Dell 1235cn Color Laser Printer de handleiding

Categorie
Afdrukken
Type
de handleiding
Dell 1235cn
Multifunctionele printer
Gebruikershandleiding
www.dell.com | support.dell.com
2_De functies van uw nieuwe laserproduct
de functies van uw nieuwe laserproduct
Uw nieuwe apparaat is uitgerust met een aantal speciale functies die de kwaliteit van de documenten die u afdrukt verbeteren.
Met dit apparaat kunt u:
Afdrukken met een hoge snelheid en uitstekende kwaliteit
U kunt alle kleuren afdrukken met behulp van de kleuren
cyaan, magenta, geel en zwart.
U kunt afdrukken tot een resolutie van 2.400 x 600 dpi.
(Raadpleeg het hoofdstuk Software.)
Uw apparaat drukt tot 16 ppm van A4-formaat af en tot
17 ppm van Letter-formaat. In de Kleurenmodus drukt uw
apparaat papier in A4-formaat of Letter-formaat tot 4 ppm af.
Veel verschillende soorten afdrukmateriaal verwerken
De lade voor 150 vellen ondersteunt gewoon papier in
diverse formaten: briefhoofden, enveloppen, etiketten,
aangepaste afdrukmaterialen, briefkaarten en zwaar
papier.
Professionele documenten maken
Watermerken afdrukken. U kunt uw documenten voorzien
van een watermerk (bijvoorbeeld "Vertrouwelijk").
(Raadpleeg het hoofdstuk Software.)
Posters afdrukken. De tekst en afbeeldingen op elke
pagina van uw document worden vergroot en afgedrukt
op afzonderlijke vellen papier die u kunt samenvoegen
tot een poster. (Raadpleeg het hoofdstuk Software.)
U kunt gebruikmaken van voorbedrukte formulieren en
gewoon papier met briefhoofd. (Raadpleeg het hoofdstuk
Software.)
Tijd en geld besparen
U kunt meerdere pagina’s op één vel afdrukken om papier
te besparen.
Dit apparaat bespaart automatisch stroom door het
stroomverbruik aanzienlijk te beperken wanneer het
niet wordt gebruikt.
Om papier te besparen, kunt u op beide zijden van het
papier afdrukken (dubbelzijdig afdrukken). (Raadpleeg
het hoofdstuk Software.)
Afdrukken onder verschillende besturingssystemen
U kunt zowel met Windows 2000/XP/2003/Vista als met
Macintosh-systemen afdrukken.
Het apparaat is voorzien van een USB-interface en een
netwerkinterface.
Originelen van diverse formaten kopiëren
Het is mogelijk de originele afbeelding verschillende
keren te laten afdrukken op één enkele pagina.
Er zijn speciale functies waarmee u een catalogus-
of krantenachtergrond verwijdert.
De afdrukkwaliteit en de grootte van de afbeelding
kunnen tegelijkertijd worden aangepast en verbeterd.
De originelen scannen en direct verzenden
In kleur scannen en de juiste compressie voor JPEG-,
TIFF- en PDF-indeling gebruiken.
Bestanden snel scannen en verzenden naar verschillende
bestemmingen via Netwerkscan.
Een specifiek tijdstip instellen voor het verzenden van een
fax
U kunt een bepaald tijdstip instellen om een fax te verzenden
en u kunt de fax ook naar meerdere opgeslagen bestemmingen
verzenden.
Na het verzenden kunnen er faxrapporten worden afgedrukt
op basis van uw instellingen.
SPECIALE FUNCTIES
De functies van uw nieuwe laserproduct_3
INFORMATIE OVER DEZE GEBRUIKERSHANDLEIDING
Deze gebruikershandleiding bevat basisinformatie over het apparaat en biedt tevens gedetailleerde informatie met betrekking tot de verschillende procedures die
doorlopen worden tijdens het gebruik van het apparaat. Zowel beginnende als professionele gebruikers kunnen deze handleiding raadplegen voor het installeren
van en het werken met het apparaat.
Bepaalde termen in deze gebruikershandleiding hebben dezelfde betekenis:
Document is synoniem met origineel.
Papier is synoniem met materiaal of afdrukmateriaal.
De volgende tabel bevat informatie over de conventies die in deze gebruikershandleiding worden gebruikt:
CONVENTIE BESCHRIJVING VOORBEELD
Vet Wordt gebruikt voor teksten op het display of daadwerkelijke afdrukken op het apparaat. Start
Opmerking Biedt aanvullende informatie of gedetailleerde uitleg over een functie of voorziening van
het apparaat.
De datumnotatie kan verschillen van
land tot land.
Opgepast Biedt gebruikers informatie ter bescherming van het apparaat tegen mogelijke
mechanische schade of defecten.
Raak de groene onderzijde van de
tonercassette niet aan.
Voetnoot Biedt aanvullende informatie over bepaalde woorden of over een bepaalde zin. a. pagina’s per minuut
(Zie pagina 1 voor
meer informatie.)
Verwijst gebruikers naar een referentiepagina met aanvullende informatie. (Zie pagina 1 voor meer informatie.)
4_De functies van uw nieuwe laserproduct
MEER INFORMATIE
Meer informatie over de instelling en het gebruik van uw apparaat vindt u in de volgende bronnen. Dit kunnen papieren of online documenten zijn.
Beknopte
installatiehandleiding
Biedt informatie over het instellen van het apparaat. U moet de instructies in de handleiding volgen om het apparaat gebruiksklaar te
maken.
Online
gebruikershandleiding
Stapsgewijze instructies om alle functies van uw apparaat ten volle te benutten en informatie over het onderhoud van uw apparaat, de
oplossing van eventuele problemen en de installatie van toebehoren.
Deze handleiding bevat ook een hoofdstuk Software met informatie over de wijze waarop u documenten kunt afdrukken onder
verschillende besturingssystemen en de manier waarop u de meegeleverde hulpprogramma’s gebruikt.
Opmerking
U vindt anderstalige gebruikershandleidingen in de map Manual op de cd-rom met printersoftware.
Hulp bij het
printerstuurprogramma
Biedt ondersteunende informatie over de eigenschappen van het printerstuurprogramma en instructies voor het instellen van
afdrukinstellingen. Als u de Help bij het printerstuurprogramma wilt openen, klikt u op
Help
in het dialoogvenster met
printereigenschappen.
Dell-website
Als u over een internetverbinding beschikt, kunt u hulp, ondersteuning, printerstuurprogramma’s, handleidingen en bestelinformatie
vinden op de website van Dell, www.dell.com en support.dell.com.
Veiligheidsinformatie_5
veiligheidsinformatie
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSSYMBOLEN EN VOORZORGSMAATREGELEN
Betekenis van de pictogrammen en symbolen in deze gebruikershandleiding:
Deze waarschuwingssymbolen zijn aanwezig om te voorkomen dat u of anderen gewond raken. Volg deze uitdrukkelijk op. Bewaar
dit gedeelte nadat u het hebt doorgelezen op een veilige plaats, zodat u het later kunt raadplegen.
WAARSCHUWING
Risico’s of onveilige werkwijzen die kunnen leiden tot ernstig persoonlijk letsel of overlijden.
LET OP
Risico’s of onveilige werkwijzen die kunnen leiden tot licht persoonlijk letsel of schade aan eigendommen.
LET OP
Volg deze standaardveiligheidsmaatregelen op om de kans op brand, explosies, elektrische schokken of persoonlijk
letsel te voorkomen wanneer u het apparaat gebruikt
NIET proberen.
NIET demonteren.
NIET aanraken.
Volg de instructies uitdrukkelijk op.
Haal de stekker uit het stopcontact.
Zorg dat het apparaat geaard is om elektrische schokken te voorkomen.
Bel het servicecentrum voor hulp.
1. Zorg dat u alle instructies gelezen en begrepen hebt.
2. Gebruik altijd uw gezonde verstand bij het gebruik van elektrische apparaten.
3. Volg alle aanwijzingen en waarschuwingen op die zich op het product en in de bijbehorende documentatie bevinden.
4. Als andere gebruiksinstructies deze veiligheidsinstructies lijken tegen te spreken, moet u zich aan deze veiligheidsinstructies houden.
Misschien zijn de andere gebruiksinstructies u niet helemaal duidelijk. Wanneer u er niet uit komt, moet u contact opnemen met uw
leverancier of service center.
5. Haal de stekker van het apparaat altijd uit het stopcontact en trek ook de telefoonstekker uit het telefoonstopcontact voordat u het
apparaat reinigt. Gebruik geen vloeistoffen of spuitbussen. Gebruik voor het schoonmaken alleen een vochtige doek.
6.
Zet het apparaat niet op een wankel wagentje, onderstel of tafel. Het apparaat kan dan vallen, waardoor het ernstig beschadigd kan raken.
7. Het apparaat mag nooit op of dichtbij een radiator, kachel, airconditioner of ventilatiekanaal worden geplaatst.
8. Zet of leg geen voorwerpen op het netsnoer of de telefoonkabel. Zet het apparaat ook niet op een plaats waar de kabels kunnen
knikken of problemen kunnen ontstaan doordat er mensen over de kabels heen lopen.
9. Sluit niet te veel apparaten op hetzelfde stopcontact of verlengsnoer aan. Dit kan de werking verstoren en verhoogt de kans op
brand en elektrische schokken.
10.Voorkom dat huisdieren op het netsnoer, de telefoonkabel of de kabel naar de computer bijten.
11. Steek nooit vreemde voorwerpen door de openingen in de behuizing van het apparaat. Ze kunnen dan in aanraking komen met een
gevaarlijk hoge spanning, met kans op brand of elektrische schokken. Zorg dat er nooit vloeistoffen op of in het apparaat worden gemorst.
12.Om de kans op elektrische schokken zo klein mogelijk te houden, moet u het apparaat niet uit elkaar halen. Breng het apparaat naar
een gekwalificeerde onderhoudsmonteur wanneer dit gerepareerd moet worden. Als u de behuizing opent of verwijdert, kunt u worden
blootgesteld aan een gevaarlijk hoge spanning en andere gevaren. Wanneer het apparaat niet op de juiste manier in elkaar wordt
gezet, bestaat ook tijdens gebruik kans op elektrische schokken.
6_Veiligheidsinformatie
13.In de volgende gevallen koppelt u het apparaat los van het telefoonstopcontact, de pc en het stopcontact, en laat u controle
en reparatie over aan een goed opgeleide onderhoudsmonteur:
als een deel van het netsnoer of de stekker of connector is beschadigd of gerafeld;
als er vloeistof in het apparaat is gemorst;
als het apparaat is blootgesteld aan regen of water;
als het apparaat niet goed werkt hoewel de instructies goed zijn opgevolgd;
als het apparaat is gevallen of wanneer de behuizing zichtbaar beschadigd is;
als het apparaat plotseling duidelijk anders functioneert.
14.Verander alleen instellingen die in de handleiding worden behandeld. Wijzigen van andere instellingen kan schade tot gevolg hebben,
en een deskundige onderhoudsmonteur kan daarna heel wat tijd nodig hebben om het apparaat weer in orde te maken.
15.Gebruik het apparaat niet tijdens onweer. Er bestaat dan enige kans op elektrische schokken ten gevolge van blikseminslag. Koppel
het apparaat zo mogelijk los van het telefoonstopcontact en het stopcontact, en sluit het pas weer aan als het onweer voorbij is.
16.Gebruik het netsnoer dat bij het apparaat werd geleverd voor een veilige werking. Als u een netsnoer met een lengte van meer dan
twee meter gebruikt voor een apparaat dat op 110 V werkt, moet de draaddikte van het netsnoer minstens 16 AWG
a
zijn.
17.Gebruik alleen een telefoonsnoer met een doorsnede van 26 AWG of hoger.
18.BEWAAR DEZE INSTRUCTIES.
19.Dit apparaat kan alleen worden gebruikt in het land waar u het hebt aangekocht. (Als gevolg van spannings- en
frequentieverschillen, verschillende telecommunicatie-instellingen, enz.)
a.AWG: American Wire Gauge
7_Inhoud
2 De functies van uw nieuwe laserproduct
5 Veiligheidsinformatie
INLEIDING
11
11 Apparaatoverzicht
11 Voorkant
11 Achterkant
12 Overzicht van het bedieningspaneel
13 Informatie over de Status-LED
13 De status van de tonercassette bevestigen
14 Menu-overzicht
15 Meegeleverde software
15 Functies van de printerstuurprogramma’s
15 Printerstuurprogramma
AAN DE SLAG
16
16 De hardware installeren
17 Systeemvereisten
17 Microsoft® Windows®
17 Macintosh
17 Het netwerk installeren
17 Ondersteunde netwerkomgevingen
17 Netwerkprotocol configureren via het apparaat
18 Werken met het SetIP-programma
18 De software installeren
19 Basisinstellingen van het apparaat
19 Hoogte-instelling
19 De taal op het display wijzigen
19 Datum en tijd instellen
20 De kloknotatie wijzigen
20 De standaardmodus wijzigen
20 Geluiden instellen
20 Tekens via het numerieke toetsenblok invoeren
21 Gebruik van de energiebesparende modi
21 Automatisch doorgaan
ORIGINELEN EN AFDRUKMATERIAAL PLAATSEN
22
22 Originelen plaatsen
22 Op de glasplaat van de scanner
22 In de ADI
23 Afdrukmateriaal selecteren
24 Specificaties van afdrukmateriaal
25 Formaten van afdrukmaterialen die in elke modus worden ondersteund
25 Richtlijnen voor speciale afdrukmaterialen
26 Het formaat van het papier in de papierlade wijzigen
28 Afdrukken op speciale afdrukmaterialen
28 Afdrukmateriaal handmatig plaatsen
28 Papierformaat en -type instellen
KOPIËREN
29
29 Kopiëren
29 De instellingen per kopie wijzigen
29 Tonersterkte
29 Type origineel
29 Verkleinde of vergrote kopie
30 De standaardkopieerinstellingen wijzigen
30 ID-kaart kopiëren
30 Speciale kopieerfuncties gebruiken
inhoud
8_Inhoud
inhoud
30 2 of 4 pagina’s per vel kopiëren
30 Poster kopiëren
31 Klonen
31 Achtergrond afbeeldingen wissen
31 Verbeterde kopieën met grijstinten
31 Time-out voor kopiëren instellen
SCANNEN
32
32 Basisinformatie over scannen
32 Scannen via het bedieningspaneel
32 Scaninformatie instellen in Dell Scanbeheer
32 Scannen naar toepassingen
33 Scannen via het netwerk
33 Naar e-mail scannen
34 De instellingen voor iedere scanopdracht wijzigen
34 De standaardscaninstellingen wijzigen
34 Een adresboek aanmaken
34 Snelkiesnummers voor e-mail registreren
34 Groepskiesnummers voor e-mailgroepen configureren
34 Adresboekitems gebruiken
34 Een item zoeken in het adresboek
35 Adresboek afdrukken
EENVOUDIGE AFDRUKTAKEN
36
36 Een document afdrukken
36 Een afdruktaak annuleren
FAXEN
37
37 Een fax verzenden
37 Faxhoofd instellen
37 De documentinstellingen aanpassen
38 Een fax automatisch verzenden
38 Een fax handmatig verzenden
38 Een verzending bevestigen
38 Automatisch opnieuw kiezen
38 Het laatste nummer opnieuw kiezen
38 Groepsverzenden (een fax naar meerdere bestemmingen verzenden)
39 Een uitgestelde fax verzenden
39 Een fax met voorrang verzenden
39 Een fax ontvangen
39 Ontvangstmodus wijzigen
40 Automatisch ontvangen in modus Fax
40 Handmatig ontvangen in de modus Tel
40 Handmatig ontvangen via een intern telefoontoestel
40 Automatisch ontvangen in modus Ant/Fax
40 Faxen ontvangen via de modus DRPD
41 Ontvangen in veilige ontvangstmodus
41 Veilige ontvangstmodus inschakelen
41 Faxen ontvangen in het geheugen
41 Faxen doorsturen
42 Fax instellen
42 De faxinstellingen wijzigen
43 De standaarddocumentinstellingen wijzigen
43 Automatisch een verzendrapport afdrukken
43 Adresboek aanmaken
Inhoud_9
inhoud
USB-GEHEUGENAPPARAAT GEBRUIKEN
45
45 Over USB-geheugen
45 Een USB-geheugenapparaat aansluiten
45 Scannen naar een USB-geheugenapparaat
45 Scannen
46 Aangepast scannen naar USB
46 Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat
46 Documenten afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat
46 Een back-up maken van uw gegevens
46 Een back-up maken van uw gegevens
46 Gegevens terugzetten
47 USB-geheugen beheren
47 Een afbeeldingsbestand verwijderen
47 USB-geheugenapparaat formatteren
47 De USB-geheugenstatus weergeven
47 Rechtstreeks vanuit een digitale camera afdrukken
ONDERHOUD
48
48 Rapporten afdrukken
48 Een rapport afdrukken
48 Het kleurcontrast aanpassen
49 Geheugen wissen
49 Uw apparaat reinigen
49 De buitenkant reinigen
49 De binnenkant reinigen
51 De scannereenheid reinigen
52 De cassette onderhouden
52 Tonercassette bewaren
52 Verwachte levensduur van de cassette
52 Toner herverdelen
52 De tonercassette vervangen
54 De beeldeenheid vervangen
55 De cassette voor gebruikte toner vervangen
56 Te onderhouden onderdelen
56 Verbruiksartikelen controleren
56 Het apparaat beheren via de website
56 Zo krijgt u toegang tot Embedded Web Service
56 Het serienummer van het apparaat controleren
PROBLEMEN OPLOSSEN
57
57 Tips om papierstoringen te voorkomen
57 Vastgelopen documenten verwijderen
57 Papierstoring aan uitgang
58 Papierstoring bij de roller
58 Vastgelopen papier verwijderen
58 In lade 1
58 Rond de fixeereenheid
59 In het papieruitvoergebied
61 Informatie over berichten op het display
64 Andere problemen oplossen
64 Papierinvoer
64 Afdrukproblemen
66 Problemen met de afdrukkwaliteit
68 Problemen met kopiëren
69 Problemen met scannen
69 Problemen met Dell Scanbeheer
69 Fax installeren
70 Veelvoorkomende Windows-problemen
70 Veelvoorkomende Macintosh-problemen
10_Inhoud
inhoud
VERBRUIKSARTIKELEN BESTELLEN
71
71 Verbruiksartikelen
71 Aanschafmogelijkheden
SPECIFICATIES
72
72 Algemene specificaties
73 Specificaties van de printer
73 Specificaties van de scanner
73 Specificaties van het kopieerapparaat
74 Specificaties van de fax
VERKLARENDE WOORDENLIJST
75
INDEX
79
Inleiding_11
inleiding
Hieronder ziet u waar de belangrijkste onderdelen van het apparaat zich bevinden:
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Apparaatoverzicht
Overzicht van het bedieningspaneel
Informatie over de Status-LED
De status van de tonercassette bevestigen
Menu-overzicht
Meegeleverde software
Functies van de printerstuurprogramma’s
APPARAATOVERZICHT
Voorkant Achterkant
1
Breedtegeleiders voor
documenten
9
Documentuitvoerlade
2
ADI
10
USB-geheugenpoort
3
Bedieningspaneel
11
Tonercassette
4
Steun voor papieruitvoer
12
Beeldeenheid
5
Voorklep
13
Opvangbak voor gebruikte
toner
6
Handgreep op de voorklep
14
Scannerdeksel
7
Lade 1
15
Glasplaat
8
Documentinvoerlade
16
Scanner
1
Uitgang voor intern
telefoontoestel (EXT)
5
Greep
2
Aansluiting telefoonlijn
6
Aansluiting netsnoer
3
Netwerkpoort
7
Achterklep
4
USB-poort
8
Stroomschakelaar
12 _Inleiding
OVERZICHT VAN HET BEDIENINGSPANEEL
Dell 1235cn
1
Kopie ID
U kunt beide zijden van een document, bijvoorbeeld
een identiteitsbewijs, kopiëren op een enkel vel
papier. (Zie "ID-kaart kopiëren" op pagina 30.)
2
Via USB
afdrukken
Hiermee kunt u rechtstreeks bestanden uit een
USB-geheugenapparaat afdrukken wanneer dat
op de USB-geheugenpoort aan de voorzijde
van het apparaat is aangesloten. (Zie "Over
USB-geheugen" op pagina 45.)
3
Display
Toont de huidige status en houdt u op de hoogte
tijdens het gebruik.
4
Tonerkleuren
De tonerkleuren onder het LCD-scherm
corresponderen met de berichten op het
display. Zie Status-LED met berichten over
de tonercassettes. (Zie "De status van de
tonercassette bevestigen" op pagina 13.)
5
Status
Hier wordt de status van het apparaat
weergegeven. (Zie "Informatie over de
Status-LED" op pagina 13.)
6
Fax Activeert de faxmodus.
7
Kopie Activeert de kopieermodus.
8
Scan/Email Activeert de scanmodus.
9
Menu
Hiermee opent u de menumodus en bladert
u door de beschikbare menu’s.
10
OK Hiermee bevestigt u de selectie op het scherm.
11
Terug
Hiermee keert u terug naar het bovenliggende
menu.
12
Pijl-links/rechts
Hiermee bladert u door de beschikbare opties in
het geselecteerde menu en verhoogt of verlaagt
u de waarden. Gebruik bij het invoeren van tekens
de rechtertoets om lege ruimte toe te voegen.
13
Cijfertoetsen
Hiermee kiest u een nummer of voert
u alfanumerieke tekens in. (Zie "Letters en
cijfers op het toetsenblok" op pagina 20.)
14
Adresboek
Hiermee kunt u opgeslagen e-mailadressen
zoeken.
15
Opnieuw/Pauze
Hiermee kiest u het laatste nummer opnieuw
(in de gereedmodus) of voegt u een pauze in
een faxnummer in (in de bewerkingsmodus).
16
Hoorn op de
haak
Hiermee opent u de telefoonlijn.
17
Stoppen/Wissen
Hiermee onderbreekt u een taak die wordt
uitgevoerd. Hiermee kunt u in de gereedmodus
de kopieeropties (zoals de helderheid, het type
document, het kopieerformaat en het aantal
exemplaren) wissen/annuleren.
18
Kleur Start Start een taak in de zwart-witmodus.
19
Zwart Start Start een taak in de kleurmodus.
Het kan zijn dat de afbeeldingen in deze gebruikershandleiding niet
geheel overeenkomen met uw apparaat. Dit is afhankelijk van de
opties en het model.
Als u een groot aantal pagina’s tegelijk afdrukt, kan het oppervlak
van de uitvoerlade heet worden. Let erop dat u het oppervlak niet
aanraakt en zorg ervoor dat kinderen niet in de buurt komen.
Inleiding_13
INFORMATIE OVER DE STATUS-LED
De kleur van de Status-LED geeft de huidige status van het apparaat weer.
DE STATUS VAN DE TONERCASSETTE
BEVESTIGEN
De status van de tonercassettes wordt aangegeven door de Status-LED en
het LCD-display. Als de tonercassette bijna leeg is of moet worden vervangen,
licht de Status-LED rood op en wordt het bericht op het display weergegeven.
Met de pijl wordt aangegeven op welke tonerkleur het bericht betrekking
heeft of welke cassette eventueel vervangen moet worden.
Voorbeeld:
In het bovenstaande voorbeeld wordt de status van geel in de tonercassette
door middel van pijltjes aangegeven. Controleer het bericht op het display
om te achterhalen wat het probleem is en hoe u dit kunt oplossen. Zie
"Informatie over berichten op het display" op pagina 61 voor meer
informatie over foutberichten.
STATUS BESCHRIJVING
Uit Het apparaat is uitgeschakeld.
Het apparaat staat in de energiebesparende
modus. Wanneer er gegevens binnenkomen
of een knop wordt ingedrukt, gaat het apparaat
automatisch online.
U kunt de draadloze functie niet gebruiken.
Groen Knippert Wanneer het groene lampje langzaam
knippert, ontvangt het apparaat gegevens
van de computer.
Wanneer het groene lampje snel knippert,
is het apparaat bezig met afdrukken.
Aan Het apparaat is ingeschakeld en klaar voor
gebruik.
Rood Knippert Er is een kleine storing opgetreden en het
apparaat wacht tot het probleem is verholpen.
Controleer het bericht op het display en
raadpleeg "Informatie over berichten op het
display" op pagina 61 om het probleem op
te lossen.
De tonercassette is bijna leeg. Bestel een
nieuwe tonercassette. Zie "Verbruiksartikelen
bestellen" op pagina 71. U kunt de
afdrukkwaliteit tijdelijk verbeteren door de
toner opnieuw te verdelen. (Zie "De
tonercassette vervangen" op pagina 52.)
Aan Er heeft zich een probleem voorgedaan
waardoor het apparaat de taak niet kan
voltooien (bijvoorbeeld een papierstoring,
een geopende klep of geen papier in de lade).
Controleer het bericht op het display en
raadpleeg "Informatie over berichten op het
display" op pagina 61 om het probleem op
te lossen.
De tonercassette is leeg, bijna leeg of moet
worden vervangen. (Zie "Informatie over
berichten op het display" op pagina 61.)
Controleer altijd het bericht op het display voor het oplossen van het
probleem. Aan de hand van de aanwijzingen onder Probleemoplossing
kunt u ervoor zorgen dat het apparaat weer naar behoren werkt. Zie
"Informatie over berichten op het display" op pagina 61 voor meer
informatie.
14 _Inleiding
MENU-OVERZICHT
Het bedieningspaneel biedt toegang tot verschillende menu’s voor instelling en gebruik van het apparaat. Druk op Menu om toegang te krijgen tot deze menu’s.
Raadpleeg onderstaand diagram.
Afhankelijk van uw opties of model zullen sommige menu’s mogelijk niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze opties niet van toepassing
op uw apparaat.
.
Faxfunctie
Tonersterkte
Resolutie
Meerdere verz.
Uitgest. verz.
Prior. verz.
Doorsturen
Veilige ontv.
Pag. toevoegen
Taak annuleren
Faxinstel.
Verzending
Aant. kiespog.
Opn. kiezen na
Kenget. kiezen
ECM-modus
Transm.rapport
TCR voor afb.
Kiesmodus
Ontvangst
Ontvangstmodus
Opn. na bels.
Faxinstel.
(Vervolg)
Ontv.g. stemp.
Startc. ontv.
Aut. verklein.
Grootte neger.
Inst. ong. fax
DRPD-modus
St.inst. wijz.
Resolutie
Tonersterkte
Autom. rapport
Kopieerfunctie
Verkl./vergr.
Tonersterkte
Oorspr. type
Lay-out
Achtergrondkl.
Grijst. verb.
Kopieerinstel.
St.inst. wijz.
Exemplaren
Kopieen sort.
Verkl./vergr.
Tonersterkte
Oorspr. type
Scanfunctie
USB-functie
Scanformaat
Oorspr. type
Resolutie
Scankleur
Scanindeling
E-mailfunctie
Scanformaat
Oorspr. type
Resolutie
Scankleur
Scaninstel.
St.inst. wijz.
USB-standaard
E-mailstand.
Systeeminst.
(Vervolg)
Rapport
Alle rapporten
Configuratie
Info verb.art.
Adresboek
Transm.rapport
Verzendrapport
Rap. ontv. fax
Geplande taken
Rap. ong. fax.
Netwerkinform.
Gebr.ver.lijst
Onderhoud
Toner Op wis.
Gebruiksduur
Kleur
Serienummer
Systeeminst.
(Vervolg)
Instel. wissen
Alle instel.
Faxinstel.
Kopieerinstel.
Scaninstel.
Systeeminst.
Netwerkinstel.
Adresboek
Verzendrapport
Rap. ontv. fax
Netwerkinstel.
TCP/IP
Ethernet-snel.
Instel. wissen
Netwerkinform.
Systeeminst.
Apparaatinst.
Apparaat-id
Nr. van faxap.
Datum en tijd
Klokmodus
Taal
Standaardmodus
Energ.spaarst.
Time-out
Luchtdrukcorr.
Aut. doorgaan
Inst. import.
Inst. export.
Papierinstel.
Papierformaat
Type papier
Geluid/Volume
Toetsgeluid
Waarsch.geluid
Luidspreker
Belsignaal
Inleiding_15
MEEGELEVERDE SOFTWARE
U installeert de printersoftware vanaf de meegeleverde cd-rom om uw apparaat
als printer en scanner te kunnen gebruiken, nadat u dit hebt geïnstalleerd en
op de computer hebt aangesloten. De cd bevat de volgende software.
FUNCTIES VAN DE
PRINTERSTUURPROGRAMMA’S
De printerstuurprogramma’s ondersteunen de volgende standaardfuncties:
Selectie van papierrichting, formaat, bron en afdrukmateriaal
Aantal exemplaren
U kunt bovendien verschillende speciale afdrukfuncties gebruiken.
De onderstaande tabel geeft een algemeen overzicht van de functies
die door de printerstuurprogramma’s worden ondersteund:
Printerstuurprogramma
Cd-rom
INHOUD
Cd-rom met
printersoftware
Windows
Printerstuurprogramma
: Gebruik dit
stuurprogramma om de functies van
uw printer ten volle te benutten.
Scannerstuurprogramma
: Voor het
scannen van documenten zijn TWAIN-
en WIA-stuurprogramma’s (Windows
Image Acquisition) beschikbaar.
SmarThru
a
: Dit is de meegeleverde,
op Windows gebaseerde software voor
uw multifunctionele apparaat.
Dell-tonerbeheersysteem
: Hiermee
wordt de status van de printer en de
naam van de opdracht weergegeven
wanneer u een opdracht verzendt om
af te drukken. In het venster Dell-
tonerbeheersysteem
wordt ook het
niveau van de resterende toner
weergegeven en kunt u nieuwe
tonercartridges bestellen.
Hulpprogramma Printerinstellingen
:
Met dit programma kunt u de andere
opties van de printer instellen vanaf het
bureaublad van uw computer.
Hulpprogramma voor het updaten van
de
: Met dit programma kunt u de
firmware van het apparaat bijwerken.
SetIP
: Met dit programma kunt u de
TCP/IP-adressen van uw apparaat instellen.
a. Voor het bewerken van gescande afbeeldingen met behulp van een krachtig
beeldbewerkingsprogramma en voor het verzenden van afbeeldingen per
e-mail. U kunt ook andere beeldbewerkingsprogramma’s openen vanuit
SmarThru, zoals Adobe
®
Photoshop
®
. Raadpleeg de Help-functie van het
meegeleverde SmarThru-programma voor meer informatie.
Macintosh
Printerstuurprogramma: Gebruik dit
stuurprogramma om de functies van
uw printer ten volle te benutten.
Scannerstuurprogramma: TWAIN-
stuurprogramma voor het scannen
van documenten op uw apparaat.
Hulpprogramma Printerinstellingen
:
Met dit programma kunt u de andere
opties van de printer instellen vanaf het
bureaublad van uw computer.
FUNCTIE WINDOWS MACINTOSH
Kleurmodus OO
Optie printerkwaliteit OO
Poster afdrukken OX
Meerdere pagina’s per vel
(N-up)
OO
Afdruk aan pagina aanpassen O
O
a
a.Deze functie wordt alleen ondersteund door MAC OS X 10.4 – 10.5.
Afdrukken op schaal OO
Watermerk OX
Overlay OX
16 _Aan de slag
Aan de slag
In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u het apparaat instelt.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
De hardware installeren
Systeemvereisten
Het netwerk installeren
Basisinstellingen van het apparaat
DE HARDWARE INSTALLEREN
In dit hoofdstuk worden de stappen getoond die noodzakelijk zijn voor
het installeren van de hardware. Dit wordt uitgelegd in de Beknopte
installatiehandleiding. Lees de Beknopte installatiehandleiding door
en voer de volgende stappen uit.
1. Kies een stabiele locatie.
Kies een vlak, stabiel oppervlak met voldoende ruimte voor luchtcirculatie
rond het apparaat. Laat extra ruimte vrij voor het openen van kleppen en
papierladen.
Plaats het apparaat in een ruimte die voldoende geventileerd is, maar niet
in direct zonlicht, vlakbij een warmte- of koudebron of op een vochtige plek.
Plaats het apparaat niet te dicht bij de rand van een bureau of tafel.
U kunt probleemloos afdrukken tot op een hoogte van 1.000 m. Raadpleeg
de hoogte-instellingen voor optimaal afdrukken. Zie "Hoogte-instelling"
op pagina 19 voor meer informatie.
Plaats het apparaat op een vlak en stabiel oppervlak zodat het niet meer
dan 2 mm overhelt. Anders verslechtert de afdrukkwaliteit.
2. Haal het apparaat uit de verpakking en controleer alle bijgeleverde artikelen.
3. Verwijder de tape rond het apparaat.
4. Plaats papier.
5. Controleer of alle kabels met het apparaat zijn verbonden.
6. Zet het apparaat aan.
Als u het apparaat verplaatst, mag u het niet ondersteboven of op zijn
kant houden. Er kan dan toner vrijkomen binnen in het apparaat waardoor
er schade aan het apparaat kan ontstaan of de afdrukkwaliteit kan
verslechteren.
Aan de slag_17
SYSTEEMVEREISTEN
Het systeem moet aan de volgende vereisten voldoen:
Microsoft
®
Windows
®
Het apparaat ondersteunt de volgende Windows-besturingssystemen.
Macintosh
HET NETWERK INSTALLEREN
U moet de netwerkprotocollen installeren op het apparaat om dit te kunnen
gebruiken in het netwerk. U kunt de basisnetwerkinstellingen opgeven via
het bedieningspaneel van het apparaat.
Ondersteunde netwerkomgevingen
De volgende tabel toont de netwerkomgevingen die het apparaat ondersteunt:
Netwerkprotocol configureren via het apparaat
U kunt de TCP/IP-netwerkparameters als volgt instellen:
1. Zorg dat het apparaat is aangesloten op het netwerk met een RJ-45
Ethernet-kabel.
2. Controleer of het apparaat is ingeschakeld.
3. Druk op het bedieningspaneel op Menu totdat Netwerk verschijnt
opdeonderste regel van het display en druk op OK.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat TCP/IP verschijnt en druk op OK.
5. Druk op pijl-links/rechts totdat Statisch verschijnt en druk op OK.
6. Druk op pijl-links/rechts totdat IP-adres verschijnt en druk op OK.
Voer met de cijfertoetsen een byte tussen 0 en 255 in en druk op pijl-
links/rechts om tussen de bytes te schakelen.
Herhaal dit tot u het adres volledig hebt ingevuld (van byte 1 tot en met
byte 4).
7. Wanneer u klaar bent, drukt u op OK.
Herhaal stap 6 en 7 voor de configuratie van de andere TCP/IP-
parameters: subnetmasker en gateway-adres.
BESTU-
RINGSSYSTEEM
VEREISTEN (AANBEVOLEN)
PROCESSOR RAM
VRIJE
HDD-
RUIMTE
Windows 2000 Pentium II 400 MHz
(Pentium III 933 MHz)
128 MB
(256 MB)
600 MB
Windows XP Pentium III 933 MHz
(Pentium IV 1 GHz)
128 MB
(256 MB)
1,5 GB
Windows Server
2003
Pentium III 933 MHz
(Pentium IV 1 GHz)
128 MB
(512 MB)
1,25 GB tot
2GB
Windows Vista
®
Pentium IV 3 GHz 512 MB
(1.024 MB)
15 GB
Windows Server
2008
Pentium IV 1 GHz
(Pentium IV 2 GHz)
512 MB
(2048 MB)
10 GB
Internet Explorer 6.0 of hoger is minimaal vereist voor alle Windows-
besturingssystemen.
Gebruikers kunnen de software installeren als ze beheerdersrechten
hebben.
Dit apparaat is compatibel met Windows Terminal Services.
BESTU-
RINGSSYS-
TEEM
VEREISTEN (AANBEVOLEN)
PROCESSOR RAM
VRIJE
HDD-
RUIMTE
Mac OS X 10.4
of lager
•Power PC
G4/G5
Intel-
processor
128 MB voor een MAC
op basis van PowerPC
(512 MB)
512 MB voor een MAC
op basis van Intel
(1 GB)
1 GB
Mac OS X 10.5 867 MHz of
sneller
PowerPC
G4/G5
Intel-
processor
512 MB (1 GB) 1 GB
ITEM VEREISTEN
Netwerkinterface Ethernet 10/100 Base-TX
Netwerkbesturingssysteem Windows 2000/XP/2003/Vista
MAC OS 10.3 ~ 10.5
Netwerkprotocollen •TCP/IP
Standaard-TCP/IP
•LPR
IPP/HTTP
Bonjour
DHCP
•BOOTP
Als u niet met statische IP-adressen werkt en een DHCP-
netwerkprotocol wilt instellen, gaat u naar http://developer.apple.com/
networking/bonjour/download/, selecteert u het programma Bonjour
voor de versie van uw besturingssysteem en installeert u het
programma. Met dit programma kunt u de netwerkparameters
automatisch instellen. Volg de instructies in het installatievenster.
Neem contact op met de netwerkbeheerder als u niet weet hoe u het
apparaat moet configureren.
18 _Aan de slag
Werken met het SetIP-programma
Dit programma wordt gebruikt om IP-adressen van netwerkapparaten in te
stellen met het MAC-adres dat het hardwareserienummer van de
netwerkprinterkaart of interface is. Het wordt met name door
netwerkbeheerders gebruikt om de IP-adressen van meerdere
netwerkapparaten tegelijk in te stellen.
Het programma starten
1. Druk het netwerkinformatierapport van het apparaat af. Dit bevat het
MAC-adres van uw apparaat. Zie "Rapporten afdrukken" op
pagina 48.
2. In het menu Start van Windows selecteert u Alle programma’s
Dell Dell-printers Dell 1235cn Color Laser MFP SetIP.
3. Klik op in het venster SetIP om het TCP/IP-configuratievenster te
openen.
4. Voer het MAC-adres, IP-adres, subnetmasker en de
standaardgateway van de netwerkkaart in en klik vervolgens op
Toepassen.
5. Klik op OK. De printer drukt de netwerkinformatie af. Controleer of
alle instellingen juist zijn.
6. Klik op Afsluiten.
De software installeren
U moet de apparaatsoftware voor afdrukken installeren. De software
bestaat uit stuurprogramma’s, toepassingen en andere gebruiksvriendelijke
programma’s.De volgende procedure is gebaseerd op Windows XP. Zie de
sectie Software als u het besturingssysteem Macintosh gebruikt.
1. Sluit de netwerkkabel aan op uw apparaat.
2. Controleer of de netwerkinstellingen voor het apparaat zijn voltooid
(zie "Het netwerk installeren" op pagina 17). Sluit alle toepassingen op
uw computer af voordat u met de installatie begint.
3. Plaats de cd-rom met printersoftware in het cd-romstation van de
computer.
De cd-rom start automatisch en er wordt een installatievenster
weergegeven.
Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op Start Uitvoeren.
Typ X:\Setup.exe, waarbij u “X” vervangt door de letter van het cd-
romstation en klik op OK.
Als u Windows Vista gebruikt, klikt u op Start Alle programma’s
Bureau-accessoires Uitvoeren en typt u X:\Setup.exe.
Als het venster Automatisch afspelen verschijnt in Windows Vista, klikt
u op Uitvoeren Setup.exe in het veld Programma installeren of
uitvoeren. Vervolgens klikt u op Doorgaan in het venster
Gebruikersaccountbeheer.
4. Klik op Volgende.
Het bovenstaande venster kan er enigszins anders uitzien als u het
stuurprogramma opnieuw installeert.
5. Selecteer Typische installatie voor een netwerkprinter en klik
vervolgens op Volgende.
U kunt de netwerkinstellingen ook opgeven via de
netwerkbeheerprogramma’s.
Embedded Web Service: Een in de netwerkafdrukserver
geïntegreerde webserver om:
- netwerkparameters voor het apparaat te configureren, zodat u
een verbinding kunt maken met diverse netwerkomgevingen;
- apparaatinstellingen aan te passen.
SetIP: Hulpprogramma waarmee u een netwerkinterface kunt
selecteren en handmatig IP-adressen kunt configureren voor
gebruik met het TCP/IP-protocol. Zie "Werken met het SetIP-
programma" op pagina 18.
U kunt het SetIP-programma alleen maar gebruiken als uw
apparaat is aangesloten op een netwerk.
De volgende procedure is gebaseerd op Windows XP.
Laat bij het invoeren van het MAC-adres de dubbelepunt (:)
weg.
De volgende procedure is van belang wanneer u het apparaat wilt
gebruiken als netwerkapparaat. Als u een apparaat wilt verbinden
door middel van een USB-kabel, raadpleegt u het hoofdstuk
Software.
De procedure die u moet volgen en het pop-upvenster dat
verschijnt tijdens de installatie, kunnen verschillen afhankelijk van
het besturingssysteem, de printerfunctie of de interface die wordt
gebruikt.
Aan de slag_19
6. De lijst met in het netwerk beschikbare apparaten verschijnt. Selecteer
in deze lijst de printer die u wilt installeren en klik op Volgende.
Als uw apparaat niet in de lijst voorkomt, klikt u op Bijwerken om de
lijst te vernieuwen of selecteert u TCP/IP-poort toevoegen om uw
apparaat aan het netwerk toe te voegen. Als u het apparaat aan het
netwerk wilt toevoegen, moet u de poortnaam en het IP-adres voor
het apparaat invoeren.
Selecteer Gedeelde printer (UNC) om een gedeelde netwerkprinter
(UNC-pad) te vinden en voer de gedeelde naam handmatig in of
zoek een gedeelde printer door te klikken op de knop Bladeren.
7. Nadat de installatie is voltooid, verschijnt een venster met de vraag of u
een testpagina wilt afdrukken. Als u dit wilt, schakel dan het
desbetreffende selectievakje in en klik op Voltooien.
BASISINSTELLINGEN VAN HET APPARAAT
Nadat de installatie is voltooid, kunt u de standaardinstellingen van het apparaat
opgeven. Raadpleeg het volgende hoofdstuk om waarden in te stellen of te wijzigen.
Hoogte-instelling
De afdrukkwaliteit wordt beïnvloed door atmosferische druk, die wordt bepaald
door de hoogte waarop het apparaat zich boven zeeniveau bevindt. Aan de
hand van de volgende informatie kunt u uw apparaat instellen op een optimale
afdrukkwaliteit.
Voordat u de hoogte-instelling bepaalt, moet u nagaan op welke hoogte het
apparaat wordt gebruikt.
1. Klik op Start Alle programma’s Dell Dell-printers Dell
1235cn Color Laser MFP Hulpprogramma Printerinstellingen.
U kunt ook op Hulpprogramma Printerinstellingen klikken in de
statusbalk in Mac OS X.
2. Klik op Instelling > Luchtdrukaanpassing. Selecteer de juiste waarde
in de keuzelijst en klik op Toepassen.
De taal op het display wijzigen
Om de displaytaal van het bedieningspaneel te wijzigen, gaat u als volgt te
werk:
1. Druk op Menu tot Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van het
display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Taal verschijnt en druk op OK.
4.
Druk op pijl-links/rechts tot de gewenste taal verschijnt en druk vervolgens op
OK
.
5. Druk op Stoppen/Wissen om terug te keren naar de gereedmodus.
Datum en tijd instellen
De huidige datum en tijd worden weergegeven op het display wanneer het apparaat
ingeschakeld is en klaar is voor gebruik. Op al uw faxberichten worden de
datum en tijd afgedrukt.
1. Druk op Menu totdat Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van het
display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Datum en tijd verschijnt en druk op OK.
Als u niet zeker bent van het IP-adres, neem dan contact op met
de netwerkbeheerder of druk de netwerkgegevens af
(zie "Rapporten afdrukken" op pagina 48).
Als uw apparaat na de installatie niet naar behoren werkt, probeer
dan het printerstuurprogramma opnieuw te installeren. Zie het
hoofdstuk Software.
Tijdens de installatie van het printerstuurprogramma detecteert
het installatieprogramma de locatie van het besturingssysteem
en wordt het standaardpapierformaat voor het apparaat ingesteld.
Als u een andere Windows-locatie gebruikt, moet u het
papierformaat aanpassen aan het papier dat u normaal
gebruikt. Ga naar de printereigenschappen om het
papierformaat te wijzigen nadat de installatie is voltooid.
1 Normal
2 High 1
3 High 2
4 High 3
Als uw apparaat is aangesloten op een netwerk, verschijnt het scherm
Embedded Web Service automatisch. Klik op Machine Settings
> Setup (of op Machine Setup) > Altitude Adj. Selecteer de
juiste hoogte en klik op Apply.
