HP Samsung MultiXpress SCX-6555 Laser Multifunction Printer series Handleiding

Type
Handleiding
SCX-6555N-serie
Multifunctionele printer
Gebruikershandleiding
mogelijkheden die tot de verbeelding spreken
Bedankt voor uw aankoop van dit Samsung-product.
1
De functies van uw nieuwe laser MFP
Gefeliciteerd met de aankoop van dit multifunctionele Samsung-product! Met dit apparaat kunt u afdrukken, kopiëren,
scannen en faxen.
Met dit apparaat kunt u:
Speciale functies
Afdrukken met een hoge snelheid en uitstekende kwaliteit
U kunt afdrukken met een resolutie tot 1.200 dpi effectieve
uitvoer. Raadpleeg de sectie Software.
Het apparaat drukt papier van A4-formaat af met een
snelheid van 53 ppm en papier in Letter-formaat met een
snelheid van 55 ppm.
Bij dubbelzijdig afdrukken wordt in A4-formaat en Letter-
formaat afgedrukt met een snelheid van respectievelijk
50 apm en 52 apm.
Veel verschillende soorten afdrukmateriaal verwerken
De multifunctionele lade biedt plaats aan briefhoofden,
enveloppen, etiketten, transparanten, aangepaste
afdrukmaterialen, briefkaarten en zwaar papier. De
multifunctionele lade kan maximaal 100 vel gewoon papier
bevatten.
Lade 1 voor 520 vellen en de optionele lade voor
520 vellen kunnen worden gebruikt voor normaal papier
van diverse afmetingen.
De optionele hoge lade voor 2.100 vellen ondersteunt
gewoon papier in diverse formaten.
Professionele documenten maken
Watermerken afdrukken. U kunt uw documenten voorzien
van een watermerk (bijvoorbeeld "Vertrouwelijk").
Raadpleeg de sectie Software.
Posters afdrukken. De tekst en afbeeldingen op elke
pagina van uw document worden vergroot, en afgedrukt op
afzonderlijke vellen papier die u kunt samenvoegen tot een
poster. Raadpleeg de sectie Software.
U kunt gebruikmaken van voorbedrukte formulieren en
gewoon papier met briefhoofd. Raadpleeg de sectie
Software.
Tijd en geld besparen
U kunt meerdere pagina’s op één vel afdrukken om papier
te besparen.
Dit apparaat bespaart automatisch stroom door het
stroomverbruik aanzienlijk te beperken wanneer het
apparaat niet wordt gebruikt.
Om papier te besparen, kunt u op beide zijden van het
papier afdrukken (dubbelzijdig afdrukken). Raadpleeg de
sectie Software.
Bepaalde functies zijn optioneel. Raadpleeg de secties
met specificaties. (Zie "Specificaties" op pagina 125.")
De capaciteit van uw apparaat uitbreiden
Uw apparaat heeft een extra sleuf om het geheugen uit te
breiden. (Zie "Een DIMM-geheugenmodule installeren" op
pagina 122.")
Via een netwerkinterface kunt u afdrukken in een netwerk.
Uw apparaat wordt geleverd met een ingebouwde
10/100/1000 Base TX-netwerkinterface.
Zoran IPS-emulatie* compatibel met PostScript 3-emulatie*
(PS) maakt PS-afdrukken mogelijk.
.
Afdrukken onder verschillende besturingssystemen
U kunt afdrukken onder verschillende besturingssystemen,
zoals Windows, Linux en Macintosh.
Het apparaat is voorzien van een USB-interface en een
netwerkinterface.
Originelen van diverse formaten kopiëren
U kunt een boekje maken met sequentiële dubbelzijdige
documentproductie.
Er zijn speciale functies beschikbaar voor het verwijderen
van perforatiegaten, nietjesmarkeringen en
krantenachtergronden.
De afdrukkwaliteit en de grootte van de afbeelding kunnen
tegelijkertijd worden aangepast en verbeterd.
De originelen scannen en direct verzenden
Snel bestanden scannen en naar meerdere bestemmingen
versturen via e-mail, SMB, FTP of netwerkscans.
Eenvoudig e-mailadressen invoeren met het toetsenbord
op het aanraakscherm en het gescande origineel direct
verzenden.
In kleur scannen en de juiste compressie voor JPEG-,
TIFF- en PDF-indeling gebruiken.
Een specifiek tijdstip instellen voor het verzenden van een
fax (Optioneel)
U kunt een bepaald tijdstip instellen om een fax te
verzenden en u kunt de fax ook naar meerdere opgeslagen
bestemmingen verzenden.
Na het verzenden kunnen er faxrapporten worden
afgedrukt op basis van uw instellingen.
* Zoran IPS Emulation compatibel met PostScript 3
© Copyright 1995-2005, Zoran Corporation. Alle rechten
voorbehouden. Zoran, het Zoran-logo, IPS/PS3 en OneImage
zijn handelsmerken van Zoran Corporation.
* 136PS3-lettertypen
Bevat UFST en MicroType van Monotype Imaging Inc.
2
Gebruik van een USB-flashgeheugen.
U kunt een USB-geheugenapparaat op verschillende manieren met uw apparaat gebruiken.
•U kunt bijvoorbeeld documenten scannen en opslaan op het geheugenapparaat.
•U kunt rechtstreeks afdrukken vanaf het geheugenapparaat.
•U kunt een back-up maken van gegevens en de back-upbestanden terugzetten in het geheugen van dit apparaat
Functies per model
Het apparaat voorziet in alles wat u nodig hebt voor de verwerking van documenten: van afdrukken en kopiëren tot meer geavanceerde netwerkoplossingen voor
uw bedrijf.
De belangrijkste functies van dit apparaat zijn:
(: aanwezig, O: optioneel, leeg: niet beschikbaar)
Informatie over deze gebruikershandleiding
Deze gebruikershandleiding bevat basisinformatie over het apparaat en biedt tevens gedetailleerde informatie met betrekking tot de verschillende procedures die
doorlopen worden tijdens het gebruik van het apparaat. Zowel beginnende als professionele gebruikers kunnen deze handleiding raadplegen voor het installeren
van en het werken met het apparaat.
Bepaalde termen in deze gebruikershandleiding hebben dezelfde betekenis:
Document is synoniem met origineel.
Papier is synoniem met materiaal of afdrukmateriaal.
De volgende tabel bevat informatie over de conventies die in deze handleiding worden gebruikt.
FUNCTIES SCX-6555N
USB 2.0
USB-geheugen
DADI (dubbelzijdige automatische document Invoer)
Vaste schijf
Netwerkinterface Ethernet 10/100/1000 Base TX bedraad LAN
Dubbelzijdig afdrukken
FAX
O
CONVENTIE OMSCHRIJVING VOORBEELD
Vet Wordt gebruikt voor teksten op het display of daadwerkelijke afdrukken op het
apparaat.
Start
Opmerking Biedt aanvullende informatie of gedetailleerde uitleg over een functie of voorziening
van het apparaat.
De datumnotatie kan verschillen van
land tot land.
Opgepast Biedt gebruikers informatie ter bescherming van het apparaat tegen mogelijke
mechanische schade of defecten.
Raak de groene onderkant van de
tonercassette niet aan.
> Geeft aan in welke volgorde de gebruiker items moet selecteren of op items moet
drukken.
Het volgende voorbeeld betekent: druk op Kopie in het hoofdscherm, druk op het
tabblad Geavanceerd en druk daarna op Klonen.
Kopie > het tabblad Geavanceerd > Klonen
Voetnoot Biedt aanvullende informatie over bepaalde woorden of over een bepaalde zin. a. pagina’s per minuut
(Zie pagina 1 voor meer
informatie)
Verwijst gebruikers naar een referentiepagina met aanvullende informatie. (Zie pagina 1 voor meer informatie)
3
Meer informatie
Meer informatie over de instelling en het gebruik van uw apparaat vindt u in de volgende bronnen. Dit kunnen papieren of online documenten zijn.
Beknopte
installatiehandleiding
Biedt informatie over het instellen van het apparaat. U moet de instructies in de handleiding volgen om het apparaat gebruiksklaar te
maken.
Online
gebruikershandleiding
Stapsgewijze instructies om alle functies van uw apparaat ten volle te benutten, en informatie over het onderhoud van uw apparaat,
de oplossing van eventuele problemen en de installatie van toebehoren.
Deze handleiding bevat ook een sectie Software met informatie over de wijze waarop u documenten kunt afdrukken onder
verschillende besturingssystemen en de manier waarop u de meegeleverde hulpprogramma’s gebruikt.
Hulp bij het
printerstuurprogramma
Biedt ondersteunende informatie over de eigenschappen van het printerstuurprogramma en instructies voor het instellen van
afdrukinstellingen. Klik op Help in het dialoogvenster printereigenschappen om toegang te krijgen tot het helpscherm van het
printerstuurprogramma.
Samsung-website Als u over een internetverbinding beschikt, kunt u hulp, ondersteuning, printerstuurprogramma’s, handleidingen en bestelinformatie
vinden op de website van www.samsungprinter.com.
4
Veiligheidsinformatie
Belangrijke veiligheidssymbolen en voorzorgsmaatregelen
Betekenis van de pictogrammen en symbolen in deze gebruikershandleiding:
Deze waarschuwingssymbolen zijn aanwezig om te voorkomen dat u of anderen gewond raken. Volg deze uitdrukkelijk op. Bewaar
dit gedeelte nadat u het hebt doorgelezen op een veilige plaats, zodat u het later kunt raadplegen.
WAARSCHUWING
Risico’s of onveilige werkwijzen die kunnen leiden tot ernstig persoonlijk letsel of overlijden.
LET OP
Risico’s of onveilige werkwijzen die kunnen leiden tot licht persoonlijk letsel of schade aan eigendommen.
LET OP
Volg deze standaardveiligheidsmaatregelen op om de kans op brand, explosies, elektrische schokken of
persoonlijk letsel te voorkomen wanneer u het apparaat gebruikt
NIET proberen.
NIET demonteren.
NIET aanraken.
Volg de instructies uitdrukkelijk op.
Haal de stekker uit het stopcontact.
Zorg dat het apparaat geaard is om elektrische schokken te voorkomen.
Bel het servicecentrum voor hulp.
1.
Zorg dat u alle instructies gelezen en begrepen hebt.
2.
Gebruik altijd uw gezonde verstand bij het gebruik van elektrische apparaten.
3.
Volg alle aanwijzingen en waarschuwingen op die zich op het product en in de bijbehorende documentatie bevinden.
4.
Als andere gebruiksinstructies deze veiligheidsinstructies lijken tegen te spreken, moet u zich aan deze veiligheidsinstructies houden.
Misschien zijn de andere gebruiksinstructies u niet helemaal duidelijk. Wanneer u er niet uit komt, moet u contact opnemen met uw
leverancier of service center.
5.
Haal de stekker van het apparaat altijd uit het stopcontact en trek ook de telefoonstekker uit het telefoonstopcontact voordat u het apparaat
reinigt. Gebruik geen vloeistoffen of spuitbussen. Gebruik voor het schoonmaken alleen een vochtige doek.
6.
Zet het apparaat niet op een wankel wagentje, onderstel of tafel. Het apparaat kan dan vallen, waardoor het ernstig beschadigd kan raken.
7.
Het apparaat mag nooit op of dichtbij een radiator, kachel, airconditioner of ventilatiekanaal worden geplaatst.
8.
Zet of leg geen voorwerpen op het netsnoer of de telefoonkabel. Zet het apparaat ook niet op een plaats waar de kabels kunnen knikken of
problemen kunnen ontstaan doordat er mensen over de kabels heen lopen.
9.
Sluit niet te veel apparaten op hetzelfde stopcontact of verlengsnoer aan. Dit kan de werking verstoren en verhoogt de kans op brand en
elektrische schokken.
10.
Voorkom dat huisdieren op het netsnoer, de telefoonkabel of de kabel naar de computer bijten.
11.
Steek nooit vreemde voorwerpen door de openingen in de behuizing van het apparaat. Ze kunnen dan in aanraking komen met een
gevaarlijk hoge spanning, met kans op brand of elektrische schokken. Zorg dat er nooit vloeistoffen op of in het apparaat worden gemorst.
12.
Om de kans op elektrische schokken zo klein mogelijk te houden, moet u het apparaat niet uit elkaar halen. Breng het apparaat naar een
gekwalificeerde onderhoudsmonteur wanneer dit gerepareerd moet worden. Als u de behuizing opent of verwijdert, kunt u worden
blootgesteld aan een gevaarlijk hoge spanning en andere gevaren. Wanneer het apparaat niet op de juiste manier in elkaar wordt gezet,
bestaat ook tijdens gebruik kans op elektrische schokken.
5
Verklaring inzake laserveiligheid
De printer is in de Verenigde Staten gecertificeerd als zijnde in overeenstemming met de vereisten van DHHS 21 CFR, hoofdstuk 1,
subhoofdstuk J voor laserproducten van klasse I(1), en is elders gecertificeerd als een laserproduct van klasse I dat voldoet aan de vereisten
van IEC 825.
Laserproducten van klasse I worden niet als gevaarlijk beschouwd. Het lasersysteem en de printer zijn zo ontworpen dat bij normaal gebruik,
onderhoud door de gebruiker of in de instructies voorgeschreven onderhoudssituaties nooit iemand zal worden blootgesteld aan laserstraling
hoger dan klasse I.
Waarschuwing
Gebruik of onderhoud de printer nooit als de beschermkap van de laser/scanner is verwijderd. Hoewel de gereflecteerde laserstraal
onzichtbaar is, kan ze uw ogen beschadigen.
Als u dit apparaat gebruikt, moeten deze elementaire veiligheidsmaatregelen altijd in acht worden genomen om het risico van brand,
elektrische schokken en lichamelijk letsel te beperken:
13. In de volgende gevallen koppelt u het apparaat los van het telefoonstopcontact, de pc en het stopcontact, en laat u controle en
reparatie over aan een goed opgeleide onderhoudsmonteur:
als een deel van het netsnoer of de stekker of connector is beschadigd of gerafeld;
als er vloeistof in het apparaat is gemorst;
als het apparaat is blootgesteld aan regen of water;
als het apparaat niet goed werkt hoewel de instructies goed zijn opgevolgd;
als het apparaat is gevallen of wanneer de behuizing zichtbaar beschadigd is;
als het apparaat plotseling duidelijk anders functioneert.
14. Verander alleen instellingen die in de handleiding worden behandeld. Wijzigen van andere instellingen kan schade tot gevolg
hebben, en een deskundige onderhoudsmonteur kan daarna heel wat tijd nodig hebben om het apparaat weer in orde te maken.
15. Gebruik het apparaat niet tijdens onweer. Er bestaat dan enige kans op elektrische schokken ten gevolge van blikseminslag. Koppel
het apparaat zo mogelijk los van het telefoonstopcontact en het stopcontact, en sluit het pas weer aan als het onweer voorbij is.
16. Gebruik het netsnoer dat bij het apparaat werd geleverd voor een veilige werking. Als u een netsnoer met een lengte van meer dan
twee meter gebruikt voor een apparaat dat op 110 V werkt, moet de draaddikte van het netsnoer minstens 16 AWG
a
zijn.
17. Gebruik alleen een telefoonsnoer met een doorsnede van 26 AWG of hoger.
18. BEWAAR DEZE INSTRUCTIES.
19. Dit apparaat kan alleen worden gebruikt in het land waar u het hebt aangekocht. (Als gevolg van spannings- en
frequentieverschillen, verschillende telecommunicatie-instellingen, enz.)
a. AWG: American Wire Gauge
6
Ozonveiligheid
Tijdens normale werking produceert dit apparaat ozon. De geproduceerde ozon vormt geen gevaar voor de gebruiker. Wij raden echter aan
het apparaat op te stellen in een goed geventileerde ruimte.
Voor meer informatie over ozon kunt u contact opnemen met een Samsung-verkoper in uw buurt.
State of California Proposition 65 Warning (US Only)
Recycling
Recycle de verpakkingsmaterialen van dit product of voer ze op een milieuvriendelijke wijze af.
Correcte verwijdering van dit product (elektrische & elektronische afvalapparatuur)
Dit merkteken op het product of het bijbehorende informatiemateriaal duidt erop dat het niet met ander huishoudelijk afval verwijderd moet
worden aan het einde van zijn gebruiksduur. Om mogelijke schade aan het milieu of de menselijke gezondheid door ongecontroleerde
afvalverwijdering te voorkomen, moet u dit product van andere soorten afval scheiden en op een verantwoorde manier recyclen, zodat het
duurzame hergebruik van materiaalbronnen wordt bevorderd.
Huishoudelijke gebruikers moeten contact opnemen met de winkel waar ze dit product hebben gekocht of met de gemeente waar ze wonen
om te vernemen waar en hoe ze dit product milieuvriendelijk kunnen laten recyclen.
Zakelijke gebruikers moeten contact opnemen met hun leverancier en de algemene voorwaarden van de koopovereenkomsten nalezen. Dit
product moet niet worden gemengd met ander bedrijfsafval voor verwijdering.
Correcte behandeling van een gebruikte accu uit dit product
(Van toepassing op de Europese Unie en andere Europese landen met afzonderlijke inzamelingssystemen
voor accu's en batterijen.)
Dit merkteken op de accu, handleiding of verpakking geeft aan dat de accu in dit product aan het einde van de levensduur niet samen met
ander huishoudelijk afval mag worden weggegooid. De chemische symbolen Hg, Cd of Pb geven aan dat het kwik-, cadmium- of loodgehalte
in de accu hoger is dan de referentieniveaus in de Richtlijn 2006/66/EC. Indien de gebruikte accu niet op de juiste wijze wordt behandeld,
kunnen deze stoffen schadelijk zijn voor de gezondheid van mensen of het milieu.
Ter bescherming van de natuurlijke hulpbronnen en ter bevordering van het hergebruik van materialen, verzoeken wij u afgedankte accu's en
batterijen te scheiden van andere soorten afval en voor recycling aan te bieden bij het gratis inzamelingssysteem voor accu's en batterijen in
uw omgeving.
7
Radiofrequentiestraling
FCC-voorschriften
Uit tests is gebleken dat dit apparaat voldoet aan de beperkingen voor een digitaal apparaat van klasse A conform artikel 15 van de FCC-
voorschriften. Deze beperkingen zijn bedoeld om een redelijke bescherming te bieden tegen schadelijke interferentie binnenshuis. Dit
apparaat genereert, gebruikt en straalt mogelijk radiofrequentie-energie uit en kan, indien het niet overeenkomstig de aanwijzingen wordt
geïnstalleerd en gebruikt, schadelijke interferentie voor radiocommunicatie veroorzaken. Er kan echter niet worden gegarandeerd dat er bij
een specifieke installatie geen interferentie zal plaatsvinden. Als dit apparaat schadelijke interferentie voor radio- of tv-ontvangst veroorzaakt,
wat u kunt controleren door het apparaat in en uit te schakelen, kunt u de interferentie trachten te elimineren door een of meer van de
volgende stappen te ondernemen:
Draai of verplaats de ontvangstantenne.
Vergroot de afstand tussen het apparaat en de ontvanger.
Sluit het apparaat aan op een stopcontact in een andere stroomkring dan deze waarop de ontvanger is aangesloten.
Raadpleeg de verkoper of een ervaren radio-/tv-technicus.
Canadese regelgeving inzake radio-interferentie
Dit digitale apparaat overschrijdt niet de beperkingen van Klasse A voor radioruisemissies van digitale apparaten zoals beschreven in de norm
inzake interferentie veroorzakende apparaten met de titel 'Digital Apparatus', ICES-003 van Industry and Science Canada.
Cet appareil numérique respecte les limites de bruits radioélectriques applicables aux appareils numériques de Classe A prescrites dans la
norme sur le matériel brouilleur : « Appareils Numériques », ICES-003 édictée par l’Industrie et Sciences Canada.
Fax-identificatie
In verschillende landen is het wettelijk verboden om met een computer of ander elektronisch apparaat faxberichten te verzenden die niet zijn
voorzien van een duidelijke strook met de volgende informatie, aan de onderkant of bovenkant van iedere verzonden pagina of op de eerste
pagina:
(1) verzenddatum en -tijd
(2) naam van de verzender (bedrijf, bedrijfsonderdeel of persoon); en
(3) faxnummer van de verzender (apparaat, bedrijf, bedrijfsonderdeel of persoon).
Uw telefoonbedrijf kan wijzigingen aanbrengen in communicatiefaciliteiten, gebruik van apparatuur en procedures wanneer dit redelijkerwijs
noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering, mits dit niet indruist tegen de regels en voorschriften (VS: FCC Deel 68). Als van zulke wijzigingen
redelijkerwijs kan worden verwacht dat ze tot gevolg zullen hebben dat bepaalde telefoonrandapparatuur niet meer compatibel is met de
communicatiemiddelen van het telefoonbedrijf, of dat wijzigingen of modificaties van deze randapparatuur nodig zijn, of op enige andere wijze
daadwerkelijke gevolgen hebben voor het gebruik of de prestaties van de randapparaten, moet de klant hiervan op adequate wijze schriftelijk
op de hoogte worden gesteld, zodat de klant de gelegenheid heeft om maatregelen te nemen waardoor de telefoonaansluiting in bedrijf kan
blijven.
Aansluitfactor (REN, Ringer Equivalence Number)
Afhankelijk van het land van aanschaf kan achter of onder op het apparaat een sticker zitten met de aansluitfactor (VS: Ringer Equivalence
Number) en het toelatingsnummer of registratienummer (VS: FCC Registration Number) van het apparaat. In sommige landen (zoals de VS)
moet deze informatie aan het telefoonbedrijf worden verstrekt.
De aansluitfactor is een getal dat aangeeft hoe zwaar een apparaat de telefoonlijn belast. Hiermee kunt u bepalen hoeveel apparaten u op
dezelfde lijn kunt aansluiten voordat deze wordt “overbelast”. Als u te veel apparaten op dezelfde lijn aansluit, ontstaan er problemen met zelf
bellen en beantwoorden van inkomende oproepen. Een veel voorkomend probleem is dat de apparaten niet meer overgaan. Het totaal van de
aansluitfactoren van alle op dezelfde telefoonlijn aangesloten apparaten mag niet meer dan 5 bedragen om zeker te zijn dat het telefoonbedrijf
in staat is om de diverse diensten ter beschikking te stellen. In een enkel geval is een totaal van 5 te hoog (afhankelijk van telefoonbedrijf en/
of centrale). Als een aangesloten telefoonapparaaat niet goed werkt, moet u het onmiddellijk loskoppelen van de telefoonlijn aangezien het
schade kan toebrengen aan het telefoonnet.
Wijzigingen of aanpassingen die niet uitdrukkelijk zijn goedgekeurd door de fabrikant die verantwoordelijk is voor de naleving van de
toepasselijke voorschriften, kunnen ertoe leiden dat de gebruiker niet langer de toestemming heeft om het apparaat te gebruiken.
8
Verder moet u het volgende weten:
Het apparaat is niet ontworpen voor aansluiting op een digitale bedrijfscentrale.
Als u het apparaat wilt aansluiten op een telefonlijn waarop ook een computerfax/modem is aangesloten, is het mogelijk dat alle op de lijn
aangesloten apparaten problemen ondervinden met verzenden of ontvangen. We raden u aan, behalve een normaal telefoontoestel, geen
andere apparaten aan te sluiten op de lijn waar het apparaat op is aangesloten.
Als u zich in een gebied bevindt waar veel onweer voorkomt of regelmatig spanningspieken optreden in het lichtnet, raden we u aan om
zowel voor het lichtnet als de telefoonlijn een piekspanningsbeveiliging te installeren. Piekspanningsbeveiligingen kunt u aanschaffen bij
uw dealer of bij een elektronica speciaalzaak.
Wanneer u een alarmnummer in het apparaat programmeert en/of een alarmnummer draait om te testen of alles goed werkt, bel dan eerst
het normale nummer (dus niet het alarmnummer) van de alarmdienst om de dienst van de test op de hoogte te stellen. De dienst kan u dan
meteen inlichten over de testprocedure die u kunt volgen.
Dit apparaat mag niet worden aangesloten op een muntautomaat of een lijn die wordt gebruikt voor telefonisch vergaderen.
Dit apparaat heeft een magnetische koppeling voor gehoorapparaten.
U kunt het apparaat veilig op een telefoonnet aansluiten via een standaard modulaire connector, USOC RJ-11C.
Stekker van het netsnoer vervangen (alleen voor UK)
Belangrijk
Het netsnoer van dit apparaat is voorzien van een standaardstekker (BS 1363) van 13 ampère en een zekering van 13 ampère. Wanneer u de
zekering vervangt, moet u een geschikt type van 13 ampère gebruiken. Nadat u de zekering hebt gecontroleerd of vervangen, moet u de
afdekkap van de zekering weer sluiten. Als u de afdekkap van de zekering kwijt bent, mag u de stekker niet gebruiken totdat u er een nieuwe
afdekkap op hebt gezet.
Neem contact op met de leverancier bij wie u het apparaat hebt gekocht.
De 13 ampère stekker is het meest voorkomende type in de UK en kan in de meeste gevallen worden gebruikt. Sommige (meest oudere)
gebouwen hebben echter geen normale 13 ampère stopcontacten. Als u het apparaat op een ouder stopcontact wilt aansluiten, moet u een
geschikt verloopstuk (adapter) kopen. Verwijder nooit de aangegoten stekker van het netsnoer.
Belangrijke waarschuwing:
dit apparaat moet worden aangesloten op een geaard stopcontact.
De aders van het netnoer hebben de volgende kleurcodering:
groen en geel: aarde
blauw: neutraal
•bruin: fase
Ga als volgt te werk als de kleuren van de aders in het netsnoer niet gelijk zijn aan die van de stekker.
Sluit de groen/gele aardedraad aan op de pool die is gemarkeerd met de letter “E”, het aarde-symbool, de kleuren groen/geel of de kleur
groen.
Sluit de blauwe draad aan op de pool die is gemarkeerd met de letter “N” of de kleur zwart.
Sluit de bruine draad aan op de pool die is gemarkeerd met de letter “L” of de kleur rood.
Ergens in de stroomkring moet een zekering van 13 Ampère zijn aangebracht: in de stekker, in de adapter of in de meterkast.
Volgens de voorschriften van de FCC (Federal Communication Commission) kunnen wijzigingen of modificaties aan dit aparaat die niet
uitdrukkelijk zijn goedgekeurd door de fabrikant (die er zorg voor dient te dragen dat het apparaat aan de normen voldoet) ertoe leiden
dat het de gebruiker niet langer is toegestaan om het apparaat te gebruiken. Wanneer randapparatuur schade aan het telefoonnet
veroorzaakt, moet het telefoonbedrijf de klant ervan op de hoogte stellen dat de dienst kan worden onderbroken. Wanneer het echter in
de praktijk niet mogelijk is om de klant vooraf in te lichten, kan het telefoonbedrijf de dienstverlening eerder onderbreken, onder
voorwaarde dat het:
a) de klant zo snel mogelijk inlicht;
b) de klant de gelegenheid geeft om het probleem met de randapparatuur op te heffen;
c) de klant erop wijst dat deze het recht heeft om een klacht in te dienen bij de Federal Communication Commission volgens de
procedures uiteengezet in “FCC Rules and Regulations Subpart E of Part 68”.
Als u ondanks het bovenstaande toch de aangegoten stekker verwijdert, gooi deze dan onmiddellijk in de vuilnisbak.
U kunt de stekker niet opnieuw bedraden, en wanneer iemand hem in een passend stopcontact doet, bestaat er groot gevaar
voor elektrische schokken.
9
Verklaring van overeenstemming (Europese landen)
Goedkeuringen en certificeringen
De CE-markering op dit product verwijst naar de verklaring van overeenstemming van Samsung Electronics Co., Ltd. met de volgende
toepasselijke 93/68/EEG-richtlijnen van de Europese Unie per de aangegeven datums:
De conformiteitsverklaring vindt u op www.samsung.com/printer. Daar klikt u op Support > Download center en voert u de printernaam in.
1 januari 1995: Richtlijn 2006/95/EG van de Raad betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke voorschriften van de lidstaten
inzake elektrisch materiaal bestemd voor gebruik binnen bepaalde spanningsgrenzen (laagspanningsrichtlijn).
1 januari 1996: Richtlijn 2004/108/EG van de Raad (92/31/EEG) betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten
inzake elektromagnetische compatibiliteit.
9 maart 1999: Richtlijn 1999/5/EG van de Raad betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur en de wederzijdse
erkenning van hun conformiteit. U kunt bij uw vertegenwoordiger van Samsung Electronics Co., Ltd. een volledige verklaring krijgen waarin de
relevante richtlijnen en de normen waarnaar wordt verwezen zijn gedefinieerd.
EC certificering
Richtlijn 1999/5/EC certificering inzake radioapparatuur en telecommunicatie randapparatuur (FAX)
Dit Samsung product is door Samsung gecertificeerd voor aansluiting als individueel randapparaat op analoge openbare netwerken volgens
richtlijn 1999/5/EC. Het product is ontworpen om te werken met de nationale PSTN's en compatibele PBX's van de Europese landen:
Bij problemen adviseren wij u in eerste instantie contact op te nemen met Euro QA Lab of Samsung Electronics Co., Ltd.
Het product is getest op basis van TBR21. Als hulp bij het gebruik en de toepassing van eindapparatuur die in overeenstemming is met deze
norm, heeft ETSI, het Europees instituut voor telecommunicatienormen, een adviesdocument (EG 201 121) uitgegeven dat opmerkingen en
aanvullende vereisten bevat om de netwerkcompatibiliteit van TBR21-terminals te garanderen. Bij de ontwikkeling is rekening gehouden met
de in dit document genoemde adviezen en het product voldoet daar volledig aan.
10
Inhoud
1 De functies van uw nieuwe laser MFP
4 Veiligheidsinformatie
INLEIDING
16
16 Voorkant
16 Achterkant
18 Aanraakscherm
18 De knop Machine Setup
18 De knop Job Status
19 De knop Power Saver
19 De knop Interrupt
20 Hoofdscherm
21 De knop Job Status
22 Printerstuurprogramma
AAN DE SLAG
23
23 De hardware installeren
23 Het netwerk installeren
23 Ondersteunde besturingssystemen
24 Het netwerkprotocol configureren via het apparaat
24 Systeemvereisten
24 Windows
25 Macintosh
25 Linux
25 De software installeren
26 Basisinstellingen van het apparaat
26 Hoogteaanpassing
27 Alleen voor China
27 Het verificatiewachtwoord instellen
27 De datum en tijd instellen
27 De taal op het display wijzigen
27 Time-out van taken instellen
27 De energiebesparingsfunctie gebruiken
28 De standaardlade en het papier instellen
28 De standaardinstellingen wijzigen
28 Werken met het SetIP programma
29 Informatie over het toetsenbord
ORIGINELEN EN AFDRUKMATERIAAL PLAATSEN
30
30 Originelen plaatsen
30 Op de glasplaat van de scanner
30 In de DADI
31 Afdrukmedia selecteren
32 Specificaties van afdrukmateriaal
33 Formaten van afdrukmaterialen die in elke modus worden ondersteund
33 Richtlijnen voor speciale afdrukmaterialen
34 Het formaat van het papier in de papierlade wijzigen
35 Papier plaatsen
35 Papier laden in lade 1, een optionele lade of een optionele
documentinvoer met hoge capaciteit
36 In de multifunctionele lade
37 Papierformaat en -soort instellen
KOPIËREN
38
38 Informatie over het scherm Kopiëren
38 Het tabblad Basis
38 Het tabblad Geavanceerd
39 Het tabblad Afbeelding
39 Originelen kopiëren
39 De instellingen per kopie wijzigen
39 Het formaat van de originelen wijzigen
Inhoud
11
Inhoud
40 Kopieën vergroten of verkleinen
40 Dubbelzijdig kopiëren (Duplex)
41 De kenmerken van het gekopieerde resultaat bepalen (Gesorteerd /
Geniet)
41 Het type origineel selecteren
41 De tonerdichtheid wijzigen
41 Speciale kopieerfuncties gebruiken
41 Meerdere taken samenvoegen tot een kopie
42 ID-kaart kopiëren
42 Id-kaart handmatig kopiëren
43 2 of 4 pagina’s per vel kopiëren (N-up)
43 Poster kopiëren
43 Klonen
44 Boeken kopiëren
44 Boekjes kopiëren
44 Voorblad kopiëren
44 Transparanten kopiëren
45 Achtergrondafbeeldingen wissen
45 Marges verschuiven
SCANNEN
46
46 Beginselen van scannen
46 Informatie over het scherm Scan
47 Het tabblad Basis
47 Het tabblad Geavanceerd
48 Het tabblad Afbeelding
48 Het tabblad Uitvoer
48 Originelen scannen en per e-mail verzenden (Scan nr e-mail)
48 Een gescand origineel naar verschillende bestemmingen verzenden als
e-mailbijlage
49 Meerdere documenten scannen en deze in een e-mailbericht verzenden
49 Een e-mailaccount instellen
49 E-mailadressen opslaan
50 E-mailadressen invoeren met het adresboek
50 E-mailadressen invoeren met het toetsenbord
50 Originelen scannen en via Samsung Netwerkscanbeheer verzenden
(NetScan)
50 Scannen via het netwerk voorbereiden
51 Scannen en verzenden via NetScan
51 Originelen scannen en via SMB/FTP (Scannen naar server) verzenden
51 Scannen naar SMB/FTP voorbereiden
51 Scannen en verzenden naar een SMB-/FTP-server
51 Meerdere documenten scannen en deze in een keer naar een of meer
SMB/FTP-servers sturen
52 De instellingen van de scanfunctie wijzigen
52 Dubbelzijdig
52 Resolutie
52 Formaat van origineel
53 Type origineel
53 Kleurmodus
53 Tonersterkte
53 Achtergrond wissen
53 Scan naar rand
53 Kwalit.
54 Bestandsindeling
54 PDF-codering
54 Voorinstelling scan
12
Inhoud
EENVOUDIGE AFDRUKTAKEN
55
55 Een document afdrukken
55 Een afdruktaak annuleren
FAXEN (OPTIONEEL)
56
56 Het faxen voorbereiden
56 Informatie over het faxscherm
56 Het tabblad Basis
57 Het tabblad Geavanceerd
57 Het tabblad Afbeelding
57 Een fax verzenden
57 Faxhoofd instellen
57 Een fax verzenden
58 Handmatig een fax verzenden (On Hook Dial)
58 Automatisch opnieuw zenden
58 Het laatste nummer opnieuw kiezen
58 Uitgestelde faxverzending
59 Een fax verzenden met een hoge prioriteit
59 Meerdere faxen verzenden in een verzending
59 Een fax ontvangen
59 De ontvangstmodus wijzigen
59 Handmatig ontvangen in de telefoonmodus
59 Automatisch ontvangen in de modus antwoordapparaat/fax
60 Handmatig faxen ontvangen via een intern telefoontoestel
60 Ontvangen in veilige ontvangstmodus
60 Faxen ontvangen in het geheugen
60 De documentinstellingen aanpassen
60 Dubbelzijdig
60 Resolutie
60 Type origineel
61 Tonersterkte
61 Achtergrond wissen
61 Kleurmodus
61 Een faxtelefoonboek instellen
61 Afzonderlijke faxnummers opslaan (Snelkiesnummer)
61 Groepsfaxnummers opslaan (Groepsnummer)
62 Een faxtelefoonboek instellen met SyncThru Web Service
62 De pollingoptie gebruiken
62 Originelen opslaan voor polling
62 Het pollingdocument afdrukken (verwijderen)
63 Een fax opvragen vanaf een ander faxapparaat
63 Een rapport afdrukken na het verzenden van een fax
63 Faxen verzenden tijdens daluren
63 Documenten toevoegen aan een uitgestelde faxtaak
64 Een ontvangen fax doorsturen naar een andere bestemming
64 Een verzonden fax per fax doorsturen naar een andere bestemming
64 Een ontvangen fax per fax doorsturen naar een andere bestemming
64 Een verzonden fax per e-mail doorsturen naar een andere bestemming
64 Een ontvangen fax per e-mail doorsturen naar een andere bestemming
64 Een verzonden fax via een server doorsturen naar een andere
bestemming
65 Een ontvangen fax via een server doorsturen naar een andere
bestemming
65 De faxtoon voor einde faxontvangst instellen
13
Inhoud
USB-GEHEUGENAPPARAAT GEBRUIKEN
66
66 Over USB-geheugen
66 Informatie over het USB-scherm
66 Een USB-geheugenapparaat aansluiten
67 Scannen naar een USB-geheugenapparaat
67 Scannen
67 Scannen naar USB
67 Het tabblad Basis
67 Het tabblad Geavanceerd
68 Het tabblad Afbeelding
68 Het tabblad Uitvoer
68 De instellingen van de scanfunctie wijzigen
68 Dubbelzijdig
68 Resolutie
68 Formaat van origineel
69 Type origineel
69 Kleurmodus
69 Tonersterkte
69 Achtergrond wissen
69 Scan naar rand
69 Kwalit.
69 Voorinstelling scan
70 Bestandsindeling
70 Best.beleid
70 Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat
70 Een document afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat:
DOCUMENTVAK GEBRUIKEN
71
71 Informatie over Documentvak
71 Het scherm Documentvak
71 Scherm Documentvak
72 Scherm Vak toevoegen
72 Scherm Vak bewerken
72 Scherm met documentenlijst
72 Documenten opslaan in Documentvak
72 Documenten in een documentvak opslaan
73 Documenten opslaan tijdens het kopieren, scannen of faxen
DE STANDARD WORKFLOW GEBRUIKEN
74
74 Informatie over Standard Workflow
74 Het scherm Standard Workflow
74 Workflowscherm
75 Scherm Workform maken
76 Diverse bewerkingen die u met werkformulieren kunt uitvoeren
76 Scannen naar meerdere bestemmingen
76 Faxen doorsturen
76 Automatisch omleiden
76 Uitgesteld starten
76 Melding
76 Goedkeuring
DE STATUS VAN HET APPARAAT EN GEAVANCEERDE
INSTELLINGEN
77
77 Machine Setup
77 Het scherm Apparaatstatus
78 Het scherm Beheerinstelling
78 De status van het apparaat controleren
78 Algemene instellingen
80 Kopieerinstellingen
81 Fax instellen
82 Netwerkinstallatie
82 Beveiliging
14
Inhoud
83 Toegangsbeheer
84 Gebruikersverificatiemethode
84 Lokaal gemachtigde gebruikers registreren
84 Geverifieerde netwerkgebruikers registreren
85 Netwerkverificatie via Kerberos inschakelen
85 Netwerkverificatie via SMB inschakelen
85 Netwerkverificatie via LDAP inschakelen
85 Accountingmethode voor gebruikers
86 Log
86 Wachtwoord van beheerder wijzigen
86 Optionele service
87 Beheer van documentenvak
87 Standaard workflowbeheer
87 Een rapport afdrukken
ONDERHOUD
90
90 Een rapport over het apparaat afdrukken
90 De levensduur van de verbruiksartikelen controleren
90 Het serienummer zoeken
90 Melding verzenden voor het bestellen van een nieuwe beeldeenheid
90 Melding verzenden voor het bijbestellen van toner
90 Opgeslagen documenten controleren
91 Uw apparaat reinigen
91 De buitenkant reinigen
91 Binnenkant reinigen
91 De transfereenheid reinigen
91 Scannereenheid reinigen
92 De cassette onderhouden
92 Opslag van cassettes
92 Verwachte levensduur van de cassette
92 De tonercassette vervangen
93 De beeldeenheid onderhouden
93 Verwachte levensduur van de cassette
93 De beeldeenheid vervangen
95 Te onderhouden onderdelen
95 Uw apparaat vanop de website beheren
95 Om toegang te krijgen tot SyncThru™ Web Service
PROBLEMEN OPLOSSEN
96
96 Tips om papierstoringen te vermijden
96 Vastgelopen papier verwijderen
97 Papierinvoer- en -uitvoerstoringen
97 Papierstoring bij de roller
98 Vastgelopen papier verwijderen
98 In lade 1
99 In de optionele lade
100 In de optionele documentinvoer met hoge capaciteit
102 In de multifunctionele lade
102 In het fusergebied of rondom de tonercassette
102 In het papieruitvoergebied
103 Rond de duplex-eenheid
103 In de stapeleenheid (afwerkeenheid)
105 Verklaring van berichten op het display
108 Andere problemen oplossen
108 Probleem met het aanraakscherm
108 Problemen met papierinvoer
109 Afdrukproblemen
111 Problemen met de afdrukkwaliteit
113 Problemen met kopiëren
114 Problemen met scannen
15
Inhoud
114 Problemen met netwerkscans
115 Problemen met faxen
115 Algemene PostScript-problemen
116 Algemene Windows-problemen
117 Algemene Linux-problemen
119 Veel voorkomende Macintosh-problemen
VERBRUIKSARTIKELEN EN ACCESSOIRES BESTELLEN
120
120 Verbruiksartikelen
120 Accessoires
121 Aanschafmogelijkheden
ACCESSOIRES INSTALLEREN
122
122 Voorzorgsmaatregelen die u in acht moet nemen bij de installatie van
accessoires
122 Een DIMM-geheugenmodule installeren
122 Een geheugenmodule installeren
123 Het toegevoegde geheugen in de PS-printereigenschappen activeren
123 De nieteenheid vervangen
124 De faxfunctie inschakelen na het installeren van de faxoptiekit
SPECIFICATIES
125
125 Algemene specificaties
125 Specificaties van de printer
126 Specificaties van het kopieerapparaat
126 Specificaties van de scanner
126 Specificaties voor faxen (optioneel)
VERKLARENDE WOORDENLIJST
128
INDEX
132
16 _Inleiding
inleiding
Hieronder ziet u waar de belangrijkste onderdelen van het apparaat zich bevinden:
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Overzicht van de printer
Overzicht van het bedieningspaneel
Het aanraakscherm en handige knoppen
Informatie over Status-LED
Menuoverzicht
Meegeleverde software
Eigenschappen van het printerstuurprogramma
z
Overzicht van de printer
Voorkant
Achterkant
1
DADI-breedtegeleiders voor
documenten
11
Zijklep
2
DADI-klep
12
Multifunctionele lade
3
Steun voor papieruitvoer
13
Voorklep
4
Lade 1
14
Extensie voor
multifunctionele lade
5
Optionele lade
a
15
Multifunctionele lade met
geleiders
6
Onderstel
a
16
Vergrendelingsschakelaar
scanner
7
DADI-invoerlade
17
Glasplaat van de scanner
8
DADI-uitvoerlade
18
Tonercassette
9
Scannerdeksel
19
Beeldeenheid
10
Bedieningspaneel
a.Met het symbool
a
worden optionele apparaten aangeduid.
1
Uitgang voor intern
telefoontoestel (EXT)
a
a.Met het symbool
a
worden optionele apparaten aangeduid.
7
USB-geheugenpoort
2
Uitgang voor intern
telefoontoestel (LINE)
a
8
Stroomschakelaar
3 USB-poort 9 Aansluiting netsnoer
4
Netwerkpoort
10
Uitvoerlade van
afwerkmodule
(stapel- & nieteenheid)
a
5
Dummy voor FDI (Foreign
Device Interface
a
)
11
Klep van afwerkeenheid
(stapel- & nieteenheid)
a
6
15-pins aansluiting van
afwerkmodule (stapel- &
nieteenheid)
a
Afwerkeenheid (stapel- &
nieteenheid)
a
Inleiding_17
Overzicht van het bedieningspaneel
1
Machine Setup
Hiermee gaat u naar de
apparaatinstellingen en de geavanceerde
instellingen. (Zie "Machine Setup" op
pagina 77.")
2
Job Status
Hier worden de actieve taken, taken in de
wachtrij of voltooide taken weergegeven.
3
Status
Hier wordt de status van het apparaat
weergegeven. (Zie "Informatie over
Status-LED" op pagina 19.")
4
Weergavescherm
Hier worden de status van het apparaat
en eventuele aanwijzingen tijdens een
taak weergegeven. U kunt de menu’s
eenvoudig instellen via het
aanraakscherm.
5
Cijfertoetsen
Hiermee kiest u faxnummers en voert u
waarden in voor het aantal exemplaren
van een document of andere opties.
6
Clear
Hiermee verwijdert u tekens uit het
bewerkingsgebied.
7
Redial/Pause
Hiermee kiest u het laatste nummer
opnieuw in stand-bymodus of neemt u
een pauze op in een faxnummer in de
bewerkingsmodus.
8
On Hook Dial
Hiermee opent u de telefoonlijn.
9
Interrupt
Hiermee onderbreekt u een taak die
wordt uitgevoerd, om een urgente
kopieertaak uit te voeren.
10
Clear All
Hiermee zet u de huidige instellingen
terug op de standaardwaarden.
11
Power Saver
Hiermee zet u het apparaat in de
energiebesparingsmodus. (Zie "De
energiebesparingsfunctie gebruiken" op
pagina 27.")
12
Stop
Hiermee onderbreekt u een taak die
wordt uitgevoerd. Er verschijnt een
pop-upvenster op het scherm waarin de
huidige taak wordt weergegeven zodat de
gebruiker deze kan stoppen of
voortzetten.
13
Start
Hiermee start u een taak.
Het kan zijn dat de afbeeldingen in deze gebruikershandleiding
niet geheel overeenkomen met uw apparaat. Dit is afhankelijk van
de opties en het model.
Gebruik alleen uw vingers op het aanraakscherm. U kunt het
scherm beschadigen als u een scherpe pen of iets anders
gebruikt.
18 _Inleiding
Het aanraakscherm en handige knoppen
Aanraakscherm
Met het aanraakscherm kan het apparaat op gebruiksvriendelijke wijze
worden bediend. Wanneer u op het home-pictogram ( ) drukt op het
scherm, wordt het hoofdscherm weergegeven.
•: Hiermee opent u de Help. Hier vindt u uitleg over de
verschillende functies.
Kopie: Hiermee opent u het menu Kopie.
Fax: Hiermee opent u het menu Fax. (Optioneel)
Scan: Hiermee opent u het menu Scan nr e-mail, NetScan,
Scannen naar server.
Opgeslagen doc.: Hiermee opent u het menu Opgeslagen doc.
(Zie "Opgeslagen documenten controleren" op pagina 90.")
USB: Wanneer USB-geheugen in de USB-geheugenpoort van uw
apparaat wordt geplaatst, wordt het USB-pictogram op het scherm
weergegeven.
Afmelden: Hiermee meldt u de account af die momenteel is
aangemeld.
Tonerinfo: Hiermee geeft u de hoeveelheid gebruikte toner weer.
Helderheid LCD: Hiermee past u de helderheid van het
aanraakscherm aan.
: Om de taal die op het scherm verschijnt te wijzigen.
USB: helpt u bij het verwijderen van USB-geheugenapparaten
uit het apparaat. Volg de aanwijzingen op het LCD-scherm. Dit
pictogram wordt alleen weergegeven als u een USB-
geheugenmodule aansluit.
De knop Machine Setup
Wanneer u op deze knop drukt, kunt u de huidige apparaatinstellingen
controleren of waarden aanpassen. (Zie "Machine Setup" op pagina 77.")
•: Met deze knop kunt u rechtstreeks naar het menu Kopie,
Fax, Scan, Opgeslagen doc. gaan.
Apparaatstatus: Hier wordt de huidige status van het apparaat
weergegeven.
Beheerinstelling: Hiermee kan een beheerder het apparaat
instellen.
Ladebeheer: Geeft de geïnstalleerde laden en hun status weer. U
kunt ook de papierinstellingen voor elke lade wijzigen.
Rapport Gebruikspagina’s: U kunt een rapport afdrukken over het
aantal afdrukken op basis van het papierformaat en de papiersoort.
De knop Job Status
Wanneer u op deze knop drukt, worden de lijsten met actieve taken, taken
in de wachtrij en voltooide taken weergegeven.
Het tabblad Huidige taak: Hier vindt u de lijsten met taken die
worden uitgevoerd en in de wachtrij staan.
Het tabblad Taak voltooid: Hier vindt u de lijst met voltooide taken.
Het tabblad Actief bericht: Hier worden codes weergegeven van
fouten die zijn opgetreden.
nr.: Hier wordt de volgorde van de taken weergegeven. De taak met
nummer 001 wordt momenteel uitgevoerd.
Taaknaam: Hier worden taakgegevens weergegeven zoals de naam
en het type.
Status: Hier wordt de huidige status van elke taak weergegeven.
Gebruiker: Hier wordt de gebruikersnaam weergegeven,
hoofdzakelijk de computernaam.
Type taak: Hier worden details van de actieve taak weergegeven,
zoals het taaktype, het telefoonnummer van de ontvanger en andere
gegevens.
Verwijd.: Hiermee verwijdert u de geselecteerde taak uit de lijst.
All. verw: Hiermee verwijdert u alle taken uit de lijst.
Detail: Hier worden gedetailleerde gegevens weergegeven over de
geselecteerde optie in de lijst Actief bericht.
Sluiten: Hiermee sluit u het taakstatusvenster en schakelt u over
naar de vorige weergave.
De pictogrammen op het scherm, zoals
Fax
, kunnen grijs worden
weergegeven, afhankelijk van de vraag of de optionele kit of bepaalde
programma’s zijn geïnstalleerd op het apparaat.
Druk op de rechterpijl op het scherm als u de weergave wilt
verschuiven en de andere beschikbare pictogrammen wilt weergeven.
Inleiding_19
De knop Power Saver
Wanneer het apparaat niet wordt gebruikt, bespaart u elektriciteit met de
beschikbare energiebesparingsmodus. Wanneer u op deze knop drukt,
wordt het apparaat in energiebesparingsmodus gezet. (Zie "De
energiebesparingsfunctie gebruiken" op pagina 27.")
Als u gedurende meer dan twee seconden op deze knop drukt, verschijnt er
een venster met het verzoek het apparaat uit te schakelen. Als u Ja, kiest,
wordt het apparaat uitgeschakeld. Deze knop kan ook worden gebruikt om
het apparaat in te schakelen.
De knop Interrupt
Wanneer u op deze knop drukt, wordt het apparaat in de
onderbrekingsmodus gezet zodat een afdruktaak wordt onderbroken voor
een urgente kopieertaak. Wanneer de urgente kopieertaak is voltooid, wordt
de voorgaande afdruktaak voortgezet.
Informatie over Status-LED
Wanneer het probleem optreedt, geeft de Status-LED de status van het
apparaat aan door middel van kleuren.
STATUS OMSCHRIJVING
Uit Het apparaat staat niet in de
energiebesparingsmodus.
Blauw Aan Het apparaat staat in de lage
energiebesparingsmodus.
Knipperen Het apparaat staat in de
energiebesparingsmodus.
STATUS OMSCHRIJVING
Uit Het apparaat staat niet in de onderbrekingsmodus.
Blauw Aan Het apparaat staat in de onderbrekingsmodus.
De onderbrekingsmodus wordt teruggezet op de standaardwaarde
(uit) wanneer het apparaat wordt uitgeschakeld of opnieuw wordt
ingesteld.
STATUS OMSCHRIJVING
Uit Het apparaat is offline.
Het apparaat staat in de energiebesparende
modus. Wanneer er gegevens binnenkomen
of een knop wordt ingedrukt, gaat het
apparaat automatisch online.
Groen Knippert Wanneer het lampje langzaam knippert,
ontvangt het apparaat gegevens van de
computer.
Wanneer het lampje snel knippert, is het
apparaat bezig met afdrukken.
Aan
Het apparaat is online en klaar voor gebruik.
Rood Knippert Er is een kleine fout opgetreden en het
apparaat wacht tot de fout is hersteld. Bekijk
het bericht op het display. Als het probleem is
opgelost, gaat de printer door met afdrukken.
De tonercassette is bijna leeg. Bestel een
nieuwe tonercassette. U kunt de
afdrukkwaliteit tijdelijk verbeteren door de
toner opnieuw te verdelen. (Zie "De
tonercassette vervangen" op pagina 92.")
Aan De levensduur van de beeldeenheid is
verstreken. Verwijder de oude beeldeenheid
en plaats een nieuwe. (Zie "De beeldeenheid
vervangen" op pagina 93.")
De tonercassette is volledig leeg. Verwijder de
oude tonercassette en plaats een nieuwe. (Zie
"De tonercassette vervangen" op pagina 92.")
Er is papier vastgelopen. (Zie "Vastgelopen
papier verwijderen" op pagina 98.")
De klep is geopend. Sluit de klep.
De papierlade is leeg. Plaats papier in de
lade.
Het apparaat is gestopt als gevolg van een
grote fout. Bekijk het bericht op het display.
(Zie "Verklaring van berichten op het display"
op pagina 105.")
Bekijk het bericht op het weergavescherm en volg de instructies in het
bericht of raadpleeg het gedeelte Problemen oplossen. Zie
"Problemen oplossen" op pagina 96." Neem contact op met de
serviceafdeling als het probleem zich blijft voordoen.
STATUS OMSCHRIJVING
20 _Inleiding
Menuoverzicht
Het bedieningspaneel biedt toegang tot verschillende menu’s voor instelling en gebruik van het apparaat. Om toegang te krijgen tot deze menu’s, drukt u op
Machine Setup, Job Status, of raakt u de menu’s aan op het weergavescherm. Raadpleeg onderstaand diagram.
Hoofdscherm
Het hoofdscherm wordt weergegeven op het weergavescherm van het bedieningspaneel. Afhankelijk van uw model worden bepaalde menu’s grijs weergegeven.
De knop Machine Setup
Als u op de Machine Setup-knop op het bedieningspaneel drukt, verschijnen er drie menu’s op het scherm. Apparaatstatus toont de levensduur, prijzen, tellers
en rapporten van de verbruiksartikelen op het scherm. Beheerinstelling laat u toe om geavanceerde instellingen in te stellen en de mogelijkheden van uw
apparaat optimaal en op geschikte wijze te benutten. Rapport Gebruikspagina’s kan een rapport afdrukken van het aantal afdrukken afhankelijk van het
papierformaat en -type.
Apparaatstatus
.
Kopie
Het tabblad Basis
(pagina 38)
Formaat van origineel
Verkleinen/Vergroten
Dubbelzijdig
Uitvoer
Type origineel
Tonersterkte
Papierinvoer
Het tabblad Geavanceerd
(pagina 38)
kopie ID
X-op-1
Poster kopiëren
Klonen
Boekje kopiëren
Boekje
Voorbladen
Transparanten
Het tabblad Afbeelding
(pagina 39)
Rand wissen
Achtergrond wissen
Marge verschuiven
Fax
Het tabblad Basis
(pagina 56)
Adres
Dubbelzijdig
Resolutie
Het tabblad Geavanceerd
(pagina 57)
Formaat van origineel
Uitgesteld verzenden
Prioritair verzenden
Polling
Het tabblad Afbeelding
(pagina 57)
Type origineel
Tonersterkte
Achtergrond wissen
Kleurmodus
Scan
Scan nr e-mail
Het tabblad Basis
(pagina 47)
Het tabblad
Geavanceerd
(pagina 47)
Het tabblad
Afbeelding
(pagina 48)
Het tabblad Uitvoer
(pagina 48)
NetScan
Scannen naar server
Het tabblad Basis
(pagina 47)
Het tabblad
Geavanceerd
(pagina 47)
Het tabblad
Afbeelding
(pagina 48)
Het tabblad Uitvoer
(pagina 48)
Opgeslagen doc.
Het tabblad Openbaar
(pagina 90)
Detail
Bewerken
Verwijd.
All. verw
Afdrukk.
Het tabblad Beveiligd
(pagina 90)
Detail
Bewerken
Verwijd.
All. verw
Afdrukk.
USB
USB formatteren
Via USB afdrukken
Naar USB scannen
Het tabblad Basis
Het tabblad
Geavanceerd
Het tabblad Afbeelding
Het tabblad Uitvoer
Het tabblad Levensduur
art.
(Pagina 77)
Tonercassette
Beeldeenheid
Fuserkit
Invoerrolkit
Invoerrolkit - Bypasslade
Documentinvoerrol
BTR-kit
Kit wrijvingskussen
DADI
Het tabblad Apparaatinfo
(Pagina 77)
Apparaatdetails
Klantenondersteunin
g
Serienummer van
apparaat
Hardware Opties
Configuratie
Softwareversies
Ladestatus
Lade
Status
Papierformaat
Papiertype
Afdrukken/Rapport
Systeemrapport
Scanrapport
Faxrapport
Het tabblad Apparaatinfo
(Vervolg)
Gebruikstellers
Totaal aantal
afdrukken
Zwarte afdrukken
Gekopieerde zwarte
afdrukken
Afgedrukte zwarte
afdrukken
Vellen
Gekopieerde vellen
Gekopieerde zwarte
vellen
Afgedrukte vellen
Afgedrukte zwarte
vellen
2-zijdige vellen
Het tabblad Apparaatinfo
(Vervolg)
Gekopieerde 2-zijdige
vellen
Gekopieerde zwarte
2-zijdige vellen
Afgedrukte 2-zijdige
vellen
Afgedrukte zwarte
2-zijdige vellen
Vellen analoge fax
2-zijdige vellen
analoge fax
Faxafbeelding
ontvangen
Verzonden
afbeeldingen analoge
fax
Het tabblad Apparaatinfo
(Vervolg)
Ontvangen
afbeeldingen analoge
fax
Verzonden afb.
Verzonden gescande
afbeeldingen netwerk
Verzonden
afbeeldingen e-mail
Oderhoudsafdrukken
Zwarte
onderhoudsafdrukken
Inleiding_21
Beheerinstelling
Rapport Gebruikspagina’s
Als "Weet u zeker dat u het wilt afdrukken?" op het scherm verschijnt, drukt u op "Ja".
De knop Job Status
In dit menu worden de actieve taken, taken in de wachtrij, voltooide taken en berichten zoals foutberichten weergegeven. (Zie "De knop Job Status" op pagina 18.")
.
Het tabblad Algemeen
(Pagina 78)
Apparaatinfo
Datum & Tijd
Standaardinstellingen
Afmetingen
Timers
Taal
Energiebesparing
Ladebeheer
Luchtdrukaanpassing
Uitvoeroptie
Contentiebeheer
Geluid
Beheer van
verbruiksartikelen
Apparaattest
Overschrijven op
verzoek
In wachtrij plaatsen op
vaste schijf
Beleid inzake
opgeslagen taakbest.
Land
Multi-eenh
Stempel
Het tabblad Instelling
(Pagina 80)
Kopieerinstellingen
Fax instellen
Netwerkinstellingen
Verificatie
Optionele service
Beheer van
documentenvak
Standaard
workflowbeheer
Het tabblad Afdrukken/
Rapport
(Pagina 87)
Afdrukk.
Accountingrapporten
Rapport
.
Het tabblad Huidige
taak
Detail
Verwijd.
All. verw
Het tabblad Taak
voltooid
Detail
Het tabblad Actief bericht
Detail
22 _Inleiding
Meegeleverde software
Installeer de printer- en scannersoftware nadat u de printer hebt
geïnstalleerd en op de computer hebt aangesloten. Als u onder Windows of
Macintosh werkt, installeert u de software vanaf de meegeleverde cd. Als u
onder Linux werkt, moet u de software downloaden van de website van
Samsung (www.samsung.com/printer) en installeren.
Eigenschappen van het printerstuurprogramma
De printerstuurprogramma’s ondersteunen de volgende standaardfuncties:
selectie van papierrichting, formaat, bron en afdrukmateriaal
Aantal exemplaren
U kunt bovendien verschillende speciale afdrukfuncties gebruiken.
De onderstaande tabel geeft een algemeen overzicht van de functies die
door de printerstuurprogramma’s worden ondersteund.
Printerstuurprogramma
OS INHOUD
Windows Printerstuurprogramma: Gebruik dit
stuurprogramma om de functies van uw printer ten
volle te benutten.
PPD-bestand (Postscript Printer Description):
Het PostScript-stuurprogramma is bedoeld voor het
afdrukken van documenten met complexe
lettertypen en afbeeldingen in de PS-taal.
Scannerstuurprogramma: Voor het scannen van
documenten zijn TWAIN- en WIA-
stuurprogramma’s (Windows Image Acquisition)
beschikbaar.
Smart Panel: Dit programma geeft de status van
het apparaat weer en waarschuwt u wanneer er
een fout optreedt tijdens het afdrukken.
Netwerkscan
: Met dit programma kunt u documenten
op uw apparaat scannen en opslaan op een computer
die op een netwerk is aangesloten.
Hulpprogramma Direct afdrukken: Met dit
programma kunt u PDF-bestanden rechtstreeks
afdrukken.
SetIP
: Met dit programma kunt u de T
CP/IP-adressen
van uw apparaat instellen.
Linux PPD-bestand (Postscript Printer Description):
Voor het bedienen van het apparaat en het
afdrukken van documenten vanaf een
Linux-computer.
SANE: Stuurprogramma voor het scannen van
documenten.
Smart Panel: Dit programma geeft de status van
het apparaat weer en waarschuwt u wanneer er
een fout optreedt tijdens het afdrukken.
Macintosh PPD-bestand (Postscript Printer Description):
Voor het bedienen van het apparaat en het
afdrukken van documenten vanaf een
Macintosh-computer.
Scannerstuurprogramma:
TWAIN-stuurprogramma voor het scannen van
documenten op uw apparaat.
Smart Panel: Dit programma geeft de status van
het apparaat weer en waarschuwt u wanneer er
een fout optreedt tijdens het afdrukken.
FUNCTIE
PCL6 POSTSCRIPT
WINDOWS WINDOWS LINUX MACINTOSH
Tonerbesparing OOOO
Optie
printerkwaliteit
OOOO
Poster afdrukken OXXX
Meer pagina’s op
een vel (n op een
vel)
O O O (2, 4) O (2, 4, 6, 9,
16)
Afdruk aan
pagina
aanpassen
OOOO
Afdrukken op
schaal
OOOO
Andere lade voor
eerste pagina
OXXO
Watermerk OXXX
Overlay OXXX
Dubbelzijdig
a
a.Met de duplexfunctie kan het apparaat afdrukken op beide zijden van
het papier.
OOOO
Secu Print OOXO
Gepland
afdrukken
OOXO
Afdrukken met
wachtrij
OOXO
Proefdrukken OOXX
Nieteenheid OOOO
Aan de slag_23
Aan de slag
In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u het apparaat instelt.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
De hardware installeren
Het netwerk installeren
Systeemvereisten
De software installeren
Basisinstellingen van het apparaat
Informatie over het toetsenbord
De hardware installeren
Dit deel beschrijft de stappen voor het installeren van de hardware, zoals
toegelicht in de beknopte installatiehandleiding. Lees de beknopte
installatiehandleiding en voer de volgende stappen uit.
1. Kies een stabiele locatie.
Kies een vlak, stabiel oppervlak met voldoende ruimte voor
luchtcirculatie rond het apparaat. Laat extra ruimte vrij voor het openen
van kleppen en papierladen.
Plaats het apparaat in een ruimte die voldoende geventileerd is, maar
niet in direct zonlicht, vlak bij een warmte- of koudebron of op een
vochtige plek. Plaats het apparaat niet te dicht bij de rand van een
bureau of tafel.
U kunt probleemloos afdrukken tot op een hoogte van 1.000 m.
Raadpleeg de hoogte-instellingen voor optimaal afdrukken. Zie
pagina 26 voor meer informatie.
Plaats het apparaat op een vlak, stabiel oppervlak en zorg ervoor dat het
zeker niet meer dan 5 mm schuin staat. Zo vermijdt u dat afdrukkwaliteit
nadelig beïnvloed wordt.
2. Haal het apparaat uit de verpakking en controleer alle bijgeleverde
artikelen.
3. Verwijder de tape rond het apparaat.
4. Installeer zowel de tonercassette als de beeldeenheid.
5. Plaats papier. (Zie "Papier plaatsen" op pagina 35.")
6. Controleer of alle kabels met het apparaat zijn verbonden.
7. Zet het apparaat aan.
Het netwerk installeren
U moet de netwerkprotocollen installeren op het apparaat om het te kunnen
gebruiken als netwerkprinter. U kunt de basisnetwerkinstellingen instellen
via het aanraakscherm op het apparaat.
Ondersteunde besturingssystemen
De volgende tabel toont de netwerkomgevingen die het apparaat
ondersteunt:
Als u het apparaat verplaatst, mag u het niet ondersteboven of op
zijn kant houden. Er kan dan toner vrijkomen binnenin het
apparaat waardoor er schade aan het apparaat kan ontstaan of
de afdrukkwaliteit kan verslechteren.
Als u het apparaat wilt verplaatsen of lange tijd niet wilt gebruiken,
zet u het aan en wacht u tot het in de gereedmodus staat. Sluit
vervolgens het deksel van de scanner en schakel het apparaat
uit. Open het deksel van de scanner en vergrendel de
scanvergrendeling.
Als u de USB-kabel wilt gebruiken, sluit u de kabel aan tussen een
computer en het apparaat. Raadpleeg vervolgens de sectie Software.
ITEM VEREISTEN
Netwerkinterface Ethernet 10/100/1000 Base-TX
Netwerkbesturingssysteem Novell NetWare 5.x, 6.x
Windows 2000/XP/2003/2008/Vista/7/
Server 2008 R2
Diverse Linux-besturingssystemen
Mac OS 10.3 ~ 10.6
Netwerkprotocollen TCP/IP
•EtherTalk
Dynamische
adresseringsserver
DHCP, BOOTP
24 _Aan de slag
Het netwerkprotocol configureren via het apparaat
U kunt de TCP/IP-netwerkparameters instellen. Volg hiervoor onderstaande
stappen.
1. Zorg dat het apparaat is aangesloten op het netwerk met een RJ-45
Ethernet-kabel.
2. Controleer of het apparaat is ingeschakeld.
3. Druk op Machine Setup op het bedieningspaneel.
4. Druk op Beheerinstelling.
5. Typ het wachtwoord wanneer het aanmeldingsbericht verschijnt.
Wanneer u het invoergebied voor het wachtwoord aanraakt, verschijnen
er vraagtekens. Voer het wachtwoord in met het numerieke toetsenblok
op het bedieningspaneel. Druk op OK wanneer u het wachtwoord hebt
ingevoerd. (Fabrieksinstelling: 1111)
6. Druk op het tabblad Instelling > Netwerkinstellingen.
7. Selecteer TCP/IP-protocol.
AppleTalk-protocol: Dit protocol wordt algemeen gebruikt in
Macintosh-netwerkomgevingen.
Ethernet-snelheid: U kunt de communicatiesnelheid voor
Ethernet-verbindingen selecteren.
8. Druk op IP-instelling.
9. Selecteer Statisch en vul vervolgens de adresvelden IP-adres,
Subnetmasker en Gateway in. Raak het invoergebied aan en voer de
adressen in met het numerieke toetsenblok op het bedieningspaneel.
10. Druk op OK.
Systeemvereisten
Het systeem moet aan de volgende vereisten voldoen:
Windows
Als u in een niet-statische IP-adresomgeving werkt en een
DHCP-netwerkprotocol moet installeren, surf dan naar
http://developer.apple.com/networking/bonjour/download/, selecteer
het Bonjour-programma dat geschikt is voor het besturingssysteem
voor uw computer en installeer het programma. Via dit programma
kunt u de netwerkparameters automatisch instellen. Volg de
instructies in het installatievenster. Dit programma biedt geen
ondersteuning voor Linux.
Neem contact op met de netwerkbeheerder als u niet weet hoe u het
apparaat moet configureren.
U kunt de netwerkinstellingen ook opgeven via de
netwerkbeheerprogramma’s.
SyncThru™ Web Admin Service
: Een via internet functionerend
afdrukbeheersysteem voor netwerkbeheerders.
SyncThru™ Web
Admin Service
biedt u een efficiënte manier om
netwerkapparaten te beheren en laat toe om vanop afstand
netwerkapparaten te controleren en problemen op te lossen vanaf
iedere plek waar men toegang heeft tot het bedrijfsnetwerk via het
internet. Download dit programma van
http://solution.samsungprinter.com
.
SyncThru™ Web Service: Een in de netwerkafdrukserver
geïntegreerde webserver om:
- netwerkparameters voor het apparaat te configureren, zodat u
een verbinding kunt maken met diverse netwerkomgevingen.
- apparaatinstellingen aan te passen.
- e-mailinstellingen aan te passen en een adresboek te
installeren voor scannen naar e-mail.
- serverinstellingen aan te passen en een adresboek te
installeren voor scannen naar FTP- of SMB-servers.
- instellingen voor afdrukken, kopiëren en faxen aan te passen.
SetIP: Hulpprogramma waarmee u een netwerkinterface kunt
selecteren en handmatig IP-adressen kunt configureren voor
gebruik met het TCP/IP-protocol. Zie "Werken met het SetIP
programma" op pagina 28.
BESTURINGS-
SYSTEEM
VEREISTEN (AANBEVOLEN)
PROCESSOR RAM
VRIJE
HDD-RUIMTE
Windows 2000
Pentium II 400 MHz
(Pentium III 933
MHz)
64 MB
(128 MB)
600 MB
Windows XP Pentium III 933
MHz (Pentium IV 1
GHz)
128 MB
(256 MB)
1,5 GB
Windows
Server 2003
Pentium III 933
MHz (Pentium IV 1
GHz)
128 MB
(512 MB)
1,25 GB tot
2GB
Windows
Vista
Pentium IV 3 GHz 512 MB
(1.024 MB)
15 GB
Windows
Server 2008
Pentium IV 1 GHz
(Pentium IV 2 GHz)
512 MB
(2048 MB)
10 GB
Aan de slag_25
Macintosh
Linux
De software installeren
U moet de apparaatsoftware voor afdrukken installeren. De software
bestaat uit stuurprogramma’s, toepassingen en andere gebruiksvriendelijke
programma’s.
1. Controleer of de netwerkinstellingen voor het apparaat zijn voltooid.
(Zie "Het netwerk installeren" op pagina 23.") Sluit alle toepassingen op
de computer voordat u begint met de installatie.
2. Plaats de cd-rom met printersoftware in het cd-romstation van de
computer.
De cd-rom start automatisch en er wordt een installatievenster
weergegeven.
Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op Start > Uitvoeren.
Typ X:\Setup.exe, waarbij u "X" vervangt door de letter van het
cd-romstation, en klik op OK.
Als u Windows Vista, Windows 7 en Windows Server 2008 R2, gebruikt,
klikt u op Start > Alle programma's > Accessoires > Uitvoeren en typt
u X:\Setup.exe.
Als het venster Automatisch afspelen verschijnt in Windows Vista,
Windows 7 en Windows Server 2008 R2, klikt u op Uitvoeren
Setup.exe in het veld Programma installeren of uitvoeren en klikt u
op Doorgaan in het venster Gebruikersaccountbeheer.
Windows 7 Pentium IV 1 GHz
32-bit of 64-bit
processor of hoger
1 GB
(2 GB)
16 GB
Ondersteuning voor DirectX 9 en128 MB geheugen
(om Aero mogelijk te maken).
DVD-R/W-station
Windows
Server 2008
R2
Pentium IV 1 GHz
(x86) of 1,4 GHz
(x64) processor (2
GHz of sneller)
512 MB
(2048 MB)
10 GB
Internet Explorer 5.0 of hoger is minimaal vereist voor alle
Windows-besturingssystemen.
Gebruikers kunnen de software installeren als ze
beheerdersrechten hebben.
Dit apparaat is compatibel met Windows Terminal Services.
BESTURIN
GSSYSTEE
M
VEREISTEN (AANBEVOLEN)
PROCESSOR RAM
VRIJE
HDD-
RUIMTE
Mac OS X 10.
