Truma trumatic c 6002 Installation Instuctions

Type
Installation Instuctions

Deze handleiding is ook geschikt voor

43
42
41
40
36
35
33
54
A
B
C
G
E
H
K
Fahrtrichtung
Direction of travel
Sens de conduite
Senso di marcia
Rijrichtung wijzen
Kørselsretning
Sentido de marcha
D
F
43
42
41
54
40
36
34
35
J
17
Inbouw en reparatie van
de kachel mogen alleen
door een vakbekwaam
monteur worden uitge-
voerd. Voor begin van de
werkzaamheden moet eerst
deze inbouwhandleiding
zorgvuldig worden doorgeno-
men!
Gebruiksdoel
Dit apparaat is ontworpen
voor gebruik in campers, ca-
ravans en boten. Andere toe-
passingen zijn mogelijk na
overleg met Truma.
Toelating
Conformiteitsverklaring:
De Trumatic C is door de
DVGW gekeurd en is con-
form de EG-richtlijn voor
gastoestellen (90/396/EWG)
evenals de andere geldende
EG-richtlijnen. Voor EU-lan-
den is het CE-product-identifi-
catienummer beschikbaar:
C 3402: CE-0085AS0121
C 6002: CE-0085AS0122
De kachel mag worden ge-
bruikt in door personen ge-
bruikte ruimtes (van motor-
voertuigen) en ook tijdens het
rijden.
Inbouw in de binnenruimte
van autobussen en in voer-
tuigen voor transport van ge-
vaarlijke stoffen is niet toege-
staan. Bij inbouw in speciale
voertuigen moeten de daar-
voor geldende voorschriften
worden nageleefd.
Bij een keuring of service-
beurt van het voertuig con-
form §§ 19, 20 en 21 StVZO
moet ook de inbouw worden
gekeurd. Bij inbouw achteraf
moet § 19 StVZO in acht wor-
den genomen.
Algemene typegoedkeu-
ring van de constructie
door de Duitse automo-
bielinspectie
C 3402: S 300
C 6002: S 301
Voorschriften
Elke verandering aan het toe-
stel (incl. de rookgasaf-voer-
buis en de schoorsteen) of het
gebruik van niet-originele
Truma-reserveonderdelen of
accessoires die belangrijk zijn
voor het functioneren van het
toestel evenals het niet in acht
nemen van de instructies in de
Inbouwhandleiding en de
Gebruiksaanwijzing maken de
garantie ongeldig en hebben
tot gevolg dat aansprakelijk-
heidseisen komen te vervallen.
Bovendien vervalt hierdoor de
gebruikstoelating voor het ap-
paraat en in sommige landen
ook voor het voertuig.
De bedrijfsdruk voor de
gastoevoer, 30 mbar (resp.
28 mbar butaan/37 mbar
propaan) of 50 mbar, moet
gelijk zijn aan de bedrijfs-
druk van het apparaat (zie
fabrieksplaatje).
Het jaartal van de eerste
ingebruikname moet op
het fabrieksplaatje ver-
meld zijn.
Bij inbouw van het appa-
raat dienen de technische
en administratieve voor-
schriften van het land
waarin het voertuig voor
het eerst wordt toegelaten
te worden nageleefd.
In Duitsland bijvoorbeeld,
moeten de gasapparaten, de
opstelling van de flessen, de
leidingen evenals de afname
en gasdichtheidscontrole vol-
doen aan de bepalingen in
G 607 voor vloeibaar-gasin-
stallaties in voertuigen,
Bij industrieel genutte voertui-
gen dient er rekening te wor-
den gehouden met de over-
eenkomstige ongevallenpre-
ventievoorschriften van de
ongevallenverzekeringen
(BGV D 34).
Meer informatie over de voor-
schriften in de verschillende
landen kunt u aanvragen bij
onze dealers in het buitenland
(zie de Gebruiksaanwijzing).
Rookgasafvoerleidingen en
schoorstenen moeten zoda-
nig worden geplaatst dat
wordt vermeden dat rookgas-
sen in de binnenruimte van
het voertuig terecht kunnen
komen. De werking van es-
sentiële onderdelen van het
voertuig mag niet worden ge-
hinderd. De opening van de
rookgas-afvoerbuis moet op-
zij of naar boven zijn gericht.
Verdeling van warme lucht:
De aanzuigopeningen voor
warme lucht moeten zodanig
zijn geplaatst dat wordt ver-
meden dat onder normale
Trumatic
C 3402, C 6002
Verwarming op
vloeibaar gas met
ingebouwde boiler
(Speciale versie met
extra elektroverwar-
ming 230 V, 450 W
voor warmwater)
Inbouwhandleiding
werkingsomstandigheden uit-
laatgassen van de voertuig-
motor of de kachel worden
aangezogen. Bij de inbouw
moeten maatregelen worden
genomen om te voorkomen
dat de in het interieur van het
voertuig gebrachte verwar-
mingslucht kan worden ver-
ontreinigd (bijv. door oliedam-
pen). Aan deze voorwaarde
wordt bijvoorbeeld voldaan
bij luchtkachels in recircula-
tiestand (zowel bij inbouw
binnen als bij inbouw buiten).
(Bij frisse-luchtgebruik mag
de frisse lucht niet uit de mo-
torruimte of uit de buurt van
de uitlaat of de rookgasaf-
voerschoorsteen van de ka-
chel worden aangezogen.)
Aanwijzingen voor de
inbouw in boten
De inbouw in booten moet
geschieden volgens EN
ISO 10239 („Installaties met
vloeibaar gas; kleine water-
voertuigen“) of volgens de
technische en administratieve
voorschriften van het land,
waarin de boot voor het eerst
werd geregistreerd.
In Duitsland dienen voor
sportboten de „technische
regels“ van het DVGW-werk-
blad G 608 en voor de be-
roeps-binnenscheepvaart de
„Richtlijnen voor bouw, uit-
rusting, keuring en werking
van vloeibare gasinstallaties
voor huishoudelijke doelein-
den op vaartuigen in de bin-
nenscheepvaart“ (BGR 146)
in acht te worden genomen.
Vervolgens mag de vloeibare
gasinstallatie alleen door de
ongevallenverzekering in de
binnenscheepvaart erkende
installateurs worden inge-
bouwd en door deskenigen
van deze ongevallenverzeke-
ring worden gekeurd. In an-
dere landen dienen de aldaar
geldende voorschriften te
worden opgevolgd.
Meer informatie over de voor-
schriften in de verschillende
landen kunt u aanvragen bij
onze dealers in het buitenland
(zie de Gebruiksaanwijzing).
Verdere inbouwinstructies
kunnen aan de Truma-in-
bouwaanwijzing voor boots-
verwarmingen worden ont-
leend.
1
Plaatskeuze
Het apparaat en de rookgas-
afvoer moeten zo worden ge-
plaatst dat deze altijd goed
toegankelijk zijn voor onder-
houdswerk-zaamheden en
makkelijk in- en uitgebouwd
kunnen worden.
Om te zorgen voor een gelijk-
matige verwarming van het
voertuig moet de kachel zo
centraal mogelijk in het voer-
tuig worden opgesteld, bij-
voorbeeld in een kleerkast, in
stouwruimten en dergelijke.
De montage moet voldoende
hoog plaatsvinden, zodat de
luchtverdelingsbuizen met
ongeveer gelijke lengte kun-
nen worden gelegd.
Maak hiervoor een opening
van minstens 480 x 480 mm
of verwijder camouflagepane-
len.