0
20 _Aan de slag
4. Voer de juiste tijd en datum in met behulp van de cijfertoetsen.
Maand = 01 t/m 12
Dag = 01 t/m 31
Jaar = vier cijfers vereist
Uur = 01 t/m 12 (12-uursnotatie)
00 t/m 23 (24-uursnotatie)
Minuut = 00 t/m 59
U kunt ook met behulp van pijl-links/rechts de cursor onder het cijfer plaatsen
dat u wilt aanpassen en een nieuw cijfer invoeren.
5. Druk op *, # of een willekeurige cijferknop om VM of NM te selecteren
voor de 12-uursnotatie.
Als de cursor niet onder de AM- of PM-indicator staat, kunt u de cursor
onmiddellijk naar de indicator verplaatsen door op
* of # te drukken.
U kunt de klok ook instellen op de 24-uursnotatie (voorbeeld: 01:00 PM
wordt dan weergegeven als 13:00). Raadpleeg het volgende hoofdstuk
voor meer informatie.
6. Druk op OK om datum en tijd op te slaan.
Als u een verkeerd cijfer hebt ingevoerd, verschijnt er Buiten bereik en
gaat het apparaat niet door met de volgende stap. Voer in dat geval het
juiste cijfer in.
7. Druk op Stoppen/Wissen om terug te keren naar de gereedmodus.
De kloknotatie wijzigen
U kunt uw apparaat zo instellen dat de tijd wordt weergegeven in de 12-uursnotatie
of de 24-uursnotatie.
1. Druk op Menu totdat Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van het
display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Klokmodus verschijnt en druk op OK.
4. Druk op pijl-links/rechts om de andere modus te selecteren en druk op OK.
5. Druk op Stoppen/Wissen om terug te keren naar de gereedmodus.
De standaardmodus wijzigen
Het apparaat is standaard ingesteld op kopiëren. U kunt de standaardmodus
afwisselend instellen op faxmodus en kopieermodus.
1. Druk op Menu totdat Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van het
display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Standaardmodus verschijnt en druk op OK.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste standaardmodus verschijnt
en druk vervolgens op OK.
5. Druk op Stoppen/Wissen om terug te keren naar de gereedmodus.
Geluiden instellen
U kunt de volgende geluidsinstellingen aanpassen:
Toetsgeluid. Schakelt het geluid van de toetsen aan of uit. Wanneer deze
optie op Aan
staat, klinkt er een toon telkens wanneer er een toets wordt
ingedrukt.
Waarsch.geluid. Schakelt het alarmsignaal aan of uit. Wanneer deze optie
op Aan staat,
klinkt er een alarmsignaal wanneer er een fout optreedt of
na verzending of ontvangst van een fax.
Luidspreker. Schakelt weergave van geluiden van de telefoonlijn via de
luidspreker (bijvoorbeeld een kiestoon of een faxsignaal) aan of uit. Met
deze optie op Communicatie, wat "Normaal" betekent, blijft de luid-
spreker aan totdat het andere apparaat reageert.
Belsignaal. Stelt het volume van de beltoon in. Het beltoonvolume kunt
u instellen op Uit, Laag, Midden en Hoog.
Luidspreker, beltoon, toetsgeluid en alarmsignaal
1. Druk op Menu totdat Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op pijl-links/rechts totdat Geluid/Volume verschijnt en druk op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste geluidsoptie verschijnt
en druk vervolgens op OK.
4.
Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste status of het gewenste volume
voor het geselecteerde geluid verschijnt en druk vervolgens op OK.
5. Herhaal indien nodig de stappen 3 tot en met 5 om andere geluiden
in te stellen.
6. Druk op Stoppen/Wissen om terug te keren naar de gereedmodus.
Luidsprekervolume voor Hoorn op de haak
1. Druk op Hoorn op de haak. U hoort een kiestoon uit de luidspreker.
2. Druk op pijl-links/rechts totdat u het gewenste volume hoort.
3. Druk op Stoppen/Wissen om de wijziging op te slaan en terug te
keren naar de gereedmodus.
Tekens via het numerieke toetsenblok invoeren
U zult voor verschillende taken namen en nummers moeten invoeren. Bij de
installatie van uw apparaat moet u bijvoorbeeld uw naam of de naam van uw
bedrijf en uw faxnummer invoeren. Wanneer u faxnummers of e-mailadressen
in het geheugen opslaat, kunt u ook de bijbehorende namen invoeren.
Alfanumerieke tekens invoeren
1. Als u gevraagd wordt om een letter in te voeren, zoekt u de toets met
het gewenste teken. Druk een aantal keren op deze toets totdat de
gewenste letter op het display verschijnt.
Om bijvoorbeeld de letter O in te voeren, drukt u op 6, de toets met
opschrift MNO.
Telkens wanneer u op 6 drukt, verschijnt een andere letter op het display:
M, N, O, m, n, o en tot slot 6.
U kunt ook speciale tekens invoeren (spatie, plusteken, enzovoort).
Raadpleeg onderstaand hoofdstuk voor meer informatie.
2. Als u nog meer letters wilt invoeren, herhaalt u stap 1.
Indien de volgende letter op dezelfde knop staat, verplaatst u de cursor
door op de linker-/rechterpijltoets te drukken en vervolgens op de knop
met de gewenste letter. De cursor gaat naar rechts en de volgende
letter verschijnt op het display.
Als u een spatie wilt invoeren, drukt u tweemaal op 1.
3. Na het invoeren van de letters drukt u op OK.
Letters en cijfers op het toetsenblok
De datumnotatie kan verschillen van land tot land.
U kunt het volume regelen met behulp van Hoorn op de haak.
U kunt het volume van de luidspreker alleen wijzigen als de telefoonlijn
is aangesloten.
TOETS TOEGEWEZEN CIJFERS, LETTERS OF TEKENS
1 @ / . ‘ 1
2 A B C a b c 2
3 D E F d e f 3
4 G H I g h i 4
5 J K L j k l 5
6 M N O m n o 6
7 P Q R S p q r s 7
8 T U V t u v 8
9 W X Y Z w x y z 9
0 + - , & 0
* *
# #
Aan de slag_21
Cijfers of namen corrigeren
Wanneer u zich bij het invoeren van een nummer of naam hebt vergist,
drukt u op de linker-/rechterpijltoets om het laatste cijfer of teken te wissen.
Voer vervolgens het juiste cijfer of teken in.
Een pauze invoegen
Bij sommige telefooncentrales moet u eerst een toegangscode (bijvoorbeeld
een 9) intoetsen en vervolgens wachten tot u een tweede kiestoon hoort.
In dergelijke gevallen moet u in het telefoonnummer een pauze invoegen.
U kunt ook een pauze invoegen bij het instellen van snelkiesnummers.
Om een pauze in te voegen, drukt u op Opnieuw/Pauze tijdens het
invoeren van het telefoonnummer. Op het display wordt de pauze
aangegeven met een koppelteken ("–").
Gebruik van de energiebesparende modi
Energiebesparende modus
Als u de energiebesparende modus inschakelt, gebruikt het apparaat minder
energie wanneer het niet gebruikt wordt. U kunt deze modus inschakelen en
aangeven hoelang het apparaat na afloop van een afdrukopdracht moet
wachten voordat de energiebesparende modus wordt geactiveerd.
1. Druk op Menu totdat Systeeminst. verschijnt op de onderste regel
van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Energ.spaarst. verschijnt en druk op OK.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste tijdinstelling verschijnt en
druk vervolgens op OK.
5. Druk op Stoppen/Wissen om terug te keren naar de gereedmodus.
Automatisch doorgaan
Met deze optie stelt u in dat het apparaat al dan niet verder moet gaan met
afdrukken als het ingestelde papierformaat en het papier in de lade niet met
elkaar overeenkomen.
1. Druk op Menu totdat Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van het
display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK zodra Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Aut. doorgaan verschijnt en druk op OK.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste inbindoptie verschijnt.
•Aan: Als het papierformaat niet overeenkomt met het papierformaat
in de papierlade, wordt er automatisch afgedrukt nadat de ingestelde
tijd is verstreken.
•Uit: Als het papierformaat niet overeenkomt met het papierformaat in
de papierlade, wordt er met afdrukken gewacht totdat u op het bedienings-
paneel op Kleur Start of op Zwart Start drukt.
5. Druk op OK om uw keuze op te slaan.
6. Druk op Stoppen/Wissen om terug te keren naar de gereedmodus.
22 _Originelen en afdrukmateriaal plaatsen
originelen en afdrukmateriaal plaatsen
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u originelen en afdrukmateriaal in het apparaat plaatst.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Originelen plaatsen
Afdrukmateriaal selecteren
Het formaat van het papier in de papierlade wijzigen
Afdrukken op speciale afdrukmaterialen
Papierformaat en -type instellen
ORIGINELEN PLAATSEN
Als u een document wilt kopiëren, scannen of faxen, legt u het op de
glasplaat of in de ADI (Automatische DocumentInvoer).
Op de glasplaat van de scanner
Zorg ervoor dat er geen originelen in de ADI liggen. Als een origineel wordt
gedetecteerd in de ADI, zal het voorrang krijgen boven het origineel op de
glasplaat. Voor de beste scankwaliteit, vooral bij afbeeldingen in kleur of
grijstinten, gebruikt u bij voorkeur de glasplaat.
1. Licht het deksel van de scanner op.
2. Plaats het origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat
en leg het in één lijn met de markering in de linkerbovenhoek van de plaat.
3. Sluit het deksel van de scanner.
In de ADI
In de ADI kunt u maximaal 50 vel papier van 75 g/m
2
voor één taak plaatsen.
Als u de automatische documentinvoer gebruikt:
In de ADI: Plaats geen papier dat kleiner is dan 142 x 148 mm of groter
dan 216 x 356 mm.
Vermijd gebruik van de volgende papiersoorten:
- carbonpapier of doordrukpapier
- gecoat papier
- licht doorschijnend papier of dun papier
- gekreukt of verfrommeld papier
- gekruld of opgerold papier
- gescheurd papier
Verwijder alle nietjes en paperclips voordat u het papier plaatst.
Controleer of eventuele lijm, inkt of correctievloeistof op het papier
volledig droog is voordat u het plaatst.
Plaats geen originelen van verschillend formaat of gewicht.
Plaats geen boekjes, foldertjes, transparanten of documenten met
andere afwijkende eigenschappen.
1. Buig de papierstapel of waaier het papier uit om de pagina’s van elkaar
te scheiden voordat u de originelen plaatst.
Doe dit voorzichtig om te vookomen dat het scannerglas breekt.
Hierdoor kunt u gewond raken.
Zorg ervoor dat het deksel van de scanner niet op uw handen valt.
Dit kan pijn doen.
Kijk bij het scannen of kopiëren niet in het licht van de scanner. Dit
is schadelijk voor uw ogen en kan gevaarlijk zijn.
Het openlaten van het deksel van de scanner bij het kopiëren kan
een negatief effect hebben op de kopieerkwaliteit en het tonerverbruik.
Stof op de glasplaat kan leiden tot zwarte vlekken op de afdruk.
Houd de glasplaat schoon.
Om een pagina uit een boek of tijdschrift te kopiëren, opent u het
deksel van de scanner tot tegen de aanslag en sluit u het daarna
weer. Als het boek of tijdschrift dikker is dan 30 mm, kopieert u
met het deksel open.
Originelen en afdrukmateriaal plaatsen_23
2. Plaats het origineel in de ADI met de bedrukte zijde naar boven. Zorg
ervoor dat de onderkant van de stapel originelen samenvalt met de
markering voor het papierformaat op de invoerlade.
3. Stel de breedtegeleiders in overeenkomstig het papierformaat.
AFDRUKMATERIAAL SELECTEREN
U kunt afdrukken op verschillende afdrukmaterialen, waaronder normaal papier,
enveloppen, etiketten en transparanten. Gebruik uitsluitend afdrukmaterialen
die voldoen aan de in deze gebruikershandleiding vermelde richtlijnen. Als
u afdrukmaterialen gebruikt die niet aan deze richtlijnen voldoen, kan dit de
volgende problemen veroorzaken:
slechte afdrukkwaliteit,
vastlopen van het papier,
versnelde slijtage van het apparaat.
De eigenschappen van het papier, zoals gewicht, samenstelling, vezel- en
vochtgehalte, zijn van grote invloed op de prestaties van het apparaat en op
de afdrukkwaliteit. Houd bij de keuze van afdrukmateriaal rekening met het
volgende:
Het type, formaat en gewicht van het afdrukmateriaal voor uw apparaat
worden verderop in dit hoofdstuk besproken.
Gewenst resultaat: Het afdrukmateriaal dat u kiest, moet geschikt zijn
voor het doel.
Helderheid: Sommige afdrukmaterialen zijn witter dan andere en leveren
scherpere en helderdere afbeeldingen op.
Gladheid van het oppervlak: De gladheid van het afdrukmateriaal bepaalt
hoe scherp de afdrukken eruit zien op papier.
Als er stof op de glasplaat van de automatische documentinvoer zit, is
het mogelijk dat er op de afdruk zwarte strepen verschijnen. Houd de
glasplaat schoon.
Let erop dat uw handen niet in de rol van de automatische
documentinvoer terechtkomen. Dit kan pijn doen.
Het is mogelijk dat bepaalde afdrukmaterialen, hoewel ze voldoen
aan alle hier genoemde richtlijnen, toch geen bevredigende resultaten
opleveren. Dit kan het gevolg zijn van onjuiste bediening, een
ongewenst temperatuur- en vochtigheidsniveau of andere variabele
omstandigheden waarover Dell geen controle heeft.
Controleer, voordat u grote hoeveelheden afdrukmateriaal aanschaft,
of
het voldoet aan de vereisten die in deze gebruikershandleiding
staan vermeld.
Het gebruik van afdrukmaterialen die niet aan deze specificaties voldoen,
kan problemen veroorzaken die reparaties vereisen. Zulke reparaties
vallen niet onder de garantie of onderhoudscontracten van Dell.
Gebruik voor dit apparaat zeker geen fotopapier voor inkjetprinters.
Deze zouden de printer kunnen beschadigen.
24 _Originelen en afdrukmateriaal plaatsen
Specificaties van afdrukmateriaal
TYPE FORMAAT AFMETINGEN
GEWICHT
a
CAPACITEIT
b
Normaal papier Letter 216 x 279 mm
60 tot 105 g/m
2
150 vel 75 g/m
2
bankpostpapier voor de lade
Legal 216 x 356 mm
US Folio 216 x 330 mm
A4 210 x 297 mm
Oficio 216 x 343 mm
JIS B5 182 x 257 mm
ISO B5 176 x 250 mm
Executive 184 x 267 mm
A5 148 x 210 mm
Statement 140 x 216 mm
A6 105 x 148 mm
Enveloppen Monarch-enveloppen 98 x 191 mm
75 tot 90 g/m
2
bankpostpapier
5 vel papier voor handmatige
invoer in de lade
Envelop63/4 92 x 165mm
Envelop nr. 10 105 x 241 mm
Envelop nr. 9 98 x 225 mm
DL-enveloppe 110 x 220 mm
C5-enveloppe 162 x 229 mm
C6-enveloppe 114 x 162 mm
Dik papier Raadpleeg het hoofdstuk
Normaal papier
Raadpleeg het hoofdstuk Normaal
papier
90 tot 105 g/m
2
bankpostpapier
5 vel papier voor handmatige
invoer in de lade
Dun papier Raadpleeg het hoofdstuk
Normaal papier
Raadpleeg het hoofdstuk Normaal
papier
60 tot 70 g/m
2
Etiketten
c
Letter, A4 Raadpleeg het hoofdstuk Normaal
papier
120 tot 150 g/m
2
bankpostpapier
Kaarten Briefkaart 101,6 x 152,4 mm
105 tot 163 g/m
2
bankpostpapier
Transparanten
d
Letter, A4 Raadpleeg het hoofdstuk Normaal
papier
138 tot 146 g/m
2
bankpostpapier
1 vel papier voor handmatige
invoer in de lade
Glanzend papier Letter, A4 Raadpleeg het hoofdstuk Normaal
papier
160 g/m
2
Minimaal formaat (aangepast) 76 x 160 mm
60 tot 163 g/m
2
Maximaal formaat (aangepast) 216 x 356 mm
a. Plaats het papier vel per vel in de lade als het gewicht van het afdrukmateriaal groter is dan 105 g/m
2
.
b. De maximale capaciteit kan verschillen en is afhankelijk van het gewicht en de dikte van het afdrukmateriaal en de omgevingsomstandigheden.
c. Gladheid: 100 tot 250 (Sheffield).
d. Aanbevolen afdrukmateriaal: Transparanten voor kleurenlaserprinters van Xerox, zoals 3R 91331(A4), 3R 2780(Letter).
Originelen en afdrukmateriaal plaatsen_25
Formaten van afdrukmaterialen die in elke modus
worden ondersteund
Richtlijnen voor speciale afdrukmaterialen
MODUS FORMAAT INVOER
Kopieermodus Letter, A4, Legal, Oficio, Folio,
Executive, JIS B5, A5, A6
lade 1
Afdrukmodus Het apparaat ondersteunt alle
formaten
lade 1
Faxmodus Letter, A4, Legal lade 1
SOORT
MATERIAAL
RICHTLIJNEN
Enveloppen Of enveloppen naar behoren worden bedrukt, is
afhankelijk van de kwaliteit van de enveloppen.
Houd bij de keuze van enveloppen rekening met
de volgende factoren:
- Gewicht: Het gewicht van het enveloppenpapier
mag niet meer dan 90 g/m
2
bedragen, anders kan
een papierstoring optreden.
- Ontwerp: Voor het afdrukken moeten de
enveloppen plat worden gelegd. Ze mogen niet
meer dan 6 mm omkrullen en ze mogen geen
lucht bevatten.
- Toestand: De enveloppen mogen niet gekreukt,
gescheurd of anderszins beschadigd zijn.
- Temperatuur: U moet enveloppen gebruiken die
bestand zijn tegen de hitte en druk die tijdens het
afdrukproces in het apparaat ontstaan.
Gebruik alleen goed gevormde enveloppen met
scherpe vouwen.
Gebruik geen afgestempelde enveloppen.
Gebruik geen enveloppen met sluithaakjes,
knipsluitingen, vensters, gecoate binnenbekleding,
zelfklevende sluitingen of andere synthetische
materialen.
Gebruik geen beschadigde enveloppen of enveloppen
van slechte kwaliteit.
Controleer of de naad aan beide uiteinden van de
envelop helemaal doorloopt tot in de hoek.
1 aanvaardbaar
2 onaanvaardbaar
Enveloppen
(Vervolg)
Enveloppen met een verwijderbare strip of met
meer dan één zelfklevende vouwbare klep moeten
van een kleefmiddel zijn voorzien dat gedurende
0,1 seconde compatibel is met de fixeertemperatuur
van het apparaat. Zie de specificaties van uw
apparaat om na te gaan wat de fixeertemperatuur
is. Zie "Specificaties van de printer" op pagina 73.
De extra kleppen en strips kunnen kreuken, scheuren
en papierstoringen veroorzaken en kunnen zelfs de
fixeereenheid beschadigen.
Voor de beste afdrukkwaliteit plaatst u de marges
niet dichter dan 15 mm van de rand van de envelop.
Druk niet af op de plaats waar de naden van de
envelop samenkomen.
Etiketten Om beschadigingen aan het apparaat te voorkomen,
gebruikt u bij voorkeur alleen etiketten voor gebruik
in laserprinters.
Bij de keuze van etiketten dient u rekening te houden
met de volgende factoren:
- Kleefstoffen: Het kleefmiddel moet stabiel zijn bij
de fixeertemperatuur van het apparaat. Zie de
specificaties van uw apparaat om na te gaan wat
de fixeertemperatuur is. Zie "Algemene specificaties"
op pagina 72.
- Schikking: Gebruik uitsluitend etiketvellen waarbij
tussen de etiketten het rugvel niet blootligt. Bij
etiketvellen met ruimte tussen de etiketten
kunnen de etiketten loskomen van de rugvel. Dit
kan ernstige papierstoringen tot gevolg hebben.
- Krul: Voor het afdrukken moeten de etiketten plat
worden gelegd en mogen ze niet meer dan 13 mm
omkrullen.
- Toestand: Gebruik geen etiketten die gekreukt zijn,
blaasjes vertonen of loskomen van het rugvel.
Let op dat er tussen de etiketten geen zelfklevend
materiaal blootligt. Blootliggende delen kunnen ertoe
leiden dat etiketten tijdens het afdrukken loskomen,
waardoor het papier kan vastlopen. Ook kunnen
hierdoor onderdelen van het apparaat beschadigd
raken.
Plaats geen gebruikte etiketvellen in het apparaat.
De klevende achterzijde mag slechts een keer door
het apparaat worden gevoerd.
Gebruik geen etiketten die loskomen van het rugvel,
blaasjes vertonen, gekreukt of anderszins beschadigd
zijn.
Kaarten of
materiaal van
afwijkende
grootte
Druk niet af op materialen die smaller zijn dan 76 mm
of korter dan 356 mm.
Stel de marges in de softwaretoepassing in op ten
minste 6,4 mm van de rand van het materiaal.
SOORT
MATERIAAL
RICHTLIJNEN
26 _Originelen en afdrukmateriaal plaatsen
HET FORMAAT VAN HET PAPIER IN DE
PAPIERLADE WIJZIGEN
Als u extra lang papier, bijvoorbeeld van het formaat Legal, in de lade plaatst,
moet u de lengtegeleider aanpassen om de papierlade te verlengen.
Om het formaat in lade 1 te veranderen, moet u de papierlengtegeleider op
de juiste wijze aanpassen.
1. Haal lade 1 uit het apparaat. Open het papierdeksel en verwijder, indien
nodig, het papier uit lade 1.
2. Maak de vergrendeling bovenaan in de lade los en haal het papier er
handmatig uit.
3. Plaats papier in de lade.
4. Verschuif de lengtegeleider zachtjes tot tegen de stapel papier. Houd de
breedtegeleider ingedrukt en schuif hem tot tegen de stapel papier zonder
deze te buigen.
Voor papier met een kleiner formaat dan het Letter-formaat plaatst
u de geleiders opnieuw in aanvangspositie en stelt u de lengte- en
breedtegeleiders opnieuw in.
Als het papier waarop u wilt afdrukken minder dan 222 mm lang is,
ontgrendelt u de geleider van de lade en duwt u de lade naar binnen.
Stel de papierlengte- en papierbreedtegeleider in.
5. Sluit de papierklep.
6. Schuif lade 1 terug in het apparaat.
Voorbedrukt
papier
Papier met briefhoofd moet bedrukt zijn met
hittebestendige inkt die niet smelt, verdampt of
gevaarlijke stoffen afgeeft wanneer deze gedurende
0,1 seconde wordt blootgesteld aan de
fixeertemperatuur van de printer. Zie de specificaties
van uw apparaat om na te gaan wat de
fixeertemperatuur is. Zie "Algemene specificaties"
op pagina 72.
De inkt van het briefhoofd mag niet ontvlambaar zijn
en mag de printerrollen niet aantasten.
Formulieren en papier met briefhoofd moeten in een
vochtbestendige verpakking worden bewaard om
aantasting tijdens de opslagperiode te voorkomen.
Voordat u voorbedrukt papier plaatst, zoals formulieren
of briefpapier, moet u controleren of de inkt op het
papier droog is. Natte inkt kan tijdens het fixeerproces
loskomen van het voorbedrukte papier en de
afdrukkwaliteit verminderen.
Het gebruik van fotopapier of gecoat papier kan voor problemen zorgen
die reparatie vereisen. Dergelijke reparaties vallen niet onder de garantie
of serviceovereenkomsten van Dell.
SOORT
MATERIAAL
RICHTLIJNEN
Duw de papierbreedtegeleiders niet zo ver naar binnen dat
het afdrukmateriaal gaat buigen.
Als u de papierbreedtegeleiders niet aanpast, kunnen er
papierstoringen optreden.
Originelen en afdrukmateriaal plaatsen_27
7. Stel na het plaatsen van het papier het formaat en type van het papier in
voor lade. Zie "Papierformaat en -type instellen" op pagina 28.
De lade is standaard ingesteld op het papierformaat Letter of A4, afhankelijk
van het land waarin u de printer hebt gekocht. Als u de formaatinstelling wilt
veranderen in A4 of Letter, moet u de hendel en de papierbreedtegeleider
juist instellen.
1. Haal lade uit het apparaat. Open het papierdeksel en verwijder, indien
nodig, het papier uit lade.
2. Als u het formaat wilt wijzigen in Letter, draait u de hendel aan de
achterkant van de lade naar rechts.
3. Knijp de papierbreedtegeleider samen en schuif hem tot tegen de rand
van de hendel.
Plaats meer papier als er onvoldoende papier in de lade ligt.
Als het papier regelmatig vastloopt, plaatst u het vel per vel in de
lade.
U kunt ook papier plaatsen waarop al is afgedrukt. Plaats het papier
met de bedrukte zijde naar boven. De kant die naar de printer gericht
is, mag niet gekruld zijn. Bij invoerproblemen draait u het papier om.
Er zijn in dit geval geen garanties ten aanzien van de afdrukkwaliteit.
Als u het formaat wilt wijzigen in A4, schuift u de
papierbreedtegeleider naar links en draait u de hendel naar links.
Forceer de hendel niet, anders kan de lade worden beschadigd.
28 _Originelen en afdrukmateriaal plaatsen
AFDRUKKEN OP SPECIALE
AFDRUKMATERIALEN
In het apparaat kunnen speciale typen en formaten afdrukmateriaal worden
geplaatst, zoals briefkaarten, notitiekaarten en enveloppen. Dit is handig als u
maar één pagina wilt afdrukken op papier met briefhoofd of op gekleurd papier.
Afdrukmateriaal handmatig plaatsen
Plaats telkens slechts afdrukmateriaal van één formaat in de lade.
Voeg geen papier toe als de papierlade nog papier bevat. Zo voorkomt u
dat het papier vastloopt. Dit geldt ook voor andere soorten afdrukmateriaal.
Plaats afdrukmaterialen in de handmatige invoer met de te bedrukken zijde
naar boven en met de bovenrand eerst. Zorg ervoor dat het materiaal in het
midden van de lade ligt.
Plaats alleen afdrukmateriaal dat voldoet aan de specificaties. Zo voorkomt
u papierstoringen en problemen met betrekking tot de afdrukkwaliteit.
(Zie "Afdrukmateriaal selecteren" op pagina 23.)
Maak omgekrulde kaarten, enveloppen en etiketten eerst vlak voordat
u ze in de papierlade plaatst.
1. Plaats het papier in de lade. (Zie "Het formaat van het papier in de
papierlade wijzigen" op pagina 26.)
2. Start het afdrukmenu wanneer u vanuit een toepassing afdrukt.
3. Open de printereigenschappen voordat u gaat afdrukken.
4. Druk op het tabblad Papier in de printereigenschappen en selecteer het
juiste papiertype.
5. Selecteer Handmatige invoer bij papierbron en druk vervolgens op OK.
6. Start het afdrukken vanuit de toepassing.
7. Druk op het apparaat op Kleur Start of Zwart Start om de toevoer te
starten, waarna het afdrukken begint.
PAPIERFORMAAT EN -TYPE INSTELLEN
Nadat u het papier in de lade hebt geplaatst, moet u het papierformaat en
-type instellen met behulp van de knoppen op het bedieningspaneel. Deze
instellingen zijn van toepassing op de kopieer- en faxmodus. Als u afdrukt
vanaf een computer, selecteert u het papierformaat en de papiersoort in het
desbetreffende programma.
1. Druk op Menu totdat Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op pijl-links/rechts totdat Papierinstel. verschijnt en druk op OK.
3. Druk op OK wanneer Papierformaat verschijnt.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat het gewenste papierformaat verschijnt en
druk op OK.
5. Druk op pijl-links/rechts totdat Type papier verschijnt en druk op OK.
6. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste papiersoort verschijnt en
druk op OK.
7. Druk op Stoppen/Wissen om terug te keren naar de gereedmodus.
Neem bij het plaatsen van het papier de volgende richtlijnen in acht,
afhankelijk van het type afdrukmateriaal:
Enveloppen: met de klep omlaag en de plaats voor de postzegel
linksboven.
Etiketten: met de afdrukzijde naar boven, waarbij de bovenste korte
zijde het eerst het apparaat ingaat.
Voorbedrukt papier: met de bedrukte zijde naar boven en de
bovenzijde in de richting van het apparaat.
Kaarten: met de afdrukzijde naar boven, waarbij de korte zijde het
eerst het apparaat ingaat.
Eerder bedrukt papier: met de eerder bedrukte zijde naar beneden
en de niet-gekrulde rand in de richting van het apparaat.
Als u op een etiket wilt afdrukken, stelt u het papiertype in op Etiket.
Als u meerdere pagina’s wilt afdrukken, plaatst u het volgende vel
wanneer de eerste pagina wordt afgedrukt en drukt u op Kleur
Start of Zwart Start. Herhaal deze stap voor elke pagina die moet
worden afgedrukt.
De door u gewijzigde instellingen blijven alleen van kracht tijdens
het gebruik van het huidige programma.
Kopiëren_29
kopiëren
In dit hoofdstuk wordt stap voor stap uitgelegd hoe u documenten kopieert.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Kopiëren
De instellingen per kopie wijzigen
De standaardkopieerinstellingen wijzigen
Speciale kopieerfuncties gebruiken
Time-out voor kopiëren instellen
KOPIËREN
1. Druk op Kopie.
Klaar om te kop. verschijnt op de bovenste regel van het display.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de ADI of plaats
een enkel origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat
van de scanner.
Zie "Originelen plaatsen" op pagina 22 voor meer informatie over het
plaatsen van originelen.
3. Geef zonodig het aantal kopieën op met behulp van het numerieke
toetsenblok.
4. Om de kopieerinstellingen met de knoppen op het bedieningspaneel
aan te passen, inclusief kopieerformaat, tonersterkte en soort origineel.
(Zie "De instellingen per kopie wijzigen" op pagina 29.)
U kunt indien nodig gebruikmaken van speciale kopieerfuncties, zoals
het kopiëren van 2 of 4 pagina’s per vel.
5. Druk op Zwart Start om met het kopiëren in kleur te beginnen.
Of druk op Kleur Start om met het kopiëren in zwart-wit te beginnen.
DE INSTELLINGEN PER KOPIE WIJZIGEN
Het apparaat beschikt over standaardinstellingen voor kopiëren, zodat u snel
en gemakkelijk een kopie kunt maken. Met behulp van de kopieerfunctieknoppen
op het bedieningspaneel kunt u de opties per kopie wijzigen.
Tonersterkte
Als het origineel onduidelijke tekeningen of donkere afbeeldingen bevat,
kunt u de helderheid aanpassen om de kopie beter leesbaar te maken.
1. Druk op Kopie.
2. Druk op Menu totdat Kopieerfunctie verschijnt op de onderste regel
van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Tonersterkte verschijnt en druk op OK.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste contrastmodus verschijnt en
druk vervolgens op OK.
•Licht: Geschikt voor donkere originelen.
Normaal: Geschikt voor normale, getypte of bedrukte originelen.
Donker: Geschikt voor lichte originelen.
5. Druk op Stoppen/Wissen om terug te keren naar de gereedmodus.
Type origineel
De instelling type origineel geeft u de mogelijkheid het soort document te
selecteren dat voor de huidige kopieertaak wordt gebruikt om op die manier
een optimale kopieerkwaliteit te realiseren.
1. Druk op Kopie.
2. Druk op Menu totdat Kopieerfunctie verschijnt op de onderste regel
van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Oorspr. type verschijnt en druk op OK.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste afbeeldingsmodus verschijnt
en druk vervolgens op OK.
Tekst: Gebruik deze optie voor originelen met hoofdzakelijk tekst.
Tekst/Foto: Gebruik deze optie voor originelen met tekst en foto’s.
•Foto: Gebruik deze optie voor foto’s.
Magazine: Gebruik deze optie voor tijdschriften.
5. Druk op Stoppen/Wissen om terug te keren naar de gereedmodus.
Verkleinde of vergrote kopie
U kunt het formaat van een gekopieerde afbeelding tot 25% verkleinen en
tot 400% vergroten wanneer u originele documenten vanaf de glasplaat
van de scanner kopieert. Documenten die u kopieert vanaf de automatische
documentinvoer kunt u tot 25% verkleinen en tot 100% vergoten.
Zo maakt u een keuze uit de vooraf ingestelde
kopieerformaten:
1. Druk op Kopie.
2. Druk op Menu totdat Kopieerfunctie verschijnt op de onderste regel
van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Verkl./vergr. verschijnt en druk op OK.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat het gewenste formaat verschijnt en
druk vervolgens op OK.
De grootte van de kopie aanpassen door rechtstreeks
de schaalverhouding op te geven:
1. Druk op Kopie.
2. Druk op Menu totdat Kopieerfunctie verschijnt op de onderste regel
van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Verkl./vergr. verschijnt en druk op OK.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat Aangepast verschijnt en druk op OK.
5. Druk op pijl-links/rechts totdat het gewenste kopieerformaat verschijnt.
Als u de toets ingedrukt houdt, kunt u snel naar de gewenste waarde
bladeren.
6. Druk op OK om uw keuze op te slaan.
7. Druk op Stoppen/Wissen om terug te keren naar de gereedmodus.
U kunt een kopieertaak annuleren terwijl deze wordt uitgevoerd. Druk
op Stoppen/Wissen om het kopiëren te stoppen.
Als u tijdens het instellen van de kopieeropties op Stoppen/Wissen drukt,
worden alle opties die u voor de huidige kopieertaak hebt ingesteld,
geannuleerd en worden de standaardinstellingen hersteld. Na afloop
van een kopieerproces worden de standaardinstellingen altijd automatisch
hersteld.
Als u een verkleinde kopie maakt, is het mogelijk dat onderaan op
de kopie zwarte lijnen verschijnen.
30 _Kopiëren
DE STANDAARDKOPIEERINSTELLINGEN
WIJZIGEN
De kopieeropties, waaronder tonerdichtheid, soort origineel, kopieerformaat
en aantal kopieën, kunnen worden ingesteld op de waarden die u het meest
gebruikt. Bij het kopiëren van documenten worden deze standaardinstellingen
gebruikt, tenzij ze zijn aangepast via de daarvoor bedoelde knoppen op het
bedieningspaneel.
1. Druk op Kopie.
2. Druk op Menu totdat Kopieerinstel. verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op OK wanneer St.inst. wijz. verschijnt.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste insteloptie verschijnt en druk
vervolgens op OK.
5. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste instelling verschijnt en druk
vervolgens op OK.
6. Herhaal indien nodig stap 4 en 5.
7. Druk op Stoppen/Wissen om terug te keren naar de gereedmodus.
ID-KAART KOPIËREN
Het apparaat kan 2-zijdig bedrukte originelen afdrukken op één vel papier
van het formaat A4, Letter, Legal, Folio, Oficio, Executive, B5, A5 of A6.
Hierbij wordt één zijde van het origineel op de bovenste helft van het vel
papier afgedrukt en de andere zijde op de onderste helft zonder dat het
origineel daarbij wordt verkleind. Deze functie is met name handig voor het
kopiëren van kleine documenten zoals visitekaartjes.
1. Druk op Kopie ID.
2. Plaats een origineel met de voorzijde naar onder op de glasplaat zoals
aangegeven door de pijlen, en sluit het deksel van de scanner.
3. Plaats voorzijde en druk op Start verschijnt op het display.
4. Druk op Zwart Start of op
Kleur Start
.
Het apparaat begint de voorzijde te scannen. Op het display wordt
Plaats achterz. en druk op Start weergegeven.
5. Keer het origineel om en plaats het op de glasplaat zoals aangegeven
door de pijlen. Sluit vervolgens het deksel van de scanner.
6. Druk op Zwart Start om met het kopiëren in kleur te beginnen.
Of druk op Kleur Start om met het kopiëren in zwart-wit te beginnen.
SPECIALE KOPIEERFUNCTIES GEBRUIKEN
U kunt de volgende kopieerfuncties gebruiken:
2 of 4 pagina’s per vel kopiëren
Het apparaat kan 2 of 4 verkleinde originelen per vel
afdrukken.
1. Druk op Kopie.
2. Druk op Menu totdat Kopieerfunctie verschijnt op de
onderste regel van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Lay-out verschijnt en druk
op OK.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat 2 pagina’s/vel of 4 pagina’s/
vel verschijnt en druk vervolgens op OK.
5. Druk op Stoppen/Wissen om terug te keren naar de
gereedmodus.
Poster kopiëren
Op uw apparaat kunt u één afbeelding afdrukken op 9 vellen papier (3 x 3).
U kunt deze pagina’s aan elkaar plakken om er een poster van te maken.
Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar wanneer u de originelen op de
glasplaat van de scanner plaatst.
1. Druk op Kopie.
2. Druk op Menu totdat Kopieerfunctie verschijnt op de
onderste regel van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Lay-out verschijnt en druk
op OK.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat Poster kopier. verschijnt
en druk op OK.
Wanneer u tijdens het instellen van de kopieeropties op Stoppen/Wissen
drukt, worden de gewijzigde instellingen geannuleerd en de
standaardinstellingen hersteld.
Voor deze functie moet het origineel op de glasplaat van de scanner
worden geplaatst.
Als u niet op Zwart Start of Kleur Start drukt, wordt enkel de
voorzijde gekopieerd.
Als het originele document groter is dan het afdrukgebied, worden
sommige gedeelten mogelijk niet afgedrukt.
•Als u op Stoppen/Wissen drukt of als er gedurende ongeveer
30 seconden geen knoppen worden ingedrukt, annuleert het
apparaat de kopieertaak en keert het terug naar de gereedmodus.
U kunt het kopieerformaat niet aanpassen via het menu Verkl./vergr.
voor het kopiëren van 2 of 4 pagina’s per vel.
1 2
1 2
3 4
Kopiëren_31
5. Druk op Stoppen/Wissen om terug te keren naar de gereedmodus.
Uw origineel wordt in 9 delen verdeeld. De gedeelten
worden een voor een gescand en afgedrukt, in deze
volgorde:
Klonen
Het is mogelijk de originele afbeelding verschillende keren te laten
afdrukken op één enkele pagina. Het aantal afbeeldingen per vel wordt
automatisch bepaald op basis van de grootte van het origineel en het
papierformaat.
Deze kopieerfunctie is alleen beschikbaar wanneer u de originelen op de
glasplaat van de scanner plaatst.
1. Druk op Kopie.
2. Druk op Menu totdat Kopieerfunctie verschijnt op de
onderste regel van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Lay-out verschijnt en druk
op OK.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat Meer op 1 vel verschijnt
en druk op OK.
5. Druk op Stoppen/Wissen om terug te keren naar de
gereedmodus.
Achtergrond afbeeldingen wissen
U kunt het apparaat zodanig instellen dat het de afbeelding afdrukt zonder
de achtergrond. Deze kopieerfunctie verwijdert de achtergrondkleur en is
handig voor het kopiëren van een origineel met een gekleurde achtergrond,
zoals een krant of catalogus.
1. Druk op Kopie.
2. Druk op Menu totdat Kopieerfunctie verschijnt op de onderste regel
van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Achtergrondkl. verschijnt en druk op OK.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste inbindoptie verschijnt.
•Uit: Maakt geen gebruik van deze functie.
•Auto: Optimaliseert de achtergrond.
Versterk.nv. 1 ~ 2: Hoe hoger het getal, hoe levendiger de achtergrond.
Vervag.niv. 1 ~ 4: Hoe hoger het getal, hoe lichter de achtergrond.
5. Druk op OK om het kopiëren te starten.
6. Druk op Stoppen/Wissen om terug te keren naar de gereedmodus.
Verbeterde kopieën met grijstinten
Als u het origineel in grijstinten kopieert, kunt u met deze functie zorgen voor
een betere kwaliteit kopie. Deze functionaliteit is alleen bedoeld voor kopiëren
met grijstinten.
1. Druk op Kopie.
2. Druk op Menu totdat Kopieerfunctie verschijnt op de onderste regel
van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Grijst. verb. verschijnt en druk op OK.
4. Druk op pijl-links/rechts om Aan te selecteren.
5. Druk op OK om het kopiëren te starten.
6. Druk op Stoppen/Wissen om terug te keren naar de gereedmodus.
TIME-OUT VOOR KOPIËREN INSTELLEN
U kunt instellen hoelang het apparaat moet wachten voordat de standaardinstellingen
worden hersteld, wanneer u niet direct na het aanpassen van de instellingen
(via het bedieningspaneel) begint met kopiëren.
1. Druk op Menu totdat Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK wanneer Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Time-out verschijnt en druk op OK.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste tijdinstelling verschijnt.
Bij selectie van Uit zal het apparaat niet naar de standaardinstellingen
terugkeren, tenzij u op Kleur Start of Zwart Start drukt om met het
kopiëren te beginnen of op Stoppen/Wissen om het kopiëren te
annuleren.
5. Druk op OK om uw keuze op te slaan.
6. Druk op Stoppen/Wissen om terug te keren naar de gereedmodus.
U kunt het kopieerformaat niet wijzigen met het menu Verkl./vergr. als
de functie voor klonen is ingeschakeld.
32 _Scannen
scannen
Met de scanfunctie zet u tekst en afbeeldingen om in digitale bestanden die u op de computer kunt opslaan.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Basisinformatie over scannen
Scannen via het bedieningspaneel
Scannen via het netwerk
De instellingen voor iedere scanopdracht wijzigen
De standaardscaninstellingen wijzigen
Een adresboek aanmaken
BASISINFORMATIE OVER SCANNEN
U kunt de originelen scannen op het apparaat via een USB-kabel of het
netwerk.
Dell Scanbeheer: U loopt gewoon naar het apparaat toe met de
originelen en scant deze via het bedieningspaneel. De gescande gegevens
worden vervolgens opgeslagen in de map Mijn documenten op de
aangesloten computer. Wanneer de installatie is voltooid, hebt u Dell
Scanbeheer al op de computer geïnstalleerd. U kunt deze functie gebruiken
via de lokale verbinding of de netwerkverbinding. Raadpleeg het volgende
hoofdstuk.
•TWAIN: TWAIN is een van de vooraf ingestelde beeldtoepassingen. Als
u een afbeelding wilt scannen, wordt de geselecteerde toepassing gestart
zodat u het scanproces kunt beheren. (Raadpleeg het hoofdstuk Software.)
U kunt deze functie gebruiken via de lokale verbinding of de
netwerkverbinding. (Raadpleeg het hoofdstuk Software.)
SmarThru: Deze functie wordt standaard geleverd bij het apparaat. U
kunt dit programma gebruiken om afbeeldingen of documenten te
scannen. Deze functie werkt zowel via de lokale verbinding als de
netwerkverbinding. (Raadpleeg het hoofdstuk Software.)
•WIA: WIA staat voor Windows Images Acquisition. Om deze functie te
kunnen gebruiken, moet de computer direct met het apparaat zijn verbonden
via een USB-kabel. (Raadpleeg het hoofdstuk Software.)
•E-mail: U kunt de gescande afbeelding als bijlage bij een e-mailbericht
verzenden. (Zie "Gemachtigde gebruikers registreren" op pagina 33.)
SCANNEN VIA HET BEDIENINGSPANEEL
Op het apparaat kunt u via het bedieningspaneel scannen en het gescande
document eenvoudig naar de map Mijn documenten op de aangesloten
computer verzenden. Om deze functie te kunnen gebruiken, moet de computer
met het apparaat zijn verbonden via een USB-kabel of het netwerk.
Daarnaast kunt u, met het bijgeleverde programma Dell Scanbeheer,
gescande documenten openen met het programma dat u eerder hebt
geïnstalleerd. Microsoft Paint, Email, SmarThru 4, OCR kunnen bijvoorbeeld
aan de toepassing worden toegevoegd. Zie "Scaninformatie instellen in
Dell Scanbeheer" op pagina 32.
Gescande documenten kunnen worden opgeslagen als BMP-, JPEG-,
TIFF- of PDF-bestand.
Scaninformatie instellen in Dell Scanbeheer
Hier vindt u informatie over het programma Dell Scanbeheer en de status
van het scanstuurprogramma. U kunt de scaninstellingen wijzigen en de
mappen toevoegen of verwijderen waarin de gescande documenten via het
programma Dell Scanbeheer worden opgeslagen.
1. Druk op Start > Configuratiescherm > Dell Scanbeheer.
Het beheerprogramma van Dell Scanbeheer verschijnt.
2. Selecteer het gewenste apparaat in Dell Scanbeheer.
3. Druk op Eigenschappen.
4. Met De knop Scan instellen kunt u de opslaglocatie en de scaninstellingen
wijzigen en toepassingen en bestandsindelingen toevoegen of verwijderen.
