Dell 2145cn Multifunction Color Laser Printer Gebruikershandleiding

Categorie
Kopieerapparaten
Type
Gebruikershandleiding
Dell 2145cn
Multifunctionele printer
Gebruikershandleiding
www.dell.com | support.dell.com
2 | De functies van uw nieuwe laserproduct
de functies van uw nieuwe laserproduct
Uw nieuwe apparaat is uitgerust met een aantal speciale functies die de kwaliteit van de documenten die u afdrukt verbeteren.
Met dit apparaat kunt u:
SPECIALE FUNCTIES
Afdrukken met een hoge snelheid en uitstekende kwaliteit
U kunt alle kleuren afdrukken met behulp van de kleuren
cyaan, magenta, geel en zwart.
U kunt afdrukken tot een resolutie van 2.400 x 600 dpi.
Zie Software.
Uw apparaat drukt tot 20 ppm van A4-formaat af en tot 21
ppm van Letter-formaat.
Veel verschillende soorten afdrukmateriaal verwerken
De multifunctionele lade biedt plaats aan briefhoofden,
enveloppen, etiketten, transparanten, aangepaste
afdrukmaterialen, briefkaarten en zwaar papier.
De multifunctionele lade kan maximaal 100 vel gewoon
papier bevatten.
Lade 1
voor 250 vellen en de optionele lade voor 500 vellen
kunnen worden gebruikt voor normaal papier van diverse
afmetingen.
Professionele documenten maken
Watermerken afdrukken. U kunt uw documenten voorzien
van een watermerk (bijvoorbeeld "Vertrouwelijk"). Zie
Software.
Posters afdrukken. De tekst en afbeeldingen op elke pagina
van uw document worden vergroot, en afgedrukt op
afzonderlijke vellen papier die u kunt samenvoegen tot een
poster. Zie Software.
U kunt gebruikmaken van voorbedrukte formulieren en
gewoon papier met briefhoofd. Zie Software.
Tijd en geld besparen
U kunt meerdere pagina’s op één vel afdrukken om papier
te besparen.
Dit apparaat bespaart automatisch stroom door het
stroomverbruik aanzienlijk te beperken wanneer het
apparaat niet wordt gebruikt.
Om papier te besparen, kunt u op beide zijden van het
papier afdrukken (dubbelzijdig afdrukken). Zie Software.
De capaciteit van uw apparaat uitbreiden
Uw apparaat heeft een extra sleuf om het geheugen uit te
breiden (zie "Toebehoren" op pagina 88).
Zoran IPS Emulation* dat compatibel is met PostScript 3
(PS) maakt PS-afdrukken mogelijk.
.
Afdrukken onder verschillende besturingssystemen
U kunt afdrukken met Windows 2000 en Windows XP/
2003/2008/Vista, evenals met Linux- en Macintosh-
systemen.
Het apparaat is voorzien van een USB-interface en een
netwerkinterface.
Originelen van diverse formaten kopiëren
Het is mogelijk de afbeelding op het origineel verschillende
keren te laten afdrukken op één enkele pagina.
Er zijn speciale functies waarmee u een catalogus- of
krantenachtergrond verwijdert.
De afdrukkwaliteit en de grootte van de afbeelding kunnen
tegelijkertijd worden aangepast en verbeterd.
De originelen scannen en direct verzenden
In kleur scannen en de juiste compressie voor JPEG-,
TIFF- en PDF-indeling gebruiken.
Bestanden snel scannen en verzenden naar verschillende
bestemmingen via Netwerkscan.
Een specifiek tijdstip instellen voor het verzenden van
een fax
U kunt een bepaald tijdstip instellen om een fax te
verzenden en u kunt de fax ook naar meerdere opgeslagen
bestemmingen verzenden.
Na het verzenden kunnen er faxrapporten worden afgedrukt
op basis van uw instellingen.
* Zoran IPS Emulation compatibel met PostScript 3
© Copyright 1995-2005, Zoran Corporation. Alle rechten
voorbehouden. Zoran, het Zoran-logo, IPS/PS3 en OneImage
zijn handelsmerken van Zoran Corporation.
* 136 PS3-lettertypen
Bevat UFST en MicroType van Monotype Imaging Inc.
De functies van uw nieuwe laserproduct | 3
FUNCTIES PER MODEL
Het apparaat voorziet in alles wat u nodig hebt voor de verwerking van documenten: van afdrukken en kopiëren tot meer geavanceerde netwerkoplossingen voor uw
bedrijf.
De belangrijkste functies van dit apparaat zijn:
( : aanwezig, O: optioneel)
INFORMATIE OVER DEZE GEBRUIKERSHANDLEIDING
Deze gebruikershandleiding bevat basisinformatie over het apparaat en biedt tevens gedetailleerde informatie met betrekking tot de verschillende procedures die
doorlopen worden tijdens het gebruik van het apparaat. Zowel beginnende als professionele gebruikers kunnen deze handleiding raadplegen voor het installeren
van en het werken met het apparaat.
Bepaalde termen in deze gebruikershandleiding hebben dezelfde betekenis:
Document is synoniem met origineel.
Papier is synoniem met materiaal of afdrukmateriaal.
De volgende tabel bevat informatie over de conventies die in deze gebruikershandleiding worden gebruikt:
FUNCTIES Dell 2145cn
USB 2.0
USB-geheugeninterface
Dubbelzijdige automatische documentinvoer (DADI)
Vaste schijf (optioneel) O
Netwerkinterface Ethernet 10/100 Base TX bedraad LAN
Dubbelzijdig afdrukken
FAX
CONVENTIE BESCHRIJVING VOORBEELD
Vet Wordt gebruikt voor teksten op het display of daadwerkelijke afdrukken op het
apparaat.
Start
Opmerking Biedt aanvullende informatie of gedetailleerde uitleg over een functie of voorziening
van het apparaat.
De datumnotatie kan verschillen
van land tot land.
Opgepast Biedt gebruikers informatie ter bescherming van het apparaat tegen mogelijke
mechanische schade of defecten.
Raak de groene onderzijde van
de tonercassette niet aan.
Voetnoot Biedt aanvullende informatie over bepaalde woorden of over een bepaalde zin. a. pagina’s per minuut
(Zie pagina 1 voor meer
informatie)
Verwijst gebruikers naar een referentiepagina met aanvullende informatie. (Zie pagina 1 voor meer informatie)
4 | De functies van uw nieuwe laserproduct
MEER INFORMATIE
Meer informatie over de instelling en het gebruik van uw apparaat vindt u in de volgende bronnen. Dit kunnen papieren of online documenten zijn.
Beknopte
installatiehandleiding
Biedt informatie over het instellen van het apparaat. U moet de instructies in de handleiding volgen om het apparaat gebruiksklaar
te maken.
Online
gebruikershandleiding
Stapsgewijze instructies om alle functies van uw apparaat ten volle te benutten, en informatie over het onderhoud van uw apparaat,
de oplossing van eventuele problemen en de installatie van toebehoren.
Deze handleiding bevat ook Software met informatie over de wijze waarop u documenten kunt afdrukken onder verschillende
besturingssystemen en de wijze waarop u de meegeleverde hulpprogramma’s gebruikt.
U vindt anderstalige gebruikershandleidingen in de map Manual op de cd-rom met printersoftware.
Hulp bij het
printerstuurprogramma
Biedt ondersteunende informatie over de eigenschappen van het printerstuurprogramma en instructies voor het instellen van
afdrukinstellingen. Als u de Help-functie bij het printerstuurprogramma wilt openen, klikt u op
Help
in het dialoogvenster met
printereigenschappen.
Dell-website
Als u over een internetverbinding beschikt, kunt u hulp, ondersteuning, printerstuurprogramma’s, handleidingen en bestelinformatie
vinden op de website van Dell, www.dell.com op support.dell.com.
Veiligheidsinformatie | 5
veiligheidsinformatie
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSSYMBOLEN EN VOORZORGSMAATREGELEN
Betekenis van de pictogrammen en symbolen in deze gebruikershandleiding:
Deze waarschuwingssymbolen zijn aanwezig om te voorkomen dat u of anderen gewond raken. Volg deze uitdrukkelijk op. Bewaar
dit gedeelte nadat u het hebt doorgelezen op een veilige plaats, zodat u het later kunt raadplegen.
WAARSCHUWING
Risico’s of onveilige werkwijzen die kunnen leiden tot ernstig persoonlijk letsel of overlijden.
LET OP
Risico’s of onveilige werkwijzen die kunnen leiden tot licht persoonlijk letsel of schade aan eigendommen.
LET OP
Volg deze standaardveiligheidsmaatregelen op om de kans op brand, explosies, elektrische schokken of persoonlijk
letsel te voorkomen wanneer u het apparaat gebruikt
NIET proberen.
NIET demonteren.
NIET aanraken.
Volg de instructies uitdrukkelijk op.
Haal de stekker uit het stopcontact.
Zorg dat het apparaat geaard is om elektrische schokken te voorkomen.
Bel het servicecentrum voor hulp.
1. Zorg dat u alle instructies gelezen en begrepen hebt.
2. Gebruik altijd uw gezonde verstand bij het gebruik van elektrische apparaten.
3. Volg alle aanwijzingen en waarschuwingen op die zich op het product en in de bijbehorende documentatie bevinden.
4.
Als andere gebruiksinstructies deze veiligheidsinstructies lijken tegen te spreken, moet u zich aan deze veiligheidsinstructies houden.
Misschien zijn de andere gebruiksinstructies u niet helemaal duidelijk. Wanneer u er niet uit komt, moet u contact opnemen met uw
leverancier of service center.
5. Haal de stekker van het apparaat altijd uit het stopcontact en trek ook de telefoonstekker uit het telefoonstopcontact voordat u het
apparaat reinigt. Gebruik geen vloeistoffen of spuitbussen. Gebruik voor het schoonmaken alleen een vochtige doek.
6.
Zet het apparaat niet op een wankel wagentje, onderstel of tafel. Het apparaat kan dan vallen, waardoor het ernstig beschadigd kan raken.
7. Het apparaat mag nooit op of dichtbij een radiator, kachel, airconditioner of ventilatiekanaal worden geplaatst.
8. Zet of leg geen voorwerpen op het netsnoer of de telefoonkabel. Zet het apparaat ook niet op een plaats waar de kabels kunnen
knikken of problemen kunnen ontstaan doordat er mensen over de kabels heen lopen.
9.
Sluit niet te veel apparaten op hetzelfde stopcontact of verlengsnoer aan. Dit kan de werking verstoren en verhoogt de kans op brand
en elektrische schokken.
10. Voorkom dat huisdieren op het netsnoer, de telefoonkabel of de kabel naar de computer bijten.
11. Steek nooit vreemde voorwerpen door de openingen in de behuizing van het apparaat. Ze kunnen dan in aanraking komen met een
gevaarlijk hoge spanning, met kans op brand of elektrische schokken. Zorg dat er nooit vloeistoffen op of in het apparaat worden
gemorst.
6 | Veiligheidsinformatie
12.
Om de kans op elektrische schokken zo klein mogelijk te houden, moet u het apparaat niet uit elkaar halen. Breng het apparaat naar
een gekwalificeerde onderhoudsmonteur wanneer dit gerepareerd moet worden. Als u de behuizing opent of verwijdert, kunt u worden
blootgesteld aan een gevaarlijk hoge spanning en andere gevaren. Wanneer het apparaat niet op de juiste manier in elkaar wordt
gezet, bestaat ook tijdens gebruik kans op elektrische schokken.
13. In de volgende gevallen koppelt u het apparaat los van het telefoonstopcontact, de pc en het stopcontact, en laat u controle
en reparatie over aan een goed opgeleide onderhoudsmonteur:
als een deel van het netsnoer of de stekker of connector is beschadigd of gerafeld;
als er vloeistof in het apparaat is gemorst;
als het apparaat is blootgesteld aan regen of water;
als het apparaat niet goed werkt hoewel de instructies goed zijn opgevolgd;
als het apparaat is gevallen of wanneer de behuizing zichtbaar beschadigd is;
als het apparaat plotseling duidelijk anders functioneert.
14. Verander alleen instellingen die in de handleiding worden behandeld. Wijzigen van andere instellingen kan schade tot gevolg
hebben, en een deskundige onderhoudsmonteur kan daarna heel wat tijd nodig hebben om het apparaat weer in orde te maken.
15. Gebruik het apparaat niet tijdens onweer. Er bestaat dan enige kans op elektrische schokken ten gevolge van blikseminslag. Koppel
het apparaat zo mogelijk los van het telefoonstopcontact en het stopcontact, en sluit het pas weer aan als het onweer voorbij is.
16. Gebruik het netsnoer dat bij het apparaat werd geleverd voor een veilige werking. Als u een netsnoer met een lengte van meer dan
twee meter gebruikt voor een apparaat dat op 110 V werkt, moet de draaddikte van het netsnoer minstens 16 AWG
a
zijn.
17. Gebruik alleen een telefoonsnoer met een doorsnede van 26 AWG of hoger.
18. BEWAAR DEZE INSTRUCTIES.
19. Dit apparaat kan alleen worden gebruikt in het land waar u het hebt aangekocht. (Als gevolg van spannings- en
frequentieverschillen, verschillende telecommunicatie-instellingen, enz.)
a. AWG: American Wire Guage.
inhoud | 7
2 De functies van uw nieuwe laserproduct
5 Veiligheidsinformatie
INLEIDING
12
12 Overzicht van de printer
12 Voorkant
12 Achterkant
13 Overzicht van het bedieningspaneel
14 Informatie over de Status-LED
14 De status van de tonercassette bevestigen
15 Menu-overzicht
16 Meegeleverde software
16 Functies van de printerstuurprogramma’s
16 Printerstuurprogramma
17 PostScript-stuurprogramma
AAN DE SLAG
18
18 De hardware installeren
18 Een testpagina afdrukken
18 Het netwerk installeren
18 Ondersteunde netwerkomgevingen
19 Netwerkprotocol configureren via het apparaat
19 Het programma SetIP gebruiken
19 Systeemvereisten
19 Microsoft® Windows®
20 Macintosh
20 Linux
20 De software installeren
21 Basisinstellingen van het apparaat
21 Hoogte-instelling
21 De taal op het display wijzigen
22 Datum en tijd instellen
22 De kloknotatie wijzigen
22 De standaardmodus wijzigen
22 Geluiden instellen
23 Tekens via het numerieke toetsenblok invoeren
23 Gebruik van de energiebesparende modi
23 Time-out van afdruktaak instellen
23 Automatisch doorgaan
24 Het lettertype wijzigen
ORIGINELEN EN AFDRUKMATERIAAL PLAATSEN
25
25 Originelen plaatsen
25 Op de glasplaat van de scanner
25 In de DADI
26 Afdrukmateriaal selecteren
27 Specificaties van afdrukmateriaal
28 Formaten van afdrukmaterialen die in elke modus worden ondersteund
28 Richtlijnen voor speciale afdrukmaterialen
29 Het formaat van het papier in de papierlade wijzigen
30 Papier plaatsen
30 Papier plaatsen in lade 1 of in de optionele lade
30 Papier plaatsen in de multifunctionele lade
31 De uitvoersteun instellen
31 Voor papier van Letter-formaat
31 Voor papier van A4- of Legal-formaat
32 Papierformaat en -type instellen
inhoud
8 | inhoud
inhoud
KOPIËREN
33
33 De papierlade selecteren
33 Kopiëren
33 De instellingen per kopie wijzigen
33 Tonerdichtheid
33 Type origineel
33 Verkleinde of vergrote kopie
34 De instellingen voor het scanformaat wijzigen
34 De standaardkopieerinstellingen wijzigen
34 ID-kaart kopiëren
34 Speciale kopieerfuncties gebruiken
34 Sorteren
35 2 of 4 pagina’s per vel kopiëren
35 Poster kopiëren
35 Klonen
35 Achtergrond afbeeldingen wissen
36 Boeken kopiëren
36 Marge verschuiven
36 Rand wissen
36 Verbeterde kopieën met grijstinten
37 Dubbelzijdig afdrukken
37 Time-out voor kopiëren instellen
SCANNEN
38
38 Basisinformatie over scannen
38 Scannen via het bedieningspaneel
38 Scaninformatie instellen in Dell Scanbeheer.
38 Scannen naar toepassingen
39 Scannen via het netwerk
39 Voorbereiden om te scannen via het netwerk
41 Naar e-mail scannen
41 Naar een FTP-server scannen
41 Naar een SMB-server scannen
41 De instellingen voor iedere scanopdracht wijzigen
42 De standaardscaninstellingen wijzigen
42 Automatisch scanbevestigingsrapport afdrukken
42 Een adresboek aanmaken
42 Snelkiesnummers voor e-mail registreren
42 Groepskiesnummers voor e-mailgroepen configureren
42 Globale e-mailadressen ophalen van de LDAP-server
42 Adresboekitems gebruiken
43 Een item zoeken in het adresboek
43 Adresboek afdrukken
43 Dubbelzijdig scannen
EENVOUDIGE AFDRUKTAKEN
44
44 Een document afdrukken
44 Een afdruktaak annuleren
FAXEN
45
45 Een fax verzenden
45 Faxhoofd instellen
45 De documentinstellingen aanpassen
46 Een fax automatisch verzenden
46 Een fax handmatig verzenden
46 Een verzending bevestigen
inhoud | 9
inhoud
46 Automatisch opnieuw kiezen
46 Het laatste nummer opnieuw kiezen
46 Faxen dubbelzijdig verzenden
46 Een fax ontvangen
46 De papierlade selecteren
46 Ontvangstmodus wijzigen
47 Automatisch ontvangen in modus Fax
47 Handmatig ontvangen in de modus Tel
47 Handmatig ontvangen via een intern telefoontoestel
47 Automatisch ontvangen in modus Ant/Fax
47 Faxen ontvangen via de modus DRPD
48 Ontvangen in veilige ontvangstmodus
48 Veilige ontvangstmodus inschakelen
48 Faxen ontvangen in het geheugen
48 Andere manieren om een fax te verzenden
48 Groepsverzenden (een fax naar meerdere bestemmingen verzenden)
49 Een uitgestelde fax verzenden
49 Een fax met hoge prioriteit verzenden
49 Faxen doorsturen
50 Fax instellen
50 De faxinstellingen wijzigen
51 De standaarddocumentinstellingen wijzigen
52 Automatisch een verzendrapport afdrukken
52 Een adresboek aanmaken
GEBRUIK VAN EEN USB-FLASHGEHEUGEN
54
54 Over USB-geheugen
54 Een USB-geheugenapparaat aansluiten
54 Scannen naar een USB-geheugenapparaat
54 Scannen
55 Aangepast scannen naar USB
55 Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat
55 Om een document af te drukken vanaf een USB-geheugenapparaat
55 Een back-up maken van uw gegevens
55 Een back-up maken van uw gegevens
56 Gegevens terugzetten
56 USB-geheugen beheren
56 Een afbeeldingsbestand verwijderen
56 USB-geheugenapparaat formatteren
56 De USB-geheugenstatus weergeven
ONDERHOUD
57
57 Rapporten afdrukken
57 Een rapport afdrukken
57 Het kleurcontrast aanpassen
58 Waarschuwing Toner bijna op gebruiken
58 Geheugen wissen
58 Uw apparaat reinigen
58 De buitenkant reinigen
58 Binnenkant reinigen
60 De scannereenheid reinigen
61 De cassette onderhouden
61 Tonercassette bewaren
61 Verwachte levensduur van de cassette
61 Toner herverdelen
62 De tonercassette vervangen
63 Het bericht Toner op wissen
63 De transportriem vervangen
10 | inhoud
inhoud
64 Te onderhouden onderdelen
64 Verbruiksartikelen controleren
65 Het rubberen matje van de DADI vervangen
65 Het apparaat beheren via de website
65 Zo krijgt u toegang tot Embedded Web Service
65 Het serienummer van het apparaat controleren
PROBLEMEN OPLOSSEN
66
66 Tips om papierstoringen te vermijden
66 Vastgelopen papier verwijderden
66 Papierstoring in het invoergedeelte
67 Papierstoring aan uitgang
67 Papierstoring bij de roller
67 Vastgelopen papier verwijderen
68 In het papierinvoergedeelte
68 In de multifunctionele lade
70 Rond de fixeereenheid
71 In het papierinvoergedeelte
72 In de optionele lade
73 Informatie over berichten op het display
77 Andere problemen oplossen
77 Papierinvoer
78 Afdrukproblemen
79 Problemen met de afdrukkwaliteit
81 Problemen met kopiëren
82 Problemen met scannen
83 Problemen met faxen
84 Veelvoorkomende PostScript -problemen
84 Veel voorkomende Windows -problemen
85 Algemene Linux-problemen
87 Veel voorkomende Macintosh-problemen
VERBRUIKSARTIKELEN EN TOEBEHOREN BESTELLEN
88
88 Verbruiksartikelen
88 Toebehoren
88 Aanschafmogelijkheden
ACCESSOIRES INSTALLEREN
89
89 Voorzorgsmaatregelen die u in acht moet nemen bij de installatie van
accessoires
89 Toegevoegde accessoires in de printereigenschappen activeren
89 Een geheugenmodule upgraden
89 Een geheugenmodule installeren
90 De vaste schijf gebruiken
90 De vaste schijf installeren
91 Afdrukken met een optionele vaste schijf
92 Best.beleid
93 Achtergebleven afbeeldingsgegevens verwijderen
SPECIFICATIES
94
94 Algemene specificaties
95 Specificaties van de printer
95 Specificaties van de scanner
95 Specificaties van het kopieerapparaat
96 Specificaties van de fax
inhoud | 11
inhoud
BIJLAGE
97
97 Beleid van Dell voor technische ondersteuning
97 Contact opnemen met Dell
97 Garantie- en teruggavebeleid
VERKLARENDE WOORDENLIJST
98
INDEX
12 | Inleiding
inleiding
Hieronder ziet u waar de belangrijkste onderdelen van het apparaat zich bevinden:
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Overzicht van de printer
Overzicht van het bedieningspaneel
Informatie over de Status-LED
De status van de tonercassette bevestigen
Menu-overzicht
Meegeleverde software
Functies van de printerstuurprogramma’s
OVERZICHT VAN DE PRINTER
Voorkant Achterkant
1
Breedtegeleiders voor
documenten
12
USB-geheugenpoort
2
DADI
13
Indicator papierniveau
3
Bedieningspaneel
14
Optionele lade 2
4
Steun voor papieruitvoer
15
Multifunctionele lade met
geleiders
5
Voorklep
16
Tonercassette
6
Handgreep op de voorklep
17
Transportriem
7
Handgreep voor
multifunctionele lade
18
Scannerdeksel
8
Multifunctionele lade
19
Vergrendelingsschakelaar
scanner
9
Lade 1
20
Glasplaat
10
Documentinvoerlade
21
Scanner
11
Documentuitvoerlade
1
USB-poort
7
Stroomschakelaar
2
Netwerkpoort
8
Aansluiting netsnoer
3
15-pins aansluiting voor
optionele lade
9
Klep moederbord
4
Aansluiting telefoonlijn
10
Achterklep
5
Uitgang voor intern
telefoontoestel (EXT)
11
Kabelbinder
6
Greep
Inleiding | 13
OVERZICHT VAN HET BEDIENINGSPANEEL
1
Snelknoppen
Hiermee kunt u vaak gekozen faxnummers opslaan
en ze met enkele toetsaanslagen oproepen.
2
Shift
Hiermee kunt u de snelknoppen verplaatsen om
toegang te krijgen tot de nummers 16 tot en met 30.
3
Adresboek ( )
Hiermee kunt u vaak gebruikte faxnummers en e-
mailadressen in het geheugen opslaan.
4
Resolutie ( )
Hiermee kunt u de resolutie van het document voor
de huidige faxtaak aanpassen.
5
Opnieuw/Pauze
()
Hiermee kiest u het laatste nummer opnieuw (in de
gereedmodus) of voegt u een pauze in een
faxnummer in (in de bewerkingsmodus).
6
Fax
()
Activeert de faxmodus.
7
Kopie
()
Activeert de kopieermodus.
8
Scan/Email
()
Activeert de scanmodus.
9
Display
Toont de huidige status en houdt u op de hoogte
tijdens het gebruik.
10
Toner colors
De tonerkleuren onder het LCD-scherm
corresponderen met de berichten op het display. Zie
Status-LED met berichten over de tonercassettes op
pagina 14.
11
Menu ( )
Hiermee opent u de menumodus en bladert u door
de beschikbare menu’s.
12
Linker/rechter
pijl
Hiermee bladert u door de beschikbare opties in het
geselecteerde menu en verhoogt of verlaagt u de
waarden.
13
OK
()
Hiermee bevestigt u de selectie op het scherm.
14
Terug ( )
Hiermee keert u terug naar het bovenliggende menu.
15
Status ( )
Hier wordt de status van het apparaat weergegeven.
Zie "Informatie over de Status-LED" op pagina 14.
16
Tonersterkte ( )
Hiermee kunt u de helderheid van het document voor
de huidige kopieertaak aanpassen.
Zie "Tonerdichtheid" op pagina 33.
17
Type origineel
()
Hiermee kunt u het documenttype selecteren voor de
huidige kopieertaak. Zie "Type origineel" op
pagina 33.
18
Kopie ID
()
U kunt beide zijden van een document, bijvoorbeeld
een identiteitsbewijs, kopiëren op een enkel vel
papier. Zie "ID-kaart kopiëren" op pagina 34.
19
Verkleinen/
Vergroten ( )
Hiermee maakt u een kopie kleiner of groter dan het
origineel.
20
Duplex ( )
Hiermee kunt u documenten aan beide zijden
bedrukken.
21
Via USB
afdrukken ( )
Hiermee kunt u rechtstreeks bestanden uit een USB-
geheugenapparaat afdrukken wanneer dat op de
USB-geheugenpoort aan de voorzijde van het
apparaat is aangesloten. Zie "Over USB-geheugen"
op pagina 54.
22
Cijfertoetsen
Hiermee kiest u een nummer of voert u
alfanumerieke tekens in. Zie "Letters en cijfers op het
toetsenblok" op pagina 23.
23
Hoorn op de haak
()
Hiermee opent u de telefoonlijn.
24
Stoppen/Wissen
()
Hiermee onderbreekt u een taak die wordt
uitgevoerd. Hiermee kunt u in de gereedmodus
de kopieeropties (zoals de helderheid, het type
document, het kopieerformaat en het aantal
exemplaren) wissen/annuleren.
25
Kleur Start ( )
Start een taak in de kleurmodus.
26
Zwart Start ( )
Start een taak in de zwart-witmodus.
Het kan zijn dat de afbeeldingen in deze gebruikershandleiding
niet geheel overeenkomen met uw apparaat. Dit is afhankelijk van
de opties en het model.
Als u een groot aantal pagina’s tegelijk afdrukt, kan het oppervlak
van de uitvoerlade heet worden. Let erop dat u het oppervlak niet
aanraakt en zorg ervoor dat kinderen niet in de buurt komen.
h
X
Y
14 | Inleiding
INFORMATIE OVER DE STATUS-LED
De kleur van de Status
()
-LED geeft de huidige status van het
apparaat weer.
DE STATUS VAN DE TONERCASSETTE
BEVESTIGEN
De status van de tonercassettes wordt aangegeven door de Status
()
-
LED en het LCD-display. Als de tonercassette bijna leeg is of moet worden
vervangen, licht de Status
()
-LED rood op en wordt het bericht op het
display weergegeven. Met de pijl wordt aangegeven op welke tonerkleur het
bericht betrekking heeft of welke cassette eventueel vervangen moet
worden.
Voorbeeld:
In het bovenstaande voorbeeld wordt de status van de kleur in de
tonercassette door middel van pijltjes aangegeven. Controleer het bericht
op het display om te achterhalen wat het probleem is en hoe u dit kunt
oplossen. Zie pagina 73 voor gedetailleerde informatie over foutmeldingen.
STATUS BESCHRIJVING
Uit Het apparaat is uitgeschakeld.
Het apparaat staat in de energiebesparende
modus. Wanneer er gegevens binnenkomen
of een knop wordt ingedrukt, gaat het apparaat
automatisch online.
Groen Knippert Wanneer het groene lampje langzaam knippert,
ontvangt de printer gegevens van de computer.
Wanneer het groene lampje snel knippert, is de
printer bezig met afdrukken.
Aan Het apparaat is ingeschakeld en klaar voor
gebruik.
Rood Knippert Er is een kleine storing opgetreden en het
apparaat wacht tot het probleem is verholpen.
Controleer het bericht op het display en
raadpleeg "Informatie over berichten op het
display" op pagina 73 om het probleem op te
lossen.
De tonercassette is bijna leeg. Bestel een
nieuwe tonercassette, zie "Verbruiksartikelen en
toebehoren bestellen" op pagina 88. U kunt de
afdrukkwaliteit tijdelijk verbeteren door de toner
opnieuw te verdelen. Zie "De tonercassette
vervangen" op pagina 62.
Aan
Er heeft zich een probleem voorgedaan waardoor
het apparaat de taak niet kan voltooien (bijv. een
papierstoring, een geopende klep of geen papier
in de lade). Controleer het bericht op het display
en raadpleeg "Informatie over berichten op het
display" op pagina 73 om het probleem op te
lossen.
De tonercassette is leeg of moet worden
vervangen. Zie "Informatie over berichten op het
display" op pagina 73.
Controleer altijd het bericht op het display voor het oplossen van het
probleem. Aan de hand van de aanwijzingen onder Probleemoplossing
kunt u ervoor zorgen dat het apparaat weer naar behoren werkt.
Zie "Informatie over berichten op het display" op pagina 73 voor meer
informatie.
Inleiding | 15
MENU-OVERZICHT
Het bedieningspaneel biedt toegang tot verschillende menu’s voor instelling en gebruik van het apparaat. Druk op Menu
()
om toegang te krijgen tot deze
menu’s. Raadpleeg onderstaand diagram.
Afhankelijk van de opties en het model zullen sommige menu’s mogelijk niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze menu’s niet van
toepassing op uw apparaat.
.
Faxfunctie
Tonersterkte
Meerdere verz.
Uitgest. verz.
Prior. verz.
Doorsturen
Veilige ontv.
Pag. toevoegen
Taak annuleren
Faxinstel.
Verzending
Aant. kiespog.
Opn. kiezen na
Kenget. kiezen
ECM-modus
Transm.rapport
TCR voor afb.
Kiesmodus
Ontvangst
Ontvangstmodus
Opn. na bels.
Faxinstel.
(Vervolg)
Ontv.g. stemp.
Startc. ontv.
Aut. verklein.
Grootte neger.
Inst. ong. fax
DRPD-modus
Dubbelz. afdr.
St.inst. wijz.
Resolutie
Tonersterkte
Autom. rapport
Kopieerfunctie
Kopieen sort.
2 pagina’s/vel
4 pagina’s/vel
Poster kopier.
Meer op 1 vel
Achtergrondkl.
Boek kopieren.
Marge versch.
Geen schaduwr.
Grijst. verb.
Kopieerinstel.
Scanformaat
St.inst. wijz.
Exemplaren
Verkl./vergr.
Tonersterkte
Oorspr. type
Scanfunctie
USB-geheugen
Scanformaat
Oorspr. type
Resolutie
Scankleur
Scanindeling
E-mail
Scanformaat
Oorspr. type
Resolutie
Scankleur
Scanfunctie
(Vervolg)
FTP
Scanformaat
Oorspr. type
Resolutie
Scankleur
SMB
Scanformaat
Oorspr. type
Resolutie
Scankleur
Systeeminst.
Apparaatinst.
Apparaat-id
Nr. van faxap.
Datum en tijd
Klokmodus
Menu Formulier
Form. select.
Taal
Standaardmodus
Energ.spaarst.
En.sprst. scan
Time-out
Time-out taak
Luchtdrukcorr.
Aut. doorgaan
Inst. import.
Inst. export.
Papierinstel.
Papierformaat
Type papier
Papierinvoer
Breed A4
Geluid/Volume
Toetsgeluid
Waarsch.geluid
Luidspreker
Belsignaal
Systeeminst.
(Vervolg)
Rapport
Alle rapporten
Configuratie
Info verb.art.
Adresboek
Transm.rapport
Verzendrapport
Rap. ontv. fax
Geplande taken
Rap. ong. fax.
Netwerkinform.
NetScan-rapp.
Gebr.ver.lijst
PCL-lettertyp.
PS3-let.lijst
Opgesl. taak
Taak voltooid
Logb. net.ver.
Onderhoud
Gebruiksduur
Kleur
Serienummer
Ws tr bijna op
Systeeminst.
(Vervolg)
Instel. wissen
Alle instel.
Faxinstel.
Kopieerinstel.
Scaninstel.
Systeeminst.
Netwerk
Adresboek
Verzendrapport
Rap. ontv. fax
NetScan-rapp.
Taakbeheer
Actieve taak
Taak opslaan
Best.beleid
Afb. overschr.
Onmiddellijk
Op verzoek
Netwerk
TCP/IP
Ethernet-snel.
Draadloos
Netwerkinform.
Scaninstel.
St.inst. wijz.
USB-geheugen
E-mail
FTP
SMB
Transm.rapport
16 | Inleiding
MEEGELEVERDE SOFTWARE
U moet de printer- en scannersoftware installeren vanaf de meegeleverde
cd nadat u het apparaat hebt geïnstalleerd en op uw computer hebt
aangesloten. De cd bevat de volgende software.
FUNCTIES VAN
DE PRINTERSTUURPROGRAMMA’S
De printerstuurprogramma’s ondersteunen de volgende standaardfuncties:
Selectie van papierrichting, formaat, bron en afdrukmateriaal
Aantal exemplaren
U kunt bovendien verschillende speciale afdrukfuncties gebruiken.
De onderstaande tabel geeft een algemeen overzicht van de functies die
door de printerstuurprogramma’s worden ondersteund.
Printerstuurprogramma
Cd
INHOUD
Cd met
printer-
software
Windows
Printerstuurprogramma
: gebruik dit
stuurprogramma om de functies van uw
printer ten volle te benutten.
PostScript Printer Description (PPD)-
bestand
: het PostScript-stuurprogramma is
bedoeld voor het afdrukken van
documenten met complexe lettertypen
en afbeeldingen in de PS-taal.
Scannerstuurprogramma
: voor het
scannen van documenten zijn TWAIN- en
WIA-stuurprogramma’s (Windows Image
Acquisition) beschikbaar.
Dell Scanbeheer: U kunt informatie
bekijken over het Dell Scanbeheer-
programma en de status van het
geïnstalleerde scanstuurprogramma.
Dell-tonerbeheersysteem
TM
: Hiermee
wordt de status van de printer en de naam
van de opdracht weergegeven wanneer u
een opdracht verzendt om af te drukken.
In het venster Dell-
tonerbeheersysteem
TM
wordt ook het
niveau van de resterende toner
weergegeven en kunt u nieuwe
tonercartridges bestellen.
Printerstatusmonitor
: dit programma
geeft de status van het apparaat weer en
waarschuwt u wanneer er een fout optreedt
tijdens het afdrukken.
SmarThru Office
a
: dit is de meegeleverde,
op Windows-gebaseerde software voor
uw multifunctionele apparaat.
Hulpprogramma Printerinstellingen
: Met
dit programma kunt u de andere opties van
de printer instellen vanaf het bureaublad van
uw computer.
Hulpprogramma voor het updaten van
de
: Met dit programma kunt u de firmware
van het apparaat bijwerken.
SetIP
: met dit programma kunt u de T
CP/IP-
adressen van uw apparaat instellen.
Linux
PostScript Printer Description (PPD)-
bestand
: voor het bedienen van het
apparaat en het afdrukken van documenten
vanaf een Linux-computer.
SANE
: stuurprogramma voor het scannen
van documenten.
Hulpprogramma Printerinstellingen
: Med
dette program kan du konfigurere printerens
andre indstillinger fra computerens
skrivebord.
Cd met
printer-
software
Macintosh
Printerstuurprogramma
: gebruik dit
stuurprogramma om de functies van uw
printer ten volle te benutten.
PostScript Printer Description (PPD)-
bestand
: voor het bedienen van het
apparaat en het afdrukken van documenten
vanaf een Macintosh-computer.
Scannerstuurprogramma
: TWAIN-
stuurprogramma voor het scannen van
documenten op uw apparaat.
Hulpprogramma Printerinstellingen
: Med
dette program kan du konfigurere printerens
andre indstillinger fra computerens
skrivebord.
a. Voor het bewerken van gescande afbeeldingen met behulp van een
krachtig beeldbewerkingsprogramma en voor het verzenden van
afbeeldingen per e-mail. U kunt ook andere
beeldbewerkingsprogramma’s openen vanuit SmarThru, zoals Adobe
Photoshop. Raadpleeg de Help-functie van het meegeleverde
SmarThru-programma voor meer informatie.
FUNCTIE WINDOWS LINUX MACINTOSH
Kleurmodus OO O
Optie printerkwaliteit OO O
Poster afdrukken OX X
Meerdere pagina’s per vel
(N-up)
O O (2, 4) O
Afdruk aan pagina
aanpassen
OX
O
a
a. Deze functie wordt alleen ondersteund door MAC OS X 10.4~10.5.
Afdrukken op schaal OX O
Andere lade voor eerste
pagina
OX O
Watermerk OX X
Overlay OX X
Dubbelzijdig OX O
Cd
INHOUD
Inleiding | 17
PostScript-stuurprogramma
FUNCTIE WINDOWS LINUX MACINTOSH
Kleurmodus OO O
Optie printerkwaliteit OO O
Poster afdrukken XX X
Meerdere pagina’s per vel
(N-up)
O O (2, 4) O
Afdruk aan pagina
aanpassen
OX
O
a
a.Deze functie wordt alleen ondersteund door MAC OS X 10.4~10.5.
Afdrukken op schaal OX O
Andere lade voor eerste
pagina
XX O
Watermerk XX X
Overlay XX X
Dubbelzijdig OX O
18 | Aan de slag
aan de slag
In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u het apparaat instelt.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
De hardware installeren
Een testpagina afdrukken
Het netwerk installeren
Systeemvereisten
De software installeren
Basisinstellingen van het apparaat
DE HARDWARE INSTALLEREN
In deze sectie worden de stappen getoond die noodzakelijk zijn voor het
installeren van de hardware. Dit wordt uitgelegd in de beknopte
installatiehandleiding. Lees de beknopte installatiehandleiding door en voer
de volgende stappen uit.
1. Kies een stabiele locatie.
Kies een vlak, stabiel oppervlak met voldoende ruimte voor luchtcirculatie.
Zorg dat u kleppen en papierladen gemakkelijk kunt openen.
Plaats het apparaat in een ruimte die voldoende geventileerd is, maar niet
in direct zonlicht, vlakbij een warmte- of koudebron of op een vochtige
plek. Plaats het apparaat niet vlakbij de rand van een bureau of tafel.
U kunt probleemloos afdrukken tot op een hoogte van 1.000 m.
Raadpleeg Hoogte instellen om het printen te optimaliseren. Zie
"Hoogte-instelling" op pagina 21 voor meer informatie.
Plaats het apparaat op een plat en stabiel oppervlak en laat het niet meer
dan 2 mm overhellen. Dit kan de afdrukkwaliteit mogelijk beïnvloeden.
2. Haal het apparaat uit de verpakking en controleer of alle onderdelen zijn
meegeleverd.
3. Verwijder de tape en houd het apparaat daarbij goed vast.
4. Plaats een tonercassette.
5. Plaats papier (zie "Papier plaatsen" op pagina 30).
6. Controleer of alle kabels op de juiste wijze zijn aangesloten op het
apparaat.
7. Zet het apparaat aan.
EEN TESTPAGINA AFDRUKKEN
Om te controleren of het apparaat juist werkt, kunt u een testpagina
afdrukken.
Een testpagina afdrukken:
Houd de knop OK ongeveer 2 seconden ingedrukt in de gereedmodus.
HET NETWERK INSTALLEREN
U moet de netwerkprotocollen installeren op het apparaat om het te kunnen
gebruiken als netwerkprinter. U kunt de basisnetwerkinstellingen opgeven
via het bedieningspaneel van het apparaat.
Ondersteunde netwerkomgevingen
De volgende tabel toont de netwerkomgevingen die het apparaat
ondersteunt:
Als u het apparaat verplaatst, mag u het niet ondersteboven of op
zijn kant houden. Er kan dan toner vrijkomen binnenin het apparaat
waardoor er schade aan het apparaat kan ontstaan of
de afdrukkwaliteit kan verslechteren.
ITEM VEREISTEN
Netwerkinterface Ethernet 10/100 Base-TX
Netwerk-
besturingssysteem
Windows 2000/XP/2003/2008/Vista
Diverse Linux-besturingssystemen
Mac OS X 10.3 ~ 10.5
Netwerkprotocollen TCP/IP op Windows
•IPP
•SNMP
DHCP
•BOOTP
Als u een DHCP-netwerkprotocol wilt opzetten, gaat u naar http://
developer.apple.com/networking/bonjour/download/, selecteert het
benodigde Bonjour for Windows-programma voor uw
besturingssysteem en installeert het programma. Met dit programma
stelt u de netwerkparameters automatisch in. Volg de instructies in het
installatievenster. Dit programma biedt geen ondersteuning voor
Linux.
Aan de slag | 19
Netwerkprotocol configureren via het apparaat
U kunt de TCP/IP-netwerkparameters instellen. Volg hiervoor onderstaande
stappen.
1. Zorg dat het apparaat is aangesloten op het netwerk met een RJ-45
Ethernet-kabel.
2. Controleer of het apparaat is ingeschakeld.
3. Druk op Menu
()
op het bedieningspaneel tot u op de onderste regel
van het display Netwerk ziet verschijnen.
4. Druk op OK om toegang te krijgen tot het menu.
5. Druk op de pijltoetsen tot TCP/IP verschijnt.
6. Druk op OK.
7. Druk op de pijltoetsen tot Statisch verschijnt.
8. Druk op OK.
9. Druk op de pijltoetsen tot IP-adres verschijnt.
10. Druk op OK.
Voer met de cijfertoetsen een byte tussen 0 en 255 in en druk op pijl-
links/rechts om tussen de bytes te schakelen.
Herhaal dit tot u het adres volledig hebt ingevuld (van byte 1 tot en met
byte 4).
11. Wanneer u klaar bent, drukt u op OK.
Herhaal stap 9 en 10 voor de configuratie van de andere TCP/IP-
parameters: subnetmasker en gateway-adres.
Het programma SetIP gebruiken
Dit programma wordt gebruikt om IP-adressen van netwerkapparaten in te
stellen met het MAC-adres, het hardwareserienummer van de
netwerkprinterkaart of interface. Het wordt met name door
netwerkbeheerders gebruikt om de IP-adressen van meerdere
netwerkapparaten tegelijk in te stellen.
Netwerkinstellingen opgeven
1. Druk het netwerkconfiguratierapport uit om te weten wat het MAC-adres
van uw printer is. Zie "Printing reports" op pagina 55.
2. In het menu Start in Windows selecteert u Alle programma's
Dell
Dell-printers
Dell 2145cn Color Laser MFP
Dell 2145cn Color
Laser MFP
Set IP.
3. Klik op om het venster met TCP/IP-instellingen te openen.
4. Voer het MAC-adres, IP-adres, subnetmasker en de standaardgateway
van de netwerkkaart in en klik vervolgens op Toepassen.
5. Klik op OK. De printer drukt de netwerkinformatie af. Controleer of alle
instellingen juist zijn.
6. Klik op Afsluiten.
SYSTEEMVEREISTEN
Het systeem moet aan de volgende vereisten voldoen:
Microsoft
®
Windows
®
Het apparaat ondersteunt de volgende Windows-besturingssystemen.
Neem contact op met de netwerkbeheerder als u niet weet hoe u het
apparaat moet configureren.
U kunt de netwerkinstellingen ook opgeven via de
netwerkbeheerprogramma’s.
Embedded Web Service
: een in de netwerkafdrukserver
geïntegreerde webserver om:
- netwerkparameters voor het apparaat te configureren, zodat
u een verbinding kunt maken met diverse netwerkomgevingen.
- apparaatinstellingen aan te passen.
SetIP
: hulpprogramma waarmee u een netwerkinterface kunt
selecteren en handmatig IP-adressen kunt configureren voor
gebruik met het TCP/IP-protocol.
U kunt het programma SetIP alleen gebruiken als uw printer met
een netwerk is verbonden.
De volgende procedure is gebaseerd op Windows XP.
Als u het MAC-adres, IP-adres, subnetmasker en de
standaardgateway van de netwerkkaart hebt ingevoerd, klikt u op
Toepassen.
BESTURINGS
-SYSTEEM
VEREISTEN (AANBEVOLEN)
PROCESSOR RAM
VRIJE HDD-
RUIMTE
Windows 2000
Intel
®
Pentinum
®
II 400
MHz (Pentium III 933
MHz)
64 MB
(128 MB)
600 MB
Windows XP Pentium III 933 MHz
(Pentium IV 1 GHz)
128 MB
(256 MB)
1,5 GB
Windows
Server 2003
Pentium III 933 MHz
(Pentium IV 1 GHz)
128 MB
(512 MB)
1,25 GB tot
2GB
Windows
Server 2008
Pentium IV 1 GHz
(Pentium IV 2 GHz)
512 MB
(2.048 MB)
10 GB
Windows Vista Pentium IV 3 GHz 512 MB
(1.024 MB)
15 GB
Internet Explorer 5.0 of hoger is minimaal vereist voor alle
Windows-besturingssystemen.
Alleen gebruikers met beheerdersrechten kunnen software
installeren.
Dit apparaat is compatibel met
Windows Terminal Services
.
20 | Aan de slag
Macintosh
Linux
DE SOFTWARE INSTALLEREN
U moet de apparaatsoftware voor afdrukken installeren. De software
bestaat uit stuurprogramma’s, toepassingen en andere gebruiksvriendelijke
programma’s.
1. Sluit de netwerkkabel aan op uw apparaat.
2. Controleer of de netwerkinstellingen voor het apparaat zijn voltooid
(zie "Het netwerk installeren" op pagina 18). Sluit alle toepassingen
op de computer voordat u begint met de installatie.
3. Plaats de cd-rom met printersoftware in het cd-romstation van de
computer.
De cd-rom start automatisch en er wordt een installatievenster
weergegeven.
Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op Start en vervolgens op
Uitvoeren. Typ X:\Setup.exe, waarbij u “X” vervangt door de letter van
het cd-romstation, en klik op OK.
Als u Windows Vista gebruikt, klikt u op Start
Alle programma's
Bureau-accessories
Uitvoeren en typt u X:\Setup.exe.
4. Klik op Volgende.
Het bovenstaande venster kan er enigszins anders uitzien als u het
stuurprogramma opnieuw installeert.
5. Selecteer Typische installatie voor een netwerkprinter en klik
vervolgens op Volgende.
BESTURINGS
-SYSTEEM
VEREISTEN (AANBEVOLEN)
PROCESSOR RAM
VRIJE
HDD-
RUIMTE
Mac OS X 10.4
of lager
PowerPC G4/G5
Intel-processor
128 MB voor
een MAC op
basis van
PowerPC
(512 MB)
512 MB voor
een MAC op
basis van Intel
(1 GB)
1 GB
Mac OS X 10.5 867 MHz of
sneller PowerPC
G4/G5
Intel-processor
512 MB (1 GB) 1 GB
ITEM VEREISTEN
Besturings-
systeem RedHat 8.0, 9.0 (32 bit)
RedHat Enterprise Linux WS 4, 5 (32/64 bit)
Fedora Core 1~7 (32/64 bit)
Mandrake 9.2 (32 bit), 10.0, 10.1 (32/64 bit)
Mandriva 2005, 2006, 2007 (32/64 bit)
SuSE Linux 8.2, 9.0, 9.1 (32 bit)
SuSE Linux 9.2, 9.3, 10.0, 10.1, 10.2 (32/64 bit)
SuSE Linux Enterprise Desktop 9, 10 (32/64 bit)
Ubuntu 6.06, 6.10, 7.04 (32/64 bit)
Debian 3.1, 4.0 (32/64 bit)
Processor Pentium IV 2.4 GHz (IntelCore2)
RAM 512 MB (1024 MB)
Vrije schijfruimte 1GB (1GB)
Software Linux Kernel 2.4 of hoger
Glibc 2.2 of hoger
CUPS
U moet een swappartitie van 300 MB of meer vastleggen om
met grote gescande afbeeldingen te kunnen werken.
Het Linux-stuurprogramma voor de scanner ondersteunt
de maximale optische resolutie.
De volgende procedure is van belang wanneer u het apparaat wilt
gebruiken als netwerkapparaat. Als u een apparaat wilt verbinden
met een USB-kabel, raadpleeg dan de Software.
De volgende procedure is gebaseerd op het besturingssysteem
Windows XP. De procedure die u moet volgen en het pop-
upvenster dat verschijnt tijdens de installatie, kunnen verschillen
afhankelijk van het besturingssysteem, de printerfunctie of
de interface die wordt gebruikt.
Aan de slag | 21
6. De lijst met in het netwerk beschikbare apparaten verschijnt. Selecteer
in deze lijst de printer die u wilt installeren en klik op Volgende.
Als uw apparaat niet in de lijst voorkomt, klikt u op Bijwerken om
de lijst te vernieuwen of selecteert u TCP/IP-poort toevoegen om
uw apparaat aan het netwerk toe te voegen. Als u het apparaat aan
het netwerk wilt toevoegen, moet u de poortnaam en het IP-adres
voor het apparaat invoeren.
Om het IP-adres of het MAC-adres van uw apparaat te controleren,
drukt u een netwerkconfiguratiepagina af (zie "Rapporten afdrukken"
op pagina 57).
Selecteer Gedeelde printer (UNC) om een gedeelde netwerkprinter
(UNC-pad) te vinden en voer de gedeelde naam handmatig in of
zoek een gedeelde printer door te klikken op de knop Bladeren.
7. Klik op Voltooien.
BASISINSTELLINGEN VAN HET APPARAAT
Nadat de installatie is voltooid, kunt u de standaardinstellingen van het
apparaat opgeven. Raadpleeg de volgende sectie om waarden in te stellen
of te wijzigen.
Hoogte-instelling
De afdrukkwaliteit wordt beïnvloed door atmosferische druk, die wordt
bepaald door de hoogte waarop het apparaat zich boven zeeniveau bevindt.
Aan de hand van de volgende informatie kunt u uw apparaat instellen op
een optimale afdrukkwaliteit.
Voordat u de hoogte-instelling bepaalt, moet u controleren op welke hoogte
het apparaat wordt gebruikt.
1. Controleer of u het printerstuurprogramma hebt geïnstalleerd met
behulp van de bijgeleverde cd met printersoftware.
2. Klik op Start
Alle programma's
DELL
Dell-printers
Dell
2145cn Color Laser MFP
Hulpprogramma Printerinstellingen.
U kunt ook op Hulpprogramma Printerinstellingen in de statusbalk
van Mac OS X (of in het systeemvak van Linux) klikken.
3. Klik op Instelling
Luchtdrukaanpassing. Selecteer de juiste waarde
in de keuzelijst en klik op Apply.
De taal op het display wijzigen
Volg onderstaande stappen om de taal op het display te wijzigen:
1. Druk op Menu
()
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Taal verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste taal verschijnt en druk vervolgens
op OK.
5. Druk op Stoppen/Wissen
()
om terug te keren naar de
gereedmodus.
Als u niet zeker bent van het IP-adres neem dan contact op met
uw netwerkbeheerder of druk de netwerkgegevens af
(zie "Rapporten afdrukken" op pagina 57).
Als uw apparaat na de installatie niet naar behoren werkt,
probeer dan het printerstuurprogramma opnieuw te installeren.
Zie Software.
Tijdens de installatie van het printerstuurprogramma detecteert
het installatieprogramma de taalversie van het
besturingssysteem en wordt het standaardpapierformaat voor
het apparaat ingesteld. Als u een andere taalversie van
Windows gebruikt, moet het papierformaat van het apparaat
worden gewijzigd in het papierformaat dat meestal wordt
gebruikt. Ga naar de printereigenschappen om het
papierformaat te wijzigen nadat de installatie is voltooid.
Als uw apparaat is aangesloten op een netwerk, verschijnt het
scherm Embedded Web Service automatisch. Klik op Machine
Settings
Setup (of Machine Setup)
Altitude. Selecteer
de juiste hoogte-instelling en klik op Apply.
0
1 Normaal
2 Hoog 3
3 Hoog 2
4 Hoog 3
22 | Aan de slag
Datum en tijd instellen
De huidige datum en tijd worden weergegeven op het display wanneer
het apparaat ingeschakeld is en klaar is voor gebruik.
1. Druk op Menu
()
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Datum en tijd verschijnt en druk op OK.
4. Voer de juiste tijd en datum in met behulp van de cijfertoetsen.
Maand = 01 t/m 12
Dag = 01 t/m 31
Jaar = vier cijfers vereist
Uur = 01 t/m 12 (12-uursnotatie)
00 t/m 23 (24-uursnotatie)
Minuut = 00 t/m 59
U kunt ook de pijltoetsen gebruiken om de cursor onder het nummer te
plaatsen dat u wilt corrigeren. Daarna kunt u een nieuw nummer invoeren.
5. Om VM of NM te selecteren voor de 12-uursnotatie, drukt u op de knop *
of # of een willekeurige cijfertoets.
Als de cursor niet onder de AM- of PM-indicator staat, kunt u de cursor
onmiddellijk naar de indicator verplaatsen door op de knop * of # te
drukken.
U kunt de klok ook instellen op de 24-uursnotatie (voorbeeld: 01:00 PM
wordt dan weergegeven als 13:00). Raadpleeg de volgende sectie voor
meer informatie.
6. Druk op OK om datum en tijd op te slaan.
Als u een verkeerd nummer hebt ingevoerd, verschijnt er Buiten bereik
en gaat het apparaat niet door met de volgende stap. Voer in dat geval
het juiste nummer in.
7. Druk op Stoppen/Wissen
()
om terug te keren naar de
gereedmodus.
De kloknotatie wijzigen
U kunt uw apparaat zo instellen dat de tijd wordt weergegeven in
de 12-uursnotatie of de 24-uursnotatie.
1. Druk op Menu
()
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Klokmodus verschijnt en druk op OK.
4.
Druk op de pijltoetsen om de andere modus te selecteren en druk op
OK
.
5. Druk op
Stoppen/Wissen
()
om terug te keren naar de gereedmodus.
De standaardmodus wijzigen
Uw apparaat werd vooraf ingesteld op faxmodus. U kunt de standaardmodus
afwisselen tussen faxmodus en kopieermodus.
1. Druk op Menu
()
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Standaardmodus verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de standaardmodus verschijnt en druk
vervolgens op OK.
5. Druk op Stoppen/Wissen
()
om terug te keren naar de
gereedmodus.
Geluiden instellen
U kunt de volgende geluidsinstellingen aanpassen:
Toetsgeluid: Schakelt het geluid van de toetsen aan of uit. Wanneer
deze optie op Aan staat, klinkt er een toon telkens wanneer er een toets
wordt ingedrukt.
Waarsch.geluid: Schakelt het alarmsignaal aan of uit. Wanneer deze
optie op Aan staat,
klinkt er een alarmsignaal wanneer er een fout
optreedt of na verzending of ontvangst van een fax.
Luidspreker: Schakelt weergave van geluiden van de telefoonlijn via
de luidspreker (bijv. een kiestoon of een faxsignaal) aan of uit. Met deze
optie op Communicatie, wat "Normaal" betekent, blijft de luidspreker
aan tot het andere apparaat reageert.
Belsignaal: Stelt het volume van de beltoon in. Het beltoonvolume kunt
u instellen op Uit, Laag, Midden en Hoog.
Luidspreker, beltoon, toetsgeluid en alarmsignaal
1. Druk op Menu
()
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Geluid/Volume verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot de geluidsoptie verschijnt en druk
vervolgens op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste status of het gewenste
volume voor het geselecteerde geluid verschijnt en druk vervolgens
op OK.
5. Herhaal indien nodig de stappen 3 tot en met 5 om andere geluiden
in te stellen.
6. Druk op Stoppen/Wissen
()
om terug te keren naar de
gereedmodus.
Luidsprekervolume
1. Druk op Hoorn op de haak
()
. U hoort een kiestoon uit de
luidspreker.
2. Druk op de pijltoetsen tot u het gewenste volume hoort.
3. Druk op Stoppen/Wissen
()
om de wijziging op te slaan en terug
te keren naar de gereedmodus.
De datumnotatie kan verschillen van land tot land.
U kunt het volume regelen met behulp van Hoorn op de haak
()
.
U kunt het volume van de luidspreker alleen wijzigen als
de telefoonlijn is aangesloten.
Aan de slag | 23
Tekens via het numerieke toetsenblok invoeren
U zult voor verschillende taken namen en nummers moeten invoeren. Bij
de installatie van uw apparaat moet u bijvoorbeeld uw naam of de naam
van uw bedrijf en uw faxnummer invoeren. Wanneer u faxnummers of
e-mailadressen in het geheugen opslaat, kunt u ook de bijbehorende
namen invoeren.
Alfanumerieke tekens invoeren
1. Als u gevraagd wordt om een letter in te voeren, zoekt u de toets met
het gewenste teken. Druk een aantal keren op deze toets tot het
gewenste teken op het display verschijnt.
Om bijvoorbeeld de letter O in te voeren, drukt u op 6, de toets met
opschrift MNO.
Elke keer dat u op 6 drukt, verschijnt op het display een andere
letter, M, N, O, m, n, o en tot slot 6.
U kunt ook speciale tekens invoeren (spatie, plusteken, enz.).
Raadpleeg onderstaande sectie voor meer informatie.
2. Als u nog meer letters wilt invoeren, herhaalt u stap 1.
Indien op dezelfde knop de volgende letter staat, verplaatst u
de cursor door op de rechter
pijltoets te drukken en vervolgens op
de knop met de gewenste letter. De cursor gaat naar rechts en het
volgende teken verschijnt op het display.
Als u een spatie wilt invoeren, drukt u tweemaal op 1.
3. Na het invoeren van de letters drukt u op OK.
Letters en cijfers op het toetsenblok
Cijfers of namen corrigeren
Wanneer u zich bij het invoeren van een nummer of naam vergist hebt,
drukt u op de linker pijltoets om het laatste cijfer of teken te wissen. Voer
vervolgens het juiste cijfer of teken in.
Een pauze invoegen
Bij sommige telefooncentrales moet u eerst een toegangscode
(bijvoorbeeld een 9) intoetsen en vervolgens wachten tot u een tweede
kiestoon hoort. In dergelijke gevallen moet u in het telefoonnummer een
pauze invoegen. U kunt een pauze invoegen bij het instellen van
snelknoppen of snelkiesnummers.