Let op: om mensen minder
gevaar te laten lopen door
losraken van de kachel bij een
ongeval, kan de bovenste af-
dekplaat van de inbouwkast
(figuur C: 30) gelijkliggend
met de kachel aan de overige
meubelgedeelten worden
vastgeschroefd. Anders moet
haaks op de rijrichting (vooral
bij inbouw aan de achterkant
van het voertuig) een stabiele
meubelconsole vóór (naast)
de kachel worden aange-
bracht (figuur C: 31). Hiertoe
kan een vaste lijst (min. 30 x
50 mm) of een inschuifplaat
op een hoogte van ong.
200 mm boven de voertuig-
vloer op een stabiele meubel-
console worden aangebracht.
Let op: onder het apparaat
mag zich geen warmtegevoe-
lig materiaal bevinden (ka-
bels, tapijt, enz.), aangezien
aan de onderkant van het ap-
paraat hoge omgevings-
temperaturen mogelijk zijn!
U mag een elektrische of wa-
terleidningen op de isolatie
van het apparaat bevestigen,
anders kunnen elektrische
onderdelen binnen in het ap-
paraat beschadigt raken.
Bij montage aan de kant van
de eventuele voortent, vooral
bij caravans, wordt het ge-
bruik van een wand-schoor-
steen afgeraden en een dak-
schoorsteen aangeraden.
Voor woonwagens met een
isolatiedak zijn een speciaal
schoorsteenverlengstuk en
een isolatiedakdoorvoering
verkrijgbaar (zie de Gebruiks-
aanwijzing).
Schoorstenen dienen zodanig
te zijn opgesteld dat binnen-
dringen van rookgassen in
het interieur niet te verwach-
ten is. Houd er daarom bij
keuze van een plaats rekening
mee dat direct erboven en
30 cm opzij geen te openen
vensters, luiken of ventilatieo-
peningen mogen zijn. Wan-
neer dit niet mogelijk is, dient
een aan de binnenzijde van
het venster (resp. van het
18
5
De dakschoorsteen
monteren
Figuur F: monteer de dak-
schoorsteen tegen een zo
loodrecht mogelijke wand,
die aan alle zijden door de
wind kan worden bereikt.
Boor een opening Ø 83 mm
op een afstand van minstens
65 mm van een eventuele zij-
wand (eventuele holle ruim-
ten rond de schoorsteenope-
ning met hout opvullen). Af-
dichten met behulp van de
meegeleverde rubberen pak-
king (20), zonder gebruik van
andere dichtingsmiddelen!
Schuif de rubberen pakking
(20) over het schoorsteen-ge-
deelte (21). Steek de schoor-
steen via de bovenkant door
het dak en bevestig de
schoorsteen aan de binnen-
kant met behulp van een
schroefring (22).
Monteer de schoorsteen-af-
dekkap (23) en bevestig deze
met 2 schroeven (24).
Let op: de rookgasuitlaat-
openingen (25) moeten
dwars op de rijrichting
worden gemonteerd, de
opdruk „FRONT“ (26)
moet in de rijrichting wij-
zen.
Schuif de buisklem (7) over
de gecombineerde aan-/af-
voerbuis.
Druk de afvoerbuis (1) aan
het uiteinde dicht, zodat de
windingen tegen elkaar lig-
gen, en schuif de O-ring (27)
op het aansluitstuk (28).
Plaats de buisklem (4) en
schroef deze vast. Schuif de
verbrandingsluchttoevoerbuis
(5) over het aansluitstuk (29)
en zet deze vast met de buis-
klem (7).
Bevestig de gecombineerde
aan-/afvoerbuis met minstens
3 ZRS-buisklemmen (17) te-
gen de wand.
Let op: na elke demontage
moet een nieuwe O-ring wor-
den geplaatst!
6
Het apparaat
bevestigen
Plaats het apparaat in de in-
bouwpositie en zet het met
de 3 meegeleverde bevesti-
gingsschroeven B 5,5 x 25
goed op een geschikte onder-
grond (multiplex, gelamineer-
de houten lijst of metalen on-
dergrond) vast.
7
Warmelucht-verde-
ling en recirculatie
Warmeluchtverdeling
Het warme-luchtsysteem is
voor elk voertuigtype afzon-
derlijk volgens een modulair
principe ontworpen. Er zijn
dan ook heel wat accessoires
beschikbaar (zie catalogus).
Schema’s met de optimale in-
bouwsituaties voor warme-
luchtinstallaties in alle gang-
bare soorten caravans en
campers kunnen gratis wor-
den aangevraagd bij de Tru-
ma Servicecentrale.
Bij de Trumatic C 6002
moet op de vier warme-
luchtuitlaten een UR-buis
Ø 65 mm (art.nr. 40230-00)
worden aangesloten.
Bij de Trumatic C 3402 kun-
nen alle vier of enkel drie war-
melucht-uittredingen worden
bezet. De niet bezette uittre-
ding voor warmelucht wordt
met behulp van een sluitings-
deksel VD (art.nr. 40352-00)
afgesloten.
Opmerking: bij gebruik van
de buis VR Ø 72 mm tot aan
de eerste luchtuitlaat blijft het
luchtgeraas tot een minimum
beperkt. Als u een dergelijke
buis wilt aansluiten, moet de
verloophuls uit het luchtuit-
laataansluitstuk worden ver-
wijderd.
Recirculatie
De circulatielucht wordt van
het toestel weer aangezogen,
of direkt via een ca. 150 cm
2
grote opening vanuit de
woonruimte naar de inbouw-
ruimte of via meerdere kleine
openingen met dezelfde
totale oppervlakte.
8
Gasaansluiting
De gastoevoerleiding Ø 8 mm
wordt met een knelkoppeling
op het aansluitstuk aangeslo-
ten. Houd deze bij het aan-
draaien stevig vast met een
tweede sleutel!
Let op: het gasaansluitstuk
op het toestel mag niet wor-
den ingekort of verbogen.
Zorg ervoor dat bij het aan-
sluiten op de boiler de gaslei-
dingen vrij zijn van vuil, splin-
ters en dergelijke!
De buizen moeten zodanig
worden geplaatst dat het toe-
stel makkelijk kan worden uit-
gebouwd voor onderhouds-
werkzaamheden.
luik) aangebracht waarschu-
wingsbord te waarschuwen
dat het venster resp. luik tij-
dens het bedrijf gesloten
moet blijven. Ventilaties voor
koelkasten dienen dan geslo-
ten naar het interieur te wor-
den uitgevoerd.
2
Afvoer van rookgas
Voor de Trumatic C mag al-
leen Truma-rookgas-afvoer-
buis AA-3 (art.nr. 39320-00)
of bij inbouw in boten de
roestvrijstalen Truma-rook-
gasafvoerbuis AEM 3 (art.nr.
39360-00) en de verbran-
dings-luchttoevoerbuis ZR
(art.nr. 39580-00) worden ge-
bruikt, aangezien het toestel
alleen in combinatie met deze
buizen is gekeurd en toegela-
ten.
Let op: de opgegeven leng-
tematen hebben betrekking
op de verbrandingslucht-toe-
voerbuis (pos. 5).
Maak de buizen op maat zo-
dat ze tijdens het monteren
door de opening voor de
schoorsteen naar buiten ste-
ken. De rookgasafvoerbuis (1)
moet 10 cm langer zijn (bij
korte rookgasafvoerbuizen tot
70 cm moet dit verschil
slechts 5 cm zijn). Zo vermijdt
u uitzet- en trekbelasting van
de rookgasafvoerbuis.
Toegelaten lengte van
buizen
Figuur A: voor wand-
schoorstenen mogen buizen
met een minimale lengte van
50 cm en een maximale leng-
te van 100 cm, naar wens stij-
gend of met een verval van
max. 5 cm worden aange-
bracht.