Via Poort wijzigen (lokaal of netwerk) kunt u het scanapparaat wijzigen.
5. Druk op OK na het wijzigen van de instelling.
Scannen naar toepassingen
1. Zorg ervoor dat het apparaat en de computer zijn ingeschakeld en met
elkaar zijn verbonden.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de ADI of plaats
een enkel origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat
van de scanner.
Zie "Originelen plaatsen" op pagina 22 voor meer informatie over het
plaatsen van originelen .
3. Druk op Scan/Email.
Klaar om te sc. verschijnt op de bovenste regel van het display.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat Naar pc scan. op de onderste regel van
het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
De maximale resolutie is afhankelijk van een aantal factoren, zoals de
snelheid van de computer, de beschikbare schijfruimte, het geheugen,
de grootte van het te scannen bestand en de instellingen van de bitdiepte.
U zult daarom, afhankelijk van uw systeem en hetgeen u scant, mogelijk
niet kunnen scannen met bepaalde resoluties, vooral niet met de
uitgebreide resolutie.
Het programma Dell Scanbeheer kan alleen worden gebruikt in
Windows.
Scannen_33
5. Druk op pijl-links/rechts totdat Lokale comp. op de onderste regel van
het display verschijnt en druk vervolgens op OK. Als het apparaat is
verbonden met een netwerk, selecteert u Netwerkcomp. en drukt u op
OK.
6. Druk vanuit Scanbestemming op pijl-links/rechts totdat de gewenste
toepassing verschijnt en druk vervolgens op OK.
De standaardinstelling is Mijn documenten.
7. Druk op de linker- of rechterknop totdat de gewenste instelling verschijnt
en druk vervolgens op OK.
Resolutie: Voor het instellen van de resolutie van de afbeelding.
Scankleur: Voor het instellen van de kleurenmodus.
Scanindeling: Voor het instellen van de bestandsindeling waarin de
afbeelding moet worden opgeslagen.
Scanformaat: Bepaalt de grootte van de afbeelding.
8. Het scannen begint.
SCANNEN VIA HET NETWERK
Als uw apparaat aangesloten is op een netwerk en de netwerkparameters
juist zijn ingesteld, kunt u afbeeldingen scannen en via het netwerk versturen.
Een e-mailaccount aanmaken
Als u een afbeelding wilt scannen en als bijlage per e-mail wilt verzenden,
moet u eerst de netwerkparameters instellen met behulp van SyncThru
Web Service.
1. Typ het IP-adres van uw apparaat in het URL-veld van een
webbrowservenster en klik op Ga naar om de website van het
apparaat te openen.
2. Klik op Machine Settings en E-mail Setup.
3. Selecteer IP Address of Host Name.
4. Voer het IP-adres in als decimale notatie met punten of als een
hostnaam.
5. Voer het poortnummer van de server in, een getal tussen 1 en 65535.
Het standaardpoortnummer is 25.
6. Schakel het selectievakje naast SMTP Requires Authentication in
voor verificatie.
7. Voer de inlognaam en het wachtwoord van de SMTP-server in.
8. Klik op Apply.
Gemachtigde gebruikers registreren
1. Typ het IP-adres van uw apparaat in het URL-veld van een
webbrowservenster en klik op Ga naar om de website van het
apparaat te openen.
2. Klik op Machine Settings en User Authentication.
3. Klik op Add.
4. Selecteer het indexnummer (van 1 tot en met 50) voor het opslaan
van het overeenkomstige item.
5. Voer uw naam, verificatie-id, wachtwoord, e-mailadres en
telefoonnummer in.
U moet de id en het wachtwoord van de geregistreerde gebruiker in
het apparaat invoeren wanneer u vanaf het bedieningspaneel naar
e-mail scant.
6. Klik op Apply.
Naar e-mail scannen
U kunt een afbeelding scannen en als bijlage bij een e-mailbericht verzenden.
U moet hiervoor eerst een e-mailaccount maken in SyncThru Web Service.
(Zie "Een e-mailaccount aanmaken" op pagina 33.)
Voordat u gaat scannen, kunt u de scanopties voor deze scantaak instellen.
(Zie "De instellingen voor iedere scanopdracht wijzigen" op pagina 34.)
1. Zorg ervoor dat uw apparaat is aangesloten op een netwerk.
2. Plaats één document met de bedrukte zijde naar onder op de glasplaat.
OF plaats een of meer documenten met de bedrukte zijde naar boven in
de ADI.
Zie "Originelen plaatsen" op pagina 22 voor meer informatie over het
plaatsen van originelen.
3. Druk op Scan/Email.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat Naar email sc. op de onderste regel van
het display verschijnt en druk vervolgens op OK.
5. Als Van op de bovenste regel van het display verschijnt, voert u het e-
mailadres van de afzender in en drukt u op OK.
6. Als Bestem. e-mail op de bovenste regel van het display verschijnt,
voert u het e-mailadres van de ontvanger in en drukt u op OK.
Als u het Adresboek hebt geïnstalleerd, kunt u een snelknop of
snelkiesnummer voor een e-mailadres of groep gebruiken om een
e-mailadres uit het geheugen op te halen. Zie "Een adresboek
aanmaken" op pagina 34.
7. Om e-mailadressen toe te voegen, drukt u op OK wanneer Ja verschijnt
en herhaalt u stap 5.
Druk op pijl-links/rechts, selecteer Nee en druk vervolgens op OK om
door te gaan naar de volgende stap.
Controleer de poortverbinding als het bericht Niet beschikbaar
verschijnt.
Als u Netwerkcomp. hebt geselecteerd, selecteert u de
gebruikers-id en de pincode van de geregistreerde gebruiker. Druk
op OK.
De id is gelijk aan de id die is geregistreerd op naam van Dell
Scanbeheer.
De pincode is het viercijferige nummer dat is geregistreerd
op naam van Dell Scanbeheer.
Voor het toevoegen of verwijderen van de map waarin het gescande
bestand is opgeslagen, voegt u de toepassing toe aan of verwijdert
u deze uit Dell Scanbeheer > De knop Scan instellen.
Scanindeling wordt alleen weergegeven als u de
Scanbestemming opMijn documenten hebt ingesteld.
Druk op Zwart Start of
Kleur Start
als u met de
standaardinstelling wilt scannen.
De gescande afbeelding wordt opgeslagen in de map Mijn
documenten > Mijn afbeeldingen > Dell op de computer.
Met het TWAIN-stuurprogramma kunt u snel scannen in het
programma Dell Scanbeheer.
Scannen is ook mogelijk door in Windows te klikken op Start >
Configuratiescherm > Dell Scanbeheer > Snel scannen.
Als de verificatiemethode van de SMTP-server POP3 before SMTP
is, schakelt u het selectievakje naast SMTP Requires POP3
Before SMTP Authentication in.
a. Voer het IP-adres in als decimale notatie met punten of als
een hostnaam.
b. Voer het poortnummer van de server in, een getal tussen 1 en
65535.
Als u Auth Id, Password hebt geregistreerd en Enable Auth
User in User Authentication op SyncThru Web Service hebt
geselecteerd, worden Mijn aanmeld.-id en Wachtwoord
weergegeven. Voer de Auth Id en het Password op het apparaat
in. Ga naar stap 6.
34 _Scannen
8. Als u wordt gevraagd of u de e-mail naar uw account wil sturen, drukt u op
pijl-links/rechts om Ja of Nee te selecteren en drukt u vervolgens op OK.
9. Vul het onderwerp van de e-mail in en druk op OK.
10.Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste scaninstelling verschijnt en
druk vervolgens op OK of Start.
Het apparaat begint te scannen en verzendt daarna de e-mail.
11.Als u wordt gevraagd of u zich wilt afmelden, drukt u op pijl-links/rechts
om Ja of Nee te selecteren en vervolgens op OK.
12.Druk op Stoppen/Wissen om terug te keren naar de gereedmodus.
DE INSTELLINGEN VOOR IEDERE
SCANOPDRACHT WIJZIGEN
Uw apparaat biedt de volgende instellingsopties om uw scantaken aan te
passen.
Scanformaat: Bepaalt de grootte van de afbeelding.
•Oorspr. type: Bepaalt het documenttype van het origineel.
Resolutie: Voor het instellen van de resolutie van de afbeelding.
Scankleur: Voor het instellen van de kleurenmodus.
Scanindeling: Voor het instellen van de bestandsindeling waarin de
afbeelding moet worden opgeslagen. Als u TIFF of PDF selecteert, hebt
u de mogelijkheid om meerdere pagina’s te scannen. Sommige scantypen
beschikken niet over deze mogelijkheid.
Het aanpassen van de instellingen voorafgaand aan een scantaak:
1. Druk op Scan/Email.
2. Druk op Menu totdat Scanfunctie verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat het gewenste scantype verschijnt en druk
vervolgens op OK.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste scaninstelling verschijnt en
druk vervolgens op OK.
5. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste status verschijnt en druk
vervolgens op OK.
6. Herhaal stap 4 en 5 om andere opties in te stellen.
7. Druk zodra u klaar bent op Stoppen/Wissen om terug te keren naar de
gereedmodus.
DE STANDAARDSCANINSTELLINGEN WIJZIGEN
Om te voorkomen dat u voor elke taak steeds opnieuw de scaninstellingen
moet aanpassen, kunt u voor elk scantype standaardinstellingen maken.
1. Druk op Scan/Email.
2. Druk op Menu totdat Scaninstel. verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op OK wanneer St.inst. wijz. verschijnt.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat het gewenste scantype verschijnt en druk
vervolgens op OK.
5. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste scaninstelling verschijnt en
druk vervolgens op OK.
6. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste status verschijnt en druk
vervolgens op OK.
7. Herhaal stap 5 en 6 om andere instellingen te wijzigen.
8. Om de standaardinstellingen voor andere scantypen te wijzigen, drukt u
op Terug en herhaalt u de procedure vanaf stap 4.
9. Druk op Stoppen/Wissen om terug te keren naar de gereedmodus.
EEN ADRESBOEK AANMAKEN
U kunt een adresboek met veelgebruikte e-mailadressen aanmaken via
SyncThru Web Service en zo snel en gemakkelijk e-mailadressen invoeren
door de locatienummers in te voeren die eraan zijn toegewezen in het adresboek.
Snelkiesnummers voor e-mail registreren
1. Typ het IP-adres van uw apparaat in het URL-veld van een
webbrowservenster en klik op Ga naar om de website van het
apparaat te openen.
2. Klik op Machine Settings en E-mail Setup.
3. Klik op Local Address Book en op Add.
4. Kies een locatienummer en voer de gewenste gebruikersnaam
en het gewenste e-mailadres in.
5. Klik op Apply.
Groepskiesnummers voor e-mailgroepen configureren
Typ het IP-adres van uw apparaat in het URL-veld van een webbrowservenster
en klik op Ga naar om de website van het apparaat te openen.
1. Klik op Machine Settings en E-mail Setup.
2. Klik op Group Address Book en op Add.
3. Selecteer een groepsnummer en voer de gewenste groepsnaam in.
4. Selecteer snelkiesnummers voor de e-mailadressen die u in de groep
wilt opnemen.
5. Klik op Apply.
Adresboekitems gebruiken
U kunt een e-mailadres op de volgende manieren ophalen:
Snelkiesnummers voor e-mail
Wanneer u gevraagd wordt een e-mailadres in te voeren bij het verzenden
van een e-mail, typt u het snelkiesnummer waaronder u het bewuste adres
hebt opgeslagen.
Voor een snelkiesnummer voor een e-mail van één cijfer houdt u de
overeenkomstige cijfertoets op het numerieke toetsenbord ingedrukt.
Voor een snelkiesnummer voor een e-mail van twee of drie cijfers
houdt u de eerste cijfertoets(en) ingedrukt en drukt u vervolgens de
laatste cijfertoets in.
U kunt een item ook in het geheugen opzoeken door te drukken op
Adresboek. (Zie "Een item zoeken in het adresboek" op pagina 34.)
Groepskiesnummers voor e-mailgroepen
Als u een groepskiesnummer voor een e-mailgroep wilt gebruiken, moet
u het in het geheugen zoeken en selecteren.
Wanneer u bij het verzenden van een e-mail gevraagd wordt om het
adres van de geadresseerde in te voeren, drukt u op Adresboek. (Zie
"Een item zoeken in het adresboek" op pagina 34.)
Een item zoeken in het adresboek
Er zijn twee manieren om een adres in het geheugen op te zoeken. U kunt
alfabetisch zoeken of u kunt zoeken door de eerste letters in te voeren van
de naam die aan dat e-mailadres is verbonden.
Het geheugen alfabetisch doorzoeken
1. Druk indien nodig op Scan/Email.
2. Druk op Adresboek totdat Zoek. en verz. verschijnt op de onderste
regel van het display en druk vervolgens op OK.
Deze vraag verschijnt niet als u bij het aanmaken van de
e-mailaccount de optie Naar zichzelf verz hebt ingeschakeld.
Ook kunt u op Importeren klikken en het adresboek van uw
computer ophalen.
Scannen_35
3. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste categorie nummers
verschijnt en druk vervolgens op OK.
4. Druk op OK wanneer Alle verschijnt.
5. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste naam en het gewenste
adres verschijnen. U kunt het gehele geheugen alfabetisch
doorzoeken van achteren naar voren en omgekeerd.
Zoeken met een specifieke beginletter
1. Druk indien nodig op Scan/Email.
2. Druk op Adresboek totdat Zoek. en verz. verschijnt op de onderste
regel van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste categorie nummers
verschijnt en druk vervolgens op OK.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat Id verschijnt en druk op OK.
5. Voer de eerste letters in van de naam die u zoekt en druk op OK.
6. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste naam verschijnt en druk
vervolgens op OK.
Adresboek afdrukken
U kunt de instellingen van uw adresboek controleren door ze in een lijst af te
drukken.
1. Druk op Adresboek totdat Afdrukken verschijnt op de onderste regel
van het display.
2. Druk op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste optie verschijnt en druk
vervolgens op OK.
4. Druk op OK wanneer Ja verschijnt om het afdrukken te bevestigen.
De geselecteerde informatie wordt afgedrukt.
36 _Eenvoudige afdruktaken
eenvoudige afdruktaken
In dit hoofdstuk worden de meest gangbare afdruktaken toegelicht.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Een document afdrukken Een afdruktaak annuleren
EEN DOCUMENT AFDRUKKEN
Met uw printer kunt u afdrukken vanuit verschillende Windows- of
Macintosh-toepassingen. De exacte procedure kan per toepassing
verschillen.
Raadpleeg het hoofdstuk Software voor meer informatie over afdrukken.
EEN AFDRUKTAAK ANNULEREN
Als de afdruktaak zich in een afdrukwachtrij of afdrukspooler bevindt, zoals
de printergroep in Windows, verwijdert u de afdruktaak als volgt:
1. Klik op de knop Start in Windows.
2. In Windows 2000 selecteert u Instellingen en vervolgens Printers.
In Windows XP/2003 selecteert u Printers en faxapparaten.
Als u Windows Vista gebruikt, selecteert u Configuratiescherm
Hardware en geluiden Printers.
3. Dubbelklik op het pictogram Dell 1235cn Color Laser MFP.
4. Selecteer in het menu Document de menu-optie Annuleren.
U kunt de huidige afdruktaak ook annuleren door te drukken op Stoppen/
Wissen op het bedieningspaneel.
U kunt dit venster ook openen door rechtsonder op de taakbalk
van Windows te dubbelklikken op het printerpictogram.
Faxen_37
faxen
Dit hoofdstuk bevat informatie over het gebruik van het apparaat als fax.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Een fax verzenden
Een fax ontvangen
Fax instellen
EEN FAX VERZENDEN
Faxhoofd instellen
In sommige landen bent u wettelijk verplicht om op iedere uitgaande fax
uw faxnummer te vermelden. De apparaat-id, die uw telefoonnummer en
bedrijfsnaam bevat, wordt afgedrukt aan de bovenkant van elke pagina
die u faxt.
1. Druk op Menu totdat Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK wanneer Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op OK wanneer Apparaat-id verschijnt.
4. Voer uw (bedrijfs)naam in met behulp van de cijfertoetsen. U kunt met
de cijfertoetsen ook letters invoeren. Een aantal speciale tekens is
beschikbaar via de toets 0. Zie "Tekens via het numerieke toetsenblok
invoeren" op pagina 20 voor meer informatie over de manier waarop
u alfanumerieke tekens moet invoeren.
5. Druk op OK om de id op te slaan.
6. Druk op pijl-links/rechts totdat Nr. van faxap. verschijnt en druk op OK.
7. Voer uw faxnummer in met behulp van de cijfertoetsen en druk op OK.
8. Druk op Stoppen/Wissen om terug te keren naar de gereedmodus.
De documentinstellingen aanpassen
Voor een optimaal resultaat wijzigt u de volgende instellingen al naar gelang
de eigenschappen van het origineel.
Resolutie
De standaarddocumentinstellingen leveren goede resultaten voor een
normaal tekstdocument. Wanneer u echter kwalitatief slechte originelen
of documenten met foto’s verstuurt, kunt u de resolutie aanpassen voor
een optimale kwaliteit van de fax.
1. Druk op
Fax
.
2. Druk op Menu en vervolgens op OK wanneer Faxfunctie verschijnt
op de onderste regel van het display.
3. Druk op OK wanneer Resolutie verschijnt.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste optie verschijnt en druk
vervolgens op OK.
5. Druk op Stoppen/Wissen om terug te keren naar de gereedmodus.
In de onderstaande tabel vindt u de aanbevolen resoluties voor de
verschillende soorten originelen:
Tonersterkte
U kunt de standaardcontrastmodus selecteren en het contrast
aanpassen om de fax lichter of donkerder te maken.
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu en vervolgens op OK wanneer Faxfunctie verschijnt
op de onderste regel van het display.
3. Druk op OK wanneer Tonersterkte verschijnt.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste optie verschijnt en druk
vervolgens op OK.
Wij raden het gebruik aan van traditionele analoge telefoondiensten
(PSTN: openbaar telefoonnet) wanneer u telefoonlijnen aansluit om
de fax te gebruiken.
Als u andere internetservices gebruikt (DSL, ISDN, VolP), kunt u de
verbindingskwaliteit verbeteren door de microfilter te gebruiken.
De microfilter elimineert onnodige geluidssignalen en verbetert de
verbindings- of internetkwaliteit.
De DSL-microfilter wordt niet bij het apparaat geleverd. Neem daarom
contact op met uw internetprovider voor het gebruik van de DSL-
microfilter.
1 Lijnpoort
2 Microfilter
3 DSL-modem / telefoonlijn
MODUS AANBEVOLEN VOOR
Standaard Originelen met tekens van normale grootte.
Fijn Originelen met kleine tekens of dunne lijnen of
originelen die met een matrixprinter zijn afgedrukt.
Superfijn Originelen met zeer kleine details. De modus Superfijn
wordt alleen ingeschakeld als het apparaat waarmee u
communiceert de resolutie Superfijn ook ondersteunt.
Als u verzendt vanuit het geheugen is de modus
Superfijn niet beschikbaar. De resolutie-
instelling wordt automatisch gewijzigd in Fijn.
Wanneer het apparaat ingesteld is op de
resolutie Superfijn terwijl het ontvangende
faxapparaat de resolutie Superfijn niet
ondersteunt, wordt de fax verzonden met de
hoogste resolutie die door het ontvangende
faxapparaat
wordt ondersteund.
Fotofax Originelen met grijstinten of foto’s.
De ingestelde resolutie geldt voor de huidige faxtaak.
Zie "De standaarddocumentinstellingen wijzigen" op pagina 43
om de standaardinstelling te wijzigen.
38 _Faxen
5. Druk op Stoppen/Wissen om terug te keren naar de gereedmodus.
Een fax automatisch verzenden
1. Druk op
Fax
.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de ADI of plaats
een enkel origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
Zie "Originelen plaatsen" op pagina 22 voor meer informatie over het
plaatsen van originelen.
Klaar om te fax. verschijnt op de bovenste regel van het display.
3. Pas de resolutie en tonerdichtheid naar wens aan.
(Zie "De documentinstellingen aanpassen" op pagina 37.)
4. Voer het nummer in van het toestel waarnaar u de fax verstuurt.
U kunt snelkiesnummers of groepskiesnummers gebruiken. Zie
"Adresboek aanmaken" op pagina 43 voor meer informatie over het
opslaan en zoeken van een nummer.
5. Druk op Zwart Start of op Kleur Start.
6. Zodra u klaar bent, selecteert u Nee bij de vraag Nog een pagina?
Nadat het nummer is gekozen, begint het apparaat met het verzenden
van de fax zodra het ontvangende faxapparaat antwoordt.
Een fax handmatig verzenden
1. Druk op
Fax
.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de ADI of plaats
een enkel origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
Zie "Originelen plaatsen" op pagina 22 voor meer informatie over het
plaatsen van originelen .
3. Pas de resolutie en tonerdichtheid naar wens aan.
(Zie "De documentinstellingen aanpassen" op pagina 37.)
4. Druk op Hoorn op de haak. U hoort een kiestoon.
5. Voer het nummer in van het toestel waarnaar u de fax verstuurt.
U kunt snelkiesnummers of groepskiesnummers gebruiken. Zie
"Adresboek aanmaken" op pagina 43 voor meer informatie over het
opslaan en zoeken van een nummer.
6. Druk op Zwart Start of Kleur Start wanneer u een faxtoon van het
ontvangende faxapparaat hoort.
Een verzending bevestigen
Wanneer de laatste pagina van uw origineel correct is verzonden, hoort
u een pieptoon waarna het apparaat terugkeert naar de gereedmodus.
Als er tijdens de verzending van uw fax iets fout gaat, verschijnt een foutbericht
in het display. Zie "Informatie over berichten op het display" op pagina 61 voor
een lijst van foutberichten en hun betekenis. Druk op Stoppen/Wissen om
het weergegeven foutbericht te wissen en probeer de fax opnieuw te
verzenden.
U kunt het apparaat zo instellen dat na elke verzonden fax automatisch een
verzendrapport wordt afgedrukt. Zie "Transm.rapport" op pagina 42 voor
meer informatie.
Automatisch opnieuw kiezen
Als de lijn van het gekozen nummer bezet is of als het faxapparaat van
de ontvanger niet antwoordt, wordt het nummer afhankelijk van de
fabrieksinstellingen automatisch maximaal zeven keer opnieuw gekozen
met tussenpozen van drie minuten.
Wanneer Opnieuw kiezen? op het display verschijnt, drukt u op OK om het
nummer onmiddellijk opnieuw te kiezen. Als u de functie Automatisch opnieuw
kiezen wilt annuleren, drukt u op Stoppen/Wissen.
U kunt ook de wachttijd tussen twee kiespogingen en het maximum aantal
kiespogingen wijzigen. (Zie "Verzending-opties" op pagina 42.)
Het laatste nummer opnieuw kiezen
Om het laatste nummer opnieuw te kiezen:
1. Druk op Opnieuw/Pauze.
2. Het apparaat begint automatisch met verzenden wanneer een origineel
in de ADI wordt geplaatst.
Als een origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een andere pagina
toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op
OK
. Zodra u klaar
bent, selecteert u Nee bij de vraag
Nog een pagina?
Groepsverzenden (een fax naar meerdere
bestemmingen verzenden)
Met de functie Groepsverzenden kunt u een fax naar meerdere bestemmingen
verzenden. Uw documenten worden automatisch opgeslagen in het geheugen
en naar een extern faxapparaat verzonden. Na verzending worden de originelen
automatisch uit het geheugen gewist. U kunt bij gebruik van deze functie
geen kleurenfax verzenden.
1. Druk op Fax.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de ADI of plaats
een enkel origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
Zie "Originelen plaatsen" op pagina 22 voor meer informatie over het
plaatsen van originelen .
3. Pas de resolutie en tonerdichtheid van het document naar wens aan.
(Zie "De documentinstellingen aanpassen" op pagina 37.)
4. Druk op Menu totdat Faxfunctie verschijnt op de onderste regel van het
display en druk vervolgens op
OK
.
5. Druk op pijl-links/rechts totdat Meerdere verz. verschijnt en druk op
OK
.
6. Voer het nummer in van het eerste ontvangende faxapparaat en druk op
OK
.
U kunt snelkiesnummers gebruiken of Group Dial Number selecteren
met de knop Adresboek. Voor details zie "Adresboek aanmaken" op
pagina 43.
7. Voer het tweede faxnummer in en druk op OK.
U wordt gevraagd om het volgende faxnummer waarnaar u het document
wilt verzenden in te voeren.
8. Als u meer faxnummers wilt invoeren, drukt u op OK wanneer Ja verschijnt
en herhaalt u stap 6 en 7. U kunt maximaal 10 bestemmingen toevoegen.
9. Als u met het invoeren van faxnummers klaar bent, drukt u op pijl-links/
rechts om Nee bij de vraag Nog een nummer? te selecteren en drukt u
vervolgens op OK.
Het document wordt in het geheugen opgeslagen voordat het wordt
verzonden. Op het display verschijnt de geheugencapaciteit en het
aantal pagina’s dat in het geheugen is opgeslagen.
10.Als er een origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een andere
pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op OK.
Zodra u klaar bent, selecteert u Nee bij de vraag Nog een pagina?
Het apparaat begint met het verzenden van de fax naar de verschillende
nummers in de volgorde waarin deze zojuist zijn ingevoerd.
De ingestelde tonerdichtheid geldt voor de huidige faxtaak. Zie
"De standaarddocumentinstellingen wijzigen" op pagina 43 om
de standaardinstelling te wijzigen.
Als het origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een andere
pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op OK.
Als u een faxtaak wilt annuleren, kunt u tijdens het verzenden van de
fax op elk moment op Stoppen/Wissen drukken.
Als u een faxtaak wilt annuleren, kunt u tijdens het verzenden van
de fax op elk moment op Stoppen/Wissen drukken.
Nadat u het groepskiesnummer hebt ingevoerd, kunt u geen andere
groepskiesnummers meer invoeren.
Faxen_39
Een uitgestelde fax verzenden
U kunt het apparaat zo instellen dat een fax op een later tijdstip (tijdens uw
afwezigheid) wordt verzonden. U kunt bij gebruik van deze functie geen
kleurenfax verzenden.
1. Druk op
Fax
.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de ADI of plaats
een enkel origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
Zie "Originelen plaatsen" op pagina 22 voor meer informatie over het
plaatsen van originelen .
3. Pas de resolutie en tonerdichtheid van het document naar wens aan.
(Zie "De documentinstellingen aanpassen" op pagina 37.)
4. Druk op Menu totdat Faxfunctie verschijnt op de onderste regel van het
display en druk vervolgens op OK.
5. Druk op pijl-links/rechts totdat Uitgest. verz. verschijnt en druk op
OK
.
6. Voer met de cijfertoetsen het gewenste faxnummer in.
U kunt snelkiesnummers gebruiken of Group Dial Number selecteren
met de knop Adresboek. Zie "Adresboek aanmaken" op pagina 43
voor meer informatie.
7. Druk op OK om het nummer te bevestigen. U wordt gevraagd om het
volgende faxnummer waarnaar u het document wilt verzenden in te voeren.
8. Als u meer faxnummers wilt invoeren, drukt u op OK wanneer Ja verschijnt
en herhaalt u stap 6 en 7. U kunt maximaal 10 bestemmingen toevoegen.
9. Als u met het invoeren van faxnummers klaar bent, drukt u op
pijl-links/
rechts om Nee bij de vraag Nog een nummer? te selecteren en drukt
u vervolgens op OK.
10.Voer de gewenste taaknaam in en druk op OK.
Zie "Tekens via het numerieke toetsenblok invoeren" op pagina 20 voor meer
informatie over de manier waarop u alfanumerieke tekens moet invoeren.
Sla deze stap over als u geen naam wilt toewijzen.
11. Voer via het numerieke toetsenbord de tijd in en druk op OK of Kleur Start.
Het document wordt in het geheugen opgeslagen voordat het wordt
verzonden. Op het display verschijnt de geheugencapaciteit en het
aantal pagina’s dat in het geheugen is opgeslagen.
12.Als het origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een andere
pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op OK.
Zodra u klaar bent, selecteert u Nee bij de vraag Nog een pagina?
Het apparaat keert terug naar de gereedmodus. Het display herinnert
u eraan dat het apparaat in de gereedmodus staat en dat een uitgesteld
faxbericht is ingesteld.
Pagina’s toevoegen aan een uitgestelde fax
U kunt pagina’s toevoegen aan de uitgestelde verzending die in het
geheugen is opgeslagen.
1. Plaats de originelen die u wilt toevoegen en pas indien nodig de
documentinstellingen aan.
2. Druk op Menu totdat Faxfunctie verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Pag. toevoegen verschijnt en druk op OK.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste faxtaak verschijnt en
druk vervolgens op OK.
Zodra u klaar bent, selecteert u Nee bij de vraag Nog een pagina?
Het apparaat slaat het document op in het geheugen en toont het
totaal aantal pagina’s en het aantal toegevoegde pagina’s.
Een uitgestelde fax annuleren
1. Druk op Menu totdat Faxfunctie verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op pijl-links/rechts totdat Taak annuleren verschijnt en druk op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste faxtaak verschijnt en
druk vervolgens op OK.
4. Druk op OK wanneer Ja verschijnt.
De geselecteerde fax wordt uit het geheugen gewist.
Een fax met voorrang verzenden
Met de functie Fax met voorrang kan een fax met een hoge prioriteit worden
verzonden, dus vóór andere geplande taken. Het document wordt in het
geheugen opgeslagen en onmiddellijk verzonden zodra de lopende taak is
voltooid. Een prioriteitsverzending onderbreekt een groepsverzending tussen
twee ontvangers (dat wil zeggen wanneer de verzending naar ontvanger A
eindigt en vóór de verzending naar ontvanger B begint) of tussen twee
kiespogingen.
1. Druk op Fax.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de ADI of plaats
een enkel origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
Zie "Originelen plaatsen" op pagina 22 voor meer informatie over het
plaatsen van originelen .
3. Pas de resolutie en tonerdichtheid van het document naar wens aan.
(Zie "De documentinstellingen aanpassen" op pagina 37.)
4. Druk op Menu totdat Faxfunctie verschijnt op de onderste regel van het
display en druk vervolgens op OK.
5. Druk op pijl-links/rechts totdat Prior. verz. verschijnt en druk op OK.
6. Voer het nummer in van het ontvangende faxapparaat.
U kunt snelkiesnummers of groepskiesnummers gebruiken. Voor details
zie "Adresboek aanmaken" op pagina 43.
7. Druk op OK om het nummer te bevestigen.
8. Voer de gewenste taaknaam in en druk op OK.
Het document wordt in het geheugen opgeslagen voordat het wordt
verzonden. Op het display verschijnt de geheugencapaciteit en het
aantal pagina’s dat in het geheugen is opgeslagen.
9. Als het origineel op de glasplaat ligt, selecteert u Ja om een andere
pagina toe te voegen. Plaats een ander origineel en druk op OK.
Zodra u klaar bent, selecteert u Nee bij de vraag Nog een pagina?
Het apparaat toont het gekozen nummer en begint met het verzenden
van de fax.
EEN FAX ONTVANGEN
Ontvangstmodus wijzigen
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu totdat Faxinstel. verschijnt op de onderste regel van het
display en druk vervolgens op
OK
.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Ontvangst verschijnt en druk op
OK
.
4. Druk op
OK
wanneer Ontvangstmodus verschijnt.
5. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste ontvangstmodus verschijnt.
In de modus Fax beantwoordt het apparaat een inkomende oproep
en schakelt het onmiddellijk over naar de faxontvangstmodus.
In de modus Tel kunt u een fax ontvangen door op Hoorn op de
haak en vervolgens op Zwart Start of Kleur Start te drukken. U kunt
ook het telefoontoestel opnemen en de code voor ontvangst op
afstand intoetsen. (Zie "Handmatig ontvangen via een intern
telefoontoestel" op pagina 40.)
In de modus Ant/Fax worden inkomende oproepen beantwoord door
een op het faxapparaat aangesloten antwoordapparaat. De beller kan
op dit antwoordapparaat een bericht achterlaten. Als het faxapparaat
een faxtoon op de lijn opvangt, schakelt het automatisch over naar
de modus Fax om de fax te ontvangen. (Zie "Automatisch ontvangen
in modus Ant/Fax" op pagina 40.)
Nadat u het groepskiesnummer hebt ingevoerd, kunt u geen andere
groepskiesnummers meer invoeren.
Als u een tijdstip instelt dat vroeger is dan de actuele tijd, wordt de
fax de volgende dag op het ingestelde tijdstip verzonden.
40 _Faxen
•In de DRPD-modus kunt u een oproep ontvangen met de functie
DRPD (detectie van distinctieve belpatronen). "Distinctive Ring" of
beltoonherkenning is een dienst van de telefoonmaatschappij. Het is
daarmee mogelijk via één telefoonlijn meerdere oproepen gelijktijdig
te beantwoorden. Zie "Faxen ontvangen via de modus DRPD" op
pagina 40 voor meer informatie.
6. Druk op
OK
om uw keuze op te slaan.
7. Druk op Stoppen/Wissen om terug te keren naar de gereedmodus.
Automatisch ontvangen in modus Fax
Het apparaat is standaard ingesteld op de modus Fax. Als u een fax ontvangt,
beantwoordt het apparaat de oproep na een opgegeven aantal belsignalen
en wordt de fax automatisch ontvangen.
Zie "Opn. na bels." op pagina 42 voor informatie over het wijzigen van het
aantal belsignalen.
Handmatig ontvangen in de modus Tel
Wanneer u een faxtoon van het verzendende apparaat hoort, kunt u een fax
ontvangen door op Hoorn op de haak en dan op Kleur Start of op Zwart
Start te drukken.
Het apparaat begint dan met het ontvangen van de fax en keert terug naar
de gereedmodus zodra de ontvangst is voltooid.
Handmatig ontvangen via een intern telefoontoestel
Deze functie werkt het best wanneer u een intern telefoontoestel gebruikt
dat is aangesloten op de EXT-uitgang aan de achterzijde van uw apparaat.
U kunt een fax ontvangen van iemand met wie u op het interne toestel in
gesprek bent zonder dat u naar het faxapparaat hoeft te gaan.
Wanneer u een oproep krijgt op het telefoontoestel en faxtonen hoort, drukt
u op de toetsen *9* op het telefoontoestel. Het apparaat ontvangt de fax.
Druk de toetsen langzaam na elkaar in. Als u de faxtoon van het faxtoestel
nog steeds hoort, toets dan nogmaals *9* in.
*9* is de ontvangstcode op afstand die is voorgeprogrammeerd in de fabriek.
De sterretjes zijn vereist, maar u kunt het cijfer wijzigen. Zie "Startc. ontv."
op pagina 42 voor meer informatie over het wijzigen van de code.
Automatisch ontvangen in modus Ant/Fax
Als u deze modus wilt gebruiken, moet u een antwoordapparaat aansluiten
op de EXT-uitgang aan de achterzijde van uw apparaat.
Als de beller een bericht inspreekt, slaat het antwoordapparaat het bericht
op de gebruikelijke wijze op. Als het apparaat een faxtoon op de lijn detecteert,
wordt de fax automatisch ontvangen.
Faxen ontvangen via de modus DRPD
"Distinctive Ring" of beltoonherkenning is een dienst van de
telefoonmaatschappij. Het is daarmee mogelijk via één telefoonlijn meerdere
oproepen gelijktijdig te beantwoorden. Het nummer dat iemand gebruikt om
u te bellen wordt geïdentificeerd door verschillende belpatronen, die bestaan
uit verschillende combinaties van lange en korte belsignalen. Deze functie
wordt vaak gebruikt in callcenters, waar het bij druk telefoonverkeer van belang
is te weten welk nummer iemand heeft gekozen om de oproep correct te kunnen
beantwoorden.
Met de functie DRPD (detectie van distinctieve belpatronen) kan uw apparaat
"leren" welk belpatroon u wilt laten beantwoorden door het faxapparaat.
Tenzij u het verandert, zal dit belpatroon steeds worden herkend en beantwoord
als een faxoproep. Bij alle andere belpatronen wordt de oproep doorverbonden
naar het telefoontoestel of naar het antwoordapparaat dat is aangesloten op
de EXT-uitgang. U kunt DRPD op ieder moment wijzigen of onderbreken.
Voor u de optie DRPD kunt gebruiken, moet uw telefoonmaatschappij
"Distinctive Ring" op uw telefoonlijn geïnstalleerd hebben. Om DRPD in te
stellen hebt u een tweede telefoonlijn nodig of iemand die uw faxnummer
kan kiezen van buitenaf.
Om de modus DRPD in te stellen:
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu totdat Faxinstel. verschijnt op de onderste regel van het
display en druk vervolgens op
OK
.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Ontvangst verschijnt en druk op
OK
.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat DRPD-modus verschijnt en druk op
OK
.
Wacht op belsign verschijnt op het display.
5. Bel met een andere telefoon naar uw faxnummer. U hoeft niet vanaf een
faxapparaat te bellen.
6. Als het apparaat begint te rinkelen, beantwoordt u de oproep niet. Het
apparaat heeft enkele belsignalen nodig om het patroon te "leren".
Als het patroon is herkend voor later gebruik, verschijnt DRPD-instelling
voltooid op het display. Als de instelling van DRPD mislukt, verschijnt
Fout DRPD-belsignaal. Druk op
OK
wanneer DRPD-modus verschijnt
en herhaal de procedure vanaf stap 4.
Als u de modus Ant/Fax wilt gebruiken, sluit u een antwoordapparaat
aan op
de EXT-uitgang aan de achterzijde van het apparaat.
Maak gebruik van de veilige ontvangstmodus als u niet wilt dat
anderen de door u ontvangen documenten kunnen bekijken.
In deze modus worden alle inkomende faxen opgeslagen in het
geheugen. Zie "Ontvangen in veilige ontvangstmodus" op
pagina 41 voor meer informatie.
Indien u uw apparaat in de modus Ant/Fax hebt gezet en uw
antwoordapparaat is uitgeschakeld of er werd geen antwoordapparaat
op de EXT-uitgang aangesloten, dan gaat uw apparaat automatisch
naar de Fax-modus over na een vooraf bepaald aantal belsignalen.
Als uw antwoordapparaat over een instelbare belsignaalteller beschikt,
kunt u het apparaat zo instellen dat inkomende oproepen na één
belsignaal worden beantwoord.
Als de modus Tel (handmatige ontvangst) is ingeschakeld en
het antwoordapparaat
is aangesloten op uw apparaat, moet
u het antwoordapparaat uitschakelen. Zo voorkomt u dat uw
telefoongesprek onderbroken wordt door de uitgaande boodschap
van het antwoordapparaat.
Faxen_41
7. Druk op Stoppen/Wissen om terug te keren naar de gereedmodus.
Ontvangen in veilige ontvangstmodus
Mogelijk wilt u niet dat faxberichten die tijdens uw afwezigheid binnenkomen
door anderen worden bekeken. U kunt in dat geval de veilige ontvangstmodus
inschakelen om te voorkomen dat ontvangen faxen tijdens uw afwezigheid
worden afgedrukt. In de veilige ontvangstmodus worden alle inkomende
faxen in het geheugen opgeslagen. Zodra u deze modus uitschakelt, worden
de opgeslagen faxberichten afgedrukt.
Veilige ontvangstmodus inschakelen
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu en vervolgens op
OK
wanneer Faxfunctie verschijnt op
de onderste regel van de display.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Veilige ontv. verschijnt en druk op
OK
.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat Aan verschijnt en druk op
OK
.
5. Voer een viercijferig wachtwoord in en druk op
OK
.
6. Voer het wachtwoord nogmaals in om het te bevestigen en druk op
OK
.
7. Druk op Stoppen/Wissen om terug te keren naar de gereedmodus.
Wanneer een fax wordt ontvangen in de veilige ontvangstmodus, slaat het
apparaat de fax op in het geheugen. Het bericht Veilige ontv. wordt
weergegeven om u te laten weten dat er een fax is binnengekomen.
Ontvangen faxen afdrukken
1. Volg stap 1 tot en met 3 in "Veilige ontvangstmodus inschakelen" om
toegang te krijgen tot het menu Veilige ontv.
2. Druk op pijl-links/rechts totdat Afdrukken verschijnt en druk op
OK
.
3. Voer het wachtwoord van vier cijfers in en druk op
OK
.
Alle in het geheugen opgeslagen faxberichten worden afgedrukt.
Veilige ontvangstmodus uitschakelen
1. Volg stap 1 tot en met 3 in "Veilige ontvangstmodus inschakelen" om
toegang te krijgen tot het menu Veilige ontv.
2. Druk op pijl-links/rechts totdat Uit verschijnt en druk op
OK
.
3. Voer het wachtwoord van vier cijfers in en druk op
OK
.
De veilige ontvangstmodus wordt uitgeschakeld en alle in het
geheugen opgeslagen faxberichten worden afgedrukt.
4. Druk op Stoppen/Wissen om terug te keren naar de gereedmodus.
Faxen ontvangen in het geheugen
Aangezien het apparaat meerdere taken tegelijk kan uitvoeren, kan het
faxen ontvangen terwijl u kopieert of afdrukt. Wanneer u een fax ontvangt
tijdens kopiëren of afdrukken, slaat het apparaat de inkomende fax op in
het geheugen. Zodra u klaar bent met kopiëren of afdrukken, wordt de fax
automatisch afgedrukt.
Bovendien kan het apparaat een inkomende fax in het geheugen opslaan
als er geen papier in de lade is of geen toner in de tonercassette.
Faxen doorsturen
U kunt binnenkomende en uitgaande faxen doorsturen naar een ander
faxapparaat of e-mailadres.
Verzonden faxen doorsturen naar een ander faxapparaat
U kunt het apparaat zo instellen dat kopieën van alle uitgaande faxen
niet alleen naar de ingevoerde faxnummers maar ook naar een opgegeven
locatie worden verzonden.
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu totdat Faxfunctie verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Doorsturen verschijnt en druk op OK.
4. Druk op OK wanneer Fax verschijnt.
5. Druk op pijl-links/rechts totdat Naar ander nr. verschijnt en druk op OK.
6. Druk op pijl-links/rechts om Aan te selecteren en druk vervolgens op
OK.
7. Voer het nummer in van het faxapparaat waarnaar de faxen
verzonden moeten worden en druk op OK.
8. Druk op Stoppen/Wissen om terug te keren naar de gereedmodus.
Na elkaar verzonden faxen zullen doorgestuurd worden naar het
opgegeven faxapparaat.
Verzonden faxen doorsturen naar een e-mailadres
U kunt het apparaat zo instellen dat kopieën van alle uitgaande faxen
niet alleen naar de ingevoerde e-mailadressen maar ook naar een
opgegeven locatie worden verzonden.
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu totdat Faxfunctie verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Doorsturen verschijnt en druk op OK.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat E-mail verschijnt en druk op OK.
5. Druk op pijl-links/rechts totdat Naar ander nr. verschijnt en druk op OK.
6. Druk op pijl-links/rechts om Aan te selecteren en druk vervolgens op
OK.
7. Voer uw e-mailadres in en druk op OK.
8. Voer het e-mailadres in waar de faxen naartoe gestuurd moeten
worden en druk op OK.
9. Druk op Stoppen/Wissen om terug te keren naar de gereedmodus.
Na elkaar verzonden faxen zullen worden doorgestuurd naar het
opgegeven e-mailadres.
Ontvangen faxen doorsturen naar een ander faxapparaat
U kunt het apparaat zo instellen dat inkomende faxberichten gedurende
een bepaalde periode worden doorgestuurd naar een ander faxnummer.
Als het apparaat een faxbericht ontvangt, wordt dit bericht opgeslagen in
het geheugen. Vervolgens kiest het apparaat het faxnummer dat u hebt
opgegeven en wordt het faxbericht verzonden.
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu totdat Faxfunctie verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Doorsturen verschijnt en druk op OK.
4. Druk op OK wanneer Fax verschijnt.
5. Druk op pijl-links/rechts totdat Ontv. doorst. verschijnt en druk op OK.
6. Druk op pijl-links/rechts totdat Doorsturen verschijnt en druk op OK.
Selecteer Doorst.&afdr. als u wilt dat het apparaat telkens na het
doorsturen een fax afdrukt.
7. Voer het nummer in van het faxapparaat waarnaar de faxen
verzonden moeten worden en druk op OK.
8. Voer de begintijd in en druk op OK.
9. Voer de eindtijd in en druk op OK.
10.Druk op Stoppen/Wissen om terug te keren naar de gereedmodus.