4 of lager
PowerPC G4/
G5
Intel-processor
128 MB voor een
MAC op basis
van PowerPC
(512 MB)
512 MB voor een
MAC op basis
van Intel (1 GB)
1GB
Mac OS X
10.5
867 MHz of
sneller
PowerPC G4/
G5
Intel-processor
512 MB (1 GB) 1 GB
Mac OS X
10.6
Intel-processor 1 GB (2 GB) 1 GB
ITEM VEREISTEN
Besturingssysteem Red Hat 8 ~ 9
Fedora Core 1 ~ 4
Mandrake 9.2 ~ 10.1
SuSE 8.2 ~ 9.2
Processor Pentium IV 1 GHz of hoger
RAM 256 MB of hoger
BESTURINGS-
SYSTEEM
VEREISTEN (AANBEVOLEN)
PROCESSOR RAM
VRIJE
HDD-RUIMTE
Vrije HDD-ruimte 1 GB of hoger
Aansluiting USB-interface of netwerkinterface
Software Linux Kernel 2.4 of hoger
Glibc 2.2 of hoger
CUPS
SANE
U moet een swappartitie van 300 MB of meer vastleggen om met
grote gescande afbeeldingen te kunnen werken.
Het Linux-stuurprogramma voor de scanner ondersteunt de
maximale optische resolutie.
De volgende procedure dient te worden gevolgd wanneer het
apparaat als een netwerkapparaat wordt gebruikt. Als u een
apparaat wilt verbinden door middel van een USB-kabel,
raadpleegt u de sectie Software.
De volgende procedure is gebaseerd op het besturingssysteem
Windows XP. De procedure die u moet volgen en het pop-
upvenster dat verschijnt tijdens de installatie, kunnen verschillen
afhankelijk van het besturingssysteem, de printerfunctie of de
interface die wordt gebruikt. (Raadpleeg de sectie Software.)
ITEM VEREISTEN
26 _Aan de slag
3. Klik op Volgende.
Het bovenstaande venster kan er enigszins anders uitzien als u het
stuurprogramma opnieuw installeert.
4. Selecteer Typische installatie voor een netwerkprinter en klik
vervolgens op Volgende.
5. De lijst met in het netwerk beschikbare apparaten verschijnt. Selecteer
in deze lijst de printer die u wilt installeren en klik op Volgende.
Als uw apparaat niet in de lijst voorkomt, klikt u op Bijwerken om de
lijst te vernieuwen of selecteert u TCP/IP-poort toevoegen. om uw
apparaat aan het netwerk toe te voegen. Als u het apparaat aan het
netwerk wilt toevoegen, moet u de poortnaam en het IP-adres voor
het apparaat invoeren.
Om het IP-adres of het MAC-adres van uw apparaat te controleren,
drukt u een netwerkconfiguratiepagina af. (Zie "Een rapport
afdrukken" op pagina 87.")
Selecteer Gedeelde printer (UNC) om een gedeelde netwerkprinter
(UNC-pad) te vinden en voer de gedeelde naam handmatig in of
zoek een gedeelde printer door te klikken op de knop Bladeren.
6. Nadat de installatie is voltooid, verschijnt er een venster met de vraag of
u een testpagina wilt afdrukken en of u zich wilt registreren als gebruiker
van een Samsung-apparaat, zodat Samsung u hierover informatie kan
toesturen. Als u dit wilt, schakel dan het desbetreffende selectievakje in
en klik op Voltooien.
Basisinstellingen van het apparaat
Nadat de installatie is voltooid, kunt u de standaardinstellingen van het
apparaat opgeven. Raadpleeg de volgende sectie om waarden in te stellen
of te wijzigen.
Hoogteaanpassing
De afdrukkwaliteit wordt beïnvloed door atmosferische druk, die wordt
bepaald door de hoogte waarop het apparaat zich boven zeeniveau bevindt.
Aan de hand van de volgende informatie kunt u uw apparaat instellen op
een optimale afdrukkwaliteit.
Voordat u de hoogte-instelling bepaalt, moet u controleren op welke hoogte
het apparaat wordt gebruikt.
Als u niet zeker bent van het IP-adres, neem dan contact op met
uw netwerkbeheerder of druk de netwerkgegevens af. (Zie "Een
rapport afdrukken" op pagina 87.")
Als uw apparaat niet naar behoren werkt na de installatie,
installeert u het printerstuurprogramma best opnieuw.
Raadpleeg de sectie Software.
Tijdens de installatie van het printerstuurprogramma detecteert
het installatieprogramma de locatiegegevens van het
besturingssysteem en wordt het standaardpapierformaat voor
het apparaat ingesteld. Als u een andere Windows-locatie
gebruikt, moet u het papierformaat aanpassen aan het papier
dat u standaard gebruikt. Ga naar de printereigenschappen om
het papierformaat te wijzigen nadat de installatie is voltooid.
1 Normaal
2 Hoogte 1
3 Hoogte 2
4 Hoogte 3
0
Aan de slag_27
1. Typ het IP-adres van uw apparaat in het URL-veld van een
webbrowservenster en klik op Ga naar om de website van het apparaat
te openen.
2. Meld u bij SyncThru™ Web Service aan als beheerder.
(Zie "Uw apparaat vanop de website beheren" op pagina 95.)
3. Klik op Settings > Machine Settings > System > Setup > Altitude
Adj.
4. Selecteer de gewenste hoogte-instelling.
5. Klik op Apply.
Alleen voor China
Het verificatiewachtwoord instellen
Als u het apparaat wilt instellen of de instellingen wilt wijzigen, moet u zich
aanmelden. Voer de volgende stappen uit als u het wachtwoord wilt
wijzigen.
1. Druk op Machine Setup op het bedieningspaneel.
2. Druk op Beheerinstelling.
3. Typ het wachtwoord wanneer het aanmeldingsbericht verschijnt.
Wanneer u het invoergebied voor het wachtwoord aanraakt, verschijnen
er vraagtekens. Voer het wachtwoord daarna in met het numerieke
toetsenblok op het bedieningspaneel. Druk vervolgens op OK.
(Fabrieksinstelling: 1111)
4. Druk op het tabblad Instelling > Verificatie.
5. Druk op
Wachtwoord van beheerder wijzigen
.
6. Voer het oude en nieuwe wachtwoord in en bevestig het nieuwe
wachtwoord.
7. Druk op OK.
De datum en tijd instellen
Wanneer u de datum en tijd instelt, worden deze gebruikt voor uitgesteld
faxen en uitgesteld afdrukken en worden deze ook op rapporten afgedrukt.
Als deze gegevens onjuist zijn, moet u deze wijzigen.
1. Druk op Machine Setup op het bedieningspaneel.
2. Druk op Beheerinstelling.
3. Typ het wachtwoord met het numerieke toetsenblok wanneer het
aanmeldingsbericht verschijnt en druk op OK. (Zie "Het
verificatiewachtwoord instellen" op pagina 27.")
4. Druk op het tabblad Algemeen > Datum & Tijd > Datum & Tijd.
5. Selecteer de datum en tijd met de pijl naar links en naar rechts. U kunt
ook het invoergebied aanraken en het numerieke toetsenblok op het
bedieningspaneel gebruiken.
6. Druk op OK.
De taal op het display wijzigen
Voer de volgende stappen uit om de taal op het display te wijzigen.
1. Druk op Machine Setup op het bedieningspaneel.
2. Druk op Beheerinstelling.
3. Typ het wachtwoord met het numerieke toetsenblok wanneer het
aanmeldingsbericht verschijnt en druk op OK. (Zie "Het
verificatiewachtwoord instellen" op pagina 27.")
4. Druk op het tabblad Algemeen.
5. Druk op de pijl omlaag om naar het volgende scherm te gaan en druk op
Taal.
6. Selecteer de gewenste taal.
7. Druk op OK.
Time-out van taken instellen
Als er gedurende een bepaalde periode geen gegevens worden ontvangen,
wordt een taak afgesloten. U kunt instellen hoe lang het apparaat op
gegevens wacht.
1. Druk op Machine Setup op het bedieningspaneel.
2. Druk op Beheerinstelling.
3. Typ het wachtwoord met het numerieke toetsenblok wanneer het
aanmeldingsbericht verschijnt en druk op OK. (Zie "Het
verificatiewachtwoord instellen" op pagina 27.")
4. Druk op het tabblad Algemeen.
5. Druk op Timers.
6. Selecteer Time-out van systeem.
U kunt de optie Time-out wachtrij instellen op meer dan een uur.
7. Selecteer Aan.
8. Selecteer een tijdsduur met de pijl naar links en naar rechts.
9. Druk op OK.
De energiebesparingsfunctie gebruiken
Het apparaat beschikt over energiebesparingsfuncties.
1. Druk op Machine Setup op het bedieningspaneel.
2. Druk op Beheerinstelling.
3. Typ het wachtwoord met het numerieke toetsenblok wanneer het
aanmeldingsbericht verschijnt en druk op OK. (Zie "Het
verificatiewachtwoord instellen" op pagina 27.")
4. Druk op het tabblad Algemeen.
5. Druk op de pijl omlaag om naar het volgende scherm te gaan en druk op
Energiebesparing.
Als de stroomtoevoer naar het apparaat wordt onderbroken, moet u de
datum en tijd opnieuw instellen zodra de stroomtoevoer weer is
hersteld.
Dan hab yungh youq gij digih haijbaz 2000 m doxroengz haenx ancienz sawjyungh.
2000m
Druk op Datumnotatie en Tijdnotatie als u de datum- en tijdnotatie
wilt wijzigen.
28 _Aan de slag
6. Selecteer de gewenste optie en tijd.
Energiebesparing Scannen: Hiermee wordt de scannerlamp onder
de glasplaat uitgeschakeld.
Laag energieverbruik: Hiermee wordt de temperatuur van de
fusereenheid onder 100 °C gehouden en worden de ventilatoren in
het apparaat uitgeschakeld, behalve een hoofdventilator voor de
fusereenheid.
Energiebesparing: Hiermee worden alle ventilatoren na een
bepaalde tijd uitgeschakeld, ook de ventilator voor de fusereenheid.
7. Druk op OK.
De standaardlade en het papier instellen
U kunt de lade en het papier selecteren die u standaard wilt gebruiken voor
uw afdruktaken. (Zie "Algemene instellingen" op pagina 78.")
1. Druk op Machine Setup op het bedieningspaneel.
2. Druk op Beheerinstelling.
3. Typ het wachtwoord met het numerieke toetsenblok wanneer het
aanmeldingsbericht verschijnt en druk op OK. (Zie "Het
verificatiewachtwoord instellen" op pagina 27.")
4. Druk op het tabblad Algemeen.
5. Druk op de pijl omlaag om naar het volgende scherm te gaan en druk op
Ladebeheer.
6. Selecteer een lade en de bijbehorende opties, zoals het papierformaat
en de papiersoort.
7. Druk op OK.
De standaardinstellingen wijzigen
U kunt de standaardwaarden voor kopiëren, faxen, e-mailen, scannen en
het papier allemaal tegelijk instellen.
1. Druk op Machine Setup op het bedieningspaneel.
2. Druk op Beheerinstelling.
3. Typ het wachtwoord met het numerieke toetsenblok wanneer het
aanmeldingsbericht verschijnt en druk op OK. (Zie "Het
verificatiewachtwoord instellen" op pagina 27.")
4. Druk op het tabblad Algemeen > Standaardinstellingen >
Standaardoptie.
5. Druk op de functie die u wilt wijzigen en wijzig de instellingen.
Als u bijvoorbeeld de standaardinstelling voor helderheid &
tonerdichtheid voor een kopieertaak wilt wijzigen, drukt u op Kopie >
Tonersterkte en past u de helderheid & tonerdichtheid aan.
6. Druk op OK.
Werken met het SetIP programma
Dit programma wordt gebruikt om IP-adressen van netwerkapparaten in te
stellen met het MAC-adres dat het hardwareserienummer van de
netwerkprinterkaart of interface is. Het wordt met name door
netwerkbeheerders gebruikt om de IP-adressen van meerdere
netwerkapparaten tegelijk in te stellen.
De volgende procedure is gebaseerd op Windows XP. Zie de sectie
Software als u het besturingssysteem Macintosh of Linux gebruikt.
Het programma installeren
1. Plaats de cd met stuurprogramma’s die bij het apparaat werd geleverd.
Wanneer de stuurprogramma-cd automatisch wordt uitgevoerd, sluit u
het venster.
2. Start Windows Verkenner en open station X. (X staat voor de letter die
aan het cd-romstation is toegewezen.)
3. Dubbelklik op Toepassing > SetIP.
4. Open de map van de taal die u van plan bent te gebruiken.
5. Dubbelklik op Setup.exe om dit programma te installeren.
6. Volg de aanwijzingen op het scherm en voltooi de installatie.
Het programma starten
1. Druk het netwerkinformatierapport van het apparaat af. Hierin wordt het
MAC-adres van uw apparaat vermeld. (Zie "Een rapport afdrukken" op
pagina 87.)
2. In het menu Start van Windows selecteert u Alle programma's >
Samsung Network Printer Utilities > SetIP.
3. Klik in het SetIP-venster op om het TCP/IP-configuratievenster te
openen.
Als de optionele lade niet is geïnstalleerd, worden de opties voor deze
lade grijs weergegeven op het scherm.
U kunt het SetIP-programma alleen gebruiken als het apparaat is
aangesloten op een netwerk.
De volgende procedure is gebaseerd op het besturingssysteem
Windows XP.
Als u in een niet-statische IP-adresomgeving werkt en een DHCP-
netwerkprotocol moet installeren, surf dan naar http://
developer.apple.com/networking/bonjour/download/, selecteer het
Bonjour-programma voor Windows dat geschikt is voor het
besturingssysteem voor uw computer en installeer het programma.
Via dit programma kunt u de netwerkparameter automatisch
instellen. Volg de instructies in het installatievenster. Dit
programma biedt geen ondersteuning voor Linux.
Aan de slag_29
4. Voer het MAC-adres, IP-adres, subnetmasker en de standaardgateway
van de netwerkkaart in en klik vervolgens op Toepassen.
5. Klik op OK. Het apparaat drukt nu de netwerkgegevens van het
apparaat af. Bevestig of alle instellingen correct zijn.
6. Klik op Afsluiten om het programma SetIP af te sluiten.
Informatie over het toetsenbord
U kunt alfabetische tekens, cijfers of speciale symbolen invoeren met het
toetsenbord op het aanraakscherm. Dit toetsenbord is speciaal ingedeeld
zoals een normaal toetsenbord om het gebruiksgemak te vergroten.
Wanneer u het invoergebied aanraakt waar u tekens moet invoeren,
verschijnt het toetsenbord op het scherm. Op het toetsenbord worden
standaard kleine letters weergegeven.
Samsung Easy Document Creator is een programma dat u helpt bij
het scannen, verzamelen en bewaren van documenten in
verschillende formaten, inclusief het .epub formaat. Deze
documenten kunnen gedeeld worden via social networking sites of
fax.
Voer het MAC-adres in zonder dubbele punt (:).
1
Links/rechts
Hiermee verplaatst u de cursor tussen tekens in
het invoergebied.
2
Backspace
Hiermee verwijdert u het teken links naast de
cursor.
3
Del.
Hiermee verwijdert u het teken rechts naast de
cursor.
4
Wissen
Hiermee verwijdert u alle tekens uit het
invoergebied.
5
Invoergebied
Typ letters op deze lijn.
6
Verschuiv.
Hiermee schakelt u tussen kleine letters en
hoofdletters.
7
Symbolen
Hiermee schakelt u tussen alfanumerieke tekens
en symbolen.
8
Spatie
Hiermee voert u een spatie in tussen tekens.
9
OK
Hiermee slaat u het ingevoerde resultaat op en
sluit u het invoergebied.
10
Annul.
Hiermee annuleert u het ingevoerde resultaat en
sluit u het invoergebied.
Als u een e-mailadres invoert, verschijnt het toetsenbord voor e-
mailberichten. Nadat u het adres hebt ingevoerd, drukt u op OK om
het ingevoerde adres te activeren. Druk op de pijltoets aan de zijkant
om te navigeren tussen Van, Aan, CC, BCC, Onderwerp, Bericht in
deze volgorde.
30 _Originelen en afdrukmateriaal plaatsen
Originelen en afdrukmateriaal plaatsen
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u originelen en afdrukmedia plaatst.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Originelen plaatsen
Afdrukmedia selecteren
Papier plaatsen
Papierformaat en -soort instellen
Originelen plaatsen
Als u een document wilt kopiëren, scannen of faxen, plaatst u het op de
glasplaat van de scanner of in de DADI (Dubbelzijdige Automatische
Document Invoer).
Op de glasplaat van de scanner
Zorg dat er geen originelen in de DADI liggen. Als er een origineel wordt
gedetecteerd in de DADI, krijgt dit origineel voorrang boven het origineel op
de glasplaat. Voor de beste scankwaliteit, vooral bij afbeeldingen in kleur of
grijstinten, gebruikt u bij voorkeur de glasplaat.
1. Licht het deksel van de scanner op.
2. Plaats het origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat
en leg het in één lijn met de markering in de linker bovenhoek van de
plaat.
3. Sluit het deksel van de scanner.
In de DADI
U kunt tot 100 vellen papier (75 g/m
2
) voor één taak in de DADI plaatsen.
Als u de DADI gebruikt:
Gebruik geen papier dat kleiner is dan 174 x 128 mm of groter dan
218 x 356 mm.
Vermijd gebruik van de volgende papiersoorten:
- carbonpapier of doordrukpapier
- gecoat papier
- licht doorschijnend papier of dun papier
- gekreukt of verfrommeld papier
- gekruld of opgerold papier
- gescheurd papier
Verwijder alle nietjes en paperclips voordat u het papier plaatst.
Controleer of eventuele lijm, inkt of correctievloeistof op het papier
volledig droog is voordat u het plaatst.
Het open laten van het scannerdeksel tijdens het kopiëren kan de
kopieerkwaliteit en het tonerverbruik nadelig beïnvloeden.
Stof op de glasplaat kan leiden tot zwarte vlekken op de afdruk.
Houd de glasplaat schoon. (Zie "Scannereenheid reinigen" op
pagina 91.")
Om een pagina uit een boek of tijdschrift te kopiëren, opent u het
deksel van de scanner tot tegen de aanslag en sluit u het daarna
weer. Als het boek of tijdschrift dikker is dan 30 mm, kopieert u met
het deksel open.
Originelen en afdrukmateriaal plaatsen_31
Plaats geen originelen van verschillend formaat of gewicht.
Plaats geen boekjes, foldertjes, transparanten of documenten met
andere afwijkende eigenschappen.
Een document in de DADI plaatsen:
1. Plaats het origineel in de DADI met de bedrukte zijde naar boven. Zorg
ervoor dat de onderkant van de stapel originelen samenvalt met de
markering voor het papierformaat op de invoerlade.
2. Stel de breedtegeleiders in overeenkomstig het papierformaat.
Afdrukmedia selecteren
U kunt afdrukken op verschillende afdrukmaterialen, waaronder normaal
papier, enveloppen, etiketten en transparanten. Gebruik uitsluitend
afdrukmaterialen die voldoen aan de in deze gebruikershandleiding
vermelde richtlijnen. Als u afdrukmaterialen gebruikt die niet aan deze
richtlijnen voldoen, kan dit de volgende problemen veroorzaken:
Slechte afdrukkwaliteit,
Vastlopen van het papier,
Versnelde slijtage van het apparaat.
De eigenschappen van het papier, zoals gewicht, samenstelling, vezel- en
vochtgehalte, zijn van grote invloed op de prestaties van het apparaat en op
de afdrukkwaliteit. Houd bij de keuze van afdrukmateriaal rekening met het
volgende:
Het type, formaat en gewicht van het afdrukmateriaal voor uw apparaat
worden verderop in deze sectie besproken.
Gewenst resultaat: het afdrukmateriaal dat u kiest, moet geschikt zijn
voor het doel.
Helderheid: sommige afdrukmaterialen zijn witter dan andere en leveren
scherpere en helderdere afbeeldingen op.
Gladheid van het oppervlak: de gladheid van het afdrukmateriaal
bepaalt hoe scherp de afdrukken eruit zien op papier.
Als er stof op de glasplaat van de DADI zit, is het mogelijk dat er op de
afdruk zwarte strepen verschijnen. Houd de glasplaat schoon.
Het is mogelijk dat bepaalde afdrukmaterialen, hoewel ze voldoen
aan alle hier genoemde richtlijnen toch geen bevredigende
resultaten opleveren. Dit kan het gevolg zijn van onjuiste
bediening, een ongeoorloofd temperatuur- en vochtigheidsniveau
of andere variabele omstandigheden waarover Samsung geen
controle heeft.
Controleer, voordat u grote hoeveelheden afdrukmaterialen koopt,
of het materiaal voldoet aan de specificaties in deze handleiding.
Het gebruik van afdrukmaterialen die niet aan deze specificaties
voldoen, kan problemen veroorzaken die reparaties vereisen. Zulke
reparaties vallen niet onder de garantie of onderhoudscontracten van
Samsung.
32 _Originelen en afdrukmateriaal plaatsen
Specificaties van afdrukmateriaal
TYPE FORMAAT AFMETINGEN
GEWICHT
a
CAPACITEIT
b
Normaal papier Letter 216 x 279 mm
60 tot 90 g/m
2
voor de lade
60 tot 220 g/m
2
in de
multifunctionele lade
60 tot 120 g/m
2
voor de
invoerlade met grote
capaciteit
520 vellen papier van 75 g/m
2
voor de lade
100 vellen papier van 75 g/m
2
in
de multifunctionele lade
2.100 vellen papier van 75 g/m
2
in de documentinvoer met hoge
capaciteit
c
Legal 216 x 356 mm
Folio 216 x 330 mm
A4 210 x 297 mm
Oficio 216 x 343 mm
JIS B5 182 x 257 mm
ISO B5 176 x 250 mm
Executive 184 x 267 mm
A5 148 x 210 mm
Statement 140 x 216 mm
A6 105 x 148 mm
Enveloppen EnvelopB5 176 x 250mm
75 tot 90 g/m
2
50 vellen papier van 75 g/m
2
voor
de lade
10 vellen papier van 75 g/m
2
in de
multifunctionele lade
Monarch-enveloppen 98 x 191 mm
Envelop Nr. 10 105 x 241 mm
EnvelopDL 110 x 220mm
EnvelopC5 162 x 229mm
EnvelopC6 114 x 162mm
Transparanten Letter, A4, Oficio Raadpleeg de sectie Normaal
papier
138 tot 146 g/m
2
100 vellen papier van 75 g/m
2
voor de lade
20 vellen papier van 75 g/m
2
in de
multifunctionele lade
Etiketten Letter, Legal, Folio,
A4, JIS B5, ISO B5,
Executive, A5,
Statement, Oficio, A6
Raadpleeg de sectie Normaal
papier
120 tot 150 g/m
2
100 vellen papier van 75 g/m
2
voor de lade
10 vellen papier van 75 g/m
2
in de
multifunctionele lade
Kaarten Letter, Legal, Folio,
A4, JIS B5, ISO B5,
Executive, A5,
Statement, Oficio, A6,
Briefkaart 4x6
Raadpleeg de sectie Normaal
papier
90 tot 220 g/m
2
50 vellen papier van 75 g/m
2
voor
de lade
10 vellen papier van 75 g/m
2
in de
multifunctionele lade
Minimaal formaat (aangepast) 98 x 148 mm
60 tot 220 g/m
2
Maximaal formaat (aangepast) 216 x 356 mm
a.Gebruik de multifunctionele lade voor afdrukmateriaal dat zwaarder is dan 105 g/m
2
.
b.De maximale capaciteit kan verschillen en is afhankelijk van het gewicht en de dikte van het afdrukmateriaal en de omgevingsomstandigheden.
c. Invoerlade met hoge capaciteit ondersteunt het A6-formaat niet.
Originelen en afdrukmateriaal plaatsen_33
Formaten van afdrukmaterialen die in elke modus
worden ondersteund
Richtlijnen voor speciale afdrukmaterialen
MODUS FORMAAT INVOER
Kopieermodus Letter, A4, Legal,
Oficio, Folio,
Executive, JIS B5, A5,
A6
•lade1
optionele lade 2
multifunctionele lade
documentinvoer met
hoge capaciteit
Enkelzijdig
afdrukken
Het apparaat
ondersteunt alle
formaten
•lade1
optionele lade
multifunctionele lade
documentinvoer met
hoge capaciteit
Dubbelzijdig
afdrukken
a
a.Uitsluitend 75 tot 90 g/m
2
Letter, A4, Legal, Folio,
Oficio, JIS B5, ISO B5,
Executive, A5,
Statement
•lade1
optionele lade
multifunctionele lade
documentinvoer met
hoge capaciteit
Faxmodus
b
b.Alleen de optionele faxkit is geïnstalleerd.
Letter, A4, Legal lade 1
optionele lade
documentinvoer met
hoge capaciteit
AFDRUKMA-
TERIAAL
RICHTLIJNEN
Enveloppen Of enveloppen naar behoren worden bedrukt, is
afhankelijk van de kwaliteit van de enveloppen.
Houd bij de keuze van enveloppen rekening met de
volgende factoren:
- Gewicht: Het gewicht van het enveloppenpapier
mag niet meer dan 90 g/m
2
bedragen, anders
kan een papierstoring optreden.
- Ontwerp: Voor het afdrukken moeten de
enveloppen plat worden gelegd; ze mogen niet
meer dan 6 mm omkrullen en ze mogen geen
lucht bevatten.
- Toestand: De enveloppen mogen niet gekreukt,
gescheurd of anderszins beschadigd zijn.
- Temperatuur: U moet enveloppen gebruiken die
bestand zijn tegen de hitte en druk die tijdens het
afdrukproces in het apparaat ontstaan.
Gebruik alleen goed gevormde enveloppen met
scherpe vouwen.
Gebruik geen afgestempelde enveloppen.
Gebruik geen enveloppen met sluithaakjes,
knipsluitingen, vensters, gecoate binnenbekleding,
zelfklevende sluitingen of andere synthetische
materialen.
Gebruik geen beschadigde enveloppen of
enveloppen van slechte kwaliteit.
Controleer of de naad aan beide uiteinden van de
envelop helemaal doorloopt tot in de hoek.
1 Aanvaardbaar
2 Onaanvaardbaar
Enveloppen met een verwijderbare strip of met
meer dan één zelfklevende vouwbare klep moeten
van een kleefmiddel zijn voorzien dat gedurende
0,1 seconde compatibel is met de
fixeertemperatuur van het apparaat. Raadpleeg de
specificaties van uw apparaat voor de
fixeertemperatuur "Algemene specificaties" op
pagina 125. De extra kleppen en strips kunnen
kreuken, scheuren en papierstoringen
veroorzaken, en kunnen zelfs de fixeereenheid
beschadigen.
Voor de beste afdrukkwaliteit plaatst u de marges
niet dichter dan 15 mm van de rand van de
envelop.
Druk niet af op de plaats waar de naden van de
envelop samenkomen.
34 _Originelen en afdrukmateriaal plaatsen
Het formaat van het papier in de papierlade
wijzigen
Als u extra lang papier, bijvoorbeeld van het formaat Legal, in de lade
plaatst, moet u de lengtegeleider aanpassen om de papierlade te
verlengen.
Transparanten Om beschadigingen aan het apparaat te
voorkomen, gebruikt u uitsluitend transparanten
die speciaal zijn ontworpen voor laserprinters.
De te gebruiken transparanten moeten bestand zijn
tegen een temperatuur van 180 °C, de
fusertemperatuur van het apparaat.
Plaats transparanten op een vlak oppervlak nadat
u ze uit het apparaat hebt gehaald.
Laat transparanten niet te lang in de papierlade
liggen. Er kan zich dan stof en vuil op afzetten, wat
leidt tot vlekken bij het afdrukken.
Let op dat u geen vingerafdrukken op de
transparanten maakt. Dit veroorzaakt vlekken
tijdens het afdrukken.
Bescherm transparanten na het afdrukken tegen
langdurige blootstelling aan zonlicht om te
voorkomen dat ze gaan vervagen.
Zorg dat de transparanten niet kreukelen, krullen of
gescheurde hoeken hebben.
Etiketten Om beschadigingen aan het apparaat te
voorkomen, gebruikt u bij voorkeur alleen etiketten
voor gebruik in laserprinters.
- Bij de keuze van etiketten dient u rekening te
houden met de volgende factoren:
- Kleefstoffen: het kleefmiddel moet stabiel zijn bij
de fixeertemperatuur van het apparaat.
Raadpleeg de specificaties van uw apparaat
voor de fixeertemperatuur (zie pagina 125).
- Schikking: gebruik uitsluitend etiketvellen waarbij
tussen de etiketten het rugvel niet blootligt. Bij
etiketvellen met ruimte tussen de etiketten
kunnen de etiketten loskomen van de rugvel. Dit
kan ernstige papierstoringen tot gevolg hebben.
- Krullen: voor het afdrukken moeten de etiketten
plat worden gelegd en mogen ze niet meer dan
13 mm omkrullen.
- Toestand: gebruik geen etiketten die gekreukt
zijn, blaasjes vertonen of loskomen van het
rugvel.
Let op dat er tussen de etiketten geen zelfklevend
materiaal blootligt. Blootliggende delen kunnen
ertoe leiden dat etiketten tijdens het afdrukken
loskomen, waardoor het papier kan vastlopen. Ook
kunnen hierdoor onderdelen van het apparaat
beschadigd raken.
Plaats geen gebruikte etiketvellen in het apparaat.
De klevende achterzijde mag slechts een keer door
het apparaat worden gevoerd.
Gebruik geen etiketten die loskomen van het
rugvel, blaasjes vertonen, gekreukt of anderszins
beschadigd zijn.
Kaarten of
materiaal van
afwijkende
grootte
Druk niet af op afdrukmateriaal dat minder dan
98 mm breed is of minder dan 356 mm lang.
Stel de marges in de softwaretoepassing in op ten
minste 6,4 mm van de rand van het materiaal.
AFDRUKMA-
TERIAAL
RICHTLIJNEN
Voorbedrukt
papier
Papier met briefhoofd moet bedrukt zijn met
hittebestendige inkt die niet smelt, verdampt of
gevaarlijke stoffen afgeeft wanneer deze
gedurende 0,1 seconde wordt blootgesteld aan de
fixeertemperatuur van de printer. Raadpleeg de
specificaties van uw apparaat voor de
fixeertemperatuur (zie pagina 125).
De inkt van het briefhoofd mag niet ontvlambaar
zijn en mag de printerrollen niet aantasten.
Formulieren en papier met briefhoofd moeten in
een vochtbestendige verpakking worden bewaard
om aantasting tijdens de opslagperiode te
voorkomen.
Voordat u voorbedrukt papier plaatst, zoals
formulieren of briefpapier, moet u controleren of de
inkt op het papier droog is. Natte inkt kan tijdens
het fixeerproces loskomen van het voorbedrukte
papier en de afdrukkwaliteit verminderen.
1 papierlengtegeleider
2 papierbreedtegeleider
Als u een optionele documentinvoer met hoge capaciteit hebt
geïnstalleerd, raadpleeg dan de Beknopte installatiehandleiding om
het papierformaat aan te passen.
AFDRUKMA-
TERIAAL
RICHTLIJNEN
Originelen en afdrukmateriaal plaatsen_35
1. Stel de papierlengtegeleider in op de gewenste papierlengte. Het is
vooraf ingesteld op Letter- of A4-formaat al naargelang het land. Als
u een ander papierformaat wilt plaatsen, trekt u aan de hendel en
verplaatst u de lengtegeleider naar de juiste positie.
2. Nadat u het papier in de lade hebt geplaatst, drukt u de
papierbreedtegeleider in zoals wordt weergegeven en beweegt u de
geleider naar de papierstapel tot deze juist de rand van de stapel
lichtjes raakt. Druk de geleider niet te hard tegen de rand van het
papier. Hierdoor zou het papier kunnen gaan buigen.
Wanneer u papier van Legal-formaat gebruikt, moet u de lade
verlengen.
3. Plaats het papier in de lade.
4. Plaats de lade in het apparaat.
5. Stel het papierformaat in op uw computer.
Papier plaatsen
Papier laden in lade 1, een optionele lade of een
optionele documentinvoer met hoge capaciteit
Plaats de afdrukmaterialen die u voor de meeste afdruktaken gebruikt in
lade 1. Lade 1 biedt plaats voor maximum 520 vellen normaal papier van
75 g/m
2
.
U kunt een optionele lade voor 520 vellen papier aanschaffen en die onder
de standaardlade plaatsen. (Zie "Verbruiksartikelen" op pagina 120.")
1. Trek de papierlade naar buiten en open deze. Plaats vervolgens het
papier met de te bedrukken zijde naar beneden in de papierlade.
Duw de papierbreedtegeleiders niet zo ver naar binnen dat het
afdrukmateriaal gaat buigen.
Als u de papierbreedtegeleiders niet aanpast, kunnen er
papierstoringen optreden.
Het gebruik van fotopapier of gecoat papier kan problemen
veroorzaken die reparaties vereisen. Zulke reparaties vallen niet
onder de garantie of onderhoudscontracten van Samsung.
1 Vol
2 Leeg
Plaats de te bedrukken kant naar boven.
ENVELOPPEN
VOORBEDRUKT
PAPIER
TRANSPARANTE
N
GEPERFOREERD
PAPIER
KAARTEN
PAPIER MET
BRIEFHOOFD
ETIKETTEN
36 _Originelen en afdrukmateriaal plaatsen
2. Stel na het plaatsen van het papier het formaat en type van het papier in
voor lade 1. Zie "Papierformaat en -soort instellen"" op pagina 37 voor
het kopiëren en faxen of raadpleeg de sectie Software voor informatie
over het afdrukken via de computer.
In de multifunctionele lade
De multifunctionele lade kan speciale types en formaten van
afdrukmateriaal bevatten, zoals postkaarten, notitiekaarten en enveloppen.
Dit is handig als u maar één pagina wilt afdrukken op papier met briefhoofd
of op gekleurd papier.
Tips voor het gebruik van de multifunctionele lade
Plaats slechts één formaat afdrukmateriaal tegelijk in de
multifunctionele lade.
Voeg geen papier toe als er nog papier in de multifunctionele lade
ligt. Dit zou papierstoringen kunnen veroorzaken. Dit geldt ook voor
andere soorten afdrukmateriaal.
Afdrukmateriaal moet met de te bedrukken zijde naar beneden en
met de bovenrand naar voren in het midden van de multifunctionele
lade worden geplaatst.
Plaats alleen afdrukmateriaal dat voldoet aan de specificaties.
Zo voorkomt u papierstoringen en problemen met betrekking tot de
afdrukkwaliteit. (Zie "Afdrukmedia selecteren" op pagina 31.")
Maak gekrulde briefkaarten, enveloppen en etiketten eerst vlak,
voordat u ze in de multifunctionele lade plaatst.
Papier plaatsen in de multifunctionele lade:
1. Open de multifunctionele lade en trek het verlengstuk van de
multifunctionele lade uit zoals afgebeeld.
2. Als u papier gebruikt, buigt u de stapel of waaiert u het papier uit om
de vellen van elkaar te scheiden voordat u de stapel in de lade
plaatst.
Houd transparanten vast aan de randen en raak de te bedrukken
zijde niet aan. Vingerafdrukken kunnen problemen met de
afdrukkwaliteit veroorzaken.
3. Plaats het papier in de lade.
Als u problemen ondervindt met de papiertoevoer, plaatst u het
papier vel voor vel in de multifunctionele lade.
U kunt ook papier plaatsen waarop al is afgedrukt. Plaats het
papier met de bedrukte zijde naar boven. De kant die naar de
printer gericht is, mag niet gekruld zijn. Bij invoerproblemen draait
u het papier om. Er zijn in dit geval geen garanties ten aanzien van
de afdrukkwaliteit.
Plaats de te bedrukken kant naar beneden.
ENVELOPPEN
VOORBEDRUKT
PAPIER
TRANSPARANTE
N
GEPERFOREERD
PAPIER
KAARTEN
PAPIER MET
BRIEFHOOFD
ETIKETTEN
Originelen en afdrukmateriaal plaatsen_37
4. Druk de papierbreedtegeleiders van de multifunctionele lade in en
pas ze aan aan de breedte van het papier. Oefen niet te veel druk
uit. Het papier kan dan gaan buigen, waardoor een papierstoring
ontstaat of het papier scheef trekt.
5. Stel na het plaatsen van het papier het formaat en type van het
papier in voor de multifunctionele lade. Zie "Papierformaat en -soort
instellen" op pagina 37 voor het kopiëren en faxen of raadpleeg de
sectie Software voor informatie over het afdrukken via de computer.
6. Schuif na het afdrukken het verlengstuk van de multifunctionele lade
weer terug en sluit de multifunctionele lade.
Papierformaat en -soort instellen
Nadat u het papier in de papierlade hebt geplaatst, moet u het
papierformaat en de papiersoort instellen. Deze instellingen zijn van
toepassing op de kopieer- en faxmodi.
Als u afdrukt vanaf een computer, selecteert u het papierformaat en de
papiersoort in het desbetreffende programma.
1. Druk op Machine Setup op het bedieningspaneel.
2. Druk op Beheerinstelling.
3. Typ het wachtwoord met het numerieke toetsenblok wanneer het
aanmeldingsbericht verschijnt en druk op OK. (Zie "Het
verificatiewachtwoord instellen" op pagina 27.")
4. Druk op het tabblad Algemeen.
5. Druk op de pijl omlaag om naar het volgende scherm te gaan en druk op
Ladebeheer.
6. Selecteer een lade en de bijbehorende opties, zoals het papierformaat
en de papiersoort.
7. Druk op OK.
Neem bij het plaatsen van het papier de volgende richtlijnen in
acht, afhankelijk van het type afdrukmateriaal:
Enveloppen: Met de klep omlaag en de plaats voor de
postzegel linksboven.
Transparanten: Met de afdrukzijde naar boven waarbij de
bovenkant met de kleefstrip het eerst het apparaat ingaat.
Etiketten: Met de afdrukzijde naar boven, waarbij de bovenste
korte zijde het eerst het apparaat ingaat.
Voorbedrukt papier: met de bedrukte zijde naar boven en de
bovenzijde in de richting van het apparaat.
Kaarten: Met de afdrukzijde naar boven, waarbij de korte zijde
het eerst het apparaat ingaat.
Eerder afgedrukt papier: Met de eerder bedrukte zijde naar
beneden en de niet-gekrulde rand in de richting van het
apparaat.
De instellingen die via het printerstuurprogramma zijn
opgegeven, krijgen voorrang op de instellingen via het
bedieningspaneel.
38 _Kopiëren
Kopiëren
Dit hoofdstuk bevat informatie over het gebruik van het apparaat als kopieerapparaat.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Informatie over het scherm Kopiëren
Originelen kopiëren
De instellingen per kopie wijzigen
Speciale kopieerfuncties gebruiken
Informatie over het scherm Kopiëren
Wanneer u op Kopie drukt in het hoofdscherm, verschijnt het scherm
Kopie dat verschillende tabbladen en opties voor kopiëren bevat. Alle
opties zijn gegroepeerd per functie zodat u eenvoudig uw instellingen kunt
configureren.
Als het scherm een ander menu weergeeft, drukt u op ( ) om naar het
hoofdscherm te gaan.
Het tabblad Basis
Formaat van origineel: Selecteer het formaat van de originelen.
(Zie "Het formaat van de originelen wijzigen" op pagina 39.")
Verkleinen/Vergroten: Hiermee verkleint of vergroot u een
gekopieerde afbeelding. (Zie "Kopieën vergroten of verkleinen" op
pagina 40.")
Dubbelzijdig: Hiermee stelt u het apparaat in op dubbelzijdig
kopiëren. (Zie "Dubbelzijdig kopiëren (Duplex)" op pagina 40.")
Uitvoer: Hiermee selecteert u de kopieeroptie Gesorteerd of
Niet-gesorteerd. Als u de optionele stapel- en nieteenheid hebt
geïnstalleerd, worden er nietopties weergegeven. (Zie "De
kenmerken van het gekopieerde resultaat bepalen (Gesorteerd /
Geniet)" op pagina 41.")
Type origineel: Hiermee verbetert u de kopieerkwaliteit door het
documenttype voor de huidige kopieertaak te selecteren. (Zie "Het
type origineel selecteren" op pagina 41.")
Licht, Donker: Hiermee past u de helderheid aan om een kopie te
verkrijgen die beter leesbaar is als het origineel onduidelijke
markeringen en donkere afbeeldingen bevat. (Zie "De tonerdichtheid
wijzigen" op pagina 41.")
Papierinvoer: Hiermee selecteert u de papierinvoer.
Opsl nr vak: Hiermee geeft u aan in dat de originelen voor later
gebruik worden opgeslagen in het documentvak.
Het tabblad Geavanceerd
Taak samenstellen: Hiermee kunt u meerdere pagina's of
verschillende typen originelen als één kopie kopiëren.
(Zie "Meerdere taken samenvoegen tot een kopie" op pagina 41.)
kopie ID
: Hiermee drukt u dubbelzijdige originelen af op één vel papier.
Deze functie is met name handig voor het kopiëren van kleine
documenten zoals visitekaartjes. (Zie "ID-kaart kopiëren" op
pagina 42.")
X-op-1
: Hiermee drukt u twee of vier originele afbeeldingen verkleind af
zodat deze op één vel papier passen. (Zie "2 of 4 pagina’s per vel
kopiëren (N-up)" op pagina 43.")
Poster kopiëren
: Hiermee drukt u een grote afbeelding verdeeld over
negen pagina’s af. (Zie "Poster kopiëren" op pagina 43.")
Klonen
: Hiermee drukt u het origineel meerdere keren af op één pagina.
(Zie "Klonen" op pagina 43.")
Boekje kopiëren
: Hiermee kunt u een geheel boek kopiëren. (Zie
"Boeken kopiëren" op pagina 44.")
Boekje
: Hiermee maakt u een boekje op basis van een opeenvolgende
reeks enkelzijdige of dubbelzijdige originelen. (Zie "Boekjes kopiëren" op
pagina 44.")
Voorbladen
: Hiermee voegt u automatisch voorbladen toe aan de
gekopieerde reeks originelen. Hiervoor wordt papier uit een andere lade
gehaald. (Zie "Voorblad kopiëren" op pagina 44.")
Transparanten
: Hiermee voegt u een blanco of bedrukte
scheidingspagina toe tussen een reeks transparanten. (Zie
"Transparanten kopiëren" op pagina 44.")
Raadpleeg het hoofdstuk Doc vak voor informatie over het gebruik
van het Doc vak. (Zie "Documentvak gebruiken" op pagina 71.)
Kopiëren_39
Het tabblad Afbeelding
Rand wissen: Hiermee kunt u perforatiegaten, nietjesmarkeringen
en vouwen langs de vier randen van documenten verwijderen. (Zie
"Randen wissen" op pagina 45.")
Achtergrond wissen: Hiermee drukt u een afbeelding zonder
achtergrond af. (Zie "Achtergrondafbeeldingen wissen" op
pagina 45.")
Marge verschuiven: Hiermee maakt u een bindmarge voor het
document. (Zie "Marges verschuiven" op pagina 45.")
Originelen kopiëren
Dit is de normale en gebruikelijke procedure voor het kopiëren van originelen.
1. Druk op Kopie in het hoofdscherm.
2. Plaats de originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI of
plaats één origineel document met de bedrukte zijde naar beneden op
de glasplaat van de scanner.
3. Pas de instellingen voor elk exemplaar aan, bijvoorbeeld Formaat van
origineel, Verkleinen/Vergroten, Dubbelzijdig, enzovoort. (Zie "Het
formaat van de originelen wijzigen" op pagina 39, zie "Dubbelzijdig
kopiëren (Duplex)" op pagina 40.)
4. Selecteer de lade door op de gewenste lade te drukken op het scherm.
5. Geef zonodig het aantal kopieën op met behulp van het numerieke
toetsenblok.
6. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen met kopiëren.
De instellingen per kopie wijzigen
Op het tabblad Basis van het scherm Kopie kunt u kopieerfuncties
selecteren voordat u begint met kopiëren.
Het formaat van de originelen wijzigen
Druk op het tabblad Basis > Formaat van origineel. Gebruik vervolgens
de pijl naar links en naar rechts om het formaat van het origineel in te
stellen.
Druk op meer om de detailwaarden weer te geven.
Aangepast: Hiermee selecteert u het scangebied van het origineel.
Druk op de pijlknoppen om het formaat in te stellen.
Auto: Het formaat van de originelen wordt automatisch gedetecteerd
maar bij deze optie worden alleen originelen van het formaat Legal,
Letter en A5 ondersteund. Als de originelen van gemengd formaat
zijn, wordt het formaat van het grootste origineel gedetecteerd en
wordt het bijbehorende papier in de lade geselecteerd.
Om de huidige kopieertaak te annuleren, drukt u op Stop op het
bedieningspaneel. U kunt de huidige en wachtende taak ook
verwijderen via Job Status op het bedieningspaneel. Selecteer de
taak die u wilt annuleren en druk op Verwijd.
De instelling van het tabblad Basis heeft alleen betrekking op deze
kopieën. Dit betekent dat de instelling niet van toepassing is op de
volgende kopieertaak. Nadat de huidige kopieertaak is voltooid,
worden de standaardinstellingen automatisch hersteld na een
bepaalde periode. Het apparaat zal eveneens de
standaardinstellingen herstellen wanneer u op de knop Clear All drukt
op het bedieningspaneel of wanneer u een ander menu selecteert, bv.
fax, met uitzondering van Job Status.
U kunt de standaardinstellingen voor kopiëren wijzigen in
Beheerinstelling. (Zie "Algemene instellingen" op pagina 78.")
40 _Kopiëren
Verschillende formaten (Letter & Legal): Hiermee kunt u papier
van Letter- en Legal-formaat door elkaar gebruiken. Het juiste
papierformaat wordt automatisch geselecteerd in verschillende
laden. Stel bijvoorbeeld dat u een document hebt met drie pagina’s.
De eerste pagina is van Letter-formaat, de tweede pagina is van
Legal-formaat en de derde pagina is weer van Letter-formaat. In dat
geval wordt met behulp van verschillende laden eerst op Letter-
papier afgedrukt, vervolgens op Legal-papier en daarna weer op
Letter-papier.
Andere vooraf ingestelde waarden: Hiermee kunnen gebruikers
eenvoudig veelgebruikte waarden selecteren.
Kopieën vergroten of verkleinen
Druk op het tabblad Basis > Verkleinen/Vergroten. Gebruik vervolgens de
pijl naar links en naar rechts om een afbeelding op het papier te vergroten of
te verkleinen.
Druk op meer om de waarden weer te geven.
Origineel (100%): Hiermee drukt u tekst en afbeeldingen op
hetzelfde formaat af als op de originelen.
Auto aanpassen: Hiermee verkleint of vergroot u het origineel op
basis van het formaat van het afdrukmateriaal.
Andere vooraf ingestelde waarden: Hiermee kunt u eenvoudig
veelgebruikte waarden selecteren.
Dubbelzijdig kopiëren (Duplex)
Druk op het tabblad Basis > Dubbelzijdig. Gebruik vervolgens de pijl naar
links en naar rechts om de waarde Dubbelzijdig te selecteren.
Druk op meer om de detailwaarden weer te geven.
1 -> 1-zijdig: Hiermee scant u één zijde van een origineel en drukt u
op één zijde van het papier af. Met deze functie krijgt u een afdruk
die exact overeenkomt met de originelen.
1 -> 2-zijdig: Hiermee scant u één zijde van de originelen en drukt u
op beide zijden van het papier af.
1 -> 2-zijdig, draaien kant 2: Hiermee scant u één zijde van de
originelen en drukt u op beide zijden van het papier af maar de
gegevens aan de achterzijde worden 180° gedraaid.
2 -> 1-zijdig: Hiermee scant u beide zijden van de originelen en
drukt u elke zijde op een afzonderlijk vel af.
2 -> 2-zijdig: Hiermee scant u beide zijden van het origineel en drukt
u op beide zijden van het papier af. Met deze functie krijgt u een
afdruk die exact overeenkomt met de originelen.
2 -> 1-zijdig, draaien kant 2: Hiermee scant u beide zijden van het
origineel en drukt u elke zijde op een afzonderlijk vel af maar de
gegevens aan de achterzijde van de afdruk worden 180° gedraaid.
Omgekeerd 1 -> 2-zijdig: Scant originelen in en drukt ze
dubbelzijdig af. Het apparaat keert de afdrukvolgorde van de
originelen echter om. Het apparaat drukt het tweede origineel eerst
af, wat betekent dat het eerst ingevoerde origineel op de achterzijde
van het papier wordt afgedrukt. Als u bijvoorbeeld 6 originele vellen
afdrukt, worden alle even pagina’s op de voorzijde afgedrukt en alle
oneven pagina’s op de achterzijde.
Omgekeerd 1 -> 2-zijdig, Zijde 2 draaien: Scant originelen in en
drukt ze dubbelzijdig af. Het apparaat keert de afdrukvolgorde van
de originelen echter om. Het apparaat drukt het tweede origineel
eerst af, wat betekent dat het eerst ingevoerde origineel op de
achterzijde van het papier wordt afgedrukt. Als u bijvoorbeeld 6
originele vellen afdrukt, worden alle even pagina’s op de voorzijde
afgedrukt en alle oneven pagina’s op de achterzijde. De informatie
op de achterzijde van de afdruk wordt 180° gedraaid.
De optie Aangepast verschilt afhankelijk van de plaats van de
originelen. In de DADI kunt u de grootte aanpassen tussen 25% en
200%. Op de glasplaat van de scanner kunt u de grootte aanpassen
tussen 25% en 400%.
Als u beide zijden van een origineel op de glasplaat wilt kopiëren,
wordt het bericht Nog een pagina weergegeven nadat de eerste
pagina is gekopieerd. Plaats nu het origineel met de andere zijde naar
beneden op de glasplaat en druk op Ja. De tweede pagina van het
origineel wordt nu gescand.
Kopiëren_41
Omgekeerd 2 -> 2-zijdig: Scant beide zijden van originelen in en
drukt ze op beide zijden van een vel papier af. Het apparaat keert
de afdrukvolgorde van de originelen echter om. Het apparaat drukt
eerst de achterzijde van de originelen af, wat betekent dat de
voorzijde van originelen afgedrukt wordt op de achterzijde van een
vel papier.
De kenmerken van het gekopieerde resultaat
bepalen (Gesorteerd / Geniet)
Druk op het tabblad Basis > Uitvoer. Gebruik vervolgens de pijl naar links
en naar rechts om de waarde Gesorteerd of Geniet te selecteren. Deze
functie wordt alleen ondersteund wanneer het origineel in de DADI ligt.
Druk op meer om de waarden weer te geven.
Gesorteerd: Hiermee drukt u de pagina’s in groepen af die
overeenkomen met de originelen.
Niet-gesorteerd: Hiermee drukt u af en sorteert u het resultaat in
stapels met afzonderlijke pagina’s.
Nieten, Staand: Hiermee plaatst u één nietje in de uitvoer, die
staand is afgedrukt.
Nieten, Liggend: Hiermee plaatst u één nietje in de uitvoer, die
liggend is afgedrukt.
Het type origineel selecteren
Druk op het tabblad Basis en selecteer het gewenste type origineel.
Tekst: Gebruik deze optie voor originelen met hoofdzakelijk tekst.
Tekst/Foto: Gebruik deze optie voor originelen met tekst en foto’s.
Foto: Gebruik deze optie voor foto’s.
De tonerdichtheid wijzigen
Hiermee bepaalt u hoe donker de afdruk wordt. Gebruik de pijl naar links
of naar rechts om in te stellen hoe licht of donker de afdrukken worden.
SPECIALE KOPIEERFUNCTIES GEBRUIKEN
Op het tabblad Geavanceerd of het tabblad Afbeelding van het scherm
Kopie kunt u specifieke kopieerfuncties selecteren.
Meerdere taken samenvoegen tot een kopie
Met deze functie kunt u meerdere kopieertaken samenvoegen tot een
kopie. U kunt deze functie bijvoorbeeld gebruiken als u de DADI en
de glasplaat van de scanner moet gebruiken voor een kopieertaak.
In de onderstaande afbeelding staan de verschillende nummers voor
verschillende opeenvolgende segmenten.
1. Druk op Kopie op het hoofdscherm.
2. Selecteer de lade bij Papierinvoer.
3. Druk op de tab Geavanceerd > Taak samenstellen.
4. Druk op Aan om de taaksamenstellingsfunctie in te schakelen.
Als u beide zijden van een origineel op de glasplaat wilt kopiëren,
wordt het bericht Nog een pagina weergegeven nadat de eerste
pagina is gekopieerd. Plaats nu het origineel met de andere zijde naar
beneden op de glasplaat en druk op Ja. De tweede pagina van het
origineel wordt nu gescand.
De nietfunctie is alleen beschikbaar met een optionele stapel-
en nieteenheid. (Zie "Stapel- & nieteenheid (afwerkeenheid)" op
pagina 120.")
Wanneer de energiebesparende modus van het apparaat wordt
geactiveerd, worden de taken in de lijst met segmenten verwijderd om
te voorkomen dat onbevoegden er toegang toe hebben.
Segment 1 uit de DADF.
Segment 2 van de glasplaat
van de scanner.
Segment 3 uit de DADF.
Segment 4 van de glasplaat
van de scanner.
Segment 5 uit de DADF.
1
2
3
4
5
42 _Kopiëren
Uit: Hiermee schakelt u functie Taak samenstellen uit.
Aan: Hiermee schakelt u functie Taak samenstellen in.
Weergeven tussen segment: Wanneer een segment is verwerkt,
wordt de taak onderbroken en wordt dit scherm weergegeven.
De gebruiker kan vervolgens aangeven of hij/zij wil doorgaan met
kopieren of stoppen.
Afdrukk.: Hiermee worden een of meer voorbeeldpagina's afgedrukt
aan de hand waarvan de inhoud van een segment kan worden
gecontroleerd.
Verwijd.: Hiermee wordt een segment verwijderd.
All. verw: Hiermee worden alle segmenten verwijderd.
Alles afdr.: Hiermee worden alle segmenten afgedrukt.
Segm. toev.: Hiermee wordt een nieuw segment toegevoegd.
Annul.: Hiermee worden alle segmenten in de lijst verwijderd en
wordt de taak geannuleerd.
5. Druk op Segm. toev.
6. Plaats de originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADF of
plaats een origineel document met de bedrukte zijde naar beneden op
de glasplaat van de scanner.
7. Druk op Start op het bedieningspaneel. De scan wordt gestart.
8. Herhaal stap 5 tot en met 7.
9. Druk op Alles afdr. nadat u de gewenste segmenten hebt toegevoegd.
ID-kaart kopiëren
Hierbij wordt één zijde van het origineel op de bovenste helft van het vel
papier afgedrukt en de andere zijde op de onderste helft zonder dat het
origineel daarbij wordt verkleind. Deze functie is met name handig voor het
kopiëren van kleine documenten zoals visitekaartjes.
Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar wanneer u de originelen op de
glasplaat van de scanner plaatst.
1. Plaats een origineel met de voorzijde naar onder op de glasplaat zoals
aangegeven door de pijlen, en sluit het deksel van de scanner.
2. Druk op Kopie in het hoofdscherm.
3. Selecteer de lade in Papierinvoer.
4. Druk op het tabblad Geavanceerd > kopie ID.
5. Druk op Start op het bedieningspaneel.
Hierna wordt de voorkant van het origineel gescand.
6. Keer het origineel om en plaats het op de glasplaat zoals aangegeven
door de pijlen. Sluit vervolgens het deksel van de scanner.
7. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen met kopiëren.
Id-kaart handmatig kopiëren
Als u twee of meer id-kaarten op één vel wilt kopiëren of als u de
kopieerpositie wilt instellen, volgt u de onderstaande stappen.
De volgende stappen beschrijven hoe u twee rijbewijzen (100 × 80 mm)
op één pagina kopieert.
1. Druk op Machine Setup op het bedieningspaneel.
2. Druk op Beheerinstelling. Voer het wachtwoord in en druk op OK.
3. Druk op het tabblad Instelling > Kopieerinstellingen > Instelling
handmatige id-kopie.
4. Druk op het nummer van de sjabloon in de tabel Sjabloon.
5. Druk op 3.
6. Druk op de desbetreffende eigenschappen OK.
Sjabloonnaam: Voer de naam van de sjabloon in.
Scanpositie: Selecteer het te scannen gebied. Selecteer het
grootste scangebied van de originelen.
LINKS, BOVEN: X-000 mm/Y-000 mm, RECHTS, ONDER:
X-110 mm/Y-090 mm
Aantal afbeeldingen: Stel het aantal afbeeldingen op één pagina in.
(Selecteer 4.)
Beeldpositie: Selecteer de positie van een pagina waarop
afbeeldingen staan. Als u kiest om vier afbeeldingen te kopiëren,
moet u hier vier posities selecteren.
Eerste beeldpositie: LINKS, BOVEN: X-000 mm/Y-020 mm,
RECHTS, ONDER: X-100 mm/Y-100 mm
Zolang er nog ruimte beschikbaar is op de vaste schijf, kunt u zonder
beperking segmenten toevoegen.
Voor deze functie moet het origineel op de glasplaat van de scanner
worden geplaatst.
Als het originele document groter is dan het afdrukgebied, worden
sommige gedeelten mogelijk niet afgedrukt.
Als deze optie grijs wordt weergegeven, stelt u de optie
Dubbelzijdig in op 1 -> 1-zijdig en de optie Uitvoer in op
Gesorteerd.
Kopiëren_43
Tweede beeldpositie: LINKS, BOVEN: X-105 mm/Y-020 mm,
RECHTS, ONDER: X-205 mm/Y-100 mm
Derde beeldpositie: LINKS, BOVEN: X-000 mm/Y-150 mm,
RECHTS, ONDER: X-100 mm/Y-230 mm
Vierde beeldpositie: LINKS, BOVEN: X-105 mm/Y-150 mm,
RECHTS, ONDER: X-205 mm/Y-230 mm
7. Druk op OK. De opgeslagen sjabloon wordt in de lijst met sjablonen
weergegeven.
8. Druk op en klik vervolgens op Kopie.
9. Druk op het tabblad Geavanceerd > kopie ID > Handmatige id-kopie.
10. Druk op de opgeslagen sjabloon in de sjablonenlijst.
11. Druk op de knop Start op het bedieningspaneel en volg de instructies op
het scherm om de id-kopie voor vier afbeeldingen te voltooien.
2 of 4 pagina’s per vel kopiëren (N-up)
Hierbij worden de originelen verkleind en worden er 2 of 4 pagina’s
afgedrukt op één vel papier.
De functie 2 of 4 pagina’s per vel kopiëren is enkel beschikbaar wanneer u
originelen in de DADI plaatst.
1. Plaats de originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI. U
kunt ook één origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de
glasplaat van de scanner plaatsen. (Zie "Originelen plaatsen" op
pagina 30.")
2. Druk op Kopie in het hoofdscherm.
3. Selecteer de lade in Papierinvoer.
4. Druk op het tabblad Geavanceerd > X-op-1.
5. Selecteer Uit, 2-op-1 of 4-op-1.
Uit: Hiermee kopieert u een origineel op één vel papier.
2-op-1: Hiermee kopieert u twee afzonderlijke originelen op één
pagina.
4-op-1: Hiermee kopieert u vier afzonderlijke originelen op één
pagina.
6. Druk op Start op het bedieningspaneel.
Poster kopiëren
Uw origineel wordt in 9 gedeelten verdeeld. U kunt deze pagina’s aan elkaar
plakken om er een poster van te maken. Deze kopieerfunctie is alleen
beschikbaar wanneer u de originelen op de glasplaat van de scanner
plaatst. De gedeelten worden een voor een gescand en afgedrukt in deze
volgorde.
Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar wanneer u de originelen op de
glasplaat van de scanner plaatst.
1. Plaats één origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat
van de scanner. (Zie "Originelen plaatsen" op pagina 30.")
2. Druk op Kopie in het hoofdscherm.
3. Selecteer de lade in Papierinvoer.
4. Druk op het tabblad Geavanceerd > Poster kopiëren.
5. Druk op Aan om deze functie te activeren.
6. Druk op OK.
7. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen met kopiëren.
Klonen
De originele afbeelding wordt meerdere keren afgedrukt op één pagina. Het
aantal afbeeldingen per vel wordt automatisch bepaald op basis van de
grootte van het origineel en het papierformaat.
Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar wanneer u de originelen op de
glasplaat van de scanner plaatst.
U kunt het kopieerformaat niet wijzigen met Verkleinen/Vergroten
voor de functie X-op-1.
1 2
1 2
3 4
Deze functie is alleen beschikbaar als de opties op het tabblad Basis
als volgt zijn ingesteld:
- Dubbelzijdig op 1 -> 1-zijdig
- Verkleinen/Vergroten op Origineel (100%)
- Papierinvoer op Lade.
Uw origineel wordt in 9 delen verdeeld. De gedeelten worden een voor
een gescand en afgedrukt, in deze volgorde:
44 _Kopiëren
1. Plaats één origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat
van de scanner. (Zie "Originelen plaatsen" op pagina 30.")
2. Druk op Kopie in het hoofdscherm.
3. Selecteer de lade in Papierinvoer.
4. Druk op het tabblad Geavanceerd > Klonen.
5. Druk op Aan om deze functie te activeren.
6. Druk op OK.
7. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen met kopiëren.
Boeken kopiëren
Met deze functie kunt u een boek kopiëren. Als het boek te dik is, opent u
het deksel van de scanner tot de scharnieren niet verder kunnen en sluit u
het deksel weer. Als het boek of tijdschrift dikker is dan 30 mm, kopieert u
het met het deksel van de scanner open.
Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar wanneer u de originelen op de
glasplaat van de scanner plaatst.
1. Plaats de originelen met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat
van de scanner. (Zie "Originelen plaatsen" op pagina 30.")
2. Druk op Kopie in het hoofdscherm.
3. Druk op het tabblad Geavanceerd > Boekje kopiëren.
4. Selecteer de bindoptie.
Uit: Hiermee schakelt u deze functie uit.
Linkerpagina: Hiermee drukt u de linkerpagina van het boek af.
Rechterpagina: Hiermee drukt u de rechterpagina van het boek af.
Beide pagina's: Hiermee drukt u beide tegenoverliggende pagina’s
van het boek af.
5. Druk op OK.
6. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen met kopiëren.
Boekjes kopiëren
Het apparaat drukt automatisch af op een of beide zijden van het papier.
Vervolgens wordt het papier gevouwd en verkrijgt u een boekje met alle
pagina’s in de juiste volgorde.
Elke afbeelding wordt ook automatisch verkleind en op de juist positie
geplaatst in overeenstemming met het geselecteerde papier.
1. Plaats de originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI.
U kunt ook één origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de
glasplaat van de scanner plaatsen. (Zie "Originelen plaatsen" op
pagina 30.")
2. Druk op Kopie in het hoofdscherm.
3. Selecteer de lade in Papierinvoer.
4. Druk op het tabblad Geavanceerd > Boekje.
5. Druk op Aan om deze functie te gebruiken en selecteer gedetailleerde
instellingen voor elke optie.
1-zijdig Origineel: Hiermee wordt enkelzijdig gekopieerd.
2-zijdig Origineel: Hiermee wordt dubbelzijdig gekopieerd.
6. Druk op OK.
7. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen met kopiëren.
Voorblad kopiëren
Hiermee voegt u automatisch voorbladen toe aan de gekopieerde reeks
originelen met papier dat uit een andere lade afkomstig is. Voorbladen
moeten hetzelfde formaat en dezelfde afdrukstand hebben als het
hoofddeel van de te kopiëren originelen.
1. Plaats de originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI.
U kunt ook één origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de
glasplaat van de scanner plaatsen. (Zie "Originelen plaatsen" op
pagina 30.")
2. Druk op Kopie in het hoofdscherm.
3. Selecteer de lade in Papierinvoer.
4. Druk op het tabblad Geavanceerd > Voorbladen.
5. Druk op Aan om deze functie te gebruiken en selecteer gedetailleerde
instellingen voor elke optie.
Positie: Hiermee geeft u aan of het voorblad aan het begin of einde
van de afdruktaak wordt geplaatst of beide.
Voorblad: Hiermee geeft u aan of het voorblad enkelzijdig,
dubbelzijdig of blanco is.
Papierinvoer: Selecteer de papierlade die u wilt gebruiken voor het
voorblad.
6. Druk op OK.
7. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen met kopiëren.
Transparanten kopiëren
Wanneer u transparanten voorbereidt voor een presentatie, gebruikt u deze
functie om de informatie te kopiëren.
1. Plaats de originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI.
U kunt ook één origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de
glasplaat van de scanner plaatsen. (Zie "Originelen plaatsen" op
pagina 30.")
2. Plaats transparanten van het juiste formaat in de lade die u hebt
ingesteld.
3. Stel de papiersoort in op Transparanten.
4. Druk op Kopie in het hoofdscherm.
5. Druk op het tabblad Geavanceerd > Transparanten.
Deze functie is alleen beschikbaar als de opties op het tabblad Basis
als volgt zijn ingesteld:
- Dubbelzijdig op 1 -> 1-zijdig
- Verkleinen/Vergroten op Origineel (100%)
- Papierinvoer op Lade.
Als u schaduwen aan de rand van een boek wilt verwijderen, drukt u
op het tabblad Afbeelding > Rand wissen > Midden en rand boekje
wissen.
U kunt deze functie alleen gebruiken met papier van het formaat A4,
Letter, Legal, Folio, Oficio, JIS B5, ISO B5, Executive, A5 of Statement.
Wanneer u de optie Papierinvoer hebt ingesteld op Auto, kunt u deze
functie niet gebruiken.
Voordat u begint met deze speciale kopieertaak, moet u de
papiersoorten en het papierformaat voor de lade instellen op
Transparanten. (Zie "Papierformaat en -soort instellen" op
pagina 37.")
Kopiëren_45
6. Selecteer de optie Transparanten.
Geen scheidingsvel: Hiermee wordt geen scheidingsvel tussen de
transparanten geplaatst.
Blanco vel: Hiermee wordt een leeg vel tussen de transparanten
geplaatst.
Afgedrukt vel: Hiermee wordt dezelfde inhoud op de
scheidingsvellen afgedrukt als op de transparanten.
7. Selecteer bronnen voor afdrukmateriaal als u Blanco vel of Afgedrukt
vel hebt geselecteerd.
8. Druk op OK.
9. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen met kopiëren.
Randen wissen
U kunt het origineel zonder randen of marges kopiëren.
1. Plaats één origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat
van de scanner. U kunt de originelen ook met de bedrukte zijde naar
boven in de DADI plaatsen. (Zie "Originelen plaatsen" op pagina 30.")
2. Druk op Kopie in het hoofdscherm.
3. Druk op het tabblad Afbeelding > Rand wissen.
4. Selecteer de optie.
Uit: Hiermee schakelt u deze functie uit.
Rand wissen: Hiermee wist u gelijke hoeveelheden van alle randen
van de kopieën.
Klein origineel wissen: Hiermee wist u 6 mm van de randen van de
kopieën. Voor deze functie moet het origineel op de glasplaat van de
scanner worden geplaatst.
Perforatie wissen: Hiermee verwijdert u markeringen van
perforatiegaten aan de linkerrand van de kopieën.
Midden en rand boekje wissen: Hiermee verwijdert u schaduwen
als gevolg van de rand of binding van een boek in het midden en aan de
zijkanten van de kopieën. Deze functie is alleen van toepassing op het
kopiëren van een boek. (Zie "Boeken kopiëren" op pagina 44.")
5. Druk op OK.
6. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen met kopiëren.
Achtergrondafbeeldingen wissen
Deze functie is nuttig wanneer u originelen kopieert die kleuren op de
achtergrond bevatten, bijvoorbeeld in kranten of catalogi.
1. Plaats de originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI.
U kunt ook één origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de
glasplaat van de scanner plaatsen.
2. Druk op Kopie in het hoofdscherm.
3. Druk op het tabblad Afbeelding > Achtergrond wissen.
4. Selecteer de optie.
Uit: Hiermee schakelt u deze functie uit.
Auto: Optimaliseert de achtergrond.
Verbet.: Hoe hoger het getal, hoe levendiger de achtergrond is.
Wissen: Hoe hoger het getal, hoe lichter de achtergrond is.
5. Druk op OK.
6. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen met kopiëren.
Marges verschuiven
U kunt ruimte voor een binding vrijmaken door de marge van een pagina te
verschuiven.
1. Plaats de originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI.
U kunt ook één origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de
glasplaat van de scanner plaatsen. (Zie "Originelen plaatsen" op
pagina 30.")
2. Druk op Kopie in het hoofdscherm.
3. Druk op het tabblad Afbeelding > Marge verschuiven
4. Selecteer de optie Marge verschuiven.
Uit: Hiermee schakelt u deze functie uit.
Auto centreren: Hiermee wordt de kopie automatisch gecentreerd.
Voor deze functie moet het origineel op de glasplaat van de scanner
worden geplaatst. Deze optie wordt alleen ondersteund wanneer het
origineel op de glasplaat van de scanner is geplaatst.
Aangepaste marge: Hiermee kunt u de marges naar links, rechts,
beneden en boven verplaatsen met behulp van de pijlen. U kunt
deze optie gebruiken met originelen op de glasplaat van de scanner
of in de DADI.
5. Druk op OK.
6. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen met kopiëren.
Als u de optie Boekje kopiëren hebt ingesteld op Uit, kunt u de optie
Midden en rand boekje wissen niet gebruiken.
46 _Scannen
Scannen
Met de scanfunctie zet u tekst en afbeeldingen om in digitale bestanden die u op de computer kunt opslaan. U kunt de
bestanden vervolgens per fax of e-mail verzenden, uploaden naar uw website of gebruiken in een project dat u afdrukt.
In dit hoofdstuk vindt u informatie over de scanmethode en de verschillende manieren waarop u het gescande bestand
naar de gewenste bestemming kunt verzenden.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Beginselen van scannen
Informatie over het scherm Scan
Originelen scannen en per e-mail verzenden (Scan nr e-mail)
Originelen scannen en via Samsung Netwerkscanbeheer verzenden
(NetScan)
Originelen scannen en via SMB/FTP (Scannen naar server) verzenden
De instellingen van de scanfunctie wijzigen
Beginselen van scannen
Met de scanner van het apparaat kunt u originelen op papier omzetten in
digitale bestanden.
U kunt op twee manieren originelen scannen. U kunt het apparaat
rechtstreeks op de computer aansluiten met de USB-kabel of u kunt de
netwerkscanfunctie gebruiken waarbij gescande documenten via het
netwerk naar een specifieke bestemming worden verzonden.
Netwerkscan: Verstuurt het document naar de computer in uw netwerk
via het programma Netwerkscan. U kunt een afbeelding scannen vanaf
het apparaat als het is verbonden met het netwerk en de afbeelding
versturen naar de computer waarop Netwerkscan wordt uitgevoerd.
•TWAIN:TWAIN is een van de vooraf ingestelde beeldtoepassingen.
Door het scannen van een afbeelding, wordt de geselecteerde
toepassing gestart zodat u het scanproces kunt sturen. Raadpleeg de
sectie Software. Deze functie kan worden gebruikt via de lokale
aansluiting of de netwerkaansluiting. Raadpleeg de sectie Software.
•WIA:WIA staat voor Windows Images Acquisition. Om gebruik te
kunnen maken van deze functie, moet u rechtstreeks op het apparaat
aansluiten met een USB-kabel. Raadpleeg de sectie Software.
•E-mail:U kunt de gescande afbeelding als bijlage bij een e-mailbericht
verzenden. (Zie "Originelen scannen en per e-mail verzenden (Scan nr
e-mail)" op pagina 48.)
•FTP:U kunt een afbeelding scannen en naar een FTP-server uploaden.
(Zie "Originelen scannen en via SMB/FTP (Scannen naar server)
verzenden" op pagina 51.)
•SMB:U kunt een afbeelding scannen en naar een gedeelde map op
een SMB-server verzenden. (Zie "Originelen scannen en via SMB/FTP
(Scannen naar server) verzenden" op pagina 51.)
Informatie over het scherm Scan
Als u de scanfunctie wilt gebruiken, drukt u op Scan in het hoofdscherm.