Bij een buislengte van mini-
maal 100 cm tot maximaal
150 cm, moet de schoorsteen
met een stijgingshoek van
minimaal 45° worden aange-
bracht.
Figuur B: voor een dak-
schoorsteen moeten buizen
tot max. 230 cm met een stij-
gingshoek van minimaal 45°
worden aangebracht.
3
De gecombineerde
aan-/afvoerbuis
op het toestel
aansluiten
Figuur D: druk de afvoerbuis
(1) aan het begin samen, zo-
dat de windingen tegen el-
kaar liggen. Schuif een buis-
klem (4) over de rookgasaf-
voerbuis (1) en schuif een
buisklem (7) over de verbran-
dingslucht-toevoerbuis (5).
Schuif de rookgasafvoerbuis
over de O-ring (2) op het aan-
sluitstuk (3). Breng de buis-
klem (4) op de juiste plaats en
schroef deze vast. Schuif de
verbrandingslucht-toevoer-
buis (5) op het aansluitstuk (6)
en zet deze met de buisklem
(7) vast.
Let op: na elke demontage
moet een nieuwe O-ring wor-
den geplaatst!
4
De wandschoor-
steen monteren
Figuur E: monteer de wand-
schoorsteen tegen een zo
loodrecht mogelijke wand,
die aan alle zijden door de
wind kan worden bereikt.
Boor een opening Ø 83 mm
(eventuele holle ruimten rond
de schoorsteen met hout op-
vullen). Dicht af met behulp
van de meegeleverde rubbe-
ren pakking (8). Gestructu-
reerde oppervlakken moeten
met een plastisch carrosserie-
dichtmiddel - geen siliconen-
kit! - worden ingesmeerd.
Voordat u de gecombineerde
aan-/afvoerbuis door de ope-
ning heen steekt, moet u de
buisklem (7) over de buis
heen schuiven.
Schuif de rubberen dichting
(8) en de buisklem (4) op het
binnendeel van de schoor-
steen (9). Druk de afvoerbuis
(1) aan het uiteinde plat zodat
de windingen tegen elkaar
worden gedrukt, en schuif ze
over de O-ring (10) op het
aansluitstuk (11) (de hoek
wijst naar boven).
Plaats de buisklem (4) met
het boorgat op de bovenste
stift (met de schroef aan de
onderzijde) en schroef de
klem vast. Schuif de verbran-
dingslucht-toevoerbuis (5)
over het gekartelde aansluit-
stuk (12).
Zet het binnengedeelte van
de schoorsteen (9) met
6 plaatschroeven (14) vast,
plaats het buitengedeelte van
de schoorsteen (15) en zet het
met 2 schroeven (16) vast.
Zet de verbrandings-luchttoe-
voerbuis met de buisklem (7)
van binnenuit op het aansluit-
stuk (12) vast.
Bevestig de gecombineerde
aan-/afvoerbuis met minstens
een ZRS-buisklem (17) tegen
de wand.
Let op: na elke demontage
moet een nieuwe O-ring wor-
den geplaatst!
19
40710-00) aan. Als een gas-
kachel aanwezig is, kunnen
de waterklemmen met de
slangklemmen vorstvrij op de
buizen voor de verdeling van
warme lucht worden aange-
bracht.
Let op : Om een gehele ont-
lediging van de waterinhoud
alsook een duurzame dicht-
heid van de waterslangen aan
het toestel te waarborgen,
moet er steeds gebruik ge-
maakt worden van de inge-
sloten aansluitschroefverbin-
dingen!
De hoekaansluiting (met
ventilatieklep, figuur K) wordt
aan de bovenste warmwater-
aansluiting en de rechte
aansluiting aan de onderste
koudwater-aansluiting aan-
gesloten.
Breng alle waterleidingen
in dalende lijn ten opzichte
van de veiligheids-/aftap-
kraan aan! U kunt in geval
van vorstschade geen aan-
spraak maken op de garan-
tie!
De elektrische
veiligheids-/aftapkraan
monteren
De elektrische veiligheids-/af-
tapkraan moet in de onmid-
dellijke nabijheid van het ap-
paraat in de verwarmde ruim-
te en op een voor de gebrui-
ker makkelijk toegankelijke
plaats worden gemonteerd.
Let op: let er bij de plaats-
keuze op dat de veiligheids-/
aftapkraan niet in de buurt
van vreemde warmtebronnen
(bijv. op het lichtnet aangeslo-
ten toestellen) wordt gemon-
teerd!
Figuur G: boor een gat
Ø 18 mm in de bodem van
het voertuig. Plaats de aftap-
slang op het aftapaansluitstuk
en steek beide door de bo-
dem. Zet de kraan met twee
2 schroeven vast. Laat de wa-
terafloop direct naar buiten
plaatsvinden op een tegen
spatwater beschermde plaats
(breng zo nodig een spat-
scherm aan).
Waterleidingen
aanleggen
Figuur G: sluit de koud-
watertoevoerleiding (35) aan
op de veiligheids-/aftapkraan
(36). Hierbij hoeft u geen aan-
dacht te besteden aan de
stroomrichting.
Let op: om een probleemloze
werking van de veiligheids-/
aftapkraan te garanderen,
moeten de waterslangen
spanningsvrij worden aange-
bracht!
Schroef de rechte schroef-
koppeling op de toevoerbuis
voor koud water (onderste
buis) en schroef de knie-kop-
peling met geïntegreerd be-
luchtingsventiel op de toe-
voerbuis voor warm water
(bovenste buis).
Figuur K: schuif de moer
(37), spanring (38) en O-ring
(39) op hun plaats. Breng de
schroefkoppeling en de aan-
sluitbuis samen en trek deze
met de moer (37) vast.
Figuur H + J: Breng de
slangverbinding (40) voor de
koudwater-toevoer tussen de
veiligheids-/aftapkraan (36)
en het aansluitstuk van de
boiler tot stand.
Leg de warmwatertoevoer
(41) van de kniekoppeling
met geïntegreerd beluch-
tings-ventiel (42) naar de
warmwatertappunten.
Figuur K: Ventiliatieslang
uiterlijk Ø 11 mm (43) op de
slangklem van de ventilatie-
klep (44) schuiven en knikvrij
naar buiten aanbrengen.
Hierbij de radius in de boog
niet kleiner dan 40 mm uit-
voeren.
Snij de beluchtingsslang ca.
20 mm onder de voertuig-
bodem 45° haaks op de rij-
richting af.
10
Het bedienings-
paneel plaatsen
Let op: Bij gebruik van voer-
tuig- resp. fabriekspecifieke
bedieningselementen moet
de elektrische aansluiting
volgens de Truma aansluit-
puntbeschrijvingen plaatsvin-
den. Iedere wijziging van de
bijbehorende Truma-onder-
delen leidt tot een verval van
de garantie alsook tot uitslui-
ting van garantieclaims. De
inbouwer (fabrikant) is voor
een gebruiksaanwijzing voor
de gebruiker alsook voor de
bedrukking van de bedie-
ningselementen verantwoor-
delijk!
Zorg er bij de plaatskeuze vo-
or dat noch de voor- noch de
achterkant van het bedie-
ningspaneel aan directe
warmtestraling is blootge-
steld.
Is montage alleen achter gor-
dijnen of op andere plaatsen
met temperatuur-schomme-
lingen mogelijk, dan moet
een voeler voor de ruimte-
temperatuur worden ge-
bruikt (zie de Gebruiks-aan-
wijzing).
De lengte van de aansluitka-
bel is 3 m.
Er zijn ook een verlengkabel
van 5 m lengte (die in combi-
natie tot 8 m kan worden ver-
lengd) en een inbouwraam
voor verzonken montage van
de bedieningspanelen en de
tijdschakelklok verkrijgbaar
(zie de Gebruiksaanwijzing).
