HP Samsung SCX-4725 Laser Multifunction Printer series Handleiding

Categorie
Kopieerapparaten
Type
Handleiding

Deze handleiding is ook geschikt voor

SCX-4x25 Series
Multifunctionele printer
Gebruikershandleiding
mogelijkheden die tot de verbeelding spreken
Bedankt voor uw aankoop van dit Samsung-product.
2_De functies van uw nieuwe laserproduct
De functies van uw nieuwe laserproduct
Uw nieuwe apparaat is uitgerust met een aantal speciale functies die de kwaliteit van de documenten die u afdrukt verbeteren.
Met dit apparaat kunt u:
Speciale functies
Afdrukken met een hoge snelheid en uitstekende kwaliteit
U kunt afdrukken met een resolutie tot 1.200 dpi effectieve
uitvoer.
Uw printer drukt papier van A4-formaat af met een snelheid
van 24 ppm en papier van letter-formaat met een snelheid
van 25 ppm.
Verschillende soorten afdrukmateriaal verwerken
In de lade voor handmatige invoer kunnen de volgende
papiersoorten worden gebruikt: briefpapier, enveloppen,
etiketten, transparanten, afdrukmedia met speciaal
formaat, briefkaarten en dikker papier. In de lade voor
handmatige invoer past 1 vel papier.
Lade 1 voor 250 vellen en de optionele lade kunnen
worden gebruikt voor normaal papier van diverse
afmetingen.
Professionele documenten maken
Watermerken afdrukken. U kunt uw documenten voorzien
van een watermerk (bijv. "Vertrouwelijk"). Zie Software.
Posters afdrukken. De tekst en afbeeldingen op elke
pagina van uw document worden vergroot en afgedrukt op
afzonderlijke vellen papier die u kunt samenvoegen tot een
poster. Zie Software.
U kunt gebruikmaken van voorbedrukte formulieren en
gewoon papier met briefhoofd. Zie Software.
Tijd en geld besparen
U kunt meerdere pagina’s op één vel afdrukken om papier
te besparen.
Dit apparaat bespaart automatisch stroom door het
stroomverbruik aanzienlijk te beperken wanneer het
apparaat niet wordt gebruikt.
Om papier te besparen, kunt u op beide zijden van het
papier afdrukken (dubbelzijdig afdrukken). Zie Software.
De capaciteit van uw apparaat uitbreiden
Uw apparaat heeft een extra sleuf om het geheugen uit te
breiden. (Pagina 77.)
Zoran IPS Emulation* dat compatibel is met PostScript 3
(PS) maakt PS-afdrukken mogelijk.
Afdrukken onder verschillende besturingssystemen
U kunt afdrukken met Windows 2000 en Windows XP/
2003/Vista, evenals met Linux- en Macintosh-systemen.
Het apparaat is voorzien van een USB-interface en een
netwerkinterface.
Originelen van diverse formaten kopiëren
Het is mogelijk de originele afbeelding verschillende keren
te laten afdrukken op één enkele pagina.
Er zijn speciale functies waarmee u een catalogus- of
krantenachtergrond verwijdert.
De afdrukkwaliteit en de grootte van de afbeelding kunnen
tegelijkertijd worden aangepast en verbeterd.
De originelen scannen en direct verzenden
In kleur scannen en de juiste compressie voor JPEG-,
TIFF- en PDF-indeling gebruiken.
Bestanden snel scannen en verzenden naar verschillende
bestemmingen via Netwerkscan.
Een specifiek tijdstip instellen voor het verzenden van een
fax
U kunt een bepaald tijdstip instellen om een fax te
verzenden en u kunt de fax ook naar meerdere opgeslagen
bestemmingen verzenden.
Na het verzenden kunnen er faxrapporten worden
afgedrukt op basis van uw instellingen.
* Zoran IPS Emulation compatibel met PostScript 3
© Copyright 1995-2005, Zoran Corporation. Alle rechten
voorbehouden. Zoran, het Zoran-logo, IPS/PS3 en OneImage
zijn handelsmerken van Zoran Corporation.
* 136 PS3-lettertypen
Bevat UFST en MicroType van Monotype Imaging Inc.
De functies van uw nieuwe laserproduct_3
Functies per model
Het apparaat voorziet in alles wat u nodig hebt voor de verwerking van documenten: van afdrukken en kopiëren tot meer geavanceerde netwerkoplossingen voor
uw bedrijf.
De belangrijkste functies van dit apparaat zijn:
( : aanwezig, O: optioneel, leeg: niet beschikbaar)
Informatie over deze gebruikershandleiding
Deze gebruikershandleiding bevat basisinformatie over het apparaat en biedt tevens gedetailleerde informatie over de verschillende procedures die doorlopen
worden tijdens het gebruik van het apparaat. Zowel beginnende als professionele gebruikers kunnen deze handleiding raadplegen voor installatie en gebruik van
het apparaat.
Bepaalde termen in deze gebruikershandleiding hebben dezelfde betekenis:
Document is synoniem met origineel.
Papier is synoniem met materiaal of afdrukmateriaal.
De volgende tabel bevat informatie over de conventies die in deze gebruikershandleiding worden gebruikt:
FUNCTIES SCX-4825FN
USB 2.0
ADI (automatische documentinvoer)
Netwerkinterface Ethernet 10/100 Base TX bedraad LAN
Dubbelzijdig afdrukken
FAX
CONVENTIE OMSCHRIJVING VOORBEELD
Vet Wordt gebruikt voor teksten op het display of daadwerkelijke afdrukken op het
apparaat.
Start
Opmerking Biedt aanvullende informatie of gedetailleerde uitleg over een functie of
voorziening van het apparaat.
De datumnotatie kan verschillen van
land tot land.
Opgepast Biedt gebruikers informatie ter bescherming van het apparaat tegen mogelijke
mechanische schade of defecten.
Raak de groene onderzijde van de
tonercassette niet aan.
Voetnoot Biedt aanvullende informatie over bepaalde woorden of over een bepaalde zin. a. pagina’s per minuut
(Zie pagina 1 voor meer
informatie)
Verwijst gebruikers naar een referentiepagina met aanvullende informatie. (Zie pagina 1 voor meer informatie)
4_De functies van uw nieuwe laserproduct
Meer informatie
Meer informatie over de instelling en het gebruik van uw apparaat vindt u in de volgende bronnen. Dit kunnen papieren of online te raadplegen documenten zijn.
Beknopte
installatiehandleiding
Biedt informatie over het instellen van het apparaat. U moet de instructies in de handleiding volgen om het apparaat gebruiksklaar te
maken.
Online
gebruikershandleiding
Stapsgewijze instructies om alle functies van uw apparaat ten volle te benutten, en informatie over het onderhoud van uw apparaat,
de oplossing van eventuele problemen en de installatie van toebehoren.
Deze handleiding bevat ook een sectie Software met informatie over de wijze waarop u documenten kunt afdrukken onder
verschillende besturingssystemen en de manier waarop u de meegeleverde hulpprogramma’s gebruikt.
Hulp bij het
printerstuurprogramma
Biedt ondersteunende informatie over de eigenschappen van het printerstuurprogramma en instructies voor het instellen van
afdrukinstellingen. Klik op Help in het dialoogvenster printereigenschappen om toegang te krijgen tot het helpscherm van het
printerstuurprogramma.
Samsung-website
Als u toegang hebt tot het internet, kunt u help en ondersteuning gebruiken, en printerstuurprogramma’s, handleidingen en
bestelinformatie downloaden van de Samsung-website, www.samsung.com/printer
Veiligheidsinformatie_5
Veiligheidsinformatie
Belangrijke veiligheidssymbolen en voorzorgsmaatregelen
Betekenis van de pictogrammen en symbolen in deze gebruikershandleiding:
Deze waarschuwingssymbolen zijn aanwezig om te voorkomen dat u of anderen gewond raken. Volg deze uitdrukkelijk op. Bewaar
dit gedeelte nadat u het hebt doorgelezen op een veilige plaats, zodat u het later kunt raadplegen.
WAARSCHUWING
Risico’s of onveilige werkwijzen die kunnen leiden tot ernstig persoonlijk letsel of overlijden.
LET OP
Risico’s of onveilige werkwijzen die kunnen leiden tot licht persoonlijk letsel of schade aan eigendommen.
LET OP
Volg deze standaardveiligheidsmaatregelen op om de kans op brand, explosies, elektrische schokken of persoon-
lijk letsel te voorkomen wanneer u het apparaat gebruikt
NIET proberen.
NIET demonteren.
NIET aanraken.
Volg de instructies uitdrukkelijk op.
Haal de stekker uit het stopcontact.
Zorg dat het apparaat geaard is om elektrische schokken te voorkomen.
Bel het servicecentrum voor hulp.
1. Zorg dat u alle instructies gelezen en begrepen hebt.
2. Gebruik altijd uw gezonde verstand bij het gebruik van elektrische apparaten.
3. Volg alle aanwijzingen en waarschuwingen op die zich op het product en in de bijbehorende documentatie bevinden.
4. Als andere gebruiksinstructies deze veiligheidsinstructies lijken tegen te spreken, moet u zich aan deze veiligheidsinstructies
houden. Misschien zijn de andere gebruiksinstructies u niet helemaal duidelijk. Wanneer u er niet uit komt, moet u contact opnemen
met uw leverancier of service center.
5. Haal de stekker van het apparaat altijd uit het stopcontact en trek ook de telefoonstekker uit het telefoonstopcontact voordat u het
apparaat reinigt. Gebruik geen vloeistoffen of spuitbussen. Gebruik voor het schoonmaken alleen een vochtige doek.
6.
Zet het apparaat niet op een wankel wagentje, onderstel of tafel. Het apparaat kan dan vallen, waardoor het ernstig beschadigd kan raken.
7. Het apparaat mag nooit op of dichtbij een radiator, kachel, airconditioner of ventilatiekanaal worden geplaatst.
8. Zet of leg geen voorwerpen op het netsnoer of de telefoonkabel. Zet het apparaat ook niet op een plaats waar de kabels kunnen
knikken of problemen kunnen ontstaan doordat er mensen over de kabels heen lopen.
9. Sluit niet te veel apparaten op hetzelfde stopcontact of verlengsnoer aan. Dit kan de werking verstoren en verhoogt de kans op
brand en elektrische schokken.
10.Voorkom dat huisdieren op het netsnoer, de telefoonkabel of de kabel naar de computer bijten.
11.Steek nooit vreemde voorwerpen door de openingen in de behuizing van het apparaat. Ze kunnen dan in aanraking komen met een
gevaarlijk hoge spanning, met kans op brand of elektrische schokken. Zorg dat er nooit vloeistoffen op of in het apparaat worden
gemorst.
6_Veiligheidsinformatie
12.Om de kans op elektrische schokken zo klein mogelijk te houden, moet u het apparaat niet uit elkaar halen. Breng het apparaat naar
een gekwalificeerde onderhoudsmonteur wanneer dit gerepareerd moet worden. Als u de behuizing opent of verwijdert, kunt u
worden blootgesteld aan een gevaarlijk hoge spanning en andere gevaren. Wanneer het apparaat niet op de juiste manier in elkaar
wordt gezet, bestaat ook tijdens gebruik kans op elektrische schokken.
13.In de volgende gevallen koppelt u het apparaat los van het telefoonstopcontact, de pc en het stopcontact, en laat u controle en
reparatie over aan een goed opgeleide onderhoudsmonteur:
als een deel van het netsnoer of de stekker of connector is beschadigd of gerafeld;
als er vloeistof in het apparaat is gemorst;
als het apparaat is blootgesteld aan regen of water;
als het apparaat niet goed werkt hoewel de instructies goed zijn opgevolgd;
als het apparaat is gevallen of wanneer de behuizing zichtbaar beschadigd is;
als het apparaat plotseling duidelijk anders functioneert.
14.Verander alleen instellingen die in de handleiding worden behandeld. Wijzigen van andere instellingen kan schade tot gevolg
hebben, en een deskundige onderhoudsmonteur kan daarna heel wat tijd nodig hebben om het apparaat weer in orde te maken.
15.Gebruik het apparaat niet tijdens onweer. Er bestaat dan enige kans op elektrische schokken ten gevolge van blikseminslag. Koppel
het apparaat zo mogelijk los van het telefoonstopcontact en het stopcontact, en sluit het pas weer aan als het onweer voorbij is.
16.Gebruik het netsnoer dat bij het apparaat werd geleverd voor een veilige werking. Als u een netsnoer met een lengte van meer dan
twee meter gebruikt voor een apparaat dat op 110 V werkt, moet de draaddikte van het netsnoer minstens 16 AWG
a
zijn.
17.Gebruik alleen een telefoonsnoer met een doorsnede van 26 AWG of hoger.
18.BEWAAR DEZE INSTRUCTIES.
a.AWG: American Wire Gauge
Veiligheidsinformatie_7
Verklaring inzake laserveiligheid
De printer is in de Verenigde Staten gecertificeerd als zijnde in overeenstemming met de vereisten van DHHS 21 CFR, hoofdstuk 1,
subhoofdstuk J voor laserproducten van klasse I(1), en is elders gecertificeerd als een laserproduct van klasse I dat voldoet aan de vereisten
van IEC 825.
Laserproducten van klasse I worden niet als gevaarlijk beschouwd. Het lasersysteem en de printer zijn zo ontworpen dat bij normaal gebruik,
onderhoud door de gebruiker of in de instructies voorgeschreven onderhoudssituaties nooit iemand zal worden blootgesteld aan laserstraling
hoger dan klasse I.
Waarschuwing
Gebruik of onderhoud de printer nooit als de beschermkap van de laser/scanner is verwijderd. Hoewel de gereflecteerde laserstraal
onzichtbaar is, kan ze uw ogen beschadigen.
Als u dit apparaat gebruikt, moeten deze elementaire veiligheidsmaatregelen altijd in acht worden genomen om het risico van brand,
elektrische schokken en lichamelijk letsel te beperken:
Ozonveiligheid
Tijdens normale werking produceert dit apparaat ozon. De geproduceerde ozon vormt geen gevaar voor de gebruiker. Wij raden echter aan
het apparaat op te stellen in een goed geventileerde ruimte.
Voor meer informatie over ozon kunt u contact opnemen met een Samsung-verkoper in uw buurt.
Energie besparen
Dit apparaat maakt gebruik van geavanceerde energiebesparende technologie, die het energiegebruik vermindert wanneer het apparaat niet
wordt gebruikt.
Als het apparaat gedurende langere tijd geen gegevens ontvangt, wordt het energiegebruik automatisch verminderd.
ENERGY STAR en het ENERGY STAR-merk zijn gedeponeerde Amerikaanse handelsmerken.
Meer informatie over het ENERGY STAR-programma vindt u op http://www.energystar.gov.
8_Veiligheidsinformatie
Recycling
Recycle de verpakkingsmaterialen van dit product of voer ze op een milieuvriendelijke wijze af.
Correcte verwijdering van dit product (elektrische & elektronische afvalapparatuur)
Dit merkteken op het product of het bijbehorende informatiemateriaal duidt erop dat het niet met ander huishoudelijk afval verwijderd moet
worden aan het einde van zijn gebruiksduur. Om mogelijke schade aan het milieu of de menselijke gezondheid door ongecontroleerde
afvalverwijdering te voorkomen, moet u dit product van andere soorten afval scheiden en op een verantwoorde manier recyclen, zodat het
duurzame hergebruik van materiaalbronnen wordt bevorderd.
Huishoudelijke gebruikers moeten contact opnemen met de winkel waar ze dit product hebben gekocht of met de gemeente waar ze wonen
om te vernemen waar en hoe ze dit product milieuvriendelijk kunnen laten recyclen.
Zakelijke gebruikers moeten contact opnemen met hun leverancier en de algemene voorwaarden van de koopovereenkomsten nalezen. Dit
product moet niet worden gemengd met ander bedrijfsafval voor verwijdering.
Correcte behandeling van een gebruikte accu uit dit product
(Van toepassing op de Europese Unie en andere Europese landen met afzonderlijke inzamelingssystemen
voor accu's en batterijen.)
Dit merkteken op de accu, handleiding of verpakking geeft aan dat de accu in dit product aan het einde van de levensduur niet samen met
ander huishoudelijk afval mag worden weggegooid. De chemische symbolen Hg, Cd of Pb geven aan dat het kwik-, cadmium- of loodgehalte
in de accu hoger is dan de referentieniveaus in de Richtlijn 2006/66/EC. Indien de gebruikte accu niet op de juiste wijze wordt behandeld,
kunnen deze stoffen schadelijk zijn voor de gezondheid van mensen of het milieu.
Ter bescherming van de natuurlijke hulpbronnen en ter bevordering van het hergebruik van materialen, verzoeken wij u afgedankte accu's en
batterijen te scheiden van andere soorten afval en voor recycling aan te bieden bij het gratis inzamelingssysteem voor accu's en batterijen in
uw omgeving.
Radiofrequentiestraling
FCC-voorschriften
Uit tests is gebleken dat dit apparaat voldoet aan de beperkingen voor een digitaal apparaat van klasse B conform artikel 15 van de
FCC-voorschriften. Deze beperkingen zijn bedoeld om een redelijke bescherming te bieden tegen schadelijke interferentie binnenshuis. Dit
apparaat genereert, gebruikt en straalt mogelijk radiofrequentie-energie uit en kan, indien het niet overeenkomstig de aanwijzingen wordt
geïnstalleerd en gebruikt, schadelijke interferentie voor radiocommunicatie veroorzaken. Er kan echter niet worden gegarandeerd dat er bij
een specifieke installatie geen interferentie zal plaatsvinden. Als dit apparaat schadelijke interferentie voor radio- of tv-ontvangst veroorzaakt,
wat u kunt controleren door het apparaat in en uit te schakelen, kunt u de interferentie trachten te elimineren door een of meer van de
volgende stappen te ondernemen:
Draai of verplaats de ontvangstantenne.
Vergroot de afstand tussen het apparaat en de ontvanger.
Sluit het apparaat aan op een stopcontact in een andere stroomkring dan deze waarop de ontvanger is aangesloten.
Raadpleeg de verkoper of een ervaren radio-/tv-technicus.
Canadese regelgeving inzake radio-interferentie
Dit digitale apparaat overschrijdt niet de beperkingen van Klasse B voor radioruisemissies van digitale apparaten zoals beschreven in de norm
inzake interferentie veroorzakende apparaten met de titel "Digital Apparatus", ICES-003 van Industry and Science Canada.
Cet appareil numérique respecte les limites de bruits radioélectriques applicables aux appareils numériques de Classe B prescrites dans la
norme sur le matériel brouilleur: « Appareils Numériques », ICES-003 édictée par l’Industrie et Sciences Canada.
Wijzigingen of aanpassingen die niet uitdrukkelijk zijn goedgekeurd door de fabrikant die verantwoordelijk is voor de naleving van de
toepasselijke voorschriften, kunnen ertoe leiden dat de gebruiker niet langer de toestemming heeft om het apparaat te gebruiken.
Veiligheidsinformatie_9
Verenigde Staten van Amerika
Federal Communications Commission (FCC)
'Intentional emitter' overeenkomstig FCC Deel 15
Deze printer is bestemd voor gebruik thuis of op kantoor. Mogelijk bevat uw printer radio-LAN-apparaten met een laag vermogen
(radiofrequentieapparaten voor draadloze communicatie) die werken in de 2,4 GHz/5 GHz-band. Dit deel is alleen van toepassing als
dergelijke apparaten aanwezig zijn. Zie het systeemlabel om na te gaan of er draadloze apparaten aanwezig zijn.
Draadloze apparaten die mogelijk in uw systeem aanwezig zijn, mogen in de Verenigde Staten alleen worden gebruikt als op het systeemlabel
een FCC-identificatienummer staat.
De FCC heeft een algemene richtlijn uitgevaardigd waarin staat dat de afstand tussen het apparaat en het lichaam van de gebruiker, voor
gebruik van een draadloos apparaat nabij het lichaam (omvat geen uitstekende delen), minstens 20 cm moet bedragen. Dit apparaat moet
meer dan 20 cm van het lichaam worden gebruikt als draadloze apparaten ingeschakeld zijn. Het geleverde vermogen van het draadloze
apparaat (of de draadloze apparaten) dat (die) mogelijk in uw printer ingebouwd is (zijn), ligt ruimschoots onder de door de FCC vastgelegde
RF-blootstellingsgrenzen.
Deze zender mag niet worden opgesteld nabij of worden gebruikt in combinatie met een andere antenne of zender.
Het gebruik van dit apparaat is onderworpen aan de volgende twee voorwaarden: (1) dit apparaat mag geen schadelijke interferentie
veroorzaken en (2) dit apparaat moet alle ontvangen interferentie accepteren, inclusief interferentie die een ongewenste werking van het
apparaat kan veroorzaken.
Draadloze apparaten mogen niet worden onderhouden door de gebruiker. Wijzig ze op geen enkele manier. Als u een draadloos apparaat
wijzigt, verliest u de toestemming om het te gebruiken. Neem voor onderhoud contact op met de fabrikant.
FCC-verklaring voor het gebruik van draadloze lokale netwerken:
Tijdens de installatie en het gebruik van deze combinatie van zender en antenne is het mogelijk dat vlakbij de geïnstalleerde antenne de
RF-blootstellingsgrens van 1 mW/cm² wordt overschreden. Daarom moet de gebruiker te allen tijde minstens 20 cm afstand houden van de
antenne. Dit apparaat mag niet samen met een andere zender en zendantenne worden opgesteld.
Fax-identificatie
In verschillende landen is het wettelijk verboden om met een computer of ander elektronisch apparaat faxberichten te verzenden die niet zijn
voorzien van een duidelijke strook met de volgende informatie, aan de onderkant of bovenkant van iedere verzonden pagina of op de eerste
pagina:
(1) verzenddatum en -tijd
(2) naam van de verzender (bedrijf, bedrijfsonderdeel of persoon); en
(3) faxnummer van de verzender (apparaat, bedrijf, bedrijfsonderdeel of persoon).
Uw telefoonbedrijf kan wijzigingen aanbrengen in communicatiefaciliteiten, gebruik van apparatuur en procedures wanneer dit redelijkerwijs
noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering, mits dit niet indruist tegen de regels en voorschriften (VS: FCC Deel 68). Als van zulke wijzigingen
redelijkerwijs kan worden verwacht dat ze tot gevolg zullen hebben dat bepaalde telefoonrandapparatuur niet meer compatibel is met de
communicatiemiddelen van het telefoonbedrijf, of dat wijzigingen of modificaties van deze randapparatuur nodig zijn, of op enige andere wijze
daadwerkelijke gevolgen hebben voor het gebruik of de prestaties van de randapparaten, moet de klant hiervan op adequate wijze schriftelijk
op de hoogte worden gesteld, zodat de klant de gelegenheid heeft om maatregelen te nemen waardoor de telefoonaansluiting in bedrijf kan
blijven.
10_Veiligheidsinformatie
Aansluitfactor (REN, Ringer Equivalence Number)
Afhankelijk van het land van aanschaf kan achter of onder op het apparaat een sticker zitten met de aansluitfactor (VS: Ringer Equivalence
Number) en het toelatingsnummer of registratienummer (VS: FCC Registration Number) van het apparaat. In sommige landen (zoals de VS)
moet deze informatie aan het telefoonbedrijf worden verstrekt.
De aansluitfactor is een getal dat aangeeft hoe zwaar een apparaat de telefoonlijn belast. Hiermee kunt u bepalen hoeveel apparaten u op
dezelfde lijn kunt aansluiten voordat deze wordt "overbelast". Als u te veel apparaten op dezelfde lijn aansluit, ontstaan er problemen met zelf
bellen en beantwoorden van inkomende oproepen. Een veel voorkomend probleem is dat de apparaten niet meer overgaan. Het totaal van de
aansluitfactoren van alle op dezelfde telefoonlijn aangesloten apparaten mag niet meer dan 5 bedragen om zeker te zijn dat het telefoonbedrijf
in staat is om de diverse diensten ter beschikking te stellen. In een enkel geval is een totaal van 5 te hoog (afhankelijk van telefoonbedrijf en/
of centrale). Als een aangesloten telefoonapparaaat niet goed werkt, moet u het onmiddellijk loskoppelen van de telefoonlijn aangezien het
schade kan toebrengen aan het telefoonnet.
Dit apparaat is in overeenstemming met Deel 68 van de FCC-regels en de vereisten die door de ACTA werden aangenomen. Op de
achterkant van dit apparaat bevindt zich een label dat onder meer een product-id bevat met de notatie US:AAAEQ##TXXXX. Dit nummer
moet op verzoek worden meegedeeld aan de telefoonmaatschappij.
Verder moet u het volgende weten:
Het apparaat is niet ontworpen voor aansluiting op een digitale bedrijfscentrale.
Als u het apparaat wilt aansluiten op een telefonlijn waarop ook een computerfax/modem is aangesloten, is het mogelijk dat alle op de lijn
aangesloten apparaten problemen ondervinden met verzenden of ontvangen. We raden u aan, behalve een normaal telefoontoestel, geen
andere apparaten aan te sluiten op de lijn waar het apparaat op is aangesloten.
Als u zich in een gebied bevindt waar veel onweer voorkomt of regelmatig spanningspieken optreden in het lichtnet, raden we u aan om
zowel voor het lichtnet als de telefoonlijn een piekspanningsbeveiliging te installeren. Piekspanningsbeveiligingen kunt u aanschaffen bij
uw dealer of bij een elektronica speciaalzaak.
Wanneer u een alarmnummer in het apparaat programmeert en/of een alarmnummer draait om te testen of alles goed werkt, bel dan eerst
het normale nummer (dus niet het alarmnummer) van de alarmdienst om de dienst van de test op de hoogte te stellen. De dienst kan u dan
meteen inlichten over de testprocedure die u kunt volgen.
Dit apparaat mag niet worden aangesloten op een muntautomaat of een lijn die wordt gebruikt voor telefonisch vergaderen.
Dit apparaat heeft een magnetische koppeling voor gehoorapparaten.
U kunt het apparaat veilig op een telefoonnet aansluiten via een standaard modulaire connector, USOC RJ-11C.
Volgens de voorschriften van de FCC (Federal Communication Commission) kunnen wijzigingen of modificaties aan dit aparaat die niet
uitdrukkelijk zijn goedgekeurd door de fabrikant (die er zorg voor dient te dragen dat het apparaat aan de normen voldoet) ertoe leiden
dat het de gebruiker niet langer is toegestaan om het apparaat te gebruiken. Wanneer randapparatuur schade aan het telefoonnet
veroorzaakt, moet het telefoonbedrijf de klant ervan op de hoogte stellen dat de dienst kan worden onderbroken. Wanneer het echter in
de praktijk niet mogelijk is om de klant vooraf in te lichten, kan het telefoonbedrijf de dienstverlening eerder onderbreken, onder
voorwaarde dat het:
a) de klant zo snel mogelijk inlicht;
b) de klant de gelegenheid geeft om het probleem met de randapparatuur op te heffen;
c) de klant erop wijst dat deze het recht heeft om een klacht in te dienen bij de Federal Communication Commission volgens de
procedures uiteengezet in "FCC Rules and Regulations Subpart E of Part 68".
Veiligheidsinformatie_11
Stekker van het netsnoer vervangen (alleen voor UK)
Belangrijk
Het netsnoer van dit apparaat is voorzien van een standaardstekker (BS 1363) van 13 ampère en een zekering van 13 ampère. Wanneer u de
zekering vervangt, moet u een geschikt type van 13 ampère gebruiken. Nadat u de zekering hebt gecontroleerd of vervangen, moet u de
afdekkap van de zekering weer sluiten. Als u de afdekkap van de zekering kwijt bent, mag u de stekker niet gebruiken totdat u er een nieuwe
afdekkap op hebt gezet.
Neem contact op met de leverancier bij wie u het apparaat hebt gekocht.
De 13 ampère stekker is het meest voorkomende type in de UK en kan in de meeste gevallen worden gebruikt. Sommige (meest oudere)
gebouwen hebben echter geen normale 13 ampère stopcontacten. Als u het apparaat op een ouder stopcontact wilt aansluiten, moet u een
geschikt verloopstuk (adapter) kopen. Verwijder nooit de aangegoten stekker van het netsnoer.
Belangrijke waarschuwing:
dit apparaat moet worden aangesloten op een geaard stopcontact.
De aders van het netnoer hebben de volgende kleurcodering:
groen en geel: aarde
blauw: neutraal
•bruin: fase
Ga als volgt te werk als de kleuren van de aders in het netsnoer niet gelijk zijn aan die van de stekker.
Sluit de groen/gele aardedraad aan op de pool die is gemarkeerd met de letter "E", het aarde-symbool, de kleuren groen/geel of de kleur
groen.
Sluit de blauwe draad aan op de pool die is gemarkeerd met de letter "N" of de kleur zwart.
Sluit de bruine draad aan op de pool die is gemarkeerd met de letter "L" of de kleur rood.
Ergens in de stroomkring moet een zekering van 13 Ampère zijn aangebracht: in de stekker, in de adapter of in de meterkast.
Verklaring van overeenstemming (Europese landen)
Goedkeuringen en certificeringen
De CE-markering op dit product verwijst naar de verklaring van overeenstemming van Samsung Electronics Co., Ltd. met de volgende
toepasselijke 93/68/EEG-richtlijnen van de Europese Unie per de aangegeven datums:
Hierbij verklaart Samsung Electronics dat dit product voldoet aan de essentiële eisen en andere relevante voorschriften van:
SCX-4825FN: R&TTE-richtlijn (1999/5/EG)
De conformiteitsverklaring is ter inzage beschikbaar op www.samsung.com/printer
, ga naar Support > Download center en voer de naam van
uw printer of MFP in om het desbetreffende EuDoC weer te geven.
1 januari 1995: Richtlijn 73/23/EEG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke voorschriften van de lidstaten inzake
elektrisch materiaal bestemd voor gebruik binnen bepaalde spanningsgrenzen (laagspanningsrichtlijn).
1 januari 1996: Richtlijn 89/336/EEG van de Raad (92/31/EEG) betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten
inzake elektromagnetische compatibiliteit.
9 maart 1999: Richtlijn 1999/5/EG van de Raad betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur en de wederzijdse
erkenning van hun conformiteit. U kunt bij uw vertegenwoordiger van Samsung Electronics Co., Ltd. een volledige verklaring krijgen waarin de
relevante richtlijnen en de normen waarnaar wordt verwezen zijn gedefinieerd.
EC certificering
Richtlijn 1999/5/EC certificering inzake radioapparatuur en telecommunicatie randapparatuur (FAX)
Dit Samsung product is door Samsung gecertificeerd voor aansluiting als individueel randapparaat op analoge openbare netwerken volgens
richtlijn 1999/5/EC. Het product is ontworpen om te werken met de nationale PSTN’s en compatibele PBX’s van de Europese landen:
Bij problemen adviseren wij u in eerste instantie contact op te nemen met Euro QA Lab of Samsung Electronics Co., Ltd.
Het product is getest op basis van TBR21. Als hulp bij het gebruik en de toepassing van eindapparatuur die in overeenstemming is met deze
norm, heeft ETSI, het Europees instituut voor telecommunicatienormen, een adviesdocument (EG 201 121) uitgegeven dat opmerkingen en
aanvullende vereisten bevat om de netwerkcompatibiliteit van TBR21-terminals te garanderen. Bij de ontwikkeling is rekening gehouden met
de in dit document genoemde adviezen en het product voldoet daar volledig aan.
Als u ondanks het bovenstaande toch de aangegoten stekker verwijdert, gooi deze dan onmiddellijk in de vuilnisbak.
U kunt de stekker niet opnieuw bedraden, en wanneer iemand hem in een passend stopcontact doet, bestaat er groot gevaar
voor elektrische schokken
.
12_Veiligheidsinformatie
Europese radiogoedkeuringsinformatie
(voor producten uitgerust met door de EU goedgekeurde radioapparaten)
Dit product is een printer. Mogelijk bevat uw printersysteem, dat bedoeld is voor gebruik thuis of op kantoor, radio LAN type-apparaten met
een laag vermogen (radiofrequentieapparaten voor draadloze communicatie) die werken in de 2,4 GHz/5 GHz band. Dit deel is alleen van
toepassing als deze apparaten aanwezig zijn. Zie het systeemlabel om na te gaan of draadloze apparaten aanwezig zijn.
Draadloze apparaten die mogelijk in uw systeem aanwezig zijn, mogen in de Europese Unie of daarmee verbonden regio’s alleen worden
gebruikt als een CE-markering met een registratienummer van , een aangemelde instantie en het waarschuwingssymbool op het
systeemlabel staan.
Het geleverde vermogen van het draadloze apparaat dat of de draadloze apparaten die mogelijk in uw printer zijn ingebouwd, ligt ruimschoots
onder de RF-blootstellingsgrenzen die de Europese Commissie heeft vastgelegd in de R&TTE-richtlijn.
De volgende Europese landen hebben hun goedkeuring voor gebruik gegeven:
EU Oostenrijk, België, Cyprus, Tsjechië, Denemarken, Estland, Finland, Frankrijk (met frequentiebeperkingen),
Duitsland, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland, Polen,
Portugal, Slowakije, Slovenië, Spanje, Zweden en het Verenigd Koninkrijk.
EER/EVA IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland
Europese landen met beperkingen inzake het gebruik:
EU
In Frankrijk is het frequentiebereik beperkt tot 2446,5-2483,5 MHz voor apparaten met een zendvermogen van
meer dan 10 mW
EER/EVA Geen beperkingen op dit moment.
Veiligheidsinformatie_13
Wettelijk verplichte verklaringen inzake overeenstemming
Draadloze besturing
Mogelijk bevat uw printersysteem radio LAN type-apparaten met een laag vermogen (radiofrequentieapparaten voor draadloze communicatie)
die werken in de 2,4 GHz/5 GHz band. Het volgende deel is een algemeen overzicht van overwegingen die betrekking hebben op het gebruik
van een draadloos apparaat.
Aanvullende beperkingen, waarschuwingen en aandachtspunten voor specifieke landen zijn vermeld in de delen die handelen over een
specifiek land of een specifieke groep van landen. De draadloze apparaten in uw systeem mogen alleen worden gebruikt in de landen
geïdentificeerd door de "radiogoedkeuringsmerken" (Radio Approval Marks) op het systeemlabel. Als u het draadloze apparaat wilt gebruiken
in een land dat niet in de lijst staat, neemt u contact op met uw plaatselijk radiogoedkeuringsbureau voor de vereisten. Draadloze apparaten
zijn streng gereglementeerd en mogen mogelijk niet worden gebruikt.
Het geleverde vermogen van het draadloze apparaat dat of de draadloze apparaten die mogelijk in uw printer zijn ingebouwd, ligt ruimschoots
onder de momenteel bekende RF-blootstellingsgrenzen. Omdat de draadloze apparaten (die mogelijk in uw printer zijn ingebouwd) minder
energie uitstralen dan toegestaan in veiligheidsnormen en aanbevelingen inzake radiofrequentie, is de fabrikant van oordeel dat het gebruik
van deze apparaten veilig is. Ongeacht het vermogen moet erop worden gelet dat menselijk contact tijdens normaal gebruik tot een minimum
wordt beperkt.
Als algemene richtlijn geldt dat de afstand tussen het draadloze apparaat en het lichaam van de gebruiker, voor gebruik van een draadloos
apparaat nabij het lichaam (omvat geen uitstekende delen), doorgaans minstens 20 cm moet bedragen. Dit apparaat moet meer dan 20 cm
van het lichaam worden gebruikt als draadloze apparaten aanstaan en uitzenden.
Deze zender mag niet worden opgesteld nabij of worden gebruikt in combinatie met een andere antenne of zender.
Sommige omstandigheden leggen beperkingen op aan draadloze apparaten. Hieronder vindt u een aantal voorbeelden van gangbare
beperkingen:
Draadloze radiofrequentiecommunicatie kan apparatuur aan boord van vliegtuigen storen. De huidige luchtvaartvoorschriften vereisen dat
draadloze apparaten aan boord van een vliegtuig worden uitgeschakeld. IEEE 802.11- (ook bekend als draadloos Ethernet) en Bluetooth-
communicatieapparaten zijn voorbeelden van apparaten die gebruikmaken van draadloze communicatie.
In omgevingen waar het risico op storing van andere apparaten of diensten gevaarlijk is of als gevaarlijk wordt beschouwd, is het mogelijk dat
het gebruik van een draadloos apparaat wordt beperkt of verboden. Luchthavens, ziekenhuizen en plaatsen met een hoge concentratie aan
zuurstof of ontvlambare gassen zijn slechts enkele voorbeelden van waar het gebruik van draadloze apparaten kan worden beperkt of
verboden. Als u niet zeker weet of het gebruik van draadloze apparaten toegestaan is op de plaats waar u zich bevindt, vraagt u de
plaatselijke bevoegde instantie om goedkeuring voordat u het draadloze apparaat gebruikt of inschakelt.
De beperkingen met betrekking tot het gebruik van draadloze apparaten verschillen van land tot land. Uw systeem is uitgerust met een
draadloos apparaat. Daarom dient u, voordat u met uw systeem naar een ander land reist, bij de plaatselijke radiogoedkeuringsautoriteit te
informeren of het gebruik van een draadloos apparaat in het land van bestemming onderworpen is aan beperkingen.
Als uw systeem werd geleverd met een ingebouwd draadloos apparaat, mag u dit apparaat niet gebruiken tenzij alle kleppen en
afschermingen op hun plaats zitten en het systeem volledig gemonteerd is.
Draadloze apparaten mogen niet worden onderhouden door de gebruiker. Wijzig ze op geen enkele manier. Als u een draadloos apparaat
wijzigt, verliest u de toestemming om het te gebruiken. Neem voor onderhoud contact op met de fabrikant.
Gebruik alleen stuurprogramma’s die goedgekeurd zijn voor het land waarin u het apparaat wilt gebruiken. Zie de "Systeemreparatieset" van
de fabrikant of vraag meer informatie bij de afdeling "Technische ondersteuning" van de fabrikant.
14_Inhoud
Inhoud
2 De functies van uw nieuwe laserproduct
5 Veiligheidsinformatie
INLEIDING
18
18 Overzicht van de printer
18 Voorkant
18 Achterkant
19 Overzicht van het bedieningspaneel
20 Informatie over de Status-LED
21 Menuoverzicht
22 Meegeleverde software
22 Eigenschappen van het printerstuurprogramma
22 Printerstuurprogramma
AAN DE SLAG
23
23 De hardware installeren
23 Systeemvereisten
23 Windows
24 Macintosh
24 Linux
24 Het netwerk installeren
24 Ondersteunde besturingssystemen
25 Netwerkprotocol configureren via het apparaat
25 Werken met het SetIP-programma
26 De software installeren
27 Basisinstellingen van het apparaat
27 Hoogteaanpassing
27 De taal op het display wijzigen
27 Datum en tijd instellen
27 De kloknotatie wijzigen
28 De standaardmodus wijzigen
28 Geluiden instellen
28 Tekens via het numerieke toetsenblok invoeren
29 Gebruik van de energiebesparende modus
29 Time-out van afdruktaak instellen
29 Het lettertype wijzigen
ORIGINELEN EN AFDRUKMATERIAAL PLAATSEN
30
30 Originelen plaatsen
30 Op de glasplaat van de scanner
30 In de ADI
31 Afdrukmateriaal selecteren
32 Specificaties over afdrukmateriaal
33 Formaten van afdrukmaterialen die in elke modus worden ondersteund
33 Richtlijnen voor speciale afdrukmaterialen
34 Het formaat van het papier in de papierlade wijzigen
35 Papier plaatsen
35 Papier plaatsen in lade 1 of in de optionele lade.
35 Afdrukken op speciale afdrukmaterialen
36 De uitvoersteun aanpassen
36 Papier goed stapelen
37 Papierformaat en -type instellen
KOPIËREN
38
38 De papierlade selecteren
38 Kopiëren
38 De instellingen per kopie wijzigen
38 Tonersterkte
InhoudInhoud
Inhoud_15
Inhoud
38 Oorspr. type
38 Verkleinde of vergrote kopie
39 De standaardkopieerinstellingen wijzigen
39 ID-kaart kopiëren
39 Speciale kopieerfuncties gebruiken
39 Sorteren
40 2 of 4 pagina’s per vel kopiëren
40 Poster kopiëren
40 Klonen
40 Achtergrondafbeeldingen bijwerken
41 Dubbelzijdig afdrukken
41 Time-out voor kopiëren instellen
SCANNEN
42
42 Beginselen van scannen
42 Scannen via het bedieningspaneel
42 Scannen naar toepassingen
43 Scaninformatie instellen in Samsung Scan Manager
EENVOUDIGE AFDRUKTAKEN
44
44 Een document afdrukken
44 Een afdruktaak annuleren
FAXEN
45
45 Een fax verzenden
45 Faxhoofd instellen
45 De documentinstellingen aanpassen
46 Een fax automatisch verzenden
46 Een fax handmatig verzenden
46 Een verzending bevestigen
46 Automatisch opnieuw kiezen
46 Het laatste nummer opnieuw kiezen
46 Een fax ontvangen
46 De papierlade selecteren
46 Ontvangstmodus wijzigen
47 Automatisch ontvangen in modus Fax
47 Handmatig ontvangen in de modus Tel
47 Handmatig ontvangen via een intern telefoontoestel
47 Automatisch ontvangen in modus Ant/Fax
47 Faxen ontvangen via de modus DRPD
48 Ontvangen in veilige ontvangstmodus
48 Veilige ontvangstmodus inschakelen
48 Faxen ontvangen in het geheugen
48 Andere manieren om een fax te verzenden
48 Groepsverzenden (een fax naar meerdere bestemmingen verzenden)
48 Een uitgestelde fax verzenden
49 Een fax met hoge prioriteit verzenden
49 Faxen doorsturen
50 Fax instellen
50 De faxinstellingen wijzigen
51 De standaarddocumentinstellingen wijzigen
51 Automatisch een verzendrapport afdrukken
51 Een adresboek aanmaken
16_Inhoud
Inhoud
ONDERHOUD
54
54 Rapporten afdrukken
54 Een rapport afdrukken
55 Geheugen wissen
55 Uw apparaat reinigen
55 De buitenkant reinigen
55 Binnenkant reinigen
56 Scannereenheid reinigen
56 De cassette onderhouden
56 Tonercassette bewaren
56 Verwachte levensduur van de cassette
56 Toner herverdelen
57 De tonercassette vervangen
58 Het bericht Toner op wissen
59 Te onderhouden onderdelen
59 Verbruiksartikelen controleren
59 Rubber van de ADI vervangen
60 Uw apparaat vanop de website beheren
60 Zo krijgt u toegang tot SyncThru™ Web Service
60 Het serienummer van het apparaat controleren
PROBLEMEN OPLOSSEN
61
61 Tips om papierstoringen te voorkomen
61 Vastgelopen papier verwijderen
61 Papierstoring in het invoergedeelte
62 Papierstoring aan uitgang
62 Papierstoring bij de roller
62 Vastgelopen papier verwijderen
62 In het papierinvoergedeelte
63 In de lade voor handmatige invoer
63 Rond de tonercassette
63 In het papieruitvoergebied
64 Rond de duplex-eenheid
64 In de optionele lade
65 Informatie over berichten op het display
68 Andere problemen oplossen
68 Papierinvoer
68 Afdrukproblemen
70 Problemen met de afdrukkwaliteit
72 Problemen met kopiëren
73 Problemen met scannen
73 Problemen met Samsung Scan Manager
73 Problemen met faxen
74 Algemene Windows-problemen
74 Algemene Linux-problemen
76 Veel voorkomende Macintosh-problemen
VERBRUIKSARTIKELEN EN ACCESSOIRES BESTELLEN
77
77 Verbruiksartikelen
77 Toebehoren
77 Aanschafmogelijkheden
TOEBEHOREN INSTALLEREN
78
78 Voorzorgsmaatregelen die u in acht moet nemen bij de installatie van
accessoires
78 Een geheugenmodule upgraden
78 Een geheugenmodule installeren
Inhoud_17
Inhoud
SPECIFICATIES
79
79 Hardwarespecificaties
79 Omgevingsvoorwaarden
79 Elektrische specificaties
VERKLARENDE WOORDENLIJST
80
INDEX
85
CONTACT SAMSUNG WORLDWIDE
87
18_Inleiding
Inleiding
Hieronder ziet u waar de belangrijkste onderdelen van het apparaat zich bevinden:
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Overzicht van de printer
Overzicht van het bedieningspaneel
Informatie over de Status-LED
Menuoverzicht
Meegeleverde software
Eigenschappen van het printerstuurprogramma
Overzicht van de printer
Voorkant Achterkant
1
Breedtegeleiders voor
documenten
9
Documentuitvoerlade
2
Klep van de ADI
10
Indicator papierniveau
3
Bedieningspaneel
11
Optionele lade 2
4
Steun voor papieruitvoer
12
Tonercassette
5
Voorklep
13
Papierbreedtegeleiders van
de lade voor handmatige
invoer
6
Lade voor handmatige
invoer
14
Scannerdeksel
7
Lade 1
15
Glasplaat van de scanner
8
Documentinvoerlade
1
Aansluiting telefoonlijn
6
Greep
2
Uitgang voor intern
telefoontoestel (EXT)
7
Klep moederbord
3
USB-poort
8
Achterklep
4
Netwerkpoort
9
Aansluiting netsnoer
5
15-pinsaansluiting voor
optionele lade
10
Stroomschakelaar
Inleiding_19
Overzicht van het bedieningspaneel
1
ID Copy
U kunt beide zijden van een document,
bijvoorbeeld een identiteitsbewijs, kopiëren op
een enkel vel papier. Zie pagina 39.
2
Reduce/Enlarge
Hiermee maakt u een kopie kleiner of groter dan
het origineel.
3
Display
Toont de huidige status en houdt u op de hoogte
tijdens het gebruik.
4
Status
Hier wordt de status van het apparaat
weergegeven. Zie pagina 20.
5
Fax Activeert de faxmodus.
6
Copy Activeert de kopieermodus.
7
Scan Activeert de scanmodus.
8
Menu
Hiermee opent u de menumodus en bladert u
door de beschikbare menu’s.
9
Linker/rechter
pijl
Hiermee bladert u door de beschikbare opties in
het geselecteerde menu en verhoogt of verlaagt
u de waarden.
10
OK Hiermee bevestigt u de selectie op het scherm.
11
Back
Hiermee keert u terug naar het bovenliggende
menu.
12
Cijfertoetsen
Hiermee kiest u een nummer of voert u
alfanumerieke tekens in. Zie pagina 28.
13
Address Book
Hiermee kunt u vaak gebruikte faxnummers en
e-mailadressen in het geheugen opslaan.
14
Redial/Pause
Hiermee kiest u het laatste nummer opnieuw (in
gereedmodus) of voegt u een pauze in een
faxnummer in (in de bewerkingsmodus).
15
On Hook Dial Hiermee opent u de telefoonlijn.
16
Stop/Clear
Hiermee onderbreekt u een activiteit die wordt
uitgevoerd. Hiermee kunt u in gereedmodus de
kopieeropties (zoals de helderheid, het type
document, het kopieerformaat en het aantal
exemplaren) wissen/annuleren.
17
Start Hiermee start u een taak.
Het kan zijn dat de afbeeldingen in deze gebruikershandleiding
niet geheel overeenkomen met uw apparaat. Dit is afhankelijk van
de opties en het model.
Als u een groot aantal pagina’s tegelijk afdrukt, kan het oppervlak
van de uitvoerlade heet worden. Let erop dat u het oppervlak niet
aanraakt en zorg ervoor dat kinderen niet in de buurt komen.
20_Inleiding
Informatie over de Status-LED
De kleur van de Status-LED geeft de huidige status van het apparaat weer.
STATUS OMSCHRIJVING
Uit Het apparaat is uitgeschakeld.
Het apparaat staat in de energiebesparende
modus. Wanneer er gegevens binnenkomen
of een knop wordt ingedrukt, gaat het
apparaat automatisch online.
Groen Knippert Wanneer het groene lampje traag knippert, is
het apparaat bezig met het ontvangen van
gegevens van de computer.
Als het groene LED snel knippert, is het
apparaat bezig met afdrukken.
Aan Het apparaat is ingeschakeld en klaar voor
gebruik.
Rood Knippert Er is een kleine storing opgetreden en het
apparaat wacht tot het probleem is verholpen.
Controleer het bericht op het display en
raadpleeg "Informatie over berichten op het
display" op pagina 65 om het probleem op te
lossen.
De tonercassette is bijna leeg. Een nieuwe
tonercassette bestellen, zie
"Verbruiksartikelen en accessoires bestellen"
op pagina 77. U kunt de afdrukkwaliteit tijdelijk
verbeteren door de toner opnieuw te verdelen.
Zie "De tonercassette vervangen" op
pagina 57.
Aan Er is een probleem opgetreden, zoals een
papierstoring, een openstaande klep of geen
papier in de lade, waardoor het apparaat niet
kan doorgaan met de uitvoering van de taak.
Controleer het bericht op het display en ga
naar "Informatie over berichten op het display"
op pagina 65 om het probleem op te lossen.
De tonercassette heeft de geschatte
gebruiksduur bijna bereikt. De tonercassette
is leeg of moet worden vervangen. Zie
"Informatie over berichten op het display" op
pagina 65.
Controleer altijd het bericht op het display voor het oplossen van het
probleem. Aan de hand van de aanwijzingen onder
Probleemoplossing kunt u ervoor zorgen dat het apparaat weer naar
behoren werkt. Zie "Informatie over berichten op het display" op
pagina 65 voor meer informatie.
Inleiding_21
Menuoverzicht
Het bedieningspaneel biedt toegang tot verschillende menu’s voor instelling en gebruik van het apparaat. Druk op Menu om toegang te krijgen tot deze menu’s.
Raadpleeg onderstaand diagram.
Afhankelijk van uw opties of model zullen sommige menu’s mogelijk niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze menu’s niet van
toepassing op uw apparaat.
.
Faxfunctie
Tonersterkte
Resolutie
Meerdere verz.
Uitgest. verz.
Prior. verz.
Naar ander nr.
Ontv. doorst.
Veilige ontv.
Pag. toevoegen
Taak annuleren
Faxinstel.
Verzending
Aant. kiespog.
Opn. kiezen na
Kenget. kiezen
ECM-modus
Transm.rapport
TCR voor afb.
Kiesmodus
Ontvangst
Ontvangstmodus
Opn. na bels.
Faxinstel.
(Vervolg)
Ontv.g. stemp.
Startc. ontv.
Aut. verklein.
Grootte neger.
Inst. ong. fax
DRPD-modus
Dubbelz. afdr.
St.inst. wijz.
Resolutie
Tonersterkte
Autom. rapport
Kopieerfunctie
Verkl./vergr.
Tonersterkte
Oorspr. type
Lay-out
Normaal
2 pagina's/vel
4 pagina's/vel
ID kopie
Poster kopier.
Meer op 1 vel
Achtergrondkl.
Kopieerinstel.
Dubbelz. afdr.
St.inst. wijz.
Exemplaren
Kopieen sort.
Verkl./vergr.
Tonersterkte
Oorspr. type
Systeeminst.
Apparaatinst.
Apparaat-id
Nr. van faxapp.
Datum en tijd
Klokmodus
Taal
Standaardmodus
Energ.spaarst.
Time-out
Time-out taak
Luchtdrukcorr.
Tonerbesparing
Systeeminst.
(Vervolg)
Papierinstel.
Papierformaat
Type papier
Papierinvoer
Breed A4
Geluid/Volume
Toetsgeluid
Waarsch.geluid
Luidspreker
Belsignaal
Systeeminst.
(Vervolg)
Rapport
Alle rapporten
Configuratie
Telefoonlijst
Transm.rapport
Verzendrapport
Ontvangstrapp.
Geplande taken
Rap. ong. fax.
Netwerkinform.
Gebr.ver.lijst
Onderhoud
Toner Op wis.
Toner op neg.
Gebruiksduur
Serienummer
Papier stapel.
Systeeminst.
(Vervolg)
Instel. wissen
Alle instel.
Faxinstel.
Kopieerinstel.
Scaninstel.
Systeeminst.
Netwerkinstel.
Telefoonlijst
Verzendrapport
Ontvangstrapp.
Netwerk
TCP/IP
Ethernet-snel.
Instel. wissen
Netwerkinform.
22_Inleiding
Meegeleverde software
U moet de printer- en scannersoftware installeren vanaf de meegeleverde
cd nadat u het apparaat hebt geïnstalleerd en op uw computer hebt
aangesloten. De cd-rom bevat de volgende software:
Eigenschappen van het printerstuurprogramma
De printerstuurprogramma’s ondersteunen de volgende standaardfuncties:
Selectie van papierrichting, formaat, bron en afdrukmateriaal
Aantal exemplaren
U kunt bovendien verschillende speciale afdrukfuncties gebruiken. De
onderstaande tabel geeft een algemeen overzicht van de functies die door
de printerstuurprogramma’s worden ondersteund.
Printerstuurprogramma
CD INHOUD
Cd-rom
met
printersoft
ware
Windows Printerstuurprogramma: Gebruik dit
stuurprogramma om de functies van uw
printer ten volle te benutten.
Scannerstuurprogramma: Voor het scannen
van documenten zijn TWAIN- en WIA-
stuurprogramma’s (Windows Image
Acquisition) beschikbaar.
Smart Panel: Dit programma geeft de status
van het apparaat weer en waarschuwt u
wanneer er een fout optreedt tijdens het
afdrukken.
SmarThru Office
a
: Dit is de meegeleverde,
op Windows-gebaseerde software voor uw
multifunctionele apparaat.
SetIP: Met dit programma kunt u de
TCP/IP-adressen van uw apparaat instellen.
a.Voor het bewerken van gescande afbeeldingen met behulp van een
krachtig beeldbewerkingsprogramma en voor het verzenden van
afbeeldingen per e-mail. U kunt ook andere beeldbewerkings-
programma’s openen vanuit SmarThru, zoals Adobe Photoshop.
Raadpleeg de Help-functie van het meegeleverde SmarThru-
programma voor meer informatie.
Linux Printerstuurprogramma: Gebruik dit
stuurprogramma om de functies van uw
printer ten volle te benutten.
SANE: Stuurprogramma voor het scannen
van documenten.
Smart Panel: Dit programma geeft de status
van het apparaat weer en waarschuwt u
wanneer er een fout optreedt tijdens het
afdrukken.
Macintosh
Printerstuurprogramma: Gebruik dit
stuurprogramma om de functies van uw
printer ten volle te benutten.
Scannerstuurprogramma: TWAIN-
stuurprogramma voor het scannen van
documenten op uw apparaat.
Smart Panel: Dit programma geeft de status
van het apparaat weer en waarschuwt u
wanneer er een fout optreedt tijdens het
afdrukken.
Een aantal modellen of besturingssystemen ondersteunen (een)
bepaalde functie(s) uit de tabel mogelijk niet.
FUNCTIE WINDOWS LINUX MACINTOSH
Optie printerkwaliteit OO O
Poster afdrukken OX X
Meerdere pagina’s per
vel (N-up)
O O (2, 4) O
Afdruk aan pagina
aanpassen
OX X
Afdrukken op schaal OX O
Andere lade voor eerste
pagina
OX X
Watermerk OX X
Overlay OX X
Dubbelzijdig OO O
Aan de slag _23
Aan de slag
In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u het apparaat instelt.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
De hardware installeren
Systeemvereisten
Het netwerk installeren
De software installeren
Basisinstellingen van het apparaat
De hardware installeren
In deze sectie worden de stappen getoond die noodzakelijk zijn voor het
installeren van de hardware. Dit wordt uitgelegd in de Beknopte
installatiehandleiding. Lees de Beknopte installatiehandleiding door en voer
de volgende stappen uit.
1. Kies een stabiele locatie.
Kies een vlak, stabiel oppervlak met voldoende ruimte voor
luchtcirculatie rond het apparaat. Laat extra ruimte vrij voor het openen
van kleppen en papierladen.
Plaats het apparaat in een ruimte die voldoende geventileerd is, maar niet
in direct zonlicht, vlak bij een warmte- of koudebron of op een vochtige
plek. Plaats het apparaat niet te dicht bij de rand van een bureau of tafel.
U kunt afdrukken tot op een hoogte van 1.000 m. Raadpleeg de hoogte-
instelling om uw afdrukken te optimaliseren. Zie "Hoogteaanpassing" op
pagina 27 voor meer informatie.
Plaats het apparaat op een vlak, stabiel oppervlak en zorg ervoor dat het
zeker niet meer dan 2 mm schuin staat. Zo vermijdt u dat afdrukkwaliteit
nadelig beïnvloed wordt.
2. Haal het apparaat uit de verpakking en controleer alle meegeleverde
artikelen.
3. Verwijder de tape rond het apparaat.
4. Plaats de tonercassette.
5. Plaats papier. (Zie "Papier plaatsen" op pagina 35.)
6. Controleer of alle kabels op het apparaat zijn aangesloten.
7. Zet het apparaat aan.
Systeemvereisten
Het systeem moet aan de volgende vereisten voldoen:
Windows
Het apparaat ondersteunt de volgende Windows-besturingssystemen.
Als u het apparaat verplaatst, mag u het niet ondersteboven of op
zijn kant houden. Er kan dan toner vrijkomen binnenin het
apparaat waardoor er schade aan het apparaat kan ontstaan of
waardoor de afdrukkwaliteit kan verslechteren.
Dit apparaat werkt niet wanneer de netstroom uitvalt.
BESTURINGS-
SYSTEEM
VEREISTEN (AANBEVOLEN)
PROCESSOR RAM
VRIJE
HDD-RUIMTE
Windows 2000
Pentium II 400 MHz
(Pentium III 933 MHz)
64 MB
(128 MB)
600 MB
Windows XP Pentium III 933 MHz
(Pentium IV 1 GHz)
128 MB
(256 MB)
1,5 GB
Windows
Server 2003
Pentium III 933 MHz
(Pentium IV 1 GHz)
128 MB
(512 MB)
1,25 GB tot
2GB
Windows Vista Pentium IV 3 GHz 512 MB
(1.024 MB)
15 GB
Internet Explorer 5.0 of hoger is minimaal vereist voor alle
Windows-besturingssystemen.
Gebruikers kunnen de software installeren als ze
beheerdersrechten hebben.
24_Aan de slag
Macintosh
Linux
Het netwerk installeren
U moet de netwerkprotocollen installeren op het apparaat om het te kunnen
gebruiken als netwerkprinter. U kunt de basisnetwerkinstellingen opgeven
via het bedieningspaneel van het apparaat.
Ondersteunde besturingssystemen
De volgende tabel toont de netwerkomgevingen die het apparaat
ondersteunt:
BESTURING
S-SYSTEEM
VEREISTEN (AANBEVOLEN)
PROCESSOR RAM
VRIJE
HDD-RU
IMTE
Mac OS X
10.3 ~ 10.4
Intel-
processor
•Power PC
G4/G5
128 MB voor een
MAC op basis van
PowerPC (512 MB)
512 MB voor een
MAC op basis van
Intel (1 GB)
1 GB
Mac OS X 10.5 Intel-
processor
867 MHz of
sneller
PowerPC
G4/G5
512 MB (1 GB) 1 GB
Mac OS X 10.6 Intel-
processor
1 GB (2 GB) 1 GB
ONDERDEEL VEREISTEN
Besturingssysteem RedHat Enterprise Linux WS 4, 5 (32/64 bits)
Fedora Core 2-10 (32/64 bit)
SuSE Linux 9.1 (32 bit)
OpenSuSE 9.2, 9.3, 10.0, 10.1, 10.2, 10.3, 11.0,
11.1 (32/64 bit)
Mandrake 10.0, 10.1 (32/64 bit)
Mandriva 2005, 2006, 2007, 2008, 2009 (32/64 bit)
Ubuntu 6.06, 6.10, 7.04, 7.10, 8.04, 8.10 (32/64 bit)
SuSE Linux Enterprise Desktop 9, 10 (32/64 bits)
Debian 3.1, 4.0, 5.0 (32/64 bit)
PROCESSOR Pentium IV 2.4 GHz (IntelCore2)
RAM 512 MB (1.024 MB)
Vrije HDD-ruimte 1GB (2GB)
U moet een swappartitie van 300 MB of meer vastleggen om met
grote gescande afbeeldingen te kunnen werken.
Het Linux-stuurprogramma voor de scanner ondersteunt de
maximale optische resolutie.
Informatie over open broncode is beschikbaar op de website van
Samsung (www.samsung.com).
ONDERDEEL VEREISTEN
Netwerkinterface Ethernet 10/100 Base-TX
Netwerkbesturingssysteem Windows 2000/XP/2003/Vista
Diverse Linux-besturingssystemen
Mac OS 10.3 ~ 10.6
Netwerkprotocollen •TCP/IP
Standard TCP/IP
•LPR
•IPP/HTTP
Bonjour
DHCP
•BOOTP
Als u het DHCP-netwerkprotocol wilt instellen, downloadt u van de
webpagina http://developer.apple.com/networking/bonjour/download/
het Bonjour-programma dat geschikt is voor het besturingssysteem
van uw computer en installeert u het programma. Via dit programma
kunt u de netwerkparameters automatisch instellen. Volg de
instructies in het installatievenster. Dit programma biedt geen
ondersteuning voor Linux.
Aan de slag_25
Netwerkprotocol configureren via het apparaat
U kunt de TCP/IP-netwerkparameters instellen. Volg hiervoor onderstaande
stappen.
1. Zorg dat het apparaat is aangesloten op het netwerk met een RJ-45
Ethernet-kabel.
2. Controleer of het apparaat is ingeschakeld.
3. Druk op Menu op het bedieningspaneel tot u op de onderste regel van
het display Netwerk ziet verschijnen.
4. Druk op OK om toegang te krijgen tot het menu.
5. Druk op de pijltoetsen tot TCP/IP verschijnt.
6. Druk op OK.
7. Druk op de pijltoetsen tot Statisch verschijnt.
8. Druk op OK.
9. Druk op de pijltoetsen tot IP-adres verschijnt.
10.Druk op OK.
Voer een byte in tussen 0 en 255 met behulp van de cijfertoetsen en
druk op de pijltoetsen om van byte naar byte te gaan.
Herhaal dit tot u het adres volledig hebt ingevuld (van byte 1 tot en met
byte 4).
11.Wanneer u klaar bent, drukt u op OK.
Herhaal stap 9 en 10 voor de configuratie van de andere
TCP/IP-parameters: subnetmasker en gateway-adres.
Werken met het SetIP-programma
Dit programma wordt gebruikt om IP-adressen van netwerkapparaten in te
stellen met het MAC-adres dat het hardwareserienummer van de
netwerkprinterkaart of interface is. Het wordt voornamelijk door
netwerkbeheerders gebruikt om de IP-adressen van meerdere
netwerkapparaten tegelijk in te stellen.
Het programma installeren
1. Plaats de cd met stuurprogramma’s die bij het apparaat werd geleverd.
Wanneer de stuurprogramma-cd automatisch wordt uitgevoerd, sluit u
het venster.
2. Start Windows Verkenner en open station X. (X staat voor de letter die
aan het cd-romstation is toegewezen.)
3. Dubbelklik op Toepassing > SetIP.
4. Dubbelklik op Setup.exe om dit programma te installeren.
5. Selecteer de taal.
6. Volg de aanwijzingen in het venster om de installatie te voltooien.
Het programma starten
1. Druk het rapport af met netwerkgegevens dat onder meer het MAC-
adres van uw apparaat bevat. Zie "Rapporten afdrukken" op pagina 54.
2. Selecteer in het Windows-menu Start Alle programma’s > Samsung
Network Printer Utilities > SetIP > SetIP.
3. Klik op in het venster SetIP om het dialoogvenster
TCP/IP-instellingen te openen.
4. Voer het MAC-adres, IP-adres, subnetmasker en de standaardgateway
van de netwerkkaart in en klik vervolgens op Toepassen.
5. Als op OK klikt, drukt het apparaat de netwerkgegevens af. Bevestig of
alle instellingen juist zijn.
6. Klik op Afsluiten om het programma SetIP af te sluiten.
Neem contact op met de netwerkbeheerder als u niet weet hoe u het
apparaat moet configureren.
U kunt de netwerkinstellingen ook opgeven via de
netwerkbeheerprogramma’s.
SyncThru™ Web Admin Service
: Een webgebaseerd
afdrukbeheersysteem voor netwerkbeheerders.
SyncThru™ Web
Admin Service
: hiermee kunt u netwerkapparaten op een
efficiënte manier beheren, vanop afstand netwerkapparaten
controleren en problemen oplossen vanaf iedere plek waar u
internettoegang hebt tot het bedrijfsnetwerk. U kunt dit
programma downloaden van http://solution.samsungprinter.com
.
SyncThru™ Web Service
: Een in de netwerkafdrukserver
geïntegreerde webserver om:
- Netwerkparameters voor het apparaat te configureren, zodat u
een verbinding kunt maken met diverse netwerkomgevingen.
- Apparaatinstellingen aan te passen.
SetIP
: Hulpprogramma waarmee u een netwerkinterface kunt
selecteren en handmatig IP-adressen kunt configureren voor
gebruik met het TCP/IP-protocol. Zie "Werken met het SetIP-
programma" op pagina 25.
U kunt het SetIP-programma alleen maar gebruiken als uw
apparaat op een netwerk is aangesloten.
De volgende procedure is gebaseerd op het besturingssysteem
Windows XP.
Als u in een niet-statische IP-adresomgeving werkt en een
DHCP-netwerkprotocol moet installeren, surf dan naar
http://developer.apple.com/networking/bonjour/download/
,
selecteer het Bonjour-programma voor Windows dat geschikt is
voor het besturingssysteem voor uw computer en installeer het
programma. Via dit programma kunt u de netwerkparameter
automatisch instellen. Volg de instructies in het installatievenster.
Dit programma biedt geen ondersteuning voor Linux.
Voer het MAC-adres in zonder dubbele punt (:).
26_Aan de slag
De software installeren
U moet de apparaatsoftware voor afdrukken installeren. De software
bestaat uit stuurprogramma’s, toepassingen en andere gebruiksvriendelijke
programma’s.
1. Controleer of de netwerkinstellingen voor het apparaat zijn voltooid. (Zie
"Het netwerk installeren" op pagina 24.) Sluit alle toepassingen op uw
computer af voordat u met de installatie begint.
2. Plaats de cd-rom met printersoftware in het cd-romstation van de
computer.
De cd-rom start automatisch en er wordt een installatievenster
weergegeven.
Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op Start > Uitvoeren.
Typ X:\Setup.exe, waarbij u "X" vervangt door de letter van het
cd-romstation, en klik op OK.
Als u Windows Vista gebruikt, klikt u op Start > Alle programma’s >
Accessoires > Uitvoeren en typt u X:\Setup.exe.
Als het venster Automatisch afspelen verschijnt in Windows Vista, klikt
u op Uitvoeren Setup.exe in het veld Programma installeren of
uitvoeren en klikt u op Doorgaan in het venster
Gebruikersaccountbeheer.
3. Klik op Volgende.
Selecteer indiend nodig een taal in de keuzelijst.
4. Selecteer Typische installatie voor een netwerkprinter en klik
vervolgens op Volgende.
5. De lijst met in het netwerk beschikbare apparaten verschijnt. Selecteer
in deze lijst de printer die u wilt installeren en klik op Volgende.
Als uw apparaat niet in de lijst voorkomt, klikt u op Bijwerken om de
lijst te vernieuwen of selecteert u TCP/IP-poort toevoegen. om uw
apparaat aan het netwerk toe te voegen. Als u het apparaat aan het
netwerk wilt toevoegen, moet u de poortnaam en het IP-adres voor
het apparaat invoeren.
Om het IP-adres of MAC-adres van uw apparaat te controleren,
drukt u een netwerkconfiguratiepagina af. (Zie "Rapporten
afdrukken" op pagina 54.)
Selecteer Gedeelde printer (UNC) om een gedeelde netwerkprinter
(UNC-pad) te vinden en voer de gedeelde naam handmatig in of
zoek een gedeelde printer door te klikken op de knop Bladeren.
De volgende procedure dient te worden gevolgd wanneer het
apparaat als een netwerkapparaat wordt gebruikt. Als u een
apparaat wilt verbinden door middel van een USB-kabel,
raadpleegt u Software.
De volgende procedure is gebaseerd op het besturingssysteem
Windows XP. De te volgen procedure en het pop-upvenster dat
tijdens de installatie verschijnt, kunnen verschillen afhankelijk van
het besturingssysteem, de printerfunctie of de gebruikte interface.
Als u niet zeker bent van het IP-adres, neem dan contact op met
uw netwerkbeheerder of druk de netwerkgegevens af. (Zie
"Rapporten afdrukken" op pagina 54.)
Aan de slag_27
6. Nadat de installatie is voltooid, verschijnt er een venster met de vraag of
u een testpagina wilt afdrukken en of u zich wilt registreren als gebruiker
van een Samsung-apparaat, zodat Samsung u hierover informatie kan
toesturen. Schakel indien gewenst het desbetreffende selectievakje in
en klik op Voltooien.
Basisinstellingen van het apparaat
Nadat de installatie is voltooid, kunt u de standaardinstellingen van het
apparaat opgeven. Raadpleeg de volgende sectie om waarden in te stellen
of te wijzigen.
Hoogteaanpassing
De afdrukkwaliteit wordt beïnvloed door atmosferische druk die afhankelijk
is van de hoogte waarop het apparaat zich boven zeeniveau bevindt. Aan
de hand van de volgende informatie kunt u uw apparaat instellen op een
optimale afdrukkwaliteit.
Voordat u de hoogte-instelling bepaalt, moet u controleren op welke hoogte
het apparaat wordt gebruikt.
1. Controleer of u het printerstuurprogramma hebt geïnstalleerd met
behulp van de bijgeleverde cd met printersoftware.
2. Dubbelklik op het pictogram Smart Panel in de taakbalk van Windows
(of in het systeemvak van Linux).
U kunt ook op Smart Panel in de statusbalk van Mac OS X klikken.
3. Klik op Instelling printer.
4. Klik op Instelling > Luchtdrukaanpassing. Selecteer de juiste waarde
in de keuzelijst en klik op Toepassen.
De taal op het display wijzigen
Volg onderstaande stappen om de taal op het display te wijzigen:
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK als Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Taal verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste taal verschijnt en druk vervolgens
op OK.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Datum en tijd instellen
De huidige datum en tijd worden weergegeven op het display wanneer het
apparaat ingeschakeld is en klaar is voor gebruik. Op al uw faxberichten
worden de datum en tijd afgedrukt.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK als Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Datum en tijd verschijnt en druk op OK.
4. Voer de juiste tijd en datum in met behulp van de cijfertoetsen.
Maand = 01 tot 12
Maand = 01 tot 31
Jaar = vereist vier cijfers
Uur = 01 tot 12 (12-uursnotatie)
00 t/m 23 (24-uursnotatie)
Minuut = 00 t/m 59
U kunt ook de pijltoetsen gebruiken om de cursor onder het nummer
te plaatsen dat u wilt corrigeren. Daarna kunt u een nieuw nummer
invoeren.
5. Om VM of NM te selecteren voor de 12-uursnotatie, drukt u op de knop
*of # of een andere cijfertoets.
Als de cursor niet onder de AM- of PM-indicator staat, kunt u de cursor
onmiddellijk naar de indicator verplaatsen door op de knop
*of # te
drukken.
U kunt de klok ook instellen op de 24-uursnotatie (voorbeeld: 01:00 PM
wordt dan weergegeven als 13:00). Raadpleeg de volgende sectie voor
meer informatie.
6. Druk op OK om datum en tijd op te slaan.
Als u een verkeerd nummer hebt ingevoerd, verschijnt er Buiten bereik
en gaat het apparaat niet door met de volgende stap. Voer in dat geval
het juiste nummer in.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
De kloknotatie wijzigen
U kunt uw apparaat zo instellen dat de tijd wordt weergegeven in de
12-uursnotatie of de 24-uursnotatie.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK als Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Klokmodus verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen om de andere modus te selecteren en druk op
OK.
5. Druk op
Stop/Clear
om terug te keren naar gereedmodus.
Als uw apparaat na de installatie niet naar behoren werkt,
probeer dan het printerstuurprogramma opnieuw te installeren.
Zie Software.
Tijdens de installatie van het printerstuurprogramma detecteert
het installatieprogramma de locatiegegevens van het
besturingssysteem en wordt het standaardpapierformaat voor
het apparaat ingesteld. Als u een andere Windows-locatie
gebruikt, moet u het papierformaat aanpassen aan het papier
dat u standaard gebruikt. Ga naar de printereigenschappen om
het papierformaat te wijzigen nadat de installatie is voltooid.
1 Normaal
2 Hoog
Als uw apparaat is aangesloten op een netwerk, verschijnt het
scherm SyncThru Web Service automatisch. Klik op Machine
Settings > Setup (of Machine Setup)> Altitude adj. Selecteer
de juiste hoogte-instelling en klik op Toepassen.
De datumnotatie kan verschillen van land tot land.
28_Aan de slag
De standaardmodus wijzigen
Uw apparaat werd vooraf ingesteld op faxmodus. U kunt voor de
standaardmodus schakelen tussen faxmodus en kopieermodus.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK als Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Standaardmodus verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de standaardmodus verschijnt en druk
vervolgens op OK.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Geluiden instellen
U kunt de volgende geluidsinstellingen aanpassen:
Toetsgeluid: Schakelt het geluid van de toetsen aan of uit. Wanneer
deze optie Aan
staat, klinkt er een toon telkens als er een toets wordt
ingedrukt.
Waarsch.geluid: Schakelt het alarmsignaal aan of uit. Wanneer deze
optie Aan staat,
klinkt er een alarmsignaal als er een fout optreedt of na
verzending of ontvangst van een fax.
Luidspreker: Schakelt weergave van geluiden van de telefoonlijn via
de luidspreker (bijv. een kiestoon of een faxsignaal) aan of uit. Als deze
optie ingesteld is op Communicatie blijft de luidspreker ingeschakled
tot het andere apparaat reageert.
Belsignaal: Stelt het volume van de beltoon in. Het beltoonvolume kunt
u instellen op Uit, Laag, Midden en Hoog.
Luidspreker, beltoon, toetsgeluid en alarmsignaal
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het
display verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Geluid/Volume verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot de geluidsoptie verschijnt en druk
vervolgens op OK.
4.
Druk op de pijltoetsen tot de gewenste status of het gewenste volume
voor het geselecteerde geluid verschijnt en druk vervolgens op
OK
.
5. Herhaal indien nodig stap 3 tot en met 5 om andere geluiden in te
stellen.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Luidsprekervolume
1. Druk op On Hook Dial. U hoort een kiestoon uit de luidspreker.
2. Druk op de pijltoetsen tot u het gewenste volume hebt.
3. Druk op Stop/Clear om de wijziging op te slaan en terug te keren
naar gereedmodus.
Tekens via het numerieke toetsenblok invoeren
U zult voor verschillende taken namen en nummers moeten invoeren. Bij de
installatie van uw apparaat moet u bijvoorbeeld uw naam of de naam van
uw bedrijf en uw faxnummer invoeren. Als u faxnummers of e-mailadressen
in het geheugen opslaat, kunt u ook de bijbehorende namen invoeren.
Alfanumerieke tekens invoeren
1. Als u gevraagd wordt om een letter in te voeren, zoekt u de toets met
het gewenste teken. Druk een aantal keren op deze toets tot het
gewenste teken op het display verschijnt.
Om bijvoorbeeld de letter O in te voeren, drukt u op 6, de toets met
opschrift MNO.
Elke keer dat u op 6 drukt, verschijnt op het display een andere
letter, M, N, O, m, n, o en tot slot 6.
U kunt ook speciale tekens invoeren (spatie, plusteken, enz.).
Raadpleeg onderstaande sectie voor meer informatie.
2. Als u nog meer letters wilt invoeren, herhaalt u stap 1.
Als op dezelfde knop de volgende letter staat, verplaatst u de cursor
door op de rechter pijltoets te drukken en vervolgens op de knop met
de gewenste letter. De cursor gaat naar rechts en het volgende
teken verschijnt op het display.
U kunt een spatie invoeren door op de rechterpijltoets te drukken.
3. Na het invoeren van de letters drukt u op OK.
Letters en cijfers op het toetsenblok
Cijfers of namen corrigeren
Als u zich bij het invoeren van een nummer of naam hebt vergist, drukt u
op de linker pijltoets om het laatste cijfer of teken te wissen. Voer
vervolgens het juiste cijfer of teken in.
Een pauze invoegen
Bij sommige telefooncentrales moet u eerst een toegangscode
(bijvoorbeeld een 9) intoetsen en vervolgens wachten tot u een tweede
kiestoon hoort. In dergelijke gevallen moet u in het telefoonnummer een
pauze invoegen. U kunt een pauze invoegen bij het instellen van
snelknoppen of snelkiesnummers.
Om een pauze in te voegen, drukt u op Redial/Pause tijdens het
invoeren van het telefoonnummer. Een "-" verschijnt op het display op
de overeenkomstige locatie.
U kunt het volume regelen met behulp van On Hook Dial.
U kunt het volume van de luidspreker alleen wijzigen als de
telefoonlijn is aangesloten.
TOETS TOEGEWEZEN CIJFERS, LETTERS OF TEKENS
1 @ / . ‘ 1
2 ABCabc2
3 DEFdef3
4 GHIghi4
5 JKLjkl5
6 MNOmno6
7 PQRSpqrs7
8 TUVtuv8
9 WXYZwxyz9
0 & + - , 0
Aan de slag_29
Gebruik van de energiebesparende modus
Tonerspaarstand
In de tonerspaarstand beperkt het apparaat de hoeveelheid toner per
afgedrukte pagina. Zo gaat uw tonercassette langer mee dan in normale
modus. Dit gaat evenwel ten koste van de afdrukkwaliteit.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het
display verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op linker/rechterpijl totdat Tonerbesparing verschijnt en druk
op OK.
4. Druk op linker/rechterpijl totdat de gewenste tijdinstelling verschijnt
en druk vervolgens op OK.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Energiebesparende modus
Als u de energiebesparende modus inschakelt, verbruikt het apparaat
minder energie wanneer het niet wordt gebruikt. U kunt deze modus
inschakelen en aangeven hoe lang het apparaat na afloop van een
afdrukopdracht moet wachten voordat de energiebesparende modus
wordt geactiveerd.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het
display verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK als Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Energ.spaarst. verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste tijdsinstelling verschijnt en
druk vervolgens op OK.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Time-out van afdruktaak instellen
U kunt instellen hoe lang één afdruktaak actief is voordat er moet worden
afgedrukt. Het apparaat verwerkt inkomende gegevens als één taak als
deze binnen de opgegeven tijd binnenkomen. Als er een fout optreedt bij
het verwerken van gegevens die afkomstig zijn van de computer en de
gegevensstroom wordt onderbroken, dan wacht het apparaat gedurende de
opgegeven duur en annuleert het de afdruktaken indien de gegevensstroom
niet opnieuw op gang komt.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK als Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Time-out taak verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste tijdsinstelling verschijnt en druk
vervolgens op OK.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Het lettertype wijzigen
Het apparaat is standaard ingesteld op het lettertype dat in uw regio of land
wordt gebruikt.
Als u het lettertype wilt wijzigen of als u het lettertype wilt instellen in een
speciale omgeving (bijv. onder DOS), kunt u de lettertype-instelling als volgt
wijzigen:
1. Controleer of u het printerstuurprogramma hebt geïnstalleerd vanaf de
meegeleverde cd-rom met software.
2. Dubbelklik op het Smart Panel-pictogram op de taakbalk van Windows.
3. Klik op Instelling printer.
4. Klik op Emulatie.
5. Bevestig of PCL is geselecteerd in Emulatie-instelling.
6. Klik op Instelling.
7. Selecteer het gewenste lettertype in de lijst Tekenreeks.
8. Klik op Toepassen.
Hieronder vindt u de lettertypelijst voor de respectieve talen.
Russisch: CP866, ISO 8859/5 Latin Cyrillic
Hebreeuws: Hebrew 15Q, Hebrew-8, Hebrew-7 (alleen voor Israël)
Grieks: ISO 8859/7 Latin Greek, PC-8 Latin/Greek
Arabisch & Farsi: HP Arabic-8, Windows Arabic, Code Page 864,
Farsi, ISO 8859/6 Latin Arabic
OCR: OCR-A, OCR-B
30_Originelen en afdrukmateriaal plaatsen
Originelen en afdrukmateriaal plaatsen
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u originelen en afdrukmateriaal in het apparaat plaatst.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Originelen plaatsen
Afdrukmateriaal selecteren
Het formaat van het papier in de papierlade wijzigen
Papier plaatsen
Afdrukken op speciale afdrukmaterialen
De uitvoersteun aanpassen
Papierformaat en -type instellen
Originelen plaatsen
Als u een document wilt kopiëren, scannen of faxen, legt u het op de
glasplaat of in de ADI (Automatische DocumentInvoer).
Op de glasplaat van de scanner
Zorg ervoor dat er geen originelen in de ADI liggen. Als een origineel wordt
gedetecteerd in de ADI, zal het voorrang krijgen boven het origineel op de
glasplaat. Voor de beste scankwaliteit, vooral bij afbeeldingen in kleur of
grijstinten, gebruikt u bij voorkeur de glasplaat.
1. Licht het deksel van de scanner op.
2. Plaats het origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat
en leg het in één lijn met de markering in de linker bovenhoek van de
plaat.
3. Sluit het deksel van de scanner.
In de ADI
In de ADI kunt u tot 50 vellen papier (75 g/m
2
) per taak invoeren.
Als u de automatische documentinvoer gebruikt:
In de ADI: Gebruik geen papier dat kleiner is dan 142 x 148 mm of
groter dan 216 x 356 mm.
Vermijd gebruik van de volgende papiersoorten:
- carbonpapier of doordrukpapier
- gecoat papier
- licht doorschijnend papier of dun papier
- gekreukt of verfrommeld papier
- gekruld of opgerold papier
- gescheurd papier
Verwijder alle nietjes en paperclips voor u het papier plaatst.
Controleer of eventuele lijm, inkt of correctievloeistof op het papier
volledig droog is voordat u het plaatst.
Plaats geen originelen van verschillend formaat of gewicht.
Plaats geen boekjes, foldertjes, transparanten of documenten met
andere afwijkende eigenschappen.
1. Buig de papierstapel of waaier het papier uit om de pagina’s van elkaar
te scheiden voor u de originelen plaatst.
Het openlaten van het deksel van de scanner bij het kopiëren kan
een impact hebben op de kopieerkwaliteit en het tonerverbruik.
Stof op de glasplaat kan leiden tot zwarte vlekken op de afdruk.
Houd de glasplaat schoon.
Om een pagina uit een boek of tijdschrift te kopiëren, opent u het
deksel van de scanner tot tegen de aanslag en sluit u het daarna
weer. Als het boek of tijdschrift dikker is dan 30 mm, kopieert u met
het deksel open.
Originelen en afdrukmateriaal plaatsen_31
2. Plaats het origineel in de ADI met de bedrukte zijde naar boven. Zorg
ervoor dat de onderkant van de stapel originelen samenvalt met de
markering voor het papierformaat op de invoerlade.
3. Stel de breedtegeleiders in overeenkomstig het papierformaat.
Afdrukmateriaal selecteren
U kunt afdrukken op verschillende afdrukmaterialen, waaronder normaal
papier, enveloppen, etiketten en transparanten. Gebruik uitsluitend
afdrukmaterialen die voldoen aan de in deze gebruikershandleiding
vermelde richtlijnen. Als u afdrukmaterialen gebruikt die niet aan deze
richtlijnen voldoen, kan dit de volgende problemen veroorzaken:
Slechte afdrukkwaliteit
Vastlopen van het papier
Versnelde slijtage van het apparaat
De eigenschappen van het papier, zoals gewicht, samenstelling, vezel- en
vochtgehalte, zijn van grote invloed op de prestaties van het apparaat en op
de afdrukkwaliteit. Houd bij de keuze van afdrukmateriaal rekening met het
volgende:
Het type, formaat en gewicht van het afdrukmateriaal voor uw apparaat
worden verderop in deze sectie besproken.
Gewenst resultaat: Het afdrukmateriaal dat u kiest, moet geschikt zijn
voor het doel.
Helderheid: Sommige afdrukmaterialen zijn witter dan andere en leveren
scherpere en helderdere afbeeldingen op.
Gladheid van het oppervlak: De gladheid van het afdrukmateriaal
bepaalt hoe scherp de afdrukken eruit zien op papier.
Als er stof op de glasplaat van de automatische documentinvoer ligt, is
het mogelijk dat er op de afdruk zwarte strepen verschijnen. Houd de
glasplaat schoon.
Het is mogelijk dat bepaalde afdrukmaterialen voldoen aan alle
hier genoemde richtlijnen maar toch geen bevredigende resultaten
opleveren. Dit kan het gevolg zijn van onjuiste bediening, een
ongeoorloofd temperatuur- en vochtigheidsniveau of andere
variabele omstandigheden waarover Samsung geen controle
heeft.
Controleer voor u grote hoeveelheden afdrukmateriaal aanschaft
of het voldoet aan de vereisten die in deze gebruikershandleiding
worden vermeld.
Het gebruik van afdrukmaterialen die niet aan deze specificaties
voldoen, kan problemen veroorzaken die reparaties vereisen. Zulke
reparaties vallen niet onder de garantie of onderhoudscontracten van
Samsung.
32_Originelen en afdrukmateriaal plaatsen
Specificaties over afdrukmateriaal
TYPE FORMAAT AFMETINGEN
GEWICHT
a
CAPACITEIT
b
Normaal papier Letter 216 x 279 mm
60 tot 105 g/m
2
voor de
lade.
60 tot 163 g/m
2
in de lade
voor handmatige invoer.
250 vellen papier van 80 g/m
2
voor de lade.
1 vel voor de lade voor
handmatige invoer.
250 vellen papier van 80 g/m
2
voor de optionele lade.
Legal 216 x 356 mm
US Folio 216 x 330 mm
A4 210 x 297 mm
Oficio 216 x 343 mm
JIS B5 182 x 257 mm
ISO B5 176 x 250 mm
Executive 184 x 267 mm
A5 148 x 210 mm
A6 105 x 148 mm 1 vel voor de lade voor
handmatige invoer.
Enveloppen Monarch-enveloppen 98 x 191 mm
75 tot 90 g/m
2
1 vel voor de lade voor
handmatige invoer.
Envelop No.10 105 x 241 mm
DL-enveloppe 110 x 220 mm
C5-enveloppe 162 x 229 mm
C6-enveloppe 114 x 162 mm
Transparanten Letter, A4 Raadpleeg de sectie Normaal papier
138 tot 146 g/m
2
1 vel voor de lade voor
handmatige invoer.
Etiketten Letter, Legal, US
Folio, A4, JIS B5,
ISO B5, Executive,
A5, A6
Raadpleeg de sectie Normaal papier
120 tot 150 g/m
2
1 vel voor de lade voor
handmatige invoer.
Kaarten Letter, Legal, US
Folio, A4, JIS B5,
ISO B5, Executive,
A5, A6
Raadpleeg de sectie Normaal papier
105 tot 163 g/m
2
1 vel voor de lade voor
handmatige invoer.
Minimaal formaat (aangepast) 66 x 127 mm
60 tot 163 g/m
2
Maximaal formaat (aangepast) 216 x 356 mm
a.Gebruik de lade voor handmatige invoer voor afdrukmateriaal dat zwaarder is dan 105 g/m
2
.
b.De maximale capaciteit kan verschillen en is afhankelijk van het gewicht en de dikte van het afdrukmateriaal en de omgevingsomstandigheden.
Originelen en afdrukmateriaal plaatsen_33
Formaten van afdrukmaterialen die in elke modus
worden ondersteund
Richtlijnen voor speciale afdrukmaterialen
MODUS FORMAAT INVOER
Kopieermodus Letter, A4, Legal,
Oficio, US Folio,
Executive, JIS B5, A5,
A6
•lade1
optionele lade 2
handmatige invoer
Afdrukmodus Het apparaat
ondersteunt alle
formaten
•lade1
optionele lade 2
handmatige invoer
Faxmodus Letter, A4, Legal lade 1
optionele lade 2
Dubbelzijdig
afdrukken
a
a.75 tot 90 g/m
2
Letter, A4, Legal, US
Folio, Oficio
•lade1
optionele lade 2
TYPE
AFDRUK-
MATERIAAL
RICHTLIJNEN
Enveloppen Of enveloppen naar behoren worden bedrukt, is
afhankelijk van de kwaliteit van de enveloppen.
Houd bij de keuze van enveloppen rekening met de
volgende factoren:
- Gewicht: Het gewicht van het enveloppenpapier
mag niet meer dan 90 g/m
2
bedragen, anders kan
een papierstoring optreden.
- Ontwerp: Voor het afdrukken moeten de
enveloppen plat worden gelegd. Ze mogen niet
meer dan 6 mm omkrullen en ze mogen geen
lucht bevatten.
- Toestand: De enveloppen mogen niet gekreukt,
gescheurd of anderszins beschadigd zijn.
- Temperatuur: U moet enveloppen gebruiken die
bestand zijn tegen de hitte en druk die tijdens het
afdrukproces in het apparaat ontstaan.
Gebruik alleen goed gevormde enveloppen met
scherpe vouwen.
Gebruik geen afgestempelde enveloppen.
Gebruik geen enveloppen met sluithaakjes,
knipsluitingen, vensters, gecoate binnenbekleding,
zelfklevende sluitingen of andere synthetische
materialen.
Gebruik geen beschadigde enveloppen of
enveloppen van slechte kwaliteit.
Controleer of de naad aan beide uiteinden van de
envelop helemaal doorloopt tot in de hoek.
1 Aanvaardbaar
2 Onaanvaardbaar
Enveloppen met een verwijderbare strip of met
meer dan één zelfklevende vouwbare klep moeten
van een kleefmiddel zijn voorzien dat 0,1 seconde
lang de fixeertemperatuur van het apparaat kan
weerstaan. Raadpleeg de specificaties van uw
apparaat om de fixeertemperatuur te kennen (zie
pagina 79). De extra kleppen en strips kunnen
kreuken, scheuren en papierstoringen veroorzaken,
en kunnen zelfs de fixeereenheid beschadigen.
Voor de beste afdrukkwaliteit plaatst u de marges
niet dichter dan 15 mm van de rand van de envelop.
Druk niet af op de plaats waar de naden van de
envelop samenkomen.
34_Originelen en afdrukmateriaal plaatsen
Het formaat van het papier in de papierlade
wijzigen
Als u extra lang papier, bijvoorbeeld van het formaat Legal, in de lade
plaatst, moet u de lengtegeleider aanpassen om de papierlade te
verlengen.
1. Houd de vergrendeling van de geleider ingedrukt en schuif de
lengtegeleider tot in de gleuf voor het gewenste papierformaat. Het is
vooraf ingesteld op Letter- of A4-formaat al naargelang het land.
2. Nadat u het papier in de lade hebt geplaatst, stelt u de geleider voor
ondersteuning zodanig in dat deze de stapel lichtjes raakt.
3. Houd de breedtegeleiders ingedrukt en schuif ze zachtjes tegen de
stapel papier aan tot ze de zijkant van de stapel lichtjes raken.
4. Plaats het papier in de lade.
Etiketten Om beschadigingen aan het apparaat te
voorkomen, gebruikt u bij voorkeur alleen etiketten
voor laserprinters.
- Bij de keuze van etiketten dient u rekening te
houden met de volgende factoren:
- Kleefstoffen: Het kleefmiddel moet stabiel zijn bij
de fixeertemperatuur van het apparaat.
Raadpleeg de specificaties van uw apparaat om
de fixeertemperatuur te kennen (zie pagina 79).
- Schikking: Gebruik uitsluitend etiketvellen waarbij
tussen de etiketten het rugvel niet blootligt. Bij
etiketvellen met ruimte tussen de etiketten
kunnen de etiketten loskomen van de rugvel. Dit
kan ernstige papierstoringen veroorzaken.
- Krullen: Voor het afdrukken moeten de etiketten
plat worden gelegd en mogen ze niet meer dan
13 mm omkrullen.
- Toestand: Gebruik geen etiketten die gekreukt
zijn, blaasjes vertonen of loskomen van het
rugvel.
Let op dat er tussen de etiketten geen zelfklevend
materiaal blootligt. Blootliggende delen kunnen
ertoe leiden dat etiketten tijdens het afdrukken
loskomen, waardoor het papier kan vastlopen. Ook
kunnen hierdoor onderdelen van het apparaat
beschadigd raken.
Plaats geen gebruikte etiketvellen in het apparaat.
De klevende achterzijde mag slechts een keer door
het apparaat worden gevoerd.
Gebruik geen etiketten die loskomen van het rugvel,
blaasjes vertonen, gekreukt of anderszins
beschadigd zijn.
Kaarten of
materiaal van
afwijkende
grootte
Druk niet af op afdrukmateriaal smaller dan 76 mm
of langer dan 356 mm.
Stel de marges in de softwaretoepassing in op ten
minste 6,4 mm van de rand van het materiaal.
Voorbedrukt
papier
Papier met briefhoofd moet bedrukt zijn met
hittebestendige inkt die niet smelt, verdampt of
gevaarlijke stoffen afgeeft wanneer hij gedurende
0,1 seconde wordt blootgesteld aan de
fixeertemperatuur van de printer. Raadpleeg de
specificaties van uw apparaat om de
fixeertemperatuur te kennen (zie pagina 79).
De inkt van het briefhoofd mag niet ontvlambaar zijn
en mag de printerrollen niet aantasten.
Formulieren en papier met briefhoofd moeten in een
vochtbestendige verpakking worden bewaard om
aantasting tijdens de opslagperiode te voorkomen.
Voordat u voorbedrukt papier plaatst, zoals
formulieren of papier met briefhoofd, moet u
controleren of de inkt op het papier droog is. Natte
inkt kan tijdens het fixeerproces loskomen van het
voorbedrukte papier en de afdrukkwaliteit
verminderen.
TYPE
AFDRUK-
MATERIAAL
RICHTLIJNEN
1 Papierlengtegeleider
2 Geleider voor de ondersteuning
3 Vergrendeling van de geleider
4 Papierbreedtegeleiders
Originelen en afdrukmateriaal plaatsen_35
5. Plaats de lade in het apparaat.
6. Stel het papierformaat in op uw computer.
Papier plaatsen
Papier plaatsen in lade 1 of in de optionele lade.
Plaats het afdrukmateriaal dat u het meest gebruikt in lade 1. Lade 1 kan
maximaal 250 vellen gewoon papier van 80 g/m
2
bevatten.
U kunt een optionele lade voor 250 vellen aankopen en die onder de
standaardlade plaatsen. (Zie "Verbruiksartikelen en accessoires bestellen"
op pagina 77.)
1. Trek de papierlade naar buiten en open deze. Plaats vervolgens het
papier met de te bedrukken zijde naar beneden in de papierlade.
2. Stel na het plaatsen van het papier het formaat en type van het papier in
voor lade 1. Zie Software voor afdrukken via de pc.
Afdrukken op speciale afdrukmaterialen
Het apparaat kan speciale types en formaten van afdrukmateriaal bevatten,
zoals postkaarten, notitiekaarten en enveloppen. Dit is vooral handig als u
maar één pagina wilt afdrukken op papier met briefhoofd of op gekleurd
papier.
Het afdrukmateriaal handmatig invoeren
Plaats slechts afdrukmateriaal van één formaat in de lade.
Voeg geen papier toe als de lade nog papier bevat. Hierdoor kan het
papier vastlopen. Dit geldt ook voor andere soorten afdrukmateriaal.
Afdrukmateriaal moet met de afdrukzijde naar boven worden
ingevoerd. De bovenkant moet het eerst de lade ingaan. Plaats
afdrukmateriaal in het midden van de lade.
Plaats alleen afdrukmateriaal dat voldoet aan de specificaties. Zo
voorkomt u papierstoringen en problemen met betrekking tot de
afdrukkwaliteit. (Zie "Afdrukmateriaal selecteren" op pagina 31.)
Maak omgekrulde kaarten, enveloppen en etiketten eerst vlak voor u
ze in de papierlade plaatst.
