3H (afbeelding rechts) verschijnt boven rechts in het display de
keuzemogelijkheid van het array-niveau (voorbeeld: [01]).
Array-weergave:
SimpleBox SK CSX-3H
P_ 0 1
P420
P_ 0 2
1
0
Betekenis:
Digitale ingang 1,
Functie “Vrijgave rechtsom”
Betekenis:
Digitale ingang 2,
geen functie
ENTER
ENTER
ENTER
WAARDE
1
Parameternummer
2
Array
ParameterBox SK PAR-3H
1
Parameternummer
2
Array
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
86 BU 0250 nl-3920
5.2.1 bedrijfsindicatie
Gebruikte afkortingen:
FO = Frequentieomvormer
SW = Softwareversie, opgeslagen in P707.
S = Supervisor-parameters, zijn afhankelijk van P003, zichtbaar of onzichtbaar.
Parameter
{fabrieksinstelling} Instelwaarde / beschrijving / aanwijzing Supervisor Parameterset
P000 Bedrijfsindicatieweergave
(Bedrijfsindicatieweergave)
0.01 ... 9999 In parameterboxen met 7-
segments display (b.v. SimpleBox) wordt de in parameter P001
geselecteerde bedrijfswaarde online weergegeven.
Naar behoefte kan belangrijke informatie over de bedrijftoestand van de aandrijving worden
uitgelezen.
P001 Displaykeuze
(Displaykeuze)
0 ... 65
{ 0 }
Selectie van het bedrijfsdisplay van een parameterbox met 7-segments display (bijv: SimpleBox)
0 =
Actuele frequentie [Hz]
actueel geleverde uitgangsfrequentie
1 =
Toerental [1/min]
Berekend toerental
2 =
Instelfrequentie [Hz]
Uitgangsfrequentie die overeenkomt met de gewenste waarde. Deze
hoeft niet overeen te komen met de actuele uitgangsfrequentie.
3 =
Stroom [A]
Actueel gemeten uitgangsstroom
4 =
Koppelstroom [A]
Koppelvormende uitgangsstroom
5 =
Spanning [V AC]
Wisselspanning geleverd aan de uitgang van het apparaat
6 =
Tussenkringspanning
[V DC]
De „tussenkringspanning“ is de interne gelijkspanning van de FO.
Deze is o.a. van de hoogte van de netspanning afhankelijk.
7 =
cos (Phi)
Actuele berekende waarde van de cos (Phi)
8 =
Schijnbaar vermogen
[kVA]
Berekend actueel schijnbaar vermogen
9 =
Effectief vermogen [kW]
Berekend actueel effectief vermogen
10 =
Koppel [%]
Berekend actueel koppel
11 =
Draaiveld [%]
Berekend actueel veld in de motor
12 =
Bedrijfsurenteller [h]
Tijd waarin de netspanning op het apparaat aanwezig was
13 =
Bedrijfsuren vrijgave [h]
Bedrijfsuren vrijgave”
is de tijd gedurende welke het apparaat
vrijgegeven was.
14 =
Analoge ingang 1 [%]
Actuele waarde die bij de analoge ingang 1 van het apparaat
aanwezig is.
15 =
Analoge ingang 2 [%]
Actuele waarde die bij de analoge ingang 2 van het apparaat
aanwezig is.
16 =
… 18
Gereserveerd , POSICON
19 =
Koellichaamtemp. [°C]
Actuele temperatuur van het koellichaam
20 =
Motorbelasting [%]
Gemiddelde motorbelasting, gebaseerd op de bekende
motorgegevens (P201...P209)
21 =
Remweerst. belasting [%]
“Belasting remweerstand” is de gemiddelde belasting van de
remweerstand, gebaseerd op de bekende weerstandgegevens
(P556…P557).
22 =
Binnenruimtetemp. [°C]
Huidige binnenruimtetemperatuur van het apparaat (SK 54xE / SK
2xxE)
23 =
Motortemperatuur
gemeten via KTY-84
24 =
29
gereserveerd
5 Parameter
BU 0250 nl-3920 87
30 =
Actuele regelw. MP-S [Hz]
Actuele regelwaarde van de motorpotentiometerfunctie met opslag“:
(P420…=71/72). Via deze functie kan de richtwaarde afgelezen of in
het voortraject (zonder dat de aandrijving loopt) ingesteld worden.
31 =
… 39
gereserveerd
40 =
PLC-Ctrlbox waarde
Visualisatiesmodus voor PLC-communicatie
41 =
… 59
Gereserveerd , POSICON
60 =
R stator ident
Statorweerstand bepaald door meting (P220)
61 =
R rotor Ident
Rotorweerstand bepaald door meting ((P220) functie 2)
62 =
L strooi stat ident
Strooi-inductantie bepaald door meting ((P220) functie 2)
63 =
L stator ident
Inductiviteit bepaald door meting ((P220) functie 2)
65 =
gereserveerd
P002 Display factor
(Weergave Factor) S
0.01 ... 999,99
{ 01:00 }
De in de parameter P001 >Selectie van de bedrijfwaardeweergave< geselecteerde bedrijfwaarde
wordt met de schaalfactor vermenigvuldigd weergegeven in P000 >Bedrijfsweergave<.
Op deze manier is het mogelijk om installatiespecifieke bedrijfwaarden zoals bijv
oorbeeld de
doorstroomhoeveelheid weer te geven.
P003 Supervisor-Code
(Supervisor-Code)
0 ... 9999
{ 1 }
0 = De Supervisorparameters en de groepen P3xx/ P6xx zijn niet zichtbaar, verder alle.
1 =
Alle parameters zijn zichtbaar, m.u.v. de groep P3xx en P6xx.
2 =
Alle parameters zijn zichtbaar, m.u.v. de groep P6xx
3 =
Alle parameters zijn zichtbaar.
4 = ... 9999, alleen parameters P001 en P003 zijn zichtbaar.
Informatie
Weergave via NORDCON
Als de parametrering via de NORDCON-software wordt uitgevoerd, gedragen de instellingen 4
... 9999 zich als de instelling 0. De instellingen 1 en 2 gedragen zich als instelling 3.
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
88 BU 0250 nl-3920
5.2.2 Basisparameters
Parameter
{fabrieksinstelling} Instelwaarde / beschrijving / aanwijzing Supervisor Parameterset
P100 Parameterset
(Parameterset) S
0 ... 3
{ 0 }
Selectie van de in te stellen parameterset. Er staan 4 parametersets ter beschikking. De
parameters, waaraan in de 4
parametersets verschillende waarden kunnen worden toegekend,
worden "parameterset-afhankelijk" genoemd en worden in de volgende beschrijvingen aangeduid
met een “P”in de kopregel.
De bedrijfsparameterset wordt geselecteerd via overeenkomstig geparametreer
de digitale
ingangen of via de BUS-aansturing.
Bij vrijgave via het toetsenbord (SimpleBox, ControlBox, PotentiometerBox of ParameterBox) komt
de bedrijfparameterset overeen met de instelling in P100.
P101 Par.set kopiëren
(Parameterset kopiëren) S
0 ... 4
{ 0 }
Na bevestiging met de OK-/ENTER-
toets wordt de in P100 >Parameterset< geselecteerde
parameterset gekopieerd naar de van de hier geselecteerde waarde afhankelijke parameterset.
0 = niet kopiëren
1 = kop.naar par.-set1: Kopieert de actieve parameterset naar de parameterset 1
2 = kop.naar par.-set2: Kopieert de actieve parameterset naar de parameterset 2
3 = kop.naar par.-set3: Kopieert de actieve parameterset naar de parameterset 3
4 = kop.naar par.set4: Kopieert de actieve parameterset naar de parameterset 4
P102 Acceleratietijd
(Acceleratietijd) P
0 ... 320,00 s
{ 02:00 }
De acceleratie- of aanlooptijd is de tijdsduur van de lineaire frequentiestijging van 0Hz tot aan de
ingestelde maximale frequentie (P105). Wordt met een actuele regelwaarde <100 % gewerkt, dan
wordt de acceleratietijd lineair korter overeenkomstig de ingestelde regelwaarde.
De acceleratietijd kan onder bepaalde omstandigheden verlengd worden, bijvoorbeeld FO-
overbelasting, regelwaardevertraging, S-curve of het bereiken van de stroombegrenzing.
AANWIJZING:
Men dient aanbeveling bij de parameterinstelling te letten op reële waarden. Een instelling P102 =
0 is niet toelaatbaar voor aandrijvingen!
Aanwijzingen m.b.t. de deceleratiesteilheid:
Niet in de laatste plaats is de massatraagheid van de rotor bepalend voor de mogelijke
acceleratiesteilheid.
Een te korte acceleratietijd kan daarom ook tot het “kiepen” van de motor leiden.
Extreem korte acceleratietijden (bijv.: 0 - 50Hz in < 0.1 s) dienen over het algemeen vermeden te
worden, omdat deze mogelijkerwijze tot beschadigingen
aan de frequentieomvormer kunnen
leiden.
5 Parameter
BU 0250 nl-3920 89
P103 Deceleratietijd
(Deceleratietijd) P
0 ... 320,00 s
{ 02:00 }
De deceleratietijd is de tijd die de lineaire frequentiereductie vanaf de ingestelde maximale
frequentie (P105) tot 0Hz duurt. Wordt met een actuele regelwaarde <100 % gewerkt, dan wordt
de deceleratietijd lineair korter in overeenstemming met de ingestelde regelwaarde.
De deceleratietijd kan door bepaalde omstandigheden worden verlengd, bijvoorbeeld door de
gekozen >uitschakelmodus< (P108) of door de >S-curve< (P106)
AANWIJZING:
Men dient aanbeveling bij de parameterinstelling te letten op reële waarden. Een instelling P103 =
0 is niet toelaatbaar voor aandrijvingen!
Opmerkingen over de curvestijlheid: zie parameter (P102)
P104 Minimale frequentie
(Minimale frequentie) P
0.0 ... 400.0Hz
{ 0,0 }
De
minimale frequentie is de frequentie die door de frequentieomvormer wordt geleverd, zodra
deze vrijgegeven is en er geen additionele regelwaarde geldt.
In combinatie met andere regelwaarden (bijvoorbeeld analoge regelwaarde of vaste frequenties)
worden deze bij de ingestelde minimale frequentie opgeteld.
Deze frequentie wordt onderschreden, wanneer
a. Vanuit stilstand van de aandrijving wordt geacceleerd.
b. De FO wordt geblokkeerd. De frequentie wordt dan tot de absolute minimale frequentie
(P505) gereduceerd, voordat deze wordt gesperd.
c. de FO reverseert. Omkering van het draaiveld vindt plaats bij de absolute minimale
frequentie (P505).
Deze frequentie kan duurzaam worden onderschreden, wanneer bij het accelereren of decelereren
de functie “frequentie handhaven” (functie digitale ingang = 9) wordt uitgevoerd.
P105 Maximale frequentie
(Maximale frequentie) P
0.1 ... 400.0Hz
Is de frequentie die door de frequentieomvormer wordt geleverd, nadat deze is vrijgegeven en de
maximale regelwaarde actief is; bijvoorbeeld de analoge regelwaarde volgens P403, een vaste
frequentie of de maximale frequentie via de Simple-/ParameterBox.
Deze frequentie kan alleen door de slipcompensatie (P212), de functie "Frequentie handhaven"
(functie digitale ingang = 9) en de overschakeling naar een andere parameterset met geringere
maximale frequentie worden overschreden.
Voor de maximale frequenties gelden bepaalde beperkingen, zoals
beperkingen in het veld verzwakking van de werking,
in acht neming van de mechanisch toelaatbare snelheden,
PMSM: Beperking van de maximale frequentie tot een waarde die iets boven de nominale
frequentie ligt. Deze hoeveelheid wordt berekend op basis van de motorgegevens en de
ingangsspanning.
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
90 BU 0250 nl-3920
P106 S-curven
(S-curven) P
0 ... 100 %
{ 0 }
Met deze parameter wordt een S-curve bij de acceleratie-
en deceleratieflank gecreeerd. Dit is
noodzakelijk voor toepassingen waarbij een geleidelijke, maar dynamische toerentalverandering
van belang is.
Een S-curve wordt bij elke regelwaardewijziging uitgevoerd.
De in te stellen waarde is gebaseerd op de ingestelde acceleratie- en deceleratietijd, waarbij
waarden <10% geen effect hebben.
Voor de gehele acceleratie- of deceleratietijd inclusief afronding geldt het volgende:
ttot OPSTART = tP102 + tP102 P106 [%]
100 %
Ttot REMTIJD = tP103 + tP103 P106 [%]
100 %
P102 P103
Uitgangs-
frequentie
Regel-
frequentie
Tijd
telkens
10 100% van P102
telkens
10 100% van P103
Opmerking: De afronding via een S-curve wordt uitgeschakeld of vervangen door een lineaire
curve met verlengde tijden onder de volgende omstandigheden:
Acceleratiewaarden (+/-) lager dan 1 Hz/s
Acceleratiewaarden (+/-) hoger dan 1 Hz/ms
Afrondingswaarden kleiner dan 10%
P107 Reactietijd rem
(Reactietijd rem) P
0 ... 2.50 s
{ 0,00 }
Elektromagnetische remmen hebben een door fysische factoren bepaalde vertragingtijd bij hun
inwerkingtreding. Bij toepassingen in hefwerktuigen kan dit tot het zakken van de last voeren, omdat
de rem de last vertraagd overneemt.
Door de instelling van parameter P107 moet rekening worden gehouden met de reactietijd.
Binnen de instelbare inval-
/reactietijd levert de frequentieomvormer de ingestelde absolute
minimale frequentie (P505) en voorkomt zo het accelereren tegen de rem en het dalen van de last
bij het stoppen.
Is in P107 of P114 een tijd >0 ingesteld, dan wordt op het moment van de inschakeling van de
frequentieomvormer de hoogte van de
magnetiseringsstroom (veldstroom) gecontroleerd. Is geen
toereikende magnetiseringstroom beschikbaar, dan blijft de frequentieomvormer in de
magnetiseringtoestand en wordt de motorrem niet gelicht (vrijgegeven).
Om in dit geval een uitschakeling en een storingsmelding (E016) te bereiken moet P539 op 2 of 3
worden ingesteld.
Zie daartoe ook de parameter >lossingstijd< (P114)
5 Parameter
BU 0250 nl-3920 91
Informatie
Aansturing van de rem
Gebruik voor de aansturing van de elektromechanische rem (met name voor hefinrichtingen) de
desbetreffende aansluiting op de frequentieregelaar, indien aanwezig (zie hoofdstuk 2.3.2.4
"Elektromechanische rem"). De absolute minimale frequentie (P505) mag niet hoger zijn dan
2.0 Hz.
Informatie Koppelbegrenzing tijdens actieve
regelwaardevertraging (P107 / P114)
Tijdens een actieve regelwaardevertraging is het koppel begrensd tot maximaal 160 % van het
nominale koppel. Dit voorkomt dat te hoge stroomwaarden bij de omvormer worden bereikt of
dat de motor afslaat,
wanneer bij het sluiten van de rem de reactietijd van de rem (P107) te hoog is ingesteld of
bij het openen van de rem te hoge waarden voor de absolute minimale frequentie (P505)
ingesteld zijn.
Aanbeveling voor gebruik:
Hefvoorziening met rem zonder toerentalverlagingHefvoorzieningen met rem
P114 = 0.02...0.4 s *
P107 = 0.02...0.4 s *
P201…P208 = motorgegevens
P434 = 1 (externe em)
P505 = 2...4 Hz
voor veilige opstart
P112 = 402 (Uit)
P536 = 2.1 (Uit)
P537 = 150%
P539 = 2/3 (ISD-bewaking)
tegen lastzakken
P214 = 50...100%
(koppeloffset)
* Instelwaarden (P107/114) zijn
afhankelijk van het remtype en de
motorgrootte. Kleinere waarden gelden
voor lage vermogens (< 1,5 kW), grotere
waarden gelden voor hogere vermogens
(> 4,0 kW).
Uitgangs-
frequentie
P107
Rem gelost
P114
of
P107, indien P114 = 0
Aan-signaal
P505
Uit-signaal
Tijd
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
92 BU 0250 nl-3920
P108 Afschakelmodus
(Afschakelmodus) S P
0 ... 13
{ 1 }
Deze parameter bepaalt de manier waarop de uitgangsfrequentie na het "blokkeren"
(regelaarvrijgave low) wordt verlaagd:
0 = Spanning blokkeren: Het uitgangsignaal wordt zonder vertraging uitgeschakeld. De
frequentieomvormer levert geen uitgangsfrequentie meer. De motor wordt alleen door de
mechanische wrijving afgeremd. Een onmiddellijke herinschakeling van de
frequentieomvormer kan een foutmelding tot gevolg hebben.
1 = Ramp: De actuele uitgangsfrequentie wordt gereduceerd in overeenstemming met de nog
resterende deceleratietijd (uit P103/P105). Na afloop van de curve volgt de DC-naloop (→
P559).
2 = Vertraagde ramp: zoals 1 “ramp”, maar bij generatorwerking wordt de deceleratietijd
verlengd of bij statisch bedrijf wordt de uitgangsfrequentie verhoogd. Deze functie kan onder
bepaalde voorwaarden de overspanninguitschakeling verhinderen of zij reduceert het
vermogenverlies bij de remweerstand.
AANWIJZING: Deze functie mag niet worden geprogrammeerd wanneer een
gedefinieerde deceleratie vereist is zoals bij hefinstallaties.
3 = Direct DC-remmen: De frequentieomvormer schakelt meteen over naar de gepreselecteerde
gelijkstroom (P109). Deze gelijkstroom wordt geleverd gedurende de nog resterende >Tijd
DC-rem< (P110). Afhankelijk van de verhouding tussen de actuele uitgangsfrequentie en de
max. frequentie (P105) wordt de >Tijd DC-rem< ingekort. De motor stopt binnen een van de
toepassing afhankelijke tijd. Deze is afhankelijk van het massatraagheidmoment van de last,
de totale systeemwrijving en de ingestelde DC-stroom (P109).
Bij deze remmethode wordt geen energie teruggevoerd naar de frequentieomvormer.
Warmteverlies ontstaat in principe in de rotor van de motor.
Niet voor PMSM-motoren!
4 = Const. remweg, "Constante remweg": De deceleratiecurve begint tijdvertraagd, wanneer niet
wordt gewerkt met de maximale uitgangsfrequentie (P105). Dit leidt tot een vrijwel gelijke
remweg vanuit verschillende actuele frequenties.
OPMERKING: Deze functie is niet bruikbaar als nauwkeurige positioneerfunctie. Deze
functie kan beter niet worden gecombineerd met een S-curve (P106).
5 = Gecombineerd remmen. "Gecombineerd remmen": Afhankelijk van de tussenkringspanning
(UZW) wordt een hoogfrequente spanning omgezet naar de basisfrequentie (alleen bij
lineaire karakteristieken, P211 = 0 en P212 = 0). De remtijd P103 wordt zoveel mogelijk
aangehouden. bijkomende opwarming in de motor!
Niet voor PMSM-motoren!
6 = Kwadratische acc.: De deceleratie heeft geen lineair verloop, maar daalt kwadratisch.
7 = Kwadr. dec. + vertr., "Kwadratische deceleratie met vertraging": Combinatie van functie 2 en
6.
8 = Kwad. Acc. + rem, "Kwadratisch accelereren + remmen": Combinatie van functie 5 en 6.
Niet voor PMSM-motoren!
9 = const. acc. verm., "Constant acceleratievermogen": geldt alleen in het
veldverzwakkingbereik! De aandrijving wordt verder versneld of geremd met constant
elektrisch vermogen. Het verloop van de curven is afhankelijk van de last.
10 = Wegberekening: constant traject tussen actuele frequentie / snelheid en de ingestelde
minimale uitgangsfrequentie (P104).
11 = const.acc.verm. +ver, "Constant acceleratievermogen met vertraging": Combinatie van 2
en 9
12 = const.acc.verm.mode 3, "Constant acceleratievermogen mode 3": als 11, maar met extra
ontlasting van de remchopper
13 = Afschakelvertraging, "Curve met uitschakelvertraging": als 1 "Curve", maar de aandrijving
blijft gedurende de in parameter (P110) ingestelde tijd op de ingestelde absolute
minimumfrequentie (P505), voordat de rem reageert.
Toepassingsvoorbeeld: Herpositionering voor kraanbesturing.
5 Parameter
BU 0250 nl-3920 93
P109 Stroom DC-rem
(Stroom DC-rem) S P
0 ... 250 %
{ 100 }
Stroominstelling voor de functies gelijkstroomafremming (P108 = 3) en gecombineerde remming
(P108 = 5).
De juiste in te stellen waarde is afhankelijk van de mechanische last en van de gewenste remtijd.
Een hoge instelwaarde kan grote lasten sneller tot stilstand brengen.
De instelling 100% komt overeen met een stroomwaarde zoals deze in de parameter >nominale
stroom< P203 opgeslagen is.
AANWIJZING:
De mogelijke gelijkstroom (0Hz) die de FO kan leveren, wordt beperkt. Deze
waarde vindt u in de tabel in hoofdstuk 8.4.3, kolom 0 Hz. In de basisinstelling ligt
deze grenswaarde bij 110%.
DC-afremming: Niet voor PMSM-motoren!
P110 Tijd DC rem
(Tijd Dc-rem aan) S P
0.00 ... 60,00 s
{ 02:00 }
Dit is de tijd waarin de motor wordt gevoed met de in parameter P109 geselecteerde stroom voor
de in parameter P108 geselecteerde functie "DC-remmen" (P108 = 3).
Afhankelijk van de verhouding tussen de actuele uitgangsfrequentie en de max. frequentie (P105)
wordt de >Tijd DC-rem< ingekort.
De tijd gaat in met de wegname van de vrijgave en kan door een hernieuwde vrijgave worden
afgebroken.
DC-afremming: Niet voor PMSM-motoren!
P111 P-factor maximaal koppel
(P-factor max. koppel) S P
25 ... 400 %
{ 100 }
Werkt rechtstreeks op het gedrag van de aandrijving bij de koppelstroomgrens. De basisinstelling
van 100% is voor de meeste applicaties toereikend.
Bij te hoge waarden neigt de aandrijving tot oscilleren bij het bereiken van de koppelstroomgrens.
Bij te lage waarden wordt de geprogrammeerde koppelstroomgrens eventueel overschreden.
P112 Koppelstroomgrens
(Koppelstroomgrens) S P
25 ... 400 % / 401
{ 401 }
Met deze parameter kan een grenswaarde voor de koppelvormende stroom worden ingesteld.
Deze kan een mechanische overbelasting van de aandrijving verhinderen. Hij kan echter geen
bescherming bieden bij een mechanische blokkade (vastloper). Een slipkoppeling als bescherming
is dan onmisbaar.
De koppelstroomgrens kan eveneens via een
analoge ingang traploos worden ingesteld. De
maximale regelwaarde (vergelijk aanpassing 100%, P403[-01] . .[-
06]) komt dan overeen met de
instelwaarde in P112.
De grenswaarde 20% koppelstroom kan ook door een lagere analoge regelwaarde (P400[-01] ... [-
09
] = 11 of 12) niet worden onderschreden. In servomodus ((P300) = "1") is daarentegen vanaf
firmwareversie V 1.3 een grenswaarde van 0% mogelijk (oudere firmwareversies: min. 10%)!
401 = UIT staat voor de uitschakeling van de koppelstroomgrens! Dit is tegel
ijkertijd de
basisinstelling van de FO.
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
94 BU 0250 nl-3920
P113 [-01]
...
[-02]
Jogfrequentie
(jogfrequentie/tipfrequentie) S P
-400.0 ... 400.0Hz
alle = { 0,0 }
Bij gebruik van de SimpleBox of ParameterBox voor de aansturing van de FO is de tipfrequentie
1 de beginwaarde, nadat de vrijgave heeft plaatsgevonden.
Alternatief kan bij aansturing via de stuurklemmen de tipfrequentie via een van de digitale ingangen
worden geactiveerd.
De instelling van de tipfrequentie 1 kan direct via deze parameter gebeuren of
wanneer de
frequentieomvormer via de toetsbesturing is vrijgegeven door het indrukken van de OK-toets. De
actuele uitgangsfrequentie wordt in dit geval in de array [-01] van parameter P113 overgenomen
en staat dan bij een nieuwe start ter beschikking.
De instelling van de tipfrequentie 2 kan alleen rechtstreeks via deze parameter worden uitgevoerd.
OPMERKING: Regelwaarde-instellingen via de stuurklemmen
bijvoorbeeld de tipfrequentie,
vaste frequenties of de analoge regelwaarde
worden in principe met de betreffende polariteit
opgeteld. De ingestelde maximale frequentie (P105) kan daarbij niet worden overschreden en de
minimale frequentie (P104) mag niet worden onderschreden.
[-01] tipfrequentie 1
[-02] tipfrequentie 2
P114 Vertraging motorrem
(Vertraging motorrem) S P
0 ... 2.50 s
{ 0,00 }
Elektromagnetische remmen hebben een door fysische factoren bepaalde vertragingstijd bij het
lossen. Dit kan ertoe leiden dat de motor opstart tegen de nog
‘geremde’ rem in, waardoor de
frequentieomvormer uitvalt met een overstroommelding
Met deze lossingstijd kan rekening worden gehouden via de parameter P114 (rembesturing).
Binnen de instelbare lostijd levert de FO de
ingestelde absolute minimale frequentie (P505) en
voorkomt zo het opstarten tegen de rem in.
Zie hiervoor ook de parameter <Invaltijd rem< P107 (instellingvoorbeeld).
OPMERKING:
Is de lostijd van de rem op “0’ ingesteld, dan geldt P107 als los- en invaltijd van de rem.
P120 [-01]
...
[-04]
Optiebewaking
(optiebewaking) S
0 ... 2
{ 1 }
Bewaking van de communicatie op systeembusniveau (in storingsgeval: Storingsmelding 10.9)
Array-niveaus:
[-01] = Bus TB (uitbreiding 1)
[-02] = 2. IOE (uitbreiding 2)
[-03] = 1. IOE (uitbreiding 3)
[-04] = uitbreiding 4
Instelwaarden:
0 = Bewaking uit
1 = Auto, communicatierelaties worden alleen bewaakt, wanneer een bestaande communicatie
onderbroken wordt. Wanneer na de netinschakeling een module die eerder aanwezig was,
niet gevonden wordt, leidt dit niet tot een foutmelding.
Pas wanneer een van de uitbreidingen een communicatieverbinding met het apparaat start,
wordt de bewaking geactiveerd.
2 = Bewaking nu actief
“Bewaking nu actief”, de frequentieomvormer start meteen na zijn
netinschakeling de bewaking van de betreffende module. Wordt de module na de
netinschakeling niet gevonden, dan blijft het apparaat gedurende 5 seconden in de status
“niet bedrijfsklaar” en wordt vervolgens een foutmelding geactiveerd.
Opmerking: Moeten ook storingsmeldingen die door de optionele module (bijv. storingen op
veldbusniveau) gedecteerd worden, niet tot een uitschakeling van de aandrijvingselektronica leiden,
dan moet additioneel de parameter (P513) op de waarde {-0,1} ingesteld worden.
5 Parameter
BU 0250 nl-3920 95
5.2.3 Motorgegevens / motorkarakteristiekparameters
Parameter
{fabrieksinstelling} Instelwaarde / beschrijving / aanwijzing Supervisor Parameterset
P200 Motorlijst
(Motorlijst) P
0 ... 73
{ 0 }
Met deze parameter kan de fabrieksinstelling van de motorgegevens worden gewijzigd. Op de
fabriek is in de parameters P201 ... P209 een 4-polige IE1-DS standaardmotor ingesteld met het
nominale FO-vermogen.
Door een van de mogelijke cijfers te selecteren en op de ENTER-toets te drukken, worden alle
motorparameters (P201 ... P209) op het geselecteerde standaardvermogen afgestemd. Als basis
voor de motorgegevens geldt een 4-polige draaistroomnormmotor. Het laatste deel van de lijst
bevat de motorgegevens voor NORD IE4-motoren.
Aanwijzing:
Omdat P200 na drukken op de ENTER-toets weer “0” is, kan de controle van de ingestelde motor
via de parameter P205 plaatsvinden.
Bij gebruik van IE2/IE3-motoren dienen na de keuze van een IE1-motor (P200) de
motorgegevens in P201P209 aan de gegevens op de motortypeplaat te worden aangepast.
0 =
geen wijziging
1 =
geen motor:
In deze instelling werkt de frequentieomvormer zonder stroomregeling,
slipcompensatie en voormagnetiseringstijd en is dus niet aan te bevelen voor
motortoepassingen. Mogelijke toepassingen zijn inductieovens of andere toepassingen
met spoelen of transformatoren. Hierbij zijn de volgende motorgegevens ingesteld:
50.0 Hz / 1500 rpm / 15.0 A / 400 V / 0.00 kW / cos
ϕ
=0.90 / Ster / R
S
0.01
/ I
LEER
6.5 A
2 =
0,25 kW 230V
18 =
1,1 kW 230V
34 =
4,0 kW 400V
95 =
0,75 kW 230 V 80T1/4
3 = 0,33 PK 230V 19 = 1,5 PS 230 V 35 = 5,0 PS 460 V 96 = 1,10 kW 230 V 90T1/4
4 =
0,25 kW 400V
20 =
1,1 kW 400V
36 =
5,5 kW 230V
97 =
1,10 kW 230 V 80T1/4
5 =
0,33 PS 460 V
21 =
1,5 PS 460 V
37 =
7,5 PS 230 V
98 =
1,10 kW 400 V 80T1/4
6 =
0,37 kW 230V
22 =
1,5 kW 230V
38 =
5,5 kW 400V
99 =
1,50 kW 230 V 90T3/4
7 = 0,50 PK 230V 23 = 2,0 PK 230V 39 = 7,5 PS 460 V 100 = 1,50 kW 230 V 90T1/4
8 =
0,37 kW 400V
24 =
1,5 kW 400V
40 =
7,5 kW 230V
101 =
1,50 kW 400 V 90T1/4
9 =
0,50 PS 460 V
25 =
2,0 PS 460 V
41 =
10,0 PS 230 V
102 =
1,50 kW 400 V 80T1/4
10 =
0,55 kW 230V
26 =
2,2 kW 230V
42 =
7,5 kW 400V
103 =
2,20 kW 230 V 100T2/4
11 = 0,75 PK 230V 27 = 3,0 PS 230 V 43 = 10,0 PS 460 V 104 = 2,20 kW 230 V 90T3/4
12 =
0,55 kW 400V
28 =
2,2 kW 400V
44 =
11,0 kW 400V
105 =
2,20 kW 400 V 90T3/4
13 =
0,75 PS 460 V
29 =
3,0 PS 460 V
45 =
15,0 PS 460 V
106 =
2,20 kW 400 V 90T1/4
14 =
0,75 kW 230V
30 =
3,0 kW 230V
46 =
gereserveerd,
niet gebruiken
107 =
3,00 kW 230 V 100T5/4
15 =
1,0 PS 230 V
31 =
3,0 kW 400V
108 =
3,00 kW 230 V 100T2/4
16 =
0,75 kW 400V
32 =
4,0 kW 230V
94 =
109 =
3,00 kW 400 V 100T2/4
17 =
1,0 PS 460 V
33 =
5,0 PS 230 V
110 =
3,00 kW 400 V 90T3/4
111 =
4,00 kW 230 V 100T5/4
112 = 4,00 kW 400 V 100T5/4
113 =
4,00 kW 400 V 100T2/4
114 =
5,50 kW 400 V 100T5/4
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
96 BU 0250 nl-3920
P201 Nom. motorfrequentie
(Nom. motorfrequentie) S P
10.0 ... 399.9Hz
{ zie informatie }
De nominale frequentie van de motor bepaalt het U/f-knikpunt, waarbij de omvormer de nominale
spanning (P204) aan de uitgang levert.
Informatie
Default-instelling
De standaardinstelling is afhankelijk van het nominale FO-vermogen of de instelling in P200.
P202 Nom. motortoerental
(Nom. motortoerental) S P
150 ... 24000 rpm
{ zie informatie }
Het nominale motortoerental is belangrijk voor de correcte berekening en inregeling van de
motorslip en de weergave van het toerental (P001 = 1).
Informatie
Default-instelling
De standaardinstelling is afhankelijk van het nominale FO-vermogen of de instelling in P200.
P203 Nom. motorstroom
(nom. motorstroom) S P
0.1 ... 1000,0 A
{ zie informatie }
De nominale stroomsterkte van de motor is een beslissende parameter voor de ISD-
stroomvectorregeling.
Default-instelling
De standaardinstelling is afhankelijk van het nominale FO-vermogen of de instelling in P200.
P204 Nom. motorspanning
(Nom. motorspanning) S P
100 ... 800V
{ zie informatie }
De nominale spanning past de netspanning aan de motorspanning aan. In combinatie met de
nominale frequentie ontstaat de spanning-/ frequentiekarakteristiek.
Default-instelling
De standaardinstelling is afhankelijk van het nominale FO-vermogen of de instelling in P200.
P205 Nom. motorvermogen
(Nom. motorvermogen) P
0.00 ... 250,00 kW
{ zie informatie } Het nominale vermogen van de motor dient ter controle van de via P200 ingestelde motor.
Default-instelling
De standaardinstelling is afhankelijk van het nominale FO-vermogen of de instelling in P200.
5 Parameter
BU 0250 nl-3920 97
P206 Motor cos phi
(Motor cos phi
ϕ
) S P
0.50 ... 0,95
{ zie informatie } De motor- cos ϕ is bepalend voor de ISD-stroomvectorregeling.
Default-instelling
De standaardinstelling is afhankelijk van het nominale FO-vermogen of de instelling in P200.
Informatie
PMSM
Bij gebruik van een PMSM is de parameter niet relevant.
P207 Motoraansluiting
(Motoraansluiting) S P
0 ... 1
{ zie informatie }
0 = ster
1 = driehoek
De motoraansluiting is bepalend voor de meting van de statorweerstand (P220) en daarmee voor
de stroomvectorregeling.
Default-instelling
De standaardinstelling is afhankelijk van het nominale FO-vermogen of de instelling in P200.
P208 Statorweerstand
(statorweerstand) S P
0.00 ... 300,00 Ω
{ zie informatie }
Motorstatorweerstand weerstand van een wikkeling bij de draaistroommotor!
Heeft een rechtstreekse invloed op de stroomregeling van de omvormer. Een te hoge waarde leidt
tot een mogelijke overstroom, een te lage waarde tot een te gering motorkoppel.
Voor een eenvoudige meting kan de parameter P220 worden gebruikt. De parameter P208 kan
worden gebruikt voor de handmatige instelling of als informatie over het resultaat van de
automatische meting.
Aanwijzing:
Voor een optimale werking van de ISD-stroomvectorregeling dient de statorweerstand automatisch
door de omvormer te worden gemeten.
Informatie
Default-instelling
De standaardinstelling is afhankelijk van het nominale FO-vermogen of de instelling in P200.
P209 Nullaststroom
(nullaststroom) S P
0.0 ... 1000,0 A
{ zie informatie }
Deze waarde wordt altijd bij wijzigingen van de parameter P206 “cos ϕ“ en parameter P203
“nominale stroom” automatisch berekend uit de motorgegevens.
Aanwijzing: Wanneer de waarde rechtstreeks moet worden ingevoerd, moet deze als laatste van
de motorgegevens worden ingesteld. Alleen zo wordt gegarandeerd dat deze waarde niet wordt
overschreven.
Default-instelling
De standaardinstelling is afhankelijk van het nominale FO-vermogen of de instelling in P200.
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
98 BU 0250 nl-3920
P210 Statische boost
(Static boost) S P
0 ... 400 %
{ 100 }
De statische boost beïnvloedt de stroom die het magneetveld vormt. Deze komt overeen met de
nullaststroom van de betreffende motor en is dus onafhankelijk van de belasting
. De nullaststroom
wordt berekend op basis van de motorgegevens. De fabrieksinstellin
g op 100% is toereikend voor
typische toepassingen.
P211 Dynamische boost
(Dynamic boost) S P
0 ... 150 %
{ 100 }
De dynamische boost beïnvloedt de koppelvormende stroom en is dus een van de belasting
afhankelijke waarde. Ook hier geldt dat de
fabrieksinstelling op 100% toereikend is voor standaard
toepassingen.
Een te hoge waarde kan tot een overstroommelding bij de omvormer leiden. Onder belasting wordt
dan de uitgangsspanning te sterk verhoogd. Een te lage waarde leidt tot een te gering koppel.
Informatie
U/f-karakteristiek
Voor bepaalde toepassingen, met name toepassingen met hoge centrifugaalmassa's (bijv.
ventilatoraandrijvingen), kan het noodzakelijk zijn de motor te regelen met behulp van een U/f-
karakteristiek. Hiervoor moeten de parameters P211 en P212 elk op 0 % worden ingesteld.
P212 Slipcompensatie
(slipcompensatie) S P
0 ... 150 %
{ 100 }
De slipcompensatie past de uitgangsfrequentie automatisch aan afhankelijk van de belasting om het
toerental van een asynchrone draaistroommotor zo constant mogelijk te houden.
De fabrieksinstelling op 100% is optimaal bij gebruik van asynchrone draaistroommotoren en een
juiste instelling van de motorgegevens.
Wanneer er meerdere motoren (met verschillende belastingen of vermogens) door een
frequentieomvormer worden aangestuurd, dient de slipcompensatie te worden ingesteld op P212 =
0%. Een negatieve invloed is daarmee uitgesloten. Bij PMSM-
motoren moet de parameter in de
fabrieksinstelling worden gelaten.
Informatie
U/f-karakteristiek
Voor bepaalde toepassingen, met name toepassingen met hoge centrifugaalmassa's (bijv.
ventilatoraandrijvingen), kan het noodzakelijk zijn de motor te regelen met behulp van een U/f-
karakteristiek. Hiervoor moeten de parameters P211 en P212 elk op 0 % worden ingesteld.
P213 Versterking Verst. ISD-regeling
(Versterking ISD-regeling) S P
25 ... 400 %
{ 100 }
Met deze parameter wordt de regeldynamiek van de ISD-
stroomvectorregeling van de
frequentieomvormer beïnvloed. Hoge instellingen maken de regelaar snel,
lage instellingen maken
hem langzaam.
Al naar gelang de toepassing kan deze parameter worden aangepast, om bijv. een instabiel bedrijf
te vermijden.
P214 Koppelgrens
(Koppelgrens) S P
-200 ... 200 %
{ 0 }
Deze functie maakt het
mogelijk om een waarde voor de te verwachten koppelbehoefte in de
stroomregelaar vast te leggen. Deze functie kan bij hefinstallaties voor een betere overname van de
last bij het begin van de hefbeweging worden gebruikt.
OPMERKING: Bij de draaiveldrichting rechtsom worden motorische koppelwaarden met positieve
polariteit ingevoerd, bij generatorische koppels worden zij met een negatieve
polariteit aangeduid. Bij de draaiveldrichting linksom is het precies omgekeerd.
5 Parameter
BU 0250 nl-3920 99
P215 Boost grens
(Boost grens) S P
0 ... 200 %
{ 0 }
Alleen zinvol bij lineaire karakteristiek (P211 = 0% und P212 = 0%).
Voor aandrijvingen die een hoog
aanloopkoppel vereisen, bestaat de mogelijkheid om met deze
parameter een additionele stroom in de startfase toe te voegen. De werkingtijd daarvan is begrensd
en kan in de parameter >Tijd tijdbegrensde boost< P216 worden geselecteerd.
Alle mogelijkerwijze ingestelde stroom-
en koppelstroomgrenswaarden (P112, P536, P537) zijn
tijdens de boosttijd gedeactiveerd.
OPMERKING:
Bij actieve ISD-regeling (P211 en/of P212 ≠ 0%) leidt een parameterinstelling van P215 ≠ 0 tot een
verstoring van de regeling.
P216 Tijd boost grens
(Tijd boost grens) S P
0.0 ... 10,0 s
{ 0,0 }
Deze parameter wordt voor 3 functionaliteiten gebruikt:
Tijdlimiet voor de boostgrens: effectieve tijd voor de verhoogde opstartstroom.
Alleen bij lineaire karakteristiek (P211 = 0% en P212 = 0%).
Tijdlimiet voor de onderdrukking van de pulsafschakeling P537: maakt een zware start mogelijk
Tijdlimiet voor de onderdrukking van de foutafschakeling in de parameter P401, instelling { 05 }
„0 - 10V met foutafschakeling 2“
P217 Oscillatiedemping
(Oscillatiedemping) S P
0 ... 400 %
{ 10 }
Met de oscillatiedemping kunnen oscillaties bij onbelaste draaien van de motor worden gedempt. De
parameter 217 is een maatstaf voor het dempingvermogen.
Bij de oscillatiedemping wordt uit de koppelstroom met een hoogdoorlaatfilter het oscillatieaandeel
uitgefilterd. Dit wordt met P217 versterkt en omgekeerd naar de uitgangsfrequentie geschakeld.
De limiet voor de bijgeschakelde waarde is eveneens proportioneel aan P217. De tijdconstante voor
het hoogdoorlaatfilter hangt van P213 af. Bij hoge waarden van P213 wordt de tijdconstante lager.
Bij een ingesteld waarde van 10% bij P217 worden maximaal ± 0,045Hz bijgeschakeld. Bij 400% in
P217 dus ± 1,8Hz.
De functie is niet actief in de “Servomodus, P300”.
P218 Modulatiegraad
(modulatiegraad) S
50 ... 110 %
{ 100 }
Deze instelwaarde beïnvloed de maximale mogelijke uitgangsspanning van de frequentieomvormer
in relatie tot de netspanning. Waarden van <100% reduceren,
wanneer dit voor motoren vereist is,
de spanning tot waarden onder de netspanning. Waarden van >100% verhogen de uitgangsspanning
bij de motor, hetgeen tot verhoogde harmonische stromen leidt en bij enkele motoren oscillaties tot
gevolg kan hebben.