Boor een gat Ø 15 mm voor
de kabeldoorvoering en steek
de kabels erdoor. Sluit de ka-
bels aan op het bedienings-
paneel.
Verwijder de draaiknop. Beve-
stig het bedienings-paneel
met de 2 schroeven en zet de
draaiknop weer op zijn plaats.
Voer de kabel van het bedie-
ningspaneel naar het toestel.
Schroef de afdek-plaat van de
elektronische besturingseen-
heid los. Bevestig de kabel-
stekker van het bedienings-
paneel op de printplaat en
schroef de afdekplaat weer
vast.
11
Elektrische
aansluiting 12 V
Elektrische leidingen, scha-
kel- en stuurapparaten voor
verwarmingstoestellen moe-
ten zo in het voertuig worden
geplaatst dat ze onder norma-
le bedrijfsomstandigheden
probleemloos kunnen wer-
ken. Alle wanddoorvoeringen
van leidingen die naar buiten
voeren, moeten spatwater-
dicht zijn uitgevoerd.
Voordat u met elektrische
onderdelen begint te wer-
ken, moet u de stroomtoe-
voer naar het apparaat af-
sluiten. Het volstaat niet
het apparaat uit te schake-
len vanaf het bediening-
spaneel!
Bij elektrisch laswerk aan het
koetswerk moet het apparaat
volledig worden losgekoppeld
van de stroomkring van het
voertuig.
Let op: als u de polen ver-
keerd aansluit, bestaat het
risico dat de kabels in
brand vliegen. Bovendien
vervalt hierdoor elke aan-
spraak op garantie of ver-
antwoordelijkheid.
De rode kabel is plus, de
blauwe kabel min!
Sluit het apparaat met een
kabel van 2 x 1,5 mm
2
op het
beveiligde boordnet aan (cen-
trale zekering 10 A); bij een
lengte van meer dan 6 m
gebruikt u een kabel van 2 x
2,5 mm
2
. Sluit de minpool
Het aantal koppelingen in
gasleidingen die gelegd zijn in
door personen gebruikte
ruimtes moet tot het tech-
nisch onvermijdelijke mini-
mum worden beperkt.
De gasinstallatie moet vol-
doen aan de technische en
administratieve voorschriften
van het bestemmingsland.
9
Wateraansluiting
U kunt voor de boiler alle
druk- en dompelpompen van
max. 2,8 bar gebruiken, even-
als alle mengkranen met of
zonder elektrische schakelaar.
Figuur H: Bij gebruik van
dompelpompen moet een te-
rugslagklep (33 – niet tot de
levering behorend) tussen
pomp en de eerste aftakken
worden gemonteerd (pijl wijst
in stromingsrichting).
Figuur J: Bij gebruik van
drukpompen met grote scha-
kelhysterese kan heetwater
via de koudwaterkraan terug-
stromen. Als terugstroomver-
hindering adviseren wij tus-
sen de afgang naar de warm-
waterkraan en het aftapklep
een terugslagklep (34 - niet
tot de levering behorend) te
monteren.
Gebruik voor de aansluiting
op de boiler en de elektrische
veiligheids-/aftapkraan alleen
druk- en heetwatervaste slan-
gen (bijv. Truma-boiler-slang
SBH voor consumptief ge-
bruik, drukvast tot 3,5 bar)
met een binnendoorsnee van
10 mm.
Voor een vaste buisaanleg
(bijv. John Guest systeem)
biedt Truma als speciale toe-
behoren de wateraansluitin-
gen (42), het veiligheids-/af-
tapventiel (36) alsook een te-
rugslagklep (33 + 34) met rech-
te tapaansluiting Ø 10 mm aan.
Bij aansluiting op een centrale
watervoorziening (nationaal
of lokaal) moet een water-
drukregelaar worden gebruikt,
om te voorkomen dat hogere
drukwaarden dan 2,8 bar in
de boiler kunnen ontstaan.
Let op: alle slangverbindin-
gen (ook koudwaterslangen!)
moeten met slangklemmen
worden vastgezet! De verwar-
ming van het water veroor-
zaakt uitzetting die tot een
gasdruk van maximaal 3,5 bar
kan leiden (ook mogelijk bij
dompelpompen) voordat de
veiligheidskraan wordt geacti-
veerd.
Voor de bevestiging van slan-
gen aan wand of vloer raden
wij slangklemmen (art.nr.
20
aan op de centrale massa.
Bij een directe aansluiting op
de accu, moeten de plus- en
de minleiding worden bevei-
ligd. Voer de aansluitingen
volledig geïsoleerd in Faston
uit (autovlakstekersysteem
6,3 mm).
Op de toevoerleidingen mo-
gen geen andere stroomafne-
mende toestelen worden aan-
gesloten!
Bij gebruik van omvormers
moet u ermee rekening hou-
den dat het apparaat alleen
met veilige laagspanning en
conform de richtlijn EN 60742
mag worden gebruikt!
Opmerking: voor de aanslui-
ting van meerdere 12 V-appa-
raten raden wij de elektro-
nisch geregelde Truma-om-
vormer NT (art.nr. 39900-01)
aan. De Truma-omvormer
(continu 6 A) is ook geschikt
voor het laden van loodaccu's
(niet voor pastaaccu's). Ande-
re acculaders mogen alleen
met een autoaccu van 12 V
als buffer worden gebruikt.
Bij berekening van het beno-
digde vermogen moet worden
gelet op de inschakelstromen:
de piekstromen van omvor-
mers kunnen variëren. Wissel-
spanningsaandeel U
Br
≤ 1 V
belast is nog mogelijk.
Tip: om de accu te sparen,
wordt het gebruik van zonne-
collectoren aanbevolen. Voor
meer informatie hierover kunt
u terecht bij de vakhandel.
Elektrische aansluiting
van de veiligheids-/
aftapkraan
Figuur G: sluit de kraan met
de rode continu-stroomkabel
(+) op het beveiligde boord-
net (1 A) aan. Sluit de twee-
polige kabel met de dubbele
stekker (54) op het bediening-
spaneel aan. De bruine kabel
(55) is bedoeld voor de af-
standsbediening van de vei-
ligheids-/aftapkraan (zie de
Gebruiksaanwijzing - Acces-
soires).
12
Elektrische
aansluiting 230 V
(speciale versie)
Let op: de elektrische aan-
sluiting mag alleen door een
vakbekwaam monteur (in
Duitsland conform VDE 0100,
Deel 721) worden uitgevoerd.
De hier gegeven instructies
zijn niet bedoeld om de leek
aan te zetten de aansluiting
zelf te doen, maar dienen als
extra informatie voor de vak-
man die de aansluiting moet
uitvoeren!
De verbinding naar het net
geschiedt door middel van
een kabel 3 x 1,5 mm
2
(bijv.
slang-leiding H05VV-F) aan
een verdeeldoos (niet tot de
levering behorend).
Houd bij het aansluiten reke-
ning met de kleuren!
Voor onderhouds- en repara-
tiewerkzaamheden moet bij
de inbouw een scheidings-
voorziening met een contact-
afstand van minstens 3 mm
voor een volledig polige
scheiding ten opzichte van
het net aanwezig zijn.
Breng de contactdoos in de
buurt van het apparaat - op
de bodem van het voertuig of
op de wand - aan (kabelleng-
te 90 cm).
Monteer het bedienings-
paneel zo dat het niet aan di-
recte warmtestraling wordt
blootgesteld (kabellengte
2,5 m). Boor een gat Ø 8 mm
voor de kabeldoorvoering,
steek de kabels hierdoor en
zet het bedieningspaneel met
de beide schroeven vast. Sluit
de kabel van het bedienings-
paneel, de 230 V-kabel en de
isolatiekouskabel volgens de
illustratie aan.