Als het scherm een ander menu weergeeft, drukt u op ( ) om naar het
hoofdscherm te gaan.
Druk op Scan nr e-mail, NetScan of Scannen naar server.
Scan nr e-mail: Hiermee wordt het origineel gescand en wordt
de gescande uitvoer per e-mail naar de gewenste bestemming
verzonden. (Zie "Originelen scannen en per e-mail verzenden (Scan
nr e-mail)" op pagina 48.)
NetScan: Hiermee wordt het origineel gescand en wordt de
gescande uitvoer naar de gewenste bestemming verzonden met
het programma Netwerkscan. (Zie "Originelen scannen en via
Samsung Netwerkscanbeheer verzenden (NetScan)" op pagina 50.)
Scannen naar server: Hiermee wordt het origineel gescand
en wordt de gescande uitvoer naar de gewenste bestemming
verzonden via SMB en FTP. (Zie "Originelen scannen en via SMB/
FTP (Scannen naar server) verzenden" op pagina 51.)
De maximale resolutie is afhankelijk van een aantal factoren, zoals de
snelheid van de computer, de beschikbare schijfruimte, het geheugen,
de grootte van het te scannen bestand en de instellingen van de
bitdiepte. U zult daarom, afhankelijk van uw systeem en hetgeen u
scant, mogelijk niet kunnen scannen met bepaalde resoluties, vooral
niet met de uitgebreide resolutie.
Als er een bericht verschijnt waarin wordt gevraagd om ID Verific. en
Wachtwoord, heeft de netwerkbeheerder de verificatieoptie ingesteld
in SyncThru Web Service. (Zie "Uw apparaat vanop de website
beheren" op pagina 95.)
Scannen_47
Het tabblad Basis
In deze sectie vindt u uitleg over het tabblad Basis van Scan nr e-mail en
Scannen naar server en het basisscherm van NetScan.
Scan nr e-mail
Van: E-mailadres van afzender.
Aan/CC/BCC: E-mailadressen van ontvangers. CC is bestemd voor
kopieën aan extra ontvangers en BCC is bestemd voor hetzelfde
doel als CC alleen wordt hierbij de naam van de ontvangers niet
weergegeven.
Onderwerp
/
Bericht
: Onderwerp en berichttekst van het e-mailbericht.
Alles verwijd.: Hiermee wist u alles in het invoergebied.
Adres: Hiermee voert u het adres van de ontvanger in door op
een opgeslagen adres te drukken. Met SyncThru Web Service
kunt u veelgebruikte e-mailadressen importeren uit uw computer.
(Zie "E-mailadressen opslaan" op pagina 49.)
Dubbelzijdig: Hiermee stelt u in of het origineel enkelzijdig wordt
gescand (1-zijdig), dubbelzijdig wordt gescand (2-zijdig) of zodanig
dubbelzijdig wordt gescand dat de achterzijde 180 graden wordt
gedraaid (2-zijdig, draaien kant 2).
Resolutie: Hiermee selecteert u de scanresolutie.
Opsl nr vak: Hiermee geeft u aan in dat de originelen voor later
gebruik worden opgeslagen in het documentvak.
Terug: Hiermee gaat u terug naar het vorige scherm. Als
netwerkverificatie is ingeschakeld, verschijnt er een bevestigingsbericht
voor het afmelden en wordt Scan nr e-mail gesloten.
NetScan
Wanneer het bericht voor netwerkverificatie verschijnt, moet u uw
gebruikersnaam en wachtwoord invoeren om naar het scherm NetScan
te gaan.
nr.: Hier worden de nummers voor toepassingsprogramma’s
weergegeven.
Toepassing: Hier worden de beschikbare toepassingsprogramma’s
op uw computer weergegeven.
Selecteren: Hiermee gaat u naar het geselecteerde
toepassingsprogramma.
Scannen naar server
SMB: Hiermee verzendt u het gescande bestand naar SMB. Druk op
SMB voor deze optie.
FTP: Hiermee verzendt u het gescande bestand naar FTP. Druk op
FTP voor deze optie.
nr.: Het indexnummer dat u hebt ingevoerd in SyncThru Web
Service. (Zie "Originelen scannen en via SMB/FTP (Scannen naar
server) verzenden" op pagina 51.)
Server: De aliasnaam die u hebt ingevoerd in SyncThru Web
Service. (Zie "Originelen scannen en via SMB/FTP (Scannen naar
server) verzenden" op pagina 51.)
Dubbelzijdig: Hiermee stelt u in of het origineel enkelzijdig wordt
gescand (1-zijdig), dubbelzijdig wordt gescand (2-zijdig) of zodanig
dubbelzijdig wordt gescand dat de achterzijde 180 graden wordt
gedraaid (2-zijdig, draaien kant 2).
Resolutie: Hiermee selecteert u de scanresolutie.
Opsl nr vak: Hiermee geeft u aan in dat de originelen voor later
gebruik worden opgeslagen in het documentvak.
Terug: Hiermee gaat u terug naar het vorige scherm.
Het tabblad Geavanceerd
Taak samenstellen: Hiermee kunt u meerdere originelen scannen
en deze vervolgens in één e-mailbericht verzenden of in één keer
naar een of meer servers sturen. (Zie "Meerdere documenten
scannen en deze in een e-mailbericht verzenden" op pagina 49. of
Zie "Meerdere documenten scannen en deze in een keer naar een of
meer SMB/FTP-servers sturen" op pagina 51.)
Formaat van origineel: Hiermee stelt u de originelen in op een
specifiek vast formaat. (Zie "Formaat van origineel" op pagina 52.)
Terug: Hiermee gaat u terug naar het vorige scherm.
Raadpleeg het hoofdstuk Doc vak voor informatie over het gebruik
van het Doc vak. (Zie "Documentvak gebruiken" op pagina 71.)
Raadpleeg het hoofdstuk Doc vak voor informatie over het gebruik
van het Doc vak. (Zie "Documentvak gebruiken" op pagina 71.)
48 _Scannen
Het tabblad Afbeelding
Type origineel: Hiermee geeft u aan of het origineel bestaat uit tekst
of een foto. (Zie "Type origineel" op pagina 53.)
Kleurmodus: Hiermee past u de kleurenopties van de gescande
uitvoer aan. Als het origineel in kleur is en u in kleur wilt scannen,
drukt u op Kleurmodus. (Zie "Kleurmodus" op pagina 53.)
Tonersterkte: Hiermee past u de tonerdichtheid van de gescande
uitvoer aan. Gebruik de pijl naar links en naar rechts om de waarden
te wijzigen. (Zie "Tonersterkte" op pagina 53.)
Achtergrond wissen: Hiermee wist u achtergronden zoals
papierpatronen. (Zie "Achtergrond wissen" op pagina 53.)
Scan naar rand: Hiermee scant u originelen van rand tot rand. (Zie
"Scan naar rand" op pagina 53.)
Terug: Hiermee gaat u terug naar het vorige scherm.
Het tabblad Uitvoer
Kwalit.: Hiermee past u de weergavekwaliteit van de gescande
uitvoer aan. (Zie "Kwalit." op pagina 53.)
Bestandsindeling: Hiermee selecteert u de bestandsindeling van
de gescande uitvoer. (Zie "Bestandsindeling" op pagina 54.)
Voorinstelling scan: Hiermee wijzigt u automatisch bepaalde
scanopties, zoals de resolutie en bestandsindeling. U kunt de opties
aanpassen voor elk specifiek doel. (Zie "Voorinstelling scan" op
pagina 54.)
Terug: Hiermee gaat u terug naar het vorige scherm.
Originelen scannen en per e-mail verzenden
(Scan nr e-mail)
U kunt originelen scannen en de scans vanaf het apparaat per e-mail naar
verschillende bestemmingen verzenden.
Een gescand origineel naar verschillende
bestemmingen verzenden als e-mailbijlage
1. Plaats de originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI. Als u één
vel papier wilt scannen, kunt u ook de glasplaat van de scanner gebruiken.
2. Druk op Scan in het hoofdscherm.
3. Druk op Scan nr e-mail.
4. Stel de scanfuncties in op het tabblad Geavanceerd, Afbeelding
of Uitvoer. (Zie "Het tabblad Geavanceerd" op pagina 47.)
5. Druk op het tabblad Basis om het e-mailadres in te voeren.
Van: E-mailadres van afzender. Als u Van aanraakt, wordt het
toetsenbord weergegeven op het scherm. Voer de e-mailadressen in
met dit toetsenbord. U kunt ook Lokaal en Globaal gebruiken om de
adressen eenvoudig in te voeren. (Zie "Globaal" op pagina 50.)
Aan/CC/BCC: Hier kunt u het e-mailadres van de ontvanger
invoeren met het toetsenbord dat verschijnt of door op Lokaal of
Globaal te drukken. Lokale of globale adressen zijn vooraf geladen
adreslijsten van uw computer of de LDAP-server die is
geconfigureerd in de webinterface. (Zie "Globaal" op pagina 50.)
Onderwerp: De titel van het e-mailbericht.
Bericht: Voer de tekst in die wordt gebruikt als inhoud van het
e-mailbericht. De maximale bestandsgrootte van het e-mailbericht
is 1 KB.
Als het verificatiebericht wordt weergegeven, voert u een
gebruikersnaam en wachtwoord in. Dit bericht wordt alleen
weergegeven als de netwerkbeheerder de verificatieoptie heeft
ingesteld in SyncThru Web Service. (Zie "Uw apparaat vanop de
website beheren" op pagina 95.)
Als u eerder ingevoerde inhoud wilt verwijderen, drukt u op Alles
verwijd.
Scannen_49
6. Stel de scankwaliteit in met Dubbelzijdig en Resolutie.
Dubbelzijdig: Hiermee stelt u de scanner in op enkelzijdige of
dubbelzijdige originelen.
Resolutie: Hiermee stelt u de scanresolutie in door op de pijl naar
links en naar rechts te drukken.
7. Druk op de knop Start om het bestand te scannen en te verzenden.
Meerdere documenten scannen en deze in een
e-mailbericht verzenden
U kunt meerdere scantaken combineren tot een bestand. Vervolgens kunt
u dit als bijlage in een e-mailbericht verzenden.
1. Druk op Scan op het hoofdscherm.
2. Druk op Scan nr e-mail.
3. Stel de scanfuncties in op het tabbladen Geavanceerd, Afbeelding en
Uitvoer. (Zie "Het tabblad Geavanceerd" op pagina 47.)
4. Druk op de tab Geavanceerd > Taak samenstellen.
5. Druk op Aan om de taaksamenstellingsfunctie in te schakelen.
Uit: Hiermee schakelt u functie Taak samenstellen uit.
Aan: Hiermee schakelt u functie Taak samenstellen in.
Weergeven tussen segment: Wanneer een segment is verwerkt,
wordt de taak onderbroken en wordt dit scherm weergegeven. De
gebruiker kan vervolgens aangeven of hij/zij een e-mailbericht wil
verzenden of stoppen.
Verwijd.: Hiermee wordt een segment verwijderd.
All. verw: Hiermee worden alle segmenten verwijderd.
Alles verz.: Hiermee worden alle segmenten afgedrukt.
Segm. toev.: Hiermee wordt een nieuw segment toegevoegd.
Annul.: Hiermee worden alle segmenten in de lijst verwijderd en
wordt de taak geannuleerd.
6. Druk op Segm. toev.
7. Plaats de originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADF of leg
een origineel op de glasplaat van de scanner.
8. Druk op Start om de scantaak te starten.
9. Herhaal stap 6 tot en met 8.
10. Druk op Alles verz. nadat u de gewenste segmenten hebt toegevoegd.
Een e-mailaccount instellen
Als u een afbeelding wilt scannen en deze als bijlage bij een e-mailbericht wilt
verzenden, moet u netwerkparameters instellen met SyncThru™ Web Service.
1. Zet uw netwerkcomputer aan en start de webbrowser.
2. Typ het IP-adres van het apparaat op de adresregel van de browser.
3. Klik op Ga naar om toegang te verkrijgen tot SyncThru™ Web Service.
4. Meld u bij SyncThru™ Web Service aan als beheerder. (Zie "Uw
apparaat vanop de website beheren" op pagina 95.)
5. Klik op Settings > Network Settings > Outgoing Mail Server (SMTP).
6. Typ het serveradres in de decimale notatie met punten of als hostnaam.
7. Geef het poortnummer van de server op. Dit is een getal tussen 1 to
65535. Het standaard poortnummer is 25.
8. Schakel het selectievakje SMTP Requires Authentication in om
verificatie af te dwingen.
9. Voer de aanmeldingsnaam en het wachtwoord van de SMTP-server in.
10. Klik op Apply.
E-mailadressen opslaan
Er bestaan twee soorten e-mailadressen: Lokaal in het geheugen van het
apparaat en Globaal op de LDAP-server. Deze verschillen afhankelijk van
de plaats waar ze zijn opgeslagen. Lokaal betekent dat de e-mailadressen
worden opgeslagen in het geheugen van het apparaat en Globaal betekent
dat de e-mailadressen worden opgeslagen op een bepaalde (LDAP-) server.
Via SyncThru Web Service kunt u eenvoudig e-mailadressen invoeren en
importeren uit uw computer.
Individueel
1. Zet de computer aan die is aangesloten op het netwerk en open een
webbrowser.
2. Typ het IP-adres van het apparaat op de adresregel van de browser.
3. Klik op Ga naar om toegang te verkrijgen tot SyncThru Web Service.
4. Klik op Address Book.
5. Klik op Add.
6. Wanneer het scherm Add E-Mail verschijnt, selecteert u bij Speed
No. een nummer van 1 tot 500, en geeft u bij User Name en E-mail
Address respectievelijk de gebruikersnaam en het e-mailadres op.
7. Klik op Apply.
8. Controleer of de e-mailberichten op de juiste wijze zijn opgeslagen
en worden weergegeven op uw apparaat door op het tabblad
Lokaal > Individueel te drukken.
Groep
1. Open de SyncThru Web Service vanaf de computer.
2. Zorg dat u Individual Address Book hebt geconfigureerd.
3. Klik op Address Book > E-mail Groups.
4. Klik op Add Group.
5. Geef bij Group Name en Speed No. respectievelijk een
groepsnaam en een nummer op.
6. Voeg individuele adressen toe aan de e-mailgroep.
U kunt geen kopieertaak uitvoeren of een fax verzenden wanneer er
een e-mailbericht wordt verzonden.
Wanneer de energiebesparende modus van het apparaat wordt
geactiveerd, worden de taken in de lijst met segmenten verwijderd om
te voorkomen dat onbevoegden er toegang toe hebben.
Zolang er nog ruimte beschikbaar is op de vaste schijf, kunt u zonder
beperking segmenten toevoegen.
Als de verificatiemethode van de SMTP-server POP3beforeSMTP is,
schakelt u het selectievakje SMTP Requires POP3 Before SMTP
Authentication in.
a. Typ het IP-adres in de decimale notatie met punten of als hostnaam.
b. Geef het poortnummer van de server op. Dit is een getal tussen 1 to
65535. Het standaard poortnummer is 25.
Als voor de SMTP-server een SSL/TLS-verbinding vereist is, schakelt
u het selectievakje Secure E-mail Connection with SSL/TLS in.
50 _Scannen
7. Klik op Apply.
8. Controleer of de e-mailberichten op de juiste wijze zijn opgeslagen
en worden weergegeven op uw apparaat door op Groep te drukken.
Globaal
E-mailadressen die in Globaal zijn opgeslagen op uw apparaat, worden
verwerkt door de LDAP-server.
1. Zet de computer aan die is aangesloten op het netwerk en open een
webbrowser.
2. Typ het IP-adres van het apparaat op de adresregel van de browser.
3. Klik op Ga naar om toegang te verkrijgen tot de SyncThru Web
Service.
4. Klik op Machine Settings > LDAP Server Setup. Aan de
rechterkant wordt het scherm voor de LDAP-server weergegeven.
5. Voer waarden in voor IP Address or Host Name of Host Name en
LDAP server en Port.
6. Voer optionele gegevens in.
7. Klik op Apply.
E-mailadressen invoeren met het adresboek
Wanneer u veelgebruikte e-mailadressen hebt opgeslagen in het
adresboek, kunt u eenvoudig e-mailadressen invoeren.
1. Druk op Lokaal of Globaal op het tabblad Basis van Scan nr e-mail.
Het zoekvenster wordt weergegeven.
2. Druk op de toets voor de eerste letter van het adres dat u zoekt. U kunt
ook op Zoeken drukken om zoekcriteria op te geven.
Wanneer de zoekopdracht is voltooid, worden de zoekresultaten
weergegeven op het scherm.
3. Druk op Van, voer uw e-mailadres in en druk op OK.
4. Selecteer het adres dat u wilt verplaatsen naar het rechterdeelvenster
en druk op Aan, CC of BCC in het linkerdeelvenster.
5. Druk op Toep. Selecteer zoveel adressen als u wilt.
6. Druk op OK.
E-mailadressen invoeren met het toetsenbord
Wanneer u op de invoervelden Van, Aan, CC of het berichtinvoerveld drukt,
verschijnt het toetsenbord op het scherm.
Als u bijvoorbeeld het adres "abcdefg@abc.com" wilt invoeren, gaat u als
volgt te werk.
1. Druk op Van op het tabblad Basis van Scan nr e-mail.
2. Druk op a, b, c, d, e, f, g.
3. Druk op @.
4. Druk op a, b, c.
5. Druk op . en druk op c, o, m.
6. Druk op OK wanneer u alle gegevens hebt ingevoerd.
Originelen scannen en via Samsung
Netwerkscanbeheer verzenden (NetScan)
U kunt een origineel met het apparaat scannen via het programma
Netwerkscan dat is geïnstalleerd op een computer die met het netwerk is
verbonden.
Scannen via het netwerk voorbereiden
Controleer of de printersoftware op de computer is geïnstalleerd met de cd-
rom met printersoftware, omdat het programma Netwerkscan deel uitmaakt
van de printersoftware. Zie "Faxoptiekit" op pagina 120 voor uitgebreide
informatie over de installatiestappen.
1. Selecteer in Windows
Start
>
Programma's
> Samsung Network
Printer Utilities > Netwerkscan > Netwerkscan.
Het venster
Samsung Netwerkscanbeheer
wordt geopend.
2. Klik op de knop Apparaat toevoegen.
3. Klik op Volgende.
4. Selecteer Maak een verbinding met deze scanner. en voer het
IP-adres van uw apparaat in.
U kunt ook Blader naar een scanner. (aanbevolen) selecteren om een
lijst met scanners op het netwerk weer te geven.
5. Klik op Volgende.
6. Selecteer uw apparaat in de lijst en voer een naam, gebruikers-ID en
pincode (persoonlijk identificatienummer) in voor het apparaat.
7. Klik op Volgende.
De LDAP-beheerder moet de e-mailadresgegevens opslaan.
De opslagmethode verschilt afhankelijk van de server en het
besturingssysteem.
Om gegevens in te voeren in andere velden, drukt u op
op het toetsenbord.
De modelnaam van uw apparaat wordt automatisch ingevoerd
als scannernaam, maar u kunt de naam zo nodig wijzigen.
U kunt een ID van maximaal acht tekens invoeren. Het eerste
teken moet een letter zijn.
De PIN moet uit 4 cijfers bestaan.
Scannen_51
8. Klik op Voltooien.
Uw apparaat wordt aan de scannerlijst van het programma Netwerkscan
toegevoegd en u kunt nu originelen scannen via het netwerk.
Scannen en verzenden via NetScan
1. Zorg dat uw apparaat en de computer op een netwerk zijn aangesloten
en dat Samsung Netwerkscanbeheer wordt uitgevoerd op de
computer.
2. Plaats de originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI.
U kunt ook één origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de
glasplaat van de scanner plaatsen.
3. Druk op Scan in het hoofdscherm.
4. Druk op NetScan.
5. Wanneer het verificatiebericht verschijnt, voert u
Id
en Wachtwoord in.
ID en wachtwoord moeten overeenkomen met de waarden die u hebt
ingevoerd bij de configuratie van het programma Netwerkscan.
Wanneer de aanmelding is voltooid, verschijnt het adres van de
NetScan-server. Dit is de computer die op het netwerk is aangesloten.
Bovendien wordt de toepassingenlijst weergegeven die is
geconfigureerd in Samsung Netwerkscanbeheer.
6. Selecteer een optie in de toepassingenlijst en druk op Selecteren.
7. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen met scannen.
8. Het origineel wordt gescand en verzonden naar uw computer.
Originelen scannen en via SMB/FTP (Scannen
naar server) verzenden
U kunt een afbeelding scannen en deze naar een server sturen via SMB of FTP.
Scannen naar SMB/FTP voorbereiden
Selecteer een map en deel deze met het apparaat zodat het gescande
bestand naar de map kan worden verzonden.
1. Zet de computer aan die is aangesloten op het netwerk en open een
webbrowser.
2. Typ het IP-adres van het apparaat op de adresregel van de browser.
3. Klik op Ga naar om toegang te verkrijgen tot de SyncThru Web Service.
4. Klik op Address Book.
5. Klik op Add.
6. Geef een naam en een snelkiesnummer op.
7. Schakel het selectievakje Add SMB in.
8. Typ het serveradres in de decimale notatie met punten of als hostnaam.
9. Geef het poortnummer van de server op. Dit is een getal tussen 1 to
65535. Het standaard poortnummer is 139
10. Als u wilt dat niet-gemachtigde gebruikers toegang hebben tot
de SMB-server, schakelt u het selectievakje Anonymous in.
Dit selectievakje is standaard uitgeschakeld.
11. Voer de aanmeldingsnaam en het wachtwoord in.
12. Voer de domeinnaam van de SMB-server in.
13. Typ het pad naar de gedeelde map op de SMB-server waar u de
gescande afbeeldingen wilt opslaan.
14. Geef de juiste instellingen op bij Scan folder creating policy, Filing
Policy en File Name.
15. Klik op Apply.
Scannen en verzenden naar een SMB-/FTP-server
1. Druk op Scan in het hoofdscherm.
2. Druk op Scannen naar server.
3. Plaats de originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI.
U kunt ook één origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de
glasplaat van de scanner plaatsen.
4. Pas de documentinstellingen aan op het tabblad Afbeelding.
5. Selecteer waarden voor Dubbelzijdig en Resolutie op het tabblad Basis.
6. Druk op Scannen naar server om de lijst met SMB-servers weer te
geven die u hebt ingevoerd in de SyncThru Web Service.
7. Selecteer de SMB-server die u als bestemming wilt gebruiken.
8. Druk op Start op het bedieningspaneel.
Het origineel wordt gescand en vervolgens naar de opgegeven server
verzonden.
Meerdere documenten scannen en deze in een keer
naar een of meer SMB/FTP-servers sturen
U kunt meerdere scantaken combineren tot een bestand. Vervolgens kunt u
dit in een keer naar de server sturen.
1. Druk op Scan op het hoofdscherm.
2. Druk op Scannen naar server.
In het venster Samsung Netwerkscanbeheer kunt u de
scaneigenschappen van uw apparaat en de scaninstellingen wijzigen.
Klik op Eigenschappen en stel op ieder tabblad de opties in.
De scangegevens kunnen worden gecodeerd om de inhoud tegen
onbevoegden te beschermen. U kunt de beveiligde scanfunctie
inschakelen via SyncThru™ Web Service. Meld u bij SyncThru™ Web
Service aan als beheerder. (Zie "Uw apparaat vanop de website
beheren" op pagina 95.) Klik achtereenvolgens op Setting > Machine
Settings > Scan > Scan Security > PC Scan Security.
Als het verificatiebericht wordt weergegeven, voert u een
gebruikersnaam en wachtwoord in. Dit bericht wordt alleen
weergegeven als de netwerkbeheerder de verificatieoptie heeft
ingesteld in SyncThru Web Service.
De volgende stappen hebben betrekking op het instellen van de
SMB-server met de SyncThru Web Service maar de FTP-server
wordt op vergelijkbare wijze ingesteld. Voer dezelfde stappen uit om
de FTP-server te configureren.
Als het verificatiebericht wordt weergegeven, voert u een
gebruikersnaam en wachtwoord in. Dit bericht wordt alleen
weergegeven als de netwerkbeheerder de verificatieoptie heeft
ingesteld in SyncThru Web Service. (Zie "Uw apparaat vanop de
website beheren" op pagina 95.")
U kunt maximaal vijf bestemmingen selecteren met behulp van SMB-
of FTP-servers.
Wanneer de energiebesparende modus van het apparaat wordt
geactiveerd, worden de taken in de lijst met segmenten verwijderd om
te voorkomen dat onbevoegden er toegang toe hebben.
52 _Scannen
3. Stel de scanfuncties in op het tabbladen Geavanceerd, Afbeelding en
Uitvoer. (Zie "Het tabblad Geavanceerd" op pagina 47.)
4. Druk op de tab Geavanceerd > Taak samenstellen.
5. Druk op Add om de taaksamenstellingsfunctie in te schakelen.
Uit: Hiermee schakelt u functie Taak samenstellen uit.
Aan: Hiermee schakelt u functie Taak samenstellen in.
Weergeven tussen segment: Wanneer een segment is verwerkt,
wordt de taak onderbroken en wordt dit scherm weergegeven.
De gebruiker kan vervolgens aangeven of hij/zij een e-mailbericht wil
verzenden of stoppen.
Verwijd.: Hiermee wordt een segment verwijderd.
All. verw: Hiermee worden alle segmenten verwijderd.
Alles verz: Hiermee worden alle segmenten afgedrukt.
Segm. toev.: Hiermee wordt een nieuw segment toegevoegd.
Annul.: Hiermee worden alle segmenten in de lijst verwijderd en
wordt de taak geannuleerd.
6. Druk op Segm. toev.
7. Plaats de originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADF of leg
een origineel op de glasplaat van de scanner.
8. Druk op Start om de scantaak te starten.
9. Herhaal stap 6 tot en met 8.
10. Druk op Alles verz. nadat u de gewenste segmenten hebt toegevoegd.
DE INSTELLINGEN VAN DE SCANFUNCTIE
WIJZIGEN
In dit gedeelte leest u hoe u de documentinstellingen aanpast voor elke
scantaak, zoals resolutie, dubbelzijdig afdrukken, formaat van het origineel,
type, kleurmodus, tonerdichtheid. De opties die u wijzigt, blijven enige tijd
behouden, maar wanneer deze periode is verstreken, worden de
standaardwaarden voor deze opties hersteld.
Dubbelzijdig
Deze functie is vooral nuttig wanneer u dubbelzijdige originelen wilt
scannen. U kunt aangeven of er enkelzijdig of dubbelzijdig moet worden
gescand.
Druk op Scan > Scan nr e-mail (of Scannen naar server) > het tabblad
Basis > Dubbelzijdig. Gebruik de pijl naar links en naar rechts om de
waarden te wijzigen.
1-zijdig: Instelling voor enkelzijdige originelen.
2-zijdig: Instelling voor dubbelzijdige originelen.
2-zijdig, draaien kant 2: Instelling voor dubbelzijdige originelen.
Hierbij wordt de achterzijde 180 graden gedraaid.
Resolutie
U kunt de resolutie van het document aanpassen.
Druk op Scan > Scan nr e-mail (of Scannen naar server) > het tabblad
Basis > Resolutie. Gebruik de pijl naar links en naar rechts om de waarden
te wijzigen. Hoe hoger de waarde, hoe duidelijker het resultaat en hoe
langer het scannen zal duren.
De resolutie 100, 200, 300 dpi is alleen beschikbaar wanneer Kleurmodus
is ingesteld op Kleur of Grijs. In de volgende tabel wordt uitgebreide
informatie weergegeven over de opties voor de scanfunctie, resolutie en
bestandsindeling.
Formaat van origineel
U kunt het scangebied voor originelen opgeven door het vooraf
gedefinieerde gebied te selecteren of een margewaarde in te voeren voor
Auto
. Als u deze optie
Auto
instelt op, wordt het formaat van het origineel
automatisch gedetecteerd en vastgesteld.
Druk op Scan > Scan nr e-mail (of Scannen naar server) > het tabblad
Geavanceerd > Formaat van origineel. Gebruik de pijl omlaag en omhoog
om naar het volgende scherm te gaan. Selecteer de gewenste optie en druk
op OK.
Zolang er nog ruimte beschikbaar is op de vaste schijf van het
apparaat, kunt u zonder beperking segmenten toevoegen.
Als u 2-zijdig en 2-zijdig, draaien kant 2 wilt gebruiken, moet u de
originelen in de DADI plaatsen. Als er geen origineel in de DADI wordt
gedetecteerd, wordt de optie namelijk automatisch ingesteld op 1-zijdig.
FUNCTIE RESOLUTIE (DPI) BESTANDSINDELING
Scan nr e-mail 100, 200, 300, 400,
600
PDF, TIFF met één
pagina, TIFF met
meerdere pagina’s, JPEG
NetScan 100, 200, 300, 400,
600
PDF, TIFF, JPEG
Scannen naar
server
100, 200, 300, 400,
600
PDF, TIFF met één
pagina, TIFF met
meerdere pagina’s, JPEG
Scannen_53
Type origineel
U kunt het documenttype van het origineel instellen om de kwaliteit te
verbeteren van het document dat wordt gescand.
Druk op Scan > Scan nr e-mail (of Scannen naar server) > het tabblad
Afbeelding > Type origineel. Selecteer de gewenste optie en druk op OK.
Tekst: Instelling voor originelen met tekst of lijntekeningen.
Tekst/Foto: Instelling voor originelen met tekst en foto’s.
Foto: Instelling voor foto’s met continue tinten.
Kleurmodus
Gebruik deze optie om het origineel te scannen in de modus
Mono
, Grijs of
Kleur
.
Druk op Scan > Scan nr e-mail (of Scannen naar server) > het tabblad
Afbeelding >
Kleurmodus
. Selecteer de gewenste optie en druk op OK.
Kleur
: Hiermee scant u in kleur. Hierbij worden 24 bits per pixel
gebruikt: 8 bits voor elke RGB-component van een pixel.
Grijs: Hiermee scant u in grijstinten. 8 bits per pixel.
Mono
: Hiermee scant u in zwart-wit. 1 bit per pixel.
Tonersterkte
U kunt de tonerdichtheid van de gescande uitvoer selecteren. Als het
origineel licht of vaag is, drukt u op de pijl naar rechts om het resultaat
donkerder te maken.
Druk op Scan > Scan nr e-mail (of Scannen naar server) > het tabblad
Afbeelding > Tonersterkte. Druk op de pijl naar rechts om de
tonerdichtheid te verhogen en druk vervolgens op OK.
Achtergrond wissen
Wanneer u originelen op gekleurd papier of een krantenknipsel scant, kunt
u donkere achtergronden lichter maken, verminderen of verwijderen.
Druk op Scan > Scan nr e-mail (of Scannen naar server) > het tabblad
Afbeelding >
Achtergrond wissen
. Selecteer de gewenste optie en druk op
OK.
Uit: Hiermee schakelt u deze functie uit.
Auto: Optimaliseert de achtergrond.
Verbet.: Hoe hoger het getal, hoe levendiger de achtergrond is.
Wissen: Hoe hoger het getal, hoe lichter de achtergrond is.
Scan naar rand
U kunt het apparaat instellen om een volledige pagina ongewijzigd te
scannen. Doorgaans wordt een pagina zonder de randen ofwel de marges
gescand, bijvoorbeeld wanneer u een kopieertaak uitvoert met een bepaald
formaat papier in de papierlade. Als u evenwel een origineel scant om het
als bestand te verzenden via het netwerk, is het mogelijk om de randen van
een origineel op te nemen in de scan.
Druk op Scan > Scan nr e-mail (of Scannen naar server) > het tabblad
Afbeelding > Scan naar rand. Selecteer
Aan
en druk op OK.
Kwalit.
Met deze optie kunt u een document van hoge kwaliteit verkrijgen. Deze
kwaliteitsinstelling leidt wel tot grotere bestanden.
Druk op Scan > Scan nr e-mail (of Scannen naar server) > het tabblad
Uitvoer > Kwalit.
De bestandsindeling JPEG kan niet worden geselecteerd als Mono is
geselecteerd voor Kleurmodus.
Wanneer u Kleurmodus instelt op Mono, wordt de optie Kwalit. grijs
weergegeven.
54 _Scannen
Bestandsindeling
U kunt de bestandsindeling selecteren voordat u de scantaak uitvoert.
Druk op Scan > Scan nr e-mail (of Scannen naar server) > het tabblad
Uitvoer > Bestandsindeling.
PDF: Hiermee scant u originelen en slaat u deze op in PDF-indeling.
U kunt een Digital Signature toevoegen aan het PDF-bestand met
het certificaat. Als u een Digital Signature wilt toevoegen, moet u
het certificaat maken met SyncThru™ Web Service. Meld u bij
SyncThru™ Web Service aan als beheerder. (Zie "Uw apparaat
vanop de website beheren" op pagina 95.) Klik vervolgens op
Setting > Machine Settings > Scan > Scan Security > Digital
Signature in PDF. U kunt de Digital Signature gebruiken met de
functie Scannen naar server.
U kunt ook een PDF-codering maken om documenten tegen
toegang door onbevoegden te beschermen. U kunt het coderingsniveau,
het wachtwoord en de vereiste toegangsmachtigingen zoals lezen,
afdrukken, wijzigen, enzovoort, instellen. U kunt de PDF-codering
gebruiken met de functie Scannen naar server. (Zie "PDF-codering"
op pagina 54.)
TIFF met één pagina: Hiermee scant u originelen en slaat u deze in
op TIFF-indeling (Tagged Image File Format). Meerdere originelen
worden opgeslagen in één bestand.
TIFF met meerdere pagina's: Hiermee scant u originelen en slaat u
deze op in TIFF-indeling (Tagged Image File Format). Meerdere
originelen worden opgeslagen in afzonderlijke bestanden.
JPEG: Hiermee scant u originelen en slaat u deze op in
JPEG-indeling.
PDF-codering
Als u uw PDF-bestanden wilt coderen, moet u parameters instellen voor het
coderingsniveau, het wachtwoord, de toegangsmachtiging, enzovoort.
1. Druk op Scan > Scannen naar server > het tabblad Uitvoer >
Bestandsindeling > PDF.
2. Druk op PDF-codering.
3. Druk op Aan.
4. Selecteer een coderingsniveau.
Laag (RC4, 40 bit): Aanbevolen voor Acrobat 3.0 of hoger.
Hoog (RC4, 128 bit): Aanbevolen voor Acrobat 5.0 of hoger.
Hoog (AES, 128 bit): Aanbevolen voor Acrobat 7.0 of hoger.
5. Geef bij Wachtwoord eigenaar het wachtwoord van de eigenaar op als
u alle machtigingen voor het PDF-bestand wenst.
6. Geef het Gebruikerswachtwoord op om het Toegangsmachtiging op
te geven dat is ingesteld via het menu Toegangsmachtiging (zie
verderop).
7. Stel de Toegangsmachtiging in op afdrukken of wijzigen. Deze
instellingen zijn van invloed op gebruikers die het Gebruikerswachtwoord
opgeven.
8. Schakel het selectievakje Tekst en afbeeld. extraheren in om
gebruikers te machtigen tekst of afbeeldingen te extraheren.
9. Druk op OK.
Voorinstelling scan
Met deze functie kunt u geoptimaliseerde instellingen gebruiken voor een
specifieke scantaak.
Druk op Scan > Scan nr e-mail (of Scannen naar server) > het tabblad
Uitvoer > Voorinstelling scan.
Delen en afdrukken: Hiermee verkrijgt u een klein bestand voor
documenten van normale kwaliteit.
Afdruk van hoge kwaliteit: Stel deze optie in voor een hoogwaardig
resultaat en grote uitvoerbestanden.
Archiefdocument: Stel deze optie in voor de kleinste
uitvoerbestanden.
OCR: Hiermee verkrijgt u een gescand resultaat dat u kunt
doorsturen naar OCR-software. De gescande uitvoer is van de
hoogste kwaliteit.
Eenv. scan: Gebruik deze optie voor een eenvoudig document met
alleen tekst. Hiermee verkrijgt u kleine uitvoerbestanden.
Aangepast: Verwijst naar de scaninstellingen die u hebt
geselecteerd.
De bestandsindeling JPEG kan niet worden geselecteerd als Mono is
geselecteerd voor Kleurmodus.
U kunt de PDF-codering gebruiken met de functie Scannen naar
server.
55 _Eenvoudige afdruktaken
Eenvoudige afdruktaken
In dit hoofdstuk worden de meest gangbare afdruktaken toegelicht.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Een document afdrukken Een afdruktaak annuleren
Een document afdrukken
Afdrukken is mogelijk vanuit verschillende Windows-, Macintosh- of Linux-
toepassingen. De exacte procedure kan per toepassing verschillen.
Raadpleeg de sectie Software voor meer informatie over afdrukken.
Een afdruktaak annuleren
Als de afdruktaak zich in een afdrukwachtrij of afdrukspooler bevindt, zoals
de printergroep in Windows, verwijdert u de afdruktaak als volgt:
1. Klik op de knop Start in Windows.
2. In Windows 2000 selecteert u Instellingen en vervolgens Printers.
In Windows XP/2003 selecteert u Printers en faxen.
In Windows Vista/2008 selecteert u Configuratiescherm Hardware
en geluiden Printers.
Voor Windows 7 selecteert u Configuratiescherm Hardware en
geluiden Apparaten en printers.
Voor Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm
Hardware Apparaten en printers.
3. Voor Windows 2000, XP, 2003, 2008 en Vista dubbelklikt u op uw
apparaat.
Voor Windows 7 en Windows Server 2008 R2 klikt u met de
rechtermuisknop op het pictogram van uw printer contextmenu's
Afdruktaken weergeven.
4. Selecteer in het menu Document het menu-item Annuleren.
U kunt de huidige taak ook annuleren door te drukken op Stop op het
bedieningspaneel.
U kunt dit venster ook openen door rechtsonder op de taakbalk van
Windows te dubbelklikken op het printerpictogram.
Faxen (Optioneel)_56
Faxen (Optioneel)
Dit hoofdstuk bevat informatie over het gebruik van het apparaat als fax.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Het faxen voorbereiden
Informatie over het faxscherm
Een fax verzenden
Een fax ontvangen
De documentinstellingen aanpassen
Een faxtelefoonboek instellen
De pollingoptie gebruiken
Een rapport afdrukken na het verzenden van een fax
Faxen verzenden tijdens daluren
Documenten toevoegen aan een uitgestelde faxtaak
Een ontvangen fax doorsturen naar een andere bestemming
Het faxen voorbereiden
Voordat u een fax kunt verzenden of ontvangen, moet u het meegeleverde
telefoonsnoer aansluiten op een telefoonaansluiting. Raadpleeg de
Beknopte installatiehandleiding voor informatie over het aansluiten van het
snoer. De wijze waarop u een telefoonsnoer aansluit, varieert per land.
Informatie over het faxscherm
Als u de faxfunctie wilt gebruiken, drukt u op Fax in het hoofdscherm.
Als het scherm een ander menu weergeeft, drukt u op ( ) om naar het
hoofdscherm te gaan.
Het tabblad Basis
Invoergebied voor faxnummer: Hier wordt het faxnummer van de
ontvanger weergegeven dat u invoert met behulp van het numerieke
toetsenblok op het bedieningspaneel. Als u het telefoonboek hebt
geconfigureerd, drukt u op Individueel of Groep. (Zie "Een
faxtelefoonboek instellen" op pagina 61.)
0 toevoegen: Hiermee kunt u bestemmingen toevoegen.
•: Hiermee verwijdert u het laatst ingevoerde cijfer.
•: Hiermee verwijdert u alle cijfers van het geselecteerde nummer.
Verwijderen: Hiermee verwijdert u het geselecteerde faxnummer.
Alles verwijd.: Hiermee verwijdert u alle faxnummers uit het
invoergebied.
Aangezien de VoIP-configuratie niet compatibel is met
faxcommunicatie kan er een beperking zijn op de transmissie van
gekleurder faxen, een lage transmissiesnelheid, een slechte
beeldkwaliteit of, in het slechtste geval, een communicatiefout.
Neem contact op met de beheerder van uw lokaal netwerk of uw
internetprovider voor meer informatie.
Om de geavanceerde functies van de fax te gebruiken, drukt u op
Machine Setup op het bedieningspaneel en
Beheerinstelling
>
Instelling > Fax instellen. (Zie "Fax instellen" op pagina 81.)
Wij raden het gebruik aan van traditionele analoge
telefoondiensten (PSTN: openbaar telefoonnet) wanneer u
telefoonlijnen aansluit om de fax te gebruiken. Als u andere
internetservices gebruikt (DSL, ISDN, VolP), kunt u de
verbindingskwaliteit verbeteren door de microfilter te gebruiken.
De microfilter elimineert onnodige geluidssignalen en verbetert de
verbindings- of internetkwaliteit. De DSL-microfilter wordt niet bij
het apparaat geleverd. Neem daarom contact op met uw
internetprovider voor het gebruik van de DSL-microfilter.
1 Lijnpoort
2 Microfilter
3 DSL-modem / telefoonlijn
Als u de faxfunctie wilt toevoegen aan het apparaat, controleert u de
lijst met opties (zie "Faxoptiekit" op pagina 120) en neemt u contact op
met de leverancier om deze optie te bestellen. Wanneer u een faxkit
aanschaft, installeert u de kit volgens de procedure in de
Faxkit-installatiehandleiding die wordt meegeleverd in de kit. Nadat u
de faxkit hebt geïnstalleerd, stelt u het apparaat in op het gebruik van
deze functie. (Zie "De faxfunctie inschakelen na het installeren van de
faxoptiekit" op pagina 124.)
Als de optionele faxfunctie niet is geïnstalleerd, wordt het faxpictogram
niet weergegeven in het hoofdscherm.
Faxen (Optioneel)_57
Adres: Hiermee haalt u veelgebruikte faxnummers rechtstreeks op uit het
apparaat of via SyncThru Web Service. (Zie "Een faxtelefoonboek
instellen met SyncThru Web Service" op pagina 62.)
Dubbelzijdig: Hiermee stelt u in of één zijde of beide zijden van het
origineel worden gefaxt.
Resolutie: Hiermee past u de resolutieopties aan.
Opsl nr vak: Hiermee geeft u aan in dat de originelen voor later
gebruik worden opgeslagen in het documentvak.
Het tabblad Geavanceerd
Taak samenstellen: Hiermee kunt u meerdere faxtaken combineren
tot één faxverzending. (Zie "Meerdere faxen verzenden in een
verzending" op pagina 59.)
Formaat van origineel: Hiermee selecteert u het formaat van het
originele document. Druk op OK om de huidige instelling bij te werken.
Uitgesteld verzenden: Hiermee stelt u in dat een fax automatisch
op een later tijdstip wordt verzonden. (Zie "Uitgestelde
faxverzending" op pagina 58.)
Prioritair verzenden: Hiermee verzendt u een urgente fax voordat
er geplande taken worden uitgevoerd. (Zie "Een fax verzenden met
een hoge prioriteit" op pagina 59.)
Polling: Hiermee kunt u een document op verzoek van de ontvanger
vanaf een andere locatie faxen wanneer u afwezig bent of de
ontvanger afwezig is. Als u de pollingfunctie wilt gebruiken, moeten
de originelen al in het geheugen van het apparaat zijn opgeslagen.
(Zie "De pollingoptie gebruiken" op pagina 62.)
Terug: Hiermee gaat u terug naar het tabblad Basis.
Het tabblad Afbeelding
Type origineel: Hiermee verbetert u de faxkwaliteit op basis van
het documenttype van het origineel dat wordt gescand. (Zie "Type
origineel" op pagina 60.)
Tonersterkte: Hiermee past u de helderheid of tonerdichtheid van
de fax aan. (Zie "Tonersterkte" op pagina 61.)
Achtergrond wissen: Hiermee vermindert u het effect van donkere
achtergronden of papierpatronen wanneer het origineel bijvoorbeeld
een krantenknipsel is. (Zie "Achtergrond wissen" op pagina 61.)
Kleurmodus: Hiermee geeft u aan of de fax in zwart-wit of kleur
wordt verzonden. (Zie "Kleurmodus" op pagina 61.)
Terug: Hiermee gaat u terug naar het tabblad Basis.
Een fax verzenden
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u een fax verzendt en welke speciale
verzendmethoden u kunt gebruiken.
Faxhoofd instellen
In sommige landen bent u wettelijk verplicht om op iedere uitgaande fax uw
faxnummer te vermelden.
1. Druk op Machine Setup op het bedieningspaneel.
2. Druk op Beheerinstelling. Wanneer het aanmeldingsbericht verschijnt,
voert u het wachtwoord in en drukt u op OK. (Zie "Het
verificatiewachtwoord instellen" op pagina 27.)
3. Druk op het tabblad Instelling > Fax instellen > Apparaat-id &
faxnummer.
4. Raak het invoergebied aan om de naam van het apparaat en uw
faxnummer in te voeren.
5. Druk op OK.
Een fax verzenden
1. Druk op Fax in het hoofdscherm.
2. Plaats de originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI.
3. Pas de documentinstellingen aan op het tabblad Afbeelding.
4. Selecteer de gewenste opties voor Dubbelzijdig en Resolutie op het
tabblad Basis.
Raadpleeg het hoofdstuk Doc vak voor informatie over het gebruik
van het Doc vak. (Zie "Documentvak gebruiken" op pagina 71.)
U kunt de originelen zowel in de DADI als op de glasplaat van de
scanner plaatsen. (Zie "Originelen plaatsen" op pagina 30.) Als er zich
zowel originelen in de DADI als op de glasplaat van de scanner
bevinden, worden de originelen in de DADI eerst gelezen omdat de
DADI een hogere prioriteit heeft bij het scannen.
Als de originelen dubbelzijdig zijn, selecteert u 2-zijdig met de pijl
naar links en naar rechts in de functie Dubbelzijdig.
58 _Faxen (Optioneel)
5. Wanneer de cursor knippert op de invoerregel, voert u het faxnummer in
met het numerieke toetsenblok op het bedieningspaneel. U kunt ook de
optie Adres aan de rechterkant van het scherm gebruiken als u
veelgebruikte faxnummers hebt opgeslagen.
6. Druk op 0 toevoegen om een nummer toe te voegen.
7. Druk op Start op het bedieningspaneel. Het document wordt gescand
en gefaxt naar de bestemmingen.
Handmatig een fax verzenden (On Hook Dial)
1. Druk op Fax in het hoofdscherm.
2. Plaats de originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI.
3. Pas de documentinstellingen aan op het tabblad Afbeelding.
4. Selecteer de gewenste opties voor Dubbelzijdig en Resolutie op het
tabblad Basis.
5. Druk op On Hook Dial op het bedieningspaneel.
6. Voer een faxnummer in met het numerieke toetsenblok op het
bedieningspaneel.
Als dit een nummer is dat u recent gebeld hebt, drukt u op de knop
Redial/Pause op het bedieningspaneel. De tien laatst gebruikte
faxnummers zullen dan worden weergegeven.
7. Druk op Start wanneer u een hoogfrequent faxsignaal hoort van het
ontvangende faxapparaat.
Automatisch opnieuw zenden
Als de lijn van het gekozen nummer bezet is of als de faxoproep niet wordt
aangenomen, wordt het nummer automatisch opnieuw gekozen.
Als u het interval tussen kiespogingen en het aantal kiespogingen wilt
wijzigen, voert u de volgende stappen uit.
1. Druk op Machine Setup op het bedieningspaneel.
2. Selecteer Beheerinstelling. Wanneer het aanmeldingsbericht
verschijnt, voert u het wachtwoord in en drukt u op OK. (Zie "Het
verificatiewachtwoord instellen" op pagina 27.)
3. Druk op het tabblad Instelling > Fax instellen.
4. Druk op Opnieuw kiezen.
5. Selecteer Tijd tussen kiespogingen en Aantal kiespogingen.
6. Druk op OK.
Het laatste nummer opnieuw kiezen
1. Druk op Fax in het hoofdscherm.
2. Pas de documentinstellingen aan op het tabblad Afbeelding.
3. Plaats de originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI.
4. Druk op de knop Redial/Pause op het bedieningspaneel. De tien
laatstgebruikte faxnummers zullen dan worden weergegeven.
5. Selecteer een faxnummer in de lijst en druk op OK.
De fax wordt automatisch verzonden.
Uitgestelde faxverzending
U kunt het apparaat zo instellen dat een fax op een later tijdstip (tijdens uw
afwezigheid) wordt verzonden.
1. Druk op Fax in het hoofdscherm.
2. Plaats de originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI.
3. Pas de documentinstellingen aan op het tabblad Afbeelding en het
tabblad Basis.
4. Druk op het tabblad Geavanceerd > Uitgesteld verzenden.
5. Druk op Aan.
6. Typ een Taaknaam met het toetsenbord op het scherm en selecteer
een waarde voor Starttijd met de pijl naar links en naar rechts.
Als u een faxtaak wilt annuleren, drukt u op Stop voordat de
faxverzending is gestart. U kunt ook op de knop Job Status
drukken. Vervolgens selecteert u de taak die u wilt verwijderen en
drukt u op Verwijd.
Als u een fax verzendt vanaf de glasplaat van de scanner,
verschijnt er een bericht waarin u wordt gevraagd om een
volgende pagina in te voeren.
U kunt geen e-mail verzenden wanneer er een fax wordt
verzonden. (Zie "Originelen scannen en per e-mail verzenden
(Scan nr e-mail)" op pagina 48.)
U kunt kleurenfaxen alleen handmatig verzenden. (Zie "Kleurmodus"
op pagina 61.)
Faxen (Optioneel)_59
Als u geen Taaknaam invoert, wordt de volgende taaknaam
gebruikt: "Faxverzending xxx". Hierbij verwijst "xxx" naar een
opeenvolgend nummer.
7. Druk op OK om het gescande origineel op te slaan in het geheugen.
Een fax verzenden met een hoge prioriteit
U gebruikt deze functie als u een fax met hoge prioriteit moet verzenden
voorafgaand aan andere geplande taken. Het document wordt in het geheugen
opgeslagen en onmiddellijk verzonden zodra de lopende taak is voltooid. Met een
verzending met hoge prioriteit wordt een verzending naar meerdere
bestemmingen onderbroken (de fax met hoge prioriteit wordt verzonden na de
verzending naar ontvanger A en voor de verzending naar ontvanger B).
Kiespogingen worden ook onderbroken door een verzending met hoge prioriteit.
1. Druk op Fax in het hoofdscherm.
2. Plaats de originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI.
3. Pas de documentinstellingen aan op het tabblad Afbeelding en het
tabblad Basis.
4. Druk op het tabblad Geavanceerd > Prioritair verzenden.
5. Druk op Aan.
6. Druk op OK.
7. Druk op Start om de urgente faxtaak te starten.
Meerdere faxen verzenden in een verzending
U kunt meerdere faxtaken in een keer verzenden.
1. Druk op Fax op het Hoofdscherm.
2. Pas de documentinstellingen aan op de tabbladen Afbeelding en Basis.
3. Druk op de tab Geavanceerd > Taak samenstellen.
4. Druk op Aan om de taaksamenstellingsfunctie in te schakelen.
•Uit: Hiermee schakelt u functie Taak samenstellen uit.
Aan: Hiermee schakelt u functie Taak samenstellen in.
Weergeven tussen segment: Wanneer een segment is verwerkt,
wordt de taak onderbroken en wordt dit scherm weergegeven. De
gebruiker kan vervolgens aangeven of hij/zij een faxbericht wil
verzenden of stoppen.
Verwijd.: Hiermee wordt een segment verwijderd.
All. verw: Hiermee worden alle segmenten verwijderd.
Alles verz: Hiermee worden alle segmenten afgedrukt.
Segm. toev.: Hiermee wordt een nieuw segment toegevoegd.
Annul.: Hiermee worden alle segmenten in de lijst verwijderd en
wordt de taak geannuleerd.
5. Druk op Segm. toev.
6. Plaats de originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADF.
7. Druk op Start te beginnen met het scannen van een segment voor een
faxtaak.
8. Herhaal stap 5 tot en met 7.
9. Druk op Alles verz. nadat u de gewenste segmenten hebt toegevoegd.
EEN FAX ONTVANGEN
In deze sectie wordt beschreven hoe u een fax ontvangt en welke speciale
methoden u daarbij kunt gebruiken.
De ontvangstmodus wijzigen
Het apparaat is standaard ingesteld op de modus Fax. Als u een fax
ontvangt, beantwoordt het apparaat de oproep na een opgegeven aantal
belsignalen en wordt de fax automatisch ontvangen. Voer de volgende
stappen uit als u de modus Fax wilt wijzigen in een andere modus.
1. Druk op Machine Setup op het bedieningspaneel.
2. Selecteer Beheerinstelling. Wanneer het aanmeldingsbericht
verschijnt, voert u het wachtwoord in en drukt u op OK. (Zie "Het
verificatiewachtwoord instellen" op pagina 27.)
3. Druk op het tabblad Instelling > Fax instellen > Initiële
faxinstellingen > Ontvangstmodus.
4. Selecteer de optie.
Telefoon: U ontvangt een fax door op On Hook Dial en vervolgens
Start te drukken.
Fax: Hiermee wordt een inkomende faxoproep aangenomen en
wordt onmiddellijk overgeschakeld naar de faxontvangstmodus.
Antwoordapparaat/Fax: Wordt gebruikt als er een
antwoordapparaat is aangesloten op uw apparaat. Inkomende
oproepen worden aangenomen door het antwoordapparaat zodat de
beller een bericht kan inspreken. Als het faxapparaat een faxtoon op
de lijn opvangt, schakelt het automatisch over naar de modus Fax
om de fax te ontvangen.
5. Druk op OK.
Handmatig ontvangen in de telefoonmodus
U kunt een fax ontvangen door eerst op On Hook Dial en daarna op Start
te drukken wanneer u een faxtoon van een externe fax hoort. Het apparaat
ontvangt een fax.
Automatisch ontvangen in de modus
antwoordapparaat/fax
Als u deze modus wilt gebruiken, moet u een antwoordapparaat aansluiten
op de EXT-uitgang aan de achterkant van uw apparaat. (Zie "Achterkant" op
pagina 16.)
Als de beller een bericht inspreekt, slaat het antwoordapparaat het bericht
op de gebruikelijke wijze op. Als het apparaat een faxtoon op de lijn
detecteert, wordt de fax automatisch ontvangen.
Starttijd is het specifieke tijdstip waarop u de fax wilt verzenden.
U kunt Starttijd instellen op 24-uursbasis vanaf 15 minuten na de
huidige tijd. Als het bijvoorbeeld 1:00 is, kunt u een starttijd instellen
vanaf 1:15. Als de tijd niet correct is ingesteld, zal er een
waarschuwingsbericht worden weergegeven en zal het apparaat de
starttijd opnieuw instellen op de huidige tijd.
Als u de uitgestelde faxverzending wilt annuleren, drukt u op Uit
voordat het verzenden wordt gestart.
Wanneer de energiebesparende modus van het apparaat wordt
geactiveerd, worden de taken in de lijst met segmenten verwijderd
om te voorkomen dat onbevoegden er toegang toe hebben.
Zolang er nog ruimte beschikbaar is op de vaste schijf van het
apparaat, kunt u zonder beperking segmenten toevoegen.
Als het geheugen vol is, kunnen er geen inkomende faxen meer
worden ontvangen. Maak in dat geval geheugenruimte vrij door
gegevens uit het geheugen te verwijderen.
60 _Faxen (Optioneel)
Handmatig faxen ontvangen via een intern
telefoontoestel
Deze functie werkt het beste wanneer u een telefoontoestel gebruikt dat
aangesloten is op de EXT-uitgang aan de achterkant van het apparaat.
U kunt een fax ontvangen van iemand met wie u in gesprek bent op het
telefoontoestel zonder dat u naar het faxapparaat hoeft te gaan.
Wanneer u een oproep ontvangt op een intern telefoontoestel en u hoort
faxtonen, drukt u op de toetsen 9 op het intern telefoontoestel. Het
apparaat ontvangt de fax.
Druk de toetsen langzaam na elkaar in. Als u de faxtoon van het andere
faxapparaat nog steeds hoort, drukt u nogmaals op 9 .
Om 9 te wijzigen in bijvoorbeeld 3 , dient u volgende stappen te
volgen.
1. Druk op Machine Setup op het bedieningspaneel.
2. Selecteer Beheerinstelling. Wanneer het aanmeldingsbericht
verschijnt, voert u het wachtwoord in en drukt u op OK. (Zie "Het
verificatiewachtwoord instellen" op pagina 27.)
3. Druk op het tabblad Instelling > Fax instellen > Startcode voor
ontvangst.
4. Selecteer Aan.
5. Druk op de pijl naar links en naar rechts op het cijfer 9 weer te geven.
6. Druk op OK.
Ontvangen in veilige ontvangstmodus
Mogelijk wilt u niet dat faxberichten die tijdens uw afwezigheid binnenkomen
door anderen worden bekeken. U kunt in dat geval de veilige
ontvangstmodus inschakelen om te voorkomen dat ontvangen faxen tijdens
uw afwezigheid worden afgedrukt. In de veilige ontvangstmodus worden
alle inkomende faxen in het geheugen opgeslagen.
1. Druk op Machine Setup op het bedieningspaneel.
2. Selecteer Beheerinstelling. Wanneer het aanmeldingsbericht
verschijnt, voert u het wachtwoord in en drukt u op OK. (Zie "Het
verificatiewachtwoord instellen" op pagina 27.)
3. Druk op het tabblad Instelling > Fax instellen > Veilig ontvangen.
4. Selecteer Aan.
5. Voer een viercijferig wachtwoord in met behulp van het numerieke
toetsenblok op het bedieningspaneel.
Faxen ontvangen in het geheugen
Aangezien het apparaat meerdere taken tegelijk kan uitvoeren, kan het
faxen ontvangen terwijl u kopieert of afdrukt. Wanneer u een fax ontvangt
tijdens kopiëren of afdrukken, slaat het apparaat de inkomende fax op in het
geheugen. Zodra u klaar bent met kopiëren of afdrukken, wordt de fax
automatisch afgedrukt.
DE DOCUMENTINSTELLINGEN AANPASSEN
Voordat u een fax verzendt, kunt u de documentinstellingen aanpassen,
zoals de resolutie, tonerdichtheid, kleuren en duplexfunctie. Zie de uitleg
voor deze sectie.
Dubbelzijdig
Deze functie is speciaal bedoeld voor dubbelzijdige originelen. U kunt
instellen of er een enkelzijdige of dubbelzijdige fax wordt verzonden.
Voor deze functie moeten de originelen in de DADI worden geplaatst.
Druk op het tabblad Fax > Basis > Dubbelzijdig. Gebruik de pijl naar links
en naar rechts om de waarde te wijzigen.
1-zijdig: Instelling voor enkelzijdige originelen.
2-zijdig: Instelling voor dubbelzijdige originelen.
Resolutie
Het wijzigen van de resolutie-instellingen heeft gevolgen voor de
vormgeving van het ontvangen document.
Druk op het tabblad Fax > Basis > Resolutie. Gebruik de pijl naar links en
naar rechts om de waarden te wijzigen.
Standaard: Deze instelling wordt doorgaans aanbevolen voor
originelen met tekst. Met deze optie vermindert u de verzendtijd.
Fijn: Deze instelling wordt aanbevolen voor originelen met kleine
tekens, dunne lijnen of tekst die met een matrixprinter is afgedrukt.
Superfijn: Deze instelling wordt aanbevolen voor originelen met
bijzonder fijne details. Deze optie wordt alleen ingeschakeld als het
ontvangende apparaat ook ondersteuning biedt voor de resolutie
Superfijn.
Type origineel
U kunt het documenttype van het origineel instellen om de kwaliteit te
verbeteren van het document dat wordt gescand.
Druk op het tabblad Fax > Afbeelding > Type origineel. Selecteer de
gewenste optie op het scherm en druk op OK.
Tekst: Instelling voor originelen met tekst of lijntekeningen.
Tekst/Foto: Instelling voor originelen met tekst en foto’s.
Foto: Instelling voor foto’s met continue tinten.
Als u het apparaat in deze modus hebt gezet en het
antwoordapparaat is uitgeschakeld of er is geen antwoordapparaat
op de EXT-uitgang aangesloten, wordt na een vooraf ingesteld
aantal belsignalen automatisch overgeschakeld naar de faxmodus.
Als uw antwoordapparaat over een instelbare belsignaalteller
beschikt, kunt u het apparaat zo instellen dat inkomende oproepen
na één belsignaal worden beantwoord.
Als de telefoniemodus is ingeschakeld terwijl er een antwoordapparaat
is aangesloten, moet u het antwoordapparaat uitschakelen. Zo
voorkomt u dat telefoongesprekken worden onderbroken door
de uitgaande boodschap van het antwoordapparaat.
U kunt geen kopieertaak uitvoeren wanneer er een fax wordt
ontvangen.
Als u de functie Veilig ontvangen wilt uitschakelen, drukt u op Uit.
Hierna wordt de ontvangen fax afgedrukt.
De documentinstellingen die u hiermee opgeeft, hebben alleen
betrekking op de huidige taak. Als u de standaardinstellingen voor
documenten wilt wijzigen, gaat u naar het tabblad Beheerinstelling >
Algemeen >
Standaardinstellingen
. (Zie "Algemene instellingen" op
pagina 78.)
Als u verzendt vanuit het geheugen is de modus Superfijn niet
beschikbaar. De resolutie-instelling wordt automatisch gewijzigd in
Fijn.
Faxen (Optioneel)_61
Tonersterkte
U kunt de tonerdichtheid van het originele document selecteren.
Druk op het tabblad Fax > Afbeelding > Tonersterkte. Druk op de pijl naar
rechts om de tonerdichtheid te verhogen en druk op OK.
Achtergrond wissen
Wanneer u originelen op gekleurd papier of krantenknipsels scant, kunt u
donkere achtergronden lichter maken, verminderen of verwijderen.
Druk op het tabblad Fax > Afbeelding > Achtergrond wissen. Selecteer
de gewenste optie op het scherm en druk op OK.
Uit: Hiermee schakelt u deze functie uit.
Auto: Optimaliseert de achtergrond.
Verbet.: Hoe hoger het getal, hoe levendiger de achtergrond is.
Wissen: Hoe hoger het getal, hoe lichter de achtergrond is.
Kleurmodus
Met deze functie kunt u een kleurenfax verzenden. Dit is echter alleen van
toepassing wanneer u een fax verzendt via On Hook Dial op het
bedieningspaneel.
Druk op het tabblad Fax > Afbeelding > Kleurmodus. Selecteer een optie
en OK.
Mono: Hiermee verzendt u een zwart-witfax.
Kleur: Hiermee verzendt u een kleurenfax.
Een faxtelefoonboek instellen
Met deze functie kunt u namen van bestemmingen, faxnummers en
verzendinstellingen opslaan in het apparaat. U beschikt over twee opties:
Individueel en Groep.
Individueel: Hier kunt u maximaal 500 faxnummers opslaan.
Faxnummers die hier worden opgeslagen, werken als
Snelkiesnummer.
Groep: Hiermee maakt u groepen als u regelmatig een zelfde document
moet verzenden naar meerdere bestemmingen. U kunt maximaal
100 groepskiesnummers opslaan. U kunt de nummers die u hier
opslaat, alleen selecteren in de verzendlijst op het tabblad Basis van
Fax. U kunt ook een Groep kiezen door verschillende afzonderlijke
nummers in te stellen.
Faxnummers die worden opgeslagen in Individueel, werken als
Snelkiesnummer.
Afzonderlijke faxnummers opslaan
(Snelkiesnummer)
1. Druk op het tabblad Fax > Basis > Individueel.
Bewerken
: Hiermee worden de instellingen voor Id
Snelkiesnummer en Faxnummer gewijzigd.
Nieuw
: Hiermee maakt u het nieuwe Snelkiesnummer.
Verwijd.
: Hiermee verwijdert u het geselecteerde Snelkiesnummer.
Zoeken: Hiermee zoekt u het faxnummer dat is opgeslagen in het
telefoonboek voor afzonderlijke nummers. Voer een Id in wanneer
het toetsenbord verschijnt.
Detail
: Hiermee geeft u gegevens weer voor Id Faxnummer en
eventueel de groep waartoe het nummer behoort. (Zie "Afzonderlijke
faxnummers opslaan (Snelkiesnummer)" op pagina 61.)
Toep.
: Hiermee plaatst u het geselecteerde faxnummer in de
verzendlijst voor de fax op het tabblad Basis.
Annul.
: Hiermee annuleert u de taak en gaat u terug naar het vorige
scherm.
2. Druk op Nieuw.
3. Gebruik het toetsenbord dat verschijnt om de naam voor het faxnummer
in te voeren in het veld Id en gebruik het numerieke toetsenblok op het
bedieningspaneel om het faxnummer in te voeren in het gebied
Faxnummer.
Id: Hiermee voert u de naam in.
Snelkiesnummer: In dit veld wordt automatisch het eerste
beschikbare nummer ingevuld. Als u een ander nummer wilt
toewijzen, gebruikt u de pijl naar links en naar rechts.
Faxnummer: Hier voert u het faxnummer in (alleen cijfers) met zo
nodig een netnummer.
4. Druk op OK.
Groepsfaxnummers opslaan (Groepsnummer)
1. Druk op het tabblad Fax > Basis > Groep.
2. Druk op Nieuw.
3. Druk op het invoergebied in Groeps-id. Voer vervolgens een naam in
wanneer het toetsenbord verschijnt.
Achtergrond wissen wordt uitgeschakeld als Type origineel is
ingesteld op Foto.
Kleurmodus-faxen worden alleen ondersteund wanneer u handmatig
faxen verzendt. (Zie "Handmatig een fax verzenden (On Hook Dial)"
op pagina 58.)
62 _Faxen (Optioneel)
4. Selecteer een Groepsnummer met de pijl naar links en naar rechts.
Groeps-id: Hiermee voert u de groepsnaam in.
Groepsnummer: In dit veld wordt automatisch het eerste beschikbare
nummer ingevuld. Als u een ander nummer wilt toewijzen, gebruikt u de
pijl naar links en naar rechts.
5. Druk op OK.
6. Selecteer een nummer in Lijst met snelkiesnummers en druk op Toevoeg.
Herhaal deze stap totdat u alle vereiste nummers hebt toegevoegd.
Zorg dat de geselecteerde Lijst met snelkiesnummers wordt
gekopieerd naar de groepslijst in het linkerdeelvenster.
7. Druk op OK om de nummers op te slaan.
Een faxtelefoonboek instellen met SyncThru Web
Service
U kunt eenvoudig faxnummers vanaf computers op een netwerk opslaan
met SyncThru Web Service.
Individueel
1. Open de webbrowser op uw computer.
2. Voer het IP-adres van uw apparaat in, waarna SyncThru. Web Service
wordt weergegeven.
(Voorbeeld: http://123.123.123.123)
3. Druk op Address Book > Individual.
4. Druk op Add.
5. Geef de vereiste gegevens op bij Name, Speed No. en Fax Number.
6. Druk op Apply.
Groep
1. Open de webbrowser op uw computer.
2. Voer het IP-adres van uw apparaat in, waarna SyncThru™ Web Service
wordt weergegeven.
(Voorbeeld: http://123.123.123.123)
3. Druk op Address Book > Group.
4. Druk op Add Group.
5. Geef de vereiste gegevens op bij Group Name en Speed No.
6. Voeg individuele adressen toe aan de faxgroep.
7. Druk op Apply.
De pollingoptie gebruiken
Polling (opvragen) wordt gebruikt als een faxapparaat een document
opvraagt bij een ander faxapparaat. Dit is handig wanneer de persoon die
het origineel heeft, niet op kantoor is. De persoon die het document op een
later tijdstip wil ontvangen, belt naar het apparaat waarop het origineel is
opgeslagen en geeft de opdracht om het document te verzenden. Het
opvragen van een document op deze wijze wordt "polling" genoemd.
Het pollingproces verloopt als volgt:
1. De verzender slaat de originelen op in het apparaat. (Zie "Originelen
opslaan voor polling" op pagina 62.)
2. De verzender geeft het wachtwoord door aan de ontvanger.
3. De ontvanger kiest het faxnummer en voert het wachtwoord in wanneer
dit wordt gevraagd. (Zie "Een fax opvragen vanaf een ander
faxapparaat" op pagina 63.)
4. De ontvanger drukt op Start om de opgeslagen fax te ontvangen.
Originelen opslaan voor polling
1. Druk op Fax in het hoofdscherm.
2. Plaats de originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI.
U kunt ook één origineel document met de bedrukte zijde naar beneden
op de glasplaat van de scanner plaatsen.
3. Pas de documentinstellingen aan op het tabblad Afbeelding en het
tabblad Basis.
4. Druk op het tabblad Geavanceerd > Polling > Opsl..
5. Druk op het invoergebied en voer het wachtwoord in wanneer het
toetsenbord verschijnt (dit is het viercijferige nummer dat u moet
doorgeven aan de ontvanger). Als u geen wachtwoord wilt instellen,
voert u hier het nummer 0000 in. Vervolgens kunt u een fax voor polling
opslaan, verwijderen, afdrukken en ontvangen zonder een wachtwoord
op te geven.
6. Selecteer de optie Verwijderen na polling. Als u Uit selecteert, blijven
de faxgegevens in het geheugen van het apparaat staan ook nadat de
fax is afgedrukt. Als u Aan selecteert, worden de faxgegevens
verwijderd nadat de fax is afgedrukt.
7. Druk op OK om te beginnen met het opslaan van de originelen in het
geheugen voor polling.
8. Geef het wachtwoord door aan de ontvanger.
Het pollingdocument afdrukken (verwijderen)
1. Druk op Fax in het hoofdscherm.
2. Druk op het tabblad Geavanceerd > Polling > Afdrukk. (of Verwijd.).
3. Typ het Wachtw.
4. Druk op OK.
Speed Dial kunnen worden geimporteerd uit een csv-bestand.
Als u deze functie wilt gebruiken, moet zowel de verzender als de
ontvanger beschikken over de pollingfunctie.
Faxen (Optioneel)_63
Een fax opvragen vanaf een ander faxapparaat
Met deze optie kunt u een fax opvragen (polling) die op een ander apparaat
is opgeslagen.
1. Druk op Fax in het hoofdscherm.
2. Druk op het tabblad Geavanceerd > Polling > Polling bij extern.
3. Voer het wachtwoord en het ontvangende faxnummer in met het
numerieke toetsenblok op het bedieningspaneel. De verzender moet
aan u het wachtwoord hebben doorgegeven.
4. Druk op OK.
Een rapport afdrukken na het verzenden van een
fax
U kunt het apparaat zodanig instellen dat er automatisch een rapport wordt
afgedrukt waarin wordt aangegeven of de faxverzending is geslaagd.
1. Druk op Machine Setup op het bedieningspaneel.
2. Druk op Beheerinstelling. Wanneer het aanmeldingsbericht verschijnt,
voert u het wachtwoord in en drukt u op OK. (Zie "Het
verificatiewachtwoord instellen" op pagina 27.)
3. Druk op het tabblad Afdrukken/Rapport > Rapport > Faxrapport >
Rapport Fax verzonden.
4. Druk op Aan.
5. Druk op OK.
Faxen verzenden tijdens daluren
U kunt het apparaat instellen om faxen te verzenden tijdens daluren zodat u
bespaart op de telefoonkosten. Als u een fax verzendt met deze functie,
worden de faxgegevens opgeslagen in het geheugen van het apparaat en
wordt de fax pas verzonden tijdens de daluren.
1. Druk op Machine Setup op het bedieningspaneel.
2. Druk op Beheerinstelling. Wanneer het aanmeldingsbericht verschijnt,
voert u het wachtwoord in en drukt u op OK. (Zie "Het
verificatiewachtwoord instellen" op pagina 27.)
