Olimpia Splendid control - B0659-B0673 Handleiding

Type
Handleiding
18
NL
1 ALGEMEEN
1.1 INFORMATIE EN MEDEDELINGEN VAN ALGEMENE AARD
Deze handleiding moet beschouwd worden als integraal deel van de handleiding
met instructies voor installatie en gebruik die bij het systeem OLIMPIA SPLENDID
serie Bi2 geleverd wordt. Beide handleidingen moeten met zorg bewaard worden
en het apparaat ALTIJD vergezellen, ook wanneer dit van eigenaar of gebruiker
verandert of deel gaat uitmaken van een ander systeem. Als deze handleiding
beschadigd of zoek raakt, vraag dan een nieuw exemplaar aan bij de Technische
Assistentiedienst van OLIMPIA SPLENDID bij u in de buurt.
Deze handleiding is uitsluitend bestemd voor de gekwaliceerde en geautoriseerde
installatietechnicus, die op passende wijze opgeleid is en aan alle geestelijke
en lichamelijke eisen voldoet die door de wet bepaald worden. Alle beschreven
installatiehandelingen moeten met zorg en vakkundig uitgevoerd worden in
overeenstemming met de van kracht zijnde veiligheidsvoorschriften op het werk.
Kit B0659 moet gebruikt worden in combinatie met apparaten waarvan de
ventilatormotor op wisselstroom werkt, terwijl kit B0673 uitsluitend gebruikt moet
worden op apparaten die uitgerust zijn met een ventilatormotor DC inverter.
Voor alle overige informatie en algemene mededelingen die in acht genomen moeten
worden tijdens de installatie en het gebruik van de kits B0659 en B0673, dient het
instructieboekje geraadpleegd te worden dat bij de eind-units van de installatie
OLIMPIA SPLENDID serie Bi2 verstrekt wordt.
1.2 CONFORMITEIT
De ventilatorradiatoren/ventilatorconvectoren Bi2 OLIMPIA SPLENDID, uitgerust
met de elektronische kit B0659 en B0673, zijn conform de Volgende Europese
Richtlijnen:
• Laagspanningsrichtlijn 2006/95/EG
• Richtlijn Elektromagnetische Compatibiliteit 2004/108/EG
Richtlijn RoHS 2011/65/EG
VERWIJDERING SI
Il simbolo sul prodotto o sulla Dit symbool op het product of de verpakking
geeft aan dat dit product niet via het normale huisvuil mag worden
verwijderd, maar bij een centrale verzamelplaats voor de recycling van elektrische
en elektronische apparaten moet worden afgegeven.
Wanneer u dit product op de juiste manier verwijdert, draagt u bij aan een beter
milieu en de gezondheid van uw medemens. Het milieu en de gezondheid worden
door een onjuiste verwijdering in gevaar gebracht.
Aanvullende informatie over de recycling van dit product ontvangt u bij uw
gemeentehuis, uw vuilophaaldienst of de Mwinkel waar u dit product hebt gekocht.
Dit voorschrift geldt alleen voor EUlidstaten.
2 INSTRUCTIES VOOR DE MONTAGE
2.1 OPENING ZIJKANTEN
Demonteer het bovenrooster (afb. 1 ref. A) door de twee
bevestigingsschroeven los te draaien (afb. 1 ref. B).
Open het zijdeurtje (afb. 1 ref. C).
Draai aan de linkerkant de schroef (afb. 1 ref. F) los waarmee het linker zijpaneel
(afb. 1 ref. G) vastgezet is, verplaats het enigszins naar links en til het op.
Draai aan de andere kant de bevestigingsschroef van het zijpaneel los (afb. 1
ref. L).
Verplaats het zijpaneeltje enigszins naar rechts en til het op (afb. 1 ref. P).
2.2 CONFIGURATIE
De elektronische kaart van de kits B0659 of B0673 moet gecongureerd worden
al naargelang het model ventilatorradiator/ventilatorconvector Bi2 waarop de kaart
geïnstalleerd wordt en op grond van bepaalde voorkeuren inzake de werking van de
machine. De drie keuzeschakelaars J1, J2 en J3, die in afb. 6 aangeduid worden,
moeten als volgt ingesteld zijn:
J1 = ON (voor apparaten met straalpaneel, type SLR of SLR+): in de
nachtwerkwijze en met een omgevingstemperatuur nabij de gewenste temperatuur
vindt de verwarming van de vertrekken plaats door middel van straling en
natuurlijke convectie, zoals traditionele radiatoren (in deze situatie wordt de
ventilatie verhinderd ten behoeve van een maximaal akoestisch comfort);
J1 = OFF (voor apparaten zonder straalpaneel, type SL, SL+ of SLN): de
verwarming vindt altijd plaats door middel van geforceerde convectie, met ook in
de nachtwerkwijze een actieve ventilatie (met gereduceerde snelheid).
J2 = ON: in de koelwerkwijze blijft de ventilator ook gevoed bij het bereiken van
de gewenste omgevingstemperatuur;
J2 = OFF: in de koelwerkwijze wordt de ventilator gedeactiveerd bij het bereiken
van de ingestelde temperatuur.
J3 = ON (apparaten die in installaties met 2 buizen geïnstalleerd moeten
worden): de kaart is ingesteld voor het beheer van een enkele waterklep voor
de zomerwerking (koeling) en voor de winterwerking (verwarming). Gebruik deze
instelling ook voor het gebruik van de kits B0659/B0673 op apparaten met mobiele
luchtaanzuigpanelen (modellen Full Flat).
J3 = OFF (apparaten die in installaties met 4 buizen geïnstalleerd moeten worden):
de kaart is ingesteld voor het beheer van 2 waterkleppen, een voor de
zomerwerking (koeling) en een voor de winterwerking (verwarming).
De drie keuzeschakelaars kunnen in alle mogelijke combinaties gebruikt worden
omdat de respectievelijke functies onafhankelijk van elkaar zijn.
2.3 INSTALLATIE
Plaats het bedieningspaneel in diens zitting op de bovenkant van de
ventilatorradiator / ventilatorconvector en zet het met de twee bijgeleverde
schroeven (afb. 2 ref. A) vast op de zijwand. De denitieve positie van het
bedieningspaneel moet tegen de zijkant zijn.
Om de elektronische bediening op de rechterkant van het apparaat te plaatsen,
raadpleegt u de instructies in het boekje voor installatie en gebruik dat bij de
ventilatorradiator / ventilatorconvector Bi2 geleverd is (in dit geval moet de
aansluiting op de ventilatormotor tot stand gebracht worden met gebruik van de
daarvoor bestemde kits voor de verlenging, die als optionals geleverd worden).
2.4 ELEKTRISCHE VERBINDINGEN
Alvorens de ventilatorradiator/ventilatorconvector op het elektriciteitsnet
aan te sluiten, moet gecontroleerd worden of:
• De waarden van de voedingsspanning en -frequentie overeenkomen met de
specicaties die op het gegevensplaatje van het apparaat staan (230Vac +/-15%,
50Hz);
• De elektrische lijn uitgerust is met een doeltreffende aardverbinding en de
correcte afmetingen heeft voor de maximum absorptie van het apparaat, die op
het gegevensplaatje staat (minimum doorsnede van de verbindingskabels 1,5
mm²).
Een universeel uitschakelsysteem en adequate beschermingen tegen
overbelasting en/of kortsluiting aangebracht zijn, in overeenstemming met de n
ationale installatievoorschriften.
Alvorens ongeacht welke elektrische verbinding tot stand te brengen,
dan wel eventuele onderhoudswerkzaamheden uit te voeren, is het
absoluut noodzakelijk te controleren of het apparaat NIET op het
elektrische voedingsnet aangesloten is.