Om een pauze in te voegen, drukt u op Opnieuw/Pauze
()
tijdens het
invoeren van het telefoonnummer. Op het display wordt de pauze
aangegeven met een koppelteken "-".
Gebruik van de energiebesparende modi
Energiebesparende modus
Als u de energiebesparende modus inschakelt, gebruikt het apparaat
minder energie wanneer het niet gebruikt wordt. U kunt deze modus
inschakelen en aangeven hoe lang het apparaat na afloop van een
afdrukopdracht moet wachten voordat de energiebesparende modus
wordt geactiveerd.
1. Druk op Menu
()
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Energ.spaarst. verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste tijdsinstelling verschijnt en
druk vervolgens op OK.
5. Druk op Stoppen/Wissen
()
om terug te keren naar de
gereedmodus.
Energiebesparende modus voor scannen
In de energiebesparende modus voor scannen bespaart u energie door
uitschakeling van de lamp van de scanner. De lamp onder de glasplaat
gaat automatisch uit wanneer de scanner niet in gebruik is. Zo verbruikt
u minder stroom en gaat de lamp langer mee. Als u een scantaak start,
gaat de lamp automatisch aan na een korte opwarmtijd.
U kunt instellen hoe lang het apparaat na afloop van een scantaak moet
wachten voordat de energiebesparende modus wordt geactiveerd.
1. Druk op Menu
()
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot En.sprst. scan verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste tijdsinstelling verschijnt
en druk vervolgens op OK.
5. Druk op
Stoppen/Wissen
()
om terug te keren naar de
gereedmodus.
Time-out van afdruktaak instellen
U kunt instellen hoe lang één afdruktaak actief is voordat er moet worden
afgedrukt. Het apparaat verwerkt inkomende gegevens als één taak als
deze binnen de opgegeven tijd binnenkomen. Wanneer er een fout optreedt
bij het verwerken van gegevens die afkomstig zijn van de computer en de
gegevensstroom wordt onderbroken, dan wacht het apparaat gedurende de
opgegeven duur en annuleert het de afdruktaken indien de gegevensstroom
niet opnieuw op gang komt.
1. Druk op Menu
()
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Time-out taak verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste tijdsinstelling verschijnt en druk
vervolgens op OK.
5. Druk op Stoppen/Wissen
()
om terug te keren naar de
gereedmodus.
Automatisch doorgaan
Met deze optie stelt u in dat het apparaat al dan niet verder moet gaan met
afdrukken als de ingestelde papiergrootte en het papier in de lade niet met
elkaar overeenkomen.
1. Druk op Menu
()
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
TOETS TOEGEWEZEN CIJFERS, LETTERS OF TEKENS
1 1Spatie
2 ABCa bc 2
3 DEFdef 3
4 GHI ghi 4
5 JKLj kl 5
6 MNOmno6
7 PQRSpqr s7
8 TUVt uv8
9 WXYZwxyz9
0 +-,.‘/*#&@0
24 | Aan de slag
3. Druk op de pijltoetsen tot Aut. doorgaan verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste bindoptie verschijnt.
•Aan: als het papierformaat niet overeenkomt met het papierformaat
in de papierlade, wordt er automatisch afgedrukt nadat de ingestelde
tijd is verstreken.
•Uit: als het papierformaat niet overeenkomt met het papierformaat
in de papierlade, wordt er met afdrukken gewacht totdat u op het
bedieningspaneel op Zwart Start
()
of op Kleur Start
()
drukt.
5. Druk op OK om uw keuze op te slaan.
6. Druk op Stoppen/Wissen
()
om terug te keren naar de
gereedmodus.
Het lettertype wijzigen
Het apparaat is standaard ingesteld op het lettertype voor uw regio of land.
Als u het lettertype wilt wijzigen of als u het lettertype wilt instellen onder
een speciale omgeving (bijv. onder DOS), gaat u als volgt te werk:
1. Controleer of u het printerstuurprogramma hebt geïnstalleerd met
behulp van de bijgeleverde software-cd.
2. Klik op Start
Alle programma's
DELL
Dell-printers
Dell
2145cn Color Laser MFP
Hulpprogramma Printerinstellingen.
U kunt ook op Hulpprogramma Printerinstellingen in de statusbalk
van Mac OS X (of in het systeemvak van Linux) klikken.
3. Klik op Emulatie.
4. Bevestig of PCL is geselecteerd in Emulatie-instelling.
5. Klik op Instelling.
6. Selecteer Tekenreeks voor het lettertype van uw voorkeur.
7. Klik op Apply.
De lettertypen voor de verschillende talen worden hieronder vermeld.
Russisch: CP866, ISO 8859/5 Latin Cyrillic
Hebrew: Hebrew 15Q, Hebrew-8, Hebrew-7 (alleen voor Israël)
Greek: ISO 8859/7 Latin Greek, PC-8 Latin/Greek
Arabic & Farsi: HP Arabic-8, Windows Arabic, Code Page 864,
Farsi, ISO 8859/6 Latin Arabic
OCR: OCR-A, OCR-B
Originelen en afdrukmateriaal plaatsen | 25
originelen en afdrukmateriaal plaatsen
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u originelen en afdrukmateriaal in het apparaat plaatst.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Originelen plaatsen
Afdrukmateriaal selecteren
Het formaat van het papier in de papierlade wijzigen
Papier plaatsen
De uitvoersteun instellen
Papierformaat en -type instellen
ORIGINELEN PLAATSEN
Als u een document wilt kopiëren, scannen of faxen, plaatst u het op
de glasplaat van de scanner of in de DADI (dubbelzijdige automatische
documentinvoer).
Op de glasplaat van de scanner
Zorg dat er geen originelen in de DADI liggen. Als er een origineel wordt
gedetecteerd in de DADI, krijgt dit origineel voorrang boven het origineel op
de glasplaat. Voor de beste scankwaliteit, vooral bij afbeeldingen in kleur of
grijstinten, gebruikt u bij voorkeur de glasplaat.
1. Licht het deksel van de scanner op.
2. Plaats het origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat
en leg het in één lijn met de markering in de linker bovenhoek van
de plaat.
3. Sluit het deksel van de scanner.
In de DADI
In de DADI kunt u maximaal 50 vel papier van 75 g/m
2
voor één taak
plaatsen.
Als u de DADI gebruikt:
Plaats geen papier dat kleiner is dan 148 x 148 mm of groter dan 216 x
356 mm.
Vermijd gebruik van de volgende papiersoorten:
- carbonpapier of doordrukpapier
- gecoat papier
- licht doorschijnend papier of dun papier
- gekreukt of verfrommeld papier
- gekruld of opgerold papier
- gescheurd papier
Verwijder alle nietjes en paperclips voordat u het papier plaatst.
Controleer of eventuele lijm, inkt of correctievloeistof op het papier
volledig droog is voordat u het plaatst.
Plaats geen originelen van verschillend formaat of gewicht.
Plaats geen boekjes, foldertjes, transparanten of documenten met
andere afwijkende eigenschappen.
1. Buig de papierstapel of waaier het papier uit om de pagina’s van elkaar
te scheiden voordat u de originelen plaatst.
Dell 2145cn is voorzien van de DADI-functie. Hiermee kunt u beide
zijden van het origineel tegelijkertijd scannen. Zie "Dubbelzijdig
scannen" op pagina 43.
Het open laten van het scannerdeksel tijdens het kopiëren kan
de kopieerkwaliteit en het tonerverbruik nadelig beïnvloeden.
Stof op de glasplaat kan leiden tot zwarte vlekken op de afdruk.
Houd de glasplaat schoon.
Om een pagina uit een boek of tijdschrift te kopiëren, opent u het
deksel van de scanner tot tegen de aanslag en sluit u het daarna
weer. Als het boek of tijdschrift dikker is dan 30 mm, kopieert u met
het deksel open.
26 | Originelen en afdrukmateriaal plaatsen
2. Plaats het origineel met de bedrukte zijde naar boven in de DADI
(of de ADI). Zorg ervoor dat de onderkant van de stapel originelen
samenvalt met de markering voor het papierformaat op de invoerlade.
3. Stel de breedtegeleiders in overeenkomstig het papierformaat.
AFDRUKMATERIAAL SELECTEREN
U kunt afdrukken op verschillende afdrukmaterialen, waaronder normaal
papier, enveloppen, etiketten en transparanten. Gebruik uitsluitend
afdrukmaterialen die voldoen aan de in deze gebruikershandleiding
vermelde richtlijnen. Als u afdrukmaterialen gebruikt die niet aan deze
richtlijnen voldoen, kan dit de volgende problemen veroorzaken:
slechte afdrukkwaliteit,
vastlopen van het papier,
versnelde slijtage van het apparaat.
De eigenschappen van het papier, zoals gewicht, samenstelling, vezel- en
vochtgehalte, zijn van grote invloed op de prestaties van het apparaat en op
de afdrukkwaliteit. Houd bij de keuze van afdrukmateriaal rekening met het
volgende:
Het type, formaat en gewicht van het afdrukmateriaal voor uw apparaat
worden verderop in deze sectie besproken.
Gewenst resultaat: het afdrukmateriaal dat u kiest, moet geschikt zijn
voor het doel.
Helderheid: sommige afdrukmaterialen zijn witter dan andere en leveren
scherpere en helderdere afbeeldingen op.
Gladheid van het oppervlak: de gladheid van het afdrukmateriaal
bepaalt hoe scherp de afdrukken eruit zien op papier.
Als er stof op de glasplaat van de DADI zit, is het mogelijk dat er op de
afdruk zwarte strepen verschijnen. Houd de glasplaat schoon.
Het is mogelijk dat bepaalde afdrukmaterialen, hoewel ze voldoen
aan alle hier genoemde richtlijnen toch geen bevredigende
resultaten opleveren. Dit kan het gevolg zijn van onjuiste
bediening, een ongeoorloofd temperatuur- en vochtigheidsniveau
of andere variabele omstandigheden waarover Dell geen controle
heeft.
Controleer, voordat u grote hoeveelheden afdrukmateriaal
aanschaft, of
het voldoet aan de vereisten die in deze
gebruikershandleiding staan vermeld.
Het gebruik van afdrukmaterialen die niet aan deze specificaties
voldoen, kan problemen veroorzaken die reparaties vereisen. Zulke
reparaties vallen niet onder de garantie of onderhoudscontracten van
Dell.
Originelen en afdrukmateriaal plaatsen | 27
Specificaties van afdrukmateriaal
TYPE FORMAAT AFMETINGEN
GEWICHT
a
CAPACITEIT
b
Normaal papier Letter 216 x 279 mm
60 tot 105 g/m
2
bankpostpapier
voor de papierlade
60 tot 163 g/m
2
bankpostpapier
voor de papierlade
250 vel 75 g/m
2
bankpostpapier
voor de lade
100 vel van 75 g/m
2
bankpostpapier
voor de multifunctionele lade
500 vel van 75 g/m
2
bankpostpapier
voor de optionele lade
Legal 216 x 356 mm
US Folio 216 x 330 mm
A4 210 x 297 mm
Oficio 216 x 343 mm
JIS B5 182 x 257 mm
ISO B5 176 x 250 mm
Executive 184 x 267 mm
A5 148 x 210 mm
60 tot 105 g/m
2
bankpostpapier
voor de papierlade
60 tot 163 g/m
2
bankpostpapier
voor de papierlade
150 vel 75 g/m
2
bankpostpapier
voor de lade
100 vel van 75 g/m
2
bankpostpapier
voor de multifunctionele lade
Statement 140 x 216 mm
A6 105 x 148 mm
Enveloppen Monarch-enveloppen 98 x 191 mm
75 tot 105 g/m
2
bankpostpapier 10 vel van 75 g/m
2
bankpostpapier
voor de multifunctionele lade
Envelop63/4 92 x 165mm
Envelop nr. 10 105 x 241 mm
Envelop nr. 9 98 x 225 mm
Envelop DL 110 x 220 mm
Envelop C5 162 x 229 mm
Envelop C6 114 x 162 mm
Etiketten Letter, Legal, Folio, A4,
JIS B5, ISO B5, Executive,
A5, Statement
Raadpleeg de sectie
Normaal papier
120 tot 150 g/m
2
bankpostpapier 10 vel van 75 g/m
2
bankpostpapier
voor de multifunctionele lade
Kaarten Letter, Legal, Folio, A4,
JIS B5, ISO B5, Executive,
A5, Statement
Raadpleeg de sectie
Normaal papier
90 tot 163 g/m
2
bankpostpapier 10 vel van 75 g/m
2
bankpostpapier
voor de multifunctionele lade
Minimaal formaat (aangepast) 76 x 127 mm
60 tot 163 g/m
2
Maximaal formaat (aangepast) 216 x 356 mm
a. Gebruik de multifunctionele lade voor afdrukmateriaal dat zwaarder is dan 105 g/m
2
.
b. De maximale capaciteit kan verschillen en is afhankelijk van het gewicht en de dikte van het afdrukmateriaal en de omgevingsomstandigheden.
28 | Originelen en afdrukmateriaal plaatsen
Formaten van afdrukmaterialen die in elke modus
worden ondersteund
Richtlijnen voor speciale afdrukmaterialen
MODUS FORMAAT INVOER
Kopieermodus Letter, A4, Legal, Oficio,
Folio, Executive, JIS B5,
A5, A6
•lade1
optionele lade 2
multifunctionele lade
Afdrukmodus Het apparaat ondersteunt
alle formaten
•lade1
optionele lade 2
multifunctionele lade
Faxmodus Letter, A4, Legal lade 1
optionele lade 2
Dubbelzijdig
afdrukken
a
a. Alleen 75 tot 105 g/m
2
bankpostpapier.
Letter, A4, Legal, Folio,
Oficio
•lade1
optionele lade 2
multifunctionele lade
SOORT
MATERIAAL
RICHTLIJNEN
Enveloppen
Of enveloppen naar behoren worden bedrukt, is
afhankelijk van de kwaliteit van de enveloppen. Houd
bij de keuze van enveloppen rekening met de volgende
factoren:
- Gewicht: het gewicht van het enveloppenpapier
mag niet meer dan 90 g/m
2
bedragen, anders kan
een papierstoring optreden.
- Ontwerp: voor het afdrukken moeten de enveloppen
plat worden gelegd; ze mogen niet meer dan 6 mm
omkrullen en ze mogen geen lucht bevatten.
- Toestand: de enveloppen mogen niet gekreukt,
gescheurd of anderszins beschadigd zijn.
- Temperatuur: u moet enveloppen gebruiken die
bestand zijn tegen de hitte en druk die tijdens het
afdrukproces in het apparaat ontstaan.
Gebruik alleen goed gevormde enveloppen met
scherpe vouwen.
Gebruik geen afgestempelde enveloppen.
Gebruik geen enveloppen met sluithaakjes,
knipsluitingen, vensters, gecoate binnenbekleding,
zelfklevende sluitingen of andere synthetische
materialen.
Gebruik geen beschadigde enveloppen of enveloppen
van slechte kwaliteit.
Controleer of de naad aan beide uiteinden van
de envelop helemaal doorloopt tot in de hoek.
1 Aanvaardbaar
2 Onaanvaardbaar
Enveloppen met een verwijderbare strip of met meer
dan één zelfklevende vouwbare klep moeten van een
kleefmiddel zijn voorzien dat gedurende 0,1 seconde
compatibel is met de fixeertemperatuur van het
apparaat. Raadpleeg de specificaties van uw
apparaat voor de fixeertemperatuur (zie pagina 95).
De extra kleppen en strips kunnen kreuken, scheuren
en papierstoringen veroorzaken, en kunnen zelfs de
fixeereenheid beschadigen.
Voor de beste afdrukkwaliteit plaatst u de marges niet
dichter dan 15 mm van de rand van de envelop.
Druk niet af op de plaats waar de naden van
de envelop samenkomen.
Originelen en afdrukmateriaal plaatsen | 29
HET FORMAAT VAN HET PAPIER IN
DE PAPIERLADE WIJZIGEN
Als u extra lang papier, bijvoorbeeld van het formaat Legal, in de lade plaatst,
moet u de papiergeleiders aanpassen om de papierlade te verlengen.
1. Stel de papierlengtegeleider in op de gewenste papierlengte. Het is
vooraf ingesteld op Letter- of A4-formaat al naargelang het land.
2.
Nadat u het papier in de lade hebt geplaatst, drukt u
de papierbreedtegeleider in zoals wordt weergegeven en beweegt u de
geleider naar de papierstapel tot deze juist de rand van de stapel lichtjes
raakt. Druk de geleider niet te hard tegen de rand van het papier. Hierdoor
zou het papier kunnen gaan buigen.
Wanneer u papier van legal-formaat gebruikt, moet u de lade verlengen.
3. Druk de groene handgreep aan achterzijde van de lade in en trek de
lade in de gewenste positie.
Etiketten Om beschadigingen aan het apparaat te voorkomen,
gebruikt u bij voorkeur alleen etiketten voor gebruik in
laserprinters.
Bij de keuze van etiketten dient u rekening te houden
met de volgende factoren:
- Kleefstoffen: het kleefmiddel moet stabiel zijn bij
de fixeertemperatuur van het apparaat. Raadpleeg
de specificaties van uw apparaat voor de
fixeertemperatuur (zie pagina 94).
- Schikking: gebruik uitsluitend etiketvellen waarbij
tussen de etiketten het rugvel niet blootligt. Bij
etiketvellen met ruimte tussen de etiketten kunnen
de etiketten loskomen van de rugvel. Dit kan
ernstige papierstoringen tot gevolg hebben.
- Krul: voor het afdrukken moeten de etiketten plat
worden gelegd en mogen ze niet meer dan 13 mm
omkrullen.
- Toestand: gebruik geen etiketten die gekreukt zijn,
blaasjes vertonen of loskomen van het rugvel.
Let op dat er tussen de etiketten geen zelfklevend
materiaal blootligt. Blootliggende delen kunnen ertoe
leiden dat etiketten tijdens het afdrukken loskomen,
waardoor het papier kan vastlopen. Ook kunnen
hierdoor onderdelen van het apparaat beschadigd
raken.
Plaats geen gebruikte etiketvellen in het apparaat.
De klevende achterzijde mag slechts een keer door
het apparaat worden gevoerd.
Gebruik geen etiketten die loskomen van het rugvel,
blaasjes vertonen, gekreukt of anderszins beschadigd
zijn.
Kaarten of
materiaal van
afwijkende
grootte
Druk niet af op materialen die smaller zijn dan 76 mm
of langer dan 356 mm.
Stel de marges in de softwaretoepassing in op ten
minste 6,4 mm van de rand van het materiaal.
Voorbedrukt
papier
Papier met briefhoofd moet bedrukt zijn met
hittebestendige inkt die niet smelt, verdampt of
gevaarlijke stoffen afgeeft wanneer deze gedurende
0,1 seconde wordt blootgesteld aan
de fixeertemperatuur van de printer. Raadpleeg
de specificaties van uw apparaat voor
de fixeertemperatuur (zie pagina 94).
De inkt van het briefhoofd mag niet ontvlambaar zijn
en mag de printerrollen niet aantasten.
Formulieren en papier met briefhoofd moeten in een
vochtbestendige verpakking worden bewaard om
aantasting tijdens de opslagperiode te voorkomen.
Voordat u voorbedrukt papier plaatst, zoals
formulieren of briefpapier, moet u controleren of
de inkt op het papier droog is. Natte inkt kan tijdens
het fixeerproces loskomen van het voorbedrukte
papier en de afdrukkwaliteit verminderen.
SOORT
MATERIAAL
RICHTLIJNEN
1 Ladeverlengingshandgreep
2 Papierlengtegeleider
3 Papierbreedtegeleider
30 | Originelen en afdrukmateriaal plaatsen
4. Plaats het papier in de lade.
5. Plaats de lade in het apparaat.
6. Stel het papierformaat in op uw computer.
PAPIER PLAATSEN
Papier plaatsen in lade 1 of in de optionele lade
Plaats het afdrukmateriaal dat u het meest gebruikt in lade 1. Lade 1 kan
maximaal 250 vel papier van 75 g/m
2
gewoon bankpostpapier bevatten.
U kunt een optionele lade voor 500 vel papier aanschaffen en die onder
de standaardlade plaatsen (zie "Verbruiksartikelen" op pagina 88).
1. Trek de lade uit. Pas het formaat van de lade aan het formaat van de
afdrukmedia aan die u wilt laden.
2. Leg het papier met de zijde die u wilt bedrukken naar boven.
3. Stel in de softwaretoepassing de papierinvoer en -soort in wanneer u
een document wilt afdrukken. Zie Software voor het afdrukken via de pc.
Papier plaatsen in de multifunctionele lade
De multifunctionele lade kan speciale types en formaten van afdrukmateriaal
bevatten, zoals postkaarten, notitiekaarten en enveloppen. Dit is handig als u
maar één pagina wilt afdrukken op papier met briefhoofd of op gekleurd
papier.
Tips voor het gebruik van de multifunctionele lade
Plaats slechts één formaat afdrukmateriaal tegelijk in
de multifunctionele lade.
Voeg geen papier toe als er nog papier in de multifunctionele lade
ligt. Dit zou papierstoringen kunnen veroorzaken. Dit geldt ook voor
andere soorten afdrukmateriaal.
Afdrukmateriaal moet met de te bedrukken zijde naar beneden en
met de bovenrand naar voren in het midden van de multifunctionele
lade worden geplaatst.
Plaats alleen afdrukmateriaal dat voldoet aan de specificaties.
Zo voorkomt u papierstoringen en problemen met betrekking tot
de afdrukkwaliteit (zie "Afdrukmateriaal selecteren" op pagina 26).
Maak gekrulde briefkaarten, enveloppen en etiketten eerst vlak,
voordat u ze in de multifunctionele lade plaatst.
1. Houd de handgreep van de multifunctionele lade vast en trek hem
naar beneden om de lade te openen.
2. Plaats het papier in de lade.
Duw de papierbreedtegeleiders niet zo ver naar binnen dat het
afdrukmateriaal gaat buigen.
Als u de papierbreedtegeleiders niet aanpast, kunnen
er papierstoringen optreden.
Fotopapier of gecoat papier kan problemen opleveren, waardoor het
apparaat gerepareerd moet worden. Dergelijke reparaties vallen niet
onder de garantie of serviceovereenkomsten van Dell.
1 Vol
2 Leeg
Als u problemen ondervindt met de papiertoevoer, plaatst u het
papier vel voor vel in de multifunctionele lade.
U kunt ook papier plaatsen waarop al is afgedrukt. Plaats het
papier met de bedrukte zijde naar boven. De kant die naar
de printer gericht is, mag niet gekruld zijn. Bij invoerproblemen
draait u het papier om. Er zijn in dit geval geen garanties ten
aanzien van de afdrukkwaliteit.
Als u gebruikt papier wilt plaatsen, plaatst u het papier met
de bedrukte zijde naar beneden in de lade.
Als u papier gebruikt, buigt u de stapel of waaiert u het papier
uit om de vellen van elkaar te scheiden voordat u de stapel in
de lade plaatst.
Originelen en afdrukmateriaal plaatsen | 31
3. Druk de papierbreedtegeleiders van de multifunctionele lade in en
pas ze aan aan de breedte van het papier. Oefen niet te veel druk
uit. Het papier kan dan gaan buigen, waardoor een papierstoring
ontstaat of het papier scheef trekt.
4. Stel na het plaatsen van het papier het formaat en type van het
papier in voor de multifunctionele lade. Zie Software voor afdrukken
via de pc.
5. Sluit na het afdrukken de multifunctionele lade.
DE UITVOERSTEUN INSTELLEN
De afgedrukte pagina’s worden in de uitvoerlade gestapeld en de
uitvoersteun zal ervoor zorgen dat de afgedrukte pagina’s uitgelijnd worden.
Om te garanderen dat de uitvoersteun de pagina’s correct uitlijnt, moet u de
uitvoersteun uittrekken volgens het papierformaat.
Voor papier van Letter-formaat
Trek de uitvoersteun uit tot de plaats die aangeduid wordt door LTR zoals
weergegeven en vouw de extensie open.
Voor papier van A4- of Legal-formaat
Trek de uitvoersteun uit tot de plaats die aangeduid wordt door A4, LGL
zoals weergegeven en vouw de extensie open.
Neem bij het plaatsen van het papier de volgende richtlijnen
in acht, afhankelijk van het type afdrukmateriaal:
Enveloppen: met de klep omlaag en de plaats voor
de postzegel linksboven.
Etiketten: met de afdrukzijde naar boven waarbij de bovenste
korte zijde het eerst het apparaat ingaat.
Voorbedrukt papier: met de bedrukte zijde naar boven en
de bovenzijde in de richting van het apparaat.
Kaarten: met de afdrukzijde naar boven waarbij de korte zijde
het eerst het apparaat ingaat.
Eerder afgedrukt papier: met de eerder bedrukte zijde naar
beneden en de niet-gekrulde rand in de richting van het
apparaat.
De instellingen die via het printerstuurprogramma zijn opgegeven,
krijgen voorrang op de instellingen via het bedieningspaneel.
1 Steun voor
papieruitvoer
2 Extensie
Als de uitvoersteun niet juist is ingesteld, kunnen de afgedrukte
pagina’s niet goed uitgelijnd worden of eraf vallen.
Als u een groot aantal pagina’s aan één stuk door afdrukt, kan het
oppervlak van de uitvoerlade heet worden. Raak het oppervlak niet
aan en houd kinderen uit de buurt.
32 | Originelen en afdrukmateriaal plaatsen
PAPIERFORMAAT EN -TYPE INSTELLEN
Nadat u het papier in de lade hebt geplaatst, moet u het papierformaat
en -type instellen met behulp van de knoppen op het bedieningspaneel. Deze
instellingen zijn van toepassing op de kopieer- en faxmodi. Als u afdrukt vanaf
een computer, selecteert u het papierformaat en de papiersoort in het
desbetreffende programma.
1. Druk op Menu
()
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Papierinstel. verschijnt en druk op OK.
3. Druk op OK als Papierformaat verschijnt.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste papierlade verschijnt en druk
op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste papierformaat verschijnt en druk
op OK.
6. Druk op Terug
()
om terug te gaan naar een hoger niveau.
7. Druk op de pijltoetsen tot Type papier verschijnt en druk op OK.
8. Druk op de pijltoetsen tot de gebruikte papiersoort verschijnt en druk
op OK.
9. Druk op Stoppen/Wissen
()
om terug te keren naar de
gereedmodus.
Kopiëren | 33
kopiëren
In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u documenten kopieert.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
De papierlade selecteren
Kopiëren
De instellingen per kopie wijzigen
De instellingen voor het scanformaat wijzigen
De standaardkopieerinstellingen wijzigen
ID-kaart kopiëren
Speciale kopieerfuncties gebruiken
Dubbelzijdig afdrukken
Time-out voor kopiëren instellen
DE PAPIERLADE SELECTEREN
Nadat u de afdrukmaterialen hebt geplaatst, selecteert u de papierlade die
u voor het kopiëren wilt gebruiken.
1. Druk op Menu
()
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Papierinstel. verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Papierinvoer verschijnt en druk op OK.
4. Druk op OK als Kopieerlade verschijnt.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste papierlade verschijnt en druk
op OK.
6. Druk op Stoppen/Wissen
()
om terug te keren naar de
gereedmodus.
KOPIËREN
1. Druk op Kopie.
Klaar om te kop. verschijnt op de bovenste regel van het display.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI of plaats
een enkel origineel op de glasplaat met de bedrukte zijde naar beneden.
Zie pagina 25 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Geef zonodig het aantal kopieën op met behulp van het numerieke
toetsenblok.
4. Om de kopieerinstellingen m.b.v. de knoppen op het bedieningspaneel
aan te passen, inclusief kopieerformaat, tonerdichtheid en soort
origineel. Zie "De instellingen per kopie wijzigen" op pagina 33.
U kunt indien nodig gebruikmaken van speciale kopieerfuncties, zoals
het kopiëren van posters of 2 of 4 pagina’s per vel kopiëren. Zie "ID-
kaart kopiëren" op pagina 34.
5. Druk op Kleur Start
()
om met het kopiëren in kleur te beginnen.
Of druk op Zwart Start
()
om met het kopiëren in zwart-wit te
beginnen.
DE INSTELLINGEN PER KOPIE WIJZIGEN
Het apparaat beschikt over standaardinstellingen voor kopiëren, zodat
u snel en gemakkelijk een kopie kunt maken. Met behulp van
de kopieerfunctieknoppen op het bedieningspaneel kunt u de opties per
kopie wijzigen.
Tonerdichtheid
Als het origineel onduidelijke tekeningen of donkere afbeeldingen bevat,
kunt u de helderheid aanpassen om de kopie beter leesbaar te maken.
Druk op Tonersterkte
()
om de helderheid van de kopie aan te passen.
De volgende modi zijn beschikbaar wanneer u op de knop drukt:
•Lichtste: geschikt voor donkerdere originelen.
•Licht: geschikt voor donkere originelen.
Normaal: geschikt voor normale, getypte of bedrukte originelen.
Donker: geschikt voor lichte originelen.
Donkerste: geschikt voor lichtere originelen of onduidelijke
potloodaantekeningen.
Type origineel
De instelling Type origineel geeft u de mogelijkheid het soort document te
selecteren dat voor de huidige kopieertaak wordt gebruikt om op die manier
een optimale kopieerkwaliteit te realiseren.
Om het soort document te selecteren, drukt u op
Type origineel
()
. De
volgende modi zijn beschikbaar wanneer u op de knop drukt:
Tekst: gebruik deze optie voor originelen met hoofdzakelijk tekst.
Tekst/Foto: gebruik deze optie voor originelen met tekst en foto’s.
•Foto: gebruik deze optie voor foto’s.
Magazine: gebruik deze optie voor tijdschriften.
Verkleinde of vergrote kopie
Met de knop Verkleinen/Vergroten
()
kunt u het formaat van een
gekopieerde afbeelding tot 25% verkleinen en tot 400% vergroten wanneer
u originele documenten vanaf de glasplaat kopieert. Documenten die u
kopieert vanuit de DADI kunt u tot 25% verkleinen en tot 100% vergoten.
U kunt een kopieertaak annuleren terwijl deze wordt uitgevoerd. Druk
op Stoppen/Wissen
()
om het kopiëren te stoppen.
Als u tijdens het instellen van de kopieeropties op Stoppen/Wissen
()
drukt, worden alle opties die u voor de huidige kopieertaak hebt
ingesteld, geannuleerd en worden de standaardinstellingen hersteld.
Na afloop van een kopieerproces worden de standaardinstellingen
sowieso automatisch hersteld.
h
34 | Kopiëren
Zo maakt u een keuze uit de vooraf ingestelde
zoominstellingen:
1. Druk op Verkleinen/Vergroten
()
.
2. Druk op Verkleinen/Vergroten
()
of op de pijltoetsen tot het
gewenste formaat verschijnt en druk vervolgens op OK.
De grootte van de kopie aanpassen door rechtstreeks
de schaalverhouding op te geven:
1. Druk op Verkleinen/Vergroten
()
.
2. Druk op Verkleinen/Vergroten
()
of op de pijltoetsen tot
Aangepast verschijnt en druk op OK.
3. Voer de schaalverhouding in en druk op OK om de selectie op te
slaan.
DE INSTELLINGEN VOOR HET SCANFORMAAT
WIJZIGEN
U kunt het scanformaat aanpassen aan het origineel. Als u bijvoorbeeld een
A4-origineel scant en het scanformaat instelt op A5, scant het apparaat
alleen het gebied dat binnen de afmetingen van het A5-formaat valt (148 x
210 mm). Wij raden aan het juiste scanformaat voor het origineel in te
stellen.
1. Druk op Kopie.
2. Druk op Menu
()
tot Kopieerinstel. verschijnt op de onderste regel
van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op OK als Scanformaat verschijnt.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste instelling verschijnt en druk
vervolgens op OK.
5. Druk op Stoppen/Wissen
()
om terug te keren naar de
gereedmodus.
DE STANDAARDKOPIEERINSTELLINGEN
WIJZIGEN
De kopieeropties, waaronder tonerdichtheid, soort origineel, kopieerformaat
en aantal kopieën, kunnen worden ingesteld op de waarden die u het meest
gebruikt. Bij het kopiëren van documenten worden deze
standaardinstellingen gebruikt, tenzij ze zijn aangepast via de daarvoor
bedoelde knoppen op het bedieningspaneel.
1. Druk op Kopie.
2. Druk op Menu
()
tot Kopieerinstel. verschijnt op de onderste regel
van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op OK als St.inst. wijz. verschijnt.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste insteloptie verschijnt en druk
vervolgens op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste instelling verschijnt en druk
vervolgens op OK.
6. Herhaal indien nodig de stappen 4 en 5.
7. Druk op Stoppen/Wissen
()
om terug te keren naar de
gereedmodus.
ID-KAART KOPIËREN
Het apparaat kan 2-zijdig bedrukte originelen afdrukken op één vel papier
van het formaat A4, Letter, Legal, Folio, Oficio, Executive, B5, A5 of A6.
Bij deze kopieerfunctie wordt één zijde van het origineel op de bovenste
helft van het vel papier afgedrukt en de andere zijde op de onderste helft,
zonder dat het origineel daarbij wordt verkleind. Deze functie is met name
handig voor kleine documenten, zoals visitekaartjes.
Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar wanneer u de originelen op
de glasplaat van de scanner plaatst.
1. Druk op Kopie ID
()
.
2. Plaats één origineel met de bedrukte zijde naar
beneden op de glasplaat van de scanner.
Zie pagina 25 voor meer informatie over het plaatsen
van originelen.
3. Plaats voorzijde en druk op Start verschijnt op het
display.
4. Druk op Kleur Start
()
of op
Zwart Start
()
.
Het apparaat begint de bedrukte zijde te scannen.
Op het display wordt Plaats achterz. en druk op Start weergegeven.
5. Til het deksel van de scanner op en draai het origineel om.
6. Druk op Kleur Start
()
om met het kopiëren in kleur te beginnen.
Of druk op Zwart Start
()
om met het kopiëren in zwart-wit te
beginnen.
SPECIALE KOPIEERFUNCTIES GEBRUIKEN
U kunt de volgende kopieerfuncties gebruiken:
Sorteren
U kunt het apparaat zo instellen dat de kopieën worden gesorteerd. Als u
bijvoorbeeld 2 kopieën wilt maken van een document met 3 pagina’s, krijgt u
eerst één volledige kopie van het 3 pagina’s tellende document en vervolgens
een tweede volledige kopie.
Als u een verkleinde kopie maakt, is het mogelijk dat onderaan op
de kopie zwarte lijnen verschijnen.
Na gebruik van deze optie keert het apparaat automatisch terug naar
de standaardinstelling.
Wanneer u tijdens het instellen van de kopieeropties op Stoppen/
Wissen
()
drukt, worden de gewijzigde instellingen geannuleerd en
de standaardinstellingen hersteld.
Als u op Stoppen/Wissen
()
drukt of als er gedurende
ongeveer 30 seconden geen knoppen worden ingedrukt,
annuleert het apparaat de kopieertaak en keert het terug naar de
gereedmodus.
Als het originele document groter is dan het afdrukgebied, worden
sommige gedeelten mogelijk niet afgedrukt.
Als u op
Stoppen/Wissen
()
drukt of als er gedurende ongeveer 30
seconden geen knoppen worden ingedrukt, annuleert het apparaat de
kopieertaak en keert het terug naar de gereedmodus.
Kopiëren | 35
1. Druk op Kopie.
2. Plaats de originelen met de bedrukte zijde naar boven in
de DADI of plaats een enkel origineel op de glasplaat
met de bedrukte zijde naar beneden.
Zie pagina 25 voor meer informatie over het plaatsen
van originelen.
3. Voer het aantal kopieën in met behulp van het
numerieke toetsenblok.
4.
Druk op
Menu
()
tot
Kopieerfunctie
verschijnt op de
onderste regel van het display en druk vervolgens op
OK
.
5. Druk op OK als Kopieen sort. verschijnt.
6. Druk op de pijltoetsen om de gewenste kleurmodus te selecteren.
U hebt de keuze tussen de volgende twee modi:
Ja-Kleur: kleurenkopieën
Ja-Zwart-wit: zwart-witkopieën
7. Druk op OK om het kopiëren te starten.
Eerst wordt het eerste exemplaar volledig afgedrukt en vervolgens het
tweede.
2 of 4 pagina’s per vel kopiëren
Het apparaat kan 2 of 4 verkleinde originelen per vel afdrukken.
1. Druk op Kopie.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven
in de DADI of plaats een enkel origineel op
de glasplaat met de bedrukte zijde naar beneden.
Zie pagina 25 voor meer informatie over het plaatsen
van originelen.
3. Druk op Menu
()
tot Kopieerfunctie verschijnt op
de onderste regel van het display en druk vervolgens
op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot 2 pagina’s/vel of 4 pagina’s/
vel verschijnt en druk op OK.
5. Druk op de pijltoetsen om de gewenste kleurmodus te
selecteren.
U hebt de keuze tussen de volgende twee modi:
Ja-Kleur: kleurenkopieën
Ja-Zwart-wit: zwart-witkopieën
6. Druk op OK om het kopiëren te starten.
Poster kopiëren
Het apparaat kan één afbeelding afdrukken op 9 vellen papier (3 x 3).
U kunt deze pagina’s aan elkaar plakken om er een poster van te maken.
Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar wanneer u de originelen op
de glasplaat van de scanner plaatst.
1. Druk op Kopie.
2. Plaats één origineel met de bedrukte zijde naar
beneden op de glasplaat van de scanner.
Zie pagina 25 voor meer informatie over het plaatsen
van originelen.
3. Druk op Menu
()
tot Kopieerfunctie verschijnt op
de onderste regel van het display en druk vervolgens
op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot Poster kopier. verschijnt
en druk op OK.
5. Druk op de pijltoetsen om de gewenste kleurmodus
te selecteren.
U hebt de keuze tussen de volgende twee modi:
Ja-Kleur: kleurenkopieën
Ja-Zwart-wit: zwart-witkopieën
6. Druk op OK om het kopiëren te starten.
Uw origineel wordt in 9 delen verdeeld. De gedeelten
worden een voor een gescand en afgedrukt, in deze
volgorde:
Klonen
Het is mogelijk de originele afbeelding verschillende keren te laten
afdrukken op één enkele pagina. Het aantal afbeeldingen per vel wordt
automatisch bepaald op basis van de grootte van het origineel en het
papierformaat.
Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar wanneer u de originelen op
de glasplaat van de scanner plaatst.
1. Druk op Kopie.
2. Plaats één origineel met de bedrukte zijde naar
beneden op de glasplaat van de scanner.
Zie pagina 25 voor meer informatie over het plaatsen
van originelen.
3. Druk op Menu
()
tot Kopieerfunctie verschijnt op
de onderste regel van het display en druk vervolgens
op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot Meer op 1 vel verschijnt en druk op OK.
5. Druk op de pijltoetsen om de gewenste kleurmodus te selecteren.
U hebt de keuze tussen de volgende twee modi:
Ja-Kleur: kleurenkopieën
Ja-Zwart-wit: zwart-witkopieën
6. Druk op OK om het kopiëren te starten.
Achtergrond afbeeldingen wissen
U kunt het apparaat zodanig instellen dat het de afbeelding afdrukt zonder
de achtergrond. Deze kopieerfunctie verwijdert de achtergrondkleur en is
handig voor het kopiëren van een origineel met een gekleurde achtergrond,
zoals een krant of catalogus.
1. Druk op Kopie.
2. Plaats de originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI of
plaats een enkel origineel op de glasplaat met de bedrukte zijde naar
beneden.
Zie pagina 25 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
U kunt het kopieerformaat niet aanpassen met de knop Verkleinen/
Vergroten
()
wanneer de functie 2 of 4 pagina’s per vel kopiëren, is
ingeschakeld.
1 2
1 2
3 4
U kunt het kopieerformaat niet wijzigen met de toets Verkleinen/
Vergroten
()
als de functie Klonen is ingeschakeld.
36 | Kopiëren
3. Druk op Menu
()
tot Kopieerfunctie verschijnt op de onderste regel
van het display en druk vervolgens op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot Achtergrondkl. verschijnt en druk op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste bindoptie verschijnt.
•Uit: maakt geen gebruik van deze functie.
•Auto: optimaliseert de achtergrond.
Versterk.nv.1~2:
Hoe hoger het cijfer, hoe levendiger de achtergrond is.
Vervag.niv. 1~4: hoe hoger het getal, hoe lichter de achtergrond.
6. Druk op Stoppen/Wissen
()
om terug te keren naar de
gereedmodus.
Boeken kopiëren
Met de functie Boek kopieren kunt u een geheel boek kopiëren. Als het
boek te dik is, opent u het deksel tot de scharnieren niet verder kunnen en
sluit u het deksel weer. Als het boek of tijdschrift dikker is dan 30 mm, laat
u tijdens het kopiëren het deksel open.
1. Druk op Kopie.
2. Plaats één origineel met de bedrukte zijde naar beneden
op de glasplaat van de scanner.
Zie pagina 25 voor meer informatie over het plaatsen
van originelen.
3. Druk op Menu
()
tot Kopieerfunctie verschijnt op
de onderste regel van het display en druk vervolgens
op OK.
4. Druk op
OK
als Boek kopieren verschijnt.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste bindoptie verschijnt.
•Uit: maakt geen gebruik van deze functie.
Linkerpagina: gebruik deze optie om de linkerpagina van het boek
af te drukken.
Rechterpagina: gebruik deze optie om de rechterpagina van het
boek af te drukken.
Beide pagina’s: gebruik deze optie om beide pagina’s van het boek
af te drukken.
6. Druk op de pijltoetsen om de gewenste kleurmodus te selecteren.
U hebt de keuze tussen de volgende twee modi:
Ja-Kleur: kleurenkopieën
Ja-Zwart-wit: zwart-witkopieën
7. Druk op OK om het kopiëren te starten.
Marge verschuiven
Met de functie Marge versch. kunt u een bindmarge maken voor het
document. Het beeld kan op de pagina naar boven of naar onderen worden
bijgesteld en/of naar links of naar rechts worden verschoven.
1. Druk op Kopie.
2. Plaats de originelen met de bedrukte zijde naar boven in
de DADI of plaats een enkel origineel op de glasplaat
met de bedrukte zijde naar beneden.
Zie pagina 25 voor meer informatie over het plaatsen
van originelen.
3.
Druk op
Menu
()
tot
Kopieerfunctie
verschijnt op de
onderste regel van het display en druk vervolgens op
OK
.
4. Druk op
OK
als Marge versch. verschijnt.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste bindoptie verschijnt.
•Uit: deze functie is uitgeschakeld.
Aut. centreren: hiermee kunt u automatisch in het midden van het
papier kopiëren.
Aangep. marge: voer de linker-, rechter-, boven- en ondermarge
in met behulp van het numerieke toetsenblok.
6. Druk op de pijltoetsen om Ja te selecteren.
7. Druk op OK om het kopiëren te starten.
8. Druk op Stoppen/Wissen
()
om terug te keren naar de
gereedmodus.
Rand wissen
Met de functie Rand wissen kunt u vlekken, perforatiegaten, vouwen en
nietafdrukken wissen langs een van de vier randen van een document.
1. Druk op Kopie.
2. Plaats de originelen met de bedrukte zijde naar boven in
de DADI of plaats een enkel origineel op de glasplaat
met de bedrukte zijde naar beneden.
Zie pagina 25 voor meer informatie over het plaatsen
van originelen.
3.
Druk op
Menu
()
tot
Kopieerfunctie
verschijnt op de
onderste regel van het display en druk vervolgens op
OK
.
4. Druk op
OK
als Geen schaduwr. verschijnt.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste bindoptie verschijnt.
•Uit: de bindoptie wordt niet ingesteld.
Klein orig.: hiermee wordt de rand van het origineel gewist, als het
klein is.
Perforeren: hiermee worden de afdrukken van boekbindgaatjes
gewist.
•Boek midden: hiermee wordt het middelste gedeelte van het papier
gewist, als dit een zwarte horizontale baan is wanneer u een boek
kopieert.
Rand wissen: hiermee wordt een bepaald gedeelte van de rand
van de afdruk gewist.
6. Druk op OK om het kopiëren te starten.
7. Druk op Stoppen/Wissen
()
om terug te keren naar de
gereedmodus.
Verbeterde kopieën met grijstinten
Als u het origineel in grijstinten kopieert, kunt u met deze functie zorgen
voor een betere kwaliteit kopie. Deze functionaliteit is alleen bedoeld voor
kopiëren met grijstinten.
1. Druk op Kopie.
2. Plaats de originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI of
plaats een enkel origineel op de glasplaat met de bedrukte zijde naar
beneden.
Zie pagina 25 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Druk op Menu
()
tot Kopieerfunctie verschijnt op de onderste regel
van het display en druk vervolgens op OK.
Afhankelijk van de installatie is de functie
Marge versch.
zowel te
gebruiken voor de glasplaat als voor de DADI
.
-
Aut. centreren
:
Glasplaat
-
Aangep. marge
:
Glasplaat
,
DADI
Afhankelijk van de installatie is de functie
Geen schaduwr.
zowel te
gebruiken voor de glasplaat als voor de DADI
.
-
Klein orig.
:
Glasplaat
-
Perforeren
:
Glasplaat
,
DADI
-
Boek midden
:
Glasplaat
-
Rand wissen
:
Glasplaat
,
DADI
Kopiëren | 37
4. Druk op
OK
als Grijst. verb. verschijnt.
5. Druk op de pijltoetsen om Ja te selecteren.
6. Druk op OK om het kopiëren te starten.
7. Druk op Stoppen/Wissen
()
om terug te keren naar de
gereedmodus.
DUBBELZIJDIG AFDRUKKEN
Met de Duplex
()
-knop op het apparaat kunt het apparaat zo instellen dat
documenten dubbelzijdig worden afdrukt.
1. Druk op Kopie.
2. Druk op Duplex
()
.
3. Druk op left/right arrow tot de gewenste inbindoptie verschijnt.
•Uit:kopieert in normale modus.
1->2Kor. zij: kopieert de pagina’s zodanig dat ze gelezen kunnen
worden als een notitieblok.
1->2Lan. zij.: kopieert de pagina’s zodanig dat ze gelezen kunnen
worden als een boek.
2->1 zijde: kopieert beide zijden van het origineel en drukt op beide
zijden van het papier af. Met deze functie krijgt u een afdruk die
exact overeenkomt met de originelen.
2->2 zijden: kopieert beide zijden van het origineel en drukt op
beide zijden van het papier af. Met deze functie krijgt u een afdruk
die exact overeenkomt met de originelen.
•2->1zijd ROT2: kopieert beide zijden van het origineel en drukt
elke zijde op een afzonderlijk vel af, maar de gegevens aan
de achterzijde van de afdruk worden 180° gedraaid.
4. Druk op OK om uw keuze op te slaan.
Als deze modus is ingeschakeld, licht de knop Duplex
()
op.
TIME-OUT VOOR KOPIËREN INSTELLEN
U kunt instellen hoe lang het apparaat moet wachten voordat
de standaardinstellingen worden hersteld, wanneer u niet direct na het
aanpassen van de instellingen (via het bedieningspaneel) begint met
kopiëren.
1. Druk op Menu
()
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK als Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Time-out verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste tijdsinstelling verschijnt.
Bij selectie van Uit zal het apparaat niet naar de standaardinstellingen
terugkeren, tenzij u op Zwart Start
()
of Kleur Start
()
drukt om
met het kopiëren te beginnen, of op Stoppen/Wissen
()
om het
kopiëren te annuleren.
5. Druk op OK om uw keuze op te slaan.
6. Druk op Stoppen/Wissen
()
om terug te keren naar de
gereedmodus.
X
Y
X
Y
X
Y
38 | Scannen
scannen
Met de scanfunctie zet u tekst en afbeeldingen om in digitale bestanden die u op de computer kunt opslaan.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Basisinformatie over scannen
Scannen via het bedieningspaneel
Scannen via het netwerk
De instellingen voor iedere scanopdracht wijzigen
De standaardscaninstellingen wijzigen
Automatisch scanbevestigingsrapport afdrukken
Een adresboek aanmaken
Dubbelzijdig scannen
BASISINFORMATIE OVER SCANNEN
U kunt de originelen scannen op het apparaat via een USB-kabel of het
netwerk.
Dell Scanbeheer: U loopt gewoon naar het apparaat toe met de
originelen en scant deze via het bedieningspaneel. De gescande
gegevens worden vervolgens opgeslagen in de map Mijn documenten
op de aangesloten computer. Nadat de installatie is voltooid, hebt u Dell
Scanbeheer al op de computer geïnstalleerd. U kunt deze functie
gebruiken via de lokale verbinding of de netwerkverbinding. Raadpleeg
de volgende sectie.
•TWAIN: TWAIN is een van de vooraf ingestelde beeldtoepassingen. Als
u een afbeelding wilt scannen, wordt de geselecteerde toepassing
gestart zodat u het scanproces kunt beheren. Raadpleeg de sectie
Software. U kunt deze functie gebruiken via de lokale verbinding of de
netwerkverbinding. Zie Software.
Dell SmarThru Office: Deze functie wordt standaard geleverd bij het
apparaat. U kunt dit programma gebruiken om afbeeldingen of
documenten te scannen. Deze functie werkt zowel via de lokale
verbinding als de netwerkverbinding. Zie Software.
•WIA: WIA staat voor Windows Images Acquisition. Om deze functie te
kunnen gebruiken, moet de computer direct met het apparaat zijn
verbonden via een USB-kabel. Zie Software.
•E-mail: U kunt de gescande afbeelding als bijlage bij een e-mailbericht
verzenden. Zie "Naar e-mail scannen" op pagina 41.
•FTP: U kunt een afbeelding scannen en naar een FTP-server uploaden.
Zie "Naar een FTP-server scannen" op pagina 41.
•SMB: U kunt een afbeelding scannen en naar een gedeelde map op
een SMB-server verzenden. Zie "Naar een SMB-server scannen" op
pagina 41.
SCANNEN VIA HET BEDIENINGSPANEEL
Op het apparaat kunt u via het bedieningspaneel scannen en het gescande
document eenvoudig naar de map Mijn documenten op de aangesloten
computer verzenden. Om deze functie te kunnen gebruiken, moet de
computer met het apparaat zijn verbonden via een USB-kabel of het
netwerk.
Daarnaast kunt u, met het bijgeleverde programma Dell Scanbeheer,
gescande documenten openen met het programma dat u eerder hebt
geïnstalleerd. Microsoft Paint, Email, SmarThru Office, OCR kunnen
bijvoorbeeld aan de toepassing worden toegevoegd. Zie "Scaninformatie
instellen in Dell Scanbeheer." op pagina 38.
Gescande documenten kunnen worden opgeslagen als BMP-, JPEG-,
TIFF- of PDF-bestand.
Scaninformatie instellen in Dell Scanbeheer.
Hier vindt u informatie over het programma Dell Scanbeheer en de status
van het scanstuurprogramma. Ook kunt u de scaninstellingen wijzigen en
de mappen toevoegen of verwijderen waarin de gescande documenten via
het programma Dell Scanbeheer worden opgeslagen.
1. Druk op Start
Configuratiescherm
Dell Scanbeheer.
Het beheerprogramma van Dell Scanbeheer verschijnt.
2. Selecteer het gewenste apparaat in Dell Scanbeheer.
3. Druk op Eigenschappen.
4. Met De knop Scan instellen kunt u de opslaglocatie en de
scaninstellingen wijzigen en toepassingen en bestandsindelingen
toevoegen of verwijderen.
Via Poort wijzigen kunt u het scanapparaat wijzigen. (Lokaal of
netwerk)
Druk op OK na het wijzigen van de instelling.
Scannen naar toepassingen
1. Zorg ervoor dat het apparaat en de computer zijn ingeschakeld en met
elkaar zijn verbonden.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI of plaats
een enkel origineel op de glasplaat met de bedrukte zijde naar beneden.
Zie pagina 38 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Druk op Scan/Email.
Klaar om te sc. verschijnt op de bovenste regel van het display.
4. Druk op de pijltoetsen tot Naar pc scan. verschijnt en druk op
OK
.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste optie verschijnt en druk op OK.
6. Afhankelijk van de poortverbinding verschijnen verschillende berichten.
Controleer de volgende berichten en ga verder met de volgende stap.
Scanbestemming: Verbonden via USB. Ga naar stap 7.
•ID: Verbonden via het netwerk. De gebruiker is geregistreerd. Ga
naar stap 8.
W Lokale comp. X: Kies of u via USB of via het netwerk wilt
scannen. Als u bent verbonden via een USB-kabel, gaat u naar
stap 7. Als u met een netwerk bent verbonden, gaat u naar stap 8.
Niet beschikbaar: Niet verbonden via USB of het netwerk.
Controleer de poortverbinding.
De maximale resolutie is afhankelijk van een aantal factoren, zoals
de snelheid van de computer, de beschikbare schijfruimte, het
geheugen, de grootte van het te scannen bestand en de instellingen
van de bitdiepte. U zult daarom, afhankelijk van uw systeem en hetgeen
u scant, mogelijk niet kunnen scannen met bepaalde resoluties, vooral
niet met de uitgebreide resolutie.
Het programma Dell Scanbeheer kan alleen worden gebruikt in Win-
dows.
Scannen | 39
7. Druk op left/right arrow tot de gewenste poort op het display verschijnt.
8. Voer de gebruikers-id en de pincode van de geregistreerde gebruiker in
en klik op OK.
9. Druk vanuit Scanbestemming op left/right arrow tot de gewenste
toepassing verschijnt en druk vervolgens op OK.
De standaardinstelling is Mijn documenten.
10. Druk op Kleur Start
()
of
Zwart Start
()
als u met de
standaardinstelling wilt scannen. Druk op de linker- of rechterknop totdat
de gewenste instelling verschijnt en druk vervolgens op OK.
11. Het scannen begint.
SCANNEN VIA HET NETWERK
Als uw apparaat aangesloten is op een netwerk en de netwerkparameters
juist zijn ingesteld, kunt u afbeeldingen scannen en via het netwerk
versturen.
Voorbereiden om te scannen via het netwerk
Voordat u de scanfuncties van het apparaat kunt gebruiken, moet u
de volgende instellingen configureren afhankelijk van de scanbestemming:
Registreren als geverifieerd gebruiker voor het scannen naar e-mail,
FTP of SMB.
De SMTP-server instellen voor het scannen naar e-mail.
FTP-servers instellen voor het scannen naar FTP.
SMB-servers instellen voor het scannen naar SMB.
Gebruikersverificatie voor scannen via het netwerk
Als u een e-mail, FTP, Netwerk of SMB wilt verzenden, moet u lokale of
voor het netwerk geverifieerde gebruikers registreren met behulp van
Embedded Web Service.
Als de gebruikersverificatie is geactiveerd, kunnen uitsluitend
geverifieerde gebruikers in lokale of server-databases (SMB, LDAP,
Kerberos) vanaf dit apparaat scangegevens naar het netwerk (e-mail,
FTP, SMB, Netwerk) verzenden.
Als u de gebruikersverificatie wilt gebruiken voor scannen via het
netwerk, moet u de netwerk- of lokale verificatieconfiguratie
registreren met behulp van Embedded Web Service.
Er zijn 3 soorten gebruikersverificatie: geen verificatie (standaard),
netwerkverificatie en lokale verificatie.
Lokale geverifieerde gebruikers registreren
1. Typ het IP-adres van uw apparaat in het URL-veld van een
webbrowservenster en klik op Ga naar om de website van het
apparaat te openen.
2. Klik op Machine Settings.
3. Selecteer Local Authentication op de General Setup van
webpagina User Authentication.
4. Klik op Add.
5. Selecteer het indexnummer (van 1 tot 50) waar het overeenkomstige
item opgeslagen zal worden.
6. Voer uw naam, verificatie-id, wachtwoord, e-mailadres en
telefoonnummer in.
U moet de id en het wachtwoord van de geregistreerde gebruiker in
het apparaat invoeren wanneer u vanaf het bedieningspaneel naar
e-mail scant.
7. Klik op Apply.
Via het netwerk geverifieerde gebruikers registreren
1. Typ het IP-adres van uw apparaat in het URL-veld van een
webbrowservenster en klik op Ga naar om de website van uw
apparaat te openen.
2. Klik op Machine Settings.
3. Selecteer Network Authentication op de General Setup van
webpagina User Authentication.
4. Klik op Apply en OK.
5. Selecteer de gewenste Authentication Type.
6. Configureer de juiste waarde voor de verschillende services als
volgt.
7. Klik op Apply.
In het netwerk geverifieerde gebruiker via Kerberos
1. Voer het gebied in dat moet worden gebruikt voor het inloggen bij
Kerberos.
2. Selecteer IP Address of Host Name.
3. Voer het IP-adres in als decimale notatie met punten of als een
hostnaam.
4.
Voer het poortnummer van de server in, een getal tussen 1 en 65535.
Het standaardpoortnummer is 88.
5. Bij de vorige stap kunt u een back-updomein toevoegen.
6. Klik op Apply.
In het netwerk geverifieerde gebruiker via SMB
1. Voer het domein in dat moet worden gebruikt voor het inloggen bij
SMB.
2. Selecteer IP Address of Host Name.
3. Voer het IP-adres in als decimale notatie met punten of als een
hostnaam.
4.
Voer het poortnummer van de server in, een getal tussen 1 en 65535.
Het standaardpoortnummer is 139.
5. Bij de vorige stap kan de gebruiker een back-updomein toevoegen.
6. Klik op Apply.
In het netwerk geverifieerde gebruiker via LDAP
1. Typ het IP-adres van uw apparaat in het URL-veld van een
webbrowservenster en klik op Ga naar om de website van uw
apparaat te openen.
2. Klik op Machine Settings en LDAP Server Setup.
De id is gelijk aan de id die is geregistreerd op naam van Dell
Scanbeheer.
De pincode is het viercijferige nummer dat is geregistreerd op
naam van Dell Scanbeheer.
Voor het toevoegen of verwijderen van de map waarin het ges-
cande bestand is opgeslagen, voegt u de toepassing toe aan of
verwijdert u deze uit Dell Scanbeheer
De knop Scan instel-
len.
De gescande afbeelding wordt opgeslagen in de map Mijn
documenten
Mijn afbeeldingen
Dell op de computer.
Met het TWAIN-stuurprogramma kunt u snel scannen in het
programma Dell Scanbeheer.