Na elkaar ontvangen faxen zullen doorgestuurd worden naar het
opgegeven faxapparaat.
Als u uw faxnummer wijzigt of
als u het apparaat aansluit op een
andere telefoonlijn, moet u DRPD opnieuw instellen.
Nadat u DRPD hebt ingesteld, belt u opnieuw naar uw faxnummer
om te controleren of het apparaat antwoordt met een faxtoon. Bel
vervolgens naar een ander nummer dat aan dezelfde lijn is toegekend
om
te controleren of de oproep wordt doorgeschakeld naar uw
telefoontoestel of naar het antwoordapparaat dat is aangesloten
op de EXT-aansluiting.
42 _Faxen
Ontvangen faxen doorsturen naar een e-mailadres
U kunt uw apparaat zo instellen dat binnenkomende faxen doorgestuurd
worden naar het e-mailadres dat u hebt ingevoerd.
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu totdat Faxfunctie verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Doorsturen verschijnt en druk op OK.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat E-mail verschijnt en druk op OK.
5. Druk op pijl-links/rechts totdat Ontv. doorst. verschijnt en druk op OK.
6. Druk op pijl-links/rechts totdat Doorsturen verschijnt en druk op OK.
Selecteer Doorst.&afdr. als u wilt dat het apparaat telkens na het
doorsturen een fax afdrukt.
7. Voer uw e-mailadres in en druk op OK.
8. Voer het e-mailadres in waar de faxen naartoe gestuurd moeten
worden en druk op OK.
9. Druk op Stoppen/Wissen om terug te keren naar de gereedmodus.
Na elkaar verzonden faxen zullen worden doorgestuurd naar het
opgegeven e-mailadres.
FAX INSTELLEN
De faxinstellingen wijzigen
Het apparaat beschikt over diverse opties voor het instellen van het faxsysteem.
Deze opties kunnen door de gebruiker zelf worden ingesteld. U kunt de
standaardinstellingen naar wens aanpassen.
De faxinstellingen wijzigen:
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu totdat Faxinstel. verschijnt op de onderste regel van het
display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts om Verzending of Ontvangst te selecteren en
druk vervolgens op OK.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste menuoptie verschijnt en
druk op OK.
5. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste status verschijnt of voer de
waarde in voor de geselecteerde optie en druk vervolgens op OK.
6. Herhaal indien nodig stap 4 en 5.
7. Druk op Stoppen/Wissen om terug te keren naar de gereedmodus.
Verzending-opties
Ontvangst-opties
OPTIE BESCHRIJVING
Aant. kiespog. U kunt het aantal kiespogingen opgeven. Als u
0
invoert, vinden er geen nieuwe kiespogingen plaats.
Opn. kiezen na Als de lijn van de ontvangende fax bezet is, kan
uw apparaat het faxnummer automatisch opnieuw
kiezen. U kunt het interval tussen de kiespogingen
instellen.
Kenget. kiezen U kunt een prefix van maximaal vijf cijfers instellen.
Dit nummer wordt dan altijd gekozen voordat er
een automatisch gekozen nummer wordt gekozen.
Dit is nuttig om toegang te krijgen tot een
telefooncentrale.
ECM-modus Deze modus compenseert waar nodig de slechte
kwaliteit van een telefoonlijn en zorgt ervoor dat
uw faxen probleemloos naar elk faxapparaat met
ECM-functie worden verstuurd. Een fax versturen
met ECM kan langer duren.
Transm.rapport U kunt uw apparaat zodanig instellen dat het een
verzendrapport afdrukt met onder andere informatie
over het al dan niet slagen van de verzending en
het aantal verzonden pagina’s. De beschikbare
opties zijn Aan, Uit en Aan-Fout. Als u deze laatste
optie selecteert, wordt er alleen een rapport afgedrukt
als de verzending mislukt is.
TCR voor afb. Via deze functie weten gebruikers welke faxberichten
zijn verstuurd via verzonden berichten in het
verzendrapport.
Van de eerste pagina van het bericht wordt een
afbeeldingsbestand gemaakt dat wordt afgedrukt
op het verzendrapport, zodat de gebruikers kunnen
zien welke berichten zijn verstuurd.
U kunt deze functie echter niet gebruiken als u faxen
verzendt zonder de gegevens in het geheugen op
te slaan.
Kiesmodus Deze instelling is niet in alle landen beschikbaar.
Als deze optie niet beschikbaar is, ondersteunt het
apparaat deze functie niet.
U kunt de kiesmodus voor het apparaat instellen
op toon- of pulskiezen. Het kan zijn dat u Puls
moet kiezen als u een openbaar telefoonsysteem
of een bedrijfscentralesysteem hebt. Neem contact
op met de lokale telefoonmaatschappij als u niet
zeker weet welke kiesmodus moet worden gebruikt.
Als u Puls selecteert, zijn mogelijk niet alle functies
van het telefoonsysteem beschikbaar. Ook kan het
kiezen van een fax- of telefoonnummer langer duren.
OPTIE BESCHRIJVING
Ontvangstmodus Hier kunt u de standaardmodus voor het ontvangen
van faxen selecteren. Zie "Ontvangstmodus
wijzigen" op pagina 39 voor meer informatie over
het ontvangen van faxen in elke modus.
Opn. na bels. U kunt opgeven hoe vaak het apparaat moet
overgaan voordat een inkomende oproep wordt
beantwoord.
Ontv.g. stemp. Met deze optie drukt het apparaat automatisch
het paginanummer, de ontvangstdatum en -tijd af
op iedere pagina van een ontvangen fax.
Startc. ontv. Met deze code kunt u een fax ontvangen vanaf
een intern telefoontoestel dat aangesloten is
op de EXT-uitgang aan de achterzijde van het
apparaat. Als u de hoorn van het telefoontoestel
opneemt en faxtonen hoort, voert u de code in.
De voorgeprogrammeerde code is *9*.
OPTIE BESCHRIJVING
Faxen_43
De standaarddocumentinstellingen wijzigen
De faxopties, waaronder resolutie en tonerdichtheid, kunnen ingesteld
worden op de meest gebruikte modi. Als u een fax verstuurt, gebeurt dat
volgens de standaardinstellingen, tenzij ze gewijzigd worden via de
desbetreffende knop en het menu.
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu totdat Faxinstel. verschijnt op de onderste regel van het
display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat St.inst. wijz. verschijnt en druk op OK.
4. Druk op OK wanneer Resolutie verschijnt.
5. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste resolutie verschijnt en druk
vervolgens op OK.
6. Druk op pijl-links/rechts totdat Tonersterkte verschijnt en druk op OK.
7. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste tonerdichtheid verschijnt en
druk vervolgens op OK.
8. Druk op Stoppen/Wissen om terug te keren naar de gereedmodus.
Automatisch een verzendrapport afdrukken
U kunt het apparaat zo instellen dat een rapport wordt afgedrukt met
gedetailleerde informatie over de 50 laatste faxen (zowel verzonden als
ontvangen), met vermelding van datum en tijd.
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu totdat Faxinstel. verschijnt op de onderste regel van het
display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Autom. rapport verschijnt en druk op OK.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat Aan verschijnt en druk op OK.
5. Druk op Stoppen/Wissen om terug te keren naar de gereedmodus.
Adresboek aanmaken
U kunt in het Adresboek de meest gebruikte faxnummers opslaan.
De volgende functies zijn beschikbaar om het Adresboek aan te maken:
Snelkiesnummers/groepskiesnummers
Snelkiesnummers
U kunt snelkiesnummers toekennen aan maximaal 240 veelgebruikte
faxnummers.
Een snelkiesnummer vastleggen
1. Druk op Fax.
2. Druk op Adresboek totdat Nieuw en bew. verschijnt op de onderste
regel van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op OK wanneer Snelkiesnummer verschijnt.
4. Voer een snelkiesnummer in tussen 0 en 239 en druk op OK.
Als een gekozen nummer reeds is toegekend, toont het display de
naam zodat u deze eventueel kunt wijzigen. Druk op Terug om door
te gaan met een volgend snelkiesnummer.
5. Voer de gewenste naam in en druk op OK.
Zie "Tekens via het numerieke toetsenblok invoeren" op pagina 20
voor meer informatie over de manier waarop u alfanumerieke tekens
moet invoeren.
6. Voer het faxnummer in dat u wilt opslaan en druk op OK.
7. Druk op Stoppen/Wissen om terug te keren naar de gereedmodus.
Snelkiesnummers bewerken
1. Druk op Adresboek totdat Nieuw en bew. verschijnt op de onderste
regel van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK wanneer Snelkiesnummer verschijnt.
3. Voer het snelkiesnummer in dat u wilt bewerken en druk op OK.
4. Wijzig de naam en druk op OK.
5. Wijzig het faxnummer en druk op OK.
6. Druk op Stoppen/Wissen om terug te keren naar de gereedmodus.
Snelkiesnummers gebruiken
Voer, wanneer u tijdens het versturen van een fax wordt gevraagd om
een nummer in te voeren, het snelkiesnummer in waaronder u het
gewenste faxnummer hebt opgeslagen .
In het geval van een snelkiesnummer dat uit één cijfer (0-9) bestaat,
houdt u de cijferknop op het numerieke toetsenblok ingedrukt.
In het geval van een snelkiesnummer dat uit twee of drie cijfers
bestaat, drukt u op de eerste cijferknop(pen) en houdt u vervolgens
de laatste cijferknop ingedrukt.
Aut. verklein. Wanneer u een fax ontvangt met pagina’s die even
lang of langer zijn dan het papier in de papierlade,
kan het apparaat het formaat van het origineel
verkleinen en zo aanpassen aan het formaat van
het papier in het apparaat. Schakel deze functie in
als u een inkomende pagina automatisch wilt laten
verkleinen.
Wanneer deze functie ingesteld is op Uit, kan
het apparaat het origineel niet zodanig verkleinen
dat het op één pagina past. Het origineel wordt
opgedeeld en wordt in oorspronkelijk formaat
op twee of meer pagina’s afgedrukt.
Grootte neger. Wanneer u een fax ontvangt met pagina’s die even
lang of langer zijn dan het papier in uw apparaat,
kunt u het apparaat zo instellen dat een bepaald
gedeelte aan het eind van de ontvangen fax niet
wordt afgedrukt. Het apparaat drukt de ontvangen
fax op één of meer vellen papier af, minus de
gegevens die op het opgegeven genegeerde
gedeelte zouden hebben gestaan.
Wanneer de ontvangen fax pagina’s bevat die groter
zijn dan het papier in uw appraat en wanneer Aut.
verklein. is ingeschakeld, zal het apparaat de
fax zodanig verkleinen dat de volledige fax op het
papier past.
Inst. ong. fax Deze instelling is niet in alle landen beschikbaar.
Als deze functie is ingeschakeld, worden faxen
geweigerd die afkomstig zijn van externe nummers
die in het geheugen zijn opgeslagen onder
ongewenste faxnummers. Deze functie is handig
om ongewenste faxberichten te blokkeren.
Als u deze functie inschakelt, krijgt u toegang tot
de volgende opties om de ongewenste
faxnummers in te voeren.
Toevoegen: Hiermee kunt u maximaal
10 faxnummers opslaan.
Verwijderen: Hiermee kunt u het betreffende
ongewenste faxnummer verwijderen. Als u
Alles verw. selecteert, kunt u alle
ongewenste faxnummers verwijderen.
DRPD-modus In deze modus kan de gebruiker een enkele
telefoonlijn gebruiken om oproepen naar
verschillende telefoonnummers te beantwoorden.
In dit menu kunt u het apparaat zo instellen dat
het herkent welke belpatronen moeten worden
beantwoord. Zie "Faxen ontvangen via de modus
DRPD" op pagina 40 voor meer informatie over
deze functie.
OPTIE BESCHRIJVING
Zorg ervoor dat uw apparaat ingesteld is op faxmodus voordat u de
faxnummers opslaat.
44 _Faxen
U kunt een item ook in het geheugen opzoeken door te drukken op
Adresboek. (Zie "Een item zoeken in het adresboek" op pagina 44.)
Groepskiesnummers
Als u vaak eenzelfde document naar verschillende bestemmingen verstuurt,
kunt u die bestemmingen groeperen en er een groepskiesnummer aan
toekennen. Op die manier kunt u een document versturen naar alle
bestemmingen binnen die groep. Met de bestaande snelkiesnummers
van de bestemmingen kunt u maximaal 200 (0 tot en met 199)
groepskiesnummers instellen.
Een groepskiesnummer vastleggen
1. Druk op Fax.
2. Druk op Adresboek totdat Nieuw en bew. verschijnt op de onderste
regel van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Groepsnummer verschijnt en druk
op OK.
4. Voer een groepskiesnummer in tussen 0 en 199 en druk op OK.
5. Voer de gewenste naam in en druk op OK.
6. Voer een snelkiesnummer in en druk op OK.
7. Druk op OK wanneer de informatie over het snelkiesnummer correct
wordt weergegeven.
8. Druk op OK wanneer Ja verschijnt.
9. Herhaal stap 5 en 6 om andere snelkiesnummers aan de groep toe
te voegen.
10.Druk daarna op de pijl-links/rechts om Nee te selecteren op de vraag
Nog een nummer? en druk op OK.
11.Druk op Stoppen/Wissen om terug te keren naar de gereedmodus.
Een groepskiesnummer bewerken
U kunt een item uit de groep verwijderen of een nieuw nummer
toevoegen aan de geselecteerde groep.
1. Druk op Adresboek totdat Nieuw en bew. verschijnt op de onderste
regel van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op pijl-links/rechts totdat Groepsnummer verschijnt en druk
op OK.
3. Voer het groepskiesnummer in dat u wilt bewerken en druk op OK.
4. Voer de naam in die u wilt bewerken en druk op OK.
5. Voer het snelkiesnummer in dat u wilt toevoegen of verwijderen en
druk op OK.
Als u een nieuw snelkiesnummer hebt ingevoerd, verschijnt
Toevoegen?.
Als u een snelkiesnummer invoert dat in de groep is opgeslagen,
verschijnt Verwijderen?.
6. Druk op OK om het nummer toe te voegen of te verwijderen.
7. Druk op OK wanneer Ja verschijnt om meer nummers toe te voegen
of te verwijderen en herhaal stap 4 en 5.
8. Druk daarna op de pijl-links/rechts om Nee te selecteren op de vraag
Nog een nummer? en druk op OK.
9. Druk op Stoppen/Wissen om terug te keren naar de gereedmodus.
Groepskiesnummers gebruiken
Om een groepskiesnummer te gebruiken, moet u het opzoeken in het
geheugen en selecteren.
Druk op Adresboek wanneer u tijdens het versturen van een fax wordt
gevraagd om een faxnummer in te voeren. Zie onder.
Een item zoeken in het adresboek
U kunt op twee manieren een nummer in het geheugen opzoeken.
U doorzoekt het adresboek alfabetisch of u voert de eerste letters
in van de naam die aan dat nummer is gekoppeld.
Het geheugen alfabetisch doorzoeken
1. Druk indien nodig op Fax.
2. Druk op Adresboek totdat Zoek. en kiez. verschijnt op de onderste
regel van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste categorie nummers
verschijnt en druk vervolgens op OK.
4. Druk op OK wanneer Alle verschijnt.
5. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste naam en het gewenste
nummer verschijnen. U kunt het hele geheugen alfabetisch
doorzoeken van achteren naar voren en omgekeerd.
Zoeken met een specifieke beginletter
1. Druk indien nodig op Fax.
2. Druk op Adresboek totdat Zoek. en kiez. verschijnt op de onderste
regel van het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste categorie nummers
verschijnt en druk vervolgens op
OK
.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat Id verschijnt en druk op OK.
5. Voer de eerste letters in van de naam die u zoekt en druk op OK.
6. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste naam verschijnt en druk
vervolgens op OK.
Een vermelding in het adresboek verwijderen
In Adresboek kunt u vermeldingen één voor één verwijderen.
1. Druk op Adresboek totdat Verwijderen verschijnt op de onderste
regel van het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste categorie nummers
verschijnt en druk vervolgens op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste zoekmethode verschijnt
en druk op OK.
Selecteer
Alles zoeken
om een vermelding te zoeken in het volledige
adresboek.
Selecteer Id zoeken om een vemelding te zoeken via de eerste
letters van de naam.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste naam verschijnt en druk
vervolgens op OK.
U kunt ook de eerste letters invoeren en op OK drukken. Druk op
pijl-links/rechts totdat de gewenste naam verschijnt en druk
vervolgens op OK.
5. Druk op OK.
6. Druk op OK wanneer Ja verschijnt om het verwijderen te bevestigen.
7. Druk op Stoppen/Wissen om terug te keren naar de gereedmodus.
Adresboek afdrukken
1. U kunt de instellingen van uw adresboek controleren door ze in een
lijst af te drukken.
2. Druk op Adresboek totdat Afdrukken verschijnt op de onderste
regel van het display.
3. Druk op OK. Het apparaat drukt nu een lijst af met uw persoonlijke
instellingen voor snelknoppen, snelkiesnummers en
groepskiesnummers.
USB-geheugenapparaat gebruiken_45
USB-geheugenapparaat gebruiken
In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u een USB-geheugenapparaat samen met uw apparaat kunt gebruiken.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Over USB-geheugen
Een USB-geheugenapparaat aansluiten
Scannen naar een USB-geheugenapparaat
Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat
Een back-up maken van uw gegevens
USB-geheugen beheren
Rechtstreeks vanuit een digitale camera afdrukken
OVER USB-GEHEUGEN
Er bestaan USB-geheugenapparaten met verschillende geheugencapaciteiten
die meer ruimte bieden voor de opslag van documenten, presentaties,
gedownloade muziek en video’s, hogeresolutieafbeeldingen en alle andere
bestanden die u wilt opslaan of verplaatsen.
U kunt het volgende doen met uw apparaat en een USB-geheugenapparaat:
Documenten scannen en op een USB-geheugenapparaat opslaan.
Afdrukken vanaf een USB-geheugenapparaat.
Een back-up maken van uw Adresboek/Telefoonlijst-vermeldingen en van
de systeeminstellingen van uw apparaat.
Back-upbestanden terugzetten in het geheugen van het apparaat.
Het USB-geheugenapparaat formatteren.
De beschikbare geheugenruimte controleren.
EEN USB-GEHEUGENAPPARAAT AANSLUITEN
De USB-geheugenpoort aan de voorkant van uw apparaat ondersteunt
USB V1.1- en USB V2.0-geheugenapparaten. Op uw apparaat worden
USB-geheugenapparaten met FAT16/FAT32 en sectoren van 512 bytes
ondersteund.
Controleer het bestandssysteem van uw USB-geheugenapparaat bij de
leverancier.
Gebruik alleen USB-geheugenapparaten met een USB-connector van het
type A.
Gebruik alleen een metalen en afgeschermd USB-geheugenapparaat.
Steek een USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort aan de
voorkant van het apparaat.
SCANNEN NAAR EEN USB-
GEHEUGENAPPARAAT
U kunt een document scannen en de gescande afbeelding op een USB-
geheugenapparaat opslaan. Dit kunt u op twee manieren doen: U kunt een
document naar het apparaat scannen met de standaardinstellingen of u kunt
uw eigen scaninstellingen aanpassen.
Scannen
1. Steek een USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort aan de
voorkant van het apparaat.
2. Plaats originelen met de bedrukte zijde naar boven in de ADI of plaats
een enkel origineel met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat
van de scanner.
Z ie "Originelen plaatsen" op pagina 22 voor meer informatie over het
plaatsen van originelen.
3. Druk op Scan/Email.
4. Druk op OK wanneer Naar USB scan. op de onderste regel van het
display verschijnt.
Verwijder het USB-geheugenapparaat niet terwijl het apparaat actief
is of bezig is met lezen van of schrijven naar het USB-geheugen.
Onder de garantie voor het apparaat valt geen schade die is
veroorzaakt door onjuist gebruik door de gebruiker.
Als uw USB-geheugenapparaat bepaalde functies heeft, zoals
veiligheidsinstellingen en wachtwoordinstellingen, zal uw
apparaat het mogelijk niet automatisch detecteren. Raadpleeg de
gebruikershandleiding van het apparaat voor meer informatie over
deze functies.
46 _USB-geheugenapparaat gebruiken
5. Druk op OK, Zwart Start of Kleur Start wanneer Klaar om te sc. naar
USB verschijnt.
Ongeacht de knop waarop u drukt, wordt de kleurenmodus bepaald
zoals ingesteld. (Zie "Aangepast scannen naar USB" op pagina 46.)
Uw apparaat begint het origineel te scannen en vraagt daarna of u een
andere pagina wilt scannen.
6. Druk op OK wanneer Ja verschijnt om meer pagina’s te scannen. Plaats
een origineel en druk op Zwart Start of Kleur Start.
Ongeacht de knop waarop u drukt, wordt de kleurenmodus bepaald
zoals ingesteld. (Zie "Aangepast scannen naar USB" op pagina 46.)
Druk anders op pijl-links/rechts om Nee te selecteren en vervolgens op OK.
Na het scannen kunt u het USB-geheugenapparaat uit het apparaat verwijderen.
Aangepast scannen naar USB
U kunt het formaat, de grootte en de kleurenmodus van afbeeldingen instellen
telkens als u ze naar een USB-geheugenapparaat scant.
1. Druk op Scan/Email.
2. Druk op Menu totdat Scanfunctie verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op OK wanneer USB-functie verschijnt.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste insteloptie verschijnt en druk
vervolgens op OK.
U kunt de volgende opties instellen:
Scanformaat: Bepaalt de grootte van de afbeelding.
•Oorspr. type: Bepaalt het documenttype van het origineel.
Resolutie: Voor het instellen van de resolutie van de afbeelding.
Scankleur: Voor het instellen van de kleurenmodus. Als u bij deze
optie Mono selecteert, kunt u niet JPEG selecteren in Scanindeling.
Scanindeling: Voor het instellen van de bestandsindeling waarin
de afbeelding moet worden opgeslagen. Wanneer u TIFF of PDF
selecteert, hebt u de mogelijkheid om meerdere pagina’s te scannen.
Als u bij deze optie JPEG selecteert, kunt u niet Mono selecteren in
Scankleur.
5. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste status verschijnt en druk
vervolgens op OK.
6. Herhaal stap 4 en 5 om andere opties in te stellen.
7. Druk zodra u klaar bent op Stoppen/Wissen om terug te keren naar de
gereedmodus.
U kunt de standaardscaninstellingen wijzigen. Voor meer informatie zie "De
standaardscaninstellingen wijzigen" op pagina 34.
AFDRUKKEN VANAF EEN USB-
GEHEUGENAPPARAAT
U kunt bestanden die opgeslagen zijn op een USB-geheugenapparaat
rechtstreeks afdrukken. U kunt TIFF-, BMP-, JPEG- en PRN-bestanden
afdrukken.
Bestandstypen die de door de optie Rechtstreeks afdrukken worden
ondersteund:
PRN: Alleen bestanden die zijn gemaakt met het bijgeleverde
stuurprogramma zijn compatibel.
U kunt PRN-bestanden maken door het selectievakje Afdrukken naar
bestand in te schakelen wanneer u een document afdrukt. Het document
wordt dan niet afgedrukt, maar wordt als een PRN-bestand opgeslagen.
Alleen PRN-bestanden die op deze wijze zijn gemaakt, kunnen direct
vanuit het USB-geheugen worden afgedrukt. Raadpleeg het hoofdstuk
Software om te weten hoe u een PRN-bestand moet maken.
BMP: BMP niet-gecomprimeerd
TIFF: TIFF 6.0 Baseline
JPEG: JPEG Baseline
Documenten afdrukken vanaf een USB-
geheugenapparaat
1. Steek een USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort aan de
voorkant van het apparaat. Als u er reeds een hebt aangesloten, drukt u
op Via USB afdrukken.
Uw apparaat detecteert automatisch het geheugenapparaat en leest de
gegevens die erop zijn opgeslagen.
2. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste map of het gewenste bestand
verschijnt en druk vervolgens op OK.
Indien u D voor een mapnaam ziet, staan er één of meer bestanden of
mappen in de geselecteerde map.
3. Als u een bestand hebt geselecteerd, gaat u door met de volgende stap.
Als u een map hebt geselecteerd, drukt u op pijl-links/rechts totdat het
gewenste bestand verschijnt.
4. Druk op pijl-links/rechts om het aantal afdrukken te selecteren of voer
het aantal in.
5. Druk op OK, Zwart Start of Kleur Start om het geselecteerde bestand
af te drukken.
U hebt de keuze uit de volgende twee modi:
OK of Zwart Start: Afdrukken in kleur.
Kleur Start: Afdrukken in zwart-wit.
Na het afdrukken van het bestand wordt u gevraagd of u nog een
bestand wilt afdrukken.
6. Druk op OK wanneer Ja verschijnt voor een andere afdruktaak en
herhaal de procedure vanaf stap 2.
U kunt ook op pijl-links/rechts drukken om Nee te selecteren en
vervolgens op OK.
7. Druk op Stoppen/Wissen om terug te keren naar de gereedmodus.
EEN BACK-UP MAKEN VAN UW GEGEVENS
Gegevens in het geheugen van het apparaat kunnen per ongeluk gewist
worden als gevolg van een stroomonderbreking of een fout tijdens het
opslaan. Met een back-up beveiligt u uw Adresboek-vermeldingen en de
systeeminstellingen door ze als back-upbestanden op een USB-
geheugenapparaat op te slaan.
Een back-up maken van uw gegevens
1. Steek een USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort aan de
voorkant van het apparaat.
2. Druk op Menu totdat Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op OK wanneer Apparaatinst. verschijnt.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat Inst. export. verschijnt en druk op OK.
5. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste optie verschijnt.
Adresboek: Maakt een back-up van alle adresboek-vermeldingen.
Geg. instellen: Maakt een back-up van alle systeeminstellingen.
6. Druk op OK om een back-up van uw gegevens te maken.
De back-up van de gegevens wordt opgeslagen in uw USB-geheugen.
7. Druk op Stoppen/Wissen om terug te keren naar de gereedmodus.
Gegevens terugzetten
1. Steek het USB-geheugenapparaat met de gegevensback-up in de USB-
geheugenpoort.
2. Druk op Menu totdat Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op OK.
3. Druk op OK wanneer Apparaatinst. verschijnt.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat Inst. import. verschijnt en druk op OK.
USB-geheugenapparaat gebruiken_47
5. Druk op pijl-links/rechts totdat het gewenste gegevenstype verschijnt en
druk vervolgens op OK.
6. Druk op pijl-links/rechts totdat het bestand met de gegevens die u wilt
terugzetten verschijnt en druk vervolgens op OK.
7. Druk op OK wanneer Ja verschijnt om het back-upbestand terug te
zetten op het apparaat.
8. Druk op Stoppen/Wissen om terug te keren naar de gereedmodus.
USB-GEHEUGEN BEHEREN
U kunt afbeeldingsbestanden op een USB-geheugenapparaat één voor één
of allemaal tegelijk verwijderen door het apparaat opnieuw te formatteren.
Een afbeeldingsbestand verwijderen
1. Steek een USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort aan de
voorkant van het apparaat.
2. Druk op Via USB afdrukken.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Bestandsbeheer verschijnt en druk op OK.
4. Druk op OK wanneer Verwijderen verschijnt.
5. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste map of het gewenste bestand
verschijnt en druk vervolgens op OK.
Als u een bestand hebt geselecteerd, toont het display ongeveer
2 seconden lang de bestandsgrootte. Ga door met de volgende stap.
Als u een map hebt geselecteerd, drukt u op pijl-links/rechts totdat het
bestand dat u wilt verwijderen verschijnt en vervolgens op OK.
6. Druk op OK wanneer Ja verschijnt om uw keuze te bevestigen.
7. Druk op Stoppen/Wissen om terug te keren naar de gereedmodus.
USB-geheugenapparaat formatteren
1. Steek een USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort aan de
voorkant van het apparaat.
2. Druk op Via USB afdrukken.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Bestandsbeheer verschijnt en druk op OK.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat Indeling verschijnt en druk op OK.
5. Druk op OK wanneer Ja verschijnt om uw keuze te bevestigen.
6. Druk op Stoppen/Wissen om terug te keren naar de gereedmodus.
De USB-geheugenstatus weergeven
U kunt controleren hoeveel geheugenruimte nog beschikbaar is voor het
scannen en opslaan van documenten.
1. Steek een USB-geheugenapparaat in de USB-geheugenpoort aan
de voorkant van het apparaat.
2. Druk op Via USB afdrukken.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Contr. ruimte verschijnt en druk op OK.
In het display wordt de beschikbare geheugenruimte weergegeven.
4. Druk op Stoppen/Wissen om terug te keren naar gereedmodus.
RECHTSTREEKS VANUIT EEN DIGITALE
CAMERA AFDRUKKEN
Dit apparaat ondersteunt de functie PictBridge. U kunt afbeeldingen
rechtstreeks van willekeurig welk PictBridge-compatibel apparaat, zoals
een digitale camera, cameratelefoon en camcorder afdrukken. U hoeft
dit niet op een computer aan te sluiten.
1. Zet het apparaat aan.
2. Sluit uw PictBridge-compatibel apparaat op de geheugenpoort
aan de voorkant van het apparaat aan door gebruik te maken
van de met het apparaat meegeleverde USB-kabel.
3. Stuur een commando om afbeeldingen vanuit het
PictBridgecompatibele apparaat af te drukken.
Bestanden kunnen niet meer worden teruggezet nadat u ze hebt
verwijderd of nadat u het USB-geheugenapparaat opnieuw hebt
geformatteerd. Voordat u ze verwijdert, dient u dan ook na te gaan
of u ze niet meer nodig hebt.
Indien u D voor een mapnaam ziet, staan er één of meer bestanden
of mappen in de geselecteerde map.
Raadpleeg de handleiding van uw camera voor meer informatie
over het afdrukken van een foto vanaf een camera met de
PictBridge-functie.
Index afdrukken niet ondersteund.
Gegevens of bestandsnaam afdrukken niet ondersteund.
48 _Onderhoud
onderhoud
In dit hoofdstuk vindt u informatie over het onderhoud van het apparaat en de tonercassette.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Rapporten afdrukken
Geheugen wissen
Uw apparaat reinigen
De cassette onderhouden
De tonercassette vervangen
De beeldeenheid vervangen
De cassette voor gebruikte toner vervangen
Te onderhouden onderdelen
Het apparaat beheren via de website
Het serienummer van het apparaat controleren
RAPPORTEN AFDRUKKEN
U kunt verschillende rapporten met nuttige informatie laten maken.
De volgende rapporten zijn beschikbaar:
Een rapport afdrukken
1. Druk op Menu totdat Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op pijl-links/rechts totdat Rapport verschijnt en druk op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat het gewenste rapport of de gewenste lijst
verschijnt en druk vervolgens op OK.
Selecteer Alle rapporten om alle rapporten af te drukken.
4. Druk op OK wanneer Ja verschijnt om het afdrukken te bevestigen.
De geselecteerde informatie wordt afgedrukt.
HET KLEURCONTRAST AANPASSEN
In het kleurenmenu kunt u de kleurinstelling aanpassen.
1. Druk op Menu totdat Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK wanneer Onderhoud verschijnt.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Kleur verschijnt en druk op OK.
4. Druk op OK wanneer Aangep. kleur verschijnt.
5. Druk op de pijl-links/rechts totdat het gewenste kleurenmenu op het
display verschijnt en druk op OK.
Hiermee kunt u het contrast kleur per kleur aanpassen. Standaard
optimaliseert de kleur automatisch. Handm. aanpas.: Hiermee kunt u
het kleurcontrast voor elke cassette handmatig aanpassen. Standaard:
Deze instelling wordt aanbevolen voor de beste kleurkwaliteit.
6. Druk op Stoppen/Wissen om terug te keren naar de gereedmodus.
Afhankelijk van uw opties of model zullen sommige rapporten mogelijk
niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze opties niet
van toepassing op uw apparaat.
RAPPORT/LIJST BESCHRIJVING
Configuratie In deze lijst staat de status van de opties die door
de gebruiker kunnen worden ingesteld. U kunt deze
lijst afdrukken om de in de instellingen aangebrachte
wijzigingen te bevestigen.
Info verb.art. In deze lijst staat de huidige status van
verbruiksgoederen in uw apparaat.
Adresboek In deze lijst staan alle faxnummers en e-mailadressen
die in het geheugen van het apparaat zijn opgeslagen.
Transm.rapport In dit rapport staan het faxnummer, het aantal
pagina’s, de verzendduur, de communicatiemethode
en het resultaat van de verzending voor een specifieke
faxtaak.
U kunt uw apparaat zodanig instellen dat het
automatisch een verzendrapport afdrukt na elke
faxtaak. (Zie "Verzending-opties" op pagina 42.)
Verzendrapport Dit rapport bevat informatie over de faxen en
e-mailberichten die u onlangs hebt verzonden.
U kunt het apparaat zo instellen dat na elke
50 communicaties een rapport wordt afgedrukt.
(Zie "Verzending-opties" op pagina 42.)
Rap. ontv. fax Dit rapport bevat informatie over de faxberichten
die u onlangs hebt ontvangen.
Geplande taken In deze lijst staat een overzicht van de uitgestelde
faxen die recent in het geheugen zijn opgeslagen,
met begintijd en soort taak.
Rap. ong. fax. In deze lijst staan de faxnummers die zijn opgegeven
als ongewenste faxnummers. Ga naar het menu Inst.
ong. fax om nummers aan de lijst toe te voegen of uit
de lijst te verwijderen. (Zie "Ontvangst-opties" op
pagina 42.)
Netwerkinform. In deze lijst staat informatie over de netwerkverbinding
en -configuratie van uw apparaat.
Gebr.ver.lijst In deze lijst staan de gebruikers die gebruik mogen
maken van de e-mailfunctie.
Als u het apparaat hebt verplaatst, wordt ten zeerste aangeraden om
dit menu handmatig te bedienen.
RAPPORT/LIJST BESCHRIJVING
Onderhoud_49
GEHEUGEN WISSEN
U kunt kiezen welk gedeelte van de informatie in het geheugen u wilt wissen.
1. Druk op Menu totdat Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op pijl-links/rechts totdat Instel. wissen verschijnt en druk op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat het item dat u wilt wissen verschijnt.
4. Druk op OK wanneer Ja verschijnt.
5. Druk opnieuw op OK om het wissen te bevestigen.
6. Herhaal stap 3 tot en met 5 om een ander item te wissen.
7. Druk op Stoppen/Wissen om terug te keren naar de gereedmodus.
UW APPARAAT REINIGEN
Volg de onderstaande reinigingsprocedures telkens na vervanging van een
tonercassette of als er problemen ontstaan met afdruk- en scankwaliteit. Dit
is voor het behoud van een goede afdruk- en scankwaliteit.
De buitenkant reinigen
U kunt de behuizing van het apparaat het beste schoonmaken met een
zachte, niet-pluizende doek. U kunt de doek enigszins bevochtigen met
water, maar let erop dat er geen water op of in het apparaat druppelt.
De binnenkant reinigen
Tijdens het afdrukken kunnen zich in het apparaat papierresten, toner
en stof verzamelen. Dit kan op een gegeven moment problemen met de
afdrukkwaliteit veroorzaken, zoals tonervlekken of vegen. Deze problemen
kunnen worden gereduceerd of verholpen door de binnenkant van het
apparaat te reinigen.
1. Schakel het apparaat uit en haal de stekker uit het stopcontact. Wacht
tot het apparaat is afgekoeld.
2. Open de voorklep volledig met behulp van de greep.
3. Houd de tonercassette vast aan de handgrepen en trek de vier
cassettes uit de printer.
Controleer of alle faxtaken zijn voltooid voordat u het geheugen wist,
anders worden deze taken ook gewist.
Afhankelijk van uw opties of model zullen sommige menu’s mogelijk
niet op het display verschijnen. Als dit het geval is, zijn deze opties niet
van toepassing op uw apparaat.
OPTIES BESCHRIJVING
Alle instel. Wist alle gegevens uit het geheugen en herstelt de
standaardinstellingen.
Faxinstel. Herstelt alle standaardfaxopties.
Kopieerinstel. Herstelt alle standaardkopieeropties.
Scaninstel. Herstelt alle standaardscanopties.
Systeeminst. Herstelt alle standaardsysteemopties.
Netwerkinstel. Herstelt alle standaardnetwerkopties.
Adresboek Wist alle faxnummers en e-mailadressen uit het
geheugen.
Verzendrapport Wist alle informatie over verzonden fax- en
e-mailberichten.
Rap. ontv. fax Wist alle informatie over ontvangen faxberichten.
Als u de behuizing van het apparaat reinigt met reinigingsmiddelenen
die veel alcohol, oplosmiddel of andere agressieve substanties
bevatten, kan de behuizing verkleuren of vervormen.
Als er toner in het apparaat of in de directe omgeving ervan terecht
is gekomen, raden wij u aan om dit te reinigen met een zachte,
met water bevochtigde doek of tissue. Als u een stofzuiger gebruikt,
blaast u toner in de lucht, wat schadelijk kan zijn voor uw gezondheid.
50 _Onderhoud
4. Haal de cassette voor gebruikte toner uit het apparaat door middel van
de handgreep.
5. Haal de beeldeenheid uit het apparaat via de inkeping aan de voorzijde
van de beeldeenheid.
6. Verwijder met een droge, niet-pluizende doek eventueel stof en gemorste
toner in en rond de ruimte voor de tonercassette.
7. Druk de beeldeenheid in het apparaat terwijl u de inkeping aan de
voorzijde van de beeldeenheid vasthoudt.
8. Schuif de cassette voor gebruike toner op zijn plaats en duw deze er in
tot deze goed vastzit.
Raak het groene oppervlak van de beeldeenheid niet aan met
uw handen of met voorwerpen.
Let erop dat u geen krassen maakt op het oppervlak van de
beeldeenheid.
Als u de voorklep langer dan enkele minuten geopend laat, kan de
beeldeenheid worden blootgesteld aan licht. Hierdoor wordt de
beeldeenheid beschadigd. Sluit de voorklep als de installatie om
een of andere reden moet worden stopgezet of onderbroken.
Als u toner op uw kleding krijgt, veeg de toner dan af met een
droge doek en was het kledingstuk in koud water. Als u warm
water gebruikt, hecht de toner zich aan de stof.
Als er toner in het apparaat of in de directe omgeving ervan
terecht is gekomen, raden wij u aan om dit te reinigen met een
zachte, met water bevochtigde doek of tissue. Als u een stofzuiger
gebruikt, blaast u toner in de lucht, wat schadelijk kan zijn voor uw
gezondheid.
Laat het apparaat na het schoonmaken volledig drogen.
Onderhoud_51
9. Schuif de vier tonercassettes terug in het apparaat.
10.Plaats alle onderdelen terug in het apparaat en sluit de voorklep.
11.Steek de stekker weer in het stopcontact en zet het apparaat aan.
De scannereenheid reinigen
U krijgt de beste kopieën als u de scannereenheid schoon houdt. Wij raden
u aan om de scannereenheid aan het begin van elke dag te reinigen. Herhaal
dit indien nodig in de loop van de dag.
1. Bevochtig een niet-pluizende, zachte doek of papieren handdoekje met
een beetje water.
2. Open het deksel van de scanner.
3. Veeg de glasplaat schoon en droog deze af.
4. Veeg de onderkant van het scannerdeksel schoon en droog deze af.
5. Duw de ADI-folie voorzichtig met een hulpmiddel zoals een pincet.
6. Houd de ADI-folie vast bij de rand en veeg beide zijden van de ADI-folie
tot hij schoon en droog is.
7. Duw de ADI-folie zachtjes terug in het apparaat.
8. Sluit het deksel van de scanner.
Wanneer de voorklep niet volledig gesloten is, werkt het apparaat
niet.
52 _Onderhoud
DE CASSETTE ONDERHOUDEN
Tonercassette bewaren
Neem de volgende richtlijnen in acht voor een optimaal resultaat:
Haal de tonercassette pas uit de verpakking op het moment dat u deze
gaat gebruiken.
Vul de tonercassette niet bij. Schade aan het apparaat als gevolg van
bijgevulde cassettes valt niet onder de garantie.
Bewaar tonercassettes in dezelfde ruimte als het apparaat.
Verwachte levensduur van de cassette
De gebruiksduur van de tonercassette hangt af van de hoeveelheid toner
die voor de afdruktaken vereist is. In de praktijk kan het aantal pagina’s
variëren afhankelijk van de afdrukdichtheid, de omgevingsomstandigheden,
het interval tussen verschillende afdrukken en het type en het formaat van
het afdrukmateriaal. Als u bijvoorbeeld veel afbeeldingen afdrukt, moet de
tonercassette vaker worden vervangen.
Toner herverdelen
Wanneer een tonercassette bijna leeg is, verschijnen er vage of lichtere
gebieden in de afdruk. Het is ook mogelijk dat gekleurde afbeeldingen niet
in de juiste kleuren worden afgedrukt omdat de tonerkleuren niet naar behoren
worden gemengd als een van de kleurentonercassettes bijna leeg is. U kunt
de afdrukkwaliteit tijdelijk verbeteren door de toner opnieuw te verdelen.
Er verschijnt mogelijk een bericht op het display dat aangeeft dat de
toner bijna op is.
1. Open de voorklep volledig met behulp van de greep.
2. Houd de tonercassette vast aan de handgrepen en trek de vier
cassettes uit de printer.
3. Houd beide grepen van de tonercassette vast en schud de cassette
goed van links naar rechts om de toner opnieuw te verdelen.
4. Schuif de vier tonercassettes terug in het apparaat.
5. Sluit de voorklep. Controleer of de klep goed is vergrendeld.
DE TONERCASSETTE VERVANGEN
Het apparaat gebruikt vier kleuren en heeft voor elke kleur een andere
tonercassette: geel (G), magenta (M), cyaan (C) en zwart (Z).
De status-LED en het bericht over de toner op het display geven aan
welke tonercassette moet worden vervangen.
Inkomende faxberichten worden opgeslagen in het geheugen.
Dit betekent dat de tonercassette moet worden vervangen. Controleer het type
tonercassette voor uw apparaat. (Zie "Verbruiksartikelen bestellen" op
pagina 71.)
Als u toner op uw kleding krijgt, veeg de toner dan af met een
droge doek en was het kledingstuk in koud water. Als u warm
water gebruikt, hecht de toner zich aan de stof.
Wanneer de voorklep niet volledig gesloten is, werkt het apparaat
niet.
Onderhoud_53
1. Schakel het apparaat uit en wacht dan enkele minuten totdat het
apparaat is afgekoeld.
2. Open de voorklep volledig met behulp van de greep.
3. Houd de tonercassette vast aan de grepen en trek de cassette uit de
printer.
4. Neem een nieuwe tonercassette uit de verpakking.
5. Houd beide grepen van de tonercassette vast en schud de cassette
goed van links naar rechts om de toner opnieuw te verdelen.
6. Plaats de tonercassette op een vlak oppervlak, zoals hieronder afgebeeld,
en verwijder het papier rond de tonercassette door de tape te verwijderen.
7. Controleer of de kleur van de tonercassette overeenkomt met de
kleursleuf en houd vervolgens de grepen van de tonercassette vast.
Schuif de cassette in de sleuf tot deze vastklikt.
8. Sluit de voorklep. Zorg ervoor dat de klep goed is gesloten en schakel
het apparaat in.
Gebruik geen scherpe voorwerpen, zoals een schaar of mes, om
de verpakking van de tonercassette te openen. U zou het
oppervlak van de tonercassette kunnen beschadigen.
Als u toner op uw kleding krijgt, veeg de toner dan af met een
droge doek en was het kledingstuk in koud water. Als u warm
water gebruikt, hecht de toner zich aan de stof.
Wanneer de voorklep niet volledig gesloten is, werkt het apparaat
niet.
54 _Onderhoud
DE BEELDEENHEID VERVANGEN
Wanneer de beeldeenheid is versleten, verschijnt het Dell Toner
Management System™-programmavenster op het computerscherm om aan
te geven dat de beeldeenheid moet worden vervangen. Als de
beeldeenheid niet is vervangen, kan uw printer niet afdrukken.
1. Schakel het apparaat uit en wacht dan enkele minuten totdat het
apparaat is afgekoeld.
2. Open de voorklep volledig met behulp van de greep.
3. Houd de tonercassette vast aan de handgrepen en trek de vier
cassettes uit de printer.
4. Haal de cassette voor gebruikte toner uit het apparaat door middel van
de handgreep.
5. Haal de beeldeenheid uit het apparaat via de inkeping aan de voorzijde
van de beeldeenheid.