Bevestig de aardkabel op de structuur van het apparaat met gebruik van de
bijgeleverde schroef en het ringetje (de minimumkracht die voor het vastschroeven
uitgeoefend mag worden moet circa 4Nm zijn), zie afb. 3 ref. A;
Voor kit B0659 moeten de twee 3-polige connectoren aangesloten worden op de
respectievelijke connectoren van de motor (afb. 3 ref. B en C);
Voor kit B0673 moet de 5-polige connector aangesloten worden op de motorkabel
(afb. 3 ref. D);
sluit de connector van de watersonde aan (afb. 3 ref. F), die op de
ventilatorradiator/ventilatorconvector aanwezig is; Controleer of de sonde
correct in het putje gestoken is dat op de batterij aanwezig is
;
Sluit de 2-polige connectoren aan op de respectievelijke kabels van de
elektrokleppen (indien aanwezig, afb. 3 ref. E en G). Op apparaten voor installaties
met 2 buizen moet de enige connector met rode kabel aangesloten worden op
de enige water-elektroklep terwijl voor installaties met 4 buizen de connector met
rode kabel aangesloten moet worden op de warmwater-elektroklep en de
connector met groene kabel op de koudwater-elektroklep.
• Voor kit B0673, en alleen op enkele modellen, moet de kabel van de
microschakelaar voor opening van het rooster aangesloten worden op ingang
X6 op de elektronische kaart (en moet de eventueel aanwezige brugverbinding
weggenomen worden);
steek de bijgeleverde kabelklem in het gat dat aangeduid wordt in afb. 4, ref. A;
sluit de voedingskabel aan op de betreffende klemmenstrook (afb. 4, ref. B) en
zet deze vast met de kabelklem. Gebruik kabels met een minimum doorsnede
van 1,5 mm
2
.
2.5
INSTALLATIE SONDE LUCHTTEMPERATUUR
Handel als volgt om de temperatuursonde in positie te brengen (afb. 5 ref. A):
voer de sonde in het gat van de schouder (afb. 5 ref. B)
steek de sonde in het onderste gat (afb. 5 ref. C)
zet de sonde vast in de betreffende houder (afb. 5 ref. D).
2.6
INGANG CONTACT AANWEZIGHEID
19
NL
Het is mogelijk om op de klemmetjes A en B (afb. 4 ref. C) het schoon contact
(niet onder spanning) van een eventuele (niet bijgeleverde) aanwezigheidssensor
aan te sluiten, bij het sluiten waarvan de geselecteerde omgevingstemperatuur
automatisch met 2,5°C verhoogd wordt (bij koeling) of verlaagd wordt (bij
verwarming). Wanneer 0°C ingesteld is, wordt het apparaat bij het sluiten van het
contact gedeactiveerd (stand-by)
Het is niet mogelijk de ingang parallel op die van andere
elektronische kaarten aan te sluiten (gebruik gescheiden
contacten).
Voor de aansluiting op de aanwezigheidssensor is het nodig gebruik
te maken van een kabel met dubbele isolatie en een minimum doorsnede
van 2 x 0,5 mm
2
met een maximum lengte van 20 m (houd deze aansluiting
gescheiden van de elektrische voedingslijn van het apparaat).
2.7 SPECIALE FUNCTIES
Air sampling: in de werkwijze verwarming of koeling, met een
omgevingstemperatuur die respectievelijk hoger of lager is dan de
gewenste waarde, wordt de ventilator gedurende 1 minuut bij de minimum
snelheid en met instelbare intervallen tussen 1 en 60 minuten gevoed.
Op deze wijze is het systeem in staat de temperatuur in de omringende
omgeving op adequate wijze gecontroleerd te houden en zo snel mogelijk
opnieuw geactiveerd te worden wanneer dat nodig is.
Compensatie omgevingstemperatuur: in speciale situaties (bijv. apparaten
die op het plafond geïnstalleerd zijn) kan het nodig zijn het eventuele
verschil tussen de door de elektronische kaart verworven temperatuur
en de daadwerkelijke temperatuur van de omgeving waarin het apparaat
aanwezig is, te compenseren (instelbare offset tussen +5°C en -5°C).
Beide hiervoor beschreven functies kunnen in de fabriek geactiveerd
worden, dan wel door een geautoriseerd assistentiecentrum, na het
verzoek van de klant.
2.8 SLUITING APPARAAT
• Monteer opnieuw de buitenkant van de ventilatorconvector/ventilatorradiator;
• draai de bovenste bevestigingsschroef van het zijkantje (afb. 1 ref. L of ref. F)
los;
monteer opnieuw het beschermrooster van de luchtuitlaat (afb. 1 ref. A).
• Breng de bijgeleverde schroefafdekking in positie in de daarvoor bestemde
behuizing op het controlepaneel (afb. 1 ref. H).
2.9 ELEKTRISCH SCHEMA (afb. 6)
H2 temperatuursonde water
AIR temperatuursonde lucht
M1 motor ventilator
S1 veiligheidsmicroschakelaar aanzuigrooster (alleen aanwezig op enkele
modellen)
Y1 elektroklep warm water (230V-50Hz, max 10W)
Y2 elektroklep koud water (230V-50Hz, max 10W) (*).
FF servomotoren mobiel aanzuigpaneel (alleen aanwezig op enkele modellen)
S2 contact aanwezigheidssensor (niet bijgeleverd)
(*) Alleen aanwezig op apparaten voor installaties met 4 buizen.
2.10 INSTELLING AUTOMATISCHE WERKWIJZE KOELING/VERWARMING
De instelling van dit type regeling stelt de bediening in staat om de
selectie van koeling of verwarming automatisch uit te voeren waarbij de
gewone manuele selectie wordt buitengesloten.
De instelling van dit type
regeling maakt het mogelijk de opdracht tot selectie van de werkwijze koeling of
verwarming automatisch te verstrekken waarbij de normale handmatige selectie
wordt buitengesloten. Deze regeling is bijzonder geschikt voor de versies van
apparaten met 4 buizen en kan alleen geactiveerd worden door een gekwaliceerde
en geautoriseerde installatietechnicus. Om deze functie te activeren, moet de
toets voor de selectie koeling/verwarming (afb. 7 ref. B) 10 seconden ingedrukt
gehouden blijven tot de blauwe en rode symbolen (afb. 7 ref. C en D) gelijktijdig
ingeschakeld worden. Deze instelling wordt ook gehandhaafd in geval van een
onderbreking van de voeding.
Om de functie van de automatische instelling van de koeling/verwarming te
deactiveren, moet opnieuw gedurende 10 seconden op de toets voor de selectie
van de koeling/verwarming gedrukt worden. Controleer vervolgens of het mogelijk
is om bij iedere druk op deze toets op cyclische wijze de werkwijze voor alleen
koeling (blauw controlelampje afb. 7 ref. C brandt), alleen verwarming (rood
controlelampje afb. 7 ref. D brandt) of ventilatie (blauwe en rode controlelampjes
beide uit) in te stellen.
3 GEBRUIK
De bediening maakt de instelling van de omgevingstemperatuur volledig autonoom
via de programma’s AUTO, STIL, NACHT en MAX door middel van een sonde die
in het lage deel van de ventilatorradiator/ventilatorconvector geplaatst is en die
een antivriesbeveiliging garandeert, ook wanneer het apparaat op stand by staat.
Beschrijving bedieningspaneel (afb. 7)
A Keuzeschakelaar omgevingstemperatuur (15°C-30°C)
B Toets voor selectie werkwijze koeling/verwarming en reset alarm vuil lter
C Controlelampje werking in de werkwijze koeling
D Controlelampje werking in de werkwijze verwarming
E Controlelampje werking maximum snelheid
F Controlelampje automatische werking
G Controlelampje geruisloze werking
H Controlelampje nachtwerking
L Toets ON/Stand-by en selectie werking ventilator
3.1 ACTIVERING /DEACTIVERING
Indien een hoofdschakelaar op de elektrische voedingslijn voorzien wordt, moet
deze ingeschakeld zijn.
Om de ventilatorconvector/ventilatorradiator te activeren, dient men op de toets
te drukken (afb. 7 ref. L) en een van de werkwijzen te selecteren.