1. Open de lade voor handmatige invoer.
2. Plaats het papier met de te bedrukken zijde naar boven.
Duw de papierbreedtegeleiders niet zo ver naar binnen dat het
afdrukmateriaal gaat buigen.
Als u de papierbreedtegeleiders niet aanpast, kunnen er
papierstoringen optreden.
Het gebruik van fotopapier of gecoat paper kan problemen
veroorzaken die reparaties vereisen. Zulke reparaties vallen niet
onder de garantie of onderhoudscontracten van Samsung.
1 Vol
2 Leeg
Als het papier regelmatig vastloopt, voert u het vel per vel in via de
handmatige invoer.
U kunt ook papier plaatsen waarop al is afgedrukt. Plaats het
papier met de bedrukte zijde naar boven. De kant die naar de
printer gericht is, mag niet gekruld zijn. Bij invoerproblemen draait
u het papier om. Er zijn in dit geval geen garanties ten aanzien van
de afdrukkwaliteit.
36_Originelen en afdrukmateriaal plaatsen
3. Wanneer u afdrukt in een toepassing, opent u het afdrukmenu.
4. Open printereigenschappen voor u begint af te drukken.
5. Druk op het tabblad Papier in printereigenschappen en selecteer
een geschikt papiertype.
6. Selecteer Handmatige invoer in papierbron en druk vervolgens
op OK.
7. Start met afdrukken in de toepassing.
De uitvoersteun aanpassen
De uitvoersteun zorgt ervoor dat de afgedrukte pagina’s die in de
uitvoerlade belanden een rechte stapel vormen. Om een rechte stapel te
krijgen, moet u de uitvoersteun uittrekken afhankelijk van het papierformaat.
Papier goed stapelen
Als u het apparaat in een vochtige omgeving gebruikt of als u
afrdrukmaterialen gebruikt die vochtig zijn tengevolg van een hoge
luchtvochtigheid, kunnen de afgedukte vellen krullen vertonen en worden ze
mogelijk niet goed gestapeld. Stel in dat geval het apparaat zo in dat de
functie Papier stapel. de afgedrukte vellen goed stapelt. Door deze functie
zal het afdrukken echter trager verlopen.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op linker/rechterpijl totdat Onderhoud verschijnt en druk op OK.
3. Druk op linker/rechterpijl totdat Papier stapel. verschijnt en druk op OK.
4. Druk op linker/rechterpijl om Aan of Uit te selecteren en druk vervolgens
op OK.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Plaats papier met de te bedrukken zijde naar boven.
Enveloppen Voorbedrukt papier Transparanten
Geperforeerd
papier
Kaarten Briefpapier
Etiket
Als u een etiket wilt gebruiken, stelt u het papiertype in op
Etiketten.
Als u meerdere pagina’s afdrukt, laad dan de volgende pagina
nadat de eerste pagina is afgedrukt. Herhaal deze stap voor
elke pagina die moet worden afgedrukt.
De door u gewijzigde instellingen blijven alleen van kracht
tijdens het gebruik van de huidige toepassing.
1 Uitvoersteun
Als de uitvoersteun niet juist staat, is het mogelijk dat de
afgedrukte pagina’s geen rechte stapel vormen of dat ze op de
grond vallen.
Als u een groot aantal pagina’s aan één stuk door afdrukt, kan het
oppervlak van de uitvoerlade heet worden. Raak het oppervlak niet
aan en houd kinderen uit de nabijheid van het oppervlak.
Originelen en afdrukmateriaal plaatsen_37
Papierformaat en -type instellen
Nadat u het papier in de lade hebt geplaatst, moet u het papierformaat en -
type instellen met behulp van de knoppen op het bedieningspaneel. Deze
instellingen zijn van toepassing op de kopieer- en faxmodi. Als u afdrukt
vanaf een computer, selecteert u het papierformaat en de papiersoort in het
desbetreffende programma.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Papierinstel. verschijnt en druk op OK.
3. Druk op OK als Papierformaat verschijnt.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste papierlade verschijnt en druk op
OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste papierformaat verschijnt en druk
op OK.
6. Druk op de pijltoetsen tot Type papier verschijnt en druk op OK.
7. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste papierlade verschijnt en druk
op OK.
8. Druk op de pijltoetsen tot de gebruikte papiersoort verschijnt en druk
op OK.
9. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
38_Kopiëren
Kopiëren
In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u documenten kopieert.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
De papierlade selecteren
Kopiëren
De instellingen per kopie wijzigen
De standaardkopieerinstellingen wijzigen
ID-kaart kopiëren
Speciale kopieerfuncties gebruiken
Dubbelzijdig afdrukken
Time-out voor kopiëren instellen
De papierlade selecteren
Nadat u de afdrukmaterialen hebt geplaatst, selecteert u de papierlade die u
voor het kopiëren wilt gebruiken.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Papierinstel. verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Papierinvoer verschijnt en druk op OK.
4. Druk op OK als Kopieerlade verschijnt.
5.
Druk op de pijltoetsen tot de gewenste papierlade verschijnt en druk op
OK
.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Kopiëren
1. Druk op Copy.
Klaar om te kop. op de bovenste regel van het display verschijnt.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de ADI of plaats
een enkel origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
Zie pagina 30 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Geef zonodig het aantal kopieën op met behulp van het numerieke
toetsenblok.
4. Om de kopieerinstellingen m.b.v. de knoppen op het bedieningspaneel
aan te passen, inclusief kopieerformaat, tonerdichtheid en soort
origineel. Zie pagina 38.
U kunt indien nodig gebruikmaken van speciale kopieerfuncties, zoals het
kopiëren van posters of 2 of 4 pagina’s per vel kopiëren. Zie pagina 39.
5. Druk op Start om te beginnen kopiëren.
De instellingen per kopie wijzigen
Het apparaat beschikt over standaardinstellingen voor kopiëren, zodat u
snel en gemakkelijk een kopie kunt maken. Met behulp van de
kopieerfunctieknoppen op het bedieningspaneel kunt u de opties per kopie
wijzigen.
1. Druk op Copy.
2. Druk op Menu tot Kopieerfunctie op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste insteloptie verschijnt en druk
vervolgens op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste instelling verschijnt en druk
vervolgens op OK.
5. Herhaal stap 3 en 4 tot u klaar bent.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Tonersterkte
Als het origineel onduidelijke tekeningen of donkere afbeeldingen bevat,
kunt u de helderheid aanpassen om de kopie beter leesbaar te maken.
•Licht:Geschikt voor donkere originelen.
Normaal: Geschikt voor normale, getypte of bedrukte originelen.
Donker: Geschikt voor lichte originelen.
Oorspr. type
De instelling Origineelsoort geeft u de mogelijkheid het soort document te
selecteren dat voor de huidige kopieertaak wordt gebruikt om op die manier
een optimale kopieerkwaliteit te realiseren.
De volgende modi zijn beschikbaar als u op de knop drukt:
Tekst: Gebruik deze optie voor originelen met hoofdzakelijk tekst.
Tekst/Foto: Gebruik deze optie voor originelen met tekst en foto’s.
Foto: Gebruik deze optie voor foto’s.
Verkleinde of vergrote kopie
U kunt het formaat van een gekopieerde afbeelding tot 25% verkleinen en
tot 400% vergroten als u originele documenten vanaf de glasplaat kopieert.
Documenten die u kopieert vanaf de automatische documentinvoer kunt u
tot 25% verkleinen en tot 100% vergoten.
Zo maakt u een keuze uit de vooraf ingestelde
zoominstellingen:
Druk op de pijltoetsen tot de gewenste instelling verschijnt en druk
vervolgens op OK.
De grootte van de kopie aanpassen door rechtstreeks
de schaalverhouding op te geven:
1. Druk op de pijltoetsen tot Aangepast verschijnt en druk op OK.
2. Voer de schaalverhouding in en druk op OK om de selectie op te
slaan.
U kunt een kopieertaak annuleren terwijl deze wordt uitgevoerd. Druk
op Stop/Clear om het kopiëren te stoppen.
Als u tijdens het instellen van de kopieeropties op Stop/Clear drukt,
worden alle opties die u voor de huidige kopieertaak hebt ingesteld,
geannuleerd en worden de standaardinstellingen hersteld. Na afloop
van een kopieerproces worden de standaardinstellingen sowieso
automatisch hersteld.
Als u tijdens het instellen van de kopieeropties op Stop/Clear drukt,
worden de gewijzigde instellingen geannuleerd en de
standaardinstellingen hersteld.
Als u een verkleinde kopie maakt, is het mogelijk dat onderaan op
de kopie zwarte lijnen verschijnen.
Kopiëren_39
De standaardkopieerinstellingen wijzigen
De kopieeropties, waaronder tonerdichtheid, soort origineel, kopieerformaat
en aantal kopieën, kunnen worden ingesteld op de waarden die u het meest
gebruikt. Bij het kopiëren van documenten worden deze
standaardinstellingen gebruikt, tenzij ze zijn aangepast via de daarvoor
bedoelde knoppen op het bedieningspaneel.
1. Druk op Copy.
2. Druk op Menu tot Kopieerinstel. op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op OK als St.inst. wijz. verschijnt.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste insteloptie verschijnt en druk
vervolgens op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste instelling verschijnt en druk
vervolgens op OK.
6. Herhaal indien nodig de stappen 4 en 5.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
ID-kaart kopiëren
Het apparaat kan tweezijdig bedrukte originelen afdrukken op één vel papier
van het formaat A4, Letter, Legal, Folio, Oficio, Executive, B5, A5, of A6.
Bij deze kopieerfunctie wordt één zijde van het origineel op de bovenste
helft van het vel papier afgedrukt en de andere zijde op de onderste helft,
zonder dat het origineel daarbij wordt verkleind. Deze functie is met name
handig voor kleine documenten, zoals visitekaartjes.
Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar als u de originelen op de
glasplaat van de scanner plaatst. Verwijder het papier uit de ADI.
1. Druk op ID Copy.
2. Plaats het origineel met de voorzijde naar onder op de glasplaat zoals
aangegeven door de pijlen en sluit het scannerdeksel.
3. Plaats voorzijde en druk [Start] verschijnt op het display.
4. Druk op Start.
Het apparaat begint de bedrukte zijde te scannen. Op het display wordt
Plaats achterz. en druk [Start] weegegeven.
5. Draai het origineel om en plaats het op de glasplaat van de scanner
zoals aangegeven door de pijlen. Sluit vervolgens het deksel van de
scanner.
6. Druk op Start om het kopiëren te starten.
Speciale kopieerfuncties gebruiken
U kunt de volgende kopieerfuncties gebruiken:
Sorteren
U kunt het apparaat zo instellen dat de kopieën worden gesorteerd. Als u
bijvoorbeeld 2 kopieën wilt maken van een document met 3 pagina’s, wordt
eerst een volledige kopie van het 3 pagina’s tellende document afgedrukt
en vervolgens een tweede volledige kopie.
1. Druk op Copy.
2. Plaats originelen met de bedrukte
zijde naar boven in de ADI of plaats
een enkel origineel met de bedrukte
zijde naar beneden op de glasplaat.
Zie pagina 30 voor meer informatie
over het plaatsen van originelen.
3. Voer het aantal kopieën in met
behulp van het numerieke toetsenblok.
4. Druk op Menu tot Kopieerinstel. op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
5. Druk op OK als St.inst. wijz. verschijnt.
6. Druk op de pijltoetsen tot Kopieen sort. verschijnt en druk op OK.
7. Druk op de pijltoetsen om Aan te selecteren.
8. Druk op Start om het kopiëren te starten.
Eerst wordt het eerste exemplaar volledig afgedrukt en vervolgens het
tweede.
Als u tijdens het instellen van de kopieeropties op Stop/Clear drukt,
worden de gewijzigde instellingen geannuleerd en de
standaardinstellingen hersteld.
Als u op Stop/Clear drukt of als er gedurende ongeveer
30 seconden geen knoppen worden ingedrukt, annuleert het
apparaat de kopieertaak en keert het terug naar gereedmodus.
Als het originele document groter is dan het afdrukgebied, worden
sommige gedeelten mogelijk niet afgedrukt.
Als u op Stop/Clear drukt of als er gedurende ongeveer 30 seconden
geen knoppen worden ingedrukt, annuleert het apparaat de
kopieertaak en keert het terug naar gereedmodus.
1
2
3
1
2
3
40_Kopiëren
2 of 4 pagina’s per vel kopiëren
Het apparaat kan 2 of 4 verkleinde originelen per vel
afdrukken.
1. Druk op Copy.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in
de ADI of plaats een enkel origineel met de bedrukte
zijde naar beneden op de glasplaat.
Zie pagina 30 voor meer informatie over het plaatsen
van originelen.
3. Druk op Menu tot Kopieerfunctie op de onderste
regel van het display verschijnt en druk vervolgens
op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot Lay-out verschijnt en druk
op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot 2 pagina's/vel of 4 pagina's/vel verschijnt en
druk op OK.
6. Druk op Start om het kopiëren te starten.
Poster kopiëren
Het apparaat kan één afbeelding afdrukken op 9 vellen papier (3x3). U kunt
deze pagina’s aan elkaar plakken om er een poster van te maken.
Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar als u de
originelen op de glasplaat van de scanner plaatst.
Verwijder het papier uit de ADI.
1. Druk op Copy.
2. Plaats één origineel met de bedrukte zijde naar
beneden op de glasplaat van de scanner.
Zie pagina 30 voor meer informatie over het plaatsen
van originelen.
3. Druk op Menu tot Kopieerfunctie op de onderste
regel van het display verschijnt en druk vervolgens
op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot Lay-out verschijnt en druk op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot Poster kopier. verschijnt en druk op OK.
6. Druk op Start om het kopiëren te starten.
Uw origineel wordt in 9 delen verdeeld. De gedeelten
worden een voor een gescand en afgedrukt, in deze
volgorde:
Klonen
Het is mogelijk de originele afbeelding verschillende keren te laten
afdrukken op één enkele pagina. Het aantal afbeeldingen per vel wordt
automatisch bepaald op basis van de grootte van het origineel en het
papierformaat.
Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar als u de originelen op de
glasplaat van de scanner plaatst. Verwijder het papier uit de ADI.
1. Druk op Copy.
2. Plaats één origineel met de bedrukte zijde naar
beneden op de glasplaat van de scanner.
Zie pagina 30 voor meer informatie over het plaatsen
van originelen.
3.
Druk op
Menu
tot
Kopieerfunctie
op de onderste regel
van het display verschijnt en druk vervolgens op
OK
.
4. Druk op de pijltoetsen tot Lay-out verschijnt en druk
op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot Meer op 1 vel verschijnt en druk op OK.
6. Druk op Start om het kopiëren te starten.
Achtergrondafbeeldingen bijwerken
U kunt het apparaat zodanig instellen dat het de afbeelding afdrukt zonder
de achtergrond. Deze kopieerfunctie verwijdert de achtergrondkleur en is
handig voor het kopiëren van een origineel met een gekleurde achtergrond,
zoals een krant of catalogus.
1. Druk op Copy.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de ADI of plaats
een enkel origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
Zie pagina 30 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Druk op Menu tot Kopieerfunctie op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot Achtergrondkl. verschijnt en druk op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste bindoptie verschijnt.
•Uit:Maakt geen gebruik van deze functie.
•Auto:Optimaliseert de achtergrond.
Versterk.nv. 1~2: Hoe hoger het cijfer, hoe levendiger de
achtergrond is.
Vervag.niv. 1 ~ 4: Hoe hoger het getal, hoe lichter de achtergrond.
6. Druk op Start om het kopiëren te starten.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
U kunt het kopieerformaat niet aanpassen met de knop Verkl./vergr.
als de functie 2 of 4 pagina’s per vel kopiëren is ingeschakeld.
1 2
1 2
3 4
U kunt het kopieerformaat niet wijzigen met de toets Verkl./vergr. als
de functie Klonen is ingeschakeld.
Kopiëren_41
Dubbelzijdig afdrukken
U kunt het apparaat zo instellen dat de documenten op beide zijden van een
vel papier worden afgedrukt.
1. Druk op Copy.
2. Druk op Menu tot Kopieerinstel. op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Dubbelzijdig verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste bindoptie verschijnt.
•Uit:Kopieert in normale modus.
Korte zijde: Kopieert de pagina’s zodanig dat ze gelezen kunnen
worden als een notitieblok.
Lange zijde: Kopieert de pagina’s zodanig dat ze gelezen kunnen
worden als een boek.
5. Druk op OK om uw keuze op te slaan.
Time-out voor kopiëren instellen
U kunt instellen hoe lang het apparaat moet wachten voordat de
standaardinstellingen worden hersteld, als u niet direct na het aanpassen
van de instellingen (via het bedieningspaneel) begint met kopiëren.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK als Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Time-out verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste tijdsinstelling verschijnt.
Als u Uit selecteert, zal het apparaat de standaardinstellingen niet
herstellen tot u op Start drukt om te beginnen kopiëren of op Stop/Clear
om te annuleren.
5. Druk op OK om uw keuze op te slaan.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
42_Scannen
Scannen
Met de scanfunctie zet u tekst en afbeeldingen om in digitale bestanden die u op de computer kunt opslaan.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Beginselen van scannen Scannen via het bedieningspaneel
Beginselen van scannen
U kunt de originelen scannen op het apparaat via een USB-kabel of het
netwerk.
Samsung Scanbeheer: U loopt gewoon naar het apparaat met de
originelen en scant ze via het bedieningspaneel. De gescande
gegevens worden vervolgens opgeslagen in de map Mijn documenten
op de verbonden computer. Als de installatie is voltooid, hebt u
Samsung Scanbeheer al op de computer geïnstalleerd. Deze functie
kan worden gebruikt via de lokale aansluiting of de netwerkaansluiting.
Raadpleeg de volgende sectie.
•TWAIN:TWAIN is een van de vooraf ingestelde beeldtoepassingen.
Door het scannen van een afbeelding, wordt de geselecteerde
toepassing gestart zodat u het scanproces kunt sturen. Zie Software.
Deze functie kan worden gebruikt via de lokale aansluiting of de
netwerkaansluiting. Zie Software.
Samsung SmarThru Office: Deze functie is de software die standaard
wordt geleverd bij uw apparaat. U kunt dit programma gebruiken om
afbeeldingen of documenten te scannen; dit kan via de lokale
aansluiting of de netwerkaansluiting. Zie Software.
•WIA:WIA staat voor Windows Images Acquisition. Om deze functie te
kunnen gebruiken, moet de computer direct met het apparaat zijn
verbonden via een USB-kabel. Zie Software.
Scannen via het bedieningspaneel
Op het apparaat kunt u via het bedieningspaneel scannen en het gescande
document eenvoudig naar de map Mijn documenten op de aangesloten
computer verzenden. Om deze functie te kunnen gebruiken, moet de
computer met het apparaat zijn verbonden via een USB-kabel of het
netwerk.
Daarnaast kunt u, met het bijgeleverde programma Samsung Scanbeheer,
gescande documenten openen met het programma dat u eerder hebt
geïnstalleerd. Microsoft Paint, Email, SmarThru Office, OCR kunnen
bijvoorbeeld aan de toepassing worden toegevoegd. Zie "Scaninformatie
instellen in Samsung Scan Manager" op pagina 43.
Gescande documenten kunnen worden opgeslagen als BMP-, JPEG-,
TIFF- of PDF-bestand.
Scannen naar toepassingen
1. Zorg ervoor dat het apparaat en de computer zijn ingeschakeld en met
elkaar zijn verbonden.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de ADI of plaats
een enkel origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
Zie pagina 30 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Druk op Scan.
Klaar om te sc. op de bovenste regel van het display verschijnt.
4. Druk op de pijltoetsen tot Naar pc scan. op de onderste regel van het
display verschijnt en druk vervolgens op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste optie verschijnt en druk op OK.
6. Afhankelijk van de poortverbinding verschijnen verschillende berichten.
Controleer de volgende berichten en ga verder met de volgende stap.
Scanbestemming: Verbonden via USB. Ga naar stap 7.
•Id:Verbonden via het netwerk. De gebruiker is geregistreerd. Ga
naar stap 6.
W Lokale comp. X: Kies of u via USB of via het netwerk wilt
scannen. Als u bent verbonden via een USB-kabel, gaat u naar
stap 5. Als u met een netwerk bent verbonden, gaat u naar stap 6.
Niet beschikbaar: Niet verbonden via USB of het netwerk.
Controleer de poortverbinding.
7. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste poort op het display verschijnt.
8. Voer de gebruikers-id en de pincode van de geregistreerde gebruiker in
en klik op OK.
9. Druk in Scanbestemming op de pijltoetsen tot de gewenste toepassing
verschijnt en druk vervolgens op OK.
De standaardinstelling is Mijn documenten.
10.Druk op Start als u met de standaardinstelling wilt scannen. Druk op de
linker- of rechterknop totdat de gewenste instelling verschijnt en druk
vervolgens op OK.
11.Het scannen begint.
De maximale resolutie is afhankelijk van een aantal factoren, zoals de
snelheid van de computer, de beschikbare schijfruimte, het geheugen,
de grootte van het te scannen bestand en de instellingen van de
bitdiepte. U zult daarom, afhankelijk van uw systeem en hetgeen u
scant, mogelijk niet kunnen scannen op bepaalde resoluties, vooral
niet met geïnterpoleerde resolutie.
De id is gelijk aan de id die is geregistreerd op naam van
Samsung Scanbeheer.
De pincode is het viercijferige nummer dat geregistreerd is op
naam van Samsung Scanbeheer.
Voor het toevoegen of verwijderen van de map waarin het
gescande bestand is opgeslagen, voegt u de toepassing toe aan
of verwijdert u deze uit Samsung Scanbeheer > De knop Scan
instellen.
De gescande afbeelding wordt opgeslagen in de map Mijn
documenten > Mijn afbeeldingen > Samsung op de
computer.
Met het TWAIN-stuurprogramma kunt u snel scannen in het
programma Samsung Scanbeheer.
Scannen is ook mogelijk door in Windows te klikken op Start >
Configuratiescherm > Samsung Scanbeheer > Snel
scannen.
Scannen_43
Scaninformatie instellen in Samsung Scan Manager
Hier vindt u informatie over het programma
Samsung Scanbeheer
en de
status van het scanstuurprogramma. U kunt eveneens de scaninstellingen
wijzigen en de mappen toevoegen of verwijderen waarin de gescande
documenten via het programma
Samsung Scanbeheer
worden opgeslagen.
1. Druk op Start > Configuratiescherm > Samsung Scanbeheer.
Het beheerprogramma van Samsung Scanbeheer verschijnt.
2. Selecteer het gewenste apparaat in Samsung Scanbeheer.
3. Druk op Scaneigenschappen.
4. Met De knop Scan instellen kunt u de opslaglocatie en de
scaninstellingen wijzigen en toepassingen en bestandsindelingen
toevoegen of verwijderen.
Via
Poort wijzigen
kunt u het scanapparaat wijzigen. (Lokaal of netwerk)
5. Druk op OK na het wijzigen van de instelling.
Scan Manager kan alleen worden gebruikt onder Windows en
Macintosh. Als u Macintosh gebruikt, raadpleegt u Software.
U opent Samsung Scanbeheer door te klikken op het pictogram
Smart Panel, rechts op de taakbalk van Windows.
44_Eenvoudige afdruktaken
Eenvoudige afdruktaken
In dit hoofdstuk worden de meest gangbare afdruktaken toegelicht.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Een document afdrukken Een afdruktaak annuleren
Een document afdrukken
Afdrukken is mogelijk vanuit verschillende toepassingen onder Windows, de
Macintosh-besturingssystemen of Linux. De exacte procedure kan per
toepassing verschillen.
Zie Software voor meer informatie over afdrukken.
Een afdruktaak annuleren
Als de afdruktaak zich in een afdrukwachtrij of afdrukspooler bevindt, zoals
de printergroep in Windows, verwijdert u de afdruktaak als volgt:
1. Klik op de knop Start in Windows.
2. Voor Windows 2000 selecteert u Instellingen en vervolgens Printers.
In Windows XP/2003 selecteert u Printers en faxen.
In Windows Vista selecteert u Configuratiescherm > Hardware en
geluiden > Printers.
3. Dubbelklik op de pictogrammen Samsung SCX-4x25 Series.
4. Selecteer in het menu Document het menu-item Annuleren.
U kunt de huidige taak ook annuleren door te drukken op Stop/Clear op het
bedieningspaneel.
U kunt dit venster ook openen door onderaan rechts in de taakbalk
van Windows te dubbelklikken op het printerpictogram.
Faxen_45
Faxen
Dit hoofdstuk bevat informatie over het gebruik van het apparaat als fax.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Een fax verzenden
Een fax ontvangen
Andere manieren om een fax te verzenden
Fax instellen
Een fax verzenden
Faxhoofd instellen
In sommige landen bent u wettelijk verplicht om op iedere uitgaande fax uw
faxnummer te vermelden. De apparaat-id, die uw telefoonnummer en
bedrijfsnaam bevat, wordt afgedrukt aan de bovenkant van elke pagina die
u faxt.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK als Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op OK als Apparaat-id verschijnt.
4. Voer uw (bedrijfs)naam in met behulp van de cijfertoetsen. U kunt met
de cijfertoetsen ook letters invoeren. Een aantal speciale tekens is
beschikbaar via de toets 0. Zie pagina 28 voor meer informatie over hoe
u alfanumerieke tekens moet invoeren.
5. Druk op OK om de id op te slaan.
6. Druk op de pijltoetsen tot Nr. van faxapp. verschijnt en druk op OK.
7. Voer uw faxnummer in met behulp van de cijfertoetsen en druk op OK.
8. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
De documentinstellingen aanpassen
Voor een optimaal resultaat wijzigt u de volgende instellingen afhankelijk
van de eigenschappen van het origineel.
Resolutie
De standaard documentinstellingen leveren goede resultaten voor een
normaal tekstdocument. Als u echter originelen met een lage kwaliteit of
documenten met foto’s verstuurt, kunt u de resolutie aanpassen voor
een optimale kwaliteit van de fax.
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu tot Faxfunctie op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op
OK
.
3. Druk op de pijltoetsen tot Resolutie verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste optie verschijnt en druk op
OK.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
In onderstaande tabel vindt u de aanbevolen resoluties voor de
verschillende soorten originelen:
Wij raden het gebruik aan van traditionele analoge telefoondiensten
(PSTN: openbaar telefoonnet) wanneer u telefoonlijnen aansluit om
de fax te gebruiken. Als u andere internetservices gebruikt (DSL,
ISDN, VolP), kunt u de verbindingskwaliteit verbeteren door de
microfilter te gebruiken. De microfilter elimineert onnodige
geluidssignalen en verbetert de verbindings- of internetkwaliteit. De
DSL-microfilter wordt niet bij het apparaat geleverd. Neem daarom
contact op met uw internetprovider voor het gebruik van de DSL-
microfilter.
1 Lijnpoort
2 Microfilter
3 DSL-modem / telefoonlijn
MODUS AANBEVOLEN VOOR:
Standaard Originelen met tekens van normale grootte.
Fijn Originelen met kleine tekens of dunne lijnen of
originelen die met een matrixprinter zijn
afgedrukt.
Superfijn Originelen met zeer kleine details. De modus
Extra fijn wordt alleen ingeschakeld als het
apparaat waarmee u communiceert de resolutie
Extra fijn ook ondersteunt.
Als u verzendt vanuit het geheugen is
de modus Superfijn niet beschikbaar.
De resolutie-instelling wordt
automatisch gewijzigd in Fijn.
Als het apparaat ingesteld is op
Superfijn-resolutie terwijl het
ontvangende faxapparaat Superfijn-
resolutie niet ondersteund, wordt de fax
verzonden in de hoogste resolutie die
door het ontvangende faxapparaat
wordt ondersteund.
Fotofax Originelen met grijstinten of foto’s.
De ingestelde resolutie geldt voor de huidige faxtaak. Zie pagina 51
om de standaardinstelling te wijzigen.
46_Faxen
Tonersterkte
U kunt de standaard contrastmodus selecteren en het contrast
aanpassen om de fax lichter of donkerder te maken.
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu tot Faxfunctie op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Tonersterkte verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste optie verschijnt en druk
op OK.
Licht: Geschikt voor donkere originelen.
Normaal: Geschikt voor normale, getypte of bedrukte originelen.
•Donker: Geschikt voor lichte originelen.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Een fax automatisch verzenden
1. Druk op
Fax
.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de ADI of plaats
een enkel origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
Zie pagina 30 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
Klaar om te fax. op de bovenste regel van het display verschijnt.
3. Pas de resolutie en tonerdichtheid naar wens aan.
4. Voer het nummer in van het toestel waarnaar u de fax verstuurt.
U kunt sneltoetsen, snelkiesnummers of groepskiesnummers gebruiken.
Zie pagina 51 voor meer informatie over het opslaan en zoeken van een
nummer.
5. Druk op Start.
6. Als het origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een andere
pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op OK.
7. Zodra u klaar bent, selecteert u Nee bij de vraag Nog een pagina?.
Nadat het nummer is gekozen, begint het apparaat met het verzenden
van de fax zodra het ontvangende faxapparaat antwoordt.
Een fax handmatig verzenden
1. Druk op
Fax
.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de ADI of plaats
een enkel origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
Zie pagina 30 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Pas de resolutie en tonerdichtheid naar wens aan. Zie pagina 45.
4. Druk op On Hook Dial. U hoort een kiestoon.
5. Voer het nummer in van het toestel waarnaar u de fax verstuurt.
U kunt sneltoetsen, snelkiesnummers of groepskiesnummers gebruiken.
Zie pagina 51 voor meer informatie over het opslaan en zoeken van een
nummer.
6. Druk op Start als u een hoogfrequent faxsignaal hoort van het
ontvangende faxapparaat.
Een verzending bevestigen
Als de laatste pagina van uw origineel correct is verzonden, hoort u een
pieptoon waarna het apparaat terugkeert naar gereedmodus.
Als er tijdens de verzending van uw fax iets fout gaat, verschijnt een
foutbericht in het display. Zie pagina 65 voor een lijst met foutberichten en
hun betekenis. Druk op Stop/Clear om het weergegeven foutbericht te
wissen en probeer de fax opnieuw te verzenden.
U kunt het apparaat zo instellen dat na elke verzonden fax automatisch een
verzendrapport wordt afgedrukt. Zie pagina 50 voor meer informatie.
Automatisch opnieuw kiezen
Als de lijn van het gekozen nummer bezet is of als het faxapparaat van de
ontvanger niet antwoordt, wordt het nummer afhankelijk van de
fabrieksinstellingen automatisch maximaal zeven keer opnieuw gekozen
met tussenpozen van drie minuten.
Als Opnieuw kiezen? op het display verschijnt, drukt u op OK om het
nummer onmiddellijk opnieuw te kiezen. Als u de functie Automatisch
opnieuw kiezen wilt annuleren, drukt u op Stop/Clear.
U kunt ook de wachttijd tussen twee kiespogingen en het maximum aantal
kiespogingen wijzigen. Zie pagina 50.
Het laatste nummer opnieuw kiezen
Om het laatste nummer opnieuw te kiezen:
1. Druk op Redial/Pause.
2. Het apparaat begint automatisch met verzenden als er een origineel in
de ADI is geladen.
Als het origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een andere
pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op OK. Zodra
u klaar bent, selecteert u Nee bij de vraag Nog een pagina?.
Een fax ontvangen
De papierlade selecteren
Nadat u het afdrukmateriaal voor faxen hebt geladen, selecteert u de
papierlade die u wilt gebruiken voor inkomende faxen.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Papierinstel. verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Papierinvoer verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot Faxlade verschijnt en druk op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste papierlade verschijnt en druk
op OK.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Ontvangstmodus wijzigen
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu tot Faxinstel. op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Ontvangst verschijnt en druk op OK.
4. Druk op OK als Ontvangstmodus verschijnt.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste faxontvangstmodus verschijnt.
In de modus Fax beantwoordt het apparaat een inkomende oproep
en schakelt het onmiddellijk over naar de faxontvangstmodus.
De ingestelde tonerdichtheid geldt voor de huidige faxtaak. Zie
pagina 51 om de standaardinstelling te wijzigen.
Als u een faxtaak wilt annuleren, kunt u tijdens het verzenden van de
fax op elk moment op Stop/Clear drukken.
Als u een faxtaak wilt annuleren, kunt u tijdens het verzenden van de
fax op elk moment op Stop/Clear drukken.
Faxen_47
In de modus Tel kunt u een fax ontvangen door te drukken op On
Hook Dial en vervolgens op Start. U kunt ook het telefoontoestel
opnemen en de code voor ontvangst op afstand intoetsen. Zie
pagina 47.
In de modus Ant/Fax worden inkomende oproepen beantwoord door
een op het faxapparaat aangesloten antwoordapparaat. De beller
kan op dit antwoordapparaat een bericht achterlaten. Als het
faxapparaat een faxtoon op de lijn opvangt, schakelt het automatisch
over naar de modus Fax om de fax te ontvangen. Zie pagina 47.
•In de DRPD-modus kunt u een oproep ontvangen met de functie
DRPD (detectie van distinctieve belpatronen). "Distinctive Ring" of
beltoonherkenning is een dienst van de telefoonmaatschappij. Het is
daarmee mogelijk via één telefoonlijn meerdere oproepen gelijktijdig
te beantwoorden. Zie pagina 47 voor meer informatie.
6. Druk op OK om uw keuze op te slaan.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Automatisch ontvangen in modus Fax
Het apparaat is standaard ingesteld op de modus Fax. Als u een fax
ontvangt, beantwoordt het apparaat de oproep na een opgegeven aantal
belsignalen en wordt de fax automatisch ontvangen.
Zie pagina 50 om het aantal belsignalen te wijzigen.
Handmatig ontvangen in de modus Tel
U kunt een faxoproep ontvangen door te drukken op On Hook Dial en
vervolgens op Start als u de faxtoon van het externe appraat hoort.
Het apparaat begint dan met het ontvangen van de fax en keert terug naar
gereedmodus zodra de ontvangst is voltooid.
Handmatig ontvangen via een intern telefoontoestel
Deze functie werkt het best als u een intern telefoontoestel gebruikt dat is
aangesloten op de EXT-uitgang aan de achterzijde van uw apparaat. U kunt
een fax ontvangen van iemand met wie u op het interne toestel in gesprek
bent zonder dat u naar het faxapparaat hoeft te gaan.
Als u een oproep krijgt op het telefoontoestel en faxtonen hoort, drukt u op
de toetsen *9* op het telefoontoestel. Het apparaat ontvangt de fax.
Druk de toetsen langzaam na elkaar in. Als u de faxtoon van het faxtoestel
nog steeds hoort, toets dan nogmaals *9* in.
*9* is de ontvangstcode op afstand die is voorgeprogrammeerd in de
fabriek. De sterretjes zijn vereist, maar u kunt het cijfer wijzigen. Zie
pagina
51 voor het wijzigen van de code.
Automatisch ontvangen in modus Ant/Fax
Als u deze modus wilt gebruiken, moet u een antwoordapparaat aansluiten
op de EXT-uitgang aan de achterzijde van uw apparaat.
Als de beller een bericht inspreekt, slaat het antwoordapparaat het bericht
op de gebruikelijke wijze op. Als het apparaat een faxtoon op de lijn
detecteert, wordt de fax automatisch ontvangen.
Faxen ontvangen via de modus DRPD
"Distinctive Ring" of beltoonherkenning is een dienst van de
telefoonmaatschappij. Het is daarmee mogelijk via één telefoonlijn
meerdere oproepen gelijktijdig te beantwoorden. Het nummer dat iemand
gebruikt om u te bellen wordt geïdentificeerd door verschillende
belpatronen, die bestaan uit verschillende combinaties van lange en korte
belsignalen. Deze functie wordt vaak gebruikt in callcenters, waar het bij
druk telefoonverkeer van belang is te weten welk nummer iemand heeft
gekozen om de oproep correct te kunnen beantwoorden.
Met de functie DRPD (detectie van distinctieve belpatronen) kan uw
apparaat "leren" welk belpatroon u wilt laten beantwoorden door het
faxapparaat. Tenzij u het verandert, zal dit belpatroon steeds worden
herkend en beantwoord als een faxoproep. Bij alle andere belpatronen
wordt de oproep doorverbonden naar het telefoontoestel of naar het
antwoordapparaat dat is aangesloten op de EXT-uitgang. U kunt DRPD op
ieder moment wijzigen of onderbreken.
Voor u de optie DRPD kunt gebruiken, moet uw telefoonmaatschappij
"Distinctive Ring" op uw telefoonlijn geïnstalleerd hebben. Om DRPD in te
stellen hebt u een tweede telefoonlijn nodig of iemand die uw faxnummer
kan kiezen van buitenaf.
Om de modus DRPD in te stellen:
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu tot Faxinstel. op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Ontvangst verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot DRPD-modus verschijnt en druk op OK.
Wacht op belsign verschijnt op het display.
5. Bel met een andere telefoon naar uw faxnummer. U hoeft niet vanaf een
faxapparaat te bellen.
6. Als het apparaat begint te rinkelen, beantwoordt u de oproep niet. Het
apparaat heeft enkele belsignalen nodig om het patroon te "leren".
Als het patroon is herkend voor later gebruik, verschijnt DRPD-
instelling voltooid op het display. Als de instelling van DRPD mislukt,
verschijnt Fout DRPD-belsignaal. Druk op OK als DRPD-modus
verschijnt en herhaal de procedure vanaf stap 4.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Als het geheugen vol is, kunnen geen binnenkomende faxen meer
worden ontvangen. Maak in dat geval geheugenruimte vrij door
gegevens uit het geheugen te verwijderen.
Sluit een antwoordapparaat aan op de EXT-uitgang aan de
achterkant van het apparaat om de modus Ant/Fax te gebruiken.
Maak gebruik van de veilige ontvangstmodus als u niet wilt dat
anderen de door u ontvangen documenten kunnen bekijken. In
deze modus worden alle inkomende faxen opgeslagen in het
geheugen. Zie pagina 48 voor meer informatie.
Als u het apparaat hebt ingesteld op de modus Ant/Fax en uw
antwoordapparaat is uitgeschakeld of er is geen antwoordapparaat
aangesloten is op de EXT-aansluiting, schakelt het apparaat na
een vooraf bepaald aantal belsignalen automatisch over naar de
modus Fax.
Als uw antwoordapparaat over een instelbare belsignaalteller
beschikt, kunt u het apparaat zo instellen dat inkomende oproepen
na één belsignaal worden beantwoord.
Als de Tel-modus (handmatige ontvangst) is ingeschakeld en het
antwoordapparaat is aangesloten op uw apparaat, moet u het
antwoordapparaat uitschakelen. Zo vermijdt u dat uw
telefoongesprek onderbroken wordt door de uitgaande boodschap
van het antwoordapparaat.
48_Faxen
Ontvangen in veilige ontvangstmodus
Mogelijk wilt u niet dat faxberichten die tijdens uw afwezigheid binnenkomen
door anderen worden bekeken. U kunt in dat geval de veilige
ontvangstmodus inschakelen om te voorkomen dat ontvangen faxen tijdens
uw afwezigheid worden afgedrukt. In de veilige ontvangstmodus worden
alle inkomende faxen in het geheugen opgeslagen. Zodra u deze modus
uitschakelt, worden de opgeslagen faxberichten afgedrukt.
Veilige ontvangstmodus inschakelen
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu en vervolgens op OK als Faxfunctie op de onderste
regel van de display verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Veilige ontv. verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot Aan verschijnt en druk op OK.
5. Voer een viercijferig wachtwoord in en druk op OK.
6. Voer het wachtwoord nogmaals in om het te bevestigen, en druk op OK.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Als een fax wordt ontvangen in de veilige ontvangstmodus, slaat het
apparaat de fax op in het geheugen. Het bericht Veilige ontv. wordt
weergegeven om u te laten weten dat er een fax is binnengekomen.
Ontvangen faxen afdrukken
1. Volg stappen 1 tot en met 3 in Veilige ontv. om toegang te krijgen
tot het menu "Veilige ontvangstmodus inschakelen."
2. Druk op de pijltoetsen tot Afdrukken verschijnt en druk op OK.
3. Voer het wachtwoord van vier cijfers in en druk op OK.
Alle in het geheugen opgeslagen faxberichten worden afgedrukt.
Veilige ontvangstmodus uitschakelen
1. Volg stappen 1 tot en met 3 in Veilige ontv. om toegang te krijgen
tot het menu "Veilige ontvangstmodus inschakelen."
2. Druk op de pijltoetsen tot Uit verschijnt en druk op OK.
3. Voer het wachtwoord van vier cijfers in en druk op OK.
De veilige ontvangstmodus wordt uitgeschakeld en alle in het
geheugen opgeslagen faxberichten worden afgedrukt.
4. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Faxen ontvangen in het geheugen
Aangezien het apparaat meerdere taken tegelijk kan uitvoeren, kan het
faxen ontvangen terwijl u kopieert of afdrukt. Als u een fax ontvangt tijdens
kopiëren of afdrukken, slaat het apparaat de inkomende fax op in het
geheugen. Zodra u klaar bent met kopiëren of afdrukken, wordt de fax
automatisch afgedrukt.
Bovendien kan het apparaat een inkomende fax in het geheugen opslaan
als er geen papier in de lade is of geen toner in de tonercassette.
Andere manieren om een fax te verzenden
Groepsverzenden (een fax naar meerdere
bestemmingen verzenden)
Met de functie Groepsverzenden kunt u een fax naar meerdere
bestemmingen verzenden. Uw documenten worden automatisch
opgeslagen in het geheugen en naar een extern faxapparaat verzonden. Na
verzending worden de documenten automatisch uit het geheugen gewist. U
kunt bij gebruik van deze functie geen kleurenfax verzenden.
1. Druk op Fax.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de ADI of plaats
een enkel origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
Zie pagina 30 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Pas de resolutie en tonerdichtheid van het document naar wens aan. Zie
pagina 45.
4. Druk op Menu tot Faxfunctie op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot Meerdere verz. verschijnt en druk op OK.
6. Voer het nummer in van het eerste ontvangende faxapparaat en druk
op OK.
U kunt sneltoetsen en snelkiesnummers gebruiken. U kunt een
groepskiesnummer invoeren met de knop Address Book. Zie pagina 51
voor meer informatie.
7. Voer het tweede faxnummer in en druk op OK.
U wordt gevraagd om het volgende faxnummer waarnaar u het
document wilt verzenden in te voeren.
8. Als u meer faxnummers wilt invoeren, drukt u op OK zodra Ja verschijnt
en herhaalt u stap 6 en 7. U kunt maximaal 10 bestemmingen
toevoegen.
9. Als u klaar bent met het invoeren van faxnummers, drukt u op de
pijltoetsen om Nee te selecteren bij de vraag Nog een nummer? en
drukt u op OK.
Het document wordt in het geheugen opgeslagen voordat het wordt
verzonden. Op het display verschijnt de geheugencapaciteit en het
aantal pagina’s dat in het geheugen is opgeslagen.
10.Als er een origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een andere
pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op OK.
Zodra u klaar bent, selecteert u Nee bij de vraag Nog een pagina?.
Het apparaat begint met het verzenden van de fax naar de verschillende
nummers in de volgorde waarin deze zojuist zijn ingevoerd.
Een uitgestelde fax verzenden
U kunt het apparaat zo instellen dat een fax op een later tijdstip (tijdens uw
afwezigheid) wordt verzonden. U kunt bij gebruik van deze functie geen
kleurenfax verzenden.
1. Druk op
Fax
.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de ADI of plaats
een enkel origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
Zie pagina 30 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Pas de resolutie en tonerdichtheid van het document naar wens aan. Zie
pagina 45.
4. Druk op Menu tot Faxfunctie op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
Als u uw faxnummer wijzigt of als u het apparaat aansluit op een
andere telefoonlijn, moet u DRPD opnieuw instellen.
Nadat u DRPD hebt ingesteld, belt u opnieuw naar uw faxnummer
om te controleren of het apparaat antwoordt met een faxtoon. Bel
vervolgens naar een ander nummer dat aan dezelfde lijn is
toegekend om te controleren of de oproep wordt doorgeschakeld
naar uw telefoontoestel of naar het antwoordapparaat dat is
aangesloten op de EXT-aansluiting.
U kunt de veilige ontvangstmodus ook activeren zonder een
wachtwoord in te stellen, maar dan zijn uw faxen niet beveiligd.
Zodra u het groepskiesnummer hebt ingevoerd, kunt u geen
andere groepskiesnummers meer invoeren.
Faxen_49
5. Druk op de pijltoetsen tot Uitgest. verz. verschijnt en druk op OK.
6. Voer met de cijfertoetsen het gewenste faxnummer in.
U kunt sneltoetsen en snelkiesnummers gebruiken. U kunt een
groepskiesnummer invoeren met de knop Address Book. Zie pagina 51
voor meer informatie.
7. Druk op OK om het nummer te bevestigen. U wordt gevraagd om het
volgende faxnummer waarnaar u het document wilt verzenden in te
voeren.
8. Als u meer faxnummers wilt invoeren, drukt u op OK zodra Ja verschijnt
en herhaalt u stap 6 en 7. U kunt maximaal 10 bestemmingen
toevoegen.
9. Als u klaar bent met het invoeren van faxnummers, drukt u op de
pijltoetsen om Nee te selecteren bij de vraag Nog een nummer? en
drukt u op
OK.
10.Voer de gewenste taaknaam in en druk op OK.
Zie pagina 28 voor meer informatie over hoe u alfanumerieke tekens
moet invoeren.
Sla deze stap over als u geen naam wilt toewijzen.
11.Voer via het numerieke toetsenbord de tijd in en druk op OK of Start.
Het document wordt in het geheugen opgeslagen voordat het wordt
verzonden. Op het display verschijnt de geheugencapaciteit en het
aantal pagina’s dat in het geheugen is opgeslagen.
12.Als het origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een andere
pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op OK.
Zodra u klaar bent, selecteert u Nee bij de vraag Nog een pagina?.
Het apparaat keert terug naar gereedmodus. Het display herinnert u
eraan dat het apparaat in gereedmodus staat en dat een uitgesteld
faxbericht is ingesteld.
Pagina’s toevoegen aan een uitgestelde fax
U kunt pagina’s toevoegen aan de uitgestelde verzending die in het
geheugen is opgeslagen.
1. Plaats de originelen die u wilt toevoegen en pas indien nodig de
documentinstellingen aan.
2. Druk op Menu tot Faxfunctie op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op OK als Pag. toevoegen verschijnt.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste faxtaak verschijnt en druk
op OK.
Het apparaat slaat het document op in het geheugen en toont het
totaal aantal pagina’s en het aantal toegevoegde pagina’s.
Een uitgestelde fax annuleren
1. Druk op Menu tot Faxfunctie op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Taak annuleren verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste faxtaak verschijnt en druk
op OK.
4. Druk op OK als Ja verschijnt.
De geselecteerde fax wordt uit het geheugen gewist.
Een fax met hoge prioriteit verzenden
Met de functie Fax met voorrang kan een fax met een hoge prioriteit worden
verzonden, dus vóór andere geplande taken. Het document wordt in het
geheugen opgeslagen en onmiddellijk verzonden zodra de lopende taak is
voltooid. Een prioriteitsverzending onderbreekt een groepsverzending
tussen twee ontvangers (dat wil zeggen als de verzending naar ontvanger A
eindigt en vóór de verzending naar ontvanger B begint) of tussen twee
kiespogingen.
1. Druk op Fax.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de ADI of plaats
een enkel origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
Zie pagina 30 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Pas de resolutie en tonerdichtheid van het document naar wens aan. Zie
pagina 45.
4. Druk op Menu tot Faxfunctie op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot Prior. verz. verschijnt en druk op OK.
6. Voer het nummer in van het ontvangende faxapparaat.
U kunt sneltoetsen, snelkiesnummers of groepskiesnummers gebruiken.
Zie pagina 51 voor meer informatie.
7. Druk op OK om het nummer te bevestigen.
8. Voer de gewenste taaknaam in en druk op OK.
Het document wordt in het geheugen opgeslagen voordat het wordt
verzonden. Op het display verschijnt de geheugencapaciteit en het
aantal pagina’s dat in het geheugen is opgeslagen.
9. Als het origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een andere
pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op OK.
Zodra u klaar bent, selecteert u Nee bij de vraag Nog een pagina?.
Het apparaat toont het gekozen nummer en begint met het verzenden
van de fax.
Faxen doorsturen
U kunt binnenkomende en uitgaande faxen doorsturen naar een ander
faxapparaat of e-mailadres.
Verzonden faxen doorsturen naar een ander
faxapparaat
U kunt het apparaat zo instellen dat kopieën van alle uitgaande faxen
niet alleen naar de ingevoerde faxnummers maar ook naar een
opgegeven locatie worden verzonden.
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu tot Faxfunctie op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Naar ander nr. verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen om Aan te selecteren en druk op OK.
5. Voer het nummer in van het faxapparaat waarnaar de faxen
verzonden moeten worden en druk op OK.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Na elkaar verzonden faxen zullen doorgestuurd worden naar het
opgegeven faxapparaat.
Zodra u het groepskiesnummer hebt ingevoerd, kunt u geen
andere groepskiesnummers meer invoeren.
Als u een tijdstip instelt dat vroeger is dan de actuele tijd, wordt de
fax de volgende dag op het ingestelde tijdstip verzonden.
50_Faxen
Ontvangen faxen doorsturen naar een ander
faxapparaat
U kunt het apparaat zo instellen dat inkomende faxberichten gedurende
een bepaalde periode worden doorgestuurd naar een ander faxnummer.
Als het apparaat een faxbericht ontvangt, wordt dit bericht opgeslagen in
het geheugen. Vervolgens kiest het apparaat het faxnummer dat u hebt
opgegeven en wordt het faxbericht verzonden.
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu tot Faxfunctie op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Ontv. doorst. verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot Fax verschijnt en druk op OK.
Selecteer Fax als u wilt dat het apparaat telkens na het doorsturen
een fax afdrukt.
5. Voer het nummer in van het faxapparaat waarnaar de faxen
verzonden moeten worden en druk op OK.
6. Voer de begintijd in en druk op OK.
7. Voer de eindtijd in en druk op OK.
8. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Na elkaar ontvangen faxen zullen doorgestuurd worden naar het
opgegeven faxapparaat.
Fax instellen
De faxinstellingen wijzigen
Het apparaat beschikt over diverse opties voor het instellen van het
faxsysteem. Deze opties kunnen door de gebruiker zelf worden ingesteld. U
kunt de standaardinstellingen naar wens aanpassen.
De faxinstellingen wijzigen:
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu tot Faxinstel. op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Verzending of Ontvangst verschijnt en druk
op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk op
OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste status verschijnt of voer de
waarde in voor de geselecteerde optie en druk op OK.
6. Herhaal indien nodig de stappen 4 en 5.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Verzendingsopties
Opties voor ontvangen
OPTIE OMSCHRIJVING
Aant. kiespog. U kunt het aantal kiespogingen opgeven. Als u 0
invoert, vinden er geen nieuwe kiespogingen
plaats.
Opn. kiezen na Als de lijn van de ontvangende fax bezet is, kan
uw apparaat het faxnummer automatisch opnieuw
kiezen. U kunt het interval tussen de
kiespogingen instellen.
Kenget. kiezen U kunt een prefix van maximaal vijf cijfers
instellen. Dit nummer wordt dan altijd gekozen
voordat er een automatisch gekozen nummer
wordt gekozen. Dit is nuttig om toegang te krijgen
tot een telefooncentrale.
ECM-modus Deze modus compenseert waar nodig de slechte
kwaliteit van een telefoonlijn en zorgt ervoor dat
uw faxen probleemloos naar elk faxapparaat met
ECM-functie worden verstuurd. Een fax versturen
met ECM kan langer duren.
Transm.rapport U kunt uw apparaat zodanig instellen dat het een
verzendrapport afdrukt met onder meer het aantal
verzonden pagina’s. De beschikbare opties zijn
Aan, Uit en Aan-Fout. Als u deze laatste optie
selecteert, wordt er alleen een rapport afgedrukt
als de verzending mislukt is.
TCR voor afb. Met deze functie kunnen gebruikers bijhouden
welke faxberichten er werden verzonden door
verzonden berichten weer te geven in een
verzendingsrapport.
De eerste pagina van het bericht wordt
geconverteerd naar een afbeeldingsbestand dat
afgedrukt wordt op het verzendingsrapport zodat
de gebruikers kunnen zien welke berichten er
werden verzonden.
U kunt deze functie echter niet gebruiken als u
een fax verstuurt zonder de gegevens in het
geheugen op te slaan.
Kiesmodus Deze instelling is niet in alle landen beschikbaar.
Als deze optie niet beschikbaar is, ondersteunt
het apparaat deze functie niet.
U kunt de kiesmodus voor het apparaat instellen
op toon- of pulskiezen. Het kan zijn dat u Puls
moet kiezen als u een openbaar telefoonsysteem
of een bedrijfscentralesysteem hebt. Neem
contact op met de lokale telefoonmaatschappij als
u niet zeker weet welke kiesmodus moet worden
gebruikt.
Als u Puls selecteert, zijn mogelijk niet alle
functies van het telefoonsysteem beschikbaar.
Ook kan het kiezen van een fax- of
telefoonnummer langer duren.
OPTIE OMSCHRIJVING
Ontvangstmodus Hier kunt u de standaardmodus voor het
ontvangen van faxen selecteren. Zie pagina 46
voor meer informatie over het ontvangen van
faxen in iedere modus.
Opn. na bels. U kunt opgeven hoe vaak het apparaat moet
overgaan voordat een inkomende oproep wordt
beantwoord.
Ontv.g. stemp. Met deze optie drukt het apparaat automatisch
het paginanummer, de ontvangstdatum en -tijd af
op iedere pagina van een ontvangen fax.
OPTIE OMSCHRIJVING
Faxen_51
De standaarddocumentinstellingen wijzigen
De faxopties, met inbegrip van resolutie en tonerdichtheid, kunnen ingesteld
worden op de meest gebruikte modi. Als u een fax verstuurt, gebeurt dat
volgens de standaardinstellingen, tenzij ze gewijzigd worden via de
desbetreffende knop en menu.
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu tot Faxinstel. op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot St.inst. wijz. verschijnt en druk op OK.
4. Druk op OK als Resolutie verschijnt.
5. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk
op OK.
6. Druk op de pijltoetsen tot Tonersterkte verschijnt en druk op OK.
7. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk
op OK.
8. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Automatisch een verzendrapport afdrukken
U kunt het apparaat zo instellen dat een rapport wordt afgedrukt met
gedetailleerde informatie over de 50 laatste faxen (zowel verzonden als
ontvangen), met vermelding van datum en tijd.
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu tot Faxinstel. op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Autom. rapport verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot Aan verschijnt en druk op OK.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Een adresboek aanmaken
U kunt in het Adresboek de meest gebruikte faxnummers opslaan. De
volgende functies zijn beschikbaar om het Adresboek in te stellen:
Snelkiesnummers/groepskiesnummers
Snelkiesnummers
U kunt snelkiesnummers toekennen aan maximaal 200 veelgebruikte
faxnummers.
Een snelkiesnummer vastleggen
1. Druk op Fax.
2. Druk op Address Book tot Nieuw en bew. op de onderste regel van
het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op OK als Snelkiesnummer verschijnt.
4. Voer een snelkiesnummer tussen 0 en 199 in en druk op OK.
Als een gekozen nummer reeds is toegekend, toont het display de
naam zodat u deze eventueel kunt wijzigen. Druk op Back om door
te gaan met een volgend snelkiesnummer.
5. Voer de gewenste naam in en druk op OK.
Zie pagina 28 voor meer informatie over hoe u alfanumerieke tekens
moet invoeren.
6. Voer het faxnummer in dat u wilt opslaan en druk op OK.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Startc. ontv. Met deze code kunt u een fax ontvangen vanaf
een intern telefoontoestel dat aangesloten is op
de EXT-uitgang aan de achterzijde van het
apparaat. Als u de hoorn van het telefoontoestel
opneemt en de faxtonen hoort, voert u de code
in. De voorgeprogrammeerde code is *9*.
Aut. verklein. Als u een fax ontvangt die meer pagina’s telt dan
er vellen beschikbaar zijn in de papierlade, kan
het apparaat het formaat van het origineel
aanpassen om alles op het beschikbare papier te
krijgen. Schakel deze functie in als u een
inkomende pagina automatisch wilt laten
verkleinen.
Als deze functie ingesteld is op Uit, kan het
apparaat het origineel niet zodanig verkleinen dat
het op één pagina past. Het origineel wordt
opgedeeld en wordt in oorspronkelijk formaat op
twee of meer pagina’s afgedrukt.
Grootte neger. Als u een fax ontvangt met pagina’s die even
lang of langer zijn dan het geladen papier, kunt u
het apparaat zo instellen dat een bepaald
gedeelte aan het eind van de ontvangen fax niet
wordt afgedrukt. Het apparaat drukt de
ontvangen fax op één of meer vellen papier af,
minus de gegevens die op het opgegeven
genegeerde stuk zouden hebben gestaan.
Als de ontvangen fax pagina’s bevat die groter
zijn dan het geladen papier en Aut. verklein. is
ingeschakeld, zal het apparaat de fax verkleinen
tot de volledige fax op het papier past.
Inst. ong. fax Deze instelling is niet in alle landen beschikbaar.
Als deze functie is ingeschakeld, worden faxen
geweigerd die afkomstig zijn van externe
nummers die in het geheugen zijn opgeslagen
onder ongewenste faxnummers. Deze functie is
handig om ongewenste faxberichten te
blokkeren.
Als u deze functie inschakelt, krijgt u toegang tot
de volgende opties om de ongewenste
faxnummers in te voeren.
Toevoegen: Hiermee kunt u tot 20
faxnummers opslaan.
Verwijderen: Hiermee kunt u het
betreffende ongewenste faxnummer opslaan.
Alles verw.: Hiermee kunt u alle
ongewenste faxnummers verwijderen.
DRPD-modus In deze modus kan de gebruiker een enkele
telefoonlijn gebruiken om oproepen naar
verschillende telefoonnummers te
beantwoorden. In dit menu kunt u het apparaat
zo instellen dat het herkent welke belpatronen
moeten worden beantwoord. Zie pagina 47 voor
meer informatie over deze functie.
Dubbelz. afdr.
Lange zijde: Drukt de pagina’s zodanig af dat
ze gelezen kunnen worden als een boek.
•Korte zijde:Drukt de pagina’s zodanig af dat
ze gelezen kunnen worden als een
notitieblokje.
•Uit:Drukt de ontvangen fax op één zijde van
het papier af.
OPTIE OMSCHRIJVING
Zorg ervoor dat uw apparaat ingesteld is op faxmodus voordat u de
faxnummers opslaat.
52_Faxen
Snelkiesnummers bewerken
1. Druk op Address Book tot Nieuw en bew. op de onderste regel van
het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK als Snelkiesnummer verschijnt.
3. Voer het snelkiesnummer in dat u wilt bewerken en druk op OK.
4. Wijzig de naam en druk op OK.
5. Wijzig het faxnummer en druk op OK.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Snelkiesnummers gebruiken
Voer, wanneer u wordt gevraagd een nummer in te voeren, het
snelkiesnummer in waaronder u het gewenste faxnummer hebt
opgeslagen.
In het geval van een snelkiesnummer dat uit één cijfer (0-9) bestaat,
houdt u de cijferknop op het numerieke toetsenblok ingedrukt.
In het geval van een snelkiesnummer dat uit twee of drie cijfers
bestaat, drukt u op de eerste cijferknop(pen) en houdt u vervolgens
de laatste cijferknop ingedrukt.
U kunt een item ook in het geheugen opzoeken door te drukken op
Address Book. Zie pagina 52.
Groepskiesnummers
Als u vaak eenzelfde document naar verschillende bestemmingen
verstuurt, kunt u die bestemmingen groeperen en er een
groepskiesnummer aan toekennen. Op die manier kunt u een document
versturen naar alle bestemmingen binnen die groep. U kunt tot 100
groepskiesnummers instellen met behulp van de bestaande
snelkiesnummers van de bestemming.
Een groepskiesnummer vastleggen
1. Druk op Fax.
2. Druk op Address Book tot Nieuw en bew. op de onderste regel van
het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Groepsnummer verschijnt en druk op OK.
4. Voer een groepskiesnummer tussen 0 en 99 in en druk op OK.
5. Voer een snelkiesnummer in en druk op OK.
6. Druk op OK als de informatie m.b.t. het snelkiesnummer correct
wordt weergegeven.
7. Druk op OK als Ja verschijnt.
8. Herhaal stappen 5 en 6 om andere snelkiesnummers aan de groep
toe te voegen.
9. Als u klaar bent, drukt u op de pijltoetsen om Nee te selecteren bij de
vraag Nog een nummer? en drukt u op OK.
10.Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Een groepskiesnummer bewerken
U kunt een item uit de groep verwijderen of een nieuw nummer
toevoegen aan de geselecteerde groep.
1. Druk op Address Book tot Nieuw en bew. op de onderste regel van
het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Groepsnummer verschijnt en druk op OK.
3. Voer het groepskiesnummer in dat u wilt bewerken en druk op OK.
4. Voer het snelkiesnummer in dat u wilt toevoegen of verwijderen en
druk op OK.
Als u een nieuw snelkiesnummer hebt ingevoerd, verschijnt
Toevoegen?.
Als u een snelkiesnummer invoert dat in de groep is opgeslagen,
verschijnt.Verwijderen?
5. Druk op OK om het nummer toe te voegen of te verwijderen.
6. Druk op OK als Ja verschijnt om meer nummers toe te voegen of te
verwijderen en herhaal stap 4 en 5.
7. Als u klaar bent, drukt u op de pijltoetsen om Nee te selecteren bij de
vraag Nog een nummer? en drukt u op OK.
8. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Groepskiesnummers gebruiken
Om een groepskiesnummer te gebruiken, moet u het opzoeken in het
geheugen en selecteren.
Druk op Address Book als u tijdens het versturen van een fax wordt
gevraagd om een faxnummer in te voeren. Zie onder.
Een item zoeken in het adresboek
U kunt op twee manieren een nummer in het geheugen opzoeken. U
doorzoekt het telefoonboek alfabetisch of u voert de eerste letters in van
de naam die aan dat nummer is gekoppeld.
Het geheugen alfabetisch doorzoeken
1. Druk indien nodig op Fax.
2. Druk op Address Book tot Zoek. en kiez. op de onderste regel van
het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk
op OK.
4. Druk op OK als Alle verschijnt.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste naam met het nummer
verschijnt. U kunt het hele geheugen alfabetisch doorzoeken van
achter naar voor en omgekeerd.
Zoeken naar een specifieke beginletter
1. Druk indien nodig op Fax.
2. Druk op Address Book tot Zoek. en kiez. op de onderste regel van
het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk
op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot Id verschijnt en druk op OK.
5. Voer de eerste letters in van de naam die u zoekt en druk op OK.
6. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk
op OK.
Een vermelding in het adresboek verwijderen
In het adresboek kunt u items één voor één verwijderen.
1. Druk op Address Book tot Verwijderen op de onderste regel van
het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk
op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk
op OK.
Selecteer
Alles zoeken
om een item te zoeken in het volledige
adresboek.
Selecteer Id zoeken om een item te zoeken via de eerste letters van
de naam.
4. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk
op OK.
U kunt ook de eerste letters invoeren en op OK drukken. Druk op de
pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk op OK.
5. Druk op OK.
6. Druk op OK als Ja verschijnt om verwijderen te bevestigen.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Faxen_53
Adresboek afdrukken
1. U kunt de instellingen van uw adresboek controleren door ze in een
lijst af te drukken.
2. Druk op Address Book tot Afdrukken op de onderste regel van het
display verschijnt.
3. Druk op OK. Het apparaat drukt nu een overzicht van al uw
snelkiesnummers en groepsnummers af.
54_Onderhoud
Onderhoud
In dit hoofdstuk vindt u informatie over het onderhoud van het apparaat en de tonercassette.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Rapporten afdrukken
Geheugen wissen
Uw apparaat reinigen
De cassette onderhouden
De tonercassette vervangen
Te onderhouden onderdelen
Uw apparaat vanop de website beheren
Het serienummer van het apparaat controleren
Rapporten afdrukken
U kunt verschillende rapporten met nuttige informatie laten maken. De
volgende rapporten zijn beschikbaar:
Een rapport afdrukken
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Rapport verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste rapport of de gewenste lijst
verschijnt en druk vervolgens op OK.
Selecteer Alle rapporten om alle rapporten af te drukken.
4. Druk op OK als Ja verschijnt om het afdrukken te bevestigen.
De geselecteerde informatie wordt afgedrukt.
Afhankelijk van uw opties of model zullen sommige rapporten mogelijk
niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze menu’s
niet van toepassing op uw apparaat.
RAPPORT/LIJST OMSCHRIJVING
Configuratie In deze lijst staat de status van de opties die door
de gebruiker kunnen worden ingesteld. U kunt
deze lijst afdrukken om de in de instellingen
aangebrachte wijzigingen te bevestigen.
Telefoonlijst In deze lijst staan alle faxnummers en
e-mailadressen die in het geheugen van het
apparaat zijn opgeslagen.
Transm.rapport In dit rapport staat het faxnummer, het aantal
pagina’s, de verzendduur, de
communicatiemethode en het resultaat van de
verzending voor een specifieke taak.
U kunt uw apparaat zodanig instellen dat het
automatisch een verzendrapport afdrukt na elke
faxtaak. Zie pagina 50.
Verzendrapport Dit rapport bevat informatie over de faxen en e-
mailberichten die u onlangs hebt verzonden.
U kunt het apparaat zo instellen dat na elke
50 communicaties een rapport wordt afgedrukt. Zie
pagina 50.
Ontvangstrapp. Dit rapport bevat informatie over de faxberichten
die u recent hebt ontvangen.
Geplande taken In deze lijst staat een overzicht van de uitgestelde
faxen die recent in het geheugen zijn opgeslagen,
met begintijd en aard van de operatie.
Rap. ong. fax. In deze lijst staan de faxnummers die zijn
opgegeven als ongewenste faxnummers. Ga naar
het menu Inst. ong. fax om nummers aan de lijst
toe te voegen of uit de lijst te verwijderen.
Zie pagina 50.
Netwerkinform. In deze lijst staat informatie over de
netwerkverbinding en -configuratie van uw
apparaat.
Gebr.ver.lijst In deze lijst staan de gebruikers die gebruik mogen
maken van de e-mailfunctie.
Onderhoud_55
Geheugen wissen
U kunt kiezen welk gedeelte van de informatie in het geheugen u wilt
wissen.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Instel. wissen verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot het item dat u wilt wissen, verschijnt.
4. Druk op OK als Ja verschijnt.
5. Druk opnieuw op OK om het wissen te bevestigen.
6. Herhaal stappen 3 tot en met 5 om een ander item te wissen.
7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Uw apparaat reinigen
Volg de onderstaande reinigingsprocedures telkens na vervanging van een
tonercassette of als er problemen ontstaan met afdruk- en scankwaliteit. Dit
is voor het behoud van een goede afdruk- en scankwaliteit.
De buitenkant reinigen
U kunt de behuizing van het apparaat het beste schoonmaken met een
zachte, niet-pluizende doek. U kunt de doek enigszins bevochtigen met
water, maar let erop dat er geen water op of in het apparaat druppelt.
Binnenkant reinigen
Tijdens het afdrukken kunnen zich in het apparaat papierresten, toner en
stof verzamelen. Dit kan op een gegeven moment problemen met de
afdrukkwaliteit veroorzaken, zoals tonervlekken of vegen. Deze problemen
kunnen worden beperkt of verholpen door de binnenkant van het apparaat
te reinigen.
1. Schakel het apparaat uit en haal de stekker uit het stopcontact. Wacht
tot het apparaat is afgekoeld.
2. Open de voorklep volledig.
3. Houd de tonercassette vast aan de grepen en trek de cassette uit de
printer.
Controleer of alle faxtaken zijn voltooid voordat u het geheugen wist,
anders worden deze taken ook gewist.
Afhankelijk van uw opties of model zullen sommige menu’s mogelijk
niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze menu’s
niet van toepassing op uw apparaat.
OPTIES OMSCHRIJVING
Alle instel. Wist alle gegevens uit het geheugen en herstelt de
standaardinstellingen.
Faxinstel. Herstelt alle standaardfaxopties.
Kopieerinstel. Herstelt alle standaardkopieeropties.
Scaninstel. Herstelt alle standaardscanopties.
Systeeminst. Herstelt alle standaardsysteemopties.
Netwerkinstel. Herstelt alle standaardnetwerkopties.
Telefoonlijst Wist alle faxnummers en e-mailadressen uit het
geheugen.
Verzendrapport Wist alle informatie van verzonden faxen en e-mails.
Ontvangstrapp. Wist alle informatie over ontvangen faxberichten.
Als u de behuizing van het apparaat reinigt met
reinigingsmiddelen die veel alcohol, oplosmiddel of andere
agressieve substanties bevatten, kan de behuizing verkleuren of
vervormen.
Als er toner in het apparaat of in de directe omgeving van het
apparaat terecht is gekomen, raden wij u aan om dit te reinigen
met een zachte, met water bevochtigde doek of tissue. Als u een
stofzuiger gebruikt, kan in de lucht geblazen toner schadelijk zijn
voor uw gezondheid.
Raak het groene oppervlak, de OPC-drum en de voorkant van de
tonercassette niet aan met uw handen of met enig ander
materiaal. Gebruik de handgreep op elke cassette om aanraking
met dit oppervlak te vermijden.
Probeer geen krassen te maken op het oppervlak van de
transportriem.
Als u de voorklep langer dan enkele minuten geopend laat, kan de
OPC-drum worden blootgesteld aan licht. Hierdoor raakt de
OPC-drum beschadigd. Sluit de voorklep als de installatie om een
of andere reden moet worden stopgezet of onderbroken.
56_Onderhoud
4. Verwijder met een droge, niet-pluizende doek eventueel stof en
gemorste toner in en rond de ruimte voor de tonercassette.
5. Zoek de lange glazen strook (LSU) in het cassettevak en haal
voorzichtig een witte katoenen doek over de glasplaat om te zien of er
vuil aan blijft zitten.
6. Plaats alle onderdelen terug in het apparaat en sluit de voorklep.
7. Steek de stekker weer in het stopcontact en zet het apparaat aan.
Scannereenheid reinigen
U krijgt de beste kopieën als u de scannereenheid schoon houdt. We raden
u aan om de scannereenheid aan het begin van elke dag te reinigen.
Herhaal dit indien nodig in de loop van de dag.
1. Bevochtig een niet-pluizende, zachte doek of papieren handdoekje met
een beetje water.
2. Open het deksel van de scanner.
3. Veeg de glasplaat en het glas van de automatische documentinvoer
schoon en droog ze daarna af.
4. Veeg de onderkant van het scannerdeksel schoon en droog deze af.
5. Sluit het deksel van de scanner.
De cassette onderhouden
Tonercassette bewaren
Neem de volgende richtlijnen in acht voor een optimaal resultaat:
Haal de tonercassette pas uit de verpakking op het moment dat u deze
gaat gebruiken.
Vul de tonercassette niet bij. Schade aan het apparaat als gevolg van
bijgevulde cassettes valt niet onder de garantie.
Bewaar tonercassettes in dezelfde ruimte als het apparaat.
Om schade aan de tonercassette te voorkomen, moet u ervoor zorgen
dat deze niet langer dan enkele minuten wordt blootgesteld aan licht.
Verwachte levensduur van de cassette
De levensduur van de tonercassette hangt af van de hoeveelheid toner die
voor de afdruktaken vereist is. In de praktijk kan het aantal pagina’s variëren
afhankelijk van de afdrukdichtheid, de omgevingsomstandigheden, het
interval tussen verschillende afdrukken en het type en formaat van het
afdrukmateriaal. Als u bijvoorbeeld veel afbeeldingen afdrukt, moet de
tonercassette vaker worden vervangen.
Toner herverdelen
Als een tonercassette bijna leeg is, verschijnen er vage of lichtere gebieden
in de afdruk. U kunt de afdrukkwaliteit tijdelijk verbeteren door de toner
opnieuw te verdelen.
Er verschijnt mogelijk een bericht op het display dat aangeeft dat de
toner bijna op is.
Het venster van het programma SmartPanel verschijnt op het scherm
van uw computer en geeft aan welke cassette bijna leeg is.
Als u toner op uw kleding krijgt, veeg de toner dan af met een
droge doek en was het kledingstuk in koud water. Door warm
water te gebruiken, hecht de toner zich aan de stof.
Als de voorklep niet volledig gesloten is, werkt het apparaat niet.
Onderhoud_57
1. Open de voorklep volledig.
2. Houd de tonercassette vast aan de grepen en trek de cassette uit de
printer.
3. Houd beide grepen van de tonercassette vast en schud de cassette
grondig van links naar rechts om de toner opnieuw te verdelen.
4. Schuif de tonercassette terug in het apparaat.
5. Sluit de klep aan de voorzijde. Controleer of de klep goed is
vergrendeld.
De tonercassette vervangen
Als de tonercassette helemaal leeg is, moet u ze vervangen.
De status-LED en het bericht in verband met de toner op het display
geven aan dat de tonercassette vervangen moet worden.
Inkomende faxberichten worden opgeslagen in het geheugen.
Dit betekent dat de tonercassette moet worden vervangen. Controleer het
type tonercassette van uw apparaat. (Zie "Verbruiksartikelen en
accessoires bestellen" op pagina 77.)
1. Schakel het apparaat uit en wacht dan enkele minuten tot het apparaat
is afgekoeld.
2. Open de voorklep volledig.
Raak het groene oppervlak, de OPC-drum en de voorkant van de
tonercassette niet aan met uw handen of met enig ander
materiaal. Gebruik de handgreep op elke cassette om aanraking
met dit oppervlak te vermijden.
Probeer geen krassen te maken op het oppervlak van de
transportriem.
Als u de voorklep langer dan enkele minuten geopend laat, kan de
OPC-drum worden blootgesteld aan licht. Hierdoor raakt de
OPC-drum beschadigd. Sluit de voorklep als de installatie om een
of andere reden moet worden stopgezet of onderbroken.
Als er toner op uw kleding terechtkomt, veegt u de toner af met
een droge doek en wast u het kledingstuk in koud water. Door
warm water te gebruiken, hecht de toner zich aan de stof.
Als de voorklep niet volledig gesloten is, werkt het apparaat niet.
Raak het groene oppervlak, de OPC-drum en de voorkant van
de tonercassettes niet aan met uw handen of met enig ander
materiaal. Gebruik de handgreep op elke cassette om
aanraking met dit oppervlak te vermijden.
Probeer geen krassen te maken op het oppervlak van de
transportriem.
Als u de voorklep langer dan enkele minuten geopend laat,
kan de OPC-drum worden blootgesteld aan licht. Hierdoor
raakt de OPC-drum beschadigd. Sluit de voorklep als de
installatie om een of andere reden moet worden stopgezet of
onderbroken.
58_Onderhoud
3. Houd de tonercassette vast aan de grepen en trek de cassette uit de
printer.
4. Neem een nieuwe tonercassette uit de verpakking.
5. Houd beide grepen van de tonercassette vast en schud de cassette
grondig van links naar rechts om de toner opnieuw te verdelen.
6. Plaats de tonercassette op een vlak oppervlak, zoals hieronder
afgebeeld, en verwijder het papier rond de tonercassette door de tape te
verwijderen.
7. Neem de handgrepen op de tonercassette vast. Schuif de cassette in de
sleuf tot ze vast klikt.
8. Sluit de klep aan de voorzijde. Zorg ervoor dat de klep goed gesloten is
en schakel het apparaat in.
Het bericht Toner op wissen
Als u voortdurende weergave van het bericht Toner op storend vindt, kunt u
aangeven dat het bericht niet meer moet worden weergegeven.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Onderhoud verschijnt en druk vervolgens op
OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Toner Op wis. verschijnt en druk vervolgens
op OK.
4. Selecteer Aan en druk op OK.
5. Het bericht Toner op wordt nu niet meer weergegeven maar het bericht
Vervang toner wel, om u eraan te herinneren dat een nieuwe
tonercassette moet worden geïnstalleerd ter verbetering van de
kwaliteit.
Gebruik geen scherpe voorwerpen, zoals een schaar of mes,
om de verpakking van de tonercassette te openen. U zou het
oppervlak van de tonercassette kunnen beschadigen.
Om beschadiging te voorkomen, mag u de tonercassette niet
langer dan enkele minuten blootstellen aan licht. Bedek de
tonercassette indien nodig met een stuk papier om ze te
beschermen.
Als u toner op uw kleding krijgt, veeg de toner dan af met een
droge doek en was het kledingstuk in koud water. Door warm
water te gebruiken, hecht de toner zich aan de stof.
Als de voorklep niet volledig gesloten is, werkt het apparaat niet.
Als u eenmaal Aan hebt geselecteerd, wordt deze instelling
permanent in het geheugen van de tonercassette opgeslagen en
verdwijnt dit item uit het menu Onderhoud.
U kunt doorgaan met afdrukken, maar de kwaliteit wordt in dat
geval niet gegarandeerd en er wordt geen productondersteuning
meer verleend.
Onderhoud_59
Te onderhouden onderdelen
Om kwaliteits- en doorvoerproblemen als gevolg van versleten onderdelen
te vermijden en ervoor te zorgen dat uw printer goed blijft presteren, moeten
de volgende onderdelen vervangen worden als het opgegeven aantal
pagina’s is afgedrukt of als de levensduur van het desbetreffende onderdeel
is verstreken.
Wij raden ten zeerste aan dit onderhoud te laten uitvoeren door een
erkende servicemedewerker of door de leverancier of winkel waar u het
apparaat hebt gekocht. De vervanging van onderdelen waarvan de
gebruiksduur verstreken is, valt niet onder de garantie.
Verbruiksartikelen controleren
Als u regelmatig geconfronteerd wordt met papierstoringen of
afdrukproblemen, controleert u het aantal pagina’s dat het apparaat heeft
afgedrukt of gescand. Indien nodig vervangt u de desbetreffende
onderdelen.
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Onderhoud verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Gebruiksduur verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot het item dat u wilt wissen, verschijnt en druk
op OK.
Info verb.art.: Drukt een pagina af met informatie voor de
leverancier.
Totaal: Toont het totaal aantal afgedrukte pagina’s.
ADI-scan: Toont het aantal pagina’s dat gescand werd via de ADI.
Scan. via glas: Toont het aantal pagina’s dat gescand werd op de
glasplaat.
5. Druk op OK om te bevestigen dat u een pagina met informatie voor de
leverancier wilt afdrukken.
6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Rubber van de ADI vervangen
U moet het rubber van de ADI vervangen als er voortdurend problemen
optreden met het oppakken van het papier of als de levensduur van het
rubber is verstreken.
1. Open de klep van de automatische documentinvoer.
2. Draai de mof aan het rechteruiteinde van de ADI-rol in de richting van de
ADI en verwijder de rol.
3. Verwijder het rubberen matje van de automatische documentinvoer,
zoals in de afbeelding.
4. Breng een nieuw rubberen matje aan in de ADI.
5. Houd het linkeruiteinde van de ADI-rol in het verlengde van de gleuf en
druk het rechteruiteinde van de rol in de gleuf aan de rechterkant. Draai
de mof aan het rechteruiteinde in de richting van de uitvoerlade.
6. Sluit de klep van de automatische documentinvoer.
ONDERDELEN
AANTAL AFDRUKKEN
(GEMIDDELD)
Fixeereenheid Circa 50.000 pagina’s
Rubberen matje van de
automatische documentinvoer
Circa 20.000 pagina’s
ADI-papierinvoerrol Circa 20.000 pagina’s
Opneemrol Circa 50.000 pagina’s
Transportrol Circa 50.000 pagina’s
1 Mof
2 Rol van de automatische
documentinvoer
1 Rubberen matje van de
automatische
documentinvoer
60_Onderhoud
Uw apparaat vanop de website beheren
Als het apparaat aangesloten is op een netwerk en u de TCP/IP-parameters
correct hebt ingesteld, kunt u het apparaat beheren via Samsung
SyncThru™ Web Service, een ingebouwde webserver. U kunt de
SyncThru™ Web Service gebruiken om:
De eigenschappen van het apparaat weer te geven en de huidige status
te controleren.
De TCP/IP-parameters te wijzigen en andere netwerkparameters in te
stellen.
De printereigenschappen te wijzigen.
Het apparaat zo in te stellen dat u een e-mailbericht krijgt toegestuurd
met de status van het apparaat.
Ondersteuning te krijgen bij het gebruik van het apparaat.
Zo krijgt u toegang tot SyncThru™ Web Service
1. Open een webbrowser in Windows, zoals Internet Explorer.
2. Geef het IP-adres van het apparaat (http://xxx.xxx.xxx.xxx) op in het
adresveld en druk op Enter of klik op Ga naar.
De ingesloten website wordt geopend.
Het serienummer van het apparaat controleren
Als u een dienst vraagt of u zich registreert als gebruiker op de website van
Samsung, vraagt men u mogelijk naar het serienummer.
Volg onderstaande stappen om het serienummer te controleren:
1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display
verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Onderhoud verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Serienummer verschijnt en druk op OK.
4. Controleer het serienummer van uw apparaat.
5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus.
Problemen oplossen_61
Problemen oplossen
In dit hoofdstuk vindt u nuttige informatie over wat u moet doen als er een probleem optreedt.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Tips om papierstoringen te voorkomen
Vastgelopen papier verwijderen
Vastgelopen papier verwijderen
Informatie over berichten op het display
Andere problemen oplossen
Tips om papierstoringen te voorkomen
U kunt de meeste papierstoringen vermijden door het juiste type
afdrukmateriaal te gebruiken. Volg de stappen op pagina 61 wanneer er
zich een papierstoring voordoet.
Volg de procedures op pagina 35. Zorg ervoor dat de verstelbare
geleiders correct zijn ingesteld.
Plaats niet te veel papier in de lade. Zorg dat de papierstapel niet boven
de maximummarkering aan de binnenzijde van de lade uitkomt.
Verwijder geen papier uit de papierlade tijdens het afdrukken.
Buig het papier, waaier het uit en maak er een rechte stapel van voordat
u het in de lade plaatst.
Gebruik geen gekreukt, vochtig of sterk gekruld papier.
Plaats geen verschillende soorten papier in een lade.
Gebruik alleen aanbevolen afdrukmaterialen.
(Zie "Papierformaat en -type instellen" op pagina 37.)
Zorg ervoor dat het papier in de lade ligt met de te bedrukken zijde naar
beneden of in de lade voor handmatige invoer met de te bedrukken zijde
naar boven.
Vastgelopen papier verwijderen
Wanneer er een origineel vastraakt in de ADI, verschijnt Documentstor. op
het display.
Papierstoring in het invoergedeelte
1. Verwijder alle resterende pagina’s uit de ADI.
2. Open de klep van de automatische documentinvoer.
3.
Draai de bus aan het rechteruiteinde van de ADI-papierinvoerrol in de
richting van de ADI (
1
) en verwijder de invoerrol uit de sleuf (
2
). Trek het
document voorzichtig naar links en uit de automatische documentinvoer.
4. Plaats het linkeruiteinde van de documentinvoerrol in de linkerhouder en
druk het rechteruiteinde van de rol in de rechterhouder (1). Draai de bus
aan het rechteruiteinde van de rol in de richting van de
documentinvoer (2).
5. Sluit de klep van de automatische documentinvoer. Plaats de
verwijderde pagina(’s), indien nodig, terug in de automatische
documentinvoer.
1 Klep van de ADI
Deze illustratie kan iets afwijken van uw apparaat afhankelijk van
het model.
Gebruik de glasplaat van de scanner voor originelen van dik, dun
of gemengd papier om papierstoringen te voorkomen.
62_Problemen oplossen
Papierstoring aan uitgang
1. Verwijder alle resterende pagina’s uit de ADI.
2. Pak het verkeerd ingevoerde papier vast en verwijder het uit de
uitvoerlade door het voorzichtig naar rechts te trekken met beide
handen.
3. Plaats de verwijderde pagina’s opnieuw in de ADI.
Papierstoring bij de roller
1. Open het deksel van de scanner.
2. Pak het verkeerd ingevoerde papier vast en verwijder het uit het
invoergedeelte door het voorzichtig met beide handen naar rechts te
trekken.
3. Sluit het deksel van de scanner. Plaats de verwijderde pagina’s opnieuw
in de automatische documentinvoer.
Vastgelopen papier verwijderen
Als er een papierstoring optreedt, verschijnt er een waarschuwingsbericht
op het display. Raadpleeg de onderstaande tabel om te zien waar het
papier is vastgelopen en verwijder het vastgelopen papier.
In het papierinvoergedeelte
Volg onderstaande stappen om vastgelopen papier uit het
papierinvoergebied te verwijderen.
1. Trek de lade volledig open.
2. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig recht naar buiten
te trekken, zoals hieronder is afgebeeld.
Als het papier niet beweegt wanneer u eraan trekt, of als u in dat gebied
geen papier ziet, controleert u de papieruitvoer Rond de tonercassette.
BERICHT
PLAATS VAN DE
STORING
GA NAAR
Papierstoring 0
Open/sluit klep
In het papierinvoergebied
en binnenin het apparaat
Pagina 62,
Pagina 63
Papierstoring 1
Open/sluit klep
Binnenin het apparaat Pagina 63
Papierstoring 2
Contr. Binnenin
Binnenin het apparaat of
in de fixeereenheid
Pagina 63
Stor. in duplex0
Contr. binnenin
Binnenin het apparaat Pagina 64
Stor. in duplex1
Open/sluit klep
In het papierinvoergebied
en binnenin het apparaat
Pagina 64
Afhankelijk van de opties of het model zullen sommige berichten
mogelijk niet op het weergavescherm verschijnen.
Trek het vastgelopen papier voorzichtig en langzaam naar buiten om
te voorkomen dat het scheurt. Volg de aanwijzingen in de volgende
secties om de papierstoring te verhelpen.
Problemen oplossen_63
3. Plaats de lade terug in het apparaat. De printer gaat automatisch door
met afdrukken.
In de lade voor handmatige invoer
Als u afdrukt via de multifunctionele lade en het apparaat ontdekt dat er
geen papier werd geplaatst of dat het verkeerd werd geplaatst, volgt u de
onderstaande stappen om het vastgelopen papier te verwijderen.
1. Controleer of het papier is vastgelopen in het invoergedeelte, en zo ja,
trek het er voorzichtig uit.
2. Plaats een vel papier in de lade voor handmatige invoer.
3. Open de voorklep en sluit deze weer. Het apparaat gaat door met
afdrukken.
Rond de tonercassette
Volg onderstaande stappen om vastgelopen papier rond de tonercassette
te verwijderen.
1. Open de voorklep en verwijder de tonercassette.
2. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig recht naar buiten
te trekken, zoals hieronder is afgebeeld.
3. Plaats de tonercassette terug en sluit de voorklep. De printer gaat
automatisch door met afdrukken.
In het papieruitvoergebied
Volg onderstaande stappen om vastgelopen papier uit het
papieruitvoergedeelte te verwijderen.
1. Als een groot deel van het papier zichtbaar is, trekt u het papier er recht
uit. Open de voorklep en sluit deze goed. Het apparaat gaat door met
afdrukken.
Als u het vastgelopen papier niet kunt vinden, of als u weerstand
ondervindt bij het verwijderen van het papier, stopt u met trekken en
gaat u naar stap 2.
2. Open de achterklep.
3. Druk de achtergeleider aan weerskanten naar beneden en verwijder het
vastgelopen papier voorzichtig uit het apparaat. Breng de achterste
geleider terug in zijn oorspronkelijke positie.
4. Sluit de achterklep. De printer gaat automatisch door met afdrukken.
Als de voorklep niet volledig gesloten is, werkt het apparaat niet.
1 Achtergeleider
64_Problemen oplossen
Rond de duplex-eenheid
Als de duplex-eenheid niet op de juiste manier wordt teruggeplaatst, kan er
zich een papierstoring voordoen. Zorg ervoor dat de duplexeenheid op de
juiste manier wordt geplaatst.
1. Haal de duplex-eenheid uit het apparaat.
2. Verwijder het vastgelopen papier uit de duplexeenheid.
Als het papier er niet samen met de duplex-eenheid uitkomt, verwijdert u
het papier onderaan in het apparaat.
Als u het vastgelopen papier niet kunt vinden of als u weerstand
ondervindt bij het verwijderen van het papier, gaat u naar stap 3.
3. Open de achterklep.
4. Duw de achterste geleider aan beide zijden naar beneden en verwijder
het papier. Breng de achterste geleider terug in zijn oorspronkelijke
positie.
5. Sluit de achterklep. De printer gaat automatisch door met afdrukken.
In de optionele lade
Als het papier is vastgelopen in de optionele lade, voert u de volgende
stappen uit om het vastgelopen papier te verwijderen.
1. Trek de optionele lade open.
2. Als u het vastgelopen papier ziet, verwijdert u het uit het apparaat door
het voorzichtig recht naar buiten te trekken, zoals hieronder is
aangegeven.
Als u het vastgelopen papier niet kunt vinden of als u weerstand
ondervindt bij het verwijderen van het papier, gaat u naar stap 3.
1 duplexeenheid
1
1 Achtergeleider
Problemen oplossen_65
3. Trek de lade half open.
4. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig recht naar buiten
te trekken.
5. Plaats de laden weer in het apparaat. De printer gaat automatisch door
met afdrukken.
Informatie over berichten op het display
Berichten verschijnen op het display van het bedieningspaneel om de status
van het apparaat of fouten te melden. Raadpleeg de onderstaande tabellen
voor de betekenis van de berichten en verhelp het probleem indien nodig.
De berichten en de betekenis ervan zijn in alfabetische volgorde vermeld.
xxx geeft het type afdrukmateriaal aan.
yyy geeft de lade aan.
Als het bericht niet in de tabel voorkomt, zet u het apparaat uit en
weer aan en probeert u de afdruktaak opnieuw uit te voeren. Neem
contact op met de serviceafdeling als het probleem zich blijft
voordoen.
Afhankelijk van de opties of het model zullen sommige berichten
mogelijk niet op het weergavescherm verschijnen.
BERICHT BETEKENIS
VOORGESTELDE
OPLOSSINGEN
Annuleren?
W Ja X
Het geheugen van het
apparaat is volgeraakt,
terwijl het document in
het geheugen werd
opgeslagen.
Als u de faxopdracht wilt
annuleren, drukt u op de
knop OK om Ja te
accepteren.
Als u de pagina’s wilt
verzenden die correct
zijn opgeslagen, drukt u
op de knop OK om Nee
te selecteren. Verzend
de resterende pagina’s
later als er opnieuw
geheugen vrij is.
[xxx]
weldra vervangen
De levensduur van het
onderdeel zal
binnenkort afgelopen
zijn.
Zie pagina 59 en neem
contact op met de
onderhoudsdienst.
Bestandsindeling
niet ondersteund
De geselecteerde
bestandsindeling wordt
niet ondersteund.
Gebruik de juiste
bestandsindeling.
Bewerking
Niet toegewezen
U bent bezig met Pag.
toevoegen/Taak
annuleren, maar er zijn
geen taken opgeslagen.
Controleer op het display
of er uitgestelde taken
zijn.
Bijgevulde toner
T
De tonercassette die u
hebt geïnstalleerd is
niet origineel of is
opnieuw gevuld.
De afdrukkwaliteit kan
achteruitgaan als een
opnieuw gevulde
tonercassette wordt
geplaatst, omdat de
eigenschappen van zo’n
cassette aanzienlijk
kunnen verschillen van
die van een originele
cassette.
We raden aan om
originele tonercassettes
van Samsung te
gebruiken.
[COMM.-fout] Het apparaat heeft een
communicatieprobleem.
Vraag de afzender om de
fax opnieuw te
verzenden.
66_Problemen oplossen
Documentstor. Het origineel heeft een
papierstoring
veroorzaakt in de ADI.
Verwijder het
vastgelopen papier.
Ziepagina61.
Een pagina is
te groot
Er staan meer
gegevens op een
pagina dan het
ingestelde formaat
toelaat.
Verlaag de resolutie en
probeer het opnieuw.
E-mail overschr.
serveronderst.
Het e-mailbericht is
groter dan het door de
SMTP-server
ondersteund formaat.
Splits uw e-mailbericht
op of verlaag de
resolutie.
[Geen antwoord] Het andere faxapparaat
neemt zelfs na
verschillende pogingen
niet op.
Probeer het opnieuw. Ga
na of het andere
faxapparaat aanstaat.
Geen toner meer
T
De
houdbaarheidsdatum
van de printercassette
die met de pijl wordt
aangeduid, is bereikt.
Dit bericht verschijnt
wanneer de
tonercassette volledig
leeg is en de printer stopt
met afdrukken. Vervang
de desbetreffende
tonercassette door een
originele Samsung-
cassette. Zie pagina 57.
Gegev. bijwerken
Even geduld…
Dit bericht wordt
weergegeven als de
systeeminstellingen zijn
gewijzigd of als u een
back-up maakt.
Schakel het apparaat
niet uit als dit bericht
wordt weergegeven.
Wijzigingen worden dan
niet opgeslagen
waardoor er gegevens
kunnen verloren gaan.
Geheugen vol Het geheugen is vol. Verwijder overbodige
faxopdrachten en
verzend ze opnieuw
zodra er meer geheugen
beschikbaar is. U kunt de
verzending ook in
verschillende delen
opsplitsen.
Groep niet
beschikbaar
U hebt geprobeerd om
een
groepslocatienummer
te selecteren terwijl u
slechts een enkel
locatienummer kunt
gebruiken, zoals bij het
toevoegen van locaties
voor meervoudig
verzenden.
Gebruik een
snelkiesnummer of kies
handmatig een
faxnummer met de
cijfertoetsen.
Hoofdmotor
LSU geblokkeerd
Er is een probleem met
de hoofdmotor.
Open de klep aan de
voorzijde en sluit deze
weer.
BERICHT BETEKENIS
VOORGESTELDE
OPLOSSINGEN
[Incompatibel] Het apparaat heeft een
fax ontvangen van een
nummer dat is
geregistreerd als een
ongewenst faxnummer.
De ontvangen
faxgegevens zullen
worden verwijderd.
Controleer de
instellingen voor
ongewenste
faxnummers.
Zie pagina 50.
Lijn bezet Het ontvangende
faxapparaat
antwoordde niet of de
lijn is al in gebruik.
Wacht enkele minuten en
probeer het opnieuw.
[Lijnfout] Er kan geen verbinding
tot stand worden
gebracht met het
ontvangende
faxapparaat of de
verbinding is verbroken
als gevolg van een
probleem met de
telefoonlijn.
Probeer het opnieuw. Als
het probleem zich blijft
voordoen, wacht u een
uurtje en probeert u het
opnieuw.
U kunt ook de
foutcorrectiemodus
inschakelen.
Zie pagina 51.
Niet toegewezen Voor de door u
gebruikte sneltoets of
het snelkiesnummer is
er geen toegekend
nummer.
Voer het nummer
handmatig in met behulp
van de cijfertoetsen of
sla het nummer of adres
op.
Ongeldige toner
T
De tonercassette die u
hebt geïnstalleerd is
niet geschikt voor uw
apparaat.
Installeer een originele
Samsung-tonercassette
die voor uw apparaat
werd ontwikkeld.
[Op Stop gedr.] Stop/Clear werd
ingedrukt terwijl het
apparaat in werking
was.
Probeer het opnieuw.
Klep open De voorklep is niet goed
vergrendeld.
Sluit de klep goed. Deze
moet vastklikken.
Opnieuw kiezen? Het apparaat wacht
gedurende de
ingestelde wachttijd
voordat het een
nummer dat bezet was
opnieuw kiest.
U kunt op OK drukken
om direct opnieuw te
kiezen of op Stop/Clear
om opnieuw kiezen te
annuleren.
Papierstoring 0
Open/sluit klep
Er is papier
vastgelopen in het
invoergedeelte van de
multifunctionele lade.