1 = Kabel bedieningspaneel
2 = Netsnoer 3 x 1,5 mm
2
3 = Isolatiekouskabel
4 = bruin
5 = groen
6 = blauw
7 = geel
8 = wit
9 = geel/groen
Let op: Alle kabels moeten
met klemmen worden bevei-
ligd.
13
Controle van de
werking
Na inbouw moet de dichtheid
van de gastoevoer met de
drukverlagings-methode wor-
den gecontroleerd. Vervol-
gens moeten alle functies van
het toestel conform de ge-
bruiksaanwijzing worden ge-
controleerd, in het bijzonder
het aftappen van de waterin-
houd.
U kunt in geval van vorst-
schade geen aanspraak
maken op de garantie!
14
Waarschuwingen
De bij het apparaat geleverde
gele sticker met waarschu-
wingen voor de gebruiker
moet door de inbouwer of de
eigenaar van het voertuig op
een voor elke gebruiker dui-
delijk zichtbare plaats in het
voertuig worden aangebracht
(bijv. op de deur van de kleu-
renkast). Als u deze sticker
niet hebt, moet u die bij Tru-
ma aanvragen.

Documenttranscriptie

A B C D E K F G H 43 42 41 54 33 35 36 40 J 43 42 41 54 35 34 40 36 Fahrtrichtung Direction of travel Sens de conduite Senso di marcia Rijrichtung wijzen Kørselsretning Sentido de marcha Trumatic C 3402, C 6002 Verwarming op vloeibaar gas met ingebouwde boiler (Speciale versie met extra elektroverwarming 230 V, 450 W voor warmwater) Inbouwhandleiding Inbouw en reparatie van de kachel mogen alleen door een vakbekwaam monteur worden uitgevoerd. Voor begin van de werkzaamheden moet eerst deze inbouwhandleiding zorgvuldig worden doorgenomen! Gebruiksdoel Dit apparaat is ontworpen voor gebruik in campers, caravans en boten. Andere toepassingen zijn mogelijk na overleg met Truma. Toelating Conformiteitsverklaring: De Trumatic C is door de DVGW gekeurd en is conform de EG-richtlijn voor gastoestellen (90/396/EWG) evenals de andere geldende EG-richtlijnen. Voor EU-landen is het CE-product-identificatienummer beschikbaar: C 3402: CE-0085AS0121 C 6002: CE-0085AS0122 De kachel mag worden gebruikt in door personen gebruikte ruimtes (van motorvoertuigen) en ook tijdens het rijden. Inbouw in de binnenruimte van autobussen en in voertuigen voor transport van gevaarlijke stoffen is niet toegestaan. Bij inbouw in speciale voertuigen moeten de daarvoor geldende voorschriften worden nageleefd. Bij een keuring of servicebeurt van het voertuig conform §§ 19, 20 en 21 StVZO moet ook de inbouw worden gekeurd. Bij inbouw achteraf moet § 19 StVZO in acht worden genomen. Algemene typegoedkeuring van de constructie door de Duitse automobielinspectie C 3402: S 300 C 6002: S 301 Voorschriften Elke verandering aan het toestel (incl. de rookgasaf-voerbuis en de schoorsteen) of het gebruik van niet-originele Truma-reserveonderdelen of accessoires die belangrijk zijn voor het functioneren van het toestel evenals het niet in acht nemen van de instructies in de Inbouwhandleiding en de Gebruiksaanwijzing maken de garantie ongeldig en hebben tot gevolg dat aansprakelijkheidseisen komen te vervallen. Bovendien vervalt hierdoor de gebruikstoelating voor het apparaat en in sommige landen ook voor het voertuig. De bedrijfsdruk voor de gastoevoer, 30 mbar (resp. 28 mbar butaan/37 mbar propaan) of 50 mbar, moet gelijk zijn aan de bedrijfsdruk van het apparaat (zie fabrieksplaatje). Het jaartal van de eerste ingebruikname moet op het fabrieksplaatje vermeld zijn. Bij inbouw van het apparaat dienen de technische en administratieve voorschriften van het land waarin het voertuig voor het eerst wordt toegelaten te worden nageleefd. In Duitsland bijvoorbeeld, moeten de gasapparaten, de opstelling van de flessen, de leidingen evenals de afname en gasdichtheidscontrole voldoen aan de bepalingen in G 607 voor vloeibaar-gasinstallaties in voertuigen, Bij industrieel genutte voertuigen dient er rekening te worden gehouden met de overeenkomstige ongevallenpreventievoorschriften van de ongevallenverzekeringen (BGV D 34). Meer informatie over de voorschriften in de verschillende landen kunt u aanvragen bij onze dealers in het buitenland (zie de Gebruiksaanwijzing). Rookgasafvoerleidingen en schoorstenen moeten zodanig worden geplaatst dat wordt vermeden dat rookgassen in de binnenruimte van het voertuig terecht kunnen komen. De werking van essentiële onderdelen van het voertuig mag niet worden gehinderd. De opening van de rookgas-afvoerbuis moet opzij of naar boven zijn gericht. Verdeling van warme lucht: De aanzuigopeningen voor warme lucht moeten zodanig zijn geplaatst dat wordt vermeden dat onder normale werkingsomstandigheden uitlaatgassen van de voertuigmotor of de kachel worden aangezogen. Bij de inbouw moeten maatregelen worden genomen om te voorkomen dat de in het interieur van het voertuig gebrachte verwarmingslucht kan worden verontreinigd (bijv. door oliedampen). Aan deze voorwaarde wordt bijvoorbeeld voldaan bij luchtkachels in recirculatiestand (zowel bij inbouw binnen als bij inbouw buiten). (Bij frisse-luchtgebruik mag de frisse lucht niet uit de motorruimte of uit de buurt van de uitlaat of de rookgasafvoerschoorsteen van de kachel worden aangezogen.) Aanwijzingen voor de inbouw in boten De inbouw in booten moet geschieden volgens EN ISO 10239 („Installaties met vloeibaar gas; kleine watervoertuigen“) of volgens de technische en administratieve voorschriften van het land, waarin de boot voor het eerst werd geregistreerd. In Duitsland dienen voor sportboten de „technische regels“ van het DVGW-werkblad G 608 en voor de beroeps-binnenscheepvaart de „Richtlijnen voor bouw, uitrusting, keuring en werking van vloeibare gasinstallaties voor huishoudelijke doeleinden op vaartuigen in de binnenscheepvaart“ (BGR 146) in acht te worden genomen. Vervolgens mag de vloeibare gasinstallatie alleen door de ongevallenverzekering in de binnenscheepvaart erkende installateurs worden ingebouwd en door deskenigen van deze ongevallenverzekering worden gekeurd. In andere landen dienen de aldaar geldende voorschriften te worden opgevolgd. Meer informatie over de voorschriften in de verschillende landen kunt u aanvragen bij onze dealers in het buitenland (zie de Gebruiksaanwijzing). Verdere inbouwinstructies kunnen aan de Truma-inbouwaanwijzing voor bootsverwarmingen worden ontleend. 