6. Neem een nieuwe beeldeenheid uit de verpakking. Verwijder de
beschermingselementen aan weerszijden van de beeldeenheid en
verwijder het papier dat het oppervlak van de beeldeenheid beschermt.
7. Druk de beeldeenheid in het apparaat terwijl u de inkeping aan de
voorzijde van de beeldeenheid vasthoudt.
Gebruik geen scherpe voorwerpen, zoals een mes of schaar, om
de beeldeenheid uit de verpakking te halen. U zou het oppervlak
van de beeldeenheid kunnen beschadigen.
Let erop dat u geen krassen maakt op het oppervlak van de
beeldeenheid.
Stel de beeldeenheid niet langer dan enkele minuten bloot aan
licht, om schade te voorkomen. Bedek de tonercassette indien
nodig met een stuk papier om deze te beschermen.
Onderhoud_55
8. Schuif de cassette voor gebruike toner op zijn plaats en duw deze er in
totdat deze goed vastzit.
9. Schuif de vier tonercassettes terug in het apparaat.
10.Sluit de voorklep goed.
11.Zet het apparaat aan.
DE CASSETTE VOOR GEBRUIKTE TONER
VERVANGEN
Wanneer de levensduur van de cassette voor gebruikte toner is verstreken,
verschijnt het Dell Toner Management System™-programmavenster op het
computerscherm om aan te geven dat de cassette voor gebruikte toner
moet worden vervangen. Als de cassette voor gebruikte toner niet is
vervangen, kan uw printer niet afdrukken.
1. Schakel het apparaat uit en wacht dan enkele minuten totdat het
apparaat is afgekoeld.
2. Open de voorklep volledig met behulp van de greep.
3. Haal de cassette voor gebruikte toner uit het apparaat door middel van
de handgreep.
4. Verwijder het deksel van de cassette zoals hieronder afgebeeld en sluit
daarmee de opening in de cassette voor gebruikte toner af.
5. Neem een nieuwe cassette voor gebruikte toner uit de verpakking.
Wanneer de voorklep niet volledig gesloten is, werkt het apparaat
niet. Zorg ervoor dat alle tonercassettes op de juiste wijze zijn
geïnstalleerd. Als een tonercassette niet goed is geïnstalleerd,
kan de voorklep niet worden gesloten.
Het kan een paar minuten duren voor uw apparaat gereed is.
Plaats de cassette voor gebruikte toner op een horizontaal oppervlak,
zodat de toner niet uit de cassette kan lekken.
Draai de cassette voor gebruikte toner niet om en houd deze niet
schuin.
56 _Onderhoud
6. Schuif de nieuwe cassette op zijn plaats en duw deze er in totdat deze
goed vastzit.
7. Sluit de voorklep goed.
8. Zet het apparaat aan.
TE ONDERHOUDEN ONDERDELEN
Om kwaliteits- en doorvoerproblemen als gevolg van versleten onderdelen
te voorkomen en ervoor te zorgen dat uw printer goed blijft presteren, moeten
de volgende onderdelen vervangen worden wanneer het opgegeven aantal
pagina’s is afgedrukt of wanneer de levensduur van het desbetreffende
onderdeel is verstreken.
Wij raden ten zeerste aan dit onderhoud te laten uitvoeren door een erkende
servicemedewerker of door de leverancier of winkel waar u het apparaat
hebt gekocht. De vervanging van onderdelen waarvan de gebruiksduur
verstreken is, valt niet onder de garantie.
Verbruiksartikelen controleren
Als u regelmatig geconfronteerd wordt met papierstoringen of afdrukproblemen,
controleert u het aantal pagina’s dat het apparaat heeft afgedrukt of gescand.
Indien nodig vervangt u de desbetreffende onderdelen.
1. Druk op Menu totdat Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op pijl-links/rechts totdat Onderhoud verschijnt en druk op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Gebruiksduur verschijnt en druk op OK.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat het gewenste item verschijnt en druk
vervolgens op OK.
Info verb.art.: Drukt een pagina af met informatie over de levering.
Totaal: Toont het totaal aantal afgedrukte pagina’s.
ADI-scan: Toont het aantal pagina’s dat is gescand via de ADI.
Scan. via glas: Toont het aantal pagina’s dat is gescand op de
glasplaat.
Beeldeenheid, Transportriem, Fuser, Transportrol, Lade 1-rol:
Toont het aantal afgedrukte pagina’s per item.
5. Druk op OK om te bevestigen dat u een pagina met informatie over de
levering wilt afdrukken.
6. Druk op Stoppen/Wissen om terug te keren naar de gereedmodus.
HET APPARAAT BEHEREN VIA DE WEBSITE
Als het apparaat is aangesloten op een netwerk en als u de TCP/IP-
parameters correct hebt ingesteld, is beheer van het apparaat mogelijk
via Embedded Web Service van Dell, een ingesloten webserver. U kunt de
Embedded Web Service gebruiken om:
De eigenschappen van het apparaat weer te geven en de huidige status
te controleren.
De TCP/IP-parameters te wijzigen en andere netwerkparameters in te
stellen.
De printereigenschappen te wijzigen.
Het apparaat zo in te stellen dat een e-mailbericht wordt verzonden met
de status van het apparaat.
Ondersteuning te krijgen bij het gebruik van het apparaat.
Zo krijgt u toegang tot Embedded Web Service
1. Open een webbrowser in Windows, zoals Internet Explorer.
2. Geef het IP-adres van het apparaat (http://xxx.xxx.xxx.xxx) op in het
adresveld en druk op Enter of klik op Ga naar.
De ingesloten website wordt geopend.
HET SERIENUMMER VAN HET APPARAAT
CONTROLEREN
Wanneer u om ondersteuning vraagt of wanneer u zich registreert als gebruiker
op de website van Dell, wordt mogelijk om het serienummer van het
apparaat gevraagd.
Volg onderstaande stappen om het serienummer te bepalen:
1. Druk op Menu totdat Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op pijl-links/rechts totdat Onderhoud verschijnt en druk op OK.
3. Druk op pijl-links/rechts totdat Serienummer verschijnt en druk op OK.
4. Controleer het serienummer van uw apparaat.
5. Druk op Stoppen/Wissen om terug te keren naar de gereedmodus.
Wanneer de voorklep niet volledig gesloten is, werkt het apparaat
niet.
ITEMS AANTAL AFDRUKKEN (GEMIDDELD)
Fixeereenheid Circa 100.000 pagina’s in zwart-wit of
25.000 in kleur
Transportrol Circa 100.000 pagina’s
Transporteenheid (ITB) Circa 100.000 pagina’s in zwart-wit of
25.000 in kleur
Opneemrol Circa 50.000 pagina’s
Het vervangen van de batterij in het apparaat valt onder de service.
Vervang deze niet zelf.
Er bestaat een explosierisico als de batterij wordt vervangen door
een verkeerd type. Verwijder gebruikte batterijen conform de
aanwijzingen.
Problemen oplossen_57
problemen oplossen
In dit hoofdstuk vindt u nuttige informatie over wat u moet doen als er een probleem optreedt.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Tips om papierstoringen te voorkomen
Vastgelopen documenten verwijderen
Vastgelopen papier verwijderen
Informatie over berichten op het display
Andere problemen oplossen
TIPS OM PAPIERSTORINGEN TE VOORKOMEN
U kunt de meeste papierstoringen voorkomen door het juiste type
afdrukmateriaal te gebruiken. Volg de stappen op pagina 57 wanneer zich
een papierstoring voordoet.
Volg de procedures op pagina 27. Zorg ervoor dat de verstelbare
geleiders correct zijn ingesteld.
Plaats niet te veel papier in de lade. Zorg dat de papierstapel niet boven
de maximummarkering aan de binnenzijde van de lade uitkomt.
Verwijder geen papier uit de papierlade tijdens het afdrukken.
Buig het papier, waaier het uit en maak er een rechte stapel van voordat
u het in de lade plaatst.
Gebruik geen gekreukt, vochtig of sterk gekruld papier.
Plaats geen verschillende soorten papier in een lade.
Gebruik alleen aanbevolen afdrukmaterialen.
(Zie "Papierformaat en -type instellen" op pagina 28.)
Zorg ervoor dat de aanbevolen afdrukkant van het afdrukmateriaal naar
boven ligt in de handinvoer en de lade.
VASTGELOPEN DOCUMENTEN VERWIJDEREN
Wanneer er een origineel vastraakt in de ADI, verschijnt [Documentstor.]
op het display.
1. Verwijder alle resterende pagina’s uit de ADI.
2. Open de klep van de automatische documentinvoer.
3. Haal het vastgelopen papier voorzichtig uit de ADI.
4. Sluit de klep van de automatische documentinvoer. Plaats de
verwijderde pagina(’s), indien nodig, terug in de automatische
documentinvoer.
Papierstoring aan uitgang
1. Verwijder alle resterende pagina’s uit de ADI.
2. Pak het verkeerd ingevoerde papier vast en verwijder het uit de
uitvoerlade door het voorzichtig naar rechts te trekken met beide
handen.
3. Plaats de verwijderde pagina’s opnieuw in de automatische
documentinvoer.
1 klep van de ADI
Deze illustratie kan iets afwijken van uw apparaat afhankelijk van
het model.
Gebruik de glasplaat van de scanner voor originelen van dik, dun
of gemengd papier om papierstoringen te voorkomen.
58 _Problemen oplossen
Papierstoring bij de roller
1. Open het deksel van de scanner.
2. Pak het verkeerd ingevoerde papier vast en verwijder het uit het
invoergedeelte door het voorzichtig met beide handen naar rechts
te trekken.
3. Sluit het deksel van de scanner. Plaats de verwijderde pagina’s opnieuw
in de automatische documentinvoer.
VASTGELOPEN PAPIER VERWIJDEREN
Als er een papierstoring optreedt, verschijnt er een waarschuwingsbericht
op het display. Raadpleeg de onderstaande tabel om te zien waar het
papier is vastgelopen en verwijder het vastgelopen papier.
In lade 1
1. Open de klep aan de voorzijde en sluit deze weer. Het vastgelopen
papier wordt automatisch uitgevoerd.
Wanneer het papier niet uit het apparaat komt, gaat u naar de volgende
stap.
2. Haal lade 1 uit het apparaat.
3. Verwijder het vastgelopen papier door het voorzichtig en recht naar
buiten te trekken.
Indien het papier niet beweegt wanneer u eraan trekt of indien u in dat
gebied geen papier ziet, controleer dan de papieruitgang. (Zie "In het
papieruitvoergebied" op pagina 59.)
4. Schuif lade 1 in het apparaat totdat deze vastklikt. De printer gaat
automatisch door met afdrukken.
Rond de fixeereenheid
Volg onderstaande stappen om vastgelopen papier rond de fixeereenheid
te verwijderen.
1. Open de scannereenheid.
BERICHT
PLAATS VAN DE
PAPIERSTORING
ZIE
Papierstoring 0
Open/sluit klep
In het
papierinvoergedeelte en
binnen in het apparaat
Zie "In lade 1" op pagina 58,
"Rond de fixeereenheid" op
pagina 58.
Papierstoring 1
Contr. binnenin
Binnen in het apparaat Zie "In lade 1" op pagina 58,
"Rond de fixeereenheid" op
pagina 58.
Papierstoring 2
Contr. binnenin
Binnen in het apparaat
en rond de
fixeereenheid
Zie "In lade 1" op pagina 58,
"Rond de fixeereenheid" op
pagina 58.
Afhankelijk van de opties of het model zullen sommige berichten
mogelijk niet op het weergavescherm verschijnen.
Trek het vastgelopen papier voorzichtig en langzaam naar buiten om
te voorkomen dat het scheurt. Volg de aanwijzingen in de volgende
hoofdstukken om de papierstoring te verhelpen.
Problemen oplossen_59
2. Open de binnenklep.
3. Verwijder het vastgelopen papier voorzichtig uit het apparaat.
4. Sluit de binnenklep.
5. Duw de scannereenheid voorzichtig en langzaam omlaag totdat deze
volledig is gesloten. Controleer of de klep goed dicht is.
Zorg dat uw vingers niet klem raken!
In het papieruitvoergebied
1. Open de klep aan de voorzijde en sluit deze weer. Het vastgelopen
papier wordt automatisch uitgevoerd.
2. Trek het papier voorzichtig uit de uitvoerlade.
Stop als u het vastgelopen papier niet kunt zien of als u weerstand voelt
wanneer u eraan trekt en ga door met de volgende stap.
3. Open de achterklep.
4. Indien u het vastgelopen papier ziet, trek het dan recht naar boven.
Ga door met stap 8.
Ga door met de volgende stap als u het papier niet kunt zien.
5. Trek de hendel van de fixeereenheid omhoog.
Raak de fixeereenheid onder de binnenste klep niet aan.
De fixeereenheid is heet en kan brandwonden veroorzaken!
De werkingstemperatuur van de fixeereenheid bedraagt 180
°
C.
Wees voorzichtig wanneer u papier uit het apparaat verwijdert.
Wanneer de scannereenheid niet volledig gesloten is, werkt het
apparaat niet.
1 hendel van de
fixeereenheid
60 _Problemen oplossen
6. Open de scannereenheid.
7. Verwijder het vastgelopen papier voorzichtig uit het apparaat.
8. Duw de scannereenheid voorzichtig en langzaam omlaag totdat deze
volledig is gesloten. Controleer of de klep goed dicht is.
Zorg dat uw vingers niet klem raken!
9. Duw de hendel van de fixeereenheid omlaag.
10.Sluit de achterklep. De printer gaat automatisch door met afdrukken.
Problemen oplossen_61
INFORMATIE OVER BERICHTEN OP HET DISPLAY
Berichten verschijnen op het display van het bedieningspaneel om de status
van het apparaat of fouten te melden. Raadpleeg de onderstaande tabellen
voor de betekenis van de berichten en verhelp het probleem indien nodig.
De berichten en de betekenis ervan zijn in alfabetische volgorde vermeld.
Als het bericht niet in de tabel staat, zet u het apparaat uit en weer
aan en probeert u nogmaals af te drukken. Neem contact op met
de serviceafdeling als het probleem zich blijft voordoen.
Als u contact opneemt met de serviceafdeling, is het nuttig als
u het bericht op het display kunt doorgeven.
xxx geeft het type afdrukmateriaal aan.
BERICHT BETEKENIS
VOORGESTELDE
OPLOSSING
Fout: ADC
niet bevestigd
Er is een problem
opgetreden in de ADC in
de printer.
Schakel het apparaat uit
en weer aan. Neem
contact op met de
serviceafdeling als het
probleem zich blijft
voordoen.
Annuleren?
W Ja X
Het geheugen van het
apparaat is volgeraakt,
terwijl het document in
het geheugen werd
opgeslagen.
Als u de faxopdracht wilt
annuleren, drukt u op de
knop OK om Ja te
accepteren.
Als u de pagina’s wilt
verzenden die correct zijn
opgeslagen, drukt u op de
knop OK om Nee te
selecteren. Verzend de
resterende pagina’s later als
er opnieuw geheugen vrij is.
[COMM.-fout] Het apparaat heeft een
communicatieprobleem.
Vraag de afzender om de
fax opnieuw te verzenden.
Verbindingsfout De verbinding met de
SMTP-server is mislukt.
Controleer de
serverinstellingen en
de netwerkkabel.
Kan geg nt lezen
Contr. USB-geh.
Beschikbare tijd is
verstreken bij het lezen
van de gegevens.
Probeer het opnieuw.
Kan geg nt schr.
Contr. USB-geh.
Opslaan op USB-
geheugen is mislukt.
Ga na hoeveel vrije
geheugenruimte er is op
de USB-geheugenstick.
Fout
Deve Home-
sensor
Er is een probleem met
de fixeereenheid (fuser).
Schakel het apparaat uit
en weer aan. Neem
contact op met de
serviceafdeling als het
probleem zich blijft
voordoen.
[Documentstor.] Het origineel heeft een
papierstoring
veroorzaakt in de ADI.
Verwijder het vastgelopen
papier. (Zie "Vastgelopen
documenten verwijderen"
op pagina 57.)
Klep open De voor- of achterklep is
niet goed gesloten.
Sluit de klep goed. Deze
moet vastklikken.
Voer nogmaals in U hebt een optie gekozen
die niet beschikbaar was.
Kies een andere optie.
Bestandsindeling
niet ondersteund
De geselecteerde
bestandsindeling wordt
niet ondersteund.
Gebruik de juiste
bestandsindeling.
Groep niet
beschikbaar
U hebt geprobeerd om
een groepslocatienummer
te selecteren terwijl u
slechts één
locatienummer kunt
gebruiken, zoals bij het
toevoegen van locaties
voor meervoudig
verzenden.
Gebruik een
snelkiesnummer of kies
handmatig een
faxnummer met de
cijfertoetsen.
Beeldeenheid
installeren
De beeldeenheid is niet
geïnstalleerd.
Installeer de
beeldeenheid.
Plaats tonercas.
T
Er is geen tonercassette
geplaatst.
Plaats de tonercassette.
Ongeldige toner
T
De tonercassette die
u hebt geplaatst, is niet
geschikt voor uw
apparaat.
Plaats een originele Dell-
tonercassette die voor uw
apparaat is ontwikkeld.
[Incompatibel] Het apparaat heeft een
fax ontvangen van een
nummer dat is
geregistreerd als een
ongewenst faxnummer.
De ontvangen faxgegevens
worden verwijderd.
Controleer de instellingen
voor ongewenste
faxnummers.
(Zie "Ontvangst-opties"
op pagina 42.)
IP-conflict Het door u ingestelde
IP-adres wordt reeds
door iemand anders
gebruikt.
Controleer het IP-adres en
stel het zonodig opnieuw
in. (Zie "Het netwerk
installeren" op pagina 17.)
Lijn bezet Het ontvangende
faxapparaat antwoordde
niet of de lijn is al in
gebruik.
Wacht enkele minuten en
probeer het opnieuw.
[Lijnfout] Er kan geen verbinding
tot stand worden
gebracht met het
ontvangende
faxapparaat of de
verbinding is verbroken
als gevolg van een
probleem met de
telefoonlijn.
Probeer het opnieuw. Als
het probleem zich blijft
voordoen, wacht u een
uurtje en probeert u het
opnieuw.
U kunt ook de
foutcorrectiemodus
inschakelen.
(Zie "Verzending-opties"
op pagina 42.)
Te koud
Schak. in en uit
Er is een probleem met
de fixeereenheid (fuser).
Schakel het apparaat uit
en weer aan. Neem
contact op met de
serviceafdeling als het
probleem zich blijft
voordoen.
LSU-motorfout
Schak. in en uit
Er is een probleem met
de scanner (LSU, Laser
Scanning Unit).
Schakel het apparaat uit
en weer aan. Neem
contact op met de
serviceafdeling als het
probleem zich blijft
voordoen.
BERICHT BETEKENIS
VOORGESTELDE
OPLOSSING
62 _Problemen oplossen
LSU Hsync-fout
Schak. in en uit
Er is een probleem met
de scanner (LSU, Laser
Scanning Unit).
Schakel het apparaat uit
en weer aan. Neem
contact op met de
serviceafdeling als het
probleem zich blijft
voordoen.
E-mail overschr.
serveronderst.
Het e-mailbericht is
groter dan het door de
SMTP-server
ondersteunde formaat.
Splits uw e-mailbericht op
of verlaag de resolutie.
Hoofdmotor
geblokkeerd
Er is een probleem met
de hoofdmotor.
Open de klep aan de
voorzijde en sluit deze weer.
Geheugen vol Het geheugen is vol. Verwijder overbodige
faxopdrachten en verzend
ze opnieuw zodra er meer
geheugen beschikbaar is.
U kunt de verzending ook
in verschillende delen
opsplitsen.
Netwerkfout Er is een probleem met
het netwerk.
Neem contact op met uw
netwerkbeheerder.
[Geen antwoord] Het andere faxapparaat
neemt zelfs na
verschillende pogingen
niet op.
Probeer het opnieuw.
Ga na of het andere
faxapparaat aanstaat.
Toner niet DELL
T
De kleurentonercassette
die door de pijl wordt
aangegeven, is geen
originele cassette van
Dell.
Druk op OK om van het
bericht naar Stop of
Doorgaan te schakelen.
W Stop X
U kunt Stop of Doorgaan
selecteren met de
pijltoetsen.
Als u Stop kiest door op
het bedieningspaneel op
OK te drukken, stopt het
apparaat met afdrukken.
Als u Doorgaan kiest,
gaat het apparaat door
met afdrukken, maar kan
de afdrukkwaliteit niet
worden gegarandeerd.
Als u geen keuze maakt,
reageert het apparaat
alsof Stop is
geselecteerd.
Vervang de
desbetreffende
tonercassette door een
originele Dell-cassette. Zie
pagina 52.
Niet toegewezen Aan de door u gebruikte
snelknop of het door u
gekozen snelkiesnummer
is geen nummer
toegewezen.
Voer het nummer
handmatig in met behulp
van de cijfertoetsen of sla
het nummer of adres op.
Een pagina is
te groot
Er staan meer gegevens
op een pagina dan het
ingestelde formaat
toelaat.
Verlaag de resolutie en
probeer het opnieuw.
Geen
opwarmingr
Schak. in en uit
Er is een probleem met
de fixeereenheid (fuser).
Schakel het apparaat uit
en weer aan. Neem
contact op met de
serviceafdeling als het
probleem zich blijft
voordoen.
BERICHT BETEKENIS
VOORGESTELDE
OPLOSSING
Bewerking
niet toegewezen
U bent bezig met Pag.
toevoegen/Taak
annuleren, maar er zijn
geen taken opgeslagen.
Controleer op het display
of er geplande taken zijn.
Uitvoerbak vol De uitvoerlade van het
apparaat zit vol met
papier.
Verwijder papier.
Oververhitting
Schak. in en uit
Er is een probleem met
de fixeereenheid (fuser).
Schakel het apparaat uit
en weer aan. Neem
contact op met de
serviceafdeling als het
probleem zich blijft
voordoen.
Papierstoring 0
Open/sluit klep
Er is papier vastgelopen
in het invoergedeelte
van de lade.
Verwijder het vastgelopen
papier. (Zie "In lade 1" op
pagina 58.)
Papierstoring 1
Contr. binnenin
Er is papier vastgelopen
in het
papieruitvoergedeelte.
Verwijder het vastgelopen
papier. (Zie "Rond de
fixeereenheid" op
pagina 58.)
Papierstoring 2
Contr. binnenin
Er is papier vastgelopen
rond de fixeereenheid of
de tonercassette.
Verwijder het vastgelopen
papier. (Zie "In het
papieruitvoergebied" op
pagina 59.)
Bijgevulde toner
T
De tonercassette die u
hebt geïnstalleerd is niet
origineel of is opnieuw
gevuld.
De afdrukkwaliteit kan
achteruitgaan als een
bijgevulde tonercassette is
geplaatst, omdat de
kenmerken van een
dergelijke cassette
aanzienlijk kunnen
verschillen van die van
een originele cassette.
Wij raden het gebruik van
een originele Dell-
kleurentonercassette aan.
Vervang toner
T
Dit bericht verschijnt
tussen de status Toner
op en Toner bijna op.
Vervang de tonercassette
door een nieuwe. (Zie "De
tonercassette vervangen"
op pagina 52.)
[xxx]
vervangen
De levensduur van het
onderdeel is volledig
verstreken.
Vervang het onderdeel
door een nieuw
onderdeel. Neem contact
op met de serviceafdeling.
[xxx] weldra
vervangen
De levensduur van het
onderdeel zal binnenkort
verstreken zijn.
Zie "Verbruiksartikelen
controleren" op pagina 56
en neem contact op met
de serviceafdeling.
Cas. gebr. toner
verv./plaatsen
De levensduur van de
cassette voor gebruikte
toner is verstreken en de
printer stopt met
afdrukken totdat u de
cassette hebt vervangen.
Vervang de cassette voor
gebruikte toner door een
nieuwe. (Zie "De cassette
voor gebruikte toner
vervangen" op pagina 55.)
BERICHT BETEKENIS
VOORGESTELDE
OPLOSSING
Problemen oplossen_63
Opnieuw kiezen? Het apparaat wacht
gedurende de ingestelde
wachttijd voordat het een
nummer dat bezet was,
opnieuw kiest.
Druk op OK om het nummer
onmiddellijk opnieuw te
kiezen of druk op
Stoppen/Wissen om de
nieuwe kiespoging te
annuleren.
Scaneenheid
open
De scanner is niet goed
gesloten.
Sluit de scanner totdat
deze vastklikt.
Scanner geblok. De scannermodule is
geblokkeerd.
Deblokkeer de scanner en
druk op Stoppen/Wissen.
Verzendfout
(VERIFICATIE)
Er is een probleem met
de SMTP-verificatie.
Configureer de verificatie-
instellingen.
Verzendfout
(DNS)
Er is een probleem met
de DNS-server.
Configureer de DNS-
instellingen.
Verzendfout
(POP3)
Er is een probleem met
de POP3-server.
Configureer de POP3-
instellingen.
Verzendfout
(SMTP)
Er is een probleem met
de SMTP-server.
Kies een beschikbare
server.
Verzendfout
(verk. config.)
Er is een probleem met
de
netwerkinterfacekaart.
Configureer uw
netwerkinterfacekaart op
de juiste manier.
[Op Stop gedr.] Stoppen/Wissen werd
ingedrukt terwijl het
apparaat in werking was.
Probeer het opnieuw.
Toner op
T
De tonercassette is
leeg. Het apparaat drukt
niet meer af.
Druk op OK om van het
bericht naar Stop of
Doorgaan of Alleen
zwart te schakelen.
W Stop X
Als de zwarte
tonercassette
leeg is, wordt het
bericht Alleen
zwart niet
weergegeven.
U kunt een optie kiezen uit
Stop, Doorgaan of
Alleen zwart met de
linker- of rechterpijltoets.
Als u Stop kiest door op
het bedieningspaneel op
OK te drukken, stopt het
apparaat met afdrukken.
Als u Doorgaan kiest,
gaat het apparaat door
met afdrukken, maar kan
de afdrukkwaliteit niet
worden gegarandeerd.
Als u Alleen zwart kiest,
worden de gegevens in
zwart afgedrukt. In dit geval
wordt de monoafdrukfunctie
ingesteld in de
printereigenschappen.
Bij het kopiëren wordt in
dit geval Kleur Start
alleen ingeschakeld.
Als u geen keuze maakt,
reageert het apparaat alsof
Stop is geselecteerd.
Vervang de tonercassette
door een nieuwe. (Zie "De
tonercassette vervangen"
op pagina 52.)
BERICHT BETEKENIS
VOORGESTELDE
OPLOSSING
Geen toner meer
T
De houdbaarheidsdatum
van de tonercassette die
met de pijl wordt
aangeduid, is bereikt.
Dit bericht verschijnt
wanneer de tonercassette
volledig leeg is en de printer
stopt met afdrukken.
Vervang de desbetreffende
tonercassette door een
originele Dell-cassette.
(Zie "De tonercassette
vervangen" op pagina 52.)
Toner bijna op
T
De corresponderende
tonercassette is bijna
leeg.
Haal de tonercassette
eruit en schud deze goed
heen en weer. Zo kunt u
tijdelijk opnieuw afdrukken.
Fout
transportriem
Er is een probleem met
de transportriem in het
apparaat.
Trek de stekker van het
netsnoer uit het stopcontact
en steek hem er weer in.
Neem contact op met de
serviceafdeling als het
probleem zich blijft
voordoen.
Lade
is leeg
De papierlade is leeg. Plaats papier in de lade.
Lade
Verkeerd papier
Het in de
printereigenschappen
opgegeven papierformaat
stemt niet overeen met
het door u geplaatste
papier.
Plaats het juiste papier in
de lade.
BERICHT BETEKENIS
VOORGESTELDE
OPLOSSING
64 _Problemen oplossen
ANDERE PROBLEMEN OPLOSSEN
In het onderstaande overzicht vindt u een aantal mogelijke problemen en de
bijbehorende oplossingen. Voer de stappen uit in de aangegeven volgorde
totdat het probleem is verholpen. Neem contact op met de serviceafdeling
als het probleem zich blijft voordoen.
Papierinvoer
Afdrukproblemen
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
Papier loopt vast
tijdens afdrukken.
Verwijder het vastgelopen papier. (Zie "Tips om
papierstoringen te voorkomen" op pagina 57.)
Papier kleeft aan
elkaar.
Zorg dat er niet te veel papier in de lade ligt. De
lade kan maximaal 150 vellen papier bevatten,
afhankelijk van de papierdikte.
Zorg dat u een geschikte papiersoort gebruikt.
(Zie "Papierformaat en -type instellen" op
pagina 28.)
Haal het papier uit de lade en buig het of
waaier het uit.
In vochtige omstandigheden kunnen bepaalde
papiersoorten aan elkaar blijven kleven.
Invoerprobleem met
een aantal vellen
tegelijk.
Er kan niet meer dan één papiersoort tegelijk in
de lade worden geplaatst. Plaats alleen papier
van hetzelfde soort en hetzelfde formaat en
gewicht.
Als het papier is vastgelopen doordat er meer
vellen tegelijk zijn ingevoerd, verwijdert u deze.
(Zie "Tips om papierstoringen te voorkomen"
op pagina 57.)
Afdrukpapier wordt
niet ingevoerd.
Verwijder eventuele verstoppingen in het
apparaat.
Het papier is niet goed in de lade geplaatst.
Verwijder het papier en plaats het op de juiste
manier in de lade.
Er ligt te veel papier in de lade. Verwijder het
teveel aan papier.
Het papier is te dik. Gebruik alleen papier dat
aan de specificaties voor het apparaat voldoet.
(Zie "Afdrukmateriaal selecteren" op pagina 23.)
Als het origineel niet door het apparaat gaat, is
het rubber van de ADI mogelijk aan vervanging
toe. Neem contact op met de serviceafdeling.
Het papier blijft
vastlopen.
Er ligt te veel papier in de lade. Verwijder het
teveel aan papier. Gebruik de handinvoer als
u afdrukt op speciaal materiaal
.
U gebruikt een verkeerde papiersoort. Gebruik
alleen papier dat aan de specificaties voor het
apparaat voldoet. (Zie "Afdrukmateriaal
selecteren" op pagina 23.)
Misschien zitten er materiaalresten in het
apparaat. Open de voorklep en verwijder de
resten.
Als het origineel niet door het apparaat gaat, is
het rubber van de ADI mogelijk aan vervanging
toe. Neem contact op met de serviceafdeling.
Enveloppen trekken
scheef of worden
niet goed ingevoerd.
Zorg dat de papiergeleiders aan beide kanten van
de envelop goed zijn ingesteld (ze moeten de
envelop net raken).
PROBLEEM
MOGELIJKE
OORZAAK
VOORGESTELDE
OPLOSSING
Het apparaat
drukt niet af.
Het apparaat krijgt
geen stroom.
Controleer of het netsnoer
is aangesloten. Controleer
de aan/uit-schakelaar en het
stopcontact.
Het apparaat is niet
als standaardprinter
geselecteerd.
Selecteer Dell 1235cn Color
Laser MFP als de
standaardprinter in Windows.
Controleer het volgende:
De klep aan de voorzijde is niet gesloten. Sluit de klep.
Er is een papierstoring opgetreden. Verwijder het
vastgelopen papier. (Zie "Vastgelopen papier
verwijderen" op pagina 58.)
De papierlade is leeg. Plaats papier.
Er is geen tonercassette geplaatst. Plaats de
tonercassette.
Neem contact op met de serviceafdeling als er
een systeemfout optreedt.
De verbindingskabel
tussen de computer
en het apparaat is
niet goed
aangesloten.
Maak de printerkabel los en
sluit deze opnieuw aan.
De verbindingskabel
tussen de computer
en het apparaat is
mogelijk defect.
Sluit de kabel indien mogelijk
aan op een andere computer
die naar behoren werkt en
druk een document af. U kunt
ook proberen om een andere
printerkabel te gebruiken.
De poortinstelling is
niet juist.
Controleer de
printerinstellingen in Windows
om vast te stellen of de
afdruktaak naar de juiste
poort wordt gestuurd. Als uw
computer meerdere poorten
heeft, controleert u of het
apparaat op de juiste poort is
aangesloten.
Het apparaat is
mogelijk niet goed
geconfigureerd.
Controleer de
printereigenschappen om na
te gaan of alle afdrukinstellingen
correct zijn.
Mogelijk is het
printerstuurprogramm
a niet goed
geïnstalleerd.
Herstel de printersoftware.
(Raadpleeg het hoofdstuk
Software.)
Het apparaat werkt
niet goed.
Kijk of het display van het
bedieningspaneel een
systeemfout aangeeft.
Het document is zo
groot dat er niet
voldoende ruimte op
de vaste schijf van de
computer is om
toegang te krijgen tot
de afdruktaak.
Maak extra ruimte op de vaste
schijf vrij en druk het
document opnieuw af.
Problemen oplossen_65
Het apparaat
haalt papier uit
de verkeerde
invoer.
Mogelijk is in de
printereigenschappe
n de verkeerde
papierbron
geselecteerd.
In veel softwaretoepassingen
kunt u de papierbron instellen
op het tabblad Dun papier
onder printereigenschappen.
Selecteer de juiste
papierbron. Raadpleeg
de Help bij het
printerstuurprogramma.
Een afdruktaak
wordt uiterst
langzaam
afgedrukt.
Mogelijk is de
afdruktaak zeer
complex.
Maak de pagina minder
complex of wijzig de
instellingen voor de
afdrukkwaliteit.
De helft van de
pagina is leeg.
Mogelijk is de
afdrukstand verkeerd
ingesteld.
Wijzig de afdrukstand in het
desbetreffende programma.
Raadpleeg de Help bij het
printerstuurprogramma.
Het ingestelde
papierformaat stemt
niet overeen met het
formaat van het
papier in de lade.
Controleer of het
papierformaat dat is ingesteld
in het printerstuurprogramma
overeenstemt met het papier
in de papierlade.
Controleer of het papierformaat
dat is ingesteld in het
printerstuurprogramma
overeenstemt met het papier
dat is geselecteerd in het
programma dat u gebruikt.
Het apparaat
drukt wel af,
maar de tekst is
niet correct,
vervormd of niet
compleet.
De printerkabel zit
los of is defect.
Maak de printerkabel los en sluit
deze opnieuw aan. Druk een
document af dat u eerder wel
correct hebt kunnen afdrukken.
Sluit kabel en apparaat, indien
mogelijk, aan op een andere
computer en druk een
document af dat u eerder
wel correct hebt kunnen
afdrukken. Als dit alles niet
helpt, sluit u een nieuwe
printerkabel aan.
Het verkeerde
printerstuurprogramm
a is geselecteerd.
Controleer in het afdrukmenu
van de toepassing of u de juiste
printer hebt geselecteerd.
De softwaretoepassing
werkt niet naar
behoren.
Probeer een document af te
drukken vanuit een andere
toepassing.
Het besturingssysteem
werkt niet naar
behoren.
Sluit Windows af en start de
computer opnieuw op. Zet het
apparaat uit en weer aan.
PROBLEEM
MOGELIJKE
OORZAAK
VOORGESTELDE
OPLOSSING
Er worden blanco
pagina’s
afgedrukt.
De tonercassette is
leeg of beschadigd.
Herverdeel indien nodig het
tonerpoeder. (Zie "Toner
herverdelen" op pagina 52.)
Vervang indien nodig de
tonercassette.
Mogelijk bevat het
bestand blanco
pagina’s.
Controleer of het bestand
blanco pagina’s bevat.
Mogelijk is een
onderdeel van het
apparaat defect
(bijvoorbeeld de
controller of het
moederbord).
Neem contact op met de
serviceafdeling.
De printer drukt
het PDF-bestand
niet goed af.
Sommige delen
van
afbeeldingen,
tekst of
illustraties
ontbreken.
Incompatibiliteit
tussen het PDF-
bestand en de
Acrobat-producten.
Mogelijk kunt u het probleem
oplossen door het PDF-
bestand af te drukken als
afbeelding. Schakel de optie
Afdrukken als afbeelding in
bij de Acrobat-afdrukopties.
Een PDF-bestand als
afbeelding afdrukken
neemt meer tijd in
beslag.
De foto’s worden
niet goed
afgedrukt. De
afbeeldingen zijn
niet duidelijk.
De resolutie van de
foto is zeer laag.
Verklein de afmetingen van
de foto. Als u de foto vergroot
in het programma, wordt de
resolutie verlaagd.
Voor het
afdrukken komen
er dampen uit het
apparaat langs
de uitvoerlade.
Het gebruik van
geperforeerd papier
kan damp
veroorzaken tijdens
het afdrukken.
Dit is geen probleem. Ga
gewoon door met afdrukken.
PROBLEEM
MOGELIJKE
OORZAAK
VOORGESTELDE
OPLOSSING
66 _Problemen oplossen
Problemen met de afdrukkwaliteit
Vuil aan de binnenkant van het apparaat of verkeerd geplaatst papier kan
leiden tot een slechtere afdrukkwaliteit. Raadpleeg de onderstaande tabel
om het probleem te verhelpen.
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
Lichte of vage
afdrukken
Als u een verticale witte strook of vaag gedeelte op
de afdruk ziet:
De tonercassette is bijna leeg. Door de
resterende toner over de cassette te verdelen,
kunt u er waarschijnlijk nog een aantal
afdrukken mee maken. (Zie "De tonercassette
vervangen" op pagina 52.) Als de
afdrukkwaliteit hierdoor niet wordt verbeterd,
moet u een nieuwe tonercassette plaatsen.
Misschien voldoet het papier niet aan de
specificaties (bijvoorbeeld te vochtig of te ruw).
(Zie "Afdrukmateriaal selecteren" op
pagina 23.)
Als de hele pagina licht is, is de afdrukresolutie
te laag ingesteld. Wijzig de afdrukresolutie.
Raadpleeg de Help van het
printerstuurprogramma.
Een combinatie van vage plekken en vegen
kan erop duiden dat de tonercassette gereinigd
moet worden.
Het oppervlak van het LSU-gedeelte in het
apparaat kan vuil zijn. Reinig het LSU-gedeelte,
neem contact op met de serviceafdeling.
Tonervlekken
Het papier voldoet niet aan de specificaties
(bijvoorbeeld te vochtig of te ruw).
(Zie "Afdrukmateriaal selecteren" op
pagina 23.)
Het papierpad is mogelijk aan een
reinigingsbeurt toe. (Zie "De binnenkant
reinigen" op pagina 49.)
Onregelmatighede
n
Als op willekeurige plaatsen vage, meestal ronde
plekken zitten:
Er zit mogelijk een slecht vel tussen het papier.
Druk het document opnieuw af.
Het vochtgehalte van het papier is niet op alle
plaatsen gelijk of het papier bevat vochtplekken.
Probeer papier van een ander merk. (Zie
"Afdrukmateriaal selecteren" op pagina 23.)
Een hele partij papier is niet in orde. Problemen
tijdens de productie kunnen ertoe leiden dat
sommige delen toner afstoten. Probeer een
ander soort of merk papier.
Stel de resolutie van de printer anders in en
probeer het opnieuw. Ga naar de
printereigenschappen, klik op het tabblad
Papier en stel het type in op Dik papier.
Raadpleeg het hoofdstuk Software voor meer
informatie.
Als het probleem hiermee niet kan worden opgelost,
neemt u contact op met de serviceafdeling.
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
Witte vlekken
Er verschijnen witte vlekken op de pagina:
Het papier is te ruw en vuil van het papier komt
binnen in het apparaat terecht, waardoor de
transportriem vuil kan zijn geworden. Reinig de
binnenkant van het apparaat. Neem contact op
met de serviceafdeling.
Het papierpad is mogelijk aan een
reinigingsbeurt toe. Neem contact op met de
serviceafdeling.
Verticale strepen
Als de pagina zwarte, verticale strepen vertoont:
Er zit waarschijnlijk een kras op de
lichtgevoelige drum in de tonercassette.
Verwijder de tonercassette en plaats een
nieuwe. (Zie "De tonercassette vervangen" op
pagina 52.)
Als de pagina witte verticale strepen vertoont:
Het oppervlak van het LSU-gedeelte in het
apparaat kan vuil zijn. Reinig het LSU-
gedeelte, neem contact op met de
serviceafdeling.
Gekleurde of
zwarte achtergrond
Als er in lichte gedeelten te veel toner wordt
gebruikt (grijze achtergrond):
Gebruik papier met een lager gewicht. (Zie
"Afdrukmateriaal selecteren" op pagina 23.)
Controleer de omgeving van het apparaat:
bijzonder droge (lage luchtvochtigheid) of
extreem vochtige omgevingsomstandigheden
(relatieve luchtvochtigheid van meer dan 80%)
kunnen leiden tot een grijzere achtergrond.
Verwijder de oude tonercassette en plaats een
nieuwe. (Zie "De tonercassette vervangen" op
pagina 52.)
Tonervlekken
Reinig de binnenkant van het apparaat.
(Zie "De binnenkant reinigen" op pagina 49.)
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van
het papier. (Zie "Afdrukmateriaal selecteren" op
pagina 23.)
Verwijder de tonercassette en plaats een
nieuwe. (Zie "De tonercassette vervangen" op
pagina 52.)
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
Problemen oplossen_67
Verticaal
terugkerende
afwijkingen
Als de bedrukte zijde van de pagina met gelijke
intervallen afwijkingen vertoont:
De tonercassette is mogelijk defect. Als een
afwijking zich met regelmatige
tussenafstanden herhaalt, moet u een paar
keer een reinigingsvel afdrukken om de
tonercassette te reinigen. Als de problemen zich
hierna blijven voordoen, plaatst u een nieuwe
tonercassette. (Zie "De tonercassette vervangen"
op pagina 52.)
Er zit mogelijk toner op sommige onderdelen van
het apparaat. Als de afwijkingen zich op de
achterkant van de pagina bevinden, zal het
probleem zich waarschijnlijk na enkele
pagina’s vanzelf oplossen.
De fixeereenheid kan beschadigd zijn. Neem
contact op met de serviceafdeling.
Schaduwvlekken
Schaduwvlekken worden veroorzaakt door kleine
hoeveelheden toner die willekeurig verspreid op
de afdruk voorkomen.
Misschien is het papier te vochtig. Probeer af
te drukken op papier van een andere partij.
Maak een pak papier pas open op het moment
dat u het gaat gebruiken, zodat het papier niet
te veel vocht opneemt.
Wijzig de afdruklay-out als er schaduwvlekken
verschijnen op een envelop om te voorkomen dat
wordt afgedrukt op een gebied met
overlappende naden aan de rugzijde.
Afdrukken op naden kan problemen
veroorzaken.
Als de hele pagina wordt bedekt door
schaduwvlekken, kies dan een andere
afdrukresolutie vanuit uw softwaretoepassing of
via de printereigenschappen.
Misvormde tekens
Als tekst er vervormd uitziet ("uitgehold" effect), kan
het papier te glad zijn. Probeer een ander soort
papier. (Zie "Afdrukmateriaal selecteren" op
pagina 23.)
Als tekens er misvormd uitzien en een golvend
effect geven, is het mogelijk dat de
scannereenheid onderhoud nodig heeft. Neem
contact op met de serviceafdeling.
Papier trekt schuin
Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van
het papier. (Zie "Afdrukmateriaal selecteren" op
pagina 23.)
Zorg ervoor dat papier of ander afdrukmateriaal
juist is geplaatst en dat de geleiders niet te los
of te strak zijn afgesteld.
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
A
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
Gekruld of gegolfd
Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van
het papier. Papier kan krullen als de
temperatuur of de vochtigheid te hoog is. (Zie
"Afdrukmateriaal selecteren" op pagina 23.)
Draai de papierstapel in de lade om. Probeer het
papier ook eens 180° te draaien in de lade.
Vouwen of kreuken
Plaats het papier op de juiste manier in de lade.
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van
het papier. (Zie "Afdrukmateriaal selecteren" op
pagina 23.)
Draai de papierstapel in de lade om. Probeer het
papier ook eens 180° te draaien in de lade.
Achterkant van
afdrukken is vuil
Mogelijk lekt een tonercassette. Reinig
de binnenkant van het apparaat.
(Zie "De binnenkant reinigen" op pagina 49.)
Eén vaste kleur of
zwarte pagina’s
Mogelijk is de tonercassette niet goed geplaatst.
Verwijder de cassette en plaats deze opnieuw.
Mogelijk is de tonercassette defect en moet
deze worden vervangen. Verwijder de
tonercassette en plaats een nieuwe. (Zie "De
tonercassette vervangen" op pagina 52.)
Het apparaat moet mogelijk worden
gerepareerd. Neem contact op met de
serviceafdeling.