Verwijder het
vastgelopen papier.
Zie pagina 62.
Papierstoring 1
Open/sluit klep
Er is papier
vastgelopen in het
apparaat.
Verwijder het
vastgelopen papier.
Zie pagina 63.
Papierstoring 2
Contr. binnenin
Het speciale
afdrukmateriaal is
vastgelopen in het
papieruitvoergebied.
Verwijder het
vastgelopen papier.
Zie pagina 63.
BERICHT BETEKENIS
VOORGESTELDE
OPLOSSINGEN
Problemen oplossen_67
Plaats tonercas.
T
Er is geen
tonercassette geplaatst.
Plaats de tonercassette.
Scanner geblok. De scannermodule is
geblokkeerd
Deblokkeer de scanner
en druk op Stop/Clear.
Stor. in duplex0
Contr. binnenin
Het papier is
vastgelopen bij het
dubbelzijdig afdrukken.
Dit is alleen van
toepassing op
apparaten met deze
functie.
Verwijder het
vastgelopen papier.
Zie pagina 64.
Stor. in duplex1
Open/sluit klep
Het papier is
vastgelopen bij het
dubbelzijdig afdrukken.
Dit is alleen van
toepassing op
apparaten met deze
functie.
Verwijder het
vastgelopen papier.
Zie pagina 64.
Toner bijna op
T
De corresponderende
tonercassette is bijna
leeg.
Haal de tonercassette
eruit en schud deze
grondig heen en weer.
Zo kunt u tijdelijk
opnieuw afdrukken.
Toner niet Sams.
T
De tonercassette is
geen originele cassette
van Samsung.
Druk op OK om van het
bericht naar Stop of
Doorgaan te
schakelen.
W Stop X
U kunt Stop of
Doorgaan selecteren
met de knop linker/
rechterpijl.
Als u Stop selecteert
door te drukken op OK
op het bedieningspaneel,
stopt het apparaat met
afdrukken. Als u
Doorgaan kiest, gaat het
apparaat door met
afdrukken, maar kan de
afdrukkwaliteit niet
worden gegarandeerd.
Als u geen keuze maakt,
reageert het apparaat
alsof Stop is
geselecteerd.
Vervang de
desbetreffende
tonercassette door een
originele Samsung-
cassette. Zie pagina 57.
BERICHT BETEKENIS
VOORGESTELDE
OPLOSSINGEN
Toner op
T
De tonercassette is
leeg. Het apparaat
drukt niet meer af.
Druk op OK om van het
bericht naar Stop of
Doorgaan te
schakelen.
W Stop X
U kunt met de pijltoetsen
de optie Stop of
Doorgaan kiezen.
Als u Stop selecteert
door op OK op het
bedieningspaneel te
drukken, stopt het
apparaat met afdrukken.
Als u Doorgaan kiest,
gaat het apparaat door
met afdrukken, maar kan
de afdrukkwaliteit niet
worden gegarandeerd.
Als u geen keuze maakt,
reageert het apparaat
alsof Stop is
geselecteerd.
Vervang de
tonercassette door een
nieuwe. Zie pagina 57.
Uitvoerbak vol|
Open/sluit klep
De uitvoerlade van het
apparaat zit vol met
papier.
Verwijder papier. Open
de voorklep en sluit ze
weer.
Verbindingsfout De verbinding met de
SMTP-server is mislukt.
Controleer de
serverinstellingen en de
netwerkkabel.
Verkeerd papier
[yyy]
Het in de
printereigenschappen
opgegeven
papierformaat stemt
niet overeen met het
door u geplaatste
papier.
Plaats het juiste papier in
de lade.
Vervang toner
T
Dit bericht verschijnt
tussen de status Toner
op en Toner bijna op.
Vervang de
tonercassette door een
nieuwe. Zie pagina 56.
Verzendfout
(DNS)
Er is een probleem met
de DNS-server.
Configureer de DNS-
instellingen.
Verzendfout
(POP3)
Er is een probleem met
de POP3-server.
Configureer de POP3-
instellingen.
Verzendfout
(SMTP)
Er is een probleem met
de SMTP-server.
Kies een beschikbare
server.
Verzendfout
(VERIFICATIE)
Er is een probleem met
de SMTP-verificatie.
Configureer de
verificatie-instellingen.
Verzendfout
(verk. config.)
Er is een probleem met
de
netwerkinterfacekaart.
Configureer uw
netwerkkaart op de
goede manier.
Voer nogmaals in U hebt een optie
gekozen die niet
beschikbaar was.
Kies een andere optie.
[yyy]
is leeg
De papierlade is leeg. Plaats papier in de lade.
BERICHT BETEKENIS
VOORGESTELDE
OPLOSSINGEN
68_Problemen oplossen
Andere problemen oplossen
In het onderstaande overzicht vindt u een aantal mogelijke problemen en de
bijbehorende oplossingen. Voer de stappen uit in de aangegeven volgorde
totdat het probleem is verholpen. Neem contact op met de serviceafdeling
als het probleem zich blijft voordoen.
Papierinvoer
Afdrukproblemen
TOESTAND VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
Afdrukpapier loopt
vast.
Verwijder het vastgelopen papier. Zie pagina 61.
Papier kleeft aan
elkaar.
Zorg dat er niet te veel papier in de lade ligt. De
lade is geschikt voor maximaal 250 vel papier,
afhankelijk van de papierdikte.
Zorg dat u een geschikte papiersoort gebruikt.
Zie pagina 37.
Haal het papier uit de lade en buig het of
waaier het uit.
In vochtige omstandigheden kunnen bepaalde
papiersoorten aan elkaar blijven kleven.
Invoerprobleem met
een aantal vellen
tegelijk.
Er kan niet meer dan één papiersoort tegelijk in
de lade worden geplaatst. Plaats alleen papier
van dezelfde soort en hetzelfde formaat en
gewicht.
Als het papier is vastgelopen doordat er meer
vellen tegelijk zijn ingevoerd, verwijdert u deze.
Zie pagina 61.
Afdrukpapier wordt
niet ingevoerd.
Verwijder eventuele verstoppingen in het
apparaat.
Het papier is niet goed in de lade gelegd.
Verwijder het papier en plaats het op de juiste
manier in de lade.
Er ligt te veel papier in de lade. Verwijder het
teveel aan papier.
Het papier is te dik. Gebruik alleen papier dat
aan de specificaties voor het apparaat voldoet.
Zie pagina 31.
Als het origineel niet door het apparaat gaat, is
het rubber van de ADI mogelijk aan vervanging
toe. Zie pagina 59.
Het papier blijft
vastlopen.
Er ligt te veel papier in de lade. Verwijder het
teveel aan papier. Gebruik de lade voor
handmatige invoer als u op speciaal materiaal
afdrukt.
U gebruikt een verkeerde papiersoort. Gebruik
alleen papier dat aan de specificaties voor het
apparaat voldoet. Zie pagina 31.
Mogelijk zitten er materiaalresten in het
apparaat. Open de voorklep en verwijder de
resten.
Als het origineel niet door het apparaat gaat, is
het rubber van de ADI mogelijk aan vervanging
toe. Zie pagina 59.
Enveloppen trekken
scheef of worden
niet goed ingevoerd.
Zorg dat de papiergeleiders aan beide kanten van
de envelop goed zijn ingesteld (ze moeten de
envelop net raken).
TOESTAND
MOGELIJKE
OORZAAK
VOORGESTELDE
OPLOSSINGEN
Het apparaat
drukt niet af.
Het apparaat krijgt
geen stroom.
Controleer of het netsnoer is
aangesloten. Controleer de
aan/uit-schakelaar en het
stopcontact.
Het apparaat is niet als
standaardprinter
geselecteerd.
Selecteer Samsung SCX-4x25
Series als de standaardprinter
in Windows.
Controleer het volgende in het apparaat.
De voorklep is niet gesloten. Sluit de klep.
Er is een papierstoring opgetreden. Verwijder het
vastgelopen papier. Zie pagina 62.
De papierlade is leeg. Plaats papier. Zie pagina 35.
Er is geen tonercassette geplaatst. Plaats de
tonercassette.
Neem contact op met de serviceafdeling als er een
systeemfout optreedt.
De verbindingskabel
tussen de computer en
het apparaat is niet
goed aangesloten.
Maak de printerkabel los en
sluit deze opnieuw aan.
De verbindingskabel
tussen de computer en
het apparaat is
mogelijk defect.
Sluit de kabel indien mogelijk
aan op een andere computer
die naar behoren werkt en druk
een document af. U kunt ook
proberen om een andere
printerkabel te gebruiken.
De poortinstelling is
niet juist.
Controleer de
printerinstellingen in Windows
om vast te stellen of de
afdruktaak naar de juiste poort
wordt gestuurd. Als uw
computer meerdere poorten
heeft, controleert u of het
apparaat op de juiste poort is
aangesloten.
Het apparaat is
mogelijk niet goed
geconfigureerd.
Controleer de
printereigenschappen om na te
gaan of alle afdrukinstellingen
correct zijn.
Mogelijk is het
printerstuurprogramma
niet goed
geïnstalleerd.
Herstel de printersoftware. Zie
Software.
Het apparaat werkt niet
goed.
Kijk of het display van het
bedieningspaneel een
systeemfout aangeeft.
Het document is zo
groot dat er niet
voldoende ruimte op
de vaste schijf van de
computer is om
toegang te krijgen tot
de afdruktaak.
Maak extra ruimte op de vaste
schijf vrij en druk het document
opnieuw af.
Problemen oplossen_69
Het apparaat
haalt papier uit
de verkeerde
invoer.
Mogelijk is in de
printereigenschappen
de verkeerde
invoerlade
geselecteerd.
In veel softwaretoepassingen
kunt u de papierbron instellen
op het tabblad Dun papier
onder printereigenschappen.
Selecteer de juiste lade.
Raadpleeg de Help bij het
printerstuurprogramma.
Een afdruktaak
wordt uiterst
langzaam
afgedrukt.
Mogelijk is de
afdruktaak zeer
complex.
Maak de pagina minder
complex of wijzig de
instellingen voor de
afdrukkwaliteit.
De helft van de
pagina is leeg.
Mogelijk is de
afdrukstand verkeerd
ingesteld.
Wijzig de afdrukstand in het
desbetreffende programma.
Raadpleeg de Help bij het
printerstuurprogramma.
Het ingestelde
papierformaat stemt
niet overeen met het
formaat van het papier
in de lade.
Controleer of het papierformaat
dat is ingesteld in het
printerstuurprogramma
overeenstemt met het papier in
de papierlade.
Controleer of het papierformaat
dat is ingesteld in het
printerstuurprogramma
overeenstemt met het papier
dat is geselecteerd in het
programma dat u gebruikt.
Het apparaat
drukt wel af,
maar de tekst
is niet correct,
vervormd of
niet compleet.
De printerkabel zit los
of is defect.
Maak de printerkabel los en
sluit deze opnieuw aan. Druk
een document af dat u eerder
wel correct hebt kunnen
afdrukken. Sluit kabel en
apparaat, indien mogelijk, aan
op een andere computer en
druk een document af dat u
eerder wel correct hebt kunnen
afdrukken. Als dit alles niet
helpt, sluit u een nieuwe
printerkabel aan.
Het verkeerde
printerstuurprogramma
is geselecteerd.
Controleer in het afdrukmenu
van de toepassing of u de juiste
printer hebt geselecteerd.
De softwaretoepassing
werkt niet naar
behoren.
Probeer een document af te
drukken vanuit een andere
toepassing.
Het besturingssysteem
werkt niet naar
behoren.
Sluit Windows af en start de
computer opnieuw op. Zet de
printer uit en weer aan.
TOESTAND
MOGELIJKE
OORZAAK
VOORGESTELDE
OPLOSSINGEN
Er worden
blanco
pagina’s
afgedrukt.
De tonercassette is
leeg of beschadigd.
Herverdeel indien nodig het
tonerpoeder. Zie pagina 56.
Vervang indien nodig de
tonercassette.
Mogelijk bevat het
bestand blanco
pagina’s.
Controleer of het bestand
blanco pagina’s bevat.
Mogelijk is een
onderdeel van het
apparaat defect
(bijvoorbeeld de
controller of het
moederbord).
Neem contact op met de
serviceafdeling.
De printer
drukt het PDF-
bestand niet
goed af.
Sommige
delen van
afbeeldingen,
tekst of
illustraties
ontbreken.
Incompatibiliteit tussen
het PDF-bestand en de
Acrobat-producten.
Mogelijk kunt u het probleem
oplossen door het PDF-bestand
af te drukken als afbeelding.
Schakel Print As Image uit de
afdrukopties van Acrobat in.
Een PDF-bestand als
afbeelding afdrukken
neemt meer tijd in
beslag.
De foto’s
worden niet
goed
afgedrukt. De
afbeeldingen
zijn niet
duidelijk.
De resolutie van de
foto is zeer laag.
Verklein de afmetingen van de
foto. Als u de foto vergroot in
het programma, wordt de
resolutie verlaagd.
Het apparaat
drukt wel af,
maar de tekst
is niet correct,
vervormd of
niet compleet.
Als u in een
DOS-omgeving werkt,
is het mogelijk dat het
lettertype voor uw
apparaat verkeerd is
ingesteld.
Voorgestelde oplossingen:
Wijzig het lettertype. Zie "Het
lettertype wijzigen" op
pagina 29.
Alvorens af te
drukken, komt
er aan de
uitvoerlade
stoom uit het
apparaat.
Het gebruik van
vochtig papier kan
stoom produceren
tijdens het afdrukken.
Dit is niet ernstig. U kunt
gewoon doorgaan met
afdrukken.
TOESTAND
MOGELIJKE
OORZAAK
VOORGESTELDE
OPLOSSINGEN
70_Problemen oplossen
Problemen met de afdrukkwaliteit
Vuil aan de binnenkant van het apparaat of verkeerd geplaatst papier kan
leiden tot een slechtere afdrukkwaliteit. Raadpleeg de onderstaande tabel
om het probleem te verhelpen.
TOESTAND VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
Lichte of vage
afdrukken
Als u een verticale witte strook of vaag gedeelte op
de afdruk ziet:
De tonercassette is bijna leeg. Door de
resterende toner over de cassette te verdelen,
kunt u er waarschijnlijk nog een aantal
afdrukken mee maken. Zie pagina 57. Als de
afdrukkwaliteit hierdoor niet wordt verbeterd,
moet u een nieuwe tonercassette plaatsen.
Misschien voldoet het papier niet aan de
specificaties (bijvoorbeeld te vochtig of te ruw).
Zie pagina 31.
Als de hele pagina licht is, is de afdrukresolutie
te laag ingesteld. Wijzig de afdrukresolutie.
Raadpleeg de Help van het
printerstuurprogramma.
Een combinatie van vage plekken en vegen kan
erop duiden dat de tonercassette gereinigd
moet worden.
Het oppervlak van de laserscaneenheid in het
apparaat kan vuil zijn. Reinig het LSU-gedeelte,
neem contact op met de serviceafdeling.
Tonervlekken Het papier voldoet niet aan de specificaties
(bijvoorbeeld te vochtig of te ruw). Zie pagina 31.
Het papierpad is mogelijk aan een
reinigingsbeurt toe. Zie "Binnenkant reinigen" op
pagina 55.
Onregelmatigheden
Als op willekeurige plaatsen vage, meestal ronde
plekken verschijnen:
Er zit mogelijk een slecht vel tussen het papier.
Druk het document opnieuw af.
Het vochtgehalte van het papier is niet op alle
plaatsen gelijk of het papier bevat vochtplekken.
Probeer papier van een ander merk. Zie
pagina 31.
Een hele partij papier is niet in orde. Problemen
tijdens de productie kunnen ertoe leiden dat
sommige delen toner afstoten. Probeer een
ander soort of merk papier.
Stel de resolutie van de printer anders in en
probeer het opnieuw. Ga naar de
printereigenschappen, klik op het tabblad
Papier en stel het type in op Dik papier.
Raadpleeg de sectie Software voor meer
informatie.
Als het probleem hiermee niet kan worden
opgelost, neemt u contact op met de
serviceafdeling.
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
Witte vlekken
Er verschijnen witte vlekken op de pagina:
Het papier is te ruw en vuil van het papier komt
binnenin het apparaat terecht, waardoor de
transportriem vuil kan zijn geworden. Reinig de
binnenkant van het apparaat. Neem contact op
met de serviceafdeling.
Het papierpad is mogelijk aan een
reinigingsbeurt toe. Neem contact op met de
serviceafdeling.
Verticale strepen Als de pagina zwarte, verticale strepen vertoont:
Er zit waarschijnlijk een kras op de
lichtgevoelige drum in de tonercassette.
Verwijder de tonercassette en plaats een
nieuwe. Zie pagina 57.
Als de pagina witte verticale strepen vertoont:
Het oppervlak van de laserscaneenheid in het
apparaat kan vuil zijn. Reinig het LSU-gedeelte,
neem contact op met de serviceafdeling.
Gekleurde of
zwarte achtergrond
Als er in lichte gedeelten te veel toner wordt
gebruikt (grijze achtergrond):
Gebruik papier met een lager gewicht. Zie
pagina 31.
Controleer de omgeving van het apparaat:
bijzonder droge (lage luchtvochtigheid) of
extreem vochtige omgevingsomstandigheden
(relatieve luchtvochtigheid van meer dan 80%)
kunnen leiden tot een grijzere achtergrond.
Verwijder de oude tonercassette en plaats een
nieuwe. Zie pagina 57.
Tonervlekken Reinig de binnenkant van het apparaat. Zie
pagina 55.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het
papier. Zie pagina 31.
Verwijder de tonercassette en plaats een
nieuwe. Zie pagina 57.
Verticaal
terugkerende
afwijkingen
Als de bedrukte zijde van de pagina met gelijke
intervallen afwijkingen vertoont:
De tonercassette is mogelijk defect. Als een
afwijking zich met regelmatige tussenafstanden
herhaalt, moet u een paar keer een
reinigingsvel afdrukken om de tonercassette te
reinigen. Als de problemen zich hierna blijven
voordoen, plaatst u een nieuwe tonercassette.
Zie pagina 57.
Er zit mogelijk toner op sommige onderdelen
van het apparaat. Als de afwijkingen zich op de
achterkant van de pagina bevinden, zal het
probleem zichzelf waarschijnlijk na enkele
pagina’s oplossen.
De fixeereenheid kan beschadigd zijn. Neem
contact op met de serviceafdeling.
TOESTAND VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
Problemen oplossen_71
Schaduwvlekken Schaduwvlekken worden veroorzaakt door kleine
hoeveelheden toner die willekeurig over de afdruk
verspreid voorkomen.
Misschien is het papier te vochtig. Probeer af te
drukken op papier van een andere partij. Maak
een pak papier pas open op het moment dat u
het gaat gebruiken, zodat het papier niet te veel
vocht opneemt.
Wijzig de afdruklay-out als er schaduwvlekken
verschijnen op een envelop om te vermijden dat
wordt afgedrukt op een gebied met
overlappende naden aan de rugzijde.
Afdrukken op naden kan problemen
veroorzaken.
Als de hele pagina wordt overdekt door
schaduwvlekken, kies dan een andere
afdrukresolutie vanuit uw softwaretoepassing of
via de printereigenschappen.
Misvormde tekst Als tekst er vervormd uitziet ("uitgehold" effect),
kan het papier te glad zijn. Probeer een ander
soort papier. Zie pagina 31.
Als tekens er misvormd uitzien en een golvend
effect geven, is het mogelijk dat de
scannereenheid onderhoud nodig heeft. Neem
contact op met de serviceafdeling.
Papier schuin Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het
papier. Zie pagina 31.
Zorg ervoor dat papier of ander afdrukmateriaal
juist is geplaatst en dat de geleiders niet te los of
te strak zijn afgesteld.
Gekruld of gegolfd Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het
papier. Papier kan krullen als de temperatuur of
de vochtigheid te hoog is. Zie pagina 31.
Draai de papierstapel in de lade om. Probeer het
papier ook eens 180° te draaien in de lade.
TOESTAND VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
A
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
Vouwen of kreuken Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het
papier. Zie pagina 31.
Draai de papierstapel in de lade om. Probeer het
papier ook eens 180° te draaien in de lade.
Achterkant van
afdrukken is vuil
Mogelijk lekt een tonercassette. Reinig de
binnenkant van het apparaat. Zie pagina 55.
Eén vaste kleur of
zwarte pagina’s
Mogelijk is de tonercassette niet goed geplaatst.
Verwijder de cassette en plaats ze opnieuw.
Mogelijk is de tonercassette defect en moet deze
worden vervangen. Verwijder de tonercassette
en plaats een nieuwe. Zie pagina 57.
Het apparaat moet mogelijk worden
gerepareerd. Neem contact op met de
serviceafdeling.
Losse toner Reinig de binnenkant van het apparaat. Zie
pagina 55.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het
papier. Zie pagina 31.
Verwijder de tonercassette en plaats een
nieuwe. Zie pagina 57.
Lost dit het probleem niet op, dan moet het
apparaat mogelijk worden gerepareerd. Neem
contact op met de serviceafdeling.
Openingen in
tekens
Letters worden onvolledig afgedrukt, er zijn witte
plekken op plaatsen die zwart zouden moeten zijn:
Als dit probleem optreedt bij transparanten,
probeer dan een andere soort. Wegens de
samenstelling van de transparant zijn enkele
onvolledige tekens normaal.
Misschien drukt u af op de verkeerde kant van
het materiaal. Verwijder het papier en draai het
om.
Mogelijk voldoet het papier niet aan de
papierspecificaties. Zie pagina 31.
TOESTAND VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
A
A
72_Problemen oplossen
Problemen met kopiëren
Horizontale
strepen
Controleer bij horizontale zwarte strepen of vegen
het volgende:
Mogelijk is de tonercassette onjuist geplaatst.
Verwijder de cassette en plaats ze opnieuw.
Mogelijk is de tonercassette defect. Verwijder
de tonercassette en plaats een nieuwe. Zie
pagina 57.
Lost dit het probleem niet op, dan moet het
apparaat mogelijk worden gerepareerd. Neem
contact op met de serviceafdeling.
Krullen Als het afgedrukte papier opkrult of als het papier
niet wordt ingevoerd, doet u het volgende:
Draai de papierstapel in de lade om. Probeer
het papier ook eens 180° te draaien in de lade.
Stel de resolutie van de printer anders in en
probeer het opnieuw. Ga naar de
printereigenschappen, klik op het tabblad
Papier en stel het type in op Dun papier.
Raadpleeg de sectie Software voor meer
informatie.
Gebruik de functie Papier stapel.. Zie pagina
36.
Er verschijnt
voortdurend een
onbekende
afbeelding op
enkele vellen, of er
zit losse toner op
de afdruk, of de
afdruk is te licht of
vuil.
Waarschijnlijk gebruikt u de printer op een hoogte
van 1.000 meter of meer.
Dergelijke hoogten kunnen de afdrukkwaliteit
beïnvloeden (bijv. losse toner of lichte afdruk). U
kunt deze optie instellen in de eigenschappen van
het printerstuurprogramma op het tabblad
Hulpprogramma Printerinstellingen of Printer.
Zie pagina 27.
TOESTAND VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
TOESTAND VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
Kopieën zijn te licht
of te donker.
Gebruik Tonersterkte om de achtergrond van
kopieën lichter of donkerder te maken.
Vegen, strepen of
vlekken op de
kopieën.
Gebruik Tonersterkte om de achtergrond
van uw kopieën lichter of donkerder te
maken, als de fout zich op het origineel
bevindt.
Als het origineel geen afwijkingen vertoont,
moet u de scannereenheid reinigen. Zie
pagina 56.
Kopie staat scheef. Zorg ervoor dat het origineel met de
bedrukte zijde naar beneden op de
glasplaat ligt en met de bedrukte zijde naar
boven in de automatische documentinvoer.
Plaats het kopieerpapier op de juiste
manier in het apparaat.
Kopieën zijn blanco. Zorg ervoor dat het origineel met de bedrukte
zijde naar beneden op de glasplaat ligt en met
de bedrukte zijde naar boven in de
automatische documentinvoer.
Afdruk geeft
gemakkelijk af.
Vervang het papier in de lade door papier
uit een ander pak.
In vochtige omstandigheden moet u papier
niet te lang ongebruikt in het apparaat laten
zitten.
Kopieerpapier loopt
regelmatig vast.
Waaier de stapel papier uit en leg deze
ondersteboven terug in de lade. Vervang
het papier in de lade door papier uit een
ander pak. Controleer de papiergeleiders
en stel ze indien nodig beter af.
Gebruik alleen afdrukpapier met het juiste
gewicht. Papier van 80 g/m
2
wordt
aanbevolen.
Nadat u vastgelopen papier hebt
verwijderd, controleert u of er resten
kopieerpapier in het apparaat zijn
achtergebleven.
De tonercassette
gaat korter mee dan
verwacht.
Mogelijk bevatten uw originelen
afbeeldingen, opgevulde vlakken of dikke
lijnen. Uw originelen zijn bijvoorbeeld
formulieren, nieuwsbrieven, boeken of
andere documenten die meer toner
gebruiken.
Mogelijk wordt het apparaat vaak in- en
uitgeschakeld.
Mogelijk is het deksel van de scanner
opengelaten tijdens het kopiëren.
Problemen oplossen_73
Problemen met scannen Problemen met Samsung Scan Manager
Problemen met faxen
TOESTAND VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
De scanner doet het
niet.
Zorg ervoor dat u het te scannen origineel
met de bedrukte zijde naar beneden op de
glasplaat plaatst, en met de bedrukte zijde
naar boven in de automatische
documentinvoer.
Misschien is er niet voldoende geheugen vrij
voor het document dat u wilt scannen. Ga na
of de prescanfunctie werkt. Probeer een
lagere scanresolutie.
Controleer of de USB-kabel goed is
aangesloten.
Controleer of de USB-kabel beschadigd is.
Vervang de kabel door een andere kabel
waarvan u zeker weet dat die werkt. Vervang
de kabel indien nodig.
Controleer of de scanner correct is
geconfigureerd. Controleer de scaninstelling
in de SmarThru- configuratie of de toepassing
die u wenst te gebruiken om er zeker van te
zijn dat de scantaak naar de juiste poort
wordt verzonden.
Het apparaat doet
erg lang over een
scan.
Kijk of het apparaat tegelijkertijd ontvangen
gegevens afdrukt. Wacht in dat geval met
scannen totdat de afdruktaak is voltooid.
Het scannen van afbeeldingen kost meer tijd
dan het scannen van tekst.
De communicatiesnelheid kan laag zijn in de
scanmodus omdat er veel geheugen nodig is
om de gescande afbeelding te analyseren en
te reproduceren. Stel de printerpoort van uw
computer in op de stand ECP (in de
BIOS-instellingen van de computer). De
communicatiesnelheid gaat dan omhoog. Zie
de gebruiksaanwijzing van uw computer voor
meer informatie over de BIOS-instellingen.
Er verschijnt een
bericht op het
beeldscherm:
"Het toestel kan
niet in de door u
gewenste H/W-
modus worden
gezet."
"Poort wordt
gebruikt door een
ander programma."
"Poort is
gedeactiveerd."
"Scanner is bezig
met ontvangen of
afdrukken van
data. Probeer het
opnieuw zodra de
huidige opdracht is
afgerond."
"Ongeldige
toegang."
"Scannen is
mislukt."
Het is mogelijk dat er een kopieer- of
afdruktaak wordt uitgevoerd. Probeer het
opnieuw wanneer de andere taak is voltooid.
De geselecteerde poort is momenteel in
gebruik. Start uw computer opnieuw op en
probeer het opnieuw.
De printerkabel is niet goed bevestigd of het
apparaat is niet ingeschakeld.
Het scannerstuurprogramma is niet
geïnstalleerd of de besturingsomgeving is
niet correct ingesteld.
Controleer of het apparaat correct is
aangesloten en is ingeschakeld. Start de
computer vervolgens opnieuw op.
De USB-kabel is wellicht niet goed
aangesloten of het apparaat is niet
ingeschakeld.
TOESTAND VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
Ik kan Samsung
Scanbeheer niet
gebruiken.
Controleer het besturingssysteem.
Ondersteunde besturingssystemen zijn
Windows 2000/XP/Vista.
TOESTAND VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
Het apparaat doet
niets, het display
blijft leeg en de
toetsen reageren
niet.
Trek de stekker van het netsnoer uit het
stopcontact en steek deze er weer in.
Controleer of het stopcontact stroom geeft.
Geen kiestoon. Controleer of het telefoonsnoer goed is
aangesloten.
Controleer of de telefooncontactdoos in orde
is door er een ander telefoontoestel op aan te
sluiten.
De in het geheugen
opgeslagen
nummers worden
verkeerd gekozen.
Controleer of de nummers correct in het
geheugen zijn opgeslagen. Druk een
telefoonlijst af (zie pagina 53).
Het origineel wordt
niet in het apparaat
ingevoerd.
Controleer of het papier niet gekreukt is en
zorg ervoor dat u het correct plaatst. Ga na of
het origineel de juiste afmetingen heeft, en
niet te dik of te dun is.
Controleer of de automatische
documentinvoer goed is gesloten.
Het rubber van de automatische
documentinvoer is mogelijk aan vervanging
toe. Zie pagina 59.
Faxberichten worden
niet automatisch
ontvangen.
De ontvangstmodus moet ingesteld zijn op
Fax.
Controleer of de lade papier bevat.
Kijk of er een foutbericht wordt weergegeven
op het display. Los in dat geval het gemelde
probleem op.
Het apparaat
verzendt geen
faxberichten.
Zorg ervoor dat het origineel zich in de
automatische documentinvoer of op de
glasplaat bevindt.
Verzending moet op het display verschijnen.
Controleer of het andere faxapparaat uw
faxbericht kan ontvangen.
Een ontvangen
faxbericht is
gedeeltelijk blanco of
is van slechte
kwaliteit.
Mogelijk is er een probleem met het
faxapparaat van de verzender.
Een slechte telefoonlijn kan
verbindingsproblemen veroorzaken.
Controleer het apparaat door een kopie te
maken.
De tonercassette heeft de geschatte
gebruiksduur bijna bereikt. Raadpleeg
pagina 57 om te weten hoe u een
tonercassette vervangt.
74_Problemen oplossen
Algemene Windows-problemen
Algemene Linux-problemen
Sommige woorden
van een ontvangen
faxbericht zijn
uitgerekt.
Het documenttransport van het apparaat dat het
faxbericht verzond, haperde even.
Er staan strepen op
de originelen die u
verstuurt.
Controleer of de scannereenheid vuil is en
reinig deze indien nodig. Zie pagina 56.
Het apparaat kiest
het nummer maar
kan geen verbinding
tot stand brengen
met het andere
faxapparaat.
Misschien is het andere faxapparaat
uitgeschakeld, is het papier op of kunnen er
geen oproepen worden beantwoord. Vraag de
gebruiker van het andere faxapparaat om het
probleem op te lossen.
Faxen worden niet in
het geheugen
opgeslagen.
Er is mogelijk niet voldoende geheugen om de
fax op te slaan. Als op het display het bericht
Geheugen vol wordt weergegeven, verwijdert u
faxen uit het geheugen die u niet langer nodig
hebt en probeert u vervolgens de fax opnieuw
op te slaan.
Er verschijnen
blanco stukken
onder aan de pagina,
met een korte strook
tekst bovenaan.
Mogelijk heeft u de verkeerde papierinstellingen
gekozen in de door de gebruiker in te stellen
opties. Zie pagina 31 voor meer informatie over
papierinstellingen.
TOESTAND VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
Tijdens de installatie
verschijnt het bericht
"Bestand in
gebruik".
Sluit alle softwaretoepassingen af. Verwijder
alle software uit de groep Opstarten, en start
vervolgens Windows weer op. Installeer het
printerstuurprogramma opnieuw.
Het bericht
"Algemene
beschermingsfout",
"OE-uitzondering",
"Spool32" of
"Ongeldige
bewerking"
verschijnt.
Sluit alle andere toepassingen af, start Windows
opnieuw op en probeer opnieuw af te drukken.
Het bericht "Kan niet
afdrukken" of "Er is
een time-outfout in
de printer
opgetreden"
verschijnt.
Deze berichten kunnen tijdens het afdrukken
verschijnen. Wacht gewoon even tot het
apparaat klaar is met afdrukken. Als het bericht
verschijnt in gereedmodus of nadat de afdruk is
voltooid, controleert u de aansluiting en gaat u
na of er een fout is opgetreden.
Raadpleeg de Microsoft Windows-documentatie die werd
meegeleverd met uw computer voor meer informatie over Windows-
foutberichten.
TOESTAND VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
TOESTAND VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
Het apparaat drukt
niet af.
Controleer of het printerstuurprogramma is
geïnstalleerd. Open de Unified Driver
Configurator en ga naar het tabblad Printers
in het venster Printers configuration om de
lijst met beschikbare printers weer te geven.
Kijk of het apparaat in de lijst staat. Als dit
niet zo is, start u de wizard Add new printer
om het apparaat in te stellen.
Controleer of de printer is ingeschakeld.
Open Printers configuration en selecteer uw
apparaat in de lijst met printers. Bekijk de
omschrijving in het deelvenster Selected
printer. Druk op de knop Start als de status
de tekenreeks "(stopped)" bevat. Hierna zou
de printer weer normaal moeten werken. De
status "stopped" kan worden geactiveerd als
zich problemen voordoen bij het afdrukken. U
kunt bijvoorbeeld de opdracht geven om een
document af te drukken terwijl de poort wordt
gebruikt door een scantoepassing.
Controleer of de poort niet bezet is. Aangezien
de functionele onderdelen van MFP (printer en
scanner) dezelfde I/O-interface (poort) delen,
is het mogelijk dat verschillende toepassingen
toegang proberen te krijgen tot dezelfde poort.
Om conflicten te voorkomen, kan slechts één
toepassing een taak uitvoeren op het
apparaat. De andere toepassing waarmee een
gebruiker wil afdrukken of scannen, krijgt dan
de melding "device busy". Open de
poortconfiguratie en selecteer de poort die is
toegewezen aan uw printer. In het deelvenster
Selected port kunt u bekijken of de poort is
bezet door een andere toepassing. Als dit het
geval is, wacht u tot de uit te voeren taak is
voltooid, of drukt u op de knop Release port
als u zeker weet dat er een storing is
opgetreden bij de huidige "eigenaar" van de
poort.
Controleer of er een speciale afdrukoptie is
ingesteld voor de toepassing, zoals "-oraw".
Als de parameter "-oraw" is opgegeven in de
opdrachtregel, verwijdert u deze om het
afdrukprobleem op te lossen. Voor Gimp
front-end, selecteert "print" -> "Setup printer"
en bewerkt u de opdrachtregelparameter in
het item opdrachtregel.
De CUPS-versie (Common Unix Printing
System) die wordt gedistribueerd met SuSE
Linux 9.2 (cups-1.1.21) heeft een probleem
met het afdrukken via het IPP (Internet
Printing Protocol). Gebruik socket printing in
plaats van IPP of installeer een recentere
versie van CUPS (cups-1.1.22 of hoger).
Problemen oplossen_75
Het apparaat drukt
geen volledige
pagina’s af; slechts
de helft van de pagina
wordt afgedrukt.
Dit is een bekend probleem dat zich voordoet bij
gebruik van een kleurenprinter met versie 8.51
of een oudere versie van Ghostscript, 64-bits
Linux OS. Dit probleem is gemeld aan
bugs.ghostscript.com als Ghostscript Bug
688252.
Het probleem is opgelost in AFPL Ghostscript
versie 8.52 of een hogere versie. Download de
recentste versie van AFPL Ghostscript van
http://sourceforge.net/projects/ghostscript/ en
installeer deze om dit probleem op te lossen.
Ik kan niet scannen
via Gimp Front-end.
Controleer of u in Gimp Front-end het venster
"Xsane: Device dialog." kunt openen via het
menu "Acquire". Als dit niet zo is, moet u de
Xsane-plug-in voor Gimp installeren op de
computer. U vindt de Xsane-plug-in voor
Gimp op de cd van uw Linux-distributie of op
de homepage van Gimp. Zie de Help op de
cd van uw Linux-distributie of van de Gimp
Front-end-toepassing voor meer informatie.
Als u een ander soort scantoepassing wilt
gebruiken, raadpleegt u de Help voor mogelijke
toepassingen.
De foutmelding
"Cannot open port
device file" verschijnt
als ik een document
afdruk.
Wijzig nooit de parameters van een afdruktaak
(via LPR GUI bijvoorbeeld) terwijl er een
afdruktaak wordt uitgevoerd. Diverse versies
van CUPS-server breken de afdruktaak af als
de afdrukopties worden gewijzigd en proberen
vervolgens de taak vanaf het begin opnieuw uit
te voeren. Aangezien Unified Linux Driver de
poort tijdens het afdrukken blokkeert, blijft deze
geblokkeerd door het abrupte afbreken van de
taak zodat de poort niet beschikbaar is voor
volgende afdruktaken. Probeer de poort vrij te
geven als deze situatie zich voordoet.
TOESTAND VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
Het apparaat komt
niet voor in de
scannerlijst.
Controleer of het apparaat is aangesloten op
de computer. Controleer of het apparaat
correct is aangesloten via de USB-poort en is
ingeschakeld.
Controleer of het scannerstuurprogramma
voor het apparaat op uw computer is
geïnstalleerd. Open het venster Unified
Driver Configurator, ga naar Scanners
configuration en druk op Drivers. Kijk of er
een stuurprogramma in de lijst staat voor uw
apparaat. Controleer of de poort niet bezet is.
Aangezien de functionele onderdelen van
MFP (printer en scanner) dezelfde
I/O-interface (poort) delen, is het mogelijk dat
verschillende toepassingen toegang
proberen te krijgen tot dezelfde poort. Om
conflicten te voorkomen, kan slechts één
toepassing een taak uitvoeren op het
apparaat. De andere toepassing waarmee
een gebruiker wil afdrukken of scannen, krijgt
dan de melding "device busy". Dit gebeurt
gewoonlijk bij het begin van een
scanprocedure. Er wordt dan een
berichtvenster weergegeven.
Om de oorsprong van het probleem te
achterhalen, moet u de poortconfiguratie
openen en de aan uw scanner toegewezen
poort selecteren. Poortindicatie /dev/mfp0
stemt overeen met de bestemming LP:0 die
wordt weergegeven in de scanneropties,
/dev/mfp1 heeft betrekking op LP:1, enz.
USB-poorten beginnen bij dev/mfp4, dus de
scanner op USB:0 komt overeen met
dev/mfp4, enzovoort. In het deelvenster
Selected port kunt u bekijken of de poort is
bezet door een andere toepassing. Wanneer
dit het geval is, moet u wachten tot de uit te
voeren taak is voltooid of op de knop Release
port drukken, als u zeker weet dat er een fout
is opgetreden bij de actuele "eigenaar" van
de poort.
TOESTAND VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
76_Problemen oplossen
Veel voorkomende Macintosh-problemen
Het apparaat scant
niet.
Controleer of er een document is geplaatst in
het apparaat.
Controleer of het apparaat is aangesloten op
de computer. Controleer of het correct is
aangesloten als er een I/O-fout wordt gemeld
tijdens het scannen.
Controleer of de poort niet bezet is.
Aangezien de functionele onderdelen van
MFP (printer en scanner) dezelfde
I/O-interface (poort) delen, is het mogelijk dat
verschillende toepassingen toegang
proberen te krijgen tot dezelfde poort. Om
conflicten te voorkomen, kan slechts één
toepassing een taak uitvoeren op het
apparaat. De andere toepassing waarmee
een gebruiker wil afdrukken of scannen, krijgt
dan de melding "device busy". Dit gebeurt in
het algemeen op het moment dat u de
scanprocedure wilt starten. De
desbetreffende melding verschijnt dan.
Om de oorsprong van het probleem te
achterhalen, moet u de poortconfiguratie
openen en de aan uw scanner toegewezen
poort selecteren. Poortindicatie /dev/mfp0
stemt overeen met de bestemming LP:0 die
wordt weergegeven in de scanneropties,
/dev/mfp1 heeft betrekking op LP:1,
enzovoort. USB-poorten beginnen bij
dev/mfp4, dus de scanner op USB:0 komt
overeen met dev/mfp4, enzovoort. In het
deelvenster Selected port kunt u bekijken of
de poort is bezet door een andere
toepassing. Wanneer dit het geval is, moet u
wachten tot de uit te voeren taak is voltooid of
op de knop Release port drukken, als u zeker
weet dat er een fout is opgetreden bij de
actuele "eigenaar" van de poort.
Raadpleeg de gebruikershandleiding van Linux die werd meegeleverd
met uw computer voor meer informatie over Linux-foutberichten.
TOESTAND VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
TOESTAND VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
De printer drukt het
PDF-bestand niet goed
af. Sommige delen van
afbeeldingen, tekst of
illustraties ontbreken.
Het PDF-bestand en de Acrobat-producten
zijn niet compatibel:
Mogelijk kunt u het probleem oplossen door
het PDF-bestand af te drukken als
afbeelding. Schakel Print As Image uit de
afdrukopties van Acrobat in.
Een PDF-bestand als afbeelding
afdrukken neemt meer tijd in beslag.
Het document is
afgedrukt, maar de
afdruktaak is niet
verdwenen uit de
wachtrij in
Mac OS 10.3.2.
Werk uw Mac OS-versie bij tot 10.3.3. of
hoger.
Bepaalde letters worden
niet normaal
weergegeven tijdens het
afdrukken van het
voorblad.
Dit probleem wordt veroorzaakt doordat Mac
OS het desbetreffende lettertype niet kan
maken bij het afdrukken van het voorblad.
Letters uit het Engelse alfabet en cijfers
worden normaal weergegeven op het
voorblad.
Wanneer u op een
Macintosh-computer
een document afdrukt
met Acrobat Reader 6.0
of hoger, worden de
kleuren niet op de juiste
wijze afgedrukt.
Mogelijk komt de resolutie-instelling in het
printerstuur-programma niet overeen met de
resolutie-instelling in Acrobat Reader.
Raadpleeg de gebruikershandleiding van Mac OS die werd
meegeleverd met uw computer voor meer informatie over
Mac OS-foutmeldingen.
Verbruiksartikelen en accessoires bestellen_77
Verbruiksartikelen en accessoires bestellen
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u cassettes en accessoires voor het apparaat kunt aanschaffen.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Verbruiksartikelen
Toebehoren
Aanschafmogelijkheden
Verbruiksartikelen
Als de toner opraakt, kunt u de volgende tonercassettes bestellen voor het
apparaat:
Toebehoren
U kunt accessoires aanschaffen en installeren om de prestaties en
capaciteit van uw apparaat te vergroten.
Aanschafmogelijkheden
Als u door Samsung goedgekeurde verbruiksartikelen en accessoires wilt
bestellen, neem dan contact op met uw plaatselijke Samsung -verdeler of
de leverancier bij wie u het apparaat hebt gekocht of ga naar
www.samsung.com/supplies
en selecteer uw land/regio voor informatie
over het aanvragen van technische ondersteuning.
De optionele onderdelen of functies kunnen verschillen van land tot
land. Neem contact op met uw vertegenwoordiger om te weten of het
onderdeel dat u wenst beschikbaar is in uw land.
Type
Gemiddeld aantal
afdrukken
a
a.Gemiddeld rendement van een tonercassette, gemeten volgens ISO/
IEC 19752.
Artikelnummer
Standaardrendement
tonercassette
Gemiddelde
afdrukcapaciteit van
2.000 standaardpagina’s.
MLT-D209S
Regio A
b
MLT-D2092S
b.Regio A: Albanië, Oostenrijk België, Bosnië, Bulgarije, Kroatië,
Cyprus, Tsjechische Republiek, Denemarken, Finland, Frankrijk,
Duitsland, Griekenland, Hongarije, Italië, Macedonië, Nederland,
Noorwegen, Polen, Portugal, Roemenië, Servië, Slowakije, Slovenië,
Spanje, Zweden, Zwitserland, VK.
Tonercassette met
hoge capaciteit
Gemiddelde capaciteit
van tonercassette:
5.000 standaardpagina’s.
MLT-D209L
Regio A
b
MLT-D2092L
Nieuwe printercassettes of andere verbruiksartikelen dienen te
worden aangekocht in het land waar u het apparaat hebt gekocht.
Doet u dit niet, dan loopt u het risico dat ze incompatibel zijn met uw
apparaat, aangezien printercartridges en andere verbruiksartikelen
sterk kunnen variëren naargelang het land.
ACCESSOIRE OMSCHRIJVING ONDERDEELNUMMER
Geheugenmodule Hiermee breidt u de
geheugencapaciteit
van uw apparaat uit.
CLP-MEM201: 128 MB
CLP-MEM202: 256 MB
Optionele lade 2
Als u regelmatig
papiertoevoerproblem
en ondervindt, kunt u
een extra papierlade
met een capaciteit
van 250 vellen op het
toestel aansluiten. U
kunt documenten op
verschillende
formaten en soorten
afdrukmateriaal
afdrukken.
SCX-S4824A
78_Toebehoren installeren
Toebehoren installeren
Uw apparaat is een model met talrijke functies dat optimaal is afgestemd op het merendeel van uw afdrukbehoeften.
Samsung is zich er echter van bewust dat elke gebruiker andere wensen heeft en biedt daarom verscheidene accessoires
waarmee u de mogelijkheden van uw apparaat kunt uitbreiden.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Voorzorgsmaatregelen die u in acht moet nemen bij de installatie van
accessoires
Een geheugenmodule upgraden
Voorzorgsmaatregelen die u in acht moet nemen
bij de installatie van accessoires
Koppel het netsnoer los
Verwijder nooit het toegangspaneel tot het moederbord wanneer de
stroom is ingeschakeld.
Koppel steeds het netsnoer los wanneer u interne of externe
accessoires installeert of verwijdert om het risico op een elektrische
schok te voorkomen.
Ontlaad statische elektriciteit
Het moederbord en interne accessoires (geheugenmodule) zijn gevoelig
voor statische elektriciteit. Voordat u interne accessoires installeert of
verwijdert, dient u de statische elektriciteit van uw lichaam te ontladen door
een metalen voorwerp aan te raken, zoals de metalen achterplaat van een
willekeurig apparaat dat op een geaarde stroombron is aangesloten.
Wanneer u voor het beëindigen van de installatie rondwandelt, herhaalt u
deze procedure om nogmaals eventuele statische elektriciteit te ontladen.
Een geheugenmodule upgraden
Uw apparaat beschikt over een outline dual in-line-geheugenmodule
(SODIMM). Gebruik deze geheugenmodule om extra geheugen te
installeren.
Wanneer u de geheugencapaciteit uitbreidt, kunt u een geheugenmodule
toevoegen aan de lege geheugensleuf. Uw apparaat is uitgerust met een
geheugen van 128 MB en u kunt 256 MB aan geheugen toevoegen.
Raadpleeg de bestelgegevens voor een optionele geheugenmodule. (Zie
"Geheugenmodule" op pagina 77.)
Een geheugenmodule installeren
1. Schakel het apparaat uit en koppel alle kabels van het apparaat los.
2. Open het toegangspaneel tot het moederbord.
3. Haal de nieuwe geheugenmodule uit de plastic verpakking.
4. Houd de geheugenmodule vast bij de rand en breng de
geheugenmodule in één lijn met de sleuf in een hoek van ongeveer
30 graden. Zorg dat de inkepingen van de module en de openingen van
de sleuf in elkaar passen.
5. Duw de geheugenmodule voorzichtig in de gleuf totdat u een "klik"
hoort.
6. Plaats het toegangspaneel tot de besturingskaart terug.
7. Sluit het netsnoer en de printerkabel opnieuw aan, en zet het apparaat
aan.
Let op bij de installatie van accessoires: het vervangen van de
batterij in het apparaat valt onder de service. Vervang ze niet zelf.
Er bestaat explosiegevaar als de batterij wordt vervangen door een
verkeerd type. Verwijder gebruikte batterijen conform de
aanwijzingen.
Hierboven getoonde inkepingen en openingen kunnen afwijken
van de geplaatste geheugenmodule en de sleuf.
Duw de geheugenmodule niet met te veel kracht in de sleuf, dit
kan de module beschadigen. Als de module niet goed in de sleuf
lijkt te passen, voert u de procedure nogmaals voorzichtig uit.
Als u de geheugenmodule wilt verwijderen, trekt u de twee lipjes
aan de zijkanten van de sleuf naar buiten. De module schiet dan
naar buiten.
Specificaties_79
Specificaties
In dit hoofdstuk leiden we u langs de specificaties van het apparaat, waaronder de verschillende functies.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Hardwarespecificaties
Omgevingsvoorwaarden
Elektrische specificaties
Hardwarespecificaties
Omgevingsvoorwaarden
Elektrische specificaties
De specificaties zijn gebaseerd op voorlopige gegevens. Surf naar www.samsung.com/printer voor actuele informatie.
Item Beschrijving
Afmetingen Hoogte 445,2 mm
Diepte 410,5 mm
Breedte 395,3 mm
Gewicht Apparaat met
verbruiksartikelen
14,5 kg
Verpakkings
gewicht
Papier 2,8 kg
Plastic 0,76 kg
Item Beschrijving
Geluidsniveau
a
a.Geluidsdrukniveau, ISO 7779. Geteste configuratie: apparaat
basisinstallatie, A4-papierformaat, enkelzijdig afdrukken.
Gereedmodus Minder dan 26 dB (A)
Afdrukmodus Minder dan 49 dB(A)
Temperatuur Werking 10 tot 32°C
Opslag
(zonder verpakking)
-20 tot 40 °C
Relatieve
luchtvochtigheid
Werking 20 tot 80% RV
Opslag
(zonder verpakking)
10 tot 90% RV
De stroomvereisten zijn gebaseerd op het land of de regio waar het
apparaat wordt verkocht. De bedrijfsspanning mag niet worden
gewijzigd. Doet u dit toch, dan kan het apparaat worden beschadigd
en komt de garantie te vervallen.
Item Beschrijving
Voeding
a
a. Zie het typeplaatje op het apparaat voor de juiste spanning, de
frequentie (hertz) en het type stroom voor uw apparaat.
Model dat op
110 volt werkt
AC 110 - 127 V
Model dat op
220 volt werkt
AC 220 - 240 V
Stroomverbruik Gemiddelde
bedrijfsmodus
minder dan 450 Watt
Gereedmodus Minder dan 60 Watt
Energiebespar
ende modus
Minder dan 12 Watt
Uitgeschakeld
e toestand
0 Watt
Verklarende woordenlijst_80
Verklarende woordenlijst
ADI
De automatische documentinvoer (ADI) is een mechanisme dat
automatisch een origineel vel papier invoert zodat het apparaat een
bepaald gedeelte van het papier ineens kan scannen.
Afdrukmateriaal
Het materiaal, zoals papier, enveloppen, etiketten en transparanten,
dat in een printer, scanner, fax of kopieerapparaat kan worden gebruikt.
Afdrukvolume
Het afdrukvolume bestaat uit de hoeveelheid afgedrukte pagina’s per
maand die de printerprestaties niet beïnvloedt. Doorgaans heeft
de printer een beperkte levensduur, zoals een bepaald aantal pagina’s
per jaar. De levensduur duidt de gemiddelde capaciteit aan afdrukken
aan, doorgaans binnen de garantieperiode. Als het afdrukvolume
bijvoorbeeld 48.000 pagina’s per maand (20 werkdagen) bedraagt,
beperkt de printer het aantal vellen tot 2.400 per dag.
AppleTalk
AppleTalk is een octrooirechtelijk beschermde suite van door Apple, Inc
ontwikkelde protocollen voor computernetwerken. Deze suite was
opgenomen in de oorspronkelijke Macintosh (1984) en wordt nu door
Apple ingezet voor TCP/IP-netwerken.
Bedieningspaneel
Een bedieningspaneel is een plat, doorgaans verticaal, gedeelte waar
de bedienings- of controle-instrumenten worden weergegeven. Deze
bevinden zich doorgaans aan de voorzijde van het apparaat.
Bitdiepte
Een grafische computerterm die beschrijft hoeveel bits er nodig zijn om
de kleur van één pixel in een bitmap-afbeelding te vertegenwoordigen.
Een hogere kleurdiepte geeft een breder scala te onderscheiden
kleuren. Naarmate het aantal bits toeneemt, wordt het aantal mogelijke
kleuren inefficiënt groot voor een kleurtabel. Een 1-bits kleur wordt
doorgaans monochroom of zwart-wit genoemd.
BMP
Een grafische bitmap-indeling die intern wordt gebruikt door het
grafische subsysteem van Microsoft Windows (GDI) en algemeen wordt
gebruikt als een eenvoudige grafische bestandsindeling op dat platform.
BOOTP
Bootstrap-protocol Een netwerkprotocol dat wordt gebruikt door een
netwerkcliënt om automatisch het IP-adres op te halen. Dit gebeurt
doorgaans in het bootstrapproces van computers of erop uitgevoerde
besturingssystemen. De BOOTP-servers wijzen aan iedere cliënt het IP-
adres toe uit een pool van adressen. Met BOOTP kunnen computers
met een "schijfloos werkstation" een IP-adres ophalen voordat een
geavanceerd besturingssysteem wordt geladen.
CCD
CCD (Charge Coupled Device) is hardware dat de scantaak mogelijk
maakt. Het CCD-vergrendelingsmechanisme wordt ook gebruikt om
de CCD-module te blokkeren om schade te voorkomen wanneer u het
apparaat verplaatst.
CSV
CSV (Comma Separated Value) is een soort bestandsindeling. CSV
wordt gebruikt om gegevens uit te wisselen tussen ongelijksoortige
toepassingen. De bestandsindeling, zoals deze wordt gebruikt in
Microsoft Excel, is min of meer de norm geworden in de gehele branche,
ook voor niet-Microsoft platforms.
DADI
De dubbelzijdige automatische documentinvoer (DADI) is een
mechanisme waarmee een origineel vel papier automatisch wordt
ingevoerd en omgedraaid, zodat het apparaat beide zijden van het
papier kan scannen.
Dekkingsgraad
Dit is de afdrukterm die wordt gebruikt voor de mate van het
tonergebruik bij het afdrukken. Een dekkingsgraad van 5% betekent
bijvoorbeeld dat een vel A4-papier 5% aan afbeeldingen of tekst bevat.
Dus als het papier of origineel ingewikkelde afbeeldingen of zeer veel
tekst bevat, is de dekkingsgraad en daarmee het tonergebruik hoger.
DHCP
Een DHCP (Dynamic Host Configuration Protocol) is een cliënt/server-
netwerkprotocol. Een DHCP-server stuurt configuratieparameters naar
de DHCP-cliënthost die daarom vraagt en die de cliënthost nodig heeft
om deel uit te kunnen maken van een IP-netwerk. DHCP biedt ook een
mechanisme voor de toewijzing van IP-adressen aan cliënthosts.
DIMM
De DIMM (Dual In-line Memory Module) is een kleine printplaat met
geheugen. DIMM slaat alle gegevens in het apparaat op, zoals
afdrukgegevens of ontvangen faxgegevens.
DNS
DNS (Domain Name Server) is een systeem dat domeinnaaminformatie
opslaat in een gedistribueerde database op netwerken, zoals het
internet.
Dotmatrixprinter
Een dotmatrixprinter is een computerprinter met een printerkop die heen
en weer loopt over de pagina en afdrukt door middel van aanslagen,
waarbij een van inkt voorzien lint tegen het papier wordt geslagen, zoals
bij een typemachine.
DPI
DPI (Dots Per Inch) is een maateenheid voor de resolutie die wordt
gebruikt voor scannen en afdrukken. Over het algemeen leidt een
hogere DPI tot een hogere resolutie, meer zichtbare details in de
afbeelding en een groter bestandsformaat.
Met behulp van onderstaande woordenlijst leert u het product beter
kennen. U raakt vertrouwd met de terminologie die bij het afdrukken
en in deze gebruikershandleiding vaak wordt gebruikt.
Verklarende woordenlijst_81
DRPD
Distinctive Ring Pattern Detection (distinctieve belpatroondetectie)
"Distinctive Ring" of "Distinctieve belpatronen" is een dienst van
de telefoonmaatschappij waarmee u oproepen naar verschillende
telefoonnummers kunt ontvangen op één telefoonlijn.
Dubbelzijdig
Een mechanisme dat een vel papier automatisch omkeert zodat het
apparaat beide zijden van het vel kan bedrukken (of scannen). Een
printer met een Duplex-eenheid kan dubbelzijdig afdrukken.
ECM
ECM (Error Correction Mode) is een optionele verzendmodus voor
foutcorrectie die is opgenomen in faxapparaten of faxmodems van
Klasse 1. Hiermee wordt fouten in het faxverzendproces, die soms
worden veroorzaakt door ruis op de telefoonlijn, automatisch
opgespoord en gecorrigeerd.
Emulatie
Emulatie is een techniek waarbij met het ene apparaat dezelfde
resultaten worden behaald als met het andere. Een emulator kopieert de
functies van één systeem naar een ander systeem, zodat het tweede
systeem zich als het eerste gedraagt. Emulatie is gericht op de exacte
reproductie van extern gedrag; dit in tegenstelling tot simulatie, dat
verband houdt met een abstract model van het systeem dat wordt
gesimuleerd, vaak met betrekking tot de interne staat.
Ethernet
Ethernet is een op frames gebaseerde computernetwerktechnologie
voor LAN’s. Het definieert de bedrading en signalen voor de fysieke laag
en frameformaten en protocollen voor de MAC/gegevenskoppelingslaag
van het OSI-model. Ethernet wordt voornamelijk gestandaardiseerd als
IEEE 802.3. Het is de meest wijdverbreide LAN-technologie sinds
de jaren ’90.
EtherTalk
Een suite protocollen die zijn ontwikkeld door Apple Computer voor
computernetwerken. Deze suite was opgenomen in de oorspronkelijke
Macintosh (1984) en wordt nu door Apple ingezet voor TCP/IP-
netwerken.
FDI
FDI (Foreign Device Interface) is een kaart die in het apparaat is
geïnstalleerd, zodat een apparaat van derden kan worden aangesloten,
bijvoorbeeld een muntautomaat of een kaartlezer. Met deze apparaten
kunt u laten betalen voor afdrukservices die worden uitgevoerd met het
apparaat.
Fixeereenheid (fuser)
Het onderdeel van een laserprinter dat de toner op het afdrukmateriaal
fixeert. Het bestaat uit een hete rol en een reserverol. Nadat toner op het
papier is aangebracht, past de fixeereenheid hitte en druk toe om te
zorgen dat de toner permanent op het papier blijft zitten. Dit is de reden
dat het papier warm is als het uit een laserprinter komt.
FTP
FTP (File Transfer Protocol) is een algemeen gebruikt protocol voor
de uitwisseling van bestanden via een willekeurig netwerk dat het TCP/
IP-protocol ondersteunt (zoals internet of een intranet).
Gateway
Een verbinding tussen computernetwerken of tussen
computernetwerken en een telefoonlijn. Het wordt veel gebruikt omdat
het een computer of netwerk betreft dat/die toegang biedt tot een andere
computer of een ander netwerk.
Grijswaarden
Tinten grijs die de lichte en donkere delen van een afbeelding
weergeven, worden omgezet in grijswaarden; kleuren worden door
verschillende tinten grijs weergegeven.
Halftoon
Een type afbeelding dat grijswaarden simuleert door het aantal dots te
variëren. Kleurrijke gebieden bestaan uit een groot aantal dots, terwijl
lichtere gebieden uit een kleiner aantal dots bestaan.
HDD
De HDD (Hard Disk Drive), doorgaans een harde schijf of vaste schijf
genoemd, is een niet-vluchtig opslagapparaat dat digitaal gecodeerde
gegevens opslaat op snel roterende platen met een magnetisch
oppervlak.
IEEE
Het IEEE (Institute of Electrical and Electronics Engineers) is een
internationale, professionele, non-profit organisatie voor de bevordering
van technologie met betrekking tot elektriciteit.
IEEE 1284
De 1284-norm voor de parallelle poort is ontwikkeld door het IEEE
(Institute of Electrical and Electronics Engineers). De term "1284-B"
verwijst naar een bepaald type connector aan het uiteinde van de
parallelle kabel die kan worden aangesloten op het randapparaat
(bijvoorbeeld een printer).
Intranet
Een besloten netwerk dat gebruikmaakt van internetprotocollen,
netwerkconnectiviteit en eventueel het openbaar
telecommunicatiesysteem om werknemers op een veilige manier
bedrijfsgegevens te laten uitwisselen of verrichtingen te laten uitvoeren.
De term verwijst soms slechts alleen naar de meest zichtbare dienst,
de interne website.
IP-adres
Een Internet Protocol-adres (IP-adres) is een uniek nummer dat
apparaten gebruiken om elkaar te identificeren en informatie uit te
wisselen in een netwerk met behulp van de Internet Protocol-standaard.
IPM
IPM (Images Per Minute) is een eenheid waarmee de snelheid van een
printer wordt gemeten. IPM geeft het aantal eenzijdige vellen papier aan
dat een printer binnen één minuut kan verwerken.
IPP
IPP (Internet Printing Protocol) is een standaardprotocol voor zowel
afdrukken als het beheren van afdruktaken, materiaalformaat, resolutie,
enzovoort. IPP kan lokaal of via het internet voor honderden printers
worden gebruikt en ondersteunt tevens toegangsbeheer, verificatie
en codering, waardoor het een veel effectievere en veiligere
afdrukoplossing is dan eerdere oplossingen.
82 _Verklarende woordenlijst
IPX/SPX
IPX/SPX staat voor Internet Packet Exchange/Sequenced Packet
Exchange. Het is een netwerkprotocol dat wordt gebruikt door
de besturingssystemen van Novell NetWare. IPX en SPX bieden beide
verbindingsservices die vergelijkbaar zijn met TCP/IP, waarbij het
IPX-protocol vergelijkbaar is met IP en SPX vergelijkbaar is met TCP.
IPX/SPX was in eerste instantie bedoeld voor LAN’s (Local Area
Networks) en is een bijzonder efficiënt protocol voor dit doel (doorgaans
overtreffen de prestaties die van TCP/IP in een LAN).
ISO
De ISO (International Organization for Standardization) is een
internationale organisatie die normen vaststelt en bestaat uit
vertegenwoordigers van nationale standaardisatieorganisaties. De ISO
produceert wereldwijd industriële en commerciële normen.
ITU-T
De ITU-T (International Telecommunication Union) is een internationale
organisatie die is opgericht voor de standaardisering en regulering van
internationale radio- en telecommunicatie. De belangrijkste taken
omvatten de standaardisering, de toewijzing van het radiospectrum en
de organisatie van onderlinge verbindingen tussen verschillende landen
waarmee internationale telefoongesprekken mogelijk worden gemaakt.
De -T in ITU-T duidt op telecommunicatie.
ITU-T No. 1 chart
Gestandaardiseerde testchart die is gepubliceerd door ITU-T voor het
verzenden van faxdocumenten.
JBIG
JBIG (Joint Bi-level Image Experts Group) is een norm voor
de compressie van afbeeldingen zonder verlies van nauwkeurigheid of
kwaliteit, die is ontworpen voor de compressie van binaire afbeeldingen,
met name faxen, maar kan ook worden gebruikt voor andere
afbeeldingen.
JPEG
JPEG (Joint Photographic Experts Group) is de meest gebruikte
standaardcompressiemethode voor foto’s. Deze indeling wordt gebruikt
voor het opslaan en verzenden van foto’s via het world wide web.
LDAP
LDAP (Lightweight Directory Access Protocol) is een netwerkprotocol
voor het zoeken in en aanpassen van directoryservices via TCP/IP.
LED
Een LED (Light-Emitting Diode) is een halfgeleider die de status van een
apparaat aangeeft.
MAC-adres
Het MAC-adres (Media Access Control) is een uniek adres dat een aan
netwerkadapter is gekoppeld. Het MAC-adres is een unieke naam van
48 bits die gewoonlijk wordt genoteerd als 12 hexadecimale tekens die
in paren zijn gegroepeerd (bijvoorbeeld 00-00-0c-34-11-4e). Dit adres
wordt doorgaans door de fabrikant in een NIC (Network Interface Card)
geprogrammeerd en wordt gebruikt als een hulpmiddel aan de hand
waarvan routers apparaten kunnen vinden in grote netwerken.
MFP
Een MFP (Multi Function Peripheral) is een kantoormachine die
verschillende functionaliteiten in één fysieke behuizing combineert,
en zo bijvoorbeeld een printer, kopieerapparaat, faxapparaat en scanner
ineen vormt.
MH
MH (Modified Huffman) is een compressiemethode voor het
terugdringen van de hoeveelheid gegevens die moet worden
overgedragen tussen de faxapparaten voor het verzenden van de
afbeelding op de door ITU-T T.4 aanbevolen wijze. MH is een op een
codeboek gebaseerd coderingsschema dat optimaal wordt aangewend
voor een efficiënte compressie van witte ruimte. Aangezien de meeste
faxen voornamelijk uit witte ruimte bestaan, kan hiermee de verzendtijd
van de meeste faxen tot een minimum worden teruggebracht.
MMR
MMR (Modified Modified READ) is een compressiemethode die wordt
aanbevolen door ITU-T T.6.
Modem
Een apparaat dat een signaal van een vervoerder moduleert om digitale
informatie te coderen en tevens een dergelijk signaal demoduleert om
de verzonden informatie te decoderen.
MR
MR (Modified Read) is een compressiemethode die wordt aanbevolen
door ITU-T T.4. Met MR wordt de eerste gescande regel gecodeerd met
behulp van MH. De volgende regel wordt vergeleken met de eerste, het
verschil wordt vastgesteld en vervolgens worden de verschillen
gecodeerd en verzonden.
NetWare
Een netwerkbesturingssysteem dat is ontwikkeld door Novell, Inc.
Aanvankelijk maakte dit systeem gebruik van samenwerkende multi-
tasking taken om verschillende services op een pc te kunnen uitvoeren
en waren de netwerkprotocollen gebaseerd op de klassiek Xerox XNS-
stack. Tegenwoordig ondersteunt NetWare zowel TCP/IP als IPX/SPX.
OPC
OPC (Organic Photo Conductor) is een mechanisme dat een virtuele
afbeelding maakt om af te drukken met behulp van een laserstraal uit
een laserprinter. Het is meestal groen of grijs en cilindervormig. De
belichtingseenheid van een drum slijt langzaam door het gebruik van de
printer en moet van tijd tot tijd worden vervangen, omdat de papierkorrel
hierop krassen veroorzaakt.
Originelen
Het eerste exemplaar ergens van, zoals een document, foto of tekst, dat
wordt gekopieerd, gereproduceerd of omgezet om volgende exemplaren
te verkrijgen, maar dat zelf niet van iets anders is gekopieerd of afgeleid.
Verklarende woordenlijst_83
OSI
OSI (Open Systems Interconnection) is een communicatiemodel dat is
ontwikkeld door de ISO (International Organization for Standardization).
OSI biedt een standaard, modulaire benadering van netwerkontwerp
waarmee de vereiste set complexe functies wordt opgesplitst in
hanteerbare, op zichzelf staande, functionele lagen. De lagen zijn van
boven naar onder: applicatie, presentatie, sessie, transport, netwerk,
gegevenskoppeling en fysiek.
PABX
PABX (Private Automatic Branch Exchange) is een automatisch
telefoonschakelsysteem in een besloten onderneming.
PCL
PCL (Printer Command Language) is een PDL (Page Description
Language) die ontwikkeld is door HP als een printerprotocol en
inmiddels een norm is geworden in de branche. PCL is aanvankelijk
ontwikkeld voor de eerste inkjetprinters en is later op de markt gebracht
voor thermische, matrix- en paginaprinters.
PDF
PDF (Portable Document Format) is een eigen bestandsindeling,
ontwikkeld door Adobe Systems, voor het weergeven van
tweedimensionale documenten in een apparaat- en
resolutieonafhankelijke indeling.
PostScript
PostScript (PS) is een taal voor de beschrijving van pagina’s en een
programmeertaal die hoofdzakelijk wordt gebruikt in elektronische en
dtp-toepassingen. Deze taal wordt uitgevoerd in een interpreter om een
afbeelding te genereren.
PPM
PPM (Pages Per Minute) is een methode voor het meten van de
snelheid van een printer; het is het aantal pagina’s dat een printer in één
minuut kan produceren.
Printerstuurprogramma
Een programma dat wordt gebruikt om opdrachten te verzenden
en gegevens over te brengen van de computer naar de printer.
PRN-bestand
Een interface voor een apparaatstuurprogramma. Hiermee kan
software communiceren met het apparaatstuurprogramma via
standaard invoer-/uitvoeraanroepen, waardoor vele taken worden
vereenvoudigd.
Protocol
Een conventie of standaard die de verbinding, de communicatie en het
gegevensverkeer tussen twee computers inschakelt of controleert.
PS
Zie PostScript.
PSTN
PSTN (Public-Switched Telephone Network) is het netwerk van
de openbare circuitgeschakelde telefoonnetwerken overal ter wereld
dat, in een bedrijfsomgeving, doorgaans via een schakelbord wordt
gerouteerd.
Resolutie
De scherpte van een afbeelding, gemeten in dpi (dots per inch). Hoe
hoger de dpi, hoe hoger de resolutie.
SMB
SMB (Server Message Block) is een netwerkprotocol dat hoofdzakelijk
wordt toegepast op gedeelde bestanden, printers, seriële poorten en
diverse verbindingen tussen de knooppunten in een netwerk. Het biedt
tevens een geverifieerd communicatiemechanisme voor processen
onderling.
SMTP
SMTP (Simple Mail Transfer Protocol) is de standaard voor de
verzending van e-mail via het internet. SMTP is een relatief eenvoudig,
op tekst gebaseerd protocol, waarbij één of meer ontvangers van een
bericht worden aangegeven, waarna de berichttekst wordt verzonden.
Het is een cliënt-serverprotocol, waarbij de cliënt een e-mailbericht
verzendt naar de server.
Sorteren
Sorteren is een proces waarbij een kopieertaak voor meerdere
exemplaren in sets wordt afgedrukt. Wanneer de optie Sorteren is
ingeschakeld, wordt eerst een gehele set afgedrukt voordat de overige
kopieën worden gemaakt.
Standaard
De waarde of instelling die van kracht is/wordt wanneer de printer uit
de verpakking komt, gereset of geïnitialiseerd wordt.
Subnetmasker
Het subnetmasker wordt gebruikt in samenhang met het netwerkadres
om te bepalen welk deel van het adres het netwerkadres is en welk deel
het hostadres.
TCP/IP
TCP (Transmission Control Protocol) en IP (Internet Protocol); de set
communicatieprotocollen die de protocolstack implementeren waarop
het internet en de meeste commerciële netwerken draaien.
TCR
TCR (Transmission Confirmation Report) geeft de details van elke
verzending weer, zoals de taakstatus, het verzendresultaat en het
aantal verzonden pagina’s. Er kan worden ingesteld dat dit rapport na
elke taak of alleen na een mislukte verzending wordt afgedrukt.
TIFF
TIFF (Tagged Image File Format) is een bestandsindeling voor
bitmapafbeeldingen met een variabele resolutie. TIFF beschrijft
de afbeeldingsgegevens die doorgaans afkomstig zijn van de scanner.
TIFF-afbeeldingen maken gebruik van labels; dit zijn trefwoorden die
de kenmerken definiëren van de in het bestand opgenomen afbeelding.
Deze flexibele en platformonafhankelijke indeling kan worden gebruikt
voor illustraties die zijn gemaakt met diverse
beeldverwerkingstoepassingen.
84 _Verklarende woordenlijst
Tonercassette
Een soort fles in een apparaat als een printer, die toner bevat. Toner is
een poeder dat in laserprinters en kopieerapparaten wordt gebruikt voor
het vormen van tekst en afbeeldingen op afdrukpapier. Toner kan door
middel van de hitte van de fixeereenheid worden gesmolten, waardoor
de toner zich verbindt met de vezels in het papier.
TWAIN
Een standaard voor scanners en software. Wanneer een TWAIN-
compatibele scanner wordt gebruikt met een TWAIN-compatibel
programma, kan een scan worden gestart vanuit het programma; een
API voor het vastleggen van afbeeldingen voor de besturingssystemen
van Microsoft Windows en Apple Macintosh.
UNC-pad
UNC (Uniform Naming Convention) is een standaardmanier om
gedeelde netwerkbronnen te benaderen in Window NT en andere
Microsoft-producten. De notatie van een UNC-pad is:
\\<servernaam>\<naam_gedeelde_bron>\<aanvullende map>
URL
URL (Uniform Resource Locator) is het internationale adres van
documenten en informatiebronnen op internet. Het eerste deel van het
adres geeft aan welk protocol moet worden gebruikt en het tweede deel
geeft het IP-adres of de domeinnaam aan waar de informatiebron zich
bevindt.
USB
USB (Universal Serial Bus) is een standaard die is ontwikkeld door het
USB Implementers Forum, Inc., om computers en randapparatuur met
elkaar te verbinden. In tegenstelling tot de parallelle poort is USB
ontworpen om een enkele computer-USB-poort tegelijkertijd op
meerdere randapparaten aan te sluiten.
Watermerk
Een watermerk is een herkenbare afbeelding of een patroon dat
helderder oplicht wanneer het voor een lichtbron wordt gehouden.
Watermerken werden voor het eerst in 1282 in Bologna in Italië
geïntroduceerd; ze werden gebruikt door papiermakers om hun product
te waarmerken. Ze werden ook toegepast in postzegels, papiergeld en
andere officiële documenten om fraude te voorkomen.
WIA
WIA (Windows Imaging Architecture) is een
beeldverwerkingsarchitectuur die oorspronkelijk werd gebruikt in
Windows Me en Windows XP. Een scan kan vanuit deze
besturingssystemen worden gestart wanneer een WIA-compatibele
scanner wordt gebruikt.
85_Index
Index
A
aanpassing
hoogte 27
ADI, plaatsen 30
adresboek
groepskiesnummers 52
snelkiesnummers 51
afdrukken
rapporten 54
alarmgeluid 28
antwoord-/faxmodus, ontvangstmodus 47
apparaat-id, instellen 45
B
bedieningspaneel 19
belsignaal 28
D
datum en tijd, instellen 27
displaytaal, wijzigen 27
DRPD (Distinctive Ring Pattern Detection)
47
E
een fax ontvangen
in Ant/Faxmodus 47
in DRPD-modus 47
in Fax-modus 47
in Tel-modus 47
in veilige-ontvangstmodus 48
een fax verzenden
automatisch 46
energiebesparende modus 29
F
fax met voorrang 49
Faxen 49
faxen
faxen doorsturen 49
faxen met een hoge prioriteit 49
faxen ontvangen 46
faxen verzenden 46
faxinstellingen 50
Groepsverzenden 48
standaardinstellingen, wijzigen 51
uitgestelde faxen 48
faxhoofd, instellen 45
faxmodus, ontvangstmodus 47
faxnummer, instellen 45
G
geheugen, wissen 55
geheugenmodule
bestelling 77
installeren 78
geluiden, instellen 28
glasplaat van de scanner
documenten laden 30
reinigen 56
groepskiesnummers, instellen 52
groepsverzenden faxen 48
I
id-kaart, speciale kopie 39
instellen
lettertype 29
K
klokmodus 27
kopie ID 19
kopiëren
2-up, 4-up 40
ID-kaart kopiëren 39
kloon 40
poster 40
sorteren 39
standaardinstelling, wijzigen 39
time-out, instellen 41
tonerdichtheid 38
type origineel 38
L
lade
breedte en lengte instellen 34
LED
status 20
Linux-problemen 74
luidsprekergeluid 28
luidsprekervolume 28
M
modus toner besparen 29
N
netwerk
installatie 24
O
onderdelen vervangen
tonercassette 57
onderhoud
te onderhouden onderdelen 59
tonercassette 56
ontvangstmodi 46
opnieuw kiezen
automatisch 46
manueel 46
optionele lade 77
originelen
plaatsen 30
storing, verhelpen 61
originelen plaatsen
ADI 30
glasplaat van de scanner 30
P
papier
afdrukken op speciale materialen 35
formaat wijzigen 34
in de optionele lade plaatsen 35
laden in lade1 35
vastgelopen papier verwijderen 62
86_Index
papierlade, instellen
fax 46
kopiëren 38
papiertype
instellen 37
probleem, oplossen
afdrukkwaliteit 70
faxen 73
kopiëren 72
Linux 74
Network Scan 73
papierinvoer 68
scannen 73
Windows 74
problemen met afdrukkwaliteit, oplossen
70
problemen onder Windows 74
R
rapporten, afdrukken 54
reinigen
binnenkant 55
buitenkant 55
scanner 56
rubberen matje ADI, vervangen 59
S
snelkiesnummers, instellen 51
sorteren, speciale kopie 39
speciale kopieerfuncties 39
standaardmodus, wijzigen 28
storing
papier verwijderen uit lade1 62
tips om papierstoringen te voorkomen
61
storing, verhelpen
document 61
stuurprogramma
installatie 26
T
tekens, invoeren 28
telefoonmodus, ontvangstmodus 47
time-out van taak, instellen 29
toetstoon 28
tonercassette
vervangen 58
U
uitgestelde fax 48
V
veilige ontvangstmodus 48
verbruiksartikelen
levensduur controleren 59
verwachte levensduur van
tonercassette 56
vervangen
rubberen matje van de automatische
documentinvoer 59
vervangen, tonercassette 58
volume, aanpassen
belsignaal 28
luidspreker 28
W
werken met
SetIP 25
87 _Contact SAMSUNG worldwide
contact SAMSUNG worldwide
If you have any comments or questions regarding Samsung products, contact the Samsung customer care center.
COUNTRY/
REGION
CUSTOMER CARE
CENTER
WEB SITE
ARGENTINE
0800-333-3733 www.samsung.com/ar
AUSTRALIA
1300 362 603 www.samsung.com/au
AUSTRIA
0810-SAMSUNG (7267864,
€ 0.07/min)
www.samsung.com/at
BELGIUM
02 201 2418 www.samsung.com/be
(Dutch)
www.samsung.com/
be_fr (French)
BRAZIL
0800-124-421
4004-0000
www.samsung.com/br
CANADA
1-800-SAMSUNG (726-
7864)
www.samsung.com/ca
CHILE
800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com/cl
CHINA
800-810-5858
400-810-5858
010-6475 1880
www.samsung.com/cn
COLOMBIA
01-8000112112 www.samsung.com.co
COSTA RICA
0-800-507-7267 www.samsung.com/
latin
CZECH
REPUBLIC
800-SAMSUNG (800-
726786)
www.samsung.com/cz
Samsung Zrt.,
č
eská organiza
č
ní složka, Oasis
Florenc, Sokolovská394/17, 180 00, Praha 8
DENMARK
8-SAMSUNG (7267864) www.samsung.com/dk
ECUADOR
1-800-10-7267 www.samsung.com/
latin
EL SALVADOR
800-6225 www.samsung.com/
latin
ESTONIA
800-7267 www.samsung.com/ee
KAZAKHSTAN
8-10-800-500-55-500 www.samsung.com/
kz_ru
KYRGYZSTAN
00-800-500-55-500
FINLAND
30-6227 515 www.samsung.com/fi
FRANCE
01 4863 0000 www.samsung.com/fr
GERMANY
01805 - SAMSUNG (726-
7864 € 0,14/min)
www.samsung.de
GUATEMALA
1-800-299-0013 www.samsung.com/
latin
HONDURAS
800-7919267 www.samsung.com/
latin
HONG KONG
3698-4698 www.samsung.com/hk
HUNGARY
06-80-SAMSUNG (726-
7864)
www.samsung.com/hu
INDIA
3030 8282
1800 110011
1800 3000 8282
www.samsung.com/in
INDONESIA
0800-112-8888 www.samsung.com/id
ITALIA
800-SAMSUNG(726-7864) www.samsung.com/it
JAMAICA
1-800-234-7267 www.samsung.com/
latin
JAPAN
0120-327-527 www.samsung.com/jp
LATVIA
8000-7267 www.samsung.com/lv
LITHUANIA
8-800-77777 www.samsung.com/lt
LUXEMBURG
02 261 03 710 www.samsung.com/lu
MALAYSIA
1800-88-9999 www.samsung.com/my
MEXICO
01-800-SAMSUNG (726-
7864)
www.samsung.com/mx
NETHERLANDS
0900-SAMSUNG (0900-
7267864) (€ 0,10/min)
www.samsung.com/nl
NEW ZEALAND
0800 SAMSUNG (0800 726
786)
www.samsung.com/nz
NICARAGUA
00-1800-5077267 www.samsung.com/
latin
NORWAY
3-SAMSUNG (7267864) www.samsung.com/no
PANAMA
800-7267 www.samsung.com/
latin
PHILIPPINES
1800-10-SAMSUNG (726-
7864)
1-800-3-SAMSUNG (726-
7864)
02-5805777
www.samsung.com/ph
POLAND
0 801 1SAMSUNG (172678)
022-607-93-33
www.samsung.com/pl
PORTUGAL
80820-SAMSUNG (726-
7864)
www.samsung.com/pt
PUERTO RICO
1-800-682-3180 www.samsung.com/
latin
REP. DOMINICA
1-800-751-2676 www.samsung.com/
latin
EIRE
0818 717 100 www.samsung.com/ie
RUSSIA
8-800-555-55-55 www.samsung.ru
COUNTRY/
REGION
CUSTOMER CARE
CENTER
WEB SITE
Contact SAMSUNG worldwide_88
SINGAPORE
1800-SAMSUNG (726-
7864)
www.samsung.com/sg
SLOVAKIA
0800-SAMSUNG (726-
7864)
www.samsung.com/sk
SOUTH AFRICA
0860 SAMSUNG (726-
7864)
www.samsung.com/za
SPAIN
902-1-SAMSUNG(902 172
678)
www.samsung.com/es
SWEDEN
075-SAMSUNG (726 78 64) www.samsung.com/se
SWITZERLAND
0848-SAMSUNG (7267864,
CHF 0.08/min)
www.samsung.com/ch
TADJIKISTAN
8-10-800-500-55-500
TAIWAN
0800-329-999 www.samsung.com/tw
THAILAND
1800-29-3232
02-689-3232
www.samsung.com/th
TRINIDAD &
TOBAGO
1-800-SAMSUNG (726-
7864)
www.samsung.com/
latin
TURKEY
444 77 11 www.samsung.com/tr
U.A.E
800-SAMSUNG (726-7864)
8000-4726
www.samsung.com/ae
U.K
0845 SAMSUNG (726-
7864)
www.samsung.com/uk
U.S.A
1-800-SAMSUNG
(7267864)
www.samsung.com/us
UKRAINE
8-800-502-0000 www.samsung.ua
UZBEKISTAN
8-10-800-500-55-500 www.samsung.com/
kz_ru
VENEZUELA
0-800-100-5303 www.samsung.com/
latin
VIETNAM
1 800 588 889 www.samsung.com/vn
COUNTRY/
REGION
CUSTOMER CARE
CENTER
WEB SITE
© 2009 Samsung Electronics Co., Ltd. Alle rechten voorbehouden.
Deze gebruikershandleiding dient uitsluitend ter informatie. Alle informatie in deze gebruikershandleiding kan zonder berichtgeving vooraf worden gewijzigd.
Samsung Electronics kan niet aansprakelijk worden gesteld voor directe of indirecte schade van welke aard dan ook als gevolg van of in verband met het gebruik
van de informatie in deze gebruikershandleiding.
Samsung en het Samsung-logo zijn handelsmerken van Samsung Electronics Co., Ltd.
PCL en PCL 6 zijn handelsmerken van Hewlett-Packard Company.
Microsoft, Windows en Windows Vista zijn gedeponeerde handelsmerken of handelsmerken van Microsoft Corporation.
PostScript 3 is een handelsmerk van Adobe Systems, Inc.
UFST® en MicroType™ zijn gedeponeerde handelsmerken van Monotype Imaging Inc.
TrueType, LaserWriter en Macintosh zijn handelsmerken van Apple Computer, Inc.
Alle andere merk- of productnamen zijn handelsmerken van hun respectieve bedrijven of organisaties.
Informatie over open broncode is beschikbaar op de website van Samsung (www.samsung.com).
Samsung-printer
Software
1
S
OFTWARE
I
NHOUDSOPGAVE
Hoofdstuk 1:
PRINTERSOFTWARE INSTALLEREN ONDER WINDOWS
Printersoftware installeren ................................................................................................................................................. 4
Software installeren voor afdrukken via een lokale printer ......................................................................................... 4
Software installeren voor afdrukken via een netwerk ................................................................................................. 7
Printersoftware opnieuw installeren ................................................................................................................................ 10
Printersoftware verwijderen ............................................................................................................................................. 11
Hoofdstuk 2:
STANDAARD AFDRUKINSTELLINGEN
Documenten afdrukken ................................................................................................................................................... 12
Afdrukken naar een bestand (PRN) ................................................................................................................................ 13
Printerinstellingen ............................................................................................................................................................ 13
Tabblad Lay-out ........................................................................................................................................................ 14
Tabblad Papier ......................................................................................................................................................... 14
Tabblad Grafisch ...................................................................................................................................................... 15
Tabblad Extra ........................................................................................................................................................... 16
Tabblad Info .............................................................................................................................................................. 17
Tabblad Printer ......................................................................................................................................................... 17
Favorieten ................................................................................................................................................................. 17
De Help-functie ......................................................................................................................................................... 17
Hoofdstuk 3:
GEAVANCEERDE AFDRUKINSTELLINGEN
Meerdere pagina’s afdrukken op één vel papier (N op een vel) ...................................................................................... 18
Posters afdrukken ........................................................................................................................................................... 19
Boekjes afdrukken .......................................................................................................................................................... 19
Afdrukken op beide zijden van het papier ....................................................................................................................... 20
Documenten vergroot of verkleind afdrukken .................................................................................................................. 20
Document aan een geselecteerd papierformaat aanpassen ........................................................................................... 20
2
Watermerk afdrukken ...................................................................................................................................................... 21
Bestaand watermerk gebruiken ................................................................................................................................ 21
Nieuw watermerk maken .......................................................................................................................................... 21
Watermerk bewerken ................................................................................................................................................ 21
Watermerk verwijderen ............................................................................................................................................. 21
Overlay afdrukken ........................................................................................................................................................... 22
Wat is een overlay? .................................................................................................................................................. 22
Nieuwe overlay maken .............................................................................................................................................. 22
Overlay gebruiken ..................................................................................................................................................... 22
Overlay verwijderen .................................................................................................................................................. 22
Hoofdstuk 4:
EEN LOKALE PRINTER DELEN
Instellen als hostcomputer ............................................................................................................................................... 23
Instellen als clientcomputer ............................................................................................................................................. 23
Hoofdstuk 5:
SCANNEN
Scannen met Samsung SmarThru Office ........................................................................................................................ 24
Werken met Samsung SmarThru Office ................................................................................................................... 24
Deïnstalleren van Samsung SmarThru Office .......................................................................................................... 25
Helpaanwijzingen op het scherm .............................................................................................................................. 26
Scannen met een TWAIN-compatibel programma .......................................................................................................... 26
Scannen via het WIA-stuurprogramma ........................................................................................................................... 26
Windows XP .............................................................................................................................................................. 26
Windows Vista .......................................................................................................................................................... 26
Hoofdstuk 6:
SMART PANEL GEBRUIKEN
Kennismaken met Smart Panel ....................................................................................................................................... 27
De probleemoplossingsgids openen ............................................................................................................................... 28
Hulpprogramma Printerinstellingen ................................................................................................................................. 28
Help-aanwijzingen op het scherm ............................................................................................................................. 28
De instellingen van Smart Panel wijzigen ........................................................................................................................ 28
3
Hoofdstuk 7:
UW PRINTER GEBRUIKEN ONDER LINUX
Aan de slag ..................................................................................................................................................................... 29
Unified Linux-stuurprogramma installeren ....................................................................................................................... 29
Unified Linux-stuurprogramma installeren ................................................................................................................ 29
Installatie van Unified Linux-stuurprogramma ongedaan maken .............................................................................. 30
Werken met Unified Driver Configurator .......................................................................................................................... 31
Unified Driver Configurator openen .......................................................................................................................... 31
Printers configureren ................................................................................................................................................. 31
Scanners Configuration ............................................................................................................................................ 32
Ports Configuration (Poorten configureren) .............................................................................................................. 32
Printereigenschappen configureren ................................................................................................................................. 33
Een document afdrukken ................................................................................................................................................ 33
Afdrukken vanuit een toepassing .............................................................................................................................. 33
Bestanden afdrukken ................................................................................................................................................ 34
Een document scannen ................................................................................................................................................... 34
Werken met Image Manager .................................................................................................................................... 35
Hoofdstuk 8:
UW PRINTER GEBRUIKEN MET EEN MACINTOSH
Software voor Macintosh installeren ................................................................................................................................ 37
Printerstuurprogramma ............................................................................................................................................. 37
De printer instellen .......................................................................................................................................................... 38
Voor een op een netwerk aangesloten Macintosh .................................................................................................... 38
Voor een via USB aangesloten Macintosh ............................................................................................................... 38
Afdrukken ........................................................................................................................................................................ 39
Document afdrukken ................................................................................................................................................. 39
Afdrukinstellingen wijzigen ........................................................................................................................................ 39
Verschillende pagina's afdrukken op één vel papier ................................................................................................. 41
Dubbelzijdig afdrukken .............................................................................................................................................. 41
Scannen .......................................................................................................................................................................... 42
Scannen met USB .................................................................................................................................................... 42
Scannen met netwerk ............................................................................................................................................... 42
Scaninformatie instellen in Scanbeheer .................................................................................................................... 42
Printersoftware installeren onder Windows
4
1 Printersoftware installeren
onder Windows
In dit hoofdstuk treft u de volgende onderwerpen aan:
Printersoftware installeren
Printersoftware opnieuw installeren
Printersoftware verwijderen
OPMERKING
: De volgende procedure heeft betrekking op Windows XP,
raadpleeg de desbetreffende gebruikershandleiding voor Windows bij
andere besturingssystemen.
Printersoftware installeren
U kunt de printersoftware installeren voor lokaal afdrukken of afdrukken
via een netwerk. Om de printersoftware op de computer te installeren,
moet u de juiste installatieprocedure uitvoeren voor de printer die wordt
gebruikt.
Een printerstuurprogramma is software waarmee uw computer
met de printer kan communiceren. De installatieprocedure voor
stuurprogramma's verschilt mogelijk per besturingssysteem.
Sluit alle toepassingen op uw computer af voordat u begint
met de installatie.
Software installeren voor afdrukken via een
lokale printer
Een lokale printer is een printer die direct op uw computer aangesloten
is met een bij de printer geleverde printerkabel, bijvoorbeeld een USB-
of parallele kabel. Als uw printer op een netwerk aangesloten is, kunt
u deze stap overslaan en naar “Software installeren voor afdrukken via
een netwerk” op pagina 7 gaan.
U kunt de printersoftware installeren volgens de standaardmethode
of de aangepaste methode.
OPMERKING
: als tijdens de installatie het venster 'Nieuwe hardware
gevonden' verschijnt, klikt u op in de rechterbovenhoek van het
venster om het venster te sluiten of klikt u op
Annuleren
.
Standaardinstallatie
Dit type installatie wordt aanbevolen voor de meeste gebruikers.
Alle onderdelen die noodzakelijk zijn voor het afdrukken worden
geïnstalleerd.
1
Zorg ervoor dat de printer aangesloten is op uw computer
en aan staat.
2
Plaats de meegeleverde cd-rom in het cd-romstation van uw
computer.
De cd-rom start automatisch en er wordt een installatievenster
getoond.
Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op
Start
en
vervolgens op
Uitvoeren...
Typ
X:\Setup.exe
, waarbij u “
X
vervangt door de letter van het cd-romstation, en klik op
OK
.
Als u Windows Vista gebruikt, klikt u op
Start
Alle programma’s
Bureau-accessories
Uitvoeren...
en typt u
X:\Setup.exe
.
Als het venster
AutoPlay
verschijnt in Windows Vista, klikt u op
Setup.exe
Uitvoeren...
in het veld
Programma installeren of
uitvoeren
. Vervolgens klikt u op
Doorgaan
in het venster
User
Account Control
.
3
Klik op
Volgende
.
• Selecteer, indien noodzakelijk, een taal in de keuzelijst.
4
Selecteer
Typische installatie voor een lokale printer
. Klik op
Volgende
.
Printersoftware installeren onder Windows
5
OPMERKING
: Als uw printer nog niet op de computer aangesloten is,
verschijnt het volgende venster.
Nadat u de printer hebt aangesloten, klikt u op
Volgende
.
Als u de printer op dit moment nog niet wilt aansluiten, klikt u op
Volgende
en op
Nee
in het volgende scherm. Vervolgens wordt
de installatie gestart. Aan het einde van de installatie wordt geen
testpagina afgedrukt.
Het installatievenster in de gebruikershandleiding verschilt
mogelijk van het venster dat u ziet. Dit is namelijk afhankelijk
van de gebruikte printer en interface.
5
Nadat de installatie voltooid is, verschijnt er een venster met de
vraag of u een testpagina wilt afdrukken. Als u een testpagina wilt
afdrukken, schakelt u het selectievakje in en klikt u op
Volgende
.
Anders klikt u op
Volgende
en slaat u stap 7 over.
6
Als de testpagina correct wordt afgedrukt, klikt u op
Ja
.
Zo niet, dan klikt u op
Nee
om de testpagina opnieuw af te drukken.
7
Als u zich wilt registreren als gebruiker van een Samsung-printer
zodat Samsung u hierover informatie kan toesturen, schakelt u het
selectievakje in en klikt u op
Voltooien
. Vervolgens wordt de website
van Samsung geopend.
Anders klikt u gewoon op
Voltooien
.
OPMERKING
: als uw printerstuurprogramma niet goed werkt nadat
de setup voltooid is, moet u het printerstuurprogramma opnieuw
installeren. Zie de “Printersoftware opnieuw installeren” op pagina 10.
Aangepaste installatie
U kunt zelf onderdelen uitkiezen die geïnstalleerd moeten worden.
1
Zorg ervoor dat de printer aangesloten is op uw computer
en aan staat.
2
Plaats de meegeleverde cd-rom in het cd-romstation van uw
computer.
De cd-rom start automatisch en er wordt een installatievenster
getoond.
Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op
Start
en
vervolgens op
Uitvoeren...
Typ
X:\Setup.exe
, waarbij u “
X
vervangt door de letter van het cd-romstation, en klik op
OK
.
Als u Windows Vista gebruikt, klikt u op
Start
Alle programma’s
Bureau-accessories
Uitvoeren...
en typt u
X:\Setup.exe
.
Als het venster
AutoPlay
verschijnt in Windows Vista, klikt u op
Setup.exe
Uitvoeren...
in het veld
Programma installeren of
uitvoeren
. Vervolgens klikt u op
Doorgaan
in het venster
User
Account Control
.
3
Klik op
Volgende
.
• Selecteer, indien noodzakelijk, een taal in de keuzelijst.
Printersoftware installeren onder Windows
6
4
Selecteer
Aangepaste installatie
. Klik op
Volgende
.
5
Selecteer uw printer en klik op
Volgende
.
OPMERKING
: als uw printer nog niet op de computer aangesloten is,
verschijnt het volgende venster.
Nadat u de printer hebt aangesloten, klikt u op
Volgende
.
Als u de printer op dit moment nog niet wilt aansluiten, klikt u op
Volgende
en op
Nee
in het volgende scherm. Vervolgens wordt
de installatie gestart. Aan het einde van de installatie wordt geen
testpagina afgedrukt.
Het installatievenster in de gebruikershandleiding verschilt
mogelijk van het venster dat u ziet. Dit is namelijk afhankelijk
van de gebruikte printer en interface.
6
Selecteer de onderdelen die u wilt installeren en klik op
Volgende
.
OPMERKING
: U kunt de installatiemap wijzigen door op [
Bladeren
] te
klikken.
7
Nadat de installatie voltooid is, verschijnt een venster met de vraag
of u een testpagina wilt afdrukken. Als u een testpagina wilt
afdrukken, schakelt u het selectievakje in en klikt u op
Volgende
.
Anders klikt u op
Volgende
en slaat u stap 9 over.