1 Plaatskeuze Het apparaat en de rookgasafvoer moeten zo worden geplaatst dat deze altijd goed toegankelijk zijn voor onderhoudswerk-zaamheden en makkelijk in- en uitgebouwd kunnen worden. Om te zorgen voor een gelijkmatige verwarming van het voertuig moet de kachel zo centraal mogelijk in het voertuig worden opgesteld, bijvoorbeeld in een kleerkast, in stouwruimten en dergelijke. De montage moet voldoende hoog plaatsvinden, zodat de luchtverdelingsbuizen met ongeveer gelijke lengte kunnen worden gelegd. Maak hiervoor een opening van minstens 480 x 480 mm of verwijder camouflagepanelen. Let op: om mensen minder gevaar te laten lopen door losraken van de kachel bij een ongeval, kan de bovenste afdekplaat van de inbouwkast (figuur C: 30) gelijkliggend met de kachel aan de overige meubelgedeelten worden vastgeschroefd. Anders moet haaks op de rijrichting (vooral bij inbouw aan de achterkant van het voertuig) een stabiele meubelconsole vóór (naast) de kachel worden aangebracht (figuur C: 31). Hiertoe kan een vaste lijst (min. 30 x 50 mm) of een inschuifplaat op een hoogte van ong. 200 mm boven de voertuigvloer op een stabiele meubelconsole worden aangebracht. Let op: onder het apparaat mag zich geen warmtegevoelig materiaal bevinden (kabels, tapijt, enz.), aangezien aan de onderkant van het apparaat hoge omgevingstemperaturen mogelijk zijn! U mag een elektrische of waterleidningen op de isolatie van het apparaat bevestigen, anders kunnen elektrische onderdelen binnen in het apparaat beschadigt raken. Bij montage aan de kant van de eventuele voortent, vooral bij caravans, wordt het gebruik van een wand-schoorsteen afgeraden en een dakschoorsteen aangeraden. Voor woonwagens met een isolatiedak zijn een speciaal schoorsteenverlengstuk en een isolatiedakdoorvoering verkrijgbaar (zie de Gebruiksaanwijzing). Schoorstenen dienen zodanig te zijn opgesteld dat binnendringen van rookgassen in het interieur niet te verwachten is. Houd er daarom bij keuze van een plaats rekening mee dat direct erboven en 30 cm opzij geen te openen vensters, luiken of ventilatieopeningen mogen zijn. Wanneer dit niet mogelijk is, dient een aan de binnenzijde van het venster (resp. van het 17 luik) aangebracht waarschuwingsbord te waarschuwen dat het venster resp. luik tijdens het bedrijf gesloten moet blijven. Ventilaties voor koelkasten dienen dan gesloten naar het interieur te worden uitgevoerd. 2 Afvoer van rookgas Voor de Trumatic C mag alleen Truma-rookgas-afvoerbuis AA-3 (art.nr. 39320-00) of bij inbouw in boten de roestvrijstalen Truma-rookgasafvoerbuis AEM 3 (art.nr. 39360-00) en de verbrandings-luchttoevoerbuis ZR (art.nr. 39580-00) worden gebruikt, aangezien het toestel alleen in combinatie met deze buizen is gekeurd en toegelaten. Let op: de opgegeven lengtematen hebben betrekking op de verbrandingslucht-toevoerbuis (pos. 5). Maak de buizen op maat zodat ze tijdens het monteren door de opening voor de schoorsteen naar buiten steken. De rookgasafvoerbuis (1) moet 10 cm langer zijn (bij korte rookgasafvoerbuizen tot 70 cm moet dit verschil slechts 5 cm zijn). Zo vermijdt u uitzet- en trekbelasting van de rookgasafvoerbuis. Toegelaten lengte van buizen Figuur A: voor wandschoorstenen mogen buizen met een minimale lengte van 50 cm en een maximale lengte van 100 cm, naar wens stijgend of met een verval van max. 5 cm worden aangebracht. Bij een buislengte van minimaal 100 cm tot maximaal 150 cm, moet de schoorsteen met een stijgingshoek van minimaal 45° worden aangebracht. Figuur B: voor een dakschoorsteen moeten buizen tot max. 230 cm met een stijgingshoek van minimaal 45° worden aangebracht. 3 De gecombineerde aan-/afvoerbuis op het toestel aansluiten Figuur D: druk de afvoerbuis (1) aan het begin samen, zodat de windingen tegen elkaar liggen. Schuif een buisklem (4) over de rookgasafvoerbuis (1) en schuif een 18 buisklem (7) over de verbrandingslucht-toevoerbuis (5). Schuif de rookgasafvoerbuis over de O-ring (2) op het aansluitstuk (3). Breng de buisklem (4) op de juiste plaats en schroef deze vast. Schuif de verbrandingslucht-toevoerbuis (5) op het aansluitstuk (6) en zet deze met de buisklem (7) vast. Let op: na elke demontage moet een nieuwe O-ring worden geplaatst! 4 De wandschoorsteen monteren Figuur E: monteer de wandschoorsteen tegen een zo loodrecht mogelijke wand, die aan alle zijden door de wind kan worden bereikt. Boor een opening Ø 83 mm (eventuele holle ruimten rond de schoorsteen met hout opvullen). Dicht af met behulp van de meegeleverde rubberen pakking (8). Gestructureerde oppervlakken moeten met een plastisch carrosseriedichtmiddel - geen siliconenkit! - worden ingesmeerd. Voordat u de gecombineerde aan-/afvoerbuis door de opening heen steekt, moet u de buisklem (7) over de buis heen schuiven. Schuif de rubberen dichting (8) en de buisklem (4) op het binnendeel van de schoorsteen (9). Druk de afvoerbuis (1) aan het uiteinde plat zodat de windingen tegen elkaar worden gedrukt, en schuif ze over de O-ring (10) op het aansluitstuk (11) (de hoek wijst naar boven). Plaats de buisklem (4) met het boorgat op de bovenste stift (met de schroef aan de onderzijde) en schroef de klem vast. Schuif de verbrandingslucht-toevoerbuis (5) over het gekartelde aansluitstuk (12). Zet het binnengedeelte van de schoorsteen (9) met 6 plaatschroeven (14) vast, plaats het buitengedeelte van de schoorsteen (15) en zet het met 2 schroeven (16) vast. Zet de verbrandings-luchttoevoerbuis met de buisklem (7) van binnenuit op het aansluitstuk (12) vast. Bevestig de gecombineerde aan-/afvoerbuis met minstens een ZRS-buisklem (17) tegen de wand. Let op: na elke demontage moet een nieuwe O-ring worden geplaatst! 5 De dakschoorsteen monteren Figuur F: monteer de dakschoorsteen tegen een zo loodrecht mogelijke wand, die aan alle zijden door de wind kan worden bereikt. Boor een opening Ø 83 mm op een afstand van minstens 65 mm van een eventuele zijwand (eventuele holle ruimten rond de schoorsteenopening met hout opvullen). Afdichten met behulp van de meegeleverde rubberen pakking (20), zonder gebruik van andere dichtingsmiddelen! Schuif de rubberen pakking (20) over het schoorsteen-gedeelte (21). Steek de schoorsteen via de bovenkant door het dak en bevestig de schoorsteen aan de binnenkant met behulp van een schroefring (22). Monteer de schoorsteen-afdekkap (23) en bevestig deze met 2 schroeven (24). Let op: de rookgasuitlaatopeningen (25) moeten dwars op de rijrichting worden gemonteerd, de opdruk „FRONT“ (26) moet in de rijrichting wijzen. Schuif de buisklem (7) over de gecombineerde aan-/afvoerbuis. Druk de afvoerbuis (1) aan het uiteinde dicht, zodat de windingen tegen elkaar liggen, en schuif de O-ring (27) op het aansluitstuk (28). Plaats de buisklem (4) en schroef deze vast. Schuif de verbrandingsluchttoevoerbuis (5) over het aansluitstuk (29) en zet deze vast met de buisklem (7). Bevestig de gecombineerde aan-/afvoerbuis met minstens 3 ZRS-buisklemmen (17) tegen de wand. Let op: na elke demontage moet een nieuwe O-ring worden geplaatst! 