18
NL
1 ALGEMEEN
1.1 INFORMATIE EN MEDEDELINGEN VAN ALGEMENE AARD
Deze handleiding moet beschouwd worden als integraal deel van de handleiding met
instructies voor installatie en gebruik die bij het systeem OLIMPIA SPLENDID serie
Bi2 geleverd wordt. Beide handleidingen moeten met zorg bewaard worden en het
apparaat ALTIJD vergezellen, ook wanneer dit van eigenaar of gebruiker verandert
of deel gaat uitmaken van een ander systeem. Als deze handleiding beschadigd of
zoek raakt, vraag dan een nieuw exemplaar aan bij de Technische Assistentiedienst
van OLIMPIA SPLENDID bij u in de buurt.
Kit B0855 moet gebruikt worden in combinatie met apparaten waarvan de
ventilatormotor op wisselstroom werkt, terwijl kit B0828 uitsluitend gebruikt moet
worden op apparaten die uitgerust zijn met een ventilatormotor DC inverter.
Voor alle overige informatie en algemene mededelingen die in acht genomen moeten
worden tijdens de installatie en het gebruik van de kits B0855 en B0828, dient het
instructieboekje geraadpleegd te worden dat bij de eind-units van de installatie
OLIMPIA SPLENDID serie Bi2 verstrekt wordt.
1.2 CONFORMITEIT
De ventilatorradiatoren/ventilatorconvectoren Bi2 OLIMPIA SPLENDID, uitgerust met
de elektronische kit B0828 - B0855, zijn conform de Volgende Europese Richtlijnen:
• Laagspanningsrichtlijn 2006/95/EG
• Richtlijn Elektromagnetische Compatibiliteit 2004/108/EG
• Richtlijn RoHS 2011/65/EG
VERWIJDERING SI
Il simbolo sul prodotto o sulla Dit symbool op het product of de verpakking
geeft aan dat dit product niet via het normale huisvuil mag worden verwijderd,
maar bij een centrale verzamelplaats voor de recycling van elektrische en elektronische
apparaten moet worden afgegeven.
Wanneer u dit product op de juiste manier verwijdert, draagt u bij aan een beter
milieu en de gezondheid van uw medemens. Het milieu en de gezondheid worden
door een onjuiste verwijdering in gevaar gebracht.
Aanvullende informatie over de recycling van dit product ontvangt u bij uw
gemeentehuis, uw vuilophaaldienst of de Mwinkel waar u dit product hebt gekocht.
Dit voorschrift geldt alleen voor EUlidstaten.
2 INSTRUCTIES VOOR DE MONTAGE
2.1 OPENING ZIJKANTEN
• Demonteer het bovenrooster (afb. 1 ref. A) door de twee
bevestigingsschroeven los te draaien (afb. 1 ref. B).
• Open het zijdeurtje (afb. 1 ref. C).
• Draai aan de linkerkant de schroef (afb. 1 ref. F) los waarmee het linker zijpaneel
(afb. 1 ref. G) vastgezet is, verplaats het enigszins naar links en til het op.
• Draai aan de andere kant de bevestigingsschroef van het zijpaneel los (afb. 1
ref. L).
• Verplaats het zijpaneeltje enigszins naar rechts en til het op (afb. 1 ref. P).
2.2 CONFIGURATIE
De elektronische kaart van de kits B0828 - B0855 moet gecongureerd worden al
naargelang het model ventilatorradiator/ventilatorconvector Bi2 waarop de kaart
geïnstalleerd wordt en op grond van bepaalde voorkeuren inzake de werking van de
machine. De drie keuzeschakelaars J1, J2 en J3, die in afb. 6 aangeduid worden,
moeten als volgt ingesteld zijn:
• J1 = ON (voor apparaten met straalpaneel, type SLR of SLR+): in de
nachtwerkwijze en met een omgevingstemperatuur nabij de gewenste temperatuur
vindt de verwarming van de vertrekken plaats door middel van straling en
natuurlijke convectie, zoals traditionele radiatoren (in deze situatie wordt de
ventilatie verhinderd ten behoeve van een maximaal akoestisch comfort);
• J1 = OFF (voor apparaten zonder straalpaneel, type SL, SL+ of SLN): de
verwarming vindt altijd plaats door middel van geforceerde convectie, met ook in
de nachtwerkwijze een actieve ventilatie (met gereduceerde snelheid).
• J2 = ON: in de koelwerkwijze blijft de ventilator ook gevoed bij het bereiken van
de gewenste omgevingstemperatuur;
• J2 = OFF: in de koelwerkwijze wordt de ventilator gedeactiveerd bij het bereiken
van de ingestelde temperatuur.
• J3 = ON (apparaten die in installaties met 2 buizen geïnstalleerd moeten
worden): de kaart is ingesteld voor het beheer van een enkele waterklep voor
de zomerwerking (koeling) en voor de winterwerking (verwarming). Gebruik deze
instelling ook voor het gebruik van de kits B0828 - B0855 op apparaten met mobiele
luchtaanzuigpanelen (modellen Full Flat).
• J3 = OFF (apparaten die in installaties met 4 buizen geïnstalleerd moeten worden):
de kaart is ingesteld voor het beheer van 2 waterkleppen, een voor de
zomerwerking (koeling) en een voor de winterwerking (verwarming).