8
Als de testpagina correct wordt afgedrukt, klikt u op
Ja
.
Zo niet, dan klikt u op
Nee
om de testpagina opnieuw af te drukken.
9
Als u zich wilt registreren als gebruiker van een Samsung-printer
zodat Samsung u hierover informatie kan toesturen, schakelt u het
selectievakje in en klikt u op
Voltooien
. Vervolgens wordt de website
van Samsung geopend.
Anders klikt u gewoon op
Voltooien
.
Printersoftware installeren onder Windows
7
Software installeren voor afdrukken via een
netwerk
Als u uw printer op een netwerk aansluit, moet u eerst de TCP/IP-
instellingen voor de printer configureren. Nadat u de TCP/IP-instellingen
hebt toegewezen en gecontroleerd, kunt u de software op elke computer
in het netwerk installeren.
U kunt de printersoftware installeren volgens de standaardmethode of de
aangepaste methode.
Standaardinstallatie
Dit type installatie wordt aanbevolen voor de meeste gebruikers.
Alle onderdelen die noodzakelijk zijn voor het afdrukken worden
geïnstalleerd.
1
Zorg ervoor dat de printer aangesloten is op uw netwerk en
aan staat. Zie de bijgeleverde gebruikershandleiding voor meer
informatie over hoe u de printer op een netwerk kunt aansluiten.
2
Plaats de meegeleverde cd-rom in het cd-romstation van uw
computer.
De cd-rom start automatisch en er wordt een installatievenster
getoond.
Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op
Start
en
vervolgens op
Uitvoeren...
Typ
X:\Setup.exe
, waarbij u “
X
vervangt door de letter van het cd-romstation, en klik op
OK
.
Als u Windows Vista gebruikt, klikt u op
Start
Alle programma’s
Bureau-accessories
Uitvoeren...
en typt u
X:\Setup.exe
.
Als het venster
AutoPlay
verschijnt in Windows Vista, klikt u op
Setup.exe
Uitvoeren...
in het veld
Programma installeren of
uitvoeren
. Vervolgens klikt u op
Doorgaan
in het venster
User
Account Control
.
3
Klik op
Volgende
.
• Selecteer, indien noodzakelijk, een taal in de keuzelijst.
4
Selecteer
Typische installatie voor een netwerkprinter
.
Klik op
Volgende
.
OPMERKING
: Als de printer niet op het netwerk is aangesloten,
verschijnt het volgende venster. Selecteer de gewenste instellingsoptie
en klik op
Volgende
.
Het venster
IP-adres instellen
verschijnt. Ga als volgt te werk:
1.Selecteer een printer waarvoor een specifiek IP-adres moet worden
ingesteld in.
Printersoftware installeren onder Windows
8
2.Configureer handmatig een IP-adres, subnetmasker en gateway voor
de printer en klik op
Configureren
om het specifieke IP-adres voor de
netwerkprinter in te stellen.
3..Klik op
Volgende
en ga naar stap 6.
U kunt de netwerkprinter ook instellen via SyncThru™ Web Service,
een geïntegreerde webserver. Klik op SWS Starten in het venster IP-
adres instellen.
5
De lijst van beschikbare printers in het netwerk verschijnt.
Selecteer de printer die u wilt installeren in de lijst en druk
op
Volgende
.
• Als de printer niet in de lijst voorkomt, klikt u op
Bijwerken
om de lijst te vernieuwen of selecteert u
TCP/IP-poort
toevoegen
om uw printer aan het netwerk toe te voegen.
Als u de printer aan het netwerk wilt toevoegen, moet
u de poortnaam en het IP-adres voor de printer invoeren.
Om het IP-adres of het MAC-adres van uw printer te
controleren, drukt u een netwerkconfiguratiepagina af.
• Selecteer
Gedeelde printer (UNC)
om een gedeelde
netwerkprinter (UNC-pad) te vinden en voer de gedeelde
naam handmatig in of zoek een gedeelde printer door te
klikken op de knop
Bladeren
.
OPMERKING
: Als u uw apparaat niet in het netwerk kunt vinden,
schakelt u de firewall uit en klikt u op
Bijwerken
. In Windows klikt u op
Start
->
Configuratiescherm
, gaat u naar Windows Firewall en
schakelt u deze optie uit. Voor andere besturingssystemen raadpleegt u
de online handleiding.
6
Nadat de installatie voltooid is, verschijnt er een venster met de
vraag of u een testpagina wilt afdrukken en of u zich wilt registreren
als gebruiker van een Samsung-printer zodat Samsung u hierover
informatie kan toesturen. Als u dit wilt, schakelt u het desbetreffende
selectievakje in en klikt u op
Voltooien
.
Anders klikt u gewoon op
Voltooien
.
OPMERKING
: als uw printerstuurprogramma niet goed werkt nadat
de setup voltooid is, moet u het printerstuurprogramma opnieuw
installeren. Zie de “Printersoftware opnieuw installeren” op pagina 10.
Aangepaste installatie
U kunt individuele onderdelen selecteren die moeten worden
geïnstalleerd en een specifiek IP-adres instellen.
1
Zorg ervoor dat de printer aangesloten is op uw netwerk en aan
staat. Zie de bijgeleverde gebruikershandleiding voor meer
informatie over hoe u de printer op een netwerk kunt aansluiten.
2
Plaats de meegeleverde cd-rom in het cd-romstation van uw
computer.
De cd-rom start automatisch en er wordt een installatievenster
getoond.
Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op
Start
en
vervolgens op
Uitvoeren...
Typ
X:\Setup.exe
, waarbij u “
X
vervangt door de letter van het cd-romstation, en klik op
OK
.
Als u Windows Vista gebruikt, klikt u op
Start
Alle programma’s
Bureau-accessories
Uitvoeren...
en typt u
X:\Setup.exe
.
Als het venster
AutoPlay
verschijnt in Windows Vista, klikt u op
Setup.exe
Uitvoeren...
in het veld
Programma installeren of
uitvoeren
. Vervolgens klikt u op
Doorgaan
in het venster
User
Account Control
.
Printersoftware installeren onder Windows
9
3
Klik op
Volgende
.
• Selecteer, indien noodzakelijk, een taal in de keuzelijst.
4
Selecteer
Aangepaste installatie
. Klik op
Volgende
.
5
De lijst van beschikbare printers in het netwerk verschijnt.
Selecteer de printer die u wilt installeren in de lijst en druk
op
Volgende
.
• Als de printer niet in de lijst voorkomt, klikt u op
Bijwerken
om de lijst te vernieuwen of selecteert u
TCP/IP-poort
toevoegen
om uw printer aan het netwerk toe te voegen.
Als u de printer aan het netwerk wilt toevoegen, moet
u de poortnaam en het IP-adres voor de printer invoeren.
Om het IP-adres of het MAC-adres van uw printer te
controleren, drukt u een netwerkconfiguratiepagina af.
• Selecteer
Gedeelde printer (UNC)
om een gedeelde
netwerkprinter (UNC-pad) te vinden en voer de gedeelde
naam handmatig in of zoek een gedeelde printer door te
klikken op de knop
Bladeren
.
OPMERKING
: Als u uw apparaat niet in het netwerk kunt vinden,
schakelt u de firewall uit en klikt u op
Bijwerken
. In Windows klikt u op
Start
->
Configuratiescherm
, gaat u naar Windows Firewall en
schakelt u deze optie uit. Voor andere besturingssystemen raadpleegt u
de online handleiding.
TIP
: klik op de knop
IP-adres instellen
als u een specifiek IP-adres
op een specifieke netwerkprinter wilt instellen. Het venster IP-adres
instellen verschijnt. Ga als volgt te werk:
a. Selecteer een printer waarvoor een specifiek IP-adres moet worden
ingesteld in.
b. Configureer handmatig een IP-adres, subnetmasker en gateway
voor de printer en klik op
Configureren
om het specifieke IP-adres
voor de netwerkprinter in te stellen.
c. Klik op
Volgende
.
U kunt de netwerkprinter ook instellen via
SyncThru™ Web
Service,
een geïntegreerde webserver. Klik op
SWS Starten
in het venster
IP-
adres instellen
.
Printersoftware installeren onder Windows
10
6
Selecteer de onderdelen die u wilt installeren. Nadat u de
onderdelen hebt geselecteerd, verschijnt het volgende venster.
U kunt ook de printernaam wijzigen, de printer instellen om te worden
gedeeld op het netwerk, de printer instellen als standaardprinter
en de poortnaam van elke printer wijzigen. Klik op
Volgende
.
Selecteer het selectievakje
Deze printer instellen op een server
om deze software op een server te installeren.
7
Nadat de installatie voltooid is, verschijnt er een venster met de
vraag of u een testpagina wilt afdrukken en of u zich wilt registreren
als gebruiker van een Samsung-printer zodat Samsung u hierover
informatie kan toesturen. Als u dit wilt, schakelt u het desbetreffende
selectievakje in en klikt u op
Voltooien
.
Anders klikt u gewoon op
Voltooien
.
OPMERKING
: als uw printerstuurprogramma niet goed werkt nadat
de setup voltooid is, moet u het printerstuurprogramma opnieuw
installeren. Zie “Printersoftware opnieuw installeren” op pagina 10.
Printersoftware opnieuw installeren
U kunt de software opnieuw installeren als de installatie is mislukt.
1
Zet uw computer aan en wacht tot Windows is opgestart.
2
In het menu
Start
selecteert u
Programma’s
of
Alle
programma’s
de naam van het printerstuurprogramma
Onderhoud
.
3
Selecteer
Herstellen
en klik op
Volgende
.
4
De lijst van beschikbare printers in het netwerk verschijnt.
Selecteer de printer die u wilt installeren in de lijst en druk
op
Volgende
.
• Als de printer niet in de lijst voorkomt, klikt u op
Bijwerken
om de lijst te vernieuwen of selecteert u
TCP/IP-poort
toevoegen
om uw printer aan het netwerk toe te voegen.
Als u de printer aan het netwerk wilt toevoegen, moet
u de poortnaam en het IP-adres voor de printer invoeren.
• Selecteer
Gedeelde printer (UNC)
om een gedeelde
netwerkprinter (UNC-pad) te vinden en voer de gedeelde
naam handmatig in of zoek een gedeelde printer door te
klikken op de knop
Bladeren
.
Er verschijnt een lijst met componenten zodat u elk onderdeel
afzonderlijk opnieuw kunt installeren.
Printersoftware installeren onder Windows
11
OPMERKING
: als uw printer nog niet op de computer aangesloten is,
verschijnt het volgende venster.
Nadat u de printer hebt aangesloten, klikt u op
Volgende
.
Als u de printer op dit moment nog niet wilt aansluiten, klikt u
op
Volgende
en
Nee
in het volgende scherm. Vervolgens wordt
de installatie gestart. Er wordt echter geen testpagina aan het
einde afgedrukt.
Het herinstallatievenster in de gebruikershandleiding verschilt
mogelijk van het venster dat u ziet. Dit is namelijk afhankelijk
van de gebruikte printer en interface.
5
Selecteer de onderdelen die u opnieuw wilt installeren
en klik op
Volgende
.
Als u de printersoftware hebt geïnstalleerd voor lokaal
afdrukken en
u
de naam van het printerstuurprogramma
selecteert, verschijnt er een venster met de vraag of u een
testpagina wilt afdrukken. Ga als volgt te werk:
a. Schakel het selectievakje in om een testpagina af te drukken
en klik op
Volgende
.
b. Als de testpagina correct werd afgedrukt, klikt u op
Ja
.
Als dat niet het geval is, klikt u op
Nee
om de pagina opnieuw
af te drukken.
6
Nadat de onderdelen opnieuw zijn geïnstalleerd, klikt u op
Voltooien
.
Printersoftware verwijderen
1
Zet uw computer aan en wacht tot Windows is opgestart.
2
In het menu
Start
selecteert u
Programma’s
of
Alle
programma’s
de naam van het printerstuurprogramma
Onderhoud
.
3
Selecteer
Verwijderen
en klik op
Volgende
.
Er verschijnt een lijst met componenten zodat u elk onderdeel
afzonderlijk kunt verwijderen.
4
Selecteer de onderdelen die u wilt verwijderen en klik
op
Volgende
.
5
Als u wordt gevraagd om uw keuze te bevestigen, klikt u op
Ja
.
Het door u gekozen stuurprogramma wordt van uw computer
verwijderd.
6
Nadat de software verwijderd is, klikt u op
Voltooien
.
Standaard afdrukinstellingen
12
2 Standaard afdrukinstellingen
In dit hoofdstuk worden de afdrukopties en algemene afdruktaken
in Windows beschreven.
In dit hoofdstuk treft u de volgende onderwerpen aan:
Documenten afdrukken
Afdrukken naar een bestand (PRN)
Printerinstellingen
- Tabblad Lay-out
- Tabblad Papier
- Tabblad Grafisch
- Tabblad Extra
- Tabblad Info
- Tabblad Printer
- Favorieten
- De Help-functie
Documenten afdrukken
NB
Het venster
Eigenschappen
van het printerstuurprogramma
in de gebruikershandleiding verschilt mogelijk van het venster
dat u ziet, omdat dit afhankelijk is van de gebruikte printer.
Het printereigenschappenvenster bestaat echter uit vrijwel
dezelfde onderdelen.
Controleer welke besturingssystemen compatibel zijn met
de printer. Zie Printerspecificaties onder Compatibiliteit
met besturingssysteem in de printerhandleiding.
U kunt de exacte naam van uw printer controleren op de bijgeleverde
cd-rom.
Als u een optie selecteert bij de printereigenschappen, verschijnt
mogelijk een uitroepteken of het teken . Een uitroepteken wil
zeggen dat u deze optie wel kunt selecteren maar dat deze niet wordt
aanbevolen, en het teken wil zeggen dat u deze optie niet kunt
selecteren vanwege de instellingen of de omgeving van het apparaat.
De volgende procedure beschrijft de algemene stappen die u moet
volgen om vanuit een Windows-programma af te drukken. De exacte
procedure kan per programma verschillen. Raadpleeg de handleiding
van uw softwaretoepassing voor de exacte afdrukprocedure.
1
Open het document dat u wilt afdrukken.
2
Selecteer
Afdrukken
in het menu
Bestand
. Het venster
Afdrukken verschijnt. Dit kan, afhankelijk van het gebruikte
programma, enigszins afwijken van onderstaande illustratie.
U kunt de belangrijkste afdrukinstellingen selecteren in het venster
Afdrukken. Deze instellingen omvatten het aantal exemplaren
en het afdrukbereik.
3
Selecteer
de printer
in de keuzelijst
Naam
.
Om de printerfuncties van uw printerstuurprogramma te gebruiken,
klikt u op
Eigenschappen
of
Voorkeursinstellingen
in het
afdrukvenster van de toepassing. Meer informatie vindt u op
“Printerinstellingen” op pagina 13.
Als
Instellen
,
Printer
of
Opties
voorkomen in het afdrukvenster,
klikt u daarop. Klik in het volgende venster op
Eigenschappen
.
Klik op
OK
om het venster met printereigenschappen te sluiten.
4
Klik in het venster Afdrukken op
OK
of
Afdrukken
om de afdruktaak
te starten.
Zorg ervoor dat de printer
is geselecteerd.
Standaard afdrukinstellingen
13
Afdrukken naar een bestand (PRN)
Het kan soms handig zijn om de af te drukken gegevens op te slaan als
een bestand.
Ga als volgt te werk om een bestand aan te maken:
1
Schakel het selectievakje
Afdrukken naar bestand
in het venster
Afdrukken
in.
2
Selecteer een map, wijs een naam toe aan het bestand en klik op
OK
.
Printerinstellingen
Via het venster met printereigenschappen hebt u toegang tot
alle informatie die u nodig hebt als u de printer gebruikt. Als de
printereigenschappen worden weergegeven, kunt u de instellingen
die u voor uw afdruktaak nodig hebt controleren en wijzigen.
Afhankelijk van het besturingssysteem kan het venster Eigenschappen
van de printer er anders uitzien. Deze softwarehandleiding geeft het
venster Eigenschappen van Windows XP weer.
Het venster
Eigenschappen
van het printerstuurprogramma in de
gebruikershandleiding verschilt mogelijk van het venster dat u ziet,
omdat dit afhankelijk is van de gebruikte printer.
Als u de printereigenschappen opent via de map Printers, kunt u
aanvullende Windows-tabbladen openen (zie de handleiding van
Windows) en het tabblad Printer (zie “Tabblad Printer” op pagina 17).
NB
De meeste Windows-toepassingen zullen de in het printerstuurprogramma
opgegeven instellingen opheffen. Daarom raden wij u aan eerst de
afdrukinstellingen in uw programma te wijzigen en alleen instellingen
die u daar niet vindt, aan te passen in het printerstuurprogramma.
Deze instellingen gelden zolang u uw programma niet afsluit.
Als u wilt dat uw wijzigingen permanent behouden blijven
,
brengt u ze aan in de map Printers.
De volgende procedure geldt voor Windows XP. Zie de desbetreffende
Windows-gebruikershandleiding of on line Help voor andere
Windows-besturingssystemen.
1. Klik op de knop
Start
van Windows.
2. Selecteer Printers en faxapparaten.
3. Selecteer het pictogram van het printerstuurprogramma.
4. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram
van het printerstuurprogramma en selecteer
Voorkeursinstellingen voor afdrukken.
5. Wijzig de instellingen op elk tabblad en klik op OK.
Standaard afdrukinstellingen
14
Tabblad Lay-out
Het tabblad
Lay-out
bevat opties waarmee u de weergave
van het document op de afgedrukte pagina kunt aanpassen.
Onder
Lay-outopties
hebt u de keuze uit
Meerdere pagina’s per
kant
en
Verkleinen/Vergroten
. Zie “Documenten afdrukken” op
pagina 12 voor meer informatie over de voorkeursinstellingen voor
afdrukken.
Afdrukstand
Met behulp van
Afdrukstand
kunt u de richting selecteren waarin
informatie wordt afgedrukt op een pagina.
Staand
drukt af over de breedte van de pagina, zoals in een brief.
Liggend
drukt af over de lengte van de pagina, zoals bij een
spreadsheet.
Met behulp van
Draaien
kunt u de pagina het opgegeven aantal
graden draaien.
Lay-outopties
Via
Lay-outopties
kunt u geavanceerde afdrukopties selecteren.
U hebt de keuze uit
Meerdere pagina’s per kant
en
Poster afdrukken
.
Voor meer informatie, zie
“Meerdere pagina’s afdrukken
op één vel papier (N op een vel)” op pagina 18.
Voor meer informatie, zie
“Posters afdrukken” op pagina 19.
Voor meer informatie, zie
“Boekjes afdrukken” op pagina 19.
Dubbelzijdig afdrukken
Dubbelzijdig afdrukken
biedt u de mogelijkheid om op beide zijden van
het papier af te drukken.
Als deze optie niet wordt
weergegeven, beschikt uw printer niet over deze
functie.
Liggend
Staand
Voor meer informatie, zie
“Afdrukken op beide zijden van
het papier” op pagina 20.
Tabblad Papier
De volgende opties voor papierinstellingen zijn beschikbaar in het
eigenschappenvenster van de printer. Zie “Documenten afdrukken”
op pagina 12 voor meer informatie over de voorkeursinstellingen
voor afdrukken.
Klik op het tabblad
Papier
om toegang te krijgen
tot de printereigenschappen.
Exemplaren
In het veld
Exemplaren
kunt u aangeven hoeveel exemplaren
u wilt afdrukken. U kunt een aantal tussen 1 en 999 invullen.
Formaat
In het veld
Formaat
stelt u in welk formaat papier in de lade ligt.
Als het vereiste formaat niet in het vak
Formaat
staat, klikt u op
Aangepast
.
Het venster
Instelling aangepast papier
verschijnt.
Vul het papierformaat in en klik op
OK
. De instelling verschijnt
in de lijst zodat u deze kunt selecteren.
Invoer
Controleer of bij
Invoer
de juiste papierlade is gekozen.
Kies voor
Handmatige invoer
als u op speciaal materiaal wilt afdrukken,
zoals enveloppen of transparanten. Plaats één vel tegelijk in de handmatige
invoer of de multifunctionele lade.
Als de papierinvoer is ingesteld op
Automatisch selecteren
, gebruikt
de printer de laden automatisch in deze volgorde: handmatige invoer
of multifunctionele lade, lade 1, optionele lade 2.
Type
Stel
Type
in volgens het papier in de lade van waaruit u wenst af te
drukken. Zo krijgt u de beste afdruk. Doet u dit niet, zal de afdrukkwaliteit
mogelijk niet aan uw verwachtingen beantwoorden.
Dik
: dik papier met een gewicht tussen 90 en 105 g/m
2
.
Standaard afdrukinstellingen
15
Dun
: dun papier met een gewicht tussen 60 en 70 g/m
2
.
Katoen
: 75~90 g/m
2
katoenpapier zoals Gilbert 25% en Gilbert 100%.
Normaal papier
: gewoon papier. Selecteer dit type indien u een
zwartwitprinter heeft en afdrukt op katoenpapier van 60 g/m
2
.
Kringlooppapier
: gerecycleerd papier van 75~90 g/m
2
.
Gekleurd papier
: gekleurd papier van 75~90 g/m
2
.
Archiefpapier
:
kies deze optie als u de afdrukken geruime tijd wilt
bewaren (bijvoorbeeld in een archief).
Eerste pagina
Via deze vervolgkeuzelijst kunt u de eerste pagina afdrukken op een ander
type papier dan de rest van het document. U kunt de lade voor de eerste
pagina selecteren.
Plaats bijvoorbeeld dik papier voor de eerste pagina in de multifunctionele
lade en normaal papier in lade 1. Selecteer vervolgens
Lade 1
voor de
optie
Invoer
en
Multifunctionele lade
voor de optie
Eerste pagina
.
Als
deze optie niet wordt weergegeven, beschikt uw printer
niet over deze functie.
Afdruk aanpassen
Met
Afdruk aanpassen
kunt u uw afdruktaak automatisch of handmatig
schalen op een pagina. U hebt de keuze uit
Geen
,
Verkleinen/Vergroten
en
Aan pagina aanpassen
.
Voor meer informatie, zie
“Documenten vergroot of verkleind afdrukken”
op pagina 20.
Voor meer informatie, zie
“Document aan een geselecteerd
papierformaat aanpassen” op pagina 20.
Tabblad Grafisch
Met behulp van de volgende grafische instellingen regelt u de
afdrukkwaliteit. Zie “Documenten afdrukken” op pagina 12 voor
meer informatie over de voorkeursinstellingen voor afdrukken.
Klik op het tabblad
Grafisch
om het onderstaande venster te openen.
Resolutie
Welke resolutieopties u kunt selecteren, hangt mogelijk af van het
printermodel.
Hoe hoger de instelling, hoe scherper de tekens
en afbeeldingen worden afgedrukt. Als u een hoge instelling selecteert,
kan het afdrukken van het document iets langer duren.
Tonerbesparingsmodus
Als u deze optie selecteert, gaat de tonercassette langer mee en dalen
de afdrukkosten per pagina zonder dat de kwaliteit te zeer achteruit gaat.
Sommige printers ondersteunen deze functie niet.
Printerinstelling
: als u deze optie selecteert, wordt de werking bepaald
door de instelling op het configuratiescherm van de printer. Sommige
printers ondersteunen deze functie niet.
Aan
: selecteer dit keuzerondje als u wilt dat de printer op elke pagina
minder toner gebruikt.
Uit
: als u geen toner wilt besparen bij het afdrukken van documenten
selecteert u deze optie.
Standaard afdrukinstellingen
16
Geavanceerde opties
Om de geavanceerde opties in te stellen, klikt u op
Geavanceerde
opties
.
TrueType-opties
:
deze optie bepaalt wat het stuurprogramma de printer
doorgeeft over het afbeelden van de tekst in uw document. Pas deze
opties eventueel aan uw document aan.
-
Downloaden als contour
: als deze optie is geselecteerd, downloadt
het stuurprogramma de TrueType-lettertypen die in uw document
voorkomen maar nog niet in uw printer zijn opgeslagen. Als u
constateert dat de lettertypen niet juist zijn afgedrukt, kiest u
Downloaden als bitmapafbeelding en drukt u het document nogmaals
af. De instelling Downloaden als bitmapafbeelding is vaak handig als u
afdrukt vanuit Adobe.
Deze functie is alleen beschikbaar als u het
PCL-printerstuurprogramma gebruikt.
-
Downloaden als bitmap
: als deze optie is geselecteerd, downloadt
het stuurprogramma de lettertypegegevens als bitmapafbeeldingen.
Documenten met complexe lettertypen (bijv. Koreaanse of Chinese
lettertypen) of verschillende soorten lettertypen worden met deze
instelling sneller afgedrukt.
-
Grafisch afdrukken
:
als deze optie is geselecteerd, downloadt
het stuurprogramma alle lettertypen als afbeeldingen. Zo verhoogt
u mogelijk de afdruksnelheid bij documenten met veel afbeeldingen
en betrekkelijk weinig TrueType-lettertypes.
Alle tekst zwart afdrukken
:
als
Alle tekst zwart afdrukken
is geselecteerd, wordt alle tekst in uw document zwart afgedrukt,
ongeacht de kleur waarin de tekst op het scherm wordt weergegeven.
Tabblad Extra
Op dit tabblad selecteert u de uitvoeropties voor documenten.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 12 voor meer informatie
over de voorkeursinstellingen voor afdrukken.
Klik op het tabblad
Extra
om toegang te krijgen tot de volgende functies:
Watermerk
U kunt een afbeelding maken die als achtergrondtekst op elke pagina
in het document wordt afgedrukt.
Voor meer informatie, zie
“Watermerk
afdrukken” op pagina 21.
Overlay
Overlays worden vaak gebruikt in plaats van voorbedrukt briefpapier
of formulieren.
Voor meer informatie, zie
“Overlay afdrukken” op pagina 22.
Uitvoeropties
Afdruksubset
: u kunt instellen in welke volgorde de pagina's moeten
worden afgedrukt. Selecteer de afdrukvolgorde in de vervolgkeuzelijst.
-
Normaal (1, 2, 3)
: de printer drukt alle pagina's af van de eerste tot de
laatste pagina.
-
Alle pagina’s omkeren (3,2,1)
: de printer drukt alle pagina's af van
de laatste tot de eerste pagina.
-
Oneven pagina’s afdrukken
: de printer drukt alleen de pagina's
van het document met een oneven bladnummer af.
-
Even pagina’s afdrukken
: de printer drukt alleen de pagina's
van het document met een even bladnummer af.
Printerlettertypen gebruiken
: als deze optie is ingeschakeld, gebruikt
de printer bij het afdrukken van uw document de lettertypen die in het
geheugen zijn opgeslagen en worden de lettertypen die in uw document
worden gebruikt niet gedownload. Omdat het downloaden van lettertypen
enige tijd in beslag neemt, verlopen afdruktaken mogelijk sneller als
u deze optie selecteert. Als u deze optie inschakelt, probeert de printer
lettertypen uit het geheugen te selecteren die zoveel mogelijk
overeenkomen met de lettertypen in het document. Als u in uw document
echter lettertypen gebruikt die sterk afwijken van de lettertypen in het
geheugen van de printer, zal de afdruk er heel anders uitzien dan het
document op het scherm.
Deze functie is alleen beschikbaar als
u het PCL-printerstuurprogramma gebruikt.
Standaard afdrukinstellingen
17
Tabblad Info
Op het tabblad
Info
worden de copyrightinformatie en het versienummer
van het stuurprogramma weergegeven. Als u beschikt over een
internetbrowser, kunt u een verbinding maken met het internet door
op het website-pictogram te klikken. Zie “Documenten afdrukken” op
pagina 12 voor meer informatie over de voorkeursinstellingen voor
afdrukken.
Tabblad Printer
Als u het venster Printereigenschappen opent via de map
Printers
,
is het tabblad
Printer
beschikbaar. Hier stelt u de printerconfiguratie in.
De volgende procedure geldt voor Windows XP. Zie de desbetreffende
Windows-gebruikershandleiding of on line Help voor andere Windows-
besturingssystemen.
1
Klik op de knop
Start
van Windows.
2
Selecteer
Printers en faxapparaten
.
3
Selecteer het pictogram van
het printerstuurprogramma
.
4
Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van het
printerstuurprogramma en selecteer
Eigenschappen
.
5
Klik op het tabblad
Printer
en stel de gewenste opties in.
Correctie hoge hoogte
Als u de printer op een grote hoogte wilt gaan gebruiken, markeert u dit
selectievakje. Daardoor wordt de afdrukkwaliteit geoptimaliseerd voor die
omstandigheden.
Favorieten
Via de optie
Favorieten
, die u terugvindt op elk tabblad Eigenschappen,
kunt u de huidige instellingen opslaan voor later gebruik.
Zo voegt u een instelling toe aan
Favorieten
:
1
Stel op elk tabblad de gewenste instellingen in.
2
Geef in het invoervenster
Favorieten
een naam aan deze
instellingen.
3
Klik op
Opslaan
.
Wanneer u instellingen opslaat onder
Favorieten
, worden
alle huidige stuurprogramma-instellingen opgeslagen.
Als u een opgeslagen instelling wilt gebruiken, selecteert u het item in de
vervolgkeuzelijst
Favorieten
. De printer is nu ingesteld om af te drukken
volgens de instellingen van de geselecteerde favoriet.
Om een favoriet te verwijderen, selecteert u het item in de lijst en klikt
u op
Verwijderen
.
U kunt ook terugkeren naar de standaardinstellingen van het
stuurprogramma door
Printerstandaard
te selecteren in de lijst.
De Help-functie
De printer heeft een Help-functie die u kunt openen met de knop
Help
in het eigenschappenvenster van de printer. Deze Help-functie geeft
gedetailleerde informatie over de functies die het stuurprogramma
van de printer biedt.
U kunt ook klikken op in de rechterbovenhoek van het venster
en vervolgens op een instelling.
Geavanceerde afdrukinstellingen
18
3 Geavanceerde
afdrukinstellingen
In dit hoofdstuk worden de afdrukopties en geavanceerde afdruktaken
beschreven.
O
PMERKING
:
Het venster
Eigenschappen
van het printerstuurprogramma in de
gebruikershandleiding verschilt mogelijk van het venster dat u ziet,
omdat dit afhankelijk is van de gebruikte printer.
Het printereigenschappenvenster bestaat echter uit vrijwel dezelfde
onderdelen.
U kunt de exacte naam van uw printer controleren op de bijgeleverde
cd-rom.
In dit hoofdstuk treft u de volgende onderwerpen aan:
Meerdere pagina’s afdrukken op één vel papier (N op een vel)
Posters afdrukken
Boekjes afdrukken
Afdrukken op beide zijden van het papier
Documenten vergroot of verkleind afdrukken
Document aan een geselecteerd papierformaat aanpassen
Watermerk afdrukken
Overlay afdrukken
Meerdere pagina’s afdrukken
op één vel papier (N op een vel)
U kunt aangeven hoeveel pagina’s u op één vel wilt afdrukken.
Als u meer dan één pagina per vel afdrukt, worden de pagina’s
verkleind en in de aangegeven volgorde gerangschikt. Het maximum
is 16 pagina’s per vel.
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing
wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 12.
2
Selecteer
Pagina’s per vel
in de keuzelijst
Type lay-out
op het
tabblad
Lay-out
.
3
Geef in de keuzelijst
Pagina’s per vel
aan hoeveel pagina's
u per vel wilt afdrukken (1, 2, 4, 6, 9 of 16).
4
Selecteer, indien nodig, de paginavolgorde in de vervolgkeuzelijst
Afdrukvolgorde
.
Markeer het selectievakje
Paginakaders afdrukken
als u een rand om elke pagina op het vel wilt afdrukken.
5
Klik op het tabblad
Papier
en selecteer de papierlade,
het papierformaat en het type papier.
6
Klik op
OK
en druk het document af.
1 2
3 4
Geavanceerde afdrukinstellingen
19
Posters afdrukken
Met deze functie kunt u een document van één pagina afdrukken op 4,
9 of 16 vellen papier, waarna u deze vellen aan elkaar kunt plakken
om er zo een poster van te maken.
O
PMERKING
: De optie Poster afdrukken is beschikbaar wanneer de
resolutie op het tabblad
Grafisch
is ingesteld op 600 dpi.
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing
wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 12.
2
Klik op het tabblad
Lay-out
en selecteer
Poster afdrukken
in de keuzelijst
Type lay-out
.
3
Kies de instellingen voor de poster:
Voor de pagina-indeling kunt u kiezen uit Poster
Poster<2x2>
,
Poster<3x3>
,
Poster<4x4>
. Als u
Poster<2x2>
selecteert, wordt
de afdruk automatisch over 4 vellen gespreid.
Geef een overlap in millimeter of inch op zodat de vellen
gemakkelijker aan elkaar kunnen worden geplakt.
4
Klik op het tabblad
Papier
en selecteer de papierlade,
het papierformaat en het type papier.
5
Klik op
OK
en druk het document af. U kunt de poster voltooien
door de vellen aan elkaar te plakken.
0,15 inch
0,15 inch
Boekjes afdrukken
Met deze printerfunctie kunt u een document op beide zijden van het
papier afdrukken en worden de pagina's zo gerangschikt dat u het
afgedrukte papier dubbel kunt vouwen om een boekje te maken.
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u het venster met de printereigenschappen.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 12.
2
Klik op het tabblad
Lay-out
en selecteer
Boekje afdrukken
in de keuzelijst
Type lay-out
.
O
PMERKING
: De optie
Boekje afdrukken
is niet voor elk
papierformaat beschikbaar. Om na te gaan of deze functie beschikbaar
is voor uw papierformaat, selecteert u het papierformaat in de optie
Formaat
op het tabblad
Papier
, waarna u controleert of het item
Boekje afdrukken
in de vervolgkeuzelijst
Type lay-out
op het tabblad
Lay-out
actief is.
3
Klik op het tabblad
Papier
en selecteer de papierlade,
het papierformaat en het papiertype.
4
Klik op
OK
en druk het document af.
5
Vervolgens kunt u de pagina's vouwen en nieten.
8
9
8
9
Geavanceerde afdrukinstellingen
20
Afdrukken op beide zijden van het
papier
U kunt afdrukken op beide zijden van een vel papier. Voordat u afdrukt,
moet u de gewenste afdrukstand van het document opgeven.
U kunt kiezen uit de volgende opties:
Printerinstelling
: als u deze optie selecteert, wordt de werking bepaald
door de instelling in het configuratiescherm van de printer.
Als deze
optie niet wordt weergegeven, beschikt uw printer
niet over deze functie.
Geen
Lange zijde
, de klassieke lay-out die wordt gebruikt bij het boekbinden.
Korte zijde
, het type dat vaak wordt gebruikt voor kalenders.
Omgekeerd dubbelzijdig
:
hiermee kunt de algemene afdrukvolgorde
in plaats van de dubbelzijdige selecter
en.
Als deze optie niet
wordt weergegeven, beschikt uw printer niet over
deze functie.
O
PMERKING
: Druk niet af op beide zijden van etiketten,
transparanten, enveloppen of dik papier. Dit kan papierstoringen
veroorzaken en de printer beschadigen.
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
“Documenten afdrukken” op pagina 12.
2
Selecteer de afdrukstand op het tabblad
Lay-out
.
3
Selecteer in het vak
Dubbelzijdig afdrukken
de gewenste
dubbelzijdige afdrukoptie.
4
Klik op het tabblad
Papier
en selecteer de papierlade,
het papierformaat en het papiertype.
5
Klik op
OK
en druk het document af.
O
PMERKING
: als uw printer geen unit voor dubbelzijdig afdrukken
heeft, moet u de afdruktaak handmatig uitvoeren. De printer drukt dan
eerst om de andere pagina van het document af. Zodra u de eerste
zijde van de taak hebt afgedrukt, wordt er een venster weergegeven.
Volg de aanwijzingen op het scherm om de afdruktaak te voltooien.
Lange zijde
Korte zijde
25
3
2
5
3
2
5
3
2
5
3
Documenten vergroot of verkleind
afdrukken
U kunt de inhoud van een pagina groter of kleiner afdrukken.
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 12.
2
Selecteer
Verkleinen/Vergroten
in de keuzelijst
Type afdruk
op het tabblad
Papier
.
3
Voer in het veld
Percentage
de gewenste schaalfactor in.
U kunt ook klikken op of .
4
Selecteer de papierlade, het papierformaat en het type papier
in
Papieropties
.
5
Klik op
OK
en druk het document af.
Document aan een geselecteerd
papierformaat aanpassen
Met deze printerfunctie kunt u uw afdruktaak aanpassen aan elk
gewenst papierformaat, ongeacht de grootte van het digitale document.
Dit kan nuttig zijn als u de details van een klein document wilt bekijken.
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing
wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 12.
2
Selecteer
Aan pagina aanpassen
in de keuzelijst
Type afdruk
op het tabblad
Papier
.
3
Selecteer het juiste formaat in de vervolgkeuzelijst
Afdrukpapier
.
4
Selecteer de papierlade, het papierformaat en het type papier
in
Papieropties
.
5
Klik op
OK
en druk het document af.
A
Geavanceerde afdrukinstellingen
21
Watermerk afdrukken
Met de optie Watermerk kunt u over een bestaand document heen een
diagonale tekst afdrukken. U kunt bijvoorbeeld diagonaal over de eerste
pagina of op alle pagina’s van een document in grote grijze letters
“CONCEPT” of “VERTROUWELIJK” afdrukken.
Er worden verschillende vooraf gedefinieerde watermerken bij de printer
geleverd. U kunt deze watermerken wijzigen, of u kunt nieuwe
watermerken toevoegen aan de lijst.
Bestaand watermerk gebruiken
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing
wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 12.
2
Klik op het tabblad
Extra
en selecteer het gewenste watermerk
in de keuzelijst
Watermerk
. Het geselecteerde watermerk wordt
weergegeven in het afdrukvoorbeeld.
3
Klik op
OK
en druk het document af.
O
PMERKING
: het afdrukvoorbeeld geeft weer hoe de afgedrukte
pagina er zal uitzien.
Nieuw watermerk maken
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing
wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 12.
2
Klik op het tabblad
Extra
op
Bewerken
onder
Watermerk
.
Het venster
Watermerk bewerken
wordt geopend.
3
Typ tekst in het vak
Tekst in watermerk
. De tekst mag maximaal
uit 40 tekens bestaan. De tekst wordt in het voorbeeldvenster
getoond.
Als u
Alleen eerste pagina
aankruist, wordt het watermerk
alleen op de eerste pagina afgedrukt.
4
Selecteer de watermerkopties.
U kunt de naam, stijl, grootte en het grijstintenniveau van het
lettertype aangeven onder
Lettertypekenmerken
en de hoek
van het watermerk instellen onder
Hoek tekst
.
5
Klik op
Toevoegen
om het nieuwe watermerk aan de lijst
toe te voegen.
6
Nadat u klaar bent met bewerken, klikt u op
OK
en drukt
u het document af.
Als u geen watermerk meer wilt afdrukken, selecteert u
(Geen watermerk)
in de keuzelijst
Watermerk
.
Watermerk bewerken
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing
wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 12.
2
Klik op het tabblad
Extra
op
Bewerken
onder
Watermerk
.
Het venster
Watermerk bewerken
wordt geopend.
3
Selecteer het watermerk dat u wilt bewerken in de lijst
Huidige
watermerken
en wijzig de tekst van het watermerk en de opties.
4
Klik op
Bijwerken
als u de wijzigingen op wilt slaan.
5
Klik zo vaak als nodig op
OK
totdat u het venster Afdrukken
verlaten hebt.
Watermerk verwijderen
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing
wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 12.
2
Klik op het tabblad
Extra
op
Bewerken
onder Watermerk.
Het venster
Watermerk bewerken
wordt geopend.
3
Selecteer in de lijst
Huidige watermerken
het watermerk
dat u wilt verwijderen en klik op
Verwijderen
.
4
Klik zo vaak als nodig op
OK
totdat u het venster Afdrukken
verlaten hebt.
Geavanceerde afdrukinstellingen
22
Overlay afdrukken
Wat is een overlay?
Een overlay is tekst en/of afbeeldingen die op de vaste schijf van
de computer zijn opgeslagen in een speciale bestandsindeling en die
kunnen worden afgedrukt in een willekeurig document. Overlays worden
vaak gebruikt in plaats van voorbedrukt briefpapier of formulieren. In plaats
daarvan kunt u een overlay samenstellen die dezelfde informatie bevat
en geeft u aan de printer door welke overlay voor uw document gebruikt
moet worden. Als u een brief met het briefhoofd van uw bedrijf wilt
afdrukken, hoeft u geen voorbedrukt briefhoofdpapier in de printer
te plaatsen. U hoeft alleen maar aan te geven dat de printer de
briefhoofdoverlay moet afdrukken op uw document.
Nieuwe overlay maken
Voordat u een overlay kunt gebruiken, moet u een nieuwe overlay
samenstellen die bijvoorbeeld het logo en de adresgegevens
van uw bedrijf of een afbeelding bevat.
1
Maak of open een document met de tekst of afbeelding die u voor
de overlay wilt gebruiken. Zorg ervoor dat de tekst of afbeelding
precies op de plaats staat waar deze afgedrukt moet worden.
2
Ga naar de printereigenschappen als u het document als een
overlay wilt opslaan. Zie “Documenten afdrukken” op pagina 12.
3
Klik op het tabblad
Extra
op
Bewerken
onder
Overlay
.
4
Klik in het venster Overlay bewerken op
Overlay maken
.
5
In het venster Overlay maken voert u in het vak
Bestandsnaam
een naam van maximaal 8 posities in. Selecteer eventueel het
pad naar de bestemming (standaard is dit C:\Formover).
6
Klik op
Opslaan
. De naam verschijnt in het vak
Lijst van overlays
.
7
Klik op
OK
of
Ja
als u klaar bent met het maken van de overlay.
Het bestand wordt niet afgedrukt. Het wordt opgeslagen
op de vaste schijf van uw computer.
O
PMERKING
: het documentformaat van de overlay moet hetzelfde
zijn als de documenten die u met de overlay afdrukt. Stel geen overlays
met watermerken samen.
WORLD BEST
Dear ABC
Regards
WORLD BEST
Overlay gebruiken
Nadat u een overlay hebt samengesteld, kunt u deze met uw document
afdrukken. Dit doet u als volgt:
1
Open een document dat u wilt afdrukken of maak een nieuw
document aan.
2
Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing
wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 12.
3
Klik op het tabblad
Extra
.
4
Selecteer de gewenste overlay in de keuzelijst
Overlay
.
5
Als het overlaybestand dat u zoekt niet in de lijst
Overlay
voorkomt, klikt u op
Bewerken
en op
Overlay laden
en selecteert
u het overlaybestand.
Als u het gewenste overlaybestand op een externe bron hebt
opgeslagen, kunt u het bestand ook laden via het venster
Overlay laden
.
Klik op
Openen
als u het bestand hebt geladen. Het bestand
verschijnt in het vak
Lijst van overlays
en kan worden afgedrukt.
Selecteer de overlay in de keuzelijst
Lijst van overlays
.
6
Klik, indien nodig, op
Overlay bevestigen voor afdrukken
.
Als dit selectievakje is ingeschakeld, verschijnt telkens wanneer
u een document naar de printer verzendt een berichtvenster waarin
u gevraagd wordt te bevestigen of u een overlay op uw document
wilt afdrukken.
Als dit selectievakje niet is ingeschakeld en een overlay werd
geselecteerd, wordt de overlay automatisch afgedrukt op
uw document.
7
Klik op
OK
of
Ja
totdat het afdrukken wordt gestart.
De geselecteerde overlay wordt samen met uw afdruktaak
gedownload en wordt op uw document afgedrukt.
O
PMERKING
: de resolutie van het overlaydocument moet dezelfde
zijn als die van het document waarop u de overlay wilt afdrukken.
Overlay verwijderen
U kunt paginaoverlays die u niet meer gebruikt verwijderen.
1
Klik in het venster met de printereigenschappen op het tabblad
Extra
.
2
Klik op
Bewerken
onder
Overlay
.
3
Selecteer in de
Lijst van overlays
de overlay die u wilt verwijderen.
4
Klik op
Overlay verwijderen
.
5
Wanneer er een venster verschijnt waarin om een bevestiging
wordt gevraagd, klikt u op
Ja
.
6
Klik zo vaak als nodig op
OK
totdat u het venster Afdrukken
verlaten hebt.
Een lokale printer delen
23
4 Een lokale printer delen
U kunt de printer rechtstreeks aansluiten op een geselecteerde
computer, die de hostcomputer op het netwerk wordt genoemd.
De volgende procedure geldt voor Windows XP. Zie de Windows-
gebruikershandleiding of on line Help voor andere Windows-
besturingssystemen.
O
PMERKINGEN
:
Controleer welke besturingssystemen compatibel zijn met de printer.
Zie Compatibiliteit met besturingssysteem onder Printerspecificaties
in de printerhandleiding.
U kunt de exacte naam van uw printer controleren op de bijgeleverde
cd-rom.
Instellen als hostcomputer
1
Zet uw computer aan en wacht tot Windows is opgestart.
2
Selecteer in het menu
Start
de optie
Printers en faxapparaten
.
3
Dubbelklik op
het pictogram van het printerstuurprogramma
.
4
Selecteer
Delen
in het menu
Printer
.
5
Schakel het selectievakje
Deze printer delen
in.
6
Typ een naam in het veld
Deelnaam
en klik vervolgens op
OK
.
Instellen als clientcomputer
1
Klik met de rechtermuisknop op de knop
Start
in Windows en
selecteer
Verkenner
.
2
Selecteer
Mijn netwerklocaties
en klik met de rechtermuisknop op
Zoeken naar computers
.
3
Typ het IP-adres van de hostcomputer in het veld
Computernaam
en klik op
Zoeken
. (Als de hostcomputer om een
Gebruikersnaam
en een
Wachtwoord
vraagt, vult u de gebruikers-id en het
wachtwoord van de hostcomputeraccount in.)
4
Dubbelklik op
Printers en faxapparaten
.
5
Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van het
printerstuurprogramma en selecteer
Verbinding maken
.
6
Klik op
Ja
als wordt gevraagd of u de installatie wilt uitvoeren.
Scannen
24
5 Scannen
U kunt het apparaat als scanner gebruiken om uw foto’s en teksten om
te zetten in digitale bestanden die u met uw computer kunt bewerken.
U kunt deze bestanden faxen of e-mailen, op uw website zetten of
opnemen in projecten die u kunt afdrukken met behulp van Samsung
SmarThru-software of het WIA-stuurprogramma.
In dit hoofdstuk treft u de volgende onderwerpen aan:
Scannen met Samsung SmarThru Office
Scannen met een TWAIN-compatibel programma
Scannen via het WIA-stuurprogramma
NB
Controleer welke besturingssystemen compatibel zijn met
de printer. Zie Printerspecificaties onder Compatibiliteit met
besturingssysteem in de printerhandleiding.
U kunt de naam van de printer controleren op de bijgeleverde
cd-rom.
De maximale resolutie is afhankelijk van een aantal factoren,
zoals de snelheid van de computer, de beschikbare schijfruimte,
het geheugen, de grootte van het te scannen bestand en de
instellingen van de bitdiepte. Het kan daarom afhankelijk van
uw systeem en het te scannen object onmogelijk blijken met een
specifieke resolutie te scannen, vooral als er met verbeterde dpi
wordt gewerkt.
Scannen met Samsung SmarThru
Office
Samsung
SmarThru
is de software die standaard wordt geleverd bij uw
apparaat. U kunt
SmarThru
gebruiken om afbeeldingen of documenten
te scannen met lokale scanners of netwerkscanners.
Werken met Samsung SmarThru Office
Volg de onderstaande stappen om met
SmarThru
te scannen:
1
Zorg ervoor dat het apparaat en de computer ingeschakeld zijn en
met elkaar zijn verbonden.
2
Leg uw foto of pagina op de glasplaat of voer deze via
de DADI (of ADI) in.
3
Na de installatie van Samsung
SmarThru Office
wordt het
pictogram voor
SmarThru Office
weergegeven op het bureaublad.
Dubbelklik op het pictogram
SmarThru Office
.
Het venster
SmarThru Office
wordt geopend.
Werkbalk
: met behulp van de pictogrammen voor
snelkoppelingen kunt u bepaalde functies activeren, bijvoorbeeld
Scan
,
Search
, enz.
Werkgebied
-
SmarThru Desktop
: aangemaakt in de standaard Windows-
map Mijn documenten.
-
Sort on Disk
: bestanden in de mappen die niet zijn
geïndexeerd, worden niet weergegeven in het gedeelte
Sort
on Disk
. Sorteercriteria zijn Datum, Bestandstypen, Laatst
gebruikt.
Dubbelklik op dit pictogram.
Werkbalk
Werkgebied
Naar Taakbalk
Scannen
25
Als u een map wilt toevoegen aan de index, drukt u op het
menu
Edit
Preferences
Index
.
De snelheid waarmee de toegevoegde mappen met bestanden
worden weergegeven, is afhankelijk van de snelheid van de
computer en het aantal toegevoegde mappen met bestanden.
O
PMERKINGEN
:
Voor het indexeren van, en zoeken in PDF-bestanden moet
u Adobe Acrobat Reader 7.0.5 of hoger installeren.
U kunt ook de index- en zoekfuncties bij
SmarThru
gebruiken die
worden ondersteund door Microsoft Indexing Service.
-
Windows Folder
: stelt de gebruiker in staat
te navigeren door mappen en bestanden.
- Het rechter deelvenster: geeft de inhoud van de geselecteerde
map weer.
Naar Taakbalk
: voer de bijbehorende toepassing direct uit. Sleep
de geselecteerde bestanden naar de knop van de desbetreffende
toepassing.
-
Verzenden via e-mail
: documenten via e-mail verzenden terwijl
u werkt in
SmarThru
.
Als u een gescande afbeelding of een gescand document per e-
mail wilt verzenden, moet u een e-mailprogramma hebben zoals
Outlook Express en moet uw e-mailaccount in dit programma zijn
ingesteld.
-
Verzenden via FTP
: een documentbestand uploaden naar een
fileserver terwijl u werkt in
SmarThru
.
-
Verzenden via fax
: documenten verzenden via lokale Lokaal
fax of Netwerkfax terwijl u werkt in
SmarThru Office
.
4
Klik op
Scan
op de werkbalk of in het venster van
SmarThru
Office
.
Scaninstellingen aanpassen.
Klik hierop om met scannen te beginnen.
O
PMERKINGEN
:
In Windows XP kunt u het startprogramma van
SmarThru
gebruiken,
weergegeven rechts op de Taakbalk,
om het venster
Scan Setting
snel te openen.
Bij besturingssystemen anders dan Windows XP klikt u op het
pictogram SmarThru in het systeemvak op de Taakbalk van
Windows om het startprogramma van
SmarThru
te activeren.
Scan Setting
biedt de volgende mogelijkheden:
Select Scanner
: lokale scanner of netwerkscanner selecteren.
- Lokale scan: na het scannen via de parallelle poort of de
USB-poort kunt u de uitvoer van de scan opslaan in een
afbeeldingsbestand of een document.
- Netwerkscan: na het scannen via het netwerk kunt u de uitvoer
van de scan opslaan als JPEG-, TIFF- of PDF-bestand.
Als u de netwerkscanner wilt gebruiken, dient u
Netwerkscanbeheer
op uw computer te installeren en de
scanner in dat programma te registreren. Zie het hoofdstuk
Scannen in de gebruikershandleiding.
Scan Settings
: aanpassen van instellingen voor Beeldtype,
Resolutie, Scangrootte, Papierinvoer.
Scan To
: aanpassen van instellingen voor Bestandsnaam,
Bestandsindeling, OCR-taal.
5
Klik op
Scan
om met scannen te beginnen.
O
PMERKING
:
Als u de scantaak wilt annuleren, klikt u op
Cancel
.
Deïnstalleren van Samsung SmarThru Office
O
PMERKING
:
Sluit alle toepassingen op de computer voordat u de
de-installatie start.
1
Selecteer in het menu
Start
de optie
Programma’s
.
2
Selecteer
SmarThru Office
en vervolgens
Uninstall SmarThru
Office
.
3
Lees de verklaring en klik op
OK
om ermee akkoord te gaan.
4
Klik op
Finish
.
Scannen
26
Helpaanwijzingen op het scherm
Klik voor meer informatie over SmarThru op in de rechterbovenhoek
van het venster. Het venster SmarThru Help wordt geopend en u kunt de
helpaanwijzingen van het programma SmarThru op het scherm zien.
Scannen met een TWAIN-compatibel
programma
Als u documenten met andere software wilt scannen, moet deze TWAIN-
compatibel zijn, zoals Adobe Photoshop. Wanneer u voor het eerst gaat
scannen met een ander programma, moet u het apparaat in dit
programma als TWAIN-bron selecteren.
Als u wilt scannen, voert u de volgende stappen uit:
1
Zorg ervoor dat het apparaat en de computer aan staan en goed
met elkaar zijn verbonden.
2
Plaats een of meer documenten met de bedrukte zijde naar boven
in de DADI (of de ADI).
OF
Plaats één document met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat.
3
Open uw programma, bijvoorbeeld PhotoDeluxe of Photoshop.
4
Open het TWAIN-venster en stel de scanopties in.
5
Scan het origineel en sla de afbeelding op.
OPMERKING
: u moet de instructies van het desbetreffende programma
opvolgen om een afbeelding te kunnen produceren. Zie hiervoor de
gebruikershandleiding van de toepassing.
Scannen via het WIA-
stuurprogramma
Het apparaat ondersteunt ook het WIA-stuurprogramma voor het scannen
van afbeeldingen. WIA is een van de standaardonderdelen van Microsoft
Windows
XP voor de ondersteuning van digitale camera's en scanners.
In tegenstelling tot het TWAIN-stuurprogramma kunt u met het WIA-
stuurprogramma zonder aanvullende software afbeeldingen gemakkelijk
scannen en bewerken.
OPMERKING
: het WIA-stuurprogramma werkt alleen onder Windows
XP/Vista als er een USB-poort beschikbaar is.
Windows XP
1
Plaats een of meer documenten met de bedrukte zijde naar boven
in de DADI (of de ADI).
OF
Plaats één document met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat.
2
Ga vanuit het menu
Start
op het bureaublad naar
Instellingen
,
Configuratiescherm
en vervolgens
Scanners en camera’s
.
3
Dubbelklik op het pictogram van het
printerstuurprogramma
.
De wizard Scanner en camera verschijnt.
4
Geef uw scanvoorkeuren op en klik op
Voorbeeld
om te zien
welke invloed uw voorkeuren op de afbeelding hebben.
5
Klik op
Volgende
.
6
Geef een naam op voor de afbeelding en selecteer een
bestandsindeling en een opslaglocatie voor de afbeelding.
7
Volg de aanwijzingen op het scherm als u de afbeelding wilt
bewerken nadat deze op uw computer is opgeslagen.
Windows Vista
1
Plaats een of meer documenten met de bedrukte zijde naar boven
in de DADI (of de ADI).
OF
Plaats één document met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat.
2
Klik op
Start
Configuratiescherm
Hardware en geluiden
Scanners en camera’s
.
3
Klik op
Een document of foto scannen
. De toepassing
Windows
Faxen en scannen
wordt automatisch geopend.
NB
Klik op
Scanners en camera’s weergeven
om de scanners te
bekijken.
Als er geen
Een document of foto scannen
is, start u het
programma MS Paint en klikt u op
Van scanner of camera...
in het
menu
Bestand
.
4
Klik op
Scannen
om het scannerstuurprogramma te openen.
5
Selectuur uw scanvoorkeuren en klik op
Voorbeeld
om te zien hoe
uw voorkeuren de afbeelding beïnvloeden.
6
Klik op
Scannen
.
O
PMERKING
: als u de scantaak wilt annuleren, klikt u op Stop
in de wizard Scanner en camera.
Smart Panel gebruiken
27
6 Smart Panel gebruiken
Smart Panel is een programma waarmee de status van de printer wordt
bewaakt. U kunt de status bekijken en de printerinstellingen aanpassen.
Smart Panel
wordt automatisch geïnstalleerd op het moment dat u de
printersoftware installeert.
O
PMERKINGEN
:
Vereisten om dit programma te gebruiken:
- Zie "Specificaties van de printer" in de printerhandleiding als u wilt
weten welke besturingssystemen compatibel zijn met de printer.
- Mac OS X 10.3 of hoger
- Linux. Zie "Specificaties van de printer" in de printerhandleiding als
u wilt weten welke Linux-systemen compatibel zijn met de printer.
- Internet Explorer 5.0 of hoger voor de Flash-animaties in de HTML
Help.
De exacte naam van de printer vindt u op de bijgeleverde cd-rom.
Kennismaken met Smart Panel
Smart Panel verschijnt automatisch als er tijdens het afdrukken een fout
optreedt. Deze fout wordt dan weergegeven.
U kunt Smart Panel ook handmatig opstarten. Dubbelklik op het
pictogram voor Smart Panel in de taakbalk van Windows (in Windows)
of in het systeemvak (in Linux). U kunt het ook aanklikken in de
statusbalk (Mac OS X).
Indien u een Windows-gebruiker bent, selecteert u in het menu
Start
de
optie
Programma's
of
Alle programma's
de naam van
uw printerstuurprogramma
Smart Panel
.
Dubbelklik op dit pictogram in Windows.
klik op dit pictogram in Mac OS X.
klik op dit pictogram in Linux.
O
PMERKINGEN
:
Als er al meer dan één printer van Samsung is geïnstalleerd,
selecteert u eerst het gewenste printermodel, zodat u het
bijbehorende Smart Panel kunt gebruiken. Klik met de
rechtermuisknop (in Windows of Linux) of klik (in Mac OS X) op het
pictogram voor Smart Panel en selecteer
de naam van uw
printer
.
Het venster Smart Panel en de inhoud die in deze
softwaregebruikershandleiding worden getoond, kunnen verschillen
naargelang de gebruikte printer of het gebruikte besturingssysteem.
Het programma Smart Panel vermeldt de huidige status van de printer,
het resterende tonerniveau in de tonercassette(s) en een boel andere
informatie. U kunt ook instellingen wijzigen.
Tonerniveau
Hier wordt het resterende tonerniveau in de cassette(s) weergegeven. De
printer en het aantal tonercassette(s) in het bovenstaande venster kunnen
verschillen afhankelijk van de gebruikte printer. Niet alle printers beschikken
over deze functie.
Nu kopen
U kunt reservetonercassette(s) on line bestellen.
Probleemoplossingsgids
Klik op deze knop om de Help te bekijken en problemen op te lossen.
Instelling printer
In het venster van het hulpprogramma Printerinstellingen kunt u
verschillende printerinstellingen configureren. Niet alle printers beschikken
over deze functie.
O
PMERKINGEN
:
Indien uw printer is aangesloten op een netwerk,
verschijnt het venster
SyncThru Web Service
in plaats van het venster
van het hulpprogramma Printerinstellingen.
1
1
Smart Panel gebruiken
28
Instelling stuurprogramma
(Alleen voor Windows)
Via het venster met printereigenschappen heeft u toegang tot alle
printeropties die u nodig heeft als u de printer gebruikt.
Meer informatie
vindt u onder
Zie “Printerinstellingen” op pagina 13.
De probleemoplossingsgids openen
In de Probleemoplossingsgids vindt u oplossingen voor problemen die
een foutstatus veroorzaken.
Klik met de rechtermuisknop (in Windows of Linux) of klik (in Mac OS X)
op het pictogram voor Smart Panel en selecteer
Probleemoplossingsgids
.
Hulpprogramma Printerinstellingen
Via het hulpprogramma Printerinstellingen configureert en controleert u
de afdrukinstellingen.
1
Klik met de rechtermuisknop (in Windows of Linux) of klik (in Mac
OS X) op het pictogram voor Smart Panel en selecteer
Instelling
printer
.
2
Wijzig de instellingen.
3
Klik op
Toepassen
om de wijzigingen naar de printer te sturen.
O
PMERKINGEN
:
Indien uw printer is aangesloten op een netwerk,
verschijnt het venster
SyncThru Web Service
in plaats van het venster
van het hulpprogramma Printerinstellingen.
Help-aanwijzingen op het scherm
Klik voor meer informatie over het hulpprogramma voor
de printerinstellingen op .
De instellingen van Smart Panel
wijzigen
Klik met de rechtermuisknop (in Windows of Linux) of klik (in Mac OS X)
op het pictogram voor Smart Panel en selecteer
Opties
. Selecteer de
gewenste instellingen in het venster
Opties
.
Uw printer gebruiken onder Linux
29
7 Uw printer gebruiken
onder Linux
U kunt uw apparaat gebruiken in een Linux-omgeving.
In dit hoofdstuk treft u de volgende onderwerpen aan:
•Aan de slag
Unified Linux-stuurprogramma installeren
Werken met Unified Driver Configurator
Printereigenschappen configureren
Een document afdrukken
Een document scannen
Aan de slag
Op de bijgeleverde cd-rom vindt u een reeks Samsung Unified
Linux-stuurprogramma’s voor het gebruik van uw printer onder
Linux.
Samsung’s Unified Linux-pakket bevat stuurprogramma’s voor
het afdrukken van documenten en het scannen van afbeeldingen.
Het pakket biedt ook krachtige toepassingen voor het configureren
van de printer en het bewerken van gescande documenten.
Na de installatie van het stuurprogramma op uw Linux-systeem
kunt u met dit pakket diverse apparaten via snelle parallelle ECP-
poorten en USB tegelijkertijd bewaken.
U kunt de verkregen documenten bewerken, op dezelfde lokale
of netwerkprinters afdrukken, verzenden via e-mail, uploaden
naar een FTP-site of exporteren naar een extern OCR-systeem.
Het Unified Linux-stuurprogrammapakket is voorzien
van een intelligent en flexibel installatieprogramma. U hoeft
niet te zoeken naar extra onderdelen voor de Unified Linux-
stuurprogramma's: alle vereiste toepassingen worden gekopieerd
naar uw systeem en automatisch geïnstalleerd. Dit is mogelijk
op een groot aantal van de bekendste Linux-distributies.
Unified Linux-stuurprogramma
installeren
Unified Linux-stuurprogramma
installeren
1
Zorg dat de printer is aangesloten op de computer.
Schakel de computer en de printer in.
2
Als het venster Administrator Login verschijnt, typt u
root
in het veld Login en voert u het systeemwachtwoord in.
O
PMERKING
:
u moet zich aanmelden als superuser (root)
om de printersoftware te kunnen installeren. Als u geen
superuser bent, neemt u contact op met de systeembeheerder.
3
Plaats de cd-rom met printersoftware in het cd-rom-station
van uw computer. De cd-rom wordt automatisch gestart.
Als de cd-rom niet automatisch wordt gestart,
klikt u onder in het bureaublad op het pictogram .
Als het venster Terminal verschijnt, typt u de onderstaande
strings.
(Er wordt van uitgegaan dat het cd-rom-station de secundaire
master is en de te mounten locatie /mnt/cdrom is.)
[root@localhost root]#mount -t iso9660 /dev/hdc
/mnt/cdrom
[root@localhost root]#cd /mnt/cdrom/Linux
[root@localhost root]#./install.sh
Als het programma op de cd-rom nog steeds niet wordt
uitgevoerd, typt u het volgende in de juiste volgorde:
[root@localhost root]#umount /dev/hdc
[root@localhost root]#mount -t iso9660 /dev/hdc /mnt/
cdrom
O
PMERKING
:
het installatieprogramma wordt automatisch
gestart als AutoRun is geïnstalleerd en geconfigureerd.
Uw printer gebruiken onder Linux
30
4
Het beginscherm verschijnt. Klik op
Next
(Volgende).
5
Na afloop van de installatie klikt u op
Finish
(Voltooien).
Het installatieprogramma heeft het pictogram Unified Driver
Configurator aan het bureaublad en de groep Samsung
Unified Driver aan het systeemmenu toegevoegd. Zie bij
problemen de helpaanwijzingen op het scherm. U opent
de Help via het systeemmenu of in een van de
stuurprogrammatoepassingen, zoals
Unified Driver
Configurator
of
Image Manager
.
O
PMERKING
: Het stuurprogramma in de tekstmodus
installeren:
Als u de grafische interface niet gebruikt of het
stuurprogramma niet hebt kunnen installeren, moet u het
stuurprogramma in de tekstmodus gebruiken.
Volg de stappen 1 tot en met 3, voer [root@localhost
Linux]# ./install.sh in en volg daarna de instructies op
het terminalscherm. De installatie wordt voltooid.
Voor het verwijderen van het stuurprogramma volgt u de
bovenstaande installatie-instructies, maar voert u
[root@localhost Linux]# ./uninstall.sh in op het
terminalscherm.
Installatie van Unified Linux-
stuurprogramma ongedaan maken
1
Als het venster Administrator Login verschijnt, typt u
root
in het veld Login en voert u het systeemwachtwoord in.
O
PMERKING
:
U moet zich aanmelden als super user (root)
om de installatie van de printersoftware ongedaan te maken.
Als u geen super user bent, neemt u contact op met uw
systeembeheerder.
2
Plaats de cd-rom met printersoftware in het cd-rom-station
van uw computer. De cd-rom wordt automatisch gestart.
Als de cd-rom niet automatisch wordt gestart,
klikt u onder in het bureaublad op het pictogram .
Als het venster Terminal verschijnt, typt u de onderstaande
strings.
(Er wordt van uitgegaan dat het cd-rom-station de secundaire
master is en de te mounten locatie /mnt/cdrom is.)
[root@localhost root]#mount -t iso9660 /dev/hdc
/mnt/cdrom
[root@localhost root]#cd /mnt/cdrom/Linux
[root@localhost root]#./uninstall.sh
O
PMERKING
:
het installatieprogramma wordt automatisch
gestart als AutoRun is geïnstalleerd en geconfigureerd.
3
Klik op
Uninstall
(Installatie ongedaan maken).
4
Klik op
Next
(Volgende).
5
Klik op
Finish
(Voltooien).
Uw printer gebruiken onder Linux
31
Werken met Unified Driver
Configurator
Unified Linux Driver Configurator is een tool dat voornamelijk
is bestemd voor de configuratie van printers of MFP-apparaten.
Aangezien een MFP-apparaat de functies van een printer en
scanner combineert, zijn de opties in Unified Linux Driver
Configurator logisch gegroepeerd in printer- en scannerfuncties.
Het is ook mogelijk een speciale MFP-poort in te stellen om
de toegang tot een MFP-printer en -scanner via één I/O-
kanaal te regelen.
Nadat u het Unified Linux-stuurprogramma hebt geïnstalleerd,
wordt het pictogram Unified Linux Driver Configurator
automatisch aan uw bureaublad toegevoegd.
Unified Driver Configurator openen
1
Dubbelklik op
Unified Driver Configurator
op uw bureaublad.
U kunt ook op het pictogram van het startmenu klikken
en achtereenvolgens
Samsung Unified Driver
en
Samsung Unified Driver Configurator
selecteren.
2
Klik in de modulebalk op de knop van
het configuratievenster dat u wilt openen.
Klik op
Help
voor helpaanwijzingen op het scherm.
3
Breng de wijzigingen aan in de configuratie en klik op
Exit
(Afsluiten) om Unified Driver Configurator te sluiten.
Knop Printers Configuration
(Printers configureren)
Knop Scanners Configuration
Knop Ports Configuration
(Poorten configureren)
Printers configureren
Het configuratiescherm bestaat uit twee tabbladen:
Printers
en
Classes
.
Tabblad Printers
Klik op het pictogram van de printer links in het venster Unified
Linux Configurator als u de huidige printerconfiguratie van het
systeem wilt bekijken.
In dit scherm vindt u de volgende knoppen:
Refresh
(Vernieuwen): lijst met beschikbare printers
vernieuwen.
Add Printer
(Printer toevoegen): nieuwe printer
toevoegen.
Remove Printer
(Printer verwijderen): geselecteerde
printer verwijderen.
Set as Default
(Als standaardwaarde instellen): huidige
printer instellen als standaardprinter.
Stop
/
Start
(Stoppen/starten): printer stoppen/starten.
Test
: testpagina afdrukken om te controleren
of de printer goed werkt.
Properties
(Eigenschappen): eigenschappen van de printer
weergeven en wijzigen. Zie pagina 33 voor meer informatie.
Alle geïnstalleerde
printers
Naar Printer
Configuration
Status, modelnaam
en URI van de printer
Uw printer gebruiken onder Linux
32
Tabblad Classes
Op het tabblad Classes wordt een lijst met beschikbare
printerklassen weergegeven.
Refresh
(Vernieuwen): de lijst met klassen vernieuwen.
Add Class...
(
Klas toevoegen): een nieuwe printerklasse
toevoegen.
Remove Class
(Klas verwijderen): de geselecteerde
printerklasse verwijderen.
Scanners Configuration
In dit scherm kunt u de activiteiten van de scanners bewaken,
een lijst met geïnstalleerde Samsung MFP-apparaten opvragen,
eigenschappen van apparaten wijzigen en afbeeldingen scannen.
Properties...
(Eigenschappen): de scaneigenschappen
wijzigen en een document scannen. Zie pagina 34.
Drivers... (Stuurprogramma's): de activiteiten
van scanstuurprogramma's bewaken.
Status van de klasse
en aantal printers
in de klasse
Alle printerklassen
Naar Scanners
Configuration
Alle geïnstalleerde
scanners
Leverancier, model en
type van de scanner
Ports Configuration
(Poorten configureren)
In dit scherm kunt u de lijst met beschikbare poorten weergeven,
de status van elke poort controleren en een poort vrijgeven
die bezet wordt door een afgebroken taak.
Refresh
(Vernieuwen): de lijst met beschikbare poorten
vernieuwen.
Release port
(Poort vrijgeven): de geselecteerde poort
vrijgeven.
Printers en scanners poorten laten delen
De printer kan via een parallelle poort of USB-poort worden
aangesloten op een hostcomputer. Omdat het MFP-apparaat
uit meer dan één apparaat bestaat (printer en scanner), moet
de toegang van "gebruiker"-toepassingen tot deze apparaten
via één I/O-poort goed worden geregeld.
Het Samsung Unified Linux Driver-pakket is voorzien van een
geschikt mechanisme voor het delen van poorten dat wordt
gebruikt door de printer- en scannerstuurprogramma's van
Samsung. De stuurprogramma's benaderen de apparaten via
de zogenaamde MFP-poorten. De huidige status van een MFP-
poort kan worden bekeken in het scherm Ports Configuration
(Poorten configureren). Door poorten te delen voorkomt u dat
u een functioneel blok van het MFP-apparaat benadert terwijl
een ander blok in gebruik is.
Wij raden u aan Unified Driver Configurator te gebruiken
als u een nieuwe MFP-printer configureert op het systeem.
In dit geval wordt u gevraagd een I/O-poort te kiezen voor
het nieuwe apparaat. Met deze keuze stelt u de meest geschikte
configuratie in voor de MFP-functionaliteit. Voor MFP-scanners
worden de I/O-poorten automatisch gekozen door de
stuurprogramma's zodat de juiste instellingen standaard
worden toegepast.
Naar Ports
Configuration
Poorttype, aangesloten
apparaat en status
Alle beschikbare
poorten
Uw printer gebruiken onder Linux
33
Printereigenschappen
configureren
In het eigenschappenvenster dat u kunt openen vanuit
de printerconfiguratie, kunt u verschillende eigenschappen
voor uw apparaat als printer wijzigen.
1
Open Unified Driver Configurator.
Ga eventueel naar het scherm Printers Configuration.
2
Selecteer uw apparaat in de lijst met beschikbare printers
en klik op
Properties
(Eigenschappen).
3
Het venster Printer Properties (Printereigenschappen)
wordt geopend.
Dit venster bestaat uit de volgende vijf tabbladen:
General
(Algemeen): locatie en naam van de printer
wijzigen. De naam die u op dit tabblad invoert, wordt
weergegeven in de printerlijst van het venster Printers
Configuration.
Connection
(Verbinding): een andere poort bekijken
of selecteren. Als u de printerpoort wijzigt van USB in
parallel of andersom terwijl de printer in gebruik is, moet
u de printerpoort op dit tabblad opnieuw configureren.
Driver
(Stuurprogramma): een ander
printerstuurprogramma bekijken of selecteren.
Klik op
Options
(Opties) als u de standaardopties
van het apparaat wilt instellen.
Jobs
(Taken): de lijst met afdruktaken weergeven. Klik
op
Cancel job
(Taak annuleren) om de geselecteerde
taak te annuleren. Schakel het selectievakje
Show
completed jobs
(Voltooide taken weergeven) in om
voltooide taken in de lijst op te nemen.
Classes
(Klassen): de klasse waartoe uw printer behoort.
Klik op
Add to Class
(Toevoegen aan klasse) om uw
printer aan een bepaalde klasse toe te voegen of klik op
Remove from Class
(Verwijderen uit klasse) als u de
printer uit een geselecteerde klasse wilt verwijderen.
4
Klik op
OK
om de wijzigingen toe te passen en sluit het
venster Printer Properties.
Een document afdrukken
Afdrukken vanuit een toepassing
Vanuit een groot aantal Linux-toepassingen kunt u afdrukken
met Common UNIX Printing System (CUPS). Vanuit al deze
toepassingen kunt u op de printer afdrukken.
1
Kies in de toepassing waarmee u werkt de optie
Print
(Afdrukken) in het menu
File
(Bestand).
2
Selecteer
Print
directly using
lpr
(Rechtstreeks afdrukken
via lpr).
3
In het venster LPR GUI selecteert u het printermodel in de
lijst met printers en klikt u op
Properties
(Eigenschappen).
4
Wijzig de eigenschappen van de printer en de afdruktaken.
Klik
Uw printer gebruiken onder Linux
34
Dit venster bestaat uit de volgende vier tabbladen:
General
(algemeen): hier kunt u het papierformaat,
de papiersoort en de afdrukstand van de documenten
wijzigen. U kunt hier ook de dubbelzijdige afdrukfunctie
inschakelen, scheidingspagina's toevoegen aan het begin
en einde, en het aantal pagina's per vel wijzigen.
Text
(Tekst): hier kunt u paginamarges opgeven en
tekstopties instellen, zoals regelafstand en kolommen.
Graphics
(Afbeeldingen): hier kunt u grafische opties
instellen voor het afdrukken van afbeeldingen/bestanden,
bijvoorbeeld kleuropties en grootte of positie van een
afbeelding.
Advanced
: Met deze optie kunt u de afdrukresolutie, het
papier, de invoerlade en speciale afdrukfuncties instellen.
5
Klik op
Apply
om de wijzigingen toe te passen en sluit
het venster Properties.
6
Klik op
OK
in het venster LPR GUI om te beginnen
met afdrukken.
7
Het venster Printing (Bezig met afdrukken) verschijnt.
Hier kunt u de status van de afdruktaak volgen.
Klik op
Cancel
(Annuleren) als u de huidige afdruktaak
wilt annuleren.
Bestanden afdrukken
U kunt een groot aantal bestandstypen afdrukken op dit
Samsung-apparaat door de standaard-CUPS-methode toe
te passen: direct vanaf de opdrachtregel. U werkt dan met
het CUPS lpr-hulpprogramma. In het pakket stuurprogramma's
beschikt u echter over een veel gebruikersvriendelijker LPR
GUI-programma.
Zo drukt u elk bestand af:
1
Typ
lpr <bestandsnaam>
op de opdrachtregel van de
Linux-shell en druk op
Enter
. Het venster LPR GUI wordt
weergegeven.
Als u alleen
lpr
intikt en op
Enter
drukt, wordt eerst het
venster Select file(s) to print (Af te drukken bestand(en)
selecteren) geopend. Selecteer de bestanden die u wilt
afdrukken en klik op
Open
.
2
In het venster LPR GUI selecteert u de printer in de lijst en
past u de eigenschappen van de printer en de afdruktaken aan.
Zie voor meer informatie over het venster Properties
pagina 33.
3
Klik op
OK
om te beginnen met afdrukken.
Een document scannen
U kunt een document scannen vanuit het venster Unified Driver
Configurator.
1
Dubbelklik op uw bureaublad op Unified Driver Configurator.
2
Klik op de knop om het venster Scanners
Configuration (Scanners configureren) te openen.
3
Selecteer de scanner in de lijst.
Als u slechts één MFP-apparaat hebt en als dit apparaat
is aangesloten op de computer en aan staat, verschijnt
uw scanner in de lijst en wordt deze automatisch geselecteerd.
Als er twee of meer scanners zijn aangesloten op de computer,
kunt u voor elke scantaak een andere scanner kiezen. Als
er bijvoorbeeld een document wordt gescand op de eerste
scanner, kunt u de tweede scanner selecteren, de opties
instellen en de scantaak tegelijkertijd starten.
4
Klik op
Properties
(Eigenschappen).
5
Plaats de te scannen documenten met de
bedrukte zijde
naar boven in de automatische documentinvoer of met
de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat.
6
Klik op
Preview
(Afdrukvoorbeeld) in het venster Scanner
Properties (Eigenschappen scanner).
Klik op uw
scanner
Uw printer gebruiken onder Linux
35
Het document wordt gescand en er verschijnt een
voorbeeld van de afbeelding in het vak Preview.
7
U wijzigt de scanopties in de vakken Image Quality en
Scan Area.
Image Quality
(Beeldkwaliteit): kleurcompositie en
scanresolutie selecteren voor de afbeelding.
Scan Area
(Scangebied): paginaformaat selecteren.
Klik op de knop
Advanced
(Geavanceerd) als u het
paginaformaat handmatig wilt instellen.
Als u vooraf ingestelde scanopties wilt gebruiken, klikt
u op Job Type (Taaksoort) en selecteert u een taaksoort
uit de keuzelijst. Zie voor meer informatie over vooraf
ingestelde taaksoorten pagina 35.
Klik op
Default
(Standaard) als u de standaardinstellingen
van de scanopties wilt herstellen.
8
Klik op
Scan
(Scannen) nadat u alle opties hebt ingesteld.
Links onder in het venster verschijnt een statusbalk die de
voortgang van het scanproces aangeeft. Als u het scannen
wilt annuleren, klikt u op
Cancel
(Annuleren).
9
De gescande afbeelding verschijnt op het nieuwe tabblad
Image Manager (Afbeeldingen beheren).
Sleep met de
muisaanwijzer over
het gedeelte dat
u wilt scannen
Op de werkbalk vindt u diverse functies voor het bewerken
van de gescande afbeelding. Zie voor meer informatie over
het bewerken van een gescande afbeelding pagina 35.
10
Als u klaar bent, klikt u op
Save
(Opslaan) in de werkbalk.
11
Selecteer de map waarin u de afbeelding wilt opslaan
en voer de bestandsnaam in.
12
Klik op
Save
.
Instellingen voor taaksoorten toevoegen
U kunt gekozen scanopties opslaan zodat u deze later voor
scantaken kunt gebruiken.
Zo slaat u een nieuwe taaksoort op:
1
Wijzig de opties in het venster Scanner Properties
(Eigenschappen scanner).
2
Klik op
Save As
(Opslaan als).
3
Voer een naam in voor de gekozen instellingen.
4
Klik op
OK
.
De instellingen worden toegevoegd aan de keuzelijst
Saved Settings (Opgeslagen instellingen).
Zo slaat u instellingen op voor de volgende scantaak:
1
Selecteer de gewenste instelling in de keuzelijst Job Type
(Taaksoort).
2
Klik op
Save
(Opslaan).
De volgende keer dat u het venster Scanner Properties
opent, zijn de opgeslagen instellingen automatisch
geselecteerd voor de scantaak.
Zo verwijdert u een opgeslagen taaksoort:
1
Selecteer de instelling die u wilt verwijderen
in de keuzelijst Job Type (Taaksoort).
2
De instelling wordt verwijderd uit de lijst.
Werken met Image Manager
In de toepassing Image Manager (Afbeeldingen beheren) vindt
u menuopties en knoppen voor de bewerking van gescande
afbeeldingen.
Met deze knoppen
bewerkt u de
afbeelding.
Uw printer gebruiken onder Linux
36
Met de volgende knoppen kunt u een afbeelding bewerken:
Zie de helpaanwijzingen op het scherm voor meer informatie
over de toepassing Image Manager.
Knop Functie
Afbeelding opslaan.
Laatste handeling ongedaan maken.
Laatste ongedaan gemaakte handeling
herstellen.
Bladeren door afbeelding.
Geselecteerd deel van afbeelding bijsnijden.
Uitzoomen op afbeelding.
Inzoomen op afbeelding.
Formaat van afbeelding schalen. U kunt het
formaat handmatig invoeren of instellen dat
de verhouding proportioneel, verticaal of
horizontaal wordt geschaald.
Afbeelding roteren; u kunt het aantal graden
selecteren in de keuzelijst.
Afbeelding horizontaal of verticaal spiegelen.
Helderheid of contrast van afbeelding
aanpassen of afbeelding inverteren.
Eigenschappen van afbeelding weergeven.
Uw printer gebruiken met een Macintosh
37
8 Uw printer gebruiken
met een Macintosh
Uw printer ondersteunt Macintosh-systemen met een ingebouwde USB-
interface of 10/100 Base-TX-netwerkkaart. Als u een bestand afdrukt vanaf
een Macintosh-computer, kunt u het CUPS-stuurprogramma gebruiken door
het PPD-bestand te installeren.
Opmerking
:
sommige printers ondersteunen geen
netwerkinterface. Controleer in de gebruikershandleiding
van de printer onder Printerspecificaties of uw printer een
netwerkinterface ondersteunt.
In dit hoofdstuk treft u de volgende onderwerpen aan:
Software voor Macintosh installeren
De printer instellen
Afdrukken
Scannen
Software voor Macintosh installeren
De cd-rom die bij uw printer is geleverd, bevat het PPD-bestand
waarmee u het CUPS- of Apple LaserWriter-stuurprogramma kunt
gebruiken
(alleen beschikbaar als u een printer gebruikt
die een PostScript-stuurprogramma ondersteunt)
om af te
drukken vanaf een Macintosh-computer.
Het wordt geleverd met de Twain driver waarmee u kunt scannen
op uw Macintoshcomputer.
Printerstuurprogramma
Het printerstuurprogramma installeren
1
Zorg dat de printer is aangesloten op de computer. Zet de computer
en de printer aan.
2
Plaats de cd-rom die bij de printer is geleverd in het cd-rom-station.
3
Dubbelklik op de
het cd-rompictogram
dat op het bureaublad van
uw Macintoshcomputer verschijnt.
4
Dubbelklik op de map
MAC_Installer
.
5
Dubbelklik op het pictogram van het
Installer
.
6
Voer het wachtwoord in en klik op
OK
.
7
Het venster van het Samsung SPL-installatieprogramma wordt
geopend. Klik op
Continue (Volgende)
.
8
Easy Install (Eenvoudige installatie)
wordt aanbevolen voor de
meeste gebruikers. Alle onderdelen die noodzakelijk zijn voor
printertaken worden geïnstalleerd. Het bericht met de
waarschuwing dat alle toepassingen worden afgesloten, wordt op
de computer weergegeven. Klik op Continue.
9
Selecteer Typical installation for a local printer en klik daarna op
Continue (Volgende)
.
10
Nadat de installatie is voltooid, klikt u op
Quit (Afsluiten)
.
NB
Als u een scannerstuurprogramma hebt geïnstalleerd, klikt u op
Herstart...
.
Nadat de installatie is voltooid, moet u de verbinding instellen tussen
de printer en de computer. Zie "De printer instellen" op pagina 38.
De installatie van het printerstuurprogramma
ongedaan maken
U moet de installatie ongedaan maken voordat u een nieuwe versie
installeert of als de installatie niet is gelukt.
1
Zorg dat de printer is aangesloten op de computer. Zet de computer
en de printer aan.
2
Plaats de cd-rom die bij de printer is geleverd in het cd-rom-station.
3
Dubbelklik op de
het cd-rompictogram
dat op het bureaublad van
uw Macintoshcomputer verschijnt.
4
Dubbelklik op de map
MAC_Installer
.
5
Dubbelklik op het pictogram van het
Installer
.
6
Voer het wachtwoord in en klik op
OK
.
7
Het venster van het Samsung SPL-installatieprogramma wordt
geopend. Klik op
Continue (Volgende)
.
8
Selecteer
Uninstall (Installatie ongedaan maken)
en klik
vervolgens op
Uninstall (Installatie ongedaan maken)
.
9
Selecteer Typical installation for a local printer en klik daarna op
Continue (Volgende)
.
10
Als de installatie ongedaan is gemaakt, klikt u op
Quit (Afsluiten)
.
Uw printer gebruiken met een Macintosh
38
De printer instellen
De instelling van de printer verschilt afhankelijk van de kabel die u
gebruikt om de printer aan te sluiten op uw computer: een netwerkkabel
of een USB-kabel.
Voor een op een netwerk aangesloten
Macintosh
O
PMERKING
:
sommige printers ondersteunen geen
netwerkinterface. Controleer voordat u uw printer
aansluit in de gebruikershandleiding van de printer
onder Printerspecificaties of uw printer een
netwerkinterface ondersteunt.
1
Volg de aanwijzingen op "Software voor Macintosh installeren"
op pagina 37 om het PPD-bestand en de filterbestanden op
uw computer te installeren.
2
Open de map Programma's en kies
Utilities
(Hulpprogramma’s)
en
Print Setup Utility (Hulpprogramma
printerinstellingen)
.
• Voor MAC OS 10.5 ~ 10.6: open Systeemvoorkeuren in de
map Programma's en klik op Afdrukken en faxen.
3
Klik op
Add (Toevoegen)
in de
Printer List (Printerlijst)
.
• Voor MAC OS 10.5 ~ 10.6: klik op het pictogram
+
, waarna
een venster verschijnt.
4
Voor MAC OS 10.3: selecteer het tabblad
IP Printing (IP
Afdrukken)
.
• Voor MAC OS 10.4: klik op IP-printer.
• Voor MAC OS 10.5 ~ 10.6: klik op IP.
5
Selecteer
Socket/HP Jet Direct
in
Printer Type
.
WANNEER U EEN DOCUMENT MET VEEL PAGINA'S
AFDRUKT, KUNT U DE AFDRUKPRESTATIES VERBETEREN
DOOR DE OPTIE SOCKET FOR PRINTER TYPE TE KIEZEN.
6
Typ het IP-adres van uw printer in het veld
Printer Address
(Printeradres)
.
7
Typ de naam van de afdrukwachtrij in het veld
Queue Name
(Wachtrijnaam)
. Als u de wachtrijnaam voor uw afdrukserver
niet kunt bepalen, probeer dan eerst de standaardwachtrij.
8
MAC OS 10.3: Als de automatische selectiefunctie niet goed werkt,
selecteert u
Samsung
bij
Printer Model (Printermodel)
en de
naam van uw printer
bij
Model Name (Modelnaam)
.
• MAC OS 10.4: Als de automatische selectiefunctie niet goed
werkt, selecteert u
Samsung
bij
Print Using(Druk af via)
en de
naam van uw printer
bij
Model (Model)
.
• Selecteer als de automatische selectiefunctie niet goed werkt bij
MAC OS 10.5 ~ 10.6
Selecteer besturingsbestand…
en de
naam van uw printer in
Print Using(Druk af via)
.
Het IP-adres van uw printer verschijnt in
Printer List
(Printerlijst)
en wordt ingesteld als standaardprinter.
9
Klik op
Add (Toevoegen)
.
Voor een via USB aangesloten Macintosh
1
Volg de aanwijzingen op "Software voor Macintosh installeren" op
pagina 37 om het PPD-bestand en de filterbestanden op uw
computer te installeren.
2
Open de map Programma's en kies
Utilities
(Hulpprogramma’s)
en
Print Setup Utility (Hulpprogramma
printerinstellingen)
.
• Voor MAC OS 10.5 ~ 10.6: open Systeemvoorkeuren in de
map Programma's en klik op Afdrukken en faxen.
3
Klik op
Add (Toevoegen)
in de
Printer List (Printerlijst)
.
Voor MAC OS 10.5 ~ 10.6: klik op het pictogram
+
, waarna
een venster verschijnt.
.
4
Voor MAC OS 10.3: selecteer het tabblad
USB
.
• Voor MAC OS 10.4: klik op Standaardkiezer en zoek de USB-
verbinding.
• Voor MAC OS 10.5 ~ 10.6: klik op Standaard en zoek de
USB-verbinding..
5
MAC OS 10.3: Als de automatische selectiefunctie niet goed werkt,
selecteert u
Samsung
bij
Printer Model (Printermodel)
en de
naam van uw printer
bij
Model Name (Modelnaam)
.
• MAC OS 10.4: Als de automatische selectiefunctie niet goed
werkt, selecteert u
Samsung
bij
Print Using(Druk af via)
en de
naam van uw printer
bij
Model (Model)
.
• Selecteer als de automatische selectiefunctie niet goed werkt bij
MAC OS 10.5 ~ 10.6
Selecteer besturingsbestand…
en de
naam van uw printer in
Print Using(Druk af via)
.
Uw printer verschijnt in
Printer List (Printerlijst)
en wordt
ingesteld als standaardprinter.
6
Klik op
Add (Toevoegen)
.
Uw printer gebruiken met een Macintosh
39
Afdrukken
O
PMERKING
:
Het Macintosh-printereigenschappenvenster in de gebruikershandleiding
verschilt mogelijk van het venster dat u ziet, omdat dit afhankelijk is van
de gebruikte printer. Het printereigenschappenvenster bestaat echter uit
vrijwel dezelfde onderdelen.
U kunt de naam van de printer controleren op de bijgeleverde
cd-rom.
Document afdrukken
Als u afdrukt met een Macintosh, moet u in elke toepassing die u gebruikt
de printersoftware-instelling controleren. Volg de onderstaande stappen
om af te drukken vanaf een Macintosh.
1
Open een Macintosh-toepassing en selecteer het bestand dat u wilt
afdrukken.
2
Open het menu
Bestand
en klik op
Page Setup
(Paginainstellingen)
(
Document Setup (Documentinstellingen)
in sommige toepassingen).
3
Kies het papierformaat, de afdrukstand, de schaal en andere
opties, en klik op
OK
.
4
Open het menu
Bestand
en klik op
Druk af
.
5
Kies het gewenste aantal exemplaren en geef aan welke pagina's
u wilt afdrukken.
6
Klik op
Druk af
als u klaar bent met het instellen van de opties.
Mac OS 10.5
Zorg ervoor dat de
printer is geselecteerd.
Afdrukinstellingen wijzigen
U kunt geavanceerde afdrukfuncties gebruiken voor uw printer.
Selecteer
Druk af
in het menu
Bestand
van uw Macintosh-toepassing.
De printernaam die in het printereigenschappenvenster verschijnt,
is afhankelijk van de gebruikte printer. Behalve de naam, bestaat
het printereigenschappenvenster uit vrijwel dezelfde onderdelen.
O
PMERKING
: De opties kunnen verschillen afhankelijk van de printer
en de versie van het Macintosh-besturingssysteem.
Lay-out
Op het tabblad
Lay-out
vindt u opties waarmee u de uiteindelijke afdruk
van het document kunt aanpassen. U kunt verschillende pagina’s op één
vel papier afdrukken. Kies
Lay-out
in de vervolgkeuzelijst
Instellingen
om toegang te krijgen tot de volgende functies.
Pagina’s per vel
: Hier kunt u opgeven hoeveel pagina's op één vel
worden afgedrukt. Zie 'Verschillende pagina's afdrukken op één
vel papier' in de volgende kolom voor meer informatie.
Lay-outrichting
: U kunt de afdrukrichting selecteren door op één van
de vier voorbeelden in de interface te klikken.
Mac OS 10.5
Uw printer gebruiken met een Macintosh
40
Grafisch
Op het tabblad
Grafisch
vindt u de opties
Resolutie
. Selecteer
Grafisch
in de vervolgkeuzelijst
Instellingen
om toegang te krijgen tot
de grafische functies.
Resolutie
: U kunt de afdrukresolutie selecteren. Hoe hoger de instelling,
hoe scherper de tekens en afbeeldingen worden afgedrukt. Als u een
hoge instelling selecteert, kan de afdruk van het document iets langer
duren.
Paper (Papier)
Selecteer in de vervolgkeuzelijst
Papier Type
het type papier dat zich
bevindt in de lade van waaruit u wenst af te drukken. Zo krijgt u de beste
afdrukkwaliteit. Als u een ander type afdrukmateriaal plaatst, selecteert
u het desbetreffende type papier.
Mac OS 10.5
Mac OS 10.5
Printerinstelling
Kies
Printerinstelling
in de vervolgkeuzelijst
Instellingen
om toegang
te krijgen tot de volgende functies.
Tonerbesparingsmodus
Als u deze optie selecteert, gaat de tonercassette langer mee en dalen
de afdrukkosten per pagina zonder dat de kwaliteit te zeer achteruit gaat.
Sommige printers ondersteunen deze functie niet.
-
Aan
: selecteer dit keuzerondje als u wilt dat de printer op elke pagina
minder toner gebruikt.
-
Uit
: als u geen toner wilt besparen bij het afdrukken van documenten
selecteert u deze optie.
Mac OS 10.5
Uw printer gebruiken met een Macintosh
41
Verschillende pagina's afdrukken op één
vel papier
U kunt meer dan één pagina afdrukken op één vel papier. Dit is een
goedkope manier om conceptpagina's af te drukken.
1
Selecteer
Druk af
in het menu
Bestand
van uw Macintosh-
toepassing.
2
Selecteer
Layout (Lay-out)
.
3
Selecteer het aantal pagina's dat u op één vel papier wilt afdrukken
via de keuzelijst
Pagina’s per vel
.
4
Selecteer de paginavolgorde met de optie
Lay-outrichting
.
Als u rond elke pagina op het vel een rand wilt afdrukken,
selecteert u de gewenste optie in de keuzelijst
Rand
.
5
Klik op
Druk af
. De printer drukt het geselecteerde aantal pagina's
af op één zijde van elke pagina.
Mac OS 10.5
Dubbelzijdig afdrukken
U kunt op beide zijden van het papier afdrukken. Voordat u dubbelzijdig
afdrukt, moet u aangeven langs welke rand u de pagina's wilt inbinden.
De bindopties zijn:
Lange kant binden
: dit is de klassieke lay-out die wordt gebruikt
bij het boekbinden.
Korte kant binden
: dit is de techniek die vaak wordt gebruikt voor kalenders.
1
Selecteer
Druk af
in het menu
Bestand
van uw Macintosh-toepassing.
2
Selecteer de
Lay-out
.
3
Selecteer een bindrichting bij
Dubbelzijdig
.
4
Als u op
Druk af
klikt, drukt de printer aan beide zijden van het papier af.
O
PGELET
: als u dubbelzijdig afdrukken hebt geselecteerd en vervolgens
verschillende exemplaren van een document probeert af te drukken,
is het mogelijk dat de printer het document niet op de gewenste wijze
afdrukt. Als u ervoor hebt gekozen de exemplaren te sorteren en uw
document een oneven aantal pagina's bevat, worden de laatste pagina
van het eerste exemplaar en de eerste pagina van het volgende exemplaar
afgedrukt op de voor- en achterkant van één vel. Als u ervoor hebt
gekozen de exemplaren niet te sorteren, wordt dezelfde pagina afgedrukt
op de voor- en achterkant van één vel. Als u dus verschillende exemplaren
van een document nodig hebt en u die exemplaren aan beide kanten
van het papier wilt afdrukken, moet u ze een voor een afdrukken, als
afzonderlijke afdruktaken.
Mac OS 10.5
Uw printer gebruiken met een Macintosh
42
Scannen
U kunt documenten inscannen met behulp van
Fotolader
. Macintosh
biedt het programma
Fotolader
.
Scannen met USB
1
Zorg ervoor dat uw apparaat en computer zijn ingeschakeld en op
de juiste wijze met elkaar zijn verbonden.
2
Plaats één document met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat. OF plaats een of meer documenten met de bedrukte
zijde naar boven in de ADI (of DADI).
3
Start
Programma’s
en klik op
Fotolader
.
Opmerking
: Als het bericht
Er is geen apparaat voor het vastleggen
van afbeeldingen aangesloten
verschijnt, trekt u de USB-kabel uit en
steekt u hem vervolgens weer in. Raadpleeg
Fotolader
als het
probleem aanhoudt.