In normale gevallen dient hier 100% te worden ingesteld.
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
100 BU 0250 nl-3920
P219 Auto.magn.aanpassing
(Automatische magnetiseringsaanpassing) S
25 ... 100 % / 101
{ 100 }
Met deze parameter kan een automatische aanpassing van de magnetisatie aan de belasting van de
motor en dus de vermindering van het energieverbruik aan de werkelijke vraag worden bereikt. De
P219 vormt daarbij de limiet waartoe de magnetische veldsterkte in de motor kan worden verlaagd.
Als fabriekinstelling is een waarde van 100% ingesteld. Minimaal kan 25% worden ingesteld.
De verlaging van het veld vindt plaats met een tijdconstante van ca. 7,5 s. Wanneer de belasting
wordt verhoogd, wordt het veld opnieuw opgebouwd met een tijdconstante van ca. 300 ms. De
verlaging van het veld gebeurt zodanig, dat de magnetisering- en koppelstroom ongeveer even groot
zijn. De motor draait dan “met een optimale effectiviteit”. Een verhoging van de veldsterkte tot boven
de nominale waarde is niet mogelijk.
Deze functie is bedoeld voor toepassingen waarbij het gewenste koppel slechts langzaam verandert
(bijv. bij pomp-
en ventilatortoepassingen). Zij vervangt in de functionaliteit daarom ook een
kwadratische karakteristiek, omdat zij de spanning aanpast aan de belastingen.
Bij bedrijf van synchroonmachines (IE4-motoren) heeft de parameter geen functie.
Aanwijzing: Bij hefsystemen of toepassingen waarbij een snelle draaimomentopbouw noodzakelijk
is, mag zij in geen geval ingezet worden, omdat er bij sprongen in de belasting
uitschakeling vanwege overstroom of kantelen van de motor kan optreden
, omdat het
ontbrekende veld voor een bovenproportionele momentstroom gecompenseerd moet
worden.
101 = automatisch
, met de instelling P219=101 wordt een automatische stroomregelaar voor de
magnetisering geactiveerd. De ISD-regeling werk dan met een onderliggende
stroomregelaar, waardoor de slipberekening vooral bij hogere belastingen verbeterd
wordt. De regeltijden zijn duidelijk korter in vergelijking met de normale ISD-regeling
(P219 = 100).
P2xx ISD-stroomvectorregeling/motorkarakteristiekparameter
AANWIJZING:
„typische“
P211
P210
P204
P201
P216
P215
Uitgangs-
spanning
Uitgangsfrequentie
Tijd
instelling voor de...
Stroomvectorregeling (fabrieksinstelling)
P201 tot P209 = motorgegevens
P210 = 100%
P211 = 100%
P212 = 100%
P213 = 100%
P214 = 0%
P215 = zonder betekenis
P216 = zonder betekenis
Lineaire V/f-karakteristiek
P201 tot P209 = motorgegevens
P210 = 100% (statische boost)
P211 = 0%
P212 = 0%
P213 = zonder betekenis
P214 = zonder betekenis
P215 = 0% (boost grens)
P216 = 0s (tijd dynamische boost)
5 Parameter
BU 0250 nl-3920 101
P220 Param. identificatie
(parameter identificatie) P
0 … 2
{ 0 }
Bij apparaten tot 7.5 KW vermogen worden de motorgegevens via deze parameter automatisch door
het apparaat
bepaald. Met de ingemeten motorgegevens wordt in veel gevallen een beter
aandrijfgedrag mogelijk gemaakt.
De identificatie van alle parameters neemt enige tijd in beslag.
Schakel in de tussentijd niet de
netspanning uit.
Wanneer na de identificatie een ongunstig motorgedrag optreedt, kiest u een
passende motor in de P200 of moeten de parameters P201 t/m P208 handmatig worden ingesteld.
0 = Geen identificatie
1 = Identificatie RS:
De statorweerstand (weergave in P208) wordt door meervoudige meting bepaald.
2 = identificatie motor:
Deze functie is alleen bij apparaten tot 7.5 KW bruikbaar.
ASM: alle motorparameters (P202, P203, P206, P208, P209) worden bepaald.
PMSM: de statorweerstand (P208) en de inductiviteit (P241) worden bepaald.
Let op! Voer de identificatie van motorgegevens alleen uit als de motor koud is (15 ... 25°C). Tijdens het
bedrijf wordt rekening gehouden met de motoropwarming.
De FO moet zich in de toestand “bedrijfsklaar” bevinden. Bij BUS-bedrijf moet de BUS storingsvrij
en in bedrijf zijn.
Het motorvermogen mag maximaal één vermogentrap hoger of drie vermogentrappen lager zijn
dan het nominale vermogen van de omvormer.
Voor een betrouwbare identificatie moet een maximale lengte van de motorkabel van 20m in acht
worden genomen.
Alvorens met de motoridentificatie te beginnen, moeten de motorgegevens volgens het typeplaatje
of P200 vooraf worden ingesteld. Minstens de nominale frequentie (P201), het nominale toerental
(P202), de spanning (P204), het vermogen (P205) en de motorschakeling (P207) moeten bekend
zijn.
Men dient erop te letten dat gedurende het hele meetproces de verbinding met de motor niet wordt
verbroken.
Kan de identificatie niet met succes worden afgesloten, dan wordt de foutmelding E019
gegenereerd.
Na de parameteridentificatie is P220 weer = 0.
P240 EMK spanning PMSM
(EMK spanning PMSM) S P
0 … 800 V
{ 0 }
De EMK-
constante beschrijft de tegeninductiespanning van de motor. De in te stellen hoeveelheid
kan uit het motorinformatieblad of uit het typeplaatje worden gehaald en wordt op 1000 min-1
geschaald. Aangezien het nominale toerental van de motor normaal gesproken niet 1000 min-1 is,
moeten de gegevens overeenkomstig worden geconverteerd:
Voorbeeld:
E (EMK-constante, typeplaatje): 89V
Nn (nominaal motortoerental): 2100 min-1
Waarde in P240 P240 = E * Nn/1000
P240 = 89 V * 2100 min-1 / 1000 min-1
P240 = 187 V
0 = ASM wordt gebruikt, "Asynchrone machine wordt gebruikt": Geen compensatie
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
102 BU 0250 nl-3920
P241 [-01]
[-02]
Inductiviteit PMSM
(inductiviteit PMSM) S P
0.1 ... 200.0 mH
{ allen 20,0 }
Deze parameter wordt gebruikt om de voor
PMSM kenmerkende asymmetrische reluctanties te
compenseren. De statorinductiviteiten kunnen worden ingemeten door de frequentieomvormer
(P220).
[-01] = d-as (Ld) [-02] = q-as (Lq)
P243 Reluctant.hoek IPMSM
(Reluctantiehoek IPMSM) S P
0 … 30°
{ 0 }
Synchrone machines met ingebedde magneten hebben naast het synchrone koppel ook een
reluctantiekoppel. De reden hiervoor is de anisotropie (ongelijkheid) tussen de inductiviteit in d- en
q-richting. Door de superpositie van deze twee koppelco
mponenten ligt het maximale effectieve
rendement niet bij een lasthoek van 90° zoals bij de SPMSM, maar bij hogere waarden. Via deze
parameter wordt rekening gehouden met deze extra hoek, die voor NORD-
motoren kan worden
verondersteld 10° te zijn. Hoe kleiner de hoek, des te lager het aandeel van de reluctantie.
De reluctantiehoek die specifiek is voor de motor kan als volgt worden bepaald:
Laat de aandrijving met een gelijkmatige belasting ( > 0,5 MN) in de CFC-modus (P300 1)
draaien.
Reluctantiehoek (P243) stapsgewijs verhogen tot de stroom (P719) zijn minimum heeft bereikt.
P244 Piekstroom PMSM
(Piekstroom PMSM) S P
0.1 … 1000.0 A
{ 5.0 }
Deze parameter bevat de piekstroom van een synchroonmotor. De waarde kan worden ontleend aan
het motorinformatieblad.
P245 Osc demping PMSM VFC
(Oscillatiedemping PMSM VFC) S P
5 … 250 %
{ 25 }
PMSM-motoren hebben de neiging om te oscilleren in VFC-open-loop-bedrijf vanwege onvoldoende
zelfdemping. Met behulp van "oscillatiedemping" wordt deze neiging tot oscilleren tegengegaan door
elektrische demping.
P246 Massatraagheid PMSM
(Massatraagheid PMSM) S P
0,0 ... 1000,0 kg*c
{ 5,0 }
In deze parameter kan de massatraagheid van het aandrijfsysteem worden ingevoerd. De
standaardinstelling is voor de meeste toepassingen voldoende, maar voor hoogdynamische
systemen moet liefst de werkelijke waarde worden ingevoerd. De waarden voor de motor
en zijn te
vinden in de technische gegevens. Het aandeel van de externe massatraagheid (transmissie,
machine) moet worden berekend of experimenteel worden bepaald.
P247 Omsch.freq. VFC PMSM
(Omschakelfrequentie VFC PMSM) S P
1 ... 100 %
{ 25 }
Om ervoor te zorgen dat bij spontane lastwisselingen, vooral
bij lage frequenties, direct een minimaal koppel beschikbaar
is, wordt de instelwaarde van Id (magnetiserende stroom) in
de VFC-
modus als functie van de frequentie
(veldversterkingsmodus) geregeld.
De hoogte van de extra
veldstroom wordt door de parameter (P210) bepaald. Deze
neemt lineair af tot de waarde "nul", die met de door (P247)
bepaalde frequentie wordt bereikt. 100 % komt overeen met
de nominale motorfrequentie van (P201).
5 Parameter
BU 0250 nl-3920 103
5.2.4 Regelparameters
In combinatie met een incrementele HTL-encoder kan via de digitale ingangen 2 en 3 van de
frequentieomvormer een gesloten toerentalregelkring worden opgebouwd.
Als alternatief kan het incrementele encodersignaal ook anderszins worden gebruikt. Daarvoor moet in
de parameter P325 de gewenste functie worden geselecteerd.
Om deze parameters zichtbaar te maken, moet de Supervisorparameter P003 = 2/3 worden ingesteld.
Parameter
{fabrieksinstelling} Instelwaarde / beschrijving / aanwijzing Frequentie-
omvormer Supervisor Parameterset
P300 Servo-modus
(Servo-modus) P
0 ... 2
{ 0 }
Deze parameter definieert het regelproces voor de motor. Er moet rekening worden gehouden met
bepaalde
randvoorwaarden. Vergeleken met de instelling "0" maakt de instelling "2" een hoger
dynamisch bereik en een hogere regelnauwkeurigheid mogelijk, maar dit vereist een hogere
parametreringsinspanning. De instelling "1" werkt echter met toerentalterugkoppelin
g van een
encoder en maakt de hoogst mogelijke toerentalkwaliteit en -dynamiek mogelijk.
0 =
Uit (VFC open-loop) 1)
Toerentalregeling zonder encoderterugkoppeling
1 =
Aan (CFC closed-loop) 2)
Toerentalregeling met encoderterugkoppeling
2 =
Obs (CFC open-loop)
Toerentalregeling zonder encoderterugkoppeling
OPMERKING:
Inbedrijfstellingsinstructies: ( paragraaf 4.3 "
Selectie van de bedrijfsmodus voor de
motorbesturing").
1)
Komt overeen met de voorgaande instelling "OFF
2) Komt overeen met de voorgaande instelling "ON
Informatie Bedrijf van een IE4-motor
met (P330), instelling 1 = Aan (CFC closed-loop)
Als een IE4-motor in de modus CFC closed-loop wordt gebruikt, moet de volgende
slipfoutbewaking worden geactiveerd (P327 ≠ 0).
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
104 BU 0250 nl-3920
P301 Resolut. incr. enc.
(Resolutie incrementele encoder)
0 ... 19
{ 6 }
Voor de invoer van het pulstal per omwenteling van de aangesloten incrementele encoder.
Als de draairichting van de encoder niet overeenkomt met die van de omvormer (afhankelijk van
de montage en bedrading), kan hiermee rekening worden gehouden door de bijbehorende
negatieve pulstallen te selecteren.
0 = 500 strepen
1 = 512 strepen
2 = 1000 strepen
3 = 1024 strepen
4 = 2000 strepen
5 = 2048 strepen
6 = 4096 strepen
7 = 5000 strepen
8 = -500 strepen
9 = -512 strepen
10 = -1000 strepen
11 = -1024 strepen
12 = -2000 strepen
13 = -2048 strepen
14 = -4096 strepen
15 = -5000 strepen
16 = -8192 strepen
17 = 8192 strepen
18 = 1024 SLCA 1)
19 = -1024 SLCA 1)
1)
Instellingen 18 en 19 zijn speciaal ontworpen voor het gebruik van een magnetische encoder
van het Contelec-type met 1024 pulsen / encoderomwenteling.
AANWIJZING:
(P301) is ook belangrijk voor de positioneringsbesturing via een incrementele encoder. Bij gebruik
van een incrementele encoder voor de positionering (P604=1) wordt hier de instelling van het
aantal strepen verricht. (zie aanvullende handleiding POSICON)
P310 Toerentalregelaar P
(Toerentalregelaar P) P
0 ... 3200 %
{ 100 }
P-component van de toerentalregelaar (proportionele versterking).
Versterkingfactor waarmee het toerentalverschil uit regelfrequentie en actuele frequentie wordt
vermenigvuldigd. Een waarde van 100% betekent dat
een toerentalverschil van 10% een
regelwaarde van 10% oplevert. Te hoge waarden kunnen toerentalresonanties veroorzaken.
P311 Toerentalregelaar I
(Toerentalregelaar I) P
0 ... 800 % / ms
{ 20 }
I-component van de toerentalregelaar (integratiecomponent).
Het integratieaandeel van de regelaar maakt het mogelijk om de regelafwijking volledig op te heffen.
De waarde geeft aan hoe groot de verandering van de regelwaarde per ms is. Te lage waarden
maken de regelaar traag (naregeltijd wordt te lang).
P312 Koppelstroomreg. P
(Koppelstroomregelaar P) S P
0 ... 1000 %
{ 400 }
Stroomregelaar voor de koppelstroom. Hoe hoger de parameters voor de stroomregelaar worden
ingesteld, des te nauwkeuriger wordt de stroomregelwaarde aangehouden. Te hoge waarden voor
P312 leiden in het algemeen tot hoogfrequente oscillaties bij lage toerentallen. Hoge waarden van
P313 leiden daarentegen tot laagfrequente oscillaties over het gehele toerentalbereik.
Wanneer bij P312 en P313 de waarde “nul” wordt ingesteld, dan is de koppelstroomregelaar
uitgeschakeld. In dat geval worden alleen de instellingen van het motormodel gebruikt.
5 Parameter
BU 0250 nl-3920 105
P313 Koppelstroomregelaar I
(Koppelstroomregelaar I) S P
0 ... 800 % / ms
{ 50 } I-aandeel van de koppelstroomregelaar. (Zie ook P312 >Koppelstroomregelaar P<)
P314 Gr. koppelstr.-reg.
(Grens koppelstroomregelaar) S P
0 ... 400V
{ 400 }
Legt de maximale spanningstijging van de koppelstroomregelaar vast. Hoe hoger de
waarde, des
te groter is de maximale werking die de koppelstroomregelaar kan uitoefenen. Te hoge waarden
van P314 kunnen met name tot instabiliteit bij de overgang naar het veldverzwakkingbereik leiden
(zie P320). De waarde van P314 en P317 dient altijd on
geveer gelijk te zijn ingesteld, zodat de
veld- en koppelstroomregelaar gelijk zijn begrensd.
P315 Veldverzw. reg. P
(Veldverz. regelaar P) S P
0 ... 1000 %
{ 400 }
Stroomregelaar voor de veldstroom. Hoe hoger de parameters voor de stroomregelaar worden
ingesteld, des te
nauwkeuriger wordt de stroomregelwaarde aangehouden. Te hoge waarden van
P315 leiden over het algemeen tot oscillaties met hogere frequenties bij lage toerentallen.
Daarentegen veroorzaken te hoge waarden van P316 meestal laagfrequente oscillaties in het hele
toerentalbereik. Wanneer bij P315 en P316 de waarde “nul” wordt ingesteld, dan is de veldverzw.
reg. uitgeschakeld. In dat geval worden alleen de instellingen van het motormodel gebruikt.
P316 Veldverzw. reg. I
(Veldverzw. regelaar I) S P
0 ... 800 % / ms
{ 50 } I-aandeel van de veldstroomregelaar. Zie ook P315 >Veldstroomregelaar P<
P317 gr. veldverzw. reg.
(Grens veldverzwakkingsregelaar) S P
0 ... 400V
{ 400 }
Legt de maximale spanningstijging van de veldstroomregelaar vast. Hoe hoger de
waarde, des te
groter is de maximale werking die de veldstroomregelaar kan uitoefenen. Te hoge waarden van
P317 kunnen met name tot instabiliteit bij de overgang naar het veldverzwakkingbereik leiden (zie
P320). De waarde van P314 en P317 dient altijd ongeveer gelijk te zijn ingesteld, zodat de veld- en
koppelstroomregelaar gelijk zijn begrensd.
P318 veldverzw. reg. P
(Veldverzwakkingsregelaar P) S P
0 ... 800 %
{ 150 }
Door de veldverzwakkingregelaar wordt de veldregelwaarde bij het
overschrijden van het
synchrone toerental gereduceerd. In het basistoerentalbereik heeft de veldverzwakkingregelaar
geen functie. Daarom moet de veldverzwakkingregelaar alleen opnieuw worden ingesteld, wanneer
toerentallen boven het nominale motortoerental
moeten worden gehaald. Te hoge waarden van
P318/P319 leiden tot oscillatie. Bij te kleine waarden en dynamische acceleratie- en/of
deceleratietijden wordt het veld niet voldoende verzwakt. De erachter geplaatste stroomregelaar
kan de stroomregelwaarde niet meer aansturen.
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
106 BU 0250 nl-3920
P319 Veldverzwakkingregelaar I)
(Veldverzwakkingregelaar I) S P
0 ... 800 % / ms
{ 20 } Oefent alleen invloed uit op het veldverzwakkingbereik, zie P318 >Veldverzwakkingsregelaar P<
P320 Veldverzw. grens
(Veldverzwakkingsgrens) S P
0 ... 110 %
{ 100 }
De grens voor de veldverzwakking legt vast, vanaf welk toerental/welke spanning de regelaar de
magnetische veldsterkte in de motor begint te verzwakken. Bij een ingestelde waarde van 100 %
begint de regelaar de veldsterkte ongeveer bij het synchrone toerental te verzwakken.
Wanneer er bij P314 en/of P317 veel grotere waarden dan de standaardwaarden worden ingesteld,
dan dient de grenswaarde voor de veldverzwakking overeenkomstig te worden verlaagd, zodat het
regelbereik daadwerkelijk ter beschikking staat aan de stroomregelaar.
P321 Toerentalregeling mot.rem
(Toerentalregelaar I motorrem) S P
0 ... 4
{ 0 }
Tijdens de lichttijd van een (motor)rem (P107/P114) wordt het I-
aandeel van de toerentalregelaar
verhoogd. Dit leidt tot een betere overname van de last, met name bij verticale bewegingen.
0 = P311 toerentalr.l. x 1
1 = P311 toerentalr.l. x 2
2 = P311 toerentalr.l. x 4
3 = P311 toerentalr.l. x 8
4 = P311 toerentalr.l. x 16
P325 Functie incr. enc.
(Functie incrementele encoder) S
0 ... 4
{ 0 }
De toerentalwaarde die door de incrementele encoder wordt geleverd, kan voor verschillende
functies in de frequentieomvormer worden gebruikt.
0 = Toerentalmeting servomodus, "Toerentalmeting servomodus": De toerentalmeetwaarde van
de motor wordt gebruikt voor de servomodus van de omvormer. In deze functie is de ISD-
regeling niet uitschakelbaar.
1 = PID actuele frequentie: De toerentalmeetwaarde van een installatie wordt gebruikt voor de
toerentalregeling. Met deze functie kan ook een motor met lineaire karakteristiek worden
geregeld. Het is ook mogelijk om een incrementele encoder die niet rechtstreeks op de
motor is gemonteerd, voor een toerentalregeling te gebruiken. P413 P416 bepalen de
regeling.
2 = Frequentie optellen: het vastgestelde toerental wordt bij de actuele regelwaarde opgeteld.
3 = Frequentie aftrekken: het vastgestelde toerental wordt van de actuele regelwaarde
afgetrokken.
4 = Maximale frequentie: De mogelijke maximale uitgangsfrequentie/toerental wordt door het
toerental van de incrementele encoder beperkt.
P326 Overbrenging encoder
(Overbrenging encoder)
S
0.01 ... 100,0
{ 01:00 }
Is de incrementele encoder niet rechtstreeks op de motoras gemonteerd, dan moet de juiste
overbrengverhouding van motortoerental naar encodertoerental worden ingesteld.
P326 = Motortoerental
Encodertoerental
alleen bij P325 = 1, 2, 3 of 4, dus niet in de servomodus (motortoerentalregeling)
5 Parameter
BU 0250 nl-3920 107
P327 Toerental slipfout
(Toerental slipfout) S P
0 ... 3000 rpm
{ 0 }
De grenswaarde voor een toegelaten maximale slipfout is instelbaar. Wordt deze grenswaarde
bereikt, dan wordt de omvormer uitgeschakeld en de foutmelding E013.1 weergegeven. De
slipfoutbewaking werkt zowel met actieve als inactieve servomodus (P300).
0 = UIT
Alleen bij P325 = 0, dus in de servomodus (motortoerentalregeling)
(zie ook P328)
P328 Slipfout tijdvertraging
(Slipfout tijdvertraging) S P
0.0 ... 10,0 s
{ 0,0 }
In geval van overschrijding van de in (P327) gedefinieerde toegelaten
slipfout vindt een tijdelijke
onderdrukking van de foutmelding E013.1 binnen de hier ingestelde grenzen plaats.
0.0 = UIT
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
108 BU 0250 nl-3920
P330 Identificatie startrotorpositie
(Identificatie startpositie rotor) S
(Aanduiding voorheen: „Regelprocedure PMSM“)
0 ... 6
{ 1 }
Keuze van de procedure voor het bepalen van de
startrotorpositie (initiële waarde van de
rotorpositie) van een PMSM (Permanent Magnet Synchronous Motor).
Deze parameter is alleen relevant voor het regelproces "CFC closed-loop" (P300, instelling "1").
0 =
Spanningsgestuurd
:
Wanneer de machine voor het eerst wordt gestart, wordt een
spanningswijzer ingedrukt, die ervoor zorgt dat de rotor van de machine wordt uitgelijnd met
de rotorpositie "nul". Dit type positiebepaling van de startrotor kan alleen worden gebruikt als
er geen tegenkoppel van de machine wordt toegepast bij de frequentie "nul" (bijv.
vliegwielaandrijvingen). Als aan deze voorwaarde wordt voldaan, is dit proces voor het
bepalen van de rotorpositie zeer nauwkeurig (<1° elektrisch). Dit proces is principieel
onges
chikt voor hefinstallaties, omdat er altijd een tegenmoment is.
Voor encoderloze werking geldt:
Tot aan de wisselfrequentie P331 wordt de motor (met de
nominale stroom in het geheugen) spanningsgestuurd. Wanneer de omschakelfrequentie is
bereikt, schakelt
het systeem over op het EMV-
proces voor het bepalen van de rotorpositie.
Als de frequentie onder de waarde in (P331) valt, rekening houdend met de hysterese (P332),
schakelt de frequentieomvormer terug van de EMV
-
modus naar de spanningsgestuurde
modus.
1 =
Testsignaalprocedure
: De positie van de st
artrotor wordt bepaald door middel van een
testsignaal. Deze methode werkt ook als de rem bij stilstand gesloten is, maar vereist een
PMSM met voldoende anisotropie tussen de inductantie van de d
- en q-
as. Hoe hoger deze
anisotropie is, hoe nauwkeuriger het proces werkt. Met de parameter (P212) kan het
spanningsniveau van het testsignaal worden gewijzigd en met de parameter (P213) kan de
rotorpositieregelaar worden ingesteld. Met het testsignaalproces wordt een nauwkeurigheid
van de rotorpositie van 5°...10
° elektrisch (afhankelijk van de motor en de anisotropie) bereikt
voor motoren die in principe geschikt zijn voor de processen.
2 =
gereserveerd
3 =
Waarde CANopen
-enc., "Waarde CANopen-encoder": Bij deze methodes wordt de
startrotorpositie bepaald aan de hand van de absolute positie van een absolute CANopen
-
encoder. Het type absolute CANopen
-encoder wordt ingesteld in parameter (P604). Om deze
positie
-informatie eenduidig te maken, moet bekend zijn (of worden bepaald)
hoe de
rotorpositie zich verhoudt tot de absolute positie van de CANopen
-
encoder. Dit gebeurt met
behulp van de offsetparameter (P334). Motoren moeten worden geleverd met een "nul"
startrotorpositie of met een startrotorpositie die op de motor is genoteerd
.
Als deze waarde
niet beschikbaar is, kan de offsetwaarde ook worden bepaald met de instellingen "0" en "1"
van parameter (P330). Hiervoor wordt de aandrijving één keer met de instelling "0" of "1"
gestart. Na de eerste start staat de bepaalde offsetwaar
de in parameter (P334). Deze waarde
is alleen opgeslagen in het RAM. Om deze over te nemen in de EEPROM moet het eenmalig
kortstondig worden aangepast en vervolgens weer worden teruggezet naar de vastgestelde
waarde.
Vervolgens kan nog een fijne afstelli
ng worden uitgevoerd terwijl de motor onbelast
draait. Hiervoor loopt de aandrijving in de Closed
-Loop-
modus ( P300=1) met het hoogst
mogelijke toerental, maar onder het veldverzwakkingspunt. De offset wordt nu vanaf het
startpunt langzaam zo veranderd, da
t de waarde van de spanningscomponent Ud
(P723) zo
dicht mogelijk bij nul komt. Er moet worden gestreefd naar een evenwicht tussen positieve en
negatieve rotatierichting. Over het algemeen wordt de waarde "nul" niet helemaal bereikt,
omdat de aandrijving bij hogere toerentallen licht wordt belast door de ventilatorrotor van de
motor. De absolute CANopen
-encoder moet zich op de motoras bevinden.
5 Parameter
BU 0250 nl-3920 109
P331 Omschakelfreq.
(Omschakelfrequentie CFC open-loop) S P
(Aanduiding voorheen: "Omschakelfreq. PMSM")
5.0 ... 100,0 %
{ 15,0 }
Definitie van de frequentie van waaruit het regelproces volgens (P300) wordt geactiveerd in het
encoderloze bedrijf van een PMSM (Permanent Magnet Synchronous Motor). 100 % komt overeen
met de nominale motorfrequentie van (P201).
Deze parameter is alleen voor het regelproces "CFC open-loop" (P300, instelling "2") relevant.
P332 Hyst. omsch. CFC o.l.
(Hysterese omschakelfrequentie CFC open-loop)
S P
(Aanduiding voorheen: “Hyst. omsch. PMSM")
0.1 ... 25,0 %
{ 5,0 }
Verschil tussen de in- en
uitschakelpunten om te voorkomen dat de regeling in de overgang van
encoderloos naar het in (P330) gedefinieerde regelproces (en omgekeerd) oscilleert.
P333 Fluxterugkop. fact.
(Fluxterugkoppeling fact.) S P
(Aanduiding voorheen: „Fluxterugkop. fact. PMSM“)
5 ... 400 %
{ 25 }
Deze parameter is nodig voor de positiewaarnemer in de CFC-open-
loopmodus. Hoe hoger de
waarde wordt geselecteerd, hoe lager de fluxfout van de waarnemer van de rotorpositie. Hogere
waarden beperken echter ook de lagere grensfrequentie van de positiewaarnemer.
Hoe hoger de
terugkoppelingsversterking is geselecteerd, hoe hoger ook de grensfrequentie en hoe hoger de
waarden in (P331) en (P332) moeten worden geselecteerd. Dit conflict van doelstellingen kan dus
niet voor beide optimaliseringsdoelstellingen tegelijk worden opgelost.
De standaardwaarde is zo gekozen dat deze normaal gesproken niet aangepast hoeft te worden
voor NORD IE4-motoren.
P334 Encoder-offset PMSM
(Encoder offset PMSM) S
-0.500 ... 0500 rev
{ 0.000 }
Voor de werking van PMSM (Permanent Magnet Synchron Motoren) is de evaluatie van het
nulspoor noodzakelijk. De nulimpuls wordt dan voor de synchronisatie van de rotorpositie gebruikt.
De parameter (P330) moet op "0" of "1" worden ingesteld.
De in te stellen waarde voor de parameter (P334) (offset tussen nulimpuls en werkelijke rotorpositie
"nul") moet experimenteel worden bepaald of bij de motor worden bijgesloten.
Bij motoren, die door NORD worden geleverd, wordt meestal een sticker op de motor geplakt,
waarop de instelwaarde wordt aangegeven.
Als de gegevens van de motor in ° worden weergegeven, moeten ze worden omgerekend in toeren
(bijv. 90° = 0,250 omwentelingen per minuut).
Aanwijzing
- Het nulspoor wordt aangesloten via digitale ingang 1.
- Parameter P420 [-01] moet worden ingesteld op functie 43 “0-spoor HTL-encoder DI1" om
de impulsen van het nulspoor te evalueren.
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
110 BU 0250 nl-3920
P336 Mode Rotorpos ident
(Modus rotorpositie-identificatie) S
0 ... 2
{ 6 }
Voor de werking van een PMSM moet de positie van de rotor exact bekend zijn. Dit kan op
verschillende manieren worden bepaald.
0 =
eerste vrijgave De identificatie van de rotorpositie van de PMSM wordt uitgevoerd
met de eerste vrijgave van de aandrijving.
1 = Voedingsspanning
De identificatie van de rotorpositie van de PMSM wordt uitgevoerd
wanneer de voedingsspanning voor het eerst wordt toegepast.
2 = Dig.ing./bus-ing. bit
De identificatie van de rotorpositie van de PMSM wordt door een
extern verzoek geactiveerd door middel van een binaire bit
(digitale ingang (P420) of Bus-In-Bit (P480), instelling "79",
"Rotorpositie-identificatie").
AANWIJZING:
De identificatie van de rotorpositie wordt in principe alleen uitgevoerd als de FO in de status
"gereed voor inschakelen" staat en de rotorpositie niet bekend is (zie P434, P481 functie 28).
Het gebruik van de parameter is alleen nuttig als het testsignaalproces is ingesteld (P330).
P350 PLC functionaliteit
(PLC functionaliteit) S
0 ... 1
{ 0 }
Activeer de geïntegreerde PLC.
0 = Uit: de PLC is niet actief, de frequentieregelaar wordt aangestuurd volgens de parameters
(P509) en (P510).
1 = Aan: de PLC is actief, het apparaat wordt aangestuurd via de PLC, afhankelijk van (P351)
De belangrijkste regelwaarden moeten overeenkomstig worden gedefinieerd met die in
parameter (P553). Secundaire regelwaarden (P510[-02]) kunnen nog steeds worden
gedefinieerd via (P546).
P351 PLC regelw. keuze
(PLC regelw. keuze) S
0 ... 3
{ 0 }
Selectie van de bron voor het stuurwoord (STW) en het hoofdinstelpunt (HSW) bij een actieve PLC-
functionaliteit (P350 = 1). Bij instelling "0" en "1" worden de belangrijkste instelwaarden via (P553)
gedefinieerd, maar de aanvullende instelwaarden worden on
gewijzigd via (P546) gedefinieerd.
Deze parameter wordt alleen geaccepteerd als de frequentieomvormer in de status "Gereed voor
inschakelen" staat.
0 = STW & HSW = PLC: De PLC levert stuurwoord (STW) en hoofdregelwaarde (HSW), de
parameters (P509) en (P510 [-01]) hebben geen functie.
1 = STW = P509: De PLC levert de hoofdregelwaarde (HSW), de stuurwoordbron (STW) komt
overeen met de instelling in parameter (P509).
2 = HSW = P510[1]: De PLC levert het stuurwoord (STW), de bron voor de hoofdregelwaarde
(HSW) komt overeen met de instelling in parameter (P510 [-01]).
3 = STW & HSW = P509/510: De bron voor het stuurwoord (STW) en de hoofdregelwaarde
(HSW) komt overeen met de instelling in parameter (P509)/(510 [-01]).
5 Parameter
BU 0250 nl-3920 111
P353 Busstatus via PLC
(Busstatus via PLC) S
0 ... 3
{ 0 }
Met deze parameter kan worden bepaald hoe het stuurwoord (STW) voor de besturingsfunctie en
het statuswoord (ZSW) van de frequentieomvormer door de PLC verder worden verwerkt.
0 = uit: Stuurwoord (STW) van de masterfunctie (P503 ≠ 0) en statuswoord (ZSW) worden
door de PLC ongewijzigd verwerkt.
1 = STW voor uitzending: Het stuurwoord (STW) voor de regelwaardefunctie (P503 ≠ 0)
wordt door de PLC ingesteld. Hiervoor moet het stuurwoord in de PLC opnieuw worden
gedefinieerd door middel van de proceswaarde "34_PLC_Busmaster_Control_word".
2 = ZSW voor bus: Het statuswoord (ZSW) van de frequentieomvormer wordt door de PLC
ingesteld. Hiervoor moet het statuswoord in de PLC opnieuw worden gedefinieerd door
middel van de proceswaarde "28_PLC_status_word".
3 = STW Broadcast&ZSWBus: zie instelling 1 en 2.
P355 [-01]
...
[-10]
PLC integer regelw.
(PLC integer regelwaarde) S
0x0000 … 0xFFFF
alle = { 0 }
Via deze INT-array kunnen gegevens worden uitgewisseld met de PLC. Deze gegevens kunnen
worden gebruikt door de corresponderende procesvariabelen in de PLC.
P356 [-01]
...
[-05]
PLC long regelw.
(PLC long regelw.) S
0x0000 0000 …
0xFFFF FFFF
alle = { 0 }
Via deze DINT-array kunnen gegevens worden uitgewisseld met de PLC. Deze gegevens kunnen
worden gebruikt door de corresponderende procesvariabelen in de PLC.
P360 [-01]
...
[-05]
PLC displaywaarde
(PLC displaywaarde) S
-2 000 000,000 …
2 000 000,000
alle = { 0,000 }
De parameter wordt alleen gebruikt om PLC-Data weer te geven. Deze parameters kunnen door
de PLC worden beschreven aan de hand van de betreffende procesvariabelen. De waarden
worden niet opgeslagen!
P370 PLC status
(PLC status) S
0 … 63dec
ParameterBox:
0x00 … 0x3F
SimpleBox / ControlBox:
0x00 … 0x3F
alle = { 0 }
Toont de actuele toestand van de PLC.
Bit 0 = P350=1: Parameter P350 is ingesteld op de functie "Interne PLC inschakelen".
Bit 1 = PLC actief: De interne PLC is actief.
Bit 2 = Stop actief: Het PLC-programma staat op "Stop".
Bit 3 = Debug actief: De foutcontrole van het PLC-programma wordt uitgevoerd.
Bit 4 = PLC-fout: De PLC heeft een fout, maar de PLC gebruikersfouten 23.xx worden hier
niet weergegeven.
Bit 5 = PLC gestopt: Het PLC -programma werd gestopt(enkele stap of onderbrekingspunt).
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
112 BU 0250 nl-3920
5.2.5 Stuurklemmen
Parameter
{fabrieksinstelling} Instelwaarde / beschrijving / aanwijzing Supervisor parameterset
P400 [-01]
...
[-09]
Func. Regelw. ing.
(functie regelwaarde-ingangen) P
0 ... 36
{ [-01] = 0 }
{ [-02] = 0 }
{ [-03] = 0 }
{ [-04] = 0 }
{ [-05] = 1 }
{ [-06] = 0 }
{ [-07] = 1 }
{ [-08] = 0 }
{ [-09] = 0 }
[-01]
Analoge ingang 1, functie van de in de FO geïntegreerde analoge ingang 1
[-02]
Analoge ingang 2, functie van de in de FO geïntegreerde analoge ingang 2
[-03]
Ext. Analoge ingang 1, AIN1 van de eerste I/O-uitbreiding (SK xU4-IOE)
[-04]
Ext. Analoge-ingang 2, AIN2 van de eerste I/O-uitbreiding (SK xU4-IOE)
[-05]
Regelwaardemodule
[-06]
Digitale ingang 2, kan via P420 [-02] =26 of 27 op impuls-signaal-analyse worden
ingesteld. De impulsen kunnen dan in de frequentieomvormer overeenkomstig de hier
ingestelde functie als analoog signaal worden geanalyseerd.
[-07]
Digitale ingang 3, kan via P420 [-03] =26 of 27 op impuls-signaal-analyse worden
ingesteld. De impulsen kunnen dan in de frequentieomvormer overeenkomstig de hier
ingestelde functie als analoog signaal worden geanalyseerd.
[-08]
Ext. a.in. 1 2e IOE, "Externe analoge ingang 1 2e IOE", AIN1 van de tweede I/O-
uitbreiding (SK xU4-IOE) (= analoge ingang 3)
[-09]
Ext. a.in. 2 2e IOE,
"Externe analoge ingang 2 2e IOE"
, AIN2 van de tweede I/O-
uitbreiding (SK xU4-IOE) (= analoge ingang 4)
... Instelwaarden navolgend
Met betrekking tot de normering van de instel-/regelwaarden: paragraaf 8.8 "Normering regel-
/meetwaarden".
0 = Uit, de analoge ingang heeft geen functie. Na de vrijgave van de frequentieomvormer via
de stuurklemmen levert deze de ingestelde minimale frequentie (P104).
1 = Instelfrequentie, het afgegeven analoge bereik (P402/P403) varieert de
uitgangsfrequentie tussen de ingestelde minimale en maximale frequentie (P104/P105).
2 = Frequentie-optelling**, de geleverde frequentiewaarde wordt bij de regelwaarde
opgeteld.
3 = Frequentie-aftrekking **, de geleverde frequentiewaarde wordt van de regelwaarde
afgetrokken.
4 = Minimumfrequentie, instelling van de minimumfrequentie van de frequentie-omvormer
onderste grenswaarde: 1Hz
Normering: 0 - 100 % van P104
5 = Maximumfrequentie, instellen van de maximumfrequentie van de frequentieomvormer
onderste grenswaarde: 2Hz
Normering: 0 - 100 % van P105
6 = Actuele waarde procesregelaar *, activeert de procesregelaar, de analoge ingang wordt
met de meetwaarde-gever
verbonden , (danser, drukmeter, volumestroommeter, ...). De
modus wordt via DIP-schakelaars van de I/O-uitbreiding resp, in (P401) ingesteld.
7 = Nom. waarde procesregelaar*, als functie 6, maar de regelwaarde moet worden
gespecificeerd (bijvoorbeeld via een potentiometer). De meetwaarde moet via een andere
ingang aangesloten worden.
8 = PI act. frequentie*, is nodig om een regelkring op te bouwen. De analoge ingang
(actuele waarde) wordt vergeleken met de regelwaarde (bijvoorbeeld een vaste
frequentie). De uitgangsfrequentie wordt voor zover mogelijk aangepast, tot de
meetwaarde aan de richtwaarde aangepast is. (zie de regelparameters P413…P414)
9 =
Act. freq. PI begr.
*, “Actuele frequentie PI begrensd”, als functie 8 “PI actuele
frequentie”, maar de uitgangsfrequentie mag niet onder de geprogrammeerde waarde
‘Minimale frequentie’ van parameter P104 komen. (geen omkering draairichting)
10 =
Act. freq. PI bew.
*, “Actuele frequentie PI bewaakt", als functie 8 ‘Actuele frequentie PI’,
maar de frequentieomvormer schakelt nu de uitgangsfrequentie uit, wanneer de minimale
frequentie P104 wordt bereikt.
5 Parameter
BU 0250 nl-3920 113
11 = Koppelstroomgrens, “Koppelstroomgrens begrenzend is afhankelijk van parameter
(P112), deze waarde komt overeen met 100% regelwaarde. Het bereiken van de
ingestelde grenswaarde leidt tot een reductie van de uitgangsfrequentie bij de
grenswaarde van de koppelstroom.
12 = Koppelstroom afsch., "koppelstroomgrens afschakelend” hangt af van de parameter
(P112), deze waarde komt overeen met 100% van de regelwaarde. Het bereiken van de
ingestelde grenswaarde leidt tot een uitschakeling met de foutmelding E12.3.
13 = Stroomgrens, “Stroomgrens begrenzend, is afhankelijk van parameter (P536), deze
waarde komt overeen met 100% regelwaarde. Het bereiken van de ingestelde
grenswaarde leidt tot een reductie van de uitgangsspanning om zo de uitgangstroom te
begrenzen.
14 = Stroom afschakelend, “Stroom afschakelend" hangt af van de parameter (P536), deze
waarde komt overeen met 100% regelwaarde. Het bereiken van de ingestelde
grenswaarde leidt tot een uitschakeling met de foutmelding E12.4.
15 = Acc./dec. tijd, wordt gewoonlijk alleen gebruikt in combinatie met een potentiometer
onderste grenswaarde: 50 ms
Normering: T_curvetijd= 10s*U[V]/10V (U=spanning potentiometer)
16 = Aanvangst moment, een functie die het mogelijk maakt om een waarde voor de
koppelbehoefte vooraf in de regelaar vast te leggen (bijschakeling van storingswaarden).
Deze functie kan bij hefinstallaties met een aparte lastmeting voor een betere overname
van de last worden gebruikt.
17 = Product, de nominale waarde wordt vermenigvuldigd met de opgegeven analoge waarde
(=het product). De op 100% gecompenseerde analoge waarde komt daarbij overeen met
een vermenigvuldigingfactor van 1.