Om het apparaat uit te schakelen, dient men gedurende circa 2 seconden op de
toets te drukken (afb. 7 ref. L). Het ontbreken van ongeacht welke
lichtsignalering duidt op de ‘stand-by’-status (afwezigheid van functie).
Wanneer de bediening op deze werkwijze staat, wordt een anti-vriesbeveiliging
gegarandeerd. Als de omgevingstemperatuur onder de 5°C daalt, worden de
warmwater-elektroklep en de ventilatormotor bij de minimum snelheid geactiveerd.
3.2 MANUELE SELECTIE VERWARMING/KOELING
Door op de toets (afb. 7 ref. B) te drukken, is het mogelijk op cyclische
wijze de werkwijze koeling (blauwe LED afb. 7 ref. C), verwarming (rode LED
afb. 7 ref. D) of ventilatie (rode LED en blauwe LED uit) te selecteren.
In de ventilatiewerkwijze blijven de elektrokleppen van zowel het warme als
het koude water uitgeschakeld terwijl de ventilator met de ingestelde snelheid
geactiveerd wordt.
De handmatige selectie van de werkwijze koeling/verwarming/ventilatie is niet
beschikbaar als de installateur op een eerder moment de automatische werkwijze
van koeling/verwarming ingesteld heeft. Deze functie wordt aangeduid door de
gelijktijdige inschakeling van de blauwe en rode LED bij iedere druk op de toets
(afb. 7 ref. B).
De daadwerkelijke werking van het apparaat in de werkwijze koeling of verwarming
is altijd afhankelijk van de temperatuur van het water dat in de installatie circuleert.
Als de temperatuur van het water geen waarde bereikt die geschikt is voor de
ingestelde werkwijze (dus het water is te warm bij koeling of te koud bij verwarming),
blijft de ventilatormotor uitgeschakeld en knippert het controlelampje van de huidige
werkwijze blauw voor de koelmodus of rood voor de verwarmingsmodus
(afb. 7 ref. D).
3.3 INSTELLING VAN DE TEMPERATUUR
Het is mogelijk de gewenste waarde van de omgevingstemperatuur in te stellen met
de daarvoor bestemde keuzeschakelaar (afb. 7 ref. A). De minimum temperatuur
die ingesteld kan worden is 15°C (keuzeschakelaar volledig naar links) terwijl de
maximum temperatuur die ingesteld kan worden 30°C is (keuzeschakelaar volledig
naar rechts).
3.4 INSTELLING VAN DE AUTOMATISCHE WERKING
Om deze werkwijze te selecteren, dient men op de toets (afb. 7 ref. L)
te drukken tot controlelampje (afb. 7, ref. F) geactiveerd wordt. In deze
werkwijze past het systeem met microprocessor de werking van het apparaat
automatisch aan al naargelang het veranderen van de omgevingsvoorwaarden.
Met name is de regeling van de snelheid van de ventilator dan geheel automatisch
tussen een minimum waarde en een maximum waarde, al naargelang de noodzaak
tot verwarming of koeling van de omgeving.
Als de omgevingstemperatuur in apparaten met straalplaat in de werkwijze
verwarming de gewenste waarde nadert, wordt de ventilator gedeactiveerd en blijft
het systeem de controle van de omgevingstemperatuur uitoefenen door middel van
uitsluitend het stralingseffect en natuurlijke convectie.
20
NL
GR
1 ΓΕΝΙΚΑ
1.1 ΠΛΗΡΟΦΟΡΙΕΣ και ΓΕΝΙΚΕΣ ΠΡΟΕΙΔΟΠΟΙΗΣΕΙΣ
Το παρόν εγχειρίδιο πρέπει να θεωρηθεί αναπόσπαστο μέρος του εγχειριδίου
οδηγιών εγκατάστασης και χρήσης το οποίο συνοδεύει τα τερματικά της μονάδας
OLIMPIA SPLENDID σειρά Bi2. Και τα δύο εγχειρίδια θα πρέπει να φυλαχθούν με
προσοχή και θα πρέπει να συνοδεύουν ΠΑΝΤΑ τη συσκευή ακόμη και σε περίπτωση
εκχώρησής της σε άλλον ιδιοκτήτη ή χρήστη ή σε περίπτωση μεταφοράς σε άλλη
μονάδα. Σε περίπτωση που φθαρεί ή χαθεί ζητήστε ένα άλλο αντίτυπο από την
Υπηρεσία Τεχνικής Βοήθειας OLIMPIA SPLENDID της περιοχής σας.
Το παρόν εγχειρίδιο προορίζεται αποκλειστικά για τον επαγγελματία και
εξουσιοδοτημένο τεχνικό εγκατάστασης, ο οποίος θα πρέπει να έχει κατάλληλη
κατάρτιση και να κατέχει όλες τις ψυχοφυσικές απαιτήσεις που ορίζονται από το νόμο.
Όλοι οι χειρισμοί εγκατάστασης που περιγράφονται θα πρέπει να εκτελεστούν με
φροντίδα και σύμφωνα με τους κανόνες της τέχνης, ακολουθώντας τους ισχύοντες
κανόνες ασφάλειας εργασίας.
Το κιτ B0659 πρέπει να χρησιμοποιείται σε συνδυασμό με συσκευές με
κινητήρα ανεμιστήρα εναλλασσόμενου ρεύματος, ενώ το κιτ B0673 πρέπει
να χρησιμοποιείται αποκλειστικά με συσκευές που διαθέτουν κινητήρα
ανεμιστήρα DC inverter.
Για όλες τις άλλες πληροφορίες και γενικές προειδοποιήσεις που πρέπει
να τηρηθούν κατά την εγκατάσταση και χρήση του κιτ Β0659 και B0673,
δείτε σχετικά το βιβλίο οδηγιών που συνοδεύει τα τερματικά της μονάδας
OLIMPIA SPLENDID σειρά Bi2.
1.2 ΣΥΜΜΟΡΦΩΣΗ
Τα αερόθερμα-καλοριφέρ/ανεμιστήρες αγωγών θερμότητας Bi2 OLIMPIA SPLENDID
που διαθέτουν ηλεκτρονικό κιτ B0659 και B0673 είναι συμβατά με τις Ευρωπαϊκές
Οδηγίες:
• Οδηγία χαμηλής τάσης 2006/95/ΕΚ
Οδηγία ηλεκτρομαγνητικής συμβατότητας 2004/108/EC.
Οδηγία RoHS (περιορισμός χρήσης ορισμένων επικίνδυνων ουσιών)
2011/65/ΕΚ
ÁÐÏÓÕÑÓÇ
Aõôü ôï óýìâïëï ðÜíù óôï ðñïúüí Þ óôç óõóêåõáóßá ôïõ õðïäåéêíýåé, ïôé áõôü
ôï ðñïúüí äåí ìðïñåß íá áðïóõñèåß ìå ôá êáíïíéêÜ ïéêéáêÜ áðïññßììáôá, áëëá
ðñÝðåé íá ðáñáäïèåß óå ìéá èÝóç óõëëïãÞò ãéá ôçí áíáêýêëùóç ôùí çëåêôñéêþí
êáé çëåêôñïíéêþí óõóêåõþí.
Ìå ôçí ðñïóöïñÜ óáò óôç óùóôÞ áðüóõñóç áõôïõ ôïõ ðñïúüíôïò ðñïóôáôåýåôå ôï
ðåñéâÜëëïí êáé ôçí õãåßá ôùí óõíáíèñþðùí óáò.
Tï ðåñéâÜëëïí êáé ç õãåßá ôßèåíôáé óå êßíäõíï áðü ìßá ëÜèïò áðüóõñóç.