3. Druk op het tabblad Instelling > Fax instellen.
4. Druk op de pijl omlaag aan de rechterkant.
5. Druk op Verzenden tijdens daluren.
6. Druk op Aan.
7. Druk op Starttijd en stel de begindatum en -tijd in met de pijl naar links
en naar rechts.
8. Druk op OK.
9. Druk op Eindtijd en stel de einddatum en -tijd in met de pijl naar links en
naar rechts.
10. Druk op OK.
11. Druk op OK.
Documenten toevoegen aan een uitgestelde
faxtaak
U kunt documenten toevoegen aan een uitgestelde faxtaak die is
opgeslagen in het geheugen.
1. Druk op Machine Setup op het bedieningspaneel.
2. Druk op Beheerinstelling. Wanneer het aanmeldingsbericht verschijnt,
voert u het wachtwoord in en drukt u op OK. (Zie "Het
verificatiewachtwoord instellen" op pagina 27.)
3. Druk op het tabblad Instelling > Fax instellen.
4. Druk op de pijl omlaag aan de rechterkant.
5. Druk op Groepsverzending.
6. Druk op Aan.
7. Druk op OK.
Wanneer u een fax verzendt waarbij het faxnummer gelijk is aan het
nummer van een uitgestelde faxtaak, wordt gevraagd of u
documenten wilt toevoegen aan deze uitgestelde faxtaak.
Met Polling bij extern uitstellen kunt u de fax opvragen op een
specifiek tijdstip binnen 24 uur.
Hierover is uitgebreide informatie beschikbaar in de sectie over
geavanceerde instellingen. (Zie "Een rapport afdrukken" op
pagina 87.)
64 _Faxen (Optioneel)
Een ontvangen fax doorsturen naar een andere
bestemming
U kunt het apparaat zodanig instellen dat een ontvangen of verzonden fax
per fax of e-mail wordt doorgestuurd naar een andere bestemming. Deze
functie is nuttig als u een fax wilt ontvangen terwijl u niet op kantoor bent.
Een verzonden fax per fax doorsturen naar een
andere bestemming
U kunt het apparaat zodanig instellen dat elke fax die u verzendt, per fax
wordt doorgestuurd naar een andere bestemming.
1. Druk op Machine Setup op het bedieningspaneel.
2. Druk op Beheerinstelling. Wanneer het aanmeldingsbericht verschijnt,
voert u het wachtwoord in en drukt u op OK. (Zie "Het
verificatiewachtwoord instellen" op pagina 27.)
3. Druk op het tabblad Instelling > Fax instellen.
4. Druk op de pijl omlaag aan de rechterkant.
5. Druk op Inst. fax doorsturen > Instelling voor doorsturen naar fax >
Verzenden en doorsturen.
6. Druk op Aan en voer een faxnummer in met het toetsenblok op het
bedieningspaneel.
7. Druk op OK.
Een ontvangen fax per fax doorsturen naar een
andere bestemming
Met deze functie kunt u elke fax die u ontvangt, per fax doorsturen naar een
andere bestemming. Wanneer er een fax binnenkomt, wordt deze
opgeslagen in het geheugen en vervolgens doorgestuurd naar de
bestemming die u hebt ingesteld.
1. Druk op Machine Setup op het bedieningspaneel.
2. Druk op Beheerinstelling. Wanneer het aanmeldingsbericht verschijnt,
voert u het wachtwoord in en drukt u op OK. (Zie "Het
verificatiewachtwoord instellen" op pagina 27.)
3. Druk op het tabblad Instelling > Fax instellen.
4. Druk op de pijl omlaag aan de rechterkant.
5. Druk op Inst. fax doorsturen > Instelling voor doorsturen naar fax >
Ontvangen en doorsturen.
6. Druk op Doorsturen en voer een faxnummer in met het toetsenblok op
het bedieningspaneel.
Als u de start- en eindtijd wilt instellen, selecteert u Starttijd en
Eindtijd.
Als u wilt dat er een rapport wordt afgedrukt na het doorsturen van
een fax, stelt u de optie Doorsturen & afdrukken in.
7. Druk op OK.
Een verzonden fax per e-mail doorsturen naar een
andere bestemming
1. Druk op Machine Setup op het bedieningspaneel.
2. Druk op Beheerinstelling. Wanneer het aanmeldingsbericht verschijnt,
voert u het wachtwoord in en drukt u op OK. (Zie "Het
verificatiewachtwoord instellen" op pagina 27.)
3. Druk op het tabblad Instelling > Fax instellen.
4. Druk op de pijl omlaag aan de rechterkant.
5. Druk op Inst. fax doorsturen > Instelling voor doorsturen naar
e-mail > Verzenden en doorsturen.
6. Druk op Aan.
7. Voer waarden in voor Van en Bestemming van e-mail met het
toetsenbord op het display.
8. Druk op OK.
Een ontvangen fax per e-mail doorsturen naar een
andere bestemming
1. Druk op Machine Setup op het bedieningspaneel.
2. Druk op Beheerinstelling. Wanneer het aanmeldingsbericht verschijnt,
voert u het wachtwoord in en drukt u op OK. (Zie "Het
verificatiewachtwoord instellen" op pagina 27.)
3. Druk op het tabblad Instelling > Fax instellen.
4. Druk op de pijl omlaag aan de rechterkant.
5. Druk op Inst. fax doorsturen > Instelling voor doorsturen naar
e-mail > Ontvangen en doorsturen.
6. Druk op Doorsturen en voer waarden in voor Van en Bestemming van
e-mail met het toetsenbord op het display.
Als u wilt dat er een rapport wordt afgedrukt na het doorsturen van
een fax, stelt u de optie Doorsturen & afdrukken in.
7. Druk op OK.
Een verzonden fax via een server doorsturen naar
een andere bestemming
1. Druk op Machine Setup op het bedieningspaneel.
2. Druk op Beheerinstelling. Wanneer het aanmeldingsbericht verschijnt,
voert u het wachtwoord in en drukt u op OK. (Zie "Het
verificatiewachtwoord instellen" op pagina 27.)
3. Druk op het tabblad Instelling > Fax instellen.
4. Druk op de pijl-omlaag aan de rechterkant.
5. Druk op Inst. fax doorsturen > Inst. Doorst. naar server > Verzenden
en doorsturen.
6. Druk op Aan.
7. Druk op OK.
Als u een fax wilt doorsturen per e-mail, moet u eerst de mailserver
en het IP-adres instellen in SyncThru Web Service.
Als de functie Inst. fax doorsturen staat ingesteld op Aan, kunt u
geen fax gebruiken met de knop On Hook Dial op het
bedieningspaneel.
Als Inst. Doorst. naar server is ingeschakeld, is deze optie grijs.
Als Inst. Doorst. naar server is ingeschakeld, is deze optie grijs.
Als Instelling voor doorsturen naar e-mail is ingeschakeld, is deze
optie grijs. De server moet worden ingesteld in SyncThru Web
Service voordat deze optie wordt ingeschakeld.
Faxen (Optioneel)_65
Een ontvangen fax via een server doorsturen naar
een andere bestemming
1. Druk op Machine Setup op het bedieningspaneel.
2. Druk op Beheerinstelling. Wanneer het aanmeldingsbericht verschijnt,
voert u het wachtwoord in en drukt u op OK. (Zie "Het
verificatiewachtwoord instellen" op pagina 27.)
3. Druk op het tabblad Instelling > Fax instellen.
4. Druk op de pijl-omlaag aan de rechterkant.
5. Druk op Inst. fax doorsturen > Inst. Doorst. naar server > Ontvangen
en doorsturen.
6. Druk op Aan.
7. Druk op OK.
De faxtoon voor einde faxontvangst instellen
De faxtoon die aangeeft dat de faxontvangst voltooid is kan worden in- en
uitgeschakeld.
1. Druk op Machine Setup op het bedieningspaneel.
2. Druk op Beheerinstelling. Wanneer het aanmeldingsbericht verschijnt,
voert u het wachtwoord in en drukt u op OK. (Zie "Het
verificatiewachtwoord instellen" op pagina 27.)
3. Druk op het tabblad Instelling > Fax instellen.
4. Druk op de pijl omlaag aan de rechterkant.
5. Druk op Geluid bij einde fax.
6. Druk op Aan.
7. Druk op OK.
Als Instelling voor doorsturen naar e-mail is ingeschakeld, is deze
optie grijs. De server moet worden ingesteld in SyncThru Web
Service voordat deze optie wordt ingeschakeld.
66 _USB-geheugenapparaat gebruiken
USB-geheugenapparaat gebruiken
In dit hoofdstuk wordt u uitgelegd hoe u een USB-geheugenapparaat samen met uw apparaat kunt gebruiken.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Over USB-geheugen
Informatie over het USB-scherm
Een USB-geheugenapparaat aansluiten
Scannen naar een USB-geheugenapparaat
Scannen naar USB
De instellingen van de scanfunctie wijzigen
Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat
Over USB-geheugen
Er bestaan USB-geheugenapparaten met verschillende geheugencapaciteiten
die meer ruimte bieden voor de opslag van documenten, presentaties,
gedownloade muziek en video’s, afbeeldingen met hoge resolutie en alle
andere bestanden die u wilt opslaan of verplaatsen.
U kunt het volgende doen met uw apparaat en een USB-geheugenapparaat:
Documenten scannen en op een USB-geheugenapparaat opslaan.
Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat.
Het USB-geheugenapparaat formatteren.
Informatie over het USB-scherm
Als u de USB-functie wilt gebruiken, drukt u op USB in het hoofdscherm.
Als het scherm een ander menu weergeeft, drukt u op ( ) om naar het
hoofdscherm te gaan.
Druk op USB formatteren, Via USB afdrukken of Naar USB scannen.
USB formatteren: U kunt afbeeldingsbestanden op het USB-
geheugenapparaat één voor één of allemaal tegelijk verwijderen
door het apparaat opnieuw te formatteren.
Via USB afdrukken: U kunt bestanden op het USB-geheugenapparaat
rechtstreeks afdrukken. U kunt TIFF-, BMP-, JPEG-, PDF- en PRN-
bestanden afdrukken. (Zie "Afdrukken vanaf een USB-
geheugenapparaat" op pagina 70.)
Naar USB scannen: U kunt het formaat, de grootte en de kleurmodus
van afbeeldingen instellen telkens als u ze naar een USB-
geheugenapparaat scant. (Zie "Scannen naar USB" op pagina 67.)
Een USB-geheugenapparaat aansluiten
De USB-geheugenpoort aan de linkerzijde van uw apparaat ondersteunt
USB V1.1- en USB V2.0-geheugenapparaten. Op uw apparaat worden
USB-geheugenapparaten met FAT16/FAT32 en sectoren van 512 bytes
ondersteund.
Controleer het bestandssysteem van uw USB-geheugenapparaat bij de
leverancier.
Gebruik alleen USB-geheugenapparaten met een USB-connector van het
type A.
Gebruik alleen een metalen afgeschermd USB-geheugenapparaat.
Wanneer een USB-geheugen in de USB-geheugenpoort van uw
apparaat wordt geplaatst, wordt het USB-pictogram op het scherm
weergegeven.
USB-geheugenapparaat gebruiken_67
Plaats een USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort aan de linkerzijde
van het apparaat.
Scannen naar een USB-geheugenapparaat
U kunt een document scannen en de gescande afbeelding op een USB-
geheugenapparaat opslaan. Wanneer u een document scant, worden de
standaardinstellingen, zoals de resolutie, door het apparaat gebruikt. U kunt
ook uw eigen scaninstelling aanpassen. (Zie "De instellingen van de
scanfunctie wijzigen" op pagina 68.)
Scannen
1. Plaats een USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort van het
apparaat.
2. Plaats de originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADI. U
kunt ook één origineel document met de bedrukte zijde naar beneden op
de glasplaat van de scanner plaatsen.
3. Druk op USB in het hoofdscherm.
4. Druk op Naar USB scannen.
5. Stel de scanfuncties in op het tabblad Geavanceerd, Afbeelding
of Uitvoer. (Zie "De instellingen van de scanfunctie wijzigen" op
pagina 68.)
6. Druk op Start op het bedieningspaneel om te beginnen met scannen.
7. Na het scannen kunt u het USB-geheugenapparaat uit het apparaat
verwijderen.
Scannen naar USB
Het tabblad Basis
Naam: De namen van de mappen op het USB-geheugenapparaat.
Datum: De datum waarop de mappen zijn gemaakt.
Selecteren: Hiermee wordt de map geselecteerd die is gekozen bij
Naam.
Nieuwe map: Er wordt een nieuwe map op het USB-
geheugenapparaat gemaakt.
Detail: Hiermee kunt u de details bekijken van de map die of het bestand
dat momenteel is geselecteerd.
Naam wijz.: Hiermee kunt u de map of het bestand een andere
naam geven.
Verwijd.: Hiermee wordt de map op het USB-geheugenapparaat
verwijderd.
Dubbelzijdig: Hiermee stelt u in of het origineel enkelzijdig wordt
gescand (1-zijdig), dubbelzijdig wordt gescand (2-zijdig) of zodanig
dubbelzijdig wordt gescand dat de achterzijde 180 graden wordt
gedraaid (2-zijdig, draaien kant 2).
Resolutie: Hiermee selecteert u de scanresolutie.
Bestandnaam: Als u op dit veld klikt, krijgt een bestand een naam
voordat u een document scant.
Terug: Hiermee gaat u terug naar het vorige scherm.
Het tabblad Geavanceerd
Formaat van origineel: Hiermee stelt u de originelen in op een
specifiek vast formaat. (Zie "Formaat van origineel" op pagina 68.)
Terug: Hiermee gaat u terug naar het vorige scherm.
Verwijder het USB-geheugenapparaat niet terwijl het apparaat
actief is of bezig is met lezen van of schrijven naar het USB-
geheugen. Onder de garantie voor het apparaat valt geen schade
die is veroorzaakt door onjuist gebruik van de gebruiker.
Als uw USB-geheugenapparaat bepaalde functies heeft, zoals
veiligheidsinstellingen en wachtwoordinstellingen, zal uw
apparaat deze mogelijk niet automatisch detecteren. Raadpleeg
de gebruikershandeling van het apparaat voor meer informatie
over deze functies.
68 _USB-geheugenapparaat gebruiken
Het tabblad Afbeelding
Type origineel: Hiermee geeft u aan of het origineel bestaat uit tekst
of een foto. (Zie "Type origineel" op pagina 69.)
Kleurmodus: Hiermee past u de kleurenopties van de gescande
uitvoer aan. Als het origineel in kleur is en u in kleur wilt scannen,
drukt u op Kleurmodus. (Zie "Kleurmodus" op pagina 69.)
Tonersterkte: Hiermee past u de tonerdichtheid van de gescande
uitvoer aan. Gebruik de pijl naar links en naar rechts om de waarden
te wijzigen. (Zie "Tonersterkte" op pagina 69.)
Achtergrond wissen: Hiermee wist u achtergronden zoals
papierpatronen. (Zie "Achtergrond wissen" op pagina 69.)
Scan naar rand: Hiermee scant u originelen van rand tot rand. (Zie
"Scan naar rand" op pagina 69.)
Terug: Hiermee gaat u terug naar het vorige scherm.
Het tabblad Uitvoer
Kwalit.: Hiermee past u de weergavekwaliteit van de gescande
uitvoer aan. (Zie "Kwalit." op pagina 69.)
Voorinstelling scan: Hiermee wijzigt u automatisch bepaalde
scanopties, zoals de resolutie en bestandsindeling. U kunt de opties
aanpassen voor elk specifiek doel. (Zie "Voorinstelling scan" op
pagina 69.)
Bestandsindeling: Hiermee selecteert u de bestandsindeling van
de gescande uitvoer. (Zie "Bestandsindeling" op pagina 70.)
Best.beleid: Hiermee selecteert u de bestandsindeling van de
gescande uitvoer. (Zie "Best.beleid" op pagina 70.)
Terug: Hiermee gaat u terug naar het vorige scherm.
De instellingen van de scanfunctie wijzigen
In dit gedeelte leest u hoe u de documentinstellingen aanpast voor elke
scantaak, zoals resolutie, dubbelzijdig afdrukken, formaat van het origineel,
type, kleurmodus, tonerdichtheid. De opties die u wijzigt, blijven een
bepaalde tijd behouden, maar wanneer deze periode is verstreken, worden
de standaardwaarden voor deze opties hersteld.
Dubbelzijdig
Deze functie is vooral handig wanneer u dubbelzijdige originelen wilt
scannen. U kunt aangeven of er enkelzijdig of dubbelzijdig moet worden
gescand.
Druk op USB > Naar USB scannen > het tabblad Basis > Dubbelzijdig.
Gebruik de pijl naar links en naar rechts om de waarden te wijzigen.
1-zijdig: Instelling voor enkelzijdige originelen.
2-zijdig: Instelling voor dubbelzijdige originelen.
2-zijdig, draaien kant 2: Instelling voor dubbelzijdige originelen.
Hierbij wordt de achterzijde 180 graden gedraaid.
Resolutie
U kunt de resolutie van het document aanpassen.
Druk op USB > Naar USB scannen > het tabblad Basis > Resolutie.
Gebruik de pijl naar links en naar rechts om de waarden te wijzigen. Hoe
hoger de waarde, hoe duidelijker het resultaat en hoe langer het scannen
zal duren.
Formaat van origineel
Het formaat van het origineel wordt automatisch gedetecteerd en
vastgesteld.
Druk op USB > Naar USB scannen > het tabblad Geavanceerd > Formaat
van origineel. Gebruik de pijltoetsen omhoog/omlaag om naar het volgende
scherm te gaan. Selecteer de gewenste optie en druk op OK.
Als u 2-zijdig en 2-zijdig, draaien kant 2 wilt gebruiken, moet u de
originelen in de DADI plaatsen. Als er geen origineel in de DADI wordt
gedetecteerd, wordt de optie namelijk automatisch ingesteld op 1-zijdig.
USB-geheugenapparaat gebruiken_69
Type origineel
U kunt het documenttype van het origineel instellen om de kwaliteit te
verbeteren van het document dat wordt gescand.
Druk op USB > Naar USB scannen > het tabblad Afbeelding > Type
origineel. Selecteer de gewenste optie en druk op OK.
Tekst: Instelling voor originelen met tekst of lijntekeningen.
Tekst/Foto: Instelling voor originelen met tekst en foto’s.
Foto: Instelling voor foto’s met continue tinten.
Kleurmodus
Gebruik deze optie om het origineel te scannen in de modus
Mono
, Grijs
of
Kleur
.
Druk op USB > Naar USB scannen > het tabblad Afbeelding >
Kleurmodus
. Selecteer de gewenste optie en druk op OK.
Kleur
: Hiermee scant u in kleur. Hierbij worden 24 bits per pixel
gebruikt: 8 bits voor elke RGB-component van een pixel.
Grijs: Hiermee scant u in grijstinten. 8 bits per pixel.
Mono
: Hiermee scant u in zwart-wit. 1 bit per pixel.
Tonersterkte
U kunt de tonerdichtheid van de gescande uitvoer selecteren. Als het
origineel licht of vaag is, drukt u op de pijl naar rechts om het resultaat
donkerder te maken.
Druk op USB > Naar USB scannen > het tabblad Afbeelding >
Tonersterkte. Druk op de pijl naar rechts om de tonerdichtheid te verhogen
en druk vervolgens op OK.
Achtergrond wissen
Wanneer u originelen op gekleurd papier of een krantenknipsel scant, kunt
u donkere achtergronden lichter maken, verminderen of verwijderen.
Druk op USB > Naar USB scannen > het tabblad Afbeelding >
Achtergrond wissen
. Selecteer de gewenste optie en druk op OK.
Uit: Hiermee schakelt u deze functie uit.
Auto: Optimaliseert de achtergrond.
Verbet.: Hoe hoger het getal, hoe levendiger de achtergrond is.
Wissen: Hoe hoger het getal, hoe lichter de achtergrond is.
Scan naar rand
U kunt het apparaat instellen om een volledige pagina ongewijzigd te scannen.
Doorgaans wordt een pagina zonder de randen ofwel de marges gescand,
bijvoorbeeld wanneer u een kopieertaak uitvoert met een bepaald formaat
papier in de papierlade. Maar als u een origineel scant om het als bestand
te verzenden via het netwerk, is het mogelijk om de randen van een origineel
op te nemen in de scan.
Druk op USB > Naar USB scannen > het tabblad Afbeelding > Scan naar
rand. Selecteer
Aan
en druk op OK.
Kwalit.
Met deze optie kunt u een document van hoge kwaliteit verkrijgen. Deze
kwaliteitsinstelling leidt wel tot grotere bestanden.
Druk op USB > Naar USB scannen > het tabblad Uitvoer > Kwalit.
Voorinstelling scan
Met deze functie kunt u geoptimaliseerde instellingen gebruiken voor een
specifieke scantaak.
Druk op USB > Naar USB scannen > het tabblad Uitvoer > Voorinstelling
scan.
Delen en afdrukken: Hiermee verkrijgt u een klein bestand voor
documenten van normale kwaliteit.
Afdruk van hoge kwaliteit: Stel deze optie in voor een hoogwaardig
resultaat en grote uitvoerbestanden.
Archiefdocument: Stel deze optie in voor de kleinste
uitvoerbestanden.
De bestandsindeling JPEG kan niet worden geselecteerd als Mono
is geselecteerd voor Kleurmodus.
Wanneer u Kleurmodus instelt op Mono, wordt de optie Kwalit. grijs
weergegeven.
70 _USB-geheugenapparaat gebruiken
OCR: Hiermee verkrijgt u een gescand resultaat dat u kunt doorsturen
naar OCR-software. De gescande uitvoer is van de hoogste kwaliteit.
Eenv. scan: Gebruik deze optie voor een eenvoudig document met
alleen tekst. Hiermee verkrijgt u kleine uitvoerbestanden.
Aangepast: Verwijst naar de scaninstellingen die u hebt
geselecteerd.
Bestandsindeling
U kunt de bestandsindeling selecteren voordat u de scantaak uitvoert.
Druk op USB > Naar USB scannen > het tabblad Uitvoer >
Bestandsindeling.
PDF: Hiermee scant u originelen en slaat u deze op in PDF-indeling.
TIFF met één pagina: Hiermee scant u originelen en slaat u deze in
op TIFF-indeling (Tagged Image File Format). Meerdere originelen
worden opgeslagen in één bestand.
TIFF met meerdere pagina's: Hiermee scant u originelen en slaat
u deze op in TIFF-indeling (Tagged Image File Format). Meerdere
originelen worden opgeslagen in afzonderlijke bestanden.
JPEG: Hiermee scant u originelen en slaat u deze op in JPEG-indeling.
BMP: Hiermee scant u originelen en slaat u deze op in BMP-indeling.
Best.beleid
U kunt de bestandsnaam genereren voordat u de scantaak uitvoert via
USB. Als het USB-geheugen dezelfde naam heeft als de bestandsnaam die
u opgeeft, kunt u een andere naam opgeven of de naam overschrijven.
Druk op USB > Naar USB scannen > het tabblad Uitvoer > Best.beleid.
Naam wijz.: Als het USB-geheugen dezelfde naam heeft als de
bestandsnaam die u opgeeft, wordt het bestand opgeslagen onder
een andere naam die automatisch is geprogrammeerd.
Overschr.: U kunt instellen dat gegevens van een vorige taak
worden verwijderd van het USB-geheugenapparaat wanneer er
gegevens van een nieuwe taak worden opgeslagen.
Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat
U kunt bestanden die zijn opgeslagen op het USB-geheugenapparaat
rechtstreeks afdrukken. U kunt TIFF-, BMP-, JPEG- en PRN-bestanden
afdrukken.
Bestandstypen die de door de optie Rechtstreeks afdrukken worden
ondersteund:
PRN: Alleen bestanden die zijn gemaakt door het stuurprogramma dat
met het apparaat is meegeleverd, zijn compatibel.
U kunt PRN-bestanden maken door het selectievakje Afdrukken naar
bestand in te schakelen wanneer u een document afdrukt. Het
document wordt dan niet afgedrukt, maar wordt als een PRN-bestand
opgeslagen. Alleen PRN-bestanden die op deze wijze zijn gemaakt,
kunnen direct vanuit het USB-geheugen worden afgedrukt. Raadpleeg
de sectie Software voor informatie over hoe u een PRN-bestand kunt
maken.
BMP: BMP niet-gecomprimeerd.
TIFF: TIFF 6.0 Baseline.
JPEG: JPEG Baseline.
PDF: PDF 1.4 en ouder.
Een document afdrukken vanaf een
USB-geheugenapparaat:
1. Plaats een USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort aan de
voorkant van het apparaat.
Uw apparaat detecteert automatisch het geheugenapparaat en leest de
gegevens die erop zijn opgeslagen.
2. Druk op USB in het hoofdscherm.
3. Zoek het gewenste bestand met behulp van de pijltoetsen omhoog/
omlaag. Selecteer de bestandsnaam.
Als er een map is, selecteert u de map en drukt u op Selecteren.
4. Druk op Via USB afdrukken.
5. Druk op Start op het bedieningspaneel.
De bestandsindeling JPEG kan niet worden geselecteerd als Mono is
geselecteerd voor Kleurmodus.
Documentvak gebruiken_71
Documentvak gebruiken
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u Documentvak op uw apparaat kunt gebruiken.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Informatie over Documentvak
Het scherm Documentvak
Documenten opslaan in Documentvak
Informatie over Documentvak
Met de functie Doc vak kunt u gescande gegevens op de vaste schijf
opslaan. Gebruikers kunnen de opgeslagen gegevens bijvoorbeeld
afdrukken, faxen, per e-mail verzenden of naar een FTP/SMB-server
sturen. Doc vak omvat drie typen vakken: openbaar ( ), beveiligd
( ) en gemeenschappelijk ( ). Het openbare vak kan door alle
gebruikers worden gemaakt en alle gebruikers kunnen hierin gegevens
opslaan. Het beveiligde vak kan worden gemaakt door alle gebruikers die
over het juiste wachtwoord beschikken. Alleen gebruikers die het
wachtwoord kennen, hebben toegang tot het vak en kunnen hierin hun
gegevens opslaan. Het gemeenschappelijke vak wordt standaard geleverd.
Gebruikers kunnen dit vak niet maken, bewerken of verwijderen. Wanneer
een gebruiker een taak wil opslaan die niet aan een vak is toegewezen
(bijvoorbeeld bij ontvangst van een fax of het afdrukken op de pc van een
opgeslagen document), worden de gegevens standaard in het
gemeenschappelijke vak opgeslagen. U kunt het tabblad Sys vak ook
weergeven vanuit het scherm Doc vak. Het Sys vak wordt gebruikt voor de
tijdelijke opslag van gegevens, bijvoorbeeld voor uitgestelde afdruktaken en
proefdrukken.
Het scherm Documentvak
Als u de functie Doc vak wilt gebruiken, drukt u op Doc vak op het
hoofdscherm. Als er een ander menu wordt weergegeven, drukt u op ( )
om naar het hoofdscherm te gaan.
Scherm Documentvak
Tabblad Geb vak: Hier kunt u het vak maken waarin u documenten kunt
opslaan zoals het bestand dat u hebt afgedrukt, via e-mail hebt
verzonden of gescand. Wanneer u een vak maakt, kunt u het
wachtwoord instellen om het vak te beveiligen. Een vak met een
wachtwoord heet een Beveil. Vak. Een vak zonder wachtwoord heet
een openbaar vak.
Tabblad Sys vak: Het apparaat stelt standaardvakken ter beschikking,
die u niet kunt wijzigen.
Type: Hier wordt aangegeven of het vak beveiligd is.
Vaknaam: Hier wordt de naam van het vak weergegeven.
Eig: Hier wordt de gebruikersnaam van een vak weergegeven.
Datum: Hier wordt de datum weergegeven waarop het vak is gemaakt.
Bestand: Hier wordt het totaal aantal bestanden in het vak
weergegeven.
Toevoeg.: Hiermee kunt u vakken toevoegen.
Verwijd.: Hiermee verwijdert u het geselecteerde vak.
Bewerken: Hiermee kunt u de naam van een vak en de eigenaar
wijzigen.
Detail: Hier wordt informatie over het vak weergegeven.
Rapport: Hiermee kunt u de informatie over de documenten in het
geselecteerde vak afdrukken.
Zoeken: Hiermee kunt u zoeken naar een vak met een bepaalde
vaknaam of eigenaarnaam.
Enter: Hiermee drukt u het in het vak opgeslagen bestand af of verzendt
u het.
72 _Documentvak gebruiken
Scherm Vak toevoegen
U kunt een vak maken voor de opslag van gegevens die u hebt gescand. Als u
een Doc vak wilt toevoegen, drukt u op Toevoeg. op het scherm Doc vak.
Vaknaam: Geef een naam op voor het vak.
Eig: Geef de gebruikersnaam van de eigenaar van het vak op.
Beveil. Vak: Schakel het selectievakje in om het vak te beveiligen.
Nieuw wachtw.: Typ een nieuw wachtwoord om de toegang tot het
vak te beveiligen.
Wachtw. bevestigen: Typ het wachtwoord nog een keer.
Scherm Vak bewerken
U kunt de naam van een vak en de eigenaar wijzigen. Als u een Doc vak wilt
wijzigen, selecteert u een vak in de lijst met Doc vak en drukt u op Bewerken.
Vaknaam: Geef een nieuwe naam op voor het vak.
Eig: Geef een gebruikersnaam op voor het vak.
Scherm met documentenlijst
U kunt een documentvak openen door op Enter te klikken op het scherm
Doc vak en de opgeslagen documenten opnieuw gebruiken.
Doc naam: Hier wordt de naam van het document weergegeven.
Eig: Hier wordt de gebruikersnaam van een document
weergegeven.
Datum: Hier wordt de datum van een opgeslagen document
weergegeven.
Pagina: Hier wordt het totaal aantal pagina's in het document
weergegeven.
Toev. vanaf scan: Hiermee kunt u een nieuw gescand document
toevoegen.
Detail: Hier wordt de informatie van een document weergegeven.
Zoeken: Hiermee kunt u zoeken naar een bestand met een
bepaalde documentnaam of eigenaarnaam.
Bewerken: Hiermee kunt u de naam van een document en de
eigenaar wijzigen.
Verwijd.: Hiermee verwijdert u het geselecteerde document.
Kopie: Hiermee kopieert u het geselecteerde document naar een
ander documentvak.
Verpl.: Hiermee verplaatst u het geselecteerde document naar een
ander documentvak.
Combineren: Hiermee combineert u documenten uit meerdere
vakken.
Vrz. nr: Hiermee verzendt u een of meer geselecteerde documenten
naar een bestemming als e-mail, fax, server of USB.
Afdrukk.: Hiermee drukt u de geselecteerde documenten af.
Terug: Hiermee gaat u terug naar het vorige scherm.
Documenten opslaan in Documentvak
Bij dit apparaat kunt u de gescande gegevens op de vaste schijf opslaan.
Documenten in een documentvak opslaan
U kunt originelen rechtstreeks via het menu Doc vak scannen.
1. Plaats de originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADF.
U kunt ook een origineel document met de bedrukte zijde naar onder
op de glasplaat van de scanner plaatsen.
2. Druk op Doc vak op het hoofdscherm.
3. Kies het documentvak waarin u het document wilt opslaan.
4. Druk op Enter.
5. Druk op Toev. vanaf scan.
6. Geef de scaninstellingen op.
7. Druk op Start om met scannen te beginnen.
Bij het maken van een documentvak moet u onder meer rekening
houden met de volgende beperkingen.
U kunt maximaal 100 documentvakken maken.
Een documentvak kan maximaal 200 opgeslagen documenten
bevatten.
De naam een vak mag maximaal 20 tekens lang zijn.
Het gemeenschappelijke vak ( ) is standaard gemaakt.
Documentvak gebruiken_73
Documenten opslaan tijdens het kopieren, scannen
of faxen
Tijdens het kopieren, scannen of faxen kunt u de gescande originelen
opslaan in het Doc vak op het apparaat.
1. Plaats de originelen met de bedrukte zijde naar boven in de DADF.
U kunt ook een origineel document met de bedrukte zijde naar onder op
de glasplaat van de scanner plaatsen.
2. Druk op Kopie > tabblad Basis > Opsl nr vak.
U kunt ook drukken op Scan > Scan nr e-mail (Scannen naar server of
Scan nr pc) > het tabblad Basis > Opsl nr vak.
U kunt ook drukken op Fax > het tabblad Basis > Opsl nr vak.
3. Typ de bestandsnaam in het vak Bestandnaam met het toetsenbord dat
verschijnt. Druk vervolgens op OK.
4. Selecteer een bestemmingsvak en druk op OK.
5. Druk op Start op het bedieningspaneel om een taak te starten.
74 _De Standard Workflow gebruiken
De Standard Workflow gebruiken
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u de Standard Workflow op uw apparaat gebruikt.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Informatie over Standard Workflow
Het scherm Standard Workflow
Diverse bewerkingen die u met werkformulieren kunt uitvoeren
Informatie over Standard Workflow
Standard Workflow is een functie waarmee gebruikers op een comfortabele
manier met taken kunnen werken door middel van vooraf gedefinieerde
takensets die werkformulieren of workforms worden genoemd. Standard
Workflow maakt het mogelijk in een sessie meerdere taken uit te voeren
met behulp van een werkformulier dat vooraf voor de taak is gedefinieerd.
Wanneer u eenmaal een werkformulier hebt gemaakt, kunt u dezelfde
workflow opnieuw gebruiken door middel van een snelkoppeling.
Het scherm Standard Workflow
Als u de functie Standard Workflow wilt gebruiken, drukt u op Standard
Workflow op het hoofdscherm.
Workflowscherm
Tabblad Favor.
De koppeling Favoriet werkformulier verwijst naar een openbaar
of privewerkformulier. U kunt een vaak gebruikt openbaar of
privewerkformulier selecteren. Vervolgens verschijnt het bewuste
werkformulier op het tabblad met favoriete werkformulieren.
Uitv.: Hiermee start u de taak die in het werkformulier is gedefinieerd.
Tabbladen Mijn werkformulier en Openbaar
werkformulier
U kunt overschakelen naar het andere weergavescherm door op de
pijl naar links of de pijl naar rechts te drukken op het weergavescherm.
INVOER
Scan
Doc vak
Fax
DOORSTUREN
E-mail
FTP/SMB-server
Doc vak
Afdruk
Fax
Wanneer een fax wordt ontvangen, wordt automatisch het
werkformulier voor faxinvoer uitgevoerd. Werkformulieren voor
faxinvoer kunnen daarom niet aan een favoriet werkformulier worden
toegewezen.
De Standard Workflow gebruiken_75
Type: Hier wordt aangegeven of het werkformulier door de maker is
vergrendeld.
Naam: Hier wordt de naam van het werkformulier weergegeven.
Invr.: Hier wordt de naam van de invoermodule van het
werkformulier weergegeven.
Doorsturen: Hier wordt de naam van de doorstuurmodule van
het werkformulier weergegeven. Als er meerdere modules aan
een doorstuurwerkformulier zijn toegevoegd, wordt Meerdere
weergegeven in deze kolom zonder pictogram.
Eigensch.: Hier worden de eigenschappen van het werkformulier
weergegeven.
Maken: Hiermee kunt u een nieuw privewerkformulier maken.
Verwijd.: Hiermee verwijdert u het geselecteerde werkformulier.
Bewerken: Hiermee kunt u een werkformulier wijzigen.
Detail: Hier wordt gedetailleerde informatie over het werkformulier
weergegeven.
Zoeken: Hiermee kunt u zoeken naar een werkformulier met een
bepaalde werkformuliernaam.
Taak: Hiermee kunt u een werkformulier importeren van USB, een
werkformulier exporteren naar USB, of een werkformulier kopieren
of verplaatsen naar een openbaar werkformulier. Daarnaast kunt u
een snelkoppeling instellen op het tabblad met favoriete werkformulieren
door te klikken op Inst. op favor. werkform of een snelkoppeling
verwijderen door te klikken op Inst. op norm. werkform.
Uitv.: Hiermee start u de taak die in het werkformulier is gedefinieerd.
Scherm Workform maken
U kunt een nieuw werkformulier maken. Als u een nieuw werkformulier
wilt toevoegen, drukt u op Maken op het tabblad Mijn werkformulier of
Openbaar werkformulier.
Tabblad Invr.
Invr.: Hier wordt de naam van de invoermodule van het werkformulier
weergegeven.
Status: Hier wordt de status van de instelling weergegeven. Als u
een werkformulier wilt maken, moet u alle verplichte items van de
toegewezen invoermodule instellen.
Instellingen: Hiermee kunt u de instellingen voor de module
configureren.
Volg.: Hiermee gaat u naar het volgende tabblad.
Tabblad Doorsturen
Doorsturen: Hier wordt de naam van de doorstuurmodule van het
werkformulier weergegeven.
Status: Hier wordt de status van de instelling weergegeven. Als u
een werkformulier wilt maken, moet u alle verplichte items van de
toegewezen doorstuurmodule(s) instellen.
Mod. toev.: Hiermee kunt u een of meer doorstuurmodules
toevoegen.
Verwijd.: Hiermee verwijdert u de geselecteerde module.
Instellingen: Hiermee kunt u de instellingen voor de module
configureren.
Vorige: Hiermee gaat u naar het vorige tabblad.
Volg.: Hiermee gaat u naar het volgende tabblad.
Tabblad Eigensch.
Naam van workform: Hier kunt u de naam van het werkformulier
instellen.
Uitgest. start.: Hier kunt u de startdatum en de starttijd plannen.
Vervallen: Hier kunt u de vervaldatum instellen.
Beveiligd: Hiermee kunt het werkformulier vergrendelen met een
wachtwoord.
U kunt maximaal 100 werkformulieren maken.
Wanneer u alle verplichte items hebt ingevuld, wordt de knoppen
Opslaan & Uitv. en Opslaan ingeschakeld.
Wanneer u alle verplichte items hebt ingevuld, wordt de knoppen
Opslaan & Uitv. en Opslaan ingeschakeld.
Voordat u een module toevoegt, moet u ervoor zorgen dat de
parameters voor de verschillende modules op de juiste wijze zijn
geconfigureerd.
Fax: Zie "Het faxen voorbereiden" op pagina 56.
E-mail, Server: Zie "Originelen scannen en via SMB/FTP (Scannen
naar server) verzenden" op pagina 51.
76 _De Standard Workflow gebruiken
Vorige: Hiermee gaat u naar het vorige tabblad.
Diverse bewerkingen die u met werkformulieren
kunt uitvoeren
U kunt met werkformulieren diverse taken uitvoeren. Hieronder volgen
enkele voorbeelden.
Scannen naar meerdere bestemmingen
U kunt een document eenmaal scannen en het vervolgens naar meerdere
bestemmingen verzenden, zoals e-mail, SMB/FTP-server, documentvak en
printer.
Faxen doorsturen
U kunt een ontvangen fax doorsturen naar andere bestemmingen. Als u een
fax wilt doorsturen, wordt de beller-id gecontroleerd die de faxservice
verschaft. Wanneer ook de verzendende fax een Samsung-faxapparaat is,
wordt het faxnummer gecontroleerd dat de gebruiker heeft opgegeven voor
het apparaat.
Wanneer u voor elke beller een andere bestemming wilt gebruiken, kunt u
voor elke beller-id meerdere werkformulieren maken.
Automatisch omleiden
Als de faxverzending is mislukt, wordt de faxafbeelding naar het
e-mailadres van de gebruiker verzonden.
Uitgesteld starten
U kunt de uitvoeringstijd van de taak plannen door Uitgest. start. in te
stellen op het tabblad Eigensch. wanneer u een werkformulier maakt.
Melding
U kunt het resultaat van de taakverwerking naar een e-mailadres laten
verzenden.
Goedkeuring
Voordat u de doorstuurmodule uitvoert, kunt u een beheerder om
goedkeuring vragen.
Voordat u een module toevoegt, moet u ervoor zorgen dat de
parameters voor de verschillende modules op de juiste wijze zijn
geconfigureerd.
•Fax: Zie "Het faxen voorbereiden" op pagina 56.
•E-mail, Server: Zie "Originelen scannen en via SMB/FTP (Scannen
naar server) verzenden" op pagina 51.
Zorg ervoor dat u Standaardfax hebt ingeschakeld in Machine Setup >
Beheerinstelling > tabblad Instelling > Standaard workflowbeheer.
(Zie "Standaard workflowbeheer" op pagina 87.)
Zorg ervoor dat u Standaardfax hebt ingeschakeld in Machine Setup >
Beheerinstelling > tabblad Instelling > Standaard workflowbeheer.
(Zie "Standaard workflowbeheer" op pagina 87.)
Zorg ervoor dat u Melding voltooien hebt ingeschakeld in Machine
Setup > Beheerinstelling > tabblad Instelling > Standaard
workflowbeheer. (Zie "Standaard workflowbeheer" op pagina 87.)
Zorg ervoor dat u Goedkeuren hebt ingeschakeld in Machine Setup >
Beheerinstelling > tabblad Instelling > Standaard workflowbeheer.
(Zie "Standaard workflowbeheer" op pagina 87.)
De status van het apparaat en geavanceerde instellingen_77
De status van het apparaat
en geavanceerde instellingen
In dit hoofdstuk leest u hoe u de huidige status van het apparaat controleert en hoe u geavanceerde instellingen opgeeft.
Lees dit hoofdstuk aandachtig door zodat u de verschillende functies van het apparaat optimaal kunt gebruiken.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Machine Setup
De status van het apparaat controleren
Algemene instellingen
Kopieerinstellingen
Fax instellen
Netwerkinstallatie
Beveiliging
Optionele service
Een rapport afdrukken
Machine Setup
1. Druk op Machine Setup op het bedieningspaneel.
2. Selecteer de optie.
Apparaatstatus: Hiermee geeft u de huidige status van het
apparaat weer.
Beheerinstelling
: Hiermee kan een beheerder het apparaat instellen.
Wanneer u op Beheerinstelling drukt, verschijnt het
aanmeldingsbericht. Voer het wachtwoord in en druk op OK.
(De fabrieksinstelling is 1111.)
Ladebeheer: Geeft de geïnstalleerde laden en hun status weer. U
kunt ook de papierinstellingen voor elke lade wijzigen.
Rapport Gebruikspagina’s: U kunt een rapport afdrukken over het
aantal afdrukken op basis van het papierformaat en de papiersoort.
Het scherm Apparaatstatus
Druk op Machine Setup op het bedieningspaneel en druk op
Apparaatstatus.
Het tabblad Levensduur art.: Hier wordt weergegeven hoeveel er
van de verbruiksartikelen over is of hoeveel er is gebruikt. Druk op
de pijl omlaag en omhoog om naar een volgend of vorig scherm te
gaan.
Het tabblad Apparaatinfo: Hier vindt u gedetailleerde informatie
over het apparaat en bepaalde opties voor het valideren van het
apparaat. (Zie "De status van het apparaat controleren" op
pagina 78.)
Terug: Hiermee gaat u terug naar het vorige scherm.
78 _De status van het apparaat en geavanceerde instellingen
Het scherm Beheerinstelling
Biedt u toegang tot gedetailleerde apparaatinstellingen.
Het tabblad Algemeen: Hier stelt u de basisparameters van het
apparaat in zoals de locatie, datum, tijd, enzovoort. (Zie "Algemene
instellingen" op pagina 78.)
Het tabblad Instelling: Hier stelt u waarden in voor de fax, het
netwerk en de aanmelding. U kunt hier ook de functie inschakelen
die wordt weergegeven op het scherm.
Het tabblad Afdrukken/Rapport: Hier drukt u een configuratie- of
lettertypelijst af en geeft u een rapport over de apparaatfuncties
weer. (Zie "Een rapport afdrukken" op pagina 87.)
Terug: Hiermee gaat u terug naar het vorige scherm.
De status van het apparaat controleren
U kunt de apparaatgegevens doornemen en bepaalde functies van het
apparaat valideren.
1. Druk op Machine Setup op het bedieningspaneel.
2. Druk op Apparaatstatus > het tabblad Apparaatinfo.
Algemene instellingen
Voordat u aan de slag gaat met het apparaat, verdient het aanbeveling om
de apparaatparameters in te stellen.
1. Druk op Machine Setup op het bedieningspaneel.
2. Druk op Beheerinstelling. Wanneer het aanmeldingsbericht verschijnt,
voert u het wachtwoord in en drukt u op OK. (De fabrieksinstelling
is 1111.)
3. Druk op het tabblad Algemeen.
Wanneer u op Beheerinstelling drukt, verschijnt er een
aanmeldingsbericht. Als de beheerder het wachtwoord heeft ingesteld,
moet u telkens het wachtwoord invoeren wanneer u Beheerinstelling
wilt gebruiken. (Zie "Het verificatiewachtwoord instellen" op
pagina 27.)
OPTIE OMSCHRIJVING
Apparaatdetails Met deze optie geeft u het e-mailadres en het
telefoonnummer weer van de
klantenondersteuningsgegevens die u hebt
opgeslagen via Beheerinstelling. Hiermee kunt u
ook het serienummer van het apparaat en
hardware- of softwarespecificaties controleren.
Afdrukken/Rapport U kunt diverse nuttige en informatieve rapporten
afdrukken, zoals
Systeemrapport
, Faxrapport en
Scanrapport
. (Zie "Een rapport over het apparaat
afdrukken" op pagina 90.)
Ladestatus Op dit scherm wordt weergegeven welke laden op
het apparaat zijn geïnstalleerd en hoe deze zijn
geconfigureerd. Selecteer de lade en druk op
Bewerken om de instellingen voor het type papier
en het papierformaat te wijzigen.
Gebruikstellers U kunt ook controleren hoeveel er voor elke
categorie met het apparaat tot dusver is afgedrukt.
Zie "Een rapport afdrukken" op pagina 87 om dit
rapport af te drukken.
OPTIE OMSCHRIJVING
Apparaatinfo De beschikbare subopties zijn Registratie bij
servicecentrum en Contactgegevens. U kunt
informatie invoeren over het servicecentrum en de
leverancier.
Datum & Tijd U kunt de datum en tijd instellen. (Zie "De datum en
tijd instellen" op pagina 27.)
OPTIE OMSCHRIJVING
De status van het apparaat en geavanceerde instellingen_79
Standaardinstel-
lingen
Standaardvenster: Stel het eerste venster in dat
op het scherm wordt weergegeven wanneer het
apparaat wordt ingeschakeld of uit de
Energiebesparing komt. Als u bijvoorbeeld Fax
selecteert als standaardvenster, is het tabblad
Basis van de functie Fax het eerste venster. Als u
kopie ID wilt weergeven als standaardvenster,
moet u deze functie eerst inschakelen in
Standaardoptie.
Standaardoptie: Hiermee wijzigt u tegelijkertijd
alle standaardwaarden voor kopiëren, faxen,
e-mailen, scannen en het papier. (Zie "De
standaardinstellingen wijzigen" op pagina 28.)
Start: Hiermee wordt de volgorde gewijzigd
waarmee de vensters op het display verschijnen.
Afhankelijk van de optionele kit die u hebt
geïnstalleerd of de categorie die u selecteert,
kunnen er andere opties worden geselecteerd
op het scherm.
Afmetingen Met deze optie kunt u de eenheid wijzigen (mm of
inch) en het scheidingsteken voor decimalen
instellen (komma of punt).
Timers Een afdruktaak wordt geannuleerd als de gegevens
niet binnen een bepaalde periode worden
ontvangen.
Time-out van systeem: De standaardwaarde
wordt weer geactiveerd na een bepaalde
wachttijd. U kunt een tijdsduur van maximaal
10 minuten instellen.
Time-out wachtrij: Een taak wordt gedurende
een specifieke tijdsperiode vastgehouden door
het apparaat. U kunt een tijdsduur van ten minste
een uur instellen.
Taal U kunt de taal op het aanraakscherm wijzigen.
Energiebesparing Daarnaast kunt u het energieverbruik verminderen
door deze functies in te stellen. Energiebesparing
beschikt over drie opties. Met Energiebesparing
Scannen wordt de scannerlamp onder de glasplaat
uitgeschakeld. Met Energiebesparing worden alle
ventilatoren in het apparaat na een bepaalde tijd
uitgeschakeld. Met Laag energieverbruik worden
de ventilatoren in het apparaat uitgeschakeld,
behalve een hoofdventilator voor de fusereenheid.
(Zie "De energiebesparingsfunctie gebruiken" op
pagina 27.)
OPTIE OMSCHRIJVING
Ladebeheer Met deze functie kunt u de lade en het papier
selecteren die u wilt gebruiken voor een afdruktaak.
Hier past u de opties voor het papierformaat, de
papiersoort en de papierkleur aan. Met
Ladebevestigingsbericht activeert u het venster
waarin wordt gevraagd om het papierformaat en de
papiersoort in te stellen voor de net geopende lade.
Automatische ladekeuze: Als lade 1 en lade 2
zijn geladen met papier van Letter-formaat en
deze optie is ingesteld op Aan, wordt het
afdrukken voortgezet met papier uit lade 2
wanneer lade 1 leeg raakt.
Automatisch doorgaan: Wanneer het papier
niet overeenkomt, bijvoorbeeld als lade 1 is
gevuld met papier van Letter-formaat maar er
papier van A4-formaat vereist is voor de
afdruktaak, wordt er dertig seconden gewacht
zodat u papier van het juiste formaat in lade 1
kunt plaatsen. Na dertig seconden wordt er
automatisch begonnen met afdrukken op papier
van Letter-formaat.
Papiervervanging: Als het papier verkeerd is
ingesteld, wijzigt deze optie het papierformaat
van A4 in Letter of omgekeerd.
Breed A4: Dit is nuttig bij het afdrukken in de
DOS-modus. Met deze optie worden per regel 80
tekens afgedrukt, terwijl 78 tekens per lijn
gebruikelijk is in de DOS-modus.
Luchtdrukaanpas-
sing
De afdrukkwaliteit wordt beïnvloed door de
atmosferische druk, die wordt bepaald door de
hoogte boven zeeniveau waarop het apparaat zich
bevindt. Met deze functie kunt u de instelling voor de
hoogte aanpassen. Wanneer het apparaat zich op
vrij grote hoogte bevindt, stelt u deze functie in op
Hoog 3, zodat de afdrukkwaliteit wordt verbeterd.
Uitvoeropties Uitvoeropties is bestemd voor de situatie waarin de
nietjes opraken. De taak wordt onderbroken en u
kunt vervolgens de nieteenheid bijvullen of de taak
voortzetten. Als u Binnen taak verschuiven instelt
op Aan, wordt het uitgevoerde papier gesorteerd in
sets met bijbehorende afdrukken.
Contentiebeheer Met deze functie kunt u de prioriteit voor
kopieertaken en afdruktaken selecteren.
Prioriteit: Hiermee stelt u de prioriteit in door de
taak een nummer te geven. De taken worden
uitgevoerd in de volgorde van het laagste tot het
hoogste nummer.
Eerst In, Eerst Uit: Hiermee wordt een
aangevraagde taak in de juiste volgorde uitgevoerd.
Geluid
U kunt het volume van het geluid van het apparaat
aanpassen. Druk op
Storing
om het volume van
foutsignalen van het apparaat aan te passen.
Selecteer
Conflict
als u op de verkeerde optie hebt
gedrukt. Druk op
Selectie
om een geluid te maken
wanneer u op een optie op het aanraakscherm drukt.
Beheer van
verbruiksartikelen
Het apparaat geeft een melding dat u een nieuwe
beeldeenheid en tonercassette moet bestellen en
reset de gebruikstellers voor de fuser,
biastransportriem en invoerrol en de teller voor de
wrijvingsmat van de documentinvoer.
OPTIE OMSCHRIJVING
80 _De status van het apparaat en geavanceerde instellingen
Kopieerinstellingen
Voor kopieën kunt u van tevoren diverse opties instellen.
1. Druk op Machine Setup op het bedieningspaneel.
2. Druk op Beheerinstelling. Wanneer het aanmeldingsbericht verschijnt,
voert u het wachtwoord in en drukt u op OK.
3. Druk op het tabblad Instelling >
Kopieerinstellingen
.
Apparaattest De testafdrukpatronen worden afgedrukt met
Testpatronen beeldkwaliteit.
Overschrijven op
verzoek
U kunt instellen dat gegevens van een vorige taak
worden verwijderd van de vaste schijf wanneer er
gegevens van een nieuwe taak worden opgeslagen.
Als u deze functie wilt inschakelen, gaat u naar
Beheerinstelling > het tabblad Instelling >
Optionele service en stelt u de optie Afb.
overschrijven op verzoek in op Inschakelen.
Nadat deze functie is ingeschakeld, kunt u de
gegevens op een vaste schijf overschrijven door op
Start te drukken op het display.
Achtergr.
hoofdvenst.
Om documenten naar een wachtrij te sturen in HDD
voor afdrukken via een netwerkprinter, selecteert u Aan.
Beleid inzake
opgeslagen
taakbest.
U kunt het bestandsbeleid kiezen voor het
genereren van een bestandsnaam voor u doorgaat
met een afdruktaak via HDD. Als het HDD-geheugen
dezelfde naam heeft als wanneer u een nieuwe
naam invoerde, kunt u het een nieuwe naam geven
of de bestaande naam overschrijven.
Naam wijz.: Als het HDD-geheugen dezelfde
naam heeft als de nieuwe bestandnaam die
u wilt invoeren, zal het bestand opgeslagen
worden onder een verschillende naam die
automatisch geprogrammeerd wordt.
Overschr.: U kunt instellen dat gegevens van
een vorige taak worden verwijderd van de vaste
schijf wanneer er gegevens van een nieuwe taak
worden opgeslagen.
Land Als u de achtergrondafbeelding het van LCD-scherm
wilt aanpassen aan de wensen van de gebruiker,
drukt u op Aangepast, selecteert u een aangepaste
achtergrondafbeelding in de lijst en drukt u
vervolgens op Laden.
Gebruikers kunnen hun eigen
achtergrondafbeelding opgeven via SyncThru. Web
Service. Klik op het tabblad Machine Settings >
HWCI en voeg uw afbeeldingen toe aan de lijst.
Gebruikers kunnen hun eigen
achtergrondafbeelding opgeven via SyncThru. Web
Service. Klik op Settings > Machine Settings >
System > Home Window Customization en voeg
uw afbeeldingen toe aan de lijst.
Achtergr.
hoofdvenst.
Als u de achtergrondafbeelding het van LCD-scherm
wilt aanpassen aan de wensen van de gebruiker, drukt
u op Aangepast, selecteert u een aangepaste
achtergrondafbeelding in de lijst en drukt u vervolgens
op Laden. Gebruikers kunnen hun eigen
achtergrondafbeelding opgeven via SyncThru™ Web
Service. Klik op het tabblad Machine Settings >
HWCI en voeg uw afbeeldingen toe aan de lijst.
Gebruikers kunnen hun eigen achtergrondafbeelding
opgeven via SyncThru™ Web Service. Klik op
Settings > Machine Settings > Syste
m > Home
Window Customization en voeg uw afbeeldingen toe
aan de lijst.
OPTIE OMSCHRIJVING
Multi-eenh Met de volgende opties kunt u de uitvoermodus voor
meerdere laden instellen:
Taakscheid eenh: Hiermee zorgt u ervoor dat
afdrukken in de afzonderlijke laden volgens taak
worden gesorteerd.
Sort eenh: Hiermee zorgt u ervoor dat de
afdrukken in dezelfde volgorde worden
gesorteerd als de originelen.
Stapelr: Hiermee worden de afdrukken een voor
een in de laden gestapeld. Wanneer lade 1 vol is,
worden de afdrukken gestapeld in lade 2.
Stempe Voor registratiedoeleinden kunt u op het
uitvoerpapier desgewenst optionele informatie
afdrukken zoals Id, Apparaatinformatie, Datum &
Tijd, Opmerking en Paginanummer.
Items: Selecteer een of meer items die u op elk
vel wilt afdrukken.
Positie: Bepaal de positie waar u de stempel wilt
afdrukken: Boven of Onder aan het papier.
Weergave: Geef aan hoe de tekst eruit moet
zien: Ondoorschijnend of Transparant.
Wanneer u Ondoorschijnend selecteert, wordt
de achtergrond van de tekst opgevuld met
ondoorschijnend wit.
OPTIE OMSCHRIJVING
Instelling
handmatige
id-kopie
Hiermee kunt u de opties voor het kopiëren van id's,
zoals het aantal afbeeldingen en de kopieerpositie,
handmatig instellen. (Zie "Id-kaart handmatig
kopiëren" op pagina 42.)
OPTIE OMSCHRIJVING
De status van het apparaat en geavanceerde instellingen_81
Fax instellen
Het apparaat beschikt over diverse opties voor het instellen van het
faxsysteem. U kunt de standaardinstellingen naar wens aanpassen.
1. Druk op Machine Setup op het bedieningspaneel.
2. Druk op Beheerinstelling. Wanneer het aanmeldingsbericht verschijnt,
voert u het wachtwoord in en drukt u op OK.
3. Druk op het tabblad Instelling > Fax instellen.
De faxopties verschillen per land afhankelijk van de internationale
voorschriften voor communicatieapparatuur. Als bepaalde
faxopties die hier worden beschreven niet beschikbaar zijn of grijs
worden weergegeven op het scherm, worden de desbetreffende
functies niet ondersteund in uw communicatieomgeving.
OPTIE OMSCHRIJVING
Apparaat-id &
faxnummer
Voer de apparaat-ID en het faxnummer in die
worden afgedrukt boven aan elke pagina.
Startcode voor
ontvangst
Deze functie werkt het beste wanneer u een
telefoontoestel gebruikt dat aangesloten is op de
EXT-uitgang aan de achterkant van het apparaat.
U kunt een fax ontvangen van iemand met wie u in
gesprek bent op het telefoontoestel zonder dat
u naar het faxapparaat hoeft te gaan. (Zie
"Handmatig faxen ontvangen via een intern
telefoontoestel" op pagina 60.)
Foutcorrectiemodus
In deze modus wordt de slechte kwaliteit van een
telefoonlijn gecompenseerd en kunnen uw
faxberichten probleemloos worden verzonden naar
andere faxapparaten die zijn voorzien van de ECM.
Een fax versturen met ECM kan langer duren.
Initiële
faxinstellingen
U kunt Ontvangstmodus instellen voor
Telefoon
,
Fax
of
Antwoordapparaat/Fax
en Kiesmodus op
Puls (pulskiezen) of Toon (multifrequentie).
Als u Antwoordapparaat/Fax selecteert, kunt u
een fax ontvangen terwijl de lijn wordt gebruikt
door het antwoordapparaat. (Zie "De
ontvangstmodus wijzigen" op pagina 59.)
Neem voor informatie over de instelling Kiesmodus
contact op met uw telefoonmaatschappij.
Aantal keer
overgaan
U kunt opgeven hoe vaak het apparaat moet
overgaan voordat een inkomende oproep wordt
beantwoord.
Ontvangstheader Met deze optie kunt u automatisch het
paginanummer en de ontvangstdatum en -tijd van
een fax afdrukken onder aan elke pagina.
Veilig ontvangen Mogelijk wilt u niet dat faxberichten die tijdens uw
afwezigheid binnenkomen door anderen worden
bekeken. Met deze functie kunt u voorkomen dat
ontvangen faxberichten worden afgedrukt
wanneer het apparaat onbeheerd is. Als u deze
optie instelt op Aan, worden alle inkomende
faxberichten opgeslagen in het geheugen.
Vervolgens moet u een viercijferig Wachtw.
invoeren om ontvangen faxberichten af te drukken
uit het geheugen. (Zie "Ontvangen in veilige
ontvangstmodus" op pagina 60.)
Ontvangen fax
afdrukken
Als er een fax binnenkomt met pagina’s die langer
zijn dan het papier in de papierlade, kan het
document worden verkleind zodat het kan worden
afgedrukt op het papier in de lade. Als deze functie
ingesteld is op Uit, kan het origineel niet worden
verkleind tot het papierformaat. Het origineel
wordt opgedeeld en wordt in oorspronkelijk
formaat op twee of meer pagina’s afgedrukt.
Als u deze optie instelt op Aan en u stelt het
verwijderbare gebied in op 10 mm, worden de
gegevens in het opgegeven gebied verwijderd
wanneer er een fax binnenkomt met een groter
papierformaat dan het papier in de lade.
Opnieuw kiezen Als de lijn van de fax op afstand bezet is, kan het
faxnummer automatisch opnieuw worden gekozen.
U kunt het aantal kiespogingen en de tijd tussen
de kiespogingen opgeven. Als u 0 opgeeft voor
Aantal kiespogingen, wordt deze functie niet
gebruikt.
Luidsprekervolume Hiermee stelt u het geluid in dat wordt weergegeven
wanneer de gegevensoverdracht voor een fax
wordt gestart. Als u deze optie instelt op Aan,
wordt er een geluid weergegeven vanaf het begin
van de overdracht totdat de faxoverdracht is
voltooid. Als u deze optie instelt op Comm., wordt
er een geluid weergegeven totdat de communicatie
is geslaagd. Als u deze optie instelt op Uit, wordt
er geen geluid weergegeven.
Kengetal kiezen Met deze functie kunt u een prefix van maximaal
vijf cijfers instellen. Dit nummer wordt vervolgens
altijd gekozen voorafgaand aan een automatisch
gekozen nummer. De gebruiker kan dit instellen
voor het kiezen van een PABX-nummer
a
(bijvoorbeeld 9) of een netnummer
(bijvoorbeeld 02).
Instelling
ongewenste faxen
Als deze functie is ingeschakeld, worden
faxberichten geweigerd die afkomstig zijn van een
extern nummer dat in het geheugen is opgeslagen
onder de ongewenste faxnummers. U kunt
maximaal tien ongewenste faxnummers invoeren.
Druk op Instelling ongewenste faxen en
Bewerken, en voer vervolgens het faxnummer in.
Als u Nummerweergave hebt ingesteld, kunt u door
de faxnummers van de laatst ontvangen faxen
bladeren en een faxnummer in de lijst selecteren.
Belvolume Met deze functie past u het belvolume aan. Als u
Uit selecteert, wordt er geen beltoon
weergegeven.
OPTIE OMSCHRIJVING
82 _De status van het apparaat en geavanceerde instellingen
Netwerkinstallatie
U kunt de netwerkinstellingen opgeven via het aanraakscherm van het
apparaat. Voordat u dit doet, moet u informatie hebben over de
netwerkprotocollen en het computersysteem die worden gebruikt. Als u niet
weet welke instelling u moet gebruiken, neemt u contact op met uw
netwerkbeheerder om het netwerk voor het apparaat te configureren.
1. Druk op Machine Setup op het bedieningspaneel.
2. Druk op Beheerinstelling. Wanneer het aanmeldingsbericht verschijnt,
voert u het wachtwoord in en drukt u op OK.
3. Druk op het tabblad Instelling > Netwerkinstellingen.
Beveiliging
Met deze functie kunt u alle uitgaande gegevens controleren of blokkeren,
en kunt u het wachtwoord wijzigen.
1. Druk op Machine Setup op het bedieningspaneel
2. Druk op Beheerinstelling. Wanneer het aanmeldingsbericht verschijnt,
voert u het wachtwoord in en drukt u op OK.
3. Druk op het tabblad Instelling > Beveiliging.
Volume kiestoon Wanneer u op On Hook Dial drukt om een fax te
verzenden, kunt u een specifieke toon horen. U
kunt het volume van de toon aanpassen met deze
functie. Met de instelling 1 is het volume het
laagst. Gebruik de pijl naar links en naar rechts
om de waarde te wijzigen.
Uitvoerlade Met deze functie kunt u de papierlade selecteren
die wordt gebruikt wanneer er een fax binnenkomt.
Verzenden tijdens
daluren
U kunt het apparaat instellen om faxen te verzenden
tijdens daluren, zodat u bespaart op de
telefoonkosten. (Zie "Faxen verzenden tijdens
daluren" op pagina 63.)
Groepsverzending Wanneer u een fax verzendt waarbij het
faxnummer gelijk is aan het nummer van een
uitgestelde faxtaak, wordt gevraagd of u
documenten wilt toevoegen aan deze uitgestelde
faxtaak. (Zie "Documenten toevoegen aan een
uitgestelde faxtaak" op pagina 63.)
Inst. fax
doorsturen
U kunt instellen dat een verzonden of ontvangen
fax per fax of e-mail wordt doorgestuurd naar een
andere bestemming. (Zie "Een ontvangen fax
doorsturen naar een andere bestemming" op
pagina 64.)
Geluid bij einde fax Met deze instelling kunt u selecteren of de faxtoon
voor einde faxontvangst in- of uitgeschakeld is.
Stel dit in wanneer u de weergave van een geluid
na ontvangst van een fax wilt in- of uitschakelen.
(Zie "De faxtoon voor einde faxontvangst instellen"
op pagina 65.)
Nummerweergave Als u deze optie hebt ingeschakeld, onthoudt het
apparaat de laatste 20 faxnummers.
a.PABX (Private Automatic Branch Exchange).
OPTIE OMSCHRIJVING
OPTIE OMSCHRIJVING
TCP/IP-protocol Selecteer het protocol en de
configuratieparameters die u wilt gebruiken in de
netwerkomgeving.
Er moet een groot aantal parameters
worden ingesteld. Als u niet weet hoe u een
parameter moet instellen, laat u deze
ongewijzigd of neemt u contact op met de
netwerkbeheerder.
AppleTalk-protocol Selecteer deze optie voor Macintosh-
netwerkomgevingen. Deze optie biedt
pakketoverdracht en routingfunctionaliteit voor
netwerken.
Ethernet-snelheid Hiermee kunt u de transmissiesnelheid van het
netwerk configureren.
Instell. wissen Hiermee zet u de huidige netwerkinstellingen terug
op de standaardwaarden.
802.1x U kunt de gebruikersverificatie voor
netwerkcommu-nicatie instellen.
Raadpleeg uw netwerkbeheerder voor details.
IPv6 Het apparaat ondersteunt IPv6-adressen voorhet
afdrukken via het netwerk en voor netwerkbeheer.
IPv6 activeren: Wanneer u Aan selecteert,
worden de Hostnaam en het Koppeling
lokaal adres automatisch ingevoerd in het
adresveld.
DHCPv6-configuratie: Als uw
netwerkgebruikmaakt van een DHCPv6-server
kunt ueen van de volgende opties instellenvoor
standaard dynamische host-configuratie.
Routers: Gebruik DHCPv6 alleen alseen
router daarom vraagt.
DHCPv6-adressen: Gebruik altijd
DHCPv6,ongeacht of de router daarom vraagt.
DHCPv6 uit: Gebruik DHCPv6nooit,
ongeacht of de router daarom vraagt.
De status van het apparaat en geavanceerde instellingen_83
Toegangsbeheer
•Met SyncThru™ Web Service kunnen beheerders gebruikers
in verschillende groepen indelen op basis van de rol van de
afzonderlijke gebruikers. De machtigings-, verificatie- en
accountinginstellingen van elke gebruiker worden bepaald door de rol
die aan de groep is toegewezen. Als groep A bijvoorbeeld alleen is
gemachtigd voor het gebruik van de kopieerfunctie, kunnen de
bijbehorende gebruikers alleen kopiëren met het apparaat; ze kunnen
niet faxen of scannen. U kunt deze functie instellen via SyncThru™
Web Service. Klik op Security > User Access Control > Authority.
Als de functie Eenmalig aanmelden is ingeschakeld, hoeven
gebruikers zich slechts eenmaal aan te melden bij de service.
Vervolgens wordt automatisch de machtiging van de gebruiker
gecontroleerd op basis van de gebruikers-id en het wachtwoord.
De functie Eenmalig aanmelden houdt verband met alle andere
beveiligingsfuncties als verificatie, machtiging en accounting.
De functie Eenmalig aanmelden kan worden geconfigureerd via
SyncThru™ Web Service. Meld u bij SyncThru™ Web Service
aan als beheerder. (Zie "Uw apparaat vanop de website beheren"
op pagina 95.) Klik vervolgens op Security > User Access
Control > Authentication > Options.
OPTIE OPTIE OMSCHRIJVING
Verificatieme-
thode
Geen
verificatie
Verificatiemethode wordt
uitgeschakeld.
Lokale
verificatie
De lokale verificatiemethode wordt
ingeschakeld. De gebruikers-id en het
wachtwoord worden opgeslagen in het
interne geheugen van het apparaat. De
beheerder kan de gebruikersinformatie
weergeven via SyncThru™ Web
Service > Security > User Access
Control > menu User Profile.
Verificatieme-
thode
(Doorgaan)
Netwerkveri-
ficatie
De netwerkverificatiemethode wordt
ingeschakeld. Wanneer de gebruiker al
lid is van een servernetwerk, kan de
bestaande server worden geconfigureerd
voor Netwerkverificatie. Vervolgens
kan de gebruiker toegang verkrijgen
met de id en het wachtwoord die op
externe verificatieserver zijn opgeslagen.
In de modus Netwerkverificatie moet
de gebruiker een certificaat aanvragen
van de SMB-, FTP-, LDAP- of
Kerberos-server die in SyncThru™
Web Service is gedefinieerd.
Interface
extern
apparaat
Als u de optionele FDI-kit installeert,
selecteert u Instelling configuratie
interface extern apparaat om deze te
activeren.
Taaktimer: Als er onvoldoende
tegoed is, kunt u een taak
automatisch onmiddellijk laten
annuleren of een wachttijd instellen
zodat het tegoed kan worden
aangevuld.
Afdruktaakbeheer: Als deze
functie is ingeschakeld, kunt u
afdrukken en kopiëren via de
computer omdat het tegoed
behouden blijft. Met de instelling
Uitschakelen is er alleen een
tegoed vereist voor kopieertaken.
(Dit betekent dat er geen tegoed is
vereist voor het afdrukken van een
rapport via de computer of voor een
faxtaak.)
Services blokkeren: Wanneer er
geen tegoed resteert, worden
alleen kopieertaken uitgeschakeld
met de instelling Alleen kopiëren.
Met de instelling Alle services
worden scan- en kopieertaken
uitgeschakeld.
Intern krediet: Deze optie wordt
gebruikt wanneer een taak door u of
door het apparaat wordt
geannuleerd omdat het tegoed
onvoldoende is of wanneer de taak
wordt geannuleerd door de
gebruiker. Als u Inschakelen
selecteert, wordt een tegoed
toegevoegd dat overeenkomt met
het aantal vellen dat niet op de
juiste wijze is afgedrukt. Daarna
wordt de volgende taak gratis
afgedrukt (in overeenstemming met
het toegevoegde tegoed). Met de
instelling Uitschakelen worden
vastgelopen vellen opgenomen in
de telling en de afdrukkosten, zelfs
wanneer u de afdruktaak annuleert.
Afbeeldingenteller: Deze instelling
heeft betrekking op het tellen van
lege pagina’s.
OPTIE OPTIE OMSCHRIJVING
84 _De status van het apparaat en geavanceerde instellingen
Gebruikersverificatiemethode
Als u beheerder bent, kunt u de beveiliging van het apparaat verbeteren
door de verificatieservice in te schakelen voordat het apparaat in gebruik
wordt genomen. Als de gebruikersverificatieservice is geactiveerd,
kunnen alleen gemachtigde gebruikers het apparaat gebruiken. Met de
verificatieservice kunt u ook afzonderlijke gebruikers machtigen en het
maximumaantal taken per gebruiker instellen.
De verificatieservice en de accountingservice kunnen apart worden
ingeschakeld. De services werken onafhankelijk van elkaar.
Alleen Lokale verificatie gebruiken.
Lokale verificatie en Standaardaccounting gebruiken.
Lokale verificatie en Netwerkaccounting gebruiken: Heeft betrekking
op User Profile in Security > menu User Access Control.
Alleen Netwerkverificatie gebruiken.
Netwerkverificatie en Standaardaccounting gebruiken.
Netwerkverificatie en Netwerkaccounting gebruiken: Heeft betrekking
op gebruikersinformatie op de netwerkverificatieserver. Als de gebruiker
een User Profile bruikersprofiel heeft, kan deze niet worden geverifieerd.