18 =
Curvebewegingcontrol
, via de externe analoge ingang (P400 [-03] respectievelijk
P400 [-04]) of via BUS (P546 [-01 .. -03]) ontvangt de master de actuele snelheid van de
slave. De master berekent uit de eigen snelheid, de slavesnelheid en de gewenste
snelheid de actuele regelsnelheid, zodat geen van beide aandrijvingen tijdens de
acceleratie-/ deceleratie sneller dan de gewenste snelheid draait.
19 = ...gereserveerd
25 =
Overbr. Fact. Gearing,
Overbrengingsfactor gearing", is een vermenigvuldigingsfactor
om rekening te houden met een variabele overbrengingsverhouding van een
regelwaarde. Bijvoorbeeld de instelling van een overbrenging tussen master en slave met
behulp van een potentiometer.
26 = ...gereserveerd
30 = Motortemperatuur, maakt meting van de motortemperatuur mogelijk door middel van
KTY-84 - temperatuursensor ( paragraaf 4.4 "Temperatuursensoren")
33 = Koppelregelw. pr.reg. Koppelregelwaarde procesregelaar”, voor een gelijkmatige
verdeling van het koppel bij gekoppelde aandrijvingen (bijv. S-rollenaandrijvingen). Deze
functie is ook bij gebruik van de ISD-regeling mogelijk.
34 = D-corr. freq. proces - (diametercorrectie frequentie PI / procesregelaar).
35 = D-corr. koppel - (diametercorrectie koppel).
36 = D-corr. freq.+koppel - (diametercorrectie frequentie PI / procesregelaar en koppel).
*) Verdere details over de PI- en procesregelaar vindt u in hoofdstuk 8.2.
**) De begrenzing van deze waarden worden door de parameter >minimale frequentie
nevenregelwaarden< (P410) en de parameter >maximale frequentie nevenregelwaarden< (P411)
gevormd, waarbij de door (P104) en (P105) gedefinieerde grenswaarden niet kunnen worden
onder-/overschreden.
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
114 BU 0250 nl-3920
P401 [-01]
...
[-06]
Modus an. ingang
(Modus analoge ingang) S
0 ... 5
{ allen 0 }
Deze parameter bepaalt hoe de frequentieomvormer moet reageren op een analoog signaal, dat
onder de 0%-instelling (P402) ligt.
[-01]
Ext. analoge ing. 1, AIN1 van de eerste I/O-uitbreiding
[-02]
Ext. analoge ing. 2, AIN2 van de eerste I/O-uitbreiding
[-03]
Ext. a.in. 1 2e IOE,
"Externe analoge ingang 1 2e IOE", AIN1 van de tweede I/O-
uitbreiding
[-04]
Ext. a.in. 2 2e IOE,
"Externe analoge ingang 2 2e IOE",
AIN2 van de tweede I/O-
uitbreiding
[-05] Analoge ingang 1, Analoge ingang 1
[-06]
Analoge ingang 2,
Analoge ingang 2
0 = 0 - 10V begrensd: Een analoge regelwaarde kleiner dan de geprogrammeerde inregeling 0
% (P402) heeft niet tot gevolg dat de geprogrammeerde minimumfrequentie (P104) wordt
onderschreden, d.w.z. ook niet tot een draairichtingsomkering.
1 = 0 10V: Wanneer een instelwaarde, welke lager is dan de geprogrammeerde ijking 0 %
(P402), actief is, leidt dat eventueel tot een draairichtingomkeer. Hierdoor laat zich een
draairichtingsomkering realiseren met een eenvoudige spanningsbron en een potentiometer.
Bijvoorbeeld interne instelwaarde met draairichtingomkeer:
P402 = 5 V, P104 = 0 Hz,
potentiometer 0-10 V
verandering van draairichting bij 5 V in middelste stand van de
potentiometer.
Op het moment van draairichtingsomkeer (Hysterese = ±
P505), staat de aandrijving stil,
wanneer de minimale frequentie (P104) lager dan de absolute minimale frequentie (P505) is.
Een (motor)rem die door de frequentieomvormer wordt aangestuurd, valt binnen
het bereik
van de ingestelde hysterese in.
Is de minimale frequentie (P104) hoger dan de absolute minimale frequentie (P505), dan keert
de aandrijving de draairichting om bij het bereiken van de minimale frequentie. In het bereik
van de hysterese ± P104 le
vert de FO de minimale frequentie (P104), een door de FO
aangestuurde rem wordt niet aangelegd.
2 = 0 - 10V bewaakt: Wordt de minimaal
vergeleken regelwaarde (P402) met
10% van de verschilwaarde uit P403
en P402 onderschreden, dan wordt
de FO-uitgang uitgeschakeld. Zodra
de nominale waarde weer hoger dan
[P402 - (10% * (P403 - P402))] is,
levert hij weer een uitgangsignaal.
Met de verandering naar
firmwareversie V 2.0 R0 verandert
het gedrag van de FO, zodat de
functie alleen nog actief is als voor
de betreffende ingang in P400 een
functie is geselecteerd.
f / Hz
P104
(fmin)
P105
(fmax)
P403 = 10.0V
P402 = 2.0V
= 8.0V U/V
OFF = 2.0V - 10% * 8.0V = 1.2V
Bijv. regelwaarde 4-20 mA: P402: ijking 0% = 1V; P403: Instelling 100 % = 5 V; -10 % komt
overeen met -0,4 V; d.w.z. 1...5 V (4...20 mA) normaal werkbereik, 0,6...1 V = minimum
frequentieregelaarde, onder 0,6 V (2,4 mA) wordt de uitgang uitgeschakeld.
5 Parameter
BU 0250 nl-3920 115
3 =- 10V 10V: Wanneer een instelwaarde, welke lager is dan de geprogrammeerde ijking 0 %
(P402), actief is, leidt dat eventueel tot een draairichtingomkeer. Hierdoor laat zich een
draairichtingsomkeer realiseren met een eenvoudige spanningbron en een potentiometer.
Bijvoorbeeld interne instelwaarde met draairichtingomkeer:
P402 = 5 V, P104 = 0 Hz,
potentiometer 0-10 V
verandering van draairichting bij 5 V in middelste stand van de
potentiometer.
Op het moment van draairichtingsomkeer (Hysterese = ± P505), staat de aa
ndrijving stil,
wanneer de minimale frequentie (P104) lager dan de absolute minimale frequentie (P505) is.
Een (motor)rem die door de frequentieomvormer wordt aangestuurd, heeft in het bereik van
de ingestelde hysterese niet gereageerd.
Is de minimale frequentie (P104) hoger dan de absolute minimale frequentie (P505), dan keert
de aandrijving de draairichting om bij het bereiken van de minimale frequentie. In het bereik
van de hysterese ±
P104 levert de frequentieomvormer de minimale frequentie (P104), een
door de frequentieomvormer aangestuurde rem reageert niet.
AANWIJZING: De functie -10 V -
10V is een weergave van de werkingswijze en geen
verwijzing naar een fysiek bipolair signaal (zie voorbeeld hierboven).
4 = 0 - 10V met fout 1, “0 - 10V met foutuitschakeling1":
Een onderschrijding van de 0% ijkwaarde in (P402) activeert de foutmelding 12.8
"Onderschrijding analoog - in min".
Een overschrijding van de 100% ijkwaarde in (P403) activeert de foutmelding 12.9
"Overschrijding analoog - in max".
Ook wanneer de analoge waarde zich buiten de in (P402) en (P403) gedefinieerde grenzen
bevindt, wordt de instelwaarde beperkt tot 0-100%.
De bewakingsfunctie wordt pas actief als er een vrijgavesignaal is en de analoge waarde
voor het eerst het geldige bereik (≥ (P402) of ≤ (P403)) heeft bereikt (bijvoorbeeld:
drukopbouw na het inschakelen van een pomp).
Als de functie op actief is gezet, werkt deze ook wanneer de besturing bijvoorbeeld via een
veldbus gebeurt en de analoge ingang helemaal niet wordt aangestuurd.
5 = 0 - 10V met fout 2, "0-10V met foutuitschakeling 2":
Zie instelling 4 (“0-10 V met foutuitschakeling 1”), echter:
De bewakingsfunctie wordt in deze instelling actief, wanneer een vrijgavesignaal actief is en
de tijd afgelopen is, waarin de foutbewaking onderdruk wordt. Deze onderdrukkingtijd wordt
in de parameter (P216) ingesteld.
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
116 BU 0250 nl-3920
P402 [-01]
...
[-06]
Ijking an.ing.: 0%
(Ijking analoge ingang: 0%) S
-50.00 ... 50,00V
{ allen 0,00 }
[-01] Ext. analoge ing. 1, AIN1 van de eerste I/O-uitbreiding (SK xU4-IOE)
[-02] Ext. analoge ing. 2, AIN2 van de eerste I/O uitbreiding (SK xU4-IOE)
[-03] Ext. a.in. 1 2e IOE, "Externe analoge ingang 1 2e IOE", AIN1 van de tweede I/O-
uitbreiding (SK xU4-IOE) (= analoge ingang 3)
[-04] Ext. a.in. 2 2e IOE, "Externe analoge ingang 2 2e IOE", AIN2 van de tweede I/O-
uitbreiding (SK xU4-IOE) (= analoge ingang 4)
[-05] Analoge ingang 1, Analoge ingang 1
[-06] Analoge ingang 2, Analoge ingang 2
Met deze parameter wordt de spanning ingesteld die met de minimale waarde van de gekozen
functie van de analoge ingang 1 of 2 moet overeenkomen. In de
fabrieksinstelling (regelwaarde)
komt deze waarde overeen met de in P104 >Minimale frequentie< ingestelde regelwaarde.
Opmerking
SK xU4-IOE
De normering op typische signalen, zoals 0(2)-10V of 0(4)-20mA gebeurt via DIP-schakelaars op
de uitbreidingsmodule I/O-. Een extra ijking van de parameters (P402) en (P403) is voor deze
gevallen daarom niet noodzakelijk.
P403 [-01]
...
[-06]
Ijking an.ing.: 100%
(Ijking analoge ingang: 100%) S
-50.00 ... 50,00V
{ alle 10,00 }
[-01] Ext. analoge ing. 1, AIN1 van de eerste I/O-uitbreiding (SK xU4-IOE)
[-02] Ext. analoge ing. 2, AIN2 van de eerste I/O uitbreiding (SK xU4-IOE)
[-03] Ext. a.in. 1 2e IOE, "Externe analoge ingang 1 2e IOE", AIN1 van de tweede I/O-
uitbreiding (SK xU4-IOE) (= analoge ingang 3)
[-04] Ext. a.in. 2 2e IOE, "Externe analoge ingang 2 2e IOE", AIN2 van de tweede I/O-
uitbreiding (SK xU4-IOE) (= analoge ingang 4)
[-05] Analoge ingang 1, Analoge ingang 1
[-06] Analoge ingang 2, Analoge ingang 2
Met deze parameter wordt de spanning ingesteld die met de maximale waarde van de gekozen
functie van de analoge ingang 1 of 2 moet overeenkomen. In de fabrieksinstelling (regelwaarde)
komt deze waarde overeen met de in P105 >Maximale frequentie< ingestelde regelwaarde.
Opmerking
SK xU4-IOE
De normering op typische signalen, zoals 0(2)-10V of 0(4)-20mA gebeurt via DIP-schakelaars op
de uitbreidingsmodule I/O-. Een extra ijking van de parameters (P402) en (P403) is voor deze
gevallen daarom niet noodzakelijk.
5 Parameter
BU 0250 nl-3920 117
P404 [-01]
[-02]
Filter an. ingang
(Filter analoge ingang) S
10 ... 400 ms
{ allen 100 }
Instelbaar digitaal laagdoorlaatfilter voor het analoge signaal. Storingspieken worden uitgefilterd,
de reactietijd wordt verlengd.
[-01] = Analoge ingang 1: Analoge ingang 1 geïntegreerd in het apparaat
[-02] = Analoge ingang 2: Analoge ingang 2 geïntegreerd in het apparaat
De filtertijd van de analoge ingangen van de optionele, externe IO-uitbreidingsmodules wordt
ingesteld in de parameterset van de betreffende module (P161).
P400 ... P403
P401 = 0 0 - 10V begrensd
Ausgangs-
frequenz
Sollwert-
spannung
P104
P105
P403
P402
0,0V 2,5V 5,0V
z.B. 10,0V
positiv
P401 = 1 0 - 10V niet begrensd
Ausgangs-
frequenz
Sollwert-
spannung
P104
P105
0,0V 2,5V 5,0V
z.B. 10,0V
positiv
negativ P403
P402
P410 Min.freq.an.-ing.1/2
(Minimale frequentie an. ingang 1/2) P
-400.0 ... 400.0Hz
{ 0,0 }
Dit is de minimale frequentie voor de extra regelwaarden. Deze kan invloed uitoefenen op de
regelwaarden.
Nevenregelwaarden zijn alle frequenties die additioneel, voor verdere functies, aan de
frequentieomvormer worden geleverd.
Werkelijke frequentie PID Optellen van frequenties Aftrekken van frequenties
Secundaire regelwaarden via BUS Procesregelaar
min. frequentie via analoge regelwaarde (potentiometer)
Uitgangs-
frequentie
Uitgangs-
frequentie
Regelwaarde-
spanning
Regelwaarde-
spanning
Positief
Positief
Negatief
Bijv
.
Bijv.
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
118 BU 0250 nl-3920
P411 Max.freq.an.-ing.1/2
(Maximale frequentie an. Ingang 1/2) P
-400.0 ... 400.0Hz
{ 50,0 }
Dit is de maximale frequentie die door de extra nevenregelwaarden invloed kan uitoefenen op de
regelwaarde.
Nevenwaarden zijn alle frequenties die eveneens voor verdere functies aan de FO worden
geleverd.
Actuele frequentie PID Frequenties optellen Frequenties aftrekken
Nevenregelwaarden via BUS Procesregelaar
max. frequentie via analoge regelwaarde (potentiometer)
P412 nom.waarde proces.reg
(Nominale waarde procesregelaar) S P
-10.0 ... 10,0V
{ 5,0 }
Voor een vaste opgave van een regelwaarde voor de procesregelaar die maar zelden hoeft te
worden veranderd.
Alleen met P400 = 14 ... 16 (procesregelaar) (hoofdstuk 8.2).
P413 P-actie PI-regelaar
(P-actie PI-regelaar) S P
0.0 ... 400,0 %
{ 10,0 }
Deze parameter werkt alleen, wanneer de functie meetwaarde PI-regelaar is geselecteerd.
Het P-aandeel van de PI-regelaar bepaalt de
frequentiesprong bij een regelafwijking in relatie tot
het regelverschil.
bijv.: Bij een instelling van P413 = 10% en een regelafwijking van 50% wordt 5% opgeteld bij de
actuele regelwaarde.
P414 I-actie PI-regelaar
(I-actie PI-regelaar) S P
0.0 ... 3000.0 %/s
{ 10,0 }
Deze parameter werkt alleen, wanneer de functie meetwaarde PI-regelaar is geselecteerd.
Het I-aandeel van de PI-regelaar bepaald bij een regelafwijking de frequentiewijziging in relatie tot
de tijd.
Opmerking: In vergelijking met sommige andere series van NORD is de parameter P414 een
factor 100 kleiner (reden: betere instelmogelijkheden bij kleine I-verhoudingen).
P415 Grens procesregel.
(Grens procesregelaar) S P
0 ... 400,0 %
{ 10,0 }
Deze parameter werkt alleen, wanneer de functie PI procesregelaar is geselecteerd. Hij bepaalt
de regelaarbegrenzing (%) volgens de PI-regelaar (hoofdstuk 8.2).
P416
Acc. tijd PI-regelw.
Acceleratietijd PI-regelwaarde)
(Acceleratietijd PI-regelwaarde)
S P
0.00 ... 99,99 s
{ 02:00 }
Deze parameter werkt alleen, wanneer de functie actuele waarde PI-
procesregelaar geselecteerd
is.
Acceleratietijd voor de PI-regelwaarde
5 Parameter
BU 0250 nl-3920 119
P417 [-01]
...
[-02]
Offset an. uitgang
(Offset analoge uitgang) S P
-10.0 ... 10,0V
{ allen 0,0 }
[-01] = Eerste IOE, AOUT van de eerste I/O-uitbreiding (SK xU4-IOE)
[-02] = Tweede IOE, AOUT van de tweede I/O-uitbreiding (SK xU4-IOE)
... alleen bij
SK CU4-IOE of SK
TU4-IOE
In de functie analoge uitgang kan hier een offset worden ingesteld om de verwerking van het
analoge signaal in verdere frequentieomvormers te vereenvoudigen.
Is de analoge uitgang geprogrammeerd met een digitale fun
ctie, dan kan in deze parameter het
verschil tussen inschakelpunt en uitschakelpunt (hysterese) worden ingesteld.
P418 [-01]
...
[-02]
Funct. an. uitgang
(Functie analoge uitgang) S P
0 ... 60
{ allen 0 }
[-01] = Eerste IOE, AOUT van de eerste I/O-uitbreiding (SK xU4-IOE)
[-02] = Tweede IOE, AOUT van de tweede I/O-uitbreiding (SK xU4-IOE)
... alleen bij
SK CU4-IOE of
SK TU4-IOE
analoge functies (maximale belasting: 5mA analoog):
Aan de stuurklemmen kan een analoge (0 … +10 Volt) spanning afgenomen worden (maximaal
5mA). Diverse functies staan ter beschikking, waarbij principieel geldt:
0 Volt analoge spanning komt altijd overeen met 0% van de gekozen waarde.
10 Volt komt telkens overeen met de nominale motorwaarde (als niets anders aangegeven is)
vermenigvuldigd met de factor van de normering P419 zoals bijvoorbeeld:
10 Volt =
Nom. motorwaarde P419
100 %
Met betrekking tot de normering van de actuele meetwaarden: ( paragraaf 8.8).
0 = geen functie, geen uitgangsignaal aan de klemmen.
1 =
Actuele frequentie
*, de analoge spanning is proportioneel aan de uitgangsfrequentie
van de omvormer. (100%=(P201))
2 = Actueel toerental * , is het door de omvormer berekende synchrone toerental,
gebaseerd op de actieve regelwaarde. Met lastafhankelijke toerentalfluctuaties wordt
geen rekening gehouden.
Wordt de servomodus gebruikt, dan wordt het gemeten toerental via deze functie
afgegeven. (100%=(P202))
3 = Stroom *, is de door de omvormer geleverde effectieve waarde van de uitgangsstroom.
(100%=(P203))
4 = Koppelstroom *, is het actuele door de frequentieomvormer berekende motorlastkoppel.
(100% = (P112))
5 = Spanning *, is de door de frequentieomvormer geleverde uitgangsspanning.
(100%=(P204))
6 = Tussenkringspanning, “Tussenkringspanning” is de gelijkspanning in de FO. Deze is
niet gebaseerd op de nominale motorgegevens. 10 V bij 100 % normering komt overeen
met 450 V DC (230 V net) of 850 V DC (480 V net)!
7 = Waarde van P542, de analoge uitgang kan met parameter P542 onafhankelijk van de
actuele bedrijftoestand van de FO worden ingesteld. Deze functie kan bijvoorbeeld bij
bus-aansturing (parameteropdracht) een analoge waarde vanuit de FO, door de besturing
geïnitieerd, leveren.
8 =
Schijnbaar vermogen
*, is het actuele door de FO berekende schijnbare vermogen van
de motor. (100%=(P203)*(P204) of = (P203)*(P204)*√3)
9 = Effectief vermogen *, is het actuele door de frequentieomvormer berekende effectieve
vermogen.
(100%=(P203)*(P204)*(P206) of = (P203)*(P204)*(P206)*√3)
10 = Koppel [%] *, is het actuele door de frequentieomvormer berekende koppel (100% =
nom. motorkoppel)
11 = Veld [%] *, is de actuele door de frequentieomvormer berekende veldsterkte in de motor.
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
120 BU 0250 nl-3920
12 = Actuele frequentie ± *, de analoge spanning is proportioneel aan de uitgangsfrequentie
van de frequentieomvormer, waarbij het nulpunt naar 5V verschoven is. Bij draairichting
rechtsom worden waarden van 5 tot 10V afgegeven en bij draairichting linksom waarden
van 5 tot 0V.
13 = Actueel toerental ± *, is het door de omvormer berekende synchrone toerental,
gebaseerd op de actieve regelwaarde, waarbij het nulpunt naar 5V verschoven is. Bij
draairichting "rechtsom" worden waarden 5V tot 10V uitgestuurd en bij draairichting
"linksom" waarden 5V tot 0V. Bij gebruik van de servomodus wordt het gemeten toerental
via deze functie uitgevoerd.
14 = Koppel [%]± *, is het actuele door de frequentieomvormer berekende koppel, waarbij het
nulpunt naar 5V is verschoven. Bij motorische koppels worden waarden van 5 tot 10V
afgegeven en bij generatorische koppels waarden van 5 tot 0V.
29 = Gereserveerd, voor Posicon, zie BU0210
30 = Instelfrequentie voor ramp, toont de frequentie die resulteert uit evt. voorgaande
regelaars (ISD,PID,…). Dit is dan de instelfrequentie voor de vermogenstrede, nadat
deze via de acceleratie- of deceleratietijd (P102, P103) werd aangepast.
31 =
Uitgang via Bus PZD
, de analoge uitgang wordt via een bussysteem aangestuurd. De
procesdata worden direct overgedragen (P546="32").
33 = Instelfreq. motorpoti, "Instelfrequentie motorpotentiometer"
60 =
Waarde van PLC,
de analoge uitgang wordt ingesteld door de geïntegreerde PLC,
ongeacht de actuele bedrijfstoestand van de FO.
*) Waarden gebaseerd op de motordata (P201 …) respectievelijk werden daaruit
berekend.
P419 [-01]
[-02]
IJking analoge uitgang
(Ijking analoge uitgang) S P
-500 ... 500 %
{ allen 100 }
[-01] = Eerste IOE, AOUT van de eerste I/O-uitbreiding (SK xU4-IOE)
[-02] = Tweede IOE, AOUT van de tweede I/O-uitbreiding (SK xU4-IOE)
... alleen bij
SK CU4-IOE of
SK TU4-IOE
Met deze parameter kan een aanpassing van de analoge uitgang aan het gewenste arbeidsbereik
worden verricht. De maximale analoge uitgang (10V) komt overeen met de normeringswaarde van
de betreffende keuze.
Wanneer deze parameter bij een constant werkpunt van 100 naar 200% wordt verhoogd, dan wordt
de analoge uitgangsspanning met de helft verlaagd. Een uitgangsignaal van 10V komt overeen met
de dubbele nominale waarde.
Bij negatieve waarden geldt de logica in omgekeerde richting. Een actuele waarde van 0
% wordt
dan met 10 V via de uitgang afgegeven en -100 % met 0 V.
5 Parameter
BU 0250 nl-3920 121
P420 [-01]
...
[-07]
Digitale ingangen
(Digitale ingangen)
0 ... 80
{ [-01] = 0 }
{ [-02] = 0 }
{ [-03] = 0 }
{ [-04] = 0 }
{ [-05] = x }
{ [-06] = x }
{ [-07] = x }
x = Afhankelijk van
de uitrusting (
paragraaf
2.2.2.2)
Er staan tot max. 5 vrij programmeerbare digitale ingangen ter beschikking. Bovendien kunnen de
analoge ingangen ook als digitale ingangen worden gebruikt, maar deze zijn dan wat hun
elektrische eigenschappen betreft niet compatibel met de PLC-standaard.
[-01] Digitale ingang 1 (DIN1), digitale functie 1
[-02] Digitale ingang 2 (DIN2), digitale functie 2
[-03] Digitale ingang 3 (DIN3), digitale functie 3
[-04] Digitale ingang 4 (DIN4), digitale functie 4
[-05] Digitale ingang 5 (DIN5), digitale functie 5
[-06] Analoge ingang 1 (AIN1/DIN6), digitale functie 6
[-07] Analoge ingang 2 (AIN2/DIN7), digitale functie 7
Door een OF-koppeling van de geparametreerde functionaliteiten en de encodeanalyse die continu
actief is in de omvormer, is het dwingend noodzakelijk om bij gebruik van een encoder de digitale
ingangen DIN 2 en DIN 3 functieloos te schakelen (parameter (P420 [02.-03])).
De extra digitale ingangen van de I/O-uitbreidingen (SK xU4-IOE) worden via de parameter “Bus
I/O In Bit (4…7)” - (P480 [-05] … [-08]) voor de eerste en via de parameter „Bus I/O In Bit (0…3)“
- (P480 [-01] … [-04]) voor de tweede I/O-uitbreiding beheerd.
Opmerking: De M12-connectoren op de optieplaatsen M1 - M8
worden gebruikt voor de
sensorevaluatie. Fysiek zijn deze verbonden met de interne digitale ingangen, die op hun beurt met
parameter P420
op bepaalde functies kunnen worden ingesteld. Gewoonlijk worden de
sensorsignalen alleen ingelezen en via het bussyst
eem voor besturing van het apparaat
doorgegeven aan het besturingssysteem. De bedieningselementen op de optieplaatsen H1 en H2
gebruiken ook de ingangen. In dit geval worden de relevante ingangen in de fabriek
voorgeparametriseerd.
Opmerking: De standaardwaarden van parameter P420 [-05], [-06] en [-07] zijn afhankelijk van de
bedieningselementen op de optieplaatsen H1 en H2.
Lijst van de mogelijke functies van de digitale ingangen P420
Waarde
Functie
Beschrijving
Signaal
00
geen functie
Ingang is uitgeschakeld
---
01
vrijgave rechtsom
De omvormer levert een uitgangsignaal met draaiveld rechtsom,
wanneer de regelwaarde positief is: 0 → 1 flank (P428 = 0)
high
02
vrijgave linksom
De FO levert een uitgangsignaal met draaiveld linksom, wanneer
de regelwaarde positief is. 0 → 1 flank (P428 = 0)
high
Wanneer de aandrijving bij inschakeling van de netspanning automatisch moet starten (P428 =1), moet een
permanent High-niveau voor de vrijgave worden voorzien.
Worden de functies
‘Vrijgave rechtsom’ en ‘Vrijgave linksom’ tegelijkertijd aangestuurd, dan wordt de
frequentieomvormer gesperd.
Heeft de FO een storing, maar is de oorzaak van de storing niet meer aanwezig, dan wordt de foutmelding
door een 1 → 0 curve bevestigd.
03
Draairichtingsomkering
Leidt tot een draaiveldomkering, in combinatie met vrijgave re.
Of li.
high
04
1
Vaste frequentie 1
Bij de actuele regelwaarde wordt de frequentie uit P465 [01]
opgeteld.
high
05 1
Vaste frequentie 2
Bij de actuele regelwaarde wordt de frequentie uit P465 [02]
opgeteld.
high
06 1
Vaste frequentie 3
Bij de actuele regelwaarde wordt de frequentie uit P465 [03]
opgeteld.
high
07 1
Vaste frequentie 4
Bij de actuele regelwaarde wordt de frequentie uit P465 [04]
opgeteld.
high
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
122 BU 0250 nl-3920
Waarde
Functie
Beschrijving
Signaal
Worden meerdere vaste frequenties tegelijk aangestuurd, dan worden deze in overeenstemming met de
positieve of negatieve waarde opgeteld. Bovendien worden de analoge regelwaarde (P400) en eventueel de
minimale frequentie (P104) opgeteld.
08 5
par.-setomschakeling
parametersetomschakeling 1 Selectie van de actieve parameterset 1...4 - eerste bit. high
09
op frequentie houden
Tijdens de acceleratie- of remfase leidt een Low- niveau tot het
“vasthouden” van de actuele uitgangsfrequentie. Een High-
niveau laat de curve voor acceleratie of deceleratie verder lopen.
low
10 2
Spanning sperren
De uitgangsspanning van de FO wordt uitgeschakeld, de motor
komt in vrijloop tot stilstand. low
11 2
Snelle stop
De FO reduceert de frequentie met de ingestelde snelstoptijd van
P426. low
12 2
foutmeldingreset
Reset van de foutmelding met een extern signaal. Is deze functie
niet geprogrammeerd, dan kan een foutmelding ook door een
Low-instelling van de vrijgave (P506) bevestigd worden.
01
Flank
13 2
Ingang motortemperatuur-
voeler
Alleen bij gebruik van een temperatuurbewaking (PTC of
bimetaalschakelaar). Uitschakelvertraging = 2 s, waarschuwing
na 1 s.
high
14
2, 4
afstandsbediening Bij besturing via een bussysteem wordt bij een Low-niveau
overgeschakeld naar besturing via stuurklemmen. high
15
Tipfrequentie 1
Frequentiewaarde uit (P113 [-01]), kan bij aansturing via Simple-
of ParameterBox ook direct via HOGER/LAGER-toetsen worden
ingesteld en met de OK-toets in (P113 [-01]) worden opgeslagen.
Als het apparaat op tipfrequentie werkt, wordt elke evt. actieve
busregeling gedeactiveerd.
high
16
Motorpotentiometer
Zoals instelwaarde 09, onder de minimale frequentie P104 of
boven de maximale frequentie P105 wordt de frequentie echter
niet vastgehouden.
low
17 5
Parasetomsch. 2
“Parametersetomschakeling 2” Selectie van de actieve parameterset 1...4 - tweede bit. high
18 2
Watchdog
De ingang moet cyclisch (P460) een ‘high’-flank zien, anders
wordt er met foutmelding E012 uitgeschakeld. De functie start
met de 1e ‘high’-flank.
01
Flank
19
Regelwaarde 1 aan/uit
In-/uitschakelen van de analoge ingang 1 resp. 2 (high=AAN).
Het Low-
signaal zet de analoge ingang op 0%, wat bij een
minimale
frequentie (P104) > de absolute minimale frequentie
(P505) niet tot een stilstand leidt.
high
20
Regelwaarde 2 aan/uit
high
21
... 25 gereserveerd voor
Posicon BU0210
26
Analoge functie
Dig2+3
(“0−10V”)
Deze functies zijn
alleen bruikbaar
voor de digitale ingangen 2
(P420
[-
02]) en 3 (P420 [
-03])!
Via de DIN 2 en DIN 3
kunnen met deze instelling impulsen
geanalyseerd worden, die proportioneel zijn aan een analoog
signaal. De functie van dit signaal wordt bepaald in de parameter
P400 [-06] of [-07].
De omzetting van 0-10 V naar impulsen kan plaatsvinden via de
klantinterface SK CU/TU4-24V-
.... Bij deze module staan o.a.
een analoge ingang en een impulsuitgang (ADC) ter beschikking.
In de instelling {28} vindt bij een analoge waarde <5V een
draairichtingomkeer plaats.
impulsen
1.6-
16kHz
27
Analoge functie
2-10V Dig2+3
28
Analoge functie
5-10V Dig2+3
29
Vrijgave SK SSX-box
Het vrijgavesignaal wordt geleverd door de
Simple Setpoint Box
SK SSX-3A, de box moet daarbij in de modus IO-S gebruikt
worden. BU0040
high
5 Parameter
BU 0250 nl-3920 123
Waarde
Functie
Beschrijving
Signaal
30
PID sperren
In-/uitschakelen van de functie van de PID-procesregelaar (high
= AAN) high
31 2
rechtsom sperren
Blokkeert de >Vrijgave rechtsom/linksom< via een digitale
ingang of BUS-
besturing. Is niet gerelateerd aan de
daadwerkelijke draairichting (bijvoorbeeld na geïnverteerde
regelwaarde) van de motor.
low
32 2
linksom sperren
low
33
Vrijgave tipfreq. R
Door de parameterinstelling van de betreffende ingangen met
deze functies wordt bepaald met welke tipfrequentie en in welke
richting de vrijgave plaatsvindt.
Functie
Resulterende functie
33
34
36
x - - Vrijgave rechts, tipfrequentie 1 (P113[-01])
x - x Vrijgave rechts, tipfrequentie 2 (P113[-02])
-
x
-
Vrijgave links, tipfrequentie 1 (P113[-01])
-
x
x
Vrijgave links, tipfrequentie 2 (P113[-02])
high
34
Vrijgave tipfreq. L
high
36
Selectie tipfrequentie high
35
2e tipfreq.
Frequentiewaarde uit (P113 [-02])
Als het apparaat op tipfrequentie werkt, wordt elke evt. actieve
busregeling gedeactiveerd.
high
37 2, 4
Handbediening
Bij besturing via een bussysteem wordt bij een High-niveau
overgeschakeld naar de besturing met stuurklemmen. high
38
... 41 gereserveerd
42
0-Spoor HTL Sync2 DI1
Activeert de evaluatie van het nulspoor van een encoder.
Synchronisatie naar nul-impuls na elke vrijgave.
high
43
0-puls HTL enc. DI1
Activeert de evaluatie van het nulspoor van een encoder.
Synchronisatie naar nulimpuls na de eerste vrijgave na "Power
ON".
high
44
3-Wire-richting
"3-draads-control
richtingverandering"
(sluiterschakelaar)
Deze stuurfunctie biedt een alternatief voor de vrijgave R/L (01,
02) waarbij continu beschikbare niveaus nodig zijn.
Hier is alleen een stuurimpuls voor activering van de functie
nodig. De besturing van de FO kan daarom alleen met toetsen
gebeuren.
01
flank
45
3-W-ctrl. start-rechtsom
3-Wire-control
start rechtsom”
(sluiterschakelaar)
01
flank
46
3-W-ctrl. start-linksom
"3-Wire-Control Start Linksom"
(sluiterschakelaar)
01
flank
49
3-Wire-ctrl. Stop
"3-Wire-Control Stop"
(Openerschakelaar)
10
flank
47
Motorpot. freq. +
“Motorpotentiometer
Frequentie +”
In combinatie met Vrijgave draairichting rechtsom of linksom kan
de uitgangsfrequentie traploos worden gevarieerd. Om een
actuele waarde in P113 [-01] op te slaan, moeten beide ingangen
0,5 s samen op High-
potentiaal staan. Deze waarde geldt als
eerstvolgende startwaarde bij gelijke draairichtingkeuze (vrijgave
R/L), anders start de frequentieomvormer weer bij de ingestelde
minimale frequentie.
high
48
Motorpot. freq. -
“Motorpotentiometer
Frequentie -
high
50
Bit 0 vaste frequentie array
Binair gecodeerde ingangen om tot maximaal 15 vaste
frequenties te genereren. (P465: [-01] ... [-15])
high
51
Bit 1 vaste frequentie array high
52
Bit 2 vaste frequentie array
high
53
Bit 3 vaste frequentie array
high
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
124 BU 0250 nl-3920
Waarde
Functie
Beschrijving
Signaal
55
... 64 gereserveerd voor POSICON
BU0210
65 2
Rem man/auto licht.
“Rem handmatig/automatisch
lichten” (lossen)
De rem wordt door de frequentieomvormer automatisch gelicht
(automatische remaansturing) resp. wanneer deze digitale
ingang werd ingesteld.
high
66 2
Rem man. lichten
“Rem handmatig lossen”
De rem wordt alleen gelost, wanneer de digitale ingang is
ingesteld. high
67
Dig.uit man/auto set
Digitale uitgang handmatig /
automatisch instellen
Digitale uitgang 1 handmatig instellen of via de ingestelde functie
in (P434) high
68
Dig.uit manual set
Digitale uitgang handmatig
instellen
Digitale uitgang 1 handmatig instellen
high
69
RPM meting + sensor
“Toerentalmeting met initiator”
Eenvoudige toerentalmeting (impulsmeting) met initiator
impulsen
70
Evacuatiemodus
“Evacuatiemodus activeren”
Hierdoor bestaat de mogelijkheid voor een bedrijf met een zeer
geringe tussenkringspanning (bijvoorbeeld uit batterijen). Met
deze functie wordt het laadrelais bekrachtigd en worden de
bestaande bewakingsfuncties gedeactiveerd.
LET OP!
Er bestaat geen bewaking tegen overbelasting! (bijv.
hefsysteem)
high
71 3
Motorpot.F+ en Save
"Motorpotentiometer-functie
frequentie + met automatische
opslag"
Met deze "motorpoti-functie" wordt via de dig. ingangen een
regelwaarde (getal) ingesteld, die gelijktijdig wordt opgeslagen.
Met de regelaarvrijgave R/L wordt deze dan in de relevante
vrijgave-draairichting gestart. Bij een draairichtingwisseling blijft
het frequentiegetal behouden.
Gelijktijdige bediening van de +/- functies leidt tot een nul-reset
van de frequentieregelwaarde.
De frequentieregelwaarde kan ook in het bedrijfwaardendisplay
(P001=30, actuele regelwaarde MP-S) of in P718 weergegeven
of ingesteld worden.
Een ingestelde minimale frequentie (P104) blijft effectief.
Verdere
regelwaarden zoals analoge of vaste frequenties,
kunnen worden opgeteld of afgetrokken.
De verstelling van de frequentieregelwaarde gebeurt met de
acceleratie-/deceleratietijd uit P102/103.
high
72 3
Motorpot.F- en Save
"Motorpotentiometer-functie
frequentie - met automatische
opslag"
high
73 2
Rechts sperren+snel
“Rechtsloop blokkeren + snelstop” Zoals instelling 31, echter gekoppeld aan de functie “snelstop”. low
74 2
Links sperren+snel
“Linksloop blokkeren + snelstop” Zoals instelling 32, echter gekoppeld aan de functie “snelstop”. low
75
D.uit. 2 man/auto set
“Digitale uitgang 2 handmatig /
automatisch instellen”
Als functie 67, maar voor digitale uitgang 2 high
76
D.uit. 2 man. set
“Digitale uitgang 2 handmatig
instellen”
Als functie 68, maar voor digitale uitgang 2 high
77
...78 gereserveerd voor Posicon
BU0210
79
Rotorpositie-ident.
Voor de werking van een PMSM is de exacte kennis van de
rotorpositie essentieel.
De rotorpositie kan worden
geïdentificeerd, wanneer aan de volgende voorwaarden wordt
voldaan:
• De frequentieomvormer is in de status "klaar om in te
schakelen",
• De rotorpositie is niet bekend (zie P434, P481, functie "28"),
• In P336 is functie "2" geselecteerd.
10
flank
5 Parameter
BU 0250 nl-3920 125
Waarde
Functie
Beschrijving
Signaal
80
PLC - stop
De programma-uitvoering van de geïntegreerde PLC wordt
gestopt zolang het signaal actief is.
high
1 Indien geen digitale ingang geparametreerd is op "Vrijgave rechts" of "- links" en bij apparaten vanaf SK 270E-FDS alle voor AS-
i relevante - BUS-
In bits (P480) gedeactiveerd zijn, leidt de aansturing van een vaste frequentie of de tipfrequentie tot vrijgave
van de frequentieomvormer. De draaiveldrichting is afhankelijk van het polariteitsteken (+/-) vóór de regelwaarde.
2 Ook effectief voor besturing via BUS (bijv. RS232, RS485, CANopen, AS-Interface, ...)
3 Voor toestellen zonder geïntegreerde stroomvoorziening (geïntegreerde voedingseenheid: optie “-
HVS”) moet de besturing van
de frequentieomvormer na de laatste wijziging van de motorpoti nog min. 5 minuten lang gevoed worden om de data permanent
op te slaan.
4 Functie niet selecteerbaar via BUS IO In Bits
5 D
e bedrijfsparameterset wordt geselecteerd via
overeenkomstig geparametreerde digitale ingangen of via de
BUS-
aansturing. De omschakeling kan tijdens het bedrijf
(online) plaatsvinden.
De codering is binair volgens het
nevenstaande patroon.
Bij vrijgave via het toetsenbord (SimpleBox of ParameterBox)
komt de bedrijfparameterset overeen met de instelling in P100.
Instelling
Digitale ingang
functie [8]
Digitale ingang
functie [17]
0 = parameterset 1 LOW LOW
1 =
parameterset 2
HIGH
LOW
2 =
parameterset 3
LOW
HIGH
3 = parameterset 4 HIGH HIGH
P425 PTC-ingang
(PTC-ingang) S
0 ... 1
{ 1 }
Een aangesloten PTC-weerstand wordt door het apparaat geëvalueerd. Als er geen PTC-
weerstand is aangesloten, moet de functie worden gedeactiveerd. Anders gaat het apparaat in
storing met een oververhittingsmelding (E2.0).
0 = Uit: geen bewaking van de PTC-ingang
1 = Aan: Bewaking van de PTC-ingang actief
Opmerking:
Als de bewaking is uitgeschakeld, is er geen directe oververhittingsbeveiliging meer
voor de motor door het apparaat.
P426 Snelstoptijd
(snelstoptijd) S P
0 ... 320,00 s
{ 0,10 }
Instelling van de remtijd voor de functie ‘snelstop’, welke kan worden geactiveerd via een digitale
ingang, de busaansturing, het toetsenveld of automatisch (bij foutmeldingen).
De snelstoptijd is de tijd die de lineaire deceleratie vanaf de ingestelde maximale frequentie (P105)
tot 0Hz duurt. Wordt met een actuele regelwaarde <100% gewerkt, dan wordt de snelstoptijd lineair
korter in overeenstemming met de ingestelde regelwaarde.
P427 Snelstop bij fout
(snelstop bij fout) S
0 ... 2
{ 0 }
Activering van een automatische snelle stop bij foutmeldingen
0 = Uitgeschakeld: automatische snelstop bij foutmelding is gedeactiveerd
1 = Gereserveerd
2 = ingeschakeld: automatische snelle stop bij foutmelding
Een snelstop kan door de fouten E2.x, E7.0, E10.x, E12.8, E12.9 en E19.0 worden geactiveerd.
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
126 BU 0250 nl-3920
P428 Autom. start
(Automatische start) S P
0 ... 1
{ 0 }
In standaardinstelling (P428 = 0 uit) heeft de FO voor de vrijgave een flank (signaalwisseling van
„low high“) nodig op de betreffende digitale ingang.