ÐåñáéôÝñù ðëçñïöïñßåò ãéá ôçí áíáêýêëùóç áõôïý ôïõ ðñïúüíôïò ìðïñåßôå íá
Ýxåôå óôï äçìáñxåßï óáò, óôçí õðçñåóßá áðïêïìéäÞò
ôùí áðïññßììáôùí Þ óôo êáôÜóôçìá, óôo oðïßo áãïñÜóáôå áõôü ôï ðñïúüí.
Aõôüò ï êáíïíéóìüò éóxýåé ìüíï ãéá ôçò xþñåò ìÝëç ôçò EE.
2 ΟΔΗΓΙΕΣ ΤΟΠΟΘΕΤΗΣΗΣ
2.1 ΑΝΟΙΓΜΑ ΠΛΑΪΝΩΝ
Αποσυναρμολογήστε την άνω σχάρα (εικ.1 σχ. A) ξεβιδώνοντας τις δύο βίδες
στερέωσης (εικ. 1 σχ. B).
• Ανοίξτε την πλαϊνή θυρίδα (εικ. 1 σχ. C).
• Στην αριστερή πλευρά ξεβιδώστε τη βίδα (εικ. 1 σχ. F) που στερεώνει το αριστερό
πλαϊνό (εικ. 1 σχ. G), μετακινήστε το ελαφρά προς τα αριστερά και σηκώστε το.
• Στην αντίθετη πλευρά ξεβιδώστε τη βίδα στερέωσης του πλαϊνού (εικ. 1 σχ. L).
• Μετακινήστε ελαφρά προς τα δεξιά το πλαϊνό και σηκώστε το (εικ.1 σχ. P).
2.2 ΔΙΑΜΟΡΦΩΣΗ
Η ηλεκτρονική κάρτα του κιτ B0659 ή B0673 πρέπει να διαμορφωθεί
σύμφωνα με το μοντέλο του αερόθερμου καλοριφέρ/ανεμιστήρα αγωγών
θερμότητας Bi2 στο οποίο τοποθετείται ανάλογα με τις συγκεκριμένες
προτιμήσεις λειτουργίας της μηχανής. Οι τρεις επιλογείς J1, J2 και J3 που
απεικονίζονται στην εικ. 6 πρέπει να καθοριστούν ως εξής:
J1 = ON (για συσκευές με θερμαντικό πάνελ, τύπου SLR ή SLR+):
στη νυχτερινή λειτουργία και με θερμοκρασία περιβάλλοντος κοντά στην
επιθυμητή, η θέρμανση των χώρων γίνεται μέσω ακτινοβολίας και
φυσικής μεταγωγής της θερμότητας, όπως στα παραδοσιακά καλοριφέρ
(σ’ αυτές τις συνθήκες ο εξαερισμός αναστέλλεται για την καλύτερη
δυνατή ηχητική άνεση)
J1 = OFF (για συσκευές χωρίς θερμαντικό πάνελ, τύπου SL, SL+
ή SLN): η θέρμανση πραγματοποιείται πάντα μέσω εξαναγκασμένης
μεταγωγής, με ενεργό εξαερισμό ακόμη και στη νυχτερινή λειτουργία (με
μειωμένη ταχύτητα).
J2 = ON: στη λειτουργία δροσιάς ο ανεμιστήρας παραμένει
τροφοδοτημένος ακόμη και όταν επιτευχθεί η επιθυμητή θερμοκρασία
περιβάλλοντος
J2 = OFF: στη λειτουργία δροσιάς ο ανεμιστήρας απενεργοποιείται όταν
επιτευχθεί η καθορισμένη θερμοκρασία.
3.5 WERKING BIJ DE MAXIMUM SNELHEID
Om deze werkwijze te selecteren, dient men op de toets (afb. 7 ref. L)
te drukken tot controlelampje (afb. 7, ref. E) geactiveerd wordt. Met deze
werkwijze wordt onmiddellijk het maximum van het uit te geven vermogen verkregen
en dit zowel bij koeling als bij verwarming (de ventilatormotor wordt altijd met de
maximum snelheid geactiveerd). Is de gewenste omgevingstemperatuur eenmaal
bereikt, dan wordt aangeraden naar een ander type werking over te gaan om het
beste thermische en akoestische comfort te verkrijgen.
3.6 STILLE WERKING (MIN)
Om deze werkwijze te selecteren, dient men op de toets (afb. 7 ref. L)
te drukken tot het controlelampj (afb. 7, ref. G) geactiveerd wordt. In deze
werkwijze is de ventilatiesnelheid altijd op de zo laag mogelijke waarde ingesteld
om een maximaal akoestisch comfort van het apparaat in ongeacht welke werkwijze
te verkrijgen.
3.7 NACHTWERKING
Om deze werkwijze te selecteren, dient men op de toets te drukken
tot het controlelampje (afb. 7, ref. H) geactiveerd wordt. In deze werkwijze
wordt de ventilatiesnelheid tot een zeer gereduceerde waarde beperkt en wordt
de ingestelde temperatuur automatisch als volgt gewijzigd:
• wordt verlaagd met 1°C na een uur en met nog een graad na 2 uur in de
verwarmingsfunctie;
• wordt verhoogd met 1°C na een uur en met nog een graad na 2 uur in de
koelfunctie.
Op de modellen met straalplaat wordt de nachtfunctie in de verwarmingswijze met
gedeactiveerde ventilator uitgevoerd zodat de vertrekken door middel van straling en
natuurlijke convectie verwarmd worden, zoals met traditionele radiatoren plaatsvindt.
3.8 AANDUIDINGEN VAN DE LEDS
De rode LED (afb. 7 ref. D) en de blauwe LED ( (afb. 7 ref. C) duiden
respectievelijk op de activering van de werking met verwarming of met koeling.
Wanneer beide LEDS uit zijn, is het apparaat op de ventilatiewerkwijze ingesteld
(beide eventuele kleppen voor warm water en koud water worden niet geactiveerd).
Het knipperen van een van de twee LEDS geeft aan dat niet voldaan is aan het
verzoek om (warm of koud) water en veroorzaakt de stilstand van de ventilator tot de
watertemperatuur opnieuw een waarde bereikt die geschikt is om aan het verzoek
te voldoen. De gelijktijdige inschakeling van de rode en de blauwe LED bij iedere
druk op de toets (afb. 7 ref. B) geeft aan dat de werkwijze automatische
koeling/verwarming actief is.
De 4 groene LEDS , , en (afb. 7 ref. E, F, G, H) duiden
op de ingestelde werkwijze en zijn alle uit in de stand-by-modus. Ieder van deze
LEDS wordt in de werkwijze verwarming of koeling (rode of blauwe LED branden)
knipperend geactiveerd (soft-blinking) als de ingestelde temperatuur respectievelijke
lager of hoger is dan de door het apparaat gemeten omgevingstemperatuur.
Om ’s nachts het comfort te verhogen, wordt de helderheid van de LEDS op het
elektronische paneel verlaagd na 15 seconden van inactiviteit van de toetsen of
van de keuzeschakelaar van de temperatuur.
3.9 FOUTSIGNALERINGEN
Als de 4 groene LEDS , , en (afb. 7 ref. E, F, G, H)
gelijktijdig knipperen, dan heeft de ventilatorradiator/ventilatorconvector onderhoud
nodig. Selecteer het stand-by-programma, reinig het luchtlter zoals beschreven
wordt in de onderhoudshandleiding van de machine en druk bij de volgende
inschakeling gedurende 5 seconden op de toets (afb. 7 ref. B) tot de gewone
werking opnieuw ingesteld wordt.
Als de LEDS en (afb. 7, ref. E en F) beide knipperen, duidt dit op
de aanwezigheid van een defect van de sonde van de omgevingstemperatuur. Als de
LEDS en (afb. 7, ref. F en G) beide knipperen heeft dit betrekking
op een defect van de watersonde. Als de LEDS en (afb. 6, ref. G en H)
beide knipperen, duidt dit op een defect van de motor of van de snelheidssensor.
In dit laatste geval werkt het apparaat normaal maar wordt de modulatiefunctie van
de ventilatiesnelheid verhinderd; door gedurende 10 seconden op de toets
(afb. 6 ref. B) te drukken, wordt de alarmsignalering gewist.