Scannen is ook mogelijk door in Windows te klikken op Start
Configuratiescherm
Dell Scanbeheer
Snel scan-
nen.
De gebruiker kan maximaal 6 alternatieve domeinen toevoegen.
40 | Scannen
3. Selecteer IP Address of Host Name.
4. Voer het IP-adres in als decimale notatie met punten of als een
hostnaam.
5.
Voer het poortnummer van de server in, een getal tussen 1 en 65535.
Het standaardpoortnummer is 389.
6. Voer Search Root Directory in. Het hoogste zoekniveau van
de LDAP-boomstructuur.
7. Selecteer Authentication method. Methode voor aanmelden bij
de LDAP-server.
Anonymous: wordt gebruikt voor de binding met een wachtwoord
en inlog-id van NULL (het wachtwoord en de inlog-id worden grijs
weergegeven in Embedded Web Service).
Simple: wordt gebruikt voor de binding met de inlog-id en het
wachtwoord in Embedded Web Service.
8. Plaats een vinkje bij Append Root to Base DN.
9. Selecteer Match User’s Login ID to the following LDAP attribute
uit CN, UID of UserPrincipalName.
10. Voer uw inlognaam, uw wachtwoord, het maximale aantal
zoekresultaten en de time-out van de zoekopdracht in.
11. Selecteer de gewenste Search Name Order.
12. Plaats een vinkje bij "From:" Field Security Options.
13. Klik op Apply.
Een e-mailaccount aanmaken
Als u een afbeelding wilt scannen en als bijlage bij een e-mail wilt
verzenden, moet u eerst de netwerkparameters instellen met behulp
van Embedded Web Service.
1. Typ het IP-adres van uw apparaat in het URL-veld van een
webbrowservenster en klik op Ga naar om de website van uw
apparaat te openen.
2. Klik op Machine Settings en E-mail Setup.
3. Selecteer IP Address of Host Name.
4. Voer het IP-adres in als decimale notatie met punten of als een
hostnaam.
5.
Voer het poortnummer van de server in, een getal tussen 1 en 65535.
Het standaardpoortnummer is 25.
6. Schakel SMTP Requires Authentication in om dit apparaat te
verifiëren.
7. Voer de inlognaam en het wachtwoord van de SMTP-server in.
8. Klik op Apply.
Een FTP-server instellen
Als u een FTP-server wilt gebruiken, moet u parameters instellen voor
toegang tot de FTP-servers met behulp van Embedded Web Service.
1. Typ het IP-adres van uw apparaat in het URL-veld van een
webbrowservenster en klik op Ga naar om de website van uw
apparaat te openen.
2. Klik op Machine Settings en FTP Setup.
3. Klik op Server List.
4. Klik op Add.
5. Selecteer het indexnummer, van 1 tot 20.
6. Typ een naam in Alias for the Setup voor het overeenkomstige item
in de lijst met servers. Deze naam wordt weergegeven op uw
apparaat.
7. Selecteer IP Address of Host Name.
8. Voer het serveradres in als decimale notatie of als een hostnaam.
9.
Voer het poortnummer van de server in, een getal tussen 1 en 65535.
Het standaardpoortnummer is 21.
10.
Schakel
Anonymous
in als u niet-geregistreerde gebruikers toegang
wilt geven tot de FTP-server.
Deze optie is standaard uitgeschakeld.
11. Voer de aanmeldnaam en het wachtwoord in.
12. Voer Scan File Folder in onder de FTP-map voor het opslaan van
de gescande afbeelding.
13. Klik op Apply.
Een SMB-server instellen
Als u een SMB-server wilt gebruiken, moet u parameters instellen voor
toegang tot de SMB-servers met behulp van Embedded Web Service.
1. Typ het IP-adres van uw apparaat in het URL-veld van een
webbrowservenster en klik op Ga naar om de website van uw
apparaat te openen.
2. Klik op Machine Settings en SMB Setup.
3. Klik op Server List.
4. Klik op Add.
5. Selecteer het indexnummer, van 1 tot 20.
6. Typ een naam in Alias for the Setup voor het overeenkomstige item
uit de lijst met servers. Deze naam wordt weergegeven op uw
apparaat.
7. Selecteer IP Address of Host Name.
8. Voer het serveradres in als decimale notatie met punten of als een
hostnaam.
9.
Voer het poortnummer van de server in, een getal tussen 1 en 65535.
Het standaardpoortnummer is 139.
10. Voer de Share name in van de server.
11. Schakel Anonymous in als u niet-geregistreerde gebruikers
toegang wilt geven tot de SMB-server.
Deze optie is standaard uitgeschakeld.
12. Voer de aanmeldnaam en het wachtwoord in.
13. Voer de domeinnaam in van de SMB-server.
14. Voer de Scan File Folder in onder de gedeelde map voor het
opslaan van de gescande afbeelding.
15. Klik op Apply.
LDAP Referral: de LDAP-cliënt doorzoekt de referentieserver
in het geval de LDAP-server geen gegevens heeft voor
de beantwoording van de query en de LDAP-server een
referentieserver heeft.
Deze optie is alleen aanwezig wanneer u de optie voor
netwerkverificatie hebt geselecteerd bij de instelling voor
de gebruikersverificatie.
Als u informatie zoekt in een standaard e-mailadresgroep,
kunt u deze optie inschakelen.
Als de verificatiemethode van de SMTP-server POP3beforeSMTP
is, plaatst u een vinkje bij SMTP Requires POP3 Before SMTP
Authentication.
a. Voer het IP-adres in als decimale notatie met punten of als
een hostnaam.
b. Voer het poortnummer van de server in, een getal tussen 1 en
65535.
Scannen | 41
Naar e-mail scannen
U kunt een afbeelding scannen en als bijlage bij een e-mailbericht verzenden.
U moet hiervoor eerst een e-mailaccount aanmaken in Embedded Web
Service. Zie "Een e-mailaccount aanmaken" op pagina 40.
Voor het scannen stelt u de scanopties voor de scantaak in. Zie "De
instellingen voor iedere scanopdracht wijzigen" op pagina 41.
1. Zorg ervoor dat uw apparaat is aangesloten op een netwerk.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI of plaats
één enkel origineel op de glasplaat met de bedrukte zijde naar beneden.
Zie pagina 25 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Druk op Scan/Email.
4. Druk op de pijltoetsen tot Naar email sc. verschijnt op de onderste regel
van het display en druk vervolgens op OK.
5. Voer het e-mailadres van de geadresseerde in en druk op OK.
Als u het Adresboek hebt geïnstalleerd, kunt u een snelknop of
snelkiesnummer voor een e-mailadres of groep gebruiken om een
e-mailadres uit het geheugen op te halen. Zie "Een adresboek
aanmaken" op pagina 42.
6. Om e-mailadressen toe te voegen, drukt u op OK wanneer Ja verschijnt
en herhaalt u stap 5.
Druk op de pijltoetsen om Nee te selecteren en druk op OK. U gaat nu
naar de volgende stap.
7. Als in het display de vraag verschijnt of u de e-mail naar uw account wilt
verzenden, drukt u op de pijltoetsen om Ja of Nee te selecteren en drukt
u op OK.
8. Vul het onderwerp van de e-mail in en druk op OK.
9. Druk op de pijltoetsen tot de bestandsindeling verschijnt en druk op OK
of Start.
Het apparaat begint te scannen en verzendt daarna de e-mail.
10. Als u wordt gevraagd of u zich wilt afmelden bij uw account, drukt u op
de pijltoetsen om Ja of Nee te selecteren en drukt u vervolgens op OK.
11. Druk op Stoppen/Wissen
()
om terug te keren naar de
gereedmodus.
Naar een FTP-server scannen
U kunt een afbeelding scannen en daarna naar een FTP-server uploaden.
U moet parameters instellen om vanuit Embedded Web Service toegang te
krijgen tot FTP-servers. Zie "Een FTP-server instellen" op pagina 40.
Voordat u gaat scannen, kunt u de scanopties voor deze scantaak instellen.
Zie "De instellingen voor iedere scanopdracht wijzigen" op pagina 41.
1. Zorg ervoor dat uw apparaat is aangesloten op een netwerk.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI of plaats
één enkel origineel op de glasplaat.
Zie pagina 25 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Druk op Scan/Email.
4. Druk op de pijltoetsen tot Naar FTP scan. verschijnt op de onderste
regel van het display en druk vervolgens op OK.
5. Voer de gebruikers-id in en druk op OK.
6. Voer het wachtwoord in en druk op OK.
7. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste FTP-server verschijnt en druk
op OK of Start.
8. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste bestandssoort verschijnt en druk
op OK of Start.
Het apparaat begint te scannen en zendt het bestand vervolgens naar
de opgegeven server.
Naar een SMB-server scannen
U kunt een afbeelding scannen en daarna naar een SMB-server verzenden.
U moet parameters instellen om vanuit Embedded Web Service toegang
te krijgen tot SMB-servers. Zie "Een SMB-server instellen" op pagina 40.
Voordat u gaat scannen, kunt u de scanopties voor deze scantaak instellen.
Zie "De instellingen voor iedere scanopdracht wijzigen" op pagina 41.
1. Zorg ervoor dat uw apparaat is aangesloten op een netwerk.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI of plaats
een enkel origineel op de glasplaat.
Zie pagina 25 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Druk op Scan/Email.
4. Druk op de pijltoetsen tot Naar SMB scan. verschijnt op de onderste
regel van het display en druk vervolgens op OK.
5. Voer de gebruikers-id in en druk op OK.
6. Voer het wachtwoord in en druk op OK.
7. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste SMB-server verschijnt en druk
op OK of Start.
8. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste bestandsindeling verschijnt en
druk op OK of Start.
Het apparaat begint te scannen en zendt het bestand vervolgens naar
de opgegeven server.
DE INSTELLINGEN VOOR IEDERE
SCANOPDRACHT WIJZIGEN
Uw apparaat biedt de volgende instellingsopties om uw scantaken aan
te passen.
Scanformaat: voor het instellen van de grootte van de afbeelding.
•Oorspr. type: voor het instellen van het documenttype van het
origineel.
Resolutie: voor het instellen van de resolutie van de afbeelding.
Scankleur: voor het instellen van de kleurmodus.
Scanindeling: voor het instellen van de bestandsindeling waarin
de afbeelding moet worden opgeslagen. Als u TIFF of PDF selecteert,
hebt u de mogelijkheid om meerdere pagina’s te scannen. Sommige
scantypes beschikken niet over deze mogelijkheid.
Het aanpassen van de instellingen voorafgaand aan een scantaak:
1. Druk op Scan/Email.
2. Druk op Menu
()
tot Scanfunctie verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot de het gewenste scantype verschijnt en druk
vervolgens op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste scaninstelling verschijnt en druk
vervolgens op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste status verschijnt en druk
vervolgens op OK.
6. Herhaal de stappen 4 en 5 om andere opties in te stellen.
7. Druk zodra u klaar bent op Stoppen/Wissen
()
om terug te keren
naar de gereedmodus.
Deze vraag verschijnt niet als u bij het aanmaken van de
e-mailaccount de optie Nr mezelf verz hebt ingeschakeld.
42 | Scannen
DE STANDAARDSCANINSTELLINGEN WIJZIGEN
Om te voorkomen dat u voor elke taak steeds opnieuw de scaninstellingen
moet aanpassen, kunt u voor elk scantype standaardinstellingen instellen.
1. Druk op Scan/Email.
2. Druk op Menu
()
tot Scaninstel. verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op OK als St.inst. wijz. verschijnt.
4. Druk op de pijltoetsen tot de het gewenste scantype verschijnt en druk
vervolgens op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste scaninstelling verschijnt en druk
vervolgens op OK.
6. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste status verschijnt en druk
vervolgens op OK.
7. Herhaal de stappen 5 en 6 om andere instellingen te wijzigen.
8. Om de standaardinstellingen voor andere scantypes te wijzigen, drukt
u op Terug
()
en herhaalt u de procedure vanaf stap 4.
9. Druk op Stoppen/Wissen
()
om terug te keren naar de
gereedmodus.
AUTOMATISCH SCANBEVESTIGINGSRAPPORT
AFDRUKKEN
U kunt uw apparaat zodanig instellen dat het een verzendrapport afdrukt
met onder meer het aantal verzonden pagina’s. In het rapport wordt de
scantaak vermeld die is verzonden via SMB en FTP.
1. Druk op Scan/Email.
2. Druk op Menu
()
tot Scaninstel. verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op OK als Transm.rapport verschijnt.
4. Druk op de pijltoetsen tot de het gewenste scantype verschijnt en druk
vervolgens op OK.
Aan-Fout: Er wordt alleen een rapport afgedrukt als er een fout is
opgetreden.
•Aan:Het rapport wordt afgedrukt wanneer een taak is geslaagd of
mislukt.
•Uit:Er wordt geen rapport afgedrukt als een taak is geslaagd.
5. Druk op Stoppen/Wissen
()
om terug te keren naar de
gereedmodus.
EEN ADRESBOEK AANMAKEN
U kunt een adresboek met veelgebruikte e-mailadressen aanmaken via
Embedded Web Service en zo snel en gemakkelijk e-mailadressen
invoeren door de locatienummers in te voeren die eraan zijn toegewezen
in het adresboek.
Snelkiesnummers voor e-mail registreren
1. Typ het IP-adres van uw apparaat in het URL-veld van een
webbrowservenster en klik op Ga naar om de website van uw apparaat
te openen.
2. Klik op Machine Settings en E-mail Setup.
3. Klik op Individual Address Book en Add.
4. Kies een locatienummer en voer de gewenste gebruikersnaam en het
gewenste e-mailadres in.
5. Klik op Apply.
Groepskiesnummers voor e-mailgroepen
configureren
Typ het IP-adres van uw apparaat in het URL-veld van een
webbrowservenster en klik op Ga naar om de website van uw apparaat
te openen.
1. Klik op Machine Settings en E-mail Setup.
2. Klik op Group Address Book en Add.
3. Selecteer een groepsnummer en voer de gewenste groepsnaam in.
4. Selecteer snelkiesnummers voor de e-mailadressen die u in de groep
wilt opnemen.
5. Klik op Apply.
Globale e-mailadressen ophalen van de LDAP-server
U kunt niet alleen lokale adressen gebruiken die in het geheugen van uw
apparaat zijn opgeslagen, maar ook adressen die in de LDAP-server zijn
opgeslagen. Om de globale adressen te gebruiken, moet u de LDAP-server
eerst als volgt configureren via Embedded Web Service:
1. Typ het IP-adres van uw apparaat in het URL-veld van een
webbrowservenster en klik op Ga naar om de website van uw apparaat
te openen.
2. Klik op Machine Settings, LDAP Server Setup.
3. Selecteer IP Address of Host Name.
4. Voer het IP-adres in als decimale notatie met punten of als een
hostnaam.
5. Voer het poortnummer van de server in, een getal tussen 1 en 65535.
Het standaardpoortnummer is 389.
6. Voer Search Root Directory in. Het hoogste zoekniveau van de LDAP-
boomstructuur
7. Selecteer Authentication method. Methode voor aanmelden bij
de LDAP-server.
Anonymous: wordt gebruikt voor de binding met een wachtwoord
en inlog-id van NULL (het wachtwoord en de inlog-id worden grijs
weergegeven in Embedded Web Service).
Simple: wordt gebruikt voor de binding met de inlog-id en het
wachtwoord in Embedded Web Service.
8. Plaats een vinkje bij Append Root to Base DN.
9. Voer uw inlognaam, uw wachtwoord, het maximale aantal
zoekresultaten en de time-out van de zoekopdracht in.
10. Selecteer de gewenste Search Name Order.
11. Plaats een vinkje bij "From:" Field Security Options.
12. Klik op Add.
Adresboekitems gebruiken
U kunt een e-mailadres op de volgende manieren ophalen:
Snelkiesnummers voor e-mail
Wanneer u gevraagd wordt een e-mailadres in te voeren bij het
verzenden van een e-mail, typt u het snelkiesnummer waaronder u het
bewuste adres hebt opgeslagen.
Ook kunt u op Importeren klikken en het adresboek van uw
computer ophalen.
LDAP Referral: de LDAP-cliënt doorzoekt de referentieserver
in het geval de LDAP-server geen gegevens heeft voor
de beantwoording van de query en de LDAP-server een
referentieserver heeft.
Scannen | 43
Voor een snelkiesnummer voor een e-mail van één cijfer houdt u de
overeenkomstige cijfertoets op het numerieke toetsenbord ingedrukt.
Voor een snelkiesnummer voor een e-mail van twee of drie cijfers
houdt u de eerste cijfertoets(en) ingedrukt en vervolgens drukt u de
laatste cijfertoets in.
U kunt een item ook in het geheugen opzoeken door te drukken op
Adresboek
()
. Zie "Een item zoeken in het adresboek" op pagina 43.
Groepskiesnummers voor e-mailgroepen
Als u een groepskiesnummer voor een e-mailgroep wilt gebruiken, moet
u het in het geheugen zoeken en selecteren.
Wanneer u bij het verzenden van een e-mail gevraagd wordt om het
adres van de geadresseerde in te voeren, drukt u op Adresboek
()
.
Zie "Een item zoeken in het adresboek" op pagina 43.
Globale e-mailadressen
Als u globale emailadressen in de LDAP-server wilt gebruiken, moet het
in het geheugen zoeken en selecteren.
Wanneer u bij het verzenden van een e-mail gevraagd wordt om het
adres van de geadresseerde in te voeren, drukt u op Adresboek
()
.
Zie "Een adresboek aanmaken" op pagina 42.
Een item zoeken in het adresboek
Er zijn twee manieren om een adres in het geheugen op te zoeken. U kunt
alfabetisch zoeken of op de eerste letters van de naam die aan dat
e-mailadres is verbonden.
Het geheugen alfabetisch doorzoeken
1. Druk indien nodig op Scan/Email.
2. Druk op Adresboek
()
tot Zoek. en verz. verschijnt op de onderste
regel van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste nummercategorie verschijnt
en druk op OK.
4. Druk op OK als Alle verschijnt.
5.
Druk op de pijltoetsen tot de gewenste naam met het adres verschijnt.
U kunt het hele geheugen alfabetisch doorzoeken van achter naar
voor en omgekeerd.
Zoeken naar een specifieke beginletter
1. Druk indien nodig op Scan/Email.
2. Druk op Adresboek
()
tot Zoek. en verz. verschijnt op de onderste
regel van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste nummercategorie verschijnt
en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot Id verschijnt en druk op OK.
5. Voer de eerste letters in van de naam die u zoekt en druk op OK.
6. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste naam verschijnt en druk
op OK.
Adresboek afdrukken
U kunt de instellingen van uw adresboek controleren door ze in een lijst
af te drukken.
1. Druk op Adresboek
()
tot Afdrukken verschijnt op de onderste regel
van het display.
2. Druk op OK.
Er verschijnt een lijst met de ingestelde snelknoppen, en de
snelkiesnummers voor e-mailadressen en de groepskiesnummers
voor e-mailgroepen worden afgedrukt.
DUBBELZIJDIG SCANNEN
Met behulp van de knop Duplex
()
op uw apparaat kunt u het apparaat
zo instellen dat beide zijden van het papier worden gescand.
1. Druk indien nodig op Scan/Email.
2. Druk op Duplex
()
.
3. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste bindoptie verschijnt.
•Uit: drukt af in normale modus.
2 zijden: Hiermee scant u beide zijden van het origineel en drukt u
op beide zijden van het papier af. Met deze functie krijgt u een afdruk
die exact overeenkomt met het origineel.
2->1zijd ROT2: Hiermee scant u beide zijden van het origineel en
drukt u elke op een afzonderlijk vel af maar de gegevens aan de
achterzijde van de afdruk worden 180° gedraaid.
4. Druk op OK om uw keuze op te slaan.
Als deze modus is ingeschakeld, licht de knop Duplex
()
op.
X
Y
X
Y
X
Y
44 | Eenvoudige afdruktaken
eenvoudige afdruktaken
In dit hoofdstuk worden de meest gangbare afdruktaken
toegelicht.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Een document afdrukken Een afdruktaak annuleren
EEN DOCUMENT AFDRUKKEN
Afdrukken is mogelijk vanuit verschillende Windows-, Macintosh- of Linux-
toepassingen. De exacte procedure kan per toepassing verschillen.
Voor informatie over afdrukken verwijzen we naar de Software.
EEN AFDRUKTAAK ANNULEREN
Als de afdruktaak zich in een afdrukwachtrij of afdrukspooler bevindt, zoals
de printergroep in Windows, verwijdert u de afdruktaak als volgt:
1. Klik op de knop Start in Windows.
2. In Windows 2000 selecteert u Instellingen en vervolgens Printers.
In Windows XP/2003 selecteert u Printers en faxapparaten.
Als u Windows Vista/2008 gebruikt, selecteert u Configuratiescherm
Hardware en geluiden
Printers.
3. Dubbelklik op de pictogrammen Dell 2145cn Color Laser MFP.
4. Selecteer in het menu Document de optie Annuleren.
U kunt de huidige afdruktaak ook annuleren door te drukken op Stoppen/
Wissen () op het bedieningspaneel.
U kunt dit venster ook openen door rechtsonder op de taakbalk van
Windows te dubbelklikken op het printerpictogram.
Faxen | 45
faxen
Dit hoofdstuk bevat informatie over het gebruik van het apparaat als fax.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Een fax verzenden
Een fax ontvangen
Andere manieren om een fax te verzenden
Fax instellen
EEN FAX VERZENDEN
Faxhoofd instellen
In sommige landen bent u wettelijk verplicht om op iedere uitgaande fax uw
faxnummer te vermelden. De apparaat-id, die uw telefoonnummer en
bedrijfsnaam bevat, wordt afgedrukt bovenaan elke pagina die u verzendt.
1. Druk op Menu
()
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op OK zodra Apparaat-id verschijnt.
4. Voer uw (bedrijfs)naam in met behulp van de cijfertoetsen. U kunt met
de cijfertoetsen ook letters invoeren. Een aantal speciale tekens is
beschikbaar via de toets 0. Zie pagina 23 voor meer informatie over het
invoeren van lettertekens.
5. Druk op OK om de id op te slaan.
6. Druk op de pijltoetsen tot Nr. van faxap. verschijnt en druk op OK.
7. Voer uw faxnummer in met behulp van de cijfertoetsen en druk op OK.
8. Druk op Stoppen/Wissen
()
om terug te keren naar de
gereedmodus.
De documentinstellingen aanpassen
Voor een optimaal resultaat wijzigt u de volgende instellingen al naar gelang
de eigenschappen van het origineel.
Resolutie
De standaard documentinstellingen leveren goede resultaten voor een
normaal tekstdocument. Wanneer u echter originelen met een lage
kwaliteit of documenten met foto’s verstuurt, kunt u de resolutie
aanpassen voor een optimale kwaliteit van de fax.
1. Druk op Resolutie
()
.
2. Druk op Resolutie
()
of op de pijltoetsen tot de gewenste optie
verschijnt.
3. Druk op OK om uw keuze op te slaan.
In onderstaande tabel vindt u de aanbevolen resoluties voor de
verschillende soorten originelen:
Tonerdichtheid
U kunt de standaard contrastmodus selecteren en het contrast
aanpassen om de fax lichter of donkerder te maken.
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu
()
en vervolgens op OK wanneer Faxfunctie
verschijnt op de onderste regel van het display.
3. Druk op OK als Tonersterkte verschijnt.
4.
Druk op de pijltoetsen tot de gewenste optie verschijnt en druk op
OK
.
Wij raden het gebruik aan van traditionele analoge telefoondiensten
(PSTN: openbaar telefoonnet) wanneer u telefoonlijnen aansluit om
de fax te gebruiken. Als u andere internetservices gebruikt (DSL,
ISDN, VolP), kunt u de verbindingskwaliteit verbeteren door de
microfilter te gebruiken. De microfilter elimineert onnodige
geluidssignalen en verbetert de verbindings- of internetkwaliteit. De
DSL-microfilter wordt niet bij het apparaat geleverd. Neem daarom
contact op met uw internetprovider voor het gebruik van de DSL-
microfilter.
1 Lijnpoort
2 Microfilter
3 DSL-modem / telefoonlijn
MODUS AANBEVOLEN VOOR:
Standaard Originelen met tekens van normale grootte.
Fijn Originelen met kleine tekens of dunne lijnen of
originelen die met een matrixprinter zijn afgedrukt.
Superfijn Originelen met zeer kleine details. De modus Extra
fijn wordt alleen ingeschakeld als het apparaat
waarmee u communiceert de resolutie Extra fijn ook
ondersteunt.
Als u verzendt vanuit het geheugen is
de modus Superfijn niet beschikbaar.
De resolutie-instelling wordt
automatisch gewijzigd in Fijn.
Wanneer het apparaat ingesteld is
op de resolutie Superfijn terwijl het
ontvangende faxapparaat de resolutie
Superfijn niet ondersteunt, wordt de
fax verzonden met de hoogste resolutie
die door het ontvangende faxapparaat
wordt ondersteund.
Fotofax Originelen met grijstinten of foto’s.
De ingestelde resolutie geldt voor de huidige faxtaak. Zie pagina 51
om de standaardinstelling te wijzigen.
46 | Faxen
5. Druk op Stoppen/Wissen
()
om terug te keren naar de
gereedmodus.
Een fax automatisch verzenden
1. Druk op
Fax
.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI of plaats
één enkel origineel op de glasplaat met de bedrukte zijde naar beneden.
Zie pagina 25 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
Klaar om te fax. verschijnt op de bovenste regel van het display.
3. Pas de resolutie en tonerdichtheid naar wens aan.
4. Voer het nummer in van het toestel waarnaar u de fax verstuurt.
U kunt snelknoppen, snelkiesnummers of groepskiesnummers
gebruiken. Zie pagina 52 voor meer informatie over het opslaan
en zoeken van een nummer.
5. Druk op Kleur Start
()
of op Zwart Start
()
.
6. Als het origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een andere
pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op OK.
7. Zodra u klaar bent, selecteert u Nee bij de vraag Nog een pagina?.
Nadat het nummer is gekozen, begint het apparaat met het verzenden
van de fax zodra het ontvangende faxapparaat antwoordt.
Een fax handmatig verzenden
1. Druk op
Fax
.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI of plaats
één enkel origineel op de glasplaat met de bedrukte zijde naar beneden.
Zie pagina 25 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Pas de resolutie en tonerdichtheid naar wens aan. Zie "De
documentinstellingen aanpassen" op pagina 45.
4. Druk op Hoorn op de haak
()
. U hoort een kiestoon.
5. Voer het nummer in van het toestel waarnaar u de fax verstuurt.
U kunt snelknoppen, snelkiesnummers of groepskiesnummers
gebruiken. Zie pagina 52 voor meer informatie over het opslaan
en zoeken van een nummer.
6. Druk op Kleur Start
()
of Zwart Start
()
als u een faxtoon van het
ontvangende faxapparaat hoort.
Een verzending bevestigen
Wanneer de laatste pagina van uw origineel correct is verzonden, hoort
u een pieptoon waarna het apparaat terugkeert naar de gereedmodus.
Als er tijdens de verzending van uw fax iets fout gaat, verschijnt een
foutbericht in het display. Zie pagina 73 voor een lijst met foutberichten
en hun betekenis. Druk op Stoppen/Wissen
()
om het weergegeven
foutbericht te wissen en probeer de fax opnieuw te verzenden.
U kunt het apparaat zo instellen dat na elke verzonden fax automatisch een
verzendrapport wordt afgedrukt. Zie pagina 51 voor meer informatie.
Automatisch opnieuw kiezen
Als de lijn van het gekozen nummer bezet is of als het faxapparaat van
de ontvanger niet antwoordt, wordt het nummer afhankelijk van
de fabrieksinstellingen automatisch maximaal zeven keer opnieuw gekozen
met tussenpozen van drie minuten.
Wanneer Opnieuw kiezen? op het display verschijnt, drukt u op OK om het
nummer onmiddellijk opnieuw te kiezen. Als u de functie Automatisch
opnieuw kiezen wilt annuleren, drukt u op Stoppen/Wissen
()
.
U kunt ook de wachttijd tussen twee kiespogingen en het maximum aantal
kiespogingen wijzigen. Zie "Ontvangst-opties" op pagina 51.
Het laatste nummer opnieuw kiezen
Om het laatste nummer opnieuw te kiezen:
1. Druk op Opnieuw/Pauze
()
.
2. Het apparaat begint automatisch met verzenden als er een origineel
in de DADI is geladen.
Als het origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een andere
pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op
OK
. Zodra
u klaar bent, selecteert u Nee bij de vraag
Nog een pagina?
.
Faxen dubbelzijdig verzenden
U kunt het apparaat zo instellen dat faxen dubbelzijdig worden verzonden.
1. Druk op
Fax
.
2. Druk op Duplex
()
.
3. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste bindoptie verschijnt.
•Uit: faxt in normale modus.
2 zijden: faxt beide zijden van het origineel.
2->1zijd ROT2: faxt beide zijden van het origineel en drukt elke
zijde op een afzonderlijk vel af, maar de gegevens aan de
achterzijde van de afdruk worden 180° gedraaid.
4. Druk op OK om uw keuze op te slaan.
Als deze modus is ingeschakeld, licht de knop Duplex
()
op.
EEN FAX ONTVANGEN
De papierlade selecteren
Nadat u het afdrukmateriaal voor faxen hebt geladen, selecteert u
de papierlade die u wilt gebruiken voor inkomende faxen.
1. Druk op Menu
()
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
van het display en druk vervolgens op
OK
.
2. Druk op de pijltoetsen tot Papierinstel. verschijnt en druk op
OK
.
3. Druk op de pijltoetsen tot Papierinvoer verschijnt en druk op
OK
.
4. Druk op de pijltoetsen tot Faxlade verschijnt en druk op
OK
.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste papierlade verschijnt en druk
op
OK
.
6. Druk op Stoppen/Wissen
()
om terug te keren naar de
gereedmodus.
Ontvangstmodus wijzigen
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu
()
tot Faxinstel. verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op
OK
.
3. Druk op de pijltoetsen tot Ontvangst verschijnt en druk op
OK
.
4. Druk op
OK
als Ontvangstmodus verschijnt.
De ingestelde tonerdichtheid geldt voor de huidige faxtaak. Zie
pagina 51 om de standaardinstelling te wijzigen.
Als u een faxtaak wilt annuleren, kunt u tijdens het verzenden van
de fax op elk moment op Stoppen/Wissen
()
drukken.
Als u een faxtaak wilt annuleren, kunt u tijdens het verzenden van
de fax op elk moment op Stoppen/Wissen
()
drukken.
X
Y
X
Y
Faxen | 47
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste faxontvangstmodus verschijnt.
In de modus Fax beantwoordt het apparaat een inkomende oproep
en schakelt het onmiddellijk over naar de faxontvangstmodus.
In de modus Tel kunt u een fax ontvangen door op Hoorn op de
haak
()
en vervolgens op Kleur Start
()
of Zwart Start
()
te
drukken. U kunt ook het telefoontoestel opnemen en de code voor
ontvangst op afstand intoetsen. Zie "Handmatig ontvangen via een
intern telefoontoestel" op pagina 47.
In de modus Ant/Fax worden inkomende oproepen beantwoord door
een op het faxapparaat aangesloten antwoordapparaat. De beller
kan op dit antwoordapparaat een bericht achterlaten. Als het
faxapparaat een faxtoon op de lijn opvangt, schakelt het automatisch
over naar de modus Fax om de fax te ontvangen. Zie "Automatisch
ontvangen in modus Ant/Fax" op pagina 47.
•In de DRPD-modus kunt u een oproep ontvangen met de functie
DRPD (detectie van distinctieve belpatronen). "Distinctive Ring" of
beltoonherkenning is een dienst van de telefoonmaatschappij. Het is
daarmee mogelijk via één telefoonlijn meerdere oproepen gelijktijdig
te beantwoorden. Zie "Faxen ontvangen via de modus DRPD" op
pagina 47.
6. Druk op
OK
om uw keuze op te slaan.
7. Druk op Stoppen/Wissen
()
om terug te keren naar de
gereedmodus.
Automatisch ontvangen in modus Fax
Het apparaat is standaard ingesteld op de modus Fax. Als u een fax
ontvangt, beantwoordt het apparaat de oproep na een opgegeven aantal
belsignalen en wordt de fax automatisch ontvangen.
Zie
pagina 51 om het aantal belsignalen te wijzigen.
Handmatig ontvangen in de modus Tel
Wanneer u een faxtoon van het verzendende apparaat hoort, kunt u een fax
ontvangen door op Hoorn op de haak
()
en dan op Zwart Start of op
Kleur Start
()
te drukken.
Het apparaat begint dan met het ontvangen van de fax en keert terug naar
de gereedmodus zodra de ontvangst is voltooid.
Handmatig ontvangen via een intern telefoontoestel
Deze functie werkt het best wanneer u een intern telefoontoestel gebruikt
dat is aangesloten op de EXT-uitgang aan de achterzijde van uw apparaat.
U kunt een fax ontvangen van iemand met wie u op het interne toestel in
gesprek bent zonder dat u naar het faxapparaat hoeft te gaan.
Wanneer u een oproep krijgt op het telefoontoestel en faxtonen hoort, drukt
u op de toetsen *9* op het telefoontoestel. Het apparaat ontvangt de fax.
Druk de toetsen langzaam na elkaar in. Als u de faxtoon van het faxtoestel
nog steeds hoort, toets dan nogmaals *9* in.
*
9
* is de ontvangstcode op afstand die is voorgeprogrammeerd in de fabriek.
De sterretjes zijn vereist, maar u kunt het cijfer wijzigen. Zie pagina 51 voor
het wijzigen van de code.
Automatisch ontvangen in modus Ant/Fax
Als u deze modus wilt gebruiken, moet u een antwoordapparaat aansluiten
op de EXT-uitgang aan de achterzijde van uw apparaat.
Als de beller een bericht inspreekt, slaat het antwoordapparaat het bericht op
de gebruikelijke wijze op. Als het apparaat een faxtoon op de lijn detecteert,
wordt de fax automatisch ontvangen.
Faxen ontvangen via de modus DRPD
"Distinctive Ring" of beltoonherkenning is een dienst van de
telefoonmaatschappij. Het is daarmee mogelijk via één telefoonlijn meerdere
oproepen gelijktijdig te beantwoorden. Het nummer dat iemand gebruikt om u
te bellen wordt geïdentificeerd door verschillende belpatronen, die bestaan uit
verschillende combinaties van lange en korte belsignalen. Deze functie wordt
vaak gebruikt in callcenters, waar het bij druk telefoonverkeer van belang is te
weten welk nummer iemand heeft gekozen om de oproep correct te kunnen
beantwoorden.
Met de functie DRPD (detectie van distinctieve belpatronen) kan uw apparaat
"leren" welk belpatroon u wilt laten beantwoorden door het faxapparaat.
Tenzij u het verandert, zal dit belpatroon steeds worden herkend en
beantwoord als een faxoproep. Bij alle andere belpatronen wordt de oproep
doorverbonden naar het telefoontoestel of naar het antwoordapparaat dat is
aangesloten op de EXT-uitgang. U kunt DRPD op ieder moment wijzigen of
onderbreken.
Voor u de optie DRPD kunt gebruiken, moet uw telefoonmaatschappij
"Distinctive Ring" op uw telefoonlijn geïnstalleerd hebben. Om DRPD in te
stellen hebt u een tweede telefoonlijn nodig of iemand die uw faxnummer
kan kiezen van buitenaf.
Om de modus DRPD in te stellen:
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu
()
tot Faxinstel. verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op
OK
.
3. Druk op de pijltoetsen tot Ontvangst verschijnt en druk op
OK
.
Als het geheugen vol is, kunnen geen binnenkomende faxen meer
worden ontvangen. Maak in dat geval geheugenruimte vrij door
gegevens uit het geheugen te verwijderen.
Als u de modus Ant/Fax wilt gebruiken, sluit u een
antwoordapparaat aan op
de EXT-uitgang aan de achterzijde van
het apparaat.
Maak gebruik van de veilige ontvangstmodus als u niet wilt dat
anderen de door u ontvangen documenten kunnen bekijken.
In deze modus worden alle inkomende faxen opgeslagen in het
geheugen. Zie "Ontvangen in veilige ontvangstmodus" op
pagina 48.
Als u het apparaat hebt ingesteld op de modus
Ant/Fax
en uw
antwoordapparaat is uitgeschakeld of er is geen antwoordapparaat
aangesloten op de EXT-aansluiting, schakelt het apparaat na een
vooraf bepaald aantal belsignalen automatisch
over naar de modus
Fax
.
Als uw antwoordapparaat over een instelbare belsignaalteller
beschikt,
kunt u het apparaat zo instellen dat inkomende oproepen
na één belsignaal worden beantwoord.
Als de modus Tel (handmatige ontvangst) is ingeschakeld en
het antwoordapparaat
is aangesloten op uw apparaat, moet
u het antwoordapparaat uitschakelen. Zo voorkomt u dat uw
telefoongesprek onderbroken wordt door de uitgaande boodschap
van het antwoordapparaat.
48 | Faxen
4. Druk op de pijltoetsen tot DRPD-modus verschijnt en druk op
OK
.
Wacht op belsign verschijnt op het display.
5. Bel met een andere telefoon naar uw faxnummer. U hoeft niet vanaf een
faxapparaat te bellen.
6. Als het apparaat begint te rinkelen, beantwoordt u de oproep niet. Het
apparaat heeft enkele belsignalen nodig om het patroon te "leren".
Als het patroon is herkend voor later gebruik, verschijnt
DRPD-instelling
voltooid
op het display. Als de instelling van DRPD mislukt, verschijnt
Fout DRPD-belsignaal
. Druk op
OK
als
DRPD-modus
verschijnt en
herhaal de procedure vanaf stap 4.
7. Druk op Stoppen/Wissen
()
om terug te keren naar de
gereedmodus.
Ontvangen in veilige ontvangstmodus
Mogelijk wilt u niet dat faxberichten die tijdens uw afwezigheid binnenkomen
door anderen worden bekeken. U kunt in dat geval de veilige
ontvangstmodus inschakelen om te voorkomen dat ontvangen faxen tijdens
uw afwezigheid worden afgedrukt. In de veilige ontvangstmodus worden
alle inkomende faxen in het geheugen opgeslagen. Zodra u deze modus
uitschakelt, worden de opgeslagen faxberichten afgedrukt.
Veilige ontvangstmodus inschakelen
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu
()
en vervolgens op
OK
wanneer Faxfunctie verschijnt
op de onderste regel van de display.
3. Druk op de pijltoetsen tot Veilige ontv. verschijnt en druk op
OK
.
4. Druk op de pijltoetsen tot Aan verschijnt en druk op
OK
.
5. Voer een viercijferig wachtwoord in en druk op
OK
.
6. Voer het wachtwoord nogmaals in om het te bevestigen, en druk op
OK
.
7. Druk op Stoppen/Wissen
()
om terug te keren naar de
gereedmodus.
Wanneer een fax wordt ontvangen in de veilige ontvangstmodus, slaat het
apparaat de fax op in het geheugen. Het bericht Veilige ontv. wordt
weergegeven om u te laten weten dat er een fax is binnengekomen.
Ontvangen faxen afdrukken
1. Volg de stappen 1 tot en met 3 in "Veilige ontv." om toegang te
krijgen tot het menu Veilige ontvangstmodus inschakelen.
2. Druk op de pijltoetsen tot Afdrukken verschijnt en druk op
OK
.
3. Voer het wachtwoord van vier cijfers in en druk op
OK
.
Alle in het geheugen opgeslagen faxberichten worden afgedrukt.
Veilige ontvangstmodus uitschakelen
1. Volg de stappen 1 tot en met 3 in "Veilige ontv." om toegang te
krijgen tot het menu Veilige ontvangstmodus inschakelen.
2. Druk op de pijltoetsen tot Uit verschijnt en druk op
OK
.
3. Voer het wachtwoord van vier cijfers in en druk op
OK
.
De veilige ontvangstmodus wordt uitgeschakeld en alle in het
geheugen opgeslagen faxberichten worden afgedrukt.
4. Druk op Stoppen/Wissen
()
om terug te keren naar de
gereedmodus.
Faxen ontvangen in het geheugen
Aangezien het apparaat meerdere taken tegelijk kan uitvoeren, kan het
faxen ontvangen terwijl u kopieert of afdrukt. Wanneer u een fax ontvangt
tijdens kopiëren of afdrukken, slaat het apparaat de inkomende fax op in het
geheugen. Zodra u klaar bent met kopiëren of afdrukken, wordt de fax
automatisch afgedrukt.
Bovendien kan het apparaat een inkomende fax in het geheugen opslaan
als er geen papier in de lade is of geen toner in de tonercassette.
ANDERE MANIEREN OM EEN FAX TE
VERZENDEN
Groepsverzenden (een fax naar meerdere
bestemmingen verzenden)
Met de functie Groepsverzenden kunt u een fax naar meerdere
bestemmingen verzenden. Uw documenten worden automatisch opgeslagen
in het geheugen en naar een extern faxapparaat verzonden. Na verzending
worden de documenten automatisch uit het geheugen gewist. U kunt bij
gebruik van deze functie geen kleurenfax verzenden.
1. Druk op Fax.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI of plaats
één enkel origineel op de glasplaat met de bedrukte zijde naar beneden.
Zie pagina 25 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Pas de resolutie en tonerdichtheid van het document naar wens aan.
Zie "De documentinstellingen aanpassen" op pagina 45.
4. Druk op Menu
()
tot Faxfunctie verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op
OK
.
5. Druk op de pijltoetsen tot Meerdere verz. verschijnt en druk op
OK
.
6. Voer het nummer in van het eerste ontvangende faxapparaat en druk
op
OK
.
U kunt snelknoppen en snelkiesnummers gebruiken. U kunt een
groepskiesnummer invoeren met de knop
Adresboek
()
. Zie pagina 52
voor meer informatie.
7. Voer het tweede faxnummer in en druk op OK.
U wordt gevraagd om het volgende faxnummer waarnaar u het document
wilt verzenden in te voeren.
8.
Als u meer faxnummers wilt invoeren, drukt u op
OK
zodra
Ja
verschijnt
en herhaalt u stap 6 en 7. U kunt maximaal 10 bestemmingen toevoegen.
9. Als u klaar bent met het invoeren van faxnummers, drukt u op
de pijltoetsen om Nee te selecteren bij de vraag Nog een nummer?
en drukt u op OK.
Het document wordt in het geheugen opgeslagen voor het wordt
verzonden. Op het display verschijnt de geheugencapaciteit en het aantal
pagina’s dat in het geheugen is opgeslagen.
10. Als er een origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een andere
pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op OK.
Zodra u klaar bent, selecteert u Nee bij de vraag Nog een pagina?.
Het apparaat begint met het verzenden van de fax naar de verschillende
nummers in de volgorde waarin deze zojuist zijn ingevoerd.
Als u uw faxnummer wijzigt of
als u het apparaat aansluit op een
andere telefoonlijn, moet u DRPD opnieuw instellen.
Nadat u DRPD hebt ingesteld, belt u opnieuw naar uw faxnummer
om te controleren of het apparaat antwoordt met een faxtoon. Bel
vervolgens naar een ander nummer dat aan dezelfde lijn is
toegekend om
te controleren of de oproep wordt doorgeschakeld
naar uw telefoontoestel of naar het antwoordapparaat dat is
aangesloten op de EXT-aansluiting.
U kunt de veilige ontvangstmodus ook activeren zonder een
wachtwoord in te stellen, maar dan zijn uw faxen niet beveiligd.
Zodra u het groepskiesnummer hebt ingevoerd, kunt u geen andere
groepskiesnummers meer invoeren.
Faxen | 49
Een uitgestelde fax verzenden
U kunt het apparaat zo instellen dat een fax op een later tijdstip (tijdens uw
afwezigheid) wordt verzonden. U kunt bij gebruik van deze functie geen
kleurenfax verzenden.
1. Druk op
Fax
.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI of plaats
één enkel origineel op de glasplaat met de bedrukte zijde naar beneden.
Zie pagina 25 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Pas de resolutie en tonerdichtheid van het document naar wens aan.
Zie "De documentinstellingen aanpassen" op pagina 45.
4. Druk op Menu
()
tot Faxfunctie verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot Uitgest. verz. verschijnt en druk op
OK
.
6. Voer met de cijfertoetsen het gewenste faxnummer in.
U kunt snelknoppen en snelkiesnummers gebruiken. U kunt een
groepskiesnummer invoeren met de knop
Adresboek
()
. Zie pagina 52
voor meer informatie.
7. Druk op OK om het nummer te bevestigen. U wordt gevraagd om het
volgende faxnummer waarnaar u het document wilt verzenden in te
voeren.
8.
Als u meer faxnummers wilt invoeren, drukt u op
OK
zodra
Ja
verschijnt
en herhaalt u stap 6 en 7. U kunt maximaal 10 bestemmingen toevoegen.
9. Als u klaar bent met het invoeren van faxnummers, drukt u op
de pijltoetsen om Nee te selecteren bij de vraag Nog een nummer?
en drukt u op
OK.
10. Voer de gewenste taaknaam in en druk op OK.
Zie pagina 23 voor meer informatie over het invoeren van lettertekens.
Sla deze stap over als u geen naam wilt toewijzen.
11. Voer via het numerieke toetsenbord de tijd in en druk op OK of Zwart
Start.
Het document wordt in het geheugen opgeslagen voordat het wordt
verzonden. Op het display verschijnt de geheugencapaciteit en het
aantal pagina’s dat in het geheugen is opgeslagen.
12. Als het origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een andere
pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op OK.
Zodra u klaar bent, selecteert u Nee bij de vraag Nog een pagina?.
Het apparaat keert terug naar de gereedmodus. Het display herinnert u
eraan dat het apparaat in de gereedmodus staat en dat een uitgesteld
faxbericht is ingesteld.
Pagina’s toevoegen aan een uitgestelde fax
U kunt pagina’s toevoegen aan de uitgestelde verzending die in het
geheugen is opgeslagen.
1. Plaats de originelen die u wilt toevoegen en pas indien nodig
de documentinstellingen aan.
2. Druk op Menu
()
tot Faxfunctie verschijnt op de onderste regel
van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op OK als Pag. toevoegen verschijnt.
4. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste faxtaak verschijnt en druk
op OK.
Het apparaat slaat het document op in het geheugen en toont het
totaal aantal pagina’s en het aantal toegevoegde pagina’s.
Een uitgestelde fax annuleren
1. Druk op Menu
()
tot Faxfunctie verschijnt op de onderste regel
van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Taak annuleren verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste faxtaak verschijnt en druk
op OK.
4. Druk op OK als Ja verschijnt.
De geselecteerde fax wordt uit het geheugen gewist.
Een fax met hoge prioriteit verzenden
Met de functie Fax met voorrang kan een fax met een hoge prioriteit worden
verzonden, dus vóór andere geplande taken. Het document wordt in het
geheugen opgeslagen en onmiddellijk verzonden zodra de lopende taak is
voltooid. Een prioriteitsverzending onderbreekt een groepsverzending
tussen twee ontvangers (dat wil zeggen wanneer de verzending naar
ontvanger A eindigt en vóór de verzending naar ontvanger B begint) of
tussen twee kiespogingen.
1. Druk op Fax.
2. Plaats de originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI of
plaats één enkel origineel op de glasplaat met de bedrukte zijde naar
beneden.
Zie pagina 25 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Pas de resolutie en tonerdichtheid van het document naar wens aan.
Zie "De documentinstellingen aanpassen" op pagina 45.
4. Druk op Menu
()
tot Faxfunctie verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot Prior. verz. verschijnt en druk op OK.
6. Voer het nummer in van het ontvangende faxapparaat.
U kunt snelknoppen, snelkiesnummers of groepskiesnummers
gebruiken. Zie "Een adresboek aanmaken" op pagina 52.
7. Druk op OK om het nummer te bevestigen.
8. Voer de gewenste taaknaam in en druk op OK.
Het document wordt in het geheugen opgeslagen voordat het wordt
verzonden. Op het display verschijnt de geheugencapaciteit en het
aantal pagina’s dat in het geheugen is opgeslagen.
9. Als het origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een andere
pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op OK.
Zodra u klaar bent, selecteert u Nee bij de vraag Nog een pagina?.
Het apparaat toont het gekozen nummer en begint met het verzenden
van de fax.
Faxen doorsturen
U kunt binnenkomende en uitgaande faxen doorsturen naar een ander
faxapparaat of e-mailadres.
Verzonden faxen doorsturen naar een ander
faxapparaat
U kunt het apparaat zo instellen dat kopieën van alle uitgaande faxen niet
alleen naar de ingevoerde faxnummers maar ook naar een opgegeven
locatie worden verzonden.
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu
()
tot Faxfunctie verschijnt op de onderste regel
van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Doorsturen verschijnt en druk op OK.
4. Druk op OK als Fax verschijnt.
5. Druk op de pijltoetsen tot Naar ander nr. verschijnt en druk op OK.
6. Druk op de pijltoetsen om Aan te selecteren en druk op OK.
Zodra u het groepskiesnummer hebt ingevoerd, kunt u geen
andere groepskiesnummers meer invoeren.
Als u een tijdstip instelt dat vroeger is dan de actuele tijd, wordt
de fax de volgende dag op het ingestelde tijdstip verzonden.
50 | Faxen
7. Voer het nummer in van het faxapparaat waarnaar de faxen
verzonden moeten worden en druk op OK.
8. Druk op Stoppen/Wissen
()
om terug te keren naar de
gereedmodus.
Na elkaar verzonden faxen zullen doorgestuurd worden naar het
opgegeven faxapparaat.
Verzonden faxen doorsturen naar een e-mailadres
U kunt het apparaat zo instellen dat kopieën van alle uitgaande faxen
niet alleen naar de ingevoerde e-mailadressen maar ook naar een
opgegeven locatie worden verzonden.
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu
()
tot Faxfunctie verschijnt op de onderste regel
van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Doorsturen verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot E-mail verschijnt en druk op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot Naar ander nr. verschijnt en druk op OK.
6. Druk op de pijltoetsen tot Aan verschijnt en druk op OK.
7. Voer uw e-mailadres in en druk op OK.
8. Voer het e-mailadres in waar de faxen naartoe gestuurd moeten
worden en druk op OK.
9. Druk op Stoppen/Wissen
()
om terug te keren naar de
gereedmodus.
Na elkaar verzonden faxen zullen worden doorgestuurd naar het
opgegeven e-mailadres.
Ontvangen faxen doorsturen naar een ander
faxapparaat
U kunt het apparaat zo instellen dat inkomende faxberichten gedurende
een bepaalde periode worden doorgestuurd naar een ander faxnummer.
Als het apparaat een faxbericht ontvangt, wordt dit bericht opgeslagen in
het geheugen. Vervolgens kiest het apparaat het faxnummer dat u hebt
opgegeven en wordt het faxbericht verzonden.
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu
()
tot Faxfunctie verschijnt op de onderste regel
van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Doorsturen verschijnt en druk op OK.
4. Druk op OK als Fax verschijnt.
5. Druk op de pijltoetsen tot Ontv. doorst. verschijnt en druk op OK.
6. Druk op de pijltoetsen tot Doorsturen verschijnt en druk op OK.
Selecteer Doorst.&afdr. als u wilt dat het apparaat telkens na het
doorsturen een fax afdrukt.
7. Voer het nummer in van het faxapparaat waarnaar de faxen
verzonden moeten worden en druk op OK.
8. Voer de begintijd in en druk op OK.
9. Voer de eindtijd in en druk op OK.
10. Druk op Stoppen/Wissen
()
om terug te keren naar de
gereedmodus.
Na elkaar ontvangen faxen zullen doorgestuurd worden naar het
opgegeven faxapparaat.
Ontvangen faxen doorsturen naar een e-mailadres
U kunt uw apparaat zo instellen dat binnenkomende faxen doorgestuurd
worden naar het e-mailadres dat u hebt ingevoerd.
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu
()
tot Faxfunctie verschijnt op de onderste regel
van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Doorsturen verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot E-mail verschijnt en druk op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot Ontv. doorst. verschijnt en druk op OK.
6. Druk op de pijltoetsen tot Doorsturen verschijnt en druk op OK.
Selecteer Doorst.&afdr. als u wilt dat het apparaat telkens na het
doorsturen een fax afdrukt.
7. Voer uw e-mailadres in en druk op OK.
8. Voer het e-mailadres in waar de faxen naartoe gestuurd moeten
worden en druk op OK.
9. Druk op Stoppen/Wissen
()
om terug te keren naar de
gereedmodus.
Na elkaar verzonden faxen zullen worden doorgestuurd naar het
opgegeven e-mailadres.
FAX INSTELLEN
De faxinstellingen wijzigen
Het apparaat beschikt over diverse opties voor het instellen van het
faxsysteem. Deze opties kunnen door de gebruiker zelf worden ingesteld.
U kunt de standaardinstellingen naar wens aanpassen.
De faxinstellingen wijzigen
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu
()
tot Faxinstel. verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Verzending of Ontvangst verschijnt en druk
op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk
op OK.
5.
Druk op de pijltoetsen tot de gewenste status verschijnt of voer de waarde
in voor de geselecteerde optie en druk op
OK
.
6. Herhaal indien nodig de stappen 4 en 5.
7. Druk op Stoppen/Wissen
()
om terug te keren naar de
gereedmodus.
Verzending-opties
OPTIE BESCHRIJVING
Aant. kiespog. U kunt het aantal kiespogingen opgeven. Als u
0
invoert, vinden er geen nieuwe kiespogingen
plaats.
Opn. kiezen na
Als de lijn van de ontvangende fax bezet is, kan uw
apparaat het faxnummer automatisch opnieuw
kiezen. U kunt het interval tussen de kiespogingen
instellen.
Kenget. kiezen U kunt een prefix van maximaal vijf cijfers
instellen. Dit nummer wordt dan altijd gekozen
voordat er een automatisch gekozen nummer
wordt gekozen. Dit is nuttig om toegang te krijgen
tot een telefooncentrale.
ECM-modus Deze modus compenseert waar nodig de slechte
kwaliteit van een telefoonlijn en zorgt ervoor dat
uw faxen probleemloos naar elk faxapparaat met
ECM-functie worden verstuurd. Een fax versturen
met ECM kan langer duren.
Faxen | 51
Ontvangst-opties
De standaarddocumentinstellingen wijzigen
De faxopties, met inbegrip van resolutie en tonerdichtheid, kunnen ingesteld
worden op de meest gebruikte modi. Als u een fax verstuurt, gebeurt
dat volgens de standaardinstellingen, tenzij ze gewijzigd worden via
de desbetreffende knop en menu.
Transm.rapport U kunt uw apparaat zodanig instellen dat het een
verzendrapport afdrukt met onder meer het aantal
verzonden pagina’s. De beschikbare opties zijn
Aan, Uit en Aan-Fout. Als u deze laatste optie
selecteert, wordt er alleen een rapport afgedrukt
als de verzending mislukt is.
TCR voor afb. Met deze functie kunnen gebruikers via de
weergave Verzonden berichten in het
verzendingsrapport te weten komen welke
faxberichten er zijn verstuurd. De eerste pagina
van het bericht wordt omgezet naar een
afbeeldingsbestand dat op het
verzendingsrapport wordt afgedrukt zodat
gebruikers kunnen nagaan welke berichten er
werden verzonden. U kunt deze functie echter
niet gebruiken als u een fax verstuurt zonder de
gegevens in het geheugen op te slaan.
Kiesmodus Deze instelling is niet in alle landen beschikbaar.
Als deze optie niet beschikbaar is, ondersteunt
het apparaat deze functie niet.
U kunt de kiesmodus voor het apparaat instellen
op toon- of pulskiezen. Het kan zijn dat u Puls
moet kiezen als u een openbaar telefoonsysteem
of een bedrijfscentralesysteem hebt. Neem
contact op met de lokale telefoonmaatschappij als
u niet zeker weet welke kiesmodus moet worden
gebruikt.
Als u Puls selecteert, zijn mogelijk niet alle
functies van het telefoonsysteem beschikbaar.
Ook kan het kiezen van een fax- of
telefoonnummer mogelijk langer duren.
OPTIE BESCHRIJVING
Ontvangstmodus Hier kunt u de standaardmodus voor het
ontvangen van faxen selecteren. Zie pagina 46
voor meer informatie over het ontvangen van
faxen in iedere modus.
Opn. na bels. U kunt opgeven hoe vaak het apparaat moet
overgaan voordat een inkomende oproep wordt
beantwoord.
Ontv.g. stemp. Met deze optie drukt het apparaat automatisch
het paginanummer, de ontvangstdatum en -tijd
af op iedere pagina van een ontvangen fax.
Startc. ontv. Met deze code kunt u een fax ontvangen vanaf
een intern telefoontoestel dat aangesloten is op
de EXT-uitgang aan de achterzijde van het
apparaat. Als u de hoorn van het telefoontoestel
opneemt en de faxtonen hoort, voert u de code
in. De voorgeprogrammeerde code is *9*.
OPTIE BESCHRIJVING
Aut. verklein. Als u een fax ontvangt die meer pagina’s telt dan
er vellen beschikbaar zijn in de papierlade, kan
het apparaat het formaat van het origineel
aanpassen om alles op het beschikbare papier
te krijgen. Schakel deze functie in als u een
inkomende pagina automatisch wilt laten
verkleinen.
Wanneer deze functie ingesteld is op
Uit
, kan het
apparaat het origineel niet zodanig verkleinen dat
het op één pagina past. Het origineel wordt
opgedeeld en wordt in oorspronkelijk formaat
op twee of meer pagina’s afgedrukt.
Grootte neger. Wanneer u een fax ontvangt met pagina’s die
even lang of langer zijn dan het geladen papier,
kunt u het apparaat zo instellen dat een bepaald
gedeelte aan het eind van de ontvangen fax niet
wordt afgedrukt. Het apparaat drukt de
ontvangen fax op één of meer vellen papier af,
minus de gegevens die op het opgegeven
genegeerde stuk zouden hebben gestaan.
Wanneer de ontvangen fax pagina’s bevat die
groter zijn dan het geladen papier en
Aut.
verklein.
is ingeschakeld, zal het apparaat de fax
verkleinen tot de volledige fax op het papier past.
Inst. ong. fax
Deze instelling is niet in alle landen beschikbaar.
Als deze functie is ingeschakeld, worden faxen
geweigerd die afkomstig zijn van externe
nummers die in het geheugen zijn opgeslagen
onder ongewenste faxnummers. Deze functie is
handig om ongewenste faxberichten te blokkeren.