Tonerverlies
Reinig de binnenkant van het apparaat. (Zie "De
binnenkant reinigen" op pagina 49.)
Controleer de papiersoort en de kwaliteit van
het papier. (Zie "Afdrukmateriaal selecteren" op
pagina 23.)
Verwijder de tonercassette en plaats een
nieuwe. (Zie "De tonercassette vervangen" op
pagina 52.)
Lost dit het probleem niet op, dan moet het
apparaat mogelijk worden gerepareerd. Neem
contact op met de serviceafdeling.
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
A
68 _Problemen oplossen
Problemen met kopiëren
Openingen in
tekens
Letters worden onvolledig afgedrukt, er zijn witte
plekken op plaatsen die zwart zouden moeten zijn:
Als dit probleem optreedt bij transparanten,
probeer dan een andere soort. Wegens de
samenstelling van de transparant zijn enkele
onvolledige tekens normaal.
Misschien drukt u af op de verkeerde kant van
het papier. Verwijder het papier en draai het
om.
Mogelijk voldoet het papier niet aan de
papierspecificaties. (Zie "Afdrukmateriaal
selecteren" op pagina 23.)
Horizontale strepen
Controleer bij horizontale zwarte strepen of vegen
het volgende:
Mogelijk is de tonercassette onjuist geplaatst.
Verwijder de cassette en plaats deze opnieuw.
Mogelijk is de tonercassette defect. Verwijder
de tonercassette en plaats een nieuwe. (Zie
"De tonercassette vervangen" op pagina 52.)
Lost dit het probleem niet op, dan moet het
apparaat mogelijk worden gerepareerd. Neem
contact op met de serviceafdeling.
Krullen
Als het afgedrukte papier opkrult of als het papier
niet wordt ingevoerd, doet u het volgende:
Draai de papierstapel in de lade om. Probeer
het papier ook eens 180° te draaien in de lade.
Stel de resolutie van de printer anders in en
probeer het opnieuw. Ga naar de
printereigenschappen, klik op het tabblad
Papier en stel het type in op Dun papier.
Raadpleeg het hoofdstuk Software voor meer
informatie.
Er verschijnt
voortdurend een
onbekende
afbeelding op
enkele vellen, er zit
losse toner op de
afdruk of de afdruk
is te licht of vuil.
Waarschijnlijk gebruikt u de printer op een hoogte
van 1.000 meter of hoger.
Een dergelijke hoogte kan de afdrukkwaliteit
negatief beïnvloeden (bijvoorbeeld losse toner of
lichte afdruk). U kunt deze optie instellen in de
eigenschappen van het printerstuurprogramma op
het tabblad Hulpprogramma Printerinstellingen
of Printer. (Zie "Hoogte-instelling" op pagina 19.)
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
Kopieën zijn te licht
of te donker.
Gebruik Tonersterkte om de achtergrond van
kopieën lichter of donkerder te maken.
Vegen, strepen of
vlekken op de
kopieën.
•Gebruik Tonersterkte om de achtergrond
van uw kopieën lichter of donkerder te
maken, als de fout zich op het origineel
bevindt.
Als het origineel geen afwijkingen vertoont,
moet u de scannereenheid reinigen. (Zie "De
scannereenheid reinigen" op pagina 51.)
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
A
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
AaBbCc
Kopie staat scheef. Zorg ervoor dat het origineel met de bedrukte
zijde naar beneden op de glasplaat ligt en
met de bedrukte zijde naar boven in de
automatische documentinvoer.
Plaats het kopieerpapier op de juiste manier
in het apparaat.
Kopieën zijn blanco. Zorg ervoor dat het origineel met de bedrukte
zijde naar beneden op de glasplaat ligt en met
de bedrukte zijde naar boven in de
automatische documentinvoer.
Afdruk geeft
gemakkelijk af.
Vervang het papier in de lade door papier uit
een ander pak.
In vochtige omstandigheden moet u papier
niet te lang ongebruikt in het apparaat laten
zitten.
Kopieerpapier loopt
regelmatig vast.
Waaier de stapel papier uit en leg deze
ondersteboven terug in de lade. Vervang het
papier in de lade door papier uit een ander
pak. Controleer de papiergeleiders en stel ze
indien nodig beter af.
Gebruik alleen afdrukpapier met het juiste
gewicht. Het aanbevolen papiergewicht is
75 g/m
2
.
Nadat u vastgelopen papier hebt verwijderd,
controleert u of er resten kopieerpapier in het
apparaat zijn achtergebleven.
De tonercassette
gaat korter mee dan
verwacht.
Mogelijk bevatten uw originelen
afbeeldingen, opgevulde vlakken of dikke
lijnen. Uw originelen zijn bijvoorbeeld
formulieren, nieuwsbrieven, boeken of
andere documenten die meer toner
gebruiken.
Mogelijk wordt het apparaat vaak in- en
uitgeschakeld.
Mogelijk is het deksel van de scanner
opengelaten tijdens het kopiëren.
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
Problemen oplossen_69
Problemen met scannen Problemen met Dell Scanbeheer
Fax installeren
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
De scanner doet het
niet.
Zorg ervoor dat u het te scannen origineel met
de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat
plaatst en met de bedrukte zijde naar boven in
de automatische documentinvoer.
Misschien is er niet voldoende geheugen vrij
voor het document dat u wilt scannen. Ga na of
de prescanfunctie werkt. Probeer een lagere
scanresolutie.
Controleer of de USB-kabel goed is
aangesloten.
Controleer of de USB-kabel beschadigd is.
Vervang de kabel door een andere kabel
waarvan u zeker weet dat die werkt. Vervang
de kabel indien nodig.
Controleer of de scanner correct is
geconfigureerd. Controleer de scaninstelling in
de SmarThru- configuratie of de toepassing die u
wenst te gebruiken om er zeker van te zijn dat de
scantaak naar de juiste poort wordt verzonden.
Het apparaat doet
erg lang over een
scan.
Kijk of het apparaat tegelijkertijd ontvangen
gegevens afdrukt. Wacht in dat geval met
scannen totdat de afdruktaak is voltooid.
Het scannen van afbeeldingen kost meer tijd
dan het scannen van tekst.
De communicatiesnelheid kan laag zijn in de
scanmodus omdat er veel geheugen nodig is
om de gescande afbeelding te analyseren
en te reproduceren. Stel de printerpoort van
uw computer in op de stand ECP (in de
BIOS-instellingen van de computer). De
communicatiesnelheid gaat dan omhoog. Zie
de gebruiksaanwijzing van uw computer voor
meer informatie over de BIOS-instellingen.
Er verschijnt een
bericht op het
beeldscherm:
"Apparaat kan niet
in de gewenste
H/W-modus staan."
•"Poort wordt
gebruikt door een
ander
programma."
•"Poort is
gedeactiveerd."
"Scanner is bezig
met ontvangen of
afdrukken van
data. Probeer het
opnieuw zodra de
huidige opdracht is
afgerond."
"Ongeldige
toegang."
"Scannen is
mislukt."
Het is mogelijk dat er een kopieer- of
afdruktaak wordt uitgevoerd. Probeer het
opnieuw wanneer de andere taak is voltooid.
De geselecteerde poort is momenteel in
gebruik. Start uw computer opnieuw op en
probeer het nog een keer.
De printerkabel is niet goed bevestigd of het
apparaat is niet ingeschakeld.
Het scannerstuurprogramma is niet
geïnstalleerd of de besturingsomgeving is
niet correct ingesteld.
Controleer of het apparaat correct is
aangesloten en is ingeschakeld. Start de
computer vervolgens opnieuw op.
De USB-kabel is wellicht niet goed
aangesloten of het apparaat is niet
ingeschakeld.
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
Ik kan Dell
Scanbeheer niet
gebruiken.
Controleer het besturingssysteem.
Ondersteunde besturingssystemen zijn
Windows 2000/XP/Vista.
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
Het apparaat doet
niets, het display blijft
leeg en de toetsen
reageren niet.
Trek de stekker van het netsnoer uit het
stopcontact en steek deze er weer in.
Controleer of het stopcontact stroom geeft.
Geen kiestoon. Controleer of het telefoonsnoer goed is
aangesloten.
Controleer of de telefooncontactdoos in
orde is door er een ander telefoontoestel op
aan te sluiten.
De in het geheugen
opgeslagen nummers
worden verkeerd
gekozen.
Controleer of de nummers correct in het
geheugen zijn opgeslagen. Druk een
telefoonlijst
af, zie pagina 44.
Het origineel wordt
niet in het apparaat
ingevoerd.
Controleer of het papier niet gekreukt is en
zorg ervoor dat u het correct plaatst. Ga na
of het origineel de juiste afmetingen heeft en
niet te dik of te dun is.
Controleer of de automatische
documentinvoer goed is gesloten.
Het rubber van de automatische
documentinvoer is mogelijk aan vervanging
toe. Neem contact op met de
serviceafdeling.
Faxberichten worden
niet automatisch
ontvangen.
De ontvangstmodus moet ingesteld zijn op
Fax.
Controleer of de lade papier bevat.
Kijk of er een foutbericht wordt
weergegeven op het display. Los in dat
geval het gemelde probleem op.
Het apparaat verzendt
geen faxberichten.
Zorg ervoor dat het origineel zich in de
automatische documentinvoer of op de
glasplaat bevindt.
Verzending moet op het display verschijnen.
Controleer of het andere faxapparaat uw
faxbericht kan ontvangen.
Een ontvangen
faxbericht is
gedeeltelijk blanco of
is van slechte
kwaliteit.
Mogelijk is er een probleem met het
faxapparaat van de verzender.
Een slechte telefoonlijn kan
verbindingsproblemen veroorzaken.
Controleer het apparaat door een kopie te
maken.
Mogelijk is de tonercassette leeg.
Raadpleeg pagina 52 voor informatie over
het vervangen van tonercassettes.
Sommige woorden
van een ontvangen
faxbericht zijn
uitgerekt.
Het documenttransport van het apparaat dat
het faxbericht verzond, haperde even.
70 _Problemen oplossen
Veelvoorkomende Windows-problemen
Veelvoorkomende Macintosh-problemen
Er staan strepen op
de originelen die u
verstuurt.
Controleer of de scannereenheid vuil is en reinig
deze indien nodig. (Zie "De scannereenheid
reinigen" op pagina 51.)
Het apparaat kiest het
nummer maar kan
geen verbinding tot
stand brengen met het
andere faxapparaat.
Misschien is het andere faxapparaat
uitgeschakeld, is het papier op of kunnen er
geen oproepen worden beantwoord. Vraag de
gebruiker van het andere faxapparaat om het
probleem op te lossen.
Faxen worden niet in
het geheugen
opgeslagen.
Er is mogelijk niet voldoende geheugen om de
fax op te slaan. Als op het display het bericht
Geheugen vol wordt weergegeven, verwijdert
u faxen uit het geheugen die u niet langer
nodig hebt en probeert u vervolgens de fax
opnieuw op te slaan.
Er verschijnen blanco
stukken onder aan de
pagina, met een korte
strook tekst bovenaan.
Mogelijk hebt u de verkeerde papierinstellingen
gekozen in de door de gebruiker in te stellen
opties. Zie "Afdrukmateriaal selecteren" op
pagina 23 voor informatie over papierinstellingen.
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
Tijdens de installatie
verschijnt het bericht
"Bestand in gebruik".
Sluit alle softwaretoepassingen af. Verwijder
alle software uit de groep Opstarten en start
vervolgens Windows weer op. Installeer het
printerstuurprogramma opnieuw.
Het bericht
"Algemene
beschermingsfout",
"OE-uitzondering",
"Spool32" of
"Ongeldige
bewerking"
verschijnt.
Sluit alle andere toepassingen af, start
Windows opnieuw op en probeer opnieuw af te
drukken.
Het bericht "Kan niet
afdrukken" of "Er is
een time-outfout in de
printer opgetreden"
verschijnt.
Deze berichten kunnen tijdens het afdrukken
verschijnen. Wacht gewoon even tot het
apparaat klaar is met afdrukken. Als het bericht
verschijnt in de gereedmodus of nadat de
afdruk is voltooid, controleert u de aansluiting
en gaat u na of er een fout is opgetreden.
Raadpleeg de Microsoft Windows-documentatie die bij uw computer
is geleverd voor nadere informatie over Windows-foutberichten.
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
PROBLEEM VOORGESTELDE OPLOSSING
De printer drukt het
PDF-bestand niet goed
af. Sommige delen van
afbeeldingen, tekst of
illustraties ontbreken.
Het PDF-bestand en de Acrobat-producten
zijn niet compatibel:
Mogelijk kunt u het probleem oplossen door
het PDF-bestand af te drukken als
afbeelding. Schakel de optie Afdrukken als
afbeelding in bij de Acrobat-afdrukopties.
Een PDF-bestand als afbeelding
afdrukken neemt meer tijd in beslag.
Het document is
afgedrukt, maar de
afdruktaak is niet
verdwenen uit de
wachtrij in
Mac OS 10.3.2.
Werk uw Mac OS-versie bij tot 10.3.3 of
hoger.
Bepaalde letters worden
niet normaal
weergegeven tijdens het
afdrukken van het
voorblad.
Dit probleem wordt veroorzaakt doordat
Mac OS het desbetreffende lettertype niet
kan maken bij het afdrukken van het voorblad.
Letters uit het Engelse alfabet en cijfers
worden normaal weergegeven op het
voorblad.
Raadpleeg de gebruikershandleiding van Mac OS die bij uw computer
is geleverd voor nadere informatie over Mac OS-foutmeldingen.
Verbruiksartikelen bestellen_71
verbruiksartikelen bestellen
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u cassettes en toebehoren voor het apparaat kunt aanschaffen.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Verbruiksartikelen Aanschafmogelijkheden
VERBRUIKSARTIKELEN
Als de toner opraakt, kunt u de volgende tonercassettes bestellen voor het
apparaat:
AANSCHAFMOGELIJKHEDEN
Als u door Dell goedgekeurde verbruiksartikelen of accessoires wilt
bestellen, neemt u contact op met uw plaatselijke Dell-verkoper of met de
leverancier bij wie u de printer hebt gekocht of u gaat naar www.dell.com
en support.dell.com en selecteert u uw land/regio voor informatie over het
aanvragen van technische ondersteuning.
De optionele delen of functies kunnen per land verschillen. Neem contact
op met een van de vertegenwoordigers als u wilt weten of het onderdeel
leverbaar is in uw land.
TYPE
GEMIDDELD AANTAL
AFDRUKKEN
a
a. Gemiddeld rendement van een tonercassette, gemeten volgens ISO/
IEC 19798.
ONDERDEELNUMMER
Standaardrendement
tonercassette
Gemiddeld aantal
onafgebroken
afdrukken van een
zwarte tonercassette:
1.500
standaardpagina’s
(zwart)
Gemiddeld continu
aantal afdrukken
kleurencassette: 1.000
standaardpagina’s
(geel/magenta/cyaan)
Y924J (zwart)
C815K (cyaan)
D593K (magenta)
F479K (geel)
Beeldeenheid Circa 24.000
afbeeldingen
b
C920K
Opvangbak voor
gebruikte toner
Circa 2.500
afbeeldingen
b
(vierkleurendruk 5%
beeld)
b. Aantal afbeeldingen op basis van één kleur op elke pagina. Als u
documenten afdrukt in vier kleuren (cyaan, magenta, geel, zwart), neemt
de gebruiksduur van dit artikel met 25% af.
F562K
Wanneer u een nieuwe tonercassette of verbruiksartikelen aanschaft,
dient u dit in hetzelfde land te doen als waar u het apparaat hebt
aangeschaft. Anders zijn de tonercassette of verbruiksartikelen niet
compatibel met het apparaat, omdat de configuratie van de
tonercassette en verbruiksartikelen per land kunnen verschillen.
72 _Specificaties
specificaties
In dit hoofdstuk leiden we u langs de specificaties van het apparaat, waaronder de verschillende functies.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Algemene specificaties
Specificaties van de printer
Specificaties van de scanner
Specificaties van het kopieerapparaat
Specificaties van de fax
ALGEMENE SPECIFICATIES
Het symbool * verwijst naar een optionele functie, afhankelijk van het
apparaat.
ITEM BESCHRIJVING
Capaciteit ADI
Tot 15 vellen van 75 g/m
2
Afmetingen van
documenten in
de automatische
documentinvoer
Breedte: 127 tot 216 mm
•Lengte: 148 tot 356 mm
Capaciteit
papierinvoer
Lade: 150 vel normaal papier, 75 g/m
2
Capaciteit
papieruitvoer
Bedrukte zijde omlaag: 80 vel van 75 g/m
2
Voeding AC 110 – 127 V of AC 220 – 240 V
Zie het typeplaatje op het apparaat voor de juiste
voltage, frequentie (hertz) en het soort stroom voor uw
apparaat.
Stroomverbruik
Gemiddelde bedrijfsmodus: Minder dan 350 Watt
Gereedmodus: Minder dan 80 W
Energiebesparende modus: Minder dan 15 Watt
Geluidsniveau
a
Gereedmodus: Achtergrondgeluid
Afdrukmodus: Minder dan 48 dBA
Kopieermodus: Minder dan 52 dBA
Opwarmtijd Minder dan 35 seconden
Bedrijfsomgeving Temperatuur: 10 tot 32 °C
Relatieve luchtvochtigheid: 20 tot 80% RV
Display 16 tekens x 2 regels
Levensduur
tonercassette
b
Zwart Gemiddeld aantal onafgebroken
afdrukken van een zwarte
tonercassette: 1.500
standaardpagina’s
(wordt geleverd met startercassette
voor 1.000 pagina’s.)
Kleur
(Geel/magenta/
cyaan)
Gemiddeld continu aantal
afdrukken kleurencassette: 1.000
standaardpagina’s
(wordt geleverd met startercassette
voor 700 pagina’s.)
Rendement
beeldeenheid
c, d
Circa 24.000 afbeeldingen
Opvangbak voor
gebruikte toner
c, d
Circa 10.000 afbeeldingen
Geheugen 128 MB (niet uitbreidbaar)
Externe afmetingen
(B x D x H)
415 x 373 x 342 mm
Gewicht
(inclusief
verbruiksartikelen)
15,4 kg
Verpakkingsgewicht Papier: 2,0 kg
Plastic: 0,4 kg
Afdrukvolume
Tot 20.000 afbeeldingen
d
(maandelijks)
Fixeertemperatuur 180 °C
a. Geluidsdrukniveau, ISO 7779.
b. Gemiddeld rendement van een tonercassette, gemeten volgens
ISO/IEC 19798. Het aantal pagina’s kan worden beïnvloed door de
bedrijfsomgeving, de tijd tussen de afdruktaken, het type afdrukmateriaal
e het formaat van het afdrukmateriaal.
c. Kan worden beïnvloed door de bedrijfsomgeving, de tijd tussen twee
afdrukken, het soort afdrukmateriaal en formaat van het afdrukmateriaal.
d. Aantal afbeeldingen op basis van één kleur op elke pagina. Als u documenten
afdrukt in vier kleuren (zwart, cyaan, magenta, geel), neemt de gebruiksduur
van dit artikel met 25% af.
ITEM BESCHRIJVING
Specificaties_73
SPECIFICATIES VAN DE PRINTER SPECIFICATIES VAN DE SCANNER
SPECIFICATIES VAN HET KOPIEERAPPARAAT
ITEM BESCHRIJVING
Afdrukmethode Kleurenlaserprinter
Afdruksnelheid
a
a. De afdruksnelheid is afhankelijk van het gebruikte besturingssysteem, de
snelheid van de computer, de gebruikte toepassing, de verbindingsmethode,
het type en formaat van de afdrukmaterialen en de complexiteit van de taak.
Zwart-wit: Tot 16 ppm (A4), 17 ppm (Letter)
Kleur: Tot 4 ppm (A4), 4 ppm (Letter)
Tijd voor eerste
afgedrukte pagina
Zwart-
wit
Vanuit gereedmodus: Minder dan
14 seconden
Vanuit een koude start: Minder dan
45 seconden
Kleur
Vanuit gereedmodus: Minder dan
26 seconden
Vanuit een koude start: Minder dan
57 seconden
Afdrukresolutie Max. 2.400 x 600 dpi
Printertaal GDI
Compatibiliteit met
besturingssystemen
b
b.Ga naar www.dell.com of support.dell.com om de meest recente
softwareversie te downloaden.
Windows: 2000/XP/2003/Vista
Macintosh: Mac OS X 10.3 ~ 10.5, Universal
Mac
Interface Snelle USB 2.0
Ethernet 10/100 Base TX (ingesloten type)
ITEM BESCHRIJVING
Compatibiliteit TWAIN-norm/WIA-norm
Scanmethode
Kleuren-CIS
Resolutie
a
a.De maximale resolutie kan verschillen afhankelijk van de
scantoepassing.
TWAIN-
norm
1.200 x 1.200 dpi (Tot 4.800 x
4.800 dpi)
WIA-
norm
Tot 1.200 x 1.200 dpi
Scannen
naar
USB
100, 200, 300 dpi
Scannen
naar e-
mail
100, 200, 300 dpi
Scannen
naar PC
75, 150, 200, 300, 600 dpi
Bestandsindeling
netwerkscan
PDF, BMP, TIFF, JPEG
b
b.JPEG is niet beschikbaar als u onder Scankleur de zwart-witmodus
selecteert.
Effectieve
scanlengte
Max. 289 mm
Effectieve
scanbreedte
Max. 208 mm
Kleurdiepte 24 bits
Grijstinten 1 bit voor zwart-witmodus
8 bits voor grijstinten
ITEM BESCHRIJVING
Kopieersnelheid
a
a. Kopieersnelheid is gebaseerd op meerdere exemplaren van één document.
Zwart-wit: Tot 16 kopieën per minuut in A4-formaat
(17 kpm in Letter-formaat)
Kleur: Tot 4 kopieën per minuut in A4-formaat
(4 kpm in Letter-formaat)
Kopieerresolutie
Glasplaat
van de
scanner
Tot 600 x 600 (tekst, tekst/foto, tijdschrift)
Tot 1200 x 1200 (foto)
ADI Tot 600 x 600 (tekst, tekst/foto, foto,
tijdschrift)
Zoombereik Glasplaat van de scanner: 25% tot 400%
ADI: 25% tot 100%
74 _Specificaties
SPECIFICATIES VAN DE FAX
De faxfunctie wordt niet door alle apparaten ondersteund.
ITEM BESCHRIJVING
Compatibiliteit ITU-T G3
Telefoonlijn Openbaar telefoonnet (PSTN) of achter PABX
Gegevenscodering MH/MR/MMR/JBIG/JPEG
Modemsnelheid 33,6 Kbps
Transmissiesnelheid
Tot 3 seconden per pagina
a
a. Standaardresolutie, MMR (JBIG), maximale modemsnelheid, fase "C" via
ITU-T No. 1 chart, Memory Tx, ECM.
Maximale
documentlengte
356 mm
Resolutie Standaard: 203 x 98 dpi
Fijn: 203 x 196 dpi
Superfijn
b
: 300 x 300 dpi
b.De verzendresolutie in Superfijn verschilt afhankelijk van het type
apparaat van de ontvanger.
Geheugen 2MB
Halftoon 256 niveaus
AutoKiezer Snelkiesnummers (max. 240)
Verklarende woordenlijst_75
verklarende woordenlijst
ADI
De automatische documentinvoer (ADI) is een mechanisme dat
automatisch een origineel vel papier invoert zodat het apparaat een
bepaald gedeelte van het papier ineens kan scannen.
Afdrukmateriaal
Het materiaal, zoals papier, enveloppen, etiketten en transparanten,
dat in een printer, scanner, fax of kopieerapparaat kan worden gebruikt.
Afdrukvolume
Het afdrukvolume bestaat uit de hoeveelheid afgedrukte pagina’s per
maand die de printerprestaties niet beïnvloedt. Doorgaans heeft
de printer een beperkte levensduur, zoals een bepaald aantal pagina’s
per jaar. De levensduur duidt de gemiddelde capaciteit aan afdrukken
aan, doorgaans binnen de garantieperiode. Als het afdrukvolume
bijvoorbeeld 48.000 pagina’s per maand (20 werkdagen) bedraagt,
beperkt de printer het aantal vellen tot 2.400 per dag.
AppleTalk
AppleTalk is een octrooirechtelijk beschermde suite van door Apple, Inc
ontwikkelde protocollen voor computernetwerken. Deze suite was
opgenomen in de oorspronkelijke Macintosh (1984) en wordt nu door
Apple ingezet voor TCP/IP-netwerken.
Bedieningspaneel
Een bedieningspaneel is een plat, doorgaans verticaal, gedeelte waar
de bedienings- of controle-instrumenten worden weergegeven. Deze
bevinden zich doorgaans aan de voorzijde van het apparaat.
Bitdiepte
Een grafische computerterm die beschrijft hoeveel bits er nodig zijn om
de kleur van één pixel in een bitmap-afbeelding te vertegenwoordigen.
Een hogere kleurdiepte geeft een breder scala te onderscheiden
kleuren. Naarmate het aantal bits toeneemt, wordt het aantal mogelijke
kleuren inefficiënt groot voor een kleurtabel. Een 1-bits kleur wordt
doorgaans monochroom of zwart-wit genoemd.
BMP
Een grafische bitmap-indeling die intern wordt gebruikt door het
grafische subsysteem van Microsoft Windows (GDI) en algemeen wordt
gebruikt als een eenvoudige grafische bestandsindeling op dat platform.
BOOTP
Bootstrap-protocol Een netwerkprotocol dat wordt gebruikt door een
netwerkcliënt om automatisch het IP-adres op te halen. Dit gebeurt
doorgaans in het bootstrapproces van computers of erop uitgevoerde
besturingssystemen. De BOOTP-servers wijzen aan iedere cliënt het IP-
adres toe uit een pool van adressen. Met BOOTP kunnen computers
met een "schijfloos werkstation" een IP-adres ophalen voordat een
geavanceerd besturingssysteem wordt geladen.
CCD
CCD (Charge Coupled Device) is hardware dat de scantaak mogelijk
maakt. Het CCD-vergrendelingsmechanisme wordt ook gebruikt om
de CCD-module te blokkeren om schade te voorkomen wanneer u het
apparaat verplaatst.
CSV
CSV (Comma Separated Value) is een soort bestandsindeling. CSV
wordt gebruikt om gegevens uit te wisselen tussen ongelijksoortige
toepassingen. De bestandsindeling, zoals deze wordt gebruikt in
Microsoft Excel, is min of meer de norm geworden in de gehele branche,
ook voor niet-Microsoft platforms.
DADI
De dubbelzijdige automatische documentinvoer (DADI) is een
mechanisme waarmee een origineel vel papier automatisch wordt
ingevoerd en omgedraaid, zodat het apparaat beide zijden van het
papier kan scannen.
Dekkingsgraad
Dit is de afdrukterm die wordt gebruikt voor de mate van het
tonergebruik bij het afdrukken. Een dekkingsgraad van 5% betekent
bijvoorbeeld dat een vel A4-papier 5% aan afbeeldingen of tekst bevat.
Dus als het papier of origineel ingewikkelde afbeeldingen of zeer veel
tekst bevat, is de dekkingsgraad en daarmee het tonergebruik hoger.
DHCP
Een DHCP (Dynamic Host Configuration Protocol) is een cliënt/server-
netwerkprotocol. Een DHCP-server stuurt configuratieparameters naar
de DHCP-cliënthost die daarom vraagt en die de cliënthost nodig heeft
om deel uit te kunnen maken van een IP-netwerk. DHCP biedt ook een
mechanisme voor de toewijzing van IP-adressen aan cliënthosts.
DIMM
De DIMM (Dual In-line Memory Module) is een kleine printplaat met
geheugen. DIMM slaat alle gegevens in het apparaat op, zoals
afdrukgegevens of ontvangen faxgegevens.
DNS
DNS (Domain Name Server) is een systeem dat domeinnaaminformatie
opslaat in een gedistribueerde database op netwerken, zoals het
internet.
Dotmatrixprinter
Een dotmatrixprinter is een computerprinter met een printerkop die heen
en weer loopt over de pagina en afdrukt door middel van aanslagen,
waarbij een van inkt voorzien lint tegen het papier wordt geslagen, zoals
bij een typemachine.
DPI
DPI (Dots Per Inch) is een maateenheid voor de resolutie die wordt
gebruikt voor scannen en afdrukken. Over het algemeen leidt een
hogere DPI tot een hogere resolutie, meer zichtbare details in de
afbeelding en een groter bestandsformaat.
DRPD
Distinctive Ring Pattern Detection (distinctieve belpatroondetectie)
"Distinctive Ring" of "Distinctieve belpatronen" is een dienst van
de telefoonmaatschappij waarmee u oproepen naar verschillende
telefoonnummers kunt ontvangen op één telefoonlijn.
Dubbelzijdig
Een mechanisme dat een vel papier automatisch omkeert zodat het
apparaat beide zijden van het vel kan bedrukken (of scannen). Een
printer met een Duplex-eenheid kan dubbelzijdig afdrukken.
ECM
ECM (Error Correction Mode) is een optionele verzendmodus voor
foutcorrectie die is opgenomen in faxapparaten of faxmodems van
Klasse 1. Hiermee wordt fouten in het faxverzendproces, die soms
Met behulp van onderstaande woordenlijst leert u het product beter
kennen. U raakt vertrouwd met de terminologie die bij het afdrukken
en in deze gebruikershandleiding vaak wordt gebruikt.
76 _Verklarende woordenlijst
worden veroorzaakt door ruis op de telefoonlijn, automatisch
opgespoord en gecorrigeerd.
Emulatie
Emulatie is een techniek waarbij met het ene apparaat dezelfde
resultaten worden behaald als met het andere. Een emulator kopieert de
functies van één systeem naar een ander systeem, zodat het tweede
systeem zich als het eerste gedraagt. Emulatie is gericht op de exacte
reproductie van extern gedrag; dit in tegenstelling tot simulatie, dat
verband houdt met een abstract model van het systeem dat wordt
gesimuleerd, vaak met betrekking tot de interne staat.
Ethernet
Ethernet is een op frames gebaseerde computernetwerktechnologie
voor LAN’s. Het definieert de bedrading en signalen voor de fysieke laag
en frameformaten en protocollen voor de MAC/gegevenskoppelingslaag
van het OSI-model. Ethernet wordt voornamelijk gestandaardiseerd als
IEEE 802.3. Het is de meest wijdverbreide LAN-technologie sinds
de jaren ’90.
EtherTalk
Een suite protocollen die zijn ontwikkeld door Apple Computer voor
computernetwerken. Deze suite was opgenomen in de oorspronkelijke
Macintosh (1984) en wordt nu door Apple ingezet voor TCP/IP-
netwerken.
FDI
FDI (Foreign Device Interface) is een kaart die in het apparaat is
geïnstalleerd, zodat een apparaat van derden kan worden aangesloten,
bijvoorbeeld een muntautomaat of een kaartlezer. Met deze apparaten
kunt u laten betalen voor afdrukservices die worden uitgevoerd met het
apparaat.
Fixeereenheid (fuser)
Het onderdeel van een laserprinter dat de toner op het afdrukmateriaal
fixeert. Het bestaat uit een hete rol en een reserverol. Nadat toner op het
papier is aangebracht, past de fixeereenheid hitte en druk toe om te
zorgen dat de toner permanent op het papier blijft zitten. Dit is de reden
dat het papier warm is als het uit een laserprinter komt.
FTP
FTP (File Transfer Protocol) is een algemeen gebruikt protocol voor
de uitwisseling van bestanden via een willekeurig netwerk dat het TCP/
IP-protocol ondersteunt (zoals internet of een intranet).
Gateway
Een verbinding tussen computernetwerken of tussen
computernetwerken en een telefoonlijn. Het wordt veel gebruikt omdat
het een computer of netwerk betreft dat/die toegang biedt tot een andere
computer of een ander netwerk.
Grijswaarden
Tinten grijs die de lichte en donkere delen van een afbeelding
weergeven, worden omgezet in grijswaarden; kleuren worden door
verschillende tinten grijs weergegeven.
Halftoon
Een type afbeelding dat grijswaarden simuleert door het aantal dots te
variëren. Kleurrijke gebieden bestaan uit een groot aantal dots, terwijl
lichtere gebieden uit een kleiner aantal dots bestaan.
HDD
De HDD (Hard Disk Drive), doorgaans een harde schijf of vaste schijf
genoemd, is een niet-vluchtig opslagapparaat dat digitaal gecodeerde
gegevens opslaat op snel roterende platen met een magnetisch
oppervlak.
IEEE
Het IEEE (Institute of Electrical and Electronics Engineers) is een
internationale, professionele, non-profit organisatie voor de bevordering
van technologie met betrekking tot elektriciteit.
IEEE 1284
De 1284-norm voor de parallelle poort is ontwikkeld door het IEEE
(Institute of Electrical and Electronics Engineers). De term "1284-B"
verwijst naar een bepaald type connector aan het uiteinde van de
parallelle kabel die kan worden aangesloten op het randapparaat
(bijvoorbeeld een printer).
Intranet
Een besloten netwerk dat gebruikmaakt van internetprotocollen,
netwerkconnectiviteit en eventueel het openbaar
telecommunicatiesysteem om werknemers op een veilige manier
bedrijfsgegevens te laten uitwisselen of verrichtingen te laten uitvoeren.
De term verwijst soms slechts alleen naar de meest zichtbare dienst,
de interne website.
IP-adres
Een Internet Protocol-adres (IP-adres) is een uniek nummer dat
apparaten gebruiken om elkaar te identificeren en informatie uit te
wisselen in een netwerk met behulp van de Internet Protocol-standaard.
IPM
IPM (Images Per Minute) is een eenheid waarmee de snelheid van een
printer wordt gemeten. IPM geeft het aantal eenzijdige vellen papier aan
dat een printer binnen één minuut kan verwerken.
IPP
IPP (Internet Printing Protocol) is een standaardprotocol voor zowel
afdrukken als het beheren van afdruktaken, materiaalformaat, resolutie,
enzovoort. IPP kan lokaal of via het internet voor honderden printers
worden gebruikt en ondersteunt tevens toegangsbeheer, verificatie
en codering, waardoor het een veel effectievere en veiligere
afdrukoplossing is dan eerdere oplossingen.
IPX/SPX
IPX/SPX staat voor Internet Packet Exchange/Sequenced Packet
Exchange. Het is een netwerkprotocol dat wordt gebruikt door
de besturingssystemen van Novell NetWare. IPX en SPX bieden beide
verbindingsservices die vergelijkbaar zijn met TCP/IP, waarbij het
IPX-protocol vergelijkbaar is met IP en SPX vergelijkbaar is met TCP.
IPX/SPX was in eerste instantie bedoeld voor LAN’s (Local Area
Networks) en is een bijzonder efficiënt protocol voor dit doel (doorgaans
overtreffen de prestaties die van TCP/IP in een LAN).
ISO
De ISO (International Organization for Standardization) is een
internationale organisatie die normen vaststelt en bestaat uit
vertegenwoordigers van nationale standaardisatieorganisaties. De ISO
produceert wereldwijd industriële en commerciële normen.
ITU-T
De ITU-T (International Telecommunication Union) is een internationale
organisatie die is opgericht voor de standaardisering en regulering van
internationale radio- en telecommunicatie. De belangrijkste taken
omvatten de standaardisering, de toewijzing van het radiospectrum en
de organisatie van onderlinge verbindingen tussen verschillende landen
waarmee internationale telefoongesprekken mogelijk worden gemaakt.
De -T in ITU-T duidt op telecommunicatie.
ITU-T No. 1 chart
Gestandaardiseerde testchart die is gepubliceerd door ITU-T voor het
verzenden van faxdocumenten.
Verklarende woordenlijst_77
JBIG
JBIG (Joint Bi-level Image Experts Group) is een norm voor
de compressie van afbeeldingen zonder verlies van nauwkeurigheid of
kwaliteit, die is ontworpen voor de compressie van binaire afbeeldingen,
met name faxen, maar kan ook worden gebruikt voor andere
afbeeldingen.
JPEG
JPEG (Joint Photographic Experts Group) is de meest gebruikte
standaardcompressiemethode voor foto’s. Deze indeling wordt gebruikt
voor het opslaan en verzenden van foto’s via het world wide web.
LDAP
LDAP (Lightweight Directory Access Protocol) is een netwerkprotocol
voor het zoeken in en aanpassen van directoryservices via TCP/IP.
LED
Een LED (Light-Emitting Diode) is een halfgeleider die de status van een
apparaat aangeeft.
MAC-adres
Het MAC-adres (Media Access Control) is een uniek adres dat een aan
netwerkadapter is gekoppeld. Het MAC-adres is een unieke naam van
48 bits die gewoonlijk wordt genoteerd als 12 hexadecimale tekens die
in paren zijn gegroepeerd (bijvoorbeeld 00-00-0c-34-11-4e). Dit adres
wordt doorgaans door de fabrikant in een NIC (Network Interface Card)
geprogrammeerd en wordt gebruikt als een hulpmiddel aan de hand
waarvan routers apparaten kunnen vinden in grote netwerken.
MFP
Een MFP (Multi Function Peripheral) is een kantoormachine die
verschillende functionaliteiten in één fysieke behuizing combineert,
en zo bijvoorbeeld een printer, kopieerapparaat, faxapparaat en scanner
ineen vormt.
MH
MH (Modified Huffman) is een compressiemethode voor het
terugdringen van de hoeveelheid gegevens die moet worden
overgedragen tussen de faxapparaten voor het verzenden van de
afbeelding op de door ITU-T T.4 aanbevolen wijze. MH is een op een
codeboek gebaseerd coderingsschema dat optimaal wordt aangewend
voor een efficiënte compressie van witte ruimte. Aangezien de meeste
faxen voornamelijk uit witte ruimte bestaan, kan hiermee de verzendtijd
van de meeste faxen tot een minimum worden teruggebracht.
MMR
MMR (Modified Modified READ) is een compressiemethode die wordt
aanbevolen door ITU-T T.6.
Modem
Een apparaat dat een signaal van een vervoerder moduleert om digitale
informatie te coderen en tevens een dergelijk signaal demoduleert om
de verzonden informatie te decoderen.
MR
MR (Modified Read) is een compressiemethode die wordt aanbevolen
door ITU-T T.4. Met MR wordt de eerste gescande regel gecodeerd met
behulp van MH. De volgende regel wordt vergeleken met de eerste, het
verschil wordt vastgesteld en vervolgens worden de verschillen
gecodeerd en verzonden.
NetWare
Een netwerkbesturingssysteem dat is ontwikkeld door Novell, Inc.
Aanvankelijk maakte dit systeem gebruik van samenwerkende multi-
tasking taken om verschillende services op een pc te kunnen uitvoeren
en waren de netwerkprotocollen gebaseerd op de klassiek Xerox XNS-
stack. Tegenwoordig ondersteunt NetWare zowel TCP/IP als IPX/SPX.
OPC
OPC (Organic Photo Conductor) is een mechanisme dat een virtuele
afbeelding maakt om af te drukken met behulp van een laserstraal uit
een laserprinter. Het is meestal groen of grijs en cilindervormig. De
belichtingseenheid van een drum slijt langzaam door het gebruik van de
printer en moet van tijd tot tijd worden vervangen, omdat de papierkorrel
hierop krassen veroorzaakt.
Originelen
Het eerste exemplaar ergens van, zoals een document, foto of tekst, dat
wordt gekopieerd, gereproduceerd of omgezet om volgende exemplaren
te verkrijgen, maar dat zelf niet van iets anders is gekopieerd of afgeleid.
OSI
OSI (Open Systems Interconnection) is een communicatiemodel dat is
ontwikkeld door de ISO (International Organization for Standardization).
OSI biedt een standaard, modulaire benadering van netwerkontwerp
waarmee de vereiste set complexe functies wordt opgesplitst in
hanteerbare, op zichzelf staande, functionele lagen. De lagen zijn van
boven naar onder: applicatie, presentatie, sessie, transport, netwerk,
gegevenskoppeling en fysiek.
PABX
PABX (Private Automatic Branch Exchange) is een automatisch
telefoonschakelsysteem in een besloten onderneming.
PCL
PCL (Printer Command Language) is een PDL (Page Description
Language) die ontwikkeld is door HP als een printerprotocol en
inmiddels een norm is geworden in de branche. PCL is aanvankelijk
ontwikkeld voor de eerste inkjetprinters en is later op de markt gebracht
voor thermische, matrix- en paginaprinters.
PDF
PDF (Portable Document Format) is een eigen bestandsindeling,
ontwikkeld door Adobe Systems, voor het weergeven van
tweedimensionale documenten in een apparaat- en
resolutieonafhankelijke indeling.
PostScript
PostScript (PS) is een taal voor de beschrijving van pagina’s en een
programmeertaal die hoofdzakelijk wordt gebruikt in elektronische en
dtp-toepassingen. Deze taal wordt uitgevoerd in een interpreter om een
afbeelding te genereren.
PPM
PPM (Pages Per Minute) is een methode voor het meten van de
snelheid van een printer; het is het aantal pagina’s dat een printer in één
minuut kan produceren.
Printerstuurprogramma
Een programma dat wordt gebruikt om opdrachten te verzenden
en gegevens over te brengen van de computer naar de printer.
PRN-bestand
Een interface voor een apparaatstuurprogramma. Hiermee kan
software communiceren met het apparaatstuurprogramma via
standaard invoer-/uitvoeraanroepen, waardoor vele taken worden
vereenvoudigd.
Protocol
Een conventie of standaard die de verbinding, de communicatie en het
gegevensverkeer tussen twee computers inschakelt of controleert.
PS
Zie PostScript.
78 _Verklarende woordenlijst
PSTN
PSTN (Public-Switched Telephone Network) is het netwerk van
de openbare circuitgeschakelde telefoonnetwerken overal ter wereld
dat, in een bedrijfsomgeving, doorgaans via een schakelbord wordt
gerouteerd.
Resolutie
De scherpte van een afbeelding, gemeten in dpi (dots per inch). Hoe
hoger de dpi, hoe hoger de resolutie.
SMB
SMB (Server Message Block) is een netwerkprotocol dat hoofdzakelijk
wordt toegepast op gedeelde bestanden, printers, seriële poorten en
diverse verbindingen tussen de knooppunten in een netwerk. Het biedt
tevens een geverifieerd communicatiemechanisme voor processen
onderling.
SMTP
SMTP (Simple Mail Transfer Protocol) is de standaard voor de
verzending van e-mail via het internet. SMTP is een relatief eenvoudig,
op tekst gebaseerd protocol, waarbij één of meer ontvangers van een
bericht worden aangegeven, waarna de berichttekst wordt verzonden.
Het is een cliënt-serverprotocol, waarbij de cliënt een e-mailbericht
verzendt naar de server.
Sorteren
Sorteren is een proces waarbij een kopieertaak voor meerdere
exemplaren in sets wordt afgedrukt. Wanneer de optie Sorteren is
ingeschakeld, wordt eerst een gehele set afgedrukt voordat de overige
kopieën worden gemaakt.
Standaard
De waarde of instelling die van kracht is/wordt wanneer de printer uit
de verpakking komt, gereset of geïnitialiseerd wordt.
Subnetmasker
Het subnetmasker wordt gebruikt in samenhang met het netwerkadres
om te bepalen welk deel van het adres het netwerkadres is en welk deel
het hostadres.
TCP/IP
TCP (Transmission Control Protocol) en IP (Internet Protocol); de set
communicatieprotocollen die de protocolstack implementeren waarop
het internet en de meeste commerciële netwerken draaien.
TCR
TCR (Transmission Confirmation Report) geeft de details van elke
verzending weer, zoals de taakstatus, het verzendresultaat en het
aantal verzonden pagina’s. Er kan worden ingesteld dat dit rapport na
elke taak of alleen na een mislukte verzending wordt afgedrukt.
TIFF
TIFF (Tagged Image File Format) is een bestandsindeling voor
bitmapafbeeldingen met een variabele resolutie. TIFF beschrijft
de afbeeldingsgegevens die doorgaans afkomstig zijn van de scanner.
TIFF-afbeeldingen maken gebruik van labels; dit zijn trefwoorden die
de kenmerken definiëren van de in het bestand opgenomen afbeelding.
Deze flexibele en platformonafhankelijke indeling kan worden gebruikt
voor illustraties die zijn gemaakt met diverse
beeldverwerkingstoepassingen.
Tonercassette
Een soort fles in een apparaat als een printer, die toner bevat. Toner is
een poeder dat in laserprinters en kopieerapparaten wordt gebruikt voor
het vormen van tekst en afbeeldingen op afdrukpapier. Toner kan door
middel van de hitte van de fixeereenheid worden gesmolten, waardoor
de toner zich verbindt met de vezels in het papier.