Alleen Standaardaccounting: Heeft betrekking op de
Standaardaccountinglijst in SyncThru™ Web Service > Security >
User Access Control > Accounting. (Zie "Uw apparaat vanop de
website beheren" op pagina 95.)
Alleen Netwerkaccounting: Heeft betrekking op gebruikersinformatie
op de netwerkverificatieserver.
Lokaal gemachtigde gebruikers registreren
1. Typ het IP-adres van uw apparaat op de adresbalk van een browser en
klik op Ga naar om SyncThru™ Web Service voor uw apparaat weer te
geven.
2. Meld u bij SyncThru™ Web Service aan als beheerder. (Zie "Uw
apparaat vanop de website beheren" op pagina 95.)
3. Selecteer Security > User Access Control > Authentication >
Authentication Method.
4. Selecteer Local Authentication.
5. Klik op de knop Apply.
6. Klik op Authority en schakel bij Role Name het selectievakje in dat
overeenkomt met de rol van de gebruiker in kwestie.
U kunt een nieuwe rollengroep maken door te klikken op de knop Add.
7. Klik op User Profile en controleer de gebruikers.
U kunt gebruikers toevoegen door op de knop Add te klikken.
U kunt informatie aan het Address Book toevoegen door te klikken op
Automatically add your information to Address Book.
Selecteer de accounting-id van de gebruiker als de accountingservice is
geactiveerd.
Selecteer de rol van de gebruiker bij Role.
8. Klik op Apply.
Geverifieerde netwerkgebruikers registreren
1. Typ het IP-adres van uw apparaat op de adresbalk van een browser en
klik op Ga naar om SyncThru™ Web Service voor uw apparaat weer te
geven.
2. Meld u bij SyncThru™ Web Service aan als beheerder. (Zie "Uw
apparaat vanop de website beheren" op pagina 95.)
3. Selecteer Security > User Access Control > Authentication >
Authentication Method.
4. Selecteer Kerberos, SMB of LDAP.
Accounting-
methode
Geen
accounting
De accountingfunctionaliteit wordt
uitgeschakeld.
Netwerkac-
counting
U kunt de netwerkaccount voor
gebruikers instellen met de
invoegtoepassing voor taakaccounting
in SyncThru™ Web Admin Service.
Wanneer gebruikers een kopieer-,
fax, afdruk- of scantaak uitvoeren
op het apparaat, wordt dit door de
accountingmodule geregistreerd.
U kunt het rapport weergeven via
SyncThru™ Web Admin Service.
Stand acc
U kunt voor maximaal 500 gebruikers
een lokale account instellen. Wanneer
gebruikers een kopieer-, fax, afdruk-
of scantaak uitvoeren op het apparaat,
wordt dit door de accountingmodule
geregistreerd. U kunt het rapport
weergeven via Stand acc Rapp Geb in
Machine Setup > Beheerinstelling >
tabblad Afdrukken/Rapport >
Accountingrapporten.
Aangezien de gebruikers-id's en het
gebruik kunnen worden beheerd
zonder externe server, is deze functie
bijzonder geschikt voor kleine en
middelgrote bedrijven.
Het accountingsysteem
beschouwt het opslaan van een
bestand op een server als een
accountinggebeurtenis.
Acc Id-lijst: Hier wordt de lijst
met accounting-id's weergegeven.
U kunt id's toevoegen, bewerken of
verwijderen.
Aanmeld inst: U kunt hier opgeven
of gebruikers zich moeten
aanmelden met hun id en
wachtwoord (Aanmeld ID en ww)
of alleen met hun id (Alln aanm ID).
Acc Id-lijst: Hier wordt de lijst met
accounting-id's weergegeven. U
kunt id's toevoegen, bewerken of
verwijderen.
Aanmeld inst: U kunt hier opgeven
of gebruikers zich moeten aanmelden
met hun id en wachtwoord
(Aanmeld ID en ww) of alleen met
hun id (Alln aanm ID).
OPTIE OPTIE OMSCHRIJVING
Voordat u de netwerkverificatie configureert, moet u een externe
verificatieserver opgeven via External Authentication Server in
Security > Network Security.
De status van het apparaat en geavanceerde instellingen_85
5. Klik op de knop Apply.
6. Klik op Authority en schakel bij Role Name het selectievakje in dat
overeenkomt met de rol van de gebruiker in kwestie.
Gebruikers kunnen een nieuwe rollengroep maken door te klikken op de
knop Add.
7. Klik op User Profile en controleer de gebruikers.
U kunt een nieuwe rollengroep maken door te klikken op de knop Add.
U kunt de informatie aan het Address Book toevoegen door te klikken
op Automatically add your information to Address Book.
Selecteer de accounting-id van de gebruiker als de accountingservice is
geactiveerd.
Selecteer de rol van de gebruiker bij Role.
8. Klik op Apply.
Netwerkverificatie via Kerberos inschakelen
1. Meld u bij SyncThru™ Web Service aan als beheerder. (Zie "Uw
apparaat vanop de website beheren" op pagina 95.)
2. Selecteer Security > Network Security > External Authentication
Server > Kerberos Server.
Klik op de knop Add als u servers wilt toevoegen.
3. Typ de naam van het realm dat wordt gebruikt voor aanmelding via
Kerberos.
4. Selecteer IP Address of Host Name.
5. Voer het IP-adres in als decimale notatie met punten of als een
hostnaam.
6. Voer het poortnummer van de server in. Dit is een getal tussen 1 en
65535. Het standaard poortnummer is 88.
7. U kunt bij de vorige stap ook een back-updomein toevoegen.
8. Klik op Apply.
Netwerkverificatie via SMB inschakelen
1. Meld u bij SyncThru™ Web Service aan als beheerder. (Zie "Uw
apparaat vanop de website beheren" op pagina 95.)
2. Selecteer Security > External Authentication Server > SMB Server.
Klik op de knop Add als u servers wilt toevoegen.
3. Typ de naam van het domein dat wordt gebruikt voor aanmelding via
SMB.
4. Selecteer IP Address of Host Name.
5. Voer het IP-adres in als decimale notatie met punten of als een
hostnaam.
6. Geef het poortnummer van de server op. Dit is een getal tussen 1 to
65535. Het standaard poortnummer is 139.
7. Gebruikers kunnen bij de vorige stap ook een back-updomein
toevoegen.
8. Klik op Apply.
Netwerkverificatie via LDAP inschakelen
1. Meld u bij SyncThru™ Web Service aan als beheerder. (Zie "Uw
apparaat vanop de website beheren" op pagina 95.)
2. Selecteer Security > Network Security > External Authentication
Server > LDAP Server.
Klik op de knop Add als u servers wilt toevoegen.
3. Typ het IP-adres van uw apparaat op de adresbalk van een browser en
klik op Ga naar om SyncThru™ Web Service voor uw apparaat weer te
geven.
4. Meld u bij SyncThru™ Web Service aan als beheerder. (Zie "Uw
apparaat vanop de website beheren" op pagina 95.)
5. Klik op Security > Network Security > External Authentication
Server > LDAP Server.
6. Selecteer IP Address of Host Name.
7. Voer het IP-adres in als decimale notatie met punten of als een
hostnaam.
8. Geef het poortnummer van de server op. Dit is een getal tussen 1 to
65535. Het standaard poortnummer 389.
9. Geef de juiste map op bij Search Root Directory, het hoogste
zoekniveau van de LDAP-boomstructuur.
10. Selecteer de juiste verificatiemethode bij Authentication method. Voor
aanmelding bij de LDAP-server kunt u kiezen uit twee opties:
Anonymous: Deze optie wordt gebruikt voor binding met een blanco
wachtwoord en aanmeldings-id.
(Wachtwoord en aanmeldings-id worden grijs weergegeven in SWS).
Simple: Deze optie wordt gebruikt voor binding met de aanmeldings-id
en het wachtwoord in SWS.
11. Schakel het selectievakje naast Append Root to Base DN in.
12. Selecteer Match User’s Login ID to the following LDAP attribute
(beschikbare opties zijn CN, UID en UserPrincipalName).
13. Voer uw aanmeldingsnaam, uw wachtwoord, het maximaal aantal
zoekresultaten en de time-out voor de zoekopdracht in.
14. Selecteer Search Name Order.
15. Schakel het selectievakje naast "From:" Fi
eld Security Options in.
16. Klik op Apply.
Accountingmethode voor gebruikers
Accountingmethode inschakelen
1. Typ het IP-adres van uw apparaat op de adresbalk van een browser en
klik op Ga naar om SyncThru™ Web Service voor uw apparaat weer te
geven.
2. Meld u bij SyncThru™ Web Service aan als beheerder. (Zie "Uw
apparaat vanop de website beheren" op pagina 95.)
3. Selecteer Security > User Access Control > Accounting >
Accounting Method.
4. Selecteer Standard Accounting.
5. Klik op de knop Apply.
Standaard acccountinglijst
1. Typ het IP-adres van uw apparaat op de adresbalk van een browser en
klik op Ga naar om SyncThru™ Web Service voor uw apparaat weer te
geven.
2. Meld u bij SyncThru™ Web Service aan als beheerder. (Zie "Uw
apparaat vanop de website beheren" op pagina 95.)
3. Selecteer Security > User Access Control > Accounting > Standard
Accounting List.
Gebruikers kunnen maximaal 6 alternatieve domeinen toevoegen.
LDAP Referral: De LDAP-client doorzoekt de referentieserver als de
LDAP-server geen gegevens bevat voor de beantwoording van de
query en de LDAP-server over een referentieserver beschikt.
Deze optie is alleen aanwezig wanneer u de optie voor
netwerkverificatie hebt geselecteerd bij de instelling voor
gebruikersverificatie. U kunt deze optie inschakelen als u wilt zoeken
naar informatie in een standaard e-mailadresgroep.
Als u wilt toestaan dat gebruikers zich met alleen hun gebruikers-id
aanmelden, schakelt u het selectievakje Authenticate with Login ID
only in.
86 _De status van het apparaat en geavanceerde instellingen
4. Selecteer Standard Accounting.
5.
6. Klik op de knop Apply.
Log
Wachtwoord van beheerder wijzigen
U kunt het wachtwoord wijzigen voor de verificatie van Beheerinstelling.
Informatie verbergen
Optionele service
Als u de optionele functies voor dit apparaat wilt toevoegen, moet u de
optionele kit installeren en het apparaat vervolgens zodanig instellen dat
deze functies worden ingeschakeld en geactiveerd. Voer de volgende
stappen uit om deze functies in te schakelen.
1. Druk op Machine Setup op het bedieningspaneel.
2. Druk op Beheerinstelling. Wanneer het aanmeldingsbericht verschijnt,
voert u het wachtwoord in en drukt u op OK.
3. Druk op het tabblad Instelling > Optionele service.
U kunt gebruikers aan de accountinglijst toevoegen door te klikken
op de knop Add. Geef de gebruikers-id en het wachtwoord van een
gebruiker op en wijs het maximaal aantal taken aan de gebruiker toe.
OPTIE OMSCHRIJVING
Taaklog U kunt het taaklog in- of uitschakelen waarin de
resultaten van de taakverwerking worden vastgelegd.
U kunt deze gegevens afdrukken via Machine Setup >
Beheerinstelling > tabblad Afdrukken/Rapport >
Taaklograpport.
Bedieningslog U kunt het bedieningslog in- of uitschakelen waarin
diverse bewerkingen worden vastgelegd, zoals het
formatteren van het systeem, het maken van
documentvakken, het verwijderen van bestanden,
enzovoort. U kunt deze gegevens afdrukken via
Machine Setup > Beheerinstelling > tabblad
Afdrukken/Rapport > Bedieningslograpport.
Beveiligings-
gebeurtenislog
U kunt het beveiligingsgebeurtenislograpport in- of
uitschakelen waarin gebeurtenissen worden vastgelegd
die verband houden met de gebruikersverificatie,
software-upgrades, het toegangslog, de export of
import van gegevens, enzovoort. U kunt deze
gegevens afdrukken via Machine Setup >
Beheerinstelling > tabblad Afdrukken/Rapport >
Beveiligingsgebeurtenislograpport.
OPTIE OPTIE OMSCHRIJVING
Instelling van
verbergings-
niveau
Alle informatie
weergeven
Alle gebruikers mogen alle informatie
bij Taakstatus weergeven.
Alleen niet-
beveiligde info
weerg.
Alle gebruikers mogen alleen niet-
beveiligde informatie bij Taakstatus
weergeven. Alleen de eigenaar mag
beveiligde informatie weergeven die
afkomstig is uit een beveiligde lijst
met ontvangen faxen of een
beveiligde lijst met afdrukken.
Alleen eigen
informatie
weergeven
Alleen de eigenaar mag alle
informatie bij Taakstatus
weergeven.
nstelling van
verbergings-
methode
Aantal tekens
van informatie
In plaats van de naam van de taak
en de naam van de eigenaar wordt
bij Taakstatus een reeks sterretjes
(*) weergegeven.
Vaste aantallen
behalve eerste
teken
In plaats van de naam van de taak
en de naam van de eigenaar wordt
bij Taakstatus evenzovele sterretjes
(*) min het eerste teken
weergegeven.
Vaste aantallen In plaats van de naam van de taak
en de naam van de eigenaar worden
bij Taakstatus evenzovele sterretjes
(*) weergegeven.
OPTIE OMSCHRIJVING
Kopie Schakelt het menu Kopie op het hoofdscherm in
of uit.
Analoge fax Nadat u de faxkit hebt geïnstalleerd, selecteert
u de optie
Inschakelen
om het apparaat te
gebruiken als faxapparaat.
Scan nr e-mail Schakelt het menu Scan nr e-mail op het
scanscherm in of uit.
NetScan Kies Inschakelen om het scannen en verzenden
via een netwerk te activeren.
Scan naar SMB Schakelt de optie Scan naar SMB op het
scanscherm in of uit.
Scan naar FTP Schakelt de optie Scan naar FTP op het
scanscherm in of uit.
OPTIE OPTIE OMSCHRIJVING
De status van het apparaat en geavanceerde instellingen_87
Beheer van documentenvak
U kunt een persoon aanwijzen die verantwoordelijk is voor het verwijderen
van de openbare vakken in Geb vak.
1. Druk op Machine Setup op het bedieningspaneel.
2. Druk op Beheerinstelling. Wanneer het aanmeldingsbericht verschijnt,
voertu het wachtwoord in en drukt u op OK.
3. Druk op het tabblad Instelling > Beheer van documentenvak.
Standaard workflowbeheer
U kunt aangeven of u alle functies wilt gebruiken die beschikbaar zijn in de
standaard workflow.
1. Druk op Machine Setup op het bedieningspaneel.
2. Druk op Beheerinstelling. Wanneer het aanmeldingsbericht verschijnt,
voert u het wachtwoord in en drukt u op OK.
3. Druk op het tabblad Instelling > Standaard workflowbeheer.
Een rapport afdrukken
U kunt een rapport afdrukken over de configuratie van het apparaat, over de
lijst met lettertypen, enzovoort.
1. Druk op Machine Setup op het bedieningspaneel.
2. Druk op Beheerinstelling. Wanneer het aanmeldingsbericht verschijnt,
voert u het wachtwoord in en drukt u op OK.
3. Druk op het tabblad Afdrukken/Rapport.
Afb. overschrijven
op verzoek
U kunt instellen dat gegevens van een vorige taak
worden verwijderd van de vaste schijf wanneer er
gegevens van een nieuwe taak worden
opgeslagen. Stel deze optie in op
Inschakelen
, ga
naar het tabblad Algemeen > Overschrijven op
verzoek en druk op Start op het display om de
taak te overschrijven.
Afb. onmiddellijk
overschrijven
Als u
Inschakelen
selecteert, wordt het
schijfgeheugen vernieuwd wanneer u een nieuwe
taak opslaat.
OPTIE OMSCHRIJVING
Verwijdering van
openbaar vak
Als u deze optie instelt op Alleen beheerders,
kanalleen de beheerder de openbare vakken in Geb
vak verwijderen omdat hierbij om het
wachtwoordvan de beheerder wordt gevraagd.
OPTIE OMSCHRIJVING
OPTIE OMSCHRIJVING
Automatisch
omleiden
Als u een werkformulier wilt maken en uitvoeren, en
daarbij de functie Automatisch omleiden wilt gebruiken,
schakelt u deze optie in.
Goedkeuren Als u een werkformulier wilt maken en uitvoeren, en
daarbij de functie Goedkeuren wilt gebruiken, schakelt u
deze optie in.
Rapport
voltooien
Als u een voltooiingsrapport aan uw werkformulier wilt
toevoegen, schakelt u deze optie in.
Melding
voltooien
Als u een voltooiingsmelding aan uw werkformulier wilt
toevoegen, schakelt u deze optie in.
Fax Als u een werkformulier wilt maken en uitvoeren, en daarbij
de faxfunctie wilt gebruiken, schakelt u deze optie in.
88 _De status van het apparaat en geavanceerde instellingen
OPTIE OPTIE OMSCHRIJVING
Afdrukk. U kunt Netwerkconfiguratie,
PS3-lettert., PCL-lettert. en
Rapport Geplande taken
afdrukken. Met Rapport Geplande
taken worden de wachtende taken
of de uitgestelde faxtaken
weergegeven.
Accounting-
rapporten
Informatie over
verbruiksartikelen
U kunt ook de aantallen afdrukken
die voor elke categorie met het
apparaat zijn afgedrukt.
Netwerkverificatie
Logboekrapport
Hier worden aanmelding-ID’s en e-
mailberichten weergegeven.
Rapport
Gebruikspagina's
U kunt een rapport afdrukken over
het aantal afdrukken op basis van
het papierformaat en de
papiersoort.
Accountingrapport Hiermee wordt het rapport met
afgedrukte aantallen voor elke
aangemelde gebruiker afgedrukt.
Stand acc Rapp
Geb
Hiermee drukt u het
Standaardaccountingrapport
over het gebruik af.
Stand acc Rapp
Rest
Hiermee drukt u het
Standaardaccountingrapport
over de resterende capaciteit af.
Rapport
Configuratierapport
U kunt een rapport afdrukken over
de algehele configuratie van het
apparaat.
Faxrapport U kunt de gegevens instellen die
worden afgedrukt op faxrapporten.
Rapport Meervoudige
verzending: Wanneer u een
fax naar verschillende
bestemmingen verzendt, stelt u
deze optie in om een
verzendrapport af te drukken.
Met Aan wordt een
bevestigingsrapport afgedrukt
voor elke fax die u verzendt.
Met Bij fout wordt alleen een
rapport afgedrukt als er een
verzendfout is opgetreden.
Uiterlijk rapport Verzonden
faxen: U kunt aangeven of het
origineel al of niet wordt
opgenomen in het rapport.
Rapport verz./ontv. faxen: Er
worden logbestanden
opgeslagen voor elke
verzending en elke vijftig
logbestanden worden afgedrukt
met deze optie Aan. Als u Uit
selecteert, worden de
logbestanden opgeslagen maar
niet afgedrukt.
Rapport Fax verzonden:
Er wordt alleen een
bevestigingsrapport afgedrukt
na elke faxtaak wanneer u
faxberichten verzendt naar één
bestemming.
OPTIE OPTIE OMSCHRIJVING
De status van het apparaat en geavanceerde instellingen_89
Rapport
(Doorgaan)
E-mailbevesti-
gingsrapport
In het rapport wordt de scantaak
vermeld die is verzonden via Scan
nr e-mail.
Aan: Het rapport wordt
afgedrukt wanneer een taak is
geslaagd of mislukt.
Uit: Er wordt geen rapport
afgedrukt als een taak is
geslaagd.
Bij fout: Er wordt alleen een
rapport afgedrukt als er een
fout is opgetreden.
Bevestiging
scannen naar
server
In het rapport wordt de scantaak
vermeld die is verzonden via SMB
en FTP.
Aan: Het rapport wordt
afgedrukt wanneer een taak is
geslaagd of mislukt.
Uit: Er wordt geen rapport
afgedrukt als een taak is
geslaagd.
Bij fout: Er wordt alleen een
rapport afgedrukt als er een
fout is opgetreden.
U kunt ook de statusgegevens van het apparaat afdrukken en de
status bekijken met SyncThru Web Service. Open een
webbrowser op een computer die is aangesloten op het netwerk
en typ het IP-adres van het apparaat. Wanneer SyncThru Web
Service wordt geopend, klikt u op Information > Print
information.
OPTIE OPTIE OMSCHRIJVING
90 _Onderhoud
Onderhoud
In dit hoofdstuk vindt u informatie over het onderhoud van het apparaat en de tonercassette.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Een rapport over het apparaat afdrukken
De levensduur van de verbruiksartikelen controleren
Het serienummer zoeken
Melding verzenden voor het bijbestellen van toner
Melding verzenden voor het bestellen van een nieuwe beeldeenheid
Opgeslagen documenten controleren
Uw apparaat reinigen
De cassette onderhouden
De beeldeenheid onderhouden
Te onderhouden onderdelen
Uw apparaat vanop de website beheren
Een rapport over het apparaat afdrukken
Zie "Een rapport afdrukken" op pagina 87.
De levensduur van de verbruiksartikelen
controleren
Voer de volgende stappen uit als u de indicatoren voor de levensduur van
de verbruiksartikelen wilt weergeven.
1. Druk op Machine Setup op het bedieningspaneel.
2. Druk op
Apparaatstatus
.
3. Schuif naar beneden om het resterende percentage voor alle
verbruiksartikelen te bekijken.
Het serienummer zoeken
Voer de volgende stappen uit als u het serienummer wilt weergeven op het
scherm.
1. Druk op Machine Setup op het bedieningspaneel.
2. Druk op
Apparaatstatus
> het tabblad
Apparaatinfo
>
Apparaatdetails
.
Melding verzenden voor het bestellen van een
nieuwe beeldeenheid
U kunt het apparaat zo instellen dat er een waarschuwing verschijnt wanneer
de beeldeenheid bijna aan het einde van haar levensduur is en er een
nieuwe moet worden bijbesteld.
1. Druk op Machine Setup op het bedieningspaneel.
2. Druk op
Beheerinstelling
. Wanneer het aanmeldingsbericht verschijnt,
voert u het wachtwoord in en drukt u op
OK
.
3. Druk op het tabblad Algemeen > Beheer van verbruiksartikelen >
Melding voor bestellen van nieuwe drumcassette.
4. Druk op Waar. bldeenh. laag om deze optie in te schakelen, en druk op
Waar. niv.blde laag om de resterende gebruiksduur in te stellen.
5. Druk op
OK
.
Melding verzenden voor het bijbestellen van
toner
U kunt het apparaat zo instellen dat er een waarschuwing verschijnt
wanneer het tonerniveau laag is en er nieuwe toner moet worden besteld.
1. Druk op Machine Setup op het bedieningspaneel.
2. Druk op
Beheerinstelling
. Wanneer het aanmeldingsbericht verschijnt,
voert u het wachtwoord in en drukt u op
OK
.
3. Druk op het tabblad Algemeen > Beheer van verbruiksartikelen >
Melding voor bestellen van nieuwe tonercassette.
4. Druk op Waarsch. toner laag om deze optie in te schakelen, en druk
op Waar.niv. toner laag om de resterende gebruiksduur in te stellen.
5. Druk op
OK
.
Opgeslagen documenten controleren
Er wordt een lijst met documenten van de afdruktaak of faxtaak
weergegeven.
Druk op Opgeslagen doc. in het hoofdscherm. Als het scherm een ander
menu weergeeft, drukt u op ( ) om naar het hoofdscherm te gaan.
Het tabblad
Openbaar
: Hier wordt de lijst van uitgestelde en
opgeslagen afdruktaken weergegeven.
Het tabblad Beveiligd: Hier wordt de lijst van beveiligde afdruktaken,
beveiligde ontvangen taken en beveiligde opgeslagen afdruktaken
weergegeven.
Gebruik.naam
: Hier wordt de gebruikersnaam weergegeven van
degene die de taak heeft opgeslagen.
Bestandnaam
: Hier wordt de taaknaam weergegeven die is
geregistreerd in de taakgegevens. Bij afdruktaken via de computer
wordt de bestandsnaam weergegeven.
Datum: Hier wordt de geregistreerde datum van de taak weergegeven.
Pagina
: Hier wordt het totale aantal pagina’s van de taak weergegeven.
Detail
: Hiermee geeft u een bericht weer met de basisgegevens van
de taak, zoals de bestandsgrootte, het papierformaat en de papiersoort.
Bewerken
: Hiermee kunt u de bestandsnaam wijzigen.
Verwijd.
: Hiermee verwijdert u de geselecteerde lijst.
All. verw: Hiermee verwijdert u de gehele lijst.
Afdrukk.
: Hiermee drukt u de geselecteerde lijst af. Selecteer het
aantal afdrukken.
Onderhoud_91
Uw apparaat reinigen
Volg de onderstaande reinigingsprocedures telkens na vervanging van een
tonercassette of als er problemen ontstaan met afdruk- en scankwaliteit. Dit
is voor het behoud van een goede afdruk- en scankwaliteit.
De buitenkant reinigen
Maak de behuizing van de printer schoon met een zachte pluisvrije doek.
U kunt de doek enigszins bevochtigen met water, maar let erop dat er geen
water op of in het apparaat druppelt.
Binnenkant reinigen
Neem contact op met een servicevertegenwoordiger als u de binnenkant
van het apparaat wilt reinigen.
De transfereenheid reinigen
Met het oog op de afdrukkwaliteit verdient het aanbeveling om de
transfereenheid van het apparaat zo nu en dan te reinigen. U kunt dit
het beste eenmaal per jaar of na 10.000 afgedrukte pagina’s doen.
1. Leg een zachte pluisvrije doek klaar.
2. Zet het apparaat uit.
3. Haal de stekker van het netsnoer uit het stopcontact.
4. Open de zijklep.
5. Veeg het oppervlak van de transfereenheid schoon.
6. Sluit de zijklep.
7. Steek de stekker weer in het stopcontact en zet het apparaat aan.
Scannereenheid reinigen
U krijgt de beste kopieën als u de scannereenheid schoon houdt. We raden
u aan om de scannereenheid aan het begin van elke dag te reinigen.
Herhaal dit indien nodig in de loop van de dag.
1. Bevochtig een niet-pluizende, zachte doek of papieren handdoekje met
een beetje water.
2. Open het deksel van de scanner.
3. Veeg de glasplaat van de scanner en het glas van de DADI schoon en
droog.
4. Veeg de onderkant van het scannerdeksel schoon en droog deze af.
5. Sluit het deksel van de scanner.
Als u de behuizing van het apparaat reinigt met
reinigingsmiddelen die veel alcohol, oplosmiddel of andere
agressieve substanties bevatten, kan de behuizing verkleuren of
vervormen.
Als er toner in het apparaat of in de directe omgeving ervan
terecht is gekomen, raden wij u aan om dit te reinigen met een
zachte, met water bevochtigde doek of tissue. Als u een
stofzuiger gebruikt, wordt de toner in de lucht geblazen. Dit kan
schadelijk voor u zijn.
1 blanco vel
2 DADI-glasplaat
3 scannerdeksel
4 glasplaat van de
scanner
92 _Onderhoud
De cassette onderhouden
Opslag van cassettes
Neem de volgende richtlijnen in acht voor een optimaal resultaat:
Haal de tonercassette pas uit de verpakking op het moment dat u deze
gaat gebruiken.
Vul de tonercassette niet bij. Schade aan het apparaat als gevolg van
bijgevulde cassettes valt niet onder de garantie.
Bewaar tonercassettes in dezelfde ruimte als het apparaat.
Verwachte levensduur van de cassette
De gebruiksduur van de tonercassette hangt af van de hoeveelheid toner
die voor de afdruktaken vereist is. In de praktijk kan het aantal pagina’s
variëren afhankelijk van de afdrukdichtheid, de omgevingsomstandigheden,
het interval tussen verschillende afdrukken en het type en formaat van het
afdrukmateriaal. Als u bijvoorbeeld veel afbeeldingen afdrukt, moet de
tonercassette vaker worden vervangen.
De tonercassette vervangen
Wanneer de tonercassette helemaal leeg is:
Tonercassette is leeg. Plaats een nieuwe. verschijnt op het display.
Het apparaat drukt niet meer af. Inkomende faxberichten worden
opgeslagen in het geheugen.
Dit betekent dat de tonercassette moet worden vervangen. Controleer
het type tonercassette van uw apparaat. (Zie "Verbruiksartikelen" op
pagina 120.)
1. Open de zijklep.
2. Open de voorklep.
3. Draai de vergrendelingshendel naar rechts totdat u een klik hoort om de
tonercassette te ontgrendelen.
4. Trek de vergrendelingshendel omhoog en verwijder de tonercassette.
Onderhoud_93
5. Haal de nieuwe tonercassette uit de verpakking.
6. Rol de cassette vijf tot zes keer heen en weer om de toner gelijkmatig te
verdelen.
7. Houd de tonercassette bij de handgreep vast en plaats de cassette
voorzichtig in de opening van het apparaat.
8. Schuif de nieuwe tonercassette in het apparaat totdat deze vast klikt.
9. Draai de vergrendelingshendel naar links totdat u een klik hoort.
10. Sluit de voorklep en sluit vervolgens de zijklep.
De beeldeenheid onderhouden
Verwachte levensduur van de cassette
De nuttige levensduur van de beeldeenheid is ongeveer 80.000 pagina’s.
Het scherm geeft De beeldeenheid is versleten. Plaats een nieuwe. weer
wanneer de beeldeenheid bijna aan het einde van haar levensduur is.
Nadat het waarschuwingsbericht is weergegeven, kunt u nog ongeveer
6.000 pagina’s afdrukken, maar moet u voor een nieuwe beeldeenheid
zorgen die de oude kan vervangen. De levensduur van de beeldeenheid
kan worden beïnvloed door de bedrijfsomgeving, de tijd tussen twee
afdrukken, het soort afdrukmateriaal en het formaat van het
afdrukmateriaal.
De beeldeenheid is versleten. Plaats een nieuwe. verschijnt op het
display.
Voor meer informatie over het bestellen van beeldeenheden, (Zie
"Verbruiksartikelen" op pagina 120.)
De beeldeenheid vervangen
1. Open de zijklep.
2. Open de voorklep.
Krijgt u per ongeluk toner op uw kleding, veeg de toner dan af met een
droge doek en was de kleding in koud water. Als u warm water
gebruikt, hecht de toner zich aan de stof.
Schakel na het vervangen van de tonercassette het apparaat niet uit
en wacht totdat het apparaat overschakelt op stand-bymodus. Zo niet
kan er een storing optreden in het apparaat.
Stel de beeldeenheid niet langer dan enkele minuten bloot aan licht
om te vermijden dat ze wordt beschadigd.
94 _Onderhoud
3. Draai de vergrendelingshendel naar rechts totdat u een klik hoort om de
tonercassette te ontgrendelen.
4. Trek de vergrendelingshendel omhoog en verwijder de tonercassette.
5. Verwijder de gebruikte beeldeenheid.
6. Haal de nieuwe beeldeenheid uit de verpakking.
7. Haal de tape voorzichtig van de cassette.
8. Schud de beeldeenheid vijf of zes keer goed heen en weer.
9. Haal de nieuwe beeldeenheid uit de verpakking en schuif deze op de
juiste plaats. Zorg dat u het oppervlak van de beeldeenheid daarbij niet
aanraakt.
10. Schuif de tonercassette in het apparaat tot deze vast klikt.
11. Draai de vergrendelingshendel naar links totdat u een klik hoort.
12. Sluit de voorklep en sluit vervolgens de zijklep.
De tonercassette moet worden verwijderd opdat u de
beeldeenheid kunt vervangen.
Krijgt u per ongeluk toner op uw kleding, veeg de toner dan af met
een droge doek en was de kleding in koud water. Als u warm
water gebruikt, hecht de toner zich aan de stof.
Raak het groene gedeelte in het midden van de beeldeenheid niet
aan. Pak de cassette vast aan de handgreep, zodat u de
onderkant niet hoeft aan te raken.
Schakel na het vervangen van de tonercassette het apparaat niet uit
en wacht totdat het apparaat overschakelt op stand-bymodus. Zo niet
kan er een storing optreden in het apparaat.
Onderhoud_95
Te onderhouden onderdelen
Om afdrukkwaliteits- en papierdoorvoerproblemen als gevolg van versleten
onderdelen te voorkomen en ervoor te zorgen dat uw printer goed blijft
presteren, moeten de volgende onderdelen worden vervangen wanneer
een bepaald aantal pagina’s is afgedrukt of wanneer de levensduur van het
onderdeel verstreken is.
Wij raden ten zeerste aan dit onderhoud te laten uitvoeren door een
erkende servicemedewerker of door de leverancier of winkel waar u het
apparaat hebt gekocht. De vervanging van onderdelen waarvan de
gebruiksduur verstreken is, valt niet onder de garantie.
Uw apparaat vanop de website beheren
Als het apparaat is aangesloten op een netwerk en u de
TCP/IP-netwerkparameters op de juiste wijze hebt ingesteld, kunt u het
apparaat beheren via Samsung van SyncThru™ Web Service, een
embedded webserver. Gebruik SyncThru™ Web Service om:
De eigenschappen van het apparaat weer te geven en de huidige status
te controleren.
De TCP/IP-parameters te wijzigen en andere netwerkparameters in te
stellen.
De printereigenschappen te wijzigen.
Het apparaat zo in te stellen dat een e-mailbericht wordt verzonden met
de status van het apparaat.
Ondersteuning te krijgen bij het gebruik van het apparaat.
Om toegang te krijgen tot SyncThru™ Web Service
1. Open een webbrowser in Windows, zoals Internet Explorer.
2. Geef het IP-adres van het apparaat (http://xxx.xxx.xxx.xxx) op in het
adresveld en druk op Enter of klik op Ga naar.
De ingesloten website wordt geopend.
ONDERDELEN
AANTAL AFDRUKKEN
(GEMIDDELD)
Rubberen matje van de DADI Ong. 50.000 pagina’s
Rubbermatje van multifunctionele lade Ong. 50.000 pagina’s
Invoerrol van DADI Ong. 250.000 pagina’s
Invoerrol van multifunctionele lade Ong. 200.000 pagina’s
Transportrol Ong. 125.000 pagina’s
Fixeereenheid Ong. 250.000 pagina’s
Papierinvoerrol Ong. 250.000 pagina’s
Beheerders kunnen het apparaat instellen via SyncThru™ Web
Service. Als u het menu Settings of Security wilt weergeven,
moet u zich eerst aanmelden. Druk op de knop Login en geef uw
gebruikers-id en wachtwoord op in het venster dat verschijnt. Druk
vervolgens op de knop LOGIN. De standaardinstellingen voor de
beheerder zijn als volgt:
Standaard-id: admin
Standaardwachtwoord: sec00000
96 _Problemen oplossen
Problemen oplossen
In dit hoofdstuk vindt u nuttige informatie over wat u moet doen als er een probleem optreedt.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Tips om papierstoringen te vermijden
Vastgelopen papier verwijderen
Vastgelopen papier verwijderen
Verklaring van berichten op het display
Andere problemen oplossen
Tips om papierstoringen te vermijden
U kunt de meeste papierstoringen vermijden door het juiste type
afdrukmateriaal te gebruiken. Volg de stappen op pagina 96 wanneer er
zich een papierstoring voordoet.
Zorg ervoor dat de verstelbare geleiders correct zijn ingesteld. (Zie
"Papier plaatsen" op pagina 35.)
Plaats niet te veel papier in de lade. Zorg dat de papierstapel niet boven
de maximummarkering aan de binnenzijde van de lade uitkomt.
Verwijder geen papier uit de papierlade tijdens het afdrukken.
Buig het papier, waaier het uit en maak er een rechte stapel van voordat
u het in de lade plaatst.
Gebruik geen gekreukt, vochtig of sterk gekruld papier.
Plaats geen verschillende soorten papier in een lade.
Gebruik alleen aanbevolen afdrukmaterialen. (Zie "Papierformaat en -
soort instellen" op pagina 37.)
Zorg dat het papier met de afdrukzijde naar beneden in de lade is
geplaatst.
Als er regelmatig papier van A5/B5-formaat vastloopt, kunt u het
volgende doen:
Plaats het papier in de lade met de langste zijde evenwijdig met de
voorkant van de lade. Als u het papier op deze manier plaatst, wordt
dubbelzijdig afdrukken niet ondersteund.
Stel in het venster met de printereigenschappen de afdrukstand in op
90 graden gedraaid. Raadpleeg de sectie Software.
Vastgelopen papier verwijderen
Wanneer een origineel vastloopt in de DADI, verschijnt er een
waarschuwingsbericht op het display.
1. Verwijder alle resterende pagina’s uit de DADI.
2. Open de klep van de DADI.
3. Verwijder het vastgelopen papier voorzichtig uit de DADI.
4. Sluit de klep van de DADI. Als u pagina’s hebt verwijderd, plaatst u deze
terug in de DADI.
Trek het vastgelopen papier voorzichtig en langzaam naar buiten om
te voorkomen dat het scheurt.
Gebruik de glasplaat van de scanner voor originelen van dik, dun of
gemengd papier om papierstoringen te voorkomen.
Raadpleeg Papierstoring bij de roller als u geen papier kunt zien in
dit gedeelte. (Zie "Papierstoring bij de roller" op pagina 97.)
Problemen oplossen_97
Papierinvoer- en -uitvoerstoringen
1. Haal de overige documenten uit de DADI.
2. Open de klep van de DADI.
3. Open de documentinvoerlade in opwaartse richting en trek het
document voorzichtig uit de DADI.
4. Sluit de klep van de DADI en de documentinvoerlade. Plaats de
documenten vervolgens terug in de DADI.
Papierstoring bij de roller
1. Open het deksel van de scanner.
2. Pak het verkeerd ingevoerde papier vast en verwijder het papier uit het
invoergebied door het voorzichtig met beide handen naar rechts te
trekken.
Als u geen papier ziet in dit gebied, stop dan en ga naar stap 3.
3. Open de witte documentachtergrond.
4. Verwijder het papier uit het doorvoergebied door er voorzichtig aan te
trekken.
5. Sluit de witte documentachtergrond en het scannerdeksel. Plaats de
verwijderde pagina’s terug in de DADI.
1 scannerdeksel
98 _Problemen oplossen
Vastgelopen papier verwijderen
Als er papier is vastgelopen, verschijnt er een waarschuwingsbericht op het
scherm. Raadpleeg de onderstaande tabel om te zien waar het papier is
vastgelopen en verwijder het vastgelopen papier.
In lade 1
1. Trek de papierlade naar buiten om deze te openen. Nadat u de
papierlade geheel naar buiten hebt getrokken, trekt u het voorste
gedeelte van de lade enigszins omhoog om de lade te ontgrendelen.
2. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig en recht naar
buiten te trekken.
Nadat u het vastgelopen papier hier hebt verwijderd, opent u de zijklep
en sluit u deze weer om het foutbericht te verwijderen van het display.
FOUTMELDING
PLAATS VAN DE
STORING
GA NAAR
Papierstoring in
lade 1,
Papierstoring in
lade 2,
Papierstoring in
lade 2 (HCF),
Papierstoring in
lade 3,
Papierstoring in
lade 3 (HCF),
Papierstoring in
lade 4,
Papierstoring in
MP-lade
In het
papierinvoergebied
(lade 1, de optionele
lade of de
multifunctionele lade)
Zie "In de
multifunctionele
lade" op pagina 102.
Zie "In de optionele
lade" op pagina 99.
Zie "In de optionele
documentinvoer met
hoge capaciteit" op
pagina 100.
Papierstoring in het
uitvoergebied
In het fusergebied of
rondom de
tonercassette
Zie "In het fusergebied
of rondom de
tonercassette" op
pagina 102.
Papierstoring
binnenin het
apparaat
In het
papieruitvoergebied
Zie "In het
papieruitvoergebied"
op pagina 102.
Papierstoring
onderaan het
duplexpad,
Papierstoring
bovenaan het
duplexpad,
Papierstoring in het
duplexpad
In de duplex-eenheid Zie "Rond de duplex-
eenheid" op
pagina 103.
Papierstoring vóór
de afwerkeenheid
In de stapeleenheid Zie "Papierstoring vóór
de afwerkeenheid" op
pagina 103.
Papierstoring in de
afwerkeenheid,
Papierstoring in
duplex. van afwerk.
In de stapeleenheid Zie "Papierstoring in de
afwerkeenheid,
Papierstoring in
duplex. van afwerk." op
pagina 103.
Papierstoring aan
uitvoer van afwerk.
In de stapeleenheid Zie "Papierstoring aan
uitvoer van afwerk." op
pagina 105.
Trek het vastgelopen papier voorzichtig en langzaam naar buiten om
te voorkomen dat het scheurt. Volg de aanwijzingen in de volgende
secties om de papierstoring te verhelpen.
Problemen oplossen_99
Als u weerstand voelt en het papier niet onmiddellijk beweegt wanneer u
trekt, moet u stoppen met trekken. Ga als volgt te werk:
3. Open de zijklep.
4. Verwijder het verkeerd ingevoerde papier voorzichtig in de weergegeven
richting.
5. Sluit de zijklep en plaats de papierlade terug. Beweeg het achterste
gedeelte van de lade omlaag totdat de lade op een lijn staat met de
bijbehorende sleuf in het apparaat. Schuif de lade vervolgens volledig in
het apparaat.
In de optionele lade
1. Open de buitenste klep van lade 2.
2. Open de binnenste klep van lade 2.
3. Trek het vastgelopen papier in de aangegeven richting eruit. Trek het
papier voorzichtig en langzaam uit de printer om te voorkomen dat het
scheurt.
Raak het glanzende oppervlak van de beeldeenheid niet aan. Krassen
of vlekken leiden tot een slechte afdrukkwaliteit.
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u vastgelopen papier in de
optionele lade 2 verwijdert. Zie de volgende methode voor andere
optionele laden, aangezien de methode identiek is aan die voor
lade 2.
100 _Problemen oplossen
Stop als het papier niet beweegt wanneer u eraan trekt of als u het
papier niet kunt zien in dit deel van de printer, en ga door met stap 4.
4. Trek de optionele lade 2 naar buiten.
5. Trek het voorste gedeelte van de lade enigszins omhoog om de lade te
ontgrendelen.
Stop als het papier niet beweegt wanneer u eraan trekt of als u het
papier niet kunt zien in dit deel van de printer, en ga door met stap 6.
6. Verwijder het papier in de weergegeven richting. Trek het papier
voorzichtig en langzaam uit de printer om te voorkomen dat het scheurt.
7. Schuif lade 2 erin en sluit de twee kleppen.
In de optionele documentinvoer met hoge capaciteit
1. Open de buitenklep van de documentinvoer met hoge capaciteit.
2. Open de binnenklep van de documentinvoer met hoge capaciteit.
Problemen oplossen_ 101
3. Verwijder het vastgelopen papier in de weergegeven richting door er
voorzichtig en langzaam aan te trekken om te voorkomen dat het papier
scheurt.
Stop als het papier niet beweegt wanneer u eraan trekt of als u het
papier niet kunt zien in dit deel van de printer, en ga door met stap 4.
4. Verwijder de optionele documentinvoer met hoge capaciteit.
5. Trek het voorste gedeelte van de lade enigszins omhoog om de lade te
ontgrendelen.
Stop als het papier niet beweegt wanneer u eraan trekt of als u het
papier niet kunt zien in dit deel van de printer, en ga door met stap 6.
Als u geen papier ziet in dit gebied, stop dan en ga naar stap 6.
6. Verwijder het papier in de weergegeven richting. Trek het voorzichtig en
langzaam naar buiten om te voorkomen dat het scheurt.
7. Schuif de optionele invoerlade met hoge capaciteit erin en sluit de twee
kleppen.
102 _Problemen oplossen
In de multifunctionele lade
1. Als het papier niet op de juiste wijze wordt ingevoerd, trekt u het uit het
apparaat.
2. Open en sluit de zijklep. Het afdrukken wordt automatisch voortgezet.
In het fusergebied of rondom de tonercassette
1. Open de zijklep.
2. Verwijder het vastgelopen papier in de weergegeven richting.
3. Sluit de zijklep.
In het papieruitvoergebied
1. Open de zijklep.
2. Trek het papier voorzichtig uit het uitvoergebied.
3. Sluit de zijklep. Het afdrukken wordt automatisch voortgezet.
Het gebied rond de fusereenheid is heet. Wees voorzichtig wanneer u
papier uit het apparaat verwijdert.
Problemen oplossen_ 103
Rond de duplex-eenheid
Als de duplex-eenheid niet op de juiste manier wordt teruggeplaatst, kan er
zich een papierstoring voordoen. Zorg ervoor dat de duplex-eenheid op de
juiste manier wordt geplaatst.
1. Open de zijklep.
2. Ontgrendel de geleider zodat u het vastgelopen papier gemakkelijk kunt
verwijderen.
3. Verwijder het vastgelopen papier.
4. Sluit de zijklep.
In de stapeleenheid (afwerkeenheid)
Papierstoring vóór de afwerkeenheid
1. Open de voorklep van de stapeleenheid.
2. Houd het rechtergedeelte van hendel (1c) ingedrukt en duw de
stapelaar naar links om hem los te maken.
3. Verwijder het vastgelopen papier.
4. Schuif de stapeleenheid naar binnen totdat u een klik hoort.
5. Sluit de voorklep van de stapeleenheid.
Papierstoring in de afwerkeenheid, Papierstoring in
duplex. van afwerk.
1. Open de voorklep van de stapeleenheid.
104 _Problemen oplossen
2. Druk hendel 1a van de stapeleenheid omlaag. Druk zo nodig hendel
1b van de stapeleenheid ook omlaag.
3. Verwijder het vastgelopen papier.
4. Trek de hendel van de stapeleenheid omhoog en sluit de voorklep
van de stapeleenheid.
Problemen oplossen_ 105
Papierstoring aan uitvoer van afwerk.
1. Trek het papier voorzichtig uit het uitvoergebied.
Verklaring van berichten op het display
In het programmavenster van Smart Panel of op het display van het
bedieningspaneel verschijnen berichten om de status of fouten van het
apparaat aan te geven. Raadpleeg de betekenis van de berichten in de
volgende tabellen en verhelp het probleem zo nodig. De berichten en de
verklaringen staan in alfabetische volgorde.
Als het bericht niet in de tabel voorkomt, zet u het apparaat uit en
weer aan en probeert u de afdruktaak opnieuw uit te voeren. Neem
contact op met de serviceafdeling als het probleem zich blijft
voordoen.
Als u contact opneemt met de klantenondersteuning, is het nuttig
als u het bericht op het display kunt doorgeven.
Afhankelijk van de opties of het model zullen sommige berichten
mogelijk niet op het weergavescherm verschijnen.
[yyy] geeft het onderdeel van het apparaat aan.
[zzz] geeft de foutcode aan. Deze foutcode helpt bij de oplossing
van een probleem ingeval u contact opneemt met de
serviceafdeling.
Als linksboven een uitroepteken ( ) of kruisje wordt ( )
weergegeven, drukt u op het vraagteken om door gedetailleerde
informatie over de verbruiksartikelen te bladeren.
BERICHT BETEKENIS
VOORGESTELDE
OPLOSSINGEN
[yyy] is versleten.
Plaats een nieuwe.
De levensduur van het
onderdeel is volledig
verstreken.
Vervang het onderdeel
door een nieuw
onderdeel. Neem
contact op met de
serviceafdeling.
Gelijkstroommotor
werkt niet: [zzz]. Zet
het apparaat uit en
weer aan.
Er is een probleem met
de besturing van de
DC-motoreenheid.
Zet het apparaat uit en
weer aan. Als het
probleem zich blijft
voordoen, neem dan
contact op met een
servicecentrum.
Onvoldoende toner
toegevoerd.
Verwijder afsluittape
en plaats cas. terug.
Er wordt geen toner
geleverd aan de
beeldeenheid.
Verwijder de
afdichtingstape van
de beeldeenheid.
Rol de tonercassette
vijf of zes keer goed
heen en weer en
installeer deze
opnieuw.
Zet het apparaat uit
en weer aan.
Niet voldoende toner
toegevoerd. Open en
sluit de klep.
Het apparaat heeft
verschillende pagina’s
met een groot aantal
afbeeldingen
ontvangen en kan de
toner niet op de juiste
manier aanbrengen.
Open de zijklep en sluit
ze vervolgens. Neem
contact op met de
serviceafdeling als het
probleem blijft bestaan.
Faxgeheugen is
bijna vol. Druk een
ontvangen faxtaak af
of verwijder er een.
Er is geen
faxgeheugen meer
beschikbaar. Er
kunnen geen
faxgegevens meer
worden ontvangen.
Verwijder de ontvangen
faxgegevens uit het
geheugen om
geheugenruimte vrij te
maken. Neem contact op
met de serviceafdeling.
Het faxgeheugen is
vol. Druk een
ontvangen faxtaak af
of verwijder er een.
Er is nu 1 MB
faxgeheugen
beschikbaar.
Verwijder de ontvangen
faxgegevens uit het
geheugen om
geheugenruimte vrij te
maken. Neem contact op
met de serviceafdeling.
De klep van de
afwerkeenheid staat
open. Sluit de klep.
De klep van de
afwerkeenheid is niet
goed vergrendeld.
Sluit de afwerkeenheid
tot ze vastklikt.
Probleem met de
afwerkeenheid: [zzz].
Zet het apparaat uit
en weer aan.
Er is een probleem in
de afwerkeenheid.
Schakel het apparaat uit
en plaats de
afwerkeenheid opnieuw.
Controleer of de kabel
van de afwerkeenheid
goed is aangesloten. Als
het probleem zich blijft
voordoen, neem dan
contact op met een
servicecentrum.
Probleem met de
fuser: [zzz]. Zet het
apparaat uit en weer
aan.
Er is een probleem in
de fixeereenheid.
Zet het apparaat uit en
weer aan. Als het
probleem zich blijft
voordoen, neem dan
contact op met een
servicecentrum.
De fuser is niet juist
geplaatst. Plaats de
fuser op de juiste
wijze.
De fixeereenheid is niet
of niet juist
geïnstalleerd.
Installeer de
fixeereenheid. Neem
contact op met de
serviceafdeling.
BERICHT BETEKENIS
VOORGESTELDE
OPLOSSINGEN
106 _Problemen oplossen
Beeldeenheid is
leeg. Plaats een
nieuwe.
De toner in de
beeldeenheid is op.
Vervang de
beeldeenheid door een
originele tonercassette
van Samsung. (Zie "De
tonercassette
vervangen" op
pagina 92.)
De beeldeenheid is
niet compatibel.
Raadpleeg de
gebruikershandleidi
ng.
De beeldeenheid die u
hebt geïnstalleerd, is
niet geschikt voor uw
apparaat.
Plaats een originele
beeldeenheid van
Samsung die speciaal is
ontworpen voor uw
apparaat.
Er is geen
beeldeenheid
geplaatst. Plaats er
een.
De beeldeenheid is niet
geïnstalleerd of de
CRUM (Consumer
Replaceable Unit
Monitor) in de cassette
is niet aangesloten.
Installeer de
beeldeenheid. Als de
beeldeenheid al is
geïnstalleerd, installeert
u deze opnieuw.
Als het probleem zich
blijft voordoen, neem
dan contact op met een
servicecentrum.
De beeldeenheid is
versleten. Plaats
een nieuwe.
De beeldeenheid is
aan het einde van haar
gebruiksduur. Als u
Doorgaan selecteert
wanneer het bericht
voor het vervangen van
de beeldeenheid op het
scherm wordt
weergegeven,
verschijnt dit bericht.
Vervang de
beeldeenheid met een
beeldeenheid van
Samsung. (Zie "De
beeldeenheid
vervangen" op
pagina 93.)
Probleem met LSU:
[zzz]. Zet het
apparaat uit en weer
aan.
Er is een probleem met
de besturing van de
DC-motoreenheid.
Zet het apparaat uit en
weer aan. Als het
probleem zich blijft
voordoen, neem dan
contact op met een
servicecentrum.
Motor werkt niet:
[zzz]. Zet het
apparaat uit en weer
aan.
Er is een probleem met
de besturing van de
DC-motoreenheid.
Zet het apparaat uit en
weer aan. Als het
probleem zich blijft
voordoen, neem dan
contact op met een
servicecentrum.
Origineel wordt niet
in de scanner
ingevoerd
De scansensor is niet
snel genoeg in werking
gesteld door de
voorrand van het
document nadat de
registratiesensor in
werking is gesteld.
Open de klep van de
DADI en verwijder het
vastgelopen origineel.
(Zie "Vastgelopen papier
verwijderen" op
pagina 96.)
BERICHT BETEKENIS
VOORGESTELDE
OPLOSSINGEN
Het origineel is te
lang voor de
scanner. Controleer
het formaat.
Het document is te
groot of er zijn
meerdere originelen
tegelijk ingevoerd.
Open de klep van de
DADI en verwijder het
vastgelopen origineel.
(Zie "Vastgelopen papier
verwijderen" op
pagina 96.)
Controleer of de
documentgrootte wordt
ondersteund. (Zie
"DADI-
documentformaat" op
pagina 125.)
Er is een origineel
vastgelopen vóór de
scanner
De originelen zijn
vastgelopen in de
DADI.
Open de klep van de
DADI en verwijder het
vastgelopen origineel.
(Zie "Vastgelopen papier
verwijderen" op
pagina 96.)
Er is een origineel
vastgelopen vóór het
duplexpad van de
scanner
Er is een papierstoring
opgetreden tijdens het
dubbelzijdig afdrukken
in de DADI.
Verwijder het
vastgelopen papier. (Zie
"Vastgelopen papier
verwijderen" op
pagina 96.)
Het origineel is in de
scanner vastgelopen
De poortsensor is niet
snel genoeg in werking
gesteld door de
voorrand van het
document nadat de
scansensor in werking
is gesteld.
Wanneer het apparaat
aanstaat, wordt er
vastgelopen papier
gedetecteerd in de
DADI.
Open de klep van de
DADI en verwijder het
vastgelopen origineel.
(Zie "Vastgelopen papier
verwijderen" op
pagina 96.)
Origineel
vastgelopen tijdens
het omkeren van het
papier in de scanner.
De duplexsensor is niet
snel genoeg in werking
gesteld door de
voorrand van het
document doordat het
document onjuist is
ingevoerd.
Trek de documentin-
voerlade omhoog en
verwijder het vastgelopen
origineel. (Zie
"Vastgelopen papier ver-
wijderen" op pagina 96.)
Papierstoring aan
uitvoer van afwerk.
Er is papier vastgelopen
in het uitvoergedeelte
van de stapeleenheid.
Trek het vastgelopen
papier uit de
stapeleenheid.
Papierstoring
onderaan het
duplexpad
Het papier is
vastgelopen bij het
dubbelzijdig afdrukken.
Verwijder het
vastgelopen papier. (Zie
"Rond de duplex-
eenheid" op
pagina 103.)
Papierstoring
bovenaan het
duplexpad
BERICHT BETEKENIS
VOORGESTELDE
OPLOSSINGEN
Problemen oplossen_ 107
Papierstoring in het
uitvoergebied
Er is papier
vastgelopen in het
fixeergebied.
Verwijder het
vastgelopen papier. (Zie
"In het fusergebied of
rondom de
tonercassette" op
pagina 102.)
Papierstoring vóór
de afwerkeenheid
Er is papier
vastgelopen in de
stapeleenheid.
Open de klep van de
stapeleenheid en
verwijder het vastgelopen
papier door geleider 1a of
1b naar beneden te
bewegen.
Papierstoring in de
afwerkeenheid
Papierstoring in MP-
lade
Papierinvoerfout in de
multifunctionele lade.
Verwijder het
vastgelopen papier. (Zie
"In de multifunctionele
lade" op pagina 102.)
Papierstoring in lade
1
Papierinvoerfout in de
lade.
Er is mogelijk papier
vastgelopen in het
papierinvoergebied.
Het is ook mogelijk dat
de klep van de lade is
geopend.
Verwijder het
vastgelopen papier. (Zie
"In lade 1" op pagina 98,
zie "In de optionele lade"
op pagina 99 en zie "In
de optionele
documentinvoer met
hoge capaciteit" op
pagina 100.)
Papierstoring in lade
2
Papierstoring in lade
2 (HCF)
Papierstoring in lade
3
Papierstoring in lade
3 (HCF)
Papierstoring in lade
4
Papierstoring in
duplex. van afwerk.
Er is papier
vastgelopen in de
stapeleenheid.
Open de klep van de
stapeleenheid en
verwijder het vastgelopen
papier door geleider 1a of
1b naar beneden te
bewegen.
Papierstoring in het
duplexpad
Het papier is
vastgelopen bij het
dubbelzijdig afdrukken.
Verwijder het
vastgelopen papier. (Zie
"Rond de duplex-
eenheid" op
pagina 103.)
Papierstoring
binnenin het
apparaat
Er is papier
vastgelopen in het
registratiegebied.
Verwijder het
vastgelopen papier. (Zie
"In het
papieruitvoergebied" op
pagina 102.)
BERICHT BETEKENIS
VOORGESTELDE
OPLOSSINGEN
Vergren. van
scanner is
geblokkeerd of er is
een ander probl.
De CCD-vergrendeling
(Charged Coupled
Device) is geactiveerd.
De CCD herkent de
rustpositie niet en
wordt niet verplaatst.
Deactiveer de CCD-
vergrendeling. (Zie
"Voorkant" op pagina 16.)
U kunt het apparaat ook
uit- en aanzetten.
Probeer het opnieuw.
Neem contact op met de
serviceafdeling als het
probleem zich blijft
voordoen.
Schud de
tonercassette heen
en weer
De tonercassette is
bijna leeg.
Schud de nieuwe
cassette vijf tot zes keer
heen en weer om de
toner in de cassette
gelijkmatig te verdelen.
Nietcassette is leeg.
Plaats een nieuwe.
De nieteenheid is leeg. Bestel een nietcassette.
(Zie "Nietcassette" op
pagina 120.) Vervang
vervolgens de cassette.
(Zie "De nieteenheid
vervangen" op
pagina 123.)
Geen nietcassette
geplaatst. Plaats een
nietcassette in de
afwerkeenheid.
Er is geen nietcassette
geïnstalleerd.
Installeer de nietcassette
volgens de stappen die
worden weergegeven
aan de achterzijde van de
klep van de
afwerkeenheid. (Zie "De
nieteenheid vervangen"
op pagina 123.) Als u dit
foutbericht wilt negeren
en de afdruktaak wilt
voortzetten, gaat u naar
Beheerinstelling
om
deze optie aan te passen.
(Zie "Algemene
instellingen" op
pagina 78.)
Systeemfout: [zzz].
Zet het apparaat uit
en weer aan.
Er is een probleem met
de werking van de
printer.
Zet het apparaat uit en
weer aan. Als het
probleem zich blijft
voordoen, neem dan
contact op met een
servicecentrum.
Conflict tussen dit
IP-adres en een
reeds gebruikt IP-
adres. Contr. dit
probl.
Het IP-adres wordt
elders gebruikt.
Controleer het IP-adres of
stel een nieuw IP-adres
in.
De tonercassette is
niet compatibel.
Raadpleeg de
gebruikershandleidi
ng.
De tonercassette die u
hebt geplaatst, is niet
geschikt voor uw
apparaat.
Installeer een toner-
cassette van Samsung
die speciaal is ontworpen
voor uw apparaat.
BERICHT BETEKENIS
VOORGESTELDE
OPLOSSINGEN
108 _Problemen oplossen
Andere problemen oplossen
In het onderstaande overzicht vindt u een aantal mogelijke problemen en de
bijbehorende oplossingen. Voer de stappen uit in de aangegeven volgorde
totdat het probleem is verholpen. Als het probleem zich blijft voordoen,
neem dan contact op met een servicecentrum.
Probleem met het aanraakscherm
Problemen met papierinvoer
Er is geen
tonercassette
geplaatst. Plaats er
een.
De tonercassette is niet
geïnstalleerd of de
CRUM (Consumer
Replaceable Unit
Monitor) in de cassette
is niet op de juiste wijze
aangesloten.
Probeer de toner-
cassette opnieuw te
installeren.
De tonercassette is
versleten. Plaats
een nieuwe.
De tonercassette is
aan het einde van haar
gebruiksduur. Als het
bericht voor de
vervanging van de
tonercassette op het
scherm verschijnt en u
Doorgaan selecteert,
wordt dit bericht
getoond.
Vervang de toner-
cassette door een
originele tonercassette
van Samsung. (Zie "De
tonercassette
vervangen" op
pagina 92.)
Tonercassette is
leeg. Plaats een
nieuwe.
De houdbaarheids-
datum van de toner-
cassette die met de pijl
wordt aangeduid, is
bereikt.
Dit bericht verschijnt
wanneer de toner-
cassette volledig leeg is
en de printer stopt met
afdrukken. Vervang de
tonercassette door een
tonercassette van
Samsung die speciaal is
ontworpen voor uw
apparaat. (Zie "De toner-
cassette vervangen" op
pagina 92.)
Tonercassette is
bijna leeg. Bestel
een nieuwe.
De tonercassette is
bijna leeg.
Zorg dat u over een
vervangende cassette
beschikt.
Er ligt te veel papier
in de stapelaar van
de afwerkeenheid.
Verwijder de
afgedrukte pagina’s.
De stapeleenheid ligt
vol met afdrukken.
Verwijder afdrukken uit
de stapeleenheid.
Er ligt te veel papier
in de uitvoerlade.
Verwijder de
afgedrukte pagina’s.
De uitvoerlade is
geheel gevuld met
afdrukken.
Verwijder afdrukken uit
de uitvoerlade.
HULPTOEGANG
GEBRUIKEN
Het tegoed is
onvoldoende om de
taak te openen volgens
de externe sleutel.
Verhoog het tegoed voor
de externe sleutel.
BERICHT BETEKENIS
VOORGESTELDE
OPLOSSINGEN
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
Er wordt niets
weergegeven op het
aanraakscherm.
Zet het apparaat uit en weer aan. Als het
probleem zich blijft voordoen, neem dan contact
op met een servicecentrum.
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
Afdrukpapier loopt
vast.
Verwijder het vastgelopen papier. (Zie
"Vastgelopen papier verwijderen" op pagina 98.)
Papier kleeft aan
elkaar.
Controleer de maximale papiercapaciteit van
de lade. (Zie "Specificaties van
afdrukmateriaal" op pagina 32.)
Zorg dat u een geschikte papiersoort gebruikt.
(Zie "Specificaties van afdrukmateriaal" op
pagina 32.)
Haal het papier uit de lade en buig het of
waaier het uit.
In vochtige omstandigheden kunnen bepaalde
papiersoorten aan elkaar blijven kleven.
Invoerprobleem met
een aantal vellen
tegelijk.
Er kan niet meer dan één papiersoort tegelijk in
de lade worden geplaatst. Plaats alleen papier
van dezelfde soort en hetzelfde formaat en
gewicht.
Als het papier is vastgelopen doordat er meer
vellen tegelijk zijn ingevoerd, verwijdert u deze.
(Zie "Vastgelopen papier verwijderen" op
pagina 98.)
Afdrukpapier wordt
niet ingevoerd.
Verwijder eventuele verstoppingen in het
apparaat.
Het papier is niet goed in de lade gelegd.
Verwijder het papier en plaats het op de juiste
manier in de lade.
Er ligt te veel papier in de lade. Verwijder het
teveel aan papier.
Het papier is te dik. Gebruik alleen papier dat
aan de specificaties voor het apparaat voldoet.
(Zie "Specificaties van afdrukmateriaal" op
pagina 32.)
Als een origineel niet wordt ingevoerd in het
apparaat, moet het rubbermatje van de DADI
mogelijk worden vervangen. Neem contact op
met de serviceafdeling.
Problemen oplossen_ 109
Afdrukproblemen
Het papier blijft
vastlopen.
Er ligt te veel papier in de lade. Verwijder het
teveel aan papier. Gebruik de multifunctionele
lade om af te drukken op speciale materialen.
U gebruikt een verkeerde papiersoort. Gebruik
alleen papier dat aan de specificaties voor het
apparaat voldoet. (Zie "Specificaties van
afdrukmateriaal" op pagina 32.)
Misschien zitten er materiaalresten in het
apparaat. Open de voorklep en verwijder de
resten.
Als een origineel niet wordt ingevoerd in het
apparaat, moet het rubbermatje van de DADI
mogelijk worden vervangen. Neem contact op
met de serviceafdeling.
Transparanten
plakken aan elkaar
in de
papieruitvoerlade.
Gebruik alleen transparanten die speciaal voor
laserprinters bedoeld zijn. Verwijder elke
transparant zodra deze is uitgevoerd.
Enveloppen trekken
scheef of worden
niet goed
ingevoerd.
Zorg dat de papiergeleiders aan beide kanten van
de envelop goed zijn ingesteld (ze moeten de
envelop net raken).
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
PROBLEEM
MOGELIJKE
OORZAAK
VOORGESTELDE
OPLOSSINGEN
Het apparaat
drukt niet af.
Het apparaat krijgt
geen stroom.
Controleer of het netsnoer is
aangesloten. Controleer de
aan/uit-schakelaar en het
stopcontact.
Het apparaat is niet
als standaardprinter
geselecteerd.
Selecteer Samsung
SCX-6x55 Series PCL 6 of
Samsung SCX-6x55 Series
PS als de standaardprinter in
Windows.
Controleer het volgende:
De zijklep is niet gesloten. Sluit de zijklep.
Er is een papierstoring opgetreden. Verwijder het
vastgelopen papier. (Zie "Vastgelopen papier
verwijderen" op pagina 98.)
De papierlade is leeg. Plaats papier. (Zie "Papier
plaatsen" op pagina 35.)
De tonercassette of de beeldeenheid is niet
geïnstalleerd. Installeer de tonercassette of de
beeldeenheid.
Neem contact op met de serviceafdeling als er een
systeemfout optreedt.
De verbindingskabel
tussen de computer
en het apparaat is
niet goed
aangesloten.
Maak de printerkabel los en
sluit deze opnieuw aan.
De verbindingskabel
tussen de computer
en het apparaat is
mogelijk defect.
Sluit de kabel indien mogelijk
aan op een andere computer
die naar behoren werkt en
druk een document af. U kunt
ook proberen om een andere
printerkabel te gebruiken.
De poortinstelling is
niet juist.
Controleer de
printerinstellingen in Windows
om vast te stellen of de
afdruktaak naar de juiste poort
wordt gestuurd. Als uw
computer meerdere poorten
heeft, controleert u of het
apparaat op de juiste poort is
aangesloten.
Het apparaat is
mogelijk niet goed
geconfigureerd.
Controleer de
printereigenschappen om na
te gaan of alle
afdrukinstellingen correct zijn.
Mogelijk is het
printerstuurprogram
ma niet goed
geïnstalleerd.
Herstel de printersoftware.
Raadpleeg de sectie
Software.
Het apparaat werkt
niet goed.
Kijk of het display van het
bedieningspaneel een
systeemfout aangeeft. Neem
contact op met de
serviceafdeling.
110 _Problemen oplossen
Het apparaat
drukt niet af.
(Vervolg)
Het document is zo
groot dat er niet
voldoende ruimte op
de vaste schijf van de
computer is om
toegang te krijgen tot
de afdruktaak.
Maak extra ruimte op de vaste
schijf vrij en druk het
document opnieuw af.
Het apparaat
haalt papier uit de
verkeerde invoer.
Mogelijk is er een
onjuiste papieroptie
geselecteerd in de
printereigenschappen.
In veel softwaretoepassingen
kunt u de papierbron instellen
op het tabblad Papier onder
printereigenschappen.
Selecteer de juiste lade.
Raadpleeg de Help bij het
printerstuurprogramma.
Een afdruktaak
wordt uiterst
langzaam
afgedrukt.
Mogelijk is de
afdruktaak zeer
complex.
Maak de pagina minder
complex of wijzig de
instellingen voor de
afdrukkwaliteit.
De helft van de
pagina is leeg.
Mogelijk is de
afdrukstand verkeerd
ingesteld.
Wijzig de afdrukstand in het
desbetreffende programma.
Raadpleeg de Help bij het
printerstuurprogramma.
Het ingestelde
papierformaat stemt
niet overeen met het
formaat van het
papier in de lade.
Controleer of het
papierformaat dat is ingesteld
in het printerstuurprogramma
overeenstemt met het papier
in de papierlade.
Controleer of het
papierformaat dat is ingesteld
in het printerstuurprogramma
overeenstemt met het papier
dat is geselecteerd in het
programma dat u gebruikt.
Het apparaat
drukt wel af, maar
de tekst is niet
correct,
vervormd of niet
compleet.
De printerkabel zit los
of is defect.
Maak de printerkabel los en
sluit deze opnieuw aan. Druk
een document af dat u eerder
wel correct hebt kunnen
afdrukken. Sluit kabel en
apparaat, indien mogelijk, aan
op een andere computer en
druk een document af dat u
eerder wel correct hebt
kunnen afdrukken. Als dit
alles niet helpt, sluit u een
nieuwe printerkabel aan.
Het verkeerde
printerstuurprogram
ma is geselecteerd.
Controleer in het afdrukmenu
van de toepassing of u de
juiste printer hebt
geselecteerd.
De
softwaretoepassing
werkt niet naar
behoren.
Probeer een document af te
drukken vanuit een andere
toepassing.
Het
besturingssysteem
werkt niet naar
behoren.
Sluit Windows af en start de
computer opnieuw op. Zet de
printer uit en weer aan.
PROBLEEM
MOGELIJKE
OORZAAK
VOORGESTELDE
OPLOSSINGEN
Er worden blanco
pagina’s
"afgedrukt".
De tonercassette is
leeg of beschadigd.
Herverdeel indien nodig het
tonerpoeder.
Vervang indien nodig de
tonercassette.
Mogelijk bevat het
bestand blanco
pagina’s.
Controleer of het bestand
blanco pagina’s bevat.
Mogelijk is een
onderdeel van het
apparaat defect
(bijvoorbeeld de
controller of het
moederbord).
Neem contact op met de
serviceafdeling.
De printer drukt
het PDF-bestand
niet goed af.
Sommige delen
van
afbeeldingen,
tekst of
illustraties
ontbreken.
Incompatibiliteit
tussen het PDF-
bestand en de
Acrobat-producten.
Het bestand kan worden
afgedrukt door het
PDF-bestand af te drukken als
een afbeelding. Schakel
Print
As Image
uit de afdrukopties
van Acrobat in.
Een PDF-bestand als
afbeelding afdrukken
neemt meer tijd in
beslag.
Uw apparaat
geeft een
vreemde geur af
tijdens het eerste
gebruik.
Dit wordt veroorzaakt
door het verdampen
van de olie die de
fixeereenheid
beschermt.
De geur verdwijnt nadat u
ongeveer 100 kleurenpagina’s
hebt afgedrukt. Dit probleem
is van voorbijgaande aard.
De foto’s worden
niet goed
afgedrukt. De
afbeeldingen zijn
niet duidelijk.
De resolutie van de
foto is zeer laag.
Verklein de afmetingen van de
foto. Als u de foto vergroot in
het programma, wordt de
resolutie verlaagd.
Het apparaat
drukt wel af, maar
de tekst is niet
correct,
vervormd of niet
compleet.
Als u in een
DOS-omgeving
werkt, is het mogelijk
dat het lettertype
voor uw apparaat
verkeerd is ingesteld.
voorgestelde oplossingen:
Wijzig de lettertype-instelling.
(Zie "De standaardinstellingen
wijzigen" op pagina 28.)
Alvorens af te
drukken, komt er
aan de
uitvoerlade
stoom uit het
apparaat.
Het gebruik van
vochtig papier kan
stoom produceren
tijdens het afdrukken.
Dit is niet ernstig. U kunt
gewoon doorgaan met
afdrukken.
PROBLEEM
MOGELIJKE
OORZAAK
VOORGESTELDE
OPLOSSINGEN
Problemen oplossen_ 111
Problemen met de afdrukkwaliteit
Vuil aan de binnenkant van het apparaat of verkeerd geplaatst papier kan
leiden tot een slechtere afdrukkwaliteit. Raadpleeg de onderstaande tabel
om het probleem te verhelpen.