In de instelling AAN
1 reageert de omvormer op een actief High-niveau. Deze functie is alleen
mogelijk, wanneer de besturing van de FO via de digitale ingangen plaatsvindt. (zie P509=0/1)
In enkele gevallen moet de frequentieomvormer meteen bij het inschakelen van de netspanning
starten. Daarvoor kan P428 = 1 AAN
worden ingesteld. Is het vrijgavesignaal permanent
ingeschakeld of van een draadbrug voorzien, dan start de frequentieomvormer meteen.
AANWIJZING: (P428) niet „Aan“ indien (P506) = 6, Gevaar! (zie aanwijzing (P506))
AANWIJZING:
De functie van de “Automatische start” laat zich alleen gebruiken, wanneer een
digitale ingang van de frequentieomvormer (DIN 1 …) op de functie “Vrijgave
rechtsom” of “Vrijgave linksom” wordt ingesteld, en deze ingang permanent op
‘high’-
niveau wordt ingesteld. De digitale ingangen van de technologiemodules
(bijv.: SK CU4-IOE) ondersteunen deze functie van de "Automatische start" niet!
AANWIJZING: De “Au
tomatische start” laat zich alleen activeren, wanneer de
frequentieomvormer via parameters ingesteld werd op lokale besturing (P509)
instelling {0} of {1}.
P434 [-01]
[-02]
Digitale uitgang
(Digitale uitgang functie)
0 ... 40
{ 7 }
[-01] = digitale uitgang 1,
digitale uitgang 1 van het apparaat
[-02] = digitale uitgang 2, digitale uitgang 2 van het apparaat
De instellingen 3 t/m 5 en 11 werken met een 10% hysterese, d.w.z. de uitgang levert (Fct. 11 levert
niet) 24V wanneer de grenswaarde wordt bereikt en schakelt deze weer uit, wanneer de waarde een
10% lagere waarde onderschrijdt (Fct. 11 weer in).
Door een negatieve waarde in P435 kan deze functie geïnverteerd worden.
Instelling / functie
uitgang ...
bij grenswaarde
of functie
(zie ook P435)
0 =
geen functie low
1 =
externe rem, voor de besturing van een extern 24V-rem-relais (maximaal
20mA). De uitgang schakelt bij de geprogrammeerde absolute minimale
frequentie (P505).
Voor standaard remmen dient een inschakelvertraging van 0.2-0.3s (zie ook
P107/P114) te zijn geprogrammeerd.
Apparaten met een geïntegreerde optionele remgelijkrichter (bijv. optie
"-HWR", paragraaf 1.7 "Typecode / nomenclatuur ") kunnen een typische
motorrem direct aansturen ( paragraaf 2.3.2.4 "Elektromechanische rem").
low
2 =
Omvormer actief, de uitgang meldt spanning aan de uitgang (U-V-W). high
3 =
Stroomgrens, is gebaseerd op de instelling voor de nominale motorstroom in
(P203). Via de normering (P435) kan deze waarde worden aangepast.
high
4 =
Koppelstroomgrens, is gebaseerd op de instelling voor de motorgegevens in
P203 en P206. Meldt de koppelbelasting bij de motor. Via de normering
(P435) kan deze waarde worden aangepast.
high
5 =
Frequentiegrens
, is gebaseerd op de instelling voor de nominale
motorfrequentie in P201. Via de normering (P435) kan deze waarde worden
aangepast.
high
6 =
Instelwaarde bereikt, geeft aan dat de omvormer de acceleratie of de
deceleratie heeft beëindigd. Regelwaarde = meetwaarde! Vanaf een verschil
van 1Hz
regelwaarde niet bereikt signaal low.
high
7 =
Storing
, algehele foutmelding, storing is actief of werd nog niet bevestigd.
Storing - low (bedrijfsklaar - hoog)
low
5 Parameter
BU 0250 nl-3920 127
8 =
Waarschuwing, algehele waarschuwing, een grenswaarde werd bereikt,
hetgeen tot een latere uitschakeling van de omvormer kan leiden.
low
9 =
Waarsch. overstroom: er werd min. 130% van de nominale FO-stroom
geleverd gedurende 30 sec. low
10 =
Waars. overtem. mot., "Waarschuwing overtemperatuur motor": De
motortemperatuur wordt geanalyseerd. Motor is te warm. De waarschuwing
wordt meteen afgegeven, uitschakeling wegens temperatuuroverschrijding na
2s.
low
11 =
Koppelstroomgr. act., "Koppelstroomlimiet/stroomlimiet actief
waarschuwing": De grenswaarde in P112 of P536 is bereikt. Een negatieve
waarde in P435 is zonder betekenis. Hysterese = 10%.
low
12 =
Waarde van P541“Waarde van P541 - externe besturing”, de uitgang kan
met de parameter P541 (Bit 0) onafhankelijk van de actuele bedrijftoestand
van de FO worden aangestuurd.
high
13 =
Koppelstroomgr. gen., "Generatorische koppelstroomgrens actief":
Grenswaarde in P112 werd in generatorische modus bereikt. Hysterese =
10%.
high
16 =
Vergelijkwaarde AIN1,
regelwaarde AIN1 van de FO wordt vergeleken met de waarde in (P435 [-01
of -02]).
high
17 =
Vergelijkwaarde AIN2,
regelwaarde AIN2 van de FO wordt vergeleken met de waarde in (P435 [-01
of -02]).
high
18 =
Omvormer gereed: De frequentieomvormer bevindt zich in bedrijfgereed
toestand. Na vrijgave levert hij een uitgangsignaal.
high
19 =
Netspanning OK, de netspanning is aanwezig. high
20 =
… 27 gereserveerd
POSICON-functies zie BU 0210
28 =
Rotorpositie PMSM ok
De rotorpositie van de PMSM is bekend. high
29 =
gereserveerd
30 =
Toestand dig. ing. 1
high
31 =
Toestand dig. ing. 2
high
32 =
Toestand dig. ing. 3
high
33 =
Toestand dig. ing. 4
high
34 =
Toestand dig. ing. 5
high
35 =
Status schakelaar
high
36 =
Afstandsbediening
Schakeltoestand van de schakelaar op optiepositie H1:
high = afstandsbediening actief,
Low = handbediening actief
high
37 =
Fout of handmodus
high
38 =
Bus regelwaarde
high
39 =
STO inactief
high
40 =
Uitgang via PLC: de uitgang wordt ingesteld door de geïntegreerde PLC high
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
128 BU 0250 nl-3920
Informatie
"low"-actieve instellingen / functies
Als de frequentieomvormer niet in bedrijf is, d.w.z. als er geen net- of stuurspanning aanwezig
is, zijn alle uitgangen inactief ("low"). Dit betekent dat bij het gebruik van instellingen of functies
die "low"-actief zijn (bijv. instelling 7
Storing), met het volgende rekening moet worden
gehouden:
De evaluatie van de uitgangssignalen van het apparaat door bijv. een PLC moet worden
vergeleken met de fundamentele bedrijfsklare toestand van de frequentieomvormer.
P435 [-01]
[-02]
Afschalen dig.-uitg.
(Afschalen digitale uitgang)
-400 ... 400 %
{ 100 }
[-01] = digitale uitgang 1, digitale uitgang 1 van de frequentieomvormer
[-02] = digitale uitgang 2, digitale uitgang 2 van de frequentieomvormer
Aanpassing van de grenswaarde van de uitgangsfunctie. Bij een negatieve waarde wordt de
uitgangsfunctie geïnverteerd afgegeven.
Referentie volgende waarden:
Stroomgrens (3) = x [%] P203 >nominale motorstroom<
Koppelstroomgrens (4) = x [%] P203 P206 (berekend nominaal motorkoppel)
Frequentiegrens (5) = x [%] P201 >nominale motorfrequentie<
P436 [-01]
[-02]
Hysterese dig.-uitg.
(Hysterese digitale uitgang) S
1 ... 100 %
{ 10 }
[-01] = digitale uitgang 1, digitale uitgang 1 van de frequentieomvormer
[-02] = digitale uitgang 2, digitale uitgang 2 van de frequentieomvormer
Verschil tussen in- en uitschakelpunt om een oscillatie van het uitgangssignaal te verhinderen.
P460 Watchdogtijd
(Watchdogtijd) S
-250.0 ... 250,0 s
{ 10.0 }
0,1 ... 250.0 = het tijdinterval tussen de te verwachten watchdog-
signalen (programmeerbare
functie van de digitale ingangen P420 ...). Loopt het tijdsinterval af zonder dat er een
impuls wordt geregistreerd, dan vindt een uitschakeling met foutmelding E012 plaats.
0.0 = Gebruikersfout: Zodra er een low-
high flank aan een digitale ingang (functie 18) wordt
geregistreerd, wordt de omvormer uitgeschakeld met foutmelding E012.
-250.0 ... -0.1 = Rotorloopwatchdog: In deze instelling wordt de rotorloopwatchdog actief. De tijd
wordt bepaald door het hoogte van de ingestelde waarde. In uitgeschakelde toestand
van het apparaat, komt er geen watchdog-bericht. Na elke vrijgave moet eerst een
puls worden ontvangen voordat de watchdog wordt ingesteld.
5 Parameter
BU 0250 nl-3920 129
P464 Modus vaste frequen.
(Modus vaste frequenties) S
0 ... 1
{ 0 }
In deze parameter wordt vastgelegd in welke vorm vaste frequentie-instelwaarde verwerkt moeten
worden.
0 = Optelling bij Hoofdwaarde: Vaste frequenties en de vaste-frequentie-array gedragen zich
additief ten opzichte van elkaar. Dit betekent dat ze bij elkaar worden opgeteld of bij een
analoge regelwaarde binnen de grenzen van P104 en P105.
1 = Als hoofdregelwaard Vaste frequenties worden niet opgeteld noch onderling, nog bij
analoge hoofdrichtwaarden.
Als bijvoorbeeld een vaste frequentie wordt toegevoegd aan een actieve analoge
regelwaarde, wordt de analoge regelwaarde niet meer in aanmerking genomen.
Een geprogrammeerde frequentieoptelling of -aftrekking op een van de analoge ingangen of
een busregelwaarde is echter nog steeds geldig en mogelijk, net als de toevoeging aan de
regelwaarde van een motorpotentiometerfunctie (functie digitale ingangen: 71/72).
Als er meerdere vaste frequenties tegelijk worden geselecteerd, wint de frequentie met de
hoogste waarde (bijv: 20>10 of 20>-30).
Opmerking:
De hoogste actieve vaste frequentie voor de richtwaarde voor de motorpotentiometer wordt
bijgeteld, mits voor 2 digitale ingangen de functies 71 resp. 72 gekozen zijn.
P465 [-01]
...
[-15]
Vaste freq. veld
(vaste frequentie / frequentie-array)
-400.0 ... 400.0Hz
{ [-01] = 5,0 }
{ [-02] = 10,0 }
{ [-03] = 20,0 }
{ [-04] = 35,0 }
{ [-05] = 50,0 }
{ [-06] = 70,0 }
{ [-07] = 100,0 }
{ [-08] = 0,0 }
{ [-09] = -5,0 }
{ [-10] = -10,0 }
{ [-11] = -20,0 }
{ [-12] = -35,0 }
{ [-13] = -50,0 }
{ [-14] = -70,0 }
{ [-15] = -100,0 }
Er kunnen in de arrayniveaus tot 15 verschillende vaste frequenties worden ingesteld die wederom
met de functies 50 … 54 voor de digitale ingangen binair gecodeerd kunnen worden uitgekozen.
[-01] = vaste frequentie 1 / array 1
[-02] = vaste frequentie 2 / array 2
[-03] = vaste frequentie 3 / array 3
[-04] = vaste frequentie 4 / array 4
[-05] = vaste frequentie-array 5
[-06] = vaste frequentie-array 6
[-07] = vaste frequentie-array 7
[-08] = vaste frequentie-array 8
[-09] = vaste frequentie-array 9
[-10] = vaste frequentie-array 10
[-11] = vaste frequentie-array 11
[-12] = vaste frequentie-array 12
[-13] = vaste frequentie-array 13
[-14] = vaste frequentie-array 14
[-15] = vaste frequentie-array 15
P466 Min.Freq. procesreg.
(Minimale frequentie procesregelaar) S P
0.0 ... 400.0Hz
{ 0,0 }
Met behulp van de minimale frequentie procesregelaar kan het regelaaraandeel ook bij een
leidende waarde “nul” op een minimaal aandeel gehouden worden om bijvoorbeeld de uitlijning van
een ”danser” mogelijk te maken. Meer details in P400 en (hoofdstuk 8.2).
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
130 BU 0250 nl-3920
P475 [-01]
...
[-07]
in-/uitg.vertraging
(In-/uitschakelvertraging digitale functie) S
-30.000 ... 30.000 s
{ 0.000 }
Instelbare in-
of uitschakelvertraging voor de digitale ingangen en de digitale functies van de
analoge ingangen. Gebruik als inschakelfilter of als eenvoudige procesbesturing is mogelijk.
[-01] = Digitale ingang 1
[-02] = Digitale ingang 2
[-03] = Digitale ingang 3
[-04] = Digitale ingang 4
[-05] = Digitale ingang 5
[-06] = Digitale ingang 6 / AIN1
[-07] = Digitale ingang 7 / AIN2
Positieve waarden = inschakelvertraging
Negatieve waarden = uitschakelvertraging
P480 [-01]
...
[-12]
funct.busIO in bits
(Functie Bus I/O In Bits)
0 ... 80
{ [-01] = 33 }
{ [-02] = 34 }
{ [-03] = 36 }
{ [-04] = 12 }
{ [-05] = 65 }
{ [-06...-10] = 00 }
{ [-11] = 68 }
{ [-12] = 76 }
De bus I/O in bits worden als digitale
ingangen gezien. Zij kunnen op dezelfde functies (P420)
worden ingesteld.
Bij apparaten met een geïntegreerde AS-interface kunnen deze I/O-bits deels ook door de interface
zelf of in verband met I/O-uitbreidingen (SK xU4-IOE) gebruikt worden. De prioriteit voor AS-i
apparaten is AS-i. In dat geval kunnen de relevante BUS IO BITs niet worden gebruikt door de IO-
uitbreidingen.
[-01] = Bus / AS-i Dig In1 (Bus IO In Bit 0 + AS-i 1 resp. DI 1 van de tweede SK xU4-IOE (DigIn 09))
[-02] = Bus / AS-i Dig In2 (Bus IO In Bit 1 + AS-i 2 resp. DI 2 van de tweede SK xU4-IOE (DigIn 10))
[-03] = Bus / AS-i Dig In3 (Bus IO In Bit 2 + AS-i 3 resp. DI 3 van de tweede SK xU4-IOE (DigIn 11))
[-04] = Bus / AS-i Dig In4 (Bus IO In Bit 3 + AS-i 4 resp. DI 4 van de tweede SK xU4-IOE (DigIn 12))
[-05] = Bus / AS-i Dig In5 (Bus IO In Bit 4 + AS-i 5 resp. DI 1 van de eerste SK xU4-IOE (DigIn 05))
[-06] = Bus / IOE Dig In2 (Bus IO In Bit 5 + DI 2 van de eerste SK xU4-IOE (DigIn 06))
[-07] = Bus / IOE Dig In3 (Bus IO In Bit 6 + DI 3 van de eerste SK xU4-IOE (DigIn 07))
[-08] = Bus / IOE Dig In4 (Bus IO In Bit 7 + DI 4 van de eerste SK xU4-IOE (DigIn 08))
[-09] = Marker 1 1)
[-10] = Marker 2 1)
[-11] = bit 8 BUS stuurwoord
[-12] = bit 9 BUS stuurwoord
De mogelijke functies voor de Bus in Bits vindt u in de tabel van de functies van de digitale ingangen
in de parameter (P420). De functies {14} "Afstandsbediening" en {29} "Vrijgave regelwaardebox"
zijn niet mogelijk.
1) Flag-functie alleen mogelijk bij aansturing via stuurklemmen.
5 Parameter
BU 0250 nl-3920 131
P481 [-01]
...
[-10]
Funct. BusIO Out Bits
(Functie Bus I/O Uit Bits)
0 ... 40
{ [-01] = 18 }
{ [-02] = 08 }
{ [-03] = 30 }
{ [-04] = 33 }
{ [-05] = 36 }
{ [-06] = 39 }
{ [-07] = 00 }
{ [-08] = 00 }
{ [-09] = 30 }
{ [-10] = 33 }
De bus I/O out bits worden als uitgangen van multifunctionele relais gezien. Zij kunnen op dezelfde
functies (P434) worden ingesteld.
Bij apparaten met een geïntegreerde AS-interface kunnen deze I/O-bits ook door de interface zelf
of in combinatie met I/O-uitbreidingen (SK xU4-IOE) gebruikt worden.
[−01] = Bus / AS-i Dig Out1 (Bus IO Out Bit 0 + AS-i 1)
[−02] = Bus / AS-i Dig Out2 (Bus IO Out Bit 1 + AS-i 2)
[−03] = Bus / AS-i Dig Out3 (Bus IO Out Bit 2 + AS-i 3)
[−04] = Bus / AS-i Dig Out4 (Bus IO Out Bit 3 + AS-i 4)
[−05] = Bus / AS-i Dig Out5 (Bus IO Out Bit 4 + AS-i 5
+ DO 1 van de eerste SK xU4-IOE (DigOut 02))
[−06] = Bus / AS-i Dig Out6 (Bus IO Out Bit 5 + AS-i 6
+ DO 2 van de eerste SK xU4-IOE (DigOut 03))
[-07] = Bus / 2nd IOE Dig Out1 (Flag1 1) + DO 1 van de tweede SK xU4-IOE (DigOut 04))
[-08] = Bus / 2nd IOE Dig Out2 (Flag2 1) + DO 2 van de tweede SK xU4-IOE (DigOut 05))
[-09] = bit 10 BUS statuswoord
[-10] = bit 13 BUS statuswoord
De mogelijke functies voor de bus out bits
vindt u in de tabel van de functies van de digitale
uitgangen in de parameter (P434).
1) Flag-functie alleen mogelijk bij aansturing via stuurklemmen.
P480 ... P481 Gebruik van de merker
Met behulp van beide merkers is het mogelijk om eenvoudige logische reeksen van functies te
definiëren.
Hiervoor worden in parameter (P481) in de arrays [-09] "Merker 1" en [-10] "Merker 2" de
"uitschakelmechanismen" voor een functie (bijv. een overtemperatuurwaarschuwing voor motor
PTC) gedefinieerd.
In parameter P480 wordt in de arrays [-11] en [-12] de functie toegewezen die de
frequentieomvormer moet uitvoeren als het "uitschakelmechanisme" actief is. Dit betekent dat de
parameter P480 de reactie van de frequentieomvormer bepaalt.
Voorbeeld:
Als de motor in een toepassing in het overtemperatuurbereik komt ("Motor PTC overtemp."),
moet de frequentieomvormer het huidige toerental onmiddellijk tot een bepaald toerental
reduceren (bijv. door een actieve vaste frequentie). Dit moet worden bereikt door "het deactiveren
van de analoge ingang 1", die anders wordt gebruikt om de eigenlijke regelwaarde in dit
voorbeeld in te stellen.
Dit om ervoor te zorgen dat de belasting op de motor wordt verminderd en de temperatuur weer
kan stabiliseren en dat de aandrijving zijn snelheid tot een bepaalde hoeveelheid reduceert
voordat er een storing optreedt.
Stap
Beschrijving
Functie
1 Uitschakelmechanisme bepalen,
merker1 op functie "Waarschuwing
overtemperatuur motor” zetten.
P481 [-07] Functie "12”
2
Reactie bepalen,
merker 1 op functie "Regelwaarde 1 aan/uit” zetten.
P480 [-09]
Functie "19
Afhankelijk van de in (P481) geselecteerde functies moet de functie worden omgekeerd door de
normering (P482) aan te passen.
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
132 BU 0250 nl-3920
P482 [-01]
...
[-10]
Norm. BusIO Out Bits
(Normering Bus I/O Out Bits) S
-400 … 400 %
{ allen 100 }
Aanpassing van de grenswaarden van de bus out bits. Bij een negatieve waarde wordt de
uitgangfunctie geïnverteerd afgegeven.
Bij het bereiken van de grenswaarde en positieve instelwaarden levert de uitgang een high-signaal,
bij negatieve instelwaarden een low-signaal.
[−01] = Bus / AS-i Dig Out1 (Bus IO Out Bit 0 + AS-i 1)
[−02] = Bus / AS-i Dig Out2 (Bus IO Out Bit 1 + AS-i 2)
[−03] = Bus / AS-i Dig Out3 (Bus IO Out Bit 2 + AS-i 3)
[−04] = Bus / AS-i Dig Out4 (Bus IO Out Bit 3 + AS-i 4)
[−05] = Bus / IOE Dig Out1 (Bus IO Out Bit 4 + DO 1 van de eerste SK xU4-IOE (DigOut 02))
[−06] = Bus / IOE Dig Out2 (Bus IO Out Bit 5 + DO 2 van de eerste SK xU4-IOE (DigOut 03))
[−07] = Bus / 2e IOE Dig Out1 (Flag1 + DO 1 van de tweede SK xU4-IOE (DigOut 04))
[−08] = Bus / 2e IOE Dig Out2 (Flag2 + DO 2 van de tweede SK xU4-IOE (DigOut 05))
[-09] = bit 10 BUS statuswoord
[-10] = bit 13 BUS statuswoord
P483 [-01]
...
[-10]
Hyst. BusIO Out Bits
(Hysteresis Bus I/O Out Bits) S
1 … 100 %
{ allen 10 }
Verschil tussen in- en uitschakeltijdstip om een oscillatie van het uitgangsignaal te verhinderen.
[−01] = Bus / AS-i Dig Out1 (Bus IO Out Bit 0 + AS-i 1)
[−02] = Bus / AS-i Dig Out2 (Bus IO Out Bit 1 + AS-i 2)
[−03] = Bus / AS-i Dig Out3 (Bus IO Out Bit 2 + AS-i 3)
[−04] = Bus / AS-i Dig Out4 (Bus IO Out Bit 3 + AS-i 4)
[−05] = Bus / IOE Dig Out1 (Bus IO Out Bit 4 + DO 1 van de eerste SK xU4-IOE (DigOut 02))
[−06] = Bus / IOE Dig Out2 (Bus IO Out Bit 5 + DO 2 van de eerste SK xU4-IOE (DigOut 03))
[−07] = Bus / 2e IOE Dig Out1 (Flag1 + DO 1 van de tweede SK xU4-IOE (DigOut 04))
[−08] = Bus / 2e IOE Dig Out2 (Flag2 + DO 2 van de tweede SK xU4-IOE (DigOut 05))
[-09] = bit 10 BUS statuswoord
[-10] = bit 13 BUS statuswoord
AANWIJZING: Details over het gebruik van BUS-systemen zijn te vinden in het relevante additionele BUS-
handboek.
5 Parameter
BU 0250 nl-3920 133
5.2.6 Extra parameters
Parameter
{fabrieksinstelling} Instelwaarde / beschrijving / aanwijzing Supervisor Parameterset
P501 [-01]
...
[-20]
Omvormernaam
(Omvormernaam)
A…Z (char)
{ 0 }
Vrije invoer van een aanduiding (naam) voor het apparaat (max. 20 karakters). Daarmee kan de
frequentieomvormer bij de bewerking met de NORDCON-
software respectievelijk binnen een
netwerk eenduidig geïdentificeerd worden.
P502 [-01]
...
[-03]
Waarde leidfunctie
(waarde leidfunctie) S P
0 ... 57
{ allen 0 }
Selectie van max. 3 geleidingswaarden van een master voor de uitgang naar een bussysteem (zie
P503). De toewijzing van deze richtwaarden gebeurt bij de slave via (P546). Definitie van
frequenties: ( paragraaf 8.9 "Definitie regel- en meetwaardeverwerking (frequenties)")
[-01] = regelwaarde 1 [-02] = regelwaarde 2 [-03] = regelwaarde 3
Selectie van de mogelijke instelwaarden voor de regelwaarden:
0 = UIT 17 = Waarde analoge ingang 1
1 =
actuele frequentie
18 =
Waarde analoge ingang 2
2 = actuele toerental 19 = Instelfrequentie regelwaarde,
"Instelfrequentie regelwaarde”
3 = stroom 20 = Inst freq na acc/dec
"Instelfrequentie na acc/dec”
4 = koppelstroom 21 = act freq zonder slip
“Actuele frequentie zonder slip
richtwaarde”
5 = Toestand digitale IO 22 = Toerental incr. enc.
6 = ... 7 gereserveerd, Posicon (BU0210) 23 = Act. freq. met slip,
"Actuele frequentie met slip".
8 = regelfrequentie 24 = Mast.w. act.fre. +slip
"Masterwaarde act. frequentie met slip"
9 = fout nummer 53 = Actuele waarde 1 PLC
10 = ... 11 gereserveerd, Posicon (BU0210) 54 = Actuele waarde 2 PLC
12 = bus IO out bits 0-7 55 = Actuele waarde 3 PLC
13 = ... 16 gereserveerd, Posicon (BU0210) 56 = Actuele waarde 4 PLC
57 = Actuele waarde 5 PLC
OPMERKING: Details betreffende de verwerking van regelwaarden en actuele waarden: ( paragraaf 8.8
)
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
134 BU 0250 nl-3920
P503 Leiden funct.uitgang
(Leiden functie-uitgang) S
0 ... 3
{ 0 }
Voor master-slave-toepassingen definieert deze parameter het bussysteem waarop de master
zijn stuurwoord moet uitvoeren en de regelwaarden (P502) voor de slave. Bij de slave bepalen de
parameters (P509), (P510), (P546) echter van welke bron het stuurwoord van welke bron het
stuurwoord en de aanstuurwaarden van de master worden verkregen en hoe deze door de slave
moeten worden verwerkt.
Vastlegging van de communicatiemodus op systeembus voor Parameterbox en NORDCON.
0 = Uit
Geen STW en regelwaarde-uitgang
Indien geen enkele BUS-optie (bijv.
SK xU4-IOE) op de systeembus
aangesloten is, is uitsluitend het direct
op de ParameterBox / NORDCON
aangesloten apparaat zichtbaar.
2 = Systeembus actief
Geen STW en regelwaarde-uitgang
Alle op de systeembus aangesloten
frequentieomvormers zijn in de
ParameterBox / NORDCON zichtbaar,
ook wanneer geen BUS-optie
aangesloten is. Voorwaarde: alle
frequentieomvormers zijn in deze
modus gezet.
1 = CANopen (systeembus)
STW en regelwaarden worden d.m.v.
de systeembus ovegedragen
Indien geen enkele BUS-optie (bijv.
SK xU4-IOE) op de systeembus is
aangesloten, is uitsluitend het direct op
de ParameterBox / NORDCON
aangesloten apparaat zichtbaar.
3 = CANopen + Systeembus aktief
STW en richtwaarden worden aan de
systeembus overgedragen.
Alle op de systeembus aangesloten FO
zijn in de ParameterBox / NORDCON
zichtbaar, ook wanneer geen BUS-
optie aangesloten is. Voorwaarde: alle
andere FO moeten in de modus {2}
“systeembus actief” worden gezet.
5 Parameter
BU 0250 nl-3920 135
P504 Pulsfrequentie
(Pulsfrequentie) S
3.0 ... 3 ... 16.4 kHz
{ 6.0 }
Met deze parameter kan de interne pulsfrequentie voor de aansturing van de
vermogeneindstrappen worden gewijzigd. Een hoge ingesteld waarde leidt tot een geringer
motorgeluid, tot een hogere EMC-straling en een verlaging van het mogelijke motorkoppel.
OPMERKING:
Bij het gebruik van de standaardwaarde en rekening houdend met de
bedradingsrichtlijnen wordt het best mogelijke niveau van
radiostoringsonderdrukking dat voor het apparaat is gespecificeerd,
gehandhaafd.
OPMERKING: Een verhoging van de
pulsfrequentie leidt tot een reductie van de mogelijke
uitgangstroom in relatie tot de tijd (I2t-
karakteristiek). Wanneer de
temperatuurwaarschuwingslimiet (C001) wordt bereikt, wordt de pulsfrequentie
geleidelijk verlaagd tot de standaardwaarde. Als de omvormertemperatuur weer
ver genoeg daalt, wordt de pulsfrequentie verhoogd naar de oorspronkelijke
waarde.
OPMERKING: Instelling 16.1:
Deze instelling activeert de automatische aanpassing van de
pulsfrequentie. De frequentieomvormer bepaalt continu de hoogst mogelijke
pulsfrequentie, rekening houdend met diverse invloedsfactoren zoals de
temperatuur van het koellichaam of een overstroomwaarschuwing.
OPMERKING: Als de f
requentieomvormer overbelast is, wordt de pulsfrequentie automatisch
verlaagd, afhankelijk van het niveau van de momentele overbelasting, om een
overstroomuitschakeling te voorkomen (zie ook P537).
Het gebruik van een sinusfilter vereist echter een constante pulsfrequentie op elk
moment, anders worden foutuitschakelingen "Module fout"(E4.0
) in de hand
gewerkt.
De volgende instellingen worden gebruikt om de constante pulsfrequenties te
kiezen die voor dit doel vereist zijn:
Instelling 16.2: 6kHz
Instelling 16.3: 8kHz
Let op: Met deze instellingen kunnen kortsluitingen aan de uitgang, die al voor
de vrijgave bestaan, niet meer correct worden gedetecteerd.
AANWIJZING: Instelling 16.4: Automatische lastaanpassing
De pulsfrequentie wordt automatisch ingesteld en is afhankelijk van de belasting
tussen een minimumwaarde (hoogste belastingsreserve) en een
maximumwaarde (laagste belastingsreserve).
Tijdens een acceleratiefase en bij een hoge vermogensbehoefte (≥ Nominaal
vermogen) wordt de minimumwaarde ingesteld. Bij een constant toerental en een
benodigd vermogen 80% van het nominale vermogen wordt de hoge
pulsfrequentie bereikt.
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
136 BU 0250 nl-3920
P505 Abs. Min. freq.
(Absolute minimumfrequentie) S P
0.0 ... 10.0Hz
{ 2,0 }
Geeft de frequentiewaarde aan die de omvormer niet kan onderschrijden. Wanneer de regelwaarde
kleiner wordt dan de absolute minimale frequentie, dan wordt de frequentieomvormer
uitgeschakeld of overgeschakeld naar 0.0Hz.
Bij de absolute minimumfrequentie worden de remaansturing (P434) en de regelwaardevertraging
(P107) uitgevoerd. Wordt de instelwaarde “Nul” geselecteerd, dan schakelt het remrelais niet bij
het omkeren van de draairichting.
Bij besturingen van hefinrichtingen zonder toerentalfeedback dient deze waarde minimaal op 2Hz
te worden ingesteld. Vanaf 2 Hz werkt de ISD-stroomvectorregeling van de omvormer en kan een
aangesloten motor voldoende koppel opwekken.
OPMERKING:
Uitgangsfrequenties < 4,5 Hz leiden tot een stroombegrenzing (hoofdstuk 8.4.3).
P506 autom. fout reset
(Automatische storingsbevestiging) S
0 ... 7
{ 0 }
Afgezien van de handmatige storingsbevestiging kan er ook een automatische worden
geselecteerd.
0 = geen automatische storingsbevestiging.
1 ... 5 = Aantal toegelaten automatische foutmeldingbevestigingen binnen één netspanning-
aan-cyclus. Na uit- en weer inschakelen van de netspanning staat opnieuw het volledige
aantal ter beschikking.
6 = altijd, een foutmelding wordt altijd automatische bevestigd, wanneer de
foutmeldingoorzaak niet meer bestaat.
7 = Resetfunc.inactief., een bevestiging is alleen mogelijk met de toets OK / Enter of een
netuitschakeling. Het beëindigen van de vrijgave werkt niet als storingsreset!
AANWIJZING: Wanneer (P428) op „Aan“ gezet werd, mag de parameter (P506) „Automatische
storingsbevestiging“ niet op de instelling 6 „altijd“ ingesteld worden, omdat anders het apparaat /
de installatie gevaar loopt door de mogelijkheid van continue herinschakeling bij een actieve
storing (voorbeeld aardsluiting / kortsluiting).
P509 Bron stuurwoord
(Bron stuurwoord) S
0 ... 5
{ 0 }
Selectie van de interface voor de aansturing van de frequentieomvormer.
0 =
Stuurkl. of toets, “Stuurklemmen of toetsbediening” ** met de SimpleBox (indien P510=0),
de ParameterBox of BUS I/O Bits.
1 =
Alleen stuurklemmen *, de besturing van de frequentieomvormer is alleen mogelijk via de
digitale en analoge ingangen of via de BUS I/O bits.
2 =
USS *, de stuursignalen (vrijgave, draairichting…) worden via de RS485-interface
verzonden, de instelwaarde via de analoge ingang of de vaste frequenties.
3 =
Systeembus *, instelling voor besturing door master via een businterface
4 =
Systeembus broadcast *, instelling voor besturing door een master-aandrijving in master /
slave-mode (bijv. voor synchroonlooptoepassingen)
5 =
AS-i *, besturing via AS-Interface met CTT2-protocol (dubbele slave)
*) De toetsenbediening (SimpleBox, ParameterBox) is geblokkeerd, de parameterinstelling
blijft mogelijk.
**) Is de communicatie bij bediening met de toetsen gestoord (time out 0,5 s), dan
blokkeert de frequentieomvormer zonder foutmelding.
OPMERKING:
Details over de optionele bussystemen zijn te vinden in de desbetreffende extra bushandleidingen.
- www.nord.com -
5 Parameter
BU 0250 nl-3920 137
P510 [-01]
[-02]
Bron regelwaarden
(Bron regelwaarden) S
0 ... 5
{ [-01] = 0 }
{ [-02] = 0 }
Selectie van de te parametreren regelwaardebron:
[-01] = bron hoofdregelwaarde [-02] = Bron nevenregelwaarde
Selectie van de interface via welke de frequentieomvormer zijn regelwaarde krijgt.
0 = Auto: De bron van de regelwaarde
wordt automatisch afgeleid van de
instelling van parameter P509.
2 = USS, zie P509
3 = Systeembus, zie P509
1 = Alleen stuurklemmen, digitale en
analoge ingangen besturen de
frequentie, ook vaste frequenties
4 = Systeembus broadcast, zie P509
5 = AS-i, zie P509
P511 USS baudrate
(USS baudrate) S
0 ... 3
{ 3 }
Instelling van de transmissiesnelheid via de RS485 interface. Alle busdeelnemers moeten dezelfde
instelling voor de ‘baudrate’ hebben.
0 = 4800 baud 2 = 19200 baud
1 = 9600 baud 3 = 38400 baud
P512 USS-adres
(USS adres)
0 ... 30
{ 0 } Instellen van het FO busadres voor USS-communicatie.
P513 Telegram time out
(Telegram time out) S
-0.1 / 0.0 /
0.1 ... 100,0 s
{ 0,0 }
In een geval waarin de frequentieomvormer direct via het CAN-protocol of via RS485 aangestuurd
wordt, kan een bewaking van dit communicatietraject via de parameter (P513) plaatsvinden. Na
ontvangst van een geldig telegram moet binnen de ingestelde tijd het
volgende binnenkomen.
Anders meldt de frequentieomvormer een fout en wordt hij met foutmelding E010 >BUS time out<
uitgeschakeld.
De bewaking van de systeembuscommunicatie vindt aan omvormerzijde via de parameter (P120)
plaats. Daarom moet de parameter (P
513) gewoonlijk in de fabrieksinstelling {0.0} worden
gehouden. Alleen wanneer ook aan de zijde van de optionele module gedetecteerde fouten (bijv.
communicatiefout op het veldbusniveau) niet tot een uitschakeling van de aandrijving moet leiden,
dient de parameter (P513) op {-0,1} ingesteld te worden.
0.0 = Uit: De bewaking is uitgeschakeld.
-0.1 = geen fout:
Ook wanneer de busmodule een fout detecteert, leidt dit niet tot
uitschakeling van de frequentieomvormer.
0.1 … = Aan: De bewaking is geactiveerd.
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
138 BU 0250 nl-3920
P514 CAN-bus baudrate
(CAN-bus baudrate) S
0 ... 7
{ 5 }
Instelling van de transmissiesnelheid via de systeembusinterface. Alle busdeelnemers moeten
dezelfde instelling voor de ‘baudrate’ hebben.
Opmerking:
Optiemodulen (SK xU4-…) werken uitsluitend met een baudsnelheid van 250kBaud. Daarom dient
bij de frequentieomvormer de fabriekinstelling (250kBaud) te worden aangehouden.
0 = 10 kBaud 3 = 100 kBaud 6 = 500 kBaud
1 = 20 kBaud 4 = 125 kBaud 7 = 1 MBaud * (alleen voor testdoeleinden)
2 = 50 kBaud 5 = 250 kBaud
*) Een foutloos bedrijf kan niet worden gegarandeerd.
P515 [-01]
...
[-03]
CAN-adres
(CAN-adres (systeembus)) S
0 ... 255dec
{alle 32dec }
resp. { alle 20hex}
Instelling van het systeembusadres.
[-01] = Slave-adres, ontvangstadres voor systeembus
[-02] = Broadcast slave-adres, ontvangstadres voor systeembus (slave)
[-03] = Masteradres, “Broadcast Masteradres”, verzendadres voor systeembus (Master)
AANWIJZING: Mochten tot maximaal vier FU 2xxE’s met elkaar verbonden worden via de systeembus, dan moet
het adres als volgt worden ingesteld FO1 = 32, FO2 = 34, FO3 = 36, FO4 = 38.
Als het systeembus-adres al in de hardware is vooringesteld (controleer a.u.b. de bestel-
/projectdocumenten), dan hebben de instellingen in deze parameter (P515) geen effect.
P516 Skipfrequentie 1
(Skipfrequentie 1) S P
0.0 ... 400.0Hz
{ 0,0 }
Rondom de hier ingestelde frequentiewaarde (P517) wordt de uitgangsfrequentie uitgefilterd.
Deze bandbreedte wordt doorlopen met de ingestelde deceleratie-
en acceleratie en kan niet
continu aan de uitgang worden geleverd. Er mogen geen frequenties onder de absolute minimale
frequentie worden ingesteld.
0.0 = Skipfrequentie inactief
P517 Skipfrequentie 1 bovengr.
(Skipfrequentie 1 bovengr.) S P
0.0 ... 50.0Hz
{ 2,0 }
Skipbandbreedte voor de >skipfrequentie 1< P516. Deze frequentiewaarde wordt bij de
skipfrequentie opgeteld en ervan afgetrokken.
Skipbandbreedte 1: P516 - P517 ... P516 + P517
P518 Skipfrequentie 2
(Skipfrequentie 2) S P
0.0 ... 400.0Hz
{ 0,0 }
Rondom de hier ingestelde frequentiewaarde (P519) wordt de uitgangsfrequentie uitgefilterd.
Deze bandbreedte wordt doorlopen met de ingestelde deceleratie-
en acceleratie en kan niet
continu aan de uitgang worden geleverd. Er mogen geen frequenties onder de absolute minimale
frequentie worden ingesteld.
0.0 = Skipfrequentie inactief
5 Parameter
BU 0250 nl-3920 139
P519 Skipfrequentie 2 bovengr.
(Skipfrequentie 2 bovengr.) S P
0.0 ... 50.0Hz
{ 2,0 }
Skipbandbreedte voor de >skipfrequentie 2< P518. Deze frequentiewaarde wordt bij de
skipfrequentie opgeteld en ervan afgetrokken.
Skipbandbreedte 2: P518 - P519 ... P518 + P519
P520 Vangschakeling
(Vangschakeling) S P
0 ... 4
{ 0 }
Deze functie is nodig om de frequentieomvormer bij reeds of nog draaiende motoren te kunnen
inschakelen, bijvoorbeeld bij ventilatoraandrijvingen. Motorfrequenties >100Hz worden alleen in de
toerentalgeregelde modus ondersteund (Servomodus P300 = AAN).
0 = Uitgeschakeld, geen vangschakeling.
1 = 2 draairichtingen, de frequentieomvormer zoekt naar een toerental in beide
draairichtingen.
2 = In richting instelwaarde, zoekt alleen in de richting van de actuele regelwaarde.
3 = 2 draairicht. na fout, zoals { 1 }, maar alleen na netstoring en fout
4 = Regelwaarde na fout als { 2 }, maar alleen na stroomuitval en storing
AANWIJZING: Om fysieke redenen werkt de vangschakeling pas boven 1/10 van de nominale
motorfrequentie (P201), maar niet onder 10 Hz.
Voorbeeld 1 Voorbeeld 2
(P201) 50Hz 200Hz
f=1/10*(P201) f=5Hz f=20Hz
Vergelijking f vs. fmin
met: fmin =10Hz
Resultaat fvang=
5Hz < 10Hz
De vangschakeling
werkt vanaf fvang=10Hz.
20Hz > 10Hz
De vangschakeling
werkt vanaf fvang=20Hz.
OPMERKING: PMSM: De vangfunctie bepaalt automatisch de draairichting. Wanneer functie 2
is ingesteld, gedraagt het apparaat zich dus identiek aan functie 1. Als functie 4
is ingesteld, gedraagt het apparaat zich identiek aan functie 3.
In het CFC-bedrijf met Closed-Loop-
modus kan de vangschakeling alleen
worden uitgevoerd als de rotorpositie ten opzichte van de incrementele encoder
bekend is. Om dit te bereiken mag de motor niet draaien als het apparaat voor
de eerste keer wordt ingeschakeld na "power on".
P521 Resolut. vangschak.
(Resolutie van vangschakeling) S P
0,02 ... 2.50Hz
{ 0,05 }
Met deze parameter kan de stappenresolutie bij het zoeken van de
vangschakeling worden
gewijzigd. Te grote waarden gaan ten koste van de nauwkeurigheid en laten de omvormer uitvallen
met een overstroommelding. Bij te lage waarden wordt de zoektijd veel langer.