Als u deze functie inschakelt, krijgt u toegang tot
de volgende opties om de ongewenste
faxnummers in te voeren.
Toevoegen:
hiermee kunt u tot
10 faxnummers opslaan.
Verwijderen
:
hiermee kunt u het betreffende
ongewenste faxnummer opslaan.
Alles verw.
:
hiermee kunt u alle ongewenste
faxnummers verwijderen.
DRPD-modus In deze modus kan de gebruiker een enkele
telefoonlijn gebruiken om oproepen naar
verschillende telefoonnummers te
beantwoorden. In dit menu kunt u het apparaat
zo instellen dat het herkent welke belpatronen
moeten worden beantwoord. Zie pagina 47 voor
meer informatie over deze functie.
Dubbelz. afdr.
Lange zijde: drukt de pagina’s zodanig af dat
ze gelezen kunnen worden als een boek.
Korte zijde:
drukt de pagina’s zodanig af dat
ze gelezen kunnen worden als een notaboekje.
•Uit: drukt de ontvangen fax op één zijde van
het papier af.
OPTIE BESCHRIJVING
52 | Faxen
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu
()
tot Faxinstel. verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot St.inst. wijz. verschijnt en druk op OK.
4. Druk op OK als Resolutie verschijnt.
5. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk
op OK.
6. Druk op de pijltoetsen tot Tonersterkte verschijnt en druk op OK.
7. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk
op OK.
8. Druk op Stoppen/Wissen
()
om terug te keren naar de
gereedmodus.
Automatisch een verzendrapport afdrukken
U kunt het apparaat zo instellen dat een rapport wordt afgedrukt met
gedetailleerde informatie over de 50 laatste faxen (zowel verzonden als
ontvangen), met vermelding van datum en tijd.
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu
()
tot Faxinstel. verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Autom. rapport verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot Aan verschijnt en druk op OK.
5. Druk op Stoppen/Wissen
()
om terug te keren naar de
gereedmodus.
Een adresboek aanmaken
U kunt in adresboek de meest gebruikte faxnummers instellen.
De volgende functies zijn beschikbaar om adresboek in te stellen:
Snelknoppen
Snelkiesnummers/groepskiesnummers
Snelknoppen
Via de 15 snelknoppen op het bedieningspaneel kunt u veelgebruikte
faxnummers opslaan. Zo kunt u met één druk op de knop een faxnummer
invoeren. Via de knop
Shift
kunt u maximaal 30 nummers opslaan onder
de snelknoppen.
U kunt op twee manieren nummers toekennen aan snelknoppen.
Bestudeer onderstaande procedure en gebruik de methode die uw
voorkeur heeft:
Registratie na indrukken van een snelknop
1. Druk op Fax.
2. Druk op één van de snelknoppen.
3. Druk op OK als Ja verschijnt.
4. Voer de gewenste naam in en druk op OK.
Zie pagina 23 voor meer informatie over het invoeren van lettertekens.
5. Voer het faxnummer in dat u wilt opslaan en druk op OK.
Registratie na het invoeren van een nummer
1. Druk op Fax.
2. Voer het faxnummer in dat u wilt opslaan.
3. Druk op één van de snelknoppen.
4. Druk op OK als Ja verschijnt.
5. Voer de gewenste naam in en druk op OK.
Zie pagina 23 voor meer informatie over het invoeren van lettertekens.
6. Druk op OK om het nummer te bevestigen.
Snelknoppen gebruiken
Als u tijdens het versturen van een fax wordt gevraagd om een
faxnummer in te voeren:
Druk op de desbetreffende snelknop en vervolgens op OK om een
nummer van snelknop 1 tot 15 op te halen.
Druk op de desbetreffende snelknop en vervolgens op Shift om een
nummer van snelknop 16 tot 30 OK op te halen.
Snelkiesnummers
U kunt snelkiesnummers toekennen aan maximaal 240 veelgebruikte
faxnummers.
Een snelkiesnummer vastleggen
1. Druk op Fax.
2. Druk op Adresboek
()
tot Nieuw en bew. verschijnt op de
onderste regel van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op OK als Snelkiesnummer verschijnt.
4. Voer een snelkiesnummer in tussen 0 en 239 en druk op OK.
Als een gekozen nummer reeds is toegekend, toont het display
de naam zodat u deze eventueel kunt wijzigen. Druk op Terug
()
om door te gaan met een volgend snelkiesnummer.
5. Voer de gewenste naam in en druk op OK.
Zie pagina 23 voor meer informatie over het invoeren van
lettertekens.
6. Voer het faxnummer in dat u wilt opslaan en druk op OK.
7. Druk op Stoppen/Wissen
()
om terug te keren naar de
gereedmodus.
Snelkiesnummers bewerken
1. Druk op Adresboek
()
tot Nieuw en bew. verschijnt op de
onderste regel van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK als Snelkiesnummer verschijnt.
3. Voer het snelkiesnummer in dat u wilt bewerken en druk op OK.
4. Wijzig de naam en druk op OK.
5. Wijzig het faxnummer en druk op OK.
6. Druk op Stoppen/Wissen
()
om terug te keren naar de
gereedmodus.
Snelkiesnummers gebruiken
Voer, wanneer u wordt gevraagd een nummer in te voeren, het
snelkiesnummer in waaronder u het gewenste faxnummer hebt
opgeslagen.
In het geval van een snelkiesnummer dat uit één cijfer (0-9) bestaat,
houdt u de cijferknop op het numerieke toetsenblok ingedrukt.
In het geval van een snelkiesnummer dat uit twee of drie cijfers
bestaat, drukt u op de eerste cijferknop(pen) en houdt u vervolgens
de laatste cijferknop ingedrukt.
U kunt een item ook in het geheugen opzoeken door te drukken op
Adresboek
()
. Zie "Een item zoeken in het adresboek" op pagina 53.
Groepskiesnummers
Als u vaak eenzelfde document naar verschillende bestemmingen
verstuurt, kunt u die bestemmingen groeperen en er een
groepskiesnummer aan toekennen. Op die manier kunt u een document
versturen naar alle bestemmingen binnen die groep. Met de bestaande
snelkiesnummers van de bestemmingen kunt u maximaal 200 (0 tot en
met 199) groepskiesnummers instellen.
Zorg ervoor dat uw apparaat ingesteld is op faxmodus voordat u
de faxnummers opslaat.
Als u op een reeds toegekende snelknop drukt, zal het display u
vragen of u wilt overschrijven. Druk op OK om te bevestigen Ja en
door te gaan. Selecteer Nee om een andere snelknop te kiezen.
Faxen | 53
Een groepskiesnummer vastleggen
1. Druk op Fax.
2. Druk op Adresboek
()
tot Nieuw en bew. verschijnt op de
onderste regel van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Groepsnummer verschijnt en druk op OK.
4. Voer een groepskiesnummer in tussen 0 en 199 en druk op OK.
5. Voer een snelkiesnummer in en druk op OK.
6. Druk op OK wanneer de informatie m.b.t. het snelkiesnummer
correct wordt weergegeven.
7. Druk op OK als Ja verschijnt.
8. Herhaal stap 5 en 6 om andere snelkiesnummers aan de groep toe
te voegen.
9. Als u klaar bent, drukt u op de pijltoetsen om Nee te selecteren bij
de vraag Nog een nummer? en drukt u op OK.
10. Druk op Stoppen/Wissen
()
om terug te keren naar de
gereedmodus.
Een groepskiesnummer bewerken
U kunt een item uit de groep verwijderen of een nieuw nummer
toevoegen aan de geselecteerde groep.
1. Druk op Adresboek
()
tot Nieuw en bew. verschijnt op de
onderste regel van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Groepsnummer verschijnt en druk op OK.
3. Voer het groepskiesnummer in dat u wilt bewerken en druk op OK.
4. Voer het snelkiesnummer in dat u wilt toevoegen of verwijderen en
druk op OK.
Als u een nieuw snelkiesnummer hebt ingevoerd, verschijnt
Toevoegen?.
Als u een snelkiesnummer invoert dat in de groep is opgeslagen,
verschijnt Verwijderen?.
5. Druk op OK om het nummer toe te voegen of te verwijderen.
6. Druk op OK wanneer Ja verschijnt om meer nummers toe te voegen
of te verwijderen en herhaal stap 4 en 5.
7. Als u klaar bent, drukt u op de pijltoetsen om Nee te selecteren bij de
vraag Nog een nummer? en drukt u op OK.
8. Druk op Stoppen/Wissen
()
om terug te keren naar de
gereedmodus.
Groepskiesnummers gebruiken
Om een groepskiesnummer te gebruiken, moet u het opzoeken in het
geheugen en selecteren.
Druk op Adresboek
()
als u tijdens het versturen van een fax wordt
gevraagd om een faxnummer in te voeren. Zie hieronder.
Een item zoeken in het adresboek
U kunt op twee manieren een nummer in het geheugen opzoeken.
U doorzoekt het telefoonboek alfabetisch of u voert de eerste letters
in van de naam die aan dat nummer is gekoppeld.
Het geheugen alfabetisch doorzoeken
1. Druk indien nodig op Fax.
2. Druk op Adresboek
()
tot Zoek. en kiez. verschijnt op de onderste
regel van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk
op OK.
4. Druk op OK als Alle verschijnt.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste naam met het nummer
verschijnt. U kunt het hele geheugen alfabetisch doorzoeken van
achter naar voor en omgekeerd.
Zoeken naar een specifieke beginletter
1. Druk indien nodig op Fax.
2. Druk op Adresboek
()
tot Zoek. en kiez. verschijnt op de onderste
regel van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk
op
OK
.
4. Druk op de pijltoetsen tot Id verschijnt en druk op OK.
5. Voer de eerste letters in van de naam die u zoekt en druk op OK.
6. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk
op OK.
Een vermelding in het adresboek verwijderen
In het adresboek kunt u items één voor één verwijderen.
1. Druk op Adresboek
()
tot Verwijderen verschijnt op de onderste
regel van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk
op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk
op OK.
Selecteer
Alles zoeken
om een item te zoeken in het volledige
adresboek.
Selecteer Id zoeken om een item te zoeken via de eerste letters van
de naam.
4. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk
op OK.
U kunt ook de eerste letters invoeren en op OK drukken. Druk op
de pijltoetsen tot het gewenste menu-item verschijnt en druk op OK.
5. Druk op OK.
6. Druk op OK wanneer Ja verschijnt om verwijderen te bevestigen.
7. Druk op Stoppen/Wissen
()
om terug te keren naar de
gereedmodus.
Adresboek afdrukken
1. U kunt de instellingen van uw adresboek controleren door ze in een
lijst af te drukken.
2. Druk op Adresboek
()
tot Afdrukken verschijnt op de onderste
regel van het display.
3. Druk op OK. Het apparaat drukt nu een lijst af met uw persoonlijke
instellingen voor snelknoppen, snelkiesnummers en
groepskiesnummers.
54 | Gebruik van een USB-flashgeheugen
gebruik van een USB-flashgeheugen
In dit hoofdstuk wordt u uitgelegd hoe u een USB-geheugenapparaat samen met uw apparaat kunt gebruiken.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Over USB-geheugen
Een USB-geheugenapparaat aansluiten
Scannen naar een USB-geheugenapparaat
Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat
Een back-up maken van uw gegevens
USB-geheugen beheren
OVER USB-GEHEUGEN
Er bestaan USB-geheugenapparaten met verschillende
geheugencapaciteiten die meer ruimte bieden voor de opslag van
documenten, presentaties, gedownloade muziek en video’s,
hogeresolutieafbeeldingen en alle andere bestanden die u wilt opslaan
of verplaatsen.
U kunt het volgende doen met uw apparaat en een USB-
geheugenapparaat:
Documenten scannen en op een USB-geheugenapparaat opslaan.
Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat.
Een back-up maken van uw Adresboek
()
/Telefoonlijst-
vermeldingen en van de systeeminstellingen van uw apparaat.
Back-upbestanden terugzetten in het geheugen van het apparaat.
Het USB-geheugenapparaat formatteren.
De beschikbare geheugenruimte controleren.
EEN USB-GEHEUGENAPPARAAT AANSLUITEN
De USB-geheugenpoort op de voorkant van uw apparaat ondersteunt
USB V1.1- en USB V2.0-geheugenapparaten. Op uw apparaat worden
USB-geheugenapparaten met FAT16/FAT32 en sectoren van 512 bytes
ondersteund.
Controleer het bestandssysteem van uw USB-geheugenapparaat bij
de leverancier.
Gebruik alleen USB-geheugenapparaten met een USB-connector van het
type A.
Gebruik alleen een metalen/afgeschermd USB-geheugenapparaat.
Steek een USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort aan
de voorkant van het apparaat.
SCANNEN NAAR EEN USB-GEHEUGENAPPARAAT
U kunt een document scannen en de gescande afbeelding op een USB-
geheugenapparaat opslaan. Dit kunt u op twee manieren doen: u kunt een
document naar het apparaat scannen met de standaardinstellingen of u
kunt uw eigen scaninstellingen aanpassen.
Scannen
1. Steek een USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort aan de
voorkant van het apparaat.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI of plaats
één enkel origineel op de glasplaat met de bedrukte zijde naar beneden.
Zie pagina 25 voor meer informatie over het plaatsen van originelen.
3. Druk op Scan/Email.
4. Druk op OK wanneer Naar USB scan. op de onderste regel van het
display verschijnt.
Verwijder het USB-geheugenapparaat niet terwijl het apparaat
actief is of bezig is met lezen van of schrijven naar het USB-
geheugen. Onder de garantie voor het apparaat valt geen schade
die is veroorzaakt door onjuist gebruik van de gebruiker.
Als uw USB-geheugenapparaat bepaalde functies heeft, zoals
veiligheidsinstellingen en wachtwoordinstellingen, zal uw
apparaat het mogelijk niet automatisch detecteren. Raadpleeg
de gebruikershandeling van het apparaat voor meer informatie
over deze functies.
Gebruik van een USB-flashgeheugen | 55
5. Druk op OK, Kleur Start () of Zwart Start () wanneer USB
verschijnt.
Ongeacht de knop waarop u drukt, wordt de kleurenmodus bepaald
zoals ingesteld. Zie "Aangepast scannen naar USB" op pagina 55.
Uw apparaat begint het origineel te scannen en vraagt of u een andere
pagina wilt scannen.
6. Druk op OK wanneer Ja verschijnt om meer pagina’s te scannen.
Plaats een origineel en druk op Kleur Start () of Zwart Start ().
Ongeacht de knop waarop u drukt, wordt de kleurenmodus bepaald
zoals ingesteld. Zie "Aangepast scannen naar USB" op pagina 55.
Of druk op de pijltoetsen om Nee te selecteren en druk op OK.
Na het scannen kunt u het USB-geheugenapparaat uit het apparaat
verwijderen.
Aangepast scannen naar USB
U kunt het formaat, de grootte en de kleurmodus van afbeeldingen instellen
telkens als u ze naar een USB-geheugenapparaat scant.
1. Druk op Scan/Email.
2. Druk op Menu () tot Scanfunctie op de onderste regel van het
display verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op OK als USB-geheugen verschijnt.
4. Druk op de pijltoetsen tot de instellingsoptie verschijnt en druk
vervolgens op OK.
U kunt de volgende opties instellen:
Scanformaat: bepaalt de grootte van de afbeelding.
•Oorspr. type: bepaalt het documenttype van het origineel.
Resolutie: bepaalt de resolutie van de afbeelding.
Scankleur: bepaalt de kleurmodus. Als u bij deze optie Mono
selecteert, kunt u niet JPEG selecteren in Scanindeling.
Scanindeling: bepaalt de bestandsindeling waarin de afbeelding
moet worden opgeslagen. Wanneer u TIFF of PDF selecteert, hebt
u de mogelijkheid om meerdere pagina’s te scannen. Als u bij deze
optie JPEG selecteert, kunt u niet Mono selecteren in Scankleur.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste status verschijnt en druk
vervolgens op OK.
6. Herhaal de stappen 4 en 5 om andere opties in te stellen.
7. Druk zodra u klaar bent op Stoppen/Wissen () om terug te keren
naar de gereedmodus.
U kunt de standaardscaninstellingen veranderen. Zie pagina 42 voor meer
informatie.
AFDRUKKEN VANAF EEN USB-
GEHEUGENAPPARAAT
U kunt bestanden die opgeslagen zijn op het USB-geheugenapparaat
rechtstreeks afdrukken. U kunt TIFF-, BMP-, JPEG-, PDF- en PRN-
bestanden afdrukken.
Bestandstypen die de door de optie Rechtstreeks afdrukken worden
ondersteund:
PRN: compatibel met Dell PCL 6.
U kunt PRN-bestanden maken door het selectievakje Afdrukken naar
bestand in te schakelen wanneer u een document afdrukt. Het
document wordt dan niet afgedrukt, maar wordt als een PRN-bestand
opgeslagen. Alleen PRN-bestanden die op deze wijze zijn gemaakt,
kunnen direct vanuit het USB-geheugen worden afgedrukt. Raadpleeg
het gedeelte Software om te weten hoe u een PRN-bestand moet
maken.
BMP: BMP niet-gecomprimeerd
TIFF: TIFF 6.0 Baseline
JPEG: JPEG Baseline
PDF: PDF 1.4 en ouder
Om een document af te drukken vanaf een USB-
geheugenapparaat
1. Steek een USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort aan
de voorkant van het apparaat. Als u er reeds een hebt aangesloten,
drukt u op
Via USB afdrukken
().
Uw apparaat detecteert automatisch het geheugenapparaat en leest
de gegevens die erop zijn opgeslagen.
2. Druk op de pijltoetsen tot de instellingsoptie verschijnt en druk
vervolgens op OK.
Indien u D voor een mapnaam ziet, staan er één of meer bestanden
of mappen in de geselecteerde map.
3. Als u een bestand hebt geselecteerd, gaat u door met de volgende stap.
Als u een map hebt geselecteerd, drukt op de pijltoetsen tot het
gewenste bestand verschijnt.
4. Druk op de pijltoetsen om het aantal afdrukken te selecteren of in te
voeren.
5. Druk op OK, Kleur Start () of Zwart Start () om het geselecteerde
bestand af te drukken.
U hebt de keuze tussen de volgende twee modi:
OK of Kleur Start (): afdrukken in kleur
Zwart Start (): afdrukken in zwart-wit
Na het afdrukken van het bestand wordt u gevraagd of u nog een bestand
wilt afdrukken.
6. Druk op OK wanneer Ja verschijnt voor een andere afdruktaak,
en herhaal de procedure vanaf stap 2.
Of druk op de pijltoetsen om Nee te selecteren en druk op OK.
7. Druk op Stoppen/Wissen ( ) om terug te keren naar de
gereedmodus.
EEN BACK-UP MAKEN VAN UW GEGEVENS
Gegevens in het geheugen van het apparaat kunnen per ongeluk gewist
worden als gevolg van een stroomonderbreking of een fout tijdens het
opslaan. Met een back-up beveiligt u uw adresboek-vermeldingen
en de systeeminstellingen door ze als back-upbestanden op een USB-
geheugenapparaat te bewaren.
Een back-up maken van uw gegevens
1. Steek het USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort aan
de voorkant van het apparaat.
2. Druk op Menu () tot Systeeminst. op de onderste regel van het
display verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op OK als Apparaatinst. verschijnt.
4. Druk op de pijltoetsen tot Inst. export. verschijnt en druk op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot de gewenste bindoptie verschijnt.
Adresboek: maakt een back-up van alle adresboek-vermeldingen.
Geg. instellen: maakt een back-up van alle systeeminstellingen.
6. Druk op OK om een back-up van uw gegevens te maken.
De back-up van de gegevens wordt opgeslagen in uw USB-geheugen.
Voor het afdrukken kunt u het papierformaat en de lade kiezen.
Zie "Papierformaat en -type instellen" op pagina 32.
56 | Gebruik van een USB-flashgeheugen
7. Druk op Stoppen/Wissen () om terug te keren naar de
gereedmodus.
Gegevens terugzetten
1. Steek de USB-geheugenstick met de gegevensback-up in de USB-
geheugenpoort.
2. Druk op Menu () tot Systeeminst. op de onderste regel van het
display verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
4. Druk op de pijltoetsen tot Inst. import. verschijnt en druk op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot de instellingsoptie verschijnt en druk
vervolgens op OK.
6. Druk op de pijltoetsen tot het bestand met de gegevens die u wilt
terugzetten verschijnt en druk op OK.
7. Druk op OK wanneer Ja verschijnt om het back-upbestand terug te
zetten op het apparaat.
8. Druk op Stoppen/Wissen () om terug te keren naar de
gereedmodus.
USB-GEHEUGEN BEHEREN
U kunt afbeeldingsbestanden op het USB-geheugenapparaat één voor één
of allemaal tegelijk verwijderen door het apparaat opnieuw te formatteren.
Een afbeeldingsbestand verwijderen
1. Steek een USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort aan
de voorkant van het apparaat.
2. Druk op Scan/Email.
3. Druk op OK wanneer Naar USB scan. op de onderste regel van het
display verschijnt.
4. Druk op de pijltoetsen tot Bestandsbeheer verschijnt en druk op OK.
5. Druk op OK als Verwijderen verschijnt.
6.
Druk op de pijltoetsen tot de instellingsoptie verschijnt en druk vervolgens
op
OK
.
Als u een bestand hebt geselecteerd, toont het display ongeveer
2 seconden lang de bestandsgrootte. Ga door met de volgende stap.
Als u een map hebt geselecteerd, drukt u op de pijltoetsen tot het bestand
dat u wilt verwijderen verschijnt en drukt u op
OK
.
7. Druk op OK wanneer Ja verschijnt om uw keuze te bevestigen.
8. Druk op Stoppen/Wissen () om terug te keren naar de
gereedmodus.
USB-geheugenapparaat formatteren
1. Steek een USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort aan
de voorkant van het apparaat.
2. Druk op Scan/Email.
3. Druk op OK wanneer Naar USB scan. op de onderste regel van het
display verschijnt.
4. Druk op de pijltoetsen tot Bestandsbeheer verschijnt en druk op OK.
5. Druk op de pijltoetsen tot Indeling verschijnt en druk op OK.
6. Druk op OK wanneer Ja verschijnt om uw keuze te bevestigen.
7. Druk op Stoppen/Wissen () om terug te keren naar de
gereedmodus.
De USB-geheugenstatus weergeven
U kunt controleren hoeveel geheugenruimte nog beschikbaar is voor het
scannen en opslaan van documenten.
1. Steek een USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort aan
de voorkant van het apparaat.
2. Druk op Scan/Email.
3. Druk op OK wanneer Naar USB scan. op de onderste regel van het
display verschijnt.
4. Druk op de pijltoetsen tot Contr. ruimte verschijnt en druk op OK.
In het display wordt de beschikbare geheugenruimte weergegeven.
5. Druk op Stoppen/Wissen ( ) om terug te keren naar gereedmodus.
Bestanden kunnen niet meer worden teruggezet zodra u ze hebt
verwijderd of het USB-geheugenapparaat opnieuw hebt
geformatteerd. Voordat u ze verwijdert, dient u dan ook te bevestigen
dat u de bestanden niet meer nodig hebt.
Indien u
D
voor een mapnaam ziet, staan er één of meer bestanden
of mappen in de geselecteerde map.
Onderhoud | 57
onderhoud
In dit hoofdstuk vindt u informatie over het onderhoud van het apparaat en de tonercassette.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Rapporten afdrukken
Het kleurcontrast aanpassen
Waarschuwing Toner bijna op gebruiken
Geheugen wissen
Uw apparaat reinigen
De cassette onderhouden
De tonercassette vervangen
De transportriem vervangen
Te onderhouden onderdelen
Het apparaat beheren via de website
Het serienummer van het apparaat controleren
RAPPORTEN AFDRUKKEN
U kunt verschillende rapporten met nuttige informatie laten maken.
De volgende rapporten zijn beschikbaar:
Een rapport afdrukken
1. Druk op Menu
()
tot Systeeminst. op de onderste regel van het
display verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Rapport verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste rapport of de gewenste lijst
verschijnt en druk vervolgens op OK.
Selecteer Alle rapporten om alle rapporten af te drukken.
4. Druk op OK wanneer Ja verschijnt om het afdrukken te bevestigen.
De geselecteerde informatie wordt afgedrukt.
HET KLEURCONTRAST AANPASSEN
In het kleurenmenu kunt u de kleurinstelling aanpassen.
1. Druk op Menu
()
tot Systeeminst. op de onderste regel van het
display verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Onderhoud verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Kleur verschijnt en druk op OK.
Afhankelijk van uw opties of model zullen sommige rapporten mogelijk
niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze opties niet
van toepassing op uw toestel.
RAPPORT/
LIJST
BESCHRIJVING
Configuratie In deze lijst staat de status van de opties die door de
gebruiker kunnen worden ingesteld. U kunt deze lijst
afdrukken om de in de instellingen aangebrachte
wijzigingen te bevestigen.
Info verb.art. In deze lijst staat de huidige status van
verbruiksgoederen in uw apparaat.
Adresboek
In deze lijst staan alle faxnummers en e-mailadressen
die in het geheugen van het apparaat zijn opgeslagen.
Transm.rapport In dit rapport staat het faxnummer, het aantal
pagina’s, de verzendduur, de communicatiemethode
en het resultaat van de verzending voor een
specifieke taak.
U kunt uw apparaat zodanig instellen dat het
automatisch een verzendrapport afdrukt na elke
faxtaak. Zie "Verzending-opties" op pagina 50.
Verzendrapport Dit rapport bevat informatie over de faxen en
e-mailberichten die u onlangs hebt verzonden.
U kunt het apparaat zo instellen dat na elke
50 communicaties een rapport wordt afgedrukt.
Zie "Verzending-opties" op pagina 50.
Rap. ontv. fax Dit rapport bevat informatie over de faxberichten die
u recent hebt ontvangen.
Geplande taken In deze lijst staat een overzicht van de uitgestelde
faxen die recent in het geheugen zijn opgeslagen,
met begintijd en aard van de operatie.
Rap. ong. fax.
In deze lijst staan de faxnummers die zijn opgegeven
als ongewenste faxnummers. Ga naar het menu
Inst.
ong. fax
om nummers aan de lijst toe te voegen of uit
de lijst te verwijderen. Zie "Ontvangst-opties" op
pagina 51.
Netwerkinform. In deze lijst staat informatie over de
netwerkverbinding en -configuratie van uw apparaat.
NetScan-rapp.
Dit rapport bevat informatie over de Netwerkscan-
records inclusief IP-adres, tijd en datum, aantal
gescande pagina’s en resultaten. Dit rapport wordt
automatisch afgedrukt na iedere 50 scanopdrachten
op het netwerk.
Gebr.ver.lijst In deze lijst staan de gebruikers die gebruik mogen
maken van de e-mailfunctie.
PCL-lettertyp. U kunt de PCL-lijst met lettertypen afdrukken.
PS3-let.lijst U kunt de PS3-lijst met lettertypen afdrukken.
Opgesl. taak In deze lijst staat de huidige status van
de opgeslagen taak op de HDD.
Taak voltooid de pagina Taak voltooid toont een lijst van alle
voltooide afdruktaken. De lijst bevat de laatste 50
afgedrukte bestanden.
Logb. net.ver. In deze lijst staan de gebruikers die zich hebben
ingelogd in het domein en hun id’s.
RAPPORT/
LIJST
BESCHRIJVING
58 | Onderhoud
4. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste kleurenmenu op het display
verschijnt en druk op OK.
Aangep. kleur: hiermee kunt u het contrast kleur per kleur
aanpassen. Standaard optimaliseert de kleur automatisch. Handm.
aanpas.: hiermee kunt u het kleurcontrast voor elke cassette
handmatig aanpassen. Standaard: deze instelling wordt aanbevolen
voor de beste kleurkwaliteit.
Aut. kleurreg.: hiermee kunt u de positie van gedrukte
kleurenteksten of -afbeeldingen aanpassen aan het oorspronkelijke
bestand op uw scherm.
5. Druk op Stoppen/Wissen
()
om terug te keren naar de
gereedmodus.
WAARSCHUWING TONER BIJNA OP
GEBRUIKEN
Als er geen toner meer in de tonercassette zit, verschijnt een bericht
waarmee de gebruiker wordt gevraagd om de tonercassette te vervangen.
U kunt instellen of u wenst dat dit bericht verschijnt of niet.
1. Druk op Menu
()
tot Systeeminst. op de onderste regel van het
display verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Onderhoud verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Ws tr bijna op verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen om Uit te selecteren.
5. Druk op OK.
6. Druk op Stoppen/Wissen
()
om terug te keren naar de
gereedmodus.
GEHEUGEN WISSEN
U kunt kiezen welk gedeelte van de informatie in het geheugen u wilt wissen.
1. Druk op Menu
()
tot Systeeminst. op de onderste regel van het
display verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Instel. wissen verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot het item dat u wilt wissen, verschijnt.
4. Druk op OK als Ja verschijnt.
5. Druk opnieuw op OK om het wissen te bevestigen.
6. Herhaal stappen 3 tot en met 5 om een ander item te wissen.
7. Druk op Stoppen/Wissen
()
om terug te keren naar de
gereedmodus.
UW APPARAAT REINIGEN
Volg de onderstaande reinigingsprocedures telkens na vervanging van een
tonercassette of als er problemen ontstaan met afdruk- en scankwaliteit. Dit
is voor het behoud van een goede afdruk- en scankwaliteit.
De buitenkant reinigen
U kunt de behuizing van het apparaat het beste schoonmaken met een
zachte, niet-pluizende doek. U kunt de doek enigszins bevochtigen met
water, maar let erop dat er geen water op of in het apparaat druppelt.
Binnenkant reinigen
Tijdens het afdrukken kunnen zich in het apparaat papierresten, toner
en stof verzamelen. Dit kan op een gegeven moment problemen met de
afdrukkwaliteit veroorzaken, zoals tonervlekken of vegen. Deze problemen
kunnen worden gereduceerd of verholpen door de binnenkant van het
apparaat te reinigen.
Als u het apparaat hebt verplaatst, wordt ten zeerste aangeraden
om dit menu handmatig te bedienen.
Controleer of alle faxtaken zijn voltooid voordat u het geheugen wist,
anders worden deze taken ook gewist.
Afhankelijk van uw opties of model zullen sommige menu’s mogelijk
niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze opties niet
van toepassing op uw toestel.
OPTIES BESCHRIJVING
Alle instel. Wist alle gegevens uit het geheugen en herstelt
de standaardinstellingen.
Faxinstel. Herstelt alle standaardfaxopties.
Kopieerinstel. Herstelt alle standaardkopieeropties.
Scaninstel. Herstelt alle standaardscanopties.
Systeeminst. Herstelt alle standaardsysteemopties.
Netwerk Herstelt alle standaardnetwerkopties.
Adresboek Wist alle faxnummers en e-mailadressen uit het
geheugen.
Verzendrapport Wist alle informatie van verzonden faxen en e-mails.
Rap. ontv. fax Wist alle informatie over ontvangen faxberichten.
NetScan-rapp. Wist informatie over scansessies op het netwerk
in het geheugen.
Als u de behuizing van het apparaat reinigt met reinigingsmiddelenen
die veel alcohol, oplosmiddel of andere agressieve substanties
bevatten, kan de behuizing verkleuren of vervormen.
Als er toner in het apparaat of in de directe omgeving ervan terecht is
gekomen, raden wij u aan om dit te reinigen met een zachte, met
water bevochtigde doek of tissue. Als u een stofzuiger gebruikt, wordt
de toner in de lucht geblazen. Dit kan schadelijk voor u zijn.
OPTIES BESCHRIJVING
Onderhoud | 59
1. Schakel het apparaat uit en haal de stekker uit het stopcontact. Wacht
tot het apparaat is afgekoeld.
2. Open de voorklep volledig met behulp van de greep.
3. Houd de tonercassette vast aan de grepen en trek de cassette uit
de printer.
4. Druk op de groene handgreep in om de transportriem te ontgrendelen.
Houd de handgreep van de transportriem vast en til de transportriem uit
het apparaat.
Raak het groene oppervlak, de OPC-drum en de voorkant van
de tonercassette niet aan met uw handen of met enig ander
materiaal. Gebruik de greep op elke cassette om te voorkomen
dat u dit gedeelte aanraakt.
Probeer geen krassen te maken op het oppervlak van de
transportriem.
Als u de voorklep langer dan enkele minuten geopend laat, kan
de OPC-drum worden blootgesteld aan licht. Hierdoor wordt
de OPC-drum beschadigd. Sluit de voorklep als de installatie om
een of andere reden moet worden stopgezet of onderbroken.
Let dan op dat u niet de onderkant van het bedieningspaneel (het
onderste gedeelte van de fixeereenheid) aanraakt. De fixeereenheid
kan heet zijn, waardoor u brandwonden kunt oplopen.
Wanneer u de voorklep opent en binnenin het apparaat werkt, raden
wij u ten zeerste aan eerst de transportriem te verwijderen om te
vermijden dat deze vuil zou worden.
60 | Onderhoud
5.
Verwijder met een droge, niet-pluizende doek eventueel stof en gemorste
toner in en rond de ruimte voor de tonercassette.
6. Zoek de lange glazen strook (LSU) in het cassettevak en haal
voorzichtig een witte katoenen doek over de glasplaat om te zien of er
vuil aan blijft zitten
7.
Plaats alle onderdelen terug in het apparaat en sluit de voorklep.
8. Steek de stekker weer in het stopcontact en zet het apparaat aan.
De scannereenheid reinigen
U krijgt de beste kopieën als u de scannereenheid schoon houdt. We raden
u aan om de scannereenheid aan het begin van elke dag te reinigen.
Herhaal dit indien nodig in de loop van de dag.
1. Bevochtig een niet-pluizende, zachte doek of papieren handdoekje met
een beetje water.
2. Open het deksel van de scanner.
3. Veeg de glasplaat van de scanner en het glas van de DADI schoon en
droog.
4. Veeg de onderkant van het scannerdeksel schoon en droog deze af.
5. Sluit het scannerdeksel.
Als u toner op uw kleding krijgt, veeg de toner dan af met een
droge doek en was het kledingstuk in koud water. Als u warm
water gebruikt, hecht de toner zich aan de stof.
Wanneer de voorklep niet volledig gesloten is, werkt het apparaat niet.
1 Scannerdeksel
2 Glasplaat
3 Blanco vel
4 Glas van de automatische
documentinvoer
Onderhoud | 61
DE CASSETTE ONDERHOUDEN
Tonercassette bewaren
Neem de volgende richtlijnen in acht voor een optimaal resultaat:
Haal de tonercassette pas uit de verpakking op het moment dat u deze
gaat gebruiken.
Vul de tonercassette niet bij. Schade aan het apparaat als gevolg van
bijgevulde cassettes valt niet onder de garantie.
Bewaar tonercassettes in dezelfde ruimte als het apparaat.
Om schade aan de tonercassette te voorkomen, moet u ervoor zorgen
dat deze niet langer dan enkele minuten wordt blootgesteld aan licht.
Verwachte levensduur van de cassette
De gebruiksduur van de tonercassette hangt af van de hoeveelheid toner
die voor de afdruktaken vereist is. In de praktijk kan het aantal pagina’s
variëren afhankelijk van de afdrukdichtheid, de omgevingsomstandigheden,
het interval tussen verschillende afdrukken en het type en formaat van
het afdrukmateriaal. Als u bijvoorbeeld veel afbeeldingen afdrukt, moet
de tonercassette vaker worden vervangen.
Toner herverdelen
Wanneer een tonercassette bijna leeg is, verschijnen er vage of lichtere
gebieden in de afdruk. Het is ook mogelijk dat gekleurde afbeeldingen niet
in de juiste kleuren worden afgedrukt omdat de tonerkleuren niet naar
behoren worden gemengd als een van de kleurentonercassettes bijna
leeg is. U kunt de afdrukkwaliteit tijdelijk verbeteren door de toner opnieuw
te verdelen.
Er verschijnt mogelijk een bericht op het display dat aangeeft dat
de toner bijna op is.
1. Open de voorklep volledig met behulp van de greep.
2. Houd de tonercassette vast aan de grepen en trek de cassette uit
de printer.
3. Houd beide grepen van de tonercassette vast en schud de cassette
grondig van links naar rechts om de toner opnieuw te verdelen.
Raak het groene oppervlak, de OPC-drum en de voorkant van
de tonercassette niet aan met uw handen of met enig ander
materiaal. Gebruik de greep op elke cassette om te voorkomen
dat u dit gedeelte aanraakt.
Probeer geen krassen te maken op het oppervlak van
de transportriem.
Als u de voorklep langer dan enkele minuten geopend laat, kan
de OPC-drum worden blootgesteld aan licht. Hierdoor wordt
de OPC-drum beschadigd. Sluit de voorklep als de installatie
om een of andere reden moet worden stopgezet of onderbroken.
Let dan op dat u niet de onderkant van het bedieningspaneel (het
onderste gedeelte van de fixeereenheid) aanraakt. De fixeereenheid
kan heet zijn, waardoor u brandwonden kunt oplopen.
Wanneer u de voorklep opent en binnenin het apparaat werkt, raden
wij u ten zeerste aan eerst de transportriem te verwijderen om te
vermijden dat deze vuil zou worden.
Als er toner op uw kleding terechtkomt, veegt u deze of met een
droge
doek en wast u het kledingstuk in koud water. Als u warm water
gebruikt, hecht de toner zich aan de stof.
62 | Onderhoud
4. Schuif de tonercassette terug in het apparaat.
5.
Sluit de klep aan de voorzijde. Controleer of de klep goed is vergrendeld.
DE TONERCASSETTE VERVANGEN
Het apparaat gebruikt vier kleuren en heeft voor elke kleur een andere
tonercassette: geel (G) magenta (M) cyaan (C) en zwart (Z).
De status-LED en het bericht in verband met de toner op het display
geven aan wanneer een bepaalde tonercassette moet worden vervangen.
Inkomende faxberichten worden opgeslagen in het geheugen.
Dit betekent dat de tonercassette moet worden vervangen. Controleer
het type tonercassette van uw apparaat (zie "Verbruiksartikelen" op
pagina 88).
1. Schakel het apparaat uit en wacht dan enkele minuten tot het apparaat
is afgekoeld.
2. Open de voorklep volledig met behulp van de greep.
3. Houd de tonercassette vast aan de grepen en trek de cassette uit
de printer.
4. Neem een nieuwe tonercassette uit de verpakking.
5. Houd beide grepen van de tonercassette vast en schud de cassette
grondig van links naar rechts om de toner opnieuw te verdelen.
Wanneer de voorklep niet volledig gesloten is, werkt het apparaat
niet.
Raak het groene oppervlak, de OPC-drum en de voorkant van
de tonercassettes niet aan met uw handen of met enig ander
materiaal. Gebruik de greep op elke cassette om te voorkomen
dat u dit gedeelte aanraakt.
Probeer geen krassen te maken op het oppervlak van
de transportriem.
Als u de voorklep langer dan enkele minuten geopend laat, kan
de OPC-drum worden blootgesteld aan licht. Hierdoor wordt de
OPC-drum beschadigd. Sluit de voorklep als de installatie om een
of andere reden moet worden stopgezet of onderbroken.
Let dan op dat u niet de onderkant van het bedieningspaneel (het
onderste gedeelte van de fixeereenheid) aanraakt. De fixeereenheid
kan heet zijn, waardoor u brandwonden kunt oplopen.
Wanneer u de voorklep opent en binnenin het apparaat werkt, raden
wij u ten zeerste aan eerst de transportriem te verwijderen om te
vermijden dat deze vuil zou worden.
Gebruik geen scherpe voorwerpen, zoals een schaar of mes,
om de verpakking van de tonercassette te openen. U zou het
oppervlak van de tonercassette kunnen beschadigen.
Om beschadiging te voorkomen, mag u de tonercassette niet
langer dan enkele minuten blootstellen aan licht. Bedek de
tonercassette indien nodig met een stuk papier om deze te
beschermen.
Onderhoud | 63
6. Plaats de tonercassette op een vlak oppervlak, zoals hieronder
afgebeeld, en verwijder het papier rond de tonercassette door de tape
te verwijderen.
7. Controleer of de kleur van de tonercassette overeenstemt met de
kleursleuf en houd vervolgens de grepen van de tonercassette vast.
Schuif de cassette in de sleuf tot ze vast klikt.
8. Sluit de klep aan de voorzijde. Zorg ervoor dat de klep goed is gesloten
en schakel het apparaat in.
Het bericht Toner op wissen
Als het bericht Toner op wordt weergegeven, kunt u aangeven dat u dit
bericht niet meer wilt zien, zodat het u niet meer stoort.
1. Druk op Menu
()
tot Systeeminst. op de onderste regel van het
display verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen totdat Onderhoud verschijnt en druk vervolgens
op OK.
3. Druk op de pijltoetsen totdat Toner Op wis. verschijnt en druk
vervolgens op OK.
4. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste kleurenmenu op het display
verschijnt en druk op OK.
5. Selecteer On en druk op OK.
6. Het bericht Toner op wordt nu niet meer weergegeven maar het bericht
Vervang toner wel, om u eraan te herinneren dat de nieuwe
tonercassette moet worden geïnstalleerd ter verbetering van de
kwaliteit.
DE TRANSPORTRIEM VERVANGEN
De transportriem gaat ongeveer 50.000 zwartwitpagina’s en kleurenpagina’s
mee. Als de levensduur van de transportriem voorbij is, moet u hem
vervangen.
Op het display verschijnt een bericht dat aangeeft dat de transportriem
moet worden vervangen.
1. Schakel het apparaat uit en wacht dan enkele minuten tot het apparaat
is afgekoeld.
2. Open de voorklep volledig met behulp van de greep.
3. Druk op de groene handgreep om de transportriem te ontgrendelen.
Houd de handgreep van de transportriem vast en til de transportriem uit
het apparaat.
Als u toner op uw kleding krijgt, veeg de toner dan af met een
droge doek en was het kledingstuk in koud water. Als u warm
water gebruikt, hecht de toner zich aan de stof.
Wanneer de voorklep niet volledig gesloten is, werkt het apparaat
niet.
Als u eenmaal On hebt geselecteerd, wordt deze instelling
permanent in het geheugen van de tonercassette opgeslagen en
verdwijnt dit menu uit het menu Onderhoud.
U kunt doorgaan met afdrukken maar de kwaliteit wordt dan niet
gegarandeerd en er wordt geen productondersteuning meer
verleend.
De levensduur van de transportriem kan worden beïnvloed door de
omgevingsomstandigheden, het interval tussen verschillende afdrukken
en het type en formaat van het afdrukmateriaal.
64 | Onderhoud
4. Neem een nieuwe transportriem uit de verpakking.
5.
Plaats de transportriem in de sleuven aan de binnenkant van de voorklep
terwijl u de handgreep van de nieuwe transportriem vasthoudt.
6. Laat vervolgens de transportriem zakken tot hij parallel met de voorklep
komt te liggen en stevig op zijn plaats zit.
7. Sluit de voorklep goed.
8. Zet het apparaat aan.
TE ONDERHOUDEN ONDERDELEN
Om kwaliteits- en doorvoerproblemen als gevolg van versleten onderdelen
te vermijden en ervoor te zorgen dat uw printer goed blijft presteren, moeten
de volgende onderdelen vervangen worden wanneer het opgegeven aantal
pagina’s is afgedrukt of wanneer de levensduur van het desbetreffende
onderdeel is verstreken.
Het wordt ten zeerste aangeraden om dit onderhoud te laten uitvoeren door
een erkende servicemedewerker, dealer of de leverancier bij wie u het
apparaat hebt gekocht. De vervanging van de te onderhouden onderdelen
nadat de levensduur ervan is verstreken valt niet onder de garantie.
Verbruiksartikelen controleren
Als u regelmatig geconfronteerd wordt met papierstoringen of
afdrukproblemen, controleert u het aantal pagina’s dat het apparaat heeft
afgedrukt of gescand. Indien nodig vervangt u de desbetreffende
onderdelen.
1. Druk op Menu
()
tot Systeeminst. op de onderste regel van het
display verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Onderhoud verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Gebruiksduur verschijnt en druk op OK.
4.
Druk op de pijltoetsen tot het item dat u wilt wissen, verschijnt en druk
op
OK
.
Info verb.art.: drukt een pagina af met informatie voor de
leverancier.
Totaal: toont het totaal aantal afgedrukte pagina’s.
ADI-scan: toont het aantal pagina’s dat gescand werd via de ADI.
Scan. via glas: toont het aantal pagina’s dat gescand werd op
de glasplaat.
Transportriem, Fuser, Lade 1-rol, Lade 2-rol, Rol MP-lade: toont
het aantal afgedrukte pagina’s per item.
5. Druk op OK om te bevestigen dat u een pagina met informatie voor
de leverancier wilt afdrukken.
6. Druk op Stoppen/Wissen
()
om terug te keren naar de
gereedmodus.
Gebruik geen scherpe voorwerpen, zoals een mes of schaar,
om de verpakking van de transportriem te openen. U zou het
oppervlak van de transportriem kunnen beschadigen.
Probeer geen krassen te maken op het oppervlak van
de transportriem.
ITEMS
AANTAL AFDRUKKEN
(GEMIDDELD)
Fixeereenheid Circa 100.000 pagina’s
Wrijvingskussen DADI Circa 20.000 pagina’s
Opneemrol DADI Circa 80.000 pagina’s
Opneemrol (multifunctionele lade,
FCF
a
, optionele lade 2)
a. Eerste cassette-invoer (Lade 1).
Circa 70.000 pagina’s
Wrijvingskussen (multifunctionele
lade, FCF, optionele lade 2)
Circa 70.000 pagina’s
Onderhoud | 65
Het rubberen matje van de DADI vervangen
U moet het rubberen matje van de DADI vervangen als er voortdurend
problemen optreden met het oppakken van het papier of als de levensduur van
het rubber is verstreken.
1. Open de klep van de DADI.
2. Verwijder het rubberen matje uit de DADI, zoals in de afbeelding.
3. Breng een nieuw rubberen matje aan in de DADI.
4. Sluit de klep van de DADI.
HET APPARAAT BEHEREN VIA DE WEBSITE
Als het apparaat is aangesloten op een netwerk en als u de TCP/IP-
parameters correct hebt ingesteld, is beheer van het apparaat mogelijk via
Embedded Web Service van Dell, een ingesloten webserver. U kunt de
Embedded Web Service gebruiken om:
De eigenschappen van het apparaat weer te geven en de huidige status
te controleren.
De TCP/IP-parameters te wijzigen en andere netwerkparameters in te
stellen.
De printereigenschappen te wijzigen.
Het apparaat zo in te stellen dat een e-mailbericht verzonden met
de status van het apparaat.
Ondersteuning te krijgen bij het gebruik van het apparaat.
Zo krijgt u toegang tot Embedded Web Service
1. Open een webbrowser in Windows, zoals Internet Explorer.
2. Geef het IP-adres van het apparaat (http://xxx.xxx.xxx.xxx) op in het
adresveld en druk op Enter of klik op Ga naar.
De ingesloten website wordt geopend.
HET SERIENUMMER VAN HET APPARAAT
CONTROLEREN
Wanneer u een dienst vraagt of u zich registreert als gebruiker op de website
van Dell, vraagt men u mogelijk naar het serienummer.
Volg onderstaande stappen om het serienummer te controleren:
1. Druk op Menu
()
tot Systeeminst. op de onderste regel van het
display verschijnt en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Onderhoud verschijnt en druk op OK.
3. Druk op de pijltoetsen tot Serienummer verschijnt en druk op OK.
4. Controleer het serienummer van uw apparaat.
5. Druk op Stoppen/Wissen
()
om terug te keren naar de
gereedmodus.
1 Rubberen matje
van de DADI
66 | Problemen oplossen
problemen oplossen
In dit hoofdstuk vindt u nuttige informatie over wat u moet doen als er een probleem optreedt.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Tips om papierstoringen te vermijden
Vastgelopen papier verwijderden
Vastgelopen papier verwijderen
Informatie over berichten op het display
Andere problemen oplossen
TIPS OM PAPIERSTORINGEN TE VERMIJDEN
U kunt de meeste papierstoringen vermijden door het juiste type
afdrukmateriaal te gebruiken. Volg de stappen op pagina 66 wanneer
er zich een papierstoring voordoet.
Volg de procedures op pagina 30. Zorg ervoor dat de verstelbare
geleiders correct zijn ingesteld.
Plaats niet te veel papier in de lade. Zorg dat de papierstapel niet boven
de maximummarkering aan de binnenzijde van de lade uitkomt.
Verwijder geen papier uit de papierlade tijdens het afdrukken.
Buig het papier, waaier het uit en maak er een rechte stapel van voordat
u het in de lade plaatst.
Gebruik geen gekreukt, vochtig of sterk gekruld papier.
Plaats geen verschillende soorten papier in een lade.
Gebruik alleen aanbevolen afdrukmaterialen (zie "Papierformaat en -
type instellen" op pagina 32).
Zorg ervoor dat de aanbevolen afdrukzijde van de afdrukmedia in de
papierlade naar boven en in de multifunctionele lade naar onder is
gericht.
VASTGELOPEN PAPIER VERWIJDERDEN
Wanneer er een origineel vastraakt in de DADI, verschijnt Documentstor.
op het display.
Papierstoring in het invoergedeelte
1. Verwijder alle resterende pagina’s uit de DADI .
2. Open de klep van de DADI .
3. Haal het vastgelopen papier voorzichtig uit de DADI.
4. Sluit de klep van de DADI. Plaats de verwijderde pagina’s opnieuw in de
DADI.
.
1 Klep van de
DADI
Deze illustratie kan iets afwijken van uw apparaat afhankelijk van
het model.
Gebruik de glasplaat van de scanner voor originelen van dik, dun of
gemengd papier om papierstoringen te voorkomen.
Problemen oplossen | 67
Papierstoring aan uitgang
1. Verwijder alle resterende pagina’s uit de DADI.
2.
Pak het verkeerd ingevoerde papier vast en verwijder het uit de
uitvoerlade door het voorzichtig naar rechts te trekken met beide handen.
3. Plaats de verwijderde pagina’s terug in de DADI.
Papierstoring bij de roller
1. Open het deksel van de scanner.
2. Pak het verkeerd ingevoerde papier vast en verwijder het uit het
invoergedeelte door het voorzichtig met beide handen naar rechts
te trekken.
3. Sluit het deksel van de scanner. Plaats de verwijderde pagina’s
vervolgens terug in de DADI.
VASTGELOPEN PAPIER VERWIJDEREN
Als er een papierstoring optreedt, verschijnt er een waarschuwingsbericht
op het display. Raadpleeg de onderstaande tabel om te zien waar het
papier is vastgelopen en verwijder het vastgelopen papier.
BERICHT
PLAATS VAN DE
PAPIERSTORING
ZIE
Papierstoring 0
multifunct. lade
In de multifunctionele
lade
Zie "In de multifunctionele
lade" op pagina 68
Papierstoring 0
in lade 2
In de optionele lade Zie "In de optionele lade"
op pagina 72
Papierstoring 0
Open/sluit klep
In het
papierinvoergedeelte en
binnen in het apparaat
Zie "In het
papierinvoergedeelte" op
pagina 68, zie "Rond de
fixeereenheid" op
pagina 70.
Papierstoring 1
Open/sluit klep
Binnen in het apparaat Zie "In het
papierinvoergedeelte" op
pagina 68, zie "Rond de
fixeereenheid" op
pagina 70.
Papierstoring 2
Contr. binnenin
Binnen in het apparaat
en rond de fixeereenheid
Zie "In het
papierinvoergedeelte" op
pagina 68, zie "Rond de
fixeereenheid" op
pagina 70.
Omgek. stor. 0
Cont. binnenin
In de fixeereenheid en in
de klep van de
omkeereenheid.
Zie "In het
papierinvoergedeelte" op
pagina 68, zie "Rond de
fixeereenheid" op
pagina 70.
Omgek. stor. 1
Cont. binnenin
In de achterklep en in de
klep van de eenheid voor
dubbelzijdig afdrukken
Zie "In het
papierinvoergedeelte" op
pagina 68, zie "In het
papierinvoergedeelte" op
pagina 71.
Verwijder papier
in achterklep
Binnen de achterklep Zie "In het
papierinvoergedeelte" op
pagina 68, zie "In het
papierinvoergedeelte" op
pagina 71.
Stor. in duplex0
Contr. binnenin
Binnen in het apparaat Zie "In het
papierinvoergedeelte" op
pagina 68
Stor. in duplex1
Open/sluit klep
In het
papierinvoergedeelte en
binnen in het apparaat
Zie "In het
papierinvoergedeelte" op
pagina 68, zie "Rond de
fixeereenheid" op
pagina 70.
Afhankelijk van uw opties of model zullen sommige berichten mogelijk
niet op het display verschijnen.
Trek het vastgelopen papier voorzichtig en langzaam naar buiten om
te voorkomen dat het scheurt. Volg de aanwijzingen in de volgende
secties om de papierstoring te verhelpen.
68 | Problemen oplossen
In het papierinvoergedeelte
Volg onderstaande stappen om vastgelopen papier uit het
papierinvoergedeelte te verwijderen.
1. Open de voorklep volledig met behulp van de greep.
2. Verwijder het papier door er voorzichtig in de hieronder aangegeven
richting aan te trekken. Ga naar stap 7.
Als u het vastgelopen papier niet kunt vinden, of als u weerstand
ondervindt bij het verwijderen van het papier, houdt u op met trekken
en gaat u naar stap 3.
3. Sluit de klep aan de voorzijde.
4. Trek de lade volledig open.
5. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig recht naar buiten
te trekken zoals hieronder afgebeeld.
6. Om de lade terug te plaatsen, plaatst u de achterkant van de lade in
de sleuf en schuift u ze in het apparaat.
7. Open de voorklep en sluit deze weer. Het apparaat gaat door met
afdrukken.
In de multifunctionele lade
Als u afdrukt via de multifunctionele lade en het apparaat ontdekt dat
er geen papier werd geplaatst of dat het verkeerd werd geplaatst, volgt
u de onderstaande stappen om het vastgelopen papier te verwijderen.
Raak het groene oppervlak, de OPC-drum en de voorkant van
de tonercassettes niet aan met uw handen of met enig ander
materiaal. Gebruik de greep op elke cassette om te voorkomen
dat u dit gedeelte aanraakt.
Probeer geen krassen te maken op het oppervlak van
de transportriem.
Als u de voorklep langer dan enkele minuten geopend laat,
kan de OPC-drum worden blootgesteld aan licht. Hierdoor
wordt de OPC-drum beschadigd. Sluit de voorklep als
de installatie om een of andere reden moet worden stopgezet
of onderbroken.
Problemen oplossen | 69
1.
Controleer of het papier is vastgelopen in het invoergedeelte, en zo ja, trek
het er voorzichtig uit.
Als u het vastgelopen papier niet kunt vinden, of als u weerstand
ondervindt bij het verwijderen van het papier, stopt u met trekken
en gaat u naar stap 2.
2. Sluit de multifunctionele lade.
3. Trek de lade er uit.
4. Open de binnenklep terwijl u met beide handen de hendel indrukt.
5. Trek het papier voorzichtig weg.
6. Schuif de lade weer in het apparaat.
Als u het vastgelopen papier niet kunt vinden of als u weerstand
ondervindt bij het verwijderen van het papier, gaat u naar stap 8.
7. Open de voorklep volledig met behulp van de greep.
8. Verwijder het vastgelopen papier door er in de hieronder aangegeven
richting aan te trekken. Trek het papier voorzichtig en langzaam uit
de printer om te voorkomen dat het scheurt.
9. Sluit de voorklep goed. Het apparaat gaat door met afdrukken.
Raak het groene oppervlak, de OPC-drum en de voorkant van
de tonercassettes niet aan met uw handen of met enig ander
materiaal. Gebruik de greep op elke cassette om te voorkomen
dat u dit gedeelte aanraakt.
Probeer geen krassen te maken op het oppervlak van
de transportriem.
Als u de voorklep langer dan enkele minuten geopend laat, kan
de OPC-drum worden blootgesteld aan licht. Hierdoor wordt
de OPC-drum beschadigd. Sluit de voorklep als de installatie
om een of andere reden moet worden stopgezet of onderbroken.
Wanneer de voorklep niet volledig gesloten is, werkt het apparaat
niet.
70 | Problemen oplossen
Rond de fixeereenheid
Volg onderstaande stappen om vastgelopen papier rond de fixeereenheid
te verwijderen.
1. Open de scannereenheid.
2. Open de binnenste klep met behulp van de handgreep.
3. Open de binnenste klep met behulp van de handgreep en verwijder het
vastgelopen papier voorzichtig uit het apparaat.
4. Trek de papierstoringshendel omhoog om het fixeergedeelte van
de fixeereenheid los te maken, en verwijder het vastgelopen papier
voorzichtig uit het apparaat.
5. Duw de papierstoringshendel omlaag om het fixeergedeelte vast
te zetten.
6. Sluit de binnenklep.
7. Duw de scannereenheid voorzichtig en langzaam omlaag totdat deze
volledig is gesloten. Controleer of de klep goed dicht is.
Zorg dat uw vingers niet klem raken!
Raak de fixeereenheid onder de binnenste klep niet aan.
De fixeereenheid is heet en kan brandwonden veroorzaken!
De werkingstemperatuur van de fixeereenheid bedraagt 180
°C
.
Wees voorzichtig wanneer u papier uit het apparaat verwijdert.
Wanneer de scannereenheid niet volledig gesloten is, werkt het
apparaat niet.
Problemen oplossen | 71
In het papierinvoergedeelte
Volg onderstaande stappen om vastgelopen papier uit het
papieruitvoergedeelte te verwijderen.
1. Als een groot deel van het papier zichtbaar is, trekt u het papier er recht
uit. Open de voorklep en sluit deze goed. Het apparaat gaat door met
afdrukken.
Als u het vastgelopen papier niet kunt vinden, of als u weerstand
ondervindt bij het verwijderen van het papier, stopt u met trekken
en gaat u naar stap 2.
2. Open de scannereenheid.
3. Open de klep van de eenheid voor dubbelzijdig afdrukken met behulp
van de handgreep en verwijder het vastgelopen papier voorzichtig uit
het apparaat.
Als u weerstand voelt bij het verwijderen van (vastgelopen) papier stopt
u met trekken en draait u de ontgrendelknop in de aangegeven richting
om het vastgelopen papier te verwijderen.