3.10 UITSCHAKELING VOOR LANGE PERIODES
Handel als volgt voor de uitschakeling voor het seizoen of voor vakantie:
Deactiveer het apparaat.
Zet de hoofdschakelaar van de installatie op Uit.
De antivriesfunctie is niet actief.

Documenttranscriptie

NL 1 ALGEMEEN 1.1 INFORMATIE EN MEDEDELINGEN VAN ALGEMENE AARD Deze handleiding moet beschouwd worden als integraal deel van de handleiding met instructies voor installatie en gebruik die bij het systeem OLIMPIA SPLENDID serie Bi2 geleverd wordt. Beide handleidingen moeten met zorg bewaard worden en het apparaat ALTIJD vergezellen, ook wanneer dit van eigenaar of gebruiker verandert of deel gaat uitmaken van een ander systeem. Als deze handleiding beschadigd of zoek raakt, vraag dan een nieuw exemplaar aan bij de Technische Assistentiedienst van OLIMPIA SPLENDID bij u in de buurt. Deze handleiding is uitsluitend bestemd voor de gekwalificeerde en geautoriseerde installatietechnicus, die op passende wijze opgeleid is en aan alle geestelijke en lichamelijke eisen voldoet die door de wet bepaald worden. Alle beschreven installatiehandelingen moeten met zorg en vakkundig uitgevoerd worden in overeenstemming met de van kracht zijnde veiligheidsvoorschriften op het werk. Kit B0659 moet gebruikt worden in combinatie met apparaten waarvan de ventilatormotor op wisselstroom werkt, terwijl kit B0673 uitsluitend gebruikt moet worden op apparaten die uitgerust zijn met een ventilatormotor DC inverter. Voor alle overige informatie en algemene mededelingen die in acht genomen moeten worden tijdens de installatie en het gebruik van de kits B0659 en B0673, dient het instructieboekje geraadpleegd te worden dat bij de eind-units van de installatie OLIMPIA SPLENDID serie Bi2 verstrekt wordt. 1.2 CONFORMITEIT De ventilatorradiatoren/ventilatorconvectoren Bi2 OLIMPIA SPLENDID, uitgerust met de elektronische kit B0659 en B0673, zijn conform de Volgende Europese Richtlijnen: • Laagspanningsrichtlijn 2006/95/EG • Richtlijn Elektromagnetische Compatibiliteit 2004/108/EG • Richtlijn RoHS 2011/65/EG VERWIJDERING SI Il simbolo sul prodotto o sulla Dit symbool op het product of de verpakking geeft aan dat dit product niet via het normale huisvuil mag worden verwijderd, maar bij een centrale verzamelplaats voor de recycling van elektrische en elektronische apparaten moet worden afgegeven. Wanneer u dit product op de juiste manier verwijdert, draagt u bij aan een beter milieu en de gezondheid van uw medemens. Het milieu en de gezondheid worden door een onjuiste verwijdering in gevaar gebracht. Aanvullende informatie over de recycling van dit product ontvangt u bij uw gemeentehuis, uw vuilophaaldienst of de Mwinkel waar u dit product hebt gekocht. Dit voorschrift geldt alleen voor EUlidstaten. 2 INSTRUCTIES VOOR DE MONTAGE 2.1 OPENING ZIJKANTEN • Demonteer het bovenrooster (afb. 1 ref. A) door de twee bevestigingsschroeven los te draaien (afb. 1 ref. B). • Open het zijdeurtje (afb. 1 ref. C). • Draai aan de linkerkant de schroef (afb. 1 ref. F) los waarmee het linker zijpaneel (afb. 1 ref. G) vastgezet is, verplaats het enigszins naar links en til het op. • Draai aan de andere kant de bevestigingsschroef van het zijpaneel los (afb. 1 ref. L). • Verplaats het zijpaneeltje enigszins naar rechts en til het op (afb. 1 ref. P). 2.2 CONFIGURATIE De elektronische kaart van de kits B0659 of B0673 moet geconfigureerd worden al naargelang het model ventilatorradiator/ventilatorconvector Bi2 waarop de kaart geïnstalleerd wordt en op grond van bepaalde voorkeuren inzake de werking van de machine. De drie keuzeschakelaars J1, J2 en J3, die in afb. 6 aangeduid worden, moeten als volgt ingesteld zijn: • J1 = ON (voor apparaten met straalpaneel, type SLR of SLR+): in de nachtwerkwijze en met een omgevingstemperatuur nabij de gewenste temperatuur vindt de verwarming van de vertrekken plaats door middel van straling en natuurlijke convectie, zoals traditionele radiatoren (in deze situatie wordt de ventilatie verhinderd ten behoeve van een maximaal akoestisch comfort); • J1 = OFF (voor apparaten zonder straalpaneel, type SL, SL+ of SLN): de verwarming vindt altijd plaats door middel van geforceerde convectie, met ook in de nachtwerkwijze een actieve ventilatie (met gereduceerde snelheid). • J2 = ON: in de koelwerkwijze blijft de ventilator ook gevoed bij het bereiken van de gewenste omgevingstemperatuur; 18 • J2 = OFF: in de koelwerkwijze wordt de ventilator gedeactiveerd bij het bereiken van de ingestelde temperatuur. • J3 = ON (apparaten die in installaties met 2 buizen geïnstalleerd moeten worden): de kaart is ingesteld voor het beheer van een enkele waterklep voor de zomerwerking (koeling) en voor de winterwerking (verwarming). Gebruik deze instelling ook voor het gebruik van de kits B0659/B0673 op apparaten met mobiele luchtaanzuigpanelen (modellen Full Flat). • J3 = OFF (apparaten die in installaties met 4 buizen geïnstalleerd moeten worden): de kaart is ingesteld voor het beheer van 2 waterkleppen, een voor de zomerwerking (koeling) en een voor de winterwerking (verwarming). De drie keuzeschakelaars kunnen in alle mogelijke combinaties gebruikt worden omdat de respectievelijke functies onafhankelijk van elkaar zijn. 2.3 INSTALLATIE • Plaats het bedieningspaneel in diens zitting op de bovenkant van de ventilatorradiator / ventilatorconvector en zet het met de twee bijgeleverde schroeven (afb. 2 ref. A) vast op de zijwand. De definitieve positie van het bedieningspaneel moet tegen de zijkant zijn. • Om de elektronische bediening op de rechterkant van het apparaat te plaatsen, raadpleegt u de instructies in het boekje voor installatie en gebruik dat bij de ventilatorradiator / ventilatorconvector Bi2 geleverd is (in dit geval moet de aansluiting op de ventilatormotor tot stand gebracht worden met gebruik van de daarvoor bestemde kits voor de verlenging, die als optionals geleverd worden). 