P522 Resolut. vangschak. offset
(vangschakeling offset) S P
-10.0 ... 10.0Hz
{ 0,0 }
Een frequentiewaarde die bij de gevonden frequentiewaarde kan worden opgeteld om bijvoorbeeld
altijd het motorische bereik te kunnen halen en zo het generatorische bereik en daarmee het
chopperbereik te vermijden.
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
140 BU 0250 nl-3920
P523 Fabrieksinstelling
(fabrieksinstelling)
0 ... 3
{ 0 }
Door de betreffende keuze te maken en te bevestigen met de ENTER-toets, worden de
parameters in de default fabrieksinstellingen ingesteld. Is de instelling uitgevoerd, dan gaat de
waarde van de parameter automatisch terug naar 0.
0 =
Geen wijziging: Verandert de parameterinstelling niet.
1 =
Fabrieksinstelling laden: De volledige parameterinstellingen van de omvormer
worden teruggezet naar de fabrieksinstellingen. Alle oorspronkelijke parameterdata
gaan verloren.
2 =
Fabrieksinstelling zonder bus: Alle parameters van de frequentieomvormer, maar
niet de busparameters worden teruggezet naar de fabrieksinstelling.
3 =
Fabr. zonder motorgegevens: Alle parameters van de FO, maar niet de parameters
van de motordata (P201 tot P209) worden teruggezet naar de fabrieksinstellingen.
Opmerking: De standaardwaarden van parameter P420 [-05], [-06] en [-07] zijn afhankelijk van de
bedieningselementen op de optieplaatsen H1 en H2.
P525 [-01]
...
[-03]
Lastbewaking max.
(Lastbewaking maximum) S P
1 ... 400 % / 401
{ allen 401 }
Selectie van max. 3 steunwaarden:
[-01] = steunwaarde 1 [-02] = steunwaarde 2 [-03] = steunwaarde 3
Maximale waarde lastmoment.
Instelling van de bovenste limieten van de
lastbewaking. Er kunnen tot maximaal 3 waarden
vastgelegd worden. Met voortekens wordt geen rekening gehouden, alleen getallen worden
verwerkt (motorisch/generatorisch koppel, rechtse / linkse loop). De array-elementen [-01], [-02]
en [-03] van de paramete
rs (P525) … (P527), resp. de daarin verrichte invoeren horen altijd bij
elkaar.
401 = UIT
staat voor de uitschakeling van de functie, er vindt geen bewaking plaats. Dit is
tegelijkertijd de basisinstelling van de FO.
P526 [-01]
...
[-03]
Lastbewaking Min.
(Lastbewaking minimum) S P
0 ... 400 %
{ allen 0 }
Selectie van max. 3 steunwaarden:
[-01] = steunwaarde 1 [-02] = steunwaarde 2 [-03] = steunwaarde 3
Minimale waarde lastmoment.
Instelling van de onderste limieten van de
lastbewaking. Er kunnen tot maximaal 3 waarden
vastgelegd worden. Met voortekens wordt geen rekening gehouden, alleen getallen worden
verwerkt (motorisch/generatorisch koppel, rechtse / linkse loop). De array-elementen [-01], [-02]
en [-03] van de paramete
rs (P525) … (P527), resp. de daarin verrichte invoeren horen altijd bij
elkaar.
0 = UIT
staat voor de uitschakeling van de functie, er vindt geen bewaking plaats. Dit is
tegelijkertijd de basisinstelling van de FO.
5 Parameter
BU 0250 nl-3920 141
P527 [−01]
...
[-03]
Lastbewak. Freq.
(Lastbewaking frequentie) S P
0,0 ... 400.0Hz
{ allen 25,0 }
Selectie van max. 3 steunwaarden:
[-01] = steunwaarde 1 [-02] = steunwaarde 2 [-03] = steunwaarde 3
Frequentiesteunwaarde
Definitie van max. 3 frequentiepunten die het bewakingsbereik voor de lastbewaking beschrijven.
De frequentiesteunwaarden hoeven niet op grootte gesorteerd ingevoerd te worde
n. Met
voortekens wordt geen rekening gehouden, alleen getallen worden verwerkt
(motorisch/generatorisch koppel, rechtse / linkse loop). De array-elementen [-01], [-02] en [-03] van
de parameters (P525) … (P527), resp. de daarin verrichte invoeren horen altijd bij elkaar.
P528 Lastbewak. vertrag.
(Lastbewaking vertraging) S P
0,10 ... 320,00 s
{ 02:00 }
Met de parameter (P528) wordt de vertragingstijd gedefinieerd waarmee een foutmelding ("E12.5")
bij een inbreuk op het gedefinieerde
monitoringbereik ((P525) ... (P527)) onderdrukt wordt. Na
afloop van de halve tijd wordt een waarschuwing ("C12.5") afgegeven.
Afhankelijk van de geselecteerde bewakingsmodus (P529) kan een storingsmelding ook algemeen
onderdrukt worden.
P529 Modus lastbewaking
(Modus lastbewaking) S P
0 ... 3
{ 0 }
Met de parameter (P529) wordt de reactie van de frequentieomvormer op een inbreuk op het
gedefinieerde monitoringbereik ((P525) ... (P527)) na afloop van de vertragingstijd (P528)
vastgelegd.
0 = Fout en waarschuwing, een inbreuk op het monitoringbereik leidt na afloop van de in
(P528) gedefinieerde tijd tot een storing ("E12.5"), na afloop van de halve tijd wordt een
waarschuwing gegeven ("C12.5").
1 = Waarschuwing, een inbreuk op het monitoringbereik leidt na afloop van de helft van de
in (P528) gedefinieerde tijd tot een waarschuwing ("C12.5").
2 = Fout & waars. tijd. Bew., „Fout en waarschuwing bij constante snelheid, als instelling
"0", maar de bewaking is inactief tijdens de acceleratiefasen.
3 = Waars. tijdens bew., “Alleen waarschuwing bij constante beweging", net als instelling 1,
maar de bewaking is inactief tijdens de acceleratiefasen.
P525 … P529 Lastbewaking
Bij de lastbewaking kan een bereik aangegeven worden, waarbinnen zich het lastmoment in relatie
tot de uitgangsfrequentie mag bewegen. Er zijn telkens drie steunwaarden voor het maximaal
toegelaten draaioment en drie steunwaarden voor het minimaal toegelaten draaimoment. Aan de
drie steunwaarden is daarbij een frequentie toe
gewezen. Onder de eerste en boven de derde
frequentie vindt geen bewaking plaats. Bovendien kan zowel de bewaking voor de minimale
waarde als die voor de maximale waarde gedeactiveerd worden. De bewaking is standaard
gedeactiveerd.
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
142 BU 0250 nl-3920
De tijd waarna een fout geactiveerd wordt, is via een parameter (P528) instelbaar. Wordt het
toegelaten bereik verlaten (voorbeeld afbeelding: inbreuk op het geel of groen gemarkeerde
bereik), dan wordt de foutmelding E12.5 gegenereerd, voor zover de param
eter (P529) geen
foutactivering tegenhoudt.
Een waarschuwing C12.5 wordt altijd na de halve ingestelde foutactiveringstijd (P528) afgegeven.
Dit geldt ook, wanneer een modus geselecteerd is, waarbij geen storing gegenereerd wordt. Hoeft
alleen een maximale waarde of een minimale waarde bewaakt worden, dan moet de andere limiet
telkens gedeactiveerd worden of blijven. Als vergelijkingswaarde wordt de draaimomentstroom
gebruikt en niet het berekende draaimoment. Dit biedt het voordeel dat de bewaking in het
"nietveldverzwakkingsbereik" zonder servomodus in de regel nauwkeuriger is. In het
veldverzwakkingsbereik kan het fysische moment echter niet meer afgebeeld worden.
Alle parameters zijn afhankelijk van de parameterset. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen
motorisch en generatorisch koppel en daarom is de waarde van het koppel maatgevend. Er wordt
ook geen onderscheid gemaakt tussen "linksloop" en "rechtsloop". De bewaking is dus
onafhankelijk van het voorteken van de frequentie. Er zijn vier veschill
ende modi voor de
lastbewaking (P529).
De frequenties, minimale en maximale waarden horen binnen de verschillende array-elementen
telkens bij elkaar. De frequenties hoeven niet op basis van klein, groter, het grootste in de
elementen 0, 1 en 2 gesorteerd te worden, dit doet de omvormer automatisch.
P533 Factor I2t-motor
(Factor I2t-motor) S
50 ... 150 %
{ 100 }
Met de parameter P533 kan de motorstroom voor de I2t-motor-bewaking P535 gewogen worden.
Bij hogere factoren zijn hogere stromen toegelaten.
P534 [-01]
[-02]
Uitg. koppelgrens
(Koppelafschakelgrens) S P
0 ... 400 % / 401
{ allen 401 }
Via deze parameter kan zowel de motorische [-01] alsook generatorische uitschakelgrens
[-02] worden ingesteld.
Is 80% van de ingestelde waarde bereikt, dan wordt de waarschuwingstatus ingesteld, bij 100%
vindt de uitschakeling met storing plaats.
Bij het overschreiden van de motorische koppelafschakelgrens geldt de foutmelding 12.1 en bij het
overschreiden van de generatorische koppelafschakelgrens de foutmelding 12.2.
[01] = motorische afschakelgrens [02] = generatorische afschakelgrens
401 = UIT, staat voor de deactivering van deze functie.
5 Parameter
BU 0250 nl-3920 143
P535 I2t-motor
(I2t-motor)
0 … 24
{ 0 }
De motortemperatuur wordt
berekend in relatie tot de uitgangstroom, de tijd en de
uitgangsfrequentie (motorkoeling). Het bereiken van de temperatuurlgrens leidt tot uitschakeling
en storingscode E002 (te hoge temperatuur motor). Met mogelijke positief of negatief werkende
omgevingsfactoren kan hier geen rekening worden gehouden.
De I2t-
motorfunctie kan op een gedifferentieerde manier worden ingesteld. Er kunnen 8
karakteristieke curven met drie verschillende uitschakeltijden (<5 s, <10 s en <20 s) worden
ingesteld. De activeringtijd
en zijn gerelateerd aan de klassen 5, 10 en 20 voor
halfgeleiderschakelapparaten. De aanbevolen instelling voor standaardtoepassingen is P535 = 5.
Alle karakteristieken lopen van 0 Hz tot de halve nominale motorfrequentie (P201). Vanaf de halve
nominale motorfrequentie is altijd de volledige nominale stroom beschikbaar.
Bij gebruik van meerdere motoren moet de bewaking worden uitgeschakeld.
I2t-motor uit: bewaking is niet actief
AANWIJZING:
De afschakelklassen 10 en 20 zijn bedoeld voor toepassingen met een zware
start. Bij het gebruik van deze afschakelklassen moet ervoor worden gezorgd dat
de FI een voldoende hoog overbelastingsvermogen heeft.
Afschakelklasse 5,
60s bij 1,5-voudige IN
Afschakelklasse 10,
120s bij 1,5-voudige IN
Afschakelklasse 20,
240s bij 1,5-voudige IN
IN bij 0Hz P535 IN bij 0Hz P535 IN bij 0Hz P535
100 %
1
100 %
9
100 %
17
90 %
2
90 %
10
90 %
18
80 %
3
80 %
11
80 %
19
70 %
4
70 %
12
70 %
20
60 %
5
60 %
13
60 %
21
50 %
6
50 %
14
50 %
22
40 %
7
40 %
15
40 %
23
30 %
8
30 %
16
30 %
24
P536 Stroomgrens
(stroomgrens) S
0,1 ... 2.0 / 2.1
(voudige nominale
stroom
frequentieomvormer)
{ 1,5 }
De uitgangstroom van de frequentieomvormer wordt begrensd tot de ingestelde waarde. Wordt
deze grenswaarde bereikt, dan reduceert de frequentieomvormer de actuele uitgangsfrequentie.
Met de analoge ingangfunctie in P400 = 13/14 kan deze grenswaarde ook worden gevarieerd en
tot een storingmelding (E12.4) worden gebracht.
0,1 ... 2.0 = vermenigvuldigingfactor met de nominale FO-stroom, levert de grenswaarde op.
2.1 = UIT
Staat voor de uitschakeling van deze grenswaarde, de FO levert zijn maximaal
mogelijke stroom.
P537 Pulsafschakeling
(Pulsafschakeling) S
10 ... 200 % / 201
{ 150 }
Met deze functie
wordt bij een relevante belasting een snelle uitschakeling van de
freuentieomvormer voorkomen. Met ingeschakelde pulsafschakeling wordt de uitgangstroom
begrensd tot de ingestelde waarde. Deze begrenzing wordt gerealiseerd door kortstondige
afschakelen van
individuele eindtraptransistoren. De actuele uitgangsfrequentie blijft daarbij
bestaan.
10...200 % = Grenswaarde met betrekking tot de nominale FI-stroom
201 = Functie is quasi uitgeschakeld
, de FO levert zijn maximaal mogelijke
stroom.
Bij de stroomlimiet kan de pulsuitschakeling desondanks actief
worden.
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
144 BU 0250 nl-3920
AANWIJZING:
De hier ingestelde waarde kan door een kleinere waarde in P536 worden
onderschreden.
Bij lage uitgangsfrequenties (< 4,5 Hz) of hoge pulsfrequenties (> 6 kHz of 8
kHz, P504) kan de pulsafschakeling door de vermogensreductie (hoofdstuk
8.4)) onderschreden worden.
AANWIJZING: Wanneer de pulsafschakeling uitgeschakeld is (P537 = 201) en in de parameter
P504 een hoge pulsfrequentie is geselecteerd, reduceert de
frequentieomvormer automatisch de pulsfrequentie bij het bereiken van de
vermogengrenzen. Word
t de omvormer weer ontlast, dan wordt de
pulsfrequentie weer verhoogd tot de oorspronkelijk waarde.
P539 Uitgangsbewaking
(Uitgangsbewaking) S P
0 ... 7
{ 0 }
Met deze beschermingfunctie wordt de uitgangstroom op de klemmen U-V-W bewaakt en op
juistheid gecontroleerd. In geval van een storing wordt de storingmelding E016 afgegeven.
De instellingen 0 - 3 zijn identiek aan de instellingen 4 - 7, echter, de bewaking van een
mechanische rem vindt niet plaats bij de instellingen 4 - 7 (alleen relevant bij uitrustingsindicatie "-
BWRN").
0 =
Mech. rem Alleen de bewaking van de mechanische rem vindt plaats.
1 =
Mech. rem + motorfasen: Naast de bewaking van de mechanische rem wordt ook de
uitgangsstroom gemeten en op symmetrie gecontroleerd. Is een asymmetrie aanwezig,
dan schakelt de FO uit en meldt de storing E016.
2 =
Mech. rem + Magnetisering: Naast de bewaking van de mechanische rem wordt het
niveau van de magnetiseringsstroom (veldstroom) gecontroleerd op het moment dat de FO
wordt ingeschakeld. Is geen toereikende magnetiseringstroom aanwezig, dan wordt de
frequentieomvormer uitgeschakeld met de storingmelding E016. Een motorrem wordt in
deze fase niet gelicht.
3 =
Mech rem+Motorfasen + magnet.: Naast de bewaking van de mechanische rem wordt de
bewaking van de motorfasen en de magnetisering uitgevoerd als 1 en 2 gecombineerd.
4 =
Uitgeschakeld: er vindt geen bewaking plaats.
5 =
Alleen motorfasen De uitgangstroom wordt gemeten en op symmetrie gecontroleerd. Is
een asymmetrie aanwezig, dan schakelt de FO uit en meldt de storing E016.
6 =
alleen magnetisering:
op het moment van inschakeling van de omvormer wordt de hoogte
van de magnetiseringstroom (veldstroom) gecontroleerd. Is geen toereikende
magnetiseringstroom aanwezig, dan wordt de frequentieomvormer uitgeschakeld met de
storingmelding E016. Een motorrem wordt in deze fase niet gelicht.
7 =
Motorfasen + magn Motorfasen en magnetiseringsbewaking, zoals 5 en 6 gecombineerd.
AANWIJZING:
Deze functie is bruikbaar als extra beschermende functie voor hefinstallaties,
maar is niet toegestaan als enige bescherming die de veiligheid van mensen
garandeert.
5 Parameter
BU 0250 nl-3920 145
P540 Modus draairichting
(Modus draairichting) S P
0 ... 7
{ 0 }
Om veiligheidredenen kan met deze parameter een omkering van de draairichting en daarmee een
foute draairichting worden voorkomen.
Deze functie werkt niet bij actieve positieregeling (P600 ≠ 0).
0 = Geen, "Geen draairichtingsbeperking"
1 = Dir-toets geblokkeerd, draairichtingomkeertoets van de SimpleBox geblokkeerd.
2 = Alleen rechtsom *, alleen de draaiveldrichting rechtsom is mogelijk. De selectie van de
"verkeerde" draairichting leidt tot de afgifte van minimale frequentie P104 met het
draaiveld R.
3 = Alleen linksom *, alleen de draaiveldrichting linksom is mogelijk. De selectie van de
“verkeerde’ draairichting leidt tot de afgifte van de minimale frequentie P104 met
draaiveld L.
4 = Alleen vrijgaverichting, draairichting is alleen mogelijk in overeenstemming met het
vrijgavesignaal, anders wordt 0Hz geleverd.
5 = Alleen rechtsom Alleen bewaking rechtsom, alleen de draaiveldrichting rechtsom is
mogelijk. Door de "verkeerde" draairichting te kiezen wordt de FO uitgeschakeld
(blokkering regelaar). Let er indien nodig op dat de regelwaarde voldoende hoog is (>
fmin).
6 = Bewaking linksom, “Alleen bewaking linksom", alleen de draairichting linksom is
mogelijk. Door de "verkeerde" draairichting te kiezen wordt de FO uitgeschakeld
(blokkering regelaar). Let er indien nodig op dat de regelwaarde voldoende hoog is (>
f
min
).
7 = sl vrijg richt bew, “Alleen vrijgaverichting bewaakt", draairichting is alleen mogelijk
volgens het vrijgavesignaal, anders wordt de FO uitgeschakeld.
*) geldt voor de toetsenveld- en stuurklemmenaansturing.
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
146 BU 0250 nl-3920
P541 Relais inschakelen
(digitale uitgang instellen) S
0000 ... FFF (hex)
{ 0000 }
Met deze functie bestaat de mogelijkheid om de relais en de digitale uitgangen onafhankelijk van
de status van de frequentieomvormer aan te sturen. Daartoe moet de betreffende uitgang worden
overgezet naar de functie ‘externe besturing’.
Deze functie kan handmatig of in combinatie met een busbesturing worden gebruikt.
Bit 0 = digitale uitgang 1 Bit 6 = Bus/An/Dig Out Bit 5,
“Bus/Analoog /Digitaal Out Bit 5”
Bit 1 = Bus / AS-i uit Bit 0 Bit 7 = Bus digitale uitgang 7
Bit 2 = Bus / AS-i uit Bit 1 Bit 8 = Bus digitale uitgang 8
Bit 3 = Bus / AS-i uit Bit 2 Bit 9 = Bit 10 bus statuswoord
Bit 4 = Bus / AS-i uit Bit 3 Bit 10 = Bit 13 bus statuswoord
Bit 5 = Bus/An/Dig Out Bit 4,
“Bus/Analoog /Digitaal Out Bit 4”
Bit 11 = digitale uitgang 2
Bit 8-11 Bit 7-4 Bit 3-0
Min. waarde 0000
0
0000
0
0000
0
binair
hex
Max. waarde 1111
F
1111
F
1111
F
binair
hex
Verrichte instellingen worden niet opgeslagen in het EEPROM. Na een "Power ON" van de
frequentieomvormer staat de parameter dus weer in de default-instelling.
Instelling van de waarde via …
BUS: de betreffende hexwaarde wordt in de parameter geschreven e
n daarmee
worden de relais of digitale ingangen ingesteld.
SimpleBox:
bij gebruik van de SimpleBox wordt de hexadecimale code rechtstreeks
ingevoerd.
ParameterBox: elke afzonderlijke uitgang kan separaat in gewone tekst worden opgeroepen
en worden geactiveerd.
P542 [-01]
[-02]
Analoge uitg. inschakelen
(Analoge uitgang inschakelen) S
0,0 ... 10,0V
{ allen 0,0 }
... alleen met
SK CU4-IOE of
SK TU4-IOE
[-01] = Eerste IOE, AOUT van de eerste I/O-uitbreiding (SK xU4 IOE)
[-02] =
Tweede IOE, AOUT van de
tweede
I/O-uitbreiding (SK xU4 IOE)
Met deze functie kan de analoge uitgang van de frequentieomvormer onafhankelijk van de actuele
bedrijftoestand worden aangestuurd. Daartoe moet de betreffe
nde analoge uitgang worden
overgezet naar de functie ‘externe besturing’ (P418 = 7).
Deze functie kan handmatig of in combinatie met een busbesturing worden gebruikt. De hier
ingestelde waarde wordt na bevestiging via de analoge uitgang afgegeven.
Verric
hte instellingen worden niet opgeslagen in het EEPROM. Na een "Power ON" van de
frequentieomvormer staat de parameter dus weer in de default-instelling.
5 Parameter
BU 0250 nl-3920 147
P543 [-01]
...
[-03]
BUS - meetwaarde 3
(Bus-meetwaarde 1 ... 3) S P
0 ... 57
{ [-01] = 1 }
{ [-02] = 4 }
{ [-03] = 9 }
In deze parameter kan de meetwaarde bij busaansturing worden gekozen.
AANWIJZING: Verdere details vindt u in het relevante extra bushandboek of in de beschrijving
bij (P418). (Waarden van 0% ... 100% komen overeen met 0000hex … 4000hex)
Wat betreft de normering van de werkelijke waarden: (hoofdstuk 8.8).
[-01] = BUS - meetwaarde 1 [-02] = BUS - meetwaarde 2 [-03] = BUS - meetwaarde 3
(Definitie van de frequenties (hoofdstuk 8.9))
0 =
Uit
19 =
Instelfrequentie (P503)
1 =
actuele frequentie
20 =
inst freq na acc/dec
“Instelfrequentie na acc/dec”
2 =
actueel toerental
3 =
Motorstroom
21 =
Act freq. zonder slip Instelw.
“Actuele frequentie zonder Masterwaarde
voor slip."
4 =
Koppelstroom (100% = P112)
5 =
Toestand digitale IO*
22 =
Toerental incr. enc.
"Toerental incrementele encoder"
6 =
... 7 gereserveerd, POSICON
(BU0210)
8 =
regelfrequentie
23 =
Act.freq. met slip
"Actuele frequentie met slip"
9 =
fout nummer
10 =
...11 gereserveerd, POSICON
(BU0210)
24 =
Mast.w. Act. freq. +slip
"Masterwaarde actuele frequentie met slip"
12 =
BusIO Out Bits 0-7
13 =
...16 gereserveerd, POSICON
(BU0210)
53 =
Actuele waarde 1 PLC
17 = Waarde analoge ing 1 54 = Actuele waarde 2 PLC
18 =
Waarde analoge ing 2
55 =
Actuele waarde 3 PLC
56 =
Actuele waarde 4 PLC
57 =
Actuele waarde 5 PLC
* Toewijzing van de dig. ingangen bij P543 = 5
Bit 0 = DIN 1 (FU) Bit 1 = DIN 2 (FU) Bit 2 = DIN 3 (FU) Bit 3 = DIN 4 (FU)
Bit 4 = DIN 5 (FU) Bit 5 = DIN 6 (FU) Bit 6 = DIN 7 (FU) Bit 7 = PTC-ingang (FO)
Bit 8 = DI1, 1. SK…IOE
Bit 9 = DI2, 1. SK…IOE
Bit 10 = DI3, 1. SK…IOE
Bit 11 = DI4, 1. SK…IOE
Bit 12 = DOUT 1 (FO)
Bit 13 = mech. Rem (FU)
Bit 14 = DOUT 2 (FO)
Bit 15 = gereserveerd
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
148 BU 0250 nl-3920
P546 [-01]
...
[-03]
BUS-regelwaarde
(BUS-regelwaarde) S P
0 ... 36
{ [-01] = 1 }
{ [-02] = 0 }
{ [-03] = 0 }
In deze parameter wordt bij busaansturing aan de geleverde regelwaarde een functie toegewezen.
AANWIJZING: Verdere details vindt u in het relevante extra bushandboek of in de beschrijving
bij (P400). (Waarden van 0 % ... 100 % komen overeen met 0000hex … 4000hex,)
Wat betreft de normering van de instelwaarden: (hoofdstuk 8.8).
[-01] = BUS - regelwaarde 1 [-02] = BUS - regelwaarde 2 [-03] = BUS - regelwaarde 3
Mogelijke instelbare waarden:
0 =
Uit
13 =
Stroomgrens, "stroom begrensd"
1 =
Regelfrequentie (16 Bit) 14 = Stroom afschakeling
“Stroomgrens afschakeling”
2 =
Frequentie optellen
3 =
Frequentie aftrekken
15 =
Acc./dec. Tijd, (P102/103)
4 =
Minimum frequentie
16 = Aanvangst moment, ((P214)
vermenigvuldiging)
5 =
maximale frequentie
17 =
Product
6 =
Regelwaarde procesregelaar
18 =
Curvecalculator
7 =
Instelwaarde procesregelaar
19 = Koppel servomode
8 =
Actuele frequentie PI
20 = BusIO InBits 0-7
9 =
Act. freq. PI begr.
21 =
...25 gereserveerd , POSICON
10 = Act. freq. PI bewaakt 31 = Digitale uitgang IOE, bepaalt toestand
DOUT van de 1. IOE
11 =
Koppelstroomgrens,
"Koppelstroomgrens"
32 = Analoge uitgang IOE, bepaalt waarde
AOUT van de 1. IOE), voorwaarde: P418 =
Functie "31”
Waarde moet tussen 0 en 100 (0hex en
64hex) liggen. Anders wordt de
minimumwaarde op de analoge uitgang
uitgestuurd.
12 =
Koppelstr. afsch.
“Koppelstroomgrens afschakeling”
33 = Koppelregelw. p.reg., "Koppelregelwaarde
procesregeling".
34 =
D-corr. freq. proces
35 =
D-corr. Draaimoment
36 =
D-corr. freq+koppel
P549 Functie Poti-Box
(Functie Poti-Box) S
0 ... 16
{ 0 }
Deze parameter biedt de mogelijkheid om aan de actuele regelwaarde (vaste frequentie, analoog,
bus) een correctiewaarde toe te voegen met de toetsen van de Simple-/ParameterBox.
Het stelbereik wordt bepaald met de extra regelwaarde P410/411.
0 = Uit 2 = Frequentie optellen
1 = Instelfrequentie, bij (P509)≠ 1 is hierbij
een besturing via USS mogelijk
3 = Frequentie aftrekken
5 Parameter
BU 0250 nl-3920 149
P550 EEPROM kopieeropdr.
(EEPROM kopieeropdracht)
0 ... 3
{ 0 }
Alleen geldig met optie: "-EEP"("inplugbare EEPROM"):
Apparaten met de optie: “-EEP (in voorbereiding)
hebben, naast de interne EEPROM, een
parallelle insteek-
EEPROM ("geheugenmodule") voor de opslag en het beheer van de
parametergegevens.
De gegevens worden door het apparaat parallel op beide opslagmedia
beheerd en maken zo een veilige en snelle uitwisseling van parameterinstellingen in het apparaat
mogelijk tijdens de inbedrijfstelling of het onderhoud.
De op het interne EEPROM en op de memory-
module opgeslagen datasets kunnen onderling
gekopieerd worden. Dit omvat een PLC-programma dat op het apparaat aanwezig is.
0 = geen wijziging 2 = Intern Extern, dataset wordt vanaf
het interne EEPROM naar de memory-
module (extern EEPROM) gekopieerd.
1 = Extern Intern, dataset wordt
gekopieerd van de geheugenmodule
(externe EEPROM) naar de interne
EEPROM.
3 = Extern < - > Intern, de datasets
worden uitgewisseld tussen beide
EEPROMs
Aanwijzing: Het apparaat gebruikt altijd de dataset die is opgeslagen op de interne EEPROM.
P552 [-01]
[-02]
CAN master cyclus
(CAN master cyclustijd) S
0.0 / 0.1 … 100.0 ms
{ allen 0,0 }
In deze parameter wordt de cyclustijd voor de systeembus-mastermodus en voor de CANopen-
sensor ingesteld (zie P503/514/515):
[01] = CAN Masterfunctie, cyclustijd systeembus masterfunctionaliteit
[02] = CANopen abs. Encoder, “CANopen absolute encoder”, cyclustijd systeembus absolute
encoder
Bij de instelling 0 = “Auto” wordt de standaardwaarde (zie tabel) gebruikt.
Uit de ingestelde baudsnelheid resulteert een verschillende minimale waarde voor de daad-
werkelijke cyclustijd:
Baudsnelheid Min. waarde tZ Default CAN Master Default CANopen Abs.
10kBaud
10 ms
50 ms
20 ms
20kBaud
10 ms
25 ms
20 ms
50kBaud
5 ms
10 ms
10 ms
100kBaud
2 ms
5 ms
5 ms
125kBaud
2 ms
5 ms
5 ms
250kBaud
1ms
5 ms
2 ms
500kBaud
1ms
5 ms
2 ms
1000kBaud
1ms
5 ms
2 ms
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
150 BU 0250 nl-3920
P553 [-01]
...
[-05]
PLC regelwaarde
(PLC regelwaarde) S P
0 ... 36
alle = { 0 }
In deze parameter wordt een functie toegewezen aan de PLC-
regelwaarden. De instellingen zijn
alleen van toepassing op hoofd-regelwaarden en bij actieve PLC-regeling ((P350) = "On" en (P351)
= "0" of "1").
[-01] = BUS - regelwaarde 1 [-05] = Bus-regelwaarde 5
Mogelijke instelbare waarden:
0 =
Uit
17 =
Product
1 =
regelfrequentie
18 =
Curvebewegingscontrole
2 =
Frequentie optellen
19 =
Koppel servomode
3 =
Frequentie aftrekken
20 =
BusIO In Bits 0-7
4 =
Minimum frequentie
21 =
Doelpositie LowWord
5 =
maximale frequentie
22 = Instel pos HighWord
6 =
Regelwaarde procesregelaar
23 = Instel pos inc. LowWord
7 =
Instelwaarde procesregelaar
24 =
Instelpos.Inc.HighWord
8 =
Actuele frequentie PI
25 =
Overbr. fact. gearing
9 =
act. freq. PI begr.
26 =
… 30: gereserveerd
10 =
act. freq. PI bewaakt
31 =
Digitale uitgang IOE
11 =
Koppelstroomgrens. (begrenzend)
32 =
Analoge uitgang IOE
12 =
Koppelstroomgrens afschakelend
33 =
Koppelregelw. proces-controller
13 =
Stroomgrens (begrenzend)
34 =
D-corr. freq. proces
14 =
Stroomlimiet afschakelend
35 =
D-corr. Draaimoment
15 =
Acceleratie / deceleratie tijd
36 =
D-corr. freq.+koppel
16 =
Koppelgrens
P555 P-begrenzing chopper
(P-begrenzing chopper) S
5 ... 100 %
{ 100 }
Met deze parameter is een handmatige (piek-
)vermogenbegrenzing voor de remweerstand
programmeerbaar. De inschakelduur (modulatiegraad) bij de remchopper kan maximaal tot aan de
aangegeven grens stijgen. Is deze waarde bereikt dan schakelt de omvormer onafhankelijk van
de hoogte van de tussenkringspanning de remweerstand stroomloos.
Het gevolg kan een uitschakeling van de omvormer wegens overspanning zijn.
De juiste procentuele waarde wordt als volgt berekend:
%100*
*
[%]
2
max
max
U
PR
k
BW
=
R = Weerstand van de remweerstand
PmaxBW = kortstondig piekvermogen van de remweerstand
Umax = Chopper-schakelwaarde van de FO
1~ 115/230 V 440 V=
3~ 230V 500 V=
3~ 400V 1000 V=
AANWIJZING: Bij gebruik van een interne
remweerstand worden de specifieke gegevens van
de remweerstand automatisch ingesteld. Het is dus niet meer mogelijk om de
parameterinstelling te wijzigen.
5 Parameter
BU 0250 nl-3920 151
P556 Remweerstand
(remweerstand) S
20 ... 400
{ 120 }
Waarde van de remweerstand voor de berekening van het maximale remvermogen om de
weerstand te beschermen.
Als het maximale continue vermogen (P557) inclusief overbelasting (200 % voor 60 s) wordt
bereikt, wordt de fout I2t-grens (E003.1) geactiveerd. Verdere details in de (P737).
AANWIJZING: Bij gebruik van een interne
remweerstand worden de specifieke gegevens van
de remweerstand automatisch inges
teld. Het is dus niet meer mogelijk om de
parameterinstelling te wijzigen.
P557 Vermogen remweerst.
(Vermogen remweerstand) S
0.00 ... 20.00 kW
{ 0.00 }
Continu vermogen (nominaal vermogen) van de weerstand voor de weergave van de actuele last
in (P737). Voor een correct berekende waarde moet in (P556) en (P557) de correcte waarde zijn
ingevoerd.
0.00 = bewaking uitgeschakeld
AANWIJZING: Bij gebruik van een interne
remweerstand worden de specifieke gegevens van
de remweerstand automatisch ingesteld. Het is dus niet meer mogelijk om de
parameterinstelling te wijzigen.
P558 Voormagn. tijd
(voormagnetiseringstijd) S P
0 / 1 / 2 ... 5000 ms
{ 1 }
De ISD-
regeling kan alleen correct werken, wanneer een magneetveld in de motor bestaat. Om
deze reden wordt de motor voor het starten van de zogenaamde opwinding van de stator voorzien
van gelijkstroom. De tijdsduur is afhankelijk van de grootte van de motor en wordt automatisch
ingesteld in de fabrieksinstelling van de FO.
Voor tijdkritische toepassingen is de magnetiseringtijd instelbaar of deactiveerbaar.
0 = uitgeschakeld
1 = automatische berekening
2 ... 5000 = overeenkomstig ingestelde tijd in [ms].
AANWIJZING: Te lage instelwaarden kunnen de dynamiek en het aanloopkoppel doen afnemen.
P559 DC-nalooptijd
(DC-nalooptijd) S P
0,00 ... 30,00 s
{ 0,50 }
Na een stopsignaal en na afloop van de deceleratietijd wordt de motor voor korte termijn met
gelijkstroom gevoed om de aandrijving volledig stil te zetten. Naargelang de massatraagheid van
de last kan de tijd van deze stroomtoevoer via deze parameter worden ingesteld.
De stroomsterkte hangt van het voorafgaande remproces (stroomvector-
regeling) of van de
statische boost (lineaire karakteristiek) af.
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
152 BU 0250 nl-3920
P560 Param. opslagmodus
(parameter opslagmodus) S
0 ... 2
{ 1 }
0 = Alleen in RAM, veranderingen van de parameterinstellingen worden niet meer in de
EEPROM geschreven. Alle eerder opgeslagen instellingen blijven behouden, ook
wanneer de frequentieomvormer van het net wordt gescheiden.
1 = RAM en EEPROM, alle parameterwijzigingen worden automatisch in het EEPROM
opgeslagen en blijven dus ook behouden wanneer de frequentieomvormer van de
netspanning wordt gescheiden.
2 = UIT, geen opslag in RAM en EEPROM mogelijk (er worden geen parameterwijzigingen
geaccepteerd)
AANWIJZING: Wanneer de BUS-communicatie wordt gebruikt om parameterwijzigingen uit te
voeren, moet erop worden gelet dat het maximale aantal schrijfcycli op het
EEPROM (100.000 x) niet wordt overschreden.
PLC: Een opgeslagen PLC-programma wordt ook beschermd door de
instellingen “0” of “2”. In de instelling “0” kan het PLC-programma echter niet
worden geladen of uitgevoerd.
P565 AS-i mode
(AS-i mode) S
0 ... 33
{ 0 }
Bij apparaten die via de AS-interface communiceren (alleen mogelijk bij SK 270E-FDS en SK
280E-FDS), wordt hier het te gebruiken communicatieprotocol ingesteld.
Nadat de modus is ingesteld, verandert het display terug naar de waarde 0.
De fabrieksinstelling van de AS-i modes hangt af van de versie van het apparaat en kan worden
gecontroleerd in P746.
0 =
Geen wijziging.
1 =
4IO+CTT2=7.A.7+7.A.5: Dubbele slave (A/B-slave + CTT2-slave) in het uitgebreide
adresbereik, met uitgebreide data-overdracht voor cyclische uitwisseling van procesdata
2 =
4IO+4IO=7.A.7+7.A.7: Dubbele slave (2 x A/B-slave) - in het uitgebreide adresbereik
3 =
Gereserveerd
16 =
4IOStd=7.F: Singleslave - in het standaard adresbereik
17 =
Gereserveerd
32 =
4IOExt=7.A.7: Singleslave (A/B slave) - in het uitgebreide adresbereik
33 =
Gereserveerd
AANWIJZING:
Het is alleen mogelijk te schakelen tussen AS-i modi die overeenkomen met de
hardwareconfiguratie van het apparaat. Het omschakelen tussen een
configuratie met één Slave en een configuratie met twee Slaves is bijv.
technisch niet mogelijk. Een poging hiertoe wordt door het apparaat verhinderd
en bevestigd met een foutmelding.
Let op!
Wissel niet meer dan 10 keer van AS-i mode. Veelvuldige
wisselingen zullen het apparaat beschadigen. Een nieuwe wisseling is
dan niet meer mogelijk.
Deze parameter is pas functioneel vanaf AS-i - versie 1.3 (zie parameter P745).
5 Parameter
BU 0250 nl-3920 153
5.2.7 Positionering
De parametergroep P6xx wordt gebruikt om de positioneerbesturing of de positieregeling in te stellen.
Om deze parameters zichtbaar te maken, moet de Supervisor-Parameter P003 = 3 ingesteld worden.
Een gedetailleerde beschrijving van deze parameters vindt u in het handboek BU0210.
5.2.8 Informatie
Parameter Instelwaarde / beschrijving / aanwijzing Supervisor parameterset
P700 [-01]
...
[-03]
Actuele bedrijfstoestand
(Actuele bedrijfstoestand)
0,0 ... 25,4
Indicatie van de actuele meldingen over de actuele bedrijftoestand van de frequentieomvormer,
zoals storingen, waarschuwingen of de oorzaak van een inschakelblokkering (hoofdstuk 6.3).
[-01] = Actuele storing, geeft de actueel actieve (niet bevestigde) storing aan (hoofdstuk 6.3).
[-02] = Actuele waarschuwing, geeft de actueel actieve waarschuwingsmelding aan (hoofdstuk
6.3).
[-03] = Reden inschakelblokkering, geeft de reden voor een actieve inschakelblokkering aan
(hoofdstuk 6.3)Einschaltsperre</dg_ref_source_inline.
AANWIJZING
SimpleBox / ControlBox:
met de SimpleBox of ControlBox kunnen de foutnummers van de
waarschuwingsmeldingen en storingen worden weergegeven.
ParameterBox
: bij de ParameterBox worden de meldingen in normale tekstvorm weergegeven.
Bovendien kan de reden voor een mogelijke inschakelblokkering worden weergegeven.
Bus:
De weergave van de foutmeldingen op busniveau vindt plaats in de vorm van decimale hele
getallen. De weergegeven waarde moet worden gedeeld door 10 om overeen te komen met het
juiste formaat.
Voorbeeld: weergave: 20 → Fout nummer: 2,0
P701 [-01]
...
[-05]
Laatste fout
(Laatste fout 1...5)
0,0 ... 25,4 Deze parameter slaat de laatste 5 storingen (hoofdstuk 6.3)op.
Met de SimpleBox / ControlBox moet de relevante geheugenplaats 1 …5 (array-parameter) worden
gekozen en met de OK-/ENTER-toets worden bevestigd om de opgeslagen storingscode te lezen.
P702 [-01]
...
[-05]
Freq. ltste stor.
(Frequentie laatste storing 1...5) S
-400,0 ... 400.0Hz Deze parameter slaat de waarde van de uitgangsfrequentie op die op het moment van de fout werd
geleverd. De waarden van de laatste 5 foutmeldingen worden opgeslagen.
Met de SimpleBox / ControlBox moet de relevante geheugenplaats 1 …5 (array-parameter) worden
gekozen en met de OK- / ENTER-toets worden bevestigd om de opgeslagen waarde te lezen.
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
154 BU 0250 nl-3920
P703 [-01]
...
[-05]
strm ltste stor.
(stroom laatste storing 1...5) S
0,0 ... 999,9 A Deze
parameter slaat de waarde van de uitgangstroom op die op het moment van de fout werd
geleverd. De waarden van de laatste 5 foutmeldingen worden opgeslagen.
Met de SimpleBox / ControlBox moet de relevante geheugenplaats 1 …5 (array-parameter) worden
gekozen en met de OK-/ENTER-toets worden bevestigd om de opgeslagen waarde te lezen.
P704 [-01]
...
[-05]
Spg. ltste. stor.
(Spanning laatste storing 1...5) S
0 ... 600 V AC Deze parameter slaat de waarde van de uitgangsspanning op die op het moment van de fout werd
geleverd. De waarden van de laatste 5 foutmeldingen worden opgeslagen.
Met de SimpleBox / ControlBox moet de relevante geheugenplaats 1 …5 (array-parameter) worden
gekozen en met de OK-/ENTER-toets worden bevestigd om de opgeslagen waarde te lezen.
P705 [-01]
...
[-05]
Tussenkr.ltste stor.
(tussenkringspanning laatste storing 1...5) S
0 ... 1000 V DC
Deze parameter slaat de waarde van de tussenkringspanning op die op het moment van de fout
werd geleverd. De waarden van de laatste 5 foutmeldingen worden opgeslagen.