6 Het apparaat bevestigen Plaats het apparaat in de inbouwpositie en zet het met de 3 meegeleverde bevestigingsschroeven B 5,5 x 25 goed op een geschikte ondergrond (multiplex, gelamineerde houten lijst of metalen ondergrond) vast. 7 Warmelucht-verdeling en recirculatie Warmeluchtverdeling Het warme-luchtsysteem is voor elk voertuigtype afzonderlijk volgens een modulair principe ontworpen. Er zijn dan ook heel wat accessoires beschikbaar (zie catalogus). Schema’s met de optimale inbouwsituaties voor warmeluchtinstallaties in alle gangbare soorten caravans en campers kunnen gratis worden aangevraagd bij de Truma Servicecentrale. Bij de Trumatic C 6002 moet op de vier warmeluchtuitlaten een UR-buis Ø 65 mm (art.nr. 40230-00) worden aangesloten. Bij de Trumatic C 3402 kunnen alle vier of enkel drie warmelucht-uittredingen worden bezet. De niet bezette uittreding voor warmelucht wordt met behulp van een sluitingsdeksel VD (art.nr. 40352-00) afgesloten. Opmerking: bij gebruik van de buis VR Ø 72 mm tot aan de eerste luchtuitlaat blijft het luchtgeraas tot een minimum beperkt. Als u een dergelijke buis wilt aansluiten, moet de verloophuls uit het luchtuitlaataansluitstuk worden verwijderd. Recirculatie De circulatielucht wordt van het toestel weer aangezogen, of direkt via een ca. 150 cm2 grote opening vanuit de woonruimte naar de inbouwruimte of via meerdere kleine openingen met dezelfde totale oppervlakte. 8 Gasaansluiting De gastoevoerleiding Ø 8 mm wordt met een knelkoppeling op het aansluitstuk aangesloten. Houd deze bij het aandraaien stevig vast met een tweede sleutel! Let op: het gasaansluitstuk op het toestel mag niet worden ingekort of verbogen. Zorg ervoor dat bij het aansluiten op de boiler de gasleidingen vrij zijn van vuil, splinters en dergelijke! De buizen moeten zodanig worden geplaatst dat het toestel makkelijk kan worden uitgebouwd voor onderhoudswerkzaamheden. Het aantal koppelingen in gasleidingen die gelegd zijn in door personen gebruikte ruimtes moet tot het technisch onvermijdelijke minimum worden beperkt. De gasinstallatie moet voldoen aan de technische en administratieve voorschriften van het bestemmingsland. 9 Wateraansluiting U kunt voor de boiler alle druk- en dompelpompen van max. 2,8 bar gebruiken, evenals alle mengkranen met of zonder elektrische schakelaar. Figuur H: Bij gebruik van dompelpompen moet een terugslagklep (33 – niet tot de levering behorend) tussen pomp en de eerste aftakken worden gemonteerd (pijl wijst in stromingsrichting). Figuur J: Bij gebruik van drukpompen met grote schakelhysterese kan heetwater via de koudwaterkraan terugstromen. Als terugstroomverhindering adviseren wij tussen de afgang naar de warmwaterkraan en het aftapklep een terugslagklep (34 - niet tot de levering behorend) te monteren. Gebruik voor de aansluiting op de boiler en de elektrische veiligheids-/aftapkraan alleen druk- en heetwatervaste slangen (bijv. Truma-boiler-slang SBH voor consumptief gebruik, drukvast tot 3,5 bar) met een binnendoorsnee van 10 mm. Voor een vaste buisaanleg (bijv. John Guest systeem) biedt Truma als speciale toebehoren de wateraansluitingen (42), het veiligheids-/aftapventiel (36) alsook een terugslagklep (33 + 34) met rechte tapaansluiting Ø 10 mm aan. Bij aansluiting op een centrale watervoorziening (nationaal of lokaal) moet een waterdrukregelaar worden gebruikt, om te voorkomen dat hogere drukwaarden dan 2,8 bar in de boiler kunnen ontstaan. Let op: alle slangverbindingen (ook koudwaterslangen!) moeten met slangklemmen worden vastgezet! De verwarming van het water veroorzaakt uitzetting die tot een gasdruk van maximaal 3,5 bar kan leiden (ook mogelijk bij dompelpompen) voordat de veiligheidskraan wordt geactiveerd. Voor de bevestiging van slangen aan wand of vloer raden wij slangklemmen (art.nr. 40710-00) aan. Als een gaskachel aanwezig is, kunnen de waterklemmen met de slangklemmen vorstvrij op de buizen voor de verdeling van warme lucht worden aangebracht. Let op : Om een gehele ontlediging van de waterinhoud alsook een duurzame dichtheid van de waterslangen aan het toestel te waarborgen, moet er steeds gebruik gemaakt worden van de ingesloten aansluitschroefverbindingen! De hoekaansluiting (met ventilatieklep, figuur K) wordt aan de bovenste warmwateraansluiting en de rechte aansluiting aan de onderste koudwater-aansluiting aangesloten. Breng alle waterleidingen in dalende lijn ten opzichte van de veiligheids-/aftapkraan aan! U kunt in geval van vorstschade geen aanspraak maken op de garantie! De elektrische veiligheids-/aftapkraan monteren De elektrische veiligheids-/aftapkraan moet in de onmiddellijke nabijheid van het apparaat in de verwarmde ruimte en op een voor de gebruiker makkelijk toegankelijke plaats worden gemonteerd. Let op: let er bij de plaatskeuze op dat de veiligheids-/ aftapkraan niet in de buurt van vreemde warmtebronnen (bijv. op het lichtnet aangesloten toestellen) wordt gemonteerd! Figuur G: boor een gat Ø 18 mm in de bodem van het voertuig. Plaats de aftapslang op het aftapaansluitstuk en steek beide door de bodem. Zet de kraan met twee 2 schroeven vast. Laat de waterafloop direct naar buiten plaatsvinden op een tegen spatwater beschermde plaats (breng zo nodig een spatscherm aan). Waterleidingen aanleggen Figuur G: sluit de koudwatertoevoerleiding (35) aan op de veiligheids-/aftapkraan (36). Hierbij hoeft u geen aandacht te besteden aan de stroomrichting. Let op: om een probleemloze werking van de veiligheids-/ aftapkraan te garanderen, moeten de waterslangen spanningsvrij worden aangebracht! De lengte van de aansluitkabel is 3 m. Schroef de rechte schroefkoppeling op de toevoerbuis voor koud water (onderste buis) en schroef de knie-koppeling met geïntegreerd beluchtingsventiel op de toevoerbuis voor warm water (bovenste buis). Er zijn ook een verlengkabel van 5 m lengte (die in combinatie tot 8 m kan worden verlengd) en een inbouwraam voor verzonken montage van de bedieningspanelen en de tijdschakelklok verkrijgbaar (zie de Gebruiksaanwijzing). Figuur K: schuif de moer (37), spanring (38) en O-ring (39) op hun plaats. Breng de schroefkoppeling en de aansluitbuis samen en trek deze met de moer (37) vast. Boor een gat Ø 15 mm voor de kabeldoorvoering en steek de kabels erdoor. Sluit de kabels aan op het bedieningspaneel. Figuur H + J: Breng de slangverbinding (40) voor de koudwater-toevoer tussen de veiligheids-/aftapkraan (36) en het aansluitstuk van de boiler tot stand. Leg de warmwatertoevoer (41) van de kniekoppeling met geïntegreerd beluchtings-ventiel (42) naar de warmwatertappunten. Figuur K: Ventiliatieslang