4. Sluit de klep van de eenheid voor dubbelzijdig afdrukken.
5. Duw de scannereenheid voorzichtig en langzaam omlaag totdat deze
volledig is gesloten. Controleer of de klep goed dicht is.
Zorg dat uw vingers niet klem raken!
Als u het vastgelopen papier niet kunt vinden of als u weerstand
ondervindt bij het verwijderen van het papier, gaat u naar stap 6.
6. Open de achterklep en verwijder het vastgelopen papier voorzichtig
uit het apparaat.
7. Sluit de achterklep.
Wanneer de scannereenheid niet volledig gesloten is, werkt het
apparaat niet.
72 | Problemen oplossen
In de optionele lade
Als het papier is vastgelopen in de optionele lade, voert u de volgende
stappen uit om het vastgelopen papier te verwijderen.
1. Trek de optionele lade open. Nadat u de lade volledig hebt uitgetrokken,
tilt u het voorste deel van de lade lichtjes omhoog om deze uit het
apparaat te verwijderen.
2. Als u het vastgelopen papier ziet, verwijdert u het uit het apparaat
door het voorzichtig recht naar buiten te trekken, zoals hieronder is
aangegeven.
3. Schuif de lade weer in het apparaat en sluit de twee
papierverwijderingskleppen.
4. Open de voorklep.
5. Trek het vastgelopen papier in de aangegeven richting eruit. Trek het
papier voorzichtig en langzaam uit de printer om te voorkomen dat het
scheurt.
6. Sluit de voorklep goed. Het apparaat gaat door met afdrukken.
Wanneer de voorklep niet volledig gesloten is, werkt het apparaat
niet.
Problemen oplossen | 73
INFORMATIE OVER BERICHTEN OP HET DISPLAY
Berichten verschijnen op het display van het bedieningspaneel om de status
van het apparaat of fouten te melden. Raadpleeg de onderstaande tabellen
voor de betekenis van de berichten en verhelp het probleem indien nodig.
De berichten en de betekenis ervan zijn in alfabetische volgorde vermeld.
Als het bericht niet in de tabel voorkomt, zet u het apparaat uit en
weer aan en probeert u de afdruktaak opnieuw uit te voeren. Neem
contact op met de serviceafdeling als het probleem zich blijft
voordoen.
Afhankelijk van uw opties of model zullen sommige berichten
mogelijk niet op het display verschijnen. Als dit het geval is,
zijn deze opties niet van toepassing op uw apparaat.
xxx geeft het type afdrukmateriaal aan.
yyy geeft het type lade aan.
BERICHT BETEKENIS
VOORGESTELDE
OPLOSSING
[COMM.-fout] Het apparaat heeft een
communicatieprobleem.
Vraag de afzender om
de fax opnieuw te
verzenden.
[Geen antwoord] Het andere faxapparaat
neemt zelfs na
verschillende pogingen
niet op.
Probeer het opnieuw.
Ga na of het andere
faxapparaat aanstaat.
[Incompatibel] Het apparaat heeft een
fax ontvangen van een
nummer dat is
geregistreerd als een
ongewenst faxnummer.
De ontvangen
faxgegevens zullen
worden verwijderd.
Controleer de
instellingen voor
ongewenste
faxnummers.
Zie "Ontvangst-opties"
op pagina 51
[Lijnfout] Er kan geen verbinding
tot stand worden
gebracht met het
ontvangende
faxapparaat of de
verbinding is verbroken
als gevolg van een
probleem met de
telefoonlijn.
Probeer het opnieuw.
Als het probleem zich
blijft voordoen, wacht u
een uurtje en probeert
u het opnieuw.
U kunt ook de
foutcorrectiemodus
inschakelen.
Zie "Verzending-opties"
op pagina 50
[Op Stop gedr.]
Stoppen/Wissen
()
werd ingedrukt terwijl het
apparaat in werking was.
Probeer het opnieuw.
[xxx]
installeren
Het corresponderende
onderdeel van het
apparaat is niet
geïnstalleerd.
Installeer het onderdeel
in het apparaat.
[yyy]
is leeg
De papierlade is leeg. Plaats papier in de
lade.
[xxx]
vervangen
De levensduur van het
onderdeel is volledig
verstreken.
Vervang het onderdeel
door een nieuw
onderdeel. Neem
contact op met de
serviceafdeling.
[xxx]
weldra vervangen
De levensduur van het
onderdeel zal binnenkort
afgelopen zijn.
Zie pagina 64 en neem
contact op met de
serviceafdeling.
[yyy]
Verkeerd papier
Het in de
printereigenschappen
opgegeven
papierformaat stemt niet
overeen met het door u
geplaatste papier.
Plaats het juiste papier
in de lade.
Annuleren?
W Ja X
Het geheugen van het
apparaat is volgeraakt,
terwijl het document in
het geheugen werd
opgeslagen.
Als u de faxopdracht
wilt annuleren, drukt u
op de knop OK om Ja
te accepteren.
Als u de pagina’s wilt
verzenden die correct
zijn opgeslagen, drukt u
op de knop OK om Nee
te selecteren. Verzend
de resterende pagina’s
later als er opnieuw
geheugen vrij is.
Best.naam best. De ingevoerde
bestandsnaam bestaat
reeds.
Voer een andere
bestandsnaam in.
Bestandsindeling
niet ondersteund
De geselecteerde
bestandsindeling wordt
niet ondersteund.
Gebruik de juiste
bestandsindeling.
Bestandsnaam
over limiet
De bestandsnamen die
u kunt gebruiken, lopen
van doc001 t/m doc999.
Al deze bestandsnamen
zijn echter al in gebruik.
Verwijder de bestanden
die u niet nodig hebt.
Bestandstoegang
geweigerd
U bent ingelogd op de
netwerkserver. U kreeg
echter geen toegang tot
het bestand op de
netwerkserver.
Wijzig de
serverinstellingen.
Bewerking
niet toegewezen
U bent bezig met Pag.
toevoegen/Taak
annuleren, maar er zijn
geen taken opgeslagen.
Controleer op het
display of er uitgestelde
taken zijn.
Bezig met aanp.
kleurregistratie
Het apparaat is bezig
met het aanpassen van
de kleurregistratie.
Een ogenblik geduld.
BERICHT BETEKENIS
VOORGESTELDE
OPLOSSING
74 | Problemen oplossen
Bijgevulde toner
T
De tonercassette die u
hebt geïnstalleerd is niet
origineel of is opnieuw
gevuld.
De afdrukkwaliteit kan
achteruitgaan als een
bijgevulde toner-
cassette is geplaatst,
omdat de kenmerken
van een dergelijke
cassette aanzienlijk
kunnen verschillen van
die van een originele
cassette. Wij raden
het gebruik van een
originele Dell-
kleurentonercassette
aan.
Cassette
[yyy] uit
De ladecassette is niet
goed gesloten.
Om de lade te sluiten,
drukt u de achterkant
naar beneden, plaatst
u de lade in de sleuf
en schuift u hem in
de printer.
Documentstor. Het origineel heeft een
papierstoring
veroorzaakt in de DADI.
Verwijder het
vastgelopen papier.
Zie "Vastgelopen
papier verwijderden" op
pagina 66
Een pagina is
te groot
Er staan meer gegevens
op een pagina dan het
ingestelde formaat
toelaat.
Verlaag de resolutie en
probeer het opnieuw.
E-mail overschr.
serveronderst.
Het e-mailbericht is
groter dan het door de
SMTP-server
ondersteund formaat.
Splits uw e-mailbericht
op of verlaag de
resolutie.
Energie-
spaarstand
Het apparaat bevindt
zich in de vorige fase
voor de
energiebesparende
modus.
Als de printer gegevens
ontvangt, gaat hij
automatisch online.
Geheugen vol Het geheugen is vol.
Verwijder overbodige
faxopdrachten en
verzend ze opnieuw
zodra er meer
geheugen beschikbaar
is. U kunt de verzending
ook in verschillende
delen opsplitsen.
Globaal adres
niet gevonden
Wanneer het apparaat
het opgegeven adres van
de globale server niet
kan vinden.
Controleer de zoek-id.
BERICHT BETEKENIS
VOORGESTELDE
OPLOSSING
Globale query
te groot
Dit foutbericht verschijnt
wanneer de grootte van
de globale query
overschreden is.
Er zijn te veel
zoekresultaten. Voer
meer letters in om uw
zoekopdracht te
verfijnen.
Neem contact op met
een LDAP-
serverbeheerder.
Globale server
communicatiefout
Dit foutbericht verschijnt
wanneer er een
communicatiefout is
tussen de globale server
en het apparaat.
Probeer het opnieuw.
Neem contact op met
een LDAP-
serverbeheerder.
Globale server
niet geconfigur.
Dit bericht verschijnt als
er geen globale server is
geconfigureerd.
Controleer de
configuratie-instellingen
van de LDAP-server.
Globale server
niet gevonden
Wanneer het apparaat
de globale server niet
kan vinden.
Controleer het LDAP-
serveradres. Ofwel het
LDAP-serveradres is
onjuist, ofwel de server
werkte niet.
Globale server
time-out query
Network Information
Center (NIC) kon niet
de juiste reactie van
de LDAP-server krijgen
binnen de opgegeven
tijd.
Controleer de LDAP-
serverinstelling. De
LDAP-serverinstelling
is onjuist.
Globale server
verific. mislukt
Dit bericht verschijnt
wanneer er een
verificatiefout is
opgetreden tijdens het
tot stand brengen van
een verbinding met
de globale server.
Controleer de
verificatieaccount
en het
verificatiewachtwoord.
Groep niet
beschikbaar
U hebt geprobeerd om
een
groepslocatienummer te
selecteren terwijl u
slechts een enkel
locatienummer kunt
gebruiken, zoals bij het
toevoegen van locaties
voor meervoudig
verzenden.
Gebruik een
snelkiesnummer of
kies handmatig een
faxnummer met de
cijfertoetsen.
Hoofdmotor
geblokkeerd
Er is een probleem met
de hoofdmotor.
Open de klep aan de
voorzijde en sluit deze
weer.
IP-conflict Het door u ingestelde IP-
adres wordt reeds door
iemand anders gebruikt.
Controleer het IP-adres
en stel het desnoods
opnieuw in. Zie "Het
netwerk installeren" op
pagina 18
Kan geg nt lezen
Contr. USB-geh.
Beschikbare tijd is
verstreken bij het lezen
van de gegevens.
Probeer het opnieuw.
BERICHT BETEKENIS
VOORGESTELDE
OPLOSSING
Problemen oplossen | 75
Kan geg nt schr.
Contr. USB-geh.
Opslaan op USB-
geheugen is mislukt.
Ga na hoeveel vrije
geheugenruimte er is
op de USB-
geheugenstick.
Klep open/Contr.
transportriem
De voor- of achterklep is
niet goed gesloten.
Sluit de klep goed.
Deze moet vastklikken.
Lijn bezet Het ontvangende
faxapparaat antwoordde
niet of de lijn is al in
gebruik.
Wacht enkele minuten
en probeer het
opnieuw.
Netwerkfout Er is een probleem met
het netwerk.
Neem contact op met
uw netwerkbeheerder.
Niet toegewezen Voor de door u gebruikte
snelknop of het
snelkiesnummer is er
geen toegekend
nummer.
Voer het nummer
handmatig in met
behulp van de
cijfertoetsen of sla het
nummer of adres op.
Omgek. stor. 0
Cont. binnenin
Papier is vastgelopen in
de fixeereenheid of de
klep van de
omkeereenheid.
Verwijder het
vastgelopen papier.
Zie "In het
papierinvoergedeelte"
op pagina 71
Omgek. stor. 1
Cont. binnenin
Het papier is vastgelopen
in de klep van de
eenheid voor
dubbelzijdig afdrukken of
in de achterklep.
Verwijder het
vastgelopen papier.
Zie "Rond de
fixeereenheid" op
pagina 70
Ongeldig
serveradres
Het serveradres dat u
hebt ingevoerd is
ongeldig.
Voer het juiste
serveradres in.
Ongeldige toner
T
De kleurentonercassette
die u hebt geïnstalleerd
is niet bestemd voor uw
apparaat.
Installeer een originele
Dell-
kleurentonercassette
die voor uw apparaat
werd ontwikkeld.
Ongeldige
[xxx]
Het kleuronderdeel van
het apparaat is niet voor
uw apparaat.
Installeer een origineel
Dell-onderdeel dat voor
uw apparaat werd
ontwikkeld.
Opnieuw kiezen? Het apparaat wacht
gedurende de ingestelde
wachttijd voordat het een
nummer dat bezet was
opnieuw kiest.
U kunt op OK drukken
om direct opnieuw te
kiezen of op Stoppen/
Wissen
()
om het
opnieuw kiezen te
annuleren.
Papierstoring 0
in lade 2
Er is papier vastgelopen
in het
papieruitvoergedeelte.
Verwijder het
vastgelopen papier.
Zie "In het
papierinvoergedeelte"
op pagina 68
BERICHT BETEKENIS
VOORGESTELDE
OPLOSSING
Papierstoring 0
multifunct. lade
Er is papier vastgelopen
in het invoergedeelte
van
de multifunctionele lade.
Verwijder het
vastgelopen papier.
Zie "In het
papierinvoergedeelte"
op pagina 68
Papierstoring 0
Open/sluit klep
Er is papier vastgelopen
in het invoergedeelte van
de multifunctionele lade.
Verwijder het
vastgelopen papier.
Zie "In het
papierinvoergedeelte"
op pagina 68
Papierstoring 1
Open/sluit klep
Er is papier vastgelopen
in het apparaat.
Verwijder het
vastgelopen papier.
Zie "Rond de
fixeereenheid" op
pagina 70
Papierstoring 2
Contr. binnenin
Het speciale
afdrukmateriaal is
vastgelopen in het
papieruitvoergebied.
Verwijder het
vastgelopen papier.
Zie "In het
papierinvoergedeelte"
op pagina 71
Scanner geblok. De scannermodule is
geblokkeerd.
Deblokkeer de scanner
en druk op Stoppen/
Wissen
()
.
Stor. in duplex0
Contr. binnenin
Het papier is vastgelopen
bij het dubbelzijdig
afdrukken. Dit is alleen
van toepassing op
apparaten met deze
functie.
Verwijder het
vastgelopen papier.
Zie "Vastgelopen
papier verwijderen" op
pagina 67
Stor. in duplex1
Open/sluit klep
Het papier is vastgelopen
bij het dubbelzijdig
afdrukken. Dit is alleen
van toepassing op
apparaten met deze
functie.
Verwijder het
vastgelopen papier.
Zie "Vastgelopen
papier verwijderen" op
pagina 67
Stroomstoring De stroom is uit- en
vervolgens weer
ingeschakeld en er is
geen back-up gemaakt
van het geheugen.
Voer de taak die u vóór
de stroomonderbreking
probeerde uit te
voeren, helemaal
opnieuw uit.
Toner bijna op
T
De corresponderende
kleurentonercassette is
bijna leeg.
Als u niet wilt dat
dit bericht
verschijnt,
raadpleeg dan
"Waarschuwing
Toner bijna op
gebruiken" op
pagina 58.
Haal de tonercassette
eruit en schud deze
grondig heen en weer.
Zo kunt u tijdelijk
opnieuw afdrukken.
BERICHT BETEKENIS
VOORGESTELDE
OPLOSSING
76 | Problemen oplossen
Toner niet Dell.
T
De kleurentonercassette
die door de pijl wordt
aangegeven, is geen
originele cassette van
Dell.
Druk op OK om van het
bericht naar Stop of
Doorgaan te schakelen.
W Stop X
U kunt
Stop
of
Doorgaan
selecteren
met de pijltoetsen.
Als u
Stop
kiest door op
het bedieningspaneel
op
OK
te drukken, stopt
het apparaat met
afdrukken. Als u
Doorgaan
kiest, gaat
het apparaat door met
afdrukken, maar kan de
afdrukkwaliteit niet
worden gegarandeerd.
Als u geen keuze
maakt, reageert het
apparaat alsof
Stop
is
geselecteerd.
Vervang de
desbetreffende
tonercassette door een
originele Dell-cassette.
Zie "De tonercassette
vervangen" op
pagina 62
Toner op
T
De kleurentonercassette
is leeg. Het apparaat
drukt niet meer af.
Druk op OK om te
wisselen tussen Stop,
Doorgaan of Alleen
zwart.
W Stop X
Als de zwarte
tonercassette
leeg is, wordt
Alleen zwart niet
weergegeven.
U kunt
Stop
of
Doorgaan
selecteren
met de pijltoetsen.
Als u
Stop
kiest door op
het bedieningspaneel
op
OK
te drukken, stopt
het apparaat met
afdrukken. Als u
Doorgaan
kiest, gaat
het apparaat door met
afdrukken, maar kan de
afdrukkwaliteit niet
worden gegarandeerd.
Als u geen keuze
maakt, reageert het
apparaat alsof
Stop
is
geselecteerd.
Als u Alleen zwart
selecteert, worden
gegevens in kleur
zwart-wit afgedrukt.
Vervang de
kleurentonercassette
door een nieuwe.
Zie "De tonercassette
vervangen" op
pagina 62
Geen toner meer
T
De kleurentonercassette
die door de pijl wordt
aangegeven, is leeg.
Dit bericht verschijnt
wanneer de
tonercassette volledig
leeg is en het apparaat
stopt met afdrukken.
Vervang de
desbetreffende
tonercassette door een
originele Dell-cassette.
Zie "De tonercassette
vervangen" op
pagina 62
BERICHT BETEKENIS
VOORGESTELDE
OPLOSSING
Toner plaatsen
T
De kleurentonercassette
is niet geïnstalleerd.
Installeer de
kleurentonercassette.
Uitvoerbak vol De uitvoerlade van het
apparaat zit vol met
papier.
Verwijder papier.
Ventilator van
fuser geblok.
Er is een probleem met
de ventilator van het
apparaat.
Open de klep aan
de voorzijde en sluit
deze weer.
Verbinding
mislukt
Het door u ingevoerde
protocol wordt niet
ondersteund of de
serverpoort is verkeerd.
Controleer het protocol
of de serverpoort
Verbindingsfout De verbinding met de
SMTP-server is mislukt.
Controleer de
serverinstellingen en
de netwerkkabel.
Verbindingsfout De verbinding met de
SMTP-server is mislukt.
Controleer de
serverinstellingen en
de netwerkkabel.
Verificatiefout De ingevoerde id of het
wachtwoord is onjuist.
Voer de juiste id of het
wachtwoord in.
Verzendfout
(DNS)
Er is een probleem met
de DNS-server.
Configureer de DNS-
instellingen.
Verzendfout
(POP3)
Er is een probleem met
de POP3-server.
Configureer de POP3-
instellingen.
Verzendfout
(SMTP)
Er is een probleem met
de SMTP-server.
Kies een beschikbare
server.
Verzendfout
(VERIFICATIE)
Er is een probleem met
de SMTP-verificatie.
Configureer de
verificatie-instellingen.
Verzendfout
(verk. config.)
Er is een probleem met
de netwerkinterfacekaart.
Configureer uw
netwerkkaart op de
goede manier.
Voer nogmaals in U hebt een optie
gekozen die niet
beschikbaar was.
Kies een andere optie.
Zelfdiagnose
Temperatuur
De motor in uw apparaat
controleert problemen
die werden ontdekt.
Een ogenblik geduld.
Zelfdiagnose
LSU
De LSU (Laser Scanning
Unit) in uw apparaat
controleert problemen
die zijn ontdekt.
Een ogenblik geduld.
BERICHT BETEKENIS
VOORGESTELDE
OPLOSSING
Problemen oplossen | 77
ANDERE PROBLEMEN OPLOSSEN
In het onderstaande overzicht vindt u een aantal mogelijke problemen en de
bijbehorende oplossingen. Voer de stappen uit in de aangegeven volgorde
totdat het probleem is verholpen. Neem contact op met de serviceafdeling
als het probleem zich blijft voordoen.
Papierinvoer
Niet beschikbaar
Prob. later opn.
Kan de taak niet
onmiddellijk uitvoeren
omdat er te veel taken
tegelijk worden
uitgevoerd.
Probeer het nogmaals
nadat de huidige taak
is uitgevoerd.
Plaats handmatig
en druk op Start
De multifunctionele lade
is leeg in handmatige-
invoermodus.
Plaats papier in de
multifunctionele lade.
Verwijder papier
in achterklep
Er is papier vastgelopen
binnen de achterklep.
Verwijder het
vastgelopen papier.
Fout DADI-
klep open
De klep van de DADI is
niet goed vergrendeld.
Sluit de klep van de
DADI tot deze vastklikt.
Gegev. bijwerken
Even geduld...
Dit bericht wordt
weergegeven wanneer u
een systeeminstelling
wijzigt of een back-up
maakt van gegevens.
Schakel het apparaat
niet uit wanneer dit
bericht wordt
weergegeven. Anders
kunnen er wijzigingen
en gegevens verloren
gaan.
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
Afdrukpapier loopt
vast.
Verwijder het vastgelopen papier. Zie pagina 66.
Papier kleeft aan
elkaar.
Zorg dat er niet te veel papier in de lade ligt.
De lade kan maximaal 250 vellen papier
bevatten, afhankelijk van de papierdikte.
Zorg dat u een geschikte papiersoort gebruikt.
Zie "Papierformaat en -type instellen" op
pagina 32
Haal het papier uit de lade en buig het of
waaier het uit.
In vochtige omstandigheden kunnen bepaalde
papiersoorten aan elkaar blijven kleven.
Invoerprobleem met
een aantal vellen
tegelijk.
Er kan niet meer dan één papiersoort tegelijk
in de lade worden geplaatst. Plaats alleen
papier van dezelfde soort en hetzelfde formaat
en gewicht.
Als het papier is vastgelopen doordat er meer
vellen tegelijk zijn ingevoerd, verwijdert u
deze. Zie "Tips om papierstoringen te
vermijden" op pagina 66
BERICHT BETEKENIS
VOORGESTELDE
OPLOSSING
Afdrukpapier wordt
niet ingevoerd.
Verwijder eventuele verstoppingen in het
apparaat.
Het papier is niet goed in de lade gelegd.
Verwijder het papier en plaats het op de juiste
manier in de lade.
Er ligt te veel papier in de lade. Verwijder het
teveel aan papier.
Het papier is te dik. Gebruik alleen papier dat
aan de specificaties voor het apparaat voldoet.
Zie "Afdrukmateriaal selecteren" op pagina 26
Als een origineel niet wordt ingevoerd in het
apparaat, moet het rubberen matje van
de DADI mogelijk worden vervangen. Zie "Het
rubberen matje van de DADI vervangen" op
pagina 65
Het papier blijft
vastlopen.
Er ligt te veel papier in de lade. Verwijder het
teveel aan papier. Gebruik de multifunctionele
lade om af te drukken op speciale materialen.
U gebruikt een verkeerde papiersoort. Gebruik
alleen papier dat aan de specificaties voor het
apparaat voldoet. Zie "Afdrukmateriaal
selecteren" op pagina 26
Misschien zitten er materiaalresten in het
apparaat. Open de voorklep en verwijder
de resten.
Als een origineel niet wordt ingevoerd in het
apparaat, moet het rubberen matje van
de DADI mogelijk worden vervangen. Zie "Het
rubberen matje van de DADI vervangen" op
pagina 65
Enveloppen trekken
scheef of worden
niet goed
ingevoerd.
Zorg dat de papiergeleiders aan beide kanten
van de envelop goed zijn ingesteld (ze moeten
de envelop net raken).
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
78 | Problemen oplossen
Afdrukproblemen
PROBLEEM
MOGELIJKE
OORZAAK
VOORGESTELDE
OPLOSSING
Het apparaat
drukt niet af.
Het apparaat krijgt
geen stroom.
Controleer of het netsnoer
is aangesloten. Controleer
de aan/uit-schakelaar en het
stopcontact.
Het apparaat is niet
als standaardprinter
geselecteerd.
Selecteer
Dell 2145cn Color
Laser MFP
als de
standaardprinter in Windows.
Controleer het volgende:
De klep aan de voorzijde is niet gesloten. Sluit
de klep.
Er is een papierstoring opgetreden. Verwijder het
vastgelopen papier. Zie "Vastgelopen papier
verwijderen" op pagina 67
De papierlade is leeg. Plaats papier. Zie "Papier
plaatsen" op pagina 30
Er is geen tonercassette geplaatst. Plaats een
tonercassette.
Neem contact op met de serviceafdeling als er
een systeemfout optreedt.
De verbindingskabel
tussen de computer
en het apparaat is
niet goed
aangesloten.
Maak de printerkabel los en
sluit deze opnieuw aan.
De verbindingskabel
tussen de computer
en het apparaat is
mogelijk defect.
Sluit de kabel indien mogelijk
aan op een andere computer
die naar behoren werkt en
druk een document af. U kunt
ook proberen om een andere
printerkabel te gebruiken.
De poortinstelling is
niet juist.
Controleer de
printerinstellingen in Windows
om vast te stellen of de
afdruktaak naar de juiste
poort wordt gestuurd. Als uw
computer meerdere poorten
heeft, controleert u of het
apparaat op de juiste poort
is aangesloten.
Het apparaat is
mogelijk niet goed
geconfigureerd.
Controleer de
printereigenschappen om
na te gaan of alle
afdrukinstellingen correct zijn.
Mogelijk is het
printerstuurprogram
ma niet goed
geïnstalleerd.
Herstel de printersoftware. Zie
de Software.
Het apparaat werkt
niet goed.
Kijk of het display van het
bedieningspaneel een
systeemfout aangeeft.
Het document is zo
groot dat er niet
voldoende ruimte op
de vaste schijf van
de computer is om
toegang te krijgen tot
de afdruktaak.
Maak extra ruimte op de vaste
schijf vrij en druk het
document opnieuw af.
Het apparaat
haalt papier uit
de verkeerde
invoer.
Mogelijk is in
de printer-
eigenschappen de
verkeerde invoerlade
geselecteerd.
In veel softwaretoepassingen
kunt u de papierbron instellen
op het tabblad Papier onder
printereigenschappen.
Selecteer de juiste lade.
Raadpleeg de Help bij het
printerstuurprogramma.
Een afdruktaak
wordt uiterst
langzaam
afgedrukt.
Mogelijk is
de afdruktaak zeer
complex.
Maak de pagina minder
complex of wijzig de
instellingen voor de
afdrukkwaliteit.
De helft van de
pagina is leeg.
Mogelijk is
de afdrukstand
verkeerd ingesteld.
Wijzig de afdrukstand in het
desbetreffende programma.
Raadpleeg de Help bij het
printerstuurprogramma.
Het ingestelde
papierformaat stemt
niet overeen met het
formaat van het
papier in de lade.
Controleer of het
papierformaat dat is ingesteld
in het printerstuurprogramma
overeenstemt met het papier
in de papierlade.
Controleer of het
papierformaat dat is ingesteld
in het printerstuurprogramma
overeenstemt met het papier
dat is geselecteerd in het
programma dat u gebruikt.
Het apparaat
drukt wel af,
maar de tekst is
niet correct,
vervormd of niet
compleet.
De printerkabel zit
los of is defect.
Maak de printerkabel los en
sluit deze opnieuw aan. Druk
een document af dat u eerder
wel correct hebt kunnen
afdrukken. Sluit kabel en
apparaat, indien mogelijk, aan
op een andere computer en
druk een document af dat u
eerder wel correct hebt
kunnen afdrukken. Als dit
alles niet helpt, sluit u een
nieuwe printerkabel aan.
Het verkeerde
printerstuurprogram
ma is geselecteerd.
Controleer in het afdrukmenu
van de toepassing of u de
juiste printer hebt
geselecteerd.
De
softwaretoepassing
werkt niet naar
behoren.
Probeer een document af te
drukken vanuit een andere
toepassing.
Het
besturingssysteem
werkt niet naar
behoren.
Sluit Windows af en start de
computer opnieuw op. Zet de
printer uit en weer aan.
PROBLEEM
MOGELIJKE
OORZAAK
VOORGESTELDE
OPLOSSING
Problemen oplossen | 79
Problemen met de afdrukkwaliteit
Vuil aan de binnenkant van het apparaat of verkeerd geplaatst papier kan
leiden tot een slechtere afdrukkwaliteit. Raadpleeg de onderstaande tabel
om het probleem te verhelpen.
Er worden
blanco pagina’s
"afgedrukt".
De tonercassette is
leeg of beschadigd.
Herverdeel indien nodig het
tonerpoeder. Zie pagina 61.
Vervang indien nodig de
tonercassette.
Mogelijk bevat het
bestand blanco
pagina’s.
Controleer of het bestand
blanco pagina’s bevat.
Mogelijk is een
onderdeel van het
apparaat defect
(bijvoorbeeld de
controller of het
moederbord).
Neem contact op met de
serviceafdeling.
De printer drukt
het PDF-bestand
niet goed af.
Sommige delen
van
afbeeldingen,
tekst of
illustraties
ontbreken.
Incompatibiliteit
tussen het PDF-
bestand en de
Acrobat-producten.
Mogelijk kunt u het probleem
oplossen door het PDF-bestand
af te drukken als afbeelding.
Schakel
Afdrukken als
afbeelding
uit de afdrukopties
van Acrobat in.
Een PDF-bestand als
afbeelding afdrukken
neemt meer tijd in
beslag.
De foto’s
worden niet
goed afgedrukt.
De afbeeldingen
zijn niet
duidelijk.
De resolutie van de
foto is zeer laag.
Verklein de afmetingen van de
foto. Als u de foto vergroot in
het programma, wordt de
resolutie verlaagd.
Het apparaat
drukt wel af,
maar de tekst is
niet correct,
vervormd of niet
compleet.
Als u onder DOS
werkt, is het mogelijk
dat het lettertype
voor uw apparaat
niet juist is ingesteld.
Voorgestelde oplossing:
Wijzig het lettertype. Zie "Het
lettertype wijzigen" op
pagina 24
Voor het
afdrukken komt
er stoom uit het
apparaat, vlakbij
de uitvoerlade.
Vochtig papier kan
leiden tot
stoomvorming bij
het afdrukken.
Dit is niet erg. Blijf afdrukken.
PROBLEEM
MOGELIJKE
OORZAAK
VOORGESTELDE
OPLOSSING
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
Lichte of vage
afdrukken
Als u een verticale witte strook of vaag gedeelte op
de afdruk ziet:
De tonercassette is bijna leeg. Door de
resterende toner over de cassette te verdelen,
kunt u er waarschijnlijk nog een aantal
afdrukken mee maken. Zie pagina 62. Als de
afdrukkwaliteit hierdoor niet wordt verbeterd,
moet u een nieuwe tonercassette plaatsen.
Misschien voldoet het papier niet aan de
specificaties (bijvoorbeeld te vochtig of te ruw).
Zie "Afdrukmateriaal selecteren" op pagina 26
Als de hele pagina licht is, is de afdrukresolutie
te laag ingesteld. Wijzig de afdrukresolutie.
Raadpleeg de Help van het
printerstuurprogramma.
Een combinatie van vage plekken en vegen
kan erop duiden dat de tonercassette gereinigd
moet worden.
Het oppervlak van het LSU-gedeelte in het
apparaat kan vuil zijn. Reinig het LSU-gedeelte,
neem contact op met de serviceafdeling.
Tonervlekken
Het papier voldoet niet aan de specificaties
(bijvoorbeeld te vochtig of te ruw).
Zie "Afdrukmateriaal selecteren" op pagina 26
Het papierpad is mogelijk aan een
reinigingsbeurt toe. Zie "Binnenkant reinigen" op
pagina 58
Onregelmatigheden
Als op willekeurige plaatsen vage, meestal ronde
plekken zitten:
Er zit mogelijk een slecht vel tussen het papier.
Druk het document opnieuw af.
Het vochtgehalte van het papier is niet op alle
plaatsen gelijk of het papier bevat
vochtplekken. Probeer papier van een ander
merk. Zie "Afdrukmateriaal selecteren" op
pagina 26
Een hele partij papier is niet in orde. Problemen
tijdens de productie kunnen ertoe leiden dat
sommige delen toner afstoten. Probeer een
ander soort of merk papier.
Stel de resolutie van de printer anders in en
probeer het opnieuw. Ga naar de
printereigenschappen, klik op het tabblad
Papier en stel het type in op Dik papier.
Raadpleeg de Software voor nadere informatie.
Als het probleem hiermee niet kan worden
opgelost, neemt u contact op met de
serviceafdeling.
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
80 | Problemen oplossen
Witte vlekken
Er verschijnen witte vlekken op de pagina:
Het papier is te ruw en vuil van het papier komt
binnenin het apparaat terecht, waardoor de
transportriem vuil kan zijn geworden. Reinig
de binnenkant van het apparaat. Neem contact
op met de serviceafdeling.
Het papierpad is mogelijk aan een
reinigingsbeurt toe. Neem contact op met
de serviceafdeling.
Verticale strepen
Als de pagina zwarte, verticale strepen vertoont:
Er zit waarschijnlijk een kras op de
lichtgevoelige drum in de tonercassette.
Verwijder de tonercassette en plaats een
nieuwe. Zie "De tonercassette vervangen" op
pagina 62
Als de pagina witte verticale strepen vertoont:
Het oppervlak van het LSU-gedeelte in het
apparaat kan vuil zijn. Reinig het LSU-
gedeelte, neem contact op met de
serviceafdeling.
Als de pagina verticale strepen vertoont:
Mogelijk is het oppervlak van het scannerglas
en het witte blad vuil. Reinig deze unit. Zie "De
scannereenheid reinigen" op pagina 60 Neem,
als dit probleem zich bIijft voordoen, contact op
met een medewerker van het servicecenter.
Gekleurde of zwarte
achtergrond
Als er in lichte gedeelten te veel toner wordt
gebruikt (grijze achtergrond):
Gebruik papier met een lager gewicht.
Zie "Afdrukmateriaal selecteren" op pagina 26
Controleer de omgeving van het apparaat:
bijzonder droge (lage luchtvochtigheid) of
extreem vochtige omgevingsomstandigheden
(relatieve luchtvochtigheid van meer dan 80%)
kunnen leiden tot een grijzere achtergrond.
Verwijder de oude tonercassette en plaats een
nieuwe. Zie "De tonercassette vervangen" op
pagina 62
Tonervlekken
Reinig de binnenkant van het apparaat.
Zie "Binnenkant reinigen" op pagina 58
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het
papier. Zie "Afdrukmateriaal selecteren" op
pagina 26
Verwijder de tonercassette en plaats een
nieuwe. Zie "De tonercassette vervangen" op
pagina 62
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
Verticaal
terugkerende
afwijkingen
Als de bedrukte zijde van de pagina met gelijke
intervallen afwijkingen vertoont:
De tonercassette is mogelijk defect. Als een
afwijking zich met regelmatige tussenafstanden
herhaalt, moet u een paar keer een
reinigingsvel afdrukken om de tonercassette te
reinigen. Als de problemen zich hierna blijven
voordoen, plaatst u een nieuwe tonercassette.
Zie "De tonercassette vervangen" op pagina 62
Er zit mogelijk toner op sommige onderdelen
van het apparaat. Als de afwijkingen zich op
de achterkant van de pagina bevinden, zal het
probleem zichzelf waarschijnlijk na enkele
pagina’s oplossen.
De fixeereenheid kan beschadigd zijn. Neem
contact op met de serviceafdeling.
Schaduwvlekken
Schaduwvlekken worden veroorzaakt door kleine
hoeveelheden toner die willekeurig over de afdruk
verspreid voorkomen.
Misschien is het papier te vochtig. Probeer af te
drukken op papier van een andere partij. Maak
een pak papier pas open op het moment dat u
het gaat gebruiken, zodat het papier niet te veel
vocht opneemt.
Wijzig de afdruklay-out als er schaduwvlekken
verschijnen op een envelop om te vermijden
dat wordt afgedrukt op een gebied met
overlappende naden aan de rugzijde.
Afdrukken op naden kan problemen
veroorzaken.
Als de hele pagina wordt overdekt door
schaduwvlekken, kies dan een andere
afdrukresolutie vanuit uw softwaretoepassing
of via de printereigenschappen.
Misvormde tekens
Als tekst er vervormd uitziet ("uitgehold" effect),
kan het papier te glad zijn. Probeer een ander
soort papier. Zie "Afdrukmateriaal selecteren"
op pagina 26 Als tekens er misvormd uitzien en
een golvend effect geven, is het mogelijk dat de
scannereenheid onderhoud nodig heeft. Neem
contact op met de serviceafdeling.
Papier trekt schuin
Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het
papier. Zie "Afdrukmateriaal selecteren" op
pagina 26
Zorg ervoor dat papier of ander afdrukmateriaal
juist is geplaatst en dat de geleiders niet te los of
te strak zijn afgesteld.
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
A
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
Problemen oplossen | 81
Problemen met kopiëren
Gekruld of gegolfd
Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het
papier. Papier kan krullen als de temperatuur of
de vochtigheid te hoog is. Zie "Afdrukmateriaal
selecteren" op pagina 26
Draai de papierstapel in de lade om. Probeer het
papier ook eens 180° te draaien in de lade.
Vouwen of kreuken
Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het
papier. Zie "Afdrukmateriaal selecteren" op
pagina 26
Draai de papierstapel in de lade om. Probeer het
papier ook eens 180° te draaien in de lade.
Achterkant van
afdrukken is vuil
Mogelijk lekt een tonercassette. Reinig de
binnenkant van het apparaat. Zie "Binnenkant
reinigen" op pagina 58
Eén vaste kleur of
zwarte pagina’s
Mogelijk is de tonercassette niet goed geplaatst.
Verwijder de cassette en plaats deze opnieuw.
Mogelijk is de tonercassette defect en moet deze
worden vervangen. Verwijder de tonercassette
en plaats een nieuwe. Zie "De tonercassette
vervangen" op pagina 62
Het apparaat moet mogelijk worden gerepareerd.
Neem contact op met de serviceafdeling.
Tonerverlies
Reinig de binnenkant van het apparaat. Zie
pagina 58.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van
het papier. Zie "Afdrukmateriaal selecteren" op
pagina 26
Verwijder de tonercassette en plaats een
nieuwe. Zie "De tonercassette vervangen" op
pagina 62
Als het probleem zich blijft voordoen, moet het
apparaat mogelijk worden gerepareerd. Neem
contact op met de serviceafdeling.
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
A
Openingen in
tekens
Letters worden onvolledig afgedrukt, er zijn witte
plekken op plaatsen die zwart zouden moeten zijn:
Als dit probleem optreedt bij transparanten,
probeer dan een andere soort. Wegens de
samenstelling van de transparant zijn enkele
onvolledige tekens normaal.
Misschien drukt u af op de verkeerde kant van
het materiaal. Verwijder het papier en draai het
om.
Mogelijk voldoet het papier niet aan de
papierspecificaties. Zie "Afdrukmateriaal
selecteren" op pagina 26
Horizontale strepen
Controleer bij horizontale zwarte strepen of vegen
het volgende:
Mogelijk is de tonercassette onjuist geplaatst.
Verwijder de cassette en plaats deze opnieuw.
Mogelijk is de tonercassette defect. Verwijder
de tonercassette en plaats een nieuwe. Zie "De
tonercassette vervangen" op pagina 62
Lost dit het probleem niet op, dan moet het
apparaat mogelijk worden gerepareerd. Neem
contact op met de serviceafdeling.
Krullen
Als het afgedrukte papier opkrult of als het papier
niet wordt ingevoerd, doet u het volgende:
Draai de papierstapel in de lade om. Probeer
het papier ook eens 180° te draaien in de lade.
Stel de resolutie van de printer anders in en
probeer het opnieuw. Ga naar de
printereigenschappen, klik op het tabblad
Papier en stel het type in op Dun papier.
Raadpleeg de Software voor nadere informatie.
Er verschijnt
voortdurend een
onbekende
afbeelding op
enkele vellen, of er
zit losse toner op
de afdruk, of de
afdruk is te licht of
vuil.
Waarschijnlijk gebruikt u de printer op een hoogte
van 1000 meter of meer.
Dergelijke hoogten kunnen de afdrukkwaliteit
beïnvloeden (bijvoorbeeld losse toner of lichte
afdruk). U stelt deze optie in via
Start
Programs
DELL
Dell-printers
naam van uw
printerstuurprogramma
Printerstatusmonitor. Zie "Hoogte-instelling" op
pagina 21.
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
Kopieën zijn te licht
of te donker.
Gebruik Tonersterkte
()
om de achtergrond
van kopieën lichter of donkerder te maken.
Vegen, strepen of
vlekken op de
kopieën.
Druk op Tonersterkte
()
om de
achtergrond van uw kopieën lichter of
donkerder te maken, als de fout zich op het
origineel bevindt.
Als het origineel geen afwijkingen vertoont,
moet u de scannereenheid reinigen. Zie "De
scannereenheid reinigen" op pagina 60
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
A
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
82 | Problemen oplossen
Problemen met scannen
Kopie staat scheef. Zorg dat het origineel met de bedrukte zijde
naar beneden op de glasplaat van de scanner
is geplaatst of met de bedrukte zijde naar
boven in de DADI.
Plaats het kopieerpapier op de juiste manier
in het apparaat.
Kopieën zijn blanco. Zorg dat het origineel met de bedrukte zijde naar
beneden op de glasplaat van de scanner is
geplaatst of met de bedrukte zijde naar boven in
de DADI.
Afdruk geeft
gemakkelijk af.
Vervang het papier in de lade door papier uit
een ander pak.
In vochtige omstandigheden moet u papier
niet te lang ongebruikt in het apparaat laten
zitten.
Kopieerpapier loopt
regelmatig vast.
Waaier de stapel papier uit en leg deze
ondersteboven terug in de lade. Vervang het
papier in de lade door papier uit een ander
pak. Controleer de papiergeleiders en stel ze
indien nodig beter af.
Gebruik alleen afdrukpapier met het juiste
gewicht. Het aanbevolen papiergewicht is
75 g/m
2
.
Nadat u vastgelopen papier hebt verwijderd,
controleert u of er resten kopieerpapier in het
apparaat zijn achtergebleven.
De tonercassette
gaat korter mee dan
verwacht.
Mogelijk bevatten uw originelen afbeeldingen,
opgevulde vlakken of dikke lijnen. Uw
originelen zijn bijvoorbeeld formulieren,
nieuwsbrieven, boeken of andere
documenten die meer toner gebruiken.
Mogelijk wordt het apparaat vaak in- en
uitgeschakeld.
Mogelijk is het deksel van de scanner
opengelaten tijdens het kopiëren.
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
De scanner doet het
niet.
Zorg dat u het origineel met de te scannen
zijde naar beneden op de glasplaat plaatst
of met de te scannen zijde naar boven in
de DADI.
Misschien is er niet voldoende geheugen
vrij voor het document dat u wilt scannen.
Ga na of de prescanfunctie werkt. Probeer
een lagere scanresolutie.
Controleer of de USB-kabel goed is
aangesloten.
Controleer of de USB-kabel beschadigd
is. Vervang de kabel door een andere
kabel waarvan u zeker weet dat die werkt.
Vervang de kabel indien nodig.
Controleer of de scanner correct is
geconfigureerd. Controleer de
scaninstelling in de SmarThru-
configuratie of de toepassing die u wenst
te gebruiken om er zeker van te zijn dat
de scantaak naar de juiste poort wordt
verzonden.
Het apparaat doet erg
lang over een scan.
Kijk of het apparaat tegelijkertijd ontvangen
gegevens afdrukt. Wacht in dat geval met
scannen totdat de afdruktaak is voltooid.
Het scannen van afbeeldingen kost meer
tijd dan het scannen van tekst.
De communicatiesnelheid kan laag zijn in
de scanmodus omdat er veel geheugen
nodig is om de gescande afbeelding te
analyseren en te reproduceren. Stel de
printerpoort van uw computer in op de
stand ECP (in de BIOS-instellingen van de
computer). De communicatiesnelheid gaat
dan omhoog. Zie de gebruiksaanwijzing
van uw computer voor meer informatie
over de BIOS-instellingen.
Er verschijnt een bericht
op het beeldscherm:
"Het toestel kan niet in
de door u gewenste
H/W-modus worden
gezet."
"Poort wordt gebruikt
door een ander
programma."
"Poort is
gedeactiveerd."
"Scanner is bezig met
ontvangen of
afdrukken van data.
Probeer het opnieuw
zodra de huidige
opdracht is afgerond."
"Ongeldige toegang."
"Scannen is mislukt."
Het is mogelijk dat er een kopieer- of
afdruktaak wordt uitgevoerd. Probeer het
opnieuw wanneer de andere taak is
voltooid.
De geselecteerde poort is momenteel in
gebruik. Start uw computer opnieuw op
en probeer het opnieuw.
De printerkabel is niet goed bevestigd
of het apparaat is niet ingeschakeld.
Het scannerstuurprogramma is niet
geïnstalleerd of de besturingsomgeving
is niet correct ingesteld.
Controleer of het apparaat correct is
aangesloten en is ingeschakeld. Start
de computer vervolgens opnieuw op.
De USB-kabel is wellicht niet goed
aangesloten of het apparaat is niet
ingeschakeld.
Problemen oplossen | 83
Problemen met faxen
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
Het apparaat doet
niets, het display blijft
leeg en de toetsen
reageren niet.
Trek de stekker van het netsnoer uit het
stopcontact en steek deze er weer in.
Controleer of het stopcontact stroom geeft.
Geen kiestoon. Controleer of het telefoonsnoer goed is
aangesloten.
Controleer of de telefooncontactdoos in orde
is door er een ander telefoontoestel op aan
te sluiten.
De in het geheugen
opgeslagen nummers
worden verkeerd
gekozen.
Controleer of de nummers correct in het
geheugen zijn opgeslagen. Druk een
telefoonlijst
af, zie "Adresboek afdrukken" op
pagina 53.
Het origineel wordt
niet in het apparaat
ingevoerd.
Controleer of het papier niet gekreukt is en
zorg ervoor dat u het correct plaatst. Ga na
of het origineel het juiste formaat heeft en
niet te dik of te dun is.
Controleer of de DADI goed is gesloten.
Het rubber van de automatische
documentinvoer is mogelijk aan vervanging
toe. Zie "Het rubberen matje van de DADI
vervangen" op pagina 65
Faxberichten worden
niet automatisch
ontvangen.
De ontvangstmodus moet ingesteld zijn op
Fax.
Controleer of de lade papier bevat.
Kijk of er een foutbericht wordt
weergegeven op het display. Los in dat
geval het gemelde probleem op.
Het apparaat verzendt
geen faxberichten.
Zorg dat het origineel zich in de DADI
(of ADI) of op de glasplaat van de scanner
bevindt.
Verzending moet op het display
verschijnen.
Controleer of het andere faxapparaat
uw faxbericht kan ontvangen.
Een ontvangen
faxbericht is
gedeeltelijk blanco of
is van slechte
kwaliteit.
Mogelijk is er een probleem met het
faxapparaat van de verzender.
Een slechte telefoonlijn kan
verbindingsproblemen veroorzaken.
Controleer het apparaat door een kopie
te maken.
Mogelijk is de tonercassette leeg.
Raadpleeg pagina 62 voor informatie over
het vervangen van tonercassettes.
Sommige woorden
van een ontvangen
faxbericht zijn
uitgerekt.
Het documenttransport van het apparaat dat
het faxbericht verzond, haperde even.
Er staan strepen op
de originelen die u
verstuurt.
Controleer of de scannereenheid vuil is en
reinig deze indien nodig. Zie "De
scannereenheid reinigen" op pagina 60.
Het apparaat kiest het
nummer maar kan
geen verbinding tot
stand brengen met het
andere faxapparaat.
Misschien is het andere faxapparaat
uitgeschakeld, is het papier op of kunnen
er geen oproepen worden beantwoord. Vraag
de gebruiker van het andere faxapparaat om
het probleem op te lossen.
Faxen worden niet
in het geheugen
opgeslagen.
Er is mogelijk niet voldoende geheugen om de
fax op te slaan. Als op het display het bericht
Geheugen vol wordt weergegeven, verwijdert
u faxen uit het geheugen die u niet langer
nodig hebt en probeert u vervolgens de fax
opnieuw op te slaan.
Er verschijnen blanco
stukken onder aan de
pagina, met een korte
strook tekst
bovenaan.
Mogelijk heeft u de verkeerde papierinstellingen
gekozen in de door de gebruiker in te stellen
opties. Zie pagina 26 voor meer informatie over
papierinstellingen.
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
84 | Problemen oplossen
Veelvoorkomende PostScript -problemen
De volgende problemen hebben specifiek betrekking op de PS-taal en
kunnen optreden wanneer meerdere printertalen worden gebruikt.
Veel voorkomende Windows -problemen
Als u wilt dat een bericht wordt afgedrukt of op het scherm wordt
weergegeven wanneer er PostScript-fouten optreden, opent u het
venster Afdrukopties en klikt u op de gewenste keuze naast
PostScript-fouten.
PROBLEEM
MOGELIJKE
OORZAAK
OPLOSSING
Het PostScript-
bestand kan niet
worden afgedrukt.
Mogelijk is het
PostScript-
stuurprogramma
niet correct
geïnstalleerd.
Installeer het PostScript-
stuurprogramma opnieuw
(zie Software).
Druk een
configuratiepagina af en
controleer of u kunt
afdrukken in PS.
Als de fout zich blijft
voordoen, neemt u contact
op met de serviceafdeling.
Het bericht "Fout
limietcontrole"
verschijnt.
De afdruktaak is te
complex.
Maak de pagina minder
complex of breid het
geheugen uit.
Er wordt een
PostScript-
foutenpagina
afgedrukt.
De afdruktaak is
mogelijk geen
PostScript-taak.
Controleer of de afdruktaak
een PostScript-taak is.
Controleer of de
softwaretoepassing verwacht
dat er een installatiebestand
of PostScript-headerbestand
naar het apparaat wordt
gestuurd.
De optionele lade
is niet
geselecteerd in het
stuurprogramma.
Het printer-
stuurprogramma is
niet
geconfigureerd om
de optionele lade
te herkennen.
Open de PostScript-
stuurprogramma-
eigenschappen, selecteer het
tabblad
Apparaatinstellingen
en stel de optie
Lade
in de
sectie
Installeerbare opties
in
op
Geplaatst
.
Wanneer u op een
Macintosh-
computer een
document afdrukt
met Acrobat
Reader 6.0 of
hoger, worden de
kleuren niet op de
juiste wijze
afgedrukt.
Mogelijk komt de
resolutie-instelling
in het printer-
stuurprogramma
niet overeen met
de resolutie-
instelling in
Acrobat Reader.
Controleer of de resolutie-
instelling in uw
printerstuurprogramma
overeenkomt met de
resolutie-instelling in Acrobat
Reader.
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
Tijdens de installatie
verschijnt het bericht
"Bestand in gebruik".
Sluit alle softwaretoepassingen af. Verwijder
alle software uit de groep Opstarten, en start
vervolgens Windows weer op. Installeer het
printerstuurprogramma opnieuw.
Het bericht "Algemene
beschermingsfout",
"OE-uitzondering",
"Spool32" of
"Ongeldige
bewerking" verschijnt.
Sluit alle andere toepassingen af, start
Windows opnieuw op en probeer opnieuw af
te drukken.
Het bericht "Kan niet
afdrukken" of "Er is
een time-outfout in de
printer opgetreden"
verschijnt.
Deze berichten kunnen tijdens het afdrukken
verschijnen. Wacht gewoon even tot het
apparaat klaar is met afdrukken. Als het
bericht verschijnt in de gereedmodus of nadat
de afdruk is voltooid, controleert u de
aansluiting en gaat u na of er een fout is
opgetreden.
Raadpleeg de Microsoft Windows-documentatie die bij uw computer
is geleverd voor nadere informatie over Windows-foutberichten.
Problemen oplossen | 85
Algemene Linux-problemen
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
Het apparaat drukt
niet af.
Controleer of het printerstuurprogramma is
geïnstalleerd. Open Unified Driver
configurator en ga naar het tabblad Printers
in het venster Printers configuration om de
lijst met beschikbare printers weer te geven.
Kijk of het apparaat in de lijst staat. Als dit
niet zo is, start u de wizard Add new printer
om het apparaat in te stellen.
Controleer of de printer is ingeschakeld.
Open Printers configuration en selecteer uw
apparaat in de lijst met printers. Bekijk de
omschrijving in het deelvenster Selected
printer. Druk op de knop Start als de status
de tekenreeks "(stopped)" bevat. Hierna zou
de printer weer normaal moeten werken. De
status "stopped" kan geactiveerd zijn
wanneer zich problemen met het afdrukken
hebben voorgedaan. U kunt bijvoorbeeld de
opdracht geven om een document af te
drukken terwijl de poort wordt gebruikt door
een scantoepassing.
Controleer of de poort niet bezet is.
Aangezien de functionele onderdelen van
MFP (printer en scanner) dezelfde I/O-
interface (poort) delen, is het mogelijk dat
verschillende toepassingen toegang
proberen te krijgen tot dezelfde poort. Om
conflicten te voorkomen, kan slechts één
toepassing een taak uitvoeren op het
apparaat. In de andere toepassing waarmee
u of een andere gebruiker probeert af te
drukken of te scannen, verschijnt de melding
"device busy". Open de poortconfiguratie en
selecteer de poort die is toegewezen aan uw
printer. In het deelvenster Selected port kunt
u bekijken of de poort is bezet door een
andere toepassing. Als dit het geval is, wacht
u tot de uit te voeren taak is voltooid, of drukt
u op de knop Release port als u zeker weet
dat er een storing is opgetreden bij de
huidige "eigenaar" van de poort.
Controleer of er een speciale afdrukoptie is
ingesteld voor de toepassing, zoals "-oraw".
Als de parameter "-oraw" is opgegeven in de
opdrachtregel, verwijdert u deze om het
afdrukprobleem op te lossen. Kies voor Gimp
Front-end "print" -> "Setup printer" en bewerk
de opdrachtregelparameter in de menuoptie.
De CUPS (Common Unix Printing System)-
versie die wordt geleverd bij SuSE Linux 9.2
(CUPS 1.1.21) heeft een probleem met het
afdrukken via het "Internet Printing Protocol"
(IPP). Gebruik "socket printing" in plaats van
IPP of installeer een recentere versie van
CUPS (CUPS 1.1.22 of hoger).
Bepaalde
kleurafbeeldingen
worden volledig
zwart afgedrukt.
Dit is een bekende bug in Ghostscript (tot GNU
Ghostscript versie 7.05) als de basiskleurruimte
van het document geïndexeerde kleurruimte is
en via CIE-kleurruimte wordt geconverteerd.
Aangezien PostScript CIE-kleurruimte gebruikt
voor het kleuraanpassingssysteem, moet u
Ghostscript op uw systeem upgraden naar GNU
Ghostscript versie 7.06 of een hogere versie.
Recente Ghostscript-versies vindt u op
www.ghostscript.com.
Sommige
kleurafbeeldingen
worden afgedrukt in
onverwachte kleuren.
Dit is een bekend probleem in Ghostscript (tot
GNU Ghostscript versie 7.xx) wanneer de
basiskleurruimte van het document wordt
geïndexeerd als RGB-kleurruimte en wordt
geconverteerd via CIE-kleurruimte. Omdat
PostScript CIE-kleurruimte gebruikt voor het
kleurvergelijkingssysteem, dient u Ghostscript
op uw systeem te upgraden naar GNU
Ghostscript versie 8.xx of een hogere versie.
Recente Ghostscript-versies vindt u op
www.ghostscript.com.
Het apparaat drukt
geen volledige
pagina’s af; slechts
de helft van de
pagina wordt
afgedrukt.
Dit is een bekend probleem dat zich voordoet bij
gebruik van een kleurenprinter met versie 8.51
of een oudere versie van Ghostscript, 64-bits
Linux OS. Dit probleem is gemeld aan
bugs.ghostscript.com als Ghostscript Bug
688252.
Het probleem is opgelost in AFPL Ghostscript
versie 8.52 of een hogere versie. Download de
recentste versie van AFPL Ghostscript van
http://sourceforge.net/projects/ghostscript/ en
installeer deze om dit probleem op te lossen.
Scannen via Gimp
Front-end is niet
mogelijk.
Controleer of Gimp Front-end "Xsane: Device
dialog." heeft in het menu "Acquire". Als dit niet
zo is, moet u de Xsane-plug-in voor Gimp
installeren op de computer. U vindt de Xsane-
plug-in voor Gimp op de cd van uw Linux-
distributie of op de homepage van Gimp. Zie
voor meer informatie de Help op de cd van uw
Linux-distributie of van de toepassing Gimp
Front-end.
Als u een ander soort scantoepassing wilt
gebruiken, raadpleegt u de Help voor mogelijke
toepassingen.
De foutmelding
"Cannot open port
device file" verschijnt
bij het afdrukken van
een document.
Wijzig nooit de parameters van een afdruktaak
(via LPR GUI bijvoorbeeld) terwijl er een
afdruktaak wordt uitgevoerd. Diverse versies
van CUPS-server breken de afdruktaak af als
de afdrukopties worden gewijzigd en proberen
vervolgens de taak vanaf het begin opnieuw uit
te voeren. Aangezien Unified Linux Driver de
poort tijdens het afdrukken blokkeert, blijft deze
geblokkeerd door het abrupte afbreken van de
taak zodat de poort niet beschikbaar is voor
volgende afdruktaken. Probeer de poort vrij te
geven als deze situatie zich voordoet.
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
86 | Problemen oplossen
Het apparaat komt
niet voor in de
scannerlijst.
Controleer of het apparaat is aangesloten
op de computer. Controleer of
het apparaat
correct is aangesloten via de USB-poort en is
ingeschakeld.
Controleer of het scannerstuurprogramma
voor het apparaat op uw computer is
geïnstalleerd. Open Unified Driver
configurator, ga naar Scanners configuration,
en druk vervolgens op Drivers. Kijk of er een
stuurprogramma in de lijst staat voor uw
apparaat. Controleer of de poort niet bezet is.
Aangezien de functionele onderdelen van
MFP (printer en scanner) dezelfde I/O-
interface (poort) delen, is het mogelijk dat
verschillende toepassingen toegang
proberen te krijgen tot dezelfde poort. Om
conflicten te voorkomen, kan slechts één
toepassing een taak uitvoeren op het
apparaat. In de andere toepassing waarmee
u of een andere gebruiker probeert af te
drukken of te scannen, verschijnt de melding
"device busy". Dit gebeurt gewoonlijk bij het
begin van een scanprocedure. Er wordt dan
een berichtvenster weergegeven.