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
Lichte of vage
afdrukken
Als u een verticale witte strook of vaag gedeelte op
de afdruk ziet:
De tonercassette is bijna leeg. Door de
resterende toner over de cassette te verdelen,
kunt u er waarschijnlijk nog een aantal
afdrukken mee maken. Als de afdrukkwaliteit
hierdoor niet wordt verbeterd, moet u een
nieuwe tonercassette plaatsen.
Mogelijk voldoet het papier niet aan de
papierspecificaties. Het papier kan bijvoorbeeld
te vochtig of te ruw zijn. (Zie "Specificaties van
afdrukmateriaal" op pagina 32.)
Als de hele pagina te licht is, is de
afdrukresolutie te laag ingesteld of staat het
apparaat in de tonerspaarstand. Wijzig de
afdrukresolutie en schakel de tonerspaarstand
uit. Open de Help van het
printerstuurprogramma en ga naar de sectie
Software.
Een combinatie van vage plekken en vegen kan
erop duiden dat de tonercassette gereinigd
moet worden. Neem contact op met de
serviceafdeling.
Het oppervlak van het LSU-gedeelte in het
apparaat kan vuil zijn. Reinig het LSU-gedeelte,
neem contact op met de serviceafdeling.
Tonervlekken
Mogelijk voldoet het papier niet aan de
specificaties. Het papier kan bijvoorbeeld te
vochtig of te ruw zijn. (Zie "Specificaties van
afdrukmateriaal" op pagina 32.)
Mogelijk is de transportrol vuil. Reinig de
binnenkant van het apparaat. Neem contact op
met de serviceafdeling.
Het papierpad is mogelijk aan een
reinigingsbeurt toe. Neem contact op met de
serviceafdeling.
Onregelmatigheden
Als op willekeurige plaatsen vage, meestal ronde
plekken zitten:
Er zit mogelijk een slecht vel tussen het papier.
Druk het document opnieuw af.
Het vochtgehalte van het papier is niet op alle
plaatsen gelijk of het papier bevat vochtplekken.
Probeer papier van een ander merk. (Zie
"Specificaties van afdrukmateriaal" op
pagina 32.)
Een hele partij papier is niet in orde. Problemen
tijdens de productie kunnen ertoe leiden dat
sommige delen toner afstoten. Probeer een
ander soort of merk papier.
Stel de resolutie van de printer anders in en
probeer het opnieuw. Ga naar de
printereigenschappen, klik op het tabblad
Papier en stel het type in op Dik papier.
Raadpleeg de sectie Software voor meer
informatie.
Als het probleem hiermee niet kan worden
opgelost, neemt u contact op met de
serviceafdeling.
Witte vlekken Er verschijnen witte vlekken op de pagina:
Het papier is te ruw en er valt veel vuil vanaf het
papier op de interne onderdelen van het
apparaat, zodat de rol vuil kan zijn. Reinig de
binnenkant van het apparaat. (Zie "De
transfereenheid reinigen" op pagina 91.) Neem
contact op met de serviceafdeling.
Het papierpad is mogelijk aan een
reinigingsbeurt toe. Neem contact op met de
serviceafdeling.
Verticale strepen
Als de pagina zwarte, verticale strepen vertoont:
Het oppervlak (drumgedeelte) van de
beeldeenheid in het apparaat heeft mogelijk
krassen. Verwijder de beeldeenheid en plaats
een nieuwe. (Zie "De beeldeenheid vervangen"
op pagina 93.)
Als de pagina witte verticale strepen vertoont:
Het oppervlak van het LSU-gedeelte in het
apparaat kan vuil zijn. Reinig de laserscanner.
Neem contact op met de serviceafdeling.
Gekleurde of zwarte
achtergrond
Als er in lichte gedeelten te veel toner wordt
gebruikt (grijze achtergrond):
Gebruik papier met een lager gewicht. (Zie
"Specificaties van afdrukmateriaal" op
pagina 32.)
Controleer de omgevingsvoorwaarden:
bijzonder droge omstandigheden (lage
luchtvochtigheid) of een hoge luchtvochtigheid
(meer dan 80% RV) kunnen leiden tot een
grijzere achtergrond.
Verwijder de oude beeldeenheid en plaats een
nieuwe. (Zie "De beeldeenheid vervangen" op
pagina 93.)
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
112 _Problemen oplossen
Tonervlekken
Reinig de binnenkant van het apparaat. Neem
contact op met de serviceafdeling.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het
papier. (Zie "Specificaties van afdrukmateriaal"
op pagina 32.)
Verwijder de beeldeenheid en plaats een nieuwe.
(Zie "De beeldeenheid vervangen" op
pagina 93.)
Verticaal
terugkerende
afwijkingen
Als de bedrukte zijde van de pagina met gelijke
intervallen afwijkingen vertoont:
Mogelijk is de beeldeenheid beschadigd. Als
een onregelmatigheid meerdere malen op de
pagina verschijnt, moet u enkele keren een
reinigingspagina afdrukken om de
tonercassette te reinigen. Neem ook contact op
met de klantenondersteuning. Als de problemen
zich hierna blijven voordoen, verwijdert u de
beeldeenheid en installeert u een nieuwe. (Zie
"De beeldeenheid vervangen" op pagina 93.)
Er zit mogelijk toner op sommige onderdelen
van het apparaat. Als de afwijkingen zich op de
achterkant van de pagina bevinden, zal het
probleem zichzelf waarschijnlijk na enkele
pagina’s oplossen.
De fixeereenheid kan beschadigd zijn. Neem
contact op met de serviceafdeling.
Schaduwvlekken
Schaduwvlekken worden veroorzaakt door kleine
hoeveelheden toner die willekeurig over de afdruk
verspreid voorkomen.
Misschien is het papier te vochtig. Probeer af te
drukken op papier van een andere partij. Maak
een pak papier pas open op het moment dat u
het gaat gebruiken, zodat het papier niet te veel
vocht opneemt.
Wijzig de afdruklay-out als er schaduwvlekken
verschijnen op een envelop om te vermijden dat
wordt afgedrukt op een gebied met
overlappende naden aan de rugzijde. Afdrukken
op naden kan problemen veroorzaken.
Als het gehele oppervlak van een afgedrukte
pagina wordt bedekt met schaduwvlekken, kiest
u een andere afdrukresolutie in het
softwareprogramma of in de
printereigenschappen.
Misvormde tekst
Als tekst er vervormd uitziet ("uitgehold" effect),
kan het papier te glad zijn. Probeer een ander
soort papier. (Zie "Specificaties van
afdrukmateriaal" op pagina 32.)
Als tekens er misvormd uitzien en een golvend
effect geven, is het mogelijk dat de
scannereenheid onderhoud nodig heeft. Neem
contact op met de serviceafdeling.
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
A
Papier schuin
Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het
papier. (Zie "Specificaties van afdrukmateriaal"
op pagina 32.)
Zorg ervoor dat papier of ander afdrukmateriaal
juist is geplaatst en dat de geleiders niet te los of
te strak zijn afgesteld.
Gekruld of gegolfd
Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het
papier. Papier kan krullen als de temperatuur of
de vochtigheid te hoog is. (Zie "Specificaties van
afdrukmateriaal" op pagina 32.)
Draai de stapel papier in de lade om. Probeer het
papier ook eens 180° te draaien in de lade.
Vouwen of kreuken
Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het
papier. (Zie "Specificaties van afdrukmateriaal"
op pagina 32.)
Draai de stapel papier in de lade om. Probeer het
papier ook eens 180° te draaien in de lade.
Achterkant van
afdrukken is vuil
Mogelijk lekt een tonercassette. Reinig de
binnenkant van het apparaat. Neem contact op met
de serviceafdeling.
Eén vaste kleur of
zwarte pagina’s
Mogelijk is de beeldeenheid niet juist
geïnstalleerd. Verwijder de cassette en plaats
deze opnieuw.
Mogelijk is de beeldeenheid defect en moet ze
worden vervangen. Verwijder de beeldeenheid
en plaats een nieuwe. (Zie "De beeldeenheid
vervangen" op pagina 93.)
Het apparaat moet mogelijk worden gerepareerd.
Neem contact op met de serviceafdeling.
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
Problemen oplossen_ 113
Problemen met kopiëren
Losse toner
Reinig de binnenkant van het apparaat. Neem
contact op met de serviceafdeling.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van het
papier. (Zie "Specificaties van afdrukmateriaal"
op pagina 32.)
Verwijder de beeldeenheid en plaats een nieuwe.
(Zie "De beeldeenheid vervangen" op
pagina 93.)
Lost dit het probleem niet op, dan moet het
apparaat mogelijk worden gerepareerd. Neem
contact op met de serviceafdeling.
Openingen in
tekens
Letters worden onvolledig afgedrukt, er zijn witte
plekken op plaatsen die zwart zouden moeten zijn:
Als dit probleem optreedt bij transparanten,
probeer dan een andere soort. Wegens de
samenstelling van de transparant zijn enkele
onvolledige tekens normaal.
Misschien drukt u af op de verkeerde kant van
het materiaal. Verwijder het papier en draai het
om.
Mogelijk voldoet het papier niet aan de
papierspecificaties. (Zie "Specificaties van
afdrukmateriaal" op pagina 32.)
Horizontale strepen
Controleer bij horizontale zwarte strepen of vegen
het volgende:
Mogelijk is de beeldeenheid verkeerd
geïnstalleerd. Verwijder de cassette en plaats
deze opnieuw.
Mogelijk is de beeldeenheid defect. Verwijder
de tonercassette en plaats een nieuwe. (Zie "De
tonercassette vervangen" op pagina 92.)
Lost dit het probleem niet op, dan moet het
apparaat mogelijk worden gerepareerd. Neem
contact op met de serviceafdeling.
Krullen
Als het afgedrukte papier opkrult of als het papier
niet wordt ingevoerd, doet u het volgende:
Draai de stapel papier in de lade om. Probeer
het papier ook eens 180° te draaien in de lade.
Stel de resolutie van de printer anders in en
probeer het opnieuw. Ga naar de
printereigenschappen, klik op het tabblad
Papier en stel het type in op Dun papier.
Raadpleeg de sectie Software voor meer
informatie.
Er verschijnt
voortdurend een
onbekende
afbeelding op
enkele vellen, of er
zit losse toner op
de afdruk, of de
afdruk is te licht of
vuil.
Waarschijnlijk gebruikt u de printer op een hoogte
van 1.000 meter of meer.
Dergelijke hoogten kunnen de afdrukkwaliteit
beïnvloeden (bijvoorbeeld losse toner of lichte
afdruk). U kunt deze optie instellen in de
eigenschappen van het printerstuurprogramma op
het tabblad Papier of Printer. (Zie
"Hoogteaanpassing" op pagina 26.)
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
A
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
Kopieën zijn te licht
of te donker.
Maak de achtergrond van kopieën lichter of
donkerder met behulp van de pijlen Licht en
Donker.
Vegen, strepen of
vlekken op de
kopieën.
Druk op de pijlen Licht en Donker om de
achtergrond van uw kopieën lichter te maken
als de onregelmatigheden zich op het
origineel bevinden.
Als het origineel geen onregelmatigheden
vertoont, moet u de scannereenheid reinigen.
(Zie "Scannereenheid reinigen" op
pagina 91.)
Kopie staat scheef. Zorg dat het origineel met de bedrukte zijde
naar beneden op de glasplaat van de scanner
is geplaatst of met de bedrukte zijde naar
boven in de DADI.
Plaats het kopieerpapier op de juiste manier in
het apparaat.
Kopieën zijn blanco. Zorg dat het origineel met de bedrukte zijde naar
beneden op de glasplaat van de scanner is
geplaatst of met de bedrukte zijde naar boven in
de DADI.
Afdruk geeft
gemakkelijk af.
Vervang het papier in de lade door papier uit
een ander pak.
In vochtige omstandigheden moet u papier
niet te lang ongebruikt in het apparaat laten
zitten.
Kopieerpapier loopt
regelmatig vast.
Waaier de stapel papier uit en leg deze
ondersteboven terug in de lade. Vervang het
papier in de lade door papier uit een ander
pak. Controleer de papiergeleiders en stel ze
indien nodig beter af.
Gebruik alleen afdrukpapier met het juiste
gewicht. 75 g/m
2
bondpapier is aanbevolen.
Nadat u vastgelopen papier hebt verwijderd,
controleert u of er resten kopieerpapier in het
apparaat zijn achtergebleven.
De tonercassette
gaat korter mee dan
verwacht.
Mogelijk bevatten uw originelen afbeeldingen,
opgevulde vlakken of dikke lijnen. Uw
originelen zijn bijvoorbeeld formulieren,
nieuwsbrieven, boeken of andere
documenten die meer toner gebruiken.
Mogelijk wordt het apparaat vaak in- en
uitgeschakeld.
Mogelijk is het deksel van de scanner
opengelaten tijdens het kopiëren.
114 _Problemen oplossen
Problemen met scannen Problemen met netwerkscans
Problemen met faxen
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
De scanner doet het
niet.
Zorg dat u het origineel met de te scannen
zijde naar beneden op de glasplaat plaatst of
met de te scannen zijde naar boven in de
DADI.
Misschien is er niet voldoende geheugen vrij
voor het document dat u wilt scannen. Ga na
of de prescanfunctie werkt. Probeer een
lagere scanresolutie.
Controleer of de printerkabel op de juiste wijze
is aangesloten.
Controleer of de printerkabel niet is
beschadigd. Vervang de kabel door een
andere kabel waarvan u zeker weet dat die
werkt. Vervang de kabel indien nodig.
Als de accountingfunctie actief is, controleert u
of u nog over voldoende scans beschikt.Als u
bijvoorbeeld een document van 10 pagina's
probeert te scannen, maar nog maar 5 scans
over hebt, wordt de scantaak geannuleerd.
Het apparaat doet erg
lang over een scan.
Kijk of het apparaat tegelijkertijd ontvangen
gegevens afdrukt. Wacht in dat geval met
scannen totdat de afdruktaak is voltooid.
Het scannen van afbeeldingen kost meer tijd
dan het scannen van tekst.
De communicatiesnelheid kan laag zijn in de
scanmodus omdat er veel geheugen nodig is
om de gescande afbeelding te analyseren en
te reproduceren. Stel de printerpoort van uw
computer in op de stand ECP (in de
BIOS-instellingen van de computer). De
communicatiesnelheid gaat dan omhoog. Zie
de gebruiksaanwijzing van uw computer voor
meer informatie over de BIOS-instellingen.
Er verschijnt een
bericht op het
beeldscherm:
"Het toestel kan
niet in de door u
gewenste
H/W-modus
worden gezet."
"Poort wordt
gebruikt door een
ander programma."
"Poort is
gedeactiveerd."
"Scanner is bezig
met ontvangen of
afdrukken van
data. Probeer het
opnieuw zodra de
huidige opdracht is
afgerond."
"Ongeldige
toegang."
"Scannen is
mislukt."
Het is mogelijk dat er een kopieer- of
afdruktaak wordt uitgevoerd. Probeer de taak
opnieuw uit te voeren wanneer de andere taak
is voltooid.
De geselecteerde poort is in gebruik. Start uw
computer opnieuw op en probeer het opnieuw.
De printerkabel is niet goed bevestigd of het
apparaat is niet ingeschakeld.
Het scannerstuurprogramma is niet
geïnstalleerd of de besturingsomgeving is niet
correct ingesteld.
Controleer of het apparaat op de juiste wijze is
aangesloten en is ingeschakeld. Start de
computer vervolgens opnieuw op.
De USB-kabel is wellicht niet goed
aangesloten of het apparaat is niet
ingeschakeld.
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
Ik kan een gescand
afbeeldingsbestand
niet vinden.
U kunt de bestemming voor het gescande
bestand bekijken op de pagina Geavanceerd
van het scherm Eigenschappen van het
programma Netwerkscan.
Ik kan het gescande
afbeeldingsbestand
niet vinden na het
scannen.
Controleer of het gescande bestand op de
computer staat.
Kijk Afbeelding meteen naar de opgegeven
map verzenden met een gekoppelde
standaardtoepassing. op de pagina
Geavanceerd van het scherm
Eigenschappen van het programma
Netwerkscan om de gescande afbeelding
direct na het scannen te openen.
Ik ben mijn ID en
pincode vergeten.
Bekijk uw ID en PIN op de pagina Server van het
scherm Eigenschappen in het programma
Netwerkscan.
Ik kan het
Help-bestand niet
bekijken.
Voor de weergave van het Help-bestand hebt u
Internet Explorer 4 service pack 2 of hoger nodig.
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
Het apparaat doet
niets, het display
blijft leeg en de
toetsen reageren
niet.
Trek de stekker van het netsnoer uit het
stopcontact en steek deze er weer in.
Controleer of er stroom staat op het
stopcontact.
Geen kiestoon. Controleer of het telefoonsnoer op de juiste
wijze is aangesloten.
Controleer of de wandcontactdoos in orde is
door er een ander telefoontoestel op aan te
sluiten.
De in het geheugen
opgeslagen
nummers worden
verkeerd gekozen.
Controleer of de nummers correct in het
geheugen zijn opgeslagen. Een faxtelefoonboek
afdrukken. (Zie "Een faxtelefoonboek instellen"
op pagina 61.)
Het origineel wordt
niet in het apparaat
ingevoerd.
Controleer of het papier niet gekreukt is en
zorg dat u het op de juiste wijze invoert. Ga na
of het origineel het juiste formaat heeft en niet
te dik of te dun is.
Controleer of de DADI goed is gesloten.
Het rubbermatje van de DADI moet mogelijk
worden vervangen. Neem contact op met de
serviceafdeling.
Faxberichten worden
niet automatisch
ontvangen.
De ontvangstmodus moet ingesteld
zijn op Fax.
Controleer of de lade papier bevat.
Kijk of er een foutbericht wordt weergegeven
op het display. Los in dat geval het gemelde
probleem op.
Problemen oplossen_ 115
Algemene PostScript-problemen
De volgende problemen hebben specifiek betrekking op de PS-taal en
kunnen optreden wanneer meerdere printertalen worden gebruikt.
Het apparaat
verzendt geen
faxberichten.
Zorg dat het origineel zich in de DADI of op
de glasplaat van de scanner bevindt.
Controleer of het andere faxapparaat uw
faxbericht kan ontvangen.
Een ontvangen
faxbericht is
gedeeltelijk blanco
of is van slechte
kwaliteit.
Mogelijk is er een probleem met het
faxapparaat van de verzender.
Een slechte telefoonlijn kan
verbindingsproblemen veroorzaken.
Controleer het apparaat door een kopie te
maken.
Mogelijk is de tonercassette leeg. Vervang
de tonercassette. (Zie "De tonercassette
vervangen" op pagina 92.)
Sommige woorden
van een ontvangen
faxbericht zijn
uitgerekt.
Het documenttransport van het apparaat
waarvan het faxbericht afkomstig is, heeft even
gehaperd.
Er staan strepen op
de originelen die u
hebt verzonden.
Controleer of de scannereenheid vuil is en reinig
deze indien nodig. (Zie "Scannereenheid
reinigen" op pagina 91.)
Het nummer wordt
gekozen maar er kan
geen verbinding tot
stand worden
gebracht met de
andere fax.
Misschien is het andere faxapparaat
uitgeschakeld, is het papier op of kunnen er geen
oproepen worden beantwoord. Vraag de
gebruiker van het andere apparaat om het
probleem op te lossen.
Faxen worden niet in
het geheugen
opgeslagen.
Er is mogelijk niet voldoende geheugen om de
fax op te slaan. Als op het display het bericht Het
faxgeheugen is vol. Druk een ontvangen
faxtaak af of verwijder er een. wordt
aangegeven, verwijdert u faxberichten uit het
geheugen die u niet meer nodig hebt en probeert
u vervolgens de fax opnieuw op te slaan. Neem
contact op met de klantenondersteuning.
Er verschijnen
blanco stukken
onder aan de pagina,
met een korte strook
tekst bovenaan.
Mogelijk heeft u de verkeerde papierinstellingen
gekozen in de door de gebruiker in te stellen
opties. Voor informatie over papierinstellingen.
(Zie "Papierformaat en -soort instellen" op
pagina 37.)
Als u wilt dat een bericht wordt afgedrukt of op het scherm wordt
weergegeven wanneer er PostScript-fouten optreden, opent u het
venster Geavanceerde opties en klikt u op de gewenste keuze bij
PostScript-fouten.
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
PROBLEEM
MOGELIJKE
OORZAAK
OPLOSSING
Het PostScript-
bestand kan niet
worden afgedrukt.
Mogelijk is het
PostScript-
stuurprogramma niet
correct geïnstalleerd.
Installeer het
PostScript-
stuurprogramma
volgens de
aanwijzingen in de
sectie Software.
Druk een
configuratiepagina af
en controleer of u kunt
afdrukken in PS.
Als de fout zich blijft
voordoen, neemt u
contact op met de
serviceafdeling.
Het bericht "Fout
limietcontrole"
verschijnt.
De afdruktaak is te
complex.
Maak de pagina minder
complex of breid het
geheugen uit.
Er wordt een
PostScript-
foutenpagina
afgedrukt.
De afdruktaak is
mogelijk geen
PostScript-taak.
Controleer of de
afdruktaak een
PostScript-taak is.
Controleer of de
softwaretoepassing
verwacht dat er een
installatiebestand of
PostScript-
headerbestand naar het
apparaat wordt
gestuurd.
De optionele lade is
niet geselecteerd in
het
stuurprogramma.
Het
printerstuurprogramma
is niet geconfigureerd
om de optionele lade te
herkennen.
Open de PostScript-
stuurprogramma-
eigenschappen,
selecteer het tabblad
Apparaatinstellingen
en
stel de optie
Lade
in de
sectie
Installeerbare
opties
in op
Geplaatst
.
Er wordt niet correct
door het apparaat
geniet wanneer meer
dan één Acrobat
Reader-document
met een sorteeroptie
wordt afgedrukt
(alleen in Window/
Macintosh).
Een PDF-bestand als
afbeelding afdrukken
neemt mogelijk meer
tijd in beslag.
Probeer af te drukken
met de laatste versie
van Adobe Reader of
druk af met de optie
Afdrukken als afbeelding
in de afdrukopties van
Acrobat. Een PDF-
bestand als afbeelding
afdrukken neemt
mogelijk meer tijd in
beslag.
Er wordt niet correct
door het apparaat
geniet wanneer meer
dan één document
met een sorteeroptie
wordt afgedrukt
(alleen in Linux).
Als u alle sorteeropties
in toepassingen
uitschakelt (inclusief de
sorteeroptie CUPS
pstops) is dit probleem
mogelijk opgelost.
Als u de sorteeroptie wilt
gebruiken, gaat u naar
de geavanceerde opties
van het stuurprogramma
van de printer en
schakelt u sorteren in.
116 _Problemen oplossen
Algemene Windows-problemen Algemene Linux-problemen
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
Tijdens de installatie
verschijnt het
bericht "Bestand in
gebruik".
Sluit alle softwaretoepassingen af. Verwijder alle
software uit de groep Opstarten, en start
vervolgens Windows weer op. Installeer het
printerstuurprogramma opnieuw.
Het bericht
"Algemene
beschermingsfout",
"OE-uitzondering",
"Spool32" of
"Ongeldige
bewerking"
verschijnt.
Sluit alle andere toepassingen af, start Windows
opnieuw op en probeer opnieuw af te drukken.
Het bericht "Kan niet
afdrukken" of "Er is
een time-outfout in
de printer
opgetreden"
verschijnt.
Deze berichten kunnen tijdens het afdrukken
verschijnen. Wacht gewoon even tot het apparaat
klaar is met afdrukken. Als het bericht verschijnt in
de stand-bymodus of nadat de afdruk is voltooid,
controleert u de aansluiting en/of gaat u na of er
een fout is opgetreden.
Raadpleeg de gebruikershandleiding van Microsoft Windows die met
uw computer is meegeleverd voor meer informatie over foutberichten
in Windows.
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
Het apparaat drukt
niet af.
Controleer of het printerstuurprogramma is
geïnstalleerd. Open de Unified Driver
Configurator en ga naar het tabblad Printers
in het venster Printers configuration om de
lijst met beschikbare printers weer te geven.
Kijk of het apparaat in de lijst staat. Als dit niet
zo is, start u de wizard Add new printer om
het apparaat in te stellen.
Controleer of de printer is ingeschakeld. Open
Printers configuration en selecteer uw
apparaat in de lijst met printers. Bekijk de
omschrijving in het deelvenster Selected
printer. Druk op de knop Start als de status
de tekenreeks "(stopped)" bevat. Hierna zou
de printer weer normaal moeten werken. De
status "stopped" kan worden geactiveerd als
zich problemen voordoen bij het afdrukken.
U kunt bijvoorbeeld de opdracht geven om
een document af te drukken terwijl de poort
wordt gebruikt door een scantoepassing.
Controleer of de poort niet bezet is.
Aangezien de functionele onderdelen van
MFP (printer en scanner) dezelfde
I/O-interface (poort) delen, is het mogelijk dat
verschillende toepassingen toegang
proberen te krijgen tot dezelfde poort. Om
conflicten te voorkomen, kan slechts één
toepassing een taak uitvoeren op het
apparaat. De andere toepassing waarmee
een gebruiker wil afdrukken of scannen, krijgt
dan de melding "device busy". Open de
poortconfiguratie en selecteer de poort die is
toegewezen aan uw printer. In het paneel
Selected Port kunt u zien of de poort is bezet
door een andere toepassing. Als dit het geval
is, wacht u tot de uit te voeren taak is voltooid,
of drukt u op de knop Release port als u
zeker weet dat er een storing is opgetreden bij
de huidige "eigenaar" van de poort.
Controleer of er een speciale afdrukoptie is
ingesteld voor de toepassing, zoals "-oraw".
Als de parameter "-oraw" is opgegeven in de
opdrachtregel, verwijdert u deze om het
afdrukprobleem op te lossen. Voor Gimp
front-end, selecteert "print" -> "Setup
printer" en bewerkt u de
opdrachtregelparameter in het item
opdrachtregel.
De CUPS-versie (Common Unix Printing
System) die wordt gedistribueerd met SuSE
Linux 9.2 (CUPS 1.1.21) heeft een probleem
met het afdrukken via het "Internet Printing
Protocol" (IPP). Gebruik "socket printing" in
plaats van IPP of installeer een recentere
versie van CUPS (CUPS 1.1.22 of een
hogere versie).
Problemen oplossen_ 117
Bepaalde
kleurafbeeldingen
worden volledig
zwart afgedrukt.
Dit is een bekende bug in Ghostscript (tot GNU
Ghostscript versie 7.05) als de basiskleurruimte
van het document geïndexeerde kleurruimte is
en via CIE-kleurruimte wordt geconverteerd.
Aangezien PostScript CIE-kleurruimte gebruikt
voor het kleuraanpassingssysteem, moet u
Ghostscript op uw systeem upgraden naar GNU
Ghostscript versie 7.06 of een hogere versie.
Recente Ghostscript-versies vindt u op
www.ghostscript.com.
Sommige
kleurafbeeldingen
worden afgedrukt in
onverwachte kleuren.
Dit is een bekend probleem in Ghostscript (tot
GNU Ghostscript versie 7.xx) wanneer de
basiskleurruimte van het document wordt
geïndexeerd als RGB-kleurruimte en wordt
geconverteerd via CIE-kleurruimte. Omdat
Postscript CIE-kleurruimte gebruikt voor het
kleurvergelijkingssysteem, dient u Ghostscript
op uw systeem bij te werken naar GNU
Ghostscript versie 8.xx of een hogere versie.
Recente Ghostscript-versies vindt u op
www.ghostscript.com.
Het apparaat drukt
geen volledige
pagina’s af; slechts
de helft van de pagina
wordt afgedrukt.
Dit is een bekend probleem dat zich voordoet bij
gebruik van een kleurenprinter met versie 8.51
of een oudere versie van Ghostscript, 64-bits
Linux OS. Dit probleem is gemeld aan
bugs.ghostscript.com als Ghostscript Bug
688252.
Het probleem is opgelost in AFPL Ghostscript
versie 8.52 of een hogere versie. Download de
recentste versie van AFPL Ghostscript van
http://sourceforge.net/projects/ghostscript/ en
installeer deze om dit probleem op te lossen.
Ik kan niet scannen
via Gimp Front-end.
Controleer of er in Front-end van Gimp
"Xsane: Device dialog." staat in het menu
"Acquire". Als dit niet zo is, moet u de
Xsane-plug-in voor Gimp installeren op de
computer. U vindt de Xsane-plug-in voor
Gimp op de cd van uw Linux-distributie of op
de homepage van Gimp. Zie de Help op de cd
van uw Linux-distributie of van de Gimp
Front-end-toepassing voor meer informatie.
Als u een ander soort scantoepassing wilt
gebruiken, raadpleegt u de Help voor mogelijke
toepassingen.
De foutmelding
"Cannot open port
device file" verschijnt
als ik een document
afdruk.
Wijzig nooit de parameters van een afdruktaak
(via LPR GUI bijvoorbeeld) terwijl er een
afdruktaak wordt uitgevoerd. Diverse versies
van CUPS-server breken de afdruktaak af als de
afdrukopties worden gewijzigd en proberen
vervolgens de taak vanaf het begin opnieuw uit
te voeren. Aangezien Unified Linux Driver de
poort tijdens het afdrukken blokkeert, blijft deze
geblokkeerd door het abrupte afbreken van de
taak zodat de poort niet beschikbaar is voor
volgende afdruktaken. Probeer de poort vrij te
geven als deze situatie zich voordoet.
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
Het apparaat komt
niet voor in de
scannerlijst.
Controleer of het apparaat is aangesloten op
de computer. Controleer of
het apparaat
correct is aangesloten via de USB-poort en is
ingeschakeld.
Controleer of het scannerstuurprogramma
voor het apparaat op uw computer is
geïnstalleerd. Open het venster Unified Driver
Configurator, ga naar Scanners
configuration en druk op Drivers. Kijk of er
een stuurprogramma in de lijst staat voor uw
apparaat. Controleer of de poort niet bezet is.
Aangezien de functionele onderdelen van
MFP (printer en scanner) dezelfde
I/O-interface (poort) delen, is het mogelijk dat
verschillende toepassingen toegang
proberen te krijgen tot dezelfde poort. Om
conflicten te voorkomen, kan slechts één
toepassing een taak uitvoeren op het
apparaat. De andere toepassing waarmee
een gebruiker wil afdrukken of scannen, krijgt
dan de melding "device busy". Dit gebeurt
gewoonlijk bij het begin van een
scanprocedure. Er wordt dan een
berichtvenster weergegeven.
Om de oorsprong van het probleem te
achterhalen, moet u de poortconfiguratie
openen en de aan uw scanner toegewezen
poort selecteren. Poortindicatie /dev/mfp0 stemt
overeen met de bestemming LP:0 die wordt
weergegeven in de scanneropties, /dev/mfp1
heeft betrekking op LP:1, enz. USB-poorten
beginnen bij dev/mfp4, dus de scanner op
USB:0 komt overeen met dev/mfp4, enzovoort.
In het paneel Selected Port kunt u zien of de
poort is bezet door een andere toepassing.
Wanneer dit het geval is, moet u wachten tot
de uit te voeren taak is voltooid of op de knop
Release port drukken, als u zeker weet dat
er een fout is opgetreden bij de actuele
"eigenaar" van de poort.
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
118 _Problemen oplossen
Veel voorkomende Macintosh-problemen
Het apparaat scant
niet.
Controleer of er een document is geplaatst
in
het apparaat.
Controleer of het apparaat is aangesloten op de
computer. Controleer of het correct is
aangesloten als er een I/O-fout wordt gemeld
tijdens het scannen.
Controleer of de poort niet bezet is. Aangezien
de functionele onderdelen van MFP (printer en
scanner) dezelfde I/O-interface (poort) delen, is
het mogelijk dat verschillende toepassingen
toegang proberen te krijgen tot dezelfde poort.
Om conflicten te voorkomen, kan slechts één
toepassing een taak uitvoeren op het apparaat.
De andere toepassing waarmee een gebruiker
wil afdrukken of scannen, krijgt dan de melding
"device busy". Dit gebeurt in het algemeen op
het moment dat u de scanprocedure wilt starten.
De desbetreffende melding verschijnt dan.
Om de oorsprong van het probleem te
achterhalen, moet u de poortconfiguratie
openen en de aan uw scanner toegewezen
poort selecteren. Poortindicatie /dev/mfp0 stemt
overeen met de bestemming LP:0 die wordt
weergegeven in de scanneropties, /dev/mfp1
heeft betrekking op LP:1, enzovoort.
USB-poorten beginnen bij dev/mfp4, dus de
scanner op USB:0 komt overeen met dev/mfp4,
enzovoort. In het paneel Selected Port kunt u
zien of de poort is bezet door een andere
toepassing. Wanneer dit het geval is, moet u
wachten tot de uit te voeren taak is voltooid of op
de knop
Release port
drukken, als u zeker
weet dat er een fout is opgetreden bij de actuele
"eigenaar" van de poort.
Raadpleeg de gebruikershandleiding van Linux die bij uw computer is
geleverd voor nadere informatie over Linux-foutberichten.
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSINGEN
De printer drukt het
PDF-bestand niet goed
af. Sommige delen van
afbeeldingen, tekst of
illustraties ontbreken.
Incompatibiliteit tussen het pdf-bestand
en de acrobat-producten:
Mogelijk kunt u het probleem oplossen
door het PDF-bestand af te drukken als
afbeelding. Schakel Print As Image uit
de afdrukopties van Acrobat in.
Een PDF-bestand als afbeelding
afdrukken neemt meer tijd in
beslag.
Het document is
afgedrukt, maar de
afdruktaak is niet
verdwenen uit de
wachtrij in in
Mac OS 10.3.2.
Werk uw Mac OS-versie bij tot
OS 10.3.3. of hoger.
Bepaalde letters worden
niet normaal
weergegeven tijdens het
afdrukken van het
voorblad.
Dit probleem wordt veroorzaakt doordat
Mac OS het desbetreffende lettertype
niet kan maken bij het afdrukken van het
voorblad. Letters uit het Engelse alfabet
en cijfers worden normaal weergegeven
op het voorblad.
Wanneer u op een
Macintosh-computer
een document afdrukt
met Acrobat Reader 6.0
of hoger, worden de
kleuren niet op de juiste
wijze afgedrukt.
Controleer of de resolutie-instelling in uw
printerstuurprogramma overeenkomt met
de resolutie-instelling in Acrobat Reader.
Raadpleeg de gebruikershandleiding van Mac OS die bij uw computer
is geleverd voor nadere informatie over Mac OS-foutmeldingen.
120 _Verbruiksartikelen en accessoires bestellen
Verbruiksartikelen en accessoires bestellen
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u cassettes en accessoires voor het apparaat kunt aanschaffen.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Verbruiksartikelen
Accessoires
Aanschafmogelijkheden
Verbruiksartikelen
Als de tonercassette of beeldeenheid opraakt, kunt u de volgende toner of
beeldeenheden bestellen voor het apparaat:
Accessoires
U kunt accessoires aanschaffen en installeren om de prestaties en
capaciteit van uw apparaat te vergroten.
De optionele onderdelen of functies kunnen verschillen van land tot
land. Neem contact op met uw vertegenwoordiger om te weten of het
onderdeel dat u wenst beschikbaar is in uw land.
TYPE
AANTAL
AFDRUKKEN
(GEMIDDELD)
a
a.Gemiddeld rendement van een tonercassette, gemeten volgens
ISO/IEC 19752.
ONDERDEELNUMMER
Tonercassette
a
Ong. 25.000 SCX-D6555A
Beeldeenheid
b
b.De opgegeven waarde voor de levensduur is gebaseerd op één zijde
papier van A4- of Letter-formaat.
Ong. 80.000 SCX-R6555A
Afhankelijk van de opties en de taakmodus kan de levensduur van de
beeldeenheid variëren.
Nieuwe printercartridges of andere verbruiksartikelen dienen te
worden aangekocht in het land waar u het apparaat hebt gekocht.
Doet u dit niet, dan loopt u het risico dat ze incompatibel zijn met uw
apparaat, aangezien printercartridges en andere verbruiksartikelen
sterk kunnen variëren naargelang het land.
ACCESSOIRE OMSCHRIJVING ONDERDEELNUMMER
Geheugenmodule Hiermee breidt u de
geheugencapaciteit van
uw apparaat uit.
ML-MEM160: 256 MB
Dit apparaat is
uitgerust met een
geheugen van
256 MB DIMM. Om
het geheugen van
uw apparaat uit te
breiden, moet u de
bestaande DIMM-
geheugenmodule
vervangen door
een grotere DIMM-
geheugenmodule.
Optionele
lade 2/3/4
Als u regelmatig
papiertoevoerproblemen
ondervindt, kunt u een
extra papierlade met
een capaciteit van
520 vellen op het toestel
aansluiten. U kunt
documenten op
verschillende formaten
en soorten
afdrukmateriaal
afdrukken.
SCX-S6555A
Documentinvoer
met hoge
capaciteit
Als u regelmatig
papiertoevoerproblemen
ondervindt, kunt u een
extra papierlade met
een capaciteit van
2.100 vellen op het
toestel aansluiten.
SCX-HCF100
Faxoptiekit Met deze kit kunt u het
apparaat gebruiken als
fax.
SCX-FAX210
a
Na het installeren
van de kit moet u
het apparaat
instellen voor het
gebruik van deze
functie. (Zie
pagina 124)
Onderstel U kunt het apparaat
plaatsen op het
ergonomisch ontworpen
onderstel waarmee het
apparaat goed
toegankelijk is. U kunt
het onderstel ook
verplaatsen op de
wielen en zo nodig kunt
u diverse artikelen zoals
papier opslaan in het
onderstel.
Hoog onderstel:
SCX-DSK10T
Laag onderstel:
SCX-DSK10S
Als u geen
optionele lade
gebruikt, wordt het
hoge onderstel
aanbevolen.
Gebruik het lage
onderstel als u drie
optionele laden
toevoegt.
Stapel- &
nieteenheid
(afwerkeenheid)
500 vellen SCX-FIN10S
Nietcassette 3 x 5.000 nietjes per
verpakking, geschikt
voor een dikte van
maximaal 50 vellen,
1 nietpositie.
SCX-STP000
ACCESSOIRE OMSCHRIJVING ONDERDEELNUMMER
Verbruiksartikelen en accessoires bestellen_ 121
Aanschafmogelijkheden
Als u door Samsung goedgekeurde verbruiksartikelen en accessoires wilt
bestellen, neem dan contact op met de lokale Samsung-dealer of de
leverancier bij wie u het apparaat hebt gekocht of ga naar
www.samsungprinter.com
en selecteer uw land/regio voor informatie over
het aanvragen van technische ondersteuning.
FDI-kit (Foreign
Device Interface)
Deze kaart wordt in het
apparaat geplaatst
zodat een apparaat van
derden kan worden
aangesloten,
bijvoorbeeld een
muntautomaat of een
kaartlezer. Met deze
apparaten kunt u laten
betalen voor
afdrukservices die
worden uitgevoerd met
het apparaat.
SCX-KIT10F
a.Het seriële telefoonsysteem wordt ondersteund in Duitsland, Italië,
Frankrijk, Zweden, Denemarken, Finland, Oostenrijk, Zwitserland,
België en Hongarije.
ACCESSOIRE OMSCHRIJVING ONDERDEELNUMMER
122 _Accessoires installeren
Accessoires installeren
Uw apparaat is een model met talrijke functies dat optimaal is afgestemd op het merendeel van uw afdrukbehoeften.
Samsung is zich er echter van bewust dat elke gebruiker andere wensen heeft en biedt daarom verscheidene accessoires
waarmee u de mogelijkheden van uw apparaat kunt uitbreiden.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Voorzorgsmaatregelen die u in acht moet nemen bij de installatie van
accessoires
Een DIMM-geheugenmodule installeren
De nieteenheid vervangen
De faxfunctie inschakelen na het installeren van de faxoptiekit
Voorzorgsmaatregelen die u in acht moet nemen
bij de installatie van accessoires
Koppel het netsnoer los
Verwijder nooit het toegangspaneel tot het moederbord wanneer de
stroom is ingeschakeld.
Koppel steeds het netsnoer los wanneer u interne of externe
accessoires installeert of verwijdert om het risico op een elektrische
schok te voorkomen.
Ontlaad statische elektriciteit
Het moederbord en de interne accessoires (netwerkinterfacekaart of
geheugenmodule) zijn gevoelig voor statische elektriciteit. Voordat u
interne accessoires installeert of verwijdert, dient u de statische
elektriciteit van uw lichaam te ontladen door een metalen voorwerp aan
te raken, zoals de metalen achterplaat van een willekeurig apparaat dat
op een geaarde stroombron is aangesloten. Wanneer u voor het
beëindigen van de installatie rondwandelt, herhaalt u deze procedure
om nogmaals eventuele statische elektriciteit te ontladen.
Een DIMM-geheugenmodule installeren
Uw apparaat beschikt over een sleuf voor "dual in-line"-geheugenmodules
(DIMM). Gebruik deze DIMM-sleuf om extra geheugen te installeren.
Uw apparaat heeft een geheugen van 256 MB, dat kan worden vergroot
tot 512 MB.
Er worden bestelgegevens meegeleverd voor een optionele DIMM-module.
(Zie "Geheugenmodule" op pagina 120.)
Een geheugenmodule installeren
1. Schakel het apparaat uit en koppel alle kabels van het apparaat los.
2. Open het toegangspaneel tot de besturingskaart door dit vast te pakken
en naar u toe te schuiven.
3. Haal de nieuwe geheugenmodule uit de plastic verpakking.
4. Neem de geheugenmodule vast bij de randen en plaats ze onder er een
hoek van 30° boven de sleuf. Zorg ervoor dat de inkepingen op de
module mooi overeenkomen met de openingen van de sleuf.
5. Druk de geheugenmodule voorzichtig in de sleuf tot u een klikgeluid
hoort.
1 klep moederbord
De hierboven getoonde inkepingen en openingen kunnen afwijken
van de geplaatste geheugenmodule en de sleuf.
Druk niet te hard op de geheugenmodule om ze niet te
beschadigen. Als de module niet in de sleuf lijkt te passen,
probeert u voorzichtig de vorige stap nog eens uit te voeren.
Accessoires installeren_ 123
6. Plaats het toegangspaneel tot de besturingskaart terug.
7. Sluit het netsnoer en de printerkabel opnieuw aan, en zet het apparaat
aan.
Het toegevoegde geheugen in de
PS-printereigenschappen activeren
Nadat u de geheugenmodule hebt geïnstalleerd, moet u de module in de
printereigenschappen van het PostScript-printerstuurprogramma selecteren
om de module te kunnen gebruiken.
1. Zorg ervoor dat het PostScript-stuurprogramma op uw computer is
geïnstalleerd. Raadpleeg de sectie Software voor meer informatie over
de installatie van het PS-stuurprogramma.
2. Klik op de knop Start in Windows.
3. In Windows 2000 selecteert u Instellingen en vervolgens Printers.
In Windows XP/2003 selecteert u Printers en faxen.
In Windows Vista/2008 selecteert u Configuratiescherm Hardware
en geluiden Printers.
Voor Windows 7 selecteert u Configuratiescherm Hardware en
geluiden Apparaten en printers.
Voor Windows Server 2008 R2 selecteert u Configuratiescherm
Hardware Apparaten en printers.
4. Selecteer de printer Samsung SCX-6x55 Series PS.
5. Klik met de rechtermuisknop op het printerpictogram en kies
Eigenschappen.
6. Selecteer Apparaatinstellingen.
7. Selecteer de hoeveelheid geïnstalleerd geheugen bij
Printergeheugen
onder
Installeerbare opties
.
8. Klik op OK.
De nieteenheid vervangen
Wanneer de nieteenheid volledig leeg is, verschijnt het bericht op het
scherm dat er een nietcassette moet worden geïnstalleerd.
1. Open de klep van de afwerkeenheid.
2. Trek de nieteenheid naar buiten.
3. Trek de lege nietcassette uit de nieteenheid.
4. Haal de nieuwe nietcassette uit de verpakking.
124 _Accessoires installeren
5. Plaats de nietcassette in de nieteenheid.
6. Schuif de nietcassette in het apparaat tot deze vast klikt.
7. Sluit de klep van de afwerkeenheid.
De faxfunctie inschakelen na het installeren van
de faxoptiekit
Na het installeren van de faxkit moet u het apparaat instellen voor het
gebruik van deze functie.
1. Druk op Machine Setup op het bedieningspaneel.
2. Druk op Beheerinstelling.
3. Typ het wachtwoord met het numerieke toetsenblok wanneer het
aanmeldingsbericht verschijnt en druk op OK. (Zie "Het
verificatiewachtwoord instellen" op pagina 27.)
4. Druk op het tabblad Algemeen.
5. Druk op Land.
Wijzig het land. Hierdoor worden automatisch enkele waarden voor de
fax en het papierformaat gewijzigd voor uw land.
Specificaties_ 125
Specificaties
In dit hoofdstuk leiden we u langs de specificaties van het apparaat, waaronder de verschillende functies.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Algemene specificaties
Specificaties van de printer
Specificaties van het kopieerapparaat
Specificaties van de scanner
Specificaties voor faxen (optioneel)
Algemene specificaties
Specificaties van de printer
ITEM OMSCHRIJVING
DADI
Tot 100 vellen van 75 g/m
2
DADI-
documentformaat
Breedte: 148,5 tot 218 mm
Lengte: 145 tot 356 mm
Capaciteit
papierinvoer
Lade 1: 520 pagina’s normaal papier (75 g/m
2
)
Multifunctionele lade: 100 pagina’s normaal
papier (75 g/m
2
)
Optionele lade 2/3/4: 520 pagina’s normaal
papier (75 g/m
2
)
Optionele documentinvoer met hoge capaciteit:
2.100 pagina’s voor normaal papier (75 g/m
2
)
Zie "Specificaties van afdrukmateriaal" op
pagina 32 voor meer informatie over de
papierinvoercapaciteit.
Capaciteit
papieruitvoer
Bedrukte zijde omlaag: 500 vellen van 75 g/m
2
Optionele stapeleenheid: 500 vellen
van 75 g/m
2
Verbruiksartikelen 2-delige tonercassette en beeldeenheidsysteem
Voeding 110 - 127 VAC of 220 - 240 VAC
Zie het typeplaatje op het apparaat voor de juiste
voltage, frequentie (hertz) en soort stroom voor
uw apparaat.
Stroomverbruik Gemiddelde werkmodus: minder dan 900 W
Energiebesparende modus: minder dan 85 W
Stand-bymodus: minder dan 120 W
Geluidsniveau
a
Stand-bymodus: minder dan 30 dBA
Afdrukmodus: minder dan 55 dBA
Kopieermodus: minder dan 57 dBA
Opstarttijd Minder dan 35 seconden (vanuit slaapstand)
De opstarttijd zal langer zijn naarmate er meer
gegevens op de harde schijf staan
Bedrijfsomgeving Temperatuur: 10 °C tot 32 °C
Relatieve luchtvochtigheid: 20% tot 80%
Display wVGA (800 x 480 x RGV) kleur
Levensduur van
tonercassette
b
Gemiddelde levensduur van tonercassette van
25.000 standaardpagina’s. Gemiddeld rendement
van een tonercassette, gemeten volgens
ISO/IEC 19752.
Levensduur
beeldeenheid
c
Ong. 80.000 pagina’s
Geheugen 256 MB (max. 512 MB)
Buitenafmetingen
(B x D x H)
633 x 506 x 641 mm zonder optionele laden
Gewicht 44,85 kg (inclusief verbruiksartikelen)
Verpakkingsgewicht Papier: 5,4 kg, plastic: 1,2 kg
a.Geluidsvermogensniveau, ISO 7779
b.Gemiddelde gebruiksduur van een tonercassette, gemeten volgens
ISO/IEC 19752. Het aantal pagina’s kan worden beïnvloed door de
omgevingsvoorwaarden, de tijd tussen de afdruktaken, het type media
en het mediaformaat.
c. Kan worden beïnvloed door de bedrijfsomgeving, de tijd tussen twee
afdrukken, het soort afdrukmateriaal en formaat van het
afdrukmateriaal.
ITEM OMSCHRIJVING
Afdrukmethode Laserprinter
Afdruksnelheid
a
Tot 53 ppm in A4 (55 ppm in Letter)
Snelheid voor
dubbelzijdig
afdrukken
Tot 50 apm in A4 (52 apm in Letter)
Tijd voor eerste
afgedrukte pagina
8 seconden (vanaf gereed)
Afdrukresolutie Tot 1.200 x 1.200 dpi effectieve uitvoer
Printertaal PCL 6, PS 3, PDF Direct V1.4, TIFF, JPEG
Compatibiliteit met
besturingssyste-
men
b
PCL-stuurprogramma: Windows 2000/XP/
2003/2008/Vista/7/Server 2008 R2
PostScript-stuurprogramma: Windows 2000/
XP/2003/2008/Vista/7/Server 2008 R2,
Various Linux OS, Mac OS 10.3 ~ 10.6
Interface High-speed USB 2.0
Device x1, high-speed USB 2.0 HOST
Ethernet 10/100/1000 Base TX
ITEM OMSCHRIJVING
126 _Specificaties
Specificaties van het kopieerapparaat
Specificaties van de scanner
Specificaties voor faxen (optioneel)
a.De afdruksnelheid is afhankelijk van het gebruikte besturingssysteem,
de snelheid van de computer, de gebruikte toepassing, de
verbindingsmethode, het soort afdrukmateriaal, het formaat van het
afdrukmateriaal en de complexiteit van de taak.
b.Surf naar www.samsungprinter.com en download de laatste
softwareversie.
ITEM OMSCHRIJVING
Kopieersnelheid
a
a.Kopieersnelheid is gebaseerd op meerdere exemplaren van één
document.
Tot 53 ppm in A4 (55 ppm in Letter)
Snelheid voor
dubbelzijdig kopiëren
Enkelzijdig naar dubbelzijdig (1-2):
Tot 50 apm in A4 (52 apm in Letter)
Dubbelzijdig naar dubbelzijdig (2-2):
Tot 35 apm in A4 (37 apm in Letter)
Tijd voor eerste
gekopieerde pagina
Glasplaat van de scanner: Minder dan
5 seconden
DADI: Minder dan 8 seconden
Kopieerresolutie Scannen: tot 600 x 300 (tekst, tekst/foto),
tot 600 x 600 (foto)
Afdrukken: tot 600 x 600 (tekst, tekst/foto),
tot 1.200 x 1.200 (foto)
Zoomfactor Glasplaat van de scanner: 25 tot 400%
DADI: 25 tot 200%
Aantal exemplaren 1 tot 999 pagina’s
ITEM OMSCHRIJVING
Compatibiliteit TWAIN-norm/WIA-norm
Scanmethode DADI and vlakbed kleuren-CCD-module
(Charge Coupled Device)
Resolutie
a
a.De maximale resolutie kan verschillen afhankelijk van de
scantoepassing.
TWAIN-norm: 1,200 x 1,200 dpi (Maximaal 4.800
x 4.800 dpi na softwarematige verbetering)
WIA-norm: Tot 600 x 600 dpi
Scannen naar USB, NetScan: 100, 200, 300 dpi
Scannen naar e-mail, Scannen naar server: 100,
200, 300, 400, 600 dpi
Bestandsformaat
netwerkscan
Mono: PDF, BMP, TIFF
Kleur: PDF, BMP, TIFF, JPEG
b
b.JPEG is niet beschikbaar als u onder Kleurmodus de zwart-witmodus
selecteert.
Effectieve
scanlengte
Glasplaat van de scanner: 348 mm
DADI: 348 mm
Effectieve
scanbreedte
Max. 208 mm
Kleurdiepte Intern: 36 bits
Extern: 24 bits
Grijstinten 1 bit voor lineariteit & halftoon
8 bits (extern), 12 bits (intern) voor grijstinten
Grijswaarden 256 niveaus
ITEM OMSCHRIJVING
Compatibiliteit ITU-T G3, Super G3
Telefoonlijn Openbaar telefoonnet (PSTN) of achter PABX
Gegevenscodering MH/MR/MMR/JBIG/JPEG (alleen Tx)
Modemsnelheid 33,6 Kbps
Transmissiesnelheid
Tot 3 seconden/pagina
a
Maximale
documentlengte
Glasplaat van de scanner: 356 mm
Dubbelzijdige automatische documentinvoer:
356 mm
Specificaties_ 127
Resolutie Standaard: 203 x 98 dpi
Fijn: 203 x 196 dpi
Superfijn: 300 x 300 dpi, 406 x 392 dpi,
203 x 392 dpi (alleen Rx
b
)
Geheugen 16 MB
Halftoon 256 niveaus
AutoKiezer Tot 200 nummers
a.Standaardresolutie, MMR (JBIG), maximale modemsnelheid, fase "C"
voor ITU-T No.1 chart, Memory Tx, ECM.
b.Rx verwijst naar het ontvangen van een fax.
ITEM OMSCHRIJVING
Verklarende woordenlijst_ 128
Verklarende woordenlijst
ADI
De automatische documentinvoer (ADI) is een mechanisme dat
automatisch een origineel vel papier invoert zodat het apparaat een
bepaald gedeelte van het papier ineens kan scannen.
Afdrukmateriaal
Het materiaal, zoals papier, enveloppen, etiketten en transparanten,
dat in een printer, scanner, fax of kopieerapparaat kan worden gebruikt.
Afdrukvolume
Het afdrukvolume bestaat uit de hoeveelheid afgedrukte pagina’s per
maand die de printerprestaties niet beïnvloedt. Doorgaans heeft
de printer een beperkte levensduur, zoals een bepaald aantal pagina’s
per jaar. De levensduur duidt de gemiddelde capaciteit aan afdrukken
aan, doorgaans binnen de garantieperiode. Als het afdrukvolume
bijvoorbeeld 48.000 pagina’s per maand (20 werkdagen) bedraagt,
beperkt de printer het aantal vellen tot 2.400 per dag.
AppleTalk
AppleTalk is een octrooirechtelijk beschermde suite van door Apple, Inc
ontwikkelde protocollen voor computernetwerken. Deze suite was
opgenomen in de oorspronkelijke Macintosh (1984) en wordt nu door
Apple ingezet voor TCP/IP-netwerken.
Bedieningspaneel
Een bedieningspaneel is een plat, doorgaans verticaal, gedeelte waar
de bedienings- of controle-instrumenten worden weergegeven. Deze
bevinden zich doorgaans aan de voorzijde van het apparaat.
Bitdiepte
Een grafische computerterm die beschrijft hoeveel bits er nodig zijn om
de kleur van één pixel in een bitmap-afbeelding te vertegenwoordigen.
Een hogere kleurdiepte geeft een breder scala te onderscheiden
kleuren. Naarmate het aantal bits toeneemt, wordt het aantal mogelijke
kleuren inefficiënt groot voor een kleurtabel. Een 1-bits kleur wordt
doorgaans monochroom of zwart-wit genoemd.
BMP
Een grafische bitmap-indeling die intern wordt gebruikt door het
grafische subsysteem van Microsoft Windows (GDI) en algemeen wordt
gebruikt als een eenvoudige grafische bestandsindeling op dat platform.
BOOTP
Bootstrap-protocol Een netwerkprotocol dat wordt gebruikt door een
netwerkcliënt om automatisch het IP-adres op te halen. Dit gebeurt
doorgaans in het bootstrapproces van computers of erop uitgevoerde
besturingssystemen. De BOOTP-servers wijzen aan iedere cliënt het IP-
adres toe uit een pool van adressen. Met BOOTP kunnen computers
met een "schijfloos werkstation" een IP-adres ophalen voordat een
geavanceerd besturingssysteem wordt geladen.
CCD
CCD (Charge Coupled Device) is hardware dat de scantaak mogelijk
maakt. Het CCD-vergrendelingsmechanisme wordt ook gebruikt om
de CCD-module te blokkeren om schade te voorkomen wanneer u het
apparaat verplaatst.
CSV
CSV (Comma Separated Value) is een soort bestandsindeling. CSV
wordt gebruikt om gegevens uit te wisselen tussen ongelijksoortige
toepassingen. De bestandsindeling, zoals deze wordt gebruikt in
Microsoft Excel, is min of meer de norm geworden in de gehele branche,
ook voor niet-Microsoft platforms.
DADI
De dubbelzijdige automatische documentinvoer (DADI) is een
mechanisme waarmee een origineel vel papier automatisch wordt
ingevoerd en omgedraaid, zodat het apparaat beide zijden van het
papier kan scannen.
Dekkingsgraad
Dit is de afdrukterm die wordt gebruikt voor de mate van het
tonergebruik bij het afdrukken. Een dekkingsgraad van 5% betekent
bijvoorbeeld dat een vel A4-papier 5% aan afbeeldingen of tekst bevat.
Dus als het papier of origineel ingewikkelde afbeeldingen of zeer veel
tekst bevat, is de dekkingsgraad en daarmee het tonergebruik hoger.
DHCP
Een DHCP (Dynamic Host Configuration Protocol) is een cliënt/server-
netwerkprotocol. Een DHCP-server stuurt configuratieparameters naar
de DHCP-cliënthost die daarom vraagt en die de cliënthost nodig heeft
om deel uit te kunnen maken van een IP-netwerk. DHCP biedt ook een
mechanisme voor de toewijzing van IP-adressen aan cliënthosts.
DIMM
De DIMM (Dual In-line Memory Module) is een kleine printplaat met
geheugen. DIMM slaat alle gegevens in het apparaat op, zoals
afdrukgegevens of ontvangen faxgegevens.
DNS
DNS (Domain Name Server) is een systeem dat domeinnaaminformatie
opslaat in een gedistribueerde database op netwerken, zoals het
internet.
Dotmatrixprinter
Een dotmatrixprinter is een computerprinter met een printerkop die heen
en weer loopt over de pagina en afdrukt door middel van aanslagen,
waarbij een van inkt voorzien lint tegen het papier wordt geslagen, zoals
bij een typemachine.
DPI
DPI (Dots Per Inch) is een maateenheid voor de resolutie die wordt
gebruikt voor scannen en afdrukken. Over het algemeen leidt een
hogere DPI tot een hogere resolutie, meer zichtbare details in de
afbeelding en een groter bestandsformaat.
DRPD
Distinctive Ring Pattern Detection (distinctieve belpatroondetectie)
"Distinctive Ring" of "Distinctieve belpatronen" is een dienst van
de telefoonmaatschappij waarmee u oproepen naar verschillende
telefoonnummers kunt ontvangen op één telefoonlijn.
Dubbelzijdig
Een mechanisme dat een vel papier automatisch omkeert zodat het
apparaat beide zijden van het vel kan bedrukken (of scannen). Een
printer met een Duplex-eenheid kan dubbelzijdig afdrukken.
Met behulp van onderstaande woordenlijst leert u het product beter
kennen. U raakt vertrouwd met de terminologie die bij het afdrukken
en in deze gebruikershandleiding vaak wordt gebruikt.
Verklarende woordenlijst_ 129
ECM
ECM (Error Correction Mode) is een optionele verzendmodus voor
foutcorrectie die is opgenomen in faxapparaten of faxmodems van
Klasse 1. Hiermee wordt fouten in het faxverzendproces, die soms
worden veroorzaakt door ruis op de telefoonlijn, automatisch
opgespoord en gecorrigeerd.
Emulatie
Emulatie is een techniek waarbij met het ene apparaat dezelfde
resultaten worden behaald als met het andere. Een emulator kopieert de
functies van één systeem naar een ander systeem, zodat het tweede
systeem zich als het eerste gedraagt. Emulatie is gericht op de exacte
reproductie van extern gedrag; dit in tegenstelling tot simulatie, dat
verband houdt met een abstract model van het systeem dat wordt
gesimuleerd, vaak met betrekking tot de interne staat.
Ethernet
Ethernet is een op frames gebaseerde computernetwerktechnologie
voor LAN’s. Het definieert de bedrading en signalen voor de fysieke laag
en frameformaten en protocollen voor de MAC/gegevenskoppelingslaag
van het OSI-model. Ethernet wordt voornamelijk gestandaardiseerd als
IEEE 802.3. Het is de meest wijdverbreide LAN-technologie sinds
de jaren ’90.
EtherTalk
Een suite protocollen die zijn ontwikkeld door Apple Computer voor
computernetwerken. Deze suite was opgenomen in de oorspronkelijke
Macintosh (1984) en wordt nu door Apple ingezet voor TCP/IP-
netwerken.
FDI
FDI (Foreign Device Interface) is een kaart die in het apparaat is
geïnstalleerd, zodat een apparaat van derden kan worden aangesloten,
bijvoorbeeld een muntautomaat of een kaartlezer. Met deze apparaten
kunt u laten betalen voor afdrukservices die worden uitgevoerd met het
apparaat.
Fixeereenheid (fuser)
Het onderdeel van een laserprinter dat de toner op het afdrukmateriaal
fixeert. Het bestaat uit een hete rol en een reserverol. Nadat toner op het
papier is aangebracht, past de fixeereenheid hitte en druk toe om te
zorgen dat de toner permanent op het papier blijft zitten. Dit is de reden
dat het papier warm is als het uit een laserprinter komt.
FTP
FTP (File Transfer Protocol) is een algemeen gebruikt protocol voor
de uitwisseling van bestanden via een willekeurig netwerk dat het TCP/
IP-protocol ondersteunt (zoals internet of een intranet).
Gateway
Een verbinding tussen computernetwerken of tussen
computernetwerken en een telefoonlijn. Het wordt veel gebruikt omdat
het een computer of netwerk betreft dat/die toegang biedt tot een andere
computer of een ander netwerk.
Grijswaarden
Tinten grijs die de lichte en donkere delen van een afbeelding
weergeven, worden omgezet in grijswaarden; kleuren worden door
verschillende tinten grijs weergegeven.
Halftoon
Een type afbeelding dat grijswaarden simuleert door het aantal dots te
variëren. Kleurrijke gebieden bestaan uit een groot aantal dots, terwijl
lichtere gebieden uit een kleiner aantal dots bestaan.
HDD
De HDD (Hard Disk Drive), doorgaans een harde schijf of vaste schijf
genoemd, is een niet-vluchtig opslagapparaat dat digitaal gecodeerde
gegevens opslaat op snel roterende platen met een magnetisch
oppervlak.
IEEE
Het IEEE (Institute of Electrical and Electronics Engineers) is een
internationale, professionele, non-profit organisatie voor de bevordering
van technologie met betrekking tot elektriciteit.
IEEE 1284
De 1284-norm voor de parallelle poort is ontwikkeld door het IEEE
(Institute of Electrical and Electronics Engineers). De term "1284-B"
verwijst naar een bepaald type connector aan het uiteinde van de
parallelle kabel die kan worden aangesloten op het randapparaat
(bijvoorbeeld een printer).
Intranet
Een besloten netwerk dat gebruikmaakt van internetprotocollen,
netwerkconnectiviteit en eventueel het openbaar
telecommunicatiesysteem om werknemers op een veilige manier
bedrijfsgegevens te laten uitwisselen of verrichtingen te laten uitvoeren.
De term verwijst soms slechts alleen naar de meest zichtbare dienst,
de interne website.
IP-adres
Een Internet Protocol-adres (IP-adres) is een uniek nummer dat
apparaten gebruiken om elkaar te identificeren en informatie uit te
wisselen in een netwerk met behulp van de Internet Protocol-standaard.
IPM
IPM (Images Per Minute) is een eenheid waarmee de snelheid van een
printer wordt gemeten. IPM geeft het aantal eenzijdige vellen papier aan
dat een printer binnen één minuut kan verwerken.
IPP
IPP (Internet Printing Protocol) is een standaardprotocol voor zowel
afdrukken als het beheren van afdruktaken, materiaalformaat, resolutie,
enzovoort. IPP kan lokaal of via het internet voor honderden printers
worden gebruikt en ondersteunt tevens toegangsbeheer, verificatie
en codering, waardoor het een veel effectievere en veiligere
afdrukoplossing is dan eerdere oplossingen.
IPX/SPX
IPX/SPX staat voor Internet Packet Exchange/Sequenced Packet
Exchange. Het is een netwerkprotocol dat wordt gebruikt door
de besturingssystemen van Novell NetWare. IPX en SPX bieden beide
verbindingsservices die vergelijkbaar zijn met TCP/IP, waarbij het
IPX-protocol vergelijkbaar is met IP en SPX vergelijkbaar is met TCP.
IPX/SPX was in eerste instantie bedoeld voor LAN’s (Local Area
Networks) en is een bijzonder efficiënt protocol voor dit doel (doorgaans
overtreffen de prestaties die van TCP/IP in een LAN).
ISO
De ISO (International Organization for Standardization) is een
internationale organisatie die normen vaststelt en bestaat uit
vertegenwoordigers van nationale standaardisatieorganisaties. De ISO
produceert wereldwijd industriële en commerciële normen.
ITU-T
De ITU-T (International Telecommunication Union) is een internationale
organisatie die is opgericht voor de standaardisering en regulering van
internationale radio- en telecommunicatie. De belangrijkste taken
omvatten de standaardisering, de toewijzing van het radiospectrum en
de organisatie van onderlinge verbindingen tussen verschillende landen
waarmee internationale telefoongesprekken mogelijk worden gemaakt.
De -T in ITU-T duidt op telecommunicatie.
130 _Verklarende woordenlijst
ITU-T No. 1 chart
Gestandaardiseerde testchart die is gepubliceerd door ITU-T voor het
verzenden van faxdocumenten.
JBIG
JBIG (Joint Bi-level Image Experts Group) is een norm voor
de compressie van afbeeldingen zonder verlies van nauwkeurigheid of
kwaliteit, die is ontworpen voor de compressie van binaire afbeeldingen,
met name faxen, maar kan ook worden gebruikt voor andere
afbeeldingen.
JPEG
JPEG (Joint Photographic Experts Group) is de meest gebruikte
standaardcompressiemethode voor foto’s. Deze indeling wordt gebruikt
voor het opslaan en verzenden van foto’s via het world wide web.
LDAP
LDAP (Lightweight Directory Access Protocol) is een netwerkprotocol
voor het zoeken in en aanpassen van directoryservices via TCP/IP.
LED
Een LED (Light-Emitting Diode) is een halfgeleider die de status van een
apparaat aangeeft.
MAC-adres
Het MAC-adres (Media Access Control) is een uniek adres dat een aan
netwerkadapter is gekoppeld. Het MAC-adres is een unieke naam van
48 bits die gewoonlijk wordt genoteerd als 12 hexadecimale tekens die
in paren zijn gegroepeerd (bijvoorbeeld 00-00-0c-34-11-4e). Dit adres
wordt doorgaans door de fabrikant in een NIC (Network Interface Card)
geprogrammeerd en wordt gebruikt als een hulpmiddel aan de hand
waarvan routers apparaten kunnen vinden in grote netwerken.
MFP
Een MFP (Multi Function Peripheral) is een kantoormachine die
verschillende functionaliteiten in één fysieke behuizing combineert,
en zo bijvoorbeeld een printer, kopieerapparaat, faxapparaat en scanner
ineen vormt.
MH
MH (Modified Huffman) is een compressiemethode voor het
terugdringen van de hoeveelheid gegevens die moet worden
overgedragen tussen de faxapparaten voor het verzenden van de
afbeelding op de door ITU-T T.4 aanbevolen wijze. MH is een op een
codeboek gebaseerd coderingsschema dat optimaal wordt aangewend
voor een efficiënte compressie van witte ruimte. Aangezien de meeste
faxen voornamelijk uit witte ruimte bestaan, kan hiermee de verzendtijd
van de meeste faxen tot een minimum worden teruggebracht.
MMR
MMR (Modified Modified READ) is een compressiemethode die wordt
aanbevolen door ITU-T T.6.
Modem
Een apparaat dat een signaal van een vervoerder moduleert om digitale
informatie te coderen en tevens een dergelijk signaal demoduleert om
de verzonden informatie te decoderen.
MR
MR (Modified Read) is een compressiemethode die wordt aanbevolen
door ITU-T T.4. Met MR wordt de eerste gescande regel gecodeerd met
behulp van MH. De volgende regel wordt vergeleken met de eerste, het
verschil wordt vastgesteld en vervolgens worden de verschillen
gecodeerd en verzonden.
NetWare
Een netwerkbesturingssysteem dat is ontwikkeld door Novell, Inc.
Aanvankelijk maakte dit systeem gebruik van samenwerkende multi-
tasking taken om verschillende services op een pc te kunnen uitvoeren
en waren de netwerkprotocollen gebaseerd op de klassiek Xerox XNS-
stack. Tegenwoordig ondersteunt NetWare zowel TCP/IP als IPX/SPX.
OPC
OPC (Organic Photo Conductor) is een mechanisme dat een virtuele
afbeelding maakt om af te drukken met behulp van een laserstraal uit
een laserprinter. Het is meestal groen of grijs en cilindervormig. De
belichtingseenheid van een drum slijt langzaam door het gebruik van de
printer en moet van tijd tot tijd worden vervangen, omdat de papierkorrel
hierop krassen veroorzaakt.
Originelen
Het eerste exemplaar ergens van, zoals een document, foto of tekst, dat
wordt gekopieerd, gereproduceerd of omgezet om volgende exemplaren
te verkrijgen, maar dat zelf niet van iets anders is gekopieerd of afgeleid.
OSI
OSI (Open Systems Interconnection) is een communicatiemodel dat is
ontwikkeld door de ISO (International Organization for Standardization).
OSI biedt een standaard, modulaire benadering van netwerkontwerp
waarmee de vereiste set complexe functies wordt opgesplitst in
hanteerbare, op zichzelf staande, functionele lagen. De lagen zijn van
boven naar onder: applicatie, presentatie, sessie, transport, netwerk,
gegevenskoppeling en fysiek.
PABX
PABX (Private Automatic Branch Exchange) is een automatisch
telefoonschakelsysteem in een besloten onderneming.
PCL
PCL (Printer Command Language) is een PDL (Page Description
Language) die ontwikkeld is door HP als een printerprotocol en
inmiddels een norm is geworden in de branche. PCL is aanvankelijk
ontwikkeld voor de eerste inkjetprinters en is later op de markt gebracht
voor thermische, matrix- en paginaprinters.
PDF
PDF (Portable Document Format) is een eigen bestandsindeling,
ontwikkeld door Adobe Systems, voor het weergeven van
tweedimensionale documenten in een apparaat- en
resolutieonafhankelijke indeling.
PostScript
PostScript (PS) is een taal voor de beschrijving van pagina’s en een
programmeertaal die hoofdzakelijk wordt gebruikt in elektronische en
dtp-toepassingen. Deze taal wordt uitgevoerd in een interpreter om een
afbeelding te genereren.
PPM
PPM (Pages Per Minute) is een methode voor het meten van de
snelheid van een printer; het is het aantal pagina’s dat een printer in één
minuut kan produceren.
Printerstuurprogramma
Een programma dat wordt gebruikt om opdrachten te verzenden
en gegevens over te brengen van de computer naar de printer.
PRN-bestand
Een interface voor een apparaatstuurprogramma. Hiermee kan
software communiceren met het apparaatstuurprogramma via
standaard invoer-/uitvoeraanroepen, waardoor vele taken worden
vereenvoudigd.
Verklarende woordenlijst_ 131
Protocol
Een conventie of standaard die de verbinding, de communicatie en het
gegevensverkeer tussen twee computers inschakelt of controleert.
PS
Zie PostScript.
PSTN
PSTN (Public-Switched Telephone Network) is het netwerk van
de openbare circuitgeschakelde telefoonnetwerken overal ter wereld
dat, in een bedrijfsomgeving, doorgaans via een schakelbord wordt
gerouteerd.
Resolutie
De scherpte van een afbeelding, gemeten in dpi (dots per inch). Hoe
hoger de dpi, hoe hoger de resolutie.