4
Stel de scanopties in dit programma in.
5
Scan uw afbeelding in en sla ze op.
Opmerking
:
Meer informatie over
Fotolader
vindt u in de helpfunctie van
Fotolader
.
Gebruik TWAIN-compatibele software om meer scanopties toe te
passen.
U kunt ook scannen met behulp van TWAIN-compatibele software,
zoals Adobe Photoshop (alleen voor Macintosh OS X 10.3.9 of
hoger).
Scanprocessen verschillen afhankelijk van de TWAIN-compatibele
software. Raadpleeg de gebruikershandleiding van de software.
Als u niet kunt scannen in
Fotolader
moet u Mac OS bijwerken naar
de laatste versie.
Fotolader
werkt correct in Mac OS 10.3.9 of hoger
en in Mac OS 10.4.7 of hoger.
Scannen met netwerk
1
Zorg dat het apparaat en de computer zijn ingeschakeld.
2
Plaats één document met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat. OF plaats een of meer documenten met de bedrukte
zijde naar boven in de ADI (of DADI).
3
Start
Programma’s
en klik op
Fotolader
.
4
Voor Mac OS 10.4-10.5 klikt u op
Apparaten
en vervolgens op
Bonjour-apparaten
.
Voor Mac OS 10.6 selecteert u uw apparaat onder
SHARED
. Ga
door met stap 7.
5
Voor Mac OS X 10.4 selecteert u uw apparaat onder de optie
Twain devices
. Zorg ervoor dat het selectievakje naast
Gebruik
TWAIN-software
is ingeschakeld en klik op
Verbind
.
• Als er een waarschuwing verschijnt, klikt u op
Poort wijzigen.
om
een poort te selecteren.
• Als TWAIN UI verschijnt, klikt u op het tabblad
Voorkeuren
op
Poort wijzigen.
om de poort te selecteren.
Opmerking
: Raadpleeg Scan Manager voor het gebruik van
Poort
wijzigen.
(zie de gebruikershandleiding van uw printer).
Voor Mac OS X 10.5-10.6 controleert u of het selectievakje
Verbonden
naast uw apparaat is ingeschakeld in
Bonjour-
apparaten
.
Als u via TWAIN wilt scannen, raadpleegt u de bovenstaande
procedure voor Mac OS X 10.4.
6
Stel de scanopties in dit programma in.
7
Scan uw afbeelding in en sla ze op.
Opmerking
:
Voor Mac OS X 10.3 moet u TWAIN-compatibele software gebruiken.
Meer informatie over
Fotolader
vindt u in de helpfunctie van
Fotolader
.
Gebruik TWAIN-compatibele software om meer scanopties toe te
passen.
U kunt ook scannen met behulp van TWAIN-compatibele software,
zoals Adobe Photoshop (alleen voor Macintosh OS X 10.3.9 of
hoger).
Scanprocessen verschillen afhankelijk van de TWAIN-compatibele
software. Raadpleeg de gebruikershandleiding van de software.
Als u niet kunt scannen in
Fotolader
moet u Mac OS bijwerken naar
de laatste versie.
Fotolader
werkt correct in Mac OS 10.3.9 of hoger
en in Mac OS 10.4.7 of hoger.
Scaninformatie instellen in Scanbeheer
Hier vindt u informatie over het programma Scanbeheer en de status
van het scanstuurprogramma. U kunt de scaninstellingen wijzigen en
de mappen toevoegen of verwijderen waarin de gescande
documenten via het programma Scanbeheer worden opgeslagen.
1
Avaa Scanbeheer tilarivin Smart Panel -valikosta.
2
Met
De knop Scan instellen
kunt u de opslaglocatie en de
scaninstellingen wijzigen en toepassingen en bestandsindelingen
toevoegen of verwijderen. Via
Poort wijzigen.
(lokaal of netwerk)
kunt u het scanapparaat wijzigen.
3
Druk op
OK
na het wijzigen van de instelling.
43
SOFTWARE
INDEX
A
afdrukken
aan pagina aanpassen
20
boekjes
19
document
12
dubbelzijdig
20
meer pagina's per vel
Macintosh
41
Windows
18
overlay
22
poster
21
schalen
20
vanuit Linux
33
vanuit Macintosh
39
vanuit Windows
12
watermerk
21
afdrukstand, afdrukken
Windows
14
annuleren
scannen
26
B
boekjes afdrukken
19
D
document, afdrukken
Macintosh
39
Windows
12
dubbelzijdig afdrukken
20
E
Extra, tabblad, eigenschappen, instellen
16
F
favorieten, instellingen, gebruik
17
G
geavanceerd afdrukken, gebruik
18
grafische eigenschappen, instellen
15
H
help, gebruik
17
I
installatie ongedaan maken
MFP-stuurprogramma
Linux
30
installatie ongedaan maken, software
Macintosh
37
Windows
11
installeren
Linux-software
29
printerstuurprogramma
Macintosh
37
Windows
4
instellen
afbeeldingsmodus
15
contrast
15
favorieten
17
resolutie
Windows
15
tonerspaarstand
15
TrueType
15
L
lay-outeigenschappen, instellen
Macintosh
39
Windows
14
Linux
afdrukken
33
printereigenschappen
33
scannen
34
stuurprogramma, installeren
29
M
Macintosh
afdrukken
39
de printer instellen
38
printer instellen
38
scannen
42
stuurprogramma
installatie ongedaan maken
37
installeren
37
meer pagina's per vel afdrukken
Macintosh
41
Windows
18
MFP-stuurprogramma, installeren
Linux
29
O
overlay
afdrukken
22
maken
22
verwijderen
22
P
papierbron, instellen
Windows
14
papiereigenschappen, instellen
14
papierformaat, instellen
14
poster, afdrukken
19
printereigenschappen
Linux
33
printereigenschappen, instellen
Macintosh
39
Windows
13
printerresolutie, instellen
Windows
15
printersoftware
installatie ongedaan maken
Macintosh
37
Windows
11
installeren
Macintosh
37
Windows
4
44
printerstuurprogramma, installeren
Linux
29
S
scannen
Linux
34
SmarThru
24
TWAIN
26
WIA-stuurprogramma
26
scannen vanuit Macintosh
42
software
installatie ongedaan maken
Macintosh
37
Windows
11
installeren
Macintosh
37
Windows
4
opnieuw installeren
Windows
10
systeemeisen
Macintosh
37
statusmonitor, gebruik
27
T
tonerspaarstand, instellen
15, 40
TWAIN, scannen
26
W
watermerk
afdrukken
21
bewerken
21
maken
21
verwijderen
21
WIA, scannen
26
Rev. 1.01

Documenttranscriptie

SCX-4x25 Series Multifunctionele printer Gebruikershandleiding mogelijkheden die tot de verbeelding spreken Bedankt voor uw aankoop van dit Samsung-product. De functies van uw nieuwe laserproduct Uw nieuwe apparaat is uitgerust met een aantal speciale functies die de kwaliteit van de documenten die u afdrukt verbeteren. Met dit apparaat kunt u: Speciale functies Afdrukken met een hoge snelheid en uitstekende kwaliteit • U kunt afdrukken met een resolutie tot 1.200 dpi effectieve uitvoer. • Uw printer drukt papier van A4-formaat af met een snelheid van 24 ppm en papier van letter-formaat met een snelheid van 25 ppm. Verschillende soorten afdrukmateriaal verwerken • In de lade voor handmatige invoer kunnen de volgende papiersoorten worden gebruikt: briefpapier, enveloppen, etiketten, transparanten, afdrukmedia met speciaal formaat, briefkaarten en dikker papier. In de lade voor handmatige invoer past 1 vel papier. • Lade 1 voor 250 vellen en de optionele lade kunnen worden gebruikt voor normaal papier van diverse afmetingen. Professionele documenten maken • Watermerken afdrukken. U kunt uw documenten voorzien van een watermerk (bijv. "Vertrouwelijk"). Zie Software. • Posters afdrukken. De tekst en afbeeldingen op elke pagina van uw document worden vergroot en afgedrukt op afzonderlijke vellen papier die u kunt samenvoegen tot een poster. Zie Software. • U kunt gebruikmaken van voorbedrukte formulieren en gewoon papier met briefhoofd. Zie Software. Tijd en geld besparen • U kunt meerdere pagina’s op één vel afdrukken om papier te besparen. • Dit apparaat bespaart automatisch stroom door het stroomverbruik aanzienlijk te beperken wanneer het apparaat niet wordt gebruikt. • Om papier te besparen, kunt u op beide zijden van het papier afdrukken (dubbelzijdig afdrukken). Zie Software. De capaciteit van uw apparaat uitbreiden • Uw apparaat heeft een extra sleuf om het geheugen uit te breiden. (Pagina 77.) • Zoran IPS Emulation* dat compatibel is met PostScript 3 (PS) maakt PS-afdrukken mogelijk. 2_De functies van uw nieuwe laserproduct * Zoran IPS Emulation compatibel met PostScript 3 © Copyright 1995-2005, Zoran Corporation. Alle rechten voorbehouden. Zoran, het Zoran-logo, IPS/PS3 en OneImage zijn handelsmerken van Zoran Corporation. * 136 PS3-lettertypen Bevat UFST en MicroType van Monotype Imaging Inc. Afdrukken onder verschillende besturingssystemen • U kunt afdrukken met Windows 2000 en Windows XP/ 2003/Vista, evenals met Linux- en Macintosh-systemen. • Het apparaat is voorzien van een USB-interface en een netwerkinterface. Originelen van diverse formaten kopiëren • Het is mogelijk de originele afbeelding verschillende keren te laten afdrukken op één enkele pagina. • Er zijn speciale functies waarmee u een catalogus- of krantenachtergrond verwijdert. • De afdrukkwaliteit en de grootte van de afbeelding kunnen tegelijkertijd worden aangepast en verbeterd. De originelen scannen en direct verzenden • In kleur scannen en de juiste compressie voor JPEG-, TIFF- en PDF-indeling gebruiken. • Bestanden snel scannen en verzenden naar verschillende bestemmingen via Netwerkscan. Een specifiek tijdstip instellen voor het verzenden van een fax • U kunt een bepaald tijdstip instellen om een fax te verzenden en u kunt de fax ook naar meerdere opgeslagen bestemmingen verzenden. • Na het verzenden kunnen er faxrapporten worden afgedrukt op basis van uw instellingen. Functies per model Het apparaat voorziet in alles wat u nodig hebt voor de verwerking van documenten: van afdrukken en kopiëren tot meer geavanceerde netwerkoplossingen voor uw bedrijf. De belangrijkste functies van dit apparaat zijn: FUNCTIES SCX-4825FN USB 2.0 ADI (automatische documentinvoer) Netwerkinterface Ethernet 10/100 Base TX bedraad LAN Dubbelzijdig afdrukken FAX ( : aanwezig, O: optioneel, leeg: niet beschikbaar) Informatie over deze gebruikershandleiding Deze gebruikershandleiding bevat basisinformatie over het apparaat en biedt tevens gedetailleerde informatie over de verschillende procedures die doorlopen worden tijdens het gebruik van het apparaat. Zowel beginnende als professionele gebruikers kunnen deze handleiding raadplegen voor installatie en gebruik van het apparaat. Bepaalde termen in deze gebruikershandleiding hebben dezelfde betekenis: • Document is synoniem met origineel. • Papier is synoniem met materiaal of afdrukmateriaal. De volgende tabel bevat informatie over de conventies die in deze gebruikershandleiding worden gebruikt: CONVENTIE OMSCHRIJVING VOORBEELD Vet Wordt gebruikt voor teksten op het display of daadwerkelijke afdrukken op het apparaat. Opmerking Biedt aanvullende informatie of gedetailleerde uitleg over een functie of voorziening van het apparaat. De datumnotatie kan verschillen van land tot land. Opgepast Biedt gebruikers informatie ter bescherming van het apparaat tegen mogelijke mechanische schade of defecten. Raak de groene onderzijde van de tonercassette niet aan. Voetnoot Biedt aanvullende informatie over bepaalde woorden of over een bepaalde zin. a. pagina’s per minuut (Zie pagina 1 voor meer informatie) Verwijst gebruikers naar een referentiepagina met aanvullende informatie. (Zie pagina 1 voor meer informatie) Start De functies van uw nieuwe laserproduct_3 Meer informatie Meer informatie over de instelling en het gebruik van uw apparaat vindt u in de volgende bronnen. Dit kunnen papieren of online te raadplegen documenten zijn. Beknopte installatiehandleiding Biedt informatie over het instellen van het apparaat. U moet de instructies in de handleiding volgen om het apparaat gebruiksklaar te maken. Online gebruikershandleiding Stapsgewijze instructies om alle functies van uw apparaat ten volle te benutten, en informatie over het onderhoud van uw apparaat, de oplossing van eventuele problemen en de installatie van toebehoren. Deze handleiding bevat ook een sectie Software met informatie over de wijze waarop u documenten kunt afdrukken onder verschillende besturingssystemen en de manier waarop u de meegeleverde hulpprogramma’s gebruikt. Hulp bij het printerstuurprogramma Biedt ondersteunende informatie over de eigenschappen van het printerstuurprogramma en instructies voor het instellen van afdrukinstellingen. Klik op Help in het dialoogvenster printereigenschappen om toegang te krijgen tot het helpscherm van het printerstuurprogramma. Samsung-website Als u toegang hebt tot het internet, kunt u help en ondersteuning gebruiken, en printerstuurprogramma’s, handleidingen en bestelinformatie downloaden van de Samsung-website, www.samsung.com/printer 4_De functies van uw nieuwe laserproduct Veiligheidsinformatie Belangrijke veiligheidssymbolen en voorzorgsmaatregelen Betekenis van de pictogrammen en symbolen in deze gebruikershandleiding: Risico’s of onveilige werkwijzen die kunnen leiden tot ernstig persoonlijk letsel of overlijden. WAARSCHUWING Risico’s of onveilige werkwijzen die kunnen leiden tot licht persoonlijk letsel of schade aan eigendommen. LET OP LET OP Volg deze standaardveiligheidsmaatregelen op om de kans op brand, explosies, elektrische schokken of persoonlijk letsel te voorkomen wanneer u het apparaat gebruikt NIET proberen. NIET demonteren. NIET aanraken. Volg de instructies uitdrukkelijk op. Haal de stekker uit het stopcontact. Zorg dat het apparaat geaard is om elektrische schokken te voorkomen. Bel het servicecentrum voor hulp. Deze waarschuwingssymbolen zijn aanwezig om te voorkomen dat u of anderen gewond raken. Volg deze uitdrukkelijk op. Bewaar dit gedeelte nadat u het hebt doorgelezen op een veilige plaats, zodat u het later kunt raadplegen. 1. Zorg dat u alle instructies gelezen en begrepen hebt. 2. Gebruik altijd uw gezonde verstand bij het gebruik van elektrische apparaten. 3. Volg alle aanwijzingen en waarschuwingen op die zich op het product en in de bijbehorende documentatie bevinden. 4. Als andere gebruiksinstructies deze veiligheidsinstructies lijken tegen te spreken, moet u zich aan deze veiligheidsinstructies houden. Misschien zijn de andere gebruiksinstructies u niet helemaal duidelijk. Wanneer u er niet uit komt, moet u contact opnemen met uw leverancier of service center. 5. Haal de stekker van het apparaat altijd uit het stopcontact en trek ook de telefoonstekker uit het telefoonstopcontact voordat u het apparaat reinigt. Gebruik geen vloeistoffen of spuitbussen. Gebruik voor het schoonmaken alleen een vochtige doek. 6. Zet het apparaat niet op een wankel wagentje, onderstel of tafel. Het apparaat kan dan vallen, waardoor het ernstig beschadigd kan raken. 7. Het apparaat mag nooit op of dichtbij een radiator, kachel, airconditioner of ventilatiekanaal worden geplaatst. 8. Zet of leg geen voorwerpen op het netsnoer of de telefoonkabel. Zet het apparaat ook niet op een plaats waar de kabels kunnen knikken of problemen kunnen ontstaan doordat er mensen over de kabels heen lopen. 9. Sluit niet te veel apparaten op hetzelfde stopcontact of verlengsnoer aan. Dit kan de werking verstoren en verhoogt de kans op brand en elektrische schokken. 10. Voorkom dat huisdieren op het netsnoer, de telefoonkabel of de kabel naar de computer bijten. 11. Steek nooit vreemde voorwerpen door de openingen in de behuizing van het apparaat. Ze kunnen dan in aanraking komen met een gevaarlijk hoge spanning, met kans op brand of elektrische schokken. Zorg dat er nooit vloeistoffen op of in het apparaat worden gemorst. Veiligheidsinformatie_5 12. Om de kans op elektrische schokken zo klein mogelijk te houden, moet u het apparaat niet uit elkaar halen. Breng het apparaat naar een gekwalificeerde onderhoudsmonteur wanneer dit gerepareerd moet worden. Als u de behuizing opent of verwijdert, kunt u worden blootgesteld aan een gevaarlijk hoge spanning en andere gevaren. Wanneer het apparaat niet op de juiste manier in elkaar wordt gezet, bestaat ook tijdens gebruik kans op elektrische schokken. 13. In de volgende gevallen koppelt u het apparaat los van het telefoonstopcontact, de pc en het stopcontact, en laat u controle en reparatie over aan een goed opgeleide onderhoudsmonteur: • als een deel van het netsnoer of de stekker of connector is beschadigd of gerafeld; • als er vloeistof in het apparaat is gemorst; • als het apparaat is blootgesteld aan regen of water; • als het apparaat niet goed werkt hoewel de instructies goed zijn opgevolgd; • als het apparaat is gevallen of wanneer de behuizing zichtbaar beschadigd is; • als het apparaat plotseling duidelijk anders functioneert. 14. Verander alleen instellingen die in de handleiding worden behandeld. Wijzigen van andere instellingen kan schade tot gevolg hebben, en een deskundige onderhoudsmonteur kan daarna heel wat tijd nodig hebben om het apparaat weer in orde te maken. 15. Gebruik het apparaat niet tijdens onweer. Er bestaat dan enige kans op elektrische schokken ten gevolge van blikseminslag. Koppel het apparaat zo mogelijk los van het telefoonstopcontact en het stopcontact, en sluit het pas weer aan als het onweer voorbij is. 16. Gebruik het netsnoer dat bij het apparaat werd geleverd voor een veilige werking. Als u een netsnoer met een lengte van meer dan twee meter gebruikt voor een apparaat dat op 110 V werkt, moet de draaddikte van het netsnoer minstens 16 AWGa zijn. 17. Gebruik alleen een telefoonsnoer met een doorsnede van 26 AWG of hoger. 18. BEWAAR DEZE INSTRUCTIES. a. AWG: American Wire Gauge 6_Veiligheidsinformatie Verklaring inzake laserveiligheid De printer is in de Verenigde Staten gecertificeerd als zijnde in overeenstemming met de vereisten van DHHS 21 CFR, hoofdstuk 1, subhoofdstuk J voor laserproducten van klasse I(1), en is elders gecertificeerd als een laserproduct van klasse I dat voldoet aan de vereisten van IEC 825. Laserproducten van klasse I worden niet als gevaarlijk beschouwd. Het lasersysteem en de printer zijn zo ontworpen dat bij normaal gebruik, onderhoud door de gebruiker of in de instructies voorgeschreven onderhoudssituaties nooit iemand zal worden blootgesteld aan laserstraling hoger dan klasse I. Waarschuwing Gebruik of onderhoud de printer nooit als de beschermkap van de laser/scanner is verwijderd. Hoewel de gereflecteerde laserstraal onzichtbaar is, kan ze uw ogen beschadigen. Als u dit apparaat gebruikt, moeten deze elementaire veiligheidsmaatregelen altijd in acht worden genomen om het risico van brand, elektrische schokken en lichamelijk letsel te beperken: Ozonveiligheid Tijdens normale werking produceert dit apparaat ozon. De geproduceerde ozon vormt geen gevaar voor de gebruiker. Wij raden echter aan het apparaat op te stellen in een goed geventileerde ruimte. Voor meer informatie over ozon kunt u contact opnemen met een Samsung-verkoper in uw buurt. Energie besparen Dit apparaat maakt gebruik van geavanceerde energiebesparende technologie, die het energiegebruik vermindert wanneer het apparaat niet wordt gebruikt. Als het apparaat gedurende langere tijd geen gegevens ontvangt, wordt het energiegebruik automatisch verminderd. ENERGY STAR en het ENERGY STAR-merk zijn gedeponeerde Amerikaanse handelsmerken. Meer informatie over het ENERGY STAR-programma vindt u op http://www.energystar.gov. Veiligheidsinformatie_7 Recycling Recycle de verpakkingsmaterialen van dit product of voer ze op een milieuvriendelijke wijze af. Correcte verwijdering van dit product (elektrische & elektronische afvalapparatuur) Dit merkteken op het product of het bijbehorende informatiemateriaal duidt erop dat het niet met ander huishoudelijk afval verwijderd moet worden aan het einde van zijn gebruiksduur. Om mogelijke schade aan het milieu of de menselijke gezondheid door ongecontroleerde afvalverwijdering te voorkomen, moet u dit product van andere soorten afval scheiden en op een verantwoorde manier recyclen, zodat het duurzame hergebruik van materiaalbronnen wordt bevorderd. Huishoudelijke gebruikers moeten contact opnemen met de winkel waar ze dit product hebben gekocht of met de gemeente waar ze wonen om te vernemen waar en hoe ze dit product milieuvriendelijk kunnen laten recyclen. Zakelijke gebruikers moeten contact opnemen met hun leverancier en de algemene voorwaarden van de koopovereenkomsten nalezen. Dit product moet niet worden gemengd met ander bedrijfsafval voor verwijdering. Correcte behandeling van een gebruikte accu uit dit product (Van toepassing op de Europese Unie en andere Europese landen met afzonderlijke inzamelingssystemen voor accu's en batterijen.) Dit merkteken op de accu, handleiding of verpakking geeft aan dat de accu in dit product aan het einde van de levensduur niet samen met ander huishoudelijk afval mag worden weggegooid. De chemische symbolen Hg, Cd of Pb geven aan dat het kwik-, cadmium- of loodgehalte in de accu hoger is dan de referentieniveaus in de Richtlijn 2006/66/EC. Indien de gebruikte accu niet op de juiste wijze wordt behandeld, kunnen deze stoffen schadelijk zijn voor de gezondheid van mensen of het milieu. Ter bescherming van de natuurlijke hulpbronnen en ter bevordering van het hergebruik van materialen, verzoeken wij u afgedankte accu's en batterijen te scheiden van andere soorten afval en voor recycling aan te bieden bij het gratis inzamelingssysteem voor accu's en batterijen in uw omgeving. Radiofrequentiestraling FCC-voorschriften Uit tests is gebleken dat dit apparaat voldoet aan de beperkingen voor een digitaal apparaat van klasse B conform artikel 15 van de FCC-voorschriften. Deze beperkingen zijn bedoeld om een redelijke bescherming te bieden tegen schadelijke interferentie binnenshuis. Dit apparaat genereert, gebruikt en straalt mogelijk radiofrequentie-energie uit en kan, indien het niet overeenkomstig de aanwijzingen wordt geïnstalleerd en gebruikt, schadelijke interferentie voor radiocommunicatie veroorzaken. Er kan echter niet worden gegarandeerd dat er bij een specifieke installatie geen interferentie zal plaatsvinden. Als dit apparaat schadelijke interferentie voor radio- of tv-ontvangst veroorzaakt, wat u kunt controleren door het apparaat in en uit te schakelen, kunt u de interferentie trachten te elimineren door een of meer van de volgende stappen te ondernemen: • Draai of verplaats de ontvangstantenne. • Vergroot de afstand tussen het apparaat en de ontvanger. • Sluit het apparaat aan op een stopcontact in een andere stroomkring dan deze waarop de ontvanger is aangesloten. • Raadpleeg de verkoper of een ervaren radio-/tv-technicus. Wijzigingen of aanpassingen die niet uitdrukkelijk zijn goedgekeurd door de fabrikant die verantwoordelijk is voor de naleving van de toepasselijke voorschriften, kunnen ertoe leiden dat de gebruiker niet langer de toestemming heeft om het apparaat te gebruiken. Canadese regelgeving inzake radio-interferentie Dit digitale apparaat overschrijdt niet de beperkingen van Klasse B voor radioruisemissies van digitale apparaten zoals beschreven in de norm inzake interferentie veroorzakende apparaten met de titel "Digital Apparatus", ICES-003 van Industry and Science Canada. Cet appareil numérique respecte les limites de bruits radioélectriques applicables aux appareils numériques de Classe B prescrites dans la norme sur le matériel brouilleur: « Appareils Numériques », ICES-003 édictée par l’Industrie et Sciences Canada. 8_Veiligheidsinformatie Verenigde Staten van Amerika Federal Communications Commission (FCC) 'Intentional emitter' overeenkomstig FCC Deel 15 Deze printer is bestemd voor gebruik thuis of op kantoor. Mogelijk bevat uw printer radio-LAN-apparaten met een laag vermogen (radiofrequentieapparaten voor draadloze communicatie) die werken in de 2,4 GHz/5 GHz-band. Dit deel is alleen van toepassing als dergelijke apparaten aanwezig zijn. Zie het systeemlabel om na te gaan of er draadloze apparaten aanwezig zijn. Draadloze apparaten die mogelijk in uw systeem aanwezig zijn, mogen in de Verenigde Staten alleen worden gebruikt als op het systeemlabel een FCC-identificatienummer staat. De FCC heeft een algemene richtlijn uitgevaardigd waarin staat dat de afstand tussen het apparaat en het lichaam van de gebruiker, voor gebruik van een draadloos apparaat nabij het lichaam (omvat geen uitstekende delen), minstens 20 cm moet bedragen. Dit apparaat moet meer dan 20 cm van het lichaam worden gebruikt als draadloze apparaten ingeschakeld zijn. Het geleverde vermogen van het draadloze apparaat (of de draadloze apparaten) dat (die) mogelijk in uw printer ingebouwd is (zijn), ligt ruimschoots onder de door de FCC vastgelegde RF-blootstellingsgrenzen. Deze zender mag niet worden opgesteld nabij of worden gebruikt in combinatie met een andere antenne of zender. Het gebruik van dit apparaat is onderworpen aan de volgende twee voorwaarden: (1) dit apparaat mag geen schadelijke interferentie veroorzaken en (2) dit apparaat moet alle ontvangen interferentie accepteren, inclusief interferentie die een ongewenste werking van het apparaat kan veroorzaken. Draadloze apparaten mogen niet worden onderhouden door de gebruiker. Wijzig ze op geen enkele manier. Als u een draadloos apparaat wijzigt, verliest u de toestemming om het te gebruiken. Neem voor onderhoud contact op met de fabrikant. FCC-verklaring voor het gebruik van draadloze lokale netwerken: Tijdens de installatie en het gebruik van deze combinatie van zender en antenne is het mogelijk dat vlakbij de geïnstalleerde antenne de RF-blootstellingsgrens van 1 mW/cm² wordt overschreden. Daarom moet de gebruiker te allen tijde minstens 20 cm afstand houden van de antenne. Dit apparaat mag niet samen met een andere zender en zendantenne worden opgesteld. Fax-identificatie In verschillende landen is het wettelijk verboden om met een computer of ander elektronisch apparaat faxberichten te verzenden die niet zijn voorzien van een duidelijke strook met de volgende informatie, aan de onderkant of bovenkant van iedere verzonden pagina of op de eerste pagina: (1) verzenddatum en -tijd (2) naam van de verzender (bedrijf, bedrijfsonderdeel of persoon); en (3) faxnummer van de verzender (apparaat, bedrijf, bedrijfsonderdeel of persoon). Uw telefoonbedrijf kan wijzigingen aanbrengen in communicatiefaciliteiten, gebruik van apparatuur en procedures wanneer dit redelijkerwijs noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering, mits dit niet indruist tegen de regels en voorschriften (VS: FCC Deel 68). Als van zulke wijzigingen redelijkerwijs kan worden verwacht dat ze tot gevolg zullen hebben dat bepaalde telefoonrandapparatuur niet meer compatibel is met de communicatiemiddelen van het telefoonbedrijf, of dat wijzigingen of modificaties van deze randapparatuur nodig zijn, of op enige andere wijze daadwerkelijke gevolgen hebben voor het gebruik of de prestaties van de randapparaten, moet de klant hiervan op adequate wijze schriftelijk op de hoogte worden gesteld, zodat de klant de gelegenheid heeft om maatregelen te nemen waardoor de telefoonaansluiting in bedrijf kan blijven. Veiligheidsinformatie_9 Aansluitfactor (REN, Ringer Equivalence Number) Afhankelijk van het land van aanschaf kan achter of onder op het apparaat een sticker zitten met de aansluitfactor (VS: Ringer Equivalence Number) en het toelatingsnummer of registratienummer (VS: FCC Registration Number) van het apparaat. In sommige landen (zoals de VS) moet deze informatie aan het telefoonbedrijf worden verstrekt. De aansluitfactor is een getal dat aangeeft hoe zwaar een apparaat de telefoonlijn belast. Hiermee kunt u bepalen hoeveel apparaten u op dezelfde lijn kunt aansluiten voordat deze wordt "overbelast". Als u te veel apparaten op dezelfde lijn aansluit, ontstaan er problemen met zelf bellen en beantwoorden van inkomende oproepen. Een veel voorkomend probleem is dat de apparaten niet meer overgaan. Het totaal van de aansluitfactoren van alle op dezelfde telefoonlijn aangesloten apparaten mag niet meer dan 5 bedragen om zeker te zijn dat het telefoonbedrijf in staat is om de diverse diensten ter beschikking te stellen. In een enkel geval is een totaal van 5 te hoog (afhankelijk van telefoonbedrijf en/ of centrale). Als een aangesloten telefoonapparaaat niet goed werkt, moet u het onmiddellijk loskoppelen van de telefoonlijn aangezien het schade kan toebrengen aan het telefoonnet. Dit apparaat is in overeenstemming met Deel 68 van de FCC-regels en de vereisten die door de ACTA werden aangenomen. Op de achterkant van dit apparaat bevindt zich een label dat onder meer een product-id bevat met de notatie US:AAAEQ##TXXXX. Dit nummer moet op verzoek worden meegedeeld aan de telefoonmaatschappij. Volgens de voorschriften van de FCC (Federal Communication Commission) kunnen wijzigingen of modificaties aan dit aparaat die niet uitdrukkelijk zijn goedgekeurd door de fabrikant (die er zorg voor dient te dragen dat het apparaat aan de normen voldoet) ertoe leiden dat het de gebruiker niet langer is toegestaan om het apparaat te gebruiken. Wanneer randapparatuur schade aan het telefoonnet veroorzaakt, moet het telefoonbedrijf de klant ervan op de hoogte stellen dat de dienst kan worden onderbroken. Wanneer het echter in de praktijk niet mogelijk is om de klant vooraf in te lichten, kan het telefoonbedrijf de dienstverlening eerder onderbreken, onder voorwaarde dat het: a) de klant zo snel mogelijk inlicht; b) de klant de gelegenheid geeft om het probleem met de randapparatuur op te heffen; c) de klant erop wijst dat deze het recht heeft om een klacht in te dienen bij de Federal Communication Commission volgens de procedures uiteengezet in "FCC Rules and Regulations Subpart E of Part 68". Verder moet u het volgende weten: • • Het apparaat is niet ontworpen voor aansluiting op een digitale bedrijfscentrale. Als u het apparaat wilt aansluiten op een telefonlijn waarop ook een computerfax/modem is aangesloten, is het mogelijk dat alle op de lijn aangesloten apparaten problemen ondervinden met verzenden of ontvangen. We raden u aan, behalve een normaal telefoontoestel, geen andere apparaten aan te sluiten op de lijn waar het apparaat op is aangesloten. • Als u zich in een gebied bevindt waar veel onweer voorkomt of regelmatig spanningspieken optreden in het lichtnet, raden we u aan om zowel voor het lichtnet als de telefoonlijn een piekspanningsbeveiliging te installeren. Piekspanningsbeveiligingen kunt u aanschaffen bij uw dealer of bij een elektronica speciaalzaak. • Wanneer u een alarmnummer in het apparaat programmeert en/of een alarmnummer draait om te testen of alles goed werkt, bel dan eerst het normale nummer (dus niet het alarmnummer) van de alarmdienst om de dienst van de test op de hoogte te stellen. De dienst kan u dan meteen inlichten over de testprocedure die u kunt volgen. • Dit apparaat mag niet worden aangesloten op een muntautomaat of een lijn die wordt gebruikt voor telefonisch vergaderen. • Dit apparaat heeft een magnetische koppeling voor gehoorapparaten. U kunt het apparaat veilig op een telefoonnet aansluiten via een standaard modulaire connector, USOC RJ-11C. 10_Veiligheidsinformatie Stekker van het netsnoer vervangen (alleen voor UK) Belangrijk Het netsnoer van dit apparaat is voorzien van een standaardstekker (BS 1363) van 13 ampère en een zekering van 13 ampère. Wanneer u de zekering vervangt, moet u een geschikt type van 13 ampère gebruiken. Nadat u de zekering hebt gecontroleerd of vervangen, moet u de afdekkap van de zekering weer sluiten. Als u de afdekkap van de zekering kwijt bent, mag u de stekker niet gebruiken totdat u er een nieuwe afdekkap op hebt gezet. Neem contact op met de leverancier bij wie u het apparaat hebt gekocht. De 13 ampère stekker is het meest voorkomende type in de UK en kan in de meeste gevallen worden gebruikt. Sommige (meest oudere) gebouwen hebben echter geen normale 13 ampère stopcontacten. Als u het apparaat op een ouder stopcontact wilt aansluiten, moet u een geschikt verloopstuk (adapter) kopen. Verwijder nooit de aangegoten stekker van het netsnoer. Als u ondanks het bovenstaande toch de aangegoten stekker verwijdert, gooi deze dan onmiddellijk in de vuilnisbak. U kunt de stekker niet opnieuw bedraden, en wanneer iemand hem in een passend stopcontact doet, bestaat er groot gevaar voor elektrische schokken. Belangrijke waarschuwing: dit apparaat moet worden aangesloten op een geaard stopcontact. De aders van het netnoer hebben de volgende kleurcodering: • groen en geel: aarde • blauw: neutraal • bruin: fase Ga als volgt te werk als de kleuren van de aders in het netsnoer niet gelijk zijn aan die van de stekker. Sluit de groen/gele aardedraad aan op de pool die is gemarkeerd met de letter "E", het aarde-symbool, de kleuren groen/geel of de kleur groen. Sluit de blauwe draad aan op de pool die is gemarkeerd met de letter "N" of de kleur zwart. Sluit de bruine draad aan op de pool die is gemarkeerd met de letter "L" of de kleur rood. Ergens in de stroomkring moet een zekering van 13 Ampère zijn aangebracht: in de stekker, in de adapter of in de meterkast. Verklaring van overeenstemming (Europese landen) Goedkeuringen en certificeringen De CE-markering op dit product verwijst naar de verklaring van overeenstemming van Samsung Electronics Co., Ltd. met de volgende toepasselijke 93/68/EEG-richtlijnen van de Europese Unie per de aangegeven datums: Hierbij verklaart Samsung Electronics dat dit product voldoet aan de essentiële eisen en andere relevante voorschriften van: SCX-4825FN: R&TTE-richtlijn (1999/5/EG) De conformiteitsverklaring is ter inzage beschikbaar op www.samsung.com/printer, ga naar Support > Download center en voer de naam van uw printer of MFP in om het desbetreffende EuDoC weer te geven. 1 januari 1995: Richtlijn 73/23/EEG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke voorschriften van de lidstaten inzake elektrisch materiaal bestemd voor gebruik binnen bepaalde spanningsgrenzen (laagspanningsrichtlijn). 1 januari 1996: Richtlijn 89/336/EEG van de Raad (92/31/EEG) betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake elektromagnetische compatibiliteit. 9 maart 1999: Richtlijn 1999/5/EG van de Raad betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur en de wederzijdse erkenning van hun conformiteit. U kunt bij uw vertegenwoordiger van Samsung Electronics Co., Ltd. een volledige verklaring krijgen waarin de relevante richtlijnen en de normen waarnaar wordt verwezen zijn gedefinieerd. EC certificering Richtlijn 1999/5/EC certificering inzake radioapparatuur en telecommunicatie randapparatuur (FAX) Dit Samsung product is door Samsung gecertificeerd voor aansluiting als individueel randapparaat op analoge openbare netwerken volgens richtlijn 1999/5/EC. Het product is ontworpen om te werken met de nationale PSTN’s en compatibele PBX’s van de Europese landen: Bij problemen adviseren wij u in eerste instantie contact op te nemen met Euro QA Lab of Samsung Electronics Co., Ltd. Het product is getest op basis van TBR21. Als hulp bij het gebruik en de toepassing van eindapparatuur die in overeenstemming is met deze norm, heeft ETSI, het Europees instituut voor telecommunicatienormen, een adviesdocument (EG 201 121) uitgegeven dat opmerkingen en aanvullende vereisten bevat om de netwerkcompatibiliteit van TBR21-terminals te garanderen. Bij de ontwikkeling is rekening gehouden met de in dit document genoemde adviezen en het product voldoet daar volledig aan. Veiligheidsinformatie_11 Europese radiogoedkeuringsinformatie (voor producten uitgerust met door de EU goedgekeurde radioapparaten) Dit product is een printer. Mogelijk bevat uw printersysteem, dat bedoeld is voor gebruik thuis of op kantoor, radio LAN type-apparaten met een laag vermogen (radiofrequentieapparaten voor draadloze communicatie) die werken in de 2,4 GHz/5 GHz band. Dit deel is alleen van toepassing als deze apparaten aanwezig zijn. Zie het systeemlabel om na te gaan of draadloze apparaten aanwezig zijn. Draadloze apparaten die mogelijk in uw systeem aanwezig zijn, mogen in de Europese Unie of daarmee verbonden regio’s alleen worden gebruikt als een CE-markering met een registratienummer van , een aangemelde instantie en het waarschuwingssymbool op het systeemlabel staan. Het geleverde vermogen van het draadloze apparaat dat of de draadloze apparaten die mogelijk in uw printer zijn ingebouwd, ligt ruimschoots onder de RF-blootstellingsgrenzen die de Europese Commissie heeft vastgelegd in de R&TTE-richtlijn. De volgende Europese landen hebben hun goedkeuring voor gebruik gegeven: EU EER/EVA Oostenrijk, België, Cyprus, Tsjechië, Denemarken, Estland, Finland, Frankrijk (met frequentiebeperkingen), Duitsland, Griekenland, Hongarije, Ierland, Italië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland, Polen, Portugal, Slowakije, Slovenië, Spanje, Zweden en het Verenigd Koninkrijk. IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland Europese landen met beperkingen inzake het gebruik: EU In Frankrijk is het frequentiebereik beperkt tot 2446,5-2483,5 MHz voor apparaten met een zendvermogen van meer dan 10 mW EER/EVA 12_Veiligheidsinformatie Geen beperkingen op dit moment. Wettelijk verplichte verklaringen inzake overeenstemming Draadloze besturing Mogelijk bevat uw printersysteem radio LAN type-apparaten met een laag vermogen (radiofrequentieapparaten voor draadloze communicatie) die werken in de 2,4 GHz/5 GHz band. Het volgende deel is een algemeen overzicht van overwegingen die betrekking hebben op het gebruik van een draadloos apparaat. Aanvullende beperkingen, waarschuwingen en aandachtspunten voor specifieke landen zijn vermeld in de delen die handelen over een specifiek land of een specifieke groep van landen. De draadloze apparaten in uw systeem mogen alleen worden gebruikt in de landen geïdentificeerd door de "radiogoedkeuringsmerken" (Radio Approval Marks) op het systeemlabel. Als u het draadloze apparaat wilt gebruiken in een land dat niet in de lijst staat, neemt u contact op met uw plaatselijk radiogoedkeuringsbureau voor de vereisten. Draadloze apparaten zijn streng gereglementeerd en mogen mogelijk niet worden gebruikt. Het geleverde vermogen van het draadloze apparaat dat of de draadloze apparaten die mogelijk in uw printer zijn ingebouwd, ligt ruimschoots onder de momenteel bekende RF-blootstellingsgrenzen. Omdat de draadloze apparaten (die mogelijk in uw printer zijn ingebouwd) minder energie uitstralen dan toegestaan in veiligheidsnormen en aanbevelingen inzake radiofrequentie, is de fabrikant van oordeel dat het gebruik van deze apparaten veilig is. Ongeacht het vermogen moet erop worden gelet dat menselijk contact tijdens normaal gebruik tot een minimum wordt beperkt. Als algemene richtlijn geldt dat de afstand tussen het draadloze apparaat en het lichaam van de gebruiker, voor gebruik van een draadloos apparaat nabij het lichaam (omvat geen uitstekende delen), doorgaans minstens 20 cm moet bedragen. Dit apparaat moet meer dan 20 cm van het lichaam worden gebruikt als draadloze apparaten aanstaan en uitzenden. Deze zender mag niet worden opgesteld nabij of worden gebruikt in combinatie met een andere antenne of zender. Sommige omstandigheden leggen beperkingen op aan draadloze apparaten. Hieronder vindt u een aantal voorbeelden van gangbare beperkingen: Draadloze radiofrequentiecommunicatie kan apparatuur aan boord van vliegtuigen storen. De huidige luchtvaartvoorschriften vereisen dat draadloze apparaten aan boord van een vliegtuig worden uitgeschakeld. IEEE 802.11- (ook bekend als draadloos Ethernet) en Bluetoothcommunicatieapparaten zijn voorbeelden van apparaten die gebruikmaken van draadloze communicatie. In omgevingen waar het risico op storing van andere apparaten of diensten gevaarlijk is of als gevaarlijk wordt beschouwd, is het mogelijk dat het gebruik van een draadloos apparaat wordt beperkt of verboden. Luchthavens, ziekenhuizen en plaatsen met een hoge concentratie aan zuurstof of ontvlambare gassen zijn slechts enkele voorbeelden van waar het gebruik van draadloze apparaten kan worden beperkt of verboden. Als u niet zeker weet of het gebruik van draadloze apparaten toegestaan is op de plaats waar u zich bevindt, vraagt u de plaatselijke bevoegde instantie om goedkeuring voordat u het draadloze apparaat gebruikt of inschakelt. De beperkingen met betrekking tot het gebruik van draadloze apparaten verschillen van land tot land. Uw systeem is uitgerust met een draadloos apparaat. Daarom dient u, voordat u met uw systeem naar een ander land reist, bij de plaatselijke radiogoedkeuringsautoriteit te informeren of het gebruik van een draadloos apparaat in het land van bestemming onderworpen is aan beperkingen. Als uw systeem werd geleverd met een ingebouwd draadloos apparaat, mag u dit apparaat niet gebruiken tenzij alle kleppen en afschermingen op hun plaats zitten en het systeem volledig gemonteerd is. Draadloze apparaten mogen niet worden onderhouden door de gebruiker. Wijzig ze op geen enkele manier. Als u een draadloos apparaat wijzigt, verliest u de toestemming om het te gebruiken. Neem voor onderhoud contact op met de fabrikant. Gebruik alleen stuurprogramma’s die goedgekeurd zijn voor het land waarin u het apparaat wilt gebruiken. Zie de "Systeemreparatieset" van de fabrikant of vraag meer informatie bij de afdeling "Technische ondersteuning" van de fabrikant. Veiligheidsinformatie_13 Inhoud 2 5 INLEIDING 18 AAN DE SLAG 23 ORIGINELEN EN AFDRUKMATERIAAL PLAATSEN 30 KOPIËREN 38 14_Inhoud De functies van uw nieuwe laserproduct Veiligheidsinformatie 18 18 18 19 20 21 22 22 22 Overzicht van de printer Voorkant Achterkant Overzicht van het bedieningspaneel Informatie over de Status-LED Menuoverzicht Meegeleverde software Eigenschappen van het printerstuurprogramma Printerstuurprogramma 23 23 23 24 24 24 24 25 25 26 27 27 27 27 27 28 28 28 29 29 29 De hardware installeren Systeemvereisten Windows Macintosh Linux Het netwerk installeren Ondersteunde besturingssystemen Netwerkprotocol configureren via het apparaat Werken met het SetIP-programma De software installeren Basisinstellingen van het apparaat Hoogteaanpassing De taal op het display wijzigen Datum en tijd instellen De kloknotatie wijzigen De standaardmodus wijzigen Geluiden instellen Tekens via het numerieke toetsenblok invoeren Gebruik van de energiebesparende modus Time-out van afdruktaak instellen Het lettertype wijzigen 30 30 30 31 32 33 33 34 35 35 35 36 36 37 Originelen plaatsen Op de glasplaat van de scanner In de ADI Afdrukmateriaal selecteren Specificaties over afdrukmateriaal Formaten van afdrukmaterialen die in elke modus worden ondersteund Richtlijnen voor speciale afdrukmaterialen Het formaat van het papier in de papierlade wijzigen Papier plaatsen Papier plaatsen in lade 1 of in de optionele lade. Afdrukken op speciale afdrukmaterialen De uitvoersteun aanpassen Papier goed stapelen Papierformaat en -type instellen 38 38 38 38 De papierlade selecteren Kopiëren De instellingen per kopie wijzigen Tonersterkte Inhoud SCANNEN 42 EENVOUDIGE AFDRUKTAKEN 44 FAXEN 45 38 38 39 39 39 39 40 40 40 40 41 41 Oorspr. type Verkleinde of vergrote kopie De standaardkopieerinstellingen wijzigen ID-kaart kopiëren Speciale kopieerfuncties gebruiken Sorteren 2 of 4 pagina’s per vel kopiëren Poster kopiëren Klonen Achtergrondafbeeldingen bijwerken Dubbelzijdig afdrukken Time-out voor kopiëren instellen 42 42 42 43 Beginselen van scannen Scannen via het bedieningspaneel Scannen naar toepassingen Scaninformatie instellen in Samsung Scan Manager 44 44 Een document afdrukken Een afdruktaak annuleren 45 45 45 46 46 46 46 46 46 46 46 47 47 47 47 47 48 48 48 48 48 48 49 49 50 50 51 51 51 Een fax verzenden Faxhoofd instellen De documentinstellingen aanpassen Een fax automatisch verzenden Een fax handmatig verzenden Een verzending bevestigen Automatisch opnieuw kiezen Het laatste nummer opnieuw kiezen Een fax ontvangen De papierlade selecteren Ontvangstmodus wijzigen Automatisch ontvangen in modus Fax Handmatig ontvangen in de modus Tel Handmatig ontvangen via een intern telefoontoestel Automatisch ontvangen in modus Ant/Fax Faxen ontvangen via de modus DRPD Ontvangen in veilige ontvangstmodus Veilige ontvangstmodus inschakelen Faxen ontvangen in het geheugen Andere manieren om een fax te verzenden Groepsverzenden (een fax naar meerdere bestemmingen verzenden) Een uitgestelde fax verzenden Een fax met hoge prioriteit verzenden Faxen doorsturen Fax instellen De faxinstellingen wijzigen De standaarddocumentinstellingen wijzigen Automatisch een verzendrapport afdrukken Een adresboek aanmaken Inhoud_15 Inhoud ONDERHOUD 54 54 55 55 55 55 56 56 56 56 56 57 58 59 59 59 60 60 60 Rapporten afdrukken Een rapport afdrukken Geheugen wissen Uw apparaat reinigen De buitenkant reinigen Binnenkant reinigen Scannereenheid reinigen De cassette onderhouden Tonercassette bewaren Verwachte levensduur van de cassette Toner herverdelen De tonercassette vervangen Het bericht Toner op wissen Te onderhouden onderdelen Verbruiksartikelen controleren Rubber van de ADI vervangen Uw apparaat vanop de website beheren Zo krijgt u toegang tot SyncThru™ Web Service Het serienummer van het apparaat controleren 61 61 61 62 62 62 62 63 63 63 64 64 65 68 68 68 70 72 73 73 73 74 74 76 Tips om papierstoringen te voorkomen Vastgelopen papier verwijderen Papierstoring in het invoergedeelte Papierstoring aan uitgang Papierstoring bij de roller Vastgelopen papier verwijderen In het papierinvoergedeelte In de lade voor handmatige invoer Rond de tonercassette In het papieruitvoergebied Rond de duplex-eenheid In de optionele lade Informatie over berichten op het display Andere problemen oplossen Papierinvoer Afdrukproblemen Problemen met de afdrukkwaliteit Problemen met kopiëren Problemen met scannen Problemen met Samsung Scan Manager Problemen met faxen Algemene Windows-problemen Algemene Linux-problemen Veel voorkomende Macintosh-problemen 77 77 77 Verbruiksartikelen Toebehoren Aanschafmogelijkheden TOEBEHOREN INSTALLEREN 78 78 78 78 Voorzorgsmaatregelen die u in acht moet nemen bij de installatie van accessoires Een geheugenmodule upgraden Een geheugenmodule installeren 54 PROBLEMEN OPLOSSEN 61 VERBRUIKSARTIKELEN EN ACCESSOIRES BESTELLEN 77 16_Inhoud Inhoud SPECIFICATIES 79 79 79 79 Hardwarespecificaties Omgevingsvoorwaarden Elektrische specificaties VERKLARENDE WOORDENLIJST 80 INDEX 85 CONTACT SAMSUNG WORLDWIDE 87 Inhoud_17 Inleiding Hieronder ziet u waar de belangrijkste onderdelen van het apparaat zich bevinden: In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen: • • • Overzicht van de printer Overzicht van het bedieningspaneel Informatie over de Status-LED • • • Menuoverzicht Meegeleverde software Eigenschappen van het printerstuurprogramma Overzicht van de printer Voorkant Achterkant 1 Breedtegeleiders voor documenten 9 Documentuitvoerlade 2 Klep van de ADI 10 Indicator papierniveau 3 Bedieningspaneel 11 Optionele lade 2 4 Steun voor papieruitvoer 12 Tonercassette 5 Voorklep 13 Papierbreedtegeleiders van de lade voor handmatige invoer 6 Lade voor handmatige invoer 14 Scannerdeksel 7 Lade 1 15 Glasplaat van de scanner 8 Documentinvoerlade 18_Inleiding 1 Aansluiting telefoonlijn 6 Greep 2 Uitgang voor intern telefoontoestel (EXT) 7 Klep moederbord 3 USB-poort 8 Achterklep 4 Netwerkpoort 9 Aansluiting netsnoer 5 15-pinsaansluiting voor optionele lade 10 Stroomschakelaar Overzicht van het bedieningspaneel U kunt beide zijden van een document, bijvoorbeeld een identiteitsbewijs, kopiëren op een enkel vel papier. Zie pagina 39. 1 ID Copy 2 Reduce/Enlarge Hiermee maakt u een kopie kleiner of groter dan het origineel. 3 Display Toont de huidige status en houdt u op de hoogte tijdens het gebruik. 4 Status Hier wordt de status van het apparaat weergegeven. Zie pagina 20. 5 Fax Activeert de faxmodus. 6 Copy Activeert de kopieermodus. 7 Scan Activeert de scanmodus. 8 Menu Hiermee opent u de menumodus en bladert u door de beschikbare menu’s. 9 Linker/rechter pijl Hiermee bladert u door de beschikbare opties in het geselecteerde menu en verhoogt of verlaagt u de waarden. 10 OK Hiermee bevestigt u de selectie op het scherm. 11 Back Hiermee keert u terug naar het bovenliggende menu. 12 Cijfertoetsen Hiermee kiest u een nummer of voert u alfanumerieke tekens in. Zie pagina 28. 13 Address Book Hiermee kunt u vaak gebruikte faxnummers en e-mailadressen in het geheugen opslaan. 14 Redial/Pause Hiermee kiest u het laatste nummer opnieuw (in gereedmodus) of voegt u een pauze in een faxnummer in (in de bewerkingsmodus). On Hook Dial Hiermee opent u de telefoonlijn. 16 Stop/Clear Hiermee onderbreekt u een activiteit die wordt uitgevoerd. Hiermee kunt u in gereedmodus de kopieeropties (zoals de helderheid, het type document, het kopieerformaat en het aantal exemplaren) wissen/annuleren. 17 Start Hiermee start u een taak. 15 • • Het kan zijn dat de afbeeldingen in deze gebruikershandleiding niet geheel overeenkomen met uw apparaat. Dit is afhankelijk van de opties en het model. Als u een groot aantal pagina’s tegelijk afdrukt, kan het oppervlak van de uitvoerlade heet worden. Let erop dat u het oppervlak niet aanraakt en zorg ervoor dat kinderen niet in de buurt komen. Inleiding_19 Informatie over de Status-LED De kleur van de Status-LED geeft de huidige status van het apparaat weer. STATUS Uit Groen Knippert OMSCHRIJVING • • Het apparaat is uitgeschakeld. Het apparaat staat in de energiebesparende modus. Wanneer er gegevens binnenkomen of een knop wordt ingedrukt, gaat het apparaat automatisch online. • Wanneer het groene lampje traag knippert, is het apparaat bezig met het ontvangen van gegevens van de computer. Als het groene LED snel knippert, is het apparaat bezig met afdrukken. • Rood Aan • Het apparaat is ingeschakeld en klaar voor gebruik. Knippert • Er is een kleine storing opgetreden en het apparaat wacht tot het probleem is verholpen. Controleer het bericht op het display en raadpleeg "Informatie over berichten op het display" op pagina 65 om het probleem op te lossen. De tonercassette is bijna leeg. Een nieuwe tonercassette bestellen, zie "Verbruiksartikelen en accessoires bestellen" op pagina 77. U kunt de afdrukkwaliteit tijdelijk verbeteren door de toner opnieuw te verdelen. Zie "De tonercassette vervangen" op pagina 57. • Aan • • Er is een probleem opgetreden, zoals een papierstoring, een openstaande klep of geen papier in de lade, waardoor het apparaat niet kan doorgaan met de uitvoering van de taak. Controleer het bericht op het display en ga naar "Informatie over berichten op het display" op pagina 65 om het probleem op te lossen. De tonercassette heeft de geschatte gebruiksduur bijna bereikt. De tonercassette is leeg of moet worden vervangen. Zie "Informatie over berichten op het display" op pagina 65. Controleer altijd het bericht op het display voor het oplossen van het probleem. Aan de hand van de aanwijzingen onder Probleemoplossing kunt u ervoor zorgen dat het apparaat weer naar behoren werkt. Zie "Informatie over berichten op het display" op pagina 65 voor meer informatie. 20_Inleiding Menuoverzicht Het bedieningspaneel biedt toegang tot verschillende menu’s voor instelling en gebruik van het apparaat. Druk op Menu om toegang te krijgen tot deze menu’s. Raadpleeg onderstaand diagram. Afhankelijk van uw opties of model zullen sommige menu’s mogelijk niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze menu’s niet van toepassing op uw apparaat. . Faxfunctie Tonersterkte Resolutie Meerdere verz. Uitgest. verz. Prior. verz. Naar ander nr. Ontv. doorst. Veilige ontv. Pag. toevoegen Taak annuleren Faxinstel. Verzending Aant. kiespog. Opn. kiezen na Kenget. kiezen ECM-modus Transm.rapport TCR voor afb. Kiesmodus Ontvangst Ontvangstmodus Opn. na bels. Faxinstel. (Vervolg) Ontv.g. stemp. Startc. ontv. Aut. verklein. Grootte neger. Inst. ong. fax DRPD-modus Dubbelz. afdr. St.inst. wijz. Resolutie Tonersterkte Autom. rapport Kopieerfunctie Verkl./vergr. Tonersterkte Oorspr. type Lay-out Normaal 2 pagina's/vel 4 pagina's/vel ID kopie Poster kopier. Meer op 1 vel Achtergrondkl. Kopieerinstel. Dubbelz. afdr. St.inst. wijz. Exemplaren Kopieen sort. Verkl./vergr. Tonersterkte Oorspr. type Netwerk TCP/IP Ethernet-snel. Instel. wissen Netwerkinform. Systeeminst. Systeeminst. (Vervolg) Apparaatinst. Apparaat-id Nr. van faxapp. Datum en tijd Klokmodus Taal Standaardmodus Energ.spaarst. Time-out Time-out taak Luchtdrukcorr. Tonerbesparing Papierinstel. Papierformaat Type papier Papierinvoer Breed A4 Geluid/Volume Toetsgeluid Waarsch.geluid Luidspreker Belsignaal Systeeminst. (Vervolg) Systeeminst. (Vervolg) Instel. wissen Alle instel. Faxinstel. Kopieerinstel. Scaninstel. Systeeminst. Netwerkinstel. Telefoonlijst Verzendrapport Ontvangstrapp. Rapport Alle rapporten Configuratie Telefoonlijst Transm.rapport Verzendrapport Ontvangstrapp. Geplande taken Rap. ong. fax. Netwerkinform. Gebr.ver.lijst Onderhoud Toner Op wis. Toner op neg. Gebruiksduur Serienummer Papier stapel. Inleiding_21 Meegeleverde software Eigenschappen van het printerstuurprogramma U moet de printer- en scannersoftware installeren vanaf de meegeleverde cd nadat u het apparaat hebt geïnstalleerd en op uw computer hebt aangesloten. De cd-rom bevat de volgende software: De printerstuurprogramma’s ondersteunen de volgende standaardfuncties: • Selectie van papierrichting, formaat, bron en afdrukmateriaal • Aantal exemplaren U kunt bovendien verschillende speciale afdrukfuncties gebruiken. De onderstaande tabel geeft een algemeen overzicht van de functies die door de printerstuurprogramma’s worden ondersteund. Een aantal modellen of besturingssystemen ondersteunen (een) bepaalde functie(s) uit de tabel mogelijk niet. CD Cd-rom met printersoft ware INHOUD Windows • • • • • Linux • • • Macintosh • • • Printerstuurprogramma: Gebruik dit stuurprogramma om de functies van uw printer ten volle te benutten. Scannerstuurprogramma: Voor het scannen van documenten zijn TWAIN- en WIAstuurprogramma’s (Windows Image Acquisition) beschikbaar. Smart Panel: Dit programma geeft de status van het apparaat weer en waarschuwt u wanneer er een fout optreedt tijdens het afdrukken. SmarThru Officea: Dit is de meegeleverde, op Windows-gebaseerde software voor uw multifunctionele apparaat. SetIP: Met dit programma kunt u de TCP/IP-adressen van uw apparaat instellen. Printerstuurprogramma: Gebruik dit stuurprogramma om de functies van uw printer ten volle te benutten. SANE: Stuurprogramma voor het scannen van documenten. Smart Panel: Dit programma geeft de status van het apparaat weer en waarschuwt u wanneer er een fout optreedt tijdens het afdrukken. Printerstuurprogramma: Gebruik dit stuurprogramma om de functies van uw printer ten volle te benutten. Scannerstuurprogramma: TWAINstuurprogramma voor het scannen van documenten op uw apparaat. Smart Panel: Dit programma geeft de status van het apparaat weer en waarschuwt u wanneer er een fout optreedt tijdens het afdrukken. a. Voor het bewerken van gescande afbeeldingen met behulp van een krachtig beeldbewerkingsprogramma en voor het verzenden van afbeeldingen per e-mail. U kunt ook andere beeldbewerkingsprogramma’s openen vanuit SmarThru, zoals Adobe Photoshop. Raadpleeg de Help-functie van het meegeleverde SmarThruprogramma voor meer informatie. 22_Inleiding Printerstuurprogramma FUNCTIE WINDOWS LINUX MACINTOSH Optie printerkwaliteit O O O Poster afdrukken O X X Meerdere pagina’s per vel (N-up) O O (2, 4) O Afdruk aan pagina aanpassen O X X Afdrukken op schaal O X O Andere lade voor eerste pagina O X X Watermerk O X X Overlay O X X Dubbelzijdig O O O Aan de slag In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u het apparaat instelt. In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen: • • • De hardware installeren Systeemvereisten Het netwerk installeren De hardware installeren In deze sectie worden de stappen getoond die noodzakelijk zijn voor het installeren van de hardware. Dit wordt uitgelegd in de Beknopte installatiehandleiding. Lees de Beknopte installatiehandleiding door en voer de volgende stappen uit. 1. Kies een stabiele locatie. Kies een vlak, stabiel oppervlak met voldoende ruimte voor luchtcirculatie rond het apparaat. Laat extra ruimte vrij voor het openen van kleppen en papierladen. Plaats het apparaat in een ruimte die voldoende geventileerd is, maar niet in direct zonlicht, vlak bij een warmte- of koudebron of op een vochtige plek. Plaats het apparaat niet te dicht bij de rand van een bureau of tafel. • • De software installeren Basisinstellingen van het apparaat 2. Haal het apparaat uit de verpakking en controleer alle meegeleverde artikelen. 3. Verwijder de tape rond het apparaat. 4. Plaats de tonercassette. 5. Plaats papier. (Zie "Papier plaatsen" op pagina 35.) 6. Controleer of alle kabels op het apparaat zijn aangesloten. 7. Zet het apparaat aan. • • Als u het apparaat verplaatst, mag u het niet ondersteboven of op zijn kant houden. Er kan dan toner vrijkomen binnenin het apparaat waardoor er schade aan het apparaat kan ontstaan of waardoor de afdrukkwaliteit kan verslechteren. Dit apparaat werkt niet wanneer de netstroom uitvalt. Systeemvereisten Het systeem moet aan de volgende vereisten voldoen: Windows Het apparaat ondersteunt de volgende Windows-besturingssystemen. VEREISTEN (AANBEVOLEN) BESTURINGSSYSTEEM U kunt afdrukken tot op een hoogte van 1.000 m. Raadpleeg de hoogteinstelling om uw afdrukken te optimaliseren. Zie "Hoogteaanpassing" op pagina 27 voor meer informatie. Plaats het apparaat op een vlak, stabiel oppervlak en zorg ervoor dat het zeker niet meer dan 2 mm schuin staat. Zo vermijdt u dat afdrukkwaliteit nadelig beïnvloed wordt. PROCESSOR RAM VRIJE HDD-RUIMTE Windows 2000 Pentium II 400 MHz (Pentium III 933 MHz) 64 MB (128 MB) 600 MB Windows XP Pentium III 933 MHz (Pentium IV 1 GHz) 128 MB (256 MB) 1,5 GB Windows Server 2003 Pentium III 933 MHz (Pentium IV 1 GHz) 128 MB (512 MB) 1,25 GB tot 2 GB Windows Vista Pentium IV 3 GHz 512 MB (1.024 MB) 15 GB • • Internet Explorer 5.0 of hoger is minimaal vereist voor alle Windows-besturingssystemen. Gebruikers kunnen de software installeren als ze beheerdersrechten hebben. Aan de slag _23 Het netwerk installeren Macintosh VEREISTEN (AANBEVOLEN) BESTURING S-SYSTEEM Mac OS X 10.3 ~ 10.4 Mac OS X 10.5 PROCESSOR • • • • Mac OS X 10.6 • Intelprocessor Power PC G4/G5 RAM • • 128 MB voor een MAC op basis van PowerPC (512 MB) 512 MB voor een MAC op basis van Intel (1 GB) Intelprocessor 867 MHz of sneller PowerPC G4/G5 512 MB (1 GB) Intelprocessor 1 GB (2 GB) VRIJE HDD-RU IMTE 1 GB 1 GB VEREISTEN Besturingssysteem RedHat Enterprise Linux WS 4, 5 (32/64 bits) Fedora Core 2-10 (32/64 bit) SuSE Linux 9.1 (32 bit) OpenSuSE 9.2, 9.3, 10.0, 10.1, 10.2, 10.3, 11.0, 11.1 (32/64 bit) Mandrake 10.0, 10.1 (32/64 bit) Mandriva 2005, 2006, 2007, 2008, 2009 (32/64 bit) Ubuntu 6.06, 6.10, 7.04, 7.10, 8.04, 8.10 (32/64 bit) SuSE Linux Enterprise Desktop 9, 10 (32/64 bits) Debian 3.1, 4.0, 5.0 (32/64 bit) PROCESSOR Pentium IV 2.4 GHz (IntelCore2) RAM 512 MB (1.024 MB) Vrije HDD-ruimte 1 GB (2 GB) • U moet een swappartitie van 300 MB of meer vastleggen om met grote gescande afbeeldingen te kunnen werken. Het Linux-stuurprogramma voor de scanner ondersteunt de maximale optische resolutie. Informatie over open broncode is beschikbaar op de website van Samsung (www.samsung.com). 24_Aan de slag De volgende tabel toont de netwerkomgevingen die het apparaat ondersteunt: VEREISTEN Netwerkinterface • Ethernet 10/100 Base-TX Netwerkbesturingssysteem • • • Windows 2000/XP/2003/Vista Diverse Linux-besturingssystemen Mac OS 10.3 ~ 10.6 Netwerkprotocollen • • • • • • • TCP/IP Standard TCP/IP LPR IPP/HTTP Bonjour DHCP BOOTP 1 GB ONDERDEEL • Ondersteunde besturingssystemen ONDERDEEL Linux • U moet de netwerkprotocollen installeren op het apparaat om het te kunnen gebruiken als netwerkprinter. U kunt de basisnetwerkinstellingen opgeven via het bedieningspaneel van het apparaat. Als u het DHCP-netwerkprotocol wilt instellen, downloadt u van de webpagina http://developer.apple.com/networking/bonjour/download/ het Bonjour-programma dat geschikt is voor het besturingssysteem van uw computer en installeert u het programma. Via dit programma kunt u de netwerkparameters automatisch instellen. Volg de instructies in het installatievenster. Dit programma biedt geen ondersteuning voor Linux. Netwerkprotocol configureren via het apparaat Werken met het SetIP-programma U kunt de TCP/IP-netwerkparameters instellen. Volg hiervoor onderstaande stappen. 1. Zorg dat het apparaat is aangesloten op het netwerk met een RJ-45 Ethernet-kabel. 2. Controleer of het apparaat is ingeschakeld. 3. Druk op Menu op het bedieningspaneel tot u op de onderste regel van het display Netwerk ziet verschijnen. 4. Druk op OK om toegang te krijgen tot het menu. 5. Druk op de pijltoetsen tot TCP/IP verschijnt. 6. Druk op OK. 7. Druk op de pijltoetsen tot Statisch verschijnt. 8. Druk op OK. 9. Druk op de pijltoetsen tot IP-adres verschijnt. 10. Druk op OK. Voer een byte in tussen 0 en 255 met behulp van de cijfertoetsen en druk op de pijltoetsen om van byte naar byte te gaan. Herhaal dit tot u het adres volledig hebt ingevuld (van byte 1 tot en met byte 4). 11. Wanneer u klaar bent, drukt u op OK. Herhaal stap 9 en 10 voor de configuratie van de andere TCP/IP-parameters: subnetmasker en gateway-adres. Neem contact op met de netwerkbeheerder als u niet weet hoe u het apparaat moet configureren. Dit programma wordt gebruikt om IP-adressen van netwerkapparaten in te stellen met het MAC-adres dat het hardwareserienummer van de netwerkprinterkaart of interface is. Het wordt voornamelijk door netwerkbeheerders gebruikt om de IP-adressen van meerdere netwerkapparaten tegelijk in te stellen. U kunt de netwerkinstellingen ook opgeven via de netwerkbeheerprogramma’s. • SyncThru™ Web Admin Service: Een webgebaseerd afdrukbeheersysteem voor netwerkbeheerders. SyncThru™ Web Admin Service: hiermee kunt u netwerkapparaten op een efficiënte manier beheren, vanop afstand netwerkapparaten controleren en problemen oplossen vanaf iedere plek waar u internettoegang hebt tot het bedrijfsnetwerk. U kunt dit programma downloaden van http://solution.samsungprinter.com. • SyncThru™ Web Service: Een in de netwerkafdrukserver geïntegreerde webserver om: - Netwerkparameters voor het apparaat te configureren, zodat u een verbinding kunt maken met diverse netwerkomgevingen. - Apparaatinstellingen aan te passen. • SetIP: Hulpprogramma waarmee u een netwerkinterface kunt selecteren en handmatig IP-adressen kunt configureren voor gebruik met het TCP/IP-protocol. Zie "Werken met het SetIPprogramma" op pagina 25. • • • U kunt het SetIP-programma alleen maar gebruiken als uw apparaat op een netwerk is aangesloten. De volgende procedure is gebaseerd op het besturingssysteem Windows XP. Als u in een niet-statische IP-adresomgeving werkt en een DHCP-netwerkprotocol moet installeren, surf dan naar http://developer.apple.com/networking/bonjour/download/, selecteer het Bonjour-programma voor Windows dat geschikt is voor het besturingssysteem voor uw computer en installeer het programma. Via dit programma kunt u de netwerkparameter automatisch instellen. Volg de instructies in het installatievenster. Dit programma biedt geen ondersteuning voor Linux. Het programma installeren 1. Plaats de cd met stuurprogramma’s die bij het apparaat werd geleverd. Wanneer de stuurprogramma-cd automatisch wordt uitgevoerd, sluit u het venster. 2. Start Windows Verkenner en open station X. (X staat voor de letter die aan het cd-romstation is toegewezen.) 3. Dubbelklik op Toepassing > SetIP. 4. Dubbelklik op Setup.exe om dit programma te installeren. 5. Selecteer de taal. 6. Volg de aanwijzingen in het venster om de installatie te voltooien. Het programma starten 1. Druk het rapport af met netwerkgegevens dat onder meer het MACadres van uw apparaat bevat. Zie "Rapporten afdrukken" op pagina 54. 2. Selecteer in het Windows-menu Start Alle programma’s > Samsung Network Printer Utilities > SetIP > SetIP. 3. Klik op in het venster SetIP om het dialoogvenster TCP/IP-instellingen te openen. 4. Voer het MAC-adres, IP-adres, subnetmasker en de standaardgateway van de netwerkkaart in en klik vervolgens op Toepassen. Voer het MAC-adres in zonder dubbele punt (:). 5. Als op OK klikt, drukt het apparaat de netwerkgegevens af. Bevestig of alle instellingen juist zijn. 6. Klik op Afsluiten om het programma SetIP af te sluiten. Aan de slag_25 De software installeren U moet de apparaatsoftware voor afdrukken installeren. De software bestaat uit stuurprogramma’s, toepassingen en andere gebruiksvriendelijke programma’s. • • 4. Selecteer Typische installatie voor een netwerkprinter en klik vervolgens op Volgende. De volgende procedure dient te worden gevolgd wanneer het apparaat als een netwerkapparaat wordt gebruikt. Als u een apparaat wilt verbinden door middel van een USB-kabel, raadpleegt u Software. De volgende procedure is gebaseerd op het besturingssysteem Windows XP. De te volgen procedure en het pop-upvenster dat tijdens de installatie verschijnt, kunnen verschillen afhankelijk van het besturingssysteem, de printerfunctie of de gebruikte interface. 1. Controleer of de netwerkinstellingen voor het apparaat zijn voltooid. (Zie "Het netwerk installeren" op pagina 24.) Sluit alle toepassingen op uw computer af voordat u met de installatie begint. 2. Plaats de cd-rom met printersoftware in het cd-romstation van de computer. De cd-rom start automatisch en er wordt een installatievenster weergegeven. Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op Start > Uitvoeren. Typ X:\Setup.exe, waarbij u "X" vervangt door de letter van het cd-romstation, en klik op OK. Als u Windows Vista gebruikt, klikt u op Start > Alle programma’s > Accessoires > Uitvoeren en typt u X:\Setup.exe. Als het venster Automatisch afspelen verschijnt in Windows Vista, klikt u op Uitvoeren Setup.exe in het veld Programma installeren of uitvoeren en klikt u op Doorgaan in het venster Gebruikersaccountbeheer. 3. Klik op Volgende. 5. De lijst met in het netwerk beschikbare apparaten verschijnt. Selecteer in deze lijst de printer die u wilt installeren en klik op Volgende. • • • Selecteer indiend nodig een taal in de keuzelijst. 26_Aan de slag Als uw apparaat niet in de lijst voorkomt, klikt u op Bijwerken om de lijst te vernieuwen of selecteert u TCP/IP-poort toevoegen. om uw apparaat aan het netwerk toe te voegen. Als u het apparaat aan het netwerk wilt toevoegen, moet u de poortnaam en het IP-adres voor het apparaat invoeren. Om het IP-adres of MAC-adres van uw apparaat te controleren, drukt u een netwerkconfiguratiepagina af. (Zie "Rapporten afdrukken" op pagina 54.) Selecteer Gedeelde printer (UNC) om een gedeelde netwerkprinter (UNC-pad) te vinden en voer de gedeelde naam handmatig in of zoek een gedeelde printer door te klikken op de knop Bladeren. Als u niet zeker bent van het IP-adres, neem dan contact op met uw netwerkbeheerder of druk de netwerkgegevens af. (Zie "Rapporten afdrukken" op pagina 54.) 6. Nadat de installatie is voltooid, verschijnt er een venster met de vraag of u een testpagina wilt afdrukken en of u zich wilt registreren als gebruiker van een Samsung-apparaat, zodat Samsung u hierover informatie kan toesturen. Schakel indien gewenst het desbetreffende selectievakje in en klik op Voltooien. • • Als uw apparaat na de installatie niet naar behoren werkt, probeer dan het printerstuurprogramma opnieuw te installeren. Zie Software. Tijdens de installatie van het printerstuurprogramma detecteert het installatieprogramma de locatiegegevens van het besturingssysteem en wordt het standaardpapierformaat voor het apparaat ingesteld. Als u een andere Windows-locatie gebruikt, moet u het papierformaat aanpassen aan het papier dat u standaard gebruikt. Ga naar de printereigenschappen om het papierformaat te wijzigen nadat de installatie is voltooid. Basisinstellingen van het apparaat Nadat de installatie is voltooid, kunt u de standaardinstellingen van het apparaat opgeven. Raadpleeg de volgende sectie om waarden in te stellen of te wijzigen. Hoogteaanpassing De afdrukkwaliteit wordt beïnvloed door atmosferische druk die afhankelijk is van de hoogte waarop het apparaat zich boven zeeniveau bevindt. Aan de hand van de volgende informatie kunt u uw apparaat instellen op een optimale afdrukkwaliteit. Voordat u de hoogte-instelling bepaalt, moet u controleren op welke hoogte het apparaat wordt gebruikt. 1 Normaal 2 Hoog 1. Controleer of u het printerstuurprogramma hebt geïnstalleerd met behulp van de bijgeleverde cd met printersoftware. 2. Dubbelklik op het pictogram Smart Panel in de taakbalk van Windows (of in het systeemvak van Linux). U kunt ook op Smart Panel in de statusbalk van Mac OS X klikken. 3. Klik op Instelling printer. 4. Klik op Instelling > Luchtdrukaanpassing. Selecteer de juiste waarde in de keuzelijst en klik op Toepassen. Als uw apparaat is aangesloten op een netwerk, verschijnt het scherm SyncThru Web Service automatisch. Klik op Machine Settings > Setup (of Machine Setup) > Altitude adj. Selecteer de juiste hoogte-instelling en klik op Toepassen. De taal op het display wijzigen Volg onderstaande stappen om de taal op het display te wijzigen: 1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK. 2. Druk op OK als Apparaatinst. verschijnt. 3. Druk op de pijltoetsen tot Taal verschijnt en druk op OK. 4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste taal verschijnt en druk vervolgens op OK. 5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus. Datum en tijd instellen De huidige datum en tijd worden weergegeven op het display wanneer het apparaat ingeschakeld is en klaar is voor gebruik. Op al uw faxberichten worden de datum en tijd afgedrukt. 1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK. 2. Druk op OK als Apparaatinst. verschijnt. 3. Druk op de pijltoetsen tot Datum en tijd verschijnt en druk op OK. 4. Voer de juiste tijd en datum in met behulp van de cijfertoetsen. Maand = 01 tot 12 Maand = 01 tot 31 Jaar = vereist vier cijfers Uur = 01 tot 12 (12-uursnotatie) 00 t/m 23 (24-uursnotatie) Minuut = 00 t/m 59 De datumnotatie kan verschillen van land tot land. U kunt ook de pijltoetsen gebruiken om de cursor onder het nummer te plaatsen dat u wilt corrigeren. Daarna kunt u een nieuw nummer invoeren. 5. Om VM of NM te selecteren voor de 12-uursnotatie, drukt u op de knop *of # of een andere cijfertoets. Als de cursor niet onder de AM- of PM-indicator staat, kunt u de cursor onmiddellijk naar de indicator verplaatsen door op de knop *of # te drukken. U kunt de klok ook instellen op de 24-uursnotatie (voorbeeld: 01:00 PM wordt dan weergegeven als 13:00). Raadpleeg de volgende sectie voor meer informatie. 6. Druk op OK om datum en tijd op te slaan. Als u een verkeerd nummer hebt ingevoerd, verschijnt er Buiten bereik en gaat het apparaat niet door met de volgende stap. Voer in dat geval het juiste nummer in. 7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus. De kloknotatie wijzigen U kunt uw apparaat zo instellen dat de tijd wordt weergegeven in de 12-uursnotatie of de 24-uursnotatie. 1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK. 2. Druk op OK als Apparaatinst. verschijnt. 3. Druk op de pijltoetsen tot Klokmodus verschijnt en druk op OK. 4. Druk op de pijltoetsen om de andere modus te selecteren en druk op OK. 5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus. Aan de slag_27 De standaardmodus wijzigen Alfanumerieke tekens invoeren Uw apparaat werd vooraf ingesteld op faxmodus. U kunt voor de standaardmodus schakelen tussen faxmodus en kopieermodus. 1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK. 2. Druk op OK als Apparaatinst. verschijnt. 3. Druk op de pijltoetsen tot Standaardmodus verschijnt en druk op OK. 4. Druk op de pijltoetsen tot de standaardmodus verschijnt en druk vervolgens op OK. 5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus. 1. Als u gevraagd wordt om een letter in te voeren, zoekt u de toets met het gewenste teken. Druk een aantal keren op deze toets tot het gewenste teken op het display verschijnt. Om bijvoorbeeld de letter O in te voeren, drukt u op 6, de toets met opschrift MNO. Elke keer dat u op 6 drukt, verschijnt op het display een andere letter, M, N, O, m, n, o en tot slot 6. U kunt ook speciale tekens invoeren (spatie, plusteken, enz.). Raadpleeg onderstaande sectie voor meer informatie. 2. Als u nog meer letters wilt invoeren, herhaalt u stap 1. Als op dezelfde knop de volgende letter staat, verplaatst u de cursor door op de rechter pijltoets te drukken en vervolgens op de knop met de gewenste letter. De cursor gaat naar rechts en het volgende teken verschijnt op het display. U kunt een spatie invoeren door op de rechterpijltoets te drukken. 3. Na het invoeren van de letters drukt u op OK. Geluiden instellen U kunt de volgende geluidsinstellingen aanpassen: • Toetsgeluid: Schakelt het geluid van de toetsen aan of uit. Wanneer deze optie Aan staat, klinkt er een toon telkens als er een toets wordt ingedrukt. • Waarsch.geluid: Schakelt het alarmsignaal aan of uit. Wanneer deze optie Aan staat, klinkt er een alarmsignaal als er een fout optreedt of na verzending of ontvangst van een fax. • Luidspreker: Schakelt weergave van geluiden van de telefoonlijn via de luidspreker (bijv. een kiestoon of een faxsignaal) aan of uit. Als deze optie ingesteld is op Communicatie blijft de luidspreker ingeschakled tot het andere apparaat reageert. U kunt het volume regelen met behulp van • On Hook Dial. Letters en cijfers op het toetsenblok TOETS TOEGEWEZEN CIJFERS, LETTERS OF TEKENS 1 @ / . ‘ 1 2 A B C a b c 2 3 Belsignaal: Stelt het volume van de beltoon in. Het beltoonvolume kunt u instellen op Uit, Laag, Midden en Hoog. D E F d e f 3 4 G H I g h i 4 Luidspreker, beltoon, toetsgeluid en alarmsignaal 5 J K L j k l 5 6 M N O m n o 6 7 P Q R S p q r s 7 8 T U V t 9 W X Y Z w x y z 0 & 1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK. 2. Druk op de pijltoetsen tot Geluid/Volume verschijnt en druk op OK. 3. Druk op de pijltoetsen tot de geluidsoptie verschijnt en druk vervolgens op OK. 4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste status of het gewenste volume voor het geselecteerde geluid verschijnt en druk vervolgens op OK. 5. Herhaal indien nodig stap 3 tot en met 5 om andere geluiden in te stellen. 6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus. Luidsprekervolume 1. Druk op On Hook Dial. U hoort een kiestoon uit de luidspreker. 2. Druk op de pijltoetsen tot u het gewenste volume hebt. 3. Druk op Stop/Clear om de wijziging op te slaan en terug te keren naar gereedmodus. U kunt het volume van de luidspreker alleen wijzigen als de telefoonlijn is aangesloten. Tekens via het numerieke toetsenblok invoeren U zult voor verschillende taken namen en nummers moeten invoeren. Bij de installatie van uw apparaat moet u bijvoorbeeld uw naam of de naam van uw bedrijf en uw faxnummer invoeren. Als u faxnummers of e-mailadressen in het geheugen opslaat, kunt u ook de bijbehorende namen invoeren. 28_Aan de slag + - , u v 8 9 0 Cijfers of namen corrigeren Als u zich bij het invoeren van een nummer of naam hebt vergist, drukt u op de linker pijltoets om het laatste cijfer of teken te wissen. Voer vervolgens het juiste cijfer of teken in. Een pauze invoegen Bij sommige telefooncentrales moet u eerst een toegangscode (bijvoorbeeld een 9) intoetsen en vervolgens wachten tot u een tweede kiestoon hoort. In dergelijke gevallen moet u in het telefoonnummer een pauze invoegen. U kunt een pauze invoegen bij het instellen van snelknoppen of snelkiesnummers. Om een pauze in te voegen, drukt u op Redial/Pause tijdens het invoeren van het telefoonnummer. Een "-" verschijnt op het display op de overeenkomstige locatie. Gebruik van de energiebesparende modus Tonerspaarstand In de tonerspaarstand beperkt het apparaat de hoeveelheid toner per afgedrukte pagina. Zo gaat uw tonercassette langer mee dan in normale modus. Dit gaat evenwel ten koste van de afdrukkwaliteit. 1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK. 2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt. 3. Druk op linker/rechterpijl totdat Tonerbesparing verschijnt en druk op OK. 4. Druk op linker/rechterpijl totdat de gewenste tijdinstelling verschijnt en druk vervolgens op OK. 5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus. 7. Selecteer het gewenste lettertype in de lijst Tekenreeks. 8. Klik op Toepassen. Hieronder vindt u de lettertypelijst voor de respectieve talen. • Russisch: CP866, ISO 8859/5 Latin Cyrillic • Hebreeuws: Hebrew 15Q, Hebrew-8, Hebrew-7 (alleen voor Israël) • Grieks: ISO 8859/7 Latin Greek, PC-8 Latin/Greek • Arabisch & Farsi: HP Arabic-8, Windows Arabic, Code Page 864, Farsi, ISO 8859/6 Latin Arabic • OCR: OCR-A, OCR-B Energiebesparende modus Als u de energiebesparende modus inschakelt, verbruikt het apparaat minder energie wanneer het niet wordt gebruikt. U kunt deze modus inschakelen en aangeven hoe lang het apparaat na afloop van een afdrukopdracht moet wachten voordat de energiebesparende modus wordt geactiveerd. 1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK. 2. Druk op OK als Apparaatinst. verschijnt. 3. Druk op de pijltoetsen tot Energ.spaarst. verschijnt en druk op OK. 4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste tijdsinstelling verschijnt en druk vervolgens op OK. 5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus. Time-out van afdruktaak instellen U kunt instellen hoe lang één afdruktaak actief is voordat er moet worden afgedrukt. Het apparaat verwerkt inkomende gegevens als één taak als deze binnen de opgegeven tijd binnenkomen. Als er een fout optreedt bij het verwerken van gegevens die afkomstig zijn van de computer en de gegevensstroom wordt onderbroken, dan wacht het apparaat gedurende de opgegeven duur en annuleert het de afdruktaken indien de gegevensstroom niet opnieuw op gang komt. 1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK. 2. Druk op OK als Apparaatinst. verschijnt. 3. Druk op de pijltoetsen tot Time-out taak verschijnt en druk op OK. 4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste tijdsinstelling verschijnt en druk vervolgens op OK. 5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus. Het lettertype wijzigen Het apparaat is standaard ingesteld op het lettertype dat in uw regio of land wordt gebruikt. Als u het lettertype wilt wijzigen of als u het lettertype wilt instellen in een speciale omgeving (bijv. onder DOS), kunt u de lettertype-instelling als volgt wijzigen: 1. Controleer of u het printerstuurprogramma hebt geïnstalleerd vanaf de meegeleverde cd-rom met software. 2. Dubbelklik op het Smart Panel-pictogram op de taakbalk van Windows. 3. Klik op Instelling printer. 4. Klik op Emulatie. 5. Bevestig of PCL is geselecteerd in Emulatie-instelling. 6. Klik op Instelling. Aan de slag_29 Originelen en afdrukmateriaal plaatsen In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u originelen en afdrukmateriaal in het apparaat plaatst. In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen: • • • • Originelen plaatsen Afdrukmateriaal selecteren Het formaat van het papier in de papierlade wijzigen Papier plaatsen Originelen plaatsen Als u een document wilt kopiëren, scannen of faxen, legt u het op de glasplaat of in de ADI (Automatische DocumentInvoer). Op de glasplaat van de scanner Zorg ervoor dat er geen originelen in de ADI liggen. Als een origineel wordt gedetecteerd in de ADI, zal het voorrang krijgen boven het origineel op de glasplaat. Voor de beste scankwaliteit, vooral bij afbeeldingen in kleur of grijstinten, gebruikt u bij voorkeur de glasplaat. 1. Licht het deksel van de scanner op. 2. Plaats het origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat en leg het in één lijn met de markering in de linker bovenhoek van de plaat. 30_Originelen en afdrukmateriaal plaatsen • • • Afdrukken op speciale afdrukmaterialen De uitvoersteun aanpassen Papierformaat en -type instellen 3. Sluit het deksel van de scanner. • • • Het openlaten van het deksel van de scanner bij het kopiëren kan een impact hebben op de kopieerkwaliteit en het tonerverbruik. Stof op de glasplaat kan leiden tot zwarte vlekken op de afdruk. Houd de glasplaat schoon. Om een pagina uit een boek of tijdschrift te kopiëren, opent u het deksel van de scanner tot tegen de aanslag en sluit u het daarna weer. Als het boek of tijdschrift dikker is dan 30 mm, kopieert u met het deksel open. In de ADI In de ADI kunt u tot 50 vellen papier (75 g/m2) per taak invoeren. Als u de automatische documentinvoer gebruikt: • In de ADI: Gebruik geen papier dat kleiner is dan 142 x 148 mm of groter dan 216 x 356 mm. • Vermijd gebruik van de volgende papiersoorten: - carbonpapier of doordrukpapier - gecoat papier - licht doorschijnend papier of dun papier - gekreukt of verfrommeld papier - gekruld of opgerold papier - gescheurd papier • Verwijder alle nietjes en paperclips voor u het papier plaatst. • Controleer of eventuele lijm, inkt of correctievloeistof op het papier volledig droog is voordat u het plaatst. • Plaats geen originelen van verschillend formaat of gewicht. • Plaats geen boekjes, foldertjes, transparanten of documenten met andere afwijkende eigenschappen. 1. Buig de papierstapel of waaier het papier uit om de pagina’s van elkaar te scheiden voor u de originelen plaatst. 2. Plaats het origineel in de ADI met de bedrukte zijde naar boven. Zorg ervoor dat de onderkant van de stapel originelen samenvalt met de markering voor het papierformaat op de invoerlade. 3. Stel de breedtegeleiders in overeenkomstig het papierformaat. Afdrukmateriaal selecteren U kunt afdrukken op verschillende afdrukmaterialen, waaronder normaal papier, enveloppen, etiketten en transparanten. Gebruik uitsluitend afdrukmaterialen die voldoen aan de in deze gebruikershandleiding vermelde richtlijnen. Als u afdrukmaterialen gebruikt die niet aan deze richtlijnen voldoen, kan dit de volgende problemen veroorzaken: • Slechte afdrukkwaliteit • Vastlopen van het papier • Versnelde slijtage van het apparaat De eigenschappen van het papier, zoals gewicht, samenstelling, vezel- en vochtgehalte, zijn van grote invloed op de prestaties van het apparaat en op de afdrukkwaliteit. Houd bij de keuze van afdrukmateriaal rekening met het volgende: • Het type, formaat en gewicht van het afdrukmateriaal voor uw apparaat worden verderop in deze sectie besproken. • Gewenst resultaat: Het afdrukmateriaal dat u kiest, moet geschikt zijn voor het doel. • Helderheid: Sommige afdrukmaterialen zijn witter dan andere en leveren scherpere en helderdere afbeeldingen op. • Gladheid van het oppervlak: De gladheid van het afdrukmateriaal bepaalt hoe scherp de afdrukken eruit zien op papier. • • Het is mogelijk dat bepaalde afdrukmaterialen voldoen aan alle hier genoemde richtlijnen maar toch geen bevredigende resultaten opleveren. Dit kan het gevolg zijn van onjuiste bediening, een ongeoorloofd temperatuur- en vochtigheidsniveau of andere variabele omstandigheden waarover Samsung geen controle heeft. Controleer voor u grote hoeveelheden afdrukmateriaal aanschaft of het voldoet aan de vereisten die in deze gebruikershandleiding worden vermeld. Het gebruik van afdrukmaterialen die niet aan deze specificaties voldoen, kan problemen veroorzaken die reparaties vereisen. Zulke reparaties vallen niet onder de garantie of onderhoudscontracten van Samsung. Als er stof op de glasplaat van de automatische documentinvoer ligt, is het mogelijk dat er op de afdruk zwarte strepen verschijnen. Houd de glasplaat schoon. Originelen en afdrukmateriaal plaatsen_31 Specificaties over afdrukmateriaal TYPE FORMAAT Letter 216 x 279 mm • Legal 216 x 356 mm • US Folio 216 x 330 mm A4 210 x 297 mm Oficio 216 x 343 mm JIS B5 182 x 257 mm ISO B5 176 x 250 mm Executive 184 x 267 mm A5 148 x 210 mm A6 105 x 148 mm Monarch-enveloppen 98 x 191 mm Envelop No.10 105 x 241 mm DL-enveloppe 110 x 220 mm C5-enveloppe 162 x 229 mm C6-enveloppe 114 x 162 mm Transparanten Letter, A4 Etiketten Kaarten Normaal papier CAPACITEITb GEWICHTa AFMETINGEN 60 tot 105 g/m2 voor de lade. 60 tot 163 g/m2 in de lade voor handmatige invoer. • • • 250 vellen papier van 80 g/m2 voor de lade. 1 vel voor de lade voor handmatige invoer. 250 vellen papier van 80 g/m2 voor de optionele lade. 1 vel voor de lade voor handmatige invoer. 75 tot 90 g/m2 1 vel voor de lade voor handmatige invoer. Raadpleeg de sectie Normaal papier 138 tot 146 g/m2 1 vel voor de lade voor handmatige invoer. Letter, Legal, US Folio, A4, JIS B5, ISO B5, Executive, A5, A6 Raadpleeg de sectie Normaal papier 120 tot 150 g/m2 1 vel voor de lade voor handmatige invoer. Letter, Legal, US Folio, A4, JIS B5, ISO B5, Executive, A5, A6 Raadpleeg de sectie Normaal papier 105 tot 163 g/m2 1 vel voor de lade voor handmatige invoer. Minimaal formaat (aangepast) 66 x 127 mm 60 tot 163 g/m2 Maximaal formaat (aangepast) 216 x 356 mm Enveloppen a. Gebruik de lade voor handmatige invoer voor afdrukmateriaal dat zwaarder is dan 105 g/m2. b. De maximale capaciteit kan verschillen en is afhankelijk van het gewicht en de dikte van het afdrukmateriaal en de omgevingsomstandigheden. 32_Originelen en afdrukmateriaal plaatsen Formaten van afdrukmaterialen die in elke modus worden ondersteund MODUS FORMAAT INVOER Kopieermodus Letter, A4, Legal, Oficio, US Folio, Executive, JIS B5, A5, A6 • • • lade 1 optionele lade 2 handmatige invoer Afdrukmodus Het apparaat ondersteunt alle formaten • • • lade 1 optionele lade 2 handmatige invoer Faxmodus Letter, A4, Legal • • lade 1 optionele lade 2 Dubbelzijdig afdrukkena Letter, A4, Legal, US Folio, Oficio • • lade 1 optionele lade 2 Richtlijnen voor speciale afdrukmaterialen TYPE AFDRUKMATERIAAL Enveloppen RICHTLIJNEN • a. 75 tot 90 g/m2 • • • • • Of enveloppen naar behoren worden bedrukt, is afhankelijk van de kwaliteit van de enveloppen. Houd bij de keuze van enveloppen rekening met de volgende factoren: - Gewicht: Het gewicht van het enveloppenpapier mag niet meer dan 90 g/m2 bedragen, anders kan een papierstoring optreden. - Ontwerp: Voor het afdrukken moeten de enveloppen plat worden gelegd. Ze mogen niet meer dan 6 mm omkrullen en ze mogen geen lucht bevatten. - Toestand: De enveloppen mogen niet gekreukt, gescheurd of anderszins beschadigd zijn. - Temperatuur: U moet enveloppen gebruiken die bestand zijn tegen de hitte en druk die tijdens het afdrukproces in het apparaat ontstaan. Gebruik alleen goed gevormde enveloppen met scherpe vouwen. Gebruik geen afgestempelde enveloppen. Gebruik geen enveloppen met sluithaakjes, knipsluitingen, vensters, gecoate binnenbekleding, zelfklevende sluitingen of andere synthetische materialen. Gebruik geen beschadigde enveloppen of enveloppen van slechte kwaliteit. Controleer of de naad aan beide uiteinden van de envelop helemaal doorloopt tot in de hoek. 1 Aanvaardbaar 2 Onaanvaardbaar • • • Enveloppen met een verwijderbare strip of met meer dan één zelfklevende vouwbare klep moeten van een kleefmiddel zijn voorzien dat 0,1 seconde lang de fixeertemperatuur van het apparaat kan weerstaan. Raadpleeg de specificaties van uw apparaat om de fixeertemperatuur te kennen (zie pagina 79). De extra kleppen en strips kunnen kreuken, scheuren en papierstoringen veroorzaken, en kunnen zelfs de fixeereenheid beschadigen. Voor de beste afdrukkwaliteit plaatst u de marges niet dichter dan 15 mm van de rand van de envelop. Druk niet af op de plaats waar de naden van de envelop samenkomen. Originelen en afdrukmateriaal plaatsen_33 TYPE AFDRUKMATERIAAL Etiketten RICHTLIJNEN • • • • Kaarten of materiaal van afwijkende grootte • Voorbedrukt papier • • • • • Om beschadigingen aan het apparaat te voorkomen, gebruikt u bij voorkeur alleen etiketten voor laserprinters. - Bij de keuze van etiketten dient u rekening te houden met de volgende factoren: - Kleefstoffen: Het kleefmiddel moet stabiel zijn bij de fixeertemperatuur van het apparaat. Raadpleeg de specificaties van uw apparaat om de fixeertemperatuur te kennen (zie pagina 79). - Schikking: Gebruik uitsluitend etiketvellen waarbij tussen de etiketten het rugvel niet blootligt. Bij etiketvellen met ruimte tussen de etiketten kunnen de etiketten loskomen van de rugvel. Dit kan ernstige papierstoringen veroorzaken. - Krullen: Voor het afdrukken moeten de etiketten plat worden gelegd en mogen ze niet meer dan 13 mm omkrullen. - Toestand: Gebruik geen etiketten die gekreukt zijn, blaasjes vertonen of loskomen van het rugvel. Let op dat er tussen de etiketten geen zelfklevend materiaal blootligt. Blootliggende delen kunnen ertoe leiden dat etiketten tijdens het afdrukken loskomen, waardoor het papier kan vastlopen. Ook kunnen hierdoor onderdelen van het apparaat beschadigd raken. Plaats geen gebruikte etiketvellen in het apparaat. De klevende achterzijde mag slechts een keer door het apparaat worden gevoerd. Gebruik geen etiketten die loskomen van het rugvel, blaasjes vertonen, gekreukt of anderszins beschadigd zijn. Het formaat van het papier in de papierlade wijzigen Als u extra lang papier, bijvoorbeeld van het formaat Legal, in de lade plaatst, moet u de lengtegeleider aanpassen om de papierlade te verlengen. 1 2 3 4 Papierlengtegeleider Geleider voor de ondersteuning Vergrendeling van de geleider Papierbreedtegeleiders 1. Houd de vergrendeling van de geleider ingedrukt en schuif de lengtegeleider tot in de gleuf voor het gewenste papierformaat. Het is vooraf ingesteld op Letter- of A4-formaat al naargelang het land. 2. Nadat u het papier in de lade hebt geplaatst, stelt u de geleider voor ondersteuning zodanig in dat deze de stapel lichtjes raakt. Druk niet af op afdrukmateriaal smaller dan 76 mm of langer dan 356 mm. Stel de marges in de softwaretoepassing in op ten minste 6,4 mm van de rand van het materiaal. Papier met briefhoofd moet bedrukt zijn met hittebestendige inkt die niet smelt, verdampt of gevaarlijke stoffen afgeeft wanneer hij gedurende 0,1 seconde wordt blootgesteld aan de fixeertemperatuur van de printer. Raadpleeg de specificaties van uw apparaat om de fixeertemperatuur te kennen (zie pagina 79). De inkt van het briefhoofd mag niet ontvlambaar zijn en mag de printerrollen niet aantasten. Formulieren en papier met briefhoofd moeten in een vochtbestendige verpakking worden bewaard om aantasting tijdens de opslagperiode te voorkomen. Voordat u voorbedrukt papier plaatst, zoals formulieren of papier met briefhoofd, moet u controleren of de inkt op het papier droog is. Natte inkt kan tijdens het fixeerproces loskomen van het voorbedrukte papier en de afdrukkwaliteit verminderen. 3. Houd de breedtegeleiders ingedrukt en schuif ze zachtjes tegen de stapel papier aan tot ze de zijkant van de stapel lichtjes raken. 4. Plaats het papier in de lade. 34_Originelen en afdrukmateriaal plaatsen 5. Plaats de lade in het apparaat. 6. Stel het papierformaat in op uw computer. • • Afdrukken op speciale afdrukmaterialen Duw de papierbreedtegeleiders niet zo ver naar binnen dat het afdrukmateriaal gaat buigen. Als u de papierbreedtegeleiders niet aanpast, kunnen er papierstoringen optreden. Het apparaat kan speciale types en formaten van afdrukmateriaal bevatten, zoals postkaarten, notitiekaarten en enveloppen. Dit is vooral handig als u maar één pagina wilt afdrukken op papier met briefhoofd of op gekleurd papier. Het afdrukmateriaal handmatig invoeren • • Papier plaatsen Papier plaatsen in lade 1 of in de optionele lade. Plaats het afdrukmateriaal dat u het meest gebruikt in lade 1. Lade 1 kan maximaal 250 vellen gewoon papier van 80 g/m2 bevatten. U kunt een optionele lade voor 250 vellen aankopen en die onder de standaardlade plaatsen. (Zie "Verbruiksartikelen en accessoires bestellen" op pagina 77.) Het gebruik van fotopapier of gecoat paper kan problemen veroorzaken die reparaties vereisen. Zulke reparaties vallen niet onder de garantie of onderhoudscontracten van Samsung. Plaats slechts afdrukmateriaal van één formaat in de lade. Voeg geen papier toe als de lade nog papier bevat. Hierdoor kan het papier vastlopen. Dit geldt ook voor andere soorten afdrukmateriaal. • Afdrukmateriaal moet met de afdrukzijde naar boven worden ingevoerd. De bovenkant moet het eerst de lade ingaan. Plaats afdrukmateriaal in het midden van de lade. • Plaats alleen afdrukmateriaal dat voldoet aan de specificaties. Zo voorkomt u papierstoringen en problemen met betrekking tot de afdrukkwaliteit. (Zie "Afdrukmateriaal selecteren" op pagina 31.) • Maak omgekrulde kaarten, enveloppen en etiketten eerst vlak voor u ze in de papierlade plaatst. 1. Open de lade voor handmatige invoer. 1. Trek de papierlade naar buiten en open deze. Plaats vervolgens het papier met de te bedrukken zijde naar beneden in de papierlade. 2. Plaats het papier met de te bedrukken zijde naar boven. 1 Vol 2 Leeg 2. Stel na het plaatsen van het papier het formaat en type van het papier in voor lade 1. Zie Software voor afdrukken via de pc. • • Als het papier regelmatig vastloopt, voert u het vel per vel in via de handmatige invoer. U kunt ook papier plaatsen waarop al is afgedrukt. Plaats het papier met de bedrukte zijde naar boven. De kant die naar de printer gericht is, mag niet gekruld zijn. Bij invoerproblemen draait u het papier om. Er zijn in dit geval geen garanties ten aanzien van de afdrukkwaliteit. Originelen en afdrukmateriaal plaatsen_35 Plaats papier met de te bedrukken zijde naar boven. Enveloppen Voorbedrukt papier Transparanten Geperforeerd papier Kaarten Briefpapier De uitvoersteun aanpassen De uitvoersteun zorgt ervoor dat de afgedrukte pagina’s die in de uitvoerlade belanden een rechte stapel vormen. Om een rechte stapel te krijgen, moet u de uitvoersteun uittrekken afhankelijk van het papierformaat. 