Om de oorsprong van het probleem te
achterhalen, moet u de poortconfiguratie
openen en de aan uw scanner toegewezen
poort selecteren. Poortindicatie /dev/mfp0 stemt
overeen met de bestemming LP:0 die wordt
weergegeven in de scanneropties, /dev/mfp1
heeft betrekking op LP:1, enz. USB-poorten
beginnen bij dev/mfp4, dus de scanner op
USB:0 komt overeen met dev/mfp4, enz. In het
deelvenster
Selected port
kunt u bekijken of
de poort is bezet door een andere toepassing
.
Wanneer dit het geval is, moet u wachten tot
de uit te voeren taak is voltooid of op de knop
Release port drukken, als u zeker weet dat er
een fout is opgetreden bij de actuele
"eigenaar" van de poort.
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
Het apparaat scant
niet.
Controleer of er een document is geplaatst
in
het apparaat.
Controleer of het apparaat is aangesloten op
de computer. Controleer of het correct is
aangesloten als er een I/O-fout wordt gemeld
tijdens het scannen.
Controleer of de poort niet bezet is. Aangezien
de functionele onderdelen van MFP (printer en
scanner) dezelfde I/O-interface (poort) delen,
is het mogelijk dat verschillende toepassingen
toegang proberen te krijgen tot dezelfde poort.
Om conflicten te voorkomen, kan slechts één
toepassing een taak uitvoeren op het
apparaat. In de andere toepassing waarmee
u of een andere gebruiker probeert af te
drukken of te scannen, verschijnt de melding
"device busy". Dit gebeurt in het algemeen op
het moment dat u de scanprocedure wilt
starten. De desbetreffende melding verschijnt
dan.
Om de oorsprong van het probleem te
achterhalen, moet u de poortconfiguratie
openen en de aan uw scanner toegewezen
poort selecteren. Poortindicatie /dev/mfp0
stemt overeen met de bestemming LP:0 die
wordt weergegeven in de scanneropties,
/dev/mfp1 heeft betrekking op LP:1,
enzovoort. USB-poorten beginnen bij
dev/mfp4, dus de scanner op USB:0 komt
overeen met dev/mfp4, enzovoort. In het
deelvenster Selected port kunt u bekijken of
de poort is bezet door een andere toepassing.
Wanneer dit het geval is, moet u wachten tot
de uit te voeren taak is voltooid of op de knop
Release port drukken, als u zeker weet dat er
een fout is opgetreden bij de actuele
"eigenaar" van de poort.
Raadpleeg de gebruikershandleiding van Linux die bij uw computer is
geleverd voor nadere informatie over Linux-foutberichten.
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
Problemen oplossen | 87
Veel voorkomende Macintosh-problemen
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
De printer drukt het PDF-
bestand niet goed af.
Sommige delen van
afbeeldingen, tekst of
illustraties ontbreken.
Het PDF-bestand en de Acrobat-
producten zijn niet compatibel:
Mogelijk kunt u het probleem
oplossen door het PDF-bestand af te
drukken als afbeelding. Schakel
Afdrukken als afbeelding uit de
afdrukopties van Acrobat in.
Een PDF-bestand als
afbeelding afdrukken neemt
meer tijd in beslag.
Het document is afgedrukt,
maar de afdruktaak is niet
verdwenen uit de wachtrij
in Mac OS 10.3.2.
Werk uw Mac OS-versie bij tot 10.3.3.
of hoger.
Bepaalde letters worden
niet normaal weergegeven
tijdens het afdrukken van
het voorblad.
Dit probleem wordt veroorzaakt
doordat Mac OS het desbetreffende
lettertype niet kan maken bij het
afdrukken van het voorblad. Letters
uit het Engelse alfabet en cijfers
worden normaal weergegeven op het
voorblad.
Raadpleeg de gebruikershandleiding van Mac OS die bij uw computer
is geleverd voor nadere informatie over Mac OS-foutmeldingen.
88 | Verbruiksartikelen en toebehoren bestellen
verbruiksartikelen en toebehoren bestellen
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u cassettes en toebehoren voor het apparaat kunt aanschaffen.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Verbruiksartikelen
Toebehoren
Aanschafmogelijkheden
VERBRUIKSARTIKELEN
Als de toner opraakt, kunt u de volgende tonercassettes bestellen voor het
apparaat:
TOEBEHOREN
U kunt toebehoren aanschaffen en installeren om de prestaties en capaciteit
van uw apparaat te vergroten.
AANSCHAFMOGELIJKHEDEN
Als u door Dell goedgekeurde verbruiksartikelen en toebehoren wilt
bestellen, neem dan contact op met de lokale Dell-dealer of de leverancier
bij wie u het apparaat hebt gekocht of ga naar www.dell.com op
support.dell.com en selecteer uw land/regio voor informatie over het
aanvragen van technische ondersteuning.
De optionele delen of functies kunnen per land verschillen. Neem
contact op met een van de vertegenwoordigers als u wilt weten of
het onderdeel leverbaar is in uw land.
TYPE
GEMIDDELD AANTAL
AFDRUKKEN
a
a. Gemiddeld rendement van een tonercassette, gemeten volgens
ISO/IEC 19798.
ONDERDEELNU
MMER
Standaard-
rendement
tonercassette
Gemiddeld aantal
onafgebroken afdrukken
van een zwarte
tonercassette:
2.500 standaardpagina’s
(zwart)
Gemiddeld aantal
onafgebroken afdrukken
van een
kleurentonercassette:
2.000 standaardpagina’s
(geel/magenta/cyaan)
T272J (Black)
P586K (Cyan)
K756K (Magenta)
M802K (Yellow)
Hoog rendement
tonercassette
Gemiddeld aantal
onafgebroken afdrukken
van een zwarte
tonercassette:
5.500 standaardpagina’s
(zwart)
Gemiddeld aantal
onafgebroken afdrukken
van een
kleurentonercassette:
5.000 standaardpagina’s
(geel/magenta/cyaan)
R717J (Black)
P587K (Cyan)
K757K (Magenta)
M803K (Yellow)
Transportriem Circa 50.000
Als de transportriem is
versleten, moet u deze
vervangen. In dat geval
verschijnt het bericht op
het display dat de
transportriem is versleten.
U265J
Wanneer u een nieuwe tonercassette of ander verbruiksartikel
aanschaft, dient u dit in het land te doen waar u ook het apparaat
hebt aangeschaft.
Anders is de tonercassette of het verbruiksartikel niet compatibel
met het apparaat, omdat de configuratie van tonercassettes en
verbruiksartikelen per land kunnen verschillen.
OPTIE BESCHRIJVING ONDERDEELNUMMER
Geheugenmodule Hiermee breidt u de
geheugencapaciteit
van uw apparaat uit.
KR039: 256 MB
Optionele lade 2 Als u regelmatig
papiertoevoerproble
men ondervindt, kunt
u een extra
papierlade met een
capaciteit van 500
vellen op het toestel
aansluiten. U kunt
documenten op
verschillende
formaten en soorten
afdrukmateriaal
afdrukken.
P955J
Vaste schijf Hiermee breidt u de
mogelijkheden van
het apparaat uit en
hebt u keuze uit
verschillende
afdrukwijzen.
N573K
Uw apparaat beschikt mogelijk over twee geheugensleuven. In één
van beide sleuven is in de fabriek reeds een geheugenmodule
geplaatst. U kunt de geheugencapaciteit van uw printer uitbreiden
door een geheugenmodule in de lege sleuf te plaatsen, zoals
aangegeven in bovenstaande tabel. Wij raden u ten zeerste aan om
een geheugenmodule in de lege sleuf te plaatsen en de vooraf
geïnstalleerde geheugenmodule niet te verwijderen. Als uw apparaat
een geheugencapaciteit heeft van 128 MB en u wilt 256 MB
toevoegen, wordt de geheugencapaciteit uitgebreid tot 384 MB.
Accessoires installeren | 89
accessoires installeren
Uw apparaat is een model met talrijke functies dat optimaal is afgestemd op het merendeel van uw afdrukbehoeften. Dell
is zich er echter van bewust dat elke gebruiker andere wensen heeft en biedt daarom verscheidene accessoires waarmee
u de mogelijkheden van uw apparaat kunt uitbreiden.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Voorzorgsmaatregelen die u in acht moet nemen bij de installatie van
accessoires
Toegevoegde accessoires in de printereigenschappen activeren
Een geheugenmodule upgraden
De vaste schijf gebruiken
VOORZORGSMAATREGELEN DIE U IN ACHT
MOET NEMEN BIJ DE INSTALLATIE VAN
ACCESSOIRES
Koppel het netsnoer los
Verwijder nooit het toegangspaneel tot het moederbord wanneer
de stroom is ingeschakeld.
Koppel steeds het netsnoer los wanneer u interne of externe accessoires
installeert of verwijdert om het risico op een elektrische schok te
voorkomen.
Ontlaad statische elektriciteit
Het moederbord en de interne accessoires (netwerkinterfacekaart of
geheugenmodule) zijn gevoelig voor statische elektriciteit. Voordat u
interne accessoires installeert of verwijdert, dient u de statische
elektriciteit van uw lichaam te ontladen door een metalen voorwerp aan
te raken, zoals de metalen achterplaat van een willekeurig apparaat dat
op een geaarde stroombron is aangesloten. Wanneer u voor het
beëindigen van de installatie rondwandelt, herhaalt u deze procedure
om nogmaals eventuele statische elektriciteit te ontladen.
Na de installatie van een accessoire, zoals een optionele lade, moeten
gebruikers van een PS-stuurprogramma een bijkomende instelling
opgeven. Ga naar de PS-printereigenschappen en activeer de
toegevoegde accessoire.
TOEGEVOEGDE ACCESSOIRES IN DE
PRINTEREIGENSCHAPPEN ACTIVEREN
Nadat u de geheugenmodule hebt geïnstalleerd, moet u ze selecteren in de
printereigenschappen van het printerstuurprogramma om ze te kunnen
gebruiken.
1. Stuurprogramma installeren. ("Installing the software" op pagina19.)
2. Klik op de knop Start van Windows.
In Windows 2000 selecteert u Instellingen
Printers.
In Windows XP/2003 selecteert u Printers en faxen.
In Windows Vista/2008 selecteert u Configuratiescherm
Hardware en geluiden
Printers.
3. Selecteer het stuurprogramma van uw apparaat en klik met uw
rechtermuisknop om Eigenschappen te openen.
Voor het PS-stuurprogramma selecteert u het PS-stuurprogramma
en klikt u er met de rechtermuisknop op om Eigenschappen te
openen.
4. In de eigenschappen van het printerstuurprogramma selecteert u
Apparaatopties.
Voor het PS-stuurprogramma selecteert u Apparaatinstellingen.
5. Stel de vereiste opties in de eigenschappen van het
printerstuurprogramma in.
Voor het PS-stuurprogramma selecteert u het deel Installeerbare
opties en stelt u de vereiste opties in.
6. Klik op OK.
EEN GEHEUGENMODULE UPGRADEN
Uw apparaat beschikt over een "dual in-line"-geheugenmodule (DIMM).
Gebruik deze geheugenmodule om extra geheugen te installeren.
Uw apparaat beschikt over twee geheugensleuven, en in één van beide sleuven
is in de fabriek reeds een geheugenmodule geplaatst. Wanneer u de
geheugencapaciteit uitbreidt, kunt u een geheugenmodule toevoegen aan de
lege geheugensleuf. Wij raden u ten zeerste aan om een geheugenmodule in
de lege sleuf te plaatsen en de vooraf geïnstalleerde geheugenmodule niet te
verwijderen. Als uw apparaat een geheugencapaciteit heeft van 128 MB en u
wilt 256 MB toevoegen, wordt de geheugencapaciteit uitgebreid tot 384 MB.
Raadpleeg de bestelgegevens voor een optionele geheugenmodule
(Zie "Toebehoren" op pagina 88).
Een geheugenmodule installeren
1. Schakel het apparaat uit en koppel alle kabels van het apparaat los.
2. Draai de schroef los en verwijder de achterklep.
Let op bij de installatie van accessoires: het vervangen van de batterij
in het apparaat valt onder de service. Vervang ze niet zelf.
Er bestaat een explosierisico als de batterij wordt vervangen door
een verkeerd type. Verwijder gebruikte batterijen conform de
aanwijzingen.
90 | Accessoires installeren
3. Draai de schroef los, licht het toegangspaneel lichtjes op en trek het
naar rechts.
4. Haal de nieuwe geheugenmodule uit de plastic verpakking.
5.
Houd de geheugenmodule vast bij de rand en breng de geheugenmodule
in één lijn met de sleuf in een hoek van ongeveer 30 graden. Zorg dat de
inkepingen van de module en de openingen van de sleuf in elkaar
passen.
6. Duw de geheugenmodule voorzichtig in de gleuf totdat u een "klik"
hoort.
7. Plaats het toegangspaneel tot het moederbord terug en schroef het vast.
8. Plaats de achterklep terug en schroef het vast.
9. Sluit het netsnoer en de printerkabel opnieuw aan, en zet het apparaat
aan.
10. Als u het PS-stuurprogramma gebruikt, moet u het toegevoegde
geheugen in de eigenschappen van het PS-stuurprogramma activeren.
"Toegevoegde accessoires in de printereigenschappen activeren" op
pagina89.
DE VASTE SCHIJF GEBRUIKEN
Door de installatie van een vaste schijf kunnen de gegevens van uw
computer naar de afdrukwachtrij op de vaste schijf van de printer worden
gestuurd. Op die manier wordt de computer minder belast. Daarnaast kunt u
gebruikmaken van verschillende afdrukfuncties. U kunt bijvoorbeeld een
afdruktaak op de vaste schijf opslaan, een afdruktaak controleren en
persoonlijke documenten afdrukken.
De vaste schijf installeren
Voor bestelinformatie, zie "Toebehoren" op pagina 88. Raadpleeg
de voorzorgsmaatregelen op pagina 89.
1. Schakel het apparaat uit en koppel alle kabels van het apparaat los.
2. Draai de schroef los en verwijder de achterklep.
1 Klep
moederbord
Om een bestaande geheugenmodule te verwijderen, duwt u de
twee sloten aan de beide zijden van de module naar buiten.
Hierboven getoonde inkepingen en openingen kunnen afwijken
van de geplaatste geheugenmodule en de sleuf.
Duw de geheugenmodule niet met te veel kracht in de sleuf, dit
kan de module beschadigen. Als de module niet goed in de sleuf
lijkt te passen, voert u de procedure nogmaals voorzichtig uit.
Als u de geheugenmodule wilt verwijderen, trekt u de twee lipjes
aan de zijkanten van de sleuf naar buiten. De module schiet dan
naar buiten.
Accessoires installeren | 91
3. Open het toegangspaneel tot het moederbord. Draai de schroef los, licht
het toegangspaneel lichtjes op en trek het naar rechts.
4. Plaats de connector op de vaste schijf tegenover de connector op het
moederbord. Duw de connector van de vaste schijf in de connector op
het moederbord totdat de vaste schijf goed vastzit.
.
5. Draai de vier schroeven vast die bij uw nieuwe vaste schijf zijn geleverd.
6. Plaats het toegangspaneel tot het moederbord terug en schroef het vast.
7. Plaats de achterklep terug en schroef deze vast.
8. Sluit het netsnoer en de printerkabel opnieuw aan, en zet het apparaat
aan.
9. Druk een configuratiepagina af via het bedieningspaneel om na te gaan
of de vaste schijf juist is geïnstalleerd. Zie "Rapporten afdrukken" op
pagina 57.
10. Als u het PS-stuurprogramma gebruikt, moet u de toegevoegde vaste
schijf activeren in de eigenschappen van het PS-stuurprogramma.
Zie "Toegevoegde accessoires in de printereigenschappen activeren"
op pagina 89.
Afdrukken met een optionele vaste schijf
Als de optionele vaste schijf is geïnstalleerd, kunt u gebruikmaken van
geavanceerde afdrukfuncties, zoals een afdruktaak opslaan of in de wachtrij
zetten op de vaste schijf, een afdruktaak controleren en een persoonlijke
afdruktaak specificeren in het venster met printereigenschappen.
Zodra u de bestanden op de vaste schijf hebt opgeslagen, kunt u ze
makkelijk afdrukken of verwijderen via het bedieningspaneel van uw printer.
Een afdruktaak opslaan
U kunt afdruktaken opslaan op de geïnstalleerde vaste schijf.
1. Open het bestand dat u wilt opslaan.
2. Selecteer Afdrukken in het menu Bestand. Het venster Afdrukken
verschijnt.
3. Klik op Eigenschappen. Als u Instellen, Afdrukken of Opties ziet,
klik dan op deze knop.
4. Klik op het tabblad Overige opties op Taaktype.
5. Selecteer de gewenste afdrukmodus in de vervolgkeuzelijst.
Normaal: afdrukken in de normale modus.
Drukproef: drukt het eerste bestand af en na een korte pauze het
volgende bestand.
Vertrouwelijk: slaat de bestanden op en beveiligt ze met een
wachtwoord.
Opslaan: slaat het bestand op op de vaste schijf.
Wachtrij: plaatst het bestand in de wachtrij op de vaste schijf en
drukt het vanuit deze wachtrij af.
Afdrukschema: drukt het bestand af op een opgegeven tijdstip.
6. Voer de gebruikersnaam en de bestandsnaam in.
7. Klik op OK tot het venster Afdrukken wordt weergegeven.
8. Klik op OK of Afdrukken om het afdrukken te starten.
Een opgeslagen afdruktaak afdrukken
U kunt afdruktaken afdrukken die op de vaste schijf zijn opgeslagen.
1. Druk op Menu
()
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Taakbeheer verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Taak opslaan verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen totdat de gewenste gebruikers- en
bestandsnaam verschijnt en druk dan op OK.
5. In het geval van een vertrouwelijke afdruktaak voert u het eerder
opgegeven 4-cijferige wachtwoord in.
Druk op de pijltoetsen om het eerste cijfer in te voeren en druk op
OK. De cursor gaat automatisch naar de positie voor het volgende
cijfer. Voer het tweede, derde en vierde cijfer op dezelfde manier in.
6. Als Afdrukken verschijnt, drukt u op OK.
Als het ingevoerde wachtwoord niet correct is, verschijnt Ongeldig
wachtw. Voer het juiste wachtwoord in.
7. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste cijfer verschijnt en druk op OK.
8. Druk op OK. Het afdrukken start.
1 Klep
moederbord
92 | Accessoires installeren
Een opgeslagen afdruktaak verwijderen
U kunt afdruktaken verwijderen die op uw vaste schijf zijn opgeslagen.
1. Druk op Menu
()
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Taakbeheer verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Taak opslaan verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen totdat de gewenste gebruikers- en
bestandsnaam verschijnt en druk dan op OK.
5. In het geval van een vertrouwelijke afdruktaak voert u het eerder
opgegeven 4-cijferige wachtwoord in.
Druk op de pijltoetsen om het eerste cijfer in te voeren en druk op
OK. De cursor gaat automatisch naar de positie voor het volgende
cijfer. Voer het tweede, derde en vierde cijfer op dezelfde manier in.
6. Druk op de pijltoetsen tot Verwijderen verschijnt en druk op OK.
Als het ingevoerde wachtwoord niet correct is, verschijnt Ongeldig
wachtw. Voer het juiste wachtwoord in.
7. Als Ja verschijnt, drukt u op OK.
De actieve wachtrij beheren
Alle afdruktaken die nog niet zijn afgedrukt bevinden zich in de actieve
wachtrij in de volgorde waarin u ze naar de printer hebt gestuurd. U kunt
een afdruktaak verwijderen uit de wachtrij voordat deze wordt afgedrukt,
of een afdruktaak sneller laten afdrukken.
Een bestand uit de wachtrij verwijderen:
1. Druk op Menu
()
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Taakbeheer verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Actieve taak verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen totdat de gewenste gebruikers- en
bestandsnaam verschijnt en druk dan op OK.
5. In het geval van een vertrouwelijke afdruktaak voert u het eerder
opgegeven 4-cijferige wachtwoord in.
Druk op de pijltoetsen om het eerste cijfer in te voeren en druk op
OK. De cursor gaat automatisch naar de positie voor het volgende
cijfer. Voer het tweede, derde en vierde cijfer op dezelfde manier in.
6. Druk op de pijltoetsen tot Annuleren verschijnt en druk op OK.
Als het ingevoerde wachtwoord niet correct is, verschijnt Ongeldig
wachtw. Voer het juiste wachtwoord in.
7. Druk op de pijltoetsen tot Ja verschijnt en druk op OK.
Een bestand uit de wachtrij sneller afdrukken:
U kunt een afdruktaak in de actieve wachtrij selecteren en de
afdrukvolgorde wijzigen zodat de afdruktaak sneller kan worden
afgedrukt.
1. Druk op Menu
()
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Taakbeheer verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Actieve taak verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen totdat de gewenste gebruikers- en
bestandsnaam verschijnt en druk dan op OK.
5. In het geval van een vertrouwelijke afdruktaak voert u het eerder
opgegeven 4-cijferige wachtwoord in.
Druk op de pijltoetsen om het eerste cijfer in te voeren en druk op
OK. De cursor gaat automatisch naar de positie voor het volgende
cijfer. Voer het tweede, derde en vierde cijfer op dezelfde manier in.
6. Druk op de pijltoetsen tot Niv. verhogen verschijnt en druk op OK.
Als het ingevoerde wachtwoord niet correct is, verschijnt Ongeldig
wachtw. Voer het juiste wachtwoord in.
Een bestand onmiddellijk afdrukken:
U kunt een taak die gepland staat om op een later tijdstip te worden
afgedrukt, ook onmiddellijk laten afdrukken. In dat geval wordt de taak
die op dat moment wordt afgedrukt onderbroken en wordt de
geselecteerde afdruktaak afgedrukt. Deze functie is alleen beschikbaar
als de taak gepland staat om op een later tijdstip te worden afgedrukt.
1. Druk op Menu
()
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Taakbeheer verschijnt.
3. Druk op de pijltoetsen tot Actieve taak verschijnt en druk op OK.
4. Druk op de pijltoetsen totdat de gewenste gebruikers- en
bestandsnaam verschijnt en druk dan op OK.
5. In het geval van een vertrouwelijke afdruktaak voert u het eerder
opgegeven 4-cijferige wachtwoord in.
Druk op de pijltoetsen om het eerste cijfer in te voeren en druk op
OK. De cursor gaat automatisch naar de positie voor het volgende
cijfer. Voer het tweede, derde en vierde cijfer op dezelfde manier in.
6. Druk op de pijltoetsen tot Vrijgeven verschijnt en druk op OK.
Deze optie is alleen beschikbaar als u een afdruktaak hebt
geselecteerd waarvoor eerder de afdrukmodus Afdrukschema is
gekozen. Zie pagina 91.
Als het ingevoerde wachtwoord niet correct is, verschijnt Ongeldig
wachtw. Voer het juiste wachtwoord in.
Afdrukken met formulierbestanden
U kunt maximaal 10 formulierbestanden opslaan op de vaste schijf van
de printer en deze vervolgens gebruiken voor afdruktaken.
Die formulierbestanden moet u wel eerst aanmaken en daarvoor maakt
u gebruik van het printerstuurprogramma. Zie de Software.
1. Druk op Menu
()
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de pijltoetsen tot Menu Formulier verschijnt en druk op OK.
3.
Druk op de pijltoetsen tot het gewenste cijfer verschijnt en druk op
OK
.
•Uit: afdrukken in de normale modus.
Enkel form.: alle pagina’s worden afgedrukt aan de hand van
het eerste formulierbestand.
Dubbel form.: het voorblad wordt afgedrukt aan de hand van
het eerste formulierbestand, het achterblad volgens het tweede
formulierbestand.
4. Druk op Terug
()
om naar het bovenliggende menu terug te
keren.
5. Druk op de pijltoetsen tot Form. select. verschijnt en druk op OK.
6. Druk op OK wanneer Eerste form. verschijnt.
7. Druk op de pijltoetsen tot het gewenste cijfer verschijnt en druk op OK.
Als u Dubbel form. hebt geselecteerd, gaat u verder met de
volgende stap.
8. Druk op de pijltoetsen tot Tweede form. verschijnt en druk op OK.
9. Druk op de pijltoetsen totdat het formulierbestand voor het tweede
formulier verschijnt en druk dan op OK.
Best.beleid
U kunt het beleid kiezen voor het genereren van de bestandsnaam voordat
u verdergaat met de taak via de vaste schijf. Als het geheugen van de vaste
schijf al dezelfde naam heeft wanneer u een nieuwe bestandsnaam invoert,
kunt u de naam wijzigen of de bestaande naam overschrijven.
1. Druk op Menu
()
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de linker-/rechterpijltoets tot Taakbeheer verschijnt en druk
op OK.
Accessoires installeren | 93
3. Druk op de linker-/rechterpijltoets tot Best.beleid verschijnt en druk
op OK.
4. Druk op de linker-/rechterpijltoets tot de gewenste taakinstelling
verschijnt en druk op OK.
Naam wijz.: Als het geheugen van de vaste schijf al dezelfde naam
heeft wanneer u een nieuwe bestandsnaam invoert, wordt het
bestand opgeslagen met een andere naam die automatisch is
geprogrammeerd.
•Overschr.:U kunt instellen dat gegevens van een vorige taak
worden verwijderd van de vaste schijf wanneer er gegevens van een
nieuwe taak worden opgeslagen.
5. Druk op OK.
Achtergebleven afbeeldingsgegevens verwijderen
Afb. overschr. is een veiligheidsmaatregel voor klanten die bezorgd zijn
over het ongeautoriseerd openen en kopiëren van vertrouwelijke of
persoonlijke documenten.
1. Druk op Menu
()
tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op de linker-/rechterpijltoets tot Afb. overschr. verschijnt en
druk op OK.
3. Druk op de linker-/rechterpijltoets tot de gewenste taakinstelling
verschijnt en druk op OK.
Onmiddellijk: Alle achtergebleven afbeeldingsgegevens van de
machine worden onmiddellijk gewist nadat elke taak is verwerkt.
Op verzoek: Deze optie biedt een systeembeheerder de
mogelijkheid om op verzoek alle werkelijke afbeeldingsgegevens te
wissen die op de vaste schijf zijn achtergebleven zodra deze optie is
ingeschakeld. Alle bestaande taken worden verwijderd ongeacht hun
status en het indienen van taken is verboden zolang het
overschrijven plaatsvindt.
4. Druk op de linker-/rechterpijltoets om naar Aan of Uit te gaan voor
Onmiddellijk.
Druk op de linker-/rechterpijltoets om naar Inschakelen of
Uitschakelen te gaan voor Op verzoek.
5. Druk op OK.
Als u Op verzoek ingeschakeld hebt geselecteerd, bevestigt de
machine of de overschrijvingsfunctie nu wordt gestart. Druk op de
linker-/rechterpijltoets om Ja of Nee te selecteren. Als u Ja
selecteert, start de Op verzoek-overschrijving zodra u Ja
selecteert. Als u Nee selecteert, wordt deze functie ingeschakeld.
94 | Specificaties
specificaties
In dit hoofdstuk leiden we u langs de specificaties van het apparaat, waaronder de verschillende functies.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Algemene specificaties
Specificaties van de printer
Specificaties van de scanner
Specificaties van het kopieerapparaat
Specificaties van de fax
ALGEMENE SPECIFICATIES
Het symbool * verwijst naar een optionele functie, afhankelijk van het
apparaat.
ITEM BESCHRIJVING
Capaciteit DADI
Tot 50 vellen van 75 g/m
2
Documentformaat
DADI
Breedte: 148 tot 216 mm
Lengte: 148 tot 356 mm
Capaciteit
papierinvoer
Lade: 250 vel normaal papier, 75 g/m
2
Multifunctionele lade: 100 vel normaal papier,
75 g/m
2
Optionele lade: 500 vel normaal papier, 75 g/m
2
Zie pagina 27 voor meer informatie over
de papierinvoercapaciteit.
Capaciteit
papieruitvoer
Bedrukte zijde omlaag: 170 vel van 75 g/m
2
Voeding AC 110 - 127 V of AC 220 - 240 V
Zie het typeplaatje op het apparaat voor de juiste
voltage, frequentie (hertz) en soort stroom voor uw
apparaat.
Stroomverbruik
Gemiddelde bedrijfsmodus: minder dan 580 W
Gereedmodus: minder dan 82 W
Energiebesparende modus: minder dan 18 W
Stroom uit-modus: 0 W
Geluidsniveau
a
Gereedmodus: minder dan 32 dBA
Afdrukmodus: minder dan 53 dBA
Kopieermodus: minder dan 54 dBA
Standaardtijd voor
energiebesparende
modus vanuit
gereedmodus
20 minuten
Opstarttijd
Minder dan 49 seconden
De opstarttijd zal langer zijn naarmate er meer
gegevens op de harde schijf staan
Bedrijfsomgeving Temperatuur: 15 tot 32,5 °C
Relatieve luchtvochtigheid: 20 tot 80% RV
Display 16 tekens x 2 regels
Levensduur
tonercassette
b
Zwart
Gemiddeld aantal onafgebroken
afdrukken van een zwarte
tonercassette: 5.500 standaardpagina’s
(Starttonercassette met capaciteit van
2.500 pagina’s meegeleverd.)
Kleur
(geel/
magenta/
cyaan)
Gemiddeld aantal onafgebroken
afdrukken van een kleur tonercassette:
5.000 standaardpagina’s
(Starttonercassette met capaciteit van
2.000 pagina’s meegeleverd.)
Transportriem Circa 50.000 pagina’s (A4, Letter)
Geheugen
(uitbreidbaar)*
128 MB (uit te breiden tot 384 MB)
Externe
afmetingen
(B x D x H)
468 x 498 x 651 mm
(zonder optionele lade)
Gewicht
(inclusief
verbruiksartikelen)
36 kg
Verpakkings-
gewicht
Papier: 5,8 kg
Plastic: 1,8 kg
Afdrukvolume
Tot 65.000 pagina’s
Fixeertemperatuur 180 °C
a. Geluidsdrukniveau, ISO 7779.
b. Gemiddeld rendement van een tonercassette, gemeten volgens
ISO/IEC 19798. Het aantal pagina’s kan worden beïnvloed door
de bedrijfsomgeving, de tijd tussen de afdruktaken, het type
afdrukmateriaal en het formaat van het afdrukmateriaal.
ITEM BESCHRIJVING
Specificaties | 95
SPECIFICATIES VAN DE PRINTER SPECIFICATIES VAN DE SCANNER
SPECIFICATIES VAN HET KOPIEERAPPARAAT
ITEM BESCHRIJVING
Afdrukmethode Kleurenlaserprinter
Afdruksnelheid
a
a. De afdruksnelheid is afhankelijk van het gebruikte besturingssysteem,
de snelheid van de computer, de gebruikte toepassing,
de verbindingsmethode, type en formaat van de afdrukmedia en
de complexiteit van de taak.
Tot 20 ppm (A4), 21 ppm (Letter)
Snelheid voor
dubbelzijdig
afdrukken
Tot 7 apm (A4, Letter)
Tijd voor eerste
afgedrukte pagina
Zwart-wit
Vanuit gereedmodus: minder
dan 25 seconden
Vanuit een koude start: minder
dan 75 seconden
Kleur
Vanuit gereedmodus: minder
dan 25 seconden
Vanuit een koude start: minder
dan 75 seconden
Afdrukresolutie Max. 2.400 x 600 dpi effectieve uitvoer
Printertaal SPL, PostScript 3, PCL5ce, PCL6
Compatibiliteit met
besturingssystemen
b
b. Ga naar
www.dell.com
om de meest recente softwareversie te
downloaden.
Windows: 2000/XP/2003/2008/Vista
Linux: RedHat 8.0 ~ 9.0, Mandrake 9.2 ~ 10.1,
SuSE 8.2 ~ 9.2, Fedora Core 1 ~ 4
Macintosh: Mac OS X 10.3 ~ 10.5,
Universal Mac
Interface High speed USB 2.0
Ethernet 10/100 Base TX embedded type)
ITEM BESCHRIJVING
Compatibiliteit TWAIN-norm/WIA-norm
Scanmethode
Kleuren-CCD
Resolutie
a
a. De maximale resolutie kan verschillen afhankelijk van de
scantoepassing.
TWAIN-
norm/WIA-
norm
Optisch: 600 x 1.200 dpi
Verbeterd: 4.800 x 4.800 dpi
Scannen
naar USB
100, 200, 300 dpi
Scannen
naar e-mail
100, 200, 300 dpi
Scannen
naar PC
75, 150, 200, 300, 600 dpi
Bestandsindeling
netwerkscan
PDF, TIFF, JPEG
b
, BMP
b.JPEG is niet beschikbaar als u onder Scankleur de zwart-witmodus
selecteert.
Effectieve
scanlengte
Glasplaat van de scanner: 289 mm
DADI: 348 mm
Effectieve
scanbreedte
Max. 208 mm
Kleurdiepte Intern: 36 bits
Extern: 24 bits
Grijstinten 1 bit voor zwart-witmodus
8 bits voor grijstinten
ITEM BESCHRIJVING
Kopieersnelheid
a
a. Kopieersnelheid is gebaseerd op meerdere exemplaren van één
document.
Tot 20 kpm (A4), 21 kpm (Letter)
Kopieerresolutie
Tekst DADI: tot 600 x 600 dpi
Glasplaat van de scanner: tot
600 x 600 dpi
Tekst/foto Tot 600 x 600 dpi
Tijdschrift Tot 600 x 600 dpi
Foto DADI: tot 600 x 600 dpi
Glasplaat van de scanner: tot
1.200 x 1.200 dpi
Zoombereik DADI: 25% tot 100%
Glasplaat van de scanner: 25% tot 400%
96 | Specificaties
SPECIFICATIES VAN DE FAX
ITEM BESCHRIJVING
Compatibiliteit ITU-T G3
Telefoonlijn Openbaar telefoonnet (PSTN) of achter PABX
Gegevenscodering MH/MR/MMR/JBIG/JPEG
Modemsnelheid 33,6 Kbps
Transmissiesnelheid
Tot 3 seconden per pagina
a
a. Standaardresolutie, MMR (JBIG), maximale modemsnelheid, fase "C"
via ITU-T No. 1 chart, Memory Tx, ECM.
Maximale
documentlengte
356 mm
Resolutie Kleur 200 x 200 dpi
Zwart Standaard: 203 x 98 dpi
Fijn: 203 x 196 dpi
Superfijn: 300 x 300 dpi (alleen
ontvangst)
Geheugen 4 MB (Circa 200 pagina’s)
Halftoon 256 niveaus
Bijlage | 97
Bijlage
BELEID VAN DELL VOOR TECHNISCHE ONDERSTEUNING
Indien bij het oplossen van problemen gebruik wordt gemaakt van technische ondersteuning door een technicus is medewerking en actieve deelname van de klant
vereist. De ondersteuning herstelt het besturingssysteem, de applicatiesoftware en hardwarestuurprogramma’s door deze terug te zetten in de oorspronkelijke,
door Dell geleverde standaardconfiguratie. Verder worden de printer en alle geïnstalleerde Dell-software gecontroleerd. Naast de technische ondersteuning door
een technicus biedt Dell Support ook online ondersteuning. Meer mogelijkheden voor technische ondersteuning zijn beschikbaar tegen betaling.
Dell levert beperkte technische ondersteuning voor de printer en geïnstalleerde Dell-software en -randapparatuur. Ondersteuning voor software en randapparatuur
van derden wordt aangeboden door de oorspronkelijke fabrikant. Dit geldt tevens voor software en randapparatuur die zijn aangeschaft en/of geïnstalleerd via
Software & Peripherals (DellWare), ReadyWare en Custom Factory Integration (CFI/DellPlus).
CONTACT OPNEMEN MET DELL
U krijgt toegang tot Dell Support via support.dell.com. Selecteer uw regio op de pagina WELCOME TO DELL SUPPORT en vul de gevraagde gegevens in om
hulpmiddelen en informatie op te vragen.
U kunt elektronisch contact opnemen met Dell via onderstaande adressen:
Websites
www.dell.com/
www.dell.com/ap/ (alleen Aziatische landen/landen in het Stille Oceaangebied)
www.dell.com/jp/ (alleen Japan)
www.euro.dell.com (alleen Europa)
www.dell.com/la/ (Latijns-Amerikaanse en Caraïbische landen)
www.dell.ca (alleen Canada)
Anonymous file transfer protocol (FTP)
ftp.dell.com
Log in als gebruiker: anonymous en gebruik uw e-mailadres als wachtwoord.
Service voor elektronische ondersteuning
mobile_suppo[email protected]
la-techsuppo[email protected] (Latijns-Amerikaanse en Caraïbische landen)
apsupport@dell.com (alleen Aziatische landen/landen in het Stille Oceaangebied)
support.jp.dell.com (alleen Japan)
support.euro.dell.com (alleen Europa)
Elektronische offerteservice
[email protected]m (alleen Aziatische landen/landen in het Stille Oceaangebied)
[email protected]om (alleen Canada)
GARANTIE- EN TERUGGAVEBELEID
Dell Inc. ("Dell") maakt voor de productie van hardware gebruik van onderdelen die nieuw of gelijkwaardig aan nieuw zijn en werkt volgens de normen die gelden
in de industrie. Zie voor meer informatie over de printergarantie van Dell de Productinformatiegids.
98 | Verklarende woordenlijst
verklarende woordenlijst
ADI
De automatische documentinvoer (ADI) is een mechanisme dat
automatisch een origineel vel papier invoert zodat het apparaat een
bepaald gedeelte van het papier ineens kan scannen.
Afdrukmateriaal
Het materiaal, zoals papier, enveloppen, etiketten en transparanten,
dat in een printer, scanner, fax of kopieerapparaat kan worden gebruikt.
Afdrukvolume
Het afdrukvolume bestaat uit de hoeveelheid afgedrukte pagina’s per
maand die de printerprestaties niet beïnvloedt. Doorgaans heeft
de printer een beperkte levensduur, zoals een bepaald aantal pagina’s
per jaar. De levensduur duidt de gemiddelde capaciteit aan afdrukken
aan, doorgaans binnen de garantieperiode. Als het afdrukvolume
bijvoorbeeld 48.000 pagina’s per maand (20 werkdagen) bedraagt,
beperkt de printer het aantal vellen tot 2.400 per dag.
AppleTalk
AppleTalk is een octrooirechtelijk beschermde suite van door Apple, Inc
ontwikkelde protocollen voor computernetwerken. Deze suite was
opgenomen in de oorspronkelijke Macintosh (1984) en wordt nu door
Apple ingezet voor TCP/IP-netwerken.
Bedieningspaneel
Een bedieningspaneel is een plat, doorgaans verticaal, gedeelte waar
de bedienings- of controle-instrumenten worden weergegeven. Deze
bevinden zich doorgaans aan de voorzijde van het apparaat.
Bitdiepte
Een grafische computerterm die beschrijft hoeveel bits er nodig zijn om
de kleur van één pixel in een bitmap-afbeelding te vertegenwoordigen.
Een hogere kleurdiepte geeft een breder scala te onderscheiden
kleuren. Naarmate het aantal bits toeneemt, wordt het aantal mogelijke
kleuren inefficiënt groot voor een kleurtabel. Een 1-bits kleur wordt
doorgaans monochroom of zwart-wit genoemd.
BMP
Een grafische bitmap-indeling die intern wordt gebruikt door het
grafische subsysteem van Microsoft Windows (GDI) en algemeen wordt
gebruikt als een eenvoudige grafische bestandsindeling op dat platform.
BOOTP
Bootstrap-protocol Een netwerkprotocol dat wordt gebruikt door een
netwerkcliënt om automatisch het IP-adres op te halen. Dit gebeurt
doorgaans in het bootstrapproces van computers of erop uitgevoerde
besturingssystemen. De BOOTP-servers wijzen aan iedere cliënt het IP-
adres toe uit een pool van adressen. Met BOOTP kunnen computers
met een "schijfloos werkstation" een IP-adres ophalen voordat een
geavanceerd besturingssysteem wordt geladen.
CCD
CCD (Charge Coupled Device) is hardware dat de scantaak mogelijk
maakt. Het CCD-vergrendelingsmechanisme wordt ook gebruikt om
de CCD-module te blokkeren om schade te voorkomen wanneer u het
apparaat verplaatst.
CSV
CSV (Comma Separated Value) is een soort bestandsindeling. CSV
wordt gebruikt om gegevens uit te wisselen tussen ongelijksoortige
toepassingen. De bestandsindeling, zoals deze wordt gebruikt in
Microsoft Excel, is min of meer de norm geworden in de gehele branche,
ook voor niet-Microsoft platforms.
DADI
De dubbelzijdige automatische documentinvoer (DADI) is een
mechanisme waarmee een origineel vel papier automatisch wordt
ingevoerd en omgedraaid, zodat het apparaat beide zijden van het
papier kan scannen.
Dekkingsgraad
Dit is de afdrukterm die wordt gebruikt voor de mate van het
tonergebruik bij het afdrukken. Een dekkingsgraad van 5% betekent
bijvoorbeeld dat een vel A4-papier 5% aan afbeeldingen of tekst bevat.
Dus als het papier of origineel ingewikkelde afbeeldingen of zeer veel
tekst bevat, is de dekkingsgraad en daarmee het tonergebruik hoger.
DHCP
Een DHCP (Dynamic Host Configuration Protocol) is een cliënt/server-
netwerkprotocol. Een DHCP-server stuurt configuratieparameters naar
de DHCP-cliënthost die daarom vraagt en die de cliënthost nodig heeft
om deel uit te kunnen maken van een IP-netwerk. DHCP biedt ook een
mechanisme voor de toewijzing van IP-adressen aan cliënthosts.
DIMM
De DIMM (Dual In-line Memory Module) is een kleine printplaat met
geheugen. DIMM slaat alle gegevens in het apparaat op, zoals
afdrukgegevens of ontvangen faxgegevens.
DNS
DNS (Domain Name Server) is een systeem dat domeinnaaminformatie
opslaat in een gedistribueerde database op netwerken, zoals het
internet.
Dotmatrixprinter
Een dotmatrixprinter is een computerprinter met een printerkop die heen
en weer loopt over de pagina en afdrukt door middel van aanslagen,
waarbij een van inkt voorzien lint tegen het papier wordt geslagen, zoals
bij een typemachine.
DPI
DPI (Dots Per Inch) is een maateenheid voor de resolutie die wordt
gebruikt voor scannen en afdrukken. Over het algemeen leidt een
hogere DPI tot een hogere resolutie, meer zichtbare details in de
afbeelding en een groter bestandsformaat.
DRPD
Distinctive Ring Pattern Detection (distinctieve belpatroondetectie)
"Distinctive Ring" of "Distinctieve belpatronen" is een dienst van
de telefoonmaatschappij waarmee u oproepen naar verschillende
telefoonnummers kunt ontvangen op één telefoonlijn.
Dubbelzijdig
Een mechanisme dat een vel papier automatisch omkeert zodat het
apparaat beide zijden van het vel kan bedrukken (of scannen). Een
printer met een Duplex-eenheid kan dubbelzijdig afdrukken.
ECM
ECM (Error Correction Mode) is een optionele verzendmodus voor
foutcorrectie die is opgenomen in faxapparaten of faxmodems van
Klasse 1. Hiermee wordt fouten in het faxverzendproces, die soms
Met behulp van onderstaande woordenlijst leert u het product beter
kennen. U raakt vertrouwd met de terminologie die bij het afdrukken
en in deze gebruikershandleiding vaak wordt gebruikt.
Verklarende woordenlijst | 99
worden veroorzaakt door ruis op de telefoonlijn, automatisch
opgespoord en gecorrigeerd.
Emulatie
Emulatie is een techniek waarbij met het ene apparaat dezelfde
resultaten worden behaald als met het andere. Een emulator kopieert de
functies van één systeem naar een ander systeem, zodat het tweede
systeem zich als het eerste gedraagt. Emulatie is gericht op de exacte
reproductie van extern gedrag; dit in tegenstelling tot simulatie, dat
verband houdt met een abstract model van het systeem dat wordt
gesimuleerd, vaak met betrekking tot de interne staat.
Ethernet
Ethernet is een op frames gebaseerde computernetwerktechnologie
voor LAN’s. Het definieert de bedrading en signalen voor de fysieke laag
en frameformaten en protocollen voor de MAC/gegevenskoppelingslaag
van het OSI-model. Ethernet wordt voornamelijk gestandaardiseerd als
IEEE 802.3. Het is de meest wijdverbreide LAN-technologie sinds
de jaren ’90.
EtherTalk
Een suite protocollen die zijn ontwikkeld door Apple Computer voor
computernetwerken. Deze suite was opgenomen in de oorspronkelijke
Macintosh (1984) en wordt nu door Apple ingezet voor TCP/IP-
netwerken.
FDI
FDI (Foreign Device Interface) is een kaart die in het apparaat is
geïnstalleerd, zodat een apparaat van derden kan worden aangesloten,
bijvoorbeeld een muntautomaat of een kaartlezer. Met deze apparaten
kunt u laten betalen voor afdrukservices die worden uitgevoerd met het
apparaat.
Fixeereenheid (fuser)
Het onderdeel van een laserprinter dat de toner op het afdrukmateriaal
fixeert. Het bestaat uit een hete rol en een reserverol. Nadat toner op het
papier is aangebracht, past de fixeereenheid hitte en druk toe om te
zorgen dat de toner permanent op het papier blijft zitten. Dit is de reden
dat het papier warm is als het uit een laserprinter komt.
FTP
FTP (File Transfer Protocol) is een algemeen gebruikt protocol voor
de uitwisseling van bestanden via een willekeurig netwerk dat het TCP/
IP-protocol ondersteunt (zoals internet of een intranet).
Gateway
Een verbinding tussen computernetwerken of tussen
computernetwerken en een telefoonlijn. Het wordt veel gebruikt omdat
het een computer of netwerk betreft dat/die toegang biedt tot een andere
computer of een ander netwerk.
Grijswaarden
Tinten grijs die de lichte en donkere delen van een afbeelding
weergeven, worden omgezet in grijswaarden; kleuren worden door
verschillende tinten grijs weergegeven.
Halftoon
Een type afbeelding dat grijswaarden simuleert door het aantal dots te
variëren. Kleurrijke gebieden bestaan uit een groot aantal dots, terwijl
lichtere gebieden uit een kleiner aantal dots bestaan.
HDD
De HDD (Hard Disk Drive), doorgaans een harde schijf of vaste schijf
genoemd, is een niet-vluchtig opslagapparaat dat digitaal gecodeerde
gegevens opslaat op snel roterende platen met een magnetisch
oppervlak.
IEEE
Het IEEE (Institute of Electrical and Electronics Engineers) is een
internationale, professionele, non-profit organisatie voor de bevordering
van technologie met betrekking tot elektriciteit.
IEEE 1284
De 1284-norm voor de parallelle poort is ontwikkeld door het IEEE
(Institute of Electrical and Electronics Engineers). De term "1284-B"
verwijst naar een bepaald type connector aan het uiteinde van de
parallelle kabel die kan worden aangesloten op het randapparaat
(bijvoorbeeld een printer).
Intranet
Een besloten netwerk dat gebruikmaakt van internetprotocollen,
netwerkconnectiviteit en eventueel het openbaar
telecommunicatiesysteem om werknemers op een veilige manier
bedrijfsgegevens te laten uitwisselen of verrichtingen te laten uitvoeren.
De term verwijst soms slechts alleen naar de meest zichtbare dienst,
de interne website.
IP-adres
Een Internet Protocol-adres (IP-adres) is een uniek nummer dat
apparaten gebruiken om elkaar te identificeren en informatie uit te
wisselen in een netwerk met behulp van de Internet Protocol-standaard.
IPM
IPM (Images Per Minute) is een eenheid waarmee de snelheid van een
printer wordt gemeten. IPM geeft het aantal eenzijdige vellen papier aan
dat een printer binnen één minuut kan verwerken.
IPP
IPP (Internet Printing Protocol) is een standaardprotocol voor zowel
afdrukken als het beheren van afdruktaken, materiaalformaat, resolutie,
enzovoort. IPP kan lokaal of via het internet voor honderden printers
worden gebruikt en ondersteunt tevens toegangsbeheer, verificatie
en codering, waardoor het een veel effectievere en veiligere
afdrukoplossing is dan eerdere oplossingen.
IPX/SPX
IPX/SPX staat voor Internet Packet Exchange/Sequenced Packet
Exchange. Het is een netwerkprotocol dat wordt gebruikt door
de besturingssystemen van Novell NetWare. IPX en SPX bieden beide
verbindingsservices die vergelijkbaar zijn met TCP/IP, waarbij het
IPX-protocol vergelijkbaar is met IP en SPX vergelijkbaar is met TCP.
IPX/SPX was in eerste instantie bedoeld voor LAN’s (Local Area
Networks) en is een bijzonder efficiënt protocol voor dit doel (doorgaans
overtreffen de prestaties die van TCP/IP in een LAN).
ISO
De ISO (International Organization for Standardization) is een
internationale organisatie die normen vaststelt en bestaat uit
vertegenwoordigers van nationale standaardisatieorganisaties. De ISO
produceert wereldwijd industriële en commerciële normen.
ITU-T
De ITU-T (International Telecommunication Union) is een internationale
organisatie die is opgericht voor de standaardisering en regulering van
internationale radio- en telecommunicatie. De belangrijkste taken
omvatten de standaardisering, de toewijzing van het radiospectrum en
de organisatie van onderlinge verbindingen tussen verschillende landen
waarmee internationale telefoongesprekken mogelijk worden gemaakt.
De -T in ITU-T duidt op telecommunicatie.
ITU-T No. 1 chart
Gestandaardiseerde testchart die is gepubliceerd door ITU-T voor het
verzenden van faxdocumenten.
100 | Verklarende woordenlijst
JBIG
JBIG (Joint Bi-level Image Experts Group) is een norm voor
de compressie van afbeeldingen zonder verlies van nauwkeurigheid of
kwaliteit, die is ontworpen voor de compressie van binaire afbeeldingen,
met name faxen, maar kan ook worden gebruikt voor andere
afbeeldingen.
JPEG
JPEG (Joint Photographic Experts Group) is de meest gebruikte
standaardcompressiemethode voor foto’s. Deze indeling wordt gebruikt
voor het opslaan en verzenden van foto’s via het world wide web.
LDAP
LDAP (Lightweight Directory Access Protocol) is een netwerkprotocol
voor het zoeken in en aanpassen van directoryservices via TCP/IP.
LED
Een LED (Light-Emitting Diode) is een halfgeleider die de status van een
apparaat aangeeft.
MAC-adres
Het MAC-adres (Media Access Control) is een uniek adres dat een aan
netwerkadapter is gekoppeld. Het MAC-adres is een unieke naam van
48 bits die gewoonlijk wordt genoteerd als 12 hexadecimale tekens die
in paren zijn gegroepeerd (bijvoorbeeld 00-00-0c-34-11-4e). Dit adres
wordt doorgaans door de fabrikant in een NIC (Network Interface Card)
geprogrammeerd en wordt gebruikt als een hulpmiddel aan de hand
waarvan routers apparaten kunnen vinden in grote netwerken.
MFP
Een MFP (Multi Function Peripheral) is een kantoormachine die
verschillende functionaliteiten in één fysieke behuizing combineert,
en zo bijvoorbeeld een printer, kopieerapparaat, faxapparaat en scanner
ineen vormt.
MH
MH (Modified Huffman) is een compressiemethode voor het
terugdringen van de hoeveelheid gegevens die moet worden
overgedragen tussen de faxapparaten voor het verzenden van de
afbeelding op de door ITU-T T.4 aanbevolen wijze. MH is een op een
codeboek gebaseerd coderingsschema dat optimaal wordt aangewend
voor een efficiënte compressie van witte ruimte. Aangezien de meeste
faxen voornamelijk uit witte ruimte bestaan, kan hiermee de verzendtijd
van de meeste faxen tot een minimum worden teruggebracht.
MMR
MMR (Modified Modified READ) is een compressiemethode die wordt
aanbevolen door ITU-T T.6.
Modem
Een apparaat dat een signaal van een vervoerder moduleert om digitale
informatie te coderen en tevens een dergelijk signaal demoduleert om
de verzonden informatie te decoderen.
MR
MR (Modified Read) is een compressiemethode die wordt aanbevolen
door ITU-T T.4. Met MR wordt de eerste gescande regel gecodeerd met
behulp van MH. De volgende regel wordt vergeleken met de eerste, het
verschil wordt vastgesteld en vervolgens worden de verschillen
gecodeerd en verzonden.
NetWare
Een netwerkbesturingssysteem dat is ontwikkeld door Novell, Inc.
Aanvankelijk maakte dit systeem gebruik van samenwerkende multi-
tasking taken om verschillende services op een pc te kunnen uitvoeren
en waren de netwerkprotocollen gebaseerd op de klassiek Xerox XNS-
stack. Tegenwoordig ondersteunt NetWare zowel TCP/IP als IPX/SPX.
OPC
OPC (Organic Photo Conductor) is een mechanisme dat een virtuele
afbeelding maakt om af te drukken met behulp van een laserstraal uit
een laserprinter. Het is meestal groen of grijs en cilindervormig. De
belichtingseenheid van een drum slijt langzaam door het gebruik van de
printer en moet van tijd tot tijd worden vervangen, omdat de papierkorrel
hierop krassen veroorzaakt.
Originelen
Het eerste exemplaar ergens van, zoals een document, foto of tekst, dat
wordt gekopieerd, gereproduceerd of omgezet om volgende exemplaren
te verkrijgen, maar dat zelf niet van iets anders is gekopieerd of afgeleid.
OSI
OSI (Open Systems Interconnection) is een communicatiemodel dat is
ontwikkeld door de ISO (International Organization for Standardization).
OSI biedt een standaard, modulaire benadering van netwerkontwerp
waarmee de vereiste set complexe functies wordt opgesplitst in
hanteerbare, op zichzelf staande, functionele lagen. De lagen zijn van
boven naar onder: applicatie, presentatie, sessie, transport, netwerk,
gegevenskoppeling en fysiek.
PABX
PABX (Private Automatic Branch Exchange) is een automatisch
telefoonschakelsysteem in een besloten onderneming.
PCL
PCL (Printer Command Language) is een PDL (Page Description
Language) die ontwikkeld is door HP als een printerprotocol en
inmiddels een norm is geworden in de branche. PCL is aanvankelijk
ontwikkeld voor de eerste inkjetprinters en is later op de markt gebracht
voor thermische, matrix- en paginaprinters.
PDF
PDF (Portable Document Format) is een eigen bestandsindeling,
ontwikkeld door Adobe Systems, voor het weergeven van
tweedimensionale documenten in een apparaat- en
resolutieonafhankelijke indeling.
PostScript
PostScript (PS) is een taal voor de beschrijving van pagina’s en een
programmeertaal die hoofdzakelijk wordt gebruikt in elektronische en
dtp-toepassingen. Deze taal wordt uitgevoerd in een interpreter om een
afbeelding te genereren.
PPM
PPM (Pages Per Minute) is een methode voor het meten van de
snelheid van een printer; het is het aantal pagina’s dat een printer in één
minuut kan produceren.
Printerstuurprogramma
Een programma dat wordt gebruikt om opdrachten te verzenden
en gegevens over te brengen van de computer naar de printer.
PRN-bestand
Een interface voor een apparaatstuurprogramma. Hiermee kan
software communiceren met het apparaatstuurprogramma via
standaard invoer-/uitvoeraanroepen, waardoor vele taken worden
vereenvoudigd.
Protocol
Een conventie of standaard die de verbinding, de communicatie en het
gegevensverkeer tussen twee computers inschakelt of controleert.
PS
Zie PostScript.
Verklarende woordenlijst | 101
PSTN
PSTN (Public-Switched Telephone Network) is het netwerk van
de openbare circuitgeschakelde telefoonnetwerken overal ter wereld
dat, in een bedrijfsomgeving, doorgaans via een schakelbord wordt
gerouteerd.
Resolutie
De scherpte van een afbeelding, gemeten in dpi (dots per inch). Hoe
hoger de dpi, hoe hoger de resolutie.
SMB
SMB (Server Message Block) is een netwerkprotocol dat hoofdzakelijk
wordt toegepast op gedeelde bestanden, printers, seriële poorten en
diverse verbindingen tussen de knooppunten in een netwerk. Het biedt
tevens een geverifieerd communicatiemechanisme voor processen
onderling.
SMTP
SMTP (Simple Mail Transfer Protocol) is de standaard voor de
verzending van e-mail via het internet. SMTP is een relatief eenvoudig,
op tekst gebaseerd protocol, waarbij één of meer ontvangers van een
bericht worden aangegeven, waarna de berichttekst wordt verzonden.
Het is een cliënt-serverprotocol, waarbij de cliënt een e-mailbericht
verzendt naar de server.
Sorteren
Sorteren is een proces waarbij een kopieertaak voor meerdere
exemplaren in sets wordt afgedrukt. Wanneer de optie Sorteren is
ingeschakeld, wordt eerst een gehele set afgedrukt voordat de overige
kopieën worden gemaakt.
Standaard
De waarde of instelling die van kracht is/wordt wanneer de printer uit
de verpakking komt, gereset of geïnitialiseerd wordt.
Subnetmasker
Het subnetmasker wordt gebruikt in samenhang met het netwerkadres
om te bepalen welk deel van het adres het netwerkadres is en welk deel
het hostadres.
TCP/IP
TCP (Transmission Control Protocol) en IP (Internet Protocol); de set
communicatieprotocollen die de protocolstack implementeren waarop
het internet en de meeste commerciële netwerken draaien.
TCR
TCR (Transmission Confirmation Report) geeft de details van elke
verzending weer, zoals de taakstatus, het verzendresultaat en het
aantal verzonden pagina’s. Er kan worden ingesteld dat dit rapport na
elke taak of alleen na een mislukte verzending wordt afgedrukt.
TIFF
TIFF (Tagged Image File Format) is een bestandsindeling voor
bitmapafbeeldingen met een variabele resolutie. TIFF beschrijft
de afbeeldingsgegevens die doorgaans afkomstig zijn van de scanner.
TIFF-afbeeldingen maken gebruik van labels; dit zijn trefwoorden die
de kenmerken definiëren van de in het bestand opgenomen afbeelding.
Deze flexibele en platformonafhankelijke indeling kan worden gebruikt
voor illustraties die zijn gemaakt met diverse
beeldverwerkingstoepassingen.
Tonercassette
Een soort fles in een apparaat als een printer, die toner bevat. Toner is
een poeder dat in laserprinters en kopieerapparaten wordt gebruikt voor
het vormen van tekst en afbeeldingen op afdrukpapier. Toner kan door
middel van de hitte van de fixeereenheid worden gesmolten, waardoor
de toner zich verbindt met de vezels in het papier.