SMB
SMB (Server Message Block) is een netwerkprotocol dat hoofdzakelijk
wordt toegepast op gedeelde bestanden, printers, seriële poorten en
diverse verbindingen tussen de knooppunten in een netwerk. Het biedt
tevens een geverifieerd communicatiemechanisme voor processen
onderling.
SMTP
SMTP (Simple Mail Transfer Protocol) is de standaard voor de
verzending van e-mail via het internet. SMTP is een relatief eenvoudig,
op tekst gebaseerd protocol, waarbij één of meer ontvangers van een
bericht worden aangegeven, waarna de berichttekst wordt verzonden.
Het is een cliënt-serverprotocol, waarbij de cliënt een e-mailbericht
verzendt naar de server.
Sorteren
Sorteren is een proces waarbij een kopieertaak voor meerdere
exemplaren in sets wordt afgedrukt. Wanneer de optie Sorteren is
ingeschakeld, wordt eerst een gehele set afgedrukt voordat de overige
kopieën worden gemaakt.
Standaard
De waarde of instelling die van kracht is/wordt wanneer de printer uit
de verpakking komt, gereset of geïnitialiseerd wordt.
Subnetmasker
Het subnetmasker wordt gebruikt in samenhang met het netwerkadres
om te bepalen welk deel van het adres het netwerkadres is en welk deel
het hostadres.
TCP/IP
TCP (Transmission Control Protocol) en IP (Internet Protocol); de set
communicatieprotocollen die de protocolstack implementeren waarop
het internet en de meeste commerciële netwerken draaien.
TCR
TCR (Transmission Confirmation Report) geeft de details van elke
verzending weer, zoals de taakstatus, het verzendresultaat en het
aantal verzonden pagina’s. Er kan worden ingesteld dat dit rapport na
elke taak of alleen na een mislukte verzending wordt afgedrukt.
TIFF
TIFF (Tagged Image File Format) is een bestandsindeling voor
bitmapafbeeldingen met een variabele resolutie. TIFF beschrijft
de afbeeldingsgegevens die doorgaans afkomstig zijn van de scanner.
TIFF-afbeeldingen maken gebruik van labels; dit zijn trefwoorden die
de kenmerken definiëren van de in het bestand opgenomen afbeelding.
Deze flexibele en platformonafhankelijke indeling kan worden gebruikt
voor illustraties die zijn gemaakt met diverse
beeldverwerkingstoepassingen.
Tonercassette
Een soort fles in een apparaat als een printer, die toner bevat. Toner is
een poeder dat in laserprinters en kopieerapparaten wordt gebruikt voor
het vormen van tekst en afbeeldingen op afdrukpapier. Toner kan door
middel van de hitte van de fixeereenheid worden gesmolten, waardoor
de toner zich verbindt met de vezels in het papier.
TWAIN
Een standaard voor scanners en software. Wanneer een TWAIN-
compatibele scanner wordt gebruikt met een TWAIN-compatibel
programma, kan een scan worden gestart vanuit het programma; een
API voor het vastleggen van afbeeldingen voor de besturingssystemen
van Microsoft Windows en Apple Macintosh.
UNC-pad
UNC (Uniform Naming Convention) is een standaardmanier om
gedeelde netwerkbronnen te benaderen in Window NT en andere
Microsoft-producten. De notatie van een UNC-pad is:
\\<servernaam>\<naam_gedeelde_bron>\<aanvullende map>
URL
URL (Uniform Resource Locator) is het internationale adres van
documenten en informatiebronnen op internet. Het eerste deel van het
adres geeft aan welk protocol moet worden gebruikt en het tweede deel
geeft het IP-adres of de domeinnaam aan waar de informatiebron zich
bevindt.
USB
USB (Universal Serial Bus) is een standaard die is ontwikkeld door het
USB Implementers Forum, Inc., om computers en randapparatuur met
elkaar te verbinden. In tegenstelling tot de parallelle poort is USB
ontworpen om een enkele computer-USB-poort tegelijkertijd op
meerdere randapparaten aan te sluiten.
Watermerk
Een watermerk is een herkenbare afbeelding of een patroon dat
helderder oplicht wanneer het voor een lichtbron wordt gehouden.
Watermerken werden voor het eerst in 1282 in Bologna in Italië
geïntroduceerd; ze werden gebruikt door papiermakers om hun product
te waarmerken. Ze werden ook toegepast in postzegels, papiergeld en
andere officiële documenten om fraude te voorkomen.
WIA
WIA (Windows Imaging Architecture) is een
beeldverwerkingsarchitectuur die oorspronkelijk werd gebruikt in
Windows Me en Windows XP. Een scan kan vanuit deze
besturingssystemen worden gestart wanneer een WIA-compatibele
scanner wordt gebruikt.
132
Index
A
aanpassing
hoogte 26
aanraakscherm
probleemoplossing 108
achtergrond wissen
faxen 61
kopiëren 45
scannen 53, 69
ADI, plaatsen 30
afdrukken
probleemoplossing 109
USB-geheugen 70
afdrukken/rapport
bevestiging scannen naar server 89
configuratierapport 88
faxrapport 88
gebruikersrapporten 88
informatie over verbruiksartikelen 88
lijst met PCL-lettertypen 88
netwerkconfiguratie 88
rapport e-mailbevestiging 89, 88
scanrapport 90
afwerkmodule (stapel- & nieteenheid)
bestelling 120
papierstoring 103
afzonderlijk
afzonderlijk faxnummer 61
e-mailadressen voor scannen 49
algemene instellingen 78
antwoordapparaat/fax 59
apparaatgegevens 77
apparaatinstellingen 77
apparaatstatus 78
automatisch centreren 45
B
bedieningspaneel 16, 17
beeldeenheid 16
beeldeenheid bestellen, melding 90
beheer van verbruiksartikelen 79
beheerdersinstelling 78
bericht op display 105
boekkopie 44
D
DADI
breedtegeleiders 16
invoerlade 16
klep 16
uitvoerlade 16
datum & tijd 27, 78
datum & tijd afdrukken op kopieën 78
DIMM-geheugen
installeren 122
dubbelzijdig
faxen 60
kopiëren 40
scannen 52, 68
E
e-mailadres
afzonderlijk 49
bewaren 49
e-mailadressen invoeren in
invoerveld 50
globaal 50, 49
energiebesparing 19, 27
energiebesparende modus
gebruiken 27, 79
hardware 19
externe code 81
F
faxen
achtergrond wissen 61
een faxrapport afdrukken 90
faxkitoptie activeren 86, 124, 115
kleurmodus 61
resolutie 60
telefoonboek 61, 60
faxen ontvangen
antwoordapparaat/fax 59
de ontvangstmodus wijzigen 59
in het geheugen 60
veilig ontvangen 60
faxen verzenden
automatisch opnieuw zenden 58
dubbelzijdig verzenden 57
een fax verzenden 57, 59
faxhoofd instellen 57
handmatig een fax verzenden 58
uitgesteld verzenden 58
faxinstellingen 81
faxoptiekit
bestelling 120
optie activeren na het installleren van de
kit 124
FDI (Foreign Interface Device)
bestelling 121
formaat van het origineel
kopiëren 39
scannen 52
foutbericht 105
foutcorrectiemodus 81
FTP 51
G
geheugenmodule
bestelling 120
installeren 122
geluid 79
gescande bestandsindeling 54, 70
gesorteerd 41
glasplaat van de scanner
documenten laden 30
grijstinten, scannen in 53, 69
groep
groepsfaxnummer 61
H
hoogteaanpassing 79
hoorn op de haak
een fax verzenden 58
I
intern telefoontoestel 60
J
JPEG 54, 70
K
kleurmodus
faxen 61
scannen 53, 69
kloonkopie 43
133
kopie ID
42
kopieerinstellingen 80
kopiëren
achtergrond wissen 45
dubbelzijdig kopiëren 40
een boekje maken 44
het formaat van de originelen 39
instelling handmatige id-kopie 80
kopieerproblemen oplossen 113, 39
poster 43
rand wissen 45
tekst/foto 41, 44
verkleinen/vergroten 40, 45, 44
kwaliteit
scannen 53, 69
L
lade
breedte en lengte instellen 34
lade1 16
optionele lade 16
LED
energiebesparing 19
onderbreken 19
status 19
Linux-problemen 117
M
meerdere pagina’s per vel kopiëren 43
multifunctionele lade 16
N
NetScan 50
netwerk
installatie 23, 82
nietcassette
bestelling 120
vervangen 123
O
OCR 54, 70
onderdelen vervangen
beeldeenheid 93
tonercassette 92
onderhoud
beeldeenheid 93
te onderhouden onderdelen 95, 92, 93
onderstel 16, 120
opgeslagen documenten controleren 90
optionele lade 16, 120
optionele service 86
origineel, formaat
scannen 68
origineel, soort
scannen 69
originelen
plaatsen 30
storing, verhelpen 96
originelen plaatsen
ADI 30
glasplaat van de scanner 30
P
papier
formaat wijzigen 34
in de optionele lade plaatsen 35
laden in de multifunctionele lade 36, 35
problemen met papierinvoer 108
vastgelopen papier verwijderen 98
papiersoort
instellen 37
polling
een fax opvragen vanaf een ander
faxapparaat 63
het pollingdocument afdrukken 62
originelen opslaan voor polling 62
PostScript
problemen 115
probleem, oplossen
afdrukkwaliteit 111
Linux 117
problemen
aanraakscherm 108, 109
bericht op het display 105
faxen 115
kopiëren 113
papierinvoer 108
PostScript 115
scannen 114
Windows 116
problemen met afdrukkwaliteit,
oplossen
111
R
rapport 87
reinigen
binnenkant 91
scanner 91
transfereenheid 91
resolutie
faxen 60
scannen 52
S
scannen
achtergrond wissen 53, 69
bestandsindeling 54, 70
een e-mailrapport afdrukken 90
formaat van het origineel 52, 68
kleurmodus 53, 69, 53, 69
resolutie 52, 68
scanproblemen oplossen 114, 69
tonerdichtheid 53, 69, 53
USB-flashgeheugen 67
verzenden via e-mail 48, 51, 50, 51, 54
scannen en e-mailen 48
bevestiging 89
scannen naar server 51
bevestiging 89
scannerdeksel 16
serienummer 90
service contact numbers 135
servicecentrum, registratie 78
SMB 51
snelkiesnummer 61
standaardinstellingen 28
apparaattest 80
beheer van verbruiksartikelen 79
energiebesparing 79
faxhoofd instellen 57
geluid 79
hoogteaanpassing 79
instellingen voor lade 28
ladebeheer 79
metingen 79
papier plaatsen 28
standaardinstellingen wijzigen 28, 79
taal 79
uitvoeroptie 79
stapel 120
storing
origineel verwijderen van glasplaat van
scanner 97
papier verwijderen bij
duplexeenheid 103, 102, 98, 102, 99,
100, 103, 102
tips om papierstoringen te vermijden 96
storing, verhelpen
document 96
stuurprogramma
installatie 25
134
SyncThru Web Service
e-mailadres 48
faxinstellingen 62
SMB/FTP-instelling 51
systeemtime-out 27
T
taal 27
telefoon 59
telefoonboek
fax 61, 62
terminal-ID 81
TIFF 54, 70
toetsenbord 29
toner bijbestellen, melding 90
tonercassette 16
tonerdichtheid
faxen 61
kopiëren 41
scannen 53, 69
type origineel
faxen 60
kopiëren 41
scannen 53
U
uitvoeropties 79
USB-flashgeheugen
afdrukken 70
scannen 67
V
verbruiksartikelen
beheer 79
de levensduur van de verbruiksartikelen
controleren 90, 78
verwachte levensduur
beeldeenheid 79, 93, 79, 92
Vergrendelingsschakelaar scanner 16
verificatie
een rapport afdrukken 78, 87
installatie 27, 78
verschuiven, marge 45
vervangen, nietcassette 123
vooraf ingestelde scaninstellingen 54
voorklep 16
W
werken met
SetIP 28
Windows
problemen 116
wissen, perforatiegaten 45
Z
zijklep 16
zwart-wit 53, 69
Contact SAMSUNG worldwide_135
contact samsung worldwide
If you have any comments or questions regarding Samsung products, contact the Samsung customer care center.
Country/Region Customer Care Center Web Site
ALBANIA 42 27 5755 www.samsung.com
ANGOLA 91-726-7864 www.samsung.com
ARGENTINE 0800-333-3733 www.samsung.com
ARMENIA 0-800-05-555 www.samsung.com
AUSTRALIA 1300 362 603 www.samsung.com
AUSTRIA 0810-SAMSUNG
(7267864, € 0.07/min)
www.samsung.com
AZERBAIJAN 088-55-55-555 www.samsung.com
BAHRAIN 8000-4726 www.samsung.com/ae
(English)
www.samsung.com/ae
_ar (Arabic)
BELARUS 810-800-500-55-500 www.samsung.com
BELGIUM 02-201-24-18 www.samsung.com/be
(Dutch)
www.samsung.com/be
_fr (French)
BOLIVIA 800-10-7260 www.samsung.com
BOSNIA 05 133 1999 www.samsung.com
BOTSWANA 0800-726-000 www.samsung.com
BRAZIL 0800-124-421
4004-0000
www.samsung.com
BULGARIA 07001 33 11 , normal tariff www.samsung.com
CAMEROON 7095-0077 www.samsung.com
CANADA 1-800-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com/ca
(English)
www.samsung.com/ca
_fr (French)
CHILE 800-SAMSUNG (726-7864)
From mobile 02-482 82 00
www.samsung.com
CHINA 400-810-5858 www.samsung.com
COLOMBIA 01-8000112112 www.samsung.com
COSTA RICA 0-800-507-7267 www.samsung.com/lat
in_en (English)
www.samsung.com/lat
in (Spanish)
COTE D’LVOIRE 8000 0077 www.samsung.com
CROATIA 062 SAMSUNG (062 726
7864)
www.samsung.com
CYPRUS 8009 4000 only from
landline
www.samsung.com
CZECH
REPUBLIC
800-SAMSUNG
(800-726786)
www.samsung.com
Samsung Electronics Czech and Slovak, s.r.o., Oasis
Florenc, Sokolovská 394/17, 180 00, Praha 8
DENMARK 70 70 19 70 www.samsung.com
DOMINICA 1-800-751-2676 www.samsung.com/lat
in_en (English)
www.samsung.com/lat
in (Spanish)
ECUADOR 1-800-10-7267 www.samsung.com/lat
in_en (English)
www.samsung.com/lat
in (Spanish)
EGYPT 08000-726786 www.samsung.com
EIRE 0818 717100 www.samsung.com
EL SALVADOR 800-6225 www.samsung.com/lat
in_en (English)
www.samsung.com/lat
in (Spanish)
ESTONIA 800-7267 www.samsung.com
FINLAND 09 85635050 www.samsung.com
FRANCE 01 48 63 00 00 www.samsung.com
GERMANY 0180 5 SAMSUNG bzw.
0180 5 7267864* (*0,14
€/Min. aus dem dt.
Festnetz, aus dem
Mobilfunk max. 0,42 €/Min.)
www.samsung.com
GEORGIA 0-800-555-555 www.samsung.com
GHANA 0800-10077
0302-200077
www.samsung.com
GREECE 80111-SAMSUNG (80111
726 7864) only from land
line
(+30) 210 6897691 from
mobile and land line
www.samsung.com
GUATEMALA 1-800-299-0013 www.samsung.com/lat
in_en (English)
www.samsung.com/lat
in (Spanish)
Country/Region Customer Care Center Web Site
Contact SAMSUNG worldwide_136
HONDURAS 800-27919267 www.samsung.com/lat
in_en (English)
www.samsung.com/lat
in (Spanish)
HONG KONG (852) 3698-4698 www.samsung.com/hk
(Chinese)
www.samsung.com/hk
_en/ (English)
HUNGARY 06-80-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com
INDIA 1800 1100 11
3030 8282
1800 3000 8282
1800 266 8282
www.samsung.com
INDONESIA 0800-112-8888
021-5699-7777
www.samsung.com
IRAN 021-8255 www.samsung.com
ITALY 800-SAMSUNG (726-7864) www.samsung.com
JAMAICA 1-800-234-7267 www.samsung.com
JAPAN 0120-327-527 www.samsung.com
JORDAN 800-22273
065777444
www.samsung.com
KAZAKHSTAN 8-10-800-500-55-500
(GSM:7799)
www.samsung.com
KENYA 0800 724 000 www.samsung.com
KOSOVO +381 0113216899 www.samsung.com
KUWAIT 183-2255 www.samsung.com/ae
(English)
www.samsung.com/ae
_ar (Arabic)
KYRGYZSTAN 00-800-500-55-500 www.samsung.com
LATVIA 8000-7267 www.samsung.com
LITHUANIA 8-800-77777 www.samsung.com
LUXEMBURG 261 03 710 www.samsung.com
MALAYSIA 1800-88-9999 www.samsung.com
MACEDONIA 023 207 777 www.samsung.com
MEXICO 01-800-SAMSUNG
(726-7864)
www.samsung.com
MOLDOVA 0-800-614-40 www.samsung.com
MONGOLIA +7-800-555-55-55 www.samsung.com
MONTENEGRO 020 405 888 www.samsung.com
MOROCCO 080 100 2255 www.samsung.com
NAMIBIA 8197267864 www.samsung.com
NETHERLANDS 0900-SAMSUNG
(0900-7267864) (€
0,10/min)
www.samsung.com
Country/Region Customer Care Center Web Site
© 2008 Samsung Electronics Co., Ltd. Alle rechten voorbehouden.
Deze gebruikershandleiding dient uitsluitend ter informatie. Alle informatie in deze gebruikershandleiding kan zonder berichtgeving vooraf worden gewijzigd.
Samsung Electronics kan niet aansprakelijk worden gesteld voor directe of indirecte schade van welke aard dan ook als gevolg van of in verband met het gebruik
van de informatie in deze gebruikershandleiding.
Samsung en het Samsung-logo zijn handelsmerken van Samsung Electronics Co., Ltd.
PCL en PCL 6 zijn handelsmerken van Hewlett-Packard Company.
Microsoft, Windows, Windows Vista, Windows 7 en Windows 2008 Server R2 zijn gedeponeerde handelsmerken of handelsmerken van Microsoft Corporation.
PostScript 3 is een handelsmerk van Adobe Systems, Inc.
UFST® en MicroType™ zijn gedeponeerde handelsmerken van Monotype Imaging Inc.
TrueType, LaserWriter en Macintosh zijn handelsmerken van Apple Computer, Inc.
Alle andere merk- of productnamen zijn handelsmerken van hun respectieve bedrijven of organisaties.
Zie het bestand "LICENSE.txt" op de bijgeleverde cd voor informatie over de open source-licentie.
REV 8.02
Samsung-printer
Software
1
Software
Inhoudsopgave
1. Printersoftware installeren onder Windows
Printersoftware installeren ................................................................................................................................................. 5
Software installeren voor afdrukken via een lokale printer ......................................................................................... 5
Software installeren voor afdrukken via een netwerk ................................................................................................. 8
Printersoftware opnieuw installeren ................................................................................................................................. 11
Printersoftware verwijderen ............................................................................................................................................. 12
2. Standaard afdrukinstellingen
Documenten afdrukken ................................................................................................................................................... 13
Afdrukken naar een bestand (PRN) ................................................................................................................................ 14
Printerinstellingen ............................................................................................................................................................ 14
Tabblad Lay-out ........................................................................................................................................................ 15
Tabblad Papier .......................................................................................................................................................... 15
Tabblad Grafisch ....................................................................................................................................................... 16
Tabblad Extra ............................................................................................................................................................ 17
Tabblad Info .............................................................................................................................................................. 18
Tabblad Printer ......................................................................................................................................................... 18
Favorieten ................................................................................................................................................................. 18
De Help-functie ......................................................................................................................................................... 18
3. Geavanceerde afdrukinstellingen
Meerdere pagina’s afdrukken op één vel papier (N op een vel) ...................................................................................... 19
Posters afdrukken ........................................................................................................................................................... 20
Boekjes afdrukken .......................................................................................................................................................... 20
Afdrukken op beide zijden van het papier ....................................................................................................................... 21
Documenten vergroot of verkleind afdrukken .................................................................................................................. 21
2
Document aan een geselecteerd papierformaat aanpassen ........................................................................................... 21
Watermerk afdrukken ...................................................................................................................................................... 22
Bestaand watermerk gebruiken ................................................................................................................................ 22
Nieuw watermerk maken .......................................................................................................................................... 22
Watermerk bewerken ................................................................................................................................................ 22
Watermerk verwijderen ............................................................................................................................................. 22
Overlay afdrukken ........................................................................................................................................................... 23
Wat is een overlay? .................................................................................................................................................. 23
Nieuwe overlay maken .............................................................................................................................................. 23
Overlay gebruiken ..................................................................................................................................................... 23
Overlay verwijderen .................................................................................................................................................. 23
4. Windows PostScript-stuurprogramma
Printerinstellingen ............................................................................................................................................................ 24
Geavanceerd ............................................................................................................................................................ 24
De Help-functie ......................................................................................................................................................... 24
5. Werken met Hulpprogramma Direct afdrukken
Overzicht van Hulpprogramma Direct afdrukken ............................................................................................................. 25
Afdrukken ........................................................................................................................................................................ 25
Vanuit het venster Hulpprogramma Direct afdrukken ............................................................................................... 25
Via het snelkoppelingspictogram .............................................................................................................................. 25
Via het contextmenu ................................................................................................................................................. 25
6. Een lokale printer delen
Instellen als hostcomputer ............................................................................................................................................... 26
Instellen als clientcomputer ............................................................................................................................................. 26
7. Scannen
Werken met Samsung Easy Document Creator .............................................................................................................. 27
Samsung Easy Document Creator begrijpen ............................................................................................................ 27
Functies gebruiken .................................................................................................................................................... 29
Plug-ins ..................................................................................................................................................................... 30
3
Scannen met een TWAIN-compatibel programma .......................................................................................................... 30
Scannen via het WIA-stuurprogramma ........................................................................................................................... 30
Windows XP .............................................................................................................................................................. 30
Windows Vista .......................................................................................................................................................... 31
Windows7 ................................................................................................................................................................. 31
8. Smart Panel gebruiken
Kennismaken met Smart Panel ....................................................................................................................................... 32
De probleemoplossingsgids openen ............................................................................................................................... 33
De instellingen van Smart Panel wijzigen ........................................................................................................................ 33
9. Uw printer gebruiken onder Linux
Aan de slag ..................................................................................................................................................................... 34
Unified Linux-stuurprogramma installeren ....................................................................................................................... 34
Unified Linux-stuurprogramma installeren ................................................................................................................ 34
Installatie van Unified Linux-stuurprogramma ongedaan maken .............................................................................. 35
Werken met Unified Driver Configurator .......................................................................................................................... 36
Unified Driver Configurator openen .......................................................................................................................... 36
Printers configureren ................................................................................................................................................. 36
Scanners Configuration ............................................................................................................................................ 37
Ports Configuration (Poorten configureren) .............................................................................................................. 37
Printereigenschappen configureren ................................................................................................................................. 38
Een document afdrukken ................................................................................................................................................ 38
Afdrukken vanuit een toepassing .............................................................................................................................. 38
Bestanden afdrukken ................................................................................................................................................ 39
Een document scannen ................................................................................................................................................... 39
Werken met Image Manager .................................................................................................................................... 41
10. Uw printer gebruiken in combinatie met een Macintosh
Software voor Macintosh installeren ................................................................................................................................ 42
Printerstuurprogramma ............................................................................................................................................. 42
Scannerstuurprogramma .......................................................................................................................................... 43
De printer instellen .......................................................................................................................................................... 43
Voor een Macintosh die op een netwerk is aangesloten .......................................................................................... 43
4
Voor een Macintosh die via USB is aangesloten ...................................................................................................... 44
Afdrukken ........................................................................................................................................................................ 45
Document afdrukken ................................................................................................................................................. 45
Afdrukinstellingen wijzigen ........................................................................................................................................ 45
Verschillende pagina's afdrukken op één vel papier ................................................................................................. 47
Dubbelzijdig afdrukken .............................................................................................................................................. 47
Scannen .......................................................................................................................................................................... 48
Printersoftware installeren onder Windows
5
1 Printersoftware installeren
onder Windows
In dit hoofdstuk treft u de volgende onderwerpen aan:
Printersoftware installeren
Printersoftware opnieuw installeren
Printersoftware verwijderen
Printersoftware installeren
U kunt de printersoftware installeren voor lokaal afdrukken of afdrukken
via een netwerk. Om de printersoftware op de computer te installeren,
moet u de juiste installatieprocedure uitvoeren voor de printer die wordt
gebruikt.
Een printerstuurprogramma is software waarmee uw computer
met de printer kan communiceren. De installatieprocedure voor
stuurprogramma's verschilt mogelijk per besturingssysteem.
Sluit alle toepassingen op uw computer af voordat u begint
met de installatie.
Software installeren voor afdrukken via een
lokale printer
Een lokale printer is een printer die direct op uw computer aangesloten
is met een bij de printer geleverde printerkabel, bijvoorbeeld een USB-
of parallele kabel. Als uw printer op een netwerk aangesloten is, kunt
u deze stap overslaan en naar “Software installeren voor afdrukken via
een netwerk” op pagina 8 gaan.
U kunt de printersoftware installeren volgens de standaardmethode
of de aangepaste methode.
OPMERKING
: als tijdens de installatie het venster 'Nieuwe hardware
gevonden' verschijnt, klikt u op in de rechterbovenhoek van het
venster om het venster te sluiten of klikt u op
Annuleren
.
Standaardinstallatie
Dit type installatie wordt aanbevolen voor de meeste gebruikers.
Alle onderdelen die noodzakelijk zijn voor het afdrukken worden
geïnstalleerd.
1
Zorg ervoor dat de printer aangesloten is op uw computer
en aan staat.
2
Plaats de meegeleverde cd-rom in het cd-romstation van uw
computer.
De cd-rom start automatisch en er wordt een installatievenster
getoond.
Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op
Start
en
vervolgens op
Uitvoeren...
Typ
X:\Setup.exe
, waarbij u “
X
vervangt door de letter van het cd-romstation, en klik op
OK
.
Als u Windows Vista, Windows 7 en Windows Server 2008 R2,
gebruikt, klikt u op
Start
Alle programmas
Bureau-
accessories
Uitvoeren...
en typt u
X:\Setup.exe
.
Als het venster
AutoPlay
verschijnt in Windows Vista, Windows 7
en Windows Server 2008 R2, klikt u op
Setup.exe
Uitvoeren...
in
het veld
Programma installeren of uitvoeren
. Vervolgens klikt u
op
Doorgaan
in het venster
User Account Control
.
3
Klik op
Volgende
.
• Selecteer, indien noodzakelijk, een taal in de keuzelijst.
4
Selecteer
Typische installatie voor een lokale printer
. Klik op
Volgende
.
Printersoftware installeren onder Windows
6
OPMERKING
: Als uw printer nog niet op de computer aangesloten is,
verschijnt het volgende venster.
Nadat u de printer hebt aangesloten, klikt u op
Volgende
.
Als u de printer op dit moment nog niet wilt aansluiten, klikt u op
Volgende
en op
Nee
in het volgende scherm. Vervolgens wordt
de installatie gestart. Aan het einde van de installatie wordt geen
testpagina afgedrukt.
Het installatievenster in de gebruikershandleiding verschilt
mogelijk van het venster dat u ziet. Dit is namelijk afhankelijk
van de gebruikte printer en interface.
5
Nadat de installatie voltooid is, verschijnt er een venster met de
vraag of u een testpagina wilt afdrukken. Als u een testpagina wilt
afdrukken, schakelt u het selectievakje in en klikt u op
Volgende
.
Anders klikt u op
Volgende
en slaat u stap 7 over.
6
Als de testpagina correct wordt afgedrukt, klikt u op
Ja
.
Zo niet, dan klikt u op
Nee
om de testpagina opnieuw af te drukken.
7
Als u zich wilt registreren als gebruiker van een Samsung-printer
zodat Samsung u hierover informatie kan toesturen, schakelt u het
selectievakje in en klikt u op
Voltooien
. Vervolgens wordt de website
van Samsung geopend.
Anders klikt u gewoon op
Voltooien
.
OPMERKING
: als uw printerstuurprogramma niet goed werkt nadat
de setup voltooid is, moet u het printerstuurprogramma opnieuw
installeren. Zie de “Printersoftware opnieuw installeren” op pagina 11.
Aangepaste installatie
U kunt zelf onderdelen uitkiezen die geïnstalleerd moeten worden.
1
Zorg ervoor dat de printer aangesloten is op uw computer
en aan staat.
2
Plaats de meegeleverde cd-rom in het cd-romstation van uw
computer.
De cd-rom start automatisch en er wordt een installatievenster
getoond.
Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op
Start
en
vervolgens op
Uitvoeren...
Typ
X:\Setup.exe
, waarbij u “
X
vervangt door de letter van het cd-romstation, en klik op
OK
.
Als u Windows Vista, Windows 7 en Windows Server 2008 R2,
gebruikt, klikt u op
Start
Alle programmas
Bureau-
accessories
Uitvoeren...
en typt u
X:\Setup.exe
.
Als het venster
AutoPlay
verschijnt in Windows Vista, Windows 7
en Windows Server 2008 R2, klikt u op
Setup.exe
Uitvoeren...
in
het veld
Programma installeren of uitvoeren
. Vervolgens klikt u
op
Doorgaan
in het venster
User Account Control
.
3
Klik op
Volgende
.
• Selecteer, indien noodzakelijk, een taal in de keuzelijst.
Printersoftware installeren onder Windows
7
4
Selecteer
Aangepaste installatie
. Klik op
Volgende
.
5
Selecteer uw printer en klik op
Volgende
.
OPMERKING
: als uw printer nog niet op de computer aangesloten is,
verschijnt het volgende venster.
Nadat u de printer hebt aangesloten, klikt u op
Volgende
.
Als u de printer op dit moment nog niet wilt aansluiten, klikt u op
Volgende
en op
Nee
in het volgende scherm. Vervolgens wordt
de installatie gestart. Aan het einde van de installatie wordt geen
testpagina afgedrukt.
Het installatievenster in de gebruikershandleiding verschilt
mogelijk van het venster dat u ziet. Dit is namelijk afhankelijk
van de gebruikte printer en interface.
6
Selecteer de onderdelen die u wilt installeren en klik op
Volgende
.
OPMERKING
: U kunt de installatiemap wijzigen door op [
Bladeren
] te
klikken.
7
Nadat de installatie voltooid is, verschijnt een venster met de vraag
of u een testpagina wilt afdrukken. Als u een testpagina wilt
afdrukken, schakelt u het selectievakje in en klikt u op
Volgende
.
Anders klikt u op
Volgende
en slaat u stap 9 over.
8
Als de testpagina correct wordt afgedrukt, klikt u op
Ja
.
Zo niet, dan klikt u op
Nee
om de testpagina opnieuw af te drukken.
9
Als u zich wilt registreren als gebruiker van een Samsung-printer
zodat Samsung u hierover informatie kan toesturen, schakelt u het
selectievakje in en klikt u op
Voltooien
. Vervolgens wordt de website
van Samsung geopend.
Anders klikt u gewoon op
Voltooien
.
Printersoftware installeren onder Windows
8
Software installeren voor afdrukken via een
netwerk
Als u uw printer op een netwerk aansluit, moet u eerst de TCP/IP-
instellingen voor de printer configureren. Nadat u de TCP/IP-instellingen
hebt toegewezen en gecontroleerd, kunt u de software op elke computer
in het netwerk installeren.
U kunt de printersoftware installeren volgens de standaardmethode of de
aangepaste methode.
Standaardinstallatie
Dit type installatie wordt aanbevolen voor de meeste gebruikers.
Alle onderdelen die noodzakelijk zijn voor het afdrukken worden
geïnstalleerd.
1
Zorg ervoor dat de printer aangesloten is op uw netwerk en
aan staat. Zie de bijgeleverde gebruikershandleiding voor meer
informatie over hoe u de printer op een netwerk kunt aansluiten.
2
Plaats de meegeleverde cd-rom in het cd-romstation van uw
computer.
De cd-rom start automatisch en er wordt een installatievenster
getoond.
Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op
Start
en
vervolgens op
Uitvoeren...
Typ
X:\Setup.exe
, waarbij u “
X
vervangt door de letter van het cd-romstation, en klik op
OK
.
Als u Windows Vista, Windows 7 en Windows Server 2008 R2,
gebruikt, klikt u op
Start
Alle programma’s
Bureau-
accessories
Uitvoeren...
en typt u
X:\Setup.exe
.
Als het venster
AutoPlay
verschijnt in Windows Vista, Windows 7
en Windows Server 2008 R2, klikt u op
Setup.exe
Uitvoeren...
in
het veld
Programma installeren of uitvoeren
. Vervolgens klikt u
op
Doorgaan
in het venster
User Account Control
.
3
Klik op
Volgende
.
• Selecteer, indien noodzakelijk, een taal in de keuzelijst.
4
Selecteer
Typische installatie voor een netwerkprinter
.
Klik op
Volgende
.
5
De lijst van beschikbare printers in het netwerk verschijnt.
Selecteer de printer die u wilt installeren in de lijst en druk
op
Volgende
.
• Als de printer niet in de lijst voorkomt, klikt u op
Bijwerken
om de lijst te vernieuwen of selecteert u
TCP/IP-poort
toevoegen
om uw printer aan het netwerk toe te voegen.
Als u de printer aan het netwerk wilt toevoegen, moet
u de poortnaam en het IP-adres voor de printer invoeren.
Om het IP-adres of het MAC-adres van uw printer te
controleren, drukt u een netwerkconfiguratiepagina af.
• Selecteer
Gedeelde printer (UNC)
om een gedeelde
netwerkprinter (UNC-pad) te vinden en voer de gedeelde
naam handmatig in of zoek een gedeelde printer door te
klikken op de knop
Bladeren
.
OPMERKING
: Als u uw apparaat niet in het netwerk kunt vinden,
schakelt u de firewall uit en klikt u op
Bijwerken
.
In Windows klikt u op
Start
Configuratiescherm
, gaat u naar
Windows Firewall en schakelt u deze optie uit. Voor andere
besturingssystemen raadpleegt u de online handleiding.
Printersoftware installeren onder Windows
9
6
Nadat de installatie voltooid is, verschijnt er een venster met de
vraag of u een testpagina wilt afdrukken en of u zich wilt registreren
als gebruiker van een Samsung-printer zodat Samsung u hierover
informatie kan toesturen. Als u dit wilt, schakelt u het desbetreffende
selectievakje in en klikt u op
Voltooien
.
Anders klikt u gewoon op
Voltooien
.
OPMERKING
: als uw printerstuurprogramma niet goed werkt nadat
de setup voltooid is, moet u het printerstuurprogramma opnieuw
installeren. Zie de “Printersoftware opnieuw installeren” op pagina 11.
Aangepaste installatie
U kunt individuele onderdelen selecteren die moeten worden
geïnstalleerd en een specifiek IP-adres instellen.
1
Zorg ervoor dat de printer aangesloten is op uw netwerk en aan
staat. Zie de bijgeleverde gebruikershandleiding voor meer
informatie over hoe u de printer op een netwerk kunt aansluiten.
2
Plaats de meegeleverde cd-rom in het cd-romstation van uw
computer.
De cd-rom start automatisch en er wordt een installatievenster
getoond.
Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op
Start
en
vervolgens op
Uitvoeren...
Typ
X:\Setup.exe
, waarbij u “
X
vervangt door de letter van het cd-romstation, en klik op
OK
.
Als u Windows Vista, Windows 7 en Windows Server 2008 R2,
gebruikt, klikt u op
Start
Alle programma’s
Bureau-
accessories
Uitvoeren...
en typt u
X:\Setup.exe
.
Als het venster
AutoPlay
verschijnt in Windows Vista, Windows 7
en Windows Server 2008 R2, klikt u op
Setup.exe
Uitvoeren...
in
het veld
Programma installeren of uitvoeren
. Vervolgens klikt u
op
Doorgaan
in het venster
User Account Control
.
3
Klik op
Volgende
.
• Selecteer, indien noodzakelijk, een taal in de keuzelijst.
4
Selecteer
Aangepaste installatie
. Klik op
Volgende
.
5
De lijst van beschikbare printers in het netwerk verschijnt.
Selecteer de printer die u wilt installeren in de lijst en druk
op
Volgende
.
Printersoftware installeren onder Windows
10
• Als de printer niet in de lijst voorkomt, klikt u op
Bijwerken
om de lijst te vernieuwen of selecteert u
TCP/IP-poort
toevoegen
om uw printer aan het netwerk toe te voegen.
Als u de printer aan het netwerk wilt toevoegen, moet
u de poortnaam en het IP-adres voor de printer invoeren.
Om het IP-adres of het MAC-adres van uw printer te
controleren, drukt u een netwerkconfiguratiepagina af.
• Selecteer
Gedeelde printer (UNC)
om een gedeelde
netwerkprinter (UNC-pad) te vinden en voer de gedeelde
naam handmatig in of zoek een gedeelde printer door te
klikken op de knop
Bladeren
.
OPMERKING
: Als u uw apparaat niet in het netwerk kunt vinden,
schakelt u de firewall uit en klikt u op
Bijwerken
.
In Windows klikt u op
Start
Configuratiescherm
, gaat u naar
Windows Firewall en schakelt u deze optie uit. Voor andere
besturingssystemen raadpleegt u de online handleiding.
TIP
: klik op de knop
IP-adres instellen
als u een specifiek IP-adres
op een specifieke netwerkprinter wilt instellen. Het venster IP-adres
instellen verschijnt. Ga als volgt te werk:
a. Selecteer een printer waarvoor een specifiek IP-adres moet worden
ingesteld in.
b. Configureer handmatig een IP-adres, subnetmasker en gateway
voor de printer en klik op
Configureren
om het specifieke IP-adres
voor de netwerkprinter in te stellen.
c. Klik op
Volgende
.
6
Selecteer de onderdelen die u wilt installeren. Nadat u de
onderdelen hebt geselecteerd, verschijnt het volgende venster.
U kunt ook de printernaam wijzigen, de printer instellen om te worden
gedeeld op het netwerk, de printer instellen als standaardprinter
en de poortnaam van elke printer wijzigen. Klik op
Volgende
.
Selecteer het selectievakje
Deze printer instellen op een server
om deze software op een server te installeren.
7
Nadat de installatie voltooid is, verschijnt er een venster met de
vraag of u een testpagina wilt afdrukken en of u zich wilt registreren
als gebruiker van een Samsung-printer zodat Samsung u hierover
informatie kan toesturen. Als u dit wilt, schakelt u het desbetreffende
selectievakje in en klikt u op
Voltooien
.
Anders klikt u gewoon op
Voltooien
.
OPMERKING
: als uw printerstuurprogramma niet goed werkt nadat
de setup voltooid is, moet u het printerstuurprogramma opnieuw
installeren. Zie “Printersoftware opnieuw installeren” op pagina 11.
Printersoftware installeren onder Windows
11
Printersoftware opnieuw installeren
U kunt de software opnieuw installeren als de installatie is mislukt.
1
Zet uw computer aan en wacht tot Windows is opgestart.
2
In het menu
Start
selecteert u
Programma’s
of
Alle programma’s
de naam van het printerstuurprogramma
Onderhoud
.
3
Selecteer
Herstellen
en klik op
Volgende
.
4
De lijst van beschikbare printers in het netwerk verschijnt.
Selecteer de printer die u wilt installeren in de lijst en druk
op
Volgende
.
• Als de printer niet in de lijst voorkomt, klikt u op
Bijwerken
om de lijst te vernieuwen of selecteert u
TCP/IP-poort
toevoegen
om uw printer aan het netwerk toe te voegen.
Als u de printer aan het netwerk wilt toevoegen, moet
u de poortnaam en het IP-adres voor de printer invoeren.
• Selecteer
Gedeelde printer (UNC)
om een gedeelde
netwerkprinter (UNC-pad) te vinden en voer de gedeelde
naam handmatig in of zoek een gedeelde printer door te
klikken op de knop
Bladeren
.
Er verschijnt een lijst met componenten zodat u elk onderdeel
afzonderlijk opnieuw kunt installeren.
OPMERKING
: als uw printer nog niet op de computer aangesloten is,
verschijnt het volgende venster.
Nadat u de printer hebt aangesloten, klikt u op
Volgende
.
Als u de printer op dit moment nog niet wilt aansluiten, klikt u
op
Volgende
en
Nee
in het volgende scherm. Vervolgens wordt
de installatie gestart. Er wordt echter geen testpagina aan het
einde afgedrukt.
Het herinstallatievenster in de gebruikershandleiding verschilt
mogelijk van het venster dat u ziet. Dit is namelijk afhankelijk
van de gebruikte printer en interface.
5
Selecteer de onderdelen die u opnieuw wilt installeren
en klik op
Volgende
.
Als u de printersoftware hebt geïnstalleerd voor lokaal
afdrukken en
u
de naam van het printerstuurprogramma
selecteert, verschijnt er een venster met de vraag of u een
testpagina wilt afdrukken. Ga als volgt te werk:
a. Schakel het selectievakje in om een testpagina af te drukken
en klik op
Volgende
.
b. Als de testpagina correct werd afgedrukt, klikt u op
Ja
.
Als dat niet het geval is, klikt u op
Nee
om de pagina opnieuw
af te drukken.
6
Nadat de onderdelen opnieuw zijn geïnstalleerd, klikt u op
Voltooien
.
Printersoftware installeren onder Windows
12
Printersoftware verwijderen
1
Zet uw computer aan en wacht tot Windows is opgestart.
2
In het menu
Start
selecteert u
Programma’s
of
Alle
programma’s
de naam van het printerstuurprogramma
Onderhoud
.
3
Selecteer
Verwijderen
en klik op
Volgende
.
Er verschijnt een lijst met componenten zodat u elk onderdeel
afzonderlijk kunt verwijderen.
4
Selecteer de onderdelen die u wilt verwijderen en klik
op
Volgende
.
5
Als u wordt gevraagd om uw keuze te bevestigen, klikt u op
Ja
.
Het door u gekozen stuurprogramma wordt van uw computer
verwijderd.
6
Nadat de software verwijderd is, klikt u op
Voltooien
.
Standaard afdrukinstellingen
13
2 Standaard afdrukinstellingen
In dit hoofdstuk worden de afdrukopties en algemene afdruktaken
in Windows beschreven.
In dit hoofdstuk treft u de volgende onderwerpen aan:
Documenten afdrukken
Afdrukken naar een bestand (PRN)
Printerinstellingen
- Tabblad Lay-out
- Tabblad Papier
- Tabblad Grafisch
- Tabblad Extra
- Tabblad Info
- Tabblad Printer
- Favorieten
- De Help-functie
Documenten afdrukken
NB
Het venster
Eigenschappen
van het printerstuurprogramma
in de gebruikershandleiding verschilt mogelijk van het venster
dat u ziet, omdat dit afhankelijk is van de gebruikte printer.
Het printereigenschappenvenster bestaat echter uit vrijwel
dezelfde onderdelen.
Controleer welke besturingssystemen compatibel zijn met
de printer. Zie Printerspecificaties onder Compatibiliteit
met besturingssysteem in de printerhandleiding.
U kunt de exacte naam van uw printer controleren op de bijgeleverde
cd-rom.
Als u een optie selecteert bij de printereigenschappen, verschijnt
mogelijk een uitroepteken of het teken . Een uitroepteken wil
zeggen dat u deze optie wel kunt selecteren maar dat deze niet wordt
aanbevolen, en het teken wil zeggen dat u deze optie niet kunt
selecteren vanwege de instellingen of de omgeving van het apparaat.
De volgende procedure beschrijft de algemene stappen die u moet
volgen om vanuit een Windows-programma af te drukken. De exacte
procedure kan per programma verschillen. Raadpleeg de handleiding
van uw softwaretoepassing voor de exacte afdrukprocedure.
1
Open het document dat u wilt afdrukken.
2
Selecteer
Afdrukken
in het menu
Bestand
. Het venster
Afdrukken verschijnt. Dit kan, afhankelijk van het gebruikte
programma, enigszins afwijken van onderstaande illustratie.
U kunt de belangrijkste afdrukinstellingen selecteren in het venster
Afdrukken. Deze instellingen omvatten het aantal exemplaren
en het afdrukbereik.
3
Selecteer
de printer
in de keuzelijst
Naam
.
Om de printerfuncties van uw printerstuurprogramma te gebruiken,
klikt u op
Eigenschappen
of
Voorkeursinstellingen
in het
afdrukvenster van de toepassing. Meer informatie vindt u op
“Printerinstellingen” op pagina 14.
Als
Instellen
,
Printer
of
Opties
voorkomen in het afdrukvenster,
klikt u daarop. Klik in het volgende venster op
Eigenschappen
.
Klik op
OK
om het venster met printereigenschappen te sluiten.
4
Klik in het venster Afdrukken op
OK
of
Afdrukken
om de afdruktaak
te starten.
Zorg ervoor dat de printer
is geselecteerd.
Standaard afdrukinstellingen
14
Afdrukken naar een bestand (PRN)
Het kan soms handig zijn om de af te drukken gegevens op te slaan als
een bestand.
Ga als volgt te werk om een bestand aan te maken:
1
Schakel het selectievakje
Afdrukken naar bestand
in het venster
Afdrukken
in.
2
Selecteer een map, wijs een naam toe aan het bestand en klik op
OK
.
Printerinstellingen
Via het venster met printereigenschappen hebt u toegang tot
alle informatie die u nodig hebt als u de printer gebruikt. Als de
printereigenschappen worden weergegeven, kunt u de instellingen
die u voor uw afdruktaak nodig hebt controleren en wijzigen.
Afhankelijk van het besturingssysteem kan het venster Eigenschappen
van de printer er anders uitzien. Deze softwarehandleiding geeft het
venster Eigenschappen van Windows XP weer.
Het venster
Eigenschappen
van het printerstuurprogramma in de
gebruikershandleiding verschilt mogelijk van het venster dat u ziet,
omdat dit afhankelijk is van de gebruikte printer.
Als u de printereigenschappen opent via de map Printers, kunt u
aanvullende Windows-tabbladen openen (zie de handleiding van
Windows) en het tabblad Printer (zie “Tabblad Printer” op pagina 18).
NB
De meeste Windows-toepassingen zullen de in het printerstuurprogramma
opgegeven instellingen opheffen. Daarom raden wij u aan eerst de
afdrukinstellingen in uw programma te wijzigen en alleen instellingen
die u daar niet vindt, aan te passen in het printerstuurprogramma.
Deze instellingen gelden zolang u uw programma niet afsluit.
Als u wilt dat uw wijzigingen permanent behouden blijven
,
brengt u ze aan in de map Printers.
De volgende procedure geldt voor Windows XP. Zie de desbetreffende
Windows-gebruikershandleiding of on line Help voor andere
Windows-besturingssystemen.
1. Klik op de knop
Start
van Windows.
2. Selecteer Printers en faxapparaten.
3. Selecteer het pictogram van het printerstuurprogramma.
4. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram
van het printerstuurprogramma en selecteer
Voorkeursinstellingen voor afdrukken.
5. Wijzig de instellingen op elk tabblad en klik op OK.
Standaard afdrukinstellingen
15
Tabblad Lay-out
Het tabblad
Lay-out
bevat opties waarmee u de weergave
van het document op de afgedrukte pagina kunt aanpassen.
Onder
Lay-outopties
hebt u de keuze uit
Meerdere pagina’s per
kant
en
Poster afdrukken
. Zie “Documenten afdrukken” op
pagina 13 voor meer informatie over de voorkeursinstellingen voor
afdrukken.
Afdrukstand
Met behulp van
Afdrukstand
kunt u de richting selecteren waarin
informatie wordt afgedrukt op een pagina.
Staand
drukt af over de breedte van de pagina, zoals in een brief.
Liggend
drukt af over de lengte van de pagina, zoals bij een
spreadsheet.
Met behulp van
Draaien
kunt u de pagina het opgegeven aantal
graden draaien.
Lay-outopties
Via
Lay-outopties
kunt u geavanceerde afdrukopties selecteren.
U hebt de keuze uit
Meerdere pagina’s per kant
en
Poster afdrukken
.
Voor meer informatie, zie
“Meerdere pagina’s afdrukken
op één vel papier (N op een vel)” op pagina 19.
Voor meer informatie, zie
“Posters afdrukken” op pagina 20.
Voor meer informatie, zie
“Boekjes afdrukken” op pagina 20.
Dubbelzijdig afdrukken
Dubbelzijdig afdrukken
biedt u de mogelijkheid om op beide zijden van
het papier af te drukken.
Als deze optie niet wordt
weergegeven, beschikt uw printer niet over deze functie.
Liggend
Staand
Voor meer informatie, zie
“Afdrukken op beide zijden van
het papier” op pagina 21.
Tabblad Papier
De volgende opties voor papierinstellingen zijn beschikbaar in het
eigenschappenvenster van de printer. Zie “Documenten afdrukken”
op pagina 13 voor meer informatie over de voorkeursinstellingen
voor afdrukken.
Klik op het tabblad
Papier
om toegang te krijgen
tot de printereigenschappen.
Exemplaren
In het veld
Exemplaren
kunt u aangeven hoeveel exemplaren
u wilt afdrukken. U kunt een aantal tussen 1 en 999 invullen.
Formaat
In het veld
Formaat
stelt u in welk formaat papier in de lade ligt.
Als het vereiste formaat niet in het vak
Formaat
staat, klikt u op
Aangepast
.
Het venster
Instelling aangepast papier
verschijnt.
Vul het papierformaat in en klik op
OK
. De instelling verschijnt
in de lijst zodat u deze kunt selecteren.
Invoer
Controleer of bij
Invoer
de juiste papierlade is gekozen.
Kies voor
Handmatige invoer
als u op speciaal materiaal wilt afdrukken,
zoals enveloppen of transparanten. Plaats één vel tegelijk in de handmatige
invoer of de multifunctionele lade.
Als de papierinvoer is ingesteld op
Automatisch selecteren
, gebruikt
de printer de laden automatisch in deze volgorde: handmatige invoer
of multifunctionele lade, lade 1, optionele lade 2.
Type
Stel
Type
in volgens het papier in de lade van waaruit u wenst af te
drukken. Zo krijgt u de beste afdruk. Doet u dit niet, zal de afdrukkwaliteit
mogelijk niet aan uw verwachtingen beantwoorden.
Dik
: dik papier met een gewicht tussen 90 en 105 g/m
2
.
Standaard afdrukinstellingen
16
Dun
: dun papier met een gewicht tussen 60 en 70 g/m
2
.
Katoen
: 75~90 g/m
2
katoenpapier zoals Gilbert 25% en Gilbert 100%.
Normaal papier
: gewoon papier. Selecteer dit type indien u een
zwartwitprinter heeft en afdrukt op katoenpapier van 60 g/m
2
.
Kringlooppapier
: gerecycleerd papier van 75~90 g/m
2
.
Gekleurd papier
: gekleurd papier van 75~90 g/m
2
.
Archiefpapier
:
kies deze optie als u de afdrukken geruime tijd wilt
bewaren (bijvoorbeeld in een archief).
Eerste pagina
Via deze vervolgkeuzelijst kunt u de eerste pagina afdrukken op een ander
type papier dan de rest van het document. U kunt de lade voor de eerste
pagina selecteren.
Plaats bijvoorbeeld dik papier voor de eerste pagina in de multifunctionele
lade en normaal papier in lade 1. Selecteer vervolgens
Lade 1
voor de
optie
Invoer
en
Multifunctionele lade
voor de optie
Eerste pagina
.
Als
deze optie niet wordt weergegeven, beschikt uw printer
niet over deze functie.
Afdruk aanpassen
Met
Afdruk aanpassen
kunt u uw afdruktaak automatisch of handmatig
schalen op een pagina. U hebt de keuze uit
Geen
,
Verkleinen/Vergroten
en
Aan pagina aanpassen
.
Voor meer informatie, zie
“Documenten vergroot of verkleind afdrukken”
op pagina 21.
Voor meer informatie, zie
“Document aan een geselecteerd
papierformaat aanpassen” op pagina 21.
Tabblad Grafisch
Met behulp van de volgende grafische instellingen regelt u de
afdrukkwaliteit. Zie “Documenten afdrukken” op pagina 13 voor
meer informatie over de voorkeursinstellingen voor afdrukken.
Klik op het tabblad
Grafisch
om het onderstaande venster te openen.
Resolutie
Welke resolutieopties u kunt selecteren, hangt mogelijk af van het
printermodel.
Hoe hoger de instelling, hoe scherper de tekens
en afbeeldingen worden afgedrukt. Als u een hoge instelling selecteert,
kan het afdrukken van het document iets langer duren.
Tonerbesparingsmodus
Als u deze optie selecteert, gaat de tonercassette langer mee en dalen
de afdrukkosten per pagina zonder dat de kwaliteit te zeer achteruit gaat.
Sommige printers ondersteunen deze functie niet.
Printerinstelling
: als u deze optie selecteert, wordt de werking bepaald
door de instelling op het configuratiescherm van de printer. Sommige
printers ondersteunen deze functie niet.
Aan
: selecteer dit keuzerondje als u wilt dat de printer op elke pagina
minder toner gebruikt.
Uit
: als u geen toner wilt besparen bij het afdrukken van documenten
selecteert u deze optie.
Standaard afdrukinstellingen
17
Geavanceerde opties
Om de geavanceerde opties in te stellen, klikt u op
Geavanceerde
opties
.
TrueType-opties
:
deze optie bepaalt wat het stuurprogramma de printer
doorgeeft over het afbeelden van de tekst in uw document. Pas deze
opties eventueel aan uw document aan.
-
Downloaden als contour
: als deze optie is geselecteerd, downloadt
het stuurprogramma de TrueType-lettertypen die in uw document
voorkomen maar nog niet in uw printer zijn opgeslagen. Als u
constateert dat de lettertypen niet juist zijn afgedrukt, kiest u
Downloaden als bitmapafbeelding en drukt u het document nogmaals
af. De instelling Downloaden als bitmapafbeelding is vaak handig als u
afdrukt vanuit Adobe.
Deze functie is alleen beschikbaar als u het
PCL-printerstuurprogramma gebruikt.
-
Downloaden als bitmap
: als deze optie is geselecteerd, downloadt
het stuurprogramma de lettertypegegevens als bitmapafbeeldingen.
Documenten met complexe lettertypen (bijv. Koreaanse of Chinese
lettertypen) of verschillende soorten lettertypen worden met deze
instelling sneller afgedrukt.
-
Grafisch afdrukken
:
als deze optie is geselecteerd, downloadt
het stuurprogramma alle lettertypen als afbeeldingen. Zo verhoogt
u mogelijk de afdruksnelheid bij documenten met veel afbeeldingen
en betrekkelijk weinig TrueType-lettertypes.
Alle tekst zwart afdrukken
:
als
Alle tekst zwart afdrukken
is geselecteerd, wordt alle tekst in uw document zwart afgedrukt,
ongeacht de kleur waarin de tekst op het scherm wordt weergegeven.
Tabblad Extra
Op dit tabblad selecteert u de uitvoeropties voor documenten.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 13 voor meer informatie
over de voorkeursinstellingen voor afdrukken.
Klik op het tabblad
Extra
om toegang te krijgen tot de volgende functies:
Watermerk
U kunt een afbeelding maken die als achtergrondtekst op elke pagina
in het document wordt afgedrukt.
Voor meer informatie, zie
“Watermerk
afdrukken” op pagina 22.
Overlay
Overlays worden vaak gebruikt in plaats van voorbedrukt briefpapier
of formulieren.
Voor meer informatie, zie
“Overlay afdrukken” op pagina 23.
Uitvoeropties
Afdruksubset
: u kunt instellen in welke volgorde de pagina's moeten
worden afgedrukt. Selecteer de afdrukvolgorde in de vervolgkeuzelijst.
-
Normaal (1, 2, 3)
: de printer drukt alle pagina's af van de eerste tot de
laatste pagina.
-
Alle pagina’s omkeren (3,2,1)
: de printer drukt alle pagina's af van
de laatste tot de eerste pagina.
-
Oneven pagina’s afdrukken
: de printer drukt alleen de pagina's
van het document met een oneven bladnummer af.
-
Even pagina’s afdrukken
: de printer drukt alleen de pagina's
van het document met een even bladnummer af.
Nietpositie
: Met deze optie kunt u de afgedrukte documenten nieten.
Verschuiving
: Als u de afdrukken op dezelfde wijze als het origineel wilt
sorteren, verschuift de printer elk afgedrukte setje ten opzichte van het
vorige setje.
Meer opties
Informatiepagina
: Selecteer deze optie als u een voorblad met de
printernaam, de id van de netwerkgebruiker en de taaknaam wilt
afdrukken voordat het document wordt afgedrukt. Als verschillende
gebruikers afdruktaken naar de printer sturen, kunt u uw eigen afdruk
met deze optie makkelijk terugvinden in de uitvoerlade.
Standaard afdrukinstellingen
18
Printerlettertypen gebruiken
: als deze optie is ingeschakeld, gebruikt
de printer bij het afdrukken van uw document de lettertypen die in het
geheugen zijn opgeslagen en worden de lettertypen die in uw document
worden gebruikt niet gedownload. Omdat het downloaden van lettertypen
enige tijd in beslag neemt, verlopen afdruktaken mogelijk sneller als
u deze optie selecteert. Als u deze optie inschakelt, probeert de printer
lettertypen uit het geheugen te selecteren die zoveel mogelijk
overeenkomen met de lettertypen in het document. Als u in uw document
echter lettertypen gebruikt die sterk afwijken van de lettertypen in het
geheugen van de printer, zal de afdruk er heel anders uitzien dan het
document op het scherm.
Deze functie is alleen beschikbaar als
u het PCL-printerstuurprogramma gebruikt.
Opslaan als formulier voor overlay
: selecteer deze optie als u het
document als formulierbestand wilt opslaan (C:\FORMOVER\*.FOM).
Als u deze optie inschakelt, vraagt het printerstuurprogramma telkens
wanneer u afdrukt om de bestandsnaam en het bestemmingspad. Als u
de bestandsnaam en het pad van tevoren wilt instellen, klikt u op de knop
in het vak Uitvoeropties en geeft u een bestandsnaam en pad op.
Deze
functie is alleen beschikbaar als u het PCL-printerstuurprogramma
gebruikt.
Tabblad Info
Op het tabblad
Info
worden de copyrightinformatie en het versienummer
van het stuurprogramma weergegeven. Als u beschikt over een
internetbrowser, kunt u een verbinding maken met het internet door
op het website-pictogram te klikken. Zie “Documenten afdrukken” op
pagina 13 voor meer informatie over de voorkeursinstellingen voor
afdrukken.
Tabblad Printer
Als u het venster Printereigenschappen opent via de map
Printers
,
is het tabblad
Printer
beschikbaar. Hier stelt u de printerconfiguratie in.
De volgende procedure geldt voor Windows XP. Zie de desbetreffende
Windows-gebruikershandleiding of on line Help voor andere Windows-
besturingssystemen.
1
Klik op de knop
Start
van Windows.
2
Selecteer
Printers en faxapparaten
.
3
Selecteer het pictogram van
het printerstuurprogramma
.
4
Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van het
printerstuurprogramma en selecteer
Eigenschappen
.
5
Klik op het tabblad
Printer
en stel de gewenste opties in.
Favorieten
Via de optie
Favorieten
, die u terugvindt op elk tabblad Eigenschappen,
kunt u de huidige instellingen opslaan voor later gebruik.
Zo voegt u een instelling toe aan
Favorieten
:
1
Stel op elk tabblad de gewenste instellingen in.
2
Geef in het invoervenster
Favorieten
een naam aan deze
instellingen.
3
Klik op
Opslaan
.
Wanneer u instellingen opslaat onder
Favorieten
, worden
alle huidige stuurprogramma-instellingen opgeslagen.
Als u een opgeslagen instelling wilt gebruiken, selecteert u het item in de
vervolgkeuzelijst
Favorieten
. De printer is nu ingesteld om af te drukken
volgens de instellingen van de geselecteerde favoriet.
Om een favoriet te verwijderen, selecteert u het item in de lijst en klikt
u op
Verwijderen
.
U kunt ook terugkeren naar de standaardinstellingen van het
stuurprogramma door
Printerstandaard
te selecteren in de lijst.
De Help-functie
De printer heeft een Help-functie die u kunt openen met de knop
Help
in het eigenschappenvenster van de printer. Deze Help-functie geeft
gedetailleerde informatie over de functies die het stuurprogramma
van de printer biedt.
U kunt ook klikken op in de rechterbovenhoek van het venster
en vervolgens op een instelling.
Geavanceerde afdrukinstellingen
19
3 Geavanceerde
afdrukinstellingen
In dit hoofdstuk worden de afdrukopties en geavanceerde afdruktaken
beschreven.
O
PMERKING
:
Het venster
Eigenschappen
van het printerstuurprogramma in de
gebruikershandleiding verschilt mogelijk van het venster dat u ziet,
omdat dit afhankelijk is van de gebruikte printer.
Het printereigenschappenvenster bestaat echter uit vrijwel dezelfde
onderdelen.
U kunt de exacte naam van uw printer controleren op de bijgeleverde
cd-rom.
In dit hoofdstuk treft u de volgende onderwerpen aan:
Meerdere pagina’s afdrukken op één vel papier (N op een vel)
Posters afdrukken
Boekjes afdrukken
Afdrukken op beide zijden van het papier
Documenten vergroot of verkleind afdrukken
Document aan een geselecteerd papierformaat aanpassen
Watermerk afdrukken
Overlay afdrukken
Meerdere pagina’s afdrukken
op één vel papier (N op een vel)
U kunt aangeven hoeveel pagina’s u op één vel wilt afdrukken.
Als u meer dan één pagina per vel afdrukt, worden de pagina’s
verkleind en in de aangegeven volgorde gerangschikt. Het maximum
is 16 pagina’s per vel.
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing
wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 13.
2
Selecteer
Pagina’s per vel
in de keuzelijst
Type lay-out
op het
tabblad
Lay-out
.
3
Geef in de keuzelijst
Pagina’s per vel
aan hoeveel pagina's
u per vel wilt afdrukken (1, 2, 4, 6, 9 of 16).
4
Selecteer, indien nodig, de paginavolgorde in de vervolgkeuzelijst
Afdrukvolgorde
.
Markeer het selectievakje
Paginakaders afdrukken
als u een rand om elke pagina op het vel wilt afdrukken.
5
Klik op het tabblad
Papier
en selecteer de papierlade,
het papierformaat en het type papier.
6
Klik op
OK
en druk het document af.
1 2
3 4
Geavanceerde afdrukinstellingen
20
Posters afdrukken
Met deze functie kunt u een document van één pagina afdrukken op 4,
9 of 16 vellen papier, waarna u deze vellen aan elkaar kunt plakken
om er zo een poster van te maken.
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing
wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 13.
2
Klik op het tabblad
Lay-out
en selecteer
Poster afdrukken
in de keuzelijst
Type lay-out
.
3
Kies de instellingen voor de poster:
Voor de pagina-indeling kunt u kiezen uit Poster
Poster<2x2>
,
Poster<3x3>
,
Poster<4x4>
en
Aangepast
. Als u
Poster<2x2>
selecteert, wordt de afdruk automatisch over 4 vellen gespreid. Als
u Aangepast selecteert, kunt u het origineel vergroten tot een
formaat tussen 150% en 400%. Afhankelijk van het
vergrotingspercentage wordt de pagina-indeling automatisch
aangepast tot
Poster<2x2>
,
Poster<3x3>
,
Poster<4x4>
.
Geef een overlap in millimeter of inch op zodat de vellen
gemakkelijker aan elkaar kunnen worden geplakt.
4
Klik op het tabblad
Papier
en selecteer de papierlade,
het papierformaat en het type papier.
5
Klik op
OK
en druk het document af. U kunt de poster voltooien
door de vellen aan elkaar te plakken.
0,15 inch
0,15 inch
Boekjes afdrukken
Met deze printerfunctie kunt u een document op beide zijden van het
papier afdrukken en worden de pagina's zo gerangschikt dat u het
afgedrukte papier dubbel kunt vouwen om een boekje te maken.
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u het venster met de printereigenschappen.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 13.
2
Selecteer
Boekje afdrukken
in de keuzelijst
Type
op het tabblad
Type lay-out
.
O
PMERKING
: De optie
Boekje afdrukken
is niet voor elk
papierformaat beschikbaar. Om na te gaan of deze functie beschikbaar
is voor uw papierformaat, selecteert u het papierformaat in de optie
Formaat
op het tabblad
Papier
, waarna u controleert of het item
Boekje afdrukken
in de vervolgkeuzelijst
Type lay-out
op het tabblad
Lay-out
actief is.
3
Klik op het tabblad
Papier
en selecteer de papierlade,
het papierformaat en het papiertype.
4
Klik op
OK
en druk het document af.
5
Vervolgens kunt u de pagina's vouwen en nieten.
8
9
8
9
Geavanceerde afdrukinstellingen
21
Afdrukken op beide zijden van het
papier
U kunt afdrukken op beide zijden van een vel papier. Voordat u afdrukt,
moet u de gewenste afdrukstand van het document opgeven.
U kunt kiezen uit de volgende opties:
Printerinstelling
: als u deze optie selecteert, wordt de werking bepaald
door de instelling in het configuratiescherm van de printer.
Als deze
optie niet wordt weergegeven, beschikt uw printer
niet over deze functie.
Geen
Lange zijde
, de klassieke lay-out die wordt gebruikt bij het boekbinden.
Korte zijde
, het type dat vaak wordt gebruikt voor kalenders.
Omgekeerd dubbelzijdig
:
hiermee kunt de algemene afdrukvolgorde
in plaats van de dubbelzijdige selecter
en.
Als deze optie niet
wordt weergegeven, beschikt uw printer niet over
deze functie.
O
PMERKING
: Druk niet af op beide zijden van etiketten,
transparanten, enveloppen of dik papier. Dit kan papierstoringen
veroorzaken en de printer beschadigen.
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
“Documenten afdrukken” op pagina 13.
2
Selecteer de afdrukstand op het tabblad
Lay-out
.
3
Selecteer in het vak
Dubbelzijdig afdrukken
de gewenste
dubbelzijdige afdrukoptie.
4
Klik op het tabblad
Papier
en selecteer de papierlade,
het papierformaat en het papiertype.
5
Klik op
OK
en druk het document af.
O
PMERKING
: als uw printer geen unit voor dubbelzijdig afdrukken
heeft, moet u de afdruktaak handmatig uitvoeren. De printer drukt dan
eerst om de andere pagina van het document af. Zodra u de eerste
zijde van de taak hebt afgedrukt, wordt er een venster weergegeven.
Volg de aanwijzingen op het scherm om de afdruktaak te voltooien.
Lange zijde
?
Korte zijde
?
25
3
2
5
3
2
5
3
2
5
3
Documenten vergroot of verkleind
afdrukken
U kunt de inhoud van een pagina groter of kleiner afdrukken.
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 13.
2
Selecteer
Verkleinen/Vergroten
in de keuzelijst
Type afdruk
op het tabblad
Papier
.
3
Voer in het veld
Percentage
de gewenste schaalfactor in.
U kunt ook klikken op of .
4
Selecteer de papierlade, het papierformaat en het type papier
in
Papieropties
.
5
Klik op
OK
en druk het document af.
Document aan een geselecteerd
papierformaat aanpassen
Met deze printerfunctie kunt u uw afdruktaak aanpassen aan elk
gewenst papierformaat, ongeacht de grootte van het digitale document.
Dit kan nuttig zijn als u de details van een klein document wilt bekijken.
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing
wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 13.
2
Selecteer
Aan pagina aanpassen
in de keuzelijst
Type afdruk
op het tabblad
Papier
.
3
Selecteer het juiste formaat in de vervolgkeuzelijst
Afdrukpapier
.
4
Selecteer de papierlade, het papierformaat en het type papier
in
Papieropties
.
5
Klik op
OK
en druk het document af.
A
Geavanceerde afdrukinstellingen
22
Watermerk afdrukken
Met de optie Watermerk kunt u over een bestaand document heen een
diagonale tekst afdrukken. U kunt bijvoorbeeld diagonaal over de eerste
pagina of op alle pagina’s van een document in grote grijze letters
“CONCEPT” of “VERTROUWELIJK” afdrukken.
Er worden verschillende vooraf gedefinieerde watermerken bij de printer
geleverd. U kunt deze watermerken wijzigen, of u kunt nieuwe
watermerken toevoegen aan de lijst.
Bestaand watermerk gebruiken
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing
wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 13.
2
Klik op het tabblad
Extra
en selecteer het gewenste watermerk
in de keuzelijst
Watermerk
. Het geselecteerde watermerk wordt
weergegeven in het afdrukvoorbeeld.
3
Klik op
OK
en druk het document af.
O
PMERKING
: het afdrukvoorbeeld geeft weer hoe de afgedrukte
pagina er zal uitzien.
Nieuw watermerk maken
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing
wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 13.
2
Klik op het tabblad
Extra
op
Bewerken
onder
Watermerk
.
Het venster
Watermerk bewerken
wordt geopend.
3
Typ tekst in het vak
Tekst in watermerk
. De tekst mag maximaal
uit 40 tekens bestaan. De tekst wordt in het voorbeeldvenster
getoond.
Als u
Alleen eerste pagina
aankruist, wordt het watermerk
alleen op de eerste pagina afgedrukt.
4
Selecteer de watermerkopties.
U kunt de naam, stijl, grootte en het grijstintenniveau van het
lettertype aangeven onder
Lettertypekenmerken
en de hoek
van het watermerk instellen onder
Hoek tekst
.
5
Klik op
Toevoegen
om het nieuwe watermerk aan de lijst
toe te voegen.
6
Nadat u klaar bent met bewerken, klikt u op
OK
en drukt
u het document af.
Als u geen watermerk meer wilt afdrukken, selecteert u
(Geen watermerk)
in de keuzelijst
Watermerk
.
Watermerk bewerken
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing
wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 13.
2
Klik op het tabblad
Extra
op
Bewerken
onder
Watermerk
.
Het venster
Watermerk bewerken
wordt geopend.
3
Selecteer het watermerk dat u wilt bewerken in de lijst
Huidige
watermerken
en wijzig de tekst van het watermerk en de opties.
4
Klik op
Bijwerken
als u de wijzigingen op wilt slaan.
5
Klik zo vaak als nodig op
OK
totdat u het venster Afdrukken
verlaten hebt.
Watermerk verwijderen
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing
wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 13.
2
Klik op het tabblad
Extra
op
Bewerken
onder Watermerk.
Het venster
Watermerk bewerken
wordt geopend.
3
Selecteer in de lijst
Huidige watermerken
het watermerk
dat u wilt verwijderen en klik op
Verwijderen
.
4
Klik zo vaak als nodig op
OK
totdat u het venster Afdrukken
verlaten hebt.
Geavanceerde afdrukinstellingen
23
Overlay afdrukken
Wat is een overlay?
Een overlay is tekst en/of afbeeldingen die op de vaste schijf van
de computer zijn opgeslagen in een speciale bestandsindeling en die
kunnen worden afgedrukt in een willekeurig document. Overlays worden
vaak gebruikt in plaats van voorbedrukt briefpapier of formulieren. In plaats
daarvan kunt u een overlay samenstellen die dezelfde informatie bevat
en geeft u aan de printer door welke overlay voor uw document gebruikt
moet worden. Als u een brief met het briefhoofd van uw bedrijf wilt
afdrukken, hoeft u geen voorbedrukt briefhoofdpapier in de printer
te plaatsen. U hoeft alleen maar aan te geven dat de printer de
briefhoofdoverlay moet afdrukken op uw document.
Nieuwe overlay maken
Voordat u een overlay kunt gebruiken, moet u een nieuwe overlay
samenstellen die bijvoorbeeld het logo en de adresgegevens
van uw bedrijf of een afbeelding bevat.
1
Maak of open een document met de tekst of afbeelding die u voor
de overlay wilt gebruiken. Zorg ervoor dat de tekst of afbeelding
precies op de plaats staat waar deze afgedrukt moet worden.