Met de SimpleBox / ControlBox moet de relevante geheugenplaats 1 …5 (array-parameter) worden
gekozen en met de OK-/ENTER-toets worden bevestigd om de opgeslagen waarde te lezen.
P706 [-01]
...
[-05]
Parameterset laatste storing
(Parameterset laatste storing 1...5) S
0 ... 3
Deze parameter slaat het nummer van de parameterset op die op het moment van de fout actief
was. De waarden van de laatste 5 storingen worden opgeslagen.
Met de SimpleBox / ControlBox moet de relevante geheugenplaats 1 …5 (array-parameter) worden
gekozen en met de OK-/ENTER-toets worden bevestigd om de opgeslagen storingscode te lezen.
P707 [-01]
...
[-03]
Software versie
(Software-versie/ -revisie)
0,0 ... 9999,9
Deze parameter toont de in de
frequentieomvormer aanwezige softwareversie-
en revisienummers. Dit kan van belang zijn,
wanneer verschillende frequentieomvormers
dezelfde instellingen moeten krijgen.
Array 03 informeert over evt. speciale versies
van hard- en software. Een nul staat hier voor de
standaarduitvoering.
... [-01] = Versienummer (Vx.x)
... [-02] = Revisienummer (Rx)
... [-03] = Speciale versie hard-/software (0.0)
5 Parameter
BU 0250 nl-3920 155
P708 Toestand dig. ing.
(Toestand digitale ingang)
00000 ... 11111 (bin)
of
0000 ... FFFF (hex)
Geeft de toestand van de
digitale ingangen binair/hexadecimaal weer. Deze indicatie kan worden
gebruikt voor de controle van de ingangsignalen.
Bit 0
= digitale ingang 1
Bit 1 = digitale ingang 2
Bit 2 = digitale ingang 3
Bit 3 = digitale ingang 4
Bit 4
= digitale ingang 5
Bit 5 = digitale ingang 6 (AIN1)
Bit 6 = digitale ingang 7 (AIN2)
Bit 7 = ingang PTC-weerstand
Eerste SK xU4-IOE (optioneel)
Bit 8 = 1. IO-uitbreiding: Digitale ingang 1
Bit 9 = 1. IO-uitbreiding: Digitale ingang 2
Bit 10 = 1. IO-uitbreiding: Digitale ingang 3
Bit 11 = 1. IO-uitbreiding: Digitale ingang 4
Tweede SK xU4-IOE (optioneel)
Bit 12 = 2. IO-uitbreiding: Digitale ingang 1
Bit 13 = 2. IO-uitbreiding: Digitale ingang 2
Bit 14 = 2. IO-uitbreiding: Digitale ingang 3
Bit 15 = 2. IO-uitbreiding: Digitale ingang 4
Bit 15-12 Bit 11-8 Bit 7-4 Bit 3-0
minimale waarde 0000
0
0000
0
0000
0
0000
0
binair
hex
maximale waarde 1111
F
1111
F
1111
F
1111
F
binair
hex
SimpleBox:
de binaire bits worden omgerekend naar een hexadecimale waarde en
weergegeven.
ParameterBox: de bits worden van rechts naar links in oplopende waarde (binair) weergegeven.
P709 [-01]
...
[-09]
Spanning an. ing.
(Spannung analoge ingang)
-100 ... 100 % Geeft de gemeten analoge ingangswaarde aan.
[-01] = Analoge ingang 1, waarde van de in de FO geïntegreerde analoge ingang 1
[-02] = Analoge ingang 2, waarde van de in de FO geïntegreerde analoge ingang 2
[-03] = Ext. analoge ingang 1, AIN 1 van de eerste I/O-uitbreiding SK xU4IOE
[-04] = Ext. analoge ingang 2, AIN2 van de eerste I/O-uitbreiding SK xU4IOE
[-05] = Regelwaardemodule, SK SSX-3A, zie BU0040
[-06] = Analoog funct. dig 2, analoge functie van de digitale FO-ingang 2
[-07] = Analoog funct. dig 3, analoge functie van de digitale FO-ingang 3
[-08] = Ext. A.-in. 1 2e IOE, "Externe analoge ingang 1 2e IOE", AIN1 van de tweede I/O-
uitbreiding (SK xU4-IOE) (= analoge ingang 3)
[-09] = Ext. A.-in. 2 2e IOE, "Externe analoge ingang 2 2e IOE", AIN2 van de tweede I/O-
uitbreiding (SK xU4-IOE) (= analoge ingang 4)
P710 [-01]
[-02]
spanning an. uitg.
(Spanning analoge uitgang)
0,0 ... 10,0V Geeft de afgegeven waarde van de analoge uitgang aan.
[-01] = Eerste IOE, AOUT van de eerste I/O-uitbreiding (SK xU4-IOE)
[-02] = Tweede IOE, AOUT van de tweede I/O-uitbreiding (SK xU4-IOE)
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
156 BU 0250 nl-3920
P711 Toestand relais
(Toestand digitale uitgangen)
00000 ... 11111 (bin)
of
00 ... FF (hex)
Geeft de actuele toestand van de digitale uitgangen van de frequentieomvormer aan.
Bit 0
= digitale uitgang 1
Bit 1 = mechanische rem
Bit 2 = digitale uitgang 2
Bit 3 = gereserveerd
Bit 4
= digitale uitgang 1, IO-uitbreiding 1
Bit 5 = digitale uitgang 2, IO-uitbreiding 1
Bit 6 = digitale uitgang 1, IO-uitbreiding 2
Bit 7 = digitale uitgang 2, IO-uitbreiding 2
Bit 7-4
Bit 3-0
minimale waarde 0000
0
0000
0
binair
hex
maximale waarde 1111
F
1111
F
binair
hex
SimpleBox:
de binaire bits worden omgerekend naar een hexadecimale waarde en
weergegeven.
ParameterBox: de bits worden van rechts naar links in oplopende waarde (binair) weergegeven.
P714 In-bedrijf-tijd
(In-bedrijf-tijd)
0.10 ... ___ h Deze parameter geeft de tijdsduur aan, waarin de omvormer op de netspanning aangesloten was
en bedrijfgereed was.
P715 Bedrijfsurenteller
(Bedrijfsurenteller)
0,00 ... ___ h Deze parameter geeft de tijdsduur aan, waarin de omvormer op de netspanning aangesloten was
en stroom leverde via de motoruitgang.
P716 Actuele frequentie
(Actuele frequentie)
-400,0 ... 400.0Hz Geeft de actuele uitgangsfrequentie aan.
P717 Actuele toerental
(Actuele toerental)
-9999 ... 9999 rpm Geeft het actuele, door de frequentieomvormer berekende toerental van de motor aan.
P718 [-01]
...
[-03]
Act. instelfreq.
(Actuele instelfrequentie)
-400,0 ... 400.0Hz Geeft de regelwaarde voor de te realiseren frequentie aan (hoofdstuk 8.1)
[-01] = actuele regelfrequentie van de regelwaardebron
[-02] = actuele regelfrequentie na de verwerking in de frequentieomvormer-toestandmachine
[-03] = actuele regelfrequentie volgens de frequentiekarakteristiek
5 Parameter
BU 0250 nl-3920 157
P719 Actuele stroom
(Actuele stroom)
0,0 ... 999,9 A Geeft de actuele uitgangstroom aan.
P720 Act. koppelstroom
(Actuele koppelstroom)
-999,9 ... 999,9 A
Geeft de actuele, door de frequentieomvormer, berekende koppelvormende uitgangstroom
(werkstroom) aan. Basis voor de berekening zijn de motorgegevens P201…P209.
negatieve waarde = generatorisch, positieve waarde = motorisch
P721 Actuele veldstroom
(Actuele veldstroom)
-999,9 ... 999,9 A Geeft de actuele, door de
frequentieomvormer, berekende veldstroom (blindstroom) aan. Basis
voor de berekening zijn de motorgegevens P201…P209.
P722 Actuele spanning
(Actuele spanning)
0 ... 500V Geeft de actuele, aan de motoruitgang van de frequentieomvormer geleverde wisselspanning aan.
P723 Spanning -d
(Spanning-d) S
-500 ... 500V Geeft de actuele veldspanningcomponent aan.
P724 Spanning -q
(Spanning-q) S
-500 ... 500V Geeft de actuele koppelspanningcomponent aan.
P725 Act. cos phi
(Act. cos phi j)
0,00 ... 1.00 Geeft de actuele berekende cos ϕ van de aandrijving aan.
P726 Schijnbaar vermogen
(Schijnbaar vermogen)
0,00 ... 300.00 kVA Geeft het actuele berekende schijnvermogen aan. Basis voor de berekening zijn de motorgegevens
P201…P209.
P727 Mechanisch vermogen
(Mechanisch vermogen)
--99.99 ... 99,99 kW
Geeft het actuele berekende effectief vermogen van de motor aan. Basis voor de berekening zijn
de motorgegevens P201…P209.
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
158 BU 0250 nl-3920
P728 Ingangsspanning
(netspanning)
0 ... 1000V
Geeft de actuele, aan de frequentieomvormer geleverde netspanning aan. Dit wordt indirect
bepaald uit de hoogte van de tussenkringspanning.
Informatie
Weergave statische waarde
Bij apparaten met een aparte 24 V-voeding wordt een statische waarde weergegeven wanneer
er geen netspanning aanwezig is (bijv: bij 1~ 230 V apparaten: P728 = 230 V). Deze waarde
wordt gebruikt voor interne initialisatiedoeleinden.
P729 Koppel
(koppel)
-400 ... 400 % Geeft het
actuele berekende koppel aan. Basis voor de berekening zijn de motorgegevens
P201…P209.
P730 Veld
(veld)
0 ... 100 % Geeft het actuele door de frequentieomvormer berekende veldsterkte in de motor aan. Basis voor
de berekening zijn de motorgegevens P201…P209.
P731 Parameterset
(Actuele parameterset)
0 ... 3 Geeft de actuele set bedrijfparameters aan.
0 = Parametersatz 1
1 = Parametersatz 2
2 = Parametersatz 3
3 = Parametersatz 4
P732 Motorstroom fase U
(Motorstroom fase U) S
0,0 ... 999,9 A Geeft de actuele stroom van de fase U aan.
AANWIJZING:
Deze waarde kan vanwege de meetprocedure ook bij symmetrische uitgangstromen van de waarde
in P719 afwijken.
P733 Motorstroom fase V
(Motorstroom fase V) S
0,0 ... 999,9 A Geeft de actuele stroom van de fase V aan.
AANWIJZING:
Deze waarde kan vanwege de meetprocedure ook bij symmetrische uitgangstromen van de waarde
in P719 afwijken.
P734 Motorstroom fase W
(Motorstroom fase W) S
0,0 ... 999,9 A Geeft de actuele stroom van de fase W aan.
AANWIJZING:
Deze waarde kan vanwege de meetprocedure ook bij symmetrische uitgangstromen van de waarde
in P719 afwijken.
5 Parameter
BU 0250 nl-3920 159
P735 Toerental incr.enc.
(Toerental incrementele encoder) S
-9999 ... 9999 rpm
Geeft het actuele, door de incrementele encoder vastgestelde toerental aan. P301 moet hiervoor
correct ingesteld zijn.
P736 Tussenkringspanning
(Tussenkringspanning)
0 ... 1000 V DC Geeft de actuele tussenkringspanning aan.
Informatie
Weergave van atypische waarde
Bij apparaten met een aparte 24 V-voeding wordt een kleine, atypische waarde weergegeven
wanneer er geen netspanning aanwezig is (bijv: bij 1~ 230 V apparaten: P736 4 V). Deze
waarde is het resultaat van interne meet- en testroutines en is afhankelijk van bijvoorbeeld
meetfouten, offset, signaalruis, enz.
P737 Remweerstand belasting
(Actuele belasting remweerstand)
0 ... 1000 % Deze parameter informeert over de actuele modulatiegraad van de remchopper of de actuele
belasting van de remweerstand in generatorisch bedrijf.
Wanneer de parameters P556 en P557 correct zijn ingesteld, wordt de belasting weergegeven in
relatie tot P557, de weerstandvermogen.
Is alleen P556 correct ingesteld (P557=0) dan wordt de modu
latiegraad van de remchopper
weergegeven. Daarbij betekent 100 dat de remweerstand 100% wordt aangestuurd. Daarentegen
betekent 0 dat de remchopper momenteel niet actief is.
Zijn P556 = 0 en P557 = 0 ingesteld, dan informeert deze parameter tevens over de modulatiegraad
van de remchopper in de frequentieomvormer.
P738 [-01]
[-02]
Motorbelasting
(Actuele motorbelasting)
0 ... 1000 %
Geeft de actuele motorbelasting aan. Basis voor de berekening zijn de motorgegevens P203. De
actueel opgenomen stroom wordt gerelateerd aan de nominale motorstroom.
[-01] = gerelateerd aan IN (P203) van de motor
[-02] = gerelateerde I2t bewak., “gerelateerd aan I2t bewaking“ (P535)
P739 [-01]
...
[-03]
Temp. koellichaam
(Actuele temperatuur
koellichaam)
-40 ... 150 [-01 ] = Koellichaamtemperatuur van de frequentieomvormer
[-02 ] = Binnenruimtetemperatuur van de frequentieomvormer
[-03] = Temperatuur motor KTY. Motortemperatuur via KTY, registratie uitsluitend via IO-
uitbreidingmodule, instelling in parameter (P400) op functie {30} “Motortemperatuur
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
160 BU 0250 nl-3920
P740 [-01]
...
[-19]
Procesdata Bus In
(Procesdata Bus In) S
0000 ... FFFF (hex)
Deze parameter geeft
informatie over het
actuele stuurwoord en
de regelwaarden die via
de bussystemen
doorgegeven worden.
Voor de
indicatiewaarden moet
in P509 een BUS-
systeem geselecteerd
zijn.
Normering: (
paragraaf 8.8
"Normering regel-
/meetwaarden")
[-01] = Stuurwoord Stuurwoord, bron uit P509
[-02] = Regelwaarde 1 (P510/1, P546)
[-03] = Regelwaarde 2 (P510/1, ...)
[-04] = Regelwaarde 3 (P510/1, ...)
Regelwaardedata van de
hoofdregelwaarde (P510 [-01]).
[-05] = Res. stat.InBit P480
De weergegeven waarde geeft
alle bus-in-bit-bronnen met een
"of"-koppeling weer.
[-06 ] = Parameterdata In 1
[-07 ] = Parameterdata In 2
[-08 ] = Parameterdata In 3
[-09 ] = Parameterdata In 4
[-10 ] = Parameterdata In 5
Data bij parametertransmissie:
Opdrachtaanduiding (AK),
parameternummer (PNU),
index (IND), parameterwaarde
(PWE1/2)
[-11] = Regelwaarde 1 (P510/2)
[-12] = Regelwaarde 2 (P510/2)
[-13] = Regelwaarde 3 (P510/2)
Regelwaardedata vanaf
besturingsfunctiewaarde
(broadcast) - ( P502/P503) -,
indien P509 = 4
[-14] = Stuurwoord PLC
[-15] = Regelwaarde 1 PLC
[-19] = regelwaarde 5 PLC
Stuurwoord + regelwaardedata
van PLC
P741 [-01]
...
[-19]
Procesdata Bus uit
(Procesdata Bus uit) S
0000 ... FFFF (hex)
Deze parameter geeft
informatie over
het actuele
statuswoord en de actuele
waarden die via de
bussystemen doorgegeven
worden.
Normering: ( paragraaf
8.8 "Normering regel-
/meetwaarden")
[-01] = Statuswoord Statuswoord, bron uit P509
[-02] = actuele waarde 1 (P543)
[-03 ] = actuele waarde 2 (…)
[-04 ] = actuele waarde 3 (…)
Meetwaarden
[-05] = res. stat.UitBit P481
De weergegeven waarde
geeft alle bus-OUT-bit-
bronnen met een "of"-
koppeling weer.
[-06] = Parameterdata Uit 1
[-07] = Parameterdata Uit 2
[-08] = Parameterdata Uit 3
[-09] = Parameterdata Uit 4
[-10] = Parameterdata Uit 5
Data bij parameteroverdracht.
[-11] = meetw. 1 leidfunc..
[-12] = meetw. 2 leidfunc..
[-13] = meetw. 3 leidfunc..
Actuele waarde leidfunctie
P502 / P503.
[-14] = Statuswoord PLC
[-15] = meetwaarde 1 PLC
[-19] = actuele waarde 5 PLC
Statuswoord + actuele
waarden naar PLC
5 Parameter
BU 0250 nl-3920 161
P742 Databaseversie
(databaseversie) S
0 ... 9999 Weergave van de interne databaseversie van de frequentieomvormer.
P743 Omvormertype
(Omvormertype)
0,00 ... 250,00 Weergave van het frequentieomvormervermogen in kW, bijvoorbeeld “1.50“
Frequentieomvormer met 1.5kW nominaal vermogen.
P744 Configuratie
(Configuratie)
0000 ... FFFF (hex)
In deze parameter worden de in de frequentieomvormer geïntegreerde speciale uitbreidingmodulen
weergegeven. De informatie gebeurt in hexadecimale code (SimpleBox, Bus-systeem).
Bij gebruik van de ParameterBox gebeurt de weergave in tekst.
Highbyte: Lowbyte:
00hex Standard I/O (SK 250E-FDS-…-A)
01hex STO (SK 260E-FDS-…-A))
00hex Geen uitbreiding 02hex AS-i (SK 270E-FDS-…-A))
01hex Encoder 03hex STO und AS-i (SK 280E-FDS-…-A))
02hex Posicon 04hex Standard I/O (SK 250E-FDS-…-HVS-…-A)
03hex --- 05hex STO (SK 260E-FDS-…-HVS-…-A)
06hex AS-i (SK 270E-FDS-…-HVS-…-A)
07hex STO en AS-i (SK 280E-FDS-…-HVS-…-A)
P745 AS-i versie
(AS-i versie)
SK 270E-FDS
SK 280E-FDS
0 ... 9999,0 Uitvoeringsstatus (softwareversie) van de AS-i interface.
Bij technische vragen zou u dit bij de hand moet hebben.
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
162 BU 0250 nl-3920
P746 AS-i status
(AS-i status)
SK 270E-FDS
SK 280E-FDS
0000 ... FFFF
(hex)
of
0 ... 65535 (dec)
Toont de actuele status (gereedheid, fout, communicatie) van de AS-i-interface.
Bit 0-3:
Bit 4-6:
Bit 7:
Bit 8-11:
Bit 12-14:
Bit 15:
Toestand 2. Slave
gereserveerd
Cyclische communicatie 2. Slave aanwezig
Toestand 1. Slave
gereserveerd
Cyclische communicatie 1. Slave aanwezig
Tijdens een AS-i firmware-update bit 14 en 15 = 1
Toestand 1. Slave
Bit 11
Bit 10
Bit 9
Bit 8
AS-i spanning uit
1. Slave chip niet aanwezig
Reset
ADR = 0
NODEX (geen gegevensuitwisseling)
DEX (gegevensuitwisseling)
0
0
0
0
0
1
0
0
1
1
1
0
0
1
0
1
1
0
0
1
0
0
1
0
Toestand 2. Slave
Bit 3
Bit 2
Bit 1
Bit 0
AS-i spanning uit
2. Slave chip niet aanwezig
Reset
ADR = 0
NODEX (geen gegevensuitwisseling)
DEX (gegevensuitwisseling)
0
0
0
0
0
1
0
0
1
1
1
0
0
1
0
1
1
0
0
1
0
0
1
0
Aanwijzing:
Deze parameter is functioneel in de hier beschreven vorm tot een AS-i - versie <
1.3 (zie parameter P745). Bij gebruik van een AS-i-versie vanaf 1.3 is de volgende
beschrijving van toepassing op deze parameter.
5 Parameter
BU 0250 nl-3920 163
P746 [-01]
...
[-05]
AS-i status
(AS-i status)
SK 270E-FDS
SK 280E-FDS
0000 ... FFFF
(hex)
of
0 ... 65535 (dec)
[-01]
Actuele status (gereedheid, fout, communicatie) van de AS-i-interface.
Bit 0-3:
Bit 4-6:
Bit 7:
Bit 8-11:
Bit 12-14:
Bit 15:
Toestand 2. Slave
gereserveerd
Cyclische communicatie 2. Slave aanwezig
Toestand 1. Slave
gereserveerd
Cyclische communicatie 1. Slave aanwezig
Tijdens een AS-i firmware-update zijn bit 14 en 15 = 1.
Toestand 1. Slave
Bit 11
Bit 10
Bit 9
Bit 8
AS-i spanning uit
1. Slave chip niet aanwezig
Reset
ADR = 0
NODEX (geen gegevensuitwisseling)
DEX (gegevensuitwisseling)
0
0
0
0
0
1
0
0
1
1
1
0
0
1
0
1
1
0
0
1
0
0
1
0
Toestand 2. Slave Bit 3 Bit 2 Bit 1 Bit 0
AS-i spanning uit
2. Slave chip niet aanwezig
Reset
ADR = 0
NODEX (geen gegevensuitwisseling)
DEX (gegevensuitwisseling)
0
0
0
0
0
1
0
0
1
1
1
0
0
1
0
1
1
0
0
1
0
0
1
0
[-02]
Actieve AS-i modus (zie P565).
Bit 0-3:
Bit 4-15:
Actieve AS-i modus
gereserveerd
AS-i modus
Bit 3
Bit 2
Bit 1
Bit 0
4IO+CTT2=7.A.7+7.A.5, dubbele slave, cyclisch
4IO+4IO=7.A.7+7.A.7, A/B-slave, standaard
4IOStd=7.F, standaard-slave, standaard
4IOExt=7.A.7, dubbele slave, acyclisch
0
0
0
1
0
0
1
0
0
1
0
0
1
0
0
0
[-03]
Data van master naar slave 1
[-04]
Data van master naar slave 2
[-05]
Parameterbits slave 1 en slave 2
Weergave van de door de AS-i-Master ingestelde parameterbits. De betekenis van de
afzonderlijke bits hangt af van het gekozen profiel.
Bit 0-3:
Bit 4-7:
Bit 8-11:
Bit 12-15:
Parameterbits 0 tot 3 van de 2. Slave
gereserveerd
Parameterbits 0 tot 3 van de 1. Slave
gereserveerd
Aanwijzing:
Deze parameter is in de hier beschreven vorm pas vanaf een AS-i - versie 1.3
functioneel (zie parameter P745). Bij gebruik van een oudere AS-i-versie is de
voorgaande beschrijving van toepassing op deze parameter.
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
164 BU 0250 nl-3920
P747 Spanningsbereik FO
(Spanningsbereik FO)
0 ... 2
Geeft het netspanningbereik aan, waarvoor deze frequentieomvormer is gespecificeerd.
0 =
100...120V
1 =
200...240V
2 =
380...480V
P748 CANopen toestand
(CANopen toestand (toestand systeembus))
0000 ... FFFF (hex)
of
0 ... 65535 (dec)
Geeft de status van de systeembus aan.
Bit 0:
Bit 1:
Bit 2:
Bit 3:
Bit 4:
Bit 5:
Bit 6:
Bit 7:
Bit 8:
Bit 9:
Bit 10:
24V-busvoedingsspanning
CANbus in toestand “Bus waarschuwing”
CANbus in toestand “Bus off”
Systeembus → Busmodule online (veldbusmodule, bijv.: SK xU4-PBR)
Systeembus → extra module 1 online (I/O - module, bijv.: SK xU4-IOE)
Systeembus → extra module 2 online (I/O - module, bijv.: SK xU4-IOE)
Protocol van de CAN-module is 0 = CAN / 1 = CANopen
vrij
“Bootup Message” verzonden
CANopen NMT State
CANopen NMT State
CANopen NMT State Bit 10 Bit 9
Gestopt
Pre-operationeel
Operationeel
0
0
1
0
1
0
P749 Toestand DIP-schakelaars
(toestand DIP-schakelaars)
0000 ... 01FF (hex)
of
0 ... 511 (dec)
Deze parameter geeft verschillende interne configuraties weer.
Bit 0:
Bit 1:
Adres systeembus (bit 0)
Adres systeembus (bit 1)
Adres
Bit 1
Bit 0
32
0
0
34
0
1
36 1 0
38 1 1
Bit 2:
Bit 3 6:
Bit 7:
Bit 8:
Systeembus actief
gereserveerd
Interne remweerstand aanwezig
EEPROM (Memory - module)
Bit 8 = 0: ingeplugd / Bit 8 = 1: niet ingeplugd
P750 Stat. overstroom
(Status overstroom) S
0 ... 9999 Aantal overstroommeldingen tijdens de bedrijfduur P714.
P751 Stat. overspanning
(Status overspanning) S
0 ... 9999 Aantal overspanningsmeldingen tijdens de bedrijfduur P714.
5 Parameter
BU 0250 nl-3920 165
P752 Stat. netspan. fout
(Statistiek netstoringen) S
0 ... 9999 Aantal netspanningfouten tijdens de bedrijfduur P714.
P753 Stat. Overtemperatuur
(Statistiek overtemperatuur) S
0 ... 9999 Aantal overtemperatuurfoutmeldingen tijdens de bedrijfduur P714.
P754 Stat. parameterverl.
(Stat. parameterverlies) S
0 ... 9999 Aantal parameterverliesfoutmeldingen tijdens de bedrijfduur P714.
P755 Stat. systeemfout
(Statistiek systeemfout) S
0 ... 9999 Aantal systeemfoutmeldingen tijdens de bedrijfduur P714.
P756 Stat. time-out
(Statistiek time-out) S
0 ... 9999 Aantal Time Out foutmeldingen tijdens de bedrijfduur P714.
P757 Stat. klantfout
(Statistiek klantfout) S
0 ... 9999 Aantal fouten klant-Watchdog tijdens de bedrijfduur P714.
P760 Ingangsstroom
(Actuele netstroom) S
0,0 ... 999,9 A Geeft de actuele ingangstroom aan.
P780 [-01]
...
[-14]
Apparaat-ID
(Apparaat ID)
0 … 9 en A…Z (char)
{ 0 }
Weergave van het serienummer (14-cijferig) van het apparaat.
- Weergave via NORDCON: als een samenhangend serienummer van het apparaat
- Weergave via bus: ASCII - code (decimaal). Elke array moet hiervoor apart worden
uitgelezen.
P799 [-01]
...
[-05]
Tijd ltste. stor.
(Tijd laatste storing 1...5)
0,1 ... ___ h
Deze parameter toont de stand van de bedrijfurenteller (P714) op het moment van de laatste
foutmelding. Array 01...05 komt overeen met de laatste storing 1...5.
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
166 BU 0250 nl-3920
6 Meldingen over de bedrijftoestand
Het apparaat en de technologiemodules genereren bij afwijkingen van de normale bedrijftoestand een
desbetreffende melding. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen waarschuwingen en foutmeldingen.
Bevindt de frequentieomvormer zich in de status "inschakelblokkering”, dan kan voor deze status
eveneens de oorzaak worden weergegeven.
De voor het apparaat gegenereerde meldingen worden in de betreffende array van de parameter (P700)
weergegeven. De weergave van de meldingen voor technologieboxen is beschreven in de betreffende
bijkomende handleidingen of informatiebladen van de betreffende modules.
Inschakelblokkering, „niet gereed“ (P700 [-03])
Bevindt het apparaat zich in de toestand „niet gereed“ resp. „inschakelblokkering“, dan vindt de
weergave van de oorzaak plaats in het derde array-element van de parameter (P700).
De weergave is alleen mogelijk met de NORD CON-software of de ParameterBox.
Waarschuwingmeldingen (P700 [-02])
Waarschuwingsmeldingen worden gegenereerd zodra een gedefinieerde grens wordt bereikt die echter
nog niet tot een afschakeling van de frequentieomvormer leidt. Deze meldingen worden via het
array-element [-02] in de parameter (P700) zolang weergegeven tot de oorzaak voor de waarschuwing
niet meer aanwezig is of de frequentieomvormer een foutmelding is gaan geven.
Foutmeldingen (P700 [-01])
Storingen kunnen tot uitschakeling van het apparaat leiden om beschadiging van de
frequentieomvormer te voorkomen.
De volgende mogelijkheden bestaan om een foutmelding te resetten:
Door uitschakelen en weer inschakelen van de netspanning
Door een daarvoor geprogrammeerde digitale ingang (P420),
Door het uitschakelen van de "vrijgave" bij het apparaat (wanneer er geen digitale ingang
geprogrammeerd is voor de storingsreset).
Door een foutmeldingsreset via de bus of
Via (P506), de automatische foutmeldingsreset.
6 Meldingen over de bedrijftoestand
BU 0250 nl-3920 167
6.1 Weergave van de meldingen
Led-indicaties
De status van het apparaat wordt gesignaleerd via de LED "Apparaatstatus" die van buitenaf zichtbaar
is ( paragraaf 3.1 "Weergaven").
SimpleBox - display
De SimpleBox toont een storing met haar nummer en een voorvoegsel "E". De actuele foutmelding
wordt in het Array-element [-01] van parameter (P700) weergegeven. De laatste storingsmeldingen
worden in de parameter (P701) opgeslagen. Verdere informatie over de status van het apparaat op het
moment van optreden van de storing is te vinden in de parameters (P702) t/m (P706) en in (P799).
Indien de oorzaak van de storingsmelding niet meer aanwezig is, knippert de storingsindicatie in de
SimpleBox en de storing kan vervolgens met de Enter-toets worden bevestigd.
Waarschuwingmeldingen worden voorafgegaan door de letter “C” (“Cxxx”) en laten zich niet resetten.
Zij verdwijnen vanzelf, wanneer de oorzaak ervoor niet meer bestaat of het apparaat in de toestand
“fout” is overgegaan. Bij het optreden van een waarschuwing tijdens het parametreren wordt het
verschijnen van de melding onderdrukt.
In het array-element [-02] van de parameter (P700) kan de actuele waarschuwing op elk moment in
detail worden weergegeven.
De reden voor een actieve inschakelblokkering kan door de SimpleBox niet worden weergegeven.
ParameterBox display
In de ParameterBox worden de meldingen in klare taal weergegeven.
6.2 Diagnose-LED’s op het apparaat
Het apparaat genereert meldingen over de bedrijftoestand. Deze meldingen (waarschuwingen,
storingen, schakeltoestanden, meetgegevens) kunnen via parameterinstellingstools ( paragraaf 3.2
"Bedienings- en parameterinstellingsopties ") weergegeven worden (parametergroep P7xx).
In beperkte omvang worden meldingen tevens via de diagnose- en status-LED’s gevisualiseerd.
De uitleg van de LED-displays is te vinden in de rubriek paragraaf 3.1 "Weergaven" .
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
168 BU 0250 nl-3920
6.3 Meldingen
Storingsmeldingen
Weergave op de
Simple- / ControlBox Storing
Tekst in de ParameterBox
Oorzaak
Oplossing
Groep Detail in
P700 [-01] /
P701
E001 1.0 Overtemp. omvormer
"Overtemperatuur omvormer"
(omvormer koellichaam)
Temperatuurbewaking van de omvormer
Meetresultaten liggen buiten het toegelaten
temperatuurbereik, d.w.z. dat de fout gegenereerd wordt bij
onderschrijding van de toegelaten onderste
temperatuurlimiet of bij overschrijding van de toegelaten
bovenste temperatuurlimiet.
Afhankelijk van de oorzaak: omgevingstemperatuur
verlagen of verhogen
Apparaatventilator / kastventilatie controleren
Apparaat op vervuiling controleren
1.1 Overtemp. FO intern
"Overtemperatuur FO intern"
(omvormer binnenruimte)
E002 2.0 Overtemp. Motor-PTC
"Overtemperatuur motor PTC"
Motortemperatuursensor (PTC) heeft gereageerd.
Motorbelasting reduceren.
Motortoerental verhogen
Externe geforceerde motorkoeling inzetten.
2.1 Overtemp. motor I²t
"Overtemperatuur motor I²t"
(Alleen wanneer I2t- motor
(P535) geprogrammeerd is.
I2t-Motor heeft gereageerd (berekende overtemperatuur
motor)
Motorbelasting reduceren.
Motortoerental verhogen
2.2 Overtemp. Rem-r.ext
"Overtemperatuur
remweerstand extern"
Overtemperatuur via digitale
ingang (P420 […])={13}
Temperatuurbewaking (bijv. remweerstand) heeft
gereageerd.
Digitale ingang is ’low
Aansluiting, temperatuursensor controleren
E003 3.0 overstroom I2t-grens Wisselrichter: I2t-grens is aangesproken, bijv. > 1,5 x In
gedurende 60s (let ook op P504).
Aanhoudende overbelasting aan de
vermogensuitgang van de frequentieomvormer.
Evt. encoderfout (resolutie, defect, aansluiting)
3.1 Overstroom chopper I2t Remchopper: I2t-limiet heeft aangesproken, 1,5-voudige
waarde gedurende 60s bereikt (let ook op P554, indien
aanwezig, alsmede P555, P556, P557)
Overbelasting van de remweerstand vermijden.
3.2 Overstroom IGBT
Bewaking 125%
Derating (vermogenreductie)
125% overstroom gedurende 50ms
Remchopperstroom te hoog
Bij ventilatoraandrijvingen: vangschakeling
inschakelen (P520)
3.3 Overstroom IGBT flink
Bewaking 150%
Derating (vermogenreductie)
150% overstroom.
Remchopperstroom te hoog
6 Meldingen over de bedrijftoestand
BU 0250 nl-3920 169
E004
4.0
Overstroom module
Foutmelding van de eindtrapmodule (kortstondig).
Kort- of aardsluiting aan de
frequentieomvormeruitgang
Motorkabel is te lang
Externe motorsmoorspoel inzetten
Remweerstand defect of te laagohmig
P537 niet afschakelen!
Het optreden van de fout kan tot een aanzienlijke
verkorting van de levensduur en zelf tot vernieling van
het apparaat leiden.
4.1
Overstroom stroommeting
"Overstroom stroommeting"
P537 (pulsafschakeling) werd binnen 50 ms 3x bereikt
(alleen mogelijk, wanneer P112 en P536 zijn uitgeschakeld)
FO is overbelast
Aandrijving loopt zwaar, te klein/licht bemeten
Curven (P102/P103) te stijl -> curvetijd verlengen
Motorgegevens controleren (P201 … P209)
4.5
Overstroom / kortsluiting
remgelijkrichter
Overstroom / kortsluiting
remgelijkrichter
Elektromechanische rem defect
Elektromechanische rem verbonden met niet-
toegestane elektrische gegevens
aansluitgegevens controleren
E005
5.0
Overspanning UTK
Tussenkringspanning FO te hoog.
Remtijd (P103) verlengen.
Eventueel uitschakelmodus (P108) met vertraging
(niet bij hefinstallaties) inschakelen.
Snelstoptijd verlengen (P426).
Fluctuerend toerental (bijv. door hoge
massatraagheid) evt. V/f-karakteristiek instellen
(P211, P212)
Apparaten met remchopper:
Generatorische energie via een remweerstand
afbouwen.
Controleer de aangesloten remweerstand op werking
(kabelbreuk)
Weerstandswaarde van de aangesloten
remweerstand te hoog
5.1
Overspanning netvoeding
De netspanning is te hoog
Zie technische gegevens ( paragraaf 7)
E006
6.0
Oplaadfout
Tussenkringspanning is te laag
Netspanning te laag
Zie technische gegevens ( paragraaf 7)
6.1
Onderspanning net
Netspanning te laag
Zie technische gegevens ( paragraaf 7)
E007
7.0
Fasefout net
Fout aan netaansluitingszijde
Een netfase niet aangesloten
Net is niet symmetrisch
7.1
Fasen-uitval UZW
Fout in de netfase
E008 8.0 Parameterverlies
(EEPROM - maximale waarde
overschreden)
Fout in EEPROM-gegevens
Softwareversie van de opgeslagen parameterpakket
past niet bij de softwareversie van de
frequentieomvormer.
AANWIJZING: Foutieve parameters worden automatisch
opnieuw geladen (fabrieksinstelling).
EMC-storingen (zie ook E020).
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
170 BU 0250 nl-3920
8.1 Omvormertype fout EEPROM defect
8.2 gereserveerd
8.3 EEPROM KSE fout
Klantinterface verkeerd herkend
(KSE uitvoering)
Uitbreidingmodule frequentieomvormer wordt niet goed
herkend.
Netspanning uit- en weer inschakelen.
8.4 EEPROM intern fout
(Databaseversie fout)
8.7 EEPROM kopie niet gelijk
E009 --- gereserveerd
E010 10.0 BUS time-out Telegram-uitvaltijd / Bus off 24V int. CANbus
Data-overdracht is gestoord. P513 controleren.
Fysieke busverbindingen controleren.
Programmaverloop busprotocol controleren.
Bus-master controleren.
24V-voeding van de interne CAN/CANopen Bus
controleren.
Nodeguarding fout (interne CANopen)
Bus Off fout (interne CANbus)
10.2 BUS time out optie Telegramuitvaltijd buscomponent
Telegramoverdracht is gestoord
Fysieke busverbindingen controleren.
Programmaverloop busprotocol controleren.
Bus-master controleren.
SPS staat in toestand “STOP“ of “ERROR“.
10.4 Initialisatiefout opties Initialisatiefout buscomponent
Stroomvoorziening busdeelnemer controleren.
DIP-schakelaarstand van een aangesloten I/O-
uitbreidingmodule fout
10.1 Systeemfout optie Systeemfout buscomponent
Verdere details vindt u in de aanvullende
gebruiksaanwijzing voor de databus.
I/O-uitbreiding:
Foute meting van de ingangsspanningen
respectievelijk ongedefinieerde beschikbaarheid van
de uitgangsspanningen vanwege fout in de
referentiespanningsbron.
Kortsluiting op de analoge uitgang
10.3
10.5
10.6
10.7
10.9 Optie ontbreekt/P120 De, in parameter P120 vermelde module is niet aanwezig.
Aansluitingen controleren
E011
11.0
klantinterface
Fout analoog-digitaal-converter
Interne gebruikersinterface (interne databus) in storing of
storing door externe straling (EMC).
Besturingsaansluitingen op kortsluiting controleren.
EMC-storingen door gescheiden plaatsing van
besturings- en voedingkabels minimaliseren.
Apparaten en afschermingen zeer goed aarden.
6 Meldingen over de bedrijftoestand
BU 0250 nl-3920 171
E012 12.0 Externe watchdog De functie Externe watchdog is op een digitale ingang
geselecteerd en de impuls op de bijbehorende digitale
ingang overschreed de in parameter P460 >Tijd Watchdog<
ingevoerde tijd.
Aansluitingen controleren
Instelling P460 controleren
12.1 Motor. limiet / klant
Motorische afschakelgrens
De motorische afschakelgrens (P534 [01]) is aangesproken.
Motor minder zwaar belasten.
Hogere waarde in (P534 [-01]) instellen.
12.2 Generatorgrens
Generatorische afschakellimiet
De generatorische afschakelgrens (P534 [01]) is
geactiveerd.
Motor minder zwaar belasten.
Hogere waarde in (P534 [-02]) instellen.
12.3 koppelgrens Begrenzing d.m.v. potentiometer of van een
regelwaardebron heeft afgeschakeld. P400 = 12
12.4 stroomgrens Begrenzing d.m.v. potentiometer of van een
regelwaardebron heeft afgeschakeld. P400 = 14
12.5 Lastmonitor Uitschakeling vanwege overschrijding of onderschrijding van
de toegelaten lastmomenten ((P525)... (P529)) voor de in
(P528) ingestelde tijd.
Belasting aanpassen.
Grenswaarden wijzigen ((P525) ... (P527)).
Vertragingstijd verlengen (P528).
Bewakingsmodus wijzigen (P529).
12.8 Analoog-In.minimum Afschakeling vanwege onderschrijding van de 0% ijkwaarde
(P402) bij instellling (P401) „0-10V met
foutmeldingafschakeling 1“ respectievelijk „…2“
12.9 Analoog-In.maximum Afschakeling vanwege overschrijding van de 100%
ijkwaarde (P403) bij instellling (P401) „0-10V met
foutmeldingafschakeling 1“ respectievelijk „…2“
E013 13.0 encoder fout Ontbrekende signalen van de encoder
5V signaal controleren, indien aanwezig
Voedingsspanning encoder controleren.
13.1 Toerental slipfout
"Toerental slipfout"
Slipfoutgrens werd bereikt.
Instelwaarde in P327 verhogen.
13.2 Uitschakelbewaking De slipfout-uitschakelbewaking heeft gereageerd, de motor
kon de regelwaarde niet volgen.
Motorgegevens P201-P209 controleren! (belangrijk voor de
stroomregelaar)
Motorschakeling controleren.
In de servomodus de encoderinstellingen P300 en volgende
controleren.
Instelwaarde voor de koppelgrens in P112 verhogen.
Instelwaarde voor de stroomgrens in P536 verhogen.
Remtijd P103 controleren en eventueel verlengen
13.5 gereserveerd Foutmelding voor POSICON zie extra handleiding
13.6 gereserveerd Foutmelding voor POSICON zie extra handleiding
E014 --- gereserveerd Foutmelding voor POSICON zie extra handleiding
E015 --- gereserveerd
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
172 BU 0250 nl-3920
E016 16.0 Motorfase fout Er is een motorfase niet aangesloten.
P539 controleren.
Motoraansluiting controleren
16.1 Magn.stroom bewak.
"magnetiseringsstroom
bewaking"
Benodigde magnetiseringstroom werd niet bereikt op het
inschakelmoment.
P539 controleren.
Motoraansluiting controleren
E018
18.0
gereserveerd
Foutmelding voor "veilige pulsblokkering", zie extra
handleiding
E019 19.0 Parameterident.
"Parameteridentificatie"
Automatische identificatie van de aangesloten motor is
mislukt.