De drie keuzeschakelaars kunnen in alle mogelijke combinaties gebruikt worden
omdat de respectievelijke functies onafhankelijk van elkaar zijn.
2.3 INSTALLATIE
Installatie van het aansluitingskastje:
- open het kastje (afb. 2 ref. B);
- zet de onderste tand vast in de daarvoor bestemde opening (afb.2 ref. C) op de
zijkant van het apparaat;
- koppel de bovenkant van het kastje vast aan de zijkant (afb. 2 ref. D);
- bevestig het met de twee bijgeleverde schroeven (afb. 2 ref. E);
- bevestig de aardkabel aan de structuur van de ventilatorconvector/ventilatorradiator
met gebruik van de bijgeleverde schroef (de minimumkracht die voor het
vastschroeven uitgeoefend moet worden bedraagt circa 4N);
- breng de elektrische aansluitingen tot stand volgens par. 2.4.
- sluit het kastje door de 4 schroeven vast te draaien (afb. 2 ref. F);
- monteer het bedieningsorgaan met de 2 bijgeleverde schroeven, zoals afb. 3
toont.
Mocht het bedieningsorgaan op de linkerkant van de machine geïnstalleerd zijn,
ga dan op analoge wijze te werk en zorg ervoor de houder te verplaatsen zoals
afb. 3B toont.
2.4 ELEKTRISCHE VERBINDINGEN (afb.6)
Alvorens de ventilatorradiator/ventilatorconvector op het elektriciteitsnet
aan te sluiten, moet gecontroleerd worden of:
• De waarden van de voedingsspanning en -frequentie overeenkomen met de
specicaties die op het gegevensplaatje van het apparaat staan (230Vac +/-15%,
50Hz);
• De elektrische lijn uitgerust is met een doeltreffende aardverbinding en de
correcte afmetingen heeft voor de maximum absorptie van het apparaat, die op
het gegevensplaatje staat (minimum doorsnede van de verbindingskabels 1,5
mm²).
• Een universeel uitschakelsysteem en adequate beschermingen tegen
overbelasting en/of kortsluiting aangebracht zijn, in overeenstemming met de n
ationale installatievoorschriften.
Alvorens ongeacht welke elektrische verbinding tot stand te brengen,
dan wel eventuele onderhoudswerkzaamheden uit te voeren, is het
absoluut noodzakelijk te controleren of het apparaat NIET op het
elektrische voedingsnet aangesloten is.
• Bevestig de aardkabel op de structuur van het apparaat met gebruik van de
bijgeleverde schroef en het ringetje (de minimumkracht die voor het vastschroeven
uitgeoefend mag worden moet circa 4Nm zijn), zie afb. 3 ref. A;
• Voor kit B0855 moet de connector van de motor aangesloten worden op de
connector met 3 polen en op ingang X5 op de elektronische kaart.
• Voor kit B0828 moet de motorconnector aangesloten worden op uitgang X10
op de elektronische kaart.
• Sluit de connector van de watersonde, die aanwezig is op de
ventilatorradiator/ventilatorconvector, aan op ingang X4. Controleer of de
sonde correct in het betreffende putje op het wateraggregaat gestoken is.
• Sluit de 2-polige connectoren aan op de respectievelijke kabels van de
elektrokleppen (indien aanwezig). Op apparaten voor installaties
met 2 buizen moet de enige connector met rode kabel aangesloten worden op
de enige water-elektroklep terwijl voor installaties met 4 buizen de connector
met rode kabel aangesloten moet worden op de warmwater-elektroklep en de
connector met groene kabel op de koudwater-elektroklep.
• Voor kit B0828, en alleen op enkele modellen, moet de kabel van de
microschakelaar voor opening van het rooster aangesloten worden op ingang
X6 op de elektronische kaart (en moet de eventueel aanwezige brugverbinding
weggenomen worden);
• sluit de voedingskabel aan op de betreffende klemmenstrook en
zet deze vast met de kabelklem. Gebruik kabels met een minimum doorsnede
van 1,5 mm
2
.
• Sluit de connector van de display-kaart aan op ingang X9 op de elektronische
kaart.
2.5 INSTALLATIE SONDE LUCHTTEMPERATUUR
Handel als volgt om de temperatuursonde in positie te brengen (afb. 4 ref. A):
• voer de sonde in het gat van de schouder (afb. 4 ref. B)
• steek de sonde in het onderste gat (afb. 4 ref. C)
• zet de sonde vast in de betreffende houder (afb. 4 ref. D).
2.6 INGANG CONTACT AANWEZIGHEID
Het is mogelijk om op de klemmetjes A en B (afb. 5) het schoon contact
(niet onder spanning) van een eventuele (niet bijgeleverde) aanwezigheidssensor aan
te sluiten, bij het sluiten waarvan de geselecteerde omgevingstemperatuur automatisch
met 2,5°C verhoogd wordt (bij koeling) of verlaagd wordt (bij verwarming). Wanneer
0°C ingesteld is, wordt het apparaat bij het sluiten van het contact gedeactiveerd
(stand-by).
Deze waarde kan in de fabriek gewijzigd worden, of door een geautoriseerd