uiterlijk Ø 11 mm (43) op de slangklem van de ventilatieklep (44) schuiven en knikvrij naar buiten aanbrengen. Hierbij de radius in de boog niet kleiner dan 40 mm uitvoeren. Snij de beluchtingsslang ca. 20 mm onder de voertuigbodem 45° haaks op de rijrichting af. 10 Het bedieningspaneel plaatsen Let op: Bij gebruik van voertuig- resp. fabriekspecifieke bedieningselementen moet de elektrische aansluiting volgens de Truma aansluitpuntbeschrijvingen plaatsvinden. Iedere wijziging van de bijbehorende Truma-onderdelen leidt tot een verval van de garantie alsook tot uitsluiting van garantieclaims. De inbouwer (fabrikant) is voor een gebruiksaanwijzing voor de gebruiker alsook voor de bedrukking van de bedieningselementen verantwoordelijk! Zorg er bij de plaatskeuze voor dat noch de voor- noch de achterkant van het bedieningspaneel aan directe warmtestraling is blootgesteld. Is montage alleen achter gordijnen of op andere plaatsen met temperatuur-schommelingen mogelijk, dan moet een voeler voor de ruimtetemperatuur worden gebruikt (zie de Gebruiks-aanwijzing). Verwijder de draaiknop. Bevestig het bedienings-paneel met de 2 schroeven en zet de draaiknop weer op zijn plaats. Voer de kabel van het bedieningspaneel naar het toestel. Schroef de afdek-plaat van de elektronische besturingseenheid los. Bevestig de kabelstekker van het bedieningspaneel op de printplaat en schroef de afdekplaat weer vast. 11 Elektrische aansluiting 12 V Elektrische leidingen, schakel- en stuurapparaten voor verwarmingstoestellen moeten zo in het voertuig worden geplaatst dat ze onder normale bedrijfsomstandigheden probleemloos kunnen werken. Alle wanddoorvoeringen van leidingen die naar buiten voeren, moeten spatwaterdicht zijn uitgevoerd. Voordat u met elektrische onderdelen begint te werken, moet u de stroomtoevoer naar het apparaat afsluiten. Het volstaat niet het apparaat uit te schakelen vanaf het bedieningspaneel! Bij elektrisch laswerk aan het koetswerk moet het apparaat volledig worden losgekoppeld van de stroomkring van het voertuig. Let op: als u de polen verkeerd aansluit, bestaat het risico dat de kabels in brand vliegen. Bovendien vervalt hierdoor elke aanspraak op garantie of verantwoordelijkheid. De rode kabel is plus, de blauwe kabel min! Sluit het apparaat met een kabel van 2 x 1,5 mm2 op het beveiligde boordnet aan (centrale zekering 10 A); bij een lengte van meer dan 6 m gebruikt u een kabel van 2 x 2,5 mm2. Sluit de minpool 19 aan op de centrale massa. Bij een directe aansluiting op de accu, moeten de plus- en de minleiding worden beveiligd. Voer de aansluitingen volledig geïsoleerd in Faston uit (autovlakstekersysteem 6,3 mm). Op de toevoerleidingen mogen geen andere stroomafnemende toestelen worden aangesloten! Bij gebruik van omvormers moet u ermee rekening houden dat het apparaat alleen met veilige laagspanning en conform de richtlijn EN 60742 mag worden gebruikt! Opmerking: voor de aansluiting van meerdere 12 V-apparaten raden wij de elektronisch geregelde Truma-omvormer NT (art.nr. 39900-01) aan. De Truma-omvormer (continu 6 A) is ook geschikt voor het laden van loodaccu's (niet voor pastaaccu's). Andere acculaders mogen alleen met een autoaccu van 12 V als buffer worden gebruikt. Bij berekening van het benodigde vermogen moet worden gelet op de inschakelstromen: de piekstromen van omvormers kunnen variëren. Wisselspanningsaandeel UBr ≤ 1 V belast is nog mogelijk. De verbinding naar het net geschiedt door middel van een kabel 3 x 1,5 mm2 (bijv. slang-leiding H05VV-F) aan een verdeeldoos (niet tot de levering behorend). Houd bij het aansluiten rekening met de kleuren! Voor onderhouds- en reparatiewerkzaamheden moet bij de inbouw een scheidingsvoorziening met een contactafstand van minstens 3 mm voor een volledig polige scheiding ten opzichte van het net aanwezig zijn. Breng de contactdoos in de buurt van het apparaat - op de bodem van het voertuig of op de wand - aan (kabellengte 90 cm). Monteer het bedieningspaneel zo dat het niet aan directe warmtestraling wordt blootgesteld (kabellengte 2,5 m). Boor een gat Ø 8 mm voor de kabeldoorvoering, steek de kabels hierdoor en zet het bedieningspaneel met de beide schroeven vast. Sluit de kabel van het bedieningspaneel, de 230 V-kabel en de isolatiekouskabel volgens de illustratie aan. Tip: om de accu te sparen, wordt het gebruik van zonnecollectoren aanbevolen. Voor meer informatie hierover kunt u terecht bij de vakhandel. Elektrische aansluiting van de veiligheids-/ aftapkraan Figuur G: sluit de kraan met de rode continu-stroomkabel (+) op het beveiligde boordnet (1 A) aan. Sluit de tweepolige kabel met de dubbele stekker (54) op het bedieningspaneel aan. De bruine kabel (55) is bedoeld voor de afstandsbediening van de veiligheids-/aftapkraan (zie de Gebruiksaanwijzing - Accessoires). 12 Elektrische aansluiting 230 V (speciale versie) Let op: de elektrische aansluiting mag alleen door een vakbekwaam monteur (in Duitsland conform VDE 0100, Deel 721) worden uitgevoerd. De hier gegeven instructies zijn niet bedoeld om de leek aan te zetten de aansluiting zelf te doen, maar dienen als extra informatie voor de vakman die de aansluiting moet uitvoeren! 20 1= 2= 3= 4= 5= 6= 7= 8= 9= Kabel bedieningspaneel Netsnoer 3 x 1,5 mm2 Isolatiekouskabel bruin groen blauw geel wit geel/groen Let op: Alle kabels moeten met klemmen worden beveiligd. 13 Controle van de werking Na inbouw moet de dichtheid van de gastoevoer met de drukverlagings-methode worden gecontroleerd. Vervolgens moeten alle functies van het toestel conform de gebruiksaanwijzing worden gecontroleerd, in het bijzonder het aftappen van de waterinhoud. U kunt in geval van vorstschade geen aanspraak maken op de garantie! 14 Waarschuwingen De bij het apparaat geleverde gele sticker met waarschuwingen voor de gebruiker moet door de inbouwer of de eigenaar van het voertuig op een voor elke gebruiker duidelijk zichtbare plaats in het voertuig worden aangebracht (bijv. op de deur van de kleurenkast). Als u deze sticker niet hebt, moet u die bij Truma aanvragen.
  • Page 1 1
  • Page 2 2
  • Page 3 3
  • Page 4 4
  • Page 5 5
  • Page 6 6
  • Page 7 7
  • Page 8 8
  • Page 9 9
  • Page 10 10
  • Page 11 11
  • Page 12 12
  • Page 13 13
  • Page 14 14
  • Page 15 15
  • Page 16 16
  • Page 17 17
  • Page 18 18
  • Page 19 19
  • Page 20 20
  • Page 21 21
  • Page 22 22
  • Page 23 23
  • Page 24 24
  • Page 25 25
  • Page 26 26
  • Page 27 27
  • Page 28 28
  • Page 29 29
  • Page 30 30

Truma trumatic c 6002 Installation Instuctions

Type
Installation Instuctions
Deze handleiding is ook geschikt voor