1 Uitvoersteun • • Als de uitvoersteun niet juist staat, is het mogelijk dat de afgedrukte pagina’s geen rechte stapel vormen of dat ze op de grond vallen. Als u een groot aantal pagina’s aan één stuk door afdrukt, kan het oppervlak van de uitvoerlade heet worden. Raak het oppervlak niet aan en houd kinderen uit de nabijheid van het oppervlak. Papier goed stapelen Etiket 3. Wanneer u afdrukt in een toepassing, opent u het afdrukmenu. 4. Open printereigenschappen voor u begint af te drukken. 5. Druk op het tabblad Papier in printereigenschappen en selecteer een geschikt papiertype. Als u een etiket wilt gebruiken, stelt u het papiertype in op Etiketten. 6. Selecteer Handmatige invoer in papierbron en druk vervolgens op OK. 7. Start met afdrukken in de toepassing. • • Als u meerdere pagina’s afdrukt, laad dan de volgende pagina nadat de eerste pagina is afgedrukt. Herhaal deze stap voor elke pagina die moet worden afgedrukt. De door u gewijzigde instellingen blijven alleen van kracht tijdens het gebruik van de huidige toepassing. 36_Originelen en afdrukmateriaal plaatsen Als u het apparaat in een vochtige omgeving gebruikt of als u afrdrukmaterialen gebruikt die vochtig zijn tengevolg van een hoge luchtvochtigheid, kunnen de afgedukte vellen krullen vertonen en worden ze mogelijk niet goed gestapeld. Stel in dat geval het apparaat zo in dat de functie Papier stapel. de afgedrukte vellen goed stapelt. Door deze functie zal het afdrukken echter trager verlopen. 1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK. 2. Druk op linker/rechterpijl totdat Onderhoud verschijnt en druk op OK. 3. Druk op linker/rechterpijl totdat Papier stapel. verschijnt en druk op OK. 4. Druk op linker/rechterpijl om Aan of Uit te selecteren en druk vervolgens op OK. 5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus. Papierformaat en -type instellen Nadat u het papier in de lade hebt geplaatst, moet u het papierformaat en type instellen met behulp van de knoppen op het bedieningspaneel. Deze instellingen zijn van toepassing op de kopieer- en faxmodi. Als u afdrukt vanaf een computer, selecteert u het papierformaat en de papiersoort in het desbetreffende programma. 1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK. 2. Druk op de pijltoetsen tot Papierinstel. verschijnt en druk op OK. 3. Druk op OK als Papierformaat verschijnt. 4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste papierlade verschijnt en druk op OK. 5. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste papierformaat verschijnt en druk op OK. 6. Druk op de pijltoetsen tot Type papier verschijnt en druk op OK. 7. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste papierlade verschijnt en druk op OK. 8. Druk op de pijltoetsen tot de gebruikte papiersoort verschijnt en druk op OK. 9. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus. Originelen en afdrukmateriaal plaatsen_37 Kopiëren In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u documenten kopieert. In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen: • • • • De papierlade selecteren Kopiëren De instellingen per kopie wijzigen De standaardkopieerinstellingen wijzigen De papierlade selecteren Nadat u de afdrukmaterialen hebt geplaatst, selecteert u de papierlade die u voor het kopiëren wilt gebruiken. 1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK. 2. Druk op de pijltoetsen tot Papierinstel. verschijnt en druk op OK. 3. Druk op de pijltoetsen tot Papierinvoer verschijnt en druk op OK. 4. Druk op OK als Kopieerlade verschijnt. 5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste papierlade verschijnt en druk op OK. 6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus. Kopiëren 1. Druk op Copy. Klaar om te kop. op de bovenste regel van het display verschijnt. 2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de ADI of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat. Zie pagina 30 voor meer informatie over het plaatsen van originelen. 3. Geef zonodig het aantal kopieën op met behulp van het numerieke toetsenblok. 4. Om de kopieerinstellingen m.b.v. de knoppen op het bedieningspaneel aan te passen, inclusief kopieerformaat, tonerdichtheid en soort origineel. Zie pagina 38. U kunt indien nodig gebruikmaken van speciale kopieerfuncties, zoals het kopiëren van posters of 2 of 4 pagina’s per vel kopiëren. Zie pagina 39. 5. Druk op Start om te beginnen kopiëren. U kunt een kopieertaak annuleren terwijl deze wordt uitgevoerd. Druk op Stop/Clear om het kopiëren te stoppen. De instellingen per kopie wijzigen Het apparaat beschikt over standaardinstellingen voor kopiëren, zodat u snel en gemakkelijk een kopie kunt maken. Met behulp van de kopieerfunctieknoppen op het bedieningspaneel kunt u de opties per kopie wijzigen. Als u tijdens het instellen van de kopieeropties op Stop/Clear drukt, worden alle opties die u voor de huidige kopieertaak hebt ingesteld, geannuleerd en worden de standaardinstellingen hersteld. Na afloop van een kopieerproces worden de standaardinstellingen sowieso automatisch hersteld. 1. Druk op Copy. 2. Druk op Menu tot Kopieerfunctie op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK. 38_Kopiëren • • • • ID-kaart kopiëren Speciale kopieerfuncties gebruiken Dubbelzijdig afdrukken Time-out voor kopiëren instellen 3. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste insteloptie verschijnt en druk vervolgens op OK. 4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste instelling verschijnt en druk vervolgens op OK. 5. Herhaal stap 3 en 4 tot u klaar bent. 6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus. Als u tijdens het instellen van de kopieeropties op Stop/Clear drukt, worden de gewijzigde instellingen geannuleerd en de standaardinstellingen hersteld. Tonersterkte Als het origineel onduidelijke tekeningen of donkere afbeeldingen bevat, kunt u de helderheid aanpassen om de kopie beter leesbaar te maken. • Licht: Geschikt voor donkere originelen. • Normaal: Geschikt voor normale, getypte of bedrukte originelen. • Donker: Geschikt voor lichte originelen. Oorspr. type De instelling Origineelsoort geeft u de mogelijkheid het soort document te selecteren dat voor de huidige kopieertaak wordt gebruikt om op die manier een optimale kopieerkwaliteit te realiseren. De volgende modi zijn beschikbaar als u op de knop drukt: • Tekst: Gebruik deze optie voor originelen met hoofdzakelijk tekst. • Tekst/Foto: Gebruik deze optie voor originelen met tekst en foto’s. • Foto: Gebruik deze optie voor foto’s. Verkleinde of vergrote kopie U kunt het formaat van een gekopieerde afbeelding tot 25% verkleinen en tot 400% vergroten als u originele documenten vanaf de glasplaat kopieert. Documenten die u kopieert vanaf de automatische documentinvoer kunt u tot 25% verkleinen en tot 100% vergoten. Zo maakt u een keuze uit de vooraf ingestelde zoominstellingen: Druk op de pijltoetsen tot de gewenste instelling verschijnt en druk vervolgens op OK. De grootte van de kopie aanpassen door rechtstreeks de schaalverhouding op te geven: 1. Druk op de pijltoetsen tot Aangepast verschijnt en druk op OK. 2. Voer de schaalverhouding in en druk op OK om de selectie op te slaan. Als u een verkleinde kopie maakt, is het mogelijk dat onderaan op de kopie zwarte lijnen verschijnen. De standaardkopieerinstellingen wijzigen De kopieeropties, waaronder tonerdichtheid, soort origineel, kopieerformaat en aantal kopieën, kunnen worden ingesteld op de waarden die u het meest gebruikt. Bij het kopiëren van documenten worden deze standaardinstellingen gebruikt, tenzij ze zijn aangepast via de daarvoor bedoelde knoppen op het bedieningspaneel. 1. Druk op 4. Druk op Start. Het apparaat begint de bedrukte zijde te scannen. Op het display wordt Plaats achterz. en druk [Start] weegegeven. 5. Draai het origineel om en plaats het op de glasplaat van de scanner zoals aangegeven door de pijlen. Sluit vervolgens het deksel van de scanner. Copy. 2. Druk op Menu tot Kopieerinstel. op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK. 3. Druk op OK als St.inst. wijz. verschijnt. 4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste insteloptie verschijnt en druk vervolgens op OK. 5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste instelling verschijnt en druk vervolgens op OK. 6. Herhaal indien nodig de stappen 4 en 5. 7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus. Als u tijdens het instellen van de kopieeropties op Stop/Clear drukt, worden de gewijzigde instellingen geannuleerd en de standaardinstellingen hersteld. ID-kaart kopiëren Het apparaat kan tweezijdig bedrukte originelen afdrukken op één vel papier van het formaat A4, Letter, Legal, Folio, Oficio, Executive, B5, A5, of A6. Bij deze kopieerfunctie wordt één zijde van het origineel op de bovenste helft van het vel papier afgedrukt en de andere zijde op de onderste helft, zonder dat het origineel daarbij wordt verkleind. Deze functie is met name handig voor kleine documenten, zoals visitekaartjes. Als u op Stop/Clear drukt of als er gedurende ongeveer 30 seconden geen knoppen worden ingedrukt, annuleert het apparaat de kopieertaak en keert het terug naar gereedmodus. 6. Druk op Start om het kopiëren te starten. Als het originele document groter is dan het afdrukgebied, worden sommige gedeelten mogelijk niet afgedrukt. Als u op Stop/Clear drukt of als er gedurende ongeveer 30 seconden geen knoppen worden ingedrukt, annuleert het apparaat de kopieertaak en keert het terug naar gereedmodus. Speciale kopieerfuncties gebruiken U kunt de volgende kopieerfuncties gebruiken: Sorteren U kunt het apparaat zo instellen dat de kopieën worden gesorteerd. Als u bijvoorbeeld 2 kopieën wilt maken van een document met 3 pagina’s, wordt eerst een volledige kopie van het 3 pagina’s tellende document afgedrukt en vervolgens een tweede volledige kopie. Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar als u de originelen op de glasplaat van de scanner plaatst. Verwijder het papier uit de ADI. 1. Druk op ID Copy. 2. Plaats het origineel met de voorzijde naar onder op de glasplaat zoals aangegeven door de pijlen en sluit het scannerdeksel. 1. Druk op Copy. 1 1 2 2 2. Plaats originelen met de bedrukte 3 3 zijde naar boven in de ADI of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat. Zie pagina 30 voor meer informatie over het plaatsen van originelen. 3. Voer het aantal kopieën in met behulp van het numerieke toetsenblok. 4. Druk op Menu tot Kopieerinstel. op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK. 5. Druk op OK als St.inst. wijz. verschijnt. 6. Druk op de pijltoetsen tot Kopieen sort. verschijnt en druk op OK. 7. Druk op de pijltoetsen om Aan te selecteren. 8. Druk op Start om het kopiëren te starten. Eerst wordt het eerste exemplaar volledig afgedrukt en vervolgens het tweede. 3. Plaats voorzijde en druk [Start] verschijnt op het display. Kopiëren_39 Klonen Het apparaat kan 2 of 4 verkleinde originelen per vel afdrukken. Het is mogelijk de originele afbeelding verschillende keren te laten afdrukken op één enkele pagina. Het aantal afbeeldingen per vel wordt automatisch bepaald op basis van de grootte van het origineel en het papierformaat. Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar als u de originelen op de glasplaat van de scanner plaatst. Verwijder het papier uit de ADI. 1. Druk op Copy. 2 2 of 4 pagina’s per vel kopiëren 1 2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de ADI of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat. 1 2 Zie pagina 30 voor meer informatie over het plaatsen van originelen. 3. Druk op Menu tot Kopieerfunctie op de onderste 3 4 regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK. 4. Druk op de pijltoetsen tot Lay-out verschijnt en druk op OK. 5. Druk op de pijltoetsen tot 2 pagina's/vel of 4 pagina's/vel verschijnt en druk op OK. 6. Druk op Start om het kopiëren te starten. U kunt het kopieerformaat niet aanpassen met de knop Verkl./vergr. als de functie 2 of 4 pagina’s per vel kopiëren is ingeschakeld. Poster kopiëren 1. Druk op Copy. 2. Plaats één origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat van de scanner. Zie pagina 30 voor meer informatie over het plaatsen van originelen. 3. Druk op Menu tot Kopieerfunctie op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK. 4. Druk op de pijltoetsen tot Lay-out verschijnt en druk op OK. 5. Druk op de pijltoetsen tot Meer op 1 vel verschijnt en druk op OK. 6. Druk op Start om het kopiëren te starten. U kunt het kopieerformaat niet wijzigen met de toets Verkl./vergr. als de functie Klonen is ingeschakeld. Het apparaat kan één afbeelding afdrukken op 9 vellen papier (3x3). U kunt deze pagina’s aan elkaar plakken om er een poster van te maken. Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar als u de originelen op de glasplaat van de scanner plaatst. Verwijder het papier uit de ADI. Achtergrondafbeeldingen bijwerken 1. Druk op 1. Druk op Copy. 2. Plaats één origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat van de scanner. Zie pagina 30 voor meer informatie over het plaatsen van originelen. 3. Druk op Menu tot Kopieerfunctie op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK. 4. Druk op de pijltoetsen tot Lay-out verschijnt en druk op OK. 5. Druk op de pijltoetsen tot Poster kopier. verschijnt en druk op OK. 6. Druk op Start om het kopiëren te starten. Uw origineel wordt in 9 delen verdeeld. De gedeelten worden een voor een gescand en afgedrukt, in deze volgorde: 40_Kopiëren U kunt het apparaat zodanig instellen dat het de afbeelding afdrukt zonder de achtergrond. Deze kopieerfunctie verwijdert de achtergrondkleur en is handig voor het kopiëren van een origineel met een gekleurde achtergrond, zoals een krant of catalogus. Copy. 2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de ADI of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat. Zie pagina 30 voor meer informatie over het plaatsen van originelen. 3. Druk op Menu tot Kopieerfunctie op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK. 4. Druk op de pijltoetsen tot Achtergrondkl. verschijnt en druk op OK. 5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste bindoptie verschijnt. • Uit: Maakt geen gebruik van deze functie. • Auto: Optimaliseert de achtergrond. • Versterk.nv. 1~2: Hoe hoger het cijfer, hoe levendiger de achtergrond is. • Vervag.niv. 1 ~ 4: Hoe hoger het getal, hoe lichter de achtergrond. 6. Druk op Start om het kopiëren te starten. 7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus. Dubbelzijdig afdrukken U kunt het apparaat zo instellen dat de documenten op beide zijden van een vel papier worden afgedrukt. 1. Druk op Copy. 2. Druk op Menu tot Kopieerinstel. op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK. 3. Druk op de pijltoetsen tot Dubbelzijdig verschijnt en druk op OK. 4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste bindoptie verschijnt. • Uit: Kopieert in normale modus. • Korte zijde: Kopieert de pagina’s zodanig dat ze gelezen kunnen worden als een notitieblok. • Lange zijde: Kopieert de pagina’s zodanig dat ze gelezen kunnen worden als een boek. 5. Druk op OK om uw keuze op te slaan. Time-out voor kopiëren instellen U kunt instellen hoe lang het apparaat moet wachten voordat de standaardinstellingen worden hersteld, als u niet direct na het aanpassen van de instellingen (via het bedieningspaneel) begint met kopiëren. 1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK. 2. Druk op OK als Apparaatinst. verschijnt. 3. Druk op de pijltoetsen tot Time-out verschijnt en druk op OK. 4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste tijdsinstelling verschijnt. Als u Uit selecteert, zal het apparaat de standaardinstellingen niet herstellen tot u op Start drukt om te beginnen kopiëren of op Stop/Clear om te annuleren. 5. Druk op OK om uw keuze op te slaan. 6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus. Kopiëren_41 Scannen Met de scanfunctie zet u tekst en afbeeldingen om in digitale bestanden die u op de computer kunt opslaan. In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen: • Beginselen van scannen De maximale resolutie is afhankelijk van een aantal factoren, zoals de snelheid van de computer, de beschikbare schijfruimte, het geheugen, de grootte van het te scannen bestand en de instellingen van de bitdiepte. U zult daarom, afhankelijk van uw systeem en hetgeen u scant, mogelijk niet kunnen scannen op bepaalde resoluties, vooral niet met geïnterpoleerde resolutie. Beginselen van scannen U kunt de originelen scannen op het apparaat via een USB-kabel of het netwerk. • Samsung Scanbeheer: U loopt gewoon naar het apparaat met de originelen en scant ze via het bedieningspaneel. De gescande gegevens worden vervolgens opgeslagen in de map Mijn documenten op de verbonden computer. Als de installatie is voltooid, hebt u Samsung Scanbeheer al op de computer geïnstalleerd. Deze functie kan worden gebruikt via de lokale aansluiting of de netwerkaansluiting. Raadpleeg de volgende sectie. • TWAIN: TWAIN is een van de vooraf ingestelde beeldtoepassingen. Door het scannen van een afbeelding, wordt de geselecteerde toepassing gestart zodat u het scanproces kunt sturen. Zie Software. Deze functie kan worden gebruikt via de lokale aansluiting of de netwerkaansluiting. Zie Software. • Samsung SmarThru Office: Deze functie is de software die standaard wordt geleverd bij uw apparaat. U kunt dit programma gebruiken om afbeeldingen of documenten te scannen; dit kan via de lokale aansluiting of de netwerkaansluiting. Zie Software. • WIA: WIA staat voor Windows Images Acquisition. Om deze functie te kunnen gebruiken, moet de computer direct met het apparaat zijn verbonden via een USB-kabel. Zie Software. Scannen via het bedieningspaneel Op het apparaat kunt u via het bedieningspaneel scannen en het gescande document eenvoudig naar de map Mijn documenten op de aangesloten computer verzenden. Om deze functie te kunnen gebruiken, moet de computer met het apparaat zijn verbonden via een USB-kabel of het netwerk. Daarnaast kunt u, met het bijgeleverde programma Samsung Scanbeheer, gescande documenten openen met het programma dat u eerder hebt geïnstalleerd. Microsoft Paint, Email, SmarThru Office, OCR kunnen bijvoorbeeld aan de toepassing worden toegevoegd. Zie "Scaninformatie instellen in Samsung Scan Manager" op pagina 43. Gescande documenten kunnen worden opgeslagen als BMP-, JPEG-, TIFF- of PDF-bestand. • Scannen via het bedieningspaneel Scannen naar toepassingen 1. Zorg ervoor dat het apparaat en de computer zijn ingeschakeld en met elkaar zijn verbonden. 2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de ADI of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat. Zie pagina 30 voor meer informatie over het plaatsen van originelen. 3. Druk op Scan. Klaar om te sc. op de bovenste regel van het display verschijnt. 4. Druk op de pijltoetsen tot Naar pc scan. op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK. 5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste optie verschijnt en druk op OK. 6. Afhankelijk van de poortverbinding verschijnen verschillende berichten. Controleer de volgende berichten en ga verder met de volgende stap. • Scanbestemming: Verbonden via USB. Ga naar stap 7. • Id: Verbonden via het netwerk. De gebruiker is geregistreerd. Ga naar stap 6. • W Lokale comp. X: Kies of u via USB of via het netwerk wilt scannen. Als u bent verbonden via een USB-kabel, gaat u naar stap 5. Als u met een netwerk bent verbonden, gaat u naar stap 6. • Niet beschikbaar: Niet verbonden via USB of het netwerk. Controleer de poortverbinding. 7. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste poort op het display verschijnt. 8. Voer de gebruikers-id en de pincode van de geregistreerde gebruiker in en klik op OK. • • 9. Druk in Scanbestemming op de pijltoetsen tot de gewenste toepassing verschijnt en druk vervolgens op OK. De standaardinstelling is Mijn documenten. Voor het toevoegen of verwijderen van de map waarin het gescande bestand is opgeslagen, voegt u de toepassing toe aan of verwijdert u deze uit Samsung Scanbeheer > De knop Scan instellen. 10. Druk op Start als u met de standaardinstelling wilt scannen. Druk op de linker- of rechterknop totdat de gewenste instelling verschijnt en druk vervolgens op OK. 11. Het scannen begint. • • • 42_Scannen De id is gelijk aan de id die is geregistreerd op naam van Samsung Scanbeheer. De pincode is het viercijferige nummer dat geregistreerd is op naam van Samsung Scanbeheer. De gescande afbeelding wordt opgeslagen in de map Mijn documenten > Mijn afbeeldingen > Samsung op de computer. Met het TWAIN-stuurprogramma kunt u snel scannen in het programma Samsung Scanbeheer. Scannen is ook mogelijk door in Windows te klikken op Start > Configuratiescherm > Samsung Scanbeheer > Snel scannen. Scaninformatie instellen in Samsung Scan Manager Hier vindt u informatie over het programma Samsung Scanbeheer en de status van het scanstuurprogramma. U kunt eveneens de scaninstellingen wijzigen en de mappen toevoegen of verwijderen waarin de gescande documenten via het programma Samsung Scanbeheer worden opgeslagen. Scan Manager kan alleen worden gebruikt onder Windows en Macintosh. Als u Macintosh gebruikt, raadpleegt u Software. 1. Druk op Start > Configuratiescherm > Samsung Scanbeheer. Het beheerprogramma van Samsung Scanbeheer verschijnt. U opent Samsung Scanbeheer door te klikken op het pictogram Smart Panel, rechts op de taakbalk van Windows. 2. Selecteer het gewenste apparaat in Samsung Scanbeheer. 3. Druk op Scaneigenschappen. 4. Met De knop Scan instellen kunt u de opslaglocatie en de scaninstellingen wijzigen en toepassingen en bestandsindelingen toevoegen of verwijderen. Via Poort wijzigen kunt u het scanapparaat wijzigen. (Lokaal of netwerk) 5. Druk op OK na het wijzigen van de instelling. Scannen_43 Eenvoudige afdruktaken In dit hoofdstuk worden de meest gangbare afdruktaken toegelicht. In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen: • Een document afdrukken Een document afdrukken Afdrukken is mogelijk vanuit verschillende toepassingen onder Windows, de Macintosh-besturingssystemen of Linux. De exacte procedure kan per toepassing verschillen. Zie Software voor meer informatie over afdrukken. Een afdruktaak annuleren Als de afdruktaak zich in een afdrukwachtrij of afdrukspooler bevindt, zoals de printergroep in Windows, verwijdert u de afdruktaak als volgt: 1. Klik op de knop Start in Windows. 2. Voor Windows 2000 selecteert u Instellingen en vervolgens Printers. In Windows XP/2003 selecteert u Printers en faxen. In Windows Vista selecteert u Configuratiescherm > Hardware en geluiden > Printers. 3. Dubbelklik op de pictogrammen Samsung SCX-4x25 Series. 4. Selecteer in het menu Document het menu-item Annuleren. U kunt dit venster ook openen door onderaan rechts in de taakbalk van Windows te dubbelklikken op het printerpictogram. U kunt de huidige taak ook annuleren door te drukken op Stop/Clear op het bedieningspaneel. 44_Eenvoudige afdruktaken • Een afdruktaak annuleren Faxen Dit hoofdstuk bevat informatie over het gebruik van het apparaat als fax. In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen: • • Een fax verzenden Een fax ontvangen Wij raden het gebruik aan van traditionele analoge telefoondiensten (PSTN: openbaar telefoonnet) wanneer u telefoonlijnen aansluit om de fax te gebruiken. Als u andere internetservices gebruikt (DSL, ISDN, VolP), kunt u de verbindingskwaliteit verbeteren door de microfilter te gebruiken. De microfilter elimineert onnodige geluidssignalen en verbetert de verbindings- of internetkwaliteit. De DSL-microfilter wordt niet bij het apparaat geleverd. Neem daarom contact op met uw internetprovider voor het gebruik van de DSLmicrofilter. • • Andere manieren om een fax te verzenden Fax instellen De documentinstellingen aanpassen Voor een optimaal resultaat wijzigt u de volgende instellingen afhankelijk van de eigenschappen van het origineel. Resolutie De standaard documentinstellingen leveren goede resultaten voor een normaal tekstdocument. Als u echter originelen met een lage kwaliteit of documenten met foto’s verstuurt, kunt u de resolutie aanpassen voor een optimale kwaliteit van de fax. 1. Druk op 1 Lijnpoort 2 Microfilter 3 DSL-modem / telefoonlijn Een fax verzenden MODUS AANBEVOLEN VOOR: Standaard Originelen met tekens van normale grootte. Fijn Originelen met kleine tekens of dunne lijnen of originelen die met een matrixprinter zijn afgedrukt. Superfijn Originelen met zeer kleine details. De modus Extra fijn wordt alleen ingeschakeld als het apparaat waarmee u communiceert de resolutie Extra fijn ook ondersteunt. Faxhoofd instellen In sommige landen bent u wettelijk verplicht om op iedere uitgaande fax uw faxnummer te vermelden. De apparaat-id, die uw telefoonnummer en bedrijfsnaam bevat, wordt afgedrukt aan de bovenkant van elke pagina die u faxt. 1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK. 2. Druk op OK als Apparaatinst. verschijnt. 3. Druk op OK als Apparaat-id verschijnt. 4. Voer uw (bedrijfs)naam in met behulp van de cijfertoetsen. U kunt met de cijfertoetsen ook letters invoeren. Een aantal speciale tekens is beschikbaar via de toets 0. Zie pagina 28 voor meer informatie over hoe u alfanumerieke tekens moet invoeren. 5. Druk op OK om de id op te slaan. 6. Druk op de pijltoetsen tot Nr. van faxapp. verschijnt en druk op OK. 7. Voer uw faxnummer in met behulp van de cijfertoetsen en druk op OK. 8. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus. Fax. 2. Druk op Menu tot Faxfunctie op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK. 3. Druk op de pijltoetsen tot Resolutie verschijnt en druk op OK. 4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste optie verschijnt en druk op OK. 5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus. In onderstaande tabel vindt u de aanbevolen resoluties voor de verschillende soorten originelen: • • Fotofax Als u verzendt vanuit het geheugen is de modus Superfijn niet beschikbaar. De resolutie-instelling wordt automatisch gewijzigd in Fijn. Als het apparaat ingesteld is op Superfijn-resolutie terwijl het ontvangende faxapparaat Superfijnresolutie niet ondersteund, wordt de fax verzonden in de hoogste resolutie die door het ontvangende faxapparaat wordt ondersteund. Originelen met grijstinten of foto’s. De ingestelde resolutie geldt voor de huidige faxtaak. Zie pagina 51 om de standaardinstelling te wijzigen. Faxen_45 Tonersterkte Een verzending bevestigen U kunt de standaard contrastmodus selecteren en het contrast aanpassen om de fax lichter of donkerder te maken. Als de laatste pagina van uw origineel correct is verzonden, hoort u een pieptoon waarna het apparaat terugkeert naar gereedmodus. Als er tijdens de verzending van uw fax iets fout gaat, verschijnt een foutbericht in het display. Zie pagina 65 voor een lijst met foutberichten en hun betekenis. Druk op Stop/Clear om het weergegeven foutbericht te wissen en probeer de fax opnieuw te verzenden. U kunt het apparaat zo instellen dat na elke verzonden fax automatisch een verzendrapport wordt afgedrukt. Zie pagina 50 voor meer informatie. 1. Druk op Fax. 2. Druk op Menu tot Faxfunctie op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK. 3. Druk op de pijltoetsen tot Tonersterkte verschijnt en druk op OK. 4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste optie verschijnt en druk op OK. • Licht: Geschikt voor donkere originelen. • Normaal: Geschikt voor normale, getypte of bedrukte originelen. • Donker: Geschikt voor lichte originelen. 5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus. De ingestelde tonerdichtheid geldt voor de huidige faxtaak. Zie pagina 51 om de standaardinstelling te wijzigen. Een fax automatisch verzenden 1. Druk op Fax. 2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de ADI of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat. Zie pagina 30 voor meer informatie over het plaatsen van originelen. Klaar om te fax. op de bovenste regel van het display verschijnt. 3. Pas de resolutie en tonerdichtheid naar wens aan. 4. Voer het nummer in van het toestel waarnaar u de fax verstuurt. U kunt sneltoetsen, snelkiesnummers of groepskiesnummers gebruiken. Zie pagina 51 voor meer informatie over het opslaan en zoeken van een nummer. 5. Druk op Start. 6. Als het origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een andere pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op OK. 7. Zodra u klaar bent, selecteert u Nee bij de vraag Nog een pagina?. Nadat het nummer is gekozen, begint het apparaat met het verzenden van de fax zodra het ontvangende faxapparaat antwoordt. Automatisch opnieuw kiezen Als de lijn van het gekozen nummer bezet is of als het faxapparaat van de ontvanger niet antwoordt, wordt het nummer afhankelijk van de fabrieksinstellingen automatisch maximaal zeven keer opnieuw gekozen met tussenpozen van drie minuten. Als Opnieuw kiezen? op het display verschijnt, drukt u op OK om het nummer onmiddellijk opnieuw te kiezen. Als u de functie Automatisch opnieuw kiezen wilt annuleren, drukt u op Stop/Clear. U kunt ook de wachttijd tussen twee kiespogingen en het maximum aantal kiespogingen wijzigen. Zie pagina 50. Het laatste nummer opnieuw kiezen Om het laatste nummer opnieuw te kiezen: 1. Druk op Redial/Pause. 2. Het apparaat begint automatisch met verzenden als er een origineel in de ADI is geladen. Als het origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een andere pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op OK. Zodra u klaar bent, selecteert u Nee bij de vraag Nog een pagina?. Een fax ontvangen De papierlade selecteren 2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de ADI of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat. Zie pagina 30 voor meer informatie over het plaatsen van originelen. 3. Pas de resolutie en tonerdichtheid naar wens aan. Zie pagina 45. Nadat u het afdrukmateriaal voor faxen hebt geladen, selecteert u de papierlade die u wilt gebruiken voor inkomende faxen. 1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK. 2. Druk op de pijltoetsen tot Papierinstel. verschijnt en druk op OK. 3. Druk op de pijltoetsen tot Papierinvoer verschijnt en druk op OK. 4. Druk op de pijltoetsen tot Faxlade verschijnt en druk op OK. 5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste papierlade verschijnt en druk op OK. 6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus. 4. Druk op Ontvangstmodus wijzigen Als u een faxtaak wilt annuleren, kunt u tijdens het verzenden van de fax op elk moment op Stop/Clear drukken. Een fax handmatig verzenden 1. Druk op Fax. On Hook Dial. U hoort een kiestoon. 5. Voer het nummer in van het toestel waarnaar u de fax verstuurt. U kunt sneltoetsen, snelkiesnummers of groepskiesnummers gebruiken. Zie pagina 51 voor meer informatie over het opslaan en zoeken van een nummer. 6. Druk op Start als u een hoogfrequent faxsignaal hoort van het ontvangende faxapparaat. Als u een faxtaak wilt annuleren, kunt u tijdens het verzenden van de fax op elk moment op Stop/Clear drukken. 46_Faxen 1. Druk op Fax. 2. Druk op Menu tot Faxinstel. op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK. 3. Druk op de pijltoetsen tot Ontvangst verschijnt en druk op OK. 4. Druk op OK als Ontvangstmodus verschijnt. 5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste faxontvangstmodus verschijnt. • In de modus Fax beantwoordt het apparaat een inkomende oproep en schakelt het onmiddellijk over naar de faxontvangstmodus. • In de modus Tel kunt u een fax ontvangen door te drukken op On Hook Dial en vervolgens op Start. U kunt ook het telefoontoestel opnemen en de code voor ontvangst op afstand intoetsen. Zie pagina 47. • In de modus Ant/Fax worden inkomende oproepen beantwoord door een op het faxapparaat aangesloten antwoordapparaat. De beller kan op dit antwoordapparaat een bericht achterlaten. Als het faxapparaat een faxtoon op de lijn opvangt, schakelt het automatisch over naar de modus Fax om de fax te ontvangen. Zie pagina 47. • In de DRPD-modus kunt u een oproep ontvangen met de functie DRPD (detectie van distinctieve belpatronen). "Distinctive Ring" of beltoonherkenning is een dienst van de telefoonmaatschappij. Het is daarmee mogelijk via één telefoonlijn meerdere oproepen gelijktijdig te beantwoorden. Zie pagina 47 voor meer informatie. 6. Druk op OK om uw keuze op te slaan. 7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus. • • • Als het geheugen vol is, kunnen geen binnenkomende faxen meer worden ontvangen. Maak in dat geval geheugenruimte vrij door gegevens uit het geheugen te verwijderen. Sluit een antwoordapparaat aan op de EXT-uitgang aan de achterkant van het apparaat om de modus Ant/Fax te gebruiken. Maak gebruik van de veilige ontvangstmodus als u niet wilt dat anderen de door u ontvangen documenten kunnen bekijken. In deze modus worden alle inkomende faxen opgeslagen in het geheugen. Zie pagina 48 voor meer informatie. Automatisch ontvangen in modus Fax Het apparaat is standaard ingesteld op de modus Fax. Als u een fax ontvangt, beantwoordt het apparaat de oproep na een opgegeven aantal belsignalen en wordt de fax automatisch ontvangen. Zie pagina 50 om het aantal belsignalen te wijzigen. Handmatig ontvangen in de modus Tel U kunt een faxoproep ontvangen door te drukken op On Hook Dial en vervolgens op Start als u de faxtoon van het externe appraat hoort. Het apparaat begint dan met het ontvangen van de fax en keert terug naar gereedmodus zodra de ontvangst is voltooid. Handmatig ontvangen via een intern telefoontoestel Deze functie werkt het best als u een intern telefoontoestel gebruikt dat is aangesloten op de EXT-uitgang aan de achterzijde van uw apparaat. U kunt een fax ontvangen van iemand met wie u op het interne toestel in gesprek bent zonder dat u naar het faxapparaat hoeft te gaan. Als u een oproep krijgt op het telefoontoestel en faxtonen hoort, drukt u op de toetsen *9* op het telefoontoestel. Het apparaat ontvangt de fax. Druk de toetsen langzaam na elkaar in. Als u de faxtoon van het faxtoestel nog steeds hoort, toets dan nogmaals *9* in. *9* is de ontvangstcode op afstand die is voorgeprogrammeerd in de fabriek. De sterretjes zijn vereist, maar u kunt het cijfer wijzigen. Zie pagina 51 voor het wijzigen van de code. Automatisch ontvangen in modus Ant/Fax Als u deze modus wilt gebruiken, moet u een antwoordapparaat aansluiten op de EXT-uitgang aan de achterzijde van uw apparaat. Als de beller een bericht inspreekt, slaat het antwoordapparaat het bericht op de gebruikelijke wijze op. Als het apparaat een faxtoon op de lijn detecteert, wordt de fax automatisch ontvangen. • • • Als u het apparaat hebt ingesteld op de modus Ant/Fax en uw antwoordapparaat is uitgeschakeld of er is geen antwoordapparaat aangesloten is op de EXT-aansluiting, schakelt het apparaat na een vooraf bepaald aantal belsignalen automatisch over naar de modus Fax. Als uw antwoordapparaat over een instelbare belsignaalteller beschikt, kunt u het apparaat zo instellen dat inkomende oproepen na één belsignaal worden beantwoord. Als de Tel-modus (handmatige ontvangst) is ingeschakeld en het antwoordapparaat is aangesloten op uw apparaat, moet u het antwoordapparaat uitschakelen. Zo vermijdt u dat uw telefoongesprek onderbroken wordt door de uitgaande boodschap van het antwoordapparaat. Faxen ontvangen via de modus DRPD "Distinctive Ring" of beltoonherkenning is een dienst van de telefoonmaatschappij. Het is daarmee mogelijk via één telefoonlijn meerdere oproepen gelijktijdig te beantwoorden. Het nummer dat iemand gebruikt om u te bellen wordt geïdentificeerd door verschillende belpatronen, die bestaan uit verschillende combinaties van lange en korte belsignalen. Deze functie wordt vaak gebruikt in callcenters, waar het bij druk telefoonverkeer van belang is te weten welk nummer iemand heeft gekozen om de oproep correct te kunnen beantwoorden. Met de functie DRPD (detectie van distinctieve belpatronen) kan uw apparaat "leren" welk belpatroon u wilt laten beantwoorden door het faxapparaat. Tenzij u het verandert, zal dit belpatroon steeds worden herkend en beantwoord als een faxoproep. Bij alle andere belpatronen wordt de oproep doorverbonden naar het telefoontoestel of naar het antwoordapparaat dat is aangesloten op de EXT-uitgang. U kunt DRPD op ieder moment wijzigen of onderbreken. Voor u de optie DRPD kunt gebruiken, moet uw telefoonmaatschappij "Distinctive Ring" op uw telefoonlijn geïnstalleerd hebben. Om DRPD in te stellen hebt u een tweede telefoonlijn nodig of iemand die uw faxnummer kan kiezen van buitenaf. Om de modus DRPD in te stellen: 1. Druk op Fax. 2. Druk op Menu tot Faxinstel. op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK. 3. Druk op de pijltoetsen tot Ontvangst verschijnt en druk op OK. 4. Druk op de pijltoetsen tot DRPD-modus verschijnt en druk op OK. Wacht op belsign verschijnt op het display. 5. Bel met een andere telefoon naar uw faxnummer. U hoeft niet vanaf een faxapparaat te bellen. 6. Als het apparaat begint te rinkelen, beantwoordt u de oproep niet. Het apparaat heeft enkele belsignalen nodig om het patroon te "leren". Als het patroon is herkend voor later gebruik, verschijnt DRPDinstelling voltooid op het display. Als de instelling van DRPD mislukt, verschijnt Fout DRPD-belsignaal. Druk op OK als DRPD-modus verschijnt en herhaal de procedure vanaf stap 4. 7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus. Faxen_47 • • Als u uw faxnummer wijzigt of als u het apparaat aansluit op een andere telefoonlijn, moet u DRPD opnieuw instellen. Nadat u DRPD hebt ingesteld, belt u opnieuw naar uw faxnummer om te controleren of het apparaat antwoordt met een faxtoon. Bel vervolgens naar een ander nummer dat aan dezelfde lijn is toegekend om te controleren of de oproep wordt doorgeschakeld naar uw telefoontoestel of naar het antwoordapparaat dat is aangesloten op de EXT-aansluiting. Ontvangen in veilige ontvangstmodus Mogelijk wilt u niet dat faxberichten die tijdens uw afwezigheid binnenkomen door anderen worden bekeken. U kunt in dat geval de veilige ontvangstmodus inschakelen om te voorkomen dat ontvangen faxen tijdens uw afwezigheid worden afgedrukt. In de veilige ontvangstmodus worden alle inkomende faxen in het geheugen opgeslagen. Zodra u deze modus uitschakelt, worden de opgeslagen faxberichten afgedrukt. Veilige ontvangstmodus inschakelen 1. Druk op Fax. 2. Druk op Menu en vervolgens op OK als Faxfunctie op de onderste regel van de display verschijnt. 3. Druk op de pijltoetsen tot Veilige ontv. verschijnt en druk op OK. 4. Druk op de pijltoetsen tot Aan verschijnt en druk op OK. 5. Voer een viercijferig wachtwoord in en druk op OK. U kunt de veilige ontvangstmodus ook activeren zonder een wachtwoord in te stellen, maar dan zijn uw faxen niet beveiligd. 6. Voer het wachtwoord nogmaals in om het te bevestigen, en druk op OK. 7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus. Als een fax wordt ontvangen in de veilige ontvangstmodus, slaat het apparaat de fax op in het geheugen. Het bericht Veilige ontv. wordt weergegeven om u te laten weten dat er een fax is binnengekomen. Ontvangen faxen afdrukken 1. Volg stappen 1 tot en met 3 in Veilige ontv. om toegang te krijgen tot het menu "Veilige ontvangstmodus inschakelen." 2. Druk op de pijltoetsen tot Afdrukken verschijnt en druk op OK. 3. Voer het wachtwoord van vier cijfers in en druk op OK. Alle in het geheugen opgeslagen faxberichten worden afgedrukt. Veilige ontvangstmodus uitschakelen 1. Volg stappen 1 tot en met 3 in Veilige ontv. om toegang te krijgen tot het menu "Veilige ontvangstmodus inschakelen." 2. Druk op de pijltoetsen tot Uit verschijnt en druk op OK. 3. Voer het wachtwoord van vier cijfers in en druk op OK. De veilige ontvangstmodus wordt uitgeschakeld en alle in het geheugen opgeslagen faxberichten worden afgedrukt. 4. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus. Faxen ontvangen in het geheugen Aangezien het apparaat meerdere taken tegelijk kan uitvoeren, kan het faxen ontvangen terwijl u kopieert of afdrukt. Als u een fax ontvangt tijdens kopiëren of afdrukken, slaat het apparaat de inkomende fax op in het geheugen. Zodra u klaar bent met kopiëren of afdrukken, wordt de fax automatisch afgedrukt. Bovendien kan het apparaat een inkomende fax in het geheugen opslaan als er geen papier in de lade is of geen toner in de tonercassette. 48_Faxen Andere manieren om een fax te verzenden Groepsverzenden (een fax naar meerdere bestemmingen verzenden) Met de functie Groepsverzenden kunt u een fax naar meerdere bestemmingen verzenden. Uw documenten worden automatisch opgeslagen in het geheugen en naar een extern faxapparaat verzonden. Na verzending worden de documenten automatisch uit het geheugen gewist. U kunt bij gebruik van deze functie geen kleurenfax verzenden. 1. Druk op Fax. 2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de ADI of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat. Zie pagina 30 voor meer informatie over het plaatsen van originelen. 3. Pas de resolutie en tonerdichtheid van het document naar wens aan. Zie pagina 45. 4. Druk op Menu tot Faxfunctie op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK. 5. Druk op de pijltoetsen tot Meerdere verz. verschijnt en druk op OK. 6. Voer het nummer in van het eerste ontvangende faxapparaat en druk op OK. U kunt sneltoetsen en snelkiesnummers gebruiken. U kunt een groepskiesnummer invoeren met de knop Address Book. Zie pagina 51 voor meer informatie. 7. Voer het tweede faxnummer in en druk op OK. U wordt gevraagd om het volgende faxnummer waarnaar u het document wilt verzenden in te voeren. 8. Als u meer faxnummers wilt invoeren, drukt u op OK zodra Ja verschijnt en herhaalt u stap 6 en 7. U kunt maximaal 10 bestemmingen toevoegen. Zodra u het groepskiesnummer hebt ingevoerd, kunt u geen andere groepskiesnummers meer invoeren. 9. Als u klaar bent met het invoeren van faxnummers, drukt u op de pijltoetsen om Nee te selecteren bij de vraag Nog een nummer? en drukt u op OK. Het document wordt in het geheugen opgeslagen voordat het wordt verzonden. Op het display verschijnt de geheugencapaciteit en het aantal pagina’s dat in het geheugen is opgeslagen. 10. Als er een origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een andere pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op OK. Zodra u klaar bent, selecteert u Nee bij de vraag Nog een pagina?. Het apparaat begint met het verzenden van de fax naar de verschillende nummers in de volgorde waarin deze zojuist zijn ingevoerd. Een uitgestelde fax verzenden U kunt het apparaat zo instellen dat een fax op een later tijdstip (tijdens uw afwezigheid) wordt verzonden. U kunt bij gebruik van deze functie geen kleurenfax verzenden. 1. Druk op Fax. 2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de ADI of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat. Zie pagina 30 voor meer informatie over het plaatsen van originelen. 3. Pas de resolutie en tonerdichtheid van het document naar wens aan. Zie pagina 45. 4. Druk op Menu tot Faxfunctie op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK. 5. Druk op de pijltoetsen tot Uitgest. verz. verschijnt en druk op OK. 6. Voer met de cijfertoetsen het gewenste faxnummer in. U kunt sneltoetsen en snelkiesnummers gebruiken. U kunt een groepskiesnummer invoeren met de knop Address Book. Zie pagina 51 voor meer informatie. 7. Druk op OK om het nummer te bevestigen. U wordt gevraagd om het volgende faxnummer waarnaar u het document wilt verzenden in te voeren. 8. Als u meer faxnummers wilt invoeren, drukt u op OK zodra Ja verschijnt en herhaalt u stap 6 en 7. U kunt maximaal 10 bestemmingen toevoegen. Zodra u het groepskiesnummer hebt ingevoerd, kunt u geen andere groepskiesnummers meer invoeren. 9. Als u klaar bent met het invoeren van faxnummers, drukt u op de pijltoetsen om Nee te selecteren bij de vraag Nog een nummer? en drukt u op OK. 10. Voer de gewenste taaknaam in en druk op OK. Zie pagina 28 voor meer informatie over hoe u alfanumerieke tekens moet invoeren. Sla deze stap over als u geen naam wilt toewijzen. 11. Voer via het numerieke toetsenbord de tijd in en druk op OK of Start. Als u een tijdstip instelt dat vroeger is dan de actuele tijd, wordt de fax de volgende dag op het ingestelde tijdstip verzonden. Het document wordt in het geheugen opgeslagen voordat het wordt verzonden. Op het display verschijnt de geheugencapaciteit en het aantal pagina’s dat in het geheugen is opgeslagen. 12. Als het origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een andere pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op OK. Zodra u klaar bent, selecteert u Nee bij de vraag Nog een pagina?. Het apparaat keert terug naar gereedmodus. Het display herinnert u eraan dat het apparaat in gereedmodus staat en dat een uitgesteld faxbericht is ingesteld. Pagina’s toevoegen aan een uitgestelde fax U kunt pagina’s toevoegen aan de uitgestelde verzending die in het geheugen is opgeslagen. 1. Plaats de originelen die u wilt toevoegen en pas indien nodig de documentinstellingen aan. 2. Druk op Menu tot Faxfunctie op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK. 3. Druk op OK als Pag. toevoegen verschijnt. 4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste faxtaak verschijnt en druk op OK. Het apparaat slaat het document op in het geheugen en toont het totaal aantal pagina’s en het aantal toegevoegde pagina’s. Een uitgestelde fax annuleren 1. Druk op Menu tot Faxfunctie op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK. 2. Druk op de pijltoetsen tot Taak annuleren verschijnt en druk op OK. 3. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste faxtaak verschijnt en druk op OK. 4. Druk op OK als Ja verschijnt. De geselecteerde fax wordt uit het geheugen gewist. Een fax met hoge prioriteit verzenden Met de functie Fax met voorrang kan een fax met een hoge prioriteit worden verzonden, dus vóór andere geplande taken. Het document wordt in het geheugen opgeslagen en onmiddellijk verzonden zodra de lopende taak is voltooid. Een prioriteitsverzending onderbreekt een groepsverzending tussen twee ontvangers (dat wil zeggen als de verzending naar ontvanger A eindigt en vóór de verzending naar ontvanger B begint) of tussen twee kiespogingen. 1. Druk op Fax. 2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de ADI of plaats een enkel origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat. Zie pagina 30 voor meer informatie over het plaatsen van originelen. 3. Pas de resolutie en tonerdichtheid van het document naar wens aan. Zie pagina 45. 4. Druk op Menu tot Faxfunctie op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK. 5. Druk op de pijltoetsen tot Prior. verz. verschijnt en druk op OK. 6. Voer het nummer in van het ontvangende faxapparaat. U kunt sneltoetsen, snelkiesnummers of groepskiesnummers gebruiken. Zie pagina 51 voor meer informatie. 7. Druk op OK om het nummer te bevestigen. 8. Voer de gewenste taaknaam in en druk op OK. Het document wordt in het geheugen opgeslagen voordat het wordt verzonden. Op het display verschijnt de geheugencapaciteit en het aantal pagina’s dat in het geheugen is opgeslagen. 9. Als het origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een andere pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op OK. Zodra u klaar bent, selecteert u Nee bij de vraag Nog een pagina?. Het apparaat toont het gekozen nummer en begint met het verzenden van de fax. Faxen doorsturen U kunt binnenkomende en uitgaande faxen doorsturen naar een ander faxapparaat of e-mailadres. Verzonden faxen doorsturen naar een ander faxapparaat U kunt het apparaat zo instellen dat kopieën van alle uitgaande faxen niet alleen naar de ingevoerde faxnummers maar ook naar een opgegeven locatie worden verzonden. 1. Druk op Fax. 2. Druk op Menu tot Faxfunctie op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK. 3. Druk op de pijltoetsen tot Naar ander nr. verschijnt en druk op OK. 4. Druk op de pijltoetsen om Aan te selecteren en druk op OK. 5. Voer het nummer in van het faxapparaat waarnaar de faxen verzonden moeten worden en druk op OK. 6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus. Na elkaar verzonden faxen zullen doorgestuurd worden naar het opgegeven faxapparaat. Faxen_49 Ontvangen faxen doorsturen naar een ander faxapparaat U kunt het apparaat zo instellen dat inkomende faxberichten gedurende een bepaalde periode worden doorgestuurd naar een ander faxnummer. Als het apparaat een faxbericht ontvangt, wordt dit bericht opgeslagen in het geheugen. Vervolgens kiest het apparaat het faxnummer dat u hebt opgegeven en wordt het faxbericht verzonden. 1. Druk op Fax. 2. Druk op Menu tot Faxfunctie op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK. 3. Druk op de pijltoetsen tot Ontv. doorst. verschijnt en druk op OK. 4. Druk op de pijltoetsen tot Fax verschijnt en druk op OK. Selecteer Fax als u wilt dat het apparaat telkens na het doorsturen een fax afdrukt. 5. Voer het nummer in van het faxapparaat waarnaar de faxen verzonden moeten worden en druk op OK. 6. Voer de begintijd in en druk op OK. 7. Voer de eindtijd in en druk op OK. 8. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus. Na elkaar ontvangen faxen zullen doorgestuurd worden naar het opgegeven faxapparaat. OPTIE Kenget. kiezen U kunt een prefix van maximaal vijf cijfers instellen. Dit nummer wordt dan altijd gekozen voordat er een automatisch gekozen nummer wordt gekozen. Dit is nuttig om toegang te krijgen tot een telefooncentrale. ECM-modus Deze modus compenseert waar nodig de slechte kwaliteit van een telefoonlijn en zorgt ervoor dat uw faxen probleemloos naar elk faxapparaat met ECM-functie worden verstuurd. Een fax versturen met ECM kan langer duren. Transm.rapport U kunt uw apparaat zodanig instellen dat het een verzendrapport afdrukt met onder meer het aantal verzonden pagina’s. De beschikbare opties zijn Aan, Uit en Aan-Fout. Als u deze laatste optie selecteert, wordt er alleen een rapport afgedrukt als de verzending mislukt is. TCR voor afb. Met deze functie kunnen gebruikers bijhouden welke faxberichten er werden verzonden door verzonden berichten weer te geven in een verzendingsrapport. De eerste pagina van het bericht wordt geconverteerd naar een afbeeldingsbestand dat afgedrukt wordt op het verzendingsrapport zodat de gebruikers kunnen zien welke berichten er werden verzonden. U kunt deze functie echter niet gebruiken als u een fax verstuurt zonder de gegevens in het geheugen op te slaan. Kiesmodus Deze instelling is niet in alle landen beschikbaar. Als deze optie niet beschikbaar is, ondersteunt het apparaat deze functie niet. U kunt de kiesmodus voor het apparaat instellen op toon- of pulskiezen. Het kan zijn dat u Puls moet kiezen als u een openbaar telefoonsysteem of een bedrijfscentralesysteem hebt. Neem contact op met de lokale telefoonmaatschappij als u niet zeker weet welke kiesmodus moet worden gebruikt. Als u Puls selecteert, zijn mogelijk niet alle functies van het telefoonsysteem beschikbaar. Ook kan het kiezen van een fax- of telefoonnummer langer duren. Fax instellen De faxinstellingen wijzigen Het apparaat beschikt over diverse opties voor het instellen van het faxsysteem. Deze opties kunnen door de gebruiker zelf worden ingesteld. U kunt de standaardinstellingen naar wens aanpassen. De faxinstellingen wijzigen: 1. Druk op Fax. 2. Druk op Menu tot Faxinstel. op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK. 3. Druk op de pijltoetsen tot Verzending of Ontvangst verschijnt en druk op OK. 4. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk op OK. 5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste status verschijnt of voer de waarde in voor de geselecteerde optie en druk op OK. 6. Herhaal indien nodig de stappen 4 en 5. 7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus. OMSCHRIJVING Opties voor ontvangen Verzendingsopties OPTIE OPTIE OMSCHRIJVING Aant. kiespog. U kunt het aantal kiespogingen opgeven. Als u 0 invoert, vinden er geen nieuwe kiespogingen plaats. Opn. kiezen na Als de lijn van de ontvangende fax bezet is, kan uw apparaat het faxnummer automatisch opnieuw kiezen. U kunt het interval tussen de kiespogingen instellen. 50_Faxen OMSCHRIJVING Ontvangstmodus Hier kunt u de standaardmodus voor het ontvangen van faxen selecteren. Zie pagina 46 voor meer informatie over het ontvangen van faxen in iedere modus. Opn. na bels. U kunt opgeven hoe vaak het apparaat moet overgaan voordat een inkomende oproep wordt beantwoord. Ontv.g. stemp. Met deze optie drukt het apparaat automatisch het paginanummer, de ontvangstdatum en -tijd af op iedere pagina van een ontvangen fax. OPTIE Startc. ontv. OMSCHRIJVING Met deze code kunt u een fax ontvangen vanaf een intern telefoontoestel dat aangesloten is op de EXT-uitgang aan de achterzijde van het apparaat. Als u de hoorn van het telefoontoestel opneemt en de faxtonen hoort, voert u de code in. De voorgeprogrammeerde code is *9*. Aut. verklein. Als u een fax ontvangt die meer pagina’s telt dan er vellen beschikbaar zijn in de papierlade, kan het apparaat het formaat van het origineel aanpassen om alles op het beschikbare papier te krijgen. Schakel deze functie in als u een inkomende pagina automatisch wilt laten verkleinen. Als deze functie ingesteld is op Uit, kan het apparaat het origineel niet zodanig verkleinen dat het op één pagina past. Het origineel wordt opgedeeld en wordt in oorspronkelijk formaat op twee of meer pagina’s afgedrukt. Grootte neger. Als u een fax ontvangt met pagina’s die even lang of langer zijn dan het geladen papier, kunt u het apparaat zo instellen dat een bepaald gedeelte aan het eind van de ontvangen fax niet wordt afgedrukt. Het apparaat drukt de ontvangen fax op één of meer vellen papier af, minus de gegevens die op het opgegeven genegeerde stuk zouden hebben gestaan. Als de ontvangen fax pagina’s bevat die groter zijn dan het geladen papier en Aut. verklein. is ingeschakeld, zal het apparaat de fax verkleinen tot de volledige fax op het papier past. Inst. ong. fax Deze instelling is niet in alle landen beschikbaar. Als deze functie is ingeschakeld, worden faxen geweigerd die afkomstig zijn van externe nummers die in het geheugen zijn opgeslagen onder ongewenste faxnummers. Deze functie is handig om ongewenste faxberichten te blokkeren. Als u deze functie inschakelt, krijgt u toegang tot de volgende opties om de ongewenste faxnummers in te voeren. • Toevoegen: Hiermee kunt u tot 20 faxnummers opslaan. • Verwijderen: Hiermee kunt u het betreffende ongewenste faxnummer opslaan. • Alles verw.: Hiermee kunt u alle ongewenste faxnummers verwijderen. DRPD-modus In deze modus kan de gebruiker een enkele telefoonlijn gebruiken om oproepen naar verschillende telefoonnummers te beantwoorden. In dit menu kunt u het apparaat zo instellen dat het herkent welke belpatronen moeten worden beantwoord. Zie pagina 47 voor meer informatie over deze functie. Dubbelz. afdr. • • • Lange zijde: Drukt de pagina’s zodanig af dat ze gelezen kunnen worden als een boek. Korte zijde: Drukt de pagina’s zodanig af dat ze gelezen kunnen worden als een notitieblokje. Uit: Drukt de ontvangen fax op één zijde van het papier af. De standaarddocumentinstellingen wijzigen De faxopties, met inbegrip van resolutie en tonerdichtheid, kunnen ingesteld worden op de meest gebruikte modi. Als u een fax verstuurt, gebeurt dat volgens de standaardinstellingen, tenzij ze gewijzigd worden via de desbetreffende knop en menu. 1. Druk op Fax. 2. Druk op Menu tot Faxinstel. op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK. 3. Druk op de pijltoetsen tot St.inst. wijz. verschijnt en druk op OK. 4. Druk op OK als Resolutie verschijnt. 5. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk op OK. 6. Druk op de pijltoetsen tot Tonersterkte verschijnt en druk op OK. 7. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk op OK. 8. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus. Automatisch een verzendrapport afdrukken U kunt het apparaat zo instellen dat een rapport wordt afgedrukt met gedetailleerde informatie over de 50 laatste faxen (zowel verzonden als ontvangen), met vermelding van datum en tijd. 1. Druk op Fax. 2. Druk op Menu tot Faxinstel. op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK. 3. Druk op de pijltoetsen tot Autom. rapport verschijnt en druk op OK. 4. Druk op de pijltoetsen tot Aan verschijnt en druk op OK. 5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus. Een adresboek aanmaken U kunt in het Adresboek de meest gebruikte faxnummers opslaan. De volgende functies zijn beschikbaar om het Adresboek in te stellen: • Snelkiesnummers/groepskiesnummers Zorg ervoor dat uw apparaat ingesteld is op faxmodus voordat u de faxnummers opslaat. Snelkiesnummers U kunt snelkiesnummers toekennen aan maximaal 200 veelgebruikte faxnummers. Een snelkiesnummer vastleggen 1. Druk op Fax. 2. Druk op Address Book tot Nieuw en bew. op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK. 3. Druk op OK als Snelkiesnummer verschijnt. 4. Voer een snelkiesnummer tussen 0 en 199 in en druk op OK. Als een gekozen nummer reeds is toegekend, toont het display de naam zodat u deze eventueel kunt wijzigen. Druk op Back om door te gaan met een volgend snelkiesnummer. 5. Voer de gewenste naam in en druk op OK. Zie pagina 28 voor meer informatie over hoe u alfanumerieke tekens moet invoeren. 6. Voer het faxnummer in dat u wilt opslaan en druk op OK. 7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus. Faxen_51 Snelkiesnummers bewerken 1. Druk op Address Book tot Nieuw en bew. op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK. 2. Druk op OK als Snelkiesnummer verschijnt. 3. Voer het snelkiesnummer in dat u wilt bewerken en druk op OK. 4. Wijzig de naam en druk op OK. 5. Wijzig het faxnummer en druk op OK. 6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus. Snelkiesnummers gebruiken Voer, wanneer u wordt gevraagd een nummer in te voeren, het snelkiesnummer in waaronder u het gewenste faxnummer hebt opgeslagen. • In het geval van een snelkiesnummer dat uit één cijfer (0-9) bestaat, houdt u de cijferknop op het numerieke toetsenblok ingedrukt. • In het geval van een snelkiesnummer dat uit twee of drie cijfers bestaat, drukt u op de eerste cijferknop(pen) en houdt u vervolgens de laatste cijferknop ingedrukt. U kunt een item ook in het geheugen opzoeken door te drukken op Address Book. Zie pagina 52. Groepskiesnummers Als u vaak eenzelfde document naar verschillende bestemmingen verstuurt, kunt u die bestemmingen groeperen en er een groepskiesnummer aan toekennen. Op die manier kunt u een document versturen naar alle bestemmingen binnen die groep. U kunt tot 100 groepskiesnummers instellen met behulp van de bestaande snelkiesnummers van de bestemming. 6. Druk op OK als Ja verschijnt om meer nummers toe te voegen of te verwijderen en herhaal stap 4 en 5. 7. Als u klaar bent, drukt u op de pijltoetsen om Nee te selecteren bij de vraag Nog een nummer? en drukt u op OK. 8. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus. Groepskiesnummers gebruiken Om een groepskiesnummer te gebruiken, moet u het opzoeken in het geheugen en selecteren. Druk op Address Book als u tijdens het versturen van een fax wordt gevraagd om een faxnummer in te voeren. Zie onder. Een item zoeken in het adresboek U kunt op twee manieren een nummer in het geheugen opzoeken. U doorzoekt het telefoonboek alfabetisch of u voert de eerste letters in van de naam die aan dat nummer is gekoppeld. Het geheugen alfabetisch doorzoeken 1. Druk indien nodig op Fax. 2. Druk op Address Book tot Zoek. en kiez. op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK. 3. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk op OK. 4. Druk op OK als Alle verschijnt. 5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste naam met het nummer verschijnt. U kunt het hele geheugen alfabetisch doorzoeken van achter naar voor en omgekeerd. Een groepskiesnummer vastleggen Zoeken naar een specifieke beginletter 1. Druk op 1. Druk indien nodig op Fax. 2. Druk op Address Book tot Nieuw en bew. op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK. 3. Druk op de pijltoetsen tot Groepsnummer verschijnt en druk op OK. 4. Voer een groepskiesnummer tussen 0 en 99 in en druk op OK. 5. Voer een snelkiesnummer in en druk op OK. 6. Druk op OK als de informatie m.b.t. het snelkiesnummer correct wordt weergegeven. 7. Druk op OK als Ja verschijnt. 8. Herhaal stappen 5 en 6 om andere snelkiesnummers aan de groep toe te voegen. 9. Als u klaar bent, drukt u op de pijltoetsen om Nee te selecteren bij de vraag Nog een nummer? en drukt u op OK. 10. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus. Een groepskiesnummer bewerken U kunt een item uit de groep verwijderen of een nieuw nummer toevoegen aan de geselecteerde groep. 1. Druk op Address Book tot Nieuw en bew. op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK. 2. Druk op de pijltoetsen tot Groepsnummer verschijnt en druk op OK. 3. Voer het groepskiesnummer in dat u wilt bewerken en druk op OK. 4. Voer het snelkiesnummer in dat u wilt toevoegen of verwijderen en druk op OK. Als u een nieuw snelkiesnummer hebt ingevoerd, verschijnt Toevoegen?. Als u een snelkiesnummer invoert dat in de groep is opgeslagen, verschijnt.Verwijderen? 5. Druk op OK om het nummer toe te voegen of te verwijderen. 52_Faxen Fax. 2. Druk op Address Book tot Zoek. en kiez. op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK. 3. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk op OK. 4. Druk op de pijltoetsen tot Id verschijnt en druk op OK. 5. Voer de eerste letters in van de naam die u zoekt en druk op OK. 6. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk op OK. Een vermelding in het adresboek verwijderen In het adresboek kunt u items één voor één verwijderen. 1. Druk op Address Book tot Verwijderen op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK. 2. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk op OK. 3. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk op OK. Selecteer Alles zoeken om een item te zoeken in het volledige adresboek. Selecteer Id zoeken om een item te zoeken via de eerste letters van de naam. 4. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk op OK. U kunt ook de eerste letters invoeren en op OK drukken. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk op OK. 5. Druk op OK. 6. Druk op OK als Ja verschijnt om verwijderen te bevestigen. 7. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus. Adresboek afdrukken 1. U kunt de instellingen van uw adresboek controleren door ze in een lijst af te drukken. 2. Druk op Address Book tot Afdrukken op de onderste regel van het display verschijnt. 3. Druk op OK. Het apparaat drukt nu een overzicht van al uw snelkiesnummers en groepsnummers af. Faxen_53 Onderhoud In dit hoofdstuk vindt u informatie over het onderhoud van het apparaat en de tonercassette. In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen: • • • • Rapporten afdrukken Geheugen wissen Uw apparaat reinigen De cassette onderhouden • • • • Rapporten afdrukken Een rapport afdrukken U kunt verschillende rapporten met nuttige informatie laten maken. De volgende rapporten zijn beschikbaar: Afhankelijk van uw opties of model zullen sommige rapporten mogelijk niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze menu’s niet van toepassing op uw apparaat. RAPPORT/LIJST OMSCHRIJVING Configuratie In deze lijst staat de status van de opties die door de gebruiker kunnen worden ingesteld. U kunt deze lijst afdrukken om de in de instellingen aangebrachte wijzigingen te bevestigen. Telefoonlijst In deze lijst staan alle faxnummers en e-mailadressen die in het geheugen van het apparaat zijn opgeslagen. Transm.rapport In dit rapport staat het faxnummer, het aantal pagina’s, de verzendduur, de communicatiemethode en het resultaat van de verzending voor een specifieke taak. U kunt uw apparaat zodanig instellen dat het automatisch een verzendrapport afdrukt na elke faxtaak. Zie pagina 50. Verzendrapport Dit rapport bevat informatie over de faxen en emailberichten die u onlangs hebt verzonden. U kunt het apparaat zo instellen dat na elke 50 communicaties een rapport wordt afgedrukt. Zie pagina 50. Ontvangstrapp. Dit rapport bevat informatie over de faxberichten die u recent hebt ontvangen. Geplande taken In deze lijst staat een overzicht van de uitgestelde faxen die recent in het geheugen zijn opgeslagen, met begintijd en aard van de operatie. Rap. ong. fax. In deze lijst staan de faxnummers die zijn opgegeven als ongewenste faxnummers. Ga naar het menu Inst. ong. fax om nummers aan de lijst toe te voegen of uit de lijst te verwijderen. Zie pagina 50. Netwerkinform. In deze lijst staat informatie over de netwerkverbinding en -configuratie van uw apparaat. Gebr.ver.lijst In deze lijst staan de gebruikers die gebruik mogen maken van de e-mailfunctie. 54_Onderhoud De tonercassette vervangen Te onderhouden onderdelen Uw apparaat vanop de website beheren Het serienummer van het apparaat controleren 1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK. 2. Druk op de pijltoetsen tot Rapport verschijnt en druk op OK. 3. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste rapport of de gewenste lijst verschijnt en druk vervolgens op OK. Selecteer Alle rapporten om alle rapporten af te drukken. 4. Druk op OK als Ja verschijnt om het afdrukken te bevestigen. De geselecteerde informatie wordt afgedrukt. Geheugen wissen De buitenkant reinigen U kunt kiezen welk gedeelte van de informatie in het geheugen u wilt wissen. Controleer of alle faxtaken zijn voltooid voordat u het geheugen wist, anders worden deze taken ook gewist. Binnenkant reinigen 1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK. 2. Druk op de pijltoetsen tot Instel. wissen verschijnt en druk op OK. 3. Druk op de pijltoetsen tot het item dat u wilt wissen, verschijnt. Afhankelijk van uw opties of model zullen sommige menu’s mogelijk niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze menu’s niet van toepassing op uw apparaat. OPTIES U kunt de behuizing van het apparaat het beste schoonmaken met een zachte, niet-pluizende doek. U kunt de doek enigszins bevochtigen met water, maar let erop dat er geen water op of in het apparaat druppelt. Tijdens het afdrukken kunnen zich in het apparaat papierresten, toner en stof verzamelen. Dit kan op een gegeven moment problemen met de afdrukkwaliteit veroorzaken, zoals tonervlekken of vegen. Deze problemen kunnen worden beperkt of verholpen door de binnenkant van het apparaat te reinigen. 1. Schakel het apparaat uit en haal de stekker uit het stopcontact. Wacht tot het apparaat is afgekoeld. 2. Open de voorklep volledig. OMSCHRIJVING Alle instel. Wist alle gegevens uit het geheugen en herstelt de standaardinstellingen. Faxinstel. Herstelt alle standaardfaxopties. Kopieerinstel. Herstelt alle standaardkopieeropties. Scaninstel. Herstelt alle standaardscanopties. Systeeminst. Herstelt alle standaardsysteemopties. Netwerkinstel. Herstelt alle standaardnetwerkopties. Telefoonlijst Wist alle faxnummers en e-mailadressen uit het geheugen. Verzendrapport Wist alle informatie van verzonden faxen en e-mails. • Ontvangstrapp. Wist alle informatie over ontvangen faxberichten. • 4. 5. 6. 7. Druk op OK als Ja verschijnt. Druk opnieuw op OK om het wissen te bevestigen. Herhaal stappen 3 tot en met 5 om een ander item te wissen. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus. • Raak het groene oppervlak, de OPC-drum en de voorkant van de tonercassette niet aan met uw handen of met enig ander materiaal. Gebruik de handgreep op elke cassette om aanraking met dit oppervlak te vermijden. Probeer geen krassen te maken op het oppervlak van de transportriem. Als u de voorklep langer dan enkele minuten geopend laat, kan de OPC-drum worden blootgesteld aan licht. Hierdoor raakt de OPC-drum beschadigd. Sluit de voorklep als de installatie om een of andere reden moet worden stopgezet of onderbroken. 3. Houd de tonercassette vast aan de grepen en trek de cassette uit de printer. Uw apparaat reinigen Volg de onderstaande reinigingsprocedures telkens na vervanging van een tonercassette of als er problemen ontstaan met afdruk- en scankwaliteit. Dit is voor het behoud van een goede afdruk- en scankwaliteit. • • Als u de behuizing van het apparaat reinigt met reinigingsmiddelen die veel alcohol, oplosmiddel of andere agressieve substanties bevatten, kan de behuizing verkleuren of vervormen. Als er toner in het apparaat of in de directe omgeving van het apparaat terecht is gekomen, raden wij u aan om dit te reinigen met een zachte, met water bevochtigde doek of tissue. Als u een stofzuiger gebruikt, kan in de lucht geblazen toner schadelijk zijn voor uw gezondheid. Onderhoud_55 4. Verwijder met een droge, niet-pluizende doek eventueel stof en gemorste toner in en rond de ruimte voor de tonercassette. Scannereenheid reinigen U krijgt de beste kopieën als u de scannereenheid schoon houdt. We raden u aan om de scannereenheid aan het begin van elke dag te reinigen. Herhaal dit indien nodig in de loop van de dag. 1. Bevochtig een niet-pluizende, zachte doek of papieren handdoekje met een beetje water. 2. Open het deksel van de scanner. 3. Veeg de glasplaat en het glas van de automatische documentinvoer schoon en droog ze daarna af. Als u toner op uw kleding krijgt, veeg de toner dan af met een droge doek en was het kledingstuk in koud water. Door warm water te gebruiken, hecht de toner zich aan de stof. 5. Zoek de lange glazen strook (LSU) in het cassettevak en haal voorzichtig een witte katoenen doek over de glasplaat om te zien of er vuil aan blijft zitten. 4. Veeg de onderkant van het scannerdeksel schoon en droog deze af. 5. Sluit het deksel van de scanner. De cassette onderhouden Tonercassette bewaren 6. Plaats alle onderdelen terug in het apparaat en sluit de voorklep. Als de voorklep niet volledig gesloten is, werkt het apparaat niet. 7. Steek de stekker weer in het stopcontact en zet het apparaat aan. Neem de volgende richtlijnen in acht voor een optimaal resultaat: • Haal de tonercassette pas uit de verpakking op het moment dat u deze gaat gebruiken. • Vul de tonercassette niet bij. Schade aan het apparaat als gevolg van bijgevulde cassettes valt niet onder de garantie. • Bewaar tonercassettes in dezelfde ruimte als het apparaat. • Om schade aan de tonercassette te voorkomen, moet u ervoor zorgen dat deze niet langer dan enkele minuten wordt blootgesteld aan licht. Verwachte levensduur van de cassette De levensduur van de tonercassette hangt af van de hoeveelheid toner die voor de afdruktaken vereist is. In de praktijk kan het aantal pagina’s variëren afhankelijk van de afdrukdichtheid, de omgevingsomstandigheden, het interval tussen verschillende afdrukken en het type en formaat van het afdrukmateriaal. Als u bijvoorbeeld veel afbeeldingen afdrukt, moet de tonercassette vaker worden vervangen. Toner herverdelen Als een tonercassette bijna leeg is, verschijnen er vage of lichtere gebieden in de afdruk. U kunt de afdrukkwaliteit tijdelijk verbeteren door de toner opnieuw te verdelen. • Er verschijnt mogelijk een bericht op het display dat aangeeft dat de toner bijna op is. • Het venster van het programma SmartPanel verschijnt op het scherm van uw computer en geeft aan welke cassette bijna leeg is. 56_Onderhoud 1. Open de voorklep volledig. • • • Raak het groene oppervlak, de OPC-drum en de voorkant van de tonercassette niet aan met uw handen of met enig ander materiaal. Gebruik de handgreep op elke cassette om aanraking met dit oppervlak te vermijden. Probeer geen krassen te maken op het oppervlak van de transportriem. Als u de voorklep langer dan enkele minuten geopend laat, kan de OPC-drum worden blootgesteld aan licht. Hierdoor raakt de OPC-drum beschadigd. Sluit de voorklep als de installatie om een of andere reden moet worden stopgezet of onderbroken. 2. Houd de tonercassette vast aan de grepen en trek de cassette uit de printer. 4. Schuif de tonercassette terug in het apparaat. 5. Sluit de klep aan de voorzijde. Controleer of de klep goed is vergrendeld. Als de voorklep niet volledig gesloten is, werkt het apparaat niet. De tonercassette vervangen Als de tonercassette helemaal leeg is, moet u ze vervangen. • De status-LED en het bericht in verband met de toner op het display geven aan dat de tonercassette vervangen moet worden. • Inkomende faxberichten worden opgeslagen in het geheugen. Dit betekent dat de tonercassette moet worden vervangen. Controleer het type tonercassette van uw apparaat. (Zie "Verbruiksartikelen en accessoires bestellen" op pagina 77.) 1. Schakel het apparaat uit en wacht dan enkele minuten tot het apparaat is afgekoeld. 2. Open de voorklep volledig. 3. Houd beide grepen van de tonercassette vast en schud de cassette grondig van links naar rechts om de toner opnieuw te verdelen. • • Als er toner op uw kleding terechtkomt, veegt u de toner af met een droge doek en wast u het kledingstuk in koud water. Door warm water te gebruiken, hecht de toner zich aan de stof. • Raak het groene oppervlak, de OPC-drum en de voorkant van de tonercassettes niet aan met uw handen of met enig ander materiaal. Gebruik de handgreep op elke cassette om aanraking met dit oppervlak te vermijden. Probeer geen krassen te maken op het oppervlak van de transportriem. Als u de voorklep langer dan enkele minuten geopend laat, kan de OPC-drum worden blootgesteld aan licht. Hierdoor raakt de OPC-drum beschadigd. Sluit de voorklep als de installatie om een of andere reden moet worden stopgezet of onderbroken. Onderhoud_57 3. Houd de tonercassette vast aan de grepen en trek de cassette uit de printer. 7. Neem de handgrepen op de tonercassette vast. Schuif de cassette in de sleuf tot ze vast klikt. 4. Neem een nieuwe tonercassette uit de verpakking. 8. Sluit de klep aan de voorzijde. Zorg ervoor dat de klep goed gesloten is en schakel het apparaat in. Als de voorklep niet volledig gesloten is, werkt het apparaat niet. Het bericht Toner op wissen • • Gebruik geen scherpe voorwerpen, zoals een schaar of mes, om de verpakking van de tonercassette te openen. U zou het oppervlak van de tonercassette kunnen beschadigen. Om beschadiging te voorkomen, mag u de tonercassette niet langer dan enkele minuten blootstellen aan licht. Bedek de tonercassette indien nodig met een stuk papier om ze te beschermen. 5. Houd beide grepen van de tonercassette vast en schud de cassette grondig van links naar rechts om de toner opnieuw te verdelen. Als u voortdurende weergave van het bericht Toner op storend vindt, kunt u aangeven dat het bericht niet meer moet worden weergegeven. 1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK. 2. Druk op de pijltoetsen tot Onderhoud verschijnt en druk vervolgens op OK. 3. Druk op de pijltoetsen tot Toner Op wis. verschijnt en druk vervolgens op OK. 4. Selecteer Aan en druk op OK. 5. Het bericht Toner op wordt nu niet meer weergegeven maar het bericht Vervang toner wel, om u eraan te herinneren dat een nieuwe tonercassette moet worden geïnstalleerd ter verbetering van de kwaliteit. • • 6. Plaats de tonercassette op een vlak oppervlak, zoals hieronder afgebeeld, en verwijder het papier rond de tonercassette door de tape te verwijderen. Als u toner op uw kleding krijgt, veeg de toner dan af met een droge doek en was het kledingstuk in koud water. Door warm water te gebruiken, hecht de toner zich aan de stof. 58_Onderhoud Als u eenmaal Aan hebt geselecteerd, wordt deze instelling permanent in het geheugen van de tonercassette opgeslagen en verdwijnt dit item uit het menu Onderhoud. U kunt doorgaan met afdrukken, maar de kwaliteit wordt in dat geval niet gegarandeerd en er wordt geen productondersteuning meer verleend. Te onderhouden onderdelen Rubber van de ADI vervangen Om kwaliteits- en doorvoerproblemen als gevolg van versleten onderdelen te vermijden en ervoor te zorgen dat uw printer goed blijft presteren, moeten de volgende onderdelen vervangen worden als het opgegeven aantal pagina’s is afgedrukt of als de levensduur van het desbetreffende onderdeel is verstreken. U moet het rubber van de ADI vervangen als er voortdurend problemen optreden met het oppakken van het papier of als de levensduur van het rubber is verstreken. 1. Open de klep van de automatische documentinvoer. 2. Draai de mof aan het rechteruiteinde van de ADI-rol in de richting van de ADI en verwijder de rol. AANTAL AFDRUKKEN (GEMIDDELD) ONDERDELEN Fixeereenheid Circa 50.000 pagina’s Rubberen matje van de automatische documentinvoer Circa 20.000 pagina’s ADI-papierinvoerrol Circa 20.000 pagina’s Opneemrol Circa 50.000 pagina’s Transportrol Circa 50.000 pagina’s Wij raden ten zeerste aan dit onderhoud te laten uitvoeren door een erkende servicemedewerker of door de leverancier of winkel waar u het apparaat hebt gekocht. De vervanging van onderdelen waarvan de gebruiksduur verstreken is, valt niet onder de garantie. 1 Mof 2 Rol van de automatische documentinvoer 3. Verwijder het rubberen matje van de automatische documentinvoer, zoals in de afbeelding. Verbruiksartikelen controleren Als u regelmatig geconfronteerd wordt met papierstoringen of afdrukproblemen, controleert u het aantal pagina’s dat het apparaat heeft afgedrukt of gescand. Indien nodig vervangt u de desbetreffende onderdelen. 1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK. 2. Druk op de pijltoetsen tot Onderhoud verschijnt en druk op OK. 3. Druk op de pijltoetsen tot Gebruiksduur verschijnt en druk op OK. 4. Druk op de pijltoetsen tot het item dat u wilt wissen, verschijnt en druk op OK. • Info verb.art.: Drukt een pagina af met informatie voor de leverancier. • Totaal: Toont het totaal aantal afgedrukte pagina’s. • ADI-scan: Toont het aantal pagina’s dat gescand werd via de ADI. • Scan. via glas: Toont het aantal pagina’s dat gescand werd op de glasplaat. 5. Druk op OK om te bevestigen dat u een pagina met informatie voor de leverancier wilt afdrukken. 6. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus. 1 Rubberen matje van de automatische documentinvoer 4. Breng een nieuw rubberen matje aan in de ADI. 5. Houd het linkeruiteinde van de ADI-rol in het verlengde van de gleuf en druk het rechteruiteinde van de rol in de gleuf aan de rechterkant. Draai de mof aan het rechteruiteinde in de richting van de uitvoerlade. 6. Sluit de klep van de automatische documentinvoer. Onderhoud_59 Uw apparaat vanop de website beheren Als het apparaat aangesloten is op een netwerk en u de TCP/IP-parameters correct hebt ingesteld, kunt u het apparaat beheren via Samsung SyncThru™ Web Service, een ingebouwde webserver. U kunt de SyncThru™ Web Service gebruiken om: • De eigenschappen van het apparaat weer te geven en de huidige status te controleren. • De TCP/IP-parameters te wijzigen en andere netwerkparameters in te stellen. • De printereigenschappen te wijzigen. • Het apparaat zo in te stellen dat u een e-mailbericht krijgt toegestuurd met de status van het apparaat. • Ondersteuning te krijgen bij het gebruik van het apparaat. Zo krijgt u toegang tot SyncThru™ Web Service 1. Open een webbrowser in Windows, zoals Internet Explorer. 2. Geef het IP-adres van het apparaat (http://xxx.xxx.xxx.xxx) op in het adresveld en druk op Enter of klik op Ga naar. De ingesloten website wordt geopend. Het serienummer van het apparaat controleren Als u een dienst vraagt of u zich registreert als gebruiker op de website van Samsung, vraagt men u mogelijk naar het serienummer. Volg onderstaande stappen om het serienummer te controleren: 1. Druk op Menu tot Systeeminst. op de onderste regel van het display verschijnt en druk vervolgens op OK. 2. Druk op de pijltoetsen tot Onderhoud verschijnt en druk op OK. 3. Druk op de pijltoetsen tot Serienummer verschijnt en druk op OK. 4. Controleer het serienummer van uw apparaat. 5. Druk op Stop/Clear om terug te keren naar gereedmodus. 60_Onderhoud Problemen oplossen In dit hoofdstuk vindt u nuttige informatie over wat u moet doen als er een probleem optreedt. In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen: • • • Tips om papierstoringen te voorkomen Vastgelopen papier verwijderen Vastgelopen papier verwijderen • • Tips om papierstoringen te voorkomen U kunt de meeste papierstoringen vermijden door het juiste type afdrukmateriaal te gebruiken. Volg de stappen op pagina 61 wanneer er zich een papierstoring voordoet. • Volg de procedures op pagina 35. Zorg ervoor dat de verstelbare geleiders correct zijn ingesteld. • Plaats niet te veel papier in de lade. Zorg dat de papierstapel niet boven de maximummarkering aan de binnenzijde van de lade uitkomt. • Verwijder geen papier uit de papierlade tijdens het afdrukken. • Buig het papier, waaier het uit en maak er een rechte stapel van voordat u het in de lade plaatst. • Gebruik geen gekreukt, vochtig of sterk gekruld papier. • Plaats geen verschillende soorten papier in een lade. • Gebruik alleen aanbevolen afdrukmaterialen. (Zie "Papierformaat en -type instellen" op pagina 37.) • Zorg ervoor dat het papier in de lade ligt met de te bedrukken zijde naar beneden of in de lade voor handmatige invoer met de te bedrukken zijde naar boven. Vastgelopen papier verwijderen Wanneer er een origineel vastraakt in de ADI, verschijnt Documentstor. op het display. Informatie over berichten op het display Andere problemen oplossen 3. Draai de bus aan het rechteruiteinde van de ADI-papierinvoerrol in de richting van de ADI (1) en verwijder de invoerrol uit de sleuf (2). Trek het document voorzichtig naar links en uit de automatische documentinvoer. Deze illustratie kan iets afwijken van uw apparaat afhankelijk van het model. 4. Plaats het linkeruiteinde van de documentinvoerrol in de linkerhouder en druk het rechteruiteinde van de rol in de rechterhouder (1). Draai de bus aan het rechteruiteinde van de rol in de richting van de documentinvoer (2). Papierstoring in het invoergedeelte 1. Verwijder alle resterende pagina’s uit de ADI. 2. Open de klep van de automatische documentinvoer. 5. Sluit de klep van de automatische documentinvoer. Plaats de verwijderde pagina(’s), indien nodig, terug in de automatische documentinvoer. Gebruik de glasplaat van de scanner voor originelen van dik, dun of gemengd papier om papierstoringen te voorkomen. 1 Klep van de ADI Problemen oplossen_61 Papierstoring aan uitgang Vastgelopen papier verwijderen 1. Verwijder alle resterende pagina’s uit de ADI. 2. Pak het verkeerd ingevoerde papier vast en verwijder het uit de uitvoerlade door het voorzichtig naar rechts te trekken met beide handen. Als er een papierstoring optreedt, verschijnt er een waarschuwingsbericht op het display. Raadpleeg de onderstaande tabel om te zien waar het papier is vastgelopen en verwijder het vastgelopen papier. BERICHT PLAATS VAN DE STORING GA NAAR Papierstoring 0 Open/sluit klep In het papierinvoergebied en binnenin het apparaat Pagina 62, Pagina 63 Papierstoring 1 Open/sluit klep Binnenin het apparaat Pagina 63 Papierstoring 2 Contr. Binnenin Binnenin het apparaat of in de fixeereenheid Pagina 63 3. Plaats de verwijderde pagina’s opnieuw in de ADI. Stor. in duplex0 Contr. binnenin Binnenin het apparaat Pagina 64 Papierstoring bij de roller Stor. in duplex1 Open/sluit klep In het papierinvoergebied en binnenin het apparaat Pagina 64 1. Open het deksel van de scanner. 2. Pak het verkeerd ingevoerde papier vast en verwijder het uit het invoergedeelte door het voorzichtig met beide handen naar rechts te trekken. Afhankelijk van de opties of het model zullen sommige berichten mogelijk niet op het weergavescherm verschijnen. Trek het vastgelopen papier voorzichtig en langzaam naar buiten om te voorkomen dat het scheurt. Volg de aanwijzingen in de volgende secties om de papierstoring te verhelpen. In het papierinvoergedeelte Volg onderstaande stappen om vastgelopen papier uit het papierinvoergebied te verwijderen. 1. Trek de lade volledig open. 3. Sluit het deksel van de scanner. Plaats de verwijderde pagina’s opnieuw in de automatische documentinvoer. 2. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig recht naar buiten te trekken, zoals hieronder is afgebeeld. Als het papier niet beweegt wanneer u eraan trekt, of als u in dat gebied geen papier ziet, controleert u de papieruitvoer Rond de tonercassette. 62_Problemen oplossen 3. Plaats de lade terug in het apparaat. De printer gaat automatisch door met afdrukken. In de lade voor handmatige invoer Als u afdrukt via de multifunctionele lade en het apparaat ontdekt dat er geen papier werd geplaatst of dat het verkeerd werd geplaatst, volgt u de onderstaande stappen om het vastgelopen papier te verwijderen. 1. Controleer of het papier is vastgelopen in het invoergedeelte, en zo ja, trek het er voorzichtig uit. 2. Plaats een vel papier in de lade voor handmatige invoer. 3. Open de voorklep en sluit deze weer. Het apparaat gaat door met afdrukken. In het papieruitvoergebied Volg onderstaande stappen om vastgelopen papier uit het papieruitvoergedeelte te verwijderen. 1. Als een groot deel van het papier zichtbaar is, trekt u het papier er recht uit. Open de voorklep en sluit deze goed. Het apparaat gaat door met afdrukken. Als u het vastgelopen papier niet kunt vinden, of als u weerstand ondervindt bij het verwijderen van het papier, stopt u met trekken en gaat u naar stap 2. 2. Open de achterklep. 3. Druk de achtergeleider aan weerskanten naar beneden en verwijder het vastgelopen papier voorzichtig uit het apparaat. Breng de achterste geleider terug in zijn oorspronkelijke positie. Rond de tonercassette Volg onderstaande stappen om vastgelopen papier rond de tonercassette te verwijderen. 1. Open de voorklep en verwijder de tonercassette. 1 Achtergeleider 4. Sluit de achterklep. De printer gaat automatisch door met afdrukken. 2. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig recht naar buiten te trekken, zoals hieronder is afgebeeld. 3. Plaats de tonercassette terug en sluit de voorklep. De printer gaat automatisch door met afdrukken. Als de voorklep niet volledig gesloten is, werkt het apparaat niet. Problemen oplossen_63 Rond de duplex-eenheid Als de duplex-eenheid niet op de juiste manier wordt teruggeplaatst, kan er zich een papierstoring voordoen. Zorg ervoor dat de duplexeenheid op de juiste manier wordt geplaatst. 1. Haal de duplex-eenheid uit het apparaat. 4. Duw de achterste geleider aan beide zijden naar beneden en verwijder het papier. Breng de achterste geleider terug in zijn oorspronkelijke positie. 1 1 duplexeenheid 2. Verwijder het vastgelopen papier uit de duplexeenheid. 1 Achtergeleider 5. Sluit de achterklep. De printer gaat automatisch door met afdrukken. In de optionele lade Als het papier is vastgelopen in de optionele lade, voert u de volgende stappen uit om het vastgelopen papier te verwijderen. 1. Trek de optionele lade open. Als het papier er niet samen met de duplex-eenheid uitkomt, verwijdert u het papier onderaan in het apparaat. 2. Als u het vastgelopen papier ziet, verwijdert u het uit het apparaat door het voorzichtig recht naar buiten te trekken, zoals hieronder is aangegeven. Als u het vastgelopen papier niet kunt vinden of als u weerstand ondervindt bij het verwijderen van het papier, gaat u naar stap 3. 3. Open de achterklep. Als u het vastgelopen papier niet kunt vinden of als u weerstand ondervindt bij het verwijderen van het papier, gaat u naar stap 3. 64_Problemen oplossen 3. Trek de lade half open. Informatie over berichten op het display Berichten verschijnen op het display van het bedieningspaneel om de status van het apparaat of fouten te melden. Raadpleeg de onderstaande tabellen voor de betekenis van de berichten en verhelp het probleem indien nodig. De berichten en de betekenis ervan zijn in alfabetische volgorde vermeld. • • 4. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig recht naar buiten te trekken. • • Als het bericht niet in de tabel voorkomt, zet u het apparaat uit en weer aan en probeert u de afdruktaak opnieuw uit te voeren. Neem contact op met de serviceafdeling als het probleem zich blijft voordoen. Afhankelijk van de opties of het model zullen sommige berichten mogelijk niet op het weergavescherm verschijnen. xxx geeft het type afdrukmateriaal aan. yyy geeft de lade aan. BERICHT BETEKENIS VOORGESTELDE OPLOSSINGEN Annuleren? W Ja X Het geheugen van het apparaat is volgeraakt, terwijl het document in het geheugen werd opgeslagen. Als u de faxopdracht wilt annuleren, drukt u op de knop OK om Ja te accepteren. Als u de pagina’s wilt verzenden die correct zijn opgeslagen, drukt u op de knop OK om Nee te selecteren. Verzend de resterende pagina’s later als er opnieuw geheugen vrij is. [xxx] weldra vervangen De levensduur van het onderdeel zal binnenkort afgelopen zijn. Zie pagina 59 en neem contact op met de onderhoudsdienst. Bestandsindeling niet ondersteund De geselecteerde bestandsindeling wordt niet ondersteund. Gebruik de juiste bestandsindeling. Bewerking Niet toegewezen U bent bezig met Pag. toevoegen/Taak annuleren, maar er zijn geen taken opgeslagen. Controleer op het display of er uitgestelde taken zijn. Bijgevulde toner T De tonercassette die u hebt geïnstalleerd is niet origineel of is opnieuw gevuld. De afdrukkwaliteit kan achteruitgaan als een opnieuw gevulde tonercassette wordt geplaatst, omdat de eigenschappen van zo’n cassette aanzienlijk kunnen verschillen van die van een originele cassette. We raden aan om originele tonercassettes van Samsung te gebruiken. [COMM.-fout] Het apparaat heeft een communicatieprobleem. Vraag de afzender om de fax opnieuw te verzenden. 