2.4 ELEKTRISCHE VERBINDINGEN Alvorens de ventilatorradiator/ventilatorconvector op het elektriciteitsnet aan te sluiten, moet gecontroleerd worden of: • De waarden van de voedingsspanning en -frequentie overeenkomen met de specificaties die op het gegevensplaatje van het apparaat staan (230Vac +/-15%, 50Hz); • De elektrische lijn uitgerust is met een doeltreffende aardverbinding en de correcte afmetingen heeft voor de maximum absorptie van het apparaat, die op het gegevensplaatje staat (minimum doorsnede van de verbindingskabels 1,5 mm²). • Een universeel uitschakelsysteem en adequate beschermingen tegen overbelasting en/of kortsluiting aangebracht zijn, in overeenstemming met de n ationale installatievoorschriften. Alvorens ongeacht welke elektrische verbinding tot stand te brengen, dan wel eventuele onderhoudswerkzaamheden uit te voeren, is het absoluut noodzakelijk te controleren of het apparaat NIET op het elektrische voedingsnet aangesloten is. • Bevestig de aardkabel op de structuur van het apparaat met gebruik van de bijgeleverde schroef en het ringetje (de minimumkracht die voor het vastschroeven uitgeoefend mag worden moet circa 4Nm zijn), zie afb. 3 ref. A; • Voor kit B0659 moeten de twee 3-polige connectoren aangesloten worden op de respectievelijke connectoren van de motor (afb. 3 ref. B en C); • Voor kit B0673 moet de 5-polige connector aangesloten worden op de motorkabel (afb. 3 ref. D); • sluit de connector van de watersonde aan (afb. 3 ref. F), die op de ventilatorradiator/ventilatorconvector aanwezig is; Controleer of de sonde correct in het putje gestoken is dat op de batterij aanwezig is; • Sluit de 2-polige connectoren aan op de respectievelijke kabels van de elektrokleppen (indien aanwezig, afb. 3 ref. E en G). Op apparaten voor installaties met 2 buizen moet de enige connector met rode kabel aangesloten worden op de enige water-elektroklep terwijl voor installaties met 4 buizen de connector met rode kabel aangesloten moet worden op de warmwater-elektroklep en de connector met groene kabel op de koudwater-elektroklep. • Voor kit B0673, en alleen op enkele modellen, moet de kabel van de microschakelaar voor opening van het rooster aangesloten worden op ingang X6 op de elektronische kaart (en moet de eventueel aanwezige brugverbinding weggenomen worden); • steek de bijgeleverde kabelklem in het gat dat aangeduid wordt in afb. 4, ref. A; • sluit de voedingskabel aan op de betreffende klemmenstrook (afb. 4, ref. B) en zet deze vast met de kabelklem. Gebruik kabels met een minimum doorsnede van 1,5 mm2. 2.5 INSTALLATIE SONDE LUCHTTEMPERATUUR Handel als volgt om de temperatuursonde in positie te brengen (afb. 5 ref. A): • voer de sonde in het gat van de schouder (afb. 5 ref. B) • steek de sonde in het onderste gat (afb. 5 ref. C) • zet de sonde vast in de betreffende houder (afb. 5 ref. D). 2.6 INGANG CONTACT AANWEZIGHEID NL Het is mogelijk om op de klemmetjes A en B (afb. 4 ref. C) het schoon contact (niet onder spanning) van een eventuele (niet bijgeleverde) aanwezigheidssensor aan te sluiten, bij het sluiten waarvan de geselecteerde omgevingstemperatuur automatisch met 2,5°C verhoogd wordt (bij koeling) of verlaagd wordt (bij verwarming). Wanneer 0°C ingesteld is, wordt het apparaat bij het sluiten van het contact gedeactiveerd (stand-by) Het is niet mogelijk de ingang parallel op die van andere elektronische kaarten aan te sluiten (gebruik gescheiden contacten). Voor de aansluiting op de aanwezigheidssensor is het nodig gebruik te maken van een kabel met dubbele isolatie en een minimum doorsnede van 2 x 0,5 mm2 met een maximum lengte van 20 m (houd deze aansluiting gescheiden van de elektrische voedingslijn van het apparaat). 2.7 SPECIALE FUNCTIES • Air sampling: in de werkwijze verwarming of koeling, met een omgevingstemperatuur die respectievelijk hoger of lager is dan de gewenste waarde, wordt de ventilator gedurende 1 minuut bij de minimum snelheid en met instelbare intervallen tussen 1 en 60 minuten gevoed. Op deze wijze is het systeem in staat de temperatuur in de omringende omgeving op adequate wijze gecontroleerd te houden en zo snel mogelijk opnieuw geactiveerd te worden wanneer dat nodig is. • Compensatie omgevingstemperatuur: in speciale situaties (bijv. apparaten die op het plafond geïnstalleerd zijn) kan het nodig zijn het eventuele verschil tussen de door de elektronische kaart verworven temperatuur en de daadwerkelijke temperatuur van de omgeving waarin het apparaat aanwezig is, te compenseren (instelbare offset tussen +5°C en -5°C). Beide hiervoor beschreven functies kunnen in de fabriek geactiveerd worden, dan wel door een geautoriseerd assistentiecentrum, na het verzoek van de klant. 3 GEBRUIK De bediening maakt de instelling van de omgevingstemperatuur volledig autonoom via de programma’s AUTO, STIL, NACHT en MAX door middel van een sonde die in het lage deel van de ventilatorradiator/ventilatorconvector geplaatst is en die een antivriesbeveiliging garandeert, ook wanneer het apparaat op stand by staat. Beschrijving bedieningspaneel (afb. 7) A Keuzeschakelaar omgevingstemperatuur (15°C-30°C) B Toets voor selectie werkwijze koeling/verwarming en reset alarm vuil filter C Controlelampje werking in de werkwijze koeling D Controlelampje werking in de werkwijze verwarming E Controlelampje werking maximum snelheid F Controlelampje automatische werking G Controlelampje geruisloze werking H Controlelampje nachtwerking L Toets ON/Stand-by en selectie werking ventilator 3.1 ACTIVERING /DEACTIVERING Indien een hoofdschakelaar op de elektrische voedingslijn voorzien wordt, moet deze ingeschakeld zijn. Om de ventilatorconvector/ventilatorradiator te activeren, dient men op de toets te drukken (afb. 7 ref. L) en een van de werkwijzen te selecteren. Om het apparaat uit te schakelen, dient men gedurende circa 2 seconden op de toets te drukken (afb. 7 ref. L). Het ontbreken van ongeacht welke lichtsignalering duidt op de ‘stand-by’-status (afwezigheid van functie). Wanneer de bediening op deze werkwijze staat, wordt een anti-vriesbeveiliging gegarandeerd. Als de omgevingstemperatuur onder de 5°C daalt, worden de warmwater-elektroklep en de ventilatormotor bij de minimum snelheid geactiveerd. 