TWAIN
Een standaard voor scanners en software. Wanneer een TWAIN-
compatibele scanner wordt gebruikt met een TWAIN-compatibel
programma, kan een scan worden gestart vanuit het programma; een
API voor het vastleggen van afbeeldingen voor de besturingssystemen
van Microsoft Windows en Apple Macintosh.
UNC-pad
UNC (Uniform Naming Convention) is een standaardmanier om
gedeelde netwerkbronnen te benaderen in Window NT en andere
Microsoft-producten. De notatie van een UNC-pad is:
\\<servernaam>\<naam_gedeelde_bron>\<aanvullende map>
URL
URL (Uniform Resource Locator) is het internationale adres van
documenten en informatiebronnen op internet. Het eerste deel van het
adres geeft aan welk protocol moet worden gebruikt en het tweede deel
geeft het IP-adres of de domeinnaam aan waar de informatiebron zich
bevindt.
USB
USB (Universal Serial Bus) is een standaard die is ontwikkeld door het
USB Implementers Forum, Inc., om computers en randapparatuur met
elkaar te verbinden. In tegenstelling tot de parallelle poort is USB
ontworpen om een enkele computer-USB-poort tegelijkertijd op
meerdere randapparaten aan te sluiten.
Watermerk
Een watermerk is een herkenbare afbeelding of een patroon dat
helderder oplicht wanneer het voor een lichtbron wordt gehouden.
Watermerken werden voor het eerst in 1282 in Bologna in Italië
geïntroduceerd; ze werden gebruikt door papiermakers om hun product
te waarmerken. Ze werden ook toegepast in postzegels, papiergeld en
andere officiële documenten om fraude te voorkomen.
WIA
WIA (Windows Imaging Architecture) is een
beeldverwerkingsarchitectuur die oorspronkelijk werd gebruikt in
Windows Me en Windows XP. Een scan kan vanuit deze
besturingssystemen worden gestart wanneer een WIA-compatibele
scanner wordt gebruikt.
102 | Index
index
A
aanpassing
hoogte 21
accessoires
installeren
vaste schijf 90
accessoires installeren
vaste schijf 90
achtergrond wissen, speciale kopie 35
achtergrondafbeelding, wissen 35
adresboek
groepskiesnummers 52
snelkiesnummers 52
snelknoppen 52
adresboek, gebruiken 42
afdrukken
demopagina 18
rapporten 57
USB-geheugen 55
alarmgeluid 22
antwoord-/faxmodus, ontvangstmodus 47
apparaat-id, instellen 45
B
bedieningspaneel 13
belsignaal 22
D
DADI 12
DADI, plaatsen 25
datum en tijd, instellen 22
demopagina, afdrukken 18
displaytaal, wijzigen 21
DRPD (Distinctive Ring Pattern
Detection)
47
E
energiebesparende modus voor
scannen
23
energiesparende modus 23
F
fax met voorrang 49
fax ontvangen
in antwoord-/faxmodus 47
in DRPD-modus 47
in faxmodus 47
in geheugen 43
in telefoonmodus 47
in veilige ontvangstmodus 48
fax verzenden
automatisch 46
faxen
fax instellen 50
fax met voorrang 49
faxen doorsturen 49
faxen ontvangen 46
faxen verzenden 46
groepsverzenden 48
standaardinstellingen, wijzigen 51
uitgestelde faxen 49
faxen doorsturen 49
faxhoofd, instellen 45
faxmodus, ontvangstmodus 47
faxnummer, instellen 45
G
geheugen, wissen 58
geheugenmodule
bestellen 88
installeren 89
geluiden, instellen 22
glasplaat
documenten plaatsen 25
reinigen 60
groepskiesnummers, instellen 52
groepsverzenden faxen 48
I
id-kaart, speciale kopie 34
instellen
lettertype 24
K
klokmodus 22
kopie id 13
kopiëren
2 pagina’s per vel, 4 pagina’s per vel 35
achtergrond wissen 35
boek 36
kloon 35
kopie van id-kaart 34
marge verschuiven 36
poster 35
rand wissen 36
soort origineel 33
sorteren 34
standaardinstelling, wijzigen 34
time-out, instellen 37
tonerdichtheid 33
L
lade
breedte en lengte aanpassen 29
LED
status 14
Linux-problemen 85
luidsprekergeluid 22
luidsprekervolume 22
M
marge verschuiven, speciale kopie 36
N
netwerk
instellen 18
O
onderdelen vervangen
tonercassette 62
onderhoud
onderdelen 64
tonercassette 61
Index | 103
ontvangstmodi
46
opnieuw kiezen
automatisch 46
handmatig 46
optionele lade 64, 88
originelen
papierstoring, verhelpen 66
plaatsen 25
originelen plaatsen
DADI 25
glasplaat 25
P
papier
formaat wijzigen 29
plaatsen in lade 1 30
plaatsen in multifunctionele lade 30
plaatsen in optionele lade 30
storing verhelpen 67
papierlade, instellen
fax 46
kopiëren 33
papiersoort
instellen 32
papierstoring
papier verwijderen uit lade 1 68
tips om storingen te voorkomen 66
papierstoring, verhelpen
document 66
PostScript
problemen 84
probleem, oplossen
afdrukkwaliteit 79
faxen 83
kopiëren 81
Linux 85
papierinvoer 77
scannen 82
Windows 84
problemen met afdrukkwaliteit,
oplossen
79
R
rand wissen, speciale kopie 36
rapporten, afdrukken 57
reinigen
binnenzijde 58
buitenzijde 58
scanner 60
rubberen matje DADI, vervangen 65
S
scannen
naar e-mail 41
naar FTP-server 41
naar SMB-server 41
standaardinstelling, wijzigen 42
USB-flashgeheugen 54
snelkiesnummers, instellen 52
snelknoppen, instellen 52
sorteren, speciale kopie 34
speciale kopieerfuncties 34
standaardmodus, wijzigen 22
stuurprogramma
installatie 20
T
tekens, invoeren 23
telefoonmodus, ontvangstmodus 47
time-out van taak, instellen 23
toetstoon 22
U
uitgestelde fax 49
USB-flashgeheugen
afdrukken 55
beheren 56
gegevensback-up 55
scannen 54
V
vaste schijf
gebruik 91
installeren 90
veilige ontvangstmodus 48
verbruiksartikelen
levensduur controleren 64
verwachte levensduur tonercassette 61
vervangen
rubberen matje ADI 65
vervangen, tonercassette 63
volume, aanpassen
belsignaal 22
luidspreker 22
W
werken met
SetIP 19
Windows-problemen 84
© 2009 Dell Inc. Alle rechten voorbehouden.
Deze gebruikershandleiding dient uitsluitend ter informatie. Alle informatie in deze gebruikershandleiding kan zonder berichtgeving vooraf worden gewijzigd.
Dell kan niet aansprakelijk worden gesteld voor directe of indirecte schade van welke aard dan ook als gevolg van of in verband met het gebruik van de informatie
in deze gebruikershandleiding.
Dell en het Dell-logo zijn handelsmerken van Dell Inc.
PCL en PCL 6 zijn handelsmerken van Hewlett-Packard Company.
Microsoft, Windows en Windows Vista zijn gedeponeerde handelsmerken of handelsmerken van Microsoft Corporation.
PostScript 3 is een handelsmerk van Adobe Systems, Inc.
UFST® en MicroType™ zijn gedeponeerde handelsmerken van Monotype Imaging Inc.
TrueType, LaserWriter en Macintosh zijn handelsmerken van Apple Computer, Inc.
Alle andere merk- of productnamen zijn handelsmerken van hun respectieve bedrijven of organisaties.
Software
1
S
OFTWARE
I
NHOUDSOPGAVE
Hoofdstuk 1:
PRINTERSOFTWARE INSTALLEREN ONDER WINDOWS
Printersoftware installeren ................................................................................................................................................. 4
Software installeren voor afdrukken via een lokale printer ......................................................................................... 4
Software installeren voor afdrukken via een netwerk ................................................................................................. 6
Printersoftware opnieuw installeren .................................................................................................................................. 9
Printersoftware verwijderen ............................................................................................................................................. 10
Hoofdstuk 2:
STANDAARD AFDRUKINSTELLINGEN
Documenten afdrukken ................................................................................................................................................... 11
Afdrukken naar een bestand (PRN) ................................................................................................................................ 11
Printerinstellingen ............................................................................................................................................................ 12
Tabblad Lay-out ........................................................................................................................................................ 12
Tabblad Papier ......................................................................................................................................................... 13
Tabblad Grafisch ...................................................................................................................................................... 14
Tabblad Extra ........................................................................................................................................................... 15
Tabblad Info .............................................................................................................................................................. 15
Tabblad Printer ......................................................................................................................................................... 15
Favorieten ................................................................................................................................................................. 16
De Help-functie ......................................................................................................................................................... 16
Hoofdstuk 3:
GEAVANCEERDE AFDRUKINSTELLINGEN
Meerdere pagina’s afdrukken op één vel papier (N op een vel) ...................................................................................... 17
Posters afdrukken ........................................................................................................................................................... 18
Boekjes afdrukken .......................................................................................................................................................... 18
Afdrukken op beide zijden van het papier ....................................................................................................................... 19
Documenten vergroot of verkleind afdrukken .................................................................................................................. 19
Document aan een geselecteerd papierformaat aanpassen ........................................................................................... 19
2
Watermerk afdrukken ...................................................................................................................................................... 20
Bestaand watermerk gebruiken ................................................................................................................................ 20
Nieuw watermerk maken .......................................................................................................................................... 20
Watermerk bewerken ................................................................................................................................................ 20
Watermerk verwijderen ............................................................................................................................................. 20
Overlay afdrukken ........................................................................................................................................................... 21
Wat is een overlay? .................................................................................................................................................. 21
Nieuwe overlay maken .............................................................................................................................................. 21
Overlay gebruiken ..................................................................................................................................................... 21
Overlay verwijderen .................................................................................................................................................. 21
Hoofdstuk 4:
WINDOWS POSTSCRIPT-STUURPROGRAMMA
Printerinstellingen ............................................................................................................................................................ 22
Geavanceerd ............................................................................................................................................................ 22
De Help-functie ......................................................................................................................................................... 22
Hoofdstuk 5:
EEN LOKALE PRINTER DELEN
Instellen als hostcomputer ............................................................................................................................................... 23
Instellen als clientcomputer ............................................................................................................................................. 23
Hoofdstuk 6:
SCANNEN
SmarThru Office .............................................................................................................................................................. 24
SmarThru Office opstarten ........................................................................................................................................ 24
Quick Start Guide ...................................................................................................................................................... 24
SmarThru Office gebruiken ....................................................................................................................................... 24
Scannen met een TWAIN-compatibel programma .......................................................................................................... 25
Scannen via het WIA-stuurprogramma ........................................................................................................................... 26
Windows XP .............................................................................................................................................................. 26
Windows Vista .......................................................................................................................................................... 26
3
Hoofdstuk 7:
ANDERE SOFTWARE GEBRUIKEN
Printerstatusmonitor ........................................................................................................................................................ 27
Hulpprogramma Printerinstellingen ................................................................................................................................. 27
Toepassing om nieuwe Dell-toner te bestellen ................................................................................................................ 28
Hulpprogramma voor het updaten van de firmware ........................................................................................................ 28
Hoofdstuk 8:
UW PRINTER GEBRUIKEN ONDER LINUX
Aan de slag ..................................................................................................................................................................... 29
Unified Linux-stuurprogramma installeren ....................................................................................................................... 29
Unified Linux-stuurprogramma installeren ................................................................................................................ 29
Installatie van Unified Linux-stuurprogramma ongedaan maken .............................................................................. 30
Werken met Unified Driver Configurator .......................................................................................................................... 31
Unified Driver Configurator openen .......................................................................................................................... 31
Printers configureren ................................................................................................................................................. 32
Scanners Configuration ............................................................................................................................................ 32
Ports Configuration (Poorten configureren) .............................................................................................................. 33
Printereigenschappen configureren ................................................................................................................................. 33
Een document afdrukken ................................................................................................................................................ 34
Afdrukken vanuit een toepassing .............................................................................................................................. 34
Bestanden afdrukken ................................................................................................................................................ 34
Een document scannen ................................................................................................................................................... 35
Werken met Image Manager .................................................................................................................................... 36
Hoofdstuk 9:
UW PRINTER GEBRUIKEN IN COMBINATIE MET EEN MACINTOSH
Software voor Macintosh installeren ................................................................................................................................ 37
De installatie van het printerstuurprogramma ongedaan maken ..................................................................................... 37
De printer instellen .......................................................................................................................................................... 38
Voor een Macintosh die op een netwerk is aangesloten .......................................................................................... 38
Voor een Macintosh die via USB is aangesloten aangesloten ................................................................................. 38
Afdrukken ........................................................................................................................................................................ 39
Document afdrukken ................................................................................................................................................. 39
Afdrukinstellingen wijzigen ........................................................................................................................................ 39
Verschillende pagina's afdrukken op één vel papier ................................................................................................. 40
Scannen .......................................................................................................................................................................... 41
Scannen met USB .................................................................................................................................................... 41
Printersoftware installeren onder Windows
4
1 Printersoftware installeren
onder Windows
In dit hoofdstuk treft u de volgende onderwerpen aan:
Printersoftware installeren
Printersoftware opnieuw installeren
Printersoftware verwijderen
Printersoftware installeren
U kunt de printersoftware installeren voor lokaal afdrukken of afdrukken
via een netwerk. Om de printersoftware op de computer te installeren,
moet u de juiste installatieprocedure uitvoeren voor de printer die wordt
gebruikt.
Een printerstuurprogramma is software waarmee uw computer
met de printer kan communiceren. De installatieprocedure voor
stuurprogramma's verschilt mogelijk per besturingssysteem.
Sluit alle toepassingen op uw computer af voordat u begint
met de installatie.
Software installeren voor afdrukken via een
lokale printer
Een lokale printer is een printer die direct op uw computer aangesloten
is met een bij de printer geleverde printerkabel, bijvoorbeeld een USB-
of parallele kabel. Als uw printer op een netwerk aangesloten is, kunt
u deze stap overslaan en naar “Software installeren voor afdrukken via
een netwerk” op pagina 6 gaan.
U kunt de printersoftware installeren volgens de standaardmethode
of de aangepaste methode.
OPMERKING
: als tijdens de installatie het venster 'Nieuwe hardware
gevonden' verschijnt, klikt u op in de rechterbovenhoek van het
venster om het venster te sluiten of klikt u op
Annuleren
.
Standaardinstallatie
Dit type installatie wordt aanbevolen voor de meeste gebruikers.
Alle onderdelen die noodzakelijk zijn voor het afdrukken worden
geïnstalleerd.
1
Zorg ervoor dat de printer aangesloten is op uw computer
en aan staat.
2
Plaats de meegeleverde cd-rom in het cd-romstation van uw
computer.
De cd-rom start automatisch en er wordt een installatievenster
getoond.
Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op
Start
en
vervolgens op
Uitvoeren...
Typ
X:\Setup.exe
, waarbij u “
X
vervangt door de letter van het cd-romstation, en klik op
OK
.
Als u Windows Vista
®
gebruikt, klikt u op
Start
Alle
programma’s
Bureau-accessories
Uitvoeren...
en typt u
X:\Setup.exe
.
Als het venster
AutoPlay
verschijnt in Windows Vista
®
, klikt u op
Setup.exe
Uitvoeren...
in het veld
Programma installeren of
uitvoeren
. Vervolgens klikt u op
Doorgaan
in het venster
User
Account Control
.
3
Klik op
Volgende
.
• Selecteer, indien noodzakelijk, een taal in de keuzelijst.
4
Selecteer
Typische installatie voor een lokale printer
. Klik op
Volgende
.
Printersoftware installeren onder Windows
5
OPMERKING
: Als uw printer nog niet op de computer aangesloten is,
verschijnt het volgende venster.
Nadat u de printer hebt aangesloten, klikt u op
Volgende
.
Als u de printer op dit moment nog niet wilt aansluiten, klikt u op
Volgende
en op
Nee
in het volgende scherm. Vervolgens wordt
de installatie gestart. Aan het einde van de installatie wordt geen
testpagina afgedrukt.
Het installatievenster in de gebruikershandleiding verschilt
mogelijk van het venster dat u ziet. Dit is namelijk afhankelijk
van de gebruikte printer en interface.
5
Nadat de installatie voltooid is, verschijnt er een venster met de
vraag of u een testpagina wilt afdrukken. Als u een testpagina wilt
afdrukken, schakelt u het selectievakje in en klikt u op
Volgende
.
Anders klikt u op
Volgende
en slaat u stap 7 over.
6
Als de testpagina correct wordt afgedrukt, klikt u op
Ja
.
Zo niet, dan klikt u op
Nee
om de testpagina opnieuw af te drukken.
7
Klik op
Voltooien
OPMERKING
: als uw printerstuurprogramma niet goed werkt nadat
de setup voltooid is, moet u het printerstuurprogramma opnieuw
installeren. Zie de “Printersoftware opnieuw installeren” op pagina 9.
Aangepaste installatie
U kunt zelf onderdelen uitkiezen die geïnstalleerd moeten worden.
1
Zorg ervoor dat de printer aangesloten is op uw computer
en aan staat.
2
Plaats de meegeleverde cd-rom in het cd-romstation van uw
computer.
De cd-rom start automatisch en er wordt een installatievenster
getoond.
Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op
Start
en
vervolgens op
Uitvoeren...
Typ
X:\Setup.exe
, waarbij u “
X
vervangt door de letter van het cd-romstation, en klik op
OK
.
Als u Windows Vista
®
gebruikt, klikt u op
Start
Alle
programma’s
Bureau-accessories
Uitvoeren...
en typt u
X:\Setup.exe
.
Als het venster
AutoPlay
verschijnt in Windows Vista
®
, klikt u op
Setup.exe
Uitvoeren...
in het veld
Programma installeren of
uitvoeren
. Vervolgens klikt u op
Doorgaan
in het venster
User
Account Control
.
3
Klik op
Volgende
.
• Selecteer, indien noodzakelijk, een taal in de keuzelijst.
4
Selecteer
Aangepaste installatie
. Klik op
Volgende
.
5
Selecteer uw printer en klik op
Volgende
.
Printersoftware installeren onder Windows
6
OPMERKING
: als uw printer nog niet op de computer aangesloten is,
verschijnt het volgende venster.
Nadat u de printer hebt aangesloten, klikt u op
Volgende
.
Als u de printer op dit moment nog niet wilt aansluiten, klikt u op
Volgende
en op
Nee
in het volgende scherm. Vervolgens wordt
de installatie gestart. Aan het einde van de installatie wordt geen
testpagina afgedrukt.
Het installatievenster in de gebruikershandleiding verschilt
mogelijk van het venster dat u ziet. Dit is namelijk afhankelijk
van de gebruikte printer en interface.
6
Selecteer de onderdelen die u wilt installeren en klik op
Volgende
.
OPMERKING
: U kunt de installatiemap wijzigen door op [
Bladeren
] te
klikken.
7
Nadat de installatie voltooid is, verschijnt een venster met de vraag
of u een testpagina wilt afdrukken. Als u een testpagina wilt
afdrukken, schakelt u het selectievakje in en klikt u op
Volgende
.
Anders klikt u op
Volgende
en slaat u stap 9 over.
8
Als de testpagina correct wordt afgedrukt, klikt u op
Ja
.
Zo niet, dan klikt u op
Nee
om de testpagina opnieuw af te drukken.
9
Klik op
Voltooien
.
Software installeren voor afdrukken via een
netwerk
Als u uw printer op een netwerk aansluit, moet u eerst de TCP/IP-
instellingen voor de printer configureren. Nadat u de TCP/IP-instellingen
hebt toegewezen en gecontroleerd, kunt u de software op elke computer
in het netwerk installeren.
U kunt de printersoftware installeren volgens de standaardmethode of
de aangepaste methode.
Standaardinstallatie
Dit type installatie wordt aanbevolen voor de meeste gebruikers.
Alle onderdelen die noodzakelijk zijn voor het afdrukken worden
geïnstalleerd.
1
Zorg ervoor dat de printer aangesloten is op uw netwerk en
aan staat. Zie de bijgeleverde gebruikershandleiding voor meer
informatie over hoe u de printer op een netwerk kunt aansluiten.
2
Plaats de meegeleverde cd-rom in het cd-romstation van uw
computer.
De cd-rom start automatisch en er wordt een installatievenster
getoond.
Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op
Start
en
vervolgens op
Uitvoeren...
Typ
X:\Setup.exe
, waarbij u “
X
vervangt door de letter van het cd-romstation, en klik op
OK
.
Als u Windows Vista
®
gebruikt, klikt u op
Start
Alle
programma’s
Bureau-accessories
Uitvoeren...
en typt u
X:\Setup.exe
.
Als het venster
AutoPlay
verschijnt in Windows Vista
®
, klikt u op
Setup.exe
Uitvoeren...
in het veld
Programma installeren of
uitvoeren
. Vervolgens klikt u op
Doorgaan
in het venster
User
Account Control
.
3
Klik op
Volgende
.
• Selecteer, indien noodzakelijk, een taal in de keuzelijst.
Printersoftware installeren onder Windows
7
4
Selecteer
Typische installatie voor een netwerkprinter
.
Klik op
Volgende
.
5
De lijst van beschikbare printers in het netwerk verschijnt.
Selecteer de printer die u wilt installeren in de lijst en druk
op
Volgende
.
• Als de printer niet in de lijst voorkomt, klikt u op
Bijwerken
om de lijst te vernieuwen of selecteert u
TCP/IP-poort
toevoegen
om uw printer aan het netwerk toe te voegen.
Als u de printer aan het netwerk wilt toevoegen, moet
u de poortnaam en het IP-adres voor de printer invoeren.
Om het IP-adres of het MAC-adres van uw printer te
controleren, drukt u een netwerkconfiguratiepagina af.
• Selecteer
Gedeelde printer (UNC)
om een gedeelde
netwerkprinter (UNC-pad) te vinden en voer de gedeelde
naam handmatig in of zoek een gedeelde printer door te
klikken op de knop
Bladeren
.
OPMERKING
: Als u uw apparaat niet in het netwerk kunt vinden,
schakelt u de firewall uit en klikt u op
Bijwerken
.
In Windows klikt u op
Start
Configuratiescherm
, gaat u naar
Windows Firewall en schakelt u deze optie uit. Voor andere
besturingssystemen raadpleegt u de online handleiding.
6
Klik op
Voltooien
.
OPMERKING
: als uw printerstuurprogramma niet goed werkt nadat
de setup voltooid is, moet u het printerstuurprogramma opnieuw
installeren. Zie de “Printersoftware opnieuw installeren” op pagina 9.
Aangepaste installatie
U kunt individuele onderdelen selecteren die moeten worden
geïnstalleerd en een specifiek IP-adres instellen.
1
Zorg ervoor dat de printer aangesloten is op uw netwerk en aan
staat. Zie de bijgeleverde gebruikershandleiding voor meer
informatie over hoe u de printer op een netwerk kunt aansluiten.
2
Plaats de meegeleverde cd-rom in het cd-romstation van uw
computer.
De cd-rom start automatisch en er wordt een installatievenster
getoond.
Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op
Start
en
vervolgens op
Uitvoeren...
Typ
X:\Setup.exe
, waarbij u “
X
vervangt door de letter van het cd-romstation, en klik op
OK
.
Als u Windows Vista
®
gebruikt, klikt u op
Start
Alle
programma’s
Bureau-accessories
Uitvoeren...
en typt u
X:\Setup.exe
.
Als het venster
AutoPlay
verschijnt in Windows Vista
®
, klikt u op
Setup.exe
Uitvoeren...
in het veld
Programma installeren of
uitvoeren
. Vervolgens klikt u op
Doorgaan
in het venster
User
Account Control
.
3
Klik op
Volgende
.
• Selecteer, indien noodzakelijk, een taal in de keuzelijst.
4
Selecteer
Aangepaste installatie
. Klik op
Volgende
.
Printersoftware installeren onder Windows
8
5
De lijst van beschikbare printers in het netwerk verschijnt.
Selecteer de printer die u wilt installeren in de lijst en druk
op
Volgende
.
• Als de printer niet in de lijst voorkomt, klikt u op
Bijwerken
om de lijst te vernieuwen of selecteert u
TCP/IP-poort
toevoegen
om uw printer aan het netwerk toe te voegen.
Als u de printer aan het netwerk wilt toevoegen, moet
u de poortnaam en het IP-adres voor de printer invoeren.
Om het IP-adres of het MAC-adres van uw printer te
controleren, drukt u een netwerkconfiguratiepagina af.
• Selecteer
Gedeelde printer (UNC)
om een gedeelde
netwerkprinter (UNC-pad) te vinden en voer de gedeelde
naam handmatig in of zoek een gedeelde printer door te
klikken op de knop
Bladeren
.
OPMERKING
: Als u uw apparaat niet in het netwerk kunt vinden,
schakelt u de firewall uit en klikt u op
Bijwerken
.
In Windows klikt u op
Start
Configuratiescherm
, gaat u naar
Windows Firewall en schakelt u deze optie uit. Voor andere
besturingssystemen raadpleegt u de online handleiding.
TIP
: klik op de knop
IP-adres instellen
als u een specifiek IP-adres
op een specifieke netwerkprinter wilt instellen. Het venster IP-adres
instellen verschijnt. Ga als volgt te werk:
a. Selecteer een printer waarvoor een specifiek IP-adres moet worden
ingesteld in.
b. Configureer handmatig een IP-adres, subnetmasker en gateway
voor de printer en klik op
Configureren
om het specifieke IP-adres
voor de netwerkprinter in te stellen.
c. Klik op
Volgende
.
6
Selecteer de onderdelen die u wilt installeren. Nadat u de
onderdelen hebt geselecteerd, verschijnt het volgende venster.
U kunt ook de printernaam wijzigen, de printer instellen om te worden
gedeeld op het netwerk, de printer instellen als standaardprinter
en de poortnaam van elke printer wijzigen. Klik op
Volgende
.
Selecteer het selectievakje
Deze printer instellen op een server
om deze software op een server te installeren.
7
Klik op
Voltooien
.
OPMERKING
: als uw printerstuurprogramma niet goed werkt nadat
de setup voltooid is, moet u het printerstuurprogramma opnieuw
installeren. Zie “Printersoftware opnieuw installeren” op pagina 9.
Printersoftware installeren onder Windows
9
Printersoftware opnieuw installeren
U kunt de software opnieuw installeren als de installatie is mislukt.
1
Zet uw computer aan en wacht tot Windows is opgestart.
2
In het menu
Start
selecteert u
Programma’s
of
Alle
programma’s
de naam van het printerstuurprogramma
Onderhoud
.
3
Selecteer
Herstellen
en klik op
Volgende
.
4
De lijst van beschikbare printers in het netwerk verschijnt.
Selecteer de printer die u wilt installeren in de lijst en druk
op
Volgende
.
• Als de printer niet in de lijst voorkomt, klikt u op
Bijwerken
om de lijst te vernieuwen of selecteert u
TCP/IP-poort
toevoegen
om uw printer aan het netwerk toe te voegen.
Als u de printer aan het netwerk wilt toevoegen, moet
u de poortnaam en het IP-adres voor de printer invoeren.
• Selecteer
Gedeelde printer (UNC)
om een gedeelde
netwerkprinter (UNC-pad) te vinden en voer de gedeelde
naam handmatig in of zoek een gedeelde printer door te
klikken op de knop
Bladeren
.
Er verschijnt een lijst met componenten zodat u elk onderdeel
afzonderlijk opnieuw kunt installeren.
OPMERKING
: als uw printer nog niet op de computer aangesloten is,
verschijnt het volgende venster.
Nadat u de printer hebt aangesloten, klikt u op
Volgende
.
Als u de printer op dit moment nog niet wilt aansluiten, klikt u
op
Volgende
en
Nee
in het volgende scherm. Vervolgens wordt
de installatie gestart. Er wordt echter geen testpagina aan het
einde afgedrukt.
Het herinstallatievenster in de gebruikershandleiding verschilt
mogelijk van het venster dat u ziet. Dit is namelijk afhankelijk
van de gebruikte printer en interface.
5
Selecteer de onderdelen die u opnieuw wilt installeren
en klik op
Volgende
.
Als u de printersoftware hebt geïnstalleerd voor lokaal
afdrukken en
u
de naam van het printerstuurprogramma
selecteert, verschijnt er een venster met de vraag of u een
testpagina wilt afdrukken. Ga als volgt te werk:
a. Schakel het selectievakje in om een testpagina af te drukken
en klik op
Volgende
.
b. Als de testpagina correct werd afgedrukt, klikt u op
Ja
.
Als dat niet het geval is, klikt u op
Nee
om de pagina opnieuw
af te drukken.
6
Nadat de onderdelen opnieuw zijn geïnstalleerd, klikt u op
Voltooien
.
Printersoftware installeren onder Windows
10
Printersoftware verwijderen
1
Zet uw computer aan en wacht tot Windows is opgestart.
2
In het menu
Start
selecteert u
Programma’s
of
Alle
programma’s
de naam van het printerstuurprogramma
Onderhoud
.
3
Selecteer
Verwijderen
en klik op
Volgende
.
Er verschijnt een lijst met componenten zodat u elk onderdeel
afzonderlijk kunt verwijderen.
4
Selecteer de onderdelen die u wilt verwijderen en klik
op
Volgende
.
5
Als u wordt gevraagd om uw keuze te bevestigen, klikt u op
Ja
.
Het door u gekozen stuurprogramma wordt van uw computer
verwijderd.
6
Nadat de software verwijderd is, klikt u op
Voltooien
.
Standaard afdrukinstellingen
11
2 Standaard afdrukinstellingen
In dit hoofdstuk worden de afdrukopties en algemene afdruktaken
in Windows beschreven.
In dit hoofdstuk treft u de volgende onderwerpen aan:
Documenten afdrukken
Afdrukken naar een bestand (PRN)
Printerinstellingen
- Tabblad Lay-out
- Tabblad Papier
- Tabblad Grafisch
- Tabblad Extra
- Tabblad Info
- Tabblad Printer
- Favorieten
- De Help-functie
Documenten afdrukken
NB
Het venster
Eigenschappen
van het printerstuurprogramma
in de gebruikershandleiding verschilt mogelijk van het venster
dat u ziet, omdat dit afhankelijk is van de gebruikte printer.
Het printereigenschappenvenster bestaat echter uit vrijwel
dezelfde onderdelen.
Controleer welke besturingssystemen compatibel zijn met
de printer. Zie Printerspecificaties onder Compatibiliteit
met besturingssysteem in de printerhandleiding.
U kunt de exacte naam van uw printer controleren op de bijgeleverde
cd-rom.
Als u een optie selecteert bij de printereigenschappen verschijnt
mogelijk een uitroepteken of het teken . Een uitroepteken wil
zeggen dat u deze optie wel kunt selecteren, maar dat deze niet
wordt aanbevolen en wil zeggen dat u deze optie niet kunt
selecteren vanwege de instellingen of omgeving van het apparaat.
De volgende procedure beschrijft de algemene stappen die u moet
volgen om vanuit een Windows-programma af te drukken. De exacte
procedure kan per programma verschillen. Raadpleeg de handleiding
van uw softwaretoepassing voor de exacte afdrukprocedure.
1
Open het document dat u wilt afdrukken.
2
Selecteer
Afdrukken
in het menu
Bestand
. Het venster
Afdrukken verschijnt. Dit kan, afhankelijk van het gebruikte
programma, enigszins afwijken van onderstaande illustratie.
U kunt de belangrijkste afdrukinstellingen selecteren in het venster
Afdrukken. Deze instellingen omvatten het aantal exemplaren
en het afdrukbereik.
3
Selecteer
de printer
in de keuzelijst
Naam
.
4
Om de printerfuncties van uw printerstuurprogramma te gebruiken,
klikt u op
Eigenschappen
of
Voorkeursinstellingen
in het
afdrukvenster van de toepassing. Meer informatie vindt u op
“Printerinstellingen” op pagina 12.
Als
Instellen
,
Printer
of
Opties
voorkomen in het afdrukvenster,
klikt u daarop. Klik in het volgende venster op
Eigenschappen
.
5
Klik op
OK
om het venster met printereigenschappen te sluiten.
6
Klik in het venster Afdrukken op
OK
of
Afdrukken
om de afdruktaak
te starten.
Afdrukken naar een bestand (PRN)
Het kan soms handig zijn om de af te drukken gegevens op te slaan als
een bestand.
Ga als volgt te werk om een bestand aan te maken:
1
Schakel het selectievakje
Afdrukken naar bestand
in het venster
Afdrukken
in.
2
Klik op
Afdrukken
.
3
Voer de naam van de map in, wijs een naam toe aan het
bestand en klik op
OK
.
Zorg ervoor dat de printer
is geselecteerd.
Standaard afdrukinstellingen
12
Printerinstellingen
Via het venster met printereigenschappen hebt u toegang tot
alle informatie die u nodig hebt als u de printer gebruikt. Als de
printereigenschappen worden weergegeven, kunt u de instellingen
die u voor uw afdruktaak nodig hebt controleren en wijzigen.
Afhankelijk van het besturingssysteem kan het venster Eigenschappen
van de printer er anders uitzien. Deze softwarehandleiding geeft het
venster Eigenschappen van Windows XP weer.
Het venster
Eigenschappen
van het printerstuurprogramma in de
gebruikershandleiding verschilt mogelijk van het venster dat u ziet,
omdat dit afhankelijk is van de gebruikte printer.
Als u de printereigenschappen opent via de map Printers, kunt u
aanvullende Windows-tabbladen openen (zie de handleiding van
Windows) en het tabblad Printer (zie “Tabblad Printer” op pagina 15).
NB
De meeste Windows-toepassingen zullen de in het printerstuurprogramma
opgegeven instellingen opheffen. Daarom raden wij u aan eerst de
afdrukinstellingen in uw programma te wijzigen en alleen instellingen
die u daar niet vindt, aan te passen in het printerstuurprogramma.
Deze instellingen gelden zolang u uw programma niet afsluit.
Als u wilt dat uw wijzigingen permanent behouden blijven
,
brengt u ze aan in de map Printers.
De volgende procedure geldt voor Windows XP. Zie de desbetreffende
Windows-gebruikershandleiding of on line Help voor andere
Windows-besturingssystemen.
1. Klik op de knop
Start
van Windows.
2. Selecteer Printers en faxapparaten.
3. Selecteer het pictogram van het printerstuurprogramma.
4. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram
van het printerstuurprogramma en selecteer
Voorkeursinstellingen voor afdrukken.
5. Wijzig de instellingen op elk tabblad en klik op OK.
Tabblad Lay-out
Het tabblad
Lay-out
bevat opties waarmee u de weergave
van het document op de afgedrukte pagina kunt aanpassen.
Onder
Lay-outopties
hebt u de keuze uit
Meerdere pagina’s per
kant
en
Poster afdrukken
. Zie “Documenten afdrukken” op
pagina 11 voor meer informatie over de voorkeursinstellingen voor
afdrukken.
Afdrukstand
Met behulp van
Afdrukstand
kunt u de richting selecteren waarin
informatie wordt afgedrukt op een pagina.
Staand
drukt af over de breedte van de pagina, zoals in een brief.
Liggend
drukt af over de lengte van de pagina, zoals bij een
spreadsheet.
Met behulp van
Draaien
kunt u de pagina het opgegeven aantal
graden draaien.
Lay-outopties
Via
Lay-outopties
kunt u geavanceerde afdrukopties selecteren.
U hebt de keuze uit
Meerdere pagina’s per kant
en
Poster afdrukken
.
Voor meer informatie, zie
“Meerdere pagina’s afdrukken
op één vel papier (N op een vel)” op pagina 17.
Voor meer informatie, zie
“Posters afdrukken” op pagina 18.
Voor meer informatie, zie
“Boekjes afdrukken” op pagina 18.
Dubbelzijdig afdrukken
Dubbelzijdig afdrukken
biedt u de mogelijkheid om op beide zijden van
het papier af te drukken.
Als deze optie niet wordt
weergegeven, beschikt uw printer niet over deze
functie.
Voor meer informatie, zie
“Afdrukken op beide zijden van
het papier” op pagina 19.
Liggend
Staand
Standaard afdrukinstellingen
13
Tabblad Papier
De volgende opties voor papierinstellingen zijn beschikbaar in het
eigenschappenvenster van de printer. Zie “Documenten afdrukken”
op pagina 11 voor meer informatie over de voorkeursinstellingen
voor afdrukken.
Klik op het tabblad
Papier
om toegang te krijgen
tot de printereigenschappen.
Exemplaren
In het veld
Exemplaren
kunt u aangeven hoeveel exemplaren
u wilt afdrukken. U kunt een aantal tussen 1 en 999 invullen.
Papieropties
Formaat
In het veld
Formaat
stelt u in welk formaat papier in de lade ligt.
Als het vereiste formaat niet in het vak
Formaat
staat, klikt u op
Aangepast
.
Het venster
Instelling aangepast papier
verschijnt.
Vul het papierformaat in en klik op
OK
. De instelling verschijnt
in de lijst zodat u deze kunt selecteren.
Invoer
Controleer of bij
Invoer
de juiste papierlade is gekozen.
Kies voor
Handmatige invoer
als u op speciaal materiaal wilt afdrukken,
zoals enveloppen of transparanten. Plaats één vel tegelijk in de handmatige
invoer of de multifunctionele lade.
Als de papierinvoer is ingesteld op
Automatisch selecteren
, gebruikt
de printer de laden automatisch in deze volgorde: handmatige invoer
of multifunctionele lade, lade 1, optionele lade 2.
Type
Stel
Type
in volgens het papier in de lade van waaruit u wenst af te
drukken. Zo krijgt u de beste afdruk. Doet u dit niet, zal de afdrukkwaliteit
mogelijk niet aan uw verwachtingen beantwoorden.
Dik papier
: dik papier met een gewicht tussen 90 en 105 g/m
2
.
Dun papier
: dun papier met een gewicht tussen 60 en 70 g/m
2
.
Bankpost
: kies deze optie als u bankpost gebruikt.
Katoen
: 75~90 g/m
2
katoenpapier zoals Gilbert 25% en Gilbert 100%.
Archiefpapier
: kies deze optie als u de afdrukken geruime tijd wilt
bewaren (bijvoorbeeld in een archief).
Normaal papier
: gewoon papier. Selecteer dit type indien u een
zwartwitprinter heeft en afdrukt op katoenpapier van 60 g/m
2
.
Kringlooppapier
: gerecycleerd papier van 75~90 g/m
2
.
Gekleurd papier
: gekleurd papier van 75~90 g/m
2
.
Eerste pagina
Via deze vervolgkeuzelijst kunt u de eerste pagina afdrukken op een ander
type papier dan de rest van het document. U kunt de lade voor de eerste
pagina selecteren.
Plaats bijvoorbeeld dik papier voor de eerste pagina in de multifunctionele
lade en normaal papier in lade 1. Selecteer vervolgens
Lade 1
voor de
optie
Invoer
en
Multifunctionele lade
voor de optie
Eerste pagina
.
Als
deze optie niet wordt weergegeven, beschikt uw printer
niet over deze functie.
Afdruk aanpassen
Met
Afdruk aanpassen
kunt u uw afdruktaak automatisch of handmatig
schalen op een pagina. U hebt de keuze uit
Geen
,
Verkleinen/Vergroten
en
Aan pagina aanpassen
.
Voor meer informatie, zie
“Documenten vergroot of verkleind afdrukken”
op pagina 19.
Voor meer informatie, zie
“Document aan een geselecteerd
papierformaat aanpassen” op pagina 19.
Standaard afdrukinstellingen
14
Tabblad Grafisch
Met behulp van de volgende grafische instellingen regelt u de
afdrukkwaliteit. Zie “Documenten afdrukken” op pagina 11 voor
meer informatie over de voorkeursinstellingen voor afdrukken.
Klik op het tabblad
Grafisch
om het onderstaande venster te openen.
Kwaliteit
Welke resolutieopties u kunt selecteren, hangt mogelijk
af van het printermodel.
hoe scherper tekens en afbeeldingen
worden afgedrukt. Als u een hoge instelling selecteert, kan het bovendien
iets langer duren voordat het document is afgedrukt.
Kleurmodus
U kunt kleuropties kiezen. De instelling
Kleur
levert gewoonlijk de beste
afdrukkwaliteit op voor documenten in kleur. Als u een kleurendocument in
grijstinten wilt afdrukken, selecteert u
Grijstinten
. Selecteer
Handmatig
en klik op de knop
Kleuraanpassing
Kleuraanpas.
als u de kleuropties
handmatig wilt aanpassen.
Exemplaren
: Als u deze optie wilt gebruiken, moet u eerst het totale
aantal exemplaren instellen op het tabblad
Papier
. Als u verschillende
exemplaren wilt afdrukken, waarvan sommige in kleur en andere in
grijstinten, gebruikt u deze optie en selecteert u het aantal exemplaren in
grijstinten.
Kleuraanpassing
: u kunt aanpassen hoe afbeeldingen worden
weergegeven door de instellingen in de optie
Niveaus
te wijzigen.
Kleuraanpas.
: u kunt de afdrukkleuren aanpassen aan de kleuren van
uw scherm met de optie
Kleurinstel
.
Geavanceerde opties
Om de geavanceerde opties in te stellen, klikt u op
Geavanceerde
opties
.
Rastercompressie
: Deze optie bepaalt het compressieniveau van
afbeeldingen voor de overdracht van gegevens van een computer naar
een printer. Als u deze optie instelt op Maximaal, ligt de afdruksnelheid
hoger maar de afdrukkwaliteit lager.
Deze functie is alleen
beschikbaar als u het PCL 6-printerstuurprogramma gebruikt.
TrueType-opties
:
deze optie bepaalt wat het stuurprogramma
de printer doorgeeft over het afbeelden van de tekst in uw document.
Pas deze opties eventueel aan uw document aan.
Deze functie is
alleen beschikbaar als u het PCL 6-printerstuurprogramma
gebruikt.
-
Downloaden als contour
: als deze optie is geselecteerd, downloadt
het stuurprogramma de TrueType-lettertypen die in uw document
voorkomen maar nog niet in uw printer zijn opgeslagen. Als u
constateert dat de lettertypen niet juist zijn afgedrukt, kiest u
Downloaden als bitmapafbeelding en drukt u het document nogmaals
af. De instelling Downloaden als bitmapafbeelding is vaak handig als u
afdrukt vanuit Adobe.
Deze functie is alleen beschikbaar als u het
PCL 6-printerstuurprogramma gebruikt.
-
Downloaden als bitmap
: als deze optie is geselecteerd, downloadt
het stuurprogramma de lettertypegegevens als bitmapafbeeldingen.
Documenten met complexe lettertypen (bijv. Koreaanse of Chinese
lettertypen) of verschillende soorten lettertypen worden met deze
instelling sneller afgedrukt.
Deze functie is alleen beschikbaar als
u het PCL 6-printerstuurprogramma gebruikt.
-
Grafisch afdrukken
:
als deze optie is geselecteerd, downloadt
het stuurprogramma alle lettertypen als afbeeldingen. Zo verhoogt
u mogelijk de afdruksnelheid bij documenten met veel afbeeldingen
en betrekkelijk weinig TrueType-lettertypes.
Deze functie is alleen
beschikbaar als u het PCL 6-printerstuurprogramma gebruikt.
Alle tekst zwart afdrukken
:
als
Alle tekst zwart afdrukken
is geselecteerd, wordt alle tekst in uw document zwart afgedrukt,
ongeacht de kleur waarin de tekst op het scherm wordt weergegeven.
Alle tekst donkerder afdrukken
:
als het selectievakje
Alle tekst
donkerder afdrukken
ingeschakeld is, wordt alle tekst in uw document
donkerder afgedrukt dan normaal.
Grijsschaaluitbreiding
: Druk op het tabblad
Intelligente kleuren
.
Hiermee kunnen gebruikers de details van natuurfoto's bewaren en het
contrast en de leesbaarheid tussen grijscontrasten verbeteren bij het
afdrukken in grijswaarden van gekleurde documenten.
Fijne randen
: Druk op het tabblad
Intelligente kleuren
. Hiermee
kunnen gebruikers tekstranden en fijne lijnen accentueren voor een
betere leesbaarheid en elke kleurkanaalregistratie in
kleurenafdrukmodus uitlijnen.
Standaard afdrukinstellingen
15
Tabblad Extra
Op dit tabblad selecteert u de uitvoeropties voor documenten.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 11 voor meer informatie
over de voorkeursinstellingen voor afdrukken.
Klik op het tabblad
Overige opties
om toegang te krijgen tot de
volgende functies:
Watermerk
U kunt een afbeelding maken die als achtergrondtekst op elke pagina
in het document wordt afgedrukt.
Voor meer informatie, zie
“Watermerk
afdrukken” op pagina 20.
Overlay
Overlays worden vaak gebruikt in plaats van voorbedrukt briefpapier
of formulieren.
Voor meer informatie, zie
“Overlay afdrukken” op pagina 21.
Uitvoeropties
Afdruksubset
: u kunt instellen in welke volgorde de pagina's moeten
worden afgedrukt. Selecteer de afdrukvolgorde in de vervolgkeuzelijst.
-
Normaal (1, 2, 3)
: de printer drukt alle pagina's af van de eerste tot de
laatste pagina.
-
Alle pagina’s omkeren (3,2,1)
: de printer drukt alle pagina's af van
de laatste tot de eerste pagina.
-
Oneven pagina’s afdrukken
: de printer drukt alleen de pagina's
van het document met een oneven bladnummer af.
-
Even pagina’s afdrukken
: de printer drukt alleen de pagina's
van het document met een even bladnummer af.
Printerlettertypen gebruiken
: als deze optie is ingeschakeld, gebruikt
de printer bij het afdrukken van uw document de lettertypen die in het
geheugen zijn opgeslagen en worden de lettertypen die in uw document
worden gebruikt niet gedownload. Omdat het downloaden van lettertypen
enige tijd in beslag neemt, verlopen afdruktaken mogelijk sneller als
u deze optie selecteert. Als u deze optie inschakelt, probeert de printer
lettertypen uit het geheugen te selecteren die zoveel mogelijk
overeenkomen met de lettertypen in het document. Als u in uw document
echter lettertypen gebruikt die sterk afwijken van de lettertypen in het
geheugen van de printer, zal de afdruk er heel anders uitzien dan het
document op het scherm.
Deze functie is alleen beschikbaar als
u het PCL 6-printerstuurprogramma gebruikt.
Opslaan als formulier voor overlay
: selecteer deze optie als u het
document als formulierbestand wilt opslaan (C:\FORMOVER\*.FOM).
Als u deze optie inschakelt, vraagt het printerstuurprogramma telkens
wanneer u afdrukt om de bestandsnaam en het bestemmingspad. Als u
de bestandsnaam en het pad van tevoren wilt instellen, klikt u op de knop
in het vak Uitvoeropties en geeft u een bestandsnaam en pad op.
Deze functie is alleen beschikbaar als u het PCL 6-
printerstuurprogramma gebruikt.
Taaktype
In het dialoogvenster
Taaktype
kunt u selecteren of het bestand moet
worden afgedrukt of opgeslagen via de optionele vaste schijf.
Sommige
printers ondersteunen deze functie niet.
Gebruik van de on line Help
Klik voor meer informatie over
Taaktype
op in de
rechterbovenhoek van het venster. Het Help-venster
Taaktype
wordt
geopend.?In dit venster wordt Help-informatie over de
Taaktype
weergegeven.
Tabblad Info
Op het tabblad
Info
worden de copyrightinformatie en het versienummer
van het stuurprogramma weergegeven. Als u beschikt over een
internetbrowser, kunt u een verbinding maken met het internet door
op het website-pictogram te klikken. Zie “Documenten afdrukken” op
pagina 11 voor meer informatie over de voorkeursinstellingen voor
afdrukken.
Tabblad Printer
Als u het venster Printereigenschappen opent via de map
Printers
,
is het tabblad
Printer
beschikbaar. Hier stelt u de printerconfiguratie in.
De volgende procedure geldt voor Windows XP. Zie de desbetreffende
Windows-gebruikershandleiding of on line Help voor andere Windows-
besturingssystemen.
1
Klik op de knop
Start
van Windows.
2
Selecteer
Printers en faxapparaten
.
3
Selecteer het pictogram van
het printerstuurprogramma
.
4
Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van het
printerstuurprogramma en selecteer
Eigenschappen
.
5
Klik op het tabblad
Printer
en stel de gewenste opties in.
Standaard afdrukinstellingen
16
Favorieten
Via de optie
Favorieten
, die u terugvindt op elk tabblad Eigenschappen,
kunt u de huidige instellingen opslaan voor later gebruik.
Zo voegt u een instelling toe aan
Favorieten
:
1
Stel op elk tabblad de gewenste instellingen in.
2
Geef in het invoervenster
Favorieten
een naam aan deze
instellingen.
3
Klik op
Opslaan
.
Wanneer u instellingen opslaat onder
Favorieten
, worden
alle huidige stuurprogramma-instellingen opgeslagen.
Als u een opgeslagen instelling wilt gebruiken, selecteert u het item in de
vervolgkeuzelijst
Favorieten
. De printer is nu ingesteld om af te drukken
volgens de instellingen van de geselecteerde favoriet.
Om een favoriet te verwijderen, selecteert u het item in de lijst en klikt
u op
Verwijderen
.
U kunt ook terugkeren naar de standaardinstellingen van het
stuurprogramma door
Printerstandaard
te selecteren in de lijst.
De Help-functie
De printer heeft een Help-functie die u kunt openen met de knop
Help
in het eigenschappenvenster van de printer. Deze Help-functie geeft
gedetailleerde informatie over de functies die het stuurprogramma
van de printer biedt.
U kunt ook klikken op in de rechterbovenhoek van het venster
en vervolgens op een instelling.
Geavanceerde afdrukinstellingen
17
3 Geavanceerde
afdrukinstellingen
In dit hoofdstuk worden de afdrukopties en geavanceerde afdruktaken
beschreven.
O
PMERKING
:
Het venster
Eigenschappen
van het printerstuurprogramma in de
gebruikershandleiding verschilt mogelijk van het venster dat u ziet,
omdat dit afhankelijk is van de gebruikte printer.
Het printereigenschappenvenster bestaat echter uit vrijwel dezelfde
onderdelen.
U kunt de exacte naam van uw printer controleren op de bijgeleverde
cd-rom.
In dit hoofdstuk treft u de volgende onderwerpen aan:
Meerdere pagina’s afdrukken op één vel papier (N op een vel)
Posters afdrukken
Boekjes afdrukken
Afdrukken op beide zijden van het papier
Documenten vergroot of verkleind afdrukken
Document aan een geselecteerd papierformaat aanpassen
Watermerk afdrukken
Overlay afdrukken
Meerdere pagina’s afdrukken
op één vel papier (N op een vel)
U kunt aangeven hoeveel pagina’s u op één vel wilt afdrukken.
Als u meer dan één pagina per vel afdrukt, worden de pagina’s
verkleind en in de aangegeven volgorde gerangschikt. Het maximum
is 16 pagina’s per vel.
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing
wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 11.
2
Selecteer
Pagina’s per vel
in de keuzelijst
Type lay-out
op het
tabblad
Lay-out
.
3
Geef in de keuzelijst
Pagina’s per vel
aan hoeveel pagina's
u per vel wilt afdrukken (1, 2, 4, 6, 9 of 16).
4
Selecteer, indien nodig, de paginavolgorde in de vervolgkeuzelijst
Afdrukvolgorde
.
Markeer het selectievakje
Paginakaders afdrukken
als u een rand om elke pagina op het vel wilt afdrukken.
5
Klik op het tabblad
Papier
en selecteer de papierlade,
het papierformaat en het type papier.
6
Klik op
OK
en druk het document af.
1 2
3 4
Geavanceerde afdrukinstellingen
18
Posters afdrukken
Met deze functie kunt u een document van één pagina afdrukken op 4,
9 of 16 vellen papier, waarna u deze vellen aan elkaar kunt plakken
om er zo een poster van te maken.
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing
wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 11.
2
Klik op het tabblad
Lay-out
en selecteer
Poster afdrukken
in de keuzelijst
Type lay-out
.
3
Kies de instellingen voor de poster:
Voor de pagina-indeling kunt u kiezen uit
Poster
Poster<2x2>
,
Poster<3x3>
,
Poster<4x4>
en
Aangepast
. Als u
Poster<2x2>
selecteert, wordt de afdruk
automatisch over 4 vellen gespreid. Als u Aangepast
selecteert, kunt u het origineel vergroten tot een formaat
tussen 150% en 400%. Afhankelijk van het
vergrotingspercentage wordt de pagina-indeling
automatisch aangepast tot
Poster<2x2>
,
Poster<3x3>
,
Poster<4x4>
.
Geef een overlap in millimeter of inch op zodat de vellen
gemakkelijker aan elkaar kunnen worden geplakt.
4
Klik op het tabblad
Papier
en selecteer de papierlade,
het papierformaat en het type papier.
5
Klik op
OK
en druk het document af. U kunt de poster voltooien
door de vellen aan elkaar te plakken.
0,15 inch
0,15 inch
Boekjes afdrukken
Met deze printerfunctie kunt u een document op beide zijden van het
papier afdrukken en worden de pagina's zo gerangschikt dat u het
afgedrukte papier dubbel kunt vouwen om een boekje te maken.
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u het venster met de printereigenschappen.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 11.
2
Selecteer
Boekje afdrukken
in de keuzelijst
Type
op het tabblad
Type lay-out
.
O
PMERKING
: De optie
Boekje afdrukken
is niet voor elk
papierformaat beschikbaar. Om na te gaan of deze functie beschikbaar
is voor uw papierformaat, selecteert u het papierformaat in de optie
Formaat
op het tabblad
Papier
, waarna u controleert of het item
Boekje afdrukken
in de vervolgkeuzelijst
Type lay-out
op het tabblad
Lay-out
actief is.
3
Klik op het tabblad
Papier
en selecteer de papierlade,
het papierformaat en het papiertype.
4
Klik op
OK
en druk het document af.
5
Vervolgens kunt u de pagina's vouwen en nieten.
8
9
8
9
Geavanceerde afdrukinstellingen
19
Afdrukken op beide zijden van het
papier
U kunt afdrukken op beide zijden van een vel papier. Voordat u afdrukt,
moet u de gewenste afdrukstand van het document opgeven.
U kunt kiezen uit de volgende opties:
Printerinstelling
: als u deze optie selecteert, wordt de werking bepaald
door de instelling in het configuratiescherm van de printer.
Als deze
optie niet wordt weergegeven, beschikt uw printer
niet over deze functie.
Geen
Lange zijde
, de klassieke lay-out die wordt gebruikt bij het boekbinden.
Korte zijde
, het type dat vaak wordt gebruikt voor kalenders.
Omgekeerd dubbelzijdig
:
hiermee kunt de algemene afdrukvolgorde
in plaats van de dubbelzijdige selecter
en.
Als deze optie niet
wordt weergegeven, beschikt uw printer niet over
deze functie.
O
PMERKING
: Druk niet af op beide zijden van etiketten,
transparanten, enveloppen of dik papier. Dit kan papierstoringen
veroorzaken en de printer beschadigen.
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
“Documenten afdrukken” op pagina 11.
2
Selecteer de afdrukstand op het tabblad
Lay-out
.
3
Selecteer in het vak
Dubbelzijdig afdrukken
de gewenste
dubbelzijdige afdrukoptie.
4
Klik op het tabblad
Papier
en selecteer de papierlade,
het papierformaat en het papiertype.
5
Klik op
OK
en druk het document af.
O
PMERKING
: als uw printer geen unit voor dubbelzijdig afdrukken
heeft, moet u de afdruktaak handmatig uitvoeren. De printer drukt dan
eerst om de andere pagina van het document af. Zodra u de eerste
zijde van de taak hebt afgedrukt, wordt er een venster weergegeven.
Volg de aanwijzingen op het scherm om de afdruktaak te voltooien.
Lange zijde
Korte zijde
25
3
2
5
3
2
5
3
2
5
3
Documenten vergroot of verkleind
afdrukken
U kunt de inhoud van een pagina groter of kleiner afdrukken.
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 11.
2
Selecteer
Verkleinen/Vergroten
in de keuzelijst
Type afdruk
op het tabblad
Papier
.
3
Voer in het veld
Percentage
de gewenste schaalfactor in.
U kunt ook klikken op of .
4
Selecteer de papierlade, het papierformaat en het type papier
in
Papieropties
.
5
Klik op
OK
en druk het document af.
Document aan een geselecteerd
papierformaat aanpassen
Met deze printerfunctie kunt u uw afdruktaak aanpassen aan elk
gewenst papierformaat, ongeacht de grootte van het digitale document.
Dit kan nuttig zijn als u de details van een klein document wilt bekijken.
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing
wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 11.
2
Selecteer
Aan pagina aanpassen
in de keuzelijst
Type afdruk
op het tabblad
Papier
.
3
Selecteer het juiste formaat in de vervolgkeuzelijst
Afdrukpapier
.
4
Selecteer de papierlade, het papierformaat en het type papier
in
Papieropties
.
5
Klik op
OK
en druk het document af.
A
Geavanceerde afdrukinstellingen
20
Watermerk afdrukken
Met de optie Watermerk kunt u over een bestaand document heen een
diagonale tekst afdrukken. U kunt bijvoorbeeld diagonaal over de eerste
pagina of op alle pagina’s van een document in grote grijze letters
“CONCEPT” of “VERTROUWELIJK” afdrukken.
Er worden verschillende vooraf gedefinieerde watermerken bij de printer
geleverd. U kunt deze watermerken wijzigen, of u kunt nieuwe
watermerken toevoegen aan de lijst.
Bestaand watermerk gebruiken
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing
wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 11.
2
Klik op het tabblad
Overige opties
en selecteer het gewenste
watermerk in de keuzelijst
Watermerk
. Het geselecteerde
watermerk wordt weergegeven in het afdrukvoorbeeld.
3
Klik op
OK
en druk het document af.
O
PMERKING
: het afdrukvoorbeeld geeft weer hoe de afgedrukte
pagina er zal uitzien.
Nieuw watermerk maken
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing
wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 11.
2
Klik op het tabblad
Overige opties
op
Bewerken
onder
Watermerk
. Het venster
Watermerk bewerken
wordt geopend.
3
Typ tekst in het vak
Tekst in watermerk
. De tekst mag maximaal
uit 40 tekens bestaan. De tekst wordt in het voorbeeldvenster
getoond.