5. Plaats de laden weer in het apparaat. De printer gaat automatisch door met afdrukken. Problemen oplossen_65 BERICHT BETEKENIS VOORGESTELDE OPLOSSINGEN Documentstor. Het origineel heeft een papierstoring veroorzaakt in de ADI. Verwijder het vastgelopen papier. Zie pagina 61. Een pagina is te groot Er staan meer gegevens op een pagina dan het ingestelde formaat toelaat. Verlaag de resolutie en probeer het opnieuw. E-mail overschr. serveronderst. Het e-mailbericht is groter dan het door de SMTP-server ondersteund formaat. Splits uw e-mailbericht op of verlaag de resolutie. [Geen antwoord] Het andere faxapparaat neemt zelfs na verschillende pogingen niet op. Probeer het opnieuw. Ga na of het andere faxapparaat aanstaat. Geen toner meer T De houdbaarheidsdatum van de printercassette die met de pijl wordt aangeduid, is bereikt. Dit bericht verschijnt wanneer de tonercassette volledig leeg is en de printer stopt met afdrukken. Vervang de desbetreffende tonercassette door een originele Samsungcassette. Zie pagina 57. Dit bericht wordt weergegeven als de systeeminstellingen zijn gewijzigd of als u een back-up maakt. Schakel het apparaat niet uit als dit bericht wordt weergegeven. Wijzigingen worden dan niet opgeslagen waardoor er gegevens kunnen verloren gaan. Gegev. bijwerken Even geduld… Geheugen vol Groep niet beschikbaar Hoofdmotor LSU geblokkeerd Het geheugen is vol. Verwijder overbodige faxopdrachten en verzend ze opnieuw zodra er meer geheugen beschikbaar is. U kunt de verzending ook in verschillende delen opsplitsen. U hebt geprobeerd om een groepslocatienummer te selecteren terwijl u slechts een enkel locatienummer kunt gebruiken, zoals bij het toevoegen van locaties voor meervoudig verzenden. Gebruik een snelkiesnummer of kies handmatig een faxnummer met de cijfertoetsen. Er is een probleem met de hoofdmotor. Open de klep aan de voorzijde en sluit deze weer. 66_Problemen oplossen BERICHT BETEKENIS VOORGESTELDE OPLOSSINGEN [Incompatibel] Het apparaat heeft een fax ontvangen van een nummer dat is geregistreerd als een ongewenst faxnummer. De ontvangen faxgegevens zullen worden verwijderd. Controleer de instellingen voor ongewenste faxnummers. Zie pagina 50. Lijn bezet Het ontvangende faxapparaat antwoordde niet of de lijn is al in gebruik. Wacht enkele minuten en probeer het opnieuw. [Lijnfout] Er kan geen verbinding tot stand worden gebracht met het ontvangende faxapparaat of de verbinding is verbroken als gevolg van een probleem met de telefoonlijn. Probeer het opnieuw. Als het probleem zich blijft voordoen, wacht u een uurtje en probeert u het opnieuw. U kunt ook de foutcorrectiemodus inschakelen. Zie pagina 51. Niet toegewezen Voor de door u gebruikte sneltoets of het snelkiesnummer is er geen toegekend nummer. Voer het nummer handmatig in met behulp van de cijfertoetsen of sla het nummer of adres op. Ongeldige toner T De tonercassette die u hebt geïnstalleerd is niet geschikt voor uw apparaat. Installeer een originele Samsung-tonercassette die voor uw apparaat werd ontwikkeld. [Op Stop gedr.] Stop/Clear werd ingedrukt terwijl het apparaat in werking was. Probeer het opnieuw. Klep open De voorklep is niet goed vergrendeld. Sluit de klep goed. Deze moet vastklikken. Opnieuw kiezen? Het apparaat wacht gedurende de ingestelde wachttijd voordat het een nummer dat bezet was opnieuw kiest. U kunt op OK drukken om direct opnieuw te kiezen of op Stop/Clear om opnieuw kiezen te annuleren. Papierstoring 0 Open/sluit klep Er is papier vastgelopen in het invoergedeelte van de multifunctionele lade. Verwijder het vastgelopen papier. Zie pagina 62. Papierstoring 1 Open/sluit klep Er is papier vastgelopen in het apparaat. Verwijder het vastgelopen papier. Zie pagina 63. Papierstoring 2 Contr. binnenin Het speciale afdrukmateriaal is vastgelopen in het papieruitvoergebied. Verwijder het vastgelopen papier. Zie pagina 63. BETEKENIS VOORGESTELDE OPLOSSINGEN Plaats tonercas. T Er is geen tonercassette geplaatst. Plaats de tonercassette. Scanner geblok. De scannermodule is geblokkeerd Deblokkeer de scanner en druk op Stop/Clear. Stor. in duplex0 Contr. binnenin Het papier is vastgelopen bij het dubbelzijdig afdrukken. Dit is alleen van toepassing op apparaten met deze functie. Verwijder het vastgelopen papier. Zie pagina 64. Stor. in duplex1 Open/sluit klep Het papier is vastgelopen bij het dubbelzijdig afdrukken. Dit is alleen van toepassing op apparaten met deze functie. Verwijder het vastgelopen papier. Zie pagina 64. Toner bijna op T De corresponderende tonercassette is bijna leeg. Haal de tonercassette eruit en schud deze grondig heen en weer. Zo kunt u tijdelijk opnieuw afdrukken. De tonercassette is geen originele cassette van Samsung. Druk op OK om van het bericht naar Stop of Doorgaan te schakelen. W Stop X U kunt Stop of Doorgaan selecteren met de knop linker/ rechterpijl. Als u Stop selecteert door te drukken op OK op het bedieningspaneel, stopt het apparaat met afdrukken. Als u Doorgaan kiest, gaat het apparaat door met afdrukken, maar kan de afdrukkwaliteit niet worden gegarandeerd. Als u geen keuze maakt, reageert het apparaat alsof Stop is geselecteerd. Vervang de desbetreffende tonercassette door een originele Samsungcassette. Zie pagina 57. BERICHT Toner niet Sams. T BERICHT BETEKENIS VOORGESTELDE OPLOSSINGEN Toner op T De tonercassette is leeg. Het apparaat drukt niet meer af. Druk op OK om van het bericht naar Stop of Doorgaan te schakelen. W Stop X U kunt met de pijltoetsen de optie Stop of Doorgaan kiezen. Als u Stop selecteert door op OK op het bedieningspaneel te drukken, stopt het apparaat met afdrukken. Als u Doorgaan kiest, gaat het apparaat door met afdrukken, maar kan de afdrukkwaliteit niet worden gegarandeerd. Als u geen keuze maakt, reageert het apparaat alsof Stop is geselecteerd. Vervang de tonercassette door een nieuwe. Zie pagina 57. Uitvoerbak vol| Open/sluit klep De uitvoerlade van het apparaat zit vol met papier. Verwijder papier. Open de voorklep en sluit ze weer. Verbindingsfout De verbinding met de SMTP-server is mislukt. Controleer de serverinstellingen en de netwerkkabel. Verkeerd papier [yyy] Het in de printereigenschappen opgegeven papierformaat stemt niet overeen met het door u geplaatste papier. Plaats het juiste papier in de lade. Vervang toner T Dit bericht verschijnt tussen de status Toner op en Toner bijna op. Vervang de tonercassette door een nieuwe. Zie pagina 56. Verzendfout (DNS) Er is een probleem met de DNS-server. Configureer de DNSinstellingen. Verzendfout (POP3) Er is een probleem met de POP3-server. Configureer de POP3instellingen. Verzendfout (SMTP) Er is een probleem met de SMTP-server. Kies een beschikbare server. Verzendfout (VERIFICATIE) Er is een probleem met de SMTP-verificatie. Configureer de verificatie-instellingen. Verzendfout (verk. config.) Er is een probleem met de netwerkinterfacekaart. Configureer uw netwerkkaart op de goede manier. Voer nogmaals in U hebt een optie gekozen die niet beschikbaar was. Kies een andere optie. [yyy] is leeg De papierlade is leeg. Plaats papier in de lade. Problemen oplossen_67 Andere problemen oplossen In het onderstaande overzicht vindt u een aantal mogelijke problemen en de bijbehorende oplossingen. Voer de stappen uit in de aangegeven volgorde totdat het probleem is verholpen. Neem contact op met de serviceafdeling als het probleem zich blijft voordoen. Afdrukproblemen MOGELIJKE OORZAAK TOESTAND Het apparaat drukt niet af. Het apparaat krijgt geen stroom. Papierinvoer TOESTAND VOORGESTELDE OPLOSSINGEN Afdrukpapier loopt vast. Verwijder het vastgelopen papier. Zie pagina 61. Papier kleeft aan elkaar. • • • • Invoerprobleem met een aantal vellen tegelijk. • • Afdrukpapier wordt niet ingevoerd. • • • • • Het papier blijft vastlopen. • • • • Enveloppen trekken scheef of worden niet goed ingevoerd. Zorg dat er niet te veel papier in de lade ligt. De lade is geschikt voor maximaal 250 vel papier, afhankelijk van de papierdikte. Zorg dat u een geschikte papiersoort gebruikt. Zie pagina 37. Haal het papier uit de lade en buig het of waaier het uit. In vochtige omstandigheden kunnen bepaalde papiersoorten aan elkaar blijven kleven. Er kan niet meer dan één papiersoort tegelijk in de lade worden geplaatst. Plaats alleen papier van dezelfde soort en hetzelfde formaat en gewicht. Als het papier is vastgelopen doordat er meer vellen tegelijk zijn ingevoerd, verwijdert u deze. Zie pagina 61. Verwijder eventuele verstoppingen in het apparaat. Het papier is niet goed in de lade gelegd. Verwijder het papier en plaats het op de juiste manier in de lade. Er ligt te veel papier in de lade. Verwijder het teveel aan papier. Het papier is te dik. Gebruik alleen papier dat aan de specificaties voor het apparaat voldoet. Zie pagina 31. Als het origineel niet door het apparaat gaat, is het rubber van de ADI mogelijk aan vervanging toe. Zie pagina 59. Er ligt te veel papier in de lade. Verwijder het teveel aan papier. Gebruik de lade voor handmatige invoer als u op speciaal materiaal afdrukt. U gebruikt een verkeerde papiersoort. Gebruik alleen papier dat aan de specificaties voor het apparaat voldoet. Zie pagina 31. Mogelijk zitten er materiaalresten in het apparaat. Open de voorklep en verwijder de resten. Als het origineel niet door het apparaat gaat, is het rubber van de ADI mogelijk aan vervanging toe. Zie pagina 59. Zorg dat de papiergeleiders aan beide kanten van de envelop goed zijn ingesteld (ze moeten de envelop net raken). 68_Problemen oplossen VOORGESTELDE OPLOSSINGEN Controleer of het netsnoer is aangesloten. Controleer de aan/uit-schakelaar en het stopcontact. Het apparaat is niet als Selecteer Samsung SCX-4x25 standaardprinter Series als de standaardprinter geselecteerd. in Windows. • • • • • • Controleer het volgende in het apparaat. De voorklep is niet gesloten. Sluit de klep. Er is een papierstoring opgetreden. Verwijder het vastgelopen papier. Zie pagina 62. De papierlade is leeg. Plaats papier. Zie pagina 35. Er is geen tonercassette geplaatst. Plaats de tonercassette. Neem contact op met de serviceafdeling als er een systeemfout optreedt. De verbindingskabel Maak de printerkabel los en tussen de computer en sluit deze opnieuw aan. het apparaat is niet goed aangesloten. De verbindingskabel tussen de computer en het apparaat is mogelijk defect. Sluit de kabel indien mogelijk aan op een andere computer die naar behoren werkt en druk een document af. U kunt ook proberen om een andere printerkabel te gebruiken. De poortinstelling is niet juist. Controleer de printerinstellingen in Windows om vast te stellen of de afdruktaak naar de juiste poort wordt gestuurd. Als uw computer meerdere poorten heeft, controleert u of het apparaat op de juiste poort is aangesloten. Het apparaat is mogelijk niet goed geconfigureerd. Controleer de printereigenschappen om na te gaan of alle afdrukinstellingen correct zijn. Mogelijk is het Herstel de printersoftware. Zie printerstuurprogramma Software. niet goed geïnstalleerd. Het apparaat werkt niet Kijk of het display van het goed. bedieningspaneel een systeemfout aangeeft. Het document is zo groot dat er niet voldoende ruimte op de vaste schijf van de computer is om toegang te krijgen tot de afdruktaak. Maak extra ruimte op de vaste schijf vrij en druk het document opnieuw af. TOESTAND Het apparaat haalt papier uit de verkeerde invoer. MOGELIJKE OORZAAK Mogelijk is in de printereigenschappen de verkeerde invoerlade geselecteerd. VOORGESTELDE OPLOSSINGEN In veel softwaretoepassingen kunt u de papierbron instellen op het tabblad Dun papier onder printereigenschappen. Selecteer de juiste lade. Raadpleeg de Help bij het printerstuurprogramma. Een afdruktaak Mogelijk is de afdruktaak zeer wordt uiterst complex. langzaam afgedrukt. Maak de pagina minder complex of wijzig de instellingen voor de afdrukkwaliteit. De helft van de Mogelijk is de pagina is leeg. afdrukstand verkeerd ingesteld. Wijzig de afdrukstand in het desbetreffende programma. Raadpleeg de Help bij het printerstuurprogramma. Het ingestelde papierformaat stemt niet overeen met het formaat van het papier in de lade. Het apparaat drukt wel af, maar de tekst is niet correct, vervormd of niet compleet. De printerkabel zit los of is defect. Controleer of het papierformaat dat is ingesteld in het printerstuurprogramma overeenstemt met het papier in de papierlade. Controleer of het papierformaat dat is ingesteld in het printerstuurprogramma overeenstemt met het papier dat is geselecteerd in het programma dat u gebruikt. Maak de printerkabel los en sluit deze opnieuw aan. Druk een document af dat u eerder wel correct hebt kunnen afdrukken. Sluit kabel en apparaat, indien mogelijk, aan op een andere computer en druk een document af dat u eerder wel correct hebt kunnen afdrukken. Als dit alles niet helpt, sluit u een nieuwe printerkabel aan. Het verkeerde Controleer in het afdrukmenu printerstuurprogramma van de toepassing of u de juiste is geselecteerd. printer hebt geselecteerd. De softwaretoepassing Probeer een document af te werkt niet naar drukken vanuit een andere behoren. toepassing. TOESTAND Er worden blanco pagina’s afgedrukt. MOGELIJKE OORZAAK VOORGESTELDE OPLOSSINGEN De tonercassette is leeg of beschadigd. Herverdeel indien nodig het tonerpoeder. Zie pagina 56. Vervang indien nodig de tonercassette. Mogelijk bevat het bestand blanco pagina’s. Controleer of het bestand blanco pagina’s bevat. Mogelijk is een onderdeel van het apparaat defect (bijvoorbeeld de controller of het moederbord). Neem contact op met de serviceafdeling. De printer drukt het PDFbestand niet goed af. Sommige delen van afbeeldingen, tekst of illustraties ontbreken. Incompatibiliteit tussen Mogelijk kunt u het probleem het PDF-bestand en de oplossen door het PDF-bestand Acrobat-producten. af te drukken als afbeelding. Schakel Print As Image uit de afdrukopties van Acrobat in. De foto’s worden niet goed afgedrukt. De afbeeldingen zijn niet duidelijk. De resolutie van de foto is zeer laag. Verklein de afmetingen van de foto. Als u de foto vergroot in het programma, wordt de resolutie verlaagd. Het apparaat drukt wel af, maar de tekst is niet correct, vervormd of niet compleet. Als u in een DOS-omgeving werkt, is het mogelijk dat het lettertype voor uw apparaat verkeerd is ingesteld. Voorgestelde oplossingen: Wijzig het lettertype. Zie "Het lettertype wijzigen" op pagina 29. Alvorens af te drukken, komt er aan de uitvoerlade stoom uit het apparaat. Het gebruik van vochtig papier kan stoom produceren tijdens het afdrukken. Dit is niet ernstig. U kunt gewoon doorgaan met afdrukken. Een PDF-bestand als afbeelding afdrukken neemt meer tijd in beslag. Het besturingssysteem Sluit Windows af en start de werkt niet naar computer opnieuw op. Zet de behoren. printer uit en weer aan. Problemen oplossen_69 Problemen met de afdrukkwaliteit Vuil aan de binnenkant van het apparaat of verkeerd geplaatst papier kan leiden tot een slechtere afdrukkwaliteit. Raadpleeg de onderstaande tabel om het probleem te verhelpen. TOESTAND Lichte of vage afdrukken Tonervlekken AaBbCc AaBbCc AaBbCc AaBbCc AaBbCc Onregelmatigheden AaBbCc AaBbCc AaBbCc AaBbCc AaBbCc TOESTAND Witte vlekken VOORGESTELDE OPLOSSINGEN Als u een verticale witte strook of vaag gedeelte op de afdruk ziet: • De tonercassette is bijna leeg. Door de resterende toner over de cassette te verdelen, kunt u er waarschijnlijk nog een aantal afdrukken mee maken. Zie pagina 57. Als de afdrukkwaliteit hierdoor niet wordt verbeterd, moet u een nieuwe tonercassette plaatsen. • Misschien voldoet het papier niet aan de specificaties (bijvoorbeeld te vochtig of te ruw). Zie pagina 31. • Als de hele pagina licht is, is de afdrukresolutie te laag ingesteld. Wijzig de afdrukresolutie. Raadpleeg de Help van het printerstuurprogramma. • Een combinatie van vage plekken en vegen kan erop duiden dat de tonercassette gereinigd moet worden. • Het oppervlak van de laserscaneenheid in het apparaat kan vuil zijn. Reinig het LSU-gedeelte, neem contact op met de serviceafdeling. • • Het papier voldoet niet aan de specificaties (bijvoorbeeld te vochtig of te ruw). Zie pagina 31. Het papierpad is mogelijk aan een reinigingsbeurt toe. Zie "Binnenkant reinigen" op pagina 55. Verticale strepen VOORGESTELDE OPLOSSINGEN Er verschijnen witte vlekken op de pagina: • Het papier is te ruw en vuil van het papier komt binnenin het apparaat terecht, waardoor de transportriem vuil kan zijn geworden. Reinig de binnenkant van het apparaat. Neem contact op met de serviceafdeling. • Het papierpad is mogelijk aan een reinigingsbeurt toe. Neem contact op met de serviceafdeling. Als de pagina zwarte, verticale strepen vertoont: • Er zit waarschijnlijk een kras op de lichtgevoelige drum in de tonercassette. Verwijder de tonercassette en plaats een nieuwe. Zie pagina 57. Als de pagina witte verticale strepen vertoont: • Het oppervlak van de laserscaneenheid in het apparaat kan vuil zijn. Reinig het LSU-gedeelte, neem contact op met de serviceafdeling. Gekleurde of Als er in lichte gedeelten te veel toner wordt zwarte achtergrond gebruikt (grijze achtergrond): • Gebruik papier met een lager gewicht. Zie pagina 31. • Controleer de omgeving van het apparaat: bijzonder droge (lage luchtvochtigheid) of extreem vochtige omgevingsomstandigheden (relatieve luchtvochtigheid van meer dan 80%) kunnen leiden tot een grijzere achtergrond. • Verwijder de oude tonercassette en plaats een nieuwe. Zie pagina 57. Tonervlekken • • Als op willekeurige plaatsen vage, meestal ronde plekken verschijnen: • Er zit mogelijk een slecht vel tussen het papier. Druk het document opnieuw af. • Het vochtgehalte van het papier is niet op alle plaatsen gelijk of het papier bevat vochtplekken. Probeer papier van een ander merk. Zie pagina 31. • Een hele partij papier is niet in orde. Problemen tijdens de productie kunnen ertoe leiden dat sommige delen toner afstoten. Probeer een ander soort of merk papier. • Stel de resolutie van de printer anders in en probeer het opnieuw. Ga naar de printereigenschappen, klik op het tabblad Papier en stel het type in op Dik papier. Raadpleeg de sectie Software voor meer informatie. Als het probleem hiermee niet kan worden opgelost, neemt u contact op met de serviceafdeling. 70_Problemen oplossen • Verticaal terugkerende afwijkingen Reinig de binnenkant van het apparaat. Zie pagina 55. Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier. Zie pagina 31. Verwijder de tonercassette en plaats een nieuwe. Zie pagina 57. Als de bedrukte zijde van de pagina met gelijke intervallen afwijkingen vertoont: • De tonercassette is mogelijk defect. Als een afwijking zich met regelmatige tussenafstanden herhaalt, moet u een paar keer een reinigingsvel afdrukken om de tonercassette te reinigen. Als de problemen zich hierna blijven voordoen, plaatst u een nieuwe tonercassette. Zie pagina 57. • Er zit mogelijk toner op sommige onderdelen van het apparaat. Als de afwijkingen zich op de achterkant van de pagina bevinden, zal het probleem zichzelf waarschijnlijk na enkele pagina’s oplossen. • De fixeereenheid kan beschadigd zijn. Neem contact op met de serviceafdeling. TOESTAND Schaduwvlekken A Misvormde tekst VOORGESTELDE OPLOSSINGEN Schaduwvlekken worden veroorzaakt door kleine hoeveelheden toner die willekeurig over de afdruk verspreid voorkomen. • Misschien is het papier te vochtig. Probeer af te drukken op papier van een andere partij. Maak een pak papier pas open op het moment dat u het gaat gebruiken, zodat het papier niet te veel vocht opneemt. • Wijzig de afdruklay-out als er schaduwvlekken verschijnen op een envelop om te vermijden dat wordt afgedrukt op een gebied met overlappende naden aan de rugzijde. Afdrukken op naden kan problemen veroorzaken. • Als de hele pagina wordt overdekt door schaduwvlekken, kies dan een andere afdrukresolutie vanuit uw softwaretoepassing of via de printereigenschappen. • • Papier schuin AaBbCc AaBbC AaBbCcc AaBbCc AaBbCc • • • Als tekst er vervormd uitziet ("uitgehold" effect), kan het papier te glad zijn. Probeer een ander soort papier. Zie pagina 31. Als tekens er misvormd uitzien en een golvend effect geven, is het mogelijk dat de scannereenheid onderhoud nodig heeft. Neem contact op met de serviceafdeling. Plaats het papier op de juiste manier in de lade. Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier. Zie pagina 31. Zorg ervoor dat papier of ander afdrukmateriaal juist is geplaatst en dat de geleiders niet te los of te strak zijn afgesteld. TOESTAND VOORGESTELDE OPLOSSINGEN Vouwen of kreuken • • • Achterkant van afdrukken is vuil • Mogelijk lekt een tonercassette. Reinig de binnenkant van het apparaat. Zie pagina 55. Eén vaste kleur of zwarte pagina’s • Mogelijk is de tonercassette niet goed geplaatst. Verwijder de cassette en plaats ze opnieuw. Mogelijk is de tonercassette defect en moet deze worden vervangen. Verwijder de tonercassette en plaats een nieuwe. Zie pagina 57. Het apparaat moet mogelijk worden gerepareerd. Neem contact op met de serviceafdeling. A Losse toner • • • • • Gekruld of gegolfd • • • Plaats het papier op de juiste manier in de lade. Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier. Papier kan krullen als de temperatuur of de vochtigheid te hoog is. Zie pagina 31. Draai de papierstapel in de lade om. Probeer het papier ook eens 180° te draaien in de lade. Plaats het papier op de juiste manier in de lade. Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier. Zie pagina 31. Draai de papierstapel in de lade om. Probeer het papier ook eens 180° te draaien in de lade. • Openingen in tekens A Reinig de binnenkant van het apparaat. Zie pagina 55. Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het papier. Zie pagina 31. Verwijder de tonercassette en plaats een nieuwe. Zie pagina 57. Lost dit het probleem niet op, dan moet het apparaat mogelijk worden gerepareerd. Neem contact op met de serviceafdeling. Letters worden onvolledig afgedrukt, er zijn witte plekken op plaatsen die zwart zouden moeten zijn: • Als dit probleem optreedt bij transparanten, probeer dan een andere soort. Wegens de samenstelling van de transparant zijn enkele onvolledige tekens normaal. • Misschien drukt u af op de verkeerde kant van het materiaal. Verwijder het papier en draai het om. • Mogelijk voldoet het papier niet aan de papierspecificaties. Zie pagina 31. Problemen oplossen_71 TOESTAND Horizontale strepen AaBbCc AaBbCc AaBbCc AaBbCc AaBbCc Krullen Er verschijnt voortdurend een onbekende afbeelding op enkele vellen, of er zit losse toner op de afdruk, of de afdruk is te licht of vuil. VOORGESTELDE OPLOSSINGEN Controleer bij horizontale zwarte strepen of vegen het volgende: • Mogelijk is de tonercassette onjuist geplaatst. Verwijder de cassette en plaats ze opnieuw. • Mogelijk is de tonercassette defect. Verwijder de tonercassette en plaats een nieuwe. Zie pagina 57. • Lost dit het probleem niet op, dan moet het apparaat mogelijk worden gerepareerd. Neem contact op met de serviceafdeling. Als het afgedrukte papier opkrult of als het papier niet wordt ingevoerd, doet u het volgende: • Draai de papierstapel in de lade om. Probeer het papier ook eens 180° te draaien in de lade. • Stel de resolutie van de printer anders in en probeer het opnieuw. Ga naar de printereigenschappen, klik op het tabblad Papier en stel het type in op Dun papier. Raadpleeg de sectie Software voor meer informatie. • Gebruik de functie Papier stapel.. Zie pagina 36. Waarschijnlijk gebruikt u de printer op een hoogte van 1.000 meter of meer. Dergelijke hoogten kunnen de afdrukkwaliteit beïnvloeden (bijv. losse toner of lichte afdruk). U kunt deze optie instellen in de eigenschappen van het printerstuurprogramma op het tabblad Hulpprogramma Printerinstellingen of Printer. Zie pagina 27. Problemen met kopiëren TOESTAND VOORGESTELDE OPLOSSINGEN Kopieën zijn te licht of te donker. Gebruik Tonersterkte om de achtergrond van kopieën lichter of donkerder te maken. Vegen, strepen of vlekken op de kopieën. • • Kopie staat scheef. • • Zorg ervoor dat het origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat ligt en met de bedrukte zijde naar boven in de automatische documentinvoer. Plaats het kopieerpapier op de juiste manier in het apparaat. Kopieën zijn blanco. Zorg ervoor dat het origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat ligt en met de bedrukte zijde naar boven in de automatische documentinvoer. Afdruk geeft gemakkelijk af. • Kopieerpapier loopt regelmatig vast. • • • • De tonercassette gaat korter mee dan verwacht. • • • 72_Problemen oplossen Gebruik Tonersterkte om de achtergrond van uw kopieën lichter of donkerder te maken, als de fout zich op het origineel bevindt. Als het origineel geen afwijkingen vertoont, moet u de scannereenheid reinigen. Zie pagina 56. Vervang het papier in de lade door papier uit een ander pak. In vochtige omstandigheden moet u papier niet te lang ongebruikt in het apparaat laten zitten. Waaier de stapel papier uit en leg deze ondersteboven terug in de lade. Vervang het papier in de lade door papier uit een ander pak. Controleer de papiergeleiders en stel ze indien nodig beter af. Gebruik alleen afdrukpapier met het juiste gewicht. Papier van 80 g/m2 wordt aanbevolen. Nadat u vastgelopen papier hebt verwijderd, controleert u of er resten kopieerpapier in het apparaat zijn achtergebleven. Mogelijk bevatten uw originelen afbeeldingen, opgevulde vlakken of dikke lijnen. Uw originelen zijn bijvoorbeeld formulieren, nieuwsbrieven, boeken of andere documenten die meer toner gebruiken. Mogelijk wordt het apparaat vaak in- en uitgeschakeld. Mogelijk is het deksel van de scanner opengelaten tijdens het kopiëren. Problemen met scannen TOESTAND De scanner doet het niet. VOORGESTELDE OPLOSSINGEN • • • • • Het apparaat doet erg lang over een scan. • • • Er verschijnt een bericht op het beeldscherm: • "Het toestel kan niet in de door u gewenste H/Wmodus worden gezet." • "Poort wordt gebruikt door een ander programma." • "Poort is gedeactiveerd." • "Scanner is bezig met ontvangen of afdrukken van data. Probeer het opnieuw zodra de huidige opdracht is afgerond." • "Ongeldige toegang." • "Scannen is mislukt." • • • • • • Zorg ervoor dat u het te scannen origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat plaatst, en met de bedrukte zijde naar boven in de automatische documentinvoer. Misschien is er niet voldoende geheugen vrij voor het document dat u wilt scannen. Ga na of de prescanfunctie werkt. Probeer een lagere scanresolutie. Controleer of de USB-kabel goed is aangesloten. Controleer of de USB-kabel beschadigd is. Vervang de kabel door een andere kabel waarvan u zeker weet dat die werkt. Vervang de kabel indien nodig. Controleer of de scanner correct is geconfigureerd. Controleer de scaninstelling in de SmarThru- configuratie of de toepassing die u wenst te gebruiken om er zeker van te zijn dat de scantaak naar de juiste poort wordt verzonden. Problemen met Samsung Scan Manager TOESTAND Ik kan Samsung Scanbeheer niet gebruiken. VOORGESTELDE OPLOSSINGEN Controleer het besturingssysteem. Ondersteunde besturingssystemen zijn Windows 2000/XP/Vista. Problemen met faxen TOESTAND VOORGESTELDE OPLOSSINGEN Het apparaat doet niets, het display blijft leeg en de toetsen reageren niet. • Geen kiestoon. • • • Trek de stekker van het netsnoer uit het stopcontact en steek deze er weer in. Controleer of het stopcontact stroom geeft. Controleer of het telefoonsnoer goed is aangesloten. Controleer of de telefooncontactdoos in orde is door er een ander telefoontoestel op aan te sluiten. Kijk of het apparaat tegelijkertijd ontvangen gegevens afdrukt. Wacht in dat geval met scannen totdat de afdruktaak is voltooid. Het scannen van afbeeldingen kost meer tijd dan het scannen van tekst. De communicatiesnelheid kan laag zijn in de scanmodus omdat er veel geheugen nodig is om de gescande afbeelding te analyseren en te reproduceren. Stel de printerpoort van uw computer in op de stand ECP (in de BIOS-instellingen van de computer). De communicatiesnelheid gaat dan omhoog. Zie de gebruiksaanwijzing van uw computer voor meer informatie over de BIOS-instellingen. De in het geheugen opgeslagen nummers worden verkeerd gekozen. Controleer of de nummers correct in het geheugen zijn opgeslagen. Druk een telefoonlijst af (zie pagina 53). Het origineel wordt niet in het apparaat ingevoerd. • Het is mogelijk dat er een kopieer- of afdruktaak wordt uitgevoerd. Probeer het opnieuw wanneer de andere taak is voltooid. De geselecteerde poort is momenteel in gebruik. Start uw computer opnieuw op en probeer het opnieuw. De printerkabel is niet goed bevestigd of het apparaat is niet ingeschakeld. Het scannerstuurprogramma is niet geïnstalleerd of de besturingsomgeving is niet correct ingesteld. Controleer of het apparaat correct is aangesloten en is ingeschakeld. Start de computer vervolgens opnieuw op. De USB-kabel is wellicht niet goed aangesloten of het apparaat is niet ingeschakeld. Faxberichten worden niet automatisch ontvangen. • Het apparaat verzendt geen faxberichten. • • • Een ontvangen faxbericht is gedeeltelijk blanco of is van slechte kwaliteit. • • • • • • • • Controleer of het papier niet gekreukt is en zorg ervoor dat u het correct plaatst. Ga na of het origineel de juiste afmetingen heeft, en niet te dik of te dun is. Controleer of de automatische documentinvoer goed is gesloten. Het rubber van de automatische documentinvoer is mogelijk aan vervanging toe. Zie pagina 59. De ontvangstmodus moet ingesteld zijn op Fax. Controleer of de lade papier bevat. Kijk of er een foutbericht wordt weergegeven op het display. Los in dat geval het gemelde probleem op. Zorg ervoor dat het origineel zich in de automatische documentinvoer of op de glasplaat bevindt. Verzending moet op het display verschijnen. Controleer of het andere faxapparaat uw faxbericht kan ontvangen. Mogelijk is er een probleem met het faxapparaat van de verzender. Een slechte telefoonlijn kan verbindingsproblemen veroorzaken. Controleer het apparaat door een kopie te maken. De tonercassette heeft de geschatte gebruiksduur bijna bereikt. Raadpleeg pagina 57 om te weten hoe u een tonercassette vervangt. Problemen oplossen_73 TOESTAND VOORGESTELDE OPLOSSINGEN Sommige woorden van een ontvangen faxbericht zijn uitgerekt. Het documenttransport van het apparaat dat het faxbericht verzond, haperde even. Er staan strepen op de originelen die u verstuurt. Controleer of de scannereenheid vuil is en reinig deze indien nodig. Zie pagina 56. Het apparaat kiest het nummer maar kan geen verbinding tot stand brengen met het andere faxapparaat. Misschien is het andere faxapparaat uitgeschakeld, is het papier op of kunnen er geen oproepen worden beantwoord. Vraag de gebruiker van het andere faxapparaat om het probleem op te lossen. Faxen worden niet in het geheugen opgeslagen. Er is mogelijk niet voldoende geheugen om de fax op te slaan. Als op het display het bericht Geheugen vol wordt weergegeven, verwijdert u faxen uit het geheugen die u niet langer nodig hebt en probeert u vervolgens de fax opnieuw op te slaan. Er verschijnen blanco stukken onder aan de pagina, met een korte strook tekst bovenaan. Mogelijk heeft u de verkeerde papierinstellingen gekozen in de door de gebruiker in te stellen opties. Zie pagina 31 voor meer informatie over papierinstellingen. Algemene Linux-problemen TOESTAND Het apparaat drukt niet af. VOORGESTELDE OPLOSSINGEN • • • Algemene Windows-problemen TOESTAND VOORGESTELDE OPLOSSINGEN Tijdens de installatie verschijnt het bericht "Bestand in gebruik". Sluit alle softwaretoepassingen af. Verwijder alle software uit de groep Opstarten, en start vervolgens Windows weer op. Installeer het printerstuurprogramma opnieuw. Het bericht "Algemene beschermingsfout", "OE-uitzondering", "Spool32" of "Ongeldige bewerking" verschijnt. Sluit alle andere toepassingen af, start Windows opnieuw op en probeer opnieuw af te drukken. Het bericht "Kan niet afdrukken" of "Er is een time-outfout in de printer opgetreden" verschijnt. Deze berichten kunnen tijdens het afdrukken verschijnen. Wacht gewoon even tot het apparaat klaar is met afdrukken. Als het bericht verschijnt in gereedmodus of nadat de afdruk is voltooid, controleert u de aansluiting en gaat u na of er een fout is opgetreden. • Raadpleeg de Microsoft Windows-documentatie die werd meegeleverd met uw computer voor meer informatie over Windowsfoutberichten. 74_Problemen oplossen • Controleer of het printerstuurprogramma is geïnstalleerd. Open de Unified Driver Configurator en ga naar het tabblad Printers in het venster Printers configuration om de lijst met beschikbare printers weer te geven. Kijk of het apparaat in de lijst staat. Als dit niet zo is, start u de wizard Add new printer om het apparaat in te stellen. Controleer of de printer is ingeschakeld. Open Printers configuration en selecteer uw apparaat in de lijst met printers. Bekijk de omschrijving in het deelvenster Selected printer. Druk op de knop Start als de status de tekenreeks "(stopped)" bevat. Hierna zou de printer weer normaal moeten werken. De status "stopped" kan worden geactiveerd als zich problemen voordoen bij het afdrukken. U kunt bijvoorbeeld de opdracht geven om een document af te drukken terwijl de poort wordt gebruikt door een scantoepassing. Controleer of de poort niet bezet is. Aangezien de functionele onderdelen van MFP (printer en scanner) dezelfde I/O-interface (poort) delen, is het mogelijk dat verschillende toepassingen toegang proberen te krijgen tot dezelfde poort. Om conflicten te voorkomen, kan slechts één toepassing een taak uitvoeren op het apparaat. De andere toepassing waarmee een gebruiker wil afdrukken of scannen, krijgt dan de melding "device busy". Open de poortconfiguratie en selecteer de poort die is toegewezen aan uw printer. In het deelvenster Selected port kunt u bekijken of de poort is bezet door een andere toepassing. Als dit het geval is, wacht u tot de uit te voeren taak is voltooid, of drukt u op de knop Release port als u zeker weet dat er een storing is opgetreden bij de huidige "eigenaar" van de poort. Controleer of er een speciale afdrukoptie is ingesteld voor de toepassing, zoals "-oraw". Als de parameter "-oraw" is opgegeven in de opdrachtregel, verwijdert u deze om het afdrukprobleem op te lossen. Voor Gimp front-end, selecteert "print" -> "Setup printer" en bewerkt u de opdrachtregelparameter in het item opdrachtregel. De CUPS-versie (Common Unix Printing System) die wordt gedistribueerd met SuSE Linux 9.2 (cups-1.1.21) heeft een probleem met het afdrukken via het IPP (Internet Printing Protocol). Gebruik socket printing in plaats van IPP of installeer een recentere versie van CUPS (cups-1.1.22 of hoger). TOESTAND VOORGESTELDE OPLOSSINGEN Het apparaat drukt geen volledige pagina’s af; slechts de helft van de pagina wordt afgedrukt. Dit is een bekend probleem dat zich voordoet bij gebruik van een kleurenprinter met versie 8.51 of een oudere versie van Ghostscript, 64-bits Linux OS. Dit probleem is gemeld aan bugs.ghostscript.com als Ghostscript Bug 688252. Het probleem is opgelost in AFPL Ghostscript versie 8.52 of een hogere versie. Download de recentste versie van AFPL Ghostscript van http://sourceforge.net/projects/ghostscript/ en installeer deze om dit probleem op te lossen. Ik kan niet scannen via Gimp Front-end. • De foutmelding "Cannot open port device file" verschijnt als ik een document afdruk. Wijzig nooit de parameters van een afdruktaak (via LPR GUI bijvoorbeeld) terwijl er een afdruktaak wordt uitgevoerd. Diverse versies van CUPS-server breken de afdruktaak af als de afdrukopties worden gewijzigd en proberen vervolgens de taak vanaf het begin opnieuw uit te voeren. Aangezien Unified Linux Driver de poort tijdens het afdrukken blokkeert, blijft deze geblokkeerd door het abrupte afbreken van de taak zodat de poort niet beschikbaar is voor volgende afdruktaken. Probeer de poort vrij te geven als deze situatie zich voordoet. TOESTAND Het apparaat komt niet voor in de scannerlijst. VOORGESTELDE OPLOSSINGEN • • Controleer of u in Gimp Front-end het venster "Xsane: Device dialog." kunt openen via het menu "Acquire". Als dit niet zo is, moet u de Xsane-plug-in voor Gimp installeren op de computer. U vindt de Xsane-plug-in voor Gimp op de cd van uw Linux-distributie of op de homepage van Gimp. Zie de Help op de cd van uw Linux-distributie of van de Gimp Front-end-toepassing voor meer informatie. Als u een ander soort scantoepassing wilt gebruiken, raadpleegt u de Help voor mogelijke toepassingen. • Controleer of het apparaat is aangesloten op de computer. Controleer of het apparaat correct is aangesloten via de USB-poort en is ingeschakeld. Controleer of het scannerstuurprogramma voor het apparaat op uw computer is geïnstalleerd. Open het venster Unified Driver Configurator, ga naar Scanners configuration en druk op Drivers. Kijk of er een stuurprogramma in de lijst staat voor uw apparaat. Controleer of de poort niet bezet is. Aangezien de functionele onderdelen van MFP (printer en scanner) dezelfde I/O-interface (poort) delen, is het mogelijk dat verschillende toepassingen toegang proberen te krijgen tot dezelfde poort. Om conflicten te voorkomen, kan slechts één toepassing een taak uitvoeren op het apparaat. De andere toepassing waarmee een gebruiker wil afdrukken of scannen, krijgt dan de melding "device busy". Dit gebeurt gewoonlijk bij het begin van een scanprocedure. Er wordt dan een berichtvenster weergegeven. Om de oorsprong van het probleem te achterhalen, moet u de poortconfiguratie openen en de aan uw scanner toegewezen poort selecteren. Poortindicatie /dev/mfp0 stemt overeen met de bestemming LP:0 die wordt weergegeven in de scanneropties, /dev/mfp1 heeft betrekking op LP:1, enz. USB-poorten beginnen bij dev/mfp4, dus de scanner op USB:0 komt overeen met dev/mfp4, enzovoort. In het deelvenster Selected port kunt u bekijken of de poort is bezet door een andere toepassing. Wanneer dit het geval is, moet u wachten tot de uit te voeren taak is voltooid of op de knop Release port drukken, als u zeker weet dat er een fout is opgetreden bij de actuele "eigenaar" van de poort. Problemen oplossen_75 TOESTAND Het apparaat scant niet. VOORGESTELDE OPLOSSINGEN • • • Controleer of er een document is geplaatst in het apparaat. Controleer of het apparaat is aangesloten op de computer. Controleer of het correct is aangesloten als er een I/O-fout wordt gemeld tijdens het scannen. Controleer of de poort niet bezet is. Aangezien de functionele onderdelen van MFP (printer en scanner) dezelfde I/O-interface (poort) delen, is het mogelijk dat verschillende toepassingen toegang proberen te krijgen tot dezelfde poort. Om conflicten te voorkomen, kan slechts één toepassing een taak uitvoeren op het apparaat. De andere toepassing waarmee een gebruiker wil afdrukken of scannen, krijgt dan de melding "device busy". Dit gebeurt in het algemeen op het moment dat u de scanprocedure wilt starten. De desbetreffende melding verschijnt dan. Om de oorsprong van het probleem te achterhalen, moet u de poortconfiguratie openen en de aan uw scanner toegewezen poort selecteren. Poortindicatie /dev/mfp0 stemt overeen met de bestemming LP:0 die wordt weergegeven in de scanneropties, /dev/mfp1 heeft betrekking op LP:1, enzovoort. USB-poorten beginnen bij dev/mfp4, dus de scanner op USB:0 komt overeen met dev/mfp4, enzovoort. In het deelvenster Selected port kunt u bekijken of de poort is bezet door een andere toepassing. Wanneer dit het geval is, moet u wachten tot de uit te voeren taak is voltooid of op de knop Release port drukken, als u zeker weet dat er een fout is opgetreden bij de actuele "eigenaar" van de poort. Raadpleeg de gebruikershandleiding van Linux die werd meegeleverd met uw computer voor meer informatie over Linux-foutberichten. 76_Problemen oplossen Veel voorkomende Macintosh-problemen TOESTAND De printer drukt het PDF-bestand niet goed af. Sommige delen van afbeeldingen, tekst of illustraties ontbreken. VOORGESTELDE OPLOSSINGEN Het PDF-bestand en de Acrobat-producten zijn niet compatibel: Mogelijk kunt u het probleem oplossen door het PDF-bestand af te drukken als afbeelding. Schakel Print As Image uit de afdrukopties van Acrobat in. Een PDF-bestand als afbeelding afdrukken neemt meer tijd in beslag. Het document is afgedrukt, maar de afdruktaak is niet verdwenen uit de wachtrij in Mac OS 10.3.2. Werk uw Mac OS-versie bij tot 10.3.3. of hoger. Bepaalde letters worden niet normaal weergegeven tijdens het afdrukken van het voorblad. Dit probleem wordt veroorzaakt doordat Mac OS het desbetreffende lettertype niet kan maken bij het afdrukken van het voorblad. Letters uit het Engelse alfabet en cijfers worden normaal weergegeven op het voorblad. Wanneer u op een Macintosh-computer een document afdrukt met Acrobat Reader 6.0 of hoger, worden de kleuren niet op de juiste wijze afgedrukt. Mogelijk komt de resolutie-instelling in het printerstuur-programma niet overeen met de resolutie-instelling in Acrobat Reader. Raadpleeg de gebruikershandleiding van Mac OS die werd meegeleverd met uw computer voor meer informatie over Mac OS-foutmeldingen. Verbruiksartikelen en accessoires bestellen In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u cassettes en accessoires voor het apparaat kunt aanschaffen. In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen: • • Verbruiksartikelen Toebehoren • De optionele onderdelen of functies kunnen verschillen van land tot land. Neem contact op met uw vertegenwoordiger om te weten of het onderdeel dat u wenst beschikbaar is in uw land. Verbruiksartikelen Toebehoren U kunt accessoires aanschaffen en installeren om de prestaties en capaciteit van uw apparaat te vergroten. ACCESSOIRE Als de toner opraakt, kunt u de volgende tonercassettes bestellen voor het apparaat: Type Aanschafmogelijkheden Gemiddeld aantal afdrukkena Artikelnummer Standaardrendement tonercassette Gemiddelde afdrukcapaciteit van 2.000 standaardpagina’s. MLT-D209S Regio Ab MLT-D2092S Tonercassette met hoge capaciteit Gemiddelde capaciteit van tonercassette: 5.000 standaardpagina’s. MLT-D209L Regio Ab MLT-D2092L a. Gemiddeld rendement van een tonercassette, gemeten volgens ISO/ IEC 19752. b. Regio A: Albanië, Oostenrijk België, Bosnië, Bulgarije, Kroatië, Cyprus, Tsjechische Republiek, Denemarken, Finland, Frankrijk, Duitsland, Griekenland, Hongarije, Italië, Macedonië, Nederland, Noorwegen, Polen, Portugal, Roemenië, Servië, Slowakije, Slovenië, Spanje, Zweden, Zwitserland, VK. Nieuwe printercassettes of andere verbruiksartikelen dienen te worden aangekocht in het land waar u het apparaat hebt gekocht. Doet u dit niet, dan loopt u het risico dat ze incompatibel zijn met uw apparaat, aangezien printercartridges en andere verbruiksartikelen sterk kunnen variëren naargelang het land. OMSCHRIJVING Geheugenmodule Hiermee breidt u de geheugencapaciteit van uw apparaat uit. Optionele lade 2 Als u regelmatig papiertoevoerproblem en ondervindt, kunt u een extra papierlade met een capaciteit van 250 vellen op het toestel aansluiten. U kunt documenten op verschillende formaten en soorten afdrukmateriaal afdrukken. ONDERDEELNUMMER • • CLP-MEM201: 128 MB CLP-MEM202: 256 MB SCX-S4824A Aanschafmogelijkheden Als u door Samsung goedgekeurde verbruiksartikelen en accessoires wilt bestellen, neem dan contact op met uw plaatselijke Samsung -verdeler of de leverancier bij wie u het apparaat hebt gekocht of ga naar www.samsung.com/supplies en selecteer uw land/regio voor informatie over het aanvragen van technische ondersteuning. Verbruiksartikelen en accessoires bestellen_77 Toebehoren installeren Uw apparaat is een model met talrijke functies dat optimaal is afgestemd op het merendeel van uw afdrukbehoeften. Samsung is zich er echter van bewust dat elke gebruiker andere wensen heeft en biedt daarom verscheidene accessoires waarmee u de mogelijkheden van uw apparaat kunt uitbreiden. In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen: • Voorzorgsmaatregelen die u in acht moet nemen bij de installatie van accessoires Voorzorgsmaatregelen die u in acht moet nemen bij de installatie van accessoires • • Koppel het netsnoer los Verwijder nooit het toegangspaneel tot het moederbord wanneer de stroom is ingeschakeld. Koppel steeds het netsnoer los wanneer u interne of externe accessoires installeert of verwijdert om het risico op een elektrische schok te voorkomen. Ontlaad statische elektriciteit Het moederbord en interne accessoires (geheugenmodule) zijn gevoelig voor statische elektriciteit. Voordat u interne accessoires installeert of verwijdert, dient u de statische elektriciteit van uw lichaam te ontladen door een metalen voorwerp aan te raken, zoals de metalen achterplaat van een willekeurig apparaat dat op een geaarde stroombron is aangesloten. Wanneer u voor het beëindigen van de installatie rondwandelt, herhaalt u deze procedure om nogmaals eventuele statische elektriciteit te ontladen. Let op bij de installatie van accessoires: het vervangen van de batterij in het apparaat valt onder de service. Vervang ze niet zelf. Er bestaat explosiegevaar als de batterij wordt vervangen door een verkeerd type. Verwijder gebruikte batterijen conform de aanwijzingen. • Een geheugenmodule upgraden 3. Haal de nieuwe geheugenmodule uit de plastic verpakking. 4. Houd de geheugenmodule vast bij de rand en breng de geheugenmodule in één lijn met de sleuf in een hoek van ongeveer 30 graden. Zorg dat de inkepingen van de module en de openingen van de sleuf in elkaar passen. Hierboven getoonde inkepingen en openingen kunnen afwijken van de geplaatste geheugenmodule en de sleuf. 5. Duw de geheugenmodule voorzichtig in de gleuf totdat u een "klik" hoort. Een geheugenmodule upgraden Uw apparaat beschikt over een outline dual in-line-geheugenmodule (SODIMM). Gebruik deze geheugenmodule om extra geheugen te installeren. Wanneer u de geheugencapaciteit uitbreidt, kunt u een geheugenmodule toevoegen aan de lege geheugensleuf. Uw apparaat is uitgerust met een geheugen van 128 MB en u kunt 256 MB aan geheugen toevoegen. Raadpleeg de bestelgegevens voor een optionele geheugenmodule. (Zie "Geheugenmodule" op pagina 77.) Een geheugenmodule installeren 1. Schakel het apparaat uit en koppel alle kabels van het apparaat los. 2. Open het toegangspaneel tot het moederbord. 78_Toebehoren installeren Duw de geheugenmodule niet met te veel kracht in de sleuf, dit kan de module beschadigen. Als de module niet goed in de sleuf lijkt te passen, voert u de procedure nogmaals voorzichtig uit. 6. Plaats het toegangspaneel tot de besturingskaart terug. 7. Sluit het netsnoer en de printerkabel opnieuw aan, en zet het apparaat aan. Als u de geheugenmodule wilt verwijderen, trekt u de twee lipjes aan de zijkanten van de sleuf naar buiten. De module schiet dan naar buiten. Specificaties In dit hoofdstuk leiden we u langs de specificaties van het apparaat, waaronder de verschillende functies. In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen: • • Hardwarespecificaties Omgevingsvoorwaarden • Elektrische specificaties De specificaties zijn gebaseerd op voorlopige gegevens. Surf naar www.samsung.com/printer voor actuele informatie. Hardwarespecificaties Elektrische specificaties Item Afmetingen Gewicht Beschrijving Hoogte 445,2 mm Diepte 410,5 mm Breedte 395,3 mm Apparaat met verbruiksartikelen 14,5 kg Verpakkings Papier gewicht Plastic Item Voedinga 2,8 kg 0,76 kg Stroomverbruik Omgevingsvoorwaarden Item Geluidsniveaua Temperatuur De stroomvereisten zijn gebaseerd op het land of de regio waar het apparaat wordt verkocht. De bedrijfsspanning mag niet worden gewijzigd. Doet u dit toch, dan kan het apparaat worden beschadigd en komt de garantie te vervallen. Beschrijving Gereedmodus Minder dan 26 dB (A) Afdrukmodus Minder dan 49 dB(A) Werking 10 tot 32°C Opslag (zonder verpakking) -20 tot 40 °C Relatieve Werking luchtvochtigheid Opslag (zonder verpakking) Beschrijving Model dat op 110 volt werkt AC 110 - 127 V Model dat op 220 volt werkt AC 220 - 240 V Gemiddelde bedrijfsmodus minder dan 450 Watt Gereedmodus Minder dan 60 Watt Energiebespar ende modus Minder dan 12 Watt Uitgeschakeld e toestand 0 Watt a. Zie het typeplaatje op het apparaat voor de juiste spanning, de frequentie (hertz) en het type stroom voor uw apparaat. 20 tot 80% RV 10 tot 90% RV a. Geluidsdrukniveau, ISO 7779. Geteste configuratie: apparaat basisinstallatie, A4-papierformaat, enkelzijdig afdrukken. Specificaties_79 Verklarende woordenlijst Met behulp van onderstaande woordenlijst leert u het product beter kennen. U raakt vertrouwd met de terminologie die bij het afdrukken en in deze gebruikershandleiding vaak wordt gebruikt. ADI De automatische documentinvoer (ADI) is een mechanisme dat automatisch een origineel vel papier invoert zodat het apparaat een bepaald gedeelte van het papier ineens kan scannen. CCD CCD (Charge Coupled Device) is hardware dat de scantaak mogelijk maakt. Het CCD-vergrendelingsmechanisme wordt ook gebruikt om de CCD-module te blokkeren om schade te voorkomen wanneer u het apparaat verplaatst. CSV Het materiaal, zoals papier, enveloppen, etiketten en transparanten, dat in een printer, scanner, fax of kopieerapparaat kan worden gebruikt. CSV (Comma Separated Value) is een soort bestandsindeling. CSV wordt gebruikt om gegevens uit te wisselen tussen ongelijksoortige toepassingen. De bestandsindeling, zoals deze wordt gebruikt in Microsoft Excel, is min of meer de norm geworden in de gehele branche, ook voor niet-Microsoft platforms. Afdrukvolume DADI Afdrukmateriaal Het afdrukvolume bestaat uit de hoeveelheid afgedrukte pagina’s per maand die de printerprestaties niet beïnvloedt. Doorgaans heeft de printer een beperkte levensduur, zoals een bepaald aantal pagina’s per jaar. De levensduur duidt de gemiddelde capaciteit aan afdrukken aan, doorgaans binnen de garantieperiode. Als het afdrukvolume bijvoorbeeld 48.000 pagina’s per maand (20 werkdagen) bedraagt, beperkt de printer het aantal vellen tot 2.400 per dag. AppleTalk AppleTalk is een octrooirechtelijk beschermde suite van door Apple, Inc ontwikkelde protocollen voor computernetwerken. Deze suite was opgenomen in de oorspronkelijke Macintosh (1984) en wordt nu door Apple ingezet voor TCP/IP-netwerken. De dubbelzijdige automatische documentinvoer (DADI) is een mechanisme waarmee een origineel vel papier automatisch wordt ingevoerd en omgedraaid, zodat het apparaat beide zijden van het papier kan scannen. Dekkingsgraad Dit is de afdrukterm die wordt gebruikt voor de mate van het tonergebruik bij het afdrukken. Een dekkingsgraad van 5% betekent bijvoorbeeld dat een vel A4-papier 5% aan afbeeldingen of tekst bevat. Dus als het papier of origineel ingewikkelde afbeeldingen of zeer veel tekst bevat, is de dekkingsgraad en daarmee het tonergebruik hoger. DHCP Een bedieningspaneel is een plat, doorgaans verticaal, gedeelte waar de bedienings- of controle-instrumenten worden weergegeven. Deze bevinden zich doorgaans aan de voorzijde van het apparaat. Een DHCP (Dynamic Host Configuration Protocol) is een cliënt/servernetwerkprotocol. Een DHCP-server stuurt configuratieparameters naar de DHCP-cliënthost die daarom vraagt en die de cliënthost nodig heeft om deel uit te kunnen maken van een IP-netwerk. DHCP biedt ook een mechanisme voor de toewijzing van IP-adressen aan cliënthosts. Bitdiepte DIMM Bedieningspaneel Een grafische computerterm die beschrijft hoeveel bits er nodig zijn om de kleur van één pixel in een bitmap-afbeelding te vertegenwoordigen. Een hogere kleurdiepte geeft een breder scala te onderscheiden kleuren. Naarmate het aantal bits toeneemt, wordt het aantal mogelijke kleuren inefficiënt groot voor een kleurtabel. Een 1-bits kleur wordt doorgaans monochroom of zwart-wit genoemd. BMP Een grafische bitmap-indeling die intern wordt gebruikt door het grafische subsysteem van Microsoft Windows (GDI) en algemeen wordt gebruikt als een eenvoudige grafische bestandsindeling op dat platform. BOOTP Bootstrap-protocol Een netwerkprotocol dat wordt gebruikt door een netwerkcliënt om automatisch het IP-adres op te halen. Dit gebeurt doorgaans in het bootstrapproces van computers of erop uitgevoerde besturingssystemen. De BOOTP-servers wijzen aan iedere cliënt het IPadres toe uit een pool van adressen. Met BOOTP kunnen computers met een "schijfloos werkstation" een IP-adres ophalen voordat een geavanceerd besturingssysteem wordt geladen. De DIMM (Dual In-line Memory Module) is een kleine printplaat met geheugen. DIMM slaat alle gegevens in het apparaat op, zoals afdrukgegevens of ontvangen faxgegevens. DNS DNS (Domain Name Server) is een systeem dat domeinnaaminformatie opslaat in een gedistribueerde database op netwerken, zoals het internet. Dotmatrixprinter Een dotmatrixprinter is een computerprinter met een printerkop die heen en weer loopt over de pagina en afdrukt door middel van aanslagen, waarbij een van inkt voorzien lint tegen het papier wordt geslagen, zoals bij een typemachine. DPI DPI (Dots Per Inch) is een maateenheid voor de resolutie die wordt gebruikt voor scannen en afdrukken. Over het algemeen leidt een hogere DPI tot een hogere resolutie, meer zichtbare details in de afbeelding en een groter bestandsformaat. Verklarende woordenlijst_ 80 DRPD Gateway Distinctive Ring Pattern Detection (distinctieve belpatroondetectie) "Distinctive Ring" of "Distinctieve belpatronen" is een dienst van de telefoonmaatschappij waarmee u oproepen naar verschillende telefoonnummers kunt ontvangen op één telefoonlijn. Een verbinding tussen computernetwerken of tussen computernetwerken en een telefoonlijn. Het wordt veel gebruikt omdat het een computer of netwerk betreft dat/die toegang biedt tot een andere computer of een ander netwerk. Dubbelzijdig Grijswaarden Een mechanisme dat een vel papier automatisch omkeert zodat het apparaat beide zijden van het vel kan bedrukken (of scannen). Een printer met een Duplex-eenheid kan dubbelzijdig afdrukken. Tinten grijs die de lichte en donkere delen van een afbeelding weergeven, worden omgezet in grijswaarden; kleuren worden door verschillende tinten grijs weergegeven. ECM Halftoon ECM (Error Correction Mode) is een optionele verzendmodus voor foutcorrectie die is opgenomen in faxapparaten of faxmodems van Klasse 1. Hiermee wordt fouten in het faxverzendproces, die soms worden veroorzaakt door ruis op de telefoonlijn, automatisch opgespoord en gecorrigeerd. Een type afbeelding dat grijswaarden simuleert door het aantal dots te variëren. Kleurrijke gebieden bestaan uit een groot aantal dots, terwijl lichtere gebieden uit een kleiner aantal dots bestaan. Emulatie Emulatie is een techniek waarbij met het ene apparaat dezelfde resultaten worden behaald als met het andere. Een emulator kopieert de functies van één systeem naar een ander systeem, zodat het tweede systeem zich als het eerste gedraagt. Emulatie is gericht op de exacte reproductie van extern gedrag; dit in tegenstelling tot simulatie, dat verband houdt met een abstract model van het systeem dat wordt gesimuleerd, vaak met betrekking tot de interne staat. Ethernet HDD De HDD (Hard Disk Drive), doorgaans een harde schijf of vaste schijf genoemd, is een niet-vluchtig opslagapparaat dat digitaal gecodeerde gegevens opslaat op snel roterende platen met een magnetisch oppervlak. IEEE Het IEEE (Institute of Electrical and Electronics Engineers) is een internationale, professionele, non-profit organisatie voor de bevordering van technologie met betrekking tot elektriciteit. IEEE 1284 Ethernet is een op frames gebaseerde computernetwerktechnologie voor LAN’s. Het definieert de bedrading en signalen voor de fysieke laag en frameformaten en protocollen voor de MAC/gegevenskoppelingslaag van het OSI-model. Ethernet wordt voornamelijk gestandaardiseerd als IEEE 802.3. Het is de meest wijdverbreide LAN-technologie sinds de jaren ’90. De 1284-norm voor de parallelle poort is ontwikkeld door het IEEE (Institute of Electrical and Electronics Engineers). De term "1284-B" verwijst naar een bepaald type connector aan het uiteinde van de parallelle kabel die kan worden aangesloten op het randapparaat (bijvoorbeeld een printer). EtherTalk Een besloten netwerk dat gebruikmaakt van internetprotocollen, netwerkconnectiviteit en eventueel het openbaar telecommunicatiesysteem om werknemers op een veilige manier bedrijfsgegevens te laten uitwisselen of verrichtingen te laten uitvoeren. De term verwijst soms slechts alleen naar de meest zichtbare dienst, de interne website. Een suite protocollen die zijn ontwikkeld door Apple Computer voor computernetwerken. Deze suite was opgenomen in de oorspronkelijke Macintosh (1984) en wordt nu door Apple ingezet voor TCP/IPnetwerken. FDI Intranet FDI (Foreign Device Interface) is een kaart die in het apparaat is geïnstalleerd, zodat een apparaat van derden kan worden aangesloten, bijvoorbeeld een muntautomaat of een kaartlezer. Met deze apparaten kunt u laten betalen voor afdrukservices die worden uitgevoerd met het apparaat. IP-adres Fixeereenheid (fuser) IPM (Images Per Minute) is een eenheid waarmee de snelheid van een printer wordt gemeten. IPM geeft het aantal eenzijdige vellen papier aan dat een printer binnen één minuut kan verwerken. Het onderdeel van een laserprinter dat de toner op het afdrukmateriaal fixeert. Het bestaat uit een hete rol en een reserverol. Nadat toner op het papier is aangebracht, past de fixeereenheid hitte en druk toe om te zorgen dat de toner permanent op het papier blijft zitten. Dit is de reden dat het papier warm is als het uit een laserprinter komt. FTP FTP (File Transfer Protocol) is een algemeen gebruikt protocol voor de uitwisseling van bestanden via een willekeurig netwerk dat het TCP/ IP-protocol ondersteunt (zoals internet of een intranet). Een Internet Protocol-adres (IP-adres) is een uniek nummer dat apparaten gebruiken om elkaar te identificeren en informatie uit te wisselen in een netwerk met behulp van de Internet Protocol-standaard. IPM IPP IPP (Internet Printing Protocol) is een standaardprotocol voor zowel afdrukken als het beheren van afdruktaken, materiaalformaat, resolutie, enzovoort. IPP kan lokaal of via het internet voor honderden printers worden gebruikt en ondersteunt tevens toegangsbeheer, verificatie en codering, waardoor het een veel effectievere en veiligere afdrukoplossing is dan eerdere oplossingen. Verklarende woordenlijst_ 81 IPX/SPX MFP IPX/SPX staat voor Internet Packet Exchange/Sequenced Packet Exchange. Het is een netwerkprotocol dat wordt gebruikt door de besturingssystemen van Novell NetWare. IPX en SPX bieden beide verbindingsservices die vergelijkbaar zijn met TCP/IP, waarbij het IPX-protocol vergelijkbaar is met IP en SPX vergelijkbaar is met TCP. IPX/SPX was in eerste instantie bedoeld voor LAN’s (Local Area Networks) en is een bijzonder efficiënt protocol voor dit doel (doorgaans overtreffen de prestaties die van TCP/IP in een LAN). Een MFP (Multi Function Peripheral) is een kantoormachine die verschillende functionaliteiten in één fysieke behuizing combineert, en zo bijvoorbeeld een printer, kopieerapparaat, faxapparaat en scanner ineen vormt. MH De ISO (International Organization for Standardization) is een internationale organisatie die normen vaststelt en bestaat uit vertegenwoordigers van nationale standaardisatieorganisaties. De ISO produceert wereldwijd industriële en commerciële normen. MH (Modified Huffman) is een compressiemethode voor het terugdringen van de hoeveelheid gegevens die moet worden overgedragen tussen de faxapparaten voor het verzenden van de afbeelding op de door ITU-T T.4 aanbevolen wijze. MH is een op een codeboek gebaseerd coderingsschema dat optimaal wordt aangewend voor een efficiënte compressie van witte ruimte. Aangezien de meeste faxen voornamelijk uit witte ruimte bestaan, kan hiermee de verzendtijd van de meeste faxen tot een minimum worden teruggebracht. ITU-T MMR De ITU-T (International Telecommunication Union) is een internationale organisatie die is opgericht voor de standaardisering en regulering van internationale radio- en telecommunicatie. De belangrijkste taken omvatten de standaardisering, de toewijzing van het radiospectrum en de organisatie van onderlinge verbindingen tussen verschillende landen waarmee internationale telefoongesprekken mogelijk worden gemaakt. De -T in ITU-T duidt op telecommunicatie. MMR (Modified Modified READ) is een compressiemethode die wordt aanbevolen door ITU-T T.6. ITU-T No. 1 chart MR ISO Gestandaardiseerde testchart die is gepubliceerd door ITU-T voor het verzenden van faxdocumenten. JBIG JBIG (Joint Bi-level Image Experts Group) is een norm voor de compressie van afbeeldingen zonder verlies van nauwkeurigheid of kwaliteit, die is ontworpen voor de compressie van binaire afbeeldingen, met name faxen, maar kan ook worden gebruikt voor andere afbeeldingen. JPEG JPEG (Joint Photographic Experts Group) is de meest gebruikte standaardcompressiemethode voor foto’s. Deze indeling wordt gebruikt voor het opslaan en verzenden van foto’s via het world wide web. LDAP LDAP (Lightweight Directory Access Protocol) is een netwerkprotocol voor het zoeken in en aanpassen van directoryservices via TCP/IP. LED Een LED (Light-Emitting Diode) is een halfgeleider die de status van een apparaat aangeeft. MAC-adres Het MAC-adres (Media Access Control) is een uniek adres dat een aan netwerkadapter is gekoppeld. Het MAC-adres is een unieke naam van 48 bits die gewoonlijk wordt genoteerd als 12 hexadecimale tekens die in paren zijn gegroepeerd (bijvoorbeeld 00-00-0c-34-11-4e). Dit adres wordt doorgaans door de fabrikant in een NIC (Network Interface Card) geprogrammeerd en wordt gebruikt als een hulpmiddel aan de hand waarvan routers apparaten kunnen vinden in grote netwerken. 82 _Verklarende woordenlijst Modem Een apparaat dat een signaal van een vervoerder moduleert om digitale informatie te coderen en tevens een dergelijk signaal demoduleert om de verzonden informatie te decoderen. MR (Modified Read) is een compressiemethode die wordt aanbevolen door ITU-T T.4. Met MR wordt de eerste gescande regel gecodeerd met behulp van MH. De volgende regel wordt vergeleken met de eerste, het verschil wordt vastgesteld en vervolgens worden de verschillen gecodeerd en verzonden. NetWare Een netwerkbesturingssysteem dat is ontwikkeld door Novell, Inc. Aanvankelijk maakte dit systeem gebruik van samenwerkende multitasking taken om verschillende services op een pc te kunnen uitvoeren en waren de netwerkprotocollen gebaseerd op de klassiek Xerox XNSstack. Tegenwoordig ondersteunt NetWare zowel TCP/IP als IPX/SPX. OPC OPC (Organic Photo Conductor) is een mechanisme dat een virtuele afbeelding maakt om af te drukken met behulp van een laserstraal uit een laserprinter. Het is meestal groen of grijs en cilindervormig. De belichtingseenheid van een drum slijt langzaam door het gebruik van de printer en moet van tijd tot tijd worden vervangen, omdat de papierkorrel hierop krassen veroorzaakt. Originelen Het eerste exemplaar ergens van, zoals een document, foto of tekst, dat wordt gekopieerd, gereproduceerd of omgezet om volgende exemplaren te verkrijgen, maar dat zelf niet van iets anders is gekopieerd of afgeleid. OSI Resolutie OSI (Open Systems Interconnection) is een communicatiemodel dat is ontwikkeld door de ISO (International Organization for Standardization). OSI biedt een standaard, modulaire benadering van netwerkontwerp waarmee de vereiste set complexe functies wordt opgesplitst in hanteerbare, op zichzelf staande, functionele lagen. De lagen zijn van boven naar onder: applicatie, presentatie, sessie, transport, netwerk, gegevenskoppeling en fysiek. De scherpte van een afbeelding, gemeten in dpi (dots per inch). Hoe hoger de dpi, hoe hoger de resolutie. PABX PABX (Private Automatic Branch Exchange) is een automatisch telefoonschakelsysteem in een besloten onderneming. PCL PCL (Printer Command Language) is een PDL (Page Description Language) die ontwikkeld is door HP als een printerprotocol en inmiddels een norm is geworden in de branche. PCL is aanvankelijk ontwikkeld voor de eerste inkjetprinters en is later op de markt gebracht voor thermische, matrix- en paginaprinters. PDF PDF (Portable Document Format) is een eigen bestandsindeling, ontwikkeld door Adobe Systems, voor het weergeven van tweedimensionale documenten in een apparaat- en resolutieonafhankelijke indeling. PostScript PostScript (PS) is een taal voor de beschrijving van pagina’s en een programmeertaal die hoofdzakelijk wordt gebruikt in elektronische en dtp-toepassingen. Deze taal wordt uitgevoerd in een interpreter om een afbeelding te genereren. PPM PPM (Pages Per Minute) is een methode voor het meten van de snelheid van een printer; het is het aantal pagina’s dat een printer in één minuut kan produceren. Printerstuurprogramma Een programma dat wordt gebruikt om opdrachten te verzenden en gegevens over te brengen van de computer naar de printer. PRN-bestand Een interface voor een apparaatstuurprogramma. Hiermee kan software communiceren met het apparaatstuurprogramma via standaard invoer-/uitvoeraanroepen, waardoor vele taken worden vereenvoudigd. Protocol Een conventie of standaard die de verbinding, de communicatie en het gegevensverkeer tussen twee computers inschakelt of controleert. PS Zie PostScript. PSTN SMB SMB (Server Message Block) is een netwerkprotocol dat hoofdzakelijk wordt toegepast op gedeelde bestanden, printers, seriële poorten en diverse verbindingen tussen de knooppunten in een netwerk. Het biedt tevens een geverifieerd communicatiemechanisme voor processen onderling. SMTP SMTP (Simple Mail Transfer Protocol) is de standaard voor de verzending van e-mail via het internet. SMTP is een relatief eenvoudig, op tekst gebaseerd protocol, waarbij één of meer ontvangers van een bericht worden aangegeven, waarna de berichttekst wordt verzonden. Het is een cliënt-serverprotocol, waarbij de cliënt een e-mailbericht verzendt naar de server. Sorteren Sorteren is een proces waarbij een kopieertaak voor meerdere exemplaren in sets wordt afgedrukt. Wanneer de optie Sorteren is ingeschakeld, wordt eerst een gehele set afgedrukt voordat de overige kopieën worden gemaakt. Standaard De waarde of instelling die van kracht is/wordt wanneer de printer uit de verpakking komt, gereset of geïnitialiseerd wordt. Subnetmasker Het subnetmasker wordt gebruikt in samenhang met het netwerkadres om te bepalen welk deel van het adres het netwerkadres is en welk deel het hostadres. TCP/IP TCP (Transmission Control Protocol) en IP (Internet Protocol); de set communicatieprotocollen die de protocolstack implementeren waarop het internet en de meeste commerciële netwerken draaien. TCR TCR (Transmission Confirmation Report) geeft de details van elke verzending weer, zoals de taakstatus, het verzendresultaat en het aantal verzonden pagina’s. Er kan worden ingesteld dat dit rapport na elke taak of alleen na een mislukte verzending wordt afgedrukt. TIFF TIFF (Tagged Image File Format) is een bestandsindeling voor bitmapafbeeldingen met een variabele resolutie. TIFF beschrijft de afbeeldingsgegevens die doorgaans afkomstig zijn van de scanner. TIFF-afbeeldingen maken gebruik van labels; dit zijn trefwoorden die de kenmerken definiëren van de in het bestand opgenomen afbeelding. Deze flexibele en platformonafhankelijke indeling kan worden gebruikt voor illustraties die zijn gemaakt met diverse beeldverwerkingstoepassingen. PSTN (Public-Switched Telephone Network) is het netwerk van de openbare circuitgeschakelde telefoonnetwerken overal ter wereld dat, in een bedrijfsomgeving, doorgaans via een schakelbord wordt gerouteerd. Verklarende woordenlijst_ 83 Tonercassette Een soort fles in een apparaat als een printer, die toner bevat. Toner is een poeder dat in laserprinters en kopieerapparaten wordt gebruikt voor het vormen van tekst en afbeeldingen op afdrukpapier. Toner kan door middel van de hitte van de fixeereenheid worden gesmolten, waardoor de toner zich verbindt met de vezels in het papier. TWAIN Een standaard voor scanners en software. Wanneer een TWAINcompatibele scanner wordt gebruikt met een TWAIN-compatibel programma, kan een scan worden gestart vanuit het programma; een API voor het vastleggen van afbeeldingen voor de besturingssystemen van Microsoft Windows en Apple Macintosh. UNC-pad UNC (Uniform Naming Convention) is een standaardmanier om gedeelde netwerkbronnen te benaderen in Window NT en andere Microsoft-producten. De notatie van een UNC-pad is: \\<servernaam>\<naam_gedeelde_bron>\<aanvullende map> URL URL (Uniform Resource Locator) is het internationale adres van documenten en informatiebronnen op internet. Het eerste deel van het adres geeft aan welk protocol moet worden gebruikt en het tweede deel geeft het IP-adres of de domeinnaam aan waar de informatiebron zich bevindt. USB USB (Universal Serial Bus) is een standaard die is ontwikkeld door het USB Implementers Forum, Inc., om computers en randapparatuur met elkaar te verbinden. In tegenstelling tot de parallelle poort is USB ontworpen om een enkele computer-USB-poort tegelijkertijd op meerdere randapparaten aan te sluiten. Watermerk Een watermerk is een herkenbare afbeelding of een patroon dat helderder oplicht wanneer het voor een lichtbron wordt gehouden. Watermerken werden voor het eerst in 1282 in Bologna in Italië geïntroduceerd; ze werden gebruikt door papiermakers om hun product te waarmerken. Ze werden ook toegepast in postzegels, papiergeld en andere officiële documenten om fraude te voorkomen. WIA WIA (Windows Imaging Architecture) is een beeldverwerkingsarchitectuur die oorspronkelijk werd gebruikt in Windows Me en Windows XP. Een scan kan vanuit deze besturingssystemen worden gestart wanneer een WIA-compatibele scanner wordt gebruikt. 84 _Verklarende woordenlijst Index faxen A aanpassing hoogte 27 ADI, plaatsen 30 adresboek groepskiesnummers 52 snelkiesnummers 51 afdrukken rapporten 54 alarmgeluid 28 antwoord-/faxmodus, ontvangstmodus 47 apparaat-id, instellen 45 B bedieningspaneel 19 belsignaal 28 D faxhoofd, instellen 45 faxmodus, ontvangstmodus 47 faxnummer, instellen 45 DRPD (Distinctive Ring Pattern Detection) 47 een fax ontvangen in Ant/Faxmodus 47 in DRPD-modus 47 in Fax-modus 47 in Tel-modus 47 in veilige-ontvangstmodus 48 een fax verzenden automatisch 46 energiebesparende modus 29 F fax met voorrang 49 Faxen 49 85_Index lade LED breedte en lengte instellen 34 status 20 Linux-problemen 74 luidsprekergeluid 28 luidsprekervolume 28 M geheugen, wissen 55 N geheugenmodule netwerk bestelling 77 installeren 78 installatie 24 geluiden, instellen 28 O glasplaat van de scanner onderdelen vervangen documenten laden 30 reinigen 56 groepskiesnummers, instellen 52 groepsverzenden faxen 48 I E L modus toner besparen 29 G datum en tijd, instellen 27 displaytaal, wijzigen 27 faxen doorsturen 49 faxen met een hoge prioriteit 49 faxen ontvangen 46 faxen verzenden 46 faxinstellingen 50 Groepsverzenden 48 standaardinstellingen, wijzigen 51 uitgestelde faxen 48 tonercassette 57 onderhoud te onderhouden onderdelen 59 tonercassette 56 ontvangstmodi 46 opnieuw kiezen automatisch 46 manueel 46 id-kaart, speciale kopie 39 instellen lettertype 29 optionele lade 77 originelen plaatsen 30 storing, verhelpen 61 K klokmodus 27 kopie ID 19 originelen plaatsen ADI 30 glasplaat van de scanner 30 kopiëren 2-up, 4-up 40 ID-kaart kopiëren 39 kloon 40 poster 40 sorteren 39 standaardinstelling, wijzigen 39 time-out, instellen 41 tonerdichtheid 38 type origineel 38 P papier afdrukken op speciale materialen 35 formaat wijzigen 34 in de optionele lade plaatsen 35 laden in lade1 35 vastgelopen papier verwijderen 62 papierlade, instellen fax 46 kopiëren 38 papiertype instellen 37 probleem, oplossen afdrukkwaliteit 70 faxen 73 kopiëren 72 Linux 74 Network Scan 73 papierinvoer 68 scannen 73 Windows 74 problemen met afdrukkwaliteit, oplossen 70 problemen onder Windows 74 R rapporten, afdrukken 54 reinigen binnenkant 55 buitenkant 55 scanner 56 rubberen matje ADI, vervangen 59 S snelkiesnummers, instellen 51 sorteren, speciale kopie 39 speciale kopieerfuncties 39 standaardmodus, wijzigen 28 storing papier verwijderen uit lade1 62 tips om papierstoringen te voorkomen 61 storing, verhelpen document 61 stuurprogramma installatie 26 T tekens, invoeren 28 telefoonmodus, ontvangstmodus 47 time-out van taak, instellen 29 toetstoon 28 tonercassette vervangen 58 86_Index U uitgestelde fax 48 V veilige ontvangstmodus 48 verbruiksartikelen levensduur controleren 59 verwachte levensduur van tonercassette 56 vervangen rubberen matje van de automatische documentinvoer 59 vervangen, tonercassette 58 volume, aanpassen belsignaal 28 luidspreker 28 W werken met SetIP 25 contact SAMSUNG worldwide If you have any comments or questions regarding Samsung products, contact the Samsung customer care center. COUNTRY/ REGION CUSTOMER CARE CENTER WEB SITE ARGENTINE 0800-333-3733 www.samsung.com/ar AUSTRALIA 1300 362 603 www.samsung.com/au AUSTRIA 0810-SAMSUNG (7267864, € 0.07/min) www.samsung.com/at BELGIUM 02 201 2418 www.samsung.com/be (Dutch) www.samsung.com/ be_fr (French) COUNTRY/ REGION CUSTOMER CARE CENTER WEB SITE HUNGARY 06-80-SAMSUNG (7267864) www.samsung.com/hu INDIA 3030 8282 1800 110011 1800 3000 8282 www.samsung.com/in INDONESIA 0800-112-8888 www.samsung.com/id ITALIA 800-SAMSUNG(726-7864) www.samsung.com/it JAMAICA 1-800-234-7267 www.samsung.com/ latin JAPAN 0120-327-527 www.samsung.com/jp LATVIA 8000-7267 www.samsung.com/lv LITHUANIA 8-800-77777 www.samsung.com/lt LUXEMBURG 02 261 03 710 www.samsung.com/lu MALAYSIA 1800-88-9999 www.samsung.com/my MEXICO 01-800-SAMSUNG (7267864) www.samsung.com/mx 0800-124-421 4004-0000 www.samsung.com/br CANADA 1-800-SAMSUNG (7267864) www.samsung.com/ca CHILE 800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com/cl CHINA 800-810-5858 400-810-5858 010-6475 1880 www.samsung.com/cn COLOMBIA 01-8000112112 www.samsung.com.co COSTA RICA 0-800-507-7267 www.samsung.com/ latin NETHERLANDS 0900-SAMSUNG (09007267864) (€ 0,10/min) www.samsung.com/nl CZECH REPUBLIC 800-SAMSUNG (800726786) www.samsung.com/cz NEW ZEALAND 0800 SAMSUNG (0800 726 786) www.samsung.com/nz Samsung Zrt., česká organizační složka, Oasis Florenc, Sokolovská394/17, 180 00, Praha 8 NICARAGUA 00-1800-5077267 www.samsung.com/ latin DENMARK 8-SAMSUNG (7267864) www.samsung.com/dk NORWAY 3-SAMSUNG (7267864) www.samsung.com/no ECUADOR 1-800-10-7267 www.samsung.com/ latin PANAMA 800-7267 www.samsung.com/ latin EL SALVADOR 800-6225 www.samsung.com/ latin PHILIPPINES www.samsung.com/ph ESTONIA 800-7267 www.samsung.com/ee KAZAKHSTAN 8-10-800-500-55-500 www.samsung.com/ kz_ru 1800-10-SAMSUNG (7267864) 1-800-3-SAMSUNG (7267864) 02-5805777 POLAND 0 801 1SAMSUNG (172678) 022-607-93-33 www.samsung.com/pl PORTUGAL 80820-SAMSUNG (7267864) www.samsung.com/pt PUERTO RICO 1-800-682-3180 www.samsung.com/ latin REP. DOMINICA 1-800-751-2676 www.samsung.com/ latin EIRE 0818 717 100 www.samsung.com/ie RUSSIA 8-800-555-55-55 www.samsung.ru BRAZIL KYRGYZSTAN 00-800-500-55-500 FINLAND 30-6227 515 www.samsung.com/fi FRANCE 01 4863 0000 www.samsung.com/fr GERMANY 01805 - SAMSUNG (7267864 € 0,14/min) www.samsung.de GUATEMALA 1-800-299-0013 www.samsung.com/ latin HONDURAS 800-7919267 www.samsung.com/ latin HONG KONG 3698-4698 www.samsung.com/hk 87 _Contact SAMSUNG worldwide COUNTRY/ REGION CUSTOMER CARE CENTER WEB SITE SINGAPORE 1800-SAMSUNG (7267864) www.samsung.com/sg SLOVAKIA 0800-SAMSUNG (7267864) www.samsung.com/sk SOUTH AFRICA 0860 SAMSUNG (7267864) www.samsung.com/za SPAIN 902-1-SAMSUNG(902 172 678) www.samsung.com/es SWEDEN 075-SAMSUNG (726 78 64) www.samsung.com/se SWITZERLAND 0848-SAMSUNG (7267864, CHF 0.08/min) www.samsung.com/ch TADJIKISTAN 8-10-800-500-55-500 TAIWAN 0800-329-999 www.samsung.com/tw THAILAND 1800-29-3232 02-689-3232 www.samsung.com/th TRINIDAD & TOBAGO 1-800-SAMSUNG (7267864) www.samsung.com/ latin TURKEY 444 77 11 www.samsung.com/tr U.A.E 800-SAMSUNG (726-7864) 8000-4726 www.samsung.com/ae U.K 0845 SAMSUNG (7267864) www.samsung.com/uk U.S.A 1-800-SAMSUNG (7267864) www.samsung.com/us UKRAINE 8-800-502-0000 www.samsung.ua UZBEKISTAN 8-10-800-500-55-500 www.samsung.com/ kz_ru VENEZUELA 0-800-100-5303 www.samsung.com/ latin VIETNAM 1 800 588 889 www.samsung.com/vn Contact SAMSUNG worldwide_ 88 © 2009 Samsung Electronics Co., Ltd. Alle rechten voorbehouden. Deze gebruikershandleiding dient uitsluitend ter informatie. Alle informatie in deze gebruikershandleiding kan zonder berichtgeving vooraf worden gewijzigd. Samsung Electronics kan niet aansprakelijk worden gesteld voor directe of indirecte schade van welke aard dan ook als gevolg van of in verband met het gebruik van de informatie in deze gebruikershandleiding. • • • • • • • • Samsung en het Samsung-logo zijn handelsmerken van Samsung Electronics Co., Ltd. PCL en PCL 6 zijn handelsmerken van Hewlett-Packard Company. Microsoft, Windows en Windows Vista zijn gedeponeerde handelsmerken of handelsmerken van Microsoft Corporation. PostScript 3 is een handelsmerk van Adobe Systems, Inc. UFST® en MicroType™ zijn gedeponeerde handelsmerken van Monotype Imaging Inc. TrueType, LaserWriter en Macintosh zijn handelsmerken van Apple Computer, Inc. Alle andere merk- of productnamen zijn handelsmerken van hun respectieve bedrijven of organisaties. Informatie over open broncode is beschikbaar op de website van Samsung (www.samsung.com). Samsung-printer Software SOFTWARE INHOUDSOPGAVE Hoofdstuk 1: PRINTERSOFTWARE INSTALLEREN ONDER WINDOWS Printersoftware installeren ................................................................................................................................................. 4 Software installeren voor afdrukken via een lokale printer ......................................................................................... 4 Software installeren voor afdrukken via een netwerk ................................................................................................. 7 Printersoftware opnieuw installeren ................................................................................................................................ 10 Printersoftware verwijderen ............................................................................................................................................. 11 Hoofdstuk 2: STANDAARD AFDRUKINSTELLINGEN Documenten afdrukken ................................................................................................................................................... 12 Afdrukken naar een bestand (PRN) ................................................................................................................................ 13 Printerinstellingen ............................................................................................................................................................ 13 Tabblad Lay-out ........................................................................................................................................................ 14 Tabblad Papier ......................................................................................................................................................... 14 Tabblad Grafisch ...................................................................................................................................................... 15 Tabblad Extra ........................................................................................................................................................... 16 Tabblad Info .............................................................................................................................................................. 17 Tabblad Printer ......................................................................................................................................................... 17 Favorieten ................................................................................................................................................................. 17 De Help-functie ......................................................................................................................................................... 17 Hoofdstuk 3: GEAVANCEERDE AFDRUKINSTELLINGEN Meerdere pagina’s afdrukken op één vel papier (N op een vel) ...................................................................................... 18 Posters afdrukken ........................................................................................................................................................... 19 Boekjes afdrukken .......................................................................................................................................................... 19 Afdrukken op beide zijden van het papier ....................................................................................................................... 20 Documenten vergroot of verkleind afdrukken .................................................................................................................. 20 Document aan een geselecteerd papierformaat aanpassen ........................................................................................... 20 1 Watermerk afdrukken ...................................................................................................................................................... 21 Bestaand watermerk gebruiken ................................................................................................................................ 21 Nieuw watermerk maken .......................................................................................................................................... 21 Watermerk bewerken ................................................................................................................................................ 21 Watermerk verwijderen ............................................................................................................................................. 21 Overlay afdrukken ........................................................................................................................................................... 22 Wat is een overlay? .................................................................................................................................................. 22 Nieuwe overlay maken .............................................................................................................................................. 22 Overlay gebruiken ..................................................................................................................................................... 22 Overlay verwijderen .................................................................................................................................................. 22 Hoofdstuk 4: EEN LOKALE PRINTER DELEN Instellen als hostcomputer ............................................................................................................................................... 23 Instellen als clientcomputer ............................................................................................................................................. 23 Hoofdstuk 5: SCANNEN Scannen met Samsung SmarThru Office ........................................................................................................................ 24 Werken met Samsung SmarThru Office ................................................................................................................... 24 Deïnstalleren van Samsung SmarThru Office .......................................................................................................... 25 Helpaanwijzingen op het scherm .............................................................................................................................. 26 Scannen met een TWAIN-compatibel programma .......................................................................................................... 26 Scannen via het WIA-stuurprogramma ........................................................................................................................... 26 Windows XP .............................................................................................................................................................. 26 Windows Vista .......................................................................................................................................................... 26 Hoofdstuk 6: SMART PANEL GEBRUIKEN Kennismaken met Smart Panel ....................................................................................................................................... 27 De probleemoplossingsgids openen ............................................................................................................................... 28 Hulpprogramma Printerinstellingen ................................................................................................................................. 28 Help-aanwijzingen op het scherm ............................................................................................................................. 28 De instellingen van Smart Panel wijzigen ........................................................................................................................ 28 2 Hoofdstuk 7: UW PRINTER GEBRUIKEN ONDER LINUX Aan de slag ..................................................................................................................................................................... 29 Unified Linux-stuurprogramma installeren ....................................................................................................................... 29 Unified Linux-stuurprogramma installeren ................................................................................................................ 29 Installatie van Unified Linux-stuurprogramma ongedaan maken .............................................................................. 30 Werken met Unified Driver Configurator .......................................................................................................................... 31 Unified Driver Configurator openen .......................................................................................................................... 31 Printers configureren ................................................................................................................................................. 31 Scanners Configuration ............................................................................................................................................ 32 Ports Configuration (Poorten configureren) .............................................................................................................. 32 Printereigenschappen configureren ................................................................................................................................. 33 Een document afdrukken ................................................................................................................................................ 33 Afdrukken vanuit een toepassing .............................................................................................................................. 33 Bestanden afdrukken ................................................................................................................................................ 34 Een document scannen ................................................................................................................................................... 34 Werken met Image Manager .................................................................................................................................... 35 Hoofdstuk 8: UW PRINTER GEBRUIKEN MET EEN MACINTOSH Software voor Macintosh installeren ................................................................................................................................ 37 Printerstuurprogramma ............................................................................................................................................. 37 De printer instellen .......................................................................................................................................................... 38 Voor een op een netwerk aangesloten Macintosh .................................................................................................... 38 Voor een via USB aangesloten Macintosh ............................................................................................................... 38 Afdrukken ........................................................................................................................................................................ 39 Document afdrukken ................................................................................................................................................. 39 Afdrukinstellingen wijzigen ........................................................................................................................................ 39 Verschillende pagina's afdrukken op één vel papier ................................................................................................. 41 Dubbelzijdig afdrukken .............................................................................................................................................. 41 Scannen .......................................................................................................................................................................... 42 Scannen met USB .................................................................................................................................................... 42 Scannen met netwerk ............................................................................................................................................... 42 Scaninformatie instellen in Scanbeheer .................................................................................................................... 42 3 1 Printersoftware installeren onder Windows 1 Zorg ervoor dat de printer aangesloten is op uw computer en aan staat. 2 Plaats de meegeleverde cd-rom in het cd-romstation van uw computer. De cd-rom start automatisch en er wordt een installatievenster getoond. In dit hoofdstuk treft u de volgende onderwerpen aan: • Printersoftware installeren • Printersoftware opnieuw installeren • Printersoftware verwijderen Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op Start en vervolgens op Uitvoeren... Typ X:\Setup.exe, waarbij u “X” vervangt door de letter van het cd-romstation, en klik op OK. Als u Windows Vista gebruikt, klikt u op Start → Alle programma’s → Bureau-accessories → Uitvoeren... en typt u X:\Setup.exe. OPMERKING: De volgende procedure heeft betrekking op Windows XP, raadpleeg de desbetreffende gebruikershandleiding voor Windows bij andere besturingssystemen. Als het venster AutoPlay verschijnt in Windows Vista, klikt u op Setup.exe Uitvoeren... in het veld Programma installeren of uitvoeren. Vervolgens klikt u op Doorgaan in het vensterUser Account Control. 3 Klik op Volgende. Printersoftware installeren U kunt de printersoftware installeren voor lokaal afdrukken of afdrukken via een netwerk. Om de printersoftware op de computer te installeren, moet u de juiste installatieprocedure uitvoeren voor de printer die wordt gebruikt. Een printerstuurprogramma is software waarmee uw computer met de printer kan communiceren. De installatieprocedure voor stuurprogramma's verschilt mogelijk per besturingssysteem. Sluit alle toepassingen op uw computer af voordat u begint met de installatie. Software installeren voor afdrukken via een lokale printer • Selecteer, indien noodzakelijk, een taal in de keuzelijst. 4 Selecteer Typische installatie voor een lokale printer. Klik op Volgende. Een lokale printer is een printer die direct op uw computer aangesloten is met een bij de printer geleverde printerkabel, bijvoorbeeld een USBof parallele kabel. Als uw printer op een netwerk aangesloten is, kunt u deze stap overslaan en naar “Software installeren voor afdrukken via een netwerk” op pagina 7 gaan. U kunt de printersoftware installeren volgens de standaardmethode of de aangepaste methode. OPMERKING: als tijdens de installatie het venster 'Nieuwe hardware gevonden' verschijnt, klikt u op in de rechterbovenhoek van het venster om het venster te sluiten of klikt u op Annuleren. Standaardinstallatie Dit type installatie wordt aanbevolen voor de meeste gebruikers. Alle onderdelen die noodzakelijk zijn voor het afdrukken worden geïnstalleerd. 4 Printersoftware installeren onder Windows OPMERKING: Als uw printer nog niet op de computer aangesloten is, verschijnt het volgende venster. OPMERKING: als uw printerstuurprogramma niet goed werkt nadat de setup voltooid is, moet u het printerstuurprogramma opnieuw installeren. Zie de “Printersoftware opnieuw installeren” op pagina 10. Aangepaste installatie U kunt zelf onderdelen uitkiezen die geïnstalleerd moeten worden. 1 Zorg ervoor dat de printer aangesloten is op uw computer en aan staat. 2 Plaats de meegeleverde cd-rom in het cd-romstation van uw computer. De cd-rom start automatisch en er wordt een installatievenster getoond. Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op Start en vervolgens op Uitvoeren... Typ X:\Setup.exe, waarbij u “X” vervangt door de letter van het cd-romstation, en klik op OK. • Nadat u de printer hebt aangesloten, klikt u op Volgende. • Als u de printer op dit moment nog niet wilt aansluiten, klikt u op Volgende en op Nee in het volgende scherm. Vervolgens wordt de installatie gestart. Aan het einde van de installatie wordt geen testpagina afgedrukt. Als u Windows Vista gebruikt, klikt u op Start → Alle programma’s → Bureau-accessories → Uitvoeren... en typt u X:\Setup.exe. Als het venster AutoPlay verschijnt in Windows Vista, klikt u op Setup.exe Uitvoeren... in het veld Programma installeren of uitvoeren. Vervolgens klikt u op Doorgaan in het vensterUser Account Control. • Het installatievenster in de gebruikershandleiding verschilt mogelijk van het venster dat u ziet. Dit is namelijk afhankelijk van de gebruikte printer en interface. 5 Nadat de installatie voltooid is, verschijnt er een venster met de vraag of u een testpagina wilt afdrukken. Als u een testpagina wilt afdrukken, schakelt u het selectievakje in en klikt u op Volgende. 3 Klik op Volgende. Anders klikt u op Volgende en slaat u stap 7 over. 6 Als de testpagina correct wordt afgedrukt, klikt u op Ja. Zo niet, dan klikt u op Nee om de testpagina opnieuw af te drukken. 