Motoraansluiting controleren
Vooringestelde motorgegevens controleren (P201 …
P209)
PMSM CFC-Closed-Loop-bedrijf: Rotorpositie van
de motor niet correct in relatie tot de incrementele
encoder. Bepaing van de rotorpositie uitvoeren
(eerste vrijgave na een “net aan” alleen bij
stilstaande motor) (P330)
19.1 Ster-/driehoek fout
"Ster/driehoek schakeling motor
fout"
E020
E021
20.0 gereserveerd
Systeemfout in de programma-uitvoering, veroorzaakt door
EMC-storingen.
Bekabelingsrichtlijnen in acht nemen
Gebruik een extra extern netfilter.
Apparaat zeer goed aarden.
20.1 watchdog
20.2 stack overflow
20.3 stack underflow
20.4 Ongedefinieerde Opcode
20.5 Beveiligde instr.
"Beveiligde instructie"
20.6 Illegal word access
20.7 Illegal Inst. Access
"Illegal instruction access"
20.8 Prog.geheugen fout
"Programmageheugen fout"
(EEPROM-fout)
20.9 Dual-Ported RAM
21.0 NMI fout
(wordt door de hardware niet
gebruikt)
21.1 PLL fout
21.2 ADU fout "Overrun"
21.3 PMI fout "Toegangsfout"
21.4 Userstack Overflow
E022 --- gereserveerd Foutmelding voor PLC zie extra handleiding
E023 --- gereserveerd Foutmelding voor PLC zie extra handleiding
E024 --- gereserveerd Foutmelding voor PLC zie aanvullende handleiding
BU 0550
6 Meldingen over de bedrijftoestand
BU 0250 nl-3920 173
Waarschuwingsmeldingen
Weergave op de
Simple- / ControlBox Waarschuwing
Tekst in de ParameterBox
Oorzaak
Oplossing
Groep Detail in
P700 [-02]
C001 1.0 Overtemp. omvormer
"Overtemperatuur omvormer"
(omvormer koellichaam)
Temperatuurbewaking van de omvormer
Waarschuwing, toegelaten temperatuurlimiet bereikt.
omgevingstemperatuur verlagen
Apparaatventilator / kastventilatie controleren
Apparaat op vervuiling controleren
C002
2.0
Overtemp. motor PTC
"Overtemperatuur motor PTC"
Waarschuwing van motortemperatuursensor
(activeringsgrens bereikt)
Motorbelasting reduceren
Motortoerental verhogen
Externe motorventilator plaatsen
2.1
Overtemp. motor I²t
"Overtemperatuur motor I²t"
(Alleen wanneer I2t- motor
(P535) geprogrammeerd is.
Waarschuwing: I2t-bewaking motor (bereiken van het 1,3-
voudige van de nominale stroom voor de in (P535)
aangegeven tijdsperiode)
Motorbelasting reduceren
Motortoerental verhogen
2.2
Overtemp. rem-w.ext
"Overtemperatuur
remweerstand extern"
Overtemperatuur via digitale
ingang (P420 […])={13}
Waarschuwing: Temperatuurbewaking (bijv. remweerstand)
heeft gereageerd.
Digitale ingang is ’low’
C003 3.0 overstroom I2t-grens Waarschuwing: Wisselrichter: I2t-grens heeft aangesproken,
bijv. > 1,3 x In gedurende 60s (let ook op P504).
Aanhoudende overbelasting aan de
vermogensuitgang van de frequentieomvormer.
3.1 Overstroom chopper I2t Waarschuwing: I2t-limiet voor de remchopper heeft
aangesproken, 1,3-voudige waarde gedurende 60s bereikt
(let ook op P554, indien aanwezig, alsmede P555, P556,
P557)
Overbelasting van de remweerstand vermijden.
3.5 Koppelstroomgrens Waarschuwing: Momentstroomlimiet bereikt
(P112) controleren
3.6 stroomgrens Waarschuwing: Stroomlimiet bereikt
(P536) controleren
C004 4.1 Overstroom stroommeting
"Overstroom stroommeting"
Waarschuwing: pulsafschakeling is actief
De grenswaarde die de pulsafschakeling activeert (P537) is
bereikt (alleen mogelijk, als P112 en P536 zijn
uitgeschakeld).
FO is overbelast
Aandrijving loopt zwaar, te licht bemeten
Curves (P102/P103) te stijl -> curvetijd
verlengen
Motorgegevens controleren (P201 … P209)
Slipcompensatie uitschakelen (P212)
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
174 BU 0250 nl-3920
C008 8.0 Parameterverlies
Waarschuwing: Een van de cyclisch opgeslagen meldingen
zoals Bedrijfsuren of Vrijgaveduur kon niet met succes
worden opgeslagen.
De waarschuwing verdwijnt, zodra opslaan weer met succes
mogelijk is.
C012 12.1 Motor. limiet / klant
Motorische afschakelgrens
Waarschuwing: 80 % van de motorische afschakellimiet
(P534 [-01]) werd overschreden.
Motor minder zwaar belasten.
Hogere waarde in (P534 [-01]) instellen.
12.2 Generator.limiet
Generatorische afschakellimiet
Waarschuwing: 80 % van de generatorische
koppelafschakellimiet (P534 [-02]) werd bereikt.
Motor minder zwaar belasten.
Hogere waarde in (P534 [-02]) instellen.
12.3 Koppelgrens Waarschuwing: 80 % van de begrenzing van potentiometer
of regelwaardebron bereikt. P400 = 12
12.4 Stroomgrens Waarschuwing: 80 % van de begrenzing van potentiometer
of regelwaardebron bereikt. P400 = 14
12.5 Lastmonitor Waarschuwing vanwege overschrijding of onderschrijding
van de toegelaten lastmomenten ((P525)... (P529)) voor de
in (P528) ingestelde tijd.
Belasting aanpassen.
Grenswaarden wijzigen ((P525) ... (P527)).
Vertragingstijd verlengen (P528).
6 Meldingen over de bedrijftoestand
BU 0250 nl-3920 175
Meldingen inschakelblokkering
Weergave op de
Simple- / ControlBox Reden
Tekst in de ParameterBox
Oorzaak
Oplossing
Groep Detail in
P700 [-03]
I000
0.1 Spanning blokkeren van IO Met functie „Spanning blokkeren“ ingesteld. Ingang (P420 /
P480) staat op low.
Ingang op “high” zetten
Signaalkabel controleren (kabelbreuk)
0.2 Snelstop via IO Met functie “Snelstop” ingesteld. Ingang (P420 / P480) staat
op low.
Ingang op “high” zetten
Signaalkabel controleren (kabelbreuk)
0.3 Spg. blokkeren vanaf bus Busbedrijf (P509): Stuurwoord Bit 1 op “low”.
0.4 Snelstop vanaf bus Busbedrijf (P509): Stuurwoord Bit 2 op “low”.
0.5 Vrijgave bij de start Vrijgavesignaal (stuurwoord, digitale I/O of bus I/O) was al
aanwezig tijdens de initialisatiefase (na netspanning “aan”
respectievelijk stuurspanning “aan”). Of elektrische fase
ontbreekt.
Vrijgavesignaal pas na afronding van de initialisatie
aanbieden (d.w.z. wanneer de frequentieomvormer
bedrijfgereed is).
Activering “Automatisch start” (P428).
0.6 0.7 gereserveerd Infomelding voor PLC zie extra handleiding
0.8 Rechts geblokkeerd Inschakeling met afschakeling van de wisselrichter door:
P540 of door “Vrijgave rechts blokkeren“ (P420 = 31, 73)
resp. “Vrijgave links blokkeren“ (P420 = 32, 74),
De frequentieomvormer schakelt over naar de status
“Gereed voor inschakeling".
0.9 Links geblokkeerd
I006 1) 6.0 onderspanning tussenkring Laadrelais niet aangetrokken, omdat de
Net- / tussenkring-spanning te laag
Netspanning is uitgevallen
Evacuatiebedrijf geactiveerd (parameter (P420) /
(P480))
I011 11.0 Analoge stop Is een analoge ingang van de frequentieomvormer / van een
aangesloten IO-uitbreiding voor draadbreukdetectie (2-10V-
signaal of 4-20 mA-signaal) geconfigureerd, dan schakelt de
frequentieomvormer om naar de status "inschakelgereed",
wanneer het analoge signaal de waarde 1V resp. 2 mA
onderschrijdt.
Dat gebeurt ook dan wanneer de betreffende analoge
ingang voor de functie "0" ("geen functie") ingesteld is.
Aansluiting controleren
I014 1) 14.4 gereserveerd Infomelding voor POSICON zie extra handleiding
I018 1) 18.0 gereserveerd Infomelding voor functie "Veilige stop“ zie extra
handleiding
1) Markering van de bedrijfstoestand (melding) op de ParameterBox resp. op de virtuele bedieningseenheid van de NORD CON-software:
“Niet gereed”
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
176 BU 0250 nl-3920
6.4 FAQ bedrijfsstoringen
Storing Mogelijke oorzaak Oplossing
Apparaat start niet (alle
LED's uit)
Geen of foute netspanning
Apparaat zonder geïntegreerde
voedingseenheid (optie HVS): Geen
24V DC-stuurspanning
Aansluitingen, toevoerkabels
controleren
Schakelaars / zekeringen
controleren
Apparaat reageert niet op
vrijgave
Bedieningselementen niet aangesloten
Bron stuurwoord niet correct ingesteld
Vrijgavesignaal rechts en links zijn
parallel actief
Vrijgavesignaal is actief, voordat het
apparaat bedrijfsklaar is (FO verwacht
een flank 0 1)
Vrijgave opnieuw instellen
P428 evt. omzetten: “0“ =
apparaat verwacht voor
vrijgave een flank 01 / „1“ =
apparaat reageert op “niveau“
Gevaar: Aandrijving kan
vanzelf op gang komen!
Stuuraansluitingen controleren
P509 controleren
Motor start niet ondanks
aanwezige vrijgave
Motorkabel niet aangesloten
Rem lost niet
Geen instelwaarde aangegeven
Bron instelwaarde niet correct ingesteld
Aansluitingen, toevoerkabels
controleren
Bedieningselementen
controleren
P510 controleren
Apparaat schakelt bij
toenemende last (verhoging
mechanische belasting /
toerental) zonder
foutmelding uit
Een netfase ontbreekt
Aansluitingen, toevoerkabels
controleren
Schakelaars / zekeringen
controleren
Motor draait in de verkeerde
richting
Motorkabel: U-V-W verwisselt
Motorkabel: 2-fasen wisselen
alternatief:
Motorfasevolgorde (P583)
controleren
Functies vrijgave rechts/
links wisselen (P420)
Stuurwoord Bit 11/12
wisselen (bij
busaansturing)
Motor bereikt niet het
gewenste toerental
Maximale frequentie te laag
geparametreerd
P105 controleren
Motortoerental voldoet niet
aan de gespecificeerde
instelwaarde
Functie analoge ingang op
„Frequentieoptelling“ gezet en is een
verdere instelwaarde actief
P400 controleren
P420, actieve vaste
frequenties controleren
Businstelwaarden controleren
P104/ P105 Min/ Max.-
frequentie controleren
P113 “tipfrequentie“
controleren
Motor loopt (bij de
stroomlimiet) onder sterke
geluidsontwikkeling en met
een gering, niet of nauwelijks
regelbaar toerental, "UIT"-
Sporen A en B van de encoder (voor
toerentalfeedback) verwisseld
Encoderresolutie niet correct ingesteld
Spanningsvoorziening encoder
ontbreekt
Aansluitingen encoder
controleren
P300, P301 controleren
Controle via P735
6 Meldingen over de bedrijftoestand
BU 0250 nl-3920 177
signaal wordt vertraagd
toegepast, evt. foutmelding
3.0.
Encoder defect
Encoder controleren
Communicatiefout
(sporadisch) tussen FO en
optionele modules
Afsluitweerstanden systeembus niet
correct ingesteld
Slecht contact van de aansluitingen
Storingen op de systeembusleiding
Maximale lengte systeembus
overschreden
Slechts 1e en laatste
deelnemer: DIP-schakelaar
voor de afsluitweerstand
instellen
Aansluitingen controleren
GND van alle op de
systeembus aanwezige FO
verbinden
Installatievoorschriften in acht
nemen (gescheiden installeren
van signaal- en stuurleidingen
en van net- of motorleidingen)
Kabellengtes (systeembus)
controleren
Tabel 5: FAQ bedrijfsstoringen
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
178 BU 0250 nl-3920
7 Technische gegevens
7.1 Algemene gegevens frequentieomvormer
Functie Specificatie
Uitgangsfrequentie
0,0 … 400,0 Hz
Pulsfrequentie
3,0 … 16,0 kHz, fabrieksinstelling = 6 kHz
Vermogensreductie > 6 kHz bij 400 V - apparaat
Overbelastbaarheid
150 % gedurende 60 s, 200 % gedurende 3,5 s
Rendement frequentie-omvormer
> 95%, afhankelijk van bouwgrootte
Isolatieweerstand
> 5 MΩ
Gebruiks-/omgevingstemperatuur
-25°C ... +40°C, gedetailleerde informatie (o.a. UL-waarden) voor de
afzonderlijke apparaattypes en bedrijfsmodi zie (hoofdstuk 7.2)
Opslag- en transporttemperatuur
-25°C … +60/70°C
Langetermijnopslag
(hoofdstuk 9.1)
Beschermingsklasse
Zonder ventilator: IP65, met ventilator: IP55 (hoofdstuk 1.9)
Maximale installatiehoogte boven
zeeniveau
tot 1000 m
geen vermogenreductie
1000...2000m:
1 % / 100 m vermogensreductie, overspanningcat.3
2000...4000m:
1 % / 100 m vermogensreductie, overspanningscat.2, externe
overspanningsbeveiliging bij de netingang noodzakelijk
Omgevingsfactoren
Transport (IEC 60721-3-2:)
mechanisch: 2M2
Bedrijf (IEC 60721-3-3):
mechanisch: 3M6
klimatologisch: 3K3 (IP55)
3K3 (IP65)
Milieubescherming
Energiebesparende functie
(hoofdstuk 8.7), zie P219
EMC
(hoofdstuk 8.3)
RoHS
(hoofdstuk 1.6)
Beveiligingen tegen
Te hoge temperatuur bij de FO
Overspanning en onderspanning:
Kortsluiting, aardsluiting,
overbelasting, nullast
Bewaking motortemperatuur
I2t-motor, PTC / bimetaalschakelaar
Regeling en besturing
Sensorloze stroomvectorregeling (ISD), lineaire U/f-karakteristiek, VFC Open-
loop , CFC open-loop, CFC closed-loop
Wachttijd tussen 2 netinschakelcycli
60 s voor alle apparaten, in de normale bedrijfcyclus
Interfaces
Standaard
RS485 (USS) (alleen voor parametreerboxen)
RS232 (Single Slave)
Systeembus
Optie
AS-i on board (hoofdstuk 4.5)
Diverse bus-bouwgroepen (hoofdstuk 3.3.1)
Galvanische scheiding
Stuurklemmen
Elektrische aansluiting
Vermogensdeel
(hoofdstuk 2.3.2)
Besturing
(hoofdstuk 2.3.3)
7 Technische gegevens
BU 0250 nl-3920 179
7.2 Elektrische gegevens
De navolgende tabellen omvatten o.a. de volgens UL relevante gegevens.
Details over de UL-/ CSA-toelatingsvoorwaarden zijn te vinden in hoofdstuk 1.6.1 "UL- en CSA-
toelating". Het gebruik van snellere netzekeringen dan aangegeven is toegelaten.
7.2.1 Elektrische gegevens 3~ 400 V
Apparaattype SK 2xxE-FDS-…
-370-340- -550-340- -750-340- -111-340- -151-340-
Bouwgrootte
0 0 0 1 1
Nominaal
motorvermogen
(4-polige normmotor)
400V
0,37 kW
0,55 kW
0,75 kW
1,1 kW
1,5 kW
480V
½ hp ¾ hp 1 hp 1½ hp 2 hp
Netspanning
400V
3 AC 380 … 500 V, - 20 % / + 10 %, 47 … 63 Hz
Ingangstroom
rms 1)
1,1 A
1,7 A
2,2 A
2,9 A
3,8 A
FLA 2)
1,0 A 1,6 A 2,0 A 2,7 A 3,4 A
Uitgangsspanning
400V
3 AC 0 … netspanning
Uitgangsstroom
rms 1)
1,3 A
1,7 A
2,3 A
3,1 A
4,0 A
FLA 2)
1,2 A
1,5 A
2,1 A
2,8 A
3,6 A
Minimale
remweerstand Toebehoren
320 200 200 200 200
Maximaal continu vermogen / maximale continue stroom
S1-40
0,37kW / 1,3A
0,55kW / 1,7A
0,75kW / 2,3A
1,1kW / 3,1A
1,5kW / 4,0A
Zekeringen (AC) algemeen (aanbevolen)
traag
10 A 4)
10 A 4)
10 A 4)
10 A 4)
10 A 4)
Isc 5) [A]
Zekeringen (AC) UL-toelating
Klasse (class)
20 000
65 000
Zekering
CC, J, R, T, G, RK1, RK5
X
30 A
30 A
30 A
30 A
30 A
CB
6)
480V
X 30 A 30 A 30 A 30 A 30 A
500V
X
30 A
30 A
30 A
30 A
30 A
1) Neem de deratingcurve in acht ( paragraaf 8.4.4 "Gereduceerde overstroom op basis van de netspanning").
2) FLA - Full Load Current, maximale stroom voor het gehele hierboven gespecificeerde netspanningsbereik (380 V - 500 V) volgens UL/CSA.
3) Alleen met "ventilator" (standaarduitrusting)
4) Voor groepszekering: maximale zekeringsgrootte: 30 A
5) maximaal toelaatbare kortsluitstroom op het elektriciteitsnet, let op: afhankelijk van de gebruikte stekker zijn verdere beperkingen mogelijk (
paragraaf 1.6.1 "UL- en CSA-toelating")
6) “inverse time trip type” volgens UL 489
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
180 BU 0250 nl-3920
Apparaattype SK 2xxE-FDS-…
-221-340- -301-340- -401-340- -551-340- -751-340-
Bouwgrootte
1 1 2 2 2
Nominaal
motorvermogen
(4-polige normmotor)
400V
2,2 kW
3,0 kW
4,0 kW
5,5 kW
7,5 kW
480V
3 hp 4 hp 5 hp 7 ½ hp 10 hp
Netspanning
400V
3 AC 380 … 500 V, - 20 % / + 10 %, 47 … 63 Hz
Ingangstroom
rms 1)
4,9 A
7,0 A
8,9 A
11,7 A
15,0 A
FLA 2)
4,4 A
6,3 A
8,0 A
10,6 A
13,7 A
Uitgangsspanning
400V
3 AC 0 … netspanning
Uitgangsstroom rms 1)
5,5 A 7,5 A 9,5 A 12,5 A 16,0 A
FLA 2)
4,9 A 3)
6,7 A 3)
8,5 A 3)
11,0 A 3)
14,2 A 3)
Minimale
remweerstand Toebehoren
200 110 110 68 68
Maximaal continu vermogen / maximale continue stroom:
S1-40
2,2kW / 5,5A
3,0kW / 7,5A
4,0kW / 9,5A
5,5kW / 12,5A
7,5kW / 16,0A
Zekeringen (AC) algemeen (aanbevolen)
traag
10 A 4)
16 A 4)
16 A 4)
20 A 4)
25 A 4)
Isc 5) [A]
Zekeringen (AC) UL-toelating
Klasse (class)
20 000
65 000
Zekering
CC, J, R, T, G, RK1, RK5
X 30 A 30 A 30 A 30 A 30 A
CB
6)
480V
X
30 A
30 A
30 A
30 A
30 A
500V
X
30 A
30 A
30 A
30 A
30 A
1) Neem de deratingcurve in acht ( paragraaf 8.4.4 "Gereduceerde overstroom op basis van de netspanning").
2) FLA - Full Load Current, maximale stroom voor het gehele hierboven gespecificeerde netspanningsbereik (380 V - 500 V) volgens UL/CSA.
3) Alleen met "ventilator" (standaarduitrusting)
4) Voor groepszekering: maximale zekeringsgrootte: 30 A
5) maximaal toelaatbare kortsluitstroom op het elektriciteitsnet, let op: afhankelijk van de gebruikte stekker zijn verdere beperkingen mogelijk (
paragraaf 1.6.1 "UL- en CSA-toelating")
6) “inverse time trip type” volgens UL 489
8 Extra informatie
BU 0250 nl-3920 181
8 Extra informatie
8.1 Regelwaardeverwerking
Afbeelding 4: Regelwaardeverwerking
Hoofdregelwaarde -
bronne nFrequentie
Extra regelwaarde-normering
Extra
regelwaardebro n
Functie dig. ingang:
Draairichting
Schaa-
lindeling
f
S
f
f
S
t
Interface
Schaalindeling
P400-P404
Schaalin -
deling
Bus-selectie
Analoge ingang 1
Analoge ingang 2
Bus-regelwaarde
1,2,3
Analoge ingang 1
Analoge ingang 2
PotentiometerBox
Bus-regelwaarde 2
Bus-regelwaarde 3
ControlBox /
PotentiometerBo x
Tipfrequentie
(Ook bij controlbox)
Frequentie optellen/
frequentie aftrekken
Maximale frequentie
Frequentiemeetwaarde
fIST
f
max mmax Imax
Koppellimiet
Stroombegrenzing
Functie 
neven-
regelwaarde
Skip-
frequenties
Min./max.-
begrenzing
Frequentie-
curve
Begrenzing
Stroom-
begrenzing
REGEL-
FREQUENTIE
PID-
regelaar
Schaalindeling
P400-P404
Schaalindeling
P405-P409
Schaalindeling
P405-P409
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
182 BU 0250 nl-3920
8.2 Procesregelaar
De procesregelaar is een PI-regelaar waarbij de mogelijkheid bestaat om de regelaaruitgang te
begrenzen. Bovendien wordt de uitgang als percentage van een regelwaarde gebaseerd. Daardoor
bestaat de mogelijkheid om een aanwezige volgaandrijving met de regelwaarde aan te sturen en met
de PI-regelaar na te regelen.
+
-
X
x1
x2 y
x1*x2
y= 100 %
+
+
Afbeelding 5: Procesdiagram van de procesregelaar
regelwaarde
Analoge ingang 1
(P400[-01]=2)
of
Analoge ingang 2
regelwaarde
P412 = 0.0-10.0V
meetwaarde
analoge ingang 1
(P400[-01]=6)
of
Analoge ingang 2
acceleratietijd PI-regelwaarde P416
P-factor P413
I-factor P414
PI-regelaar
min. begrenzing
P466
grens
Analoge ingang
(P400[..] = 16)
acceleratietijd P102
Richtwaardecurve
max. begrenzing
P415
8 Extra informatie
BU 0250 nl-3920 183
8.2.1 Toepassingsvoorbeeld procesregelaars
M
M
M
M
0V
10V
Frequentie-omvormer
regelwaarde van de
leidende machine
AIN 1
vrijgave rechtsom
DIN 1
Actuele pos. PW
AIN 2
Richtpositie PW
via parameter P412
geregelde aandrijving via PW danserwals= PW Leidende machine (master)
actuele
danserpositie
via potentiometer
0-10V
midden = 5V
regelpositie
regelwaarde
van de
leidende
machine
regelaargrens
P415 in % van
richtwaarde
regelaargrens
P415
f
t
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
184 BU 0250 nl-3920
8.2.2 Parameterinstellingen procesregelaar
(Voorbeeld: regelfrequentie: 50 Hz, regelgrenzen: +/- 25%)
P105 (maximale frequentie) [Hz] :
Regelfr. [Hz] +
Regelfr. [Hz] x P415 [%]
100 %
Voorbeeld:
≥ 50 Hz +
50 Hz x 25 %
= 62,5 Hz
100 %
P400 [-01] (Fct. analoge ingang1) : “2“ (frequentie optellen)
P411 (regelfrequentie) [Hz] : regelfrequentie bij 10V op analoge ingang 1
Voorbeeld: 50 Hz
P412 (regelwaarde procesregelaar) : Middenpositie PW/ fabrieksinstelling 5 V (event. aanpassen)
P413 (P-regelaar) [%] : Fabrieksinstelling 10 % (event. aanpassen)
P414 (I-regelaar) [%/ms] : aanbevolen 100%/s
P415 (begrenzing +/-) [%] : regelaarbegrenzing (zie bovenstaande)
Aanwijzing: De parameter P415 wordt als regelaarbegrenzing na de
PI-regelaar gebruikt.
Voorbeeld: 25 % van de regelwaarde
P416 (acceleratietijd PI regelwaarde) [s] : fabriekinstelling 2s (eventueel op regelgedrag afstemmen)
P420 [-01] (functie digitale ingang1) : „1“ Vrijgave rechts
P400 [-02] (functie analoge ingang2) : “6“ PI-procesregelaar meetwaarde
8 Extra informatie
BU 0250 nl-3920 185
8.3 Elektromagnetische compatibiliteit EMC
8.3.1 Algemene bepalingen
Alle elektrische apparatuur die een op zichzelf staande, eigen functie heeft die als aparte apparatuur
voor eindgebruikers op de markt wordt gebracht, moet met ingang van juli 2007 voldoen aan de
EG-richtlijn 2004/108/EG (voormalige richtlijn EEC/89/336). Er zijn voor de producent drie verschillende
manieren om conformiteit met deze richtlijn aan te tonen:
1. EU-conformiteitsverklaring
Daarbij gaat het om een verklaring van de producent dat er is voldaan aan de eisen van de voor de
elektrische omgeving van het frequentieomvormer geldige Europese normen. Alleen normen die in
de officiële ambtelijke publicaties van de Europese Gemeenschap gepubliceerd zijn, mogen in de
producentenverklaring worden geciteerd.
2. Technische documentatie
Er kan technische documentatie worden opgemaakt die het EMC-gedrag van de
frequentieomvormer beschrijft. Dit document moet door een door de bevoegde Europese
overheidinstantie benoemde “bevoegde instantie” worden toegelaten. Hierdoor is het mogelijk om
normen te gebruiken die zich nog in voorbereiding bevinden.
3. EU-typetestcertificaat
Deze methode geldt alleen voor radiozendapparatuur.
De apparaten hebben alleen dan een eigen functie, wanneer zij met andere apparaten (bijv. met een
motor) verbonden zijn. De basiseenheden kunnen dus niet het CE-keurmerk dragen dat de conformiteit
met de EMC-richtlijn zou bevestigen. Onderstaand worden daarom exactere details over het EMC-
gedrag van deze producten aangegeven, waarbij als voorwaarde geldt dat deze volgens de in deze
documentatie opgevoerde richtlijnen en aanwijzingen geïnstalleerd werden.
De producent kan zelf bevestigen dat zijn apparaten in hun EMC-karakteristieken in
vermogensaandrijvingen voldoen aan de eisen van de EMC-richtlijn in de betreffende omgeving. De
relevante grenswaarden voldoen aan de basisnormen EN 61000-6-2 en EN 61000-6-4 voor
storingbestendigheid en storende emissies.
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
186 BU 0250 nl-3920
8.3.2 Beoordeling van de EMC
Voor de beoordeling van de elektromagnetische compatibiliteit moeten 2 normen in acht worden
genomen.
1. EN 55011 (omgevingsnorm)
In deze norm worden de grenswaarden gedefinieerd in relatie tot de daaraan ten grondslag gelegde
omgeving waarin het product wordt gebruikt. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen 2
omgevingen, waarbij de 1. omgeving de niet-industriële woon- en werkomgevingen zonder eigen
hoog- of middenspanning verdeeltransformatoren beschrijft. De 2. Omgevingen definieert
daarentegen industriële omgevingen die niet zijn aangesloten op het openbare laagspanningsnet,
maar over hun eigen hoog- of middenspanning verdeeltransformatoren beschikken. De
grenswaarden zijn onderverdeeld in de klassen A1, A2 en B.
2. EN 61800-3 (Productnorm)
In deze norm worden de grenswaarden gedefinieerd in relatie tot het toepassingsgebied van het
product. De grenswaarden zijn onderverdeeld in de categorieën C1, C2, C3 en C4, waarbij de
klasse C4 over het algemeen alleen geldt voor aandrijfsystemen met een hogere spanning (≥ 1000
V AC) of hogere stroom (400 A). De klasse C4 kan echter ook dan van toepassing zijn op het
individuele apparaat, als het in complexe systemen geïntegreerd is.
Voor beide normen gelden dezelfde grenswaarden. De normen onderscheiden zich echter door een in
de productnorm uitgebreide toepassing. De exploitant beslist welke van de twee normen als basis wordt
gebruikt, waarbij in het geval van storingsopheffingen doorgaans de omgevingsnorm als grondslag
wordt gebruikt.
Het essentiële verband tussen beide normen laat zich als volgt verduidelijken:
Categorie volgens EN 61800-3
C1
C2
C3
Grenswaardeklasse volgens EN 55011
B
A1
A2
Bedrijf toegestaan in
1. Milieu (woonomgeving) X X 1) -
2. Milieu (industriële omgeving)
X
X 1)
X 1)
Volgens EN 61800-3 vereiste aanwijzing
-
2)
3)
Distributiekanaal
Algemeen verkrijgbaar
Beperkt verkrijgbaar
EMC - deskundigheid
Geen eisen
Installatie en inbedrijfstelling door EMC-
bevoegde persoon
1) Gebruik van het apparaat niet als stekkerapparaat en ook niet in verplaatsbare inrichtingen
2)
"In een woonomgeving kan het aandrijfsysteem hoogfrequente interferentie veroorzaken, waarvoor ontstoringsmaatregelen nodig kunnen
zijn".
3) "Het aandrijfsysteem is niet bedoeld voor gebruik op een openbaar laagspanningsnet dat woonomgevingen van stroom voorziet."
Tabel 6: EMC - Vergelijking van EN 61800-3 en EN 55011
8 Extra informatie
BU 0250 nl-3920 187
8.3.3 EMC van het apparaat
EMC-storing in de omgeving
Deze apparaten veroorzaken hoogfrequente storingen, die in een woonomgeving extra
ontstoringmaatregelen kunnen vereisen (zie 8.3.2 "Beoordeling van de EMC").
Het gebruik van afgeschermde motorkabels is absoluut noodzakelijk om aan de aangegeven
ontstoringgraad te voldoen.
Het apparaat is uitsluitend bedoeld voor commerciële toepassingen. Het is dus niet onderworpen aan
de eisen van de norm EN 61000-3-2 voor de emissie van harmonischen.
De grenswaardeklassen worden alleen bereikt als
de bedrading wordt uitgevoerd in overeenstemming met EMC-regels
de lengte van de afgeschermde motorkabel de toelaatbare grenzen niet overschrijdt
de standaard pulsfrequentie (P504) wordt gebruikt
De afscherming van de motorkabel moet aan beide uiteinden worden aangesloten.
Apparaatversie
max. lengte motorkabel,
afgeschermd
Kabelgebonden emissie
150kHz 30MHz
Klasse C2 Klasse C1
Standaardconfiguratie voor
bedrijf op TN/TT-netwerken
(actief geïntegreerde netfilter)
10 m -
De PE-contacten van de aansluitkabels (b.v. net-
en motorkabels) z
ijn in het apparaat met elkaar
verbonden. Voor een fout-vrij bedrijf raden wij aan
een verbinding te maken tussen de PE van het
apparaat en de PE van de installatieconstructie.
Hiervoor zijn er 2 schroefaansluitingen
beschikbaar op het koellichaam.
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
188 BU 0250 nl-3920
EMC Overzicht van de normen die volgens EN 61800-3
worden gebruikt als test- en meetprocedures:
Storende emissie
Kabelgebonden emissie
(stoorspanning) EN 55011
C2
-
Uitgestraalde emissies
(interferentieveldsterkte) EN 55011 C2
C3 (BG2)
Storingsbestendigheid EN 61000-6-1, EN 61000-6-2
ESD, ontlading statische elektriciteit
EN 61000-4-2
6 kV (CD), 8 kV (AD)
EMF, hoogfrequente
elektromagnetische velden EN 61000-4-3
10 V/m; 80 1000 MHz
3 V/m; 1400 2700 MHz
Burst op stuurleidingen
EN 61000-4-4
1 kV
Burst op net- en motorkabels
EN 61000-4-4
2 kV
Surge (fase-fase / aarde)
EN 61000-4-5
1 kV / 2 kV
Kabelgebonden storing door
hoogfrequente velden EN 61000-4-6 10 V, 0,15 80 MHz
Spanningfluctuaties en -
onderbrekingen EN 61000-2-1 +10%, -15%; 90%
Spanningasymmetrieën en
frequentiewijzigingen EN 61000-2-4 3%; 2%
Tabel 7: Overzicht volgens productnorm EN 61800-3
8 Extra informatie
BU 0250 nl-3920 189
8.3.4 EU-conformiteitsverklaring
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
190 BU 0250 nl-3920
8.4 Gereduceerd uitgangvermogen
De frequentieomvormers zijn ontworpen voor bepaalde overbelastingssituaties. De 1,5-voudige
overstroom kan bijvoorbeeld gedurende 60 seconden gebruikt worden. Gedurende ca. 3,5 seconden is
een dubbele overstroom mogelijk. Een reductie van de overbelastbaarheid, of van de tijdsduur ervan
geldt voor de volgende situaties:
Uitgangsfrequenties < 4,5 Hz en gelijkspanningen (stilstaande wijzers)
Pulsfrequenties hoger dan de nominale pulsfrequentie (P504)
Verhoogde netspanningen > 400 V
Verhoogde koellichaamtemperatuur
Aan de hand van de navolgende karakteristieken kan de relevante stroom-/vermogenbegrenzing
worden afgelezen.
8.4.1 Gereduceerde uitgangstroom op grond van de pulsfrequentie
Deze afbeelding toont de stroomreductie op grond van de pulsfrequentie voor 230 V en 400 V
frequentieomvormers.
Bij 400 V frequentieomvormers wordt de reductie vanaf een pulsfrequentie van 6 kHz ingeschakeld. Bij
230 V frequentieomvormers gebeurt dit bij een pulsfrequentie van 8 kHz.
Bij stijgende pulsfrequentie wordt de stroom daarom zover verlaagd, dat het vermogenverlies bij
benadering constant blijft.
1.2
0.4
k400V fpuls
k230V fpuls
163 f puls
46 8 10 12 14 16
0.4
0.5
0.6
0.7
0.8
0.9
1
1.1
1.2
I / I
N
Pulsfrequentie [kHz]
Afbeelding 6: Warmteverliezen door de pulsfrequentie
8 Extra informatie
BU 0250 nl-3920 191
8.4.2 Gereduceerde overstroom op basis van de tijd
Afhankelijk van de tijdsduur van een overbelasting, verandert de mogelijke overbelastbaarheid. In deze
tabellen zijn enkele waarden opgevoerd. Wordt een van deze grenswaarden bereikt, dan moet de
frequentieomvormer voldoende tijd hebben om bij geringe belasting te herstellen van de periode van
overbelasting.
Wordt met korte tussenpozen telkens weer binnen het overbelastingbereik gewerkt, dan worden de
grenswaarden in de tabel verlaagd.
400V frequentieomvormers: Gereduceerde overbelastbaarheid (ca.) op grond van pulsfrequentie (P504) en tijd.
Pulsfrequentie [kHz]
Tijd [s]
> 600 60 30 20 10 3,5
3...6
110 %
150 %
170 %
180 %
180 %
200 %
8
100 %
135 %
150 %
160 %
160 %
165 %
10
90 %
120 %
135 %
145 %
145 %
150 %
12 78 % 105 % 120 % 125 % 125 % 130 %
14
67 %
92 %
104 %
110 %
110 %
115 %
16
57 %
77 %
87 %
92 %
92 %
100 %
Tabel 8: Overstroom afhankelijk van de tijd
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
192 BU 0250 nl-3920
8.4.3 Gereduceerde overstroom op basis van de uitgangsfrequentie
Ter bescherming van de vermogentrap bij lage uitgangsfrequenties (<4.5 Hz) is een bewaking
beschikbaar, waarmee de temperatuur van de IGBT’s (insulated-gate bipolar transistor), als gevolg van
hoge stromen, wordt vastgesteld. Om te voorkomen dat een stroom boven de in het diagram
aangegeven limiet kan optreden, wordt een pulsafschakeling (P537) met variabele limiet ingevoerd. Bij
stilstand bij 6 kHz pulsfrequentie kan daarom geen stroom boven het 1,1-voudige van de nominale
stroom worden geleverd.
xf( )
In_ 60s ec f( )
In_ 1s e c f( )
f
02 4 6 8 10 12 14 16 18 20
0
0.5
1
1.5
2
2.5
I / I
N
Uitgangsfrequentie [Hz]
Niet toegelaten bereik
De voor de verschillende pulsfrequenties geldende hoogste grenswaarden voor de pulsafschakeling zijn
te vinden in de navolgende tabellen. De in de parameter P537 instelbare waarde (0.1...1.9) wordt
afhankelijk van de pulsfrequentie in elk geval beperkt tot de in de tabellen aangegeven waarde.
Waarden onder deze grens kunnen altijd worden ingesteld.
400V frequentieomvormers:
Gereduceerde overbelastbaarheid (ca.) op grond van pulsfrequentie (P504) en
uitgangsfrequentie.
Pulsfrequentie [kHz]
Uitgangsfrequentie [Hz]
4,5 3,0 2,0 1,5 1,0 0,5 0
3...6
200 %
170 %
150 %
140 %
130 %
120 %
110 %
8 165 % 140 % 123 % 115 % 107 % 99 % 90 %
10
150 %
127 %
112 %
105 %
97 %
90 %
82 %
12
130 %
110 %
97 %
91 %
84 %
78 %
71 %
14
115 %
97 %
86 %
80 %
74 %
69 %
63 %
16
100 %
85 %
75 %
70 %
65 %
60 %
55 %
Tabel 9: Overstroom als functie van puls- en uitgangsfrequentie
8 Extra informatie
BU 0250 nl-3920 193
8.4.4 Gereduceerde overstroom op basis van de netspanning
De frequentieomvormers zijn thermisch berekend voor de nominale stroomsterktes. Bij lagere
netspanningen kunnen daarom geen hogere stroomsterktes worden afgenomen om het afgegeven
vermogen constant te houden. Bij netspanningen boven 400 V vindt een verlaging van de toegelaten
continue uitgangstroom plaats die omgekeerd proportioneel is aan de netspanning om zodoende de
verhoogde schakelverliezen te compenseren.
I / IN
Netspanning [V]
Afbeelding 7: Uitgangsstroom op basis van de netspanning
8.4.5 Gereduceerde overstroom op basis van de koellichaamtemperatuur
De koellichaamtemperatuur wordt meegerekend in de overstroomverlaging, zodat bij lage koellichaam-
temperaturen speciaal voor hogere schakelfrequenties een hogere belastbaarheid kan worden
toegelaten. Bij hoge koellichaamtemperaturen neemt de reductie overeenkomstig toe. De
omgevingstemperatuur en de ventilatievoorwaarden voor het frequentieomvormer kunnen op die manier
optimaal worden benut.
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
194 BU 0250 nl-3920
8.5 Bedrijf met de aardlekschakelaar
Bij apparaten met een actief netfilter (standaardconfiguratie voor TN- / TT-netwerken) zijn lekstromen
van ≤ 16 mA te verwachten. Ze zijn geschikt voor gebruik bij FO-aardlekschakelaars.
Bij apparaten met een inactieve netfilter (standaardconfiguratie voor IT-netwerken) zijn lekstromen van
30 mA te verwachten. Zij zijn niet geschikt voor gebruik bij FO-aardlekschakelaars.
Alleen aardlekschakelaars (type B of B +) die gevoelig zijn voor alle stromen, mogen worden gebruikt.
( paragraaf 2.3.2.1 "Netaansluiting")
( zie ook document TI 800_000000003.)
8.6 Systeembus
Het apparaat en veel van de bijbehorende componenten communiceren met elkaar via de systeembus.
Bij deze systeembus gaat het om een CAN-bus met CANopen protocol. Op de systeembus kunnen
maximaal vier frequentieomvormers met hun componenten (veldbusmodule, absolute encoder, I/O-
modules etc.) aangesloten worden. De integratie van de componenten in de systeembus vereist geen
BUS-specifieke kennis van de gebruiker.
Men hoeft slechts te letten op de correcte fysieke opbouw van het bussysteem en de eventueel correcte
adressering van de deelnemers.
Informatie
Communicatiestoringen
Om het gevaar van communicatiestoringen zo klein mogelijk te houden, moeten de GND-potentialen van alle
GND's die via de systeembus met elkaar verbonden zijn, onderling verbonden worden. Bovendien moet de
afscherming van de buskabel aan beide uiteinden met PE- worden verbonden.
Informatie
Communicatie op de systeembus
Communicatie op de systeembus vindt alleen plaats als er een uitbreidingsmodule aangesloten is of als de
master is ingesteld op P503=3 en de slave op P503=2 in een master/slave systeem. Dit is met name van belang
wanneer meerdere via de systeembus aangesloten frequentieomvormers parallel uitgelezen moeten worden met
behulp van de NORDCON parameterinstellingssoftware.
Fysieke opbouw
Standaard
CAN
Kabel, specificatie 2x2, Twisted Pair, afgeschermd, geslagen aders, aderdoorsnede ≥0,25 mm²
(AWG23), karakteristieke impedantie ca. 120 Ω
Buslengte
max. 20 m totale omvang,
max. 20 m tussen 2 deelnemers,
Structuur
Bij voorkeur lijnstructuur
Aftakkingen Mogelijk (maximaal 6m)
Afsluitweerstanden
120Ω, 250mW aan beide einden van een systeembus
Baudsnelheid
250 kBaud - vooraf ingesteld
De CAN_H en CAN_L signalen moeten worden verbonden via
een getwist aderpaar. De GND-potentialen zijn verbonden via
het tweede aderpaar.