TWAIN
Een standaard voor scanners en software. Wanneer een TWAIN-
compatibele scanner wordt gebruikt met een TWAIN-compatibel
programma, kan een scan worden gestart vanuit het programma; een
API voor het vastleggen van afbeeldingen voor de besturingssystemen
van Microsoft Windows en Apple Macintosh.
UNC-pad
UNC (Uniform Naming Convention) is een standaardmanier om
gedeelde netwerkbronnen te benaderen in Window NT en andere
Microsoft-producten. De notatie van een UNC-pad is:
\\<servernaam>\<naam_gedeelde_bron>\<aanvullende map>
URL
URL (Uniform Resource Locator) is het internationale adres van
documenten en informatiebronnen op internet. Het eerste deel van het
adres geeft aan welk protocol moet worden gebruikt en het tweede deel
geeft het IP-adres of de domeinnaam aan waar de informatiebron zich
bevindt.
USB
USB (Universal Serial Bus) is een standaard die is ontwikkeld door het
USB Implementers Forum, Inc., om computers en randapparatuur met
elkaar te verbinden. In tegenstelling tot de parallelle poort is USB
ontworpen om een enkele computer-USB-poort tegelijkertijd op
meerdere randapparaten aan te sluiten.
Watermerk
Een watermerk is een herkenbare afbeelding of een patroon dat
helderder oplicht wanneer het voor een lichtbron wordt gehouden.
Watermerken werden voor het eerst in 1282 in Bologna in Italië
geïntroduceerd; ze werden gebruikt door papiermakers om hun product
te waarmerken. Ze werden ook toegepast in postzegels, papiergeld en
andere officiële documenten om fraude te voorkomen.
WIA
WIA (Windows Imaging Architecture) is een
beeldverwerkingsarchitectuur die oorspronkelijk werd gebruikt in
Windows Me en Windows XP. Een scan kan vanuit deze
besturingssystemen worden gestart wanneer een WIA-compatibele
scanner wordt gebruikt.
Index_79
index
A
aanpassing
hoogte 19
achtergrond wissen, speciale kopie 31
achtergrondafbeelding, aanpassen 31
ADI 11
ADI, plaatsen 22
adresboek
groepskiesnummers 44
snelkiesnummers 43
adresboek, gebruiken 34
afdrukken
rapporten 48
USB-geheugen 46
alarmgeluid 20
antwoord-/faxmodus, ontvangstmodus 40
apparaat-id, instellen 37
B
bedieningspaneel 12
belsignaal 20
D
datum en tijd, instellen 19
displaytaal, wijzigen 19
DRPD (Distinctive Ring Pattern
Detection)
40
E
energiesparende modus 21
F
fax met voorrang 39
fax ontvangen
in antwoord-/faxmodus 40, 41
fax verzenden
automatisch 38
faxen
fax instellen 42, 41, 39, 38
groepsverzenden 38
standaardinstellingen, wijzigen 43
uitgestelde faxen 39
faxen doorsturen 41
faxhoofd, instellen 37
faxmodus, ontvangstmodus 40
faxnummer, instellen 37
G
geheugen, wissen 49
geluiden, instellen 20
glasplaat
reinigen 51
glasplaat scanner
documenten plaatsen 22
groepskiesnummers, instellen 44
groepsverzenden 38
I
ID Copy 12
id-kaart, speciale kopie 30
K
klokmodus 20
kopiëren
2 pagina’s per vel, 4 pagina’s per vel 30
achtergrond wissen 31
kloon 31, 30
poster 30
soort origineel 29, 30
time-out, instellen 31, 29
L
lade
breedte en lengte aanpassen 26
LED
Status 13
luidsprekergeluid 20
luidsprekervolume 20
O
onderdelen vervangen
tonercassette 52
onderhoud
onderdelen 56
tonercassette 52
ontvangstmodi 39
opnieuw kiezen
automatisch 38
handmatig 38
originelen
papierstoring, verhelpen 57, 22
originelen plaatsen
ADI 22
glasplaat scanner 22
P
papier
formaat wijzigen 26
storing verhelpen 58
papiersoort
instellen 28
papierstoring
tips om storingen te voorkomen 57
papierstoring, verhelpen
document 57
probleem, oplossen
afdrukkwaliteit 66
faxen 69
kopiëren 68
Netwerkscan 69
papierinvoer 64
scannen 69
Windows 70
problemen met afdrukkwaliteit,
oplossen
66
problemen onder Windows 70
R
rapporten, afdrukken 48
80_Index
reinigen
binnenzijde 49
scanner 51
S
scannen
naar e-mail 33
standaardinstelling, wijzigen 34
USB-flashgeheugen 45
snelkiesnummers, instellen 43
speciale kopieerfuncties 30
standaardmodus, wijzigen 20
T
tekens, invoeren 20
telefoonmodus, ontvangstmodus 40
toetstoon 20
U
uitgestelde fax 39
USB-flashgeheugen
afdrukken 46
beheren 47
gegevensback-up 46
scannen 45
V
vastgelopen papier, verwijderen
lade158
veilige ontvangstmodus 41
verbruiksartikelen
levensduur controleren 56
verwachte levensduur tonercassette 52
volume, aanpassen
belsignaal 20
luidspreker 20
Informatie in dit document kan zonder voorafgaand bericht worden gewijzigd.
© 2008 Dell Inc. Alle rechten voorbehouden.
Reproductie van deze materialen in welke vorm dan ook zonder schriftelijke toestemming van Dell Inc. is ten strengste verboden. Handelsmerken in deze tekst:
Dell, het DELL-logo en Dell Toner Management System zijn handelsmerken van Dell Inc.; Microsoft, Windows en Windows Vista zijn handelsmerken of
gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen; UFST en MicroType zijn gedeponeerde handelsmerken van
Monotype Imaging Inc.; TrueType, Laser-Writer en Macintosh zijn handelsmerken van Apple Computer, Inc.
In dit document kunnen andere handelsmerken en merknamen worden gebruikt om te verwijzen naar de entiteiten die aanspraak maken op de merken en namen,
of naar hun producten. Dell Inc. doet afstand van eigendomsbelangen in handelsmerken en -namen behalve de eigen.
Software
1
S
OFTWARE
I
NHOUDSOPGAVE
Hoofdstuk 1:
PRINTERSOFTWARE INSTALLEREN ONDER WINDOWS
Printersoftware installeren ................................................................................................................................................. 4
Software installeren voor afdrukken via een lokale printer ......................................................................................... 4
Software installeren voor afdrukken via een netwerk ................................................................................................. 7
Printersoftware opnieuw installeren .................................................................................................................................. 9
Printersoftware verwijderen ............................................................................................................................................. 10
Hoofdstuk 2:
STANDAARD AFDRUKINSTELLINGEN
Documenten afdrukken ................................................................................................................................................... 11
Afdrukken naar een bestand (PRN) ................................................................................................................................ 12
Printerinstellingen ............................................................................................................................................................ 12
Tabblad Lay-out ........................................................................................................................................................ 13
Tabblad Papier ......................................................................................................................................................... 13
Tabblad Grafisch ...................................................................................................................................................... 14
Tabblad Overige opties ............................................................................................................................................. 15
Tabblad Info .............................................................................................................................................................. 15
Favorieten ................................................................................................................................................................. 15
De Help-functie ......................................................................................................................................................... 15
Hoofdstuk 3:
GEAVANCEERDE AFDRUKINSTELLINGEN
Meerdere pagina’s afdrukken op één vel papier (N op een vel) ...................................................................................... 16
Posters afdrukken ........................................................................................................................................................... 17
Boekjes afdrukken .......................................................................................................................................................... 17
Afdrukken op beide zijden van het papier ....................................................................................................................... 18
Documenten vergroot of verkleind afdrukken .................................................................................................................. 18
2
Document aan een geselecteerd papierformaat aanpassen ........................................................................................... 18
Watermerk afdrukken ...................................................................................................................................................... 19
Bestaand watermerk gebruiken ................................................................................................................................ 19
Nieuw watermerk maken .......................................................................................................................................... 19
Watermerk bewerken ................................................................................................................................................ 19
Watermerk verwijderen ............................................................................................................................................. 19
Overlay afdrukken ........................................................................................................................................................... 20
Wat is een overlay? .................................................................................................................................................. 20
Nieuwe overlay maken .............................................................................................................................................. 20
Overlay gebruiken ..................................................................................................................................................... 20
Overlay verwijderen .................................................................................................................................................. 20
Hoofdstuk 4:
EEN LOKALE PRINTER DELEN
Instellen als hostcomputer ............................................................................................................................................... 21
Instellen als clientcomputer ............................................................................................................................................. 21
Hoofdstuk 5:
SCANNEN
SmarThru Office .............................................................................................................................................................. 22
SmarThru Office opstarten ........................................................................................................................................ 22
Quick Start Guide ...................................................................................................................................................... 22
SmarThru Office gebruiken ....................................................................................................................................... 22
Scannen met een TWAIN-compatibel programma .......................................................................................................... 23
Scannen via het WIA-stuurprogramma ........................................................................................................................... 24
Windows XP .............................................................................................................................................................. 24
Windows Vista .......................................................................................................................................................... 24
Hoofdstuk 6:
ANDERE SOFTWARE GEBRUIKEN
Printerstatusmonitor ........................................................................................................................................................ 25
Hulpprogramma Printerinstellingen ................................................................................................................................. 25
Toepassing om nieuwe Dell-toner te bestellen ................................................................................................................ 26
Hulpprogramma voor het updaten van de firmware ........................................................................................................ 26
3
Hoofdstuk 7:
UW PRINTER GEBRUIKEN MET EEN MACINTOSH
Software installeren ......................................................................................................................................................... 27
De installatie van het software ongedaan maken ............................................................................................................ 27
De printer instellen .......................................................................................................................................................... 28
Voor een op een netwerk aangesloten Macintosh .................................................................................................... 28
Voor een via USB aangesloten Macintosh ............................................................................................................... 28
Afdrukken ........................................................................................................................................................................ 29
Document afdrukken ................................................................................................................................................. 29
Afdrukinstellingen wijzigen ........................................................................................................................................ 29
Verschillende pagina's afdrukken op één vel papier ................................................................................................. 30
Scannen .......................................................................................................................................................................... 31
Scannen met USB .................................................................................................................................................... 31
Printersoftware installeren onder Windows
4
1 Printersoftware installeren
onder Windows
In dit hoofdstuk treft u de volgende onderwerpen aan:
Printersoftware installeren
Printersoftware opnieuw installeren
Printersoftware verwijderen
OPMERKING
: In de volgende procedure wordt gebruik gemaakt van
Microsoft
®
Windows
®
XP. Voor andere besturingssystemen raadpleegt
u de gebruikershandleiding of online-helpfunctie van de juiste
Windowsversie.
Printersoftware installeren
U kunt de printersoftware installeren voor lokaal afdrukken of afdrukken
via een netwerk. Om de printersoftware op de computer te installeren,
moet u de juiste installatieprocedure uitvoeren voor de printer die wordt
gebruikt.
Een printerstuurprogramma is software waarmee uw computer
met de printer kan communiceren. De installatieprocedure voor
stuurprogramma's verschilt mogelijk per besturingssysteem.
Sluit alle toepassingen op uw computer af voordat u begint
met de installatie.
Software installeren voor afdrukken via een
lokale printer
Een lokale printer is een printer die direct op uw computer aangesloten
is met een bij de printer geleverde printerkabel, bijvoorbeeld een USB-
of parallele kabel. Als uw printer op een netwerk aangesloten is, kunt
u deze stap overslaan en naar “Software installeren voor afdrukken via
een netwerk” op pagina 7 gaan.
U kunt de printersoftware installeren volgens de standaardmethode
of de aangepaste methode.
OPMERKING
: als tijdens de installatie het venster 'Nieuwe hardware
gevonden' verschijnt, klikt u op in de rechterbovenhoek van het
venster om het venster te sluiten of klikt u op
Annuleren
.
Standaardinstallatie
Dit type installatie wordt aanbevolen voor de meeste gebruikers.
Alle onderdelen die noodzakelijk zijn voor het afdrukken worden
geïnstalleerd.
1
Zorg ervoor dat de printer aangesloten is op uw computer
en aan staat.
2
Plaats de bijgeleverde cd met stuurprogramma’s en
hulpprogramma’s in de optische drive van uw computer.
De cd-rom start automatisch en er wordt een installatievenster
getoond.
Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op
Start
en
vervolgens op
Uitvoeren...
Typ
X:\Setup.exe
, waarbij u “
X
vervangt door de letter van het cd-romstation, en klik op
OK
.
Als u Windows Vista
®
gebruikt, klikt u op
Start
Alle
programma’s
Bureau-accessories
Uitvoeren...
en typt u
X:\Setup.exe
.
Als het venster
AutoPlay
verschijnt in Windows Vista
®
, klikt u op
Setup.exe
Uitvoeren...
in het veld
Programma installeren of
uitvoeren
. Vervolgens klikt u op
Doorgaan
in het venster
User
Account Control
.
3
Klik op
Volgende
.
• Selecteer, indien noodzakelijk, een taal in de keuzelijst.
Gebruikershandleiding weergeven
: biedt u de mogelijkheid
om de gebruikershandleiding te bekijken. Als Adobe
®
Acrobat
®
niet op uw computer geïnstalleerd is, klikt u op deze
optie om Adobe Acrobat Reader automatisch te installeren.
Printersoftware installeren onder Windows
5
4
Selecteer
Typische installatie voor een lokale printer
. Klik op
Volgende
.
OPMERKING
: Als uw printer nog niet op de computer aangesloten is,
verschijnt het volgende venster.
Nadat u de printer hebt aangesloten, klikt u op
Volgende
.
Als u de printer op dit moment nog niet wilt aansluiten, klikt u op
Volgende
en op
Nee
in het volgende scherm. Vervolgens wordt
de installatie gestart. Aan het einde van de installatie wordt geen
testpagina afgedrukt.
Het installatievenster in de gebruikershandleiding verschilt
mogelijk van het venster dat u ziet. Dit is namelijk afhankelijk
van de gebruikte printer en interface.
5
Nadat de installatie voltooid is, verschijnt er een venster met de
vraag of u een testpagina wilt afdrukken. Als u een testpagina wilt
afdrukken, schakelt u het selectievakje in en klikt u op
Volgende
.
Anders klikt u op
Volgende
en slaat u stap 7 over.
6
Als de testpagina correct wordt afgedrukt, klikt u op
Ja
.
Zo niet, dan klikt u op
Nee
om de testpagina opnieuw af te drukken.
7
Klik op
Voltooien
.
OPMERKING
: als uw printerstuurprogramma niet goed werkt nadat
de setup voltooid is, moet u het printerstuurprogramma opnieuw
installeren. Zie de “Printersoftware opnieuw installeren” op pagina 9.
Aangepaste installatie
U kunt zelf onderdelen uitkiezen die geïnstalleerd moeten worden.
1
Zorg ervoor dat de printer aangesloten is op uw computer
en aan staat.
2
Plaats de bijgeleverde cd met stuurprogramma’s en
hulpprogramma’s in de optische drive van uw computer.
De cd-rom start automatisch en er wordt een installatievenster
getoond.
Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op
Start
en
vervolgens op
Uitvoeren...
Typ
X:\Setup.exe
, waarbij u “
X
vervangt door de letter van het cd-romstation, en klik op
OK
.
Als u Windows Vista gebruikt, klikt u op
Start
Alle programma’s
Bureau-accessories
Uitvoeren...
en typt u
X:\Setup.exe
.
Als het venster
AutoPlay
verschijnt in Windows Vista, klikt u op
Setup.exe
Uitvoeren...
in het veld
Programma installeren of
uitvoeren
. Vervolgens klikt u op
Doorgaan
in het venster
User
Account Control
.
3
Klik op
Volgende
.
• Selecteer, indien noodzakelijk, een taal in de keuzelijst.
Gebruikershandleiding weergeven
: biedt u de mogelijkheid
om de gebruikershandleiding te bekijken. Als Adobe
®
Acrobat
®
niet op uw computer geïnstalleerd is, klikt u op deze
optie om Adobe Acrobat Reader automatisch te installeren.
Printersoftware installeren onder Windows
6
4
Selecteer
Aangepaste installatie
. Klik op
Volgende
.
5
Selecteer uw printer en klik op
Volgende
.
OPMERKING
: als uw printer nog niet op de computer aangesloten is,
verschijnt het volgende venster.
Nadat u de printer hebt aangesloten, klikt u op
Volgende
.
Als u de printer op dit moment nog niet wilt aansluiten, klikt u op
Volgende
en op
Nee
in het volgende scherm. Vervolgens wordt
de installatie gestart. Aan het einde van de installatie wordt geen
testpagina afgedrukt.
Het installatievenster in de gebruikershandleiding verschilt
mogelijk van het venster dat u ziet. Dit is namelijk afhankelijk
van de gebruikte printer en interface.
6
Selecteer de onderdelen die u wilt installeren en klik op
Volgende
.
OPMERKING
: U kunt de installatiemap wijzigen door op [
Bladeren
] te
klikken.
7
Nadat de installatie voltooid is, verschijnt een venster met de vraag
of u een testpagina wilt afdrukken. Als u een testpagina wilt
afdrukken, schakelt u het selectievakje in en klikt u op
Volgende
.
Anders klikt u op
Volgende
en slaat u stap 9 over.
8
Als de testpagina correct wordt afgedrukt, klikt u op
Ja
.
Zo niet, dan klikt u op
Nee
om de testpagina opnieuw af te drukken.
9
Klik op
Voltooien
.
Printersoftware installeren onder Windows
7
Software installeren voor afdrukken via een
netwerk
Als u uw printer op een netwerk aansluit, moet u eerst de TCP/IP-
instellingen voor de printer configureren. Nadat u de TCP/IP-instellingen
hebt toegewezen en gecontroleerd, kunt u de software op elke computer
in het netwerk installeren.
U kunt de printersoftware installeren volgens de standaardmethode of de
aangepaste methode.
Standaardinstallatie
Dit type installatie wordt aanbevolen voor de meeste gebruikers.
Alle onderdelen die noodzakelijk zijn voor het afdrukken worden
geïnstalleerd.
1
Zorg ervoor dat de printer aangesloten is op uw netwerk en
aan staat. Zie de bijgeleverde gebruikershandleiding voor meer
informatie over hoe u de printer op een netwerk kunt aansluiten.
2
Plaats de bijgeleverde cd met stuurprogramma’s en
hulpprogramma’s in de optische drive van uw computer.
De cd-rom start automatisch en er wordt een installatievenster
getoond.
Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op
Start
en
vervolgens op
Uitvoeren...
Typ
X:\Setup.exe
, waarbij u “
X
vervangt door de letter van het cd-romstation, en klik op
OK
.
Als u Windows Vista gebruikt, klikt u op
Start
Alle programma’s
Bureau-accessories
Uitvoeren...
en typt u
X:\Setup.exe
.
Als het venster
AutoPlay
verschijnt in Windows Vista, klikt u op
Setup.exe
Uitvoeren...
in het veld
Programma installeren of
uitvoeren
. Vervolgens klikt u op
Doorgaan
in het venster
User
Account Control
.
3
Klik op
Volgende
.
• Selecteer, indien noodzakelijk, een taal in de keuzelijst.
Gebruikershandleiding weergeven
: biedt u de mogelijkheid
om de gebruikershandleiding te bekijken. Als Adobe
®
Acrobat
®
niet op uw computer geïnstalleerd is, klikt u op deze
optie om Adobe Acrobat Reader automatisch te installeren.
4
Selecteer
Typische installatie voor een netwerkprinter
.
Klik op
Volgende
.
5
De lijst van beschikbare printers in het netwerk verschijnt.
Selecteer de printer die u wilt installeren in de lijst en druk
op
Volgende
.
• Als de printer niet in de lijst voorkomt, klikt u op
Bijwerken
om de lijst te vernieuwen of selecteert u
TCP/IP-poort
toevoegen
om uw printer aan het netwerk toe te voegen.
Als u de printer aan het netwerk wilt toevoegen, moet
u de poortnaam en het IP-adres voor de printer invoeren.
Om het IP-adres of het MAC-adres van uw printer te
controleren, drukt u een netwerkconfiguratiepagina af.
• Selecteer
Gedeelde printer (UNC)
om een gedeelde
netwerkprinter (UNC-pad) te vinden en voer de gedeelde
naam handmatig in of zoek een gedeelde printer door te
klikken op de knop
Bladeren
.
OPMERKING
: Als u uw apparaat niet in het netwerk kunt vinden,
schakelt u de firewall uit en klikt u op
Bijwerken
. In Windows klikt u op
Start
->
Configuratiescherm
, gaat u naar Windows Firewall en
schakelt u deze optie uit. Voor andere besturingssystemen raadpleegt u
de online handleiding.
Printersoftware installeren onder Windows
8
6
Nadat de installatie voltooid is, verschijnt een venster met de vraag
of u een testpagina wilt afdrukken.
Schakel desgewenst het (de)
desbetreffende selectievakje(s) in en klik op
Voltooien
.
OPMERKING
: als uw printerstuurprogramma niet goed werkt nadat
de setup voltooid is, moet u het printerstuurprogramma opnieuw
installeren. Zie de “Printersoftware opnieuw installeren” op pagina 9.
Aangepaste installatie
U kunt individuele onderdelen selecteren die moeten worden
geïnstalleerd en een specifiek IP-adres instellen.
1
Zorg ervoor dat de printer aangesloten is op uw netwerk en aan
staat. Zie de bijgeleverde gebruikershandleiding voor meer
informatie over hoe u de printer op een netwerk kunt aansluiten.
2
Plaats de bijgeleverde cd met stuurprogramma’s en
hulpprogramma’s in de optische drive van uw computer.
De cd-rom start automatisch en er wordt een installatievenster
getoond.
Als het installatievenster niet verschijnt, klikt u op
Start
en
vervolgens op
Uitvoeren...
Typ
X:\Setup.exe
, waarbij u “
X
vervangt door de letter van het cd-romstation, en klik op
OK
.
Als u Windows Vista gebruikt, klikt u op
Start
Alle programma’s
Bureau-accessories
Uitvoeren...
en typt u
X:\Setup.exe
.
Als het venster
AutoPlay
verschijnt in Windows Vista, klikt u op
Setup.exe
Uitvoeren...
in het veld
Programma installeren of
uitvoeren
. Vervolgens klikt u op
Doorgaan
in het venster
User
Account Control
.
3
Klik op
Volgende
.
• Selecteer, indien noodzakelijk, een taal in de keuzelijst.
Gebruikershandleiding weergeven
: biedt u de mogelijkheid
om de gebruikershandleiding te bekijken. Als Adobe
®
Acrobat
®
niet op uw computer geïnstalleerd is, klikt u op deze
optie om Adobe Acrobat Reader automatisch te installeren.
4
Selecteer
Aangepaste installatie
. Klik op
Volgende
.
5
De lijst van beschikbare printers in het netwerk verschijnt.
Selecteer de printer die u wilt installeren in de lijst en druk
op
Volgende
.
• Als de printer niet in de lijst voorkomt, klikt u op
Bijwerken
om de lijst te vernieuwen of selecteert u
TCP/IP-poort
toevoegen
om uw printer aan het netwerk toe te voegen.
Als u de printer aan het netwerk wilt toevoegen, moet
u de poortnaam en het IP-adres voor de printer invoeren.
Om het IP-adres of het MAC-adres van uw printer te
controleren, drukt u een netwerkconfiguratiepagina af.
• Selecteer
Gedeelde printer (UNC)
om een gedeelde
netwerkprinter (UNC-pad) te vinden en voer de gedeelde
naam handmatig in of zoek een gedeelde printer door te
klikken op de knop
Bladeren
.
OPMERKING
: Als u uw apparaat niet in het netwerk kunt vinden,
schakelt u de firewall uit en klikt u op
Bijwerken
. In Windows klikt u op
Start
->
Configuratiescherm
, gaat u naar Windows Firewall en
schakelt u deze optie uit. Voor andere besturingssystemen raadpleegt u
de online handleiding.
Printersoftware installeren onder Windows
9
TIP
: klik op de knop
IP-adres instellen
als u een specifiek IP-adres
op een specifieke netwerkprinter wilt instellen. Het venster IP-adres
instellen verschijnt. Ga als volgt te werk:
a. Selecteer een printer waarvoor een specifiek IP-adres moet worden
ingesteld in.
b. Configureer handmatig een IP-adres, subnetmasker en gateway
voor de printer en klik op
Configureren
om het specifieke IP-adres
voor de netwerkprinter in te stellen.
c. Klik op
Volgende
.
6
Selecteer de onderdelen die u wilt installeren. Nadat u de
onderdelen hebt geselecteerd, verschijnt het volgende venster.
U kunt ook de printernaam wijzigen, de printer instellen om te worden
gedeeld op het netwerk, de printer instellen als standaardprinter
en de poortnaam van elke printer wijzigen. Klik op
Volgende
.
Selecteer het selectievakje
Deze printer instellen op een server
om deze software op een server te installeren.
7
Nadat de installatie voltooid is, verschijnt een venster met de vraag
of u een testpagina wilt afdrukken.
Schakel desgewenst het (de)
desbetreffende selectievakje(s) in en klik op
Voltooien
.
OPMERKING
: als uw printerstuurprogramma niet goed werkt nadat
de setup voltooid is, moet u het printerstuurprogramma opnieuw
installeren. Zie “Printersoftware opnieuw installeren” op pagina 9.
Printersoftware opnieuw installeren
U kunt de software opnieuw installeren als de installatie is mislukt.
1
Zet uw computer aan en wacht tot Windows is opgestart.
2
In het menu
Start
selecteert u
Programma’s
of
Alle
programma’s
Dell
Dell-printers
de naam
van het printerstuurprogramma
Onderhoud
.
3
Selecteer
Herstellen
en klik op
Volgende
.
4
De lijst van beschikbare printers in het netwerk verschijnt.
Selecteer de printer die u wilt installeren in de lijst en druk
op
Volgende
.
• Als de printer niet in de lijst voorkomt, klikt u op
Bijwerken
om de lijst te vernieuwen of selecteert u
TCP/IP-poort
toevoegen
om uw printer aan het netwerk toe te voegen.
Als u de printer aan het netwerk wilt toevoegen, moet
u de poortnaam en het IP-adres voor de printer invoeren.
• Selecteer
Gedeelde printer (UNC)
om een gedeelde
netwerkprinter (UNC-pad) te vinden en voer de gedeelde
naam handmatig in of zoek een gedeelde printer door te
klikken op de knop
Bladeren
.
Er verschijnt een lijst met componenten zodat u elk onderdeel
afzonderlijk opnieuw kunt installeren.
Printersoftware installeren onder Windows
10
OPMERKING
: als uw printer nog niet op de computer aangesloten is,
verschijnt het volgende venster.
Nadat u de printer hebt aangesloten, klikt u op
Volgende
.
Als u de printer op dit moment nog niet wilt aansluiten, klikt u
op
Volgende
en
Nee
in het volgende scherm. Vervolgens wordt
de installatie gestart. Er wordt echter geen testpagina aan het
einde afgedrukt.
Het herinstallatievenster in de gebruikershandleiding verschilt
mogelijk van het venster dat u ziet. Dit is namelijk afhankelijk
van de gebruikte printer en interface.
5
Selecteer de onderdelen die u opnieuw wilt installeren
en klik op
Volgende
.
Als u de printersoftware hebt geïnstalleerd voor lokaal
afdrukken en
u
de naam van het printerstuurprogramma
selecteert, verschijnt er een venster met de vraag of u een
testpagina wilt afdrukken. Ga als volgt te werk:
a. Schakel het selectievakje in om een testpagina af te drukken
en klik op
Volgende
.
b. Als de testpagina correct werd afgedrukt, klikt u op
Ja
.
Als dat niet het geval is, klikt u op
Nee
om de pagina opnieuw
af te drukken.
6
Nadat de onderdelen opnieuw zijn geïnstalleerd, klikt u op
Voltooien
.
Printersoftware verwijderen
1
Zet uw computer aan en wacht tot Windows is opgestart.
2
In het menu
Start
selecteert u
Programma’s
of
Alle programma’s
Dell
Dell-printers
de naam
van het printerstuurprogramma
Onderhoud
.
3
Selecteer
Verwijderen
en klik op
Volgende
.
Er verschijnt een lijst met componenten zodat u elk onderdeel
afzonderlijk kunt verwijderen.
4
Selecteer de onderdelen die u wilt verwijderen en klik
op
Volgende
.
5
Als u wordt gevraagd om uw keuze te bevestigen, klikt u op
Ja
.
Het door u gekozen stuurprogramma wordt van uw computer
verwijderd.
6
Nadat de software verwijderd is, klikt u op
Voltooien
.
Standaard afdrukinstellingen
11
2 Standaard afdrukinstellingen
In dit hoofdstuk worden de afdrukopties en algemene afdruktaken
in Windows beschreven.
In dit hoofdstuk treft u de volgende onderwerpen aan:
Documenten afdrukken
Afdrukken naar een bestand (PRN)
Printerinstellingen
- Tabblad Lay-out
- Tabblad Papier
- Tabblad Grafisch
- Tabblad Overige opties
- Tabblad Info
- Favorieten
- De Help-functie
Documenten afdrukken
NB
Het venster
Eigenschappen
van het printerstuurprogramma
in de gebruikershandleiding verschilt mogelijk van het venster
dat u ziet, omdat dit afhankelijk is van de gebruikte printer.
Het printereigenschappenvenster bestaat echter uit vrijwel
dezelfde onderdelen.
Controleer welke besturingssystemen compatibel zijn met
de printer. Zie Printerspecificaties onder Compatibiliteit
met besturingssysteem in de printerhandleiding.
De exacte naam van de printer vindt u op de bijgeleverde cd met
stuurprogramma’s en hulpprogramma’s.
Als u een optie selecteert bij de printereigenschappen, verschijnt
mogelijk een uitroepteken of het teken . Een uitroepteken wil
zeggen dat u deze optie wel kunt selecteren maar dat deze niet wordt
aanbevolen, en het teken wil zeggen dat u deze optie niet kunt
selecteren vanwege de instellingen of de omgeving van het apparaat.
De volgende procedure beschrijft de algemene stappen die u moet
volgen om vanuit een Windows-programma af te drukken. De exacte
procedure kan per programma verschillen. Raadpleeg de handleiding
van uw softwaretoepassing voor de exacte afdrukprocedure.
1
Open het document dat u wilt afdrukken.
2
Selecteer
Afdrukken
in het menu
Bestand
. Het venster
Afdrukken verschijnt. Dit kan, afhankelijk van het gebruikte
programma, enigszins afwijken van onderstaande illustratie.
U kunt de belangrijkste afdrukinstellingen selecteren in het venster
Afdrukken. Deze instellingen omvatten het aantal exemplaren
en het afdrukbereik.
3
Selecteer
de printer
in de keuzelijst
Naam
.
4
Om de printerfuncties van uw printerstuurprogramma te gebruiken,
klikt u op
Eigenschappen
of
Voorkeursinstellingen
in het
afdrukvenster van de toepassing. Meer informatie vindt u op
“Printerinstellingen” op pagina 12.
Als
Instellen
,
Printer
of
Opties
voorkomen in het afdrukvenster,
klikt u daarop. Klik in het volgende venster op
Eigenschappen
.
5
Klik op
OK
om het venster met printereigenschappen te sluiten.
6
Klik in het venster Afdrukken op
OK
of
Afdrukken
om de afdruktaak
te starten.
Zorg ervoor dat de printer
is geselecteerd.
Standaard afdrukinstellingen
12
Afdrukken naar een bestand (PRN)
Het kan soms handig zijn om de af te drukken gegevens op te slaan als
een bestand.
Ga als volgt te werk om een bestand aan te maken:
1
Schakel het selectievakje
Naar bestand
in het venster
Afdrukken
in.
2
Klik op
Afdrukken
.
3
Voer de naam van de map in, wijs een naam toe aan het
bestand en klik op
OK
.
Printerinstellingen
Via het venster met printereigenschappen hebt u toegang tot
alle informatie die u nodig hebt als u de printer gebruikt. Als de
printereigenschappen worden weergegeven, kunt u de instellingen
die u voor uw afdruktaak nodig hebt controleren en wijzigen.
Afhankelijk van het besturingssysteem kan het venster Eigenschappen
van de printer er anders uitzien. Deze softwarehandleiding geeft het
venster Eigenschappen van Windows XP weer.
Het venster
Eigenschappen
van het printerstuurprogramma in de
gebruikershandleiding verschilt mogelijk van het venster dat u ziet,
omdat dit afhankelijk is van de gebruikte printer.
NB
De meeste Windows-toepassingen zullen de in het printerstuurprogramma
opgegeven instellingen opheffen. Daarom raden wij u aan eerst de
afdrukinstellingen in uw programma te wijzigen en alleen instellingen
die u daar niet vindt, aan te passen in het printerstuurprogramma.
Deze instellingen gelden zolang u uw programma niet afsluit.
Als u wilt dat uw wijzigingen permanent behouden blijven
,
brengt u ze aan in de map Printers.
De volgende procedure geldt voor Windows XP. Zie de desbetreffende
Windows-gebruikershandleiding of on line Help voor andere
Windows-besturingssystemen.
1. Klik op de knop
Start
van Windows.
2. Selecteer Printers en faxapparaten.
3. Selecteer het pictogram van het printerstuurprogramma.
4. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram
van het printerstuurprogramma en selecteer
Voorkeursinstellingen voor afdrukken.
5. Wijzig de instellingen op elk tabblad en klik op OK.
Standaard afdrukinstellingen
13
Tabblad Lay-out
Het tabblad
Lay-out
bevat opties waarmee u de weergave
van het document op de afgedrukte pagina kunt aanpassen.
Onder
Lay-outopties
hebt u de keuze uit
Meerdere pagina’s per
kant
en
Poster afdrukken
. Zie “Documenten afdrukken” op
pagina 11 voor meer informatie over de voorkeursinstellingen voor
afdrukken.
Afdrukstand
Met behulp van
Afdrukstand
kunt u de richting selecteren waarin
informatie wordt afgedrukt op een pagina.
Staand
drukt af over de breedte van de pagina, zoals in een brief.
Liggend
drukt af over de lengte van de pagina, zoals bij een
spreadsheet.
Met behulp van
180 graden draaien
biedt u de mogelijkheid om de
pagina 180 garden te draaien.
Lay-outopties
Via
Lay-outopties
kunt u geavanceerde afdrukopties selecteren.
U hebt de keuze uit
Meerdere pagina’s per kant
en
Poster afdrukken
.
Voor meer informatie, zie
“Meerdere pagina’s afdrukken
op één vel papier (N op een vel)” op pagina 16.
Voor meer informatie, zie
“Posters afdrukken” op pagina 17.
Voor meer informatie, zie
“Boekjes afdrukken” op pagina 17.
Dubbelzijdig afdrukken
Dubbelzijdig afdrukken
biedt u de mogelijkheid om op beide zijden van
het papier af te drukken.
Voor meer informatie, zie
“Afdrukken op beide zijden van
het papier” op pagina 18.
Liggend
Staand
Tabblad Papier
De volgende opties voor papierinstellingen zijn beschikbaar in het
eigenschappenvenster van de printer. Zie “Documenten afdrukken”
op pagina 11 voor meer informatie over de voorkeursinstellingen
voor afdrukken.
Klik op het tabblad
Papier
om toegang te krijgen
tot de printereigenschappen.
Exemplaren
In het veld
Exemplaren
kunt u aangeven hoeveel exemplaren
u wilt afdrukken. U kunt een aantal tussen 1 en 999 invullen.
Formaat
In het veld
Formaat
stelt u in welk formaat papier in de lade ligt.
Als het vereiste formaat niet in het vak
Formaat
staat, klikt u op
Aangepast
.
Het venster
Instelling aangepast papier
verschijnt.
Vul het papierformaat in en klik op
OK
. De instelling verschijnt
in de lijst zodat u deze kunt selecteren.
Invoer
Controleer of bij
Invoer
de juiste papierlade is gekozen.
Kies voor
Handmatige invoer
als u op speciaal materiaal wilt afdrukken,
zoals enveloppen of transparanten.
Type
Stel
Type
in volgens het papier in de lade van waaruit u wenst af te
drukken. Zo krijgt u de beste afdruk. Doet u dit niet, zal de afdrukkwaliteit
mogelijk niet aan uw verwachtingen beantwoorden.
Dik
: dik papier met een gewicht tussen 90 en 105 g/m
2
.
Dun
: dun papier met een gewicht tussen 60 en 70 g/m
2
.
Katoen
: 75~90 g/m
2
katoenpapier zoals Gilbert 25% en Gilbert 100%.
Normaal papier
: gewoon papier. Selecteer dit type indien u een
zwartwitprinter heeft en afdrukt op katoenpapier van 60 g/m
2
.
Kringlooppapier
: gerecycleerd papier van 75~90 g/m
2
.
Gekleurd papier
: gekleurd papier van 75~90 g/m
2
.
Standaard afdrukinstellingen
14
Archiefpapier
:
kies deze optie als u de afdrukken geruime tijd wilt
bewaren (bijvoorbeeld in een archief).
Afdruk aanpassen
Met
Afdruk aanpassen
kunt u uw afdruktaak automatisch of handmatig
schalen op een pagina. U hebt de keuze uit
Geen
,
Verkleinen/Vergroten
en
Aan pagina aanpassen
.
Voor meer informatie, zie
“Documenten vergroot of verkleind afdrukken”
op pagina 18.
Voor meer informatie, zie
“Document aan een geselecteerd
papierformaat aanpassen” op pagina 18.
Tabblad Grafisch
Met behulp van de volgende grafische instellingen regelt u de
afdrukkwaliteit. Zie “Documenten afdrukken” op pagina 11 voor
meer informatie over de voorkeursinstellingen voor afdrukken.
Klik op het tabblad
Grafisch
om het onderstaande venster te openen.
Kwaliteit
Welke resolutieopties u kunt selecteren, hangt mogelijk
af van het printermodel.
hoe scherper tekens en afbeeldingen
worden afgedrukt. Als u een hoge instelling selecteert, kan het bovendien
iets langer duren voordat het document is afgedrukt.
Kleurmodus
U kunt kleuropties kiezen. De instelling
Kleur
levert gewoonlijk de beste
afdrukkwaliteit op voor documenten in kleur. Als u een kleurendocument in
grijstinten wilt afdrukken, selecteert u
Grijstinten
. Selecteer
Handmatig
en klik op de knop
Kleuraanpassing
Kleuraanpas.
als u de kleuropties
handmatig wilt aanpassen.
Instelling voor aantal exemplaren
: Als u deze optie wilt gebruiken,
moet u eerst het totale aantal exemplaren instellen op het tabblad
Papier
. Als u verschillende exemplaren wilt afdrukken, waarvan
sommige in kleur en andere in grijstinten, gebruikt u deze optie en
selecteert u het aantal exemplaren in grijstinten.
Kleuraanpassing
: u kunt aanpassen hoe afbeeldingen worden
weergegeven door de instellingen in de optie
Levels
te wijzigen.
Kleuraanpas.
: u kunt de afdrukkleuren aanpassen aan de kleuren van
uw scherm met de optie
Settings
.
Geavanceerde opties
Om de geavanceerde opties in te stellen, klikt u op
Geavanceerde
opties
.
Alle tekst zwart afdrukken
:
als
Alle tekst zwart afdrukken
is geselecteerd, wordt alle tekst in uw document zwart afgedrukt,
ongeacht de kleur waarin de tekst op het scherm wordt weergegeven.
Alle tekst donkerder afdrukken
:
als het selectievakje
Alle tekst
donkerder afdrukken
ingeschakeld is, wordt alle tekst in uw document
donkerder afgedrukt dan normaal.
Grijsschaaluitbreiding
: Druk op het tabblad
Intelligente kleuren
.
Hiermee kunnen gebruikers de details van natuurfoto's bewaren en het
contrast en de leesbaarheid tussen grijscontrasten verbeteren bij het
afdrukken in grijswaarden van gekleurde documenten. Deze functie is
enkel beschikbaar bij gebruik van het PCL-stuurprogramma.
Fijne randen
: Druk op het tabblad
Intelligente kleuren
. Hiermee
kunnen gebruikers tekstranden en fijne lijnen accentueren voor een
betere leesbaarheid en elke kleurkanaalregistratie in
kleurenafdrukmodus uitlijnen. Deze functie is enkel beschikbaar bij
gebruik van het SPL-printerstuurprogramma.
Standaard afdrukinstellingen
15
Tabblad Overige opties
Op dit tabblad selecteert u de uitvoeropties voor documenten.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 11 voor meer informatie
over de voorkeursinstellingen voor afdrukken.
Klik op het tabblad
Overige opties
om toegang te krijgen tot de
volgende functies:
Watermerk
U kunt een afbeelding maken die als achtergrondtekst op elke pagina
in het document wordt afgedrukt.
Voor meer informatie, zie
“Watermerk
afdrukken” op pagina 19.
Overlay
Overlays worden vaak gebruikt in plaats van voorbedrukt briefpapier
of formulieren.
Voor meer informatie, zie
“Overlay afdrukken” op pagina 20.
Uitvoeropties
Afdruksubset
: u kunt instellen in welke volgorde de pagina's moeten
worden afgedrukt. Selecteer de afdrukvolgorde in de vervolgkeuzelijst.
-
Normaal (1, 2, 3)
: de printer drukt alle pagina's af van de eerste tot de
laatste pagina.
-
Alle pagina’s omkeren (3,2,1)
: de printer drukt alle pagina's af van
de laatste tot de eerste pagina.
-
Oneven pagina’s afdrukken
: de printer drukt alleen de pagina's
van het document met een oneven bladnummer af.
-
Even pagina’s afdrukken
: de printer drukt alleen de pagina's
van het document met een even bladnummer af.
Tabblad Info
Op het tabblad
Info
worden de copyrightinformatie en het versienummer
van het stuurprogramma weergegeven. Als u beschikt over een
internetbrowser, kunt u een verbinding maken met het internet door
op het website-pictogram te klikken. Zie “Documenten afdrukken” op
pagina 11 voor meer informatie over de voorkeursinstellingen voor
afdrukken.
Favorieten
Via de optie
Favorieten
, die u terugvindt op elk tabblad Eigenschappen,
kunt u de huidige instellingen opslaan voor later gebruik.
Zo voegt u een instelling toe aan
Favorieten
:
1
Stel op elk tabblad de gewenste instellingen in.
2
Geef in het invoervenster
Favorieten
een naam aan deze
instellingen.
3
Klik op
Opslaan
.
Wanneer u instellingen opslaat onder
Favorieten
, worden
alle huidige stuurprogramma-instellingen opgeslagen.
Als u een opgeslagen instelling wilt gebruiken, selecteert u het item in de
vervolgkeuzelijst
Favorieten
. De printer is nu ingesteld om af te drukken
volgens de instellingen van de geselecteerde favoriet.
Om een favoriet te verwijderen, selecteert u het item in de lijst en klikt
u op
Verwijderen
.
U kunt ook terugkeren naar de standaardinstellingen van het
stuurprogramma door
Printerstandaard
te selecteren in de lijst.
De Help-functie
De printer heeft een Help-functie die u kunt openen met de knop
Help
in het eigenschappenvenster van de printer. Deze Help-functie geeft
gedetailleerde informatie over de functies die het stuurprogramma
van de printer biedt.
U kunt ook klikken op in de rechterbovenhoek van het venster
en vervolgens op een instelling.
Geavanceerde afdrukinstellingen
16
3 Geavanceerde
afdrukinstellingen
In dit hoofdstuk worden de afdrukopties en geavanceerde afdruktaken
beschreven.
O
PMERKING
:
Het venster
Eigenschappen
van het printerstuurprogramma in de
gebruikershandleiding verschilt mogelijk van het venster dat u ziet,
omdat dit afhankelijk is van de gebruikte printer.
Het printereigenschappenvenster bestaat echter uit vrijwel dezelfde
onderdelen.
De exacte naam van de printer vindt u op de bijgeleverde cd met
stuurprogramma’s en hulpprogramma’s.
In dit hoofdstuk treft u de volgende onderwerpen aan:
Meerdere pagina’s afdrukken op één vel papier (N op een vel)
Posters afdrukken
Boekjes afdrukken
Afdrukken op beide zijden van het papier
Documenten vergroot of verkleind afdrukken
Document aan een geselecteerd papierformaat aanpassen
Watermerk afdrukken
Overlay afdrukken
Meerdere pagina’s afdrukken
op één vel papier (N op een vel)
U kunt aangeven hoeveel pagina’s u op één vel wilt afdrukken.