7 Als u zich wilt registreren als gebruiker van een Samsung-printer zodat Samsung u hierover informatie kan toesturen, schakelt u het selectievakje in en klikt u op Voltooien. Vervolgens wordt de website van Samsung geopend. Anders klikt u gewoon op Voltooien. • Selecteer, indien noodzakelijk, een taal in de keuzelijst. 5 Printersoftware installeren onder Windows 4 Selecteer Aangepaste installatie. Klik op Volgende. • Het installatievenster in de gebruikershandleiding verschilt mogelijk van het venster dat u ziet. Dit is namelijk afhankelijk van de gebruikte printer en interface. 6 5 Selecteer de onderdelen die u wilt installeren en klik op Volgende. Selecteer uw printer en klik op Volgende. OPMERKING: U kunt de installatiemap wijzigen door op [ Bladeren ] te klikken. 7 Nadat de installatie voltooid is, verschijnt een venster met de vraag of u een testpagina wilt afdrukken. Als u een testpagina wilt afdrukken, schakelt u het selectievakje in en klikt u op Volgende. Anders klikt u op Volgende en slaat u stap 9 over. 8 Als de testpagina correct wordt afgedrukt, klikt u op Ja. Zo niet, dan klikt u op Nee om de testpagina opnieuw af te drukken. OPMERKING: als uw printer nog niet op de computer aangesloten is, verschijnt het volgende venster. 9 Als u zich wilt registreren als gebruiker van een Samsung-printer zodat Samsung u hierover informatie kan toesturen, schakelt u het selectievakje in en klikt u op Voltooien. Vervolgens wordt de website van Samsung geopend. Anders klikt u gewoon op Voltooien. • Nadat u de printer hebt aangesloten, klikt u op Volgende. • Als u de printer op dit moment nog niet wilt aansluiten, klikt u op Volgende en op Nee in het volgende scherm. Vervolgens wordt de installatie gestart. Aan het einde van de installatie wordt geen testpagina afgedrukt. 6 Printersoftware installeren onder Windows Software installeren voor afdrukken via een netwerk 4 Selecteer Typische installatie voor een netwerkprinter. Klik op Volgende. Als u uw printer op een netwerk aansluit, moet u eerst de TCP/IPinstellingen voor de printer configureren. Nadat u de TCP/IP-instellingen hebt toegewezen en gecontroleerd, kunt u de software op elke computer in het netwerk installeren. U kunt de printersoftware installeren volgens de standaardmethode of de aangepaste methode. Standaardinstallatie Dit type installatie wordt aanbevolen voor de meeste gebruikers. Alle onderdelen die noodzakelijk zijn voor het afdrukken worden geïnstalleerd. 1 Zorg ervoor dat de printer aangesloten is op uw netwerk en aan staat. Zie de bijgeleverde gebruikershandleiding voor meer informatie over hoe u de printer op een netwerk kunt aansluiten. 2 Plaats de meegeleverde cd-rom in het cd-romstation van uw computer. OPMERKING: Als de printer niet op het netwerk is aangesloten, verschijnt het volgende venster. Selecteer de gewenste instellingsoptie en klik op Volgende. De cd-rom start automatisch en er wordt een installatievenster getoond. Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op Start en vervolgens op Uitvoeren... Typ X:\Setup.exe, waarbij u “X” vervangt door de letter van het cd-romstation, en klik op OK. Als u Windows Vista gebruikt, klikt u op Start → Alle programma’s → Bureau-accessories → Uitvoeren... en typt u X:\Setup.exe. Als het venster AutoPlay verschijnt in Windows Vista, klikt u op Setup.exe Uitvoeren... in het veld Programma installeren of uitvoeren. Vervolgens klikt u op Doorgaan in het vensterUser Account Control. 3 Klik op Volgende. Het venster IP-adres instellen verschijnt. Ga als volgt te werk: • Selecteer, indien noodzakelijk, een taal in de keuzelijst. 1.Selecteer een printer waarvoor een specifiek IP-adres moet worden ingesteld in. 7 Printersoftware installeren onder Windows 2.Configureer handmatig een IP-adres, subnetmasker en gateway voor de printer en klik op Configureren om het specifieke IP-adres voor de netwerkprinter in te stellen. 6 3..Klik op Volgende en ga naar stap 6. • U kunt de netwerkprinter ook instellen via SyncThru™ Web Service, een geïntegreerde webserver. Klik op SWS Starten in het venster IPadres instellen. 5 Nadat de installatie voltooid is, verschijnt er een venster met de vraag of u een testpagina wilt afdrukken en of u zich wilt registreren als gebruiker van een Samsung-printer zodat Samsung u hierover informatie kan toesturen. Als u dit wilt, schakelt u het desbetreffende selectievakje in en klikt u op Voltooien. Anders klikt u gewoon op Voltooien. De lijst van beschikbare printers in het netwerk verschijnt. Selecteer de printer die u wilt installeren in de lijst en druk op Volgende. OPMERKING: als uw printerstuurprogramma niet goed werkt nadat de setup voltooid is, moet u het printerstuurprogramma opnieuw installeren. Zie de “Printersoftware opnieuw installeren” op pagina 10. • Als de printer niet in de lijst voorkomt, klikt u op Bijwerken om de lijst te vernieuwen of selecteert u TCP/IP-poort toevoegen om uw printer aan het netwerk toe te voegen. Als u de printer aan het netwerk wilt toevoegen, moet u de poortnaam en het IP-adres voor de printer invoeren. Aangepaste installatie U kunt individuele onderdelen selecteren die moeten worden geïnstalleerd en een specifiek IP-adres instellen. 1 Zorg ervoor dat de printer aangesloten is op uw netwerk en aan staat. Zie de bijgeleverde gebruikershandleiding voor meer informatie over hoe u de printer op een netwerk kunt aansluiten. 2 Plaats de meegeleverde cd-rom in het cd-romstation van uw computer. Om het IP-adres of het MAC-adres van uw printer te controleren, drukt u een netwerkconfiguratiepagina af. • Selecteer Gedeelde printer (UNC) om een gedeelde netwerkprinter (UNC-pad) te vinden en voer de gedeelde naam handmatig in of zoek een gedeelde printer door te klikken op de knop Bladeren. OPMERKING: Als u uw apparaat niet in het netwerk kunt vinden, schakelt u de firewall uit en klikt u op Bijwerken. In Windows klikt u op Start -> Configuratiescherm, gaat u naar Windows Firewall en schakelt u deze optie uit. Voor andere besturingssystemen raadpleegt u de online handleiding. De cd-rom start automatisch en er wordt een installatievenster getoond. Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op Start en vervolgens op Uitvoeren... Typ X:\Setup.exe, waarbij u “X” vervangt door de letter van het cd-romstation, en klik op OK. Als u Windows Vista gebruikt, klikt u op Start → Alle programma’s → Bureau-accessories → Uitvoeren... en typt u X:\Setup.exe. Als het venster AutoPlay verschijnt in Windows Vista, klikt u op Setup.exe Uitvoeren... in het veld Programma installeren of uitvoeren. Vervolgens klikt u op Doorgaan in het vensterUser Account Control. 8 Printersoftware installeren onder Windows 3 Klik op Volgende. Als u de printer aan het netwerk wilt toevoegen, moet u de poortnaam en het IP-adres voor de printer invoeren. Om het IP-adres of het MAC-adres van uw printer te controleren, drukt u een netwerkconfiguratiepagina af. • Selecteer Gedeelde printer (UNC) om een gedeelde netwerkprinter (UNC-pad) te vinden en voer de gedeelde naam handmatig in of zoek een gedeelde printer door te klikken op de knop Bladeren. OPMERKING: Als u uw apparaat niet in het netwerk kunt vinden, schakelt u de firewall uit en klikt u op Bijwerken. In Windows klikt u op Start -> Configuratiescherm, gaat u naar Windows Firewall en schakelt u deze optie uit. Voor andere besturingssystemen raadpleegt u de online handleiding. • Selecteer, indien noodzakelijk, een taal in de keuzelijst. 4 Selecteer Aangepaste installatie. Klik op Volgende. 5 De lijst van beschikbare printers in het netwerk verschijnt. Selecteer de printer die u wilt installeren in de lijst en druk op Volgende. TIP: klik op de knop IP-adres instellen als u een specifiek IP-adres op een specifieke netwerkprinter wilt instellen. Het venster IP-adres instellen verschijnt. Ga als volgt te werk: a. Selecteer een printer waarvoor een specifiek IP-adres moet worden ingesteld in. b. Configureer handmatig een IP-adres, subnetmasker en gateway voor de printer en klik op Configureren om het specifieke IP-adres voor de netwerkprinter in te stellen. c. Klik op Volgende. • U kunt de netwerkprinter ook instellen via SyncThru™ Web Service, een geïntegreerde webserver. Klik op SWS Starten in het venster IPadres instellen. • Als de printer niet in de lijst voorkomt, klikt u op Bijwerken om de lijst te vernieuwen of selecteert u TCP/IP-poort toevoegen om uw printer aan het netwerk toe te voegen. 9 Printersoftware installeren onder Windows 6 Selecteer de onderdelen die u wilt installeren. Nadat u de onderdelen hebt geselecteerd, verschijnt het volgende venster. U kunt ook de printernaam wijzigen, de printer instellen om te worden gedeeld op het netwerk, de printer instellen als standaardprinter en de poortnaam van elke printer wijzigen. Klik op Volgende. Printersoftware opnieuw installeren U kunt de software opnieuw installeren als de installatie is mislukt. 1 Zet uw computer aan en wacht tot Windows is opgestart. 2 In het menu Start selecteert u Programma’s of Alle programma’s → de naam van het printerstuurprogramma → Onderhoud. 3 Selecteer Herstellen en klik op Volgende. 4 De lijst van beschikbare printers in het netwerk verschijnt. Selecteer de printer die u wilt installeren in de lijst en druk op Volgende. Selecteer het selectievakje Deze printer instellen op een server om deze software op een server te installeren. 7 Nadat de installatie voltooid is, verschijnt er een venster met de vraag of u een testpagina wilt afdrukken en of u zich wilt registreren als gebruiker van een Samsung-printer zodat Samsung u hierover informatie kan toesturen. Als u dit wilt, schakelt u het desbetreffende selectievakje in en klikt u op Voltooien. Anders klikt u gewoon op Voltooien. • Als de printer niet in de lijst voorkomt, klikt u op Bijwerken om de lijst te vernieuwen of selecteert u TCP/IP-poort toevoegen om uw printer aan het netwerk toe te voegen. Als u de printer aan het netwerk wilt toevoegen, moet u de poortnaam en het IP-adres voor de printer invoeren. • Selecteer Gedeelde printer (UNC) om een gedeelde netwerkprinter (UNC-pad) te vinden en voer de gedeelde naam handmatig in of zoek een gedeelde printer door te klikken op de knop Bladeren. Er verschijnt een lijst met componenten zodat u elk onderdeel afzonderlijk opnieuw kunt installeren. OPMERKING: als uw printerstuurprogramma niet goed werkt nadat de setup voltooid is, moet u het printerstuurprogramma opnieuw installeren. Zie “Printersoftware opnieuw installeren” op pagina 10. 10 Printersoftware installeren onder Windows OPMERKING: als uw printer nog niet op de computer aangesloten is, verschijnt het volgende venster. Printersoftware verwijderen 1 Zet uw computer aan en wacht tot Windows is opgestart. 2 In het menu Start selecteert u Programma’s of Alle programma’s → de naam van het printerstuurprogramma → Onderhoud. 3 Selecteer Verwijderen en klik op Volgende. Er verschijnt een lijst met componenten zodat u elk onderdeel afzonderlijk kunt verwijderen. • Nadat u de printer hebt aangesloten, klikt u op Volgende. • Als u de printer op dit moment nog niet wilt aansluiten, klikt u op Volgende en Nee in het volgende scherm. Vervolgens wordt de installatie gestart. Er wordt echter geen testpagina aan het einde afgedrukt. • Het herinstallatievenster in de gebruikershandleiding verschilt mogelijk van het venster dat u ziet. Dit is namelijk afhankelijk van de gebruikte printer en interface. 5 4 Selecteer de onderdelen die u wilt verwijderen en klik op Volgende. 5 Als u wordt gevraagd om uw keuze te bevestigen, klikt u op Ja. Het door u gekozen stuurprogramma wordt van uw computer verwijderd. 6 Nadat de software verwijderd is, klikt u op Voltooien. Selecteer de onderdelen die u opnieuw wilt installeren en klik op Volgende. Als u de printersoftware hebt geïnstalleerd voor lokaal afdrukken en u de naam van het printerstuurprogramma selecteert, verschijnt er een venster met de vraag of u een testpagina wilt afdrukken. Ga als volgt te werk: a. Schakel het selectievakje in om een testpagina af te drukken en klik op Volgende. b. Als de testpagina correct werd afgedrukt, klikt u op Ja. Als dat niet het geval is, klikt u op Nee om de pagina opnieuw af te drukken. 6 Nadat de onderdelen opnieuw zijn geïnstalleerd, klikt u op Voltooien. 11 Printersoftware installeren onder Windows 2 Standaard afdrukinstellingen 1 2 In dit hoofdstuk worden de afdrukopties en algemene afdruktaken in Windows beschreven. Documenten afdrukken • Afdrukken naar een bestand (PRN) • Printerinstellingen Selecteer Afdrukken in het menu Bestand. Het venster Afdrukken verschijnt. Dit kan, afhankelijk van het gebruikte programma, enigszins afwijken van onderstaande illustratie. U kunt de belangrijkste afdrukinstellingen selecteren in het venster Afdrukken. Deze instellingen omvatten het aantal exemplaren en het afdrukbereik. In dit hoofdstuk treft u de volgende onderwerpen aan: • Open het document dat u wilt afdrukken. Zorg ervoor dat de printer is geselecteerd. - Tabblad Lay-out - Tabblad Papier - Tabblad Grafisch - Tabblad Extra - Tabblad Info - Tabblad Printer - Favorieten - De Help-functie 3 Selecteer de printer in de keuzelijst Naam. Om de printerfuncties van uw printerstuurprogramma te gebruiken, klikt u op Eigenschappen of Voorkeursinstellingen in het afdrukvenster van de toepassing. Meer informatie vindt u op “Printerinstellingen” op pagina 13. Documenten afdrukken Als Instellen, Printer of Opties voorkomen in het afdrukvenster, klikt u daarop. Klik in het volgende venster op Eigenschappen. NB • Het venster Eigenschappen van het printerstuurprogramma in de gebruikershandleiding verschilt mogelijk van het venster dat u ziet, omdat dit afhankelijk is van de gebruikte printer. Het printereigenschappenvenster bestaat echter uit vrijwel dezelfde onderdelen. • Controleer welke besturingssystemen compatibel zijn met de printer. Zie Printerspecificaties onder Compatibiliteit met besturingssysteem in de printerhandleiding. • U kunt de exacte naam van uw printer controleren op de bijgeleverde cd-rom. • Als u een optie selecteert bij de printereigenschappen, verschijnt mogelijk een uitroepteken of het teken . Een uitroepteken wil zeggen dat u deze optie wel kunt selecteren maar dat deze niet wordt aanbevolen, en het teken wil zeggen dat u deze optie niet kunt selecteren vanwege de instellingen of de omgeving van het apparaat. De volgende procedure beschrijft de algemene stappen die u moet volgen om vanuit een Windows-programma af te drukken. De exacte procedure kan per programma verschillen. Raadpleeg de handleiding van uw softwaretoepassing voor de exacte afdrukprocedure. 12 Standaard afdrukinstellingen 4 Klik op OK om het venster met printereigenschappen te sluiten. Klik in het venster Afdrukken op OK of Afdrukken om de afdruktaak te starten. Afdrukken naar een bestand (PRN) Printerinstellingen Het kan soms handig zijn om de af te drukken gegevens op te slaan als een bestand. Via het venster met printereigenschappen hebt u toegang tot alle informatie die u nodig hebt als u de printer gebruikt. Als de printereigenschappen worden weergegeven, kunt u de instellingen die u voor uw afdruktaak nodig hebt controleren en wijzigen. Ga als volgt te werk om een bestand aan te maken: 1 Schakel het selectievakje Afdrukken naar bestand in het venster Afdrukken in. Afhankelijk van het besturingssysteem kan het venster Eigenschappen van de printer er anders uitzien. Deze softwarehandleiding geeft het venster Eigenschappen van Windows XP weer. Het venster Eigenschappen van het printerstuurprogramma in de gebruikershandleiding verschilt mogelijk van het venster dat u ziet, omdat dit afhankelijk is van de gebruikte printer. Als u de printereigenschappen opent via de map Printers, kunt u aanvullende Windows-tabbladen openen (zie de handleiding van Windows) en het tabblad Printer (zie “Tabblad Printer” op pagina 17). NB 2 Selecteer een map, wijs een naam toe aan het bestand en klik op OK. 13 Standaard afdrukinstellingen • De meeste Windows-toepassingen zullen de in het printerstuurprogramma opgegeven instellingen opheffen. Daarom raden wij u aan eerst de afdrukinstellingen in uw programma te wijzigen en alleen instellingen die u daar niet vindt, aan te passen in het printerstuurprogramma. • Deze instellingen gelden zolang u uw programma niet afsluit. Als u wilt dat uw wijzigingen permanent behouden blijven, brengt u ze aan in de map Printers. • De volgende procedure geldt voor Windows XP. Zie de desbetreffende Windows-gebruikershandleiding of on line Help voor andere Windows-besturingssystemen. 1. Klik op de knop Start van Windows. 2. Selecteer Printers en faxapparaten. 3. Selecteer het pictogram van het printerstuurprogramma. 4. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van het printerstuurprogramma en selecteer Voorkeursinstellingen voor afdrukken. 5. Wijzig de instellingen op elk tabblad en klik op OK. Tabblad Lay-out Het tabblad Lay-out bevat opties waarmee u de weergave van het document op de afgedrukte pagina kunt aanpassen. Onder Lay-outopties hebt u de keuze uit Meerdere pagina’s per kant en Verkleinen/Vergroten. Zie “Documenten afdrukken” op pagina 12 voor meer informatie over de voorkeursinstellingen voor afdrukken. • Voor meer informatie, zie “Afdrukken op beide zijden van het papier” op pagina 20. Tabblad Papier De volgende opties voor papierinstellingen zijn beschikbaar in het eigenschappenvenster van de printer. Zie “Documenten afdrukken” op pagina 12 voor meer informatie over de voorkeursinstellingen voor afdrukken. Klik op het tabblad Papier om toegang te krijgen tot de printereigenschappen. Afdrukstand Met behulp van Afdrukstand kunt u de richting selecteren waarin informatie wordt afgedrukt op een pagina. • Staand drukt af over de breedte van de pagina, zoals in een brief. • Liggend drukt af over de lengte van de pagina, zoals bij een spreadsheet. • Met behulp van Draaien kunt u de pagina het opgegeven aantal graden draaien. Exemplaren In het veld Exemplaren kunt u aangeven hoeveel exemplaren u wilt afdrukken. U kunt een aantal tussen 1 en 999 invullen. Formaat Staand In het veld Formaat stelt u in welk formaat papier in de lade ligt. Als het vereiste formaat niet in het vak Formaat staat, klikt u op Aangepast. Het venster Instelling aangepast papier verschijnt. Vul het papierformaat in en klik op OK. De instelling verschijnt in de lijst zodat u deze kunt selecteren. Liggend Invoer Lay-outopties Via Lay-outopties kunt u geavanceerde afdrukopties selecteren. U hebt de keuze uit Meerdere pagina’s per kant en Poster afdrukken. • Voor meer informatie, zie “Meerdere pagina’s afdrukken op één vel papier (N op een vel)” op pagina 18. • Voor meer informatie, zie “Posters afdrukken” op pagina 19. • Voor meer informatie, zie “Boekjes afdrukken” op pagina 19. Controleer of bij Invoer de juiste papierlade is gekozen. Kies voor Handmatige invoer als u op speciaal materiaal wilt afdrukken, zoals enveloppen of transparanten. Plaats één vel tegelijk in de handmatige invoer of de multifunctionele lade. Als de papierinvoer is ingesteld op Automatisch selecteren, gebruikt de printer de laden automatisch in deze volgorde: handmatige invoer of multifunctionele lade, lade 1, optionele lade 2. Type Dubbelzijdig afdrukken Dubbelzijdig afdrukken biedt u de mogelijkheid om op beide zijden van het papier af te drukken. Als deze optie niet wordt weergegeven, beschikt uw printer niet over deze functie. 14 Standaard afdrukinstellingen Stel Type in volgens het papier in de lade van waaruit u wenst af te drukken. Zo krijgt u de beste afdruk. Doet u dit niet, zal de afdrukkwaliteit mogelijk niet aan uw verwachtingen beantwoorden. Dik: dik papier met een gewicht tussen 90 en 105 g/m2. Dun: dun papier met een gewicht tussen 60 en 70 g/m2. Katoen: 75~90 g/m2 katoenpapier zoals Gilbert 25% en Gilbert 100%. Normaal papier: gewoon papier. Selecteer dit type indien u een zwartwitprinter heeft en afdrukt op katoenpapier van 60 g/m2. Kringlooppapier: gerecycleerd papier van 75~90 g/m2. Gekleurd papier: gekleurd papier van 75~90 g/m2. Archiefpapier: kies deze optie als u de afdrukken geruime tijd wilt bewaren (bijvoorbeeld in een archief). Tabblad Grafisch Met behulp van de volgende grafische instellingen regelt u de afdrukkwaliteit. Zie “Documenten afdrukken” op pagina 12 voor meer informatie over de voorkeursinstellingen voor afdrukken. Klik op het tabblad Grafisch om het onderstaande venster te openen. Eerste pagina Via deze vervolgkeuzelijst kunt u de eerste pagina afdrukken op een ander type papier dan de rest van het document. U kunt de lade voor de eerste pagina selecteren. Plaats bijvoorbeeld dik papier voor de eerste pagina in de multifunctionele lade en normaal papier in lade 1. Selecteer vervolgens Lade 1 voor de optie Invoer en Multifunctionele lade voor de optie Eerste pagina. Als deze optie niet wordt weergegeven, beschikt uw printer niet over deze functie. Afdruk aanpassen Met Afdruk aanpassen kunt u uw afdruktaak automatisch of handmatig schalen op een pagina. U hebt de keuze uit Geen, Verkleinen/Vergroten en Aan pagina aanpassen. • Voor meer informatie, zie “Documenten vergroot of verkleind afdrukken” op pagina 20. • Voor meer informatie, zie “Document aan een geselecteerd papierformaat aanpassen” op pagina 20. Resolutie Welke resolutieopties u kunt selecteren, hangt mogelijk af van het printermodel. Hoe hoger de instelling, hoe scherper de tekens en afbeeldingen worden afgedrukt. Als u een hoge instelling selecteert, kan het afdrukken van het document iets langer duren. Tonerbesparingsmodus Als u deze optie selecteert, gaat de tonercassette langer mee en dalen de afdrukkosten per pagina zonder dat de kwaliteit te zeer achteruit gaat. Sommige printers ondersteunen deze functie niet. • Printerinstelling: als u deze optie selecteert, wordt de werking bepaald door de instelling op het configuratiescherm van de printer. Sommige printers ondersteunen deze functie niet. • Aan: selecteer dit keuzerondje als u wilt dat de printer op elke pagina minder toner gebruikt. • Uit: als u geen toner wilt besparen bij het afdrukken van documenten selecteert u deze optie. 15 Standaard afdrukinstellingen Geavanceerde opties Tabblad Extra Om de geavanceerde opties in te stellen, klikt u op Geavanceerde opties. • TrueType-opties: deze optie bepaalt wat het stuurprogramma de printer doorgeeft over het afbeelden van de tekst in uw document. Pas deze opties eventueel aan uw document aan. - Downloaden als contour: als deze optie is geselecteerd, downloadt het stuurprogramma de TrueType-lettertypen die in uw document voorkomen maar nog niet in uw printer zijn opgeslagen. Als u constateert dat de lettertypen niet juist zijn afgedrukt, kiest u Downloaden als bitmapafbeelding en drukt u het document nogmaals af. De instelling Downloaden als bitmapafbeelding is vaak handig als u afdrukt vanuit Adobe. Deze functie is alleen beschikbaar als u het PCL-printerstuurprogramma gebruikt. - Downloaden als bitmap: als deze optie is geselecteerd, downloadt het stuurprogramma de lettertypegegevens als bitmapafbeeldingen. Documenten met complexe lettertypen (bijv. Koreaanse of Chinese lettertypen) of verschillende soorten lettertypen worden met deze instelling sneller afgedrukt. - Grafisch afdrukken: als deze optie is geselecteerd, downloadt het stuurprogramma alle lettertypen als afbeeldingen. Zo verhoogt u mogelijk de afdruksnelheid bij documenten met veel afbeeldingen en betrekkelijk weinig TrueType-lettertypes. • Alle tekst zwart afdrukken: als Alle tekst zwart afdrukken is geselecteerd, wordt alle tekst in uw document zwart afgedrukt, ongeacht de kleur waarin de tekst op het scherm wordt weergegeven. Op dit tabblad selecteert u de uitvoeropties voor documenten. Zie “Documenten afdrukken” op pagina 12 voor meer informatie over de voorkeursinstellingen voor afdrukken. Klik op het tabblad Extra om toegang te krijgen tot de volgende functies: Watermerk U kunt een afbeelding maken die als achtergrondtekst op elke pagina in het document wordt afgedrukt. Voor meer informatie, zie “Watermerk afdrukken” op pagina 21. Overlay Overlays worden vaak gebruikt in plaats van voorbedrukt briefpapier of formulieren. Voor meer informatie, zie “Overlay afdrukken” op pagina 22. Uitvoeropties • Afdruksubset: u kunt instellen in welke volgorde de pagina's moeten worden afgedrukt. Selecteer de afdrukvolgorde in de vervolgkeuzelijst. - Normaal (1, 2, 3): de printer drukt alle pagina's af van de eerste tot de laatste pagina. - Alle pagina’s omkeren (3,2,1): de printer drukt alle pagina's af van de laatste tot de eerste pagina. - Oneven pagina’s afdrukken: de printer drukt alleen de pagina's van het document met een oneven bladnummer af. - Even pagina’s afdrukken: de printer drukt alleen de pagina's van het document met een even bladnummer af. • Printerlettertypen gebruiken: als deze optie is ingeschakeld, gebruikt de printer bij het afdrukken van uw document de lettertypen die in het geheugen zijn opgeslagen en worden de lettertypen die in uw document worden gebruikt niet gedownload. Omdat het downloaden van lettertypen enige tijd in beslag neemt, verlopen afdruktaken mogelijk sneller als u deze optie selecteert. Als u deze optie inschakelt, probeert de printer lettertypen uit het geheugen te selecteren die zoveel mogelijk overeenkomen met de lettertypen in het document. Als u in uw document echter lettertypen gebruikt die sterk afwijken van de lettertypen in het geheugen van de printer, zal de afdruk er heel anders uitzien dan het document op het scherm. Deze functie is alleen beschikbaar als u het PCL-printerstuurprogramma gebruikt. 16 Standaard afdrukinstellingen Tabblad Info Favorieten Op het tabblad Info worden de copyrightinformatie en het versienummer van het stuurprogramma weergegeven. Als u beschikt over een internetbrowser, kunt u een verbinding maken met het internet door op het website-pictogram te klikken. Zie “Documenten afdrukken” op pagina 12 voor meer informatie over de voorkeursinstellingen voor afdrukken. Via de optie Favorieten, die u terugvindt op elk tabblad Eigenschappen, kunt u de huidige instellingen opslaan voor later gebruik. Zo voegt u een instelling toe aan Favorieten: 1 2 Stel op elk tabblad de gewenste instellingen in. Geef in het invoervenster Favorieten een naam aan deze instellingen. Tabblad Printer Als u het venster Printereigenschappen opent via de map Printers, is het tabblad Printer beschikbaar. Hier stelt u de printerconfiguratie in. De volgende procedure geldt voor Windows XP. Zie de desbetreffende Windows-gebruikershandleiding of on line Help voor andere Windowsbesturingssystemen. 1 Klik op de knop Start van Windows. 2 3 4 5 Selecteer Printers en faxapparaten. Selecteer het pictogram van het printerstuurprogramma. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van het printerstuurprogramma en selecteer Eigenschappen. Klik op het tabblad Printer en stel de gewenste opties in. Correctie hoge hoogte Als u de printer op een grote hoogte wilt gaan gebruiken, markeert u dit selectievakje. Daardoor wordt de afdrukkwaliteit geoptimaliseerd voor die omstandigheden. 3 Klik op Opslaan. Wanneer u instellingen opslaat onder Favorieten, worden alle huidige stuurprogramma-instellingen opgeslagen. Als u een opgeslagen instelling wilt gebruiken, selecteert u het item in de vervolgkeuzelijst Favorieten. De printer is nu ingesteld om af te drukken volgens de instellingen van de geselecteerde favoriet. Om een favoriet te verwijderen, selecteert u het item in de lijst en klikt u op Verwijderen. U kunt ook terugkeren naar de standaardinstellingen van het stuurprogramma door Printerstandaard te selecteren in de lijst. De Help-functie De printer heeft een Help-functie die u kunt openen met de knop Help in het eigenschappenvenster van de printer. Deze Help-functie geeft gedetailleerde informatie over de functies die het stuurprogramma van de printer biedt. U kunt ook klikken op in de rechterbovenhoek van het venster en vervolgens op een instelling. 17 Standaard afdrukinstellingen 3 Geavanceerde afdrukinstellingen Meerdere pagina’s afdrukken op één vel papier (N op een vel) In dit hoofdstuk worden de afdrukopties en geavanceerde afdruktaken beschreven. OPMERKING: • Het venster Eigenschappen van het printerstuurprogramma in de gebruikershandleiding verschilt mogelijk van het venster dat u ziet, omdat dit afhankelijk is van de gebruikte printer. Het printereigenschappenvenster bestaat echter uit vrijwel dezelfde onderdelen. • U kunt de exacte naam van uw printer controleren op de bijgeleverde cd-rom. 1 2 3 4 U kunt aangeven hoeveel pagina’s u op één vel wilt afdrukken. Als u meer dan één pagina per vel afdrukt, worden de pagina’s verkleind en in de aangegeven volgorde gerangschikt. Het maximum is 16 pagina’s per vel. 1 2 3 4 In dit hoofdstuk treft u de volgende onderwerpen aan: • Meerdere pagina’s afdrukken op één vel papier (N op een vel) • Posters afdrukken • Boekjes afdrukken • Afdrukken op beide zijden van het papier • Documenten vergroot of verkleind afdrukken • Document aan een geselecteerd papierformaat aanpassen • Watermerk afdrukken • Overlay afdrukken 5 6 18 Geavanceerde afdrukinstellingen Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer. Zie “Documenten afdrukken” op pagina 12. Selecteer Pagina’s per vel in de keuzelijst Type lay-out op het tabblad Lay-out. Geef in de keuzelijst Pagina’s per vel aan hoeveel pagina's u per vel wilt afdrukken (1, 2, 4, 6, 9 of 16). Selecteer, indien nodig, de paginavolgorde in de vervolgkeuzelijst Afdrukvolgorde. Markeer het selectievakje Paginakaders afdrukken als u een rand om elke pagina op het vel wilt afdrukken. Klik op het tabblad Papier en selecteer de papierlade, het papierformaat en het type papier. Klik op OK en druk het document af. Posters afdrukken Boekjes afdrukken Met deze functie kunt u een document van één pagina afdrukken op 4, 9 of 16 vellen papier, waarna u deze vellen aan elkaar kunt plakken om er zo een poster van te maken. 8 9 8 9 OPMERKING: De optie Poster afdrukken is beschikbaar wanneer de resolutie op het tabblad Grafisch is ingesteld op 600 dpi. 1 2 3 Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer. Zie “Documenten afdrukken” op pagina 12. Klik op het tabblad Lay-out en selecteer Poster afdrukken in de keuzelijst Type lay-out. Kies de instellingen voor de poster: Voor de pagina-indeling kunt u kiezen uit PosterPoster<2x2>, Poster<3x3>, Poster<4x4>. Als u Poster<2x2> selecteert, wordt de afdruk automatisch over 4 vellen gespreid. Met deze printerfunctie kunt u een document op beide zijden van het papier afdrukken en worden de pagina's zo gerangschikt dat u het afgedrukte papier dubbel kunt vouwen om een boekje te maken. 1 Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u het venster met de printereigenschappen. Zie “Documenten afdrukken” op pagina 12. 2 Klik op het tabblad Lay-out en selecteer Boekje afdrukken in de keuzelijst Type lay-out. OPMERKING: De optie Boekje afdrukken is niet voor elk papierformaat beschikbaar. Om na te gaan of deze functie beschikbaar is voor uw papierformaat, selecteert u het papierformaat in de optie Formaat op het tabblad Papier, waarna u controleert of het item Boekje afdrukken in de vervolgkeuzelijst Type lay-out op het tabblad Lay-out actief is. 3 Geef een overlap in millimeter of inch op zodat de vellen gemakkelijker aan elkaar kunnen worden geplakt. 4 5 0,15 inch 0,15 inch 4 5 Klik op het tabblad Papier en selecteer de papierlade, het papierformaat en het type papier. Klik op OK en druk het document af. U kunt de poster voltooien door de vellen aan elkaar te plakken. 19 Geavanceerde afdrukinstellingen Klik op het tabblad Papier en selecteer de papierlade, het papierformaat en het papiertype. Klik op OK en druk het document af. Vervolgens kunt u de pagina's vouwen en nieten. Afdrukken op beide zijden van het papier Documenten vergroot of verkleind afdrukken U kunt afdrukken op beide zijden van een vel papier. Voordat u afdrukt, moet u de gewenste afdrukstand van het document opgeven. U kunt de inhoud van een pagina groter of kleiner afdrukken. 1 U kunt kiezen uit de volgende opties: • Printerinstelling: als u deze optie selecteert, wordt de werking bepaald door de instelling in het configuratiescherm van de printer. Als deze optie niet wordt weergegeven, beschikt uw printer niet over deze functie. • Geen • Lange zijde, de klassieke lay-out die wordt gebruikt bij het boekbinden. • Korte zijde, het type dat vaak wordt gebruikt voor kalenders. 2 3 4 5 2 2 Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer. Zie “Documenten afdrukken” op pagina 12. Selecteer Verkleinen/Vergroten in de keuzelijst Type afdruk op het tabblad Papier. Voer in het veld Percentage de gewenste schaalfactor in. U kunt ook klikken op of . Selecteer de papierlade, het papierformaat en het type papier in Papieropties. Klik op OK en druk het document af. 3 3 2 5 5 2 3 5 3 Document aan een geselecteerd papierformaat aanpassen 5 ▲ Lange zijde ▲ Korte zijde • Omgekeerd dubbelzijdig: hiermee kunt de algemene afdrukvolgorde in plaats van de dubbelzijdige selecteren. Als deze optie niet wordt weergegeven, beschikt uw printer niet over deze functie. A Met deze printerfunctie kunt u uw afdruktaak aanpassen aan elk gewenst papierformaat, ongeacht de grootte van het digitale document. Dit kan nuttig zijn als u de details van een klein document wilt bekijken. 1 OPMERKING: Druk niet af op beide zijden van etiketten, transparanten, enveloppen of dik papier. Dit kan papierstoringen veroorzaken en de printer beschadigen. 2 1 3 4 2 3 4 5 Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer. “Documenten afdrukken” op pagina 12. Selecteer de afdrukstand op het tabblad Lay-out. 5 Selecteer in het vak Dubbelzijdig afdrukken de gewenste dubbelzijdige afdrukoptie. Klik op het tabblad Papier en selecteer de papierlade, het papierformaat en het papiertype. Klik op OK en druk het document af. OPMERKING: als uw printer geen unit voor dubbelzijdig afdrukken heeft, moet u de afdruktaak handmatig uitvoeren. De printer drukt dan eerst om de andere pagina van het document af. Zodra u de eerste zijde van de taak hebt afgedrukt, wordt er een venster weergegeven. Volg de aanwijzingen op het scherm om de afdruktaak te voltooien. 20 Geavanceerde afdrukinstellingen Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer. Zie “Documenten afdrukken” op pagina 12. Selecteer Aan pagina aanpassen in de keuzelijst Type afdruk op het tabblad Papier. Selecteer het juiste formaat in de vervolgkeuzelijst Afdrukpapier. Selecteer de papierlade, het papierformaat en het type papier in Papieropties. Klik op OK en druk het document af. Watermerk bewerken Watermerk afdrukken 1 Met de optie Watermerk kunt u over een bestaand document heen een diagonale tekst afdrukken. U kunt bijvoorbeeld diagonaal over de eerste pagina of op alle pagina’s van een document in grote grijze letters “CONCEPT” of “VERTROUWELIJK” afdrukken. 2 Er worden verschillende vooraf gedefinieerde watermerken bij de printer geleverd. U kunt deze watermerken wijzigen, of u kunt nieuwe watermerken toevoegen aan de lijst. 3 4 5 Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer. Zie “Documenten afdrukken” op pagina 12. Klik op het tabblad Extra op Bewerken onder Watermerk. Het venster Watermerk bewerken wordt geopend. Selecteer het watermerk dat u wilt bewerken in de lijst Huidige watermerken en wijzig de tekst van het watermerk en de opties. Klik op Bijwerken als u de wijzigingen op wilt slaan. Klik zo vaak als nodig op OK totdat u het venster Afdrukken verlaten hebt. Bestaand watermerk gebruiken 1 2 3 Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer. Zie “Documenten afdrukken” op pagina 12. Klik op het tabblad Extra en selecteer het gewenste watermerk in de keuzelijst Watermerk. Het geselecteerde watermerk wordt weergegeven in het afdrukvoorbeeld. Klik op OK en druk het document af. OPMERKING: het afdrukvoorbeeld geeft weer hoe de afgedrukte pagina er zal uitzien. Watermerk verwijderen 1 2 3 4 Nieuw watermerk maken 1 2 3 4 5 6 Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer. Zie “Documenten afdrukken” op pagina 12. Klik op het tabblad Extra op Bewerken onder Watermerk. Het venster Watermerk bewerken wordt geopend. Typ tekst in het vak Tekst in watermerk. De tekst mag maximaal uit 40 tekens bestaan. De tekst wordt in het voorbeeldvenster getoond. Als u Alleen eerste pagina aankruist, wordt het watermerk alleen op de eerste pagina afgedrukt. Selecteer de watermerkopties. U kunt de naam, stijl, grootte en het grijstintenniveau van het lettertype aangeven onder Lettertypekenmerken en de hoek van het watermerk instellen onder Hoek tekst. Klik op Toevoegen om het nieuwe watermerk aan de lijst toe te voegen. Nadat u klaar bent met bewerken, klikt u op OK en drukt u het document af. Als u geen watermerk meer wilt afdrukken, selecteert u (Geen watermerk) in de keuzelijst Watermerk. 21 Geavanceerde afdrukinstellingen Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer. Zie “Documenten afdrukken” op pagina 12. Klik op het tabblad Extra op Bewerken onder Watermerk. Het venster Watermerk bewerken wordt geopend. Selecteer in de lijst Huidige watermerken het watermerk dat u wilt verwijderen en klik op Verwijderen. Klik zo vaak als nodig op OK totdat u het venster Afdrukken verlaten hebt. Overlay gebruiken Overlay afdrukken Nadat u een overlay hebt samengesteld, kunt u deze met uw document afdrukken. Dit doet u als volgt: 1 Wat is een overlay? Dear ABC Regards WORLD BEST Een overlay is tekst en/of afbeeldingen die op de vaste schijf van de computer zijn opgeslagen in een speciale bestandsindeling en die kunnen worden afgedrukt in een willekeurig document. Overlays worden vaak gebruikt in plaats van voorbedrukt briefpapier of formulieren. In plaats daarvan kunt u een overlay samenstellen die dezelfde informatie bevat en geeft u aan de printer door welke overlay voor uw document gebruikt moet worden. Als u een brief met het briefhoofd van uw bedrijf wilt afdrukken, hoeft u geen voorbedrukt briefhoofdpapier in de printer te plaatsen. U hoeft alleen maar aan te geven dat de printer de briefhoofdoverlay moet afdrukken op uw document. 2 3 4 5 1 WORLD BEST 2 3 4 5 6 7 Maak of open een document met de tekst of afbeelding die u voor de overlay wilt gebruiken. Zorg ervoor dat de tekst of afbeelding precies op de plaats staat waar deze afgedrukt moet worden. Ga naar de printereigenschappen als u het document als een overlay wilt opslaan. Zie “Documenten afdrukken” op pagina 12. Klik op het tabblad Extra op Bewerken onder Overlay. Klik in het venster Overlay bewerken op Overlay maken. Selecteer de gewenste overlay in de keuzelijst Overlay. Als het overlaybestand dat u zoekt niet in de lijst Overlay voorkomt, klikt u op Bewerken en op Overlay laden en selecteert u het overlaybestand. Als u het gewenste overlaybestand op een externe bron hebt opgeslagen, kunt u het bestand ook laden via het venster Overlay laden. Nieuwe overlay maken Voordat u een overlay kunt gebruiken, moet u een nieuwe overlay samenstellen die bijvoorbeeld het logo en de adresgegevens van uw bedrijf of een afbeelding bevat. Open een document dat u wilt afdrukken of maak een nieuw document aan. Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer. Zie “Documenten afdrukken” op pagina 12. Klik op het tabblad Extra. 6 7 Klik op Openen als u het bestand hebt geladen. Het bestand verschijnt in het vak Lijst van overlays en kan worden afgedrukt. Selecteer de overlay in de keuzelijst Lijst van overlays. Klik, indien nodig, op Overlay bevestigen voor afdrukken. Als dit selectievakje is ingeschakeld, verschijnt telkens wanneer u een document naar de printer verzendt een berichtvenster waarin u gevraagd wordt te bevestigen of u een overlay op uw document wilt afdrukken. Als dit selectievakje niet is ingeschakeld en een overlay werd geselecteerd, wordt de overlay automatisch afgedrukt op uw document. Klik op OK of Ja totdat het afdrukken wordt gestart. De geselecteerde overlay wordt samen met uw afdruktaak gedownload en wordt op uw document afgedrukt. In het venster Overlay maken voert u in het vak Bestandsnaam een naam van maximaal 8 posities in. Selecteer eventueel het pad naar de bestemming (standaard is dit C:\Formover). Klik op Opslaan. De naam verschijnt in het vak Lijst van overlays. OPMERKING: de resolutie van het overlaydocument moet dezelfde Klik op OK of Ja als u klaar bent met het maken van de overlay. zijn als die van het document waarop u de overlay wilt afdrukken. Het bestand wordt niet afgedrukt. Het wordt opgeslagen op de vaste schijf van uw computer. OPMERKING: het documentformaat van de overlay moet hetzelfde zijn als de documenten die u met de overlay afdrukt. Stel geen overlays met watermerken samen. Overlay verwijderen U kunt paginaoverlays die u niet meer gebruikt verwijderen. 1 2 3 4 5 6 22 Geavanceerde afdrukinstellingen Klik in het venster met de printereigenschappen op het tabblad Extra. Klik op Bewerken onder Overlay. Selecteer in de Lijst van overlays de overlay die u wilt verwijderen. Klik op Overlay verwijderen. Wanneer er een venster verschijnt waarin om een bevestiging wordt gevraagd, klikt u op Ja. Klik zo vaak als nodig op OK totdat u het venster Afdrukken verlaten hebt. 4 Een lokale printer delen Instellen als hostcomputer U kunt de printer rechtstreeks aansluiten op een geselecteerde computer, die de hostcomputer op het netwerk wordt genoemd. De volgende procedure geldt voor Windows XP. Zie de Windowsgebruikershandleiding of on line Help voor andere Windowsbesturingssystemen. OPMERKINGEN: • Controleer welke besturingssystemen compatibel zijn met de printer. Zie Compatibiliteit met besturingssysteem onder Printerspecificaties in de printerhandleiding. • U kunt de exacte naam van uw printer controleren op de bijgeleverde cd-rom. 1 2 3 4 5 6 Selecteer in het menu Start de optie Printers en faxapparaten. Dubbelklik op het pictogram van het printerstuurprogramma. Selecteer Delen in het menu Printer. Schakel het selectievakje Deze printer delen in. Typ een naam in het veld Deelnaam en klik vervolgens op OK. Instellen als clientcomputer 1 2 3 4 5 6 23 Een lokale printer delen Zet uw computer aan en wacht tot Windows is opgestart. Klik met de rechtermuisknop op de knop Start in Windows en selecteer Verkenner. Selecteer Mijn netwerklocaties en klik met de rechtermuisknop op Zoeken naar computers. Typ het IP-adres van de hostcomputer in het veld Computernaam en klik op Zoeken. (Als de hostcomputer om een Gebruikersnaam en een Wachtwoord vraagt, vult u de gebruikers-id en het wachtwoord van de hostcomputeraccount in.) Dubbelklik op Printers en faxapparaten. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van het printerstuurprogramma en selecteer Verbinding maken. Klik op Ja als wordt gevraagd of u de installatie wilt uitvoeren. 5 Scannen U kunt het apparaat als scanner gebruiken om uw foto’s en teksten om te zetten in digitale bestanden die u met uw computer kunt bewerken. U kunt deze bestanden faxen of e-mailen, op uw website zetten of opnemen in projecten die u kunt afdrukken met behulp van Samsung SmarThru-software of het WIA-stuurprogramma. Scannen met Samsung SmarThru Office Samsung SmarThru is de software die standaard wordt geleverd bij uw apparaat. U kunt SmarThru gebruiken om afbeeldingen of documenten te scannen met lokale scanners of netwerkscanners. In dit hoofdstuk treft u de volgende onderwerpen aan: • Scannen met Samsung SmarThru Office Werken met Samsung SmarThru Office • Scannen met een TWAIN-compatibel programma Volg de onderstaande stappen om met SmarThru te scannen: • Scannen via het WIA-stuurprogramma 1 Zorg ervoor dat het apparaat en de computer ingeschakeld zijn en met elkaar zijn verbonden. 2 Leg uw foto of pagina op de glasplaat of voer deze via de DADI (of ADI) in. 3 Na de installatie van Samsung SmarThru Office wordt het pictogram voor SmarThru Office weergegeven op het bureaublad. Dubbelklik op het pictogram SmarThru Office. NB • Controleer welke besturingssystemen compatibel zijn met de printer. Zie Printerspecificaties onder Compatibiliteit met besturingssysteem in de printerhandleiding. • U kunt de naam van de printer controleren op de bijgeleverde cd-rom. • De maximale resolutie is afhankelijk van een aantal factoren, zoals de snelheid van de computer, de beschikbare schijfruimte, het geheugen, de grootte van het te scannen bestand en de instellingen van de bitdiepte. Het kan daarom afhankelijk van uw systeem en het te scannen object onmogelijk blijken met een specifieke resolutie te scannen, vooral als er met verbeterde dpi wordt gewerkt. Dubbelklik op dit pictogram. Het venster SmarThru Office wordt geopend. Werkbalk Werkgebied Naar Taakbalk •Werkbalk: met behulp van de pictogrammen voor snelkoppelingen kunt u bepaalde functies activeren, bijvoorbeeld Scan, Search, enz. •Werkgebied - SmarThru Desktop: aangemaakt in de standaard Windowsmap Mijn documenten. - Sort on Disk: bestanden in de mappen die niet zijn geïndexeerd, worden niet weergegeven in het gedeelte Sort on Disk. Sorteercriteria zijn Datum, Bestandstypen, Laatst gebruikt. 24 Scannen Als u een map wilt toevoegen aan de index, drukt u op het menu Edit → Preferences → Index. De snelheid waarmee de toegevoegde mappen met bestanden worden weergegeven, is afhankelijk van de snelheid van de computer en het aantal toegevoegde mappen met bestanden. OPMERKINGEN: • Voor het indexeren van, en zoeken in PDF-bestanden moet u Adobe Acrobat Reader 7.0.5 of hoger installeren. • U kunt ook de index- en zoekfuncties bij SmarThru gebruiken die worden ondersteund door Microsoft Indexing Service. OPMERKINGEN: • In Windows XP kunt u het startprogramma van SmarThru gebruiken, weergegeven rechts op de Taakbalk, om het venster Scan Setting snel te openen. • Bij besturingssystemen anders dan Windows XP klikt u op het pictogram SmarThru in het systeemvak op de Taakbalk van Windows om het startprogramma van SmarThru te activeren. - Windows Folder: stelt de gebruiker in staat te navigeren door mappen en bestanden. - Het rechter deelvenster: geeft de inhoud van de geselecteerde map weer. •Naar Taakbalk: voer de bijbehorende toepassing direct uit. Sleep de geselecteerde bestanden naar de knop van de desbetreffende toepassing. Scan Setting biedt de volgende mogelijkheden: •Select Scanner: lokale scanner of netwerkscanner selecteren. - Lokale scan: na het scannen via de parallelle poort of de USB-poort kunt u de uitvoer van de scan opslaan in een afbeeldingsbestand of een document. - Netwerkscan: na het scannen via het netwerk kunt u de uitvoer van de scan opslaan als JPEG-, TIFF- of PDF-bestand. Als u de netwerkscanner wilt gebruiken, dient u Netwerkscanbeheer op uw computer te installeren en de scanner in dat programma te registreren. Zie het hoofdstuk Scannen in de gebruikershandleiding. - Verzenden via e-mail: documenten via e-mail verzenden terwijl u werkt in SmarThru. Als u een gescande afbeelding of een gescand document per email wilt verzenden, moet u een e-mailprogramma hebben zoals Outlook Express en moet uw e-mailaccount in dit programma zijn ingesteld. - Verzenden via FTP: een documentbestand uploaden naar een fileserver terwijl u werkt in SmarThru. - Verzenden via fax: documenten verzenden via lokale Lokaal fax of Netwerkfax terwijl u werkt in SmarThru Office. 4 •Scan Settings: aanpassen van instellingen voor Beeldtype, Resolutie, Scangrootte, Papierinvoer. Klik op Scan op de werkbalk of in het venster van SmarThru Office. •Scan To: aanpassen van instellingen voor Bestandsnaam, Bestandsindeling, OCR-taal. Scaninstellingen aanpassen. 5 Klik op Scan om met scannen te beginnen. OPMERKING: Als u de scantaak wilt annuleren, klikt u op Cancel. Deïnstalleren van Samsung SmarThru Office OPMERKING: Sluit alle toepassingen op de computer voordat u de de-installatie start. 1 2 Klik hierop om met scannen te beginnen. 3 4 25 Scannen Selecteer in het menu Start de optie Programma’s. Selecteer SmarThru Office en vervolgens Uninstall SmarThru Office. Lees de verklaring en klik op OK om ermee akkoord te gaan. Klik op Finish. Helpaanwijzingen op het scherm Windows XP Klik voor meer informatie over SmarThru op in de rechterbovenhoek van het venster. Het venster SmarThru Help wordt geopend en u kunt de helpaanwijzingen van het programma SmarThru op het scherm zien. 1 Plaats een of meer documenten met de bedrukte zijde naar boven in de DADI (of de ADI). OF Plaats één document met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat. 2 Ga vanuit het menu Start op het bureaublad naar Instellingen, Configuratiescherm en vervolgens Scanners en camera’s. 3 Dubbelklik op het pictogram van het printerstuurprogramma. De wizard Scanner en camera verschijnt. 4 Geef uw scanvoorkeuren op en klik op Voorbeeld om te zien welke invloed uw voorkeuren op de afbeelding hebben. 5 6 Klik op Volgende. 7 Volg de aanwijzingen op het scherm als u de afbeelding wilt bewerken nadat deze op uw computer is opgeslagen. Scannen met een TWAIN-compatibel programma Als u documenten met andere software wilt scannen, moet deze TWAINcompatibel zijn, zoals Adobe Photoshop. Wanneer u voor het eerst gaat scannen met een ander programma, moet u het apparaat in dit programma als TWAIN-bron selecteren. Als u wilt scannen, voert u de volgende stappen uit: 1 Zorg ervoor dat het apparaat en de computer aan staan en goed met elkaar zijn verbonden. 2 Plaats een of meer documenten met de bedrukte zijde naar boven in de DADI (of de ADI). OF Plaats één document met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat. 3 4 5 Windows Vista 1 Plaats een of meer documenten met de bedrukte zijde naar boven in de DADI (of de ADI). OF Plaats één document met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat. 2 Klik op Start → Configuratiescherm → Hardware en geluiden → Scanners en camera’s. 3 Klik op Een document of foto scannen. De toepassing Windows Faxen en scannen wordt automatisch geopend. Open uw programma, bijvoorbeeld PhotoDeluxe of Photoshop. Open het TWAIN-venster en stel de scanopties in. Scan het origineel en sla de afbeelding op. OPMERKING: u moet de instructies van het desbetreffende programma opvolgen om een afbeelding te kunnen produceren. Zie hiervoor de gebruikershandleiding van de toepassing. Geef een naam op voor de afbeelding en selecteer een bestandsindeling en een opslaglocatie voor de afbeelding. NB • Klik op Scanners en camera’s weergeven om de scanners te bekijken. • Als er geen Een document of foto scannen is, start u het programma MS Paint en klikt u op Van scanner of camera... in het menu Bestand. Scannen via het WIAstuurprogramma Het apparaat ondersteunt ook het WIA-stuurprogramma voor het scannen van afbeeldingen. WIA is een van de standaardonderdelen van Microsoft‚ Windows‚ XP voor de ondersteuning van digitale camera's en scanners. In tegenstelling tot het TWAIN-stuurprogramma kunt u met het WIAstuurprogramma zonder aanvullende software afbeeldingen gemakkelijk scannen en bewerken. 4 5 6 Klik op Scannen om het scannerstuurprogramma te openen. Selectuur uw scanvoorkeuren en klik op Voorbeeld om te zien hoe uw voorkeuren de afbeelding beïnvloeden. Klik op Scannen. OPMERKING: als u de scantaak wilt annuleren, klikt u op Stop in de wizard Scanner en camera. OPMERKING: het WIA-stuurprogramma werkt alleen onder Windows XP/Vista als er een USB-poort beschikbaar is. 26 Scannen 6 Smart Panel gebruiken OPMERKINGEN: Smart Panel is een programma waarmee de status van de printer wordt bewaakt. U kunt de status bekijken en de printerinstellingen aanpassen. Smart Panel wordt automatisch geïnstalleerd op het moment dat u de printersoftware installeert. OPMERKINGEN: • Vereisten om dit programma te gebruiken: - Zie "Specificaties van de printer" in de printerhandleiding als u wilt weten welke besturingssystemen compatibel zijn met de printer. - Mac OS X 10.3 of hoger - Linux. Zie "Specificaties van de printer" in de printerhandleiding als u wilt weten welke Linux-systemen compatibel zijn met de printer. - Internet Explorer 5.0 of hoger voor de Flash-animaties in de HTML Help. • De exacte naam van de printer vindt u op de bijgeleverde cd-rom. • Als er al meer dan één printer van Samsung is geïnstalleerd, selecteert u eerst het gewenste printermodel, zodat u het bijbehorende Smart Panel kunt gebruiken. Klik met de rechtermuisknop (in Windows of Linux) of klik (in Mac OS X) op het pictogram voor Smart Panel en selecteer de naam van uw printer. • Het venster Smart Panel en de inhoud die in deze softwaregebruikershandleiding worden getoond, kunnen verschillen naargelang de gebruikte printer of het gebruikte besturingssysteem. Het programma Smart Panel vermeldt de huidige status van de printer, het resterende tonerniveau in de tonercassette(s) en een boel andere informatie. U kunt ook instellingen wijzigen. 1 Kennismaken met Smart Panel Smart Panel verschijnt automatisch als er tijdens het afdrukken een fout optreedt. Deze fout wordt dan weergegeven. U kunt Smart Panel ook handmatig opstarten. Dubbelklik op het pictogram voor Smart Panel in de taakbalk van Windows (in Windows) of in het systeemvak (in Linux). U kunt het ook aanklikken in de statusbalk (Mac OS X). Dubbelklik op dit pictogram in Windows. 1 Tonerniveau Hier wordt het resterende tonerniveau in de cassette(s) weergegeven. De printer en het aantal tonercassette(s) in het bovenstaande venster kunnen verschillen afhankelijk van de gebruikte printer. Niet alle printers beschikken over deze functie. Nu kopen U kunt reservetonercassette(s) on line bestellen. Probleemoplossingsgids Klik op deze knop om de Help te bekijken en problemen op te lossen. Instelling printer In het venster van het hulpprogramma Printerinstellingen kunt u verschillende printerinstellingen configureren. Niet alle printers beschikken over deze functie. klik op dit pictogram in Mac OS X. OPMERKINGEN: Indien uw printer is aangesloten op een netwerk, verschijnt het venster SyncThru Web Service in plaats van het venster van het hulpprogramma Printerinstellingen. klik op dit pictogram in Linux. Indien u een Windows-gebruiker bent, selecteert u in het menu Start de optie Programma's of Alle programma's → de naam van uw printerstuurprogramma → Smart Panel. 27 Smart Panel gebruiken Instelling stuurprogramma (Alleen voor Windows) Via het venster met printereigenschappen heeft u toegang tot alle printeropties die u nodig heeft als u de printer gebruikt. Meer informatie vindt u onder Zie “Printerinstellingen” op pagina 13. De probleemoplossingsgids openen In de Probleemoplossingsgids vindt u oplossingen voor problemen die een foutstatus veroorzaken. Klik met de rechtermuisknop (in Windows of Linux) of klik (in Mac OS X) op het pictogram voor Smart Panel en selecteer Probleemoplossingsgids. Hulpprogramma Printerinstellingen Via het hulpprogramma Printerinstellingen configureert en controleert u de afdrukinstellingen. 1 2 3 Klik met de rechtermuisknop (in Windows of Linux) of klik (in Mac OS X) op het pictogram voor Smart Panel en selecteer Instelling printer. Wijzig de instellingen. Klik op Toepassen om de wijzigingen naar de printer te sturen. OPMERKINGEN: Indien uw printer is aangesloten op een netwerk, verschijnt het venster SyncThru Web Service in plaats van het venster van het hulpprogramma Printerinstellingen. Help-aanwijzingen op het scherm Klik voor meer informatie over het hulpprogramma voor de printerinstellingen op . 28 Smart Panel gebruiken De instellingen van Smart Panel wijzigen Klik met de rechtermuisknop (in Windows of Linux) of klik (in Mac OS X) op het pictogram voor Smart Panel en selecteer Opties. Selecteer de gewenste instellingen in het venster Opties. 7 Uw printer gebruiken onder Linux U kunt uw apparaat gebruiken in een Linux-omgeving. In dit hoofdstuk treft u de volgende onderwerpen aan: • Aan de slag • Unified Linux-stuurprogramma installeren • Werken met Unified Driver Configurator Unified Linux-stuurprogramma installeren Unified Linux-stuurprogramma installeren 1 2 Zorg dat de printer is aangesloten op de computer. Schakel de computer en de printer in. Als het venster Administrator Login verschijnt, typt u root in het veld Login en voert u het systeemwachtwoord in. • Printereigenschappen configureren OPMERKING: u moet zich aanmelden als superuser (root) • Een document afdrukken om de printersoftware te kunnen installeren. Als u geen superuser bent, neemt u contact op met de systeembeheerder. • Een document scannen 3 Aan de slag Plaats de cd-rom met printersoftware in het cd-rom-station van uw computer. De cd-rom wordt automatisch gestart. Als de cd-rom niet automatisch wordt gestart, klikt u onder in het bureaublad op het pictogram . Als het venster Terminal verschijnt, typt u de onderstaande strings. Op de bijgeleverde cd-rom vindt u een reeks Samsung Unified Linux-stuurprogramma’s voor het gebruik van uw printer onder Linux. (Er wordt van uitgegaan dat het cd-rom-station de secundaire master is en de te mounten locatie /mnt/cdrom is.) Samsung’s Unified Linux-pakket bevat stuurprogramma’s voor het afdrukken van documenten en het scannen van afbeeldingen. Het pakket biedt ook krachtige toepassingen voor het configureren van de printer en het bewerken van gescande documenten. [root@localhost root]#mount -t iso9660 /dev/hdc /mnt/cdrom Na de installatie van het stuurprogramma op uw Linux-systeem kunt u met dit pakket diverse apparaten via snelle parallelle ECPpoorten en USB tegelijkertijd bewaken. [root@localhost root]#cd /mnt/cdrom/Linux [root@localhost root]#./install.sh U kunt de verkregen documenten bewerken, op dezelfde lokale of netwerkprinters afdrukken, verzenden via e-mail, uploaden naar een FTP-site of exporteren naar een extern OCR-systeem. Als het programma op de cd-rom nog steeds niet wordt uitgevoerd, typt u het volgende in de juiste volgorde: Het Unified Linux-stuurprogrammapakket is voorzien van een intelligent en flexibel installatieprogramma. U hoeft niet te zoeken naar extra onderdelen voor de Unified Linuxstuurprogramma's: alle vereiste toepassingen worden gekopieerd naar uw systeem en automatisch geïnstalleerd. Dit is mogelijk op een groot aantal van de bekendste Linux-distributies. [root@localhost root]#mount -t iso9660 /dev/hdc /mnt/ cdrom [root@localhost root]#umount /dev/hdc OPMERKING: het installatieprogramma wordt automatisch gestart als AutoRun is geïnstalleerd en geconfigureerd. 29 Uw printer gebruiken onder Linux 4 Het beginscherm verschijnt. Klik op Next (Volgende). Installatie van Unified Linuxstuurprogramma ongedaan maken 1 Als het venster Administrator Login verschijnt, typt u root in het veld Login en voert u het systeemwachtwoord in. OPMERKING: U moet zich aanmelden als super user (root) om de installatie van de printersoftware ongedaan te maken. Als u geen super user bent, neemt u contact op met uw systeembeheerder. 2 Plaats de cd-rom met printersoftware in het cd-rom-station van uw computer. De cd-rom wordt automatisch gestart. Als de cd-rom niet automatisch wordt gestart, 5 klikt u onder in het bureaublad op het pictogram . Als het venster Terminal verschijnt, typt u de onderstaande strings. Na afloop van de installatie klikt u op Finish (Voltooien). (Er wordt van uitgegaan dat het cd-rom-station de secundaire master is en de te mounten locatie /mnt/cdrom is.) [root@localhost root]#mount -t iso9660 /dev/hdc /mnt/cdrom [root@localhost root]#cd /mnt/cdrom/Linux [root@localhost root]#./uninstall.sh OPMERKING: het installatieprogramma wordt automatisch gestart als AutoRun is geïnstalleerd en geconfigureerd. Het installatieprogramma heeft het pictogram Unified Driver Configurator aan het bureaublad en de groep Samsung Unified Driver aan het systeemmenu toegevoegd. Zie bij problemen de helpaanwijzingen op het scherm. U opent de Help via het systeemmenu of in een van de stuurprogrammatoepassingen, zoals Unified Driver Configurator of Image Manager. 3 4 Klik op Uninstall (Installatie ongedaan maken). 5 Klik op Finish (Voltooien). Klik op Next (Volgende). OPMERKING: Het stuurprogramma in de tekstmodus installeren: • Als u de grafische interface niet gebruikt of het stuurprogramma niet hebt kunnen installeren, moet u het stuurprogramma in de tekstmodus gebruiken. • Volg de stappen 1 tot en met 3, voer [root@localhost Linux]# ./install.sh in en volg daarna de instructies op het terminalscherm. De installatie wordt voltooid. • Voor het verwijderen van het stuurprogramma volgt u de bovenstaande installatie-instructies, maar voert u [root@localhost Linux]# ./uninstall.sh in op het terminalscherm. 30 Uw printer gebruiken onder Linux Werken met Unified Driver Configurator Unified Linux Driver Configurator is een tool dat voornamelijk is bestemd voor de configuratie van printers of MFP-apparaten. Aangezien een MFP-apparaat de functies van een printer en scanner combineert, zijn de opties in Unified Linux Driver Configurator logisch gegroepeerd in printer- en scannerfuncties. Het is ook mogelijk een speciale MFP-poort in te stellen om de toegang tot een MFP-printer en -scanner via één I/Okanaal te regelen. Printers configureren Het configuratiescherm bestaat uit twee tabbladen: Printers en Classes. Tabblad Printers Klik op het pictogram van de printer links in het venster Unified Linux Configurator als u de huidige printerconfiguratie van het systeem wilt bekijken. Naar Printer Configuration Nadat u het Unified Linux-stuurprogramma hebt geïnstalleerd, wordt het pictogram Unified Linux Driver Configurator automatisch aan uw bureaublad toegevoegd. Alle geïnstalleerde printers Unified Driver Configurator openen 1 2 Dubbelklik op Unified Driver Configurator op uw bureaublad. U kunt ook op het pictogram van het startmenu klikken en achtereenvolgens Samsung Unified Driver en Samsung Unified Driver Configurator selecteren. Klik in de modulebalk op de knop van het configuratievenster dat u wilt openen. Status, modelnaam en URI van de printer In dit scherm vindt u de volgende knoppen: • Refresh (Vernieuwen): lijst met beschikbare printers vernieuwen. • Add Printer (Printer toevoegen): nieuwe printer toevoegen. Knop Printers Configuration (Printers configureren) • Remove Printer (Printer verwijderen): geselecteerde printer verwijderen. Knop Scanners Configuration • Set as Default (Als standaardwaarde instellen): huidige printer instellen als standaardprinter. Knop Ports Configuration (Poorten configureren) • Stop/Start (Stoppen/starten): printer stoppen/starten. • Test: testpagina afdrukken om te controleren of de printer goed werkt. • Properties (Eigenschappen): eigenschappen van de printer weergeven en wijzigen. Zie pagina 33 voor meer informatie. 3 Klik op Help voor helpaanwijzingen op het scherm. Breng de wijzigingen aan in de configuratie en klik op Exit (Afsluiten) om Unified Driver Configurator te sluiten. 31 Uw printer gebruiken onder Linux Tabblad Classes Op het tabblad Classes wordt een lijst met beschikbare printerklassen weergegeven. Ports Configuration (Poorten configureren) In dit scherm kunt u de lijst met beschikbare poorten weergeven, de status van elke poort controleren en een poort vrijgeven die bezet wordt door een afgebroken taak. Alle printerklassen Naar Ports Configuration Alle beschikbare poorten Status van de klasse en aantal printers in de klasse Poorttype, aangesloten apparaat en status • Refresh (Vernieuwen): de lijst met klassen vernieuwen. • Add Class... (Klas toevoegen): een nieuwe printerklasse toevoegen. • Refresh (Vernieuwen): de lijst met beschikbare poorten vernieuwen. • Remove Class (Klas verwijderen): de geselecteerde printerklasse verwijderen. • Release port (Poort vrijgeven): de geselecteerde poort vrijgeven. Printers en scanners poorten laten delen Scanners Configuration In dit scherm kunt u de activiteiten van de scanners bewaken, een lijst met geïnstalleerde Samsung MFP-apparaten opvragen, eigenschappen van apparaten wijzigen en afbeeldingen scannen. Naar Scanners Configuration De printer kan via een parallelle poort of USB-poort worden aangesloten op een hostcomputer. Omdat het MFP-apparaat uit meer dan één apparaat bestaat (printer en scanner), moet de toegang van "gebruiker"-toepassingen tot deze apparaten via één I/O-poort goed worden geregeld. Het Samsung Unified Linux Driver-pakket is voorzien van een geschikt mechanisme voor het delen van poorten dat wordt gebruikt door de printer- en scannerstuurprogramma's van Samsung. De stuurprogramma's benaderen de apparaten via de zogenaamde MFP-poorten. De huidige status van een MFPpoort kan worden bekeken in het scherm Ports Configuration (Poorten configureren). Door poorten te delen voorkomt u dat u een functioneel blok van het MFP-apparaat benadert terwijl een ander blok in gebruik is. Alle geïnstalleerde scanners Leverancier, model en type van de scanner • Properties... (Eigenschappen): de scaneigenschappen wijzigen en een document scannen. Zie pagina 34. Wij raden u aan Unified Driver Configurator te gebruiken als u een nieuwe MFP-printer configureert op het systeem. In dit geval wordt u gevraagd een I/O-poort te kiezen voor het nieuwe apparaat. Met deze keuze stelt u de meest geschikte configuratie in voor de MFP-functionaliteit. Voor MFP-scanners worden de I/O-poorten automatisch gekozen door de stuurprogramma's zodat de juiste instellingen standaard worden toegepast. • Drivers... (Stuurprogramma's): de activiteiten van scanstuurprogramma's bewaken. 32 Uw printer gebruiken onder Linux Printereigenschappen configureren Een document afdrukken In het eigenschappenvenster dat u kunt openen vanuit de printerconfiguratie, kunt u verschillende eigenschappen voor uw apparaat als printer wijzigen. 1 Open Unified Driver Configurator. 2 3 Ga eventueel naar het scherm Printers Configuration. Selecteer uw apparaat in de lijst met beschikbare printers en klik op Properties (Eigenschappen). Het venster Printer Properties (Printereigenschappen) wordt geopend. Afdrukken vanuit een toepassing Vanuit een groot aantal Linux-toepassingen kunt u afdrukken met Common UNIX Printing System (CUPS). Vanuit al deze toepassingen kunt u op de printer afdrukken. 1 Kies in de toepassing waarmee u werkt de optie Print (Afdrukken) in het menu File (Bestand). 2 Selecteer Print directly using lpr (Rechtstreeks afdrukken via lpr). 3 In het venster LPR GUI selecteert u het printermodel in de lijst met printers en klikt u op Properties (Eigenschappen). Klik 4 Dit venster bestaat uit de volgende vijf tabbladen: •General (Algemeen): locatie en naam van de printer wijzigen. De naam die u op dit tabblad invoert, wordt weergegeven in de printerlijst van het venster Printers Configuration. •Connection (Verbinding): een andere poort bekijken of selecteren. Als u de printerpoort wijzigt van USB in parallel of andersom terwijl de printer in gebruik is, moet u de printerpoort op dit tabblad opnieuw configureren. •Driver (Stuurprogramma): een ander printerstuurprogramma bekijken of selecteren. Klik op Options (Opties) als u de standaardopties van het apparaat wilt instellen. •Jobs (Taken): de lijst met afdruktaken weergeven. Klik op Cancel job (Taak annuleren) om de geselecteerde taak te annuleren. Schakel het selectievakje Show completed jobs (Voltooide taken weergeven) in om voltooide taken in de lijst op te nemen. •Classes (Klassen): de klasse waartoe uw printer behoort. Klik op Add to Class (Toevoegen aan klasse) om uw printer aan een bepaalde klasse toe te voegen of klik op Remove from Class (Verwijderen uit klasse) als u de printer uit een geselecteerde klasse wilt verwijderen. Klik op OK om de wijzigingen toe te passen en sluit het venster Printer Properties. 4 33 Uw printer gebruiken onder Linux Wijzig de eigenschappen van de printer en de afdruktaken. 5 6 7 Dit venster bestaat uit de volgende vier tabbladen: •General (algemeen): hier kunt u het papierformaat, de papiersoort en de afdrukstand van de documenten wijzigen. U kunt hier ook de dubbelzijdige afdrukfunctie inschakelen, scheidingspagina's toevoegen aan het begin en einde, en het aantal pagina's per vel wijzigen. •Text (Tekst): hier kunt u paginamarges opgeven en tekstopties instellen, zoals regelafstand en kolommen. •Graphics (Afbeeldingen): hier kunt u grafische opties instellen voor het afdrukken van afbeeldingen/bestanden, bijvoorbeeld kleuropties en grootte of positie van een afbeelding. •Advanced: Met deze optie kunt u de afdrukresolutie, het papier, de invoerlade en speciale afdrukfuncties instellen. Klik op Apply om de wijzigingen toe te passen en sluit het venster Properties. Klik op OK in het venster LPR GUI om te beginnen met afdrukken. Het venster Printing (Bezig met afdrukken) verschijnt. Hier kunt u de status van de afdruktaak volgen. Een document scannen U kunt een document scannen vanuit het venster Unified Driver Configurator. 1 Dubbelklik op uw bureaublad op Unified Driver Configurator. 2 Klik op de knop 3 Configuration (Scanners configureren) te openen. Selecteer de scanner in de lijst. om het venster Scanners Klik op uw scanner Klik op Cancel (Annuleren) als u de huidige afdruktaak wilt annuleren. Bestanden afdrukken U kunt een groot aantal bestandstypen afdrukken op dit Samsung-apparaat door de standaard-CUPS-methode toe te passen: direct vanaf de opdrachtregel. U werkt dan met het CUPS lpr-hulpprogramma. In het pakket stuurprogramma's beschikt u echter over een veel gebruikersvriendelijker LPR GUI-programma. Als u slechts één MFP-apparaat hebt en als dit apparaat is aangesloten op de computer en aan staat, verschijnt uw scanner in de lijst en wordt deze automatisch geselecteerd. Zo drukt u elk bestand af: 1 Typ lpr <bestandsnaam> op de opdrachtregel van de Linux-shell en druk op Enter. Het venster LPR GUI wordt weergegeven. 2 3 Als u alleen lpr intikt en op Enter drukt, wordt eerst het venster Select file(s) to print (Af te drukken bestand(en) selecteren) geopend. Selecteer de bestanden die u wilt afdrukken en klik op Open. In het venster LPR GUI selecteert u de printer in de lijst en past u de eigenschappen van de printer en de afdruktaken aan. 4 5 6 Zie voor meer informatie over het venster Properties pagina 33. Klik op OK om te beginnen met afdrukken. 34 Uw printer gebruiken onder Linux Als er twee of meer scanners zijn aangesloten op de computer, kunt u voor elke scantaak een andere scanner kiezen. Als er bijvoorbeeld een document wordt gescand op de eerste scanner, kunt u de tweede scanner selecteren, de opties instellen en de scantaak tegelijkertijd starten. Klik op Properties (Eigenschappen). Plaats de te scannen documenten met de bedrukte zijde naar boven in de automatische documentinvoer of met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat. Klik op Preview (Afdrukvoorbeeld) in het venster Scanner Properties (Eigenschappen scanner). Het document wordt gescand en er verschijnt een voorbeeld van de afbeelding in het vak Preview. Op de werkbalk vindt u diverse functies voor het bewerken van de gescande afbeelding. Zie voor meer informatie over het bewerken van een gescande afbeelding pagina 35. 10 Als u klaar bent, klikt u op Save (Opslaan) in de werkbalk. 11 Selecteer de map waarin u de afbeelding wilt opslaan en voer de bestandsnaam in. 12 Klik op Save. Instellingen voor taaksoorten toevoegen U kunt gekozen scanopties opslaan zodat u deze later voor scantaken kunt gebruiken. Sleep met de muisaanwijzer over het gedeelte dat u wilt scannen Zo slaat u een nieuwe taaksoort op: 1 Wijzig de opties in het venster Scanner Properties (Eigenschappen scanner). 2 Klik op Save As (Opslaan als). 3 4 7 U wijzigt de scanopties in de vakken Image Quality en Scan Area. •Image Quality (Beeldkwaliteit): kleurcompositie en scanresolutie selecteren voor de afbeelding. •Scan Area (Scangebied): paginaformaat selecteren. Klik op de knop Advanced (Geavanceerd) als u het paginaformaat handmatig wilt instellen. Als u vooraf ingestelde scanopties wilt gebruiken, klikt u op Job Type (Taaksoort) en selecteert u een taaksoort uit de keuzelijst. Zie voor meer informatie over vooraf ingestelde taaksoorten pagina 35. 8 9 Klik op Default (Standaard) als u de standaardinstellingen van de scanopties wilt herstellen. Klik op Scan (Scannen) nadat u alle opties hebt ingesteld. Links onder in het venster verschijnt een statusbalk die de voortgang van het scanproces aangeeft. Als u het scannen wilt annuleren, klikt u op Cancel (Annuleren). De gescande afbeelding verschijnt op het nieuwe tabblad Image Manager (Afbeeldingen beheren). Voer een naam in voor de gekozen instellingen. Klik op OK. De instellingen worden toegevoegd aan de keuzelijst Saved Settings (Opgeslagen instellingen). Zo slaat u instellingen op voor de volgende scantaak: 1 Selecteer de gewenste instelling in de keuzelijst Job Type (Taaksoort). 2 Klik op Save (Opslaan). De volgende keer dat u het venster Scanner Properties opent, zijn de opgeslagen instellingen automatisch geselecteerd voor de scantaak. Zo verwijdert u een opgeslagen taaksoort: 1 Selecteer de instelling die u wilt verwijderen in de keuzelijst Job Type (Taaksoort). 2 De instelling wordt verwijderd uit de lijst. Werken met Image Manager In de toepassing Image Manager (Afbeeldingen beheren) vindt u menuopties en knoppen voor de bewerking van gescande afbeeldingen. Met deze knoppen bewerkt u de afbeelding. 35 Uw printer gebruiken onder Linux Met de volgende knoppen kunt u een afbeelding bewerken: Knop Functie Afbeelding opslaan. Laatste handeling ongedaan maken. Laatste ongedaan gemaakte handeling herstellen. Bladeren door afbeelding. Geselecteerd deel van afbeelding bijsnijden. Uitzoomen op afbeelding. Inzoomen op afbeelding. Formaat van afbeelding schalen. U kunt het formaat handmatig invoeren of instellen dat de verhouding proportioneel, verticaal of horizontaal wordt geschaald. Afbeelding roteren; u kunt het aantal graden selecteren in de keuzelijst. Afbeelding horizontaal of verticaal spiegelen. Helderheid of contrast van afbeelding aanpassen of afbeelding inverteren. Eigenschappen van afbeelding weergeven. Zie de helpaanwijzingen op het scherm voor meer informatie over de toepassing Image Manager. 36 Uw printer gebruiken onder Linux 8 Uw printer gebruiken met een Macintosh Uw printer ondersteunt Macintosh-systemen met een ingebouwde USBinterface of 10/100 Base-TX-netwerkkaart. Als u een bestand afdrukt vanaf een Macintosh-computer, kunt u het CUPS-stuurprogramma gebruiken door het PPD-bestand te installeren. 8 Easy Install (Eenvoudige installatie) wordt aanbevolen voor de meeste gebruikers. Alle onderdelen die noodzakelijk zijn voor printertaken worden geïnstalleerd. Het bericht met de waarschuwing dat alle toepassingen worden afgesloten, wordt op de computer weergegeven. Klik op Continue. 9 Selecteer Typical installation for a local printer en klik daarna op Continue (Volgende). 10 Nadat de installatie is voltooid, klikt u op Quit (Afsluiten). NB Opmerking: sommige printers ondersteunen geen netwerkinterface. Controleer in de gebruikershandleiding van de printer onder Printerspecificaties of uw printer een netwerkinterface ondersteunt. • Als u een scannerstuurprogramma hebt geïnstalleerd, klikt u op Herstart.... • Nadat de installatie is voltooid, moet u de verbinding instellen tussen de printer en de computer. Zie "De printer instellen" op pagina 38. In dit hoofdstuk treft u de volgende onderwerpen aan: De installatie van het printerstuurprogramma ongedaan maken • Software voor Macintosh installeren • De printer instellen • Afdrukken • Scannen U moet de installatie ongedaan maken voordat u een nieuwe versie installeert of als de installatie niet is gelukt. 1 Zorg dat de printer is aangesloten op de computer. Zet de computer en de printer aan. 2 Plaats de cd-rom die bij de printer is geleverd in het cd-rom-station. 3 Software voor Macintosh installeren De cd-rom die bij uw printer is geleverd, bevat het PPD-bestand waarmee u het CUPS- of Apple LaserWriter-stuurprogramma kunt gebruiken (alleen beschikbaar als u een printer gebruikt die een PostScript-stuurprogramma ondersteunt) om af te drukken vanaf een Macintosh-computer. Het wordt geleverd met de Twain driver waarmee u kunt scannen op uw Macintoshcomputer. 4 5 6 7 Dubbelklik op de het cd-rompictogram dat op het bureaublad van uw Macintoshcomputer verschijnt. Dubbelklik op de map MAC_Installer. Dubbelklik op het pictogram van het Installer. Voer het wachtwoord in en klik op OK. Het venster van het Samsung SPL-installatieprogramma wordt geopend. Klik op Continue (Volgende). 8 Selecteer Uninstall (Installatie ongedaan maken) en klik vervolgens op Uninstall (Installatie ongedaan maken). 9 Selecteer Typical installation for a local printer en klik daarna op Continue (Volgende). 10 Als de installatie ongedaan is gemaakt, klikt u op Quit (Afsluiten). Printerstuurprogramma Het printerstuurprogramma installeren 1 2 3 4 5 6 7 Zorg dat de printer is aangesloten op de computer. Zet de computer en de printer aan. Plaats de cd-rom die bij de printer is geleverd in het cd-rom-station. Dubbelklik op de het cd-rompictogram dat op het bureaublad van uw Macintoshcomputer verschijnt. Dubbelklik op de map MAC_Installer. Dubbelklik op het pictogram van het Installer. Voer het wachtwoord in en klik op OK. Het venster van het Samsung SPL-installatieprogramma wordt geopend. Klik op Continue (Volgende). 37 Uw printer gebruiken met een Macintosh De printer instellen 9 De instelling van de printer verschilt afhankelijk van de kabel die u gebruikt om de printer aan te sluiten op uw computer: een netwerkkabel of een USB-kabel. Voor een op een netwerk aangesloten Macintosh Voor een via USB aangesloten Macintosh 1 Volg de aanwijzingen op "Software voor Macintosh installeren" op pagina 37 om het PPD-bestand en de filterbestanden op uw computer te installeren. 2 Open de map Programma's en kies Utilities (Hulpprogramma’s) en Print Setup Utility (Hulpprogramma printerinstellingen). OPMERKING: sommige printers ondersteunen geen netwerkinterface. Controleer voordat u uw printer aansluit in de gebruikershandleiding van de printer onder Printerspecificaties of uw printer een netwerkinterface ondersteunt. 1 2 Volg de aanwijzingen op "Software voor Macintosh installeren" op pagina 37 om het PPD-bestand en de filterbestanden op uw computer te installeren. Open de map Programma's en kies Utilities (Hulpprogramma’s) en Print Setup Utility (Hulpprogramma printerinstellingen). • Voor MAC OS 10.5 ~ 10.6: open Systeemvoorkeuren in de map Programma's en klik op Afdrukken en faxen. 3 • Voor MAC OS 10.5 ~ 10.6: open Systeemvoorkeuren in de map Programma's en klik op Afdrukken en faxen. 3 4 5 Voor MAC OS 10.3: selecteer het tabblad IP Printing (IP Afdrukken). • Voor MAC OS 10.4: klik op IP-printer. 5 6 7 8 Voor MAC OS 10.3: selecteer het tabblad USB. • Voor MAC OS 10.4: klik op Standaardkiezer en zoek de USBverbinding. Klik op Add (Toevoegen) in de Printer List (Printerlijst). • Voor MAC OS 10.5 ~ 10.6: klik op IP. Selecteer Socket/HP Jet Direct in Printer Type. WANNEER U EEN DOCUMENT MET VEEL PAGINA'S AFDRUKT, KUNT U DE AFDRUKPRESTATIES VERBETEREN DOOR DE OPTIE SOCKET FOR PRINTER TYPE TE KIEZEN. Typ het IP-adres van uw printer in het veld Printer Address (Printeradres). Typ de naam van de afdrukwachtrij in het veld Queue Name (Wachtrijnaam). Als u de wachtrijnaam voor uw afdrukserver niet kunt bepalen, probeer dan eerst de standaardwachtrij. MAC OS 10.3: Als de automatische selectiefunctie niet goed werkt, selecteert u Samsung bij Printer Model (Printermodel) en de naam van uw printer bij Model Name (Modelnaam). • MAC OS 10.4: Als de automatische selectiefunctie niet goed werkt, selecteert u Samsung bij Print Using(Druk af via) en de naam van uw printer bij Model (Model). • Selecteer als de automatische selectiefunctie niet goed werkt bij MAC OS 10.5 ~ 10.6 Selecteer besturingsbestand… en de naam van uw printer in Print Using(Druk af via). Klik op Add (Toevoegen) in de Printer List (Printerlijst). • Voor MAC OS 10.5 ~ 10.6: klik op het pictogram +, waarna een venster verschijnt.. • Voor MAC OS 10.5 ~ 10.6: klik op het pictogram +, waarna een venster verschijnt. 4 Het IP-adres van uw printer verschijnt in Printer List (Printerlijst) en wordt ingesteld als standaardprinter. Klik op Add (Toevoegen). 6 • Voor MAC OS 10.5 ~ 10.6: klik op Standaard en zoek de USB-verbinding.. MAC OS 10.3: Als de automatische selectiefunctie niet goed werkt, selecteert u Samsung bij Printer Model (Printermodel) en de naam van uw printer bij Model Name (Modelnaam). • MAC OS 10.4: Als de automatische selectiefunctie niet goed werkt, selecteert u Samsung bij Print Using(Druk af via) en de naam van uw printer bij Model (Model). • Selecteer als de automatische selectiefunctie niet goed werkt bij MAC OS 10.5 ~ 10.6 Selecteer besturingsbestand… en de naam van uw printer in Print Using(Druk af via). Uw printer verschijnt in Printer List (Printerlijst) en wordt ingesteld als standaardprinter. Klik op Add (Toevoegen). 38 Uw printer gebruiken met een Macintosh Afdrukinstellingen wijzigen Afdrukken U kunt geavanceerde afdrukfuncties gebruiken voor uw printer. OPMERKING: Selecteer Druk af in het menu Bestand van uw Macintosh-toepassing. De printernaam die in het printereigenschappenvenster verschijnt, is afhankelijk van de gebruikte printer. Behalve de naam, bestaat het printereigenschappenvenster uit vrijwel dezelfde onderdelen. • Het Macintosh-printereigenschappenvenster in de gebruikershandleiding verschilt mogelijk van het venster dat u ziet, omdat dit afhankelijk is van de gebruikte printer. Het printereigenschappenvenster bestaat echter uit vrijwel dezelfde onderdelen. • U kunt de naam van de printer controleren op de bijgeleverde cd-rom. OPMERKING: De opties kunnen verschillen afhankelijk van de printer en de versie van het Macintosh-besturingssysteem. Lay-out Op het tabblad Lay-out vindt u opties waarmee u de uiteindelijke afdruk van het document kunt aanpassen. U kunt verschillende pagina’s op één vel papier afdrukken. KiesLay-out in de vervolgkeuzelijst Instellingen om toegang te krijgen tot de volgende functies. Document afdrukken Als u afdrukt met een Macintosh, moet u in elke toepassing die u gebruikt de printersoftware-instelling controleren. Volg de onderstaande stappen om af te drukken vanaf een Macintosh. 1 2 3 Open een Macintosh-toepassing en selecteer het bestand dat u wilt afdrukken. Open het menu Bestand en klik op Page Setup (Paginainstellingen) (Document Setup (Documentinstellingen) in sommige toepassingen). Kies het papierformaat, de afdrukstand, de schaal en andere opties, en klik op OK. Zorg ervoor dat de printer is geselecteerd. ▲ Mac OS 10.5 • Pagina’s per vel: Hier kunt u opgeven hoeveel pagina's op één vel worden afgedrukt. Zie 'Verschillende pagina's afdrukken op één vel papier' in de volgende kolom voor meer informatie. • Lay-outrichting: U kunt de afdrukrichting selecteren door op één van de vier voorbeelden in de interface te klikken. ▲ Mac OS 10.5 4 5 6 Open het menu Bestand en klik op Druk af. Kies het gewenste aantal exemplaren en geef aan welke pagina's u wilt afdrukken. Klik op Druk af als u klaar bent met het instellen van de opties. 39 Uw printer gebruiken met een Macintosh Grafisch Printerinstelling Op het tabblad Grafisch vindt u de opties Resolutie. Selecteer Grafisch in de vervolgkeuzelijst Instellingen om toegang te krijgen tot de grafische functies. Kies Printerinstelling in de vervolgkeuzelijst Instellingen om toegang te krijgen tot de volgende functies. ▲ Mac OS 10.5 ▲ Mac OS 10.5 • Tonerbesparingsmodus Als u deze optie selecteert, gaat de tonercassette langer mee en dalen de afdrukkosten per pagina zonder dat de kwaliteit te zeer achteruit gaat. Sommige printers ondersteunen deze functie niet. - Aan: selecteer dit keuzerondje als u wilt dat de printer op elke pagina minder toner gebruikt. - Uit: als u geen toner wilt besparen bij het afdrukken van documenten selecteert u deze optie. • Resolutie: U kunt de afdrukresolutie selecteren. Hoe hoger de instelling, hoe scherper de tekens en afbeeldingen worden afgedrukt. Als u een hoge instelling selecteert, kan de afdruk van het document iets langer duren. Paper (Papier) Selecteer in de vervolgkeuzelijst Papier Type het type papier dat zich bevindt in de lade van waaruit u wenst af te drukken. Zo krijgt u de beste afdrukkwaliteit. Als u een ander type afdrukmateriaal plaatst, selecteert u het desbetreffende type papier. ▲ Mac OS 10.5 40 Uw printer gebruiken met een Macintosh Verschillende pagina's afdrukken op één vel papier Dubbelzijdig afdrukken U kunt op beide zijden van het papier afdrukken. Voordat u dubbelzijdig afdrukt, moet u aangeven langs welke rand u de pagina's wilt inbinden. De bindopties zijn: U kunt meer dan één pagina afdrukken op één vel papier. Dit is een goedkope manier om conceptpagina's af te drukken. 1 2 Lange kant binden: dit is de klassieke lay-out die wordt gebruikt bij het boekbinden. Selecteer Druk af in het menu Bestand van uw Macintoshtoepassing. Selecteer Layout (Lay-out). Korte kant binden: dit is de techniek die vaak wordt gebruikt voor kalenders. 1 2 Selecteer Druk af in het menu Bestand van uw Macintosh-toepassing. Selecteer de Lay-out. ▲ Mac OS 10.5 3 4 5 Selecteer het aantal pagina's dat u op één vel papier wilt afdrukken via de keuzelijst Pagina’s per vel. Selecteer de paginavolgorde met de optie Lay-outrichting. ▲ Mac OS 10.5 3 4 Als u rond elke pagina op het vel een rand wilt afdrukken, selecteert u de gewenste optie in de keuzelijst Rand. Klik op Druk af. De printer drukt het geselecteerde aantal pagina's af op één zijde van elke pagina. Selecteer een bindrichting bij Dubbelzijdig. Als u op Druk af klikt, drukt de printer aan beide zijden van het papier af. OPGELET: als u dubbelzijdig afdrukken hebt geselecteerd en vervolgens verschillende exemplaren van een document probeert af te drukken, is het mogelijk dat de printer het document niet op de gewenste wijze afdrukt. Als u ervoor hebt gekozen de exemplaren te sorteren en uw document een oneven aantal pagina's bevat, worden de laatste pagina van het eerste exemplaar en de eerste pagina van het volgende exemplaar afgedrukt op de voor- en achterkant van één vel. Als u ervoor hebt gekozen de exemplaren niet te sorteren, wordt dezelfde pagina afgedrukt op de voor- en achterkant van één vel. Als u dus verschillende exemplaren van een document nodig hebt en u die exemplaren aan beide kanten van het papier wilt afdrukken, moet u ze een voor een afdrukken, als afzonderlijke afdruktaken. 41 Uw printer gebruiken met een Macintosh • Als er een waarschuwing verschijnt, klikt u op Poort wijzigen. om een poort te selecteren. • Als TWAIN UI verschijnt, klikt u op het tabblad Voorkeuren op Poort wijzigen. om de poort te selecteren. Scannen U kunt documenten inscannen met behulp van Fotolader. Macintosh biedt het programma Fotolader. Opmerking: Raadpleeg Scan Manager voor het gebruik van Poort wijzigen. (zie de gebruikershandleiding van uw printer). Scannen met USB 1 2 3 Zorg ervoor dat uw apparaat en computer zijn ingeschakeld en op de juiste wijze met elkaar zijn verbonden. Plaats één document met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat. OF plaats een of meer documenten met de bedrukte zijde naar boven in de ADI (of DADI). Start Programma’s en klik op Fotolader. 6 7 Opmerking: Als het bericht Er is geen apparaat voor het vastleggen van afbeeldingen aangesloten verschijnt, trekt u de USB-kabel uit en steekt u hem vervolgens weer in. Raadpleeg Fotolader als het probleem aanhoudt. 4 5 Stel de scanopties in dit programma in. Scan uw afbeelding in en sla ze op. • Als u niet kunt scannen in Fotolader moet u Mac OS bijwerken naar de laatste versie. Fotolader werkt correct in Mac OS 10.3.9 of hoger en in Mac OS 10.4.7 of hoger. Scaninformatie instellen in Scanbeheer Hier vindt u informatie over het programma Scanbeheer en de status van het scanstuurprogramma. U kunt de scaninstellingen wijzigen en de mappen toevoegen of verwijderen waarin de gescande documenten via het programma Scanbeheer worden opgeslagen. • Als u niet kunt scannen in Fotolader moet u Mac OS bijwerken naar de laatste versie. Fotolader werkt correct in Mac OS 10.3.9 of hoger en in Mac OS 10.4.7 of hoger. 1 2 Scannen met netwerk 3 4 5 Scan uw afbeelding in en sla ze op. Opmerking: • Voor Mac OS X 10.3 moet u TWAIN-compatibele software gebruiken. • Meer informatie over Fotolader vindt u in de helpfunctie van Fotolader. • Gebruik TWAIN-compatibele software om meer scanopties toe te passen. • U kunt ook scannen met behulp van TWAIN-compatibele software, zoals Adobe Photoshop (alleen voor Macintosh OS X 10.3.9 of hoger). • Scanprocessen verschillen afhankelijk van de TWAIN-compatibele software. Raadpleeg de gebruikershandleiding van de software. Opmerking: • Meer informatie over Fotolader vindt u in de helpfunctie van Fotolader. • Gebruik TWAIN-compatibele software om meer scanopties toe te passen. • U kunt ook scannen met behulp van TWAIN-compatibele software, zoals Adobe Photoshop (alleen voor Macintosh OS X 10.3.9 of hoger). • Scanprocessen verschillen afhankelijk van de TWAIN-compatibele software. Raadpleeg de gebruikershandleiding van de software. 1 2 Voor Mac OS X 10.5-10.6 controleert u of het selectievakje Verbonden naast uw apparaat is ingeschakeld in Bonjourapparaten. Als u via TWAIN wilt scannen, raadpleegt u de bovenstaande procedure voor Mac OS X 10.4. Stel de scanopties in dit programma in. Zorg dat het apparaat en de computer zijn ingeschakeld. Plaats één document met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat. OF plaats een of meer documenten met de bedrukte zijde naar boven in de ADI (of DADI). Start Programma’s en klik op Fotolader. 3 Voor Mac OS 10.4-10.5 klikt u op Apparaten en vervolgens op Bonjour-apparaten. Voor Mac OS 10.6 selecteert u uw apparaat onder SHARED. Ga door met stap 7. Voor Mac OS X 10.4 selecteert u uw apparaat onder de optie Twain devices. Zorg ervoor dat het selectievakje naast Gebruik TWAIN-software is ingeschakeld en klik op Verbind. 42 Uw printer gebruiken met een Macintosh Avaa Scanbeheer tilarivin Smart Panel -valikosta. Met De knop Scan instellen kunt u de opslaglocatie en de scaninstellingen wijzigen en toepassingen en bestandsindelingen toevoegen of verwijderen. Via Poort wijzigen. (lokaal of netwerk) kunt u het scanapparaat wijzigen. Druk op OK na het wijzigen van de instelling. SOFTWARE INDEX A G M afdrukken aan pagina aanpassen 20 boekjes 19 document 12 dubbelzijdig 20 meer pagina's per vel Macintosh 41 Windows 18 overlay 22 poster 21 schalen 20 vanuit Linux 33 vanuit Macintosh 39 vanuit Windows 12 watermerk 21 afdrukstand, afdrukken Windows 14 annuleren scannen 26 geavanceerd afdrukken, gebruik 18 grafische eigenschappen, instellen 15 Macintosh afdrukken 39 de printer instellen 38 printer instellen 38 scannen 42 stuurprogramma installatie ongedaan maken 37 installeren 37 meer pagina's per vel afdrukken Macintosh 41 Windows 18 MFP-stuurprogramma, installeren Linux 29 B boekjes afdrukken 19 D document, afdrukken Macintosh 39 Windows 12 dubbelzijdig afdrukken 20 E Extra, tabblad, eigenschappen, instellen 16 F favorieten, instellingen, gebruik 17 H help, gebruik 17 I installatie ongedaan maken MFP-stuurprogramma Linux 30 installatie ongedaan maken, software Macintosh 37 Windows 11 installeren Linux-software 29 printerstuurprogramma Macintosh 37 Windows 4 instellen afbeeldingsmodus 15 contrast 15 favorieten 17 resolutie Windows 15 tonerspaarstand 15 TrueType 15 L lay-outeigenschappen, instellen Macintosh 39 Windows 14 Linux afdrukken 33 printereigenschappen 33 scannen 34 stuurprogramma, installeren 29 43 O overlay afdrukken 22 maken 22 verwijderen 22 P papierbron, instellen Windows 14 papiereigenschappen, instellen 14 papierformaat, instellen 14 poster, afdrukken 19 printereigenschappen Linux 33 printereigenschappen, instellen Macintosh 39 Windows 13 printerresolutie, instellen Windows 15 printersoftware installatie ongedaan maken Macintosh 37 Windows 11 installeren Macintosh 37 Windows 4 printerstuurprogramma, installeren Linux 29 S scannen Linux 34 SmarThru 24 TWAIN 26 WIA-stuurprogramma 26 scannen vanuit Macintosh 42 software installatie ongedaan maken Macintosh 37 Windows 11 installeren Macintosh 37 Windows 4 opnieuw installeren Windows 10 systeemeisen Macintosh 37 statusmonitor, gebruik 27 T tonerspaarstand, instellen 15, 40 TWAIN, scannen 26 W watermerk afdrukken 21 bewerken 21 maken 21 verwijderen 21 WIA, scannen 26 44 Rev. 1.01
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135

HP Samsung SCX-4725 Laser Multifunction Printer series Handleiding

Categorie
Kopieerapparaten
Type
Handleiding
Deze handleiding is ook geschikt voor