2.8 SLUITING APPARAAT 3.2 MANUELE SELECTIE VERWARMING/KOELING • Monteer opnieuw de buitenkant van de ventilatorconvector/ventilatorradiator; • draai de bovenste bevestigingsschroef van het zijkantje (afb. 1 ref. L of ref. F) los; • monteer opnieuw het beschermrooster van de luchtuitlaat (afb. 1 ref. A). • Breng de bijgeleverde schroefafdekking in positie in de daarvoor bestemde behuizing op het controlepaneel (afb. 1 ref. H). Door op de toets (afb. 7 ref. B) te drukken, is het mogelijk op cyclische wijze de werkwijze koeling (blauwe LED afb. 7 ref. C), verwarming (rode LED afb. 7 ref. D) of ventilatie (rode LED en blauwe LED uit) te selecteren. In de ventilatiewerkwijze blijven de elektrokleppen van zowel het warme als het koude water uitgeschakeld terwijl de ventilator met de ingestelde snelheid geactiveerd wordt. De handmatige selectie van de werkwijze koeling/verwarming/ventilatie is niet beschikbaar als de installateur op een eerder moment de automatische werkwijze van koeling/verwarming ingesteld heeft. Deze functie wordt aangeduid door de gelijktijdige inschakeling van de blauwe en rode LED bij iedere druk op de toets (afb. 7 ref. B). De daadwerkelijke werking van het apparaat in de werkwijze koeling of verwarming is altijd afhankelijk van de temperatuur van het water dat in de installatie circuleert. Als de temperatuur van het water geen waarde bereikt die geschikt is voor de ingestelde werkwijze (dus het water is te warm bij koeling of te koud bij verwarming), blijft de ventilatormotor uitgeschakeld en knippert het controlelampje van de huidige werkwijze blauw voor de koelmodus of rood voor de verwarmingsmodus (afb. 7 ref. D). 2.9 ELEKTRISCH SCHEMA (afb. 6) H2 AIR M1 S1 Y1 Y2 FF S2 (*) temperatuursonde water temperatuursonde lucht motor ventilator veiligheidsmicroschakelaar aanzuigrooster (alleen aanwezig op enkele modellen) elektroklep warm water (230V-50Hz, max 10W) elektroklep koud water (230V-50Hz, max 10W) (*). servomotoren mobiel aanzuigpaneel (alleen aanwezig op enkele modellen) contact aanwezigheidssensor (niet bijgeleverd) Alleen aanwezig op apparaten voor installaties met 4 buizen. 2.10 INSTELLING AUTOMATISCHE WERKWIJZE KOELING/VERWARMING De instelling van dit type regeling stelt de bediening in staat om de selectie van koeling of verwarming automatisch uit te voeren waarbij de gewone manuele selectie wordt buitengesloten. De instelling van dit type regeling maakt het mogelijk de opdracht tot selectie van de werkwijze koeling of verwarming automatisch te verstrekken waarbij de normale handmatige selectie wordt buitengesloten. Deze regeling is bijzonder geschikt voor de versies van apparaten met 4 buizen en kan alleen geactiveerd worden door een gekwalificeerde en geautoriseerde installatietechnicus. Om deze functie te activeren, moet de toets voor de selectie koeling/verwarming (afb. 7 ref. B) 10 seconden ingedrukt gehouden blijven tot de blauwe en rode symbolen (afb. 7 ref. C en D) gelijktijdig ingeschakeld worden. Deze instelling wordt ook gehandhaafd in geval van een onderbreking van de voeding. Om de functie van de automatische instelling van de koeling/verwarming te deactiveren, moet opnieuw gedurende 10 seconden op de toets voor de selectie van de koeling/verwarming gedrukt worden. Controleer vervolgens of het mogelijk is om bij iedere druk op deze toets op cyclische wijze de werkwijze voor alleen koeling (blauw controlelampje afb. 7 ref. C brandt), alleen verwarming (rood controlelampje afb. 7 ref. D brandt) of ventilatie (blauwe en rode controlelampjes beide uit) in te stellen. 3.3 INSTELLING VAN DE TEMPERATUUR Het is mogelijk de gewenste waarde van de omgevingstemperatuur in te stellen met de daarvoor bestemde keuzeschakelaar (afb. 7 ref. A). De minimum temperatuur die ingesteld kan worden is 15°C (keuzeschakelaar volledig naar links) terwijl de maximum temperatuur die ingesteld kan worden 30°C is (keuzeschakelaar volledig naar rechts). 3.4 INSTELLING VAN DE AUTOMATISCHE WERKING Om deze werkwijze te selecteren, dient men op de toets (afb. 7 ref. L) te drukken tot controlelampje (afb. 7, ref. F) geactiveerd wordt. In deze werkwijze past het systeem met microprocessor de werking van het apparaat automatisch aan al naargelang het veranderen van de omgevingsvoorwaarden. Met name is de regeling van de snelheid van de ventilator dan geheel automatisch tussen een minimum waarde en een maximum waarde, al naargelang de noodzaak tot verwarming of koeling van de omgeving. Als de omgevingstemperatuur in apparaten met straalplaat in de werkwijze verwarming de gewenste waarde nadert, wordt de ventilator gedeactiveerd en blijft het systeem de controle van de omgevingstemperatuur uitoefenen door middel van uitsluitend het stralingseffect en natuurlijke convectie. 19 GR NL 3.5 WERKING BIJ DE MAXIMUM SNELHEID Om deze werkwijze te selecteren, dient men op de toets (afb. 7 ref. L) te drukken tot controlelampje (afb. 7, ref. E) geactiveerd wordt. Met deze werkwijze wordt onmiddellijk het maximum van het uit te geven vermogen verkregen en dit zowel bij koeling als bij verwarming (de ventilatormotor wordt altijd met de maximum snelheid geactiveerd). Is de gewenste omgevingstemperatuur eenmaal bereikt, dan wordt aangeraden naar een ander type werking over te gaan om het beste thermische en akoestische comfort te verkrijgen. 3.6 STILLE WERKING (MIN) Om deze werkwijze te selecteren, dient men op de toets (afb. 7 ref. L) te drukken tot het controlelampj (afb. 7, ref. G) geactiveerd wordt. In deze werkwijze is de ventilatiesnelheid altijd op de zo laag mogelijke waarde ingesteld om een maximaal akoestisch comfort van het apparaat in ongeacht welke werkwijze te verkrijgen. 3.7 NACHTWERKING Om deze werkwijze te selecteren, dient men op de toets te drukken tot het controlelampje (afb. 7, ref. H) geactiveerd wordt. In deze werkwijze wordt de ventilatiesnelheid tot een zeer gereduceerde waarde beperkt en wordt de ingestelde temperatuur automatisch als volgt gewijzigd: • wordt verlaagd met 1°C na een uur en met nog een graad na 2 uur in de verwarmingsfunctie; • wordt verhoogd met 1°C na een uur en met nog een graad na 2 uur in de koelfunctie. Op de modellen met straalplaat wordt de nachtfunctie in de verwarmingswijze met gedeactiveerde ventilator uitgevoerd zodat de vertrekken door middel van straling en natuurlijke convectie verwarmd worden, zoals met traditionele radiatoren plaatsvindt. 