Als u meer dan één pagina per vel afdrukt, worden de pagina’s
verkleind en in de aangegeven volgorde gerangschikt. Het maximum
is 16 pagina’s per vel.
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing
wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 11.
2
Selecteer
Pagina’s per vel
in de keuzelijst
Type lay-out
op het
tabblad
Lay-out
.
3
Geef in de keuzelijst
Pagina’s per vel
aan hoeveel pagina's
u per vel wilt afdrukken (1, 2, 4, 6, 9 of 16).
4
Selecteer, indien nodig, de paginavolgorde in de vervolgkeuzelijst
Afdrukvolgorde
.
Markeer het selectievakje
Paginakaders afdrukken
als u een rand om elke pagina op het vel wilt afdrukken.
5
Klik op het tabblad
Papier
en selecteer de papierlade,
het papierformaat en het type papier.
6
Klik op
OK
en druk het document af.
Geavanceerde afdrukinstellingen
17
Posters afdrukken
Met deze functie kunt u een document van één pagina afdrukken op 4,
9 of 16 vellen papier, waarna u deze vellen aan elkaar kunt plakken
om er zo een poster van te maken.
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing
wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 11.
2
Klik op het tabblad
Lay-out
en selecteer
Poster afdrukken
in de keuzelijst
Type lay-out
.
3
Kies de instellingen voor de poster:
Voor de pagina-indeling kunt u kiezen uit
Poster
Poster<2x2>
,
Poster<3x3>
,
Poster<4x4>
en
Aangepast
. Als u
Poster<2x2>
selecteert, wordt de afdruk
automatisch over 4 vellen gespreid. Als u Aangepast
selecteert, kunt u het origineel vergroten tot een formaat
tussen 150% en 400%. Afhankelijk van het
vergrotingspercentage wordt de pagina-indeling
automatisch aangepast tot
Poster<2x2>
,
Poster<3x3>
,
Poster<4x4>
.
Geef een overlap in millimeter of inch op zodat de vellen
gemakkelijker aan elkaar kunnen worden geplakt.
4
Klik op het tabblad
Papier
en selecteer de papierlade,
het papierformaat en het type papier.
5
Klik op
OK
en druk het document af. U kunt de poster voltooien
door de vellen aan elkaar te plakken.
0,15 inch
0,15 inch
Boekjes afdrukken
Met deze printerfunctie kunt u een document op beide zijden van het
papier afdrukken en worden de pagina's zo gerangschikt dat u het
afgedrukte papier dubbel kunt vouwen om een boekje te maken.
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u het venster met de printereigenschappen.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 11.
2
Selecteer
Boekje afdrukken
in de keuzelijst
Type
op het tabblad
Type lay-out
.
O
PMERKING
: De optie
Boekje afdrukken
is niet voor elk
papierformaat beschikbaar. Om na te gaan of deze functie beschikbaar
is voor uw papierformaat, selecteert u het papierformaat in de optie
Formaat
op het tabblad
Papier
, waarna u controleert of het item
Boekje afdrukken
in de vervolgkeuzelijst
Type lay-out
op het tabblad
Lay-out
actief is.
3
Klik op het tabblad
Papier
en selecteer de papierlade,
het papierformaat en het papiertype.
4
Klik op
OK
en druk het document af.
5
Vervolgens kunt u de pagina's vouwen en nieten.
Geavanceerde afdrukinstellingen
18
Afdrukken op beide zijden van het
papier
U kunt afdrukken op beide zijden van een vel papier. Voordat u afdrukt,
moet u de gewenste afdrukstand van het document opgeven.
U kunt kiezen uit de volgende opties:
Geen
Lange zijde
, de klassieke lay-out die wordt gebruikt bij het boekbinden.
Korte zijde
, het type dat vaak wordt gebruikt voor kalenders.
O
PMERKING
: Druk niet af op beide zijden van etiketten,
transparanten, enveloppen of dik papier. Dit kan papierstoringen
veroorzaken en de printer beschadigen.
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit de softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
“Documenten afdrukken” op pagina 11.
2
Selecteer de afdrukstand op het tabblad
Lay-out
.
3
Selecteer in het vak
Dubbelzijdig afdrukken
de gewenste
dubbelzijdige afdrukoptie.
4
Klik op het tabblad
Papier
en selecteer de papierlade,
het papierformaat en het papiertype.
5
Klik op
OK
en druk het document af.
O
PMERKING
: als uw printer geen unit voor dubbelzijdig afdrukken
heeft, moet u de afdruktaak handmatig uitvoeren. De printer drukt dan
eerst om de andere pagina van het document af. Zodra u de eerste
zijde van de taak hebt afgedrukt, wordt er een venster weergegeven.
Volg de aanwijzingen op het scherm om de afdruktaak te voltooien.
Lange zijde
Korte zijde
Documenten vergroot of verkleind
afdrukken
U kunt de inhoud van een pagina groter of kleiner afdrukken.
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing wilt
wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 11.
2
Selecteer
Verkleinen/Vergroten
in de keuzelijst
Type afdruk
op het tabblad
Papier
.
3
Voer in het veld
Percentage
de gewenste schaalfactor in.
U kunt ook klikken op of .
4
Selecteer de papierlade, het papierformaat en het type papier
in
Papieropties
.
5
Klik op
OK
en druk het document af.
Document aan een geselecteerd
papierformaat aanpassen
Met deze printerfunctie kunt u uw afdruktaak aanpassen aan elk
gewenst papierformaat, ongeacht de grootte van het digitale document.
Dit kan nuttig zijn als u de details van een klein document wilt bekijken.
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing
wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 11.
2
Selecteer
Aan pagina aanpassen
in de keuzelijst
Type afdruk
op het tabblad
Papier
.
3
Selecteer het juiste formaat in de vervolgkeuzelijst
Afdrukpapier
.
4
Selecteer de papierlade, het papierformaat en het type papier
in
Papieropties
.
5
Klik op
OK
en druk het document af.
Geavanceerde afdrukinstellingen
19
Watermerk afdrukken
Met de optie Watermerk kunt u over een bestaand document heen een
diagonale tekst afdrukken. U kunt bijvoorbeeld diagonaal over de eerste
pagina of op alle pagina’s van een document in grote grijze letters
“CONCEPT” of “VERTROUWELIJK” afdrukken.
Er worden verschillende vooraf gedefinieerde watermerken bij de printer
geleverd. U kunt deze watermerken wijzigen, of u kunt nieuwe
watermerken toevoegen aan de lijst.
Bestaand watermerk gebruiken
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing
wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 11.
2
Klik op het tabblad
Overige opties
en selecteer het gewenste
watermerk in de keuzelijst
Watermerk
. Het geselecteerde
watermerk wordt weergegeven in het afdrukvoorbeeld.
3
Klik op
OK
en druk het document af.
O
PMERKING
: het afdrukvoorbeeld geeft weer hoe de afgedrukte
pagina er zal uitzien.
Nieuw watermerk maken
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing
wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 11.
2
Klik op het tabblad
Overige opties
op
Bewerken
onder
Watermerk
. Het venster
Watermerk bewerken
wordt geopend.
3
Typ tekst in het vak
Tekst in watermerk
. De tekst mag maximaal
uit 40 tekens bestaan. De tekst wordt in het voorbeeldvenster
getoond.
Als u
Alleen eerste pagina
aankruist, wordt het watermerk
alleen op de eerste pagina afgedrukt.
4
Selecteer de watermerkopties.
U kunt de naam, stijl, grootte en het grijstintenniveau van het
lettertype aangeven onder
Lettertypekenmerken
en de hoek
van het watermerk instellen onder
Hoek tekst
.
5
Klik op
Toevoegen
om het nieuwe watermerk aan de lijst
toe te voegen.
6
Nadat u klaar bent met bewerken, klikt u op
OK
en drukt
u het document af.
Als u geen watermerk meer wilt afdrukken, selecteert u
(Geen watermerk)
in de keuzelijst
Watermerk
.
Watermerk bewerken
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing
wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 11.
2
Klik op het tabblad
Overige opties
op
Bewerken
onder
Watermerk
. Het venster
Watermerk bewerken
wordt geopend.
3
Selecteer het watermerk dat u wilt bewerken in de lijst
Huidige
watermerken
en wijzig de tekst van het watermerk en de opties.
4
Klik op
Bijwerken
als u de wijzigingen op wilt slaan.
5
Klik zo vaak als nodig op
OK
totdat u het venster Afdrukken
verlaten hebt.
Watermerk verwijderen
1
Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing
wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 11.
2
Klik op het tabblad
Overige opties
op
Bewerken
onder
Watermerk. Het venster
Watermerk bewerken
wordt geopend.
3
Selecteer in de lijst
Huidige watermerken
het watermerk
dat u wilt verwijderen en klik op
Verwijderen
.
4
Klik zo vaak als nodig op
OK
totdat u het venster Afdrukken
verlaten hebt.
Geavanceerde afdrukinstellingen
20
Overlay afdrukken
Wat is een overlay?
Een overlay is tekst en/of afbeeldingen die op de vaste schijf van
de computer zijn opgeslagen in een speciale bestandsindeling en die
kunnen worden afgedrukt in een willekeurig document. Overlays worden
vaak gebruikt in plaats van voorbedrukt briefpapier of formulieren. In plaats
daarvan kunt u een overlay samenstellen die dezelfde informatie bevat
en geeft u aan de printer door welke overlay voor uw document gebruikt
moet worden. Als u een brief met het briefhoofd van uw bedrijf wilt
afdrukken, hoeft u geen voorbedrukt briefhoofdpapier in de printer
te plaatsen. U hoeft alleen maar aan te geven dat de printer de
briefhoofdoverlay moet afdrukken op uw document.
Nieuwe overlay maken
Voordat u een overlay kunt gebruiken, moet u een nieuwe overlay
samenstellen die bijvoorbeeld het logo en de adresgegevens
van uw bedrijf of een afbeelding bevat.
1
Maak of open een document met de tekst of afbeelding die u voor
de overlay wilt gebruiken. Zorg ervoor dat de tekst of afbeelding
precies op de plaats staat waar deze afgedrukt moet worden.
2
Ga naar de printereigenschappen als u het document als een
overlay wilt opslaan. Zie “Documenten afdrukken” op pagina 11.
3
Klik op het tabblad
Overige opties
op
Bewerken
onder
Overlay
.
4
Klik in het venster Overlay bewerken op
Overlay maken
.
5
In het venster Overlay maken voert u in het vak
Bestandsnaam
een naam van maximaal 8 posities in. Selecteer eventueel het
pad naar de bestemming (standaard is dit C:\Formover).
6
Klik op
Opslaan
. De naam verschijnt in het vak
Lijst van overlays
.
7
Klik op
OK
of
Ja
als u klaar bent met het maken van de overlay.
Het bestand wordt niet afgedrukt. Het wordt opgeslagen
op de vaste schijf van uw computer.
O
PMERKING
: het documentformaat van de overlay moet hetzelfde
zijn als de documenten die u met de overlay afdrukt. Stel geen overlays
met watermerken samen.
Overlay gebruiken
Nadat u een overlay hebt samengesteld, kunt u deze met uw document
afdrukken. Dit doet u als volgt:
1
Open een document dat u wilt afdrukken of maak een nieuw
document aan.
2
Als u de afdrukinstellingen vanuit uw softwaretoepassing
wilt wijzigen, opent u het venster Eigenschappen van de printer.
Zie “Documenten afdrukken” op pagina 11.
3
Klik op het tabblad
Overige opties
.
4
Selecteer de gewenste overlay in de keuzelijst
Overlay
.
5
Als het overlaybestand dat u zoekt niet in de lijst
Overlay
voorkomt, klikt u op
Bewerken
en op
Overlay laden
en selecteert
u het overlaybestand.
Als u het gewenste overlaybestand op een externe bron hebt
opgeslagen, kunt u het bestand ook laden via het venster
Overlay laden
.
Klik op
Openen
als u het bestand hebt geladen. Het bestand
verschijnt in het vak
Lijst van overlays
en kan worden afgedrukt.
Selecteer de overlay in de keuzelijst
Lijst van overlays
.
6
Klik, indien nodig, op
Overlay bevestigen voor afdrukken
.
Als dit selectievakje is ingeschakeld, verschijnt telkens wanneer
u een document naar de printer verzendt een berichtvenster waarin
u gevraagd wordt te bevestigen of u een overlay op uw document
wilt afdrukken.
Als dit selectievakje niet is ingeschakeld en een overlay werd
geselecteerd, wordt de overlay automatisch afgedrukt op
uw document.
7
Klik op
OK
of
Ja
totdat het afdrukken wordt gestart.
De geselecteerde overlay wordt samen met uw afdruktaak
gedownload en wordt op uw document afgedrukt.
O
PMERKING
: de resolutie van het overlaydocument moet dezelfde
zijn als die van het document waarop u de overlay wilt afdrukken.
Overlay verwijderen
U kunt paginaoverlays die u niet meer gebruikt verwijderen.
1
Klik in het venster met de printereigenschappen op het tabblad
Overige opties
.
2
Klik op
Bewerken
onder
Overlay
.
3
Selecteer in de
Lijst van overlays
de overlay die u wilt verwijderen.
4
Klik op
Overlay verwijderen
.
5
Wanneer er een venster verschijnt waarin om een bevestiging
wordt gevraagd, klikt u op
Ja
.
6
Klik zo vaak als nodig op
OK
totdat u het venster Afdrukken
verlaten hebt.
Een lokale printer delen
21
4 Een lokale printer delen
U kunt de printer rechtstreeks aansluiten op een geselecteerde
computer, die de hostcomputer op het netwerk wordt genoemd.
De volgende procedure geldt voor Microsoft
®
Windows
®
XP. Zie de
Windows-gebruikershandleiding of on line Help voor andere Windows-
besturingssystemen.
O
PMERKINGEN
:
Controleer welke besturingssystemen compatibel zijn met de printer.
Zie Compatibiliteit met besturingssysteem onder Printerspecificaties
in de printerhandleiding.
De exacte naam van de printer vindt u op de bijgeleverde cd met
stuurprogramma’s en hulpprogramma’s.
Instellen als hostcomputer
1
Zet uw computer aan en wacht tot Windows is opgestart.
2
Selecteer in het menu
Start
de optie
Printers en faxapparaten
.
3
Dubbelklik op
het pictogram van het printerstuurprogramma
.
4
Selecteer
Delen
in het menu
Printer
.
5
Schakel het selectievakje
Deze printer delen
in.
6
Typ een naam in het veld
Deelnaam
en klik vervolgens op
OK
.
Instellen als clientcomputer
1
Klik met de rechtermuisknop op de knop
Start
in Windows en
selecteer
Verkenner
.
2
Selecteer
Mijn netwerklocaties
en klik met de rechtermuisknop op
Zoeken naar computers
.
3
Typ het IP-adres van de hostcomputer in het veld
Computernaam
en klik op
Zoeken
. (Als de hostcomputer om een
Gebruikersnaam
en een
Wachtwoord
vraagt, vult u de gebruikers-id en het
wachtwoord van de hostcomputeraccount in.)
4
Dubbelklik op
Printers en faxapparaten
.
5
Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van het
printerstuurprogramma en selecteer
Verbinding maken
.
6
Klik op
Ja
als wordt gevraagd of u de installatie wilt uitvoeren.
Scannen
22
5 Scannen
U kunt het apparaat als scanner gebruiken om uw foto’s en teksten om
te zetten in digitale bestanden die u met uw computer kunt bewerken.
U kunt deze bestanden faxen of e-mailen, op uw website zetten of
opnemen in projecten die u kunt afdrukken met behulp van SmarThru-
software of het WIA-stuurprogramma.
In dit hoofdstuk treft u de volgende onderwerpen aan:
SmarThru Office
Scannen met een TWAIN-compatibel programma
Scannen via het WIA-stuurprogramma
NB
Controleer welke besturingssystemen compatibel zijn met
de printer. Zie Printerspecificaties onder Compatibiliteit met
besturingssysteem in de printerhandleiding.
U kunt de naam van de printer controleren op de bijgeleverde cd
met stuurprogramma’s en hulpprogramma’s.
De maximale resolutie is afhankelijk van een aantal factoren,
zoals de snelheid van de computer, de beschikbare schijfruimte,
het geheugen, de grootte van het te scannen bestand en de
instellingen van de bitdiepte. Het kan daarom afhankelijk van
uw systeem en het te scannen object onmogelijk blijken met een
specifieke resolutie te scannen, vooral als er met verbeterde dpi
wordt gewerkt.
SmarThru Office
Op de meegeleverde cd met stuurprogramma’s en hulpprogramma’s
vindt u SmarThru Office. SmarThru Office biedt een aantal handige
functies voor het gebruik van uw apparaat.
SmarThru Office opstarten
Volg onderstaande stappen om SmarThru Office op te starten:
1
Zorg ervoor dat uw apparaat en computer zijn ingeschakeld en op
de juiste wijze met elkaar zijn verbonden.
2
Na de installatie van SmarThru Office wordt het pictogram voor
SmarThru Office op het bureaublad weergegeven.
3
Dubbelklik op het pictogram SmarThru Office.
4
SmarThru Office verschijnt.
Voor meer informatie klikt u op
Help
>
SmarThru Office Help
.
Quick Start Guide
Dit menu toont snelknoppen voor een aantal functies. De snelknoppen
zijn:
Categorieën
,
Ringband
,
Levenscyclus
,
Scannen en
tekstherkenning
en
Website van Dell
. U kunt dit menu uitschakelen
door "
Dit dialoogvenster niet meer weergeven
" in te schakelen.
SmarThru Office gebruiken
Scannen
1
Klik op het pictogram voor scannen.
NB
:
In Microsoft
®
Windows
®
XP kunt u het startprogramma SmarThru
Office rechts onderaan op de taakbalk gebruiken om het venster
Scaninstlling snel te openen.
Bij andere besturingssystemen dan Windows XP klikt u op het
pictogram SmarThru in het systeemvak op de taakbalk van
Windows om het startprogramma SmarThru Office te activeren.
Scannen
23
2
Het venster
Scaninstelling
wordt geopend.
O
PMERKING
: Klik op de knop
Geavanceerd
om meer scanopties in te
stellen.
Send to
E-mail
U kunt e-mails versturen terwijl u met SmarThru Office werkt.
O
PMERKING
: U hebt een e-mailclientprogramma zoals Outlook
Express nodig om een e-mail te versturen in SmarThru Office. De
procedure voor het versturen van e-mails kan verschillen afhankelijk
van het e-mailclientprogramma dat u gebruikt.
1
Selecteer
Bestand
>
Verzenden naar
>
Verzenden via E-mail
.
2
Er wordt een e-mailclient geopend.
3
Voer de vereiste gegevens in en verstuur uw e-mail.
1
Scanner
selectere
n
Hiermee kunt u kiezen tussen lokale of de
netwerkscanner.
2
Profiel
selectere
n
Hiermee kunt u de instellingen voor regelmatig
toekomstig gebruik opslaan. Klik op
Nieuw
profiel
om de instellingen op te slaan.
3
Scaninst
ellingen
Hiermee kunt u de instellingen voor
Scanfromaat
en
Papierinvoer
aanpassen.
4
Scannen
naar
Hiermee kunt u de instellingen van
File Name
en de locatie voor de ingescande gegevens
aanpassen.
Faxen
U kunt e-mails verzenden terwijl u met SmarThru Office werkt.
1
Selecteer
Bestand
>
Verzenden naar
>
Verzenden via fax
.
2
Het venster
Fax verzenden
wordt geopend.
3
Voer de vereiste gegevens in en klik op
Fax verzenden
.
NB
: Voor meer informatie over SmarThru Office klikt u op
Help
>
SmarThru
Office
Help
. Het venster
SmarThru
Office
Help
verschijnt;
u kunt de schermhulpfunctie die met het programma SmarThru werd
meegeleverd weergeven.
Volg de onderstaande stappen om SmarThru Office op te starten. Sluit
alle toepassingen op de computer voor u het verwijdert.
a Selecteer in het menu
Start Programma’s
of
Alle programmas
.
b Selecteer SmarThru Office en vervolgens
Uninstall SmarThru
Office
.
c Lees de verklaring en klik op
Ja
als u wordt gevraagd om uw keuze te
bevestigen.
d Klik op
Finish
.
Scannen met een TWAIN-compatibel
programma
Als u documenten met andere programma’s wilt scannen, moeten deze
TWAIN-compatibel zijn, zoals Adobe
®
Photoshop
®
. Wanneer u voor het
eerst gaat scannen met een ander programma, moet u het apparaat in
dit programma als TWAIN-bron selecteren.
Als u wilt scannen, voert u de volgende stappen uit:
1
Zorg ervoor dat het apparaat en de computer aan staan en goed
met elkaar zijn verbonden.
2
Plaats één document met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat. OF plaats een of meer documenten met de bedrukte
zijde naar boven in de ADI (of DADI).
3
Open een toepassing, bijvoorbeeld Photoshop.
4
Open het TWAIN-venster en stel de scanopties in.
5
Scan het origineel en sla de afbeelding op.
OPMERKING
: u moet de instructies van het desbetreffende programma
opvolgen om een afbeelding te kunnen produceren. Zie hiervoor de
gebruikershandleiding van de toepassing.
Scannen
24
Scannen via het WIA-stuurprogramma
Het apparaat ondersteunt ook het WIA-stuurprogramma voor het scannen
van afbeeldingen. WIA is een van de standaardonderdelen van Microsoft
®
Windows
®
XP voor de ondersteuning van digitale camera's en scanners.
In tegenstelling tot het TWAIN-stuurprogramma kunt u met het WIA-
stuurprogramma zonder aanvullende software afbeeldingen gemakkelijk
scannen en bewerken.
OPMERKING
: het WIA-stuurprogramma werkt alleen onder Windows
XP/Vista als er een USB-poort beschikbaar is.
Windows XP
1
Plaats één document met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat. OF plaats een of meer documenten met de bedrukte
zijde naar boven in de ADI (of DADI).
2
Ga vanuit het menu
Start
op het bureaublad naar
Instellingen
,
Configuratiescherm
en vervolgens
Scanners en camera’s
.
3
Dubbelklik op het pictogram van het
printerstuurprogramma
.
De wizard Scanner en camera verschijnt.
4
Geef uw scanvoorkeuren op en klik op
Voorbeeld
om te zien
welke invloed uw voorkeuren op de afbeelding hebben.
5
Klik op
Volgende
.
6
Geef een naam op voor de afbeelding en selecteer een
bestandsindeling en een opslaglocatie voor de afbeelding.
7
Volg de aanwijzingen op het scherm als u de afbeelding wilt
bewerken nadat deze op uw computer is opgeslagen.
Windows Vista
1
Plaats één document met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat. OF plaats een of meer documenten met de bedrukte
zijde naar boven in de ADI (of DADI).
2
Klik op
Start
Configuratiescherm
Hardware en geluiden
Scanners en camera’s
.
3
Klik op
Een document of foto scannen
. De toepassing
Windows
Faxen en scannen
wordt automatisch geopend.
OPMERKING
: Klik op
Scanners en camera’s weergeven
om de
scanners te bekijken.
4
Klik op
Scannen
om het scannerstuurprogramma te openen.
5
Selectuur uw scanvoorkeuren en klik op
Voorbeeld
om te zien hoe
uw voorkeuren de afbeelding beïnvloeden.
6
Klik op
Scannen
.
O
PMERKING
: als u de scantaak wilt annuleren, klikt u op Stop
in de wizard Scanner en camera.
Andere software gebruiken
25
6 Andere software
gebruiken
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Printerstatusmonitor
Hulpprogramma Printerinstellingen
Toepassing om nieuwe Dell-toner te bestellen
Hulpprogramma voor het updaten van de firmware
Printerstatusmonitor
Het scherm van de printerstatusmonitor wordt weergegeven
wanneer u een afdruktaak naar de printer stuurt. Dit verschijnt
uitsluitend op het computerscherm. Hoe het scherm van de
printerstatusmonitor wordt weergegeven, hangt af van het
resterende tonerniveau.
Als u gebruikmaakt van Windows, gaat u naar het menu
Start
en selecteert u
Programma’s
of
Alle programma’s
Dell
Dell-printers
Dell 1235cn Color Laser MFP
Printerstatusmonitor
.
Het programma
Printerstatusmonitor
vermeldt de huidige
status van de printer, het resterende tonerniveau in de
tonercassette(s) en allerlei andere informatie. U kunt ook de
instellingen wijzigen.
Afdrukstatus
: De
Printerstatusmonitor
geeft de huidige
status van de printer weer.
Tonerniveau
: Hier wordt het resterende tonerniveau in
de cassette(s) weergegeven.
Artikelen best.
: Klik om reservetonercassettes online te
bestellen.
Handleiding
: Biedt u de mogelijkheid om de
Dell 1235cn
Color Laser MFP
-gebruikershandleiding te bekijken.
Hulpprogramma
Printerinstellingen
Wanneer u de
Dell
-software installeert, wordt automatisch het
Hulpprogramma Printerinstellingen
geïnstalleerd.
Om het
Hulpprogramma Printerinstellingen
te openen
1
Klikt u op
Start
Programma’s
or
Alle programma’s
Dell
Dell-printers
Dell 1235cn Color Laser
MFP
Hulpprogramma Printerinstellingen
.
Het venster
Hulpprogramma Printerinstellingen
wordt
geopend.
2
Het venster
Hulpprogramma Printerinstellingen
biedt
verschillende functies.
Voor meer details klikt u op de knop .
Om de standaardinstellingen te gebruiken, klikt u op de
knop
St. inst. printer
en vervolgens op de knop
Toepassen
.
Om het programma af te sluiten, klikt u op de knop
Afsluiten
onderaan het venster.
Andere software gebruiken
26
Toepassing om nieuwe Dell-
toner te bestellen
Ga als volgt te werk om nieuwe tonercassettes of
verbruiksartikelen te bestellen bij
Dell
:
1
Dubbelklik op het bureaublad op het pictogram
Programma voor het bijbestellen van toner van
Dell
.
of
Klik op
Start
Programma’s
of
Alle programma’s
Dell
Dell-printers
Dell 1235cn Color Laser MFP
Toner voor Dell 1235cn MFP bestellen
.
2
Het venster
Toner voor Dell 1235cn MFP bestellen
wordt geopend.
Hulpprogramma voor het
updaten van de firmware
U kunt de printerfirmware bijwerken met behulp van
Hulpprogramma voor het updaten van de firmware
.
1
Klikt u op
Start
Programma’s
or
Alle programma’s
Dell
Dell-printers
Dell 1235cn Color Laser
MFP
Hulpprogramma voor het updaten van de
firmware
.
Het venster
Hulpprogramma voor het updaten van de
firmware
wordt geopend.
Volg de aanwijzingen op het scherm om de firmware-
update te voltooien.
Uw printer gebruiken met een Macintosh
27
7 Uw printer gebruiken
met een Macintosh
Uw printer ondersteunt Macintosh-systemen met een ingebouwde USB-
interface of 10/100 Base-TX-netwerkkaart. Als u een bestand afdrukt vanaf
een Macintosh-computer, kunt u het CUPS-stuurprogramma gebruiken door
het PPD-bestand te installeren.
Opmerking
:
sommige printers ondersteunen geen
netwerkinterface. Controleer in de gebruikershandleiding
van de printer onder Printerspecificaties of uw printer een
netwerkinterface ondersteunt.
In dit hoofdstuk treft u de volgende onderwerpen aan:
Software installeren
De installatie van het software ongedaan maken
De printer instellen
Afdrukken
Scannen
Software installeren
De cd met stuurprogramma’s en hulpprogramma’s die bij uw printer
is geleverd, bevat het PPD-bestand waarmee u het CUPS- of Apple
LaserWriter-stuurprogramma kunt gebruiken
(alleen
beschikbaar als u een printer gebruikt die een
PostScript-stuurprogramma ondersteunt)
om af te drukken
vanaf een Macintosh-computer.
Het wordt geleverd met de Twain driver waarmee u kunt scannen
op uw Macintoshcomputer.
1
Zorg dat de printer is aangesloten op de computer. Zet de computer
en de printer aan.
2
Plaats de bijgeleverde cd met stuurprogramma’s en
hulpprogramma’s in de optische drive van uw computer.
3
Dubbelklik op de
het cd-rompictogram
dat op het bureaublad van
uw Macintoshcomputer verschijnt.
4
Dubbelklik op de map
MAC_Installer
.
5
Dubbelklik op het pictogram van het
Installer OS X
.
6
Voer het wachtwoord in en klik op
OK
.
7
Het venster van het Dell-installatieprogramma wordt geopend.
8
Selecteer
Easy Install
en klik op
Install
.
Easy Install
wordt
aanbevolen voor de meeste gebruikers. Alle onderdelen die
noodzakelijk zijn voor het afdrukken worden geïnstalleerd. Als u
Custom Install
selecteert, kunt u aangeven welke afzonderlijke
onderdelen u wilt installeren.
9
Het bericht met de waarschuwing dat alle toepassingen worden
afgesloten, wordt op de computer weergegeven. Klik op
Ga door
.
10
Nadat de installatie is voltooid, klikt u op
Quit
.
Opmerking
:
Als u een scannerstuurprogramma hebt geïnstalleerd, klikt u op
Restart
.
Nadat de installatie is voltooid, zie "De printer instellen" op pagina 28.
De installatie van het software
ongedaan maken
U moet de installatie ongedaan maken voordat u een nieuwe versie
installeert of als de installatie niet is gelukt.
1
Plaats de bijgeleverde cd met stuurprogramma’s en
hulpprogramma’s in de optische drive van uw computer.
2
Dubbelklik op de
het cd-rompictogram
dat op het bureaublad van
uw Macintoshcomputer verschijnt.
3
Dubbelklik op de map
MAC_Installer
.
4
Dubbelklik op het pictogram van het
Installer OS X
.
5
Voer het wachtwoord in en klik op
OK
.
6
Het venster van het Dell-installatieprogramma wordt geopend.
7
Selecteer
Uninstall
en klik vervolgens op
Uninstall
.
8
Het bericht met de waarschuwing dat alle toepassingen worden
afgesloten, wordt op de computer weergegeven. Klik op
Ga door
.
9
Als de installatie ongedaan is gemaakt, klikt u op
Quit
.
Uw printer gebruiken met een Macintosh
28
De printer instellen
De instelling van de printer verschilt afhankelijk van de kabel die u
gebruikt om de printer aan te sluiten op uw computer: een netwerkkabel
of een USB-kabel.
Voor een op een netwerk aangesloten
Macintosh
O
PMERKING
:
sommige printers ondersteunen geen
netwerkinterface. Controleer voordat u uw printer
aansluit in de gebruikershandleiding van de printer
onder Printerspecificaties of uw printer een
netwerkinterface ondersteunt.
1
Volg de aanwijzingen op "Software installeren" op pagina 27 om
het PPD-bestand en de filterbestanden op uw computer te
installeren.
2
Open de map Programma's en kies
Utilities
(Hulpprogramma’s)
en
Print Setup Utility (Hulpprogramma
printerinstellingen)
.
• Voor MAC OS 10.5: open Systeemvoorkeuren in de map
Programma's en klik op Afdrukken en faxen.
3
Klik op
Add (Toevoegen)
in de
Printer List (Printerlijst)
.
• Voor MAC OS 10.5: klik op het pictogram
+
, waarna een
venster verschijnt.
4
Voor MAC OS 10.3: selecteer het tabblad
IP Printing (IP
Afdrukken)
.
• Voor MAC OS 10.4: klik op IP-printer.
• Voor MAC OS 10.5: klik op IP.
5
Selecteer
Socket/HP Jet Direct
in
Printer Type
.
WANNEER U EEN DOCUMENT MET VEEL PAGINA'S
AFDRUKT, KUNT U DE AFDRUKPRESTATIES VERBETEREN
DOOR DE OPTIE SOCKET FOR PRINTER TYPE TE KIEZEN.
6
Typ het IP-adres van uw printer in het veld
Printer Address
(Printeradres)
.
7
Typ de naam van de afdrukwachtrij in het veld
Queue Name
(Wachtrijnaam)
. Als u de wachtrijnaam voor uw afdrukserver
niet kunt bepalen, probeer dan eerst de standaardwachtrij.
8
MAC OS 10.3: Als de automatische selectiefunctie niet goed werkt,
selecteert u
Dell
bij
Printer Model (Printermodel)
en de
naam
van uw printer
bij
Model Name (Modelnaam)
.
MAC OS 10.4: Als de automatische selectiefunctie niet goed
werkt, selecteert u
Dell
bij
Print Using(Druk af via)
en de
naam
van uw printer
bij
Model (Model)
.
Selecteer als de automatische selectiefunctie niet goed werkt bij
MAC OS 10.5
Selecteer besturingsbestand…
en de naam van
uw printer in
Print Using(Druk af via)
.
Het IP-adres van uw printer verschijnt in
Printer List
(Printerlijst)
en wordt ingesteld als standaardprinter.
9
Klik op
Add (Toevoegen)
.
Voor een via USB aangesloten Macintosh
1
Volg de aanwijzingen op "Software installeren" op pagina 27 om
het PPD-bestand en de filterbestanden op uw computer te
installeren.
2
Open de map Programma's en kies
Utilities
(Hulpprogramma’s)
en
Print Setup Utility (Hulpprogramma
printerinstellingen)
.
• Voor MAC OS 10.5: open Systeemvoorkeuren in de map
Programma's en klik op Afdrukken en faxen.
3
Klik op
Add (Toevoegen)
in de
Printer List (Printerlijst)
.
Voor MAC OS 10.5: klik op het pictogram
+
, waarna een
venster verschijnt.
.
4
Voor MAC OS 10.3: selecteer het tabblad
USB
.
• Voor MAC OS 10.4: klik op Standaardkiezer en zoek de USB-
verbinding.
• Voor MAC OS 10.5: klik op Standaard en zoek de USB-
verbinding..
5
MAC OS 10.3: Als de automatische selectiefunctie niet goed werkt,
selecteert u
Dell
bij
Printer Model (Printermodel)
en de
naam
van uw printer
bij
Model Name (Modelnaam)
.
MAC OS 10.4: Als de automatische selectiefunctie niet goed
werkt, selecteert u
Dell
bij
Print Using(Druk af via)
en de
naam
van uw printer
bij
Model (Model)
.
Selecteer als de automatische selectiefunctie niet goed werkt bij
MAC OS 10.5
Selecteer besturingsbestand…
en de naam van
uw printer in
Print Using(Druk af via)
.
Uw printer verschijnt in
Printer List (Printerlijst)
en wordt
ingesteld als standaardprinter.
6
Klik op
Add (Toevoegen)
.
Uw printer gebruiken met een Macintosh
29
Afdrukken
O
PMERKING
:
Het Macintosh-printereigenschappenvenster in de gebruikershandleiding
verschilt mogelijk van het venster dat u ziet, omdat dit afhankelijk is van
de gebruikte printer. Het printereigenschappenvenster bestaat echter uit
vrijwel dezelfde onderdelen.
U kunt de naam van de printer controleren op de bijgeleverde
cd-rom.
Document afdrukken
Als u afdrukt met een Macintosh, moet u in elke toepassing die u gebruikt
de printersoftware-instelling controleren. Volg de onderstaande stappen
om af te drukken vanaf een Macintosh.
1
Open een Macintosh-toepassing en selecteer het bestand dat u wilt
afdrukken.
2
Open het menu
File
en klik op
Page Setup
(
Document Setup
in
sommige toepassingen).
3
Kies het papierformaat, de afdrukstand, de schaal en andere
opties, en klik op
OK
.
4
Open het menu
File
en klik op
Print
.
5
Kies het gewenste aantal exemplaren en geef aan welke pagina's
u wilt afdrukken.
6
Klik op
Print
als u klaar bent met het instellen van de opties.
Zorg ervoor dat de
printer is geselecteerd.
s
Mac OS 10.5
Afdrukinstellingen wijzigen
U kunt geavanceerde afdrukfuncties gebruiken voor uw printer.
Selecteer
Print
in het menu
File
van uw Macintosh-toepassing.
De printernaam die in het printereigenschappenvenster verschijnt,
is afhankelijk van de gebruikte printer. Behalve de naam, bestaat
het printereigenschappenvenster uit vrijwel dezelfde onderdelen.
O
PMERKING
: De opties kunnen verschillen afhankelijk van de printer
en de versie van het Macintosh-besturingssysteem.
Layout
Op het tabblad
Layout
vindt u opties waarmee u de uiteindelijke afdruk
van het document kunt aanpassen. U kunt verschillende pagina’s op één
vel papier afdrukken. Kies
Layout
in de vervolgkeuzelijst
Presets
om
toegang te krijgen tot de volgende functies.
Pages per Sheet
: Hier kunt u opgeven hoeveel pagina's op één
vel worden afgedrukt. Zie 'Verschillende pagina's afdrukken op
één vel papierr' in de volgende kolom voor meer informatie.
Layout Direction
: U kunt de afdrukrichting selecteren door op
één van de vier voorbeelden in de interface te klikken.
s
Mac OS 10.5
Uw printer gebruiken met een Macintosh
30
Graphics
Op het tabblad
Graphics
vindt u de opties
Quality
en
Color Mode
.
Selecteer
Graphics
in de vervolgkeuzelijst
Presets
om toegang te
krijgen tot de grafische functies.
Quality
: U kunt de afdrukresolutie selecteren. Hoe hoger de
instelling, hoe scherper de tekens en afbeeldingen worden
afgedrukt. Als u een hoge instelling selecteert, kan de afdruk van
het document iets langer duren.
Color Mode
: U kunt de kleuropties instellen. De instelling
Color
geeft gewoonlijk de best mogelijke afdrukkwaliteit voor
documenten in kleur. Als u een kleurendocument in grijstinten wilt
afdrukken, selecteert u
Grayscale
.
Paper
Selecteer in de vervolgkeuzelijst
Paper Type
het type papier dat zich
bevindt in de lade van waaruit u wenst af te drukken. Zo krijgt u de beste
afdrukkwaliteit. Als u een ander type afdrukmateriaal plaatst, selecteert
u het desbetreffende type papier.
s
Mac OS 10.5
s
Mac OS 10.5
Verschillende pagina's afdrukken op één
vel papier
U kunt meer dan één pagina afdrukken op één vel papier. Dit is een
goedkope manier om conceptpagina's af te drukken.
1
Selecteer
Print
in het menu
File
van uw Macintosh-toepassing.
2
Selecteer
Layout
.
3
Selecteer het aantal pagina's dat u op één vel papier wilt afdrukken
via de keuzelijst
Pages per Sheet
.
4
Selecteer de paginavolgorde met de optie
Layout Direction
.
Als u rond elke pagina op het vel een rand wilt afdrukken,
selecteert u de gewenste optie in de keuzelijst
Border
.
5
Klik op
Print
. De printer drukt het geselecteerde aantal pagina's
af op één zijde van elke pagina.
s
Mac OS 10.5
Uw printer gebruiken met een Macintosh
31
Scannen
U kunt documenten inscannen met behulp van
Fotolader
. Macintosh
biedt het programma
Fotolader
.
Scannen met USB
1
Zorg ervoor dat uw apparaat en computer zijn ingeschakeld en op
de juiste wijze met elkaar zijn verbonden.
2
Plaats één document met de bedrukte zijde naar onder op de
glasplaat.
OF plaats een of meer documenten met de bedrukte zijde naar
boven in de ADI (of DADI).
3
Start
Programma’s
en klik op
Fotolader
.
Opmerking
: Als het bericht
Er is geen apparaat voor het vastleggen
van afbeeldingen aangesloten
verschijnt, trekt u de USB-kabel uit en
steekt u hem vervolgens weer in. Raadpleeg
Fotolader
als het
probleem aanhoudt.
4
Stel de scanopties in dit programma in.
5
Scan uw afbeelding in en sla ze op.
Opmerking
:
Meer informatie over
Fotolader
vindt u in de helpfunctie van
Fotolader
.
Als u via de DADI wilt scannen, gebruikt u software die compatibel is
met TWAIN.
U kunt ook scannen met behulp van TWAIN-compatibele software,
zoals Adobe
®
Photoshop
®
.
Scanprocessen verschillen afhankelijk van de TWAIN-compatibele
software. Raadpleeg de gebruikershandleiding van de software.
Als u niet kunt scannen in
Fotolader
moet u Mac OS bijwerken naar
de laatste versie.
Fotolader
werkt correct in Mac OS 10.3.9 of hoger
en in Mac OS 10.4.7 of hoger.
32
SOFTWARE
INDEX
A
afdrukken
aan pagina aanpassen
18
boekjes
17
document
11
dubbelzijdig
18
meer pagina's per vel
Macintosh
30
Windows
16
overlay
20
poster
19
schalen
18
vanuit Macintosh
29
vanuit Windows
11
watermerk
19
afdrukstand, afdrukken
Windows
13
annuleren
scannen
24
B
boekjes afdrukken
17
D
document, afdrukken
Macintosh
29
Windows
11
dubbelzijdig afdrukken
18
E
Extra, tabblad, eigenschappen, instellen
15
F
favorieten, instellingen, gebruik
15
G
geavanceerd afdrukken, gebruik
16
grafische eigenschappen, instellen
14
H
help, gebruik
15
I
installatie ongedaan maken, software
Macintosh
27
Windows
10
installeren
printerstuurprogramma
Macintosh
27
Windows
4
instellen
afbeeldingsmodus
14
contrast
14
favorieten
15
resolutie
Windows
14
tonerspaarstand
14
TrueType
14
L
lay-outeigenschappen, instellen
Macintosh
29
Windows
13
M
Macintosh
afdrukken
29
de printer instellen
28
printer instellen
28
scannen
31
stuurprogramma
installatie ongedaan maken
27
installeren
27
meer pagina's per vel afdrukken
Macintosh
30
Windows
16
O
overlay
afdrukken
20
maken
20
verwijderen
20
P
papierbron, instellen
Windows
13
papiereigenschappen, instellen
13
papierformaat, instellen
13
poster, afdrukken
17
printereigenschappen, instellen
Macintosh
29
Windows
12
printerresolutie, instellen
Windows
14
printersoftware
installatie ongedaan maken
Macintosh
27
Windows
10
installeren
Macintosh
27
Windows
4
S
scannen
SmarThru
22
TWAIN
23
WIA-stuurprogramma
24
scannen vanuit Macintosh
31
software
installatie ongedaan maken
Macintosh
27
Windows
10
installeren
Macintosh
27
Windows
4
opnieuw installeren
Windows
9
systeemeisen
33
Macintosh
27
statusmonitor, gebruik
25
T
tonerspaarstand, instellen
14
TWAIN, scannen
23
W
watermerk
afdrukken
19
bewerken
19
maken
19
verwijderen
19
WIA, scannen
24
REV 1.01
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30
  • Page 31 31
  • Page 32 32
  • Page 33 33
  • Page 34 34
  • Page 35 35
  • Page 36 36
  • Page 37 37
  • Page 38 38
  • Page 39 39
  • Page 40 40
  • Page 41 41
  • Page 42 42
  • Page 43 43
  • Page 44 44
  • Page 45 45
  • Page 46 46
  • Page 47 47
  • Page 48 48
  • Page 49 49
  • Page 50 50
  • Page 51 51
  • Page 52 52
  • Page 53 53
  • Page 54 54
  • Page 55 55
  • Page 56 56
  • Page 57 57
  • Page 58 58
  • Page 59 59
  • Page 60 60
  • Page 61 61
  • Page 62 62
  • Page 63 63
  • Page 64 64
  • Page 65 65
  • Page 66 66
  • Page 67 67
  • Page 68 68
  • Page 69 69
  • Page 70 70
  • Page 71 71
  • Page 72 72
  • Page 73 73
  • Page 74 74
  • Page 75 75
  • Page 76 76
  • Page 77 77
  • Page 78 78
  • Page 79 79
  • Page 80 80
  • Page 81 81
  • Page 82 82
  • Page 83 83
  • Page 84 84
  • Page 85 85
  • Page 86 86
  • Page 87 87
  • Page 88 88
  • Page 89 89
  • Page 90 90
  • Page 91 91
  • Page 92 92
  • Page 93 93
  • Page 94 94
  • Page 95 95
  • Page 96 96
  • Page 97 97
  • Page 98 98
  • Page 99 99
  • Page 100 100
  • Page 101 101
  • Page 102 102
  • Page 103 103
  • Page 104 104
  • Page 105 105
  • Page 106 106
  • Page 107 107
  • Page 108 108
  • Page 109 109
  • Page 110 110
  • Page 111 111
  • Page 112 112
  • Page 113 113
  • Page 114 114
  • Page 115 115
  • Page 116 116

Dell 1235cn Color Laser Printer de handleiding

Categorie
Afdrukken
Type
de handleiding