8 Extra informatie
BU 0250 nl-3920 195
Adressering
Zijn meerdere frequentieomvormers op de systeembus aangesloten, dan moeten deze apparaten
eenduidige adressen krijgen (P515).
Bij de veldbusmodules is geen adrestoewijzing noodzakelijk, de module herkent alle
frequentieomvormers automatisch. De toegang tot de individuele omvormers verloopt via de veldbus-
master (PLC). Hoe dit in detail gebeurt, is uitvoerig beschreven in de betreffende bushandleidingen of
datasheets voor de individuele modules.
I/O-uitbreidingmodulen moeten aan de betreffende frequentieomvormer worden toegewezen. Dit
gebeurt via een DIP-schakelaar op de I/O-module. Een speciaal geval bij de I/O-uitbreidingmodulen is
de “broadcast”- modus. In deze modus worden aan alle omvormers tegelijk de gegevens van de I/O-
uitbreidingmodule (analoge waarden, ingangen etc.) toegezonden. Via de parameterinstellingen in elke
individuele frequentieomvormer wordt vervolgens beslist welke van de ontvangen waarden worden
gebruikt. Voor meer details over de instellingen, zie de gegevensbladen van de relevante modules.
Informatie Adressering
Men dient erop te letten dat elk adres slechts 1x wordt toegekend. Een dubbele toewijzing van adressen kan in
een op CAN gebaseerd netwerk foute interpretaties van de data en daarmee niet gedefinieerde activiteiten in
het systeem tot gevolg hebben.
Integratie van externe apparaten
De integratie van verdere apparaten in dit bussysteem is principieel mogelijk. Deze moeten het
CANopen-protocol en de Baudrate 250 kBaud ondersteunen. Voor een additionele CANopen master is
het adresbereik (node-ID) 1 t/m 4 gereserveerd. Aan alle andere deelnemers dienen adressen tussen
50 en 79 te worden toegewezen.
Voorbeeld adressering frequentieregelaar
Frequentie-omvormer Adres
Node-ID
Node ID AG
Frequentie-omvormer
FO1
32
33
FO2
34
35
FO3
36
37
FO4
38
39
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
196 BU 0250 nl-3920
8.7 Energie-efficiëntie
WAARSCHUWING
Onverwachte beweging door overbelasting
Door een overbelasting van de aandrijving
bestaat het risico dat de motor “kantelt” (= plotseling
optredend verlies van het koppel). Een overbelasting kan bijvoorbeeld veroorzaakt worden door
onderdimensionering van de aandrijving of een plotselinge lastpiek. Plotselinge lastpieken kunnen een
mech
anische oorsprong hebben (bijv. klemzitten), maar kunnen ook door extreem steile
acceleratiecurven (P102, P103, P426) worden veroorzaakt.
Het “kantelen” van een motor kan - afhankelijk van de aard van de toepassing -
tot onverwachte
bewegingen leiden (bijv. een val van lasten bij hefinstallaties).
Ter vermijding van risico's dient men het volgende in acht te nemen:
Voor hefinrichtingtoepassingen of toepassingen met frequente of sterke lastwisselingen moet de
parameter P219 dwingend in de fabrieksinstelling (100%) worden gelaten.
Aandrijving niet te klein bemeten, voorzien in voldoende overbelastingsreserves.
Evt. valbescherming (bijv. bij hefinstallaties) of vergelijkbare veiligheidsmaatregelen voorzien.
NORD-frequentieomvormers onderscheiden zich door een laag eigen energieverbruik en daarmee door
een hoog rendement. Bovendien biedt de frequentieomvormer voor bepaalde toepassingen (met name
toepassingen in het deellastbedrijf) met behulp van de “Automatische magnetiseringsaanpassing”
(parameter (P219)) een mogelijkheid om de energie-efficiency van de gehele aandrijving te verbeteren.
Afhankelijk van het benodigde koppel wordt de magnetiseringstroom (resp. Het motorkoppel) door de
frequentieomvormer zover verlaagd als noodzakelijk is voor de momentele aandrijvingbehoefte. De
daarmee gepaard gaande, vaak aanzienlijke verlaging van de stroombehoefte draagt net als de
optimalisatie van de cos φ tot de nominale waarde van de motor ook in deellastbedrijf bij aan energetisch
en nettechnisch optimale verhoudingen.
Een van de fabrieksinstelling afwijkende parameterinstelling (fabrieksinstelling = 100%) is hierbij echter
slechts toegestaan voor toepassingen die geen snel veranderende koppelbehoeften hebben. (zie voor
details parameter (P219))
geen magnetiseringaanpassing
met magnetiseringaanpassing
Motor onder volle last
Motor onder deellast
I
S
=
Motorstroomvector (strengstroom)
ISD = Magnetiseringsstroomvector (magnetiserende stroom)
ISQ = Laststroomvector (laststroom)
Afbeelding 8: Energie-efficiëntie door automatische aanpassing van de magnetisatie
I
SD
I
SQ
I
S
U
I
SD
I
SQ
I
S
U
I
SD
I
SQ
I
S
U
8 Extra informatie
BU 0250 nl-3920 197
8.8 Normering regel-/meetwaarden
De volgende tabel omvat informatie over de normering van typische regel- en meetwaarden. Deze
informatie heeft betrekking op de parameters (P400), (P418), (P543), (P546), (P740) resp. (P741).
Aanduiding Analoog signaal Bussignaal
Regelwaarden
{functie}
Waarden-
bereik
Normering
Waarden-
bereik
max.
waarde
100% =
-100% =
Normering
Begrenzing
absoluut
Regelfrequentie
{01}
0-10V
(10V=100%)
P104 … P105
(min - max)
P104+(P105-P104)
*UAIN(V)/10V
±100%
16384
4000
hex
16384
dec
C000
hex
-
16384dec
4000
hex
*
fsoll[Hz]/P105
P105
Frequentie-
optelling
{02}
0-10V
(10V=100%)
P410 … P411
(min - max)
P410+(P411-P410)
*UAIN[V]/10V
±200%
32767
4000
hex
16384
dec
C000
hex
-
16384dec
4000
hex
*
fsoll[Hz]/P411
P105
Frequentie aftr.
{03}
0-10V
(10V=100%)
P410 … P411
(min - max)
P410+(P411-P410)
*UAIN[V]/10V
±200%
32767
4000
hex
16384
dec
C000
hex
-
16384dec
4000
hex
*
fsoll[Hz]/P411
P105
Min. frequentie
{04}
0-10V
(10V=100%)
50Hz*
UAIN(V)/10V
0…200%
(50Hz=100%)
32767
4000
hex
16384dec
/
4000
hex
* f
min
[Hz] /
50Hz
P105
Max. frequentie
{05}
0-10V
(10V=100%)
100Hz*
UAIN(V)/10V
0…200%
(100Hz=100%)
32767
4000
hex
16384dec
/
4000
hex
* f
max
[Hz]
/ 100Hz
P105
Act. waarde
procesregelaar
{06}
0-10V
(10V=100%)
P105*
UAIN(V)/10V
±200%
32767
4000
hex
16384
dec
C000
hex
-
16384dec
4000
hex
*
fsoll[Hz]/P105
P105
Nom.waarde
proces.reg
{07}
0-10V
(10V=100%)
P105*
UAIN(V)/10V
±200%
32767
4000
hex
16384
dec
C000
hex
-
16384dec
4000
hex
*
fsoll[Hz]/P105
P105
Koppelstroom-
grens
{11}, {12}
0-10V
(10V=100%)
P112*
UAIN(V)/10V
0…100%
16384
4000
hex
16384
dec
/
4000
hex
*
koppel
[%] / P112
P112
Stroomgrens
{13}, {14}
0-10V
(10V=100%)
P536*
UAIN(V)/10V
0…100%
16384
4000
hex
16384
dec
/
4000
hex
*
stroomgrens
[%] /
(P536 * 100)
P536
Acc./dec. tijd
{15}
0-10V
(10V=100%)
10s*
UAIN(V)/10V
0…200%
32767
4000
hex
16384dec
/
4000
hex
*
curvetijd[s] / 10s
20s
Act. waarden
{Functie}
Act. frequentie
{01}
0-10V
(10V=100%)
P201*
UAOut(V)/10V
±100%
16384
4000
hex
16384dec
C000
hex
-16384dec
4000
hex
*
f[Hz]/P105
Toerental
{02}
0-10V
(10V=100%)
P202*
UAOut(V)/10V
±200%
32767
4000
hex
16384dec
C000
hex
-16384dec
4000
hex
*
n[rpm]/P202
Stroom
{03}
0-10V
(10V=100%)
P203*
UAOut(V)/10V
±200%
32767
4000
hex
16384dec
C000
hex
-16384dec
4000
hex
*
I[A]/P203
Koppelstroom
{04}
0-10V
(10V=100%)
P112* 100/
√((P203)²-
(P209)²)*
UAOut(V)/10V
±200%
32767
4000
hex
16384
dec
C000
hex
-
16384dec
4000
hex
*
I
q[A]/(P112)*100/
√((P203)²-
(P209)²)
Regelwaarde
instel frequentie
{19} … {24}
/ /
±100%
16384
4000
hex
16384
dec
C000
hex
-
16384dec
4000
hex
*
f[Hz]/P105
Toerental van
encoder
{22}
/ /
±200%
32767
4000
hex
16384
dec
C000
hex
-
16384dec
4000
hex
* n[rpm]/
P201*(60/Aantal
poolparen)
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
198 BU 0250 nl-3920
8.9 Definitie regel- en meetwaardeverwerking (frequenties)
De in de parameters (P502) en (P543) gebruikte frequenties worden volgens de navolgende tabel op
verschillende wijzen verwerkt.
Func. Naam Betekenis
Output volgens ... zonder
rechts/
links
met
slip
I II III
8 regelfrequentie Regelfrequentie van
regelwaardebron X
1 actuele frequentie Regelfrequentie voor
motormodel X
23 Act.freq. met slip Act. freq. bij motor X X
19 Regelfreq. richtwaarde Regelfrequentie van
richtwaardebron
Richtwaarde
(bevrijd om vrijgaverichting)
X X
20 Regelfreq. n R
richtwaarde
Regelfrequentie voor
motormodel
Richtwaarde
(bevrijd om vrijgaverichting)
X X
24 Richtw. act.freq. m sl Act. frequentie bij motor
Richtwaarde
(bevrijd om vrijgaverichting)
X X X
21 Act.freq. z. sl.
richtwaarde
Act. frequentie zonder slip
Richtwaarde X
Tabel 10: Regel- en meetwaardeverwerking in de frequentieomvormer
I
Regelwaardebron en
regelwaardeselectie
II
Signaalverwerking
en curve
III
Regeling en
motormodel
(slipbepaling)
8 Extra informatie
BU 0250 nl-3920 199
8.10 Aansluitingstoebehoren
Het materiaal voor het maken van de elektrische aansluitingen behoort in het algemeen niet tot de
leveringsomvang van het apparaat. Het kan echter worden verkregen bij NORD of via de vrije handel.
8.10.1 Vermogensaansluitingen - contrastekkers
Hieronder vindt u enkele onderdelenlijsten voor de contrastekkers van de inbouwconnectoren
(voedingsaansluitingen, ( paragraaf 2.2.1.1 "Aansluitingsniveau")).
aangesloten stekkertype: HARTING Q2/0+ (bus)
Productaanbeveling voor de tegenhanger van het gemonteerde stekkersysteem
Stekker HAN Q2/0 (pen)
Aantal Aanduiding Fabrikant Informatie
1 x
Doorvoerbehuizing HAN-Compact
Harting
Rechte kabeluitgang, M25
(19 12 008 0429 )
1 x
Contactelement HANQ4/2 (pen)
Harting
(09 12 006 3041)
4 x
Krimpcontact pen 4mm²
Harting
(09 32 000 6107)
2 x Krimpcontact pen 0,75mm² Harting (09 15 000 6105)
1 x
HAN-Compacte halve fitting
Harting
M25 14…17mm
(19 12 000 5158)
aangesloten stekkertype: HARTING Q4/2+ (bus)
Productaanbeveling voor de tegenhanger van het gemonteerde stekkersysteem
Hybride connector HAN Q4/2 (pen/mannelijk)
Aantal Aanduiding Fabrikant Informatie
1 x
Doorvoerbehuizing HAN-Compact
Harting
Rechte kabeluitgang, M25
(19 12 008 0429 )
1 x
Contactelement HANQ4/2 (pen)
Harting
(09 12 006 3041)
4 x
Krimpcontact pen 4mm²
Harting
(09 32 000 6107)
2 x
Krimpcontact pen 0,75mm²
Harting
(09 15 000 6105)
1 x
HAN-Compacte halve fitting
Harting
M25 14…17mm
(19 12 000 5158)
aangesloten stekkertype: HARTING Q4/2+ (stekker)
Productaanbeveling voor de tegenhanger van het gemonteerde stekkersysteem
Hybride connector HAN Q4/2 (bus/vrouwelijk)
Aantal Aanduiding Fabrikant Informatie
1 x
Doorvoerbehuizing HAN-Compact
Harting
Rechte kabeluitgang, M25
(19 12 008 0429)
1 x
Contactelement HANQ4/2 (bus)
Harting
(09 12 006 3141)
4 x
Krimpcontact bus 4mm²
Harting
(09 32 000 6207)
2 x
Krimpcontact bus 0,75mm²
Harting
(09 15 000 6205)
1 x HAN-Compacte halve fitting Harting M25 14…17mm
(19 12 000 5158)
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
200 BU 0250 nl-3920
aangesloten stekkertype: HARTING Q8/0+ (bus)
Productaanbeveling voor de tegenhanger van het gemonteerde stekkersysteem
Hybride stekker HAN Q8/0 (pen/mannelijk)
Aantal Aanduiding Fabrikant Informatie
1 x
Doorvoerbehuizing, HAN-Compact
Harting
Rechte kabeluitgang, M25
(19 12 008 0429 )
1 x Contactinzetstuk HAN Q8/0 (peninzetstuk) Harting (09 12 008 3001)
4 x
Krimpcontact bus 1,5mm²
Harting
(09 33 000 6104)
1 x
HAN-Compacte halve fitting
Harting
M25 14…17mm
(19 12 000 5158)
8.10.2 M12 Y-verdeler
Voor de aanleg van complexere voedings- of communicatieleidingen bevelen wij het gebruik van
Y-verdelers aan. Deze worden rechtstreeks op de desbetreffende M12-connectoren van de veldverdeler
gemonteerd en maken zo een rechtstreekse aansluiting op de desbetreffende streng mogelijk.
Aanduiding Artikelnummer Aansluiting Optiepositie Contactschema
SK TIE4-M12-SYSS-YMF
275274523
Systeembus
M7
SK TIE4-M12-INI-YFF
275274525
Initiator
M1, M3, M5,
M7
SK TIE4-M12-POW-YMF
275274526
24 V DC
M8
SK TIE4-M12-STO-YMF
275274527
STO
M6
Aansluiting
Betekenis
(a)
Apparaatzijde
(b), (c)
Toevoerleiding (als ingang of uitgang)
8 Extra informatie
BU 0250 nl-3920 201
8.10.3 Motorkabel
Voor motoraansluiting zijn voorgeassembleerde kabels verkrijgbaar (www.nord.com).
Aanduiding Insteek-/stekkeraansluitingen Document
UL FO-zijde Motorzijde
SK CE-HQ8-K-MA-OE20-M4-xxUL
x
Pin, 8-pol.
Open uiteinden, M20 1)
TI 275274211-212
SK CE-HQ8-K-MA-OE25-M4-xxUL
x
Pin, 8-pol.
Open uiteinden, M25 1)
TI 275274216-217
SK CE-HQ8-K-MA-OE32-M4-xxUL x Pin, 8-pol. Open uiteinden, M32 1) TI 275274226-227
SK CE-HQ8-K-MA-OE32-M5-xxUL
x
Pin, 8-pol.
Open uiteinden, M32 1)
TI 275274231-232
SK CE-HQ8-K-MA-OE32-M6-xxUL
x
Pin, 8-pol.
Open uiteinden, M32
1)
TI 275274236-237
SK CE-HQ8-K-MA-OE20-M4-xxM
-
Pin, 8-pol.
Open uiteinden, M20 1)
TI 275274800-803
SK CE-HQ8-K-MA-OE25-M4-xxM
-
Pin, 8-pol.
Open uiteinden, M25 1)
TI 275274805-808
SK CE-HQ8-K-MA-H10E-M1B-xxM - Pin, 8-pol. Bus, 8-pol. TI 275274810-813
SK CE-HQ8-K-MA-OE32-M4-xxM
-
Pin, 8-pol.
Open uiteinden, M32 1)
TI 275274825-828
SK CE-HQ8-K-MA-OE32-M5-xxM
-
Pin, 8-pol.
Open uiteinden, M32
1)
TI 275274830-833
SK CE-HQ8-K-MA-OE32-M6-xxM
-
Pin, 8-pol.
Open uiteinden, M32 1)
TI 275274835-838
1) EMC-wartel
8.10.4 Netkabel
Voor de netaansluiting zijn voorgemonteerde kabels verkrijgbaar (www.nord.com).
Aanduiding Insteek-/stekkeraansluitingen Document
UL FO-zijde Netzijde
SK CE-HQ4-K-LE-OE-xxUL
x
Bus, 6-pol.
Open einden
TI 275274241-242
SK CE-HQ42-K-LE-OE-xxUL
x
Bus, 6-pol.
Open einden 1)
TI 275274246-247
SK CE-HQ4-K-LE-OE-xxM
-
Bus, 6-pol.
Open einden
TI 275274840-843
SK CE-HQ42-K-LE-OE-xxM
-
Bus, 6-pol.
Open einden 1)
TI 275274845-848
1) Incl. 24V DC-kabel
8.10.5 Daisy Chain-kabel
Voorgemonteerde kabels zijn beschikbaar om de netaansluiting van het ene apparaat naar het andere
door te lussen (www.nord.com).
Aanduiding Insteek-/stekkeraansluitingen Document
UL FO-zijde (Out) FO-zijde (In)
SK CE-HQ4-K-LA-HQ4-xxUL
x
Pin, 6-pol.
Bus, 6-pol.
TI 275274251-252
SK CE-HQ42-K-LA-HQ42-xxUL
x
Pin, 6-pol.
Bus, 6-pol. 1)
TI 275274256-257
SK CE-HQ4-K-LA-HQ4-xxM
-
Pin, 6-pol.
Bus, 6-pol.
TI 275274850-853
SK CE-HQ42-K-LA-HQ42-xxM
-
Pin, 6-pol.
Bus, 6-pol. 1)
TI 275274855-858
1) Incl. 24V DC-kabel
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
202 BU 0250 nl-3920
8.10.6 Encoderkabels
Voor het aansluiten van incrementele of absolute encoders zijn voorgeassembleerde kabels
beschikbaar (www.nord.com).
Aanduiding Insteek-/stekkeraansluitingen Document
UL FO-zijde Encoderzijde
SK CE-A5M-IG0-A5F-xxM
-
M12, mannelijk, 5-polig
M12, bus, 5-polig
TI 275274875-878
SK CE-A5F-AGC-A5F-xxM
-
M12, bus, 5-polig
M12, bus, 5-polig
TI 275274890-893
SK CE-B4M-IGC-B4F-xxM
-
M12, mannelijk, 4-polig
M12, bus, 4-polig
TI 275274895-898
9 Onderhouds- en serviceaanwijzingen
BU 0250 nl-3920 203
9 Onderhouds- en serviceaanwijzingen
9.1 Onderhoudsaanwijzingen
NORD frequentieomvormers zijn bij correct bedrijf onderhoudsvrij (hoofdstuk 7).
Stoffige omgevingsfactoren
Bij gebruik van de frequentieomvormer in een stoffige werkomgeving dienen de koelvlakken en/of
ventilatoren regelmatig met perslucht te worden gereinigd. Eventuele luchttoevoerfilters in de
schakelkast dienen eveneens regelmatig te worden gereinigd of vervangen.
Opslag op lange termijn
De frequentieomvormer moet met regelmatige tussenpozen gedurende 60 minuten op de netvoeding
aangesloten worden.
Gebeurt dit niet, dan bestaat het risico op een vernieling van de apparaten.
Voor het geval dat een apparaat langer dan 1 jaar opgeslagen geweest is, moet het voor de normale
aansluiting op de netstroom volgens het navolgende schema weer in bedrijf worden gesteld met behulp
van een steltrafo:
Opslagduur van 1 jaar … 3 jaar
30 min met 25 % netspanning,
30 min met 50 % netspanning,
30 min met 75 % netspanning,
30 min met 100 % netspanning
Opslagduur van >3 jaar of bij onbekende opslagperiode:
120 min met 25 % netspanning,
120 min met 50 % netspanning,
120 min met 75 % netspanning,
120 min met 100 % netspanning
Tijdens de regeneratieperiode mag het toestel niet worden belast.
Na het regeneratieproces geldt de voorafgaand beschreven regeling opnieuw (1x per jaar, min.
60 minuten aan het net).
Informatie
Stuurspanning
Voor apparaten die geen geïntegreerde
voedingseenheid hebben (optie geïntegreerde voedingseenheid:
"-HVS"), moet een stuurspanning van 24 V worden voorzien om het regeneratieproces mogelijk te maken.
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
204 BU 0250 nl-3920
9.2 Service-aanwijzingen
Voor technische vragen kunt u altijd terecht bij onze technische supportafdeling.
Bij aanvragen aan onze technische ondersteuningafdeling dient u de informatie over het exacte type
frequentieomvormer (typeplaat/display) eventueel met toebehoren en opties, de actuele softwareversie
(P707) en het serienummer (typeplaat) bij de hand te houden.
Voor eventuele reparaties moet het apparaat ingezonden worden naar het volgende adres:
NORD Electronic DRIVESYSTEMS GmbH
Tjüchkampstraße 37
D-26605 Aurich
Verwijder alstublieft alle niet originele onderdelen van het apparaat.
Wij aanvaarden geen aansprakelijkheid voor eventuele aanbouwcomponenten, zoals bijvoorbeeld
netkabels, schakelaars of externe displays!
Maak voor verzending een back-up van de parameterinstellingen.
Vermeld de reden voor het opsturen van de component/het apparaat en geef een contactpersoon aan
voor eventuele vragen aan u.
De retourbon ontvangt u via onze website (Link) resp.via onze technische supportafdeling.
Wanneer niet anders overeengekomen wordt, wordt het apparaat na controle/reparatie naar de
fabriekinstellingen gereset.
Om uit de sluiten dat de oorzaak voor een defect apparaat in een optionele module besloten ligt, zouden
in geval van een storing ook de aangesloten optionele module moeten worden opgestuurd.
Contact (telefoon)
Technische Support
Tijdens normale kantooruren
+49 (0) 4532-289-2125
Buiten normale kantooruren
+49 (0) 180-500-6184
Vragen over reparaties
Tijdens normale kantooruren
+49 (0) 4532-289-2115
De handleiding en bijkomende informatie vindt u op het internet onder www.nord.com.
9 Onderhouds- en serviceaanwijzingen
BU 0250 nl-3920 205
9.3 Afkortingen
AIN
Analoge ingang
FDS
Veldverdeler (Field Distibution System)
AS-i (AS1)
AS-interface
FO-(schakelaar)
Aardlekschakelaar
ASi (LED)
Status-LED - AS-interface
FO
Frequentie-omvormer
ASM
Asynchrone machine, asynchrone motor
I/O
In-/ Out (ingang / uitgang)
AOUT
Analoge uitgang
ISD
Veldstroom (stroomvector-regeling)
AUX
Hulp-(spanning)
LED
Light Emitting Diode
BR + / BR -
Contacten voor aansluiting van een rem
LPS
Lijst van de geconfigureerde slaves
(AS-I)
BW
Remweerstand
PMSM
Permanente Magneet Synchroon
Machine / -motor
DI (DIN)
DigIn
Digitale ingang
PLC / SPS
Programmeerbare Logische Controler
DS (LED)
Status-LED - Apparaatstatus
PE
Aarddraad (Protective Earth)
CFK
Current Flux Control (stroomgestuurde
veldoriëntatie-regeling)
PELV
Veiligheids-laagspanning
DO (DOUT)
DigOut
Digitale uitgang
S
Supervisor- parameter, P003
I/O
In-/uitgang
SW
Softwareversie, P707
EEPROM
Niet-vluchtig geheugen
TI
Technische info / gegevensblad
(Gegevensblad voor NORD accessoires)
EMF
Elektromotorische kracht
(inductiespanning)
VFC
Voltage Flux Control
(spanningsgestuurde veldoriëntatie-
regeling)
EMC
Elektromagnetische compatibiliteit
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
206 BU 0250 nl-3920
Trefwoordenindex
"
"overspanning .............................................. 169
"Parameterverlies ........................................ 169
3
3-Wire-Control ............................................. 123
A
Aansluitingsmaterialen ................................ 199
aansluitkabels
Absolute encoder ..................................... 202
Daisy-Chain ............................................. 201
Incrementele encoder .............................. 202
Motor ........................................................ 201
Net ............................................................ 201
Abs. min. freq. (P505) .................................. 136
Acceleratie tijd PI-regelwaarde (P416) ........ 118
Acceleratietijd (P102) .................................... 88
Actuele
bedrijfstoestand (P700) ............................ 153
cos phi (P725) .......................................... 157
frequentie (P716) ..................................... 156
instelfrequentie (P718) ............................. 156
koppelstroom [P720] ................................ 157
spanning (P722) ....................................... 157
storing (P700) .......................................... 153
stroom (P719) .......................................... 157
toerental (P717) ....................................... 156
veldstroom (P721) .................................... 157
waarschuwing (P700) .............................. 153
Actuele
netstroom (P760) ..................................... 165
Adres ........................................................... 204
Afschakelmodus (P108) ................................ 92
Analoge uitgang instellen (P542) ................ 146
Apparaat-ID (P780) ..................................... 165
Array-parameters ........................................... 85
AS-i mode (P565) ........................................ 152
AS-i status (P746) ............................... 162, 163
AS-i versie (P745) ....................................... 161
AS-interface .................................................. 70
Autom. fout reset (P506) ............................. 136
Automatische magnetiseringsaanpassing .. 196
Automatische magnetiseringsaanpassing
(P219) ..................................................... 100
Automatische start (P428) .......................... 126
B
Basisparameters ........................................... 88
Bediening ...................................................... 53
Bedieningsopties ....................... 53, 58, 80, 167
Bedrijfsindicatieweergave (P000) ................. 86
Bedrijfsurenteller (P715) ............................. 156
Bedrijfsweergaven ........................................ 86
Bedrijftoestand .................................... 166, 167
Bekabelingsrichtlijnen ................................... 42
Boost grens (P215) ....................................... 99
Bron regelwaarden (P510) .......................... 137
Bron stuurwoord (P509) .............................. 136
Bus
regelwaarde (P546) ................................. 148
BUS - meetwaarde 1 ... 3 (P543) ................ 147
Bus-I/O In Bits ............................................. 130
Bus-I/O Out Bits
.......................................... 131
Bus-regelwaarde ................................. 148, 150
Busstatus via PLC (P353) ........................... 111
C
CAN
-Adres (P515) .......................................... 138
CAN Master Cyclus (P552) ......................... 149
CAN-Baudrate (P514) ................................. 138
CANopen toestand (P748) .......................... 164
CE-keurmerk ............................................... 185
Configuratie (P744) ..................................... 161
Constante remweg ........................................ 92
Contact ........................................................ 204
Trefwoordenindex
BU 0250 nl-3920 207
D
Daisy Chain-kabel ....................................... 201
Databaseversie (P742) ................................ 161
DC-nalooptijd (P559) ................................... 151
DC-rem .......................................................... 92
Deceleratietijd (P103) .................................... 89
Digitale functies ........................................... 121
Digitale ingangen (P420) ............................. 121
Digitale uitgang
afschalen (P435) ...................................... 128
functie (P434) ........................................... 126
hysterese (P436) ...................................... 128
instellen (P541) ........................................ 146
Display-factor (P002) ..................................... 87
Displaykeuze (P001) ..................................... 86
Draairichting ................................................ 145
Draaiveld (P730) .......................................... 158
DS standaardmotor ....................................... 95
Dynamische boost (P211) ............................. 98
E
EEPROM ............................................... 61, 149
EEPROM-kopieeropdracht (P550) .............. 149
Eigenschappen .............................................. 11
Elektrische gegevens .................................. 179
Elektromechanische rem ............................... 46
EMC-richtlijn .................................................. 42
EMK-spanning PMSM (P240) ..................... 101
EN 55011 ..................................................... 186
EN 61000 ..................................................... 188
EN 61800-3 ................................................. 186
Encoder offset PMSM (P334) ...................... 109
Encoderkabels ............................................. 202
Energie-efficiëntie ........................................ 196
EU-conformiteitsverklaring .......................... 185
Extra parameters ......................................... 133
F
Fabrieksinstelling (P523) ............................. 140
Fabrieksinstelling laden ............................... 140
fabrieksinstellingen ........................................ 65
Factor I2t motor (P533) ............................... 142
FAQ
Bedrijfsstoringen ...................................... 176
Filter analoge ingang (P404) ...................... 117
FI-Schutzschalter ........................................ 194
Fluxterugkop. fact. CFC-ol (P333) .............. 109
Foutmeldingen .................................... 166, 167
Frequentie laatste storing (P702) ............... 153
Functie
regelwaarde-ingangen (P400) ................. 112
Functie
analoge uitgang 1 (P418) ........................ 119
Functie
Bus I/O In Bits (P480).............................. 130
Functie
Bus I/O Out Bits (P481) ........................... 131
Functie incrementele encoder (P325) ......... 106
Functie Potie-Box (P549) ............................ 148
G
Gateway ........................................................ 59
Gebruiksduur .............................................. 156
Gelijkstroomremming .................................... 92
Gereduceerd uitgangvermogen .................. 190
Grens
koppelstroomregelaar (P314) .................. 105
veldstroomregelaar (P317) ...................... 105
Grens procesregelaar (P415) ..................... 118
H
Hefvoorziening met rem ................................ 91
High Resistance Grounding .......................... 44
HRG-net ........................................................ 44
HTL-sensor ................................................... 52
Hysterese bus I/O Out Bits (P483) ............. 132
Hysterese omschakelfrequentie CFC o.l.
(P332) ..................................................... 109
I
I²t-motor (P535) ........................................... 143
I-actie PI-regelaar (P414) ........................... 118
Identificatie startrotorpositie (P330) ............ 108
Ijking analoge ingang
0% (P402) ............................................... 116
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
208 BU 0250 nl-3920
100% (P403) ............................................ 116
in-/uitg.vertraging (P475) ............................. 130
In-bedrijf-tijd (P714) ..................................... 156
Incrementele encoder .................................... 52
Incrementele encoder
Aansluiting ................................................. 52
Indeling naar vermogens en bouwgroottes ... 27
Inductiviteit PMSM (P241) ........................... 102
Informatie ..................................................... 153
Ingangsspanning (P728) ............................. 158
inplugbaar EEPROM ..................................... 61
Inschakelcycli .............................................. 178
Internet......................................................... 204
IP-beschermingsklasse ................................. 27
ISD-regeling ................................................. 100
IT-net ............................................................. 44
K
Karakteristiekinstelling ........................... 98, 100
klantinterface ................................................. 60
Koppel
-stroomgrens (P112) .................................. 93
Koppel (P729) .............................................. 158
Koppelgrens (P214) ....................................... 98
Koppelstroomregelaar I (P313) ................... 105
Koppelstroomregelaar P (P312) .................. 104
KTY-temperatuursensor ................................ 69
L
Laatste storing (P701) ................................. 153
Lastbewaking ....................................... 131, 141
Lastbewaking
max. (P525) ............................................. 140
Lastbewaking
min. (P526) .............................................. 140
Lastbewaking
frequentie (P527) ..................................... 141
Lastbewaking
vertrag. (P528) ......................................... 141
Lastmonitoring ..................................... 131, 141
LED’s ........................................................... 167
Leiden functie uitgang (P503) ..................... 134
Lekstroom .................................................... 194
Lineaire V/f-karakteristiek ........................... 100
Loopberekening ............................................ 92
M
Massatraagheid PMSM (P246) ................... 102
Master-Slave ............................................... 133
Max.freq.an.-ing.1/2 (P411) ........................ 118
Maximale frequentie (P105) .......................... 89
Mechanisch vermogen (P727) .................... 157
Meetwaarden .............................................. 197
Meetwaardeverwerking frequenties ............ 198
Meldingen ........................................... 166, 167
Memory - module ........................................ 149
Menugroep .................................................... 81
Min.Freq. procesreg. (P466) ....................... 129
Min.freq.an.-ing.1/2 (P410) ......................... 117
Minimale frequentie (P104) ........................... 89
Mode Rotorpos ident (P336) ....................... 110
Modulatiegraad (P218) ................................. 99
Modus
analoge ingang (P401) ............................ 114
Modus draairichting (P540) ......................... 145
Modus lastbewaking (P529) ....................... 141
Modus vaste frequenties (P464) ................. 129
Motor-
aansluiting (P207) ..................................... 97
cos phi (P206) ........................................... 97
motorfrequentie (P201) ............................. 96
nominaal toerental (P202) ......................... 96
nominaal vermogen (P205) ....................... 96
nominale spanning (P204) ........................ 96
nominale stroom (P203) ............................ 96
Motorbelasting (P738)................................. 159
Motorgegevens ....................................... 65, 95
Motorkabel .................................................. 201
Motorlijst (P200) ............................................ 95
Motorstroom
fase U (P732) .......................................... 158
fase V (P733) .......................................... 158
fase W (P734) ......................................... 158
N
Netkabel ...................................................... 201
Trefwoordenindex
BU 0250 nl-3920 209
Nom.waard.proces.reg (P412) .................... 118
Normering
Analoge uitgang 1 (P419) ........................ 120
Bus I/O Out Bits (P482) ........................... 132
Instelwaarden / werkelijke waarden ......... 197
Nullaststroom (P209) ..................................... 97
O
Offset an. uitgang 1 (P417) ......................... 119
Omgevingsnorm .......................................... 186
Omschakelfreq.VFC PMSM (P247) ............ 102
Omschakelingsfreq. CFK-ol (P331) ............. 109
Omvang van de levering ................................ 12
Omvormernaam (P501) ............................... 133
Omvormertype (P743) ................................. 161
Onderhoud ................................................... 203
Opslag ......................................................... 203
Opstelhoogte ............................................... 178
Optiebewaking (P120) ................................... 94
Oscillatiedemping (P217) .............................. 99
Oscillatiedemping PMSM (P245) ................ 102
P
P-actie PI-regelaar (P413) ........................... 118
Param. Opslagmodus (P560) ...................... 152
Param.-identificatie (P220) .......................... 101
Param.-set kopiëren (P101) .......................... 88
Parameteridentificatie .................................. 101
Parameterinstellingsopties ....... 53, 58, 80, 167
Parameterset (P100) ..................................... 88
Parameterset (P731) ................................... 158
Parameterset laatste storing (P706) ............ 154
P-begrenzing chopper (P555) ..................... 150
P-factor maximaal koppel (P111) .................. 93
Piekstroom PMSM (P244) ........................... 102
PI-procesregelaar ........................................ 182
PLC displaywaarde (P360) .......................... 111
PLC integer regelwaarde (P355) ................. 111
PLC Long regelwaarde (P356) .................... 111
PLC regelwaarde (P553) ............................. 150
PLC regelwaardekeuze (P351) ................... 110
PLC-functionaliteit (P350)............................ 110
PLC-status (P370) ...................................... 111
Posicon ....................................................... 153
Positionering ............................................... 153
Procesdata Bus In (P740) ........................... 160
Procesdata Bus uit (P741) .......................... 160
Procesregelaar ............................ 112, 129, 182
Productnorm ............................................... 186
PT100/PT1000 temperatuursensor .............. 69
PTC-ingang (P425) ..................................... 125
Puls afschakeling ................................ 142, 143
Pulsafschakeling (P537) ............................. 143
Pulsfrequentie (P504) ................................. 135
R
Reactietijd rem (P107) .................................. 90
Reden inschakelblokkering (P700) ............. 153
Regelparameters ........................................ 103
Regelwaarden ............................................. 197
Regelwaardeverwerking ............................. 181
Regelwaardeverwerking frequenties .......... 198
Relais
instellen (P541) ....................................... 146
Reluctant.hoek IPMSM (P243) ................... 102
Remaansturing ........................................ 90, 94
Remweerstand (P556) ................................ 151
Remweerstand belasting (P737) ................ 159
Reparatie .................................................... 204
Resolut. vangschak. (P521) ........................ 139
Resolut. vangschak. offset (P522) .............. 139
Resolutie incrementele encoder (P301) ..... 104
S
Schijnbaar vermogen (P726) ...................... 157
S-curven (P106) ............................................ 90
Service ........................................................ 204
Servomodus (P300) .................................... 103
skipfreq. 1 ondergr. (P517) ......................... 138
Skipfrequentie 1 (P516) .............................. 138
Skipfrequentie 2 (P518) .............................. 138
Skipfrequentie 2 bovengr. (P519) ............... 139
Slipcompensatie (P212) ................................ 98
Slipfout tijdvertraging (P328) ...................... 107
NORDAC LINK (Serie SK 250E-FDS)Handboek voor frequentieomvormers als veldverdelers
210 BU 0250 nl-3920
Snelstop bij fout (P427) ............................... 125
Snelstoptijd (P426) ...................................... 125
Softwareversie (P707) ................................. 154
Somstromen .................................................. 47
Span. laatste storing (P704) ........................ 154
Spanning
analoge uitgang (P710) ............................ 155
Spanning analoge ingang (P709) ................ 155
Spanning -d (P723) ..................................... 157
Spanning -q (P724) ..................................... 157
Spanningsbereik FO (P747) ........................ 164
Statische boost (P210) .................................. 98
Statistiek
klantfout (P757) ........................................ 165
netstoring (P752) ..................................... 165
overspanning (P751) ................................ 164
overstroom (P750) ................................... 164
overtemperatuur (P753) ........................... 165
param.-verlies (P754) .............................. 165
systeemfout (P755) .................................. 165
time-out (P756) ........................................ 165
Statorweerstand (P208) ................................. 97
Storende emissie ......................................... 188
Storingbestendigheid ................................... 188
Storingen ............................................. 166, 167
Stroom DC-rem (P109) .................................. 93
Stroomgrens (P536) .................................... 143
Stroomvectorregeling .................................. 100
Stuurklemmen ............................................. 112
Supervisor-code (P003) ................................. 87
Support ........................................................ 204
Systeembus ................................ 136, 138, 194
Systeembus-tunneling ................................... 59
Systeemfout ................................................. 172
T
Technische gegevens ............... 43, 44, 45, 178
Technische gegevens
Frequentie-omvormer .............................. 178
Telegram time out (P513) ............................ 137
Temperatuur koellichaam (P739) ................ 159
Temperatuursensor ....................................... 69
Tijd boost grens (P216)................................. 99
Tijd DC-rem aan (P110) ................................ 93
Tijd ltste. stor. (P799) .................................. 165
Tipfrequentie (P113) ..................................... 94
Toebehoren ................................................. 199
Daisy Chain-kabel ................................... 201
Encoderkabels ......................................... 202
Motorkabel ............................................... 201
Netkabel .................................................. 201
Y-verdeler ................................................ 200
Toerental ..................................................... 159
Toerental incrementele encoder (P735) ..... 159
Toerental slipfout (P327) ............................ 107
Toerentalregelaar I (P311) .......................... 104
Toerentalregelaar P (P310) ........................ 104
Toerentalregeling I motorrem (P321) .......... 106
Toestand
digitale ingang (P708) ............................. 155
DIP-schakelaars (P749) .......................... 164
Toestand relais (P711)................................ 156
Tussenkringspanning (P736) ...................... 159
Tussenkringspanning laatste storing (P705)
................................................................ 154
Typecode .............................................. 24, 126
Typeplaat ...................................................... 65
U
Uitg. koppelgrens (P534) ............................ 142
Uitgangsbewaking (P539) ........................... 144
Uitrustingseigenschap -EEP ......................... 61
UL/CSA-toelating ........................................ 179
USS-adres (P512) ....................................... 137
USS-baudrate (P511) ................................. 137
V
Vangschakeling (P520) ............................... 139
Vaste frequentie/-array (P465) ................... 129
Vector-regeling ............................................ 100
Veldverzw. regelaar I (P316) ...................... 105
Veldverzw. regelaar P (P315) ..................... 105
Veldverzwakkingsgrens (P320) .................. 106
Veldverzwakkingsregelaar I (P319) ............ 106
Veldverzwakkingsregelaar P (P318) ........... 105
Trefwoordenindex
BU 0250 nl-3920 211
Vermogen remweerst. (P557) ..................... 151
Vermogensbegrenzing ................................ 190
Versterking ISD-regeling (P213) ................... 98
Vertraging motorrem (P114) .......................... 94
Voormagnetiseringstijd (P558) .................... 151
W
Waarde leidfunctie (P502) ........................... 133
Waarschuwingen ........................ 166, 167, 173
Waarschuwingmeldingen ............................ 173
Watchdog .................................................... 128
Watchdogtijd (P460) ................................... 128
Weergave ...................................................... 53
Y
Y-verdeler ................................................... 200
Z
Zakken van de last ........................................ 90
6072505 / 3920
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189
  • Page 190 190
  • Page 191 191
  • Page 192 192
  • Page 193 193
  • Page 194 194
  • Page 195 195
  • Page 196 196
  • Page 197 197
  • Page 198 198
  • Page 199 199
  • Page 200 200
  • Page 201 201
  • Page 202 202
  • Page 203 203
  • Page 204 204
  • Page 205 205
  • Page 206 206
  • Page 207 207
  • Page 208 208
  • Page 209 209
  • Page 210 210
  • Page 211 211
  • Page 212 212

NORD Drivesystems NORDAC LINK - SK 250E - Frequency Inverter Handleiding

Type
Handleiding