3.8 AANDUIDINGEN VAN DE LEDS De rode LED (afb. 7 ref. D) en de blauwe LED ( (afb. 7 ref. C) duiden respectievelijk op de activering van de werking met verwarming of met koeling. Wanneer beide LEDS uit zijn, is het apparaat op de ventilatiewerkwijze ingesteld (beide eventuele kleppen voor warm water en koud water worden niet geactiveerd). Het knipperen van een van de twee LEDS geeft aan dat niet voldaan is aan het verzoek om (warm of koud) water en veroorzaakt de stilstand van de ventilator tot de watertemperatuur opnieuw een waarde bereikt die geschikt is om aan het verzoek te voldoen. De gelijktijdige inschakeling van de rode en de blauwe LED bij iedere druk op de toets (afb. 7 ref. B) geeft aan dat de werkwijze automatische koeling/verwarming actief is. De 4 groene LEDS , , en (afb. 7 ref. E, F, G, H) duiden op de ingestelde werkwijze en zijn alle uit in de stand-by-modus. Ieder van deze LEDS wordt in de werkwijze verwarming of koeling (rode of blauwe LED branden) knipperend geactiveerd (soft-blinking) als de ingestelde temperatuur respectievelijke lager of hoger is dan de door het apparaat gemeten omgevingstemperatuur. Om ’s nachts het comfort te verhogen, wordt de helderheid van de LEDS op het elektronische paneel verlaagd na 15 seconden van inactiviteit van de toetsen of van de keuzeschakelaar van de temperatuur. 3.9 FOUTSIGNALERINGEN Als de 4 groene LEDS , , en (afb. 7 ref. E, F, G, H) gelijktijdig knipperen, dan heeft de ventilatorradiator/ventilatorconvector onderhoud nodig. Selecteer het stand-by-programma, reinig het luchtfilter zoals beschreven wordt in de onderhoudshandleiding van de machine en druk bij de volgende inschakeling gedurende 5 seconden op de toets (afb. 7 ref. B) tot de gewone werking opnieuw ingesteld wordt. Als de LEDS en (afb. 7, ref. E en F) beide knipperen, duidt dit op de aanwezigheid van een defect van de sonde van de omgevingstemperatuur. Als de LEDS en (afb. 7, ref. F en G) beide knipperen heeft dit betrekking op een defect van de watersonde. Als de LEDS en (afb. 6, ref. G en H) beide knipperen, duidt dit op een defect van de motor of van de snelheidssensor. In dit laatste geval werkt het apparaat normaal maar wordt de modulatiefunctie van de ventilatiesnelheid verhinderd; door gedurende 10 seconden op de toets (afb. 6 ref. B) te drukken, wordt de alarmsignalering gewist. 3.10 UITSCHAKELING VOOR LANGE PERIODES Handel als volgt voor de uitschakeling voor het seizoen of voor vakantie: • Deactiveer het apparaat. • Zet de hoofdschakelaar van de installatie op Uit. De antivriesfunctie is niet actief. 20 1 ΓΕΝΙΚΑ 1.1 ΠΛΗΡΟΦΟΡΙΕΣ και ΓΕΝΙΚΕΣ ΠΡΟΕΙΔΟΠΟΙΗΣΕΙΣ Το παρόν εγχειρίδιο πρέπει να θεωρηθεί αναπόσπαστο μέρος του εγχειριδίου οδηγιών εγκατάστασης και χρήσης το οποίο συνοδεύει τα τερματικά της μονάδας OLIMPIA SPLENDID σειρά Bi2. Και τα δύο εγχειρίδια θα πρέπει να φυλαχθούν με προσοχή και θα πρέπει να συνοδεύουν ΠΑΝΤΑ τη συσκευή ακόμη και σε περίπτωση εκχώρησής της σε άλλον ιδιοκτήτη ή χρήστη ή σε περίπτωση μεταφοράς σε άλλη μονάδα. Σε περίπτωση που φθαρεί ή χαθεί ζητήστε ένα άλλο αντίτυπο από την Υπηρεσία Τεχνικής Βοήθειας OLIMPIA SPLENDID της περιοχής σας. Το παρόν εγχειρίδιο προορίζεται αποκλειστικά για τον επαγγελματία και εξουσιοδοτημένο τεχνικό εγκατάστασης, ο οποίος θα πρέπει να έχει κατάλληλη κατάρτιση και να κατέχει όλες τις ψυχοφυσικές απαιτήσεις που ορίζονται από το νόμο. Όλοι οι χειρισμοί εγκατάστασης που περιγράφονται θα πρέπει να εκτελεστούν με φροντίδα και σύμφωνα με τους κανόνες της τέχνης, ακολουθώντας τους ισχύοντες κανόνες ασφάλειας εργασίας. Το κιτ B0659 πρέπει να χρησιμοποιείται σε συνδυασμό με συσκευές με κινητήρα ανεμιστήρα εναλλασσόμενου ρεύματος, ενώ το κιτ B0673 πρέπει να χρησιμοποιείται αποκλειστικά με συσκευές που διαθέτουν κινητήρα ανεμιστήρα DC inverter. Για όλες τις άλλες πληροφορίες και γενικές προειδοποιήσεις που πρέπει να τηρηθούν κατά την εγκατάσταση και χρήση του κιτ Β0659 και B0673, δείτε σχετικά το βιβλίο οδηγιών που συνοδεύει τα τερματικά της μονάδας OLIMPIA SPLENDID σειρά Bi2. 1.2 ΣΥΜΜΟΡΦΩΣΗ Τα αερόθερμα-καλοριφέρ/ανεμιστήρες αγωγών θερμότητας Bi2 OLIMPIA SPLENDID που διαθέτουν ηλεκτρονικό κιτ B0659 και B0673 είναι συμβατά με τις Ευρωπαϊκές Οδηγίες: • Οδηγία χαμηλής τάσης 2006/95/ΕΚ • Οδηγία ηλεκτρομαγνητικής συμβατότητας 2004/108/EC. • Οδηγία RoHS (περιορισμός χρήσης ορισμένων επικίνδυνων ουσιών) 2011/65/ΕΚ ÁÐÏÓÕÑÓÇ Aõôü ôï óýìâïëï ðÜíù óôï ðñïúüí Þ óôç óõóêåõáóßá ôïõ õðïäåéêíýåé, ïôé áõôü ôï ðñïúüí äåí ìðïñåß íá áðïóõñèåß ìå ôá êáíïíéêÜ ïéêéáêÜ áðïññßììáôá, áëëá ðñÝðåé íá ðáñáäïèåß óå ìéá èÝóç óõëëïãÞò ãéá ôçí áíáêýêëùóç ôùí çëåêôñéêþí êáé çëåêôñïíéêþí óõóêåõþí. Ìå ôçí ðñïóöïñÜ óáò óôç óùóôÞ áðüóõñóç áõôïõ ôïõ ðñïúüíôïò ðñïóôáôåýåôå ôï ðåñéâÜëëïí êáé ôçí õãåßá ôùí óõíáíèñþðùí óáò. Tï ðåñéâÜëëïí êáé ç õãåßá ôßèåíôáé óå êßíäõíï áðü ìßá ëÜèïò áðüóõñóç. ÐåñáéôÝñù ðëçñïöïñßåò ãéá ôçí áíáêýêëùóç áõôïý ôïõ ðñïúüíôïò ìðïñåßôå íá Ýxåôå óôï äçìáñxåßï óáò, óôçí õðçñåóßá áðïêïìéäÞò ôùí áðïññßììáôùí Þ óôo êáôÜóôçìá, óôo oðïßo áãïñÜóáôå áõôü ôï ðñïúüí. Aõôüò ï êáíïíéóìüò éóxýåé ìüíï ãéá ôçò xþñåò ìÝëç ôçò EE. 2 ΟΔΗΓΙΕΣ ΤΟΠΟΘΕΤΗΣΗΣ 2.1 ΑΝΟΙΓΜΑ ΠΛΑΪΝΩΝ • Αποσυναρμολογήστε την άνω σχάρα (εικ.1 σχ. A) ξεβιδώνοντας τις δύο βίδες στερέωσης (εικ. 1 σχ. B). • Ανοίξτε την πλαϊνή θυρίδα (εικ. 1 σχ. C). • Στην αριστερή πλευρά ξεβιδώστε τη βίδα (εικ. 1 σχ. F) που στερεώνει το αριστερό πλαϊνό (εικ. 1 σχ. G), μετακινήστε το ελαφρά προς τα αριστερά και σηκώστε το. • Στην αντίθετη πλευρά ξεβιδώστε τη βίδα στερέωσης του πλαϊνού (εικ. 1 σχ. L). • Μετακινήστε ελαφρά προς τα δεξιά το πλαϊνό και σηκώστε το (εικ.1 σχ. P). 2.2 ΔΙΑΜΟΡΦΩΣΗ Η ηλεκτρονική κάρτα του κιτ B0659 ή B0673 πρέπει να διαμορφωθεί σύμφωνα με το μοντέλο του αερόθερμου καλοριφέρ/ανεμιστήρα αγωγών θερμότητας Bi2 στο οποίο τοποθετείται ανάλογα με τις συγκεκριμένες προτιμήσεις λειτουργίας της μηχανής. Οι τρεις επιλογείς J1, J2 και J3 που απεικονίζονται στην εικ. 6 πρέπει να καθοριστούν ως εξής: • J1 = ON (για συσκευές με θερμαντικό πάνελ, τύπου SLR ή SLR+): στη νυχτερινή λειτουργία και με θερμοκρασία περιβάλλοντος κοντά στην επιθυμητή, η θέρμανση των χώρων γίνεται μέσω ακτινοβολίας και φυσικής μεταγωγής της θερμότητας, όπως στα παραδοσιακά καλοριφέρ (σ’ αυτές τις συνθήκες ο εξαερισμός αναστέλλεται για την καλύτερη δυνατή ηχητική άνεση) • J1 = OFF (για συσκευές χωρίς θερμαντικό πάνελ, τύπου SL, SL+ ή SLN): η θέρμανση πραγματοποιείται πάντα μέσω εξαναγκασμένης μεταγωγής, με ενεργό εξαερισμό ακόμη και στη νυχτερινή λειτουργία (με μειωμένη ταχύτητα). • J2 = ON: στη λειτουργία δροσιάς ο ανεμιστήρας παραμένει τροφοδοτημένος ακόμη και όταν επιτευχθεί η επιθυμητή θερμοκρασία περιβάλλοντος • J2 = OFF: στη λειτουργία δροσιάς ο ανεμιστήρας απενεργοποιείται όταν επιτευχθεί η καθορισμένη θερμοκρασία.
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24

Olimpia Splendid control - B0659-B0673 Handleiding

Type
Handleiding