Als u
Alleen eerste pagina
aankruist, wordt het watermerk
alleen op de eerste pagina afgedrukt.
4
Selecteer de watermerkopties.
U kunt de naam, stijl, grootte en het grijstintenniveau van het
lettertype aangeven onder
Lettertypekenmerken
en de hoek
van het watermerk instellen onder
Hoek tekst
.
5
Klik op
Toevoegen
om het nieuwe watermerk aan de lijst
toe te voegen.
6
Nadat u klaar bent met bewerken, klikt u op
OK
en drukt
u het document af.
Als u geen watermerk meer wilt afdrukken, selecteert u
(Geen watermerk)
in de keuzelijst
Watermerk
.
Watermerk bewerken
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing
wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 11.
2
Klik op het tabblad
Overige opties
op
Bewerken
onder
Watermerk
. Het venster
Watermerk bewerken
wordt geopend.
3
Selecteer het watermerk dat u wilt bewerken in de lijst
Huidige
watermerken
en wijzig de tekst van het watermerk en de opties.
4
Klik op
Bijwerken
als u de wijzigingen op wilt slaan.
5
Klik zo vaak als nodig op
OK
totdat u het venster Afdrukken
verlaten hebt.
Watermerk verwijderen
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing
wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 11.
2
Klik op het tabblad
Overige opties
op
Bewerken
onder
Watermerk. Het venster
Watermerk bewerken
wordt geopend.
3
Selecteer in de lijst
Huidige watermerken
het watermerk
dat u wilt verwijderen en klik op
Verwijderen
.
4
Klik zo vaak als nodig op
OK
totdat u het venster Afdrukken
verlaten hebt.
Geavanceerde afdrukinstellingen
21
Overlay afdrukken
Wat is een overlay?
Een overlay is tekst en/of afbeeldingen die op de vaste schijf van
de computer zijn opgeslagen in een speciale bestandsindeling en die
kunnen worden afgedrukt in een willekeurig document. Overlays worden
vaak gebruikt in plaats van voorbedrukt briefpapier of formulieren. In plaats
daarvan kunt u een overlay samenstellen die dezelfde informatie bevat
en geeft u aan de printer door welke overlay voor uw document gebruikt
moet worden. Als u een brief met het briefhoofd van uw bedrijf wilt
afdrukken, hoeft u geen voorbedrukt briefhoofdpapier in de printer
te plaatsen. U hoeft alleen maar aan te geven dat de printer de
briefhoofdoverlay moet afdrukken op uw document.
Nieuwe overlay maken
Voordat u een overlay kunt gebruiken, moet u een nieuwe overlay
samenstellen die bijvoorbeeld het logo en de adresgegevens
van uw bedrijf of een afbeelding bevat.
1
Maak of open een document met de tekst of afbeelding die u voor
de overlay wilt gebruiken. Zorg ervoor dat de tekst of afbeelding
precies op de plaats staat waar deze afgedrukt moet worden.
2
Ga naar de printereigenschappen als u het document als een
overlay wilt opslaan. Zie “Documenten afdrukken” op pagina 11.
3
Klik op het tabblad
Overige opties
op
Bewerken
onder
Overlay
.
4
Klik in het venster Overlay bewerken op
Overlay maken
.
5
In het venster Overlay maken voert u in het vak
Bestandsnaam
een naam van maximaal 8 posities in. Selecteer eventueel het
pad naar de bestemming (standaard is dit C:\Formover).
6
Klik op
Opslaan
. De naam verschijnt in het vak
Lijst van overlays
.
7
Klik op
OK
of
Ja
als u klaar bent met het maken van de overlay.
Het bestand wordt niet afgedrukt. Het wordt opgeslagen
op de vaste schijf van uw computer.
O
PMERKING
: het documentformaat van de overlay moet hetzelfde
zijn als de documenten die u met de overlay afdrukt. Stel geen overlays
met watermerken samen.
WORLD BEST
Dear ABC
Regards
WORLD BEST
Overlay gebruiken
Nadat u een overlay hebt samengesteld, kunt u deze met uw document
afdrukken. Dit doet u als volgt:
1
Open een document dat u wilt afdrukken of maak een nieuw
document aan.
2
Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing
wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 11.
3
Klik op het tabblad
Overige opties
.
4
Selecteer de gewenste overlay in de keuzelijst
Overlay
.
5
Als het overlaybestand dat u zoekt niet in de lijst
Overlay
voorkomt, klikt u op
Bewerken
en op
Overlay laden
en selecteert
u het overlaybestand.
Als u het gewenste overlaybestand op een externe bron hebt
opgeslagen, kunt u het bestand ook laden via het venster
Overlay laden
.
Klik op
Openen
als u het bestand hebt geladen. Het bestand
verschijnt in het vak
Lijst van overlays
en kan worden afgedrukt.
Selecteer de overlay in de keuzelijst
Lijst van overlays
.
6
Klik, indien nodig, op
Overlay bevestigen voor afdrukken
.
Als dit selectievakje is ingeschakeld, verschijnt telkens wanneer
u een document naar de printer verzendt een berichtvenster waarin
u gevraagd wordt te bevestigen of u een overlay op uw document
wilt afdrukken.
Als dit selectievakje niet is ingeschakeld en een overlay werd
geselecteerd, wordt de overlay automatisch afgedrukt op
uw document.
7
Klik op
OK
of
Ja
totdat het afdrukken wordt gestart.
De geselecteerde overlay wordt samen met uw afdruktaak
gedownload en wordt op uw document afgedrukt.
O
PMERKING
: de resolutie van het overlaydocument moet dezelfde
zijn als die van het document waarop u de overlay wilt afdrukken.
Overlay verwijderen
U kunt paginaoverlays die u niet meer gebruikt verwijderen.
1
Klik in het venster met de printereigenschappen op het tabblad
Overige opties
.
2
Klik op
Bewerken
onder
Overlay
.
3
Selecteer in de
Lijst van overlays
de overlay die u wilt verwijderen.
4
Klik op
Overlay verwijderen
.
5
Wanneer er een venster verschijnt waarin om een bevestiging
wordt gevraagd, klikt u op
Ja
.
6
Klik zo vaak als nodig op
OK
totdat u het venster Afdrukken
verlaten hebt.
Windows PostScript-stuurprogramma
22
4 Windows PostScript-
stuurprogramma
Dit onderwerp is van belang als u het PostScript-stuurprogramma op de
cd-rom van het systeem wilt gebruiken om een document af te drukken.
PPD's bieden in combinatie met het PostScript-stuurprogramma
toegang tot de printerfuncties en stellen de computer ertoe in staat
om met de printer te communiceren. Een installatieprogramma voor
de PPD's vindt u op de bijgeleverde software-cd-rom.
In dit hoofdstuk treft u de volgende onderwerpen aan:
Printerinstellingen
Via het venster met printereigenschappen hebt u toegang tot alle opties
die u nodig hebt wanneer u de printer gebruikt. Als de printereigenschappen
worden weergegeven, kunt u de instellingen die u voor de afdruktaak
nodig hebt, controleren en wijzigen.
Hoe het venster met de printereigenschappen er uitziet, hangt
af van het besturingssysteem. In deze softwarehandleiding wordt
het eigenschappenvenster van Windows XP weergegeven.
Het venster
Eigenschappen
van het printerstuurprogramma in de
gebruikershandleiding verschilt mogelijk van het venster dat u ziet,
omdat dit afhankelijk is van de gebruikte printer.
NB
:
De meeste Windows-toepassingen zullen de in het printerstuurprogramma
opgegeven instellingen opheffen. Daarom raden wij u aan eerst
de afdrukinstellingen in de softwaretoepassing te wijzigen en alleen
instellingen die u daar niet vindt aan te passen in het
printerstuurprogramma.
Deze instellingen gelden zolang u het programma niet afsluit.
Als u wilt dat uw wijzigingen permanent behouden blijven,
brengt u ze aan in de map Printers.
De volgende procedure geldt voor Windows XP. Zie de
gebruikershandleiding of on line Help van Windows voor andere
Windows-besturingssystemen.
1. Klik op de knop
Start
van Windows.
2. Selecteer Printers en faxapparaten.
3. Selecteer het pictogram van het printerstuurprogramma.
4. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van het printer-
stuurprogramma en selecteer Voorkeursinstellingen voor
afdrukken.
5. Wijzig de instellingen op elk tabblad en klik op OK.
Geavanceerd
Als u de geavanceerde opties wilt gebruiken, klikt u op de knop
Geavanceerd
.
Papier/uitvoer
: met deze optie selecteert u het papierformaat in de lade.
Grafisch
: met deze optie regelt u de afdrukkwaliteit voor specifieke
afdruktaken.
Documentopties
: met deze opties stelt u de PostScript-opties
of -printerfuncties in.
De Help-functie
U kunt klikken op in de rechterbovenhoek van het venster en
vervolgens op een instelling.
Een lokale printer delen
23
5 Een lokale printer delen
U kunt de printer rechtstreeks aansluiten op een geselecteerde
computer, die de hostcomputer op het netwerk wordt genoemd.
De volgende procedure geldt voor Windows XP. Zie de Windows-
gebruikershandleiding of on line Help voor andere Windows-
besturingssystemen.
O
PMERKINGEN
:
Controleer welke besturingssystemen compatibel zijn met de printer.
Zie Compatibiliteit met besturingssysteem onder Printerspecificaties
in de printerhandleiding.
U kunt de exacte naam van uw printer controleren op de bijgeleverde
cd-rom.
Instellen als hostcomputer
1
Zet uw computer aan en wacht tot Windows is opgestart.
2
Selecteer in het menu
Start
de optie
Printers en faxapparaten
.
3
Dubbelklik op
het pictogram van het printerstuurprogramma
.
4
Selecteer
Delen
in het menu
Printer
.
5
Schakel het selectievakje
Deze printer delen
in.
6
Typ een naam in het veld
Deelnaam
en klik vervolgens op
OK
.
Instellen als clientcomputer
1
Klik met de rechtermuisknop op de knop
Start
in Windows en
selecteer
Verkenner
.
2
Selecteer
Mijn netwerklocaties
en klik met de rechtermuisknop op
Zoeken naar computers
.
3
Typ het IP-adres van de hostcomputer in het veld
Computernaam
en klik op
Zoeken
. (Als de hostcomputer om een
Gebruikersnaam
en een
Wachtwoord
vraagt, vult u de gebruikers-id en het
wachtwoord van de hostcomputeraccount in.)
4
Dubbelklik op
Printers en faxapparaten
.
5
Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van het
printerstuurprogramma en selecteer
Verbinding maken
.
6
Klik op
Ja
als wordt gevraagd of u de installatie wilt uitvoeren.
Scannen
24
6 Scannen
U kunt het apparaat als scanner gebruiken om uw foto’s en teksten om
te zetten in digitale bestanden die u met uw computer kunt bewerken.
U kunt deze bestanden faxen of e-mailen, op uw website zetten of
opnemen in projecten die u kunt afdrukken met behulp van SmarThru-
software of het WIA-stuurprogramma.
In dit hoofdstuk treft u de volgende onderwerpen aan:
SmarThru Office
Scannen met een TWAIN-compatibel programma
Scannen via het WIA-stuurprogramma
NB
Controleer welke besturingssystemen compatibel zijn met
de printer. Zie Printerspecificaties onder Compatibiliteit met
besturingssysteem in de printerhandleiding.
U kunt de naam van de printer controleren op de bijgeleverde cd
met stuurprogramma’s en hulpprogramma’s.
De maximale resolutie is afhankelijk van een aantal factoren,
zoals de snelheid van de computer, de beschikbare schijfruimte,
het geheugen, de grootte van het te scannen bestand en de
instellingen van de bitdiepte. Het kan daarom afhankelijk van
uw systeem en het te scannen object onmogelijk blijken met een
specifieke resolutie te scannen, vooral als er met verbeterde dpi
wordt gewerkt.
SmarThru Office
Op de meegeleverde cd met stuurprogramma’s en hulpprogramma’s
vindt u SmarThru Office. SmarThru Office biedt een aantal handige
functies voor het gebruik van uw apparaat.
SmarThru Office opstarten
Volg onderstaande stappen om SmarThru Office op te starten:
1
Zorg ervoor dat uw apparaat en computer zijn ingeschakeld en op
de juiste wijze met elkaar zijn verbonden.
2
Na de installatie van SmarThru Office wordt het pictogram voor
SmarThru Office op het bureaublad weergegeven.
3
Dubbelklik op het pictogram SmarThru Office.
4
SmarThru Office verschijnt.
Voor meer informatie klikt u op
Help
SmarThru Office Help
.
Quick Start Guide
Dit menu toont snelknoppen voor een aantal functies. De snelknoppen
zijn:
Categorieën
,
Ringband
,
Levenscyclus
,
Scannen en
tekstherkenning
en
Website van Dell
. U kunt dit menu uitschakelen
door "
Dit dialoogvenster niet meer weergeven
" in te schakelen.
SmarThru Office gebruiken
Scannen
1
Klik op het pictogram voor scannen.
NB
:
In Microsoft
®
Windows
®
XP kunt u het startprogramma SmarThru
Office rechts onderaan op de taakbalk gebruiken om het venster
Scaninstlling snel te openen.
Bij andere besturingssystemen dan Windows XP klikt u op het
pictogram SmarThru in het systeemvak op de taakbalk van
Windows om het startprogramma SmarThru Office te activeren.
Scannen
25
2
Het venster
Scaninstelling
wordt geopend.
O
PMERKING
: Klik op de knop
Geavanceerd
om meer scanopties in te
stellen.
Send to
E-mail
U kunt e-mails versturen terwijl u met SmarThru Office werkt.
O
PMERKING
: U hebt een e-mailclientprogramma zoals Outlook
Express nodig om een e-mail te versturen in SmarThru Office. De
procedure voor het versturen van e-mails kan verschillen afhankelijk
van het e-mailclientprogramma dat u gebruikt.
1
Selecteer
Bestand
Verzenden naar
Verzenden via E-mail
.
2
Er wordt een e-mailclient geopend.
3
Voer de vereiste gegevens in en verstuur uw e-mail.
1
Scanner
selectere
n
Hiermee kunt u kiezen tussen lokale of de
netwerkscanner.
2
Profiel
selectere
n
Hiermee kunt u de instellingen voor regelmatig
toekomstig gebruik opslaan. Klik op
Nieuw
profiel
om de instellingen op te slaan.
3
Scaninst
ellingen
Hiermee kunt u de instellingen voor
Scanfromaat
en
Papierinvoer
aanpassen.
4
Scannen
naar
Hiermee kunt u de instellingen van
File Name
en de locatie voor de ingescande gegevens
aanpassen.
Faxen
U kunt e-mails verzenden terwijl u met SmarThru Office werkt.
1
Selecteer
Bestand
Verzenden naar
Verzenden via fax
.
2
Het venster
Fax verzenden
wordt geopend.
3
Voer de vereiste gegevens in en klik op
Fax verzenden
.
NB
: Voor meer informatie over SmarThru Office klikt u op
Help
SmarThru
Office
Help
. Het venster
SmarThru
Office
Help
verschijnt;
u kunt de schermhulpfunctie die met het programma SmarThru werd
meegeleverd weergeven.
Volg de onderstaande stappen om SmarThru Office op te starten. Sluit
alle toepassingen op de computer voor u het verwijdert.
a Selecteer in het menu
Start Programma’s
of
Alle programmas
.
b Selecteer SmarThru Office en vervolgens
Uninstall SmarThru
Office
.
c Lees de verklaring en klik op
Ja
als u wordt gevraagd om uw keuze te
bevestigen.
d Klik op
Finish
.
Scannen met een TWAIN-compatibel
programma
Als u documenten met andere programma’s wilt scannen, moeten deze
TWAIN-compatibel zijn, zoals Adobe
®
Photoshop
®
. Wanneer u voor het
eerst gaat scannen met een ander programma, moet u het apparaat in
dit programma als TWAIN-bron selecteren.
Als u wilt scannen, voert u de volgende stappen uit:
1
Zorg ervoor dat het apparaat en de computer aan staan en goed
met elkaar zijn verbonden.
2
Plaats één document met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat. OF plaats een of meer documenten met de bedrukte
zijde naar boven in de DADI.
3
Open een toepassing, bijvoorbeeld Photoshop.
4
Open het TWAIN-venster en stel de scanopties in.
5
Scan het origineel en sla de afbeelding op.
OPMERKING
: u moet de instructies van het desbetreffende programma
opvolgen om een afbeelding te kunnen produceren. Zie hiervoor de
gebruikershandleiding van de toepassing.
Scannen
26
Scannen via het WIA-stuurprogramma
Het apparaat ondersteunt ook het WIA-stuurprogramma voor het scannen
van afbeeldingen. WIA is een van de standaardonderdelen van Microsoft
®
Windows
®
XP voor de ondersteuning van digitale camera's en scanners.
In tegenstelling tot het TWAIN-stuurprogramma kunt u met het WIA-
stuurprogramma zonder aanvullende software afbeeldingen gemakkelijk
scannen en bewerken.
OPMERKING
: het WIA-stuurprogramma werkt alleen onder Windows
XP/Vista als er een USB-poort beschikbaar is.
Windows XP
1
Plaats één document met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat. OF plaats een of meer documenten met de bedrukte
zijde naar boven in de DADI.
2
Ga vanuit het menu
Start
op het bureaublad naar
Instellingen
,
Configuratiescherm
en vervolgens
Scanners en camera’s
.
3
Dubbelklik op het pictogram van het
printerstuurprogramma
.
De wizard Scanner en camera verschijnt.
4
Geef uw scanvoorkeuren op en klik op
Voorbeeld
om te zien
welke invloed uw voorkeuren op de afbeelding hebben.
5
Klik op
Volgende
.
6
Geef een naam op voor de afbeelding en selecteer een
bestandsindeling en een opslaglocatie voor de afbeelding.
7
Volg de aanwijzingen op het scherm als u de afbeelding wilt
bewerken nadat deze op uw computer is opgeslagen.
Windows Vista
1
Plaats één document met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat. OF plaats een of meer documenten met de bedrukte
zijde naar boven in de DADI.
2
Klik op
Start
Configuratiescherm
Hardware en geluiden
Scanners en camera’s
.
3
Klik op
Een document of foto scannen
. De toepassing
Windows
Faxen en scannen
wordt automatisch geopend.
OPMERKING
: Klik op
Scanners en camera’s weergeven
om de
scanners te bekijken.
4
Klik op
Scannen
om het scannerstuurprogramma te openen.
5
Selectuur uw scanvoorkeuren en klik op
Voorbeeld
om te zien hoe
uw voorkeuren de afbeelding beïnvloeden.
6
Klik op
Scannen
.
O
PMERKING
: als u de scantaak wilt annuleren, klikt u op Stop
in de wizard Scanner en camera.
Andere software gebruiken
27
7 Andere software
gebruiken
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Printerstatusmonitor
Hulpprogramma Printerinstellingen
Toepassing om nieuwe Dell-toner te bestellen
Hulpprogramma voor het updaten van de firmware
Printerstatusmonitor
Het scherm van de printerstatusmonitor wordt weergegeven
wanneer u een afdruktaak naar de printer stuurt. Dit verschijnt
uitsluitend op het computerscherm. Hoe het scherm van de
printerstatusmonitor wordt weergegeven, hangt af van het
resterende tonerniveau.
Als u gebruikmaakt van Windows, gaat u naar het menu
Start
en selecteert u
Programma’s
of
Alle programma’s
Dell
Dell-printers
Dell 2145cn Color Laser MFP
Printerstatusmonitor
.
Het programma
Printerstatusmonitor
vermeldt de huidige
status van de printer, het resterende tonerniveau in de
tonercassette(s) en allerlei andere informatie. U kunt ook de
instellingen wijzigen.
Afdrukstatus
: De
Printerstatusmonitor
geeft de huidige
status van de printer weer.
Tonerniveau
: Hier wordt het resterende tonerniveau in
de cassette(s) weergegeven.
Artikelen best.
: Klik om reservetonercassettes online te
bestellen.
Handleiding
: Biedt u de mogelijkheid om de
Dell 2145cn
Color Laser MFP
-gebruikershandleiding te bekijken.
Hulpprogramma
Printerinstellingen
Wanneer u de
Dell
-software installeert, wordt automatisch het
Hulpprogramma Printerinstellingen
geïnstalleerd.
Om het
Hulpprogramma Printerinstellingen
te openen
1
Klikt u op
Start
Programma’s
or
Alle programma’s
Dell
Dell-printers
Dell 2145cn Color Laser
MFP
Hulpprogramma Printerinstellingen
.
Het venster
Hulpprogramma Printerinstellingen
wordt
geopend.
2
Het venster
Hulpprogramma Printerinstellingen
biedt
verschillende functies.
Voor meer details klikt u op de knop .
Om de standaardinstellingen te gebruiken, klikt u op de
knop
St. inst. printer
en vervolgens op de knop
Toepassen
.
Om het programma af te sluiten, klikt u op de knop
Afsluiten
onderaan het venster.
Andere software gebruiken
28
Toepassing om nieuwe Dell-
toner te bestellen
Ga als volgt te werk om nieuwe tonercassettes of
verbruiksartikelen te bestellen bij
Dell
:
1
Dubbelklik op het bureaublad op het pictogram
Programma voor het bijbestellen van toner van
Dell
.
of
Klik op
Start
Programma’s
of
Alle programma’s
Dell
Dell-printers
Dell 2145cn Color Laser MFP
Toner voor Dell 2145cn MFP bestellen
.
2
Het venster
Toner voor Dell 2145cn MFP bestellen
wordt geopend.
Hulpprogramma voor het
updaten van de firmware
U kunt de printerfirmware bijwerken met behulp van
Hulpprogramma voor het updaten van de firmware
.
1
Klikt u op
Start
Programma’s
or
Alle programma’s
Dell
Dell-printers
Dell 2145cn Color Laser
MFP
Hulpprogramma voor het updaten van de
firmware
.
Het venster
Hulpprogramma voor het updaten van de
firmware
wordt geopend.
Volg de aanwijzingen op het scherm om de firmware-
update te voltooien.
Uw printer gebruiken onder Linux
29
8 Uw printer gebruiken
onder Linux
U kunt uw apparaat gebruiken in een Linux-omgeving.
In dit hoofdstuk treft u de volgende onderwerpen aan:
•Aan de slag
Unified Linux-stuurprogramma installeren
Werken met Unified Driver Configurator
Printereigenschappen configureren
Een document afdrukken
Een document scannen
Aan de slag
Op de bijgeleverde cd-rom vindt u een reeks
Dell
Unified Linux-
stuurprogramma’s voor het gebruik van uw printer onder Linux.
Dell’s Unified Linux-pakket bevat stuurprogramma’s voor het
afdrukken van documenten en het scannen van afbeeldingen. Het
pakket biedt ook krachtige toepassingen voor het configureren van
de printer en het bewerken van gescande documenten.
Na de installatie van het stuurprogramma op uw Linux-systeem
kunt u met dit pakket diverse apparaten via snelle parallelle ECP-
poorten en USB tegelijkertijd bewaken.
U kunt de verkregen documenten bewerken, op dezelfde lokale
of netwerkprinters afdrukken, verzenden via e-mail, uploaden
naar een FTP-site of exporteren naar een extern OCR-systeem.
Het Unified Linux-stuurprogrammapakket is voorzien
van een intelligent en flexibel installatieprogramma. U hoeft
niet te zoeken naar extra onderdelen voor de Unified Linux-
stuurprogramma's: alle vereiste toepassingen worden gekopieerd
naar uw systeem en automatisch geïnstalleerd. Dit is mogelijk
op een groot aantal van de bekendste Linux-distributies.
Unified Linux-stuurprogramma
installeren
Unified Linux-stuurprogramma
installeren
1
Zorg dat de printer is aangesloten op de computer.
Schakel de computer en de printer in.
2
Als het venster Administrator Login verschijnt, typt u
root
in het veld Login en voert u het systeemwachtwoord in.
O
PMERKING
:
u moet zich aanmelden als superuser (root)
om de printersoftware te kunnen installeren. Als u geen
superuser bent, neemt u contact op met de systeembeheerder.
3
Plaats de cd-rom met printersoftware in het cd-rom-station
van uw computer. De cd-rom wordt automatisch gestart.
Als de cd-rom niet automatisch wordt gestart,
klikt u onder in het bureaublad op het pictogram .
Als het venster Terminal verschijnt, typt u de onderstaande
strings.
(Er wordt van uitgegaan dat het cd-rom-station de secundaire
master is en de te mounten locatie /mnt/cdrom is.)
[root@localhost root]#mount -t iso9660 /dev/hdc
/mnt/cdrom
[root@localhost root]#cd /mnt/cdrom/Linux
[root@localhost root]#./install.sh
Als het programma op de cd-rom nog steeds niet wordt
uitgevoerd, typt u het volgende in de juiste volgorde:
[root@localhost root]#umount /dev/hdc
[root@localhost root]#mount -t iso9660 /dev/hdc /mnt/
cdrom
O
PMERKING
:
het installatieprogramma wordt automatisch
gestart als AutoRun is geïnstalleerd en geconfigureerd.
4
Het beginscherm verschijnt. Klik op
Next
(Volgende).
Uw printer gebruiken onder Linux
30
5
Na afloop van de installatie klikt u op
Finish
(Voltooien).
Het installatieprogramma heeft het pictogram Unified Driver
Configurator aan het bureaublad en de groep Dell Unified
Driver aan het systeemmenu toegevoegd. Zie bij
problemen de helpaanwijzingen op het scherm. U opent
de Help via het systeemmenu of in een van de
stuurprogrammatoepassingen, zoals
Unified Driver
Configurator
of
Image Manager
.
O
PMERKING
:
Het stuurprogramma in de tekstmodus installeren:
Als u de grafische interface niet gebruikt of het
stuurprogramma niet hebt kunnen installeren, moet u het
stuurprogramma in de tekstmodus gebruiken.
Volg de stappen 1 tot en met 3, voer [root@localhost Linux]#
./install.sh in en volg daarna de instructies op het
terminalscherm. De installatie wordt voltooid.
Voor het verwijderen van het stuurprogramma volgt u de
bovenstaande installatie-instructies, maar voert u
[root@localhost Linux]# ./uninstall.sh in op het
terminalscherm.
Installatie van Unified Linux-
stuurprogramma ongedaan maken
1
Als het venster Administrator Login verschijnt, typt u
root
in het veld Login en voert u het systeemwachtwoord in.
O
PMERKING
:
U moet zich aanmelden als super user (root)
om de installatie van de printersoftware ongedaan te maken.
Als u geen super user bent, neemt u contact op met uw
systeembeheerder.
2
Plaats de cd-rom met printersoftware in het cd-rom-station
van uw computer. De cd-rom wordt automatisch gestart.
Als de cd-rom niet automatisch wordt gestart,
klikt u onder in het bureaublad op het pictogram .
Als het venster Terminal verschijnt, typt u de onderstaande
strings.
(Er wordt van uitgegaan dat het cd-rom-station de secundaire
master is en de te mounten locatie /mnt/cdrom is.)
[root@localhost root]#mount -t iso9660 /dev/hdc
/mnt/cdrom
[root@localhost root]#cd /mnt/cdrom/Linux
[root@localhost root]#./uninstall.sh
O
PMERKING
:
het installatieprogramma wordt automatisch
gestart als AutoRun is geïnstalleerd en geconfigureerd.
3
Klik op
Uninstall
(Installatie ongedaan maken).
4
Klik op
Next
(Volgende).
5
Klik op
Finish
(Voltooien).
Uw printer gebruiken onder Linux
31
Werken met Unified Driver
Configurator
Unified Linux Driver Configurator is een tool dat voornamelijk
is bestemd voor de configuratie van printers of MFP-apparaten.
Aangezien een MFP-apparaat de functies van een printer en
scanner combineert, zijn de opties in Unified Linux Driver
Configurator logisch gegroepeerd in printer- en scannerfuncties.
Het is ook mogelijk een speciale MFP-poort in te stellen om
de toegang tot een MFP-printer en -scanner via één I/O-
kanaal te regelen.
Nadat u het Unified Linux-stuurprogramma hebt geïnstalleerd,
wordt het pictogram Unified Linux Driver Configurator
automatisch aan uw bureaublad toegevoegd.
Unified Driver Configurator openen
1
Dubbelklik op
Unified Driver Configurator
op uw bureaublad.
U kunt ook op het pictogram van het startmenu klikken
en achtereenvolgens
Dell Unified Driver
en
Dell Unified
Driver Configurator
selecteren.
2
Klik in de modulebalk op de knop van
het configuratievenster dat u wilt openen.
Knop Printers Configuration
(Printers configureren)
Knop Scanners Configuration
Knop Ports Configuration
(Poorten configureren)
Klik op
Help
voor helpaanwijzingen op het scherm.
3
Breng de wijzigingen aan in de configuratie en klik op
Exit
(Afsluiten) om Unified Driver Configurator te sluiten.
Knop Printers Configuration
(Printers configureren)
Knop Ports Configuration
(Poorten configureren)
Uw printer gebruiken onder Linux
32
Printers configureren
Het configuratiescherm bestaat uit twee tabbladen:
Printers
en
Classes
.
Tabblad Printers
Klik op het pictogram van de printer links in het venster Unified
Linux Configurator als u de huidige printerconfiguratie van het
systeem wilt bekijken.
In dit scherm vindt u de volgende knoppen:
Refresh
(Vernieuwen): lijst met beschikbare printers
vernieuwen.
Add Printer
(Printer toevoegen): nieuwe printer
toevoegen.
Remove Printer
(Printer verwijderen): geselecteerde
printer verwijderen.
Set as Default
(Als standaardwaarde instellen): huidige
printer instellen als standaardprinter.
Stop
/
Start
(Stoppen/starten): printer stoppen/starten.
Test
: testpagina afdrukken om te controleren
of de printer goed werkt.
Properties
(Eigenschappen): eigenschappen van de printer
weergeven en wijzigen. Zie pagina 33 voor meer informatie.
Alle geïnstalleerde
printers
Naar Printer
Configuration
Status, modelnaam
en URI van de printer
Tabblad Classes
Op het tabblad Classes wordt een lijst met beschikbare
printerklassen weergegeven.
Refresh
(Vernieuwen): de lijst met klassen vernieuwen.
Add Class...
(
Klas toevoegen): een nieuwe printerklasse
toevoegen.
Remove Class
(Klas verwijderen): de geselecteerde
printerklasse verwijderen.
Scanners Configuration
In dit scherm kunt u de activiteiten van de scanners bewaken,
een lijst met geïnstalleerde Dell MFP-apparaten opvragen,
eigenschappen van apparaten wijzigen en afbeeldingen scannen.
Properties...
(Eigenschappen): de scaneigenschappen
wijzigen en een document scannen. Zie pagina 35.
Status van de klasse
en aantal printers
in de klasse
Alle printerklassen
Naar Scanners
Configuration
Alle geïnstalleerde
scanners
Leverancier, model en
type van de scanner
Uw printer gebruiken onder Linux
33
Ports Configuration
(Poorten configureren)
In dit scherm kunt u de lijst met beschikbare poorten weergeven,
de status van elke poort controleren en een poort vrijgeven
die bezet wordt door een afgebroken taak.
Refresh
(Vernieuwen): de lijst met beschikbare poorten
vernieuwen.
Release port
(Poort vrijgeven): de geselecteerde poort
vrijgeven.
Printers en scanners poorten laten delen
De printer kan via een parallelle poort of USB-poort worden
aangesloten op een hostcomputer. Omdat het MFP-apparaat
uit meer dan één apparaat bestaat (printer en scanner), moet
de toegang van "gebruiker"-toepassingen tot deze apparaten
via één I/O-poort goed worden geregeld.
Het Dell Unified Linux Driver-pakket is voorzien van een
geschikt mechanisme voor het delen van poorten dat wordt
gebruikt door de printer- en scannerstuurprogramma's van
Dell. De stuurprogramma's benaderen de apparaten via de
zogenaamde MFP-poorten. De huidige status van een MFP-
poort kan worden bekeken in het scherm Ports Configuration
(Poorten configureren). Door poorten te delen voorkomt u dat
u een functioneel blok van het MFP-apparaat benadert terwijl
een ander blok in gebruik is.
Wij raden u aan Unified Driver Configurator te gebruiken
als u een nieuwe MFP-printer configureert op het systeem.
In dit geval wordt u gevraagd een I/O-poort te kiezen voor
het nieuwe apparaat. Met deze keuze stelt u de meest geschikte
configuratie in voor de MFP-functionaliteit. Voor MFP-scanners
worden de I/O-poorten automatisch gekozen door de
stuurprogramma's zodat de juiste instellingen standaard
worden toegepast.
Naar Ports
Configuration
Poorttype, aangesloten
apparaat en status
Alle beschikbare
poorten
Printereigenschappen
configureren
In het eigenschappenvenster dat u kunt openen vanuit
de printerconfiguratie, kunt u verschillende eigenschappen
voor uw apparaat als printer wijzigen.
1
Open Unified Driver Configurator.
Ga eventueel naar het scherm Printers Configuration.
2
Selecteer uw apparaat in de lijst met beschikbare printers
en klik op
Properties
(Eigenschappen).
3
Het venster Printer Properties (Printereigenschappen)
wordt geopend.
Dit venster bestaat uit de volgende vijf tabbladen:
General
(Algemeen): locatie en naam van de printer
wijzigen. De naam die u op dit tabblad invoert, wordt
weergegeven in de printerlijst van het venster Printers
Configuration.
Connection
(Verbinding): een andere poort bekijken
of selecteren. Als u de printerpoort wijzigt van USB in
parallel of andersom terwijl de printer in gebruik is, moet
u de printerpoort op dit tabblad opnieuw configureren.
Driver
(Stuurprogramma): een ander
printerstuurprogramma bekijken of selecteren.
Klik op
Options
(Opties) als u de standaardopties
van het apparaat wilt instellen.
Jobs
(Taken): de lijst met afdruktaken weergeven. Klik
op
Cancel job
(Taak annuleren) om de geselecteerde
taak te annuleren. Schakel het selectievakje
Show
completed jobs
(Voltooide taken weergeven) in om
voltooide taken in de lijst op te nemen.
Classes
(Klassen): de klasse waartoe uw printer behoort.
Klik op
Add to Class
(Toevoegen aan klasse) om uw
printer aan een bepaalde klasse toe te voegen of klik op
Remove from Class
(Verwijderen uit klasse) als u de
printer uit een geselecteerde klasse wilt verwijderen.
4
Klik op
OK
om de wijzigingen toe te passen en sluit het
venster Printer Properties.
Uw printer gebruiken onder Linux
34
Een document afdrukken
Afdrukken vanuit een toepassing
Vanuit een groot aantal Linux-toepassingen kunt u afdrukken
met Common UNIX Printing System (CUPS). Vanuit al deze
toepassingen kunt u op de printer afdrukken.
1
Kies in de toepassing waarmee u werkt de optie
Print
(Afdrukken) in het menu
File
(Bestand).
2
Selecteer
Print
directly using
lpr
(Rechtstreeks afdrukken
via lpr).
3
In het venster LPR GUI selecteert u het printermodel in de
lijst met printers en klikt u op
Properties
(Eigenschappen).
4
Wijzig de eigenschappen van de printer en de afdruktaken.
Klik
Dit venster bestaat uit de volgende vier tabbladen:
General
(algemeen): hier kunt u het papierformaat,
de papiersoort en de afdrukstand van de documenten
wijzigen. U kunt hier ook de dubbelzijdige afdrukfunctie
inschakelen, scheidingspagina's toevoegen aan het begin
en einde, en het aantal pagina's per vel wijzigen.
Text
(Tekst): hier kunt u paginamarges opgeven en
tekstopties instellen, zoals regelafstand en kolommen.
Graphics
(Afbeeldingen): hier kunt u grafische opties
instellen voor het afdrukken van afbeeldingen/bestanden,
bijvoorbeeld kleuropties en grootte of positie van een
afbeelding.
Device
(Apparaat): hier kunt u afdrukresolutie, papierbron
en bestemming instellen.
5
Klik op
Apply
om de wijzigingen toe te passen en sluit
het venster Properties.
6
Klik op
OK
in het venster LPR GUI om te beginnen
met afdrukken.
7
Het venster Printing (Bezig met afdrukken) verschijnt.
Hier kunt u de status van de afdruktaak volgen.
Klik op
Cancel
(Annuleren) als u de huidige afdruktaak
wilt annuleren.
Bestanden afdrukken
U kunt een groot aantal bestandstypen afdrukken op dit Dell-
apparaat door de standaard-CUPS-methode toe te passen:
direct vanaf de opdrachtregel. U werkt dan met het CUPS lpr-
hulpprogramma. In het pakket stuurprogramma's beschikt u
echter over een veel gebruikersvriendelijker LPR GUI-
programma.
Zo drukt u elk bestand af:
1
Typ
lpr <bestandsnaam>
op de opdrachtregel van de
Linux-shell en druk op
Enter
. Het venster LPR GUI wordt
weergegeven.
Als u alleen
lpr
intikt en op
Enter
drukt, wordt eerst het
venster Select file(s) to print (Af te drukken bestand(en)
selecteren) geopend. Selecteer de bestanden die u wilt
afdrukken en klik op
Open
.
2
In het venster LPR GUI selecteert u de printer in de lijst en
past u de eigenschappen van de printer en de afdruktaken aan.
Zie voor meer informatie over het venster Properties
pagina 34.
3
Klik op
OK
om te beginnen met afdrukken.
Uw printer gebruiken onder Linux
35
Een document scannen
U kunt een document scannen vanuit het venster Unified Driver
Configurator.
1
Dubbelklik op uw bureaublad op Unified Driver Configurator.
2
Klik op de knop om het venster Scanners
Configuration (Scanners configureren) te openen.
3
Selecteer de scanner in de lijst.
Als u slechts één MFP-apparaat hebt en als dit apparaat
is aangesloten op de computer en aan staat, verschijnt
uw scanner in de lijst en wordt deze automatisch
geselecteerd.
Als er twee of meer scanners zijn aangesloten op de computer,
kunt u voor elke scantaak een andere scanner kiezen. Als
er bijvoorbeeld een document wordt gescand op de eerste
scanner, kunt u de tweede scanner selecteren, de opties
instellen en de scantaak tegelijkertijd starten.
4
Klik op
Properties
(Eigenschappen).
5
Plaats de te scannen documenten met de
bedrukte zijde
naar boven in de automatische documentinvoer of met
de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat.
6
Klik op
Preview
(Afdrukvoorbeeld) in het venster Scanner
Properties (Eigenschappen scanner).
Klik op uw
scanner
Het document wordt gescand en er verschijnt een
voorbeeld van de afbeelding in het vak Preview.
7
U wijzigt de scanopties in de vakken Image Quality en
Scan Area.
Image Quality
(Beeldkwaliteit): kleurcompositie en
scanresolutie selecteren voor de afbeelding.
Scan Area
(Scangebied): paginaformaat selecteren.
Klik op de knop
Advanced
(Geavanceerd) als u het
paginaformaat handmatig wilt instellen.
Als u vooraf ingestelde scanopties wilt gebruiken, klikt
u op Job Type (Taaksoort) en selecteert u een taaksoort
uit de keuzelijst. Zie voor meer informatie over vooraf
ingestelde taaksoorten pagina 36.
Klik op
Default
(Standaard) als u de standaardinstellingen
van de scanopties wilt herstellen.
8
Klik op
Scan
(Scannen) nadat u alle opties hebt ingesteld.
Links onder in het venster verschijnt een statusbalk die de
voortgang van het scanproces aangeeft. Als u het scannen
wilt annuleren, klikt u op
Cancel
(Annuleren).
9
De gescande afbeelding verschijnt op het nieuwe tabblad
Image Manager (Afbeeldingen beheren).
Sleep met de
muisaanwijzer over
het gedeelte dat
u wilt scannen
Uw printer gebruiken onder Linux
36
Op de werkbalk vindt u diverse functies voor het bewerken
van de gescande afbeelding. Zie voor meer informatie over
het bewerken van een gescande afbeelding pagina 36.
10
Als u klaar bent, klikt u op
Save
(Opslaan) in de werkbalk.
11
Selecteer de map waarin u de afbeelding wilt opslaan
en voer de bestandsnaam in.
12
Klik op
Save
.
Instellingen voor taaksoorten toevoegen
U kunt gekozen scanopties opslaan zodat u deze later voor
scantaken kunt gebruiken.
Zo slaat u een nieuwe taaksoort op:
1
Wijzig de opties in het venster Scanner Properties
(Eigenschappen scanner).
2
Klik op
Save As
(Opslaan als).
3
Voer een naam in voor de gekozen instellingen.
4
Klik op
OK
.
De instellingen worden toegevoegd aan de keuzelijst
Saved Settings (Opgeslagen instellingen).
Zo slaat u instellingen op voor de volgende scantaak:
1
Selecteer de gewenste instelling in de keuzelijst Job Type
(Taaksoort).
2
Klik op
Save
(Opslaan).
De volgende keer dat u het venster Scanner Properties
opent, zijn de opgeslagen instellingen automatisch
geselecteerd voor de scantaak.
Zo verwijdert u een opgeslagen taaksoort:
1
Selecteer de instelling die u wilt verwijderen
in de keuzelijst Job Type (Taaksoort).
2
De instelling wordt verwijderd uit de lijst.
Werken met Image Manager
In de toepassing Image Manager (Afbeeldingen beheren) vindt
u menuopties en knoppen voor de bewerking van gescande
afbeeldingen.
Met deze knoppen
bewerkt u de
afbeelding.
Met de volgende knoppen kunt u een afbeelding bewerken:
Zie de helpaanwijzingen op het scherm voor meer informatie
over de toepassing Image Manager.
Knop Functie
Afbeelding opslaan.
Laatste handeling ongedaan maken.
Laatste ongedaan gemaakte handeling
herstellen.
Bladeren door afbeelding.
Geselecteerd deel van afbeelding bijsnijden.
Uitzoomen op afbeelding.
Inzoomen op afbeelding.
Formaat van afbeelding schalen. U kunt het
formaat handmatig invoeren of instellen dat
de verhouding proportioneel, verticaal of
horizontaal wordt geschaald.
Afbeelding roteren; u kunt het aantal graden
selecteren in de keuzelijst.
Afbeelding horizontaal of verticaal spiegelen.
Helderheid of contrast van afbeelding
aanpassen of afbeelding inverteren.
Eigenschappen van afbeelding weergeven.
Uw printer gebruiken in combinatie met een Macintosh
37
9
Uw printer gebruiken
in combinatie met een
Macintosh
Uw apparaat ondersteunt Macintosh-systemen met een ingebouwde
USB-interface of een 10/100 Base-TX-netwerkkaart. Als u een bestand
afdrukt vanaf een Macintosh-computer, kunt u het PostScript-
stuurprogramma gebruiken door het PPD-bestand te installeren.
O
PMERKING
:
sommige printers ondersteunen geen
netwerkinterface. Controleer in de gebruikershandleiding
van de printer onder Printerspecificaties of uw printer een
netwerkinterface ondersteunt.
In dit hoofdstuk treft u de volgende onderwerpen aan:
Software voor Macintosh installeren
De installatie van het printerstuurprogramma ongedaan maken
De printer instellen
Afdrukken
Scannen
Software voor Macintosh installeren
De cd-rom die bij uw printer is geleverd, bevat het PPD-bestand
waarmee u het CUPS- of Apple LaserWriter-stuurprogramma kunt
gebruiken
(alleen beschikbaar als u een printer gebruikt
die een PostScript-stuurprogramma ondersteunt)
om af te
drukken vanaf een Macintosh-computer.
Het wordt geleverd met de Twain driver waarmee u kunt scannen
op uw Macintoshcomputer.
1
Zorg dat de printer is aangesloten op de computer. Zet de computer
en de printer aan.
2
Plaats de cd-rom die bij de printer is geleverd in het cd-rom-station.
3
Dubbelklik op de
het cd-rompictogram
dat op het bureaublad van
uw Macintoshcomputer verschijnt.
4
Dubbelklik op de map
MAC_Installer
.
5
Dubbelklik op het pictogram van het
Installer OS
X(Installatieprogramma)
.
6
Voer het wachtwoord in en klik op
OK
.
7
Het venster van het Dell-installatieprogramma wordt geopend. Klik
op
Continue (Volgende)
.
8
Selecteer
Easy Install (Eenvoudige installatie)
en klik op
Install
(Installeer)
.
Easy Install (Eenvoudige installatie)
wordt
aanbevolen voor de meeste gebruikers. Alle onderdelen die
noodzakelijk zijn voor het afdrukken worden geïnstalleerd. Als u
Specialeinstallatie
selecteert, kunt u aangeven welke
afzonderlijke onderdelen u wilt installeren.
9
Het bericht met de waarschuwing dat alle toepassingen worden
afgesloten, wordt op de computer weergegeven. Klik op
Continue
(Volgende)
.
10
Selecteer
Typische installatie voor een lokale printer
en klik
daarna op
OK
.
11
Nadat de installatie is voltooid, klikt u op
Quit (Afsluiten)
.
OPMERKING
:
Als u een scannerstuurprogramma hebt geïnstalleerd, klikt u
op
Start opnieuw
.
Nadat de installatie is voltooid, zie "De printer instellen" op
pagina 38.
De installatie van het
printerstuurprogramma ongedaan maken
U moet de installatie ongedaan maken voordat u een nieuwe versie
installeert of als de installatie niet is gelukt.
1
Zorg dat de printer is aangesloten op de computer. Zet de computer
en de printer aan.
2
Plaats de cd-rom die bij de printer is geleverd in het cd-
rom-station.
3
Dubbelklik op de
het cd-rompictogram
dat op het bureaublad van
uw Macintoshcomputer verschijnt.
4
Dubbelklik op de map
MAC_Installer
.
5
Dubbelklik op het pictogram van het
Installer OS
X(Installatieprogramma)
.
6
Voer het wachtwoord in en klik op
OK
.
7
Het venster van het Dell-installatieprogramma wordt geopend. Klik
op
Continue (Volgende)
.
8
Selecteer
Uninstall (Installatie ongedaan maken)
en klik
vervolgens op
Uninstall (Installatie ongedaan maken)
.
9
Het bericht met de waarschuwing dat alle toepassingen worden
afgesloten, wordt op de computer weergegeven. Klik op
Continue
(Volgende)
.
10
Als de installatie ongedaan is gemaakt, klikt u op
Quit (Afsluiten)
.
Uw printer gebruiken in combinatie met een Macintosh
38
De printer instellen
De instelling van de printer verschilt afhankelijk van de kabel die u gebruikt
om de printer aan te sluiten op uw computer: een netwerkkabel of een
USB-kabel.
Voor een Macintosh die op een netwerk
is aangesloten
O
PMERKING
:
sommige printers ondersteunen geen netwerkinterface.
Controleer voordat u uw printer aansluit in de gebruikershandleiding
van de printer onder Printerspecificaties of uw printer een
netwerkinterface ondersteunt.
1
Volg de aanwijzingen in het onderwerp “Software voor Macintosh
installeren” op pagina 37 om het PPD-bestand op uw computer te
installeren.
2
Open de map Programma’s en kies
Utilities
(Hulpprogramma’s)
en
Print Setup Utility (Hulpprogramma
printerinstellingen)
.
• Voor MAC OS 10.5: open Systeemvoorkeuren in de map
Programma’s en klik op Afdrukken en faxen.
3
Klik op
Voeg toe
in de
Printerlijst
.
• Voor MAC OS 10.5: klik op het pictogram
+
, waarna een
venster verschijnt.
4
Selecteer bij MAC OS 10.3 het tabblad
Rendezvous
.
Klik bij MAC OS 10.4 op
Standaardkiezer
en zoek naar
Bonjour
.
Klik bij MAC OS 10.5 op
Standaard
en zoek naar
Bonjour
.
De naam van uw apparaat verschijnt bij de lijst. Selecteer
DELL000xxxxxxxxx
bij het printervak, waarbij
xxxxxxxxx
per apparaat verschilt.
5
Als de automatische selectiefunctie niet goed werkt, selecteert
u
Dell
bij
Printer Model (Printermodel)
(
Druk af via
) en de
naam
van uw printer
bij
Model Name (Modelnaam)
(
Model
) .
Selecteer als de automatische selectiefunctie niet goed
werkt bij MAC OS 10.5
Selecteer besturingsbestand…
en
de naam van uw printer in
Druk af via
.
De naam van uw apparaat verschijnt in de lijst met
printers en wordt ingesteld als standaardprinter.
6
Klik op
Add (Voeg toe)
.
Voor een Macintosh die via USB is aangesloten
aangesloten
1
Volg de aanwijzingen in het onderwerp “Software voor Macintosh
installeren” op pagina 37 om het PPD-bestand op uw computer
te installeren.
2
Open de map Programma’s en kies
Utilities
(Hulpprogramma’s)
en
Print Setup Utility (Hulpprogramma
printerinstellingen)
.
• Voor MAC OS 10.5: open Systeemvoorkeuren in de map
Programma’s en klik op Afdrukken en faxen.
3
Klik op
Voeg toe
in de
Printerlijst
.
Voor MAC OS 10.5: klik op het pictogram
+
, waarna een
venster verschijnt.
4
Voor MAC OS 10.3: selecteer het tabblad
USB
.
• Voor MAC OS 10.4: klik op Standaardkiezer en zoek de
USB-verbinding.
• Voor MAC OS 10.5: klik op Standaard en zoek de USB-
verbinding.
5
Selecteer de naam van uw printer.
6
Als de automatische selectiefunctie niet goed werkt, selecteert
u
Dell
bij
Printer Model (Printermodel)
(
Druk af via
) en de
naam
van uw printer
bij
Model Name (Modelnaam)
.(
Model
)
Selecteer als de automatische selectiefunctie niet goed
werkt bij MAC OS 10.5
Selecteer besturingsbestand…
en
de naam van uw printer in
Druk af via
.
De naam van uw apparaat verschijnt in de lijst met
printers en wordt ingesteld als standaardprinter.
7
Klik op
Add (Voeg toe)
.
Uw printer gebruiken met een Macintosh
39
Afdrukken
O
PMERKING
:
Het Macintosh-printereigenschappenvenster in de gebruikershandleiding
verschilt mogelijk van het venster dat u ziet, omdat dit afhankelijk is van
de gebruikte printer. Het printereigenschappenvenster bestaat echter uit
vrijwel dezelfde onderdelen.
U kunt de naam van de printer controleren op de bijgeleverde
cd-rom.
Document afdrukken
Als u afdrukt met een Macintosh, moet u in elke toepassing die u gebruikt
de printersoftware-instelling controleren. Volg de onderstaande stappen
om af te drukken vanaf een Macintosh.
1
Open een Macintosh-toepassing en selecteer het bestand dat u wilt
afdrukken.
2
Open het menu
File
en klik op
Page Setup
(
Document Setup
in
sommige toepassingen).
3
Kies het papierformaat, de afdrukstand, de schaal en andere
opties, en klik op
OK
.
4
Open het menu
File
en klik op
Print
.
5
Kies het gewenste aantal exemplaren en geef aan welke pagina's
u wilt afdrukken.
6
Klik op
Print
als u klaar bent met het instellen van de opties.
Zorg ervoor dat de
printer is geselecteerd.
s
Mac OS 10.5
Afdrukinstellingen wijzigen
U kunt geavanceerde afdrukfuncties gebruiken voor uw printer.
Selecteer
Print
in het menu
File
van uw Macintosh-toepassing.
De printernaam die in het printereigenschappenvenster verschijnt,
is afhankelijk van de gebruikte printer. Behalve de naam, bestaat
het printereigenschappenvenster uit vrijwel dezelfde onderdelen.
O
PMERKING
: De opties kunnen verschillen afhankelijk van de printer
en de versie van het Macintosh-besturingssysteem.
Layout
Op het tabblad
Layout
vindt u opties waarmee u de uiteindelijke afdruk
van het document kunt aanpassen. U kunt verschillende pagina’s op één
vel papier afdrukken. Kies
Layout
in de vervolgkeuzelijst
Presets
om
toegang te krijgen tot de volgende functies.
Pages per Sheet
: Hier kunt u opgeven hoeveel pagina's op één
vel worden afgedrukt. Zie 'Verschillende pagina's afdrukken op
één vel papierr' in de volgende kolom voor meer informatie.
Layout Direction
: U kunt de afdrukrichting selecteren door op
één van de vier voorbeelden in de interface te klikken.
s
Mac OS 10.5
Uw printer gebruiken met een Macintosh
40
Graphics
Op het tabblad
Graphics
vindt u de opties
Quality
en
Color Mode
.
Selecteer
Graphics
in de vervolgkeuzelijst
Presets
om toegang te
krijgen tot de grafische functies.
Quality
: U kunt de afdrukresolutie selecteren. Hoe hoger de
instelling, hoe scherper de tekens en afbeeldingen worden
afgedrukt. Als u een hoge instelling selecteert, kan de afdruk van
het document iets langer duren.
Color Mode
: U kunt de kleuropties instellen. De instelling
Color
geeft gewoonlijk de best mogelijke afdrukkwaliteit voor
documenten in kleur. Als u een kleurendocument in grijstinten wilt
afdrukken, selecteert u
Grayscale
.
Paper
Selecteer in de vervolgkeuzelijst
Paper Type
het type papier dat zich
bevindt in de lade van waaruit u wenst af te drukken. Zo krijgt u de beste
afdrukkwaliteit. Als u een ander type afdrukmateriaal plaatst, selecteert
u het desbetreffende type papier.
s
Mac OS 10.5
s
Mac OS 10.5
Verschillende pagina's afdrukken op één
vel papier
U kunt meer dan één pagina afdrukken op één vel papier. Dit is een
goedkope manier om conceptpagina's af te drukken.
1
Selecteer
Print
in het menu
File
van uw Macintosh-toepassing.
2
Selecteer
Layout
.
3
Selecteer het aantal pagina's dat u op één vel papier wilt afdrukken
via de keuzelijst
Pages per Sheet
.
4
Selecteer de paginavolgorde met de optie
Layout Direction
.
Als u rond elke pagina op het vel een rand wilt afdrukken,
selecteert u de gewenste optie in de keuzelijst
Border
.
5
Klik op
Print
. De printer drukt het geselecteerde aantal pagina's
af op één zijde van elke pagina.
s
Mac OS 10.5
Uw printer gebruiken met een Macintosh
41
Scannen
U kunt documenten inscannen met behulp van
Fotolader
. Macintosh
biedt het programma
Fotolader
.
Scannen met USB
1
Zorg ervoor dat uw apparaat en computer zijn ingeschakeld en op
de juiste wijze met elkaar zijn verbonden.
2
Plaats één document met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat.
OF plaats een of meer documenten met de bedrukte zijde naar
boven in de ADI (of DADI).
3
Start
Programma’s
en klik op
Fotolader
.
Opmerking
: Als het bericht
Er is geen apparaat voor het vastleggen
van afbeeldingen aangesloten
verschijnt, trekt u de USB-kabel uit en
steekt u hem vervolgens weer in. Raadpleeg
Fotolader
als het
probleem aanhoudt.
4
Stel de scanopties in dit programma in.
5
Scan uw afbeelding in en sla ze op.
Opmerking
:
Meer informatie over
Fotolader
vindt u in de helpfunctie van
Fotolader
.
Als u via de DADI wilt scannen, gebruikt u software die compatibel is
met TWAIN.
U kunt ook scannen met behulp van TWAIN-compatibele software,
zoals Adobe
®
Photoshop
®
.
Scanprocessen verschillen afhankelijk van de TWAIN-compatibele
software. Raadpleeg de gebruikershandleiding van de software.
Als u niet kunt scannen in
Fotolader
moet u Mac OS bijwerken naar
de laatste versie.
Fotolader
werkt correct in Mac OS 10.3.9 of hoger
en in Mac OS 10.4.7 of hoger.
42
SOFTWARE
INDEX
A
afdrukken
aan pagina aanpassen
19
boekjes
18
document
11
dubbelzijdig
19
meer pagina's per vel
Macintosh
40
Windows
17
overlay
21
poster
20
schalen
19
vanuit Linux
34
vanuit Macintosh
39
vanuit Windows
11
watermerk
20
afdrukstand, afdrukken
Windows
12
annuleren
scannen
26
B
boekjes afdrukken
18
D
document, afdrukken
Macintosh
39
Windows
11
dubbelzijdig afdrukken
19
E
Extra, tabblad, eigenschappen, instellen
15
F
favorieten, instellingen, gebruik
16
G
geavanceerd afdrukken, gebruik
17
grafische eigenschappen, instellen
14
H
help, gebruik
16
Help, gebruiken
22
I
installatie ongedaan maken
MFP-stuurprogramma
Linux
30
installatie ongedaan maken, software
Macintosh
37
Windows
10
installeren
Linux-software
29
printerstuurprogramma
Macintosh
37
Windows
4
instellen
afbeeldingsmodus
14
contrast
14
favorieten
16
resolutie
Windows
14
tonerspaarstand
14
TrueType
14
L
lay-outeigenschappen, instellen
Macintosh
39
Windows
12
Linux
afdrukken
34
printereigenschappen
33
scannen
35
stuurprogramma, installeren
29
M
Macintosh
afdrukken
39
printer instellen
38
scannen
41
stuurprogramma
installatie ongedaan maken
37
installeren
37
meer pagina's per vel afdrukken
Macintosh
40
Windows
17
MFP-stuurprogramma, installeren
Linux
29
O
overlay
afdrukken
21
maken
21
verwijderen
21
P
papierbron, instellen
Windows
13
papiereigenschappen, instellen
13
papierformaat, instellen
13
poster, afdrukken
18
PostScript-stuurprogramma
installeren
22
printereigenschappen
Linux
34
printereigenschappen, instellen
Macintosh
39
Windows
12, 22
printerresolutie, instellen
Windows
14
printersoftware
installatie ongedaan maken
Macintosh
37
Windows
10
installeren
Macintosh
37
43
Windows
4
printerstuurprogramma, installeren
Linux
29
S
scannen
Linux
35
SmarThru
24
TWAIN
25
WIA-stuurprogramma
26
scannen vanuit Macintosh
41
software
installatie ongedaan maken
Macintosh
37
Windows
10
installeren
Macintosh
37
Windows
4
opnieuw installeren
Windows
9
systeemeisen
Macintosh
37
statusmonitor, gebruik
27
T
tonerspaarstand, instellen
14
TWAIN, scannen
25
W
watermerk
afdrukken
20
bewerken
20
maken
20
verwijderen
20
WIA, scannen
26
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148

Dell 2145cn Multifunction Color Laser Printer Gebruikershandleiding

Categorie
Kopieerapparaten
Type
Gebruikershandleiding