2
Ga naar de printereigenschappen als u het document als een
overlay wilt opslaan. Zie “Documenten afdrukken” op pagina 13.
3
Klik op het tabblad
Extra
op
Bewerken
onder
Overlay
.
4
Klik in het venster Overlay bewerken op
Overlay maken
.
5
In het venster Overlay maken voert u in het vak
Bestandsnaam
een naam van maximaal 8 posities in. Selecteer eventueel het
pad naar de bestemming (standaard is dit C:\Formover).
6
Klik op
Opslaan
. De naam verschijnt in het vak
Lijst van overlays
.
7
Klik op
OK
of
Ja
als u klaar bent met het maken van de overlay.
Het bestand wordt niet afgedrukt. Het wordt opgeslagen
op de vaste schijf van uw computer.
O
PMERKING
: het documentformaat van de overlay moet hetzelfde
zijn als de documenten die u met de overlay afdrukt. Stel geen overlays
met watermerken samen.
WORLD BEST
Dear ABC
Regards
WORLD BEST
Overlay gebruiken
Nadat u een overlay hebt samengesteld, kunt u deze met uw document
afdrukken. Dit doet u als volgt:
1
Open een document dat u wilt afdrukken of maak een nieuw
document aan.
2
Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing
wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 13.
3
Klik op het tabblad
Extra
.
4
Selecteer de gewenste overlay in de keuzelijst
Overlay
.
5
Als het overlaybestand dat u zoekt niet in de lijst
Overlay
voorkomt, klikt u op
Bewerken
en op
Overlay laden
en selecteert
u het overlaybestand.
Als u het gewenste overlaybestand op een externe bron hebt
opgeslagen, kunt u het bestand ook laden via het venster
Overlay laden
.
Klik op
Openen
als u het bestand hebt geladen. Het bestand
verschijnt in het vak
Lijst van overlays
en kan worden afgedrukt.
Selecteer de overlay in de keuzelijst
Lijst van overlays
.
6
Klik, indien nodig, op
Overlay bevestigen voor afdrukken
.
Als dit selectievakje is ingeschakeld, verschijnt telkens wanneer
u een document naar de printer verzendt een berichtvenster waarin
u gevraagd wordt te bevestigen of u een overlay op uw document
wilt afdrukken.
Als dit selectievakje niet is ingeschakeld en een overlay werd
geselecteerd, wordt de overlay automatisch afgedrukt op
uw document.
7
Klik op
OK
of
Ja
totdat het afdrukken wordt gestart.
De geselecteerde overlay wordt samen met uw afdruktaak
gedownload en wordt op uw document afgedrukt.
O
PMERKING
: de resolutie van het overlaydocument moet dezelfde
zijn als die van het document waarop u de overlay wilt afdrukken.
Overlay verwijderen
U kunt paginaoverlays die u niet meer gebruikt verwijderen.
1
Klik in het venster met de printereigenschappen op het tabblad
Extra
.
2
Klik op
Bewerken
onder
Overlay
.
3
Selecteer in de
Lijst van overlays
de overlay die u wilt verwijderen.
4
Klik op
Overlay verwijderen
.
5
Wanneer er een venster verschijnt waarin om een bevestiging
wordt gevraagd, klikt u op
Ja
.
6
Klik zo vaak als nodig op
OK
totdat u het venster Afdrukken
verlaten hebt.
Windows PostScript-stuurprogramma
24
4 Windows PostScript-
stuurprogramma
Dit onderwerp is van belang als u het PostScript-stuurprogramma op de
cd-rom van het systeem wilt gebruiken om een document af te drukken.
PPD's bieden in combinatie met het PostScript-stuurprogramma
toegang tot de printerfuncties en stellen de computer ertoe in staat
om met de printer te communiceren. Een installatieprogramma voor
de PPD's vindt u op de bijgeleverde software-cd-rom.
In dit hoofdstuk treft u de volgende onderwerpen aan:
Printerinstellingen
Via het venster met printereigenschappen hebt u toegang tot alle opties
die u nodig hebt wanneer u de printer gebruikt. Als de printereigenschappen
worden weergegeven, kunt u de instellingen die u voor de afdruktaak
nodig hebt, controleren en wijzigen.
Hoe het venster met de printereigenschappen er uitziet, hangt
af van het besturingssysteem. In deze softwarehandleiding wordt
het eigenschappenvenster van Windows XP weergegeven.
Het venster
Eigenschappen
van het printerstuurprogramma in de
gebruikershandleiding verschilt mogelijk van het venster dat u ziet,
omdat dit afhankelijk is van de gebruikte printer.
NB
:
De meeste Windows-toepassingen zullen de in het printerstuurprogramma
opgegeven instellingen opheffen. Daarom raden wij u aan eerst
de afdrukinstellingen in de softwaretoepassing te wijzigen en alleen
instellingen die u daar niet vindt aan te passen in het
printerstuurprogramma.
Deze instellingen gelden zolang u het programma niet afsluit.
Als u wilt dat uw wijzigingen permanent behouden blijven,
brengt u ze aan in de map Printers.
De volgende procedure geldt voor Windows XP. Zie de
gebruikershandleiding of on line Help van Windows voor andere
Windows-besturingssystemen.
1. Klik op de knop
Start
van Windows.
2. Selecteer Printers en faxapparaten.
3. Selecteer het pictogram van het printerstuurprogramma.
4. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van het printer-
stuurprogramma en selecteer Voorkeursinstellingen voor
afdrukken.
5. Wijzig de instellingen op elk tabblad en klik op OK.
Geavanceerd
Als u de geavanceerde opties wilt gebruiken, klikt u op de knop
Geavanceerd
.
Papier/uitvoer
: met deze optie selecteert u het papierformaat in de lade.
Grafisch
: met deze optie regelt u de afdrukkwaliteit voor specifieke
afdruktaken.
Documentopties
: met deze opties stelt u de PostScript-opties
of -printerfuncties in.
De Help-functie
U kunt klikken op in de rechterbovenhoek van het venster en
vervolgens op een instelling.
Werken met Hulpprogramma Direct afdrukken
25
5 Werken met
Hulpprogramma
Direct afdrukken
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u met Hulpprogramma Direct afdrukken
PDF-bestanden kunt afdrukken zonder ze te openen.
O
PGELET
:
U kunt geen PDF-bestanden afdrukken waarvoor een
afdrukbeperking geldt. Schakel de functie voor de afdrukbeperking uit
en probeer opnieuw af te drukken.
U kunt geen PDF-bestanden afdrukken die worden beschermd met
een wachtwoord. Schakel de functie voor het wachtwoord uit
en probeer opnieuw af te drukken.
Afhankelijk van hoe het PDF-bestand is gemaakt, is het misschien
niet mogelijk het bestand af te drukken met het
programma
Hulpprogramma Direct afdrukken
.
Het is afhankelijk van de installatie van een vaste schijf in de printer
of PDF-bestanden kunnen worden afgedrukt met het programma
Hulpprogramma Direct afdrukken
.
Het programma
Hulpprogramma Direct afdrukken
ondersteunt
PDF versie 1.4 en lager. Bestanden van een hogere versie moet u
openen om ze te kunnen afdrukken.
Overzicht van Hulpprogramma Direct
afdrukken
Hulpprogramma Direct afdrukken is een programma dat PDF-bestanden
rechtstreeks naar uw printer stuurt zonder dat u deze bestanden hoeft te
openen. De gegevens worden via de Windows-spooler en de poort van het
printerstuurprogramma verzonden. Alleen PDF-documenten worden
ondersteund.
Als u dit programma wilt installeren, moet u de optie
Aangepast (
of
Aangepaste installatie
) en vervolgens dit programma selecteren
wanneer u het printerstuurprogramma installeert.
Afdrukken
Er zijn verschillende manieren waarop u kunt afdrukken
met Hulpprogramma Direct afdrukken.
Vanuit het venster Hulpprogramma Direct
afdrukken
1
Kies in het menu
Start
de optie
Programma‘s
of
Alle
Programma‘s
Hulpprogramma Direct afdrukken
Hulpprogramma Direct afdrukken
.
Of dubbelklik op het pictogram Hulpprogramma Direct afdrukken
op uw bureaublad.
Het venster Direct afdrukken wordt geopend.
2
Selecteer de gewenste printer onder Printer selecteren en klik op
Bladeren
.
3
Selecteer het PDF-bestand dat u wilt afdrukken en klik op
Openen
.
Het PDF-bestand wordt nu toegevoegd aan de lijst in het veld
Bestanden selecteren.
4
Pas de printerinstellingen naar wens aan. Zie hieronder.
5
Klik op
Afdrukken
.
Het geselecteerde PDF-bestand wordt naar de printer verzonden.
Via het snelkoppelingspictogram
1
Selecteer het PDF-bestand dat u wilt afdrukken en sleep het naar
het pictogram Hulpprogramma Direct afdrukken op uw bureaublad.
Het geselecteerde PDF-bestand wordt naar de standaardprinter
verzonden.
O
PMERKING
:
als de standaardprinter Hulpprogramma Direct
afdrukken niet ondersteunt, wordt er een berichtvenster geopend
waarin u wordt gevraagd een geschikte printer te selecteren.
Selecteer de juiste printer in het veld Printer selecteren.
2
Pas de printerinstellingen naar wens aan.
3
Klik op
Afdrukken
.
Het geselecteerde PDF-bestand wordt naar de printer verzonden.
Via het contextmenu
1
Klik met de rechtermuisknop op het PDF-bestand dat u wilt
afdrukken en kies
Direct afdrukken
.
Het venster Direct afdrukken wordt geopend. Het PDF-bestand is
hierin al toegevoegd.
2
Selecteer de printer die u wilt gebruiken.
3
Pas de printerinstellingen naar wens aan. Zie hieronder.
4
Klik op
Afdrukken
.
Het geselecteerde PDF-bestand wordt naar de printer verzonden.
Een lokale printer delen
26
6 Een lokale printer delen
U kunt de printer rechtstreeks aansluiten op een geselecteerde
computer, die de hostcomputer op het netwerk wordt genoemd.
De volgende procedure geldt voor Windows XP. Zie de Windows-
gebruikershandleiding of on line Help voor andere Windows-
besturingssystemen.
O
PMERKINGEN
:
Controleer welke besturingssystemen compatibel zijn met de printer.
Zie Compatibiliteit met besturingssysteem onder Printerspecificaties
in de printerhandleiding.
U kunt de exacte naam van uw printer controleren op de bijgeleverde
cd-rom.
Instellen als hostcomputer
1
Zet uw computer aan en wacht tot Windows is opgestart.
2
Selecteer in het menu
Start
de optie
Printers en faxapparaten
.
3
Dubbelklik op
het pictogram van het printerstuurprogramma
.
4
Selecteer
Delen
in het menu
Printer
.
5
Schakel het selectievakje
Deze printer delen
in.
6
Typ een naam in het veld
Deelnaam
en klik vervolgens op
OK
.
Instellen als clientcomputer
1
Klik met de rechtermuisknop op de knop
Start
in Windows en
selecteer
Verkenner
.
2
Selecteer
Mijn netwerklocaties
en klik met de rechtermuisknop op
Zoeken naar computers
.
3
Typ het IP-adres van de hostcomputer in het veld
Computernaam
en klik op
Zoeken
. (Als de hostcomputer om een
Gebruikersnaam
en een
Wachtwoord
vraagt, vult u de gebruikers-id en het
wachtwoord van de hostcomputeraccount in.)
4
Dubbelklik op
Printers en faxapparaten
.
5
Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van het
printerstuurprogramma en selecteer
Verbinding maken
.
6
Klik op
Ja
als wordt gevraagd of u de installatie wilt uitvoeren.
Scannen
27
7 Scannen
U kunt het apparaat als scanner gebruiken om uw foto’s en teksten om
te zetten in digitale bestanden die u met uw computer kunt bewerken.
U kunt deze bestanden faxen of e-mailen, op uw website zetten of
opnemen in projecten die u kunt afdrukken met behulp van Samsung
software of het WIA-stuurprogramma.
In dit hoofdstuk treft u de volgende onderwerpen aan:
Werken met Samsung Easy Document Creator
Scannen met een TWAIN-compatibel programma
Scannen via het WIA-stuurprogramma
NB
Controleer welke besturingssystemen compatibel zijn met
de printer. Zie Printerspecificaties onder Compatibiliteit met
besturingssysteem in de printerhandleiding.
U kunt de naam van de printer controleren op de bijgeleverde
cd-rom.
De maximale resolutie is afhankelijk van een aantal factoren,
zoals de snelheid van de computer, de beschikbare schijfruimte,
het geheugen, de grootte van het te scannen bestand en de
instellingen van de bitdiepte. Het kan daarom afhankelijk van
uw systeem en het te scannen object onmogelijk blijken met een
specifieke resolutie te scannen, vooral als er met verbeterde dpi
wordt gewerkt.
Werken met Samsung Easy
Document Creator
Samsung Easy Document Creator is een toepassing waarmee
gebruikers documenten van verschillende opmaak kunnen scannen,
opstellen en opslaan, bijvoorbeeld .epub-bestanden. Deze documenten
kunnen vervolgens via sociale netwerken of fax worden gedeeld. Of u nu
als student onderzoeksgegevens uit de bibliotheek moet ordenen of als
moeder foto's van het verjaardagsfeestje van vorig jaar wil delen, met
Easy Document Creator beschikt u over alle benodigde hulpmiddelen.
NB
Alleen beschikbaar voor gebruikers met Windows-
besturingssystemen.
U hebt minimaal Windows XP of recenter en Internet Explorer 6.0
of hoger nodig om met Samsung Easy Document Creator te
kunnen werken.
Samsung Easy Document Creator wordt automatisch
geïnstalleerd wanneer u de apparaatsoftware installeert.
Samsung Easy Document Creator begrijpen
Openen van het programma:
Selecteer
Start
>
Programma’s of Alle programma's
>
Samsung
Printers
>
Samsung Easy Document Creator
>
Samsung Easy
Document Creator
.
De Samsung Easy Document Creator-interface bestaat uit verschillende
gedeelten die in de onderstaande tabel worden beschreven:
OPMERKING
: De schermafbeelding kan verschillen, afhankelijk van het
besturingssysteem dat u gebruikt.
Scannen
28
1
(Informatie)
Klik op de knop Informatie voor de
versie-informatie van het programma.
(Help)
Klik op de knop Help voor informatie
over de opties die u wilt gebruiken.
2
Snel scannen
Scant automatisch met de instellingen
die in Configuratie zijn opgegeven. U
kunt hier de standaardopties instellen
zoals type afbeelding,
documentgrootte, resolutie of
bestandstype.
3
Scannen
Bevat meer gedetailleerde opties over
het stuk voor stuk scannen van
documenten.
OPMERKING
: De functie voor tekst
converteren is alleen beschikbaar als de
OCR-software (optical character
recognition), die als apart
installatiebestand wordt meegeleverd, is
geïnstalleerd.
Afbeelding scannen: Te gebruiken
voor het scannen van een of
meerdere afbeeldingen.
Document scannen: Te gebruiken
voor het scannen van
tekstdocumenten of documenten met
tekst en afbeeldingen.
Tekst converteren: Te gebruiken
voor documenten die in een
bewerkbare tekstopmaak moeten
worden opgeslagen.
Boek scannen: Te gebruiken om
boeken via de glasplaat te scannen.
Favorieten: Door gebruikers
gemaakte favorieten voor
veelgebruikte scaninstellingen.
4
Uploaden naar
SNS
Biedt een snelle en eenvoudige manier
om bestanden naar een aantal
verschillende sociale netwerksites
(SNS) te uploaden. Scan een nieuwe
afbeelding of selecteer een bestaande
afbeelding om naar Facebook, Flickr,
Picasa, Google Docs of Twitter te
uploaden.
OPMERKING
: Uploaden naar SNS is
alleen beschikbaar na installatie van
Microsoft®.NET Framework 3.5 Service
Pack 1 (http://www.microsoft.com/
download/en/details.aspx?id=22).
Daarnaast moet u Windows XP of
recenter en Internet Explorer 7.0 of hoger
hebben geïnstalleerd
5
Converteren naar
e-book
Biedt de mogelijkheid om meerdere
documenten als één e-book te
scannen of bestaande bestanden naar
e-bookopmaak (.epub) om te zetten.
Scannen
29
OPMERKING
: Klik achtereenvolgens op de knop
Help
( ) echtsboven
in het venster en de optie waarover u meer wilt weten.
Functies gebruiken
Scannen
1
Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte zijde naar
boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar
onder op de glasplaat van de scanner .
2
Klik op
Scannen
in het startscherm.
3
Selecteer de scanmethode of een favoriet en klik op
Starten
.
4
Pas de afbeelding aan met de opties (
Scaninstellingen
en
Meer
opties
).
5
Klik op
Scannen
om een definitieve afbeelding te scannen of op
Voorbeeldscan
om eerst nog een voorbeeld te zien te krijgen.
6
Selecteer
Opslaan op locatie, Verzenden via e-mail of
Verzenden naar SNS
.
7
Klik op
Opslaan
(een scan opslaan),
Verzenden
(een scan e-
mailen) of
Delen
(Uploaden).
6
Fax verzenden
Biedt de mogelijkheid om direct vanuit
Easy Document Creator een fax te
verzenden als het Samsung Network
PC Fax-stuurprogramma is
geïnstalleerd.
OPMERKING
: Als het Samsung Network
PC Fax-stuurprogramma niet is
geïnstalleerd, is deze functie niet
beschikbaar.
7
Configuratie
Geeft toegang tot de opties Veel
gebruikt en Snel scannen.
8
Apparaatnaam
Geeft aan welk scan-/faxapparaat klaar
is voor gebruik.
9
Zoeken
Indien er geen apparaat wordt
weergegeven dat klaar is voor
gebruik, klikt u op deze knop om er
een te zoeken.
OPMERKING
: Klik op
Nu zoeken
om
automatisch naar alle apparaten te
zoeken waar u toegang tot hebt.
OPMERKING
:
Als er ruimte is op de glasplaat, kan er meer dan één
item tegelijkertijd worden gescand. Gebruik het hulpmiddel om
meerdere selectiegebieden te kiezen.
Snel scannen
Snel scannen configureren
Ga als volgt te werk om de snelscanopties in te stellen:
1
Klik op
Configuratie
in het startscherm.
2
Klik op
Standaard
om de standaardinstelling te gebruiken of
selecteer uw eigen opties.
3
Klik op
Toepassen
om de wijzigingen op te slaan.
Werken met Snel scannen
1
Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte zijde naar
boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar
onder op de glasplaat van de scanner.
2
Klik op
Snel scannen
in het startscherm.
3
Selecteer een locatie om de gescande afbeeldingen op te slaan.
4
Klik op
Opslaan
om de afbeelding op te slaan.
OPMERKING
: Klik op Meer scannen om een andere afbeelding te
scannen op basis van dezelfde instellingen.
Naar een sociale netwerksite scannen
Direct scannen
1
Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte zijde naar
boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar
onder op de glasplaat van de scanner.
2
Klik op
Uploaden naar SNS
in het startscherm.
3
Klik opNaar
SNS scannen
>
Starten
.
4
Klik op
Scannen
.
Bestaand bestand uploaden
1
Klik op
Uploaden naar SNS
in het startscherm.
2
Klik op
Bestaand bestand naar SNS
>
Starten
.
3
Selecteer de site en klik op Afb. toev. om het te uploaden bestand
te zoeken.
4
Selecteer een sociale netwerksite waar u de afbeelding naartoe
wilt sturen en klik op
Volgende
.
5
Volg de aanwijzingen op elke sociale netwerksite.
OPMERKING
: Als u als gevolg van een netwerkbeperking problemen
ondervindt bij de toegang tot of het uploaden van bestanden naar een
SNS, moet u de beveiligingsinstellingen van uw netwerk met uw
Scannen
30
netwerkbeheerder bespreken. Voor het juist functioneren van Uploaden
naar SNS in Samsung Easy Document Creator moet u een onbeperkte
netwerkomgeving hebben waarin HTTPS-communicatie is toegestaan.
Converteren naar e-book
Direct scannen
1
Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte zijde naar
boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar
onder op de glasplaat van de scanner.
2
Klik op
Converteren naar e-book
in het startscherm.
3
Klik op
Scannen naar e-book
>
Starten
.
4
Voer een naam en auteur in die gebruikt worden als
metataginformatie voor het .
epub
-bestand. Voer daarna een
bestandsnaam in en selecteer een locatie om het bestand op te
slaan.
5
Klik op
Opslaan
.
Converteren van bestaande bestanden
1
Klik op
Converteren naar e-book
in het startscherm.
2
Klik op
Bestaand bestand naar e-book
>
Starten
.
3
Klik op
Afb. toev
. om het te converteren bestand te zoeken.
4
Voer een naam en auteur in die gebruikt worden als
metataginformatie voor het .
epub
-bestand. Voer daarna een
bestandsnaam in en selecteer een locatie om het bestand op te
slaan.
5
Klik op
Opslaan
.
Een fax verzenden
1
Plaats originelen in de documentinvoer met de bedrukte zijde naar
boven of plaats een enkel document met de bedrukte zijde naar
onder op de glasplaat van de scanner
2
Klik op
Fax verzenden
in het startscherm.
3
Klik op Bestand toevoegen en zoek het te faxen bestand.
4
Klik op
Fax verzenden
.
5
Voer de faxinformatie in (nummer ontvanger, voorbladinformatie,
enz.)
6
Klik op
verzenden
.
Plug-ins
Easy Document Creator maakt ook nieuwe plug-ins aan voor Microsoft
PowerPoint, Word en Excel. Deze nieuwe plug-ins verschijnen in een
nieuw menu van Easy Document Creator in de menubalken van de
toepassing:
Scannen naar Office, Fax verzenden en E-book
.
Scannen met een TWAIN-compatibel
programma
Als u documenten met andere software wilt scannen, moet deze TWAIN-
compatibel zijn, zoals Adobe Photoshop. Wanneer u voor het eerst gaat
scannen met een ander programma, moet u het apparaat in dit
programma als TWAIN-bron selecteren.
Als u wilt scannen, voert u de volgende stappen uit:
1
Zorg ervoor dat het apparaat en de computer aan staan en goed
met elkaar zijn verbonden.
2
Plaats een of meer documenten met de bedrukte zijde naar boven
in de DADI (of de ADI).
OF
Plaats één document met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat.
3
Open uw programma, bijvoorbeeld PhotoDeluxe of Photoshop.
4
Open het TWAIN-venster en stel de scanopties in.
5
Scan het origineel en sla de afbeelding op.
OPMERKING
: u moet de instructies van het desbetreffende programma
opvolgen om een afbeelding te kunnen produceren. Zie hiervoor de
gebruikershandleiding van de toepassing.
Scannen via het WIA-
stuurprogramma
Het apparaat ondersteunt ook het WIA-stuurprogramma voor het scannen
van afbeeldingen. WIA is een van de standaardonderdelen van Microsoft
Windows
XP voor de ondersteuning van digitale camera's en scanners.
In tegenstelling tot het TWAIN-stuurprogramma kunt u met het WIA-
stuurprogramma zonder aanvullende software afbeeldingen gemakkelijk
scannen en bewerken.
OPMERKING
: het WIA-stuurprogramma werkt alleen onder Windows
XP/Vista/7 als er een USB-poort beschikbaar is.
Windows XP
1
Plaats een of meer documenten met de bedrukte zijde naar boven
in de DADI (of de ADI).
OF
Plaats één document met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat.
Scannen
31
2
Ga vanuit het menu
Start
op het bureaublad naar
Instellingen
,
Configuratiescherm
en vervolgens
Scanners en camera’s
.
3
Dubbelklik op het pictogram van het
printerstuurprogramma
.
De wizard Scanner en camera verschijnt.
4
Geef uw scanvoorkeuren op en klik op
Voorbeeld
om te zien
welke invloed uw voorkeuren op de afbeelding hebben.
5
Klik op
Volgende
.
6
Geef een naam op voor de afbeelding en selecteer een
bestandsindeling en een opslaglocatie voor de afbeelding.
7
Volg de aanwijzingen op het scherm als u de afbeelding wilt
bewerken nadat deze op uw computer is opgeslagen.
Windows Vista
1
Plaats een of meer documenten met de bedrukte zijde naar boven
in de DADI (of de ADI).
OF
Plaats één document met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat.
2
Klik op
Start
Configuratiescherm
Hardware en geluiden
Scanners en camera’s
.
3
Klik op
Een document of foto scannen
. De toepassing
Windows
Faxen en scannen
wordt automatisch geopend.
OPMERKING
: Klik op
Scanners en camera’s weergeven
om de
scanners te bekijken.
4
Klik op
Scannen
om het scannerstuurprogramma te openen.
5
Selectuur uw scanvoorkeuren en klik op
Voorbeeld
om te zien hoe
uw voorkeuren de afbeelding beïnvloeden.
6
Klik op
Scannen
.
O
PMERKING
: als u de scantaak wilt annuleren, klikt u op Stop
in de wizard Scanner en camera.
Windows7
1
Plaats een of meer documenten met de bedrukte zijde naar boven
in de DADI (of de ADI).
OF
Plaats één document met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat.
2
Klik op
Start
Configuratiescherm
Hardware en geluiden
Apparaten en printers
.
3
Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van het
stuurprogramma van het apparaat onder
Printers en
faxapparaten
Scan starten
. De toepasssing
Nieuwe scan
verschijnt.
4
Selectuur uw scanvoorkeuren en klik op
Voorbeeld
om te zien hoe
uw voorkeuren de afbeelding beïnvloeden.
5
Klik op
Scannen
.
Smart Panel gebruiken
32
8 Smart Panel gebruiken
Smart Panel is een programma waarmee de status van de printer wordt
bewaakt. U kunt de status bekijken en de printerinstellingen aanpassen.
In Windows en Macintosh wordt Smart Panel automatisch geïnstalleerd
wanneer u de printersoftware installeert. Als u Linux gebruikt, moet u
Smart Panel downloaden vanaf de website van Samsung
(www.samsung.com/printer) en installeren.
O
PMERKINGEN
:
Vereisten om dit programma te gebruiken:
- Zie "Specificaties van de printer" in de printerhandleiding als u wilt
weten welke besturingssystemen compatibel zijn met de printer.
- Mac OS X 10.3 of hoger
- Linux. Zie "Specificaties van de printer" in de printerhandleiding als
u wilt weten welke Linux-systemen compatibel zijn met de printer.
- Internet Explorer 5.0 of hoger voor de Flash-animaties in de HTML
Help.
De exacte naam van de printer vindt u op de bijgeleverde cd-rom.
Kennismaken met Smart Panel
Smart Panel verschijnt automatisch als er tijdens het afdrukken een fout
optreedt. Deze fout wordt dan weergegeven.
U kunt Smart Panel ook handmatig opstarten. Dubbelklik op het
pictogram voor Smart Panel in de taakbalk van Windows (in Windows)
of in het systeemvak (in Linux). U kunt het ook aanklikken in de
statusbalk (Mac OS X).
Dubbelklik op dit pictogram in Windows.
klik op dit pictogram in Mac OS X.
klik op dit pictogram in Linux.
Indien u een Windows-gebruiker bent, selecteert u in het menu
Start
de
optie
Programma's
of
Alle programma's
de naam van
uw printerstuurprogramma
Smart Panel
.
O
PMERKINGEN
:
Als er al meer dan één printer van Samsung is geïnstalleerd,
selecteert u eerst het gewenste printermodel, zodat u het
bijbehorende Smart Panel kunt gebruiken. Klik met de
rechtermuisknop (in Windows of Linux) of klik (in Mac OS X) op het
pictogram voor Smart Panel en selecteer
de naam van uw
printer
.
Het venster Smart Panel en de inhoud die in deze
softwaregebruikershandleiding worden getoond, kunnen verschillen
naargelang de gebruikte printer of het gebruikte besturingssysteem.
Het programma Smart Panel vermeldt de huidige status van de printer,
het resterende tonerniveau in de tonercassette(s) en een boel andere
informatie. U kunt ook instellingen wijzigen.
Tonerniveau
Hier wordt het resterende tonerniveau in de cassette(s) weergegeven. De
printer en het aantal tonercassette(s) in het bovenstaande venster kunnen
verschillen afhankelijk van de gebruikte printer. Niet alle printers beschikken
over deze functie.
Nu kopen
U kunt reservetonercassette(s) on line bestellen.
Probleemoplossingsgids
Klik op deze knop om de Help te bekijken en problemen op te lossen.
Instelling stuurprogramma (Alleen voor Windows)
Via het venster met printereigenschappen heeft u toegang tot alle
printeropties die u nodig heeft als u de printer gebruikt.
Meer informatie
vindt u onder
Zie “Printerinstellingen” op pagina 14.
1
1
Smart Panel gebruiken
33
De probleemoplossingsgids openen
In de Probleemoplossingsgids vindt u oplossingen voor problemen die
een foutstatus veroorzaken.
Klik met de rechtermuisknop (in Windows of Linux) of klik (in Mac OS X)
op het pictogram voor Smart Panel en selecteer
Probleemoplossingsgids
.
De instellingen van Smart Panel
wijzigen
Klik met de rechtermuisknop (in Windows of Linux) of klik (in Mac OS X)
op het pictogram voor Smart Panel en selecteer
Opties
.
Selecteer de gewenste instellingen in het venster
Opties
.
Uw printer gebruiken onder Linux
34
9 Uw printer gebruiken
onder Linux
U kunt uw apparaat gebruiken in een Linux-omgeving.
In dit hoofdstuk treft u de volgende onderwerpen aan:
•Aan de slag
Unified Linux-stuurprogramma installeren
Werken met Unified Driver Configurator
Printereigenschappen configureren
Een document afdrukken
Een document scannen
Aan de slag
U moet het Linux-softwarepakket downloaden van de website
van Samsung (www.samsung.com/printer) om de printer- en
scannersoftware te installeren.
Samsung’s Unified Linux-pakket bevat stuurprogramma’s voor
het afdrukken van documenten en het scannen van afbeeldingen.
Het pakket biedt ook krachtige toepassingen voor het configureren
van de printer en het bewerken van gescande documenten.
Na de installatie van het stuurprogramma op uw Linux-systeem
kunt u met dit pakket diverse apparaten via snelle parallelle ECP-
poorten en USB tegelijkertijd bewaken.
U kunt de verkregen documenten bewerken, op dezelfde lokale
of netwerkprinters afdrukken, verzenden via e-mail, uploaden
naar een FTP-site of exporteren naar een extern OCR-systeem.
Het Unified Linux-stuurprogrammapakket is voorzien
van een intelligent en flexibel installatieprogramma. U hoeft
niet te zoeken naar extra onderdelen voor de Unified Linux-
stuurprogramma's: alle vereiste toepassingen worden gekopieerd
naar uw systeem en automatisch geïnstalleerd. Dit is mogelijk
op een groot aantal van de bekendste Linux-distributies.
Unified Linux-stuurprogramma
installeren
Unified Linux-stuurprogramma
installeren
1
Zorg dat de printer is aangesloten op de computer.
Schakel de computer en de printer in.
2
Als het venster Administrator Login verschijnt, typt u
root
in het veld Login en voert u het systeemwachtwoord in.
O
PMERKING
:
u moet zich aanmelden als superuser (root)
om de printersoftware te kunnen installeren. Als u geen
superuser bent, neemt u contact op met de systeembeheerder.
3
Download vanaf de website van Samsung het Unified Linux
Driver-pakket en decomprimeer het.
4
Klik op het pictogram " " onderaan op het bureaublad.
Als het terminalvenster verschijnt, typt u het volgende:
[root@localhost root]#tar zxf [bestandspad]/
UnifiedLinuxDriver.tar.gz[root@localhost root]#cd
[bestandspad]/cdroot/Linux[root@localhost Linux]#./
install.sh
O
PMERKING
:
Als u de grafische interface niet gebruikt en de
software niet hebt geïnstalleerd, moet u het stuurprogramma
in de tekstmodus gebruiken. Volg de stappen 3 en 4, en volg
daarna de instructies op het terminalscherm.
5
Het beginscherm verschijnt. Klik op
Next
(Volgende).
Uw printer gebruiken onder Linux
35
6
Na afloop van de installatie klikt u op
Finish
(Voltooien).
Het installatieprogramma heeft het pictogram Unified Driver
Configurator aan het bureaublad en de groep Samsung
Unified Driver aan het systeemmenu toegevoegd. Zie bij
problemen de helpaanwijzingen op het scherm. U opent
de Help via het systeemmenu of in een van de
stuurprogrammatoepassingen, zoals
Unified Driver
Configurator
of
Image Manager
.
O
PMERKING
:
Het stuurprogramma in de tekstmodus
installeren:
Als u de grafische interface niet gebruikt of het
stuurprogramma niet hebt kunnen installeren, moet u het
stuurprogramma in de tekstmodus gebruiken.
Volg de stappen 1 tot en met 3, voer [root@localhost
Linux]# ./install.sh in en volg daarna de instructies op het
terminalscherm. De installatie wordt voltooid.
Voor het verwijderen van het stuurprogramma volgt u de
bovenstaande installatie-instructies, maar voert u
[root@localhost Linux]# ./uninstall.sh in op het
terminalscherm.
Installatie van Unified Linux-
stuurprogramma ongedaan maken
1
Als het venster Administrator Login verschijnt, typt u
root
in het veld Login en voert u het systeemwachtwoord in.
O
PMERKING
:
u moet zich aanmelden als superuser
(root) om de printersoftware te kunnen installeren. Als u geen
superuser bent, neemt u contact op met de systeembeheerder.
2
Klik op het pictogram " " onderaan op het bureaublad. Als
het terminalvenster verschijnt, typt u het volgende:
[root@localhost root]#cd /opt/Samsung/mfp/uninstall/
[root@localhost uninstall]#./uninstall.sh
3
Klik op
Uninstall
(Installatie ongedaan maken).
4
Klik op
Next
(Volgende).
5
Klik op
Finish
(Voltooien).
Uw printer gebruiken onder Linux
36
Werken met Unified Driver
Configurator
Unified Linux Driver Configurator is een tool dat voornamelijk
is bestemd voor de configuratie van printers of MFP-apparaten.
Aangezien een MFP-apparaat de functies van een printer en
scanner combineert, zijn de opties in Unified Linux Driver
Configurator logisch gegroepeerd in printer- en scannerfuncties.
Het is ook mogelijk een speciale MFP-poort in te stellen om
de toegang tot een MFP-printer en -scanner via één I/O-
kanaal te regelen.
Nadat u het Unified Linux-stuurprogramma hebt geïnstalleerd,
wordt het pictogram Unified Linux Driver Configurator
automatisch aan uw bureaublad toegevoegd.
Unified Driver Configurator openen
1
Dubbelklik op
Unified Driver Configurator
op uw bureaublad.
U kunt ook op het pictogram van het startmenu klikken
en achtereenvolgens
Samsung Unified Driver
en
Samsung Unified Driver Configurator
selecteren.
2
Klik in de modulebalk op de knop van
het configuratievenster dat u wilt openen.
Klik op
Help
voor helpaanwijzingen op het scherm.
3
Breng de wijzigingen aan in de configuratie en klik op
Exit
(Afsluiten) om Unified Driver Configurator te sluiten.
Knop Printers Configuration
(Printers configureren)
Knop Scanners Configuration
Knop Ports Configuration
(Poorten configureren)
Printers configureren
Het configuratiescherm bestaat uit twee tabbladen:
Printers
en
Classes
.
Tabblad Printers
Klik op het pictogram van de printer links in het venster Unified
Linux Configurator als u de huidige printerconfiguratie van het
systeem wilt bekijken.
In dit scherm vindt u de volgende knoppen:
Refresh
(Vernieuwen): lijst met beschikbare printers
vernieuwen.
Add Printer
(Printer toevoegen): nieuwe printer
toevoegen.
Remove Printer
(Printer verwijderen): geselecteerde
printer verwijderen.
Set as Default
(Als standaardwaarde instellen): huidige
printer instellen als standaardprinter.
Stop
/
Start
(Stoppen/starten): printer stoppen/starten.
Test
: testpagina afdrukken om te controleren
of de printer goed werkt.
Properties
(Eigenschappen): eigenschappen van de printer
weergeven en wijzigen. Zie pagina 38 voor meer informatie.
Alle geïnstalleerde
printers
Naar Printer
Configuration
Status, modelnaam
en URI van de printer
Uw printer gebruiken onder Linux
37
Tabblad Classes
Op het tabblad Classes wordt een lijst met beschikbare
printerklassen weergegeven.
Refresh
(Vernieuwen): de lijst met klassen vernieuwen.
Add Class...
(
Klas toevoegen): een nieuwe printerklasse
toevoegen.
Remove Class
(Klas verwijderen): de geselecteerde
printerklasse verwijderen.
Scanners Configuration
In dit scherm kunt u de activiteiten van de scanners bewaken,
een lijst met geïnstalleerde Samsung MFP-apparaten opvragen,
eigenschappen van apparaten wijzigen en afbeeldingen scannen.
Properties...
(Eigenschappen): de scaneigenschappen
wijzigen en een document scannen. Zie pagina 39.
Drivers... (Stuurprogramma's): de activiteiten
van scanstuurprogramma's bewaken.
Status van de klasse
en aantal printers
in de klasse
Alle printerklassen
Naar Scanners
Configuration
Alle geïnstalleerde
scanners
Leverancier, model en
type van de scanner
Ports Configuration
(Poorten configureren)
In dit scherm kunt u de lijst met beschikbare poorten weergeven,
de status van elke poort controleren en een poort vrijgeven
die bezet wordt door een afgebroken taak.
Refresh
(Vernieuwen): de lijst met beschikbare poorten
vernieuwen.
Release port
(Poort vrijgeven): de geselecteerde poort
vrijgeven.
Printers en scanners poorten laten delen
De printer kan via een parallelle poort of USB-poort worden
aangesloten op een hostcomputer. Omdat het MFP-apparaat
uit meer dan één apparaat bestaat (printer en scanner), moet
de toegang van "gebruiker"-toepassingen tot deze apparaten
via één I/O-poort goed worden geregeld.
Het Samsung Unified Linux Driver-pakket is voorzien van een
geschikt mechanisme voor het delen van poorten dat wordt
gebruikt door de printer- en scannerstuurprogramma's van
Samsung. De stuurprogramma's benaderen de apparaten via
de zogenaamde MFP-poorten. De huidige status van een MFP-
poort kan worden bekeken in het scherm Ports Configuration
(Poorten configureren). Door poorten te delen voorkomt u dat
u een functioneel blok van het MFP-apparaat benadert terwijl
een ander blok in gebruik is.
Wij raden u aan Unified Driver Configurator te gebruiken
als u een nieuwe MFP-printer configureert op het systeem.
In dit geval wordt u gevraagd een I/O-poort te kiezen voor
het nieuwe apparaat. Met deze keuze stelt u de meest geschikte
configuratie in voor de MFP-functionaliteit. Voor MFP-scanners
worden de I/O-poorten automatisch gekozen door de
stuurprogramma's zodat de juiste instellingen standaard
worden toegepast.
Naar Ports
Configuration
Poorttype, aangesloten
apparaat en status
Alle beschikbare
poorten
Uw printer gebruiken onder Linux
38
Printereigenschappen
configureren
In het eigenschappenvenster dat u kunt openen vanuit
de printerconfiguratie, kunt u verschillende eigenschappen
voor uw apparaat als printer wijzigen.
1
Open Unified Driver Configurator.
Ga eventueel naar het scherm Printers Configuration.
2
Selecteer uw apparaat in de lijst met beschikbare printers
en klik op
Properties
(Eigenschappen).
3
Het venster Printer Properties (Printereigenschappen)
wordt geopend.
Dit venster bestaat uit de volgende vijf tabbladen:
General
(Algemeen): locatie en naam van de printer
wijzigen. De naam die u op dit tabblad invoert, wordt
weergegeven in de printerlijst van het venster Printers
Configuration.
Connection
(Verbinding): een andere poort bekijken
of selecteren. Als u de printerpoort wijzigt van USB in
parallel of andersom terwijl de printer in gebruik is, moet
u de printerpoort op dit tabblad opnieuw configureren.
Driver
(Stuurprogramma): een ander
printerstuurprogramma bekijken of selecteren.
Klik op
Options
(Opties) als u de standaardopties
van het apparaat wilt instellen.
Jobs
(Taken): de lijst met afdruktaken weergeven. Klik
op
Cancel job
(Taak annuleren) om de geselecteerde
taak te annuleren. Schakel het selectievakje
Show
completed jobs
(Voltooide taken weergeven) in om
voltooide taken in de lijst op te nemen.
Classes
(Klassen): de klasse waartoe uw printer behoort.
Klik op
Add to Class
(Toevoegen aan klasse) om uw
printer aan een bepaalde klasse toe te voegen of klik op
Remove from Class
(Verwijderen uit klasse) als u de
printer uit een geselecteerde klasse wilt verwijderen.
4
Klik op
OK
om de wijzigingen toe te passen en sluit het
venster Printer Properties.
Een document afdrukken
Afdrukken vanuit een toepassing
Vanuit een groot aantal Linux-toepassingen kunt u afdrukken
met Common UNIX Printing System (CUPS). Vanuit al deze
toepassingen kunt u op de printer afdrukken.
1
Kies in de toepassing waarmee u werkt de optie
Print
(Afdrukken) in het menu
File
(Bestand).
2
Selecteer
Print
directly using
lpr
(Rechtstreeks afdrukken
via lpr).
3
In het venster LPR GUI selecteert u het printermodel in de
lijst met printers en klikt u op
Properties
(Eigenschappen).
4
Wijzig de eigenschappen van de printer en de afdruktaken.
Klik
Uw printer gebruiken onder Linux
39
Dit venster bestaat uit de volgende vier tabbladen:
General
(algemeen): hier kunt u het papierformaat,
de papiersoort en de afdrukstand van de documenten
wijzigen. U kunt hier ook de dubbelzijdige afdrukfunctie
inschakelen, scheidingspagina's toevoegen aan het begin
en einde, en het aantal pagina's per vel wijzigen.
Text
(Tekst): hier kunt u paginamarges opgeven en
tekstopties instellen, zoals regelafstand en kolommen.
Graphics
(Afbeeldingen): hier kunt u grafische opties
instellen voor het afdrukken van afbeeldingen/bestanden,
bijvoorbeeld kleuropties en grootte of positie van een
afbeelding.
Device
(Apparaat): hier kunt u afdrukresolutie, papierbron
en bestemming instellen.
5
Klik op
Apply
om de wijzigingen toe te passen en sluit
het venster Properties.
6
Klik op
OK
in het venster LPR GUI om te beginnen
met afdrukken.
7
Het venster Printing (Bezig met afdrukken) verschijnt.
Hier kunt u de status van de afdruktaak volgen.
Klik op
Cancel
(Annuleren) als u de huidige afdruktaak
wilt annuleren.
Bestanden afdrukken
U kunt een groot aantal bestandstypen afdrukken op dit
Samsung-apparaat door de standaard-CUPS-methode toe
te passen: direct vanaf de opdrachtregel. U werkt dan met
het CUPS lpr-hulpprogramma. In het pakket stuurprogramma's
beschikt u echter over een veel gebruikersvriendelijker LPR
GUI-programma.
Zo drukt u elk bestand af:
1
Typ
lpr <bestandsnaam>
op de opdrachtregel van de
Linux-shell en druk op
Enter
. Het venster LPR GUI wordt
weergegeven.
Als u alleen
lpr
intikt en op
Enter
drukt, wordt eerst het
venster Select file(s) to print (Af te drukken bestand(en)
selecteren) geopend. Selecteer de bestanden die u wilt
afdrukken en klik op
Open
.
2
In het venster LPR GUI selecteert u de printer in de lijst en
past u de eigenschappen van de printer en de afdruktaken aan.
Zie voor meer informatie over het venster Properties
pagina 38.
3
Klik op
OK
om te beginnen met afdrukken.
Een document scannen
U kunt een document scannen vanuit het venster Unified Driver
Configurator.
1
Dubbelklik op uw bureaublad op Unified Driver
Configurator.
2
Klik op de knop om het venster Scanners
Configuration (Scanners configureren) te openen.
3
Selecteer de scanner in de lijst.
Als u slechts één MFP-apparaat hebt en als dit apparaat
is aangesloten op de computer en aan staat, verschijnt
uw scanner in de lijst en wordt deze automatisch geselecteerd.
Als er twee of meer scanners zijn aangesloten op de computer,
kunt u voor elke scantaak een andere scanner kiezen. Als
er bijvoorbeeld een document wordt gescand op de eerste
scanner, kunt u de tweede scanner selecteren, de opties
instellen en de scantaak tegelijkertijd starten.
4
Klik op
Properties
(Eigenschappen).
5
Plaats de te scannen documenten met de
bedrukte zijde
naar boven in de automatische documentinvoer of met
de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat.
6
Klik op
Preview
(Afdrukvoorbeeld) in het venster Scanner
Properties (Eigenschappen scanner).
Klik op uw
scanner
Uw printer gebruiken onder Linux
40
Het document wordt gescand en er verschijnt een
voorbeeld van de afbeelding in het vak Preview.
7
U wijzigt de scanopties in de vakken Image Quality en
Scan Area.
Image Quality
(Beeldkwaliteit): kleurcompositie en
scanresolutie selecteren voor de afbeelding.
Scan Area
(Scangebied): paginaformaat selecteren.
Klik op de knop
Advanced
(Geavanceerd) als u het
paginaformaat handmatig wilt instellen.
Als u vooraf ingestelde scanopties wilt gebruiken, klikt
u op Job Type (Taaksoort) en selecteert u een taaksoort
uit de keuzelijst. Zie voor meer informatie over vooraf
ingestelde taaksoorten pagina 40.
Klik op
Default
(Standaard) als u de standaardinstellingen
van de scanopties wilt herstellen.
8
Klik op
Scan
(Scannen) nadat u alle opties hebt ingesteld.
Links onder in het venster verschijnt een statusbalk die de
voortgang van het scanproces aangeeft. Als u het scannen
wilt annuleren, klikt u op
Cancel
(Annuleren).
9
De gescande afbeelding verschijnt op het nieuwe tabblad
Image Manager (Afbeeldingen beheren).
Sleep met de
muisaanwijzer over
het gedeelte dat
u wilt scannen
Op de werkbalk vindt u diverse functies voor het bewerken
van de gescande afbeelding. Zie voor meer informatie over
het bewerken van een gescande afbeelding pagina 41.
10
Als u klaar bent, klikt u op
Save
(Opslaan) in de werkbalk.
11
Selecteer de map waarin u de afbeelding wilt opslaan
en voer de bestandsnaam in.
12
Klik op
Save
.
Instellingen voor taaksoorten toevoegen
U kunt gekozen scanopties opslaan zodat u deze later voor
scantaken kunt gebruiken.
Zo slaat u een nieuwe taaksoort op:
1
Wijzig de opties in het venster Scanner Properties
(Eigenschappen scanner).
2
Klik op
Save As
(Opslaan als).
3
Voer een naam in voor de gekozen instellingen.
4
Klik op
OK
.
De instellingen worden toegevoegd aan de keuzelijst
Saved Settings (Opgeslagen instellingen).
Zo slaat u instellingen op voor de volgende scantaak:
1
Selecteer de gewenste instelling in de keuzelijst Job Type
(Taaksoort).
2
Klik op
Save
(Opslaan).
De volgende keer dat u het venster Scanner Properties
opent, zijn de opgeslagen instellingen automatisch
geselecteerd voor de scantaak.
Zo verwijdert u een opgeslagen taaksoort:
1
Selecteer de instelling die u wilt verwijderen
in de keuzelijst Job Type (Taaksoort).
2
De instelling wordt verwijderd uit de lijst.
Uw printer gebruiken onder Linux
41
Werken met Image Manager
In de toepassing Image Manager (Afbeeldingen beheren) vindt
u menuopties en knoppen voor de bewerking van gescande
afbeeldingen.
Met de volgende knoppen kunt u een afbeelding bewerken:
Knop Functie
Afbeelding opslaan.
Laatste handeling ongedaan maken.
Laatste ongedaan gemaakte handeling
herstellen.
Bladeren door afbeelding.
Geselecteerd deel van afbeelding bijsnijden.
Uitzoomen op afbeelding.
Inzoomen op afbeelding.
Formaat van afbeelding schalen. U kunt het
formaat handmatig invoeren of instellen dat
de verhouding proportioneel, verticaal of
horizontaal wordt geschaald.
Afbeelding roteren; u kunt het aantal graden
selecteren in de keuzelijst.
Afbeelding horizontaal of verticaal spiegelen.
Met deze knoppen
bewerkt u de
afbeelding.
Zie de helpaanwijzingen op het scherm voor meer informatie
over de toepassing Image Manager.
Helderheid of contrast van afbeelding
aanpassen of afbeelding inverteren.
Eigenschappen van afbeelding weergeven.
Knop Functie
Uw printer gebruiken in combinatie met een Macintosh
42
10 Uw printer gebruiken
in combinatie met een
Macintosh
Uw apparaat ondersteunt Macintosh-systemen met een ingebouwde
USB-interface of een 10/100 Base-TX-netwerkkaart. Als u een bestand
afdrukt vanaf een Macintosh-computer, kunt u het PostScript-
stuurprogramma gebruiken door het PPD-bestand te installeren.
O
PMERKING
:
sommige printers ondersteunen geen
netwerkinterface. Controleer in de gebruikershandleiding
van de printer onder Printerspecificaties of uw printer een
netwerkinterface ondersteunt.
In dit hoofdstuk treft u de volgende onderwerpen aan:
Software voor Macintosh installeren
De printer instellen
Afdrukken
Scannen
Software voor Macintosh installeren
De cd-rom met het PostScript-stuurprogramma die bij uw printer is
geleverd, bevat het PPD-bestand waarmee u het PS-stuurprogramma
(Apple LaserWriter-stuurprogramma) kunt gebruiken om af te drukken
vanaf een Macintosh-computer.
Het wordt geleverd met de Twain driver waarmee u kunt scannen
op uw Macintoshcomputer.
Printerstuurprogramma
Het printerstuurprogramma installeren
1
Sluit de printer aan op de computer via de USB-kabel
of de ethernetkabel.
2
Zet de computer en de printer aan.
3
Plaats de cd-rom met het PostScript-stuurprogramma dat bij
de printer is geleverd in het cd-romstation van uw computer.
4
Dubbelklik op
Samsung_MFP
op het Macintosh-bureaublad.
5
Dubbelklik op de map
MAC_Installer
.
6
Dubbelklik op de map
MAC_Printer
.
7
Dubbelklik voor Mac OS 8.6~9.2 op het pictogram
Samsung_MFP
Installer Classic
.
Dubbelklik voor Mac OS 10.1 of hoger op het pictogram
Samsung_MFP Installer OSX
.
8
Klik op
Continue (Ga door)
.
9
Klik op
Install (Installeer)
.
10
Nadat de installatie is voltooid, klikt u op
Quit (Afsluiten)
.
De installatie van het printerstuurprogramma
ongedaan maken
1
Plaats de cd-rom met het PostScript-stuurprogramma dat bij
de printer is geleverd in het cd-romstation van uw computer.
2
Dubbelklik op de
het cd-rompictogram
dat op het bureaublad van
uw Macintoshcomputer verschijnt.
3
Dubbelklik op
Samsung_MFP
op het Macintosh-bureaublad.
4
Dubbelklik op de map
MAC_Installer
.
5
Dubbelklik op de map
MAC_Printer
.
6
Dubbelklik voor Mac OS 8.6~9.2 op het pictogram
Samsung_MFP
Installer Classic
.
Dubbelklik voor Mac OS 10.1 of hoger op het pictogram
Samsung_MFP Installer OSX
.
7
Selecteer
Uninstall (Installatie ongedaan maken)
en klik
vervolgens op
Uninstall (Installatie ongedaan maken)
.
Uw printer gebruiken in combinatie met een Macintosh
43
8
Klik op
Continue (Ga door)
.
9
Als de installatie ongedaan is gemaakt, klikt u op
Quit (Afsluiten)
.
Scannerstuurprogramma
Het stuurprogramma voor de scanner installeren
1
Zorg ervoor dat uw printer verbonden is met uw computer.
Zet de computer en de printer aan.
2
Plaats de meegeleverde cd-rom in de cd-romspeler.
3
Dubbelklik op de
het cd-rompictogram
dat op het bureaublad
van uw Macintoshcomputer verschijnt.
4
Dubbelklik op
Samsung_MFP
op het Macintosh-bureaublad.
5
Dubbelklik op de map
MAC_Installer
.
6
Dubbelklik op de map
MAC_Twain
.
7
Dubbelklik op het pictogram
Samsung ScanThru Installer
.
8
Voer het wachtwoord in en klik op
OK
.
9
Klik op
Continue (Volgende)
.
10
Klik op
Install (Installeer)
.
11
Klik op
Continue (Volgende)
.
12
Nadat de installatie is voltooid, klikt u op
Restart (Herstart...)
.
Het stuurprogramma van de scanner verwijderen
1
Plaats de meegeleverde cd-rom in de cd-romspeler.
2
Dubbelklik op de
het cd-rompictogram
dat op het bureaublad
van uw Macintoshcomputer verschijnt.
3
Dubbelklik op
Samsung_MFP
op het Macintosh-bureaublad.
4
Dubbelklik op de map
MAC_Installer
.
5
Dubbelklik op de map
MAC_Twain
.
6
Dubbelklik op het pictogram
Samsung ScanThru Installer
.
7
Voer het wachtwoord in en klik op
OK
.
8
Klik op
Continue (Volgende)
.
9
Selecteer
Uninstall (Installatie ongedaan maken)
uit het
installatietype en klik op
Uninstall (Installatie ongedaan maken)
.
10
Klik op
Continue (Volgende)
.
11
Als de installatie ongedaan is gemaakt, klikt u op
Restart
(Herstart...)
.
De printer instellen
De instelling van de printer verschilt afhankelijk van de kabel die u gebruikt
om de printer aan te sluiten op uw computer: een netwerkkabel of een
USB-kabel.
Voor een Macintosh die op een netwerk
is aangesloten
O
PMERKING
:
sommige printers ondersteunen geen netwerkinterface.
Controleer voordat u uw printer aansluit in de gebruikershandleiding
van de printer onder Printerspecificaties of uw printer een
netwerkinterface ondersteunt.
Mac OS 8.6 ~ 9.2
1
Volg de aanwijzingen in het onderwerp “Software voor Macintosh
installeren” op pagina 42 om het PPD-bestand op uw computer te
installeren.
2
Selecteer
Chooser (Kiezer)
in het menu
Apple
.
3
Klik op
LaserWriter 8
(het PostScript-stuurprogramma dat bij
uw Macintosh is geleverd).
De naam van uw apparaat verschijnt in de lijst.
4
Selecteer
SEC000xxxxxxxxx
in het printervak (xxxxxxxxx verschilt
per apparaat) en klik op
Select (Selecteer)
.
Als de automatische instelfunctie niet goed werkt, klikt u op
Select
PPD (Selecteer PPD)
, kiest u de
naam van uw printer
en klikt u
op
OK
.
5
Zodra u klaar bent met de instellingen, verschijnt het
apparaatpictogram in de vorm van een desktopprinter.
6
Sluit de
Chooser (Kiezer)
.
7
Als er een venster verschijnt met het bericht dat u het huidige
apparaat hebt gewijzigd, klikt u op
OK
.
Mac OS 10.1 of hoger
1
Volg de aanwijzingen in het onderwerp “Software voor Macintosh
installeren” op pagina 42 om het PPD-bestand op uw computer te
installeren.
2
Open de map Programma's en kies
Utilities
(Hulpprogramma’s)
en
Print Setup Utility (Hulpprogramma
printerinstellingen)
.
• Voor MAC OS 10.5~10.6: open Systeemvoorkeuren in de
map Programma's en klik op Afdrukken en faxen.
3
Klik op
Add (Toevoegen)
in de
Printer List (Printerlijst)
.
• Voor MAC OS 10.5~10.6: klik op het pictogram
+
, waarna een
venster verschijnt.
Uw printer gebruiken in combinatie met een Macintosh
44
4
Selecteer bij MAC OS 10.3 het tabblad
Rendezvous
.
• Klik bij MAC OS 10.4 op
Standaardkiezer
en zoek naar
Bonjour
.
• Klik bij MAC OS 10.5~10.6 op Standaard en zoek naar
Bonjour.
De naam van uw apparaat verschijnt bij de lijst. Selecteer
SEC000xxxxxxxxx
bij het printervak, waarbij
xxxxxxxxx
per apparaat verschilt.
5
Selecteer als de automatische selectiefunctie niet goed werkt
bij MAC OS 10.3
Samsung
bij
Printer Model (Printermodel)
en
de
naam van uw printer
bij
Model Name (Modelnaam)
.
• Selecteer als de automatische selectiefunctie niet goed werkt
bij MAC OS 10.4
Samsung
bij
Print Using (Druk af via)
en de
naam van uw printer
bij
Model
.
• Selecteer als de automatische selectiefunctie niet goed werkt
bij MAC OS 10.5~10.6
Selecteer besturingsbestand…
en de
naam van uw printer
in
Print Using (Druk af via)
.
De naam van uw apparaat verschijnt in de lijst met printers
en wordt ingesteld als standaardprinter.
6
Klik op
Add (Voeg toe)
.
Voor een Macintosh die via USB is
aangesloten
Mac OS 10.1 of hoger
1
Volg de aanwijzingen in het onderwerp “Software voor Macintosh
installeren” op pagina 42 om het PPD-bestand op uw computer
te installeren.
2
Open de map Programma's en kies
Utilities
(Hulpprogramma’s)
en
Print Setup Utility (Hulpprogramma
printerinstellingen)
.
• Voor MAC OS 10.5~10.6: open Systeemvoorkeuren in de
map Programma's en klik op Afdrukken en faxen.
3
Klik op
Add (Toevoegen)
in de
Printer List (Printerlijst)
.
• Voor MAC OS 10.5~10.6: klik op het pictogram
+
, waarna een
venster verschijnt.
4
Voor MAC OS 10.3: selecteer het tabblad
USB
.
Voor MAC OS 10.4: klik op Standaardkiezer en zoek de USB-
verbinding.
• Voor MAC OS 10.5~10.6: klik op Standaard en zoek de USB-
verbinding.
5
Selecteer de
naam van uw printer
.
6
Selecteer als de automatische selectiefunctie niet goed werkt
bij MAC OS 10.3
Samsung
bij
Printer Model (Printermodel)
en
de
naam van uw printer
bij
Model Name (Modelnaam)
.
• Selecteer als de automatische selectiefunctie niet goed werkt
bij MAC OS 10.4
Samsung
bij
Print Using (Druk af via)
en de
naam van uw printer
bij
Model
.
• Selecteer als de automatische selectiefunctie niet goed werkt
bij MAC OS 10.5~10.6
Selecteer besturingsbestand…
en de
naam van uw printer
in
Print Using (Druk af via)
.
De naam van uw apparaat verschijnt in de lijst met printers
en wordt ingesteld als standaardprinter.
7
Klik op
Add (Voeg toe)
.
Uw printer gebruiken met een Macintosh
45
Afdrukken
O
PMERKING
:
Het Macintosh-printereigenschappenvenster in de gebruikershandleiding
verschilt mogelijk van het venster dat u ziet, omdat dit afhankelijk is van
de gebruikte printer. Het printereigenschappenvenster bestaat echter uit
vrijwel dezelfde onderdelen.
U kunt de naam van de printer controleren op de bijgeleverde
cd-rom.
Document afdrukken
Als u afdrukt met een Macintosh, moet u in elke toepassing die u gebruikt
de printersoftware-instelling controleren. Volg de onderstaande stappen
om af te drukken vanaf een Macintosh.
1
Open een Macintosh-toepassing en selecteer het bestand dat u wilt
afdrukken.
2
Open het menu
File (Bestand)
en klik op
Page Setup
(Paginainstellingen)
(
Document Setup (Documentinstellingen)
in sommige toepassingen).
3
Kies het papierformaat, de afdrukstand, de schaal en andere
opties, en klik op
OK
.
4
Open het menu
File (Bestand)
en klik op
Print (Druk af)
.
5
Kies het gewenste aantal exemplaren en geef aan welke pagina's
u wilt afdrukken.
6
Klik op
Print (Druk af)
als u klaar bent met het instellen van
de opties.
?
Mac OS 10.3
Zorg ervoor dat de
printer is geselecteerd.
Afdrukinstellingen wijzigen
U kunt geavanceerde afdrukfuncties gebruiken voor uw printer.
Selecteer
Print (Druk af)
in het menu
File (Bestand)
van uw Macintosh-
toepassing. De printernaam die in het printereigenschappenvenster
verschijnt, is afhankelijk van de gebruikte printer. Behalve de naam,
bestaat het printereigenschappenvenster uit vrijwel dezelfde
onderdelen.
O
PMERKING
: De opties kunnen verschillen afhankelijk van de printer
en de versie van het Macintosh-besturingssysteem.
Layout (Lay-out)
Op het tabblad
Layout (Lay-out)
vindt u opties waarmee u de
uiteindelijke afdruk van het document kunt aanpassen. U kunt
verschillende pagina’s op één vel papier afdrukken. Kies
Layout (Lay-
out)
in de vervolgkeuzelijst
Presets (Instellingen)
om toegang te
krijgen tot de volgende functies.
Pages per Sheet (Pagina’s per vel)
: Hier kunt u opgeven
hoeveel pagina's op één vel worden afgedrukt. Zie 'Verschillende
pagina's afdrukken op één vel papier' in de volgende kolom voor
meer informatie.
Layout Direction (Lay-outrichting)
: U kunt de afdrukrichting
selecteren door op één van de vier voorbeelden in de interface te
klikken.
?
Mac OS 10.4
Uw printer gebruiken met een Macintosh
46
Graphics (Grafisch)
Op het tabblad
Graphics (Grafisch)
vindt u de opties
Resolution
(Kwaliteit)
en
Color Mode (Kleurmodus)
. Selecteer
Graphics
(Grafisch)
in de vervolgkeuzelijst
Presets (Instellingen)
om toegang te
krijgen tot de grafische functies.
Resolution (Kwaliteit)
: U kunt de afdrukresolutie selecteren.
Hoe hoger de instelling, hoe scherper de tekens en afbeeldingen
worden afgedrukt. Als u een hoge instelling selecteert, kan de
afdruk van het document iets langer duren.
Paper (Papier)
Selecteer in de vervolgkeuzelijst
Paper Type (Papier Type)
het type
papier dat zich bevindt in de lade van waaruit u wenst af te drukken. Zo
krijgt u de beste afdrukkwaliteit. Als u een ander type afdrukmateriaal
plaatst, selecteert u het desbetreffende type papier.
?
Mac OS 10.4
?
Mac OS 10.4
Printer Features (Printerfuncties)
Op dit tabblad vindt u opties waarmee u het type papier kunt selecteren
en de afdrukkwaliteit kunt instellen. Kies
Printer Features
(Printerfuncties)
in de vervolgkeuzelijst
Presets (Instellingen)
om
toegang te krijgen tot de volgende functies.
Reverse Duplex Printing (Omgekeerd dubbelzijdig
afdrukken)
: Hiermee kunt u de algemene afdrukvolgorde in
plaats van de dubbelzijdige selecteren.
Fit to Page (Aan pagina aanpassen)
: Met deze vervolgkeuzelijst
kunt u uw afdruk aanpassen aan elk papierformaat, ongeacht de
grootte van het digitale document. Dit kan nuttig zijn als u de
details van een klein document wilt bekijken.
?
Mac OS 10.4
Uw printer gebruiken met een Macintosh
47
Verschillende pagina's afdrukken op één
vel papier
U kunt meer dan één pagina afdrukken op één vel papier. Dit is een
goedkope manier om conceptpagina's af te drukken.
1
Selecteer
Print (Druk af)
in het menu
File (Bestand)
van uw Macintosh-toepassing.
2
Selecteer
Layout (Lay-out)
.
3
Selecteer het aantal pagina's dat u op één vel papier wilt afdrukken
via de keuzelijst
Pages per Sheet (Pagina’s per vel)
.
4
Selecteer de paginavolgorde met de optie
Layout Direction (Lay-outrichting)
.
Als u rond elke pagina op het vel een rand wilt afdrukken,
selecteert u de gewenste optie in de keuzelijst
Border (Rand)
.
5
Klik op
Print (Druk af)
. De printer drukt het geselecteerde aantal
pagina's af op één zijde van elke pagina.
?
Mac OS 10.3
Dubbelzijdig afdrukken
U kunt op beide zijden van het papier afdrukken. Voordat u dubbelzijdig
afdrukt, moet u aangeven langs welke rand u de pagina's wilt inbinden.
De bindopties zijn:
Lange kant binden
: dit is de klassieke lay-out die wordt gebruikt
bij het boekbinden.
Korte kant binden
: dit is de techniek die vaak wordt gebruikt voor kalenders.
1
Selecteer
Druk af
in het menu
Bestand
van uw Macintosh-toepassing.
2
Selecteer de
Layout (Lay-out)
.
3
Selecteer een bindrichting bij
Dubbelzijdig afdrukken
.
4
Als u op
Druk af
klikt, drukt de printer aan beide zijden van het papier af.
O
PGELET
: als u dubbelzijdig afdrukken hebt geselecteerd en vervolgens
verschillende exemplaren van een document probeert af te drukken,
is het mogelijk dat de printer het document niet op de gewenste wijze
afdrukt. Als u ervoor hebt gekozen de exemplaren te sorteren en uw
document een oneven aantal pagina's bevat, worden de laatste pagina
van het eerste exemplaar en de eerste pagina van het volgende exemplaar
afgedrukt op de voor- en achterkant van één vel. Als u ervoor hebt
gekozen de exemplaren niet te sorteren, wordt dezelfde pagina afgedrukt
op de voor- en achterkant van één vel. Als u dus verschillende exemplaren
van een document nodig hebt en u die exemplaren aan beide kanten
van het papier wilt afdrukken, moet u ze een voor een afdrukken, als
afzonderlijke afdruktaken.
?
Mac OS 10.3
Uw printer gebruiken met een Macintosh
48
Scannen
Als u documenten met andere programma's wilt scannen, moeten deze
TWAIN-compatibel zijn, zoals Adobe Photoshop. Wanneer u voor het
eerst gaat scannen met uw apparaat, moet u het als TWAIN-bron
selecteren in het programma dat u gebruikt.
1
Zorg ervoor dat het apparaat en de computer zijn ingeschakeld en
met elkaar zijn verbonden.
2
Controleer of het TWAIN-stuurprogramma is geïnstalleerd. (Zie
"Scannerstuurprogramma" op pagina 43.)
3
Plaats een of meer documenten met de bedrukte zijde naar boven
in de DADI (of de ADI). U kunt ook één document met de bedrukte
zijde naar beneden op de glasplaat van de scanner plaatsen.
4
Open uw programma, bijvoorbeeld photoshop, of start
Programma’s
en klik op
Fotolader
.
5
Volg de aanwijzingen van het programma om een afbeelding te
scannen.
O
PMERKING
:
Als u de functie
Fotolader
wilt gebruiken, maar op het
scherm wordt het bericht
Er is geen apparaat voor het vastleggen
van afbeeldingen aangesloten
weergegeven, klikt u op
Apparaten
Blader door apparaten
. Selecteer uw apparaat bij de optie
TWAIN-
apparaten
, selecteer zo nodig het selectievakje
Gebruik TWAIN-
software
en klik op
OK
. Klik op
Apparaten
de naam van het
apparaat, en selecteer de mapnaam waarin u de gescande afbeelding
wilt opslaan, om te beginnen met scannen.
49
Software
Index
A
afdrukken
aan pagina aanpassen
21
boekjes
20
document
13
dubbelzijdig
21
meer pagina's per vel
Macintosh
45
Windows
19
overlay
23
poster
22
schalen
21
vanuit Linux
36
vanuit Macintosh
43
vanuit Windows
13
watermerk
22
afdrukstand, afdrukken
Windows
15
annuleren
scannen
29
B
boekjes afdrukken
20
D
document, afdrukken
Macintosh
43
Windows
13
dubbelzijdig afdrukken
21
E
Extra, tabblad, eigenschappen, instellen
17
F
favorieten, instellingen, gebruik
18
G
geavanceerd afdrukken, gebruik
19
grafische eigenschappen, instellen
16
H
help, gebruik
18
Help, gebruiken
24
I
installatie ongedaan maken
MFP-stuurprogramma
Linux
33
installatie ongedaan maken, software
Macintosh
40
Windows
12
installeren
Linux-software
32
printerstuurprogramma
Macintosh
40
Windows
5
instellen
afbeeldingsmodus
16
contrast
16
favorieten
18
resolutie
Windows
16
tonerspaarstand
16
TrueType
16
L
lay-outeigenschappen, instellen
Macintosh
43
Windows
15
Linux
afdrukken
36
printereigenschappen
36
scannen
37
stuurprogramma, installeren
32
M
Macintosh
afdrukken
43
printer instellen
41
scannen
46
stuurprogramma
installatie ongedaan maken
40
installeren
40
meer pagina's per vel afdrukken
Macintosh
45
Windows
19
MFP-stuurprogramma, installeren
Linux
32
O
overlay
afdrukken
23
maken
23
verwijderen
23
P
papierbron, instellen
Windows
15
papiereigenschappen, instellen
15
papierformaat, instellen
15
papierlade, instellen
kopiëren
25
poster, afdrukken
20
PostScript-stuurprogramma
installeren
24
printereigenschappen
Linux
36
printereigenschappen, instellen
Macintosh
43
Windows
14, 24
printerresolutie, instellen
Windows
16
printersoftware
installatie ongedaan maken
Macintosh
40
Windows
12
installeren
Macintosh
40
Windows
5
printerstuurprogramma, installeren
Linux
32
50
S
scannen
Linux
37
TWAIN
29
WIA-stuurprogramma
29
scannen vanuit Macintosh
46
software
installatie ongedaan maken
Macintosh
40
Windows
12
installeren
Macintosh
40
Windows
5
opnieuw installeren
Windows
11
systeemeisen
Macintosh
40
statusmonitor, gebruik
30
T
tonerspaarstand, instellen
16
TWAIN, scannen
29
W
watermerk
afdrukken
22
bewerken
22
maken
22
verwijderen
22
WIA, scannen
29
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116
  • Page 117 117
  • Page 118 118
  • Page 119 119
  • Page 120 120
  • Page 121 121
  • Page 122 122
  • Page 123 123
  • Page 124 124
  • Page 125 125
  • Page 126 126
  • Page 127 127
  • Page 128 128
  • Page 129 129
  • Page 130 130
  • Page 131 131
  • Page 132 132
  • Page 133 133
  • Page 134 134
  • Page 135 135
  • Page 136 136
  • Page 137 137
  • Page 138 138
  • Page 139 139
  • Page 140 140
  • Page 141 141
  • Page 142 142
  • Page 143 143
  • Page 144 144
  • Page 145 145
  • Page 146 146
  • Page 147 147
  • Page 148 148
  • Page 149 149
  • Page 150 150
  • Page 151 151
  • Page 152 152
  • Page 153 153
  • Page 154 154
  • Page 155 155
  • Page 156 156
  • Page 157 157
  • Page 158 158
  • Page 159 159
  • Page 160 160
  • Page 161 161
  • Page 162 162
  • Page 163 163
  • Page 164 164
  • Page 165 165
  • Page 166 166
  • Page 167 167
  • Page 168 168
  • Page 169 169
  • Page 170 170
  • Page 171 171
  • Page 172 172
  • Page 173 173
  • Page 174 174
  • Page 175 175
  • Page 176 176
  • Page 177 177
  • Page 178 178
  • Page 179 179
  • Page 180 180
  • Page 181 181
  • Page 182 182
  • Page 183 183
  • Page 184 184
  • Page 185 185
  • Page 186 186
  • Page 187 187
  • Page 188 188
  • Page 189 189

HP Samsung MultiXpress SCX-6555 Laser Multifunction Printer series Handleiding

Type
Handleiding